24.04.2014 Views

Studiemateriaal - KU Leuven

Studiemateriaal - KU Leuven

Studiemateriaal - KU Leuven

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),<br />

uitgegeven door Garant.<br />

<strong>Studiemateriaal</strong><br />

Omschrijving<br />

<strong>Studiemateriaal</strong> is het materiaal dat wordt aangeboden binnen een leeromgeving met de bedoeling de<br />

leeractiviteiten van studenten te ondersteunen en uit te lokken. Verschillende soorten studiemateriaal<br />

kunnen worden onderscheiden op basis van de manier waarop ze worden aangeboden of de aard van<br />

de erin opgenomen leerinhoud.<br />

Waarover gaat het?<br />

Binnen de leeromgeving wordt studiemateriaal aangeboden om studenten te ondersteunen bij het uitvoeren<br />

van de leeractiviteiten en het verwerken van leerinhouden.<br />

Dit studiemateriaal kan worden aangeboden in papieren vorm (een gedrukte cursustekst, een<br />

bundeling van artikels), in elektronische vorm (een tussentijdse toets, een website, een geanimeerde<br />

presentatie, een video), opgenomen binnen een grotere infrastructuur (bibliotheek, labo) of door<br />

middel van instrumenten of handelingen in reële situaties of simulaties. Daarnaast kunnen ook de<br />

leerinhouden die vervat zitten in het studiemateriaal van allerlei aard zijn: beschrijvingen van<br />

theorieën, handelingen, gebeurtenissen, geluiden, oefenopgaven,… Soms is het materiaal expliciet<br />

aangemaakt voor het onderwijs zoals een cursustekst of practicumhandleiding, maar het gaat ook vaak<br />

over materiaal dat in andere contexten wordt gebruikt zoals wetenschappelijke artikels,<br />

woordenboeken,…<br />

Hieronder worden diverse vormen van materiaal besproken die specifiek voor onderwijs worden aangemaakt<br />

of gebruikt. Materiaal zoals woordenboeken, proefbuizen, e.d. wordt hier niet besproken.<br />

Schriftelijk studiemateriaal<br />

Schriftelijk studiemateriaal bestaat uit gedrukte informatie (tekst) en heeft tot doel om informatie, op<br />

min of meer gestructureerde wijze, over te brengen.<br />

Cursus<br />

Een cursus biedt een overzicht van de leerstof van een opleidingsonderdeel en wordt geschreven door<br />

de docent zelf, eventueel samen met zijn didactisch team (zie steekkaart ‘Didactisch team’) of andere<br />

collega’s. Daardoor kan de informatie precies worden afgestemd op de inhouden die men aan bod wil<br />

laten komen. Bovendien worden deze inhouden vaak beschreven vanuit het perspectief van de docent.<br />

Naast een heldere samenvatting van de leerstof bevat een cursus vaak ook extra ondersteunende informatie<br />

die de studenten helpt de leerstof te verwerken: een inhoudsopgave, een index, een lexicon met<br />

namen of begrippen, samenvattingen, belangrijke begrippen worden onderlijnd of in de marge geplaatst,<br />

expliciet geformuleerde leerdoelen per hoofdstuk, schemata waarin verbanden worden verhelderd,<br />

richtvragen of opdrachten die helpen bij het studeren.<br />

Leerboek of handboek<br />

Een leer- of handboek is een bestaand boek dat al dan niet speciaal voor het onderwijs werd geschreven.<br />

Het bevat naast de leerinhouden meestal ook extra ondersteunende informatie (zie Cursus) voor<br />

de studenten.


Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),<br />

uitgegeven door Garant.<br />

Reader<br />

Een reader is een bundel teksten, artikels, meestal van verschillende auteurs. Vaak wordt er voor een<br />

reader gekozen als er geen leerboek is dat aansluit bij het opleidingsonderdeel, of om studenten met<br />

vakliteratuur en/of verschillende auteurs kennis te laten maken.<br />

Werkboek<br />

Een werkboek bundelt opdrachten, vragen en eventueel toetsen voor zelfevaluatie. Een werkboek<br />

wordt vaak gebruikt in combinatie met een leer- of handboek om de zelfstudie van de student te<br />

begeleiden.<br />

Formularium<br />

Een formularium is een beknopte bundeling van formules, eenheden en grootheden, of procedurestappen.<br />

Een formularium wordt vaak gebruikt als geheugensteuntje bij opdrachten, oefeningen,<br />

practica of het examen.<br />

Geluidsmateriaal<br />

Geluidsmateriaal omvat zowel verbale auditieve informatie (stem) als andere vormen: muziek, geluiden.<br />

Hoewel geluidsmateriaal ook in een arbitraire relatie kan staan tot de realiteit (morsesignaal)<br />

heeft het in het onderwijs vaak de functie van realiteitsrepresentatie. Het kan gaan om een echte<br />

weergave van de realiteit (opname van vogelzang) of een nabootsing ervan (melodie van een<br />

vogelzang weergegeven met een muziekinstrument).<br />

Geluidsmateriaal kan meer of minder complex zijn: een geluid kan een op zich staand geheel zijn (een<br />

korte kreet of één woord) maar kan ook deel uitmaken van een reeks (bijv. morsecode) of van een<br />

complex uitgewerkt geheel (een muziekstuk).<br />

Beeldmateriaal<br />

Beeldmateriaal omvat naast verbale visuele informatie (woorden, cijfers, symbolen) overheersend<br />

niet-verbale visuele informatie (foto’s, figuren, diagrammen, kaarten en grafieken).<br />

Beelden kunnen naar complexiteit verschillen: een beeld kan één element opnemen, of net een veelheid<br />

van elementen die elkaar betekenis geven. Daarnaast is er ook nog verschil in de realiteitsgetrouwheid<br />

van beelden. Elementen als het aantal dimensies, kleur en beweging kunnen bijdragen tot<br />

een grotere overeenstemming met de realiteit. Meestal gaat het om stilstaande beelden (foto’s, tekeningen,<br />

kaarten), maar voegt men een tijdsdimensie toe dan spreekt men van bewegende beelden<br />

(video, tekenfilm,…).<br />

Audiovisueel materiaal – Multimedia<br />

Audiovisueel materiaal bestaat uit (vaak bewegend) beeld vergezeld van geluid. Educatieve multimedia<br />

integreren zowel tekst, geluid als (al dan niet bewegend) beeld maar koppelen daaraan interactiviteit<br />

tussen gebruiker en het studiemateriaal. Interactief studiemateriaal hoeft echter niet altijd<br />

multimediaal te zijn.<br />

Interactief studiemateriaal<br />

De soorten studiemateriaal die hiervoor werden besproken, bieden weinig of geen gelegenheid om in<br />

te spelen op individuele kenmerken van studenten, interactie en/of individuele feedback. Studenten<br />

hebben ook weinig invloed op het studiemateriaal zelf. Het elektronisch studiemateriaal dat hieronder<br />

wordt besproken, probeert hieraan te verhelpen.


Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),<br />

uitgegeven door Garant.<br />

Geprogrammeerde instructie<br />

Bij geprogrammeerde instructie wordt het leerproces opgesplitst in kleine stapjes. De stapjes kennen<br />

vaak een strikt lineaire volgorde die door de studenten moet worden doorlopen. Het programma bepaalt<br />

wat de student zal doen.<br />

Studenten krijgen een brokje informatie met een vraag waarop zij een antwoord moeten geven of<br />

waarna ze een korte handeling moeten stellen. Het programma reageert onmiddellijk met feedback.<br />

Een voorbeeld van geprogrammeerde instructie zijn elektronische ‘drill en practice’ oefeningen:<br />

webtoepassingen die gebruikt worden voor het leren van vervoegingen, stamtijden, erkennen van<br />

vormen of structuren,…<br />

Intelligente tutoriële systemen<br />

Intelligente tutoriële systemen proberen de dialoog tussen lerende en onderwijsgevende na te bootsen.<br />

Naast het aanbieden van informatie spoort het programma, via vragen en aanwijzingen, studenten aan<br />

allerhande cognitieve verwerkingsactiviteiten (zie steekkaart ‘Cognitieve verwerkingsactiviteiten’) uit<br />

te voeren. Tutoriële systemen proberen zo in te spelen op individuele noden van de student tijdens het<br />

leren.<br />

Simulaties<br />

Simulaties geven op een modelmatige wijze een deel van de werkelijkheid weer via computerbeelden<br />

of grafische representaties. De student kan de mogelijke invloed ervaren van verschillende acties. De<br />

simulatie past zich aan in overeenstemming met de actie van de gebruiker. Vooral de reflectie op de<br />

acties van de student en de gevolgen daarvan moeten tot leerresultaten leiden.<br />

Men onderscheidt simulaties over een werkelijkheid en simulaties die eerder gaan over het handelen in<br />

een werkelijkheid.<br />

In het eerste geval gaat het om programmaatjes waarin studenten verschillende parameters kunnen<br />

wijzigen in een formule en op een grafiek de wijzigingen kunnen nagaan (bijv. het wijzigen van de<br />

hoek waaronder en de kracht waarmee een projectiel wordt gelanceerd). Vluchtsimulators zijn dan<br />

weer een klassiek voorbeeld van simulaties die het handelen in de realiteit betreffen.<br />

Open informatieomgevingen<br />

In open omgevingen staan de constructieve activiteiten van de student centraal. Er word een informatieaanbod<br />

gedaan zonder dat op een concrete opdracht wordt ingegaan. Studenten verwerken de informatie<br />

zelfstandig, zonder dat vooraf wordt bepaald welke informatie eerst moet worden doorgenomen.<br />

Het opvolgen van het leerproces zelf komt vaak niet aan bod. Een voorbeeld van open informatieomgevingen<br />

zijn informatie-cd-roms of het internet. De informatie zit vaak opgeslagen in de vorm van<br />

hypertekst en is multimediaal (beeld, tekst, geluid).<br />

Waarvoor en hoe kan je het gebruiken?<br />

Aangezien studiemateriaal steeds deel uitmaakt van de leeromgeving, is een goede afstemming tussen<br />

het studiemateriaal en de andere onderdelen van de leeromgeving belangrijk. Zo moet het geselecteerde<br />

studiemateriaal voldoende afgestemd zijn op de voorkennis en studievaardigheden van studenten<br />

(zie steekkaart ‘Metacognitie’). Daarnaast moet het materiaal geschikt zijn om de beoogde leeractiviteiten<br />

(zoals bijv. analyseren van teksten, oplossen van oefeningen) uit te lokken en te ondersteunen.<br />

Bij de keuze van de inhoud en vorm van het studiemateriaal wordt daarom rekening gehouden met de<br />

gebruikte werkvorm, zodat studenten de vooropgestelde doelen efficiënt en effectief kunnen realiseren.<br />

In verband met de relatie tussen het studiemateriaal en deze te realiseren doelen is het van belang


Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),<br />

uitgegeven door Garant.<br />

dat de nodige leerinhouden aanwezig zijn en de invulling van deze leerinhouden relevant gebeurt. Verder<br />

moet het studiemateriaal geschikt zijn om de studenten voor te bereiden op de evaluatie. Tenslotte<br />

dient het studiemateriaal te passen in de globale context van de opleiding, waarbij o.a. rekening wordt<br />

gehouden met de aanwezige infrastructuur.<br />

Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat het antwoord op de vraag welk studiemateriaal het best welbepaalde<br />

leeractiviteiten ondersteunt door verschillende factoren wordt bepaald en dus niet eenduidig<br />

kan worden gegeven. Toch is hieronder geprobeerd om beknopt aan te geven op welke manieren de<br />

verschillende soorten studiemateriaal leren kunnen ondersteunen.<br />

Schriftelijk studiemateriaal<br />

Schriftelijk studiemateriaal wordt vaak gebruikt als aanvulling of voorbereiding van een contactmoment:<br />

hoorcollege, seminarie,… en dient om het gedoceerde vast te leggen of om de hoofdlijnen<br />

aan te geven. Soms worden begeleidingssessies georganiseerd (zie steekkaart ‘Begeleidingssessie’)<br />

om de bestudeerde teksten verder te becommentariëren, in te gaan op de interpretatie en betekenis van<br />

teksten of de inhoud vanuit een ander perspectief te belichten.<br />

Schriftelijk studiemateriaal, zoals cursussen en handboeken, worden vaak gebruikt om informatie gestructureerd<br />

over te brengen (begrippen, regels, structuren), om hoofd- en bijzaken weer te geven, verbanden<br />

te leggen, bepaalde inhouden te concretiseren. Dit kan studenten helpen om de leerinhouden<br />

op een gestructureerde manier te verwerken.<br />

Geluidsmateriaal<br />

Het gebruik van geluidsmateriaal is aangewezen wanneer auditieve doelen centraal staan: leren kennen<br />

van de verschillende noten, leren herkennen van geluiden, reconstrueren van muziekstructuren,…<br />

Als men een afweging maakt tussen het gebruiken van tekst of gesproken woord om informatie over te<br />

leveren, dan moet men er rekening mee houden dat gesproken woord vaak vluchtig is (minder lang<br />

wordt onthouden) en tekst in de meeste opleidingscontexten vaak meer effectief blijkt.<br />

Toch blijkt uit onderzoek dat het gelijktijdig aanbieden van geluidsmateriaal met verbale informatie<br />

(gesproken tekst) en bewegend beeld een gunstiger effect heeft op het leren dan het gelijktijdig aanbieden<br />

van tekstueel verbaal materiaal en bewegend beeld.<br />

Beeldmateriaal<br />

Met beelden kan men vaak meer verduidelijken dan met duizend woorden.<br />

De keuze van het beeldmateriaal is echter afhankelijk van het doel dat men wil bereiken. Hierbij moet<br />

men rekening houden met de gewenste realiteitsgetrouwheid en de functie die het beeldmateriaal binnen<br />

de leeromgeving heeft.<br />

Mogelijke functies van beeldmateriaal zijn:<br />

- decoratieve functie: een cursus of website opgesmukt met een beeldje kan het geheel aangenamer<br />

maken voor de student. Aangenaam ogend studiemateriaal kan de student motiveren, maar toch<br />

pleit men over het algemeen voor soberheid. Te veel decoratief gebruik kan afleidend en daardoor<br />

contraproductief werken;<br />

- verwijzingsfunctie: een icoon bijvoorbeeld verwijst naar een element uit de werkelijkheid of schetst<br />

aanduidingen die men in een bepaalde situatie heeft (denk aan het EXIT bord). Zo kan in een<br />

cursus bijvoorbeeld een uitroepteken worden gebruikt om belangrijke opmerkingen aan te duiden;<br />

- realiteitsvervangende functie: de beelden geven een deel van de werkelijkheid weer, zonder echter<br />

de realiteit getrouw te respecteren (bijv. schets, grafische voorstelling). Men spitst zich dan bewust<br />

toe op enkele aspecten van de realiteit, en<br />

- realiteitsrepresenterende functie: met het beeldmateriaal worden studenten in contact gebracht met<br />

‘authentiek’ studiemateriaal dat anders moeilijk toegankelijk is (bijv. schilderijen, planten, organen).<br />

De inzet van bijvoorbeeld fotomateriaal is dan een zinvol alternatief.


Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),<br />

uitgegeven door Garant.<br />

Hoe getrouwer beelden echter de realiteit proberen weer te geven, hoe groter de complexiteit en<br />

hoe groter de hoeveelheid details. Realiteitsgetrouwe beelden kunnen dus verduidelijkend werken<br />

door meer precisie aan te brengen, maar deze precisie kan (vooral voor wie minder voorkennis<br />

heeft) ook verwarrend werken omdat het aantal mogelijke aandachtspunten wordt vergroot.<br />

Multimedia<br />

Het combineren van tekst, geluids- en beeldmateriaal is vooral aangewezen als men:<br />

- reëel voorkomende processen wil verduidelijken;<br />

- toelichting wil geven bij processen of procedures met een hoge complexiteit die moeilijk verbaal<br />

zijn te omschrijven, en/of<br />

- aandacht wil besteden aan de impact van verschillende elementen die tegelijkertijd een proces beïnvloeden<br />

(bijv. vorming van bliksem).<br />

Geprogrammeerde instructie – simulaties en open informatieomgevingen<br />

Bij geprogrammeerde instructie wordt het leerproces opgesplitst in kleine stapjes.<br />

Geprogrammeerde instructie is mogelijk als men kan beschikken over duidelijk in operationele termen<br />

gedefinieerde leerdoelen waarin welafgebakende kennis en vaardigheden centraal staan zoals het vervoegen<br />

van werkwoorden, herkennen van patronen en/of vormen,… Geprogrammeerde instructie<br />

ondersteunt studenten via ingebouwde feedback bij het trainen van deze kennis en vaardigheden.<br />

Simulaties zijn aangewezen als:<br />

- de werkelijkheid op een modelmatige wijze kan worden weergegeven, en<br />

- het van belang is dat studenten vanuit een zekere voorkennis via het manipuleren van verschillende<br />

variabelen tot een beter begrip van de werkelijkheid komen of procedures kunnen inoefenen, maar<br />

dat dit in de praktijk te duur, te gevaarlijk, te tijdrovend of te onpraktisch is.<br />

Het leren met behulp van simulaties is vaak gebaat met een ondersteuning in de vorm van opdrachten<br />

of aansporing tot een systematische aanpak of reflectie.<br />

Open informatiesystemen kunnen worden aangewend als het belangrijk is dat studenten vanuit diverse<br />

invalshoeken, interesses of voorkennis informatie moeten bestuderen en niet alleen controle moeten<br />

kunnen uitoefenen op de wijze waarop de informatie wordt doorlopen, maar ook over welke informatie<br />

en hoeveel informatie. Open informatiesystemen blijken vooral te kunnen bijdragen tot het verwerven<br />

van gevorderde en toepasbare kennis in complexe domeinen waarin niet slechts één juist antwoord<br />

op een probleem te formuleren valt. Open informatiesystemen vereisen dat studenten over een zekere<br />

zelfstandigheid in het selecteren en verwerken van informatie beschikken. Studenten met meer inhoudelijke<br />

voorkennis (zie steekkaart ‘Voorkennis’) kunnen beter omgaan met een open informatiesysteem<br />

dan studenten zonder of met een geringere voorkennis.<br />

Leren met open informatiesystemen is vaak gebaat met ‘navigatiehulp’(sitemaps, verhaallijn, navigatiestructuur)<br />

zodat studenten niet verloren lopen in de informatie. Even belangrijk is het aansporen van<br />

studenten om actief met de informatie om te gaan en de informatie steeds te confronteren met de eigen<br />

opvattingen en kennis.<br />

Aanbevelingen en valkuilen<br />

Ongeacht de vorm of de soort van het studiemateriaal is het belangrijk bij het inzetten, selecteren en/of<br />

ontwikkelen dat:<br />

- de aangeboden inhoud juist en volledig is: onjuiste, achterhaalde of te vereenvoudigde toelichting<br />

bij feiten of begrippen is uit den boze;


Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),<br />

uitgegeven door Garant.<br />

- er voldoende rekening wordt gehouden met het verschil in expertniveau tussen studenten en docenten:<br />

studenten hebben vaak expliciete verduidelijking nodig die voor een expert overbodig is.<br />

• Worden vaktermen of vakspecifieke begrippen duidelijk en gestructureerd aangebracht?<br />

• Zijn er duidelijke voorbeelden?<br />

• Is er aandacht voor misvattingen, nuances, verschillend gebruik in diverse disciplines?;<br />

- er een goede samenhang tussen onderdelen bestaat, en een consistent woord-, beeld- en symboolgebruik<br />

wordt gehanteerd, en<br />

- verduidelijkende samenvattingen, expliciete studieaanwijzingen, opdrachten en schema’s studenten<br />

helpen inhouden te verwerken.<br />

Wie kiest voor multimediaal studiemateriaal (combinatie van tekst, geluids- en beeldmateriaal) kan<br />

met de volgende aandachtspunten rekening houden:<br />

- De verschillende informatie-elementen moeten goed geïntegreerd en complementair zijn. Redundantie<br />

van informatie moet worden vermeden omdat dit tot verwarring en een hogere belasting kan<br />

leiden voor de studenten.<br />

- Wanneer er toelichting moet worden verschaft bij beelden die processen weergeven, gebeurt dit<br />

best verbaal (stemopname).<br />

- Illustraties in tekst zijn voornamelijk behulpzaam als tekst en illustratie een duidelijke band met<br />

elkaar hebben en de beelden dicht bij de overeenkomstige tekst staan. Dit pleit eerder voor het<br />

geïntegreerd aanbieden van tekst en beeld, dan afzonderlijk.<br />

- Studenten leren beter met multimedia wanneer zij zelf het tempo van afspelen kunnen bepalen.<br />

Wil je er meer over weten?<br />

Kallenberg, A.J, e.a. (2000). Leren en doceren in het hoger onderwijs. p175-182. Utrecht<br />

Elen, J. , Lowyck, J., & Van den Branden, J. (1991). Ontwikkelen van schriftelijk studiemateriaal.<br />

<strong>Leuven</strong>.<br />

Elen, J. & Laga, E. (Eds) (2002). Muizen in het auditorium. Antwerpen-Apeldoorn.<br />

OOF-project (2004). Werkbare indicatoren, Fiche <strong>Studiemateriaal</strong>.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!