Visusproblemen - Ipse de Bruggen
Visusproblemen - Ipse de Bruggen
Visusproblemen - Ipse de Bruggen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
V i s u s p r o b l e m e n<br />
E X P E R T J E 9
V i s u s p r o b l e m e n<br />
E X P E R T J E 9
2 E X P E R T J E 9<br />
Expertjes zijn uitgaven van het Expertisecentrum van <strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong>.<br />
Kijk voor meer informatie over <strong>de</strong> expertjes en het bestellen ervan<br />
op www.ipse<strong>de</strong>bruggen.nl<br />
E X P E R T J E 1 : Spel- en ontwikkelingsmateriaal<br />
E X P E R T J E 2 : Totale communicatie<br />
E X P E R T J E 3 : Obstipatie, een lastig probleem<br />
E X P E R T J E 4 : Transculturele communicatie<br />
E X P E R T J E 5 : Voeding<br />
E X P E R T J E 6 : Verhuizen<br />
E X P E R T J E 7 : Rouwverwerking<br />
E X P E R T J E 8 : Zelfverwonding<br />
E X P E R T J E 9 : Visus
<strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong><br />
1e druk, maart 2012<br />
IdB219-MRT12<br />
Aan dit Expertje werkten mee:<br />
Auteurs<br />
Angela Beer, gedragskundige<br />
Joop van <strong>de</strong> Berg, AVG<br />
Pauline van <strong>de</strong>n Boogaard, fysiotherapeut<br />
Kirsten van Egmond, spelbegelei<strong>de</strong>r<br />
Marijke Spen<strong>de</strong>l, gedragskundige<br />
Wineke Vlieg, fysiotherapeut<br />
Vormgeving en redactie<br />
Marketing & Communicatie, <strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong><br />
Illustratie<br />
Aleid Lan<strong>de</strong>weerd<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
© Niets uit <strong>de</strong>ze uitgave mag wor<strong>de</strong>n verveelvoudigd, opgeslagen in een geautoma-<br />
tiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enigerlei wijze,<br />
zon<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong> schriftelijke toestemming van <strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong>.<br />
3
4 E X P E R T J E 9
V o o r w o o r d<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
Het Expertisecentrum van <strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong> heeft on<strong>de</strong>r meer tot taak <strong>de</strong><br />
kennis en ervaring rond <strong>de</strong> zorg van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke of meervoudige<br />
beperking te verzamelen, te ontwikkelen en beschikbaar te stellen.<br />
In dit ka<strong>de</strong>r brengt het Expertisecentrum ‘Expertjes’ uit, waarin kennis en ervaring<br />
van me<strong>de</strong>werkers rond een bepaald thema is vastgelegd.<br />
Expertjes preten<strong>de</strong>ren niet volledig te zijn, maar leggen <strong>de</strong> nadruk op praktijk-<br />
ervaring, nuttige aandachtspunten en tips.<br />
Wij hopen op <strong>de</strong>ze wijze een bijdrage te leveren aan het verbeteren van <strong>de</strong> zorg,<br />
begeleiding en on<strong>de</strong>rsteuning aan mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke of meervoudige<br />
beperking.<br />
U kunt ons helpen <strong>de</strong> Expertjes te vervolmaken door uw ervaringen aan ons door<br />
te geven. Zie hiervoor <strong>de</strong> vragenlijst op <strong>de</strong> laatste bladzij<strong>de</strong>. Hartelijk dank voor uw<br />
me<strong>de</strong>werking.<br />
Veel leesplezier!<br />
Marcel Schellart<br />
Directeur zorg<br />
<strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong><br />
5
6 E X P E R T J E 9
I n h o u d s o p g a v e<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
Inleiding ................................................................................................ 9<br />
1. Oorzaken van slechtziendheid bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking .......................................................................................... 11<br />
2. Wat is visusscreening? ........................................................................ 13<br />
3. Wanneer doe je on<strong>de</strong>rzoek naar het gezichtsvermogen? ..................... 15<br />
4. Visus en sociaal-emotionele ontwikkeling ........................................... 17<br />
5. Communiceren met een cliënt met een verstan<strong>de</strong>lijke én visuele<br />
beperking .......................................................................................... 19<br />
6. Visus en spel ..................................................................................... 21<br />
7. Visus en motorische ontwikkeling ....................................................... 23<br />
8. Visus en zintuiglijke informatieverwerking .......................................... 25<br />
9. Begelei<strong>de</strong>n van een cliënt met een verstan<strong>de</strong>lijke en visuele<br />
beperking .......................................................................................... 27<br />
10. Boeken over visusstoornissen ............................................................. 31<br />
11. Nuttige adressen ................................................................................ 35<br />
7
8 E X P E R T J E 9
I n l e i d i n g<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
Visus is <strong>de</strong> medische term voor gezichtsvermogen. De visus is een van <strong>de</strong> zintuigen<br />
van <strong>de</strong> mens. An<strong>de</strong>re zintuigen zijn bijvoorbeeld gehoor, tast of reuk. Uit on<strong>de</strong>rzoek<br />
is gebleken, dat mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking aanzienlijk meer proble-<br />
men hebben met hun gezichtvermogen dan normaal begaaf<strong>de</strong>n. Ongeveer twee op<br />
<strong>de</strong> drie mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking hebben een afwijking die maakt<br />
dat ze min<strong>de</strong>r goed zien.<br />
De meest voorkomen<strong>de</strong> in het oog gelegen oorzaken van een vermin<strong>de</strong>rd gezicht-<br />
vermogen zijn brekingsafwijkingen, scheelzien, staar, netvliesafwijkingen, netvlies-<br />
loslating, hoornvliesafwijkingen en afwijkingen van <strong>de</strong> oogzenuw. Men spreekt van<br />
brekingsafwijkingen als door een afwijken<strong>de</strong> bouw van het oog alleen met een bril<br />
scherp kan wor<strong>de</strong>n gezien. Dat is het geval bij bijvoorbeeld bijziendheid en verziend-<br />
heid. Staar is vertroebeling van <strong>de</strong> ooglens. Dit is een normaal verou<strong>de</strong>ringsver-<br />
schijnsel, maar kan ook al eer<strong>de</strong>r in het leven optre<strong>de</strong>n en zelfs aangeboren zijn.<br />
Een veel voorkomen<strong>de</strong> buiten het oog gelegen oorzaak van slechtziendheid is her-<br />
senbeschadiging.<br />
Mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking uiten klachten over een vermin<strong>de</strong>rd ge-<br />
zichtsvermogen vaak niet of nauwelijks. Ook is gebleken, dat vermin<strong>de</strong>rd gezichts-<br />
vermogen door <strong>de</strong> omgeving vaak niet of pas laat wordt opgemerkt. Het is daarom<br />
belangrijk dat gericht on<strong>de</strong>rzoek wordt gedaan naar het gezichtsvermogen van<br />
mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking (visusscreening). Ook is het belangrijk dat<br />
mensen in <strong>de</strong> nabije omgeving van <strong>de</strong> cliënt <strong>de</strong> signalen herkennen die wijzen op<br />
een vermin<strong>de</strong>rd gezichtsvermogen. Daar hopen we met dit Expertje een bijdrage<br />
aan te leveren.<br />
9
10 E X P E R T J E 9
V i s u s p r o b l e m e n<br />
1 . Oorzaken van slechtziendheid bij mensen<br />
met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
Een aantal oorzaken van slechtziendheid komt bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking aanzienlijk vaker voor dan bij normaal begaaf<strong>de</strong>n.<br />
Oorzaken van slechtziendheid bij kin<strong>de</strong>ren:<br />
• ernstige brekingsafwijkingen, zoals sterke bij- of verziendheid (bij voorbeeld bij<br />
syndroom van Down);<br />
• scheelzien en daardoor een ‘lui oog’;<br />
• aangeboren staar (bijvoorbeeld bij syndroom van Down);<br />
• cerebrale slechtziendheid en atrofie van <strong>de</strong> oogzenuw (vooral bij kin<strong>de</strong>ren met<br />
hersenbeschadiging door zuurstofgebrek rond <strong>de</strong> geboorte of door extreme<br />
vroeggeboorte);<br />
• aangeboren netvliesafwijkingen (bijvoorbeeld door extreme vroeggeboorte,<br />
door sommige infecties in <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zwangerschap of door<br />
bepaal<strong>de</strong> stofwisselingsziekten);<br />
• niet goed ontwikkeld oog (microftalmie, anoftalmie).<br />
Brekingsafwijkingen kunnen behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n met een bril of lenzen. Scheelzien<br />
kan in veel gevallen operatief gecorrigeerd wor<strong>de</strong>n en lui wor<strong>de</strong>n van een oog kan<br />
vaak voorkomen wor<strong>de</strong>n door vroegtijdig afplakken van het voorkeuroog. Aange-<br />
boren staar kan operatief behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n. De drie laatstgenoem<strong>de</strong> oorzaken zijn<br />
onbehan<strong>de</strong>lbaar.<br />
Oorzaken van slechtziendheid bij volwassenen/ou<strong>de</strong>ren<br />
Bij volwassenen en ou<strong>de</strong>ren met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking komen <strong>de</strong> bovenge-<br />
noem<strong>de</strong> oorzaken van slechtziendheid logischerwijs ook vaak voor. Daarnaast zijn<br />
er enkele oorzaken die achteruitgang van het gezichtvermogen in <strong>de</strong> loop van het<br />
leven veroorzaken en die vaker of relatief vroeger op kunnen tre<strong>de</strong>n bij mensen met<br />
een verstan<strong>de</strong>lijke beperking:<br />
• keratoconus oftewel kegelvormig wor<strong>de</strong>n van het hoornvlies, waardoor steeds<br />
ernstiger bijziendheid ontstaat (vaak bij syndroom van Down);<br />
• netvliesloslating (kan samenhangen met automutilatie);<br />
• staar (vaak op jongere leeftijd dan bij normaal begaaf<strong>de</strong>n, kan waarschijnlijk<br />
ook samenhangen met automutilatie).<br />
11
12 E X P E R T J E 9<br />
Daarnaast zijn er nog enkele oorzaken van achteruitgang van het gezichtsvermogen<br />
die vooral bij ou<strong>de</strong>ren voorkomen, maar niet opvallend vaker bij mensen met een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking:<br />
• glaucoom (verhoog<strong>de</strong> oogdruk);<br />
• macula<strong>de</strong>generatie (achteruitgang van het netvlies);<br />
• netvliesafwijkingen bij diabetes mellitus.
2 . W a t i s v i s u s s c r e e n i n g?<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
Visus is <strong>de</strong> medische term voor gezichtsvermogen. Het gezichtsvermogen wordt<br />
bepaald door <strong>de</strong> gezichtsscherpte en <strong>de</strong> gezichtsvel<strong>de</strong>n.<br />
Gezichtsscherpte<br />
Gezichtsscherpte wordt uitgedrukt in een getal. Een gezichtsscherpte van 0,3<br />
tot 1,0 (of 30 procent tot 100 procent) is een voldoen<strong>de</strong> gezichtsscherpte. Som-<br />
mige (meestal jonge) mensen halen zelfs wel 1,25 (125 procent) of nog hoger.<br />
Een gezichtsscherpte tussen 0,1 en 0,3 (10 procent en 30 procent) betekent dat<br />
iemand ‘slechtziend’ is. Bij een gezichtsscherpte tussen 0,05 en 0,1 (5 procent en<br />
10 procent) spreek je van ‘zeer slechtziend’ en tussen 0,02 en 0,05 (2 procent en 5<br />
procent) van ‘maatschappelijk blind’. Met een gezichtsscherpte on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 0,02, maar<br />
met het vermogen om verschil tussen licht en donker te zien wordt iemand ‘blind’<br />
genoemd. Zie je ook geen verschil tussen licht en donker dan ben je ‘totaal blind’.<br />
Plaatjeskaart<br />
Bij normaal begaaf<strong>de</strong>n kan meestal op eenvoudige wijze <strong>de</strong> gezichtsscherpte wor-<br />
<strong>de</strong>n bepaald door mid<strong>de</strong>l van <strong>de</strong> welbeken<strong>de</strong> letterkaart. Bij kin<strong>de</strong>ren die nog niet<br />
kunnen lezen wordt <strong>de</strong> ‘Amsterdamse plaatjeskaart’ gebruikt. Dezelf<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n<br />
kunnen bij mensen met een lichte en matige verstan<strong>de</strong>lijke beperking wor<strong>de</strong>n<br />
gebruikt. Voor mensen met een ernstige verstan<strong>de</strong>lijke beperking, die geen plaatjes<br />
(en zeker geen letters) kunnen benoemen, zijn enkele an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksmetho-<br />
<strong>de</strong>n beschikbaar. Die zijn min<strong>de</strong>r nauwkeurig maar geven wel een indruk van <strong>de</strong><br />
gezichtsscherpte.<br />
Gezichtsvel<strong>de</strong>n<br />
Met gezichtsveld wordt bedoeld <strong>de</strong> grootte van het beeld dat zon<strong>de</strong>r het oog te<br />
bewegen gezien kan wor<strong>de</strong>n. Zo kan iemand met normale gezichtsvel<strong>de</strong>n, die recht<br />
naar voren kijkt nog dingen zien, die zich recht naast hem of zelfs iets daar achter<br />
bevin<strong>de</strong>n. De gezichtsvel<strong>de</strong>n kunnen door diverse oorzaken (vooral netvliesafwij-<br />
kingen) sterk verkleind zijn of in <strong>de</strong> loop van het leven kleiner wor<strong>de</strong>n, waardoor er<br />
sprake kan zijn van ‘kokerzien’ of ‘tunnelzien’.<br />
De grootte van <strong>de</strong> gezichtvel<strong>de</strong>n wordt uitgedrukt in een aantal gra<strong>de</strong>n. Voor bei<strong>de</strong><br />
ogen samen is een normaal gezichtveld (in het horizontale vlak) 180° of zelfs iets<br />
meer. Met één oog is het normale gezichtveld 160°, dit is wat kleiner omdat <strong>de</strong><br />
13
14 E X P E R T J E 9<br />
neus in <strong>de</strong> weg zit. Bij een gezichtsveld van het beste oog tussen 10° en 30° is men<br />
slechtziend en bij min<strong>de</strong>r dan 10° is men ‘maatschappelijk blind’.<br />
De grootte en vorm van <strong>de</strong> gezichtsvel<strong>de</strong>n kan bij normaal begaaf<strong>de</strong>n vrij exact<br />
bepaald wor<strong>de</strong>n. Bij mensen met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke beperking is dit vaak ook<br />
nog wel mogelijk, maar bij mensen met een matige of ernstige verstan<strong>de</strong>lijke beper-<br />
king kan slechts een grove indruk wor<strong>de</strong>n verkregen van <strong>de</strong> gezichtsvel<strong>de</strong>n.<br />
Verwijzen<br />
De specifieke on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n, die nodig zijn om bij ernstig verstan<strong>de</strong>lijk<br />
gehandicapten het gezichtsvermogen te meten, wor<strong>de</strong>n meestal niet gebruikt door<br />
schoolartsen, huisartsen, oogartsen en opticiens. Een AVG (arts voor verstan<strong>de</strong>lijk<br />
gehandicapten) heeft over het algemeen wel geleerd <strong>de</strong>ze metho<strong>de</strong>n toe te passen<br />
en kan (bij <strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong>) beschikken over het juiste testmateriaal.<br />
Als bij on<strong>de</strong>rzoek door <strong>de</strong> AVG blijkt, dat iemand slechtziend is of als het <strong>de</strong> AVG<br />
niet lukt om een goe<strong>de</strong> indruk van het gezichtsvermogen te krijgen, is het belangrijk<br />
te verwijzen naar organisaties die gespecialiseerd zijn in het visueel functieon<strong>de</strong>r-<br />
zoek bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking, zoals VISIO of Visueel Adviescen-<br />
trum Bartiméus. Behalve met on<strong>de</strong>rzoek hou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze organisaties zich ook bezig<br />
met advisering. Ze adviseren over <strong>de</strong> begeleiding van en omgang met slechtzien<strong>de</strong>n<br />
en over aanpassingen in <strong>de</strong> omgeving.
V i s u s p r o b l e m e n<br />
3 . W a n n e e r d o e j e o n d e r z o e k n a a r<br />
h e t g e z i c h t s v e r m o g e n?<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> signalen die kunnen wijzen op een vermin<strong>de</strong>rd gezichtsvermo-<br />
gen bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Het is belangrijk om alert te zijn<br />
op die signalen, om zo snel mogelijk in te kunnen spelen op een visueel probleem.<br />
De volgen<strong>de</strong> verschijnselen kunnen samenhangen met een slecht gezichtsvermogen:<br />
• vaak struikelen over voorwerpen en oneffenhe<strong>de</strong>n;<br />
• vaak botsen tegen an<strong>de</strong>re personen, <strong>de</strong>uren of meubilair;<br />
• veel handcontact zoeken met muren en meubilair;<br />
• moeite hebben met handwerken, lezen of plaatjes herkennen;<br />
• <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n gebruiken om voorwerpen te herkennen;<br />
• veel ‘knijpen’ met <strong>de</strong> ogen;<br />
• voorwerpen en plaatjes dicht voor <strong>de</strong> ogen hou<strong>de</strong>n;<br />
• vlak voor <strong>de</strong> TV gaan zitten;<br />
• je niet goed aankijken, langs je heen kijken;<br />
• mensen niet of pas erg dichtbij (of alleen aan <strong>de</strong> stem) herkennen;<br />
• moeite hebben met <strong>de</strong> overgang van licht naar donker;<br />
• onzeker of angstig zijn in het donker.<br />
Veel van <strong>de</strong>ze verschijnselen komen niet tot uiting bij mensen met een ernstige<br />
motorische beperking, omdat ze niet actief kunnen bewegen. Hoewel slechtziend-<br />
heid en blindheid veel voorkomen in <strong>de</strong>ze groep, blijft bij hen een vermin<strong>de</strong>rd ge-<br />
zichtsvermogen vaak onopgemerkt als daar niet actief naar gezocht wordt. Als één<br />
of meer van bovengenoem<strong>de</strong> verschijnselen door familielid of begelei<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n<br />
opgemerkt, is het belangrijk om na te gaan of het gezichtsvermogen <strong>de</strong> laatste jaren<br />
nog on<strong>de</strong>rzocht is.<br />
Naar <strong>de</strong> specialist<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse Vereniging van Artsen voor Verstan<strong>de</strong>lijk Gehandicapten adviseert,<br />
om visuele stoornissen bij kin<strong>de</strong>ren en volwassenen met een verstan<strong>de</strong>lijke beper-<br />
king vroegtijdig op het spoor te komen, het volgen<strong>de</strong>:<br />
15
16 E X P E R T J E 9<br />
1. leeftijd 0-3 jaar<br />
Alle kin<strong>de</strong>ren bij wie een ontwikkelingsachterstand vermoed wordt, wor<strong>de</strong>n zo<br />
vroeg mogelijk doorverwezen naar een oogarts met orthoptist voor specialistisch<br />
oogheelkundig on<strong>de</strong>rzoek. Bij voorkeur is dit een oogarts die specifieke ervaring<br />
heeft met of belangstelling heeft voor jonge kin<strong>de</strong>ren. Kin<strong>de</strong>ren met het syndroom<br />
van Down wor<strong>de</strong>n postnataal direct gecontroleerd op aangeboren cataract.<br />
2. leeftijd 3-4 jaar<br />
Kin<strong>de</strong>ren met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking die niet on<strong>de</strong>r controle van een oogarts<br />
zijn en bij wie nog niet eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar het gezichtvermogen is gedaan,<br />
moeten op <strong>de</strong>ze leeftijd wor<strong>de</strong>n gescreend. Dat gebeurt door een orthoptist, CB-<br />
arts, jeugdarts of arts voor verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten (AVG). Bij afwijkingen wordt<br />
(opnieuw) verwezen naar een oogarts met orthoptist.<br />
3. leeftijd van 6-7, 12 en 18 jaar<br />
Op <strong>de</strong>ze leeftij<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n alle kin<strong>de</strong>ren met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking nogmaals<br />
gescreend door <strong>de</strong> orthoptist, jeugdarts of arts voor verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten.<br />
Bij afwijkingen wordt verwezen naar een oogarts met orthoptist.<br />
4. volwassenen<br />
Alle volwassenen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking bij wie nooit eer<strong>de</strong>r visuele<br />
screening verricht is, wor<strong>de</strong>n gescreend.<br />
Daarna:<br />
• verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten in het algemeen: screening op <strong>de</strong> leeftijd van<br />
• 45 jaar, daarna elke 5 jaar;<br />
• mensen met het syndroom van Down: screening op <strong>de</strong> leeftijd van 30 en<br />
• 45 jaar, daarna elke 5 jaar;<br />
• mensen met een brekingsafwijking: visuscontrole (met bril) elke 5 jaar.<br />
5. Algemeen<br />
Als slechtziendheid vastgesteld wordt of als on<strong>de</strong>rzoek van het gezichtsvermogen<br />
niet lukt (bijvoorbeeld door <strong>de</strong> ernst van <strong>de</strong> beperking), wordt doorverwezen naar<br />
Visueel Adviescentrum Bartiméus of naar VISIO. Dit zijn organisaties met expertise<br />
op het gebied van on<strong>de</strong>rzoek naar visuele beperkingen en <strong>de</strong> begeleiding van men-<br />
sen met een visuele beperking.
4 . V i s u s e n s o c i a a l - e m o t i o n e l e<br />
o n t w i k k e l i n g<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
De basis van sociaal-emotionele ontwikkeling is <strong>de</strong> hechtingsontwikkeling. Hechting<br />
is <strong>de</strong> affectieve band van een kind met een opvoe<strong>de</strong>r die regelmatig met het kind<br />
omgaat en aan wie het kind troost ontleent in tij<strong>de</strong>n van angst en spanning.<br />
Een belangrijk aspect in <strong>de</strong> hechting is het maken van oogcontact. Veel slechtzien<strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren maken niet of slechts in bepaal<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n oogcontact. De terug-<br />
kijkreactie is vaak niet of nauwelijks aanwezig.<br />
Met een glimlach trekken kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r naar zich toe. Slechtzien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
en blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren doen dat ook, maar veel meer als reactie op een aanraking of<br />
geluid. De eerste glimlach vindt wel in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> plaats als bij een baby<br />
zon<strong>de</strong>r een visusprobleem. Maar een blind of slechtziend kind imiteert <strong>de</strong> mimiek en<br />
lichaamstaal van zijn ou<strong>de</strong>rs niet.<br />
Het is lastig voor ou<strong>de</strong>rs om <strong>de</strong> lichaamstaal van blin<strong>de</strong> baby’s te begrijpen, waar-<br />
door het afstemmen op <strong>de</strong> behoeften van het kind moeilijker is. Een voorbeeld van<br />
afwijkend lichaamstaal is dat het kind min<strong>de</strong>r expressief is met zijn gezicht, maar<br />
juist meer met zijn han<strong>de</strong>n. Me<strong>de</strong> hierdoor komt <strong>de</strong> sociale interactie moeilijker op<br />
gang.<br />
Mensen herkennen<br />
Blin<strong>de</strong> en zeer slechtzien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren gaan beken<strong>de</strong> mensen van onbeken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r-<br />
schei<strong>de</strong>n door stemgeluid, lichaamsgeur of <strong>de</strong> manier waarop zij door hen wor<strong>de</strong>n<br />
opgetild. Slechtzien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zullen het proberen op gezichten. Voor bei<strong>de</strong>n geldt<br />
dat het leren herkennen vertraagd verloopt vergeleken met kin<strong>de</strong>ren die kunnen<br />
zien.<br />
De volgen<strong>de</strong> fasen van sociaal-emotionele ontwikkeling zijn eenkennigheid (<strong>de</strong><br />
sterke gerichtheid op een bekend persoon, vaak <strong>de</strong>gene die het kind het meest<br />
verzorgt/opvoedt) en separatieangst (<strong>de</strong> angst om geschei<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze<br />
persoon, het kind voelt zich dan onveilig). Om die fasen te kunnen doorlopen, moet<br />
een kind eerst mensen kunnen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n en herkennen, en voorkeuren hebben<br />
voor beken<strong>de</strong> mensen. Doordat dit vertraagd verloopt bij blin<strong>de</strong> en slecht zien<strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren, verlopen <strong>de</strong>ze fasen ook vertraagd.<br />
17
18 E X P E R T J E 9<br />
Om separatieangst te overwinnen, moet een kind leren om een mentale voorstel-<br />
ling te maken van <strong>de</strong> persoon waar hij niet van geschei<strong>de</strong>n wil wor<strong>de</strong>n. Met die<br />
voorstelling kan hij zichzelf sussen dat diegene zo terugkomt. Zo’n mentale voorstel-<br />
ling maken heet objectpermanentie. Dit is zeer lastig voor kin<strong>de</strong>ren met een visuele<br />
handicap. Objectpermanentie wordt on<strong>de</strong>r meer geleerd door het herhaal<strong>de</strong>lijk<br />
vin<strong>de</strong>n van verloren speeltjes. Kin<strong>de</strong>ren die slecht zien of blind zijn missen <strong>de</strong> visuele<br />
sturing en speeltjes kunnen alleen op <strong>de</strong> tast bij toeval teruggevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Hier-<br />
door heeft het kind te weinig ervaringen in het vin<strong>de</strong>n van verloren speelgoed. Dat<br />
maakt het moeilijker om een mentaal plaatje te vormen van het speelgoed en later<br />
van personen.<br />
De fase van separatieangst wordt moeilijk doorlopen door veel blin<strong>de</strong> en slechtzien-<br />
<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren. Zij hebben niet automatisch het vertrouwen dat hun ou<strong>de</strong>rs/verzorgers<br />
in <strong>de</strong> buurt zijn, wanneer er iets gebeurt. Daardoor kunnen zij niet tot verkenning<br />
van <strong>de</strong> omgeving komen en komt <strong>de</strong> fase van individuatie moeilijk of niet tot stand.<br />
In <strong>de</strong> fase van individuatie leren kin<strong>de</strong>ren hun eigen wil te ont<strong>de</strong>kken. Ze leren dat<br />
ze niet volledig afhankelijk zijn van ou<strong>de</strong>rs/verzorgers en gaan steeds ver<strong>de</strong>r met het<br />
ont<strong>de</strong>kken van hun omgeving.<br />
Adviezen voor hulp bij <strong>de</strong> sociaal-emotionele ontwikkeling:<br />
• bij baby’s is het van belang om ze bewust aan te leren <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n bij elkaar te<br />
brengen. Baby’s met visusproblematiek zullen dit niet uit zichzelf doen;<br />
• het kind moet leren grijpen naar iets wat hij hoort in plaats van ziet, dit heet<br />
<strong>de</strong> oor-handcoördinatie. Als dit niet vanzelf gebeurt, dan moet dit op gang<br />
gebracht wor<strong>de</strong>n;<br />
• bij jonge kin<strong>de</strong>ren is het van belang om ze steeds op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier op te<br />
pakken en aan te raken. Hierdoor leert het kind een persoon herkennen;<br />
• kin<strong>de</strong>ren hebben hulp nodig om verloren speeltjes terug te vin<strong>de</strong>n;<br />
• handmotoriek van een slechtziend of blind kind heeft een communicatieve<br />
functie (net zoals <strong>de</strong> mimiek van een kind zon<strong>de</strong>r visusproblematiek). Het is van<br />
belang om <strong>de</strong>ze handmotoriek goed te kunnen interpreteren, zodat je kunt<br />
inspelen op <strong>de</strong> emoties van het kind. Dit is een zeer complexe vaardigheid;<br />
• laat van tevoren weten dat je naar het kind toekomt;<br />
• ga bewust om met afleidbare geluidsprikkels, zoals radio/televisie. Dan kan het<br />
kind voor hem belangrijke gelui<strong>de</strong>n nog wel waarnemen, zoals voetstappen die<br />
erop dui<strong>de</strong>n dat er iemand aankomt.
V i s u s p r o b l e m e n<br />
5 . C o m m u n i c e r e n m e t e e n c l i ë n t<br />
m e t e e n v e r s t a n d e l i j k e é n v i s u e l e<br />
b e p e r k i n g<br />
Communiceren betekent dat een zen<strong>de</strong>r een boodschap bewust of onbewust<br />
overbrengt aan een ontvanger. Alle gedrag wordt beschouwd als communicatie.<br />
Gesproken taal ligt het meest voor <strong>de</strong> hand als communicatiemid<strong>de</strong>l, maar is zeker<br />
niet het enige. An<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len zijn bijvoorbeeld:<br />
• lichaamstaal (mimiek, expressie, lichaamshouding);<br />
• gelui<strong>de</strong>n;<br />
• plaatjes, foto’s of tekeningen;<br />
• gebaren.<br />
Voor cliënten met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking die <strong>de</strong> gesproken taal niet of matig<br />
(hebben) kunnen ontwikkelen bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze communicatiemid<strong>de</strong>len een uitkomst.<br />
Maar als <strong>de</strong>ze cliënten ook nog een visuele beperking hebben, vallen drie van <strong>de</strong><br />
vier alternatieven alweer af!<br />
An<strong>de</strong>re zintuiglijke kanalen voor communicatie<br />
In <strong>de</strong> (ontwikkeling van <strong>de</strong>) communicatie van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
én visuele beperking is het daarom belangrijk om gebruik te maken van an<strong>de</strong>re<br />
zintuiglijke kanalen:<br />
• horen;<br />
• voelen;<br />
• proeven;<br />
• ruiken.<br />
Inzet van bovenstaan<strong>de</strong> zintuigen is belangrijk om <strong>de</strong> communicatie te bevor<strong>de</strong>ren<br />
en/of op gang te hou<strong>de</strong>n. Het on<strong>de</strong>rgaan van zintuiglijke prikkels is belangrijk om<br />
communicatie uit te lokken en om te leren communiceren. Daarnaast dienen moge-<br />
lijkhe<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n om zintuiglijke prikkels te veroorzaken. Bijvoor-<br />
beeld: het voelen van <strong>de</strong> shampoofles en het ruiken aan <strong>de</strong> fles leert iemand dat het<br />
tijd is om zijn haren te wassen. Laat echter ook <strong>de</strong> cliënt zelf <strong>de</strong> fles openmaken en<br />
<strong>de</strong> shampoo in zijn haar doen.<br />
19
20 E X P E R T J E 9<br />
Zet zo snel mogelijk in op passen<strong>de</strong> communicatie via an<strong>de</strong>re zintuiglijke kanalen bij<br />
cliënten met een visuele beperking. Ook als <strong>de</strong> visusproblematiek op latere leeftijd<br />
ontstaat. Op die manier kun je taalontwikkeling stimuleren en/of behou<strong>de</strong>n!<br />
CVI<br />
Bij cliënten met een ernstige meervoudige beperking is helaas heel vaak sprake van<br />
een visuele stoornis. Meer dan 60 procent van hen heeft een visueel probleem. Één<br />
van <strong>de</strong>ze visuele stoornissen is cerebrale visuele inperking oftewel CVI. Hierbij lig-<br />
gen <strong>de</strong> problemen van het zien niet in <strong>de</strong> ogen zelf, maar op <strong>de</strong> verwerking van <strong>de</strong><br />
beel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> hersenen.<br />
Enkele gedragskenmerken van cliënten met CVI zijn:<br />
• wisselvalligheid in het kunnen gebruiken van het zien;<br />
• niet of nauwelijks visueel nieuwsgierig;<br />
• vertrouwdheid met <strong>de</strong> omgeving of voorwerp kan een groot verschil maken<br />
voor het wel of niet kunnen zien;<br />
• spontane kijkactiviteiten zijn meestal kort en komen min<strong>de</strong>r vaak voor;<br />
• bewegen<strong>de</strong> voorwerpen lokken eer<strong>de</strong>r kijkreacties uit dan stilstaan<strong>de</strong> voorwer-<br />
pen;<br />
• ze zien er vaak niet als slechtziend uit en vaak lijkt het of ze mensen recht-<br />
streeks aankijken;<br />
• tegelijkertijd kijken en han<strong>de</strong>len (zoals het grijpen) is moeilijk.<br />
Zeker als er sprake is van wisselvalligheid in het visueel functioneren, is het moeilijk<br />
voor mensen in <strong>de</strong> directe omgeving van <strong>de</strong> cliënt om een juiste inschatting te ma-<br />
ken van <strong>de</strong> visuele mogelijkhe<strong>de</strong>n. Daarnaast wor<strong>de</strong>n reacties van <strong>de</strong> cliënt verkeerd<br />
geïnterpreteerd en komt <strong>de</strong> communicatie niet goed over.
6 . V i s u s e n s p e l<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
Spelen hoort bij kin<strong>de</strong>ren. Spelen betekent activiteit, plezier beleven, ontspanning<br />
en zelfontplooiing. Kin<strong>de</strong>ren wor<strong>de</strong>n al spelend vertrouwd met <strong>de</strong> wereld om hen<br />
heen, leren hun lichamelijke mogelijkhe<strong>de</strong>n kennen en leren omgaan met an<strong>de</strong>re<br />
kin<strong>de</strong>ren. Spelen is dan ook een natuurlijke invalshoek om het visueel beperkte kind<br />
die ervaringen te laten opdoen en die vaardighe<strong>de</strong>n te leren die het niet zo makke-<br />
lijk binnen bereik heeft.<br />
Het zien<strong>de</strong> kind toont al heel vroeg visuele belangstelling voor <strong>de</strong> omgeving. Wan-<br />
neer het gezichtsvermogen wegvalt, betekent dit niet dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zintuigen spon-<br />
taan het verlies van <strong>de</strong> visuele waarneming compenseren. Het ontbreken van <strong>de</strong><br />
waarneming heeft zijn weerslag op <strong>de</strong> exploratie en bewegingsdrang, waardoor <strong>de</strong><br />
stimulans tot leren en ont<strong>de</strong>kken veel min<strong>de</strong>r vanzelfsprekend is dan bij het zien<strong>de</strong><br />
kind. Dit heeft belangrijke gevolgen voor <strong>de</strong> ontwikkeling op sensomotorisch, emo-<br />
tioneel en cognitief gebied.<br />
Visueel beperkte kin<strong>de</strong>ren komen niet zon<strong>de</strong>r meer tot spel. Zij hebben een langere<br />
weg te gaan voor zij <strong>de</strong> basisvaardighe<strong>de</strong>n hebben verworven voor <strong>de</strong> meer ontwik-<br />
kel<strong>de</strong> spelvormen zoals het symbolisch spel. Ook is het voor kin<strong>de</strong>ren met visuele<br />
problemen moeilijk om een voorstelling van <strong>de</strong> dingen om zich heen te verkrijgen.<br />
Door het geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk ontbreken van het gezichtsvermogen ervaart het<br />
kind <strong>de</strong> werkelijkheid op een an<strong>de</strong>re manier. Het spelgedrag en <strong>de</strong> spelontwikkeling<br />
van het kind met een visuele beperking ziet er dan ook an<strong>de</strong>rs uit.<br />
De spelontwikkeling van slechtzien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren lijkt meer op die van zien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
dan <strong>de</strong> spelontwikkeling van blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren. Wel is er een vertraging te constate-<br />
ren.<br />
Voorwaar<strong>de</strong>n<br />
Voor het stimuleren van een goe<strong>de</strong> spelontwikkeling moet je aan een aantal voor-<br />
waar<strong>de</strong>n voldoen. Het scheppen van <strong>de</strong>ze voorwaar<strong>de</strong>n heeft als doel <strong>de</strong> spelvaar-<br />
dighe<strong>de</strong>n te stimuleren.<br />
21
22 E X P E R T J E 9<br />
Van wezenlijk belang zijn:<br />
• een goe<strong>de</strong> uitgangspositie;<br />
• a<strong>de</strong>quaat materiaalaanbod;<br />
• afwezigheid van onvoorziene obstakels;<br />
• afwezigheid van sterk aflei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> prikkels.<br />
Daarnaast blijft <strong>de</strong> responsiviteit van <strong>de</strong> opvoe<strong>de</strong>rs/verzorgers een belangrijke schakel.<br />
Geschikt speelgoed<br />
Geschikt speelgoed en goe<strong>de</strong> spelsuggesties voor het visueel beperkte kind zijn<br />
bijvoorbeeld:<br />
• muziekdoosjes;<br />
• trekpoppen;<br />
• cd’s met muziek en liedjes;<br />
• blokken en ballen waar geluidjes inzitten;<br />
• allerlei soorten knisperpapier, folie;<br />
• babygym, hangmobiles, activity center;<br />
• voeldoeken;<br />
• rammelspeelgoed;<br />
• zwart-wit spelmateriaal;<br />
• muziekinstrumentjes;<br />
• sensopatisch materiaal;<br />
• Zintuigen-speelgoed (S@M koffer);<br />
• Aangepast spelmateriaal van bijvoorbeeld Barry Emons.<br />
Vanuit een veilige omgeving is een kind met een visuele handicap in staat zijn <strong>de</strong><br />
wereld spelend en explorerend te verkennen, met positieve consequenties voor <strong>de</strong><br />
gehele ontwikkeling.
V i s u s p r o b l e m e n<br />
7. V i s u s e n m o t o r i s c h e o n t w i k k e l i n g<br />
De motorische ontwikkeling van een kind met blindheid verloopt vertraagd en het<br />
bereiken van <strong>de</strong> motorische mijlpalen verloopt an<strong>de</strong>rs. De statische bewegingen<br />
(bewegingen op <strong>de</strong> plaats) zoals zitten, han<strong>de</strong>n-knieënstand en staan ontwikkelen<br />
zich relatief goed, alleen wat vertraagd. De dynamische bewegingen, waarbij het<br />
kind beweegt in <strong>de</strong> ruimte, ontwikkelen zich zowel vertraagd als in een an<strong>de</strong>re volg-<br />
or<strong>de</strong>. Het gaat dan om het oprichten van het hoofd en <strong>de</strong> borst van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlaag,<br />
het komen van lig tot zit, opstaan, kruipen en los lopen.<br />
Over <strong>de</strong> motorische ontwikkeling van een kind met slechtziendheid is min<strong>de</strong>r bekend.<br />
Slechtziendheid wordt vaak pas op <strong>de</strong> peuterleeftijd herkend, als er meer <strong>de</strong>tailwaar-<br />
neming wordt gevraagd. Ver<strong>de</strong>r is er een grote verschei<strong>de</strong>nheid aan visuele stoornis-<br />
sen, waarbij ook <strong>de</strong> gevolgen voor <strong>de</strong> motorische ontwikkeling verschillend zijn.<br />
De hoofdcontrole van het blin<strong>de</strong> kind ontwikkelt zich langzamer, omdat het kind<br />
min<strong>de</strong>r gericht is op zijn omgeving. Het kind is min<strong>de</strong>r gemotiveerd om het hoofd<br />
op te richten en te draaien.<br />
Het blin<strong>de</strong> kind wordt ook min<strong>de</strong>r uitgelokt om te reiken en grijpen, waardoor ook<br />
<strong>de</strong> zitbalans zich langzamer ontwikkelt. Het blin<strong>de</strong> kind zit daarom vaak met <strong>de</strong><br />
benen wijduit in een bre<strong>de</strong> basis, zo voelt het zich meer in balans en veiliger<br />
Het gezichtsvermogen is belangrijk voor het evenwicht. Blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren hebben<br />
een sterke voorkeur voor symmetrische motoriek met veel abductie (= spreiding)<br />
in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste extremiteiten Ze bewegen zich bij voorkeur voort via billenschuiven<br />
en lopen vaak met <strong>de</strong> voeten naar buiten gedraaid in een breed loopspoor om het<br />
evenwicht beter te kunnen bewaren.<br />
Bij kin<strong>de</strong>ren met visuele stoornissen wor<strong>de</strong>n vaak zelfstimuleren<strong>de</strong> en stereotiepe<br />
bewegingen gezien: zwaaien met <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> ogen, heen en weer bewegen<br />
met het (boven)lichaam in zit of stand, flad<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rarmen en han<strong>de</strong>n,<br />
in <strong>de</strong> ogen wrijven of duwen en het hoofd schud<strong>de</strong>n. Deze stereotiepe bewegingen<br />
wor<strong>de</strong>n ook wel blindismen genoemd. Blindismen verergeren bij emotionele reac-<br />
ties, bij onvoldoen<strong>de</strong> sensorische stimulatie en onvoldoen<strong>de</strong> bewegingsmogelijkhe-<br />
<strong>de</strong>n. Het gemis van visuele informatie compenseren <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren door het zoeken<br />
van extra prikkels vanuit hun eigen lichaam. Over <strong>de</strong> oorzaak van blindismen is<br />
weinig eenstemmigheid. Soms is dit gedrag sociaal niet gewenst of zelfverwon<strong>de</strong>nd.<br />
23
24 E X P E R T J E 9<br />
Dan is er extra aandacht nodig van een behan<strong>de</strong>lteam.<br />
In <strong>de</strong> motorische ontwikkeling van blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren en bij het verwerven van een<br />
nieuwe vaardigheid zijn 3 fases te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
1. vasthou<strong>de</strong>n;<br />
2. loslaten;<br />
3. zelf doen.<br />
1. Fase van vasthou<strong>de</strong>n<br />
In <strong>de</strong> fase van vasthou<strong>de</strong>n is er veel contact tussen kind en omgeving. Het kind<br />
ervaart <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlaag (bed, boxkleed, wipstoeltje) of <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r die hem draagt. De<br />
wereld is zo groot als wat het kind met het lichaam voelt. Beweging in <strong>de</strong>ze fase<br />
is nog plaatsgebon<strong>de</strong>n: het kind ligt, zit of draait op <strong>de</strong> plaats. Het gaat vooral om<br />
bewegingservaring in het horizontale vlak.<br />
2. Fase van loslaten<br />
In <strong>de</strong> fase van loslaten ontstaat langzaam meer afstand tussen kind en ou<strong>de</strong>r of <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rlaag.<br />
Het kind leert zich op te richten met hoofd en romp van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlaag in buiklig of<br />
buigt zich voorover in zit op schoot of op <strong>de</strong> grond om iets te pakken. Het kind gaat<br />
zich voor het eerst oriënteren op <strong>de</strong> ruimte om hem heen, daartoe uitgelokt door <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>r of gelief<strong>de</strong> speeltjes.<br />
Het kind leert in <strong>de</strong>ze fase te variëren in houding; transfers van horizontale naar<br />
verticale posities wor<strong>de</strong>n mogelijk, bijv. van lig naar zit. Billenschuiven wordt vaak<br />
gezien als eerste wijze van doelgericht voortbewegen. Ook het maken van stapjes<br />
aan <strong>de</strong> hand hoort bij <strong>de</strong>ze fase. Dit is voor een blind kind een an<strong>de</strong>re ervaring dan<br />
bij zien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren, omdat een blind kind niet ziet dat het zich verplaatst in <strong>de</strong><br />
ruimte.<br />
3. Fase van zelf doen<br />
In <strong>de</strong> fase van zelf doen, kan het kind zich op eigen kracht en eigen initiatief in <strong>de</strong><br />
ruimte voortbewegen. Het kind doet bewegingservaring op in het zelf los lopen<br />
door opnieuw een vorm van houvast te zoeken: ze gaan langs muren en meubilair<br />
lopen. Door het ontbreken van visuele sturing duurt het vaak tot het ein<strong>de</strong> van het<br />
twee<strong>de</strong> levensjaar voordat blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zelfstandig lopen.
8 . V i s u s e n z i n t u i g l i j k e<br />
i n f o r m a t i e v e r w e r k i n g<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
Blin<strong>de</strong> en slechtzien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren missen <strong>de</strong> informatie vanuit het visuele systeem. Ze<br />
zijn daarom afhankelijk van <strong>de</strong> informatie vanuit <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zintuiglijke systemen, te<br />
weten het tactiele (voelen), auditieve (horen), vestibulaire (balans) en proprioceptieve<br />
(ervaren van en met het eigen lichaam), en <strong>de</strong> reukzin. Via <strong>de</strong>ze systemen zal het kind<br />
gestimuleerd moeten wor<strong>de</strong>n om tot bewegen te komen en <strong>de</strong> ruimte te ont<strong>de</strong>kken.<br />
Herhaling<br />
Blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren missen <strong>de</strong> voortduren<strong>de</strong> stroom van informatie uit het visuele<br />
systeem. De systemen waar zij zich op moeten richten, zijn helaas min<strong>de</strong>r effectief.<br />
Blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren hebben daarom veel meer tijd nodig om alles te leren. Ze on<strong>de</strong>r-<br />
zoeken speelgoed langer met <strong>de</strong> mond (hand-mond coördinatie). Ook verkennen zij<br />
speelgoed langer door er ein<strong>de</strong>loos op te tikken, te slaan of ermee te gooien. Maar<br />
door bewegen, tasten en luisteren en heel veel herhalen ont<strong>de</strong>kken ook blin<strong>de</strong> kin-<br />
<strong>de</strong>ren uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> vormen en ruimtelijke aspecten van <strong>de</strong> dingen om hen heen.<br />
Voelen met gevoel<br />
Blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zijn erg afhankelijk van het tactiele systeem. Voor hen is <strong>de</strong> kop-<br />
peling met <strong>de</strong> informatie uit het proprioceptieve systeem van wezenlijk belang.<br />
Het gaat hierbij om het houdingsgevoel en diepe spiergevoel. Bij het aftasten van<br />
een voorwerp geeft <strong>de</strong> tast zelf informatie hoe iets aanvoelt. Maar <strong>de</strong> spieren en<br />
gewrichten geven ook informatie. Die laten voelen hoe groot iets is ten opzichte van<br />
het lichaam en welke vorm het is. Bij een klein voorwerp gaat het dan om <strong>de</strong> pro-<br />
prioceptieve informatie uit <strong>de</strong> vingers en polsen; bij een groot voorwerp zijn meer<br />
gewrichten betrokken in het hele lichaam.<br />
Langzaam wennen<br />
Kin<strong>de</strong>ren met visuele stoornissen hebben een angst voor onbeken<strong>de</strong> en onver-<br />
wachte ervaringen. Ze zien een prikkel niet aankomen en wor<strong>de</strong>n erdoor verrast. Ze<br />
reageren vaak overgevoelig op aanraking en hebben meer tijd nodig bij het verwer-<br />
ken en accepteren van tactiele prikkels. Aanraking in het gezicht of <strong>de</strong> handpalmen<br />
vin<strong>de</strong>n ze niet prettig. Ze moeten vaak lang wennen aan het kruipen of lopen over<br />
gras of zand. Ook <strong>de</strong> overgang naar an<strong>de</strong>r voedsel verloopt vaak trager. Dit gedrag<br />
lijkt op tactiele afweer, maar wordt vaak veroorzaakt door het feit dat ze niet <strong>de</strong><br />
25
26 E X P E R T J E 9<br />
gelegenheid krijgen om materiaal in eigen tempo en op eigen initiatief te bekijken.<br />
Ze krijgen dingen in <strong>de</strong> hand gestopt zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nodige voorbereiding.<br />
Een blin<strong>de</strong> zuigeling kan motorisch even verstillen of zelfs verstarren bij een zintuig-<br />
lijke ervaring. De aandacht wordt op dat moment uitsluitend gericht op <strong>de</strong> aange-<br />
bo<strong>de</strong>n prikkel.<br />
Op het gehoor<br />
Auditieve informatie speelt bij het blin<strong>de</strong> kind een grote rol bij <strong>de</strong> oriëntatie in<br />
<strong>de</strong> ruimte, door analyse en discriminatie van omgevingsgelui<strong>de</strong>n. Blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
bezitten vaak een toegenomen gevoeligheid van het gehoor, met echolokalisatie<br />
(op basis van geluidsweerkaatsing) waardoor voorwerpen of obstakels die hun weg<br />
versperren, kunnen wor<strong>de</strong>n waargenomen.<br />
Een jonge zuigeling zal bij geluid zijn hoofd wegdraaien van het geluid om zich zo<br />
met 1 oor te richten naar het geluid; en zich dan dus afwen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r of be-<br />
gelei<strong>de</strong>r. Als er een sterke voorkeurskant bestaat kan er een asymmetrie in <strong>de</strong> hou-<br />
ding optre<strong>de</strong>n. Pas op een leeftijd van 8 à 9 maan<strong>de</strong>n wordt <strong>de</strong> informatie uit bei<strong>de</strong><br />
oren gekoppeld en kan een kind een geluid traceren en zich richten naar <strong>de</strong> bron.<br />
Dan zal het kind zijn gezicht naar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs toedraaien als hij hen hoort en zich niet<br />
meer afwen<strong>de</strong>n. Pas dan zal het kind ook <strong>de</strong> oor-handcoordinatie gaan oefenen en<br />
zal het reiken en grijpen zich kunnen gaan ontwikkelen. Dit is aanzienlijk later dan<br />
<strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> oog-handcoordinatie bij zien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren. Dat heeft natuur-<br />
lijk gevolgen voor <strong>de</strong> ontwikkeling van beweging en spel bij blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren.<br />
Non-verbaal<br />
Vaak hebben kin<strong>de</strong>ren met ernstig visueel functieverlies min<strong>de</strong>r gelaatsexpres-<br />
sie. Vanaf twee maan<strong>de</strong>n hebben blin<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren wel een intensieve han<strong>de</strong>ntaal,<br />
die zich steeds ver<strong>de</strong>r differentieert. Bij ‘han<strong>de</strong>ntaal’ gaat het on<strong>de</strong>r meer om <strong>de</strong><br />
mate waarin <strong>de</strong> hand open of gesloten is. Een open handje duidt op toena<strong>de</strong>ring,<br />
doorgaan, ‘het is goed’. Gesloten han<strong>de</strong>n staan voor afwijzing, ophou<strong>de</strong>n, ‘dit wil<br />
ik niet’. Ook <strong>de</strong> intensiteit van <strong>de</strong> bewegingen en <strong>de</strong> handspanning dui<strong>de</strong>n erop hoe<br />
graag een kind iets wil of niet, hoe blij het kind is of hoe bang. Als een zuigeling<br />
<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n tot vuistjes balt tij<strong>de</strong>ns het hanteren, kan dit dui<strong>de</strong>n op een signaal van<br />
overprikkeling. Er wordt dan mogelijk te veel aangebo<strong>de</strong>n of te snel gehan<strong>de</strong>ld.<br />
Ook normaalzien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren communiceren met han<strong>de</strong>ntaal, maar het blin<strong>de</strong> kind<br />
is daar meer op aangewezen. Het kan immers niet terugvallen op non-verbaal<br />
oogcontact en gezichtsexpressie. Zolang ze nog niet kunnen praten, kunnen blin<strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren met hun han<strong>de</strong>n en vingers hun gevoelens tonen.
V i s u s p r o b l e m e n<br />
9 . B e g e l e i d e n v a n e e n c l i ë n t m e t e e n<br />
v e r s t a n d e l i j k e e n v i s u e l e b e p e r k i n g<br />
Een baby met een verstan<strong>de</strong>lijke en visuele beperking bie<strong>de</strong>n we gevarieer<strong>de</strong><br />
houdingen aan. We stimuleren het motorische ont<strong>de</strong>kken van het speelgoed en<br />
<strong>de</strong> omgeving door het kindje te begelei<strong>de</strong>n bij het tasten en bewegen. We maken<br />
het kind bewust van zijn lichaam door veel tactiele prikkels aan te bie<strong>de</strong>n. Dat kan<br />
bijvoorbeeld door babymassage. Ook kunnen we met geluidmaken<strong>de</strong> polsbandjes<br />
bewegingen uitlokken en het lichaamsbesef en han<strong>de</strong>n-voetenspel stimuleren. We<br />
bie<strong>de</strong>n het kind bewegingsprikkels aan door hem in <strong>de</strong> draagzak mee te nemen.<br />
Daarnaast bie<strong>de</strong>n we auditieve prikkels aan, door contrastrijk speelgoed met geluid<br />
aan te bie<strong>de</strong>n of gewoon door onze stem op verschillen<strong>de</strong> manieren te gebruiken.<br />
Op <strong>de</strong>ze manier kunnen we het kind uitdagen om te bewegen naar het geluid toe.<br />
De eerste stapjes<br />
Als het kind toe is aan staan en lopen, is het belangrijk dat er voldoen<strong>de</strong> uitdaging<br />
en variatie is. Maar natuurlijk wel in een veilige situatie! Begeleiding is dus noodza-<br />
kelijk. Het kind zal zich eerst leren oriënteren op <strong>de</strong> stem van volwassenen, op voet-<br />
stappen, het ritselen van kleren of het rammelen van sleutels. Als het kind ou<strong>de</strong>r<br />
wordt, moet het zich ook leren oriënteren op an<strong>de</strong>re geluidsbakens. Daarbij kun je<br />
<strong>de</strong>nken aan bijvoorbeeld een ijskast, een lopen<strong>de</strong> kraan, een windgong in <strong>de</strong> tuin of<br />
het verkeer op straat. Ook geuren helpen bij het oriënteren: <strong>de</strong> geur van <strong>de</strong> bakker<br />
waar je altijd langs loopt of bijvoorbeeld <strong>de</strong> prullenbak.<br />
De belangrijkste richtlijnen<br />
• Prikkel alle zintuigen. Bied bijvoorbeeld een contrastrijk speeltje aan, dat ook<br />
geluid maakt en trilt;<br />
• Bevor<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zelfredzaamheid. Laat het kind zoveel mogelijk zelf doen, bijvoor-<br />
beeld bij het eten;<br />
• Varieer uitgangshoudingen. Leg het kind ook eens op <strong>de</strong> buik en stimuleer het<br />
om het hoofd op te richten;<br />
• Maak gebruik van ritme. Combineer zingen en spreken terwijl je het kind aan-<br />
raakt en knuffelt;<br />
• Imiteer en herhaal. Imiteer gelui<strong>de</strong>n, bewegingen en gezichtsuitdrukkingen;<br />
• Raak aan. Voelervaringen zijn essentieel: massage, knuffelen, aaien, wrijven etc.;<br />
27
28 E X P E R T J E 9<br />
• Beweeg. Samen schommelen, wiegen, omrollen, voetenstampen of han<strong>de</strong>n-<br />
klappen;<br />
• Laat het kind voelen. Maak het bewust van <strong>de</strong> zon, <strong>de</strong> wind, kou, water, klei,<br />
zand etc.;<br />
• Gebruik opstapjes. Train samen met het kind op- en afstappen om het diepte<br />
• te laten ervaren;<br />
• Speel. Laat het kind een speeltje zelf ont<strong>de</strong>kken; zo nodig kan je nieuw spel-<br />
materiaal samen verkennen. Doel is dat het kind vertrouwd raakt met het<br />
speeltje;<br />
• Versterk visuele prikkels. Gebruik contrasten, leg bijvoorbeeld een licht speeltje<br />
op een donkere on<strong>de</strong>rgrond.<br />
De dagelijkse begeleiding<br />
In <strong>de</strong> dagelijkse begeleiding van cliënten met een verstan<strong>de</strong>lijke en visuele beper-<br />
king maken we gebruik van herhaling, herkenbaarheid en voorspelbaarheid. We<br />
doen een beroep op <strong>de</strong> compenseren<strong>de</strong> zintuigen van <strong>de</strong> cliënt, vooral het horen en<br />
voelen, en bie<strong>de</strong>n niet teveel nieuwe dingen tegelijk aan maar werken met kleine<br />
stapjes. Het tempo van han<strong>de</strong>len passen we aan, omdat cliënten met een visuspro-<br />
bleem meer tijd nodig hebben om informatie te verwerken. We bie<strong>de</strong>n bewust <strong>de</strong><br />
gelui<strong>de</strong>n van radio en televisie aan. Deze gelui<strong>de</strong>n kunnen ook storend werken voor<br />
<strong>de</strong> cliënt, omdat ze <strong>de</strong> cliënt aflei<strong>de</strong>n van gelui<strong>de</strong>n die essentieel zijn, zoals na<strong>de</strong>-<br />
ren<strong>de</strong> stappen of het dichtgaan van een <strong>de</strong>ur.<br />
Het is voor <strong>de</strong> cliënt belangrijk dat hij weet waar personen zich in <strong>de</strong> ruimte bevin-<br />
<strong>de</strong>n. We communiceren met <strong>de</strong> cliënt en vertellen hem ook wanneer we <strong>de</strong> ruimte<br />
verlaten. Ook benoemen we onze gedragingen en han<strong>de</strong>len en geven voorwerpen<br />
een naam. Zo weet <strong>de</strong> cliënt wat hij mag verwachten en wordt hij gerustgesteld.<br />
Naast taal zijn aanraken en dicht bij <strong>de</strong> cliënt zijn belangrijk als communicatiemid<strong>de</strong>l.<br />
De woon- en werkomgeving<br />
Bij het inrichten van <strong>de</strong> leef- en werkomgeving van cliënten met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
en visuele beperking moeten we letten op het gebruik van licht, kleuren en con-<br />
trasten en zijn er ook specifieke aanpassingen nodig. Deze cliënten hebben vaak<br />
behoefte aan meer licht en hebben moeite met grote overgangen van licht naar<br />
donker en an<strong>de</strong>rsom. Tegenlicht en licht dat direct in het oog schijnt is erg hin<strong>de</strong>rlijk<br />
voor cliënten met een visuele beperking. Hel<strong>de</strong>re en contrasteren<strong>de</strong> kleuren vallen<br />
meer op. Maar teveel contrast kan weer hin<strong>de</strong>rlijk zijn.
Suggesties voor goed gebruik van kleurcontrasten:<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
• zorg dat <strong>de</strong> muren en het plafond licht van kleur zijn en een maximale hoeveel-<br />
heid licht terugkaatsen;<br />
• gebruik geen pasteltinten naast elkaar of aan elkaar grenzend;<br />
• gebruik een lichte kleur tegen zwart, een donkere kleur tegen wit, lichtgeel<br />
tegen donkerblauw en donkerrood tegen lichtgroen.<br />
Daarnaast is het belangrijk dat <strong>de</strong> omgeving veilig en overzichtelijk wordt ingericht.<br />
De omgeving moet vrij zijn van obstakels. Alle meubels/rolstoelen moeten een<br />
vaste plaats hebben. De ruimtes moeten zo ingericht wor<strong>de</strong>n dat ze uitnodigen tot<br />
gebruik.<br />
29
30 E X P E R T J E 9
V i s u s p r o b l e m e n<br />
1 0 . B o e k e n o v e r v i s u s s t o o r n i s s e n<br />
Leermoeilijkhe<strong>de</strong>n en visuele opvoeding<br />
Roel <strong>de</strong> Groot, Gerard Chapel, Bert Halfwerk<br />
ISBN 90-5350-095-2<br />
Visuele stimulatie binnen het project activiteitenbegeleiding<br />
Drs. M. <strong>de</strong>n Hartog-Bosch. Visio<br />
Corticale visuele stoornissen bij kin<strong>de</strong>ren<br />
Marieke Steendam. Theofaan<br />
ISBN 90-801556-1-6<br />
Richtlijnen voor diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling van visuele stoornissen bij verstan<strong>de</strong>lijk<br />
gehandicapten<br />
NVAVG maart 1997<br />
Te downloa<strong>de</strong>n van: www.nvavg.nl<br />
On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> visuele functies van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
Bartiméus reeks 2004<br />
ISBN 90-71534-50-2<br />
Het oog beeld, verloop, symptomen, praktische gevolgen, richtlijnen<br />
E. van Schoot. Visio<br />
Aanpassingen en inrichting van woningen en gebouwen voor mensen met een<br />
visuele beperking<br />
ir. I.M. van Gurp. Visio<br />
Kijk, zo speel ik! - spelen met uw visueel gehandicapte kind<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse bewerking: Marjon Vink, Iris Stekelenburg. Bartiméus<br />
ISBN 90 7153 4383<br />
31
32 E X P E R T J E 9<br />
Bewust bouwen - bewust bouwen voor mensen met een visuele en verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking<br />
Met supplement bij Bewust bouwen – aanbevelingen voor architect en bouwkundige<br />
M. van <strong>de</strong>n Wil<strong>de</strong>nberg, M van Welbergen, C van <strong>de</strong>r Burg. Bartiméus<br />
ISBN 90 71534 43 X<br />
Handboek voor Toegankelijkheid<br />
M. Wijk, J. Drenth, M. van Ditmarsch. Reed Business Information<br />
ISBN 90 6228 427 2<br />
Zo zie ik het!<br />
Een boekje over <strong>de</strong> omgang met slechtzien<strong>de</strong> peuters in kin<strong>de</strong>rdagverblijven en<br />
peuterspeelzalen<br />
Katinka Bakker, Minette Roza en Mariska Stokla-Wulfse. Bartiméus<br />
ISBN: 978-90-71534-56-0<br />
Cerebrale visusstoornissen: Cerebrale visusstoornissen bij kin<strong>de</strong>ren met een ontwik-<br />
kelingsleeftijd tot 5 jaar.<br />
DVD met vijf portretten van kin<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong> diagnose CVI.<br />
Mies van Gen<strong>de</strong>ren, Liesbeth Schrijnemakers, Mariska Stokla-Wulfse, Jan IJzerman<br />
(programmamaker). Bartiméus<br />
Cerebrale visusstoornis: begeleiding van schoolgaan<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren met een cerebrale<br />
visusstoornis.<br />
Irmgard Bals. Bartiméus<br />
Kijk mij eens! Een blin<strong>de</strong> peuter in <strong>de</strong> groep<br />
Katinka Bakker; Minette Roza; Mariska Stokla-Wulfse.<br />
Kijken door muren<br />
G.W. van Del<strong>de</strong>n. Visio<br />
Kin<strong>de</strong>rfysiotherapie<br />
R van Empelen, R. Nijhuis-van <strong>de</strong>r San<strong>de</strong>n, A. Hartman<br />
ISBN: 9035228723
Help een druk kind!<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
Een bena<strong>de</strong>ring vanuit Sensorische Integratietherapie voor ou<strong>de</strong>rs en professionals<br />
Cecile C.M. Röst<br />
ISBN : 9035227217<br />
Baby’s en peuters met visueel functieverlies<br />
Handboek voor ou<strong>de</strong>rs van jonge blin<strong>de</strong> en slechtzien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
M. Dik<br />
ISBN : 9080602021<br />
33
34 E X P E R T J E 9
11 . N u t t i g e a d r e s s e n<br />
Visio<br />
I : www.visio.org<br />
E : info@visio.org<br />
T : (088) 585 85 85<br />
Bartiméus<br />
I : www.bartimeus.nl<br />
E : via contactformulier op <strong>de</strong> website<br />
T : (0900) 77 888 99<br />
V i s u s p r o b l e m e n<br />
NVAVG – Ne<strong>de</strong>rlandse Vereniging van Artsen voor Verstan<strong>de</strong>lijk Gehandicapten<br />
I : www.nvavg.nl<br />
E : secretariaat@nvavg.nl.<br />
T : (0878) 759 338 (op woensdagen, don<strong>de</strong>rdagen en vrijdagen)<br />
Informatie over oogproblemen en oogheelkun<strong>de</strong><br />
I : www.oogartsen.nl<br />
35
36 E X P E R T J E 9<br />
F o r m u l i e r v o o r a a n v u l l i n g e n e n<br />
w i j z i g i n g e n<br />
Wij willen <strong>de</strong> Expertjes zo goed en compleet mogelijk maken. Uw opmerkingen en<br />
ervaringen nemen wij graag mee om dit Expertje over zelfverwonding te vervolmaken.<br />
Wij stellen het dan ook zeer op prijs als u dit formulier invult en stuurt naar:<br />
<strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong> Expertisecentrum<br />
Postbus 15<br />
2630 AA Nootdorp<br />
U kunt natuurlijk ook per e-mail reageren:<br />
expertisecentrum.nootdorp@ipse<strong>de</strong>bruggen.nl<br />
Wat moet volgens u nog wor<strong>de</strong>n toegevoegd aan dit Expertje:<br />
...........................................................................................................................<br />
Wat is naar uw mening niet juist:<br />
...........................................................................................................................<br />
Hebt u nog wensen, opmerkingen of tips voor een toekomstige uitgave?<br />
...........................................................................................................................<br />
Mogen wij u bena<strong>de</strong>ren als we nog vragen hebben over het ingevul<strong>de</strong> formulier?<br />
Zo ja, dan hieron<strong>de</strong>r graag uw contactgegevens vermel<strong>de</strong>n:<br />
Naam: ........................................................................................<br />
Functie: ........................................................................................<br />
Organisatie: ........................................................................................<br />
Postadres: ........................................................................................<br />
Mailadres: ........................................................................................<br />
Telefoon (zakelijk): ........................................................................................
I e d e r e e n i s b i j z o n d e r<br />
<strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong> is een van <strong>de</strong> grootste zorgorganisaties in Zuid-Holland.<br />
We zijn er voor mensen met een (licht) verstan<strong>de</strong>lijke of een (ernstig)<br />
meervoudige handicap. Mensen die op eigen kracht niet kunnen ‘meedoen’<br />
in onze samenleving. We on<strong>de</strong>rsteunen hen in alle activiteiten: wonen en<br />
werken, leren en recreëren. Thuis of op school, in behan<strong>de</strong>lvoorzieningen of<br />
in crisisopvang. In <strong>de</strong> buurt of beschermd op een terrein. Tij<strong>de</strong>lijk of een leven<br />
lang. We doen dat vanuit onze expertise in diagnostiek, advies en behan<strong>de</strong>ling.<br />
En we doen dat vooral vanuit <strong>de</strong> menselijke maat van lief<strong>de</strong>, aandacht en <strong>de</strong><br />
normale behoefte om gezien en gehoord te wor<strong>de</strong>n.<br />
Ie<strong>de</strong>reen is bijzon<strong>de</strong>r. Dat bepaalt het <strong>de</strong>nken en doen van <strong>Ipse</strong> <strong>de</strong> <strong>Bruggen</strong>.<br />
w w w . i p s e d e b r u g g e n . n l