29.09.2013 Views

Artikel caleidoscoop

Artikel caleidoscoop

Artikel caleidoscoop

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Monique Cox, Paul Jamart, Roger Conings en Linda Graindourze. We doen méér dan ze te<br />

slapen leggen! Een nieuw elan in de Vlaamse internaten. 2003, 15:5, 2<br />

Wie denkt dat we de 'Vlaamse Interne' stilaan tot de met uitsterving bedreigde soorten<br />

moeten rekenen, vergist zich. Terwijl enkele jaren geleden internaten hun deuren sloten,<br />

is het aantal internen in de Vlaamse internaten sinds 2002 opnieuw gestegen.<br />

Ouders vertrouwen hun kinderen aan professionele plaatsvervangers toe omdat ze thuis<br />

geen goede werksfeer kunnen scheppen, omdat ze niet altijd de gepaste opvang kunnen<br />

vinden of omdat ze wensen dat hun kind met andere jongeren opgroeit en met hen leert<br />

samenleven. Of ouders zien dat hun kind behoefte heeft aan een sterkere regelmaat dan<br />

met hun eigen aard of leefsituatie te verenigen is.<br />

Internaten vangen ook kinderen met problemen op. Hun aanwezigheid stelt de<br />

opvoeders voor een dilemma: in hoever kunnen we ruimte maken voor de begeleiding<br />

van individuele problemen? Of moeten we het belang van de groep laten primeren?<br />

Dat dilemma zal veel leraars en interne leerlingenbegeleiders vertrouwd in de oren<br />

klinken.<br />

Een revival<br />

De voorbije jaren nam zowel het aantal internen als het aantal internaten in Vlaanderen af.<br />

Het aantal erkende internaten daalde bijv. van 157 in het schooljaar 96-97 tot 143 in 99-00.<br />

Het aantal internen in het gewoon onderwijs daalde in dezelfde periode van 12 327 tot 10 319.<br />

De daling van het aantal internen schreef men toe aan maatschappelijke tendensen, aan de<br />

neiging om kwaliteitsverschillen tussen scholen kleiner in te schatten dan vroeger, en aan<br />

financiële redenen. Enkele internaten moesten de deuren sluiten omdat ze niet rendabel<br />

waren, of omdat de financiële middelen voor infrastructuuraanpassingen ontbraken,<br />

bijvoorbeeld omdat de normen qua brandveiligheid strenger werden. Dus ging de<br />

internaatsdeur dicht. Ook het - soms - hoge kostgeld zou bij de ouders remmend werken.<br />

Uit recente cijfers over het aantal internen kunnen we echter afleiden dat de dalende beweging<br />

blijkbaar gestopt is. De laatste jaren zijn de aantallen zelfs lichtjes gestegen.<br />

In het vrij onderwijs stopte de dalende beweging in 2001 en steeg het aantal internen van<br />

7701 in 2001 naar 7862 in 2002. In het Gemeenschapsonderwijs steeg het totale aantal van<br />

2080 in 2001 naar 2187 in 2002, en ook in 2003 lijkt die stijging door te zetten.<br />

Blijkbaar voldoen de internaten ook vandaag aan een behoefte bij ouders en jongeren.<br />

Nog van deze tijd?<br />

Monique Cox ging in Hasselt op bezoek in het internaat Kindsheid Jesu: "Alleen al de zeer<br />

prettige en warme aankleding van gangen en verloren hoekjes verlost mij van de beklemming<br />

die het woord 'internaat' vroeger bij mij opriep. Hier zie ik frisse kamertjes zonder luxe, die<br />

van de jongens herkenbaar soberder dan die van de meisjes; de hele kleintjes wonen gezellig<br />

per twee of drie.<br />

De ruimtes kregen een thematische of seizoensgebonden aankleding, soms met een knipoogje<br />

naar het echte leven of de grotemensenwereld. Eenvoudig, vaak afgedankt klooster- en<br />

schoolmateriaal, veel creativiteit en vooral veel kleurige verf zorgen voor een gevoel van


'thuiskomen op internaat'.<br />

Dat is een belangrijke stap naar welbevinden, vertelt mevrouw Ilona Knaepen,<br />

internaatsbeheerder. Ze straalt rustige warmte en betrokkenheid uit, maar in haar taal spreekt<br />

de kordate zelfverzekerdheid die het rechtlijnig opvoeden van jongeren vereist."<br />

Het internaat als antwoord<br />

Opvoedingsondersteuning<br />

De keuze voor het internaat ligt bij de ouders vaak in de gezins- en werksituatie, zegt<br />

mevrouw Knaepen. Sommige ouders hebben een beroep dat hen sterk opslorpt of dat het<br />

moeilijk maakt om thuis een goede werksfeer te scheppen. Of er is de alleenstaande ouder die<br />

thuis niet altijd de gepaste opvang kan vinden. Er zijn ouders met een enig kind of een<br />

nakomertje die willen dat hun kind met andere jongeren opgroeit en met hen leert<br />

samenleven. Of ouders zien dat hun kind behoefte heeft aan een sterkere regelmaat dan met<br />

hun eigen aard of leefsituatie te verenigen is. Andere ouders merken dat een internaat<br />

mogelijkheden aanreikt die ze thuis niet kunnen bieden, zoals sport, cultuur, uitstapjes.<br />

Enkele kinderen hebben zeer specifieke leer- en opvoedingsproblemen, zoals ADHD,<br />

dyslexie, verwenningproblemen… In een maatschappij waar waarden vervagen en de<br />

prestatiedrang verhoogt, vragen de ouders opvoedingsondersteuning voor hun kinderen. Voor<br />

vele jongeren in de onstuimige puberteitsjaren is het internaat een bijkomende hulp om de<br />

vele stromingen in de maatschappij gepast aan te kunnen. Voorwaarde is dat ze er tijdig, zeg<br />

maar preventief, terechtkomen. Al te vaak dreigen ouders met internaat als het op studie- of<br />

opvoedingsvlak misgelopen is. Maar dan vraagt de bijsturing hopen energie; problemen<br />

voorkomen is beter.<br />

De traditie doorbroken<br />

Ouders kiezen dit internaat in Hasselt voor de opvoedingsstijl of voor de specifieke<br />

studierichtingen van de school of scholengemeenschap. Het waarde- of opvoedingsproject van<br />

een school krijgt gestalte in de schoot van het internaat. Kinderen uit de verre omgeving<br />

kiezen van oudsher voor de sterk uitgebouwde onderwijsstructuur van deze scholengroep.<br />

Veel leerlingen hebben een moeder, tante of zelfs grootmoeder die hier zelf hun opleiding<br />

genoten. Ook vindt men frequent de broertjes of zusjes van ouderen die hier reeds op internaat<br />

waren.<br />

Tegelijk doorbreekt men een traditioneel concept over internaten. De interne dient zich niet<br />

aan te passen aan het vooropgestelde project van het internaat, maar het internaat is<br />

uitgebouwd rond de figuur van de interne, die er de centrale plaats krijgt.<br />

Elk opvoedersteam staat geregeld stil bij voorbije probleemsituaties om remediërend voor de<br />

toekomst te kunnen werken. Ze vertrekken van belangrijke vragen als: wat boeit de jeugd?<br />

Aan welke dingen hechten jongeren belang? Hoe kunnen we daarop inspelen? Wat<br />

verwachten wij van hen en zij van ons? Wat verwachten ouders en school van ons?<br />

Studiebegeleiding<br />

Het internaat zorgt voor een studiebevorderend klimaat, waarin plaats is voor gezonde studieijver<br />

en optimale studietijd. Studeren is immers meer dan stil zijn en werken. De jongsten


studeren meestal in groep; voor de ouderen stimuleert de studie op hun kamer het zelfstandig<br />

werk. Regelmatig overleg met school en CLB laat toe elke interne persoonlijk te volgen en<br />

indien nodig een meer gespecialiseerde begeleiding op te zetten.<br />

Zo helpt het internaat jongeren voor wie studeren een haast onmogelijke opdracht is, om hun<br />

schoolloopbaan toch tot een bevredigend einde te brengen. Want ook individuele<br />

studiebegeleiding met een van de opvoeders of de vrijgestelde leerkrachten van de school is<br />

mogelijk.<br />

Persoonlijkheidsvorming<br />

In de vrije tijd krijgen de internen volop kansen tot zelfontplooiing en tot het ontwikkelen van<br />

hun sociale vaardigheden. Er is ruimte voor individuele keuzes of hobby's, naast activiteiten<br />

voor kleinere en grotere groepen. Wekelijks is er een uitgebreid activiteitenprogramma waarin<br />

sport en spel een voorname plaats hebben. Respect, verdraagzaamheid en fairplay, gratuïteit<br />

en solidariteit, openheid en christelijke waarden worden met veel minder zware woorden ook<br />

al in jonge zieltjes genesteld.<br />

De dagelijkse avondafsluiting geeft mogelijkheid tot bezinnen en soms uitpraten. Een<br />

belangrijke vorm van samenhorigheid, net voor ieder zich op zichzelf terugtrekt.<br />

In het internaatsparlement krijgen internen kansen tot initiatief, engagement en inspraak. Een<br />

internaatkrantje geeft iedereen de kans iets te melden via een dagboekbladzijde, verslagje,<br />

spel, gedicht, brief.<br />

Jacky Van Dijck, beheerder van het Don Bosco-internaat in Hechtel: "Samenleven in groep<br />

helpt onze gasten om structuur, richting en zin te geven aan hun jonge leven. Het leidt tot<br />

afspraken en leefregels, die we ervaren als een dienst aan de jongeren. We zien vaak dat zij<br />

dat ook zo ervaren.<br />

Het internaat is niet voor iedereen is beste oplossing. We geloven dat een internaat sommige<br />

jongeren echt vooruithelpt, dat ze zonder het leven in dat internaat minder gelukkig zouden<br />

zijn. Voorbeelden daarvan? Er zijn jongens die hun studie alsnog afwerken. We zien velen<br />

uitgroeien tot waardevolle persoonlijkheden, die nu een belangrijke maatschappelijke rol<br />

spelen.<br />

Centraal in ons project staan de elementen 'thuis, school, zingeving en speelplaats'. Onze<br />

jongens weten zich in een familiale sfeer opgenomen én ze kunnen zichzelf zijn. Het element<br />

school krijgt op het internaat inhoud via de ondersteuning van een actieve werkhouding en via<br />

de begeleide studie. Zingeving houdt in dat we plaats, tijd en rust bieden om inspiratie te<br />

vinden in christelijke waarden. Het element 'speelplaats' krijgt gestalte in de (zelf)organisatie<br />

van gezonde en aangename ontspanning en in een cultureel aanbod."<br />

De visie van Ilona Knaepen en Jacky Van Dijck bevestigt de resultaten uit het onderzoek van<br />

Hermans, Van Assche en Lauwers (rapport 1999-2000). De onderzoekers interviewden<br />

opvoeders in vijftien geografisch gespreide internaten.<br />

Onderzoek naar de taak van het internaat<br />

Wat willen opvoeders in onze internaten hun gasten bijbrengen? Waarden en normen, vooral<br />

respect en verdraagzaamheid, zijn prioritair. Opvoeders vinden ook de verwerving van<br />

algemene houdingen en vaardigheden, zoals zelfstandigheid, verantwoordelijkheid of<br />

discipline zeer belangrijk. Jongeren moeten volgens de opvoeders leren beseffen dat ze niets


voor niets krijgen, maar dat ze er zelf voor zullen moeten 'werken'. Ze willen bovendien dat<br />

de jongeren op het internaat vooral ook vriendschap en amusement beleven en er 'meer mens<br />

worden'. In groep kunnen leven, sociaal voelend zijn, openstaan voor de mening van anderen<br />

zijn essentiële voordelen van het internaatsleven. Die vaardigheden leren de jongeren in het<br />

dagelijkse groepsleven in het internaat.<br />

Naast het gezin en de school vervullen de internaatsopvoeders een belangrijke taak in de<br />

socialisatie van kinderen en jongeren, maar de eigenlijke opvoeding blijft in handen van de<br />

gezinnen. Het internaat staat tussen het gezin en de school. De school beklemtoont veeleer<br />

kennis en kunde, de intellectuele ontwikkeling van het kind. In het gezin ligt de nadruk meer<br />

op 'gezinswaarden', op affectie en op steun. Tijdens de schoolweek neemt het internaat de<br />

opvoedingstaak van de ouders over en zorgt het voor een overdracht van elementaire<br />

opvoedingswaarden en -vaardigheden. De nadruk ligt op begeleiding. Door de groepswerking<br />

komen relationele vaardigheden in een internaat meer dan in het gezin aan de oppervlakte.<br />

Het gezin socialiseert vooral op het gebied van de privaatsfeer, het internaat op het gebied van<br />

de publieksfeer.<br />

Mevr. Knaepen: De internaatsopvoeder houdt regels voor waarvan hij oordeelt dat ze het<br />

samenleven ten goede komen. Maar hij is daarin soepel en communicatief, en laat op die<br />

manier aanvoelen dat echte moraliteit ook inhoudt dat men regels moet kunnen relativeren om<br />

doorheen de letter ook de geest van de wet op het spoor te komen.<br />

Die waardeopvoeding is geen surplus, maar een synoniem voor een kwaliteitsvol<br />

opvoedingsmilieu waar de jongeren van vandaag terecht naar hunkeren.<br />

Sommige internaatsopvoeders leggen nog eigen accenten.<br />

Een eerste groep heeft het in de eerste plaats over opvoeding, over doelstellingen die in het<br />

verlengde liggen van de opvoeding die door een gezin aangeboden wordt. Ze verwijzen naar<br />

autonomie en toekomstige zelfbeheersing en noemen: zelfontplooiing, zelfstandigheid,<br />

zelfdiscipline en verantwoordelijkheid, maar ook verdraagzaamheid, sociale vaardigheden,<br />

beleefdheid en assertiviteit. Ze doen een appèl aan identiteits- en welzijnselementen en<br />

trachten te werken aan individuele ondersteuning, hetzij via een intern persoonlijk leerproces<br />

(bijv. structuur, vertrouwen), hetzij via externe ondersteuning (sociaal functioneren, het<br />

vinden van een eigen weg).<br />

Enkele opvoeders benaderen die ondersteuning meer dan anderen vanuit een<br />

schoolgerichtheid.<br />

Een tweede groep opvoeders noemt ook opvoedingswaarden op, maar legt de klemtoon op het<br />

internaat als socio-cultureel gebeuren. De groepsgerichtheid staat bij hen centraal: passieve<br />

en/of actieve groepswerking (internaat als 'ervaring', 'sport en ontspanning'). Bij de passieve<br />

groepswerking staat bijvoorbeeld het verwerven van een groepsgeest en het samenleven in<br />

groep voorop. Actieve groepswerking draait eerder rond het internaat als 'ervaring' (moet je<br />

meegemaakt hebben'), sport en ontspanning en 'door het groepsgebeuren meer mens worden'.<br />

Minder jongeren uit 'zwakke' milieus?<br />

In principe staat elk internaat open voor elke leerling die zich daar thuis voelt, maar er zijn<br />

ook internaten die nog in volle evolutie zijn van een publiek met alleen jongens of meisjes<br />

naar een gemengde groep bijvoorbeeld.<br />

Sommige internaten profileren zich als een echt 'studie-internaat'.


Godfried Peeters van het internaat Sint-Gertrudis in Landen: "Ons internaat vangt veel<br />

Franstalige jongeren op. Professoren van Wallonië en de grootindustriëlen sturen hun<br />

kinderen naar ons om Nederlands te leren, want ze zien de noodzaak in om tweetalig te zijn in<br />

België. Toen de onderwijsstakingen begonnen in Wallonië, hebben de Franstaligen hun<br />

kinderen in Vlaamse scholen geplaatst. We zijn dus echt een 'studie-internaat'. De Vlaamse<br />

jongeren vormen een doorsneepubliek en komen uit alle lagen van de bevolking".<br />

Een andere internaatbeheerder : "Vaak zijn het kinderen van zelfstandigen of ambtenaren.<br />

Nochtans zijn er ook kinderen van lagere sociale klassen, waar de ouders problemen hebben.<br />

Het grote verschil met de thuissituatie is dat hier regelmaat en structuur zijn, en die hebben ze<br />

thuis vaak niet."<br />

Volgens het rapport van Deloitte & Touche is de sociale herkomst van de internen de laatste<br />

decennia gewijzigd. Het aandeel van de lagere sociale klassen is significant gedaald. Tussen<br />

1990 en 2000 is het aantal internen met een studietoelage in het VGO zelfs gedaald van 21<br />

naar 10 %. Naast sociaal-culturele tendensen wordt de (gepercipieerde) hoge kostprijs als<br />

oorzaak aangezien.<br />

Er is wel een tendens waarneembaar waarbij steeds minder ouders uit sociaal zwakkere<br />

groepen hun kinderen op internaat sturen.<br />

Jacky Van Dijck: "Ongeveer tweederde van onze leerlingen komen uit intacte gezinnen. We<br />

hebben nog maar één keer een allochtone jongen ingeschreven. Die is twee jaar gebleven.<br />

Van deze ouders krijgen we weinig vraag naar internaat."<br />

Meer jongeren met problemen?<br />

In het onderzoek van Hermans, Van Assche en Lauwers (rapport 1999 - 2000) vinden we<br />

aanwijzingen voor een tweede trend.<br />

De onderzoekers stellen een verschuiving in het internenpubliek vast. Meer en meer komen<br />

bij de keuze voor een internaat familiale en sociale motieven op de voorgrond. Het aandeel<br />

jongeren uit problematische thuissituaties en/of het aandeel van jongeren met probleemgedrag<br />

in de totale internengroep neemt toe. Kinderen komen op het internaat terecht wegens<br />

conflicten in het gezin. Ook het aantal kinderen dat op internaat gaat wegens de<br />

arbeidsomstandigheden van de ouders is relatief hoog. De ouders dan hebben niet voldoende<br />

tijd voor de opvang en de studiebegeleiding van hun kinderen.<br />

Ook stellen opvoeders vast dat het internaat meer en meer een tussenvorm wordt tussen het<br />

gezin en een instelling van de Bijzondere Jeugdbijstand. Het internaat vormt dan een soort<br />

vangnet en ook een buffer.<br />

(Anoniem) "Kinderen met problemen? Momenteel zijn er hier leerlingen met HDD, met het<br />

syndroom van Asperger, met dyslexie. Daarnaast hebben we ook kinderen uit de Bijzondere<br />

Jeugdzorg en geplaatste kinderen. Momenteel zijn er dat 8 van de 85 leerlingen. De andere<br />

kinderen weten niet dat deze kinderen geplaatst zijn."<br />

Dat betekent niet dat de meeste ouders van internen zich in probleemsituaties bevinden.<br />

Opvoeders in het onderzoek van Hermans e.a. zeggen wel dat ze met jongeren in<br />

probleemsituaties geconfronteerd worden, en veel opvoeders nemen een verschuiving in die<br />

richting waar. Maar niet elke opvoeder vermeldt probleemsituaties, en niet iedere opvoeder


noemt in het onderzoek andere dan geografische en louter pedagogische motieven. Daaruit<br />

leiden de onderzoekers af dat er grote verschillen tussen de internaten bestaan. Beïnvloedende<br />

factoren zijn onder meer het kostgeld, de specificiteit van de opleiding die in de naburige<br />

scholen wordt aangeboden, de bereikbaarheid van de scholen en het opnamebeleid van het<br />

internaat.<br />

Ook uit onze gesprekken blijkt dat niet alle internaten in even grote mate met jongeren met<br />

problemen te maken krijgen.<br />

Godfried Peeters: We krijgen in onze internaten meer kinderen die uit probleemgezinnen<br />

komen, maar zelf geen probleemkinderen zijn. Kinderen die een echtscheiding meemaakten,<br />

zijn op zich niet verschillend van andere kinderen. Het is wel goed dat wij er zijn om hen op<br />

te vangen, maar ze krijgen geen gespecialiseerde opvang.<br />

Mevrouw Gebruers, internaatbeheerder in het Kardinaal van Roey-Instituut in Vorselaar: "Er<br />

zitten inderdaad kinderen met problemen in de internaten, maar het is niet zo dat de internaten<br />

vol zitten met probleemkinderen of dat elke interne wel wat aan de hand heeft. Ik zie hier wel<br />

eens kinderen aankomen waar de ouders geen problemen vermelden, maar waar je nadien<br />

merkt dat die er wel zijn".<br />

Worden leerlingen geweigerd?<br />

Sommige internaten laten alleen jongeren toe die schoollopen in een school die hetzelfde<br />

pedagogisch project als het internaat heeft.<br />

Jacky Van Dijck: "Voorlopig nemen we hier enkel jongens uit Don Bosco-scholen op. Die<br />

scholen kennen we van binnenuit en dat vereenvoudigt de samenwerking. Het ontstaan van de<br />

scholengemeenschap heeft ons voor nieuwe uitdagingen en vragen geplaatst.<br />

We willen een thuis bieden, niet afwijzen. We bekijken behoeften van de jongeren en onze<br />

mogelijkheden. Bij de vraag naar internaat onderzoeken we de achtergronden en gaan we na<br />

of ons internaat een gepast antwoord kan bieden. Bij twijfel kiezen we voor het belang van de<br />

jongere, dat is waar we in geloven. Het gezin blijft de ruggengraat, ons project moet daarop<br />

invoegbaar zijn.<br />

Er is een jongen intern geworden, waarvan we vooraf wisten dat hij experimenteerde met<br />

drugs. We hebben het gewaagd; toen het niet uitpakte zoals afgesproken hebben we dat met<br />

hem en zijn leefgroep besproken. Hij is opgevangen in een jongenstehuis van onze orde, waar<br />

men beter met die jongen kon werken. Denk niet dat we bij opvoedingsproblemen de<br />

handdoek snel in de ring werpen. We zoeken oplossingen. Om problemen te voorkomen<br />

wordt het intakegesprek met de nodige diepgang gevoerd. Daar worden afspraken gemaakt<br />

tussen internaat, ouders en gasten. We staan open voor iedereen die zich bij ons thuis kan<br />

voelen."<br />

Of het klikt tussen de nieuwkomer en het internaat, toetst men meestal in een<br />

kennismakingsgesprek.<br />

(Anoniem) "Voor een leerling zich wil inschrijven, spreekt de beheerder met de ouders (liefst<br />

met beiden) en de leerling. De bedoeling is, om af te tasten waaraan de begeleiders vooral<br />

aandacht moeten schenken. bijv. allergie. Vaak zien ze in de loop van dit gesprek ook de<br />

relatie ouder-kind en ook dat is interessant om weten.


Wanneer we in de loop van het gesprek merken dat het kind niet past in deze omgeving of<br />

zich niet wil aanpassen, kunnen we een leerling weigeren. Leerlingen kunnen ook geweigerd<br />

worden wegens het aantal inschrijvingen, want met de beperkte groep opvoeders moeten we<br />

het aantal internen beperken, als we ook nog kwaliteit willen afleveren."<br />

Mevrouw Gebruers, Vorselaar: "Wanneer ouders met hun kind bij ons komen, dan vraag ik<br />

gewoon: waarom kiest u voor internaat?, en dan probeer ik ook met het kind alleen te praten.<br />

Ik wil hier alleen maar kinderen die hier echt willen komen."<br />

Soms vindt een formeler overleg plaats. Godfried Peeters: "Er is een klassenraad, die beslist:<br />

kunnen wij als leerkrachten en als opvoeders van het internaat die leerling begeleiden? Zijn<br />

we daar sterk genoeg voor, of gaat dat ons petje te boven? En als dat ons petje te boven gaat,<br />

dan zeggen we: neen, we nemen dat kind niet op."<br />

De opvoeders<br />

Mevr. Knaepen: "De taak van het opvoedend personeel omvat veel meer dan het traditionele<br />

verzorgen en voeden. Elk opvoedersteam (LO/1°graad SO/ 2° en 3°graad SO) staat geregeld<br />

stil bij voorbije probleemsituaties.<br />

Op intensieve werkvergaderingen worden problemen van de internen besproken, zoals<br />

studieproblemen, aanpassing, aanpak, pesten, heimwee… De voorbije activiteiten worden<br />

geëvalueerd en nieuwe voorbereid. De manier waarop de internaatsbegeleiders tegenover de<br />

individuele thuissituatie van elke interne staan, bepaalt de kwaliteit van het leven als interne.<br />

Ruimdenkendheid en respect voor de achtergrond van elke jongere geeft hem de kans zonder<br />

terughoudendheid persoonlijke problemen ter sprake te brengen. Want een goede relatie<br />

tussen begeleider en intern is van cruciaal belang. De internen moeten vertrouwen hebben in<br />

de hen begeleidende volwassenen, zij moeten met hun kommer en kwel, maar ook met fijne<br />

dingen hun ervaringen kunnen delen."<br />

(Anoniem) "Vaak denken ouders dat het internaat maar alles moet oplossen, maar eigenlijk<br />

zijn zij de eindverantwoordelijken. Vaak schuiven ouders echter de problemen naar ons.<br />

Gezien de talrijke problemen die momenteel steeds meer de kop opsteken (zoals druggebruik,<br />

het alcoholgebruik en verslavingsverschijnselen, karakteriële problemen, ADHD, HDD enz.),<br />

zal het nodig zijn dat opvoeders 3 jaar orthopedagogiek afmaken.<br />

Vaak weten we als opvoeder niet hoe we deze kinderen in de groep moeten benaderen en<br />

vaak staan we met de rug tegen de muur."<br />

De opvoeders in internaten krijgen, net zoals leraars, af en toe te maken met spanningen en<br />

conflicten en ook met probleemgedrag van jongeren. Ook leerlingen botsen op grenzen. Soms<br />

gaan ze voorbij die grens. De leraar herkent dat ongetwijfeld. Op het ene moment vertellen ze<br />

je over een probleem, en meteen daarna moet je optreden als gezagsfiguur.<br />

Uit het onderzoek van Hermans, Van Assche en Lauwers komt naar voren dat de volgende<br />

drie vragen jeugdwerkers en opvoeders bezighouden in hun omgaan met spanningen en<br />

conflicten in de werkomgeving:<br />

1 waar stel ik mijn grenzen? Hoe ga ik om met het bewaken van grenzen?<br />

2 hoe vestig ik gezag?<br />

3 hoe kan ik een conflict aangrijpen als vertrekpunt om met deze jongere iets te bereiken?<br />

1 Omgaan met grenzen


Omgaan met probleemgedrag betekent omgaan met grenzen. Die grensbewaking houdt heel<br />

wat opvoeders bezig. De meeste opvoeders zijn het erover eens dat jongeren moeten leren<br />

waar de grenzen liggen. Heel wat jongeren trachten met de grenzen te spelen; ze gaan na<br />

hoever ze kunnen gaan. Jongeren testen de volwassenen uit, dat gebeurt vooral bij nieuwe<br />

opvoeders. De reactie van de opvoeder op dat testgedrag bepaalt vaak de verdere relatie met<br />

de jongeren.<br />

Praten is voor later<br />

Er zijn jeugdwerkers en opvoeders die zeer strikt optreden tegenover probleem- en<br />

conflictgedrag. Ze bekijken het probleemgedrag op de eerste plaats als regelovertreding. Daar<br />

maken ze doorgaans weinig woorden aan vuil. Verandering van het probleemgedrag staat<br />

voorop, en daartoe zijn er sancties. Men wil het probleemgedrag zo snel mogelijk indijken en<br />

staat niet stil bij de achterliggende context en wat voordien gebeurde. Praten is voor later.<br />

Dat strikte reageren verantwoordt men tegen de achtergrond van de groep. Men wil<br />

voorkomen dat andere jongeren nadeel ondervinden van de 'probleemjongeren'. Daarachter<br />

schuilt een visie op de eigen organisatie. Men meent dat een dergelijk gedrag niet past in het<br />

aanbod van de werking. Het imago van het internaat, de jeugdwerking enz. neemt daarbij een<br />

belangrijke plaats in.<br />

Nadruk op dialoog<br />

Bij andere opvoeders ligt de nadruk niet zozeer op de correctie van het probleemgedrag, maar<br />

eerder op de correctie van de gedrags- en probleemcontext, op de correctie van het probleem.<br />

Hun reactie houdt rekening met de situatie en het individu. Men houdt rekening met de<br />

aanleiding tot het gedrag en probeert ook met de oorzaak te werken. Terwijl de vorige groep<br />

opvoeders vooral de bescherming van de groep op het oog heeft, gaat het bij deze begeleiders<br />

vooral om de binding met het individu. Ze willen de dialoog met de jongere op gang houden<br />

en voorkomen dat een jongere verder wegglijdt in zijn problemen.<br />

Nergens kan men een extreme nadruk leggen op een van beide aspecten. Vaak gaan internaten<br />

over tot een eerder groepsgerichte aanpak.<br />

Factoren die bepalen waar jeugdwerkers en opvoeders hun grenzen leggen, zijn: de plaats<br />

waar het probleemgedrag zich voordoet (binnen of buiten de werking), de ernst van het<br />

probleemgedrag en wie er allemaal bij betrokken is. Er zijn ook duidelijke verschillen tussen<br />

opvoeders onderling.<br />

Het type jongeren waarmee men werkt, speelt daarbij een rol. In jeugdbewegingen en<br />

internaten worden conflicten sneller als negatief en te vermijden groepselement beoordeeld<br />

dan bij jeugdwerkers en opvoeders wier doelgroep veel probleemgedrag stelt. Ook het<br />

mandaat dat de opvoeder krijgt van het beleid en de visie van dat beleid bepalen of men meer<br />

of minder groepsgericht denkt.<br />

Dilemma's<br />

1 Beschouw ik probleemgedrag als een regelovertreding die om een sanctie vraagt, of zie ik<br />

dat gedrag als een indicator van (andere) problemen en als sleutel om aan die problemen te<br />

werken?<br />

2 Kies ik voor een groepsgerichte grens en sluit ik de rangen om de groep te beschermen<br />

tegen negatieve invloeden, of accepteer ik tot op zekere hoogte probleemgedrag, zodat een<br />

dialoog met deze jongeren mogelijk blijft?<br />

3 Beschouw ik het werken met het probleemgedrag als onderdeel van mijn opdracht ('daar


zijn we voor') of betekent het voor mij eerder gedrag dat niet in ons aanbod past?<br />

2 Gezag vestigen<br />

Indien men jongeren zo ver wil brengen dat ze de regels respecteren (omdat ze die voor een<br />

stuk aanvaarden) of hen minder (of geen) probleemgedrag wil laten stellen, dan moet men niet<br />

alleen de grenzen bewaken, maar dan is ook een vorm van aanvaard en gerespecteerd gezag<br />

nodig. Elke opvoeder vraagt zich af hoe hij gezag kan verwerven.<br />

Gezag door overwicht<br />

Opvoeders willen méér dan grenzen afdwingen. Ze streven naar gezag ten aanzien van de<br />

jongeren, en daarbij speelt respect een belangrijke rol. Sommigen bouwen hun gezag op basis<br />

van 'aankunnen'. Ze kunnen de jongeren de baas, ze kennen de kneepjes van het vak. Ze gaan<br />

kordaat de confrontatie met de jongeren aan. Bij sommigen gaat het werkelijk om fysiek<br />

overwicht, anderen onderlijnen het belang van mentaal overwicht.<br />

Gezag door vertrouwen<br />

Anderen trachten hun gezag eerder uit de relatie met de jongeren te halen. Hun gezag steunt<br />

op een vertrouwensrelatie. Dergelijk gezag wordt op verschillende manieren opgebouwd. In<br />

de internaten wijst men op de huiselijke en warme sfeer, een sfeer waarin de jongeren zich<br />

thuis voelen.<br />

Bij de aanpak van probleemgedrag moet men afwegen tussen 'streng zijn' en werken aan de<br />

relatie. Vereffeningssancties en herstelgedrag zorgen voor herstel van de band. Ook het<br />

opmaken van een contract en het redeneren vanuit een ruiltheorie kan men op die manier<br />

verstaan. De begeleider maakt in zijn reactie de jongere duidelijk dat er telkens twee partijen<br />

in het conflict zijn en dat van beide kanten iets verwacht kan worden.<br />

De hoofdmotivatie achter een dergelijk optreden van de begeleider is het verkrijgen van gezag<br />

tegenover het individu in de groep.<br />

Het vraagstuk van de gezagsopbouw is voor een aantal opvoeders een moeilijke keuze. Aan<br />

beide keuzen zijn grenzen verbonden. Doorgaans treffen we in een instelling beide vormen<br />

van gezag aan. We zien ook dat leiders die de nadruk op bindinggezag leggen, van tijd tot tijd<br />

terugvallen op leidinggezag, terwijl begeleiders die vooral het 'aankunnen' van de jongeren<br />

benadrukken, met sommige jongeren een diepere band opbouwen.<br />

Ook hier wordt de begeleider geconfronteerd met een dilemma:<br />

tracht ik greep op het probleem- en conflictgedrag te krijgen door overwicht, zodat ik het in<br />

de groep haal en zodat ik ook in de groep gezag verwerf? Of tracht ik het probleem- en<br />

conflictgedrag eerder te counteren door in te spelen en terug te vallen op de band die ik met<br />

de jongere heb, en tracht ik dus eerder gezag tegenover die individuele jongere te krijgen?<br />

Kies ik dus voor groepsgericht gezag dan wel voor individueel gezag?<br />

3 Conflicten als werkpunt<br />

Conflicten kan men opvatten als grensovertredingen die gestraft moeten worden, maar ook als<br />

een moment in een leerproces, zowel voor het individu als voor de groep.


Sterker na een conflict<br />

Een eerste groep opvoeders grijpt conflicten aan als vertrekpunt om de jongere te begeleiden.<br />

Ze zien probleemgedrag als een indicator van andere problemen of als een sleutel om aan die<br />

problemen te werken. Het helpt niet om een straf op te leggen zonder aan de grond van de<br />

zaak te werken. Daarom koppelen ze aan de sanctie een gesprek. Deze begeleiders reageren<br />

dus op de persoon achter het conflictgedrag en op de context, en dat doen ze uit bezorgdheid<br />

voor de individuele jongere. Ze trachten het individu te versterken. Dat alles gebeurt met het<br />

oog op het welbevinden van die jongere. De klemtoon ligt vaak op de wederzijdse<br />

vertrouwensrelatie en op de ontwikkeling van een binding als vertrekpunt voor een<br />

pedagogische actie. Vaak interpreteert men het probleemgedrag als een aanwijzing voor een<br />

gebrek aan weerbaarheid, en tracht men de jongere communicatieve en sociale vaardigheden<br />

bij te brengen. Soms wordt daarvoor externe hulp ingeschakeld.<br />

Een tweede groep begeleiders legt de klemtoon niet zozeer op de versterking van het individu,<br />

maar wil de jongeren als groep sterker maken en ontwikkelen. Conflicten grijpt men hier aan<br />

om groepsbevorderend en groepsversterkend te werken.<br />

Ook achter deze keuze schuilt een dilemma: kies ik voor de begeleiding van de individuele<br />

jongere of concentreer ik mij op de groep, zelfs al betekent dit dat ik conflicterende<br />

individuen uit de groep moet zetten.<br />

Opvoeders in de internaten leggen meestal de nadruk op de groepsbegeleiding, en de<br />

individuele begeleiding gebeurt er vaak met de groep in het achterhoofd.<br />

Bij de grensbewaking hanteren de internaatsopvoeders over het algemeen een groepsgerichte<br />

en strenge grensbewaking. Bij zware conflicten reageren ze vooral met overwichtsgezag.<br />

Daarnaast speelt ook bindingsgezag een belangrijke rol. Daarbij gaat het vooral om de<br />

binding in het licht van de goede relatie, van de goede groepssfeer, en minder met het oog op<br />

hulpverlening of begeleiding. De nadruk ligt op groepsbegeleiding.<br />

Jacky Van Dijck: "Het gaat om een evenwicht tussen de groepsopvoeding en de persoonlijke<br />

begeleiding.Formeel vindt dat zijn neerslag in een internaatsrapport waarin de persoonlijke<br />

evolutie verwoord wordt. Het is een functioneel communicatiemiddel voor ouders en leerling.<br />

Om het overzicht te behouden en een gecoördineerde aanpak mogelijk te maken is een<br />

logboek in roulatie. Daarin noteren we de gebeurtenissen van de dag. Voor sommige gasten<br />

wordt er een zorgplan uitgewerkt. Dat kan een stappenplan zijn, of het kan 'contracten' en<br />

externe begeleidingen bevatten. Maar belangrijker dan die formele uitwerking is de nadruk op<br />

inzet in een sfeer van hartelijkheid en wederzijds respect."<br />

Knelpunten<br />

1 Onbegrip van de school<br />

(Anoniem):"Een internaat heeft vele taken, maar wordt door de scholen nog vaak als<br />

minderwaardig gezien. Ze vinden dat het lesgeven primeert en ze denken dat wij de leerlingen<br />

alleen maar "te slapen moeten leggen".<br />

We bevinden ons in een moeilijke positie. We staan namelijk tussen de school, het kind en de<br />

ouders. De ouders denken dat de school de problemen oplost, en de school denkt dat het<br />

internaat ze zal oplossen. Als taak van de school ziet men vooral het bijbrengen van leerstof.


Wij moeten niet alleen 's avonds de leerstof helpen verwerken, maar de jongeren ook nog in<br />

de pas laten lopen, manieren leren en naar hen luisteren wanneer ze kampen met problemen."<br />

2 Probleemjongeren<br />

Volgens het onderzoek van Hermans e.a. worden internaten ook ingeschakeld als een<br />

noodoplossing. Wegens het structurele tekort aan plaatsen in de voorzieningen voor<br />

bijzondere jeugdzorg worden jongeren tijdelijk in een internaat geplaatst in afwachting dat er<br />

een plaats vrijkomt.<br />

Sommige internaten proberen een toeloop van probleemjongeren te voorkomen door niet alle<br />

jongeren die zich aanbieden, op te nemen en/of voor die jongeren andere oplossingen te<br />

zoeken.<br />

Godfried Peeters: "Wij zijn geen therapeuten. We geven kinderen zoveel mogelijk kansen,<br />

maar we moeten natuurlijk afwegen. Iemand kansen laten, is dat niet een andere jongere<br />

kansen ontnemen? Wanneer we hier kinderen met zware problemen opnemen, dan bestaat het<br />

gevaar dat we andere kinderen schaden, en dat wordt dus wel afgewogen. Onze capaciteit om<br />

kinderen met problemen op te vangen is beperkt. We kunnen kinderen in begeleiding nemen,<br />

maar niet in therapie<br />

Wel hebben we meer dan vroeger kinderen die uit probleemgezinnen komen, maar die zelf<br />

geen probleemkinderen zijn. Kinderen bijv. die een echtscheiding meemaakten, op zich<br />

verschillen die kinderen niet van andere kinderen. Het is goed dat wij er zijn om hen op te<br />

vangen, maar ze krijgen geen gespecialiseerde opvang.<br />

De MPI's en de instellingen voor bijzondere jeugdzorg hebben wel de nodige therapeuten.<br />

Wanneer wij kinderen met zware problemen gaan opnemen, dan gaan wij meer verkeerd dan<br />

goed doen en dan zeg ik: men zit in andermans vijver te vissen."<br />

Mevrouw Gebruers: "Er zitten inderdaad kinderen met problemen op de internaten, maar het<br />

is niet zo dat de internaten vol zitten met probleemkinderen of dat elke interne wel wat aan de<br />

hand heeft. Ik zie hier wel eens kinderen toekomen waar de ouders geen problemen<br />

vermelden, maar waar je nadien merkt dat die er wel zijn. Als het over echt ernstige<br />

problemen gaat, die een heel vakkundige aanpak vergen, dan gebeurt het wel dat het internaat<br />

zegt: dat is niets voor ons. Want die groep moet kunnen functioneren, en een groep internen<br />

waar echt ernstige gedragsproblemen voorkomen, dat functioneert niet. Daar hebben we ook<br />

geen personeel voor.<br />

We hebben hier wel heel wat kinderen die problemen hebben met hun studieloopbaan.<br />

Daarvoor heb je een ander soort van begeleiding, en daar zijn wij voor. Wij proberen ook wel<br />

andere problemen te begeleiden, en het gebeurt ook dat we advies geven waar die kinderen<br />

beter terechtkunnen."<br />

Andere internaten nemen elke kandidaat-interne op en signaleren welke problemen dat met<br />

zich meebrengt.<br />

(Anoniem) "Er zijn ook kinderen met suïcidegedachten en depressieve gevoelens. Kinderen<br />

kunnen hard zijn voor elkaar en elkaar bijvoorbeeld pesten. Opgroeiende kinderen worden<br />

soms al gekraakt van kleinsaf aan.<br />

Het zou goed zijn dat we een groene opvoeder zouden krijgen voor bijvoorbeeld leerlingen


met leesproblemen of voor leerlingen waar er thuis problemen zijn; zoals er in de scholen<br />

leerlingenbegeleiding is. Daar hebben ze nu in Brussel nog geen oren naar, hopelijk zal die<br />

mogelijkheid er in de toekomst wel doorkomen. We hebben zelf geen pedagogische adviseur.<br />

We vragen daarom ook extra ondersteuning.<br />

Het hele probleem komt neer op een gebrek aan omkadering om met specifieke problemen<br />

om te gaan. We hebben kinderen uit de bijzondere jeugdzorg en geplaatste kinderen. In het<br />

weekend gaan de jeugdzorgkinderen terug naar huis. De kinderen die door de jeugdrechter<br />

geplaatst werden, moeten in het weekend wel naar tehuizen; maar die zitten vol. Daarom<br />

bemiddelt de sociale dienst met een van de twee ouders om die kinderen in het weekend op te<br />

vangen.<br />

De grotere gaan naar Mol, maar ook Mol zit vol. Dat wordt in de toekomst een groot<br />

probleem. Ook wij zouden deze kinderen kunnen opvangen in het weekend, maar dat zal<br />

uiteraard geld kosten. Vandaar dat het noodzakelijk is dat de Diensten voor sociale zaken, de<br />

Welzijnsminister en onze Onderwijsminister eens samen rond de tafel gaan zitten om die<br />

problemen te bespreken.<br />

Momenteel krijgen we goede steun van het CLB. We hebben daar een zeer goede band, maar<br />

ook die mensen zijn onderbemand. We hebben momenteel een hoogbegaafde jongen van 10<br />

jaar, met een IQ 158, maar hij kan niet lezen of schrijven. Wat doen we met deze jongen? Met<br />

zulke vragen nemen we contact op met het CLB, maar dat is slechts één probleem van de 83<br />

leerlingen die hier rondlopen.<br />

Momenteel hebben we 10 leerlingen die speciale begeleiding nodig hebben, maar aangezien<br />

we weinig personeel hebben en daardoor ook weinig mogelijkheden tot bijscholing, zitten we<br />

vast.<br />

Wat we alvast doen, en dat helpt, is gewoon luisteren naar de kinderen en naar hun<br />

problemen. We praten daar dan onderling over en met de ouders en proberen op die manier<br />

een regeling te treffen. Meer kunnen we echt niet."<br />

3 De financiering<br />

Vanaf 1 september 1999 betaalt de overheid zowel in de gesubsidieerde als in de<br />

gemeenschapsinternaten een beheerder per erkend internaat van ten minste 30 internen uit het<br />

basis- en secundair onderwijs.<br />

Bij de financiering van de opvoeders bestaan er grote verschillen tussen de<br />

gemeenschapsinternaten en de gesubsidieerde internaten. In elk gemeenschapsinternaat is er<br />

minstens één opvoeder, plus telkens een opvoeder per schijf van 21 internen. Voor het<br />

schooljaar 1998-1999 betekende dat een opvoeder per 13 leerlingen.<br />

In de gesubsidieerde internaten bestaat dat systeem niet. Die internaten moeten hun opvoeders<br />

dus een bediendestatuut aanbieden en hen betalen met de werkingsmiddelen, de kostgelden<br />

en/of andere inkomstenbronnen. In de praktijk betekent dat een verschil van bruto 10 % loon.<br />

In de internaten van het VGO trof men 1 opvoeder per 23 leerlingen aan. Vrije internaten<br />

moeten dus op zoek gaan naar bijkomende inkomsten.<br />

Jacky Van Dijck: "De orde (Don Bosco) springt financieel bij, omdat we geloven dat een<br />

internaat voor vele jongeren een meerwaarde biedt."


Godfried Peeters: "Minister Vanderpoorten heeft een studie over de objectiveerbare<br />

verschillen laten uitvoeren en beloofd de lat gelijk te leggen. Die studie toonde aan dat de<br />

omkadering in het vrije net veel geringer is dan in het gemeenschapsonderwijs. Wat heeft men<br />

daaraan gedaan? Waar vroeger vanaf 50 internen een beheerder gesubsidieerd werd, gebeurt<br />

dat nu vanaf 30; er zijn dus meer beheerders, maar onze opvoeders worden nog altijd niet<br />

betaald door de staat, en hun loon ligt tien procent lager dan bij hun collega's in het GO.<br />

Ondertussen zijn er geen paters en zusters meer die gratis werken, en hebben een aantal<br />

internaten hun deuren gesloten. Grote ordes kunnen een internaat sponsoren, maar wij zitten<br />

hier met een orde die nog drie of vier paters telt, en die komen zelf tekort. Zonder bijkomende<br />

financiële steun is het zeer moeilijk om een internaat aan het draaien te houden."<br />

Maar ook in de internaten van het GO ziet men problemen met de omkadering. Vooral wie<br />

veel leerlingen met ernstige problemen opvangt, is geneigd de vergelijking te maken met de<br />

tehuizen voor bijzondere jeugdzorg.<br />

(Anoniem) "Veel van onze kinderen komen uit eenoudergezinnen en heel wat kinderen<br />

vertonen gedragsproblemen. Dan is één opvoeder voor 21 leerlingen wel zeer weinig. Heeft<br />

men bovendien 40 of 41 leerlingen en geen 42, dan is de kloof veel te groot om een extra<br />

opvoeder te krijgen. In de tehuizen krijgt men per 15 leerlingen een opvoeder.<br />

Opvoeders werken nu 36 uren in het totaal, maar als je weet dat één nachtprestatie slechts<br />

voor 3 uren telt, dan merk je hoeveel uren ze in werkelijkheid presteren. Ook doen de<br />

opvoeders hier gratis een beurtregeling op zondagavond. Wanneer we al die uren optellen,<br />

zitten we aan meer dan 50 uren per week. Daarnaast zijn er nog allerhande vergaderingen en<br />

de oudercontacten in de scholen."<br />

Ook voor de verdeling van de publieke werkingsmiddelen zijn er verschillende systemen voor<br />

het GO en het gesubsidieerd onderwijs. Dat had tot gevolg dat de laatste jaren - vooral vrije -<br />

internaten de deur sloten.<br />

Godfried Peeters: "Een aantal internaten gingen dicht omdat ze niet meer rendabel waren. Er<br />

waren ook infrastructuuraanpassingen nodig, bijv. omdat de normen qua brandveiligheid veel<br />

hoger werden. Daarvoor had men niet de nodige financiële middelen, en men deed dan maar<br />

de deur dicht."<br />

Om dat verschil in subsidiëring te compenseren werd vanaf 1999 in de begroting een som van<br />

80 miljoen frank ingeschreven (met jaarlijkse indexatie) een voorlopige tegemoetkoming. Die<br />

som wordt verdeeld over de internaten volgens het aantal internen die een studietoelage<br />

krijgen. Een stap in de goede richting, maar internaten met veel leerlingen uit het<br />

basisonderwijs vallen bij deze regeling uit de boot. Ook de berekeningswijze valt bij de<br />

internaatbeheerders niet in goede aarde.<br />

Godfried Peeters: "De 80 miljoen worden verdeeld over de internen die een studietoelage<br />

krijgen. Hoe die verdeling gebeurt is voor ons ondoorzichtig. Het ene jaar kun je 500 000<br />

extra krijgen, maar het volgende jaar heb je niets. Daar kun je je dus niet op baseren om de<br />

uitgaven te plannen. Men zegt ook niet welke internen dat krijgen. De som waarop je recht<br />

hebt is dus onvoorspelbaar. Iedereen is het ermee eens, dat die verdeelsleutel nergens op slaat.<br />

Uiteindelijk is die maatregel een lapmiddel. Wat we nodig hebben, dat is de omkadering van<br />

de opvoeders door de staat."


Omdat de vrije internaten genoodzaakt zijn een deel van hun werkingsmiddelen te gebruiken<br />

voor de bezoldiging van hun opvoedend personeel, zijn ze ook verplicht hogere kostgelden te<br />

vragen.<br />

De opleiding internaatwerking<br />

Bij de opvoeders in de internaten treffen we zowel mensen aan met getuigschrift secundair<br />

onderwijs als afgestudeerden met een diploma uit het hoger onderwijs (graduaat<br />

orthopedagogie, lerarenopleiding).<br />

Voor internaatopvoeders bestaat er ook een specifieke opleiding 'internaatwerking', namelijk<br />

een zevende specialisatiejaar TSO.<br />

Dat kun je volgen in de volgende scholen:<br />

- Kardinaal van Roey-Instituut, Mgr. Donchelei 7 2290 Vorselaar<br />

- Koninklijk Technisch Atheneum Vesaliusinstituut Oostende, Leffingestraat 1 8400<br />

Oostende<br />

- Margareta-Maria-Instituut, Handzamestraat 18 8610 Kortemark<br />

Mevrouw Gebruers is internaatbeheerder in het Kardinaal van Roey-Instituut in Vorselaar en<br />

ze geeft les aan de toekomstige internaatwerkers.<br />

Welke leerlingen kiezen voor het specialisatiejaar 'internaatwerking'?<br />

Het specialisatiejaar is op de eerste plaats toegankelijk voor leerlingen uit de<br />

overeenstemmende richtingen uit de derde graad TSO. De leerlingen komen dus vooral uit<br />

studierichtingen zoals bijv. bijzondere jeugdzorg, sociale en technische wetenschappen,<br />

gezondheids- en welzijnswetenschappen .<br />

Leerlingen die uit een niet-overeenstemmende richting komen kunnen worden toegelaten,<br />

wanneer ze een jaar hoger onderwijs gevolgd hebben in bijv. de lerarenopleiding, de opleiding<br />

voor maatschappelijk werker of orthopedagogie. Ze hoeven niet geslaagd te zijn in dat eerste<br />

jaar. Voor hen moeten we een afwijking vragen.<br />

Dat is een opleiding op TSO-niveau; er moet dus ook ernstig gestudeerd worden?<br />

Naast de praktijkvakken is er ook een serieus pakket algemene en technische vakken. Het<br />

pakket van pedagogie bijv. is redelijk zwaar; ze moeten daar toch wel wat voor studeren Voor<br />

leerlingen die uit een beroepsafdeling komen, verzorging bijv., is dat soms een probleem. Ze<br />

hebben daarvoor extra ondersteuning nodig, waar de school ook voor zorgt.<br />

Wat verwacht u van hen nog meer, behalve studeren?<br />

Het belangrijkste is, dat ze sociaal ingesteld zijn en dat ze wat communicatievaardig zijn. Het<br />

is ook heel goed dat ze ervaring in jeugdbeweging of vakantiekampen hebben opgedaan; die<br />

leerlingen hebben natuurlijk een stapje voor. In het internaat moeten ze met redelijk grote<br />

groepen werken. Je moet dat ook durven. Ook daarin moeten we onze leerlingen soms extra<br />

ondersteunen wanneer ze dat niet gewoon zijn. Een achttienjarige die net uit het SO komt


zonder dergelijke ervaring, heeft daarmee in het begin vaak wel problemen.<br />

Zijn er dingen waar mensen op afknappen, die ze niet verwacht hadden toen ze aan de<br />

opleiding begonnen?<br />

Ja, dat gebeurt. De structuur van een internaat vraagt toch wel wat regelmaat. Je moet zorgen<br />

dat wat je zegt ook gebeurt, op studiemomenten bijvoorbeeld. Je moet dan voldoende tucht<br />

hebben om dat studieklimaat te verwezenlijken, zeker als je grotere groepen hebt. En daar<br />

knappen mensen op af.<br />

Er zijn ook mensen die de algemene vakken een beetje onderschatten.<br />

Een groot deel van het jaar zijn de leerlingen op stage?<br />

Ze lopen acht weken stage buiten huis, dus in een ander internaat dan het onze. Die acht<br />

weken draaien ze echt mee in dat internaat, waar ze helemaal in het rooster opgenomen<br />

worden; op het einde van die acht weken moeten ze in staat zijn om alleen een groep te<br />

dragen.<br />

Op die stage worden ze voorbereid door de praktijkoefeningen gedurende heel het schooljaar.<br />

Hoeveel leerlingen studeren hier jaarlijks af?<br />

Een klas bestaat voor ons uit zo'n 15 leerlingen. Dat is geen echte norm, maar we moeten<br />

voorzien in voldoende mogelijkheid tot stagepraktijk in ons eigen internaat. De opleiding<br />

duurt ook slechts een jaar. We hebben leerlingen die echt helemaal van nul beginnen wanneer<br />

ze hier aankomen. Op het einde van het schooljaar moeten ze het vak beheersen. Dat vraagt<br />

dus een intensieve stagebegeleiding.<br />

Waar zijn de afgestudeerden aan het werk?<br />

Behalve in de internaten komen ze terecht op alle plaatsen die je maar kunt bedenken waar<br />

kinderen buitenschools opgevangen worden. Denk aan de kinderopvang, maar ook in allerlei<br />

instellingen, kinderdagverblijven, de residentiele jeugdzorg, de bijzondere jeugdzorg enz.<br />

Houden ze het werken in het internaat lang vol?<br />

Dat hangt af van hun motivatie. Als je daarvoor geboren bent - en sommige mensen zijn dat -<br />

dan houd je dat lang vol. Ik heb hier in het internaat mensen die meer dan twintig jaar in<br />

dienst zijn, en er zijn er andere die het een of twee jaar doen en het dan voor bekeken houden.<br />

Niet zozeer het werk op zich is zwaar, maar wel het blijven inslapen, en dat gecombineerd<br />

met hun gezinssituatie. Wanneer ze afstuderen is dat nog geen probleem, ook al hebben ze een<br />

vaste relatie, maar als ze dan een gezin willen stichten, dan wordt dat natuurlijk moeilijker. Ik<br />

probeer dan oplossingen aan te bieden door twee nachten te laten inslapen, dan houdt men het<br />

wel langer vol. Het hangt er dus ook van af hoe je dat als verantwoordelijke invult, denk ik.<br />

Ik waarschuw hen ook wanneer ze zich komen inschrijven: houd daar rekening mee, dat is<br />

heel eigen aan deze job.<br />

Van vondelingenschuif tot conservatorium: tussen levenskans en internering<br />

De onzekere middeleeuwen dwongen vele mensen ertoe hun kinderen te vondeling te leggen.<br />

De betere overlevingskansen waren voor de vondelingen aan de kloosterpoort. In<br />

overeenstemming met de christelijke deugden werd de kleine medemens opgenomen in de


leefgemeenschap, wat niet alleen menslievend was, maar ook een betere plaats in de hemel<br />

betekende.<br />

Voor het klooster als economische entiteit was die vorm van groei ook welkom. Meer mensen<br />

betekende meer middelen en uiteindelijk: meer macht.<br />

Een arduinen nis in de oude seminariemuur bij de Sint-Baafskathedraal in Gent getuigt nog<br />

van de zorg voor de opvang van deze vondelingen. In die nis konden de moeders hun<br />

Mozeskes deponeren.<br />

Voor het kind vormde dat de start van een loopbaan in dienst van het klooster en in het<br />

godsdienstige leven. De muren van deze kloosters sloten af van buiten naar binnen en<br />

omgekeerd.<br />

Wie daar opgroeide was binnen, was in (de) orde. De kinderen werden opgevoed tot devotie<br />

en hun gezang vrolijkte de talrijke misoffers op. In die primaire vorm van internaat - tussen<br />

levenskans en internering - ontstond een folie die tot in de twintigste eeuw stand hield.<br />

De betere koorknapen wachtte castratie om hun breekbaar stemgeluid te conserveren.<br />

Ontmand behielden ze hun kinderlijke stem.<br />

De vroegste betekenis van 'conservatorium' - bewaarplaats voor vondelingen - waar zo<br />

wonderlijk gezongen werd, evolueerde naar zang-/muziekacademie.<br />

De huidige jonge tenoortjes hoeven niet langer verstoken te blijven van hun mannelijke<br />

hormonen. Door oefening komen zij eveneens tot engelachtig, geslachtsoverstijgend gezang.<br />

Ook de internen van vandaag mogen ten volle de turbulenties van hun hormonen beleven. Ze<br />

kunnen bijkomend naar het conservatorium gaan.<br />

Zowel het loflied als de klaagzang over internaten kan nu in alle toonaarden gezongen<br />

worden.<br />

Roger Conings<br />

Bronnen<br />

Deloitte & Touche Eindrapport 11 juli 2001<br />

www.ond.vlaanderen.be/berichten/artikels/ objectiveerbareverschillen.htm<br />

Hermans G., Van Assche V. en Lauwers J., Internaten: plaatsvervangend of aanvullend?<br />

Rapport over de derde fase (1999 - 2000) van het onderzoeksproject 'Zorg en<br />

Maatschappelijke integratie'. UIA, departement Politieke en Sociale wetenschappen.<br />

Hermans G., Van Assche V. en Lauwers J., Omgaan met grenzen: reflecties van jeugdwerkers<br />

en opvoeders. Rapport over de vierde fase (1999 - 2000) van het onderzoeksproject 'Zorg en<br />

Maatschappelijke integratie'. UIA, departement Politieke en Sociale wetenschappen.<br />

Vercruysse M., Hedebouw G., De Bock S. e.a. Doorlichting van de Katholieke internaten in<br />

Vlaanderen. Feiten, belevingen en knelpunten. Leuven - Kortrijk, KU Leuven - IPSOC, 1990.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!