14.11.2014 Views

Transumo A15 project Van Maasvlakte naar ... - Transitiepraktijk

Transumo A15 project Van Maasvlakte naar ... - Transitiepraktijk

Transumo A15 project Van Maasvlakte naar ... - Transitiepraktijk

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong><br />

<strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> Achterland<br />

duurzaam vervoer als uitdaging<br />

Deliverable D 25<br />

SYNTHESE RAPPORT<br />

Resultaten en aanbevelingen van 3 jaar studie<br />

Projectnummer PT 06-62A


Deliverable D25<br />

SYNTHESE RAPPORT<br />

Resultaten en aanbevelingen van 3 jaar studie<br />

Status (Openbaar)<br />

TRANSUMO<br />

Contract No 62 A<br />

Projectcoördinator:<br />

Partners:<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Deltalinqs - Rotterdam<br />

DCMR - Milieudienst Rijnmond Schiedam<br />

Gemeentewerken Rotterdam – Ingenieursbureau<br />

Havenbedrijf Rotterdam<br />

Stadsregio Rotterdam<br />

TNO – Delft


D25 Syntheserapport<br />

Het document bevat bijdragen van:<br />

Responsible Organisation<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)<br />

TNO<br />

De Ruimtemaker<br />

Author(s)<br />

Harry Geerlings<br />

Jaco van Meijeren<br />

Frans Soeterbroek<br />

Contributing Organisations<br />

DCMR- Milieudienst Rijnmond<br />

TNO<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Ingenieursbureau-Gemeentewerken<br />

Rotterdam<br />

De Ruimtemaker


D25 Uitkomsten innovatie-impuls<br />

GOEDGEKEURD DOOR<br />

Stuurgroep<br />

Partner<br />

Name<br />

Voorzitter Stuurgroep<br />

Ir. Cees Deelen<br />

Projectleider<br />

Partner<br />

Name<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Dr. Harry Geerlings<br />

Versie Datum Status Betreft pagina’s<br />

1.0 4 mei 2009 Eerste versie Alle<br />

2.0 10 mei 2009 Versie voor correctie Alle<br />

3.0 12 mei 2009 Definitieve versie Alle


Inhoudsopgave<br />

Introductie .................................................................................................................................. 7<br />

1.1 Inleiding ................................................................................................................... 19<br />

1.2 Veranderende tijden ................................................................................................. 20<br />

1.3 Dreigende locked-in’s .............................................................................................. 23<br />

Deel II. De oplossingspakketten, hun effecten en hoe ermee om te gaan................................ 27<br />

2.1 Inleiding ................................................................................................................... 27<br />

2.2 De werkwijze en oplossingspakketten ..................................................................... 27<br />

2.3 Inzicht in vier mogelijke situaties gegeven een onzekere toekomst........................ 35<br />

2.4 Effecten op robuustheid........................................................................................... 38<br />

2.5 Resultaten maatregelenpakket 3D.................................................................................. 40<br />

2.5.1 Resultaten en conclusies voor verkeer .................................................................... 40<br />

2.5.2 Resultaten en conclusies voor lucht ................................................................. 46<br />

2.5.3 Resultaten en conclusies onderdeel geluid....................................................... 52<br />

2.5.4 Resultaten en conclusies onderdeel externe veiligheid .................................... 55<br />

2.6 Inzet maatregelenpakket 3D........................................................................................... 58<br />

2.7 Conclusies 3D ................................................................................................................ 62<br />

Deel III. De transitiepaden ....................................................................................................... 65<br />

3.1 De transitie <strong>naar</strong> duurzaam verkeers- en mobiliteitsmanagement ................................. 65<br />

3.1.1 Een brede insteek van verkeers- en mobiliteitsmanagement .................................. 65<br />

3.1.2 Op weg <strong>naar</strong> een beprijsde regio............................................................................. 71<br />

3.1.3 Betere spreiding van het verkeer............................................................................. 74<br />

3.1.4 Regionaal verkeers- en mobiliteitsmanagement ..................................................... 76<br />

3.1.5 Transitiebeeld verkeers- en mobiliteitsmanagement in 2033.................................. 79<br />

3.2 Transitie containerlogistiek, modal split en verduurzaming transport......................... 80<br />

3.2.1 De toekomst van het containertransport.................................................................. 80<br />

3.2.2 Transitieprocessen in de sector binnenvaart............................................................ 87<br />

3.2.3 Verduurzaming van de binnenvaart ........................................................................ 92<br />

3.2.4 Transitiebeeld 2033 voor containerlogistiek, modal split en duurzaam transport .. 97<br />

3.3 Transitie ruimte, economie en transportbesparing ......................................................... 98<br />

3.3.1 Sturen aan de voorkant van ruimtelijke en economische planning......................... 99<br />

3.3.2 Containerlogistiek en transportbesparing.............................................................. 102<br />

3.3.3 Regionale sturing en integrale gebiedsontwikkeling ............................................ 106<br />

3.3.4 Transitiebeeld 2033 voor ruimte, economie en transportbesparing ...................... 108<br />

3.4 Hefbomen voor transities ............................................................................................. 110<br />

3.5 Concrete acties ............................................................................................................. 112<br />

Deel IV. Bijdrage aan de <strong>Transumo</strong>-footprint ....................................................................... 117<br />

4.1 Inleiding ....................................................................................................................... 117<br />

4.2 Aanpak en werkwijze................................................................................................... 117<br />

4.3 Het procesverloop ........................................................................................................ 119<br />

4.4 Een transitie <strong>naar</strong> duurzame mobiliteit......................................................................... 123<br />

4.5 Bijdrage aan de <strong>Transumo</strong>-footprint ............................................................................ 127<br />

4.6 Verankering en doorwerking........................................................................................ 134<br />

Bijlage 1. De <strong>project</strong>organisatie............................................................................................. 137<br />

Bijlage II. Deelnemende organisaties aan het <strong>project</strong> ............................................................ 139<br />

Bijlage V. Project deliverables.............................................................................................. 163<br />

Bijlage VI. Gerealiseerde publicaties..................................................................................... 165


Documentnummer: D25 Syntheserapport 6<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Introductie<br />

De bereikbaarheid van de Mainport Rotterdam is van groot belang voor de regionale en<br />

nationale economie. In het “topjaar 2008” werden 11 miljoen containers in de Rotterdamse<br />

haven behandeld. Deze containers moeten allen hun weg vinden <strong>naar</strong> het achterland of juist<br />

<strong>naar</strong> de haven en dat is niet altijd eenvoudig. Bovendien zijn er ook forenzen en bewoners die<br />

van de weg gebruik willen maken. De groei van de infrastructuur geen gelijke tred houden<br />

met de groei van de containerstromen, waardoor steeds vaker sprake is van (ernstige)<br />

congestie. Met het besluit om de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> aan te leggen is tevens vastgelegd dat<br />

het aantal containers zal gaan toenemen van 11 miljoen nu tot 33 miljoen in het jaar 2033.<br />

Ook deze containers zullen in de toekomst moeten worden getransporteerd.<br />

De wegbeheerder, Rijkswaterstaat, investeert daarom in de periode 2008 tot 2012 zeer fors in<br />

de capaciteitsvergroting van de <strong>A15</strong>. Maar ondanks deze inspanning is de algemene<br />

verwachting dat na 2012 de capaciteit van het goederen- en personenvervoer over de weg<br />

tegen haar grenzen loopt. Terwijl de groei van vooral het vrachtverkeer, onder andere als<br />

gevolg van de komst van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong>, zal blijven doorzetten. Bovendien zal de<br />

(aangescherpte) normstelling voor lucht, geluid en externe veiligheid leiden tot een<br />

aanzienlijk beslag op de schaarse gebruiksruimte in aangrenzende woongebieden. Daarbij<br />

komt dat veel organisaties in het ‘Rotterdamse’ zich hebben aangesloten bij het Rotterdam<br />

Climate Initiative, waardoor er ook op het gebied van CO 2 -emissiereductie een grote<br />

uitdaging ligt. Deze complexe situatie vormt het startpunt van dit onderzoek.<br />

Eind 2006 is begonnen met het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> Achterland;<br />

duurzaam vervoer als uitdaging.<br />

Doel van het <strong>project</strong> is om innovatieve oplossingsrichtingen en nieuwe bestuurskundige /<br />

procesmatige inzichten te ontwikkelen die bovenstaande uitdagingen het hoofd kunnen<br />

bieden. Hiervoor is een samenwerking geëntameerd met ruim 250 organisaties, die een<br />

bijdrage hebben geleverd om te komen tot een geïntegreerde benadering van (innovatieve)<br />

oplossingen voor de hierboven geschetste uitdagingen op het gebied van bereikbaarheid en de<br />

kwaliteit van de leefomgeving vanaf 2010 en verder.<br />

Realisatie van deze doelstelling kent drie belangrijke pijlers:<br />

1. streven <strong>naar</strong> eenzelfde ‘sense of urgency’ bij alle betrokken partijen;<br />

2. zoeken <strong>naar</strong> praktische en innovatieve oplossingsrichtingen voor de lange(re) termijn;<br />

3. het verkrijgen van inzicht in de toepasbaarheid van innovatieve technische / logistieke<br />

oplossingsrichtingen en in de bestuurlijk / procesmatige aspecten daarvan, zodat het<br />

draagvlak voor transities en besluitvorming wordt vergroot.<br />

De resultaten van de het <strong>project</strong> en de concrete acties worden compact beschreven in het<br />

eerste deel van deze rapportage. In deel 2 zoomen we in op de oplossingspakketten. Deel 3<br />

bevat de synthese van de verschillende thema-uitwerkingen. Tot slot wordt in deel 4 het<br />

proces geanalyseerd dat de afgelopen drie jaar met het <strong>project</strong> is doorlopen. Die procesanalyse<br />

is van wezenlijk belang omdat het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> onderdeel is van het bredere<br />

<strong>Transumo</strong>-programma. TRANSUMO is een acroniem van TRAnsition towards SUstainable<br />

MObility. <strong>Transumo</strong> heeft mede als doel een bijdrage te leveren aan een versterking van de<br />

kenniseconomie, in het bijzonder de kennisvragen rond transities op het gebied van<br />

mobiliteitsvraagstukken.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 7<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Documentnummer: D25 Syntheserapport 8<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Samenvatting<br />

De transportsector wordt in Nederland al decennia lang gekenmerkt door een sterke groei.<br />

Deze groei is geworteld in de structuur van onze economie en samenleving. Het<br />

Rijnmondgebied, waarin de haven een centrale positie inneemt, heeft daar bijzonder sterk van<br />

geprofiteerd. Het verkeerssysteem is echter verre van efficiënt en er is sprake van een<br />

toenemende zorg over de negatieve effecten van transport zoals milieuoverlast, het<br />

veiligheidsniveau en de bereikbaarheid voor personen en bedrijfsleven. Gelijktijdig bestaat er<br />

in de samenleving een duidelijke behoefte om de transportsector meer duurzaam te maken.<br />

Teneinde daar een bijdrage aan te leveren is in 2004 het onderzoeksprogramma <strong>Transumo</strong><br />

(TRAnsition towards SUstainable MObility) gestart. Het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> is daarvan<br />

een onderdeel. Binnen het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> werken ruim 250 private partijen,<br />

overheden, maatschappelijke organisaties, brancheorganisaties en kennisinstellingen uit de<br />

regio samen aan het ontwikkelen van innovatieve oplossingsrichtingen. Zij richten zich hierbij<br />

in het bijzonder op integrale en duurzame oplossingen die bijdragen aan de verbetering van de<br />

bereikbaarheid, kwetsbaarheid, milieukwaliteit en veiligheid vanaf 2010 en verder (tot<br />

2033/2040).<br />

Kernboodschappen <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong><br />

Uit de veelheid aan bevindingen in het <strong>project</strong> hebben we vier kernboodschappen<br />

gedestilleerd die de essentie weergeven van het transitieproces <strong>naar</strong> duurzaam transport in de<br />

regio. Ze weerspiegelen alle vier de boodschap dat de verschillende initiatieven met elkaar in<br />

verband moeten worden gebracht onder het motto: ‘Op 1 been niet kunt lopen wanneer je<br />

transitiepaden bewandelt´. Het is een kwestie van brede programmering op basis van een<br />

wenkend transitieperspectief (‘daar gaat het om’), oog voor institutionele locked-ins (“daar<br />

zitten blokkades en afwentelingsmechanismen') en inzicht in de hefbomen die de<br />

transitieprocessen vaart geven (‘daar kun je het verschil maken’).<br />

Kernboodschap 1 Duurzaam transport = toekomstbestendige bereikbaarheid en<br />

verduurzaming<br />

Duurzaam transport moet krachtig steunen op twee poten: een toekomstgerichte<br />

bereikbaarheidsstrategie en een even toekomstgerichte strategie gericht op verduurzaming van<br />

transport. Partijen in de regio zullen wel een tandje bij moeten schakelen om de transitie <strong>naar</strong><br />

een duurzaam transportsysteem aan te jagen omdat door een combinatie van versnippering,<br />

korte termijn agenda’s en afwentelingsmechanismen de regionale praktijk veel institutionele<br />

locked-in´s kent. Zo zijn verkeer en vervoer, milieu, ruimtelijke ordening en leefbaarheid nog<br />

te veel gescheiden werelden die vanuit een eigen logica handelen. Kansrijk is daarbij om de<br />

ambitie van duurzaam transport te verbinden met ambities op het terrein van duurzame<br />

economie, duurzaam ruimtegebruik en duurzame werk- en leefomgeving, niet alleen<br />

beleidsmatig maar ook vast te leggen in concrete afspraken. Zo zou iedere afspraak over de<br />

aanleg van nieuwe infrastructuur gepaard moeten gaan met ambitieuze afspraken over<br />

verduurzaming van het vervoer, selectief ruimtegebruik en innovatief verkeersmanagement.<br />

Dit <strong>naar</strong> analogie met de modal splitafspraken die gelden in het kader van de aanleg van<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2.<br />

Kernboodschap 2 Transities vergen dwang en stimulering<br />

Gezien de grote onzekerheden over de toekomst is een flexibel en rijk pakket aan maatregelen<br />

nodig en voorhanden om een transitie <strong>naar</strong> duurzaam transport in de <strong>A15</strong> corridor te<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 9<br />

Versie:<br />

3.0 Final


waarborgen. <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> heeft de kansrijke combinaties van maatregelen doorgerekend.<br />

Deze kansen zijn geanalyseerd en waar mogelijk operationeel gemaakt. Het is daarbij de<br />

kunst om de verschillende investeringshorizons van bedrijven en overheden aan elkaar te<br />

koppelen, teneinde te voorkomen dat er teveel ad-hoc en te marginaal wordt geïnvesteerd in<br />

duurzaam transport. En minstens zo belangrijk: dwangmaatregelen en niet-vrijblijvende<br />

afspraken helpen om bedrijven de goede kant op te duwen en hun ondernemerschap en<br />

creativiteit te prikkelen.<br />

Kernboodschap 3 Geen robuuste infrastructuur zonder flexibele maatregelpakketten<br />

Investeren in infrastructuur vormt een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de<br />

bereikbaarheid en de robuustheid van het verkeerssysteem op en rond de <strong>A15</strong>. Mochten de<br />

investeringen in infrastructuur (denk aan Oranjetunnel en A4-Zuid) echter tegenvallen, dan<br />

nog is er een rijkdom aan reeds bekende en zich nog ontwikkelende instrumenten voor<br />

verkeers-, transport- en mobiliteitsmanagement beschikbaar om in 2018 na verbreding van de<br />

<strong>A15</strong> een goede doorstroming te garanderen. Dit is zelfs het geval bij de hoogste<br />

groeiscenario’s voor het transport. Een strategie zonder extra infrastructuur levert wel een<br />

groter afbreukrisico op, gegeven de beperkte robuustheid van het systeem.<br />

Kernboodschap 4 Het gaat om de combinatie van techware en orgware<br />

Nieuwe technologie (logistieke concepten, informatiesystemen, brandstoftechnologie etc.)<br />

vraagt om nieuwe arrangementen (coalities, convenanten, mandaten, spelregels) en<br />

omgekeerd: nieuwe arrangementen vragen om nieuwe technologie. Die wisselwerking luistert<br />

nauw en vraagt om visie, daadkracht en maatwerk. <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> heeft het inzicht<br />

opgeleverd dat de grootste uitdaging bij transitie <strong>naar</strong> duurzaam transport niet alleen het<br />

ontwikkelen van nieuwe technologie (de techware) maar vooral ook het ontwikkelen van<br />

nieuwe governance-arrangementen (de orgware) is. Daarbij gaat het om nieuwe<br />

contractvormen, coalitiemodellen en institutionele arrangementen in de relatie tussen:<br />

- verladers, expediteurs, reders, terminaloperators en transportondernemingen;<br />

- het Havenbedrijf Rotterdam, marktpartijen en overheden;<br />

- organisaties die zich met mobiliteitsbeleid en mobiliteitsmanagement bezig houden;<br />

- scheepsbouwers, motorfabrikanten, brandstofleveranciers en schippers in de<br />

binnenvaartsector;<br />

- verschillende bestuurslagen;<br />

- overheid, burger en weggebruiker;<br />

- de beleids-, onderzoeks- en praktijkwereld.<br />

Waar mogelijk dragen deze arrangementen bij aan meer regie en doorzettingskracht als<br />

tegenwicht voor de vele versnipperde en verkokerde initiatieven. Maar het is vooral de kunst<br />

steeds nieuwe slagvaardige combinaties van partijen en mensen te bouwen. Er is immers geen<br />

partij die zich als de grote regisseur kan opwerpen. De wederzijdse afhankelijkheden zijn<br />

namelijk te groot. Het loont om te (blijven) bouwen aan nieuwe netwerken van mensen die<br />

durven te kijken over de grens van afgebakende verantwoordelijkheden, agenda’s en<br />

kennisgebieden. Of het nu gaat om ketensturing, regionaal verkeers- en mobiliteitsbeleid, de<br />

integrale aanpak van ruimte en mobiliteit, transportbesparing of verduurzaming van voer- en<br />

vaartuigen. In <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> zijn nieuwe relaties gelegd en in dit rapport worden voorstellen<br />

gedaan om deze te versterken. Een strategie waarbij verschillende partijen de krachten<br />

bundelen en uitvoeringsgerichte organisaties mandateren om namens hen te opereren is<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 10<br />

Versie:<br />

3.0 Final


vruchtbaarder in onze netwerksamenleving. Ook het opzetten van een netwerk van regionale<br />

makelaars, schakelaars en transitiemanagers kan daar een rol in spelen als er geen natuurlijke<br />

partij is om de regie te nemen en er bovenop te blijven zitten. Met name van het Havenbedrijf<br />

Rotterdam mag een initiatiefrijke en verbindende rol worden verwacht. Een zorg in deze<br />

context is de waarneming dat het ontbreekt aan een elan om duurzaamheid serieus op alle<br />

agenda’s te krijgen (met de daarbij passend acties), terwijl de omgeving gekenmerkt wordt<br />

door toenemende concurrentie (rond de haven en logistieke functies) en nieuwe prioriteiten<br />

(milieucrisis, financiële crisis, afnemende beschikbaarheid fossiele brandstoffen, etc.).<br />

Scenario’s en maatregelpakketten<br />

De berekeningen maken duidelijk dat maatregelenpakketten op verschillende manieren<br />

kunnen worden ingezet (naast de MER-maatregelen). Dit hangt samen met een aantal<br />

belangrijke onzekerheden. De eerste is de mate waarin MER-maatregelen daadwerkelijk en<br />

tijdig worden ingevoerd en het verwachte effect hebben. Daarnaast is de ambitie van de regio<br />

van belang: wil zij alleen binnen de wettelijke normen blijven of zet zij in op een<br />

verdergaande verbetering van de leefomgeving en duurzaamheid? Hieruit volgen vier<br />

denkbare scenario’s met elk hun eigen consequenties voor de toepassing van<br />

maatregelenpakket 3D.<br />

1- MER-maatregelen worden gerealiseerd, de ambitie is om binnen de wettelijke normen<br />

te blijven: maatregelenpakket 3D is niet nodig.<br />

2- MER-maatregelen worden gerealiseerd, de ambitie is een sterkere verbetering van de<br />

leefomgeving en duurzaamheid: maatregelenpakket 3D is noodzakelijk<br />

3- MER-maatregelen worden deels of niet gerealiseerd, de ambitie is om binnen de<br />

wettelijke normen te blijven: maatregelenpakket 3D is noodzakelijk.<br />

4- MER-maatregelen worden deels of niet gerealiseerd, de ambitie is een sterkere<br />

verbetering van de leefomgeving en duurzaamheid: maatregelenpakket 3D is<br />

noodzakelijk.<br />

Door alle onzekerheden is het nodig om in te zetten op een slimme mix van MER- en 3Dmaatregelen.<br />

Uit de analyses blijkt, dat een mix van MER- en 3D-maatregelen de potentie<br />

heeft om in een aantal mogelijke toekomstige situaties problemen op te lossen en ambities te<br />

realiseren. Eén van de conclusies van het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> is dan ook, dat de regio<br />

Rotterdam zich moet voorbereiden op de invoering van 3D-maatregelen. Ofwel vanuit een<br />

risicobenadering waarin aanvullende maatregelen knelpunten moeten voorkomen of oplossen,<br />

omdat andere maatregelen niet of pas later worden genomen of te weinig effect hebben.<br />

Ofwel vanuit de ambitie om de bereikbaarheid en leefbaarheid van het havengebied verder te<br />

verbeteren dan de wettelijke normen voorschrijven.<br />

Scenario’s en maatregelpakketten<br />

Bedrijven, overheden en andere stakeholders zijn uitvoerig geraadpleegd om maatregelen te<br />

identificeren en te selecteren gericht op het – op de lange termijn – duurzaam bereikbaar<br />

houden van de haven van Rotterdam. De input van de stakeholders – gecombineerd met<br />

aanvullende analyses – heeft geleid tot de samenstelling van een uitgebreid<br />

maatregelenpakket waarin meer dan 30 deelmaatregelen zijn opgenomen. De naam van het<br />

maatregelenpakket is “3D: Duurzaam, Dynamisch en geDurfd”. De drie elementen in deze<br />

naam hebben de volgende betekenis:<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 11<br />

Versie:<br />

3.0 Final


o Duurzaam<br />

Duurzaamheid is de belangrijkste randvoorwaarde die aan de maatregelen worden<br />

gesteld om de haven ook in de toekomst bereikbaar te houden. Dit maatregelenpakket<br />

legt de ambities echter nog iets hoger dan duurzaamheid als randvoorwaarde want stelt<br />

dat duurzaamheid een strategische kans is voor de toekomstige ontwikkeling van de<br />

haven;<br />

o Dynamisch<br />

De haven van Rotterdam is een knooppunt dat moet inspelen op onvoorspelbare en<br />

dynamische ontwikkelingen in de wereldeconomie. De infrastructuur van de haven<br />

<strong>naar</strong> het achterland moet garanderen dat de haven uitstekend bereikbaar blijft—ook als<br />

sprake is van onvoorziene omstandigheden.<br />

o Gedurfd<br />

Er is behoefte aan opzienbarende en aansprekende maatregelen, in een ambitieuze en<br />

samenhangende lange termijnvisie gegoten.<br />

Het maatregelenpakket is doorgerekend voor verkeer, lucht, geluid en externe veiligheid.<br />

Doel hiervan was inzicht te krijgen in de impact van het maatregelenpakket op deze<br />

onderdelen. Bij de doorrekening zijn in eerste instantie twee situaties onderscheiden:<br />

o Referentiesituatie 2033 (aannames en uitgangspunten volgens de MER <strong>Maasvlakte</strong> 2);<br />

o Referentiesituatie 2033 plus maatregelenpakket ontwikkeld in het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong><br />

<strong>project</strong>.<br />

Om rekening te houden met onzekerheden rondom de invoering van maatregelen zijn twee<br />

aangepaste situaties onderscheiden waarbij maatregelen zijn vervallen of minder effect<br />

hebben:<br />

o Aangepaste referentiesituatie 2033 (minder maatregelen en maatregelen met een<br />

beperkter effect);<br />

o Aangepaste referentiesituatie 2033 plus aangepast maatregelenpakket ontwikkeld in<br />

het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> (minder maatregelen en maatregelen met een beperkter<br />

effect).<br />

De resultaten van de doorrekingen zijn met behulp van GIS kaarten gevisualiseerd. Op basis<br />

van analyses van de resultaten zijn de volgende conclusies getrokken:<br />

o Als alle maatregelen uit de MER worden gerealiseerd en het verwachte effect hebben<br />

zijn er qua congestie op de <strong>A15</strong> weinig of geen problemen;<br />

o De impact van het volledige maatregelenpakket 3D is groot. Bovenop de maatregelen<br />

uit de MER worden voor het verkeer alle problemen qua congestie op en buiten de<br />

<strong>A15</strong> opgelost;<br />

o De A4-Zuid, Oranjetunnel, beprijzen en innovatieve maatregelen hebben het grootste<br />

effect. Het zijn de klassieke maatregelen die het grootste effect hebben, afgezien van<br />

de meer innovatieve maatregelen;<br />

o Als een aantal maatregelen uit de MER worden losgelaten (om rekening te houden<br />

met onzekerheden voor wat betreft invoering van maatregelen en effect van de<br />

maatregelen) dan ontstaan problemen qua congestie op de <strong>A15</strong>;<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 12<br />

Versie:<br />

3.0 Final


o Een aangepast maatregelenpakket 3D lost de problemen op de <strong>A15</strong> ook op. De<br />

verdergaande, innovatieve maatregelen hebben in dit pakket de grootste impact;<br />

o In drie van de vier geanalyseerde situaties zijn de problemen qua congestie op de <strong>A15</strong><br />

opgelost, maar op het wegennetwerk buiten de <strong>A15</strong> is dit niet het geval. In de<br />

Beneluxtunnel, op de A4-Midden Delft, de A13 en de verbinding A13/A16 blijven in<br />

deze situaties problemen bestaan. Om de haven bereikbaar te houden is het niet alleen<br />

nodig de problemen op de <strong>A15</strong> op te lossen, maar ook de problemen op de andere<br />

delen van het wegennet;<br />

o Voor lucht geldt in het algemeen dat voor de periode vanaf 2020 en zeker rond 2033<br />

geen problemen worden verwacht met betrekking tot wettelijke normen. De<br />

achtergrondconcentraties luchtvervuiling (veroorzaakt door bijvoorbeeld de industrie)<br />

wordt verwacht sterk te dalen, daarnaast worden de motoren in het wegvervoer steeds<br />

schoner waardoor de normen niet overschreden zullen worden;<br />

o De geluidscontouren liggen op bepaalde locaties boven de norm. Maatregelenpakket<br />

3D resulteert in een vermindering van de geluidsoverlast. De impact is echter beperkt;<br />

o De contouren voor externe veiligheid liggen op bepaalde locaties boven de norm.<br />

Maatregelenpakket 3D resulteert in een reductie van de contouren. De impact is echter<br />

beperkt;<br />

o Uit analyses en gesprekken met stakeholders is gebleken dat maatregelen uit de MER<br />

en maatregelen uit pakket 3D met veel onzekerheden zijn omgeven. Het kan zijn dat<br />

voorgenomen maatregelen alsnog niet worden ingevoerd, dat maatregelen wel worden<br />

ingevoerd maar niet het verwachte effect hebben of dat maatregelen wel worden<br />

ingevoerd maar later dan 2033. Gegeven deze onzekerheden is het verstandig niet<br />

alleen uit te gaan van de maatregelen uit de MER, maar ook in te zetten op de<br />

maatregelen uit maatregelenpakket 3D;<br />

o Naast onzekerheden met betrekking tot de invoering van maatregelen zijn er ook<br />

onzekerheden met betrekking tot normen en ambities. Indien de wettelijke normen of<br />

ambities op het gebied van duurzaamheid in de toekomst worden aangescherpt zijn<br />

aanvullende maatregelen uit pakket 3D nodig om binnen de normen te blijven of de<br />

ambities te realiseren;<br />

o Gegeven vele onzekerheden omtrent invoering van maatregelen en aanscherping van<br />

normen en ambities is in elk geval duidelijk dat het nodig is in te zetten op een slimme<br />

mix van maatregelen uit de MER en maatregelen uit pakket 3D. Deze combinatie van<br />

maatregelen heeft de potentie problemen op te lossen en ambities te realiseren in een<br />

aantal mogelijke toekomstige situaties.<br />

o Op basis van de analyses wordt geconcludeerd dat het nodig is dat de regio Rotterdam<br />

zich voorbereid op de invoering van maatregelen uit maatregelenpakket 3D:<br />

o Ofwel vanuit een risicobenadering waarbij aanvullende maatregelen nodig zijn om<br />

knelpunten te voorkomen of op te lossen omdat andere maatregelen niet genomen<br />

worden, te weinig effect hebben of pas later worden ingevoerd;<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 13<br />

Versie:<br />

3.0 Final


o Ofwel vanuit de ambitie om de bereikbaarheid en leefbaarheid van het<br />

havengebied maximaal te verbeteren (waarbij verder gegaan wordt dan het<br />

halen van de wettelijke normen).<br />

De analyses van de impact van de maatregelen in verschillende situaties hebben geleid tot een<br />

selectie van maatregelen die verder zijn uitgewerkt. Hierbij is nagegaan hoe haalbaar de<br />

invoering van de maatregelen is, of het verwachte effect reëel is en wie welke acties moet<br />

uitvoeren om de maatregelen ook daadwerkelijk geïmplementeerd te krijgen.<br />

Een wenkend perspectief van duurzaam transport anno 2033<br />

Hoe zal het er in 2033 uitzien in de <strong>A15</strong>–corridor? Dat weten we dus niet. Met name de vraag<br />

hoe de economie zich zal ontwikkelen is met grote onzekerheden omgeven en daar is het<br />

transportsysteem in de haven juist erg gevoelig voor. Die onzekerheden ontslaan ons niet van<br />

de plicht na te denken over hoe het er in 2033 uit kan zien. Dat helpt bij het maken en steeds<br />

weer bijstellen van rijke scenario’s en transitiepaden en kan ook inspireren bij het werken aan<br />

duurzaam transport in het heden. Daarom toch deze poging tot het formuleren van een<br />

wenkend perspectief.<br />

“We bevinden ons anno 2033 op de <strong>A15</strong> en ervaren hoe het verkeersbeeld rust uitstraalt. De<br />

doorstroming van het verkeer is geen probleem. In 2018 trad de kentering in de congestie op.<br />

Met de verbreding van de <strong>A15</strong>, de aanleg van de Oranjetunnel, de rechtstreekse aansluiting<br />

van het agrocluster bij Barendrecht en Ridderkerk op de A16 en een aantal gerichte<br />

investeringen in het onderliggende wegennet is het netwerk behoorlijk robuust. Inmiddels<br />

gaat 80% van het containervervoer via water en spoor <strong>naar</strong> het achterland en het<br />

bulktransport loopt voor 90% via weg, water en het uitgebreide ondergrondse buizensysteem.<br />

Het stringente Europese, nationale en regionale beleid gericht op het minimaliseren van<br />

wegtransportbewegingen en energiegebruik door vanwege de eisen aan ruimtelijke<br />

planontwikkeling hebben hier de doorslag gegeven.. ook van groot belang is de ontwikkeling<br />

geweest van het modal splitbeleid in combinatie met miljarden investeringen in waterwegen,<br />

binnenhavens, spoor, inlandterminals en buistransport.<br />

De kracht van het mobiliteits- en verkeersmanagement in 2033 is het brede scala aan<br />

maatregelen en <strong>project</strong>en die zowel vanuit de overheid als vanuit de markt en de burger zijn<br />

ontwikkeld. De effecten van het gezamenlijke maatregelenpakket zijn veel sterker dan de<br />

effecten die men vroeger alleen voor mogelijk hield bij een instrument als de kilometerprijs.<br />

De effecten zijn zowel korte- als lange termijneffecten.<br />

Het flexibele werken met een combinatie van thuiswerk, mobiele werkplekken en werken op<br />

afwijkende tijden heeft een grote vlucht genomen. Het wegtransport is aanzienlijk beter<br />

gespreid over het etmaal. Het fenomeen ochtend -en avondspits kennen we niet meer. Ook het<br />

landelijke en regionale prijsbeleid en de daarbij gehanteerde verschillende slotsystemen<br />

hebben daar een belangrijke bijdrage aan geleverd.<br />

In 2033 hebben we in onze gehele leefomgeving te maken met vele prijsprikkels. Voor alle<br />

diensten betaal je voor wat je gebruikt. Dit geldt voor mobiliteit, wonen, werken en recreëren.<br />

Er is een mobiliteitsbudget, een parkeerbudget, een arbeidsvoorwaardenbudget, etc. Er is<br />

daarbij niet alleen sprake van publiek-private samenwerking maar ook van een adaptieve<br />

netwerkstructuur van (relatief kleine) burgercollectieven, bedrijven, overheden en andere<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 14<br />

Versie:<br />

3.0 Final


organisaties. De Verkeersonderneming is het regionale platform waar alles rond verkeers- en<br />

mobiliteits- en klimaatmanagement samenkomt.<br />

Anno 2033 is het binnenvaartschip de dominante wijze van containervervoer. Er ligt in<br />

Nederland een netwerk van grote en fijnmazige vaarwegen, met daarbij en optimale spreiding<br />

van inlandterminals waaronder enkele containertransferia. Grootschalige vaar- en<br />

treinshuttles verbinden de haven van Rotterdam met containertransferia en met intermodale<br />

terminals in binnen- en buitenland. Er is een gespecialiseerde binnenvaartcontainerinfrastructuur<br />

op de deepseacontainerterminals en de beruchte wachttijden voor de<br />

binnenvaart zijn in 2033 voorbij.<br />

De binnenvaart is optimaal afgestemd op de andere modaliteiten, het spoor en de weg.<br />

Vrachtwagens zijn schoon en worden via time-slots zo efficiënt ingezet dat ze een volwaardige<br />

plek verdienen tussen andere modaliteiten. In het spraakgebruik raakt intermodale sturing<br />

ingeburgerd, over modal shift hoor je steeds minder spreken.<br />

Zonder daarvoor zware regiemodellen te ontwikkelen is er een intelligent systeem van<br />

koppeling van ladingen en poolen van containers ontwikkeld. De praktijk van (half)lege boten<br />

en vrachtwagens in verregaand teruggedrongen.<br />

De binnenvaartvloot en de feedervloot zijn inmiddels geheel CO2 neutraal. Vervuilende<br />

schepen en motoren zijn versneld uitgefaseerd. Er is een goed netwerk van<br />

walstroomvoorzieningen voor stilliggende binnenvaartschepen.<br />

Het lokale transport in het havengebied en het collectieve vervoer in stad, haven en regio<br />

hebben een geleidelijk proces van elektrificatie doorgemaakt. Ook het schoner worden van de<br />

industrie draagt bij aan de aanzienlijke verbetering van de luchtkwaliteit in de regio.<br />

Mainport Rotterdam staat nu ook bekend als Greenport Rotterdam: het logische<br />

transportknooppunt voor duurzame en carbonneutrale transportketens. De feitelijk aan- en<br />

doorvoer van ruwe grondstoffen is beperkt terwijl Rotterdam toch een krachtige positie als<br />

bio-port heeft verworven.<br />

De Bereikbare Haven is een vanzelfsprekend onderdeel van een bredere insteek op regionale<br />

kracht. Op vele schaalniveaus (Deltapoort, gebiedscorridor <strong>A15</strong>, eiland IJsselmonde, het<br />

havengebied, de Zuidvleugel, knooppunten etc.) wordt gebiedsgericht gestuurd en de<br />

overheden slagen er steeds beter in om de schakels tussen die schalen en de samenhang<br />

tussen gebieden te managen. Voor het eerst bestaat ook het gevoel dat men niet meer reactief<br />

reageert op grillige volumebewegingen in het transport, op de congestie van de <strong>A15</strong> en op de<br />

druk die ontstaat op milieu, gezondheid en veiligheid. Door deze ontwikkelingen is het wonen<br />

langs de snelweg en in het havengebied weer veel aantrekkelijker geworden. Het zijn anno<br />

2030 de interessantste woonmilieus in de regio.<br />

In de regio is wonen en werken aanmerkelijk dichter bij elkaar gebracht omdat innovatieve<br />

economische bedrijvigheid steeds minder effect op de directe omgeving veroorzaakt. Dit<br />

proces zet door. Tot 2050 moet Rotterdam met 50% verdichten. Via de strategie van<br />

knooppunt- en gebiedsontwikkeling wordt effectief gestuurd op het verminderen van de<br />

afstand tussen wonen en werken. De ruimtelijke uitdagingen die dit met zich meebrengt<br />

worden helder en transparant voorgelegd aan betrokkenen in de besluitvorming. Nieuwe<br />

geïntegreerde 3D-planningssystemen (waarin duurzaamheid het uitgangspunt vormt en GIS<br />

een belangrijk presentatiemiddel voor alle betrokkenen), zijn daarbij een belangrijke steun.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 15<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Hefbomen en acties voor het transitieproces<br />

Het bleek in het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> lastig om transitiepaden op weg <strong>naar</strong> dit wenkend<br />

perspectief te schetsen, gezien de vele onzekerheden over hoe het er de komende decennia uit<br />

zal zien. Wel was goed zichtbaar welke maatregelen en acties voor de kortere termijn konden<br />

fungeren als hefboom of vliegwiel om een beweging richting duurzaam transport in de <strong>A15</strong>-<br />

corridor op gang te brengen, bij te sturen of te versnellen. Deze hefbomen hebben we vertaald<br />

in een actieplan waarin verschillende ambities zijn geclusterd. De belangrijkste hefbomen en<br />

bijbehorende acties zetten we hier op een rij.<br />

1- De aanleg van nieuwe infrastructuur gebruiken als aanjager van duurzame<br />

bereikbaarheid, voortbordurend op de kracht van de modal splitafspraken in het kader<br />

van aanleg Tweede <strong>Maasvlakte</strong>.<br />

Actie: Het Havenbedrijf Rotterdam en de gemeente Rotterdam gaan samen met de<br />

rijksoverheid en de ketenpartners binnenvaart, weg en spoor op zoek <strong>naar</strong> een nieuw<br />

evenwicht tussen het afdwingen van grote maatschappelijke belangen via prestatieafspraken,<br />

modal split, milieuzoneringen en CO 2 reductie en het bevorderen van marktwerking met een<br />

eerlijke verdeling van kosten en baten. Dit thema moet ook goed geagendeerd worden bij de<br />

verschillende MIRT-studies.<br />

2- Een Roadmap Beprijsde Regio uitwerken om de regio uit de wachtstand van ‘Anders<br />

Betalen voor Mobiliteit’ te halen.<br />

Actie: Stadsregio Rotterdam neemt het initiatief om het transitiebeeld en concrete<br />

instrumenten die in <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> zijn ontwikkeld (zoals de Roadmap Beprijsde Regio,<br />

inventarisatie ‘laaghangend fruit’ op het gebied van transportbesparingsmogelijkheden, de<br />

diverse scenario’s van Urban Strategy) verankeren in regionale agenda’s voor bereikbaarheid<br />

en duurzame mobiliteit.<br />

3- De modal split van weg <strong>naar</strong> binnenvaart uitbouwen tot intermodale sturing met<br />

speciale aandacht voor de governance-arrangementen op de terminals en transferia,<br />

informatietechnologie en nieuwe logistieke concepten.<br />

Actie: Het Havenbedrijf Rotterdam gaat aan tafel met de terminaloperators, expediteurs,<br />

reders en verladers met het oog op werkbare governance-arrangementen op de terminals en<br />

transferia. Aandachtspunten: een inter- of multimodale insteek voor modal split, nieuwe<br />

logistieke concepten (flow, push & pull), een hoogwaardig informatiesysteem voor tracking<br />

and tracing.<br />

4- Massa maken voor transportbesparing door het parallel inzetten op slotsystemen,<br />

nachtdistributie, containerpools en de koppeling van ladingstromen.<br />

Actie: Deltalinqs organiseert haalbaarheidsonderzoeken en pilots gericht op<br />

transportbesparing en een betere spreiding van het verkeer over de dag met als thema’s onder<br />

meer matching van shortsea / deepsea stromen, opzetten van virtuele veilingen, nieuwe<br />

businessmodellen toepassen op de ‘grijze container’ en een gecombineerde aanpak van<br />

slotsystemen en nachtdistributie.<br />

5- Positieversterking van de sector binnenvaart op de terminals en in het achterland en<br />

bundeling van krachten rond de sector gericht op verduurzaming.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 16<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Actie: Opzetten van een platform “ketenregie en verduurzaming binnenvaart” met als<br />

speciale aandachtspunten: bestrijden van de afwentelingsmechanismen in de keten, versterken<br />

van de positie van de sector binnenvaart op de terminals, het netwerk van laad- , los- , op- en<br />

overslagfaciliteiten, verduurzaming binnenvaart en meer samenhang brengen in investeringen,<br />

subsidies en innovatie<strong>project</strong>en<br />

6- Opzetten van een proeftuin voor duurzame energie en verduurzaming van het transport<br />

in het havengebied en wellicht de gehele regio als Europees voorbeeld<strong>project</strong>.<br />

Actie: het Havenbedrijf Rotterdam zal in overleg met de olie-, energie- en chemische sector<br />

en RCI onderzoeken of het havengebied kan fungeren als grote proeftuin duurzaam transport<br />

en duurzame energie met de allure van voorbeeld<strong>project</strong> op Europees niveau.<br />

7- De transitie <strong>naar</strong> een bio-based economy kan en moet worden aangegrepen om beter te<br />

leren aan de voorkant van economische en ruimtelijke ontwikkelingen te sturen op<br />

transportbesparing, clustervorming en verduurzaming.<br />

Actie: Nieuwe coalities bouwen rond energietransitie en havens zoals tussen de<br />

landbouwwereld en de chemische industrie en gebruikmaken van bestaande coalities zoals de<br />

alliantie zeehavens in het kader van het <strong>project</strong> Randstad 2040 en het platform Agrologistiek.<br />

Vervolgonderzoek op dit thema door de Landbouwuniversiteit Wageningen en de Erasmus<br />

Universiteit Rotterdam kan als katalysator dienen.<br />

8- Een strategie voor ruimte en mobiliteit voor de gebiedscorridor <strong>A15</strong> ontwikkelen door<br />

koppeling van lokale initiatieven tussen <strong>Maasvlakte</strong> en Drechtsteden.<br />

Actie: Organiseren van een aantal integratiesessies met vertegenwoordigers van de <strong>project</strong>en<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>, Stadshavens, de gebiedsaanpak IJsselmondse knoop / Ridderster, de MIRTverkenning<br />

Ruit van Rotterdam, de MIRT-verkenning containertransferium en Deltapoort.<br />

9- Het uitbouwen van het instrument Verkeersonderneming tot hét regionale platform<br />

en/of tot meerdere lokale initiatieven voor duurzaam verkeers-en vervoersmanagement<br />

langs de <strong>A15</strong> corridor.<br />

Actie: Havenbedrijf Rotterdam bekijkt hoe het experiment met de Verkeersonderneming kan<br />

worden uitgebouwd tot een duurzaam governance-arrangement voor de regio.<br />

10- Visievorming en transitieaanpak als continu proces als tegenwicht voor de korte<br />

termijnagenda’s en verkokering ondersteund door versterken kennisinfrastructuur in de<br />

regio rond (sturing van) duurzame mobiliteit.<br />

Actie: De Erasmus Universiteit Rotterdam, in samenwerking met de Hogeschool Rotterdam,<br />

TNO en TU-Delft, neemt het voortouw in bundeling en uitbreiding van kennis in de<br />

Zuidvleugel rond mobiliteitsmanagement, transportlogistiek, ruimtegebruik en<br />

governance/bestuur en het uitzetten vervolgonderzoek duurzame mobiliteit <strong>A15</strong> en regio met<br />

(als eerste prioriteit) een sterke focus op het personenverkeer en de bestelbusjes.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 17<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Documentnummer: D25 Syntheserapport 18<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Deel I. Innovaties in relatie tot bereikbaarheid en duurzaamheid<br />

In dit eerste deel van het Syntheserapport schetsen we de hoofdlijnen van de uitkomst van het<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong>, terwijl we in de delen 2 tot en met 4 de verschillende opbrengsten van<br />

het <strong>project</strong> meer in detail behandelen. Deel I.1 behandelt achtereenvolgens de centrale<br />

vraagstelling, hoe ingespeeld is op de veranderingen in de omgeving van het <strong>project</strong> (I.2), de<br />

blokkades voor de transitie <strong>naar</strong> duurzame bereikbaarheid (I.3), het wenkende perspectief<br />

voor 2033 (I.4), de hefbomen om de transities op gang te brengen en te houden (I.5) en de<br />

concrete acties die daaruit voortvloeien (I.6).<br />

1.1 Inleiding<br />

Mobiliteit ontstaat omdat er sprake is van een behoefte van mensen om zichzelf of goederen te<br />

verplaatsen. Mobiliteit stelt ons als individu in staat om activiteiten te ontwikkelen die anders<br />

niet mogelijk zijn (werken, wonen, recreëren), maar het is ook een belangrijke voorwaarde voor<br />

een dynamische economie (productie, diensten, etc.). Een mainport als Rotterdam ontleent haar<br />

positie veelal aan de gunstige liggen aan diep vaarwater en een goede verbinding met het<br />

achterland. Om aan de behoefte <strong>naar</strong> transport te voorzien wordt in een havengebied gebruik<br />

gemaakt van een groot aantal modaliteiten, vaak specifiek ingericht voor personen- of<br />

goederenvervoer. De meeste modaliteiten zijn goed zichtbaar (wegvervoer, watervervoer,<br />

luchtvaart en rail), andere modaliteiten zijn minder zichtbaar: telematica en pijpleidingen zijn<br />

daarvan goede voorbeelden. Juist het ‘minder zichtbare’ maakt dat de betekenis van deze<br />

modaliteiten relatief onbekend is, maar voor de Rotterdamse haven vormen ze een belangrijk<br />

aandeel in het totale transportaanbod.<br />

De transportsector wordt al ruim een eeuw gekenmerkt door groei. Deze groei heeft zich<br />

voorgedaan in alle sectoren (personenvervoer, goederenvervoer en transport van informatie)<br />

en zowel in volume als in afgelegde kilometers. De laatste jaren is echter sprake van een<br />

toenemende bezorgdheid over de ongewenst bijeffecten die worden veroorzaakt door<br />

transport (zoals emissies, veiligheid, klimaatverandering, etc.).<br />

Nederland probeert met haar mainportbeleid de positieve aspecten zo optimaal mogelijk te<br />

benutten. Dat heeft zeker bijgedragen aan het succes van de Rotterdamse havenontwikkeling.<br />

Om die reden worden in Rotterdam de voorbereidingen getroffen voor de aanleg van de<br />

Tweede <strong>Maasvlakte</strong>, om ook voor de toekomst een verdere groei mogelijk te maken. Maar<br />

ondanks deze goede uitgangssituatie kunnen we niet verbergen dat met betrekking tot<br />

mobiliteit een zorgwekkende situatie is ontstaan. Het verkeerssysteem is verre van efficiënt en<br />

het verkeer dreigt volledig vast te lopen. Ook is het de vraag of de milieuoverlast niet veel te<br />

groot wordt, het veiligheidsniveau wel acceptabel blijft en de adequate bereikbaarheid voor<br />

personen en bedrijfsleven wel gegarandeerd kan worden en dat niet alleen in de nabijheid van<br />

de mainports. Er bestaat in de samenleving een duidelijke behoefte aan innovatie en<br />

doorbraken om de toenemende mobiliteitsproblemen op te lossen. Om daar een bijdrage aan<br />

te leveren is in 2004 het onderzoeksprogramma <strong>Transumo</strong> (TRAnsition towards SUstainable<br />

MObility) gestart. <strong>Transumo</strong> is een platform van bedrijven, overheden en kennisinstellingen<br />

die gezamenlijk kennis ontwikkelen op het gebied van duurzame mobiliteit. Daarbij wordt<br />

veel belang gehecht aan het initiëren van transities.<br />

Een transitie is een maatschappelijk, cultureel en institutioneel transformatieproces dat<br />

tenminste één generatie beslaat (ca. 25 jaar). Transities hebben een aantal kenmerken:<br />

• Het betreft een structurele verandering van de maatschappij of een complex<br />

deelsysteem daarvan;<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 19<br />

Versie:<br />

3.0 Final


• Er is sprake van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende technologische,<br />

economische, ecologische, sociaal-culturele en institutionele ontwikkelingen op<br />

verschillende schaalniveaus;<br />

• Het is de resultante van langzame veranderingen (ontwikkelingen in voorraden) en<br />

snelle dynamiek (stromen).<br />

Transitiemanagement is dus vooral zinvol daar waar aanpassingen en verbeteringen alleen<br />

onvoldoende effect sorteren. Het mobiliteitsvraagstuk is zo’n vraagstuk. Transitiemanagement<br />

is gericht op het bewerkstelligen, aanjagen dan wel (bij)sturen van een lange termijn<br />

maatschappelijk transformatieproces. Daartoe is het nodig gezamenlijk met andere actoren<br />

een transitiedoel te ontwikkelen. Transitiemanagement impliceert dus interactieve<br />

beleidsontwikkeling. Zo’n transitiedoel schetst de ambities in termen van integrale<br />

kwaliteitsbeelden.<br />

In 2006 startte het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> Achterland; duurzame<br />

mobiliteit als uitdaging. Bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen sloegen de handen<br />

ineen om een duurzame oplossing te vinden voor de congestie in de achterlandverbindingen<br />

van de Rotterdamse haven. Binnen het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> werken ruim 250 private<br />

partijen, overheden, maatschappelijke organisaties, brancheorganisaties en kennisinstellingen<br />

uit de regio samen in een consortium, aan innovatieve oplossingsrichtingen. Doel van het<br />

<strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> Achterland; duurzaam vervoer als uitdaging, om<br />

met alle betrokkenen te zoeken <strong>naar</strong> innovatieve technisch en bestuurskundige/procesmatige<br />

inzichten te komen tot nieuwe oplossingen op het gebied van bereikbaarheid en de kwaliteit<br />

van de leefomgeving vanaf 2010 en verder (tot 2033/2040).<br />

1.2 Veranderende tijden<br />

In de jaren die sinds de start van het <strong>project</strong> zijn verstreken is de context van het <strong>project</strong><br />

ingrijpend gewijzigd. In het <strong>project</strong> is ook steeds bijgestuurd om daarop adequaat in te spelen.<br />

We lopen de belangrijkste ontwikkelingen langs en geven daarbij aan hoe we daar op hebben<br />

ingespeeld.<br />

Twijfels over groeiverwachtingen<br />

Het <strong>project</strong> is gestoeld op de aanname dat de haven met name in het containertransport een<br />

sterke groei zal doormaken <strong>naar</strong> 33 miljoen containers in 2033. De groeiprognoses zijn<br />

omgeven met grote onzekerheden: de klimaatcrisis, de grote fluctuaties in de<br />

brandstofprijzen, de zich aftekenende energietransitie en de diepe financieel-economische<br />

recessie maken elke voorspelling van groei op dit moment hachelijk.<br />

Het is zeer goed mogelijk dat in de groei van het containervervoer sprake is van een<br />

trendbreuk/transitie door verzadiging van markten, supply chain bottlenecks, demografische<br />

ontwikkelingen en een stijgende energieprijs (van invloed op nu nog goedkope productie in<br />

het Verre Oosten, op de transportkosten en op het toerekenen van externe kosten van<br />

maritiem transport). Dit alles maakt het hoge groeiscenario minder waarschijnlijk. We moeten<br />

rekening houden met een structureel lagere hoeveelheid containers. De gevolgen van de<br />

huidige crisis versterken dit beeld (Schrijver e.a., 2008).<br />

Wij hebben in het doorrekenen van noodzakelijke maatregelen deze groeiprognose echter<br />

gehandhaafd om voldoende robuuste maatregelen te nemen, mocht de groei toch doorzetten.<br />

Maar bovenal hebben wij de conclusie getrokken dat er een grote mate van flexibiliteit in het<br />

maatregelenpakket gewenst is om steeds te kunnen bijsturen op grond van actuele<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 20<br />

Versie:<br />

3.0 Final


ontwikkelingen. Een slimme mix van maatregelen met oog voor trends en trendbreuken is<br />

waar het om gaat.<br />

Doorbraak beprijzing en mobiliteitsmanagement<br />

Er is op nationaal niveau besloten om in 2011 te starten met ‘Anders Betalen Voor Mobiliteit’<br />

(ABVM), hetgeen het realistischer maakt om de winst, in termen van het verminderen van<br />

congestie, al op korte termijn in te boeken. Aan de andere kant ontnemen deze landelijke<br />

afspraken de ruimte om een eigen regionaal pakket van maatregelen te realiseren. We zijn<br />

daarom met regionale stakeholders, aan de hand van afbreukscenario’s, op zoek gegaan <strong>naar</strong><br />

de wijze waarop regionaal prijsbeleid wel op de langere termijn een rol kan spelen.<br />

Ondertussen heeft op nationaal niveau mobiliteitsmanagement een impuls gekregen met<br />

succesvolle pilots rond het concept Spitsmijden, het werk van de commissie De Waal en het<br />

maatschappelijk initiatief Nederland Bereikbaar. Offensief mobiliteitsmanagement met een<br />

actieve rol van het bedrijfsleven lijkt dichterbij dan enkele jaren geleden mogelijk leek. Dat<br />

zien we ook terug in de regio. In 2008 is gestart met een regionale Verkeersonderneming die<br />

zich in eerste instantie richt op het bevorderen van de doorstroming van het verkeer bij de<br />

ombouw van de <strong>A15</strong>. Wij hebben ons daarom ook de vraag gesteld hoe de<br />

Verkeersonderneming bij kan dragen aan meer structurele maatregelen gericht op een<br />

werkelijk duurzame mobiliteit en ook het instituut de Verkeersonderneming een meer<br />

structurele inbedding kan krijgen in de regio.<br />

Verschuivingen in de infrastructuuragenda<br />

Het <strong>project</strong> Mainportcorridor Zuid is in 2008 voortijdig beëindigd. Dat kan deels<br />

teruggevoerd worden op de verminderde ruimte die het kader van afspraken rond Anders<br />

Betalen Voor Mobiliteit biedt voor regionale experimenten met private exploitatie van<br />

snelwegcorridors. Maar we zien hier ook regionaal een verschuiving van prioriteiten in het<br />

robuuster maken van het wegennetwerk in de regio. Regionale stakeholders zetten nu<br />

zwaarder in op de aanleg van een nieuwe oeververbinding (de Oranjetunnel) dan op de aanleg<br />

van de A4 Zuid. Dat terwijl de A4 Zuid wel in de MER voor de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> is<br />

opgenomen en de Oranjetunnel niet.<br />

Een andere recente ontwikkeling is het convenant tussen het Havenbedrijf Rotterdam en de<br />

Vereniging Milieudefensie, met scherpere afspraken over milieudoelstellingen onder meer<br />

voor de scheepvaart.<br />

Binnen het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>–<strong>project</strong> is dit opgepikt door met ‘aan- en uitknoppen’ de effecten<br />

van verschillende combinaties van ingrepen te doordenken, in het besef dat er uiteindelijk<br />

maatregelen zullen worden genomen die er anders uit zien dan in de MER is vastgelegd.<br />

Een naderend duurzaamheidsoffensief<br />

De afspraken tussen het Havenbedrijf Rotterdam en Milieudefensie passen in een bredere<br />

trend die zich de afgelopen jaren heeft afgetekend, te weten een toenemende betekenis van het<br />

concept duurzaamheid. Duurzaamheid heeft zich nationaal en in de regio in ieder geval<br />

beleidsmatig stevig verankerd. Het Rotterdam Climate Initiative dat in 2007 startte is daar het<br />

icoon van, met een ambitieuze doelstelling om in 2025 de uitstoot van CO 2 in de Rotterdamse<br />

regio met 50% te verminderen. We zien de duurzaamheidsambitie ook terug in de MIRTverkenning<br />

Ruit van Rotterdam (2008), het sectorakkoord Duurzame Mobiliteit (2008), de<br />

Beleidsbrief Duurzame Zeehavens (najaar 2008), de platforms Energietransitie en Duurzame<br />

mobiliteit, community's rond Cradle 2, de start van de Nationale Waterstof Coalitie op<br />

initiatief van de gemeenten Rotterdam en Amsterdam (2008) en de samenwerking van<br />

Rotterdam met Shanghai, Houston, Singapore, Sao Paulo, Los Angeles en Tokyo om samen<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 21<br />

Versie:<br />

3.0 Final


om de luchtvervuiling en uitstoot van broeikasgassen door het internationale<br />

scheepvaartverkeer te reduceren. Andere doelen zijn het in internationaal verband optrekken<br />

om de certificering van biomassa te realiseren en het gebruiken van restwarmte van de<br />

industrie.<br />

Deze initiatieven geven een impuls aan het aanscherpen van eisen aan en het ontwikkelingen<br />

van stimuleringsmaatregelen voor verschoning van wegtransport en binnenvaart. De uitdaging<br />

is het grote aantal goede bedoelingen te vertalen in uitvoeringsgerichte strategieën en<br />

transitiepaden. Binnen het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> heeft dat geleid tot een indringender besef<br />

dat ‘duurzaam bereikbaar’ ook een meer offensieve duurzaamheidstrategie vereist met<br />

ambitieuzere doelen rond leefbaarheid, veiligheid en milieu dan nu op grond van regelgeving<br />

verplicht is.<br />

We hebben in lijn daarmee de thema’s transportbesparing, energietransitie en duurzame<br />

binnenvaart een prominente plek in het <strong>project</strong> gegeven. Daarnaast hebben we een aanzet<br />

gegeven voor het ontwikkelen van een GezondheidsEffecten Systeem (GES).<br />

Daarnaast nodigt de veelheid aan initiatieven op dit vlak ook uit om scherp te benoemen waar<br />

wijzelf iets toevoegen aan wat elders al gebeurt. Dit heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de<br />

CO 2 -reductie een minder prominente plek in ons <strong>project</strong> heeft omdat dit al vanuit RCI wordt<br />

geregisseerd.<br />

Ketenregie hoger op de agenda<br />

Het thema ketenregie is de afgelopen jaren gestegen op de diverse agenda’s. Het werk van de<br />

Commissie van Laarhoven (2008), het <strong>project</strong> Portinfolink en het brede <strong>Transumo</strong>programma<br />

werken daarbij als katalysator. In het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> heeft dit thema veel aandacht<br />

gekregen binnen de thema’s containerlogistiek, duurzame binnenvaart, organisatie<br />

binnenvaart en bestuurlijke innovatie. We zijn daarbij gestuit op het risico van optimalisatie<br />

van afzonderlijke ketens: het maakt het moeilijker om tot vormen van multi-modale sturing te<br />

komen en om ruimte te vinden voor werkelijk vernieuwende logistiek concepten. En het blijkt<br />

buitengewoon lastig om bij de zich stapelende initiatieven vast te stellen welke vorm van<br />

ketenregie er nu echt toe doet en echt valt te organiseren te midden van complexe<br />

krachtenvelden.<br />

Voor het thema ketenregie is zeer relevant dat inmiddels is besloten om een<br />

containertransferium te realiseren in de Drechtsteden/Alblasserwaard. Dat heeft consequenties<br />

voor de manier waarop het achterlandtransport vanuit de haven kan en moet worden<br />

georganiseerd. In het <strong>project</strong> containerlogistiek is de betekenis van dit voornemen<br />

systematisch geanalyseerd. Het containertransferium biedt inderdaad grote kansen voor het<br />

ontlasten van de <strong>A15</strong> en het organiseren van multi-modale ketensturing. Maar tegelijkertijd<br />

hebben we moeten vaststellen dat het transferium te weinig is doordacht vanuit een breder<br />

logistiek concept en zodoende ook nieuwe problemen kan creëren.<br />

Een integrale benadering van ruimte en mobiliteit<br />

De afgelopen jaren zagen we een toenemende aandacht voor de integrale benadering van<br />

ruimte en mobiliteit. Rijksprogramma’s als Ruimte en Mobiliteit (2006-2007), Routeontwerp<br />

(2006-2008) en Mooi Nederland (vanaf 2008) en de Zuidvleugel<strong>project</strong>en Stedenbaan (vanaf<br />

2006) en Deltapoort (vanaf 2006) agenderen indringend de noodzaak mobiliteit en ruimte in<br />

samenhang te bezien. Daarbij zien we een toenemend besef dat integrale gebiedsontwikkeling<br />

een belangrijk instrument is om die integratieslag te maken. Ook in het mobiliteitsbeleid zien<br />

we de sporen van deze benadering terug. In 2006 is begonnen met het instrument van de<br />

regionale netwerkanalyse, de commissie Elverding bepleitte in 2008 het maken van een<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 22<br />

Versie:<br />

3.0 Final


uimtelijke structuurvisie als basis voor beslissingen over mobiliteit en infrastructuur en de<br />

MIT-verkenning is getransformeerd tot de MIRT-verkenning waar die R voor ruimte staat.<br />

Binnen <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> heeft dit tot het besef geleid dat de insteek op bereikbare haven moet<br />

worden ingekaderd in ambities met lokale en regionale gebiedsontwikkeling. We hebben dit<br />

niet als zelfstandig thema uitgewerkt maar vragen er in het toekomstperspectief en de<br />

vervolgactiviteiten wel aandacht voor. Het gaat hier om de ambitie te bouwen aan een<br />

krachtige regio in termen van bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en sociale<br />

veerkracht. Er ligt daarbij een grote uitdaging om de vele <strong>project</strong>en rond de <strong>A15</strong> te verbinden<br />

tot een strategie ‘gebiedscorridor <strong>A15</strong>’. Wij beseffen dat de uitkomsten van <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong><br />

goed verbonden moeten worden met het <strong>project</strong> MIRT-verkenning Ruit van Rotterdam.<br />

1.3 Dreigende locked-in’s<br />

In <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> is zo adequaat en flexibel mogelijk ingespeeld op de vele veranderingen in<br />

de context van het <strong>project</strong>. Maar we hebben hier ook te maken met een dieperliggend<br />

vraagstuk. Het overzicht van de vele initiatieven die de afgelopen jaren zijn ondernomen<br />

maakt duidelijk dat het probleem niet een gebrek aan innovatie-impulsen is. Op vele plekken<br />

worden innovatieve concepten, scenario’s en transitiepaden ontwikkeld op het vlak van<br />

duurzame mobiliteit, ruimtelijke ontwikkeling en economische innovatie. Er zijn vele<br />

vervlochten netwerken, coalities en bestuurlijke arrangementen die de verschillende schalen<br />

met elkaar verbinden. Met name de relaties tussen Rijkswaterstaat, de gemeente Rotterdam,<br />

de Stadsregio Rotterdam, de provincie Zuid-Holland, het Havenbedrijf Rotterdam en<br />

Deltalinqs hebben wij in het <strong>project</strong>verloop herkend. Het betreft hier vooral bestuurlijke<br />

processen, met een bescheiden rol voor burgers, maatschappelijke belangengroepen en de<br />

markt (buiten het havenbedrijfsleven).<br />

De veelheid aan initiatieven kenmerkt zich door versnippering van energie, het ontbreken van<br />

regie en het verdampen van coalities waardoor de kansen van de rijkdom aan<br />

vernieuwingsimpulsen te weinig worden verzilverd. Het probleem is bijvoorbeeld dat er vele<br />

concurrerende visies op regie zijn die allemaal hun eigen coördinatiesysteem creëren. We<br />

kennen inmiddels in de regio bijvoorbeeld al het programmabureau mobiliteitsmanagement,<br />

de Verkeersonderneming en het programma Bereik. In het kader van het <strong>project</strong> Randstad<br />

Urgent wordt vanaf 2007 de formule toegepast dat ieder <strong>project</strong> (waarvan er 5 betrekking<br />

hebben op de regio Rotterdam) wordt gedragen door een kabinetslid, een regionaal bestuurder<br />

en een ambassadeur vanuit de samenleving. Die formule is op zich een mooie synthese van de<br />

behoefte aan doorzettingsmacht en de behoefte aan het bouwen van governance netwerken,<br />

maar voegt wel weer een nieuw coördinatiemechanisme toe. Ook in de verschillende<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-deel<strong>project</strong>en zien we de behoefte aan nieuwe vormen van regie terug. Er<br />

wordt afhankelijk van de gekozen invalshoek gepleit voor instituties als de<br />

mobiliteitsmanager, de ketenregisseur, de Verkeersonderneming, de bereikbaarheidsmarinier,<br />

de intermodale regisseur, het innovatieplatform, de gebiedsregisseur, de Task Force, de<br />

strategiegroep, de mainportregisseur. Het zijn allemaal pogingen om de versnippering en de<br />

traagheid te doorbreken, maar paradoxaal genoeg voegen ze zelf, als we niet oppassen, weer<br />

nieuwe versnippering en traagheid toe. Dit alles leidt tot weerzin tegen bestuurlijke drukte en<br />

de stapeling van <strong>project</strong>en.<br />

De discussie over de transitie <strong>naar</strong> duurzaam transport gaat dan ook minder over de noodzaak<br />

van innovatief en toekomstgericht handelen, maar meer over de noodzaak om regie en<br />

daadkracht op innovaties te organiseren.<br />

Ook <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> kan zich in het regievraagstuk verslikken. Het is de kunst om bij het<br />

opzetten van nieuwe hulpstructuren te werken aan lichte samenwerkingsvormen, waardoor de<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 23<br />

Versie:<br />

3.0 Final


innovatiesystematiek een kans krijgt en niet smoort in taaie structuur- en systeemdiscussies.<br />

Bij de vertaling van onderzoeken <strong>naar</strong> concrete aanpakken moeten we vanuit <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong><br />

specifiek zijn over welke type regie op welke plek en op welk moment werkt en tot een<br />

doorbraak kan leiden. Waar het kan gebruikmaken van reeds bestaande<br />

coördinatiemechanismen en vooral niet te veel verwachten van krachtige regie. Het gaat in<br />

toenemende mate om de kunst van recombineren van ideeën, van coalities tot initiatieven en<br />

netwerken die als vernieuwend en mobiliserend worden ervaren. En daarvoor moeten wel een<br />

aantal blokkades of beter geformuleerd locked-in situaties tegemoet worden getreden.<br />

Het zijn de veelheid aan versnipperde en verkokerde initiatieven, de gerichtheid op de korte<br />

termijn en de gerichtheid op het optimaliseren van het eigen deelsysteem van afzonderlijke<br />

organisaties die tot locked-in leiden. Dat heeft tot gevolg dat veel oplossingen een nietoptimaal<br />

karakter hebben, problemen afgewenteld worden en de grote transitiepaden slecht<br />

begaanbaar zijn.<br />

De MER-Tweede <strong>Maasvlakte</strong> met zijn ambitieuze target voor modal split (45% van<br />

containers dient met de binnenvaart getransporteerd te worden), een offensieve agenda voor<br />

de Ruit van Rotterdam, de hoge ambities met CO2- reductie in het kader van RCI, de vele<br />

initiatieven gericht op ketenoptimalisatie, de oprichting van de Verkeersonderneming zijn op<br />

zich allemaal toe te juichen. Maar uit onze onderzoeken is ook gebleken dat ze veelal<br />

bijeffecten hebben waarop moet worden bijgestuurd. We noemen de belangrijkste locked-ins<br />

die daarbij ontstaan:<br />

1- De MER’s voor aanleg van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> en voor de verbreding van de <strong>A15</strong><br />

worden sterk gestuurd door de noodzaak binnen wettelijke normstellingen te blijven<br />

en de test van kritiek door deskundigen, politiek en rechter te doorstaan. Dat biedt<br />

weinig ruimte om te ‘spelen’ met flexibele of alternatieve maatregelpakketten en het<br />

beperkt de aandacht voor grote kwaliteitssprongen die de normen overstijgen. Bovenal<br />

is daar het risico van het afwentelen van problemen <strong>naar</strong> een andere locatie in het<br />

verkeersnetwerk, andere stakeholders in het logistieke systemen of <strong>naar</strong> een andere<br />

bestuurslaag in de regio.<br />

2- De dominantie infrastructuuragenda in de regio vermindert de ontvankelijkheid voor<br />

optimistische geluiden over wat er al op korte termijn kan worden bereikt aan het<br />

terugdringen van de congestie en dreigt ook de regionale agenda voor duurzame<br />

mobiliteit te verengen tot een strategische agenda voor miljardeninvesteringen in<br />

wegen.<br />

3- De gecombineerde inzet op CO2-reductie in het fossiele tijdperk en op<br />

voortstuwingstechnieken en bredere transities die anticiperen op het post-fossiele<br />

tijdperk leidt tot een gefragmenteerde strategie van normstelling, subsidies en boetes<br />

waar ondernemers al snel de weg kwijt raken. Daardoor wordt de noodzaak om grote<br />

slagen in verduurzaming te maken onvoldoende gevoeld.<br />

4- De vele initiatieven op het terrein van optimalisatie van afzonderlijke vervoersketens<br />

leveren eilandoplossingen op (wat bijvoorbeeld ook voor de containertransferia dreigt)<br />

en dat maakt het moeilijker om grotere vernieuwingsslagen (flow-, hun and spoke- en<br />

pushconcepten netwerk van transferia, virtuele veiling) te maken in logistieke<br />

concepten en intermodale sturing. Dat vormt een bedreiging voor de modal split<br />

afspraken in het kader van aanleg van de tweede <strong>Maasvlakte</strong>.<br />

5- De verwachtingsvolle houding ten opzicht van de landelijke invoering van ‘Anders<br />

Betalen Voor Mobiliteit’ maakt de regio afwachtend en reactief. Daardoor ontbreekt<br />

het aan de wil en de alertheid om aan eigen regionale instrumenten te werken voor<br />

prijs- en beloningsbeleid, slotmanagement en de private exploitatie van infrastructuur.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 24<br />

Versie:<br />

3.0 Final


6- De vele initiatieven, platforms en coalities in de regio en door de bestuurlijke schalen<br />

heen versterken een cultuur van ‘bestuurlijke onderonsjes’. Mede door de energie die<br />

de bestuurlijke onderonsjes vergen wordt bij de sturing van mobiliteit te weinig<br />

geïnvesteerd in vitale governance-netwerken, vraagsturing, actief burgerschap en<br />

marktwerking.<br />

7- Het pragmatisme van de Verkeersonderneming (aanvalsplan om bij de verbreding van<br />

de <strong>A15</strong> het systeem niet vast te laten lopen) kan de aandacht wegnemen voor meer<br />

duurzame vormen van mobiliteitsmanagement die een langere adem en bredere scope<br />

vergen.<br />

Er zijn drie zaken die tegenwicht bieden aan versnippering, korte termijn agenda’s en<br />

afwentelen van problemen. Dit zijn het formuleren van een wenkend en richtinggevend<br />

toekomstperspectief, het bouwen van flexibele maatregelpakketten en het benoemen van de<br />

hefbomen in het heden (specifieke acties, nieuwe coalities) gericht op het naderbij brengen<br />

van de noodzakelijk transitie. Die maatregelpakketten komen in de rest van het rapport nog<br />

uitvoerig aan de orde. We zoomen nu alvast in op het wenkend perspectief en de hefbomen.<br />

Een wenkend perspectief<br />

Hoe zal het er in 2033 uitzien in de <strong>A15</strong>–corridor? Dat weten we dus niet. Als het <strong>project</strong><br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> één ding duidelijk heeft gemaakt dan is het wel dat het nog alle kanten op kan<br />

en heel onvoorspelbaar en onstuurbaar is. Dat zagen we hierboven al aan wat zich in de korte<br />

geschiedenis van het <strong>project</strong> aan veranderingen voltrok.<br />

Daarom is in meerdere deel<strong>project</strong>en gewerkt met verschillende scenario’s en is melding<br />

gemaakt van zeer uiteenlopende inschattingen door experts. De groei in containervervoer kan<br />

onstuimig zijn of stilvallen. De modal shift <strong>naar</strong> de binnenvaart is een groot succes of is<br />

vastgelopen op grote weerbarstigheden. De energietransitie leidt tot een volkomen andere<br />

haveneconomie of vormt slechts een bescheiden aanvulling op de economie van het fossiele<br />

tijdperk. Prijsbeleid is ingevoerd en regionaal gedifferentieerd of is niet van de grond<br />

gekomen. De A4 Midden Delfland, de Oranjetunnel en de A4 zuid zijn allemaal aangelegd of<br />

zijn van de plankaarten geschrapt.<br />

Al deze onzekerheden ontslaan ons niet van de plicht na te denken over hoe het er in 2033 uit<br />

kan zien. Dat helpt bij het maken en steeds weer bijstellen van rijke scenario’s en<br />

transitiepaden en kan ons ook inspireren bij het werken aan duurzaam transport in het heden.<br />

Daarom toch deze poging tot het formuleren van een wenkend perspectief. De verschillende<br />

onderdelen hiervan vindt u terug aan het einde van de afzonderlijke hoofdstukken in deel 3 en<br />

is in compacte vorm opgenomen in de samenvatting.<br />

Hefbomen<br />

Het bleek in het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> lastig om transitiepaden op weg <strong>naar</strong> een wenkend perspectief<br />

te schetsen, gezien de vele onzekerheden over hoe het de komende decennia er uit zal zien. We hebben<br />

meer aan scenario’s en flexibele pakketten dan aan het uitstippelen van virtuele paden. We<br />

concentreren ons dan ook op de maatregelen en acties voor de kortere termijn die kunnen fungeren als<br />

hefboom of vliegwiel om een beweging richting duurzaam transport in de <strong>A15</strong>-corridor op gang te<br />

brengen, bij te sturen of te versnellen.<br />

De belangrijkste hefbomen zetten we in paragraaf 3.4 op een rij na de analyse van de verschillende<br />

deelrapporten. De hefbomen hebben de functie om tegenwicht te bieden aan bovenstaande locked-ins.<br />

Dat brengt ons bij de volgende combinatie van blokkades en hefbomen om die blokkades te<br />

doorbreken:<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 25<br />

Versie:<br />

3.0 Final


a- Het afwentelen van problemen <strong>naar</strong> een andere locatie in het verkeersnetwerk, andere<br />

stakeholders in het logistieke systemen of <strong>naar</strong> een andere bestuurslaag in de regio.<br />

Hefbomen: het ontwikkelen van een strategie ruimte en mobiliteit voor de<br />

gebiedscorridor <strong>A15</strong>.<br />

b- Het verengen van de regionale agenda voor duurzame mobiliteit tot een strategische<br />

agenda voor miljardeninvesteringen in wegen.<br />

Hefbomen: visievorming en transitieaanpak als continu proces, het koppelen van de<br />

duurzaamheidsagenda aan de infra-agenda, bouwen van flexibele maatregelpakketten.<br />

c- De wachtstand in de regio ten opzichte van ‘Anders Betalen Voor Mobiliteit' en het te<br />

sterke pragmatisme van de Verkeersonderneming.<br />

Hefbomen: breed inzetten op transportbesparing, uitbouwen van het instrument de<br />

Verkeersonderneming tot het regionale platform voor duurzame mobiliteit, proactief<br />

agenderen van de regionale agenda voor beprijzing.<br />

d- Versnippering van maatregelen gericht om milieu en duurzaamheid.<br />

Hefbomen: opzet van een proeftuin voor duurzame energie en verduurzaming van het<br />

transport en daarnaast het leren sturen aan de voorkant van grote<br />

veranderingsprocessen zoals de energietransitie.<br />

e- Logistieke eilandoplossingen die een bedreiging voor de modal split afspraken.<br />

Hefbomen: de modal splitstrategie ombouwen tot intermodale sturing, het ontwikkelen<br />

van een slimme en werkbare mix van dwang en stimulering en positieverbetering van<br />

de sector binnenvaart.<br />

f- Een cultuur van ‘bestuurlijke onderonsjes’.<br />

Hefbomen: het bouwen van vitale coalities in de regio en het opzetten van een netwerk<br />

van regionale makelaars, schakelaars en transitiemanagers.<br />

In paragraaf 3.4 worden deze hefbomen nader uitgewerkt en vervolgens vertaald in acties.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 26<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Deel II. De oplossingspakketten, hun effecten en hoe ermee om te gaan<br />

2.1 Inleiding<br />

Doel van het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> is om met behulp van kennis over goed onderbouwde innovatieve<br />

oplossingsrichtingen en nieuwe bestuurskundige/procesmatige inzichten, te komen tot een<br />

geïntegreerde benadering van (innovatieve) oplossingen. In dit hoofdstuk wordt in het bijzonder<br />

ingegaan op de zoektocht <strong>naar</strong> de praktische en innovatieve oplossingsrichtingen voor de lange(re)<br />

termijn en de vraag wat het effect is van de maatregelen. De jaren 2007 en 2008 hebben in het teken<br />

gestaan van het genereren van de oplossingspakketten.<br />

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.2 stilgestaan bij de werkwijze om te komen tot de twee<br />

streefbeelden, die zijn gerealiseerd. Vervolgens wordt in de volgende paragraaf 2.3 inzicht verschaft in<br />

mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Paragraaf 2.4 behandelt de resultaten en effecten van de<br />

oplossingsrichtingen. In paragraaf 2.5 wordt stilgestaan bij de wijze waarop de oplossingsrichtingen<br />

kunnen worden ingezet en tot slot worden in paragraaf 2.6 de conclusies gepresenteerd.<br />

2.2 De werkwijze en oplossingspakketten<br />

Om bovenstaande vragen te beantwoorden is in 2007 het streefbeeld ‘Optimale bereikbaarheid binnen<br />

wettelijke randvoorwaarden’ centraal gesteld. Dat heeft geresulteerd in het maatregelenpakket<br />

‘Modern-klassiek’, waarvan de inhoud en de verkeer- en milieueffecten in verschillende deliverables<br />

zijn beschreven. Het resultaat van deze ronde was veelbelovend, maar bleek te beperkt in het licht van<br />

de enorme uitdaging die er in de toekomst ligt. Er zijn verdergaande maatregelen nodig, met een<br />

langere termijn perspectief, die meer impact zouden genereren.<br />

Parallel aan het hierboven geschetste hoofdtraject is in 2007 een alternatief traject gestart om een<br />

innovatie-impuls aan het <strong>project</strong> te geven. Dit werd noodzakelijk geacht omdat meer<br />

grensdoorbrekende oplossingen wellicht noodzakelijk bleken. Hiervoor zijn twee workshops<br />

georganiseerd met buitenstaanders (zogenaamde innovators), waarin zowel <strong>project</strong>inhoudelijk als<br />

procesmatig werd gereflecteerd op de eerder geboekte resultaten en waarin de innovators werden<br />

uitgedaagd om creatieve en innovatieve oplossingsrichtingen te bedenken. Dit heeft naast een<br />

inhoudelijke verrijking ook een aantal belangwekkende procesmatige aanbevelingen opgeleverd. Een<br />

belangrijk vraagteken werd bijvoorbeeld gesteld bij de toekomstbestendigheid van de inzet op<br />

containers, waar niet alleen Rotterdam maar ook Antwerpen. Hamburg, Le Havre, Bremen en zelfs<br />

Amsterdam zich sterk voor maken. Het succes van de container is vooral te danken aan goedkope<br />

productie in China en relatief goedkope transportkosten ,vanwege de lage aardolieprijs. De schaarste<br />

aan fossiele brandstoffen zal op middellange termijn dit beeld zeker doen veranderen, en de vraag is in<br />

hoeverre dit een bedreiging is voor de West-Europese havens. Gelijktijdig heeft de Rotterdamse regio<br />

wel de beschikbaarheid van een unieke en zeer gediversifieerde petrochemisch complex als<br />

onderscheidend element. Deze industrie is bij uitstek representant is van de fossil-based economy en<br />

de vraag is in hoeverre deze ontwikkeling kan worden aangegrepen voor een transitie <strong>naar</strong> het concept<br />

“duurzame energie haven”.<br />

De uitkomsten van de voorgaande twee ‘draaien’ zijn gebundeld in de deliverables (D14 en D16).<br />

Deze rapporten staan op de website: www.<strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong>. nl.<br />

Bovenstaande twee studies vormen de input voor de z.g. ‘tweede draai’. Het uitgangspunt van de<br />

tweede draai is om te streven <strong>naar</strong> meer innovatie in de oplossingsrichtingen, meer duurzaamheid en<br />

vooral ook meer lange-termijn denken. Dat streven heeft geresulteerd in het maatregelenpakket ‘3D –<br />

Duurzaam, Dynamisch en geDurfd’, wat is voortgebouwd op de eerder verkregen inzichten.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 27<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Duurzaam, dynamisch & gedurfd<br />

Het getal drie is een belangrijk kenmerk van het tweede maatregelenpakket dat wij in het <strong>Transumo</strong><br />

<strong>A15</strong> <strong>project</strong> gaan doorrekenen. Allereerst de naamgeving:<br />

1- duurzaam; duurzaamheid is de belangrijkste randvoorwaarde die aan de maatregelen<br />

worden gesteld om de haven ook in de toekomst bereikbaar te houden. Dit<br />

maatregelenpakket legt de ambities echter nog iets hoger dan duurzaamheid als<br />

randvoorwaarde want stelt dat duurzaamheid een strategische kans is voor de toekomstige<br />

ontwikkeling van de haven;<br />

2- dynamisch; de haven van Rotterdam is een knooppunt dat moet inspelen op<br />

onvoorspelbare en dynamische ontwikkelingen in de wereldeconomie. De infrastructuur van<br />

de haven <strong>naar</strong> het achterland moet garanderen dat de haven uitstekend bereikbaar blijft—ook<br />

als sprake is van onvoorziene omstandigheden.<br />

3- gedurfd is het derde eigenschap van dit maatregelenpakket. Er is behoefte is aan<br />

opzienbarende maatregelen, aansprekende ‘glinsterstenen’, in een ambitieuze en<br />

samenhangende lange termijnvisie gegoten.<br />

Opbouw maatregelenpakket 3D<br />

Maatregelenpakket 3D is opgebouwd uit drie onderdelen:<br />

1- de maatregelen uit het reeds doorgerekende pakket Modern Klassiek, echter in aangescherpte<br />

vorm (“Modern Klassiek Plus”),<br />

2- het gebruik van het meest milieuvriendelijke voertuigenpark en gebruik van de meest schone<br />

randstoffen in 2020 en 2033, uitgaande van realistische inschattingen,<br />

3- vijf aanvullende thema’s op de vijf reeds geselecteerde thema’s in Modern Klassiek—samen<br />

gaat het daarmee om tien thema’s.<br />

Maatregelenpakket 3D: Duurzaam, dynamisch, gedurfd<br />

Inzet van meest duurzame<br />

voertuig- en brandstof-technologie<br />

Thema’s ‘Klassiek Modern Plus’<br />

Oranjetunnel<br />

Kernthema’s<br />

Innovatief personenvervoer<br />

Duurzame doorvoer<br />

Aparte stroken<br />

Transportpreventie<br />

Nachtdistributie<br />

Ruimtelijke ordening<br />

Innovatieve modal shift<br />

Duurzaamheidsmarkt<br />

Organisatorisch &<br />

innovatief<br />

Deze drie onderdelen moeten alle drie zowel de bereikbaarheid verbeteren als de duurzaamheid<br />

vergroten. De nadruk voor wat betreft klimaat en CO 2 ligt daarbij bij onderdeel twee: het gebruik van<br />

het meest milieuvriendelijke voertuigenpark en de meest schone brandstoffen.<br />

“Modern Klassiek PLUS”: aanscherpingen, verbeteringen en nieuwe inzichten<br />

Bij de bespreking van het maatregelenpakket Klassiek Modern is een aantal inhoudelijke aanpassingen<br />

voorgesteld die in dit hoofdstuk op een rijtje worden gezet. Daarbij gaat het om enkele nieuwe<br />

inzichten, om de correctie van enkele geschatte effecten door recent gereedgekomen cijfermateriaal of<br />

door het meenemen van enkele voor de hand liggende verbeteringen in het pakket.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 28<br />

Versie:<br />

3.0 Final


De belangrijkste inhoudelijke verbetering betreft een correctie van de hoeveelheid containerverkeer op<br />

de <strong>A15</strong>. In ‘Modern Klassiek’ is dit geschat, maar inmiddels is duidelijk wat het werkelijke aandeel<br />

containerverkeer is. Dit aandeel is overschat doordat wij de grote hoeveelheid bestelauto’s op de <strong>A15</strong><br />

in eerste instantie niet voorzien hadden. In algemene termen is zeventig procent van het verkeer op de<br />

<strong>A15</strong> personenverkeer. <strong>Van</strong> de dertig procent bedrijfsverkeer is ruim veertig procent bestelauto (lichte<br />

bedrijfsvoertuigen) gerelateerd aan het serviceverkeer in de haven—bijvoorbeeld onderhoudsploegen<br />

van de chemische fabrieken.<br />

Door aanscherping 25 procent minder vracht- en 26 procent minder personenverkeer<br />

Indien de effecten van de aangescherpte vijf maatregelen—Oranjetunnel, Innovatief personenverkeer,<br />

Innovatieve modal shift, Aparte stroken en Nachtdistributie—gezamenlijk worden gekwantificeerd<br />

kan dit leiden tot een afname van het aantal bewegingen in het vrachtverkeer met 25 procent en in het<br />

personenverkeer met 26 procent in vergelijking met het voorkeursalternatief uit de MER <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

(zie onderstaande tabel).<br />

Effect op omvang<br />

verkeer <strong>A15</strong><br />

‘Aangescherpte’ Personenverkeeverkeer<br />

Goederen-<br />

Toelichting<br />

Maatregelen Modern<br />

Klassiek Plus<br />

Oranjetunnel -14 -14 Totale verkeersvolume groei met 5 procent<br />

Innov. personenverkeer -20 +3 Beprijzen/belonen realiseren het grootste<br />

effect<br />

Innovatieve modal shift +3 -16 Containertransferia realiseren het grootste<br />

effect<br />

Aparte stroken +2 +2 Verbeterde doorstroming, lichte toename<br />

verkeer<br />

Nachtdistributie +3 0 Vooral effect op spits, lichte toename<br />

verkeer<br />

Totaal -26 -25<br />

Deze maatregelen verbeteren de doorstroming zodanig dat aanzienlijk minder congestie op de <strong>A15</strong><br />

ontstaat. Het nog niet aangescherpte pakket ‘Klassiek Modern’ kwam tot minder maatregelen die de<br />

doorstroming bevorderden en kwam tot een vergelijkbare reductie van het aantal ritten uit—een<br />

afname van het vrachtverkeer met 21 procent en van het personenverkeer met 24 procent.<br />

De aanscherping van Modern Klassiek heeft slechts bij het goederenverkeer geresulteerd in een<br />

wezenlijk ander effect op het verkeersvolume, voor een belangrijk deel te relateren aan de verbeterde<br />

inzichten over de omvang van het containerverkeer over de weg,—al moet het effect van een afname<br />

van het personen- en goederenverkeer met een kwart zeker niet onderschat worden.<br />

Inzet milieuvriendelijk vaar- en voertuigenpark en schone brandstoffen<br />

In de MER voor de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> is uitgegaan van de invoering van Euro-5 normen maar nog<br />

niet van Euro-6 omdat de concrete eisen en het tijdstip van invoeren van Euro-6 nog niet bekend is.<br />

Toch verwachten experts vrijwel unaniem dat Euro-6 zal worden ingevoerd, en men spreekt zelfs al<br />

van de Euro-7 norm. De resultaten die in het Voorkeursalternatief van de MER zijn meegenomen, zijn<br />

relatief conservatief. Als alles uit de kast wordt gehaald zijn aanzienlijk betere resultaten van de<br />

luchtkwaliteit mogelijk doordat het voertuigenpark relatief schoner zal zijn dan is aangenomen in de<br />

MER. Dit geldt ook voor de binnenvaart en de zeevaart. Ook ten aanzien van CO 2 -emissie is de MER<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2 conservatief. Daar waar door experts verwacht wordt dat rond 2020 een norm zal<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 29<br />

Versie:<br />

3.0 Final


worden gesteld rond de 80-100 gram/kilometer per licht voertuig, rond 2030 afnemend tot 40-70<br />

gram/kilometer voor licht verkeer, hanteert de MER voor 2033 130-140 gram/kilometer.<br />

Kortom: het uitgaan van meer positieve aannames ten aanzien van voertuigen en brandstoffen betekent<br />

een forse winst van de door te rekenen maatregelenpakketten ten opzichte van de referentievariant.<br />

Vijf duurzame, dynamische en gedurfde thema’s<br />

Naast de aanscherping van de vijf thema’s die in Modern Klassiek zijn gebruikt en het gebruik van<br />

innovatieve voertuig- en brandstoftechnologie bestaat een derde onderdeel van dit pakket uit vijf<br />

nieuwe thema’s, aanvullend op de vijf eerdere thema’s uit het pakket Modern Klassiek. Het gaat<br />

daarbij om de volgende thema’s:<br />

1- Duurzame doorvoer—primair gericht op het op een zo duurzaam mogelijke wijze faciliteren<br />

van de omvangrijke doorvoerstromen door de haven, daarbij staat het optimaliseren van het<br />

samenspel tussen containerterminal en de infrastructuur van en <strong>naar</strong> de haven centraal.<br />

Gespecialiseerde binnenvaartoplossingen op de terminal zijn hier een sleutelbegrip.<br />

Maatregelen in het thema Duurzame doorvoer realiseren in 2033 een afname van het<br />

vrachtverkeer op de <strong>A15</strong> van 5 procent. Het personenverkeer zal door de latente vraag een<br />

geringe toename laten zien.<br />

Maatregelen Verkeerseffecten Toelichting<br />

Vracht<br />

Personen<br />

Duurzame<br />

doorvoer<br />

Road2Road<br />

concept<br />

Optimaliseren<br />

binnenvaart<br />

Nieuwe<br />

organisatieconcepten/vergroten<br />

transparantie<br />

terminal<br />

-1%


Maatregelen Verkeerseffecten Toelichting<br />

Vracht<br />

Personen<br />

Transportpreventi<br />

e<br />

Vrachtpakket a -5% 0 Geldt voor het totale pakket aan<br />

maatregelen gecombineerd<br />

Nieuwe werken 0 -2% Met name thuiswerken wordt<br />

aantrekkelijk door hoge kosten<br />

transport<br />

Afstemming wonen – 0 -2% Stedelijke vernieuwing<br />

werken<br />

‘havengemeenten’/ “Wimby”<br />

Mobiliteitsregisseur 0 0 Coördineert alle overige<br />

maatregelen<br />

TOTAAL 2033 -5% -4%<br />

[a] compacter ontwerpen en verpakken; clusteren van leverancier en afnemer; minder<br />

transportschakels in een productketen; producten indikken, indrogen of digitaal verzenden;<br />

beperken van afval- en retourstromen/industriële ecologie/cradle-to-cradle praktijken; swaparrangementen.<br />

3- Ruimtelijke ordening—is nog niet sterk aan de orde geweest in de maatregelen terwijl hier,<br />

uitgaande van de zeer lange termijn die in dit <strong>project</strong> wordt meegenomen, veel mogelijk is.<br />

Hierbij nemen wij enkele gedurfde initiatieven mee, zoals het productiestraat-concept,<br />

piramiden die de geluidsproductie moeten verminderen en een geconcentreerde ontwikkeling<br />

van kantoorwerk in de haven. De maatregelen op het gebied van de ruimtelijke ordening<br />

hebben vooral effect op de reductie van emissies en geluid en niet zozeer op<br />

verkeersvolumes.<br />

Maatregelen Verkeerseffecten Toelichting<br />

Vracht<br />

Personen<br />

Ruimtelijke<br />

ordening<br />

Bandstad


Maatregelen Verkeerseffecten Toelichting<br />

Vracht<br />

Personen<br />

Duurzaamheidsm<br />

arkt<br />

Veiling terminal en -3% 0 Extra reductie bovenop al<br />

weginfrastructuur<br />

ingevoerde beprijzing<br />

Lege containers -1% 0<br />

Investeringsfonds


h- De groengeblokte maatregelen staan voor de inzet van de meest milieuvriendelijke motoren<br />

en brandstoffen in 2020 en 2033.<br />

i- De blauwgeblokte maatregelen vallen onder het thema ‘Duurzame doorvoer’.<br />

j- De roze geblokte onder het thema ‘Transportpreventie’,<br />

k- De lichtgroen geblokte onder het thema ‘Ruimtelijke ordening’,<br />

l- De geelgeblokte onder het thema ‘Duurzaamheidsmarkt’ en<br />

m- De lichtoranje geblokte tenslotte onder het thema ‘Organisatie van innovaties’.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 33<br />

Versie:<br />

3.0 Final


De effecten van de verschillende maatregelen en thema’s gesommeerd<br />

Alhoewel de thema’s in dit maatregelenpakket zijn gepresenteerd als duurzaam, dynamisch en<br />

gedurfd, zijn de daadwerkelijke effecten op verkeersstromen relatief beperkt. Voor 2020 voorzien wij<br />

een afname van het vrachtverkeer op de <strong>A15</strong> van 6 procent en van het personenverkeer van 2 procent.<br />

In 2033 lopen deze effecten op <strong>naar</strong> respectievelijk 14 voor het goederenverkeer en 4 procent voor het<br />

personenverkeer (zie de onderstaande twee tabellen).<br />

Thema’s 3D Verkeerseffecten Toelichting<br />

Vracht<br />

Personen<br />

2020<br />

Duurzame doorvoer -2%


c- vijf aanvullende thema’s op de vijf reeds geselecteerde thema’s in Modern Klassiek—samen<br />

gaat het daarmee om tien thema’s.<br />

Hieronder staat het resultaat van het totale pakket voor 2033 weergegeven.<br />

Onderdelen 3D Verkeerseffecten Toelichting<br />

Vracht<br />

Personen<br />

Modern Klassiek Plus -25 -26 Vooral effect op<br />

verkeersbewegingen<br />

Meest Milieuvriendelijke - - Geen effect op volume verkeer,<br />

voertuigpark/brandstoffen<br />

2033<br />

vooral schone brandstoffen en<br />

motortechnologie<br />

Vijf aanvullende thema’s<br />

3D<br />

TOTAAL 2033 -39% -30%<br />

-14 -4 Naast minder verkeer ook<br />

aandacht voor milieueffecten<br />

Indien alle in dit document beschreven maatregelen worden gecombineerd resulteert dit in een afname<br />

van het volume verkeersbewegingen in het goederenverkeer van 39 procent en in het personenverkeer<br />

van 30 procent. Dit is aanzienlijk. Wel moet nogmaals worden benadrukt dat het goederenverkeer<br />

maar 30 procent van de totale verkeersstromen uitmaakt en dat van deze 30 procent ruim 40 procent<br />

serviceverkeer en bestelauto is.<br />

Doordat wij voorts een positievere verwachting hebben van de duurzaamheid van motoren en<br />

brandstoffen moet dit totale maatregelenpakket na doorrekening de streefwaarden binnen bereik<br />

brengen.<br />

2.3 Inzicht in vier mogelijke situaties gegeven een onzekere toekomst<br />

Om inzicht te verkrijgen in de impact van het maatregelenpakket 3D op verkeer, lucht, geluid<br />

en externe veiligheid is het pakket doorgerekend. In eerste instantie zijn deze berekeningen<br />

gemaakt voor de referentiesituatie 2033 (situatie met volledige invoering maatregelen MER)<br />

en voor de situatie met maatregelenpakket 3D in 2033 (situatie met volledige invoering<br />

maatregelen 3D).<br />

Uit analyses en gesprekken met stakeholders is vervolgens <strong>naar</strong> voren gekomen dat de<br />

invoering van de maatregelen uit zowel de MER als het 3D pakket met onzekerheden zijn<br />

omgeven. Ten eerste kan het zijn dat voorgenomen maatregelen uiteindelijk toch niet worden<br />

ingevoerd, ten tweede kan het zijn dat maatregelen wel worden ingevoerd, maar een lager dan<br />

verwacht effect hebben en ten derde kan het zijn dat maatregelen wel worden ingevoerd, maar<br />

pas na 2033. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat in 2033 de wettelijke normen zijn<br />

aangescherpt of dat verdergaande duurzaamheidsambities worden nagestreefd.<br />

Door alleen <strong>naar</strong> de referentiesituatie en de situatie met maatregelenpakket twee te kijken zou<br />

een te eenzijdig beeld ontstaan. Door alle onzekerheden met betrekking tot de invoering van<br />

maatregelen kan een toekomstige situatie er heel ander uitzien. Om met deze onzekerheden<br />

rekening te houden zijn twee aanvullende situaties doorgerekend, één voor de<br />

referentiesituatie en één voor het maatregelenpakket 3D waarbij een aantal maatregelen uit<br />

het pakket zijn weggelaten of een lager effect hebben gekregen.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 35<br />

Versie:<br />

3.0 Final


In totaal zijn dan ook voor vier alternatieve situaties berekeningen gemaakt voor het zichtjaar<br />

2033:<br />

o Referentiesituatie 2033;<br />

o Situatie maatregelenpakket 3D 2033;<br />

o Aangepaste referentiesituatie 2033;<br />

o Aangepaste situatie maatregelenpakket 3D 2033.<br />

De invulling van deze alternatieven wordt hieronder nader toegelicht.<br />

Referentiesituatie 2033:<br />

Een belangrijk uitgangspunt voor de <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> studie is geweest om zoveel mogelijk aan<br />

te sluiten bij het Voorkeursalternatief van de MER <strong>Maasvlakte</strong> 2. Een reden hiervoor was om<br />

verwarring en misverstanden te voorkomen over de groeicijfers van de vervoersstromen in het<br />

studiegebied.<br />

Voor de referentiesituatie in 2033 is daarom aangesloten bij de gehanteerde data<br />

(herkomst/bestemmingsmatrix en wegennetwerk) en de uitgangspunten en aannames van het<br />

Voorkeursalternatief uit de MER <strong>Maasvlakte</strong> 2. Voor het verkeer bestaan de belangrijkste<br />

maatregelen in het Voorkeursalternatief uit 2 :<br />

o De aanleg van de A4-Zuid;<br />

o Realisatie marktaandelen aan- en afvoer Tweede <strong>Maasvlakte</strong>: 35% weg, 20% spoor<br />

en 45% binnenvaart;<br />

o Toename beladingsgraad wegvervoer van 2,4 tot 2,8 TEU per call (14% minder<br />

ritten);<br />

o Toename capaciteit wegennet met 7,5% door benuttingsmaatregelen (dynamisch<br />

verkeersmanagement);<br />

o Extra groei goederenvervoer vindt alleen buiten de spitsperiode plaats (niet<br />

gedocumenteerd in de MER).<br />

Situatie maatregelenpakket 3D 2033:<br />

Bij het doorrekenen van het maatregelenpakket 3D zijn alle maatregelen uit dit pakket aan de<br />

maatregelen die reeds in het kader van het Voorkeursalternatief van de MER MV 2 zijn<br />

genomen toegevoegd. In deze situatie zijn dus zowel de maatregelen uit de MER als de<br />

maatregelen uit 3D tezamen doorgerekend.<br />

Aangepaste referentiesituatie 2033:<br />

Op basis van een analyse van de aannames en uitgangspunten van het Voorkeursalternatief<br />

van de MER MV2 en op basis van de eerste resultaten is gebleken dat maatregelen in de MER<br />

met substantiële onzekerheden zijn omgeven. Deze onzekerheden zijn het gevolg van:<br />

o Onduidelijkheid of een maatregel wel genomen gaat worden (wordt de A4-Zuid<br />

bijvoorbeeld wel aangelegd?);<br />

o Onduidelijkheid over het moment in de tijd dat een maatregel gerealiseerd wordt (de<br />

A4-Zuid wordt bijvoorbeeld wel aangelegd, maar is in 2033 nog niet gerealiseerd);<br />

o Onduidelijkheid over de mate waarin een maatregel effect heeft (wordt<br />

veronderstelde groei van de capaciteit van het wegennet gehaald?);<br />

2 Zie MER Bestemming <strong>Maasvlakte</strong> 2, Bijlage verkeer en vervoer, Projectorganisatie <strong>Maasvlakte</strong> 2, december 2006.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 36<br />

Versie:<br />

3.0 Final


o<br />

Onduidelijkheid over de plausibiliteit van maatregelen (is het logisch te<br />

veronderstellen dat alle extra groei van het goederenvervoer buiten de ochtendspits<br />

plaatsvindt?).<br />

Om rekening te houden met deze onzekerheden is een alternatief scenario ontwikkeld. In deze<br />

aangepaste referentiesituatie 2033 zijn aannames en uitgangspunten die in het<br />

Voorkeursalternatief van de MER MV2 zijn opgenomen, niet meer meegenomen of in<br />

aangepaste vorm meegenomen. Het gaat om de volgende aanpassingen:<br />

o A4-Zuid wordt niet aangelegd (maatregel met grote impact, aanleg is echter niet<br />

zeker);<br />

o Capaciteit autosnelwegen groeit met 2% ipv met 7,5% (toename van 7,5% bij een al<br />

hoge capaciteit is heel optimistisch);<br />

o Extra toename goederenvervoer vindt ook deels in de spitsperiode plaats (toename<br />

van goederenvervoer alleen buiten de spits lijkt niet realistisch).<br />

Deze drie bovengenoemde maatregelen zijn aangepast om rekening te houden met<br />

onzekerheden met betrekking tot invoering van maatregelen (A4-Zuid) en met betrekking tot<br />

het realiteitsgehalte van het ingeschatte effect (capaciteit en toename goederenvervoer in de<br />

spits).<br />

Aangepaste situatie maatregelenpakket 3D 2033:<br />

Ook voor het maatregelenpakket 3D zijn een aantal maatregelen met substantiële<br />

onzekerheden omgeven. Het betreft de volgende onzekerheden:<br />

o Onduidelijkheid of een maatregel wel genomen gaat worden (wordt de Oranjetunnel<br />

bijvoorbeeld aangelegd?);<br />

o Onduidelijkheid over het moment in de tijd dat een maatregel gerealiseerd wordt (de<br />

Oranjetunnel wordt bijvoorbeeld wel aangelegd, maar is in 2033 nog niet<br />

gerealiseerd);<br />

o Onduidelijkheid over de mate waarin een maatregel effect heeft (wordt<br />

veronderstelde afname verkeer door beprijzing gehaald?);<br />

Voor het maatregelenpakket 3D wordt rekening gehouden met deze onzekerheden door in een<br />

aangepast maatregelenpakket ervan uit te gaan dat:<br />

• De Oranjetunnel niet wordt aangelegd(maatregel met grote impact, aanleg is echter<br />

niet zeker);<br />

• Het effect van beprijzen personenvervoer beperkter zal zijn, namelijk 5% minder<br />

ritten ipv 15% minder ritten (afname verkeer van 15% door invoering beprijzing is<br />

erg optimistisch).<br />

Deze twee bovengenoemde maatregelen zijn aangepast om rekening te houden met<br />

onzekerheden met betrekking tot invoering van maatregelen (Oranjetunnel) en met betrekking<br />

tot het realiteitsgehalte van het ingeschatte effect (beprijzing).<br />

Door naast de referentiesituatie met alle maatregelen uit de MER en de situatie met ook alle<br />

maatregelen uit pakket 3D twee aangepaste situaties te onderscheiden zijn uiteindelijk vier<br />

situaties geanalyseerd. Deze vier situaties worden in figuur 2 schematisch weergegeven.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 37<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Figuur 2: Overzicht vier onderscheiden situaties<br />

Oorspronkelijk<br />

scenario<br />

Alternatief<br />

scenario<br />

Aannames en<br />

uitgangspunten<br />

Voorkeurslaternatief<br />

MER MV2<br />

Referentiesituatie 2033<br />

Aannames en uitgangspunten<br />

volgens het Voorkeursalternatief van de<br />

MER <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Aangepaste<br />

referentiesituatie 2033<br />

Aannames en uitgangspunten<br />

volgens het Voorkeursalternatief van de<br />

MER <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Zonder A4-zuid<br />

Beperkte groei capaciteit snelwegen<br />

Groei goederenvervoer ook deels in de<br />

spitsperiode<br />

Aannames en<br />

uitgangspunten<br />

maatregelenpakket<br />

3D 2033<br />

Situatie<br />

maatregelenpakket 3D 2033<br />

Aannames en uitgangspunten<br />

maatregelenpakket 3D<br />

Aanames en uitgangspunten<br />

volgens het Voorkeursalternatief van de<br />

MER <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Aangepaste situatie<br />

maatregelenpakket 3D 2033<br />

Aannames en uitgangspunten<br />

maatregelenpakket 3D<br />

Zonder Oranjetunnel<br />

Beperkt effect beprijzen personenvervoer<br />

(5% minder ritten ipv 15%)<br />

Aannames en uitgangspunten<br />

volgens het Voorkeursalternatief van de<br />

MER <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />

Zonder A4-zuid<br />

Beperkte groei capaciteit snelwegen<br />

Groei goederenvervoer ook deels in de<br />

spitsperiode<br />

Voor elk van de vier hiervoor beschreven situaties zijn de scenario’s doorgerekend met Urban<br />

Strategy. Dit is een beleidsondersteunend systeem dat door TNO is ontwikkeld waarmee voor<br />

elk scenario effecten op o.a. verkeer, lucht, geluid en externe veiligheid snel, consistent en<br />

inzichtelijk kunnen worden weergegeven 3 .<br />

2.4 Effecten op robuustheid<br />

Naast de mate van congestie in de ochtendspits is de robuustheid van het wegennet ook een<br />

belangrijke indicator voor de bereikbaarheid van het Rotterdamse havengebied. De<br />

belangrijkste functie van het wegennet is het mogelijk maken van verplaatsingen. Tijdens de<br />

spits of tijdens incidenten is het lastiger om alle verplaatsingen mogelijk te maken. Een<br />

robuust wegennetwerk behoud in verschillende situaties zijn functie.<br />

3 Voor meer informatie over Urban Strategy wordt verwezen <strong>naar</strong> de volgende website: www.tno.nl/urbanstrategy.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 38<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Voor elk van de vier onderscheiden situaties is onderzocht hoe robuust het wegennetwerk is.<br />

Hiervoor gebruikten de onderzoekers het verkeersmodel INDY van TNO. In het model is een<br />

aantal incidenten op verschillende locaties op de <strong>A15</strong> gesimuleerd. Er is aangenomen dat een<br />

incident leidt tot het afsluiten van 3 van de vijf rijstroken in de ochtendspits gedurende 45<br />

minuten. Bovendien is de capaciteit van de open rijstroken verlaagd. Vervolgens is berekend<br />

wat het totale reistijdverlies als gevolg van het incident is voor de weggebruikers op de <strong>A15</strong>.<br />

Het totale reistijdverlies is vertaald in de gemiddelde kosten per incident.<br />

In de referentiesituatie MER van het oorspronkelijke scenario bedragen de kosten van een<br />

gemiddeld incident 810.000 euro in 2033 (prijspeil 2009). De kosten in de referentiesituatie<br />

plus maatregelenpakket 3D van het oorspronkelijk scenario vallen aanzienlijk lager uit. De<br />

kosten bedragen in deze situatie 150.000 euro. In het alternatief scenario zijn de kosten in de<br />

aangepaste referentiesituatie 1,33 miljoen euro en in de aangepaste referentiesituatie plus<br />

aangepast maatregelenpakket 3D 730.000 euro. De kosten van het reistijdverlies vallen het<br />

laagst uit wanneer maatregelenpakket 3D aan de referentiesituatie wordt toegevoegd<br />

(oorspronkelijk scenario). De belangrijkste maatregelen die de robuustheid verbeteren zijn de<br />

A4-Zuid en de Oranjetunnel.<br />

Aanvullend is onderzocht hoe robuust het wegennetwerk is als er één zwaar incident plaats<br />

vindt. Er is aangenomen dat de Botlektunnel richting de <strong>Maasvlakte</strong> in de ochtendspits<br />

volledig is gestremd. Deze analyse is doorgerekend voor twee situaties: de aangepaste<br />

referentiesituatie plus aangepast maatregelenpakket 3D zonder de Oranjetunnel en de<br />

aangepaste referentiesituatie plus aangepast maatregelenpakket 3D met de Oranjetunnel. De<br />

kosten van het reistijdverlies in 2033 in de situatie zonder Oranjetunnel zijn 1,2 miljoen euro.<br />

De kosten van het reistijdverlies in 2033 in de situatie met Oranjetunnel zijn 0,47 miljoen<br />

euro. Hieruit blijkt dat het effect van de aanleg van de Oranjetunnel op de kosten van het<br />

reistijdverlies bij een zwaar incident in de Botlektunnel aanzienlijk is.<br />

De maatregelen uit het maatregelenpakket 3D hebben dus niet alleen een gunstig effect op de<br />

congestie en de uitstoot van emissies, maar ook op de robuustheid van het wegennet.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 39<br />

Versie:<br />

3.0 Final


2.5 Resultaten maatregelenpakket 3D<br />

De referentiesituatie en het maatregelenpakket 3D zijn in oorspronkelijke en in aangepaste<br />

vorm doorgerekend. Vervolgens zijn de resultaten in GIS kaarten gevisualiseerd voor verkeer,<br />

lucht, geluid en externe veiligheid. In deze paragraaf worden de resultaten en belangrijkste<br />

conclusies voor elk van deze onderdelen gepresenteerd. Maar eerst wordt ingegaan op de<br />

robuustheid van de resultaten.<br />

2.5.1 Resultaten en conclusies voor verkeer<br />

Voor het onderdeel verkeer zijn voor elk van de vier alternatieve situaties kaarten opgenomen<br />

van de I/C waarden (intensiteit/capaciteit) in de ochtendspits. Per wegvak is de dikte van de<br />

lijn een indicatie voor de intensiteit (aantal voertuigen), de kleur is een indicatie voor de I/C<br />

waarde. Een I/C waarde lager dan 0.5 betekent dat er ruimschoots voldoende capaciteit is, een<br />

I/C waarde tussen 0.5 en 0.85 betekent dat de capaciteit voldoende is, een I/C waarde tussen<br />

0.85 en 1.0 betekent dat er congestie optreedt en er sprake is van een knelpunt en een I/C<br />

waarde hoger dan 1.0 geeft aan dat er zeer sterke congestie optreedt en dat er daarmee sprake<br />

is van een ernstig knelpunt.<br />

Een opmerking die bij de figuren gemaakt moet worden is dat de <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> studie zich<br />

specifiek richt op de <strong>A15</strong>. In de figuren worden ook resultaten weergegeven op het<br />

wegennetwerk buiten de <strong>A15</strong>. Enerzijds geeft dit een goed beeld van wat er op de <strong>A15</strong> en in<br />

de directe omgeving van de <strong>A15</strong> gebeurt, anderzijds neemt het detailniveau en de<br />

betrouwbaarheid van de resultaten af, hoe verder wegvakken van de <strong>A15</strong> verwijderd zijn 4 . Dit<br />

dient men in beschouwing te nemen bij het interpreteren van de uitkomsten.<br />

Voor het onderdeel verkeer wordt – net als in de MER – <strong>naar</strong> de I/C waarden gekeken omdat<br />

dit een belangrijke indicator is voor de congestie (doorstroming). Het betreft de gemiddelde<br />

I/C waarden voor een gemiddelde dag. Daarnaast is – zeker op de <strong>A15</strong> waar weinig<br />

alternatieve routes zijn – de congestie van belang bij incidentele situaties zoals ongevallen.<br />

Dit wordt ook wel de kwetsbaarheid van het netwerk genoemd (in welke mate is het netwerk<br />

bij incidentele gebeurtenissen in staat het verkeer zonder al te grote problemen af te<br />

handelen). Omdat de kwetsbaarheid van het netwerk ook een belangrijke indicator is worden<br />

hiervoor apart berekeningen gemaakt die (nog) niet in deze notitie zijn opgenomen.<br />

De I/C waarden worden – in lijn met de MER – alleen voor de ochtendspits berekend en niet<br />

voor de avondspits. In de MER wordt hierover opgemerkt dat de ochtendspits een<br />

representatief beeld geeft voor een analyse van knelpunten. Bovendien wordt in deze studie<br />

niet op specifieke lokale knelpunten ingezoomd, maar kijken we <strong>naar</strong> het totaalbeeld 5 .<br />

4 Detailniveau en betrouwbaarheid resultaten nemen af omdat de herkomst/bestemmingsmatrix en het wegennetwerk steeds<br />

grover worden <strong>naar</strong>mate de afstand tot de <strong>A15</strong> groter wordt.<br />

5 In de MER, bijlage verkeer en vervoer, wordt hier het volgende over opgemerkt. Er is voor gekozen om I/C’s voor de<br />

avondspits niet apart te berekenen. Aanleiding daarvoor is een vergelijking tussen de ochtend- en avondspits op basis van<br />

telgegevens (najaar 2005) voor een viertal telpunten op de <strong>A15</strong>. Dit betreft telpunten op (van west <strong>naar</strong> oost) de volgende<br />

wegvakken: Europaweg, Hartelbrug-Welplaatweg, Botlektunnel en Charlois-Vaanplein. Uit de tellingen blijkt dat in de<br />

heenrichting (<strong>naar</strong> de <strong>Maasvlakte</strong>) de ochtendspits drukker is op de twee meest westelijk gelegen telpunten en de avondspits<br />

drukker is op de twee meest oostelijk gelegen telpunten. In de terugrichting is dat beeld andersom. Hieruit kan worden<br />

geconcludeerd dat op basis van de I/C’s in de ochtendspits voldoende informatie beschikbaar is om de scenario’s onderling te<br />

vergelijken ten aanzien van het criterium bereikbaarheid over de weg en dat de situatie niet gunstiger wordt voorgesteld dan<br />

deze in werkelijkheid vermoedelijk zal zijn.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 40<br />

Versie:<br />

3.0 Final


In het vervolg worden voor het onderdeel verkeer een aantal vergelijkingen gemaakt en van<br />

conclusies voorzien:<br />

o Vergelijking referentiesituatie en situatie maatregelenpakket 3D;<br />

o Vergelijking referentiesituatie een aangepaste referentiesituatie;<br />

o Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie maatregelenpakket<br />

3D;<br />

o Vergelijking situatie maatregelenpakket 3D en aangepaste situatie maatregelenpakket<br />

3D.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 41<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking referentiesituatie en maatregelenpakket 3D<br />

Figuur 3: Overzicht I/C waarden in de ochtendspits referentiesituatie 2033<br />

Figuur 4: Overzicht I/C waarden in de ochtendspits situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Conclusies<br />

o<br />

o<br />

o<br />

o<br />

De problemen in de referentiesituatie op de <strong>A15</strong> zijn beperkt, buiten de <strong>A15</strong> komen<br />

wel wegvakken voor met knelpunten (bijvoorbeeld op de A4);<br />

De impact van het maatregelenpakket 3D is zeer groot, nagenoeg alle knelpunten<br />

verdwijnen. Dit geldt niet alleen voor de <strong>A15</strong>, maar ook voor het wegennet buiten de<br />

<strong>A15</strong>. Hierbij wordt opgemerkt dat dit een “best case” situatie is: alle maatregelen zijn<br />

ingevoerd en hebben het verwachte effect;<br />

De maatregelen A4-Zuid, Oranjetunnel, beprijzen personenvervoer en verdergaande,<br />

innovatieve maatregelen hebben het meeste effect 6 ;<br />

De meeste maatregelen die een substantieel effect hebben, hebben een beperkt<br />

innovatief karakter.<br />

6 Zie bijlage A: Resultaten doorrekening onderdelen maatregelenpakket 3D.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 42<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking referentiesituatie en aangepaste referentiesituatie<br />

Figuur 5: Overzicht I/C waarden in de ochtendspits referentiesituatie 2033<br />

Figuur 6: Overzicht I/C waarden in de ochtendspits aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Conclusies<br />

o<br />

o<br />

o<br />

In de aangepaste referentiesituatie zonder A4-zuid, beperktere capaciteit van het<br />

wegennet en meer goederenvervoer in de ochtendspits ontstaan knelpunten op de<br />

<strong>A15</strong>;<br />

Daarnaast komen ten westen van het Beneluxplein wegvakken voor met een I/C<br />

waarde tussen 0.85 en 1.0;<br />

Tussen het Beneluxplein en het Vaanplein ontstaat een ernstig knelpunt (I/C waarde<br />

hoger dan 1.0). Dit betekent dat ondanks de geplande uitbreiding van dit deel van de<br />

<strong>A15</strong> <strong>naar</strong> 2 maal vijf stroken, het verkeer in de ochtendspits op deze vijf stroken<br />

stilstaat in het jaar 2033.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 43<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie<br />

maatregelenpakket 3D<br />

Figuur 7: Overzicht I/C waarden in de ochtendspits aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Figuur 8: Overzicht I/C waarden in de ochtendspits aangepaste situatie maatregelenpakket<br />

3D 2033<br />

Conclusies<br />

o Ook in het alternatieve scenario waarin voor de referentiesituatie ernstige knelpunten<br />

optreden, is het effect van een aangepast maatregelenpakket groot genoeg om de<br />

knelpunten op te lossen;<br />

o Zonder grootschalige infrastructurele maatregelen zoals A4-Zuid en Oranjetunnel<br />

worden de knelpunten op de <strong>A15</strong> opgelost;<br />

o De verdergaande, innovatieve maatregelen hebben in dit aangepaste<br />

maatregelenpakket een grote impact;<br />

o Buiten de <strong>A15</strong> komen nog steeds wel (ernstige) knelpunten voor, zoals in de<br />

beneluxtunnel.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 44<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking situatie maatregelenpakket 3D een aangepaste situatie<br />

maatregelenpakket 3D<br />

Figuur 9: Overzicht I/C waarden in de ochtendspits situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Figuur 10: Overzicht I/C waarden in de ochtendspits aangepaste situatie maatregelenpakket<br />

3D 2033<br />

Conclusies<br />

o<br />

o<br />

o<br />

Deze vergelijking laat zien dat de I/C waarden in het aangepaste maatregelenpakket<br />

3D aanzienlijk hoger zijn dan in het oorspronkelijke maatregelenpakket 3D. Dit geldt<br />

voor de <strong>A15</strong>, maar ook buiten de <strong>A15</strong>;<br />

In het oorspronkelijke maatregelenpakket inclusief grootschalige infrastructurele<br />

<strong>project</strong>en worden de knelpunten ruimschoots opgelost;<br />

In het aangepaste maatregelenpakket zonder grootschalige infrastructurele <strong>project</strong>en<br />

worden de knelpunten op de <strong>A15</strong> ook opgelost. Wel blijven de I/C waarden hoger.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 45<br />

Versie:<br />

3.0 Final


2.5.2 Resultaten en conclusies voor lucht<br />

Voor het onderdeel lucht zijn ook de aannames en uitgangspunten van het<br />

Voorkeursalternatief uit de MER MV2 overgenomen. Hierbij wordt opgemerkt dat in het<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> voor de referentiesituatie en voor het maatregelenpakket verondersteld<br />

is dat voertuigen met Euro 6 motoren de norm zullen zijn in 2033. Dit in tegenstelling tot de<br />

MER waarin ervan uitgegaan wordt dat voertuigen met Euro 5 motoren de norm zijn in 2033.<br />

Verder zijn in Urban Strategy emissiefactoren gebruikt die verwacht worden voor het jaar<br />

2020. Voor het jaar 2033 zijn nog geen emissiefactoren beschikbaar. Uitgaande van een<br />

verdergaande daling van de emissies van voertuigen in de periode 2020 – 2033 zijn de<br />

resultaten in deze deliverable voor het onderdeel lucht aan de hoge kant.<br />

Voor het onderdeel lucht zijn kaarten opgenomen waarin voor NO 2 en PM 10 (fijn stof) 7 de<br />

emissies worden weergegeven in microgram per m 3 (jaargemiddelden per etmaal). Voor NO 2<br />

is sprake van een knelpunt als op locaties op meer dan 10 meter naast de weg (het asfalt) de<br />

NO 2 emissies hoger zijn dan 40 microgram per m 3 (huidige wettelijke grenswaarde). Voor fijn<br />

stof geldt eveneens dat sprake is van een knelpunt als de PM 10 emissie hoger is dan 40<br />

microgram per m 3 (huidige wettelijke grenswaarde).<br />

Voor het onderdeel lucht worden de volgende vergelijkingen gemaakt:<br />

o Vergelijking referentiesituatie en situatie maatregelenpakket 3D voor NO 2 ;<br />

o Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie maatregelenpakket<br />

3D voor NO 2 ;<br />

o Vergelijking referentiesituatie en situatie maatregelenpakket 3D voor PM 10 ;<br />

o Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie maatregelenpakket<br />

3D voor PM 10 ;<br />

Voor elke vergelijking zijn drie figuren opgenomen. Het eerste figuur bevat de resultaten voor<br />

de (aangepaste) referentiesituatie, het tweede figuur bevat resultaten voor de (aangepaste)<br />

situatie maatregelenpakket 3D en het derde figuur toont het verschil tussen deze twee<br />

situaties. Op de volgende vier pagina’s zijn de GIS kaarten voor het onderdeel lucht voor al<br />

deze situaties opgenomen. Vervolgens worden deze resultaten nader toegelicht en van<br />

conclusies voorzien.<br />

7 In bijlage C is daarnaast een indicatieve berekening opgenomen voor de CO 2 uitstoot van het wegverkeer.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 46<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking referentiesituatie en maatregelenpakket 3D voor NO 2<br />

Figuur 11: Overzicht NO 2 emissies referentiesituatie 2033<br />

Figuur 12: Overzicht NO 2 emissies situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Figuur 13: Verschil NO 2 emissies situatie maatregelenpakket 3D 2033 – referentiesituatie<br />

2033<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 47<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie<br />

maatregelenpakket 3D voor NO 2<br />

Figuur 14: Overzicht NO 2 emissies aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Figuur 15: Overzicht NO 2 emissies aangepaste situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Figuur 16: Verschil NO 2 emissies aangepaste situatie maatregelenpakket 3D 2033 –<br />

aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 48<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking referentiesituatie en situatie maatregelenpakket 3D<br />

voor PM 10<br />

Figuur 17: Overzicht PM 10 emissies referentiesituatie 2033<br />

Figuur 18: Overzicht PM 10 emissies situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Figuur 19: Verschil PM 10 emissies situatie maatregelenpakket 3D 2033 – referentiesituatie<br />

2033<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 49<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie<br />

maatregelenpakket 3D voor PM 10<br />

Figuur 20: Overzicht PM 10 emissies aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Figuur 21: Overzicht PM 10 emissies aangepaste situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Figuur 22: Verschil PM 10 emissies aangepaste situatie maatregelenpakket 3D 2033 –<br />

aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 50<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Toelichting en conclusies onderdeel lucht<br />

In de figuren 11, 12, 14 en 15 zijn de emissies NO 2 opgenomen voor de vier verschillende<br />

situaties. Uit deze figuren blijkt dat de huidige wettelijke normen van 40 microgram per m 3<br />

buiten de wegen (het asfalt) voor NO 2 niet worden overschreden.<br />

In figuren 13 en 16 is het verschil in NO 2 emissie opgenomen tussen de situatie met<br />

maatregelenpakket 3D en de referentiesituatie. Figuur 13 illustreert het verschil voor het<br />

oorspronkelijke scenario, figuur 16 voor het alternatieve scenario. In het oorspronkelijke<br />

scenario is een afname zichtbaar tussen 1 en 5 microgram per m 3 langs de <strong>A15</strong>. Bij de<br />

Oranjetunnel is een toename zichtbaar (deze was in de referentiesituatie niet aanwezig). Voor<br />

het alternatieve scenario is ook een afname zichtbaar, maar deze afname is aanzienlijk lager<br />

dan voor het oorspronkelijke scenario. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het<br />

maatregelenpakket 3D in het alternatieve scenario minder maatregelen bevat of dat de impact<br />

van de maatregelen lager is ingeschat.<br />

In de figuren 17, 18, 20 en 21 zijn de emissies PM 10 opgenomen voor de vier verschillende<br />

situaties. Uit deze figuren blijkt dat de huidige wettelijke normen van 40 microgram per m 3<br />

buiten de wegen (het asfalt) voor PM 10 niet worden overschreden.<br />

In figuren 19 en 22 is het verschil in PM 10 emissie opgenomen tussen de situatie met<br />

maatregelenpakket 3D en de referentiesituatie. Figuur 19 illustreert het verschil voor het<br />

oorspronkelijke scenario, figuur 22 voor het alternatieve scenario. In het oorspronkelijke<br />

scenario is een beperkte afname waarneembaar, in het alternatieve scenario is een veel<br />

kleinere afname zichtbaar (in veel gevallen een afname tussen 0 en 1 microgram per m 3 ).<br />

Er zijn met name twee redenen dat de emissies voor NO 2 en PM 10 in het zichtjaar 2033 onder<br />

de huidige wettelijke normen blijven. De eerste reden is dat verwacht wordt dat de<br />

achtergrondconcentraties (veroorzaakt door bijvoorbeeld de industrie) tot 2033 aanzienlijk<br />

zullen dalen 8 . Bovenop deze achtergrondconcentraties komen de emissies veroorzaakt door<br />

het verkeer. Voor de emissies van het verkeer wordt ook verwacht dat deze zullen afnemen<br />

(Euro VI motoren). Omdat verwacht wordt dat zowel de achtergrondconcentraties als de<br />

emissies van het verkeer zullen afnemen, worden de huidige wettelijke normen niet<br />

overschreden.<br />

Indien de wettelijke normen in de toekomst worden aangescherpt, is het opnieuw de vraag of<br />

de emissies binnen de normen vallen. Zo wordt eraan gedacht niet alleen <strong>naar</strong> PM 10 te kijken,<br />

maar ook <strong>naar</strong> PM 2.5 (fijnere stofdeeltjes die de meeste schade veroorzaken). Verwacht wordt<br />

dat locaties waar de PM 2.5 norm overschreden wordt gelijk zijn aan de locaties waar de PM 10<br />

norm overschreden wordt.<br />

8 Voor de achtergrondconcentraties is uitgegaan van het rapport “Concentratiekaarten voor grootschalige<br />

luchtverontreiniging in Nederland” (Milieu en Natuur Planbureau, 2008) waarbij gerekend is met het BGE<br />

scenario (Beleid Global Economy) met vaststaand en voorgenomen beleid.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 51<br />

Versie:<br />

3.0 Final


2.5.3 Resultaten en conclusies onderdeel geluid<br />

Voor het onderdeel geluid zijn ook GIS kaarten gemaakt. In deze GIS kaarten zijn de<br />

geluidscontouren in L den opgenomen (gewogen gemiddelde van geluidsniveau per day,<br />

evening en night resulterend in een jaargemiddelde per etmaal). Voor geluid is het lastiger<br />

dan voor lucht om knelpunten te definiëren. In het geval van de aanleg van een nieuw <strong>project</strong><br />

geldt dat de geluidsbelasting meer dan 50 dB bedraagt en door het <strong>project</strong> met meer dan 2 dB<br />

toeneemt er sprake is van een knelpunt. In het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> kijken we echter niet<br />

specifiek <strong>naar</strong> de aanleg van een bepaald <strong>project</strong>. Daarnaast is het zo dat de wet in de<br />

toekomst wordt aangepast <strong>naar</strong> emissieplafonds. Per weg wordt dan vastgesteld hoeveel<br />

geluid er geproduceerd mag worden. In de analyse van de kaarten in deze rapportage kijken<br />

we <strong>naar</strong> locaties met bebouwing en een geluidsbelasting van meer dan 50 dB.<br />

Voor het onderdeel geluid worden de volgende vergelijkingen gemaakt:<br />

o Vergelijking referentiesituatie en situatie maatregelenpakket 3D;<br />

o Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie maatregelenpakket<br />

3D;<br />

Voor elke vergelijking zijn drie figuren opgenomen. Het eerste figuur bevat de resultaten voor<br />

de (aangepaste) referentiesituatie, het tweede figuur bevat resultaten voor de (aangepaste)<br />

situatie maatregelenpakket 3D en het derde figuur toont het verschil tussen deze twee<br />

situaties. Op de volgende pagina’s zijn de GIS kaarten voor het onderdeel geluid voor de<br />

verschillende situaties opgenomen. Vervolgens worden deze resultaten nader toegelicht en<br />

van conclusies voorzien.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 52<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking referentiesituatie en situatie maatregelenpakket 3D<br />

voor geluid<br />

Figuur 23: Overzicht geluidcontouren referentiesituatie 2033<br />

Figuur 24: Overzicht geluidcontouren situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Figuur 25: Verschil geluidscontouren situatie maatregelenpakket 3D 2033 – referentiesituatie<br />

2033<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 53<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie<br />

maatregelenpakket 3D voor geluid<br />

Figuur 26: Overzicht geluidscontouren aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Figuur 27: Overzicht geluidscontouren aangepaste situatie maatregelenpakket<br />

3D 2033<br />

Figuur 28: Verschil geluidscontouren aangepaste situatie maatregelenpakket 3D 2033 –<br />

aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 54<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Toelichting en conclusies onderdeel geluid<br />

Uit de figuren blijkt dat de geluidscontouren hoger zijn dan 50 dB op bebouwde locaties in<br />

Rozenburg, Hoogvliet en Barendrecht. Dit zijn mogelijke knelpunten.<br />

De figuren 25 en 28 geven de verschillen tussen de situatie met het maatregelenpakket 3D en<br />

de referentiesituatie weer. Figuur 25 beschrijft het verschil voor het oorspronkelijke scenario.<br />

Het figuur laat zien dat het verschil vooral voorkomt op de <strong>A15</strong> tussen Oranjetunnel en<br />

Beneluxtunnel. Figuur 28 geeft het verschil weer voor het alternatieve scenario. Op dit figuur<br />

zijn nauwelijks verschillen zichtbaar. Dit betekent niet dat er geen verschillen zijn, maar dat<br />

deze minder dan 1 dB zijn.<br />

In zowel figuur 25 als figuur 28 is een sterkere afname van het geluid te zien ten opzichte van<br />

de directe omgeving voor een locatie in Hoogvliet. In het maatregelenpakket 3D zijn hier<br />

grote bedrijfshallen en pyramides direct naast de snelweg gebouwd met als doel om naast<br />

andere functies (bedrijfsactiviteiten, wonen) ook als geluidsscherm te fungeren. Uit de<br />

resultaten blijkt dat deze gebouwen een groot effect op de geluidscontouren hebben.<br />

2.5.4 Resultaten en conclusies onderdeel externe veiligheid<br />

Voor het onderdeel externe veiligheid zijn ook GIS kaarten gemaakt (PR contouren voor het<br />

plaatsgebonden risico).<br />

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en<br />

onbeschermd op een plaats in de nabijheid van een inrichting of transportroute zou verblijven,<br />

overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met een gevaarlijke stof binnen een<br />

inrichting of transportroute.<br />

Voor nieuwe situaties wordt onderscheid gemaakt in kwetsbare (woningen, scholen,<br />

gezondheidscentra en kindercentra) en beperkt kwetsbare objecten (kantoren, sport en<br />

recreatievoorzieningen en stadions en theaters). Voor kwetsbare objecten is een PR van 10 -6<br />

een grenswaarde, voor beperkt kwetsbare objecten is dit risiconiveau een richtwaarde.<br />

Voor het onderdeel externe veiligheid zijn voor alle vier de situaties GIS kaarten gemaakt.<br />

Deze kaarten zijn op de volgende pagina’s opgenomen. Vervolgens worden deze resultaten<br />

nader toegelicht en van conclusies voorzien.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 55<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking referentiesituatie en situatie maatregelenpakket 3D<br />

voor externe veiligheid<br />

Figuur 29: Overzicht PR contouren referentiesituatie 2033<br />

Figuur 30: Overzicht PR contouren situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 56<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Vergelijking aangepaste referentiesituatie en aangepaste situatie<br />

maatregelenpakket 3D voor externe veiligheid<br />

Figuur 31: Overzicht PR contouren aangepaste referentiesituatie 2033<br />

Figuur 32: Overzicht PR contouren aangepaste situatie maatregelenpakket 3D 2033<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 57<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Toelichting en conclusies onderdeel externe veiligheid<br />

Ten eerste valt direct de ruime contour ter hoogte van Hoogvliet op. Uit navraag is gebleken<br />

dat deze contour in de MER niet meer wordt aangehouden. De ruime contour werd<br />

veroorzaakt door een transport van zeer gevaarlijke stoffen, dat tijdens een eenmalige telling<br />

voor de risicoatlas is aangetroffen. Nieuwe tellingen met verbeterde methoden<br />

(cameratoezicht) hebben uitgewezen dat deze categorie transport op deze wegvakken niet<br />

meer plaatsvindt (en <strong>naar</strong> verwachting ook niet zal plaatsvinden in 2033). De contour zou<br />

eigenlijk vergelijkbaar moeten zijn met de contour ter hoogte van Barendrecht.<br />

De PR contour van 10-6 loopt ligt op enkele locaties over de bebouwing. Het resultaat<br />

verbetert in geringe mate in de situatie met maatregelenpakket 3D. Deze verbeteringen zijn<br />

echter zo klein dat deze in de kaarten nauwelijks waarneembaar zijn.<br />

2.6 Inzet maatregelenpakket 3D<br />

Op basis van de uitkomsten kan het maatregelenpakket 3D op verschillende wijzen worden<br />

ingezet (naast de maatregelen die genomen zijn in het kader van het Voorkeursalternatief van<br />

de MER MV2). Hieronder worden een aantal scenario’s met betrekking tot de inzet van<br />

maatregelenpakket 3D geschetst. Hierbij wordt opgemerkt dat deze scenario’s als<br />

voorbeelden dienen van mogelijke toekomstige situaties zonder dat hiermee een volledig<br />

beeld geschetst wordt van alle mogelijke toekomstige situaties.<br />

Belangrijke onzekerheden in deze scenario’s zijn de mate waarin maatregelen uit de MER en<br />

uit pakket 3D daadwerkelijk en tijdig worden ingevoerd en daarnaast ook het verwachte effect<br />

hebben. Een recent voorbeeld van uitstel van invoering van een maatregel betreft het<br />

uitstellen van de invoering van kilometerheffing voor goederenvervoer (zie figuur 33).<br />

Figuur 33: Uitstel invoering kilometerheffing goederenvervoer<br />

6 april 2009<br />

Kilometerheffing vrachtwagens niet in 2011<br />

Minister Camiel Eurlings (Verkeer) vindt het niet langer verantwoord om eind 2011 te beginnen<br />

met een kilometerheffing voor vrachtwagens. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft hij<br />

maandagavond dat de komst van een kilometerheffing zeer complex is en veel risico's kent.<br />

Bron: www.nieuwsbladtransport.nl<br />

Een andere onzekerheid betreft de mate waarin het de ambitie van de regio is om binnen<br />

wettelijke normen te blijven of dat het de ambitie is om in te zetten op een verdergaande<br />

verbetering van de leefomgeving/duurzaamheid (ruim binnen de wettelijke normen). Een<br />

recent voorbeeld van deze verdergaande ambitie is de afspraak tussen het Havenbedrijf<br />

Rotterdam en Milieudefensie. Hierbij is het de gezamenlijke ambitie om een reductie van<br />

luchtverontreinigende stoffen met 10 procent per 2020 te realiseren ten opzichte van emissies<br />

die volgens de MER verwacht worden (zie figuur 34).<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 58<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Figuur 34: Afspraak Havenbedrijf Rotterdam en Milieudefensie<br />

Milieudefensie en Havenbedrijf Rotterdam tekenen akkoord<br />

09-02-2009<br />

Milieudefensie en Havenbedrijf Rotterdam presenteren vandaag de ‘Overeenkomst<br />

Duurzame <strong>Maasvlakte</strong>'. Dit jaar nog laten beide partijen een onderzoek uitvoeren om te<br />

bepalen of en hoe de emissies van fijn stof, NOX, SO2 en CO2 – afkomstig van<br />

activiteiten van de huidige en Tweede <strong>Maasvlakte</strong> - kunnen worden gereduceerd. De<br />

gezamenlijke ambitie is een reductie van luchtverontreinigende stoffen met 10 procent<br />

per 2020. Gezien dit resultaat ziet Milieudefensie af van juridische stappen tegen de<br />

aanleg en het gebruik van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong>.<br />

Bron: www.portofrotterdam.com<br />

Hieronder wordt de vier scenario’s nader toegelicht en vervolgens in figuur 35 schematisch<br />

weergegeven.<br />

Maatregelen MER worden gerealiseerd, ambitie om binnen wettelijke normen te blijven:<br />

maatregelenpakket 3D is niet nodig<br />

Indien ervan uitgegaan wordt dat de maatregelen in de MER gerealiseerd worden dan blijkt<br />

dat voor het verkeer op de <strong>A15</strong> nog nauwelijks knelpunten voorkomen. Daarnaast blijkt dat<br />

voor lucht ook geen knelpunten verwacht worden in 2033.<br />

Indien het de ambitie in de regio is om binnen de wettelijke normen te blijven voor lucht,<br />

geluid en externe veiligheid, dan is deze ambitie ook gerealiseerd door invoering van de<br />

maatregelen uit de MER.<br />

Kortom, knelpunten op het gebied van verkeer zijn opgelost en de leefbaarheidsindicatoren<br />

vallen binnen de normen. Hierdoor is het niet nodig dat ook maatregelen uit<br />

maatregelenpakket 3D worden ingevoerd.<br />

Maatregelen MER worden gerealiseerd, ambitie is om sterker in te zetten op verbetering<br />

van de leefomgeving/duurzaamheid: maatregelenpakket 3D is noodzakelijk om deze<br />

ambitie te realiseren<br />

Door invoering van de maatregelen uit de MER zijn de knelpunten voor het verkeer op de<br />

<strong>A15</strong> grotendeels opgelost. Daarnaast vallen de emissies van lucht binnen de wettelijke<br />

normen.<br />

In dit scenario wordt er vanuit gegaan dat het de ambitie is om niet alleen binnen de wettelijke<br />

normen te blijven voor leefbaarheidsindicatoren, maar sterk in te zetten op een verdergaande<br />

verbetering van de leefomgeving/duurzaamheid.<br />

Om deze ambitie te realiseren is het noodzakelijk maatregelen uit maatregelenpakket 3D<br />

bovenop de maatregelen uit de MER toe te passen. Hierbij komen de niveaus van verkeer<br />

(congestie) en lucht (emissies) beduidend lager te liggen dan de drempelwaarden waarboven<br />

knelpunten ontstaan.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 59<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Maatregelen MER worden deels of niet gerealiseerd, ambitie om binnen wettelijke normen<br />

te blijven: maatregelenpakket 3D is noodzakelijk om binnen de wettelijke normen te blijven<br />

In dit scenario wordt ervan uitgegaan dat maatregelen uit de MER slechts deels of niet<br />

worden gerealiseerd. De invoering van deze maatregelen is onzeker: voorgenomen besluiten<br />

kunnen – om uiteenlopende redenen – toch niet genomen worden, het effect van maatregelen<br />

kan lager uitvallen dan verwacht of maatregelen worden wel ingevoerd, maar veel later dan<br />

2033.<br />

Om in dit scenario toch de knelpunten voor het verkeer op te lossen is het noodzakelijk<br />

maatregelen uit het maatregelenpakket 3D in te voeren.<br />

Maatregelen MER worden deels of niet gerealiseerd, ambitie is om sterker in te zetten op<br />

verbetering van de leefomgeving/duurzaamheid: maatregelenpakket 3D is noodzakelijk om<br />

binnen de wettelijke normen te blijven en leefomgeving verder te verbeteren<br />

In dit scenario wordt ervan uitgegaan dat maatregelen uit de MER slechts deels of niet<br />

worden gerealiseerd. Het resultaat hiervan is dat knelpunten ontstaan voor verkeer en dat<br />

emissies van lucht wel onder de wettelijke normen uitkomen, maar in geringe mate.<br />

Om in dit scenario toch de knelpunten voor het verkeer op te lossen en verder in te zetten op<br />

verbetering van de leefomgeving/duurzaamheid is het noodzakelijk maatregelen uit het<br />

maatregelenpakket 3D in te voeren.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 60<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Figuur 35: Schematisch overzicht mogelijk inzet maatregelenpakket 3D<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 61<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Naast deze vier scenario’s is het ook mogelijk dat economische ontwikkelingen – en dus ook<br />

de verkeersstromen – anders uitpakken dan in de MER. Bij een hogere economische groei<br />

zijn de maatregelen uit maatregelenpakket 3D eerder nodig bovenop de maatregelen uit de<br />

MER om knelpunten te voorkomen en ambities gericht op een verbetering van de<br />

leefomgeving te realiseren. Bij een lagere economische groei kan het zijn dat grootschalige<br />

infrastructurele <strong>project</strong>en als een Oranjetunnel of een A4-Zuid niet nodig zijn als de<br />

maatregelen uit maatregelenpakket 3D maximaal worden ingevoerd.<br />

De inzet van maatregelen uit maatregelenpakket 3D hangt niet alleen af van congestie op het<br />

wegennet en de mate van emissies van lucht. Andere belangrijke factoren bij de<br />

overwegingen voor de inzet van maatregelen zijn de kosten, de impact op de kwetsbaarheid<br />

van het netwerk (wordt in het kader van dit <strong>project</strong> onderzocht), de haalbaarheid van de<br />

maatregelen en de plausibiliteit van het verwachte effect. Ook deze factoren dienen<br />

onderzocht te worden voordat keuzes gemaakt kunnen worden. De haalbaarheid en de<br />

plausibiliteit van de maatregelen wordt onder andere onderzocht in de uitwerking van een<br />

aantal thema’s in het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong>.<br />

Duidelijk is wel dat de maatregelen uit pakket 3D de potentie hebben om problemen op te<br />

lossen dan wel te voorkomen en ambities te realiseren binnen een aantal verschillende<br />

mogelijke toekomstsituaties.<br />

Op basis van de analyses wordt geconcludeerd dat het nodig is dat de regio Rotterdam zich<br />

voorbereid op de invoering van maatregelen uit maatregelenpakket 3D:<br />

o<br />

o<br />

Ofwel vanuit een risicobenadering waarbij aanvullende maatregelen nodig zijn om<br />

knelpunten te voorkomen of op te lossen omdat andere maatregelen niet genomen<br />

worden, te weinig effect hebben of pas later worden ingevoerd;<br />

Ofwel vanuit de ambitie om de bereikbaarheid en leefbaarheid van het havengebied<br />

maximaal te verbeteren (waarbij verder gegaan wordt dan het halen van de wettelijke<br />

normen).<br />

2.7 Conclusies 3D<br />

De belangrijkste conclusies van de analyse van maatregelenpakket 3D zijn hieronder<br />

opgenomen:<br />

o<br />

o<br />

o<br />

Als alle maatregelen uit de MER worden gerealiseerd en het verwachte effect hebben<br />

zijn er qua congestie op de <strong>A15</strong> weinig of geen problemen;<br />

De impact van het volledige maatregelenpakket 3D is groot. Bovenop de<br />

maatregelen uit de MER worden voor het verkeer alle problemen qua congestie op en<br />

buiten de <strong>A15</strong> opgelost;<br />

De A4-Zuid, Oranjetunnel, beprijzen en verdergaande, innovatieve maatregelen<br />

hebben het grootste effect. Het zijn de klassieke maatregelen die het grootste effect<br />

hebben, afgezien van de meer innovatieve maatregelen;<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 62<br />

Versie:<br />

3.0 Final


o<br />

o<br />

o<br />

Als een aantal maatregelen uit de MER worden losgelaten (om rekening te houden<br />

met onzekerheden voor wat betreft invoering van maatregelen en effect van de<br />

maatregelen) dan ontstaan problemen qua congestie op de <strong>A15</strong>;<br />

Een aangepast maatregelenpakket 3D zonder Oranjetunnel en met een lager effect<br />

van beprijzen lost de problemen op de <strong>A15</strong> op. De verdergaande, innovatieve<br />

maatregelen hebben in dit pakket de grootste impact;<br />

In drie van de vier geanalyseerde situaties zijn de problemen qua congestie op de<br />

<strong>A15</strong> opgelost, maar op het wegennetwerk buiten de <strong>A15</strong> is dit niet het geval. In de<br />

Beneluxtunnel, op de A4-Midden Delft, de A13 en de verbinding A13/A16 blijven in<br />

deze situaties problemen bestaan. Om de haven bereikbaar te houden is het niet<br />

alleen nodig de problemen op de <strong>A15</strong> op te lossen, maar ook de problemen op de<br />

andere delen van het wegennet;<br />

o Voor lucht geldt in het algemeen dat voor de periode vanaf 2020 en zeker rond 2033<br />

geen problemen worden verwacht met betrekking tot wettelijke normen. De<br />

achtergrondconcentraties luchtvervuiling (veroorzaakt door bijvoorbeeld de<br />

industrie) wordt verwacht sterk te dalen, daarnaast worden de motoren in het<br />

wegvervoer steeds schoner waardoor de normen niet overschreden zullen worden;<br />

o<br />

o<br />

o<br />

o<br />

o<br />

De geluidscontouren liggen op bepaalde locaties boven de norm. Maatregelenpakket<br />

3D resulteert in een vermindering van de geluidsoverlast. De impact is echter<br />

beperkt;<br />

De contouren voor externe veiligheid liggen op bepaalde locaties boven de norm.<br />

Maatregelenpakket 3D resulteert in een reductie van de contouren. De impact is<br />

echter beperkt;<br />

Uit analyses en gesprekken met stakeholders is gebleken dat maatregelen uit de MER<br />

en maatregelen uit pakket 3D met veel onzekerheden zijn omgeven. Het kan zijn dat<br />

voorgenomen maatregelen alsnog niet worden ingevoerd, dat maatregelen wel<br />

worden ingevoerd maar niet het verwachte effect hebben of dat maatregelen wel<br />

worden ingevoerd maar later dan 2033. Gegeven deze onzekerheden is het verstandig<br />

niet alleen uit te gaan van de maatregelen uit de MER, maar ook in te zetten op de<br />

maatregelen uit maatregelenpakket 3D;<br />

Naast onzekerheden met betrekking tot de invoering van maatregelen zijn er ook<br />

onzekerheden met betrekking tot normen en ambities. Indien de wettelijke normen of<br />

ambities op het gebied van duurzaamheid in de toekomst worden aangescherpt zijn<br />

aanvullende maatregelen uit pakket 3D nodig om binnen de normen te blijven of de<br />

ambities te realiseren;<br />

Gegeven vele onzekerheden omtrent invoering van maatregelen en aanscherping van<br />

normen en ambities is in elk geval duidelijk dat het nodig is in te zetten op een<br />

slimme mix van maatregelen uit de MER en maatregelen uit pakket 3D. Deze<br />

combinatie van maatregelen heeft de potentie problemen op te lossen en ambities te<br />

realiseren in een aantal mogelijke toekomstige situaties.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 63<br />

Versie:<br />

3.0 Final


o<br />

o<br />

o<br />

Op basis van de analyses wordt geconcludeerd dat het nodig is dat de regio<br />

Rotterdam zich voorbereid op de invoering van maatregelen uit maatregelenpakket<br />

3D:<br />

Ofwel vanuit een risicobenadering waarbij aanvullende maatregelen nodig zijn om<br />

knelpunten te voorkomen of op te lossen omdat andere maatregelen niet genomen<br />

worden, te weinig effect hebben of pas later worden ingevoerd;<br />

Ofwel vanuit de ambitie om de bereikbaarheid en leefbaarheid van het havengebied<br />

maximaal te verbeteren (waarbij verder gegaan wordt dan het halen van de wettelijke<br />

normen).<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 64<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Deel III. De transitiepaden<br />

De oogst van <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> is in vele rapporten neergeslagen. In deel 2 zijn de berekeningen<br />

gemaakt voor de verschillende maatregelpakketten voortbordurend op de rapporten D14 en<br />

D15. In dit deel 3 van het syntheserapport wordt de oogst van de innovatie-impuls (D16) en<br />

de themarapporten (D17 - D23) geclusterd en vertaald in transitiebeelden voor 2033 en<br />

concrete acties op weg daar <strong>naar</strong>toe. In ieder hoofdstuk wordt aangegeven welke<br />

deelrapporten daarin zijn verwerkt.<br />

Achtereenvolgens worden behandeld: de transitie <strong>naar</strong> duurzaam verkeers- en<br />

mobiliteitsmanagement (III.1), de modal split <strong>naar</strong> de binnenvaart en de transitie <strong>naar</strong> multimodale<br />

sturing (III.2) en de integrale benadering van ruimtegebruik en transportbesparing<br />

(III.3). Deel 3 mondt uit in een concreet actiepuntenplan waarbij de acties uit de<br />

afzonderlijke hoofdstukken worden geclusterd (III.4).<br />

3.1 De transitie <strong>naar</strong> duurzaam verkeers- en mobiliteitsmanagement<br />

In deel 2 van dit rapport is benadrukt dat het belangrijk is flexibiliteit in te bouwen in de<br />

maatregelpakketten gericht op een duurzaam bereikbare regio. Dat vooral met het oog op de<br />

vele onzekerheden in zowel de economie, de energietransitie, het overheidsbeleid en de<br />

technologie. In dit hoofdstuk zoomen we met deze blik in op de kansen voor toekomstgericht<br />

verkeers- en vervoersmanagement. Eerst wordt bezien hoe een slimme mix van maatregelen<br />

samen te stellen valt en te operationaliseren is (4.1), vervolgens wordt op de actuele discussie<br />

over regionaal prijsbeleid ingegaan (4.2). Daarna gaan we in op de ambitie van het spreiden<br />

van het transport over het etmaal (4.3) en dat mondt uit in een analyse welke organisatorische<br />

innovaties er nodig zijn om verkeers- en vervoersmanagement stevig regionaal te verankeren<br />

(4.4). We eindigen met het schetsen van een transitiebeeld over transportbesparing,<br />

energietransitie en ruimtegebruik anno 2033 en vatten de belangrijke acties samen om die<br />

transitie in gang te zetten.<br />

Er is voor dit hoofdstuk vooral gebruik gemaakt van de inhoud van de themarapporten D15<br />

(duurzaam vervoer als uitdaging), D20 (transportbesparing), D21 (prijsbeleid), D 22<br />

(containerlogistiek) en D23 (bestuurlijke innovatie).<br />

De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan drie criteria:<br />

(1) ze moeten haalbaar zijn;<br />

(2) ze moeten veilig zijn in de zin van ‘no regrets’ (het moeten geen maatregelen zijn die<br />

later betreurd worden);<br />

(3) ze moeten het kenmerk hebben van quick winst/laaghangend fruit. In feite gaat het<br />

hierbij om maatregelen waarvan de geconsulteerde actoren zeggen dat ze zowel<br />

haalbaar zijn als veel effect hebben.<br />

3.1.1 Een brede insteek van verkeers- en mobiliteitsmanagement<br />

In het kader van het thema transportbesparing is gepoogd om de optelsom van diverse<br />

maatregelen op het gebied van voertuigvernieuwing, vervoersmanagement, fiscale<br />

maatregelen, ruimtelijke ordening en informatie&communicatie te vertalen in SMARTdoelen,<br />

zeg maar concreet, planbaar en meetbaar. Ook is gekeken <strong>naar</strong> de mogelijke<br />

initiatiefnemers per maatregel. Samenvattend levert dat het volgende overzicht op:<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 65<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Documentnummer: D25 Syntheserapport 66<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Kansrijke initiatiefnemer Strategie Project Indicator Effect op<br />

omvang<br />

verkeer<br />

Taskforce Mobilititeits-management Vervoerstechniek Light Weight Design Lengte vrt 10% 2015<br />

Resultaat<br />

mogelijk in<br />

jaar<br />

Taskforce Mobilititeits-management Vervoerstechniek Alternatieve 1- pp/vrt 50% 2015<br />

persoonsvoertuigen<br />

Taskforce Mobilititeits-management Vervoerstechniek Meervoudig toepasbare Lengte vrt 10% 2015<br />

of aanpasbare<br />

voertuigen i.p.v.<br />

monofunctioneel<br />

Taskforce Mobilititeits-management Vervoerstechniek Geautomatiseerde Applicatie aanwezig 20% 2020<br />

besturing op constante<br />

snelheid<br />

Taskforce Mobilititeits-management/Verkeersonderneming Fiscaal Belonen/ontmoedigen 20% reductie 2010-2015<br />

gebruik (spits mijden/ personenvervoer<br />

rekening rijden)<br />

Taskforce Mobilititeits-management Fiscaal Verhuispremie Strook aanwezig 20% 2010<br />

Programmabureau mobiliteitsmanagement<br />

Rotterdam (PBMR)<br />

Vervoerstechniek Carpoolsystemen en<br />

<strong>Van</strong>pool<br />

Strook aanwezig 20% 2010<br />

PBMR/Verkeersonderneming <strong>A15</strong> Vervoerstechniek Strook voor collectief Applicatie aanwezig 50% 2010<br />

personenvervoer en 20% carpoolers<br />

carpoolers<br />

PBMR/Verkeersonderneming <strong>A15</strong> Vervoerstechniek Strook voor duurzaam Applicatie aanwezig 10% 2015<br />

personen-vervoer tot 20% duurzaam<br />

60-80 km/h (fiets, personenvervoer<br />

elektrische fiets, schone<br />

technologie.)<br />

PBMR, Verkeersonderneming/ Rijk Vervoerstechniek Bevorderen nieuwe 5% nieuwe 20% 2020<br />

transportvormen<br />

(lightrail, zeppelin, e.d.)<br />

vervoersvorm in 2020/<br />

advies op maat<br />

Rijk/Stadsregio Rotterdam Fiscaal Lagere accijns/subsidie Applicatie aanwezig 10% 2010<br />

voor bio e.d.<br />

PZH, Stadsregio Rotterdam, PBMR Vervoerstechniek Bevorderen energieefficiënt<br />

Applicatie aanwezig 50% 2012<br />

openbaar 20% personenvervoer<br />

vervoer (bus,rail,water) toename per OV<br />

door verbetering<br />

kwaliteit en betere<br />

aansluiting op andere<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 67<br />

Versie: 3.0 Final


Kansrijke initiatiefnemer Strategie Project Indicator Effect op<br />

omvang<br />

verkeer<br />

vervoersvormen<br />

Resultaat<br />

mogelijk in<br />

jaar<br />

Verkeersonderneming/Deltalinqs Bedrijfsvoering opvouwbare containers Applicatie aanwezig<br />

5%afname<br />

containervervoer<br />

PBMR/Verkeersonderneming <strong>A15</strong>/ PZH/Stadsregio<br />

Rotterdam/DCMR<br />

PZH/Stadsregio Rotterdam<br />

Bedrijfsvoering<br />

Ruimtelijke<br />

ordening<br />

Vervoersmanagement<br />

bij bedrijven: verhoging<br />

beladingsgraad, modal<br />

shift, 4x9 uur werken,<br />

strikt parkeerbeleid,<br />

faciliteiten voor<br />

fiets/OV,<br />

vervoersadviezen op<br />

maat, carpoulen/<br />

vanpoulen,<br />

teleconf./wagenparkadvi<br />

es<br />

10.000 euro aanw.<br />

Scans voor GV, PV en<br />

groen wagenpark bij<br />

alle vervoer-relevante<br />

bedrijven / gem. 5%<br />

kilometer reductie<br />

10% 2015<br />

20% 2010<br />

Woonlocaties bij werk 50% korting aanwezig 10% 2015<br />

PZH/Stadsregio Rotterdam<br />

Ruimtelijke Wonen in HvH + pont 5000 woningen 1% 2020<br />

ordening<br />

Stadsregio Rotterdam, PZH, regiogemeenten Vervoerstechniek Goederen en 1000 woningen 1% 2010-2015<br />

personenvervoer over 10% van totaal<br />

water op hoger personenvervoer over<br />

kwaliteitsniveau water (waterbus/<br />

brengen<br />

watertaxi)<br />

Verkeersonderneming <strong>A15</strong> Vervoerstechniek Verkeersmanagement / Elk type transport op 5% 2015<br />

transportbegeleidingssystemen<br />

<strong>A15</strong> is transparant/<br />

voor elk<br />

transport<br />

HBR, Deltalinqs Vervoerstechniek Bevorderen ondergronds<br />

transport (pijpleidingen)<br />

HBR, Deltalinqs Bedrijfsvoering Minder<br />

vervoersbewegingen op<br />

containerterminal<br />

advies op maat<br />

10% transportstromen<br />

door leiding<br />

20% 2008-2020<br />

100% bekendheid 10% 2015<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 68<br />

Versie: 3.0 Final


Kansrijke initiatiefnemer Strategie Project Indicator Effect op<br />

omvang<br />

verkeer<br />

HBR<br />

Ruimtelijke Clusteren diensten Diversen 10% 2015<br />

ordening<br />

Gemeente R’dam, Stadsregio<br />

Ruimtelijke Tijdelijke woonparken bedrijfclusters 10% 2015<br />

ordening<br />

Stadsregio , Gemeente R’dam<br />

Informatie&com Voorlichting en educatie


Documentnummer: D25 Syntheserapport 70<br />

Versie: 3.0 Final


Een voorbeeld van hoe dit al concreet wordt gemaakt; Onlangs is door de DCMR een <strong>project</strong><br />

Vervoersmanagement bij 30 bedrijven afgerond. Bij de 30 deelnemende bedrijven zijn<br />

mobiliteitsscans uitgevoerd voor het personenvervoer en logistieke scans voor het<br />

goederenvervoer. Bij 9 bedrijven met een eigen wagenpark zijn bovendien wagenparkscans<br />

uitgevoerd, gericht op een schonere vloot. De overall resultaten van de drie verschillende<br />

scans zijn in tabel weergegeven.<br />

Tabel I: Overall resultaten scans<br />

Scan Besparing kosten Besparing kilometers Besparing liters Besparing CO2 (ton) Besparing Nox (kg) Besparing PM10 (kg)<br />

Goederenvervoer € 8.832.830<br />

14.361.597 3.577.866 8.985 48.032 154<br />

Personenvervoer € -<br />

8.736.326 728.009 1.645 2.759 413<br />

Wagenpark € 1.240.280<br />

0 1.386.993 9.576 62.624 4.090<br />

Totaal € 10.073.110<br />

23.097.923 5.692.868 20.206 113.415 4.657<br />

De totaal berekende kostenbesparing bedraagt ruim 10 miljoen euro. Uit de personenvervoer<br />

scans zijn geen kostenbesparingen voor de bedrijven voortgekomen. Het totaal potentieel aan<br />

kilometerbesparing bedraagt bijna 24 miljoen, waarvan ruim 15 miljoen<br />

vrachtwagenkilometers. Dit is 8% van het totaal aantal kilometers van de bedrijven. De<br />

wagenparkscans leiden niet tot een reductie van het aantal kilometers. In totaal wordt ruim 20<br />

kiloton CO 2 bespaard als alle voorgestelde maatregelen worden uitgevoerd.<br />

Uit de lijst met <strong>project</strong>-ideeën blijkt dat er vele mogelijkheden tot vermindering van de druk<br />

op de weg, verduurzaming van het transport en betere spreiding van het verkeer zijn. Per<br />

mogelijkheid kunnen ze veel opleveren, maar gezien het aandeel in het totale verkeer en<br />

gezien de haalbaarheid op korte tot middellange termijn wordt de besparing beperkter. Alles<br />

bij elkaar (cumulatief) kan een besparing van tot wel 15% indicatief bereikt worden.<br />

Deze ruimte zal echter grotendeels opgevuld worden door de latente vervoersvraag. De vraag<br />

is elastisch. Als de baten (goed werk, goede betaalbare woning, nieuwe afzetmarkt) hoger zijn<br />

dan de lasten (reistijd, reiskosten) dan ontstaat verkeer. Beperking van congestie en<br />

bevorderen van de doorstroming zal nieuw verkeer aantrekken. Daarmee wordt de congestie<br />

dus maar beperkt minder. Feitelijk is dit in lijn met het nationale beleid. Daar is de aandacht<br />

verschoven van het oplossen van files <strong>naar</strong> het beheersen van reistijden, het garanderen van<br />

een betrouwbare reistijd en goede aansluitingen binnen een multi-modale netwerk<br />

<strong>Van</strong>uit dat perspectief wordt er dus wel grote winst geboekt. Deze winst zit in de vergroting<br />

van de vervoersprestatie. Die leidt ertoe dat er tijdelijk nieuwe afzetmarkten in beeld komen<br />

en een groter gebied met een arbeidspotentieel. Daarnaast levert een groot scala van deze<br />

maatregelen een bijdrage aan de verduurzaming van het vervoer in de regio. Met name de<br />

genoemde vervoerstechnische maatregelen kunnen een grote bijdrage leveren aan het<br />

verregaand terugdringen van de blootstelling aan fijnstof en de CO2 emissies van het verkeer<br />

in de regio, in de <strong>A15</strong>-corridor en in het havengebied. Een offensieve aanpak van elektrisch<br />

aangedreven voertuigen en hybride voertuigen zowel in het personen- als vrachtvervoer zou<br />

onderdeel uit moeten maken van de taakstelling van organisaties als de Stadsregio, Bereik, de<br />

Verkeersonderneming, RCI, het Havenbedrijf Rotterdam en Task Force<br />

mobiliteitsmanagement.<br />

3.1.2 Op weg <strong>naar</strong> een beprijsde regio<br />

Hoewel meerdere regio’s in Nederland zich in de afgelopen jaren hebben geprofileerd op het<br />

vlak van prijsbeleid, is dit voor de regio Rotterdam niet het geval. In de uitwerking van het<br />

thema prijsbeleid is onderzocht wat de regionale stakeholders momenteel van prijsbeleid<br />

vinden en of zij behoefte hebben aan een strategische visie op prijsbeleid voor de regio.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 71<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Uit de berekeningen van het maatregelenpakket 3D blijkt dat prijsbeleid nodig is voor een<br />

duurzaam bereikbare regio. Ook de regionale stakeholders zien prijsbeleid als een zeer<br />

kansrijke en effectieve maatregel om de bereikbaarheid van de Rotterdamse haven te<br />

verbeteren. Afhankelijk van de gekozen vormgeving kan het ook bijdragen aan de<br />

duurzaamheid. In de afgelopen jaren is er veel onderzoek uitgevoerd <strong>naar</strong> prijsbeleid en er is<br />

een scala aan mogelijke prijsmaatregelen geïdentificeerd.<br />

De grootste barrière voor de invoering van prijsbeleid blijkt het gebrek aan politiek en<br />

maatschappelijk draagvlak. Het betrekken van de stakeholders en het onderzoeken van de<br />

effectiviteit en haalbaarheid van prijsmaatregelen stond daarom centraal binnen dit thema. Dit<br />

betekent dat het vertrekpunt weliswaar het hier en nu was, maar dat er daarna is gekeken <strong>naar</strong><br />

toekomstscenario’s en de belangrijkste onzekerheden. Er is een brede definitie van prijsbeleid<br />

gehanteerd. Voorbeelden van prijsmaatregelen zijn de kilometerprijs, Spitsmijden,<br />

congestieheffing en slotmanagement. De grootste effecten worden verwacht van aanpassingen<br />

van gedrag door het personenverkeer.<br />

Onzekerheden vertalen in een scenarioaanpak<br />

Uit de thema-uitwerking is duidelijk geworden dat er voor de regio nog veel onzekerheden<br />

zijn rond het prijsbeleid in de toekomst. Zo zijn er signalen (van wetenschappers) dat<br />

prijsbeleid niet de effecten zal hebben die men nu verwacht. Ook zijn er signalen (van<br />

politici) dat een landelijk prijsbeleid mogelijk niet volgens de huidige ambitieuze planning<br />

wordt ingevoerd maar dat de invoering van de kilometerprijs wordt gestopt of sterke<br />

vertraging oploopt, door bijvoorbeeld het gebrek aan draagvlak of technische problemen.<br />

Daarnaast zijn er ook allerlei externe ontwikkelingen die het nut en de noodzaak van<br />

prijsbeleidsinstrumenten voor de regio kunnen beïnvloeden, met name het vraagstuk van<br />

economische groei of krimp en de veranderingen binnen de energiemarkt.<br />

Zo is het in een redelijk extreem maar niet geheel ondenkbaar scenario, mogelijk dat<br />

conventionele brandstoffen schaarser zijn geworden en de ontwikkeling van alternatieve<br />

brandstoffen en technieken nog niet zodanig ontwikkeld zijn dat deze op grote schaal zijn<br />

ingevoerd. Dit maakt mobiliteit in zijn geheel duurder waardoor (het verhogen van de<br />

tarieven) de congestieheffing overbodig wordt.<br />

Daartegenover kun je ook denken aan een scenario waarbij mislukte invoering van de<br />

kilometerprijs deel uitmaakt van een gestapeld effect. De vraag <strong>naar</strong> capaciteit van het<br />

wegennet neemt onverminderd toe en er is bij overmaat van ramp ook geen geld meer voor<br />

nieuwe infrastructuuruitbreidingen. Door de grote disbalans tussen vraag en aanbod is er<br />

schaarste op het wegennet in de regio Rotterdam waardoor er onder alle stakeholders een<br />

grote sense of urgency ontstaat. Dan wordt de regio gedwongen zelf actief aan de slag te<br />

gaan.<br />

De onzekerheden zijn in het thema prijsbeleid vertaald in drie scenario’s:<br />

1- De landelijke invoering van prijsbeleid stopt in 2012 en het duurt het lang voor er<br />

weer een nieuw landelijk prijsbeleid komt (pas na 2020-2030) waardoor de regio zelf<br />

extra maatregelen wil inzetten.<br />

2- De landelijke invoering van prijsbeleid is sterk vertraagd en de regio wil extra<br />

maatregelen inzetten.<br />

3- Het landelijke ingevoerde prijsbeleid is niet zo effectief (in de regio) als vooraf werd<br />

gedacht en de regio wil extra maatregelen inzetten.<br />

De stakeholders zijn het er over eens dat er verschillende toekomstscenario’s denkbaar zijn.<br />

De scenario’s, in het bijzonder het tweede scenario, worden door de stakeholders plausibel<br />

gevonden. Toch was er bij de stakeholders geen eenduidig beeld over hoe om te gaan met de<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 72<br />

Versie:<br />

3.0 Final


verschillende onzekerheden die uit elk scenario zijn te identificeren. Uit de interviews, een<br />

webenquête en workshops is gebleken dat geen van de stakeholders het overzicht heeft over<br />

het complexe prijsbeleidsdossier. Daarnaast hebben de stakeholders verschillende<br />

verwachtingen bij dit instrument en de wijze waarop het kan bijdragen aan een duurzaam<br />

bereikbare regio op lange termijn. Men is het er wel over eens dat het wenselijk en<br />

noodzakelijk is, dat er een vorm van prijsbeleid, op lange termijn ingevoerd wordt in de regio.<br />

Aangezien de regionale stakeholders een beprijsde regio wenselijk vinden, steunen ze het<br />

huidige invoeringstraject voor de kilometerprijs. Zij willen alle signalen die mogelijk<br />

uitgelegd kunnen worden als het hinderen van dit traject voorkomen. De regio Rotterdam<br />

richt zich daarom op maatregelen die de invoering ondersteunen zoals het inzetten van<br />

Spitsmijden in de aanloop <strong>naar</strong> de invoering van de kilometerprijs, het ondersteunen van<br />

mobiliteitsmanagement maatregelen en het faciliteren van alternatieven, zoals openbaar<br />

vervoer. Doordat de regionale stakeholders zich zo sterk conformeren aan de invoering van de<br />

kilometerprijs, willen zij op dit moment geen regionale visie op prijsbeleid ontwikkelen en<br />

hebben ze geen behoefte aan een proactief beleid, tenzij de omgeving sterk verandert. Het<br />

proces met de stakeholders zit momenteel dus vast in een politieke lock-in.<br />

Dit betekent dat de regio niet goed voorbereid is op mogelijk tegenvallende ontwikkelingen<br />

waardoor zij daar dan niet adequaat op kan reageren.<br />

Een roadmap voor een beprijsde regio<br />

Op basis van de thema-uitwerking is de belangrijkste conclusie dat de regio een adaptief<br />

beleid ten aanzien van prijsbeleid nodig heeft, gegeven de vele onzekerheden. Desalniettemin<br />

ontbreekt aan de wil dat snel te ontwikkelen. De regio heeft geen back-up plan voor het geval<br />

zaken anders lopen. Gegeven de risico’s is er wel een vangnet nodig. Door de risico’s<br />

expliciet te maken kunnen de stakeholders er bewuster mee om gaan. De regio zou op zijn<br />

minst expliciete keuzes kunnen maken welke risico’s zij bereid is te aanvaarden en hoe ze met<br />

onacceptabele risico’s wil omgaan. Gegeven de vele onzekerheden is een adaptief beleid<br />

nuttig en noodzakelijk, om zo proactief de voor prijsbeleid relevante ontwikkelingen te<br />

monitoren om op tijd te signaleren of de regio actie moet ondernemen. De regio kan<br />

bijvoorbeeld huidige prijsmaatregelen zoals parkeren, Spitsmijden en de provinciale<br />

opcenten, sterker differentiëren en het aanbieden van alternatieven.<br />

Als de regio prijsmaatregelen wil invoeren kan zij ook steun zoeken bij andere havens in<br />

Europa en bij de EU.<br />

Wij hebben met het oog op die proactieve en adaptieve strategie de scenario’s vertaald in een<br />

‘roadmap’ waarin 7 mogelijke paden staan uitgewerkt. Deze geven houvast om gezien de<br />

onzekerheden toch te kunnen sturen.<br />

1- Na realisatie van de ombouw van de <strong>A15</strong> zijn er tussen 2016 en 2019 vrijwel geen<br />

knelpunten op de <strong>A15</strong>. Echter, de vraag <strong>naar</strong> wegcapaciteit groeit zeer sterk en het<br />

lukt niet om prijsbeleid in te voeren en de A4 Zuid en de Oranjetunnel te realiseren.<br />

Hierdoor zijn er vanaf 2019 zeer grote problemen.<br />

2- De ombouw van de <strong>A15</strong> en de invoering van prijsbeleid verloopt volgens plan.<br />

<strong>Van</strong>af 2017 heeft prijsbeleid een groot effect op de vraag (die gemiddeld groeit)<br />

waardoor er minimaal tot 2030 geen grote knelpunten meer zijn.<br />

3- Na realisatie van de ombouw van de <strong>A15</strong> zijn er tussen 2016 en 2021 vrijwel geen<br />

knelpunten op de <strong>A15</strong>. Echter, de vraag <strong>naar</strong> wegcapaciteit groeit zeer sterk en de<br />

invoering van prijsbeleid is vertraagd tot 2020. Prijsbeleid heeft wel het gewenste<br />

effect maar door de sterke groei van de verkeersaanbod is het effect ervan minder<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 73<br />

Versie:<br />

3.0 Final


langdurig dan bij een gemiddelde groei, waardoor er na 2025 weer problemen<br />

ontstaan.<br />

4- Na realisatie van de ombouw van de <strong>A15</strong> zijn er tussen 2016 en 2021 vrijwel geen<br />

knelpunten op de <strong>A15</strong>. De vraag <strong>naar</strong> wegcapaciteit groeit namelijk minder hard dan<br />

verwacht, maar prijsbeleid is vertraagd tot 2021. Hierdoor wordt het in 2020 wel<br />

even iets drukker, maar zodra prijsbeleid is ingevoerd zijn er minimaal tot 2036 geen<br />

grote knelpunten meer.<br />

5- Na realisatie van de ombouw van de <strong>A15</strong> zijn er tussen 2016 en 2021 vrijwel geen<br />

knelpunten op de <strong>A15</strong>. De vraag <strong>naar</strong> wegcapaciteit groeit gemiddeld en prijsbeleid<br />

is ernstig vertraagd tot 2028. Hierdoor ontstaan tussen 2020 en 2028 ernstige<br />

problemen. Zodra prijsbeleid is ingevoerd in 2028 zijn er minimaal tot 2040 geen<br />

grote knelpunten meer.<br />

6- Na realisatie van de ombouw van de <strong>A15</strong> zijn er tussen 2016 en 2021 vrijwel geen<br />

knelpunten op de <strong>A15</strong>. Gelukkig wordt in 2022 de A4 Zuid al gerealiseerd want<br />

prijsbeleid is op de lange baan geschoven. Pas na 2026 ontstaan er weer opnieuw<br />

knelpunten op de <strong>A15</strong>.<br />

7- Na realisatie van de ombouw van de <strong>A15</strong> zijn er tussen 2016 en 2021 vrijwel geen<br />

knelpunten op de <strong>A15</strong>. Gelukkig wordt in 2022 de A4 Zuid al gerealiseerd want<br />

prijsbeleid is op de lange baan geschoven. Pas na 2026 ontstaan er weer opnieuw<br />

knelpunten op de <strong>A15</strong>. Dit duurt echter maar 2 jaar aangezien in 2027 de<br />

Oranjetunnel wordt gerealiseerd. Pas na 2031 ontstaan er weer opnieuw knelpunten<br />

op de <strong>A15</strong>.<br />

Door een roadmap te schetsen wordt ook inzichtelijk gemaakt welke invloed de tijdsdimensie<br />

heeft op onzekerheden binnen het transitiepad <strong>naar</strong> een beprijsde regio. Er zijn met deze<br />

roadmap in de hand genoeg aangrijpingspunten voor de regio om zelf proactief de transitie<br />

<strong>naar</strong> een beprijsde regio te versnellen. De regio kan nu reeds keuzes maken hoe zij met<br />

risico’s om wil gaan.<br />

3.1.3 Betere spreiding van het verkeer<br />

Voor het sturen op een optimale spreiding van het verkeer zijn er in beginsel vier strategieën:<br />

1- Het prijsbeleid inzetten om verkeer uit de spits te krijgen;<br />

2- Het bevorderen van aangepast werktijden en telewerken bij de grote werkgevers in<br />

de regio;<br />

3- Het invoeren van een duurzaamheidsmarkt en slotsystemen voor zowel personen– als<br />

vrachtverkeer;<br />

4- Een impuls geven aan de nachtdistributie.<br />

De eerste twee thema’s zijn hierboven al aan bod gekomen. We zoomen nu in op de laatste<br />

twee.<br />

Duurzaamheidsmarkt en slotsysteem<br />

Het thema ‘Duurzaamheidsmarkt’ omvat een set van maatregelen waarmee een markt<br />

gecreëerd wordt voor vervoer die bijdraagt aan meer duurzaamheid in Mainport Rotterdam.<br />

Dit gebeurt door het gebruik van weginfrastructuur en terminalgebruik te limiteren en een<br />

veiling in te richten voor deze soorten van gebruik. Daarnaast wordt in het achterland een<br />

markt ingericht voor de lege containers en tenslotte wordt een investeringsfonds opgericht dat<br />

zich richt op een groene haven en daarvoor investeringen doet die dit mogelijk maken.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 74<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Momenteel kennen de terminals piekmomenten voor het afhalen en wegbrengen van de<br />

containers door de wegvervoerders. Wanneer deze drukte meer gespreid zou worden in de tijd<br />

ontstaan bij de terminals minder vaak files en opstoppingen. De gewenste spreiding zou<br />

kunnen ontstaan door per tijdseenheid een maximaal aantal voertuigen toe te staan de<br />

containers af te halen of weg te brengen. Dit kan gebeuren door middel van het toekennen van<br />

slots. Een vervoerder kan een slot in zijn bezit krijgen door deze aan te schaffen op de veiling.<br />

Het resultaat is dat een prijsdifferentiatie ontstaat: de meest gewilde slots zullen voor de<br />

hoogste prijs verkocht worden. Terwijl minder gewenste slots, op ongunstige tijdstippen, voor<br />

een stuk lager bedrag aan te schaffen zijn. Op dit moment bestaan er geen contractuele relaties<br />

tussen de terminaleige<strong>naar</strong>, de infrastructuurbeheerder en de vervoerder. Door de invoering<br />

van de slots is dit wel het geval en zal er meer op elkaar afgestemd worden. Eenzelfde<br />

concept kan ook uitgevoerd worden voor de rit <strong>naar</strong> de terminal over de <strong>A15</strong>. Zo<br />

ontstaan er twee verschillende markten. De voordelen hiervan zijn dat de gebruikers van de<br />

terminal of weginfrastructuur geprikkeld worden na te denken over het juiste moment om van<br />

deze diensten gebruik te maken. De aanbieders krijgen de mogelijkheid extra kwaliteit te<br />

leveren als de gebruikers bereid zijn hiervoor te betalen. Indien besloten wordt tot de aanleg<br />

van aparte doelgroepstroken voor het vrachtverkeer, kunnen de twee markten ook worden<br />

samengevoegd tot één markt, zoals bij het spoor reeds gebeurd is. Daarbij wordt dan zowel<br />

een rit over de <strong>A15</strong> als toegang tot de terminalfaciliteiten op een bepaald moment geveild.<br />

Hiermee kan gegarandeerd worden dat het vrachtverkeer over de <strong>A15</strong> door kan rijden en op<br />

het bij het slot passende tijdstip bij de terminal kan arriveren. Voor het introduceren van de<br />

slotsystemen is het belangrijk een goede infrastructuur te hebben van (bewaakte) regionale<br />

parkeerterreinen/pleisterplaatsen voor vrachtwagens binnen, maar zeker ook buiten de regio.<br />

Deze infrastructuur is nu volstrekt onvoldoende aanwezig.<br />

Kansen voor nachtdistributie in het containervervoer<br />

In het kader van het thema containerlogistiek is ook gekeken <strong>naar</strong> het onderwerp<br />

nachtdistributie, een typisch voorbeeld van ‘laaghangend fruit’ en een ‘quick win’.<br />

Op dit moment is reeds een pilot gaande. Hier moet met kracht op worden voort gebouwd,<br />

<strong>naar</strong> onze mening. In beeld dient worden gebracht wat de belangrijkste bottlenecks zijn voor<br />

grootschalige inzet van nachtdistributie en er moet worden geanalyseerd waarom<br />

nachtdistributie wel succesvol door andere sectoren wordt gerealiseerd, maar niet door de<br />

containersector. Is de problematiek van de ploegendiensten echt een bottleneck?<br />

Ons beeld is dat je je niet zozeer op de nacht moet richten, maar veel meer op de randen van<br />

de nacht: 20-24:00 uur bijvoorbeeld. Dit is in het algemeen meer haalbaar dan midden in de<br />

nacht afleveren.<br />

Nachtdistributie moet ook in gezien worden in combinatie met de organisatie op de<br />

distributiecentra. Met het oog daarop is een onderzoek/pilot wenselijk <strong>naar</strong> het DC van de<br />

toekomst, gericht op mogelijkheden om containers 24-uur per dag te ontvangen teneinde<br />

betere mogelijkheden tot nachtdistributie te genereren.<br />

Om te voorkomen dat een complete ploeg gedurende lange tijd moet wachten is verbetering<br />

van de communicatie noodzakelijk. Denk aan de inzet van een ‘truck appointment systeem’,<br />

zodat een ontvanger goed op de hoogte wordt gehouden over het moment waarop een<br />

container arriveert, of door te werken met vaste aflevertijden.<br />

Deze communicatie heeft ook betrekking op het structureel nadenken tussen vervoerder en<br />

verlader over de ideale mogelijkheid om ’s nachts af te leveren.<br />

Nachtdistributie moet je ook durven afdwingen. Een aantal van de ondervraagde experts is<br />

van mening dat nachtdistributie alleen een succes kan worden als partijen gedwongen worden<br />

<strong>naar</strong> de nacht te verschuiven. Nachtdistributie kan op verschillende manieren afgedwongen<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 75<br />

Versie:<br />

3.0 Final


worden; door commerciële dwang van grote partijen in de keten, door aangepaste regelgeving<br />

of door incentives. In dat kader moet worden onderzocht hoe maatregelen als ‘Anders betalen<br />

voor Mobiliteit’ kunnen worden ingezet om nachtdistributie te faciliteren, bijvoorbeeld door<br />

’s nachts geen ‘Anders betalen voor Mobiliteit’ in te voeren.<br />

Resumerend<br />

Vooral de gecombineerde inzet op slotmanagement en nachtdistributie lijkt perspectiefvol. De<br />

Verkeersonderneming zou dit samen met brancheorganisaties (o.a. Deltalinqs), logistiek<br />

Nederland en terminal operators/regionale bedrijfsleven kunnen oppakken, bijvoorbeeld in de<br />

vorm van een task force slotmanagement en nachtdistributie. Daarbij zijn vooral de volgende<br />

aandachtspunten van belang:<br />

- introductie van een veilingsysteem voor de slots;<br />

- een variant van nachtdistributie uitwerken voor de randen van de nacht;<br />

- het distributiecentrum van de toekomst is ingericht op nachtdistributie;<br />

- introductie van een truckappointmentsysteem;<br />

- aandacht voor parkeer- en verblijfplaatsen op afstand bij invoering slotmanagement;<br />

- afdwingbaarheid slotsysteem en nachtdistributie in de contractuele relaties tussen de<br />

terminaleige<strong>naar</strong>, de infrastructuurbeheerder en de vervoerder;<br />

- combineren van een slotsysteem met een systeem van doelgroepstroken.<br />

3.1.4 Regionaal verkeers- en mobiliteitsmanagement<br />

Een steeds terugkerende vraag is hoe samenhang in verkeers- en mobiliteitsmanagement in de<br />

regio te organiseren. Het ontbreekt op dit moment bepaald niet aan initiatieven op dat vlak.<br />

Zo is er de Taskforce Mobiliteitsmanagement, een regionaal convenant ondertekend door<br />

overheden en bedrijfslevenorganisaties in de regio en groot aantal bedrijven met de intentie<br />

om mobiliteitsmaatregelen te nemen. De focus ligt bij werkgevers die gevestigd zijn in een<br />

vijftal regionale knopen, te weten: Kralingse knoop, Rotterdam Centrum, Alexanderknoop,<br />

Vijfsluizen en het Rotterdamse havengebied. Om de uitvoering gestructureerd te laten<br />

verlopen is een Programmabureau mobiliteitsmanagement opgericht met een<br />

programmamanager en procesmanagers voor de knopen.<br />

Daarnaast kennen we de op Zuidvleugelniveau opererende organisatie Bereik, Govera,<br />

VCCR, Daarnaast ontwikkelen stadsregio, provincie, gemeenten en havenbedrijf hun eigen<br />

duurzame bereikbaarheidsstrategie. De belangrijkste nieuwe institutionele ontwikkeling in de<br />

regio Rotterdam is de oprichting van de Verkeersonderneming. De Verkeersonderneming is<br />

opgericht door de gemeente en stadsregio Rotterdam, het Havenbedrijf en Rijkswaterstaat.<br />

Bovendien wordt er nauw samengewerkt met de gemeente Spijkenisse, Deltalinqs, Kamer van<br />

Koophandel, TLN en de EVO. De Verkeersonderneming kan een belangrijke bijdrage leveren<br />

aan het verminderen van de versnippering van initiatieven. Een groot deel van de in dit<br />

hoofdstuk geïnventariseerde instrumenten kunnen door de Verkeersonderneming opgepakt<br />

worden, maar daarmee verdwijnen niet automatisch de andere initiatieven. De<br />

Verkeersonderneming loopt het risico zelf weer een van de vele instituties te worden.<br />

Derhalve is het van belang goed na te denken over de rol die de Verkeersonderneming kan<br />

spelen. Daarop gaan we hieronder in.<br />

Toekomstscenario’s voor de Verkeersonderneming<br />

De Verkeersonderneming die in 2008 is opgericht heeft tot doel de files in het Rotterdamse<br />

havengebied op en rond de <strong>A15</strong> te verminderen. Die uitdaging krijgt een extra dimensie<br />

omdat vanaf 2010 de verbreding van de <strong>A15</strong> tussen <strong>Maasvlakte</strong> en het Vaanplein van start<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 76<br />

Versie:<br />

3.0 Final


gaat. Tijdens de bouwperiode staat de bereikbaarheid via de <strong>A15</strong> nog zwaarder onder druk.<br />

Ten eerste wil de Verkeersonderneming maatregelen nemen die er voor zorgen dat de ruimte<br />

op de <strong>A15</strong> optimaal wordt gebruikt (verkeersmanagement). Ten tweede wil de<br />

Verkeersonderneming weggebruikers verleiden om niet tijdens de spits in de auto te stappen,<br />

maar een andere keuze te maken (mobiliteitsmanagement). (www.deverkeersonderneming.nl)<br />

In dat kader zal de Verkeersonderneming in 2009 ook een spitsmijdendienst aanbesteden.<br />

Binnen de Verkeersonderneming worden ook mogelijkheden onderzocht om te sturen in de<br />

keten van achterlandverbindingen. Een voorbeeld hiervan is slotmanagement. Dit soort<br />

<strong>project</strong>en is niet altijd eenvoudig omdat het soms vereist dat concurrerende bedrijven<br />

informatie uitwisselen en samenwerken.<br />

De Verkeersonderneming heeft dus nadrukkelijk twee functies: een pragmatische (de <strong>A15</strong><br />

ontlasten, met name in de fase van ombouw) en een experimentele (introduceren en<br />

uitproberen van een scala aan instrumenten voor verkeers- en mobiliteitsmanagement). In het<br />

kader van <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> is in het verlengde van die experimentele status nagedacht over het<br />

perspectief op langere termijn.<br />

Die initiatieven vinden plaats in een breder politiek en maatschappelijk afwegingsproces<br />

waarin wordt gezocht <strong>naar</strong> nieuwe organisatieconcepten onder noemers als<br />

verkeersmanagement, incidentmanagement, mobiliteitsmanagement, mobiliteitsmarkt,<br />

regelkringen en OV-autoriteit.<br />

In de bestuurlijke discussie daarover kristalliseren zich twee tegengestelde visies uit. Ten<br />

eerste de benadering waarin gepleit wordt voor lichte samenwerkingsconstructies die bottom<br />

up tot stand komen en maatwerk per regio vereisen. Daar tegenover de inzet van een regionale<br />

vervoersautoriteit op een hoog schaalniveau, met vergaande bevoegdheden. Een voorbeeld<br />

van dat laatste is het onderzoek <strong>naar</strong> een OV-autoriteit dat plaats vindt in het kader van het<br />

<strong>project</strong> Randstad Urgent. Voor <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> klinkt zo’n idee zware vervoersautoriteit<br />

interessant omdat het een vorm van regie en samenhang in de sturing suggereert waar de<br />

pakketten die de output van het <strong>project</strong> vormen goed kunnen landen. Maar daar kun je je flink<br />

in verslikken.<br />

Er is sprake van een groeiende afkeer van bestuurlijke structuurdiscussies. De optimale schaal<br />

van organiseren bestaat niet, structuurdiscussies genereren veel negatieve energie, de<br />

democratische legitimering is moeilijk oplosbaar en het saldo van al die inspanningen is vaak<br />

dat de bestuurlijke drukte toeneemt. De dominante lijn in denken (die we ook tegenkomen in<br />

adviezen van de Raad van Verkeer en Waterstaat en de VROM-Raad) is: regionaal maatwerk<br />

waarin de partners in de regio samen bepalen wat de zwaarte van taken en bevoegdheden mag<br />

zijn.<br />

Wij achten het daarom van belang om meerdere scenario’s voor de toekomst van de<br />

Verkeersonderneming open te houden Wij willen er drie presenteren die kunnen helpen bij de<br />

regionale discussies over de rol van de Verkeersonderneming in de verdere toekomst.<br />

Scenario 1: De Verkeersonderneming als regionale vervoersautoriteit<br />

Die autoriteit kan zich bezig houden met gebiedsbeprijzing waarbij een afwikkelniveau wordt<br />

gegarandeerd. De Verkeersonderneming zou kunnen functioneren als een verlengstuk van de<br />

nationale overheid. Het is ook mogelijk dat de Verkeersonderneming een regionaal prijsbeleid<br />

wil voeren, al dan niet ingebed in een landelijk prijsbeleid. De Verkeersonderneming is in dit<br />

geval het instituut die optimaal kan inspelen op de behoeften die er vanuit de regio zullen zijn.<br />

De Verkeersonderneming zou een actieve lobby kunnen voeren namens de regio om het<br />

landelijke beleid dusdanig in te vullen dat het voor de regio bijvoorbeeld veel opbrengsten<br />

genereert of zorgt dat het veel congestie kan voorkomen. De opbrengsten kunnen dan<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 77<br />

Versie:<br />

3.0 Final


vervolgens weer geïnvesteerd worden in aanpassingen aan de infrastructuur in de regio zodat<br />

de bereikbaarheid in de regio verbetert.<br />

Scenario 2: Het regionale platform voor mobiliteitsmanagement<br />

De Verkeersonderneming is een belangrijk platform om partijen in de regio te verbinden en<br />

bij elkaar te brengen. De onderneming is regionaal goed verankerd en slaagt er goed in om de<br />

gebruiker centraal te stellen en daarbij bedrijven en burgers zelf regie te laten voeren op<br />

vormen van collectief vervoer, autodelen en transportpreventie. Naast een organisatorisch<br />

platform is er ook een platform van mobiliteitsservice-providers gekomen om het overzicht<br />

van alle technologische platforms, zoals de OV-chipkaart, de Spitsmijden-bonuskaart,<br />

mobiele telefoons (een gangbaar platform voor mobiliteitsdiensten) te houden.<br />

Scenario 3: Meerdere kleine verkeersondernemingen in de regio<br />

Toepassing van het concept van een verkeers- en vervoersonderneming op andere plaatsen in<br />

de regio (ruit van Rotterdam, Deltapoort) moet niet afhankelijk zijn van het opschalen van de<br />

huidige onderneming. Het kan in aangepaste vorm gereproduceerd worden op andere plekken<br />

(klonen en maatwerk i.p.v. opschalen).<br />

Denkbaar is dat er in 2018 in de regio 3 verkeersondernemingen zijn; in het havengebied, de<br />

ruit van Rotterdam en de Deltapoort, die ieder een verschillende wijze van sturing en scope<br />

hebben. Ze ontlenen hun gezag aan hun buitengewoon uitvoeringsgerichte aanpak. Er wordt<br />

wel voor gezorgd dat ze permanent van elkaar leren.<br />

Inspelen op maatschappelijke zelfsturing<br />

De aandacht voor het professionalisering van verkeers- en vervoersmanagement in de regio<br />

ontneemt wel het zicht op bredere maatschappelijke transities. We zien bijvoorbeeld een trend<br />

<strong>naar</strong> maatschappelijke zelfsturing: gebruikers die hun eigen vervoersmarkt gaan reguleren,<br />

zelf nieuwe coalities bouwen en de overheid feitelijk niet nodig hebben. De nieuwe incarinformatietechnologie<br />

stelt de weggebruiker ook in staat om filevrije routes te kiezen. Ook<br />

kan deze vorm van zelfsturing, gekoppeld aan een slim belonings- en ontmoedigingsbeleid<br />

een nieuwe impuls bieden voor collectief vervoer, modal shift en carpoolen.<br />

We zien dat bedrijven die individuele strategieën collectief maken, door via contracten met<br />

hun werknemers, een impuls willen geven aan duurzaam vervoer, collectief vervoer en<br />

verbetering van het gebruik van het OV. Activiteiten in het verlengde van de commissie de<br />

Waal en het samenwerkingsverband Nederland Bereikbaar getuigen daarvan. Ook het feit dat<br />

de ANWB zelfstandig een visie op robuuste verkeersnetwerken in de Zuidvleugel lanceert<br />

(ANWB, 2008) is daar een interessant voorbeeld van.<br />

Deze trend wordt ook wel aangeduid als het proces van massa-individualisering: collectieve<br />

beleidsstrategieën die inspelen op individueel keuzegedrag (Asseldonk, 1999).<br />

In het verlengde van de trend <strong>naar</strong> zelfsturing door gebruikers tekent zich nog een belangrijke<br />

ontwikkeling af: innovatieplatforms en duurzaamheidscoalities die zich gedragen als<br />

maatschappelijke bewegingen. Onderzoek, maatschappelijke dialoog, beleidsvernieuwing,<br />

actievoeren en marketing lopen in onze informatiesamenleving in elkaar over. We zien de<br />

tekenen daarvan bij uiteenlopende initiatieven, als de platforms energietransitie en duurzame<br />

mobiliteit, Nederland Bereikbaar, de communities rond cradle 2 cradle, het consortium van<br />

bedrijven en organisaties dat een doorbraak wil forceren voor de elektrische auto, de groene<br />

revolutie die her en der wordt uitgeroepen <strong>naar</strong> aanleiding van Al Gore, coalities die zich<br />

opwerpen als sponsors voor gebiedsontwikkeling, enzovoorts.<br />

Deze coalities proberen samen voldoende massa te maken om buiten politiek en overheid om<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 78<br />

Versie:<br />

3.0 Final


doorbraken te realiseren of diezelfde overheid voor het blok te zetten. Kenmerkend voor deze<br />

bewegingen is het gebruik van internet als communityplatform, het toepassen van<br />

guerillamarketing, het professionele lobbyen en het inzetten van maatschappelijke en<br />

bestuurlijke ‘boegbeelden’. Er wordt in de sociologie en bestuurskunde wel gesproken over<br />

‘lichte gemeenschappen’: informeel, tijdelijk, lage toetredingsdrempel, symbolisch<br />

leiderschap (Duyvendak e.a. 2004, Vereniging van Bestuurskunde 2007).<br />

Dan komen we nog een derde lijn tegen: het vergroten van de collectieve invloed op<br />

besluitvorming van de gebruiker en de bewuste burger en van hun zeggenschap over<br />

instituties die het mobiliteitsbeleid vormgeven. We zien vele experimenten via de lijn van<br />

inspraak en participatie: de gebruiker die voorin beleids- en planprocessen betrokken wordt<br />

en/of zeggenschap heeft over instanties die namens de burger geacht worden de<br />

mobiliteitsaanpak vorm te geven. Voorbeelden zijn de burgerfora die ingesteld zijn bij de<br />

totstandkoming van de programma’s Randstad Urgent en Randstad 2040 en het pleidooi van<br />

de commissie Elverdingh voor participatie vanuit de samenleving in planprocessen voor<br />

infrastructuur. In het kader van het MIRT-<strong>project</strong> Ruit van Rotterdam zal worden gepoogd de<br />

samenleving te betrekken via het zogeheten 4 B–model waarin burgers en bedrijven een meer<br />

centrale rol in het planproces krijgen, naast de bestuurder en de ambtenaren (‘bureaucraten’ in<br />

het 4B-jargon).<br />

Een opmerkelijk initiatief is ook het pilot<strong>project</strong> ‘De gebruiker bepaalt’, waarbij jonge<br />

professionals in de bouw (verenigd in het initiatief ‘de Nieuwbouw’) buiten de gevestigde<br />

instituties om, een participatieproces met gebruikers en omwonenden hebben georganiseerd in<br />

het kader van de mogelijke verbreding van de noordelijke randweg Utrecht (zie<br />

www.degebruikerbepaalt.nl).<br />

Hoe divers de verschijningsvormen en hoe versnipperd de experimenten ook zijn, er tekent<br />

zich een duidelijk beweging af <strong>naar</strong> het centraler stellen van de positie van de gebruiker in het<br />

mobiliteitsmanagement. Dat perspectief is nu in de regio Rotterdam sterk onderontwikkeld.<br />

Voor een duurzame mobiliteitsmarkt en voor maatschappelijk draagvlak voor maatregelen, is<br />

deze beweging echter onontbeerlijk. Dat voor het proces van ‘massa-individualisering’, voor<br />

maatschappelijke bewegingen en voor medezeggenschap over het mobiliteitsbeleid en de<br />

instituties die daarvoor in het leven worden geroepen.<br />

Het is van belang om bij het nadenken over regionaal mobiliteitsmanagement in de verre<br />

toekomst deze processen van zelfsturing en zeggenschap door en van gebruikers niet uit het<br />

oog te verliezen.<br />

3.1.5 Transitiebeeld verkeers- en mobiliteitsmanagement in 2033<br />

Een slimme mix van maatregelen<br />

De kracht van het mobiliteits- verkeersmanagement in 2033 is het brede scala aan<br />

maatregelen en <strong>project</strong>en die zowel vanuit de overheid als vanuit de markt en de burger zijn<br />

ontwikkeld. De optelsom van de vele maatregelen, de flexibiliteit en het maatwerk dat daarbij<br />

mogelijk is vormen de grote kracht. De effecten van het gezamenlijke maatregelenpakket zijn<br />

veel sterker dan de effecten die men vroeger alleen voor mogelijk hield bij een instrument als<br />

de kilometerprijs. De effecten zijn zowel korte- als langetermijneffecten. Door<br />

mobiliteitsmaatregelen te combineren met maatregelen in andere sectoren zoals wonen en<br />

werken is de tijdsbestendigheid van de gedragsveranderingen vergroot. Zo zijn de<br />

Nederlanders gemiddeld flexibeler en mobieler geworden. Het is eenvoudiger om van baan te<br />

verwisselen en te verhuizen, omdat mobiliteitsproviders en werkgevers dit actief<br />

ondersteunen.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 79<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Oplossen van de spitsproblematiek<br />

Het flexibele werken met een combinatie van thuiswerk, mobiele werkplekken en werken op<br />

afwijkende tijden heeft een grote vlucht genomen. Het wegtransport is aanzienlijk beter<br />

gespreid over het etmaal. Het fenomeen ochtend -en avondspits kennen we niet meer. Ook het<br />

landelijke en regionale prijsbeleid en de daarbij gehanteerde verschillende slotsystemen<br />

hebben daar een belangrijke bijdrage aan geleverd. Zo is er slotmanagement ingevoerd voor<br />

het vrachtverkeer maar ook voor een grote range aan diensten zoals de bezorgservice van<br />

diensten (AH), internetbedrijven, parkeren in het centrum.<br />

Prijsprikkels<br />

In 2033 hebben we in onze hele leefomgeving te maken met vele prijsprikkels. Voor alle<br />

diensten betaal je voor wat je gebruikt. Dit geldt voor mobiliteit, wonen, werken, recreëren.<br />

Er is een mobiliteitsbudget, een parkeerbudget, een arbeidsvoorwaardenbudget, etc.<br />

Naast werkgevers kunnen ook verzekeraars en de vastgoedsector een bijdrage leveren aan het<br />

verbeteren van de bereikbaarheid. Het is mogelijk om de private vaste autokosten te<br />

variabiliseren zoals het geval is bij Kilometerverzekeren. Er kan meer aandacht komen voor<br />

Leasen per kilometer en Pay as you drive.<br />

Verkeersonderneming als platform voor adaptieve netwerken<br />

Er is in 2033 niet alleen sprake van publiek - private samenwerking maar ook van een<br />

adaptieve netwerkstructuur van (relatief kleine) burgercollectieven, bedrijven, overheden en<br />

andere organisaties. De Verkeersonderneming is het regionale platform waar alles rond<br />

verkeers- en mobiliteitsmanagement samenkomt. Ze ontleent haar gezag aan een<br />

buitengewoon uitvoeringsgerichte aanpak. Er wordt wel voor gezorgd dat men permanent<br />

van elkaar leert. De onderneming slaagt er goed in om de gebruiker centraal te stellen en<br />

bedrijven en burgers zelf regie te laten voeren op vormen van collectief vervoer, autodelen en<br />

transportpreventie.”<br />

3.2 Transitie containerlogistiek, modal split en verduurzaming transport<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag hoe op een duurzame wijze (in de dubbele<br />

betekenis van het woord; toekomstbestendig en gericht op een emissieloos transport) de<br />

beweging kan worden gemaakt van containertransport over de weg <strong>naar</strong> transport over het<br />

water en via het spoor. Met het oog daarop wordt vooral ingezoomd op innovaties in de<br />

containerlogistiek (3.2.1), de organisatie van de binnenvaart (3.2.2) en de verduurzaming van<br />

de binnenvaart (3.2.3). We eindigen met het schetsen van een transitiebeeld over multimodaal<br />

vervoer anno 2033 en vatten de belangrijke acties samen om die transitie in gang te zetten<br />

(3.2.4.).<br />

Er is voor dit hoofdstuk vooral gebruik gemaakt van de inhoud van de themarapporten D15<br />

(uitwerking van het zogeheten 3D pakket), D18 (duurzame binnenvaart), D19 (organisatie<br />

binnenvaart) en D22 (containerlogistiek).<br />

3.2.1 De toekomst van het containertransport<br />

De transitie in de containers gericht op duurzame achterlandlogistiek, is reeds ingezet in de<br />

Rotterdamse haven. Meest in het oog springende maatregelen zijn het initiatief om<br />

containertransferia te ontwikkelen en de contractueel vastgestelde modal split, met een<br />

aandeel voor binnenvaart en spoor van respectievelijk 45 en 20 procent, voor de Tweede<br />

<strong>Maasvlakte</strong>. Maar ook de aanpak door Maersk in de praktijk gebracht om containers veel<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 80<br />

Versie:<br />

3.0 Final


meer, <strong>naar</strong> intermodale terminals in het achterland te pushen, in plaats van ze vanaf de<br />

deepsea-terminals te laten afroepen. Ook verdere optimalisering van binnenvaart, kustvaart en<br />

spoor in de terminallogistiek (aangepaste kranen, betere IT-systemen, verkeersconcepten,<br />

duwbakken! en werkwijzen) zijn hier van belang.<br />

Voortbouwend op deze ontwikkeling is ons uitgangspunt de containertransport-keten op een<br />

hoger plan te tillen. Die noodzaak is een gevolg van de toegenomen complexiteit van de<br />

moderne multimodale vervoersketen, de stevige internationale concurrentie, het nationale<br />

economische belang én de doelstellingen van duurzaamheid en bereikbaarheid.<br />

Binnen het thema containerlogistiek (zie D22) zijn de kansen op grotere<br />

systeemvernieuwingen onderzocht en zijn bovenstaande ontwikkelingen doorgetrokken <strong>naar</strong><br />

de verre toekomst. Vervolgens is de combinatie van maatregelen en trends vertaald in<br />

prognoses van de effecten van diverse maatregelpakketten, afspraken en transitiepaden op de<br />

omvang van het containervervoer op de <strong>A15</strong>.<br />

Twijfels over doorzetten groei containers<br />

Het <strong>project</strong> is gestoeld op de aanname dat de haven met name in het containertransport een<br />

sterke groei zal doormaken <strong>naar</strong> 33 miljoen containers in 2033. De groeiprognoses zijn<br />

omgeven met grote onzekerheden: de klimaatcrisis, de grote fluctuaties in de<br />

brandstofprijzen, de zich aftekenende energietransitie en de diepe financieel-economische<br />

recessie, maken elke voorspelling van groei op dit moment hachelijk.<br />

Het is zeer goed mogelijk dat in de groei van het containerverkeer sprake is van een<br />

trendbreuk/transitie door verzadiging van markten, supply chain bottlenecks, demografische<br />

ontwikkelingen, de stijgende energieprijs die zowel van invloed is op nu nog goedkope<br />

productie in het Verre Oosten en op de transportkosten, evenals de gevolgen van het<br />

toerekenen van externe kosten van maritiem transport. Dit alles maakt dit hoge groeiscenario<br />

minder waarschijnlijk. We moeten rekening houden met een structureel lagere hoeveelheid<br />

containers. De gevolgen van de huidige crisis versterken dit beeld (Schrijver et al., 2008).<br />

Wij hebben in het doorrekenen van noodzakelijke maatregelen deze groeiprognose echter<br />

gehandhaafd om voldoende robuuste maatregelen te nemen, mocht de groei toch doorzetten.<br />

Maar bovenal hebben wij de conclusie getrokken dat er een grote mate van flexibiliteit in<br />

maatregelpakketten gewenst is om steeds te kunnen bijsturen op grond van actuele<br />

ontwikkelingen.<br />

De container overleeft de systeeminnovaties<br />

Wij hebben ons in het onderzoeken van transitiepaden in het containervervoer ook de vraag<br />

gesteld of de container de komende decennia de standaard zal blijven voor het wereldwijde<br />

transport.<br />

De container is een ongeëve<strong>naar</strong>de systeemtransitie in de maritieme wereld. Deze<br />

basisinnovatie is de afgelopen decennia verder ontwikkeld door ‘intermodale’ toepassingen,<br />

door de container intelligent te maken met RFID-toepassingen en dergelijke. Er wordt niet<br />

voorzien dat er fundamentele innovaties te verwachten zijn, vergelijkbaar met de impact van<br />

de container zelf. Een belangrijke achtergrond voor deze conclusie ligt in de innovatietheorie.<br />

De container is een voorbeeld van een ‘dominant design’ in de logistieke wereld. Het<br />

bekendste voorbeeld van een dominant design is de typemachine met zijn QWERTYtoetsenbord.<br />

Dergelijke systemen zijn ‘locked in’ geraakt. De typemachine is vervangen door<br />

de pc; het QWERTY-toestenbord is gebleven. Op een vergelijkbare wijze kan er een<br />

omvangrijke transitie plaatsvinden van wereldwijde <strong>naar</strong> lokale productie, ook dan zal nog<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 81<br />

Versie:<br />

3.0 Final


steeds gebruik gemaakt worden van de container, die wel verandert doordat hij steeds groter<br />

en intelligenter wordt, en mogelijk steeds grijzer en opklapbaar.<br />

Welke grotere transities in de containerlogistiek zijn dan wel voorstelbaar? In het onderzoek<br />

<strong>naar</strong> de toekomst van de containerlogistiek (zie rapport D 21) is een analyse gemaakt van<br />

mogelijke transities in containerlogistiek, de mate waarin die stuurbaar zijn en de impact die<br />

het zal hebben op bereikbaarheid en duurzame ontwikkeling.<br />

Kansrijke modal split <strong>naar</strong> de binnenvaart<br />

Op dit moment worden 4,5 miljoen deepseacontainers (TEU) van de <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> het<br />

achterland afgevoerd op een totale overslag in de Rotterdamse haven van 9,7 miljoen TEU<br />

(deepseacontainers). Wanneer we uitgaan van een verdrievoudiging van de deepseacontaineroverslag<br />

in 2033, lukt het op papier toch een daling te realiseren van dit transport<br />

over de weg <strong>naar</strong> 4,0 miljoen deepseacontainers (TEU) op een totale overslag van 33 miljoen<br />

TEU. Deze afname wordt gerealiseerd door:<br />

d- Modal split afspraken met de belangrijkste containerstuwadoors op de <strong>Maasvlakte</strong>;<br />

e- De effecten van Maatregelenpakket 3D; niet alleen gericht op modal shift maar ook<br />

op een toegenomen efficiëntie en een toegenomen transportbesparing;<br />

f- Daarnaast is sprake van een meer beperkte verschuiving van shortseacontainers van<br />

de weg <strong>naar</strong> binnenvaart en spoor.<br />

Vooral de stringente modal split-doelstellingen die gaan gelden voor de containeroverslag op<br />

de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> zijn hiervoor verantwoordelijk. Door deze afspraak verschuiven<br />

ongeveer 4 miljoen containers van de weg <strong>naar</strong> de binnenvaart.<br />

De geraadpleegde experts vinden de geraamde effecten van het 3D pakket wat aan de<br />

optimistische kant. Met name geldt dit voor de containertransferia. In het pakket worden<br />

transferia verdubbeld in capaciteit in vergelijking met de huidige plannen. Volgens de experts<br />

zou 750 duizend TEU meer realistisch zijn in 2033, in plaats van de geraamde 1,2 miljoen<br />

TEU, aan verminderen van transport voer de <strong>A15</strong>. Aan de andere kant verwachten de experts<br />

weer meer van maatregelen die in 3D zijn genoemd in het kader van duurzame doorvoer.<br />

Tabel: Effect Maatregelen Duurzame doorvoer: zwaartepunten<br />

Maatregel Effect ‘3D’ Waardering<br />

experts<br />

Road2Road concept -1%<br />

Optimaliseren binnenvaart/spoor -2% - 3 – 8% +<br />

Nieuwe organisatorische concepten -2% - 3 – 5% +<br />

Verduurzaming terminallogistiek / intelligente containers -1% - 5 – 10% ++<br />

Totaal -5% - 10%<br />

In algemene zin zijn de maatregelen in dit pakket te beschouwen als normale<br />

productiviteitsverbeteringen in het containersysteem door stapsgewijze innovaties. In feite is<br />

de 5 procent een natuurlijke productiviteitswinst, die wellicht aan de veilige kant is. We<br />

zullen hieronder op de meest kansrijke innovaties ingaan: optimaliseren binnenvaart en spoor,<br />

nieuwe organisatorische concepten en de terminallogistiek.<br />

Kortom: wij voorzien een lichte groei van het containervervoer over de <strong>A15</strong>, 5,3 deepsea en<br />

3,0 shortsea. Dit is de verwachte hoeveelheid zonder dan aanvullend sprake is van de<br />

beleidsmaatregelen uit het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>. Dit is een relatief grote toename<br />

Zwaartepunten<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 82<br />

Versie:<br />

3.0 Final


vergeleken met de in totaal 5,8 miljoen TEU (4,4 deepsea en 1,4 shortsea zie tabel 2) die nu<br />

op deze weg terecht komt.<br />

Opvallend is dat zelfs bij het hele hoge groeiscenario de hoeveelheid deepseacontainers over<br />

de weg in 2033 slechts licht groeit ten opzichte van de hoeveelheid containers die nu over de<br />

<strong>A15</strong> wordt getransporteerd. Belangrijkste voorwaarde is dat de binnenvaart de modal<br />

splitafspraken ook daadwerkelijk aan kan. Daarover in de volgende paragraaf meer.<br />

Ontwikkelen van ‘flow-concepten’<br />

In het containertransport is geen sprake van een ‘flow’ van herkomst <strong>naar</strong> bestemming, maar<br />

zien we een schoksgewijs proces waarbij containers zich, meestal, in de knooppunten<br />

ophopen. Er is op dit moment sprake van een organisatie van de containerlogistiek waarbij<br />

containers worden opgepakt, worden vervoerd, ergens worden neergezet (doorgaans enkele<br />

dagen, maar oplopend tot twee weken op een deepseaterminal), weer worden opgepakt om<br />

vervoerd te worden, et cetera. Rehandling kan oplopen tot tien bewegingen voor één<br />

container. Dit zijn handelingen die nodig zijn op de terminal, maar waar de klant niet voor<br />

betaalt. Een belangrijke achtergrond voor deze inefficiënties ligt in het niet beschikbaar<br />

hebben van de juiste informatie .<br />

Eén van de grootste uitdagingen voor de komende decennia is om het flowdenken te<br />

realiseren en om de tijden dat containers stilstaan te elimineren. Het hierboven genoemde<br />

push-pullconcept van Maersk is een stap in een dergelijke flow-aanpak en ook het<br />

containertransferium zou dit flowdenken een stap dichterbij kunnen brengen, afhankelijk van<br />

de daadwerkelijke uitvoering van het containertransferium.<br />

Een dergelijk ‘flow-concept’ moet ook zorgen voor rust in de keten doordat de schoksgewijze<br />

werkwijzen, met ‘opslingereffecten’ die vooral verantwoordelijk zijn voor congestie in de<br />

keten, komen te vervallen. Er moet van een ‘batch-proces’ (het huidige containertransport)<br />

<strong>naar</strong> een flowproces worden gewerkt. Dit is zowel in het voordeel van de productieorganisatie<br />

van grote expediteurs als van de wijze waarop de grote terminaloperators hun processen het<br />

liefste zien plaatsvinden; een continue stroom containers (als een lopende band van terminal<br />

<strong>naar</strong> achterland) zonder grote pieken en congestiemomenten. Een dergelijke flowbenadering<br />

maakt het achterlandtransport veel meer transparant en voorspelbaar, waardoor binnenvaart<br />

en spoor goed kunnen worden ingezet. Het vraagt wel een andere wijze van plannen van<br />

exporteurs: veel minder gebaseerd op vaste tijdseenheden (bijvoorbeeld een week) maar veel<br />

meer op continue procesoperaties.<br />

Innovaties in informatiesystemen<br />

Een belangrijke randvoorwaarde om dit flowsysteem te realiseren is een <strong>naar</strong> behoren en<br />

havenbreed functionerend havencommunicatie- en informatiesysteem. Door een verdere<br />

‘uitrol’ van systemen als Port Infolink (belangrijk aandachtspunt: ook in de haven!) en ‘Port<br />

Monitor systemen’ worden containerstromen veel meer zichtbaar, waardoor het duidelijk<br />

wordt wanneer een container zich in een stack bevindt, wanneer een container zich op een<br />

binnenvaartschip bevindt et cetera.<br />

Door de komst van een nieuwe generatie informatieplatformen kunnen de verschillende<br />

partijen veel beter plannen en inschatten wat men kan verwachten, en kunnen materieel en<br />

terminals effectiever worden ingezet en zal, <strong>naar</strong> verwachting, de toegang tot informatie sterk<br />

zijn verbeterd. De transparantie neemt hierdoor sterk toe. Juist door intelligente terminals en<br />

betere communicatie is men in staat beter in te spelen op de ladingkarakteristieken, door<br />

gecontaineriseerde lading die spoed heeft te herkennen of door veel beter de door<br />

containerterminals gewenste ‘rust-en-regelmaat’ in de keten te realiseren.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 83<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Dit heeft een efficiëntie vergrotend effect, waardoor men in staat is minder afhankelijk van de<br />

inzet van wegtransport te worden. Ook heeft het minder leegrijden tot gevolg, waardoor<br />

transport wordt bespaard. Door de komende verplichting van de EU om 24 uur van tevoren de<br />

containers aan te melden komt ook meer informatie beschikbaar waardoor partijen beter in<br />

staat zijn transparanter te werken.<br />

Hier ligt echter nog een belangrijke taak voor Port Infolink, omdat een aantal van de<br />

ondervraagde experts de IT-structuren nu als het zwakke punt van de Rotterdamse haven<br />

aanmerken. Port Infolink moet daarom met prioriteit op een hoger niveau worden getild, met<br />

name richting grote expediteurs. Een dergelijke IT-structuur is gericht op het creëren van<br />

meer transparantie, tracking & tracing, voor de terminal-logistiek richting achterlandvervoerswijzen.<br />

Port Infolink en het Havenbedrijf Rotterdam moeten hier in eerste instantie<br />

een stimulerende rol in spelen, in een later stadium kan het verder ontwikkeld worden samen<br />

met reders, terminals, expediteurs en achterlandvervoerders. Partijen moeten verplicht worden<br />

om meer transparant te werken en informatie ‘ketenbreed’ ter beschikking te stellen.<br />

Een dergelijke infrastructuur maakt het mogelijk om een Europabreed ketenperspectief te<br />

initiëren en om intermodaliteit een stap verder te brengen. De kosten/baten van een dergelijke<br />

opschaling moeten helder in beeld worden gebracht. Met het oog daarop zou dit vanuit een<br />

Europees perspectief geïnitieerd moeten worden: ESPO of EU. Er zou een<br />

haalbaarheidsgesprek met de Nederlandse leden van ESPO of met de havenraad/V&W<br />

moeten worden belegd.<br />

De opkomst van ‘terminal haulage’<br />

Willen concepten als flow, push & pull en hub & spoke meer zijn dan theoretische modellen<br />

dan moet er wezenlijk iets veranderen in de organisatie van het werk en de machtsverdeling<br />

op de terminals.<br />

Het valt te verwachten dat de terminal operators een proces van emancipatie in zullen gaan<br />

waarbij zij zelf meer zullen gaan uitmaken hoe de containers behandeld zullen worden,<br />

uitgaande van het eigen standpunt. Dit kan betekenen dat zij op eigen initiatief containers <strong>naar</strong><br />

containertransferia of inlandterminals zullen verplaatsen om de efficiëntie van de deepseaterminal<br />

op peil te houden.<br />

Een belangrijke strategie om meer invloed op de vervoerswijze en modal split te krijgen is om<br />

te diversificeren, zelf een belangrijke partij in het achterlandtransport te worden en zelf<br />

inlandterminals te gaan exploiteren. Daarbij is echter sprake van een zeer sterke positie van de<br />

expediteurs in het ‘merchant haulage’ segment. Het lijkt niet eenvoudig om een voet aan de<br />

grond te krijgen in de wereld die wordt beheerst door zeer dominante partijen als DB en<br />

Kuehne & Nagel. <strong>Van</strong> der Horst & De Langen (2008) wijzen op deze contractuele mismatch<br />

in de coördinatie van achterlandketens en suggereren een nieuwe organisatievorm in het<br />

achterlandvervoer; ‘terminal haulage’; een ontwikkeling waarbij de terminal een toenemende<br />

rol op zich neemt in de afhandeling van een deel van het transport. Je kunt in de huidige<br />

situatie het gebruik dat Maersk maakt van Moerdijk als terminal haulage en ‘push concept’<br />

beoordelen. Dat is het grote verschil met ECT Venlo, dat nog steeds een traditioneel ‘pull<br />

concept’ hanteert.<br />

De experts verschillen sterk van mening over de kansen dat de terminal operators die positie<br />

kunnen verwerven. Belangrijke belemmering is dat terminal operators zelf niet over de keuze<br />

van wijze van vervoer gaan: dat zijn de reders, expediteurs, verladers of logistieke<br />

dienstverleners. Terminal operators moeten daarmee op de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> een positie<br />

innemen, die zij zelf maar moeilijk kunnen beïnvloeden. De expediteurs zijn machtig en hun<br />

positie zal zich, <strong>naar</strong> verwachting, juist versterken in de komende jaren ten koste van de<br />

reders.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 84<br />

Versie:<br />

3.0 Final


De meest voor de hand liggende strategie is een ineenvlechting tussen reder en<br />

terminaloperator, zoals Maersk en APM-terminals. Maersk en APM-terminals zijn in de<br />

positie om omvangrijke schaalvoordelen te realiseren en beide partijen ontwikkelen op dit<br />

moment een strategie richting inlandterminalnetwerken..<br />

Daarnaast is gekeken <strong>naar</strong> de kans dat er een beweging op gang komt richting carrier haulage:<br />

vervoerders die het meer fijnmazige werk voor hun rekening nemen van inlandport <strong>naar</strong><br />

inlandport en van deur-tot-deur. Omdat carrier haulage meer gebruik maakt van binnenvaart<br />

en spoor, in vergelijking tot merchant haulage, is deze vorm van de organisatie van het<br />

transport vanuit een duurzaamheidsperspectief beter. Maar ook hier is de vraag of zo’n<br />

beweging doorzet: carriers zijn geen logistieke tove<strong>naar</strong>s maar gewoon ‘containerboeren’.<br />

Het is onwaarschijnlijk dat de merchant (de expediteur/verlader) zijn machtspositie opgeeft<br />

ten koste van de carrier. Expediteurs zijn richting verladers veel beter gepositioneerd om<br />

efficiënt en effectief te presteren en dat is ook gebleken door de sterke schift richting<br />

merchant haulage, die in de jaren ’90 optrad.<br />

Het is een betere strategie om de expediteur een overstap te laten maken <strong>naar</strong><br />

binnenvaart/spoor dan te trachten de expediteur minder dominant te maken in de aansturing.<br />

De expediteur vervult een sleutelrol in de containerlogistiek en heeft de kaarten in handen.<br />

Het Havenbedrijf Rotterdam zou daarom actief met de belangrijkste expediteurs en<br />

expediteursorganisatie (FENEX) moeten afstemmen.<br />

Containertransferia als eilandoplossing<br />

De voorspelde systeeminnovaties in de containerlogistiek roepen wel de vraag op hoe de<br />

containertransferia hierin passen.<br />

In 1980 is het eerste containertransferium geopend in Venlo. Het concept bestaat dus al, maar<br />

niet zo dicht bij de haven. Het Havenbedrijf Rotterdam is al bezig met realiseren van één<br />

transferium. Dit moeten er drie worden. Het eerste transferium moet worden gerealiseerd via<br />

twee sporen: een privaat en een publiek spoor. Het transferium blijkt commercieel haalbaar<br />

(privaat spoor). In het publieke spoor (V&W, RWS, Drechtsteden) was het vinden van een<br />

locatie aan de oostkant van Rotterdam nog lastig. Na de zomer wordt de locatiekeuze<br />

waarschijnlijk definitief. Realisatie duurt een aantal jaren vanwege procedures. Schatting is<br />

dat het transferium in 2012/2013 klaar zal zijn.<br />

Er zijn ook initiatieven voor de andere twee containertransferia; Amsterdam in het noorden en<br />

Maersk in het zuiden bij Moerdijk. In 2030 zal de capaciteit boven een miljoen TEU<br />

uitkomen.<br />

Bij de rol van containertransferia hebben de experts enkele belangrijke kanttekeningen<br />

geplaatst. Enkele experts zien het containertransferium als een eilandoplossing en een<br />

lapmiddel. Waarom de binnenvaartschepen niet verder door laten varen en de grote stromen<br />

verder richting achterland brengen? De ‘handling’ zo kort achter de haven, een<br />

containerterminal zo dicht achter de haven is te dichtbij, zo maak je van Rotterdam een<br />

parkeerhaven. Er is genoeg capaciteit in de bestaande terminals verder van de haven.<br />

Bestaande terminals moeten maximaal ingezet worden. Hierover worden al afspraken<br />

gemaakt in het VITO-convenant, maar dit mag versneld worden. Terminals worden<br />

beschouwd als duur. Zo zijn bijvoorbeeld alle brandstofdepots opgedoekt omdat het<br />

goedkoper is om Nederland met vrachtwagens te beleveren.<br />

Het concept is nu nog te defensief vanuit een probleem ingestoken, in plaats daarvan wordt<br />

getracht een nieuw systeemontwerp voor achterlandtransport te ontwikkelen op basis van<br />

push- en flowconcepten.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 85<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Heel belangrijk is dat ook de bestaande intermodale terminals een rol hebben, en sterker<br />

ingezet kunnen worden. Uiteindelijk is het streven om de verschillende intermodale<br />

initiatieven te integreren in een achterlandnetwerk waar het containertransferium naadloos in<br />

past. Op dit moment is slechts sprake van een ‘eilandoplossing’, waarbij de terminaloperators<br />

zich hebben vastgelegd op een oplossing die zij zelf niet kunnen realiseren en overige partijen<br />

in de keten nodig hebben, alsmede de intermodale achterlandnetwerken.<br />

Daarbij zijn de governance aspecten, eigendomsverhoudingen,<br />

aansprakelijkheidsverhoudingen en dergelijke, van groot belang en nu nog onderbelicht. Wie<br />

gaat het containertransferium besturen? Wie is de eige<strong>naar</strong>? Wie is verantwoordelijk voor het<br />

transport van en <strong>naar</strong> het transferium? Hoe zit het met transportdocumenten? Naast een<br />

infrastructureel ontwerp is er dus ook een ‘governance-ontwerp’ nodig om de ingezette<br />

transitie tot een succes te maken. Hier moeten betrokken stakeholders (terminaloperators,<br />

reders, expediteurs, inlandvervoerders en het Havenbedrijf) bij de realisatie van het<br />

containertransferium, onder impuls van het Havenbedrijf, het initiatief nemen.<br />

Een andere kanttekening bij het optimisme over de containertransferia is dat de tijd tussen<br />

planning en uitvoering groot is. De commissie Elverding heeft geconcludeerd dat de tijd die is<br />

gemoeid met de besluitvorming rond grote infrastructurele <strong>project</strong>en met de helft kan worden<br />

teruggebracht. Dit is een belangrijk gegeven bij investeringen in Containertransferia. In de<br />

‘Beleidsbrief Duurzame Zeehavens’ van het ministerie van V&W staat ook vermeld dat het<br />

rijk aandringt op het overnemen van de adviezen van de commissie Elverding.<br />

Niet alle troeven op de binnenvaart<br />

In het denken in de regio over modal split is het belang van het spoor onderbelicht. De<br />

ondervraagde experts constateerden, ook in de vraagstelling, soms een bias in het <strong>project</strong> in de<br />

richting van de binnenvaart ten koste van het spoor.<br />

Met de Betuweroute is één van de meest kostbare investeringen in achterlandinfrastructuur<br />

van de laatste eeuw gerealiseerd, met nog veel potentie. De achterlandorganisatie van het<br />

spoor is nog onvoldoende uitgekristalliseerd<br />

Er moeten nieuwe en innovatieve ruimtelijk-logistieke concepten worden bedacht om de<br />

afwikkeling van het spoor verder te ontwikkelen. Het is de vraag of met een ‘centrale<br />

spoorhub’ in Kijfhoek moet worden gewerkt, waar bonte treinen worden samengesteld en<br />

gebundeld, of dat met ‘corridorspecifieke hubs’, verder inland gelegen, moet worden gewerkt.<br />

Er moet actief worden ingezet op innovatieve spoorconcepten, zoals de spoor-shuttle (één van<br />

de meest ondergewaardeerde innovaties binnen de Rotterdamse haven). Verladers en reders<br />

zoeken <strong>naar</strong> mogelijkheden om de flexibiliteit van spooroperaties te vergroten. Nu is het vaak<br />

de keuze tussen een hele trein of één wagen aan een bonte trein koppelen. Er zou actief<br />

gezocht moeten worden <strong>naar</strong> nieuwe, creatieve combinaties.<br />

Ook kan er een ‘hub-and-spoke systeem’ worden ontwikkeld in de twee zwaartepunten van de<br />

haven; het Eem/Waalhavengebied, waar nu het RSC is gevestigd, of op de <strong>Maasvlakte</strong>. Op<br />

een dergelijke ‘common rail terminal’ kan, naast het transport van deepsea-shuttles, restlading<br />

worden gebundeld. Het is denkbaar dat grote expediteurs een dergelijke terminal als<br />

‘dedicated terminal’ ontwikkelen om het inlandtransport beter uit te kunnen voeren door<br />

‘dedicated shuttles’ samen te stellen. Een belangrijke gerelateerde vraag heeft met<br />

‘governance-aspecten’ te maken: wie bestuurt en beheerst dergelijke ‘common rail terminals’.<br />

Is dat wellicht een neutrale partij als het Havenbedrijf Rotterdam?<br />

Spooroperators zouden onder regie van het havenbedrijf Rotterdam en met ondersteuning van<br />

kennisorganisaties op zoek kunnen gaan <strong>naar</strong> het vergroten van de flexibiliteit van het spoor.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 86<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Er is in 2008 een traject afgerond rond het spoor in de Rotterdamse haven, daar zou door<br />

middel van dit <strong>project</strong> een vervolg op kunnen komen.<br />

In bredere zin wordt gepleit voor meer aandacht voor innovatieve weg-, shortsea-, spoor- en<br />

binnenvaartconcepten en niet te eenzijdig fixeren op modal split <strong>naar</strong> de binnenvaart.<br />

Naast ketenbrede, of beter: netwerkbrede, afstemming is het van groot belang dat in de<br />

governance-sfeer met de juiste maatregelen wordt gereageerd en dat de IT-infrastructuur op<br />

orde wordt gebracht. Of wij het nu keten- of netwerkdenken noemen; organisatorische<br />

innovaties, samenwerking, transparantie en afstemming van de verschillende elementen van<br />

keten/netwerk op elkaar zijn sleutelfactoren voor de realisatie van de modal splitdoelstelling,<br />

veel meer dan de ontwikkeling van high-tech vervoersconcepten.<br />

Uitdagingen<br />

Het valt moeilijk te voorspellen wat de doorslaggevende innovaties zullen zijn in de<br />

containerlogistiek. Veel zal afhangen van de gevoelde urgentie om systeeminnovaties in gang<br />

te zetten en die urgentie zal ongetwijfeld minder zijn als de geprognosticeerde groei van<br />

containers niet doorzet.<br />

Voor de sturing op de korte termijn zijn vooral de volgende acties van belang:<br />

1- Uitwerken van nieuwe governance-arrangementen voor de sturing en<br />

machtsverhoudingen op de terminals en de transferia, waarbij vanuit het perspectief<br />

van modal split vooral het concept van ‘terminal haulage’ interessant is. Dat vereist<br />

meer macht voor de terminalmanagers ten opzichte van de verlader en/of een sterke<br />

integratie van de functie van reder en terminalmanager. Het is verstandig om het<br />

ontwikkelen van die governance-modellen in nauw overleg te doen met de<br />

voorhoede in die integratie (zoals Maersk). Deze nieuwe governance-arrangementen<br />

kunnen een belangrijke aanzet geven tot een offensieve multimodale strategie, het<br />

versterken van de achterlandmodi op de terminal, het tot ontwikkeling komen van<br />

nieuwe logistieke systemen en het matchen van vervoerstromen. Dan is er sprake van<br />

een grote transitieslag in het containertransport. Het initiatief om hiervoor met de<br />

terminalmanagers, de expediteurs, reders en verladers om tafel te gaan zitten kan van<br />

het Havenbedrijf komen.<br />

2- Een inter- of multimodale insteek kiezen bij modal split, bij de ontwikkeling van<br />

nieuwe logistieke concepten en bij nieuwe governance-arrangementen. In het<br />

containervervoer kunnen zowel binnenvaart als spoor nog een grote stap maken.<br />

Flow-, hub & spoke-, push- & pull en shuttleconcepten kunnen daarbij behulpzaam<br />

zijn. Voor de korte termijn is vooral van belang om de functie van de transferia in<br />

deze logistieke systemen goed te doordenken.<br />

3- Stevig doorpakken op een hoogwaardig informatiesysteem voor tracking and tracing,<br />

voortbouwend op Port Infolink.<br />

3.2.2 Transitieprocessen in de sector binnenvaart<br />

De modal split van weg <strong>naar</strong> de binnenvaart is de belangrijkste troef voor het opvangen van<br />

de verwachte groei van het containervervoer tussen de <strong>Maasvlakte</strong> en het achterland.<br />

De transitie die hierbij aan de orde komt, is het in een periode van ca. 20 jaar realiseren van<br />

een containertransport-keten waarin een duurzame containerbinnenvaart dominant is.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 87<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Belangrijke effecten daarvan zijn:<br />

- het behouden en versterken van de internationale mainportfunctie van Rotterdam;<br />

- het ontlasten van het wegennet door transport over water;<br />

- het daarmee verbeteren van de leefbaarheid in grote delen van Nederland.<br />

Containervervoer per binnenschip zal zodanig moeten worden georganiseerd dat een zo<br />

efficiënt en duurzaam mogelijk containertransport wordt gecreëerd, dat in staat is de met de<br />

aanleg van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> verwachte groei in het aantal containers te verwerken. Dàt<br />

is de uitdaging die voorligt.<br />

Kansrijke modal split<br />

De binnenvaart heeft de potentie om de modal splitambities te realiseren. Dat kan heel goed<br />

door de “dikte” van de stromen en de mogelijkheid dit vervoer te bundelen via terminals. De<br />

Nederlandse vaarwegen hebben een verborgen restcapaciteit van 100% en op de Rijn is zelfs<br />

capaciteit voor een verzevenvoudiging van het transport!<br />

In 2018 is volgens planning de onderhoudsachterstand op de rijksvaarwegen weggewerkt. Er<br />

is dan sprake van een toekomstvast netwerk van vaarwegen en havens en de binnenvaart is<br />

duurzamer, veiliger en meer concurrerend.<br />

De afgelopen 5 jaar is door verschillende partijen eigenlijk alles gezegd over de noodzakelijke<br />

en gewenste verbeteringen in het transport van containers door de binnenvaart. Relatief nieuw<br />

is het feit, dat het anno 2009 gaat om een mix van efficiency en duurzaamheid bij het<br />

verbeteren van de transportketen. Ook zijn financiële middelen beschikbaar gekomen én er is<br />

een duidelijk groeiperspectief voor de containerbinnenvaart. Kortom, de condities lijken<br />

gunstig om de positie van de binnenvaart in het transport van containers verder uit te bouwen.<br />

Collectief geformuleerde ambities in een sterk competitieve omgeving<br />

De containerbinnenvaart is door de milieudoelstellingen rond de aanleg van de Tweede<br />

<strong>Maasvlakte</strong> gekoppeld aan vraagstukken van duurzaamheid rond het goederenvervoer. Ook<br />

het Convenant Binnenvaart, in 2006 gesloten tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

met 4 brancheorganisaties (Koninklijke Schuttevaer, Kantoor Binnenvaart, Centraal Bureau<br />

voor de Rijn- en Binnenvaart en de Vereniging van sleep- en duwbooteigenaren Rijn en<br />

IJssel), weerspiegelt deze gezamenlijke verantwoordelijkheid van vele actoren. Het bevat<br />

afspraken over thema’s als duurzaamheid, innovatie, marktpotentieel en de vereenvoudiging<br />

regelgeving en administratieve procedures.<br />

De organisatie van de containerbinnenvaart is een ‘multi-actor’-vraagstuk met grote<br />

complexiteit. Het gaat om het functioneren van profit-organisaties in een vrije markteconomie<br />

enerzijds en het moeten realiseren van maatschappelijke (politieke) doelstellingen<br />

anderzijds. De ‘markt’ en de ‘overheid’ zullen het samen moeten doen. En dat is nog niet zo<br />

eenvoudig.<br />

In een vervoersmarkt met zeer felle concurrentie is kostenbesparing binnen de eigen schakel<br />

een voorwaarde om te overleven. Dat geldt zowel voor concurrentie binnen de sector alsook<br />

met het wegtransport. Concurrentie tussen binnenvaart en wegtransport is met name in de<br />

afstandsklasse 60-120 km een vechtmarkt. De kostprijs is een cruciaal element bij de keuze<br />

voor een transportmodaliteit, evenals betrouwbaarheid en beschikbaarheid van laad- , los- en<br />

overslagfaciliteiten. Het realiseren van een duurzame vervoersketen laat zich niet makkelijk<br />

vertalen in rendement. Daarbij kan het gaan om aanloopkosten, maar ook om structurele<br />

exploitatielasten. Een voorbeeld is de extra handling vanwege een containertransferium.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 88<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Het ontbreekt aan een samenhangende investeringsstrategie voor de binnenvaart.<br />

In vaarweginfrastructuur, terminals, binnenschepen en ICT (zowel financieel als in termen<br />

van beschikbare ruimte) zal fors geïnvesteerd moeten worden. Achterstand in het onderhoud<br />

van de vaarweginfrastructuur zal nu worden ingelopen door het Rijk, maar noodzakelijke<br />

infrastructuur als laad- , los- , op- en overslagfaciliteiten in gemeenten moeten soms<br />

concurreren met bijvoorbeeld woningbouw aan het water. Belangrijk is dat een omvangrijk<br />

investeringsprogramma voor het netwerk van binnenhavens wordt gerealiseerd, want zonder<br />

binnenhavens heeft de binnenvaart namelijk geen kans. Daarvoor bestaat geen “overall” plan.<br />

Wel zijn er verschillende budgetten voor onder meer innovatie en ontwikkeling van ICT,<br />

maar deze zijn niet voldoende in relatie gebracht tot de opdracht die er ligt bij de<br />

containerbinnenvaart.<br />

Er is nog een revolutie mogelijk in de bedrijfsvoering binnen de transportketen door<br />

toepassing van nieuwe technologieën. <strong>Van</strong> duurzame binnenschepen tot “track-and-trace” en<br />

“multi-agent” systemen. Het einde is wat dat betreft nog lang niet in zicht.<br />

Er gebeurt veel, maar erg versnipperd. Meerdere stakeholders hebben laten blijken, dat het<br />

huidige volume van <strong>project</strong>en voor de binnenvaart een ‘<strong>project</strong>moeheid' creëert. Er is<br />

onvoldoende tijd en gelegenheid om in alle relevante <strong>project</strong>en een bijdrage te leveren. Dat is<br />

geen goede ontwikkeling.<br />

Flexibiliteit als grote kracht<br />

De charme van de binnenvaart is de variëteit van ondernemingen, van de multinationale<br />

zeerederijen, expediteurs en zeeterminals tot en met de individuele, zelfstandige ondernemers<br />

met één binnenschip dat ook containers vervoert naast bulktransport. In de transportketen zit<br />

de ongelijkwaardigheid en onevenwichtigheid in belangen ingebakken. De overcapaciteit die<br />

hiermee ontstaat heeft ook een belangrijke functie: het maakt de soepele groei van het<br />

containertransport mogelijk en het is daardoor mogelijk op de zeeterminal ad-hoc in te spelen<br />

op onverwachte pieken en andere situaties.<br />

Vaak ligt de bottleneck ook bij de terminal operator, die zijn gegevens niet voor elkaar heeft<br />

of die geen ruimte aan de kade beschikbaar heeft. De binnenvaart is hierin reactief, maar is<br />

tegelijkertijd op zeer flexibele wijze in staat deze reactieve rol in de haven te spelen. Er is<br />

echter een nieuwe generatie, meer professionele ondernemingen in de binnenvaart actief,<br />

zoals Contargo en Wincanton, die zeer goed in staat is de opgaven voor de komende jaren te<br />

realiseren en meer als tegenwicht voor de terminal operators te fungeren. Er wordt op<br />

gewezen dat deze partijen in het recente verleden de krachten al hebben gebundeld om de<br />

congestieproblemen op de deepsea-terminals aan te pakken. De flexibiliteit is dus de grote<br />

kracht van de binnenvaart en dat wordt nogal eens ondergewaardeerd.<br />

Duurzame ketenregie is nog ver weg<br />

De keten is nu vooral ‘virtueel’. De verschillende partijen die betrokken zijn bij de<br />

containerbinnenvaart zijn primair aan de slag met hun ‘schakel’. Daarbij zijn zaken als<br />

kostenbeheersing, kostenreductie en spreiding van (financiële) risico’s van groot belang in de<br />

bedrijfsvoering. Zeker in het huidige tijdsgewricht zijn dat belangrijke zaken. Maar het leidt<br />

tot de door velen genoemde ‘sub-optimalisatie” van de keten. Het ontbreken van regels geeft<br />

partijen in de keten ruimte voor eigen handelen en voor het optimaliseren van hun schakel<br />

(lees: het wegdrukken van kosten <strong>naar</strong> elders in de keten). Daar hebben anderen last van.<br />

Maar het gehouden zijn aan discipline, opgelegd door regels ten behoeve van de keten, levert<br />

weer het probleem op van de naleving en handhaving. De afhandelingscondities op de<br />

zeeterminals zijn hiervan hét voorbeeld. Er móeten “service level agreements” tot stand<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 89<br />

Versie:<br />

3.0 Final


komen, maar deze houden ook een “cultuurverandering” in als het gaat om de handhaving<br />

ervan.<br />

Diverse schakels van de keten zijn in handen van multinationals. Het rendement voor de<br />

aandeelhouders is een belangrijk punt bij beslissingen in de bedrijfsvoering. De schakel gaat<br />

dan vóór de keten. Daardoor verdwijnt bijvoorbeeld bepaalde overcapaciteit, die juist zijn nut<br />

heeft in de keten om pieken op te vangen.<br />

De (container)binnenvaart als ‘underdog’ in de keten<br />

In de huidige situatie heeft de binnenvaart te maken met lange wachttijden voor<br />

containerterminals. Als gevolg van deze afhandelingsproblemen doen zich twee<br />

gedragsreacties voor: de schedules worden aangepast waardoor er minder reizen gemaakt<br />

kunnen worden of de schepen varen met een lagere beladingsgraad. In beide gevallen stijgen<br />

de transportkosten van de binnenvaart aanzienlijk. Logistieke concepten gericht op het<br />

verbeteren van de processen in de haven en bundelen van containerstromen leiden vaak tot<br />

extra handlingskosten die niet opwegen tegen de voordelen van tijdwinst en betrouwbaarheid<br />

in de zeehaven. Ook concepten gericht op het direct doorvoeren van grote hoeveelheden<br />

containers per binnenvaart, tussen de zeehaven en een container uitwisselpunt in het<br />

achterland, zijn economisch en logistiek niet interessant voor binnenvaartoperators. Het<br />

verbeteren van de processen voor de containerbinnenvaart in de zeehaven is dan ook een<br />

lastige opgave.<br />

De verlader (lading belanghebbende) maakt feitelijk de keuze voor de vervoerswijze(n).<br />

Betrouwbaarheid (met name t.a.v. de tijdsduur van het transport) en de kosten zijn de<br />

doorslaggevende criteria bij die keuze. In veel mindere mate speelt duurzaamheid een rol.<br />

Het idee om de verlader te confronteren met de integrale kostprijs van zijn keuze, is dan ook<br />

logisch.<br />

De containerbinnenvaart heeft als transportsector nog niet de positie die haar toekomt, mede<br />

gelet op de groei-opgave die er in de toekomst ligt. Zo is het een vraag, of voldoende met de<br />

belangen van de containerbinnenvaart rekening wordt gehouden bij de realisatie van<br />

infrastructuur. Een illustratie van de positie van de binnenvaart is het geluid van de container<br />

barge operators, dat zij niet (voldoende) gekend zijn in de realisatie van de terminals op de<br />

Tweede <strong>Maasvlakte</strong> (hoewel zij betrokken zijn geweest in het overleg ter zake). Belangen van<br />

zeereders en terminals laten de belangen van de containerbinnenvaart doorgaans wijken.<br />

De containerbinnenvaart moet een schaalvergroting in zowel organisatorische als<br />

professionele zin maken. Er zijn geen grote, professioneel werkende, organisaties die een<br />

tegenspeler zijn voor de reders en expediteurs.<br />

De afgesproken modal split, die in feite een enorme groei in het marktaandeel voor de<br />

containerbinnenvaart inhoudt, wordt ook nog niet omarmd als een welkome uitdaging. Deels<br />

omdat de binnenvaartsector niet sterk georganiseerd is en de afspraken niet worden ervaren<br />

als iets van de sector zelf, deels omdat de containerbinnenvaart de afgelopen jaren gewend is<br />

geraakt aan een gestage en forse groei en dat deze groei als vanzelfsprekend is geworden.<br />

Geen voor de hand liggende partij om de regie te nemen<br />

De zwakke positie van de sector en de versnippering roepen de vraag op wie in staat is meer<br />

regie te voeren op de transitieprocessen in de sector en het realiseren van de modal split.<br />

Veelvuldig wordt geopperd dat het Havenbedrijf Rotterdam de regierol c.q. het voortouw zou<br />

moeten nemen bij het versterken van de positie van de binnenvaart. Maar tegelijkertijd wordt<br />

vastgesteld dat het bedrijf ten opzichte van de binnenvaart verschillende, soms strijdige,<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 90<br />

Versie:<br />

3.0 Final


ollen vervult. De meest genoemde is die van “landlord”. Het havenbedrijf is een NV, die ook<br />

bedrijfsrendement moet behalen. Door de afspraken rond de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> komt daarbij<br />

ook de rol van handhaver van de modal split. Voorts is het Havenbedrijf mede-opdrachtgever<br />

van beleidsdocumenten voor de binnenvaart.<br />

Het feit dat inmiddels vele jaren over dezelfde vraagstukken wordt gesproken en het feit dat<br />

ook de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in haar Beleidsbrief vaststelt, dat<br />

initiatieven om centrale regie te voeren op de planning van de containerlogistiek in de<br />

Rotterdamse haven telkens zijn mislukt, vormen een bevestiging daarvan.<br />

De kunst is, bij deze lopende activiteiten en <strong>project</strong>en aan te haken en daarmee het werken<br />

aan de containervervoersketen van de binnenvaart op een hoger plan te tillen. De aanpak moet<br />

zo praktisch mogelijk zijn en aansluiten bij de behoeften en wensen van de verschillende<br />

betrokken partijen.<br />

Het gaat hier in eerste instantie om een organisatorisch vraagstuk. Er is veel winst te behalen<br />

door het contact en de samenwerking tussen alle betrokken partijen (markt en overheid) te<br />

intensiveren en te optimaliseren. Zo werkt het Havenbedrijf Rotterdam NV aan de<br />

afhandelingscondities voor de binnenvaart in de zeehavens; de containerbinnenvaart en<br />

Rijkswaterstaat werken aan de ontwikkeling van informatiesystemen; het Ministerie van<br />

Economische Zaken geeft subsidies t.b.v. de binnenvaart via SenterNovem; het Ministerie van<br />

Verkeer en Waterstaat heeft een vijfjarig convenant met de binnenvaart over onder andere<br />

innovatie en vergroting van marktaandeel.<br />

Universiteiten werken aan nieuwe technologieën voor de binnenvaart, zoals de ‘multi-agentsoftware’<br />

die belangrijke verkorting van de verblijfsduur van binnenscheepvaart in de<br />

zeehavens mogelijk maakt. Het EICB (Expertise- en Innovatie Centrum Binnenvaart) is een<br />

centrale kennisorganisatie, in de binnenvaart. die de lead zou kunnen nemen bij de<br />

ontwikkeling van nieuwe, logistiek-technische concepten, gericht op de inzet van de<br />

binnenvaart op de lange termijn. EICB zou daarbij een netwerk van betrokkenen kunnen<br />

activeren. Een ‘platform’ is een bruikbare vorm voor de gewenste samenwerking.<br />

De uitdagingen voor de organisatie van de sector binnenvaart<br />

We kunnen resumerend vaststellen dat er voldoende rek en flexibiliteit in de sector<br />

binnenvaart en in de waterwegsystemen zit om de modal-split ambitie op te pakken. Maar die<br />

ambitie stelt de sector voor nieuwe uitdagingen, waar de traditie van incrementele<br />

oplossingen en gestage groei onvoldoende zijn. Er dient gerichter te worden gestuurd op een<br />

ontwikkeling die de allure heeft van ketenregie en een zichtbare versterking van de positie<br />

van de binnenvaart in het krachtenveld. De volgende acties kunnen daar op de korte termijn<br />

aan bijdragen:<br />

1- Ketenregie organiseren zonder de grote flexibiliteit van de binnenvaart te verliezen<br />

en zonder er aan voorbij te gaan dat er geen natuurlijke partij bestaat om zich als<br />

regisseur op te werpen. Ketenregie doe je samen!<br />

2- Meer samenhang brengen in de versnipperde investeringen, subsidies en<br />

innovatie<strong>project</strong>en gericht op de binnenvaart, met speciale aandacht voor<br />

investeringen in een goed netwerk van laad- , los- , op- en overslag faciliteiten.<br />

3- Als overheid, Havenbedrijf en ketenpartners gezamenlijk op zoek gaan <strong>naar</strong> een<br />

nieuw evenwicht tussen het afdwingen van grote maatschappelijke belangen en het<br />

bevorderen van marktwerking met een eerlijke verdeling van kosten en baten;<br />

4- Bij het ontwikkelen van nieuw logistieke concepten en ‘service level agreements’<br />

waarborgen dat de positie van de binnenvaart op de terminals versterkt wordt.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 91<br />

Versie:<br />

3.0 Final


3.2.3 Verduurzaming van de binnenvaart<br />

Uit verschillende onderzoeken kan worden geconcludeerd dat een modal-shift <strong>naar</strong> de<br />

binnenvaart een bijdrage levert aan de verbetering van de milieuperformance van de gehele<br />

transportketen. Vooral voor de fijnstof problematiek is de modal shift een grote winst.<br />

Problematischer is de uitstoot van koolstofdioxide, stikstofoxide en CO2. De eerste twee zijn<br />

vooral belastend voor het lokale milieu, de CO2 voor de opwarming van de aarde.<br />

In 2005 stootte het verkeer in Rotterdam meer dan 2,0 Mton aan CO2. De verwachting is dat<br />

dit aandeel, bij ongewijzigd beleid, in 2025 stijgt <strong>naar</strong> 2,5 Mton CO2 (figuur 11). Onder<br />

verkeer wordt verstaan wegvervoer, scheepvaart, luchtvaart en railverkeer.<br />

Figuur 11: Totaal verkeer en vervoer emissies, 2005<br />

Bron: rapport ‘Nulmeting uitstoot CO2 Rotterdam’, RCI (2008)<br />

41% van de CO2 uitstoot van het totale verkeer is afkomstig van de scheepvaart, circa 833<br />

Kton CO2 emissie. De verwachte trend is dat de CO2 uitstoot van de scheepvaart in 2025<br />

verder zal stijgen to circa 920 Kton. Geschat wordt dat de helft van de totale uitstoot van de<br />

scheepvaart toe te rekenen is aan de binnenvaart (bron: Havenbedrijf Rotterdam).<br />

Er gebeurt al veel in termen van intenties en afspraken<br />

De overheid en het havenbedrijf ondernemen nu al vele initiatieven om het vervoer te<br />

verduurzamen. Deze richten zich zowel op de binnenvaart als op het wegvervoer.<br />

<strong>Van</strong>af 1 januari 2013 worden alleen vrachtauto’s tot de <strong>Maasvlakte</strong> en Tweede <strong>Maasvlakte</strong><br />

toegelaten waarvan de motor voldoet aan Euronorm V. Voor de binnenvaart worden in 2025<br />

vuile motoren verboden in Rotterdam. <strong>Van</strong>af 2010 moeten de binnenvaartschepen die niet<br />

voldoen aan de CCR Fase II norm, extra binnenhavengelden betalen wanneer ze Rotterdam<br />

aandoen. Het geld dat daarmee vrijkomt, wordt gebruikt voor een stimuleringsregeling voor<br />

binnenvaartschepen, om over te stappen op schonere motoren<br />

Gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam zijn ook partners binnen het programma<br />

Rotterdam Climate Initiative (RCI), met als doel de CO2 uitstoot door havenactiviteiten in<br />

2025 met 50% te reduceren. Die ambitie wordt ook internationaal vertaald. Tijdens het C40<br />

World Port Climate Conference (WPCC) is het ‘Manifest for clean Shipping’ ondertekend<br />

door verschillende (internationale) maatschappelijke organisaties. Doelstelling van dit<br />

manifest is om te komen tot:<br />

- een lagere CO2 footprint van de haven gerelateerde activiteiten;<br />

- verlaging van CO2 emissies door geavanceerde navigatiesystemen;<br />

- gedifferentieerde binnenhavengelden, gekoppeld aan duurzaamheid van de schepen;<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 92<br />

Versie:<br />

3.0 Final


- verhoging van het gebruik van walstroom, waarbij energie op een duurzame manier<br />

is opgewekt;<br />

- verbetering van de kwaliteit van de brandstof.<br />

Onlangs is tevens het sectorakkoord Duurzame Mobiliteit ondertekend door Ministerie van<br />

Verkeer en Waterstaat en grote transportorganisaties zoals CBRB , TLN, en NS, met als doel<br />

20% CO2 emissie te reduceren in 2020 ,ten opzichte van 1990. Er is een apart convenant met<br />

de overheid, waarin andere emissies worden beschreven en waarin de invoering van de<br />

zwavelvrije brandstof is vastgelegd. Daarnaast wordt er gewerkt aan regelgeving over<br />

toekomstige internationale normen voor motoremissies, aanscherping van de zwavelgehalte in<br />

de reguliere brandstof voor schepen, versnelde invoering van schone scheepsmotoren en een<br />

milieukeurmerk voor de binnenvaart.<br />

Een aantal verduurzamingsambities en acties om dat te stimuleren vinden we ook terug in de<br />

beleidsbrief ‘ Varen voor een vitale economie: een veilige en duurzame binnenvaart’,<br />

uitgebracht door Ministerie van Verkeer en Waterstaat (november 2007).<br />

Om CO2 emissies te reduceren zijn er <strong>project</strong>en om alternatieve brandstoffen, zoals biodiesel<br />

in te zetten als brandstof voor de scheepvaart (bijvoorbeeld Roosendaal Energy en Argos Oil).<br />

Steeds meer walstroomvoorzieningen worden aangelegd voor stilliggende<br />

binnenvaartschepen, zodat ze door middel van elektriciteit energie krijgen voor hun basisstroombehoefte<br />

zoals; licht, koelkasten en andere elektrische apparaten in het<br />

binnenvaartschip. Walstroomvoorzieningen zijn tevens goed om geluidsoverlast te<br />

voorkomen. Naast deze alternatieven wordt er gezocht <strong>naar</strong> brandstof<br />

besparingsmogelijkheden met de huidige technieken (bijvoorbeeld een kraan met vliegwiel en<br />

het gebruik van een tempomaat).<br />

Er wordt ook impuls gegeven aan innovatieve <strong>project</strong>en om varen zuiniger te maken, zoals de<br />

ontwikkeling van lichtgewicht schepen. Een nieuwe generatie vaartuigen in de binnenvaart is<br />

zeer veelbelovend. Dergelijke lichte en flexibele eenheden zijn ook een belangrijk antwoord<br />

op lage, of juist zeer hoge waterstanden op de Rijn. Er wordt met een subsidie van het<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat en van de Provincie Noord-Holland een prototype van<br />

een binnenvaartschip van composiet materiaal gebouwd, het zogenaamde Compocanord<br />

<strong>project</strong>.<br />

Investeren in schone motoren loont niet<br />

Schonere motoren zullen relatief langzaam op de markt komen, omdat scheepsmotoren een<br />

lange levensduur kennen (15 tot 30 jaar). Daarnaast zijn de grenswaarden van de toekomstige<br />

CCR Fase normen nog niet bekend, waardoor schippers die nieuwe motoren willen of moeten<br />

aanschaffen niet op de toekomstige ontwikkelingen kunnen inspelen. Het Havenbedrijf<br />

Rotterdam heeft al aangekondigd dat vanaf 2010 scheepsmotoren ouder dan Fase II norm<br />

meer binnenhavengeld moet betalen. Het is te verwachten dat het Havenbedrijf Rotterdam en<br />

andere havens deze regel in de toekomst gaan ophogen <strong>naar</strong> Fase III Fase IV. Een<br />

binnenvaartschipper die anno 2009 een nieuwe motor aanschaft met een levensduur van 15 tot<br />

30 jaar kan nu nog alleen fase II motor krijgen en zal dus hierdoor in 2012 en 2016 benadeeld<br />

worden. Een fase III motor kan dan alleen bereikt worden door een Fase II motor te voorzien<br />

van een roetfilter. Maar de werking van die filters is beperkt. Tevens is voor de installatie van<br />

een katalysatoren en roetfilters ruimte nodig op een binnenvaartschip.<br />

Verduurzamen door in te zetten op investeringen in schonere motoren, voor- en<br />

nageschakelde technieken en zwavelvrije brandstof, is ook nog slechts een deel van de<br />

oplossing. Een schip is een complex bouwwerk waarin verschillende onderdelen, in<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 93<br />

Versie:<br />

3.0 Final


samenspel met elkaar, direct of indirect invloed hebben op emissies zoals NOx, fijnstof en<br />

CO2.<br />

Verbeteringen aan de weerstand, voortstuwing en de energiehuishouding zijn oplossingen om<br />

efficiënt om te gaan met brandstof. Vaak wordt slechts een kwart deel van de getankte<br />

brandstof gebruikt ter opwekking van energie, die nodig is om het binnenvaartschip vooruit te<br />

krijgen. De rest van de energie raakt verloren aan de energiehuishouding van het<br />

binnenvaartschip. Dit alles maakt het twijfelachtig of de schippers snel zullen doorpakken op<br />

schone motoren en brandstoffen en even zo twijfelachtig of daar wel de grootste winst te<br />

halen valt.<br />

Bij verduurzaming moet het schip dan ook als een geheel bekeken worden waarin de motoren,<br />

het ontwerp van de machinekamer, de verwarming van het schip, de opslagcapaciteit, de<br />

levensduur, efficiëntie van de voortstuwing, energiehuishouding en het management van het<br />

binnenvaartschip e.d. gezamenlijk het duurzame karakter bepalen. Daarnaast is logistieke<br />

optimalisatie een belangrijke randvoorwaarde om te komen tot een duurzame<br />

binnenvaartsector. Het gaat daarbij om o.a. zuinig varen, een betere beladingsgraad, de<br />

ergonomie van het schip e.d.<br />

Een belangrijke organisatorische innovatie die hierbij kan helpen is het systeem van designermaintenance<br />

contracten waarbij een rederij het gehele binnenvaartschip duurzaam ontwerpt.<br />

Daarbij worden de toepassing van schone motoren, voor- en nageschakelde systemen,<br />

verbetering aan de scheepsvormen en materialen om de weerstand te verbeteren, efficiëntie<br />

van de voortstuwingstechnieken, algehele energiehuishouding en de management van de<br />

binnenvaartschip integraal bekeken. Om twee redenen is dit van groot belang: veel<br />

binnenvaartschippers zijn zelfstandige ondernemers. Ze missen de kracht om dit zelf te<br />

organiseren. Daarnaast is de diversiteit aan binnenvaartschepen erg groot, waardoor alle<br />

nieuwe technische alternatieven een individuele toepassing vereisen.<br />

Om nieuwe technische ontwikkelingen te stimuleren is een intensieve begeleiding van de<br />

binnenvaartschipper vereist. De kennis over zuiniger varen en verduurzaming moet<br />

systematisch gebundeld worden en omgezet in leer- en innovatietrajecten. Zo is een<br />

tempomaat (informatiesysteem gericht op de meest economische snelheid van een<br />

binnenvaartschip) een uitstekend instrument om zuinig te varen, maar de schippers missen<br />

informatie en kennis over bijvoorbeeld de getijden die nodig zijn om zo min mogelijk<br />

brandstof te gebruiken.<br />

Er is geen offensief transitiepad voor nulemissie-schepen.<br />

Het huidige beleid reikt tot circa 2020 en de speerpunten zijn de verbetering van de huidige<br />

technieken, brandstoffen, systemen en netwerken. Maar het speelt te weinig in op alternatieve<br />

technieken en alternatieve brandstoffen op lange termijn. Er zijn tal van<br />

stimuleringsregelingen die voornamelijk gericht zijn op het verbeteren van huidige<br />

motortechnieken en brandstofsamenstelling zoals filters, katalysatoren en zwavelvrije<br />

brandstof. Producenten en de schippers shoppen ad hoc rond in de verschillende<br />

mogelijkheden en lopen vooral achter regelgeving en subsidietrajecten aan. Investeringen in<br />

huidige motortechnieken en brandstofsamenstelling zorgen voor verduurzaming van de sector<br />

op kleine schaal, maar fundamentele veranderingen of alternatieven blijven onzichtbaar. Het<br />

zijn op dit moment vooral de idealisten (dank aan het CO2 neutrale schip de Berenzine van de<br />

organisatie Fair Nature) die echt doorpakken.<br />

Voor binnenvaartschepen die korte afstanden afleggen en wisselende vermogen nodig<br />

hebben, omdat ze op verschillende snelheden moeten varen, is een transitie <strong>naar</strong> nulemissiebinnenvaartschepen<br />

voortgestuwd door een elektromotor of waterstoftechnologie realistisch.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 94<br />

Versie:<br />

3.0 Final


De aanloop hiertoe kan op korte termijn al gemaakt worden door te investeren in de<br />

ontwikkeling van hybride technieken.<br />

Binnenvaartschepen die lange afstanden afleggen met een continue snelheid, kunnen op korte<br />

termijn al gebruik maken van gasvormige brandstoffen zoals CNG en biogas.<br />

Veel winst valt te boeken door niet alleen <strong>naar</strong> de voortstuwingsbrandstof te kijken, maar ook<br />

<strong>naar</strong> de energiehuishouding van de schepen. Door voor de hulpmotoren, die benodigde<br />

energie voor de huishouding op het schip zelf opwekken, duurzame brandstoffen of<br />

technieken te gebruiken kan een aanzienlijk deel van de CO2 uitstoot van een<br />

binnenvaartschip gereduceerd worden. Te denken valt aan de inzet van zonnepanelen,<br />

windenergie, elektrische of hybride technieken.<br />

Ook het netwerk van (alternatieve) brandstofvulpunten is een belangrijke randvoorwaarde<br />

voor het succes van een bepaalde technologie en/of brandstof. Dat moet onderdeel uitmaken<br />

van het transitiepad.<br />

Schema; stappen alternatieve technieken en brandstoffen.<br />

Wisselend vermogen Continu<br />

vermogen<br />

Korte afstanden<br />

Lange afstanden<br />

Stap III Brandstofcel Brandstofcel<br />

Stap II Full elektrisch Diesel-elektrisch<br />

Tweede generatie vloeibare gasvormige<br />

brandstoffen.<br />

Vloeibare gasvormige brandstoffen<br />

Stap I<br />

Hybride<br />

Tweede generatie gasvormige<br />

brandstoffen<br />

Gasvormige brandstoffen.<br />

Biobrandstof<br />

Biobrandstof<br />

Het ontbreekt aan een integrale aanpak van verduurzaming van alle modaliteiten<br />

Tijdens de twee workshops over het thema duurzame binnenvaart is duidelijk geworden dat<br />

alternatieve oplossingen in de sfeer van alternatieve brandstoffen en technieken zoals<br />

biobrandstoffen, hybride-, biogas, biodiesel en waterstof in het wegverkeer steeds meer<br />

ontwikkeld en toegepast worden, maar dat een doorbraak van deze ontwikkelingen <strong>naar</strong> de<br />

binnenvaart uitblijft omdat deze alternatieven vooralsnog te duur zijn. Scheepsmotoren zijn<br />

diverser en gecompliceerder en er is te weinig kennis over, om een grote marktdoorbraak te<br />

realiseren.<br />

Wegvervoer is in haar totaliteit een vervuilende sector, maar ontwikkelt zich heel snel door<br />

niet alleen de bestaande motortechnieken en brandstoffen te verschonen en te verduurzamen,<br />

maar ook door op zoek te gaan <strong>naar</strong> alternatieve oplossingen, gelet op de uitputtende voorraad<br />

van oliën en de groeiende vraag <strong>naar</strong> duurzame energie.<br />

Alle vervoerssectoren zijn op hun eigen ‘eiland’ bezig om de knelpunten op te lossen, zodat<br />

ze kunnen bouwen aan hun lange termijn toekomst. Maar alle vervoerssectoren hebben te<br />

maken met hetzelfde probleem, knelpunten en verduurzamingsrichting en als de beoogde<br />

alternatieve technieken en brandstoffen hetzelfde zijn of ten minste aan elkaar verwant zijn,<br />

waarom dan geen samenwerking? Duurzame binnenvaartsector is onlosmakelijk onderdeel<br />

van een totale duurzame vervoerssector waarin wegtransport, zeevaart, vervoer via het spoor<br />

en lucht vertegenwoordigd worden. De binnenvaartsector heeft baat bij meer samenhang en<br />

regie op multimodaal niveau. Dit kan bewerkstelligd worden door oprichting van een<br />

strategiegroep die een paraplu-view heeft over de verschillende ambities en deze vertaalt <strong>naar</strong><br />

de binnenvaartsector en alle overige vervoerssectoren.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 95<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Door dit integraal aan te pakken kan ook massa worden gemaakt, om een aantal<br />

belemmeringen voor verduurzaming aan te pakken. Zo lukt het nu niet om pilot<strong>project</strong>en <strong>naar</strong><br />

een demonstratie<strong>project</strong> op te schalen, met als uiteindelijk doel grootschalige toepassing van<br />

alternatieven in de markt. Redenen hiervoor zijn de hoge initiële investeringskosten, het<br />

ontbreken van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, risicomijdend gedrag van<br />

ondernemers die grootschalige toepassing mogelijk moeten maken, evenals de versnipperde<br />

regelgeving en subsidiesysteem.<br />

Het Havenbedrijf Rotterdam kan hieraan invulling geven door te fungeren als proeftuin voor<br />

innovaties waarin de binnenvaartschipper kan samenwerken en kennis en ervaring kan delen<br />

met de overige sectoren van vervoer, met als doel het bereiken van de intermodale ambitie.<br />

Resumerend<br />

De verduurzaming van de binnenvaart krijgt op dit moment al vele impulsen. Door een<br />

combinatie van factoren lukt het niet om dat te laten fungeren als aanjager voor een<br />

ingrijpende transitie:<br />

- De omschakeling <strong>naar</strong> schonere motoren kent te lange tijdlijnen, levert voor<br />

betrokkenen te weinig op en kan niet geïsoleerd worden bezien van het totale schip;<br />

- Zuiniger varen kan erg veel opleveren, maar botst op de structuur van de sector met<br />

veel eigen bedrijven en een gebrekkige informatievoorziening;<br />

- De sector is te klein, te versnipperd en ieder schip is uniek waardoor nieuwe<br />

technologie niet snel kan doorbreken. Daardoor loopt de sector achter op de<br />

innovaties in het wegtransport;<br />

- Er wordt op vele paarden tegelijk gewed waardoor een offensieve transitiestrategie<br />

<strong>naar</strong> nulemissie-schepen niet van de grond komt;<br />

- De bedrijven zien door de bomen van alle innovatie<strong>project</strong>en, subsidieregelingen en<br />

onduidelijke regelgeving het innovatiebos niet meer. Ze lopen daardoor ad hoc achter<br />

regelgeving en subsidies aan.<br />

Welke acties kunnen bijdragen opdat deze belemmeringen worden gepareerd?<br />

1- <strong>Van</strong>uit de sector meer lijn brengen in de versnipperde innovaties op het terrein van<br />

motoren, brandstof(voorziening), interne energiehuishouding op het schip, het<br />

scheepsontwerp en zuiniger varen. Dit dient samen met de overheid te worden<br />

vertaald in heldere transitiepaden, met meer structurele stimuleringsmaatregelen. De<br />

schippers moeten zowel op een presenteerblaadje als via leertrajecten<br />

innovatieslagen aangereikt krijgen, die ze in een keer kunnen maken om te<br />

voorkomen dat ze achter ad hoc regelgeving en tijdelijke subsidies aanlopen.<br />

2- Een integrale aanpak van verduurzaming van alle transportmodaliteiten. Zo kan de<br />

binnenvaart in ieder geval meeliften op de innovaties in het wegtransport en kan er<br />

voldoende massa worden gemaakt voor echte doorbraken richting nulemissietransport.<br />

Voor het havenbedrijfsleven en de gemeente Rotterdam is het interessant<br />

te onderzoeken of dit uitgebouwd kan worden tot een grote proeftuin duurzaam<br />

vervoer met de allure van voorbeeld<strong>project</strong> op Europees niveau.<br />

3- Overleg opstarten vanuit de binnenvaartsector met de producenten van motoren en<br />

binnenschepen om een gezamenlijke strategie voor verduurzaming te ontwikkelen en<br />

te bekijken welke betekenis designer-maintainance contracten in de sector kunnen<br />

hebben. En vanuit dit samenwerkingsverband in overleg treden met het Havenbedrijf<br />

en de overheid om te bezien hoe die verduurzamingsstrategie kan worden afgestemd<br />

op de strategie van milieuzonering en het bijbehorende stimulerings- en boetebeleid.<br />

Kunnen zo de meest vervuilende schepen en motoren versneld worden uitgefaseerd?<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 96<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Het Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart (EICB) kan een belangrijke rol als aanjager<br />

hierbij spelen, dat geldt vooral voor punt 1 en 3.<br />

3.2.4 Transitiebeeld 2033 voor containerlogistiek, modal split en duurzaam transport<br />

De kracht van de binnenvaart<br />

In 2033 zal er sprake zijn van een keten voor het containervervoer, waarbij het<br />

binnenvaartschip de dominante vervoerswijze is. Er ligt in Nederland een netwerk van grote<br />

en fijnmazige vaarwegen, met daarbij en optimale spreiding van inlandterminals waaronder<br />

enkele containertransferia. Grootschalige vaar- en treinshuttles verbinden de haven van<br />

Rotterdam met containertransferia en met intermodale terminals in binnen- en buitenland. Er<br />

is een gespecialiseerde binnenvaart-containerinfrastructuurr op de deepseacontainerterminals<br />

en de beruchte wachttijden voor de binnenvaart hebben in 2033 dezelfde<br />

status als de schippersbeurs op dit moment<br />

Via schaalvergroting en samenwerking is de organisatie van het bedrijfsleven in de<br />

binnenvaart sterk veranderd. <strong>Van</strong>uit versnippering is bundeling ontstaan. Er zijn minder<br />

partijen in de keten die “aan elkaar gewaagd” zijn, waardoor ontwikkelingen beter en sneller<br />

tot stand komen. De overheid heeft door forse bijdragen, ook in financiële zin, geïnvesteerd in<br />

de (infrastructuur voor) binnenvaart. De overheid heeft ook bijgedragen aan het positieve<br />

beeld van het grootschalig goederenvervoer per binnenschip als vorm van collectief vervoer,<br />

waar de gehele samenleving belang bij heeft.<br />

De binnenvaart is daarbij optimaal afgestemd op de andere modaliteiten, het spoor en de<br />

weg.<br />

Multimodale sturing is de norm<br />

Vrachtwagens zijn schoon en worden via time-slots zo efficiënt ingezet dat ze een volwaardige<br />

plek verdienen tussen andere modaliteiten. In het spraakgebruik raakt intermodale sturing<br />

ingeburgerd, over modal-shift hoor je steeds minder spreken.<br />

De vervoersketen van de containerbinnenvaart heeft kenmerken van een industrie. Er zijn vele<br />

lijndiensten, waarvan een aantal 24-uur service bieden.<br />

De werkwijze op de deepsea-terminals is gericht op integrale sturing van de keten als geheel.<br />

We zien een vervlechting van de rollen van reder, verlader en terminaloperator .<br />

Er bestaat bij sleutelactoren voldoende overzicht en beinvloedingskracht om via een scala<br />

aan maatregelen (terreinuitgifte, koppeling van informatiesystemen, voorzieningen aan de<br />

kaden, emplacementen en transferia, vestigingsvoorwaarden , prijsbeleid,<br />

modaliteitsregisseurs enz.) effectief te sturen op een duurzame mix van transportmodaliteiten.<br />

Daar waar het marktmechanisme leidt tot grote onevenwichtigheden in het gebruik van de<br />

verschillende modaliteiten, wordt niet geschuwd om via regelgeving en harde<br />

vestigingvoorwaarden daarin bij te sturen.<br />

Verduurzaming transport<br />

De binnenvaartvloot en de feedervloot zijn inmiddels geheel CO2 neutraal en varen voor 50<br />

% op waterstof en zonne-energie, voor 25 % op vloeibaar gas en voor 25 % op schone olie.<br />

Vervuilende schepen en motoren zijn versneld uitgefaseerd. Er is een goed netwerk van<br />

walstroomvoorzieningen voor stilliggende binnenvaartschepen, zodat ze door middel van<br />

elektriciteit energie verkrijgen voor hun basis stroombehoefte, zoals licht, koelkasten en<br />

andere elektrische apparaten in het binnenvaartschip. De binnenvaartvloot heeft ook op<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 97<br />

Versie:<br />

3.0 Final


andere fronten een duurzaamheidsslag gemaakt: duurzame lichte materialen en zuiniger<br />

vaartechniek, efficiëntere routekeuze, een betere beladingsgraad en een betere ergonomie van<br />

het schip.<br />

De milieuzonering in de regio heeft datzelfde effect ook bereikt voor het vrachtwagen en<br />

personenenwagenpark. Het lokale transport in het havengebied en het collectieve vervoer in<br />

stad, haven en regio hebben een geleidelijk proces van elektrificatie doorgemaakt. Daarnaast<br />

heeft het schone vervoer op basis van waterstof en biodiesel zich een bescheiden plek<br />

verworven. Ook het schoner worden van de industrie draagt bij aan de aanzienlijke<br />

verbetering van de luchtkwaliteit in de regio.<br />

3.3 Transitie ruimte, economie en transportbesparing<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de strategie van transportbesparing en op de integrale<br />

aanpak van ruimte en mobiliteit. De nadruk in <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> lag op het verminderen van de<br />

verkeersdruk op de <strong>A15</strong> via het mobiliteits- en transportbeleid: prijsbeleid, modal split,<br />

nachtdistributie, vervoersmanagement etc. In essentie gaat het hierbij om een vierledig doel:<br />

de modal split van weg <strong>naar</strong> water en spoor, een betere spreiding van het verkeer over het<br />

etmaal, slimmer verkeers- en mobiliteitsmanagement en transportbesparing. Binnen het<br />

<strong>project</strong> is vastgesteld dat een structurele aanpak van dat laatste doel, transportbesparing ook<br />

een insteek via het ruimtelijke beleid vergt. Het ruimtelijk ordeningsbeleid, slim<br />

ruimtegebruik en het ruimtelijk clusteren van complementaire bedrijfsprocessen kunnen een<br />

belangrijke bijdrage leveren aan transportbesparing.<br />

Die aandacht voor ruimtelijke vraagstukken past ook goed bij de afspraken die in het kader<br />

van de aanleg van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> zijn en worden gemaakt. De aanleg is immers in<br />

een breder kader geplaatst waar ook natuurontwikkeling op het eiland IJsselmonde en de<br />

revitalisering van de oude havengebieden onderdeel van uitmaken.<br />

Daarnaast zij de vestigingseisen aan bedrijven die zich op de tweede <strong>Maasvlakte</strong> willen<br />

vestigen en de realisatie van containertransferia ook ruimtelijke strategieën gericht op het<br />

verminderen van transport over de weg.<br />

In het kader van <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> zijn vijf typen ruimtelijke maatregelen geïdentificeerd gericht<br />

op transportbesparing, waarvan een aantal specifiek betrekking hebben op ruimtegebruik:<br />

- Clustervorming van bedrijven en co-siting strategieën van productieprocessen in het<br />

havengebied en de regio, met als doel het verminderen van transportbewegingen;<br />

- Het ontwikkelen van een kwaliteitsstrategie voor de haven, waarbij bepaalde<br />

activiteiten met economisch weinig toegevoegde waarde, die wel een groot beslag<br />

leggen op ruimte en infrastructuur, niet meer (als onbewerkt materiaal) via de haven<br />

van Rotterdam worden gevoerd;<br />

- Het matchen van vervoerstromen, zodat de praktijk van lege retourtransporten<br />

verregaand kan worden teruggedrongen;<br />

- Het ontwikkelen van nieuwe woon-werkconcepten gericht op het minimaliseren van<br />

afstanden tussen wonen/verblijven en werken, waarbij ook ruimte is voor tijdelijk<br />

wonen dichtbij het werk;<br />

- Via informatisering onnodige schakels uit de vervoersketen halen en de<br />

benuttingsgraad van het transport vergroten.<br />

In dit hoofdstuk maken we dit concreet, waarbij we zowel kijken <strong>naar</strong> de actuele stand van<br />

zaken als <strong>naar</strong> de mogelijkheden om aan de voorkant van grote veranderingen in de<br />

economische structuur te sturen op transportbesparing. Dat laatste doen we aan de hand van<br />

het thema ‘transitie <strong>naar</strong> de bio-based economy’.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 98<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Achtereenvolgens gaan we in op dat principe van het sturen aan de voorkant van<br />

transformaties (3.3.1), transportbesparing in het containervervoer (3.3.2) en de inbedding van<br />

transport en mobiliteit in regionale gebiedsontwikkeling (3.4.3) We eindigen met het schetsen<br />

van een transitiebeeld over transportbesparing, energietransitie en ruimtegebruik anno 2033<br />

en vatten de belangrijke acties samen om die transitie in gang te zetten.<br />

Er is voor dit hoofdstuk vooral gebruik gemaakt van de inhoud van de themarapporten D20<br />

(transportbedrijf), D22 (containerlogistiek) en D23 (bestuurlijke innovatie).<br />

3.3.1 Sturen aan de voorkant van ruimtelijke en economische planning<br />

Het is buitengewoon lastig om deze ambities te realiseren binnen de bestaande ruimtelijke<br />

structuur en productiesystemen. Maar die strategie is wel kansrijk indien je er in slaagt om<br />

aan de voorkant van economische en ruimtelijke planning integraal te sturen op<br />

vestigingsstrategie, ruimtelijke ordening, logistieke systemen en vervoersmanagement.<br />

Om dit thema concreet te maken is de kennis van het Havenbedrijf Rotterdam, Universiteit<br />

Wageningen, Erasmus Universiteit/Drift, <strong>Transumo</strong>, Deltalinqs, RCI en DCMR gebundeld. In<br />

het thema transportbesparing zijn deze partijen op zoek gegaan <strong>naar</strong> kansen op<br />

transportbesparing aan de voorkant van economische transities. Het volgende model werd<br />

daarbij als uitgangspunt gehanteerd:<br />

1. Current perspective<br />

Process n<br />

Production<br />

Process 1<br />

Market<br />

Process 2<br />

Rotterdam<br />

2. Minimal transport perspective<br />

Rotterdam<br />

Direct movements to & from Rotterdam<br />

Interchain movements to/from Rotterdam<br />

Movements within Rotterdam area<br />

Movements outside Rotterdam area<br />

Production<br />

Processes 1-n<br />

Market<br />

Sturen aan de voorkant in de bio-based economy<br />

In het thema transportbesparing is deze strategie, die we aanduiden als het ‘sturen aan de<br />

voorkant van vertaald <strong>naar</strong> het transitieproces <strong>naar</strong> een bio-based economy (BBE).<br />

Om concrete inzichten te verkrijgen in mogelijkheden om, bij zo’n transformatieproces aan de<br />

voorkant, te kunnen sturen op minimaliseren van transportbewegingen is ervoor gekozen om<br />

dit uit te werken voor het kansrijk geachte economisch concept dat al enige jaren in<br />

ontwikkeling is, te weten:“Rotterdam als Europese Mainport voor duurzame biomassa” .<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 99<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Als economische innovatie is, januari 2007, door het InnovatieNetwerk een rapportage<br />

opgesteld in het kader van Duurzaam ondernemen met als titel “Nederland als Mainport voor<br />

biomassa”. In de beoogde transformatie, <strong>naar</strong> een Bioport als pijler voor de Mainport, ligt de<br />

nadruk op het ontwikkelen en optimaliseren van ketens van biomassa. Deze ketens moeten<br />

concurreren met de bestaande ketens van olieproductie en –verwerking. De omslag die<br />

Bioport wil realiseren is die van versterking en/of optimalisatie binnen de ketens<br />

(energie/chemie) <strong>naar</strong> de vorming van clusters en dus de koppeling en versmelting van<br />

verschillende ketens. Kostenminimalisatie en waardeoptimalisatie gaan hierbij samen, dit sluit<br />

ook goed aan bij de ambities van RCI om Rotterdam zich te laten ontwikkelen tot energy port<br />

voor CO2-arme energiebronnen en –producten in Noordwest Europa en daarbij het meest<br />

energie-efficiënte haven- en industriecluster van de wereld te realiseren.<br />

Zo’n transitie zal op zich niet te hoeven leiden tot besparingen van transport, met name<br />

vanwege de mogelijke lagere energie-inhoud van stoffen en de grote hoeveelheden (nutteloos)<br />

water in bio-grondstoffen. Via een gangbare organisatie van transport, die uitgaat van een bij<br />

een economische/ruimtelijke ontwikkeling gegeven transportvraag, zou een transformatie <strong>naar</strong><br />

een bio-based economy wel eens kunnen leiden tot meer transportbewegingen dan in het<br />

fossiele tijdperk (ca. 30% toename).<br />

Juist daarom is het van het grootste belang om vroegtijdig te sturen op het minimaliseren van<br />

transportstromen. Het sturen aan de voorkant van economische en ruimtelijke planning<br />

zal leiden tot een aanzienlijke reductie van de transportvraag, waarbij in plaats van een<br />

toename van 30% juist sprake kan zijn van een daling van ca. 20 % minder transportstromen<br />

over de <strong>A15</strong> t.o.v. het huidige fossiele tijdperk (indicatie van prof. Johan Sanders/WUR op<br />

basis van beschikbare Bioport-studies en expert judgements).<br />

• De beoogde transitie <strong>naar</strong> sturen op minimaliseren van transportstromen aan de<br />

voorkant van economische en ruimtelijke planontwikkeling biedt uitzicht op een<br />

kansrijk vestigingsklimaat voor bedrijven en past in de ambitie om tot een duurzame<br />

haven te komen. Bundeling van aanverwante processen (clusterbenadering,<br />

bundeling co-siting/sustainability) draagt bij aan het minimaliseren van<br />

transportstromen, transportkilometers, transportkosten en verkeersemissies.<br />

Daarnaast nodigt het uit tot gebruik van innovatieve transportvormen (pijp, water,<br />

rail, lucht, kabel, etc.).<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 100<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Koppelen van stromen in de bio-based economy<br />

De grootste hoeveelheden biomassa zullen Rotterdam bereiken van overzee, ten behoeve van<br />

de productie van elektriciteit, biotransport-brandstoffen en chemicaliën middels verschillende<br />

type verwerkingen/groottes/bestaande c.q. nieuwe investeringen.<br />

De stromen uit het achterland bestaan vooral uit restproducten uit bestaande processen,<br />

bijvoorbeeld de voedingsindustrie, die in de bio-based economy een rol kunnen spelen. Dit<br />

kunnen restproducten zijn in kleinere en grotere volumes zoals glycerol, afgewerkt frituurvet,<br />

soja, mais, raapschroot, mineraalrijke reststromen zoals vinasses (bijproduct van de bioethanolproductie),<br />

mestfracties, swill (gekookt keukenafval en etensresten), GFT etc.<br />

waarvoor geldt dat deze in Rotterdam worden verzameld en opgeslagen, op een bepaalde<br />

kwaliteit worden gebracht en worden verhandeld. Rotterdam heeft hiertoe een aantrekkelijke<br />

sterkte, vanwege de bestaande infrastructuur (bijv. de beschikbaarheid van restwarmte, de<br />

kennis en wellicht faciliteiten om producten op te slaan, het aanwezig zijn van de blending<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 101<br />

Versie:<br />

3.0 Final


van transportbrandstoffen etc.) en de grote verscheidenheid aan mogelijke afnemers in<br />

Rotterdam, maar ook daarbuiten en zelfs weer in achterland.<br />

Deze reststromen worden bij voorkeur middels retourvrachten over het water uit het<br />

achterland aangevoerd. Veelal zullen deze vloeibaar/slurry zijn. Deze reststromen hebben<br />

doorgaans een lagere waarde dan de reststromen die van over zee worden aangevoerd. <strong>Van</strong>uit<br />

het achterland geldt dat Rotterdam van allerlei kleine en grote stromen die er nu eenmaal zijn,<br />

nog iets goeds kan maken. Terwijl de stromen van overzee alleen worden aangevoerd<br />

wanneer ze echt nodig zijn of een grotere toegevoegde waarde hebben. Overzeese en<br />

achterlandse stromen kunnen elkaar zeker aanvullen (voor de nadere uitwerking zie rapport<br />

D22: transportbesparing).<br />

De eerste inventarisatie heeft geleid tot draagvlak voor een vervolgonderzoek onder regie van<br />

universiteit Wageningen. Om tot een transitieschets te kunnen komen moet nog aantal<br />

ontbrekende schakels worden ingevuld.<br />

Uitdagingen voor sturen aan de voorkant van ontwikkelingen<br />

De transitie <strong>naar</strong> een bio-based economy (BBE) is een dankbaar aanknopingspunt om te<br />

onderzoeken of je meer aan de voorkant van economische en ruimtelijke veranderingen kunt<br />

sturen. Daar valt veel te winnen in termen van transportbesparing en daar moet je ook veel<br />

winnen omdat de transitie BBE, als je daarin niet bijstuurt, veel extra transport zal genereren.<br />

Het is vooral zaak om nieuwe combinaties van partijen rond deze ambitie te realiseren.<br />

Allereerst om kennis te bundelen die nu te versnipperd is, daarnaast om voldoende<br />

schaalgrootte en massa te bereiken om ook daadwerkelijk te kunnen sturen.<br />

Om te beginnen is het perspectiefvol de kennis uit de landbouwwereld en de chemische<br />

industrie sterker met elkaar te verbinden. Zij hebben elkaar wat te bieden en zouden op hun<br />

beurt weer een sterke relatie kunnen ontwikkelen met de hoofdrolspelers in logistieke ketens<br />

(producenten, verladers, transportbedrijven, havenbedrijven). Het vervolgonderzoek <strong>naar</strong><br />

transportbesparing en energietransitie, dat onder regie van landbouwuniversiteit Wageningen<br />

zal plaatsvinden, kan hier als katalysator werken.<br />

Wellicht kan ook aansluiting worden gezocht bij de alliantie zeehavens in het kader van het<br />

<strong>project</strong> Randstad 2040. Dit samenwerkingsverband opereert op een hoger schaalniveau dan de<br />

Rotterdamse haven (Randstad en Nederland) en heeft ook de drie cruciale departementen aan<br />

tafel (EZ, VROM en Verkeer en Waterstaat) en heeft ook energietransitie als een van haar<br />

speerpunten.<br />

Belangrijk is in dit verband ook om de vele versnipperde kennis- en onderzoeksinitiatieven<br />

rond energietransitie beter kort te sluiten. Zoals die van RCI, <strong>Transumo</strong>, Innovatieplatform,<br />

Senter Novem, Platform Energietransitie, Copernicusinstituut (UvU), Universiteit<br />

Wageningen (WUR).<br />

3.3.2 Containerlogistiek en transportbesparing<br />

Binnen het thema containerlogistiek (zie rapport D20) scoorde transportpreventie niet erg<br />

hoog bij de ondervraagde experts. De veronderstelde 5 procent in Maatregelpakket 3D vond<br />

men aan de hoge kant. Maar wat vooral opvalt is hoe verschillend de experts uit de hoek van<br />

verladers (weinig winst te halen) en uit de logistieke hoek (nog veel winst te halen) die kansen<br />

inschatten. “Transportpreventie is typisch een thema dat door outsiders, de milieubeweging!,<br />

steeds weer uit de oude doos wordt gehaald zonder veel succes”, concludeerde één van de<br />

betrokkenen. Anderzijds achtte de expert, die dit thema wel hoog scoorde, het onvermogen<br />

van de containerindustrie om dit thema op te pakken exemplarisch voor de traditioneel<br />

denkende en relatief ingeslapen sector die slechts in zeer beperkte mate een lange termijnvisie<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 102<br />

Versie:<br />

3.0 Final


ezit en evenmin in staat is om ‘uit de box kan denken’: “Het blijven ‘containerboeren’.” Wij<br />

schatten, samenvattend en alles overziend, het besparingspotentieel van transportpreventie<br />

daarmee op 2 procent maar niet moet worden uitgesloten dat de logistieke experts gelijk<br />

hebben dat dit hoger kan uitpakken.<br />

Hieronder wordt in detail op een aantal kansrijke thema’s ingegaan.<br />

Matchen shortsea en deepsea<br />

In het kader van het thema containerlogistiek zijn, net als bij het thema energietransitie,<br />

kansen geïnventariseerd voor transportbesparing door het koppelen van vervoersstromen.<br />

Geconstateerd wordt dat lege containers op routes van oost <strong>naar</strong> west en vice versa elkaar<br />

kruisen. Een voorbeeld daarvan is het transport van shortsea-lading vanuit Oost-Europa <strong>naar</strong><br />

West-Europa met volle shortsea-containers en lege containers vanuit West- <strong>naar</strong> Oost-Europa.<br />

Bij de deepsea-stromen is juist sprake van een tegengestelde situatie: vol van West <strong>naar</strong> Oost<br />

en leeg terug. Idealiter wordt deze lading in punten waar beide stromen samenkomen (de<br />

Rotterdamse haven; of een containertransferium nabij de haven (zie volgende paragraaf)<br />

gebundeld). De lading uit een zeecontainer wordt omgepakt in een lege shortsea-container.<br />

Dit bespaart twee lege retourritten. Uiteraard geldt dit niet voor elke container, denk aan<br />

reefers, maar vanuit de ondervraagde partijen wordt veel potentie voor een dergelijk <strong>project</strong><br />

gezien (zowel vanuit ondervraagde shortsea als deepsea partijen). Daarbij is het in principe<br />

mogelijk om de lading van zes 40-voetcontainers in vier 45-voetcontainers te stoppen. Ook<br />

moeten verschillende operationele en administratieve problemen hierbij worden opgelost.<br />

Swappen van lading en virtuele veilingen<br />

In hetzelfde <strong>project</strong> is ook een voorbeeld uitgewerkt van het ‘swappen’ van lading als<br />

strategie om transportbewegingen te voorkomen; indien sprake is van een transportstroom van<br />

een bepaald product van Midden-Duitsland <strong>naar</strong> Rotterdam en hetzelfde product wordt ook<br />

van Rotterdam <strong>naar</strong> Midden-Duitsland verscheept, dan is het bij de chemie in veel gevallen<br />

mogelijk om deze transporten te laten vervallen, omdat chemicaliën doorgaans dezelfde<br />

productsamenstelling hebben.<br />

Informatisering kan derhalve een grote impact hebben op transportbesparing.<br />

Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om de veilingen in het Westland, bij Barendrecht en<br />

in Aalsmeer virtueel te maken waarbij een groot deel van de goederen niet meer fysiek <strong>naar</strong><br />

de veiling wordt gebracht ,maar via een netwerk van overlaadstations <strong>naar</strong> de tussenhandel en<br />

de klanten.<br />

De grijze container en efficiëntere belading<br />

Bij de uitwerking van het thema transportpreventie is specifiek gekeken <strong>naar</strong> preventie van<br />

het transport van lege containers door middel van innovaties als de opklapbare of de ‘grijze’<br />

container.<br />

<strong>Van</strong> de opklapbare container wordt door geconsulteerde experts weinig verwacht:<br />

ordegrootte transportbesparing met één procent wordt reëel geacht. Belangrijke bottlenecks<br />

ten aanzien van de introductie van de opklapbare container: extra kosten en tijd om de<br />

container te laten inklappen, hoge veiligheidsrisico’s en onderhoudsgevoeligheid. Voorts zijn<br />

opklapbare containers waarschijnlijk relatief zwaar. In de containersector is gewicht ook een<br />

belangrijke variabele.<br />

<strong>Van</strong> de grijze container wordt meer verwacht dan van de opklapbare container, zonder dat de<br />

verwachtingen nu heel erg hoog gespannen zijn, ordegrootte 2-3 procent. Op dit moment<br />

maken veel van de geïnterviewde partijen reeds gebruik van containerpools en lease<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 103<br />

Versie:<br />

3.0 Final


containers en niets staat een verder gebruik in de weg. Men verwacht voorts dat er meer<br />

gezamenlijke containerpools zullen ontstaan, bijvoorbeeld in consortium-/alliantieverband.<br />

Het concept van de grijze container kan overigens verder worden opgerekt <strong>naar</strong>: het grijze<br />

containerschip en de grijze terminal. Er is een duidelijke tendens waarbij steeds meer reders<br />

op eenzelfde schip aanwezig zijn doordat steeds minder reders schepen in eigen bezit hebben.<br />

Het zou wellicht wel helpen als de opklapbare container de standaard zou zijn voor een grijze<br />

container. Een belangrijk nadeel dat aan het gebruik van grijze containers kleeft is dat niet alle<br />

containers hetzelfde zijn en dat rederijen in enkele gevallen een relatief hoge kwaliteit<br />

containers gebruiken als middel om te concurreren.<br />

Om daadwerkelijk tot transportpreventie in de containersector te komen is de schaal van de<br />

verschillende partijen een belangrijk gegeven. Een kenmerk van de containersector is echter<br />

het feit dat er geen grote verladers zijn die ontwikkelingen als transportpreventie kunnen<br />

afdwingen. Heineken is met 70 duizend TEU één van de grootste verladers in de Rotterdamse<br />

haven, maar dit pakket is slechts goed voor enkele procenten in de overslag van de grootste<br />

containerstuwadoor ECT. Ook de vijf grootste expediteurs actief in de Rotterdamse haven<br />

hebben samen een pakket van 500 duizend TEU. Samenwerking tussen verladers is een<br />

belangrijke insteek om een basis te leggen voor de hier besproken concepten, gerelateerd aan<br />

transportbesparing. De stuwadoors zijn in feite de enige partij in de keten van<br />

containertransport met voldoende schaal en massa, maar zij hebben tegelijkertijd een relatief<br />

afhankelijke positie.<br />

Een hele praktische maatregel is het introduceren van containers zonder naam er op. Vrijwel<br />

alle containers zijn uitgevoerd met de naam van de eige<strong>naar</strong> groot erop vermeld. Hierdoor wil<br />

alleen nog de eige<strong>naar</strong> van de container deze transporteren. Het gevolg is dat extra ritten<br />

nodig zijn omdat de overige vervoerders weigeren deze container te vervoeren. De witte<br />

container zou een einde maken aan dit probleem. Het resultaat is dat er minder containers en<br />

ritten nodig zijn. Met een bescheiden groen haveninvesteringsfonds zou de eerste aanzet<br />

bewerkstelligd worden.<br />

Interessant in dit verband is dat er gespecialiseerde partijen komen die een nieuwe generatie<br />

transportplanning- en routeplanningspakketten aanbieden en die gaan werken voor nieuwe<br />

organisatieverbanden, zoals de top-5 deepsea- en shortsea-rederijen. Door deze vernieuwende<br />

dienstverleners, denk ook aan veel grotere partijen dan dusver die lege containers ‘poolen’, is<br />

men in staat om veel efficiënter te werken, wat aanzienlijke besparingen in gemaakte ritten<br />

met zich mee brengt.<br />

Vergeet de busjes en bestelauto’s niet<br />

Binnen het <strong>project</strong> heeft sterk de focus gelegen op het goederenvervoer. Herhaaldelijk is<br />

geconstateerd dat als het gaat om transportbesparing er bij een gerichte aanpak van stedelijke<br />

distributie nog veel meer te winnen valt. Deze laatste categorie neemt al een groot deel van<br />

het vervoer voor haar rekening en kent ook grote groeiprognoses.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 104<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Figuur: Vervoersprestatie in het goederen wegvervoer (voertuigkilometers op Nederlands<br />

grondgebied): grote rol bestelauto en distributie/stedelijk vervoer<br />

Bron: PRC/NEA (2007)<br />

Wij bepleiten dan ook niet alle troeven te zetten op het verminderen van het aantal lege<br />

containers, maar ook te onderzoeken of er bijgestuurd kan worden op het aantal (lege) busjes<br />

dat rondrijdt in het kader van stedelijke distributie, bouw- en installatie, toelevering,<br />

pakketdistributie, bezorgdiensten etc.<br />

Uitdagingen voor transportbesparing in het containervervoer<br />

1- Uitvoeren van een haalbaarheidsstudie voor matching van shortsea-deepsea stromen.<br />

Verschillende partijen geven aan dat er potentie bestaat om deepsea- en continentale<br />

lading om te pakken en zo het transport van lege containers tegen te gaan. Een<br />

haalbaarheidsstudie zou deze potentie in beeld moeten brengen. Dit is een onderzoek<br />

dat heel goed zou kunnen vallen onder één van de kennisprogramma’s, zoals<br />

<strong>Transumo</strong>. Betrokken reders en het Havenbedrijf Rotterdam zouden hierin kunnen<br />

participeren. Het Havenbedrijf zou de lead kunnen nemen, samen met een<br />

kennispartij.<br />

2- In samenspraak met de Greenports onderzoeken of het systeem van virtuele veilingen<br />

kan bijdragen aan fysieke transportbesparing.<br />

3- Nieuwe business-modellen toepassen op de ‘grijze container’. Er zou onderzocht<br />

moeten worden wat voor vernieuwende concepten mogelijk zijn met de grijze<br />

container, middels toepassing van vernieuwende rekenmethoden. De<br />

kennisinfrastructuur, wellicht het Logistieke Topinstituut in oprichting, kan een<br />

dergelijke studie oppakken. Daarbij zou het Havenbedrijf of Ministerie van V&W<br />

een het initiatief kunnen nemen.<br />

4- Het uitzetten van onderzoek en het uitvoeren van een pilot<strong>project</strong> transportbesparing<br />

bestelauto’s en busjes. Dit zou door de Verkeersonderneming ter hand kunnen<br />

worden genomen.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 105<br />

Versie:<br />

3.0 Final


3.3.3 Regionale sturing en integrale gebiedsontwikkeling<br />

In het kader van de ambitie de economische agenda, de mobiliteitsagenda en de ruimtelijke<br />

agenda beter te verbinden is in het thema bestuurlijke innovatie (zie rapport D23) gekeken<br />

<strong>naar</strong> de betekenis van concepten als regionale sturing en integrale gebiedsontwikkeling.<br />

Integrale gebiedsontwikkeling<br />

Het concept van integrale gebiedsontwikkeling is sterk in opkomst (zie Adviescommissie<br />

gebiedsontwikkeling 2005, Teisman 2007 en De Zeeuw, 2008). Het concept gaat er van uit<br />

dat op het schaalniveau, waarop verschillende functies elkaar ontmoeten (wonen, verkeer,<br />

landbouw, natuur, bedrijvigheid etc.), meer dan tot nu toe gebeurd een integrale<br />

ontwikkelingsstrategie wordt toegepast. Daarmee wordt geëxperimenteerd op schaalniveaus<br />

als wijken, subregio’s, knooppunten van infrastructuur en corridors. Het blijkt lastig om een<br />

optimaal schaalniveau te definiëren waarop dat het beste kan. Achter een alom gebruikte term<br />

als ‘regionale gebiedsontwikkeling’ gaan uiteenlopende concepten schuil als Randstad,<br />

Zuidvleugel, regio Zuidwest, het ‘daily urban system’, het Rijnmondgebied, de <strong>A15</strong> zone, de<br />

Deltapoort en ‘ het Buitengebied’. Gebieds- en regiogrenzen zijn dus behoorlijk vloeibaar<br />

(zie: Blatter 2003, Soeterbroek, 2007, VROM Raad 2008). Ruimtelijke ingrepen zetten ook<br />

een keten van ruimtelijke effecten en sturingsimpulsen in gang die zich weinig aantrekken<br />

van ruimtelijke grenzen. De ambitie met de aanleg van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> heeft, vanwege<br />

de grote uitdaging van ruimte- en milieudruk, een keten van ruimtelijke maatregelen in gang<br />

gezet: 600 hectare nieuwe natuur Midden-IJsselmonde, <strong>project</strong> Stadshavens,<br />

containertransferium, verplichte modal shift als vestigingsvoorwaarde voor de Tweede<br />

<strong>Maasvlakte</strong> enzovoorts. Deze keteneffecten grijpen pregnanter in de werkelijkheid in dan de<br />

ambities gericht op integrale gebiedsontwikkeling.<br />

De gebiedsgerichte aanpak botst op de beleidsmatige verkokering binnen de verschillende<br />

overheden en tussen de overheidslagen. Iedere wereld kent een eigen taal en bovenal eigen<br />

bestuurders die zich vanuit de logica van hun portefeuille opstellen en zich op hun<br />

sectorbelang beter kunnen profileren dan op een integratie-ambitie. Een meer integrale aanpak<br />

voegt bestuurlijke complexiteit toe en morrelt aan institutionele grenzen. Pogingen om de<br />

gebiedsontwikkeling beleidsmatig te integreren met het mobiliteitsbeleid zien we terug in<br />

programma’s als de Zuidvleugel, Randstad Urgent en in het systeem van regionale<br />

netwerkanalyses (zie nota Mobiliteit deel D 2006). Maar in de Zuidvleugelaanpak en het<br />

<strong>project</strong> Randstad Urgent zien we vooral een stapeling van reeds bekende <strong>project</strong>ambities en<br />

weinig verfijnde integrale strategieën. En wie de recente netwerkanalyses over bijvoorbeeld<br />

de Noord- en de Zuidvleugel leest zal het opvallen dat de integrale aanpak op een hoog<br />

abstractieniveau blijft en dat ruimtelijke dynamiek als onafhankelijke variabele in de<br />

verkeersmodellen wordt meegenomen. Bij het <strong>project</strong> MIRT-verkenning Ruit van Rotterdam<br />

zal een volgende poging worden ondernomen deze link te leggen. Het is immers een van de<br />

eerste <strong>project</strong>en waar gepoogd wordt de ruimtelijke dimensie te integreren in de MITsystematiek.<br />

Het is daarnaast lastig beleidsmatige integrale concepten in uitvoeringstermen te vertalen.<br />

Daar stuiten we op gefragmenteerde regelgeving, bestuurlijke grenzen en gevoelige<br />

verhoudingen rond de relatie overheid – markt. In het <strong>project</strong> A4 Mainportcorridor Zuid is<br />

gepoogd om consortia van bedrijven aanbiedingen te laten doen voor gebiedsgerichte<br />

exploitatie van wegen. Maar het bleek een te grote sprong om vanuit een specifieke<br />

beleidskoker (verkeer en vervoer) het bedrijfsleven de ruimte te bieden om aanleg en<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 106<br />

Versie:<br />

3.0 Final


exploitatie van snelwegen te combineren met gebiedsontwikkeling in termen van bouw- en<br />

ontwikkelrechten en natuurontwikkeling. Ook in het door het bestuurlijk platform<br />

Zuidvleugel geïnitieerde <strong>project</strong> Stedenbaan zien we pogingen om vervoersontwikkeling (een<br />

‘spoorboekloze’ dienstregeling tussen Leiden en Dordrecht) te combineren met<br />

knooppuntontwikkeling en de bijbehorende bouwprogramma’s. Dat is in de praktijk razend<br />

lastig al is het maar vanwege de veiligheids- en milieuregelgeving in de zones langs het spoor.<br />

Kortom: er is erg veel in beweging rond een meer integrale gebiedsaanpak maar in pogingen<br />

de verschillende werelden te integreren, vertilt men zich al snel. Er is geen optimaal<br />

schaalniveau, je kunt niet ‘alles met alles’ in verband brengen en de feitelijke dynamiek van<br />

ruimtelijke ingrepen en daarbij optredende keteneffecten kun je er niet mee beheersen.<br />

Integreren bereikbare haven in regionale ontwikkeling<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> is nadrukkelijk geplaatst in de context van bereikbare haven. Hoe verhoudt<br />

deze ambitie zich tot concepten als regionale sturing en integrale gebiedsontwikkeling?<br />

Een analyse van regionale initiatieven laat zien (zie rapport D23) dat het om verschillende<br />

denkwerelden gaat. In het kader van bereikbare haven staan de belangen van gebruikers,<br />

natuur en milieu, wonen en leefbaarheid minder prominent op de agenda. In <strong>project</strong>en als<br />

Proeftuin eiland IJsselmonde en Deltapoort staat echter de vraag <strong>naar</strong> ruimtelijke kwaliteit,<br />

regionale identiteit en leefbaarheid meer centraal.<br />

De werelden van verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening zijn nog sterk gescheiden. In<br />

discoursen over ruimtelijke ordening en leefbaarheid resoneren karikaturale beelden over de<br />

regio als onaantrekkelijke rommelzone van de zuidvleugel en over de economie van ‘dozen<br />

schuiven’. Het is om meerdere redenen van belang om bruggen te slaan tussen de denk- en<br />

leefwerelden van ‘bereikbare haven’ en ‘regionale ontwikkeling’. De onstuimige groei van<br />

bedrijventerreinen rond de Ridderster en in de Deltapoort alleen al, dwingt tot het opschalen<br />

van de strategie gericht op een bereikbare haven tot een meer regionale strategie. Je kunt<br />

daarmee ook voorkomen dat de maatregelen gericht op het verminderen van het verkeer op de<br />

<strong>A15</strong> elders worden ervaren als het afwentelen van problemen. Samen kun je bouwen aan een<br />

meer robuuste strategie voor ruimte en mobiliteit.<br />

Er zijn echter krachtige institutionele belemmeringen die het moeilijk maken die werelden te<br />

verbinden. Dominant, op dit moment, is de lobby voor nieuwe infrastructuur. Er bestaat het<br />

gevoel van te grote vertragingen en achterstelling ten opzichte van de Noordvleugel.<br />

Bestuurders en bedrijfsleven vinden dat de regio recht heeft op een serie infrastructurele<br />

impulsen en gaan daar vol voor. De <strong>Maasvlakte</strong> 2 en verbreding van de <strong>A15</strong> liggen eindelijk<br />

op stoom en op de wensenlijstjes voor de komende jaren staan <strong>project</strong>en als A4 Midden<br />

Delfland, Oranjetunnel, A4 zuid, A13-A16, de spoorverbinding Rotterdam Antwerpen, een<br />

extra brug over de Maas, een rechtstreeks aansluiting van bedrijventerrein Barendrecht op de<br />

A16 en investeringen in het onderliggende wegennet.<br />

Die strategische agenda’s geven houvast en focus voor de bestuurders die in de regio<br />

opereren, maar ze vormen ook een krachtige brandstof voor de gevreesde ‘waan van de dag’.<br />

Want het bestuurlijk chagrijn over hoe moeilijk het is om <strong>project</strong>en, die al lang op de agenda<br />

staan, ook echt gerealiseerd te krijgen (denk aan het trauma van de A4-Midden Delfland)<br />

maakt bestuurders kopschuw om mee te gaan in bredere vergezichten. Alles wat de<br />

strategische agenda’s verstoort of daar geen munitie voor biedt loopt het risico in de marge<br />

van de aandacht te verdwijnen. We zien al met al de tolerantie voor traagheid van<br />

besluitvorming afnemen evenals de tolerantie ten aanzien van het ter discussie stellen van de<br />

eenmaal ingeslagen weg.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 107<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Pieter Winsemius liep hier tegenaan toen hij, als tijdelijk minister voorjaar 2007, ambtenaren<br />

liet onderzoeken of er geen beter alternatief was voor de A4- Midden Delfland.<br />

“Bestuurders reageren als door adders gebeten: niet nog eens veertig jaar. Vrees voor de<br />

eigen procedures vormen echter een slechte drijfveer. Wanneer we daardoor fouten maken,<br />

domme wegen aanleggen bijvoorbeeld, is dat een te hoge prijs.” (Winsemius 2007)<br />

Deze intolerantie ten opzichte van interventies, die de besluitvorming over infrastructuur<br />

kunnen compliceren, maakt het moeilijk om een meer toekomstgerichte en integrale afweging<br />

van ruimte en mobiliteit te realiseren. Door lokaal op relatief laag schaalniveau op zoek te<br />

gaan <strong>naar</strong> de synergie tussen bereikbare haven en regionale ontwikkeling kun je op een<br />

vruchtbare wijze de botsing tussen beide werelden agenderen.<br />

Wat bij de analyse van regionale initiatieven in het kader van het thema bestuurlijke innovatie<br />

opviel, is dat er steeds wordt gezocht <strong>naar</strong> een slimme combinatie van een brede blik en<br />

lokale invulling. <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> en De Verkeersonderneming kijken bijvoorbeeld heel breed<br />

<strong>naar</strong> mobiliteit, maar alleen voor een stukje <strong>A15</strong>. Andere <strong>project</strong>en bestrijken andere delen<br />

van het netwerk en/of kijken meer <strong>naar</strong> de ruimtelijke ordening of het onderliggende<br />

wegennet. Denk daarbij aan; de verkeersstudie Rotterdam Zuid, Stadshavens, de<br />

gebiedsaanpak IJsselmondse Knoop/Ridderster, de MIRT-verkenning Ruit van Rotterdam, de<br />

MIRT-verkenning containertransferium en het <strong>project</strong> Deltapoort. Het zijn allemaal schakels<br />

van initiatieven langs de <strong>A15</strong>. De mensen achter deze <strong>project</strong>en kun je aanspreken als partners<br />

die ieder een deel van de problematiek pakken en die elkaar kunnen versterken. Zo werk je<br />

bottom-up aan een samenhangende en gebiedsgerichte aanpak van de <strong>A15</strong>-corridor.<br />

Wanneer je er ook nog in slaagt het te verbinden met strategische visies die op een hoger<br />

schaalniveau worden ontwikkeld maak je samen een mooi ‘dansje door de schalen’. Via een<br />

aantal integrale sessies kun je onderzoeken of er samen een robuuster verhaal van te maken is<br />

dat allure heeft.<br />

Uitdagingen integrale sturing van ruimte een mobiliteit<br />

Bovenstaande analyse kun je vertalen in de volgende uitdagingen voor <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>:<br />

1- Ruimtelijke ordening, gebiedsontwikkeling en terrein uitgiftebeleid inzetten als<br />

instrument om modal shift, duurzaam vervoer en transportpreventie te bevorderen;<br />

2- Instrumenten als de regionale netwerkstudie en de MIRT-verkenningen benutten om<br />

een meer gebiedsgerichte benadering van mobiliteit te ontwikkelen;<br />

3- Tegenwicht bieden aan de verenging van de regionale mobiliteitsagenda tot een<br />

infrastructuuragenda;<br />

4- De strategie van transportbesparing (en wellicht breder de strategie gericht op<br />

mobiliteitsmanagement en modal shift) opschalen tot het niveau van gebiedscorridor<br />

<strong>A15</strong> met speciale aandacht voor ontsluiting havengebied, Ridderster en Deltapoort.<br />

5- Relatief kleinschalige gebiedsontwikkelingen, langs de <strong>A15</strong>, verbinden waardoor er<br />

bottom up een integrale aanpak van ruimte en mobiliteit en van regionale<br />

ontwikkeling en bereikbare haven ontstaat.<br />

3.3.4 Transitiebeeld 2033 voor ruimte, economie en transportbesparing<br />

Transportpreventie<br />

In de regio is wonen en werken aanmerkelijk dichter bij elkaar gebracht en dat proces zet<br />

door. Tot 2050 moet Rotterdam met 50% verdichten. Via de strategie van knooppunt- en<br />

gebiedsontwikkeling wordt effectief gestuurd op het verminderen van de afstand tussen wonen<br />

en werken. De vastgoedsector kan hier een business case van maken door een<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 108<br />

Versie:<br />

3.0 Final


ereikbaarheidsgarantie op te nemen. Door deze dienstverlening is het mogelijk om een<br />

hogere prijs per vierkante meter te krijgen.<br />

Het slotsysteem, de virtuele transportveiling en de containerpool hebben bijgedragen aan het<br />

verminderen van transport van lege containers en aan het organiseren van retourstromen. Er<br />

rijden en varen 60% minder lege containers van en <strong>naar</strong> de haven. De gerichte acties om het<br />

(half)leeg heen en weer rijden van de vele bestelbusjes aan te pakken heeft een daling in het<br />

verkeer van 5 % bereikt ten opzichte van 2015. Eenzelfde percentage is bereikt via het<br />

systeem van collectief vervoer in het havengebied en in de <strong>A15</strong> corridor.<br />

De veilingen in het Westland, bij Barendrecht en in Aalsmeer verwerken inmiddels voor meer<br />

dan 60 % van hun producten virtueel, waarbij die producten via de veiling worden<br />

verhandeld maar er niet meer heen worden gebracht.<br />

Gebiedsgerichte sturing<br />

Op vele schaalniveaus (Deltapoort, gebiedscorridor <strong>A15</strong>, eiland IJsselmonde, het<br />

havengebied, de Zuidvleugel, knooppunten etc.) wordt gebiedsgericht gestuurd en de<br />

overheden slagen er steeds beter in om de schakels tussen die schalen en de samenhang<br />

tussen gebieden te managen. Kenmerkend van die gebiedstrategieën zijn de integrale aanpak<br />

van ruimte een mobiliteit, het sturen aan de voorkant van economische ontwikkeling,<br />

transportbesparing door een pro-actieve clusterstrategie en het verbinden van de agenda’s<br />

voor economie, duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid.<br />

Via het ruimtelijke ordeningsbeleid en terreinuitgifte is effectief gestuurd op het realiseren<br />

van transportbesparing. Clustering van activiteiten, co-siting en het verkorten van de<br />

transportafstanden zijn krachtige instrumenten van overheid en havenbedrijfsleven.<br />

Greenport Rotterdam<br />

Mainport Rotterdam staat nu ook bekend als Greenport Rotterdam: het logische<br />

transportknooppunt voor duurzame en carbonneutrale transportketens. De regio heeft het<br />

grootste windmolenpark van Nederland, iets om trots op te zijn. Het pro-actieve beleid ten<br />

aanzien van de ruimtelijke en logistieke organisatie in de bio-based economy heeft zijn<br />

vruchten afgeworpen. De feitelijk aanvoer en doorvoer van ruwe grondstoffen is beperkt<br />

terwijl Rotterdam toch een krachtige positie als bio-port heeft verworven.<br />

Zonder daarvoor zware regiemodellen te ontwikkelen is er een intelligent systeem van<br />

koppeling van ladingen en poolen van containers ontwikkeld. De praktijk van (half)lege boten<br />

en vrachtwagens is vergaand teruggedrongen. Wat daar nu van over is wordt gezien als de<br />

noodzakelijke flexibiliteit in de transportmodaliteiten om schommelingen op te vangen.<br />

Clustersynergie en maatschappelijk verantwoord ondernemen<br />

De chemische sector is er in geslaagd om op dit terrein een grote vernieuwings- en<br />

efficiencyslag te maken. Samen met het Havenbedrijf Rotterdam en Deltalinqs zit de sector in<br />

de voorhoede van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zij hebben hun gezag in de<br />

regio versterkt door een leidende rol te pakken in de energietransitie, selectief ruimtegebruik,<br />

transportpreventie, het schoner maken van het transport, intermodale sturing en<br />

clustersynergie. Zij opereren in verschillende netwerken op basis van wederkerigheid en<br />

wederzijds respect. De banden met maatschappelijke organisaties zijn hecht en deze houden<br />

het bedrijfsleven in de haven ook scherp. Bereikbare haven is een vanzelfsprekend onderdeel<br />

van een bredere insteek op regionale kracht.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 109<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Voor het eerst bestaat ook het gevoel dat men niet meer reactief reageert op grillige<br />

volumebewegingen in het transport, op de congestie van de <strong>A15</strong> en op de druk die ontstaat op<br />

zowel het milieu, de gezondheid als de veiligheid.<br />

Integrale aanpak ruimte en infrastructuur<br />

De bebouwing langs de <strong>A15</strong> is gericht op geluidsvermindering, onder meer via grote<br />

bedrijfshallen, piramides en geluidsabsorberende materialen en technieken. Nu is de <strong>A15</strong> een<br />

duurzame mobiliteitscorridor geworden, opgenomen in het landschap en niet langer een<br />

litteken dat het omringende gebied doorsnijdt. De <strong>A15</strong> is als infrastructuur in het landschap<br />

opgenomen als een meersnelheidsweg. Het diepst ligt de expresbaan voor waterstof en<br />

elektrisch vrachtverkeer, waarop de trucks automatisch in een ketting aanhaken en met een<br />

gemiddelde van 250 km p/u richting het achterland gaan. Hiernaast is de baan voor het<br />

snelpersonenverkeer dat tussen de 100 en 150 km p/u automatisch tot achter Gorinchem<br />

wordt geleid. Tenslotte zijn er de twee banen voor personenverkeer, speciaal ontwikkeld voor<br />

(overdekte) scooters en fietsen (tot maximaal 80 km/u), waarvan de buitenste een 30 km weg<br />

is op maaiveldniveau, waarlangs winkels, vermaak, recreatie en dergelijke gevestigd zijn.<br />

Door deze ontwikkelingen is het wonen langs de snelweg en in het havengebied weer veel<br />

aantrekkelijker geworden. Het zijn anno 2030 de interessantste woonmilieus in de regio en<br />

dat draagt ook bij aan transportpreventie.<br />

3.4 Hefbomen voor transities<br />

In deel 2 en de paragrafen 3.1 tot 3.3 zijn we gestuit op meerdere hefbomen om het wenkend<br />

perspectief dichterbij te brengen. De belangrijkste hefbomen zetten we hier op een rij. Ze zijn<br />

ontleend aan de analyses vin de verschillende deelrapporten en aan discussies over de essentie van dit<br />

transitieproces in het kader van de syntheseslag.<br />

1- Nieuwe infrastructuur als aanjager van duurzame bereikbaarheid<br />

Het gaat om het ontwikkelen van een slimme en werkbare mix van dwang en stimulering,<br />

daarbij voortbordurend op de kracht van de modal splitafspraken over de Tweede<br />

<strong>Maasvlakte</strong>, de milieuzonering in stad en havengebied en de diverse convenant. Maak bij de<br />

aanleg van nieuwe infrastructuur ook steeds die combinatie tussen faciliteren van de<br />

vervoersvraag, de noodzaak tot verduurzaming, het afdwingen van modal split/multimodale<br />

sturing en het stimuleren van innovatief vervoersmanagement.<br />

2- Een strategie voor een beprijsde regio<br />

We moeten op zoek <strong>naar</strong> initiatiefnemers in de regio die, de in het kader van <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong><br />

ontwikkelde ‘roadmap beprijsde regio’, willen uitbouwen tot een regionale strategie voor<br />

beprijzen als aanvulling op-, en als terugvaloptie voor ‘Anders Betalen voor Mobiliteit’. Zo<br />

haal je de regio uit de wachtstand en wordt je gedwongen een gedifferentieerde strategie uit<br />

te werken op de verschillende schaalniveaus (doorgaande routes, Zuidvleugel, Rijnmond,<br />

<strong>A15</strong> gebiedscorridor, havengebied).<br />

3- <strong>Van</strong> modal split <strong>naar</strong> intermodale sturing<br />

De modal split strategie van weg <strong>naar</strong> water moeten we ombouwen tot een strategie van<br />

intermodale sturing met speciale aandacht voor de governance-arrangementen op de<br />

terminals en transferia, informatietechnologie en nieuwe logistieke concepten (push & pull,<br />

hub & spoke, flow, co-siting).<br />

In dit verband is het ook van belang om de partijen die kosten externaliseren door slechts<br />

hun eigen deel van de keten te optimaliseren (denk aan de verladers) te confronteren met een<br />

integrale kostprijs van hun handelen.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 110<br />

Versie:<br />

3.0 Final


4- Breed inzetten op transportbesparing<br />

Vele vormen van transportbesparing en spreiding van het transport over de dag zijn kansrijk<br />

en hebben door hun gecombineerde effect impact op de bereikbaarheid. Door het<br />

ontwikkelen van instrumenten als slotsystemen, (randen van de-) nachtdistributie,<br />

containerpools en de koppeling van ladingstromen kan hier massa voor worden gemaakt en<br />

het gevoel doorbroken worden dat iedere maatregel maar een beperkte bijdrage aan<br />

bereikbaarheid en duurzaamheid levert.<br />

5- Positieversterking van de sector binnenvaart<br />

Flexibiliteit en gestage groei zijn de kracht van de binnenvaart maar dat volstaat niet om de<br />

modal split op te vangen. Er moet gericht gestuurd worden op het versterken van de positie<br />

van de sector binnenvaart op de terminals en in het achterland. Dat vergt dat de binnenvaart<br />

mee aan het stuur komt in de netwerken waar beslist wordt over de plaats van de<br />

verschillende modaliteiten in het vervoer en op de terminals.<br />

De sector binnenvaart zal ook beter moeten leren om krachten rond de sector (inclusief<br />

overheid, scheepsbouwers, motorfabrikanten en brandstofleveranciers) te bundelen om de<br />

binnenvaart te verduurzamen. Instrumenten als designer-maintainance contracten, de<br />

tempomaat en emissieloze aandrijving verdienen een groter bereik in de sector.<br />

6- Een proeftuin voor duurzame energie en verduurzaming van het transport<br />

Het havengebied en wellicht de gehele regio kan zich profileren als Europese Proeftuin voor<br />

duurzaam transport en duurzame energie. Dat past bij de ambities in het kader van RCI en<br />

bouwt ook voort op de kracht van de energiesector en chemische industrie in het<br />

havengebied. Speerpunten bij zo’n proeftuin; het bouwen van een netwerk voor levering van<br />

duurzame brandstoffen, de verduurzaming van de binnenvaart, een offensieve<br />

milieuzonering en het elektrificeren van het lokale vervoer in stad, havengebied en regio.<br />

7- Leren sturen aan de voorkant van grote veranderingsprocessen<br />

De transitie <strong>naar</strong> een bio-based economy kun en moet je aangrijpen om beter te leren aan de<br />

voorkant van economisch en ruimtelijke ontwikkelingen te sturen op transportbesparing,<br />

clustervorming en verduurzaming. Zo kun je voorkomen dat de bio-based economy vooral<br />

nieuwe transportbewegingen oplevert en kun je bevorderen dat ruimtegebruik en transport<br />

integraal worden benaderd.<br />

8- Strategie ruimte en mobiliteit voor de gebiedscorridor <strong>A15</strong><br />

Bereikbare haven moet je integreren in de ambities van regionale ontwikkeling en<br />

gebiedsontwikkeling langs de <strong>A15</strong>. Dit doe je praktisch door het verbinden van de vele<br />

lokale initiatieven langs de <strong>A15</strong> tussen <strong>Maasvlakte</strong> en Drechtsteden (denk aan <strong>Transumo</strong><br />

<strong>A15</strong>, gebiedsaanpak Ridderster, Stadshavens en Deltapoort) tot een strategie voor de<br />

gebiedscorridor <strong>A15</strong>. Zo bouw je bottom-up aan een meer integrale benadering van<br />

duurzaam transport, ruimtelijke kwaliteit, economische vitaliteit en leefbaarheid. Je kunt op<br />

die manier ook voeding geven aan het belang dat de diverse MIRT-verkenningen in de regio<br />

daadwerkelijk de allure krijgen van een integrale aanpak van ruimte, duurzame mobiliteit en<br />

infrastructuur.<br />

9- De Verkeersonderneming<br />

Het gaat hier om het uitbouwen van het instrument de Verkeersonderneming tot het<br />

regionale platform en/of tot meerdere lokale initiatieven voor duurzaam verkeers-en<br />

vervoersmanagement langs de <strong>A15</strong> corridor. En daarbij er vooral zorgen dat de<br />

versnippering van taken en bevoegdheden op dit terrein wordt doorbroken.<br />

10- Bouwen van vitale coalities in de regio<br />

Het gaat om het (blijven) bouwen van nieuwe netwerken van mensen over de grens van<br />

afgebakende verantwoordelijkheden, agenda’s en kennisgebieden heen, zonder het gevoel te<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 111<br />

Versie:<br />

3.0 Final


versterken dat het alleen maar leidt tot meer overleg. Of het nu gaat om ketensturing,<br />

regionaal verkeers- en mobiliteitsbeleid, de integrale aanpak van ruimte en mobiliteit,<br />

transportbesparing of verduurzaming van voer- en vaartuigen er is behoefte aan meer<br />

samenhang, uitvoeringsgerichtheid en leiderschap. In <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> zijn nieuwe relaties<br />

gelegd en in dit rapport worden voorstellen gedaan om die te versterken. Wellicht kan het<br />

opzetten van een netwerk van regionale makelaars en schakelaars en transitiemanagers<br />

helpen om de gang er in te houden en iedereen scherp te houden.<br />

11- Visievorming en transitieaanpak als continu proces<br />

Als tegenwicht voor de korte termijn agenda’s moet steeds weer worden voorgesorteerd op<br />

een verdere toekomst en we hebben regionaal en nationaal leiderschap nodig om dat aan<br />

belang te laten winnen. Een visie op de lange termijn, waarbij het accent ligt op<br />

samenwerking, bindend vermogen en het stimuleren van duurzame transities is onmisbaar<br />

om te blijven leren en in een wenkend perspectief te blijven geloven. En het is hierbij van<br />

belang om de kennisinfrastructuur in de regio rond duurzame mobiliteit te versterken.<br />

3.5 Concrete acties<br />

De hefbomen hebben we vertaald in een actieplan waar verschillende ambities in zijn geclusterd. De<br />

actieblokken bestaan uit 1 of meerdere acties die voldoende verwantschap vertonen om door 1 partij<br />

gedragen en bewaakt te worden. De clustering is ook bedoeld om het aantal acties beperkt te houden<br />

en te voorkomen dat we zelf weer bijdragen aan de versnippering. Het is de kunst bij ieder actiecluster<br />

een initiatiefnemer te zoeken. Initiatiefnemers zijn partijen die voldoende verantwoordelijkheid dragen<br />

en nemen om anderen in beweging te krijgen.<br />

Actieblok 1:<br />

Initiatiefnemer:<br />

Transitiedenken verankeren in regionale agenda’s voor bereikbaarheid<br />

en duurzame mobiliteit<br />

Stadsregio Rotterdam<br />

Doel is de flexibiliteit en toekomstgerichtheid in het regionale mobiliteitsbeleid te versterken als<br />

bijdrage aan duurzame bereikbaarheid <strong>A15</strong> en regio. Nevendoel is te voorkomen dat de regionale<br />

agenda te eenzijdig wordt gericht op infrastructuur en het bijbehorende MER-regime. Het gaat om<br />

duurzaamheid in de dubbele betekenis van het woord: toekomstbestendige bereikbaarheid en werken<br />

aan een duurzame samenleving.<br />

Concrete aanknopingspunten;<br />

- Naar analogie met de modal split afspraak voor <strong>Maasvlakte</strong> 2 en de milieuzoneringen in de<br />

stad de regionale infrastructuuragenda gebruiken om scherpe afspraken te maken over<br />

duurzame bereikbaarheid, innovatief mobiliteitsmanagement en een regionale invulling van<br />

‘anders' betalen voor mobiliteit;<br />

- Vertalen maatregelenmix en scenario’s die in het kader van Urban Strategy zijn ontwikkeld<br />

tot transitiesporen voor duurzame bereikbaarheid A 15;<br />

- Vertalen van de ‘roadmap beprijsde regio’ die in het kader van het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> is<br />

ontwikkeld <strong>naar</strong> pakketten die fungeren als regionale invulling van (of terugvaloptie in het<br />

geval van het sneuvelen van) Anders Betalen voor Mobiliteit;<br />

- Overdracht van de methodieken Urban Strategy, GIS en GES om bereikbaarheid, milieu en<br />

leefbaarheid meer in hun samenhang te kunnen monitoren en sturen;<br />

- SMART-actielijst mobiliteitsmanagement scannen op laaghangend fruit waarbij je in ieder<br />

geval in kunt zetten op een stimuleringsstrategie emissieloze voertuigen in stad, regio en<br />

havengebied.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 112<br />

Versie:<br />

3.0 Final


De initiatiefnemer draagt er samen met de partners in <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> zorg voor dat deze ambities<br />

landen binnen de stadsregio, het havenbedrijf Rotterdam, het <strong>project</strong> MIRT-verkenning Ruit van<br />

Rotterdam en de Verkeersonderneming.<br />

Actieblok 2: Bouwen van nieuwe governance-arrangementen voor duurzame<br />

bereikbaarheid<br />

Initiatiefnemer Havenbedrijf Rotterdam<br />

Het gaat in de eerste plaats om nieuwe governance-arrangementen voor de sturing en<br />

machtsverhoudingen op de terminals en de transferia. Havenbedrijf Rotterdam gaat hiervoor aan tafel<br />

met de terminaloperators, expediteurs, reders en verladers en zal de kennis van bedrijven die in de<br />

voorhoede van de integratie opereren van de functie van reder en terminaloperator, zoals Maersk en<br />

APM-terminals daarbij betrekken.<br />

Uitgangspunt is een inter- of multimodale insteek voor modal split, voor de ontwikkeling van nieuwe<br />

logistieke concepten en voor de nieuwe governance-arrangementen.<br />

De initiatiefnemer stelt zich ook tot doel druk te zetten achter het op een hoger plan brengen van een<br />

hoogwaardig informatiesysteem voor tracking and tracing, voortbouwend op Port-Infolink. Het gaat in<br />

essentie om de grote transparantie voor alle partijen van de ladingenstromen, het ontwikkelen van<br />

intelligente terminals en het opschalen van de systemen tot Europees niveau.<br />

En de initiatiefnemer bekijkt ook hoe het experiment met de Verkeersonderneming kan worden<br />

uitgebouwd tot een duurzaam governance-arrangement voor de regio.<br />

Actieblok 3:<br />

Een nieuwe impuls voor modal split en verduurzaming transport<br />

Initiatiefnemer Havenbedrijf Rotterdam of gemeente Rotterdam<br />

Havenbedrijf Rotterdam en gemeente Rotterdam gaan samen met de rijksoverheid en ketenpartners<br />

binnenvaart, weg en spoor op zoek <strong>naar</strong> een nieuw evenwicht tussen het afdwingen van grote<br />

maatschappelijke belangen via prestatieafspraken modal split, milieuzoneringen en CO2 reductie en<br />

het bevorderen van marktwerking met een eerlijke verdeling van kosten en baten.<br />

In het bijzonder wordt bekeken hoe via het ontwikkelen van nieuw logistieke concepten en ‘service<br />

level agreements’ de positie van de binnenvaart op de terminals versterkt wordt en hoe de meest<br />

vervuilende schepen, vrachtwagens en motoren versneld kunnen worden uitgefaseerd.<br />

Daarbij zal in overleg met de olie-, energie- en chemische sector en RCI onderzocht worden of dit<br />

initiatief uitgebouwd kan worden tot een grote Proeftuin duurzaam transport en duurzame energie met<br />

de allure van voorbeeld<strong>project</strong> op Europees niveau.<br />

Actieblok 4:<br />

Innovatie en verduurzaming binnenvaart<br />

Initiatiefnemer: Sectororganisatie binnenvaart (CBRB) samen met Havenbedrijf<br />

Rotterdam<br />

<strong>Van</strong>uit de sector zal meer lijn gebracht worden in de versnipperde innovaties op het terrein van<br />

motoren, brandstof(voorziening), interne energiehuishouding op het schip, het scheepsontwerp en<br />

zuiniger varen.<br />

<strong>Van</strong> de initiatiefnemer wordt gevraagd om ketenregie in de binnenvaart te versterken gericht op het<br />

bestrijden van de afwentelingsmechanismen in de keten en op het versterken van de positie van de<br />

sector binnenvaart.<br />

In overleg met de overheid moet worden bekeken of meer samenhang kan worden gebracht in de<br />

versnipperde investeringen, subsidies en innovatie<strong>project</strong>en gericht op de binnenvaart met speciale<br />

aandacht voor investeringen in een goed netwerk van laad- , los- , op- en overslagfaciliteiten en<br />

heldere transitiepaden voor verduurzaming binnenvaart met meer structurele stimuleringsmaatregelen.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 113<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Er wordt tevens overleg opgestart vanuit de sector binnenvaart met de producenten van motoren en<br />

binnenschepen om een gezamenlijke strategie voor verduurzaming te ontwikkelen en te bekijken<br />

welke betekenis designer-maintainance contracten in de sector kunnen hebben.<br />

De schippers moeten op een presenteerblaadje (en via leertrajecten) aangereikt krijgen welke<br />

innovatieslagen ze in een keer kunnen maken, om te voorkomen dat ze achter ad hoc regelgeving en<br />

tijdelijke subsidies aanlopen.<br />

Het Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart (EICB) en Erasmus Universiteit Rotterdam kunnen<br />

een belangrijke rol als aanjager hierbij spelen.<br />

Actieblok 5:<br />

Sturen aan de voorkant van de transitie <strong>naar</strong> een bio-based economy<br />

Initiatiefnemer: DCMR?<br />

Het gaat er hier om nieuwe combinaties van partijen rond transportbesparing aan de voorkant van de<br />

transitie <strong>naar</strong> de bio-based economy te realiseren. Dit om kennis te bundelen die nu versnipperd is, om<br />

voldoende schaalgrootte en massa te bereiken, om daadwerkelijk te kunnen sturen en om het concept<br />

van ‘sturen aan de voorkant van ruimtelijke en economische ontwikkeling’ te testen op bruikbaarheid.<br />

.<br />

Om te beginnen is het perspectiefvol om de kennis uit de landbouwwereld en de chemische industrie<br />

sterker met elkaar te verbinden. Zij hebben elkaar wat te bieden. En zij zouden op hun beurt weer een<br />

sterke relatie kunnen ontwikkelen met de hoofdrolspelers in logistieke ketens (producenten, verladers,<br />

transportbedrijven, havenbedrijf) om daadwerkelijk aan de voorkant te kunnen sturen. Het<br />

vervolgonderzoek <strong>naar</strong> transportbesparing en energietransitie dat onder regie van<br />

Landbouwuniversiteit Wageningen zal plaatsvinden kan hier als katalysator werken.<br />

Wellicht kan ook aansluiting worden gezocht bij de Alliantie Zeehavens in het kader van het <strong>project</strong><br />

Randstad 2040. Dit samenwerkingsverband opereert op een hoger schaalniveau dan de Rotterdamse<br />

haven (Randstad en Nederland), heeft ook de drie cruciale departementen aan tafel (EZ, VROM en<br />

Verkeer en Waterstaat) en heeft energietransitie ook als een van haar speerpunten.<br />

Belangrijk is ook om de vele versnipperde kennis- en onderzoeksinitiatieven rond energietransitie<br />

beter kort te sluiten. Zoals die van RCI, <strong>Transumo</strong>, Innovatieplatform, Senter Novem, Platform<br />

Energietransitie, Copernicusinstituut (UvU), Universiteit Wageningen (WUR).<br />

Actieblok 6:<br />

Initiatiefnemer:<br />

Haalbaarheidsstudies en pilot<strong>project</strong>en transportbesparing<br />

Deltalinqs<br />

Het gaat hier om het uitzetten van een aantal haalbaarheidsonderzoeken en pilots gericht op<br />

transportbesparing en een betere spreiding van het verkeer over de dag.<br />

Thema’s:<br />

1- Een betere matching van shortsea-/ deepsea-stromen;<br />

2- In samenspraak met de greenports onderzoeken of het systeem van virtuele veilingen kan<br />

bijdragen aan fysieke transportbesparing;<br />

3- Nieuwe business-modellen toepassen op de ‘grijze container’;<br />

4- Gecombineerde aanpak slotsystemen, nachtdistributie, het distributiecentrum van de<br />

toekomst en voorzieningen voor lang parkeren;<br />

5- Transportbesparing in het personenvervoer en in de besteldiensten.<br />

Actieblok 7:<br />

Initiatiefnemer:<br />

Een ontwikkelingsstrategie voor de gebiedscorridor <strong>A15</strong><br />

Stadsregio Rotterdam<br />

Het gaat hier om het koppelen van een aantal strategische <strong>project</strong>en langs de <strong>A15</strong>, tussen <strong>Maasvlakte</strong><br />

en Drechtsteden, om gezamenlijk te bezien of er een ruimte- en mobiliteitsagenda voor de<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 114<br />

Versie:<br />

3.0 Final


gebiedscorridor <strong>A15</strong> kan worden gedestilleerd uit de verschillende initiatieven. Het gaat om <strong>Transumo</strong><br />

<strong>A15</strong>, Stadshavens, de gebiedsaanpak IJsselmondse Knoop/Ridderster, de MIRT-verkenning Ruit van<br />

Rotterdam, de MIRT-verkenning containertransferium en het <strong>project</strong> Deltapoort. Het zijn allemaal<br />

schakels van initiatieven langs de <strong>A15</strong>. Via een aantal integraties kun je onderzoeken of er samen een<br />

robuuster verhaal van te maken is dat de allure heeft van strategie gebiedscorridor <strong>A15</strong>. Doel is ook dit<br />

te verbinden met strategische visies die op een hoger schaalniveau worden ontwikkeld.<br />

Actieblok 8:<br />

Initiatiefnemer:<br />

Impuls kennisinfrastructuur duurzame mobiliteit<br />

EUR<br />

Het gaat hierbij om het in gang zetten van de volgende activiteiten:<br />

- Bevorderen van de bundeling van kennis in de Zuidvleugel rond mobiliteitsmanagement,<br />

transportlogistiek, ruimtegebruik en governance/bestuur;<br />

- Aanleveren kennisvragen voortkomend uit <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> aan Topinstituut Logistiek en<br />

anderen kennisinstellingen;<br />

- Uitzetten vervolgonderzoek duurzame mobiliteit <strong>A15</strong> en regio met een sterke focus op het<br />

personenverkeer en de bestelbusjes;<br />

- Overdragen proceskennis opgedaan in <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> <strong>naar</strong> relevante kennisinstellingen en<br />

daarover publiceren.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 115<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Documentnummer: D25 Syntheserapport 116<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Deel IV. Bijdrage aan de <strong>Transumo</strong>-footprint<br />

4.1 Inleiding<br />

Het <strong>Transumo</strong>-programma heeft in totaal ca. 45 <strong>project</strong>en in uitvoering. Het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong><br />

<strong>A15</strong> <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> Achterland; duurzaam vervoer als uitdaging is er één van, maar<br />

onderscheidt zich op een aantal aspecten van al de andere <strong>project</strong>en binnen het programma.<br />

De meeste <strong>Transumo</strong>-<strong>project</strong>en kenmerken zich namelijk door een verdere verdieping van, of<br />

specialisatie in, specifieke onderwerpen of thema’s waarbij de transportsector centraal staat.<br />

In de praktijk staat het <strong>project</strong> bekend als ´<strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong>´, maar die afkorting is versluierend<br />

omdat het om veel meer gaat dan die enkele snelweg. n het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> staat een<br />

ruimtelijke eenheid centraal, te weten het Rijnmondgebied ten zuiden van de Maas en de<br />

Waterweg. Het <strong>project</strong> heeft daarmee het karakter van een proeftuin. De facto richt het <strong>project</strong><br />

zich op alle modaliteiten en ruimtelijke en bestuurlijke ontwikkelingen in het proeftuingebied.<br />

In dit hoofdstuk wordt in het bijzonder ingegaan op de specifieke karakteristieken van het<br />

<strong>project</strong>. In paragraaf 4.2 wordt de aanpak en werkwijze beschreven, de volgende paragraaf 4.3<br />

gaat in op de barrières en kansen die er zijn om invulling te geven aan een transitietraject en<br />

de lessen die wij daaruit hebben getrokken. Tot slot wordt in paragraaf 4.4 stil gestaan bij de<br />

verankering van de <strong>project</strong>resultaten op langere termijn. In paragraaf 4.5 staan wij stil bij<br />

datgene (footprint) dat het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> bijdraagt aan het totale <strong>Transumo</strong>programma.<br />

Tot slot wordt in paragraaf 4.6 aangegeven hoe de resultaten hun verankering<br />

vinden in vervolgactiviteiten.<br />

4.2 Aanpak en werkwijze<br />

Het <strong>project</strong> is op 15 september 2006 van start gegaan met een plechtige kick-off. De directe<br />

aanleiding voor het <strong>project</strong> was de gedachte dat met de aanleg van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> de<br />

vraag <strong>naar</strong> transport zo sterk zou gaan toenemen, dat er grote problemen gaan ontstaan met de<br />

bereikbaarheid en milieukwaliteit rond de <strong>A15</strong> corridor. Nu is deze zorg op zich ook niet<br />

verwonderlijk gegeven de drukte aan activiteiten die in het gebied plaatsvinden. Het gebied<br />

wordt namelijk doorsneden door een veelheid aan infrastructuren voor verschillende<br />

modaliteiten, te weten de Nieuwe Waterweg / Hartelkanaal, de Havenspoorlijn, de <strong>A15</strong> (aan<br />

de zuidzijde van de Waterweg) en de Ruit van Rotterdam. Deze veelal zerr hoogwaardige<br />

infrastructuren zijn noodzakelijk om een groot aantal economische activiteiten te faciliteren<br />

die in de regio plaatsvinden, waarbij moet worden gedacht aan het haven-industrieel complex<br />

(vooral dominant aan de westzijde), industriële activiteiten (in het midden) en een veelheid<br />

aan diensten, handel en horeca (stad Rotterdam). Gelijkertijd is het gebied ook het<br />

woongebied van ruim 1 miljoen bewoners, die eisen stellen aan woonkwaliteit (zuidelijke<br />

kernen, Rotterdam), recreatiemogelijkheden. Daarnaast is op sommige locaties sprake van een<br />

uniek (en dus beschermd) natuurhistorisch landschap. Bovenstaande situatie maakt het vinden<br />

en implementeren van oplossingen tot een complexe aangelegenheid. Doel van het <strong>project</strong> is<br />

daarom te komen tot een gemeenschappelijke probleemanalyse en het identificeren van breed<br />

gedragen oplossingsrichtingen en -scenario’s, die gericht zijn op een transportefficiënte en<br />

bloeiend havenindustrieel complex binnen duurzaamheid randvoorwaarden.<br />

In de eerste fase van het onderzoek (2006 - 2007) is veel tijd en aandacht besteed aan het<br />

bestuderen van ervaringen uit het verleden en de <strong>project</strong>opzet omdat het aantal betrokkenen<br />

zeer groot is. Vervolgens is de aandacht uitgegaan <strong>naar</strong> de vraag welke combinatie(s) van<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 117<br />

Versie:<br />

3.0 Final


innovatieve maatregelen er zijn, volgens de belangrijkste stakeholders in het gebied, die<br />

noodzakelijk en wenselijk zijn om de geschetste problematiek (op de langere termijn) het<br />

hoofd te bieden. In 2007 en 2008 zijn in een twee rondes twee streefbeelden van duurzaam<br />

vervoer in de havenregio uitgewerkt waarin de oplossingspakketten een plaats hebben<br />

gekregen. In het eerste halfjaar van 2007 is de eerste ronde gehouden waarin het streefbeeld<br />

‘Optimale bereikbaarheid binnen wettelijke randvoorwaarden’ centraal stond. Dat heeft<br />

geresulteerd in het maatregelenpakket ‘Modern-klassiek’, waarvan de inhoud en de verkeersen<br />

milieueffecten in verschillende deliverables zijn beschreven. Rapportage I op de CD ROM<br />

met <strong>project</strong>resultaten 9 . Het resultaat hiervan was veelbelovend, maar alle betrokkenen hadden<br />

de indruk dat er nog meer mogelijk is. Startpunt voor de tweede ronde waren de resultaten die<br />

bekend waren, maar het streven was erop gericht te komen tot meer innovatie in de<br />

oplossingsrichtingen. Dat heeft geresulteerd in het maatregelenpakket ‘3D – Duurzaam,<br />

Dynamisch en geDurfd’ dat in Deel II van dit rapport is samengevat en dat ook is<br />

doorgerekend. Op de CD ROM zijn deze <strong>project</strong>resultaten van draai 2 opgenomen als<br />

Rapportage II.<br />

Parallel aan het hierboven geschetste hoofdtraject is in 2007 bovendien een alternatief traject<br />

gestart om een innovatie-impuls aan het <strong>project</strong> te geven. Hiervoor zijn twee workshops<br />

georganiseerd met buitenstaanders (zogenaamde innovators), waarin zowel <strong>project</strong>inhoudelijk<br />

als procesmatig werd gereflecteerd op de eerder geboekte resultaten en waarin de innovators<br />

werden uitgedaagd om creatieve en innovatieve oplossingsrichtingen te bedenken. Dat heeft<br />

naast een inhoudelijke verrijking ook een aantal belangwekkende procesmatige aanbevelingen<br />

opgeleverd. De uitkomsten van de Innovatie-impuls zijn samengevat op de CD ROM als<br />

rapportage III.<br />

Samengevat is het proces als volgt doorlopen:<br />

Naar aanleiding van de resultaten van de Tweede Draai en de Innovatie-impuls zijn in 2008<br />

zes thema’s benoemd die in de loop van 2008 in werkgroepen uitgewerkt.<br />

Deze thema’s zijn:<br />

Thema 1: Innovatie-impuls binnenvaart<br />

Thema 2: Organisatie- impuls binnenvaart<br />

Thema 3: Prijsbeleid<br />

Thema 4: Optimalisatie container logistiek<br />

Trekker Hulya Kul van IB-GW<br />

Trekker Maarten Smaal van EUR<br />

Trekker Diana Vonk Noordegraaf vanTNO<br />

Trekker bart Kuipers vanTNO<br />

9<br />

Alle rapporten en <strong>project</strong>-deliverables staan ook op de website www.<strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong>. nl<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 118<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Thema 5: Transportpreventie<br />

Thema 6: Bestuurlijke vernieuwing<br />

Trekker Rinis Huybregts van de DCMR<br />

Trekker Frans Soeterbroek van de EUR<br />

Het meervoudige doel van de thema-uitwerking is:<br />

– Inhoudelijke uitwerking en onderbouwing van een specifiek thema;<br />

– Aanscherpen mogelijke maatregelen door inbreng praktijkkennis;<br />

– Draagvlak creëren voor de maatregelen;<br />

– Realiteitswaarde van maatregelen vergroten;<br />

– De haalbaarheid van de maatregelen vaststellen (bv. kosteneffectiviteit);<br />

– Vaststellen hoe de maatregelen in te voeren;<br />

– Inschatten effecten van maatregelen op bereikbaarheid en duurzaamheid inschatten<br />

– De relatie met transitiemanagement concretiseren.<br />

Bovenstaande inzichten hebben geleid tot een zestal rapportages. Deze rapportages staan op<br />

de CD ROM als Rapportage IV: 6 thema-uitwerkingen. Deze rapportages vormen, samen<br />

met de resultaten van Draai 1 en 2, de basis voor de inhoudelijke synthese zoals weergegeven<br />

in het voorgaande hoofdstuk. Daarbij bieden de rapportages bouwstenen voor een ‘Road<br />

Map’ van de huidige situatie <strong>naar</strong> de gewenste situatie in 2033. Populair gezegd staan 3<br />

vragen centraal: Waarom is het belangrijk dat een specifiek thema wordt uitgewerkt, Welke<br />

transitie is dan gewenst en Wie moet dan Wat gaan doen. Dit heeft geleid tot het z.g. 11<br />

Punten Actieplan. Gedurende de voortgang van het <strong>project</strong> zijn ook een aantal<br />

achtergrondstudies verricht, zoals bijvoorbeeld een Gezondheideffecten Scan (GES) van de<br />

MER. Deze rapporten staan op de CD ROM als Rapportage V: Achtergrondstudies.<br />

4.3 Het procesverloop<br />

Een complex transitievraagstuk<br />

Het <strong>project</strong> is geïnitieerd vanuit een transportgedreven vraagstuk, waarbij het gaat om het<br />

faciliteren van toekomstige goederenstromen van en <strong>naar</strong> de <strong>Maasvlakte</strong>, die in belangrijke<br />

mate zullen toenemen door de groei van het aantal containers. Het aantal behandelde<br />

containers zal toenemen van 11 <strong>naar</strong> 33 miljoen TEU en zal daarmee de belangrijkste reden<br />

zijn voor de groei van de mobiliteit. Maar zelfs bij een nadruk op het containertransport, is<br />

gebleken dat de diversiteit aan behoeften, functies, ruimtelijke karakteristieken etc., een<br />

integrale aanpak noodzakelijk maakt. De uitdaging is om bij de ontwikkeling van<br />

toekomstbeelden waarin duurzaamheid een belangrijke rol speelt, aandacht te besteden aan:<br />

– Goederen- én personenvervoer;<br />

– Havengebonden én regionaal/stadsgericht verkeer;<br />

– Bereikbaarheid (profit) én duurzaamheid (planet en people);<br />

– Overheid én bedrijfsleven;<br />

– Weg, rail én binnenvaart infrastructuur en vervoer;<br />

– Het belang van de haven én de positie van de stad.<br />

Bovenstaande maakt het <strong>project</strong> tot een complex vraagstuk. Het faciliteren van de groei<br />

<strong>Maasvlakte</strong> 2 is om economische en strategische redenen absoluut noodzakelijk: in directe zin<br />

om de haven een toekomstperspectief te bieden, maar zeker ook indirect heeft een Tweede<br />

<strong>Maasvlakte</strong> grote betekenis, als wordt gekeken <strong>naar</strong> de financieel-economische positie van de<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 119<br />

Versie:<br />

3.0 Final


stad en de omliggende gemeenten, de werkgelegenheid in de regio, de milieukwaliteit, etc. 10 .<br />

Zo bezien is de <strong>A15</strong> de aorta van haven en stad te kwetsbaar. Geconstateerd moet worden dat<br />

de afgelopen jaren de uitbreiding van de weginfrastructuur achter is geraakt op groei van het<br />

verkeer, waardoor de <strong>A15</strong> symbool is van de uitdagingen waar de regio de komende jaren<br />

voor staat: de <strong>A15</strong> is momenteel de belangrijkste weg waarover containers kunnen worden<br />

vervoerd <strong>naar</strong> het achterland waardoor veel congestie optreedt, veel forensen (en het eiland<br />

Voorne-Putten) zijn van de weg afhankelijk om hun werk te bereiken, de<br />

milieugebruiksruimte (lucht, geluid, externe veiligheid) zit aan capaciteit en nieuwe<br />

uitdagingen dienen zich aan zoals klimaatbeleid doelstellingen. Deze karakterisering<br />

beschrijft ten ene male dat het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> voor een complex en multidisciplinair<br />

vraagstuk werd gesteld.<br />

Een uniek consortium; kenmerk van het procesverloop<br />

Het <strong>project</strong> is ontstaan in de schoot van een beperkt aantal partners, in het bijzonder de<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam, de DCMR en TNO, al snel aangevuld met Deltalinqs, het<br />

Ingenieursbureau van Gemeentewerken, de Stadsregio Rotterdam en het Havenbedrijf<br />

Rotterdam.<br />

Als gevolg van breedte van de vraagstelling breidde het consortium snel uit met veelsoortige<br />

organisaties die actief zijn in de haven of het regionale bestuur: bedrijven, logistieke<br />

dienstverleners, verschillende overheden, Ngo's zoals de Zuid-Hollandse Milieufederatie en<br />

tal van andere belangenvertegenwoordigers. Een compleet overzicht van de organisaties die<br />

betrokken zijn in het <strong>project</strong> staan vermeld in bijlage 2. Deze samenstelling van het<br />

consortium is uniek, maar heeft ook een aantal implicaties met zich meegebracht die van<br />

invloed zijn geweest op het procesverloop. Terugkijkend op het <strong>project</strong> kunnen een aantal<br />

observaties worden gedaan betreffende het procesverloop.<br />

In de eerste plaats kan worden gesteld dat de brede omvang en diversiteit aan actoren, met<br />

bovendien een verschillende achtergrond en discipline (c.q. vakgebied), een belangrijk<br />

kenmerk van het <strong>project</strong> is. Het bleek geen grote opgave om zoveel verschillende partijen<br />

bijeen te brengen, omdat het onderzoeksthema aansluit bij een breed gedragen sence of<br />

urgency. Het is voor de eerste maal dat een dergelijk breed consortium is samengesteld om<br />

zich over deze problematiek te buigen en het <strong>project</strong> heeft daardoor een grote attentiewaarde<br />

gekregen. De partijen erbij betrokken houden bleek ook goed mogelijk. Slechts 2 organisaties<br />

zijn gedurende het procesverloop uitgestapt met als argument dat de urgentie ligt bij de<br />

bereikbaarheid op de korte termijn (vandaag, komend jaar) en niet op lange termijn, of, en dat<br />

is opmerkelijk, omdat men verdergaande maatregelen had verwacht<br />

Terugkijkend op de samenwerking van de afgelopen drie jaar kunnen een aantal conclusies<br />

worden getrokken.<br />

Zo is er sprake van een korte-lange termijn dilemma bij een aantal stakeholders. Het <strong>project</strong><br />

richt zich op de lange termijn, te weten 2020 en 2033. Dit vraagt de deelnemers na te denken<br />

over een visie voor de lange termijn, wat in het bijzonder voor de vertegenwoordigers van het<br />

bedrijfsleven een lastige opgave bleek. Voor veel bedrijven ligt de tijdshorizon in het<br />

productieproces 1, hooguit 2 jaar, vooruit. In sommige gevallen is de vraag of bedrijven op<br />

10<br />

Om die reden heeft Nederland op nationaal niveau een mainportbeleid geïnitieerd, dat erop is gericht de<br />

positieve mogelijkheden die een transportfunctie in zich heeft, zo maximaal mogelijk uit te baten<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 120<br />

Versie:<br />

3.0 Final


die termijn nog wel zullen bestaan (en dit was de situatie nog voordat de financiële crisis zich<br />

aandiende). Dit werd in de eerste fase van het <strong>project</strong> als een belangrijke barrière ervaren door<br />

de onderzoekers.<br />

Een andere observatie is het z.g. micro-macro dilemma. Hieronder wordt verstaan dat we in<br />

het <strong>project</strong> veel moeite hebben gedaan om ook de kleine innovaties te bedenken. Veelal zijn<br />

dit innovaties of oplossingen voor specifieke activiteiten in specifieke omstandigheden. Deze<br />

micro-oplossingen leveren een belangrijke bijdrage aan de prestaties van een sector. Maar in<br />

absolute termen is de bijdrage beperkt. Sterker nog, al de kleine inspanningen bij elkaar<br />

opgeteld dragen wellicht minder bij dan substantiële bijdragen van <strong>project</strong>en als de<br />

ondergrondse opslag van CO 2 of het gebruik van CO 2 in de glastuinbouw 11 .<br />

<strong>Van</strong>zelfsprekend richten wij ons op duurzame mobiliteit binnen duurzaamheidsvoorwaarden,<br />

hetgeen zeer relevant is. Toch willen we duiden op het mechanisme wat wij hebben genoemd<br />

een micro-macro dilemma.<br />

Een belangrijk kenmerkt is de bestuurlijke fragmentatie. In paragraaf 13 van dit rapport wordt<br />

een veelheid aan organisaties genoemd die betrokken is bij de planvorming. In totaal worden<br />

ruim 30 initiatieven genoemd die op dit moment in de regio spelen. De diversiteit leidt<br />

bovendien tot een sterke verkokering. Deze effecten worden beschreven in D23 (Deliverable<br />

over Bestuurlijk Innovatie) en nadrukkelijk wordt daarbij gepleit voor een transitiepad dat<br />

zich richt zich op de vraag hoe de komende 15 jaar concepten als ‘multilevel governance’,<br />

‘bestuurlijke veerkracht’, ‘vraagsturing’, ‘eenvoud en slagkracht in sturingsrepertoire’ gestalte<br />

kunnen krijgen. Daarbij gaat het nadrukkelijk ook om een nieuwe bestuurscultuur die zich<br />

kenmerkt door de durf om risico’s te nemen, doorbreken van fixatie op de korte termijn,<br />

visiegestuurd pragmatisme, verbindend leiderschap en gebiedsgerichte coalitievorming.<br />

Een andere fenomeen dat inherent is aan een breed consortium is het verschijnsel dat<br />

verschillende actoren juist profiteren van de suboptimalisatie en derhalve geen belang hebben<br />

bij verandering (lees: verbetering) van bestaande structuren. Logistieke ketens en de support<br />

systems zijn vaak het resultaat van jarenlange stapsgewijze verbetering. Daaraan gekoppeld<br />

zijn machtsverhoudingen ontstaan die de bestaande situatie vooral in stand houden. In het<br />

<strong>project</strong> zijn situaties gesignaleerd die eigenlijk vragen om een herontwerp van de keten omdat<br />

het transport sneller, efficiënter en goedkoper kan. Toch gebeurt dat niet omdat de bestaande<br />

machtsverhoudingen leiden tot inertie en/of niemand in staat is boven de deelbelangen in de<br />

keten uit te stijgen.<br />

Bovenstaande situatie leidt tot het gevaar dat bestaande belangen en korte termijn agenda’s<br />

de uitkomsten van activiteiten en resultaten bepalen. Dit geldt niet alleen voor de strategie van<br />

bedrijven die actief zijn in de logistieke keten, maar de facto ook voor een groot aantal andere<br />

zaken in het Rijnmondgebied zoals bijvoorbeeld de maatschappelijk noodzaak om te werken<br />

aan transportbesparing/optimalisaties terwijl op korte termijn verschillende actoren juist<br />

profijt hebben bij zoveel mogelijk transport. Deze institutionele barrières worden ook wel<br />

locked-in genoemd. In paragraaf 1.3 worden die geanalyseerd.<br />

In het verlengde hiervan is inherent aan een breed consortium dat deelnemers participeren in<br />

een dergelijk <strong>project</strong> zowel om te onderzoeken welke kansen er liggen op vernieuwing, als<br />

om de eigen belangen te ondersteunen. Voor een aantal deelnemers in het <strong>project</strong> is de agenda<br />

11<br />

Deze <strong>project</strong>en zijn overigens niet in het <strong>project</strong> betrokken.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 121<br />

Versie:<br />

3.0 Final


echter tot één of twee onderwerpen beperkt. Dit is een single-issue betrokkenheid. Zoals<br />

aangegeven is de zorg voor de bereikbaarheid bij bedrijven of andere organisaties een<br />

belangrijke overweging om aan dit <strong>project</strong> mee te doen. Voor andere deelnemers kon dit een<br />

ander aspect zijn, zoals de aanleg van een Oranjetunnel of de introductie van een nieuw<br />

containerontwerp. De inbreng van deze organisaties moet als een verrijking van het proces<br />

worden gezien omdat ze diepgang levert aan de resultaten.<br />

Bovenstaande brengt ons tot de constatering dat voor lange-termijn en transitie georiënteerde<br />

<strong>project</strong>en slecht beperkte kennis (en training) aanwezig is. Dat is niet onbegrijpelijk. Grote en<br />

complexe samenwerkingsverbanden zijn door incrementele stappen en een persoonlijke inzet<br />

tot stand gebracht. In de Rotterdamse haven en bij de overheid werken mensen die van het<br />

begin af aan betrokken zijn geweest bij de ontwikkelingen van een kennisdebat. Deze mensen<br />

zijn van onschatbare waarde voor de regio, bedrijven/ en organisaties. Gelijkertijd moet<br />

worden geconstateerd dat deze mensen in hun gedachtenwereld (zoals wij allen) ook locker-in<br />

zijn en wellicht is er behoefte aan mensen die nieuwe wegen kunnen en durven te verkennen.<br />

Dit brengt ons tot de observatie dat gedurende het procesverloop is gebleken dat er niet zoiets<br />

bestaat als hét bedrijfsleven. Hetzelfde geldt voor de overheid, waar ook verschillende<br />

organisaties een eigen doelstelling uitdragen. Sterker nog, in het <strong>project</strong> is ons gebleken dat<br />

sommige organisaties verschillende verantwoordelijkheden in zich dragen, die soms tot<br />

tegengestelde opvattingen kunnen leiden binnen een organisatie. Een illustratie vormt het<br />

thema ‘transportbesparing’, waarvan binnen het Havenbedrijf Rotterdam enerzijds wordt<br />

gezegd dat het belangrijk is dat zoveel mogelijk transport van de weg af moet, terwijl<br />

tegelijkertijd de principes van transportbesparing ter discussie worden gesteld omdat het<br />

strijdig kan zijn met het belang van een dynamische haven.<br />

De betekenis van veranderende agenda’s: de noodzaak voor flexibiliteit<br />

Het <strong>project</strong> kenmerkt zich door een hoge maatschappelijke relevantie. Alle deelnemende<br />

organisaties in het consortium onderschrijven het belang van het <strong>project</strong>. De ambities en eigen<br />

belangen van de deelnemers kunnen echter verschillend zijn, variërend van een leidende rol<br />

willen spelen in de planvorming voor de realisatie van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> tot de zorg dat<br />

de eigen bedrijfsactiviteiten worden belemmerd door een overschrijding van de<br />

geluidsnormen. De omgeving van het <strong>project</strong> is echter uitermate dynamisch waardoor er in<br />

drie jaar veel kon veranderen.<br />

Zo zijn veel ideeën die bij de aanvang van het <strong>project</strong> werden genoemd als beloftevol of<br />

kansrijk door de actualiteit ingehaald of overgenomen. Hierbij moet worden gedacht aan de<br />

oprichting van de Vervoersautoriteit, de planvorming rond een westelijke oeververbinding, de<br />

extra aandacht voor de binnenvaart (incl. inland-terminals), het bouwen van kantoorlocaties<br />

tegen de snelwegen, etc. Dit onderschrijft direct de relevantie van het <strong>project</strong> omdat het<br />

aansluit bij een breed gevoelde urgentie. Dit betekent ook dat de deelnemers (en later de<br />

thematrekkers in de uitwerking van de zes thema’s) zeer innovatief moeten zijn, omdat de<br />

resultaten anders al snel achterhaald zijn.<br />

Ook gedurende de looptijd van het <strong>project</strong> zijn er nieuwe agendapunten gekomen. Hierbij valt<br />

in het bijzonder te denken aan het Rotterdam Climate Initiative. De doelstelling van het RCI<br />

is vijftig procent minder CO 2 in 2025 t.o.v. 1990, voorbereiding op klimaatverandering en<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 122<br />

Versie:<br />

3.0 Final


versterking van de Rotterdamse economie. In het <strong>project</strong> hebben wij dit op het laatste moment<br />

nog mee kunnen nemen in de modelberekeningen 12 .<br />

Hiermee wordt een directe koppeling gelegd met het veranderingsproces. Het <strong>project</strong> wil een<br />

bijdrage leveren aan een transitie <strong>naar</strong> duurzame mobiliteit op de lange termijn. Dit vereist<br />

een gemeenschappelijke ‘sense of urgency’ en draagvlak voor maatregelen voor de<br />

mobiliteitsproblemen in het havengebied. Voor een aantal deelnemers in het <strong>project</strong> is het<br />

moeilijk een beeld te vormen over de gedragsverandering die dat vereist, zeker als over de<br />

lange termijn wordt gesproken. Het ontbreekt in het Rijnmondgebied aan een breed gedragen<br />

strategische visie, waar iedereen zich achter kan scharen. Het <strong>project</strong> heeft dit gesignaleerd en<br />

daarmee bijgedragen aan de eerste stap <strong>naar</strong> een groter bewustzijn 13 . Overigens moet er niet<br />

een ideaalbeeld worden geschetst: er blijft een natuurlijke reflex om de oplossing het liefst bij<br />

andere partijen neer te leggen of vast te houden aan bestaande denkbeelden. Het gezamenlijk<br />

doorlopen van dit traject in dit <strong>project</strong> heeft zeker geleid tot meer kennis, inzicht en<br />

bewustwording. En eerlijk gezegd: er zijn ook zoveel onzekerheden over de toekomst, dat het<br />

moeilijk was een transitiepad te schetsen dat voor iedereen voldoende houvast bood.<br />

4.4 Een transitie <strong>naar</strong> duurzame mobiliteit<br />

Het <strong>project</strong> onderscheidt zich binnen <strong>Transumo</strong>, maar ook in de context van de vele<br />

initiatieven die in de regio plaatsvinden, op een aantal aspecten van de andere <strong>project</strong>en. In de<br />

eerste plaats is het een <strong>project</strong> waarin duurzaamheid in haar meest brede betekenis wordt<br />

ingevuld. Duurzaamheid wordt vaak opgevat als de triple-P benadering waarbij de triple-P<br />

staat voor people, profit en planet. Bij de aanvang van het <strong>project</strong> is besloten om de aandacht<br />

primair te leggen bij bereikbaarheid (profit) en dat dit binnen milieurandvoorwaarden moest<br />

plaatsvinden.<br />

In de praktijk bleek dit geen eenvoudige opgave. In de eerste plaats is de operationalisatie van<br />

kwaliteitsbeelden over duurzame mobiliteit lastig. Bij de aanvang van het <strong>project</strong> is<br />

afgesproken dat bereikbaarheid en duurzaamheid gelijkwaardig zouden worden onderzocht,<br />

maar al snel kwam het primaat te liggen bij bereikbaarheid binnen milieurandvoorwaarden.<br />

Aan het eind van het <strong>project</strong> bleek dat deze, onszelf opgelegde beperking, niet noodzakelijk<br />

was omdat de milieurandvoorwaarden op de langere termijn geen enkel beletsel meer zullen<br />

vormen (zie hoofdstuk 3). Een conclusie die uit het <strong>project</strong> <strong>naar</strong> voren komt is, dat er geen<br />

reden is om duurzaamheid volgend te maken aan bereikbaarheid maar dat er een proactief<br />

duurzaamheidbeleid gevoerd kan worden waaraan de transportontwikkeling zich kan voegen.<br />

Bovenstaande constatering leidt tot een andere belangrijke observatie als het gaat om de<br />

operationalisatie van het concept duurzaamheid. De facto heeft het begrip duurzaamheid in de<br />

modelberekeningen een vrij beperkte invulling gekregen. Duurzaamheid wordt vaak vertaald<br />

als een combinatie van drie belangen, ook wel de triple-P benadering genoemd. Daarbij staan<br />

12<br />

Dit is heel globaal en indicatief gedaan zonder daar harde conclusies aan te verbinden.<br />

13<br />

Aan het begin van het <strong>project</strong> heeft een meting plaatsgevonden over de attitude van stakeholders rond<br />

bereikbaarheid en leefbaarheid en de verwachtingen over dit <strong>project</strong>. Na de eindconferentie op 5 juni 2009 zal<br />

het onderzoek worden herhaald.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 123<br />

Versie:<br />

3.0 Final


de P’s voor respectievelijk ‘Profit/Prosperity’ 14 (borgen van het welvaartsniveau), ‘Planet’ 15<br />

(milieukwaliteit in de breedste zijn) en ‘people’ 16 (borgen welzijnsniveau). Vrij vertaald is<br />

‘profit’, door de deelnemers aan het <strong>project</strong>, vertaald als bereikbaarheid/doorstroming en<br />

‘planet’ als het voldoen aan de milieueisen. In het laatste stadium van de studie is daar CO2<br />

overigens aan toegevoegd. De ‘people’ kant is relatief onderbelicht gebleven. In de volgende<br />

paragraaf zal hierop worden teruggekomen. Bij de uitwerking van de transitietrajecten is wel<br />

nadrukkelijk aandacht besteed aan de betekenis van duurzaamheid voor het Rijnmondgebied.<br />

Inmiddels is duidelijk dat deze aspecten gelijkwaardig moeten worden opgevat en dat er alle<br />

ruimte is om zelfs nog een schepje extra aan milieuaspecten te doen. Voor een<br />

perspectiefvolle mainportontwikkeling is het zelfs een vereiste dat wordt nagedacht over de<br />

lange termijn. Er lijkt daarom ook sprake van een aantal hoopgevende ontwikkelingen:<br />

- Opvattingen verschuiven, zoals over eigen verantwoordelijkheid, bedrijfsontsluiting<br />

en duurzaamheid. Illustratief is dat tot op het hoogste bestuurlijke niveau<br />

kennisuitwisseling heeft plaatsgevonden over de betekenis van duurzaamheid voor<br />

de Rotterdamse mainportontwikkeling en wat dit <strong>project</strong> daaraan kan bijdragen;<br />

- Als collectief (overheid, bedrijfsleven, Havenbedrijf Rotterdamse en<br />

maatschappelijke actoren) is er een gedeeld gevoel dat een transitie noodzakelijk is<br />

waarin bereikbaarheid en duurzaamheid gelijkwaardig worden meegenomen en dat<br />

het belangrijk is daarover na te denken. Dit houdt in dat de lat wat betreft<br />

duurzaamheidsmogelijkheden best wel hoger kan liggen. Er zijn meerdere redenen<br />

om juist op dit moment een duurzaamheidsoffensief te lanceren. Daarbij moet<br />

worden gedacht aan de inrichtingsopgave die er ligt voor <strong>Maasvlakte</strong> 2, de eisen over<br />

de modal-split opgelegd aan de terminal operators op MV 2, het commitment dat is<br />

aangegaan met de RCI ambitie, etc.<br />

Realisatie van de transitieagenda<br />

Het <strong>project</strong> wordt erkend als een uniek <strong>project</strong>, met een uniek consortium en met een unieke<br />

aanpak. De inhoudelijke resultaten zijn bovendien indrukwekkend en vernieuwend. Toch is<br />

het niet vanzelfsprekend dat de resultaten eenvoudig worden overgenomen en<br />

geïmplementeerd. In deel 1 zijn 11 hefbomen uitgewerkt die aan de noodzakelijke<br />

verandering kunnen bijdragen en die zijn vertaald in een actieplan. Hier liggen kansen en<br />

concrete mogelijkheden als Mainport om een slag <strong>naar</strong> de toekomst te maken.<br />

14<br />

<strong>Transumo</strong> onderscheidt rond profit - borgen welvaartsniveau, maar gericht op ‘duurzame economie’ en<br />

‘fair trade’- anticiperen op autonome ontwikkelingen (olie/gas > bio?, trades Azië > trades O-Europa?) -<br />

rekening houden met substantieel hogere transportkosten indien ‘carbon’ gerelateerd - steeds groter aandeel<br />

diensten(-economie)<br />

15<br />

<strong>Transumo</strong> onderscheidt rond planet de opgaven: - opgave CO2 reductie (-30% tot -80%)- opgave<br />

lokaal/regionaal leefmilieu (geluid -10 dB(A), NO2 en PM10 zero effect) - opgave i.r.t. uitputting fossiele<br />

brandstofreserves - opgaven i.r.t. niet-hernieuwbare grondstoffen- omgaan met effecten klimaatverandering-<br />

(waterstanden rivieren, zee, weer, zeeroutes)<br />

16<br />

<strong>Transumo</strong> onderscheidt rond people de opgaven: borgen welzijnsniveau en normen/waarden systeem<br />

(individuele vrijheid, ontplooiingsmogelijkheden) - omgaan met autonome demografische ontwikkelingen<br />

(overall krimp, vergrijzing, binnenlandse migratie) - verantwoordelijkheid levensstandaarden wereldwijd (ook<br />

i.r.t. stabiliteit, wereldwijde migratie, handel) - pluriforme, op duurzaamheid ingerichte samenleving<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 124<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Maar de fundamentele kernvraag is of het <strong>project</strong> zal bijdragen aan een transitie <strong>naar</strong> een<br />

duurzame regio, waar een dynamische haven en een toekomstbestendig industrieel complex<br />

een vanzelfsprekend onderdeel van zijn.<br />

Er zijn een aantal stakeholders bereid om de transitie in gang te zetten. Maar dit is geen<br />

eenvoudige opgave want in het <strong>project</strong> zijn meerdere barrières gesignaleerd.<br />

In de eerste plaats is het moeilijk doorbraken te verwezenlijken. Wat is daarvoor de reden?<br />

Zoals aangegeven is het planningsperspectief van het bedrijfsleven 1 á 2 jaar, terwijl een<br />

transitie decennia in beslag neemt. In een gesprek met ex-burgemeester Opstelten over het<br />

<strong>project</strong>, is ter sprake gebracht bij het bedrijfsleven “shareholder value” leidend is geworden.<br />

Maar dat geldt niet alleen voor het bedrijfsleven, want met de verzelfstandiging van het<br />

Havenbedrijf Rotterdam lijkt het primaat verschoven te zijn, van het algemene belang en de<br />

lange termijn <strong>naar</strong> het financieel-economische belang en de korte termijn (met bijbehorende<br />

prestatie-indicatoren). Door de burgemeester werd deze stelling nadrukkelijk ontkend. Toch is<br />

het de vraag, gegeven deze ontwikkeling van de afgelopen jaren, wie de regie kan voeren in<br />

het vormgeven van een transitieproces. Een belangrijke voorwaarde voor een transitie is<br />

gelegen in een gedeeld probleembesef, maar de verzelfstandigde positie van het Havenbedrijf<br />

Rotterdam maakt dat zij geen “partij” meer kan/wil zijn, die de Rotterdamse haven en stad in<br />

één verenigt.<br />

In de tweede plaats is het denken over havenontwikkeling locked-in. Deelnemers aan de<br />

innovatie-impuls hebben geconstateerd dat niet alleen Rotterdam, maar alle havens in de Le<br />

Havre – Hamburg range inzetten op een verdere ontwikkeling van de containerafhandeling.<br />

Het succes van de containers is echter verklaarbaar door de lage productiekosten in China en<br />

de goedkope transportkosten van het Verre Oosten <strong>naar</strong> Europa. Fossiele brandstoffen worden<br />

schaars en de verwachting is dat de prijs zal stijgen. Waarom wordt niet nadrukkelijker<br />

gekeken wat de eindigheid van fossiele brandstoffen betekent voor de haven van Rotterdam,<br />

omdat het petrochemisch complex wel een activiteit is waarin Rotterdam zich kan<br />

onderscheiden. Dit vraagstuk is in dit <strong>project</strong> geagendeerd, maar wordt vooralsnog niet<br />

opgepakt. Er is geen duidelijke verklaring waarom dit zo moeizaam gaat, anders dan de<br />

observatie dat sprake is van risicomijdend gedrag en locked-in denken en handelen, wat het<br />

naderbij brengen van transities niet bevordert. Binnen het <strong>project</strong> worden daarom andere<br />

wegen gezocht voor het verzilvering van de “Innovatie-impuls”<br />

Hieraan gekoppeld komen we tot de constatering dat het moeilijk is koplopers te vinden voor<br />

het trekken van de verandering. In de verschillende transitie thema-uitwerkingen wordt dit<br />

geconstateerd maar zolang er niets verandert zullen suboptimalisaties in stand blijven.<br />

Wellicht zou er meer gestreefd moeten worden <strong>naar</strong> “naming and faming” wat er gebeurt zijn<br />

zeker ook positieve ontwikkelingen zoals de afgedwongen modal-split MV2, milieuzones<br />

MV2, het RCI-inititief, etc. Dat neemt niet weg dat voor een groot aantal betrokkenen<br />

handelen, gericht op duurzame mobiliteit, nog in de kinderschoenen staat.<br />

In het verlengde hiervan is binnen het <strong>project</strong> geconstateerd dat een aantal deelnemers uitgaat<br />

van het minimum i.p.v. het maximum. Of dat partijen tevreden zijn met “even goed als” i.p.v.<br />

“ beter dan”. Er zijn een aantal initiatieven tot stand gekomen, zoals het Actieprogramma<br />

Luchtkwaliteit, maar die worden vooral aangestuurd door de noodzaak te moeten voldoen aan<br />

de wettelijke eisen, vooral op het gebied van emissies. Dit wil overigens niet zeggen dat er<br />

geen aandacht voor het duurzaamheidprobleem bestaat, maar de noodzaak tot handelen<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 125<br />

Versie:<br />

3.0 Final


ontbreekt. In de thema-uitwerking Containerlogistiek wordt beschreven, dat vrijwel alle<br />

betrokkenen aangeven dat “dwingende instrumenten” het beste resultaat opleveren.<br />

Bovenstaande observaties overziend heeft bij een aantal betrokkenen bij het <strong>project</strong> geleid tot<br />

de observatie dat er een dieperliggend probleem is als het gaat om een transitie <strong>naar</strong> duurzame<br />

haven en stad. In toenemende mate lijkt de “Rotterdamse verbondenheid” aan het verdwijnen<br />

te zijn. Voor een deel is dat verklaarbaar omdat veel Rotterdamse bedrijven de facto niet meer<br />

in ‘Rotterdamse’ handen is (EMO, ECT, Maersk, etc.). Ook worden juist op dit moment, met<br />

de financiële en economische crisis, geluiden gehoord als “op dit moment hebben we wel<br />

andere zaken aan ons hoofd”. Maar het is absoluut noodzakelijk dat juist in dit tijdsgewricht<br />

(waarbij er ook sprake is van een milieucrisis) wordt voorgesorteerd op een toekomst waarbij<br />

duurzaamheid een leidend principe zal zijn. Dit vraagt om een langetermijnvisie, een helder<br />

doel en ruimte voor contraire gedachten en ‘lastpakken’. In dit <strong>project</strong> is daar een aanzet toe<br />

gegeven.<br />

Er lijkt momenteel sprake van een tekortschietend bindend vermogen, in combinatie met een<br />

dominante risicomijdend gedrag 17 . Dit is een bedreiging. Op de korte termijn zien we dat<br />

concurrerende havens er beter in lijken te slagen om ladingen aan zich te binden. Zij geven<br />

publiekelijk aan de concurrentie met de haven van Rotterdam aan te gaan om de ‘grootste van<br />

Europa’ te worden op het gebied van containeroverslag. Op het gebied van de kennispositie<br />

werpen zich nieuwkomers op als concurrent, uit soms onverwachte hoek. Het Topinstituut<br />

Logistiek wordt niet gevestigd in Rotterdam maar in Breda. Dit is zorgelijk want het gaat hier<br />

om hoogwaardige kennisontwikkeling waar niet alleen de haven maar ook de stad van kan<br />

profiteren. Niet ten onrechte wordt gesteld dat de regionale economie, en zeker de stedelijke<br />

economie van de stad Rotterdam, zeer kwetsbaar is voor terugval van de wereldhandel als<br />

gevolg van financiële crisis. Het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> leert dat ‘de grootste zijn’ niet het<br />

hoogste doel is dat moet worden nagestreefd, maar ‘de beste’ zijn als het gaat om de lange<br />

termijn agenda, met duurzaamheid op een volwaardige wijze geïntegreerd, is van grotere<br />

betekenis.<br />

Concluderend kan worden gesteld dat dit <strong>project</strong> nog niet bij alle deelnemers dit besef heeft<br />

losgemaakt, dat we met dit <strong>project</strong> de eerste stappen zetten voor een werkelijke transitie. Dan<br />

gaat het wat ons betreft niet alleen om daadkracht en techniek, maar zeker ook om een<br />

mentaliteitsverandering en organisatie die noodzakelijk is om duurzame veranderingen door<br />

te voeren.<br />

Kwaliteitsborging<br />

In de <strong>project</strong>opzet is rekening gehouden met de kwaliteitsborging van de resultaten. De<br />

werkzaamheden zijn alleen uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de 7 dragende<br />

organisaties die via medewerkers en onderzoekers vertegenwoordigd waren in het<br />

Management Team. De <strong>project</strong>leider, die fungeert als voorzitter van het MT, heeft twee maal<br />

per jaar overleg gevoerd met de Stuurgroep over de <strong>project</strong>voortgang en <strong>project</strong>resultaten.<br />

Alle deliverables zijn ter goedkeuring aan de Stuurgroep voorgelegd.<br />

17<br />

Hierop wordt uitvoerig ingegaan in Deliverable D23: Uitkomsten Bestuurlijke Innovatie,<br />

F. Soeterbroek. mei 2009<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 126<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Een bijzonder punt van aandacht in de kwaliteitsbewaking is de uitwerking van d e6 thema’s.<br />

Omdat binnen het MT onvoldoende expertise aanwezig was om alle thema’s even goed te<br />

kunnen beoordelen is een review procedure ingevoerd. Daarbij zijn externe reviewers<br />

(hoogleraren of senior medewerkers) gevraagd een oordeel te vellen over de kwaliteit. Aan de<br />

Stuurgroepleden is gevraagd een oordeel te vellen over de vraag of de resultaten toepasbaar<br />

zijn en tot slot is aan de MT-leden gevraagd de samenhang en consistentie te toetsen.<br />

Tot slot heeft er een overleg plaatsgevonden met de internationale Wetenschappelijke<br />

Adviesraad. Deze adviesraad was zeer lovend over de aanpak van het <strong>project</strong>.<br />

4.5 Bijdrage aan de <strong>Transumo</strong>-footprint<br />

Zoals in paragraaf 4.2 aangegeven ging in 2004 onderzoeksprogramma <strong>Transumo</strong><br />

(TRAnsition SUstainable MObility) van start. <strong>Transumo</strong> wil bijdragen aan een transitie van<br />

het huidige, inefficiënte systeem <strong>naar</strong> een systeem van 'duurzame mobiliteit'. Transities<br />

hebben een aantal kenmerken:<br />

• Een transitie betreft een structurele verandering van de maatschappij of een complex<br />

deelsysteem daarvan, die tenminste één generatie beslaat;<br />

• Bij een transitie is sprake van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende<br />

technologische, economische, ecologische, sociaal-culturele en institutionele<br />

ontwikkelingen op verschillende schaalniveaus;<br />

• Een transitie is de uitkomst van langzame veranderingen en snelle dynamiek.<br />

De meeste <strong>Transumo</strong>-<strong>project</strong>en richten zich op een verdere verdieping van specifieke<br />

onderwerpen of thema’s waarin de transportsector centraal staat. Het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong><br />

onderscheidt zich door een ruimtelijke eenheid centraal te stellen: het Rotterdamse<br />

havengebied rond de <strong>A15</strong>. Daarmee heeft het <strong>project</strong> het karakter van een proeftuin. Deze<br />

proeftuin ondersteunt een integrale aanpak die alle modaliteiten en relevante ruimtelijke,<br />

technische, institutionele en bestuurlijke ontwikkelingen beschouwt.<br />

De belangrijkste bijdrage van het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> aan de '<strong>Transumo</strong>-footprint' is (naast<br />

de uitkomsten) ongetwijfeld de werkwijze en de samenstelling van het consortium. Het<br />

<strong>project</strong> is uitgevoerd langs drie hoofdlijnen die gekarakteriseerd kunnen worden als<br />

instrumenteel, procesmatig en wetenschappelijk. Het proces met alle betrokken partijen vormt<br />

de rode draad in de gekozen werkwijze.<br />

De <strong>project</strong>architectuur<br />

Het <strong>project</strong> is uitgevoerd langs drie hoofdlijnen, te weten instrumenteel, procesmatig en<br />

wetenschappelijk. In het navolgend wordt teruggekeken op <strong>project</strong>ontwikkeling.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 127<br />

Versie:<br />

3.0 Final


T r a n s <strong>Transumo</strong> u m o A <strong>A15</strong> 1 5 <strong>project</strong><br />

p r o j e c t<br />

Duurzaam vervoer als uitdaging<br />

De aanpak<br />

Instrumenteel:<br />

• Methodologie<br />

ontwikkeling<br />

• Effectenmodel<br />

(bereikbaarheid<br />

en duurzaamheid)<br />

• GiS, GES, etc.<br />

Procesmatig:<br />

• Bewustwording,<br />

• Bredere scoop in<br />

oplossingsrichtingen<br />

• Verandering in<br />

het handelen<br />

van actoren?<br />

Wetenschappelijk:<br />

• Studenten<strong>project</strong>en<br />

• Congres<br />

• Wetenschappelijke<br />

publicaties<br />

toekomstbeeld gericht op realiseren van optimale bereikbaarheid<br />

binnen wettelijke randvoorwaarden<br />

Pijler 1: Instrumenteel<br />

Pijler 1 is primair gericht op de ontwikkeling van een innovatieve methodiek waarbij het<br />

mogelijk moet zijn bepaalde innovaties uit te drukken in effecten voor bereikbaarheid en<br />

leefbaarheid.<br />

Gedurende de looptijd van het <strong>project</strong> zijn daarin belangrijke resultaten geboekt. In draai 1<br />

zijn de effecten sequentieel berekend. Dat wil zeggen dat in workshops met alle deelnemers<br />

oplossingspakketten zijn geformuleerd, die achtereenvolgens zijn berekend. Na de<br />

inventarisatie en waardering van innovaties, volgde de berekening van de verkeerseffecten<br />

(door DS+V), daarna een berekening van de milieueffecten door de DCMR en tot slot de<br />

presentatie door IB-GW. In een latere fase werd gebruik gemaakt van Urban Strategy die door<br />

TNO is ontwikkeld. Met Urban Strategy kunnen effecten van ruimtelijke maatregelen op het<br />

gebied van verkeer en milieu op een innovatieve manier worden gemodelleerd. US heeft de<br />

ambitie uit te groeien tot een interactief besluitvormingstool, die de ruimtelijke effecten van<br />

de ontworpen oplossingspakketten real time zichtbaar maakt.<br />

Ook is gebruik gemaakt van een nieuwe presentatiemethode. Daartoe is binnen het kader van<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> het “ScenarioGis” ontwikkeld: een tool waarmee de gebruiker via internet<br />

razendsnel verschillende scenario’s op zijn scherm in 2D en 3D kan visualiseren.<br />

Daar waar, afwijkend van het originele <strong>project</strong>design, kennislacunes bleken te bestaan, zijn<br />

deze alsnog ingehuurd. Additionele bijdragen zijn geleverd door TNO met de introductie van<br />

Urban Strategy, er is een communicatieplan opgesteld door Communicatieadviesbureau A2<br />

en de GGD Rotterdam heeft een Gezondheidseffecten Scan (GES) opgesteld. Daarmee heeft<br />

het <strong>project</strong> een poging gedaan om op een innovatieve wijze invulling te geven aan de derde<br />

‘P’ van duurzaamheid, te weten de ‘people’ aspecten. Deze aanpak is nog niet eerder<br />

toegepast en ziet er zeer beloftevol uit.<br />

Een vermelding verdient de innovatie-impuls. Hierbij is getracht contraire ideeën te<br />

ontwikkelen, waarbij de organisatie geheel in handen lag van een aantal jonge medewerkers<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 128<br />

Versie:<br />

3.0 Final


uit het <strong>project</strong>, aangevuld met een facilitator (Frans Soeterbroek) en ondersteund door de<br />

<strong>project</strong>leider.<br />

De inhoudelijke uitkomsten van de gegenereerde oplossingspaketten is verrassend, in de zin<br />

dat wordt onderbouwd dat er goede mogelijkheden zijn voor een alternatieve agenda, anders<br />

dan de klassieke infrastructuuragenda, wanneer het gaat om bereikbaarheid en duurzaamheid.<br />

Deze zijn uitvoerig beschreven in deel II van deze rapportage. Het is interessant dat de in het<br />

<strong>project</strong> ontwikkelde maatregelpakketten niet alleen relevant zijn voor de MER, maar ook voor<br />

nieuwe initiatieven als de MIRT Ruit van Rotterdam, de werkzaamheden van de<br />

Verkeersonderneming, etc.<br />

Samengevat kan worden gesteld:<br />

- Het <strong>project</strong> heeft een nieuwe methodiek opgeleverd die werkt;<br />

- De aanpak rond de “ innovatie-impuls”, zoals beschreven in paragraaf 4.1 is onderscheidend<br />

omdat gebruik is gemaakt van back–casting als methodologie om een toekomstperspectief en<br />

de weg daar <strong>naar</strong>toe te formuleren.;<br />

- De constateerde kennislacunes tijdens het procesverloop, zoals rond de GES, Urban Strategy<br />

en de communicatie zijn aangevuld.<br />

Pijler 2 Procesmatig<br />

De tweede pijler is het proces van bewustwording en het ontwerpen van een transitietraject.<br />

Het eerste aspect laat zich moeilijk in concrete resultaten vertalen, maar aan het begin van het<br />

<strong>project</strong> heeft een peiling plaatsgevonden over de verwachtingen van het <strong>project</strong>. Na afloop<br />

van het <strong>project</strong> zal de enquête worden herhaald. Het feit dat ruim 250 organisaties<br />

samenwerken is op zich al een belangrijk <strong>project</strong>resultaat.<br />

Een belangrijk inhoudelijk element bij het genereren en categoriseren van de<br />

oplossingsrichtingen is dat ze zijn ingedeeld <strong>naar</strong> type oplossingsrichting (techware, orgware,<br />

ruimtelijk maatregelen), langs de mobiliteitsladder van Roefs c.s (faciliteren, benutten,<br />

preventie), maar dat ook het belang wordt onderkend van de trendanalyse (megatrends- niet<br />

beïnvloedbaar, zoals d beschikbaarheid van fossiele brandstoffen of de wereldhandel) en<br />

lokaal-regionale trends (zoals de betekenis van een initiatief als het RCI en milieuzonering).<br />

Deze aanpak is consequent doorgevoerd in de presentatie van de resultaten.<br />

Een overgang van het huidige (mobiliteits)systeem <strong>naar</strong> een duurzaam systeem vergt een<br />

transitie. Een transitie kan worden gedefinieerd als een grootschalig sociaal/economisch<br />

veranderingsproces. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag ‘wat’ (de ‘oplossing’-zie pijler<br />

1), maar vooral ook om het ‘hoe’ (de weg er <strong>naar</strong>toe). In het <strong>project</strong> is het niet mogelijk<br />

gebleken één allesomvattend transitietraject te schetsen als een soort ´Grand Design´.<br />

Daarvoor is situatie te divers, te complex en te dynamisch (zie deel I van dit rapport). Het<br />

<strong>project</strong> is er wel in geslaagd 6 thema’s te benoemen en uit te werken die tot een aantal<br />

kansrijke transitiepaden leiden. De thema’s zijn uitgewerkt aan de hand van drie vragen:<br />

‘Welke’ transitie is gewenst, ‘Wie’ moet dat realiseren “Wat” moet er dan gebeuren. Deze<br />

input is vervolgens gebruikt om tot een synthese te komen. Uit de veelheid aan bevindingen in<br />

het <strong>project</strong> ,zijn vier kernboodschappen gedestilleerd die de essentie weergeven van het transitieproces<br />

<strong>naar</strong> duurzaam transport in de regio. Vervolgens is een brede programmering op basis van een<br />

wenkend transitieperspectief geschetst, gebruikmakend van 11 hefbomen die de transitieprocessen<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 129<br />

Versie:<br />

3.0 Final


vaart geven en 8 actieblokken die concreet invulling geven de stappen die noodzakelijk worden<br />

geacht.<br />

Een samenvatting van de zes transitiepad-uitwerkingen is bijgesloten in bijlage 3 en de<br />

belangrijkste bevindingen staan in deel III van dit rapport. .De synthese is weergegeven in<br />

Deel I van deze rapportage.<br />

Samengevat kan worden gesteld:<br />

1. Het <strong>project</strong> heeft bijgedragen aan een verdere bewustwording;<br />

2. Er zijn zes transitiepaden beschreven, die hebben geleid tot de identificatie van 11<br />

hefbomen. De uitwerking in 8 actieblokken is divers, integraal en holistisch als<br />

wordt gekeken <strong>naar</strong> tijdschaal, ambitie, uitwerking en inbedding in bestaande<br />

structuren;<br />

3. De aandacht is in de uitwerking sterk op goederenvervoer gericht geweest,<br />

personenvervoer bleef onderbelicht;<br />

4. De interessante vraag is welke organisatie leiding gaat geven aan de invulling van de<br />

transitiepaden.<br />

Pijler 3 Wetenschappelijk<br />

Binnen het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> is veel aandacht besteed aan kennisontwikkeling en<br />

kennisdisseminatie. Daarbij zijn verschillende activiteiten te onderscheiden.<br />

Het overkoepelende BSIK-programma is geïnitieerd om een bijdrage te leveren aan de<br />

Nederlandse kenniseconomie. De titel van het <strong>Transumo</strong>-programma geeft aan dat het zich<br />

richt op het managen van transitie <strong>naar</strong> een duurzaam mobiliteitssysteem. Gedurende de<br />

looptijd van het <strong>project</strong> is veel aandacht besteed aan de theoretische verdieping en<br />

kennismanagement. Bij het ontwerp van de <strong>project</strong>architectuur en de verschillende<br />

werkpakketten is gebruik gemaakt van de theoretische inzichten uit de complexiteitstheorie en<br />

de theorie over transitiemanagement. Gelijkertijd zijn er gedurende de looptijd van het <strong>project</strong><br />

ook nieuwe inzichten verworven, die zijn beschreven in verschillende wetenschappelijk<br />

publicaties (zie bijlage 5).<br />

Tijdens een tussentijdse visitatie door een internationale Wetenschappelijk Adviesraad,<br />

bestaande uit 6 gerenommeerde buitenlandse hoogleraren, is het <strong>project</strong> expliciet als zeer<br />

positief beoordeeld in haar opzet, aanpak en bijdrage een de kennisontwikkeling.<br />

Een hoogtepunt in wetenschappelijk opzicht was de organisatie van een internationaal meerdaags<br />

congres op 15 en 16 mei 2008 met als titel Transition towards Sustainable Mobility: the Role of<br />

Instruments, Individuals and Institutions. Het congres stond geheel in het teken van de transitie <strong>naar</strong><br />

duurzame mobiliteit. De doelstelling was om het concept van complexe systeemverandering vanuit<br />

een breed perspectief te benaderen en een veelzijdige kennisuitwisseling te stimuleren. Er werd<br />

expliciet ingegaan op de rol van instrumenten, individuen en organisaties (instituten). De workshop<br />

had een sterk internationaal karakter: er waren deelnemers uit 14 verschillende landen aanwezig<br />

(waaronder VS, Australië, Israël en verschillende Europese landen). Alle aanwezigen waren auteur<br />

of co-auteur van een wetenschappelijk paper, dat op een van beide dagen gepresenteerd is. In de<br />

loop van 2009 zullen de congresbijdragen in een boek verschijnen bij Ashgate Publishers<br />

(London).<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 130<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Daarnaast heeft het <strong>project</strong> gebruik gemaakt van de inzet van studenten en afstuderenden.<br />

Meerdere studenten (afkomstig van de Erasmus Universiteit Rotterdam, Technische<br />

Universiteit Delft en de Hogeschool Rotterdam) hebben hun afstudeerscriptie in de context<br />

van het <strong>project</strong> kunnen uitvoeren.<br />

Dit waren Loes Bonnemeijer (TU-Eindhoven) met een studie over governance (2006), Diana<br />

Vonk-Noordegraaf (TU-Delft) met een studie <strong>naar</strong> beprijzing (2007), Mels van der Voet<br />

(TU-Delft) met een afstudeerscriptie over CO 2 -emissie door containeroverslagprocessen in de<br />

Rotterdamse haven (2009) en tot slot Piet Jan Kok (Erasmus Universiteit Rotterdam) met een<br />

scriptie over ´The five minute economy` (2009).<br />

In samenwerking met de Hogeschool is onderzoek gedaan binnen het thema “Extreme<br />

solutions”. Daar zijn afstudeer<strong>project</strong>en uitgevoerd <strong>naar</strong> o.a. ‘drijvende kades’ en ‘opslag in<br />

kades’.<br />

Tevens wordt er samengewerkt met AIDA. AIDA is een samenwerking tussen de EUR, de<br />

TU-Delft en de Hogeschool Rotterdam en gemeentelijke instellingen en bedrijven (w.o.<br />

ENECO). In atelier AIDA wordt door studenten van de onderwijsinstellingen innovatie en<br />

duurzaamheid in Rotterdam en omgeving onderzocht. In 2006 heeft AIDA de Nationale<br />

Duurzaamheidsprijs gewonnen voor onderwijsinnovatie. De resultaten van het <strong>Transumo</strong><br />

<strong>A15</strong> <strong>project</strong> zijn gepresenteerd op een kennismarkt die <strong>Transumo</strong> heeft georganiseerd met de<br />

vertegenwoordigers van het HBO.<br />

Samengevat kan worden gesteld:<br />

- Dat het <strong>project</strong> veel aandacht heeft besteed aan kennisontwikkeling en kennisoverdracht;<br />

- Dat het internationale congres een niet geplande, maar zeer waardevolle additionele<br />

activiteit was;<br />

- Dat het congres landt in het onderwijs.<br />

Bijdrage aan de <strong>Transumo</strong> opgave<br />

Het <strong>Transumo</strong>-<strong>project</strong> richt zich op duurzaamheid, duurzame mobiliteit en de transitie maar<br />

duurzame mobiliteit. Zoal eerder aangegeven was het moeilijk om kwaliteitsbeelden te<br />

formuleren over het begrip duurzaamheid, omdat het zowel over de mobiliteit gaat als over<br />

een ruimtelijke ontwikkeling. Gedurende het <strong>project</strong>verloop was in eerste instantie sprake van<br />

divergentie bij de probleemanalyse en oplossingsrichtingen, maar in de latere fasen verschoof<br />

de aandacht <strong>naar</strong> het convergeren tot een synthese van de uitkomsten en het formuleren va de<br />

aanbevelingen (hefbomen, acties, etc.).<br />

Gedurende het <strong>project</strong>verloop is duidelijk geworden dat een transitie rond bereikbaarheid en<br />

duurzaamheid voor de lange termijn noodzakelijk is. Er zijn inzichten verworven die tot de<br />

conclusie hebben geleid dat (zo die ambitie er was) een Grand Design voor een transitie rond<br />

het vraagstuk van duurzaamheid en bereikbaarheid voor de lange termijn rond het vraagstuk<br />

van de aanleg van <strong>Maasvlakte</strong>-2 niet mogelijk c.q. wenselijk is. Wel zijn er verschillende<br />

transitiepaden ontwikkeld, die kunnen bijdragen aan een transitie voor specifieke<br />

deelaspecten. De ervaringen en overwegingen zijn nauwkeurig beschreven en<br />

gedocumenteerd en 25 deliverables die het <strong>project</strong> heeft opgeleverd.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 131<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Bijdrage aan het <strong>Transumo</strong>-netwerk<br />

Het <strong>project</strong> heeft nadrukkelijk getracht een bijdrage te leveren aan het <strong>Transumo</strong>-netwerkt.<br />

Vertegenwoordigers van het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> hebben geparticipeetd in het <strong>Transumo</strong>netwerk.<br />

De volgend activiteiten hebben plaatsgevonden:<br />

Projectbijeenkomsten<br />

In 2007 zijn in totaal zes workshops georganiseerd. Deze interactieve bijeenkomsten waren<br />

zodanig ingericht dat deelnemers hun kennis konden inbrengen en dat de meest actuele<br />

inzichten en resultaten aan hen werden gepresenteerd. Het doel van deze workshops was om<br />

kennis uit te wisselen en om draagvlak te creëren voor logistieke en technologische innovaties<br />

enerzijds en voor procesaanpak en –ontwerp anderzijds. Daardoor worden de voorwaarden<br />

geconstrueerd voor de ontwikkeling van de lange termijn strategie voor de <strong>A15</strong> problematiek.<br />

In de informatiebrochure, die in een oplage van 1000 stuks is verspreid onder de<br />

<strong>project</strong>deelnemers en andere geïnteresseerden, worden o.a. de <strong>project</strong>aanpak en de eerste<br />

resultaten gepresenteerd. Tevens hebben verschillende partners een voorlichtingstraject<br />

opgezet binnen de eigen organisatie (o.a. Gemeentewerken Rotterdam en de Erasmus<br />

Universiteit). In 2008 zijn per thema-uitwerking minimaal 2 workshops georganiseerd (12 in<br />

totaal).<br />

In 2009 wordt het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> slotcongres georganiseerd waar de eindresultaten worden<br />

gepresenteerd. Hiervoor wordt een boek samengesteld waarin op een toegankelijke wijze de<br />

resultaten worden gepresenteerd voor een groot publiek. In het boek bevindt zich ook eebn<br />

CD-Rom waarop alle deliverables en 3 films staan.<br />

De resultaten zullen worden aangeboden aan een brede groep gebruikers die nu “aan zet” zijn<br />

om uitvoering te geven aan de ontwikkelde ideeën en aanbevelingen. André Toet (Directeur<br />

Havenbedrijf Rotterdam), Cees-Jan Asselbergs (Directeur Deltalinqs), Kees van Rooijen (Lid<br />

van College van Bestuur EUR), een verantwoordelijke bestuurder van de gemeente Rotterdam<br />

en een vertegenwoordiger van het Centraal Bureau Rijn- en Binnenvaart (CBRB) zullen de<br />

gebundelde bevindingen in ontvangst nemen.<br />

Interne communicatie en organisatie<br />

Het penvoerderschap van het <strong>project</strong> berust bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. De EUR<br />

draagt zorg voor de inhoudelijke jaarrapportage, het financieel beheer en de contacten met de<br />

directie en medewerkers van <strong>Transumo</strong>. De <strong>project</strong>leider heeft deelgenomen aan het jaarlijkse<br />

voortgangsoverleg met de <strong>Transumo</strong>-directie. Het <strong>project</strong> heeft in 2007 een extra financiële<br />

impuls ontvangen op basis van de succesvolle evaluatie door de directie, waardoor additionele<br />

activiteiten konden worden ondernomen, waaronder de inzet van Urban Strategy en het<br />

uitvoeren van de Innovatie-impuls.<br />

Centraal in de uitvoering is het managementteam. In het MT zijn de 7 dragende organisaties<br />

vertegenwoordigd, die verantwoordelijk voor de voortgang en kwaliteitsborging. Het MT is<br />

ca. 40 maal bijeen geweest. <strong>Van</strong> alle vergaderingen zijn notulen en besluitenlijsten opgesteld.<br />

De EUR heeft een <strong>project</strong>bureau samengesteld, dat de <strong>project</strong>leider heeft ondersteund<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 132<br />

Versie:<br />

3.0 Final


ij de administratief - organisatorische werkzaamheden. Voor het financiële beheer op<br />

<strong>project</strong>niveau is externe ondersteuning ingehuurd. Het <strong>project</strong>bureau speelt ook een<br />

belangrijke rol in de kennisdisseminatie. Zij is verantwoordelijk voor:<br />

• Actief beheer website;<br />

• Faciliteren van workshops met en voor <strong>project</strong>deelnemers;<br />

• Ondersteuning bij seminars, congressen in binnen- en buitenland;<br />

• Verzorgen <strong>project</strong>rapportages (deliverables) waarvan papieren versies verspreid<br />

worden onder de deelnemers;<br />

• Projectwebsite www.transumo-a15.nl (met zowel een publiek als een besloten deel);<br />

• Informatiebrochure over het <strong>project</strong>;<br />

• Nieuwsberichten in verschillende media (o.a. Milieusensor, Magazine<br />

Gemeentewerken en FSW-Nieuws);<br />

• Organisatie eindcongres.<br />

Daarnaast heeft het <strong>project</strong> actief geparticipeerd in gerelateerde activiteiten georganiseerd<br />

vanuit <strong>Transumo</strong>:<br />

- Participatie in het Thema Bestuurlijke Aspecten;<br />

- Presentatie Raad van Participanten;<br />

- Deelname aan de tv serie VakwerkNL;<br />

- Organisatie ‘special seminar’ tijdens het TRAIL-congres in 2008.<br />

Externe communicatie<br />

Het <strong>project</strong> heeft getracht pro-actief een bijdrage te leveren aan de verschillende<br />

‘Communities of Practice’ die relevant zijn voor het <strong>project</strong>. Er zijn verschillende<br />

presentaties verzorgd bij:<br />

- bij de afzonderlijke partners, w.o. de DCMR, IB-GW, EUR;<br />

- bij gebruikers, w.o. Rijkswaterstaat Zuid-Holland en de provincie Zuid-Holland;<br />

- bij bijeenkomsten georganiseerd door <strong>Transumo</strong>: presentatie aan de gebruikersraad<br />

<strong>Transumo</strong>, kennismiddagen van <strong>Transumo</strong>, de Kennismarkt met HBO<br />

vertegenwoordigers, etc.<br />

- bij bijeenkomsten georganiseerd bij wetenschappelijke kring: KiM, NICIS, Pharos<br />

etc.<br />

- bij bijeenkomsten georganiseerd bij maatschappelijke organisaties: Rotary<br />

Barendrecht, Politiek café te Vlaardingen, Radio Vlaardingen,etc.<br />

Het <strong>project</strong> is gepresenteerd tijdens internationale conferenties of samenwerkings<strong>project</strong>en in:<br />

- Japan (Japanese Society of Transport Economists) in 2007;<br />

- Rusland (in samenwerking met de directie van de DCMR) in 2007;<br />

- V.S (World Conference on Transportation Research – Berkeley) in 2007;<br />

- Vietnam (UNEP),<br />

- Zweden (<strong>project</strong> over biobrandstoffen) in 2007;<br />

- Portugal (Nectar – Porto) in 2007;<br />

- België (CVS en VLW congres) in 2006 en 2008.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 133<br />

Versie:<br />

3.0 Final


4.6 Verankering en doorwerking<br />

Ontwikkelde kennis over duurzame mobiliteit.<br />

Het <strong>project</strong> heeft een bijdrage geleverd aan nieuwe kennisontwikkeling rond duurzaamheid en<br />

bereikbaarheid. Zo is er dankzij het <strong>project</strong> een relatie gelegd tussen de ontwikkeling van de<br />

beschikbaarheid (en prijs) van fossiele brandstoffen in relatie tot transities <strong>naar</strong> een duurzame<br />

haven. Er is nieuwe kennis verworven rond ScenarioGis en de wijze waarop<br />

gezondheidsaspecten (GES) kunnen worden betrokken in de kennisontwikkeling.<br />

Een tweede lijn van kennisontwikkeling vond plaats middels het recombineren van bestaande<br />

kennis. Een goed voorbeeld hiervan is de inzet van Urban Strategy, dat ons in staat stel inzicht<br />

te krijgen over interacties tussen het handelen van verschillende actoren. Deze kennis was<br />

reeds voorhanden, maar is nu op een integrale wijze toegepast. Een ander voorbeeld is de<br />

Innovatie-impuls waarbij op basis van het combineren van bekende inzichten nieuwe<br />

toekomstperspectieven zijn verkregen.<br />

Ontwikkelde kennis over een toekomstige transitie voor het Rijnmondgebied<br />

Er zijn nieuwe inzichten verworven over potentiële kansen die zich in de regio aandienen.<br />

Voor een deel zijn deze gedachten inmiddels opgepakt en in uitvoering (inlandcontainertransferia),<br />

voor een deel heeft het <strong>project</strong> bijgedragen aan een verbreding van de<br />

scope (de betekenis van CO 2 ). Ook heeft het <strong>project</strong> nieuwe vormen van samenwerking<br />

geïnitieerd. Dat heeft soms geleid tot aansluiting van nieuwe actoren of juist het zichzelf<br />

uitsluiten door andere organisaties. Met deze aanpak is er ook nadrukkelijk een koppeling<br />

gelegd tussen de LT ambities en het korte termijn handelen. Het kan een milestone worden<br />

genoemd dat aan de 8 actiepakketten die zijn onderscheiden, 8 organisaties zijn gekoppeld die<br />

de actie gaan uitwerken in handelingsplannen.<br />

Ontwikkelde nieuwe competenties:<br />

Het <strong>project</strong> heeft geleid tot nieuwe competenties en inzichten. Genoemd kunnen worden de<br />

<strong>project</strong>architectuur, de methodologisch vernieuwing en inzet van Urban Strategy, de<br />

ontwikkeling van de GES en het inzicht en toepassing van een nieuwe methodiek met als titel<br />

ScenarioGIS voor de visualisatie van de <strong>project</strong>resultaten.<br />

Verder zijn er concrete Actiepakketten geformuleerd waaraan stakeholders zijn gekoppeld om<br />

uitvoering te geven aan de acties.<br />

Er zijn nieuwe wetenschappelijk inzichten en competenties ontwikkeld. Hierbij moet worden<br />

gedacht aan:<br />

• Inzicht en begeleiden van ontwikkelingsprocessen / proceservaring:<br />

• Ontwikkelen van een nieuwe methodologie van interactieve samenwerking gericht op<br />

transitie;<br />

• Inzichten in kansen en barrières voor transitie;<br />

• Duidelijke bijdrage aan “lessons learned” (spin-off <strong>naar</strong> andere <strong>Transumo</strong>-<strong>project</strong>en);<br />

• Publiek-private samenwerking.<br />

Netwerkopbouw<br />

Het <strong>project</strong> onderscheidt zich ook door het grote aantal partners dat heeft bijgedragen aan de<br />

reulaten. Dit zijn primair:<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 134<br />

Versie:<br />

3.0 Final


• meer dan 250 organisaties die een rol spelen op het onderzoeksgebied dat is<br />

onderzicht,<br />

• vele informele contacten (waaronder met collegeleden van B&W Rotterdam en enkele<br />

wethouders en regionale en gemeentelijke politici uit de nabije omgeving)<br />

Het <strong>project</strong> heeft een bijdrage geleverd aan verschillende onderwijsprogramma’s<br />

• Onderwijs van EUR (minor Port and International Networks, bij de capoaciteitsgriep<br />

Bestuurskunde en TRAIL-onderzoekschool)<br />

• HBO samenwerkingactiviteiten (spin-off Kennismarkt)<br />

Het <strong>project</strong> heeft ook een veel inpiratie opgeleverd voor nieuwe onderzoeksideeën. Concreet<br />

zijn er 2 voorstellen ingediend die zijn voortgekomen uit het gedachtegoed van <strong>Transumo</strong>.<br />

Dat zijn:<br />

• Het NWO-programma Duurzame Bereikbaarheid Randstad;<br />

• Het programma FES 2009.<br />

Voor deze voorstellen zijn nieuwe consortia gevormd die hun oorsprong vinden in de de<br />

succesvolle samenwerking in het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong>.<br />

Op velerlei wijze is een erfenis nagelaten. Deze documentatie van de ‘<strong>Transumo</strong> footprint’<br />

bestaat en is ook weergegeven in bijlage 4 en 5 van dit rapport.<br />

• 25 deliverables;<br />

• Een populaire weergave van de belangrijkste resultaten (met een CD-Rom waarop<br />

alle deliverables staan);<br />

• Een Engelstalig wetenschappelijk boek;<br />

• Hoofdstukken in andere boeken;<br />

• Diverse Wetenschappelijke publicaties;<br />

• Diverse vakpublicaties;<br />

• 4 afstudeerscripties;<br />

• Diverse studentenwerkstukken;<br />

• Nieuwe competenties (tripartiete samenwerking, opschaling);<br />

• Databases (web based);<br />

• Nieuwe tools: procedures, modellen, aanpakken;<br />

• TV en radio uitzendingen;<br />

• Een afsluitend congres op 5 juni 2009.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 135<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Documentnummer: D25 Syntheserapport 136<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Bijlage 1. De <strong>project</strong>organisatie<br />

Stuurgroep<br />

Ir. C. Deelen (Voorzitter) - Havenbedrijf Rotterdam<br />

Drs. R. Bagchus - Deltalinqs<br />

Drs. M. Hertogh - AT-Osborne (vertegenwoordiger <strong>Transumo</strong>)<br />

Ir. W. Kooijman - DCMR- Milieudienst Rijnmond<br />

Prof. ir. H. Mole<strong>naar</strong> - Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Ir. M. Schilperoord – Ingenieursbureau-Gemeentewerken Rotterdam<br />

Prof. dr. ir. L Tavasszy - TNO<br />

P. Vonk - Stadsregio Rotterdam<br />

Managementteam<br />

Dr. H. Geerlings (Projectleider ) - Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Drs. H. de Bruijn - Stadsregio Rotterdam<br />

Drs. I. van Campenhout - Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam<br />

Ir. N. Dekker - Deltalinqs<br />

Ing. T. Gorris MSc - <strong>Transumo</strong><br />

R. Huybregts - DCMR- Milieudienst Rijnmond<br />

Dr. B. Kuipers - TNO/ Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Drs. J. van Meijeren - TNO<br />

Ing. M. de Moel - Havenbedrijf Rotterdam<br />

Thematrekkers<br />

R. Huybregts - DCMR- Milieudienst Rijnmond<br />

Dr. B. Kuipers - TNO/ Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Drs. H. Kul - Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam<br />

Drs. M. Smaal - Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Drs. F. Soeterbroek - de Ruimtemaker/Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Ir. D.M. Vonk Noordegraaf - TNO<br />

Projectbureau - Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Dr. H. Geerlings (Projectbeheer, interne en externe communicatie)<br />

M. Lagerwaard (tot 1 maart 2009)<br />

C. van Leeuwen (vanaf 1 maart 2009)<br />

Drs. J. Lohuis (tot 1 juni 2008)<br />

Drs. M. van der Sluis-<strong>Van</strong> Meijeren (tot 1 april 2007)<br />

H. Verbon BA (Financieel Beheer)<br />

A. Willemse MSc (tot 1 mei 2008)<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 137<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Documentnummer: D25 Syntheserapport 138<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Bijlage II. Deelnemende organisaties aan het <strong>project</strong><br />

Actors<br />

Addmore<br />

AIDA<br />

Aimsterdam<br />

Algemeen Dagblad<br />

ANWB<br />

APM terminals<br />

Arcadis<br />

Argos Oil<br />

ARS T&TT<br />

Askary/Platform Duurzame Mobiliteit<br />

AT Osborne<br />

AVR<br />

Awareness<br />

BCDtravel<br />

BCI Global<br />

Bek en Verburg<br />

Bentum Recycling Combinatie<br />

Berenschot Groep<br />

Boerema Logistiek<br />

Bouwecoforum<br />

Bouwend Nederland<br />

BP<br />

BPI<br />

Bureau Telematica Binnenvaart Nederland<br />

Bureau Voorlichting Binnenvaart<br />

Capgemini<br />

CBR<br />

CBS<br />

CE Delft<br />

Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart<br />

Connekt<br />

Danser Group<br />

DCMR-Milieudienst Rijnmond<br />

DCS<br />

DDS<br />

De Rijke Transport<br />

De Ruimtemaker<br />

De Scheepvaartkrant<br />

Debatrix<br />

Deelgemeente Hoogvliet<br />

Deltalinqs<br />

Den Hartogh Transport<br />

DGMR<br />

DHL Danzas Air & Ocean<br />

DHL Logitics<br />

DHV<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 139<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Die Werkelmanner<br />

DTZ Zadelhof<br />

Dublin Institute of Technology<br />

Dutch Logistic Development b.v.<br />

Duurzame Logistiek<br />

Earth<br />

Earthplan<br />

ECOnsultance<br />

ECORYS Nederland<br />

ECT<br />

EICB/SPB<br />

ENVIU<br />

Erasmus Academie<br />

Erasmus Alumnie Vereniging<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam- Capaciteitsgroep Bestuurskunde<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam – BMG<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam - Drift<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam - Faculteit der Economische Wetenschappen<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam - RSM<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam – Faculteit der Sociale Wetenschappen<br />

Essent<br />

EVO<br />

Expex<br />

Exxonmobil<br />

Fair Nature<br />

Flowinnovation<br />

Gemeente Barendrecht<br />

Gemeente Hellevoetsluis<br />

Gemeente Rotterdam - Bestuursdienst<br />

Gemeente Rotterdam - Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting<br />

Gemeente Rotterdam - Ingenieursbureau Gemeentewerken<br />

Gemeente Rotterdam - Ontwikkelingsbedrijf<br />

Gemeente Schiedam<br />

Gemeente Spijkenisse<br />

Gemeente Vlaardingen<br />

GGD Rotterdam<br />

Goudappel Coffeng<br />

H&S Transport<br />

Hapag-Loyd<br />

Havenbedrijf Rotterdam<br />

Heineken Nederland Supply<br />

Helius Consult<br />

Hogeschool Rotterdam<br />

Hogeschool Rotterdam - Ribacs<br />

Holland Container Innovations<br />

Holland Marine Equipment<br />

HSLU Research & Consultancy<br />

H-Ti<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 140<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Huntsman<br />

IHS<br />

Initi8<br />

Invista<br />

ITTMA<br />

Japanese Society of Transport Economists (Kyoto)<br />

Kamer van Koophandel Rijnmond<br />

Kennisalliantie Zuid-Holland<br />

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid<br />

KNV<br />

Koninklijke Schuttevaer<br />

Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders<br />

KPN<br />

Kuehne & Nagel<br />

Lindblom<br />

LogicaCMG<br />

LTX<br />

Lyondell<br />

Maersk<br />

Maersk Line<br />

Marine Service Noord<br />

Mercurius<br />

Milieufederatie Zuid-Holland<br />

Ministerie van Economische Zaken<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat - ABVM<br />

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne<br />

Montefeltro<br />

Movinnio<br />

NDL<br />

NiCiS<br />

NEA<br />

NECTAR<br />

Nederland Distributieland<br />

Nederlandse Spoorwegen<br />

Nedmobiel<br />

Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V.<br />

P&O Ferries<br />

p2managers<br />

Platform duurzame mobiliteit<br />

Policy Research Corporation<br />

Programma Randstad 2040<br />

Programma Randstad Urgent<br />

Project Mainportcorridor-Zuid<br />

Projectbureau <strong>Maasvlakte</strong>-2<br />

ProRail<br />

Proverb<br />

Provincie Gelderland<br />

Provincie Utrecht<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 141<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Provincie Zuid-Holland<br />

PSI Bouw<br />

Raad Verkeer en Waterstaat<br />

Rabobank Nederland<br />

Rabobank Rotterdam<br />

Radboud Universiteit Nijmegen - Faculteit der Managementwetenschappen<br />

Rail Cargo - jonge veranderaars<br />

Regionale Verkeersonderneming<br />

Regioraad Stadsregio Rotterdam<br />

Rhinecontainer<br />

Rijksuniversiteit Utrecht<br />

Rijkswaterstaat<br />

Rijkswaterstaat - Wegen <strong>naar</strong> de Toekomst<br />

Rijkswaterstaat - Projectbureau <strong>A15</strong><br />

Rijkswaterstaat - Dienst Verkeer & Scheepvaart<br />

Rijkswaterstaat - Zuid-Holland<br />

ROM Rijnmond<br />

Rotary Barendrecht<br />

Rotterdam Climate Initiative<br />

Project MIRT-Ruit van Rotterdam<br />

Rijksuniversiteit Groningen<br />

Samskip<br />

Schenker<br />

Schipco<br />

Seacon Logistics<br />

Senternovem<br />

Shell Distributie<br />

Shell Pernid<br />

Siemens Nederland<br />

Significance<br />

SPB<br />

Spijkstaal<br />

Springtime<br />

Stadsregio Rotterdam<br />

Stichting Natuur en Milieu<br />

Stichting Projecten Binnenvaart<br />

Stichting <strong>Transumo</strong><br />

Stichting Wensenwerk<br />

StrateGis<br />

Studenten EUR<br />

Studenten HR<br />

Studenten TU-Delft<br />

Studio Minke Themans<br />

Studiokoos<br />

Subsidieraad<br />

SWOV<br />

Technische Universiteit Delft<br />

Technische Universiteit Delft - Faculteit der Techniek, Bestuur en Management<br />

Technische Universiteit Delft - Fac. Civiele Techniek en Geowetenschappen<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 142<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Technische Universiteit Delft - Fac. Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische<br />

Materiaalwetenschappen<br />

Technische Universiteit Delft - Industrieel Ontwerpen<br />

Technische Universiteit Delft - Onderzoeksinstituut OTB<br />

Technische Universiteit Eindhoven<br />

Thailand Development Research Institute<br />

TNO<br />

TNO Bouw en Ondergrond - Business Unit Mobiliteit en Logistiek<br />

TNT<br />

TRAIL Research school<br />

Transport en Logistiek Nederland<br />

Traverse<br />

Universiteit Utrecht<br />

Universiteit van Amsterdam<br />

Universiteit van Hasselt (B)<br />

Universiteit van Tilburg<br />

Universiteit Twente<br />

Universiteit Wageningen<br />

<strong>Van</strong> Heeswijk Architecten<br />

Vervoer Coördinatiecentrum Rijnmond<br />

Vepex<br />

Verenigde Tankrederij<br />

Vereniging van Nederlandse Inland Terminal Operators (VITO)<br />

Vialis Traffic<br />

VNO-NCW<br />

Vopak<br />

Vos Logistics<br />

VROM-raad<br />

Vrije Universiteit Amsterdam<br />

VVD Vlaardingen<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 143<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Documentnummer: D25 Syntheserapport 144<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Bijlage III. Samenvatting 6 thema-uitwerkingen<br />

Thema 1 Uitkomsten Technologische Innovatie Binnenvaart (o.l.v. H.Kul / IB-GW)<br />

De <strong>A15</strong> wordt, ook na doorvoering van een aantal infrastructurele verbeteringen, zwaar belast<br />

door het wegvervoer. Hierdoor ontstaan problemen met betrekking tot de bereikbaarheid<br />

(congestie), het klimaat (CO2) en de leefomgeving (emissies van o.a. fijn stof en NOx en<br />

geluid). Een van de belangrijkste landelijke en lokale trends om het wegverkeer te<br />

verminderen is modal shift richting de binnenvaart. De binnenvaart is ten op zichte van het<br />

wegverkeer een relatief schone vervoersmodaliteit. Maar wil het haar duurzame positie op<br />

lange termijn blijven houden dan moet het zich verduurzamen. Een duurzame<br />

binnenvaartsector kent een aantal organisatorische en een aantal technische elementen. In dit<br />

rapport zijn de technische elementen, te weten motortechnieken en brandstoffen, nader<br />

bekeken.<br />

Op basis van deskresearch, workshops en diepte-interviews zijn de autonome ontwikkelingen<br />

in kaart gebracht en is er vervolgens een transitievisie opgesteld om te komen tot een<br />

duurzame binnenvaartsector na 2030. De autonome beleids- en technische ontwikkelingen<br />

reiken zich tot 2020 en richten zich voornamelijk op het verbeteren van de huidige<br />

motortechnieken, brandstoffen en logistieke keten met als voornaamste duurzaamheidsdoel<br />

verbeteren van de lokale luchtkwaliteit. Er lijkt weinig samenhang te zijn (op enkele<br />

kleinschalige <strong>project</strong>en na) met de ambities van de rijksoverheid, Rotterdam en haar regio om<br />

CO2 uitstoot te verminderen en de steeds groter wordende maatschappelijke vraagstukken<br />

over het klimaat, uitputtende olievoorraden en groeiende behoefte <strong>naar</strong> duurzame energie. Om<br />

op de ambities en maatschappelijke vraagstukken te kunnen inspelen is er behoefte <strong>naar</strong><br />

alternatieven: Alternatieve technieken en alternatieve brandstoffen.<br />

Maar tijdens de thema uitwerking bleek dat ontwikkeling en toepassing van alternatieve<br />

technieken en alternatieve brandstoffen geen nieuwe ontwikkelingen betrof omdat<br />

alternatieve technieken en brandstoffen op kleine schaal reeds getest en soms toegepast<br />

worden. Niet alleen in de binnenvaartsector maar ook in andere vervoerssectoren was deze<br />

trend zichtbaar. De moeilijkheidsgraad was echter opschaling van pilot<strong>project</strong>en <strong>naar</strong> de<br />

markt. De echte transitie betrof dus niet de technische aspecten, maar de organisatorische<br />

aspecten. De boodschap is dus dat transitie <strong>naar</strong> een duurzame binnenvaart na 2030 geen<br />

technische transitie betreft maar een organisatorische transitie waarbinnen de al bekende<br />

alternatieve technieken en brandstoffen een stimulans krijgen om op grote schaal ontwikkelt<br />

en toegepast te kunnen worden.<br />

Daar de verschillende vervoersmodaliteiten min of meer met dezelfde ontwikkelrichting en<br />

knelpunten te maken hebben is het een logische stap om samenwerking te zoeken met als doel<br />

van elkaar te leren, elkaar te steunen en de markt voor alternatieve innovatieve toepassingen<br />

te vergroten. <strong>Van</strong>uit dit standpunt is dan ook in dit rapport de volgende transitievisie<br />

geschetst:<br />

De haven van Rotterdam als Europese proeftuin waarin alle vervoerssectoren en andere<br />

stakeholders (op nationaal en internationaal niveau) die te maken hebben of betrokken zijn of<br />

belang hebben bij alternatieve technieken en alternatieve brandstoffen bij elkaar komen en<br />

samenwerken om een toekomst mogelijk te maken waarin de vervoerssector bestand is tegen<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 145<br />

Versie:<br />

3.0 Final


het klimaatprobleem, onafhankelijk is van de uitputtende olievoorraden en voldoet aan de<br />

duurzame energiebehoefte.<br />

De essentie van dit transitiepad is de organisatie van de samenwerking tussen de verschillende<br />

vervoerssectoren. Met als belangrijke stakeholders (semi)overheidsorganen zoals de EU,<br />

verschillende nationale ministeries, beheerders van de binnenhavens, zeehavens, lucht, weg<br />

en rail. Individuele bedrijven zoals vervoerders, raffinaderijen, motorfabrikanten,<br />

energiebedrijven en producenten van alternatieve brandstoffen en tenslotte overige<br />

organisaties zoals branche verenigingen, onderzoeksinstituten en milieuorganisaties.<br />

De eerste stappen die richting de voorgestelde transitie genomen kunnen worden in de<br />

komende maanden is het organiseren van bestuurlijke draagvlak en sectorsteun, het<br />

identificeren van koplopers en fysiek vormgeven aan de proeftuin waarbij een locatie in<br />

Rotterdam (voorgesteld is het RDM terrein) gezien de Ambities van Rotterdam om de<br />

klimaatneutrale stad te worden en de knooppuntfunctie voor de verschillende<br />

vervoersmodaliteiten.<br />

Thema 2 Uitkomsten Organsisatie-Impuls Binnenvaart (o.l.v. M. Smaal/ EUR)<br />

De binnenvaart kan een belangrijke bijdrage leveren aan de duurzaamheid van het<br />

goederenvervoer en aan de bereikbaarheid van de Rotterdamse havens. Dat is de conclusie uit<br />

de rapportage D 15 van het <strong>project</strong> <strong>Transumo</strong> A 15* .<br />

Er zijn interessante mogelijkheden op technisch gebied ( zoals aandrijftechniek, brandstoffen,<br />

cascobouw), op het gebied van de toepassing van ICT en op het gebied van de organisatie van<br />

het transport waarbij binnenvaartschepen worden ingezet (al dan niet multimodaal).<br />

Met name de organisatie van het transport van containers per binnenvaart biedt nog grote<br />

mogelijkheden voor verbetering. Eenvoudig geformuleerd gaat het daarbij om het verbeteren<br />

van de (multimodale) ‘containertransportketen’. In die keten zijn vele marktpartijen<br />

betrokken: zeereders, terminals (deepsea en inland), container barge operators,<br />

binnenvaartschippers, expediteurs en verladers. Daarnaast is de overheid op alle niveau’s<br />

betrokken bij de binnenvaart.<br />

Dit rapport is de neerslag van een onderzoek <strong>naar</strong> de actuele vraagstukken rond het<br />

containervervoer per binnenvaart en de mogelijke oplossingen.<br />

Een centraal uitgangspunt in deze rapportage is de afspraak rond de modal split in het kader<br />

van de aanleg van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong>: 45% van het containertransport zal door de<br />

binnenvaart<br />

moeten worden verzorgd. Het actuele percentage voor de binnenvaart schommelt nu rond de<br />

30%.<br />

Bij het weer aantrekken van de wereldeconomie en het realiseren van een overslag van 33<br />

miljoen TEU in 2033, is mogelijk sprake van een verviervoudiging van het containertransport<br />

per binnenvaart. Dit is een belangwekkende opdracht, die als richtsnoer heeft gediend bij deze<br />

rapportage.<br />

Het is dus groot belang dat de spreekwoordelijke ‘containertransportketen’, waarin de<br />

binnenvaart zijn rol vervult, de noodzakelijke aandacht krijgt van álle betrokken partijen uit<br />

het bedrijfsleven en de overheid.<br />

Uit de inventarisatie van het beleid bij de overheid en het bedrijfsleven blijkt, dat er reeds vele<br />

<strong>project</strong>en zijn gestart en initiatieven zijn genomen voor verbeteringen in de binnenvaart. Dat<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 146<br />

Versie:<br />

3.0 Final


is een goede zaak. Maar sommige vraagstukken blijken lastig en hardnekkig, zoals de<br />

afhandeling van de binnenschepen op de deepsea-containerterminals en de bundeling van<br />

containerstromen.<br />

De conclusie in dit rapport is, dat het ontbreekt aan een noodzakelijke ‘eige<strong>naar</strong>’ van de<br />

keten, een partij die de belangen van de keten als geheel behartigd.<br />

Het ontbreken van zo’n ‘eige<strong>naar</strong>’ houdt het risico in, dat de aandacht teveel is gericht op<br />

verbeteringen in (het functioneren van) onderdelen van de keten en te weinig op de keten zelf.<br />

Dan dreigt het gevaar van suboptimalisatie.<br />

Om maximaal de mogelijkheden tot verbetering van het containertransport per binnenvaart te<br />

benutten is een platform nodig, waarin alle betrokken partijen samen werken aan het<br />

verbeteren van de keten. Dat leidt ook tot de noodzakelijke verbinding en afstemming van de<br />

variëteit aan lopende <strong>project</strong>en en initiatieven.<br />

Dit platform zal tot taak hebben in twee jaar een ‘Businessplan voor de keten’ op te stellen .<br />

Dit plan zal over meerdere jaren worden gerealiseerd, opdat omstreeks 2020 de belangrijke<br />

vraagstukken rond het containervervoer per binnenvaart zijn opgelost. Het voorstel is een<br />

neutrale partij (van een universiteit en/of expertisebureau) een start te laten maken met de<br />

verkenning het draagvlak voor het platform.<br />

Thema 3 Uitkomsten Prijsbeleid (o.l.v. D. Vonk-Noordegraaf - TNO)<br />

Het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong>: van <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> achterland, duurzaam vervoer als uitdaging,<br />

richt zich op de lange termijn bereikbaarheid (2020-2033) van het Rotterdamse havengebied<br />

binnen duurzaamheidsrandvoorwaarden (www.transumo-a15.nl). Er is binnen het <strong>project</strong> een<br />

scala aan maatregelen ontwikkeld waarvoor ook de effecten zijn bepaald. Hieruit blijkt dat de<br />

grootste effecten in termen van congestiereductie, worden gerealiseerd door infrastructurele<br />

maatregelen (A4 Zuid, Oranjetunnel) en prijsbeleid. Prijsbeleid is daarom één van de zes<br />

thema’s die binnen het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> zijn uitgewerkt.<br />

In de afgelopen jaren is er al veel onderzoek uitgevoerd <strong>naar</strong> prijsbeleid en er is een scala aan<br />

mogelijke prijsmaatregelen. De grootste barrière voor de invoering van prijsbeleid is het<br />

gebrek aan politiek en maatschappelijk draagvlak. Het betrekken van de stakeholders en het<br />

onderzoeken van de effectiviteit en haalbaarheid van prijsmaatregelen stond daarom centraal<br />

in dit thema. Dit betekent dat het vertrekpunt welliswaar het hier en nu was, maar dat er<br />

daarna wel is doorgepakt <strong>naar</strong> toekomstscenario’s en de belangrijkste onzekerheden. Er is een<br />

brede definitie van prijsbeleid gehanteerd. Voorbeelden van prijsmaatregelen zijn de<br />

kilometerprijs, Spitsmijden, congestieheffing en slotmanagement. De grootste effecten<br />

worden verwacht van gedragsaanpassingen door het personenverkeer.<br />

Hoewel een aantal regio’s in Nederland in de afgelopen jaren zich heeft geprofileerd op het<br />

vlak van prijsbeleid, is dit voor de regio Rotterdam niet het geval. In deze thema uitwerking is<br />

onderzocht wat de regionale stakeholders momenteel van prijsbeleid vinden en of zij behoefte<br />

hebben aan een strategische visie op prijsbeleid voor de regio. Uit de berekeningen van het<br />

maatregelenpakket 3D blijkt dat prijsbeleid nodig is voor een duurzaam bereikbare regio. Ook<br />

de regionale stakeholders zien prijsbeleid als een zeer kansrijke en effectieve maatregel om de<br />

bereikbaarheid van de Rotterdamse haven te verbeteren. Afhankelijk van de gekozen<br />

vormgeving kan het ook bijdragen aan de duurzaamheid.<br />

Er zijn momenteel nog veel onzekerheden rond prijsbeleid. Zo is onduidelijk hoe het<br />

invoeringstraject van prijsbeleid eruit komt te zien. De regionale stakeholders hebben zeer<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 147<br />

Versie:<br />

3.0 Final


verschillende verwachtingen over wanneer de kilometerprijs (ook wel ‘Ander Betalen Voor<br />

Mobiliteit’ genaamd) volledig is ingevoerd. De stakeholders erkennen de risico’s van het<br />

invoeringtraject en onderkennen dat het instrument gedurende het traject nog kan worden<br />

aangepast. Er bestaat onder de stakeholders geen consensus over hoe het eindbeeld van een<br />

beprijsde regio eruit moet zien en welke prijsbeleidinstrumenten het bevat. Ook verschillen de<br />

verwachtingen over welke extra prijsmaatregelen tijdens en na de invoering nog kunnen<br />

worden ingezet. Daarnaast is niet zeker of er in de toekomst sprake is van alleen een regionaal<br />

prijsbeleid of van een regionale invulling van een landelijk prijsbeleid. Verder is het onzeker<br />

welke effecten prijsbeleid zal hebben. De stakeholders verschillen hierover sterk van mening.<br />

Over het algemeen verwachten de stakeholders veel van prijsbeleid. Echter, wetenschappers<br />

temperen dit optimisme. Binnen het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> is het ingeschatte effect van een<br />

pakket aan prijsmaatregelen ook bijgesteld. In plaats van een afname van 15% is een afname<br />

van 5% van het aantal ritten bij het personenverkeer aangenomen, waarbij er een toename van<br />

3% van het aantal ritten voor het vrachtverkeer wordt verwacht. Naast de onzekerheden rond<br />

vormgeving van het prijsbeleid is ook onzeker hoe de institutionele context er op de lange<br />

termijn uit ziet. Zo zijn de lange termijn bevoegdheden en rol van de Verkeersonderneming<br />

momenteel nog niet duidelijk.<br />

Uit de interviews, een webenquête en workshops is gebleken dat geen van de stakeholders het<br />

overzicht heeft over het complexe prijsbeleiddossier. Ook hebben de stakeholders alle<br />

verschillende verwachtingen bij dit instrument en hoe het kan bijdragen aan een duurzaam<br />

bereikbare regio op lange termijn. De stakeholders zijn het er wel over eens dat het wenselijk<br />

en noodzakelijk is dat er een vorm van prijsbeleid in ingevoerd in de regio op de lange<br />

termijn.<br />

Aangezien de regionale stakeholders een beprijsde regio wenselijk vinden, steunen ze het<br />

huidige invoeringstraject voor de kilometerprijs. De regionale stakeholders willen alle<br />

signalen die mogelijk uitgelegd kunnen worden als het hinderen van dit invoeringstraject<br />

voorkomen. De regio Rotterdam richt zich daarom op maatregelen die de invoering<br />

ondersteunen zoals het inzetten van Spitsmijden in de aanloop <strong>naar</strong> de invoering van de<br />

kilometerprijs, het ondersteunen van mobiliteitsmanagement maatregelen en het faciliteren<br />

van alternatieven zoals openbaar vervoer. Doordat de regionale stakeholders zich zo sterk<br />

conformeren aan de invoering van de kilometerprijs, willen de stakeholders in de regio<br />

Rotterdam op dit moment geen regionale visie op prijsbeleid ontwikkelen en hebben ze geen<br />

behoefte aan een proactief beleid, tenzij de omgeving sterk verandert. Het proces met de<br />

stakeholders zit momenteel dus vast in een politieke lock-in.<br />

De geïdentificeerde onzekerheden brengen echter grote risico’s met zich mee voor de regio.<br />

Er zijn signalen (van wetenschappers) dat prijsbeleid niet de effecten zal hebben die men nu<br />

verwacht en signalen dat een landelijk prijsbeleid niet volgens de huidige ambitieuze planning<br />

wordt ingevoerd (van politici). Door met scenario’s te werken, wordt rekening gehouden met<br />

de onzekerheden. Er zijn drie mogelijke scenario’s denkbaar waarin de regio met allerlei<br />

kansen en bedreigingen wordt geconfronteerd waar zij zich nu of in de toekomst al op kan<br />

voorbereiden. Deze scenario’s zijn:<br />

1. De landelijke invoering van prijsbeleid stopt in 2012 en dan duurt het lang voor er<br />

weer een nieuw landelijk prijsbeleid komt (pas na 2020-2030) waardoor de regio zelf<br />

extra maatregelen wil inzetten;<br />

2. De landelijke invoering van prijsbeleid is sterk vertraagd en de regio wil extra<br />

maatregelen inzetten;<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 148<br />

Versie:<br />

3.0 Final


3. Het landelijke ingevoerde prijsbeleid is niet zo effectief (in de regio) als vooraf werd<br />

gedacht en de regio wil extra maatregelen inzetten.<br />

De stakeholders zijn het er over eens dat zeker het tweede scenario wel eens werkelijkheid<br />

zou kunnen worden. Om meer inzicht te geven in de mogelijke risico’s die de regio loopt in<br />

de verschillende scenario’s is per scenario een systematisch overzicht gemaakt van de<br />

onzekerheden. Deze onzekerheden zijn onderverdeeld in onzekerheden gerelateerd aan de<br />

functionele componenten van het prijsbeleid-instrument, onzekerheden gerelateerd aan<br />

diverse externe ontwikkelingen en <strong>project</strong>managementonzekerheden met betrekking tot de<br />

invoering van prijsbeleid. Dit overzicht geeft aan dat er een groot aantal onzekerheden is te<br />

identificeren voor de regio waarvoor er momenteel geen vangnet is.<br />

De regio heeft geen back-up plan voor het geval dat zaken anders lopen. De stakeholders zijn<br />

nu niet goed voorbereid om te komen tot een beprijsde regio. Echter, gegeven de risico’s is er<br />

wel een vangnet nodig. Door de risico’s expliciet te maken kunnen de stakeholders er<br />

bewuster mee om gaan. De regio zou op zijn minst expliciete keuzes kunnen maken in welke<br />

risico’s zij bereid is te aanvaarden en hoe ze met onacceptabele risico’s wil omgaan. Door een<br />

roadmap te schetsen wordt ook inzichtelijk gemaakt welke invloed de tijdsdimensie heeft op<br />

onzekerheden binnen het transitiepad <strong>naar</strong> een beprijsde regio. Gegeven de vele onzekerheden<br />

is een adaptief beleid nuttig en noodzakelijk, om zo proactief de voor prijsbeleid relevante<br />

ontwikkelingen te monitoren om op tijd te signaleren of bijsturen voor de regio noodzakelijk<br />

is. Samenvattend, de onzekerheden rond prijsbeleid vereisen een adaptief beleidsproces in de<br />

regio.<br />

Thema 4 Uitkomsten Containerlogistiek (o.l.v. B. Kuipers - TNO)<br />

Het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> zoekt <strong>naar</strong> lange termijn oplossingen voor een duurzame<br />

bereikbaarheid van het verkeer van goederen en personen van de <strong>Maasvlakte</strong>(n) <strong>naar</strong> het<br />

achterland van de Rotterdamse haven. De aanname in het <strong>project</strong> is dat de maatregelen die<br />

genomen zijn in de MER <strong>Maasvlakte</strong> 2 onvoldoende effect op de duurzame ontwikkeling en<br />

de bereikbaarheid van de Rotterdamse haven hebben, indien in 2033 de <strong>Maasvlakte</strong> volledig<br />

is gevuld met containerterminals en havengerelateerde industrie. Het doel van <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong><br />

is het realiseren van extra mogelijkheden voor duurzame bereikbaarheid van de<br />

<strong>Maasvlakte</strong>(n), bovenop de maatregelen die al in de MER <strong>Maasvlakte</strong> 2 zijn voorzien.<br />

In het <strong>project</strong> is een Maatregelenpakket uitgewerkt—Maatregelenpakket 3D: ‘Duurzaam,<br />

Dynamisch & geDurfd’. Dit maatregelenpakket richt zich op thema’s zoals personenverkeer,<br />

ruimtelijke ordening en prijsbeleid. Veel maatregelen hebben voorts betrekking op het<br />

goederenvervoer en op de containerlogistiek. Met name het vervoer van containers staat in de<br />

aandacht—de ‘muren van containers’ die over de <strong>A15</strong> <strong>naar</strong> het achterland bewegen.<br />

Bij een succesvolle invoering van de maatregelen uit Maatregelenpakket 3D in 2033 is<br />

inderdaad sprake van een duurzame bereikbaarheid van de eerste en tweede <strong>Maasvlakte</strong>, zo is<br />

gebleken uit modelberekeningen die voor dit <strong>project</strong> zijn uitgevoerd (zie deliverable D17).<br />

Daarbij staan echter nog drie belangrijke vragen open die wij hier onder samenvattend<br />

beantwoorden.<br />

1. Zijn de eerder in het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> vastgestelde maatregelen gericht op het<br />

beïnvloeden van de containerlogistiek de juiste?<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 149<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Met andere woorden: missen er voor de hand liggende maatregelen in de diverse<br />

deliverables die in dit <strong>project</strong> zijn doorgerekend, waar een groter effect van wordt<br />

verwacht in vergelijking met de voor dit <strong>project</strong> reeds doorgerekende maatregelen? De<br />

maatregelen die in de eerder genoemde deliverables zijn geselecteerd zijn voor een<br />

belangrijk deel gekozen omdat zij een breed draagvlak hadden onder de geconsulteerde<br />

experts. Dit had als nadeel dat wellicht hele goede, maar extreme maatregelen niet zijn<br />

meegenomen.<br />

Uit de analyse met meer dan twaalf containerexperts blijkt dat deze experts—in<br />

tegenstelling tot de maatregelen uit Maatregelenpakket 3D—veel meer de nadruk leggen<br />

op:<br />

−<br />

−<br />

−<br />

−<br />

−<br />

Het doorbreken van de conservatieve houding ten aanzien van innovatie in de<br />

Rotterdamse haven, echte grote stappen worden gemeden en innovatie blijft beperkt<br />

tot ‘beetje-bij-beetje’;<br />

Organisatorische concepten in de containerlogistiek: ‘Andere mindset nodig: weg<br />

van het ketendenken!’, ‘Ontwikkel een netwerkaanpak op Europese schaal; inclusief<br />

een Europees ‘Port Infolink’’, en: ‘Hou containers voordurend in beweging!<br />

Ontwikkel ‘flow-concepten’’;<br />

Het belang van IT: breng Port Infolink op een hoger niveau, tracking & tracing, een<br />

Europees Port Infolink, veel meer transparantie binnen de haven;<br />

Het belang van vernieuwing op de deepsea-terminals;<br />

Meer aandacht voor innovatieve weg-, shortsea-, spoor- en binnenvaartconcepten; de<br />

ondervraagde experts constateerden—ook in de vraagstelling—soms een bias in het<br />

<strong>project</strong> in de richting van de binnenvaart ten koste van spoor.<br />

Op deze vijf terreinen ligt, volgens de experts, nog potentie voor vedergaande, lange<br />

termijnmaatregelen met een positieve impact op de duurzame bereikbaarheid van de<br />

<strong>Maasvlakte</strong>.<br />

2. In hoeverre is het waarschijnlijk dat de doorgerekende maatregelen op het gebied<br />

van containerlogistiek haalbaar zijn en dat het in de deliverable D15 veronderstelde<br />

effect van de maatregel ook juist is vastgesteld?<br />

Alhoewel de maatregelen zijn uitgewerkt uitgaande van brede consensus bij de partijen<br />

die bij het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> betrokken zijn, is het relevant om te testen hoe de<br />

haalbaarheid van de verschillende maatregelen wordt beoordeeld door enkele topexperts<br />

op het gebied van containerlogistiek. Deze—tweede—vraag die aan de geïnterviewde<br />

experts is gesteld gaat in op de plausibiliteit van de berekende maatregelen uit het<br />

Maatregelenpakket 3D, zowel <strong>naar</strong> de haalbaarheid als het effect van de maatregelen.<br />

Voor een beschrijving van de verschillende maatregelen verwijzen wij <strong>naar</strong> Deliverable<br />

D15<br />

Er is door de experts een groot aantal nuances en kanttekeningen gemaakt. Door het<br />

oordeel van de experts te ondersteunen met behulp van een enigermate kwantitatieve<br />

indicatie, ontstaat in algemene zin een gevoel voor de plausibiliteit van de maatregelen<br />

(zie figuur A).<br />

Figuur A: Samenvattend beeld haalbaarheid/effecten Maatregelenpakket 3D in 2033.<br />

Elk symbool geeft de inschatting van een expert weer betreffende haalbaarheid/effect van de<br />

verschillende matregelen.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 150<br />

Versie:<br />

3.0 Final


hoog<br />

10<br />

Effect impact Maatregelenpakket 3D<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

= Containertransferium<br />

= Nachtdistributie<br />

= Duurzame Doorvoer<br />

= Transportpreventie<br />

= Duurzaamheidsmarkt<br />

laag<br />

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />

Haalbaarheid Maatregelenpakket 3D<br />

hoog<br />

NB. Niet iedere expert voelde zich in staat om de visie te vertalen in een cijfer<br />

omtrent haalbaarheid en effect.<br />

Geconcludeerd kan worden dat slechts twee maatregelen in de ogen van de experts een<br />

lage haalbaarheid hebben en evenmin veel effect zullen hebben om het verkeer op de <strong>A15</strong><br />

te ontlasten: dat zijn de maatregelen ‘Transportpreventie’ en ‘Duurzaamheidsmarkt’. Bij<br />

Transportpreventie wordt in het algemeen de haalbaarheid gering ingeschat, maar kennen<br />

sommige experts nog wel enig effect aan deze maatregel toe. Bij het thema<br />

Duurzaamheidsmarkt zijn heel duidelijk twee meningen te onderscheiden: een groep die<br />

deze maatregelen zowel niet haalbaar acht en er ook geen effecten op het verkeersaanbod<br />

van verwacht en een groep die een tegenovergestelde visie heeft.<br />

Bij het maatregelenpakket ‘Duurzame doorvoer’ geldt het tegenovergestelde: vrijwel alle<br />

experts zien deze maatregelen als haalbaar en verwachten minstens de voorziene effecten<br />

zoals in Deliverable D15 vastgesteld.<br />

De maatregelen gerelateerd aan het Containertransferium en Nachtdistributie worden in<br />

het algemeen als haalbaar ingeschat—slechts de mate van effect wordt duidelijk lager<br />

ingeschat.<br />

In tabel A. tenslotte geven wij weer in hoeverre de inschatting van de effecten in<br />

Maatregelenpakket 3D verschilt van de mening van de experts, uitgedrukt in een<br />

percentage.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 151<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Tabel A: Effecten van lange termijnmaatregelen in 2033 gericht op een duurzame<br />

bereikbaarheid van <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> achterland: effecten zoals vastgesteld in<br />

Maatregelenpakket “3D” vergeleken met inschattingen geconsulteerde containerexperts<br />

Maatregelen 3D Effecten deliverable Inschatting effecten door<br />

3D<br />

experts<br />

Containertransferia -16 – 19% -10%<br />

Nachtdistributie 0% 0%<br />

Duurzame doorvoer -5% -10%<br />

Transportpreventie -5% -2%<br />

Duurzaamheidsmarkt -4% -1%<br />

Totaal -30 – 33% -23%<br />

In het algemeen verwachten de geconsulteerde experts een duidelijk sterker effect van de<br />

maatregelenset ‘Duurzame doorvoer’; met name van de maatregelen gericht op de<br />

‘verduurzaming’ van terminallogistiek en het vergroten van de transparantie van<br />

containers. Maar ook van het optimaliseren van binnenvaart en spoor en van de<br />

introductie van nieuwe organisatorische concepten in de containerlogistiek wordt veel<br />

verwacht. <strong>Van</strong> de overige maatregelen wordt wat betreft de omvang van de effecten<br />

duidelijk minder verwacht dan in Deliverable 3D. In totaal neemt de hoeveelheid TEU’s<br />

echter nog steeds met een significant percentage van zo’n 23 procent af in 2033 door de<br />

impact van de verschillende maatregelen.<br />

De hoeveelheid deepsea-containers die in 2033 op de <strong>A15</strong> terechtkomt, bedraagt 4,8<br />

miljoen (TEU). Dit is slechts iets meer dan de 4,4 miljoen die in 2006 werd gerealiseerd<br />

(zie figuur B op de volgende bladzijde.). De <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-maatregelen zorgen voor een<br />

significante afname van het containerverkeer met 1,5 miljoen TEU, echter: de<br />

belangrijkste afname wordt veroorzaakt door de modal shift doelstellingen die gelden op<br />

de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> en—zo nemen wij aan—in 2033 ook voor de eerste <strong>Maasvlakte</strong>.<br />

Daarbij nemen wij aan dat de hoeveelheid containers die <strong>naar</strong> de containertransferia<br />

worden vervoerd buiten de modal split afspraken voor de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> vallen, en<br />

daarmee een belangrijk onderdeel zijn van het <strong>Transumo</strong>-pakket. Indien dit niet het geval<br />

is, neemt de hoeveelheid wegcontainers toe tot ongeveer 5,4 miljoen—nog steeds een<br />

relatief geringe toename bij een verdrievoudiging van de totale containeroverslag <strong>naar</strong> 33<br />

miljoen TEU in 2033.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 152<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Figuur B. ij een verdrievoudiging van de deepsea containeroverslag in 2033 neemt de neemt<br />

de hoeveelheid containerwegverkeer licht toe in vergelijking met 2006, uitgaande van de<br />

beoordeling van maatregelenpakket ‘3D’ door experts.<br />

33 miljoen<br />

TEU: overslag<br />

Rotterdamse<br />

haven in 2033<br />

10 mln:<br />

feeder<br />

5 mln:<br />

shortsea<br />

18<br />

mln<br />

5,4 mln:<br />

biva<br />

2:spoor<br />

10,6<br />

mln:<br />

weg<br />

Autonoom<br />

!<br />

18<br />

mln<br />

8,1 mln:<br />

biva<br />

3,6 mln:<br />

spoor<br />

6,3 mln:<br />

weg<br />

MER<br />

MV2<br />

1,5 mln<br />

Effect<br />

<strong>Transumo</strong><br />

<strong>A15</strong> volgens<br />

experts<br />

Deepseawegverkeer<br />

in<br />

2033<br />

4,8mln:<strong>A15</strong><br />

3. Prioriteit; met welke maatregelen voor de lange termijn moet zo snel mogelijk worden<br />

begonnen en wie moet daartoe het initiatief nemen?<br />

De transitie in de containerlogistiek gericht op duurzame achterlandlogistiek is reeds<br />

ingezet in de Rotterdamse haven. De belangrijkste maatregelen zijn:<br />

a. het initiatief dat het Havenbedrijf Rotterdam, samen met enkele andere stakeholders,<br />

heeft genomen om containertransferia te ontwikkelen;<br />

b. de aanpak vooral door Maersk in de praktijk gebracht om containers veel meer <strong>naar</strong><br />

intermodale terminals in het achterland te pushen, in plaats van ze vanaf de deepseaterminals<br />

te laten afroepen;<br />

c. de aanpak die op de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> is gekozen, waarbij een contractueel<br />

vastgestelde modal split—met een aandeel binnenvaart en spoor van respectievelijk<br />

45 en 20 procent—moet worden gerealiseerd en waarbij Milieudefensie onlangs<br />

akkoord is gegaan met een verdere ‘verschoning’ van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> met 10<br />

procent—een ambitie die op het gebied van verkeer overigens achterblijft bij de<br />

ambitie in <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>.<br />

d. De verdere optimalisering van binnenvaart, kustvaart en spoor in de<br />

terminallogistiek; in grote lijnen overeenkomstig de in dit deliverable beschreven<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 153<br />

Versie:<br />

3.0 Final


maatregelen op het gebied van ‘Duurzame doorvoer’. Niet alleen aangepaste kranen,<br />

maar ook betere IT-systemen, verkeersconcepten—duwbakken!—en werkwijzen.<br />

Door de druk die vanaf 2004 op de achterlandlogistiek in de Rotterdamse haven<br />

ontstond—te verklaren door de onvoorziene groei van China en door de<br />

achterblijvende capaciteit op de containerterminals—is reeds veel gebeurd, in de<br />

meeste gevallen met het Havenbedrijf Rotterdam als initiator. Ook de<br />

maatschappelijke druk gerelateerd aan de aanleg van de Tweede <strong>Maasvlakte</strong> heeft in<br />

verregaande maatregelen geresulteerd, die zelfs een plafond hebben gesteld aan de<br />

‘vrije verladerskeuze’.<br />

Wat moet er verder gebeuren? Zorg dat ingezette maatregelen een succes worden!<br />

De noodzakelijke transitie in de haven <strong>naar</strong> ‘duurzame bereikbaarheid’ op het gebied<br />

van containerlogistiek is dus reeds ingezet. Belangrijk is—en daar wijzen de<br />

geconsulteerde experts nadrukkelijk op—dat deze transitie ook moet worden<br />

gerealiseerd en tot een succes moet worden gemaakt. Vrijwel iedereen onderschrijft<br />

het belang van maatregelen als ‘Modal split <strong>Maasvlakte</strong> Twee’ en het<br />

Containertransferium. Maar hoe ervoor te zorgen dat de maatregelen ook succesvol<br />

worden? Daarvoor moeten drie sleutelacties worden ondernomen:<br />

1- Overleg op ketenniveau—terminaloperators, reders, expediteurs, inlandvervoerders,<br />

Havenbedrijf—om het containertransferium en de modal splitdoelstellingen van de<br />

<strong>Maasvlakte</strong> daadwerkelijk te kunnen realiseren. Op dit moment is slechts sprake van<br />

een ‘eilandoplossing’, waarbij de terminaloperators zich hebben vastgelegd op een<br />

oplossing die zij zelf niet eenvoudig kunnen realiseren en overige partijen in de keten<br />

nodig hebben, alsmede intermodale achterlandnetwerken. Wij sluiten met deze actie<br />

overigens aan op de aanbeveling uit Deliverable D19 ‘Uitwerking thema<br />

Organisatie-impuls Containerbinnenvaart’. Terminaloperators hebben alle reden om<br />

het initiatief te nemen om met ketenpartners een dergelijke oplossing te realiseren en<br />

ook Havenbedrijf Rotterdam is de juiste partij om dit overleg op ketenniveau te<br />

initiëren.<br />

2- Vooral governance aspecten—eigendomsverhoudingen, aansprakelijkheidsverhoudingen<br />

en dergelijke—zijn van groot belang om de hierboven genoemde<br />

maatregelen te realiseren. Wie gaat het containertransferium besturen? Wie is de<br />

eige<strong>naar</strong>? Wie is verantwoordelijk voor het transport van en <strong>naar</strong> het transferium?<br />

Hoe zit het met transportdocumenten? Naast een infrastructureel ontwerp is een<br />

‘governance-ontwerp’ nodig om de ingezette transitie tot een succes te maken. Hier<br />

moeten betrokken stakeholders bij de realisatie van het containertransferium, onder<br />

impuls van het Havenbedrijf, het initiatief nemen.<br />

3- Opheffen structurele bottlenecks in de haven. Er is nog steeds sprake van een groot<br />

aantal bottlenecks in de haven, waarbij de achterblijvende IT-infrastructuur de meest<br />

belangrijke is. Port Infolink moet, samen met bedrijfsleven en Havenbedrijf, een<br />

majeure slag maken om haveninformatiesystemen <strong>naar</strong> een hoger niveau te brengen.<br />

Deltalinqs zou de meest geëigende partij zijn om hier het initiatief te nemen, samen<br />

met partijen als Fenex en Port Infolink.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 154<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Tenslotte hebben de geconsulteerde experts en betrokkenen een aantal maatregelen<br />

genoemd die vrijwel allemaal op de zeer korte termijn kunnen worden uitgevoerd.<br />

Daarbij gaat het om de volgende maatregelen:<br />

- IT-infrastructuur binnen de haven <strong>naar</strong> een hoger niveau brengen.<br />

- Ontwikkel haven IT-netwerken/Port Infolink op het Europese schaalniveau.<br />

- Nachtdistributie over de weg richting achterland oppakken.<br />

- Professionaliseringsslag containerbinnenvaart.<br />

- Innovatieslag containerbinnenvaart: ontwikkeling nieuwe technisch-logistieke<br />

concepten.<br />

- Nieuwe business-modellen toepassen op de ‘grijze container’.<br />

- Voer een meer actief en ‘stringenter’ vrachtwagenbeleid.<br />

- Benoem een bereikbaarheidsregisseur/-marinier Mainport Rotterdam.<br />

- Matching shortsea-deepsea stromen: haalbaarheidsstudie.<br />

- Vergroot de flexibiliteit van het spoor: start een overleg met spoorpartijen.<br />

- Implementeer het advies van de Commissie Elverding.<br />

- Ontwikkel het ‘DC van de toekomst’ gericht op nachtelijke aflevering.<br />

Thema 5 Uitkomsten Transportbesparing, (o.l.v. R. Huijbregts –DCMR)<br />

‣ Het minimaliseren van transportbewegingen/transportstromen van goederen en<br />

personen over de <strong>A15</strong> is een voorwaarde om de Rotterdamse haven duurzaam<br />

bereikbaar te houden, ook met het oog op toekomstige economische en ruimtelijke<br />

transformaties (bijvoorbeeld <strong>naar</strong> een nieuw energietijdperk). Dit kan worden bereikt<br />

langs twee invalshoeken:<br />

I Efficiency verhogen van voertuigen<br />

II Vraagvermindering vervoer<br />

De strategieën liggen op het vlak van fiscale regelingen, bedrijfsvoering, vervoerstechniek<br />

ondernemen, informatie&communicatie, ruimtelijke ordening en economische<br />

ontwikkeling.<br />

‣ Veel beschikbare transportbesparingsopties krijgen geen vervolg. Er is de afgelopen<br />

decennia al veel gepresteerd en verdere verbeteringen zijn moeilijk te realiseren.<br />

Soms is niet geheel duidelijk wie initiatief zou moeten nemen, wie zou(den) moeten<br />

investeren en ontbreekt het aan een tijdslijn met resultaatsverplichting. Meestal is<br />

sprake van complexe situaties, versnippering van bevoegdheden en is er geen<br />

duidelijke sense of urgency.<br />

‣ Om tot een nieuwe transportbesparingsimpuls te komen is binnen dit <strong>Transumo</strong>thema<br />

onderscheid gemaakt tussen transportbesparingsopties in het huidige fossiele<br />

tijdperk (korte tot middellange termijn) en kansen op minimaliseren van transport als<br />

onderdeel van de transformatie <strong>naar</strong> een toekomstig nieuw energietijdperk<br />

(middellange tot lange termijn).<br />

‣ De transportbesparingsperspectieven die van toepassing zijn op het huidige fossiele<br />

tijdperk(laaghangend fruit) zijn in een schema geplaatst en gelinkt aan organisaties<br />

met lopende of beoogde programma’s om tot transportbesparing te komen. De<br />

uitdaging is om al de opties SMART onder te brengen. Uit de lijst met deze opties<br />

blijkt dat er cumulatief een besparing van ca.15% bereikt kan worden;<br />

‣ Met het oog op een nieuw toekomstig energietijdperk worden paden verkend om te<br />

komen tot een duurzame systeeminnovatie, waarbij vanaf het allereerste begin van<br />

de ontwikkeling van economische en ruimtelijke plannen kan worden gestuurd op<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 155<br />

Versie:<br />

3.0 Final


minimalisering van transportstromen/-bewegingen. De hypothese in dit thema is dat<br />

optimaal rendement mag worden verwacht van ontwikkelingen waarbij sprake is van<br />

een economische/ruimtelijke transformatie in het havengebied (veel vrijheidsgraden).<br />

‣ Om concrete inzichten te verkrijgen in mogelijkheden om bij zo’n<br />

transformatieproces aan de voorkant te kunnen sturen op minimaliseren<br />

transportbewegingen is er voor gekozen om dit uit te werken voor het kansrijk<br />

geachte economisch concept dat al enige jaren in ontwikkeling is, te<br />

weten:“Rotterdam als Europese mainport voor duurzame biomassa” (biobased<br />

economy BBE). Hiertoe is overleg gevoerd met Havenbedrijf Rotterdam,<br />

Universiteit Wageningen, Erasmusuniversiteit/Drift, <strong>Transumo</strong>, Deltalinqs, RCI en<br />

DCMR. Om tot een transitieschets te kunnen komen voor het minimaliseren van<br />

transportbewegingen aan de voorkant van een economische en ruimtelijke<br />

transformatie <strong>naar</strong> een biobased economy moet nog aantal ontbrekende schakels<br />

worden ingevuld. In dit themarapport wordt het pad <strong>naar</strong> een transitie-schets<br />

beschreven. Hierbij wordt aangegeven in welke onderdelen van de keten, van<br />

productie van biomassa tot afzet van eindproducten, transportbesparing (over<br />

weg) mede een overweging/ sturend element kan zijn om te komen tot optimale<br />

economische/ruimtelijke/ procesmatige transformaties.<br />

‣ De beoogde transitie <strong>naar</strong> sturen op minimaliseren van transportstromen aan de<br />

voorkant van economische en ruimtelijke planontwikkeling is van strategisch belang<br />

om te komen tot een kansrijk vestigingsklimaat voor bedrijven in het havengebied en<br />

sluit aan bij de kernambitie Duurzame haven van het Havenbedrijf Rotterdam door:<br />

‣ Optimale bundeling van aanverwante processen (o.a. maximaal benutten cositing);<br />

‣ Minimaliseren van transportstromen, transportkilometers en transportkosten;<br />

‣ Optimale bereikbaarheid van het havengebied (ook over de <strong>A15</strong>);<br />

‣ Minimaliseren van verkeersemissies;<br />

‣ Benutten van innovatieve transportvormen (pijp, water, rail, lucht, kabel, etc.);<br />

‣ Door minimale omgevingsbelasting kansen op verkleinen van de afstanden<br />

tussen wonen en werken en daarmee op beperken van woon-werkverkeer<br />

(personenvervoer);<br />

‣ Sluit aan bij ambitieuze klimaat- en energieambities, zoals het Rotterdam<br />

Climate Initiative (RCI);<br />

‣ Biedt uitzicht op vergaande vormen van park-/ketenmanagement, waarbij o.a.<br />

aanvoer van grondstoffen kan worden gebundeld, aanvoer/levering van<br />

tussenproducten kan worden gestructureerd, kansen voor duurzaam<br />

energiegebruik kunnen worden benut (transport, maar ook wind, zon,<br />

restwarmte(opslag)) en reststromen kunnen worden hergebruikt (cradle tot<br />

cradle), dan wel gebundeld worden verwerkt en afgevoerd.<br />

In het kader van de transformatie <strong>naar</strong> een nieuw energietijdperk zal voor bedrijven<br />

een aantrekkingskracht ontstaan <strong>naar</strong> havengebieden met een duurzaam<br />

vestigingsklimaat, optimale bereikbaarheid, kansen op minimalisering van<br />

transportstromen en daarmee minimalisering van transportkosten en minimale<br />

verkeersemissies.<br />

‣ Om ook de nog resterende schakels in te kunnen vullen die moeten leiden tot een<br />

transitieschets en om de continuïteit na afronding van het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> te<br />

waarborgen is ruime aandacht uitgegaan <strong>naar</strong> een scenario-ontwikkeling, die volgens<br />

planning eind 2009 moet leiden tot een transitieschets. Deze transitieschets zal <strong>naar</strong><br />

verwachting ook bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van andere kansrijke<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 156<br />

Versie:<br />

3.0 Final


economische perspectieven (hydrogen-economy, duurzame haven, veelzijdige haven,<br />

kennishaven);<br />

‣ In het themarapport is een beschrijving opgenomen van de keten van productie van<br />

biogrondstoffen + verschijningsvorm, verwerking van de biogrondstoffen in land van<br />

productie (bijvoorbeeld wateronttrekking) of in Rotterdam, welk type bedrijven<br />

nodig en gewenst zijn voor bioraffinage tbv brandstof, chemische producten,<br />

veevoer etc, en die uit logistiek oogpunt het best in elkaars nabijheid kunnen worden<br />

gepositioneerd (vestigings-beleid, co-siting), welke (tussen)producten in Rotterdam<br />

gemaakt worden, welke producten doorgevoerd worden, wat kansrijke innovatieve<br />

transportvormen zijn (pijp, rail, water, lucht) om transport over de <strong>A15</strong> tot een<br />

minimum te beperken en specifiek t.a.v. personenvervoer, wat kansen zijn op een<br />

optimale mix van wonen en werken (minimalisering gemiddelde afstand woonwerkverkeer,<br />

dan wel beperking van woon/werkverkeer over de <strong>A15</strong>).<br />

‣ Op basis van de gangbare organisatie van transport, die uitgaat van een bij een<br />

economische/ruimtelijke ontwikkeling gegeven transportvraag, wordt het, op grond<br />

van de huidige inzichten, mogelijk geacht dat een transformatie <strong>naar</strong> een biobased<br />

economy juist leidt tot meer transportbewegingen dan in fossiele tijdperk (ca. 30%<br />

toename). Met het optimaal benutten van kansen op minimaliseren van transport aan<br />

de voorkant van economische en ruimtelijke planning wordt verwacht dat dit kan<br />

leiden tot een aanzienlijke reductie van de transportvraag (zie figuren 10, 11, 12, 13)<br />

en tot ca. 20 % minder transportstromen over de <strong>A15</strong> t.o.v. het fossiele tijdperk<br />

(indicatie van prof. Johan Sanders/WUR);<br />

‣ Aangezien minimaliseren van transport over de <strong>A15</strong> bijdraagt aan duurzame<br />

bereikbaarheid, minder transportkosten en reductie van verkeersemissies mag<br />

worden aangenomen dat dit uiteindelijk een logisch zelfregulerend onderdeel gaat<br />

vormen van economische, ruimtelijke en bedrijfsmatige planprocessen. In de<br />

driehoek dwang, verleiden en organisatie beweegt dit streven zich overwegend<br />

tussen verleiden en organisatie;<br />

‣ In het vervolgtraject wordt het zogenaamde laaghangende fruit voor<br />

transportbesparing in het fossiele tijdperk voorgelegd aan de beoogde initiatiefnemer<br />

en vastgesteld wordt of de voorgestelde initiatiefnemer bereid is om de opties op te<br />

nemen in een bestaand programma;<br />

‣ Het voorstel voor ontwikkelen van scenario’s voor minimaliseren van transport als<br />

onderdeel van de transformatie <strong>naar</strong> een nieuw energietijdperk is voorgelegd aan het<br />

Rotterdam Climate Initiative (een consortium van gemeente Rotterdam, Havenbedrijf<br />

Rotterdam, Deltalinqs en de DCMR Milieudienst Rijnmond), aan de Havenalliantie,<br />

het platform Agrologistiek, de Erasmusuniversiteit/Drift en aan <strong>Transumo</strong>. Alle<br />

partijen onderkennen het belang en bezien wordt hoe het noodzakelijke<br />

vervolgtraject nader wordt ingevuld. Door <strong>Transumo</strong> is een <strong>project</strong>bijdrage<br />

toegekend van 42.500 Euro.<br />

Thema 6 Uitkomsten Bestuurlijke Innovatie (o.l.v. F. Soeterbroek -<br />

Ruimtemaker)<br />

EUR/de<br />

In het onderzoek is duidelijk geworden dat er nog wel wat slagen binnen het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<br />

<strong>project</strong> nodig zijn om de resultaten bestuurlijk te verankeren en de kans op doorwerking te<br />

vergroten. <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> en de vele andere vernieuwingsimpulsen in de regio zullen<br />

verdampen als ze niet beter ingebed wordt in een proces van bestuurlijke innovatie.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 157<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Bestuurlijke innovaties<br />

De innovatie moet zich vooral richten op de volgende zaken die samen zijn te vatten in het<br />

concep ‘multi-level governance’:<br />

- het slimmer organiseren van bestuurskracht door de schalen heen;<br />

- het versterken van de sturingskracht vanuit gebruiker, samenleving en markt;<br />

- het bottom-up verbinden van lokale initiatieven tot regionale gebiedsontwikkeling;<br />

- een cultuur van publiek ondernemerschap, vitale coalities en durf om door te pakken.<br />

In termen van bestuurlijke slagkracht gaat bestuurlijke innovatie om het ontwikkelen van de<br />

veerkracht om te blijven innoveren en onvoorspelbare ontwikkelingen in de samenleving in<br />

het algemeen (‘oliecrisis’ ‘kredietcrisis’, ‘klimaatcrisis’), en in de mobiliteitsvraag in het<br />

bijzonder op te vangen en dus niet om een transitie <strong>naar</strong> een nieuw robuust systeem.<br />

Verstandig omgaan met bestuurlijke drukte vergt het vermogen om de vele initiatieven te<br />

blijven recombineren tot iets wat lokaal werkt en tot handelen aanzet. Het maken van nieuwe<br />

combinaties van initiatieven en van mensen is immers de kunst van innovatief besturen en<br />

samenwerken.<br />

In termen van bestuurlijke organisatie gaat het om lichte hulpstructuren, een krachtige rol<br />

voor zelfbewuste maatschappelijke bewegingen, het verbinden van lokale<br />

gebiedsontwikkeling, het organiseren door de schalen heen en het werken met flexibele en<br />

praktijkgerichte interventieteams.<br />

Binnen het mobiliteitsbeleid liggen de uitdagingen in het op subregionaal niveau ‘klonen’ van<br />

de formule van de verkeersonderneming en het bouwen van een intelligente mix van ‘zachte’<br />

sturingsinstrumenten voor ketenregie en multi-modaal vervoer. Daarnaast gaat het om het<br />

integreren van mobiliteitsbeleid in strategieën voor regionale gebiedsontwikkeling en publiekprivate<br />

samenwerking.<br />

De bestuurlijke praktijk in de regio Rotterdam<br />

Een analyse van innovatieve impulsen en bestuurlijke platforms in de regio Rotterdam laat<br />

zien dat er aan de wil om vernieuwend en slagvaardig te werken niets mis is maar de vele<br />

initiatieven last hebben van een bestuurlijke cultuur van risicomijdend gedrag,<br />

vrijblijvendheid en versnippering. Daarnaast valt op dat die initiatieven te weinig zijn<br />

verankerd bij gebruikers, markt en burgers (het is een ‘bestuurlijk onderonsje’) en niet goed<br />

zijn ingebed in strategieën voor regionale gebiedsontwikkeling. De werelden van bereikbare<br />

haven en regionale ontwikkeling zijn te sterk van elkaar gescheiden. Door deze factoren<br />

hebben innovatie-impulsen te weinig impact en 'kleefkracht'.<br />

Er is in de regio sprake van een toenemende weerzin tegen bestuurlijke drukte, gebrek aan<br />

doorzettingsmacht en stapeling van plannen en onderzoeken. En juist op de innovatieimpulsen<br />

en de bijbehorende onderzoekstrajecten wordt die weerzin afgereageerd. Daarom is<br />

het van groot belang dat <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> zich verbindt met andere regionale<br />

vernieuwingsprocessen, planprocessen en platforms rond infrastructuur, mobiliteit,<br />

duurzaamheid en gebiedsontwikkeling en zo bottom-up bouwt aan een krachtige regio en aan<br />

goede verbindingen tussen de schaalniveaus.<br />

Het bestuurlijk transitiepad<br />

Het transitiepad richt zich op de vraag hoe de komende 15 jaar concepten als ‘multilevel<br />

governance’, ‘bestuurlijke veerkracht’, ‘vraagsturing’, ‘eenvoud en slagkracht in<br />

sturingsrepertoire’ gestalte kunnen krijgen. Daarbij gaat het nadrukkelijk ook om een nieuwe<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 158<br />

Versie:<br />

3.0 Final


estuurscultuur die zich kenmerkt door de durf om risico’s te nemen, doorbreken van fixatie<br />

op de korte termijn, visiegestuurd pragmatisme, verbindend leiderschap en gebiedsgerichte<br />

coalitievorming.<br />

<strong>Van</strong>af 2012 dringt het besef door dat de verlokkingen van integrale doorzettingsmacht en<br />

zware bestuurlijke structuren (‘randstadautoriteit’, ‘ketenregie’) niet leiden tot beter bestuur.<br />

Overheden en hun partners investeren in het vermogen om lokale initiatieven te verbinden,<br />

deze vanuit de verschillende schaalniveaus te faciliteren en waar mogelijk creatief te ‘klonen’.<br />

Los hiervan organiseert zich onder de noemer ’de mobiliteitsrevolutie’ een maatschappelijke<br />

coalitie van jonge ondernemers, bevlogen kenniswerkers, actievoerders, oud-bestuurders, BNers<br />

en jongenorganisaties om tot een technologische en sociale revolutie in mobiliteit te<br />

komen. Deze twee initiatieven blijken achteraf het kantelpunt in de ontwikkeling <strong>naar</strong><br />

duurzame mobiliteit.<br />

<strong>Van</strong>af 2014 vinder er regionale en bovenregionale experimenten met multi-modaal<br />

slotmanagement en ketenregie plaats. Die initiatieven worden getrokken door bedrijven die<br />

zich over sectorgrenzen heen verbinden. De overheden vervullen daarbij een stimulerende en<br />

kaderstellende rol.<br />

De regio kent in 2016 drie subregionaal opererende verkeersondernemingen die er goed in<br />

slagen om de gebruiker centraal te stellen. Bedrijven en burgers voeren zelf regie op vormen<br />

van collectief vervoer, autodelen en transportpreventie. Die ondernemingen slagen er ook in<br />

om maatregelen gericht op de doorstroming tijdens de (om)bouw van wegen een structureel<br />

karakter te geven.<br />

We zien in 2020 een overheid die samen met maatschappelijke coalities en marktpartijen<br />

duurzaam transport door de schalen heen stuurt en organiseert en dit weet te verbinden met<br />

lokale initiatieven. Betrokkenen in de wereld van mobiliteit en transport etaleren een houding<br />

van ‘visiegestuurd pragmatisme’, er zijn effectieve bruggen <strong>naar</strong> aanpalende werelden<br />

(economie, ruimtelijke ordening, natuur en milieu), men denkt en handelt gebiedsgericht.<br />

De overheid organiseert zich flexibel en maakt in toenemende mate gebruik gemaakt van<br />

instrumenten die de zelfsturing vanuit de samenleving ondersteunen en provoceren.<br />

Bedrijven, weggebruikers, bewoners, belangengroepen en onderzoekers worden in wisselende<br />

verbanden door het bestuur ingeschakeld om zelf plannen te maken, juist daar waar belangen<br />

hard botsen. In de regio zijn verschillende werkplaatsen en ateliers die daarin een belangrijke<br />

functie vervullen.<br />

Anno 2025 vertrouwt de regio op de eigen kracht en stelt zich niet afhankelijk op <strong>naar</strong> het<br />

rijk.<br />

De inzet op een krachtige en duurzame regio heeft geleid tot een sterke positie van de van<br />

oorsprong ‘zwakke’ functies (leefbaarheid, lokaal verkeer, natuur, milieu, ruimtelijke<br />

kwaliteit).<br />

in de beleidsnetwerken. Havenbedrijf en Deltalinqs hebben zich met vallen en opstaan een<br />

positie in de voorhoede van maatschappelijk verantwoord ondernemen verworven. Zij hebben<br />

hun gezag in de regio versterkt door een leidende rol te pakken in de energietransitie, selectief<br />

ruimtegebruik, transportpreventie, schoner transport, intermodale sturing en clustersynergie.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 159<br />

Versie:<br />

3.0 Final


De eerste stappen<br />

De stappen zijn gericht op het bestuurlijk ‘laten landen’ van de inhoudelijke resultaten van<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> en vormen de eerste stappen in het bestuurlijke transitieproces. De volgorde is<br />

niet chronologisch.<br />

A- Verder bouwen aan een gedeeld beeld voor de gewenste bestuurlijke transitie<br />

De visie dient gedeeld en verrijkt te worden via regionale dialoog met ambtenaren,<br />

inhoudelijke professionals en met bestuurders van overheid, NGO’s en havenbedrijf. Verbind<br />

mensen die zich bezig houden met verkeer en verkeer, milieu, ruimtelijke ordening en<br />

bestuurlijke organisatie.<br />

B- Bouwen aan een samenhangende strategie voor modal shift en intermodale sturing.<br />

De <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> thema’s containerlogistiek en binnenvaart kunnen hierbij het voortouw<br />

nemen gebruik makend van de netwerken die in de themasessies zijn aangeboord en de<br />

netwerken die zijn ontwikkeld in andere vernieuwingsprogramma’s binnen en buiten<br />

<strong>Transumo</strong>. Het gaat om een slimme mix van strakke kaders, ‘zachte dwang’, verleiding en<br />

anders organiseren.<br />

C Inzet op versterken rol gebruikers in sturing<br />

Duurzame mobiliteit zonder vraagsturing (zowel in betekenis van mobiliteitsmarkt,<br />

zelfsturing als zeggenschap over het beleid) is een doodlopende weg. Het bestuurlijke<br />

onderonsje dat het mobiliteits- en transportbeleid nu kenmerkt dient doorbroken te worden.<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> moet dit signaal afgeven <strong>naar</strong> de consortiumpartners, de<br />

Verkeersonderneming en de MIRT Verkenning Ruit van Rotterdam. Vervolg<strong>project</strong>en op<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> dienen die gebruikersrol te agenderen.<br />

D- Blijven aanscherpen van kernboodschap en transitiepaden <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong><br />

Vertaal de brede output van <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> in prikkelende boodschappen en een overtuigend<br />

verhaal dat het waard is om de confrontatie over aan te gaan.Het is wellicht verstandig om die<br />

aanscherping te zoeken in samenspraak met aanpalende <strong>project</strong>en binnen en buiten <strong>Transumo</strong><br />

E Ambassadeurs zoeken en het stokje doorgeven<br />

De centrale boodschappen en oplossingstrategieën van <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> moeten in de<br />

(boven)regionale netwerken te laten resoneren zodat ze soepel worden geadopteerd. Voor<br />

deze besmettingsstrategie heb je ambassadeurs nodig. Met name de stuurgroepleden zouden<br />

hierop aangesproken moeten worden evenals regionale ‘boegbeelden’.<br />

Daarnaast kun je het stokje gericht doorgeven aan <strong>project</strong>en met vergelijkbare ambities als in<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> zoals MIRT-Verkenning Ruit van Rotterdam, de agenda voor economische<br />

structuurversterking in regio Rotterdam, de alliantie zeehavens in het kader van Randstad<br />

2040 en de bereikbaarheidsstrategieën van haven, stad en de stadsregio. Deze initiatieven<br />

komen in 2009 tot een climax of in de versnelling. Zoek in dit verband <strong>naar</strong> een aantal<br />

‘krenten in de pap’ die voor hen interessant zijn.<br />

F- Initiatief nemen voor het verbinden van gebiedsgerichte <strong>project</strong>en langs de <strong>A15</strong><br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> en De Verkeeronderneming kijken <strong>naar</strong> een stukje <strong>A15</strong>. Andere <strong>project</strong>en<br />

bestrijken ook delen van het netwerk en/of kijken meer <strong>naar</strong> de ruimtelijke ordening of het<br />

onderliggende wegennet. Denk aan, de verkeerstudie Rotterdam Zuid, Stadshavens, de<br />

gebiedsaanpak IJsselmondse knoop/Ridderster, de MIRT-verkenning Ruit van Rotterdam, de<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 160<br />

Versie:<br />

3.0 Final


MIRT verkenning containertransferium en het <strong>project</strong> Deltapoort. Via het verbinden van deze<br />

initiatieven tot een gebieds- en corridorgerichte benadering kun je bottom-up massa te maken.<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 161<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Documentnummer: D25 Syntheserapport 162<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Bijlage V. Project deliverables<br />

Geerlings, H. en J. Lohuis (2007) Deliverable 1: <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> Jaarrapportage 2006,<br />

Rotterdam (niet openbaar)<br />

Geerlings, H. en J. Lohuis (2008) Deliverable 2: <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> Jaarrapportage 2007,<br />

Rotterdam( niet openbaar)<br />

Geerlings, H. (2009) Deliverable 3: <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> Jaarrapportage 2008, Rotterdam (niet<br />

openbaar)<br />

Geerlings, H. (2009) Deliverable 4: <strong>Transumo</strong>-<strong>A15</strong> Jaarrapportage 2009, Rotterdam (niet<br />

openbaar) Forthcoming november 2009<br />

Geerlings, H .and B. Kuipers (2007) <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong>. Deliverable D5 Perceptie,<br />

motivatie en gedrag van bedrijven; de implicaties voor een BSIK <strong>project</strong>. Delft/Rotterdam.<br />

(niet openbaar)<br />

Rooijen, T. van, H. Geerlings, J. Lohuis (2007) Deliverable D6: Scan <strong>Transumo</strong>-<strong>project</strong>en,<br />

Delft/Rotterdam<br />

Geerlings,H. en J. Lohuis (2007) Deliverable D7:Achtergronddocument: Huidige stand van<br />

zaken rond de <strong>A15</strong>, Rotterdam<br />

Meijeren, J. van (2007) <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong>. <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> achterland,; duurzame<br />

mobiliteit als uitdaging . Deliverable D8: Afstemmingsagenda voortkomend uit het KWoverleg.<br />

Werkwijze bepaling referentie en alternatieve situatie. Schiedam<br />

Huybregts, R., G. Put, L. Vijgen, J. Voerman (2007) <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong> Deliverable D9:<br />

Referentiesituatie milieukwaliteit. Schiedam<br />

Rooijen, T. van, J. van Meijeren, B. Kuipers (2007) <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong>. Deliverable D10:<br />

Uitwerking maatregelenpakket 1 ‘Modern-klassiek’. Delft<br />

Peels, W. (2007) <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong>. <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> achterland,; duurzame<br />

mobiliteit als uitdaging . Deliverable D11: Verkeerskundige effecten maatregelenpakket 1.<br />

Rotterdam.<br />

Put, G., J. Voerman, L. Vijgen, R. Huybregts (2007) <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong>. <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong><br />

<strong>naar</strong> achterland,; duurzame mobiliteit als uitdaging . Deliverable D12: Milieueffecten<br />

maatregelenpakket 1. Schiedam<br />

Campenhout, I. van, M. Verschuur (2007) <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong>. <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong><br />

achterland,; duurzame mobiliteit als uitdaging . Deliverable D13: GIS-mappen<br />

maatregelenpakket 1. Rotterdam<br />

Geerlings, H. and J. Lohuis (2007) <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-<strong>project</strong>. <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong> achterland,;<br />

duurzame mobiliteit als uitdaging . Deliverable D14 Samenvatting ‘eerste draai’, januari-juni<br />

2007. Rotterdam<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 163<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Kuipers, B., T. van Rooijen en D.M. Vonk Noordegraaf (2007) Deliverable D15 Uitwerking<br />

Maatregelenpakket 2: 3D ‘Duurzaam, dynamisch en gedurfd’-concept. Rotterdam/Delft<br />

Avelino, F., N. Bressers, H. Geerlings, J. Lohuis, I. Bouma, D.M. Vonk Noordegraaf & F.<br />

Soeterbroek (2007) Deliverable D16 Uitkomsten van de innovatie-impuls, , Rotterdam,<br />

Meijeren, J. van, D. Vonk Noordegraaf en T. van Rooijen (2008) Deliverable D17: Resultaten<br />

maatregelpakket 3D– Duurzaam, Dynamisch en geDurf’ zichtjaar voor het zichtjaar 2033.,<br />

Rotterdam/Delft<br />

Kul, H. (2009) Deliverable D18: Uitkomsten Innovatie-Impuls Binnenvaart. Rotterdam,<br />

Smaal, M. en H. Geerlings (2009) Deliverable D19: Uitkomsten Organisatie-Imupls<br />

Binnenvaart, Rotterdam,<br />

Vonk Noordegraaf, D.M., L. Tavasszy en J. van Meijeren (2009) Deliverable D20:<br />

Uitkomsten Prijsbeleid. Delft<br />

Kuipers, B. (2009) Deliverable D21: Uitkomsten Containerlogistiek. Delft/Rotterdam<br />

Huijbregts, R. en J. Meijdam (2009) Deliverable D22: Uitkomsten Transportbesparing,<br />

Schiedam<br />

Soeterbroek, F. (2009) Deliverable D23: Uitkomsten Bestuurlijke Innovatie, Rotterdam<br />

Noordewier, G. en A. Dusseldorp Deliverable D24:De mogelijkheden van de GES in<br />

regionaal beleid. GGD-Rotterdam5<br />

Geerlings, H., J. van Meijeren en F. Soeterbroek. M.m.v. R. Huybregts, B. Kuipers, H. Kul,<br />

M. Smaal, D. Vonk Noordegraaf (2009) Deliverable D25: Synthese: resultaten en<br />

aanbevelingen van 3 jaar studie. Rotterdam<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 164<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Bijlage VI. Gerealiseerde publicaties<br />

Wetenschappelijke publicaties<br />

Geerlings, Harry and Mariska van der Sluis – van Meijeren (2008) The dominance of the<br />

Lisbon agreement as a barrier for an environmentally oriented transport policy in Europe;<br />

the gap between theory and implementation in policy integration. In: European Transport -<br />

Trasporti Europei. Vol 39, no 3, Pp 14-32<br />

Wiegmans, Bart W., Geerlings, Harry., Pielage, Ben-Jaap A. and Visser, Johan (2008)<br />

Evaluation of Potential Successful Innovative Freight Transport Options. In: Planning<br />

Practice and Research, Vol. 23, no 3, Pp.423-439<br />

H. Geerlings & J.H.R. van Duin (2009) A new method for assessing CO2-emissions from<br />

container terminals: a promising approach applied in Rotterdam. In: European Transport<br />

Research Review, Forthcoming<br />

Geerlings, H., Jasper Lohuis and Bart Wiegmans (2009) A renaissance in understanding<br />

technology dynamics? The emerging concept of transition management. In: Transportation<br />

Planning & Technology Forthcoming<br />

Hoofstukken in boeken<br />

Jong, W.M. de, H. Geerlings and E. Molin. In search of the ideal institutional structure for<br />

decision-making on transport infrastructure; A conjunct analysis of expert opinions on hybrid<br />

forms of German, Danish and Dutch decision-making. In: Haezendonck, Elvira. (2007)<br />

Transport Project Evaluation; Extending the Social Cost–Benefit Approach. Edward Elger<br />

Publishing. Cheltenham. Pp.197-220.<br />

Geerlings, H. (2009) <strong>Van</strong> netwerker <strong>naar</strong> middelpunt; In: Laan, L. van der, en M.<br />

Versantvoort Netwerken en regionale analyse. Pp. 75-86. Eburon, Delft<br />

Soeterbroek, F. en H. Geerlings (2009) Het <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> en de bestuurlijke drukte<br />

in de regio. In: Marcel van Gils en Menno Huijs Mainport boek (forthcoming)<br />

Bijdragen in boek Transition towards Sustainable Mobility: the Role of Instruments,<br />

Individuals and Institutions (forthcoming)<br />

1. Transition Management: an opportunity to introduce new policy concepts for transport<br />

policy-making<br />

Harry Geerlings and Jasper Lohuis, Erasmus University Rotterdam,<br />

The Netherlands<br />

2. Short-term versus Long-term and Other Dichotomies: A Challenge for Transition<br />

Management<br />

Flor Avelino and Nanny Bressers, Erasmus University Rotterdam,<br />

The Netherlands<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 165<br />

Versie:<br />

3.0 Final


3. Appraising Mobility Transition Processes: The Challenge of Societal Differentiation<br />

Bonno Pel, Erasmus University Rotterdam, the Netherlands<br />

4. Putting Transition Theory into Practice in the Netherlands<br />

Teije Gorris, <strong>Transumo</strong>, the Netherlands<br />

Suzanne van den Bosch, Erasmus University Rotterdam, The Netherlands<br />

5. Dealing with the Tension between Long Term Sustainability Objectives and Short Term<br />

Interests in the Transport sector<br />

Jasper Lohuis and Harry Geerlings, Erasmus University Rotterdam,<br />

The Netherlands<br />

Bijdragen aan vaksymposia<br />

Savenije, W., L. Tavasszy and H Geerlings (2006) Hand in hand, kameraden; Samen op weg<br />

<strong>naar</strong> een duurzaam bereikbare haven. In: Samenwerken is topsport : 33ste Colloquium<br />

Vervoersplanologisch Speurwerk CVS : bundeling van bijdragen aan het colloquium<br />

gehouden te Amsterdam, 23 en 24 november 2006, deel 5, p. 1209-1224<br />

Geerlings, H., J. Lohuis, B. Wiegmans and A. Willemsen (2007) A renaissance in<br />

understanding technology dynamics? The emerging concept of transition management in<br />

Transportation. In: Proceedings Nectar conference Porto. May 2007<br />

Geerlings, Harry and Mariska van Meijeren (2007) The Integration of Transport and<br />

Environmental Policy in Europe; the gap between theory and implementation. In:<br />

Proceedings WCTR conference. Berkeley, July 2007<br />

Geerlings, H., J. Lohuis, B. Wiegmans and A. Willemsen (2007) A renaissance in<br />

understanding technology dynamics? The emerging concept of transition management in<br />

Transportation. In: Proceedings Nectar conference Porto. May 2007.<br />

Lohuis, J., (2007) Op de fiets langs de file? Een verkenning van de potentie van de fiets in het<br />

woon-werkverkeer op en langs de <strong>A15</strong> in het Rotterdamse havengebied. In: Proceedings CVS<br />

(Colloquium Vervoersplanologsich Speurwerk). Antwerp, November 2007.<br />

Rooijen, T. van en J.C van Meijeren (2007). ‘Maatregelenpakket voor een duurzame<br />

bereikbaarheid van de Rotterdamse haven’ In: Vervoerslogistieke bijdragen 2007, Gent:<br />

Universiteit Gent/Vakgroep Geografie, pp.158-172.<br />

Duin, J.H.R. van, and Geerlings, H (2008). Een nieuwe methode voor de meting van CO2-<br />

emissie door containerterminals. In F.J.A. Witlox & W. Ploos van Amstel (Eds.), Bijdragen<br />

Vervoerslogistieke werkdagen 2008, pp. 407-422. Gent: Vervoerslogistieke werkdagen.<br />

Geerlings, Harry and Jasper Lohuis (2008) The Emerging Concept of Transition Management<br />

in the Transport Sector; an opportunity to introduce new policy concepts for transport policy<br />

making. Paper presented at Nectar conference Rotterdam. May 2008<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 166<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Lohuis, Jasper and Harry Geerlings (2008) Dealing with the Tension between Long Term<br />

Sustainability Objectives and Short Term Interests in the (trans)Port sector; the role of<br />

innovation and organization in the implementation process. Paper presented at Nectar<br />

conference Rotterdam. May 2008<br />

Vonk Noordegraaf, D.M., Kuipers, B. en <strong>Van</strong> Rooijen, T. (2008). Containerlogistiek in de<br />

Rotterdamse haven: <strong>naar</strong> een binnen-de-box strategie. Bijdrage aan het Colloquium<br />

Vervoersplanologisch Speurwerk 2008, 20 en 21 november, Santpoort.<br />

Vakpublicaties<br />

Consortium <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> (2007), <strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong> <strong>project</strong> <strong>Van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> <strong>naar</strong><br />

Achterland Duurzaam vervoer als uitdaging. Rotterdam: Thieme MediaCenter Rotterdam,<br />

september 2007<br />

Rooijen, T. van (2007) ‘Maatregelenpakket voor een bereikbare Tweede <strong>Maasvlakte</strong>’ In:<br />

Cahier I&L Kennisbanken, Den Haag: SDU Uitgevers, 4de kwartaal 2007, pp.35-52.<br />

Vonk Noordegraaf, D.M. (2007) ‘De kilometerheffing; huidige stand van zaken’ In: Cahier<br />

I&L Kennisbanken, Den Haag: SDU Uitgevers, 3de kwartaal 2007, pp.45-57.<br />

Vonk Noordegraaf, D.M. (2007) ‘Duurzaam vervoer in de Rotterdamse haven’ In: I&L<br />

Kennisbanken, Den Haag: SDU Uitgevers.<br />

<strong>Transumo</strong>; proeftuin <strong>A15</strong> voor duurzame bereikbaarheid (2007) In: de Milieusensor Vakblad<br />

p.5.van de DCMR Rijnmond. Jrg 10. nr 1<br />

Minder files, minderuitstoot(2007), In: de Milieusensor vakblad p.5.van de DCMR Rijnmond.<br />

Jrg 10, nr 2.<br />

<strong>Transumo</strong> <strong>A15</strong>-Oplossingsrichtingen voor een dreigend verkeersinfarct. In: Rotterdams I-<br />

blad, vakblad van IB-GW. P.1<br />

Schelling, A., J. van Meijeren, J. Borst, R. Huybregts, I. van Campenhout, H. Geerlings<br />

(2008) Urban Strategy koppelt modellen; gevolgen van beleidsplannen in beeld. In:<br />

Verkeerskunde. Jaargang 59, nr 4, Pp 34-39<br />

Geerlings, H. (2008) Bereikbaarheid en mobiliteit in Rotterdam. In: Erasmus Alumnigids<br />

2008. Pp 8-31<br />

Geerlings, H. (2009) Raamwerk voor maatregelen; zoektocht <strong>naar</strong> een duurzame ontsluiting<br />

van de <strong>Maasvlakte</strong>. In: Civiele Techniek, Jaargang 64, nr 3, Pp 25-26<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 167<br />

Versie:<br />

3.0 Final


Afstudeerscripties<br />

Bonnemayer, L. (2005) The Road towards Sustainble Mobility: A study of the major<br />

governance challenges for a transition towards sustainable mobility on the <strong>A15</strong> and the<br />

potential for regional coalitions as a transition management tool. Masters Thesis. Eindhoven,<br />

june 2005.<br />

Vonk Noordegraaf, D.M. (2007) The behavioral responses of Dutch shippers and freight<br />

carriers to road pricing (master thesis), Delft: TNO/TUDelft<br />

Vonk Noordegraaf, D.M. en A. Mahendra (2007) The behavioral responses of Dutch shippers<br />

and freight carriers to road pricing. Road pricing and road freight transport in the<br />

Netherlands: interviews with shippers, freight carriers and industry organizations (appendix<br />

master thesis), Delft: TNO/TUDelft<br />

Mels van der Voet (2008) CO2-emissie door containeroverslagprocessen in de Rotterdamse<br />

haven.Een methode om CO2-emissie door overslagprocessen in de haven van Rotterdam in<br />

kaart te brengen en effecten van voorgestelde beleidsmaatregelen inzichtelijk te maken.<br />

Masters Thesis. Delft, june 2008<br />

Piet Jan Kok (Erasmus Universiteit Rotterdam) ´The five minute economy` Masters Thesis.<br />

Rotterdam (forthcoming 2009).<br />

Documentnummer: D25 Syntheserapport 168<br />

Versie:<br />

3.0 Final

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!