13.10.2013 Views

Julien Schoenaerts - depot voor het VTi

Julien Schoenaerts - depot voor het VTi

Julien Schoenaerts - depot voor het VTi

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

JULIEN SCHOENAERTS<br />

DOOR<br />

WIM VAN GANSBEKE, ANNEMIE VAN BEIRENDONCK<br />

KRITISCH THEATER LEXICON<br />

VLAAMS THEATER INSTITUUT<br />

1997


<strong>het</strong> kritisch theater lexicon is een reeks portretten van<br />

belangrijke theatermakers uit de twintigste eeuw.<br />

de portretten worden gemaakt in opdracht van <strong>het</strong><br />

vlaams theater instituut en de vier universiteiten:<br />

u.i.antwerpen, universiteit gent, k.u.leuven, v.u.brussel.<br />

deze publicatie maakt deel uit van een omvattend<br />

historisch project rond de podiumkunsten in vlaanderen<br />

in de twintigste eeuw. de redactieraad bestaat uit<br />

theaterwetenschappers van de vier universiteiten en<br />

medewerkers uit de theatersector.<br />

de publicatie ging van start in september 1996.<br />

My hands are of your colour<br />

but I shame to wear a heart so white.<br />

William Shakespeare<br />

Mythevorming en mystificatie zijn <strong>het</strong> zout in<br />

de pap van de kunst. Ze zijn <strong>het</strong> verlokkelijke<br />

speeltuig van de eeuwige kinderen. Ze onttrekken<br />

zich aan de zwaartekracht van <strong>het</strong> bestaan<br />

om in de tochtige hoeken en gaten ervan rond<br />

te buitelen en zich met de alom ontwaarde<br />

goedgelovigheid te vermaken. Ze leggen sporen<br />

naar de einders van de tover, waar de kleur van<br />

handen er niet langer toe doet en niemand zich<br />

nog hoeft te schamen over zijn blanke hart. Ze<br />

zijn <strong>het</strong> domein van de waarachtige speler om<br />

<strong>het</strong> spel, zonder winst- of verliesberekening<br />

maar permanent verbaasd over de uitkomst.<br />

een mythe wordt geboren en genereert vervolgens<br />

haar eigen mystificaties.


In <strong>het</strong> theaterbestel<br />

BIOGRAFIE<br />

De dag waarop wij geschilderd zullen worden<br />

<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> werd op 30 augustus 1925 geboren in <strong>het</strong><br />

Limburgse Eigenbilzen. Zelf situeert hij zijn roeping <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

toneel op zijn vierde, toen hij in de plaatselijke processie als Sint-<br />

Janneke een pasgeboren lam in de armen mocht dragen. 1 In hoeverre<br />

dit een vrolijke mystificatie is van een eeuwig verwonderd<br />

kind dat, toen hij <strong>het</strong> vertelde, al goed op weg was naar de mythe,<br />

kan in <strong>het</strong> midden blijven. Zeker is dat er een soort ontroerende<br />

charme uit spreekt en tegelijk wellicht een wellustige ironie, die<br />

<strong>het</strong> kind zijn leven lang niet meer zouden verlaten en die iets zeggen<br />

over de veelkleurigheid van <strong>het</strong> spectrum van de latere acteur.<br />

Vanaf zijn zesde speelt <strong>Schoenaerts</strong> mee bij Lust en Leven, <strong>het</strong><br />

amateurgezelschap waarvan ook zijn vader deel uitmaakte. In<br />

Hasselt, waar hij zijn middelbare studies doet, wordt hij spelend<br />

lid van toneelkring Climax, terwijl hij aan de plaatselijke muziekacademie<br />

een jaar lang toneel- en <strong>voor</strong>drachtlessen volgt bij<br />

Michel van Attenhove.<br />

Zijn middelbare studies beëindigt hij in volle oorlogsperiode,<br />

zodat <strong>het</strong> tot 1948 duurt eer hij beslist om in Antwerpen de<br />

toneelopleiding te gaan volgen van Herman Teirlinck, die daar<br />

twee jaar eerder zijn Studio van <strong>het</strong> Nationaal Toneel had opgericht,<br />

gekoppeld aan de KNS. Dat is <strong>het</strong> gezelschap waar<br />

<strong>Schoenaerts</strong> dan ook na drie jaar Studio vanzelf terechtkomt. Hij<br />

houdt <strong>het</strong> er tien jaar vol en speelt er in regies van o.a. Peter<br />

Sjarov, Ben Royaards, Fred Engelen, Luc Philips en – helemaal op<br />

<strong>het</strong> eind – Walter Tillemans (de eerste versie van Pinters De huisbewaarder;<br />

toen ook al speelde hij de rol van Davies waarvan hij,<br />

in de herenscenering van 17 jaar later, een creatie zou maken om<br />

bij te zetten).<br />

In 1962 is <strong>Schoenaerts</strong> zijn opgekropte ergernis over <strong>het</strong> zwakke<br />

Vlaamse theaterbestel, over <strong>het</strong> ontbreken van een duidelijk<br />

afgelijnd artistiek concept in de KNS, over de artistiek fnuikende<br />

inmenging van <strong>het</strong> stadsbestuur en de overproductie met als<br />

gevolg te weinig <strong>voor</strong>bereidingstijd, niet langer de baas en wijkt<br />

hij uit naar <strong>het</strong> even <strong>voor</strong>dien opgerichte Nederlandse gezelschap<br />

Ensemble, op dat moment geleid door Karl Guttmann. De droom<br />

duurt maar één seizoen. <strong>Schoenaerts</strong> heeft last van <strong>het</strong> gebrek aan<br />

6/ kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

biografie<br />

inspraak van de acteurs en van de oppervlakkige en slordige regies<br />

van Guttmann en vertrekt naar de in 1950 door Johan de Meester,<br />

Guus Oster en Han Bentz van den Berg opgerichte Nederlandse<br />

Comedie die toen een jonge generatie acteurs had als Ton Lutz,<br />

Fons Rademakers, Ank van der Moer, Mary Dresselhuys en Ellen<br />

Vogel. Hij hoeft er maar twee keer per seizoen te spelen en krijgt<br />

er de grote repertoirerollen aangeboden die de KNS – tot ergernis<br />

van de Vlaamse kritiek – hem te weinig had gegund.<br />

Vijf jaar later – we schrijven 1968 – staat een aanslepende crisis<br />

binnen <strong>het</strong> gezelschap op uitbarsten en kiest <strong>Schoenaerts</strong>,<br />

terug richting Vlaanderen, eieren <strong>voor</strong> zijn geld, nog net <strong>voor</strong> de<br />

tomaten van de gelijknamige actie hem om de oren kunnen suizen.<br />

Hij treedt toe tot <strong>het</strong> dramatisch gezelschap van de toenmalige<br />

BRT, maar begint tegelijk ook in Antwerpen, samen met<br />

Aimee Proost, vorm te geven aan wat zijn theater moet worden:<br />

<strong>het</strong> Ringtheater. Drie producties later is de samenwerking lelijk in<br />

de soep gelopen en na de brand in <strong>het</strong> Ringtheater – die men hem<br />

in de schoenen probeert te schuiven – kapt hij er definitief mee.<br />

In zekere zin begint daar – we zijn intussen 1975 – <strong>Schoenaerts</strong>’<br />

leven als freelancer. Het Gents Nationaal Jeugdtheater contracteert<br />

hem <strong>voor</strong> de herneming van een aantal producties die hij<br />

intussen in eigen beheer had opgezet of in <strong>het</strong> Ringtheater had<br />

gespeeld (De kleine prins, Kaspar, De apologie van Socrates),<br />

maar na één seizoen wordt ook die samenwerking beëindigd.<br />

Het geheim van zijn unieke charisma is dat <strong>Schoenaerts</strong><br />

geen personages speelt maar ideeën. Hij speelt niet<br />

Socrates, maar de trots die je door de scheuren in zijn mantel<br />

ziet en hij drààgt Plato als die mantel om de schouders,<br />

hij ‘ademt’ hem.<br />

In 1978 gaat <strong>Schoenaerts</strong> met <strong>het</strong> Gentse Arca-theater een engagement<br />

aan dat bijna tien jaar stand zal houden, maar waarbij hij<br />

weinig of niets met <strong>het</strong> gezelschap als dusdanig te maken heeft.<br />

In hoofdzaak wordt er ruimte gegeven aan zijn eigen producties:<br />

hernemingen van vroeger werk en een paar nieuwe dingen die hij<br />

een enkele keer zelf opzet maar waar<strong>voor</strong> hij meestal de hulp<br />

inroept van Walter Tillemans, blijkbaar de enige regisseur aan<br />

wie hij op dat moment nog bereid is zich over te geven (Becketts<br />

7/ kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

Solocarrière


julien schoenaerts<br />

Eindspel en Wachten op Godot, Bernhards De wereldverbeteraar;<br />

zelf regisseert èn speelt hij Claus’ Oedipoes in Kolonos en<br />

O’Neill’s Lange dagreis naar de nacht).<br />

Net <strong>voor</strong> zijn Arca-engagement had <strong>Schoenaerts</strong> bij <strong>het</strong><br />

Rotterdamse Ro-theater nog een gastrol gespeeld in Franz<br />

Marijnens regie van Het balkon van Jean Genet. Net daarna – in<br />

1988 – speelt hij bij de Nederlandse Stichting De Jungle Mooi<br />

weer vandaag van David Storey. In 1989 laat <strong>het</strong> Tieltse<br />

Theatercollectief Malpertuis hem de laatste tekst van Beckett<br />

Stille sidders reciteren. Nog van Beckett speelt hij in 1990 bij Het<br />

Zuidelijk Toneel Krapps laatste band en Alleen en drie jaar later<br />

is hij er te zien in Euripides’ Medea. In 1992 weet STAN hem te<br />

bewegen tot Bernhards Gewoon ingewikkeld. Ondanks zijn problemen<br />

met de STAN-aanpak, levert hij hiermee misschien wel<br />

zijn meesterwerk af. En opnieuw <strong>voor</strong> Arca tenslotte, speelt hij<br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> laatst in 1993, samen met Nand Buyl, drie eenakters<br />

van (alweer) Beckett onder de titel De Eenzamen.<br />

Daarmee zette de toneelspeler die begon als jonge bediende van<br />

de Capulets, met een stille sidder zijn handtekening onder 42 jaar<br />

‘graag willen worden wat een ander vóór hem geweest was’.<br />

8/ kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

ARTISTIEKE LOOPBAAN<br />

EN OPVATTINGEN<br />

Hij loopt en versnelt langzaam zijn schreden<br />

Mozes in de woestijn. Steeds maar roepen om te kunnen<br />

overleven. Eenzaamheid en lol om de tristesse van <strong>het</strong><br />

alleenzijn aan te kunnen. Het is altijd lachen geblazen en<br />

tegelijk op <strong>het</strong> randje van de traan. Het is wat Beckett doet<br />

met Krapp: die blikt terug op wat alleen nog herinnering<br />

is en gooit al dat vroeger op de vuilnisbelt, in de woestijn.<br />

En roept. Om daar in dat roepen iets te horen dat samenvalt<br />

met zijn diepste wezen. Maar van de bange schreeuw<br />

stapt hij meteen over op de humor.<br />

<strong>Schoenaerts</strong>’ eerste stap op de weg naar wat een incidentrijke<br />

maar bijzonder spraakmakende toneelcarrière met ronduit mythische<br />

allure zal worden, is zijn inschrijving – in 1948 – aan de twee<br />

jaar eerder door Herman Teirlinck opgerichte Studio van <strong>het</strong><br />

Nationaal Toneel. Teirlinck was in zijn jongere jaren een bevlogen<br />

toneelcriticus met zeer uitgesproken meningen over wat theater<br />

hoorde te zijn. Hij ontpopte zich ook als hoogwaardig toneeltheoreticus<br />

naar <strong>het</strong> <strong>voor</strong>beeld van de zeven jaar oudere Gordon<br />

Craig. Hij deelde diens mening dat <strong>het</strong> theater door vaklui diende<br />

gemaakt te worden – één van de redenen om de Studio op te<br />

richten was precies de constatering van een schrijnend tekort aan<br />

goed getrainde acteurs met een brede artistieke en culturele bagage.<br />

Het opdoen van die bagage ging gepaard met <strong>het</strong> aanleren van<br />

een acteermethode die steunde op de ontwikkeling van <strong>het</strong> spelinstinct<br />

van <strong>het</strong> kind. Daarbij vond Teirlinck ook de vorming van<br />

een gehoorzaam lichaam van groot belang <strong>voor</strong> <strong>het</strong> beheersen van<br />

<strong>het</strong> innerlijk ritme, van muziek, dans, mime, woord.<br />

Zelf heeft <strong>Schoenaerts</strong> aangegeven dat <strong>voor</strong> zijn opleiding de<br />

persoon van Teirlinck <strong>het</strong> belangrijkste was. Teirlinck als een cultuuroverbrenger<br />

die hem <strong>het</strong> belang van culturele bagage <strong>voor</strong><br />

een acteur deed inzien. Teirlincks accent op onderwijs-in-beweging.<br />

Teirlinck die een sobere acteer- en ensceneringsstijl propageerde<br />

die hem enorm aansprak. Teirlinck die hem leerde dat<br />

9/ kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

Teirlinck<br />

en de Studio


Van KNS tot<br />

Ensemble<br />

julien schoenaerts<br />

drama handeling in geest en lichaam is. Deze opvattingen vonden<br />

hun echo in de lessen van Fred Engelen die erop hamerde dat de<br />

metamorfose van de acteur van binnenuit moest komen om door<br />

een getraind lichaam in actie te worden omgezet.<br />

Door de gekwetste en gekwelde blik,<br />

door de met angst en berusting tegelijk geladen gebaren,<br />

door de slepende en toch dragende, aarzelend-vermoeide<br />

en toch gloedvolle stem<br />

sijpelt subtiele ironie naar buiten,<br />

gefilterd door zelfbewustzijn.<br />

Het lijkt theater maar <strong>het</strong> is metamorfose.<br />

Het verschijnsel bekijkend, betreed je een gebied waar vele<br />

werkelijkheden mekaar overlappen en samenvloeien tot<br />

een nieuwe werkelijkheid.<br />

De omgeving wordt schemerig, vaag, lost zich op in andere<br />

omgevingen, waarbinnen een volkomen authentieke beleving<br />

wordt uitgekristalliseerd tot een tijdeloos moment.<br />

Nadien is de acteur een ietwat grijzende man met uitdunnend<br />

haar en een brilletje maar met een verrassend jongensachtig<br />

gezicht.<br />

Een met helder licht omgeven kind.<br />

Omdat Studio, Nationaal Toneel en KNS organisch verbonden<br />

zijn – een binding die op termijn fataal blijkt – komt <strong>Schoenaerts</strong><br />

na zijn opleiding als vanzelf bij <strong>het</strong> KNS-gezelschap terecht. Via<br />

allerlei subsidiekanalen wilde <strong>het</strong> Nationaal Toneel de toegangsprijzen<br />

laag en de kwaliteit hoog houden. Voor Teirlinck moesten<br />

hier de beste krachten van <strong>het</strong> land – te leveren door de<br />

Studio – samenkomen. En er diende minder geproduceerd te<br />

worden om een betere <strong>voor</strong>bereiding van de producties te garanderen.<br />

Het bleef bij een mooie droom. De KNS kon of wilde<br />

<strong>voor</strong>alsnog niet afwijken van een repertoirestelsel met om de<br />

week een nieuw stuk. Voor kwaliteitsverhoging, gesteund op bredere<br />

<strong>voor</strong>bereiding, diepgaande research en dramaturgische<br />

begeleiding en langere repetitieperioden, was er gewoon geen<br />

tijd. Kwam daarbij dat – Nationaal Toneel of niet – <strong>het</strong> KNSaanbod<br />

noch kwalitatief noch naar gerichtheid uitsteeg boven<br />

dat van de andere gezelschappen. Het beestje leed aan <strong>het</strong> elk-<br />

10 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

artistieke loopbaan en opvattingen<br />

wat-wils-syndroom dat artistieke uitdieping en profilering zoniet<br />

uitsloot, dan toch vrijwel onmogelijk maakte.<br />

Zoals een aantal anderen krijgt ook <strong>Schoenaerts</strong> daar genoeg<br />

van. Zijn al hoger geciteerde argumenten om op te stappen komen<br />

op dat moment overeen met de communis opinio van de Vlaamse<br />

kritiek. Zijn argument dat de KNS niet uitstijgt boven zijn lokale<br />

context en dat <strong>het</strong> overbelaste repertoiresysteem artistieke pieken<br />

uitsluit, houdt steek. Bovendien vindt <strong>Schoenaerts</strong> – <strong>het</strong> is dan<br />

1962 – dat Vlaanderen niet beschikt over regisseurs met vernieuwende<br />

ideeën of experimenteerdurf. Hij is ervan overtuigd in<br />

Nederland een veel gezondere theatersituatie te zullen aantreffen:<br />

een veel kleiner aantal te spelen producties en dus een betere <strong>voor</strong>bereiding,<br />

schouwburgstatuten die de inmenging van lokale besturen<br />

sterk belemmeren en – wellicht <strong>het</strong> belangrijkste – bij<br />

Ensemble zou hij kunnen werken met een internationaal gewaardeerd<br />

regisseur, Karl Guttmann, die hem hoofdrollen had beloofd<br />

in Kleists Prinz von Homburg en Shakespeares Romeo and Julia.<br />

Er is in Vlaanderen minstens één commentator bij wie <strong>het</strong> vertrek<br />

– of noem <strong>het</strong> de onvrijwillige artistieke ballingschap – van<br />

een dan al hoog bejubelde <strong>Schoenaerts</strong> (de KNS wordt om de<br />

haverklap verweten dit uitzonderlijk talent te weinig prominente<br />

rollen te geven) danig in <strong>het</strong> verkeerde keelgat schiet, en <strong>het</strong> zal<br />

niemand verbazen dat hij Carlos Tindemans heet. In De Nieuwe<br />

Gids van januari 1962 scheldt hij er in dezer voege op los:<br />

‘Het helpt niet te jammeren. Wij verdienen niet beter; individuele<br />

aanleg, uitzonderlijk talent, autonomie, durf en zeldzame moed<br />

om persoonlijke avonturen in de wereld van <strong>het</strong> theater te ondernemen,<br />

<strong>het</strong> zijn allemaal deugden die door onze functionarissentoneelspelers<br />

losjes worden weggewuifd. Ieder jaar wordt de<br />

KNS-markt verder afgeschuimd en de Studio levert alleen maar<br />

braaf gedisciplineerde scholieren af. Toch ontbreekt <strong>het</strong> ons niet<br />

zozeer aan begaafdheid. De grove fout ligt bij de personen die de<br />

verantwoordelijkheid dragen van deze ontstellende toestanden.<br />

Gezag, persoonlijkheid en ambitie, artistiek inzicht en doordachte<br />

theaterpolitiek moet je bij directeur Firmin Mortier niet zoeken.<br />

De regie is in handen van mensen die gewillig en mak de hun<br />

opgelegde taak uitvoeren en nergens bewijzen leveren van een<br />

suggestieve aanpak, een intelligente interpretatie of een ongewoon<br />

<strong>voor</strong>komen. Men vermijdt angstvallig de artistieke concurrentie,<br />

men knutselt onverstoord verder en over enkele jaren<br />

wacht toch <strong>het</strong> veilige pensioen.’<br />

11 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


Theater en<br />

politiek engagement<br />

julien schoenaerts<br />

<strong>Schoenaerts</strong>’ droom bij Ensemble is snel uitgedroomd. Alweer<br />

te weinig inspraak van de acteurs, vindt hij, alweer te weinig<br />

repetitietijd (‘We klungelden maar wat aan’). Weliswaar lovende<br />

recensies <strong>voor</strong> hem persoonlijk, maar niet <strong>voor</strong> de producties<br />

zelf. En bovenal: de hem beloofde Prinz von Homburg gaat niet<br />

door. ‘Teveel grillen’, repliceert Guttmann, ‘en zijn eisen tot<br />

inspraak in de regie gaan te ver.’<br />

‘Die eenzijdigheid van regie doen kun je ook beter achterwege<br />

laten. Alleen in volledige vrijheid word je als acteur<br />

creatief. Met imperatieven in je kop lukt dat niet. Ze laten<br />

mij mijn gang gaan maar door hun aanwezigheid ontstaat<br />

er van alles. Zij kijken. Achteraf discussiëren we heel<br />

open’, zegt <strong>Schoenaerts</strong> in januari 1993 n.a.v. zijn samenwerking<br />

met STAN aan Bernhards Gewoon ingewikkeld.<br />

Vijf jaar vóór mei ’68 en in <strong>het</strong> snel wisselende intellectuele klimaat<br />

dat tot die kleine revolutie en in <strong>het</strong> Nederlandse theater tot<br />

de Actie Tomaat zal leiden, stapt <strong>Schoenaerts</strong> over naar de<br />

Nederlandse Comedie. Vijf woelige jaren worden dat, <strong>voor</strong>al<br />

door de discussie die ontstaat rond <strong>het</strong> theater en daarmee rond<br />

<strong>het</strong> gezelschap dat, als bespeler van de Amsterdamse Stadsschouwburg<br />

en ondanks krampachtige pogingen tot vernieuwing,<br />

<strong>het</strong> symbool wordt van versteend kunsttheater dat zich niet<br />

sociaal-politiek weet te profileren.<br />

In die jaren wint de opvatting veld dat theater zich moet bezighouden<br />

met de wereld buiten <strong>het</strong> theater. Er dient inhoudelijke verandering<br />

te komen, met politiek engagement hoog in <strong>het</strong> vaandel,<br />

en er dient vormelijke verandering te komen, een gedurfder, experimenteler<br />

benadering die de koevoet zet onder een gevestigde<br />

est<strong>het</strong>ica. Geen siertoneel meer, niet langer <strong>het</strong> ‘dodende ideaal der<br />

natuurlijkheid’. Theater dient een communicatieve handeling te<br />

zijn, een ontmoeting tussen spelers en toeschouwers. Van de acteur<br />

wordt geëist dat hij de authenticiteit van zijn emoties laat primeren<br />

op de vaardigheid of de virtuositeit van zijn spel. Hij moet zich<br />

laten gelden als persoonlijkheid. En men dient te spelen wat er leeft<br />

onder <strong>het</strong> publiek: terug naar volks- en gemeenschapskunst dus.<br />

Alleen al de bespeelde stadsschouwburg vormde <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gezelschap<br />

een struikelblok, want die was niet erg bevorderlijk <strong>voor</strong><br />

12 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

artistieke loopbaan en opvattingen<br />

intense communicatie tussen podium en zaal. Daarbij kwam nog<br />

dat <strong>voor</strong> artistiek leider Han Bentz van den Berg de acteur niet<br />

persoonlijk hoefde geëngageerd te zijn om een geëngageerd stuk<br />

te kunnen spelen. Met die opvatting had hij op dat moment net<br />

zo goed landverraad kunnen plegen. In zekere zin was – en is –<br />

<strong>het</strong> ook <strong>Schoenaerts</strong>’ opvatting. Kort na zijn terugkeer naar<br />

Vlaanderen zal hij, n.a.v. de Limburgse mijnstaking, kiezen <strong>voor</strong><br />

directe sociaal-politieke actie maar niet <strong>voor</strong> een politiek theater<br />

à la Nieuwe Internationale Scène, waar<strong>voor</strong> hij enig misprijzen<br />

nauwelijks kan verhelen. Een politiek pamflet staan brallen of<br />

anderszins bij wijze van spreken zonder meer de straat op <strong>het</strong><br />

podium halen, is <strong>voor</strong> hem geen theater meer want: ‘Theater<br />

staat vlak achter de realiteit, waarin <strong>het</strong> enkel zijn voedingsbodem<br />

mag zoeken.’ Anders gezegd verdedigt <strong>Schoenaerts</strong> een<br />

meta(fysische)-opvatting van theater waarin <strong>het</strong> begrip kunst<br />

(inhoudelijke en vormelijke est<strong>het</strong>iek van welke aard ook) altijd<br />

gevrijwaard blijft, wat niet betekent dat <strong>het</strong> getoonde niet op zijn<br />

eigen metawijze geëngageerd zou kunnen zijn en de toeschouwer<br />

niet met de neus op de werkelijkheid achter de werkelijkheid zou<br />

kunnen drukken. Niet door hem stuk te brullen maar door hem<br />

communicerend en zelfwerkzaam inzicht te verschaffen.<br />

De Nederlandse Comedie deed zelf tevergeefs een aantal – halfhartige<br />

– ingrepen om aan de eisen van de tijd tegemoet te<br />

komen. Ze wou minder regisserende acteurs (omdat die te vaak<br />

<strong>voor</strong>speelden), meer gastregisseurs, een grotere inbreng van de<br />

acteurs, een aanpassing van de repertoirekeuze met beter bij de<br />

tijd aansluitende vraagstukken, maar waarin – ook dramaturgisch<br />

– gevestigde est<strong>het</strong>ische opvattingen bleven primeren ten<br />

nadele van avontuurlijker taal-, stijl-, en vormkenmerken, lezingen,<br />

interpretaties en speltechnieken. Anderzijds mocht <strong>het</strong> engagement<br />

niet te vèrstrekkend zijn. Omdat <strong>het</strong> publiek zo <strong>het</strong>erogeen<br />

was, was er geen bewust politiek profiel, waren er geen al<br />

te duidelijke politieke interpretaties, geen ambities <strong>voor</strong> een<br />

gericht politiek theater. Verbeteren? Ja! Categoriek vernieuwen<br />

volgens de eisen van de tijd? Nee! Een halfslachtigheid die zich<br />

altijd wreekt, gisteren in tomaten, vandaag in onverschilligheid.<br />

Gezien zijn hierboven gesc<strong>het</strong>ste opvattingen is <strong>het</strong> niet moeilijk<br />

te raden waarom <strong>Schoenaerts</strong> in 1968, nog net vóór de echte<br />

Actie Tomaat, <strong>het</strong> steeds grimmiger wordende Nederlandse<br />

theaterklimaat ontvlucht. Na een luwte wordt hij in 1970 door<br />

de KNS gevraagd <strong>voor</strong> Shakespeares The Life and Death of King<br />

13 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


Literatuur en kinderlijk<br />

spelinstinct<br />

julien schoenaerts<br />

John (Koning Jan). Naar de repetities troont hij de <strong>voor</strong><br />

Vlaanderen nogal alternatief liggende fluitist Cochius mee, die hij<br />

in Nederland heeft leren kennen, maar <strong>het</strong> gezelschap accepteert<br />

diens aanwezigheid niet en hij wordt er uitgezet. Wanneer<br />

<strong>Schoenaerts</strong> tijdens een <strong>voor</strong>stelling daartegen publiekelijk protesteert,<br />

wordt ook hij er uitgeflikkerd.<br />

Het is als reactie op wat hij als een onrecht beschouwt, dat hij ook<br />

<strong>het</strong> onrecht tegenover de Limburgse mijnwerkers wil aanklagen en<br />

kiest <strong>voor</strong> een directe politieke solidariteitsactie die echter, zoals al<br />

aangegeven, <strong>voor</strong> <strong>Schoenaerts</strong> geheel gescheiden blijft en dient te<br />

blijven van zijn theaterwerk. Ook al duiken er in <strong>het</strong> daaropvolgende<br />

freelancewerk (en misschien wel onder invloed van regisseur<br />

Walter Tillemans, met wie hij geruime tijd intens zal samenwerken)<br />

via teksten van Pinter, Handke, Beckett en later ook Bernhard sociale<br />

thema’s op, dan gaat <strong>Schoenaerts</strong>’ engagement nergens aan de<br />

gekozen teksten <strong>voor</strong>bij. Voorop staat <strong>het</strong> respect <strong>voor</strong> de auteur en<br />

misschien nog meer <strong>voor</strong> hoe taal gehanteerd wordt.<br />

De personages die hij speelt worden zonder uitzondering en<br />

vrijwel uitsluitend gekarakteriseerd door taal en hoe die<br />

door de acteur wordt uitgesproken. De taal is de draagster<br />

van de emoties die uiterst persoonlijk geduid worden. Hij<br />

proeft zijn tekst, kauwt hem, laat elke nuance van een tandafdruk<br />

horen, kleurt woord <strong>voor</strong> woord met ontelbare<br />

schakeringen, haalt de taal over de tong tot ze loepzuiver<br />

gepolijst, glashelder en vol betekenis is. Het is geen proeven<br />

van woorden uit bedachtzaamheid – al is een zeker zelfbevredigend<br />

maniërisme er niet vreemd aan – <strong>het</strong> is een proeven<br />

om de verbeelding erop in te laten werken en er een origineel<br />

geluid aan te geven, dat niet zelden ironisch is.<br />

Met deze opvatting kan <strong>Schoenaerts</strong> ook niet anders dan de<br />

zwarte piet van de actie doorschuiven naar de toeschouwer:<br />

‘Teater kan alleen <strong>het</strong> openscheuren zijn van de fantazie bij diegene<br />

die kijkt. Het biedt geen antwoord op vragen noch oplossingen<br />

<strong>voor</strong> problemen. Teatermensen moeten geen ruiten ingooien<br />

maar hun teksten rustig brengen. De toeschouwer moet de<br />

moed hebben zijn meningen naar aanleiding van een teaterbezoek<br />

eventueel te herzien’, zegt hij in 1975 in De Standaard. 2 Vandaag<br />

14 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

artistieke loopbaan en opvattingen<br />

klinkt dat als <strong>het</strong> intrappen van een open deur maar in de plooien<br />

ervan schuilt ook een zekere behoudsgezindheid, een weerstand<br />

tegen alternatieve lezing en (zelfs zinnig) vormexperiment<br />

(zie ondanks <strong>het</strong> succes van Gewoon ingewikkeld, <strong>Schoenaerts</strong><br />

problemen met de theateropvattingen van STAN). Een weerstand<br />

ook tegen postmoderne dramaturgische technieken. Het is misschien<br />

niet eens een generatieverschijnsel maar allicht de diepe en<br />

langdurige nawerking van de in eerste instantie literaire kijk op<br />

<strong>het</strong> theater die zo lang de geesten heeft beheerst. Voor <strong>Schoenaerts</strong><br />

lijkt theater, naast transformatiekunst, in grote mate ook woordkunst.<br />

En misschien is vanuit papa Teirlincks opleiding nooit de<br />

kloof gedicht tussen de ingehamerde noodzaak vàn en respect<br />

<strong>voor</strong> de culturele (lees ook: literaire) bagage en <strong>het</strong> kinderlijk<br />

(maar dus ook oneerbiedig) spelinstinct.<br />

Na <strong>het</strong> KNS-debacle en andere wrijvingen die <strong>het</strong> monstre sacré,<br />

dat hij intussen was geworden, een aureool van onbetrouwbaarheid,<br />

weerbarstigheid, onhandelbaarheid en disfunctioneren binnen<br />

een groep opleverden, kan en wil <strong>Schoenaerts</strong> niets anders<br />

meer dan zijn keuzen en inzichten in eigen handen nemen. Hij<br />

heeft genoeg van wat hij <strong>het</strong> ‘geklungel binnen een groep’ noemt.<br />

Het Ringtheaterproject van 1970-1973 is, zoniet de eerste, dan<br />

toch de definitieve stap op weg naar wat in wezen neerkomt op<br />

een solocarrière. Hij zet er o.a. zelf Pinters De huisbewaarder op,<br />

die hij later met Walter Tillemans zal hernemen en, met diezelfde<br />

Tillemans, Handkes Kaspar. Na <strong>het</strong> roemloos einde van <strong>het</strong> project<br />

volgt een seizoen Nationaal Jeugdtheater in Gent met eigen<br />

producties en hernemingen, waarna <strong>het</strong> Gentse Arcatheater hem<br />

een vangnet biedt, waarin hij zijn eigen projecten zonder financiële<br />

zorgen kan verwezenlijken zonder ooit lid van <strong>het</strong> gezelschap te<br />

worden of in andere producties ervan te moeten optreden. Uit die<br />

negen jaar durende periode vallen, naast een aantal hernemingen<br />

en/of herensceneringen, <strong>voor</strong>namelijk Becketts Wachten op Godot<br />

en Eindspel en Bernhards De wereldverbeteraar te onthouden,<br />

alledrie geregisseerd door Walter Tillemans.<br />

Na passages bij de Nederlandse Stichting De Jungle en<br />

Malpertuis in Tielt (Becketts Stille sidders) realiseert hij, onder de<br />

vleugels van Het Zuidelijk Toneel de Beckett-solo’s Krapps laatste<br />

band en Alleen.Twee seizoenen later staat hij – <strong>voor</strong> <strong>het</strong> laatst<br />

binnen een groter gezelschap – in Ursel Hermanns montering van<br />

Euripides’ Medea. Laatstgenoemd optreden vormt, samen met<br />

Becketts De eenzamen in <strong>het</strong>zelfde seizoen bij Arca, niet meer<br />

15 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


Acteren is doorleven<br />

julien schoenaerts<br />

dan de weinig glansrijke nageboorte van een carrière die<br />

<strong>Schoenaerts</strong> in wezen <strong>het</strong> jaar <strong>voor</strong>dien op een hoogst indrukwekkende<br />

manier had afgesloten met Bernhards Gewoon ingewikkeld<br />

bij STAN.<br />

<strong>Schoenaerts</strong> toont en spreekt ontelbare nuances als even<br />

zovele illustraties van snel verspringende denk- en gevoelsflitsen.<br />

Met een fabuleuze techniek, een volmaakte timing<br />

en een grimmig gevoel <strong>voor</strong> humor, in combinatie met een<br />

virtuoos en niet zelden komisch mimisch talent (een talent<br />

dat deze superintelligente clown in zijn leven op <strong>het</strong> toneel,<br />

in tegenstelling tot <strong>het</strong> werkelijke leven, misschien wat te<br />

weinig heeft aangeboord) waarmee hij door constant botsende<br />

of gefragmenteerde emoties gaat. Menselijk, al te<br />

menselijk. Zonder één spoor van gecodeerd theaterrealisme<br />

of valse naturel. Puur theater en enkel in <strong>het</strong> theater<br />

mogelijk. Gewoon ingewikkeld. Schaterlach bevrijdt van<br />

diepe emotie. Een tragische clown, een witgeschminkte<br />

Krapp. Een genie en een arme, oude hond. Theaterkunst,<br />

dodelijke kunst. Blijf in leven, zei hij, we hebben een zware<br />

dag <strong>voor</strong> de boeg.<br />

‘Er moet iets overblijven.’ Voor <strong>Schoenaerts</strong> moet <strong>het</strong> theater<br />

<strong>voor</strong>al levensvragen behandelen, ze stellen zonder ze op te lossen.<br />

Naar een antwoord mag weliswaar op zoek worden gegaan als<br />

<strong>het</strong> maar in de wetenschap gebeurt dat <strong>het</strong> antwoord er niet is en<br />

bijgevolg ook niet vanaf <strong>het</strong> voetlicht zal kunnen gegeven worden.<br />

Theater moet de acteur en de toeschouwer helpen zoeken.<br />

‘Je kan <strong>het</strong> leven ervaren als een verschrikkelijke vijand, tot je je<br />

ermee verzoent.’ <strong>Schoenaerts</strong>’ verzoenende houding wordt vanaf<br />

halfweg de jaren ’80 duidelijk merkbaar. Tegen Wilfried<br />

Hendrickx zegt hij in januari 1994 in Humo: ‘Er komt een<br />

moment waarop je voelt dat je tekortschiet, hoe hard je ook je<br />

best doet. In relaties zoek je <strong>het</strong> absolute. Maar wie <strong>het</strong> absolute<br />

zoekt wordt noodzakelijkerwijs teleurgesteld. Je kunt je beter<br />

verzoenen met <strong>het</strong> uiterste minimum.’ 3<br />

Die verzoenende houding vindt hij terug bij Beckett: <strong>het</strong> inzicht<br />

dat <strong>het</strong> om een bijna-niets gaat maar dat er daarin nog enkele<br />

mogelijkheden zitten, ter bevraging en ter ontsnapping. Op <strong>het</strong><br />

16 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

artistieke loopbaan en opvattingen<br />

toneel kan de acteur, net als in een droom, ontsnappen aan zijn<br />

alledaagse beklemmingen om nieuwe dingen te ontdekken en te<br />

onderzoeken (‘Theater heeft te maken met creativiteit. Het is een<br />

mogelijkheid ter ontsnapping naar <strong>het</strong> onnoembare waar je zelf<br />

naar zoekt’, zegt <strong>Schoenaerts</strong> in 1993 in <strong>het</strong> BRTN-programma<br />

Ziggurat). Aan de basis van die zoektocht ligt een zelfonderzoek<br />

van waaruit hij overgaat tot een, vaak sociaal geëngageerd, algemeen<br />

onderzoek.<br />

<strong>Schoenaerts</strong>’ acteren richt zich hoofdzakelijk op doorleving.<br />

Hij koppelt een sterke psychologische inleving aan een poëtische<br />

gevoeligheid <strong>voor</strong> de tekst en een uiterst genuanceerde zegging.<br />

Gevraagd naar <strong>het</strong> geheim van zijn acteren, zei hij in <strong>het</strong> al geciteerde<br />

gesprek met Wilfried Hendrickx: ‘Het is iets durven zien<br />

als een kind, met de ogen van een kind. En daar is je hele lichaam<br />

bij betrokken, tot in de laatste vezel. Het is instinct. Het is kennis.<br />

Het is weten en geweten. Het is de gevoeligheidsgraad van<br />

<strong>het</strong> oog, in <strong>het</strong> station, op café, op straat. En dan, vele jaren later,<br />

denk je er weer aan. Het is gnosis. Het is kennis hebben van<br />

mogelijkheden van de fysica die in beweging wordt gebracht<br />

door <strong>het</strong> instinct. Of door de ziel, als je in een ziel gelooft. En <strong>het</strong><br />

is boven alles mysterie, ook <strong>voor</strong> mezelf.’<br />

<strong>Schoenaerts</strong> stelt dat <strong>het</strong>, bij alles wat hij in <strong>het</strong> theater doet,<br />

om <strong>het</strong> gevoel gaat, ‘de finale van ons lot op aarde’, zoals hij<br />

Hugo Camps toevertrouwde. 4 Meestal draait <strong>het</strong> om pijn en verdriet,<br />

om de lijdende kunstenaar dus. Zijn ex-levensgezellin,<br />

Beckett-vertaalster Dominique Wiche, noemt hem een veelvoud<br />

van verdriet, waar evenwel zijn kracht in schuilt: ‘<strong>Julien</strong> is een<br />

veelvoud van verdriet. Maar wie is dat in godsnaam niet? Alleen<br />

heeft <strong>Julien</strong> de enorme gave dat hij niet als een kloek op rotte<br />

eieren blijft zitten maar zijn verdriet investeert, <strong>het</strong> laat keren en<br />

verkeren tot <strong>het</strong> alleen nog maar schoonheid en humor <strong>voor</strong>tbrengt.<br />

Dat is wat zijn werk geniaal maakt.’<br />

Het is een uitspraak om schichtig van te worden. Hoe dicht zitten<br />

pose en mystificatie in de buurt? Of is <strong>het</strong> andersom? Is de<br />

afgeschminkte, ironische, grappige <strong>Schoenaerts</strong> (die ‘van Terneuzen<br />

komen’ uitspreekt als ‘vanonder de zeespiegel komen’) de mystificatie?<br />

Hoe dan ook gaat <strong>het</strong> om gevoelens die duidelijke sporen<br />

achterlaten in de herinnering en die kunnen opgeroepen worden<br />

om de theatrale inleving te versterken, om toegang te zoeken tot de<br />

psyche van een personage. Het ging met dat inleven weleens zo ver,<br />

dat <strong>het</strong> moeilijk werd om een rol (bv. Socrates) onmiddellijk na de<br />

17 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


Acteren en<br />

levensvisie<br />

julien schoenaerts<br />

<strong>voor</strong>stelling los te laten omdat hij te sterk geloofde in wat hij deed.<br />

Toch blijft hij zweren bij de inleving, want die zorgt er<strong>voor</strong> dat je<br />

op <strong>het</strong> toneel mensen laat zien en als dat niet <strong>het</strong> geval is kan, wat<br />

hem betreft, <strong>het</strong> toneel maar beter afgeschaft worden.<br />

Gespecialiseerd in metamorfosen is hij en in dat opzicht<br />

een weergaloos éénmansbedrijf dat constant creatief blijft<br />

en <strong>voor</strong>tdurend de begrenzing van de pure interpretatie<br />

overschrijdt met een adembenemende, sensationele en ietwat<br />

paranoïde sprong naar de pure identificatie. Het is de<br />

capaciteit tot ‘zijn wat een ander vóór hem geweest is’,<br />

gekoppeld aan een volmaakte beheersing van technieken<br />

van acteren en publieksmanipulatie.<br />

Tegenover de acteertechniek is <strong>Schoenaerts</strong>’ houding ambivalent.<br />

Enerzijds verwerpt hij ze als toverdoos <strong>voor</strong> eindeloze zelfherhaling<br />

(‘Theater heeft helemaal niets met techniek te maken. Een<br />

scène twee keer <strong>het</strong>zelfde spelen? Ik zou me zelfmoorden omdat<br />

ik sta te hoereren met techniek’, zegt hij in 1990 in een gesprek<br />

met Fabian Tax) 5 , anderzijds erkent hij haar belang als basis <strong>voor</strong><br />

een persoonlijke acteerstijl en daarenboven <strong>voor</strong> alles wat met<br />

kunst te maken heeft. Als <strong>voor</strong>beeld geldt de pianist die eindeloos<br />

zijn techniek oefent om hem daarna te laten samenvallen met de<br />

gevoeligheid (lees: de muzikaliteit) waarmee de muziek dient<br />

gespeeld en waarbij je geen techniek meer hoort omdat hij enkel<br />

nog onderhuids aanwezig is. In wezen gaat <strong>het</strong> om mystiek, om<br />

een instinct. Aan de basis daarvan ligt techniek, maar die op zichzelf<br />

kan nooit een groot acteur vormen. De ambitie van <strong>het</strong> acteren<br />

moet immers eerst en <strong>voor</strong>al ‘doorgeven van leven’ zijn.<br />

Er is hier hoger al een toespeling op gemaakt en <strong>het</strong> komt nu<br />

terug: <strong>Schoenaerts</strong> is vanuit de hier geformuleerde levens- en acteervisie<br />

nooit kunnen/willen meegaan in avant-garde of experiment.<br />

Experimenteren kon, wat hem betreft, maar dan ‘filosofisch verantwoord’<br />

en gebaseerd ‘op een essentie’, doordacht, te verantwoorden,<br />

gemotiveerd, niet zomaar <strong>het</strong> nieuwe om <strong>het</strong> nieuwe.<br />

Vanuit deze opvatting moet de samenwerking met STAN alles<br />

gehad hebben van een experiment met avant-garde-trekjes. Hier<br />

stonden namelijk twee acteerbenaderingen diametraal tegenover<br />

elkaar: tegenover <strong>Schoenaerts</strong>’ doorleving de strakke scheiding tus-<br />

18 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

artistieke loopbaan en opvattingen<br />

sen personage en persoon, zoals aangekleefd door STAN met als<br />

bedoeling de verbeelding van de toeschouwer te activeren. Niet verbazend<br />

dat, na alles wat we intussen weten, <strong>Schoenaerts</strong> – ondanks<br />

de niet geringe bijval – met gemengde gevoelens op deze samenwerking<br />

terugkijkt. Het water was hem ongetwijfeld veel te diep.<br />

Nochtans viel de tekst die hij daar te spelen kreeg aardig samen<br />

met zijn persoonlijke tekstkeuze, die behoorlijk versmalt zodra<br />

hij <strong>het</strong> repertoiretheater verlaat. Hij kiest dan enkel nog auteurs<br />

die aan zijn eigen thematische behoeften beantwoorden en teksten<br />

die op één of ander punt raken aan zijn levensvisie. Hij wil<br />

verliefd kunnen worden op een stuk, <strong>het</strong> moet vol universele<br />

waarden steken: ‘Ik wil <strong>het</strong> over de horizon van <strong>het</strong> leven hebben,<br />

<strong>het</strong> hinterland waarin de hele mensheid zich kan herkennen’,<br />

zegt hij in 1992 tegen Walter Samoy. 6 Hij neemt geen teksten<br />

die hij naar de hand van zijn eigen thematiek zet, maar<br />

maakt zijn <strong>voor</strong>keur direct duidelijk in de gekozen auteurs zelf,<br />

in wat hij zijn profeten noemt, zijn gidsen in <strong>het</strong> museum dat de<br />

mens is, inclusief de mens die hij zelf is.<br />

Vanaf de jaren ’70 draait <strong>Schoenaerts</strong>’ repertoire op zes<br />

auteurs, te beginnen met De kleine prins van Antoine de Saint-<br />

Exupéry om te vervolgen met Plato, Pinter, Handke, Beckett en<br />

Bernhard. Een beperkte selectie die hij vaak jaren blijft spelen<br />

want, zoals hij ooit tegen Ischa Meijer zei: honderdvijftig <strong>voor</strong>stellingen<br />

van één stuk zijn <strong>het</strong> absolute minimum. Daarbij zijn<br />

<strong>voor</strong> hem de vergroeiing met een auteur en <strong>het</strong> rijpingsproces<br />

daarbinnen van groot belang.<br />

Een ander stokpaardje is <strong>het</strong> poëtische, dat altijd in <strong>het</strong> theater<br />

aanwezig moet zijn en dat bij vertaling altijd de <strong>voor</strong>keur moet<br />

krijgen boven <strong>het</strong> letterlijke: ‘Een acteur heeft zijn eigen kijk op<br />

de melodie van de dichter. Bij mij komt <strong>het</strong> erop aan om <strong>het</strong> klimaat<br />

van de dichter aan te houden. Aan dat klimaat hecht ik<br />

meer belang dan aan een pijnlijk letterlijke vertaling’, zegt hij in<br />

1993 tegen Johan Thielemans. 7 De auteur wordt dus gezien als<br />

dichter en de dienstbaarheid aan de dichter geldt niet alleen de<br />

papieren maar ook de opgevoerde vertaling: ‘De acteur helpt de<br />

dichter door woorden zo te laten klinken dat ze iets van hun<br />

geheim prijsgeven’, luidt <strong>het</strong> in 1988 tegen Edward van Heer. 8<br />

Maar niet hun hele geheim, zodat de vragen zouden wegvallen.<br />

De acteur dient zijn publiek tegemoet te treden als ‘een blok poëzie’<br />

en aldus vragen op te roepen, zegt hij tegen Ischa Meijer.<br />

19 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

Tekstkeuze


Beckett<br />

julien schoenaerts<br />

In de jaren ’80 raakt <strong>Schoenaerts</strong> steeds meer in de ban van zowel<br />

de persoon als <strong>het</strong> toneeloeuvre van Samuel Beckett, die hem<br />

boeit door de steeds herhaalde vraag van wat Eugene Webb ‘de<br />

betekenis van <strong>het</strong> menselijke leven’ noemt: ‘Instead of developing<br />

in a continuous line according to the internal logic of a set of<br />

ideas, they (Becketts stukken) walk around and around a central<br />

problem, trying to describe all sides of it. This problem is the<br />

meaning of human life: what it is, how it has become what it is,<br />

and what it might become.’ 9<br />

Dat is de vraag van waaruit <strong>voor</strong> <strong>Schoenaerts</strong> bij Beckett alle<br />

thema’s vertrekken die <strong>het</strong> leven van de mens beheersen: ‘liefde,<br />

dood, <strong>het</strong> alleen-zijn, <strong>het</strong> zo-vader-zo-zoon-zijn, de oude dag,<br />

leven in je lege kot’, zoals hij <strong>het</strong> in 1990 verwoordt in <strong>het</strong><br />

Algemeen Dagblad. Het zijn thema’s die vroeg of laat iedereen<br />

bezighouden. Ze vereisen rijpheid en levenswijsheid. <strong>Schoenaerts</strong><br />

is <strong>het</strong> roerend met Beckett eens omtrent diens <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong><br />

acteurs boven de vijftig. Dat lijkt eerder een pleidooi pro domo<br />

van een plus-zestiger, al kan zijn betoog hieromtrent geen grond<br />

van waarheid ontzegd worden, zij <strong>het</strong> dat de argumentatie allicht<br />

ook wel opgaat <strong>voor</strong> (sommige) min-veertigers.<br />

Om Beckett te kunnen spelen moet je weten dat <strong>het</strong> leven eindig<br />

is, betoogt <strong>Schoenaerts</strong> in <strong>het</strong> al geciteerde gesprek met<br />

Wilfried Hendrickx. De meeste van Becketts personages hebben<br />

geen toekomst maar enkel een verleden en herinneringen en om<br />

de waarde daarvan te erkennen moet je lang genoeg geleefd hebben.<br />

Overigens is de acteur van oordeel dat een toneelspeler,<br />

naarmate hij ouder wordt, eenzelfde tekst met meer kennis en<br />

gevoel kan benaderen. De levenservaring houdt immers een<br />

opeenstapeling van pijn in maar wordt ook gekenmerkt door een<br />

proces van afstand nemen: ‘Er valt ontzaglijk veel weg met <strong>het</strong><br />

verstrijken van de tijd. En hoe meer er wegvalt, hoe zekerder de<br />

geest wordt. Het ongeluk zit eigenlijk in <strong>het</strong> hebben want je moet<br />

toch alles verliezen. Dat betekent niet dat je onverschillig wordt,<br />

alleen ga je de wereld door een andere bril bekijken.’ En die<br />

andere bril is, <strong>voor</strong>al bij Beckett, die van een zekere mildheid<br />

t.o.v. <strong>het</strong> leven. Recensent Kester Freriks meent in 1990 te kunnen<br />

constateren dat <strong>Schoenaerts</strong>, met ouder worden, ook milder<br />

en wijzer geworden is tegenover zijn teksten. 10<br />

Becketts oeuvre is steevast in verband gebracht met <strong>het</strong> nihilisme<br />

dat, alweer volgens Webb, filosofisch <strong>het</strong> gevolg is van ‘the<br />

failure of so many attempts to explain man and the universe,<br />

20 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

[1] Voorlopig vonnis (Jozef Van Hoeck). KNS Antwerpen (Nationaal Toneel<br />

van België). 1956-1957. Regie: Fred Engelen. <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> als Stefan.<br />

Luc Philips als De Mens.


[2] Hedda Gabler (Henrik Ibsen). Nederlandse Comedie Amsterdam 1965-1966.<br />

Regie: Bob de Lange. Femke Boersma, Ellen Vogel en <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong><br />

(Lovborg).<br />

[3] Wachten op Godot (Samuel Beckett). Arca Gent 1983-1984.<br />

Regie: Walter Tillemans. <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> als Vladimir.<br />

[4] De Wereldverbeteraar (Thomas Bernhard). Arca Gent 1981-1982.<br />

Regie: Walter Tillemans.<br />

[5] Gewoon ingewikkeld (Thomas Bernhard). <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> en STAN<br />

1992-1993: hier met Damiaan de Schrijver.


[6] Het proces (Franz Kafka). KNS Antwerpen 1957-1958.<br />

Regie: Fred Engelen. <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> als Jozef K.<br />

artistieke loopbaan en opvattingen<br />

attempts begun with élan but ending either in blind alleys or with<br />

their opponent initial conquests eroded by skepticism’.<br />

<strong>Schoenaerts</strong> maakt daar evenwel de aantekening bij dat Becketts<br />

zoge<strong>het</strong>en nihilisme nooit absoluut is. Dat Beckett geen troost<br />

biedt, vindt hij op zich al troostrijk. Volgens hem beschrijft<br />

Beckett <strong>het</strong> bijna-niets van de mens tussen de wieg en <strong>het</strong> graf.<br />

Met dat bijna-niets gaat Beckett precies op zoek naar wat er tussen<br />

leven en dood overblijft en is hij dus geen nihilist, concludeert<br />

<strong>Schoenaerts</strong>. Becketts grote kracht bestaat er volgens hem precies<br />

in dat hij toont dat er in <strong>het</strong> Grote Niets altijd Iets is. Waarbij hij<br />

evenwel <strong>het</strong> mysterie intact laat, geen oplossing aanreikt. En zo<br />

hoort <strong>het</strong> ook volgens <strong>Schoenaerts</strong> die zich moet terugvinden in<br />

dat andere Webb-citaat: ‘The plays are explorations into the<br />

meaning of human life as it is in its full reality, and this meaning<br />

is not an abstract idea of the kind that can be known objectively<br />

with the intellect, but a “mystery” that is lived in with the whole<br />

self.’<br />

<strong>Schoenaerts</strong> (en zeker de oudere acteur) kiest in zijn (Beckett)vertolkingen<br />

steevast de kant van de humor (de keren dat hij dat<br />

te weinig deed – zoals in De eenzamen – liep dat faliekant af).<br />

Zoals hij <strong>het</strong> in 1991 aan Freddy Smekens zei, is bij Beckett de<br />

humor de noodzakelijke tegenhanger van <strong>het</strong> verdriet. Een mens<br />

leeft nu eenmaal van tegenstellingen en die moeten ook in <strong>het</strong><br />

theater terug te vinden zijn. En humor is er nodig om Beckett tot<br />

<strong>het</strong> publiek door te laten dringen, <strong>het</strong> maakt hem draaglijk. 11<br />

Organisch realisme. Het is allemaal zuiver, helder, uitgepuurd,<br />

minimaal, zonder abstrahering, toch dwingend<br />

sprekend, aandacht en concentratie opeisend. En op een<br />

merkwaardige manier ontwapenend komisch. De zelfreflectie<br />

leidt tot zelfkennis en zelfironie en als vanzelf tot<br />

een verstilde maar prikkelende humor.<br />

Een acteur met zulke persoonlijke en specifieke ideeën over theater,<br />

teksten en hoe die er op <strong>het</strong> podium dienen uit te zien, komt onvermijdelijk<br />

in aanvaring met regisseurs. Zo ook <strong>Schoenaerts</strong>, en niet<br />

weinig. De onvrede gaat zo ver dat hij op een bepaald ogenblik<br />

enkel nog met Walter Tillemans wil werken. Maar ook dat huwelijk<br />

loopt uiteindelijk op de klippen en dan gaat <strong>Schoenaerts</strong> reso-<br />

25 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

Regie


julien schoenaerts<br />

luut solo, al dan niet in een samenwerkingsverband met een regiecoach<br />

<strong>voor</strong> de feedback en als uitwendig oog.<br />

<strong>Schoenaerts</strong> wil zich bij een regisseur veilig en geborgen voelen.<br />

Het moet, zoals hij <strong>het</strong> tegen Roel Naarding zei, een artistieke<br />

papa zijn aan wie hij zich volkomen kan overgeven. Dat is uiteraard<br />

een erfenis van Herman Teirlinck en <strong>het</strong> impliceert dat een<br />

regisseur niet enkel over een grote theaterkennis dient te beschikken<br />

maar ook een brede en omvangrijke, algemene cultuurbagage<br />

moet meedragen: ‘Een regisseur moet de kosmos zien. Een<br />

regisseur moet alles weten en voelen wat te maken heeft met dit<br />

leven van mensen dat zich afwikkelt in nauwelijks twee uur’, zegt<br />

hij in 1973 (laatste seizoen Ringtheater met Handke’s Kaspar)<br />

tegen Jos de Man. En tegen Ischa Meijer acht jaar later: ‘Een<br />

regisseur moet een grote boog kunnen maken; en dat heeft vandoen<br />

met de eeuwigheid; dat is een heel weids gebaar. Waar<br />

houdt de filosofie zich mee bezig? Met <strong>het</strong> raadsel van <strong>het</strong><br />

bestaan. De regisseur moet <strong>het</strong> raadsel ontraadselen in <strong>het</strong> besef<br />

dat <strong>het</strong> toch altijd een raadsel zal blijven.’ 12<br />

Een regisseur die anecdotisch te werk gaat is <strong>voor</strong> <strong>Schoenaerts</strong><br />

uit den boze. Hij dient immers de totaalcreatie van <strong>het</strong> toneelgebeuren<br />

te dienen. En daarmee bedoelt de acteur de dienstbaarheid<br />

aan de tekstschrijver want <strong>voor</strong> hem heeft de tekst absolute<br />

<strong>voor</strong>rang op de regie of draagt hij m.a.w. tot op zekere hoogte<br />

zijn enscenering in zich.<br />

Eind jaren ’50 nog geprezen om zijn vernieuwende regie van<br />

De kleine prins, gaat hij later in zijn carrière heel nauwgezet<br />

regie-aanwijzingen volgen (en <strong>voor</strong>al dan die van Beckett). Een<br />

echte tegenstrijdigheid of een bocht in de ontwikkeling houdt dat<br />

niet in. Zoals Hugues C. Pernath in 1960 al constateert is, wat<br />

<strong>het</strong> jaar <strong>voor</strong>dien door de recensenten als vernieuwing werd<br />

geprezen, in feite een doorgedreven versobering. In plaats van elk<br />

personage te bezetten met een acteur, worden de figuren middels<br />

fotografische en filmische technieken geprojecteerd en wordt er<br />

een geluidsband gebruikt. Alle uiterlijkheden worden afgeschraapt.<br />

Er wordt gewerkt met een minimum aan lichtbronnen<br />

en scenografie om zo dicht mogelijk bij de poëzie en <strong>het</strong> gevoel<br />

van de tekst te komen. Die vorm van theatrale ascese is uit<br />

<strong>Schoenaerts</strong>’ werk nooit weggeweest.<br />

Bij Beckett zit je dan natuurlijk goed, zodat <strong>Schoenaerts</strong> zich<br />

bij deze auteur, ondanks de dwingende regie-aanwijzingen, niet<br />

van zijn vrijheid beroofd voelt: ‘Voor mij bestaat vrijheid uit een<br />

26 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

artistieke loopbaan en opvattingen<br />

zekere gebondenheid met de auteur, ik bedoel een echte gebondenheid’,<br />

zegt hij in 1991 tegen Ward Jacobs. Om een jaar later<br />

te constateren dat er, na een ernstige en diepgaande tekstanalyse<br />

en na onderzoek van alle betekenislagen, tekens en symbolen,<br />

gewoonweg niet meer onder Becketts regie-aanwijzingen valt uit<br />

te komen. Het heeft ook te maken met <strong>Schoenaerts</strong>’ waardering<br />

<strong>voor</strong> <strong>het</strong> poëtische aspect van een tekst. Aan Freddy Smekens<br />

zegt hij dat zijn welhaast fundamentalistische opvolging van<br />

Becketts schriftuur te maken heeft met ‘<strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> hele oeuvre<br />

van Beckett één groot gedicht is. Als acteur die dat gedicht<br />

moet zeggen, kun je je niet permitteren om een ander woord in<br />

te lassen of er één weg te laten. Dat is een kwestie van respect.’ 13<br />

Zoals hierboven al aangegeven is Walter Tillemans vanaf een<br />

bepaald moment en <strong>voor</strong> geruime tijd de enige regisseur die<br />

beantwoordt aan <strong>Schoenaerts</strong>’ verwachtingen en opvattingen.<br />

Hun samenwerking begon in de KNS en na <strong>Schoenaerts</strong>’ omzwervingen<br />

in Nederland zoeken ze mekaar weer op. Met Tillemans’<br />

regie van Handke’s Kaspar valt <strong>het</strong> doek over <strong>Schoenaerts</strong>’ eigen<br />

Ringtheater, maar niet zodra vindt de acteur onderdak bij Arca of<br />

hij haalt er zijn geliefkoosde regisseur over de vloer. In 1983 zegt<br />

hij tegen Vic de Donder: ‘Walter is top. Hij draagt een hele visie<br />

aan, hij heeft <strong>het</strong> hele theater in zijn vestzakje. Wat ben ik zonder<br />

hem? Een acteur zonder regisseur is als een muzikant zonder dirigent.<br />

Walter, dat is nederig dienstbetoon. Walter, dat is een cultuurmens.’<br />

14 En al eerder tegen Ischa Meijer: ‘Als je bloemen in<br />

huis hebt, moet je die water geven. Als acteur heb je een regisseur<br />

nodig die je talent voedt... Ik zou met geen andere regisseur op<br />

avontuur willen gaan. Dat heeft niets met gewenning te maken,<br />

<strong>het</strong> is <strong>voor</strong>namelijk vertrouwen hebben in.’<br />

Voor een deel heeft dat vertrouwen ongetwijfeld te maken met<br />

gemeenschappelijke <strong>voor</strong>keuren en keuzen. Tillemans’ stokpaardje<br />

is Brecht maar hij deelt <strong>Schoenaerts</strong>’ bewondering <strong>voor</strong><br />

Beckett en Bernhard en ook hij vindt dat de acteur centraal moet<br />

staan als tekstdrager en niet de enscenering of een doorgedreven<br />

lichaamsexpressie die de tekst dreigen te overschaduwen. Het<br />

verklaart o.m. allicht beider vreemdheid tegenover de theorieën<br />

van Grotowski. En al is Tillemans veel langer verbonden gebleven<br />

aan de KNS, dan deelde hij toch veel van <strong>Schoenaerts</strong>’ grieven:<br />

te veel <strong>voor</strong>stellingen, onnauwkeurige <strong>voor</strong>bereiding en een<br />

vastgeroest beleid dat bij <strong>het</strong> artistiek potentieel <strong>voor</strong> te weinig<br />

doorstroming en beweeglijkheid zorgde.<br />

27 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


julien schoenaerts<br />

De bewondering is overigens wederzijds. Tillemans ziet in<br />

<strong>Schoenaerts</strong> een getalenteerd acteur die tot schitterende prestaties<br />

komt en hij begrijpt ook diens <strong>voor</strong>keur om van eenzelfde stuk een<br />

grote reeks <strong>voor</strong>stellingen te spelen: ‘Honderd keer een grote rol<br />

spelen is honderd keer een uiteenzetting met een oneindige materie.<br />

<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> heeft daar geen problemen mee. Het evolueert<br />

altijd, <strong>het</strong> is nooit herhalen’, zegt hij in 1981 tegen Ischa Meijer.<br />

Toch is er ook aan dat huwelijk een einde gekomen en zoals bij alle<br />

huwelijken zal de oorzaak hiervan wel bij beide partners te zoeken<br />

zijn. Meteen is <strong>het</strong> <strong>voor</strong> <strong>Schoenaerts</strong> ook uit met de regisseurs. Zijn<br />

samenwerking met Charlotte Riem Vis (<strong>voor</strong> Krapps laatste band)<br />

en Dominique Wiche (<strong>voor</strong> andere kleine Beckett-opvoeringen)<br />

dient gecatalogeerd onder de noemers ‘luisterend oor’ of ‘uitwendig<br />

oog’ of nog ‘aandachtige getuige van een repetitieproces’.<br />

Al is die inbreng dus miniem en een enkele keer ook niet toereikend,<br />

toch mag hij niet onderschat worden, want de zeldzame<br />

keren dat <strong>Schoenaerts</strong> helemaal alleen zichzelf geregisseerd heeft,<br />

zijn hem door de kritiek niet in dank afgenomen. Overigens was<br />

de werkwijze met STAN niet zo heel erg verschillend. In <strong>het</strong> gezamenlijke<br />

werkproces, waarbinnen ook de tekstvertaling ontstaat<br />

en waarin ieders persoonlijke inbreng primeert, is de regisseur<br />

afgeschaft. Daar kan <strong>Schoenaerts</strong> zich op dat moment uiteraard<br />

in vinden, ook al zal hij later – en tegen de grote waarderingsstroom<br />

in – tegen <strong>het</strong> nochtans schitterende werk met dit gezelschap<br />

lopen foeteren als ware hij Bernhard zelve.<br />

Een mens komt op een verwoest terrein terecht dat hij als<br />

zijn terrein zal moeten leren te herkennen. Op zijn leeftijd<br />

is de acteur tot de slotsom gekomen dat zowat alles in <strong>het</strong><br />

leven onzin is: ‘De mensen zijn wreed, mijn kind, en hebben<br />

grootheidswaan. De hele mensheid heeft grootheidswaan.<br />

Waar wij ook kijken, wij zien alleen een grootheidswaanzinnige<br />

wereld. We zitten midden in een catastrofaal<br />

afstompingsproces.’<br />

28 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

RECEPTIE<br />

Alles wat ons overkomt<br />

moet een ontvanger hebben buiten onszelf<br />

Al vanaf zijn eerste jaar bij <strong>het</strong> Nationaal Toneel worden<br />

<strong>Schoenaerts</strong>’ sobere acteerstijl en zijn specifieke stemtimbre en<br />

tekstzegging opgemerkt. ‘Een onfeilbare en ontroerend rake zegging’,<br />

heet <strong>het</strong> in 1955 bij de toenmalige paus van de kritiek,<br />

Maxim Kröjer 15 en dat wordt een constante in de bespreking van<br />

zijn acteerprestaties, met als varianten ‘rake toon’ en ‘intelligente<br />

zegging’ en als epit<strong>het</strong>a ornantes ‘soepele intonatie’ en ‘buitengewone<br />

zin <strong>voor</strong> nuancering’. Al is de appreciatie <strong>voor</strong> die erg<br />

persoonlijke tekstbehandeling niet helemaal unaniem. Hier en<br />

daar worden hem zijn ‘traditionele d(r)eun’ en zijn ‘monotone,<br />

onverantwoord-afgebroken zegging’ verweten. Helemaal onjuist<br />

is deze relativerende bijstelling niet, ook jongere generaties alerte<br />

schouwburgbezoekers ontdekken er een maniëristisch trekje,<br />

zelfs iets van een mystificerende pose in, maar <strong>het</strong> wordt <strong>het</strong><br />

godenkind grif vergeven omdat hij ook dat maniertje zo prachtig<br />

in de hand houdt en uitspeelt tot in <strong>het</strong> laatste ademtochtje toe.<br />

Over de soberheid van zijn acteerstijl daarentegen, is men <strong>het</strong><br />

wèl in alle talen bewonderend eens. Daarin schuilt volgens de<br />

commentatoren zijn grote kracht om een meeslepende, realistische<br />

karaktersc<strong>het</strong>s neer te zetten (en ‘realistisch’ dient hier ongetwijfeld<br />

niet in de nabootsende maar in de authentiek-persoonlijke<br />

zin begrepen te worden). Die soberheid past overigens als een<br />

handschoen <strong>Schoenaerts</strong>’ uitspraak in 1970 in Het Vrije Volk,<br />

dat ‘men in <strong>het</strong> theater niet met <strong>het</strong> bevredigen van eigen ijdelheden<br />

mag bezig zijn’. Een grote troef blijkt ook wat men ervaart<br />

als zijn sterke inlevingsvermogen. In 1958 luidt <strong>het</strong> in De<br />

Gentenaar: ‘<strong>Schoenaerts</strong> leeft zich totaal en in alle scherpte in<br />

zijn personage in en geeft die indruk onmiddellijk en eveneens in<br />

alle scherpte door aan zijn publiek, zonder de minste poging om<br />

dat op te voeren of te forceren.’ 16<br />

De eerste jaren wordt er <strong>voor</strong>namelijk verwonderd aangekeken<br />

tegen deze piepjonge acteur die zich meteen laat gelden binnen<br />

een gezelschap. Tegen <strong>het</strong> einde van zijn KNS-periode heeft men<br />

<strong>het</strong> over een ‘uniek talent’ dat ver uitsteekt boven zijn collega’s.<br />

In Nederland, bij Ensemble en de Nederlandse Comedie, is <strong>het</strong><br />

29 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

Monstre sacré


julien schoenaerts<br />

niet anders, ook al staat hij in een productie die men mislukt<br />

vindt. En ook hier zijn <strong>het</strong> zijn sterke concentratie, zijn inleving<br />

en zijn opvallende zegging die <strong>voor</strong> superlatieven zorgen.<br />

Kortom, binnen de kortste keren is <strong>Schoenaerts</strong> een monstre<br />

sacré. In <strong>het</strong> Vlaamse theater worden dat verschijnsel en de houding<br />

die <strong>Schoenaerts</strong> zich daarbij af en toe aanmeet aanvankelijk<br />

als positief ervaren. Zijn talent wordt als te groot beschouwd<br />

<strong>voor</strong> Vlaanderen. Maar die houding begint om te slaan wanneer<br />

hij in Nederland van Ensemble overstapt naar de Nederlandse<br />

Comedie: ‘<strong>Schoenaerts</strong> maakt zich in Nederland onmogelijk’,<br />

luidt <strong>het</strong> dan ongenuanceerd in Vlaamse kranten. En bij <strong>het</strong> al<br />

hoger vermelde Koning Jan-incident in de KNS, na <strong>Schoenaerts</strong>’<br />

terugkeer naar Vlaanderen, wordt er tegen hem zelfs een ware<br />

<strong>het</strong>ze ontketend, die haar vervolg krijgt in zijn vertrek naar de<br />

Limburgse mijnen en zijn daaropvolgende internering en die – al<br />

volgen er daarna jubelende recensies – nog eens opgerakeld<br />

wordt wanneer <strong>Schoenaerts</strong> in <strong>het</strong> Ringtheater tot drie keer toe<br />

de première van Kaspar laat uitstellen.<br />

In De Nieuwe schildert de nochtans hooggewaardeerde criticus<br />

Frans Verreyt hem – niet zonder oog <strong>voor</strong> zijn uitzonderlijke<br />

kwaliteiten maar ook niet zonder oogkleppen t.a.v. zijn gedrag –<br />

af als een man zonder zelfcontrole, zonder respect <strong>voor</strong> collega’s<br />

of publiek, hoogmoedig, geen regie of enig ander gezag verdragend,<br />

sluw, brutaal en onberekenbaar, zoals een achterhaalde,<br />

romantische opvatting <strong>het</strong> monstre sacré nu eenmaal ziet.<br />

Het is natuurlijk niet allemaal gelogen (ofschoon één en ander<br />

wel complexer zal liggen dan er zo van buitenaf tegen aangekeken<br />

wordt en al had men er misschien Goethe’s Tasso beter even<br />

kunnen op naslaan) en <strong>Schoenaerts</strong> geeft dat in een gesprek met<br />

Leo de Ley ook toe: ‘Ik weet dat ik vrij onberekenbaar ben. De<br />

keren dat een theater<strong>voor</strong>stelling niet kon doorgaan omdat ik<br />

niet opdaagde, zijn legio. Maar hoe komt dat? Ik moet in stemming<br />

zijn. Ik moet <strong>het</strong> kunnen. Een dichter wordt ook niet<br />

gevraagd om elke avond om acht uur een gedicht te schrijven.<br />

Dat zou hij niet kunnen. Ik weet dat <strong>het</strong> vervelend is <strong>voor</strong> de<br />

organisatoren en <strong>het</strong> publiek. Ik kan <strong>het</strong> ook niet helpen... Ik wil<br />

toegevingen doen, dat moet iedereen, maar ik wil de graad van<br />

mijn toegevingen graag zelf bepalen.’ 17<br />

<strong>Schoenaerts</strong>’ monstre sacré-imago leidt er ook toe dat hij door<br />

sommigen (zo in 1980 opnieuw Brecht-adept en verdediger van<br />

theater als ‘gemeenschapskunst’ Frans Verreyt) afgedaan wordt<br />

30 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

receptie<br />

als ouderwets, een acteur met gedateerde denkbeelden rond<br />

theater, een ‘goed acteur van de <strong>voor</strong>bije school’. 18<br />

Het kan ten dele waar zijn, al geeft <strong>het</strong> te denken dat een<br />

gezelschap als STAN niet te beroerd was om met deze ouderwetse<br />

acteur in zee te gaan (wat Verreyt en anderen niet konden<br />

weten maar wat hun uitspraken toch wat onbesuisd maakt) en<br />

al zal een jongere generatie recensenten, o.m. bij monde van<br />

Edward van Heer, twaalf jaar later dat imago als volgt bijstellen:<br />

‘De media verlustigden zich aan de lekkere mythe van de fool on<br />

the hill, de onberekenbare, de ontoerekenbare rare kwast, de<br />

excentriekeling met uitzonderlijke gaven. Dat romantische en<br />

19de-eeuwse beeld van de geniale kunstenaarsgek heeft<br />

<strong>Schoenaerts</strong> veel leed bezorgd. Stilaan verwerd <strong>het</strong> tot een karikaturale<br />

sc<strong>het</strong>s die nauwelijks nog iets te maken had met de sterke<br />

en kleurrijke persoonlijkheid van de man zelf. En vanaf dan<br />

kon dat imago dienen als alibi om één van de meest begenadigde<br />

acteurs van deze tijd genadeloos naar <strong>het</strong> verdomhoekje te<br />

veroordelen.’ 19<br />

Desondanks, ondanks <strong>Schoenaerts</strong>’ bewering dat hem jarenlang<br />

steevast subsidies <strong>voor</strong> eigen projecten geweigerd zijn en<br />

ondanks <strong>het</strong> feit dat baronieën, die heden ten dage met zo kwistige<br />

hand worden weggeschonken, aan hem <strong>voor</strong>bij gaan (maar<br />

als je omwille van de aan de gang zijnde Golfoorlog <strong>het</strong> ereburgerschap<br />

van de provincie Limburg weigert, zijn er allicht nog<br />

honderd betere redenen te bedenken om een Belgische baronie af<br />

te wijzen), is de acteur maar heel even uit <strong>het</strong> vizier, tussen de<br />

avonddeemstering van de jaren ’80 en <strong>het</strong> ochtendgloren van de<br />

jaren ’90, om <strong>het</strong> met Heine te zeggen. Daarna volgt (op één na)<br />

de ene bejubelde Beckett na de andere en zet de oude acteur in<br />

Bernhards Gewoon ingewikkeld niet enkel de kroon op <strong>het</strong><br />

hoofd maar ook op een levenswerk.<br />

Wanneer hij de kroon opzet komen de bedenkingen over<br />

de toneelspeelkunst: ‘Theaterkunst, terrorisme. Acht<br />

weken lang leren hoesten zoals een koning hoest. Mijn hele<br />

leven alleen maar onzin gehoord. Teveel aan <strong>het</strong> theater<br />

gedacht terwijl ik speelde. Als men ons vraagt wat de toekomst<br />

is, wij weten <strong>het</strong> niet. Gewoon ingewikkeld.’<br />

En: ‘Als ik Prospero speel, luisteren ze, <strong>het</strong> begeestert ze<br />

klaarblijkelijk.’ Wanneer hij aan <strong>het</strong> eind de bandopnemer<br />

31 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


En nu?<br />

julien schoenaerts<br />

aanzet blijkt hij alles te hebben opgenomen (‘vrijwillige<br />

zelfcontrole zonder scrupules’) en proeft hij de woorden<br />

nog eens na. En verdomd, hij staat te glunderen als een<br />

pauw, met al zijn veren opgestoken.<br />

Wanneer dit boekje verschijnt, is de acteur 72 en rond hem is <strong>het</strong><br />

dan al drie jaar stil geworden. Dat is een meer dan bevreemdende<br />

constatering. Was hij <strong>voor</strong>dien zelf een legende, dan lijkt hij<br />

nu de legende in te gaan. Legenden sterven niet. Ze leven <strong>voor</strong>t<br />

in verhalen, gedenkschriften, straatnamen en standbeelden.<br />

Theater, dat vluchtige medium bij uitstek, kan zelden zo hoog reiken<br />

en, indien toch, is <strong>het</strong> <strong>voor</strong>werp van vereeuwiging doorgaans<br />

niet meer ter plekke om <strong>het</strong> nog mee te maken. Wat bedenkelijk<br />

is. Weshalve deze niet-heilige- maar wèl kritische liefdesverklaring,<br />

dit bescheiden monument in woorden <strong>voor</strong> diegene in wie<br />

<strong>het</strong> woord ook daadwerkelijk vlees is geworden terwijl <strong>het</strong> onder<br />

ons woonde.<br />

Zijn handen hebben de kleur van de onze maar<br />

hij schaamt zich <strong>voor</strong> zijn hart zo blank. Mythe<br />

en mystificatie. Hij speelt Krapp als een ruïne,<br />

waarvan de laatste restanten koppig stand houden<br />

tegen de tijd en hem met een samenzweerderige<br />

twinkel in de ogen en monkel in de<br />

mondhoeken stilzetten. Verbaasd dat <strong>het</strong> lukt.<br />

Een eeuwig verwonderd kind.<br />

32 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

eindnoten<br />

1. Televisie-interview met <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>, in: Ten huize van <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>, TV2, 20 februari 1995. P.V.M. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in: Het Toneel,<br />

52, 1955, 42.<br />

2. R.A.F. ‘Teater kan alleen maar fantazie openscheuren’, in: De Standaard, 23<br />

juni 1975.<br />

3. Hendrickx, W. ‘De 7 hoofdzonden volgens <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in: Humo, 13<br />

januari 1994.<br />

4. Camps, H., in: Elsevier, 30 maart 1991.<br />

5. Tax, F., ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>, nog altijd bezeten, speelt Krapps laatste band’, in:<br />

De krant op zondag, 11 november 1990.<br />

6. Samoy, W. ‘Ontmoeting met <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in: Toneelecho, 48, 5, 1992, 4.<br />

7. Thielemans, J. ‘Stan en <strong>Schoenaerts</strong>: Gewoon ingewikkeld’, in: Toneel Teatraal,<br />

7, 1993, 22-25.<br />

8. Van Heer, E. ‘In de ban van de slapende apen’, in: Knack, 4 mei 1988.<br />

9. Webb, E. The plays of Samuel Beckett, Seattle, 1938.<br />

10. Freriks, K. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> laat de woorden van Beckett zingen’, in: NRC-<br />

Handelsblad, 7 juni 1990.<br />

11. Smekens, F. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>: humor is <strong>het</strong> onecht kind van <strong>het</strong> verdriet.’,<br />

in: Deze week in Brussel, 18 september 1991.<br />

12. Naarding, R. ‘Een sfeer waar taal ophoudt’, in: Het parool, 19 februari 1991;<br />

De Man, J. ‘Oorlog in <strong>het</strong> Ringtheater’, in: De Vlaamse Elsevier, 26 februari<br />

1973; Meijer, I. ‘Toneelspelen doe je <strong>voor</strong> de lol: uiteindelijk wel’, in: De Haagse<br />

Post, 5 september 1981.<br />

13. Pernath, H.C., in: Vooruit, 10 maart 1960; Jacobs, W. in: De Scène, 1991, 3-5.<br />

14. Donder, Vic de. ‘Elke avond door de hel’, in: De Standaard, 26 november<br />

1983.<br />

15. Kröjer, M. ‘Een feestelijke dag’, in: Handelsblad, 7 februari 1955.<br />

16. Van den Berg, T. ‘Mijn toneel eist sterke zenuwen’, in: Het Vrije Volk, 17<br />

januari 1970. (cf. in: De Gentenaar, 22 december 1955).<br />

17. Ley, Leo de. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>, ik ben niet zo gek als men wel zegt’, in: Zie,<br />

9 december 1977.<br />

18. V.R. (Verreyt, F.), in: De Nieuwe, 18 januari 1980.<br />

19. Van Heer, E. ‘Over <strong>het</strong> wegspoelen van de tijd’, in: Knack, 25 september<br />

1991.<br />

33 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


WERK / THEATROGRAFIE<br />

Achtereenvolgens vindt u, per seizoen gerangschikt: de titel van de productie<br />

in cursief, de naam van de auteur tussen haakjes, de rol die <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong> speelde, de naam van de regisseur, de plaats waar <strong>het</strong> stuk<br />

werd opgevoerd. Indien één van deze gegevens ontbreekt of onvolledig<br />

is, hebben we dit aangeduid met een *. Het werk van <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong><br />

<strong>voor</strong> film, televisie, e.a. werd niet opgenomen in deze opsomming.<br />

Koninklijke Nederlandse Schouwburg Antwerpen<br />

1951-1952<br />

Romeo en Julia (William Shakespeare). Rol: Bediende Capulet. Regie:<br />

Charles Gilhuys. KNS. / De wonderdoktoor (Jos Janssen). Rol: David<br />

Schorre. Regie: Jan Cammans. KNS. / Zo’n dom dametje (Lope de<br />

Vega). Rol: Pedro. Choreografie: Alice Borghten. KNS. / Koningin<br />

Christina (Herwig Hensen). Rollen: Pimentelli, arts. Regie: Maurits<br />

Balfoort. KNS. / De avonturen van de brave soldaat Schwejk (Jaroslav<br />

Hasek). Rollen: soldaat, stationskorporaal, Marek. Regie: Fred Engelen.<br />

KNS. / De engel in <strong>het</strong> pandjeshuis (A.B. Shiffrin). Rol: Duke Jones.<br />

Regie: Eduard Deleu. KNS. / De gebroeders Karamazov (Fjodor<br />

Dostojevski). Deel 1. Rol: Rakitin. Deel 2. Rol: Rakitin. Regie: Peter<br />

Sjarov. KNS. / Komediantenrevue 1952. Rollen: heer, paard, familielid.<br />

Regie: Eduard Deleu. KNS. / De vraag aan <strong>het</strong> noodlot (naar Anton<br />

Schnitzler). Rol: Max. Regie: Ben Royaards. Studio van <strong>het</strong> Nationaal<br />

Toneel. / Agamemnon (Herwig Hensen). Rol: Kalchas. Regie: Fred<br />

Engelen. Studio van <strong>het</strong> Nationaal Toneel. / Nu noch: een genoughelike<br />

clute. Rol: de man. Regie: Fred Engelen. Studio van <strong>het</strong> Nationaal Toneel.<br />

1952-1953<br />

De dood van een handelsreiziger (Arthur Miller). Rol: Howard Wagner.<br />

Regie: Maurits Balfoort. KNS. / De beste der werelden (Voltaire). Rol:<br />

Avarische straatredenaar. Regie: Maurits Balfoort. KNS. / Het dorp der<br />

mirakelen (Gaston Martens). Rol: Toten Vermeersch. Regie: Gaston<br />

Vandermeulen. KNS. / Europa en de stier (Ladislaus Fodor). Rol:<br />

Sandro Bombelli. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Gysbrecht van Aemstel<br />

(Joost van den Vondel). Rol: Bondtgenoot. Regie: Ben Royaards. KNS.<br />

/ Gangster in huis (Richard Williams). Rol: August Hatter. Regie:<br />

Eduard Deleu. KNS. / ’t Was de wind (Giovacchino Forzano). Rol:<br />

Gianni Sorbi. Regie: Gaston Vandermeulen. KNS. / De misanthroop<br />

(Molière). Rol: Acaste. Regie: Eduard Deleu. KNS. / De blauwe engel (E.<br />

Ebermayer). Rol: Lohmann. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Paradijsvogels<br />

34 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

werk / theatrografie<br />

(Gaston Martens). Rol: neger. Regie: Gaston Vandermeulen. KNS. /<br />

Komediantenrevue 1953. Rollen: Dissel, familielid, knecht bij<br />

Champigny, Pantalone. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Hooveerdigheyt<br />

(Willem Ogier). Rol: boer. Regie: Jan Cammans. KNS. / Fragmenten uit<br />

<strong>het</strong> werk van Bert Brecht. Rol: Kreoon. Regie: Fred Engelen. KNS. /<br />

Doctor Faustus (Christopher Marlowe). Rol: derde student. Regie: Ben<br />

Royaards. KNS. / Jezus de Nazarener (Raf Verhulst). Rol: Hannan.<br />

Regie: Luc Philips. KNS. / De bultenaar (Anicet Bourgeois & Paul<br />

Féval). Rol: Cocardasse. Regie: Fred Engelen. KNS.<br />

1953-1954<br />

Cecile of de school <strong>voor</strong> vader (Jean Anouilh). Rol: de chevalier. Regie:<br />

Fred Engelen. KNS. / Medea 1946 (Jean Anouilh). Rol: de jongen. Regie:<br />

Fred Engelen. KNS. / De proef van <strong>het</strong> vuur (Herman Closson). Rol:<br />

Robechon, de hotelier. Regie: Eduard Deleu. KNS. / De sloep zonder visser<br />

(Alejandro Casona). Rol: administrateur. Regie: Kris Betz. KNS. /<br />

Gewijde handen (Graham Greene). Rol: Lopez. Regie: Maurits Balfoort.<br />

KNS. / Opsporingsbrigade 21 (Sidney Kingsley). Rol: Lewis, de inbreker.<br />

Regie: Eduard Deleu. KNS. / De klucht van de brave moordenaar<br />

(Jos Janssen). Rol: David, de kolenmarchand. Regie: Jan Cammans.<br />

KNS. / De laatste op <strong>het</strong> schavot (Georges Bernanos). Rol: afgevaardigde<br />

van de ‘municipaliteit’. Regie: Ben Royaards. KNS. / Heksenjacht<br />

(Arthur Miller). Rol: Cheever. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Robert en<br />

Bertrand. Rol: eerste gendarme. Regie: Eduard Deleu. KNS. /<br />

Komediantenrevue 1954. Rollen: Piet (in de Vlaamse Comedie), mezenvanger<br />

(finale, vertrek St.-Annaboot), heer (Weense korfbalwals). Regie:<br />

Fred Engelen. KNS. / Troilus en Cressida (William Shakespeare). Rol:<br />

Ulysses. Regie: Ben Royaards. KNS. / Schimmen (Tone Brulin). Rol:<br />

Amerikaanse Kapitein. Regie: Willy Vandermeulen. KNS.<br />

1954-1955<br />

Lessen in laster (R.B. Sheridan). Rol: Benjamin Backbite. Regie: Ben<br />

Royaards. KNS. / Donadien (Fritz Hochwälder). Rol: Tiefenbach.<br />

Regie: Maurits Balfoort. KNS. / Zwervers om de kribbe (Henri Ghéon).<br />

Rol: David. Regie: Joris Diels. KNS. Productie afgelast. / Muiterij op de<br />

Caine (Herman Wonk). Rol: Junius Urban. Regie: Maurits Balfoort.<br />

KNS. / Een feestelijke dag (Andrew Rosenthal). Rol: Manuel del Vega.<br />

Regie: Luc Philips. KNS. / Mevrouw Warrens Bedrijf (George Bernard<br />

Shaw). Rol: Frank. Regie: Ben Royaards. KNS. / Het huis van de nacht<br />

(Thierry Maulnier). Rol: Ludwig Hagen. Regie: Eduard Deleu. KNS. /<br />

Het slot (Franz Kafka). Rol: Jeremias. Regie: Fred Engelen. KNS. /<br />

Elckerlyc (Petrus van Diest). Rol: Goed. Regie: Fred Engelen. KNS. / De<br />

gecroonde leersse (Michiel de Swaen). Rol: Burger. Regie: Eduard Deleu.<br />

KNS. / Komediantenrevue 1955. Rollen: koor, dandy, gezel. Regie: P.<br />

Cammans. KNS.<br />

35 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


julien schoenaerts<br />

1955-1956<br />

Lucifer (Joost van den Vondel). Rol: Luciferist. Regie: Ben Royaards.<br />

KNS. / Vanavond om 10u48 (Frank Launder & Sidney Gilliat). Rol:<br />

Montagne. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Baron Napoleon (Alexander<br />

Farago). Rol: Napoleon. Regie: Ben Royaards. KNS. / De picknickclub<br />

(Edouard Veterman). Rol: waard. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Majoor<br />

Barbara (George Bernard Shaw). Rol: Adolf Cusuis. Regie: Ben<br />

Royaards. KNS. / Arsenicum en oude kant (Joseph Kesselring). Rol:<br />

Sergeant O’Hara. Regie: Fred Engelen. KNS. / Karel van Denemarken<br />

(Paul van Morckhoven). Rol: Segher Wulf. Regie: Eduard Deleu. KNS.<br />

/ Het spel van de eer (Luigi Pirandello). Rol: Angelo Baldovino. Regie:<br />

Fred Engelen. KNS. / Verboden richting (Armand Salacrou). Rol: Jozef<br />

de oude. Regie: Fred Engelen. KNS. / Mensen in paniek (Joseph Hayes).<br />

Rol: Hank Griffin. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Schuld en boete (Fjodor<br />

Dostojevski). Rol: Raskolnikov. Regie: Eduard Deleu. KNS.<br />

1956-1957<br />

Driestuiversopera (Bertold Brecht). Rol: Filch. Regie: Maurits Balfoort.<br />

KNS. / Sonna (Jan Fabricius). Rol: Ario Prawiro, een Soedanese klerk.<br />

Regie: Maurits Balfoort. KNS. / De waaier-patience (Henry Troyat).<br />

Rol: Philippe. Regie: Ben Royaards. KNS. / Nu <strong>het</strong> dorp niet meer<br />

bestaat (Tone Brulin). Rol: Palof. Regie: Maurits Balfoort. KNS. / De<br />

dwaas der liefde (Yvonne Waegemans). Rol: melaatse. Regie: Luc<br />

Philips. KNS. / Voorlopig vonnis (Jozef van Hoeck). Rol: Stefan Oster,<br />

Hij. Regie: Fred Engelen. KNS. / Het dagboek van Anne Frank (naar<br />

Anne Frank). Rol: Peter. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Het lied van de<br />

moordenaar (Hugo Claus). Rol: Hoeck, de knecht. Regie: Fred Engelen.<br />

KNS. / Het bezoek van de oude dame (Friedrich Dürrenmatt). Rol:<br />

radio-reporter. Regie: Eduard Deleu. KNS. / Souper (Franz Molnar).<br />

Rol: <strong>het</strong> jongmens. Regie: Ben Royaards. KNS. / De pacificatie van Gent<br />

(Emiel van Goethem). Rol: Vargas. Regie: Eduard Deleu. KNS.<br />

1957-1958<br />

Naar de hel gaat men altijd alleen (Karel van Deuren). Rol: François<br />

Villon. Regie: Ben Royaards. KNS. / De wilde eend (Henrik Ibsen). Rol:<br />

Gregers Werle. Regie: Maurits Balfoort. KNS. / Amphitryon 38 (Jean<br />

Giraudoux). Rol: Mercurius. Regie: Ben Royaards. KNS. / Soledad<br />

(Colette Audry). Rol: Alfonso. Regie: Maurits Balfoort. KNS. / Het proces<br />

(A. Giote & J.L. Barrault, naar Kafka). Rol: Jozef K. Regie: Fred<br />

Engelen. KNS.<br />

1958-1959<br />

Het spookhuis (Eduardo de Filippo). Rol: Alfred. Regie: Luc Philips.<br />

KNS. / Proces om Jezus (Diego Fabbri). Rol: Judas. Regie: Ben<br />

Royaards. KNS / De held van Talavera (Eugene O’Neill). Rol: Mickey<br />

36 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

werk / theatrografie<br />

Maloy. Regie: Fred Engelen. KNS. / De wonderdoktoor (Jos Janssen).<br />

Rol: koster. Regie: Jan Cammans. KNS.<br />

1959-1960<br />

De zachtmoedige (A. Corbet & Luc Philips, naar Dostojevski). Rol:<br />

Efeniovitch. Regie: Luc Philips. KNS. / De spiegel der minnen (Colijn<br />

van Rijssele). Rol: Jaloers Gepeins. Regie: Fred Engelen. KNS. / Twaalf<br />

gezworenen (Reginald Rose). Rol: zevende gezworene. Regie: Maurits<br />

Balfoort. KNS. / Moord in fa kruis (Frederic Valmain). Rol: de Man.<br />

Regie: Ben Royaards. KNS. / Moeder Courage (Bertold Brecht). Rol:<br />

Eilif. Regie: Fred Engelen. KNS.<br />

1960-1961<br />

De muizenval (Agatha Christie). Rol: Mr. Paravicini. Regie: Luc Philips.<br />

KNS. / De avonturen van de brave soldaat Schwejk (Jaroslav Hasek).<br />

Rol: Marek. Regie: Fred Engelen. KNS. / De honden (Tone Brulin). Rol:<br />

Lewis Nukusu, Bantoe-journalist. Regie: Ben Royaards. KNS. / De drie<br />

zusters (Anton Tsjechov). Rol: Fedotik, tweede luitenant. Regie: Ben<br />

Royaards. KNS. / De rinoceros (Eugène Ionesco). Rol: Bérenger. Regie:<br />

Fred Engelen. KNS. / De huisbewaarder (Harold Pinter). Rol: Davies.<br />

Regie: Walter Tillemans. KNS.<br />

1961-1962<br />

Valstrik <strong>voor</strong> heer alleen (Robert Thomas). Rol: Daniel Corban. Regie:<br />

Maurits Balfoort. KNS. / De wonderdoenster (William Gibson). Rol:<br />

James Keller. Regie: Walter Tillemans. KNS. / Lijmen (Willem Elsschot).<br />

Rol: Laarmans. Regie: Walter Tillemans. KNS. / De nacht van de 16de<br />

januari (Ayn Rand). Rol: Stevens, de advocaat. Regie: Maurits Balfoort.<br />

KNS.<br />

Ensemble & de Nederlandse Comedie<br />

1962-1963<br />

Naar <strong>het</strong> u lijkt (William Shakespeare). Rol: Orlando. Regie: Karl<br />

Guttmann. Ensemble (Nl.). / Een maand op <strong>het</strong> land (I.S. Toergenjev).<br />

Rol: Aleksej. Regie: Peter Sjarov. Ensemble (Nl.).<br />

1963-1964<br />

Hendrik IV (Luigi Pirandello). Rol: Hendrik IV. Regie: Karl Guttmann.<br />

Ensemble (Nl.). / Antonius en Cleopatra (William Shakespeare). Rol:<br />

Octavius Caesar. Regie: Ton Lutz. Nederlandse Comedie (Nl.). /<br />

Gysbrecht van Aemstel (Joost van den Vondel). Rol: Arend van Aemstel.<br />

Regie: Han Bentz van den Berg. Nederlandse Comedie (Nl.).<br />

37 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


julien schoenaerts<br />

1964-1965<br />

Maria Stuart (Friedrich Schiller). Rol: Mortimer. Regie: Ton Lutz.<br />

Nederlandse Comedie (Nl.). / Gysbrecht van Aemstel (Joost van den<br />

Vondel). Rol: Arend van Aemstel. Regie: Han Bentz van den Berg.<br />

Nederlandse Comedie (Nl.). / De kleine prins (Antoine de Saint-<br />

Exupéry). Rol: verteller. Regie: <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>. Eigen productie.<br />

1965-1966<br />

Het onderzoek (Peter Weiss). Rol: aanklager. Regie: Peter Pallitzsch.<br />

Nederlandse Comedie (Nl.). / Gysbrecht van Aemstel (Joost van den<br />

Vondel). Rollen: Rafaël, de rei van edelingen. Regie: Han Bentz van den<br />

Berg. Nederlandse Comedie (Nl.). / Hedda Gabler (Henrik Ibsen). Rol:<br />

Eilert Lovborg. Regie: Bob de Lange. Nederlandse Comedie (Nl.).<br />

1966-1967<br />

Gysbrecht van Aemstel (Joost van den Vondel). Rol: Arend van Aemstel.<br />

Regie: Henk Rigters. Nederlandse Comedie (Nl.). / De idioot (Fjodor<br />

Dostojewski). Rol: prins Mysjkin. Regie: Andre Barsacq. Nederlandse<br />

Comedie (Nl.).<br />

1967-1968<br />

De vrek (Molière). Rol: Cléante. Regie: Erik Vos. Nederlandse Comedie<br />

(Nl.). / Philadelphia here I come (Brian Friel). Rol: Sean O’Donnel.<br />

Regie: Han Bentz van den Berg. Nederlandse Comedie (Nl.).<br />

Een onafhankelijk theaterproject<br />

(o.m. freelancewerk)<br />

1968-1969<br />

De huisbewaarder (Harold Pinter). Rol: Davies. Regie: <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>. Korrekelder.<br />

1970-1971<br />

De huisbewaarder (Harold Pinter). Rol: Davies. Regie: <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>. Ringtheater. / De gelukkige familie (Giles Cooper). Rol:<br />

Gregory Butler. Regie: Kris Betz. Ringtheater.<br />

1972-1973<br />

Kaspar (Peter Handke). Rol: Kaspar. Regie: Walter Tillemans. Ringtheater.<br />

1975-1976<br />

De kleine prins (Antoine de Saint-Exupéry). Rol: verteller. Regie: <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>. Nationaal Jeugdtheater Gent. / De apologie van Socrates<br />

38 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

werk / theatrografie<br />

(Plato). Rol: Socrates. Regie: <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>. Nationaal Jeugdtheater<br />

Gent. / De apologie van Socrates (Plato). Rol: Socrates. Regie: <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>. Eigen productie. / Kaspar (Peter Handke). Rol: Kaspar.<br />

Regie: <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>. Nationaal Jeugdtheater Gent.<br />

1977-1978<br />

Het balkon (Jean Genet). Rol: bisschop. Regie: Franz Marijnen. Ro-<br />

Theater (Nl.).<br />

1978-1979<br />

Kaspar (Peter Handke). Rol: Kaspar. Regie: Walter Tillemans. Arca.<br />

1979-1980<br />

De apologie van Socrates (Plato). Rol: Socrates. Regie: <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>. Arca. / De huisbewaarder (Harold Pinter). Rol: Davies.<br />

Regie: Walter Tillemans. Arca.<br />

1980-1981<br />

De kleine prins (Antoine de Saint-Exupéry). Rol: verteller. Regie: <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>. Arca.<br />

1981-1982<br />

De wereldverbeteraar (Thomas Bernhard). Rol: wereldverbeteraar.<br />

Regie: Walter Tillemans. Arca.<br />

1982-1983<br />

Eindspel (Samuel Beckett). Rol: Hamm. Regie: Walter Tillemans. Arca.<br />

1983-1984<br />

Wachten op Godot (Samuel Beckett). Rol: Vladimir. Regie: Walter<br />

Tillemans. Arca.<br />

1984-1985<br />

Oedipoes in Kolonos (Hugo Claus, naar Sophocles). Rol: Oedipus.<br />

Regie: <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>. Arca.<br />

1986-1987<br />

Lange dagreis naar de nacht (Eugene O’Neill). Rol: James Tyrone.<br />

Regie: <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>. Arca.<br />

1988-1989<br />

Mooi weer vandaag (David Storey). Rol: Arnold. Regie: Alby James.<br />

Stichting De Jungle.<br />

39 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


julien schoenaerts<br />

1989-1990<br />

Stille sidders (Samuel Beckett). Rol: recitant. Theatercollectief<br />

Malpertuis Tielt.<br />

1990-1991<br />

Krapps laatste band (Samuel Beckett). Rol: Krapp. Regie: Charlotte<br />

Riem Vis. Het Zuidelijk Toneel. / Alleen (Samuel Beckett). Rol: hoogbejaarde<br />

man. Regie-coach: Marie-Dominique Wiche. Het Zuidelijk<br />

Toneel.<br />

1992-1993<br />

Gewoon ingewikkeld (Thomas Bernhard). Rol: oude acteur. Regie:<br />

Toneelspelersgroep STAN & <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>.<br />

1993-1994<br />

Medea (Euripides). Rol: bode. Regie: Ursel Herman. Het Zuidelijk<br />

Toneel.<br />

1995-1996<br />

Krapps laatste band (Samuel Beckett). Rol: Krapp. Regie: <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>. Raamtheater.<br />

40 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

SELECTIEVE BIBLIOGRAFIE<br />

Archiefmateriaal<br />

Vlaams Theater Instituut. Koninklijke Nederlandse Schouwburg<br />

Antwerpen. Theater Instituut Nederland. Archief en Museum <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

Vlaamse Cultuurleven Antwerpen. Beeld- en Klankarchief BRTN.<br />

Overzichtsartikels en interviews<br />

Arteel, R. ‘De dood lijkt me niet zo’n groot punt’, in: Knack, 8 mei<br />

1985.<br />

De Ley, L. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>: ik ben niet zo gek als men wel zegt’, in:<br />

Zie, 9 december 1977.<br />

De Man, J. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>: <strong>het</strong> leven is een feest’, in: De Vlaamse<br />

Elsevier, 19 maart 1973.<br />

De Vos, J. 15 jaar Arca,1975-1990. Gent: Arca, 1990.<br />

Geerlings, P. Engagement en de Nederlandse Comedie, Amsterdam,<br />

1995.<br />

Hendrickx, W. ‘Humo sprak met <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in: Humo, 28<br />

februari 1991.<br />

Hendrickx, W. ‘De 7 hoofdzonden volgens <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in:<br />

Humo, 13 januari 1994.<br />

‘Interview met <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in: Ten huize van <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>,<br />

TV2, 20 februari 1995.<br />

Jacobs, W. ‘<strong>Schoenaerts</strong> en de ziel der dingen’, in: De Scène, 32, 308,<br />

1991, 6-8.<br />

Meijer, I. ‘Toneelspelen doe je <strong>voor</strong> de lol; uiteindelijk wel’, in: De<br />

Haagse Post, 5 september 1981.<br />

P.V.M. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in: Het Toneel, 52, 1955, 42.<br />

P.V.M. ‘Het spel van eer’, in: Toneel theatraal, 53, 1956, 52.<br />

R.A.F. ‘Teater kan alleen maar fantazie openscheuren’, in: De<br />

Standaard, 23 juni 1975.<br />

Samoy, W. ‘Ontmoeting met <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in: Toneelecho, 48, 5,<br />

1992, 4-6.<br />

Smekens, F. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>: humor is <strong>het</strong> onecht kind van <strong>het</strong> verdriet’,<br />

in: Deze Week in Brussel, 18 september 1991.<br />

(STAN en <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>), in: Ziggurat, BRTN, 29 augustus 1993.<br />

Thielemans, J. ‘Stan en <strong>Schoenaerts</strong>: Gewoon ingewikkeld’, in: Toneel<br />

Theatraal, 7, 1993, 22-25.<br />

Vandendaele, R. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>: 70 of 49? 34 misschien?’, in:<br />

Humo, 12 september 1995.<br />

41 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


julien schoenaerts<br />

Van Der Veken, I. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>: ik ben niet onbetrouwbaar, wel<br />

moeilijk.’, in: Het Laatste Nieuws, 6 mei 1993.<br />

Van Heer, E. ‘In de ban van de slapende apen’, in: Knack, 4 mei 1988.<br />

Van Heer, E. ‘Over <strong>het</strong> wegspoelen van de tijd’, in: Knack, 25 september<br />

1991.<br />

Van Gansbeke, W. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> wil geen ereburger zijn’, in: De<br />

Morgen, 29 januari 1991.<br />

Van Gansbeke, Wim. ‘Gewoon ingewikkeld: Stan speelt met <strong>Julien</strong><br />

<strong>Schoenaerts</strong>.’, in: De Morgen, 21 december 1992.<br />

Diverse werken en recensies<br />

Ardo. ‘Ringtheater Antwerpen door brand verwoest’, in: De Volksgazet,<br />

11 februari 1974.<br />

Briers, L. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> ontgoocheld over Nederlandse toneelcarrière’,<br />

in: Het Belang van Limburg, 8 mei 1963.<br />

Buijs, M. ‘De ontroerende verjaardag van de tedere pias Krapp’, in: De<br />

Volkskrant, 9 juni 1990.<br />

Camps, H., in: Elsevier, 30 maart 1991.<br />

De Donder, V. ‘Elke avond door de hel’, in: De Standaard, 26 november<br />

1983.<br />

De Man, J. ‘Oorlog in <strong>het</strong> Ringtheater’, in: De Vlaamse Elsevier, 26<br />

februari 1973.<br />

De Lange, D., in: De Volkskrant, 4 november 1963.<br />

De Lange, D. ‘Dichterlijk en amusant toneel’, in: De Volkskrant, 3 mei<br />

1968.<br />

De Vos, J. ‘Lachen met Godot’, in: De Nieuwe Gids, 22 september 1983.<br />

Freriks, K. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> laat de woorden van Beckett zingen.’, in:<br />

NRC-Handelsblad, 7 juni 1990.<br />

G. ‘Nieuw debuut van <strong>Schoenaerts</strong> in Brugse Korrekelder’, in: De<br />

Standaard, 27 januari 1969.<br />

Geerlings, E. ‘<strong>Schoenaerts</strong> zorgt <strong>voor</strong> een wonder’, in: Algemeen<br />

Dagblad, 8 juni 1990.<br />

Heijer, J. ‘Genets Het Balkon als hersenloze kitsch’, in: NRC-<br />

Handelsblad, 10 juni 1978.<br />

H.J.M. ‘Onnoemelijk genoegen aan Huisbewaarder <strong>Schoenaerts</strong>’, in: De<br />

Standaard, 8 oktober 1970.<br />

‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong> start met Ring-theater’, in: De Nieuwe Gazet, 7<br />

januari 1970.<br />

J.V.D. ‘Buitengewone Arca Gent met Eindspel’, in: Het Brugse<br />

Handelsblad, 26 november 1982.<br />

Koolhaas, A. ‘Een zeer goede Maand op <strong>het</strong> land’, in: Vrij Nederland, 9<br />

februari 1963.<br />

42 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997<br />

selectieve bibliografie<br />

Kröjer, M. ‘Een feestelijke dag’, in: Handelsblad, 7 februari 1955<br />

Kröjer, M. ‘De held van Talavera’, in: Handelsblad, 11 mei 1959.<br />

‘Lijmen’, in: De Gentenaar, 15 april 1962.<br />

Naarding, R. ‘Een sfeer waar taal ophoudt’, in: Het parool, 19 februari<br />

1991.<br />

Pernath, H.C. ‘De kleine prins’, in: Vooruit, 10 maart 1960.<br />

Sterckx, P. ‘<strong>Schoenaerts</strong> ook volgend seizoen in Nederland’, in: De<br />

Nieuwe Gazet, 21 februari, 1964.<br />

Tax, F. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>, nog altijd bezeten, speelt Krapps laatste<br />

band’, in: De krant op zondag, 11 november 1990.<br />

Tindemans, C. ‘Exodus van <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>’, in: De Nieuwe Gids, 26<br />

januari 1962.<br />

Van Den Berg, T. ‘Mijn toneel eist sterke zenuwen’, in: Het Vrije Volk,<br />

17 januari 1970.<br />

Van Der Veken, I. ‘De koning der acteurs’, in: Het Laatste Nieuws, 14<br />

januari 1993.<br />

Van Dijck, H. ‘<strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong>: noodgedwongen vaar ik nu alleen’,<br />

in: Gazet van Antwerpen, 7 februari 1976.<br />

Van Gansbeke, W. ‘Twee grote akteurs de das omgedaan’, in: De<br />

Morgen, 13 oktober 1993.<br />

Van Gansbeke, W. ‘<strong>Schoenaerts</strong> schitterend in Gewoon Ingewikkeld’, in:<br />

De Morgen, 14 januari 1993.<br />

Van Wigcheren, D.P. ‘Iers stuk bij Nederlandse Comedie’, in: De<br />

Kaanlander, 3 mei 1968.<br />

V.G.B. ‘Serene Kleine Prins’, in: De Nieuwe Gids, 8 november 1980.<br />

V.R. (Verreyt, F.). In: De Nieuwe, 18 januari 1980.<br />

W.d.S. ‘Ionesco’s Rinoceros’, in: De Nieuwe Gazet, 1 april 1961.<br />

43 / kritisch theater lexicon - 6 - augustus 1997


Dit is een uitgave van Vlaams Theater Instituut v.z.w. in samenwerking met de<br />

studierichtingen Theaterwetenschap van de vier Vlaamse universiteiten:<br />

U.I.Antwerpen, Universiteit Gent, K.U.Leuven, V.U.Brussel.<br />

Hoofdredacteur<br />

Geert Opsomer<br />

Redactieraad<br />

Pol Arias, Annie Declerck, Ronald Geerts, Erwin Jans, Rudi Laermans,<br />

Ann Olaerts, Frank Peeters, Luk van den Dries, Marianne van Kerkhoven,<br />

Jaak van Schoor<br />

Vormgeving<br />

Inge Ketelers<br />

Fotogravure en druk<br />

Cultura, Wetteren<br />

Oplage<br />

500 ex.<br />

Kritisch Theater Lexicon 6, Portret <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong><br />

Auteur<br />

Wim van Gansbeke, Annemie Van Beirendonck<br />

Research<br />

Annemie van Beirendonck<br />

Eindredactie en correctie<br />

Geert Opsomer, Griet Vandewalle<br />

Foto portret <strong>Julien</strong> <strong>Schoenaerts</strong><br />

F. Claus<br />

Foto’s<br />

p. 21: R. Reusens / p. 22: Lemaire, H. Selleslags / p. 23: H. Selleslags,<br />

Koen De Waal / p. 24: Archief KNS.<br />

Vlaams Theater Instituut v.z.w., Sainctelettesquare 19, 1000 Brussel, 02/201.09.06<br />

ISBN 90-74351-02-7 — D/1997/4610/02<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder<br />

<strong>voor</strong>afgaande toestemming van de uitgever.<br />

Het Vlaams Theater Instituut is een centrum <strong>voor</strong> onderzoek, documentatie,<br />

advies en promotie van de podiumkunsten. Het Vlaams Theater Instituut wordt<br />

betoelaagd door <strong>het</strong> Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie<br />

Cultuur en is gesponsord door de Nationale Loterij en Océ.<br />

© 1997 / Verantwoordelijke uitgever: Ann Olaerts

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!