Tijdschrift voor vroedvrouwen - Enzu - Vlaamse Organisatie van ...
Tijdschrift voor vroedvrouwen - Enzu - Vlaamse Organisatie van ...
Tijdschrift voor vroedvrouwen - Enzu - Vlaamse Organisatie van ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ST. JACOBSMARKT 84,<br />
2000 ANTWERPEN,<br />
VERSCHIJNT 5 MAAL PER JAAR<br />
IN FEBRUARI, APRIL, JUNI,<br />
SEPTEMBER/OKTOBER, DECEMBER 2007<br />
UITGIFTEKANTOOR: ANTWERPEN X<br />
ISSN 1370-6624<br />
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:<br />
MARLENE REYNS,<br />
HULSTSTRAAT 27, 9170 DE KLINGE<br />
REDACTIEADRES:<br />
VIOLET VERVLOET<br />
ST. JACOBSMARKT 84,<br />
2000 ANTWERPEN<br />
T i j d s c h r i f t v o o r v r o e d v r o u w e n<br />
JAARGANG 13 NR 4 • SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
V L A A M S E O R G A N I S A T I E V A N V R O E D V R O U W E N V Z W<br />
4<br />
INHOUD<br />
Editoriaal . . . . . . . . . . . . 180<br />
Thuis bevallen in Vlaanderen,<br />
een kwestie <strong>van</strong><br />
reflexiviteit (deel1) . . . . . 182<br />
Lang borstvoeding geven<br />
in Vlaanderen - Profiel <strong>van</strong><br />
langvoedsters, invloed <strong>van</strong><br />
omgevingsfactoren en<br />
aanbevelingen <strong>voor</strong> een<br />
borstvoedingsvriendelijke<br />
omgeving . . . . . . . . . . . . 190<br />
Zelfkennistest<br />
borstvoeding. . . . . . . . . . 196<br />
Navelstrengbloeddonatie<br />
in Antwerpen . . . . . . . . . 200<br />
Abstracts en reviews . . . . 206<br />
Wegwijzers <strong>voor</strong> de derde<br />
fase: geïnformeerde<br />
keuzes maken . . . . . . . . . 218<br />
Met hart en ziel;<br />
interview met<br />
Benedicte Vansina. . . . . . 222<br />
Perinatale transfer in Belgïe:<br />
een retrospectieve<br />
studie . . . . . . . . . . . . . . . 225<br />
Borstvoeding bij<br />
prematuren . . . . . . . . . . . 230<br />
Op<strong>van</strong>g en reanimatie <strong>van</strong><br />
de pasgeborene . . . . . . . . 236<br />
Vroedvrouwen verleggen<br />
grenzen . . . . . . . . . . . . . 239<br />
Neske . . . . . . . . . . . . . . . 241
Betrouwbare diensten <strong>voor</strong> professionele zorg<br />
Meest complete assortiment <strong>voor</strong> de verloskunde<br />
• Apparatuur, disposables en instrumenten, speciaal afgestemd op uw<br />
vakgebied.<br />
• Snelle levering uit <strong>voor</strong>raad, binnen Belgie en Nederland.<br />
• De scherpste prijs <strong>voor</strong> de beste kwaliteit.<br />
Persoonlijk advies op maat<br />
• Onze specialisten aan de telefoon beantwoorden graag uw vragen.<br />
• Voor de advisering bij grotere aankopen zoals praktijkinrichtingen en<br />
autoclaven komt onze vertegenwoordiger graag bij u langs.<br />
• 25 jaar ervaring en kennis op het gebied <strong>van</strong> de verloskunde.<br />
Service en expertise<br />
• Eigen technische dienst.<br />
• Uw defecte apparatuur wordt vakkundig door ons gerepareerd.<br />
• Gratis leenapparatuur beschikbaar.<br />
• Onderhoud <strong>van</strong> uw apparatuur en instrumenten.<br />
Overzichtelijke website: www.vermeulen-medical.nl<br />
• Aanbiedingen, nieuws en koopjeshoek.<br />
• Webshop met 2500 artikelen <strong>voor</strong> uw praktijk.<br />
• Eenvoudig bestellen.<br />
Bent u geïnteresseerd in onze producten<br />
Vraagt u dan, geheel vrijblijvend, onze kleurencatalogus verloskunde aan.<br />
Of kijk op www.vermeulen-medical.nl.<br />
Vermeulen Medische Instrumenten<br />
Marconistraat 8 - 6716 AK Ede - Holland<br />
Telefoon: +31 318 643424 Fax: +31 318 643047<br />
info@vermeulen-medical.nl www.vermeulen-medical.nl
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
COLOFON<br />
VLAAMSE ORGANISATIE VAN VROEDVROUWEN<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
St. Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen<br />
Tel./fax 03/218 89 67. E-mail: info@vlov.be<br />
Voorzitter VLOV vzw: Mevr. Marlene Reyns<br />
Hoofd- en eindredacteur: Mevr. Violet Vervloet<br />
KERNREDACTIE<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
Mevr. De Mulder Gerda, vroedvrouw, Mechelen<br />
Mevr. Geerdens Lisette, vroedvrouw, Hasselt<br />
Mevr. Moons Paula, vroedvrouw, Hasselt<br />
Mevr. Raeymaekers Barbara, vroedvrouw, Leuven<br />
Mevr. Reyns Marlene, vroedvrouw, Sint Niklaas<br />
Mevr. Van Kelst Liesbeth, vroedvrouw, Leuven<br />
Mevr. Vervloet Violet, vroedvrouw, Turnhout<br />
Dhr. Waterschoot Tony, vroedvrouw, Jette<br />
ADVIESGROEP<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
Prof. Dr. Hanssens Myriam, UZ, KU Leuven<br />
Prof. Dr. Jacquemyn Yves, UIA, Antwerpen<br />
Prof. Dr. Temmerman Marleen, UZ, Gent<br />
Dr. Cools Filip, neonatoloog, Jette<br />
Mevr. De Koster Katelijne, vroedvrouw, Jette<br />
Mevr. Demeyer Christine, vroedvrouw, Gent<br />
Dhr. Vande Moortel Jan, jurist, Gent<br />
REDACTIEADRES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
St Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen<br />
032188967 • info@vlov.be<br />
COMMERCIËLE ADVERTENTIE<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
Mevr. Marlene Reyns<br />
Hulststraat 27, 9170 De Klinge, tel. 03/ 770 76 48<br />
ABONNEMENTENADMINISTRATIE<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
Adreswijzigingen en abonnementen<br />
VLOV vzw, St. Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen<br />
Tel./fax 03/218 89 67. E-mail: info@vlov.be<br />
Website: http://www.vlov.be/<br />
LAY-OUT EN DRUK<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
www.dewrikker.be<br />
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
Mevr. Marlene Reyns, Hulststraat 27, 9170 De Klinge<br />
Uit deze uitgave mag gecopieerd worden <strong>voor</strong> zover auteur, titel<br />
<strong>van</strong> het artikel, jaargang en nummer vermeld worden!<br />
Het <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen wordt uitgegeven door de <strong>Vlaamse</strong><br />
<strong>Organisatie</strong> <strong>van</strong> Vroedvrouwen vzw, opgericht op 9 september 1994. De<br />
VLOV vzw stelt zich tot doel de <strong>Vlaamse</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> te verenigen, en<br />
dit met respect <strong>voor</strong> alle politieke en filosofische strekkingen. Zij wil <strong>voor</strong>al<br />
de rol en de positie <strong>van</strong> de vroedvrouw in de gezondheidszorg bevorderen<br />
en alle activiteiten ontwikkelen die daarmee verband houden. Een <strong>van</strong><br />
die activiteiten is het uitgeven <strong>van</strong> het <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen.<br />
Dit <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen is in de eerste plaats een vaktijdschrift<br />
op gebied <strong>van</strong> verloskunde/ vroedkunde en verwante wetenschappen. De<br />
bedoeling hier<strong>van</strong> is de <strong>vroedvrouwen</strong> op de hoogte te houden <strong>van</strong> feiten<br />
en ontwikkelingen. Bovendien is dit <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen één <strong>van</strong><br />
de middelen om <strong>van</strong>uit het bestuur <strong>van</strong> de organisatie contact met de<br />
leden te onderhouden. Het <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen verschijnt in de<br />
maanden februari, april, juni, september/oktober en december. Verschijnt<br />
niet in juli en augustus.<br />
INZENDEN KOPIJ<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
De redactie ont<strong>van</strong>gt graag kopij <strong>van</strong> haar lezers. Ze gaat er<strong>van</strong> uit dat<br />
de kopij elders niet is aangeboden <strong>voor</strong> publicatie, tenzij dit uitdrukkelijk<br />
wordt vermeld.<br />
Kopij dient ingezonden te worden vóór de eerste <strong>van</strong> de maand, <strong>voor</strong>afgaand<br />
aan de maand <strong>van</strong> verschijnen. Het manuscript, indien mogelijk, via e-<br />
mail naar violetvervloet@yahoo.com of indienen op CD-ROM met een<br />
uitprint bij het secretariaat <strong>van</strong> de VLOV of bij de hoofdredacteur. Getypte<br />
tekst is ook welkom. De redactie beoordeelt of het artikel in aanmerking<br />
komt <strong>voor</strong> publicatie en of het dient gewijzigd. In dat geval wordt nader<br />
overleg gepleegd. De redactie behoudt zich ook het recht <strong>voor</strong> de tekst<br />
aan te passen. De redactie is niet verantwoordelijk <strong>voor</strong> de inhoud <strong>van</strong><br />
lezersbrieven. De redactie publiceert geen anonieme reacties. De richtlijnen<br />
<strong>voor</strong> de auteur zijn terug te vinden op www.vlov.be (tijdschrift).<br />
Overname <strong>van</strong> (delen <strong>van</strong>) artikelen is uitsluitend toegestaan na verkregen<br />
schriftelijke toestemming <strong>van</strong> de redactie en de auteur.<br />
LID WORDEN VAN DE<br />
VLAAMSE ORGANISATIE VAN VROEDVROUWEN VZW<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
Alle <strong>vroedvrouwen</strong> en <strong>vroedvrouwen</strong> in opleiding kunnen lid<br />
worden <strong>van</strong> de VLOV vzw. Personen die geen vroedvrouw zijn doch<br />
de vereniging willen steunen kunnen steunend lid worden.<br />
Jaarlijkse bijdrage:<br />
Lid<br />
Student vroedvrouw<br />
Gepensioneerd lid<br />
2e lid in één gezin<br />
steunend lid<br />
69.00 euro<br />
41.00 euro<br />
41.00 euro<br />
41.00 euro<br />
minstens 69.00 euro<br />
U kan lid worden door storting of overschrijving <strong>van</strong> het betreffende<br />
bedrag op rekeningnummer 421-1151131-18 op naam <strong>van</strong> VLOV<br />
vzw, St – Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen met vermelding <strong>van</strong> uw<br />
naam en ‘lidmaatschap 2007’.<br />
179<br />
ADVERTENTIELIJST<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
Vermeulen P.178 Medela P.243<br />
Tyco P.235 Bomedys P.244<br />
Anita P.243 Salus Benelux P.244<br />
Als lid ont<strong>van</strong>g je 5 maal per jaar het <strong>Tijdschrift</strong> en blijf je via<br />
de Nieuwsbrief op de hoogte <strong>van</strong> studiedagen en vernieuwingen<br />
binnen de uitoefening <strong>van</strong> het beroep, krijg je vermindering op de<br />
deelnameprijs <strong>van</strong> studiedagen, kan je actief deelnemen aan één <strong>van</strong><br />
onze werkgroepen, kan je advies krijgen rond de ontwikkelingen in<br />
de <strong>vroedvrouwen</strong>opleiding, over loopbaanplanning (bv. werken als<br />
zelfstandige) alsook juridisch en fiscaal advies en kan je je aansluiten<br />
bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
E D I T O R I A A L<br />
180<br />
ONS DAGELIJKSE LEVEN…<br />
VROEDVROUW - ZIJN EN…<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
M A R L E N E REYNS, VROEDVROUW<br />
Vorig weekend vroeg een collega om een nachtje <strong>voor</strong><br />
haar te doen. In ons <strong>vroedvrouwen</strong>team wordt regelmatig<br />
“gewisseld”. Dit komt ons gezinsleven ten goede en koestert<br />
sociale behoeften. Zo één nachtje is echter niet ideaal <strong>voor</strong><br />
de continuïteit op “onze materniteit”, die verloskamer,<br />
kraamafdeling en de neonatologie N* overkoepelt. We tellen<br />
zowat 1200 bevallingen per jaar.<br />
Het was een goede beslissing om mij <strong>voor</strong> die ene nacht<br />
de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de verloskamer te geven. Een<br />
borstvoedingsbegeleiding loopt immers over meer dan één<br />
nacht en de prematuurtjes kiezen liever <strong>voor</strong> een gekend<br />
gezicht.<br />
Wat een nacht!!! De arbeidende vrouwen bleven komen<br />
… zelfs een tweeling gaf aan graag die nacht geboren te<br />
willen worden. Eén <strong>van</strong> de vrouwen was alleen gekomen.<br />
Haar partner wilde gebeld worden op “ 8 cm” . Het werd een<br />
nacht <strong>van</strong> laveren tussen zuchtende koppels, een nacht <strong>van</strong><br />
organiseren om ieder zijn portie “<strong>vroedvrouwen</strong>nabijheid” te<br />
verzekeren en om op het gepaste moment epidurales te laten<br />
aanrukken. Het werd ook een nacht <strong>van</strong> bufferen tussen de<br />
moeders en de anesthesist die graag zijn werk geclusterd<br />
ziet. Denken <strong>van</strong>uit een optimale moeder - kindzorg en niet<br />
<strong>van</strong>uit een optimale anesthesistennacht - geef toe - is niet<br />
zo <strong>van</strong>zelfsprekend. Uiteindelijk kon elke vrouw in een nette<br />
verloskamer bevallen en was haar dokter op tijd. Wat zijn<br />
<strong>vroedvrouwen</strong> toch kraks in “just in time” management!<br />
De ene bevalling verliep al wat vlotter dan de andere maar<br />
alle baby’s landden spontaan op onze aardbol. De kersverse<br />
papa die ik mocht bellen op 8 cm is welgeteld 10 minuten<br />
aanwezig. Zijn reactie “ik kan daar allemaal niet zo goed<br />
tegen en zeker niet nadat ik naar de voetbal geweest ben”<br />
was zielig en liet zijn vrouw eenzaam achter. Zij was het<br />
eigenlijk die hem terug stuurde. “Als hij het niet ziet zitten,<br />
dan doe ik het wel alleen”. Relaties kunnen verschillen… Ik<br />
hoop dat ze een warm nest bouwen <strong>voor</strong> dit kind en dat ze<br />
het in een veilige en liefdevolle omgeving laten opgroeien.<br />
De nacht vloog <strong>voor</strong>bij. Ik was verrast toen mijn collega <strong>voor</strong><br />
de aflos zorgde. Ik heb nog een kopje koffie gedronken en<br />
enkele minuten nagemijmerd. Het was eigenlijk wel een leuke<br />
nacht. Iedere geboorte geeft zo een wonderbaarlijk gevoel.<br />
Het neemt je mee op golven <strong>van</strong> energie. Mijn geslaagde<br />
werkorganisatie en het vlot verloop <strong>van</strong> de bevallingen gaven<br />
me een voldaan gevoel. Mijn gedachten gingen ook naar<br />
collega’s <strong>voor</strong> wie de verantwoordelijkheid op de verloskamer<br />
soms zwaar doorweegt. Medico - legaliteit is goed<br />
ingeburgerd, verloskundige spitstechnologie <strong>van</strong> STAN tot<br />
reanimatie moet routine zijn, fysiologische baringsprocessen<br />
en zware pathologie eisen grote professionaliteit.<br />
Ik bleef die nacht toch op mijn honger zitten. Ik heb de<br />
koppels maar kort gekend. De tijd ontbrak om hun<br />
verwachtingen, hun angsten en hun dromen te ontdekken.<br />
De kans dat ik hen verder kan begeleiden is klein. We moeten<br />
meer opkomen <strong>voor</strong> het one - to - one midwifery systeem:<br />
één koppel begeleid door één vroedvrouw. Hopelijk hebben<br />
we bij het verschijnen <strong>van</strong> dit tijdschrift een minister <strong>van</strong><br />
Volksgezondheid. Hij of zij zal niet lang geïnstalleerd zijn als<br />
we aan de deur zullen staan met ons vragenpakket.<br />
De <strong>vroedvrouwen</strong> doen het beter dan onze politiekers.<br />
Samen met de Waalse collega’s hebben we vlot beslist een<br />
koepel - vzw te vormen onder de vlag: BELGIAN MIDWIVES<br />
ASSOCIATION (BMA). We kozen een Engelstalige naam <strong>voor</strong><br />
een betere uitstraling naar Europa en de rest <strong>van</strong> de wereld.<br />
We streven ernaar om <strong>van</strong> de BMA een gespreksplatform<br />
te maken <strong>voor</strong> zowel de Belgische als de buitenlandse<br />
<strong>vroedvrouwen</strong>. We willen de BMA laten uitgroeien tot<br />
een stevige overkoepeling <strong>van</strong> alle beroepsorganisaties die<br />
zich inzetten <strong>voor</strong> de belangen <strong>van</strong> de <strong>vroedvrouwen</strong> in<br />
samenspraak met de andere betrokken beroepsgroepen<br />
zoals gynaecologen, kinderartsen, anesthesisten, kinesisten,<br />
verpleegkundigen e.a. en dit in functie <strong>van</strong> een steeds betere<br />
moeder - kindzorg.<br />
Niettegenstaande de moeizame regeringsvorming zijn de<br />
werkgroepen <strong>van</strong> de Federale Raad <strong>voor</strong> Vroedvrouwen hard<br />
aan het werk. Zij komen frequent samen om de KB’s 78 en 91<br />
te concretiseren met uitvoeringsbesluiten en aanbevelingen.<br />
Elke ontwikkeling kan gevolgd worden op onze website<br />
www.vlov.be.<br />
De Vlov kijkt uit naar de jaarlijkse TREFDAG, een unieke<br />
gelegenheid om ervaringen, mogelijkheden en beperkingen<br />
met elkaar te delen, een uitgelezen plek om professionele<br />
bagage en informatie te verzamelen. Een “bagage” die <strong>van</strong>af<br />
heden verplicht is: 75 uren bijscholing over 5 jaar. Surf naar<br />
de Vlov - website <strong>voor</strong> meer informatie.<br />
Met zijn allen zijn we in staat om ons beroep een niveau hoger<br />
te tillen. Sterke <strong>vroedvrouwen</strong> maken sterke vrouwen! Sterke<br />
vrouwen zijn hoekstenen <strong>van</strong> onze maatschappij. Samen met<br />
de vrouwen streven we naar een betere gezondheid <strong>van</strong> onze<br />
samenleving.
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
TER INFO<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
181<br />
We willen u laten weten dat er een KB verschenen is op<br />
20 juli 2007 die ons aanbelangt. Dit KB is onlosmakelijk<br />
verbonden met het goed gekende KB 91. U kan het volledige<br />
KB vinden op onze website www.vlov.be (Actueel)<br />
Het inhoudelijke <strong>van</strong> de KB’s is reeds een aantal jaar geleden<br />
<strong>voor</strong>bereid via de Federale Raad <strong>voor</strong> Vroedvrouwen, waar<br />
wij ook in afgevaardigd zijn.<br />
We begrijpen de bezorgdheden en daarom willen we<br />
hier duidelijkheid geven. We hebben u reeds ingelicht op<br />
01/03/2006 via ons standpuntbepaling via de website<br />
http://www.vlov.be/actueel/010306.php.<br />
Ik kopieer hier nog even de rele<strong>van</strong>te delen uit deze<br />
standpuntbepaling wat betreft het nieuwe KB.<br />
De mogelijkheid een peridurale analgesie <strong>voor</strong> te bereiden<br />
en toe te dienen (onder medisch <strong>voor</strong>schrift)<br />
Ook deze wijziging in bevoegdheid brengt vragen met zich<br />
mee. Waarom deze bevoegdheid terug invoeren nadat wij<br />
er zo lang <strong>voor</strong> geijverd hebben om geen top-up dosis te<br />
moeten geven. Wanneer je het artikel(ontwerp KB) goed leest<br />
merk je dat dit beschermend werkt naar de <strong>vroedvrouwen</strong>.<br />
Het is een realiteit dat in de éénentwintigste eeuw een<br />
groot aantal vrouwen bevalt met epidurale verdoving. Onze<br />
<strong>vroedvrouwen</strong> die in een ziekenhuis werken, worden hier<br />
dagelijks mee geconfronteerd. Met de aanpassing <strong>van</strong> het<br />
KB wil men een antwoord geven op een reële problematiek<br />
en bescherming bieden door de verantwoordelijkheden en<br />
grenzen omtrent dit onderwerp duidelijk af te bakenen. Wat<br />
doen wij de dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag in vele ziekenhuizen wanneer<br />
er een probleem is met de epidurale We contacteren een<br />
referentieverpleegkundige die het probleem komt oplossen.<br />
Wie zorgt <strong>voor</strong> de moeders die onder epidurale hun arbeid/<br />
bevalling doormaken Echter de vroedvrouw. Moeten we<br />
ons niet meer bekwamen in hetgeen als medicatie wordt<br />
gegeven, om de reacties te leren kennen en op te <strong>van</strong>gen<br />
zonder onze bevoegdheden te buiten te gaan. Het ontwerp<br />
KB biedt tevens bescherming aan de vroedvrouw omdat er<br />
omschreven wordt dat de geneesheer- anesthesist in huis<br />
moet zijn. Ik begrijp zeer goed de vragen maar ik nodig<br />
jullie uit om eerst het ontwerp goed te lezen, te denken aan<br />
de dagdagelijkse praktijk en dan kunnen we verdere vragen<br />
hieromtrent beantwoorden.<br />
De verplichting <strong>van</strong> een permanente vorming om geregistreerd<br />
te blijven<br />
We kunnen het ons als vroedvrouw niet permitteren om stil<br />
te blijven staan na de basisopleiding. Life Long Learning<br />
(LLL) geldt ook <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong>. De verloskunde<br />
evolueert zeer snel en de nood aan permanente vorming is<br />
<strong>van</strong>zelfsprekend. Het <strong>voor</strong>stel <strong>van</strong> een verplichte bijscholing<br />
<strong>van</strong> 75 uur over een periode <strong>van</strong> vijf jaar tijd lijkt <strong>voor</strong> de<br />
VLOV een minimum. We willen mee waken over de manier<br />
waarop de bijscholingen gescreend worden en we willen<br />
meedenken over de vorm <strong>van</strong> controle.<br />
We begrijpen zeer goed dat elke werksetting zijn eigen entiteit<br />
heeft wat betreft manier <strong>van</strong> werken en communiceren<br />
met de verschillende partners binnen het ziekenhuis, dit<br />
nieuw KB kan in bepaalde omstandigheden vragen en<br />
bezorgdheden oproepen. We zijn dan ook bereid om samen<br />
met u te zoeken naar de correcte antwoorden op uw vragen.<br />
Als vroedvrouw moeten we mee evolueren in technologie<br />
zonder onze eigenheid te verliezen.<br />
We willen uw bezorgdheden graag horen en nodigen u uit<br />
tot reactie. Dit geeft ons de kans om samen met u te zoeken<br />
naar de knelpunten en deze samen met u te analyseren en<br />
opties tot een optimalere zorg te formuleren.<br />
De KB wijzigingen werden besproken op de Algemene<br />
Vergadering <strong>van</strong> 22 september 2007. Indien u toch nog<br />
vragen hebt, geef deze even door via info@vlov.be.<br />
Beheerraad VLOV<br />
Experience is not what<br />
happens to you; it’s what you<br />
do with what happens to you.<br />
Ervaring is niet iets wat je<br />
overkomt; het is wat je doet<br />
met wat je overkomt.<br />
Aldous Huxley
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
S O C I O L O G I E<br />
THUIS BEVALLEN IN VLAANDEREN<br />
EEN KWESTIE VAN REFLEXIVITEIT<br />
182<br />
DEEL 1<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
C H R I S T I E N GILLEIR, SOCIOLOGE<br />
G E P U B L I C E E R D IN TIJDSCHRIFT VOOR SOCIOLOGIE, 2007, JAARGANG 28, NR 1<br />
“Beste, (...) Ik heb bewust gekozen <strong>voor</strong> thuisbevallingen, en gelukkig kon dit medisch gezien ook. Maar (...) het [is] hier<br />
niet altijd <strong>van</strong>zelfsprekend (...) een vrije keuze te maken wat betreft bevallen. Uiteindelijk word je als vrouw in België<br />
toch in een ‘richting’ geduwd. Zelf heb ik het geluk met een grote dosis zelfvertrouwen op deze mooie aardbol rond te<br />
lopen en kan ik bewust tegen de stroom ingaan indien nodig (...).<br />
Respondente n°453<br />
1. INLEIDING<br />
In de loop <strong>van</strong> de recente geschiedenis hebben er zich in<br />
Vlaanderen op het vlak <strong>van</strong> bevallingspraktijken fundamentele<br />
veranderingen <strong>voor</strong>gedaan. In het begin <strong>van</strong> de twintigste<br />
eeuw bevielen de meeste moeders <strong>van</strong>zelfsprekend thuis<br />
onder de begeleiding <strong>van</strong> een vroedvrouw. Gaandeweg<br />
verschoof de geboorte echter <strong>van</strong> thuis naar het moeder -<br />
of ziekenhuis, en werd de baring meer en meer geleid door<br />
gespecialiseerd medisch personeel. De gewoonte om te<br />
gaan bevallen in een gemedicaliseerde omgeving komt in<br />
een stroomversnelling na de Tweede Wereldoorlog (Corps,<br />
2002, p. 118). Tegenwoordig is de ziekenhuisbevalling op<br />
haar beurt een <strong>van</strong>zelfsprekendheid geworden. Ze heeft de<br />
status <strong>van</strong> algemeen geldende norm verworven (Kleiverda<br />
e.a., 1990, p. 2 ; Davis-Floyd, 1994, geciteerd in Wiegers e.a.,<br />
1998, p. 1510).<br />
Maar het hedendaagse Vlaanderen telt ook vrouwen<br />
(en mannen) die rond hun zwangerschap en bevalling<br />
gedragingen stellen waarmee ze ingaan tegen de gangbare<br />
praktijken. De manieren waarop en de mate waarin variëren.<br />
Ze treden bij<strong>voor</strong>beeld in debat met hun gynaecoloog<br />
over het routinematige karakter <strong>van</strong> sommige medische<br />
interventies of laten hun zwangerschap en bevalling bewust<br />
begeleiden door een gewone huisarts. In een stijgend aantal<br />
gevallen kiezen ze <strong>voor</strong> een thuisbevalling (zie verder). Een<br />
thuisbevalling is een bevalling die zich gepland voltrekt in<br />
de woning <strong>van</strong> de barende vrouw onder begeleiding <strong>van</strong> een<br />
erkende zelfstandige vroedkundige en/of een huisarts (eigen<br />
definitie, geldig <strong>voor</strong> Vlaanderen). Dit soort bevallingen<br />
wordt toegestaan aan vrouwen met een zogeheten ‘laag<br />
risico zwangerschap’. De risicobeoordeling gebeurt aan de<br />
hand <strong>van</strong> de “Verloskundige Indicatielijst” i . Onderzoek heeft<br />
aangetoond dat onder die <strong>voor</strong>waarden een thuisbevalling<br />
even ‘veilig’ is als een ziekenhuisbevalling. Meer zelfs, ze<br />
zou op vlak <strong>van</strong> preventie ook <strong>voor</strong>delen bieden, onder meer<br />
omwille <strong>van</strong> een verlaagde kans op iatrogenese ii en een<br />
verhoogde kans op borstvoeding (zie bijv. Cunningham, 1993,<br />
p. 475 ; Olsen, 1998, p. 18 ; Wiegers & Berghs, 1994).<br />
Het relatieve aantal thuisbevallingen in Vlaanderen groeit:<br />
<strong>van</strong> 0,89% in 1993 naar 1,01% in 2000 en 1,20% in 2004<br />
(tabel 1) iii . Toch blijven ze er, net zoals in de rest <strong>van</strong> de<br />
moderne samenlevingen - Nederland uitgezonderd iv -<br />
erg ongewoon en behoren ze er duidelijk niet tot de<br />
geïnstitutionaliseerde sociale praktijken. Net zoals in de<br />
overige westerse landen zijn zwangerschap en bevalling in<br />
Vlaanderen immers gemedicaliseerde processen en genieten<br />
de bevallingen in een ziekenhuis of in een kraamkliniek de<br />
status <strong>van</strong> norm. <strong>Vlaamse</strong> vrouwen die een thuisbevalling<br />
wensen, stellen dus bewust of onbewust deze norm in<br />
vraag. Het onderzoek dat aan de basis ligt <strong>van</strong> dit artikel is<br />
opgezet met de bedoeling bij te dragen tot het sociologisch<br />
begrijpen en verklaren <strong>van</strong> dit fenomeen. Dit gebeurt door<br />
inzicht te brengen in wie de <strong>Vlaamse</strong> vrouwen zijn die rond<br />
hun bevalling non - conform gedrag produceren en door<br />
na te gaan in welke zin ze verschillen <strong>van</strong> andere zwangere<br />
<strong>Vlaamse</strong> vrouwen. Er wordt toegespitst op thuisbevallingen<br />
omdat deze conceptueel kunnen worden opgevat als de<br />
ultieme in vraagstelling <strong>van</strong> de norm (Cunningham, 1993, p.<br />
475 ; Wiegers e.a., 1998, p. 1510 ; Abel & Kearns, 1991, p.<br />
827 & 828). Een thuisbevalling vindt immers plaats buiten<br />
de muren <strong>van</strong> een medische instelling en wordt in hoofdzaak<br />
begeleid door paramedisch personeel.
dat aan de basis ligt <strong>van</strong> dit artikel is opgezet met de bedoeling bij te dragen tot het sociologisch<br />
begrijpen en verklaren <strong>van</strong> dit fenomeen. Dit gebeurt door inzicht te brengen in wie de <strong>Vlaamse</strong><br />
vrouwen zijn die rond hun bevalling non - conform gedrag produceren en door na te gaan in<br />
welke zin ze verschillen <strong>van</strong> andere zwangere <strong>Vlaamse</strong> vrouwen. Er wordt toegespitst op<br />
thuisbevallingen omdat deze conceptueel kunnen worden opgevat als de ultieme in vraagstelling<br />
<strong>van</strong> de norm (Cunningham, 1993, p. 475 ; Wiegers e.a., 1998, p. 1510 ; Abel & Kearns, 1991, p.<br />
827 & 828). Een thuisbevalling vindt immers plaats buiten de muren <strong>van</strong> een medische instelling<br />
Tabel en wordt 1: in Evolutie hoofdzaak begeleid bevallingen door paramedisch naar plaats personeel. <strong>van</strong> bevalling,<br />
Vlaanderen<br />
Tabel 1 : Evolutie bevallingen naar plaats <strong>van</strong> bevalling, Vlaanderen<br />
Bevallingen<br />
Thuisbevallingen Kraamklinieken Totaal %Thuis<br />
1993 586 65535 66121 0,89%<br />
1994 598 62516 63114 0,95%<br />
1995 628 62043 62671 1,00%<br />
1996 554 62026 62580 0,89%<br />
1997 545 62177 62722 0,87%<br />
1998 587 60630 61217 0,96%<br />
1999 612 59824 60436 1,01%<br />
2000 628 60524 61152 1,03%<br />
2001 678 59272 59950 1,13%<br />
2002 680 58405 59085 1,15%<br />
2003 704 58791 59495 1,18%<br />
2004 743 61279 62022 1,20%<br />
Bron : Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie + eigen bewerking.<br />
De redenen waarmee vrouwen hun keuze <strong>voor</strong> een<br />
thuisbevalling motiveren blijken zeer divers en talrijk.<br />
Vrouwen kiezen bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> een thuisbevalling omdat<br />
ze wensen te beschikken over meer autonomie en controle,<br />
over meer intimiteit en gezelligheid, omdat ze een natuurlijke<br />
bevalling willen zonder medische ingrepen of uit schrik<br />
<strong>voor</strong> iatrogenese. Deze waarom - vraag vormt samen met<br />
de vraag naar de specifieke beleving <strong>van</strong> een thuisbevalling<br />
veroordelingen uit hun omgeving (zie bijv. O’Connor, 2000, p. 551).<br />
reeds het <strong>voor</strong>werp <strong>van</strong> talrijk ander onderzoek ter zake (zie<br />
bijv. Klee, 1986 ; Abel & Kearns, 1991 ; Cunningham, 1993<br />
; O’Connor, 2000 ; Viisainen, 2001 ; De Reu, 2000). Deze<br />
studie gaat op zoek naar gemeenschappelijke kenmerken<br />
<strong>van</strong> vrouwen die bepaalde redenen, ongeacht de welke<br />
precies, belangrijk genoeg vinden om ze te vertalen naar<br />
hun bevallingspraktijken, ook al houdt dat in dat ze daarmee<br />
ingaan tegen de heersende norm en hun zwangerschap<br />
veranderingsprocessen op individueel vlak<br />
mogelijk een conflictueuze periode v .<br />
wordt waarin ze<br />
geconfronteerd worden met <strong>voor</strong>oordelen en veroordelingen<br />
uit hun omgeving (zie bijv. O’Connor, 2000, p. 551).<br />
De redenen waarmee vrouwen hun keuze <strong>voor</strong> een thuisbevalling motiveren blijken zeer divers<br />
en talrijk. Vrouwen kiezen bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> een thuisbevalling omdat ze wensen te beschikken<br />
over meer autonomie en controle, over meer intimiteit en gezelligheid, omdat ze een natuurlijke<br />
bevalling willen zonder medische ingrepen of uit schrik <strong>voor</strong> iatrogenese. Deze waarom - vraag<br />
vormt samen met de vraag naar de specifieke beleving <strong>van</strong> een thuisbevalling reeds het<br />
<strong>voor</strong>werp <strong>van</strong> talrijk ander onderzoek ter zake (zie bijv. Klee, 1986 ; Abel & Kearns, 1991 ;<br />
Cunningham, 1993 ; O’Connor, 2000; Viisainen, 2001 ; De Reu, 2000). Deze studie gaat op zoek<br />
naar gemeenschappelijke kenmerken <strong>van</strong> vrouwen die bepaalde redenen, ongeacht dewelke<br />
precies, belangrijk genoeg vinden om ze te vertalen naar hun bevallingspraktijken, ook al houdt<br />
dat in dat ze daarmee ingaan tegen de heersende norm en hun zwangerschap mogelijk een<br />
conflictueuze periode wordt waarin ze geconfronteerd worden met <strong>voor</strong>oordelen en<br />
In een theoretisch luik wordt het uitgangspunt <strong>van</strong> non - conformisme gesitueerd in de context<br />
<strong>van</strong> het (de)medicaliseringsproces <strong>van</strong> zwangerschap en bevalling en in de theorie over<br />
reflexieve modernisering en individualisering <strong>van</strong> de hedendaagse socioloog Ulrich Beck (1992).<br />
Deze theorie biedt mogelijkheden om de brede maatschappelijke transformaties die de westerse<br />
maatschappijen tegenwoordig doormaken te duiden, met inbegrip <strong>van</strong> de veranderende relatie<br />
tussen de moderne geneeskunde en de lekenpopulatie. Onze belangrijkste hypothese luidt dat<br />
vrouwen die thuis bevallen, behoren tot het prototype <strong>van</strong> het laat - moderne reflexieve en<br />
geïndividualiseerde individu. Het onderzoek, dat aansluit bij de ruimere vraag naar de aard <strong>van</strong><br />
de relatie tussen individu en gemeenschap in laat - moderne tijden, wordt opgevat als een<br />
illustratie <strong>van</strong> Becks theorie, meer bepaald wat betreft de gevolgen <strong>van</strong> maatschappelijke<br />
In een empirisch luik wordt daarom onderzocht in welke mate <strong>Vlaamse</strong> vrouwen die thuis<br />
bevallen, gemiddeld genomen en meer dan andere vrouwen met jonge kinderen, participeren in<br />
In een theoretisch luik wordt het uitgangspunt <strong>van</strong> non -<br />
conformisme gesitueerd in de context <strong>van</strong> het (de)medicaliseringsproces<br />
<strong>van</strong> zwangerschap en bevalling en in de theorie<br />
over reflexieve modernisering en individualisering <strong>van</strong> de<br />
hedendaagse socioloog Ulrich Beck (1992). Deze theorie biedt<br />
mogelijkheden om de brede maatschappelijke transformaties<br />
die de westerse maatschappijen tegenwoordig doormaken<br />
te duiden, met inbegrip <strong>van</strong> de veranderende relatie tussen<br />
de moderne geneeskunde en de lekenpopulatie. Onze<br />
belangrijkste hypothese luidt dat vrouwen die thuis bevallen,<br />
behoren tot het prototype <strong>van</strong> het laat - moderne reflexieve<br />
en geïndividualiseerde individu. Het onderzoek, dat aansluit<br />
bij de ruimere vraag naar de aard <strong>van</strong> de relatie tussen individu<br />
en gemeenschap in laat - moderne tijden, wordt opgevat als<br />
een illustratie <strong>van</strong> Becks theorie, meer bepaald wat betreft<br />
de gevolgen <strong>van</strong> maatschappelijke veranderingsprocessen op<br />
individueel vlak v .<br />
In een empirisch luik wordt daarom onderzocht in welke mate<br />
<strong>Vlaamse</strong> vrouwen die thuis bevallen, gemiddeld genomen en<br />
meer dan andere vrouwen met jonge kinderen, participeren<br />
in het zogeheten individualiseringsproces. Meer specifiek<br />
wordt de vraag gesteld of ze reflexiever omgaan met de<br />
maatschappelijke realiteit. Onder reflexiviteit verstaan we een<br />
bewust en frequent in vraagstellen en een loskomen <strong>van</strong> de<br />
door sociale controle - instituties <strong>voor</strong>gegeven zingevings - en<br />
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
handelingspatronen (vgl. Waege, 1994, p. 328). Reflexiviteit<br />
creëert mee de mogelijkheids<strong>voor</strong>waarden om in te gaan<br />
tegen de autoriteit <strong>van</strong> geïnstitutionaliseerde systemen. Het<br />
houdt dus non - conform denken en doen in.<br />
Het toetsen <strong>van</strong> de onderzoeksvraag gebeurt aan de hand<br />
<strong>van</strong> de systematische vergelijking <strong>van</strong> twee groepen vrouwen:<br />
enerzijds een representatieve steekproef <strong>van</strong> de populatie<br />
vrouwen die recent thuis zijn bevallen (n = 292) en anderzijds<br />
een representatieve steekproef <strong>van</strong> de populatie vrouwen<br />
die in dezelfde periode in het ziekenhuis zijn bevallen (n =<br />
400). Met behulp <strong>van</strong> een postenquête wordt ten eerste de<br />
reflexiviteit <strong>van</strong> hun cultuur bevraagd. Dit gebeurt aan de hand<br />
<strong>van</strong> het ‘spiegel - concept’ conformisme. Ten tweede worden<br />
ook de gebruikelijke sociaal - economische en demografische<br />
attributen <strong>van</strong> de respondentes in kaart gebracht. Het<br />
betreft leeftijd, opleiding, inkomen, beroepssituatie en<br />
gezinsvorm. Ten derde worden de kenmerken <strong>van</strong> een aantal<br />
perinatale gedragingen geregistreerd. Verwacht wordt dat de<br />
eventueel geregistreerde verschillen op deze variabelen de<br />
handelingscomponent <strong>van</strong> het concept reflexiviteit verder<br />
kunnen illustreren. Met dit onderzoeksopzet worden tevens<br />
een aantal bevindingen uit andere in hoofdzaak buitenlandse<br />
en kwalitatieve studies aan de hand <strong>van</strong> kwantitatieve data<br />
getoetst. In zijn geheel zorgt deze aanpak <strong>voor</strong> een primeur<br />
wat betreft onderzoek naar thuisbevallingen in Vlaanderen.<br />
2. THEORETISCH KADER<br />
2.1 DE THUISBEVALLING ALS REACTIE OP<br />
MEDICALISERING<br />
Het formuleren <strong>van</strong> een antwoord op de onderzoeksvraag<br />
<strong>van</strong>gt aan met de vaststelling dat zwangerschap en bevalling<br />
in moderne samenlevingen gemedicaliseerd zijn (Klinkert,<br />
1982). Medicalisering verwijst naar het proces waarbij steeds<br />
meer verschijnselen <strong>van</strong> het menselijk bestaan onder de<br />
oordeelsbevoegdheid <strong>van</strong> leden <strong>van</strong> de medische professie<br />
worden gebracht (Williams & Calnan, 1996, p. 1609 ;<br />
Fahrenhort & Klinkert, 1978, p. 415). Medicalisering refereert<br />
ook aan het feit dat de biomedische kijk het in de westerse<br />
maatschappij geschopt heeft tot dominant cultureel model<br />
inzake gezondheid (Davis-Floyd, 1992 ; Lupton, 1995 ; beide<br />
geciteerd in Viisainen, 2001, p. 1109). Sinds de jaren zestig<br />
geldt dit model ook op gebied <strong>van</strong> zwangerschap en geboorte<br />
als dé autoriteit. Het legt de nadruk op preventie en opsporing<br />
<strong>van</strong> eventuele pathologische ontwikkelingen tijdens de<br />
zwangerschap en de bevalling. Het maakt daarbij gebruik <strong>van</strong><br />
een ruime waaier aan technologische apparatuur en medische<br />
interventies (Viisainen, 2001, p. 1109). Dit vertaalt zich o.a.<br />
in de veralgemeende praktijk <strong>van</strong> ziekenhuisbevallingen, een<br />
actief beleid <strong>voor</strong> barende vrouwen met ingrepen zoals het<br />
vroegtijdig opwekken <strong>van</strong> de weeën (O’Connor, 2000, p. 550)<br />
en een stijgend aantal keizersneden (Lenaers, 1994, p. 26 ;<br />
Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie, sd).<br />
O’Connor (2000, pp. 550-551) stelt dat de thuisbevalling een<br />
reactie is op deze medicalisering. De thuis bevallen vrouwen<br />
die zij ondervroeg waren er<strong>van</strong> overtuigd dat de manier waarop<br />
in het ziekenhuis met bevallingen omgesprongen wordt,<br />
potentieel gevaarlijk is. Bijna drie kwart <strong>van</strong> de geïnterviewde<br />
183
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
184<br />
vrouwen was eerder al eens bevallen in het ziekenhuis<br />
en <strong>voor</strong> twee <strong>van</strong> de drie was dit een negatieve ervaring<br />
geweest. Deze vrouwen beoordeelden de verloskundige zorg<br />
in het ziekenhuis als sterk gemedicaliseerd, onpersoonlijk<br />
en beheersend. O’Connor concludeert dat de thuisbevalling<br />
een verwerping is <strong>van</strong> de gemedicaliseerde verloskunde. Abel<br />
& Kearn (1991, p.832) stellen dat een thuisbevalling in die<br />
zin kan worden opgevat als een politieke daad. Ook Martin<br />
(in Viisainen, 2001, p. 1110) aanziet thuisbevallingen als de<br />
ultieme verwerping <strong>van</strong> het gemedicaliseerde biomedische<br />
model. Uit Martins onderzoek blijkt dat vrouwen die thuis<br />
willen bevallen aanhangers zijn <strong>van</strong> de alternatieve visie<br />
op geboorte. Deze natuurlijke holistische ideologie vertrekt<br />
<strong>van</strong>uit de subjectieve noden <strong>van</strong> de bevallende vrouw, in<br />
plaats <strong>van</strong> medisch - objectief verifieerbare informatie als<br />
richtlijn <strong>voor</strong> actie te hanteren.<br />
Viisainen (2001, p. 1109, 1115, 1118 & 1120) volgt<br />
grotendeels dezelfde redenering en concludeert dat thuis<br />
bevallende ouders allicht gekarakteriseerd kunnen worden als<br />
laat - moderne reflexieve individuen die hegemonische vormen<br />
<strong>van</strong> gezaghebbende kennis uitdagen. Volgens Viisainen<br />
produceert elke samenleving haar eigen consensuele visie op<br />
geboorte. In de westerse wereld is deze visie gebaseerd op<br />
biomedische kennis. Thuisbevallende ouders transformeren<br />
dit <strong>voor</strong>opgestelde model en laten zich inspireren door<br />
het concurrerende model, het natuurlijke holistische. Ze<br />
genereren persoonlijke alternatieve manieren <strong>van</strong> bevallen<br />
die hun individuele prioriteiten en hun vertrouwen in<br />
eigen kennis weerspiegelen. Al doende onttrekken ze het<br />
geboorteproces <strong>van</strong> hun kind aan de gebiedende controle <strong>van</strong><br />
de samenleving in het algemeen en aan de automatismen die<br />
gepaard gaan met het biomedisch denken in het bijzonder.<br />
Ze maken dus keuzes waarmee ze ingaan tegen de autoriteit<br />
<strong>van</strong> het systeem. Daarom noemt Viisainen ze ‘laat - moderne<br />
reflexieve individuen’. Hieronder zal blijken wat deze<br />
omschrijving precies inhoudt.<br />
2.2 REFLEXIEVE MODERNISERING,<br />
INDIVIDUALISERING EN DEMEDICALISERING<br />
Met de omschrijving ‘laat - moderne reflexieve individuen’<br />
verwijst Viisainen (2001, p. 1120) naar de reflexieve<br />
moderniseringstheorie <strong>van</strong> Ulrich Beck (1992). Beck maakt<br />
een diagnose <strong>van</strong> de fundamentele en globale sociale<br />
veranderingen die de westerse maatschappijen momenteel<br />
doormaken. Hij beschrijft hoe de fase <strong>van</strong> de eenvoudige<br />
moderniteit kenmerkend is <strong>voor</strong> de industriële maatschappij.<br />
Typisch <strong>voor</strong> deze maatschappijstructuur is de opdeling<br />
in sociale klassen, de duidelijke beroepsstructuren, het<br />
kerngezin en de daaraan verbonden seksegebonden rollen,<br />
het onderscheid tussen primaire, secundaire en tertiaire sector<br />
en het geloof in wetenschap en techniek. Tegenwoordig staat<br />
deze moderniteit in wisselwerking met wat Beck de reflexieve<br />
moderniteit noemt. De industriële maatschappij is zichzelf<br />
tegelijkertijd aan het ondergraven én aan het overstijgen via<br />
de ontwikkelingen die ze zelf in het leven heeft geroepen.<br />
Vooruitgang kan nu omslaan in zelftransformatie. Dit<br />
tweede moderniseringsproces doorbreekt zodoende de<br />
institutionele vormgeving die de industriële maatschappij<br />
gaf aan de principes <strong>van</strong> de eerste moderniteit. Er ontstaat<br />
een maatschappij met nieuwe kansen en nieuwe gevaren,<br />
de risicomaatschappij. Beck wijst in dat verband op de<br />
productie <strong>van</strong> een nieuw soort risico dat inherent verbonden<br />
is met de verdergaande modernisering. Hij denkt daarbij<br />
in eerste instantie aan grootschalige globale risico’s zoals<br />
nucleaire rampen, maar in het kader <strong>van</strong> wat ons in deze<br />
paper bezighoudt kan het <strong>voor</strong>beeld gegeven worden <strong>van</strong><br />
de moderne verloskunde: de gea<strong>van</strong>ceerde verlostechnieken<br />
bieden nieuwe kansen om tijdens problematische bevallingen<br />
levens te redden én vormen tegelijkertijd, wanneer ze<br />
routinematig worden aangewend, een potentieel gevaar <strong>voor</strong><br />
de gezondheid <strong>van</strong> moeder en kind.<br />
Op individueel vlak trekt Beck (1992) de aandacht op de<br />
wijzigingen die optreden in de sociale cultuur en in de<br />
sociale relaties. In verband met dit laatste spreekt hij <strong>van</strong><br />
individualisering. Met individualisering wordt verwezen<br />
naar het proces <strong>van</strong> loskomen <strong>van</strong> individuen uit de lokale,<br />
traditionele verbanden die het gedrag stuurden: uit de klasse,<br />
de stand, de religie, de plaatselijke gemeenschap waartoe<br />
men behoorde. Het proces wordt daarom ook het proces <strong>van</strong><br />
detraditionalisering genoemd. In de eenvoudige moderniteit<br />
bestond met betrekking tot de verschillende maatschappelijke<br />
domeinen een compromis. Dat compromis schreef <strong>voor</strong> hoe<br />
de dingen hoorden te gebeuren en werd als <strong>van</strong>zelfsprekend<br />
ervaren. Gaandeweg zorgen de krachten uit deze eenvoudige<br />
moderniteit er<strong>voor</strong> dat de sociale praktijken en de erop<br />
gebaseerde instituties worden doorbroken. Daardoor schieten<br />
de oude oplossingen tekort en gaan individuen op zoek naar<br />
nieuwe oplossingen die ze zelf ‘bricoleren’. Individualisering<br />
betekent dan de ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de <strong>voor</strong>geschreven wijze <strong>van</strong><br />
leven in de industriële maatschappij door een wijze <strong>van</strong> leven<br />
waarbij de individuen hun biografie zelf (moeten) samenstellen<br />
(Beck, 1992, pp. 103-126 ; Beck & Beck-Gernsheim, 1995,<br />
pp. 11-44 ; Lammertyn e.a., 2001, pp 1-4).<br />
Williams & Calnan (1996) stellen dat het proces <strong>van</strong><br />
individualisering in wisselwerking staat met de groei <strong>van</strong><br />
sociale reflexiviteit. Deze reflexiviteit is een chronische<br />
eigenschap geworden <strong>van</strong> de laat - moderne tijden. Dit<br />
houdt in dat er een oneindige cyclus <strong>van</strong> in vraagstellingen<br />
en herbeoordelingen plaatsvindt in het licht <strong>van</strong> nieuwe<br />
informatie en kennis. Dit proces overspant alle aspecten <strong>van</strong><br />
het sociale leven met inbegrip <strong>van</strong> de moderne geneeskunde<br />
en het lichaam. Er ontstaat daardoor een kritische relatie<br />
tussen de moderne geneeskunde en de lekenpopulatie (lay<br />
populace). De lekenpopulatie laat zich niet langer inpakken<br />
door de medische ideologie. Er ontstaan tegenreacties en<br />
lekendeskundigheid (lay re - skilling). Leken maken zich<br />
technische expertise eigen en benadrukken de onnatuurlijke<br />
aspecten <strong>van</strong> de moderne medische technologie. Deze<br />
ontwikkelingen hebben belangrijke implicaties op het gebied<br />
<strong>van</strong> de geloofwaardigheid en de legitimiteit <strong>van</strong> de moderne<br />
geneeskunde.<br />
De context <strong>van</strong> (sociale) handelingen wordt aldus gekenmerkt<br />
door pluralisme en door de diversificatie <strong>van</strong> autoriteiten en<br />
expertises. Individuen zijn niet langer passieve consumenten<br />
die automatisch de medische ideologie onderschrijven. Het<br />
zijn kritische reflexieve agenten geworden, die een actieve<br />
houding aannemen ten overstaan <strong>van</strong> de moderne medische<br />
ontwikkelingen. Ze zijn op hun hoede <strong>voor</strong> de nieuwe risico’s
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
die verbonden zijn aan het medicaliseringsproces en bouwen<br />
aan een nieuw soort gelijkwaardige arts - patiënt relatie<br />
(Williams & Calnan, 1996 ; Tuckett e.a. geciteerd in Schepers<br />
& Nievaard, 1999, p. 99). Als gevolg daar<strong>van</strong> tekenen zich,<br />
parallel aan de <strong>voor</strong>tschrijdende medicalisering, de contouren<br />
af <strong>van</strong> het tegengestelde proces, met name demedicalisering.<br />
Mensen streven ernaar om minder aspecten <strong>van</strong> het dagelijkse<br />
leven in de medische sfeer onder te brengen (Lenaers,<br />
1994, p. 12). Op het vlak <strong>van</strong> reproductie en moederschap<br />
worden thuisbevallers aanzien als <strong>voor</strong>trekkers <strong>van</strong> dit<br />
demedicaliseringsproces. Het is in die zin dat de uitspraak<br />
<strong>van</strong> Viisainen (2001, p. 1120) over thuisbevallende ouders als<br />
zijnde reflexieve individuen, mag begrepen worden.<br />
3 HYPOTHESES<br />
3.1 EEN KWESTIE VAN CULTUUR<br />
Moderniseringssociologen zoals Beck stellen dus dat er zich<br />
in het zog <strong>van</strong> bredere maatschappelijke transformaties<br />
ook een transformatie <strong>van</strong> het alledaagse leven <strong>voor</strong>doet<br />
(Hustinx, 2003, pp. 104-106). Er zou daarom kunnen gesteld<br />
worden dat de progressieve erosie <strong>van</strong> de <strong>voor</strong>geschreven<br />
levenswijzen ook een impact heeft op de manier waarop<br />
vrouwen willen bevallen. Het stijgend verzet tegen de<br />
bestaande bevallingstraditie - hier geïndiceerd aan de hand<br />
<strong>van</strong> de groei <strong>van</strong> het aandeel thuisbevallingen (zie tabel 1)<br />
- kan dan worden opgevat als een aanwijzing <strong>van</strong> het feit<br />
dat de samenleving individualiseert. Eén en ander leidt tot de<br />
formulering <strong>van</strong> volgende hypothese. Er leven in Vlaanderen<br />
vrouwen die reflexiever zijn dan gemiddeld. Het zijn vrouwen<br />
die het individualiserings - en detraditionaliseringsproces<br />
reeds verder geïntegreerd hebben dan andere vrouwen en<br />
een reflexieve cultuur ontwikkeld hebben. Ze hechten<br />
doorgaans minder belang aan tradities en gewoontes,<br />
en laten hun opvattingen en overtuigingen minder dan<br />
gebruikelijk afhangen <strong>van</strong> de waarden en normen die de<br />
maatschappij <strong>voor</strong>schrijft. Deze vrouwen denken minder<br />
normconform. Wanneer ze zwanger worden maakt deze<br />
non - conformistische cultuur hen sterk bewust <strong>van</strong> hun<br />
specifieke behoeften met betrekking tot hun bevalling en<br />
stimuleert hen tot het in vraag stellen <strong>van</strong> het maatschappelijk<br />
<strong>voor</strong>geschreven bevallingsmodel. Bij een aantal <strong>van</strong> deze<br />
vrouwen mondt dit uit in een alternatieve bevallingswens,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld in een thuisbevallingswens. De verwachting is<br />
daarom dat er verhoudingsgewijs meer vrouwen met een non<br />
- conformistische cultuur zullen worden aangetroffen onder<br />
vrouwen die thuis bevallen dan onder vrouwen die in een<br />
ziekenhuis bevallen. Of anders gezegd dat de cultuur <strong>van</strong><br />
vrouwen die thuis bevallen doorgaans reflexiever is dan die<br />
<strong>van</strong> vrouwen die in een ziekenhuis bevallen.<br />
3.2 EEN KWESTIE VAN STRUCTUUR<br />
Tot zover de vraag naar het verband tussen een bepaald<br />
soort sociaal handelen en de cultuur <strong>van</strong> de actoren die deze<br />
handelingen stellen. Opvattingen en overtuigingen ontstaan<br />
echter niet in het luchtledige. Individualisering bij<strong>voor</strong>beeld<br />
is een sociaal - culturele verandering die plaatsgrijpt in<br />
wisselwerking met de individuele noodzaak om met nieuwe<br />
en zeer diverse sociaal - structurele gegevens om te gaan<br />
(vgl. Waege, 1997, p. 68). Daarom worden de structurele<br />
kenmerken leeftijd, opleiding, inkomen, beroepssituatie en<br />
gezinsvorm aan het conceptueel model toegevoegd. Een<br />
overzicht <strong>van</strong> de bevindingen uit eerdere studies geeft<br />
de richting aan <strong>van</strong> de resultaten die in het kader <strong>van</strong> dit<br />
onderzoek mogen worden verwacht.<br />
In Nederland zijn vrouwen die <strong>voor</strong> het eerst gaan bevallen<br />
en die een thuisbevalling wensen, doorgaans ouder dan<br />
gelijkaardige vrouwen die in het ziekenhuis willen bevallen.<br />
Ze hebben ook vaker een hogere opleiding genoten en zijn<br />
vaker voltijds buitenshuis actief (Kleiverda e.a., 1990, p.6).<br />
Onderzoeken uit Canada en Zweden (Soderstrom e.a. 1990;<br />
Walderstrom & Nilsson, 1993 ; Abernathy & Lentjes, 1989,<br />
allen geciteerd in Wiegers e.a., 1998, p. 1506) tonen aan<br />
dat de kans om ouder, getrouwd, en hoog opgeleid te zijn<br />
groter is bij vrouwen met een alternatieve bevallingswens.<br />
In Australië zijn vrouwen die thuis bevallen gemiddeld twee<br />
jaar ouder dan vrouwen die in het ziekenhuis bevallen. Ook<br />
daar zijn ze vaker hoger opgeleid, maar zijn ze minder vaak<br />
getrouwd met de partner met wie ze samenleven. Ze zijn<br />
oververtegenwoordigd in zowel de laagste als de hoogste<br />
inkomensklassen (Cunningham, 1993, pp. 475-478). In Nieuw<br />
- Zeeland hebben vrouwen die thuis bevallen meestal een<br />
vaste relatie en behoren ze tot de middenklasse. In Ierland<br />
is de typische moeder die kiest <strong>voor</strong> een thuisbevalling in de<br />
dertig, hoog opgeleid en niet buitenshuis professioneel actief.<br />
Onder de thuisbevallende vrouwen die wel professioneel<br />
actief zijn, werkt 20% in de gezondheidszorg (O’Connor,<br />
2000, p. 551 & 553). In Finland zijn de meeste vrouwen<br />
die thuis bevallen getrouwd of samenwonend en heeft de<br />
helft een hogere sociaal - economische status dan gemiddeld<br />
(Viisainen, 2001, p. 1112).<br />
3.3 EEN KWESTIE VAN GEDRAG<br />
Met het uitgangspunt <strong>van</strong> deze studie werd een uitspraak<br />
gedaan over het bevallingsgedrag (oftewel een deel <strong>van</strong><br />
het natale gedrag) <strong>van</strong> vrouwen. Een thuisbevalling werd -<br />
<strong>voor</strong> <strong>Vlaamse</strong> vrouwen - gekwalificeerd als non - conform<br />
gedrag. Hieronder wordt verder toegespitst op het perinatale<br />
gedrag <strong>van</strong> vrouwen. De verwachting is dat hiermee de<br />
reflexiviteit <strong>van</strong> vrouwen die thuis bevallen verder kan<br />
worden geïllustreerd omdat bij hen mogelijk ook op dit vlak<br />
a - typische gedragingen kunnen worden geobserveerd.<br />
Naast de culturele en structurele variabelen worden daarom<br />
ook een aantal perinatale gedragsvariabelen opgenomen<br />
in het onderzoeksmodel. Het betreft de <strong>voor</strong>bereiding op<br />
de bevalling, de aard <strong>van</strong> de (para)medische begeleiding<br />
en <strong>van</strong> de sociale omkadering tijdens de bevalling, en de<br />
borstvoeding. Uit de literatuur blijkt met betrekking tot deze<br />
variabelen onder meer het volgende.<br />
De overgrote meerderheid <strong>van</strong> de vrouwen in Vlaanderen<br />
bevalt onder de leiding <strong>van</strong> een gynaecoloog. Thuisbevallingen<br />
worden daarentegen in hoofdzaak begeleid door zelfstandige<br />
<strong>vroedvrouwen</strong> (De Bakermat, 2002, p. 38). De mogelijkheid<br />
<strong>voor</strong> deze andere begeleiding wordt als een belangrijk<br />
<strong>voor</strong>deel <strong>van</strong> de thuisbevalling ervaren. De vroedvrouw lijkt<br />
vaker een niet interventionistische en actie - bevorderende<br />
houding aan te nemen en zowel technische begeleiding<br />
als emotionele ondersteuning te bieden (De Reu, 2000).<br />
Volgens de <strong>voor</strong>standers biedt een thuisbevalling ook<br />
185
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
186<br />
<strong>voor</strong>delen op het vlak <strong>van</strong> sociale omkadering. Daar waar een<br />
ziekenhuisbevalling doorgaans enkel de aanwezigheid <strong>van</strong> de<br />
partner toelaat, biedt een thuisbevalling de mogelijkheid om<br />
zelf te bepalen wiens aanwezigheid gewenst is en kunnen<br />
ook andere intimi zoals de moeder <strong>van</strong> de barende vrouw,<br />
de zus, een goede vriendin en / of oudere kinderen actief<br />
betrokken worden bij het geboorteproces. Deze vaststellingen<br />
sluiten aan bij onze eerdere theoretische overwegingen rond<br />
de uitbouw <strong>van</strong> een nieuwe soort reflexieve arts - patiënt<br />
relatie (cf. § 2.2) die de vorm aanneemt <strong>van</strong> een ‘meeting<br />
between experts’ (Schepers & Nievaard, 1999, p. 99). Binnen<br />
dit soort relatie verloopt de uitwisseling <strong>van</strong> informatie vlotter<br />
en wordt aan de niet strikt medische en aan de subjectieve<br />
noden <strong>van</strong> patiënten, zowel door arts als door patiënt, steeds<br />
meer belang gehecht.<br />
Met betrekking tot de <strong>voor</strong>bereiding <strong>van</strong> de bevalling stellen<br />
Wiegers e.a. (1998, p. 1506) vast dat vrouwen die thuis<br />
bevallen vaker prenatale instructielessen hebben gevolgd dan<br />
andere vrouwen. Ze zouden beter geïnformeerd de geboorte<br />
tegemoet willen zien. Uitgaand <strong>van</strong> hun reflexieve in-vraagstellende<br />
cultuur wekt dit geen verbazing en zou hier<strong>voor</strong><br />
dus bevestiging moeten kunnen gevonden worden. Voor het<br />
formuleren <strong>van</strong> een hypothese rond borstvoedingsgewoontes<br />
ten slotte wordt inspiratie gezocht bij de theorie <strong>van</strong> Raphaël<br />
- Leff (geciteerd in De Reu, 2000, p. 45). Raphaël - Leff<br />
onderscheidt met betrekking tot de onbewuste psychologische<br />
processen die de houding ten aanzien <strong>van</strong> zwangerschap en<br />
bevalling beïnvloeden twee ideaaltypes. ‘Facilitators’ zijn<br />
vrouwen die zich aan hun zwangerschap overgeven en die<br />
<strong>voor</strong>al vertrouwen op hun eigen lichaam. Na de geboorte<br />
passen ze zich zoveel mogelijk aan de baby aan en geven<br />
ze borstvoeding op vraag. ‘Regulators’ zijn vrouwen die<br />
zich zoveel mogelijk afschermen <strong>van</strong> hun zwangerschap.<br />
Ze willen sterk begeleid worden, kiezen <strong>voor</strong> flesvoeding en<br />
houden zich aan een strikt voedingsschema. In het licht <strong>van</strong><br />
de uiteenzettingen over het alternatieve gezondheidsmodel<br />
en de zogeheten natuurlijke geboorte (cf. § 2.1) lijkt het<br />
aannemelijk dat vrouwen die thuis bevallen eerder kenmerken<br />
<strong>van</strong> het faciliterende type vertonen. Verwacht wordt dat ze<br />
daarom vaker en langer borstvoeding geven dan andere<br />
vrouwen en dat hiermee andermaal hun non - conformisme<br />
in de verf kan worden gezet. Het is in deze context immers<br />
belangrijk te onthouden dat (lang) borstvoeding geven (zes<br />
maanden en meer) evenmin als thuis bevallen de norm<br />
uitmaakt in Vlaanderen. 60% Van de pas geboren baby’s<br />
krijgt er weliswaar borstvoeding maar dit percentage daalt<br />
tot 39% op de leeftijd <strong>van</strong> drie maanden en tot 16% op de<br />
leeftijd <strong>van</strong> zes maanden. Op één jaar krijgt nog 4% <strong>van</strong><br />
alle kinderen in Vlaanderen borstvoeding (SEIN, 2002, pp.<br />
382-388). De mogelijkheid om te kiezen tussen borstvoeding<br />
of flessenvoeding wordt nochtans slechts in uitzonderlijke<br />
gevallen beperkt door gezondheidsproblemen <strong>van</strong> moeder of<br />
kind (Kind & Gezin, 2003c, p. 46). De <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> een<br />
bepaalde vorm en duur <strong>van</strong> zuigelingenvoeding lijkt dus<br />
net zoals de keuze <strong>voor</strong> een thuisbevalling <strong>voor</strong>namelijk<br />
cultuurgebonden.<br />
4 OPERATIONALISERING<br />
4.1 CONCEPTUEEL MODEL<br />
De keuze <strong>voor</strong> de plaats <strong>van</strong> bevalling wordt in principe<br />
beïnvloed door variabelen die zich op meerdere empirische<br />
observatieniveaus bevinden. Op meso - niveau en macro -<br />
niveau gaat het om organisatie - en beleidsaspecten met<br />
betrekking tot het aanbod <strong>van</strong> de zorg. In het bijzonder<br />
spelen ongetwijfeld de houding <strong>van</strong> de medische professie<br />
en de beschikbaarheid <strong>van</strong> informatie en kennis over de<br />
mogelijkheden om thuis te bevallen een rol, net zoals de<br />
geografische verspreiding <strong>van</strong> zelfstandige verloskundigen<br />
en kraamhulpinfrastructuur, de bepalingen in verband met<br />
de toegankelijkheid <strong>van</strong> eerste - en tweedelijns hulp en de<br />
terugbetalingsregelingen <strong>voor</strong> thuisbevallingen in het kader<br />
<strong>van</strong> de sociale zekerheid. Een vergelijkende studie tussen<br />
regio’s, bij<strong>voor</strong>beeld tussen Nederland en Vlaanderen, zou het<br />
opnemen <strong>van</strong> deze contextvariabelen noodzakelijk maken.<br />
Voorliggend onderzoeksmodel beschouwt enkel variabelen<br />
die toewijsbaar zijn aan het micro - niveau, in het bijzonder<br />
de kenmerken <strong>van</strong> vrouwen die <strong>voor</strong> de keuze <strong>van</strong> een<br />
bevallingsplaats staan. Het onderzoek hanteert onderstaand<br />
conceptueel model (figuur 1).<br />
Figuur 1. Conceptueel Figuur 1. Conceptueel model op het model individuele op het individuele observatieniveau. observatieniveau.<br />
Sociale veranderingsprocessen: individualisering<br />
Culturele<br />
kenmerken<br />
Structurele<br />
kenmerken<br />
(gewenste)<br />
plaats <strong>van</strong> bevalling<br />
- ziekenhuis<br />
- thuis<br />
pre- en postnataal<br />
gedrag<br />
Theoretische relaties<br />
Observeerbare relaties
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
INDICATOREN<br />
De operationaliseringsaanpak <strong>van</strong> Hustinx (2003, p. 140)<br />
staat model <strong>voor</strong> de indicering <strong>van</strong> het culturele aspect <strong>van</strong><br />
reflexiviteit. Hustinx spreekt in verband met de culturele<br />
component <strong>van</strong> haar conceptueel model <strong>van</strong> ‘people’s<br />
level of reflexive awareness’ en ‘the degree of individual<br />
reflexivity’. Zij vindt o.a. bij Beck en meer bepaald in de<br />
‘disenchantment’ - dimensie <strong>van</strong> het individualiseringsproces<br />
de theoretische grond hier<strong>voor</strong>. Die dimensie geeft aan hoe<br />
in de hoofden <strong>van</strong> de mensen het niveau <strong>van</strong> onbewuste<br />
gemeenschappelijke gewoontes afbrokkelt ten <strong>voor</strong>dele<br />
<strong>van</strong> een verhoogde staat <strong>van</strong> reflexiviteit. De schaal <strong>voor</strong><br />
communitarisme zoals die door Hans Waege (1997) werd<br />
ontwikkeld wordt aangewend om empirisch te observeren<br />
in welke mate iemands opvattingen, waardenpatronen en<br />
oordelen (nog) beïnvloed zijn door collectieve denkpatronen.<br />
De schaal verwijst dus naar het omgekeerde <strong>van</strong> een reflexief<br />
bewustzijn, namelijk naar het excessief benadrukken <strong>van</strong> een<br />
gemeenschappelijk gedeelde en overgeleverde moraal, naar<br />
sociale controle op basis <strong>van</strong> dit normatieve kader en naar<br />
goed fatsoen en overlegweigering <strong>van</strong>uit een traditioneel -<br />
normatieve ingesteldheid (Waege, 1997, pp. 130 & 234). De<br />
schaal bestaat uit veertien evaluatieve items met een hoge<br />
interne consistentie (Cronbach’s Alpha 0,91). Omdat de<br />
schaal een positieve verwijzing is naar traditionele gebruiken<br />
en omgangsvormen, wordt verwacht dat vrouwen die thuis<br />
willen bevallen gemiddeld significant lager zullen scoren<br />
op deze schaal dan vrouwen die in het ziekenhuis willen<br />
bevallen.<br />
een ‘controlegroep’ (in het ziekenhuis bevallen vrouwen). De<br />
geringe vertegenwoordiging <strong>van</strong> thuis bevallen vrouwen in<br />
de populatie (rond de 1%) wordt opgelost door het trekken<br />
<strong>van</strong> een disproportionele steekproef xiii (vgl. Billiet, 1996, p.<br />
130). In Ikaros staan <strong>voor</strong> de periode die <strong>voor</strong>opgesteld wordt<br />
292 thuis bevallen vrouwen geregistreerd. Ze worden allemaal<br />
geselecteerd. Uit de groep niet thuis bevallen vrouwen wordt<br />
door Kind & Gezin een toevalsselectie gemaakt <strong>van</strong> 400<br />
eenheden met behulp <strong>van</strong> de statistische software SPSS.<br />
4.3 DATAVERZAMELING EN DATAVERWERKING<br />
De dataverzameling gebeurt aan de hand <strong>van</strong> een post -<br />
enquête met gestandaardiseerde vragenlijst. Het opstellen<br />
<strong>van</strong> de vragenlijst en het uitwerken <strong>van</strong> een verzendingsplan<br />
gebeuren conform de ‘Total Design Method’ (Dillman,<br />
1978) met de bedoeling de respons op kwantitatief<br />
(nonrespons) en op kwalitatief vlak (item nonrespons)<br />
te optimaliseren. Tijdens het ontwerpen en samenstellen<br />
<strong>van</strong> de zending gaat bijzondere aandacht naar het design<br />
<strong>van</strong> de vragenlijst (vragen groeperen per thema, duidelijke<br />
antwoordinstructies geven, mogelijkheid <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> het<br />
geven <strong>van</strong> commentaar, etc…). Voorts wordt de vragenlijst<br />
bewust overzichtelijk en relatief kort gehouden, wordt het<br />
terugsturen er<strong>van</strong> gratis gemaakt aan de hand <strong>van</strong> een ‘portbetaald-door-geadresseerde’-retourenveloppe,<br />
wordt ze<br />
<strong>voor</strong>zien <strong>van</strong> een persoonlijke begeleidende brief en maakt<br />
kort gehouden, wordt het terugsturen er<strong>van</strong> gratis gemaakt aan de hand <strong>van</strong> een ‘port-betaalddoor-geadresseerde’-retourenveloppe,<br />
wordt ze <strong>voor</strong>zien <strong>van</strong> een persoonlijke begeleidende brief<br />
de hoofding duidelijk dat ze uitgaat <strong>van</strong> bekende instanties<br />
die morele achting genieten (K.U.Leuven en Kind & Gezin).<br />
en maakt de hoofding duidelijk dat ze uitgaat <strong>van</strong> bekende instanties die morele achting genieten<br />
( K.U.Leuven en Kind & Gezin ). Ten slotte wordt het<br />
Ten<br />
geheel<br />
slotte<br />
op<br />
wordt<br />
<strong>voor</strong>hand<br />
het geheel<br />
uitgebreid<br />
op <strong>voor</strong>hand<br />
getest en<br />
uitgebreid getest<br />
worden binnen de zes weken die volgen op het verzenden en worden <strong>van</strong> binnen de vragenlijst de zes weken twee herinneringen<br />
die volgen op het verzenden<br />
Voor de operationalisering verstuurd (vgl. Billiet <strong>van</strong> 1996, de socio p. 228 - economische ; Dillman, 1978, en pp. <strong>van</strong> 12-18, de vragenlijst 27, 119-159, twee 161). herinneringen De data - verstuurd input (vgl. Billiet<br />
demografische gebeurt variabelen door één en onderzoekster. gedragsvariabelen Twee <strong>voor</strong>zorgsmaatregelen worden 1996, p. 228 maximaliseren ; Dillman, de 1978, pp. 12-18, 27, 119-159,<br />
klassieke betrouwbaarheid en <strong>voor</strong> de hand liggende <strong>van</strong> haar indicatoren handelingen. aangewend. Op de vragenlijst 161). werd De data naast - input elke gebeurt aan te kruisen door één onderzoekster. Twee<br />
antwoordmogelijkheid ook een cijfer gedrukt dat fungeert <strong>voor</strong>zorgsmaatregelen als pre - codering maximaliseren en de invoer gebeurt de betrouwbaarheid<br />
4.2 SELECTIE in een speciaal ONDERZOEKSEENHEDEN<br />
daartoe ontworpen Excel - document <strong>van</strong> dat haar geprogrammeerd handelingen. Op is om de vragenlijst onzinnige werd naast elke aan<br />
De onderzoekspopulatie antwoorden te weigeren wordt gevormd en doorverwijzingen vrouwen automatisch in te kruisen te verwerken. antwoordmogelijkheid ook een cijfer gedrukt dat<br />
Vlaanderen die recent bevallen zijn. Het databestand Ikaros fungeert als pre - codering en de invoer gebeurt in een speciaal<br />
<strong>van</strong> Kind & Gezin viii doet dienst als steekproefkader. Ikaros daartoe ontworpen Excel - document dat geprogrammeerd is<br />
registreert in opdracht <strong>van</strong> de <strong>Vlaamse</strong> Overheid de gegevens om onzinnige antwoorden te weigeren en doorverwijzingen<br />
4.4 Respons en representativiteit<br />
<strong>van</strong> alle pasgeboren kinderen met moeders woonachtig in het automatisch te verwerken.<br />
Vlaams Gewest. Dit nauwgezet Voor de behoeften toepassen <strong>van</strong> <strong>van</strong> het de onderzoek TDM zorgt wordt zoals verwacht <strong>voor</strong> een hoge respons ( tabel 2 ).<br />
het kader Het verder hogere beperkt responspercentage tot levende kinderen <strong>van</strong> de ix sub met - steekproef een 4.4 thuisbevallingen RESPONS EN in REPRESENTATIVITEIT<br />
vergelijking met de<br />
autochtone sub moeder - steekproef x geboren ziekenhuisbevallingen uit een éénlingzwangerschap kan waarschijnlijk xi Dit nauwgezet verklaard toepassen worden <strong>van</strong>uit de de TDM relatief zorgt zoals verwacht<br />
tussen juni hogere 2003 opleiding en mei 2004 <strong>van</strong> xii vrouwen . die thuis bevallen (cf. <strong>voor</strong> infra). een De hoge totale respons respons (tabel bedraagt 2). Het hogere 74%. responspercentage<br />
Dit<br />
percentage komt precies overeen met de gemiddelde <strong>van</strong> repons de sub die - Dillman steekproef (1978, thuisbevallingen p. 21 & 28) in vergelijking met<br />
Het onderzoek belooft krijgt en ligt een een quasi stuk - hoger experimenteel dan de gemiddelde design (vgl. respons de sub <strong>van</strong> - steekproef 66% die in ziekenhuisbevallingen Vlaanderen naar kan waarschijnlijk<br />
Billiet, 1996, aanleiding p. 135): <strong>van</strong> vrouwen het toepassen uit een ‘experimentele <strong>van</strong> deze methode groep’ doorgaans verklaard bekomen worden wordt <strong>van</strong>uit (Vandekerckhove relatief hogere & opleiding <strong>van</strong><br />
(thuis bevallen Verhoeven, vrouwen) geciteerd worden in vergeleken Billiet, 1996, met vrouwen p. 229). De uit item vrouwen non - respons die thuis ( totaal bevallen aantal (cf. mogelijke infra). De totale respons<br />
antwoorden in verhouding tot het totaal aantal geldige antwoorden ) bedraagt 0,44% en blijft ruim<br />
onder de <strong>voor</strong>spellingen <strong>van</strong> 3 à 4 % <strong>van</strong> Dillman (1978, p. 21 & 28).<br />
187<br />
Tabel 2. Overzicht <strong>van</strong> de verzendinggegevens vragenlijsten, responspercentages en<br />
Tabel 2. Overzicht <strong>van</strong> gerealiseerde verzendinggegevens steekproef. vragenlijsten, responspercentages en gerealiseerde steekproef.<br />
Verstuurd<br />
Retours<br />
Fout<br />
adres<br />
Respons<br />
Steekproef thuisbevallingen 292 241 4 84% 214<br />
Steekproef<br />
ziekenhuisbevallingen<br />
400 263 7 67% 241<br />
Totaal 692 504 11 74% 455<br />
Gerealiseerde<br />
steekproef xiv<br />
Het gebrek aan populatiegegevens belet een formele typering <strong>van</strong> de non - respons<br />
thuisbevallingen. Maar gelet op het hoge responspercentage dat hier werd verkregen en gelet op<br />
het feit dat àlle beschikbare eenheden uit het overeenstemmende sub - steekproefkader werden
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
188<br />
bedraagt 74%. Dit percentage komt precies overeen met de<br />
gemiddelde repons die Dillman (1978, p. 21 & 28) belooft<br />
en ligt een stuk hoger dan de gemiddelde respons <strong>van</strong> 66%<br />
die in Vlaanderen naar aanleiding <strong>van</strong> het toepassen <strong>van</strong><br />
deze methode doorgaans bekomen wordt (Vandekerckhove<br />
& Verhoeven, geciteerd in Billiet, 1996, p. 229). De item non<br />
- respons (totaal aantal mogelijke antwoorden in verhouding<br />
tot het totaal aantal geldige antwoorden) bedraagt 0,44% en<br />
blijft ruim onder de <strong>voor</strong>spellingen <strong>van</strong> 3 à 4 % <strong>van</strong> Dillman<br />
(1978, p. 21 & 28).<br />
Het gebrek aan populatiegegevens belet een formele typering<br />
<strong>van</strong> de non - respons thuisbevallingen. Maar gelet op het hoge<br />
responspercentage dat hier werd verkregen en gelet op het<br />
feit dat àlle beschikbare eenheden uit het overeenstemmende<br />
sub - steekproefkader werden aangeschreven, lijkt het<br />
aannemelijk te stellen dat de representativiteit <strong>van</strong> de<br />
gerealiseerde steekproef thuisbevallingen aanvaardbaar is -<br />
de vermoedelijke ondervertegenwoordiging <strong>van</strong> vrouwen uit<br />
de lage opleidingsklassen die eigen is aan het gebruik <strong>van</strong><br />
een post - enquête niet te na gesproken. Ook de gerealiseerde<br />
steekproef <strong>van</strong> de ziekenhuisbevallingen is representatief<br />
vermits de percentages geboortes naar geslacht, geboortes<br />
naar provincie en de gemiddelde leeftijd <strong>van</strong> de moeder<br />
bij bevalling vergelijkbaar zijn met de overeenstemmende<br />
populatiepercentages (tabel 3).<br />
Tabel 3. Cijfers ter staving <strong>van</strong> de representativiteit <strong>van</strong> de sub - steekproef<br />
ziekenhuisbevallingen<br />
Tabel 3. Cijfers ter staving <strong>van</strong> de representativiteit <strong>van</strong> de sub - steekproef<br />
ziekenhuisbevallingen<br />
Populatie (*)<br />
(Vlaanderen 2003)<br />
Gerealiseerde<br />
steekproef<br />
ziekenhuisbevallingen<br />
Geboortes naar<br />
geslacht (%)<br />
meisje<br />
jongen<br />
Geboortes per provincie (%)<br />
Ant..<br />
Vl.<br />
Br.<br />
W-Vl.<br />
O-Vl.<br />
Lim.<br />
Gemiddelde leeftijd<br />
bij bevalling<br />
( in jaren )<br />
<strong>van</strong><br />
een<br />
1ste<br />
kind<br />
<strong>van</strong> een<br />
volgend<br />
kind<br />
48,70 51,30 29 17 17 23 13 27,7 30,8<br />
46,09 53,52 33 16 16 21 14 29,1 31,3<br />
(*) Bron : NIS –<br />
Bevolkingsstatistieken &<br />
Studiecentrum Perinatale<br />
Epidemiologie geciteerd in Kind &<br />
Gezin, 2003a, p. 9, p. 20<br />
(*) Bron : NIS – Bevolkingsstatistieken & Studiecentrum Perinatale Epidemiologie geciteerd in<br />
Kind & Gezin, 2003a, p. 9, p. 20<br />
i<br />
ii<br />
i De Verloskundige Indicatielijst schrijft aan vroedkundigen <strong>voor</strong> wat ze wel en niet kunnen doen, zowel prenataal als durante partu. Is er sprake <strong>van</strong><br />
een belaste anamnese of is er een vermoeden <strong>van</strong> complicaties tijdens de zwangerschap en/of de baring, dan wordt de vrouw doorverwezen naar<br />
een gynaecoloog, met een ziekenhuisbevalling als logisch gevolg (Verloskundige Indicatielijst, 2003).<br />
De Verloskundige Indicatielijst schrijft aan vroedkundigen<br />
schatting <strong>voor</strong> 6% <strong>van</strong> wat deze geregistreerde ze wel en thuisbevallingen niet kunnen beantwoorden doen, niet aan onze zowel definitie pre-<br />
<strong>van</strong> een thuisbevalling omdat ze onverwachts<br />
ii Ziekte en leed door de arts (iatros) veroorzaakt (Illich geciteerd in Schepers & Nievaard, 1999, p. 124)<br />
iii Naar<br />
thuis<br />
nataal<br />
plaatsvonden<br />
als gevolg<br />
durante<br />
<strong>van</strong> een te snel<br />
partu.<br />
vorderende<br />
Is<br />
arbeid<br />
er<br />
(bron<br />
sprake<br />
: eigen data).<br />
<strong>van</strong> een belaste proces.<br />
iv Wanneer we de huidige wereld beschouwen, bekleedt Nederland op vlak <strong>van</strong> bevallingen een uitzonderingspositie. Thuisbevallingen worden er<br />
anamnese of is er een vermoeden <strong>van</strong> complicaties tijdens<br />
de voltrekt zwangerschap zich thuis (Centraal Bureau en/of <strong>voor</strong> de Statistiek, de baring, 2006). dan wordt de<br />
vi<br />
door politieke en sociale beleidsmakers actief gepromoot (zie bijv. Regeringsstandpunt Adviescommissie Kloosterman, 1989) en ongeveer 30% <strong>van</strong><br />
de bevallingen<br />
v Onder de veronderstelling dat onze hypothese bevestigd wordt en gelet op het stijgend relatieve aantal thuisbevallingen zou men kunnen gewag<br />
vrouw doorverwezen naar een gynaecoloog, met een vidu.<br />
maken <strong>van</strong> een (partiële) bevestiging <strong>van</strong> Becks theorie. Hier ligt echter niet het zwaartepunt <strong>van</strong> dit onderzoek. De<br />
aanzet tot een<br />
verzamelde ziekenhuisbevalling cross-sectionele data (zie verder) als logisch volstaan gevolg <strong>voor</strong> de (Verloskundige<br />
toetsing <strong>van</strong> een sociaal veranderingsproces.<br />
kunnen niet<br />
vi Cultuur Indicatielijst, in de zin <strong>van</strong> het geheel 2003). aan waarden, normen, opvattingen, attitudes en overtuigingen <strong>van</strong> een individu.<br />
vii De ongetwijfeld belangrijke rol <strong>van</strong> de eventuele partner en andere significante derden in de keuze <strong>van</strong> de bevallingsplaats blijft daardoor <strong>voor</strong>lopig<br />
Ziekte en leed door de arts (iatros) veroorzaakt (Illich<br />
buiten beschouwing. We zijn ons bewust <strong>van</strong> de beperking die we hiermee aan het onderzoek opleggen. Het is immers waarschijnlijk dat de naaste<br />
omgeving geciteerd <strong>van</strong> de vrouw in vaak Schepers mee de keuze <strong>van</strong> & de Nievaard, plaats <strong>van</strong> bevalling 1999, bepaalt. Hoewel p. 124) de beperking wordt doorgevoerd om pragmatische redenen<br />
(budget- en tijdsbeperkingen) kan ze, in het kader <strong>van</strong> ons theoretisch uitgangspunt tot op zekere hoogte worden verantwoord. Het feit dat we de rol<br />
<strong>van</strong> significante derden achterwege laten betekent niet automatisch dat we keuze <strong>voor</strong> de plaats <strong>van</strong> bevalling als een individuele keuze<br />
lingen beantwoorden niet aan onze definitie <strong>van</strong> een<br />
benaderen. We veronderstellen wel dat de keuze <strong>voor</strong> een thuisbevalling gemaakt wordt door een individu met bepaalde kenmerken en dat deze<br />
kenmerken thuisbevalling haar waarschijnlijk ook omdat in staat stellen ze haar onverwachts naasten in de richting thuis <strong>van</strong> haar plaatsvonden<br />
als gevolg <strong>van</strong> een te snel vorderende arbeid (bron :<br />
preferenties te beïnvloeden. We beschouwen <strong>voor</strong>liggend<br />
conceptueel model als een eerste aanzet.<br />
viii Kind en Gezin is een openbare instelling <strong>van</strong> de <strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap. Het fungeert als steunpunt <strong>voor</strong> objectieve en neutrale informatie over<br />
alles eigen wat met jonge data). kinderen te maken heeft en <strong>voor</strong> dienstverlening aan jonge kinderen en hun omgeving (Kind & Gezin, 2003a).<br />
ix Om<br />
Wanneer<br />
humanitaire redenen<br />
we<br />
worden<br />
de<br />
enkel<br />
huidige<br />
kinderen weerhouden<br />
wereld<br />
die op<br />
beschouwen,<br />
19/07/04 (de dag <strong>van</strong> de<br />
bekleedt<br />
steekproeftrekking) nog in leven zijn.<br />
x Conform definitie <strong>van</strong> autochtone vrouwen die o.m. door Kind & Gezin gehanteerd wordt (gesprek met Bea Buysse – wetenschappelijk adviseur<br />
Nederland op vlak <strong>van</strong> bevallingen een uitzonderingspositie.<br />
vrouwen of Thuisbevallingen vrouwen met een buitenlandse worden nationaliteit bij geboorte er door worden politieke uitgesloten omdat en de allochtone populatie in Vlaanderen erg<br />
Kind & Gezin, 13/07/04) wordt onder autochtone vrouwen verstaan : Belgische vrouwen die de Belgische nationaliteit hadden bij geboorte. Niet-<br />
Belgische<br />
heterogeen is en daarom minder geschikt om bestudeerd te worden aan de hand <strong>van</strong> de gestandaardiseerde aanpak die dit vergelijkend onderzoek<br />
sociale beleidsmakers actief gepromoot (zie bijv. Regeringsstandpunt<br />
vertekende samenstelling <strong>van</strong> de Adviescommissie gerealiseerde steekproef. Kloosterman, 1989)<br />
vereist en omdat grote verschillen in respons worden verwacht tussen autochtone en allochtone vrouwen. Eén en ander zou waarschijnlijk leiden tot<br />
een<br />
xi Omdat en het ongeveer bestand gemaakt 30% is op naam <strong>van</strong> de de kinderen, bevallingen is de beperking tot voltrekt kinderen geboren er uit zich een eenling-zwangerschap noodzakelijk om te<br />
vermijden dat vrouwen die bevallen zijn <strong>van</strong> een twee- of meerling meerdere keren zouden kunnen worden geselecteerd.<br />
iii Naar schatting 6% <strong>van</strong> deze geregistreerde thuisbeval-<br />
iv<br />
v<br />
thuis (Centraal Bureau <strong>voor</strong> de Statistiek, 2006).<br />
Onder de veronderstelling dat onze hypothese bevestigd<br />
wordt en gelet op het stijgend relatieve aantal thuisbevallingen<br />
zou men kunnen gewag maken <strong>van</strong> een aanzet<br />
tot een (partiële) bevestiging <strong>van</strong> Becks theorie. Hier ligt<br />
echter niet het zwaartepunt <strong>van</strong> dit onderzoek. De verzamelde<br />
cross-sectionele data (zie verder) kunnen niet<br />
volstaan <strong>voor</strong> de toetsing <strong>van</strong> een sociaal veranderings-<br />
Cultuur in de zin <strong>van</strong> het geheel aan waarden, normen,<br />
opvattingen, attitudes en overtuigingen <strong>van</strong> een indi-<br />
vii De ongetwijfeld belangrijke rol <strong>van</strong> de eventuele partner<br />
en andere significante derden in de keuze <strong>van</strong> de<br />
bevallingsplaats blijft daardoor <strong>voor</strong>lopig buiten beschouwing.<br />
We zijn ons bewust <strong>van</strong> de beperking die<br />
we hiermee aan het onderzoek opleggen. Het is immers<br />
waarschijnlijk dat de naaste omgeving <strong>van</strong> de vrouw<br />
vaak mee de keuze <strong>van</strong> de plaats <strong>van</strong> bevalling bepaalt.<br />
Hoewel de beperking wordt doorgevoerd om pragmatische<br />
redenen (budget- en tijdsbeperkingen) kan ze, in<br />
het kader <strong>van</strong> ons theoretisch uitgangspunt tot op zekere<br />
hoogte worden verantwoord. Het feit dat we de rol<br />
<strong>van</strong> significante derden achterwege laten betekent niet<br />
automatisch dat we de keuze <strong>voor</strong> de plaats <strong>van</strong> bevalling<br />
als een individuele keuze benaderen. We veronderstellen<br />
wel dat de keuze <strong>voor</strong> een thuisbevalling gemaakt<br />
wordt door een individu met bepaalde kenmerken en dat<br />
deze kenmerken haar waarschijnlijk ook in staat stellen<br />
haar naasten in de richting <strong>van</strong> haar preferenties<br />
te beïnvloeden. We beschouwen <strong>voor</strong>liggend conceptueel<br />
model als een eerste aanzet.<br />
viii Kind en Gezin is een openbare instelling <strong>van</strong> de <strong>Vlaamse</strong>
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
Gemeenschap. Het fungeert als steunpunt <strong>voor</strong> objectieve<br />
en neutrale informatie over alles wat met jonge kinderen<br />
te maken heeft en <strong>voor</strong> dienstverlening aan jonge<br />
kinderen en hun omgeving (Kind & Gezin, 2003a).<br />
ix Om humanitaire redenen worden enkel kinderen weerhouden<br />
die op 19/07/04 (de dag <strong>van</strong> de steekproeftrekking)<br />
nog in leven zijn.<br />
x Conform de definitie <strong>van</strong> autochtone vrouwen die o.m.<br />
door Kind & Gezin gehanteerd wordt (gesprek met Bea<br />
Buysse – wetenschappelijk adviseur Kind & Gezin,<br />
13/07/04) wordt onder autochtone vrouwen verstaan :<br />
Belgische vrouwen die de Belgische nationaliteit hadden<br />
bij geboorte. Niet-Belgische vrouwen of vrouwen<br />
met een buitenlandse nationaliteit bij geboorte worden<br />
uitgesloten omdat de allochtone populatie in Vlaanderen<br />
erg heterogeen is en daarom minder geschikt om<br />
bestudeerd te worden aan de hand <strong>van</strong> de gestandaardiseerde<br />
aanpak die dit vergelijkend onderzoek vereist<br />
en omdat grote verschillen in respons worden verwacht<br />
tussen autochtone en allochtone vrouwen. Eén en ander<br />
zou waarschijnlijk leiden tot een vertekende samenstelling<br />
<strong>van</strong> de gerealiseerde steekproef.<br />
xi Omdat het bestand gemaakt is op naam <strong>van</strong> de kinderen,<br />
is de beperking tot kinderen geboren uit een eenling-zwangerschap<br />
noodzakelijk om te vermijden dat<br />
vrouwen die bevallen zijn <strong>van</strong> een twee- of meerling<br />
meerdere keren zouden kunnen worden geselecteerd.<br />
xii De observatieperiode wordt beperkt tot één jaar omdat<br />
het een tijdseenheid is waarmee vaak gewerkt wordt in<br />
sociaal onderzoek en in rapporteringen rond gezondheidszorg<br />
en welzijn (zie bijv. Kind en Gezin, 2003b) en<br />
omdat eventuele ongekende seizoensgebonden invloeden<br />
op deze manier worden geïntegreerd.<br />
xiii In principe brengt dit met zich mee dat geldige veralgemenende<br />
uitspraken slechts mogelijk zijn na toevoeging<br />
<strong>van</strong> populatie-weegcoëfficiënten tijdens de analyse.<br />
Omdat de thuisbevallingen echter nooit meer dan 1%<br />
<strong>van</strong> de populatie uitmaken, kan in het kader <strong>van</strong> dit<br />
onderzoek ook veralgemeend worden op basis <strong>van</strong> de<br />
steekproef <strong>van</strong> de ziekenhuisbevallingen.<br />
xiv Na verwijdering <strong>van</strong> observaties die niet aan de operationaliserings<strong>voor</strong>waarden<br />
voldoen met name 12 respondentes<br />
met buitenlandse nationaliteit en/of een buitenlandse<br />
nationaliteit bij geboorte, 5 bevallingen in een<br />
geboortehuis, 1 bevalling in een auto, 14 vrouwen die in<br />
het ziekenhuis wilden bevallen maar overwachts thuis<br />
zijn bevallen en 14 vrouwen die thuis wilden bevallen<br />
maar <strong>voor</strong> wie op medische gronden een thuisbevalling<br />
onverantwoord werd geacht, 1 niet ingevulde vragenlijst<br />
en 2 respondentes met een item non-respons op de<br />
vraag naar de plaats <strong>van</strong> bevalling.<br />
REFERENTIES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
De referentielijst zal gepubliceerd worden bij het tweede deel<br />
<strong>van</strong> dit artikel in TVV5 – 07. (nvdr)<br />
189<br />
ABSTRACT<br />
PERSOONLIJKHEID EN WIJZE VAN<br />
BEVALLEN<br />
ACHTERGROND<br />
Het recht <strong>van</strong> vrouwen om een electieve sectio te vragen<br />
zonder een specifieke medische indicatie is het laatste<br />
decennium intensief besproken onder zorgverleners.<br />
Het doel <strong>van</strong> de studie was te onderzoeken of die vrouwen<br />
die om een electieve sectio vragen in hun persoonlijkheid<br />
verschillen <strong>van</strong> deze die plannen om vaginaal te bevallen. Het<br />
doel was ook de verschillen tussen groepen te bestuderen in<br />
leeftijd, ervaren gezondheid en de plaats <strong>van</strong> bevallen, IVF<br />
behandeling en planning <strong>van</strong> de gezinsgrootte.<br />
METHODE<br />
Aan de studie namen 328 vrouwen deel, opgesplitst in 2<br />
verschillende groepen, “keizersnede op vraag <strong>van</strong> de moeder”<br />
(n = 84), en de groep “vaginale bevalling” (n = 242), die zelf<br />
de inventaris invulden <strong>van</strong> de Karolinska Scales of Personality<br />
op 37 – 39 weken zwangerschap.<br />
RESULTATEN<br />
Een significant verschil in leeftijd werd gevonden tussen<br />
de sectiogroep en de groep vaginale bevalling (gemiddelde<br />
leeftijd 33.9 jaar versus 30.8, p < 0.001). Covariantieanalyse<br />
<strong>van</strong> persoonlijkheidstrekken toonde dat de subschalen<br />
‘Vermijden <strong>van</strong> eentonigheid’( p < 0.003) en ‘Socialisatie’ (p <<br />
0.002) significant verschilden tussen vrouwen die een sectio<br />
vroegen en vrouwen die een vaginale bevalling planden.<br />
Er waren geen verschillen tussen de groepen in variabelen<br />
betreffende de ‘neiging tot angst - schaal’.<br />
BESLUIT<br />
Persoonlijkheidstrekken zoals socialisatie en vermijden <strong>van</strong><br />
eentonigheid verschillen significant <strong>voor</strong> de bevalling tussen<br />
moeders die een sectio vragen en deze die dat niet doen.<br />
Wiklund I., Edman G., Larsson C., Andolf E. (2006).<br />
Personality and mode of delivery.<br />
Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica, Volume<br />
85, Number 10, pp. 1225-1230(6).<br />
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
B O R S T V O E D I N G<br />
190<br />
LANG BORSTVOEDING GEVEN<br />
IN VLAANDEREN<br />
PROFIEL VAN LANGVOEDSTERS, INVLOED VAN OMGEVINGSFACTOREN EN<br />
AANBEVELINGEN VOOR EEN BORSTVOEDINGSVRIENDELIJKE OMGEVING<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
E X P E R T I S E C E N T R U M KRAAMZORG EN PRAKTIJK VOOR VROEDKUNDE VZW DE BAKERMAT<br />
W W W.DEBAKERMAT.BE<br />
1. INLEIDING<br />
Als onderdeel <strong>van</strong> een ruimer borstvoedingsproject 1 voerde<br />
De Bakermat 2 in opdracht <strong>van</strong> Kind en Gezin een grootschalig<br />
sociologisch onderzoek naar langdurig borstvoeding geven<br />
in Vlaanderen. Dit onderzoek had tot doel de kenmerken<br />
<strong>van</strong> moeders die lang voeden in kaart te brengen en na te<br />
gaan wat hen onderscheidt <strong>van</strong> moeders die slechts kort<br />
borstvoeding geven. Deze informatie laat toe om enerzijds<br />
beter in te spelen op de noden <strong>van</strong> borstvoedende moeders,<br />
en anderzijds om gerichte beleidsmaatregelen te formuleren<br />
ter bevordering <strong>van</strong> een borstvoedingsvriendelijk klimaat.<br />
Je kind lang voeden is in Vlaanderen geen <strong>van</strong>zelfsprekendheid.<br />
Terwijl 63,5% <strong>van</strong> de moeders die in Vlaanderen bevallen<br />
starten met borstvoeding (al dan niet<br />
exclusief), wordt het aandeel moeders dat op<br />
zes maanden nog borstvoeding geeft geschat<br />
op 15% (SEIN, 2002). Vlaanderen heeft dus<br />
nog een lange weg te gaan wanneer we<br />
willen beantwoorden aan de WHO - richtlijn<br />
om exclusief borstvoeding te geven tot zes<br />
maanden en daarna, aangevuld met vaste<br />
voeding, te blijven voeden tot en met het<br />
tweede levensjaar of langer. Dat borstvoeding<br />
een optimale groei en ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />
zuigeling garandeert en beschermt tegen<br />
infectieziekten en bepaalde chronische<br />
aandoeningen is genoegzaam bekend. Wat<br />
echter vaak onderbelicht blijft is dat hoe<br />
langer men borstvoeding geeft hoe groter<br />
de gezondheids<strong>voor</strong>delen zijn (de Reede,<br />
2003; Newman, 2005). Vanuit deze optiek<br />
is het dan ook belangrijk om moeders aan<br />
te moedigen en te ondersteunen wanneer ze<br />
hun baby lang willen voeden.<br />
eigenschappen <strong>van</strong> langvoedsters en de invloed <strong>van</strong><br />
omgevingsfactoren in kaart worden gebracht door middel <strong>van</strong><br />
bivariate en multivariate statistische analyses. In een tweede<br />
onderzoeksluik komen de moeders zelf aan het woord via een<br />
kwalitatieve analyse <strong>van</strong> hun antwoorden op een open vraag<br />
met betrekking tot de combinatie arbeid en borstvoeding.<br />
Tot slot hebben we, in de marge, via een case study aandacht<br />
<strong>voor</strong> de specifieke ervaringen <strong>van</strong> kansarme moeders. In dit<br />
artikel zullen de meest rele<strong>van</strong>te bevindingen <strong>van</strong>uit elk<br />
<strong>van</strong> deze invalshoeken thematisch gebundeld worden, met<br />
bijzondere aandacht <strong>voor</strong> de bevindingen die rele<strong>van</strong>t zijn<br />
<strong>voor</strong> de dagelijkse praktijk <strong>van</strong> <strong>vroedvrouwen</strong>.<br />
Figuur 1: Schematisch overzicht onderzoeksmodel<br />
Figuur 1: Schematisch overzicht onderzoeksmodel<br />
Moeder-kind<br />
factoren<br />
Omgevingsfactoren<br />
strekkers<br />
Sociodemografische<br />
Eigenschappen <strong>van</strong> moeder en kind<br />
Moederfactoren<br />
Eigenschappen <strong>van</strong> de omgeving<br />
Sociaal beleid<br />
Normen en<br />
waarden<br />
Kindfactoren<br />
Thuisomgeving<br />
Werkomgeving<br />
Zorgver-<br />
Het onderzoek bestaat uit drie delen. Het<br />
meest om<strong>van</strong>grijke deel is het kwantitatieve<br />
onderzoeksluik waarin de kenmerkende<br />
Borstvoedingsduur
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
2. METHODOLOGIE<br />
2.1. ONDERZOEKSMODEL<br />
Conceptueel worden twee onderzoeksniveaus onderscheiden:<br />
het moeder - kindniveau en het omgevingsniveau.<br />
Gezondheidsgedrag in het algemeen en borstvoedingsgedrag<br />
in het bijzonder worden immers niet alleen beïnvloed door<br />
individuele factoren die met moeder en/of kind te maken<br />
hebben, maar ook collectieve factoren in de omgeving spelen<br />
een rol. Figuur 1 illustreert het gehanteerde onderzoeksmodel<br />
en de verschillende aspecten hier<strong>van</strong>.<br />
2.2. METHODOLOGIE KWANTITATIEF<br />
ONDERZOEKSLUIK<br />
Om zicht te krijgen op de succesfactoren <strong>voor</strong> lang voeden<br />
vergelijken we aan de hand <strong>van</strong> een uitgebreide vragenlijst de<br />
groep langvoedsters (i.e. 6 maanden of langer borstvoeding,<br />
al dan niet exclusief) en een groep kortvoedsters (i.e. minder<br />
dan 2 maanden, al dan niet exclusief) 3 . Om deze twee<br />
respondentengroepen samen te stellen werd een beroep<br />
gedaan op de Ikarosdatabank <strong>van</strong> Kind en Gezin.<br />
Medio 2005 werden 3905 gestandaardiseerde post - enquêtes<br />
verstuurd. Er werden 2835 vragenlijsten teruggestuurd,<br />
waar<strong>van</strong> 1886 ingevulde vragenlijsten en 949 invulstrookjes<br />
waarmee de respondenten konden aangeven dat ze niet tot<br />
de doelgroep behoorden. Onderstaande tabel (tabel 1) biedt<br />
een overzicht.<br />
Tabel 1: Overzicht verzonden en beantwoorde vragenlijsten<br />
el 1: Overzicht verzonden en beantwoorde vragenlijsten<br />
Verzonden<br />
Beantwoord<br />
Ingevuld Invulstrook Totaal<br />
3905 1886 949 2835<br />
de 1886 respondenten die de vragenlijst invulden blijken er bijkomend 378 moeders niet tot de<br />
lgroep te behoren. Het gaat om moeders die 2 tot 5 maanden borstvoeding gaven en hoewel ze<br />
tot de doelgroep ( 6 mnd + of
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
192<br />
minder vaak op de arbeidsmarkt dan kortvoedsters. Specifiek<br />
<strong>voor</strong> beroepsactieve langvoedsters geldt verder dat ze <strong>voor</strong>al<br />
in de social profit sector werkzaam zijn. Een mogelijke<br />
verklaring hier<strong>voor</strong> is dat eenzelfde onderliggende culturele<br />
factor maakt dat vrouwen enerzijds lang doorgaan met<br />
voeden, en anderzijds ook meer geneigd zijn om een job te<br />
zoeken in de social profit sector.<br />
Voor kansarme moeders geldt dat ze gemiddeld iets jonger<br />
zijn dan de andere respondenten in dit onderzoek. Wat<br />
opleiding betreft is het beeld gemengd: er bevinden zich<br />
zowel hoger - als lageropgeleide moeders onder de kansarme<br />
respondenten. Wel zijn deze moeders veelal werkloos of in<br />
ziekteverlof.<br />
Wanneer we verschillende aspecten m.b.t. de intentie om<br />
borstvoeding te geven in kaart brengen wordt een belangrijk<br />
verband met de borstvoedingsduur opgetekend. Voor bijna 8<br />
op 10 langvoedsters ligt de keuze <strong>voor</strong> borstvoeding al vast<br />
vóór de zwangerschap. Bij de kortvoedsters is dit aandeel<br />
beduidend kleiner. Eerder onderzoek toonde ook reeds aan<br />
dat hoe vroeger men beslist om borstvoeding te geven, hoe<br />
langer men hiermee doorgaat (Declerq, 1998; SEIN, 2002;<br />
Ward etal, 2004). Vroeg informeren en sensibiliseren <strong>van</strong><br />
jonge vrouwen kan dus belangrijk zijn <strong>voor</strong> de bevordering<br />
<strong>van</strong> borstvoeding. Bijzondere aandacht <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>delen<br />
<strong>van</strong> (lang) borstvoeding geven tijdens de prenatale infosessies<br />
lijkt dan ook aangewezen. Bovendien blijken langvoedsters<br />
op <strong>voor</strong>hand minder dan kortvoedsters plannen te maken<br />
omtrent de borstvoedingsduur. Terwijl kortvoedsters veelal<br />
een bepaalde borstvoedingsduur <strong>voor</strong>opstellen, zeggen<br />
langvoedsters dat ze zolang als mogelijk willen doorgaan.<br />
Niet alleen het moment waarop men kiest <strong>voor</strong> borstvoeding,<br />
of de geplande duur maar ook de startmotivatie speelt een<br />
rol: een sterke startmotivatie hangt samen met een lange<br />
borstvoedingsduur.<br />
Bij de kansarme moeders geeft een ruime meerderheid aan<br />
dat ze bij de start sterk gemotiveerd waren en planden om<br />
zolang mogelijk te voeden.<br />
Verder wordt de borstvoedingsduur beïnvloed door het al dan<br />
niet hebben <strong>van</strong> eerdere lactatie - ervaring. Binnen de groep<br />
langvoedsters bevinden zich meer moeders die reeds eerder<br />
borstvoeding gaven dan moeders die nooit eerder voedden.<br />
Daarenboven geldt dat lang voeden bij een vorig kind bijna zeker<br />
leidt tot lang voeden bij een volgend kind. Deze bevindingen<br />
benadrukken het belang <strong>van</strong> borstvoedingspromotie, -<br />
ondersteuning en - begeleiding, zeker bij primipara. Wanneer<br />
deze primipara gemotiveerd worden om lang borstvoeding<br />
te geven, is dit niet alleen gunstig <strong>voor</strong> het eerste kind<br />
maar ressorteert eveneens effect <strong>voor</strong> de borstvoedingsduur<br />
bij volgende kinderen. Ook indirect gaat er een invloed uit<br />
<strong>van</strong> lactatie - ervaring. Moeders die eerder borstvoeding<br />
gaven blijken vaker dan moeders zonder ervaring hun baby<br />
binnen het uur na de geboorte aan te leggen, zijn tijdens<br />
de zwangerschap beter geïnformeerd over borstvoeding en<br />
houden er realistischere verwachtingen op na. Vermits deze<br />
aspecten gerelateerd zijn aan een lange borstvoedingsduur<br />
kan eveneens gesproken worden <strong>van</strong> een indirect effect <strong>van</strong><br />
lactatie - ervaring.<br />
Een opmerkelijk verschil tussen de resultaten <strong>voor</strong> de kansarme<br />
moeders en de overige respondenten betreft het tijdsverloop<br />
tussen de geboorte en het eerste aanlegmoment. Voor een<br />
meerderheid <strong>van</strong> de kansarme moeders bedraagt dit meer dan<br />
een uur, terwijl bij de overige respondenten ongeveer 3 op 4<br />
moeders hun baby binnen het uur aanleggen. Een eenduidige<br />
verklaring <strong>voor</strong> dit verschil kan op basis <strong>van</strong> <strong>voor</strong>liggend<br />
onderzoek niet worden gegeven. Mogelijk speelt eerdere<br />
lactatie - ervaring een rol: de helft <strong>van</strong> de kansarme moeders<br />
gaf nooit eerder borstvoeding. We kwamen immers tot de<br />
bevinding dat wie eerder borstvoeding gaf ook vaker binnen<br />
het uur na de geboorte aanlegt dan wie nooit eerder voedde.<br />
Terwijl zowel langvoedsters als kortvoedsters aangeven dat<br />
ze zich <strong>voor</strong>al door hun partner aangemoedigd voelen,<br />
hebben langvoedsters op het vlak <strong>van</strong> hun ruimere sociale<br />
omgeving een ander profiel dan kortvoedsters. Langvoedsters<br />
weten zich vaker dan kortvoedsters omringd door vrouwen<br />
die ook reeds borstvoeding gaven. Ook bevinden ze zich<br />
vaker in een omgeving met een positieve houding ten<br />
aanzien <strong>van</strong> borstvoeding in het openbaar (en bij uitbreiding<br />
vermoedelijk ook ten aanzien <strong>van</strong> borstvoeding in het<br />
algemeen). Een ondersteunende en positieve houding <strong>van</strong><br />
de omgeving vormt <strong>voor</strong> de moeder een bron <strong>van</strong> steun en<br />
komt de borstvoedingsduur ten goede. Ook blijken zowat<br />
alle langvoedsters <strong>van</strong> mening dat voeden op een openbare<br />
plaats heel normaal is. Langvoedsters hebben er zelf dan ook<br />
in mindere mate dan kortvoedsters moeite mee om te voeden<br />
in het openbaar. Desondanks is er ook onder de langvoedsters<br />
een aanzienlijke groep moeders die zich belemmerd voelt om<br />
in het openbaar te voeden.<br />
Deze laatste bevinding vormt een indicatie <strong>voor</strong> de heersende<br />
normen en waarden rond borstvoeding. De verminderde<br />
sociale goedkeuring <strong>voor</strong> lang voeden laat zich immers<br />
a fortiori voelen wanneer het voeden in het openbaar<br />
betreft. Pas wanneer lang voeden maatschappelijk beter<br />
aanvaard wordt en meer deel uitmaakt <strong>van</strong> het openbare<br />
leven, zal het aantal moeders dat lang voedt opmerkelijk<br />
toenemen. Hiermee wijzen we dan ook op het belang <strong>van</strong><br />
een algemene bewustmaking rond borstvoeding waarbij de<br />
hele samenleving attent wordt gemaakt op de <strong>voor</strong>delen <strong>van</strong><br />
(lang) borstvoeding geven.<br />
De zichtbaarheid <strong>van</strong> borstvoeding bij de kansarme moeders<br />
is eerder beperkt te noemen: zij weten zich minder dan de<br />
andere respondenten omringd door vrouwen die reeds eerder<br />
borstvoeding gaven. Verder zegt ongeveer de helft <strong>van</strong><br />
deze moeders weinig moeite te hebben met voeden in het<br />
openbaar en dit een normaal gegeven te vinden. Wel wordt<br />
op dit vlak een verschil vastgesteld tussen autochtone en<br />
allochtone moeders: moeders <strong>van</strong> allochtone afkomst lijken<br />
minder problemen te hebben met voeden in het openbaar<br />
dan moeders <strong>van</strong> autochtone afkomst.<br />
3.2. ATTITUDE EN BELEVING VAN DE<br />
BORSTVOEDINGSERVARING<br />
De sterkste <strong>voor</strong>speller <strong>voor</strong> de borstvoedingsduur blijkt de<br />
eigen borstvoedingsattitude te zijn, die werd gemeten aan de<br />
hand <strong>van</strong> een houdingsschaal met verschillende uitspraken<br />
over borstvoeding 6 . Langvoedsters staan positiever<br />
tegenover borstvoeding dan kortvoedsters. Daarnaast
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
blijkt dat moeders die reeds tijdens de zwangerschap<br />
geïnformeerd zijn over borstvoeding over het algemeen een<br />
positievere borstvoedingsattitude hebben. Voor initiatieven<br />
ter bevordering <strong>van</strong> borstvoeding lijkt dit een belangrijk<br />
gegeven: wanneer correct en vroeg informeren een<br />
invloed uitoefent op de belangrijkste determinant <strong>voor</strong> de<br />
borstvoedingsduur, m.n. de attitude, heeft men hierbij een<br />
krachtig instrument in handen.<br />
De attitude <strong>van</strong> kansarme moeders kan omschreven worden<br />
als positief tot zeer positief. De interviewers merken op<br />
dat er in dit verband een opmerkelijk verschil is tussen<br />
autochtone en allochtone moeders: de allochtone moeders<br />
blijken positiever te staan tegenover borstvoeding dan de<br />
autochtone moeders.<br />
Verder heeft ook de manier waarop men borstvoeding ervaart en<br />
de prevalentie <strong>van</strong> gezondheids - of borstvoedingsproblemen<br />
een invloed op de borstvoedingsduur. Allereerst blijken<br />
langvoedsters de borstvoeding vaker dan kortvoedsters<br />
als prettig te omschrijven. Ze stellen ook vaker dat het<br />
geven <strong>van</strong> borstvoeding aan hun verwachtingen voldoet,<br />
en ze het <strong>voor</strong>nemen hebben om bij een volgend kind<br />
opnieuw en minstens even lang borstvoeding te geven.<br />
Hoewel langvoedsters gemiddeld minder gezondheids -<br />
of borstvoedingsproblemen rapporteren, geeft toch een<br />
aanzienlijke groep langvoedsters aan dat ze zodanig moeilijke<br />
momenten hadden dat ze overwogen om te stoppen. De<br />
manier waarop langvoedsters en kortvoedsters omgaan<br />
met dergelijke situaties verschilt. Langvoedsters blijken<br />
hierbij vaker kracht uit zichzelf te putten en minder beroep<br />
te doen op steun <strong>van</strong> familie of gezondheidswerkers. Deze<br />
bevindingen geven aan dat langvoedsters kennelijk minder<br />
bereikt worden door gezondheidswerkers en bijkomende<br />
inspanningen hier<strong>voor</strong> nodig zijn. Wanneer we vaststellen<br />
dat langvoedsters zich vaker een uitzondering voelen in hun<br />
omgeving, kunnen we veronderstellen dat sociale afkeuring<br />
hen er<strong>van</strong> weerhoudt om beroep te doen op zowel familie als<br />
gezondheidswerkers.<br />
Zowat alle kansarme moeders houden een prettige ervaring<br />
over aan het geven <strong>van</strong> borstvoeding. Toch geeft ongeveer<br />
de helft onder hen aan dat ze moeilijke momenten hadden<br />
en overwogen om de borstvoeding stop te zetten.<br />
Op deze momenten zochten de kansarme respondenten<br />
<strong>voor</strong>al kracht bij zichzelf, en steun bij hun partner of<br />
ervaren vriendinnen. Deze moeders doen kennelijk geen<br />
beroep op gezondheidswerkers. Extra inspanningen <strong>van</strong><br />
gezondheidswerkers om deze groep moeders te bereiken zijn<br />
dan ook aangewezen.<br />
3.3. COMBINATIE BORSTVOEDING EN WERK<br />
De toegenomen arbeidsmarktparticipatie <strong>van</strong> vrouwen sinds<br />
de jaren ’60 maakt hun arbeidsomstandigheden tot een<br />
belangrijke factor <strong>voor</strong> de borstvoedingsduur. Uit eerder<br />
onderzoek blijkt dat het hervatten <strong>van</strong> de beroepsactiviteiten<br />
veruit de belangrijkste reden vormt om te stoppen met<br />
borstvoeding. Voorliggend onderzoek gaat hier dieper op in.<br />
Zowel lang - als kortvoedsters die stoppen met borstvoeding<br />
wanneer ze opnieuw aan het werk gaan, noemen als<br />
<strong>voor</strong>naamste beweegreden hier<strong>voor</strong> dat de combinatie<br />
borstvoeding en werken te vermoeiend was. Daarnaast halen<br />
ze aan dat de inhoud <strong>van</strong> hun job moeilijk te combineren<br />
was met borstvoeding en er op het werk geen mogelijkheden<br />
waren om af te kolven. Verder stellen we vast dat langvoedsters<br />
vaker dan kortvoedsters antwoorden dat hun collega’s er<br />
hen raar op aankeken. Zowel op het vlak <strong>van</strong> de beschikbare<br />
faciliteiten als op het vlak <strong>van</strong> mentaliteit dienen er dus<br />
inspanningen geleverd te worden.<br />
Ondanks de soms weinig faciliterende arbeidsomstandigheden<br />
combineert 72% <strong>van</strong> de langvoedsters met een loopbaan<br />
borstvoeding en werk. Belangrijke nuance hierbij is dat een<br />
grote meerderheid onder hen deze combinatie pas aangaat<br />
nadat ze langer dan de wettelijk <strong>voor</strong>ziene moederschapsrust<br />
zijn thuisgebleven. Het verschil met kortvoedsters is duidelijk:<br />
langvoedsters blijven na de bevalling significant langer thuis.<br />
Kennelijk maken deze moeders vaker gebruik <strong>van</strong> regelingen als<br />
borstvoedingsverlof, ouderschapsverlof, tijdskrediet, e.d. Het<br />
verband blijft gelden wanneer enkel de beroepsactieve moeders<br />
in rekening worden gebracht. De duur <strong>van</strong> de thuisblijfperiode<br />
na de bevalling vormt na de borstvoedingsattitude bovendien<br />
de tweede sterkste <strong>voor</strong>speller <strong>voor</strong> de borstvoedingsduur.<br />
Deze resultaten roepen op tot beleidsmaatregelen ter<br />
bevordering <strong>van</strong> een borstvoedingsvriendelijk werkklimaat<br />
en concreet een verlenging <strong>van</strong> de moederschapsrust en/of<br />
ouderschapsverlof. Hierdoor kan de kans op een gelijke start<br />
<strong>voor</strong> kinderen worden vergroot. Op dit moment is het immers<br />
zo dat kinderen <strong>van</strong> moeders met een hoge opleiding en<br />
een gezinsinkomen dat lang thuisblijven toelaat, meer kans<br />
maken om lang borstvoeding te krijgen.<br />
Bovendien blijkt deze sociale ongelijkheid nog in de<br />
hand gewerkt te worden doordat kansarme moeders - in<br />
tegenstelling tot de andere moeders - tijdens de zwangerschap<br />
niet op de hoogte zijn <strong>van</strong> de mogelijkheden om borstvoeding<br />
en werk te combineren. Gezien de al zwakke positie <strong>van</strong> deze<br />
moeders op het vlak <strong>van</strong> inkomen en arbeidssituatie lijkt het<br />
net <strong>voor</strong> deze groep erg belangrijk om voldoende en correcte<br />
informatie hierover te krijgen, zodat ze desgevallend toch<br />
werk en borstvoeding gaan combineren.<br />
3.4. GEZONDHEIDSWERKERS<br />
Gezondheidswerkers nemen een bijzondere maatschappelijke<br />
positie in wanneer het borstvoeding betreft. De autoriteit die<br />
zij genieten op het vlak <strong>van</strong> gezondheid en voeding maakt dat<br />
jonge moeders vaak bij hen te rade komen en redelijkerwijs<br />
ook correcte informatie en ondersteuning <strong>van</strong> hen mogen<br />
verwachten.<br />
Dit onderzoek toont aan dat zowel langvoedsters als<br />
kortvoedsters zich <strong>voor</strong>al aangemoedigd voelen door de<br />
verpleegkundige <strong>van</strong> Kind en Gezin, de vroedvrouw in de<br />
materniteit, en de vroedvrouw aan huis. Daarnaast voelen<br />
langvoedsters zich vaker gestimuleerd door de arts <strong>van</strong> Kind en<br />
Gezin, de huisarts en de kraamverzorgster thuis. Internationale<br />
studies toonden reeds aan dat moeders die zich gesteund<br />
weten door gezondheidswerkers meer zelfvertrouwen krijgen<br />
en langer zullen doorgaan met voeden (Dillaway etal, 2004;<br />
Khoury etal, 2002; Freed etal, 1995; Humenick etal, 1998). Er<br />
kan dus niet <strong>voor</strong>bijgegaan worden aan de ondersteunende<br />
193
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
194<br />
opdracht <strong>van</strong> deze gezondheidswerkers.<br />
Wanneer het informatieverstrekking betreft, geven zowel<br />
lang- als kortvoedsters aan dat ze <strong>voor</strong>al informatie krijgen<br />
<strong>van</strong> de verpleegkundigen <strong>van</strong> Kind en Gezin en de vroedvrouw<br />
in de materniteit. Langvoedsters stellen bovendien vaker dan<br />
kortvoedsters dat ze informatie krijgen <strong>van</strong> de vroedvrouw<br />
thuis en <strong>van</strong> de arts <strong>van</strong> Kind en Gezin, maar minder vaak<br />
dat ze geïnformeerd worden door hun gynaecoloog en de<br />
vroedvrouw in de materniteit. In dit verband verwijzen we<br />
naar de hypothese dat het aandeel moeders dat thuis of met<br />
kort ziekenhuisverblijf bevalt verhoudingsgewijs hoger zal<br />
liggen bij langvoedsters dan bij kortvoedsters. Dit biedt een<br />
mogelijke verklaring <strong>voor</strong> het feit dat langvoedsters vaker<br />
informatie krijgen <strong>van</strong> de vroedvrouw thuis en minder vaak<br />
<strong>van</strong> de gynaecoloog en de vroedvrouw in de materniteit.<br />
Daarnaast blijken langvoedsters vaker dan kortvoedsters zelf<br />
op zoek te gaan naar informatie in boeken, tijdschriften<br />
en brochures, en nemen ze ook vaker contact op met een<br />
borstvoedingsvereniging. Er werd eveneens gevraagd of de<br />
informatie <strong>van</strong> gezondheidswerkers de moeders ook had<br />
geholpen om langer te voeden. Hierbij blijkt zowel <strong>voor</strong> kortals<br />
langvoedsters <strong>voor</strong>al de informatie <strong>van</strong> de vroedvrouw<br />
aan huis erg nuttig te zijn. Deze bevinding geeft aan dat een<br />
degelijke ondersteuning <strong>van</strong> moeders erg belangrijk is, en<br />
bij<strong>voor</strong>beeld een continue begeleiding (minstens 6 maanden)<br />
waarbij ook na de kraamperiode borstvoedingsinformatie<br />
wordt gegeven, aanbevolen is. In dit verband wordt daarom<br />
geadviseerd om borstvoedingsbegeleiding op te nemen in de<br />
nomenclatuur, en dit gedurende een voldoende lange periode<br />
na de bevalling.<br />
Verder zeggen langvoedsters ook vaker dan kortvoedsters dat<br />
de prenatale infosessies hen geholpen hebben om langer te<br />
voeden. Vrouwen reeds <strong>voor</strong> of tijdens de zwangerschap goed<br />
informeren over borstvoeding blijkt dus nogmaals <strong>van</strong> belang.<br />
Financiële ondersteuning <strong>van</strong> de prenatale infosessies <strong>van</strong>uit<br />
de overheid is dan ook wenselijk. Op deze manier worden<br />
er meer middelen beschikbaar gesteld <strong>voor</strong> het organiseren<br />
<strong>van</strong> deze sessies en kunnen er bijkomende inspanningen<br />
gedaan worden om een zo groot mogelijke groep zwangeren<br />
te bereiken. Het stimuleert bovendien om te waken over<br />
de kwaliteit <strong>van</strong> de informatie die over borstvoeding wordt<br />
verspreid.<br />
Een laatste aspect met betrekking tot de begeleiding door<br />
gezondheidswerkers betreft de eenduidigheid <strong>van</strong> de adviezen<br />
die door verschillende ( groepen ) gezondheidswerkers<br />
worden gegeven. Ongeveer 1 op 3 kort - en langvoedsters<br />
stelt soms of vaak te maken te hebben met tegenstrijdige<br />
adviezen. Hoewel op dit vlak geen significante verschillen<br />
naar borstvoedingsduur werden vastgesteld, mag verwacht<br />
worden dat tegenstrijdigheden moeders onzeker maken en<br />
het vertrouwen in hun lactatiecapaciteiten hierdoor wordt<br />
afgeremd. Binnen de gezondheidszorg blijkt het dan ook<br />
<strong>van</strong> onmiskenbaar belang om te werken aan éénsluitende,<br />
wetenschappelijk onderbouwde adviezen over de verschillende<br />
aspecten <strong>van</strong> borstvoeding. Dit kan door het uitwerken <strong>van</strong><br />
richtlijnen die ondersteund worden door de verschillende<br />
instanties en gelden <strong>voor</strong> alle gezondheidswerkers.<br />
Uit de interviews met kansarme moeders blijkt dat kansarme<br />
gezinnen in zeer beperkte mate een beroep doen op hulp<br />
<strong>van</strong> gezondheidswerkers. Ze worden vaak enkel bereikt door<br />
de regioverpleegkundige <strong>van</strong> Kind en Gezin. Daarom is het<br />
aanbevolen dat gezondheidswerkers extra inspanningen<br />
zouden leveren om kansarme gezinnen beter te bereiken,<br />
zodat ook zij degelijk geïnformeerd en ondersteund kunnen<br />
worden door hun huisarts, gynaecoloog, pediater of<br />
vroedvrouw.<br />
4. BESLUIT<br />
De onderzoeksresultaten tonen aan dat langvoedsters op<br />
een aantal punten verschillen <strong>van</strong> kortvoedsters. Zowel<br />
op socio - demografisch vlak als op het vlak <strong>van</strong> attitude,<br />
intentie, beleving, sociale omgeving, arbeid en invloed<br />
<strong>van</strong> gezondheidswerkers werden verschillen opgetekend.<br />
De vastgestelde invloeden <strong>van</strong> deze factoren op de<br />
borstvoedingsduur roepen op tot beleidsmaatregelen ter<br />
bevordering <strong>van</strong> een borstvoedingsvriendelijk klimaat<br />
en dit op verschillende niveaus. Allereerst is op het ruime<br />
maatschappelijke vlak een algemene sensibilisering wenselijk.<br />
Wanneer de hele samenleving geïnformeerd wordt over de<br />
<strong>voor</strong>delen <strong>van</strong> (lang) borstvoeding geven draagt dit bij tot<br />
het normaliseren <strong>van</strong> borstvoeding en voelen langvoedsters<br />
zich minder vaak een uitzondering. Wanneer de duur <strong>van</strong> de<br />
thuisblijfperiode na de bevalling een belangrijke determinant<br />
<strong>voor</strong> de borstvoedingsduur blijkt, is een verlenging <strong>van</strong><br />
de moederschapsrust tot zes maanden een aangewezen<br />
beleidsoptie.<br />
Daarnaast is een belangrijke taak weggelegd <strong>voor</strong> de<br />
gezondheidswerkers. Correcte kennis en een ondersteunende<br />
houding bij gezondheidswerkers die in contact komen met<br />
zwangere vrouwen en jonge moeders zijn onontbeerlijk<br />
wanneer we lang voeden wensen te stimuleren. Een eigen<br />
bevraging <strong>van</strong> de kennis over borstvoeding bij 9 groepen<br />
gezondheidswerkers (huisartsen, gynaecologen, pediaters,<br />
<strong>vroedvrouwen</strong> en kraamverzorg(st)ers in de thuiszorg,<br />
regioverpleegkundigen <strong>van</strong> Kind & Gezin, verantwoordelijken<br />
en kinderverzorg(st)ers <strong>van</strong> een erkend kinderdagverblijf en<br />
op<strong>van</strong>gouders) legt overigens belangrijke lacunes bloot (nvdr:<br />
verschenen in TVV5 – 2006). Bijscholing over borstvoeding,<br />
met specifieke aandacht <strong>voor</strong> de thema’s die als onvoldoende<br />
gekend naar voren komen, dringt zich dan ook op.<br />
De volledige onderzoeksresultaten werden gebundeld<br />
in het boek ‘Succesvol borstvoeding geven in<br />
Vlaanderen. Kan het’<br />
Dit boek is <strong>voor</strong> de prijs <strong>van</strong> 20 euro te verkrijgen op<br />
onderstaand adres:<br />
De Bakermat vzw<br />
Redingenstraat 27<br />
3000 Leuven<br />
Tel: 016/20 77 40<br />
debakermat@debakermat.be
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
REFERENTIES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
• Declerq H. (1998). Borstvoeding: betekenis <strong>voor</strong> moeder en<br />
kind [Diss Lic]. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.<br />
• de Reede, A. (2003). Begeleiding bij borstvoeding. Wijk bij<br />
Duurstede en Krimpen aan de Lek: Vereniging Borstvoeding<br />
Natuurlijk en Stichting Zorg <strong>voor</strong> Borstvoeding.<br />
• Dillaway HE, ME Douma (2004). Are Pediatric Offices<br />
“Supportive” of Breastfeeding Discrepancies between<br />
Mothers’ and Healthcare Professionals’ Reports. Clinical<br />
Pediatrics, 43, 417-430.<br />
• Freed G, Clark S, Sorensen J, Lohr J, Cefalo R, P Curtis.<br />
(1995). National Assessment of Physicians’ Breastfeeding<br />
Knowledge, Attitudes, Training and Experience. JAMA,<br />
273 (6), 472-476.<br />
• Humenick S, Hill P, P Spiegelberg. (1998). Breastfeeding<br />
and Health Professional Encouragement. Journal of Human<br />
Lactation, 14 (4),305-310.<br />
• Khoury AJ, Hinton A, Mitra AK, Carothers C, Foretich C.<br />
(2002). Improving Breastfeeding Knowledge, Attitudes,<br />
and Practices and WIC Clinic Staff. Public Health Reports,<br />
117, 453-462.<br />
• Newman J. (2005). Breastfeed a Toddler – Why on<br />
Earth Beschikbaar via http://www.thebirthden.com/<br />
Breastfeed%20a%20Toddler-January%202005.doc.<br />
• Ward M, Sheridan A, Howell F, Hegarty I, O’Farrell A. (2004).<br />
Infant feeding: factors affecting initiation, exclusivity and<br />
duration. Irish Medical Journal, 97 (7), 197-199.<br />
• SEIN. (2002). Onderzoek naar de voedingssituatie <strong>van</strong><br />
jonge kinderen. Diepenbeek: SEIN.<br />
NIEUWSFLASH:<br />
DUUR VAN BORSTVOEDING EN KANS OP<br />
OVERGEWICHT<br />
De duur <strong>van</strong> borstvoeding is omgekeerd evenredig met<br />
overgewicht in het later leven. Harder et al. concluderen<br />
dat hoe langer de duur <strong>van</strong> borstvoeding is, hoe minder<br />
kans op overgewicht. Voor elke maand borstvoeding<br />
na 9 maanden vermindert de kans op overgewicht met<br />
4%. De daling resulteerde in een 30% vermindering <strong>van</strong><br />
de kans op overgewicht <strong>voor</strong> een baby die 9 maanden<br />
borstvoeding kreeg, vergeleken met een baby die nooit<br />
borstvoeding heeft gekregen.<br />
Harder et al. (2005). Duration of Breastfeeding and<br />
Risk of Overweight: A Meta-Analysis. American<br />
Journal of Epidemiology, 162(5):397-403.<br />
De WHO heeft nieuwe groei – en gewichtscurves<br />
opgesteld specifiek <strong>voor</strong> borstvoedingskinderen!<br />
Deze zijn te downloaden op www.who.int/<br />
childgrowth.<br />
195<br />
1 Dit borstvoedingsproject (2005-2007) heeft het “Zeven Punten<br />
Plan ter bescherming, promotie en ondersteuning <strong>van</strong><br />
borstvoeding in de maatschappelijke gezondheidszorg” als<br />
grondslag en omvat verschillende acties:<br />
* Begeleiden <strong>van</strong> de organisaties betrokken bij borstvoeding<br />
in de maatschappelijke gezondheidszorg naar certificering<br />
tot borstvoedingsvriendelijke organisatie.<br />
* Een wetenschappelijk onderbouwd éénvormig borstvoedingsbeleid<br />
opstellen <strong>voor</strong> de maatschappelijke gezondheidszorg<br />
en uitwerken <strong>van</strong> opleidingspakketten.<br />
* Een wetenschappelijk onderbouwd instrument uitwerken<br />
om tijdens de kraamperiode de moeders te detecteren die<br />
een risico lopen vroegtijdig te stoppen met borstvoeding.<br />
* Een inventaris rond afkolven actualiseren.<br />
* Een <strong>Vlaamse</strong> website over borstvoeding ontwikkelen (www.<br />
wegwijsborstvoeding.be) met professionelen als doelgroep.<br />
* Oprichten <strong>van</strong> een multidisciplinaire projectopvolgingsgroep,<br />
met vertegenwoordigers uit verschillende beroepsgroepen<br />
rond borstvoeding, die zorgt <strong>voor</strong> begeleiding en<br />
bijsturing.<br />
2 Vzw De Bakermat is ontstaan als kraamcentrum in 1983,<br />
en <strong>van</strong>af 1993 versterkt met een groepspraktijk <strong>van</strong> <strong>vroedvrouwen</strong><br />
die zwangere koppels en pas bevallen ouders preen<br />
postnataal begeleiden. De Bakermat is recentelijk (2003)<br />
ook door Kind en Gezin erkend als Expertisecentrum Kraamzorg,<br />
en heeft daarnaast <strong>van</strong>af 2005 als derde kernactiviteit<br />
de opdracht om in partnerschap met Kind en Gezin, borstvoeding<br />
in Vlaanderen op de kaart te zetten.<br />
3 In de steekproef werden enkel moeders opgenomen die woonachtig<br />
zijn in het Vlaams Gewest. Anderstaligen, kansarmen,<br />
moeders <strong>van</strong> meerlingen, prematuren, baby’s die verbleven<br />
op de neonatale intensieve afdeling, of overleden waren op<br />
het moment <strong>van</strong> de bevraging, werden niet in de steekproef<br />
opgenomen.<br />
4 Kansarmoede wordt door Kind en Gezin gedefinieerd als<br />
“een duurzame toestand waarbij mensen beknot worden in<br />
hun kansen om voldoende deel te nemen aan maatschappelijk<br />
hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid en<br />
huisvesting.” Volgende criteria worden hier<strong>voor</strong> in rekening<br />
gebracht: het maandelijks gezinsinkomen, de opleiding <strong>van</strong><br />
de ouders, de ontwikkeling <strong>van</strong> de kinderen, de arbeidssituatie<br />
<strong>van</strong> de ouders, de huisvesting, de gezondheid.<br />
5 Het gaat hier om de ‘normale activiteitsstatus’ <strong>van</strong> de moeder<br />
als indicator <strong>voor</strong> haar sociaal - economisch profiel.<br />
Dit wil zeggen dat we ook spreken <strong>van</strong> een beroepsloopbaan<br />
wanneer de moeder op het moment <strong>van</strong> bevraging in<br />
moederschaprust, borstvoedingsverlof, ouderschapsverlof, of<br />
tijdskrediet is.<br />
6 Cronbach’s Alpha = 0.7033
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
Z E L F K E N N I S T E S T B O R S T V O E D I N G<br />
TEST JE KENNIS OVER BORSTVOEDING<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
M A R L E N E REYNS, VROEDVROUW, IBCLC<br />
196<br />
Met deze zelfkennistest willen we de kennis omtrent borstvoeding bij de <strong>vroedvrouwen</strong> verruimen. Het<br />
is tevens een goed hulpmiddel bij de <strong>voor</strong>bereiding op het Internationale Examen IBCLC. De resultaten<br />
<strong>van</strong> de Zelfkennistest vindt u terug in TVV5 – 2007.<br />
1. Het gedrag <strong>van</strong> deze baby (Foto 1) is het<br />
minst waarschijnlijk veroorzaakt door<br />
a. Stress door separatie <strong>van</strong> de moeder.<br />
b. Indicatie <strong>van</strong> pijn.<br />
c. Een poging <strong>van</strong> de baby om de moeder te<br />
manipuleren.<br />
d. Situatie waarbij de baby spanning ervaart.<br />
2. Een moeder klaagt dat haar baby <strong>van</strong> drie<br />
weken “constant weent”. Zij las in een<br />
populair oudermagazine dat het beter is om<br />
direct je kindje op een duidelijk uurschema te<br />
voeden. Je beste reactie zou zijn<br />
a. Het is goed je kind maximum 10 minuten<br />
per borst te laten drinken.<br />
b. Je kan beter een fopspeentje geven om de tijd tussen<br />
twee voedingen ruimer te maken.<br />
c. Het komt de baby en de borstvoeding ten goede indien<br />
je geen limiet stelt aan de duurtijd <strong>van</strong> de voeding en<br />
aan de frequentie <strong>van</strong> de voedingen.<br />
d. Water geven tussen twee voedingen zorgt er<strong>voor</strong> dat je<br />
een beter schema kunt volgen.<br />
foto 1<br />
3. De uitstulping op deze borst (Foto 2) is hoogstwaarschijnlijk<br />
veroorzaakt door<br />
a. Een verstopt melkkanaal.<br />
b. Een galoctocoele.<br />
c. Mastitis.<br />
d. Een absces.<br />
4. Al de genoemde structuren zijn terug te vinden in de<br />
foetale circulatie behalve<br />
a. Ductus venosus.<br />
b. Foramen ovale.<br />
c. Ductus arteriosus.<br />
d. Foramen magnum.<br />
foto 2<br />
5. Het meest normale en veilige nachtverloop bij een exclusief borstgevoede baby <strong>van</strong> 3 maanden is<br />
a. Moeder en kind delen het bed en er wordt verschillende keren per nacht gevoed.<br />
b. De baby slaapt in een andere kamer dan de ouders.<br />
c. De baby wordt in een bed gelegd op een regelmatig tijdstip en valt alleen in slaap.<br />
d. De baby wordt getroost tot hij slaapt en wordt met een fopspeentje in zijn bedje gelegd.
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
6. Het plots weigeren <strong>van</strong> de borst bij een 7 tot 9 maanden oude baby is hoogst waarschijnlijk te<br />
wijten aan één <strong>van</strong> de beschreven redenen behalve<br />
a. Ziekte bij de baby.<br />
b. De reactie <strong>van</strong> de moeder op bijten tijdens de voeding.<br />
c. Veranderingen in het gebruik <strong>van</strong> zeep, parfum of deodorant door de moeder.<br />
d. De baby die aangeeft dat hij wil stoppen met borstvoeding.<br />
7. Een moeder wil graag haar peutertje <strong>van</strong> 18 maanden nog borstvoeding geven tijdens haar huidige<br />
zwangerschap. Een buurvrouw zei dat ze beter zou stoppen met borstvoeding geven omdat dit een<br />
premature arbeid en bevalling kan uitlokken. Jouw beste reactie hierop zou zijn<br />
a. Geef haar de raad onmiddellijk te stoppen met borstvoeding.<br />
b. Vertel haar dat borstvoeding tijdens een normaal verlopende zwangerschap niet schadelijk is<br />
noch <strong>voor</strong> de zwangerschap en de ongeboren baby, noch <strong>voor</strong> de peuter.<br />
c. Geef haar de raad preventief lanoline zalf te gebruiken <strong>voor</strong> de pijn t.h.v. de tepels tijdens de<br />
zwangerschap.<br />
d. Geef de raad geen betrekkingen meer te hebben opdat de contracties die op deze manier<br />
uitgelokt worden de zwangerschap in gevaar brengen.<br />
197<br />
8. Een moeder is bezorgd om het voedingspatroon <strong>van</strong> haar baby. De baby drinkt een 10, soms 30<br />
minuten aan één borst en laat dan spontaan los. Jouw beste reactie zou zijn<br />
a. Dit is een normaal veel <strong>voor</strong>komend patroon.<br />
b. Baby’s krijgen tijdens de eerste tien minuten al wat zij nodig hebben.<br />
c. Uw kind heeft duidelijk een zuigprobleem.<br />
d. Uw let - down reflex is te traag.<br />
9. Een tienjarig meisje is betrokken bij een ernstig auto - ongeluk. Bij de behandeling werd een drain<br />
in haar borst geplaatst t.h.v. haar rechtertepel. In functie <strong>van</strong> haar capaciteit om borstvoeding te<br />
kunnen geven, wat zal het meeste schade berokkenen<br />
a. Beschadiging <strong>van</strong> de melkkanalen.<br />
b. Beschadiging <strong>van</strong> de bloedvaten die de borst <strong>voor</strong>zien.<br />
c. Zenuwbanen die naar de tepel lopen worden onderbroken.<br />
d. Gestoorde doorgang <strong>van</strong> de grotere bloedvaten naar de borst.<br />
10. Een moeder belt je met het gegeven dat ze een borstkolf gehuurd heeft op dag 12 postpartum.<br />
Het is de bedoeling om de melkproductie te stimuleren. Ze kreeg een secundaire sectio. Het is nog<br />
niet gelukt om de baby op een goede manier te laten drinken aan de borst. Ze is pas beginnen<br />
kolven op dag 3 en kolft sindsdien 3 tot 4 keer per dag. Op welke manier kan ze best haar<br />
melkproductie opdrijven<br />
a. Laat haar drie keer per dag een tas venkelthee drinken.<br />
b. Geef haar de raad om de 2 à 3 uur de borsten goed te stimuleren door toch de baby even te<br />
laten drinken en/of te kolven.<br />
c. Laat de baby om de 2 à 3 uur drinken aan de borst om de melkproductie te stimuleren,<br />
niettegenstaande de baby niet goed drinkt.<br />
d. Vraag haar arts om metaclopromide (= anti – emeticum) <strong>voor</strong> te schrijven om het proclactine te<br />
stimuleren.<br />
11. Een moeder is bezorgd omdat haar baby <strong>van</strong> twee weken niet zo krachtig zuigt, wanneer<br />
zij die vergelijkt met haar eerste kind. Ze zegt dat de baby precies altijd “hongerig” is. De<br />
baby verliest nog altijd gewicht sinds de geboorte. De minst waarschijnlijke oorzaak <strong>van</strong> dit<br />
borstvoedingsprobleem is<br />
a. Het gaat hier over een dysmatuurtje.<br />
b. De baby is gewoon lui.<br />
c. De baby heeft een te zwak ontwikkelde tonus <strong>van</strong> de mondspieren.<br />
d. De baby zuigt te oppervlakkig.
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
198<br />
12. Bij een premature geboorte zijn al de volgende beschreven processen gestoord<br />
in hun ontwikkeling behalve<br />
a. Mineralisering <strong>van</strong> het skelet.<br />
b. De maturiteit <strong>van</strong> het darmkanaal.<br />
c. Afzetting <strong>van</strong> vetweefsel.<br />
d. Het gehoor en het smaakzintuig.<br />
13. Tijdens de eerste minuten wanneer de baby drinkt aan de borst; maakt hij “kuch” - geluiden,<br />
verslikt zich en laat vervolgens los. Dit incident beschrijft het best<br />
a. Een kindje met een minder goed ontwikkelde tonus <strong>van</strong> de mondspieren.<br />
b. Te grote aanmaak <strong>van</strong> speeksel.<br />
c. Overactieve “let down” (melk ejectie) reflex.<br />
d. Gastro - oesophagale reflux.<br />
14. Een moeder klaagt op dag 5 postpartum over een gevoelig plaats gesitueerd in haar rechterborst.<br />
Niettegenstaande ze deze harde plaats reeds drie dagen goed verzorgd met ice - packs, koele<br />
koolbladen en frequente sessies <strong>van</strong> afkolven met een elektrische borstkolf, blijft de plaats<br />
gevoelig en hard. Je volgende actie moet zijn:<br />
a. Geef de suggestie om dezelfde therapie nog een 48 uur verder te doen.<br />
b. Gebruik liever warmte (kompressen, kersenpitkussen,…) <strong>voor</strong> het kolven.<br />
c. Vraag <strong>voor</strong> een uitgebreid medisch consult bij een specialist om de borst te evalueren.<br />
d. Suggereer dat zij een stevige BH draagt en geef de raad niet teveel te drinken.<br />
15. De moeder heeft een dringende hysterectomie gehad na de geboorte. Welke <strong>van</strong> de volgende<br />
stelling is NIET rele<strong>van</strong>t <strong>voor</strong> haar mogelijkheden om borstvoeding te geven.<br />
a. Het zal moeilijk zijn de melkproductie op gang te krijgen indien ze veel bloedverlies gehad<br />
heeft.<br />
b. Ze zal niet in staat zijn borstvoeding te geven indien ook de ovaria verwijderd zijn.<br />
c. De eerst borstvoeding is vertraagd met een aantal uren.<br />
d. De moeder zal veel ondersteuning nodig hebben, gezien dit zowel lichamelijk als mentaal een<br />
sterke impact heeft.<br />
16. Deze moeder (Foto 3) heeft een hulpmiddel gebruikt om<br />
een borstvoedingsprobleem op te lossen. Welk hulpmiddel<br />
heeft zij hoogstwaarschijnlijk gebruikt<br />
a. Een tepelhoedje.<br />
b. Een borstschelp.<br />
c. Een borstkompres.<br />
d. Een borstkolf.<br />
17. Een à - terme 13 uur oude baby heeft nog niet gedronken<br />
aan de borst. Je eerste keuze om deze baby te helpen<br />
voeden zou moeten zijn<br />
a. Cupvoeding.<br />
b. Fles met een aangepast speentje.<br />
c. Geef de voeding met een spuitje.<br />
d. Leg de baby aan de borst.<br />
foto 3<br />
18. Er mag meestal geen borstvoeding gegeven worden bij volgende categorie <strong>van</strong> medicatie<br />
a. Antibiotica.<br />
b. Antidepressiva.<br />
c. Antineoplastica.<br />
d. Antihypertensiva.
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
19. Voor moedermelk gelden al de volgende uitspraken behalve<br />
a. Melkcomponenten komen overeen met 50 % <strong>van</strong> het genetische materiaal <strong>van</strong> de baby.<br />
b. De moedermelk is 75 % bio - beschikbaar <strong>voor</strong> de baby.<br />
c. De meer dan 200 geïdentificeerde componenten in de moedermelk hebben een nutritieve en<br />
immunologische functie.<br />
d. De moedermelkcomponenten komen tegemoet aan al de fysiologische noden <strong>van</strong> de baby.<br />
20. Voor lysosyme geldt al het volgende behalve<br />
a. Vernietigt E coli en andere bacteriën.<br />
b. Neemt toe in de melk na 6 maanden lactatie.<br />
c. Wordt vernietigd door pasteurisatie.<br />
d. Werkt ontstekingsremmend.<br />
199<br />
REFERENTIE<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
• Smith, Linda J. (2001).Comprehensive Lactation Consultant, J. en B. publishers, Sudbury<br />
Massachusetts.<br />
NIEUWSFLASH:<br />
WAAROM WERKEN KOOLBLADEREN<br />
ALS BEHANDELING BIJ MASTITIS<br />
EN PIJNLIJKE BORSTEN BIJ<br />
BORSTVOEDING<br />
Het gebruik <strong>van</strong> koolbladeren maakt deel uit <strong>van</strong> Europese<br />
volksgeneeskunde en wordt als zalf <strong>van</strong> de armen beschreven<br />
(zie www.bmj.com/cgi/content/full/327/7412/451-c). Indien<br />
er gecontroleerde onderzoeken over de helende werking <strong>van</strong><br />
koolbladeren zouden zijn, zijn zij niet gemakkelijk te vinden.<br />
Kolen zijn lid <strong>van</strong> de Brassicaceae, een grote en diverse<br />
plantenfamilie. Brassicas produceren glucosinolate<br />
samenstellingen, één waar<strong>van</strong> sinigrin (kalium myronate),<br />
bijdraagt aan de scherpe geur bij het koken <strong>van</strong> kolen.<br />
Samen met water en het brassica enzyme myrosinase, vormt<br />
sinigrin “mosterdoliën”, die doorheen de geschiedenis <strong>voor</strong><br />
hun helende eigenschappen bekend staan bij toepassing<br />
er<strong>van</strong> als papje of zalf. Geplette of gehakte bladeren worden<br />
toegepast uiterlijk als counter - irritant om zwelling en<br />
pijnlijke gewrichten te verlichten en besmettingen te reinigen,<br />
en in de huid kan een verwarmende sensatie ervaren worden.<br />
Mosterdolie kan echter blaasjes vormen zodat <strong>voor</strong>zichtigheid<br />
bij gebruik een must is.<br />
Koude koolbladeren hebben het eenvoudige effect <strong>van</strong> een<br />
koud kompres en verminderen hitte op dezelfde manier als<br />
een koude flanel. Nochtans worden de gunstige effecten <strong>van</strong><br />
de kool verhoogd als de bladeren verhit worden door een heet<br />
strijkijzer of door ze in kokend water te blancheren <strong>voor</strong> het<br />
gebruik. De hitte geeft diverse chemische anti - inflammatoire<br />
producten vrij alsook fytohormonen. De bladeren in de bh laten<br />
zal een traag verlichtend effect hebben omdat het lichaam<br />
ze verwarmt en er gunstige chemische producten uittrekt.<br />
Hete koolpapjes werken ook bij verstuiking, ontwrichting en<br />
om splinters te <strong>voor</strong>schijn te halen. Deze remedie kan ook<br />
toegepast worden <strong>voor</strong> de behandeling <strong>van</strong> een borstabces bij<br />
antibiotica resistentie.<br />
Warme koolbladeren worden praktisch gezien enkel<br />
aanbevolen om het letdown te stimuleren bij het ledigen <strong>van</strong><br />
een gespannen overvolle borst; <strong>van</strong>daar dat sommige mensen<br />
de koolbladeren verwarmen of strijken vóór gebruik. Voor<br />
andere indicaties moeten de bladeren niet verwarmd worden:<br />
de gunstige enzymen komen vrij en worden geactiveerd door<br />
de warmte <strong>van</strong> de borst bij stuwing of mastitis: de borsten<br />
verwarmen de koolbladeren voldoende om de enzymen in<br />
werking te brengen.<br />
Er is dus niets nieuws over deze oude remedie die wordt<br />
gebruikt om alle soorten pijnlijke zwelling te verminderen. Het<br />
kan heel normaal zijn een <strong>voor</strong>raad koolbladeren te vinden in<br />
de koelkast op de materniteit!<br />
Er is dus niets mis met het gebruik <strong>van</strong> koolbladeren want de<br />
vrouw in Minerva gebruikte ze bij een gezwollen knie!<br />
Uit Editie 2604 <strong>van</strong> New Scientist Magazine, 19 Mei<br />
2007, p 93<br />
http://www.newscientist.com/article/mg19426042.300-<br />
why-does-cabbage-work-as-<br />
Referentie: Cabbage leaves are poor man’s poultice<br />
Minerva. BMJ 2003;326: 1406. (21 Juni.)
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
S T A M C E L L E N<br />
200<br />
NAVELSTRENGBLOEDDONATIE<br />
IN ANTWERPEN<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
K A A T J E BALLEGEER, VROEDVROUW EN WILHELM MISTIAEN, ARTS<br />
D E P A R T E M E N T GEZONDHEIDSZORG, HOGESCHOOL ANTWERPEN<br />
INLEIDING<br />
Navelstrengbloed heeft een veelbelovende toekomst en<br />
de afnameprocedure is erg eenvoudig. Toch doneren er<br />
weinig vrouwen. Gebrek aan kennis en <strong>voor</strong>opgezette<br />
meningen kunnen er een invloed op hebben. Men spreekt<br />
<strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie wanneer een zwangere<br />
toestemming geeft om het navelstrengbloed <strong>van</strong> haar kind<br />
op te slaan in een navelstrengbloedbank. In een publieke<br />
navelstrengbloedbank gebeurt dit anoniem. De stamcellen<br />
hieruit gewonnen zijn vrij beschikbaar <strong>voor</strong> therapeutische<br />
doeleinden. In België is deze procedure volledig gratis <strong>voor</strong> de<br />
donor. De kost <strong>voor</strong> opslag gedurende 10 jaar bedraagt 744<br />
euro en wordt momenteel gedragen door de bloedbanken<br />
zelf. In een commerciële navelstrengbloedbank wordt het<br />
navelstrengbloed gedurende 20 jaar opgeslagen op naam<br />
<strong>van</strong> het kind. Hier<strong>voor</strong> tekenen de ouders een contract en<br />
betalen 1370 euro.<br />
Stamcellen kunnen (min of meer) onbeperkt delen en ook<br />
differentiëren tot specifieke cellen. Er kunnen verschillende<br />
klassen <strong>van</strong> stamcellen worden onderscheiden, enerzijds<br />
naargelang hun oorsprong, anderzijds naargelang hun<br />
differentiatiegraad. De bevruchte eicel is de ‘oerstamcel’. In de<br />
eerste uren na de bevruchting deelt deze oerstamcel zich een<br />
aantal keer, waardoor meerdere totipotente cellen ontstaan.<br />
Elk <strong>van</strong> deze cellen heeft de potentie om uit te groeien tot<br />
een foetus. Embryonale stamcellen liggen in de binnenste<br />
cellaag <strong>van</strong> het vroege embryo en zijn pluripotent: de cellen<br />
kunnen zich specialiseren tot vele, maar niet meer tot alle<br />
celtypen. Hoe later in de ontwikkeling ze genomen worden,<br />
hoe minder pluripotent ze zijn. Late foetale stamcellen worden<br />
gehaald uit het materiaal <strong>van</strong> geaborteerde foetussen. Deze<br />
stamcellen zijn al gedifferentieerd in een bepaalde richting,<br />
maar toch nog redelijk multipotent. Ze worden ook gehaald<br />
uit navelstrengbloed. In volwassen weefsels komen ook<br />
stamcellen <strong>voor</strong>, die kunnen rijpen tot gedifferentieerde cellen,<br />
die weefsels en organen opbouwen. Volwassen stamcellen<br />
kunnen ook plastisch zijn. Dat houdt in dat stamcellen nog<br />
kunnen worden gedeprogrammeerd, hun genetische code kan<br />
nog een andere differentiatierichting worden uitgestuurd.<br />
Bij de foetus bevinden de bloedvormende stamcellen zich<br />
onder meer in de bloedcirculatie. De stamcellen geoogst uit<br />
navelstrengbloed zijn dan ook hematopoëtische stamcellen.<br />
Deze stamcellen vormen een speciale categorie, tussen<br />
de embryonale en de volwassen stamcellen. Ze hebben<br />
meer potentieel dan de klassieke beenmergstamcellen <strong>van</strong><br />
volwassenen maar minder dan de embryonale stamcellen.<br />
Deze stamcellen zijn ook minder geconditioneerd, waardoor<br />
zij, bij transplantatie minder aanleiding geven tot afstoting<br />
dan volwassen stamcellen. Ze zijn het onderwerp <strong>van</strong> dit<br />
onderzoek.<br />
Stamceltransplantatie is slechts mogelijk wanneer er een<br />
goede verenigbaarheid <strong>van</strong> de weefsels (HLA type) bestaat<br />
tussen donor en patiënt. Zoniet zal dit leiden tot een heftige<br />
afweerreactie en tot afstoting <strong>van</strong> het transplantaat. Dit<br />
kan ook aanleiding geven tot graft-versus-host disease.<br />
Dit is een omgekeerde afstotingsreactie: hierbij keren de<br />
getransplanteerde stamcellen zich tegen de ont<strong>van</strong>ger.<br />
Momenteel is er wereldwijd een bestand <strong>van</strong> 10 miljoen<br />
vrijwilligers. Ondanks dit grote aantal is de gemiddelde<br />
kans om een compatibele donor te vinden slechts 1/50.000.<br />
Om deze redenen kan steeds <strong>voor</strong> zowat 40 procent <strong>van</strong><br />
de patiënten, die een stamceltransplantatie nodig hebben,<br />
géén donor worden gevonden. Hier zou navelstrengbloed<br />
wel eens de oplossing kunnen bieden.<br />
Transplantaties met stamcellen uit navelstrengbloed is<br />
efficiënt gebleken ter behandeling <strong>van</strong> leukemie (Vanderson<br />
et al, 2004), lymfomen, hemoglobinopathieën (Locatelli et<br />
al, 2003), beenmergfalen (Fruchtman, 2004), aangeboren<br />
immunodeficiëntie syndromen en aangeboren metabolische<br />
syndromen (Staba, 2004; Escobar, 2005). Pas in 1991 groeide<br />
het idee om navelstrengbloed <strong>van</strong> onverwante donoren te<br />
gebruiken <strong>voor</strong> transplantatie. In dat jaar werd de eerste<br />
navelstrengbloedbank ter wereld opgericht. In 1993 gebeurde<br />
de eerste succesvolle transplantatie met navelstrengbloed <strong>van</strong><br />
een onverwante donor. Dit werd gevolgd door de oprichting<br />
<strong>van</strong> meerdere publieke bloedbanken, waaronder in 1997 ook<br />
in Leuven. (Gluckman, 1995; Bries et al, 2000; Senior, 2001;<br />
Boogaerts et al, 2004). Het afnemen <strong>van</strong> navelstrengbloed<br />
houdt geen enkel risico in <strong>voor</strong> de moeder of het kind en is<br />
veel minder belastend dan stamcelprelevatie uit beenmerg.<br />
Wegens immaturiteit is er ook minder kans op “graft versus<br />
host disease” bij de ont<strong>van</strong>ger (Wagner et al, 1996).
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
Een minder perfecte “match” is toelaatbaar waardoor het<br />
aantal potentiële donors toeneemt (Barker et al, 2005). De<br />
integratie bij de ont<strong>van</strong>ger na transplantatie duurt langer<br />
zodat het infectierisico hoger ligt. Bovendien ligt het aantal<br />
stamcellen lager zodat enkel ont<strong>van</strong>gers die minder dan 50<br />
kg wegen, voldoende hebben aan één donor (Laughlin et<br />
al, 2001). Mits manipulatie kunnen deze stamcellen ook<br />
uitgroeien tot andere cellen zodat niet - hematologische<br />
aandoeningen ook in aanmerking zouden komen. De eerste<br />
resultaten op proefdieren zijn veelbelovend.<br />
Omdat de bereidwilligheid <strong>van</strong> zwangere vrouwen noodzakelijk<br />
is om navelstrengbloed in de eerste plaats te bekomen, is<br />
het belangrijk om ook na te gaan hoe zij tegenover deze<br />
procedures staan en wat hun kennis hieromtrent is. Hier<br />
werd echter maar weinig over gepubliceerd. Hiertoe wil dit<br />
onderzoek een aanzet geven.<br />
MATERIALEN EN METHODEN<br />
De onderzoekspopulatie bestaat uit zwangere vrouwen<br />
in de regio Antwerpen. Om op een zo kort mogelijke<br />
tijdspanne en met beperkte middelen zo’n groot mogelijk<br />
aantal respondenten te bekomen werd de enquête op<br />
internet gepubliceerd. Op verscheidene internetforums<br />
(www.zappybaby.be, www.negenmaand.be) werd een<br />
oproep geplaatst <strong>voor</strong> deze doelgroep. Hierdoor werd een<br />
toevallige steekproef bekomen <strong>van</strong> 55 respondenten. De<br />
zwangerschapsduur, opvolging <strong>van</strong> de zwangerschap,<br />
pariteit, leeftijd en opleiding waren vergelijkbaar met de<br />
cijfers <strong>van</strong> het Studiecentrum <strong>voor</strong> perinatale epidemiologie<br />
en cijfers <strong>van</strong> het Nationaal instituut <strong>voor</strong> Statistiek. Onze<br />
steekproef is echter erg klein.<br />
De enquête bestaat uit drie delen.<br />
Het eerste deel zijn algemene vragen om een profiel te<br />
schetsen. Er wordt gevraagd naar de zwangerschapsduur,<br />
de pariteit, de opvolging <strong>van</strong> de zwangerschap, de leeftijd,<br />
het opleidingsniveau en welke bronnen er geraadpleegd<br />
zijn tijdens de zwangerschap. Al deze vragen zijn gesloten<br />
meerkeuze vragen.<br />
Het tweede deel toetst de kennis <strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie.<br />
Er wordt gevraagd aan de respondenten of zij reeds <strong>van</strong><br />
navelstrengbloeddonatie gehoord hebben. Als ze positief<br />
antwoorden, wordt gevraagd of zij in staat zijn, organisaties<br />
waar navelstrengbloed bewaard wordt, op te noemen.<br />
Ook wordt er gevraagd of zij weten hoe navelstrengbloed<br />
wordt afgenomen en of zij redenen kunnen weergeven<br />
waarom navelstrengbloeddonatie wordt afgenomen.<br />
Daarnaast wordt ook gevraagd of zij kunnen opnoemen<br />
bij wie ze terecht kunnen <strong>voor</strong> meer informatie omtrent<br />
navelstrengbloeddonatie, of zij weten welke stappen te<br />
ondernemen om te doneren en of ze weten welke instellingen<br />
te contacteren indien ze wensen te doneren. De bedoeling<br />
<strong>van</strong> deze vragen is om na te gaan wat de zwangere vrouwen<br />
kennen <strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie. Ook deze vragen zijn<br />
gesloten om de non-respons zoveel mogelijk te beperken.<br />
Echter het nadeel <strong>van</strong> deze vraagstelling is dat het niet<br />
mogelijk is om op deze wijze de correctheid <strong>van</strong> de gegeven<br />
antwoorden na te gaan.<br />
Om te controleren hoe de zwangere vrouwen denken over<br />
de nood aan het eigen navelstrengbloed werd hen gevraagd<br />
in te schatten, hoe groot de kans is dat een kind zijn eigen<br />
navelstrengbloed nodig heeft vóór de leeftijd <strong>van</strong> 10 jaar.<br />
Deze vraag is een open vraag, waarop de respondenten zelf<br />
een cijfer moesten ingegeven.<br />
Het derde deel heeft als doel de mening en de wensen <strong>van</strong><br />
de zwangere vrouwen na te gaan. Hierin wordt gevraagd of<br />
zij wensen te doneren en aan welke instelling. Ook wordt,<br />
via open vragen, gevraagd om zelf redenen op te geven om<br />
al dan niet publiek of privaat te doneren. Daarnaast wordt<br />
in dit deel, via gesloten vragen, ook nagegaan door wie en<br />
wanneer zij informatie omtrent navelstrengbloeddonatie<br />
wensen te verkrijgen. En er wordt gevraagd wie volgens de<br />
zwangere vrouwen de autoriteit heeft in het koppel om de<br />
keuze tot donatie te maken in geval <strong>van</strong> onenigheid. Het<br />
derde deel is opgemaakt naar analogie <strong>van</strong> de vragenlijst die<br />
gebruikt werd in een Canadees onderzoek (Conrad, 2003).<br />
RESULTATEN<br />
1) Graad <strong>van</strong> opleiding<br />
De helft <strong>van</strong> de respondenten hebben een hoger niet<br />
universitair diploma en 13% <strong>van</strong> de respondenten een<br />
universitair diploma. Daar tegenover heeft 4% een diploma<br />
lager onderwijs, 18% een diploma secundair beroepsonderwijs,<br />
9% een diploma secundair technisch onderwijs en 5% een<br />
diploma algemeen secundair onderwijs (in totaal 32% met<br />
een diploma secundair onderwijs).<br />
2) Zwangerschapsduur<br />
Er zijn <strong>voor</strong>namelijk vrouwen met een zwangerschapsduur<br />
tussen de 27 en 40 weken vertegenwoordigd (44%). 36%<br />
Van de vrouwen hebben een zwangerschapsduur tussen<br />
de 14 en 26 weken. Vier procent <strong>van</strong> de vrouwen in de<br />
steekproef zijn postterm.<br />
3) Opvolging<br />
91% Wordt opgevolgd door de gynaecoloog, hetzij in de<br />
privé - praktijk, hetzij in het ziekenhuis. Daarnaast wordt een<br />
9% opgevolgd door een vroedvrouw.<br />
4) Pariteit<br />
51% Van de respondenten zijn nullipara. 31% Van de<br />
vrouwen zijn in verwachting <strong>van</strong> hun tweede kindje en 13%<br />
<strong>van</strong> hun derde. 5% Van de vrouwen verwachten een vierde<br />
of volgende kindje.<br />
5) Leeftijd<br />
76% Van de respondenten zijn tussen de 20 en de 30 jaar,<br />
22% zijn tussen de 31 en 40 jaar. 2% Van de respondenten<br />
zijn jonger dan 20 jaar. Er waren geen respondenten ouder<br />
dan 41.<br />
6) Prenatale <strong>voor</strong>bereiding<br />
Dit werd nagegaan met 2 vragen: ‘Heeft u tijdens uw<br />
zwangerschap bronnen geraadpleegd’ en ‘welke bronnen<br />
raadpleegde u tijdens de zwangerschap’. De tweede vraag<br />
werd enkel beantwoord door de 53 respondenten die de<br />
eerste vraag positief beantwoord hadden. Bij de tweede<br />
vraag konden er meerdere antwoorden aangekruist worden.<br />
In het totaal werden er 235 antwoorden gegeven.<br />
201
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
202<br />
96% Heeft bronnen geraadpleegd: internet (96%),<br />
boeken (85%), tijdschriften (66%), brochures (55%),<br />
informatieavonden in het ziekenhuis (34%), kind en gezin<br />
(32%), TV en video (28%), prenatale kinesitherapie (23%),<br />
prenatale lessenreeks (15%).<br />
7) Hadden ze al <strong>van</strong> het begrip navelstrengbloed–<br />
donatie gehoord<br />
Op deze vraag antwoordde 44% ja en 56% nee. Aan de 24<br />
zwangere vrouwen die het begrip kenden, werd gevraagd de<br />
bronnen <strong>van</strong> de kennis aan te kruisen. Meerdere antwoorden<br />
waren mogelijk. Allen beantwoorden de vraag. Er werden in<br />
het totaal 26 antwoorden gegeven. Uit de resultaten blijkt dat<br />
de belangrijkste bron <strong>van</strong> kennis <strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie<br />
het internet is (50%). Andere bronnen waren brochures<br />
(16%), tijdschriften (8%), actualiteit (8%), televisie en video<br />
(8%), boeken (4%) en prenatale lessen (4%). Vanuit kind en<br />
gezin, infoavonden in het ziekenhuis, familie of vrienden en<br />
kinesisten kwam geen informatie.<br />
Aan de 24 zwangere vrouwen, die reeds <strong>van</strong> navelstreng–<br />
bloeddonatie gehoord hadden, werden 6 vragen gesteld om<br />
na te gaan waar zij kennis over hebben. Alle vragen konden<br />
worden beantwoord met ja of nee. Allen beantwoorden de<br />
vragen.<br />
83% Van de respondenten kunnen redenen weergeven <strong>voor</strong><br />
de opslag <strong>van</strong> navelstrengbloed. 54% Verklaarden te weten<br />
op welke manier navelstrengbloed wordt afgenomen en 21%<br />
noemden instellingen waar navelstrengbloed bewaard wordt.<br />
50% Van de respondenten, die reeds <strong>van</strong> navelstrengbloed<br />
gehoord hadden, wisten bij wie ze terecht kunnen <strong>voor</strong> meer<br />
informatie omtrent navelstrengbloed. Eén vierde (25%) <strong>van</strong><br />
de respondenten weet welke instellingen te contacteren<br />
om te doneren, en 30% <strong>van</strong> de respondenten weet welke<br />
stappen te ondernemen om te doneren.<br />
8) Inschatting <strong>van</strong> de kans dat een kind navelstreng–<br />
bloed nodig heeft vóór de leeftijd <strong>van</strong> 10 jaar<br />
De vraag werd door 24 zwangere vrouwen niet beantwoord.<br />
De antwoorden <strong>van</strong> de 31 andere respondenten werden<br />
geklasseerd in 3 categorieën: hoger dan 1 op 10 000<br />
(overschatting), tussen de 1 op 10 000 en 1 op 200<br />
000 (correcte schatting) en lager dan 1 op 200 000<br />
(onderschatting).<br />
Van de 31 respondenten die de vraag beantwoordden,<br />
overschatte 55% de kans en 6% onderschatte de kans; 39%<br />
<strong>van</strong> de respondenten schatte de kans juist in.<br />
9) Mening en houding <strong>van</strong> de zwangere vrouwen<br />
omtrent navelstrengbloeddonatie<br />
85% Van de respondenten wenst navelstrengbloed te<br />
doneren, 15% niet. Van de respondenten die zouden<br />
willen doneren zou de meerderheid (98%) aan een publieke<br />
instelling willen doneren en enkel 2% <strong>van</strong> de respondenten<br />
aan een private instelling.<br />
10) Redenen om te doneren aan een publieke instelling<br />
De 43 vrouwen die de vraag beantwoordden gaven 74<br />
antwoorden op. Deze waren: altruïstisch (93%), risicoloosheid<br />
(23%), omdat als hun kind het nodig zou hebben, zij ook<br />
zouden willen dat iemand navelstrengbloed gedoneerd had<br />
(19%), toegankelijkheid <strong>voor</strong> iedereen (16%), omdat anders<br />
de placenta toch maar wordt weggegooid (12%), omdat er<br />
nood is (5%), wetenschappelijk onderzoek (5%) en omdat<br />
privaat doneren te duur is (2%).<br />
11) Redenen om niet te doneren aan een publieke<br />
instelling<br />
De 24 vrouwen die de vraag beantwoordden gaven in totaal<br />
26 antwoorden. Tijdsgebrek (17%), gebrek aan professionele<br />
ondersteuning (12%), omdat de navelstreng dan niet kan<br />
uitkloppen (3%), omdat het dan niet meer ter beschikking<br />
staat <strong>van</strong> het eigen kind (3%), omdat de respondenten zich<br />
vragen stellen over het nut (3%). 46% Van de respondenten<br />
die de vraag beantwoordden, vulde in dat niets hen zou<br />
tegenhouden om publiek te doneren. 21% Van de gegeven<br />
antwoorden bevatten misvattingen betreffende kostprijs en<br />
risico’s.<br />
12) Wie heeft het recht de beslissing tot donatie te<br />
maken, in geval <strong>van</strong> onenigheid<br />
Deze vraag werd door 54 respondenten beantwoord. 50%<br />
vindt dat de vrouw het recht heeft de keuze tot al dan<br />
niet doneren te maken. De andere helft vindt dat er enkel<br />
gedoneerd mag worden indien zowel de zwangere als de<br />
partner akkoord zijn.<br />
13) Wanneer wenst de zwangere informatie over<br />
navelstrengbloeddonatie te verkrijgen<br />
Deze vraag werd beantwoord door 54 respondenten. 40%<br />
Wenst informatie omtrent navelstrengbloeddonatie te krijgen<br />
in het tweede zwangerschapstrimester, 26% verkiest om<br />
de informatie te verkrijgen gedurende het eerste trimester<br />
<strong>van</strong> de zwangerschap en 20% wenst dit te verkrijgen in het<br />
laatste zwangerschapstrimester. 13% Van de respondenten<br />
antwoordden dat zij de informatie al zouden willen bekomen<br />
vóór de zwangerschap.<br />
14) Door wie wenst de zwangere informatie over<br />
navelstrengbloeddonatie te krijgen<br />
54 Zwangere vrouwen gaven 101 antwoorden. 87% Van<br />
de respondenten zou geïnformeerd willen worden door de<br />
gynaecoloog of door de opvolgende vroedvrouw. De tweede<br />
keuze is via een informatiebrochure (57%) en vervolgens via<br />
een medewerker <strong>van</strong> de navelstrengbloedbank (24%). Als<br />
laatste werd gekozen om de informatie te verkrijgen via een<br />
prenatale cursus (17%).<br />
DISCUSSIE<br />
In een Zwitserse studie (Danzer & Holzgreve, 2003) werden<br />
moeders 6 maanden na de donatie aan een publieke bank<br />
ondervraagd betreffende hun mening, emoties, anonimiteit,<br />
eventuele donatie na een volgende zwangerschap en<br />
de ethische aspecten met betrekking tot genetisch<br />
wetenschappelijk onderzoek. Er was een grote tevredenheid<br />
over navelstrengbloeddonatie en de overgrote meerderheid<br />
was bereid om bij een volgende zwangerschap, opnieuw<br />
navelstrengbloed te doneren. Alhoewel aan de vrouwen een<br />
gedetailleerde ‘informed consent’ was <strong>voor</strong>gelegd waren
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
enkelen ongerust over het gebruik <strong>van</strong> de stamcellen <strong>voor</strong><br />
genetische testen of <strong>voor</strong> onderzoek. Er was een duidelijke<br />
correlatie tussen deze ongerustheid en het als negatief<br />
ervaren <strong>van</strong> een donatie. Het waren ook deze vrouwen die<br />
niet meer bereid waren om bij een volgende gelegenheid<br />
navelstrengbloed te doneren. In een andere studie (Conrad,<br />
2003) uit Canada werd de attitude <strong>van</strong> zwangere vrouwen<br />
met betrekking tot het verzamelen, testen en opslagen <strong>van</strong><br />
stamcellen uit navelstrengbloed onderzocht. Deze bleek<br />
positief, maar de deelnemende personen waren hoger<br />
geschoold (wat ook geldt <strong>voor</strong> het huidige onderzoek) en<br />
kwamen uit een populatie met minder etnische diversiteit.<br />
Bovendien waren in die streek geen navelstrengbloedbanken<br />
gevestigd. De meeste vrouwen schatten hun kennis omtrent<br />
navelstrengbloeddonatie en navelstrengbloedbanken laag in<br />
en wensten daarom vaak bijkomende informatie. Een kwart<br />
<strong>van</strong> de vrouwen overschatte de kans dat een kind ooit een<br />
beenmergtransplantatie nodig zou hebben vóór de leeftijd<br />
<strong>van</strong> tien jaar. Dit risico ligt momenteel tussen 1 op 200 000<br />
en 1 op 10 000.<br />
Twee derde <strong>van</strong> de vrouwen vindt dat ook de partner een<br />
rol moet spelen bij het maken <strong>van</strong> de keuze tot al dan niet<br />
doneren en aan welke soort bank. Echter in het geval dat het<br />
koppel het niet eens raakt, vindt 77% <strong>van</strong> de vrouwen dat<br />
de uiteindelijke keuze bij de vrouw moet liggen. 20% Vindt<br />
dat bij onenigheid er helemaal niet gedoneerd zou moeten<br />
worden.<br />
Ongeveer een kwart <strong>van</strong> de vrouwen gaf aan, dat een<br />
navelstrengbloedbank niet het recht zou mogen hebben om<br />
de gezondheid <strong>van</strong> de pasgeborenen te onderzoeken. Toch<br />
wenste de meerderheid dat zij zouden worden ingelicht<br />
indien er een virale of genetische afwijking gevonden zou<br />
worden. Meer dan de helft zou willen worden verwittigd als<br />
‘hun’ navelstrengbloed gebruikt zou worden. Eén derde wou<br />
hierbij een veto recht hebben over het al dan niet toelaten<br />
<strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> hun navelstrengbloed. Eén derde <strong>van</strong> de<br />
respondenten vindt dat het bloed enkel zou mogen worden<br />
gebruikt <strong>voor</strong> transplantatie. Wetenschappelijk onderzoek<br />
werd wel gezien als aanvaardbaar alternatief gebruik.<br />
Factoren die een rol spelen bij de keuze <strong>voor</strong> een private<br />
of een publieke navelstrengbloedbank zijn: het blanke<br />
ras en het al dan niet aanvaarden <strong>van</strong> alternatief gebruik<br />
<strong>van</strong> navelstrengbloed, maar niet de graad <strong>van</strong> kennis.<br />
De twee hoofdredenen om te kiezen <strong>voor</strong> een publieke<br />
bank waren altruïsme en de hoge kostprijs <strong>van</strong> private<br />
navelstrengbloedbanken.<br />
De studie geeft het advies om vrouwen vóór de 30e<br />
zwangerschapsweek in te lichten over navelstrengbloed,<br />
zodat het koppel voldoende tijd heeft om een doordachte<br />
keuze te maken. Verder raden de onderzoekers aan om<br />
vrouwen te counselen door middel <strong>van</strong> een checklist. Hierop<br />
kunnen de vrouwen de waarden aanduiden die zij belangrijk<br />
vinden. Op basis <strong>van</strong> deze lijst, kunnen zij de <strong>voor</strong> hen best<br />
passende keuze maken.<br />
Uit onderzoek verricht in 2002 in de USA blijkt dat na het<br />
tekenen <strong>van</strong> het “informed consent” één derde <strong>van</strong> de<br />
vrouwen niet hadden begrepen dat het navelstrengbloed<br />
eveneens zou kunnen worden gebruikt <strong>voor</strong> wetenschappelijk<br />
onderzoek. Eveneens wist één derde <strong>van</strong> de vrouwen niet hoe<br />
ze de navelstrengbloedbank moesten contacteren indien hun<br />
kind ernstig ziek zou worden. Een kleine groep begreep niet<br />
volledig de alternatieven <strong>van</strong> de navelstrengbloeddonatie en<br />
deze groep dacht eveneens foutief dat de donatie <strong>voor</strong> hen<br />
<strong>voor</strong>delen zou opleveren.<br />
Vroeger werd de placenta en het navelstrengbloed gezien als<br />
medisch afval, dat eigendom was <strong>van</strong> het ziekenhuis en dat<br />
zonder toestemming kon worden gebruikt. Deze opvatting<br />
hield echter geen rekening met het feit dat de placenta niet<br />
<strong>voor</strong> elk koppel als medisch afval beschouwd wordt. Toen<br />
eenmaal bekend was dat navelstrengbloed therapeutische<br />
eigenschappen bezat, was het ook nodig dat de vrouw<br />
toestemming gaf om haar navelstrengbloed te laten afnemen<br />
en bewaren in een publieke navelstrengbloedbank.<br />
De noodzakelijkheid <strong>van</strong> die toestemming werd nogmaals<br />
benadrukt door het feit dat de vrouw ook bereid moest zijn<br />
om persoonlijke en medische informatie vrij te geven aan<br />
de navelstrengbloedbank. In België wordt in principe reeds<br />
<strong>van</strong>af de eerste prenatale controle de informatie omtrent<br />
navelstrengbloeddonatie gegeven. Rond ongeveer 30 weken<br />
zwangerschap zal dan worden gevraagd om al dan niet<br />
een “informed consent” of geïnformeerde toestemming<br />
(Sugerman et al, 2002; Kurtzberg et al, 2005) te geven dat:<br />
• De navelstrengbloeddonatie vrijwillig gebeurt.<br />
• De vrouw haar toestemming geeft om via een vragenlijst<br />
haar medische <strong>voor</strong>geschiedenis en die <strong>van</strong> haar familie<br />
mee te delen aan de navelstrengbloedbank.<br />
• Ze de toestemming geeft om het navelstrengbloed en haar<br />
eigen bloed te testen op een aantal virussen.<br />
• Het navelstrengbloed niet wordt afgenomen <strong>voor</strong> eigen<br />
gebruik, maar zal worden toegevoegd aan een algemeen<br />
bestand en ter beschikking staat <strong>voor</strong> transplantatie <strong>van</strong><br />
elke patiënt die het mogelijks nodig heeft.<br />
• Zij zal worden terug gecontacteerd na een bepaalde<br />
periode <strong>voor</strong> een nieuw bloedonderzoek bij haar en een<br />
fysisch onderzoek op erfelijke afwijkingen <strong>van</strong> de baby.<br />
• Dat zij terug begrijpt dat, na het opvolgonderzoek, het<br />
staal anoniem wordt opgeslagen en dat de ont<strong>van</strong>ger <strong>van</strong><br />
het navelstrengbloed nooit de identiteit <strong>van</strong> de donor zal<br />
kennen.<br />
Op dit moment is duidelijk dat navelstrengbloed zeer<br />
geschikt is <strong>voor</strong> onderzoek en reeds multiple medische<br />
toepassingen heeft. Daarom wordt bij zwangere vrouwen<br />
navelstrengbloeddonatie gepromoot. In Leuven, Gent,<br />
Antwerpen en kleinere perinatale centra gebeurt dit door<br />
posters, informatiebrochures, websites en prenatale<br />
cursussen.<br />
Het huidig onderzoek is op meerdere punten vergelijkbaar met<br />
de Canadese studie: de ondervraagde vrouwen zijn meestal<br />
hoger geschoold. Dit fenomeen hangt waarschijnlijk samen<br />
met de wijze <strong>van</strong> afname aangezien internetforums <strong>voor</strong><br />
zwangere vrouwen op zich reeds een bron zijn <strong>van</strong> prenatale<br />
<strong>voor</strong>bereiding. Toch scoort de meerderheid vrij laag wat betreft<br />
de kennis: iets minder dan de helft antwoordt bevestigend<br />
203
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
204<br />
op de vraag of ze reeds <strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie<br />
gehoord hadden. Op de vragen die de inhoud <strong>van</strong> de kennis<br />
testen, bleek dat er toch nog wat gaten zitten in de kennis,<br />
<strong>voor</strong>namelijk op het praktische gebied. Verder kan in het<br />
onderzoek over de zwangere vrouwen in Antwerpen geen<br />
oordeel gevormd worden over de ‘correctheid’ <strong>van</strong> de<br />
inhoud <strong>van</strong> de kennis, aangezien enkel de passieve kennis<br />
<strong>van</strong> de respondenten getoetst werd. Uit het onderzoek<br />
blijkt dat internet, brochures, tijdschriften en actualiteit de<br />
<strong>voor</strong>naamste bronnen zijn, waaruit de respondenten hun<br />
kennis omtrent navelstrengbloeddonatie halen. De inhoud<br />
<strong>van</strong> de kennis omtrent navelstrengbloeddonatie is op de<br />
hele steekproef gezien beperkt en is eerder theoretisch dan<br />
praktisch. De kennis die nodig is om een juiste keuze tussen<br />
al dan niet doneren en tussen de verschillende instellingen<br />
te maken, is niet voldoende aanwezig. Ook de kennis om een<br />
eventuele donatie uit te voeren ontbreekt bij de meerderheid<br />
<strong>van</strong> de respondenten.<br />
Teveel moeite en opzoekwerk in een reeds hectische tijd<br />
wordt als belangrijkste reden gegeven om niet publiek te<br />
doneren. Ook dit toont aan dat er nood is aan promotie <strong>van</strong><br />
navelstrengbloeddonatie zodat het initiatief niet volledig <strong>van</strong><br />
de zwangere moet komen. Afwezigheid <strong>van</strong> ondersteuning<br />
<strong>van</strong> de gynaecoloog, de vroedvrouw of het ziekenhuis wordt<br />
als tweede belangrijkste reden gegeven om niet publiek te<br />
doneren. Dit leid tot de veronderstelling dat de beperkte<br />
kennis omtrent navelstrengbloeddonatie een oorzaak is<br />
<strong>van</strong> de beperkte ( publieke ) navelstrengbloeddonaties in<br />
Antwerpen.<br />
In beide studies wordt de <strong>voor</strong>keur gegeven aan een publieke<br />
bank. In het onderzoek in de regio Antwerpen werden<br />
<strong>voor</strong>namelijk altruïstische redenen gegeven. Bovendien<br />
houdt het geen risico’s in. De hoge kostprijs is in de Canadese<br />
studie belangrijker als argument tegen opslag in een private<br />
bank. In beide studies wensen de zwangere vrouwen de<br />
informatie over navelstrengbloeddonatie te krijgen vóór de<br />
30ste week, liefst door de gynaecoloog of de vroedvrouw.<br />
Slechts 17% <strong>van</strong> de respondenten uit de regio Antwerpen<br />
wensen de informatie te verkrijgen via prenatale lessen.<br />
De helft <strong>van</strong> de respondenten uit Antwerpen vindt dat bij<br />
onenigheid in het koppel de zwangere vrouw het laatste woord<br />
heeft om de keuze tot doneren te maken. De ander helft <strong>van</strong><br />
de respondenten is <strong>van</strong> mening dat er bij onenigheid niet<br />
gedoneerd mag worden. Uit de resultaten <strong>van</strong> het Canadese<br />
onderzoek blijkt dat 77% <strong>van</strong> de respondenten vinden dat<br />
de zwangere vrouw het laatste woord heeft om de keuze tot<br />
donatie te maken. Slechts 20% <strong>van</strong> de respondenten vindt<br />
dat er niet gedoneerd mag worden bij onenigheid.<br />
Naar <strong>voor</strong>beeld <strong>van</strong> het Canadese onderzoek werd aan<br />
de respondenten uit de regio Antwerpen een inschatting<br />
gevraagd <strong>van</strong> de kans dat een kind zijn eigen navelstrengbloed<br />
nodig heeft vóór de leeftijd <strong>van</strong> 10 jaar. Iets meer dan de<br />
helft <strong>van</strong> de Antwerpse respondenten overschatte deze kans,<br />
dit in tegenstelling tot de Canadese respondenten waar<strong>van</strong><br />
slechts één vierde de kans overschatte.<br />
De resultaten <strong>van</strong> beide onderzoeken zijn, ondanks een<br />
groot regionaal en cultureel verschil, vrij gelijkaardig. De<br />
vergelijking <strong>van</strong> de kennis <strong>van</strong> de respondenten uit beide<br />
onderzoeken is moeilijk aangezien deze op twee verschillende<br />
wijzen getoetst werden. Qua <strong>voor</strong>keuren en mening lopen de<br />
resultaten parallel en zijn er geen grote verschillen.<br />
Uit de resultaten blijkt dat zwangere vrouwen met<br />
een zwangerschapsduur tussen de 1 en 13 weken<br />
ondervertegenwoordigd zijn. Dit is waarschijnlijk te wijten<br />
aan de wijze <strong>van</strong> afname <strong>van</strong> de vragenlijsten. Deze werd<br />
afgenomen via internetforums <strong>voor</strong> zwangere vrouwen.<br />
De vrouwen die aan zulke forums deelnemen zijn actief<br />
en bewust bezig met hun zwangerschap. In het eerste<br />
zwangerschapstrimester is de zwangerschap nog maar net en<br />
ook minder tastbaar aanwezig. De resultaten op het gebied<br />
<strong>van</strong> opvolging <strong>van</strong> de zwangerschap, pariteit en leeftijd,<br />
werden vergeleken met de cijfers <strong>van</strong> het Studiecentrum<br />
<strong>voor</strong> Perinatale Statistiek (Cammu et al, 2004). Hieruit blijkt<br />
dat er een oververtegenwoordiging is <strong>van</strong> zwangere vrouwen<br />
die worden opgevolgd door een vroedvrouw. Op het gebied<br />
<strong>van</strong> pariteit stemmen de gegevens <strong>van</strong> de steekproef in grote<br />
lijnen overeen met de cijfers <strong>van</strong> het SPE. Om na te gaan<br />
in welke mate de bovenstaande verschillen de conclusies<br />
beïnvloeden, zou er moeten onderzocht worden of er<br />
effectief een verband bestaat tussen de zwangerschapsduur,<br />
de opvolging <strong>van</strong> de zwangerschap, de leeftijd, de opleiding,<br />
de prenatale <strong>voor</strong>bereiding en het al dan niet hebben <strong>van</strong><br />
kennis omtrent navelstrengbloeddonatie.<br />
KRITISCHE EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK<br />
In 2004, werden, volgens de cijfers <strong>van</strong> het SPE in<br />
Antwerpen 19 627 verlossingen geteld. De grootte <strong>van</strong> de<br />
steekproef bedraagt slechts 55. De steekproef is dus beperkt<br />
en de conclusies <strong>van</strong> het onderzoek kunnen niet worden<br />
gegeneraliseerd naar de populatie.<br />
De steekproef is verder beperkt doordat de effectieve<br />
afkomst <strong>van</strong> de respondenten niet gecontroleerd werd,<br />
waardoor men niet zeker kan zijn dat alle respondenten uit<br />
Antwerpen afkomstig zijn. Ook de etnische achtergrond <strong>van</strong><br />
de respondenten werd niet nagegaan. Vermoedelijk is er<br />
door de wijze <strong>van</strong> afname een oververtegenwoordiging <strong>van</strong><br />
zwangere vrouwen <strong>van</strong> <strong>Vlaamse</strong> origine. Deze beperkingen<br />
hebben tot gevolg dat de resultaten niet kunnen worden<br />
veralgemeend naar de hele populatie. Echter uit de<br />
vergelijking <strong>van</strong> het onderzoek met het Canadese onderzoek<br />
<strong>van</strong> Conrad e.a. (2003) naar de kennis en houdingen <strong>van</strong><br />
zwangere vrouwen t.o.v. navelstrengbloeddonatie, blijkt dat<br />
de resultaten in grote lijnen parallel lopen.<br />
AANBEVELINGEN<br />
Uit de resultaten <strong>van</strong> het onderzoek komt naar <strong>voor</strong> dat<br />
de kennis omtrent navelstrengbloeddonatie te beperkt<br />
is om een passende keuze te maken, en om correcte en<br />
objectieve informatie te bekomen. Dit kan een oorzaak<br />
zijn <strong>van</strong> de beperkte donaties in Antwerpen. De zwangeren<br />
en hun partner worden, echter in toenemende mate, via<br />
internet, brochures en de actualiteit geconfronteerd met<br />
navelstrengbloeddonatie wat de nood aan juiste informatie<br />
doet toenemen.
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
Adres <strong>voor</strong> corrsepondentie:<br />
Dr. Wilhelm Mistiaen<br />
Hogeschool Antwerpen<br />
J De Boeckstraat 10<br />
2170 Antwerpen<br />
03 641 82 41<br />
w.mistiaen@ha.be<br />
Noot <strong>van</strong> de redactie:<br />
Recent wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de baby<br />
<strong>voor</strong>delen heeft bij het laten uitkloppen <strong>van</strong> de navelstreng,<br />
in de situatie <strong>van</strong> een fysiologische geboorte. Lees verder<br />
in de abstracts en in het volgende artikel “Wegwijzers <strong>voor</strong><br />
de 3e fase: geïnformeerde keuzes maken”.<br />
REFERENTIES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
• Barker J. N., Weisdorf D. J., e.a. (2005). Transplantation<br />
of 2 partially HLA-matched umbilical cord blood units to<br />
enhance engraftment with hematologic malignany. Blood<br />
journal,105, 1343-1347.<br />
• Boogaerts M., Maertens J., e.a. (2004).<br />
Stamceltransplantaties: feiten en mythen. <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong><br />
geneeskunde, 60, 993-1003.<br />
• Bries G., Spitz B., e.a. (2000) Waarom een<br />
navelstrengbloedbank <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> geneeskunde, 56,<br />
966-972.<br />
• Cammu, H., Martens, G. e.a. (2004). Perinatale<br />
activiteiten in Vlaanderen 2004.vzw Studiecentrum <strong>voor</strong><br />
Perinatale Epidemiologie<br />
• Conrad V.F., Gordon K. e.a.(2003). Knowlegde and<br />
attitudes of pregnant women with regard to collection,<br />
testing and banking of cord blood stem cells. Canadian<br />
Medical Association Journal, 6, 695-698.<br />
• Danzer E., Holzgreve W., e.a. (2003). Attitudes of Swiss<br />
mothers toward unrelated umbilical cord blood banking<br />
6 months after donation. Transfusion, 43, 604-608.<br />
• Escolar M.L., Poe M.D., e.a. (2005). Transplantation of<br />
umbilical cord blood in babies with infantile Krabbe’s<br />
disease. The New England Journal of Medecine, 352,<br />
2069-2081.<br />
• Fruchtman S. M., Hurlet A., e.a. (2004). The successful<br />
treatment of severe aplastic anemia with autologous cord<br />
blood transplantation, Biology of Blood and Marrow<br />
Transplantation, 10, 741-742.<br />
• Gluckman E. (1995). Umbilical cord blood biology and<br />
transplantation. Current Opinion in Hematologie, 2, 413-<br />
416.<br />
• Kurtzberg J., Drapkin A., e.a. (2005). Untying the Gordian<br />
knot: policies, practices and ethical issues related to<br />
banking of umbilical cord blood. The Journal of Clinical<br />
Investigation, 115, 2592-2597.<br />
• Laughlin M. J., Barker J.,e.a. (2001) Hematopoietic<br />
Engraftment and Survival in Adult Recipients of<br />
Umbilical-Cord Blood from Unrelated Donors. The New<br />
England Journal of Medicine, 344,1815-1822<br />
• Locatelli F., Vanderson R., e.a. (2003). Related umbilical<br />
cord blood transplantion in patients with thalasemia and<br />
sickel cell disease. Blood journal, 101, 2137- 2143.<br />
• Senior K. (2001).Umbilical cord blood transplants as good<br />
as bone marrow The Lancet, 357, 2031.<br />
• Staba S. L., Esocolar M.L., e.a. (2004). Transplants from<br />
unrelated donors in patients with Hurler’s syndrome. The<br />
New England Journal of Medecine, 350, 1960-1969.<br />
• Sugerman, J., Kurtzberg J., e.a. (2002). Optimization of<br />
informed consent<br />
for umbilical cord blood banking. American journal of<br />
obstetrics and gynaecology, 178, 1642- 1646.<br />
• Vanderson R., Labopin M., e.a. (2004). Transplants of<br />
Umbilical cord blood or bone marrow from unrelated<br />
donors in adults with acute leukaemia. The New England<br />
Journal of Medicine, 351, 2276-2285.<br />
• Wagner J.E., Rosenthal J. e.a. (1996) Successful<br />
transplantation of HLA-matched and HLA-mismatched<br />
umbilical cord blood from unrelated donors: analysis of<br />
engraftment and acute graft-versus-host disease. Blood<br />
journal, 3, 795-802.<br />
205<br />
REACTIES VAN LEZERS<br />
We nodigen u uit om uw reacties, ideeën en bedenkingen door de geven t.a.v.<br />
Redactie TVV - St Jacobsmarkt 84 - 2000 Antwerpen of via info@vlov.be.<br />
We willen werken aan de communicatie tussen <strong>vroedvrouwen</strong> en op deze manier een<br />
actief forum zijn <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong>. Aarzel niet en kruip in je pen!
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
A B S T R A C T S E N R E V I E W S<br />
ABSTRACTS EN REVIEWS<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
V E R T A L I N G EN BEWERKING: LISETTE GEERDENS, VROEDVROUW<br />
206<br />
ABSTRACTS<br />
BEWIJSGESTUURDE PRAKTIJKEN BIJ<br />
DE OVERGANG VAN FOETUS NAAR<br />
PASGEBORENE<br />
Mercer JS, Erickson-Owens DA, Graves B, Mary<br />
Mumford-Haley M. (2007).<br />
Evidence-Based Practices for the Fetal to Newborn<br />
Transition<br />
Journal of Midwifery Women’s Health, 52(3):262-272.<br />
ABSTRACT<br />
De effectiviteit en veiligheid <strong>van</strong> vele algemene zorgen tijdens<br />
de arbeid, de bevalling en in het onmiddellijk postpartum<br />
worden in deze review <strong>van</strong> de literatuur gegeven. Zij hebben<br />
een impact op de overgang <strong>van</strong> foetus naar neonaat, inclusief<br />
de medicatie die tijdens de arbeid gebruikt wordt, het<br />
aspireren <strong>van</strong> de luchtwegen, maatregelen om warmteverlies<br />
te <strong>voor</strong>komen, het afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng en het<br />
gebruik <strong>van</strong> 100% zuurstof <strong>voor</strong> resuscitatie. Van vele <strong>van</strong><br />
deze praktijken gebruikt om de toestand <strong>van</strong> een pasgeborene<br />
te bepalen en het beleid er<strong>van</strong> na de geboorte is nu het<br />
bewijs geleverd dat ze niet werkzaam zijn. Er werden nog<br />
geen definitieve resultaten verkregen <strong>van</strong> onderzoeken naar<br />
de effecten <strong>van</strong> epidurale anesthesie op de baby. Wel wordt<br />
geadviseerd verantwoord om te gaan met medicatie tijdens<br />
de arbeid.<br />
Onmiddellijk afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng is de algemene<br />
praktijk; recent bewijs <strong>van</strong> een grote gerandomiseerde<br />
gecontroleerde studie wijst er echter op dat laattijdig<br />
afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng de baby beschermt tegen<br />
anemie. Huid aan huidcontact <strong>van</strong> de pasgeborene na de<br />
geboorte wordt aanbevolen als de belangrijkste steunpilaar<br />
<strong>voor</strong> zorg en thermoregulatie bij de baby.<br />
Er werden geen <strong>voor</strong>delen gevonden <strong>van</strong> systematisch<br />
aspireren <strong>van</strong> baby’s bij de geboorte. Alle studies werden<br />
uitgevoerd op vitale, à terme baby’s en geen enkele vond<br />
enige significante verschillen in gezondheidsuitkomst tussen<br />
baby’s die geaspireerd werden en deze die niet werden<br />
geaspireerd.<br />
Noch amnioninfusie, aspiratie <strong>van</strong> meconium na de geboorte<br />
<strong>van</strong> het hoofd, noch intubatie en aspiratie <strong>van</strong> vitale baby’s<br />
<strong>voor</strong>komt meconiumaspiratiesyndroom. Het gebruik <strong>van</strong><br />
100% zuurstof <strong>voor</strong> reanimatie <strong>van</strong> een baby veroorzaakt<br />
toegenomen oxidatieve stress en lijkt geen <strong>voor</strong>delen te<br />
hebben op het gebruik <strong>van</strong> kamerlucht. Deze review <strong>van</strong><br />
bewijsgestuurde zorg aan de pasgeborene onthult dat<br />
minder interventie vaker beter is dan niet. De aanbevelingen<br />
ondersteunen een zachte, fysiologische geboorte en humane,<br />
gezinsgerichte zorg aan de baby.<br />
CONCLUSIE<br />
Een eerste belangrijk praktijkprincipe <strong>voor</strong> alle<br />
gezondheidspersoneel is ’doe geen kwaad’. Dit idee wint<br />
extra belang wanneer het gaat om de zorg aan pasgeborenen,<br />
<strong>voor</strong>al omdat er bijna geen gegevens zijn over de veiligheid<br />
<strong>van</strong> vele procedures op lange termijn. Het laattijdig<br />
afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng beschermt de baby tegen<br />
bloedarmoede zonder schadelijke gevolgen. De praktijk <strong>van</strong><br />
het onmiddellijk afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng moet gestopt<br />
worden. Het bewijsmateriaal stelt <strong>voor</strong> dat huid aan huid<br />
zorg <strong>van</strong> pasgeborene na de geboorte en tijdens het eerste<br />
uur <strong>van</strong> het leven de steunpilaar <strong>van</strong> warmteregeling en<br />
zorg zou moeten zijn. Geboortesettings die moeder en baby<br />
scheiden om koudestress te <strong>voor</strong>komen verhogen eigenlijk<br />
het risico <strong>voor</strong> koudestress door de scheiding. Scheiding<br />
verstoort bovendien de hechting en vertraagt het inzetten<br />
<strong>van</strong> borstvoeding. Routine aspiratie <strong>van</strong> de baby bij geboorte<br />
moeten verlaten worden. Meconiumaspiratie wordt niet<br />
verholpen door leegzuigen op perineum en krachtige baby’s<br />
moeten niet geïntubeerd en leeggezogen worden. Er is geen<br />
bewijs dat het meconiumaspiratiesyndroom verhinderd wordt<br />
door amnioninfusie. Steeds meer bewijs stelt <strong>voor</strong> dat het<br />
gebruik <strong>van</strong> 100 % zuurstof bij geboorte om pasgeborenen te<br />
reanimeren schadelijke gevolgen kan veroorzaken. Kamerlucht<br />
is toegelaten <strong>voor</strong> de eerste 90 seconden met beschikbare<br />
zuurstof als er geen aangewezen reactie in die tijd is. De<br />
routineacties, zoals het leegzuigen <strong>van</strong> de luchtwegen of de<br />
maag of het gebruiken <strong>van</strong> 100% zuurstof <strong>voor</strong> reanimatie,<br />
of het onmiddellijk afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng, zijn nooit<br />
gebaseerd geweest op enig duidelijk bewijsmateriaal dat zij<br />
de zorg aan baby’s of resultaten verbeterden.<br />
Maar toch zijn sommige <strong>van</strong> deze praktijken zo sterk<br />
ingeburgerd dat er nog een massa onderzoek zal nodig zijn<br />
om de norm te veranderen. Wij moeten een hoeveelheid<br />
kennis blijven opbouwen die door bewijs ondersteund is:<br />
dwz. vaker niets doen is beter dan wel iets doen!<br />
Recent onderzoek begint te bevestigen dat sommige oudere<br />
praktijken nooit hadden mogen opgeven worden en dat de<br />
huidige praktijken zouden moeten gestopt worden.<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
vervolg op blz 215
ST. JACOBSMARKT 84,<br />
2000 ANTWERPEN,<br />
VERSCHIJNT 5 MAAL PER JAAR<br />
IN FEBRUARI, APRIL, JUNI,<br />
SEPTEMBER/OKTOBER, DECEMBER 2007<br />
UITGIFTEKANTOOR: ANTWERPEN X<br />
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:<br />
MARLENE REYNS,<br />
HULSTSTRAAT 27, 9170 DE KLINGE<br />
REDACTIEADRES:<br />
VIOLET VERVLOET<br />
ST. JACOBSMARKT 84,<br />
2000 ANTWERPEN<br />
VLOV<br />
V L A A M S E ORGANISAT I E VA N VROEDV R O U W E N VZW<br />
4<br />
Jaargang 13 • SEPTEMBER/OKTOBER 2007 •<br />
INHOUD<br />
Familienieuws . . . . . . . . . 207<br />
VLOV Agenda . . . . . . . . . 207<br />
Studiedagen/Cursussen<br />
binnenland . . . . . . . . . . . 208<br />
Congressen buitenland . . 209<br />
FAMILIENIEUWS<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
• Sabrine Defoort, VLOV-lid, stapte met Bert<br />
Evens in het huwelijksbootje op 5 mei<br />
2007.<br />
• Carolie Fonteyne, VLOV-lid, huwde op 4<br />
augustus 2007 met Flor Vandewalle.<br />
VLOV AGENDA<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
29 november 2007<br />
CONGRES VOOR HOOFDVROEDVROUWEN<br />
Het thema dit jaar is “Zwangerschapsafbre–<br />
king na prenatale diagnose”.<br />
Boekennieuws. . . . . . . . . 210<br />
Verslag<br />
Algemene vergadering . . . 214<br />
Van harte proficiat aan de jonge paren!<br />
• Yben is het zoontje <strong>van</strong> Wendy Aerts,<br />
VLOV-lid, en Gaëtan Martens en werd<br />
geboren op 30 juni 2007.<br />
• Adelheid Vanzulperre, VLOV-lid, en Niels<br />
Ryckeboer, melden u met trots de geboorte<br />
op 16 juli 2007 <strong>van</strong> Jacoba.<br />
Het juridisch, medisch en psychisch aspect<br />
komt aan bod. Een <strong>voor</strong>beeld <strong>van</strong> zorgpad<br />
wordt besproken door deskundigen.<br />
De hoofd<strong>vroedvrouwen</strong> krijgen nog een<br />
persoonlijke uitnodiging.<br />
Onthaal en koffie <strong>van</strong>af 8u30<br />
Start 9u - einde 16u30<br />
207<br />
• Ghislaine Thijs, VLOV-lid, meldt u met<br />
trots de geboorte <strong>van</strong> haar 5de kleinkind<br />
Louise.<br />
• Op 7 augustus 2007 werd Linde geboren.<br />
Zij is het dochtertje <strong>van</strong> Trui De Winter,<br />
VLOV-lid, en Tom Van Wayenberge.<br />
• Sander, zoontje <strong>van</strong> Nele Nees (VLOV-lid)<br />
en Tony Van Den Brande, werd geboren<br />
op 8 augustus 2007.<br />
Een dikke proficiat aan de ouders en<br />
grootouders!<br />
• Locatie: Holiday Inn Gent Expo,<br />
Maaltekouter 3, 9051 Gent.<br />
09/220.24.24.<br />
• Routebeschrijving vind je op<br />
www.holiday-inn.com/gent-expo.<br />
• Deelnameprijs: VLOV-leden 30 €,<br />
niet-leden 45 €<br />
• www.vlov.be<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
6 december 2007<br />
BORSTVOEDINGSCONGRES 2007<br />
Academie K & G, Brussel<br />
A A N D A C H T<br />
• Het VLOV-secretariaat is<br />
steeds bereikbaar op<br />
tel./fax 03/218 89 67<br />
e-mail: info@vlov.be<br />
www.vlov.be<br />
Machteld Jansen houdt er<br />
permanentie elke werkdag<br />
<strong>van</strong> 8.30u tot 14.30u.<br />
We staan tot uw dienst!<br />
• Op maandag 3 september 2007 overleed<br />
Emma Asaert, moeder <strong>van</strong> Geertrui Van<br />
Brempt, eerste <strong>voor</strong>zitter <strong>van</strong> de VLOV.<br />
• Zahra Abihi, vroedvrouw, afgestudeerd<br />
in juni 2007 aan de KATHO Kortrijk,<br />
geboren op 26 september 1984, overleed<br />
in Marokko op 27 juli 2007.<br />
Onze innige deelneming.<br />
Onthaal en koffie 8u15<br />
Start 9 u - einde 17 u<br />
Interactieve workshops – iedereen kan de<br />
4 workshops volgen<br />
• Deelnameprijs: VLOV-leden 30 €, nietleden<br />
50 €<br />
• U wordt nog schriftelijk uitgenodigd /<br />
www.vlov.be<br />
• Voor deze bijscholing worden CERPS<br />
toegekend. De IBCLC brengen daarom<br />
zeker hun CERPSboekje mee!<br />
. . . . . . . . . . . .
208<br />
24 januari 2008<br />
REANIMATIE VAN DE PASGEBORENE IN DE THUISSITUATIE<br />
Erasmushogeschool, Laarbeeklaan 121, 1090 Brussel<br />
Volg de evolutie <strong>van</strong> het programma op www.vlov.be<br />
STUDIEDAGEN/CURSUSSEN<br />
BINNENLAND<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
5 november 2007<br />
EEN WARM WELKOM<br />
Programma:<br />
13 u: Doelstellingen <strong>van</strong> workshop – inleiding over thema<br />
13u15: Moedervriendelijke zorg: inhoud en betekenis,<br />
beleidsaanpassingen, toepassing in de praktijk<br />
Meteen aan de borst: betekenis, beleidsaanpassingen,<br />
toepassing in de praktijk<br />
14u30: Pauze<br />
14u45: Knelpunten en oplossingen: aandachtspunten,<br />
concrete toepassingen<br />
Bespreking cases<br />
15u50: Afronden workshops<br />
Einde <strong>voor</strong>zien rond 16 u<br />
• Locatie: VBBB, Leemputstraat 57, 2600 Berchem<br />
• Prijs: leden VBBB 24 €, niet-leden 30,50 €<br />
Studentleden VBBB 20 €, niet-leden 22,50 €<br />
• Inschrijven via info@vbbb.be, fax 03/281.73.14<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
6 november 2007<br />
IVF: VAN U TOT Z<br />
20 jaar IVF UZ Gent en 10 jaar transport-IVF<br />
• Doelstelling: professionelen betrokken bij IVF informeren<br />
over het praktische verloop <strong>van</strong> IVF;<br />
informeren over de rol <strong>van</strong> verpleeg- & vroedkundigen<br />
binnen dit proces / praktische aspecten! Kans bieden tot<br />
netwerken met collega’s intra- en extramuraal<br />
• Programma <strong>van</strong> 19u30 tot 22u00<br />
Inhoud zie www.uzgent.be (<strong>van</strong>af 25/09/2007)<br />
• Lokatie: UZ Gent , De Pintelaan 185, 9000 Gent<br />
Auditorium E (Blok B)<br />
• Inschrijven is noodzakelijk en mogelijk via mail<br />
vorming.verpleging@uzgent.be tegen 20 oktober 2007.<br />
Er wordt enkel een tegenbericht verzorgd indien de vorming<br />
volzet is.<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
Woensdag 7 november 2007<br />
FORUM: EEN GOEDE SAMENWERKING BINNEN HET<br />
ZWANGERSCHAPSTEAM.<br />
De doelstelling die wij, als beroepsvereniging BGKVGPR,<br />
<strong>voor</strong> ogen hebben is de samenwerking tussen gynaecoloog,<br />
huisarts, vroedvrouw en kinesitherapeut te optimaliseren.<br />
Met dit forum hopen wij duidelijkheid te scheppen omtrent<br />
de optimale zorgverstrekking <strong>van</strong> de zwangere vrouw. Door<br />
meer inzicht te krijgen in eenieders discipline hopen wij tot<br />
een betere multidisciplinaire samenwerking te komen in het<br />
belang <strong>van</strong> de zwangere.<br />
De bedoeling is dat elke spreker (gynaecoloog, huisarts,<br />
vroedvrouw en kinesitherapeut) zijn eigen beroepsprofiel<br />
en haar samenwerkingsidee met de andere disciplines naar<br />
<strong>voor</strong> brengt. Ter afsluiting <strong>voor</strong>zien wij een debat met alle<br />
aanwezigen. Als publiek nodigen wij alle mensen werkende<br />
in de vier disciplines uit.<br />
Sprekers:<br />
- Gynaecoloog: Dr. Geert Braem, medewerker <strong>van</strong> Prof. Dr.<br />
M.Temmerman<br />
- Huisarts: Dr. Lieve Seuntjens<br />
- Vroedvrouw: Marie France Vandenberghe<br />
- Kinesitherapeut: Christine Van De Putte<br />
• Locatie: Gent (Holliday Inn, Expo) op 07/11/07: 19.30u<br />
- 22.30u<br />
• Inschrijvingsgeld: Leden: 15 euro, Niet-leden: 20 euro,<br />
Studentenprijs: 10 euro<br />
Te storten op rekening 330-0614704-69 <strong>van</strong> BGKVGPR<br />
met vermelding: Forum, naam en hoedanigheid<br />
• Cursusverantwoordelijke: Christine Van De Putte,<br />
Tel: 050-389959<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
TWEE DRIEDAAGSE (grote vraag!)<br />
5 - 6 en 7 november 2007 (Westerlo)<br />
8 - 9 en 10 november 2007 (Maldegem)<br />
GRONDBEGINSELEN VAN NORMALE ZWANGERSCHAP,<br />
ARBEID EN GEBOORTE INNERLIJKE BRONNEN VAN<br />
VROUWEN, INSTRUMENTEN VOOR VROEDVROUWEN<br />
VANUIT DE FYSIOLOGIE<br />
3 daagse cursus, 21 uur door Verena Schmid, vroedvrouw,<br />
Florence, Italië.<br />
• Voor meer info: zie verder in dit tijdschrift of op<br />
www.vlov.be.<br />
• Inschrijvingen zijn beperkt!<br />
. . . . . . . . . . . .
14 februari 2008<br />
LEERSTOEL MINISTER VAN STAAT ANDRIES KINSBERGEN<br />
Symposium ‘Gezond gedrag’<br />
Programma<br />
Voorzitter: Prof. Dr. L. Van Gaal Universiteit Antwerpen,<br />
UZA<br />
- Verwelkoming<br />
Dhr. R. Sleeckx. Departementshoofd Gezondheidszorg,<br />
Hogeschool Antwerpen<br />
- Gedragsverandering in de gezondheidszorg<br />
Mevr. Inge Vervotte Vlaams minister <strong>van</strong> Welzijn,<br />
Volksgezondheid en Gezin<br />
- Behavioural aspects of physical activity, sedentary<br />
behaviour, and health: Why there isn't a simple answer<br />
to a complex issue!<br />
Prof. dr. S. Biddle. School of Sport & Exercise Sciences,<br />
Loughborough University, UK<br />
- Gezond gedrag: de kloof tussen weten en doen!<br />
Prof. dr. I. De Bourdeaudhuij. Fac. Geneeskunde en<br />
Gezondheidswetenschappen, Vakgroep<br />
Bewegings- en Sportwetenschappen, Universiteit Gent<br />
- Levenstijl en gezondheid bij jongeren in het secundair<br />
onderwijs<br />
drs. D. Vissers Dep. Gezondheidszorg, Hogeschool<br />
Antwerpen Fac. Geneeskunde, Universiteit<br />
Antwerpen, UZA<br />
- Multidisciplinaire aanpak <strong>van</strong> obesitas:<br />
gedragsverandering in de praktijk<br />
Mevr. A. Tanghe. Psychologe, Zeepreventorium, De<br />
Haan<br />
- Meet-the-expert sessies<br />
- Simultane workshops: ‘Motiveren naar<br />
gedragsverandering’<br />
Prof. Dr. P. Van Royen Huisarts, UA<br />
Dhr. W. Van der Borght Psycholoog, UZ Gasthuisberg<br />
Deelnamekosten inclusief lunch:<br />
• 40 euro <strong>voor</strong> niet-studenten,<br />
• 10 euro <strong>voor</strong> studenten<br />
• Locatie: Universiteit Antwerpen, Campus Drie Eiken,<br />
Gebouw Q, Universiteitsplein 1, B-2610 Antwerpen<br />
• <strong>Organisatie</strong>: Hogeschool Antwerpen, Dep. Gezondheidszorg<br />
en de Universiteit Antwerpen, Fac. Geneeskunde<br />
• Meer info: http://www.ha.be/gezondheidszorg<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
6 en 7 maart 2008<br />
DE INTERNATIONALE LEERSTOEL FRANCINE GOORIS<br />
ORGANISEERT STUDIEDAGEN MET ALS THEMA<br />
PERINATAL CARE AND POVERTY – A CHALLENGE FOR<br />
MIDWIVES!<br />
De Francine Gooris prijs wordt uitgereikt tijdens de eerste<br />
studiedag op 6 maart.<br />
• Voor alle inlichtingen kan u terecht bij Mieke Embo,<br />
Arteveldehogeschool, opleidingscoördinator Bachelor in de<br />
Vroedkunde, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent, België,<br />
tel. 0032 (0)9 265 98 36.<br />
E-mail: mieke.embo@arteveldehs.be<br />
• Eens het programma definitief is, kan u dit lezen op<br />
www.vlov.be ( agenda).<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
CONGRESSEN BUITENLAND<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
4 oktober 2007<br />
EEN ZWANGERE NIET BEHANDELEN,<br />
IS EEN ZWANGERE MISHANDELEN<br />
Maastricht Nederland<br />
Een 1-daags symposium. Verdere details volgen zo spoedig<br />
mogelijk.<br />
• <strong>Organisatie</strong> prof. dr. J.G. Nijhuis, azM (043-3874764)<br />
Conference Agency Maastricht (043-3619192).<br />
• Programma <strong>van</strong> deze bijscholingen is te vinden op<br />
www.knov.nl /agenda<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
Vrijdag 9 november 2007 <strong>van</strong> 9 tot 16 u<br />
RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE EERSTE LIJN<br />
Programma<br />
Prof. dr. Guus Schrijvers, Julius Centrum, zal het programma<br />
starten met een korte lezing over de recente ontwikkelingen<br />
in de eerste lijn. Vervolgens zal Rob <strong>van</strong> Damme MD MA,<br />
directeur Stichting Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra,<br />
aangeven wat deze ontwikkelingen in de praktijk betekenen.<br />
Na de twee lezingen volgen vier <strong>voor</strong>beelden, <strong>voor</strong>geselecteerd<br />
door een deskundige jury, en één <strong>voor</strong>beeld dat via het<br />
Open Podium binnenkomt. De eerste vier projecten worden<br />
<strong>van</strong> tevoren geselecteerd en hebben de volgende thema’s:<br />
E-health, Gezondheidsbevordering, eerstelijns GGZ,<br />
experiment, bij<strong>voor</strong>beeld arbocuratieve samenwerking.<br />
Uit de vijf <strong>voor</strong>beelden wordt, zowel door de jury als door het<br />
publiek, een winnaar gekozen. Hierover wordt gediscussieerd<br />
met zowel jury als publiek<br />
209
210<br />
• Locatie: Graag begroeten wij u bij de Roze collegezaal <strong>van</strong><br />
het Universitair Medisch Centrum (UMC) te Utrecht.<br />
• Kosten: € 235,- (met machtiging) / € 240,- (met factuur).<br />
Dit bedrag is inclusief lunch.<br />
• Meer informatie: www.knov.nl<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
20 november 2007<br />
“IN GESPREK MET INA MAY GASKIN”<br />
Utrecht, Trianon, Oude Gracht 252<br />
(tussen Vismarkt en Ledig Erf)<br />
Lezing en interactief moment met de Amerikaanse vroedvrouw<br />
Ina May Gaskin, schrijfster <strong>van</strong> ‘Spirituele Verloskunde’ en<br />
‘Ina May’s Guide to Childbirth’. Vroedvrouw in The Farm in<br />
Tennessee en <strong>voor</strong>stander <strong>van</strong> de natuurlijke bevalling.<br />
Zaal open om 19.00 uur<br />
Aan<strong>van</strong>g lezing: 19.30 uur<br />
Programma:<br />
- Inleiding<br />
- Lezing Ina May Gaskin’<br />
- Pauze<br />
- Interactief moment en gelegenheid tot vragen stellen<br />
- De avond wordt om 21.45 uur afgesloten<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
Vrijdag 23 november 2007, 10.00 - 16.30 uur<br />
WORKSHOP ‘HAPPY BIRTH ......<br />
THE ART OF MIDWIFERY’<br />
Hotel Princeville, BREDA.<br />
KNOV accreditatie nummer A 06-032 (5.25 uur)<br />
In deze workshop staan centraal: beter omgaan met de<br />
wensen en behoeften <strong>van</strong> vrouwen die zwanger zijn of<br />
baren. Visie, organisatie, de dagelijkse bevalpraktijk en de<br />
partner communicatie uit het <strong>vroedvrouwen</strong> model <strong>van</strong> zorg<br />
komen niet alleen aan de orde, er wordt veel met elkaar<br />
over gesproken en actief geoefend.<br />
Inhoud: kennis nemen, ervaren en onderkennen <strong>van</strong> vormen<br />
<strong>van</strong> communicatie, interactiepatronen en praktijken die<br />
effect hebben op vertrouwen in eigen kunnen <strong>van</strong> vrouwen.<br />
Leren onderkennen <strong>van</strong> verbale en non-verbale signalen<br />
<strong>van</strong> vrouwen tijdens ontsluiting en baring en toepassen <strong>van</strong><br />
‘communicatie die vrouwen controle geeft‘ door oefening<br />
en feedback.<br />
• Programma: http://groups.msn.com/HappyBirth/<br />
happybirth.msnw en achtergrond <strong>van</strong> ‘Happy<br />
Birth’ http://groups.msn.com/normaalbevallen/_<br />
homepage.msnw<br />
• Prijs: 150 Euro pp, inclusief lunch en reader, bij betalen<br />
<strong>voor</strong> 1 september 2007.<br />
Betaling = inschrijving. Internationale betaling naar IBAN:<br />
NL 35 PSTB 0002 4441 87 BIC: PSTNL21 <strong>van</strong> Midwifery<br />
Business te Epen, Nederland met vermelding <strong>van</strong> uw e-<br />
mail, uw naam en keuze datum.<br />
• Inschrijving en betaling mogelijk <strong>voor</strong> Breda tot 22<br />
oktober 2007 bij de prijs <strong>van</strong> 170 Euro pp.<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
7 – 8 December 2007<br />
THE EUROPEAN MIDWIVES ASSOCIATION (EMA)<br />
AND THE BUND DEUTSCHER HEBAMMEN (BDH E.V.)<br />
INVITE YOU TO THE 2ND EMA EDUCATION CONFERENCE:<br />
THE EDUCATION OF MIDWIVES IN EUROPE<br />
RECONCILING THE STANDARDS<br />
Berlin, Germany, Hotel MELIA<br />
Friday 7th December 2007<br />
10.00-10.45 Registration and coffee<br />
11.00-11.15 Chairperson’s welcome<br />
Introduction to conference<br />
Helga Albrecht BDH President<br />
Deirdre Daly, EMA President<br />
11.15-12md Key note: Midwives in the European Union<br />
Ms Pamela Brumter-Coret,<br />
12md-12.45<br />
Head of EU Unit for Regulated Professions<br />
Improving women’s health in Europe<br />
through common midwifery competencies<br />
Prof. Friederike zu Sayn-Wittgenstein<br />
Jessica Pehlke-Milde<br />
12.45-13.00 Questions and discussion<br />
13.00-14.00 Lunch<br />
Midwifery education: perspectives from six<br />
countries<br />
Sweden, Country from South Europe,<br />
Slovenia, Germany, Austria, Switzerland<br />
14.00-15.30 Midwifery students’ voices:<br />
Netherlands: Perspectives on international<br />
placements<br />
Belgium: Perspectives on international<br />
placements<br />
Germany: Practical Education Training<br />
15.30-16.15 Coffee<br />
16.15-16.45 Workshops<br />
1. International practice placements:<br />
worthwhile or worthless<br />
Joeri Vermeulen<br />
2. Certificate, diploma, degree of master:<br />
does it matter to the quality of midwifery<br />
care<br />
Marian <strong>van</strong> Huis
3. Assessment of theory and practice: who<br />
does it<br />
N.N<br />
4. EU Directives: more meaningful now than<br />
ever<br />
Kerstin Belfrage<br />
17.45-18.30 Feedback from workshops: five key<br />
points<br />
18.30 Chairperson’s Closing Remarks<br />
20:00 Dinner<br />
Saturday 8th December 2007<br />
9.00-9.15 Chairperson’s welcome<br />
Introduction to conference day 2<br />
9.15-10.00 Joint education in Europe - A European<br />
Master programme for midwifery<br />
Prof. Valerie Fleming<br />
10.00-10.45 Regulation of Midwifery in Europe<br />
Dr. Susan Way<br />
10.45-11.15 Coffee<br />
11.15-12md Challenges of Bologna – the Tuning project.<br />
Development, coordination and outcome<br />
12md-12.30<br />
Grace Jaccarini<br />
Transnational accreditation of midwifery<br />
education<br />
Katelijne de Koster<br />
12.30-13.00 Questions and discussion<br />
13.00-14.00 Lunch<br />
14.00-15.00 Challenges for the education – Midwives<br />
intrapartum risk perception – A European<br />
Study - Dr. Marianne Mead<br />
15.00-15.30 Conference evaluation: Where to from here<br />
Actions for the future.<br />
15.30-15.45 Closing remarks Deirdre Daly, EMA<br />
President<br />
• Venue: Melia Hotel Berlin, Friedrichstrasse 103, D-<br />
10117 Berlin, Germany Tel (+49)302060790-0, MELIA.<br />
BERLIN@SOLMELIA.COM<br />
• Conference fees per person. All conference fees will<br />
include lunch, coffee, mineral water for two days and the<br />
dinner on 07 December 2007.<br />
• Single room in the hotel 320 Euro<br />
Double room in the hotel 265 Euro<br />
Without accommodation in the hotel 190 Euro<br />
• Payments should be made in Euro to the headquarter of<br />
BDH. If you want to stay an extra night please contact<br />
the hotel directly.<br />
• Please send your registration before 15 September 2007<br />
by e-mail to info@bdh.de<br />
code: EMA conference or by fax +49 721 9818920<br />
• For any further questions please contact Ellen Grünberg<br />
phone +49 721 9818917<br />
MIDWIFERY TODAY:<br />
March 26–30, 2008<br />
THE HEALING TOUCH OF MIDWIFERY AND BIRTH”<br />
Philadelphia, Pennsyl<strong>van</strong>ia USA<br />
King of Prussia, Pennsyl<strong>van</strong>ia<br />
Het programma vind je op www.midwiferytoday.com/<br />
conferences<br />
. . . . . . . . . . . .<br />
1-5 juni 2008<br />
28TH TRIENNIAL CONFERENCE<br />
MIDWIFERY: A WORLDWIDE COMMITMENT TO WOMEN<br />
AND THE NEWBORN<br />
Glasgow<br />
Programma<br />
Registratie opent op zaterdag 31 mei 2008<br />
Zondag 1 juni:<br />
13 u: Viering diversiteit <strong>vroedvrouwen</strong> met zang en dans<br />
– Armadillo theatre<br />
15 u: Opening ceremonie <strong>van</strong> het congres in Hall 5<br />
18 u: Opening <strong>van</strong> de beurs en welkom receptie<br />
Maandag 2 juni: De stem <strong>van</strong> de vrouw<br />
9 u: Inleiding, plenaire sessie, workshops en simultane<br />
sessies<br />
Dinsdag 3 juni: Het passend gebruik <strong>van</strong> <strong>voor</strong>tplantings- en<br />
geboortetechnologie in de gezondheidszorg <strong>van</strong> moeder en<br />
kind.<br />
9 u: Inleiding, plenaire sessie, workshops en simultane<br />
sessies<br />
19u30: Schotse gala-avond<br />
Woensdag 4 juni: Het versterken <strong>van</strong> vroedkunde<br />
9 u: Inleiding, plenaire sessie, workshops en simultane<br />
sessies<br />
Donderdag 5 juni: Het bevorderen <strong>van</strong> de gezondheid <strong>van</strong><br />
vrouwen, pasgeborenen en families<br />
9 u: Inleiding, plenaire sessie, workshops en simultane<br />
sessies<br />
16-17 u: afsluit ceremonie<br />
www.Midwives2008.org<br />
211<br />
. . . . . . . . . . . .
BOEKENNIEUWS<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
212<br />
‘In eigen hand’<br />
Lilian Wolthuis – Droste<br />
Een handboek, geschreven<br />
<strong>van</strong>uit de eigen<br />
ervaringsdeskundigheid<br />
in het zelfstandig verzorgen<br />
<strong>van</strong> baby’s en peuters,<br />
<strong>voor</strong> een moeder met een<br />
éénhandfunctie<br />
Over de auteur:<br />
Lilian Wolthuis - Droste is getrouwd en moeder <strong>van</strong> drie<br />
kinderen. Als gevolg <strong>van</strong> een hersenbloeding op jonge leeftijd<br />
is ze functioneel éénhandig. Al vóór de geboorte <strong>van</strong> haar<br />
eerste kind vroeg Lilian zich af, hoe zij met haar beperkingen,<br />
haar kind zo goed mogelijk zou kunnen groot brengen. Ze<br />
kan één arm en hand goed gebruiken. Ze had veel praktische<br />
vragen als ‘Hoe kan ik borstvoeding geven’, ‘Hoe doe ik<br />
mijn kind een luier om’, ‘Hoe breng ik mijn kind naar bed’,<br />
en <strong>voor</strong>al ook ‘Hoe kom ik veilig met mijn dierbaarste bezit<br />
de trap op’ Lilian stelde haar vragen aan professionele<br />
hulpverleners, maar informatie was ook bij hen nauwelijks<br />
<strong>voor</strong> handen.<br />
Met vindingrijkheid en doorzettingsvermogen bedacht zij<br />
allerlei praktische oplossingen <strong>voor</strong> de dagelijkse problemen,<br />
waar zij met haar functiebeperking tegenaan liep in de<br />
dagelijkse verzorging <strong>van</strong> haar kind.<br />
Ze begon al haar ideeën op te schrijven en geleidelijk aan<br />
ontstonden honderden ideeën, die haar het leven meer<br />
gemakkelijk maakten in de verzorging <strong>van</strong> haar drie kinderen.<br />
Na vijf jaar groeiden haar praktische oplossingen in de<br />
verzorging <strong>van</strong> haar kinderen uit tot een bijzonder boek,<br />
een boek wat zó is uitgegeven, dat het niet dicht valt, als<br />
moeders erin lezen.<br />
Het boek is gericht op moeders, hulpverleners, mantelzorgers<br />
en ook functioneel éénhandige vaders, oma’s of opa’s, die<br />
een deeltaak hebben in de verzorging <strong>van</strong> een kindje, kunnen<br />
veel praktische tips vinden in het handboek.<br />
Het boek is te bestellen via de internetsite:<br />
www.ineigenhand.eu<br />
Onder de button: ‘Hoe te koop’ vindt u een bestelformulier.<br />
U kunt dit mailen naar: ineigenhand@home.nl<br />
De kosten zijn € 27,95 inclusief verzendkosten.<br />
Bekentenissen uit de onderbuik<br />
Op haar eerste boek ”Onrust in de onderbuik” heeft Prof. Marleen Temmerman<br />
een vervolg geschreven nl. “Bekentenissen uit de onderbuik”. Dit tweede boek<br />
bevat opnieuw vrouwenverhalen uit haar dagelijkse gynaecologenpraktijk.<br />
Het concept is eenvoudig: vlot leesbare verhalen, toegankelijk en herkenbaar<br />
geschreven met af en toe een kleine wetenschappelijke toelichting over medische<br />
onderwerpen zoals ingevroren embryo’s, premenstrueel syndroom, syndroom<br />
<strong>van</strong> Down, borst/cervixCA en ongewild urineverlies. Het boek verdient zeker en<br />
vast een plaatsje op het boekenrek <strong>van</strong> <strong>vroedvrouwen</strong>, niet alleen beroepsmatig,<br />
maar ook omdat we zelf VROUW (althans de meesten onder ons) zijn.<br />
M. Temmerman. Bekentenissen uit de onderbuik. Uitgeverij: Van Halewijck.<br />
ISBN: 9789056177416. Prijs: € 14.90.
Beroepsverzekering<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
1. DE VERZEKERDE WAARBORGEN WERDEN<br />
VERHOOGD, ALS GEVOLG VAN DE STIJGENDE<br />
SCHADE-EISEN;<br />
• Lichamelijke schade = 5.000.000 e<br />
(ipv 2.975.000 e)<br />
• Materiële schade = 500.000 e (i.pl. <strong>van</strong> 250.000 e)<br />
• Rechtsbijstand = 40.000 € (i.pl.<strong>van</strong> 25.000 e).<br />
2. TARIEVEN WERDEN AANGEPAST ALS VOLGT !!<br />
Categorie 1: Vroedvrouw in loondienst = 70 e<br />
Categorie 2: Zelfstandige vroedvrouw zonder<br />
thuisbevalling = 80 e<br />
Categorie 3: Zelfstandige vroedvrouw met<br />
thuisbevalling = 875 e<br />
In pakket = 627 e<br />
Categorie 4: Hoofden = 80 e<br />
Nieuw afgestudeerden krijgen gratis dekking gedurende<br />
de eerste zes maanden dus <strong>van</strong>af 01/08 tot 31/12.<br />
Dekking in de tijd<br />
Er wordt overgestapt <strong>van</strong> Loss occurence naar Fact<br />
occurence ;<br />
Dit betekent dat de waarborg <strong>van</strong> deze verzekering geldt<br />
<strong>voor</strong> de schade waar<strong>van</strong> het schadeverwekkend feit is<br />
<strong>voor</strong>gevallen tijdens de duur <strong>van</strong> de polis.<br />
(Loss occurence betekent dat de “schade” zich moet<br />
<strong>voor</strong>doen tijdens de duur <strong>van</strong> de polis.)<br />
Klachtenbehandeling<br />
De dekking bij klachtenbehandeling blijft behouden. Er<br />
wordt wel een plafond <strong>voor</strong>zien per schadegeval.<br />
Tussenkomst bij pestgedrag wordt uitgesloten<br />
wanneer toepassing wordt gemaakt <strong>van</strong> de wettelijke<br />
<strong>voor</strong>geschreven procedures.<br />
Meer info bij Christine Demeyer 0923202200 - alle<br />
<strong>voor</strong>middagen of ch.demeyer@skynet.be<br />
213<br />
HOSPITALISATIE-VERZEKERING<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
VLOV geeft haar leden en bijhorende gezinsleden de kans een groepsverzekering hospitalisatie te onderschrijven.<br />
Er werd geopteerd <strong>voor</strong> de meest volledige waarborgen aan een zeer gunstig tarief.<br />
• Hospitalisatie: 100 % terugbetaling <strong>van</strong> alle<br />
medische kosten tijdens hospitalisatie wegens ziekte,<br />
ongeval, bevalling of zwangerschapscomplicaties.<br />
Onbeperkte duur <strong>van</strong> uitbetaling, onbeperkt bedrag<br />
<strong>van</strong> uitbetaling.<br />
Vrijstelling 75 € per jaar.<br />
• Pre - en Posthospitalisatie: 60 dagen vóór en 180<br />
dagen na het begin <strong>van</strong> een verzekerde<br />
hospitalisatie is er tussenkomst <strong>voor</strong> de medische<br />
en paramedische prestaties, farmaceutische en<br />
homeopathische producten, op <strong>voor</strong>waarde dat zij<br />
recht geven op een wettelijke tegemoetkoming.<br />
• Ambulante verzorging bij zware ziekten:<br />
tussenkomst <strong>voor</strong> alle ambulante kosten<br />
indien zij rechtstreeks verband houden met 30 zware<br />
ziekten zoals kanker, diabetes, Alzheimer, …<br />
• One - day clinic: terugbetaling <strong>van</strong> hospitalisatie–<br />
kosten <strong>voor</strong> verblijf <strong>van</strong> minder dan één nacht<br />
in verpleeginstellingen of erkende “one - day” clinic<br />
waar<strong>voor</strong> RIZIV - forfait wordt berekend.<br />
Aansluiten kan maandelijks zonder geneeskundige<br />
vragenlijst. Reeds bestaande aandoeningen worden<br />
steeds uitgesloten!<br />
Nieuwe maandpremies <strong>van</strong>af 1/01/2008:<br />
Aangeslotene t/m 20 jaar 3,30 €<br />
Van 21 t/m 65 jaar 9,03 €<br />
Van 66 t/m 70 jaar 18,05 €<br />
Vanaf 71 jaar 36,10 €<br />
Meer informatie bij Christine Demeyer –<br />
Kwaadbeek 82 – 9860 Oosterzele<br />
Tel. 09/232.22.00 - Fax 09/230.56.23 -<br />
GSM 0477/561983 - e.mail : ch.demeyer@skynet.be
ALGEMENE VERGADERING VAN 22 SEPTEMBER 2007<br />
(KORT VERSLAG)<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
214<br />
De AV heeft tot doel een interactie op gang te brengen om<br />
meer <strong>vroedvrouwen</strong> de kans te geven mee richting te geven<br />
… ideeën uit te wisselen.<br />
1. De heer Guy Martens gaf een toelichting over de SPE<br />
registratie. Na een verduidelijking over de geschiedenis en<br />
het hoe en waarom <strong>van</strong> het SPE werd er ruimte gelaten<br />
om vragen te stellen. Nieuwe items <strong>voor</strong> registratie kunnen<br />
ten vroegste in 2010 worden opgenomen. Een stevige<br />
onderbouw is noodzakelijk <strong>voor</strong> elke wijziging.<br />
2. De nieuwe wetgeving werd uitvoerig besproken door<br />
Meester Jan Vande Moortel. De afspraak is gemaakt om<br />
op regelmatige basis bijscholing te geven over de rechten<br />
en plichten <strong>van</strong> de vroedvrouw. (zie ook p. 181)<br />
3. Financieel verslag: De balans werd besproken. Gedetailleerde<br />
boekhouding steeds ter inzage op het secretariaat. De<br />
conclusie: de VLOV vzw is een gezonde (kleine) vzw.<br />
4. Verslag werkgroepen / actuele punten<br />
Bijscholing Trefdag inschrijvingen lopen goed –<br />
Borstvoedingcongres <strong>voor</strong>bereiding in eindfase – 5<br />
mei wordt <strong>voor</strong>bereid en tevens ook al ideeën <strong>voor</strong> 23<br />
oktober 2008 ( = Trefdag “STERKE VROUWEN”) Ideeën<br />
zijn zeker welkom!! / Redactie Jaarlijks wordt er een<br />
themanummer <strong>voor</strong>bereid ( TVV3 ) sluit aan bij de cover.<br />
Voorbereiding wijzigingen lay - out. / Opleiding Studiedag<br />
aansprakelijkheid 3de jaars op 13 dec – EMA congres in<br />
Berlijn - promotiepakket tijdens de promotieviering is<br />
goed onthaald – VLOV prijs / Zelfstandige <strong>vroedvrouwen</strong><br />
Maandelijkse intercollegiaal overleg ivm inhoudelijke en/<br />
of structurele onderwerpen / Werkgroep Geboortehuizen<br />
Afstemmen ivm kostprijs bevallen in geboortehuis /<br />
Werkgroep Wetenschappelijk Onderzoek: <strong>voor</strong>stelling en<br />
plannen <strong>van</strong> de nieuwe coördinator. De VLOV kent heden<br />
een derde betaalde functie: Onze nieuwe wetenschappelijk<br />
medewerker heeft de opdracht gekregen om de groep<br />
terug in activiteit te brengen. Naast deze opdracht zal zij<br />
als wetenschappelijke medewerker beleidsondersteunend<br />
werken en in het SPE onze groep vertegenwoordigen./<br />
GVO Verena Schmid komt twee keer (wegens grote<br />
vraag!!) een driedaagse geven over fysiologie in november<br />
2007. Nadien zal <strong>van</strong>uit een nieuwe werkgroep een<br />
module FYSIOLOGIE worden opgesteld. Hierin zal de GVO<br />
- opleiding worden opgeslorpt. Het idee om GVO te geven<br />
“ter plaatse” leeft nog wel maar de vraag is nog niet zo<br />
sterk ervaren. Hier<strong>voor</strong> zijn nog geen verdere stappen<br />
ondernomen. / Hoofd<strong>vroedvrouwen</strong> Het congres dat <strong>voor</strong><br />
de hoofden wordt georganiseerd op 29 november 2007 zal<br />
handelen over alle aspecten <strong>van</strong> “Zwangerschapsafbreking<br />
na prenatale diagnose”. De hoofd<strong>vroedvrouwen</strong> zien elkaar<br />
telkens in een andere materniteit en er wordt inhoudelijk<br />
sterk uitgewisseld. / Vroedvrouwen verleggen grenzen<br />
Onze projecten in Rwanda en Senegal zijn in volle startfase.<br />
We adopteerden de ANSFES in het ICM. 14 oktober 2007:<br />
Iedereen met kleine kinderen is uitgenodigd op de bene<br />
fiettheater<strong>voor</strong>stelling. / Profilering <strong>van</strong> de vroedvrouw<br />
Het zeer actuele werkpunt is de website waarbij een betere<br />
toegankelijkheid <strong>voor</strong> studenten en ouders een belangrijk<br />
aandachtpunt is.<br />
5. Vertegenwoordiging in commissies en raden<br />
RIZIV Borstvoedingsnummer is een feit maar ligt op de<br />
koning zijn bureau ter ondertekening; prioriteiten <strong>voor</strong> 2008:<br />
weekendtarief dag 4 / risicozwangerschap - terugstellen<br />
<strong>van</strong> besparingsmaatregelen - indien KB 78 <strong>van</strong> kracht gaat<br />
zullen er nummers komen <strong>voor</strong> reëducatie bekkenbodem,<br />
echografie -- verdere behoeften zijn ook gedefinieerd<br />
met speciale aandacht <strong>voor</strong> preconceptienummer /<br />
Kind en Gezin Er zal worden bekeken in hoeverre<br />
de samenwerkingsakkoorden zijn effecten bekomen /<br />
ILFG “Pregnancy and Poverty” in maart 2008 / VRGT<br />
“Rookstop bij zwangeren” wordt verder gezet. Op 22<br />
februari 2008 wordt een bijscholing gegeven over Rookstop<br />
bij zwangeren (Brussel). Katrien De Wilde (KaHo St Lieven)<br />
doet een doctoraatstudie omtrent dit onderwerp. De VLOV<br />
zit in de adviesgroep. / Borstvoedingscomité BFHI is<br />
volop in proces <strong>voor</strong> tien ziekenhuizen. Affiche 2007 werd<br />
doorgestuurd / BMA is een feit (lees editoriaal), statuten<br />
zijn goedgekeurd. Betere uitstraling naar Europa / de wereld<br />
/ Nationale Raad Hier<strong>voor</strong> verwijs ik naar agendapunt 2<br />
waar de actualiteit verduidelijkt werd. / EMA – Europese<br />
vereniging <strong>vroedvrouwen</strong> Congres 6/7 dec is hier actueel;<br />
Joeri is unaniem aanvaard <strong>voor</strong> de board <strong>van</strong> het EMA! /<br />
ICM We ondersteunen de <strong>vroedvrouwen</strong> die gaan spreken<br />
<strong>voor</strong> het ICM. Zij zullen 50% <strong>van</strong> hun inschrijving betaald<br />
krijgen door de VLOV. Wie gaat nog mee naar Glasgow<br />
Laat het weten aan de VLOV / Andere De VLOV is aanwezig<br />
op andere commissies en raden – gedetailleerd overzicht te<br />
verkrijgen op het secretariaat.<br />
6. Varia: Er komt een discussie op gang ivm het uitsturen <strong>van</strong><br />
<strong>vroedvrouwen</strong> binnen loondienst <strong>van</strong> de ziekenhuizen (ons<br />
standpunt staat in TVV1- 2004, p. 31). We zullen deze<br />
VLOV - visie heden verfijnen.<br />
BEDANKT AAN DE AANWEZIGEN VOOR DE INBRENG EN<br />
HET DYNAMISME<br />
Volgende AV gaat door op zaterdag 15 maart 2008. Noteer<br />
dit al in je agenda.<br />
Hoe meer aanwezigen, hoe sterker het dynamisme, hoe<br />
sterker de stroom!
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
ERVARINGEN VAN NIET VORDERENDE<br />
EN GEOPTIMALISEERDE ARBEID BIJ<br />
NULLIPARAE: EEN KWALITATIEF<br />
INTERVIEW ONDERZOEK OP BASIS<br />
VAN GROUNDED THEORIE<br />
Kjaergaard H, Foldgast AM, Dykes AK. (2007).<br />
Experiences of non-progressive and augmented labour<br />
among nulliparous women:<br />
a qualitative interview study in a Grounded Theory<br />
approach. BMC Pregnancy and Childbirth, 7:15.<br />
http://www.biomedcentral.com/content/pdf/1471-2393-<br />
7-15.pdf <br />
ACHTERGROND<br />
Niet vorderende arbeid is de meest <strong>voor</strong>komende verwikkeling<br />
bij eerstbarenden en wordt primair behandeld met<br />
optimalisatie. Een geoptimaliseerde arbeid eindigt vaak in<br />
een instrumentele bevalling. Weinig kwalitatief onderzoek is<br />
gericht op ervaringen <strong>van</strong> niet vorderende en geoptimaliseerde<br />
bevallingen.<br />
DOEL VAN DE STUDIE is een dieper inzicht bekomen in<br />
de ervaring <strong>van</strong> niet vorderende en geoptimaliseerde arbeid<br />
bij nulliparae en hun ervaring <strong>van</strong> de zorg die ze kregen.<br />
METHODE<br />
Een kwalitatief onderzoek werd uitgevoerd door gebruik te<br />
maken <strong>van</strong> individuele interviews. Gegevens werden verzameld<br />
en geanalyseerd volgens de methode <strong>van</strong> de grounded<br />
theorie. De deelnemers waren een doelgerichte steekproef<br />
<strong>van</strong> 10 vrouwen. De interviews werden afgenomen 4 tot 14<br />
weken na de bevalling.<br />
RESULTATEN<br />
De vrouwen hadden tegengestelde ervaringen tijdens hun<br />
geboorteproces. Tijdens de arbeid was er een conflict tussen<br />
de verwachting om een natuurlijke bevalling te hebben<br />
en feitelijk een medische bevalling te krijgen. De vrouwen<br />
ervaarden een gevoel <strong>van</strong> scheiding tussen lichaam en<br />
geest. De interactie met de vroedvrouw had een belangrijke<br />
invloed op gevoelens <strong>van</strong> verlies en herwinnen <strong>van</strong> controle.<br />
Verzoening tussen de tegengestelde gevoelens tijdens de<br />
arbeid werd bereikt. De kern werd benoemd als Dialectisch<br />
Geboorteproces en bestond uit 3 categorieën: balanceren<br />
tussen natuurlijke en medische bevalling, interactie, verlies<br />
en herwinnen <strong>van</strong> controle.<br />
Een dialectisch proces werd herkend bij de ervaringen <strong>van</strong><br />
deze vrouwen bij een niet vorderende arbeid. Het proces is<br />
onderhevig aan interactie met de vroedvrouw, speciaal haar<br />
ondersteuning bij het gevoel <strong>van</strong> de vrouw <strong>van</strong> in controle<br />
zijn. Vroedvrouwen moeten bereiken dat de vrouw het feit<br />
erkent dat de arbeid niet vordert en optimalisatie vereist is<br />
en dat ze behandeld wordt met respect <strong>voor</strong> het dialectisch<br />
proces. Optimalisatie <strong>van</strong> de arbeid moet zodanig gebeuren<br />
dat een zo goed mogelijke aansluiting bij het natuurlijk<br />
verloop <strong>van</strong> arbeid en bevalling bereikt wordt.<br />
REVIEW<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
VROEG HUID - AAN - HUID -<br />
CONTACT VOOR MOEDERS EN HUN<br />
GEZONDE PASGEBOREN BABY’S<br />
Moore ER, Anderson GC, Bergman N. (2007).<br />
Early skin-to-skin contact for mothers and their healthy<br />
newborn infants.<br />
Cochrane Database of Systematic Reviews 2007, Issue 3.<br />
ACHTERGROND<br />
Scheiding <strong>van</strong> moeder en baby na de geboorte is vrijwel<br />
algemeen in de Westerse cultuur. Vroeg huid - op - huid -<br />
contact begint ideaal gezien bij de geboorte en bestaat uit het<br />
plaatsen <strong>van</strong> de naakte baby, met warme doek bedekt op de<br />
rug, naar voren gebogen op de naakte borst <strong>van</strong> de moeder.<br />
Volgens de neurologie bij zoogdieren roept dit intieme<br />
contact eigen aan deze plaats neurogedrag op waardoor<br />
vervulling <strong>van</strong> fundamentele biologische behoeften wordt<br />
verzekerd. Deze periode kan een psychofysiologisch ‘gevoelige<br />
periode’ vertegenwoordigen <strong>voor</strong> de programmering <strong>van</strong> het<br />
toekomstig gedrag.<br />
DOELSTELLINGEN<br />
De effecten bepalen <strong>van</strong> vroeg huid - op - huid - contact op<br />
borstvoeding, gedrag en fysiologische aanpassing bij gezonde<br />
moeder - kind paren.<br />
ONDERZOEKSSTRATEGIE<br />
De Cochrane Pregnancy and Childbirth Group’s and Neonatal<br />
Group’s Trials Registers (August 2006), Cochrane Central<br />
Register of Controlled Trials (The Cochrane Library 2006,<br />
Issue 2), MEDLINE (1976 to 2006) werden gebruikt.<br />
SELECTIECRITERIA<br />
Gerandomiseerde en quasi gerandomiseerde klinische studies<br />
die vroeg huid - op - huid - contact vergelijken met de<br />
gewone ziekenhuiszorg.<br />
Dataverzameling en - analyse: De kwaliteit <strong>van</strong> de studies<br />
werden onafhankelijk beoordeeld en de reviewers trokken<br />
er zo hun gegevens uit. De auteurs <strong>van</strong> de studies werden<br />
gecontacteerd <strong>voor</strong> extra informatie.<br />
RESULTATEN<br />
Dertig studies over 1925 deelnemers (moeder - kind paren)<br />
werden opgenomen. De gegevens <strong>van</strong> meer dan twee studies<br />
waren <strong>voor</strong> slechts 8 <strong>van</strong> de 64 resultaatsmetingen beschikbaar.<br />
215
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
216<br />
Wij vonden statistisch significante en positieve effecten <strong>van</strong><br />
vroeg huid - op - huid - contact op het geven <strong>van</strong> borstvoeding<br />
één tot vier maanden na de geboorte (10 studies; 552<br />
deelnemers) (odds ratio 1,82, 95% betrouwbaarheidsinterval<br />
(CI) 1,08 tot 3.07), en de duur <strong>van</strong> borstvoeding (7 studies;<br />
324 deelnemers; gewogen gemiddeld verschil (GGV), 42,55,<br />
95% CI - 1,69 tot 86.79). Er werden tendensen gevonden<br />
<strong>van</strong> betere totaalscores <strong>voor</strong> liefdevolle aanraking door de<br />
moeder tijdens de observatie bij borstvoeding (4 studies; 314<br />
deelnemers) (standaard gemiddeld verschil (SGV) 0.52; 95%<br />
CI 0,07 tot 0.98) en moederlijk hechtingsgedrag (6 studies;<br />
396 deelnemers) (SGV 0,52, 95% CI 0,31 tot 0.72) met vroeg<br />
huid - op - huid - contact.<br />
Baby’s met vroeg huid - op - huid - contact schreeuwden<br />
kortere tijd (één studie; 44 deelnemers) (GGV -8,01, 95%<br />
CI -8,98 tot -7,04). Laat preterme baby’s hadden betere<br />
cardiorespiratoire stabiliteit met vroeg huid - op - huid -<br />
contact (één studie; 35 deelnemers) (GGV 2,88, 95% CI - 0,53<br />
tot 5.23). Geen ongunstige gevolgen werden gevonden.<br />
CONCLUSIE VAN DE AUTEURS<br />
Beperkingen in deze review omvatten de methodologische<br />
kwaliteit, variaties in interventietoepassing en variabiliteit<br />
<strong>van</strong> de resultaten. De interventie heeft <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong><br />
borstvoeding, vroege moeder - baby hechting, het schreeuwen<br />
bij de baby en cardiorespiratoire stabiliteit, en heeft geen<br />
duidelijke negatieve gevolgen op korte of lange termijn.<br />
Verder onderzoek wordt geadviseerd. Om de meta - analyse<br />
te vergemakkelijken zou toekomstig onderzoek moeten<br />
gebruik maken <strong>van</strong> de resultaatsmetingen consistent met<br />
de inbegrepen studies. De gepubliceerde rapporten zouden<br />
duidelijk moeten aangeven of de interventie wel degelijk huid<br />
- op - huid - contact was en middelen, standaardafwijkingen,<br />
nauwkeurige kansberekeningen en gegevens omvatten om<br />
de interventiedosis te meten.<br />
ALGEMEEN BESLUIT<br />
Huid - aan - huid - contact tussen moeder en baby bij de<br />
geboorte vermindert het schreeuwen, verbetert moeder -<br />
baby interactie, houdt de baby warm en helpt vrouwen met<br />
succes borstvoeding geven.<br />
In vele culturen worden de baby’s over het algemeen naakt<br />
op de blote borst <strong>van</strong> hun moeder gewiegd bij de geboorte.<br />
Historisch gezien was dit noodzakelijk <strong>voor</strong> de overleving<br />
<strong>van</strong> de baby. Aangezien recent meer baby’s in het ziekenhuis<br />
geboren worden in vele landen, worden de baby’s gescheiden<br />
of gekleed <strong>voor</strong>aleer ze aan hun moeder worden gegeven.<br />
Aangenomen wordt dat in de geïndustrialiseerde landen<br />
ziekenhuisroutines de vroege moeder - baby interactie<br />
beduidend verstoren en schadelijke gevolgen hebben. Het<br />
doel <strong>van</strong> de review was nagaan of er enig effect merkbaar<br />
was <strong>van</strong> vroeg huid - aan - huid - contact tussen de moeder<br />
en haar pasgeboren baby op de gezondheid, het gedrag en<br />
het geven <strong>van</strong> borstvoeding.<br />
De review omvatte 30 studies over 1925 moeders en hun<br />
baby’s. De review toonde aan dat de baby’s meer interactie<br />
aangingen met hun moeders, warmer bleven en minder<br />
schreeuwden. De baby’s kregen vaker en langer borstvoeding<br />
als zij vroeg huid - aan - huid - contact hadden. De baby’s<br />
zouden, misschien, ook eerder een goede vroege band met<br />
hun moeders hebben, maar dit was moeilijk te meten.<br />
BESPREKING<br />
Een betere geboorte heeft aandacht <strong>voor</strong> continue<br />
begeleiding <strong>van</strong> de moeder en huid - aan - huid - contact<br />
<strong>voor</strong> de baby! Het is wel opmerkelijk dat sommige traditionele<br />
benaderingen rond de geboorte resulteren in gelukkigere en<br />
gezondere moeders en baby’s volgens de twee <strong>voor</strong>gaande<br />
reviews. Zoals we eerder al in dit tijdschrift schreven is een<br />
natuurlijke geboorte beter <strong>voor</strong> het kind en beantwoordt dit<br />
aan de natuurlijke verwachtingen <strong>van</strong> het kind. Een vrouw die<br />
continu een vroedvrouw, doula of een ondersteunend iemand<br />
bij zich heeft doorheen de arbeid heeft meer kans op een<br />
kortere arbeid, maakt minder gebruik <strong>van</strong> pijnstilling tijdens<br />
de arbeid en is meer tevreden over haar bevallingservaring,<br />
vergeleken met zij die deze zorg niet krijgen. Bovendien heeft<br />
een vrouw die onmiddellijk na de geboorte huid - aan - huid<br />
- contact heeft met haar baby meer kans om te slagen in het<br />
vroeg geven <strong>van</strong> borstvoeding vergeleken met een bevalling<br />
waarbij de baby weggenomen wordt om gebaad of ingepakt<br />
te worden.<br />
Deze twee reviews verschenen in de Cochrane Library.<br />
Systematische reviews trekken bewijsgestuurde conclusies<br />
over medische praktijken na overweging <strong>van</strong> zowel de inhoud<br />
als de kwaliteit <strong>van</strong> de bestaande medische studies over een<br />
topic. Zowel huid - aan - huid - contact als ondersteunende<br />
continue begeleiding tijdens de arbeid waren gedurende<br />
eeuwen de norm <strong>voor</strong>aleer de ziekenhuisbevalling de aan–<br />
vaarde praktijk werd in de Westerse cultuur. Bezorgdheid over<br />
de verdergaande dehumanisering <strong>van</strong> de bevallingservaringen<br />
heeft geleid tot een oproep om terug te keren tot sommige<br />
vroegere praktijken. Ook huid - aan - huid - contact tussen<br />
de moeder en de baby, waarbij de baby naakt rust op de borst<br />
<strong>van</strong> de moeder onmiddellijk na de geboorte tot minstens 1<br />
uur erna heeft als belangrijkste <strong>voor</strong>deel dat ‘deze sensitieve<br />
periode het toekomstig gedrag <strong>van</strong> de baby programmeert!’<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
NIEUWSFLASH<br />
ACHTERSTE PLAATSING<br />
(OCCIPUT POSTERIOR) EN HET<br />
FOETAAL EJECTIE REFLEX*<br />
Achterste plaatsing wijst op een baby die bij de geboorte<br />
naar boven kijkt en niet naar beneden. De arbeid bij een<br />
baby in achterste plaatsing veroorzaakt vaak een pijnlijke<br />
rug. Het is dus belangrijk als vroedvrouw deze situatie snel<br />
te herkennen om de barende te ondersteunen bij de bevalling<br />
en nadelige medische interventies te vermijden.<br />
Michel Odent baseert zijn empirische houding betreffende<br />
achterste plaatsing op twee feiten die duidelijk bevestigd<br />
zijn geworden door gepubliceerde prospectieve studies. Het<br />
eerste feit is dat het nutteloos is dat zwangere vrouwen zich<br />
ongerust maken over de ligging <strong>van</strong> hun baby in baarmoeder.<br />
Een grote Australische gerandomiseerde gecontroleerde<br />
studie die 2547 zwangere vrouwen omvat, heeft duidelijk<br />
aangetoond dat oefenen in knie - ellebooghouding en bek–<br />
kenkantelingsoefeningen <strong>van</strong>af 37 weken zwangerschap tot<br />
het begin <strong>van</strong> arbeid de incidentie <strong>van</strong> persisterende achterste<br />
plaatsing bij geboorte niet vermindert.<br />
Het tweede feit is dat foetale houdingsveranderingen vaak<br />
<strong>voor</strong>komen tijdens de arbeid en dat de definitieve stand pas<br />
dicht bij bevalling wordt bepaald. Dit is de conclusie <strong>van</strong> een<br />
prospectieve studie <strong>van</strong> 1562 vrouwen om veranderingen in<br />
foetale positie tijdens de arbeid te evalueren door periodiek<br />
echografie te gebruiken. Van de baby’s in achterste plaatsing<br />
laat in de arbeid, scheen nog slechts 20,7% bij de bevalling<br />
in achterste plaatsing te zijn. Tenslotte als de moeder geen<br />
epidurale had, was het totaal aantal baby’s in achterste<br />
plaatsing bij de bevalling nog slechts 3,3%, hoewel deze studie<br />
in conventionele verloskundige diensten werd uitgevoerd<br />
waar moeilijk werd tegemoetgekomen aan de elementaire<br />
basisbehoeften <strong>van</strong> barende vrouwen. Het aantal was 12,9%<br />
in de epidurale groep.<br />
Als men rekening houdt met deze twee goed gedocumenteerde<br />
feiten wordt het gemakkelijk zich op de juiste vraag te<br />
concentreren:<br />
Welke factoren beïnvloeden de rotatie tijdens de arbeid<br />
Het antwoord is eenvoudig: De factoren die de rotatie<br />
vergemakkelijken zijn deze die een typisch foetaal<br />
ejectiereflex mogelijk maken. De overgang naar het foetaal<br />
ejectiereflex wordt geremd door eender welke tussenkomst<br />
in de privacy <strong>van</strong> de vrouw. Het foetaal ejectiereflex komt<br />
niet in aanwezigheid <strong>van</strong> een vroedvrouw die zich gedraagt<br />
als “coach”, een waarnemer, een helper, een gids of een<br />
“steunpersoon.” Het foetaal ejectiereflex kan afgeremd<br />
worden door een vaginaal onderzoek, door een oog - oog<br />
contact of door een verandering <strong>van</strong> omgeving. Het komt<br />
niet <strong>voor</strong> als het intellect <strong>van</strong> de vrouw in arbeid wordt<br />
gestimuleerd door rationele taal (b.v. “nu heb je volledige<br />
ontsluiting; je moet persen”). Het komt ook niet <strong>voor</strong> als<br />
de ruimte onvoldoende warm is of te fel verlicht is. Elke<br />
prikkeling <strong>van</strong> de neocortex remt dus een foetaal ejectiereflex<br />
af!<br />
De beste situatie <strong>voor</strong> een typisch foetaal ejectiereflex is<br />
wanneer niemand aanwezig is, alleen een ervaren, stille<br />
moederlijke vroedvrouw die in een hoekje zit te breien. Dit<br />
beeld <strong>van</strong> de breiende vroedvrouw moet niet in de “letterlijke”<br />
betekenis begrepen worden. Het symboliseert wel de<br />
authentieke vroedvrouw als een beschermende moederfiguur<br />
die haar eigen adrenalinegehalte zo laag mogelijk houdt.<br />
Het is wel opmerkelijk dat wanneer aan de <strong>voor</strong>waarden<br />
<strong>voor</strong> een foetaal ejectiereflex voldaan is, de meeste barenden<br />
spontaan complexe en asymmetrische <strong>voor</strong>waarts buigende<br />
houdingen vinden, die waarschijnlijk een belangrijke rol<br />
spelen bij het vergemakkelijken <strong>van</strong> de rotatie <strong>van</strong> het hoofd<br />
<strong>van</strong> de baby. De blijvende achterste plaatsing bij de geboorte<br />
zal uitzonderlijk zeldzaam worden op de dag dat de betekenis<br />
<strong>van</strong> privacy wordt begrepen en de authentieke verloskunde<br />
herontdekt is.<br />
REFERENTIES<br />
1. Azar K, Chamberlain ME, Keogh J, Shra A. (2004).<br />
Randomised controlled trial of effect of hands and knees<br />
posturing on incidence of occiput posterior position at<br />
birth BMJ.<br />
2. Ellice Lieberman E, Davidson K, Lee-Parritz A ,Shearer<br />
E. (2005). Changes in Fetal Position During Labor and<br />
Their Association With Epidural Analgesia. Obstetrics &<br />
Gynecology 105:974-982.<br />
* Michel Odent, uittreksel uit “Occiput Posterior Position<br />
Should Be Exceptionally Rare at Birth,” Midwifery Today<br />
Issue 76 Winter 2005 <br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
COMFORT IN LABOUR –<br />
PENNY SIMKIN<br />
Comfort in Labor is een nieuwe editie <strong>van</strong> Penny Simkin. Ze<br />
legt uit hoe vrouwen in arbeid maatregelen kunnen nemen<br />
om hun gemak te vergroten, te bewegen en houdingen aan te<br />
nemen <strong>voor</strong> een veilige en voldoeninggevende arbeid; ze geeft<br />
ook tips <strong>voor</strong> begeleiders. Deze tekst is beschikbaar en vrij te<br />
downloaden <strong>van</strong> de website http://www.childbirthconnection.<br />
org/pdfs/comfort-in-labor-simkin.pdf<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
217
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
V R O E D V R O U W E N Z O R G<br />
218<br />
WEGWIJZERS VOOR DE DERDE FASE:<br />
GEÏNFORMEERDE KEUZES MAKEN<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
B E W E R K I N G LISETTE GEERDENS, VROEDVROUW<br />
Lois Wattis. Signposts for the third stage maze: making informed choices<br />
http://www.birthjourney.com/thirdstagemaze.php<br />
Ik kan me indenken dat er in de GVO veel aandacht gaat<br />
naar zwangerschap en bevalling, maar dat de placentaire<br />
fase (de zogenaamde 3de fase <strong>van</strong> de baring) weinig<br />
aandacht krijgt omdat ze toch maar een aanhangsel is<br />
<strong>van</strong> het hele gebeuren. Nochtans kan een gebrek aan<br />
informatie hierover de bevallingservaring <strong>van</strong> een vrouw en<br />
haar baby danig hypothekeren. Een reden temeer om open<br />
te staan <strong>voor</strong> de ideeën <strong>van</strong> bewijsgestuurde praktijk over<br />
het belang <strong>van</strong> een fysiologische 3e fase: het eerste uur<br />
na de geboorte is een mijlpaal in het leven <strong>van</strong> een kind en<br />
dat <strong>van</strong> de moeder.<br />
DE DERDE FASE VAN ARBEID<br />
De derde fase <strong>van</strong> de baring begint <strong>van</strong>af de geboorte <strong>van</strong><br />
de baby tot de uitdrijving <strong>van</strong> de placenta en de vliezen.<br />
(Llewellyn-Jones, 1994)<br />
Moderne <strong>vroedvrouwen</strong>zorg en verloskundig beleid <strong>van</strong><br />
de derde fase verschillen beduidend tussen landen, staten,<br />
plaatsen en zorgverstrekkers. De verleende zorg aan barende<br />
vrouwen en pasgeborenen heeft zich ontwikkeld tot een ruim<br />
aanbod <strong>van</strong> keuzes gebaseerd op historische, anekdotische,<br />
filosofische en op onderzoek - gebaseerde factoren. (Wattis,<br />
2001) Deze fase <strong>van</strong> de geboorte wordt gekenmerkt als een<br />
periode <strong>van</strong> groot potentieel gevaar en zorgverleners moeten<br />
keuzes maken om een actieve benadering, een afwachtende<br />
(= fysiologische benadering), of een combinatie <strong>van</strong> beide te<br />
kiezen. (Enkin etal, 1995)<br />
DE METHODES VAN BELEID VOOR DE DERDE<br />
FASE<br />
• Actief beleid <strong>van</strong> de derde fase omvat het profylactisch<br />
toedienen <strong>van</strong> oxytocine aan de moeder door een<br />
intramusculaire injectie na geboorte <strong>van</strong> de baby,<br />
vroegtijdig afklemmen en doorknippen <strong>van</strong> de navelstreng<br />
en het uitvoeren <strong>van</strong> gecontroleerde navelstrengtractie<br />
(GNT) om de placenta te laten geboren worden.<br />
• Afwachtend of fysiologisch beleid laat toe de placenta<br />
spontaan te laten geboren worden of met de hulp <strong>van</strong><br />
de zwaartekracht en/of tepelstimulatie. (Prendiville etal,<br />
1998)<br />
ACTIEF BELEID<br />
“Actief beleid <strong>van</strong> de derde fase is zowel <strong>van</strong>uit een<br />
filosofische benadering <strong>van</strong> de bevalling als <strong>van</strong>uit een<br />
medische noodzaak geëvolueerd: een filosofie waarin het<br />
gemak een belangrijke prioriteit is en afwachten en niets<br />
doen bijna on<strong>voor</strong>stelbaar is.” (Bastion)<br />
Het actief beleid <strong>van</strong> de derde fase <strong>van</strong> de baring is een<br />
<strong>voor</strong>tvloeisel <strong>van</strong> het actief beleid <strong>van</strong> de eerste en tweede<br />
fase <strong>van</strong> arbeid. Inductie en optimalisatie <strong>van</strong> de arbeid<br />
door kunstmatig breken <strong>van</strong> de vliezen, en/of intraveneus<br />
oxytocine-infuus, dringen een tijdskader op <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>uitgang<br />
<strong>van</strong> de baring: medicatie <strong>voor</strong> pijnverlichting en sedatie, CTG<br />
- controle, forcepsrotatie en - bevalling, vacuümextractie,<br />
dringende of electieve sectio zijn <strong>voor</strong>beelden <strong>van</strong> interventies<br />
die allen met controle te maken hebben. CONTROLE in<br />
handen <strong>van</strong> zorgverleners, niet <strong>van</strong> de vrouw. Natuurlijk<br />
zijn vele interventies levensreddend en noodzakelijke acties<br />
in bepaalde situaties. Als er actief beleid is in de eerste en/of<br />
tweede fase, is het volledig aangewezen dat de derde fase<br />
ook actief zou moeten geleid worden omdat de natuurlijke<br />
fysiologie <strong>van</strong> het geboorteproces verstoord is.<br />
FYSIOLOGISCH BELEID<br />
In een fysiologische derde fase, als natuurlijke <strong>voor</strong>tgang <strong>van</strong><br />
een natuurlijke, normale fysiologische arbeid - is de vrouw<br />
in controle. Zij is in overeenstemming met en gelooft in het<br />
natuurlijk vermogen <strong>van</strong> haar lichaam om de geboorte <strong>van</strong><br />
haar baby te voltooien. Zoals in de arbeid is het de taak<br />
<strong>van</strong> de vroedvrouw om dat proces te steunen - niet het<br />
controleren. De vroedvrouw wordt opgeleid om problemen<br />
te ontdekken en acties te ondernemen om de veiligheid <strong>van</strong><br />
moeder en baby te verzekeren. De vroedvrouw heeft deze<br />
verantwoordelijkheid toevertrouwd gekregen als integraal<br />
deel <strong>van</strong> deze relatie. Het zou een partnerschap, niet een<br />
dictatuur moeten zijn. (Edwards, 1999)<br />
Laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />
Recent onderzoek (ook in dit tijdschrift bij de abstracts)<br />
heeft het bewijs geleverd ten gunste <strong>van</strong> het later afklemmen
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
<strong>van</strong> de navelstreng om placentaire transfusie <strong>van</strong> de baby<br />
onmiddellijk na geboorte toe te laten. De WGO onderschreef<br />
officieel de praktijk <strong>van</strong> later afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />
(WHO, 1996) in 1996 en in Februari 2002 trok de American<br />
College of Obstetricans and Gynaecologists zijn richtlijn <strong>voor</strong><br />
het onmiddellijk afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng in (Bulletin<br />
216).<br />
Laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng geeft fysiologische<br />
<strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong> de baby om zijn extra - uteriene aanpassing<br />
zonder problemen mogelijk te maken (O2-<strong>voor</strong>ziening blijft<br />
behouden!), en psychologische en emotionele <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong><br />
de baby en de moeder. Deze <strong>voor</strong>delen zouden zorgverstrekkers<br />
moeten verplichten om de onschendbaarheid <strong>van</strong> de moeder<br />
- baby - eenheid op deze momenten te respecteren: de<br />
pasgeborene bevindt zich tussen twee werelden en de<br />
moeder ziet en ervaart haar kind <strong>voor</strong> het eerst. Onnodig<br />
tussenkomen moet vermeden worden. Nochtans voelen vele<br />
verloskundigen en <strong>vroedvrouwen</strong> zich zeer ongemakkelijk bij<br />
het afwijken <strong>van</strong> de vertrouwde praktijk <strong>van</strong> actief beleid, en<br />
blijven de navelstreng onmiddellijk na geboorte afklemmen<br />
en doorknippen.<br />
De <strong>voor</strong>delen <strong>van</strong> een fysiologisch derde fase<br />
Door het laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng krijgt<br />
de baby zijn of haar volledig bloedvolume en optimale<br />
ijzerreserve (Prendiville en Ellbourne, 1989, Inch, 1983).<br />
Dit kan zowat 40% <strong>van</strong> het circulerend volume zijn en is<br />
belangrijk <strong>voor</strong> het behoud <strong>van</strong> haematocrietwaarden (Yao &<br />
Lind, 1974). Het vroegtijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />
ontneemt de baby 75 - 125 ml getransfuseerd bloed. (Bristol<br />
Trial, 1988, en Hinchingbrooke Trial, 1998).<br />
Bij laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng is de placenta<br />
minder om<strong>van</strong>grijk en wordt gemakkelijker uitgedreven<br />
(Dunn et al 1966). Het later afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />
geeft de baby de mogelijkheid om zonder onderbreking<br />
continu geoxideerd bloed aan te voeren waardoor de perfusie<br />
<strong>van</strong> de longen en de overgang <strong>van</strong> de baby om zelf <strong>voor</strong><br />
zijn ademhaling te zorgen zonder zuurstoftekort op te lopen<br />
vergemakkelijkt wordt. De baby heeft minder reanimatie<br />
nodig en minder kans op idiopathische ademhalingsnood.<br />
(De term Ideopathic Respiratory Distress beschrijft<br />
ademhalingsmoeilijkheden zonder duidelijke reden, en lijkt<br />
verbonden met de verstoring <strong>van</strong> gevoelige en complexe<br />
veranderingen in het hart - en vaatstelsel <strong>van</strong> de baby. (Dunn,<br />
1989; Inch, 1983)). Later afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />
vermindert het risico <strong>van</strong> foeto - maternele transfusie, die<br />
<strong>voor</strong> de Rh - negatieve moeders <strong>voor</strong>al belangrijk is. (Lapido,<br />
1971; Rogers et al, 1998).<br />
Laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng vermindert ook het<br />
risico op infectie zowel bij de moeder als de baby omdat de<br />
moeder minder klontervorming heeft als het moederlijk einde<br />
<strong>van</strong> de navelstreng niet wordt afgeklemd, en de baby heeft<br />
minder stagnerend bloed over in de navelstreng.<br />
Klonters en stagnerend bloed vormen een ideaal milieu <strong>voor</strong><br />
infectie. De navelstreng kan postnataal sneller afvallen bij<br />
later afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng (Sleep, 1993).<br />
Het vermijden <strong>van</strong> gecontroleerde navelstrengtractie sluit<br />
het risico uit om te trekken aan een onvolledig losgekomen<br />
placenta, het scheuren of doen afknappen <strong>van</strong> de navelstreng,<br />
gedeeltelijke of volledige inversie <strong>van</strong> de baarmoeder, en pijn<br />
als gevolg <strong>van</strong> manipulatie <strong>van</strong> de baarmoeder, die ook een<br />
weerslag heeft op de myometriale actie <strong>van</strong> de baarmoeder<br />
die zorgt <strong>voor</strong> het behoud <strong>van</strong> tonus. (Edwards, 1999)<br />
Moeder en baby kunnen ongestoord en rustig samenblijven:<br />
de kansen <strong>voor</strong> een goede hechting verbeteren, het vroeg<br />
aanleggen aan de borst is gemakkelijker en het hormonaal<br />
evenwicht kan optimaal zijn.<br />
VEILIGE NATUURLIJKE GEBOORTE<br />
Fysiologisch - of afwachtend - of passief - beleid <strong>van</strong> de derde<br />
fase kan een veilige optie zijn <strong>voor</strong> gezonde vrouwen die een<br />
normale arbeid ervaren. Dit is waar de natuurlijke chemie<br />
<strong>van</strong> de vrouw het verloop <strong>van</strong> de arbeid bepaalt. Fysiologisch<br />
beleid <strong>van</strong> de derde fase is niet veilig bij een arbeid beïnvloed<br />
door intraveneuze oxytocica. Het is belangrijk dat de vrouw<br />
doorheen haar zwangerschap gezond is geweest en geen<br />
anemie heeft. Een hemoglobine (Hb) <strong>van</strong> 9 - 9.5g/dl wordt<br />
geassocieerd met optimale perinatale uitkomsten. (Odent,<br />
1998)<br />
De vrouw moet volledige informatie hebben en de kans<br />
om prenataal de feiten over actief en fysiologisch beleid te<br />
bespreken. De vrouw kan dan een geïnformeerde keuze maken.<br />
Tijdens de Hinchingbrooke Trial vonden de onderzoekers<br />
dat “wanneer het fysiologisch beleid als redelijke optie aan<br />
vrouwen wordt aangeboden, velen er<strong>voor</strong> zullen kiezen”.<br />
(Rogers etal, 1998)<br />
De vrouw moet de nood aan een flexibele benadering<br />
begrijpen waar zijzelf en haar vroedvrouw achterstaan in<br />
geval er tijdens de arbeid complicaties optreden. Als een<br />
oxytocicum aangewezen is moet het zonder aarzelen worden<br />
gegeven. Het gevolg <strong>van</strong> toedienen <strong>van</strong> een oxytocicum is<br />
wel dat het actief beleid <strong>van</strong> de placentaire fase noodzakelijk<br />
maakt. (Edwards, 1999) Dit moet zowel door de barende<br />
vrouw als door de vroedvrouw begrepen zijn. De vroedvrouw<br />
die de geboorte begeleidt moet inzicht hebben in en<br />
competent zijn in het fysiologische beleid <strong>van</strong> de derde fase.<br />
Dit lijkt <strong>van</strong>zelfsprekend, maar de realiteit is dat de meeste<br />
<strong>vroedvrouwen</strong> weinig of geen ervaring hebben gehad met<br />
een fysiologische derde fase. Onderzoek heeft aangetoond<br />
dat sommige artsen en <strong>vroedvrouwen</strong> die als ‘moeilijk’<br />
werden beschouwd veel meer postpartumbloedingen hadden.<br />
(Edwards, 1999)<br />
Het zorgen <strong>voor</strong> een warme omgeving waar de interactie<br />
tussen de moeder en haar pasgeboren kind ongestoord kan<br />
verlopen is een integrale component <strong>van</strong> een fysiologische<br />
derde fase. Een dergelijk milieu vergemakkelijkt het vrijgeven<br />
<strong>van</strong> endogene oxytocine. Als de vrouw koud heeft stijgen<br />
haar catecholamines (adrenaline en noradrenaline) en het<br />
risico <strong>voor</strong> postpartumbloeding neemt toe. (Odent, 1998)<br />
Het belang om minimaal te storen in het fysiologische proces<br />
<strong>van</strong> geboorte werd gesteund door een Nieuw-Zeelandse<br />
studie <strong>van</strong> 213 thuisbevallingen - aantal PPH 3,3% - geen<br />
enkele vrouw had een manuele afhaling <strong>van</strong> de placenta<br />
nodig. (Edwards, 1999)<br />
RICHTLIJNEN VOOR VROEDVROUWEN<br />
Als gids <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> is het PROCES <strong>van</strong> een<br />
fysiologische derde fase meer over wat men niet doet dan<br />
wat men doet. Het is noodzakelijk dat een competente<br />
vroedvrouw bij elke geboorte aanwezig is, en dat oxytocica<br />
219
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
220<br />
opgetrokken klaarliggen om snel te geven indien nodig. Al<br />
het bevallingsmateriaal (navelklemmen, navelschaar, zuurstof<br />
en aspiratiesonde) moet <strong>voor</strong> gebruik klaar zijn, samen met<br />
warme doeken <strong>voor</strong> de baby en de moeder zoals hoort.<br />
Het is essentieel dat de geboorte natuurlijk en normaal is. De<br />
vrouw mag haar tijd nemen om haar kindje te observeren,<br />
erop te reageren en haar baby in haar armen te nemen bij<br />
geboorte op haar eigen tijd. Als de geboorte op “droog land”<br />
is kan de baby tussen de benen <strong>van</strong> de moeder gelaten worden<br />
om placentaire transfusie naar de baby mogelijk temaken<br />
door de niet afgeklemde navelstreng, en de baby tijd geven<br />
te reageren op wennen aan stimuli <strong>van</strong> licht, geluid, lucht/<br />
koude en zijn eerste adem te nemen. De moeder zal haar<br />
baby op haar tijd opnemen. Als alles goed is moeten deze<br />
ogenblikken ongestoord zijn <strong>voor</strong> iedereen.<br />
Bij een onderwatergeboorte komt een gelijkaardig proces<br />
<strong>voor</strong>, maar de vrouw is instinctief geneigd om de baby op te<br />
heffen naar de oppervlakte en vast te houden. Wanneer zij<br />
bereid is tot interactie, kan zij uit het water worden geholpen,<br />
gedroogd en in bed gaan om met haar baby te rusten, goed<br />
warm gehouden, en de baby in ongestoord comfort de tepel<br />
te laten zoeken en te zuigen aan de borst.<br />
Er is geen echte behoefte om navelstreng af te klemmen,<br />
die intussen bleker en dunner lijkt omdat de pulsaties<br />
verminderen. Terwijl de placenta nog vastzit en functioneert<br />
door geoxideerd bloed over te brengen naar de baby - de<br />
circulatie <strong>van</strong> de baby verandert <strong>van</strong> éénzijdige hartfunctie<br />
(intra - uteriene) naar tweezijdige (extra - uteriene)<br />
hartfunctie waardoor het foramen ovale dichtgaat - zullen<br />
de navelslagaders sluiten om het risico <strong>voor</strong> terugvloei <strong>van</strong><br />
bloed via de navelstreng te elimineren.<br />
Het bloedverlies <strong>van</strong> de vrouw wordt goed geobserveerd.<br />
Het normale bloedverlies vereist geen actie, is het meer dan<br />
normaal dan wordt de vorm en tonus <strong>van</strong> de baarmoeder<br />
gecontroleerd door een hand zacht op fundus te plaatsen.<br />
Als de baarmoedertonus slecht is kan fundusmassage worden<br />
toegepast, gevolgd door toediening <strong>van</strong> oxytocica als de<br />
baarmoeder niet reageert op fundusmassage (hier moet dan<br />
de 3de fase vervolledigd worden door actief beleid).<br />
Het nauwe contact en de zuigende baby aan de borst<br />
bevorderen het vrijgeven <strong>van</strong> natuurlijk oxytocine en dus<br />
ook de baarmoedercontracties. Dit kan voldoende zijn om de<br />
baarmoedertonus te verbeteren, zodat geen oxytocine moet<br />
toegediend worden.<br />
Na de geboorte <strong>van</strong> de baby vermindert de baarmoeder in<br />
grootte tot ongeveer de helft, trekt verder samen, waardoor<br />
de placenta gedwongen wordt zich los te maken <strong>van</strong> de<br />
baarmoederwand. Ze valt in het onderste uterussegment.<br />
Als geen kunstmatig oxytocine is gegeven blijft de cervix<br />
voldoende open om de placenta naar de vagina te bewegen<br />
als reactie op de baarmoedercontracties.<br />
De “tekens <strong>van</strong> loskomen <strong>van</strong> de placenta” kunnen worden<br />
waargenomen - een druppeltje vers bloed, en het langer<br />
worden <strong>van</strong> de navelstreng. De vrouw reageert gewoonlijk<br />
op het ongemak <strong>van</strong> deze samentrekkingen en de sensatie<br />
<strong>van</strong> de placenta in haar vagina door een rechtere houding<br />
aan te nemen, te staan of te hurken. De placenta wordt<br />
uitgedreven door inspanning <strong>van</strong> de moeder en NIET DOOR<br />
NAVELSTRENGTRACTIE. De navelstreng zal <strong>voor</strong>af al of niet<br />
doorgeknipt zijn, afhankelijk <strong>van</strong> de wensen en vragen <strong>van</strong> de<br />
vrouw. Er is geen specifiek tijdskader opgelegd waarbinnen<br />
dit moet gebeuren; nochtans zegt Michel Odent dat men één<br />
uur moet toelaten. Hij verklaart in zijn artikel “Geen beleid<br />
<strong>voor</strong> de derde fase “ dat de placenta ALTIJD binnen die tijd<br />
geboren is als het fysiologisch proces ongestoord is. (Odent,<br />
1998)<br />
Het is belangrijk dat de vroedvrouw zich verzet tegen<br />
overbeoordelen <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> de fysiologische derde<br />
fase. Voelen <strong>van</strong> navelstrengpulsaties en tekens <strong>van</strong> losmaking<br />
waarnemen kunnen het gevoelige chemisch evenwicht <strong>van</strong><br />
de vrouw uit balans brengen. De toepassing <strong>van</strong> zelfs zachte<br />
tractie op de navelstreng is een interventie, die een reactie<br />
uitlokt en dus overbodig is. Het is een tussenkomst in dit<br />
fysiologisch proces en de <strong>voor</strong>treffelijke individuele timing<br />
<strong>van</strong> dit specifiek geboorteproces.<br />
ECHTE GEÏNFORMEERDE KEUZE<br />
Zoals vrouwen hun vermogen om geboorte te geven op eigen<br />
kracht onderzoeken, bewust worden, dagen zij natuurlijk hun<br />
zorgverleners uit om te vertrouwen op hun vermogen om het<br />
geboorteproces fysiologisch, zonder onnodige interferentie te<br />
voltooien. In de meeste materniteiten wordt vaak geen keuze<br />
gegeven aan barende vrouwen of ze actief of fysiologisch<br />
beleid verkiezen <strong>voor</strong> de derde fase.<br />
Hun zorg wordt gedicteerd door ziekenhuisprotocollen en<br />
orders <strong>van</strong> artsen. De geïnformeerde toestemming vereist<br />
volledige, feitelijke informatie <strong>van</strong> alle opties behorend<br />
bij deze beslissing. Hoeveel vrouwen krijgen werkelijk alle<br />
informatie over actief en fysiologisch beleid <strong>van</strong> de derde<br />
fase Hoeveel hebben werkelijk een keuze<br />
REFERENTIES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
• Bastion, Hilda (no date) Beyond Leboyer: A natural third<br />
stage. Source unknown.<br />
• Dunn PM, Fraser ID, Raper AB. (1966). Influence of early<br />
cord ligation on the transplacental passage of foetal cells.<br />
J Obstet Gynaecol Br Commnwlth, 73:757-760.<br />
• Dunn PM. (1985). The third stage and fetal adaptation. In:<br />
Clinch J, Matthews T (eds). Perinatal medicine. Proceedings<br />
of the IX European Congress of perinatal medicine held in<br />
Dublin, Ireland, 1984. Lancaster, MTP Press, 1985.<br />
• Edwards, N.P., (1999). Delivering your placenta – The third<br />
stage. AIMS Publication.<br />
• Enkin, M., Keirse, M.J.N.C., Renfrew, M.J., & Neilson,<br />
J.P. (1995). A guide to effective care in pregnancy and<br />
childbirth (2nd.ed.). Oxford: Oxford University Press.<br />
• Inch S. (1984). Birth Rights: what every parent should know<br />
about childbirth in hospital. New York, Random House.<br />
• Ladipo OA. (1972). Management of third stage of labour,<br />
with particular reference to reduction of feto-maternal<br />
transfusion. Br Med J, 1(5802): 721-3.<br />
• Llewellyn-Jones. (1994). Fundamentals of Obstetrics and<br />
Gynaecology (6th ed.). London: Mosby.<br />
• Odent, M. (1998). Don’t manage the third stage of labour!<br />
Practising Midwife; 1:9, p31-33.
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
• Prendeville W, Harding J, Elbourne D, et al. (1988).<br />
The Bristol third stage trial: active versus physiological<br />
management of the third stage of labour. BMJ, 297:1295-<br />
1300.<br />
• Prendiville W, Elbourne D. In: - Chalmers I, Enkin M, Keirse<br />
M, eds. (1989). Effective Care in Pregnancy and Childbirth.<br />
Oxford, United Kingdom: Oxford University Press; 1145<br />
–1169.<br />
• Prendiville, W.J., Elbourne, D. & McDonald, S. (1998).<br />
Active versus expectant management of the third stage of<br />
labour (Abstract) http:www.updatesoftware. com/ccweb/<br />
cochrane/revavstr/ab000007.htm<br />
• Rogers J, et al (1998). Active versus expectant management<br />
of third stage of labour: the Hinchingbrooke randomised<br />
controlled trial. Lancet, 351(9104):693-9.<br />
• Rogers J, Wood J, McCandlish R, et al. (1998). Active<br />
versus expectant management of third stage of labour:<br />
the Hinchingbrooke randomised controlled trial. Lancet,<br />
351(9104): 693-9.<br />
• Rogers J., Wood J., McCandlish R., Ayers S ., Truesdale A.,<br />
Elbourne D., (1998). Active versus expectant management<br />
of third stage of labour: the Hinchingbrooke randomised<br />
controlled trial, Lancet Vol 351 March 7, P693-699.<br />
• Sleep J. (1993). Physiology and management of the third<br />
stage of labour. In: Bennett VR, Brown LK, eds. Myles’<br />
Textbook for Midwives. 12th ed. London, UK: Churchill<br />
Livingstone; 216-29.<br />
• Wattis, LJ, (2001). The Third Stage Maze – Which practise<br />
pathway for optimal outcomes The Practising Midwife,<br />
4:4, p23-27.<br />
• World Health Organisation (1996) Care in normal birth:<br />
a practical guide, Report of a Technical Working Group,<br />
WHO/FRH/MSM/96.24, Geneva.<br />
Verdere informatie: www.birthjourney.com www.<br />
cordclamping.com www.gentlebirth.org.au<br />
221<br />
V L O V C U L T U U R<br />
DE MAMAMONOLOGEN<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
D O O R THEATER CARTOUCHE UIT EDEGEM<br />
Een komedie over moederschap.<br />
Over ochtendmisselijkheid, over inknippen en uitscheuren,<br />
over pijnlijke tepels en blubberbuiken en nachten die<br />
wreed worden verstoord door babygehuil. Maar ook over<br />
improvisatietalent en verliefd zijn op je eigen kind.<br />
Kortom: een <strong>voor</strong>stelling waarin bijna iedereen zichzelf,<br />
zijn partner, een familielid of een kennis herkent.<br />
Donderdag 13 december 2007 om 20.30u<br />
Katholieke Hogeschool Kempen, Campus Lier<br />
Antwerpsestraat 99 te LIER<br />
Kaarten: 10 Euro - leden VLOV en studenten: 7 euro<br />
Kaarten te bestellen via secretariaat VLOV (03/218.89.67 of info@vlov.be)<br />
Een co-organisatie <strong>van</strong> :<br />
KATHOLIEKE HOGESCHOOL KEMPEN, Departement Gezondheidszorg vzw, Campus LIER<br />
& VLAAMSE ORGANISATIE VAN VROEDVROUWEN VZW
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
B O E K E N N I E U W S<br />
MET HART EN ZIEL<br />
INTERVIEW MET BENEDICTE VANSINA, VROEDVROUW<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
222<br />
D O O R VIOLET VERVLOET<br />
“Zwanger, Moeders zwangerschap, Info- doe- en dagboek”<br />
en “Mee Zwanger, Vaders zwangerschap, Info- doe- en<br />
dagboek” zijn de twee boeken <strong>van</strong> Benedicte Vansina die<br />
momenteel in de boekhandel liggen. In ons themanummer<br />
werd het boek <strong>voor</strong> vaders al even in de kijker gezet. Maar<br />
uiteraard zijn we nieuwsgierig en willen we meer weten als<br />
<strong>vroedvrouwen</strong> in de pen kruipen en hun kennis uitsturen!<br />
Lees met ons mee …<br />
Kan je kort iets vertellen over jezelf Wie ben je als<br />
vroedvrouw Wat is jouw visie<br />
Ik ben al 19 jaar vroedvrouw, heb op verschillende plaatsen<br />
gewerkt maar ben 15 jaar geleden als zelfstandige begonnen.<br />
GVO is <strong>van</strong> in het begin mijn passie geweest. Ik vermoed<br />
dat ik toen één <strong>van</strong> de eerste <strong>vroedvrouwen</strong> was die koppels<br />
<strong>voor</strong>bereidde op de geboorte en het ouderschap, nog <strong>voor</strong> de<br />
tijd dat het RIZIV daar codenummers <strong>voor</strong> had.<br />
Mijn visie Dat de zwangerschap, geboorte en kraamtijd<br />
natuurlijke transformatieprocessen zijn, die in België<br />
overgemedicaliseerd worden. Ik voel het als een roeping<br />
om mensen te sensibiliseren: zowel toekomstige ouders als<br />
collega’s <strong>vroedvrouwen</strong>. Dat doe ik nu al vele jaren door<br />
interactieve lessenreeksen en nu ook door het schrijven<br />
<strong>van</strong> deze boeken. Voor <strong>vroedvrouwen</strong> geef ik een 70 uren<br />
opleiding om in diezelfde geest mensen te begeleiden.<br />
In je <strong>voor</strong>woord kunnen we lezen dat deze reeks “Met hart<br />
en ziel” het resultaat is <strong>van</strong> 15 jaar verzamelen. Is het idee<br />
<strong>voor</strong> het schrijven <strong>van</strong> een boek er altijd geweest<br />
Altijd niet, neen. Het idee is 6 - 7 jaren geleden beginnen<br />
groeien. Toen had ik een soort werkmap samengesteld<br />
<strong>voor</strong> mijn prenatale groepen. Maar ik vond ze onvolledig.<br />
Daarbij vond ik dat ik teveel kostbare tijd <strong>van</strong> de cursussen<br />
besteedde aan het informatieve, omdat er immers in België<br />
zo weinig plaatsen zijn waar ze volledige, ongecensureerde,<br />
gebalanceerde informatie kunnen bekomen. Een <strong>voor</strong>beeldje:<br />
ik kan een deel <strong>van</strong> een les besteden aan ‘medische<br />
onderzoeken in de zwangerschap’: ik kan het natuurlijk<br />
hebben over het wat, hoe, waarom, <strong>voor</strong> - en nadelen en<br />
alternatieven, maar ik besteed liever meer tijd aan de vraag:<br />
‘hoe ervaar je zo’n onderzoeken als moeder, als vader, als baby<br />
en wat kan je doen als je dit eenmaal MOET hebben om er<br />
toch een zo positief mogelijke beleving aan over te houden’<br />
Ten opzichte <strong>van</strong> vroeger kan ik nu gewoon zeggen: ‘we<br />
hebben het in de volgende les over die onderzoeken, kunnen<br />
jullie die en die bladzijdes <strong>van</strong> het boek lezen’<br />
Ik heb 12 jaar samengewerkt met Bolle Buik, waar ik het hele<br />
cursussencentrum heb opgericht en de waaier <strong>van</strong> cursussen<br />
heb uitgebouwd. Toen ik 2 jaar geleden uit de groep stapte,<br />
wist ik niet of ik alsnog cursussen ging kunnen blijven<br />
geven. Ik dacht ‘ik heb toch écht wel teveel te zeggen aan de<br />
Belgische zwangere bevolking om nu helemaal niets meer te<br />
doen met al die ervaring en kennis die ik in de loop <strong>van</strong> de<br />
jaren heb opgebouwd. Als ik deze reeks <strong>van</strong> boeken schrijf,<br />
dan kan dat een mooie afsluiting betekenen, een soort kroon<br />
op mijn GVO werk <strong>van</strong> de afgelopen jaren. Of wie weet welke<br />
nieuwe wegen zich aftekenen ten gevolge <strong>van</strong> die boeken’<br />
Ondertussen is er veel veranderd binnen Bolle Buik en ga ik<br />
nu toch terug met hen samenwerken. Vanaf mijn volgende<br />
geplande lessenreeks zullen beide boeken als werkboeken<br />
dienen.<br />
Waar precies haalde je de info en kennis <strong>voor</strong> je boeken<br />
Moeilijke vraag. Er is de engelse opleiding tot “antenatal<br />
teacher”, die mijn Belgische oogkleppen al lang geleden heeft<br />
afgegooid. Kennis haal ik extern langs boeken, tijdschriften,<br />
studiedagen, congressen, gesprekken met collega’s, internet,<br />
enz. Interne kennis heb ik in de loop <strong>van</strong> de tijd verzameld<br />
door mijn eigen persoonlijke ervaringen (6 zwangerschappen<br />
en geboortes), mijn eigen groei als mens (met ook cursussen
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
en therapieën die daartoe bijdroegen) en de zelfkennis <strong>van</strong><br />
vriendinnen en <strong>van</strong> de vele vrouwen zelf die ik begeleidde<br />
in al die jaren. Ook de natuurlijke wijsheid en de kennis <strong>van</strong><br />
mijn eigen man Hugo draagt bij tot mijn achtergrond. Een<br />
aantal dingen die ik schrijf geloof ik gewoon, zonder dat<br />
ik dat ergens heb geleerd of dat het bewezen is. Maar die<br />
dingen schrijf ik niet neer als stellingen, wel als bedenkingen<br />
of als nadenkertjes, eerder in vraagvorm. Want wie ben ik om<br />
te beweren dat mijn realiteit toepasselijk is <strong>voor</strong> de realiteit<br />
<strong>van</strong> iedere zwangere vrouw<br />
Jouw boeken bieden meer aan dan het “doorsnee –<br />
zwangerschapsboek”. Vanwaar de keuze <strong>voor</strong> de specifieke<br />
opzet <strong>van</strong> je boeken: info / doe / dagboek<br />
Mensen die ooit bij mij een cursus hebben gevolgd, lijken mij<br />
te horen spreken wanneer ze mijn boeken lezen. Inderdaad,<br />
de boeken zijn een loutere <strong>voor</strong>tzetting <strong>van</strong> de manier<br />
waarop ik altijd al heb lesgegeven: interactief, prikkelend,<br />
sensibiliserend. Ik kon dan ook niet anders dan naast het<br />
neerpennen <strong>van</strong> mijn visie, ook doe opdrachten uit te vinden<br />
<strong>voor</strong> de lezers, zoals ik dat ook in mijn lessen zou doen.<br />
Of specifieke vragen te stellen <strong>voor</strong> een dagboek, waarbij ik<br />
<strong>voor</strong>stel om al wat ze gelezen hebben stilaan te laten sijpelen<br />
doorheen de filter <strong>van</strong> hun eigen persoon. Door deze doe -<br />
en dagboek opdrachten, wordt het een heel persoonlijk boek,<br />
dat hen niet alleen veel ‘niet doorsnee informatie’ biedt, maar<br />
hen ook uitnodigt om stil te staan bij hun zwangere leven, bij<br />
hun emotionele belevingswereld, bij hun eigen kracht.<br />
Als je denkt aan alle toekomstige moeders en vaders die<br />
jouw boeken lezen, wat zou je willen dat je boek <strong>voor</strong> hen<br />
doet<br />
Ik hoop dat de moeders meer zelfvertrouwen krijgen, trotser<br />
worden op hun bolle lichaam, ietsje dichter komen tot hun<br />
kern. Ik hoop dat door voldoende geïnformeerd te zijn, ze<br />
kunnen opstaan als koppel om aan de medische wereld<br />
kenbaar te maken welke weg zij willen volgen tijdens de<br />
zwangerschap, en niet per se de medisch uitgestippelde weg<br />
hoeven te volgen. Dat ze durven keuzes maken en hun eigen<br />
verantwoordelijkheid opnemen. Omdat ik met zoveel mogelijk<br />
soorten mensen rekening gehouden heb, hoop ik dat iedere<br />
toekomstige ouder wel iets kan meepikken dat <strong>voor</strong> hen<br />
nuttig kan zijn en hun zwangerschap kan verrijken.<br />
Even uit nieuwsgierigheid, hoeveel dagen (en nachten)<br />
heeft het schrijven je gekost<br />
Er is een groot verschil tussen de eerste ruwe versie en de<br />
afgewerkte kant - en - klare drukversie. De boeken zitten<br />
in mijn hoofd: ik moet gewoon tijd vinden om achter de<br />
computer te zitten en het in te typen. Ik moet er zelden<br />
over nadenken. Vermits ik de afgelopen jaren geen cursussen<br />
gaf <strong>voor</strong> Bolle Buik, had ik meer vrije tijd en kon ik me 2<br />
dagen per week wijden aan de boeken. De eerste versie <strong>van</strong><br />
ieder boek vroeg me zo’n 3 tot 4 maanden. Maar dan komen<br />
natuurlijk de poetsbeurten: reacties <strong>van</strong> collega’s of andere<br />
kritische lezers, veranderde woordkeuzes door de uitgever,<br />
enz. Dat vraagt minstens evenveel tijd. En ondertussen heb ik<br />
ieder stapje meegemaakt <strong>van</strong> de realisatie <strong>van</strong> zo’n boek: het<br />
duurt altijd langer dan men hoopt. Uiteindelijk zijn ze een<br />
half jaar later verschenen dan ik had verwacht.<br />
Mogen we nog werk verwachten Ik las dat er nog 3<br />
boeken volgen in de reeks: 2 over de geboorte en 1 over<br />
het eerste jaar met je baby, zijn deze in de maak<br />
Ja dat was mijn bedoeling. Ik ben dit jaar begonnen aan<br />
het derde boek over de geboorte (<strong>voor</strong> moeders). Maar <strong>van</strong>af<br />
Pasen heb ik niets meer kunnen schrijven, o.a. omdat ik dan<br />
opnieuw een opleiding <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> gaf waar teveel<br />
tijd naartoe ging. Ik hoop echt <strong>van</strong>af september verder te<br />
schrijven, als de kinderen naar school zijn. Vermits ik in het<br />
najaar al weer stilaan meer cursussen ga geven, zal ik wel<br />
zien hoe het verder loopt.<br />
Ik beschouw het als één project, die 5 boeken. Dus zou ik die<br />
graag op een dag kunnen realiseren. Ik hoop in ieder geval<br />
het volgende boek in 2008 te kunnen uitgeven.<br />
Is er nog iets dat je wil delen met alle collega<br />
<strong>vroedvrouwen</strong><br />
Laten we niet vergeten welk prachtig beroep we hebben. Ik zie<br />
<strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> een immense waaier <strong>van</strong> mogelijkheden,<br />
niet alleen gefocused op zwangerschap en geboorte. Hopelijk<br />
kunnen vrouwen, net als in de Middeleeuwen, ooit weer de<br />
vroedvrouw opzoeken <strong>voor</strong> al wat hun vrouw - zijn en hun<br />
relaties aangaat.<br />
En ten slotte: laat jezelf raken, sta stil bij je eigen leven.<br />
‘Mensen worden maar bewogen door bewogen mensen.’<br />
(Kolping)<br />
Reeks: Met hart en ziel<br />
Nr 1: Zwanger, Moeders zwangerschap, Info- doe- en<br />
dagboek<br />
Nr 2: Mee Zwanger, Vaders zwangerschap, Info- doe- en<br />
dagboek<br />
Verkrijgbaar in de boekhandel of via internet op www.<br />
knusjes.be of www.maklu.be.<br />
Vanuit de VLOV willen we Benedicte feliciteren met haar<br />
boek. Vroedvrouwen die schrijven <strong>voor</strong> ouders profileren<br />
het beroep en geven een krachtige boodschap mee. Een<br />
boodschap dat de innerlijke kracht om leven door te geven in<br />
elk <strong>van</strong> ons zit. Bewustwording en duiding geeft inzicht.<br />
Binnen de GVO opleiding die de VLOV reeds zes cycli<br />
organiseerde, hebben we de <strong>vroedvrouwen</strong> handvaten<br />
223
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
224<br />
gegeven om zwangere koppels te begeleiden. Een team<br />
<strong>van</strong> zeven <strong>vroedvrouwen</strong> heeft er mee <strong>voor</strong> gezorgd dat in<br />
Vlaanderen hun collega’s sterker werden om deze boodschap<br />
door te geven.<br />
Een HARTELIJKE DANK aan Ann De Bruycker, Griet Wuyts,<br />
Machteld Gheysen, Hilde De Grave, Barbara Raeymaekers,<br />
Annick Bogaerts en Annemieke De Prins !!<br />
Er kwam beweging in Vlaanderen... toch voelden we als<br />
groep dat er nog iets ontbrak. We zagen <strong>vroedvrouwen</strong><br />
starten met “empowering women”. We zagen ook dat vele<br />
<strong>vroedvrouwen</strong> weer afhaakten. Het gevaar dat onze GVO met<br />
de doelen die we <strong>voor</strong> ogen hebben, verzwakt tot een ‘lesje’<br />
geven, blijft dreigen. We brengen absoluut beweging met<br />
onze zwangerschapsbegeleiding maar we moeten een stap<br />
verder durven gaan, willen we het tij doen keren.<br />
Dit is één <strong>van</strong> de redenen dat we Verena Schmid uitnodigen<br />
naar Vlaanderen. Als vroedvrouw heeft zij een grote expertise<br />
in de fysiologie. We moeten met zijn allen deze stap durven<br />
zetten en verder kijken dan onze sessies die we geven aan<br />
onze aanstaande ouders.<br />
Het is deugddoend te ervaren dat haar workshop bijna dezelfde<br />
dag <strong>van</strong> bekendmaking volzet was. Onze <strong>vroedvrouwen</strong> willen<br />
absoluut deze stap mee zetten. We vroegen haar een extra<br />
driedaagse te koppelen aan de driedaags 5, 6 en 7 november<br />
2007. En ze stemde toe!! We kunnen op deze manier 40<br />
<strong>Vlaamse</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> de kans geven (ze wil absoluut de<br />
groep niet groter dan 20 <strong>vroedvrouwen</strong>) om zich te verdiepen<br />
in de FYSIOLOGIE <strong>van</strong> zwangerschap, arbeid , bevalling en<br />
postpartum. De tweede driedaagse zal doorgaan op 8, 9 en<br />
10 november 2007 in “Die Loyale” in Maldegem. (www.vlov.<br />
be – agenda)<br />
Na deze twee driedaagse is het aan ons om methoden en<br />
structuren te zoeken zodat deze boodschap kan doorsijpelen<br />
<strong>van</strong> de Westhoek tot de uithoeken <strong>van</strong> Limburg.<br />
De beweging die gestart is wordt zeker verder gezet,<br />
duidelijker en krachtiger!! Dit wordt vervolgd…<br />
REVIEW<br />
INDIVIDUELE PRENATALE EDUCATIE<br />
OF GROEPS - GVO VOOR BEVALLING<br />
OF OUDERSCHAP, OF BEIDE<br />
ACHTERGROND<br />
Gestructureerde prenatale onderwijsprogramma’s <strong>voor</strong><br />
bevalling of ouderschap, of allebei, worden algemeen<br />
geadviseerd <strong>voor</strong> zwangere vrouwen en hun partners door<br />
gezondheidszorgverleners in vele delen <strong>van</strong> de wereld.<br />
Doelstellingen: De gevolgen <strong>van</strong> deze prenatale GVO<br />
beoordelen op kennisaanwinst, angst, zin <strong>voor</strong> controle,<br />
pijn, ondersteuning <strong>van</strong> arbeid en de geboorte, het geven<br />
<strong>van</strong> borstvoeding, bekwaamheid om de baby te verzorgen, en<br />
psychologische en sociale aanpassing.<br />
RESULTATEN<br />
In de review werden 9 studies opgenomen, die 2284 vrouwen<br />
impliceren; 37 studies werden uitgesloten. Educationele acties<br />
waren de kern <strong>van</strong> acht <strong>van</strong> de studies ( gecombineerd n =<br />
1009 ). Details <strong>van</strong> de randomizatieprocedure, geheimhouding<br />
<strong>van</strong> de toewijzing en/of de toename of verlies <strong>van</strong> deelnemers<br />
<strong>voor</strong> deze proeven werd niet vermeld. Er werden geen<br />
consequente resultaten gevonden. De steekproefgrootte was<br />
zeer klein tot matig ( <strong>van</strong> 10 tot 318 ). Geen gegevens werden<br />
gemeld betreffende vrees, het succes <strong>van</strong> borstvoeding geven<br />
of algemene sociale ondersteuning.<br />
Kennisvermeerdering, de betekenis <strong>van</strong> controle, factoren met<br />
betrekking tot vaardigheden in babyzorg, en sommige arbeids<br />
- en geboorteresultaten werden gemeten. Het grootste <strong>van</strong><br />
de inbegrepen studies ( n = 1275 ) onderzocht een educatieve<br />
en sociale ondersteuningsactie om vaginale geboorte na<br />
keizersnede te verhogen. Deze kwalitatief uitstekende studie<br />
toonde gelijkaardige aantallen vaginale bevallingen na sectio<br />
in ‘mondelinge’ en ‘document ‘ groepen ( relatief risico 1,08,<br />
95% betrouwbaarheidsinterval 0,97 tot 1.21 ).<br />
SAMENVATTING<br />
De <strong>voor</strong>delen en effecten <strong>van</strong> prenatale GVO en de best<br />
gebruikte benaderingen blijven onduidelijk. Vaak kijken<br />
ouders in spe naar prenatale GVO om belangrijke informatie<br />
te krijgen over vragen als beslissingen nemen tijdens en<br />
over de arbeid, vaardigheden tijdens de arbeid, pijnstilling,<br />
babyzorg en postnatale zorg, borstvoeding en vaardigheden<br />
betreffende het ouderschap. Er zijn vele gevarieerde manieren<br />
om prenatale GVO te geven en sommige zijn efficiënter dan<br />
andere. Individuele prenatale GVO gericht op het vermijden<br />
<strong>van</strong> een herhaalde sectio deed het aantal vaginale bevallingen<br />
na keizersnede niet toenemen. De review <strong>van</strong> studies vond<br />
een tekort aan hoog kwalitatief bewijs uit de studies en de<br />
effecten <strong>van</strong> prenatale GVO blijven grotendeels onduidelijk.<br />
Verder onderzoek is nodig.<br />
Gagnon AJ, Sandall J. (2007).<br />
Individual or group antenatal education for childbirth or<br />
parenthood, or both.<br />
The Cochrane Database of Systematic Reviews 2007, issue 3.
JAARGANG<br />
JAARGANG<br />
13,<br />
13,<br />
NUMMER<br />
NUMMER<br />
4,<br />
4,<br />
SEPTEMBER/OKTOBER<br />
SEPTEMBER/OKTOBER<br />
2007<br />
2007<br />
P E R I N A T A L E T R A N S F E R<br />
PERINATALE TRANSFER IN BELGIË:<br />
EEN RETROSPECTIEVE STUDIE<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
I TENCY, VROEDVROUW; E MARTENS, KINESIST; G MARTENS, SPE;<br />
JM FOIDART, GYNAECOLOOG; M TEMMERMAN, GYNAECOLOOG<br />
225<br />
INLEIDING<br />
Gedurende de laatste decennia is de neonatale overleving in<br />
België enorm verbeterd. Een belangrijke reductie in de peri–<br />
natale mortaliteit is het resultaat <strong>van</strong> enerzijds de ontwikkeling<br />
<strong>van</strong> diensten <strong>voor</strong> neonatale intensive zorgen (Neonatale<br />
Intensive Care of NIC) (Paneth et al., 1982). Anderzijds werden<br />
obstetrici zicht bewust <strong>van</strong> de <strong>voor</strong>delen om de bevalling <strong>van</strong><br />
bepaalde zwangeren te laten plaatsvinden in een perinataal<br />
centrum, waar nieuwe zorgtechnieken beschikbaar zijn. Dit<br />
leidde tot een nieuw tijdperk in de perinatale gezondheidszorg,<br />
nl. de regionalisatie <strong>van</strong> perinatale zorg (Baird, 1944;<br />
Campbell, 1999; Committee on Perinatal Health, 1976;<br />
Gagnon, Allisoncooke, & Schwartz, 1988; Gerber, Dobrez, &<br />
Budetti, 2001; Gessner & Muth, 2001; Paneth et al., 1982).<br />
Sinds 1970 hebben verschillende Westerse landen strategieën<br />
en financieringsmechanismen met betrekking tot perinatale<br />
zorg, uitgewerkt en geïmplementeerd.<br />
Het waarborgen <strong>van</strong> adequate toegang tot intensieve<br />
neonatale zorgen <strong>voor</strong> hoogrisico baby’s is in België, net zoals<br />
in andere Europese landen, <strong>van</strong> prioritair belang. Er kan een<br />
toename vastgesteld worden in het aantal IUT’s en neonatale<br />
doorverwijzingen. In Vlaanderen is er een continue stijging<br />
in het aantal IUT’s (< 32 weken) <strong>van</strong> 27% in 1989-90 naar<br />
66% in 1992 (Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie).<br />
In 1983 waren meer dan 80% <strong>van</strong> de very low birth weight<br />
(VLBW, < 1500 g) neonati, outborns (dwz niet geboren in<br />
een P*-functie, maar in een M-dienst/N*-functie), terwijl in<br />
2005 meer dan 80% <strong>van</strong> de VLBW neonati in een P* - functie<br />
werden geboren (inborns).<br />
In België werden de niveaus <strong>van</strong> perinatale zorg vastgelegd in<br />
het KB <strong>van</strong> 20 augustus 1996. In dit KB worden de algemene<br />
bepalingen en de organisatorische, architectonische en<br />
functionele normen bepaald <strong>voor</strong> M - dienst, N* - functie en<br />
P* - functie (MIC en NIC).<br />
Ieder ziekenhuis dat over een kraamrichting (M - dienst)<br />
beschikt, moet over een functie <strong>van</strong> neonatale zorg (N*<br />
- functie) beschikken. De samenwerking tussen beide<br />
disciplines moet in procedures geconcretiseerd worden. Eén<br />
<strong>van</strong> deze procedures dient te handelen over het <strong>voor</strong>afgaand<br />
overleg bij IUT. Verder moeten initiatieven genomen worden<br />
om criteria <strong>van</strong> IUT en neonatale door - en terugverwijzing<br />
vast te leggen. Deze <strong>voor</strong>waarden worden mede opgenomen<br />
in de formele en schriftelijke samenwerkingsovereenkomst<br />
die met ten minste één P* - functie dient te bestaan. De P*<br />
- functie dient hier<strong>voor</strong> het initiatief te nemen en samen–<br />
werkingsovereenkomsten af te sluiten met ziekenhuizen<br />
die samen minimum 5000 bevallingen per jaar verrichten.<br />
Bijkomend dient de P* - functie minstens tweemaal per jaar<br />
een gestructureerd overleg (onder meer over het door - en<br />
terugverwijzingsbeleid) te organiseren met de betrokken<br />
verantwoordelijken <strong>van</strong> de M - diensten en N* - functies.<br />
Een transportteam moet beschikbaar zijn in het geval <strong>van</strong><br />
neonatale transfer.<br />
Het KB is echter onvolledig. Zo zijn er geen bepalingen<br />
opgenomen over de organisatie en het transport <strong>van</strong> maternele<br />
(meestal IUT) door - en terugverwijzing. Het KB bevat geen<br />
indicaties <strong>voor</strong> perinatale door(terug)verwijzing. Specifieke<br />
richtlijnen zijn niet aanwezig en data over (de kwaliteit <strong>van</strong>)<br />
perinatale zorg ontbreken. Het is evenmin duidelijk hoe de<br />
implementatie <strong>van</strong> het KB in de praktijk vorm heeft gekregen.<br />
Daarom heeft het College <strong>van</strong> geneesheren <strong>voor</strong> de Moeder<br />
en Pasgeborene 1 beslist om het perinataal door(terug)verwij–<br />
zingsbeleid, en meer bepaald IUT, in België te bestuderen.<br />
Met deze studie wil het College het aantal perinatale transfers<br />
per jaar (IUT, neonatale transfer, maternele terugverwijzing)<br />
in België in kaart brengen, de determinanten <strong>van</strong> perinatale<br />
transfer alsook de obstakels en nadelen er<strong>van</strong> vaststellen en<br />
tenslotte aanbevelingen formuleren <strong>voor</strong> beleidsmakers in<br />
de gezondheidszorg (o.a. de minister <strong>van</strong> Volksgezondheid)<br />
met als doel de perinatale transfer en zorg in België te<br />
verbeteren.<br />
METHODOLOGIE<br />
Het betreft een retrospectieve studie waarbij enerzijds<br />
kwantitatieve data werden verzameld over perinatale<br />
door(terug)verwijzing in 2004 en anderzijds kwalitatieve<br />
data over het huidige beleid, kennis, attitude en suggesties<br />
met betrekking tot IUT, neonatale transfer en terugverwijzing<br />
<strong>van</strong> zwangeren en neonati.<br />
In 2003 telde men 116 algemene ziekenhuizen in België. In<br />
de studie werden enkel ziekenhuizen met een M - dienst èn<br />
N* - functie opgenomen (n=105). P* - functies (MIC, NIC)<br />
werden niet bevraagd. Een semi - gestructureerde vragenlijst<br />
werd gericht naar de diensthoofden M en N*. Gezien de<br />
specificiteit <strong>van</strong> bepaalde topics werden twee verschillende<br />
vragenlijsten ontwikkeld.
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
in de gezondheidszorg ( o.a. de minister <strong>van</strong> Volksgezondheid ) met als doel de perinatale transfer en<br />
zorg in België<br />
De<br />
te<br />
response<br />
verbeteren.<br />
rate bedroeg 82.9% (87/105). Analyse werd<br />
Methodologie<br />
enkel uitgevoerd op data bekomen <strong>van</strong> beide diensten M en<br />
N* (62/105 of 71.3%).<br />
Tabel 1: Distributie <strong>van</strong> het aantal bevallingen in 7 categorieën<br />
Aantal bevallingen in<br />
7 categorieën<br />
Aantal ziekenhuizen per categorie<br />
(n=62)<br />
Aantal bevallingen<br />
(n=50.577)<br />
0-399 5 (8.1%) 1.798 (
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
Meer dan 90% <strong>van</strong> materniteiten beschikt over een samenwe<br />
rkingsovereenkomst met een P* - functie. In de helft <strong>van</strong> de<br />
gevallen zijn criteria <strong>voor</strong> IUT (50.0%) en neonatale transfer<br />
(56.9%) opgenomen. Criteria <strong>voor</strong> maternele transfer in het<br />
postpartum komen niet vaak (32.1%) <strong>voor</strong> in de samenwer<br />
kingsovereenkomst. Een kopie <strong>van</strong> de samenwerkingsovere<br />
enkomst werd gevraagd aan de diensthoofden M en N*. In<br />
totaal werden 123 overeenkomsten ont<strong>van</strong>gen, afkomstig<br />
<strong>van</strong> 54/105 (51.4%) ziekenhuizen.<br />
De analyse toonde een grote variatie in het aantal<br />
overeenkomsten per ziekenhuis (zie figuur 1). De meeste<br />
ziekenhuizen beschikken over 1 tot 3 overeenkomsten met<br />
een bepaalde P* - functie. Enkele ziekenhuizen hebben meer<br />
dan 4 overeenkomsten.<br />
Figuur 1: Aantal overeenkomsten per ziekenhuis<br />
Tabel 4: Negen uitspraken over het perinataal door<br />
(terug)verwijzingsbeleid<br />
1. National guidelines and criteria are necessary for an<br />
optimal policy of transfer and retransfer<br />
2. Standardization of perinatal policy will bring<br />
benefits from a medical point of view<br />
3. Standardization of perinatal policy will bring<br />
benefits from a social point of view (mother and<br />
family)<br />
4. Standardization of perinatal policy will bring<br />
benefits from a financial point of view<br />
5. Neonates < 32 weeks gestation and/or < 1500 grams<br />
should be transferred in utero to a P* - function<br />
6. An elimination of the high-risk situation of mother<br />
or foetus and/or a gestational age of 34 weeks are<br />
good criteria for retransfer<br />
7. The transfer of a high - risk pregnancy is a<br />
multidisciplinary decision of paediatricians and<br />
obstetricians / gynaecologists of both referring<br />
hospital and the P* - function<br />
8. In utero transfer is preferred over neonatal transfer,<br />
except in case of an imminent threatened delivery<br />
9. The structured organisation of perinatal care has<br />
an important influence on neonatal morbidity and<br />
mortality<br />
227<br />
Eenzelfde trend is merkbaar <strong>voor</strong> het aantal overeenkomsten<br />
per P* - functie (zie figuur 2). Sommige P* - functies hebben<br />
een overeenkomst met 1 ziekenhuis. Anderen beschikken<br />
over een overeenkomst met 1 tot 18 ziekenhuizen.<br />
Figuur 2: Aantal overeenkomsten per P *- functie<br />
Er werd ook gekeken naar exclusiviteit <strong>van</strong> de overeenkomsten.<br />
In het merendeel <strong>van</strong> de overeenkomsten (61.8%) wordt dit<br />
niet nader gespecificeerd. Slechts 0.8% is exclusief, bij 37.4%<br />
staat vermeld dat het om niet-exclusieve overeenkomsten<br />
gaat.<br />
Kwalitatieve data<br />
In het kwalitatieve deel <strong>van</strong> de studie werd gevraagd 9<br />
uitspraken over het perinataal door(terug)verwijzingsbeleid<br />
te beoordelen op een vijf punten likertschaal (1= helemaal<br />
akkoord tot 5= helemaal niet akkoord) (zie tabel 4).<br />
Voor de statistische analyse werd de vijf punten Likertschaal<br />
herleid tot een 3 punten schaal (1= akkoord, 2= neutraal<br />
en 3= niet akkoord). De antwoorden <strong>van</strong> de diensthoofden<br />
M en N* werden samen geanalyseerd en zijn weergegeven<br />
in tabel 5 (p226). De antwoorden <strong>van</strong> beide diensthoofden<br />
vertoonden geen significante verschillen.<br />
Meer dan 80% <strong>van</strong> de respondenten bevestigen dat neonati<br />
< 32 weken en/of < 1500 gram het best intra uterien<br />
worden getransfereerd naar een P* - functie, maar slechts<br />
50% is overtuigd dat nationale richtlijnen en criteria kunnen<br />
bijdragen tot een verbetering <strong>van</strong> het perinataal transfer<br />
beleid. De respondenten zijn <strong>van</strong> mening dat standaardisatie<br />
<strong>van</strong> het perinataal beleid <strong>voor</strong>deel zal opleveren op het vlak<br />
<strong>van</strong> gezondheid, maar niet op sociaal of financieel vlak.<br />
Stabilisatie <strong>van</strong> de hoogrisicotoestand bij de moeder of foetus<br />
en/of een zwangerschapsduur (> 34 weken kunnen als goede<br />
terugverwijzingscriteria beschouwd worden. Verder zijn de<br />
meeste respondenten akkoord met het feit dat transfer <strong>van</strong><br />
een hoogrisicozwangere een multidisciplinaire beslissing is,<br />
dat IUT te verkiezen is boven neonatale transfer en dat de<br />
neonatale mortaliteit en morbiditeit kan beïnvloed worden<br />
door de wijze waarop perinatale zorg is georganiseerd.<br />
CONCLUSIE<br />
Men kan besluiten dat de transferpercentages in België goed<br />
zijn en dat de meeste ziekenhuizen proberen tegemoet te<br />
komen aan de normen met betrekking tot prenatale zorg, die<br />
opgenomen zijn in het KB <strong>van</strong> 20 augustus 1996. Gezien de<br />
verschillende gezondheidszorgsystemen en dus de verschillen<br />
in organisatie <strong>van</strong> perinatale zorg tussen (Europese) landen,
Meer dan 80% <strong>van</strong> de respondenten bevestigen dat neonati < 32 weken en/of < 1500 gram het best<br />
intra uterien worden getransfereerd naar een P* - functie, maar slechts 50% is overtuigd dat nationale<br />
richtlijnen en criteria kunnen bijdragen tot een verbetering <strong>van</strong> het perinataal transfer beleid. De<br />
respondenten zijn <strong>van</strong> mening dat standaardisatie <strong>van</strong> het perinataal beleid <strong>voor</strong>deel zal opleveren op<br />
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
228<br />
was het niet mogelijk de resultaten <strong>van</strong> andere landen te<br />
vertalen naar de Belgische situatie. Deze studie moet dan ook<br />
gezien worden als een nationale pilootstudie.<br />
Op basis <strong>van</strong> de resultaten <strong>van</strong> de retrospectieve studie kan<br />
het percentage IUT in België geschat worden op 90/10.000<br />
bevallingen en het aantal neonatale transfers op 143 / 10.000<br />
bevallingen. Proportioneel wordt er meer getransfereerd<br />
door ziekenhuizen met kleinere materniteiten (400 tot 799<br />
bevallingen). Bij één op drie IUT’s is er terugverwijzing<br />
naar de oorspronkelijke instelling (vóór de bevalling). We<br />
hebben geen informatie over de resterende IUT’s: zij kunnen<br />
bevallen zijn in de P* - functie of ontslagen zijn. Uit de<br />
transferpercentages kan men afleiden dat perinatale transfer<br />
in België bestaat uit een derde IUT’s en twee derden neonatale<br />
transfers. Optimalisering <strong>van</strong> perinatale zorg in België kan<br />
gerealiseerd worden door een verdere inversie <strong>van</strong> deze ratio,<br />
in het <strong>voor</strong>deel <strong>van</strong> de maternele transfers.<br />
Als we de data <strong>van</strong> de retrospectieve studie vergelijken met<br />
andere databanken (zoals SPE 3 , MOSAIC 4 en NIC-audit 5 )<br />
dan kunnen we besluiten dat de praktijk <strong>van</strong> IUT in België<br />
de laatste tien jaar een progressieve toename kent, maar dat<br />
gedurende de kwetsbare periode <strong>van</strong> de zwangerschap tussen<br />
26 tot 28 weken, nog verbetering mogelijk is.<br />
Uit de studie blijkt dat de meeste respondenten kennis<br />
hebben <strong>van</strong> de inhoud <strong>van</strong> het bovenvermelde KB. Het KB<br />
<strong>voor</strong>ziet echter geen aanbevelingen met betrekking tot<br />
transport. Men vermeldt enkel dat een transport team (P* -<br />
functie) beschikbaar moet zijn <strong>voor</strong> neonataal transport. Ook<br />
de organisatie <strong>van</strong> het materneel transport (o.a. modaliteiten,<br />
verantwoordelijkheden, financiële compensatie, enz) is niet<br />
gespecificeerd. De studie toont aan dat de diensthoofden M<br />
en N* geen kennis hebben over de transportkosten en terug<br />
betalingsmodaliteiten, maar laat echter niet toe conclusies te<br />
trekken over de manier waarop materneel transport in België<br />
gebeurt.<br />
In België dienen P* - functies samenwerkingsovereenk<br />
omsten vast te leggen met ziekenhuizen die samen ten<br />
minste 5000 bevallingen per jaar verrichten. Uit deze<br />
studie blijkt dat de meeste ziekenhuizen beschikken over<br />
schriftelijke overeenkomsten, maar dat ze heterogeen en niet<br />
gestandaardiseerd zijn. Hoewel we slechts <strong>van</strong> 51.4% een<br />
kopie ontvingen <strong>van</strong> de overeenkomsten, konden we toch een<br />
enorme diversiteit vaststellen in het aantal overeenkomsten<br />
per ziekenhuis en per P* - functie. Dit kan erop wijzen dat<br />
het concept <strong>van</strong> regionalisatie <strong>van</strong> perinatale zorg nog niet<br />
overal in België gerealiseerd is. Bijkomend is er een grote<br />
variatie in de inhoud <strong>van</strong> de overeenkomsten en worden er<br />
zelden indicaties <strong>van</strong> door(terug)verwijzing in opgenomen.<br />
Het kwalitatieve luik <strong>van</strong> de studie toonde aan dat de meeste<br />
respondenten er<strong>van</strong> overtuigd zijn dat neonati < 32 weken<br />
en/of < 1500 gram, in utero dienen getransfereerd te worden.<br />
Echter, slechts 50% gelooft dat nationale richtlijnen en<br />
criteria een verbetering zullen opleveren <strong>voor</strong> het perinataal<br />
transfer beleid in België. De meerderheid <strong>van</strong> de respondenten<br />
bevestigen dat terugverwijzing kan plaatsvinden wanneer<br />
stabilisatie optreedt <strong>van</strong> de hoogrisicotoestand bij moeder<br />
of foetus en/of een zwangerschapsduur <strong>van</strong> 34 weken wordt<br />
bereikt. Het blijkt dus dat de meeste respondenten het concept<br />
<strong>van</strong> geregionaliseerde perinatale zorg ondersteunen.<br />
AANBEVELINGEN<br />
Op basis <strong>van</strong> het literatuuronderzoek, de verschillende<br />
Belgische perinatale databanken en de eigen observaties en<br />
conclusies worden volgende aanbevelingen geformuleerd:<br />
Tabel 5: Meningen <strong>van</strong> diensthoofden M en N* met betrekking tot perinataal transfer beleid<br />
Akkoord Neutraal Niet<br />
akkoord<br />
1. National guidelines and criteria 60 (49.2%) 26 (21.3%) 36 (29.5%°<br />
2. Standardization medical point of view 76 (61.8%) 20 (16.3%) 27 (22.0%)<br />
3. Standardization social point of view 32 (26.0%) 47 (38.2%) 44 (35.8%)<br />
4. Standardization financial point of view 38 (30.9%) 53 (43.1%) 32 (26.0%)<br />
5. < 32 weeks an/or < 1500 grams IUT 100 (82.0%) 10 (8.2%) 12 (9.8%)<br />
6. Resolution high-risk situation and/or 34 weeks <br />
retransfer<br />
7. Transfer of high - risk pregnancy = multidisciplinary<br />
decision<br />
112 (91.1%) 0 (0%) 11 (8.9%)<br />
113 (91.9%) 1 (0.8%) 9 (7.3%)<br />
8. In utero transfer is preferred above neonatal transfer 112 (92.6%) 2 (1.7%) 7 (5.8%)<br />
9. Organisation perinatal care influence neonatal<br />
mortality/morbidity<br />
110 (89.4%) 9 (7.3%) 4 (3.3%)
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
1. De ontwikkeling <strong>van</strong> een nationaal registratiesysteem<br />
over perinatale gezondheid, zodat monitoring,<br />
kwaliteitscontrole en verbetering <strong>van</strong> het perinataal beleid<br />
in België mogelijk wordt.<br />
2. De organisatie <strong>van</strong> een materneel transportsysteem<br />
met definiëring <strong>van</strong> terugbetalingsmodaliteiten <strong>voor</strong><br />
maternele door(terug)verwijzing. Financiële compensatie<br />
<strong>voor</strong> de doorverwijzende instelling moet bepaald worden,<br />
gekoppeld aan een verplicht online registratie <strong>van</strong> de<br />
perinatale transfers.<br />
3. De ontwikkeling <strong>van</strong> operationele strategieën door a)<br />
implementatie <strong>van</strong> gestandaardiseerde overeenkomsten<br />
met minimale criteria en modaliteiten <strong>van</strong> transfer,<br />
b) maatregelen die een actief IUT beleid promoten,<br />
c) organisatie <strong>van</strong> gestructureerd overleg tussen de<br />
verschillende instellingen, d) bepalen <strong>van</strong> modaliteiten<br />
<strong>van</strong> postgraduaat training en e) maatregelen die de fusie<br />
<strong>van</strong> kleine materniteiten (indien mogelijk) aanmoedigen.<br />
4. De oprichting <strong>van</strong> een adviserend overlegplatform waarbij<br />
alle stakeholders betrokken zijn.<br />
5. De oprichting <strong>van</strong> een team met experten <strong>voor</strong> verder<br />
wetenschappelijk onderzoek naar perinatale transfer in<br />
België<br />
Het rapport kan intergraal gedownload worden via<br />
volgende link:<br />
https://portal.health.fgov.be/portal/page_<br />
pageid=56,512701&_dad=portal&_schema=PORTAL<br />
REFERENTIES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
• Baird, D. (1944). A consideration of the White Paper “A<br />
national Health Service” in so far as it affects Maternity<br />
and Child Welfare Services. BJOG: An International Journal<br />
of Obstetrics and Gynaecology, 51, 240-246.<br />
• Campbell, M.K. (1999). Assessment of regionalized<br />
perinatal programs. Journal of developmental physiology,<br />
15, 125-131.<br />
• Committee on Perinatal Health (1976). Toward improving<br />
the outcome of pregnancy: recommendations for<br />
the regional development of maternal and perinatal<br />
health services. White Plains, New York: The National<br />
Foundaation-March of Dimes<br />
• Gagon, D., Allisoncooke, S., & Schwartz, R.M. (1988).<br />
Perinatal care: the threat of deregionalisation. Pediatrics<br />
Annals, 17, 447-452.<br />
• Gerber, S.E., Dobrez, D.G., & Budetti, P.P. (2001). Managed<br />
care and perinatal regionalisation in Washington Stae.<br />
Obstetrics and Gynecology, 98, 139-143.<br />
• Gessner, B.D. & Muth, P.T. (2001). Perinatal care<br />
regionalisation and low birth weight infant mortality rates<br />
in Alaska. American journal of Obstetrics and Gynecology,<br />
185, 623-628.<br />
• Ministerie <strong>van</strong> Sociale Zaken, Volksgezondheid en<br />
Leefmilieu. (20-8-1996). Belgisch Staatblad, 25264-<br />
25281.<br />
• Paneth, N., Kiely, J.L., Wallenstein, S., Marcus, M., Pakter, J.,<br />
& Susser, M. (1982). Newborn Intensive Care and Neonatal<br />
Mortality in Low Birth Weight Infants-A Population Study.<br />
New England Journal of Medicine, 307, 149-155.<br />
• Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie. (1992).<br />
Perinatale activiteit in Vlaanderen.<br />
229<br />
1 Het College <strong>van</strong> geneesheren <strong>voor</strong> de Moeder en<br />
Pasgeborene is een adviesorgaan <strong>van</strong> de Federale<br />
OverheidsDienst (FOD) Volksgezondheid, veiligheid <strong>van</strong><br />
de voedselketen en leefmilieu. De taak <strong>van</strong> het College<br />
bestaat erin het kwaliteitsniveau <strong>van</strong> haar vakgebied<br />
vast te leggen en meer bepaald de externe evaluatie in<br />
alle domeinen <strong>van</strong> de perinatale zorg te organiseren.<br />
Het College werd opgericht in 2004 als opvolger <strong>van</strong><br />
het College <strong>voor</strong> intensieve neonatologie dat sinds<br />
1999 bestond. Het bestaat uit twee afdelingen: afdeling<br />
neonatologie en afdeling materniteit.<br />
2 Volgende determinanten <strong>van</strong> perinatale transfer werden<br />
opgenomen in de lijst: afstand, <strong>voor</strong>keur patiënt, beleid<br />
en organisatie <strong>van</strong> de P*-functie, taal, samenwerkings<br />
overeenkomst met P*-functie, specifieke faciliteiten en<br />
capaciteiten <strong>van</strong> de P*-functie en plaats waar uzelf bent<br />
opgeleid. De optie “andere” werd ook <strong>voor</strong>zien.<br />
3 Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie<br />
4 Models for Organising Access to Intensive Care for very<br />
preterm babies<br />
5 een federaal registratiesysteem <strong>van</strong> pasgeborenen<br />
opgenomen in één <strong>van</strong> de NIC-diensten in België.<br />
Een geboorte begeleiden is zoals rozen kweken. Je moet je verwonderen<br />
over dewelke juist opengaan en bloeien bij de eerste kus <strong>van</strong> de zon,<br />
maar je droomt er niet <strong>van</strong> de bloemblaadjes open te trekken <strong>van</strong> de<br />
stevig gesloten knoppen en ze dwingen te bloeien op de tijd die jij wenst.<br />
Gloria Lemay
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
B O R S T V O E D I N G<br />
BORSTVOEDING<br />
230<br />
HET BEGELEIDEN EN BEVORDEREN VAN<br />
BORSTVOEDING BIJ PREMATURE BABY’S<br />
HET BEGELEIDEN EN BEVORDEREN VAN<br />
Karolien Simons, vroedvrouw<br />
Katholieke Hogeschool Leuven<br />
BORSTVOEDING<br />
Dit eindwerk behaalde<br />
BIJ<br />
de eerste<br />
PREMATURE<br />
plaats bij het toekennen <strong>van</strong> de VLOV – prijs<br />
BABY’S<br />
2007.<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
Een premature baby wordt geboren na een zwangerschapsduur <strong>van</strong> minder dan 37 weken.<br />
Hierbij bevindt K A R O Lde I E N grens SIMONS, tot levensvatbaarheid VROEDVROUW zich ongeveer bij 24 à 25 weken zwangerschap.<br />
De lactatiebegeleiding bij deze kinderen dient anders te verlopen dan bij mature baby’s. Men<br />
K A T H O L I E K E HOGESCHOOL LEUVEN<br />
heeft hier<strong>voor</strong> kennis nodig omtrent de <strong>voor</strong>delen <strong>van</strong> premature borstvoeding, de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag bij deze baby’s, de bevorderende factoren, de<br />
alternatieve voedingsmethodes en de taak <strong>van</strong> de vroedvrouw. Deze topics worden verder<br />
besproken.<br />
D I T EINDWERK BEHAALDE DE EERSTE PLAATS BIJ HET TOEKENNEN VAN DE VLOV – PRIJS 2007.<br />
Waarom borstvoeding bij prematuren<br />
Bij premature kinderen vormt het onmiddellijk starten met borstvoeding vaak een probleem. Niet alleen<br />
wordt borstvoeding onderbroken door de scheiding <strong>van</strong> moeder en kind, ook kunnen er zich bij deze<br />
Een premature baby wordt geboren kinderen na een problemen <strong>voor</strong>doen omtrent ONTWIKKELING opname en vertering VAN <strong>van</strong> HET voeding. BORSTVOEDINGSGEDRAG<br />
zwangerschapsduur <strong>van</strong> minder dan Toch 37 weken. dient het Hierbij voeden <strong>van</strong> een premature baby aan de borst gestimuleerd te worden aangezien het<br />
extra <strong>voor</strong>delen biedt wat betreft voeding, gezondheid en ontwikkeling. Men heeft bij<strong>voor</strong>beeld kunnen<br />
bevindt de grens tot levensvatbaarheid zich ongeveer bij 24 Om een premature borstvoeding te begeleiden is een goede<br />
aantonen dat necrotiserende enterocolitis ( NEC ) minder vaak optreedt en minder ernstig is bij<br />
à 25 weken zwangerschap. premature baby’s die moedermelk kennis krijgen. omtrent NEC is de een ontwikkeling vaak fatale darminfectie <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag<br />
die <strong>voor</strong>al bij<br />
De lactatiebegeleiding bij deze kinderen premature dient baby’s anders <strong>voor</strong>komt te (Furman noodzakelijk. et al, 2002; Smith In enkele et al, 2003; wetenschappelijke Struyf, 2003 en Marinelli studies et al, werd<br />
verlopen dan bij mature baby’s. Men 2001). heeft Moedermelk hier<strong>voor</strong> kennis draagt ook bij onderzocht tot een betere of retinale de ontwikkeling functie bij prematuren. <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag<br />
Studies hebben een<br />
daling in het <strong>voor</strong>komen en de ernst <strong>van</strong> retinopathie bij premature kinderen die moedermelk krijgen,<br />
nodig omtrent de <strong>voor</strong>delen <strong>van</strong> premature<br />
vastgesteld<br />
borstvoeding,<br />
(Furman et al, 2002 en <strong>van</strong> Marinelli premature et al, 2001). kinderen overeen komt met de postconcep–<br />
de ontwikkeling <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag Daarnaast brengt bij deze het de moeder tionele en haar leeftijd kind dichter <strong>van</strong> tot het elkaar, kind. hetgeen hun hechting bevordert (La<br />
baby’s, de bevorderende factoren, de Leche alternatieve League® International, 2002). Bovendien halen moeders een emotioneel <strong>voor</strong>deel uit de<br />
borstvoeding <strong>van</strong> hun premature kind (Struyf, 2003).<br />
voedingsmethodes en de taak <strong>van</strong> de vroedvrouw. Deze Nyqvist et al (1999) konden een duidelijke zoekreflex,<br />
topics worden verder besproken.<br />
effectief aanhappen <strong>van</strong> tepel en tepelhof en lange periodes<br />
Ontwikkeling <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag <strong>van</strong> aanliggen waarnemen bij prematuren <strong>van</strong>af 28,6 weken<br />
PMA 1 . Dit is enkel de vroegste postconceptionele leeftijd<br />
Om een premature borstvoeding te begeleiden is een goede kennis omtrent de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />
borstvoedingsgedrag noodzakelijk. waarop In enkele deze wetenschappelijke capaciteiten werden studies waargenomen. werd onderzocht of Het de artikel<br />
WAAROM BORSTVOEDING BIJ PREMATUREN<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag geeft echter <strong>van</strong> niet premature weer wanneer kinderen de overeen meeste komt premature met de neonaten<br />
postconceptionele leeftijd <strong>van</strong> het over kind. deze eigenschappen beschikten.<br />
Bij premature kinderen vormt het onmiddellijk starten De eerste keer<br />
Nyqvist et al (1999) konden een duidelijke zoekreflex,<br />
met borstvoeding vaak een probleem. effectief Niet aanhappen alleen <strong>van</strong> wordt tepel en nutritief tepelhof en zuigen lange werd Zoekreflex, aanhappen:<br />
borstvoeding onderbroken door de periodes scheiding <strong>van</strong> aanliggen <strong>van</strong> moeder waarnemen waargenomen<br />
bij prematuren <strong>van</strong>af ten vroegste <strong>van</strong>af 28,6 wk PMA<br />
en kind, ook kunnen er zich bij deze <strong>van</strong>af kinderen 28,6 weken problemen PMA 1 . Dit is enkel 30,6 de weken vroegste PMA. Bij<br />
postconceptionele leeftijd waarop deze capaciteiten<br />
<strong>voor</strong>doen omtrent opname en vertering werden <strong>van</strong> waargenomen. voeding. Het artikel de geeft meerderheid echter niet <strong>van</strong><br />
Nutritief zuigen<br />
Toch dient het voeden <strong>van</strong> een premature weer wanneer baby aan de meeste de borst premature de prematuren neonaten over kon dit gem. <strong>van</strong>af 33,9 - 34,4 wk PMA<br />
gestimuleerd te worden aangezien het deze extra eigenschappen <strong>voor</strong>delen beschikten. biedt echter pas vastgesteld<br />
De eerste keer nutritief zuigen werd waargenomen<br />
wat betreft voeding, gezondheid en ontwikkeling. Men worden op ongeveer<br />
<strong>van</strong>af 30,6 weken PMA. Bij de meerderheid <strong>van</strong> de<br />
heeft bij<strong>voor</strong>beeld kunnen aantonen dat necrotiserende 34,4 weken PMA. Borstvoeding op peil:<br />
prematuren kon dit echter pas vastgesteld worden op<br />
gem. <strong>van</strong>af 36 – 36,9 wk PMA<br />
enterocolitis (NEC) minder vaak optreedt ongeveer en 34,4 minder weken ernstig PMA. Het onderzoek Het onderzoek <strong>van</strong> <strong>van</strong><br />
is bij premature baby’s die moedermelk Nyqvist krijgen. in 2002 NEC kwam is tot een gelijkaardige Nyqvist resultaten. in 2002 In kwam<br />
vaak fatale darminfectie die <strong>voor</strong>al bij premature baby’s tot gelijkaardige resultaten. In deze studiepopulatie dronken<br />
<strong>voor</strong>komt (Furman et al, 2002; Smith postmenstruele leeftijd of postconceptionele leeftijd<br />
et al, 2003; Struyf, de meeste preterme kinderen <strong>voor</strong> de eerste maal effectief<br />
2003 en Marinelli et al, 2001). Moedermelk draagt ook bij tot<br />
een betere retinale functie bij prematuren. Studies hebben<br />
een daling in het <strong>voor</strong>komen en de ernst <strong>van</strong> retinopathie<br />
aan de borst op ongeveer 33,9 weken PMA.<br />
(Nyqvist et al, 1999; Nyqvist, 2002 en Nyqvist en Ewald,<br />
1999)<br />
bij premature kinderen die moedermelk krijgen, vastgesteld<br />
(Furman et al, 2002 en Marinelli et al, 2001).<br />
Daarnaast brengt het de moeder en haar kind dichter tot<br />
elkaar, hetgeen hun hechting bevordert (La Leche League®<br />
Wanneer premature baby’s <strong>voor</strong> de eerste malen aan de borst<br />
drinken vertonen zij een prematuur zuig - slik patroon. Dit<br />
patroon bestaat uit frequent happen en korte zuigperiodes<br />
International, 2002). Bovendien halen moeders een met slikken en lange pauzes tussen de zuigperiodes. Het<br />
emotioneel <strong>voor</strong>deel uit de borstvoeding <strong>van</strong> hun premature<br />
kind (Struyf, 2003).<br />
zuigen, slikken en ademen wordt nog niet gecoördineerd.<br />
Nadat de kinderen meerdere malen hebben kunnen zuigen aan<br />
1 postmenstruele leeftijd of postconceptionele leeftijd
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
de borst, stijgt het aantal zuigbewegingen per zuigperiode.<br />
Daardoor zal het kind de borst minder vaak loslaten. Ook de<br />
zuigkracht verhoogt terwijl de pauzes inkorten.<br />
Uiteindelijk zal de premature baby een matuur, ritmisch<br />
zuig - slik patroon hebben. Dit bestaat uit ongeveer 30<br />
opeenvolgende zuigbewegingen, frequent slikken tijdens<br />
het zuigen en daarbij worden zuigen - slikken - ademen<br />
aan elkaar gekoppeld. Daarnaast stijgt de hoeveel melk<br />
die wordt opgenomen per zuigbeweging samen met de<br />
postconceptionele leeftijd <strong>van</strong> het kind (Nyqvist et al,1999).<br />
Uit het onderzoek <strong>van</strong> Nyqvist et al (1999) kon men vaststellen<br />
dat de borstvoeding op peil was <strong>van</strong>af een postconceptionele<br />
leeftijd <strong>van</strong> 33,4 weken. De meeste kinderen waren hier pas<br />
toe in staat op ongeveer 36 weken PMA. De bevindingen zijn<br />
niet gelijkwaardig aan de resultaten uit de studie <strong>van</strong> Nyqvist<br />
in 2002. In deze studiepopulatie was de borstvoeding ten<br />
vroegst op peil op een postconceptionele leeftijd <strong>van</strong> 35,9<br />
weken. En de meeste neonaten behaalden deze fase op<br />
ongeveer 36,9 weken PMA.<br />
Ten slotte stelden Nyqvist en Ewald (1999) vast dat kinderen<br />
geboren op een lage postconceptionele leeftijd reeds<br />
houding<br />
vroeg<br />
een efficiënt borstvoedingsgedrag vertoonden en snel volledig<br />
gevoed werden aan de borst.<br />
<br />
Madonna - houding Omgekeerde madonna -<br />
Vanaf 34 weken PMA: eigenlijke borstvoeding<br />
Dit is de nutritieve periode. De moeder hoeft<br />
Om een effectieve lactatiebegeleiding niet meer af te kolven bekomen <strong>voor</strong> de hebben borstvoeding. de<br />
verpleegkundigen / vroedrouwen <strong>van</strong> de (semi -) intensieve<br />
neonatale afdeling <strong>van</strong> het U.Z. Leuven deze kennis<br />
geïntegreerd in hun zorg:<br />
Aan<strong>van</strong>kelijk zal de neonaat nog een prematuur<br />
drinkgedrag vertonen en daardoor regelmatig<br />
de tepel loslaten. Stilaan zal het kind het zuigen,<br />
slikken en ademen leren coördineren om<br />
tenslotte een matuur drinkgedrag te bereiken.<br />
De aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de eigenlijke borstvoeding is<br />
vaak een psychologisch zware periode <strong>voor</strong> de<br />
• Vóór 30 weken PMA: kangoeroeën.<br />
moeders. Ze denken dat de borstvoeding op<br />
peil is bij de start <strong>van</strong> de nutritieve periode,<br />
Hierdoor leren de moeder (vader)<br />
terwijl er op<br />
en<br />
dat<br />
het<br />
moment<br />
kind<br />
nog<br />
elkaar<br />
veel geduld<br />
beter<br />
en<br />
kennen. De neonaat leert de oefening geur, nodig het geluid, is. de manier <strong>van</strong><br />
aanraken, … <strong>van</strong> de moeder (vader) herkennen en wordt<br />
rustig. Het kangoeroeën stimuleert ook de melkproductie.<br />
• Vanaf 30 weken PMA: sabbelperiode<br />
Hierna wordt de traditionele kangoeroepositie enigszins<br />
aangepast en wordt de baby ter hoogte <strong>van</strong> de tepelzone<br />
gelegd. Hierdoor kan de baby de tepel en tepelhof<br />
verkennen. De baby kan zo aan de tepel sabbelen, likken,<br />
ruiken en voelen. Het is belangrijk dat hij niet gedwongen<br />
wordt om de tepel te nemen. Het is nog niet de bedoeling<br />
Borstvoedingsbevorderende factoren<br />
de baby aan de borst te laten drinken. Daarom moet de<br />
moeder moedermelk kolven <strong>voor</strong> dit kangoeroeën.<br />
• 32 tot 34 weken PMA: borstvoedingsinitiatie<br />
De moeder zal nu de borstvoedingshouding aannemen.<br />
Dit is een goed gesteunde, rechtzittende houding. Een<br />
kussen wordt gebruikt om de arm <strong>van</strong> de moeder en<br />
de baby te ondersteunen.<br />
borstvoedingsposities<br />
Mogelijke<br />
(Nyqvist,<br />
houdingen<br />
2002).<br />
zijn de<br />
madonnahouding, de omgekeerde madonnahouding en<br />
de rugbyhouding. Borstvoeding in zijligging is moeilijk toe<br />
(Informatiebrochure ‘borstvoeding bij premature baby’s’, 2003)<br />
te passen op een neonatale afdeling. Men leert de baby<br />
om naar de tepel te happen, de tepel goed in zijn mond<br />
te nemen en te zuigen zoals bij borstvoeding. Ook nu<br />
mag de neonaat niet gedwongen worden. Enkel wanneer<br />
hij initiatief neemt om naar de tepel te happen, zal de<br />
verpleegkundige / vroedvrouw hem hierbij helpen.<br />
Op deze manier leert men de baby goede gewoontes aan.<br />
Wanneer de baby niet correct aanligt, moet hij terug <strong>van</strong><br />
de tepel gehaald worden.<br />
Deze fase behoort nog tot de niet - nutritieve periode daarom<br />
moet de moeder kolven <strong>voor</strong> de borstvoedingsinitiatie.<br />
• Vanaf 34 weken PMA: eigenlijke borstvoeding<br />
Dit is de nutritieve periode. De moeder hoeft niet meer af<br />
te kolven <strong>voor</strong> de borstvoeding.<br />
Aan<strong>van</strong>kelijk zal de neonaat nog een prematuur drinkgedrag<br />
vertonen en daardoor regelmatig de tepel loslaten. Stilaan<br />
zal het kind het zuigen, slikken en ademen leren coördineren<br />
om tenslotte een matuur drinkgedrag te bereiken.<br />
De aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de eigenlijke borstvoeding is vaak een<br />
psychologisch zware periode <strong>voor</strong> de moeders. Ze denken<br />
dat de borstvoeding op peil is bij de start <strong>van</strong> de nutritieve<br />
Rugbyhouding<br />
periode, terwijl er op dat moment nog veel geduld en<br />
oefening nodig is.<br />
Voor 30 weken PMA:<br />
Kangaroo care<br />
Vanaf 30 weken PMA:<br />
Sabbelperiode<br />
32 – 34 weken PMA:<br />
Borstvoedingsinitiatie<br />
Vanaf 34 weken PMA:<br />
Eigenlijke borstvoeding<br />
NIET - NUTRITIEVE<br />
PERIODE<br />
NUTRITIEVE PERIODE<br />
(Informatiebrochure ‘borstvoeding bij premature baby’s’,<br />
2003)<br />
Het onderzoek <strong>van</strong> Nyqvist (2002) toonde aan dat het prematuur drinkgedrag erg individueel<br />
verschillend is onder de premature kinderen. Sommigen zijn intens en wild aan de borst, terwijl<br />
anderen lui en ongeïnteresseerd zijn. De studie <strong>van</strong> Bier et al (1997) demonstreerde ook een grote<br />
verscheidenheid in het vermogen om effectief aan de borst te zuigen. Sommige prematuren konden<br />
reeds vroeg in hun borstvoedingservaring goed aanhappen. Andere konden het effectief zuigen maar<br />
gedurende korte periodes volhouden. Daarom is het belangrijk dat men rekening houdt met de<br />
toestand en het kunnen <strong>van</strong> het kind bij de borstvoedingsbegeleiding.<br />
Het onderzoek <strong>van</strong> Nyqvist (2002) toonde aan dat het<br />
prematuur drinkgedrag erg individueel verschillend is onder<br />
de premature kinderen. Sommigen zijn intens en wild aan<br />
de borst, terwijl anderen lui en ongeïnteresseerd zijn. De<br />
studie <strong>van</strong> Bier et al (1997) demonstreerde ook een grote<br />
verscheidenheid in het vermogen om effectief aan de borst<br />
te zuigen. Sommige prematuren konden reeds vroeg in hun<br />
borstvoedingservaring goed aanhappen. Andere konden het<br />
effectief zuigen maar gedurende korte periodes volhouden.<br />
Daarom is het belangrijk dat men rekening houdt met de<br />
toestand en het kunnen <strong>van</strong> het kind bij de borstvoedings–<br />
begeleiding.<br />
Er zijn een aantal factoren die het ontwikkelingsproces <strong>van</strong> een premature borstvoeding kunnen<br />
bevorderen. Zo slagen meer getrouwde, hoger opgeleide moeders die reeds <strong>voor</strong> de zwangerschap<br />
besloten om borstvoeding te geven en reeds eerder borstvoeding gaven aan een kind, erin om de<br />
borstvoeding vol te houden tot na 40 weken PMA (Furman et al, 2002 en Nyqvist en Ewald, 1999).<br />
Andere bevorderende factoren zijn vroegtijdig en vaker kolven <strong>van</strong> moedermelk ( starten binnen 6u na<br />
de bevalling en 5 maal per dag of vaker ), het kind vaker aanleggen aan de borst en het kind<br />
aanleggen op 35 weken PMA (Furman et al, 2002). Bovendien wordt de borstvoeding vergemakkelijkt<br />
wanneer de moeder goed geïnformeerd is omtrent kolven, initiatie <strong>van</strong> borstvoeding en mogelijke<br />
Verder zijn kangaroo care, de borstvoedingshulpset en borstcompressie bevorderende methoden die<br />
kunnen worden toegepast tijdens het ontwikkelingsproces.<br />
Kangaroo care<br />
BORSTVOEDINGSBEVORDERENDE FACTOREN<br />
231<br />
<br />
Madonna Madonna - - houding - houding Omgekeerde madonna madonna - - -<br />
houding<br />
houding<br />
Rugbyhouding<br />
Madonna-houding Omgekeerde Rugbyhouding<br />
madonna - houding<br />
Vanaf Vanaf 34 34 weken 34 weken PMA: PMA: eigenlijke eigenlijke borstvoeding<br />
Dit Dit is Dit is de de is nutritieve de nutritieve periode. periode. De De moeder De moeder hoeft<br />
hoeft Voor Voor 30 30 weken 30 weken PMA:<br />
PMA:<br />
niet niet niet meer meer af af te te af kolven te kolven <strong>voor</strong> <strong>voor</strong> de de borstvoeding.<br />
de Kangaroo Kangaroo care care care<br />
Aan<strong>van</strong>kelijk zal zal de zal de neonaat de neonaat nog nog nog een een een prematuur<br />
prematuur<br />
drinkgedrag vertonen vertonen en en daardoor en daardoor regelmatig<br />
NIET NIET - - NUTRITIEVE<br />
- de de tepel de tepel loslaten. loslaten. Stilaan Stilaan zal zal het zal het kind het kind het het zuigen, het zuigen, Vanaf Vanaf 30 30 weken 30 weken PMA:<br />
PMA: PERIODE<br />
PERIODE<br />
slikken slikken ademen en ademen leren leren coördineren om om om Sabbelperiode<br />
tenslotte tenslotte een een een matuur matuur drinkgedrag te te bereiken.<br />
te bereiken.<br />
De De aan<strong>van</strong>g De aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>van</strong> de de eigenlijke de eigenlijke borstvoeding is is is<br />
Er zijn een aantal factoren die het ontwikkelingsproces <strong>van</strong><br />
een premature borstvoeding kunnen bevorderen. Zo slagen<br />
meer getrouwde, hoger opgeleide moeders die reeds <strong>voor</strong><br />
de zwangerschap besloten om borstvoeding te geven en<br />
reeds eerder borstvoeding gaven aan een kind, erin om de<br />
borstvoeding vol te houden tot na 40 weken PMA (Furman<br />
et al, 2002 en Nyqvist en Ewald, 1999). Andere bevorderende
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
232<br />
factoren zijn vroegtijdig en vaker kolven <strong>van</strong> moedermelk<br />
(starten binnen 6u na de bevalling en 5 maal per dag of vaker),<br />
het kind vaker aanleggen aan<br />
de borst en het kind aanleggen<br />
op 35 weken PMA (Furman<br />
et al, 2002). Bovendien<br />
wordt de borstvoeding<br />
vergemakkelijkt wanneer de<br />
moeder goed geïnformeerd is<br />
omtrent kolven, initiatie <strong>van</strong><br />
borstvoeding en mogelijke<br />
borstvoedingsposities<br />
(Nyqvist, 2002).<br />
Verder zijn kangaroo care, de borstvoedingshulpset en<br />
borstcompressie bevorderende methoden die kunnen worden<br />
toegepast tijdens het ontwikkelingsproces.<br />
KANGAROO CARE<br />
Kangaroo care is een belangrijke methode om borstvoeding<br />
bij prematuren te bevorderen. Hierbij ligt het kind op de<br />
borstkas <strong>van</strong> zijn moeder en is er een huid tegen huid contact<br />
(Charpak et al, 2001).<br />
Deze methode kan onmiddellijk worden toegepast wanneer<br />
de neonaat de transfer tussen de moeder en de incubator kan<br />
verdragen, ook wanneer het kind respiratoire ondersteuning<br />
nodig heeft (Nyqvist et al, 1999 en Charpak et al, 2001).<br />
Studies hebben aangetoond dat dit huid tegen huid contact<br />
<strong>van</strong> moeder en kind psychologische en fysiologische <strong>voor</strong>delen<br />
met zich meebrengt. Het kind kan zijn vitale functies beter<br />
stabiliseren waardoor er minder apnoe’s, bradycardie’s<br />
en dalingen <strong>van</strong> de zuurstofsaturatie optreden tijdens het<br />
contact. Er is een betere gewichtstoename <strong>van</strong> het kind<br />
en het contact heeft een positief effect op het maternale<br />
genezingsproces.<br />
Bovendien kunnen de prematuren hun temperatuur goed<br />
behouden tijdens kangaroo care (Charpak et al, 2001). Uit<br />
ervaring weten we dat deze kinderen soms zelfs beter hun<br />
temperatuur kunnen houden bij de moeder op de borst dan<br />
in de couveuse (Verhille, 2005).<br />
Ook ervaren de moeders deze methode als een manier om de<br />
teleurstelling te verlichten (Nyqvist, 2002).<br />
Aanmoedigen <strong>van</strong> vroegtijdig en frequent toepassen<br />
<strong>van</strong> kangaroo care, met vroege ervaringen aan de borst<br />
vergemakkelijken de overgang naar borstvoeding. Dit komt<br />
doordat moeder en kind elkaar leren kennen. De premature<br />
baby leert de geur <strong>van</strong> de borst kennen (Marinelli et al,<br />
2001).<br />
Ook Charpak et al (2002) en Furman et al (2002) bevestigen<br />
deze stelling. In het onderzoek <strong>van</strong> Charpak et al (2002) gaven<br />
er meer moeders, die de kangaroo care methode regelmatig<br />
toepasten, borstvoeding gedurende drie maanden. De studie<br />
<strong>van</strong> Furman et al (2002) toonde aan dat er meer moeders,<br />
die de methode toepasten, borstvoeding gaven op 40 weken<br />
postconceptionele leeftijd.<br />
Bovendien melden Nyqvist en Ewald (1999) dat wanneer<br />
moeder en kind minder <strong>van</strong> elkaar gescheiden worden het<br />
slagen <strong>van</strong> de borstvoeding bevorderd wordt. Daarom moet<br />
het contact tussen moeder en kind gestimuleerd worden.<br />
BORSTVOEDINGSHULPSET<br />
Wanneer de neonaat wel in staat is om de tepel en het<br />
tepelhof correct in zijn mond te nemen, kan men de<br />
borstvoedingshulpset gebruiken tijdens de borstvoeding. Dit<br />
is nodig bij prematuren die nog snel uitgeput raken aan de<br />
borst en daardoor onvoldoende melk opnemen (Newman,<br />
2005).<br />
Methode:<br />
• Er bestaan echte borstvoedingshulpsetten, toch kan men de<br />
set gemakkelijk nabootsten met een slangetje (bij<strong>voor</strong>beeld<br />
een maagsonde <strong>voor</strong> pasgeborenen) en een potje.<br />
• Je legt de baby aan de borst en het slangetje aan, waarbij<br />
het slangetje langs moeders borst en tepel loopt. Hoe<br />
beter de baby is aangelegd, des te makkelijker het is de<br />
borstvoedingshulpset te gebruiken. Als de baby goed<br />
is aangelegd heb je bovendien meer kans dat hij <strong>van</strong> de<br />
voeding afkomt en dat dit sneller gaat. Het is dus nog<br />
steeds heel belangrijk dat<br />
je de baby goed aanlegt en<br />
dat hij goed toehapt.<br />
• Het slangetje hoeft niet<br />
<strong>voor</strong>bij het eind <strong>van</strong> de<br />
tepel uit te steken en hoeft<br />
om goed te functioneren<br />
maar net <strong>voor</strong>bij de kaakjes<br />
<strong>van</strong> de baby te komen.<br />
Het lijkt beter te werken<br />
als het slangetje in het<br />
mondhoekje <strong>van</strong> de baby<br />
is gepositioneerd, over<br />
de tong loopt en recht<br />
naar achteren wijst (laat het naar het gehemelte wijzen).<br />
Sommige moeders vinden het handig om het slangetje<br />
met de vinger op de plaats te houden, omdat sommige<br />
baby’s de neiging hebben om het slangetje met hun tong<br />
te verplaatsen.<br />
• Afhankelijk <strong>van</strong> hoe snel het premature kind uitgeput<br />
geraakt, kan het flesje hoger gehouden worden. Als het<br />
flesje hoger dan het hoofd <strong>van</strong> de baby gehouden wordt,<br />
zal de melk spontaan in de mond <strong>van</strong> de baby stromen.<br />
Let hierbij wel op dat het kind de aanvoer <strong>van</strong> melk kan<br />
verwerken en dat hij zich met andere woorden niet gaat<br />
verslikken.<br />
(Newman, 2005)<br />
BORSTCOMPRESSIE<br />
Borstcompressie is een alternatief <strong>voor</strong> het gebruik <strong>van</strong> de<br />
borstvoedingshulpset tijdens het voeden aan de borst. Het<br />
kan toegepast worden wanneer het premature kind goed<br />
aanligt aan de borst, maar stopt met drinken, oppervlakkig<br />
begint te sappelen en aan de borst dreigt in slaap te vallen. De<br />
borstcompressie houdt de melkstroom op gang waardoor het<br />
kind aangemoedigd wordt om verder te drinken. Daarnaast<br />
stimuleert de compressie de toeschietreflex en kan het ook<br />
een natuurlijke toeschietreflex opwekken. Door het verlengen<br />
<strong>van</strong> de melkstroom krijgt de baby meer melk. Dit heeft tot
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
gevolg dat de baby ook meer melk krijgt met een hoger<br />
vetgehalte, de zogenaamde achtermelk. (Newman, 2005)<br />
Methode:<br />
• Houd de baby met één arm vast.<br />
• Pak de borst met de vrije hand, de duim aan de ene kant<br />
<strong>van</strong> de borst (de duim aan de bovenkant <strong>van</strong> de borst is het<br />
makkelijkst), de andere vingers aan de tegenoverliggende<br />
kant. Zorg er<strong>voor</strong> dat zowel duim als vingers tamelijk ver<br />
<strong>van</strong> de tepelhof <strong>van</strong>daan zijn.<br />
• Als de baby gaat ‘sabbelen’,<br />
druk dan de borst zachtjes<br />
samen (= borstcompressie),<br />
maar beweeg niet met je<br />
vingers richting de baby. Het<br />
mag geen pijn doen en zorg<br />
er<strong>voor</strong> dat je de vorm <strong>van</strong> de<br />
tepelhof (het gedeelte <strong>van</strong><br />
de borst bij de mond <strong>van</strong> de<br />
baby) niet verandert. Door<br />
het samendrukken <strong>van</strong> de borst zou de baby het nutritief<br />
zuigen moeten vervolgen. Gebruik compressie terwijl de<br />
baby sabbelt maar niet drinkt!<br />
• Hou de druk vast totdat de baby ook mét compressie niet<br />
meer drinkt. Laat dan de druk los. Vaak zal de baby als de<br />
druk opgeheven wordt, meteen stoppen met zuigen, maar<br />
zal hij kort daarna als de melk weer begint te stromen<br />
opnieuw beginnen. Als de baby niet stopt met zuigen als<br />
de druk opgeheven wordt, wacht dan een tijdje <strong>voor</strong>dat je<br />
opnieuw de borst zachtjes indrukt.<br />
• De reden <strong>voor</strong> het opheffen <strong>van</strong> de druk is om je hand<br />
wat rust te geven en om de melk de gelegenheid te geven<br />
weer opnieuw te gaan stromen. De baby zal (als hij na het<br />
opheffen <strong>van</strong> de druk stopt met zuigen) als hij weer melk<br />
proeft opnieuw beginnen te zuigen.<br />
• Als de baby weer begint te zuigen, zal hij drinken. Doet<br />
hij dit niet, begin dan weer met borstcompressie zoals<br />
hierboven staat beschreven.<br />
• Ga hiermee aan de eerste borst door totdat de baby zelfs<br />
met compressie niet meer drinkt. Je zou de baby de<br />
gelegenheid moeten geven om nog wat langer aan de<br />
borst te blijven, omdat er soms nog een toeschietreflex<br />
kan komen en de baby uit zichzelf begint te drinken. Als<br />
de baby niet opnieuw begint te drinken, biedt hem dan de<br />
mogelijkheid om de borst los te laten of haal hem <strong>van</strong> de<br />
borst.<br />
• Vervolgens kan je de andere borst aanbieden. Herhaal dan<br />
het proces.<br />
(Newman, 2005)<br />
ALTERNATIEVE VOEDINGSMETHODEN<br />
Op een (semi -) intensieve neonatale afdeling is borstvoeding<br />
op vraag onmogelijk. Men kan <strong>van</strong> de moeder niet<br />
verwachten dat zij continu beschikbaar is om haar kind te<br />
voeden op de afdeling. Daarbij is het kind vaak nog niet in<br />
staat om uitsluitend aan de borst te drinken. Daarom zijn<br />
er alternatieve voedingsmethoden nodig zoals flesvoeding,<br />
cupvoeding of vingervoeding. De onderzoekers hebben<br />
nog steeds geen consensus bereikt wat betreft de beste<br />
alternatieve voedingsmethode die de borstvoeding het minst<br />
negatief beïnvloed.<br />
FLESVOEDING<br />
In het onderzoek <strong>van</strong> Rocha et al (2002) kon men in de<br />
flesvoedinggroep meer verwarring waarnemen wanneer<br />
het premature kind terug aan de borst werd gelegd in<br />
vergelijking met de cupvoedinggroep. Daarbij stelden ze ook<br />
vast dat er meer moeders in de flesvoedinggroep (68,4%)<br />
na 3 maanden gestopt waren met de borstvoeding dan<br />
diegenen die de borstvoeding combineerden met cupvoeding<br />
(33,3%). Dit waren echter geen significante resultaten. Er<br />
konden verschillende andere factoren, behalve tepel - speen<br />
verwarring, het weigeren <strong>van</strong> de borst beïnvloed hebben.<br />
Nyqvist en Ewald (1999) stellen dat het vroeger stoppen met<br />
borstvoeding te wijten is aan een te vroege introductie <strong>van</strong><br />
flesvoeding. Dit draagt bij tot het ontstaan <strong>van</strong> tepel - speen<br />
verwarring. Hier leiden zij uit af dat de moeders die ook<br />
flesvoeding geven er minder in slagen om de borstvoeding<br />
in te stellen.<br />
Furman et al (2002) spreken deze stellingen tegen. Zij<br />
konden in hun studiepopulatie niet aantonen dat tepel -<br />
speen verwarring een factor is <strong>voor</strong> het mislukken <strong>van</strong> het<br />
<strong>voor</strong>tzetten <strong>van</strong> borstvoeding. Bovendien suggereren Collins et<br />
al (2004) dat het vroegtijdig<br />
stoppen met borstvoeding<br />
niet te wijten is aan een<br />
verschillende zuigbeweging<br />
aan de borst dan aan de<br />
fles, hetgeen de verwarring<br />
teweeg brengt, maar aan<br />
het continu beschikbaar zijn<br />
<strong>van</strong> de melk bij flesvoeding.<br />
Daarom stellen zij <strong>voor</strong><br />
om flesvoeding pas te<br />
introduceren wanneer de<br />
borstvoeding voldoende<br />
op gang is. Hierdoor wordt<br />
het succes <strong>van</strong> borstvoeding<br />
mogelijk niet verhinderd.<br />
Overigens toonde het onderzoek <strong>van</strong> Marinelli et al (2001)<br />
een hogere incidentie <strong>van</strong> verslikken geassocieerd met de<br />
flesvoedingmethode aan.<br />
Daarnaast haalden Rocha et al (2002) aan dat flesvoeding<br />
meer energie vraagt <strong>van</strong> het premature kind in vergelijking<br />
met borstvoeding. Dit heeft mogelijk een negatief effect op<br />
de gewichtstoename <strong>van</strong> het kind. Deze stelling werd echter<br />
niet bewezen in het onderzoek.<br />
CUPVOEDING<br />
Bij cupvoeding wordt de melk aangeboden door middel <strong>van</strong><br />
een kopje.<br />
Het onderzoek <strong>van</strong> Marinelli et al (2001) toonde aan dat<br />
cupvoeding minstens even veilig is <strong>voor</strong> premature neonaten<br />
als flesvoeding. Daarbij stelden ze ook vast dat de prematuren<br />
fysiologisch stabieler zijn tijdens het voeden met het kopje<br />
dan tijdens een flesvoedingsessie. Rocha et al (2002) konden<br />
dit niet helemaal bevestigen. Enkel de premature kinderen,<br />
die het steeds moeilijk hadden met het behouden <strong>van</strong> een<br />
233
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
234<br />
goede zuurstofverzadiging, toonden veel minder perioden<br />
met zuurstofsaturatiedalingen tijdens het voeden met een<br />
kopje (35,3% <strong>van</strong> de flesvoedinggroep en 13,6% <strong>van</strong> de<br />
kinderen die gevoed werden met een kopje). Hoewel zij<br />
geen significant verschil konden aantonen bij de preterme<br />
kinderen die over het algemeen een goede zuurstofsaturatie<br />
konden behouden.<br />
Collins et al (2004) stelden vast dat de preterme kinderen<br />
die cupvoeding kregen significant meer in staat waren om<br />
exclusief aan de borst te drinken bij ontslag. Marinelli et al<br />
(2001) verklaren deze bevinding. Het premature kind kan<br />
geforceerd worden tijdens de flesvoeding. Het kan de melk,<br />
die continu uit de artificiële tepel vloeit, niet controleren.<br />
Cupvoeding is meer gelijkaardig aan borstvoeding in dit<br />
opzicht. Het kind kan zijn eigen intake controleren. Het is in<br />
staat om stap <strong>voor</strong> stap zijn voedsel op te nemen, zoals bij de<br />
verschillende pogingen aan de borst. Een <strong>voor</strong>waarde hierbij is<br />
dat de melk zo aangeboden wordt dat deze net de lippen <strong>van</strong><br />
het kind raakt en niet in de mond wordt gegoten. Daarnaast<br />
stellen Marinelli et al (2001) ook vast dat de extensie <strong>van</strong> de<br />
tong <strong>van</strong> het kind over de onderkant <strong>van</strong> het tepelhof bij<br />
de borstvoeding wordt nagebootst bij cupvoeding. Daarom<br />
gaan de onderzoekers er<strong>van</strong> uit dat dit een oefening is <strong>voor</strong><br />
een correcte tongbeweging bij borstvoeding.<br />
Rocha et al (2002) spreken deze vaststelling tegen. Uit<br />
hun studie werd afgeleid dat bij cupvoeding het kind niet<br />
leert hoe het de tepel en tepelhof in de mond moet nemen<br />
en dit vacuüm behouden tijdens het slikken en ademen,<br />
aangezien het kind enkel moet slikken. De tongbeweging<br />
tijdens cupvoeding is niet dezelfde als deze die nodig is <strong>voor</strong><br />
borstvoeding.<br />
Uit het onderzoek <strong>van</strong> Rocha et al (2002) werd eveneens<br />
aangetoond dat cupvoeding het succes <strong>van</strong> borstvoeding niet<br />
verhoogt. Ze stellen gelijke waarden vast met flesvoeding,<br />
ook na ontslag. Enkel na 3 maanden waren er meer moeders<br />
gestopt met borstvoeding die flesvoeding (68,4%) gaven ten<br />
opzichte <strong>van</strong> de moeders die cupvoeding (33,3%) gaven.<br />
Maar, zoals eerder beschreven, konden verschillende andere<br />
factoren het weigeren <strong>van</strong> de borst of het stoppen met<br />
borstvoeding beïnvloed hebben. Bij<strong>voor</strong>beeld: de moeder<br />
gaat terug werken.<br />
Vervolgens suggereren Rocha et al (2002) dat de premature<br />
neonaten door morsen minder drinken uit het kopje, hetgeen<br />
mogelijk een negatieve invloed heeft op de gewichtstoename<br />
<strong>van</strong> het kind. Toch heeft het onderzoek geen significant<br />
verschil in gewichtstoename tussen de cupvoedinggroep en de<br />
flesvoedinggroep kunnen aantonen. De studie <strong>van</strong> Marinelli<br />
et al (2001) bevestigt deze stelling wel. De prematuren uit<br />
hun studiepopulatie namen minder melk op bij cupvoeding<br />
in vergelijking met flesvoeding.<br />
De prematuren hadden ook meer tijd nodig om gevoed<br />
te worden door middel <strong>van</strong> het kopje. Deze bevinding<br />
kan de mogelijkheid <strong>van</strong> het kind om zijn melkopname te<br />
controleren bij cupvoeding verklaren. Maar deze vaststelling<br />
deed ook de begeerlijkheid <strong>van</strong> het personeel ten aanzien <strong>van</strong><br />
cupvoeding dalen (Marinelli et al, 2001). Het onderzoek <strong>van</strong><br />
Rocha et al (2002) leidde echter tot tegenstrijdige resultaten.<br />
Het toedienen met een kopje (11,8 minuten) ging in deze<br />
studiepopulatie veel vlotter dan met de fles (13,4 minuten).<br />
Tot slot vermelden Collins et al (2004) dat men cupvoeding<br />
moeilijk kan aanbevelen als alternatieve voedingsmethode<br />
<strong>voor</strong> borstvoeding bij premature kinderen. Aangezien er geen<br />
pleister<br />
slangetje<br />
significant effect op borstvoeding werd aangetoond (Rocha<br />
et al, 2002), ouders en verpleegkundigen de methode moeilijk<br />
kunnen accepteren (Marinelli et al, 2001) en de duur <strong>van</strong> het<br />
ziekenhuisverblijf significant verhoogd is bij de kinderen die<br />
cupvoeding kregen (Collins et al, 2004).<br />
VINGERVOEDEN<br />
Vingervoeden is een alternatief om het speen te vermijden.<br />
Op basis <strong>van</strong> ervaringen in de borstvoedingskliniek stelt<br />
Dr. Newman (2005) vast dat vingervoeding veel meer op<br />
borstvoeding lijkt dan flesvoeding of cupvoeding. Bij het<br />
vingervoeden moet de baby zijn tong laag houden en <strong>voor</strong>bij<br />
zijn kaak laten uitsteken, de mond moet wijd open en de kaak<br />
moet naar voren komen. Daarbij lijkt de beweging <strong>van</strong> kaak en<br />
tong op wat de baby bij het drinken aan de borst moet doen.<br />
Wanneer men ook wacht met het inbrengen <strong>van</strong> de vinger<br />
tot de baby zelf zijn mond goed spreidt, is dit ook een goede<br />
oefening op het toehappen. Rocha et al (2002) bevestigen<br />
dat het stimuleren met de vinger eerder de aanpassing aan<br />
borstvoeding vergemakkelijkt dan cupvoeding.<br />
Wanneer het vingervoeden wordt toegepast in combinatie<br />
met kangaroo care in borstvoedingshouding geeft dit de<br />
beste resultaten <strong>voor</strong> borstvoeding. Op deze manier leert<br />
de baby het voeden associëren met de geur, het gevoel, de<br />
warmte en de positie aan de borst <strong>van</strong> de moeder (Newman,<br />
2005).<br />
Maar voeden met een kopje is vaak makkelijker en sneller<br />
als de moeder er zelf niet is om de baby te voeden of om<br />
de voeding te beëindigen als het vingervoeden traag gaat<br />
(Newman, 2005).<br />
TAAK VAN DE VROEDVROUW /<br />
PEDIATRISCH VERPLEEGKUNDIGE<br />
Vervolgens werd door middel <strong>van</strong> literatuurstudie nagegaan<br />
wat de taak is <strong>van</strong> de vroedvrouw / verpleegkundige en hoe<br />
zij een rol kan spelen in het optimaliseren <strong>van</strong> een premature<br />
borstvoeding.<br />
De verpleegkundige / vroedvrouw moet tijdig informatie<br />
geven omtrent de melkproductie en het kolven. Ook moet<br />
zij het vroegtijdig initiëren <strong>van</strong> kolven en het regelmatig en<br />
frequent kolven stimuleren: starten binnen 6u na de bevalling<br />
en 5 maal per dag of vaker (Smith, 2003 en Nyqvist, 2002).<br />
Nyqvist (2002) heeft uit zijn interviews een definitie afgeleid<br />
<strong>van</strong> een goede vroedvrouw / verpleegkundige. Dit is een<br />
persoon met adequate kennis, die empatisch is ten opzichte
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
<strong>van</strong> de behoeften <strong>van</strong> de moeders en hun psychologische<br />
reacties, die de moeders “aandringt” tot het proberen <strong>van</strong><br />
borstvoeding, die ze aanmoedigt en prijst en niet iemand die<br />
al haar aandacht schenkt aan het kind en niet zoveel geeft<br />
om de situatie en gevoelens <strong>van</strong> de ouders.<br />
REFERENTIES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
• Bier, J.A.B. e.a. (1997). ‘Breastfeeding infants who were<br />
extremely low birth weight’. Pediatrics, jg. 100, nr. 6, p.<br />
1-4.<br />
• Charpak, N. e.a. (2001). ‘A randomised, controlled trial of<br />
kangaroo mother care: results of follow-up at 1 year of<br />
corrected age’. Pediatrics, jg. 108, nr. 5, p. 1072-1079.<br />
• Collins, C.T. e.a. (2004). ‘Effect of bottles, cups, and<br />
dummies on breast feeding in preterm infants: a<br />
randomised controlled trial’. British Medical Journal, jg<br />
329, nr. 7459, p. 193-196.<br />
• De Craene, K. (2004). Basisprincipes <strong>van</strong> GVO. Niet<br />
gepubliceerde cursus, Leuven, Katholieke Hogeschool<br />
Leuven – Departement Verpleegkunde en Vroedkunde,<br />
44pp.<br />
• De Groof, K. (2005). Richtlijnen bij het geven <strong>van</strong> GVO.<br />
Niet gepubliceerde cursus, Leuven, Katholieke Hogeschool<br />
Leuven – Departement Verpleegkunde en Vroedkunde,<br />
11pp.<br />
• Furman, L. e.a. (2002). ‘Correlates of lactation in mothers<br />
of very low birth weight infants’. Pediatrics, jg. 109, nr.4,<br />
p. 1-7.<br />
• La Leche League® International. (2002). Handboek<br />
Lactatiebegeleiding. Utrecht, Lemma bv, 768 pp.<br />
• Maes, A. (2003). Neonatale verpleging: theorie. Niet<br />
gepubliceerde cursus, Leuven, Katholieke Hogeschool<br />
Leuven – Departement Verpleegkunde en Vroedkunde,<br />
187pp.<br />
• Marinelli, K.A. e.a. (2001). ‘A comparison of the safety of<br />
cupfeedings and bottlefeedings in premature infants whos<br />
mothers intend to breastfeed’. Journal of Perinatology, jg.<br />
21, nr. 6, p. 350-355.<br />
• Neonatologie Gasthuisberg. (2003). Borstvoeding bij<br />
premature baby’s. Informatiebrochure, Borstvoedingsproject<br />
Gasthuisberg, Leuven.<br />
• Nyqvist, K.H. (2002). ‘Breast-feeding in preterm twins:<br />
development of feeding behavior and milk intake during<br />
hospital stay and related caregiving practices’. Journal of<br />
Pediatric Nursing, jg. 17, nr. 4, p. 246-256.<br />
• Nyqvist, K.H. en Ewald, U. (1999). ‘Infant and maternal<br />
factors in the development of breastfeeding behaviour<br />
and breastfeeding outcome in preterm infants’. Acta<br />
Paediatrica, jg. 88, nr. 11, p. 1194-1203.<br />
• Nyqvist, K.H. e.a. (1999). ‘The development of preterm<br />
infants’ breastfeeding behavior’. Early Human Development,<br />
jg. 55, nr. 3, p. 247-264.<br />
• Rocha, N.M. e.a. (2002). ‘Cup or bottle for preterm<br />
infants: effects on oxygen saturation, weight gain, and<br />
breastfeeding’. Human Lactation, jg. 18, nr. 3, p. 132-<br />
138.<br />
• Sassen, B. (2004). Gezondheids<strong>voor</strong>lichting en preventie:<br />
Leidraad <strong>voor</strong> verpleegkundigen. Maarssen, Elsevier<br />
gezondheidszorg, 415 pp.<br />
• Scheeder, G. e.a. (2003). Projecten <strong>voor</strong> gezondheidspromotie.<br />
Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 211 pp.<br />
• Smith, M.M. e.a. (2003). ‘Initiation of breastfeeding among<br />
mothers of very low birth weight infants’. Pediatrics, jg.<br />
111, nr. 6, p. 1337-1342.<br />
• Struyf, A. (2003). ‘Borstvoeding <strong>voor</strong> een premature<br />
baby: de moeite meer dan waard’. <strong>Tijdschrift</strong> Vereniging<br />
Begeleiding en Bevordering <strong>van</strong> Borstvoeding, jg. 10, nr.<br />
37, p. 3-5.<br />
WEBSITES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
www.borstvoeding.com<br />
www.thebirthden.com/Newman.html<br />
235<br />
1/3 lig C5-20-4000-0493 26-03-2004 11:04 Pagina 1<br />
Bestelcode: 9403 (1 paar per verpakking)<br />
Verkrijgbaar in uw Apotheek - CNK 2115-665<br />
HYDROGEL BORSTVOEDINGS-<br />
KUSSENTJES<br />
Voorkomen tepelpijnen en<br />
helpen de jonge moeders om<br />
de periode <strong>van</strong> borstvoeding<br />
en dus de be<strong>voor</strong>rechte<br />
momenten met de baby te<br />
verlengen.<br />
*MOTHERMATES is een merknaam <strong>van</strong> Tyco Healthcare Group LP, of filiaal. © 2004 Tyco Healthcare Group LP.
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
N E O N A T O L O G I E<br />
OPVANG EN REANIMATIE VAN DE<br />
PASGEBORENE : LAATSTE RICHTLIJNEN<br />
236<br />
(ILCOR 2005)<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
A N N E DEBEER, PEDIATER NEONATALE INTENSIEVE ZORGEN, UZ LEUVEN<br />
EONATOLOGIE<br />
PVANG EN REANIMATIE VAN DE PASGEBORENE : LAATSTE RICHTLIJNEN (ILCOR 2005)<br />
INLEIDING<br />
nne Debeer, pediater overgang Neonatale <strong>van</strong> intra-uterien Intensieve naar Zorgen, extra-uterien UZ Leuven leven nodig met beademing (B=Breathing) en pas op nadien gaat<br />
verloopt bij de meeste pasgeborenen zonder problemen. men over tot hartmassage (C= Circulation)of toediening <strong>van</strong><br />
Bij ongeveer 10% echter, is enige vorm <strong>van</strong> ondersteuning medicatie (D= Drugs) om de circulatie te ondersteunen.<br />
bij de geboorte noodzakelijk <strong>voor</strong> het verzekeren <strong>van</strong> een<br />
LEIDING<br />
normale cardiorespiratoire functie. Slechts 1% <strong>van</strong> de<br />
pasgeborenen heeft nood aan intensieve reanimatie<br />
T: Temperatuur<br />
e overgang <strong>van</strong> intra-uterien naar extra-uterien leven verloopt bij de meeste pasgeborenen zonder<br />
Het ILCOR (International Liaison Committee on Resuscitation) A: Airway (vrije luchtweg)<br />
roblemen.<br />
ij ongeveer<br />
werd<br />
10%<br />
opgericht<br />
echter,<br />
in 1992<br />
is enige<br />
en heeft<br />
vorm<br />
als belangrijkste<br />
<strong>van</strong> ondersteuning<br />
doelstelling<br />
bij de geboorte<br />
B: Breathing<br />
noodzakelijk<br />
(beademen)<br />
<strong>voor</strong> het<br />
erzekeren het <strong>van</strong> opstellen een normale en regelmatig cardiorespiratoire bijwerken functie. <strong>van</strong> Slechts gefundeerde 1% <strong>van</strong> de C: pasgeborenen Circulation (hartmassage) heeft nood aan<br />
tensieve richtlijnen reanimatie over reanimatie bij volwassenen, kinderen en D: Drugs (medicatie)<br />
et ILCOR pasgeborenen. (International Een Liaison neonatale Committee werkgroep on binnen Resuscitation) dit comité werd opgericht in 1992 en heeft als<br />
elangrijkste heeft doelstelling de beschikbare het opstellen literatuur en rond regelmatig verschillende bijwerken topics <strong>van</strong> gefundeerde richtlijnen over<br />
animatie kritisch bij volwassenen, beoordeeld kinderen en aan en de pasgeborenen. hand hier<strong>van</strong> Een aangepaste neonatale Het werkgroep algoritme binnen <strong>van</strong> reanimatie dit comité kan heeft schematisch als volgt<br />
e beschikbare richtlijnen literatuur uitgegeven. rond verschillende topics kritisch beoordeeld <strong>voor</strong>gesteld en aan worden:<br />
hand hier<strong>van</strong><br />
angepaste richtlijnen uitgegeven.<br />
WANNEER TUSSENKOMEN<br />
GEBOORTE:<br />
Voldragen<br />
Bij een voldragen baby, geboren met helder vruchtwater,<br />
Helder vruchtwater<br />
Ja<br />
ANNEER die TUSSENKOMEN<br />
Ademt of huilt<br />
Standaardzorgen bij<br />
huilt of goed doorademt en een goede spiertonus heeft,<br />
Goede tonus<br />
ouders<br />
volstaat het het kind warm te houden en bij de ouders te<br />
<br />
ij een voldragen baby, geboren met helder vruchtwater, die huilt of goed doorademt en een goede<br />
laten.<br />
Neen<br />
piertonus heeft, volstaat het het kind warm te houden en bij de ouders te laten.<br />
In alle andere gevallen moet geëvalueerd worden of de baby<br />
Warm houden, positioneer,<br />
alle andere gevallen moet geëvalueerd worden of de baby enige vorm <strong>van</strong> reanimatie nodig stimuleer heeft.<br />
enige vorm <strong>van</strong> reanimatie nodig heeft.<br />
<br />
Ademt niet, HR100<br />
<br />
Overweeg zuurstof<br />
<br />
Cyanose<br />
<br />
HR60 <br />
Start hartmassage*<br />
STAPPEN IN DE REANIMATIE<br />
Geef adrenaline 1/10000 0.1-<br />
0.3 ml/kg<br />
TAPPEN De IN DE reanimatie REANIMATIE is een proces <strong>van</strong> <strong>voor</strong>tdurende evaluatie,<br />
interventie en herevaluatie volgens het klassieke schema ABC.<br />
*overweeg intubatie<br />
e reanimatie De belangrijkste is een proces parameters <strong>van</strong> <strong>voor</strong>tdurende in deze evaluatie evaluatie, zijn ademhaling, interventie en herevaluatie volgens het klassieke<br />
chema ABC. hartritme De belangrijkste en kleur. Bij parameters de pasgeborene in deze is daarenboven evaluatie zijn het ademhaling, Eerste stap: hartritme warm houden, kleur. afdrogen, Bij de stimuleren, positioneren,<br />
asgeborene handhaven is daarenboven <strong>van</strong> de temperatuur het handhaven of het <strong>van</strong> <strong>voor</strong>komen de temperatuur <strong>van</strong> of aspireren het <strong>voor</strong>komen <strong>van</strong> excessieve<br />
fkoeling essentieel. excessieve afkoeling In de eerste essentieel. plaats In zorgt de eerste men plaats <strong>voor</strong> zorgt een vrije men luchtweg Een pasgeborene (A= Airway), is erg dan gevoelig start men aan afkoeling omdat hij nat<br />
dien nodig<br />
<strong>voor</strong><br />
met<br />
een<br />
beademing<br />
vrije luchtweg<br />
(B=Breathing)<br />
(A= Airway),<br />
en<br />
dan<br />
pas<br />
start<br />
op<br />
men<br />
nadien<br />
indien<br />
gaat<br />
ter<br />
men<br />
wereld<br />
over<br />
komt<br />
tot<br />
en<br />
hartmassage<br />
door de relatief<br />
(C=<br />
grote oppervlakte <strong>van</strong> het<br />
irculation)of toediening <strong>van</strong> medicatie (D= Drugs) om de circulatie te ondersteunen.<br />
HR60
tot intubatie en endotracheale beademing. Intubatie is ook nodig w<br />
luchtwegobstructie geen maskerbeademing toelaat, wanneer langdurige bead<br />
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
wanneer het vruchtwater meconiaal gekleurd is. De maat <strong>van</strong> de tube is afhank<br />
de baby.<br />
hoofd veel warmteverlies mogelijk is. Bij afkoeling is neemt Richtlijnen <strong>voor</strong> ET tubemaat volgens zwangerschapsduur en<br />
het zuurstofverbruik toe, zal het kind gemakkelijk bradycard Richtlijnen <strong>voor</strong> gewicht ET tubemaat volgens zwangerschapsduur en gewicht<br />
worden, kunnen hypoglycemie en metabole acidose ontstaan<br />
en is een verminderde vrijzetting <strong>van</strong> surfactant. Wanneer Geboortegewicht zwangerschapsduur ET tube maat<br />
er geen problemen zijn is de beste plaats <strong>voor</strong> de baby op<br />
< 1000 g < 28 weken 2.5<br />
de buik <strong>van</strong> de moeder, waar hij verder kan afgedroogd<br />
en opgewarmd worden. Bij problemen blijft het essentieel<br />
1000-2000 g 28-34 weken 3<br />
afkoeling te vermijden. Voor preterme baby’s is aangetoond 2000-3000 g 34-38 weken 3 / 3.5<br />
dat plaatsen onder een verwarmingslamp en bedekken<br />
met plastic folie (zonder afdrogen) de beste manier is om<br />
> 3000 g > 38 weken 3.5 / 4 237<br />
een stabiele lichaamstemperatuur te handhaven. In andere<br />
Het gebruik <strong>van</strong> positief eind exspiratoire druk (PEEP) tijdens reanimatie is on<br />
gevallen kan men dit doen door het kind onmiddellijk af te Het gebruik <strong>van</strong> positief eind exspiratoire druk (PEEP) tijdens<br />
kan dus niet aanbevolen worden.<br />
drogen, onder een verwarmingslamp te plaatsen en<br />
Bij<br />
alle<br />
meconiaal<br />
natte reanimatie<br />
vruchtwater<br />
is<br />
is<br />
onvoldoende<br />
het <strong>voor</strong>al <strong>van</strong><br />
bestudeerd<br />
belang aspiratie<br />
en kan dus<br />
<strong>van</strong> meconium<br />
niet<br />
in<br />
doeken snel te ver<strong>van</strong>gen door warme en droge doeken. Het Door aspireren aanbevolen <strong>van</strong> de nasopharynx worden. aan het perineum (<strong>voor</strong> de geboorte <strong>van</strong> d<br />
het kind goed af te drogen wordt het meestal voldoende richtlijnen niet Bij meer meconiaal weerhouden. vruchtwater is het <strong>voor</strong>al <strong>van</strong> belang aspiratie<br />
gestimuleerd om spontaan en efficiënt te ademen. Een Wanneer goede het <strong>van</strong> kind meconium slap is en in niet de ademt longen maakt te verhinderen. men eerst Het de aspireren luchtweg vrij bij vo<br />
positie waarbij de luchtweg vrij is, is hier<strong>voor</strong> noodzakelijk. endotracheale <strong>van</strong> aspiratie. de nasopharynx In deze aan gevallen het perineum mag de (<strong>voor</strong> baby de geboorte dus niet <strong>van</strong> gestimuleerd<br />
Voor pasgeborenen is een neutrale positie aangewezen ademhaling te de bevorderen schouders) wordt <strong>voor</strong>aleer in de het richtlijnen meconiaal niet vruchtwater meer weerhouden. maximaal uitgez<br />
zonder hyperextensie <strong>van</strong> het hoofd. Bij aspiratie mag men Wanneer het kind slap is en niet ademt maakt men eerst de<br />
niet te agressief te werk gaan omdat al te hevig aspireren een luchtweg vrij bij <strong>voor</strong>keur door onmiddellijke endotracheale<br />
vagale reactie met bradycardie kan uitlokken. Bij Derde <strong>voor</strong>keur stap: externe aspiratie. hartmassage<br />
In deze gevallen mag de baby dus niet gestimuleerd<br />
wordt alleen langs de mond geaspireerd op een diepte <strong>van</strong> worden om de spontane ademhaling te bevorderen <strong>voor</strong>aleer<br />
ongeveer 5 cm <strong>van</strong>af de mondhoek gedurende een Bij persisterende vijftal het meconiaal bradycardie vruchtwater (< 60 per maximaal minuut) of uitgezogen asystolie werd. ondanks goede bea<br />
seconden.<br />
externe hartmassage. Hierbij wordt een ritme <strong>van</strong> 100 per minuut aangehou<br />
compressies: 1 ventilatie. De juiste lokalisatie <strong>voor</strong> hartmassage is op het<br />
Derde stap: externe hartmassage<br />
sternum, op de middellijn . Men gebruikt hier<strong>voor</strong> wijs- en middenvinger of de<br />
Tweede stap: beademen met masker en ballon<br />
thorax <strong>van</strong> het<br />
Bij<br />
kind<br />
persisterende<br />
met beide<br />
bradycardie<br />
handen omcirkeld<br />
(< 60 per<br />
wordt.<br />
minuut) of asystolie<br />
Bij onvoldoende spontane ademhalingsdrive, overdreven ondanks goede beademing wordt gestart met externe<br />
ademhalingsinspanning, cyanose of bradycardie (
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
238<br />
Bij een kind met klinische tekens <strong>van</strong> shock is het belangrijk<br />
een onderscheid te maken tussen cardiale en niet cardiale<br />
oorzaken <strong>van</strong> shock. Dit kan men door eenvoudig de<br />
levergrootte te palperen. Wanneer de lever vergroot is, is<br />
verdere vulling tegenaangewezen en zal men sneller moeten<br />
overgaan tot het toedienen <strong>van</strong> inotropica. Bij belangrijk<br />
bloedverlies <strong>voor</strong> of tijdens de partus en tekenen <strong>van</strong> anemie<br />
bij de pasgeborene kan het nodig zijn snel ongekruist O<br />
negatieve packed cells toe te dienen.<br />
STABILISATIE NA REANIMATIE<br />
Na intensieve reanimatie moet het kind verder gestabiliseerd<br />
worden en eventueel overgebracht naar aan neonatale zorgen<br />
afdeling of neonatale intensieve zorgen afdeling. Het kind<br />
wordt best bewaakt met een cardiorespiratoire monitor en<br />
zuurstofsaturatiemeter. Andere parameters zoals bloeddruk,<br />
glycemie, bloedgaswaarden worden nu bepaald en eventueel<br />
kan een radiografie <strong>van</strong> de thorax aangewezen zijn. Het is<br />
hier ook belangrijk de ouders zo goed mogelijk in te lichten<br />
over de toestand <strong>van</strong> hun kind en de verdere zorgen die het<br />
kind zal nodig hebben. Ook in moeilijke omstandigheden<br />
moet al het mogelijke gedaan worden om een eerste contact<br />
tussen de ouders en hun pasgeboren baby toe te laten.<br />
REFERENTIES<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
• Devlieger H. (1996). Op<strong>van</strong>g en reanimatie <strong>van</strong><br />
de pasgeborene in de verloskamer. Nieuwsbrieven<br />
neonatologie, nr 1.<br />
• Kattwinkel J et al. (1999). ILCOR advisory statement.<br />
Resuscitation of the newly born infant: an advisory<br />
statement from the pediatric working group of the<br />
international liaison committee on resuscitation. Eur J<br />
Pediatr, 158: 345-358.<br />
• Niermeyer S and Perlman J. (2001). Pathofysiology of<br />
neonatal resuscitation. Semin Neonatol, 6: 213-217.<br />
• Milner. (2001). The importance of ventilation to effective<br />
resuscitation in the term and preterm infant. Semin<br />
Neonatol, 6: 219-224.<br />
• Gunn, Bennett L. (2001). Is temperature important in<br />
delivery room resuscitation. Semin Neonatol, 6: 241-249.<br />
• International Liaison Committee on Resuscitation. (2005).<br />
International consensus on cardiopulmonary resuscitation<br />
and emergency cardiovascular care science with treatment<br />
recommendations. Part 7: Neonatal Resuscitation.<br />
Resuscitation, 67: 293-303.<br />
• Biarent D et al. (2005). Resuscitation Council Guidelines<br />
for Resuscitation 2005, Section 6c Resuscitation of babies<br />
at birth. Resuscitation, 67 (suppl 1):S115-133.<br />
• Richmond S, Arch Dis Child. (2007). ILCOR and neonatal<br />
resuscitation. Fetal Neonatal Ed., 92: 163-165.<br />
• Resuscitation Council UK: Resuscitation Guidelines 2005,<br />
Newborn Life Support, 97-103.<br />
• Watkinson M. (2006). Temperature control of premature<br />
infants in the delivery room. Clin Perinatol, 33: 169-82.<br />
• Vain N et al. (2004). Oropharyngeal and nasopharyngeal<br />
suctioning of meconium stained neonates before delivery<br />
of their shoulders: mulitcentre, randomized controlled<br />
trial. Lancet, 364: 597-602.<br />
• Wiswell T et al. (2000). Delivery room management of<br />
the apparently meconium stained neonate: results of the<br />
multicenter international collaborative trial. Pediatr, 105:<br />
1-7.<br />
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />
V R O E D V R O U W E N V E R L E G G E N G R E N Z E N<br />
VERPLEEGKUNDIGEN EN<br />
VROEDVROUWEN OP INLEEFREIS<br />
NAAR KONGO<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
239<br />
S A B I N E VAN DE VYVER, HOOFDVROEDVROUW ST. VINCENTIUSZIEKENHUIS DEINZE<br />
In het kader <strong>van</strong> het project ‘ziekenhuis <strong>voor</strong> ziekenhuis’ en<br />
onder de vleugels <strong>van</strong> Memisa (www.memisa.be), vertrokken op<br />
17 mei 2007 een 17-tal verpleegkundigen, <strong>vroedvrouwen</strong> en<br />
ziekenhuismedewerkers naar hun partnerziekenhuis in Kongo.<br />
Binnen het kader <strong>van</strong> de werkgroep ‘<strong>vroedvrouwen</strong> verleggen<br />
grenzen’ wil ik hier een deeltje <strong>van</strong> mijn verhaal vertellen …<br />
Twee jaar geleden ging het St. Vincentiusziekenhuis te Deinze <strong>voor</strong><br />
minstens 5 jaar een partnerschap aan met een Kongolees ziekenhuis<br />
te Kasongo -Lunda.<br />
Het Kongolese ziekenhuis structureel ondersteunen op basis <strong>van</strong><br />
wederzijds respect en concrete solidariteit en het informeren <strong>van</strong><br />
een breed publiek over de gezondheidsproblematiek in dit deel <strong>van</strong><br />
Afrika, waren de belangrijkste doelstellingen <strong>van</strong> ons ziekenhuis om<br />
aan dit project mee te werken.<br />
Als lid <strong>van</strong> de werkgroep die onder dit initiatief zijn schouders zette,<br />
vertrok ik, Sabine Van de Vyver, hoofdvroedvrouw, samen met een<br />
verpleegkundige <strong>van</strong> de dienst geriatrie, Marleen Vanhoucke en 15<br />
collega’s uit andere <strong>Vlaamse</strong> ziekenhuizen naar het verre Kongo.<br />
Bedoeling <strong>van</strong> deze reis was de betrokkenheid en het enthousiasme<br />
<strong>van</strong> de medewerkers en sympathisanten <strong>van</strong> beide ziekenhuizen te<br />
versterken door mensen <strong>van</strong> de werkvloer in levende lijve met elkaar<br />
in contact te brengen.<br />
Op een concertreis naar Zuid-Afrika na, was dit <strong>voor</strong> mij het eerste<br />
contact met het Zwarte continent…<br />
Na een vlekkeloze vlucht zette het vliegtuig <strong>van</strong> SN Brussels Airlines<br />
netjes op het afgesproken uur de wielen aan de grond in Kinshasa.<br />
Toen de deur <strong>van</strong> de cabine openging, was het de immense hitte die<br />
als een lappendeken op me viel.<br />
Fototoestellen flitsten, camera’s zoemden … we waren ‘live’ op de<br />
Kongolese televisie, alsof we één of andere ministeriële delegatie<br />
waren die Kongo kwamen bezoeken …<br />
Ook <strong>voor</strong> de luchthaven werden we door het Kongolees personeel<br />
<strong>van</strong> Memisa met een spandoek hartelijk ont<strong>van</strong>gen.<br />
Een beetje angstig keek ik om me heen, er was me zoveel<br />
onheilspellends verteld <strong>van</strong> deze plek, maar de professionele aanpak<br />
waarmee Broeder Luc en vertegenwoordigers <strong>van</strong> Memisa ons de<br />
luchthaven uitloodsten, stelden me meer dan gerust !<br />
Het was al pikdonker toen we eindelijk Kinshasa doorkruisten,<br />
een wirwar aan straten, een massa mensen, héél druk verkeer,<br />
petroleumlampjes langs de kant <strong>van</strong> de weg, her en der verspreid als<br />
waren het kleine vuurvliegjes tussen een mensenmassa …<br />
Het had wel iets idyllisch dit Kinshasa ‘by night’ !<br />
Een gedachte die de volgende morgen en dagen dat ik in deze stad<br />
verbleef, totaal zou veranderen …<br />
Onder een stralende zon leek Kinshasa op één grote vuilnisbelt met<br />
een zwarte mierennest <strong>van</strong> mensen, overvolle straten, busjes die<br />
uitpuilen, auto’s die nog enkel met wat vijzen aan elkaar hangen,<br />
een bus <strong>van</strong> ‘de Lijn’ zonder ramen maar met de veringen <strong>van</strong> een<br />
bed als tralies <strong>voor</strong> het raam, mensen die <strong>van</strong> alles en nog wat<br />
verhandelen, die doelloos rondslenteren, kinderen in een gestreken<br />
schooluniform, vuilnis overal en daartussen rijden wij … in een<br />
deftig busje mét airco …<br />
Het eerste ziekenhuis dat ik bezocht was het ‘Hopital Saint Joseph’,<br />
een mooie ronkende naam <strong>voor</strong> een wat troosteloos uitziend<br />
gebouw temidden <strong>van</strong> de stad. Achter de poort hetzelfde beeld als<br />
in heel Kinshasa: mensen, mensen, mensen, … wachtend in lange<br />
rijen <strong>voor</strong> de ‘triage’, rijen dik <strong>voor</strong> de consultatie.<br />
Overal dezelfde troosteloze indruk: grote, onverzorgde zalen,<br />
met zieken die ons vaak nieuwsgierig aankijken, het ene bed<br />
troosteloos naast het andere, verpleegkundigen die af en aan lopen,<br />
afgebladderde muren, een vuil urinaal op de grond, handschoenen<br />
die hangen te drogen … In de ‘salle d’urgence’, onze ‘intensieve<br />
zorgen’ vecht een jonge vrouw <strong>voor</strong> haar leven … Gisteren bevallen<br />
<strong>van</strong> haar vierde kind, een moeilijke bevalling, véél bloedverlies, een<br />
cervixruptuur, gehecht maar nog steeds hevig bloedend. Student<br />
verpleegkundigen hebben hun handen vol met steeds opnieuw<br />
droge doeken aan te brengen. De vrouw zweeft tussen leven en<br />
dood, géén monitoring om haar vitale functies te bewaken, géén<br />
bloeddrukmeter, géén maandverbanden, géén bloed <strong>voor</strong>handen,<br />
geen infuus … Hartverscheurend !<br />
De verloskamer is in tegenstelling tot vele andere delen <strong>van</strong> dit<br />
ziekenhuis netjes, drie verlosstoelen staan netjes op een rij, ertussen<br />
en er<strong>voor</strong> hangt een gordijntje. Terwijl een vrouw bijna geruisloos<br />
bevalt, liggen in een andere grote zaal, bed naast bed, zelfs met<br />
twee in één bed vijf toekomstige mama’s hun weeën ‘te ondergaan’,<br />
soms knijpen ze in elkaars handen, eentje kijkt angstig om zich heen<br />
… Recht tegenover hen ligt een vrouw die net is bevallen <strong>van</strong> een<br />
premature baby. De baby haalde het niet. Ze staart uitdrukkingsloos<br />
<strong>voor</strong> zich uit, temidden <strong>van</strong> een kamer vol ‘arbeid geweld’ !<br />
Gemiddeld 3800 baby’s komen hier ter wereld, een echte babyfabriek<br />
lijkt het wel … De hoofdvroedvrouw klampt me aan, vraagt wat ik<br />
<strong>van</strong> haar materniteit vind, of ze het goed doet.
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
240<br />
Ik sta met mijn mond vol tanden, ik weet echt niet wat te zeggen.<br />
Dit is mijn eerste confrontatie met de Kongolese gezondheidszorg,<br />
ik ben geschokt …<br />
Enkele dagen later vliegen mijn collega en ik, een vertegenwoordiger<br />
<strong>van</strong> Memisa en twee verpleegkundigen <strong>van</strong> Brugge naar ons<br />
partnerziekenhuis. Terwijl de stoom uit onze oren en lijven komt<br />
(bloedheet !) brengt een vliegtuig, dat het midden houdt tussen een<br />
sportvliegtuig en een cargovliegtuigje en waar onze bagage meereist<br />
op onze schoot, ons naar Kasongo - Lunda, ons partnerziekenhuis.<br />
Een enthousiast zingende en dansende menigte staat ons op<br />
te wachten … Bloemen worden in mijn handen geduwd … Dit<br />
Kongolese enthousiasme ontroert me en ik kan maar moeizaam m’n<br />
tranen bedwingen.<br />
Na een rit <strong>van</strong> een half uurtje over wegen die niet meer zijn dan<br />
wegels overdekt met rood zand, hier en daar helemaal weggevreten<br />
door erosie, komen we flink door elkaar geschud aan in het<br />
ziekenhuis.<br />
Ook hier dezelfde taferelen, zang en dans … Kon ik maar wat <strong>van</strong><br />
dit Kongolese enthousiasme meenemen …<br />
Ons ziekenhuis in Kongo Een uiterlijk mooi gebouw, waar<br />
zuilenrijen een overdekte overgang maken tussen de verschillende<br />
paviljoenen, temidden <strong>van</strong> een verzorgde tuin. Met zijn 200 bedden<br />
is dit ziekenhuis qua beddenaantal alvast met het onze in Deinze<br />
te vergelijken …<br />
Als ik in de ogen kijk <strong>van</strong> een 2-jarige kleuter die na een val hier met<br />
beide beentjes in tractie ligt, besef ik echter, er is een wereld <strong>van</strong><br />
verschil … Hier is géén elektriciteit, er komt géén water uit de kraan,<br />
er zijn géén lakens, géén toestellen, géén ontsmettingsalcohol, géén<br />
of héél weinig materiaal. Een studente verpleegkunde plaatst een<br />
blaassonde … alleen haalt ze die niet uit de verpakking, maar uit een<br />
trommel. De sonde is helemaal verkleurd, ze werd al minstens 30<br />
keer geplaatst, gewassen, gesteriliseerd en opnieuw gebruikt … Een<br />
verpleegkundige kijkt in iemands ogen, anemie, een bloedtransfusie<br />
dringt zich op, op zoek naar een familielid om donor te zijn. Een<br />
grote zaal vol huilende kinderen, een arts onderzoekt een kind met<br />
meningitis, in het bed ernaast ligt een patientje met malaria, in<br />
het bed daarnaast kijkt een kind verrast naar mijn blanke huid, een<br />
ander klampt zich verschrikt vast aan zijn moeder …<br />
Vroedvrouw Willie staat handenklappend en zingend temidden<br />
<strong>van</strong> een groep zwangere dames, de vrouwen beantwoorden haar<br />
vragende gezang met handgeklap en zang: GVO op zijn Kongolees<br />
… Hartverwarmend mooi !<br />
Er wordt heen en weer gelopen in de verloskamer, 2 stoelen netjes<br />
naast elkaar, een beetje verderop nog eentje waarop een vrouw heen<br />
en weer draait, ze arbeidt, bijt op haar lippen. Twee <strong>vroedvrouwen</strong><br />
staan er een beetje wezenloos bij, slaan een praatje met elkaar,<br />
met mij. Zuster Brigitte, directrice nursing, steekt haar hoofd om de<br />
hoek, ‘Of alles goed gaat ’. Mama Lima moet bevallen nu, ze wordt<br />
op de stoel geïnstalleerd, krijgt enkele rake klappen op de billen<br />
omdat ze niet ‘meewerkt’, ze perst en perst en heel gauw glijdt<br />
Matthias (naar mijn oudste) in mijn handen. Ontroering, een vrouw<br />
alleen, géén man in de hele materniteit te bekennen, baby wordt<br />
afgenaveld, oogjes ingedruppeld, omwikkeld met ingetalkte doeken<br />
alleen in een bedje gelegd, ver <strong>van</strong> zijn mama bij wie hij nadat ze<br />
naar de materniteit is gewandeld troost zoekt aan de borst om haar<br />
zijn hele peutertijd niet meer los te laten …<br />
Naast het ziekenhuis bezoeken we ook enkele ‘centre de santé’,<br />
dit zijn kleine gezondheidsposten die onder supervisie <strong>van</strong> een<br />
arts (Dr. Freddy) <strong>van</strong> het ziekenhuis werken. Eénmaal per maand<br />
bezoekt hij al deze gezondheidscentra. Een hele onderneming als<br />
je weet dat er nauwelijks berijdbare wegen zijn en als die er al<br />
zijn, zijn ze door erosie erg aangetast. In zo’n gezondheidscentrum<br />
ontmoet ik een jonge vroedvrouw, ze is er samen met een verpleger<br />
verantwoordelijk <strong>voor</strong> de diagnose en behandeling <strong>van</strong> zieken, <strong>voor</strong><br />
de bevallingen, … Zij woont met haar drie kinderen in een lemen<br />
hut vlak naast het gezondheidscentrum, ze is er dag en nacht … Ze<br />
klaagt niet, toont me trots ‘haar verlostafel’, ‘haar instrumenten’:<br />
handschoenen die ze telkens weer uitwast, een schaar, een kocher,<br />
wat hechtingsdraad. Een petroleumlamp werpt wat licht op het<br />
gezicht <strong>van</strong> een vermoeide jonge vrouw, net bevallen. Haar baby<br />
drinkt gulzig aan de borst…<br />
Dr. Freddy, Dr. Wivine, Dr. Michael, drie jonge Kongolese artsen, die<br />
ondanks dat het licht plots uitvalt tijdens een operatie toch verder<br />
doen met een petroleumlamp, die naast pediater ook anesthesist,<br />
gynaecoloog, internist en chirurg zijn: ik vergeet ze nooit !<br />
Willy en Sylvie, <strong>vroedvrouwen</strong> in hart en nieren, zielsverwanten,<br />
met wie ik samen prenatale raadplegingen heb gedaan, <strong>van</strong> wiens<br />
gastvrijheid ik ook in hun huis mocht proeven, wij zijn <strong>voor</strong> altijd<br />
verbonden !<br />
Zuster Ria, de enige <strong>Vlaamse</strong> zuster temidden <strong>van</strong> deze brousse,<br />
die samen met haar zustergemeenschap onze gastvrouw was, haar<br />
deskundigheid en doorzettingsvermogen voeden mijn geloof dat dit<br />
partnerschap een goede zaak is.<br />
Nu ik Kongo heb geproefd, geroken en gezien, nu ons<br />
partnerziekenhuis een ‘gezicht’ heeft gekregen, nu wij ook <strong>voor</strong><br />
hen ‘tastbaar’ zijn geworden, kan ik alleen maar hopen dat mijn<br />
getuigenis de golf <strong>van</strong> solidariteit die kabbelt binnen ons ziekenhuis<br />
te Deinze een onstuitbare stroom mag worden die ook vele mensen<br />
in en rond ons ziekenhuis niet onberoerd laat …<br />
Eerstvolgende activiteit binnen ons project ‘ziekenhuis <strong>voor</strong><br />
ziekenhuis’ is een Kongolese avond met hapjes, zang en dans, met<br />
onze getuigenis aan de hand <strong>van</strong> foto en filmmateriaal, vermoedelijk<br />
in oktober. Binnenkort leest u er alles over op de website <strong>van</strong> het<br />
ziekenhuis<br />
MEMISA ijvert <strong>voor</strong> kwalitatieve basisgezondheidszorg op<br />
lange termijn. Haar missie is kleinschalige initiatieven steunen,<br />
structurele meerjarenprogramma’s uitvoeren en noodhulp<br />
bieden. Haar troeven zijn de intense samenwerking met de<br />
lokale bevolking en het stimuleren <strong>van</strong> uitwisseling tussen<br />
verschillende organisaties in het Zuiden. In Memisa’s project<br />
“Ziekenhuis <strong>voor</strong> Ziekenhuis” werken Belgische en Congolese<br />
ziekenhuizen samen aan betere gezondheids<strong>voor</strong>zieningen<br />
in het Zuiden. Dit gebeurt in open dialoog, op basis <strong>van</strong><br />
gelijkwaardigheid en gedeelde verantwoordelijkheid. Op die<br />
manier kan de Belgische bevolking heel concreet kennismaken<br />
met de noden <strong>van</strong> een ziekenhuis ginds, maar ook met de<br />
mensen achter die noden.<br />
Memisa, Kerkstraat 63, 1701 Itterbeek<br />
info@memisa.be, 02 454 15 40, www.memisa.be<br />
MEMISA steunt ook ons project in Rwanda (<strong>van</strong>af 30 €<br />
met fiscaal attest) op het nummer 310 - 09000000 - 23<br />
(MEMISA) met als vermelding PL/07/RWA/006 BUTARE.<br />
Andere projecten <strong>van</strong> Vroedvrouwen Verleggen Grenzen kunt<br />
u steunen via 737 - 0174498 - 38. Meer over onze VLOV -<br />
projecten in <strong>Tijdschrift</strong> 5 <strong>van</strong> 2007.
JAARGANG<br />
JAARGANG<br />
13,<br />
13,<br />
NUMMER<br />
NUMMER<br />
4,<br />
4,<br />
SEPTEMBER/OKTOBER<br />
SEPTEMBER/OKTOBER<br />
2007<br />
2007<br />
N E S K E<br />
BMA<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
241<br />
Vliegtuig genomen richting zuiden. Zon.<br />
Dag donkere wolken, dag grijze dagen, dag waterlandje<br />
waar het <strong>voor</strong>tdurend huishoudelijk regent, met af en toe<br />
een obstructieve afloop …<br />
De piloot is verantwoordelijk: Hic et nunc. De kracht<br />
<strong>van</strong> het vliegtuig is voelbaar en toch vliegt de machine<br />
schijnbaar <strong>van</strong>zelf, zonder te klapwieken, zonder te kreunen.<br />
Ik moet me overgeven. Ik voel me vreemd ontheemd in mijn<br />
hoofd, niet duizelig maar ook niet acuut aanwezig, eerder<br />
droopy en ‘doe maar’.<br />
Eén zure hostess, daar heb ik nikske aan. Eentje is<br />
vriendelijk, innemend, opmerkzaam.<br />
Baby’s huilen: nu weet ik zeker dat we luchtzakken krijgen<br />
en na een poosje gaan landen.<br />
In het vakantieoord zoek ik, zo bleek als een lavabo, een<br />
zonnebed, en schuif me slaperig in de warmte; eerst smeren<br />
- dan suffen. Ik ben moe.<br />
De zon schiet naar beneden als een schietlood.<br />
Rond het zwemband huizen hele kolonies dikke mensen.<br />
Echt obese mensen met brede, dikke, logge, verbrande<br />
lijven, die transpireren als watervallen. De warmte is warmer<br />
<strong>voor</strong> hen.<br />
Hun ligzetels kraken en buigen vervaarlijk door. Ik <strong>voor</strong>spel<br />
dat binnen afzienbare tijd tuinstoelen in maat L <strong>voor</strong>zien<br />
moeten worden, evenals zeteltjes XL, zerken XXL …<br />
Er verblijven een aantal zwangeren in het weldadige<br />
lommer.<br />
Ook M. uit Oostende; primi; zal bevallen in oktober; niet in<br />
bad, maar droog met een epidurale. Ze is al zwaar, ook al<br />
weegt haar foetus nog maar één kilogram nu …<br />
Er zijn ook baby’s: kleine roze garnalen gesmeerd als blinde<br />
vinken, met zo’n week rugske en zwak nekske, krijsend <strong>van</strong><br />
de warmte en onrust…<br />
Ik praatte na 3 dagen met een florissante oma die trots<br />
vertelde dat garnaaltje 3 months is en 3 teeth heeft. Ik telde<br />
zijn tenen … Oma is er met haar tiener - moeder. Ze zijn<br />
beiden mooi, verzorgd, bezorgd en versierbaar merk ik ’s<br />
avonds.<br />
Ik praatte met jonge ouders die hun oudste kindje<br />
meebrachten <strong>voor</strong> deze zonvakantie, maar hun baby <strong>van</strong><br />
8 maanden thuis lieten, waardoor natuurlijk nu géén<br />
gezinsfoto’s kunnen gemaakt worden … jammer.<br />
Ik lees – zit – smeer – observeer - fiets – lig – wandel -<br />
zwem – geniet en bewonder. Ik kijk af en toe gefascineerd<br />
naar mijn midolescente buik die steeds meer gaat lijken<br />
op de buik <strong>van</strong> een embryo met 3 lagen. Eén prominente<br />
laag – <strong>van</strong> symfyse tot navelhoogte, vervolgens één<br />
zwembandje <strong>van</strong> navel tot ongeveer de hoogte <strong>van</strong> 32<br />
weken zwangerschap doorlopend over de heupkammen<br />
richting rug, de derde laag tot aan het sternum. De valleien<br />
<strong>van</strong> mijn plooien kruipen naar binnen als ik zit, waardoor<br />
alleen de heuvels bruin kleuren met als gevolg dat ik een<br />
gestreepte buik heb als ik recht sta …Het ziet er zo sexy uit<br />
als een doos ontbijtvlokken. Mijn BMI is nog in orde, maar<br />
niet mijn taille, lees “taaie” buikbanden …<br />
Ik lig vaak te suffen, te dommelen - aan het werk te<br />
denken, aan afspraken, inschrijvingen <strong>voor</strong> bijscholingen.<br />
Ook <strong>voor</strong> de “Vroedvrouwen Trefdag”.<br />
Ik denk aan de VLOV – denk aan NVKVV … soes …<br />
Het NVKVV is het oudste kind in het<br />
<strong>vroedvrouwen</strong>landschap <strong>van</strong> Vlaanderen - VLOV is een jong<br />
veulen <strong>van</strong> amper 12 jaar, en met héél véél leden.<br />
NVKVV is oké, maar Vlovje is méér oké (m.i.).<br />
Ik was oorspronkelijk NVKVV - lid omdat ik wou bijleren,<br />
opfrissen en ‘lezen’, maar het ‘leesvoer’ was zo beperkt<br />
dat ik echt diep verheugd was met de komst <strong>van</strong> VLOV, de<br />
bijscholingen en ons <strong>vroedvrouwen</strong>tijdschrift.<br />
Het lijkt tegenwoordig alsof NVKVV de VLOV nodig<br />
heeft om zich af te zetten, dingen uit te leggen, aan te<br />
zwengelen, onderwerpen te hebben om enquêtes te doen<br />
in eigen hiërarchie <strong>van</strong> een conservatief katholiek milieu<br />
<strong>van</strong> verpleegsters en <strong>vroedvrouwen</strong> die <strong>voor</strong>al naar dokters<br />
luisteren en terugplooien op ‘hoe het is’ i.p.v. hoe het zou<br />
kunnen zijn … vind ik …<br />
-Twee dingen storen mij bij NVKVV: té veel<br />
verpleegkundigen die menen iets te moeten inbrengen in<br />
de verloskunde, alsof zij de trainer zijn <strong>van</strong> een match,<br />
een competitie, of tegengesteld: bekwaamheden willen<br />
verwijderen uit het beroep <strong>van</strong> vroedvrouw, of nog straffer:<br />
<strong>vroedvrouwen</strong> <strong>voor</strong>al als verpleegsters willen claimen. Ik mis<br />
<strong>van</strong>tijd het respect <strong>voor</strong> de authenticiteit <strong>van</strong> het beroep<br />
<strong>van</strong> vroedvrouw, wiens core - business is: vrouwen bijstaan<br />
tijdens de geboorte.<br />
Verder vind ik het gebruik <strong>van</strong> de K in hun aanspreektitel<br />
niet echt koosjer. Je mag de K niet misbruiken om allianties<br />
af te sluiten met ziekenhuiszuilen waar uiteraard bijna<br />
uitsluitend NVKVV - verpleegkundigen werken, om dan bij<br />
wetgevers een wit voetje te halen. Is niet fair. Is krom. De<br />
K staat nochtans niet <strong>voor</strong> krom, maar <strong>voor</strong> waarden waar<br />
ikzelf nogal naar streef.<br />
NVKVV - bijscholingsdagen <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong><br />
hebben goede programma’s en héél frequent zijn het<br />
VLOV<strong>vroedvrouwen</strong> op het spreekgestoelte. Dat stoort me<br />
helemaal niet, wel integendeel.<br />
-Twee dingen storen me bij VLOV: soms té wazige artikels,
TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />
242<br />
te zweverige onderwerpen, maar dat komt omdat ik nogal<br />
down to earth ben en die dingen ofwel niet lees, ofwel<br />
inruil <strong>voor</strong> een kop koffie op een trefdag, met het gevaar<br />
dat ik al eens iets leuks mis. De borstvoedingsvraagjes op<br />
basis <strong>van</strong> zwart - wit foto’s en multiple choice … nou moe,<br />
daar ben ik helemaal op afgeknapt, alsof ik niks kende <strong>van</strong><br />
borstvoeding. Gelukkig is de reclame <strong>voor</strong> kunstvoeding niet<br />
meer aanwezig in ons tijdschrift.<br />
Ik geloof niet meer dat de vagina een bloem is die door de<br />
pijn haar blaadjes opent, maar zie heden ten dage vrouwen<br />
die nog nooit pijn gehad hebben; niet bij de tandarts want<br />
ze gingen preventief. Niet bij hun maanstonden want ze<br />
namen de pil <strong>voor</strong> ze wijsheidstanden kregen, niet bij de<br />
bevallingen want onze hedendaagse cultuur plant een<br />
ruggenprik … Ze zagen tot dan toe niemand borstvoeding<br />
geven. Ze moeten na 8 - 9 weken terug werken gaan<br />
en zijn niet genoeg <strong>voor</strong>gelicht over de faciliteiten <strong>van</strong><br />
thuiszorg.<br />
Wat ik zo goed vind aan de VLOV is de bekommernis <strong>voor</strong><br />
de <strong>vroedvrouwen</strong> en de nieuwe gezinnen.<br />
Op vinkenslag liggen bij wetgeving, samenwerken<br />
met andere beroepsgroepen en <strong>vroedvrouwen</strong>kennis<br />
uitdragen zijn speerpunten waar we als VLOV sterk op<br />
kunnen focussen om kindvriendelijke en vrouwvriendelijk<br />
verloskunde te kunnen bewerkstelligen, ook en <strong>voor</strong>al<br />
<strong>van</strong>uit ziekenhuizen.<br />
Terwijl ik zo lig te doezelen, bedwelmd door de zon en<br />
geurende insmeeraroma’s herinner ik me dezelfde gedachten<br />
die ik thuis ook al had namelijk dat VLOV en NVKVV<br />
zouden gaan samensmelten en een sterke unie zouden<br />
willen vormen <strong>van</strong> allerlei soorten <strong>vroedvrouwen</strong>, schouder<br />
aan schouder, na een tijdje gelijkgezind met één vlag en<br />
één spreuk: goede <strong>vroedvrouwen</strong> <strong>voor</strong> veilige verlossingen.<br />
Lieve <strong>vroedvrouwen</strong> die gezamenlijk en respectvol<br />
handen uitsteken naar elkaar, naar andere actoren in de<br />
gezondheidszorg, netwerken uitbreiden <strong>voor</strong> de thuiszorg,<br />
postpartumzorg, <strong>vroedvrouwen</strong> die samen onderbouwde<br />
wetswijzigingen willen doorvoeren: <strong>van</strong> onderwijs tot<br />
consultaties naast de gynaecoloog, e.a.<br />
Eenvoudig en complex. Geen competitie maar teamspirit,<br />
moeilijk <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> maar haalbaar; I’m sure.<br />
Ik dommel, doe epileptische schokjes en zie alles scherp; ik<br />
droom een wereldbol en kan ons land niet vinden. Het is zo<br />
klein dat de naam ‘Belgique’ in de zee geschreven staat.<br />
Ik droom <strong>van</strong> grote congressen met onze <strong>vroedvrouwen</strong>,<br />
onder de naam: “Belgian Midwives Association”… BMA;<br />
niet alleen NVKVV en VLOV<strong>vroedvrouwen</strong>, maar ook onze<br />
Waalse collega’s erbij.<br />
Moedig mee aan tot samenwerken en stuur je ideeën en<br />
reacties door naar www.vlov.be en www.nvkvv.be<br />
Liefs,<br />
Neske, de wijzervrouw, bruin verbrand met bleke<br />
buikstrepen<br />
Terwijl Neske in de zon lag te mijmeren hebben<br />
de bestuurders <strong>van</strong> de VLOV en de bestuurders<br />
<strong>van</strong> de Waalse UPSfB (Union Professionelle des<br />
Sages Femmes Belges) en het AFSfC (Association<br />
Francophone des Sages Femmes Catholiques)<br />
de krachten gebundeld om een Belgische<br />
koepelorganisatie te vormen. De “Belgian Midwives<br />
Association” vzw is een feit. We nodigen de<br />
NVKVV- <strong>vroedvrouwen</strong> uit om aan te sluiten en een<br />
sterk Belgisch front te vormen.<br />
The amazing skills of midwives<br />
are the very things that other people do not recognize.<br />
De bewonderenswaardige vaardigheden <strong>van</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> zijn de<br />
kleine dingen die andere mensen niet herkennen.<br />
Mary Murphy
B-Hebamme Magazin 12.01.2005 13:04 Uhr Seite 1<br />
5100+1502 5035<br />
BENT U ZWANGER <br />
Cup B - H<br />
Dan biedt ANITA MATERNITY<br />
een assortiment speciaal afgestemd op Uw behoeften opdat<br />
U zich goed en aantrekkelijk zou voelen, zowel tijdens Uw<br />
zwangerschap als gedurende de periode <strong>van</strong> de borstvoeding.<br />
De modieuze lingerie en badmodekollektie zorgt er<strong>voor</strong>, met<br />
geraffineerde materialen, doordachte coupes en aktueel<br />
modedesign dat U ten alle tijde een goed figuur behoudt.<br />
ANITA MATERNITY biedt badmode, nachtlingerie, slips,<br />
panty’s, MEEGROEIBEHA’s, en VOEDINGSBEHA’s OOK<br />
VOOR GROTERE MATEN VAN B TOT H CUPS. Ook de<br />
bekende ANITA BABY BELT <strong>voor</strong> de dames met rugklachten.<br />
De babybelt, klinisch getest, geeft steun aan de buik waardoor<br />
rugklachten en zwangerschapsstriemen vermeden worden.<br />
BESTE VROEDVROUW, INDIEN U MEER INFORMATIE<br />
WENST, KAN U ONS STEEDS KONTAKTEREN op het<br />
telefoonnummer 02/ 479 83 09 of e-mail Anita.b@anita.net.<br />
WIJ STUREN U DAN OOK GRAAG HET ANITA<br />
INFOBOEKJE TOE, SAMEN MET DE VERKOOPPUNTEN.<br />
9605<br />
VACATURE<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
“De Vrouwe<br />
Mantel”<br />
ZOEKT<br />
PART-TIME<br />
ZELFSTANDIGE VROEDVROUW<br />
Voor regio<br />
Midden- en Zuid Limburg<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />
interesse: zie www.vrouwemantel.be
De nieuwe generatie borstpompen<br />
1. Isis Borstpomp: manuele borstpomp, gemakkelijk in gebruik, de<br />
bloembladvormige kussentjes stimuleren de melktoevoer.<br />
2. Isis-er-op-uit-set: maakt het u mogelijk af te kolven waar u ook bent en de<br />
moedermelk te bewaren in een isothermische tas.<br />
3. Isis Borstpomp met VIA-bewaarsysteem: de ideale manier om moedermelk af<br />
te kolven en te bewaren in wegwerppotjes, ideaal <strong>voor</strong> het bewaren en<br />
transporteren <strong>van</strong> moedermelk.<br />
4. Isis IQ Uno: Intelligente elektrische batterijpomp, laat toe elektrisch af te kolven<br />
op een aangename manier, de pomp neemt het ritme over welke u als het meest<br />
aangename ervaart, combineert comfort <strong>van</strong> manueel afkolven met de<br />
doeltreffendheid <strong>van</strong> een elektrische pomp.<br />
5. Isis IQ duo: Intelligente elektrische borstpomp welke verhuurd wordt <strong>voor</strong><br />
unilateraal, zowel als bilateraal afkolven, combineert comfort <strong>van</strong> manueel<br />
afkolven met de doeltreffendheid <strong>van</strong> een elektrische pomp.