Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Inleiding<br />
Afstandsbeeldweergave – Met de DigiTrak afstandsbeeldweergave kan men de verticale hoek,<br />
horizontale hoek, diepte, verwachte diepte en de temperatuur van de zender aflezen. Deze kan tevens<br />
worden gebruikt voor afstandsbesturing wanneer bovengronds traceren onmogelijk blijkt.<br />
Batterijoplader – De DigiTrak batterijoplader wordt gebruikt voor het opladen en conditioneren van de<br />
DigiTrak nikkel-cadmiumbatterijen. Deze kan zowel voor wisselstroom als voor gelijkstroom worden<br />
gebruikt en is gemakkelijk voor buitenlandse stroomsystemen aan te passen.<br />
DataLog Systeem – Het DigiTrak DataLog Systeem is een facultatief, speciaal geconstrueerd<br />
beeldsysteem voor het vastleggen en het in kaart brengen van de boring.<br />
Kabelzendersysteem – Het DigiTrak kabelzendersysteem is een optie waarmee het systeem kan worden<br />
uitgebreid, nl. een diep-lokatiesysteem voor boringen dieper dan 50 ft (15 m), voor langeafstandsboringen<br />
die diverse dagen in beslag nemen, op plaatsen waar bovengronds traceren niet kan plaatsvinden en/of in<br />
storingsgevoelige gebieden.<br />
DigiTrak basisfuncties<br />
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen – Vóór het werken met de DigiTrak apparatuur moeten de<br />
veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen aan het begin van deze handleiding strikt in acht worden<br />
genomen.<br />
Indrukken / ingedrukt houden – De knop onder de handgreep van de ontvanger kan men indrukken (en<br />
meteen binnen ½ seconde weer loslaten) of ingedrukt houden. Deze handelingen geven verschillende<br />
resultaten en worden bij verschillende werkmethoden gebruikt (zie “Indrukken of ingedrukt houden” in het<br />
hoofdstuk over de ontvanger).<br />
Kalibreren – Het DigiTrak Systeem moet vóór het eerste gebruik of bij de ingebruikname van de zender,<br />
ontvanger, of de ombouw voor de zender, worden gekalibreerd. Het is niet nodig om steeds opnieuw te<br />
kalibreren, maar DCI adviseert om bij het begin van elke boring de ijking te controleren door de op het<br />
onderste afleesvenster aangegeven afstanden te vergelijken met de uitkomsten die met behulp van een<br />
meetlint zijn verkregen. (zie “Het kalibreren van de ontvanger” in het hoofdstuk over de ontvanger).<br />
Ultrasone afstand / hoogte tot het grondoppervlak meting – De ultrasone afstand of de hoogte tot het<br />
grondoppervlak is de afstand van de DigiTrak tot de grond. Deze afstand wordt gemeten door 2 ultrasone<br />
transductors aan de onderzijde van de ontvanger. (zie “Ultrasone functie” in het hoofdstuk over de<br />
ontvanger)<br />
Diepte tegenover afstand – Wanneer de knop niet ingedrukt wordt gehouden, geeft het onderste<br />
beeldscherm van de ontvanger de afstand van de ontvanger tot de zender weer, tenzij de ontvanger buiten<br />
het bereik van de zender is. Wanneer de ontvanger eenmaal ingeschakeld en gekalibreerd is, behoeft men<br />
niet op de dieptemetingen te wachten, omdat de ontvanger deze afstand onafgebroken meet. Indien de<br />
ontvanger zich rechtstreeks boven de zender bevindt, geeft de informatie in het onderste venster de diepte<br />
aan. Indien de ontvanger zich niet rechtstreeks boven de zender bevindt, geeft het getal in het onderste<br />
venster de afstand van de schuine lijn aan (zie “Indrukken of ingedrukt houden” in het hoofdstuk over de<br />
ontvanger).<br />
Verwachte diepte – Wanneer de knop ingedrukt wordt gehouden, geeft het onderste venster de<br />
verwachte diepte aan. Deze is alleen nauwkeurig wanneer de ontvanger op de voorzijde van het negatieve<br />
lokatiepunt (FNLP) staat. De verwachte diepte staat op het onderste beeldscherm als een knipperend<br />
getal met een niet-knipperende tilde (zie “Indrukken of ingedrukt houden” en “5.0 Serie Firmwarefuncties”<br />
in het hoofdstuk over de ontvanger).<br />
2 DigiTrak ® Mark III Bedieningshandleiding<br />
®