Ga naar hoofdstuk 7 - van Haaff
Ga naar hoofdstuk 7 - van Haaff
Ga naar hoofdstuk 7 - van Haaff
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Hoofdstuk 7<br />
7-1<br />
XIIIc. Wilhelmus <strong>van</strong> HAAFF [117], was de zoon <strong>van</strong> Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [143] (XIId, p. 4-1)<br />
en Joanna Janssen [144] geb. en RK gedoopt te Goch op zondag 6 febr. 1695. Doopheffers<br />
zijn Hermann Jansen (ongetwijfeld een broer of oom <strong>van</strong> moederskant), loco Aegidius <strong>van</strong><br />
Haef (een broer <strong>van</strong> vader Petrus). Meter is Aleidis Vients (Viants) (relatie tot dopeling<br />
onbekend). Zeer waarschijnlijk is de eerste zoon vernoemd <strong>naar</strong> de vader <strong>van</strong> vaderszijde<br />
Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> (zijn grootvader dus!)<br />
Doorbraak in het onderzoek.<br />
Zeker zeven tot acht jaar heb ik uitgebreid gezocht <strong>naar</strong> de herkomst <strong>van</strong> deze Wilhelmus <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong>. Duidelijk was dat hij samen met zijn vrouw Wilhelmina <strong>van</strong> den Wijenbergh, in<br />
Vierlingsbeek en zestal kinderen kreeg. Dat kon ik bewijzen.<br />
En deze kinderen werden allemaal keurig ten doop gehouden door doopheffers! Mannen en<br />
vrouwen die op een of andere manier tot de familie dan wel tot de intimi <strong>van</strong> het echtpaar<br />
behoorden.<br />
Dat konden ouders zijn, broers, zwagers of (schoon) zussen, ooms en tantes, enz.<br />
Tevens zou de naamgeving (vernoeming) <strong>van</strong> de kinderen mogelijk de naam of de namen <strong>van</strong><br />
mogelijk overleden voorouders of familie kunnen verraden.<br />
Al die doopgegevens was ik jaren geleden al bij mijn diverse archiefbezoeken in Den Bosch<br />
tegengekomen. Ook kon ik bij benadering zeggen wanneer Wilhelmus ongeveer geboren<br />
moest zijn, want dat kon ik afleiden uit de geboortedata <strong>van</strong> zijn kinderen. Bovendien vervulde<br />
hij op latere leeftijd een prominente rol in de Vierlingsbeekse samenleving en was daar<br />
nadrukkelijk aanwezig. Maar waar hij <strong>van</strong>daan kwam en wie zijn ouders waren was voor mij<br />
echter een volslagen raadsel.<br />
Hij was niet te vinden in de vele parochies ten westen <strong>van</strong> de Maas. Systematisch kamde ik<br />
alle beschikbare doop- en trouwboeken <strong>van</strong> elke parochie uit. Bijna heel Noord- en Midden<br />
Limburg kwamen aan bod. Ik kwam weliswaar de nodige <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>s tegen, maar onze Willem<br />
zat er niet bij. Hij was en bleef onvindbaar. Ik vond zelfs geen enkel spoor, geen enkele<br />
aanwijzing. Niets!!<br />
Steeds meer vatte de stelling post en ging ik met het idee leven dat deze Wilhelmus en zijn<br />
vrouw Wilhelma mijn vroegste voorouders zouden zijn en blijven. Een idee dat mij helemaal<br />
niet beviel en waar ik me ook maar niet bij neer kon leggen. Maar ja, waar kan wanhoop je<br />
brengen? Zeven jaar lang kwam ik niet verder dan Vierlingsbeek.<br />
Rond 1993 organiseerde de afdeling Amersfoort <strong>van</strong> de Nederlands Genealogische<br />
Vereniging –waar<strong>van</strong> ik lid was- een lezing door Hermann Th. Dellmann uit Kleve. Hij hield een<br />
verhaal over het genealogisch onderzoek in het Land <strong>van</strong> Kleef, dus oostelijk <strong>van</strong> mijn<br />
onderzoeksgebied rond Vierlingsbeek. Tijdens de pauze kwam ik met hem in gesprek en ik<br />
benoemde mijn patstelling. Tot mijn verbazing gaf hij aan dat hij mogelijk wel wist, nee eigenlijk<br />
vrij zeker was, waar ik mijn voorvaderen moest gaan zoeken.<br />
Ik stond perplex, het zou toch niet zo zijn dat hij op een gewone door de weekse<br />
lezingenavond voor een doorbraak in mijn onderzoek <strong>naar</strong> de familiebron zou kunnen zorgen.<br />
Vooralsnog was ik sceptisch.<br />
We wisselden adressen uit –er werd toen nog niet gemaild- en ik stuurde hem via de post,<br />
zoals afgesproken mijn laatst bekende gegevens uit Vierlingsbeek.<br />
Enkele weken later ontving ik een brief <strong>van</strong> Franz Gommans, een historicus en genealoog uit<br />
Goch die met Dellmann was bevriend. Ik viel achterover <strong>van</strong> verbazing, want Gommans<br />
presenteerde mij moeiteloos de door mij gezochte generatie(s) <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> afkomstig uit Goch in<br />
het land <strong>van</strong> Kleef.<br />
Door de gegevens die op de mat waren geploft was mijn familiegeschiedenis ineens een<br />
aantal generaties ouder. Mijn hart sprong uit mijn borstkas. Willem was dus afkomstig <strong>van</strong><br />
Goch. Evenals de ouders <strong>van</strong> Willem, waren ineens ook zijn grootouders bekend inclusief het
7-2<br />
door mij (uit de doopheffers) gereconstrueerde beeld <strong>van</strong> zijn broers en zussen.<br />
Overal had ik gekeken maar niet over de grens. Hoe dom kan je zijn, want die grenzen<br />
verplaatsen tijdens de eeuwen. Maar goed, een doorbraak <strong>van</strong> formaat in mijn onderzoek. Wat<br />
zou er allemaal nog te vinden zijn in het stadsarchief <strong>van</strong> Goch. Mijn lijfspreuk “Perseverare in<br />
patientia” ofwel “Volharden in geduld” had vruchten afgeworpen. Mijn geduld was beloond.<br />
De afstand tussen zijn geboorteplaats Goch en Vierlingsbeek; de plaats waar we hem in 1727<br />
voor het eerst tegenkwamen, bedroeg –gescheiden door het veer over de Maas- slechts 15<br />
kilometer. Het toeval was mij uiteindelijk meer dan goedgezind. De geboortedatum en -plaats<br />
<strong>van</strong> Wilhelmus was uiteindelijk toch gevonden!<br />
Op 6 febr. 1695 wordt hij dus te Goch geboren als zoon <strong>van</strong> Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [143] en Joanna<br />
Jansen [144]. Hij staat nota bene vermeld op de eerste bladzijde <strong>van</strong> het oudste, bewaard<br />
gebleven doopboek <strong>van</strong> de RK-kerk <strong>van</strong> Goch. Al zijn broers en zussen, met uitzondering <strong>van</strong><br />
zijn oudste zus Agnes, worden daarin vermeld.<br />
Hij is de oudste zoon uit het waarschijnlijk 9 kinderen grote gezin. Zijn peter was Hermannus<br />
Jansen, zeer waarschijnlijk een oom <strong>van</strong> moeders kant of wellicht zijn grootvader, met als<br />
plaatsver<strong>van</strong>ger (loco) Aegidius <strong>van</strong> Haef, die waarschijnlijk een oom is.<br />
Zijn meter was Aleidis Viants. Haar (familie)relatie is tot nog toe onbekend. Drie jaar eerder<br />
(1692) moet Agnes de oudste zus <strong>van</strong> Wilhelmus zijn gedoopt. Alleen is het bewijs <strong>van</strong> haar<br />
doopinschrijving, een eerder doopboek, niet bewaard gebleven. Maar uit gegevens op haar<br />
grafzerk weten we dat zij in 1692 geboren moet zijn.<br />
Op 12 sept. 1728 komt zijn zus Agnes namelijk te Goch te overlijden in de leeftijd <strong>van</strong> 36 jaar.<br />
Zij was de echtgenote <strong>van</strong> Joannes <strong>van</strong> den Bosch, een lokale zakenman <strong>van</strong> formaat.<br />
Wilhelmus is getuige bij dit huwelijk. Deze Joannes zal waarschijnlijk hertrouwen, want hij komt<br />
pas op 7 oct. 1761 in Goch te overlijden. Op de grafzerk was het “wapen” <strong>van</strong> Agnes een merk<br />
4, met daarin/omheen de<br />
letters A.V.H. gebijteld.<br />
Helaas is alleen het<br />
onderste deel <strong>van</strong> de zerk<br />
bewaard gebleven.<br />
Hieronder passeren nog<br />
even de broers en zussen<br />
<strong>van</strong> Wilhelmus de revue. In<br />
het vorige <strong>hoofdstuk</strong> zijn<br />
deze allemaal afzonderlijk<br />
behandeld.<br />
Op 18 febr. 1697 wordt<br />
Henricus, de broer <strong>van</strong><br />
Willem gedoopt.<br />
Doopheffers zijn: Joannes<br />
Jansen (oom en echtgenoot <strong>van</strong> Catharina Wolters en ) en Allegonda <strong>van</strong> Kleef loco Maria ten<br />
Haef.<br />
Op 18 apr. 1699 wordt opnieuw een broer geboren en gedoopt. Zijn naam is Joannes en<br />
Hermann Jansen, die ook bij Willem peter is, houdt hem samen met Wilhelmina <strong>van</strong> Haef ten<br />
doop. Deze Wilhelmina blijkt de zus <strong>van</strong> vader Petrus te zijn en zij is in 1674 te Goch geboren.<br />
De Jansen’ s die als doopheffer worden genoemd zijn waarschijnlijk allemaal familie <strong>van</strong> de<br />
moeder Joanna Jansen.<br />
Op 7 febr. 1702 wordt wederom een broer <strong>van</strong> Wilhelmus gedoopt genaamd Albertus (of ook<br />
wel Allardus). Doopheffers zijn Anton Bucker en Sibilla Abels (de echtgenote <strong>van</strong> Paul Jansen<br />
(<strong>van</strong> Bilder).<br />
Op 23 mei 1704 wordt zijn tweede zus Aleidis (Aldegundis) ten doop gehouden. Doopheffers<br />
zijn Rutger <strong>van</strong> den Bosch en Catharina Wolters (de echtgenote <strong>van</strong> Joannes Jansen). De<br />
familie <strong>van</strong> den Bosch is in Goch sterk gelieerd met de familie <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>.<br />
Op 1 sept. 1708 wordt zijn broer Petrus gedoopt. Vernoemd <strong>naar</strong> vader Petrus. Doopheffers
7-3<br />
waren: Paul Jansen (<strong>van</strong> Bilder) echtgenoot <strong>van</strong> Sibilla Abels en Agnes <strong>van</strong> Düren.<br />
Waarschijnlijk overlijdt deze broer jong, want ik heb verder geen gegevens meer over hem<br />
kunnen vinden!<br />
Op 16 mrt. 1712 wordt zijn jongste broer Anton(ius) gedoopt. Doopheffers: Jacobus Borgers<br />
(loco Jilis <strong>van</strong> den Bosch) en Agnes Wolters (zus <strong>van</strong> Catharina?).<br />
Latijnse school.<br />
Tot nog toe is er over de eerste 18 jaar <strong>van</strong> het leven <strong>van</strong> Wilhelmus eigenlijk niets bekend. Hij<br />
wordt op 22 januari 1714 samen met Theodoor Vellingh in Goch voor het eerst genoemd als<br />
trouwgetuige bij het huwelijk <strong>van</strong> zijn zuster Agnes met Joannes <strong>van</strong> den Bosch.<br />
Via het gezin waaruit hij stamt en de doopheffers die bij de geboorte <strong>van</strong> de verschillende<br />
kinderen optreden, kan worden afgeleid, dat de familie <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> behoort tot de meer<br />
vooraanstaande families <strong>van</strong> Goch evenals de families <strong>van</strong> den Bosch en Milius. Ook de<br />
familie Jansen speelt een duidelijke rol, alleen is niet bekend <strong>van</strong> waar deze familie stamt. In<br />
het Gochse komen ze niet of nauwelijks voor. Hier moet nog eens nader <strong>naar</strong> gekeken<br />
worden.<br />
Allemaal families die tot de sociale laag <strong>van</strong> stadsbestuurders, brouwers, herbergiers en<br />
tapnering doenden behoren en die onderdeel uitmaken <strong>van</strong> de magistratuur <strong>van</strong> Goch en<br />
Vierlingsbeek. Ze bekleden veelal openbare functies zoals schepen, provisor <strong>van</strong> het<br />
armenhuis of plaatsver<strong>van</strong>gend landschrijver. Ook zien we dat ze verschillende huizen en land<br />
in eigendom hebben.<br />
Tevens wordt het duidelijk, dit blijkt later, dat Willem een goede scholing en opleiding geniet.<br />
Het was niet <strong>van</strong>zelfsprekend dat kinderen <strong>naar</strong> school (de Latijnse school in Goch) konden<br />
gaan om daar te leren lezen, schrijven en rekenen en zich in de Latijnse taal en de geografie<br />
te bekwamen. (Zie fig.) Gedurende zijn verdere leven zal Willem de vruchten plukken <strong>van</strong> de<br />
investering die zijn ouders zich hebben getroost door hem een goede scholing te geven.<br />
Op 21 october 1727 komen we Wilhelmus voor het eerst tegen in Vierlingsbeek aan de
7-4<br />
westzijde <strong>van</strong> de Maas. Twee maanden later op 30 december 1727 wordt zijn zoon Jacobus<br />
Joannes daar gedoopt.<br />
Hieruit blijkt dus ook dat hij inmiddels is getrouwd met Wilhelmina <strong>van</strong> de Wijenbergh, een<br />
jonge vrouw uit Vierlingsbeek uit dezelfde sociale klasse. Hieronder lezen we meer over haar<br />
familie. Het huwelijk hebben we niet in de kerkboeken kunnen vinden maar is goed te<br />
herleiden. Willem is echter niet de eerste die in het Vierlingsbeekse neerstrijkt, want op 5 juni<br />
1697 was het zijn oom Aegidius al die hier met Wilhelmina Loevendael (zij moet rond 1675 te<br />
Groeningen geboren zijn) trouwde en hem dus was voorgegaan. Vreemd genoeg duikt dit<br />
echtpaar <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>-Loevendaal in 1701 ineens in Venray op.<br />
Familie <strong>van</strong> den Wijenbergh.<br />
Willem trouwde dus in het voorjaar <strong>van</strong> 1727 met Wilhelma <strong>van</strong> den Wijenbergh. Dit kan<br />
worden afgeleid uit het feit dat hun eerste zoon in december <strong>van</strong> dat jaar wordt geboren. De<br />
familie <strong>van</strong> den Wijenbergh is een zeer welgestelde familie in het land <strong>van</strong> Vierlingsbeek-<br />
Boxmeer-Maashees-Geijsteren.<br />
Ik wil hieronder kort schetsen wat hun rol in deze samenleving is geweest!<br />
De vader <strong>van</strong> Wilhelmina; Jacobus, was schepen <strong>van</strong> Vierlingsbeek en de familie <strong>van</strong> de<br />
Wijenbergh was er een met status en aanzien uit de hoge middenklasse <strong>van</strong> deze Midden-<br />
Limburgse samenleving. Wilhelmus heeft zoals we dat zeggen “een goede partij” aan de<br />
haak geslagen.<br />
Een eerste vermelding <strong>van</strong> Wilhelmina dateert <strong>van</strong> 16 juni 1717 waar zij als 21-jarige meter<br />
te Vierlingsbeek wordt genoemd. Zij is de dochter <strong>van</strong> Jacobus <strong>van</strong> den Wijenbergh en<br />
Mechtildis <strong>van</strong> Leunen en werd op woensdag 18 apr. 1696 te Vierlingsbeek gedoopt. Haar<br />
doopheffers waren Petrus <strong>van</strong> Beckum en Agnes Franssen.<br />
De gevonden gegevens leren ons dat Willem en Wilhelmina de herberg na de dood <strong>van</strong><br />
haar ouders voortzetten. De ouders <strong>van</strong> Wilhelmina hadden een brouwerij en een herberg (of<br />
tapperij) en we zien dat na het overlijden <strong>van</strong> haar vader Jacobus op 17 nov. 1721 en de<br />
dood <strong>van</strong> haar moeder op 29 mei 1724 de kinderen er alleen voor staan en de nering <strong>van</strong> de<br />
ouders gecontinueerd moet worden.<br />
Eerst zet haar moeder na de dood <strong>van</strong> haar vader de zaak nog drie jaar voort, wellicht al<br />
geholpen door haar kinderen en ook na haar dood in 1724 blijft de “Herberg <strong>van</strong> Wijenbergh”<br />
gewoon doordraaien.<br />
Het huwelijk met Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> in het vroege voorjaar <strong>van</strong> 1727 past dan ook<br />
uitstekend in dit plaatje. Willem is natuurlijk bekend met het vak. Hij stamt immers ook uit een<br />
geslacht <strong>van</strong> brouwers en herbergiers! Door het huwelijk tussen deze twee<br />
brouwerskinderen wordt de voorgang <strong>van</strong> tapnering en de brouwerij verzekerd.<br />
Wilhelma was het zesde <strong>van</strong> de zeven kinderen <strong>van</strong> dit gezin en we laten hier in vogelvlucht<br />
even haar broers en zussen zien.<br />
1. Joanna, haar oudste zus wordt geboren in 1685, zij overlijdt als vrijster te<br />
Vierlingsbeek op 44-jarige leeftijd op 18 febr. 1729.<br />
2. Mechtildis, de tweede zus wordt in 1687 geboren. Zij huwt later Henricus Rutten en<br />
overlijdt na april 1750. Henricus Rutten is in de protocollen regelmatig terug te vinden<br />
als schout, schepen en waarnemend landschrijver <strong>van</strong> Maashees en Vierlingsbeek<br />
Hij overlijdt 1 juli 1745 te Geijsteren. Mechtildis heeft dus ook een uitstekende partij<br />
gevonden.<br />
3. Theodora <strong>van</strong> den Wijenbergh is <strong>van</strong> 1689 en zij huwt Horstani Verberckt de<br />
gemeentesecretaris <strong>van</strong> Vierlingsbeek.<br />
4. Matthias is de eerste zoon uit het huwelijk <strong>van</strong> “<strong>van</strong> de Wijenbergh-Leunen” Hij wordt<br />
geboren in 1691 en huwt 14 juli 1726 met Maria Anna Busslee. Deze Matthias is 23<br />
juli 1729 nog trouwgetuige in Boxmeer en moet voor 22 apr. 1730 overleden zijn,<br />
want op die datum wordt het (2e) huwelijk ingeschreven tussen “die agtbare” Maria
7-5<br />
Anna Busslu (Bufflu of Bufflee?) en Henricus Martens, haar tweede echtgenoot.<br />
5. Haar broer Theodorus wordt in 1693 geboren. Van hem zijn geen gegevens bewaard,<br />
hetgeen de veronderstelling voedt dat hij jong overleden zal zijn.<br />
6. Wilhelmina of ook wel Wilhelma wordt dus in 1696 geboren en trouwt in 1727 met<br />
“onze” Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>.<br />
7. Tot slot werd Joannes <strong>van</strong> den Wijenbergh geboren in 1699, haar jongste broer die<br />
later te Gennep trouwt met Maria Catharina Schaffers. Doopheffers bij dit laatste kind<br />
Joannes <strong>van</strong> de Wijenbergh zijn: Leonardus Liefkens, loco Goswinus Casparus<br />
Loovendael en Joanna Cremers. Deze Joannes <strong>van</strong> de W. was ook herbergier<br />
(<strong>Ga</strong>stwirt) en woonde in 1756 te Walbeck (Noordelijk <strong>van</strong> Straelen en oostelijk <strong>van</strong><br />
Meerlo).<br />
Hij krijgt 10 mei 1733 te Gennep een zoon Jacobus Theodorus Bartholomeus <strong>van</strong> de<br />
Wijenbergh. Deze wordt priester en ontving 7 juni 1754 zijn eerste tonsuur en de vier<br />
lagere wijen.<br />
Gegoede burgers<br />
Met name de laatste twee zullen we nog vaker als doopheffers tegenkomen. Jacob <strong>van</strong> de<br />
Wijenbergh en Matthijs Loevendael zijn "regte neven" evenals Matthijs Loevendaal weer een<br />
"regte neef" is <strong>van</strong> Goossen <strong>van</strong> Leunen! Het betreft hier aangetrouwde neven <strong>van</strong> beide<br />
families. We zien dus dat genoemde families op allerlei fronten gelieerd zijn.<br />
Uit de verdere levensloop <strong>van</strong> deze kinderen <strong>van</strong> de Wijenbergh blijkt ook weer duidelijk dat<br />
allen (dus ook de dochters) een goede scholing krijgen (ze kunnen in elk geval allemaal<br />
lezen en schrijven) en huwen met partijen "<strong>van</strong> aanzien".<br />
Wilhelmus lijkt in een opgemaakt bedje te komen en zet de tapperij en brouwerij <strong>van</strong> zijn<br />
schoonouders voort. Zijn oom Anton, de broer <strong>van</strong> zijn vader is de laatste <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> die nog<br />
in Goch overblijft. Hij overlijdt pas op 5 juni 1782 waarmee het geslacht <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> definitief<br />
uit Goch verdwijnt.<br />
We kunnen slechts gissen hoe dit jonge stel elkaar heeft ontmoet. Misschien op een<br />
plaatselijke kermis? Maar dat lijkt te toevallig. Misschien hebben ze er wel eens afgsproken.<br />
Waarschijnlijk is hun kennismaking verlopen binnen de familiesferen <strong>van</strong> bruiloften,<br />
doopheffers en trouwgetuigen en <strong>van</strong> wederzijdse vrienden en kennissen. Buiten het gevoel<br />
zal ook het verstand een belangrijke rol hebben gespeeld.<br />
Rond 1726-27 besluit Willem dus om te vertrekken uit Goch en zich samen met zijn<br />
(aanstaande) vrouw te vestigen in Vierlingsbeek. Regelmatig zal hij waarschijnlijk de tocht<br />
<strong>van</strong> Goch <strong>naar</strong> Vierlingsbeek per paard of koets hebben gemaakt. Vanuit Bergen werd de<br />
Maas overgestoken met het veer dat <strong>naar</strong> het veerhuis “De Staaij” te Vierlingsbeek op en<br />
neer voer.<br />
Deze brouwers- en herbergiersfamilies mogen gezien worden als een maatschappelijke groep<br />
<strong>van</strong> rijke middenstanders. Dit heeft vooral te maken met het feit dat geld met geld trouwt en dat<br />
er steeds partners worden uitgezocht die ook iets meebrengen. Echter doordringen tot de<br />
lagere adel – een echalon hoger- was deze gegoede luiden en magistraten echter nauwelijks<br />
gegeven. Ook deze adellijke bovenlaag die eveneens zorgvuldig be- en afgeschermd werd<br />
bemoeide zich op lokaal niveau nauwelijks met bestuur of rechtspraak.<br />
Bij het bestuderen <strong>van</strong> de vele schepenprotocollen wordt steeds duidelijker hoe de<br />
familieverhoudingen liggen en hoe en wanneer bepaalde onroerende goederen door<br />
overerving bij latere<br />
generaties terechtkomen.<br />
Natuurlijk zijn we hierbij<br />
afhankelijk <strong>van</strong> de<br />
bewaard gebleven<br />
testamenten en<br />
protocollen. Niet alles is<br />
immers te traceren! In elk<br />
geval zien we deze
7-6<br />
families in de loop <strong>van</strong> hun leven echter veel onroerend goed verwerven.<br />
Schepen Jacob <strong>van</strong> den Wijenbergh (zijn toekomstige schoonvader) tekent 6 september 1707<br />
voor de afdracht <strong>van</strong> de dorpsrekeningen <strong>van</strong> Vierlingsbeek en Henricus Rutten (de<br />
toekomstige zwager <strong>van</strong> Wilhelmus) doet het dit jaar voor Maashees. Jaarlijks diende elk dorp<br />
een jaarrekening te produceren welke door de gerechtsdeurwaarder werd opgehaald en <strong>naar</strong><br />
het centrale bestuur in Grave werd gebracht.<br />
Inventaris <strong>van</strong> de huwelijksgemeenschap <strong>van</strong> de grootouders <strong>van</strong> Wilhelmina.<br />
Op 2 augustus 1713 wordt een inventaris opgemaakt <strong>van</strong> de huwelijksgemeenschap <strong>van</strong><br />
Derick <strong>van</strong> de Wijenbergh en Catharina Ebben en <strong>van</strong> haar tweede huwelijk met Laurens <strong>van</strong><br />
Berchom. Deze Derick <strong>van</strong> de Wijenbergh is de vader <strong>van</strong> Jacobus en dus de grootvader <strong>van</strong><br />
Wilhelmina. De erfgenamen zijn hier de ouders en de ooms en tantes <strong>van</strong> Wilhelma <strong>van</strong> de<br />
Wijenbergh. We zien later dat door overerving veel <strong>van</strong> deze eigendommen terecht komen bij<br />
de kinderen <strong>van</strong> Wilhelma en haar man Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>. Dit is de reden waarom deze<br />
verdeling hier uitgebreid wordt weergegeven en aan de orde komt.<br />
De inventaris wordt in twee loten opgesplitst.<br />
“Eerstelijk so sullen deselve goederen gestelt werden in twee egale portien off deelen waer<strong>van</strong><br />
de naerkinderen (kleinkinderen) <strong>van</strong> Catharina Ebben voors. verweckt bij Laurens <strong>van</strong><br />
Berchom zaliger voor haer vaderlijck goedt met het loth ontfangen de berechte halffscheijde.<br />
De wederhelffte sal bij lottinghe ontfangen werden toe haerlieder moederlijck goedt, het welcke<br />
sal gestelt worden in ses egale portien waerinne de voors. condividenten haere gerechte portie<br />
haer deel ende portie met het loth sal ontfangen”.<br />
Wat hier staat is dat eerst de helft <strong>van</strong> het vaderlijk goed <strong>van</strong> Laurens <strong>van</strong> Berchom gaat <strong>naar</strong><br />
zijn 2 kinderen: Peter en Theodora. Deze helft wordt verdeeld zoals hieronder staat<br />
beschreven.<br />
De andere helft wordt verdeeld tussen de 6 kinderen (2 <strong>van</strong> “<strong>van</strong> Berchom” en “de 4 <strong>van</strong> <strong>van</strong><br />
den Wijenbergh”). In zes verschillende loten <strong>van</strong> gelijke waarde wordt hun kindsdeel bepaald.<br />
Er vindt een opsomming plaats <strong>van</strong> alle onroerende goederen <strong>van</strong> het eerste lot, dat dus<br />
alleen bestemd is voor de twee kinderen <strong>van</strong> Laurens <strong>van</strong> Berchom.<br />
De hoffstadt genampt den Spijcker metten stall, schuyre ende Brouwhuys mette<br />
aengelegen landerijen groodt tesamen sesten halven mergen belast jaerlijckx aen de gilde tot<br />
Vierlincxbeeck met 4 sester garst”.<br />
Duidelijk is dat deze Hertogen of Spijckertoren, die later tot het eigendom <strong>van</strong> Wilhelmus en<br />
Wilhelma behoort, afkomstig is uit de nalatenschap <strong>van</strong> grootvader <strong>van</strong> den Wijenbergh.<br />
De helft <strong>van</strong> de Loodsen en Coppenweerde groot ongeveer drie en halve morgen.<br />
De Soerenpasch <strong>van</strong> Jan Henskens gekomen. Groot drie en halve morgen en een half<br />
vierdel.<br />
De Dijckpasch <strong>van</strong> Jan Hendrickx gekomen groot drie morgen. (dit bouwland staat 13 jan.<br />
1733 borg voor een lening <strong>van</strong> f 5000,-)<br />
De Gijsbertscamp genaamd Den Drooge groot zes en een halve morgen.<br />
Een weerd naast Johan Crebber groot anderhalve morgen en 27 roeden.<br />
Een weide genaamd Peterneefs Horst, groot drie morgen min een half vierdel.
7-7<br />
Een weide genaamd de Pastoorsweide, groot met de hoogte daaraan gelegen, vier<br />
morgen, anderhalf vierdel en 9,5 roede.<br />
Het Tiechelpesken <strong>van</strong> Seer Jans gekomen, nu het Steenekampken, groot drie en halve<br />
morgen.<br />
Een stuk bouwland genaamd Het Oeverstuck, <strong>van</strong> Jan Hendrickx gekomen, groot drie<br />
morgen en drie vierdel. (Ook dit bouwland staat 13 jan. 1733 borg voor een lening <strong>van</strong> f 5000,-)<br />
De Delle <strong>van</strong> Jacob Coppen gekomen, groot vier en halve morgen, waar<strong>van</strong> het voorste<br />
moet wegen het weijtien <strong>van</strong> Jan Daems.<br />
De hofstad <strong>van</strong> Jacob Lenderts gekomen met alle toebehoren, groot vier morgen, en half<br />
vierdel en tien roeden. (dit bouwland staat 13.1.1733 o.a.borg voor een lening <strong>van</strong> f 5000,-)<br />
Hofstad <strong>van</strong> Lendert Lijtiens gekomen, groot drie en halve morgen.<br />
Een stuk bouwland in het Mackerveld genaamd Enneken Botten land, groot drie morgen en<br />
negen roeden.<br />
Een hoeksche Bosch aan de Hammerven<br />
Een stuk bouwland in het Mackerveld groot ongeveer anderhalve morgen. (Ook dit<br />
bouwland staat 13 jan. 1733 borg voor een lening <strong>van</strong> f 5000,-)<br />
Een stuk bouwland <strong>van</strong> Jan Goossens gekomen, groot 1 morgen, een vierdel, negen<br />
roeden en 6 voet.<br />
Drie morgen bouwland “aen den Wijenberg naest den Mortel”. (dit bouwland staat 13 jan.<br />
1733 borg voor een lening <strong>van</strong> f 5000,-)<br />
Een stuk bouwland in “ het Schaefferse Velt genaamd Emmeken Botten Land groot vijf<br />
vierdendeel.<br />
Een stuk bouwland aan de<br />
Dranckwegh, groot twee morgen<br />
en 28 ¼ roede.<br />
Een stuk bouwland in de Waeij,<br />
groot een halve morgen, twee<br />
roede en 4 voet.<br />
Een stuk bouwland in het<br />
Staatsche Velt genaamd den<br />
Kerspit(?) groot een halve morgen,<br />
een half vierdel en 11 roeden.<br />
De helft <strong>van</strong> het land op de<br />
Dassenbusch <strong>van</strong> Hendrik Willems<br />
gekomen, groot twee morgen min<br />
twaalf roeden.<br />
De Jan Baetencamp <strong>van</strong> Derick<br />
Brouwers gekomen, groot drie<br />
morgen en 12 ½ roede.<br />
De halffscheijt <strong>van</strong> de<br />
Mullumsche Bergh groot twee<br />
morgen zes roeden.<br />
Een stuk bouwland genaamd<br />
“den Boom”, groot anderhalve<br />
morgen, een half vierdel en 7<br />
roeden.<br />
Een weijkampken aan de<br />
Groeningsche Bergh, groot twee<br />
morgen en negen roeden.<br />
Een stuk bouwland in Het Staetsche Velt <strong>van</strong> Gossen Hendrickx gekomen, groot 1 morgen<br />
en een vierdendeel.<br />
Een stuk bouwland in het Neerveld <strong>van</strong> Lambert Hendrickx gekomen, groot ongeveer drie<br />
vierdel.<br />
Een kapitale som <strong>van</strong> f 1972,- .
7-8<br />
Nog tot laste <strong>van</strong> de armen <strong>van</strong> de gemeente Vierlingsbeek een kapitale som <strong>van</strong> f 50,-<br />
Tot laste <strong>van</strong> de wed. Van Ariaen Martens een kapitale som <strong>van</strong> f 50,- .<br />
Tot laste <strong>van</strong> Jacob <strong>van</strong> de Wijenbergh f 80,- en 4 st.<br />
Idem komt <strong>van</strong> de wed. <strong>van</strong> Laurens <strong>van</strong> Berchom <strong>van</strong> de peerden f 56,- en tien stuiver.<br />
Tot laste <strong>van</strong> de voorn. Wed. <strong>van</strong> genooten “boeckschult” f 23,- en negen stuiver.<br />
Item vijf sester rogge sjaers,tot laste <strong>van</strong> Jan Willems <strong>van</strong> Hemert.<br />
Item de Beune(?) in de brouwerije mits daervoor te betalen ’t maeckloon daervoor betaelt”<br />
“Dit lot is gevallen aen den Heere en Meister (advocaat) Peter <strong>van</strong> Berchom [ad ut] voor de Ed.<br />
Raede <strong>van</strong> Brabant ende Hermina Zeelen zijne huijsvrouwe ende aende Heere Licentiaet<br />
Ludovicus Ernoridus Roeffs, scholtis <strong>van</strong> de Heerlijkheijdt <strong>van</strong> Well ende Theodora <strong>van</strong><br />
Berchom sijne huijsvrouwe, mits uijtstaende aen het tweede lot eene somme <strong>van</strong> tachtentigh<br />
gld.<br />
Dat deze interessante eigendoms-inventaris <strong>van</strong> belang is bij het “erven” <strong>van</strong> de<br />
eigendommen door de latere kinderen en kleinkinderen <strong>van</strong> dit echtpaar mag duidelijk zijn. Het<br />
is een aanzienlijke lijst. Hieruit blijkt eens te meer de verworven rijkdom <strong>van</strong> dit echtpaar <strong>van</strong><br />
de Wijenbergh-Ebben. Bijzonder is ook dat <strong>van</strong> heel veel onroerend goed is aangegeven <strong>van</strong><br />
wie het in het verleden is aangekocht. Vooralsnog gaat het gehele eerste lot <strong>naar</strong> de kinderen<br />
<strong>van</strong> <strong>van</strong> Berchom. Een dag later wordt het “tweede loth” (het moederlijk deel) opgesplitst in zes<br />
gelijke delen die hieronder worden genoemd.<br />
Oppervlaktematen.<br />
Bij de beschrijving wordt steeds gesproken over een x mergen (morgen) land. Eén morgen<br />
lands was “wat een span paarden in een morgen” kon ploegen. Vertaald <strong>naar</strong> huidige<br />
oppervlaktematen is 1 (’s Hertogen)bossche morgen bijvoorbeeld 0,993 ha. ofwel bijna 1 ha.<br />
Een vierdel, dat we ook regelmatig tegenkomen is een ¼ morgen, dus ongeveer 2500 m2. Een<br />
morgen <strong>van</strong> de Noord-Duitse-Bond was 0,25 ha. Wil je dus een juiste omrekening maken, dan<br />
moet je eerst zeker zijn welke maat in dit gebied gebruikt werd in de 18 e eeuw. Er wordt ook<br />
wel over de “Vierlingsbeekse maat” gesproken.<br />
Dit tweede lot is verdeeld over alle 6 kinderen zoals hierboven is beschreven. De beschrijving<br />
<strong>van</strong> het eerste loth is als volgt, waarbij met name het derde lot toekomt aan de ouders <strong>van</strong><br />
Wilhelma.<br />
De halve Vliegenberghs Bosch suidwaarts en de affgehouwen Bosch tegenover de Meulen.<br />
De hoffstadt <strong>van</strong> Balthus Jacobs comende “de groote onbegrepen”.<br />
De Hammerven <strong>van</strong> Jan Hendrickx gekomen, groot twee morgen en 28 roeden.<br />
Een stuk bouwland in het Macker Velt met de gerechtigheid <strong>van</strong> een vierdel daar de weg<br />
door gaat, groot drie vierdel.<br />
Een stuk bouwland achter de Mortel, groot 1 morgen.<br />
Een stuk bouwland in het Holtheesche Velt, groot anderhalve morgen.<br />
Het halve bos op het Hergrave (zuidwaarts), moet uijtkeeren aan’t derde lot f 100,-.<br />
Eene capitaale somma <strong>van</strong> drie hondert ende elff gulden staende tot laste <strong>van</strong> de gemeente<br />
Vierlinxbeeck<br />
Item tot laste <strong>van</strong> Derisken Weerkens eene capitaale somma <strong>van</strong> f 50,--.<br />
Item tot laste <strong>van</strong> de wed. <strong>van</strong> Ariaen Martens een kapitale som <strong>van</strong> f 50,--.<br />
Dit eerste loth is gevallen op Heer Licentiaet Roeffs ende Theodora <strong>van</strong> Berchom, moet<br />
uijtgeeven aen het derde loth de somme <strong>van</strong> 80 gld.<br />
Het tweede loth sal weesen:<br />
Den halven Vliegenbergh noortwaarts met het elsenbosch aen de meulen.<br />
De Hoffstad genaamd De Weem met een hoffken aan de Keusterije Metten aengehorigen<br />
Camp groot tesamen anderhalve morgen en een half vierdel, jaerlijx belast aen de pastorije
7-9<br />
met 4 fest. Rogge.<br />
Een stuk bouwland omtrent het Heullener groot twee morgen<br />
De Jan Deijnen Del met Bulten Delleken, groot tesamen 7 morgen en een half vierdel.<br />
Een stuk land in het Staetse Velt <strong>van</strong> Peter <strong>van</strong> Aldenhoven gekomen, groot 1 morgen, drie<br />
vierdel en 12 roeden.<br />
Eene capitaale somma <strong>van</strong> drie hondert een en vertigh gulden staende tot laste <strong>van</strong> de<br />
gemeente Vierlinxbeeck<br />
Dit tweede loth is gevallen aan de Heer Bartholomeus Verberckt ende Wilhelmina <strong>van</strong> den<br />
Wijenbergh (tante <strong>van</strong> Wilhelmina).<br />
Het derde loth sal wesen:<br />
De hoffstadt <strong>van</strong> Aert Hetterickx gecomen met het land daeraen gelegen, groot twee<br />
mergen, een vierdel en 6 ½ roede met de aengehoorige plantagie mitsgaeders acht<br />
eijckeboome staende bij de poel voor Enneken Feepen(?) huijs.<br />
Twee morgen en 4 roeden bouwland in ’t Heijvelt.<br />
Een stuk bouwland boven de Priesterbergh, groot twee morgen, anderhalve vierdel en 6<br />
roeden.<br />
Den Soerenpasch <strong>van</strong> Hermanus Lindemans gekomen, groot twee morgen drie vierdel.<br />
Het voorste Hammerven groot twee en halven morgen, hier<strong>van</strong> blieft voor de gemeene<br />
boedel het opgaande eikenhouwt daar achter op staende een grooten boom <strong>naar</strong> het<br />
Soetendael.<br />
Eene capitaale somma <strong>van</strong> 320 gld. staende tot laste <strong>van</strong> de gemeente Vierlinxbeeck.<br />
De bloote bosch gent. De Wijenbergh mits ont<strong>van</strong>gende <strong>van</strong> het eerste loth 80 gld. ende<br />
<strong>van</strong> het sesde loth sestigh gld.<br />
Dit derde loth is gevallen aan Jacob <strong>van</strong> den Wijenbergh ende Mechtelt <strong>van</strong> Leunen sijne<br />
huijsvrouwe. (Het betreft hier dus de vader en moeder <strong>van</strong> Wilhelmina)<br />
Het vierde loth sal weesen:<br />
De helft <strong>van</strong> den Lootschen Weerdt noortwaards, groot 3 ½ morgen.<br />
Een struk bouwland in Het Staetsche Velt gekomen <strong>van</strong> Jan Schamp, groot vijf vierdel min<br />
drie roeden.<br />
De helft <strong>van</strong> de Mullumsche Bergh, noordwaards, groot twee mergen en 6 roeden.<br />
Drie morgen en 3 ½ vierdel op de Wijenbergh beginnende naast de wegh, jaerl. belast aent<br />
Clooster Jerusalem in Venraij met een malder drie fest. Rogge de alle daer tegenstaende blieft<br />
aenden gemeene boedel.<br />
Den Brimmenkamp <strong>van</strong> Jan Lijtiens gekomen, groot twee morgen.<br />
Item op de Dasmus noordwaards, de helft <strong>van</strong> een stuk bouwland <strong>van</strong> Hendrik Willems<br />
gekomen, groot twee morgen en 12 roeden.<br />
Eene capitaale somma <strong>van</strong> 456 gld. staende tot laste <strong>van</strong> de gemeente Vierlinxbeeck.<br />
Dit vierde loth is gevallen aen Leonora <strong>van</strong> den Wijenbergh ende haere kinderen.<br />
Het vijfde loth sal weesen:<br />
Gehele bouwhof genaamd “De Kieckuijt” met alle toebehoren mitsgaders een bosken slagh<br />
aen de Hammerven.<br />
Item Collarts Engelaer met een aangelegen Camp groot tien en halve morgen.<br />
Het Haddelaer <strong>van</strong> Seger Jans gekomen, groot drie morgen.<br />
Een stuk bouwland in het Soetendael, groot twee morgen en 8 roeden.<br />
Eene capitaale somma <strong>van</strong> 381 gld. staende tot laste <strong>van</strong> de gemeente Vierlinxbeeck.<br />
Dit vijfde loth is gevallen aen de Advocaet Peter <strong>van</strong> Berchom ende Hermina <strong>van</strong> Zeelen sijne<br />
huijsvrouw.<br />
Het sesde loth sal weesen:<br />
Een half bos op het Hergrave suijtwaerts mits uitkerende aen het derde loth sestigh gld.
7-10<br />
De Horst <strong>van</strong> Bernt <strong>van</strong> Hartevelt gekomen, groot acht morgen min een half vierendeel,<br />
belast aen den Heere <strong>van</strong> Elshouwt met 8 fest. rogge.<br />
Een stuk bouwland aan de Macker graeff, groot anderhalve morgen en 17 ½ roede belast<br />
met 10 fest. rogge.<br />
Een stuck bouwland in’t Staetse Velt <strong>van</strong> Jan Lijtiens gecomen groot eenen halven mergen.<br />
Een bouwkamp genaamd De Repel, groot vierdenhalven morgen en een half vierdel belast<br />
met een malder garst.<br />
Een stuk hooiland genaamt “het Geluck” groot twee morgen, een vierdel en 15 roeden,<br />
belast aen de Heere <strong>van</strong> Elshouwt sonder aen de schattinghe te mogen korten met drij fest.<br />
haver.<br />
Eene capitaale somma <strong>van</strong> 319 gld. staende tot laste <strong>van</strong> de gemeente Vierlinxbeeck.<br />
Dit sesde lot is gevallen aen Johan Crebber ende Egberdijn <strong>van</strong> den Wijenbergh sijne<br />
huijsvrouwe.<br />
Gesubstitueerd Landschrijver.<br />
Dit stuk <strong>van</strong> 3 augustus<br />
1713 wordt mede<br />
ondertekend door de<br />
toekomstige<br />
schoonvader <strong>van</strong> Willem<br />
(dus de zoon <strong>van</strong><br />
Derick); Jacobus <strong>van</strong><br />
den Wijenbergh in zijn<br />
hoedanigheid als<br />
Gesubstitueerd<br />
(waarnemend)<br />
Landschrijver. Willem<br />
zou later deze functie<br />
<strong>van</strong> hem overnemen.<br />
Het tweede lot wordt<br />
verdeeld onder de 6<br />
kinderen <strong>van</strong> Catharina Ebben in egale porties waar<strong>van</strong> Jacobus <strong>van</strong> den Wijenberg en<br />
Mechtildis <strong>van</strong> Leunen dus in het derde lot een zesde deel ont<strong>van</strong>gen.<br />
0p 25 juli 1714 ondertekent Jacobus <strong>van</strong> den Wijenbergh, de vader <strong>van</strong> Wilhelma, ook dit jaar<br />
weer als schepen voor de afgedragen dorpsrekeningen <strong>van</strong> Vierlingsbeek.<br />
In 1721 is het Goossen Lovendael die als schepen tekent bij de afdracht <strong>van</strong> de<br />
dorps(jaar)rekeningen <strong>van</strong> Vierlingsbeek.<br />
Het vroegste kerkelijke trouwboek <strong>van</strong> Goch begint pas in 1750 omdat de vroegere boeken<br />
gedurende een Engels bombardement in 1944 helaas verloren zijn gegaan.<br />
Uit de bronnen valt te bewijzen dat Wilhelmus zich in elk geval in de eerste maanden <strong>van</strong> 1727<br />
te Vierlingsbeek bij zijn vrouw Wilhelmina voegt. Alle familie <strong>van</strong> de bruid woont hier en <strong>naar</strong><br />
later blijkt continueren Wilhelmus en Wilhelma de “brouwerij en tapnerighe” <strong>van</strong> haar inmiddels<br />
overleden ouders.<br />
We gaan chronologisch verder met het leven <strong>van</strong> Wilhelmus.<br />
Het eerste dat we <strong>van</strong> Willem zijn broer, de priester Henricus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> weten, is dat hij op 19jarige<br />
leeftijd z'n lagere wijen ontving op 10 apr. 1716. Een jaar later wordt hij verkozen tot<br />
Rector en Vicaris <strong>van</strong> het St. Antonius altaar te Goch. Op 12 mrt. 1718 heeft Henricus <strong>van</strong> de<br />
Keulse Wijbisschop de subdiakonaatswijen ont<strong>van</strong>gen met als wijdingstitel het “Benefici Sancti<br />
Antonii an der Pfarrkirche in Goch”. Dit Beneficium is verbonden met de leiding (het rectoraat)<br />
<strong>van</strong> de daar aanwezige (latijnse) school die was vrijgekomen door de dood <strong>van</strong> zijn
7-11<br />
voorganger Rektor Leonardus Eickman.<br />
Hij werd door de magistraat in Goch genomineerd en door het aardsdiaconaat in Xanten met<br />
het Benefici begiftigd. De inkomsten bestonden -zoals het wijdingsprotocol aangeeft- uit 87<br />
Thaler jaarlijkse pacht uit akkerland als zowel een woning, tuin en schoolgeld.<br />
Op 4 mrt. 1719 ontving priester Henricus zijn diaconaatswijding <strong>van</strong> de Keulse wijbisschop.<br />
Zijn priesterwijding ontving hij eveneens <strong>van</strong> deze wijbisschop (am Quatembersamstag in der<br />
Fastenzeit) op 24 februari 1720.<br />
Op 17 oktober is 1726 Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> nog te Goch doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Johanna<br />
Elisabeth <strong>van</strong> den Bosch, dochter <strong>van</strong> zijn zus Agnes <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en zijn zwager Johan <strong>van</strong> den<br />
Bosch. De meter was Margaretha <strong>van</strong> den Boom (zij is ook gehuwd met een <strong>van</strong> den Bosch en<br />
is dus een aangetrouwde schoonzus!).<br />
Trouwdatum onbekend.<br />
De exacte datum waarop Wilhelmus in het huwelijk treedt met zijn jonge vrouw uit<br />
Vierlingsbeek; Wilhelma <strong>van</strong> de Wijenbergh zal dus wel altijd onbekend blijven. Gezien de tot<br />
nog toe bekende informatie moet dit dus –we schetsten het al eerder- in het vroege voorjaar<br />
<strong>van</strong> 1727 zijn geweest want het eerste kind wordt in december 1727 geboren.<br />
Omdat het wel gebruikelijk was om in de woonplaats <strong>van</strong> de bruid te trouwen lijkt dit hier ook<br />
het geval te zijn geweest. Echter in de registers aan “Beeckse” zijde heb ik hun huwelijk niet<br />
aangetroffen.<br />
Uit een calange (eis tot rechte) <strong>van</strong> oktober 1735 uit Vierlingsbeek geeft de volgende<br />
zinssnede nog eens de juistheid <strong>van</strong> mijn eerdere interpretatie weer. De vrouw <strong>van</strong> Wilhelmus<br />
"geeft voor relaas (dat haar man) in den jaere 1727 uijt den Lande <strong>van</strong> Cleve hier zijnde komen<br />
te trouwen ..."<br />
Zijn eerste officiële handeling aan de Vierlingsbeekse kant is een zaak voor de Dingbank <strong>van</strong><br />
<strong>van</strong> 21 oktober 1727, met een vervolg op 4 november en 2 december. Willem treedt op<br />
namens de erfgenamen <strong>van</strong> den Wijenbergh tegen Catharina Hendricx de weduwe <strong>van</strong> Johan<br />
Overscheij. Catharina verschijnt echter niet voor de Bank. Waar het werkelijk over of om gaat<br />
vermeldt het protocol niet. Ook wordt een geding aangespannen tegen ene Van Gogh en ook<br />
deze verschijnt niet ter rechtzitting. Beide gedaagde partijen worden uiteindelijk veroordeeld en<br />
dienen de proceskosten te betalen. Bij het geschil contra Catharina Hendricx de wed. <strong>van</strong><br />
Johan Overscheij wordt het schultboeck dat na de dood <strong>van</strong> haar ouders door Mechtildis <strong>van</strong><br />
de Wijenbergh is bijgehouden als bewijsstuk gepresenteerd. Het zou wat zijn als deze bron<br />
bewaard zou zijn gebleven!<br />
Op 30 okt. 1727 wordt Jacobus Joannes de eerste zoon <strong>van</strong> Wilhelmus <strong>van</strong> den Hoff en<br />
Wilhelma <strong>van</strong> de Wijenbergh te Vierlingsbeek gedoopt. De peter is grootvader Petrus <strong>van</strong> den<br />
Hoff, loco Matthias <strong>van</strong> de Wijenbergh, de broer <strong>van</strong> Wilhelmina. Meter is Joanna <strong>van</strong> de<br />
Wijenberg een zuster <strong>van</strong> Wilhelma.<br />
Vernoeming.<br />
Vroeger werd sterk vastgehouden aan het systematisch vernoemen <strong>van</strong> een boreling. Zo<br />
kreeg de eerste zoon de voornaam <strong>van</strong> de vaders vader, de tweede zoon de voornaam <strong>van</strong><br />
moeders vader, de derde zoon de voornaam <strong>van</strong> vaders oudste broer, de vierde de voornaam<br />
<strong>van</strong> moeders oudste broer, enz. Voor dochters gold hetzelfde alleen dan in vrouwelijke lijn.<br />
Dus de eerste dochter krijgt de voornaam <strong>van</strong> moeders moeder, dan <strong>van</strong> vaders moeder, de<br />
derde meid kreeg de voornaam <strong>van</strong> moeders oudste zus, en de vierde de voornaam <strong>van</strong><br />
vaders oudste zus.
7-12<br />
Deze regels worden echter<br />
doorbroken als ouders of<br />
broers en zussen zijn<br />
overleden. Dan worden ze<br />
<strong>naar</strong> voren gehaald en zijn<br />
het eerst aan de beurt om<br />
vernoemd te worden.<br />
Zo is Jacobus Joannes<br />
vernoemd <strong>naar</strong> Jacobus<br />
<strong>van</strong> de Wijenbergh, de<br />
grootvader <strong>van</strong> moederszijde<br />
en krijgt hij zijn tweede<br />
naam <strong>van</strong> Joanna Jansen,<br />
de dan nog in leven zijnde<br />
grootmoeder <strong>van</strong> vaderszijde.<br />
Het is niet duidelijk welke<br />
kerk rond deze tijd in<br />
Vierlingsbeek gebruikt werd<br />
door de katholieken, want de St. Laurentiuskerk (zie fig.) was sinds 1648 in handen <strong>van</strong> de<br />
hervormden. Pas in juli 1800 werd de kerk weer katholiek.<br />
In 1728 treedt Willem in Vierlingsbeek op als momboir (voogd) voor Catharina Hendricx.<br />
Dezelfde Catharina waar hij eerder een geding tegen aanspande. Bijzonder is dat Willem –in<br />
zijn hoedanigheid als schepen- ineens als momboir voor deze weduwe optreedt.<br />
In dit zelfde jaar koopt Hre. <strong>van</strong> Haeft bij een openbare verkoop "een verken" voor fl. 5.3.0.<br />
Rond dit jaar 1727/1728 moet ook zijn vader Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> zijn overleden. Een exacte datum<br />
hier<strong>van</strong> is echter niet gevonden. Het blijft vreemd dat bepaalde data niet in de doop-, trouw- en<br />
begraafboeken terug te vinden zijn.<br />
Op 28 juni 1729 moeten de regenten <strong>van</strong> alle dorpen in het Land <strong>van</strong> Cuijk een jaarrekening<br />
overleggen <strong>van</strong> de verpachting der "overheids-tienden". Deze "gemeijnts reekening " dient aan<br />
de bode te worden meegegeven "en als <strong>van</strong> ouds moet voor sijne moeite ses stuijvers betaeld<br />
worden". Naar het zich laat aanzien was dit een jaarlijks terugkerende verplichting om<br />
rekenschap af te leggen over met name de inkomsten en uitgaven <strong>van</strong> de gemeente.<br />
Op 15 juli <strong>van</strong> dit jaar, net twee jaar nadat hij in Vierlingsbeek op het toneel verschijnt, zien we<br />
Willem namelijk voor het eerst als schepen en Gesubst. Landschrijver <strong>van</strong> de Vierlingsbeekse<br />
Dingbank ondertekenen. Hiermee ligt de periode waarop Willem voor het eerst als schepen<br />
optreedt, binnen de eerste helft <strong>van</strong> juli 1729.<br />
Voor zover onderzocht is, neemt Joannes <strong>van</strong> de Wijenbergh het in 1721 na het overlijden <strong>van</strong><br />
zijn vader Jacobus <strong>van</strong> de Wijenbergh over. Hij ondertekent nog tot 8 januari 1729 en wordt<br />
(tijdelijk) opgevolgd door Hendrick Franssen. Deze Joannes <strong>van</strong> den W. is later <strong>Ga</strong>stwirt te<br />
Walbeck! Wilhelmus neemt het dus in juli 1729 over <strong>van</strong> Hendrick Franssen.
Dingbank<br />
Een dingbank werd in<br />
deze tijd bezet door een<br />
schout of onderschout, 5<br />
schepenen en 2<br />
gezworenen. Alvorens<br />
men schepen werd,<br />
diende een eed afgelegd<br />
te worden. Deze eed<br />
luidde als volgt:<br />
7-13<br />
"Ik sweere bij God almaghtig dat beijde de genaedige Heeren en de gemeente <strong>van</strong><br />
Vierlinxbeek holt en trouw sal sijn, hunne geregtigheden maintineren, weduwen en weesen<br />
voor te staen, 't gerigt helpen besitten wanneer daartoe versogt sal worden, partijen te<br />
verhooren, na mijne beste kennisse ende weetenschap te vonnissen de gerigtelijke actens<br />
getrouwelijck bij te wonen, alles te secreteeren hetgeene secreet moet gehouden worden en<br />
alles te doen hetgeen een getrouwen sceepen moet doen, ende daaromtrent geen aensien te<br />
neemen op vrinden en maegen, geen giften of gaeven om enige actens <strong>van</strong> justitie te doen,<br />
ont<strong>van</strong>gen en alles te doen dat een goed en getrouw geswooren schuldig is te doen.<br />
Soo waeragtig helpe mij God almagtig".<br />
Ongetwijfeld zal ook Wilhelmus deze schepeneed hebben afgelegd, waarbij <strong>van</strong> de<br />
betreffende persoon verwacht kon worden dat hij boven de partijen zou staan en <strong>naar</strong> eer en<br />
geweten zijn bijdrage zou leveren aan de dagelijkse rechtspraak <strong>van</strong> deze Rechtbank<br />
Er schijnt geen regelmaat te zijn in de frequentie waarmee de Dingbank bij elkaar kwam. Wel<br />
zien we regelmatig dat er verschillende protocollen op 1 dag worden afgehandeld en volgens<br />
mij werd “de bank gespannen” als er werk aan de winkel was. Ook lijkt de maand december<br />
niet zo’n geschikte maand te zijn om zaken met elkaar te regelen want op de ca. 120<br />
protocollen die door Wilhelmus als landschrijver worden ondertekent, zijn er slechts 3 uit deze<br />
maand. Wel is bekend dat steeds per 1 okt. de leden <strong>van</strong> een nieuwe bank gekozen moesten<br />
worden. Dus elk jaar dienden alle leden af te treden en nieuwe te worden geinstalleerd.<br />
Op 3 oct. 1729 wordt hun tweede zoon gedoopt die de namen Petrus Matthias krijgt. Zijn<br />
doopheffers zijn: Joannes <strong>van</strong> de Wijenbergh, de broer <strong>van</strong> Wilhelmina, loco Theodorus<br />
Dercks (relatie onbekend), de meter is grootmoeder Joanna Jansen, en loco is Mechtildis <strong>van</strong><br />
de Wijenbergh een <strong>van</strong> de zusters <strong>van</strong> Wilhelmina.<br />
Ook hier lijkt vernoeming te zijn doorgevoerd. Nu komt de eerste naam <strong>van</strong> de grootvader <strong>van</strong><br />
vaderszijde (Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> die wsch. in 1728 overlijdt) en de tweede naam komt <strong>van</strong> de<br />
oudste broer <strong>van</strong> Wilhelma; Matthias <strong>van</strong> de Wijenbergh.<br />
T.a.v. Theodorus Dercks even het volgende: In het RK begraafboek <strong>van</strong> Vierlingsbeek treffen<br />
we de volgende vermelding aan: "begraven 12 mei 1734 Theodorus Dircks maritus (getrouwd<br />
met) Agnes Hendrickx". In Horst komt op 20 aug. 1719 ook ene Theodorus Dircks voor als<br />
peter bij de doop <strong>van</strong> Elisabeth <strong>van</strong> Haeffs. Zij is de dochter <strong>van</strong> Leonardus <strong>van</strong> Haef en<br />
Wendelina Dercks. Of het hier om dezelfde persoon (familie) gaat?<br />
1729 “Op huyden den 11 octobris 1729 is uyt name ende <strong>van</strong> weegens den Heere <strong>van</strong> den<br />
Landen de Bank gespannen omme aen een ijder sijn goet recht te laten wedervaren.<br />
In saecke <strong>van</strong> Peter Claes in materi <strong>van</strong> schutten teegens Willem <strong>van</strong> Haeff geschutte. Vijf<br />
schepenen ende twee geswoorens gehoord hebbende, de mondelinge pleidoeien op alles wel<br />
ende rijpelijck gelet hebbende, waer inne deese enigsins te letten stond, doende recht ter<br />
manisse des gesubstitueerde Richter ende verclaeren dat den aenlegger Peter Claes in sijnen<br />
eijsch bij mondelinge aenspraecke gedaen is bevonden wel gesondert te wesen.
7-14<br />
Condemnerende de verwerder ofte geschutte Willem <strong>van</strong> Haeff in de kosten deser proceduijre.<br />
Actum in Vierlinxbeek den 11 oct. 1729, Allart <strong>van</strong> Raeij, president schepene in absentie <strong>van</strong><br />
de Heer Lantschrijver ende desself substituijt. In kennise <strong>van</strong> mij Allaert <strong>van</strong> Raeij”.<br />
Schutten <strong>van</strong> schapen.<br />
Het is jammer dat bovenstaand protocol bijvoorbeeld niet wat meer informatie bevat over<br />
aantallen schapen en zo. De “schutter”, in dit geval Peter Claes zorgde er voor dat schapen die<br />
op een of andere wijze buiten hun reguliere weide terechtgekomen waren en hadden gegraasd<br />
op gemeenschaps- of andermans gronden, bij elkaar werden gedreven en voorlopig in een<br />
schaapskooi vast werden gehouden.<br />
De geschutte, in dit geval Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> diende eerst een bepaald bedrag te overleggen<br />
alvorens hij zijn schapen weer terugkreeg. Waarschijnlijk heeft Willem dit aangevochten, maar<br />
hij wordt door de Dingbank toch veroordeeld en draait tevens op voor de proceskosten. Zo zie<br />
je maar dat ook de magistratuur zich aan wet- en regelgeving had te houden.<br />
Zagen we eerder al dat de voorouders <strong>van</strong> Willem in Goch beschikten over een aanzienlijke<br />
schaapskudden en ook daar soms flinke bedragen moesten neertellen om dat hun schapen<br />
waren geschut. Ook nu aan Vierlingsbeekse zijde bezit Willem kennelijk nog een kudde<br />
schapen, ook al zullen de hoofdinkomsten uit de herberg en de brouwerij zijn gekomen.<br />
Bij een openbare verkoping<br />
in Vierlingsbeek koopt W.<br />
<strong>van</strong> Haeff in 1729 "een<br />
koije" voor fl. 15.1.0. Ook<br />
wordt door Hre. <strong>van</strong> Haeff<br />
nog "een cooperen lughter"<br />
aangeschaft voor de prijs<br />
<strong>van</strong> fl. 1.0.0.<br />
Op 16 jan. 1730<br />
ondertekent Willem voor het<br />
eerst de schepenprotocollen<br />
als waarn. Landschrijver<br />
<strong>van</strong> de Dingbank <strong>van</strong><br />
Vierlingsbeek. Tot aan zijn dood ondertekent hij alle schepen-protocollen met een sierlijke<br />
handtekening.<br />
In het merendeel der gevallen wordt het stuk door een secretaris of scribent geschreven en<br />
ondertekent Willem alleen. Onderstaande tekst lijkt echter met vrij grote zekerheid <strong>van</strong> hemzelf<br />
te zijn.<br />
"Mijn Heer, in gevallige afspraek verhoopende dat Uw. Ed. als op den 3 en november zijnde<br />
den gestelde dagh <strong>van</strong> onse gemeinsrekening sullen alhier te gemoet zien, hier neffens zijnde<br />
eene publijcatie door de Heer Heinsius sonder last ter hande gestelt ende derhalve niet hebbe<br />
laten publijceeren, soo verhoopen wij niet dat sulckx een inpediment sal bij brenghen ter wijle<br />
onse publijcatie voor aleer dat <strong>van</strong> de Heer Heinsius ontfange hebben was gepubliceert,<br />
dienvolgens versoeken dat Uw. Ed. de Heer Heinsius gelieft te parsuadeere op onsen gestelde<br />
tijt in persoon met de medegenomen rekening over te komen ofte deselve aen ons toe te<br />
seijnde, waerop vertrouwende verblijven met veel respeckt;<br />
Mijn Heer, Uw. Ed. Oetm. ende Dinstberijden Die<strong>naar</strong>, ter ordonantie <strong>van</strong> scheepenen W. <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong>.
Analyse handschrift.<br />
7-15<br />
Op grond <strong>van</strong> bovenstaand<br />
door Willem zelf geschreven<br />
briefje is een poging<br />
ondernomen om het<br />
handschrift <strong>van</strong> Willem<br />
grafologisch te onderzoeken.<br />
Het volgende zou hierover<br />
gezegd kunnen worden.<br />
Willem moet een ontwikkeld<br />
mens zijn geweest. Hij was<br />
rustig, zelfverzekerd, met<br />
wilskracht en een scherpzinnig<br />
verstand.<br />
Deze rust zal nogal eens<br />
overgekomen zijn als gelaten<br />
of berustend, maar wilskracht<br />
en standvastigheid waren<br />
belangrijke kenmerken <strong>van</strong><br />
zijn persoonlijkheid. Hij werd<br />
gedreven door een hoog<br />
ontwikkeld plichtsbesef. Hij<br />
dacht logisch en analytisch<br />
waardoor hij zaken kon<br />
combineren en op een juiste<br />
wijze afhandelen.<br />
Hij vervulde rustig en ijverig zijn taken met een groot gevoel voor verantwoordelijkheid en was<br />
niet gespeend <strong>van</strong> ambitie om datgene te bereiken wat hij zich ten doel had gesteld.<br />
Vooral op een “beperkt” arbeidsveld kon Willem zich goed concentreren en dat is waarschijnlijk<br />
de reden dat hij nooit te veel hooi op zijn vork nam. Hij beet zich vast in langdurige en<br />
principiele kwesties. Kijk maar eens <strong>naar</strong> de kwestie die we in 1734 nog gaan tegenkomen met<br />
Jan Willem Hoffmans die hem een schelm had genoemd.<br />
Omdat hij zaken nuchter benaderde nam hij zelden onnodige risico’s. In de omgang met<br />
anderen handelde hij vrijmoedig en ongedwongen, eigenschappen die je ook mag verwachten<br />
een herbergier en een gastvrije tapper. Zijn verlangen <strong>naar</strong> invloed in combinatie met een stuk<br />
eergevoel maakte dat hij streefde <strong>naar</strong> een positie die hem aanzien verschafte. Hij was<br />
onbaatzuchtig en kon zich goed aanpassen en hij verstond de kunst om met mensen uit<br />
verschillende milieus om te gaan.<br />
IJdelheid was hem niet vreemd en hij hechtte duidelijk belang aan zijn uiterlijk. Hij zal er als<br />
schepen en Gesubstitueerd Landschrijver zeker niet als een zwerver hebben uitgezien.<br />
In privé-situaties kon hij soms licht ontvlambaar en hartstochtelijk zijn maar kon ook overmand<br />
worden door gevoelens <strong>van</strong> melancholie en droefheid. Als men hem teveel op zijn nek zat kon<br />
hij in geringe mate driftig en agressief worden. Kortom Willem was een “innemend” herbergier<br />
en hij was ongetwijfeld een gastvrij persoon die met veel zorg de herberg en brouwerij <strong>van</strong> zijn<br />
schoonouders heeft voortgezet en met veel plichtsbesef zijn bestuurlijke taken vervulde.<br />
In een verslag <strong>van</strong> 20 juni 1730 <strong>van</strong> een zitting <strong>van</strong> de Dinkbank <strong>van</strong> Vierlingsbeek valt de<br />
volgende vermelding op: "kiest men desersijts ten huijsen <strong>van</strong> Sr. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, Gesubst.<br />
Landschrijver alhier Domisilicum......".<br />
Op 16 nov. lezen we in een protocol <strong>van</strong> de Dingbank: "Conditien ende inventaris <strong>van</strong> de<br />
verkogte geconfisqueerde goederen <strong>van</strong> den opgehangen joode Jacob Sanders, geschiet tot<br />
Vierlinxbeek".<br />
De Heere vercooper doet dese vercoping den guldens tegens een en twintig en een halve<br />
stuiver hollandts, alwat onder den daalder coomt te gelden aenstons aen handen <strong>van</strong>
7-16<br />
voornoemde <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>; en hetgeene boven den daelder bedraeght te handen aen<br />
voornoemde <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> op eerstcomende vrouwe lichtemisse des toecomende jaers 1731..."<br />
enz.<br />
Hoewel Willem -uit hoofde <strong>van</strong> zijn functie als schepen en gesubstitueerd Landschrijver-<br />
verantwoordelijk is voor het correct laten verlopen en het innen der financiën die door deze<br />
verkoping worden opgebracht, schaft hij zelf uit de in<strong>van</strong>taris ook nog enkele zaken aan.<br />
Een kan fl. 2. 1 .0<br />
Een tang fl. 1.15. 0<br />
Een deurslag fl. 0.19. 0<br />
Een silvere forschet fl. 2. 5 .0<br />
Een silvere kruijsie, etc. fl. 0.19. 0<br />
Een gardin roij fl. 0. 1 .0<br />
Kennelijk was het niet ongebruikelijk om een dergelijke bijeenkomst ten huize (herberge) <strong>van</strong><br />
een der leden te laten plaatsvinden.<br />
Op 3 dec. 1730 wordt te Goch het huwelijk <strong>van</strong> zijn zuster Aleidis (Aldegundis) met Theodorus<br />
<strong>van</strong> Wijck voltrokken.<br />
We zien dus dat zijn zuster nog steeds (of weer) in Goch verblijft waar ze in het huwelijk<br />
treedt. De naam <strong>van</strong> Theodorus <strong>van</strong> Wijck is tot nu toe niet bekend. Ook zijn oom Antonius<br />
speelt nog steeds een actieve rol in de stad Goch. We komen hier later bij de bespreking <strong>van</strong><br />
zijn leven nog op terug.<br />
Enkele maanden later wordt op 4 sept. 1731 te Vierlingsbeek hun derde kind, maar eerste<br />
dochter geboren die de naam Mechtildis meekrijgt. De peter is R.D. Henricus <strong>van</strong> den <strong>Haaff</strong><br />
vicarius de heerbroer <strong>van</strong> Wilhelmus, loco Theodorus Dercks (hier is hij opnieuw!). Meter was<br />
'Domina' Mechtildis <strong>van</strong> de Wijenbergh modo Rutten. De zus <strong>van</strong> Wilhelma die gehuwd is met<br />
praetor Henricus Rutten.<br />
Vrijwel zeker is met haar de laatste grootouder <strong>van</strong> moederszijde, de in 1724 overleden<br />
Mechtildis <strong>van</strong> Leunen vernoemd.<br />
Opvallend is dat tussen 27 aug. 1731 en 8 nov. 1731 W.J.Heinsius de honneurs <strong>van</strong> Gesubst.<br />
Landschrijver<br />
waarneemt en<br />
alle protocollen<br />
ondertekent.<br />
Willem is even<br />
absent. Wellicht<br />
heeft dit te<br />
maken met de<br />
geboorte <strong>van</strong><br />
zijn dochter<br />
Mechtildis. Deze<br />
gebeurtenis valt<br />
precies in deze<br />
periode.<br />
In het laatste<br />
kwartaal <strong>van</strong> dit<br />
jaar overlijdt zijn<br />
broer; de<br />
priester Henricus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> op 35-jarige leeftijd te Goch. In dit jaar wordt in elk geval voor het<br />
laatst gewag gemaakt <strong>van</strong> Henricus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, de vicarius <strong>van</strong> het St. Antoniusaltaar te Goch.
7-17<br />
"Wij Johan Zeelen Gesubst. Scholtis, Alart <strong>van</strong> Raey, loco de Heer Landschr. Gossen<br />
Loevendael ende Hendrick Fransen, schepenen des Gerights <strong>van</strong> Vierlinxbeeck, certificeeren<br />
ende verclaeren dat voor ons gecompareert is Jacob Martens als vader ende wettigen vooght<br />
<strong>van</strong> sijnen minderjaerigen soon Jan Martens denwelcke in voors. qualitijdt bij desen<br />
Gerightelijck doet interdiceren aen den Gesubst. Landschr. alhier Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, omme<br />
direct off indirect geene Coopspenn. <strong>van</strong> geevinceerde en gesubhasteerde gerede en<br />
ongerede goederen onder hem in consignatie gebraght, geprovenieert <strong>van</strong> de goederen <strong>van</strong><br />
wijlen Gerard de Raad en desselffs wed. Jenneken Claessens, aen eenige reghtgemachte<br />
crediteuren <strong>van</strong> dien ofte aen wie het soude mogen wesen uijt te reijcken, betaelen, voldoen<br />
ofte daervoor jetwils te leveren, voor en aleer over den cocurs <strong>van</strong> crediteuren in cas <strong>van</strong><br />
praeferentie door desen Gerighte finael daerover sal wesen gedecideert, ende voor dat den<br />
comparant in sijne voorgeroerde qualitijdt <strong>van</strong> sijne voorn. soons verdiende bodeloon, hem tot<br />
lasten <strong>van</strong> voorn. Gerard de<br />
Raad ende Jenneken Claessens<br />
volgens affreeckeninge ter<br />
somme <strong>van</strong> 48 gld 14 st.<br />
competerende, uijt voorgemelde<br />
coopspenn. sal wesen voldaen,<br />
bij contraventie <strong>van</strong> dien, dat sulx<br />
aen voorgen. Subst. Landschr.<br />
voor geene betaelinge sal<br />
worden gevalideert, maer tot<br />
andermaele betaelinge in dien<br />
val sal worden mit<br />
reghtsmiddelen geconstringeert,<br />
opdat hier<strong>van</strong> geene ignorantie<br />
bij voorn. Subst. Landschr.<br />
soude worden gepraetendeert,<br />
soo sal dese acte aen hem door<br />
twee schepenen worden<br />
geinsinueert ende copeije <strong>van</strong> dien ter hant gestelt, in waerer oirconde hebben wij<br />
Gerightspersoonen voorn. dese geteeckent tot Vierlinxbeeck den 21e julij 1732".<br />
In opdracht <strong>van</strong> de Ambtman <strong>van</strong> Grave en het Land <strong>van</strong> Cuijk dient elk dorp rekenschap af te<br />
leggen <strong>van</strong> de "verpachtingen der tienden". W. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> ondertekent op 10 juni 1733 namens<br />
het dorp Vierlingsbeek.
7-18<br />
Op 26 aug. 1733 wordt te Vierlingsbeek opnieuw een dochter uit dit echtpaar geboren. Ze<br />
ont<strong>van</strong>gt de naam Henrica. Doopheffers zijn: Henricus Rutten praetor (=magistraat) in<br />
Geijsteren (zwager, gehuwd met Mechtildis <strong>van</strong> de Wijenbergh) en Aldegundis <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, loco<br />
Joanna Hugen. (Haar zuster Arnolda Hugen is gehuwd met Christiaan <strong>van</strong> den Bosch).<br />
Eigenlijk zou bij het tweede meisje de moeder <strong>van</strong> vaderskant aan de beurt zijn om vernoemd<br />
te worden, maar zij is al vernoemd. Zeer waarschijnlijk wordt hier de twee jaar eerder<br />
overleden (heer)broer <strong>van</strong> Wilhelmus, de priester Henricus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> eer aan gedaan.<br />
Uit de jaarrekening <strong>van</strong> het dorp Maashees over 1733, opgemaakt door zijn zwager Hendricus<br />
Rutten (!), blijkt het volgende: "Betaelt aen den schepen Henricus Rutten naemens Willem <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong>; schepen tot Vierlingsbeek den quote dese gemeijnte wegens verschot en verteringe bij<br />
hem door schepenen <strong>van</strong>'t Overampt gedaen bij quitantie ad fl. 8.13.8 ".<br />
Uit deze rekening blijkt m.i. dat ook Henricus Rutten net als Willem een herberg of tapperij runt.<br />
Op 16 apr. 1734 dragen Peter Raaijmakers en Joanna Mosters een stuk grond (bouwland)<br />
over, gelegen in 't Staatse Velt groot ongeveer een morgen, aen Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en<br />
Wilhelmijna <strong>van</strong> de Wijenbergh zijne huisvrouw voor een somme <strong>van</strong> 104 gulden.<br />
Interogatoriën ofwel ondervraging <strong>van</strong> getuigen.<br />
De eerste juni 1734 worden interrogatorien (gerechtelijke verhoren) ingesteld voor Willem <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong>, Gesubst. Landschrijver en schepen <strong>van</strong> de Dingbanke <strong>van</strong> Vierlingsbeek i.v.m. het feit<br />
dat Jan Willem Hoffmans over Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> heeft gezegd "dat deze een schelm is en dat<br />
sulcke schelmen niet moesten regeren".<br />
Willem wordt een schelm genoemd.<br />
Het gebeurt niet zo vaak dat je tijdens de zoektocht in de archieven een hartkloppingen<br />
veroorzakend, maar toch ook wel een beetje lachwekkend stuk tegen komt. Willem laat niet<br />
met zich spotten, dat is duidelijk en hij laat geen lasterpraatjes over zich verkopen.<br />
Wij zouden tegenwoordig onze schouders ophalen als iemand ons een “schelm” zou noemen.<br />
Velen kennen het woord denk ik niet eens meer. Maar in de 18 e eeuw is dit dus duidelijk een<br />
ander verhaal. Zeker als je schepen en daardoor medelid <strong>van</strong> de Dingbank bent.<br />
Willem wordt gekenschetst als een vroom een eerlijk man, waartegen niets slechts te berde<br />
gebracht kan worden. Hij daagt Jan Willem Hoffmans dan ook voor het gerecht.<br />
Helaas vermelt het protocol niet waar het nu werkelijk om ging. Waarom deed Hoffmans die<br />
uitspraak en wat was het bewijs dat hij op zak had. Daar wordt niet op ingegaan. Hoezo<br />
verhoor, hoezo rechtspraak. Wat wel duidelijk is, is dat Hoffmans blootshoofds (dus met de<br />
hoed in de hand en waarschijnlijk zonder pruik (!)) in het openbaar, ten overstaan <strong>van</strong> wie het<br />
maar wilde horen, zijn uitspraken moest herroepen en dat hij 100 ducaten in de armenkas <strong>van</strong><br />
Vierlingsbeek diende te storten. Tevens wordt hij veroordeeld om ook de proceskosten nog te<br />
betalen. Zo straf je mensen die je goede naam te grabbel gooien.
7-19<br />
Als gevolg hier<strong>van</strong> wordt een onderzoek ingesteld waarop de zes opgeroepen getuigen<br />
antwoord moeten geven op de volgende vragen<br />
1. "of zij op sondagh den 23e meij deses jaars 1734 sijn geweest ten huijsen <strong>van</strong> Peter<br />
Claasen"<br />
2. "of zij doenmaals aldaar mede hebben gesien Jan Willems Hoffmans"<br />
3. "of zij hebben gehoort dat den selven Jan Willem Hoffmans doenmaals aldaar heeft gesegt<br />
dat Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> requirant in desen een schelm was en dat sulcke schelmen niet moesten<br />
regeren".<br />
Getuige Jacob <strong>van</strong> de Hoef verklaart Jan Willem Hoffmans te hebben horen zeggen dat Willem<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> een schelm was en dat hij daar<strong>van</strong> "schrijvens in sijn sack hadde; en immediaat<br />
daarop sloeg, seggende: daer sit het"!<br />
Getuige Pauwel Faasen verklaarde Jan Willem Hoffmans te hebben horen zeggen dat Willem<br />
<strong>van</strong> Haaf een schelm was en daar<strong>van</strong> bewijs in zijn zak te hebben.<br />
Getuige Catharina Raats zegt hier<strong>van</strong> niets te weten "omdat sij uijt was gegaan om de koeijen<br />
te halen".<br />
De andere getuigen leggen verklaringen af in min of meer dezelfde bewoordingen.<br />
4. "of zij al verder hebben gesien en gehoort dat voors. Jan Willems Hoffmans de voors.<br />
injurieuse woorden gesproken hebbende met zijn hand op zijn sack sloeg, en seijde daar heb<br />
ik het in, daar ik het hem mede bewijsen sal!".<br />
5. "of zij daarop tegens voors. Jan Willems Hoffmans ietwes hebben gesegt off geantwoort, en<br />
waarin hetselve heeft bestaan?"<br />
6. "of zij hebben gehoort dat den voors. Jan Willems Hoffmans al verder doenmaals met<br />
injurieuse woorden <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> heeft uijtgevallen?".<br />
Getuige Pauwel Faassen antwoordt hierop: "gehoort en gesien te hebben dat Jan Willems<br />
Hoffmans naderhande het papier uijt zijn sack treckende, het selve op de taaffel smeet<br />
seggende daar leijt den hontsrot en daarmede can ik het hem bewijsen".<br />
Aldus "afgehoort en gedeponeert tot Vierlinxbeeck den eersten junij 1734...."<br />
Waarom het hier gaat, welk bewijs Hoffmans op zak heeft, wordt helaas niet duidelijk, maar in<br />
het archief <strong>van</strong> Grave vonden we wel het vervolg op deze affaire.<br />
In een ongelooflijk wollig en uitvoerig uitgemeten taalgebruik waarbij je om de haverklap een<br />
Middelnederlands Woordenboek nodig hebt wordt de hele zaak uit de doeken gedaan.<br />
"Aanspraken gedaan maken, ende den Ed. en waarden gerigte der Dinkbanke <strong>van</strong><br />
Vierlinxbeek in den Lande <strong>van</strong> Cuyck overgegeven uijt den name ende <strong>van</strong>wegens Willem <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong>, schepen en gesubstitueerde Landtschrijver alhier tot Vierlinxbeek in cas <strong>van</strong> injurie<br />
aanlegger ter eenre, op ende jegens Jan Willems Hoffmans, wonende tot Overloon, ressord<br />
dese Dinkbanke <strong>van</strong> Vierlinxbeek in hetselve cas gedaagde en verweerder ter andere zijde.<br />
Den voorschreven aanlegger soo cort hem eenigsins mogelijk is, willende proponeren de<br />
redenen <strong>van</strong> zijne gedane daghvaardinghe.<br />
Ende daaruijt teffens en meteenen funderen dese zijne schrifture <strong>van</strong> aansprake, omme alsoo<br />
onder dat middel te geraken tot adjudicatie <strong>van</strong> den eijsch en conclusie in het eijnde <strong>van</strong> dese<br />
tegens den voornoemde gedaaghde en verweerder gedaan ende genomen,<br />
De onder alle de behoorlijke en gewonelijke presentatien, protestatien, imploratien, ende alle<br />
andere beneficien en remedien <strong>van</strong> regten poseren, in facto waar en waaragtig te zijn,<br />
Dat offwell het <strong>naar</strong> alle regten, soo goddelijk als weerlijk en politique seer streng en grotelijx is<br />
verboden, zijn evenmensch in eeniger voegen te injurieren en desselffs goede naam en faam<br />
eenigsints te krenken, het des niet tegenstaande den voornoemde gedaaghde en verweerder<br />
aangeset door quaataardige passien heeft connen gelusten.<br />
Op sondagh den 23 e maij deses jaars 1734 ten huijsen <strong>van</strong> Peter Claassen in presentie <strong>van</strong><br />
eerlijke lieden den voorschreven aanlegger gansch lasterlijk en injurieus agterrughs <strong>naar</strong> te<br />
geven, ende <strong>van</strong> den selven te seggen, dat hij aanlegger een schelm was, ende dat hij<br />
gedaaghde en verweerder daar<strong>van</strong> schrijvens in zijn sack hadde, en dat hij meteenen op zijn
7-20<br />
sack slaande heeft voortgevaren in deser voegen daar heb ik het in, daar ik het hem mede<br />
bewijsen zal.<br />
Ende aangesien door de benaminge <strong>van</strong> schelm imant indisputabel buijten den rangh <strong>van</strong><br />
eerlijke lieden gesteldt werdt en gevolghlijck sodanige lasteringh seer smadelijck is, en eene<br />
grove en enorme injurie <strong>naar</strong> sich comt te slepen,<br />
En dat dienthalven den voorschreven aanlegger daardoor merquelijk is werden geledeert in<br />
zijne goeden naam en reputatie die hem soo dierbaar als zijn leven is, soo heeft den<br />
voorschreven aanlegger hier<strong>van</strong> kennisse becomen hebbende, dese sensible injurie aanstonts<br />
seer diep tot herten genomen, en <strong>van</strong> zijne onvermijdelijke plijght geaght tot conservatie <strong>van</strong><br />
sijne eere en onbevleckte faam aan den voornoemden gedaaghde daarover eene insinuatie te<br />
laten doen.<br />
Insonderheijdt daar hij aanlegger de eere heeft <strong>van</strong> schepen te zijn, en dus uijdt te maken een<br />
medelith <strong>van</strong> den gerigte alhier tot Vierlinxbeek, waaronder geen schelmen moeten gevonden<br />
worden, ende bij die insinuatie op den tweede junij deses jaars, den voornoemden<br />
gedaaghden en verweerder te laten affvragen off hij gedaaghde de bovengenoemde bij hem<br />
ge..omeerde atroce injurie alnogh gestand te doen.<br />
Dan off hij ter contrarie gesind was daar<strong>van</strong> te peniteren en aff te staan, het gepleegde<br />
behoorlijk te repareren, acte <strong>van</strong> leedtwesen daarover te betuijgen en zijne voorschreve<br />
uijtgespogen injurie te revoceren ende te bekennen die tegens alle waarheijd uijdgesproken<br />
gehad te hebben, de justitie ende den aanlegger om vergiffenisse te bidden en den<br />
voorschreven aanlegger te erkennen voor een vroom eerlijk man, waarop hij gedaaghde niet<br />
als alle eer en deught weet te seggen, ende off hij gedaaghde almede gesind was<br />
daarenboven te betalen de costen bij den aanlegger ter sake voorschreve aangewend.<br />
Het eijsch <strong>van</strong> prompt en cathagorij antwoord op het eene en op het andere, en met<br />
advertentie dat duijster, dubieus off uijdstellend antwoord gehouden soude werden voor eene<br />
gestendinge der voorschreven injurien en absolute verweijgeringhe <strong>van</strong> de costen te betalen,<br />
dat off wel het <strong>van</strong> des gedaaghdens plight geweest was, daarop tot inkeer te comen ende<br />
voorschreve bij hem uijdgesproken injurie te herroepen en voorts te doen als voorschreve<br />
staat, mitsgaders aan te nemen aan den aanlegger de costen te refunderen.<br />
Den selven nogtans heeft connen goetvinden in plaatse <strong>van</strong> dien daarop tot antwoord te geven<br />
uijd den mond <strong>van</strong> zijn procureur en ter adsistentie <strong>van</strong> denselven.<br />
De sake is <strong>van</strong> een groot belang om daar schierlijk op te antwoorden, hier is ook wat<br />
voorgevallen, als ik daar reparatie en satisfactie <strong>van</strong> hebbe, dan zal ik binnen veertien dagen<br />
hierop antwoorden, en op de andere vrage wegens het betalen der costen, dat zal men eens<br />
zien. Door welk duijster en dilatoir antwoord den gedaaghde volgens de waarschouwinge bij<br />
voorschreve insinuatie vervat gehouden moet werden de voorschreve injurie gestand te<br />
hebben gedaan en het betalen der costen te hebben verweijgert,<br />
Waaromme den aanlegger die sonder roem of jactantie gesproken een eerlijk man is, die<br />
enorme en atroce injurie nog veel dieper ter herten treckende sigh in den hoogsten graat<br />
genecestiteert heeft gevonden, omme tot voorstand <strong>van</strong> zijne eere en reputatie den<br />
voornoemde gedaagde tot alle het voorschreve, als desselffs plight en devoir, bij wegen <strong>van</strong><br />
regten te constringeren, ten welken eijnde den voorschreve aanlegger den voornoemde<br />
injuriant Jan Willem Hoffmans voor desen Ed. en waarden gerigte behoorlijk heeft gedaan<br />
daghvaarden, waar<strong>van</strong> alsoo den dagh <strong>van</strong> regten op heden is dienende, soo fundeert sigh<br />
den aanlegger op dese zijne schrifture <strong>van</strong> aansprake die alhier in judicio wert overlegt.<br />
Mits welke en meer andere redenen, middelen ende motiven bij voortgank <strong>van</strong> dese procedure<br />
is't noot nogh <strong>naar</strong>der te seggen, te bewijsen ende te deduceren.<br />
Soo concluderende contendeert den meergemelten aanlegger, ten eijnde bij vonnisse<br />
definitive <strong>van</strong> desen Ed. en waarden gerighte sal werden verstaan en verclaart dat den<br />
gedaagde en verweerder op den drie en twintigsten maij een duijsent sevenhondert vier en<br />
dartigh, den aanlegger in presentie <strong>van</strong> getuijgen agterrughs voor een schelm gescholden en<br />
uijtgekreten heeft en dat den aanlegger daardoor is geinjureert ende vervolgens dat den
7-21<br />
gedaagde en verweerder sal werden gecondemneert de gelibelleerde atroce injurie honorabel<br />
en profitabelijk te beteren, honorabel mits comparerende voor desen Ed. en waarden gerighte<br />
met ongedeckten hoofde in presentie <strong>van</strong> den aanlegger, soo hij daar present wil zijn,<br />
verclarende aldaar in't bijwesen <strong>van</strong> eenijder de voorschreve injurieuse woorden te herroepen<br />
en deselve erdagt en tegens de waarheijdt uijtgesproken te hebben, dat hem sulx <strong>van</strong> herten<br />
leet is, dat hij <strong>van</strong> den aanlegger niet en weet als eer en deught, biddende over sulcks op zijne<br />
kneijen god, de justitie en den aanlegger om vergiffenisse met beloften <strong>van</strong> hem daarvoor<br />
intoekomende te wagten, profitabel, mits den gedaagde almede condemnerende, aan den<br />
armen alhier tot Vierlinxbeek te betalen eene somme <strong>van</strong> honderdt silvere ducatons alsoo den<br />
aanlegger presenteert bij eede te verclaren, gelijke injurie om die, off veel meerdere somme<br />
geldts, niet te willen lijden, behoudens nogtans de moderatie <strong>van</strong> desen Ed. en waarden<br />
gerigte tot meerdere off mindere somme <strong>naar</strong> behoren, ende dat den gedaagde mede zal<br />
werden gecondemneert in den costen <strong>van</strong> den processe, ofte concludeert andersints<br />
salutariter omni me liori modo met iterativen eijsch <strong>van</strong> costen [g]inplorerende in en op alles”.<br />
Op 9 febr. 1735 verschenen “Jacob Gerrits en Arnolda Huijbers zijne huijsvrouwe dewelke<br />
aen des Gesubst. Rigters hande hebben gestedigt, gevest ende opgedragen aen ende ten<br />
behoeve <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> ende Wilhelmijna <strong>van</strong> den Wijenberg zijne huijsvrouw en hare<br />
erven, eerstelijk een stuck bouwlandt groot ongeveer vijf vierde morgen, eenersijts den cooper<br />
ander sijts Jenneke Peters, mit eene sijde schietende op erven <strong>van</strong> Aert Peters en het ander<br />
eijnde op de Herstraat. Last jaerlijx tot Grave aen ’t Compt. Van den Heer Rentmeester Johan<br />
Ruijl drie guldens anders vrij erff uijtgesondert ’t Contingent in den ordinaire gemeijne lasten en<br />
de Heere sijne schattinge.<br />
Item een weij genaampt in het Venneke, groot ongeveer drie morgen eenersijts Willem<br />
Huijbers andersijts het Kercke Landt, schietende mit eenen eijnde op erve <strong>van</strong> cooper (zij<br />
hebben daar dus al land verworven!) ander eijnde Enneke Peters vrij erff uijtgesondert als<br />
boven ende hebben comparanten voorschr. erff alsoo voor eene somma <strong>van</strong> twee hondert vijff<br />
en seeventigh gulden opgedragen ende daarna met hand, halm en mondt daarop vertegen als<br />
reght soo dat het vonnisse gewesen is, pro ut incomuni forma sijnde ons schepenen gebleken<br />
dat het regt <strong>van</strong> de 10e penning volgens Quitantie <strong>van</strong> W. Torsinck, gepasseert tot Grave den<br />
9 febr. 1735 met de somma <strong>van</strong> 8 gld. 15 str. En penninge aen den Lande is voldaan ende<br />
betaalt aldus gepasseert tot Vierlinxbeek den 10 februari 1735 ten overstaan <strong>van</strong> Joh. Zeelen,<br />
gesubst. Rigter, Hendrik Franssen en Roelof <strong>van</strong> Els schepenen.<br />
Opnieuw wordt er een dochter geboren, de derde en zij wordt op 27 mei 1735 gedoopt en<br />
ont<strong>van</strong>gt de naam Joanna [122]. Doopheffers zijn: Albertus <strong>van</strong> Haff (de in Goch wonende<br />
broer <strong>van</strong> Wilhelmus) en Maria Anna Busslee de aangetrouwde tante en de weduwe <strong>van</strong><br />
Matthias <strong>van</strong> de Wijenbergh.<br />
Zij is zeker vernoemd <strong>naar</strong> de op 18 jan.1729 overleden ongehuwde oudste zuster <strong>van</strong><br />
Wilhelma; Joanna <strong>van</strong> de Wijenbergh.
7-22<br />
Op 4 juli 1735 wordt door Miggiel Wijnen en Peternel Wijnen opgedragen aan Willem Huybers<br />
en Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> de hofstede <strong>van</strong> Mels Lenskens groot ongeveer drie morgen en een<br />
vierdel met aangelegen weiland grenzend aan de Heerstraat en het Kerkeland, voor 70 gulden<br />
en 5 hoogen.<br />
Hofstede <strong>van</strong> Mels Lenskens.<br />
We zien dat Willem in 1735 twee stukken land en een halve hofstede verwerft. Dit laatste<br />
transport is op z’n zachtst gezegd een beetje vreemd te noemen.<br />
Beide heren worden dus kennelijk voor de helft eige<strong>naar</strong> <strong>van</strong> dit erf dat in het bezit is <strong>van</strong> broer<br />
en zus (?) Wijnen. Het lijkt geen echtpaar te zijn. Dat kan natuurlijk, maar moet je dan niet<br />
beschrijven waaruit de ene dan wel de andere helft <strong>van</strong> beide genoemde heren bestaat? Of de<br />
boerderij is verpacht en de nieuwe eigenaren ont<strong>van</strong>gen beiden de helft <strong>van</strong> de pacht!<br />
Komt daar nog bij dat het hier een hofstede betreft met een flinke oppervlakte aan grond die<br />
dus verkocht wordt voor “slechts” 70 gulden en 5 “hoogen” (= 15 gulden). Een extreem lage<br />
prijs zou ik zeggen. Hadden de verkopers dringend behoefte aan geld? Of was het geheel zo<br />
vervallen en de grond onontgonnen dat het werkelijk niet meer waard was. In de verdere<br />
archivalia is betreffend onroerend goed ook niets meer teruggevonden.<br />
Ook is niet helemaal duidelijk wat de rol <strong>van</strong> Willem Huybers hierin is. Wel zien we dat in het<br />
eerdere transport <strong>van</strong> 9 februari Arnolda Huybers met haar man (familie <strong>van</strong> Willem Huybers?)<br />
een stuk bouw- en een stuk weiland verkopen aan Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Wilhelma.<br />
(24 okt. 1735) "Aldewijl bij den 3den articul <strong>van</strong> de ordonnantie, bij haar Hoog Mogende<br />
Heeren Staaten Generaal der Verenigde<br />
Nederlanden op de brouwerijen ten<br />
platten Lande geëmaneert, in dato den<br />
10e augustis 1716 expresselijk is<br />
gestatueert, dat alle brouwketels en<br />
kuijpen <strong>van</strong> de brouwerijen ten platten<br />
Lande zullen moeten geeijkt worden<br />
<strong>naar</strong> hare volle groote ende watereijck<br />
door een geswooren eijkmeester ten<br />
overstaan <strong>van</strong> den officier <strong>van</strong> de plaets<br />
en een of twee gecommitteerde<br />
brouwers <strong>van</strong> de naaste besloote stad,<br />
op de boete <strong>van</strong> twee honderd guldens<br />
weegens ieder brouwkeetel off knijp (=<br />
kroeg), welke <strong>naar</strong> den laasten<br />
september 1716 sal gevonden worden<br />
niet in voegen als booven geëijkt, off<br />
geëijkt sijnde, sonder kennisse als<br />
booven vergroot te weesen; ende bij den<br />
22e art. <strong>van</strong> dieselve ordonnantie, dat<br />
geen brouwers sullen mogen herberg off<br />
tapneeringe houden, off gelagen setten<br />
op des boete <strong>van</strong> het generael Placaat,<br />
ende Privatie <strong>van</strong> hare brouwneeringe in<br />
conformitijt <strong>van</strong>'t generael Placaat, ende sig des niettegenstaende bevind dat de brouwkeetels<br />
en knijpen <strong>van</strong> de brouwerijen <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, Geurt Ebben, Matijs Lindemans, Baltus<br />
Martijns en Hendrick Maas tot Vierlingsbeek en Overloon respective tot dato deeses niet<br />
geeijkt sijn; en dat gem. vijff persoonen brouwers sijnde, herberg off tapneeringe gehouden en<br />
gelagen geset hebben en sulx nog dagelijks doen en vervolgens vervallen sijn in de voorn.<br />
respective boetens; soo sal s' Lands deurwaarder Johan <strong>van</strong> Aersen, naemens den<br />
Hooggeboren en Gestrengen Heere Adriaan Grave <strong>van</strong> Lijnden, Amptman der stad Grave en
7-23<br />
Lande <strong>van</strong> Cuijck, enz. ratione offici ter saken voors. Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, Geurt Ebben, Matijs<br />
Lindemans, Baltus Martijns en Hendrick Maas calangeren en aenseggen, dat sij ieder binnen<br />
den tijt <strong>van</strong> veertien dagen <strong>naar</strong> insinuatie desses aen den onderges. stadthouder <strong>van</strong><br />
HoogEdele gemelde Heere Amptman sullen hebben comen te betalen de respective boetens,<br />
waarinne sij volghens de voors. twee articulen der geseijde ordonn. vervallen sijn, off dat sij<br />
andersints bij <strong>naar</strong>latighijd <strong>van</strong> dien door weegen <strong>van</strong> reghten daartoe sullen worden<br />
geconstringeert; bij insinuatie leevert aen ieder hier<strong>van</strong> copie en relateert nu weedervaren<br />
omme & actum Grave den 24 october 1735. G. Torsinck.<br />
Forse boete.<br />
Deze acte is zeer interessant <strong>van</strong>wege het feit dat hier heel duidelijk wordt aangegeven dat<br />
Wilhelmus een brouwerij met brouwketels heeft en dat zijn brouwsel (en andere spiritualien) in<br />
zijn knijp, tapperij of herberg aan de man wordt gebracht. Tevens wordt duidelijk dat hij met<br />
nog vier andere brouwers een forse boete <strong>van</strong> f 200,- per persoon aan z’n broek krijgt omdat<br />
zij de reeds bijna 20 jaar bestaande verordening om hun vaten en ketels te laten ijken, aan hun<br />
laars hebben gelapt. Ze worden gesommeerd deze boete binnen 14 dagen te Grave te komen<br />
voldoen. Hieronder zien we echter het verweer dat Wilhelmus samen met zijn vakbroeders<br />
aantekent tegen de opgelegde boete, maar zegt uiteindelijk toe de order “te zullen opvolgen en<br />
nakomen”.<br />
"Op dato ondergeschreve hebbe ik Johan <strong>van</strong> Aersen deurwaarder <strong>van</strong> haar Ed. Mogende<br />
Heeren Raden <strong>van</strong> State wij gevonden tot Vierlinxbeek ende Overloon, dese annexacte <strong>van</strong><br />
Calange <strong>van</strong> dato den 24 october 1735 namens en <strong>van</strong> wegens den Hoogh Geboren en<br />
Gestrengen Heere Adriaan Grave <strong>van</strong> Lijnden, Amptman der stad Grave en Lande <strong>van</strong> Cuijk<br />
behoorlijk geinsinueert, als namentlijk op den 26 october 1735 de insinuatie gedaan aan Geurt<br />
Ebben copie opt zegel ter hand gestelt, die tot antwoord gaff, dat hij er niet <strong>van</strong> en weet.<br />
Bij absentie <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> de insinuatie gedaen aan desselfs huijsvrou, die tot<br />
antwoord gaff ik heb de copie ontfangen door <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> mij des anderendaags schriftelijk<br />
relaas ter handen gestelt, luijt als volgt, geeft voor relaas in den jaere 1727 uijt den Lande <strong>van</strong><br />
Cleve hier zijnde komende te trouwen, noijt eenige kennisse of wetenschap <strong>van</strong> die<br />
ordonnantie gehadt te hebben, en soo alsnog de brouwerije en tapneringe <strong>van</strong> zijne vrouwe<br />
ouders gevonden en ter goeder trouwe gecontinueert te<br />
hebben, protesterende op het brouwen ende tapneringe te<br />
samen.<br />
Sonder brouwerije en verdere devoiren niet te konnen<br />
bestaan, sullende egter sig neffens alle anderen in den Lande<br />
<strong>van</strong> Cuijk doen opvolgen en <strong>naar</strong>comen….. Dit is mijn relaas<br />
en wedervaren. 26 oct. 1735 ; J. <strong>van</strong> Aersen, deurwaarder."<br />
Locatie brouwerij.<br />
Op de bijgevoegde kadstrale kaart uit 1811 is een brouwhuis<br />
(sectie C 399) aangegeven met de onderste pijl. Het maakt<br />
mogelijk onderdeel uit <strong>van</strong> de tapperij C398 en het erf C387.<br />
Het is denkbaar dat dit de locatie was waar Willem en<br />
Wilhelmina hun knijp of herberg exploiteerden. Mogelijk zou<br />
het ook de locatie <strong>van</strong> C384 aan het noordeinde <strong>van</strong> het dorp<br />
kunnen zijn.<br />
Helaas zijn er geen specifieke aanwijzingen over de situering<br />
<strong>van</strong> de brouwerij en tapperij <strong>van</strong> Wilhelmus en Wilhelma. Bij<br />
de opname <strong>van</strong> de eerste kadastrale minuut in 1811 worden<br />
er twee brouwerijen aangegeven.<br />
Dit zijn de enige twee lokaties die bekend zijn uit het dorp
7-24<br />
Vierlingsbeek. Hoewel er een flinke tijdsspanne tussen zit, is het niet ondenkbaar dat het om<br />
één <strong>van</strong> deze twee brouwlokaties –die je toch niet zo maar even verplaatst- gaat. Bovendien<br />
waren er voorwaarden verbonden aan brouwlokaties in verband met brandveiligheid. Er werd<br />
natuurlijk bij elke brouw flink gestookt. We zien dat beide lokaties redelijk “vrij” in de<br />
Vierlingsbeekse bebouwing liggen.<br />
Uit de specificatie <strong>van</strong> 29 oktober 1735 blijkt nogmaals dat de volgende “brouwers haare<br />
brouketels en knijpen niet geijkt hebben, en brouwers zijnde herberg off tapneringe (kroeg)<br />
gehouden off gelagen geset hebben (gelegenheid gegeven hebben tot gebruik <strong>van</strong> voedsel)”.<br />
Het betreft Theodorus Nabben, Hendrik Verborg, Hendrik Rutten (de zwager <strong>van</strong> Willem!) en<br />
Jan <strong>van</strong> Wessel in de dorpen Maashees en Holthees. In Vierlingsbeek zijn het Geurt Ebben,<br />
Willem <strong>van</strong> Haeff, Matthijs Lindemans, Balthus Martini en onder Sambeek Peter Cremers en<br />
Gerrit Willems. Kennelijk waren deze brouwers collectief niet op de hoogte <strong>van</strong> de verplichting<br />
om de diverse inhoudsmaten te laten ijken.<br />
Op 15 febr. 1736 is de vrouw <strong>van</strong> Willem, Wilhelma <strong>van</strong> de Wijenbergh doopheffer bij de doop<br />
<strong>van</strong> Petrus, de zoon <strong>van</strong> Henricus Martens en Maria Anna Busslee. Zij is ook doopheffer bij de<br />
doop <strong>van</strong> Maria, ook een dochter <strong>van</strong> hetzelfde echtpaar.<br />
Zoals we konden vaststellen drijven Willem en Wilhelma een tapnering en hebben zij een<br />
brouwerij. Zo is er een rekening bekend uit Maashees d.d. 30.4.1736 voor W. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> "voor<br />
verteringe in 2 reijsen f 12.0.0".<br />
Verder koopt W. <strong>van</strong> Haeff bij een openbare verkoop te Vierlingsbeek:<br />
Eenen hoop garsten stroij op de deel fl. 2. 2. 0<br />
100 schobben garsten stroij fl. 1.13.0<br />
200 schobben roggen stroij fl. 4. 3. 0<br />
Deze aankopen bevestigen nogmaals dat Willem zijn voorraad gerst- en roggestro aanvuld om<br />
zijn eigen paard(en) maar ook die <strong>van</strong> zijn gasten te eten te kunnen geven.<br />
Wilhelmina is op 15 febr. 1736 opnieuw te Vierlingsbeek doopheffer. Ze wordt vermeld als<br />
“Wilhelma <strong>van</strong> Hâf alias Wijenberg”.<br />
Anneke Vermasen weduwe <strong>van</strong> Johan Capteijns geassisteerd met W. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> haar<br />
gekozen momboir en Jan en Christina Capteijns verkopen 18 juli 1736 aan Eva <strong>van</strong><br />
Berghom een huis en moeshof te Vierlingsbeek grenzend aan de Weem en aan de<br />
Heerstraat voor fl. 250,--.<br />
Op 23 juni 1738 zien we in<br />
het begraafboek <strong>van</strong><br />
Vierlingsbeek de volgende<br />
vermelding: "Proles Wilhelmus<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en<br />
Wilhelma <strong>van</strong> de<br />
Wijenbergh". Dus:<br />
overleden het kind <strong>van</strong> ….<br />
Willem ondertekent op 21 juli 1737 voor het laatst als loco Landschrijver en schepen <strong>van</strong><br />
Vierlingsbeek. Op 15 juli 1729, 8 jaar eerder dus, ondertekende Wilhelmus voor het eerst als<br />
zodanig. Hij wordt opgevolgd door Johan Vonck die voor het eerst op 25 oktober ondertekent.<br />
Op 29 jan. 1738 zet Willem echter toch weer als zodanig zijn handtekening. Wat hier opvalt is<br />
de meer bibberige, minder strakke en gecontroleerde handtekening <strong>van</strong> Willem. Je kan je<br />
afvragen of hij wellicht ziek is. Zeker als je weet dat hij een half jaar later overlijdt. Hij wordt<br />
opgevolgd door Gerard <strong>van</strong> Leunen.
7-25<br />
Op 20 okt. 1737 wordt het zesde kind <strong>van</strong> Wilhelmus en<br />
Wilhelma gedoopt. Dit keer weer een zoon en hij krijgt<br />
de naam Joannes [123]. Doopheffers zijn: Joannes <strong>van</strong><br />
den Bosch, de eerdere zwager <strong>van</strong> Wilhelmus die te<br />
Goch met zijn zus Agnes <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> was gehuwd. Zij<br />
overleed daar in 1728. Loco Gerardus Wermerskercken<br />
en Maria Catharina Schaffers, hun schoonzus die<br />
gehuwd is met Joannes <strong>van</strong> de Wijenbergh.<br />
Plaatsver<strong>van</strong>gende meter was Joanna Gertrudis<br />
Schaffers de zus <strong>van</strong> Maria Catharina. Dit kind is<br />
helaas een kort leven beschoren en overlijdt op 23 juni<br />
<strong>van</strong> het jaar erop. Zijn voornaam ontving hij binnen de<br />
kaders <strong>van</strong> vernoemingen <strong>van</strong> de jongste broer <strong>van</strong><br />
Wilhelma; de hierboven genoemde Joannes <strong>van</strong> den<br />
Wijenbergh<br />
Kennelijk houdt zwager Joannes <strong>van</strong> den Bosch het<br />
contact met de familie <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> aan, nadat hij<br />
weduw<strong>naar</strong> is geworden door het overlijden <strong>van</strong> Agnes <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, de oudste zus <strong>van</strong><br />
Wilhelmus. Want hij is zoals we hierboven zien, peter bij de doop <strong>van</strong> het vroeg overleden<br />
derde zoontje <strong>van</strong> Wilhelmus en Wilhelma.<br />
Op 10 februari 1738 lezen we het volgende: “Wij Jacobus Smits, Gesubst. Rigter, Johan <strong>van</strong><br />
Diependaal en Willem Torsink, scheepenen der stad Grave, doen cond en tuijgen bij dese, dat<br />
voor ons als in den gedelegeerde gerigte gecompareert is Willem <strong>van</strong> Haeff, woonende tot<br />
Vierlinxbeek den welke ter requisitie <strong>van</strong> Jan Grutteler, medestander <strong>van</strong> Mattijs <strong>van</strong> Esch,<br />
pagter <strong>van</strong> den Impost<br />
der Vier Specien over<br />
den dorpe <strong>van</strong><br />
Vierlinxbeek <strong>van</strong><br />
deesen lopenden<br />
termijn, <strong>naar</strong> dat<br />
alvoorens daar toe was<br />
gearresteert op<br />
mondelinge hem<br />
voorgehouden vraagen<br />
heeft verklaart waer en<br />
waaragtig te sijn, dat<br />
hij <strong>van</strong> den voors.<br />
pagter tot collecteur<br />
over Vierlinxbeek<br />
voors. <strong>van</strong> hunne<br />
gemelte pagten in oct.<br />
1737 is aangestelt, dat<br />
op den derden januari<br />
1738 ten huijse <strong>van</strong> Mattijs Lindeman brouwer, tapper en herbergier tot Vierlinxbeek voors. is<br />
bevonden dit naavolghende versch geslagt en versch gesoute speck, en verkensvlees als<br />
naamentlijk twee schencken, twee schouders, twee zijde speck tusschen de schouders en<br />
schencken uijtgesneeden.<br />
Een halve kop, een caamstuck, vijf stucken uijt de rugstrang, eene geh(ele) schelharst <strong>van</strong> de<br />
ene sijde en een kleijn stuk schelharst, mitsgaders vijftien metworsten, versch en ongerookt<br />
sonder dat Mattijs Lindeman of imand <strong>van</strong> sijnent weegen daar<strong>van</strong> een billet gehaalt of den<br />
impost daar Comparant in sijne qualiteijt oock versogt geweest het selve te koomen pryseeren,<br />
en laatstelijck oock sonder dat gemelte Lindeman of imand aan hem comparant kennisse heeft
7-26<br />
gegeven, dat het selve speck, verkenvlees en worsten ten huijse <strong>van</strong> deselve Lindeman was,<br />
of gebragt soude worden.<br />
In oorkonde der waerheijdt hebben wij Gesubst. Richter en scheepenen voornt. dese<br />
behoorlijk neffens deses stads secretaris betekent tot Grave den tienden februari seventien<br />
hondert agt en dartigh”.<br />
Enkele maanden later, overlijdt Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> op 20 augustus 1738. Hij wordt op<br />
dinsdag 24 aug. op de begraafplaats <strong>van</strong> Vierlingsbeek in de ouderdom <strong>van</strong> 43 jaar ter aarde<br />
besteld.<br />
Wilhelmina <strong>van</strong><br />
de Wijenbergh<br />
krijgt het wel<br />
voor haar<br />
kiezen. In de<br />
bloei <strong>van</strong> haar<br />
leven, ze is net<br />
42 jaar, raakt ze<br />
eerst haar<br />
jongste kind<br />
kwijt en enkele maanden later overlijdt ook nog haar echtgenoot. Na 11 jaar huwelijk moet ze<br />
afscheid nemen <strong>van</strong> haar man en blijft ze met 5 kleine kinderen achter. Ik hoop dat ze de<br />
nodige hulp heeft gehad om de herberg, de brouwerij en haar huishouden te bestieren. Het zal<br />
geen sinecure geweest zijn.<br />
Mogelijk dat Vierlingsbeek dit jaar door een dysenterie-epidemie werd getroffen. De rode loop,<br />
zoals deze ziekte ook wel in de volksmond werd genoemd was een <strong>van</strong> de meest bedreigende<br />
ziektes in deze tijd. De verschillende epidemieën waren iets waar men in het dagelijkse leven<br />
<strong>van</strong> vroeger veel mee te maken kreeg. Rond het eind <strong>van</strong> de 17e eeuw was de pest<br />
verdwenen, dit kwam mede door de betere hygiënische voorzieningen. Andere epidemieën die<br />
opgetraden waren buiten dysenterie, tyfus en difterie.<br />
Soms werd de doodsoorzaak door de pastoor<br />
vermeld, maar dat is hier niet het geval geweest.<br />
Op 25 febr. 1739 werd door Peter Cremers een<br />
rekening voldaan aan W. <strong>van</strong> de Wijenbergh,<br />
weduwe <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, groot fl. 5.18.0. wegens "den 11<br />
sept. 1735 aan Claas Janssen en Matheus<br />
Leenders, boswagters voor het aannemen en maken<br />
<strong>van</strong> de <strong>Ga</strong>sselsen dijck voor quote <strong>van</strong> Maashees<br />
met de verteringe door de regente en aennemers<br />
gedaan"<br />
Oktober 1738. Ofschoon het bijgaand verzoek aan<br />
de Amptman <strong>van</strong> de stad Grave; Adriaan graaf <strong>van</strong><br />
Linden niet direct met Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> <strong>van</strong> doen<br />
heeft, is het té interessant om het hier niet te<br />
vermelden. Op de keerzijde <strong>van</strong> dit foliant is<br />
trouwens een rekensommetje te zien met daarboven “<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>”. Mogelijk moest er nog iets<br />
betaald of afgerekend worden.<br />
“In de kost te mogen bestellen”…<br />
Maar aan de andere kant staat het volgende: “Geeft reverentlijk te kennen Johan Selen<br />
gesubstitueerde Scholtis tot Vierlinxbeek, dat hij suppliant tot sijn overgroote droevheijt het<br />
ongeluck heeft, dat sijn huijsvrouwe Helena <strong>van</strong> den Broeck veele jaaren herwaerts haer heeft
7-27<br />
coomen te vergeeten in stercke drancke dat hij suppliant met veele patientie alle middelen int<br />
werck heeft gestelt om deselve daer <strong>van</strong> aff te brengen, dogh te vergeefs, alsoo de selve <strong>van</strong><br />
dagh tot dagh nogh stercker daer toe coomt te vervallen, en langhs onnaspeirlijke wegen<br />
dusdanige dranck weet te becoomen tot volslagen ruine <strong>van</strong> sijne familie en schandaal <strong>van</strong> de<br />
gansche gemeente, dat den suppliant bedught sijnde, dat deselve moghte coomen te<br />
verongelucken, als begevende haer nu dagen en naghten niet alleen buijten haer huijs, maer<br />
selfs buijten dorps sonder dat men weet waer deselve te vinden is, te rade geworden is door<br />
sijne alhier ondergetekende swager en swagerinne tot voorcooming <strong>van</strong> ongelucken en om<br />
deselve tot beternisse te brengen voor twee a drie jaaren deselve in de cost te bestellen in een<br />
beslooten vrouwen clooster waer toe de suppliant sonder voorkennisse en permissie <strong>van</strong> u<br />
Hoogh Geb. niet heeft connen resolveren, weshalven soo keert den suppliant hem in alle<br />
onderdanigheijt tot u Hoogh Gebr. met ootmoedig versoeck, dat u Hoogh Gebr. hem suppliant<br />
gelieve te permitteren sijn opgemelde huijsvrouwe voor twee a drie jaeren in een beslooten<br />
vrouwenclooster in de cost te mogen bestellen. ’t Welck doende etc. “<br />
Op 11 mei 1739 passeert te Grave een verkoopakte waarbij de “Broecks Bouwhoff”, gelegen<br />
onder Maashees wordt verkocht. De grootte <strong>van</strong> deze hof bedraagt maar liefst zo’n 43 morgen.<br />
Dit bezit is belast met 8 malder rogge “Beeckse mate” aan het O.L.Vr. altaar <strong>van</strong> Venray.<br />
De wed. <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> Haeff dient jaarlijks een half malder rogge aan de nieuwe eigenaren<br />
<strong>van</strong> deze Broecks Bouwhoff af te dragen.<br />
Op 29 sept. presenteert Wilhelmina een "Specificatie <strong>van</strong> het geene de weduwe <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> soo<br />
wegens agterstedige<br />
lasten als verteringe tot<br />
lasten <strong>van</strong> den<br />
insolventen boedel <strong>van</strong><br />
Sr. Johan Donnaij en<br />
desselfs kinderen is<br />
hebbende". De<br />
schattinge over den<br />
jaare 1736 en 1737<br />
bedragen per resto<br />
eene somme <strong>van</strong> f<br />
8.2.8.<br />
Op 18 maart 1739 bij de<br />
vercopinge der<br />
goederen <strong>van</strong> Sr. Johan<br />
Donnaij logeert de familie bij de herberg <strong>van</strong> de Weduwe <strong>van</strong> Wijenbergh.<br />
Door de Hr. Phillippens, juffr. Donnaij, Johan Donnaij, Hr. Heinsius, Hr. Brouwer en Hr. Verzeijl<br />
in twee dagen en eenen nagt met hunne peerden verteert, te samen f 10.16.0.<br />
Op 9 apr. 1739 bij de stedinge door juffr. Donnaij en de Hr. Phillippens tot den 10e verteert f<br />
3.19.8. Op 28 en 29 sept. 1739 bij het extraderen der cooppenningen soo door de kinderen<br />
<strong>van</strong> Sr. Johan Donnaij als door de present zijnde crediteuren en hunne bediendens verteert te<br />
samen f 18.4.0.
7-28<br />
Bekenne bij mij onderget. ont<strong>van</strong>gen te hebben <strong>van</strong> den gesubst. Landschr. Gerard <strong>van</strong><br />
Leunen dese bovenstaande reekeninge ad drie en veertig gulden en 17 st.<br />
Actum Beek den 29e sept. 1739. W. <strong>van</strong> den Wijenbergh weduwe <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>".<br />
Deze specificatie heeft met name betrekking op verteringen door mens en paard. De “gasten”<br />
overnachten ook bij “onze“ weduwe. Andermaal vinden we hier het duidelijk bewijs dat er een<br />
herberg wordt gedreven. Duidelijk is dat je er kan slapen en de paarden kunnen er ook gestald<br />
worden.<br />
Het wordt helaas niet duidelijk of deze herberg een naam draagt en waar in Vierlingsbeek deze<br />
zich heeft bevonden. Mischien stond hij wel te boek als de “Herberg <strong>van</strong> Wijenbergh” (haar<br />
(groot)vader was er al mee begonnen) Eerder werd hierboven een poging ondernomen om de<br />
meest logische locatie in beeld te brengen. Later zien we dat ook hun zoon Jacobus een<br />
herberg in Boxmeer drijft. Het herbergiersvak blijft gecontinueerd!<br />
Door Peter Cremers<br />
(schatbeurder <strong>van</strong><br />
Maashees) wordt op 12<br />
juni 1739 een rekening<br />
voldaan aan W. <strong>van</strong> den<br />
Wijenbergh, wed. <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> groot fl. 5.5.0.<br />
"wegens reparatien<br />
door Matheus Linders<br />
aen den <strong>Ga</strong>sselsen<br />
dijck in den jaere 1736<br />
gedaen ende door<br />
mijnen man zaliger<br />
verschoten<br />
(=voorgeschoten)"<br />
"Lijste der capitaalen<br />
staende nog tot lasten<br />
der gemeinte <strong>van</strong><br />
Vierlingsbeek”. We zien<br />
in 1740 dat de erfgen. <strong>van</strong> W. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> jaarlijks nog een rente trekken <strong>van</strong> fl. 9.5.6 over een<br />
aan de gemeente geleend kapitaal <strong>van</strong> fl. 309.0.0. De lijst geeft een prachtig overzicht <strong>van</strong> de<br />
kapitaalkrachtige personen uit het dorp. In totaal wordt er bijna 15.000 gulden geleend<br />
waarvoor jaarlijks een rente <strong>van</strong> fl. 447.19.10 betaald moet worden.<br />
Op 12 okt. 1741 verkoopt Allard <strong>van</strong> Raij aan Gertruij Jans “een stuck bouwland groot<br />
ongeveer eene cleijne mergen, oost: de erffgenaemen <strong>van</strong> Derck Dercks, west de gemeene<br />
weg, jaerlijcks belast met dreij seijster rogge Beeksche mate aan de Wed. <strong>van</strong> W. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>,<br />
alle onder het Dorpe <strong>van</strong> Vierlinxbeeck gelegen”<br />
Op 14 sept. 1741 overlijdt tot overmaat <strong>van</strong> ramp voor haar kinderen ook moeder Wilhelmina<br />
<strong>van</strong> de Wijenbergh op 45-jarige leeftijd. Ze laat 5 onmondige, minderjarige kinderen achter<br />
waar<strong>van</strong> de oudste nog niet eens 14 jaar is.
Voogdij.<br />
7-29<br />
Nu de kinderen <strong>van</strong> Wilhelmus en Wilhelma allen wees zijn geworden moet er iets geregeld<br />
worden aangaande de voogdij en de nalatenschap <strong>van</strong> het ouderpaar. Het lag dus voor de<br />
hand om te vooronderstellen, dat de bron <strong>van</strong> het Rechterlijk Archief ook na de dood <strong>van</strong><br />
Wilhelma nog niet geheel uitgeput zou zijn. Na enig zoeken werd een bericht gevonden <strong>van</strong> 2<br />
dec. 1741 dat er voogden waren aangesteld over de 5 kinderen. Dit was een logische<br />
“oplossing” want ik kon me niet voorstellen dat ze in het weeshuis zouden belanden. Wie de<br />
voogden (mombers) waren werd echter nog niet vermeld. Pas in 1743 krijgen we antwoord op<br />
deze vraag.<br />
Dit is slechts een resumee. De oorspronkelijke minuut is helaas niet meer te vinden en<br />
waarschijnlijk verloren gegaan. Het weeskamerarchief <strong>van</strong> Grave leverde geen aanvullende<br />
informatie op over de voogdij betreffende de eerder genoemde minderjarige kinderen. De<br />
kinderen zijn dus grootgebracht binnen de familie. Maar in het stuk uit 1743 komen we echter<br />
een vermelding tegen waarbij er namen zijn geplaatst bij de voogdij <strong>van</strong> de minderjarige<br />
kinderen. We zien dat een oom <strong>van</strong> vaderskant (Antonius) alszowel een oom <strong>van</strong> moederskant<br />
(Joannes) zich over hen ontfermen.<br />
Na de opsomming <strong>van</strong> de verkoopvoorwaarden staat het volgende vermeld:<br />
"Conditien ende voorwaarden volgens dewelke soo praesenteren Sybilla <strong>van</strong> Leunen;<br />
meerderjarige dochter <strong>van</strong> Gerard <strong>van</strong> Leunen (Gesubst. Landschr.) en Dorothea de Roulloije<br />
in leven gewesene echteluijden, mitsgaders Johan de Roulloije, Gerardus Bouwmans en<br />
Matthijs <strong>van</strong> Leunen (Wilhelma was in 1717 trouwgetuige bij deze Matthijs! en hij was gehuwd<br />
met Alegundis Loevendael) in qualiteit als <strong>van</strong> 's Heeren wegen geconstitutioneerde<br />
momboiren over de minderjarige kinderen <strong>van</strong> opgemelde echteluijden, enz. te vercoopen<br />
soodanige <strong>Haaff</strong> (=have) en meubilaire goederen als hier<strong>naar</strong> aan de omstanders voortgebracht<br />
zullen werden".<br />
"Johann <strong>van</strong> den Wijenberg en Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> als <strong>van</strong> 's Heeren wegen aengestelde<br />
momboiren over de naegelaetene minderjaerige kinderen <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Wilhelmina<br />
<strong>van</strong> den Wijenberg, maeken alhier te perk bekendt dat ingevolge Lands Costuemen in saecke<br />
der verpachtingen <strong>van</strong> dese coopspenningen der kinderen <strong>van</strong> Gerard <strong>van</strong> Leunen, voor eene<br />
staande en loopende huijs- en landpagt mogen worden geprefereert."<br />
Het lijkt het meest waarschijnlijk dat de 5 kinderen <strong>van</strong> Willem en Wilhelma na het overlijden<br />
<strong>van</strong> hun moeder in 1741 bij hun oom Johan <strong>van</strong> den Wijenbergh terechtkomen. Hij is rond<br />
deze tijd <strong>Ga</strong>stwirt <strong>van</strong> een herberg in Walbeck, noordelijk <strong>van</strong> Straelen.<br />
Maar omdat ook de “Herberg <strong>van</strong> Wijenbergh” kennelijk wordt gecontinueerd zou het ook wel<br />
eens zo kunnen zijn dat de kinderen bleven wonen waar ze waren en dat hun voogden (of<br />
plaatsver<strong>van</strong>gers) bij hen kwamen wonen. Hun oom Anthon die in Goch woont en daar actief<br />
is als provisor <strong>van</strong> het arme mannen en vrouwenhuis, is het in elk geval niet. Er is ook geen
7-30<br />
enkele indicatie gevonden waaruit de aanwezigheid <strong>van</strong> de kinderen in die stad blijkt.<br />
Dat beide heren echter toezicht uitoefenen op het wel en wee <strong>van</strong> deze kinderen is duidelijk.<br />
Tussen de archivalia <strong>van</strong> het Rechterlijk Archief <strong>van</strong> Vierlingsbeek werd nog het volgende,<br />
zeer interessant stuk gevonden.<br />
Schaarverpachting.<br />
Op 12 juni 1743 vindt<br />
namelijk te Vierlingsbeek<br />
voor de minderjarige<br />
kinderen <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> en Wilhelmina <strong>van</strong> de<br />
Wijenberg in leven<br />
gewesene echtelieden een<br />
“schaarverpachting” plaats.<br />
Bij een schaarverpachting<br />
wordt de opbrengst <strong>van</strong> het<br />
op het veld staande gewas<br />
bij opbod verkocht. Buiten de<br />
herberg blijkt dat er ook nog<br />
heel wat land in eigendom is<br />
waarop rogge, boekweit en<br />
speuri (?) worden verbouwd.<br />
Dit moet natuurlijk geoogst<br />
worden en de voogden<br />
besluiten om de opbrengst<br />
aan de meestbiedende te<br />
verpachten. Maar liefst 14<br />
percelen met gewas, alle<br />
met een eigen toponiem<br />
aangeduid komen onder de<br />
“stok”.<br />
"Conditien ende voorwaarden volgens dewelke soo praesenteren Anthon <strong>van</strong> Haaf ende<br />
Johan <strong>van</strong> de Wijenberg in qualiteijt als <strong>van</strong> 's Heeren wegen geconstitueerde momboiren over<br />
de minderjaarige kinderen <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Wilhelmina <strong>van</strong> de Wijenberg in leven<br />
gewesene echteluijden, met special octroij <strong>van</strong> wegens den Hooggeboren Gestrenge Heer<br />
Adrian Graafe <strong>van</strong> Linden, Amptman der stadt Grave en Lande <strong>van</strong> Cuijk de dato den .......<br />
(niet ingevuld!) in't openbaar ende aan de meestbiedende ingevolge de daar<strong>van</strong> gedane<br />
publicatie ten overstaan <strong>van</strong> desen Ed. gerichte <strong>van</strong> Vierlinxbeek te verpachten zoodaanige<br />
koorenschaar onder de Dinkbanke <strong>van</strong> Vierlinxbeek voors. te velde staande als hiernaer bij<br />
nombers en blokken zal worden aangetoont.<br />
De verpachters willen in qualiteijt als vooren de selve schaar verpachten met guldens en<br />
stuivers ad 21 1/2 stuijver 't stuck goed Hollandsch geld, ende sulks met het deurslaan <strong>van</strong> den<br />
stok, naer geemaneerte ordre <strong>van</strong> den stokhouder deeses lands te bekeeren, soo naer<br />
advenant gerekent.<br />
De betaalinge der pagtpenningen zullen de pagters gehouden wesen te doen aan handen <strong>van</strong><br />
den Gesubst. Landschr. en vendumeister deeser Dinkbanke <strong>van</strong> Vierlinxbeek, en sulx op St.<br />
Michiel deeses jaars 1743 op poene dat de gebrekige bij panding en parate executie tot<br />
betalinge sullen werden geconstringeert ende daer en boven moeten voldoen den<br />
andermaligen opstuijver.<br />
De pagters sullen gehouden zijn voor haare beloofde pagtpenningen te stellen twee goede en<br />
suffisante borgen ten genoegen <strong>van</strong> gemelde Gesubst. Landschr. en vendumeister onder<br />
deesen Ed. Gerigte genoegsam geerfft ende gegoed met renuntiatie <strong>van</strong> de beneficien<br />
ordivisionis et excussionis haar <strong>van</strong> den effecte <strong>van</strong> dien well ende wettig onderrigt houdende.
7-31<br />
De pagters sullen gehouden wesen haar gepagte schaar geheel te maijen en aan den gass<br />
(straat) te brengen en alvoorens het coorn <strong>van</strong> het veld te haalen, tijdig daar<strong>van</strong> aen de tiender<br />
kenisse te geven.<br />
Op deese conditie sal tot onraad staan op ijder slag of perceel een vaam bier lijcoop voor de<br />
kerkeveijlinge, kerk en armen, ijder twee stuijvers, welken onraat aenstonds beneffens den<br />
opstuijver door de pagters betaalt sal moeten worden, sonder darvoor ijets aan de beloofde<br />
pagtpenningen te mogen korten.<br />
No. 1 Op de Kamp<br />
Bestaende in ongeveer vijf veerdel Rogge is geloopen ad 20 guldens 5 stuijver bij Jan Mosters.<br />
Borgen: Jasper Lovendael en Jan <strong>van</strong> den Bosch.<br />
No. 2<br />
Bestaende in ongeveer vijf veerdel Rogge is geloopen ad 17 guldens 10 stuijvers bij Jasper<br />
Lovendael. Borgen: Jan Mosters en Jan <strong>van</strong> den Bosch<br />
No. 3<br />
Bestaende in ongeveer vijf veerdel Rogge is geloopen ad 16 guldens 10 stuijvers bij Jan<br />
Mosters. Borgen: als onder no.1<br />
No. 4<br />
Bestaende in ongeveer anderhalf mergen Rogge is geloopen ad 19 gulden bij Jasper<br />
Lovendael. Borgen: als onder no.2<br />
No. 5<br />
Bestaende in ongeveer anderhalf mergen Rogge is geloopen op 19 gulden bij Jan Lovendael.<br />
Borgen: Jan Huigen en Jan <strong>van</strong> den Bosch.<br />
No. 6 Op de Susmann<br />
Bestaende in drie veerdel Rogge ongeveer, is geloopen ad 7 gulden en 10 stuijvers. Jan<br />
Lovendael. Borgen: als onder no.5<br />
No. 7 Op de Dasmus<br />
Bestaende in ongeveer anderhalf mergen Rogge, is geloopen ad 17 gulden en 10 stuijvers.<br />
Hendr. Martens (tweede echtgenoot <strong>van</strong> Maria Anna Busslee !). Borgen: Hendrik Franssen en<br />
Gerrit Martens.<br />
No. 8 Bestaende in ongeveer anderhalf mergen Rogge, is geloopen ad 18 gulden 10 stuijvers<br />
bij Hendr: Martens. Borgen: als onder no.7<br />
No. 9 In het Staetsche Veld<br />
Bestaende in eenen mergen Rogge ongeveer, is geloopen op 15 gulden 10 stuijvers. Matthijs<br />
Langendonk. Borgen: Reinier <strong>van</strong> de Staij en Jan de Hondt.<br />
No. 10 Op de Wijenberg<br />
Bestaende in ongeveer twee mergen Rogge, is geloopen op 25 gulden 5 stuijvers. Hendr: <strong>van</strong><br />
de Staij. Borgen: Huijgen Huijgens en Jan <strong>van</strong> de Water.<br />
No. 11 Bij de Sprokel<br />
Bestaende in ongeveer anderhalf mergen Boekweijd, is geloopen ad 16 gulden bij Jasper<br />
Lovendael. Borgen: als vooren no.2 en 4<br />
No. 12 Op de Susman<br />
Bestaende in ongeveer anderhalf mergen Boekweit, deelbaar en No.13 daerneven bestaende<br />
in anderhalf mergen Boekweijt ongeveer, deelbaar. No. 12 en 13 tegelijk sijn geloopen op 39<br />
gulden bij Matthijs Langendonk.<br />
Borgen: als vooren No.9<br />
(Deese twee parcelen sijn ineen gestoken, en dienvolgens tegelijk verpagt.<br />
No. 14 gelegen op de Wijenberg<br />
Bestaende in ongeveer eenen mergen Speuri, is geloopen op 7 gulden 11 stuijvers bij Matthijs<br />
Langendonk. Borgen: als vooren bij No.9 en 13.<br />
Aldus gedaan en verpagt tot Vierlinxbeek den 12 julij 1743 ten overstaan <strong>van</strong> Hendrik<br />
Franssen, president schepen, loco scholtus, Hendrik <strong>van</strong> de Staij en Jan <strong>van</strong> de Water<br />
schepenen. De totale opbrengs <strong>van</strong> deze verpachting bedraagt fl. 239.1.0<br />
"Hierop betaelt volgens quittancie op ordre de dato den 14 octobris 1743, fl. 100.0.0<br />
Verders aen Hendrik Martens ingevolge overgegevene rekening de dato 1743 ter somma <strong>van</strong>
7-32<br />
fl. 7.10.10<br />
Komt nogh voor segels tot de conditien ende de copie daer<strong>van</strong> fl. 2.4.0, voor de billetten met<br />
de segels fl. 1.2.0 en voor exhibitie en registrature <strong>van</strong> 't Octroij fl. 0.16.8, dus resteert fl.<br />
127.7.14 ".<br />
De opbrengst <strong>van</strong> deze schaarverpachting wordt op 30 mei 1744 (dus een jaar later) volgens<br />
quittantie aan Johannes <strong>van</strong> de Wijenberg q.q. betaald.<br />
Dezelfde verpachting vindt een jaar later (1744) opnieuw plaats. Op 19 mrt. 1745 wordt de<br />
rekening voldaan aan dezelfde Johannes <strong>van</strong> den Wijenberg.<br />
Veel onroerend goed als eigendom.<br />
Bovenstaande schaarverpachting geeft prima aan welke eigendommen Wilhelmus en<br />
Wilhelmina onder meer tijdens hun leven hebben verworven of door overerving hebben<br />
verkregen. En dit is -zo zien we later als de kinderen overgaan tot verkoop <strong>van</strong> landerijen- nog<br />
maar een fractie <strong>van</strong> het totale bezit.<br />
Ik heb me wel afgevraagd of Wilhelmus zelf ook nog boerde. Al het bovengaande gewas moet<br />
toch gezaaid, het land moet bewerkt, enz. Zou Willem dat ook verpacht hebben (echter geen<br />
pachtcontracten gevonden) of was er personeel dat dit voor hem deed?<br />
Zoals we eerder hebben kunnen zien – we zijn daar dit <strong>hoofdstuk</strong> mee begonnen- wordt een<br />
deel <strong>van</strong> deze eigendommen al in 1713 genoemd als de verschillende kinderen (w.o. Willem<br />
en Wilhelma) erven uit de huwelijksgemeenschap <strong>van</strong> Derick <strong>van</strong> de Wijenbergh en Catharina<br />
Ebben. Hierbij kunnen ook nog eigendommen via de andere families (<strong>van</strong> Leunen, Rutten,<br />
Jansen?) zijn gekomen. Wilhelmus trouwt een goede partij, dat mag duidelijk zijn. Het is mij<br />
echter nog niet gebleken dat er <strong>van</strong>af de Gochse “<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>” kant enig onroerend goed terecht<br />
komt in de huwelijksgemeenschap <strong>van</strong> Wilhelmus en Wilhelmina. Het lijkt er tevens op dat<br />
Willem de afhandeling <strong>van</strong> de “thuissituatie” in Goch volledig heeft overgelaten aan zijn broer<br />
Antonius. Vooralsnog is zelfs niet duidelijk waarom Goch in het eerste kwart <strong>van</strong> de 18 e eeuw<br />
wordt verlaten. Mogelijk komt het door de ondergeschikte rol die de katholieken inmiddels zijn<br />
gaan spelen. Na eeuwen de stad mede bestuurd te hebben, komen de <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>’s niet meer<br />
voor in enige bestuurlijke rol. Rond 1725 telde Goch nog 4 <strong>Ga</strong>stwirte en 9 brouwerijen die in<br />
1720 gezamenlijk maar liefst ruim 2700 schepel malt tot bier omvormden. Er werden slechts<br />
37 tonnen bier <strong>van</strong> buiten de stad ingevoerd en er werd ook al “Schnapps” gebrand.<br />
Verslechterd deze economische situatie wellicht?<br />
Wel bekend is dat er in 1727-1728 een grootschalige dyssenterie-epidemie heerst die dood en<br />
verderf zaait. Ontsnapt Willem hierdoor wellicht de stad Goch?.<br />
Op 14 apr. 1745 kopen Wilhelmus Gijssen en Anna Maria Crommetuijn “een huis en hofken<br />
ongeveer een half vierdeel groot <strong>van</strong> Laurens <strong>van</strong> Langen en Gertuijd Jans, palende oost- en<br />
noordwaards aan de Gemene straat, zuidwaards Ott Martens en westwaards de erfgenamen<br />
<strong>van</strong> W. <strong>van</strong> Haaf”... (zie hieronder).<br />
Op deze wijze komen we<br />
een aantal keren de<br />
kinderen (erfgenamen) <strong>van</strong><br />
dit echtpaar tegen als<br />
“belending” <strong>van</strong> de<br />
verschillende buren met<br />
aangrenzend land.<br />
Regelmatig komen we de<br />
erven weer tegen als er<br />
een transport plaats vindt<br />
<strong>van</strong> onroerend goed dat<br />
aan hun eigendom grenst.
7-33<br />
Testament Rutten-<strong>van</strong> den Wijenbergh.<br />
In het volgende testament dat werd teruggevonden komen de kinderen <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> opnieuw<br />
tevoorschijn, want op 3 juni 1745 wordt het testament <strong>van</strong> Hendrick Rutten en Mechtildis <strong>van</strong><br />
den Wijenbergh opgemaakt. Dit echtpaar is oom en tante <strong>van</strong> de 5 weeskinderen en daarom<br />
worden zij in dit testament dan ook genoemd.<br />
"In den naemen ons Heeren Jesu Christij Amen! Cond ende kennelijk sij een ijder dient<br />
behoort dat in den jare ons heeren een duijsent seven hondert vijff en veertigh den derden<br />
dagh der maent junij des middaghs de clocke omtrent twaelff uijren, voor mij Rutger de Haen,<br />
openbaer notaris binnen de hooftbancke <strong>van</strong> Cuijk residerende ende voir de getuijgen<br />
naergenoemt, gecompareert ende verschenen sijn de Heere Hendrick Rutten; scholtus tot<br />
Geijsteren, Wanssem en Oister gesubstitueerden Landschr. en schepen tot Maeshees ende<br />
Juffr. Meggelijna <strong>van</strong> den Wijenbergh eghtelieden, woonende tot Maeshees, ons notaris en<br />
getuijgen hier welbekent.<br />
Den eersten comparant, swackelijk naer den lichaem, kranck te bedde leggende, de tweede<br />
comparante gaende en staende. Edogh beijde haer redenen, verstant en memorie ten vollen<br />
maghtig en gebruijkende naer allen uijtwendigen schijn te kennen gevende, dat sij<br />
aenmerkende des menschenlevens broosheijt op deser aerde, als een schaduwe vergancklijk<br />
de seeckere doodt en onseecker uijre <strong>van</strong>dien en over sulcx niet <strong>van</strong> menninge waren uijt<br />
dese werelt te scheijden, sonder alvoorens <strong>van</strong> hare tijdelijke goederen, haer <strong>van</strong> Godt<br />
almaghtigh uijt genade verleent, gedisponeert ende bevoolen te hebben, sulcx doende uijt<br />
haeren vrijen wil en gemoet, sonder inductie off persuatie <strong>van</strong> ijmant ter werelt, mits dan in<br />
craghte deses.<br />
Eerstelijk beveelen sij testateuren haere onsterffelijke zielen, wanneer die uijt haere sterffelijke<br />
lichamen sullen coomen te scheijden aen Godt almaghtigh, hare schepper en hemelschen<br />
Vader ende haere doode lichaemen de aerde met een eerlijke begravinge.<br />
Voorts komende tot dispositie <strong>van</strong> alle hare soo gereede als ongereede, hebbende en<br />
toecomende goederen, actien en crediten, gout, silver, gemunt en ongemunt geene <strong>van</strong> dien<br />
uijtgesondert waer deselve gelegen moghe sijn en vindbaer sullen wesen soo sij testateurs<br />
stervende metter doodt ontruijmen en naer laten sullen, verclarende hij eersten comparant in<br />
desen, sijne lieve huijsvrouwe de tweede comparante te nomineren en institueren tot sijnen<br />
eenige al en gehelen universeelen erffgename in alsulcke goederen, geene uijtgesondert die<br />
hij stervende metter doodt sal coomen te ontruijmen en naer te laeten, omme bij haer in vollen<br />
eijgendom aenveert en gepossideert te werden als vrij eijge allodiael goedt met exclusie <strong>van</strong><br />
allen anderen verclaerende daer en tegen, de tweede comparant, wanneer sij voors. eersten<br />
comparant haeren lieven man moghte comen afflijvigh te worden, in sulcken val, alle hare<br />
verstorvene en tesamen geacquireerde goederen bij denselven eersten testateur, alleen in<br />
toghte geduijrende sijn leven lanck sullen worden beseten en gepossideert.<br />
En naer sijn overlijden alle deselve toghtgoederen wederom in vollen eijgendom sullen<br />
succederen en devolveren op de naeste vriende en erffgenamen <strong>van</strong> de laeste comparante<br />
testatrice in dezen namentlijck op de doghter <strong>van</strong> Matthijs <strong>van</strong> den Wijenbergh, de vijff<br />
kinderen <strong>van</strong> Willemijne <strong>van</strong> den Wijenberg, ijder hooft voor hooft, Johannes <strong>van</strong> den<br />
Wijenbergh voor sooveel portien off kinderen als hij alsdan in leven sal hebben off bij<br />
vooroverlijden <strong>van</strong> den selven Jan <strong>van</strong> den Wijenbergh, desselfs kinderen ijder voor ene portie,<br />
mede hooft voor hooft, die alsdan nogh in leven sullen worden bevonden deselve daertoe<br />
substituerende mits desen met vollen reghte <strong>van</strong> institutie, alle het geene voors. verclaerende<br />
sij comparanten testateurs te wesen haer testament, laetsten en beijde haren uijttersten wille,<br />
willende en begerende dat hetselve, t'sij als testament codicil gifte uijt saecke des doodts, off<br />
onder den levende soo hetselve best in reghten sal connen bestaen, niet tegenstaende eenige<br />
ommissie die nae scherpheijt <strong>van</strong> reght, moghte sijn gecommitteert. In oirconde <strong>van</strong> waerheijt<br />
gepasseert tot Maeshees in presentie <strong>van</strong> den Ed. Heer Hendrickus Oddendorpe en Hendrick<br />
Borgh als getuijgen hiertoe versoght, die dese voorn. minute beneffens de comparanten<br />
testateuren met mij notaris behoorlijk hebben ondertekent". Ondertekend door H. Rutten,<br />
Mechlina <strong>van</strong> den Wijenbergh plus getuigen en door Rutger de Haen Gesubst. Landschr.
Geen testament.<br />
7-34<br />
Bij verder doorzoeken <strong>van</strong> het Rechterlijk Archief <strong>van</strong> Vierlingsbeek is geen verdere informatie<br />
meer aangetroffen die rechtstreeks betrekking heeft op Wilhelmus of Wilhelma of op hun<br />
minderjarige kinderen.<br />
Langzaam gaat de kaars <strong>van</strong> hun leven uit en worden er nieuwe ontstoken. Als de kinderen<br />
meerderjarig zijn geworden vinden we wel weer de nodige protocollen die betrekking hebben<br />
op hun afzonderlijke levens. De gegevens hier<strong>van</strong> zullen echter bij de levensbeschrijving <strong>van</strong><br />
elk <strong>van</strong> de kinderen aan de orde komen.<br />
Het blijft verwonderlijk dat Willem en Wilhelma geen testament hebben opgemaakt. Het is<br />
althans niet gevonden. Je zou verwachten met zoveel eigendommen en bezit, dat er toch iets<br />
vastgelegd zou zijn. Ook in de stad Goch is geen laatste wil aangetroffen. Mogelijk is dat –<br />
omdat ze betrekkelijk jong overlijden- beide door de dood zijn overvallen en nog niet hadden<br />
nagedacht over hun nalatenschap. Mogelijk is het ook verloren gegaan of ligt het nog op<br />
ontdekking te wachten in een goed geconserveerd archief? Wie zal het zeggen.<br />
Op 28 febr. 1746 wordt de volgende belending genoemd en de erfgenamen <strong>van</strong> W. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong><br />
passeren op 23 mei 1747 opnieuw de revue: “paalende oostw. Den Heer Baron <strong>van</strong> Macken,<br />
westw. Agnes Lindemans, suijdw. Peter Claassen en noordw. d’ erffgen. W. <strong>van</strong> Haaf, vrij en<br />
allodial erve…”<br />
"Compareerde voor de onderschr. Gerightspersoonen tot Vierlinxbeeck den [Adrt.] G.G. <strong>van</strong><br />
Bodinckhuijsen, denwelcke naemens de samentlijcke Geërffdens en geinteresseerdens deser<br />
Dingkbancke <strong>van</strong> Vierlinxbeeck ten fine <strong>van</strong> attestatie en praeferentie ten allen Reghten<br />
gerightelijck commer en arrest heeft gedaen aen alle gerede als ongerede goederen, actien en<br />
credijten soo Johan <strong>van</strong> den Wijenbergh in qualiteit als geautoriseerde [voormont] en momboir<br />
<strong>van</strong> de minderjaerige kinderen <strong>van</strong> wijlen Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en sijne huijsvrouwe onder desen<br />
gerighte is possiderende en te eijsschen heeft, sulx omme daeraen te verhaelen ingevolgelijk<br />
gerigtelijcke liquidatie, nopende de interessen aen het huijs Macken wegens de Thrutmaeltijdt<br />
ingehouden en alhier in uijtgave gebraght, dewelcke aen de gemeente wederom moeten<br />
worden gevalideert op den 10 september 1747 mit voors. Johan <strong>van</strong> den Wijenbergh in sijne<br />
opgemelte qualiteit gehouden eene somme <strong>van</strong> 154 gld 3 stuivers en 6 penningen edoch bij<br />
contradictie tot recollement <strong>van</strong> reeckeninge te willen treden en onder defalcatie <strong>van</strong><br />
bewijsselijcke betaelinge behoort gevalideert te worden, mit belastinge aen Simon <strong>van</strong> den<br />
Water als huijrlingh, naer aen hem gedaene insinuatie omme hier <strong>van</strong> aen opgemelte Johan<br />
<strong>van</strong> den Wijenbergh kenisse te geven idque cum expensis versoeckende dese <strong>van</strong> 14 tot 14<br />
daegen magh worden verweckt totte pandinge toe in waerer oirconde hebben wij<br />
Gerightspersoonen dese neffens de comparant q.q. geteeckent tot Vierlinxbeeck den 9<br />
februari 1748.<br />
Was getekend: G.G. <strong>van</strong> Bodinckhuijsen, Hendrik Franssen; loco scholtus, Jan <strong>van</strong> de Water<br />
en Hendrick <strong>van</strong> der Staeij.
7-35<br />
Bovenstaand protocol geeft na vele malen herlezen aan, dat op alle bezittingen <strong>van</strong> de door<br />
Johan <strong>van</strong> den Wijenbergh beheerde goederen <strong>van</strong> de 5 kinderen beslag wordt gelegd als een<br />
rente aan het huis Macken niet op tijd wordt betaald. Johan wordt volgens mij echter in de<br />
gelegenheid gesteld te laten weten of hij de bedoelde rente <strong>van</strong> fl. 154. 3. 6 binnen 14 dagen<br />
wenst te voldoen. Het betreft hier rente aan de Heer <strong>van</strong> Macken ten behoeven <strong>van</strong> de<br />
Thrutmaaltijdt?<br />
(17 juli 1749) "De schouwe alhier (Vierlinxbeeck) gespannen zijnde onder de Lind, hebben de<br />
gecommitteerdens tot het voeren der schouwe zig aldaar in vier verdeeld, ende heeft de eerste<br />
verdelinge begonnen aan de Lind met anderhalve roede tot bij het huijs <strong>van</strong> den Heer Vonck,<br />
voorts door de Schaffersche straat tot op de heijde met eene roede aan de dwarsweg, <strong>van</strong><br />
daar weder terug tot aan 't gemelde huijs <strong>van</strong> den Heer Vonck; doen met eene roede<br />
geschouwt over het Makkense veld tot aan den Smak; door den Beeck tot aan den paal<br />
genaamt Wakkere Pas zijnde den scheijdspaal <strong>van</strong> de limiten tusschen het Land <strong>van</strong> Cuijck en<br />
Kessel, welke gaan door het huijs <strong>van</strong> de Smak tot op den paal op het Loobeecksche Veld!<br />
Ende is de roede voor het gemelte huijs de Smak nedergezet en hebben de gecommitteerdens<br />
na aldaar gerefrescheerd te hebben, wederom terugge gegaan ende de schouwe met eene<br />
roede begonnen aan de Scheijdsweg na(ar) Vierlinxbeeck loopende, na(ar) Gruningen ende<br />
zoo voorts tot aan het huijs <strong>van</strong> Jan Mosters en aldaar de andere verdelingen ingewagt zijnde<br />
bij deeze verdelinge gekeurt en gebreukt als volgt.<br />
In de Schaffersche straat de wed. <strong>van</strong> Driel en de erffgenaamen <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> omdat ze den weg<br />
tegen haar erff niet gemaakt hadden door beijde gebreukt". ..... enz.<br />
Schaffersestraat.<br />
Hier eindigt de informatie over Wilhelmus en Wilhelma. Maar de laatste gegevens zijn niet<br />
onbelangrijk. Ten eerste bevestigt het hierbovenstaande volgens mij dat de kinderen niet<br />
elders wonen, maar dat hun voogden c.q. verzorgers bij hen aan de Schaffersestraat in huis<br />
zijn komen wonen en waarschijnlijk de herberg voortzetten en voor de kinderen zorgen.<br />
Dit is ook de eerste keer dat er sprake is <strong>van</strong> een plaatsaanduiding; de Schafferse straat.<br />
Maar eens kijken of dat ons verder helpt om hun domicili te vinden. Kennelijk is de financiële<br />
situatie <strong>van</strong> dit echtpaar dusdanig dat er geld geleend kon worden aan de gemeente<br />
Vierlingsbeek. Uiteraard had ook toen al de gemeente een algemeen voorzienende rol<br />
waarvoor geld nodig was. Enerzijds werden daartoe allerlei belastingen geheven, maar<br />
kennelijk wordt er –er bestonden immers nog geen banken- geld geleend <strong>van</strong> de<br />
vermogende inwoners <strong>van</strong> de gemeente.<br />
Zoals we reeds eerder konden zien, werden uit het huwelijk tussen Wilhelmus en Wilhelmina<br />
6 kinderen geboren. Alleen hun jongste zoon overlijdt heel jong. De zonen volgen de weg<br />
<strong>naar</strong> een volgend <strong>hoofdstuk</strong> en wat er bekend is <strong>van</strong> hun dochters wordt hieronder in<br />
chronologisch volgorde genoemd.
7-36<br />
De 6 kinderen uit het huwelijk <strong>van</strong> Wilhelmus en Wilhelmina:<br />
1. Jacobus Johannes [110], ged. RK te Vierlingsbeek op dinsdag 30 dec. 1727, ovl.<br />
(minstens 48 jaar oud) tussen dinsdag 30 jan 1776 en 1798, begr. te ?. (Niet te<br />
Vierlingsbeek, St. Anthonis of Boxmeer. (volgt XIVa, p. 8-1 )<br />
2. Petrus Mathias [119], ged. RK te Vierlingsbeek op maandag 3 okt. 1729, ovl. (56<br />
jaar oud) te Gennep op zaterdag 10 dec 1785, (volgt XIVb, p. 8-59).<br />
3. Mechtildis [120], geb. en RK ged. te Vierlingsbeek op dinsdag 4 sept. 1731. Ovl. te<br />
Goch op vrijdag 7 jan. 1791. In het begraafboek staat vermeld dat zij bij overlijden<br />
60 jaar is. Ze wordt begraven te Goch op maandag 10 jan. 1791 en trouwde op<br />
zondag 29 aug. 1762 op haar 30e te Goch met Johannes (als voornaam is ook<br />
Nicolaas gebruikt) WEGHMAN [141], waarschijnlijk ook geb. te Goch circa 1730,<br />
RK. Bij zijn trouwen in 1762 wordt hij aangeduid als provisor (wsch. <strong>van</strong> het Arme<br />
Mannen- of Vrouwenhuis). Hij overlijdt rond 1768.<br />
Op 28 okt. 1738, Mechtildis is dan pas zeven jaar, overlijdt haar vader Wilhelmus<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [117] en drie jaar later, op 14 nov. 1741, overlijdt ook haar moeder<br />
Wilhelma <strong>van</strong> de Wijenbergh, 5 minderjarige kinderen achterlatend. Mechtildis is<br />
dan net 10 jaar oud.<br />
Elf jaar later als ze 21 is (op 6 september 1754) is Mechtildis <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> te<br />
Vierlingsbeek meter bij de doop <strong>van</strong> Wilhelma Catharina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [113], dochter<br />
<strong>van</strong> haar broer Jacobus en Anna Matthea Molmans. Dit kind overleed echter enkele<br />
dagen later op 14 september. Op 12 apr. 1756 is zij opnieuw meter bij de doop <strong>van</strong><br />
Willemina Catharina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [114], de tweede dochter <strong>van</strong> haar broer Jacobus en<br />
Anna Matthea Molmans te Vierlingsbeek. Ook dit kind overlijdt jong.<br />
Mechlina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> is op 13 nov. 1761 te Gennep loco meter bij de doop <strong>van</strong><br />
Wilhelmus Hermannus Josephus Bockmeulen [136], zoon <strong>van</strong> J.F. Bockmeulen<br />
[134] en haar zus Hendrina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>.<br />
Het is opmerkelijk dat Mechtildis in de geboorteplaats <strong>van</strong> haar vader Wilhelmus<br />
huwt. Eerder stelden we vast dat de minderjarige (wees)kinderen <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> en Wilhelmina <strong>van</strong> de Wijenbergh waarschijnlijk in Vierlingsbeek bleven, maar<br />
Mechtildis is dus kennelijk weer <strong>naar</strong> Goch teruggegaan!! Heeft zij daar bij haar oom<br />
Anton gewoond of voor hem gezorgd? En heeft ze daar misschien Nicolaas leren<br />
kennen? Na haar huwelijk bouwt ze een eigen leven in Goch op samen met haar<br />
echtgenoot Nicolaas (Johannes) Weghman. Het is nog niet helemaal duidelijk of zij<br />
ook in het brouwers en herbergiersvak terechtkomen en met de opbrengst <strong>van</strong><br />
onderstaande verkopen wellicht een tapperij of herberg aanschaffen? Wellicht zit<br />
Weghman in een heel andere branche. Onderzoeken of er in Goch iets meer over<br />
hun leven te vinden is. Wel wordt Nicolaas Weghman als provisor aangeduid,<br />
hetgeen betekent dat hij binnen Goch deel uit maakt <strong>van</strong> het college <strong>van</strong> Provisoren<br />
(<strong>van</strong> het arme Mannen- of Vrouwenhuis).
7-37<br />
Een klein half jaar na hun trouwen op 21 jan. 1763, wordt uit de nalatenschap <strong>van</strong><br />
haar ouders een flink stuk bouwland verkocht, genaamd “op de Leeuw”.<br />
"Compareerde Jacobus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, Mathea Mollemans, eghteluijden voor haar selve<br />
en in qualiteijdt als volmagtiger <strong>van</strong> N. Wegman en Meggel <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> eghteluijde, P.<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Beatrix Reijnders eghteluijden en Johan Bockmeule en Hendrina <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> eghteluijden en J. Jansse en Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> eghteluijde, dewelcke aan<br />
des H. Rigters handt hebben gestedigt, gevest en opgedraagen aan ende ten<br />
behoeven <strong>van</strong> de Heer P. Vonck en des selfs huijsvrouw Juffr. Dina de Neve, een<br />
stuck bouwland, groot omtrent vijf kleijne mergen, edog de mate onbegreepen en<br />
dus soo groot ende klijn als hetselve onder de Dingbanke <strong>van</strong> Vierlinxsbeek op de<br />
Leeuw kennelijk gelegen is, paalende eenerzijdts Jan (Joannes) <strong>van</strong> de Wijenbergh,<br />
anderzijdts Jan Valx, vrij en allodiaal erve .... enz. en hebben comparanten het<br />
voorseijde erve alsoo voor een somma <strong>van</strong> drie hondert en eene carol. guldens en<br />
drie en twintig hooge, opgedragen en daarnaa met hand en halm en monde daarop<br />
verteegen als regt was, soo dat het vonnisse geweesen is, zijnde ons scheepenen<br />
bij quitantie aan de Heer ontfanger M.W.G. Oijen sub dato Grave den 4e jan. 1763,<br />
gebleeken dat het regt <strong>van</strong> den 40e penn. met de somma <strong>van</strong> fl. 9-5-0 aan den<br />
Lande voldaan en betaalt is.<br />
Aldus gepasseert tot Vierlinxbeek den 21e januari 1763, ten overstaan <strong>van</strong> den H.<br />
Scholtus Jan <strong>van</strong> den Bosch, Philip Rink en Johan Volckman scheepenen. (Totaal<br />
bedrag fl. 370-0-0, ondertekend door alle hierboven genoemde familieleden en dus<br />
allen kunnende schrijven!)<br />
Op dezelfde dag verkopen de erfgenamen ook een stuk wei- en bouwland “groot<br />
omtrent ses ten halve klijne mergen in de Spitten” onder Groeningen. Deze<br />
verkoopakte is wederom getekend door alle partijen en levert totaal fl. 952-0-0 op.<br />
Ten derde werd op dezelfde dag nog een stuk bouwland getransporteerd door<br />
dezelfde comparanten als hiervoor, "dewelke hebben gesteedigt, gevest en<br />
opgedragen aan ende ten behoeve <strong>van</strong> het corpus der armen alhier een stuck<br />
bouwland aan de Dellen gelegen, groot omtrent eene kleijne mergen, paalende<br />
eenerzijds Jan <strong>van</strong> Bree, anderzijds Hendrik <strong>van</strong> Gemert;<br />
Nog anderhalve kleijne mergen boven de Vennekes geleegen, paalende eenerzijds<br />
Willem Hubersen anderzijds de wed. Jan Claasen <strong>van</strong> beijde de maate<br />
onbegreepen enz. .... ende hebben comparanten de voorseijde erve alsoo voor<br />
eene somma <strong>van</strong> twee hondert guldens en seven gedaane hoogens opgedraagen<br />
en daar naa met hand, halm ende monde daarop verteegen, als reght was, zoodat<br />
het vonnisse gegeven is".<br />
De 80e penn. over deze koop, groot fl. 2-15-4 is voldaan en betaald. Aldus<br />
gepasseerd en door alle comparanten ondertekend.<br />
Deze verkopen leveren gezamenlijk ruim 1500,- op voor de kinderen <strong>van</strong><br />
Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Wilhelmina <strong>van</strong> den Wijenberg. Het is vooralsnog niet<br />
helemaal duidelijk waarom 22 jaar na het overlijden <strong>van</strong> hun moeder er ineens de<br />
nodige grond verkocht gaat worden.<br />
De kinderen hebben inmiddels natuurlijk allemaal wel een eigen leven en zijn<br />
getrouwd. Wellicht is er een behoefte om te investeren in hun “eigen” toekomst.<br />
Voor Mechtildis in Goch lijkt dit heel duidelijk te zijn. We zien dat zij een leven in<br />
Goch (waar haar vader <strong>van</strong>daan komt) aan het opbouwen is. Haar oom Anton<br />
woont hier nog steeds. Het is niet bekend –we schetsten dat al eerder- of haar<br />
echtgenoot Weghman hier ook in het brouwersvak zit of wellicht ook herbergier is.
7-38<br />
Op 9 mei 1763 is Machtildis <strong>van</strong> Haeff doopheffer te Goch bij de doop <strong>van</strong> Cath.<br />
Elisabeth dochter <strong>van</strong> (zwager) Wilhelmus Weghmans en Catharina Tyllemans en<br />
2 febr. <strong>van</strong> het jaar erop is Mechtildis samen met Henricus te Ray doopheffer bij de<br />
doop <strong>van</strong> Gertrudis, dochter <strong>van</strong> Theodoor te Ray en Elisabeth.<br />
Op 27 mei 1766 is ze opnieuw samen met Hermanus Hendrix is Mechtildis doopheffer<br />
bij de doop <strong>van</strong> Maria Barbara, dochter <strong>van</strong> (de andere zwager) Henricus<br />
Weghman en Joanna Hendrix.<br />
Mechtildis wordt in 1768 weduwe. Haar echtgenoot (Nicolaas) Joannes Weghman<br />
moet dus voor deze vermeldingsdatum te Goch zijn overleden. In hetzelfde jaar<br />
wordt nog een stuk bouwland in Het Staatse Veld verkocht. Mechtildis wordt daarin<br />
bijgestaan door P. <strong>van</strong> Wijck. Enkele maanden later wordt een en ander nogmaals<br />
bevestigd en ook in Vierlingsbeek, waar het land is gelegen, afgerond.<br />
"Ick onderschreevene weduwe <strong>van</strong> provisor Joannes Weegman, gebooren <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong>, doen kondt en bekennen hiermeede, dat ick op heden dato onderschreeven<br />
verkogt hebbe en verkoopen hiermeede kragte deeses een stuck bouland groot<br />
sijnde eenen kleijnen morgen, edog soo groot en kleijn het selvige in 't Staetse Veldt<br />
tot Vierlinxbeek kennelijck geleegen is, voor een freij eijgen allodial erff, edog<br />
Heeren tins en gemeijns lasten voorbehouden, aen den eersaemen Heijliger<br />
Heijligers voor de summe <strong>van</strong> hondert en veertig gulden Holl., welcke summe <strong>van</strong> fl.<br />
140 gulden aenkooper op heeden dato oock behoorlijck quitteere, met renunciatie<br />
<strong>van</strong> alle exceptien en beneficien <strong>van</strong> regt hoe dat deselve naemen of erdagt werden<br />
konnen.<br />
Aldus sonder argh of list in oirkondt der waerheijdt hebbe desen koopcontract<br />
beneffens assistens eijgenhandig onderteekent, soo geschiedt.<br />
Goch den 23e september 1768. Megtildis <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> weduwe Johan Weegman met<br />
P. <strong>van</strong> Wijck als assistent". "Dit zeegel specteerd tot de inleggende conditien gepasseerd<br />
tusschen weduwe Johan Weegman en P. <strong>van</strong> Wijck als assistent ter eenre en<br />
de Helliger Heijligers en Petronella Dekkers echtel. ter andere zijde.<br />
Geschied te Gogh den 23e september 1768 daer meede gemunieerd bij mij<br />
ondergeschr. op heeden te Vierlinxbeek den 26e september 1768. R. Rink Gesubst.<br />
Landschr.".<br />
Twee maand later op 2 november 1768 wordt de verkoop <strong>van</strong> dit stuk grond ook te<br />
Vierlingsbeek nogmaals beschreven en bevestigd.<br />
“Compareerden Godefriedus <strong>van</strong> den Borggraaff in qualiteijd als volmagtiger <strong>van</strong><br />
Meggildis <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, wed. <strong>van</strong> wijlen Johan Weeghman gepasseerd voor<br />
Borgemeester en schepenen der konincklijke Pruijsischen in het Hartogdom Cleeff<br />
geleegenen stad Goch den 1 e october 1768 en ons Gerigtspersoonen in originali<br />
gebleeken en ten comptoire des Landschrijvers alhier geregistreerd (fil. 56) in deese<br />
zijne qualiteijd aen des Gesubst. des Rigters hand heeft gesteedigt gevest en<br />
opgedraagen aen ende ten behoeven <strong>van</strong> Heijliger Heijligers en Petronella Dekker<br />
Eh. Mitsgaders haeren erven een stuck bouwland groot ongeveer eenen kleinen<br />
morgen en dus zo groot en kleijn als denselve in het Staetsche Veldt onder<br />
Vierlingsbeeck kennelijk geleegen is, paalende eenerzijds den Heere <strong>van</strong> Makken<br />
en anderzijdts den subst. Schout Jan <strong>van</strong> den Bosch, vrij allodiaal erv, uijtgesondert<br />
het contingent in de gemeente lasten en schattingen, wijders met zijne inne en<br />
uijtweegen regten en geregtigheeden mitsgaders leijdende en praedominerende<br />
servituten als <strong>van</strong> ouds en met regt daer toe zijn specteerende en heeft den compt.<br />
In gem. zijne qualiteijd het voors. stuck bouwland alsoo voor eene summa <strong>van</strong> een<br />
hondert en veertig guldens opgedragen en daar naa met hand, halm en monde<br />
daerop verteegen als regt was, zoo dat het vonnisse gewesen is pro ut in communi
7-39<br />
forma, zijnde ons scheepenen bij quitantie <strong>van</strong> den Heer ontfanger Mr. W.G. <strong>van</strong><br />
Oijen de dato Grave den 21 e octobris 1768, bebleeken dat het regt <strong>van</strong> den 40 e<br />
penn. Met eene summa <strong>van</strong> f 3.10.0 aen den Lande voldaen is en betaelt is.<br />
Aldus gepasseerd tot Vierlingsbeek den 2 e november 1700 acht en sestigh ten<br />
overstaen <strong>van</strong> Jan <strong>van</strong> den Bosch gesubst. Scholtis, Peter Vonck en Johan<br />
Volckman schepenen”.<br />
Op 8 mei 1770 is Mechtildis samen met R.D. Wilhelmus <strong>van</strong> den Bosch (pastoor te<br />
Hassum) te Goch doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Henrica Wilhelmina dochter <strong>van</strong><br />
Petrus <strong>van</strong> Wijck en Hester <strong>van</strong> de Middegael.<br />
Deze Petrus <strong>van</strong> Wijck assisteerde haar bij de hierboven beschreven verkoop <strong>van</strong><br />
het bouwland in Het Staatse Veld.<br />
Mechtildis is samen met Gerardus Woninghs ook op 29 aug. 1771 te Goch<br />
doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Anna Maria Aleyda dochter <strong>van</strong> Rutger <strong>van</strong> den Bosch<br />
en Anna Maria Fonck.<br />
Vervolgens komen we haar in Gennep tegen als doopheffer, eerst op 14 juni 1772<br />
bij de doop <strong>van</strong> Joanna [131] dochter <strong>van</strong> haar broer Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [119] en<br />
Beatrix Reijnders [124]. Mechtildis is dus de tante <strong>van</strong> dit petekind dat helaas op 19<br />
augustus 1773 al weer overlijdt. Op 26 mei 1774 is zij opnieuw meter bij de doop<br />
<strong>van</strong> Henricus [132] zoon <strong>van</strong> haar broer Petrus en haar schoonzus Beatrix<br />
Reijnders. Ook dit kind leeft slechts 8 maand.<br />
Op 9 febr.1776 is Mechtildis samen met Adolphus Welkinghof nu weer te Goch<br />
doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Franciscus Adolphus, zoon <strong>van</strong> Joannes Martini <strong>Ga</strong>rst<br />
en Helena Welkinghof. (Vrienden of kennissen?)<br />
Het lijkt er dus op dat Mechtildis tot haar dood in Goch woont. In 1775 overlijdt haar<br />
oom Anton daar ook. Mogelijk dat een en ander met elkaar verband houdt. Voor<br />
zover het zich laat aanzien is ze na het overlijden <strong>van</strong> Johan Weghman niet meer<br />
hertrouwd. In het Gochs archief zijn in elk geval geen aanwijzingen in deze richting<br />
gevonden. Maar ook haar datum <strong>van</strong> overlijden is niet te Goch gevonden.<br />
Ook is helder dat haar broer Petrus in Gennep terecht is gekomen waar zij dus twee<br />
kinderen ten doop houdt. Ik denk dat zij daar alleen voor de doop is en er niet<br />
woont. Maar zeker is dit niet.<br />
4. Henrica (Hendrijn, Hendrina) <strong>van</strong> HAAFF [121] wordt RK gedoopt te Vierlingsbeek<br />
op woensdag 26 aug. 1733. Doopheffers waren: Henricus Rutten, praetor<br />
(=magistraat) in Geijsteren en Aldegundis <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, loco Joanna Hugen.<br />
Aldegundis, haar oud-tante is een zuster <strong>van</strong> opa Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>. Henrica<br />
ondertrouwt te Maashees op vrijdag 4 nov. 1757 en trouwt in de ouderdom <strong>van</strong> 24<br />
jaar voor de Schepenbank te Maashees op zondag 20 nov. 1757. Trouwgetuigen<br />
zijn haar broer en zus, Petrus en Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>. Zij huwt met Joannes<br />
Fredericus BOCKMEULEN [134], RK, brouwer. Hendrina overlijdt (39 jaar oud) te<br />
Gennep op dinsdag 10 aug. 1773, vijf weken na de bevalling <strong>van</strong> haar jongste
7-40<br />
dochter. Bockmeulen trouwt voor de tweede keer te Gennep circa 1775 met<br />
Arnolda Cuijpers [1915] en hij moet zijn overleden na mei 1797.<br />
Uit haar huwelijk met Joannes<br />
Fredericus worden 6 kinderen<br />
geboren:<br />
1. Paulus Henricus Gregorius<br />
Bockmeulen [135], ged. RK te<br />
Gennep op<br />
zaterdag 23 dec. 1758<br />
(Doopheffers: Petrus <strong>van</strong> Haaf,<br />
Jacobus <strong>van</strong> Haaf en Cornelia<br />
Wilhelmina de Paderborn).<br />
2. Wilhelmus Hermanus Joseph<br />
Bockmeulen [136], ged. RK te<br />
Gennep op vrijdag 13 nov. 1761<br />
(Doopheffers: Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>,<br />
Paulus Duijkers, Joanna en<br />
Mechlina <strong>van</strong> Haaf).<br />
3. Joannes Jacobus Bockmeulen<br />
[137], ged. RK te Gennep op<br />
vrijdag 23 nov. 1764. Doopheffers: Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, Wilhelmus Robbers en<br />
Joanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>. (J.J. huwt met Catharina Custers en krijgt 30 mei 1797 een<br />
dochter Maria Henrica). Doopheffers zijn J.F. Bockmeulen (grootvader) en<br />
Joanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>.<br />
4. Hermannus Matthias Bockmeulen [138], ged. RK te Gennep op<br />
woensdag 9 dec. 1767. Doopheffers: Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Anna Mathea<br />
Molmans.<br />
5. Sybilla Barbara Bockmeulen [139], ged. RK te Gennep op<br />
donderdag 10 mei 1770. Doopheffers: Jacobus Jansen, Barbara de<br />
Paderborn en Joanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>.<br />
6. Wilhelmina Elisabeth Bockmeulen [140], ged. RK te Gennep op<br />
donderdag 8 juli 1773. Doopheffers: R.D. Henricus Ebben en Anna Wilhelmina<br />
Michels, overleden (4 maanden oud) te Gennep op woensdag 10 nov. 1773.
7-41<br />
Zoals we reeds eerder konden lezen overlijdt haar vader Wilhelmus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> op<br />
28 okt. 1738 in Vierlingsbeek. Drie jaar later op 14 nov. 1741 komt ook haar moeder<br />
Wilhelmina <strong>van</strong> de Wijenbergh te overlijden. Henrica is dan pas 8 jaar oud.<br />
Antonius <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Johan <strong>van</strong> de Wijenbergh, beiden ooms <strong>van</strong> deze wezen,<br />
worden als mombers (voogden) aangesteld.<br />
Henrica is als 17 jarige op 28 juni 1750 te Vierlingsbeek meter bij de doop <strong>van</strong><br />
Joanna Maria Wijenbergh, dochter <strong>van</strong> Joannes Wijenberg en Maria Catharina<br />
Schaffers. Peter was Joannes Donnée.<br />
Henrica komt op 30 jan. 1751 als trouwgetuige bij haar broer Jacobus voor.<br />
"Wij Jan <strong>van</strong> den Bosch, gesubst. Scholtus en Jan <strong>van</strong> den Water, schepenen <strong>van</strong><br />
de Dingbancke <strong>van</strong> Vierlinxbeeck certificeeren mits desen, dat voor ons als in den<br />
geregte gecompareert en verscheenen sijn Jacob <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> jongman, geboortig en<br />
wonende alhier, geadsisteert met Peter en Hendrijn <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> als getuijgen; en<br />
Anna Mattheija Mollemans jonge dogter, geboortig en woonende tot Boxmeer, met<br />
Caspar Mollemans en Marij <strong>van</strong> Ceulen als getuijgen geadsisteert, dewelke<br />
verclaarden dat sij <strong>van</strong> voorneemen waren, haer te samen in den huwelijcken staat<br />
te laten bevestigen”.<br />
Op 15 mrt. 1757 is de 23 jarige Henrica <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> te Vierlingsbeek meter bij de<br />
doop <strong>van</strong> de <strong>naar</strong> haar vernoemde Henrica <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [115], dochter <strong>van</strong> haar broer<br />
Jacobus en Anna<br />
Matthea Molmans.<br />
Dit kind is jong<br />
gestorven.<br />
Op 20 nov. 1757<br />
huwt Henrica voor<br />
de Schepenbank te<br />
Maashees met<br />
Joannes Fredericus<br />
Bockmeulen,<br />
woonachtig te<br />
Gennep, <strong>van</strong> beroep<br />
brouwer.<br />
Trouwgetuigen zijn<br />
broer Petrus en zus<br />
Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>.<br />
Bockmeulen huwt omstreeks 1775 voor de tweede maal te Gennep met Arnolda<br />
Cuijpers, zij overlijdt 2 mei 1794.<br />
De 12e jan.1757 is Henrica wederom doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Henrica <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong><br />
[116], dochter <strong>van</strong> haar broer Jacobus en Anna Matthea Molmans te Vierlingsbeek.<br />
Ook dit kind overlijdt helaas na 4 dagen op de 16e januari.<br />
Op 5 mei 1760 is Hendrina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> te Gennep doopheffer bij de doop <strong>van</strong><br />
Mechlina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [127] dochter <strong>van</strong> Petrus Matthias <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [119] en Beatrix<br />
Reijnders [124]. Op 24 juli 1761: "Compareerden Jacob <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Anna Mattheija<br />
Mollemans egteluijden, deselve mede als volmagtiger <strong>van</strong> Peter <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en<br />
Beatrix Reinders; egteluijden, Johan Bockmulen en Hendrijn <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> mede<br />
egteluijden; Mechtelt en Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> uijt cragte <strong>van</strong> constitutie gepasseert<br />
voor borgemeester en schepenen der stad Gennep in dato den 23 julij 1761, ons<br />
gerigtspersoonen in originali gebleeken en ten comptoire des Landschr. alhier<br />
geregistreert fol. 42 verso, dewelke deels in des H. Rigtershand hebben gesteedigt,<br />
gevest en opgedragen aen ende ten behoeve <strong>van</strong> Johan Hugens ende sijne erffen<br />
een stuck bouwland omtrent twee kleine mergen groot, den mate <strong>van</strong> dien<br />
onbegrepen en dus soo groot ende klein als hetselve onder de Dingbancke <strong>van</strong>
7-42<br />
Vierlinxbeek in de Windmortel kennelijk gelegen is, paalende eenersijds Willem<br />
Huijbers, andersijds den aencooper, vrij en allodiaal erve ... enz. ende hebben<br />
comparanten het voors. erve alsoo voor eene somma <strong>van</strong> twee hondert en negentig<br />
carolj. guldens en sestien gedaane hoogens opgedragen en daarna met hand, halm<br />
en monde daarop verteegen als regt was, soo is het vonnisse geweesen .... enz."<br />
Totale opbrengst is f 338-0-0 en het transport is ondertekend door Jacob <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong><br />
q.q. en Anna Matheija Molmans (nú <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>).<br />
De 5 e mei 1762 passeert de volgende verkoopacte: "Op conditien ende<br />
voorwaerdens na beschreeven, soo hebben Jan Friderich Bockmeulen en Hendrijn<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, egteluijden, in een vasten, steedigen en onverbreekelijcken erffcoop<br />
uijtter hand vercogt gelijck deselve sijn doende bij dese, aen ende ten behoeven <strong>van</strong><br />
Jacobus Huijbers en Joanna Coppes sijne huijsvrouwe, die mede desen coop sijn<br />
accepteerende, mitsgaders haren erffen, een stuck bouwland op den Susman<br />
gelegen groot omtrent vierdehalven kleine mergen; paalende oostw. de gemeene<br />
straat, westw. Jan Valx, suijdw. de gemeene straat en noordw. den aencoper; belast<br />
jaarlijx met vijfftien min een halven sester rogge aen de Juffr. Maria Schott.;<br />
Nog een stuck bouwland agter den Oven gelegen, omtrent een halven kleinen<br />
mergen groot; paalende oostw. ende noordw. den aencooper, westw. de gemeene<br />
straat ende suijdw. Jan Valx;<br />
Als oock een stuck bouwland agter den boomgard gelegen groot omtrent vijff<br />
veerdel <strong>van</strong> een kleine mergen, paalende oostw. de heerstraat, westw. Aert Peters,<br />
suijdw. Jacob <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en noordw. Joanna Huijbers; belast jaarlijx met drij guldens<br />
aan het comptoir <strong>van</strong> sijne Hoogheijt tot Grave;<br />
Van allen de mate onbegreepen, en dus soo groot ende klein als deselve onder de<br />
Dingbancke <strong>van</strong> Vierlinxbeek kennelijck gelegen sijn.<br />
In totaal levert deze verkoop een bedrag op <strong>van</strong> fl. 903.15.0.<br />
Ruim een maand later op 16 juni "Compareerden Johan <strong>van</strong> den Wijenberg en<br />
Maria Catharina Schaffers, Jacob <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Anna Mattheija Mollemans, Peter<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Beatrix Reijnders, deselve mede als volmagtiger <strong>van</strong>uijt cragte <strong>van</strong><br />
constitutie gepasseert voor burgemeester en schepenen der stad Gennep in dato<br />
den 25e juni 1762 ons gerigtspersoonen in originali gebleeken en ten comptoire des<br />
Landschr. alhier geregistreert fol: 44, Johan Friderich Bockmeulen en Hendrina <strong>van</strong>
7-43<br />
<strong>Haaff</strong>; Jacobus Janssen en Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> alle egteluijden; item namens<br />
Mechtelt <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, dewelke aan des H. Rigteershand mede in qp. hebben<br />
gesteedigt, gevest en opgedragen aen en ten behoeven <strong>van</strong> Joncker Johan<br />
Gerhard Adrian de Fournier, Heere <strong>van</strong> den Vrijen Adelijcken Riddersits<br />
Bellinghove genaamt Barsdonk, capitain in Staaten Dienst en Freulin Gertruda<br />
Dorothea Wilhelmina de Durham, eheluijden ende haren erffen, een huijs den<br />
Spijcker of Hertogentooren genaamt, met aengelegen moeshoff, boomgaerd en<br />
verdere app- en dependentien, als ook een stuck laag weijland groot omtrent vijff<br />
kleine mergen en anderhalf vierdel,<br />
Nog eenen liespass, groot omtrent twee kleine mergen en een half veerdel en ses<br />
roeden de mate edog onbegreepen en dus soo groot ende klein als deselve onder<br />
Gruningen, ressort de Dingbancke <strong>van</strong> Vierlinxbeek, kennelijck gelegen sijn,<br />
paalende oostw. Jan Martens, westw. het Huijs te Voort, suijdw. den gemeenen weg<br />
en noordw. Christian Janssen, vrije en allodiale erven .... enz. ende hebben<br />
comparanten mede q.q. de voors. erven alsoo voor eene summa <strong>van</strong> dartien<br />
hondert caroli. guldens opgedragen en daarna met hand, halm en monde daarop<br />
verteegen als regt was, soo dat het vonnisse gewesen is, sijnde ons schepenen<br />
gebleeken, dat het regt <strong>van</strong> den 40ste penn. met de summa <strong>van</strong> fl. 32-10-0 aen den<br />
Lande voldaen en betaalt is. Aldus gepasseert tot Vierlinxbeek de 26ste juni 1700<br />
twee en sestig ten overstaan <strong>van</strong> den gesubst. scholtus Jan <strong>van</strong> den Bosch en<br />
schepenen P. Vonck en J. Volkman".<br />
De Hertogentoren (of De Spycker).<br />
Het stamkasteel <strong>van</strong> de familie Van de Voirt te Groeningen stond hier al <strong>van</strong>af<br />
1532, terwijl het later in handen <strong>van</strong> de familie Collaert <strong>van</strong> Lynden kwam. Aan het<br />
einde <strong>van</strong> de 17e eeuw bezat de familie Van Ravenschot <strong>van</strong> Capelle het. Deze<br />
familie had ook<br />
de Hertogentoren<br />
(of: De Spycker)<br />
en het Joncker<br />
Collaertz hoff in<br />
hun bezit.<br />
Wanneer de<br />
familie <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong><br />
het eigendom<br />
verwierf is niet<br />
exact bekend,<br />
maar in 1713 is<br />
het eigendom <strong>van</strong><br />
Derick <strong>van</strong> de<br />
Wijenberg<br />
waarna op 27 juli<br />
1727 Johannes<br />
<strong>van</strong> den<br />
Wijenberg eige<strong>naar</strong> <strong>van</strong> de Spijcker of Hertogentoren wordt en op 26 juni 1749<br />
verkoopt Mattheus Zeelen het huis “Den Spijcker” aan de Heer Vonck en zijn vrouw<br />
voor f 1890,-. Kennelijk is het hierna toch weer in de familie gekomen.<br />
"Compareerden Jan Bockmeulen en Henderina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> egteluijden dewelken aen<br />
des Gesubst. Rigters hand hebben gesteedigt gevest ende opgedraagen aen ende<br />
ten behoeven <strong>van</strong> Hermanus Weg en Megteld Aerts egteluijden mitsgaeders haeren<br />
erven een parceel weijland de Vennekes genaemt, groot ongeveer vier en eenen<br />
halven kleijne mergen en dus zoo groot ende kleijn als deselve bij deesen Dorpe<br />
<strong>van</strong> Vierlinxbeek kennelijk geleegen is, paelende westw. het kerkeland, oostw. de
7-44<br />
wed. Hendrik Rutten en de kinderen <strong>van</strong> Arnoldus Linsen, zuijdwaerts Jacobus <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong>, belast jaerlijx aen het comptoir <strong>van</strong> zijn Hoogheijd te Grave met tien sijster<br />
rogge voor der vrij allodiaal erv uijtgesondert het contingent ...enz, hebben de<br />
comparanten de voors. weijde alsoo voor eene summa <strong>van</strong> twee hondert Caroli<br />
guldens opgedraagen en daer naa met hand, halm en monde daerop verteegen als<br />
regt, zoo dat het vonnisse geweesen is prout in communi forma, zijnde ons<br />
schepenen bij quitantie <strong>van</strong> den Heere ontfangen Mr. W.G. <strong>van</strong> Oijen, sub dato<br />
Grave den 13e october 1770 gebleeken dat het regt <strong>van</strong> den 40e penn. met eene<br />
summa <strong>van</strong> 9.7.8. aen den Lande voldaen en betaald is. Aldus gepasseerd tot<br />
Vierlinxbeek den 5e november 1700 en seventigh ten overstaen <strong>van</strong> Jan <strong>van</strong> den<br />
Bosch; gesubst. Scholtis, Peter Vonck en Johan Volckman schepenen ".<br />
(Totale opbrengst fl. 200.0.0 plus 10/6 rogge fl. 175.0.0, samen fl. 375.0.0.).<br />
Vijf weken na de geboorte <strong>van</strong> haar jongste dochter overlijdt Hendrina te Gennep<br />
op 10 aug. 1773. Of deze twee gebeurtenissen met elkaar hebben te maken? De<br />
mogelijkheid dat zij is overleden ten gevolge <strong>van</strong> kraamvrouwenkoorts is niet uit te<br />
sluiten.<br />
Op 31 mei 1774 “Compareerden Hendrik <strong>van</strong> Leunen, weduw<strong>naar</strong> <strong>van</strong> wijlen<br />
Elisabeth Smitts geassisteerd met zijne meerderijaarige kinderen als Zweer,<br />
Cornelis en Johanna <strong>van</strong> Leunen, item Goswinus <strong>van</strong> Leunen en Catharina Linsen<br />
echtelieden, Jan <strong>van</strong> Leunen en Henderina <strong>van</strong> der Staaij, echtelieden, Matthijs<br />
Reijnen in qualitijd als <strong>van</strong> ’s<br />
Heeren weegen aengestelde<br />
momboir over de twee nog<br />
minderjarige kinderen bij<br />
wijlen Gijsbertus <strong>van</strong> Issel en<br />
Henderina <strong>van</strong> Leunen<br />
echtelijk verweckt enz…. item<br />
Jan Bockmoolen weduw<strong>naar</strong><br />
<strong>van</strong> wijlen Henderina <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> zig zaamen off ieder in<br />
het bijsonder fort en sterk maakende voor de nog aanwezig erfgenaamen, dewelken<br />
aen des gesubst. Des Rigtershand hebben gesteedigt, gevest ende opgedraagen<br />
aen en de ten behoeven <strong>van</strong> Jan Martens mitsgaders zijne erven:<br />
Eerstelijk een parceel bouwland groot ongeveer twee kleine mergen bij de<br />
Maasstraat onder Groeningen gelegen, paalende oostw. Hendrik <strong>van</strong> Leunen, west-<br />
en noordwaarts Christiaen Maretens en zuijdw. De Maasstraat<br />
Tweedens een parceel bouwland groot omtrent eenen kleinen mergen zoo groot en<br />
klein als hetzelve in het Neerveld onder Groeningen, ressort Vierlingsbeek kennelijk<br />
geleegen is, palende oostw. Peter Smits, westw. Jacobus Huijbers, zuijdw. de wed.<br />
Gerardus Horsten en noordw. Martien Jetten beijde allodiale erven enz… en hebben<br />
de comparanten voor zig zelvs en in hunne qualitijt voor eene somma <strong>van</strong> f 136,--<br />
en tien gedane hoogen opgedragen enz. zoodat vonisse gewezen is de dato Grave<br />
28 mei 1774. Aldus gepasseerd te Vierlingsbeek den 31 mei 1774 ten overstaan<br />
<strong>van</strong> scholtis en schepenen”.<br />
Nadat we hebben gezien dat Mechtildis na haar “weestijd” in Vierlingsbeek-<br />
Maashees zich in de geboorteplaats <strong>van</strong> haar vader (Goch) vestigt, zien we dat<br />
Henrica zich –na nog getrouwd te zijn in Maashees- in Gennep vestigt waar ze<br />
samen met haar man, Jacobus Jansen, een brouwerij runt (!)<br />
Ook Joanna, wiens levensbeschrijving hierna aan de orde komt, vestigt zich rond<br />
haar huwelijksdatum elders. En wel in Gennep waar haar broer en zus dus<br />
inmiddels ook wonen. Tot 1756 lijkt ze nog in Vierlingsbeek te wonen, maar in 1769
7-45<br />
is ze voor het eerst meter te Gennep. Wellicht is het zinvol om nog eens te kijken<br />
<strong>naar</strong> het verdere levensverloop <strong>van</strong> haar echtgenoot, want een deel <strong>van</strong> de <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong>-ervenis gaat nu <strong>naar</strong> de kinderen <strong>van</strong> dit echtpaar.<br />
5. Joanna [122] wordt RK gedoopt te Vierlingsbeek op vrijdag 27 mei 1735. Zij<br />
overlijdt 77 jaar oud, te Gennep op dinsdag 27 apr 1813. In de overlijdens akte<br />
staat: "geb. te Vierlingsbeek, oud 82 jaar, zonder beroep wonende te Gennep, wed.<br />
<strong>van</strong> Jacques Jansen. Dochter <strong>van</strong> Jean (onjuist!) <strong>van</strong> Haaf en Guillemette<br />
Wijenberg, beide overleden”. Zij huwt tussen 24 juli 1761 en 16 juni 1762 met<br />
Jacobus JANSSEN [142]. Zeer wsch. te Gennep (het trouwboek uit deze periode is<br />
niet bewaard gebleven, dus data zijn niet meer te achterhalen).<br />
Jacobus is regelmatig doopheffer/trouwgetuige te Gennep. In 1764 bij de doop <strong>van</strong><br />
Johannes Wilhelmus, [128] in 1772 bij doop <strong>van</strong> Joanna [131] en in 1777 bij<br />
Godefridus [133] allen te Gennep. Dit zijn allen kinderen <strong>van</strong> Petrus Matthias <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> en Beatrix Reijnders. Jacobus is RK en overlijdt te Gennep op donderdag 25<br />
juni 1789.<br />
Op 28 okt. 1738 overlijdt Johanna’s vader dus als ze pas drie jaar is en drie jaar<br />
later, op 14 nov. 1741 verliest ze ook haar moeder. Henrica is dan pas 6 jaar oud.<br />
Antonius <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Johan <strong>van</strong> de Wijenbergh, beiden ooms <strong>van</strong> deze wezen,<br />
ontfermen zich als mombers ook over haar.<br />
Op 6 sept. 1754 is de dan inmiddels 19-jarige Joanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> te Vierlingsbeek<br />
loco meter bij de doop <strong>van</strong> Wilhelma Catharina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [113], dochter <strong>van</strong> haar<br />
broer Jacobus en Anna Matthea Molmans. Dit kind overleed op 14 september,<br />
slechts enkele dagen oud.<br />
Twee jaar later op 12 apr. 1756 Joanna is wederom meter bij de doop <strong>van</strong><br />
Willemina Catharina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [114], dochter <strong>van</strong> haar broer Jacobus en Anna<br />
Matthea Molmans te Vierlingsbeek. Ook dit kind overlijdt jong.<br />
Op 5 mei 1760 is Joanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> te Gennep samen met Gerhardus Klabbers en<br />
Hendrina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> loco meter bij de doop <strong>van</strong> Mechlina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> [127] dochter<br />
<strong>van</strong> Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> (broer) en Beatrix Reijnders.<br />
Joanna is op 13 nov. 1761 samen met haar zus Mechlina, haar broer Petrus <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> en Paulus Duijters doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Wilhelmus Hermannus Joseph<br />
Bockmeulen een zoon <strong>van</strong> hun zus Hendrina.<br />
"Compareerden Johan <strong>van</strong> den Wijenberg en Maria Catharina Schaffers, Jacob <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> en Anna Mattheija Mollemans, Peter <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Beatrix Reijnders, deselve<br />
mede als volmagtiger <strong>van</strong>uijt cragte <strong>van</strong> constitutie gepasseert voor burgemeester<br />
en schepenen der stad Gennep in dato den 25e juni 1762 ons gerigtspersoonen in<br />
originali gebleeken en ten comptoire des Landschr. alhier geregistreert fol: 44,<br />
Johan Friderich Bockmeulen en Hendrina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>; Jacobus Janssen en Johanna<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> alle egteluijden; item namens Mechtelt <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, dewelke aan des H.<br />
Rigteershand mede in qp. hebben gesteedigt, gevest en opgedragen aen en ten<br />
behoeven <strong>van</strong> Joncker Johan Gerhard Adrian de Fournier, Heere <strong>van</strong> den Vrijen<br />
Adelijcken Riddersits Bellinghove genaamt Barsdonk, capitain in Staaten Dienst en<br />
Freulin Gertruda Dorothea Wilhelmina de Durham, eheluijden ende haren erffen,<br />
een huijs den Spijcker of Hertogentooren genaamt, met aengelegen moeshoff,<br />
boomgaerd en verdere app- en dependentien, als ook een stuck laag weijland groot
7-46<br />
omtrent vijff kleine mergen en anderhalf vierdel. (Gehele acte is bij Henrica. te<br />
lezen).<br />
Aldus gepasseert tot Vierlinxbeek de 26ste juni 1762 ten overstaan <strong>van</strong> den<br />
gesubst. scholtus Jan <strong>van</strong> den Bosch en schepenen P. Vonck en J. Volkman".<br />
Bovenstaande personen hebben “gevest, gestedigt en opgedraagen aan en ten<br />
behoeve <strong>van</strong> P. Vonck en deszelfs huijsvrouw Juffr. Dina de Neve een stuck<br />
bouwlandt groot omtrent vijf kleine mergen, edog de mate onbegreepen en dus zoo<br />
groot en kleijn als hetzelve onder de Dingbanke <strong>van</strong> Vierlinxbeek op de Leeuw<br />
kennelijk gelegen is, paalende enerzijds Jan <strong>van</strong> den Wijenbergh, andersijds Jan<br />
Valk voor de somma <strong>van</strong> drie hondert en eene Caroli guldens en 23 hoogen<br />
opgedragen en daarna met hand, halm en monde daarop verteegen als regt was.<br />
Grave den 4 januari 1763”.<br />
Op 23 nov. 1764 is Joanna samen met Wilhelmus Robbers en Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> in<br />
Gennep doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Joannes Jacobus de zoon <strong>van</strong> haar zus<br />
Hendrina en J.F. Bockmeulen. Op 10 mei 1770 is Joanna samen met haar<br />
echtgenoot Jacobus Jansen in Gennep doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Sijbilla Barbara<br />
de dochter <strong>van</strong> haar zus Hendrina en J.F. Bockmeulen.<br />
Jacobus Janssen is samen met Petrus <strong>van</strong> Haeff op 10 febr. 1771 te Afferden-<br />
Deest trouwgetuige bij huw. Hendrina Hermens (<strong>van</strong> Altforst). Zus <strong>van</strong> Wilhelmina<br />
Hermens die aldaar met Petrus <strong>van</strong> Haeff trouwde op 5 mei 1765. De relatie <strong>naar</strong><br />
deze “tak” nog meer “helder maken” en verder uitzoeken.<br />
Op 23 okt. 1771 "Op conditien en voorwaardens hierna beschreven soo hebben<br />
Jacobus Janssen en Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, egteluijden in eenen vasten, steedigen<br />
ende onverbreekelijken erffcoop uijtterhand verkogt gelijk deselve zijn doende bij<br />
deesen aen ende ten behoeven <strong>van</strong> Jacobus Rodermans en Allegonda Vermaane<br />
wed. Hermanus Rodermans die meede deesen coop zijn accepteerende mitsgaders<br />
hunne erven:<br />
Eerstelijk een stuck bouwland groot twee kleijne mergen palenden oost en zuidw.<br />
Jacobus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, noordw. Jacobus Huijbers en westw. Hermanus Wegh,<br />
Tweedens de helfte <strong>van</strong> een parceel weijland de Vennekus genaamt groot in het<br />
geheel drie kleijne mergen min vier roeden, paelende oostw. de gemeene straat,<br />
noordw. Hermen Wegh en de wed. Dirck <strong>van</strong> de Wollenberg, beijde vrij allodiaal<br />
erven en dus zoo groot en kleijn als deselve binnen deesen Dorpe <strong>van</strong> Vierlinxbeek<br />
kennelijk geleegen zijn, wijders met zijne inne en uijtweegen, heggen en hagen als<br />
bij gemelte parceelen lands zijn gehooren en dat voor eene summa <strong>van</strong> drie hondert<br />
en dartig Caroli guldens.<br />
-- Den aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> voors. parceelen land zal weesen namenlijk <strong>van</strong> het bouwland<br />
op stoppelblood 1772 en het weijland op St. Petri ad Cathedram 1772.<br />
-- Bij aldien in deese goederen eenige lasten meer off minder wierden bevonden als<br />
bij deselve staan ende gedruck zulx zullen coopers moete lenge of moogen korten<br />
tegen den 20e-penning.<br />
-- De coopers neemen weijders aen te betaelen de 40e penning vest en opdragt,<br />
alles met den gevolge en aencleeven <strong>van</strong> dien sonder daer iets aen hunne beloofde<br />
coopspenningen te moogen korten.<br />
-- Gelijk de verkooper aenneemen te betaalen de lasten en schattingen tot over den<br />
jaare 1772 incluis.<br />
-- Tot naakoominge <strong>van</strong> hetgeene voorschr. soo verbinden wij verkoopers ende<br />
coopers hun persoonen ende goederen met subijectie(?) aen alle Heeren, Haren<br />
Regten ende Gerigten en wel specialijk de Judicatieve des Lands <strong>van</strong> Cuijk.
7-47<br />
Aldus gepasseerd te Vierlinxbeek den 23e october 1700 en een en seventig, des ter<br />
oirconde hebben wij verkoopers ende coopers deese met onse gewone signaturen<br />
bekragtigt. Geteekend: Jacobus Jansen, Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> ".<br />
"Wij Jan <strong>van</strong> den Bosch gesubst. Scholtus, Peter Vonck en Johan Volckman,<br />
schepenen der Dingbanke <strong>van</strong> Vierlinxbeek, doen hier meede te weeten dat voor<br />
ons gecompareerd zijn Jacobus Rodermans en Allegonda <strong>van</strong> Maane wed. <strong>van</strong><br />
Hermanus geadsisteerd met de voors. Jacobus Rodermans te kenne geevende dat<br />
zij comparanten vermogens coops conditien <strong>van</strong> dato den 23e october 1771 <strong>van</strong><br />
Jacobus Janssen en Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> echteluijden hebben gekogt en door<br />
deselve ten gevolge <strong>van</strong> dien coop voor eene summa <strong>van</strong> driehondert en dartig<br />
guldens vrij geld den 26e novembris 1771 aan hun comparanten is getransporteerd<br />
een stuck bouwland ongeveer twee<br />
kleijne mergen groot en de helfte<br />
<strong>van</strong> een parceel weijland de<br />
Vennekus genaamt in het geheel<br />
groot drie kleijne mergen min vier<br />
roeden beijde vrij allodiaale en<br />
onder Vierlinxbeek gelegen erven<br />
breeder in de voors.<br />
coopsvoorwaarde en acte <strong>van</strong><br />
trransport vermeld.<br />
Dat Jacobus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, broeder <strong>van</strong> voors. Johanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> getrouwt aan<br />
gemelte Jacobus Janssen, volgens acte <strong>van</strong> vernaderinge <strong>van</strong> dato den 26e febr.<br />
1772 de boven gemelte goederen heeft vernadert waar<strong>van</strong> aan hun comparanten<br />
behoorlijke insinuatie is gedaan, vermeld is en verklaarden zij comparanten voor<br />
ons Gerigtspersoonen in de boven gemelte vernaderinge berijd te zijn hun verkreegen<br />
regt en eijgendom tot de gelibelleerde goederen aan voorn. Jacobus <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> en deszelfs huijsvrouw te cedeeren en transporteeren mits dat deselve zig<br />
onderwerpen aan den inhoude <strong>van</strong> het voors. coopscontract, item alvoorens<br />
betaalenden andermaaligen 40e penning en ingevolge de voors. acte <strong>van</strong><br />
vernadering aan hun comparanten verders de door hun gedebourseerde kosten en<br />
penningen restitueeren en haar in alles kost en schadeloos houden. Aldus<br />
gepasseerd te Vierlinxbeek den 26e febr. 1772, ter waarer oirconde hebben wij<br />
gerigtspersoonen voornoemd deeze beneffens de comparanten met ons gewoone<br />
signaturen bekragtigt ende meede door onsen gesubst. Landschr. laaten<br />
contrasigneeren.<br />
Op 26 mei 1774 is Joanna <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> samen met haar zwager Joannes Fredericus<br />
Bockmeulen (loco Mechlina <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>) te Gennep meter bij de doop <strong>van</strong> Henricus<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, zoon <strong>van</strong> haar broer Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Beatrix Reijnders.
7-48<br />
Te Goch is 28 juni 1791 ene Joanna ten Haaf getuige bij huwelijk <strong>van</strong> Henricus Riek<br />
en Sybilla Verheyen. Het is goed denkbaar dat het hier om dezelfde Joanna gaat.<br />
Op 30 mei 1797 is Joanna samen met J.F. Bockmeulen en Elisabeth Oiro<strong>van</strong>o in<br />
Gennep doopheffer bij de doop <strong>van</strong> Maria Henrica, de dochter <strong>van</strong> haar nicht<br />
Catharina Custers en Joannes Jacobus Bockmeulen.<br />
Overlijdenakte <strong>van</strong> Joanna: "In het jaar 1813 de 28e april is voor ons Frederic ter<br />
Reehorst, burgemeester <strong>van</strong> Gennep verschenen Eugene Geene, oud zes en dertig<br />
jaar <strong>van</strong> beroep timmerman wonende te Gennep, die ons heeft verklaard geen<br />
familie te zijn <strong>van</strong> de overledene en Gerard Clabbers oud 22 jaar, smid wonende te<br />
Gennep die eveneens verklaarde geen familie <strong>van</strong> de overledene te zijn, dewelke<br />
ons hebben verklaard dat de 27e april 1813 om zes uur 's ochtends is overleden<br />
Jeanne <strong>van</strong> Haaf, weduwe <strong>van</strong> Jacobus Jansen, geboren te Vierlingsbeek, oud 82<br />
jaar, <strong>van</strong> beroep "particuliere" en wonende te Gennep. Dochter <strong>van</strong> Jean <strong>van</strong> Haaf<br />
(onjuist!) en Guillemette Wijenberg, beiden overleden. En hebben deze akte met<br />
ons ondertekend."<br />
6. Joannes [123] is het zesde kind en wordt RK gedoopt te Vierlingsbeek op<br />
zondag 20 okt. 1737. De doopheffers waren Joannes <strong>van</strong> den Bosch, loco Gerardus<br />
Wermmerskercken en Maria Catharina Schaffers, loco Joanna Gertrud Schaffers.<br />
Joannes overlijdt echter al 8 maanden na z’n geboorte te Vierlingsbeek op<br />
maandag 23 juni 1738.<br />
Samenvatting.<br />
Uit alle verzamelde gegevens <strong>van</strong> de drie dochters <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en<br />
Wilhelmina <strong>van</strong> den Wijenbergh kunnen we het volgende opmaken. We zien – nadat<br />
de kinderen in 1741 wees zijn geworden- dat Mechtildis <strong>naar</strong> Goch vertrekt.<br />
Mogelijk zijn de kinderen “uit elkaar gehaald” en wordt Mechtildis opgenomen in het<br />
gezin <strong>van</strong> haar oom Antonius <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> die te Goch verblijft.<br />
De andere twee meiden Henrica en Joanna, vinden we terug in Gennep en de enige<br />
<strong>van</strong> de familie die in Gennep verblijft is hun oom <strong>van</strong> moederszijde, de jongste broer<br />
<strong>van</strong> Wilhelmina, Joannes <strong>van</strong> den Wijenbergh. Deze is ca. 1732 getrouwd met<br />
Maria Catharina Schaffers en krijgt al in 1733 daar zijn eerste kind. Hij woont dus al<br />
in Gennep tijdens het overlijden <strong>van</strong> het ouderpaar <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>-Wijenbergh in resp.<br />
1738 en 1741. Het ziet er <strong>naar</strong> uit dat deze twee dochters bij hun oom Jan en zijn<br />
vrouw verblijven en <strong>van</strong>uit het huis <strong>van</strong> hun oom en tante trouwen.<br />
Ook dit paar heeft in Gennep een brouwerij en tapperij, het verhaal wordt eentonig,<br />
maar de twee meisjes <strong>van</strong> Willem en Wilhelmina vertoeven in Gennep dus op<br />
bekend terrein, de hun vertrouwde herberg.<br />
Het is op zich ook niet onlogisch dat de weeskinderen over de familie worden<br />
verdeeld, anders had je er als oom of tante ineens 5 kinderen bij.<br />
Beide zonen; Petrus en Jacobus zoeken ook hun weg en Petrus trouwt in 1752 ook<br />
te Gennep (jawel!) met Beatrix Reijnders. En u raad het al, Petrus is later<br />
gildemeester <strong>van</strong> het brouwersgilde te Gennep. Onder XIVf (p.8-59) wordt zijn<br />
verdere levensloop onder de loupe genomen.<br />
Jacobus, de oudste zoon zet in Vierlingsbeek de kroeg en brouwerij <strong>van</strong> zijn ouders
7-49<br />
voort. De hele familie blijft trouw aan het brouwers- en herbergiersvak! Onder XIVa<br />
vinden we in het volgende <strong>hoofdstuk</strong> (p.8-1) het indrukwekkende verhaal <strong>van</strong> zoon<br />
Jacobus Joannes.<br />
XIIId. Antonius <strong>van</strong> HAAFF [159] is eveneens een zoon <strong>van</strong> Petrus <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> en Joanna<br />
Jansen (XIId, p. 4-1). Hij wordt RK gedoopt te Goch op woensdag 16 mrt. 1712. Zijn<br />
doopheffers zijn Jacobus Borgers, loco Jelis (Aegidius) <strong>van</strong> den Bosch en Agnes Wolters.<br />
Anton is gedurende zijn leven provisor <strong>van</strong> het arme mannen- en Vrouwenhuis en overlijdt in<br />
de ouderdom <strong>van</strong> 70 jaar te Goch op woensdag 5 juni 1782 (aan een “hernia”). Hij trouwt<br />
(RK) te Goch op dinsdag 21 apr. 1750 met Agnetis (Agnes) TEYLEN [199], de dochter <strong>van</strong><br />
Joannes TEYLEN [2096] en Agnes <strong>van</strong> DUEREN [2097]. Zij is RK gedoopt te Goch op<br />
woensdag 12 mrt. 1698 en overleden (minstens 58 jaar oud) te Goch na 1757.<br />
Uit dit huwelijk worden 2 kinderen geboren:<br />
1. Petrus Jacobus <strong>van</strong> HAEFF [200], geb. en RK ged. te Goch op<br />
zaterdag 19 aug. 1752 (doopheffers: Joannes Theylen en Alegonda <strong>van</strong><br />
Haef), ovl. (minstens 46 jaar oud) te Goch? tussen febr. 1799 en jan. 1837. Hij<br />
trouwt te Goch rond 1780 met Catharina HOLTERMAN [2152], geb. te Goch<br />
in 1756, RK, ovl. (ongeveer 81 jaar oud) te Kessel op vrijdag 20 jan. 1837 en<br />
begr. te Kessel op dinsdag 24 jan. 1837. Bij haar overlijden wordt ze wed. <strong>van</strong><br />
Peter ten Haaf genoemd. Voor zover bekend zijn er geen kinderen uit dit<br />
huwelijk.<br />
Petrus ten Haaf en Ida Kempkes zijn op 31 mrt. 1799 te Goch doopheffers bij<br />
Gerardus z.v. Theodorus Holterman en Francisca Loeschelder.<br />
Op 30 mei 1784 is Petrus <strong>van</strong> Haaf dooph. bij Catharina d.v. Joannis Michels<br />
en Joanna Jansen. Samen met Hendrina Verhulsdonck.<br />
Petrus is 16.08.1789 samen met Henricus Jansen doopheffer te Goch bij doop<br />
<strong>van</strong> Joanna, d.v. Gerardus Theunissen en Aldegondis Jansen.<br />
2. Elisabeth Agnes <strong>van</strong> HAEFF [201] ged. RK te Goch op zondag 2 jan. 1757<br />
Doopheffers: Joannes Mathias Theylen en Maria <strong>van</strong> Haef.<br />
Pas op zijn 28 e , in 1740, wordt Antonius voor het eerst in de geschriften <strong>van</strong> Goch genoemd.<br />
Antonio <strong>van</strong> Haeff, provisor.<br />
“Uitgaeve <strong>van</strong> geldt: Aen Jan ten Haeff volgens besteck en aenverdings protocol <strong>van</strong> de<br />
schuur bij Jan <strong>van</strong> Dornick te maecken, dewijl hij de op naem 8 Rdlr. is gekort , bleibet te<br />
saamen fl. 39.--.-- en ook nog “Jan ten Haeff voor Extraordinaire arbeid fl. 5.20.-- “<br />
Op 6 febr. 1741 “Idem aen den Bedie<strong>naar</strong> des vrouwenhuijs Anton <strong>van</strong> Haeff ter berekeninghe<br />
luit sijne Rekeninge die anno 1741 voorgeschoten ad 120 daelder”<br />
Op 30 jan. 1742 “Idem Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> den bestand <strong>van</strong> sijne vrouwehuijs rekening anno<br />
1741 betaelt ad fl. 139.1.1”<br />
Uit de rekeningen die door Antonius worden betaald, blijkt dat de provisor die over een<br />
betreffend jaar de boeken bijhield, een eventueel tekort zelf diende aan te vullen. Per<br />
kasboekpost werden het jaar erop door de beherende voorganger bedragen gestort ter<br />
vereffening <strong>van</strong> het tekort <strong>van</strong> het jaar ervoor! Dit laat zien dat deze functie (<strong>van</strong> aanzien) de<br />
nodige verantwoording met zich meebrengt en dat provisoren zich niet zo maar<br />
ongecontroleerd konden verrijken.<br />
Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> maakt dit jaar (1743) als bedienaer <strong>van</strong> het arme Mannenhuis de jaarrekening<br />
op. Op fol. 29 lezen we: “Wed. provisor Petri <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> gilt martini uijt haer huijs in de Vosstraet<br />
2 ½ alde daelder ider ad 45 st. f 3.22.4 “.
Vosstraat.<br />
7-50<br />
Hier zien we dat de moeder <strong>van</strong><br />
Antonius; Joanna Janssen nog<br />
steeds in leven is. Zij voldoet een<br />
rente aan het arme mannenhuis uit<br />
haar huis in de Vosstraat. Het is<br />
zeer wel denkbaar dat het hier om<br />
het ouderlijk huis <strong>van</strong> Antonius<br />
gaat. Bij de beschrijving <strong>van</strong> Petrus<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> (XIId, hoofdst. 3 p. 120)<br />
blijkt dat het om “De Bonte Pels”<br />
gaat. Het rentebedrag is ook exact<br />
hetzelfde. Waarschijnlijk is de<br />
familie <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> al eige<strong>naar</strong> <strong>van</strong><br />
dit pand sinds 1630 toen Frederick<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> het mogelijk kocht. Misschien is Antonius er na de dood <strong>van</strong> zijn moeder of<br />
gedurende de laatste fase <strong>van</strong> haar leven bij in gaan wonen. Of deze “Bonte Pels” ook een<br />
herberg of tapperij was heb ik helaas niet kunnen vaststellen.<br />
Aan het einde <strong>van</strong> het boekjaar blijkt bij controle <strong>van</strong> de jaarrekening dat Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> fl.<br />
14.27.1 meer uitgegegeven dan ont<strong>van</strong>gen heeft. Dit bedrag wordt op 28 jan. 1745 door hem<br />
aangevuld in bijzijn <strong>van</strong> getuigen.<br />
Op 30 jan. 1743 wordt afrekening gedaen door Anthon <strong>van</strong> Haeff bedienaer <strong>van</strong> het oude arme<br />
Mannen Huijs met aan de handtekening toegevoegd weer die extra krabbel. Johan Theijlen en<br />
Johan <strong>van</strong> den Bosch (beiden zwagers <strong>van</strong> Anton) zijn mede onderteke<strong>naar</strong>.<br />
Op 20 juni “ Anthon <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> bediener des arme<br />
mannenhuis…”, op 22 okt.<br />
en op 18 dec. wordt<br />
genoemd Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>,<br />
als bedienaer des arme<br />
mannenhuijs.<br />
Uit 1744 vinden we een<br />
prachtig handschrift <strong>van</strong><br />
provisor Johannes <strong>van</strong> den<br />
Bosch (de zwager <strong>van</strong><br />
Antonius) die dit jaar de<br />
rekening <strong>van</strong> het<br />
Vrouwenhuis opmaakt.<br />
1744 “Aen prov: <strong>van</strong> Haeff<br />
voor 7 ½ mald garst tot malt<br />
maecken bt., f 5.21.—“. “Tot<br />
malt laaten maaken bij<br />
provisor Antonius <strong>van</strong> Haeff<br />
als pag. 41 te sien is 10.--.—<br />
voor de varckens ad. f --.2.- .<br />
Komt aan de huishouding<br />
10.2.-- “ .<br />
Ontfanck <strong>van</strong> gelt: “Wed.
7-51<br />
provisor Petri <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> gilt martini uijt haer huijs in de Vosstraet 2 ½ alde daelder ider ad 45<br />
st. facit 3 daelder 22st 4 deut “ . Uitgave <strong>van</strong> gelt: “ Aen prov: <strong>van</strong> Haeff voor geleverde melck<br />
bet: f 31.12.--, voor malt te maken bet: f 7.--. en voor 6 reijsen brouwens aen brouwloon en<br />
wachler bet. 2.12.—“<br />
“Goch, 30 jan. 1744 is vooorstaende Zedull <strong>van</strong> aenweesende Heren provisoren gemaeckt en<br />
approbeert en onderteeckent: Anthon <strong>van</strong> Haeff, bedienaer des armen Manshuis, Bernard<br />
Wolters, bedienaer des arme Vrouwen huis, Johannes <strong>van</strong> den Boom, bedinder der arme<br />
Spindung Johan: <strong>van</strong> den Bosch, Henr: Valentinus Poleetnicht Tacill: et provisor, Willem aen<br />
den Boom, Derck Jansen, Barth; Bartloms, Joh: Teijlen, Joh: Rutten, Mertin Funk en J:.A:<br />
<strong>van</strong> Heukelom …”<br />
Uit het jaar 1745 zijn diverse voorbeelden <strong>van</strong> het handschrift <strong>van</strong> Anton <strong>van</strong> Haeff<br />
teruggevonden. Hij ondertekent de jaarrekening die dit jaar door hem wordt opgemaakt.<br />
Op 28 jan. “hefft Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> bij slott sijnen Rekeninghe de anno 1743 betaelt 14.27.1/2 “<br />
"Nog 7 1/2 st. verdient inde loo de spinding aangaand met Graaf uijdt te Smitte welke mij door<br />
provisoor Antoonij ten Haef sin voldaan. Willem Rutters".<br />
"In de Januarij voor de spindungh heb ick vierde haelf vem holt gelevert ende vem koste 5<br />
gulden en 5 st. daer meij den heer profisor Haef erlick heft betalt. Gert Caems".<br />
In Februarij voor den Spindung int Vrouwe Huys gelevert 6 femme holt de fem voor 6 gulden,<br />
maikt te same 36 gulden; welcke mij Provisor <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> te danck betalt heeft. Derck Erkens".<br />
Hendrick <strong>van</strong> Houten dient een rekening in “in Mert voor de spindungh int lemse velt een<br />
busken gehouwen en gebonde ad 5 femme, 10 borden noch 2 karre tuingerde gehouwe te<br />
same verdient 5 daelder die mij Provisor <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> betaalt heeft. ".<br />
In het handschrift <strong>van</strong> Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>:<br />
" Mons: <strong>van</strong> Aerssen: Versoeke te laeten volgen off aff te meten vijff en dartigh malder mergel,<br />
ten behoef der arme spindungh Sal bij occasie de selve restitueeren". Goch den 20. Maij Anton<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> (handtekening!)<br />
Onderschrift: " Bekenne <strong>van</strong> dese bovenstaande vijff en dartig malder mergel door Mon.sr. <strong>van</strong><br />
Haeff voldaen te sijn mett een en twintigh dalders segge 21 dalders. Actum Goegh den 25<br />
Januarij 1746. G. <strong>van</strong> Aerssen".<br />
"Door order <strong>van</strong> Provisor Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> voor d'spindungh int Huijs <strong>van</strong> Juffr. <strong>van</strong> Gulluk den<br />
Armen doniert laaten haelen den 31 maij 350 basterde steen ad 22 st. Welke 2 dalder 17 st.<br />
door gemelde Proisor. voldaan zijn. Per order Joan: <strong>van</strong> den Bosch en R. <strong>van</strong> den Bosch" ...<br />
"Ijn julius gelevert aen de erme spindijn gelevert in Het vrouwe Huijs 8 vemme Hout de vem 5<br />
1/2 gulden beloopt sijg 44 gulden welcke mij doer de provesoer toe Haef voldaen is. Goch 16<br />
uilij 1745. Hendrijck Jurgens".<br />
“Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> spendungs Bedie<strong>naar</strong>” controleert in 1745 de jaarrrekening <strong>van</strong> het Arme<br />
Vrouwenhuis <strong>van</strong> 1743 en tekent voor gezien!<br />
Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> ondertekent een aantal malen als bedienaer <strong>van</strong> 1745<br />
Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> tekent op 31 jan. 1746 als “spendunghs bedienaer” wederom (plus<br />
toegevoegde krabbel)
7-52<br />
Wat deze krabbel achter de handtekening <strong>van</strong> Anton te betekenen heeft, is niet te zeggen.<br />
Ook de archivaris <strong>van</strong> de stad Goch (dr. H.J. Koepp) kon er evenmin brood <strong>van</strong> bakken.<br />
Mogelijk een toevoegsel met de betekenis “meijster of magister”.<br />
1746 "Anno 1746 in Februarij d Derck Erkens voor voor de spindungh gelevert int vrouwe huijs<br />
3 1/2 femm holt de fem voor 5 1/2 gulden. f 19 gulden 5 stuver sijn door Provisor <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong><br />
richtigh voldaen. ".<br />
In febr. “ Provisor <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> wegens de kinderen <strong>van</strong> Evert <strong>van</strong> Heuckelum vier daelder soo<br />
denselven verschooten hadden ad 4.--.—“. (Tevens worden even verderop in het boek<br />
genoemd Petrus Emmericus Mijchels en Wilhelm Arians! Achternamen die beide gerelateerd<br />
zijn aan de familie <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>)<br />
Op 19 sept. wordt genoemd Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> deput. Provisor. Op fol 38 “Aen prov: Anthon<br />
<strong>van</strong> Haeff voor 7 mald: garst tot malt te macken betaalt 5.12.—“.<br />
De 14e juli 1749. "Erschienen die Wittibe Richelraht und brachte kläglich an, wie das Anthon<br />
<strong>van</strong> Haeff den zwieschen Ihr und sein Erb gelegenen Mistenplatz und Auffahrt, wovon ihr die<br />
Halbscheidt zugehörig ist, auf neue disputirlich machen wolle und er von Haeff den ganzen<br />
Mistenplatz alleine zu seinem Gebrauch in Besitz genohmen habe. Bathe dahero, dass Sie<br />
beij ihre Halbscheidt des g(enan)dten Mistenplatzes und Auffahrt manuteniren werden mögte".<br />
Jaarrekening wordt mede door Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> ondertekent (met toevoeging)<br />
Op 21 apr. 1750 trouwen provisor Antonius <strong>van</strong> Haef en Agnes Theylen. Testes: Bertus (broer<br />
Albertus !) <strong>van</strong> Haef en Petrus <strong>van</strong> Wijck. (Deze Petrus <strong>van</strong> Wijck; getuige bij Anton, assisteert<br />
Mechtildis <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> in 1768 na het overlijden <strong>van</strong> haar echtgenoot Nicolaas Weghman.<br />
Op 28 jan. 1752 Provisor Petrus Emericus Michels…. Anthon <strong>van</strong> Haeff ondertekent mede als<br />
provisor<br />
Provisor Rutger <strong>van</strong> den Bosch maakt de jaarrekening <strong>van</strong> 1753 op! “Prov. Anthoni <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong><br />
tot malt gemaakt 10.2.—, voor de verckens consumas f. 3.--.—“ .<br />
“Provisor Anthonij <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> gilt martini uijt haer huijs in de Vosstraet 2 ½ alde daelder ider ad<br />
45 st. 3 ¾ dalder betalt“ “Aen prov. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> voor geleverde melck 39.22.-- aen den selven<br />
voor 10 ½ mald garst tot malt te maaken en wacholder (wachler) 11.23.1”.<br />
Dit is voor het eerst dat Anton bij deze rente uit de Vosstraat wordt genoemd. Na zijn<br />
grootvader, vader en zijn moeder (de wed. <strong>van</strong> Petrus) heeft Anton na zijn huwelijk met Agnes<br />
Theylen het huis “De bonte Pels” overgenomen. Of zijn moeder inmiddels is overleden is niet<br />
bekend, maar in 1744 is zij nog in leven. Mogelijk blijft zij ook gewoon bij haar zoon wonen,<br />
maar zij is kennelijk niet meer de hoofdbewoner of eige<strong>naar</strong>.<br />
Acte met handtekeningen <strong>van</strong> o.a. Johann <strong>van</strong> den Bosch, Johan Rutten, Petrus Emericus<br />
Michels en Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> daterend <strong>van</strong> 29 jan. 1753.<br />
Rekening <strong>van</strong> Hendrick Verhoeven die gecontrasigneerd wordt door A. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> (met<br />
handtekening!) <strong>van</strong> 15 mei.<br />
"Dat mij ondergeschreven, Provisor Rutgers <strong>van</strong> den Bosch, die aen't manshuijs <strong>van</strong> den 3 febr.<br />
1753 tot den 2 febr. 1754 geleverde 596 kannen soete melck mit negen en dartigh Daelder twee<br />
en twintigh stuver richtigh voldaen en betaelt heeft, een sulx woord hier mede quitierend<br />
beschijniget". Den 25 febr. 1754; A. v. <strong>Haaff</strong> met handtekening!<br />
Op 27 jan. 1755 ondertekenen de volgende provisoren de jaarrekening. Alle handtekeningen:<br />
“Joan: Henricus <strong>van</strong> den Bosch bedinder des arme spindung, Johannes <strong>van</strong> den Boom, Willem<br />
<strong>van</strong> den Boom, Derick Jansen, Joh. Teijlen, Johan Rutten, Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>, Petrus Emericus<br />
Michels, Henricus Ruijs, Casp: Gieben en Johan Boess”.<br />
Op “Den 2 augustus aen provisor Anthoni <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> verkoght 2 ¼ mald, vide pag. 16; --.2.1”.<br />
“Idem ½ mald: 1 spint per mald .. daelder f 2.7.4”
7-53<br />
Anthon ondertekent mede de jaarrekening <strong>van</strong> 1756. Verder is er dit jaar niets over hem<br />
gevonden.<br />
Uitgaven <strong>van</strong> 1756/57. “Tot malt te laaten maaken bij provisor A. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> is fl. 12.2.2, voor de<br />
verckens consumeert 2.--.— (samen) fl. 14.2.2”.<br />
“Provisor Anthonij <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> gilt martini uijt haer huijs in de Vosstraet 2 ½ alde daelder ider ad<br />
45 st. 3.22.4 “ en “aen geleverde melck aen prov. Anthonij <strong>van</strong> Haeff fl. 58.17.—“<br />
Van 1757 tot 1766 geen ondertekening <strong>van</strong> de jaarrekening meer door Anthon. Maar hij is nog<br />
wel provisor tot 1769(?). In de verschillende rekeningen komt hij nog voor. In zijn molen wordt<br />
vooral gerst tot malt verwerkt dat weer voor de brouwinddustrie werd gebruikt. Tevens is<br />
Antonius leverancier <strong>van</strong> (zoete) melk<br />
Op 2 febr. 1757 “ Aen provs.<br />
Anthonij <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> voor<br />
geleeverde melk betalt fl.<br />
50.17.—. Nog aen den selve<br />
betalt voor geleverde wagler, luit<br />
2 uiting fl. 4.6.—. Nog voor 12<br />
5/8 malder garst tot malt<br />
gemaekt luit 2 uiting fl. 10.3.6”<br />
Op 29 jan. 1759 “ aen Prov. A. v.<br />
<strong>Haaff</strong> ten bereeckeninghe uijt de<br />
kom ontfangen fl. 200.--.—“ en<br />
op 22 september wordt de<br />
rekening <strong>van</strong> wed. Isendoorn<br />
door "Provisoor Antoonij ten<br />
Haef voldaen"...<br />
"Pro Anno 1760 door mij<br />
ondergeschreven voor het<br />
Manshuijs <strong>van</strong> 12 3/8 malder<br />
garst het malt gemaeckt waer<br />
<strong>van</strong> gekomen 17 malder, per mald 22 st. Maaktf 12 daelder 14 st. hier <strong>van</strong> voldaen. A. <strong>van</strong><br />
<strong>Haaff</strong> ".<br />
1760 en 1761 "... door laest <strong>van</strong> provisoer <strong>van</strong> Haef gearbeijt voor het Maenshuijses"...<br />
"Pro Anno 1760 den 3 febr. 1761 is door mij ondergeschreve voor het Manshuijs gelevert de<br />
soete melck ider dagh 15 st. off 2 1/2 kan. Facit 60 daelder similiter geleverd den wackelen soo<br />
door 't jaer consumeert ad 8 daelder 22 st. waer <strong>van</strong> volldaen. Sulx attesteere. A. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> "
7-54<br />
Rekening <strong>van</strong> Gerret Kammans aangaande het manshuijs "door order <strong>van</strong> Prouwesoor<br />
Anthoon <strong>van</strong> Haaf" betaelt...<br />
Betaalt een " Interesse <strong>van</strong> een Caepitael <strong>van</strong> 100 Rexdalder staande tot laste <strong>van</strong> het mans<br />
huijs, door Provisoer Anthon <strong>van</strong> Haeff..".<br />
"Ik Joannes Engelen hebbe gevare namens Profisoer Antonius ten Haef Bediener des arme<br />
mannenhuijs..".<br />
Rekening <strong>van</strong> Jan Kemkens " die mij door Provisor Anton <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> betaelt is".<br />
Op 2 mei , " Prov. Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> als tijdelijken bediender des oude Arme mannenhuijs."<br />
Juni 7, Rekening <strong>van</strong> Gerardus <strong>van</strong> Meegen voldaan door Provisoer <strong>van</strong> Haef.<br />
“Bekenne hier met dat ick Evert Nellesen door order <strong>van</strong> provesoer Anton <strong>van</strong> Haaf gelevert<br />
hebbe voor het mans huis 1000 versel welck gelt ick daer voor ontfangen hebbe 13 daller 10st.<br />
<strong>van</strong> provesor Anton <strong>van</strong> Hooff. Goch den 29 junij 1760".<br />
1761 Ontfanck <strong>van</strong> gelt: “Provisor Anthonij <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> gilt St. Martini uijt sijn huijs in de<br />
Vosstraet 2 ½ alde daelder ider ad 45 st. 3.22.4 “<br />
"Door order <strong>van</strong> Provisor Anthonij <strong>van</strong> Haef, als bedinder des armen Mannen Huis alhier in<br />
Goch"... rekening <strong>van</strong> Petrus Jorus (loodgieter) <strong>van</strong> 26 jan. 1761.<br />
Jaarrekening Vrouwenhuis <strong>van</strong> 1762 : Genoemd de weduwe <strong>van</strong> prov. Johan Teijlen en<br />
tevens “Tunnis Huls uijt sijn huijs In’t Witte Paert, 4 daeler..”<br />
Rekening <strong>van</strong> Anthoni Verhoeven "per order <strong>van</strong> Provisoor Anthoni <strong>van</strong> Haaf "...<br />
In de jaarrekening <strong>van</strong> 1763 <strong>van</strong> het Vrouwenhuis geen <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>-en gevonden!<br />
Op fol. 28. Ontfanck <strong>van</strong> gelt: “Provisor Anthonij <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> gilt martini uijt haer huijs in de<br />
Vosstraet 2 ½ alde daelder ider ad 45 st. f 3.22.4 “<br />
Op 14 febr. “<strong>van</strong> Cathrin ter Poorten volgens accort uit het vrouwenshuijs gekomen en<br />
gebracht ad 145.--.—den 21 ditto <strong>van</strong> Provisor <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> den restant <strong>van</strong> sinne rechnung de<br />
anno 1761 anfang: ad luit de selve reek: ad f 199.1.4”<br />
Uitgaeve <strong>van</strong> geldt in 1766. “Uijt voorschreeven ontfanck <strong>van</strong> geldt sijn principalijck<br />
onderhouden geworden de inwoonders <strong>van</strong> des oude arme Mannen Huijs als namentlijk<br />
Elisabeth Rutten als huijshouderse en onder nr. 7 vinden we Aenthon <strong>van</strong> Haeff aengenoomen<br />
den 5 april 1766 luit protocol folio 363” .<br />
Onder nr. 15 (1766-1769), Ontfanck <strong>van</strong> gelt: “Provisor Anthonij <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> gilt martini uijt haer<br />
huijs in de Vosstraet 2 ½ alde daelder ider ad 45 st. 3.22.4 “<br />
In de jaarrekening <strong>van</strong> het Vrouwenhuis uit 1771 wordt geen <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> meer gevonden!<br />
Plekje voor Anton in het Mannenhuis?<br />
Vanaf 1771 worden geen inkomsten uit pacht meer <strong>van</strong> “<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong>” gevonden. Wel wordt in<br />
de jaarrekening <strong>van</strong> het Manshuis vermeld dat “Anthon <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> is aangenomen op 5 april<br />
1766 luidt protocol op fol. 363” (niet gevonden). Het lijkt erop dat Anton een plekje verwerft in<br />
het Mannenhuis, waar er voor hem wordt gezorgd. Anders zou ik het woord “aangenomen” niet<br />
kunnen verklaren.<br />
Ook de hieronder weergegeven rekening, waarin hij het aantal dagen specificeerd dat hij voor<br />
het Mannenhuis heeft gewerkt wijst ook in die richting.
7-55<br />
De 62 jarige Anton is duidelijk nog monter genoeg om op zijn leeftijd voor het Mannenhuis een<br />
flink stuk tuin om te spitten en te bewerken. Zijn nicht Mechtildis, die nog steeds in Goch<br />
woont, wordt rond 1768 weduwe door overlijden <strong>van</strong> haar echtgenoot Nicolaas Weghman. Ook<br />
zij zal waarschijnlijk regelmatig hebben omgekeken <strong>naar</strong> haar ouder wordende oom.<br />
“Door order Hr. Provisor Casparus Gieben heb ick onderschreeven in het jaer 1774 voor het<br />
Mannenhuijs de Hoven gespaeijt en andersins gearbeijt als volgt:<br />
Den 10, 11 en 16 febr, ’s daegs 8 st. f --.24.--<br />
Den 2, 3, 10, 11, 21, 22, 28 en 29 mart 9 st. daegs f 2.12.--<br />
Den 6, 11, 13, 18 en 19 aprill, 9st. daags f 1.15.--<br />
Den 2, 3, 9, 10, 13, 16, 20, 26 en 30 maij daegs als boven 9 st. f 2.21.--<br />
Den 6 juni, item den 10, 20, 28 en 29 dito 9stuv. Daegs f 1.15.--<br />
Den 1 e , 2, 4, 6, 11, 12 juli ad 9 st. daegs f 1.24.--<br />
Nog een ½ ven dagh f -.-4.-4<br />
Facit te saamen f 10.25.-4<br />
Welcke mijn onderschreeven door boven benoemde Hr. Provisor rigtig voldaen is . Een sulx<br />
attesteere en quitteere genaamd Hendricus Mighels, A. v. <strong>Haaff</strong> “.<br />
A. v haaff ondertekent voor de ont<strong>van</strong>gst <strong>van</strong> 2 daalder. “Pro anno 1774 hebbe ick<br />
ondergeschreeven int manshuijs 1200 verzeel gekort en gehouwen het 100, 5 st., facit 2<br />
daelder, welcke door provisor C. Gieben rigtig voldaen zijn en sulx attesteere: A. <strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> den<br />
17 april 1775”<br />
In 1777 en de daarop volgende jaren woont Isack Jacobs in het huis aan de Vosstraat en<br />
onder nr. 15 betaalt hij dezelfde jaarlijkse geldrente <strong>van</strong> fl. 3.22.4 zoals die ook door generaties<br />
<strong>van</strong> <strong>Haaff</strong> daaraan voorafgaand werd betaald. In elk geval woont Anton dan niet meer in De<br />
Bonte Pels. Of is hij nog opgenomen geweest in het Mannenhuis? Hij overlijdt in elk geval in<br />
de ouderdom <strong>van</strong> 70 jaar te Goch op woensdag 5 juni 1782 (aan een “hernia”).<br />
We weten niet of zijn kinderen; Petrus en Elisabeth zich over hem hebben onfermd. In elk<br />
geval doet hij in 1775 nog klusjes voor het Mannenhuis.<br />
We kunnen de werkelijkheid slechts door interpretatie <strong>van</strong> de gegevens benaderen en ons een<br />
beeld vormen <strong>van</strong> zijn laatste jaren in Goch. Verder kan er nog eens gekeken worden hoe het<br />
verdere leven <strong>van</strong> zijn kinderen zich in Goch voltrekt. Tot nu toe is daar<strong>van</strong> geen informatie<br />
gevonde, maar Mechtildis die in 1768 weduwe is geworden overlijd pas in jan. 1791 te Goch.<br />
Zij huwde in aug. 1762 met Joannes (Nicolaas) Weghman. Wellicht is er over hun leven nog<br />
iets terug te vinden. Na 1791 lijkt het doek in Goch definitief te zijn gevallen.