Reglement Jachthondenproeven
Reglement Jachthondenproeven
Reglement Jachthondenproeven
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Reglement</strong> ‘10<br />
4. Tenminste één van de twee A-proeven dient een waterelement te bevatten<br />
en bij tenminste één van de vier door de hond af te leggen proeven moet<br />
een schot worden gelost.<br />
5. De A-proeven moeten zodanig zijn ingericht, dat ze redelijkerwijze binnen<br />
twaalf minuten door voorjager en hond uitgevoerd kunnen worden.<br />
Art. D.11 Te gebruiken diersoorten<br />
1. De bejaagbare wildsoorten: haas, fazant, wilde eend, konijn, houtduif, mits<br />
ze legaal zijn verkregen.<br />
2. Overige diersoorten, die legaal verkregen zijn en gebruikt mogen worden.<br />
De C.J.P. gaat in dat geval op voorhand akkoord met kraai, nijlgans en<br />
meerkoet. Het gebruik van de vos, de muskusrat, beverrat en overige ratten<br />
is niet toegestaan.<br />
3. Voor andere diersoorten dan in lid 1 en 2 genoemd, dient de organiserende<br />
instantie tenminste tien werkdagen voor de dag waarop de Provinciale<br />
Jachthondenproef wordt gehouden, met de gedelegeerde te overleggen.<br />
Art. D.12 Beoordeling<br />
1. De wijze van keuren moet praktijkgericht zijn. Het wild moet correct worden<br />
geapporteerd. Staand afgeven leidt niet tot puntenaftrek. De voorjager<br />
dient de hond zonder halsband, los voor te jagen en bij de uitvoering de<br />
weidelijkheidsnormen te respecteren.<br />
2. De hond moet in alle rust worden voorgejaagd. Inspringen, onrust op post,<br />
wild ruilen, luidruchtige commando’s, bij herhaling commando’s niet opvolgen<br />
leidt tot puntenaftrek.<br />
3. Uit de hand raken, wild niet binnenbrengen, hinderlijk piepen, janken of<br />
blaffen leidt tot een onvoldoende.<br />
4. Honden die schotschuw zijn, wild aansnijden, begraven, verstoppen of<br />
beschadigen, worden gediskwalificeerd.<br />
Art. D.13 Bijzondere bepalingen<br />
1. Indien daarvoor redenen aanwezig zijn, zijn de keurmeesters bevoegd om in<br />
een individueel geval de tijd te verlengen.<br />
2. De keurmeesters zijn bevoegd om een proef te laten beëindigen wanneer<br />
er naar hun oordeel geen uitzicht op is, dat de proef voldoende wordt<br />
afgelegd.<br />
3. De proeven moeten worden afgelegd met het door de organisatie beschikbaar<br />
gestelde wild. Als een hond met ander wild terugkeert, wordt dat niet<br />
aangemerkt als het beoogde apport.<br />
63