NIET MEER WERKEN OM DEN BRODE J. P. KUIPER Een te ... - IFOH
NIET MEER WERKEN OM DEN BRODE J. P. KUIPER Een te ... - IFOH
NIET MEER WERKEN OM DEN BRODE J. P. KUIPER Een te ... - IFOH
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>NIET</strong> <strong>MEER</strong> <strong>WERKEN</strong> <strong>OM</strong> <strong>DEN</strong> <strong>BRODE</strong> Pag.5<br />
Sommige wisselingen in de in<strong>te</strong>nsi<strong>te</strong>it van een activi<strong>te</strong>it verlopen als een zeer langzame golfslag:<br />
etmaals-, maand-, jaarritmen. Hoogfrequen<strong>te</strong> ritmen zijn vooral op cellulair niveau <strong>te</strong> vinden. Het<br />
karak<strong>te</strong>r van een middenfrequentie hebben ritmen als die van de hartslag, de ademhaling enz.<br />
In abstracto kunnen wij de lichamelijkheid van de mens zien als een voortdurende wisseling van<br />
in<strong>te</strong>rferentiepatronen van enkelvoudige, hoog-, midden- en laagfrequen<strong>te</strong> ritmen. Er is sprake van een<br />
vloeiend evenwicht. Elk in<strong>te</strong>rferentie-patroon is een evenwicht van kor<strong>te</strong> duur, dat weer opgevolgd<br />
wordt door een nieuw evenwicht. De schommelingen in activi<strong>te</strong>it dienen <strong>te</strong> verlopen binnen dikwijls<br />
enge grenzen. Als het organisme niet voor bijzondere opgaven wordt ges<strong>te</strong>ld, verlopen de schommelingen<br />
ruim binnen de fysiologische grenzen. Zodra door een of andere invloed of inspanning deze<br />
grenzen in lich<strong>te</strong> ma<strong>te</strong> worden overschreden, treden regulatie mechanismen op die voorkomen dat de<br />
uitslag <strong>te</strong> s<strong>te</strong>rk zou worden. Deze regulatie kan spontane compensatie worden genoemd. Bij een s<strong>te</strong>rke of<br />
langdurige beïnvloeding ziet het organisme — mutatis mutandis geldt dit ook voor de mens als<br />
psychisch wezen en als zingever — geen kans binnen de duur van de beïnvloeding voldoende <strong>te</strong><br />
compenseren. Er ontstaat daardoor een ach<strong>te</strong>rstand. Om deze ach<strong>te</strong>rstand op <strong>te</strong> heffen is een opzet<strong>te</strong>lijke<br />
compensatie nodig. Ideali<strong>te</strong>r zou de arbeid zo gestructureerd en zouden de arbeidsomstandigheden zo<br />
gunstig moe<strong>te</strong>n zijn, dat de werkende mens genoeg zou hebben aan zijn spontane compensatie. Dit is<br />
waarschijnlijk reeds het geval bij de niet al <strong>te</strong> gro<strong>te</strong> groep gelukkige mensen die hun eigen werk kiezen<br />
en dit in eigen <strong>te</strong>mpo op eigen wijze uitvoeren. Het lukt de mees<strong>te</strong> mensen in het algemeen niet — of het<br />
is hun niet gegund — om tijdens hun activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n hun ach<strong>te</strong>rstand voldoende in <strong>te</strong> halen. Voor hen zal<br />
dus een opzet<strong>te</strong>lijke compensatie tot stand moe<strong>te</strong>n worden gebracht. De structuur en de duur van een<br />
dergelijke compensatie, die als een recuperatie kan worden opgevat, zijn afhankelijk van de individuele<br />
disposities der personen voor wie de compensatie geldt en van de voorafgaande belasting.<br />
Begrippen als werktijd en vrije tijd geven weinig inzicht in de zaken waar het hier in wezen om gaat.<br />
Enerzijds is de opzet<strong>te</strong>lijke compensatie dikwijls nodig tijdens de werktijd (althans tijdens de arbeidsgebonden<br />
tijd), anderzijds geldt voor de bezigheden in de zogenaamde vrije tijd hetzelfde beginsel van<br />
een harmonieuze afwisseling van activi<strong>te</strong>it en rust.<br />
Op nog een andere wijze is een kwalitatieve beoordeling van menselijke tijd mogelijk, namelijk door<br />
acht <strong>te</strong> slaan op de aanwezigheid van drie fundamen<strong>te</strong>le aspec<strong>te</strong>n: het spelaspect, het educatieaspect en<br />
het arbeidsaspect. In zijn spel staat de mens als uniek individu centraal. In de opvoedingssituatie, waar<br />
het in beginsel weliswaar gaat om het heil van de op <strong>te</strong> voeden mens, staat zijn individuele bestaan niet<br />
meer centraal. De opvoeding is er juist op gericht hem tot sociaal wezen uit <strong>te</strong> doen groeien. In de<br />
arbeidssituatie functioneert de individuele mens als sociaal wezen. Het gaat daar principieel niet om hem<br />
als individu, maar om de belangen van de samenleving. Er zullen nauwelijks menselijke activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n <strong>te</strong><br />
noemen zijn waarin niet alle drie aspec<strong>te</strong>n aanwezig zijn of althans behóren <strong>te</strong> zijn. Men kan zich zelfs<br />
afvragen of tijd waarin activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n worden verricht waaraan een der aspec<strong>te</strong>n ontbreekt eigenlijk wel<br />
menselijke tijd kan worden genoemd. Dit geldt des <strong>te</strong> s<strong>te</strong>rker wanneer aan een activi<strong>te</strong>it slechts één der<br />
drie aspec<strong>te</strong>n is <strong>te</strong> herkennen. Er dient - althans dat is mijn mening — een harmonieuze verhouding <strong>te</strong><br />
bestaan tussen de drie genoemde kwalitatieve aspec<strong>te</strong>n van menselijke tijd. Deze verhouding is mede<br />
afhankelijk van de levensfase waarin een mens verkeert en van de aard van de activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n waar hij zich<br />
mee bezig houdt. Wat de arbeid betreft, ook al overheerst daar het arbeidsaspect, het spel- en het<br />
educatieaspect dienen daarin ook herkenbaar aanwezig <strong>te</strong> zijn. Zo zal ook in vele zogenaamde<br />
vrijetijdsbezigheden het arbeidsaspect, het „tot stand brengen waar anderen behoef<strong>te</strong> aan hebben" niet<br />
ontbreken.<br />
J. P. <strong>KUIPER</strong> uit: Werken en werken in een veranderende samenleving (red. M.R. van Gils,) 1975, ISBN 90 265 0226 5