06.01.2015 Views

Tijdschrift voor vroedvrouwen - Enzu - Vlaamse Organisatie van ...

Tijdschrift voor vroedvrouwen - Enzu - Vlaamse Organisatie van ...

Tijdschrift voor vroedvrouwen - Enzu - Vlaamse Organisatie van ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ST. JACOBSMARKT 84,<br />

2000 ANTWERPEN,<br />

VERSCHIJNT 5 MAAL PER JAAR<br />

IN FEBRUARI, APRIL, JUNI,<br />

SEPTEMBER/OKTOBER, DECEMBER 2007<br />

UITGIFTEKANTOOR: ANTWERPEN X<br />

ISSN 1370-6624<br />

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:<br />

MARLENE REYNS,<br />

HULSTSTRAAT 27, 9170 DE KLINGE<br />

REDACTIEADRES:<br />

VIOLET VERVLOET<br />

ST. JACOBSMARKT 84,<br />

2000 ANTWERPEN<br />

T i j d s c h r i f t v o o r v r o e d v r o u w e n<br />

JAARGANG 13 NR 4 • SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

V L A A M S E O R G A N I S A T I E V A N V R O E D V R O U W E N V Z W<br />

4<br />

INHOUD<br />

Editoriaal . . . . . . . . . . . . 180<br />

Thuis bevallen in Vlaanderen,<br />

een kwestie <strong>van</strong><br />

reflexiviteit (deel1) . . . . . 182<br />

Lang borstvoeding geven<br />

in Vlaanderen - Profiel <strong>van</strong><br />

langvoedsters, invloed <strong>van</strong><br />

omgevingsfactoren en<br />

aanbevelingen <strong>voor</strong> een<br />

borstvoedingsvriendelijke<br />

omgeving . . . . . . . . . . . . 190<br />

Zelfkennistest<br />

borstvoeding. . . . . . . . . . 196<br />

Navelstrengbloeddonatie<br />

in Antwerpen . . . . . . . . . 200<br />

Abstracts en reviews . . . . 206<br />

Wegwijzers <strong>voor</strong> de derde<br />

fase: geïnformeerde<br />

keuzes maken . . . . . . . . . 218<br />

Met hart en ziel;<br />

interview met<br />

Benedicte Vansina. . . . . . 222<br />

Perinatale transfer in Belgïe:<br />

een retrospectieve<br />

studie . . . . . . . . . . . . . . . 225<br />

Borstvoeding bij<br />

prematuren . . . . . . . . . . . 230<br />

Op<strong>van</strong>g en reanimatie <strong>van</strong><br />

de pasgeborene . . . . . . . . 236<br />

Vroedvrouwen verleggen<br />

grenzen . . . . . . . . . . . . . 239<br />

Neske . . . . . . . . . . . . . . . 241


Betrouwbare diensten <strong>voor</strong> professionele zorg<br />

Meest complete assortiment <strong>voor</strong> de verloskunde<br />

• Apparatuur, disposables en instrumenten, speciaal afgestemd op uw<br />

vakgebied.<br />

• Snelle levering uit <strong>voor</strong>raad, binnen Belgie en Nederland.<br />

• De scherpste prijs <strong>voor</strong> de beste kwaliteit.<br />

Persoonlijk advies op maat<br />

• Onze specialisten aan de telefoon beantwoorden graag uw vragen.<br />

• Voor de advisering bij grotere aankopen zoals praktijkinrichtingen en<br />

autoclaven komt onze vertegenwoordiger graag bij u langs.<br />

• 25 jaar ervaring en kennis op het gebied <strong>van</strong> de verloskunde.<br />

Service en expertise<br />

• Eigen technische dienst.<br />

• Uw defecte apparatuur wordt vakkundig door ons gerepareerd.<br />

• Gratis leenapparatuur beschikbaar.<br />

• Onderhoud <strong>van</strong> uw apparatuur en instrumenten.<br />

Overzichtelijke website: www.vermeulen-medical.nl<br />

• Aanbiedingen, nieuws en koopjeshoek.<br />

• Webshop met 2500 artikelen <strong>voor</strong> uw praktijk.<br />

• Eenvoudig bestellen.<br />

Bent u geïnteresseerd in onze producten<br />

Vraagt u dan, geheel vrijblijvend, onze kleurencatalogus verloskunde aan.<br />

Of kijk op www.vermeulen-medical.nl.<br />

Vermeulen Medische Instrumenten<br />

Marconistraat 8 - 6716 AK Ede - Holland<br />

Telefoon: +31 318 643424 Fax: +31 318 643047<br />

info@vermeulen-medical.nl www.vermeulen-medical.nl


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

COLOFON<br />

VLAAMSE ORGANISATIE VAN VROEDVROUWEN<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

St. Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen<br />

Tel./fax 03/218 89 67. E-mail: info@vlov.be<br />

Voorzitter VLOV vzw: Mevr. Marlene Reyns<br />

Hoofd- en eindredacteur: Mevr. Violet Vervloet<br />

KERNREDACTIE<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

Mevr. De Mulder Gerda, vroedvrouw, Mechelen<br />

Mevr. Geerdens Lisette, vroedvrouw, Hasselt<br />

Mevr. Moons Paula, vroedvrouw, Hasselt<br />

Mevr. Raeymaekers Barbara, vroedvrouw, Leuven<br />

Mevr. Reyns Marlene, vroedvrouw, Sint Niklaas<br />

Mevr. Van Kelst Liesbeth, vroedvrouw, Leuven<br />

Mevr. Vervloet Violet, vroedvrouw, Turnhout<br />

Dhr. Waterschoot Tony, vroedvrouw, Jette<br />

ADVIESGROEP<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

Prof. Dr. Hanssens Myriam, UZ, KU Leuven<br />

Prof. Dr. Jacquemyn Yves, UIA, Antwerpen<br />

Prof. Dr. Temmerman Marleen, UZ, Gent<br />

Dr. Cools Filip, neonatoloog, Jette<br />

Mevr. De Koster Katelijne, vroedvrouw, Jette<br />

Mevr. Demeyer Christine, vroedvrouw, Gent<br />

Dhr. Vande Moortel Jan, jurist, Gent<br />

REDACTIEADRES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

St Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen<br />

032188967 • info@vlov.be<br />

COMMERCIËLE ADVERTENTIE<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

Mevr. Marlene Reyns<br />

Hulststraat 27, 9170 De Klinge, tel. 03/ 770 76 48<br />

ABONNEMENTENADMINISTRATIE<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

Adreswijzigingen en abonnementen<br />

VLOV vzw, St. Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen<br />

Tel./fax 03/218 89 67. E-mail: info@vlov.be<br />

Website: http://www.vlov.be/<br />

LAY-OUT EN DRUK<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

www.dewrikker.be<br />

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

Mevr. Marlene Reyns, Hulststraat 27, 9170 De Klinge<br />

Uit deze uitgave mag gecopieerd worden <strong>voor</strong> zover auteur, titel<br />

<strong>van</strong> het artikel, jaargang en nummer vermeld worden!<br />

Het <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen wordt uitgegeven door de <strong>Vlaamse</strong><br />

<strong>Organisatie</strong> <strong>van</strong> Vroedvrouwen vzw, opgericht op 9 september 1994. De<br />

VLOV vzw stelt zich tot doel de <strong>Vlaamse</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> te verenigen, en<br />

dit met respect <strong>voor</strong> alle politieke en filosofische strekkingen. Zij wil <strong>voor</strong>al<br />

de rol en de positie <strong>van</strong> de vroedvrouw in de gezondheidszorg bevorderen<br />

en alle activiteiten ontwikkelen die daarmee verband houden. Een <strong>van</strong><br />

die activiteiten is het uitgeven <strong>van</strong> het <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen.<br />

Dit <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen is in de eerste plaats een vaktijdschrift<br />

op gebied <strong>van</strong> verloskunde/ vroedkunde en verwante wetenschappen. De<br />

bedoeling hier<strong>van</strong> is de <strong>vroedvrouwen</strong> op de hoogte te houden <strong>van</strong> feiten<br />

en ontwikkelingen. Bovendien is dit <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen één <strong>van</strong><br />

de middelen om <strong>van</strong>uit het bestuur <strong>van</strong> de organisatie contact met de<br />

leden te onderhouden. Het <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Vroedvrouwen verschijnt in de<br />

maanden februari, april, juni, september/oktober en december. Verschijnt<br />

niet in juli en augustus.<br />

INZENDEN KOPIJ<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

De redactie ont<strong>van</strong>gt graag kopij <strong>van</strong> haar lezers. Ze gaat er<strong>van</strong> uit dat<br />

de kopij elders niet is aangeboden <strong>voor</strong> publicatie, tenzij dit uitdrukkelijk<br />

wordt vermeld.<br />

Kopij dient ingezonden te worden vóór de eerste <strong>van</strong> de maand, <strong>voor</strong>afgaand<br />

aan de maand <strong>van</strong> verschijnen. Het manuscript, indien mogelijk, via e-<br />

mail naar violetvervloet@yahoo.com of indienen op CD-ROM met een<br />

uitprint bij het secretariaat <strong>van</strong> de VLOV of bij de hoofdredacteur. Getypte<br />

tekst is ook welkom. De redactie beoordeelt of het artikel in aanmerking<br />

komt <strong>voor</strong> publicatie en of het dient gewijzigd. In dat geval wordt nader<br />

overleg gepleegd. De redactie behoudt zich ook het recht <strong>voor</strong> de tekst<br />

aan te passen. De redactie is niet verantwoordelijk <strong>voor</strong> de inhoud <strong>van</strong><br />

lezersbrieven. De redactie publiceert geen anonieme reacties. De richtlijnen<br />

<strong>voor</strong> de auteur zijn terug te vinden op www.vlov.be (tijdschrift).<br />

Overname <strong>van</strong> (delen <strong>van</strong>) artikelen is uitsluitend toegestaan na verkregen<br />

schriftelijke toestemming <strong>van</strong> de redactie en de auteur.<br />

LID WORDEN VAN DE<br />

VLAAMSE ORGANISATIE VAN VROEDVROUWEN VZW<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

Alle <strong>vroedvrouwen</strong> en <strong>vroedvrouwen</strong> in opleiding kunnen lid<br />

worden <strong>van</strong> de VLOV vzw. Personen die geen vroedvrouw zijn doch<br />

de vereniging willen steunen kunnen steunend lid worden.<br />

Jaarlijkse bijdrage:<br />

Lid<br />

Student vroedvrouw<br />

Gepensioneerd lid<br />

2e lid in één gezin<br />

steunend lid<br />

69.00 euro<br />

41.00 euro<br />

41.00 euro<br />

41.00 euro<br />

minstens 69.00 euro<br />

U kan lid worden door storting of overschrijving <strong>van</strong> het betreffende<br />

bedrag op rekeningnummer 421-1151131-18 op naam <strong>van</strong> VLOV<br />

vzw, St – Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen met vermelding <strong>van</strong> uw<br />

naam en ‘lidmaatschap 2007’.<br />

179<br />

ADVERTENTIELIJST<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

Vermeulen P.178 Medela P.243<br />

Tyco P.235 Bomedys P.244<br />

Anita P.243 Salus Benelux P.244<br />

Als lid ont<strong>van</strong>g je 5 maal per jaar het <strong>Tijdschrift</strong> en blijf je via<br />

de Nieuwsbrief op de hoogte <strong>van</strong> studiedagen en vernieuwingen<br />

binnen de uitoefening <strong>van</strong> het beroep, krijg je vermindering op de<br />

deelnameprijs <strong>van</strong> studiedagen, kan je actief deelnemen aan één <strong>van</strong><br />

onze werkgroepen, kan je advies krijgen rond de ontwikkelingen in<br />

de <strong>vroedvrouwen</strong>opleiding, over loopbaanplanning (bv. werken als<br />

zelfstandige) alsook juridisch en fiscaal advies en kan je je aansluiten<br />

bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering.


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

E D I T O R I A A L<br />

180<br />

ONS DAGELIJKSE LEVEN…<br />

VROEDVROUW - ZIJN EN…<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

M A R L E N E REYNS, VROEDVROUW<br />

Vorig weekend vroeg een collega om een nachtje <strong>voor</strong><br />

haar te doen. In ons <strong>vroedvrouwen</strong>team wordt regelmatig<br />

“gewisseld”. Dit komt ons gezinsleven ten goede en koestert<br />

sociale behoeften. Zo één nachtje is echter niet ideaal <strong>voor</strong><br />

de continuïteit op “onze materniteit”, die verloskamer,<br />

kraamafdeling en de neonatologie N* overkoepelt. We tellen<br />

zowat 1200 bevallingen per jaar.<br />

Het was een goede beslissing om mij <strong>voor</strong> die ene nacht<br />

de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de verloskamer te geven. Een<br />

borstvoedingsbegeleiding loopt immers over meer dan één<br />

nacht en de prematuurtjes kiezen liever <strong>voor</strong> een gekend<br />

gezicht.<br />

Wat een nacht!!! De arbeidende vrouwen bleven komen<br />

… zelfs een tweeling gaf aan graag die nacht geboren te<br />

willen worden. Eén <strong>van</strong> de vrouwen was alleen gekomen.<br />

Haar partner wilde gebeld worden op “ 8 cm” . Het werd een<br />

nacht <strong>van</strong> laveren tussen zuchtende koppels, een nacht <strong>van</strong><br />

organiseren om ieder zijn portie “<strong>vroedvrouwen</strong>nabijheid” te<br />

verzekeren en om op het gepaste moment epidurales te laten<br />

aanrukken. Het werd ook een nacht <strong>van</strong> bufferen tussen de<br />

moeders en de anesthesist die graag zijn werk geclusterd<br />

ziet. Denken <strong>van</strong>uit een optimale moeder - kindzorg en niet<br />

<strong>van</strong>uit een optimale anesthesistennacht - geef toe - is niet<br />

zo <strong>van</strong>zelfsprekend. Uiteindelijk kon elke vrouw in een nette<br />

verloskamer bevallen en was haar dokter op tijd. Wat zijn<br />

<strong>vroedvrouwen</strong> toch kraks in “just in time” management!<br />

De ene bevalling verliep al wat vlotter dan de andere maar<br />

alle baby’s landden spontaan op onze aardbol. De kersverse<br />

papa die ik mocht bellen op 8 cm is welgeteld 10 minuten<br />

aanwezig. Zijn reactie “ik kan daar allemaal niet zo goed<br />

tegen en zeker niet nadat ik naar de voetbal geweest ben”<br />

was zielig en liet zijn vrouw eenzaam achter. Zij was het<br />

eigenlijk die hem terug stuurde. “Als hij het niet ziet zitten,<br />

dan doe ik het wel alleen”. Relaties kunnen verschillen… Ik<br />

hoop dat ze een warm nest bouwen <strong>voor</strong> dit kind en dat ze<br />

het in een veilige en liefdevolle omgeving laten opgroeien.<br />

De nacht vloog <strong>voor</strong>bij. Ik was verrast toen mijn collega <strong>voor</strong><br />

de aflos zorgde. Ik heb nog een kopje koffie gedronken en<br />

enkele minuten nagemijmerd. Het was eigenlijk wel een leuke<br />

nacht. Iedere geboorte geeft zo een wonderbaarlijk gevoel.<br />

Het neemt je mee op golven <strong>van</strong> energie. Mijn geslaagde<br />

werkorganisatie en het vlot verloop <strong>van</strong> de bevallingen gaven<br />

me een voldaan gevoel. Mijn gedachten gingen ook naar<br />

collega’s <strong>voor</strong> wie de verantwoordelijkheid op de verloskamer<br />

soms zwaar doorweegt. Medico - legaliteit is goed<br />

ingeburgerd, verloskundige spitstechnologie <strong>van</strong> STAN tot<br />

reanimatie moet routine zijn, fysiologische baringsprocessen<br />

en zware pathologie eisen grote professionaliteit.<br />

Ik bleef die nacht toch op mijn honger zitten. Ik heb de<br />

koppels maar kort gekend. De tijd ontbrak om hun<br />

verwachtingen, hun angsten en hun dromen te ontdekken.<br />

De kans dat ik hen verder kan begeleiden is klein. We moeten<br />

meer opkomen <strong>voor</strong> het one - to - one midwifery systeem:<br />

één koppel begeleid door één vroedvrouw. Hopelijk hebben<br />

we bij het verschijnen <strong>van</strong> dit tijdschrift een minister <strong>van</strong><br />

Volksgezondheid. Hij of zij zal niet lang geïnstalleerd zijn als<br />

we aan de deur zullen staan met ons vragenpakket.<br />

De <strong>vroedvrouwen</strong> doen het beter dan onze politiekers.<br />

Samen met de Waalse collega’s hebben we vlot beslist een<br />

koepel - vzw te vormen onder de vlag: BELGIAN MIDWIVES<br />

ASSOCIATION (BMA). We kozen een Engelstalige naam <strong>voor</strong><br />

een betere uitstraling naar Europa en de rest <strong>van</strong> de wereld.<br />

We streven ernaar om <strong>van</strong> de BMA een gespreksplatform<br />

te maken <strong>voor</strong> zowel de Belgische als de buitenlandse<br />

<strong>vroedvrouwen</strong>. We willen de BMA laten uitgroeien tot<br />

een stevige overkoepeling <strong>van</strong> alle beroepsorganisaties die<br />

zich inzetten <strong>voor</strong> de belangen <strong>van</strong> de <strong>vroedvrouwen</strong> in<br />

samenspraak met de andere betrokken beroepsgroepen<br />

zoals gynaecologen, kinderartsen, anesthesisten, kinesisten,<br />

verpleegkundigen e.a. en dit in functie <strong>van</strong> een steeds betere<br />

moeder - kindzorg.<br />

Niettegenstaande de moeizame regeringsvorming zijn de<br />

werkgroepen <strong>van</strong> de Federale Raad <strong>voor</strong> Vroedvrouwen hard<br />

aan het werk. Zij komen frequent samen om de KB’s 78 en 91<br />

te concretiseren met uitvoeringsbesluiten en aanbevelingen.<br />

Elke ontwikkeling kan gevolgd worden op onze website<br />

www.vlov.be.<br />

De Vlov kijkt uit naar de jaarlijkse TREFDAG, een unieke<br />

gelegenheid om ervaringen, mogelijkheden en beperkingen<br />

met elkaar te delen, een uitgelezen plek om professionele<br />

bagage en informatie te verzamelen. Een “bagage” die <strong>van</strong>af<br />

heden verplicht is: 75 uren bijscholing over 5 jaar. Surf naar<br />

de Vlov - website <strong>voor</strong> meer informatie.<br />

Met zijn allen zijn we in staat om ons beroep een niveau hoger<br />

te tillen. Sterke <strong>vroedvrouwen</strong> maken sterke vrouwen! Sterke<br />

vrouwen zijn hoekstenen <strong>van</strong> onze maatschappij. Samen met<br />

de vrouwen streven we naar een betere gezondheid <strong>van</strong> onze<br />

samenleving.


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

TER INFO<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

181<br />

We willen u laten weten dat er een KB verschenen is op<br />

20 juli 2007 die ons aanbelangt. Dit KB is onlosmakelijk<br />

verbonden met het goed gekende KB 91. U kan het volledige<br />

KB vinden op onze website www.vlov.be (Actueel)<br />

Het inhoudelijke <strong>van</strong> de KB’s is reeds een aantal jaar geleden<br />

<strong>voor</strong>bereid via de Federale Raad <strong>voor</strong> Vroedvrouwen, waar<br />

wij ook in afgevaardigd zijn.<br />

We begrijpen de bezorgdheden en daarom willen we<br />

hier duidelijkheid geven. We hebben u reeds ingelicht op<br />

01/03/2006 via ons standpuntbepaling via de website<br />

http://www.vlov.be/actueel/010306.php.<br />

Ik kopieer hier nog even de rele<strong>van</strong>te delen uit deze<br />

standpuntbepaling wat betreft het nieuwe KB.<br />

De mogelijkheid een peridurale analgesie <strong>voor</strong> te bereiden<br />

en toe te dienen (onder medisch <strong>voor</strong>schrift)<br />

Ook deze wijziging in bevoegdheid brengt vragen met zich<br />

mee. Waarom deze bevoegdheid terug invoeren nadat wij<br />

er zo lang <strong>voor</strong> geijverd hebben om geen top-up dosis te<br />

moeten geven. Wanneer je het artikel(ontwerp KB) goed leest<br />

merk je dat dit beschermend werkt naar de <strong>vroedvrouwen</strong>.<br />

Het is een realiteit dat in de éénentwintigste eeuw een<br />

groot aantal vrouwen bevalt met epidurale verdoving. Onze<br />

<strong>vroedvrouwen</strong> die in een ziekenhuis werken, worden hier<br />

dagelijks mee geconfronteerd. Met de aanpassing <strong>van</strong> het<br />

KB wil men een antwoord geven op een reële problematiek<br />

en bescherming bieden door de verantwoordelijkheden en<br />

grenzen omtrent dit onderwerp duidelijk af te bakenen. Wat<br />

doen wij de dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag in vele ziekenhuizen wanneer<br />

er een probleem is met de epidurale We contacteren een<br />

referentieverpleegkundige die het probleem komt oplossen.<br />

Wie zorgt <strong>voor</strong> de moeders die onder epidurale hun arbeid/<br />

bevalling doormaken Echter de vroedvrouw. Moeten we<br />

ons niet meer bekwamen in hetgeen als medicatie wordt<br />

gegeven, om de reacties te leren kennen en op te <strong>van</strong>gen<br />

zonder onze bevoegdheden te buiten te gaan. Het ontwerp<br />

KB biedt tevens bescherming aan de vroedvrouw omdat er<br />

omschreven wordt dat de geneesheer- anesthesist in huis<br />

moet zijn. Ik begrijp zeer goed de vragen maar ik nodig<br />

jullie uit om eerst het ontwerp goed te lezen, te denken aan<br />

de dagdagelijkse praktijk en dan kunnen we verdere vragen<br />

hieromtrent beantwoorden.<br />

De verplichting <strong>van</strong> een permanente vorming om geregistreerd<br />

te blijven<br />

We kunnen het ons als vroedvrouw niet permitteren om stil<br />

te blijven staan na de basisopleiding. Life Long Learning<br />

(LLL) geldt ook <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong>. De verloskunde<br />

evolueert zeer snel en de nood aan permanente vorming is<br />

<strong>van</strong>zelfsprekend. Het <strong>voor</strong>stel <strong>van</strong> een verplichte bijscholing<br />

<strong>van</strong> 75 uur over een periode <strong>van</strong> vijf jaar tijd lijkt <strong>voor</strong> de<br />

VLOV een minimum. We willen mee waken over de manier<br />

waarop de bijscholingen gescreend worden en we willen<br />

meedenken over de vorm <strong>van</strong> controle.<br />

We begrijpen zeer goed dat elke werksetting zijn eigen entiteit<br />

heeft wat betreft manier <strong>van</strong> werken en communiceren<br />

met de verschillende partners binnen het ziekenhuis, dit<br />

nieuw KB kan in bepaalde omstandigheden vragen en<br />

bezorgdheden oproepen. We zijn dan ook bereid om samen<br />

met u te zoeken naar de correcte antwoorden op uw vragen.<br />

Als vroedvrouw moeten we mee evolueren in technologie<br />

zonder onze eigenheid te verliezen.<br />

We willen uw bezorgdheden graag horen en nodigen u uit<br />

tot reactie. Dit geeft ons de kans om samen met u te zoeken<br />

naar de knelpunten en deze samen met u te analyseren en<br />

opties tot een optimalere zorg te formuleren.<br />

De KB wijzigingen werden besproken op de Algemene<br />

Vergadering <strong>van</strong> 22 september 2007. Indien u toch nog<br />

vragen hebt, geef deze even door via info@vlov.be.<br />

Beheerraad VLOV<br />

Experience is not what<br />

happens to you; it’s what you<br />

do with what happens to you.<br />

Ervaring is niet iets wat je<br />

overkomt; het is wat je doet<br />

met wat je overkomt.<br />

Aldous Huxley


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

S O C I O L O G I E<br />

THUIS BEVALLEN IN VLAANDEREN<br />

EEN KWESTIE VAN REFLEXIVITEIT<br />

182<br />

DEEL 1<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

C H R I S T I E N GILLEIR, SOCIOLOGE<br />

G E P U B L I C E E R D IN TIJDSCHRIFT VOOR SOCIOLOGIE, 2007, JAARGANG 28, NR 1<br />

“Beste, (...) Ik heb bewust gekozen <strong>voor</strong> thuisbevallingen, en gelukkig kon dit medisch gezien ook. Maar (...) het [is] hier<br />

niet altijd <strong>van</strong>zelfsprekend (...) een vrije keuze te maken wat betreft bevallen. Uiteindelijk word je als vrouw in België<br />

toch in een ‘richting’ geduwd. Zelf heb ik het geluk met een grote dosis zelfvertrouwen op deze mooie aardbol rond te<br />

lopen en kan ik bewust tegen de stroom ingaan indien nodig (...).<br />

Respondente n°453<br />

1. INLEIDING<br />

In de loop <strong>van</strong> de recente geschiedenis hebben er zich in<br />

Vlaanderen op het vlak <strong>van</strong> bevallingspraktijken fundamentele<br />

veranderingen <strong>voor</strong>gedaan. In het begin <strong>van</strong> de twintigste<br />

eeuw bevielen de meeste moeders <strong>van</strong>zelfsprekend thuis<br />

onder de begeleiding <strong>van</strong> een vroedvrouw. Gaandeweg<br />

verschoof de geboorte echter <strong>van</strong> thuis naar het moeder -<br />

of ziekenhuis, en werd de baring meer en meer geleid door<br />

gespecialiseerd medisch personeel. De gewoonte om te<br />

gaan bevallen in een gemedicaliseerde omgeving komt in<br />

een stroomversnelling na de Tweede Wereldoorlog (Corps,<br />

2002, p. 118). Tegenwoordig is de ziekenhuisbevalling op<br />

haar beurt een <strong>van</strong>zelfsprekendheid geworden. Ze heeft de<br />

status <strong>van</strong> algemeen geldende norm verworven (Kleiverda<br />

e.a., 1990, p. 2 ; Davis-Floyd, 1994, geciteerd in Wiegers e.a.,<br />

1998, p. 1510).<br />

Maar het hedendaagse Vlaanderen telt ook vrouwen<br />

(en mannen) die rond hun zwangerschap en bevalling<br />

gedragingen stellen waarmee ze ingaan tegen de gangbare<br />

praktijken. De manieren waarop en de mate waarin variëren.<br />

Ze treden bij<strong>voor</strong>beeld in debat met hun gynaecoloog<br />

over het routinematige karakter <strong>van</strong> sommige medische<br />

interventies of laten hun zwangerschap en bevalling bewust<br />

begeleiden door een gewone huisarts. In een stijgend aantal<br />

gevallen kiezen ze <strong>voor</strong> een thuisbevalling (zie verder). Een<br />

thuisbevalling is een bevalling die zich gepland voltrekt in<br />

de woning <strong>van</strong> de barende vrouw onder begeleiding <strong>van</strong> een<br />

erkende zelfstandige vroedkundige en/of een huisarts (eigen<br />

definitie, geldig <strong>voor</strong> Vlaanderen). Dit soort bevallingen<br />

wordt toegestaan aan vrouwen met een zogeheten ‘laag<br />

risico zwangerschap’. De risicobeoordeling gebeurt aan de<br />

hand <strong>van</strong> de “Verloskundige Indicatielijst” i . Onderzoek heeft<br />

aangetoond dat onder die <strong>voor</strong>waarden een thuisbevalling<br />

even ‘veilig’ is als een ziekenhuisbevalling. Meer zelfs, ze<br />

zou op vlak <strong>van</strong> preventie ook <strong>voor</strong>delen bieden, onder meer<br />

omwille <strong>van</strong> een verlaagde kans op iatrogenese ii en een<br />

verhoogde kans op borstvoeding (zie bijv. Cunningham, 1993,<br />

p. 475 ; Olsen, 1998, p. 18 ; Wiegers & Berghs, 1994).<br />

Het relatieve aantal thuisbevallingen in Vlaanderen groeit:<br />

<strong>van</strong> 0,89% in 1993 naar 1,01% in 2000 en 1,20% in 2004<br />

(tabel 1) iii . Toch blijven ze er, net zoals in de rest <strong>van</strong> de<br />

moderne samenlevingen - Nederland uitgezonderd iv -<br />

erg ongewoon en behoren ze er duidelijk niet tot de<br />

geïnstitutionaliseerde sociale praktijken. Net zoals in de<br />

overige westerse landen zijn zwangerschap en bevalling in<br />

Vlaanderen immers gemedicaliseerde processen en genieten<br />

de bevallingen in een ziekenhuis of in een kraamkliniek de<br />

status <strong>van</strong> norm. <strong>Vlaamse</strong> vrouwen die een thuisbevalling<br />

wensen, stellen dus bewust of onbewust deze norm in<br />

vraag. Het onderzoek dat aan de basis ligt <strong>van</strong> dit artikel is<br />

opgezet met de bedoeling bij te dragen tot het sociologisch<br />

begrijpen en verklaren <strong>van</strong> dit fenomeen. Dit gebeurt door<br />

inzicht te brengen in wie de <strong>Vlaamse</strong> vrouwen zijn die rond<br />

hun bevalling non - conform gedrag produceren en door<br />

na te gaan in welke zin ze verschillen <strong>van</strong> andere zwangere<br />

<strong>Vlaamse</strong> vrouwen. Er wordt toegespitst op thuisbevallingen<br />

omdat deze conceptueel kunnen worden opgevat als de<br />

ultieme in vraagstelling <strong>van</strong> de norm (Cunningham, 1993, p.<br />

475 ; Wiegers e.a., 1998, p. 1510 ; Abel & Kearns, 1991, p.<br />

827 & 828). Een thuisbevalling vindt immers plaats buiten<br />

de muren <strong>van</strong> een medische instelling en wordt in hoofdzaak<br />

begeleid door paramedisch personeel.


dat aan de basis ligt <strong>van</strong> dit artikel is opgezet met de bedoeling bij te dragen tot het sociologisch<br />

begrijpen en verklaren <strong>van</strong> dit fenomeen. Dit gebeurt door inzicht te brengen in wie de <strong>Vlaamse</strong><br />

vrouwen zijn die rond hun bevalling non - conform gedrag produceren en door na te gaan in<br />

welke zin ze verschillen <strong>van</strong> andere zwangere <strong>Vlaamse</strong> vrouwen. Er wordt toegespitst op<br />

thuisbevallingen omdat deze conceptueel kunnen worden opgevat als de ultieme in vraagstelling<br />

<strong>van</strong> de norm (Cunningham, 1993, p. 475 ; Wiegers e.a., 1998, p. 1510 ; Abel & Kearns, 1991, p.<br />

827 & 828). Een thuisbevalling vindt immers plaats buiten de muren <strong>van</strong> een medische instelling<br />

Tabel en wordt 1: in Evolutie hoofdzaak begeleid bevallingen door paramedisch naar plaats personeel. <strong>van</strong> bevalling,<br />

Vlaanderen<br />

Tabel 1 : Evolutie bevallingen naar plaats <strong>van</strong> bevalling, Vlaanderen<br />

Bevallingen<br />

Thuisbevallingen Kraamklinieken Totaal %Thuis<br />

1993 586 65535 66121 0,89%<br />

1994 598 62516 63114 0,95%<br />

1995 628 62043 62671 1,00%<br />

1996 554 62026 62580 0,89%<br />

1997 545 62177 62722 0,87%<br />

1998 587 60630 61217 0,96%<br />

1999 612 59824 60436 1,01%<br />

2000 628 60524 61152 1,03%<br />

2001 678 59272 59950 1,13%<br />

2002 680 58405 59085 1,15%<br />

2003 704 58791 59495 1,18%<br />

2004 743 61279 62022 1,20%<br />

Bron : Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie + eigen bewerking.<br />

De redenen waarmee vrouwen hun keuze <strong>voor</strong> een<br />

thuisbevalling motiveren blijken zeer divers en talrijk.<br />

Vrouwen kiezen bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> een thuisbevalling omdat<br />

ze wensen te beschikken over meer autonomie en controle,<br />

over meer intimiteit en gezelligheid, omdat ze een natuurlijke<br />

bevalling willen zonder medische ingrepen of uit schrik<br />

<strong>voor</strong> iatrogenese. Deze waarom - vraag vormt samen met<br />

de vraag naar de specifieke beleving <strong>van</strong> een thuisbevalling<br />

veroordelingen uit hun omgeving (zie bijv. O’Connor, 2000, p. 551).<br />

reeds het <strong>voor</strong>werp <strong>van</strong> talrijk ander onderzoek ter zake (zie<br />

bijv. Klee, 1986 ; Abel & Kearns, 1991 ; Cunningham, 1993<br />

; O’Connor, 2000 ; Viisainen, 2001 ; De Reu, 2000). Deze<br />

studie gaat op zoek naar gemeenschappelijke kenmerken<br />

<strong>van</strong> vrouwen die bepaalde redenen, ongeacht de welke<br />

precies, belangrijk genoeg vinden om ze te vertalen naar<br />

hun bevallingspraktijken, ook al houdt dat in dat ze daarmee<br />

ingaan tegen de heersende norm en hun zwangerschap<br />

veranderingsprocessen op individueel vlak<br />

mogelijk een conflictueuze periode v .<br />

wordt waarin ze<br />

geconfronteerd worden met <strong>voor</strong>oordelen en veroordelingen<br />

uit hun omgeving (zie bijv. O’Connor, 2000, p. 551).<br />

De redenen waarmee vrouwen hun keuze <strong>voor</strong> een thuisbevalling motiveren blijken zeer divers<br />

en talrijk. Vrouwen kiezen bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> een thuisbevalling omdat ze wensen te beschikken<br />

over meer autonomie en controle, over meer intimiteit en gezelligheid, omdat ze een natuurlijke<br />

bevalling willen zonder medische ingrepen of uit schrik <strong>voor</strong> iatrogenese. Deze waarom - vraag<br />

vormt samen met de vraag naar de specifieke beleving <strong>van</strong> een thuisbevalling reeds het<br />

<strong>voor</strong>werp <strong>van</strong> talrijk ander onderzoek ter zake (zie bijv. Klee, 1986 ; Abel & Kearns, 1991 ;<br />

Cunningham, 1993 ; O’Connor, 2000; Viisainen, 2001 ; De Reu, 2000). Deze studie gaat op zoek<br />

naar gemeenschappelijke kenmerken <strong>van</strong> vrouwen die bepaalde redenen, ongeacht dewelke<br />

precies, belangrijk genoeg vinden om ze te vertalen naar hun bevallingspraktijken, ook al houdt<br />

dat in dat ze daarmee ingaan tegen de heersende norm en hun zwangerschap mogelijk een<br />

conflictueuze periode wordt waarin ze geconfronteerd worden met <strong>voor</strong>oordelen en<br />

In een theoretisch luik wordt het uitgangspunt <strong>van</strong> non - conformisme gesitueerd in de context<br />

<strong>van</strong> het (de)medicaliseringsproces <strong>van</strong> zwangerschap en bevalling en in de theorie over<br />

reflexieve modernisering en individualisering <strong>van</strong> de hedendaagse socioloog Ulrich Beck (1992).<br />

Deze theorie biedt mogelijkheden om de brede maatschappelijke transformaties die de westerse<br />

maatschappijen tegenwoordig doormaken te duiden, met inbegrip <strong>van</strong> de veranderende relatie<br />

tussen de moderne geneeskunde en de lekenpopulatie. Onze belangrijkste hypothese luidt dat<br />

vrouwen die thuis bevallen, behoren tot het prototype <strong>van</strong> het laat - moderne reflexieve en<br />

geïndividualiseerde individu. Het onderzoek, dat aansluit bij de ruimere vraag naar de aard <strong>van</strong><br />

de relatie tussen individu en gemeenschap in laat - moderne tijden, wordt opgevat als een<br />

illustratie <strong>van</strong> Becks theorie, meer bepaald wat betreft de gevolgen <strong>van</strong> maatschappelijke<br />

In een empirisch luik wordt daarom onderzocht in welke mate <strong>Vlaamse</strong> vrouwen die thuis<br />

bevallen, gemiddeld genomen en meer dan andere vrouwen met jonge kinderen, participeren in<br />

In een theoretisch luik wordt het uitgangspunt <strong>van</strong> non -<br />

conformisme gesitueerd in de context <strong>van</strong> het (de)medicaliseringsproces<br />

<strong>van</strong> zwangerschap en bevalling en in de theorie<br />

over reflexieve modernisering en individualisering <strong>van</strong> de<br />

hedendaagse socioloog Ulrich Beck (1992). Deze theorie biedt<br />

mogelijkheden om de brede maatschappelijke transformaties<br />

die de westerse maatschappijen tegenwoordig doormaken<br />

te duiden, met inbegrip <strong>van</strong> de veranderende relatie tussen<br />

de moderne geneeskunde en de lekenpopulatie. Onze<br />

belangrijkste hypothese luidt dat vrouwen die thuis bevallen,<br />

behoren tot het prototype <strong>van</strong> het laat - moderne reflexieve<br />

en geïndividualiseerde individu. Het onderzoek, dat aansluit<br />

bij de ruimere vraag naar de aard <strong>van</strong> de relatie tussen individu<br />

en gemeenschap in laat - moderne tijden, wordt opgevat als<br />

een illustratie <strong>van</strong> Becks theorie, meer bepaald wat betreft<br />

de gevolgen <strong>van</strong> maatschappelijke veranderingsprocessen op<br />

individueel vlak v .<br />

In een empirisch luik wordt daarom onderzocht in welke mate<br />

<strong>Vlaamse</strong> vrouwen die thuis bevallen, gemiddeld genomen en<br />

meer dan andere vrouwen met jonge kinderen, participeren<br />

in het zogeheten individualiseringsproces. Meer specifiek<br />

wordt de vraag gesteld of ze reflexiever omgaan met de<br />

maatschappelijke realiteit. Onder reflexiviteit verstaan we een<br />

bewust en frequent in vraagstellen en een loskomen <strong>van</strong> de<br />

door sociale controle - instituties <strong>voor</strong>gegeven zingevings - en<br />

JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

handelingspatronen (vgl. Waege, 1994, p. 328). Reflexiviteit<br />

creëert mee de mogelijkheids<strong>voor</strong>waarden om in te gaan<br />

tegen de autoriteit <strong>van</strong> geïnstitutionaliseerde systemen. Het<br />

houdt dus non - conform denken en doen in.<br />

Het toetsen <strong>van</strong> de onderzoeksvraag gebeurt aan de hand<br />

<strong>van</strong> de systematische vergelijking <strong>van</strong> twee groepen vrouwen:<br />

enerzijds een representatieve steekproef <strong>van</strong> de populatie<br />

vrouwen die recent thuis zijn bevallen (n = 292) en anderzijds<br />

een representatieve steekproef <strong>van</strong> de populatie vrouwen<br />

die in dezelfde periode in het ziekenhuis zijn bevallen (n =<br />

400). Met behulp <strong>van</strong> een postenquête wordt ten eerste de<br />

reflexiviteit <strong>van</strong> hun cultuur bevraagd. Dit gebeurt aan de hand<br />

<strong>van</strong> het ‘spiegel - concept’ conformisme. Ten tweede worden<br />

ook de gebruikelijke sociaal - economische en demografische<br />

attributen <strong>van</strong> de respondentes in kaart gebracht. Het<br />

betreft leeftijd, opleiding, inkomen, beroepssituatie en<br />

gezinsvorm. Ten derde worden de kenmerken <strong>van</strong> een aantal<br />

perinatale gedragingen geregistreerd. Verwacht wordt dat de<br />

eventueel geregistreerde verschillen op deze variabelen de<br />

handelingscomponent <strong>van</strong> het concept reflexiviteit verder<br />

kunnen illustreren. Met dit onderzoeksopzet worden tevens<br />

een aantal bevindingen uit andere in hoofdzaak buitenlandse<br />

en kwalitatieve studies aan de hand <strong>van</strong> kwantitatieve data<br />

getoetst. In zijn geheel zorgt deze aanpak <strong>voor</strong> een primeur<br />

wat betreft onderzoek naar thuisbevallingen in Vlaanderen.<br />

2. THEORETISCH KADER<br />

2.1 DE THUISBEVALLING ALS REACTIE OP<br />

MEDICALISERING<br />

Het formuleren <strong>van</strong> een antwoord op de onderzoeksvraag<br />

<strong>van</strong>gt aan met de vaststelling dat zwangerschap en bevalling<br />

in moderne samenlevingen gemedicaliseerd zijn (Klinkert,<br />

1982). Medicalisering verwijst naar het proces waarbij steeds<br />

meer verschijnselen <strong>van</strong> het menselijk bestaan onder de<br />

oordeelsbevoegdheid <strong>van</strong> leden <strong>van</strong> de medische professie<br />

worden gebracht (Williams & Calnan, 1996, p. 1609 ;<br />

Fahrenhort & Klinkert, 1978, p. 415). Medicalisering refereert<br />

ook aan het feit dat de biomedische kijk het in de westerse<br />

maatschappij geschopt heeft tot dominant cultureel model<br />

inzake gezondheid (Davis-Floyd, 1992 ; Lupton, 1995 ; beide<br />

geciteerd in Viisainen, 2001, p. 1109). Sinds de jaren zestig<br />

geldt dit model ook op gebied <strong>van</strong> zwangerschap en geboorte<br />

als dé autoriteit. Het legt de nadruk op preventie en opsporing<br />

<strong>van</strong> eventuele pathologische ontwikkelingen tijdens de<br />

zwangerschap en de bevalling. Het maakt daarbij gebruik <strong>van</strong><br />

een ruime waaier aan technologische apparatuur en medische<br />

interventies (Viisainen, 2001, p. 1109). Dit vertaalt zich o.a.<br />

in de veralgemeende praktijk <strong>van</strong> ziekenhuisbevallingen, een<br />

actief beleid <strong>voor</strong> barende vrouwen met ingrepen zoals het<br />

vroegtijdig opwekken <strong>van</strong> de weeën (O’Connor, 2000, p. 550)<br />

en een stijgend aantal keizersneden (Lenaers, 1994, p. 26 ;<br />

Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie, sd).<br />

O’Connor (2000, pp. 550-551) stelt dat de thuisbevalling een<br />

reactie is op deze medicalisering. De thuis bevallen vrouwen<br />

die zij ondervroeg waren er<strong>van</strong> overtuigd dat de manier waarop<br />

in het ziekenhuis met bevallingen omgesprongen wordt,<br />

potentieel gevaarlijk is. Bijna drie kwart <strong>van</strong> de geïnterviewde<br />

183


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

184<br />

vrouwen was eerder al eens bevallen in het ziekenhuis<br />

en <strong>voor</strong> twee <strong>van</strong> de drie was dit een negatieve ervaring<br />

geweest. Deze vrouwen beoordeelden de verloskundige zorg<br />

in het ziekenhuis als sterk gemedicaliseerd, onpersoonlijk<br />

en beheersend. O’Connor concludeert dat de thuisbevalling<br />

een verwerping is <strong>van</strong> de gemedicaliseerde verloskunde. Abel<br />

& Kearn (1991, p.832) stellen dat een thuisbevalling in die<br />

zin kan worden opgevat als een politieke daad. Ook Martin<br />

(in Viisainen, 2001, p. 1110) aanziet thuisbevallingen als de<br />

ultieme verwerping <strong>van</strong> het gemedicaliseerde biomedische<br />

model. Uit Martins onderzoek blijkt dat vrouwen die thuis<br />

willen bevallen aanhangers zijn <strong>van</strong> de alternatieve visie<br />

op geboorte. Deze natuurlijke holistische ideologie vertrekt<br />

<strong>van</strong>uit de subjectieve noden <strong>van</strong> de bevallende vrouw, in<br />

plaats <strong>van</strong> medisch - objectief verifieerbare informatie als<br />

richtlijn <strong>voor</strong> actie te hanteren.<br />

Viisainen (2001, p. 1109, 1115, 1118 & 1120) volgt<br />

grotendeels dezelfde redenering en concludeert dat thuis<br />

bevallende ouders allicht gekarakteriseerd kunnen worden als<br />

laat - moderne reflexieve individuen die hegemonische vormen<br />

<strong>van</strong> gezaghebbende kennis uitdagen. Volgens Viisainen<br />

produceert elke samenleving haar eigen consensuele visie op<br />

geboorte. In de westerse wereld is deze visie gebaseerd op<br />

biomedische kennis. Thuisbevallende ouders transformeren<br />

dit <strong>voor</strong>opgestelde model en laten zich inspireren door<br />

het concurrerende model, het natuurlijke holistische. Ze<br />

genereren persoonlijke alternatieve manieren <strong>van</strong> bevallen<br />

die hun individuele prioriteiten en hun vertrouwen in<br />

eigen kennis weerspiegelen. Al doende onttrekken ze het<br />

geboorteproces <strong>van</strong> hun kind aan de gebiedende controle <strong>van</strong><br />

de samenleving in het algemeen en aan de automatismen die<br />

gepaard gaan met het biomedisch denken in het bijzonder.<br />

Ze maken dus keuzes waarmee ze ingaan tegen de autoriteit<br />

<strong>van</strong> het systeem. Daarom noemt Viisainen ze ‘laat - moderne<br />

reflexieve individuen’. Hieronder zal blijken wat deze<br />

omschrijving precies inhoudt.<br />

2.2 REFLEXIEVE MODERNISERING,<br />

INDIVIDUALISERING EN DEMEDICALISERING<br />

Met de omschrijving ‘laat - moderne reflexieve individuen’<br />

verwijst Viisainen (2001, p. 1120) naar de reflexieve<br />

moderniseringstheorie <strong>van</strong> Ulrich Beck (1992). Beck maakt<br />

een diagnose <strong>van</strong> de fundamentele en globale sociale<br />

veranderingen die de westerse maatschappijen momenteel<br />

doormaken. Hij beschrijft hoe de fase <strong>van</strong> de eenvoudige<br />

moderniteit kenmerkend is <strong>voor</strong> de industriële maatschappij.<br />

Typisch <strong>voor</strong> deze maatschappijstructuur is de opdeling<br />

in sociale klassen, de duidelijke beroepsstructuren, het<br />

kerngezin en de daaraan verbonden seksegebonden rollen,<br />

het onderscheid tussen primaire, secundaire en tertiaire sector<br />

en het geloof in wetenschap en techniek. Tegenwoordig staat<br />

deze moderniteit in wisselwerking met wat Beck de reflexieve<br />

moderniteit noemt. De industriële maatschappij is zichzelf<br />

tegelijkertijd aan het ondergraven én aan het overstijgen via<br />

de ontwikkelingen die ze zelf in het leven heeft geroepen.<br />

Vooruitgang kan nu omslaan in zelftransformatie. Dit<br />

tweede moderniseringsproces doorbreekt zodoende de<br />

institutionele vormgeving die de industriële maatschappij<br />

gaf aan de principes <strong>van</strong> de eerste moderniteit. Er ontstaat<br />

een maatschappij met nieuwe kansen en nieuwe gevaren,<br />

de risicomaatschappij. Beck wijst in dat verband op de<br />

productie <strong>van</strong> een nieuw soort risico dat inherent verbonden<br />

is met de verdergaande modernisering. Hij denkt daarbij<br />

in eerste instantie aan grootschalige globale risico’s zoals<br />

nucleaire rampen, maar in het kader <strong>van</strong> wat ons in deze<br />

paper bezighoudt kan het <strong>voor</strong>beeld gegeven worden <strong>van</strong><br />

de moderne verloskunde: de gea<strong>van</strong>ceerde verlostechnieken<br />

bieden nieuwe kansen om tijdens problematische bevallingen<br />

levens te redden én vormen tegelijkertijd, wanneer ze<br />

routinematig worden aangewend, een potentieel gevaar <strong>voor</strong><br />

de gezondheid <strong>van</strong> moeder en kind.<br />

Op individueel vlak trekt Beck (1992) de aandacht op de<br />

wijzigingen die optreden in de sociale cultuur en in de<br />

sociale relaties. In verband met dit laatste spreekt hij <strong>van</strong><br />

individualisering. Met individualisering wordt verwezen<br />

naar het proces <strong>van</strong> loskomen <strong>van</strong> individuen uit de lokale,<br />

traditionele verbanden die het gedrag stuurden: uit de klasse,<br />

de stand, de religie, de plaatselijke gemeenschap waartoe<br />

men behoorde. Het proces wordt daarom ook het proces <strong>van</strong><br />

detraditionalisering genoemd. In de eenvoudige moderniteit<br />

bestond met betrekking tot de verschillende maatschappelijke<br />

domeinen een compromis. Dat compromis schreef <strong>voor</strong> hoe<br />

de dingen hoorden te gebeuren en werd als <strong>van</strong>zelfsprekend<br />

ervaren. Gaandeweg zorgen de krachten uit deze eenvoudige<br />

moderniteit er<strong>voor</strong> dat de sociale praktijken en de erop<br />

gebaseerde instituties worden doorbroken. Daardoor schieten<br />

de oude oplossingen tekort en gaan individuen op zoek naar<br />

nieuwe oplossingen die ze zelf ‘bricoleren’. Individualisering<br />

betekent dan de ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de <strong>voor</strong>geschreven wijze <strong>van</strong><br />

leven in de industriële maatschappij door een wijze <strong>van</strong> leven<br />

waarbij de individuen hun biografie zelf (moeten) samenstellen<br />

(Beck, 1992, pp. 103-126 ; Beck & Beck-Gernsheim, 1995,<br />

pp. 11-44 ; Lammertyn e.a., 2001, pp 1-4).<br />

Williams & Calnan (1996) stellen dat het proces <strong>van</strong><br />

individualisering in wisselwerking staat met de groei <strong>van</strong><br />

sociale reflexiviteit. Deze reflexiviteit is een chronische<br />

eigenschap geworden <strong>van</strong> de laat - moderne tijden. Dit<br />

houdt in dat er een oneindige cyclus <strong>van</strong> in vraagstellingen<br />

en herbeoordelingen plaatsvindt in het licht <strong>van</strong> nieuwe<br />

informatie en kennis. Dit proces overspant alle aspecten <strong>van</strong><br />

het sociale leven met inbegrip <strong>van</strong> de moderne geneeskunde<br />

en het lichaam. Er ontstaat daardoor een kritische relatie<br />

tussen de moderne geneeskunde en de lekenpopulatie (lay<br />

populace). De lekenpopulatie laat zich niet langer inpakken<br />

door de medische ideologie. Er ontstaan tegenreacties en<br />

lekendeskundigheid (lay re - skilling). Leken maken zich<br />

technische expertise eigen en benadrukken de onnatuurlijke<br />

aspecten <strong>van</strong> de moderne medische technologie. Deze<br />

ontwikkelingen hebben belangrijke implicaties op het gebied<br />

<strong>van</strong> de geloofwaardigheid en de legitimiteit <strong>van</strong> de moderne<br />

geneeskunde.<br />

De context <strong>van</strong> (sociale) handelingen wordt aldus gekenmerkt<br />

door pluralisme en door de diversificatie <strong>van</strong> autoriteiten en<br />

expertises. Individuen zijn niet langer passieve consumenten<br />

die automatisch de medische ideologie onderschrijven. Het<br />

zijn kritische reflexieve agenten geworden, die een actieve<br />

houding aannemen ten overstaan <strong>van</strong> de moderne medische<br />

ontwikkelingen. Ze zijn op hun hoede <strong>voor</strong> de nieuwe risico’s


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

die verbonden zijn aan het medicaliseringsproces en bouwen<br />

aan een nieuw soort gelijkwaardige arts - patiënt relatie<br />

(Williams & Calnan, 1996 ; Tuckett e.a. geciteerd in Schepers<br />

& Nievaard, 1999, p. 99). Als gevolg daar<strong>van</strong> tekenen zich,<br />

parallel aan de <strong>voor</strong>tschrijdende medicalisering, de contouren<br />

af <strong>van</strong> het tegengestelde proces, met name demedicalisering.<br />

Mensen streven ernaar om minder aspecten <strong>van</strong> het dagelijkse<br />

leven in de medische sfeer onder te brengen (Lenaers,<br />

1994, p. 12). Op het vlak <strong>van</strong> reproductie en moederschap<br />

worden thuisbevallers aanzien als <strong>voor</strong>trekkers <strong>van</strong> dit<br />

demedicaliseringsproces. Het is in die zin dat de uitspraak<br />

<strong>van</strong> Viisainen (2001, p. 1120) over thuisbevallende ouders als<br />

zijnde reflexieve individuen, mag begrepen worden.<br />

3 HYPOTHESES<br />

3.1 EEN KWESTIE VAN CULTUUR<br />

Moderniseringssociologen zoals Beck stellen dus dat er zich<br />

in het zog <strong>van</strong> bredere maatschappelijke transformaties<br />

ook een transformatie <strong>van</strong> het alledaagse leven <strong>voor</strong>doet<br />

(Hustinx, 2003, pp. 104-106). Er zou daarom kunnen gesteld<br />

worden dat de progressieve erosie <strong>van</strong> de <strong>voor</strong>geschreven<br />

levenswijzen ook een impact heeft op de manier waarop<br />

vrouwen willen bevallen. Het stijgend verzet tegen de<br />

bestaande bevallingstraditie - hier geïndiceerd aan de hand<br />

<strong>van</strong> de groei <strong>van</strong> het aandeel thuisbevallingen (zie tabel 1)<br />

- kan dan worden opgevat als een aanwijzing <strong>van</strong> het feit<br />

dat de samenleving individualiseert. Eén en ander leidt tot de<br />

formulering <strong>van</strong> volgende hypothese. Er leven in Vlaanderen<br />

vrouwen die reflexiever zijn dan gemiddeld. Het zijn vrouwen<br />

die het individualiserings - en detraditionaliseringsproces<br />

reeds verder geïntegreerd hebben dan andere vrouwen en<br />

een reflexieve cultuur ontwikkeld hebben. Ze hechten<br />

doorgaans minder belang aan tradities en gewoontes,<br />

en laten hun opvattingen en overtuigingen minder dan<br />

gebruikelijk afhangen <strong>van</strong> de waarden en normen die de<br />

maatschappij <strong>voor</strong>schrijft. Deze vrouwen denken minder<br />

normconform. Wanneer ze zwanger worden maakt deze<br />

non - conformistische cultuur hen sterk bewust <strong>van</strong> hun<br />

specifieke behoeften met betrekking tot hun bevalling en<br />

stimuleert hen tot het in vraag stellen <strong>van</strong> het maatschappelijk<br />

<strong>voor</strong>geschreven bevallingsmodel. Bij een aantal <strong>van</strong> deze<br />

vrouwen mondt dit uit in een alternatieve bevallingswens,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld in een thuisbevallingswens. De verwachting is<br />

daarom dat er verhoudingsgewijs meer vrouwen met een non<br />

- conformistische cultuur zullen worden aangetroffen onder<br />

vrouwen die thuis bevallen dan onder vrouwen die in een<br />

ziekenhuis bevallen. Of anders gezegd dat de cultuur <strong>van</strong><br />

vrouwen die thuis bevallen doorgaans reflexiever is dan die<br />

<strong>van</strong> vrouwen die in een ziekenhuis bevallen.<br />

3.2 EEN KWESTIE VAN STRUCTUUR<br />

Tot zover de vraag naar het verband tussen een bepaald<br />

soort sociaal handelen en de cultuur <strong>van</strong> de actoren die deze<br />

handelingen stellen. Opvattingen en overtuigingen ontstaan<br />

echter niet in het luchtledige. Individualisering bij<strong>voor</strong>beeld<br />

is een sociaal - culturele verandering die plaatsgrijpt in<br />

wisselwerking met de individuele noodzaak om met nieuwe<br />

en zeer diverse sociaal - structurele gegevens om te gaan<br />

(vgl. Waege, 1997, p. 68). Daarom worden de structurele<br />

kenmerken leeftijd, opleiding, inkomen, beroepssituatie en<br />

gezinsvorm aan het conceptueel model toegevoegd. Een<br />

overzicht <strong>van</strong> de bevindingen uit eerdere studies geeft<br />

de richting aan <strong>van</strong> de resultaten die in het kader <strong>van</strong> dit<br />

onderzoek mogen worden verwacht.<br />

In Nederland zijn vrouwen die <strong>voor</strong> het eerst gaan bevallen<br />

en die een thuisbevalling wensen, doorgaans ouder dan<br />

gelijkaardige vrouwen die in het ziekenhuis willen bevallen.<br />

Ze hebben ook vaker een hogere opleiding genoten en zijn<br />

vaker voltijds buitenshuis actief (Kleiverda e.a., 1990, p.6).<br />

Onderzoeken uit Canada en Zweden (Soderstrom e.a. 1990;<br />

Walderstrom & Nilsson, 1993 ; Abernathy & Lentjes, 1989,<br />

allen geciteerd in Wiegers e.a., 1998, p. 1506) tonen aan<br />

dat de kans om ouder, getrouwd, en hoog opgeleid te zijn<br />

groter is bij vrouwen met een alternatieve bevallingswens.<br />

In Australië zijn vrouwen die thuis bevallen gemiddeld twee<br />

jaar ouder dan vrouwen die in het ziekenhuis bevallen. Ook<br />

daar zijn ze vaker hoger opgeleid, maar zijn ze minder vaak<br />

getrouwd met de partner met wie ze samenleven. Ze zijn<br />

oververtegenwoordigd in zowel de laagste als de hoogste<br />

inkomensklassen (Cunningham, 1993, pp. 475-478). In Nieuw<br />

- Zeeland hebben vrouwen die thuis bevallen meestal een<br />

vaste relatie en behoren ze tot de middenklasse. In Ierland<br />

is de typische moeder die kiest <strong>voor</strong> een thuisbevalling in de<br />

dertig, hoog opgeleid en niet buitenshuis professioneel actief.<br />

Onder de thuisbevallende vrouwen die wel professioneel<br />

actief zijn, werkt 20% in de gezondheidszorg (O’Connor,<br />

2000, p. 551 & 553). In Finland zijn de meeste vrouwen<br />

die thuis bevallen getrouwd of samenwonend en heeft de<br />

helft een hogere sociaal - economische status dan gemiddeld<br />

(Viisainen, 2001, p. 1112).<br />

3.3 EEN KWESTIE VAN GEDRAG<br />

Met het uitgangspunt <strong>van</strong> deze studie werd een uitspraak<br />

gedaan over het bevallingsgedrag (oftewel een deel <strong>van</strong><br />

het natale gedrag) <strong>van</strong> vrouwen. Een thuisbevalling werd -<br />

<strong>voor</strong> <strong>Vlaamse</strong> vrouwen - gekwalificeerd als non - conform<br />

gedrag. Hieronder wordt verder toegespitst op het perinatale<br />

gedrag <strong>van</strong> vrouwen. De verwachting is dat hiermee de<br />

reflexiviteit <strong>van</strong> vrouwen die thuis bevallen verder kan<br />

worden geïllustreerd omdat bij hen mogelijk ook op dit vlak<br />

a - typische gedragingen kunnen worden geobserveerd.<br />

Naast de culturele en structurele variabelen worden daarom<br />

ook een aantal perinatale gedragsvariabelen opgenomen<br />

in het onderzoeksmodel. Het betreft de <strong>voor</strong>bereiding op<br />

de bevalling, de aard <strong>van</strong> de (para)medische begeleiding<br />

en <strong>van</strong> de sociale omkadering tijdens de bevalling, en de<br />

borstvoeding. Uit de literatuur blijkt met betrekking tot deze<br />

variabelen onder meer het volgende.<br />

De overgrote meerderheid <strong>van</strong> de vrouwen in Vlaanderen<br />

bevalt onder de leiding <strong>van</strong> een gynaecoloog. Thuisbevallingen<br />

worden daarentegen in hoofdzaak begeleid door zelfstandige<br />

<strong>vroedvrouwen</strong> (De Bakermat, 2002, p. 38). De mogelijkheid<br />

<strong>voor</strong> deze andere begeleiding wordt als een belangrijk<br />

<strong>voor</strong>deel <strong>van</strong> de thuisbevalling ervaren. De vroedvrouw lijkt<br />

vaker een niet interventionistische en actie - bevorderende<br />

houding aan te nemen en zowel technische begeleiding<br />

als emotionele ondersteuning te bieden (De Reu, 2000).<br />

Volgens de <strong>voor</strong>standers biedt een thuisbevalling ook<br />

185


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

186<br />

<strong>voor</strong>delen op het vlak <strong>van</strong> sociale omkadering. Daar waar een<br />

ziekenhuisbevalling doorgaans enkel de aanwezigheid <strong>van</strong> de<br />

partner toelaat, biedt een thuisbevalling de mogelijkheid om<br />

zelf te bepalen wiens aanwezigheid gewenst is en kunnen<br />

ook andere intimi zoals de moeder <strong>van</strong> de barende vrouw,<br />

de zus, een goede vriendin en / of oudere kinderen actief<br />

betrokken worden bij het geboorteproces. Deze vaststellingen<br />

sluiten aan bij onze eerdere theoretische overwegingen rond<br />

de uitbouw <strong>van</strong> een nieuwe soort reflexieve arts - patiënt<br />

relatie (cf. § 2.2) die de vorm aanneemt <strong>van</strong> een ‘meeting<br />

between experts’ (Schepers & Nievaard, 1999, p. 99). Binnen<br />

dit soort relatie verloopt de uitwisseling <strong>van</strong> informatie vlotter<br />

en wordt aan de niet strikt medische en aan de subjectieve<br />

noden <strong>van</strong> patiënten, zowel door arts als door patiënt, steeds<br />

meer belang gehecht.<br />

Met betrekking tot de <strong>voor</strong>bereiding <strong>van</strong> de bevalling stellen<br />

Wiegers e.a. (1998, p. 1506) vast dat vrouwen die thuis<br />

bevallen vaker prenatale instructielessen hebben gevolgd dan<br />

andere vrouwen. Ze zouden beter geïnformeerd de geboorte<br />

tegemoet willen zien. Uitgaand <strong>van</strong> hun reflexieve in-vraagstellende<br />

cultuur wekt dit geen verbazing en zou hier<strong>voor</strong><br />

dus bevestiging moeten kunnen gevonden worden. Voor het<br />

formuleren <strong>van</strong> een hypothese rond borstvoedingsgewoontes<br />

ten slotte wordt inspiratie gezocht bij de theorie <strong>van</strong> Raphaël<br />

- Leff (geciteerd in De Reu, 2000, p. 45). Raphaël - Leff<br />

onderscheidt met betrekking tot de onbewuste psychologische<br />

processen die de houding ten aanzien <strong>van</strong> zwangerschap en<br />

bevalling beïnvloeden twee ideaaltypes. ‘Facilitators’ zijn<br />

vrouwen die zich aan hun zwangerschap overgeven en die<br />

<strong>voor</strong>al vertrouwen op hun eigen lichaam. Na de geboorte<br />

passen ze zich zoveel mogelijk aan de baby aan en geven<br />

ze borstvoeding op vraag. ‘Regulators’ zijn vrouwen die<br />

zich zoveel mogelijk afschermen <strong>van</strong> hun zwangerschap.<br />

Ze willen sterk begeleid worden, kiezen <strong>voor</strong> flesvoeding en<br />

houden zich aan een strikt voedingsschema. In het licht <strong>van</strong><br />

de uiteenzettingen over het alternatieve gezondheidsmodel<br />

en de zogeheten natuurlijke geboorte (cf. § 2.1) lijkt het<br />

aannemelijk dat vrouwen die thuis bevallen eerder kenmerken<br />

<strong>van</strong> het faciliterende type vertonen. Verwacht wordt dat ze<br />

daarom vaker en langer borstvoeding geven dan andere<br />

vrouwen en dat hiermee andermaal hun non - conformisme<br />

in de verf kan worden gezet. Het is in deze context immers<br />

belangrijk te onthouden dat (lang) borstvoeding geven (zes<br />

maanden en meer) evenmin als thuis bevallen de norm<br />

uitmaakt in Vlaanderen. 60% Van de pas geboren baby’s<br />

krijgt er weliswaar borstvoeding maar dit percentage daalt<br />

tot 39% op de leeftijd <strong>van</strong> drie maanden en tot 16% op de<br />

leeftijd <strong>van</strong> zes maanden. Op één jaar krijgt nog 4% <strong>van</strong><br />

alle kinderen in Vlaanderen borstvoeding (SEIN, 2002, pp.<br />

382-388). De mogelijkheid om te kiezen tussen borstvoeding<br />

of flessenvoeding wordt nochtans slechts in uitzonderlijke<br />

gevallen beperkt door gezondheidsproblemen <strong>van</strong> moeder of<br />

kind (Kind & Gezin, 2003c, p. 46). De <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> een<br />

bepaalde vorm en duur <strong>van</strong> zuigelingenvoeding lijkt dus<br />

net zoals de keuze <strong>voor</strong> een thuisbevalling <strong>voor</strong>namelijk<br />

cultuurgebonden.<br />

4 OPERATIONALISERING<br />

4.1 CONCEPTUEEL MODEL<br />

De keuze <strong>voor</strong> de plaats <strong>van</strong> bevalling wordt in principe<br />

beïnvloed door variabelen die zich op meerdere empirische<br />

observatieniveaus bevinden. Op meso - niveau en macro -<br />

niveau gaat het om organisatie - en beleidsaspecten met<br />

betrekking tot het aanbod <strong>van</strong> de zorg. In het bijzonder<br />

spelen ongetwijfeld de houding <strong>van</strong> de medische professie<br />

en de beschikbaarheid <strong>van</strong> informatie en kennis over de<br />

mogelijkheden om thuis te bevallen een rol, net zoals de<br />

geografische verspreiding <strong>van</strong> zelfstandige verloskundigen<br />

en kraamhulpinfrastructuur, de bepalingen in verband met<br />

de toegankelijkheid <strong>van</strong> eerste - en tweedelijns hulp en de<br />

terugbetalingsregelingen <strong>voor</strong> thuisbevallingen in het kader<br />

<strong>van</strong> de sociale zekerheid. Een vergelijkende studie tussen<br />

regio’s, bij<strong>voor</strong>beeld tussen Nederland en Vlaanderen, zou het<br />

opnemen <strong>van</strong> deze contextvariabelen noodzakelijk maken.<br />

Voorliggend onderzoeksmodel beschouwt enkel variabelen<br />

die toewijsbaar zijn aan het micro - niveau, in het bijzonder<br />

de kenmerken <strong>van</strong> vrouwen die <strong>voor</strong> de keuze <strong>van</strong> een<br />

bevallingsplaats staan. Het onderzoek hanteert onderstaand<br />

conceptueel model (figuur 1).<br />

Figuur 1. Conceptueel Figuur 1. Conceptueel model op het model individuele op het individuele observatieniveau. observatieniveau.<br />

Sociale veranderingsprocessen: individualisering<br />

Culturele<br />

kenmerken<br />

Structurele<br />

kenmerken<br />

(gewenste)<br />

plaats <strong>van</strong> bevalling<br />

- ziekenhuis<br />

- thuis<br />

pre- en postnataal<br />

gedrag<br />

Theoretische relaties<br />

Observeerbare relaties


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

INDICATOREN<br />

De operationaliseringsaanpak <strong>van</strong> Hustinx (2003, p. 140)<br />

staat model <strong>voor</strong> de indicering <strong>van</strong> het culturele aspect <strong>van</strong><br />

reflexiviteit. Hustinx spreekt in verband met de culturele<br />

component <strong>van</strong> haar conceptueel model <strong>van</strong> ‘people’s<br />

level of reflexive awareness’ en ‘the degree of individual<br />

reflexivity’. Zij vindt o.a. bij Beck en meer bepaald in de<br />

‘disenchantment’ - dimensie <strong>van</strong> het individualiseringsproces<br />

de theoretische grond hier<strong>voor</strong>. Die dimensie geeft aan hoe<br />

in de hoofden <strong>van</strong> de mensen het niveau <strong>van</strong> onbewuste<br />

gemeenschappelijke gewoontes afbrokkelt ten <strong>voor</strong>dele<br />

<strong>van</strong> een verhoogde staat <strong>van</strong> reflexiviteit. De schaal <strong>voor</strong><br />

communitarisme zoals die door Hans Waege (1997) werd<br />

ontwikkeld wordt aangewend om empirisch te observeren<br />

in welke mate iemands opvattingen, waardenpatronen en<br />

oordelen (nog) beïnvloed zijn door collectieve denkpatronen.<br />

De schaal verwijst dus naar het omgekeerde <strong>van</strong> een reflexief<br />

bewustzijn, namelijk naar het excessief benadrukken <strong>van</strong> een<br />

gemeenschappelijk gedeelde en overgeleverde moraal, naar<br />

sociale controle op basis <strong>van</strong> dit normatieve kader en naar<br />

goed fatsoen en overlegweigering <strong>van</strong>uit een traditioneel -<br />

normatieve ingesteldheid (Waege, 1997, pp. 130 & 234). De<br />

schaal bestaat uit veertien evaluatieve items met een hoge<br />

interne consistentie (Cronbach’s Alpha 0,91). Omdat de<br />

schaal een positieve verwijzing is naar traditionele gebruiken<br />

en omgangsvormen, wordt verwacht dat vrouwen die thuis<br />

willen bevallen gemiddeld significant lager zullen scoren<br />

op deze schaal dan vrouwen die in het ziekenhuis willen<br />

bevallen.<br />

een ‘controlegroep’ (in het ziekenhuis bevallen vrouwen). De<br />

geringe vertegenwoordiging <strong>van</strong> thuis bevallen vrouwen in<br />

de populatie (rond de 1%) wordt opgelost door het trekken<br />

<strong>van</strong> een disproportionele steekproef xiii (vgl. Billiet, 1996, p.<br />

130). In Ikaros staan <strong>voor</strong> de periode die <strong>voor</strong>opgesteld wordt<br />

292 thuis bevallen vrouwen geregistreerd. Ze worden allemaal<br />

geselecteerd. Uit de groep niet thuis bevallen vrouwen wordt<br />

door Kind & Gezin een toevalsselectie gemaakt <strong>van</strong> 400<br />

eenheden met behulp <strong>van</strong> de statistische software SPSS.<br />

4.3 DATAVERZAMELING EN DATAVERWERKING<br />

De dataverzameling gebeurt aan de hand <strong>van</strong> een post -<br />

enquête met gestandaardiseerde vragenlijst. Het opstellen<br />

<strong>van</strong> de vragenlijst en het uitwerken <strong>van</strong> een verzendingsplan<br />

gebeuren conform de ‘Total Design Method’ (Dillman,<br />

1978) met de bedoeling de respons op kwantitatief<br />

(nonrespons) en op kwalitatief vlak (item nonrespons)<br />

te optimaliseren. Tijdens het ontwerpen en samenstellen<br />

<strong>van</strong> de zending gaat bijzondere aandacht naar het design<br />

<strong>van</strong> de vragenlijst (vragen groeperen per thema, duidelijke<br />

antwoordinstructies geven, mogelijkheid <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> het<br />

geven <strong>van</strong> commentaar, etc…). Voorts wordt de vragenlijst<br />

bewust overzichtelijk en relatief kort gehouden, wordt het<br />

terugsturen er<strong>van</strong> gratis gemaakt aan de hand <strong>van</strong> een ‘portbetaald-door-geadresseerde’-retourenveloppe,<br />

wordt ze<br />

<strong>voor</strong>zien <strong>van</strong> een persoonlijke begeleidende brief en maakt<br />

kort gehouden, wordt het terugsturen er<strong>van</strong> gratis gemaakt aan de hand <strong>van</strong> een ‘port-betaalddoor-geadresseerde’-retourenveloppe,<br />

wordt ze <strong>voor</strong>zien <strong>van</strong> een persoonlijke begeleidende brief<br />

de hoofding duidelijk dat ze uitgaat <strong>van</strong> bekende instanties<br />

die morele achting genieten (K.U.Leuven en Kind & Gezin).<br />

en maakt de hoofding duidelijk dat ze uitgaat <strong>van</strong> bekende instanties die morele achting genieten<br />

( K.U.Leuven en Kind & Gezin ). Ten slotte wordt het<br />

Ten<br />

geheel<br />

slotte<br />

op<br />

wordt<br />

<strong>voor</strong>hand<br />

het geheel<br />

uitgebreid<br />

op <strong>voor</strong>hand<br />

getest en<br />

uitgebreid getest<br />

worden binnen de zes weken die volgen op het verzenden en worden <strong>van</strong> binnen de vragenlijst de zes weken twee herinneringen<br />

die volgen op het verzenden<br />

Voor de operationalisering verstuurd (vgl. Billiet <strong>van</strong> 1996, de socio p. 228 - economische ; Dillman, 1978, en pp. <strong>van</strong> 12-18, de vragenlijst 27, 119-159, twee 161). herinneringen De data - verstuurd input (vgl. Billiet<br />

demografische gebeurt variabelen door één en onderzoekster. gedragsvariabelen Twee <strong>voor</strong>zorgsmaatregelen worden 1996, p. 228 maximaliseren ; Dillman, de 1978, pp. 12-18, 27, 119-159,<br />

klassieke betrouwbaarheid en <strong>voor</strong> de hand liggende <strong>van</strong> haar indicatoren handelingen. aangewend. Op de vragenlijst 161). werd De data naast - input elke gebeurt aan te kruisen door één onderzoekster. Twee<br />

antwoordmogelijkheid ook een cijfer gedrukt dat fungeert <strong>voor</strong>zorgsmaatregelen als pre - codering maximaliseren en de invoer gebeurt de betrouwbaarheid<br />

4.2 SELECTIE in een speciaal ONDERZOEKSEENHEDEN<br />

daartoe ontworpen Excel - document <strong>van</strong> dat haar geprogrammeerd handelingen. Op is om de vragenlijst onzinnige werd naast elke aan<br />

De onderzoekspopulatie antwoorden te weigeren wordt gevormd en doorverwijzingen vrouwen automatisch in te kruisen te verwerken. antwoordmogelijkheid ook een cijfer gedrukt dat<br />

Vlaanderen die recent bevallen zijn. Het databestand Ikaros fungeert als pre - codering en de invoer gebeurt in een speciaal<br />

<strong>van</strong> Kind & Gezin viii doet dienst als steekproefkader. Ikaros daartoe ontworpen Excel - document dat geprogrammeerd is<br />

registreert in opdracht <strong>van</strong> de <strong>Vlaamse</strong> Overheid de gegevens om onzinnige antwoorden te weigeren en doorverwijzingen<br />

4.4 Respons en representativiteit<br />

<strong>van</strong> alle pasgeboren kinderen met moeders woonachtig in het automatisch te verwerken.<br />

Vlaams Gewest. Dit nauwgezet Voor de behoeften toepassen <strong>van</strong> <strong>van</strong> het de onderzoek TDM zorgt wordt zoals verwacht <strong>voor</strong> een hoge respons ( tabel 2 ).<br />

het kader Het verder hogere beperkt responspercentage tot levende kinderen <strong>van</strong> de ix sub met - steekproef een 4.4 thuisbevallingen RESPONS EN in REPRESENTATIVITEIT<br />

vergelijking met de<br />

autochtone sub moeder - steekproef x geboren ziekenhuisbevallingen uit een éénlingzwangerschap kan waarschijnlijk xi Dit nauwgezet verklaard toepassen worden <strong>van</strong>uit de de TDM relatief zorgt zoals verwacht<br />

tussen juni hogere 2003 opleiding en mei 2004 <strong>van</strong> xii vrouwen . die thuis bevallen (cf. <strong>voor</strong> infra). een De hoge totale respons respons (tabel bedraagt 2). Het hogere 74%. responspercentage<br />

Dit<br />

percentage komt precies overeen met de gemiddelde <strong>van</strong> repons de sub die - Dillman steekproef (1978, thuisbevallingen p. 21 & 28) in vergelijking met<br />

Het onderzoek belooft krijgt en ligt een een quasi stuk - hoger experimenteel dan de gemiddelde design (vgl. respons de sub <strong>van</strong> - steekproef 66% die in ziekenhuisbevallingen Vlaanderen naar kan waarschijnlijk<br />

Billiet, 1996, aanleiding p. 135): <strong>van</strong> vrouwen het toepassen uit een ‘experimentele <strong>van</strong> deze methode groep’ doorgaans verklaard bekomen worden wordt <strong>van</strong>uit (Vandekerckhove relatief hogere & opleiding <strong>van</strong><br />

(thuis bevallen Verhoeven, vrouwen) geciteerd worden in vergeleken Billiet, 1996, met vrouwen p. 229). De uit item vrouwen non - respons die thuis ( totaal bevallen aantal (cf. mogelijke infra). De totale respons<br />

antwoorden in verhouding tot het totaal aantal geldige antwoorden ) bedraagt 0,44% en blijft ruim<br />

onder de <strong>voor</strong>spellingen <strong>van</strong> 3 à 4 % <strong>van</strong> Dillman (1978, p. 21 & 28).<br />

187<br />

Tabel 2. Overzicht <strong>van</strong> de verzendinggegevens vragenlijsten, responspercentages en<br />

Tabel 2. Overzicht <strong>van</strong> gerealiseerde verzendinggegevens steekproef. vragenlijsten, responspercentages en gerealiseerde steekproef.<br />

Verstuurd<br />

Retours<br />

Fout<br />

adres<br />

Respons<br />

Steekproef thuisbevallingen 292 241 4 84% 214<br />

Steekproef<br />

ziekenhuisbevallingen<br />

400 263 7 67% 241<br />

Totaal 692 504 11 74% 455<br />

Gerealiseerde<br />

steekproef xiv<br />

Het gebrek aan populatiegegevens belet een formele typering <strong>van</strong> de non - respons<br />

thuisbevallingen. Maar gelet op het hoge responspercentage dat hier werd verkregen en gelet op<br />

het feit dat àlle beschikbare eenheden uit het overeenstemmende sub - steekproefkader werden


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

188<br />

bedraagt 74%. Dit percentage komt precies overeen met de<br />

gemiddelde repons die Dillman (1978, p. 21 & 28) belooft<br />

en ligt een stuk hoger dan de gemiddelde respons <strong>van</strong> 66%<br />

die in Vlaanderen naar aanleiding <strong>van</strong> het toepassen <strong>van</strong><br />

deze methode doorgaans bekomen wordt (Vandekerckhove<br />

& Verhoeven, geciteerd in Billiet, 1996, p. 229). De item non<br />

- respons (totaal aantal mogelijke antwoorden in verhouding<br />

tot het totaal aantal geldige antwoorden) bedraagt 0,44% en<br />

blijft ruim onder de <strong>voor</strong>spellingen <strong>van</strong> 3 à 4 % <strong>van</strong> Dillman<br />

(1978, p. 21 & 28).<br />

Het gebrek aan populatiegegevens belet een formele typering<br />

<strong>van</strong> de non - respons thuisbevallingen. Maar gelet op het hoge<br />

responspercentage dat hier werd verkregen en gelet op het<br />

feit dat àlle beschikbare eenheden uit het overeenstemmende<br />

sub - steekproefkader werden aangeschreven, lijkt het<br />

aannemelijk te stellen dat de representativiteit <strong>van</strong> de<br />

gerealiseerde steekproef thuisbevallingen aanvaardbaar is -<br />

de vermoedelijke ondervertegenwoordiging <strong>van</strong> vrouwen uit<br />

de lage opleidingsklassen die eigen is aan het gebruik <strong>van</strong><br />

een post - enquête niet te na gesproken. Ook de gerealiseerde<br />

steekproef <strong>van</strong> de ziekenhuisbevallingen is representatief<br />

vermits de percentages geboortes naar geslacht, geboortes<br />

naar provincie en de gemiddelde leeftijd <strong>van</strong> de moeder<br />

bij bevalling vergelijkbaar zijn met de overeenstemmende<br />

populatiepercentages (tabel 3).<br />

Tabel 3. Cijfers ter staving <strong>van</strong> de representativiteit <strong>van</strong> de sub - steekproef<br />

ziekenhuisbevallingen<br />

Tabel 3. Cijfers ter staving <strong>van</strong> de representativiteit <strong>van</strong> de sub - steekproef<br />

ziekenhuisbevallingen<br />

Populatie (*)<br />

(Vlaanderen 2003)<br />

Gerealiseerde<br />

steekproef<br />

ziekenhuisbevallingen<br />

Geboortes naar<br />

geslacht (%)<br />

meisje<br />

jongen<br />

Geboortes per provincie (%)<br />

Ant..<br />

Vl.<br />

Br.<br />

W-Vl.<br />

O-Vl.<br />

Lim.<br />

Gemiddelde leeftijd<br />

bij bevalling<br />

( in jaren )<br />

<strong>van</strong><br />

een<br />

1ste<br />

kind<br />

<strong>van</strong> een<br />

volgend<br />

kind<br />

48,70 51,30 29 17 17 23 13 27,7 30,8<br />

46,09 53,52 33 16 16 21 14 29,1 31,3<br />

(*) Bron : NIS –<br />

Bevolkingsstatistieken &<br />

Studiecentrum Perinatale<br />

Epidemiologie geciteerd in Kind &<br />

Gezin, 2003a, p. 9, p. 20<br />

(*) Bron : NIS – Bevolkingsstatistieken & Studiecentrum Perinatale Epidemiologie geciteerd in<br />

Kind & Gezin, 2003a, p. 9, p. 20<br />

i<br />

ii<br />

i De Verloskundige Indicatielijst schrijft aan vroedkundigen <strong>voor</strong> wat ze wel en niet kunnen doen, zowel prenataal als durante partu. Is er sprake <strong>van</strong><br />

een belaste anamnese of is er een vermoeden <strong>van</strong> complicaties tijdens de zwangerschap en/of de baring, dan wordt de vrouw doorverwezen naar<br />

een gynaecoloog, met een ziekenhuisbevalling als logisch gevolg (Verloskundige Indicatielijst, 2003).<br />

De Verloskundige Indicatielijst schrijft aan vroedkundigen<br />

schatting <strong>voor</strong> 6% <strong>van</strong> wat deze geregistreerde ze wel en thuisbevallingen niet kunnen beantwoorden doen, niet aan onze zowel definitie pre-<br />

<strong>van</strong> een thuisbevalling omdat ze onverwachts<br />

ii Ziekte en leed door de arts (iatros) veroorzaakt (Illich geciteerd in Schepers & Nievaard, 1999, p. 124)<br />

iii Naar<br />

thuis<br />

nataal<br />

plaatsvonden<br />

als gevolg<br />

durante<br />

<strong>van</strong> een te snel<br />

partu.<br />

vorderende<br />

Is<br />

arbeid<br />

er<br />

(bron<br />

sprake<br />

: eigen data).<br />

<strong>van</strong> een belaste proces.<br />

iv Wanneer we de huidige wereld beschouwen, bekleedt Nederland op vlak <strong>van</strong> bevallingen een uitzonderingspositie. Thuisbevallingen worden er<br />

anamnese of is er een vermoeden <strong>van</strong> complicaties tijdens<br />

de voltrekt zwangerschap zich thuis (Centraal Bureau en/of <strong>voor</strong> de Statistiek, de baring, 2006). dan wordt de<br />

vi<br />

door politieke en sociale beleidsmakers actief gepromoot (zie bijv. Regeringsstandpunt Adviescommissie Kloosterman, 1989) en ongeveer 30% <strong>van</strong><br />

de bevallingen<br />

v Onder de veronderstelling dat onze hypothese bevestigd wordt en gelet op het stijgend relatieve aantal thuisbevallingen zou men kunnen gewag<br />

vrouw doorverwezen naar een gynaecoloog, met een vidu.<br />

maken <strong>van</strong> een (partiële) bevestiging <strong>van</strong> Becks theorie. Hier ligt echter niet het zwaartepunt <strong>van</strong> dit onderzoek. De<br />

aanzet tot een<br />

verzamelde ziekenhuisbevalling cross-sectionele data (zie verder) als logisch volstaan gevolg <strong>voor</strong> de (Verloskundige<br />

toetsing <strong>van</strong> een sociaal veranderingsproces.<br />

kunnen niet<br />

vi Cultuur Indicatielijst, in de zin <strong>van</strong> het geheel 2003). aan waarden, normen, opvattingen, attitudes en overtuigingen <strong>van</strong> een individu.<br />

vii De ongetwijfeld belangrijke rol <strong>van</strong> de eventuele partner en andere significante derden in de keuze <strong>van</strong> de bevallingsplaats blijft daardoor <strong>voor</strong>lopig<br />

Ziekte en leed door de arts (iatros) veroorzaakt (Illich<br />

buiten beschouwing. We zijn ons bewust <strong>van</strong> de beperking die we hiermee aan het onderzoek opleggen. Het is immers waarschijnlijk dat de naaste<br />

omgeving geciteerd <strong>van</strong> de vrouw in vaak Schepers mee de keuze <strong>van</strong> & de Nievaard, plaats <strong>van</strong> bevalling 1999, bepaalt. Hoewel p. 124) de beperking wordt doorgevoerd om pragmatische redenen<br />

(budget- en tijdsbeperkingen) kan ze, in het kader <strong>van</strong> ons theoretisch uitgangspunt tot op zekere hoogte worden verantwoord. Het feit dat we de rol<br />

<strong>van</strong> significante derden achterwege laten betekent niet automatisch dat we keuze <strong>voor</strong> de plaats <strong>van</strong> bevalling als een individuele keuze<br />

lingen beantwoorden niet aan onze definitie <strong>van</strong> een<br />

benaderen. We veronderstellen wel dat de keuze <strong>voor</strong> een thuisbevalling gemaakt wordt door een individu met bepaalde kenmerken en dat deze<br />

kenmerken thuisbevalling haar waarschijnlijk ook omdat in staat stellen ze haar onverwachts naasten in de richting thuis <strong>van</strong> haar plaatsvonden<br />

als gevolg <strong>van</strong> een te snel vorderende arbeid (bron :<br />

preferenties te beïnvloeden. We beschouwen <strong>voor</strong>liggend<br />

conceptueel model als een eerste aanzet.<br />

viii Kind en Gezin is een openbare instelling <strong>van</strong> de <strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap. Het fungeert als steunpunt <strong>voor</strong> objectieve en neutrale informatie over<br />

alles eigen wat met jonge data). kinderen te maken heeft en <strong>voor</strong> dienstverlening aan jonge kinderen en hun omgeving (Kind & Gezin, 2003a).<br />

ix Om<br />

Wanneer<br />

humanitaire redenen<br />

we<br />

worden<br />

de<br />

enkel<br />

huidige<br />

kinderen weerhouden<br />

wereld<br />

die op<br />

beschouwen,<br />

19/07/04 (de dag <strong>van</strong> de<br />

bekleedt<br />

steekproeftrekking) nog in leven zijn.<br />

x Conform definitie <strong>van</strong> autochtone vrouwen die o.m. door Kind & Gezin gehanteerd wordt (gesprek met Bea Buysse – wetenschappelijk adviseur<br />

Nederland op vlak <strong>van</strong> bevallingen een uitzonderingspositie.<br />

vrouwen of Thuisbevallingen vrouwen met een buitenlandse worden nationaliteit bij geboorte er door worden politieke uitgesloten omdat en de allochtone populatie in Vlaanderen erg<br />

Kind & Gezin, 13/07/04) wordt onder autochtone vrouwen verstaan : Belgische vrouwen die de Belgische nationaliteit hadden bij geboorte. Niet-<br />

Belgische<br />

heterogeen is en daarom minder geschikt om bestudeerd te worden aan de hand <strong>van</strong> de gestandaardiseerde aanpak die dit vergelijkend onderzoek<br />

sociale beleidsmakers actief gepromoot (zie bijv. Regeringsstandpunt<br />

vertekende samenstelling <strong>van</strong> de Adviescommissie gerealiseerde steekproef. Kloosterman, 1989)<br />

vereist en omdat grote verschillen in respons worden verwacht tussen autochtone en allochtone vrouwen. Eén en ander zou waarschijnlijk leiden tot<br />

een<br />

xi Omdat en het ongeveer bestand gemaakt 30% is op naam <strong>van</strong> de de kinderen, bevallingen is de beperking tot voltrekt kinderen geboren er uit zich een eenling-zwangerschap noodzakelijk om te<br />

vermijden dat vrouwen die bevallen zijn <strong>van</strong> een twee- of meerling meerdere keren zouden kunnen worden geselecteerd.<br />

iii Naar schatting 6% <strong>van</strong> deze geregistreerde thuisbeval-<br />

iv<br />

v<br />

thuis (Centraal Bureau <strong>voor</strong> de Statistiek, 2006).<br />

Onder de veronderstelling dat onze hypothese bevestigd<br />

wordt en gelet op het stijgend relatieve aantal thuisbevallingen<br />

zou men kunnen gewag maken <strong>van</strong> een aanzet<br />

tot een (partiële) bevestiging <strong>van</strong> Becks theorie. Hier ligt<br />

echter niet het zwaartepunt <strong>van</strong> dit onderzoek. De verzamelde<br />

cross-sectionele data (zie verder) kunnen niet<br />

volstaan <strong>voor</strong> de toetsing <strong>van</strong> een sociaal veranderings-<br />

Cultuur in de zin <strong>van</strong> het geheel aan waarden, normen,<br />

opvattingen, attitudes en overtuigingen <strong>van</strong> een indi-<br />

vii De ongetwijfeld belangrijke rol <strong>van</strong> de eventuele partner<br />

en andere significante derden in de keuze <strong>van</strong> de<br />

bevallingsplaats blijft daardoor <strong>voor</strong>lopig buiten beschouwing.<br />

We zijn ons bewust <strong>van</strong> de beperking die<br />

we hiermee aan het onderzoek opleggen. Het is immers<br />

waarschijnlijk dat de naaste omgeving <strong>van</strong> de vrouw<br />

vaak mee de keuze <strong>van</strong> de plaats <strong>van</strong> bevalling bepaalt.<br />

Hoewel de beperking wordt doorgevoerd om pragmatische<br />

redenen (budget- en tijdsbeperkingen) kan ze, in<br />

het kader <strong>van</strong> ons theoretisch uitgangspunt tot op zekere<br />

hoogte worden verantwoord. Het feit dat we de rol<br />

<strong>van</strong> significante derden achterwege laten betekent niet<br />

automatisch dat we de keuze <strong>voor</strong> de plaats <strong>van</strong> bevalling<br />

als een individuele keuze benaderen. We veronderstellen<br />

wel dat de keuze <strong>voor</strong> een thuisbevalling gemaakt<br />

wordt door een individu met bepaalde kenmerken en dat<br />

deze kenmerken haar waarschijnlijk ook in staat stellen<br />

haar naasten in de richting <strong>van</strong> haar preferenties<br />

te beïnvloeden. We beschouwen <strong>voor</strong>liggend conceptueel<br />

model als een eerste aanzet.<br />

viii Kind en Gezin is een openbare instelling <strong>van</strong> de <strong>Vlaamse</strong>


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

Gemeenschap. Het fungeert als steunpunt <strong>voor</strong> objectieve<br />

en neutrale informatie over alles wat met jonge kinderen<br />

te maken heeft en <strong>voor</strong> dienstverlening aan jonge<br />

kinderen en hun omgeving (Kind & Gezin, 2003a).<br />

ix Om humanitaire redenen worden enkel kinderen weerhouden<br />

die op 19/07/04 (de dag <strong>van</strong> de steekproeftrekking)<br />

nog in leven zijn.<br />

x Conform de definitie <strong>van</strong> autochtone vrouwen die o.m.<br />

door Kind & Gezin gehanteerd wordt (gesprek met Bea<br />

Buysse – wetenschappelijk adviseur Kind & Gezin,<br />

13/07/04) wordt onder autochtone vrouwen verstaan :<br />

Belgische vrouwen die de Belgische nationaliteit hadden<br />

bij geboorte. Niet-Belgische vrouwen of vrouwen<br />

met een buitenlandse nationaliteit bij geboorte worden<br />

uitgesloten omdat de allochtone populatie in Vlaanderen<br />

erg heterogeen is en daarom minder geschikt om<br />

bestudeerd te worden aan de hand <strong>van</strong> de gestandaardiseerde<br />

aanpak die dit vergelijkend onderzoek vereist<br />

en omdat grote verschillen in respons worden verwacht<br />

tussen autochtone en allochtone vrouwen. Eén en ander<br />

zou waarschijnlijk leiden tot een vertekende samenstelling<br />

<strong>van</strong> de gerealiseerde steekproef.<br />

xi Omdat het bestand gemaakt is op naam <strong>van</strong> de kinderen,<br />

is de beperking tot kinderen geboren uit een eenling-zwangerschap<br />

noodzakelijk om te vermijden dat<br />

vrouwen die bevallen zijn <strong>van</strong> een twee- of meerling<br />

meerdere keren zouden kunnen worden geselecteerd.<br />

xii De observatieperiode wordt beperkt tot één jaar omdat<br />

het een tijdseenheid is waarmee vaak gewerkt wordt in<br />

sociaal onderzoek en in rapporteringen rond gezondheidszorg<br />

en welzijn (zie bijv. Kind en Gezin, 2003b) en<br />

omdat eventuele ongekende seizoensgebonden invloeden<br />

op deze manier worden geïntegreerd.<br />

xiii In principe brengt dit met zich mee dat geldige veralgemenende<br />

uitspraken slechts mogelijk zijn na toevoeging<br />

<strong>van</strong> populatie-weegcoëfficiënten tijdens de analyse.<br />

Omdat de thuisbevallingen echter nooit meer dan 1%<br />

<strong>van</strong> de populatie uitmaken, kan in het kader <strong>van</strong> dit<br />

onderzoek ook veralgemeend worden op basis <strong>van</strong> de<br />

steekproef <strong>van</strong> de ziekenhuisbevallingen.<br />

xiv Na verwijdering <strong>van</strong> observaties die niet aan de operationaliserings<strong>voor</strong>waarden<br />

voldoen met name 12 respondentes<br />

met buitenlandse nationaliteit en/of een buitenlandse<br />

nationaliteit bij geboorte, 5 bevallingen in een<br />

geboortehuis, 1 bevalling in een auto, 14 vrouwen die in<br />

het ziekenhuis wilden bevallen maar overwachts thuis<br />

zijn bevallen en 14 vrouwen die thuis wilden bevallen<br />

maar <strong>voor</strong> wie op medische gronden een thuisbevalling<br />

onverantwoord werd geacht, 1 niet ingevulde vragenlijst<br />

en 2 respondentes met een item non-respons op de<br />

vraag naar de plaats <strong>van</strong> bevalling.<br />

REFERENTIES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

De referentielijst zal gepubliceerd worden bij het tweede deel<br />

<strong>van</strong> dit artikel in TVV5 – 07. (nvdr)<br />

189<br />

ABSTRACT<br />

PERSOONLIJKHEID EN WIJZE VAN<br />

BEVALLEN<br />

ACHTERGROND<br />

Het recht <strong>van</strong> vrouwen om een electieve sectio te vragen<br />

zonder een specifieke medische indicatie is het laatste<br />

decennium intensief besproken onder zorgverleners.<br />

Het doel <strong>van</strong> de studie was te onderzoeken of die vrouwen<br />

die om een electieve sectio vragen in hun persoonlijkheid<br />

verschillen <strong>van</strong> deze die plannen om vaginaal te bevallen. Het<br />

doel was ook de verschillen tussen groepen te bestuderen in<br />

leeftijd, ervaren gezondheid en de plaats <strong>van</strong> bevallen, IVF<br />

behandeling en planning <strong>van</strong> de gezinsgrootte.<br />

METHODE<br />

Aan de studie namen 328 vrouwen deel, opgesplitst in 2<br />

verschillende groepen, “keizersnede op vraag <strong>van</strong> de moeder”<br />

(n = 84), en de groep “vaginale bevalling” (n = 242), die zelf<br />

de inventaris invulden <strong>van</strong> de Karolinska Scales of Personality<br />

op 37 – 39 weken zwangerschap.<br />

RESULTATEN<br />

Een significant verschil in leeftijd werd gevonden tussen<br />

de sectiogroep en de groep vaginale bevalling (gemiddelde<br />

leeftijd 33.9 jaar versus 30.8, p < 0.001). Covariantieanalyse<br />

<strong>van</strong> persoonlijkheidstrekken toonde dat de subschalen<br />

‘Vermijden <strong>van</strong> eentonigheid’( p < 0.003) en ‘Socialisatie’ (p <<br />

0.002) significant verschilden tussen vrouwen die een sectio<br />

vroegen en vrouwen die een vaginale bevalling planden.<br />

Er waren geen verschillen tussen de groepen in variabelen<br />

betreffende de ‘neiging tot angst - schaal’.<br />

BESLUIT<br />

Persoonlijkheidstrekken zoals socialisatie en vermijden <strong>van</strong><br />

eentonigheid verschillen significant <strong>voor</strong> de bevalling tussen<br />

moeders die een sectio vragen en deze die dat niet doen.<br />

Wiklund I., Edman G., Larsson C., Andolf E. (2006).<br />

Personality and mode of delivery.<br />

Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica, Volume<br />

85, Number 10, pp. 1225-1230(6).<br />


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

B O R S T V O E D I N G<br />

190<br />

LANG BORSTVOEDING GEVEN<br />

IN VLAANDEREN<br />

PROFIEL VAN LANGVOEDSTERS, INVLOED VAN OMGEVINGSFACTOREN EN<br />

AANBEVELINGEN VOOR EEN BORSTVOEDINGSVRIENDELIJKE OMGEVING<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

E X P E R T I S E C E N T R U M KRAAMZORG EN PRAKTIJK VOOR VROEDKUNDE VZW DE BAKERMAT<br />

W W W.DEBAKERMAT.BE<br />

1. INLEIDING<br />

Als onderdeel <strong>van</strong> een ruimer borstvoedingsproject 1 voerde<br />

De Bakermat 2 in opdracht <strong>van</strong> Kind en Gezin een grootschalig<br />

sociologisch onderzoek naar langdurig borstvoeding geven<br />

in Vlaanderen. Dit onderzoek had tot doel de kenmerken<br />

<strong>van</strong> moeders die lang voeden in kaart te brengen en na te<br />

gaan wat hen onderscheidt <strong>van</strong> moeders die slechts kort<br />

borstvoeding geven. Deze informatie laat toe om enerzijds<br />

beter in te spelen op de noden <strong>van</strong> borstvoedende moeders,<br />

en anderzijds om gerichte beleidsmaatregelen te formuleren<br />

ter bevordering <strong>van</strong> een borstvoedingsvriendelijk klimaat.<br />

Je kind lang voeden is in Vlaanderen geen <strong>van</strong>zelfsprekendheid.<br />

Terwijl 63,5% <strong>van</strong> de moeders die in Vlaanderen bevallen<br />

starten met borstvoeding (al dan niet<br />

exclusief), wordt het aandeel moeders dat op<br />

zes maanden nog borstvoeding geeft geschat<br />

op 15% (SEIN, 2002). Vlaanderen heeft dus<br />

nog een lange weg te gaan wanneer we<br />

willen beantwoorden aan de WHO - richtlijn<br />

om exclusief borstvoeding te geven tot zes<br />

maanden en daarna, aangevuld met vaste<br />

voeding, te blijven voeden tot en met het<br />

tweede levensjaar of langer. Dat borstvoeding<br />

een optimale groei en ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />

zuigeling garandeert en beschermt tegen<br />

infectieziekten en bepaalde chronische<br />

aandoeningen is genoegzaam bekend. Wat<br />

echter vaak onderbelicht blijft is dat hoe<br />

langer men borstvoeding geeft hoe groter<br />

de gezondheids<strong>voor</strong>delen zijn (de Reede,<br />

2003; Newman, 2005). Vanuit deze optiek<br />

is het dan ook belangrijk om moeders aan<br />

te moedigen en te ondersteunen wanneer ze<br />

hun baby lang willen voeden.<br />

eigenschappen <strong>van</strong> langvoedsters en de invloed <strong>van</strong><br />

omgevingsfactoren in kaart worden gebracht door middel <strong>van</strong><br />

bivariate en multivariate statistische analyses. In een tweede<br />

onderzoeksluik komen de moeders zelf aan het woord via een<br />

kwalitatieve analyse <strong>van</strong> hun antwoorden op een open vraag<br />

met betrekking tot de combinatie arbeid en borstvoeding.<br />

Tot slot hebben we, in de marge, via een case study aandacht<br />

<strong>voor</strong> de specifieke ervaringen <strong>van</strong> kansarme moeders. In dit<br />

artikel zullen de meest rele<strong>van</strong>te bevindingen <strong>van</strong>uit elk<br />

<strong>van</strong> deze invalshoeken thematisch gebundeld worden, met<br />

bijzondere aandacht <strong>voor</strong> de bevindingen die rele<strong>van</strong>t zijn<br />

<strong>voor</strong> de dagelijkse praktijk <strong>van</strong> <strong>vroedvrouwen</strong>.<br />

Figuur 1: Schematisch overzicht onderzoeksmodel<br />

Figuur 1: Schematisch overzicht onderzoeksmodel<br />

Moeder-kind<br />

factoren<br />

Omgevingsfactoren<br />

strekkers<br />

Sociodemografische<br />

Eigenschappen <strong>van</strong> moeder en kind<br />

Moederfactoren<br />

Eigenschappen <strong>van</strong> de omgeving<br />

Sociaal beleid<br />

Normen en<br />

waarden<br />

Kindfactoren<br />

Thuisomgeving<br />

Werkomgeving<br />

Zorgver-<br />

Het onderzoek bestaat uit drie delen. Het<br />

meest om<strong>van</strong>grijke deel is het kwantitatieve<br />

onderzoeksluik waarin de kenmerkende<br />

Borstvoedingsduur


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

2. METHODOLOGIE<br />

2.1. ONDERZOEKSMODEL<br />

Conceptueel worden twee onderzoeksniveaus onderscheiden:<br />

het moeder - kindniveau en het omgevingsniveau.<br />

Gezondheidsgedrag in het algemeen en borstvoedingsgedrag<br />

in het bijzonder worden immers niet alleen beïnvloed door<br />

individuele factoren die met moeder en/of kind te maken<br />

hebben, maar ook collectieve factoren in de omgeving spelen<br />

een rol. Figuur 1 illustreert het gehanteerde onderzoeksmodel<br />

en de verschillende aspecten hier<strong>van</strong>.<br />

2.2. METHODOLOGIE KWANTITATIEF<br />

ONDERZOEKSLUIK<br />

Om zicht te krijgen op de succesfactoren <strong>voor</strong> lang voeden<br />

vergelijken we aan de hand <strong>van</strong> een uitgebreide vragenlijst de<br />

groep langvoedsters (i.e. 6 maanden of langer borstvoeding,<br />

al dan niet exclusief) en een groep kortvoedsters (i.e. minder<br />

dan 2 maanden, al dan niet exclusief) 3 . Om deze twee<br />

respondentengroepen samen te stellen werd een beroep<br />

gedaan op de Ikarosdatabank <strong>van</strong> Kind en Gezin.<br />

Medio 2005 werden 3905 gestandaardiseerde post - enquêtes<br />

verstuurd. Er werden 2835 vragenlijsten teruggestuurd,<br />

waar<strong>van</strong> 1886 ingevulde vragenlijsten en 949 invulstrookjes<br />

waarmee de respondenten konden aangeven dat ze niet tot<br />

de doelgroep behoorden. Onderstaande tabel (tabel 1) biedt<br />

een overzicht.<br />

Tabel 1: Overzicht verzonden en beantwoorde vragenlijsten<br />

el 1: Overzicht verzonden en beantwoorde vragenlijsten<br />

Verzonden<br />

Beantwoord<br />

Ingevuld Invulstrook Totaal<br />

3905 1886 949 2835<br />

de 1886 respondenten die de vragenlijst invulden blijken er bijkomend 378 moeders niet tot de<br />

lgroep te behoren. Het gaat om moeders die 2 tot 5 maanden borstvoeding gaven en hoewel ze<br />

tot de doelgroep ( 6 mnd + of


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

192<br />

minder vaak op de arbeidsmarkt dan kortvoedsters. Specifiek<br />

<strong>voor</strong> beroepsactieve langvoedsters geldt verder dat ze <strong>voor</strong>al<br />

in de social profit sector werkzaam zijn. Een mogelijke<br />

verklaring hier<strong>voor</strong> is dat eenzelfde onderliggende culturele<br />

factor maakt dat vrouwen enerzijds lang doorgaan met<br />

voeden, en anderzijds ook meer geneigd zijn om een job te<br />

zoeken in de social profit sector.<br />

Voor kansarme moeders geldt dat ze gemiddeld iets jonger<br />

zijn dan de andere respondenten in dit onderzoek. Wat<br />

opleiding betreft is het beeld gemengd: er bevinden zich<br />

zowel hoger - als lageropgeleide moeders onder de kansarme<br />

respondenten. Wel zijn deze moeders veelal werkloos of in<br />

ziekteverlof.<br />

Wanneer we verschillende aspecten m.b.t. de intentie om<br />

borstvoeding te geven in kaart brengen wordt een belangrijk<br />

verband met de borstvoedingsduur opgetekend. Voor bijna 8<br />

op 10 langvoedsters ligt de keuze <strong>voor</strong> borstvoeding al vast<br />

vóór de zwangerschap. Bij de kortvoedsters is dit aandeel<br />

beduidend kleiner. Eerder onderzoek toonde ook reeds aan<br />

dat hoe vroeger men beslist om borstvoeding te geven, hoe<br />

langer men hiermee doorgaat (Declerq, 1998; SEIN, 2002;<br />

Ward etal, 2004). Vroeg informeren en sensibiliseren <strong>van</strong><br />

jonge vrouwen kan dus belangrijk zijn <strong>voor</strong> de bevordering<br />

<strong>van</strong> borstvoeding. Bijzondere aandacht <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>delen<br />

<strong>van</strong> (lang) borstvoeding geven tijdens de prenatale infosessies<br />

lijkt dan ook aangewezen. Bovendien blijken langvoedsters<br />

op <strong>voor</strong>hand minder dan kortvoedsters plannen te maken<br />

omtrent de borstvoedingsduur. Terwijl kortvoedsters veelal<br />

een bepaalde borstvoedingsduur <strong>voor</strong>opstellen, zeggen<br />

langvoedsters dat ze zolang als mogelijk willen doorgaan.<br />

Niet alleen het moment waarop men kiest <strong>voor</strong> borstvoeding,<br />

of de geplande duur maar ook de startmotivatie speelt een<br />

rol: een sterke startmotivatie hangt samen met een lange<br />

borstvoedingsduur.<br />

Bij de kansarme moeders geeft een ruime meerderheid aan<br />

dat ze bij de start sterk gemotiveerd waren en planden om<br />

zolang mogelijk te voeden.<br />

Verder wordt de borstvoedingsduur beïnvloed door het al dan<br />

niet hebben <strong>van</strong> eerdere lactatie - ervaring. Binnen de groep<br />

langvoedsters bevinden zich meer moeders die reeds eerder<br />

borstvoeding gaven dan moeders die nooit eerder voedden.<br />

Daarenboven geldt dat lang voeden bij een vorig kind bijna zeker<br />

leidt tot lang voeden bij een volgend kind. Deze bevindingen<br />

benadrukken het belang <strong>van</strong> borstvoedingspromotie, -<br />

ondersteuning en - begeleiding, zeker bij primipara. Wanneer<br />

deze primipara gemotiveerd worden om lang borstvoeding<br />

te geven, is dit niet alleen gunstig <strong>voor</strong> het eerste kind<br />

maar ressorteert eveneens effect <strong>voor</strong> de borstvoedingsduur<br />

bij volgende kinderen. Ook indirect gaat er een invloed uit<br />

<strong>van</strong> lactatie - ervaring. Moeders die eerder borstvoeding<br />

gaven blijken vaker dan moeders zonder ervaring hun baby<br />

binnen het uur na de geboorte aan te leggen, zijn tijdens<br />

de zwangerschap beter geïnformeerd over borstvoeding en<br />

houden er realistischere verwachtingen op na. Vermits deze<br />

aspecten gerelateerd zijn aan een lange borstvoedingsduur<br />

kan eveneens gesproken worden <strong>van</strong> een indirect effect <strong>van</strong><br />

lactatie - ervaring.<br />

Een opmerkelijk verschil tussen de resultaten <strong>voor</strong> de kansarme<br />

moeders en de overige respondenten betreft het tijdsverloop<br />

tussen de geboorte en het eerste aanlegmoment. Voor een<br />

meerderheid <strong>van</strong> de kansarme moeders bedraagt dit meer dan<br />

een uur, terwijl bij de overige respondenten ongeveer 3 op 4<br />

moeders hun baby binnen het uur aanleggen. Een eenduidige<br />

verklaring <strong>voor</strong> dit verschil kan op basis <strong>van</strong> <strong>voor</strong>liggend<br />

onderzoek niet worden gegeven. Mogelijk speelt eerdere<br />

lactatie - ervaring een rol: de helft <strong>van</strong> de kansarme moeders<br />

gaf nooit eerder borstvoeding. We kwamen immers tot de<br />

bevinding dat wie eerder borstvoeding gaf ook vaker binnen<br />

het uur na de geboorte aanlegt dan wie nooit eerder voedde.<br />

Terwijl zowel langvoedsters als kortvoedsters aangeven dat<br />

ze zich <strong>voor</strong>al door hun partner aangemoedigd voelen,<br />

hebben langvoedsters op het vlak <strong>van</strong> hun ruimere sociale<br />

omgeving een ander profiel dan kortvoedsters. Langvoedsters<br />

weten zich vaker dan kortvoedsters omringd door vrouwen<br />

die ook reeds borstvoeding gaven. Ook bevinden ze zich<br />

vaker in een omgeving met een positieve houding ten<br />

aanzien <strong>van</strong> borstvoeding in het openbaar (en bij uitbreiding<br />

vermoedelijk ook ten aanzien <strong>van</strong> borstvoeding in het<br />

algemeen). Een ondersteunende en positieve houding <strong>van</strong><br />

de omgeving vormt <strong>voor</strong> de moeder een bron <strong>van</strong> steun en<br />

komt de borstvoedingsduur ten goede. Ook blijken zowat<br />

alle langvoedsters <strong>van</strong> mening dat voeden op een openbare<br />

plaats heel normaal is. Langvoedsters hebben er zelf dan ook<br />

in mindere mate dan kortvoedsters moeite mee om te voeden<br />

in het openbaar. Desondanks is er ook onder de langvoedsters<br />

een aanzienlijke groep moeders die zich belemmerd voelt om<br />

in het openbaar te voeden.<br />

Deze laatste bevinding vormt een indicatie <strong>voor</strong> de heersende<br />

normen en waarden rond borstvoeding. De verminderde<br />

sociale goedkeuring <strong>voor</strong> lang voeden laat zich immers<br />

a fortiori voelen wanneer het voeden in het openbaar<br />

betreft. Pas wanneer lang voeden maatschappelijk beter<br />

aanvaard wordt en meer deel uitmaakt <strong>van</strong> het openbare<br />

leven, zal het aantal moeders dat lang voedt opmerkelijk<br />

toenemen. Hiermee wijzen we dan ook op het belang <strong>van</strong><br />

een algemene bewustmaking rond borstvoeding waarbij de<br />

hele samenleving attent wordt gemaakt op de <strong>voor</strong>delen <strong>van</strong><br />

(lang) borstvoeding geven.<br />

De zichtbaarheid <strong>van</strong> borstvoeding bij de kansarme moeders<br />

is eerder beperkt te noemen: zij weten zich minder dan de<br />

andere respondenten omringd door vrouwen die reeds eerder<br />

borstvoeding gaven. Verder zegt ongeveer de helft <strong>van</strong><br />

deze moeders weinig moeite te hebben met voeden in het<br />

openbaar en dit een normaal gegeven te vinden. Wel wordt<br />

op dit vlak een verschil vastgesteld tussen autochtone en<br />

allochtone moeders: moeders <strong>van</strong> allochtone afkomst lijken<br />

minder problemen te hebben met voeden in het openbaar<br />

dan moeders <strong>van</strong> autochtone afkomst.<br />

3.2. ATTITUDE EN BELEVING VAN DE<br />

BORSTVOEDINGSERVARING<br />

De sterkste <strong>voor</strong>speller <strong>voor</strong> de borstvoedingsduur blijkt de<br />

eigen borstvoedingsattitude te zijn, die werd gemeten aan de<br />

hand <strong>van</strong> een houdingsschaal met verschillende uitspraken<br />

over borstvoeding 6 . Langvoedsters staan positiever<br />

tegenover borstvoeding dan kortvoedsters. Daarnaast


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

blijkt dat moeders die reeds tijdens de zwangerschap<br />

geïnformeerd zijn over borstvoeding over het algemeen een<br />

positievere borstvoedingsattitude hebben. Voor initiatieven<br />

ter bevordering <strong>van</strong> borstvoeding lijkt dit een belangrijk<br />

gegeven: wanneer correct en vroeg informeren een<br />

invloed uitoefent op de belangrijkste determinant <strong>voor</strong> de<br />

borstvoedingsduur, m.n. de attitude, heeft men hierbij een<br />

krachtig instrument in handen.<br />

De attitude <strong>van</strong> kansarme moeders kan omschreven worden<br />

als positief tot zeer positief. De interviewers merken op<br />

dat er in dit verband een opmerkelijk verschil is tussen<br />

autochtone en allochtone moeders: de allochtone moeders<br />

blijken positiever te staan tegenover borstvoeding dan de<br />

autochtone moeders.<br />

Verder heeft ook de manier waarop men borstvoeding ervaart en<br />

de prevalentie <strong>van</strong> gezondheids - of borstvoedingsproblemen<br />

een invloed op de borstvoedingsduur. Allereerst blijken<br />

langvoedsters de borstvoeding vaker dan kortvoedsters<br />

als prettig te omschrijven. Ze stellen ook vaker dat het<br />

geven <strong>van</strong> borstvoeding aan hun verwachtingen voldoet,<br />

en ze het <strong>voor</strong>nemen hebben om bij een volgend kind<br />

opnieuw en minstens even lang borstvoeding te geven.<br />

Hoewel langvoedsters gemiddeld minder gezondheids -<br />

of borstvoedingsproblemen rapporteren, geeft toch een<br />

aanzienlijke groep langvoedsters aan dat ze zodanig moeilijke<br />

momenten hadden dat ze overwogen om te stoppen. De<br />

manier waarop langvoedsters en kortvoedsters omgaan<br />

met dergelijke situaties verschilt. Langvoedsters blijken<br />

hierbij vaker kracht uit zichzelf te putten en minder beroep<br />

te doen op steun <strong>van</strong> familie of gezondheidswerkers. Deze<br />

bevindingen geven aan dat langvoedsters kennelijk minder<br />

bereikt worden door gezondheidswerkers en bijkomende<br />

inspanningen hier<strong>voor</strong> nodig zijn. Wanneer we vaststellen<br />

dat langvoedsters zich vaker een uitzondering voelen in hun<br />

omgeving, kunnen we veronderstellen dat sociale afkeuring<br />

hen er<strong>van</strong> weerhoudt om beroep te doen op zowel familie als<br />

gezondheidswerkers.<br />

Zowat alle kansarme moeders houden een prettige ervaring<br />

over aan het geven <strong>van</strong> borstvoeding. Toch geeft ongeveer<br />

de helft onder hen aan dat ze moeilijke momenten hadden<br />

en overwogen om de borstvoeding stop te zetten.<br />

Op deze momenten zochten de kansarme respondenten<br />

<strong>voor</strong>al kracht bij zichzelf, en steun bij hun partner of<br />

ervaren vriendinnen. Deze moeders doen kennelijk geen<br />

beroep op gezondheidswerkers. Extra inspanningen <strong>van</strong><br />

gezondheidswerkers om deze groep moeders te bereiken zijn<br />

dan ook aangewezen.<br />

3.3. COMBINATIE BORSTVOEDING EN WERK<br />

De toegenomen arbeidsmarktparticipatie <strong>van</strong> vrouwen sinds<br />

de jaren ’60 maakt hun arbeidsomstandigheden tot een<br />

belangrijke factor <strong>voor</strong> de borstvoedingsduur. Uit eerder<br />

onderzoek blijkt dat het hervatten <strong>van</strong> de beroepsactiviteiten<br />

veruit de belangrijkste reden vormt om te stoppen met<br />

borstvoeding. Voorliggend onderzoek gaat hier dieper op in.<br />

Zowel lang - als kortvoedsters die stoppen met borstvoeding<br />

wanneer ze opnieuw aan het werk gaan, noemen als<br />

<strong>voor</strong>naamste beweegreden hier<strong>voor</strong> dat de combinatie<br />

borstvoeding en werken te vermoeiend was. Daarnaast halen<br />

ze aan dat de inhoud <strong>van</strong> hun job moeilijk te combineren<br />

was met borstvoeding en er op het werk geen mogelijkheden<br />

waren om af te kolven. Verder stellen we vast dat langvoedsters<br />

vaker dan kortvoedsters antwoorden dat hun collega’s er<br />

hen raar op aankeken. Zowel op het vlak <strong>van</strong> de beschikbare<br />

faciliteiten als op het vlak <strong>van</strong> mentaliteit dienen er dus<br />

inspanningen geleverd te worden.<br />

Ondanks de soms weinig faciliterende arbeidsomstandigheden<br />

combineert 72% <strong>van</strong> de langvoedsters met een loopbaan<br />

borstvoeding en werk. Belangrijke nuance hierbij is dat een<br />

grote meerderheid onder hen deze combinatie pas aangaat<br />

nadat ze langer dan de wettelijk <strong>voor</strong>ziene moederschapsrust<br />

zijn thuisgebleven. Het verschil met kortvoedsters is duidelijk:<br />

langvoedsters blijven na de bevalling significant langer thuis.<br />

Kennelijk maken deze moeders vaker gebruik <strong>van</strong> regelingen als<br />

borstvoedingsverlof, ouderschapsverlof, tijdskrediet, e.d. Het<br />

verband blijft gelden wanneer enkel de beroepsactieve moeders<br />

in rekening worden gebracht. De duur <strong>van</strong> de thuisblijfperiode<br />

na de bevalling vormt na de borstvoedingsattitude bovendien<br />

de tweede sterkste <strong>voor</strong>speller <strong>voor</strong> de borstvoedingsduur.<br />

Deze resultaten roepen op tot beleidsmaatregelen ter<br />

bevordering <strong>van</strong> een borstvoedingsvriendelijk werkklimaat<br />

en concreet een verlenging <strong>van</strong> de moederschapsrust en/of<br />

ouderschapsverlof. Hierdoor kan de kans op een gelijke start<br />

<strong>voor</strong> kinderen worden vergroot. Op dit moment is het immers<br />

zo dat kinderen <strong>van</strong> moeders met een hoge opleiding en<br />

een gezinsinkomen dat lang thuisblijven toelaat, meer kans<br />

maken om lang borstvoeding te krijgen.<br />

Bovendien blijkt deze sociale ongelijkheid nog in de<br />

hand gewerkt te worden doordat kansarme moeders - in<br />

tegenstelling tot de andere moeders - tijdens de zwangerschap<br />

niet op de hoogte zijn <strong>van</strong> de mogelijkheden om borstvoeding<br />

en werk te combineren. Gezien de al zwakke positie <strong>van</strong> deze<br />

moeders op het vlak <strong>van</strong> inkomen en arbeidssituatie lijkt het<br />

net <strong>voor</strong> deze groep erg belangrijk om voldoende en correcte<br />

informatie hierover te krijgen, zodat ze desgevallend toch<br />

werk en borstvoeding gaan combineren.<br />

3.4. GEZONDHEIDSWERKERS<br />

Gezondheidswerkers nemen een bijzondere maatschappelijke<br />

positie in wanneer het borstvoeding betreft. De autoriteit die<br />

zij genieten op het vlak <strong>van</strong> gezondheid en voeding maakt dat<br />

jonge moeders vaak bij hen te rade komen en redelijkerwijs<br />

ook correcte informatie en ondersteuning <strong>van</strong> hen mogen<br />

verwachten.<br />

Dit onderzoek toont aan dat zowel langvoedsters als<br />

kortvoedsters zich <strong>voor</strong>al aangemoedigd voelen door de<br />

verpleegkundige <strong>van</strong> Kind en Gezin, de vroedvrouw in de<br />

materniteit, en de vroedvrouw aan huis. Daarnaast voelen<br />

langvoedsters zich vaker gestimuleerd door de arts <strong>van</strong> Kind en<br />

Gezin, de huisarts en de kraamverzorgster thuis. Internationale<br />

studies toonden reeds aan dat moeders die zich gesteund<br />

weten door gezondheidswerkers meer zelfvertrouwen krijgen<br />

en langer zullen doorgaan met voeden (Dillaway etal, 2004;<br />

Khoury etal, 2002; Freed etal, 1995; Humenick etal, 1998). Er<br />

kan dus niet <strong>voor</strong>bijgegaan worden aan de ondersteunende<br />

193


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

194<br />

opdracht <strong>van</strong> deze gezondheidswerkers.<br />

Wanneer het informatieverstrekking betreft, geven zowel<br />

lang- als kortvoedsters aan dat ze <strong>voor</strong>al informatie krijgen<br />

<strong>van</strong> de verpleegkundigen <strong>van</strong> Kind en Gezin en de vroedvrouw<br />

in de materniteit. Langvoedsters stellen bovendien vaker dan<br />

kortvoedsters dat ze informatie krijgen <strong>van</strong> de vroedvrouw<br />

thuis en <strong>van</strong> de arts <strong>van</strong> Kind en Gezin, maar minder vaak<br />

dat ze geïnformeerd worden door hun gynaecoloog en de<br />

vroedvrouw in de materniteit. In dit verband verwijzen we<br />

naar de hypothese dat het aandeel moeders dat thuis of met<br />

kort ziekenhuisverblijf bevalt verhoudingsgewijs hoger zal<br />

liggen bij langvoedsters dan bij kortvoedsters. Dit biedt een<br />

mogelijke verklaring <strong>voor</strong> het feit dat langvoedsters vaker<br />

informatie krijgen <strong>van</strong> de vroedvrouw thuis en minder vaak<br />

<strong>van</strong> de gynaecoloog en de vroedvrouw in de materniteit.<br />

Daarnaast blijken langvoedsters vaker dan kortvoedsters zelf<br />

op zoek te gaan naar informatie in boeken, tijdschriften<br />

en brochures, en nemen ze ook vaker contact op met een<br />

borstvoedingsvereniging. Er werd eveneens gevraagd of de<br />

informatie <strong>van</strong> gezondheidswerkers de moeders ook had<br />

geholpen om langer te voeden. Hierbij blijkt zowel <strong>voor</strong> kortals<br />

langvoedsters <strong>voor</strong>al de informatie <strong>van</strong> de vroedvrouw<br />

aan huis erg nuttig te zijn. Deze bevinding geeft aan dat een<br />

degelijke ondersteuning <strong>van</strong> moeders erg belangrijk is, en<br />

bij<strong>voor</strong>beeld een continue begeleiding (minstens 6 maanden)<br />

waarbij ook na de kraamperiode borstvoedingsinformatie<br />

wordt gegeven, aanbevolen is. In dit verband wordt daarom<br />

geadviseerd om borstvoedingsbegeleiding op te nemen in de<br />

nomenclatuur, en dit gedurende een voldoende lange periode<br />

na de bevalling.<br />

Verder zeggen langvoedsters ook vaker dan kortvoedsters dat<br />

de prenatale infosessies hen geholpen hebben om langer te<br />

voeden. Vrouwen reeds <strong>voor</strong> of tijdens de zwangerschap goed<br />

informeren over borstvoeding blijkt dus nogmaals <strong>van</strong> belang.<br />

Financiële ondersteuning <strong>van</strong> de prenatale infosessies <strong>van</strong>uit<br />

de overheid is dan ook wenselijk. Op deze manier worden<br />

er meer middelen beschikbaar gesteld <strong>voor</strong> het organiseren<br />

<strong>van</strong> deze sessies en kunnen er bijkomende inspanningen<br />

gedaan worden om een zo groot mogelijke groep zwangeren<br />

te bereiken. Het stimuleert bovendien om te waken over<br />

de kwaliteit <strong>van</strong> de informatie die over borstvoeding wordt<br />

verspreid.<br />

Een laatste aspect met betrekking tot de begeleiding door<br />

gezondheidswerkers betreft de eenduidigheid <strong>van</strong> de adviezen<br />

die door verschillende ( groepen ) gezondheidswerkers<br />

worden gegeven. Ongeveer 1 op 3 kort - en langvoedsters<br />

stelt soms of vaak te maken te hebben met tegenstrijdige<br />

adviezen. Hoewel op dit vlak geen significante verschillen<br />

naar borstvoedingsduur werden vastgesteld, mag verwacht<br />

worden dat tegenstrijdigheden moeders onzeker maken en<br />

het vertrouwen in hun lactatiecapaciteiten hierdoor wordt<br />

afgeremd. Binnen de gezondheidszorg blijkt het dan ook<br />

<strong>van</strong> onmiskenbaar belang om te werken aan éénsluitende,<br />

wetenschappelijk onderbouwde adviezen over de verschillende<br />

aspecten <strong>van</strong> borstvoeding. Dit kan door het uitwerken <strong>van</strong><br />

richtlijnen die ondersteund worden door de verschillende<br />

instanties en gelden <strong>voor</strong> alle gezondheidswerkers.<br />

Uit de interviews met kansarme moeders blijkt dat kansarme<br />

gezinnen in zeer beperkte mate een beroep doen op hulp<br />

<strong>van</strong> gezondheidswerkers. Ze worden vaak enkel bereikt door<br />

de regioverpleegkundige <strong>van</strong> Kind en Gezin. Daarom is het<br />

aanbevolen dat gezondheidswerkers extra inspanningen<br />

zouden leveren om kansarme gezinnen beter te bereiken,<br />

zodat ook zij degelijk geïnformeerd en ondersteund kunnen<br />

worden door hun huisarts, gynaecoloog, pediater of<br />

vroedvrouw.<br />

4. BESLUIT<br />

De onderzoeksresultaten tonen aan dat langvoedsters op<br />

een aantal punten verschillen <strong>van</strong> kortvoedsters. Zowel<br />

op socio - demografisch vlak als op het vlak <strong>van</strong> attitude,<br />

intentie, beleving, sociale omgeving, arbeid en invloed<br />

<strong>van</strong> gezondheidswerkers werden verschillen opgetekend.<br />

De vastgestelde invloeden <strong>van</strong> deze factoren op de<br />

borstvoedingsduur roepen op tot beleidsmaatregelen ter<br />

bevordering <strong>van</strong> een borstvoedingsvriendelijk klimaat<br />

en dit op verschillende niveaus. Allereerst is op het ruime<br />

maatschappelijke vlak een algemene sensibilisering wenselijk.<br />

Wanneer de hele samenleving geïnformeerd wordt over de<br />

<strong>voor</strong>delen <strong>van</strong> (lang) borstvoeding geven draagt dit bij tot<br />

het normaliseren <strong>van</strong> borstvoeding en voelen langvoedsters<br />

zich minder vaak een uitzondering. Wanneer de duur <strong>van</strong> de<br />

thuisblijfperiode na de bevalling een belangrijke determinant<br />

<strong>voor</strong> de borstvoedingsduur blijkt, is een verlenging <strong>van</strong><br />

de moederschapsrust tot zes maanden een aangewezen<br />

beleidsoptie.<br />

Daarnaast is een belangrijke taak weggelegd <strong>voor</strong> de<br />

gezondheidswerkers. Correcte kennis en een ondersteunende<br />

houding bij gezondheidswerkers die in contact komen met<br />

zwangere vrouwen en jonge moeders zijn onontbeerlijk<br />

wanneer we lang voeden wensen te stimuleren. Een eigen<br />

bevraging <strong>van</strong> de kennis over borstvoeding bij 9 groepen<br />

gezondheidswerkers (huisartsen, gynaecologen, pediaters,<br />

<strong>vroedvrouwen</strong> en kraamverzorg(st)ers in de thuiszorg,<br />

regioverpleegkundigen <strong>van</strong> Kind & Gezin, verantwoordelijken<br />

en kinderverzorg(st)ers <strong>van</strong> een erkend kinderdagverblijf en<br />

op<strong>van</strong>gouders) legt overigens belangrijke lacunes bloot (nvdr:<br />

verschenen in TVV5 – 2006). Bijscholing over borstvoeding,<br />

met specifieke aandacht <strong>voor</strong> de thema’s die als onvoldoende<br />

gekend naar voren komen, dringt zich dan ook op.<br />

De volledige onderzoeksresultaten werden gebundeld<br />

in het boek ‘Succesvol borstvoeding geven in<br />

Vlaanderen. Kan het’<br />

Dit boek is <strong>voor</strong> de prijs <strong>van</strong> 20 euro te verkrijgen op<br />

onderstaand adres:<br />

De Bakermat vzw<br />

Redingenstraat 27<br />

3000 Leuven<br />

Tel: 016/20 77 40<br />

debakermat@debakermat.be


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

REFERENTIES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

• Declerq H. (1998). Borstvoeding: betekenis <strong>voor</strong> moeder en<br />

kind [Diss Lic]. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.<br />

• de Reede, A. (2003). Begeleiding bij borstvoeding. Wijk bij<br />

Duurstede en Krimpen aan de Lek: Vereniging Borstvoeding<br />

Natuurlijk en Stichting Zorg <strong>voor</strong> Borstvoeding.<br />

• Dillaway HE, ME Douma (2004). Are Pediatric Offices<br />

“Supportive” of Breastfeeding Discrepancies between<br />

Mothers’ and Healthcare Professionals’ Reports. Clinical<br />

Pediatrics, 43, 417-430.<br />

• Freed G, Clark S, Sorensen J, Lohr J, Cefalo R, P Curtis.<br />

(1995). National Assessment of Physicians’ Breastfeeding<br />

Knowledge, Attitudes, Training and Experience. JAMA,<br />

273 (6), 472-476.<br />

• Humenick S, Hill P, P Spiegelberg. (1998). Breastfeeding<br />

and Health Professional Encouragement. Journal of Human<br />

Lactation, 14 (4),305-310.<br />

• Khoury AJ, Hinton A, Mitra AK, Carothers C, Foretich C.<br />

(2002). Improving Breastfeeding Knowledge, Attitudes,<br />

and Practices and WIC Clinic Staff. Public Health Reports,<br />

117, 453-462.<br />

• Newman J. (2005). Breastfeed a Toddler – Why on<br />

Earth Beschikbaar via http://www.thebirthden.com/<br />

Breastfeed%20a%20Toddler-January%202005.doc.<br />

• Ward M, Sheridan A, Howell F, Hegarty I, O’Farrell A. (2004).<br />

Infant feeding: factors affecting initiation, exclusivity and<br />

duration. Irish Medical Journal, 97 (7), 197-199.<br />

• SEIN. (2002). Onderzoek naar de voedingssituatie <strong>van</strong><br />

jonge kinderen. Diepenbeek: SEIN.<br />

NIEUWSFLASH:<br />

DUUR VAN BORSTVOEDING EN KANS OP<br />

OVERGEWICHT<br />

De duur <strong>van</strong> borstvoeding is omgekeerd evenredig met<br />

overgewicht in het later leven. Harder et al. concluderen<br />

dat hoe langer de duur <strong>van</strong> borstvoeding is, hoe minder<br />

kans op overgewicht. Voor elke maand borstvoeding<br />

na 9 maanden vermindert de kans op overgewicht met<br />

4%. De daling resulteerde in een 30% vermindering <strong>van</strong><br />

de kans op overgewicht <strong>voor</strong> een baby die 9 maanden<br />

borstvoeding kreeg, vergeleken met een baby die nooit<br />

borstvoeding heeft gekregen.<br />

Harder et al. (2005). Duration of Breastfeeding and<br />

Risk of Overweight: A Meta-Analysis. American<br />

Journal of Epidemiology, 162(5):397-403.<br />

De WHO heeft nieuwe groei – en gewichtscurves<br />

opgesteld specifiek <strong>voor</strong> borstvoedingskinderen!<br />

Deze zijn te downloaden op www.who.int/<br />

childgrowth.<br />

195<br />

1 Dit borstvoedingsproject (2005-2007) heeft het “Zeven Punten<br />

Plan ter bescherming, promotie en ondersteuning <strong>van</strong><br />

borstvoeding in de maatschappelijke gezondheidszorg” als<br />

grondslag en omvat verschillende acties:<br />

* Begeleiden <strong>van</strong> de organisaties betrokken bij borstvoeding<br />

in de maatschappelijke gezondheidszorg naar certificering<br />

tot borstvoedingsvriendelijke organisatie.<br />

* Een wetenschappelijk onderbouwd éénvormig borstvoedingsbeleid<br />

opstellen <strong>voor</strong> de maatschappelijke gezondheidszorg<br />

en uitwerken <strong>van</strong> opleidingspakketten.<br />

* Een wetenschappelijk onderbouwd instrument uitwerken<br />

om tijdens de kraamperiode de moeders te detecteren die<br />

een risico lopen vroegtijdig te stoppen met borstvoeding.<br />

* Een inventaris rond afkolven actualiseren.<br />

* Een <strong>Vlaamse</strong> website over borstvoeding ontwikkelen (www.<br />

wegwijsborstvoeding.be) met professionelen als doelgroep.<br />

* Oprichten <strong>van</strong> een multidisciplinaire projectopvolgingsgroep,<br />

met vertegenwoordigers uit verschillende beroepsgroepen<br />

rond borstvoeding, die zorgt <strong>voor</strong> begeleiding en<br />

bijsturing.<br />

2 Vzw De Bakermat is ontstaan als kraamcentrum in 1983,<br />

en <strong>van</strong>af 1993 versterkt met een groepspraktijk <strong>van</strong> <strong>vroedvrouwen</strong><br />

die zwangere koppels en pas bevallen ouders preen<br />

postnataal begeleiden. De Bakermat is recentelijk (2003)<br />

ook door Kind en Gezin erkend als Expertisecentrum Kraamzorg,<br />

en heeft daarnaast <strong>van</strong>af 2005 als derde kernactiviteit<br />

de opdracht om in partnerschap met Kind en Gezin, borstvoeding<br />

in Vlaanderen op de kaart te zetten.<br />

3 In de steekproef werden enkel moeders opgenomen die woonachtig<br />

zijn in het Vlaams Gewest. Anderstaligen, kansarmen,<br />

moeders <strong>van</strong> meerlingen, prematuren, baby’s die verbleven<br />

op de neonatale intensieve afdeling, of overleden waren op<br />

het moment <strong>van</strong> de bevraging, werden niet in de steekproef<br />

opgenomen.<br />

4 Kansarmoede wordt door Kind en Gezin gedefinieerd als<br />

“een duurzame toestand waarbij mensen beknot worden in<br />

hun kansen om voldoende deel te nemen aan maatschappelijk<br />

hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid en<br />

huisvesting.” Volgende criteria worden hier<strong>voor</strong> in rekening<br />

gebracht: het maandelijks gezinsinkomen, de opleiding <strong>van</strong><br />

de ouders, de ontwikkeling <strong>van</strong> de kinderen, de arbeidssituatie<br />

<strong>van</strong> de ouders, de huisvesting, de gezondheid.<br />

5 Het gaat hier om de ‘normale activiteitsstatus’ <strong>van</strong> de moeder<br />

als indicator <strong>voor</strong> haar sociaal - economisch profiel.<br />

Dit wil zeggen dat we ook spreken <strong>van</strong> een beroepsloopbaan<br />

wanneer de moeder op het moment <strong>van</strong> bevraging in<br />

moederschaprust, borstvoedingsverlof, ouderschapsverlof, of<br />

tijdskrediet is.<br />

6 Cronbach’s Alpha = 0.7033


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

Z E L F K E N N I S T E S T B O R S T V O E D I N G<br />

TEST JE KENNIS OVER BORSTVOEDING<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

M A R L E N E REYNS, VROEDVROUW, IBCLC<br />

196<br />

Met deze zelfkennistest willen we de kennis omtrent borstvoeding bij de <strong>vroedvrouwen</strong> verruimen. Het<br />

is tevens een goed hulpmiddel bij de <strong>voor</strong>bereiding op het Internationale Examen IBCLC. De resultaten<br />

<strong>van</strong> de Zelfkennistest vindt u terug in TVV5 – 2007.<br />

1. Het gedrag <strong>van</strong> deze baby (Foto 1) is het<br />

minst waarschijnlijk veroorzaakt door<br />

a. Stress door separatie <strong>van</strong> de moeder.<br />

b. Indicatie <strong>van</strong> pijn.<br />

c. Een poging <strong>van</strong> de baby om de moeder te<br />

manipuleren.<br />

d. Situatie waarbij de baby spanning ervaart.<br />

2. Een moeder klaagt dat haar baby <strong>van</strong> drie<br />

weken “constant weent”. Zij las in een<br />

populair oudermagazine dat het beter is om<br />

direct je kindje op een duidelijk uurschema te<br />

voeden. Je beste reactie zou zijn<br />

a. Het is goed je kind maximum 10 minuten<br />

per borst te laten drinken.<br />

b. Je kan beter een fopspeentje geven om de tijd tussen<br />

twee voedingen ruimer te maken.<br />

c. Het komt de baby en de borstvoeding ten goede indien<br />

je geen limiet stelt aan de duurtijd <strong>van</strong> de voeding en<br />

aan de frequentie <strong>van</strong> de voedingen.<br />

d. Water geven tussen twee voedingen zorgt er<strong>voor</strong> dat je<br />

een beter schema kunt volgen.<br />

foto 1<br />

3. De uitstulping op deze borst (Foto 2) is hoogstwaarschijnlijk<br />

veroorzaakt door<br />

a. Een verstopt melkkanaal.<br />

b. Een galoctocoele.<br />

c. Mastitis.<br />

d. Een absces.<br />

4. Al de genoemde structuren zijn terug te vinden in de<br />

foetale circulatie behalve<br />

a. Ductus venosus.<br />

b. Foramen ovale.<br />

c. Ductus arteriosus.<br />

d. Foramen magnum.<br />

foto 2<br />

5. Het meest normale en veilige nachtverloop bij een exclusief borstgevoede baby <strong>van</strong> 3 maanden is<br />

a. Moeder en kind delen het bed en er wordt verschillende keren per nacht gevoed.<br />

b. De baby slaapt in een andere kamer dan de ouders.<br />

c. De baby wordt in een bed gelegd op een regelmatig tijdstip en valt alleen in slaap.<br />

d. De baby wordt getroost tot hij slaapt en wordt met een fopspeentje in zijn bedje gelegd.


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

6. Het plots weigeren <strong>van</strong> de borst bij een 7 tot 9 maanden oude baby is hoogst waarschijnlijk te<br />

wijten aan één <strong>van</strong> de beschreven redenen behalve<br />

a. Ziekte bij de baby.<br />

b. De reactie <strong>van</strong> de moeder op bijten tijdens de voeding.<br />

c. Veranderingen in het gebruik <strong>van</strong> zeep, parfum of deodorant door de moeder.<br />

d. De baby die aangeeft dat hij wil stoppen met borstvoeding.<br />

7. Een moeder wil graag haar peutertje <strong>van</strong> 18 maanden nog borstvoeding geven tijdens haar huidige<br />

zwangerschap. Een buurvrouw zei dat ze beter zou stoppen met borstvoeding geven omdat dit een<br />

premature arbeid en bevalling kan uitlokken. Jouw beste reactie hierop zou zijn<br />

a. Geef haar de raad onmiddellijk te stoppen met borstvoeding.<br />

b. Vertel haar dat borstvoeding tijdens een normaal verlopende zwangerschap niet schadelijk is<br />

noch <strong>voor</strong> de zwangerschap en de ongeboren baby, noch <strong>voor</strong> de peuter.<br />

c. Geef haar de raad preventief lanoline zalf te gebruiken <strong>voor</strong> de pijn t.h.v. de tepels tijdens de<br />

zwangerschap.<br />

d. Geef de raad geen betrekkingen meer te hebben opdat de contracties die op deze manier<br />

uitgelokt worden de zwangerschap in gevaar brengen.<br />

197<br />

8. Een moeder is bezorgd om het voedingspatroon <strong>van</strong> haar baby. De baby drinkt een 10, soms 30<br />

minuten aan één borst en laat dan spontaan los. Jouw beste reactie zou zijn<br />

a. Dit is een normaal veel <strong>voor</strong>komend patroon.<br />

b. Baby’s krijgen tijdens de eerste tien minuten al wat zij nodig hebben.<br />

c. Uw kind heeft duidelijk een zuigprobleem.<br />

d. Uw let - down reflex is te traag.<br />

9. Een tienjarig meisje is betrokken bij een ernstig auto - ongeluk. Bij de behandeling werd een drain<br />

in haar borst geplaatst t.h.v. haar rechtertepel. In functie <strong>van</strong> haar capaciteit om borstvoeding te<br />

kunnen geven, wat zal het meeste schade berokkenen<br />

a. Beschadiging <strong>van</strong> de melkkanalen.<br />

b. Beschadiging <strong>van</strong> de bloedvaten die de borst <strong>voor</strong>zien.<br />

c. Zenuwbanen die naar de tepel lopen worden onderbroken.<br />

d. Gestoorde doorgang <strong>van</strong> de grotere bloedvaten naar de borst.<br />

10. Een moeder belt je met het gegeven dat ze een borstkolf gehuurd heeft op dag 12 postpartum.<br />

Het is de bedoeling om de melkproductie te stimuleren. Ze kreeg een secundaire sectio. Het is nog<br />

niet gelukt om de baby op een goede manier te laten drinken aan de borst. Ze is pas beginnen<br />

kolven op dag 3 en kolft sindsdien 3 tot 4 keer per dag. Op welke manier kan ze best haar<br />

melkproductie opdrijven<br />

a. Laat haar drie keer per dag een tas venkelthee drinken.<br />

b. Geef haar de raad om de 2 à 3 uur de borsten goed te stimuleren door toch de baby even te<br />

laten drinken en/of te kolven.<br />

c. Laat de baby om de 2 à 3 uur drinken aan de borst om de melkproductie te stimuleren,<br />

niettegenstaande de baby niet goed drinkt.<br />

d. Vraag haar arts om metaclopromide (= anti – emeticum) <strong>voor</strong> te schrijven om het proclactine te<br />

stimuleren.<br />

11. Een moeder is bezorgd omdat haar baby <strong>van</strong> twee weken niet zo krachtig zuigt, wanneer<br />

zij die vergelijkt met haar eerste kind. Ze zegt dat de baby precies altijd “hongerig” is. De<br />

baby verliest nog altijd gewicht sinds de geboorte. De minst waarschijnlijke oorzaak <strong>van</strong> dit<br />

borstvoedingsprobleem is<br />

a. Het gaat hier over een dysmatuurtje.<br />

b. De baby is gewoon lui.<br />

c. De baby heeft een te zwak ontwikkelde tonus <strong>van</strong> de mondspieren.<br />

d. De baby zuigt te oppervlakkig.


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

198<br />

12. Bij een premature geboorte zijn al de volgende beschreven processen gestoord<br />

in hun ontwikkeling behalve<br />

a. Mineralisering <strong>van</strong> het skelet.<br />

b. De maturiteit <strong>van</strong> het darmkanaal.<br />

c. Afzetting <strong>van</strong> vetweefsel.<br />

d. Het gehoor en het smaakzintuig.<br />

13. Tijdens de eerste minuten wanneer de baby drinkt aan de borst; maakt hij “kuch” - geluiden,<br />

verslikt zich en laat vervolgens los. Dit incident beschrijft het best<br />

a. Een kindje met een minder goed ontwikkelde tonus <strong>van</strong> de mondspieren.<br />

b. Te grote aanmaak <strong>van</strong> speeksel.<br />

c. Overactieve “let down” (melk ejectie) reflex.<br />

d. Gastro - oesophagale reflux.<br />

14. Een moeder klaagt op dag 5 postpartum over een gevoelig plaats gesitueerd in haar rechterborst.<br />

Niettegenstaande ze deze harde plaats reeds drie dagen goed verzorgd met ice - packs, koele<br />

koolbladen en frequente sessies <strong>van</strong> afkolven met een elektrische borstkolf, blijft de plaats<br />

gevoelig en hard. Je volgende actie moet zijn:<br />

a. Geef de suggestie om dezelfde therapie nog een 48 uur verder te doen.<br />

b. Gebruik liever warmte (kompressen, kersenpitkussen,…) <strong>voor</strong> het kolven.<br />

c. Vraag <strong>voor</strong> een uitgebreid medisch consult bij een specialist om de borst te evalueren.<br />

d. Suggereer dat zij een stevige BH draagt en geef de raad niet teveel te drinken.<br />

15. De moeder heeft een dringende hysterectomie gehad na de geboorte. Welke <strong>van</strong> de volgende<br />

stelling is NIET rele<strong>van</strong>t <strong>voor</strong> haar mogelijkheden om borstvoeding te geven.<br />

a. Het zal moeilijk zijn de melkproductie op gang te krijgen indien ze veel bloedverlies gehad<br />

heeft.<br />

b. Ze zal niet in staat zijn borstvoeding te geven indien ook de ovaria verwijderd zijn.<br />

c. De eerst borstvoeding is vertraagd met een aantal uren.<br />

d. De moeder zal veel ondersteuning nodig hebben, gezien dit zowel lichamelijk als mentaal een<br />

sterke impact heeft.<br />

16. Deze moeder (Foto 3) heeft een hulpmiddel gebruikt om<br />

een borstvoedingsprobleem op te lossen. Welk hulpmiddel<br />

heeft zij hoogstwaarschijnlijk gebruikt<br />

a. Een tepelhoedje.<br />

b. Een borstschelp.<br />

c. Een borstkompres.<br />

d. Een borstkolf.<br />

17. Een à - terme 13 uur oude baby heeft nog niet gedronken<br />

aan de borst. Je eerste keuze om deze baby te helpen<br />

voeden zou moeten zijn<br />

a. Cupvoeding.<br />

b. Fles met een aangepast speentje.<br />

c. Geef de voeding met een spuitje.<br />

d. Leg de baby aan de borst.<br />

foto 3<br />

18. Er mag meestal geen borstvoeding gegeven worden bij volgende categorie <strong>van</strong> medicatie<br />

a. Antibiotica.<br />

b. Antidepressiva.<br />

c. Antineoplastica.<br />

d. Antihypertensiva.


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

19. Voor moedermelk gelden al de volgende uitspraken behalve<br />

a. Melkcomponenten komen overeen met 50 % <strong>van</strong> het genetische materiaal <strong>van</strong> de baby.<br />

b. De moedermelk is 75 % bio - beschikbaar <strong>voor</strong> de baby.<br />

c. De meer dan 200 geïdentificeerde componenten in de moedermelk hebben een nutritieve en<br />

immunologische functie.<br />

d. De moedermelkcomponenten komen tegemoet aan al de fysiologische noden <strong>van</strong> de baby.<br />

20. Voor lysosyme geldt al het volgende behalve<br />

a. Vernietigt E coli en andere bacteriën.<br />

b. Neemt toe in de melk na 6 maanden lactatie.<br />

c. Wordt vernietigd door pasteurisatie.<br />

d. Werkt ontstekingsremmend.<br />

199<br />

REFERENTIE<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

• Smith, Linda J. (2001).Comprehensive Lactation Consultant, J. en B. publishers, Sudbury<br />

Massachusetts.<br />

NIEUWSFLASH:<br />

WAAROM WERKEN KOOLBLADEREN<br />

ALS BEHANDELING BIJ MASTITIS<br />

EN PIJNLIJKE BORSTEN BIJ<br />

BORSTVOEDING<br />

Het gebruik <strong>van</strong> koolbladeren maakt deel uit <strong>van</strong> Europese<br />

volksgeneeskunde en wordt als zalf <strong>van</strong> de armen beschreven<br />

(zie www.bmj.com/cgi/content/full/327/7412/451-c). Indien<br />

er gecontroleerde onderzoeken over de helende werking <strong>van</strong><br />

koolbladeren zouden zijn, zijn zij niet gemakkelijk te vinden.<br />

Kolen zijn lid <strong>van</strong> de Brassicaceae, een grote en diverse<br />

plantenfamilie. Brassicas produceren glucosinolate<br />

samenstellingen, één waar<strong>van</strong> sinigrin (kalium myronate),<br />

bijdraagt aan de scherpe geur bij het koken <strong>van</strong> kolen.<br />

Samen met water en het brassica enzyme myrosinase, vormt<br />

sinigrin “mosterdoliën”, die doorheen de geschiedenis <strong>voor</strong><br />

hun helende eigenschappen bekend staan bij toepassing<br />

er<strong>van</strong> als papje of zalf. Geplette of gehakte bladeren worden<br />

toegepast uiterlijk als counter - irritant om zwelling en<br />

pijnlijke gewrichten te verlichten en besmettingen te reinigen,<br />

en in de huid kan een verwarmende sensatie ervaren worden.<br />

Mosterdolie kan echter blaasjes vormen zodat <strong>voor</strong>zichtigheid<br />

bij gebruik een must is.<br />

Koude koolbladeren hebben het eenvoudige effect <strong>van</strong> een<br />

koud kompres en verminderen hitte op dezelfde manier als<br />

een koude flanel. Nochtans worden de gunstige effecten <strong>van</strong><br />

de kool verhoogd als de bladeren verhit worden door een heet<br />

strijkijzer of door ze in kokend water te blancheren <strong>voor</strong> het<br />

gebruik. De hitte geeft diverse chemische anti - inflammatoire<br />

producten vrij alsook fytohormonen. De bladeren in de bh laten<br />

zal een traag verlichtend effect hebben omdat het lichaam<br />

ze verwarmt en er gunstige chemische producten uittrekt.<br />

Hete koolpapjes werken ook bij verstuiking, ontwrichting en<br />

om splinters te <strong>voor</strong>schijn te halen. Deze remedie kan ook<br />

toegepast worden <strong>voor</strong> de behandeling <strong>van</strong> een borstabces bij<br />

antibiotica resistentie.<br />

Warme koolbladeren worden praktisch gezien enkel<br />

aanbevolen om het letdown te stimuleren bij het ledigen <strong>van</strong><br />

een gespannen overvolle borst; <strong>van</strong>daar dat sommige mensen<br />

de koolbladeren verwarmen of strijken vóór gebruik. Voor<br />

andere indicaties moeten de bladeren niet verwarmd worden:<br />

de gunstige enzymen komen vrij en worden geactiveerd door<br />

de warmte <strong>van</strong> de borst bij stuwing of mastitis: de borsten<br />

verwarmen de koolbladeren voldoende om de enzymen in<br />

werking te brengen.<br />

Er is dus niets nieuws over deze oude remedie die wordt<br />

gebruikt om alle soorten pijnlijke zwelling te verminderen. Het<br />

kan heel normaal zijn een <strong>voor</strong>raad koolbladeren te vinden in<br />

de koelkast op de materniteit!<br />

Er is dus niets mis met het gebruik <strong>van</strong> koolbladeren want de<br />

vrouw in Minerva gebruikte ze bij een gezwollen knie!<br />

Uit Editie 2604 <strong>van</strong> New Scientist Magazine, 19 Mei<br />

2007, p 93<br />

http://www.newscientist.com/article/mg19426042.300-<br />

why-does-cabbage-work-as-<br />

Referentie: Cabbage leaves are poor man’s poultice<br />

Minerva. BMJ 2003;326: 1406. (21 Juni.)


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

S T A M C E L L E N<br />

200<br />

NAVELSTRENGBLOEDDONATIE<br />

IN ANTWERPEN<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

K A A T J E BALLEGEER, VROEDVROUW EN WILHELM MISTIAEN, ARTS<br />

D E P A R T E M E N T GEZONDHEIDSZORG, HOGESCHOOL ANTWERPEN<br />

INLEIDING<br />

Navelstrengbloed heeft een veelbelovende toekomst en<br />

de afnameprocedure is erg eenvoudig. Toch doneren er<br />

weinig vrouwen. Gebrek aan kennis en <strong>voor</strong>opgezette<br />

meningen kunnen er een invloed op hebben. Men spreekt<br />

<strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie wanneer een zwangere<br />

toestemming geeft om het navelstrengbloed <strong>van</strong> haar kind<br />

op te slaan in een navelstrengbloedbank. In een publieke<br />

navelstrengbloedbank gebeurt dit anoniem. De stamcellen<br />

hieruit gewonnen zijn vrij beschikbaar <strong>voor</strong> therapeutische<br />

doeleinden. In België is deze procedure volledig gratis <strong>voor</strong> de<br />

donor. De kost <strong>voor</strong> opslag gedurende 10 jaar bedraagt 744<br />

euro en wordt momenteel gedragen door de bloedbanken<br />

zelf. In een commerciële navelstrengbloedbank wordt het<br />

navelstrengbloed gedurende 20 jaar opgeslagen op naam<br />

<strong>van</strong> het kind. Hier<strong>voor</strong> tekenen de ouders een contract en<br />

betalen 1370 euro.<br />

Stamcellen kunnen (min of meer) onbeperkt delen en ook<br />

differentiëren tot specifieke cellen. Er kunnen verschillende<br />

klassen <strong>van</strong> stamcellen worden onderscheiden, enerzijds<br />

naargelang hun oorsprong, anderzijds naargelang hun<br />

differentiatiegraad. De bevruchte eicel is de ‘oerstamcel’. In de<br />

eerste uren na de bevruchting deelt deze oerstamcel zich een<br />

aantal keer, waardoor meerdere totipotente cellen ontstaan.<br />

Elk <strong>van</strong> deze cellen heeft de potentie om uit te groeien tot<br />

een foetus. Embryonale stamcellen liggen in de binnenste<br />

cellaag <strong>van</strong> het vroege embryo en zijn pluripotent: de cellen<br />

kunnen zich specialiseren tot vele, maar niet meer tot alle<br />

celtypen. Hoe later in de ontwikkeling ze genomen worden,<br />

hoe minder pluripotent ze zijn. Late foetale stamcellen worden<br />

gehaald uit het materiaal <strong>van</strong> geaborteerde foetussen. Deze<br />

stamcellen zijn al gedifferentieerd in een bepaalde richting,<br />

maar toch nog redelijk multipotent. Ze worden ook gehaald<br />

uit navelstrengbloed. In volwassen weefsels komen ook<br />

stamcellen <strong>voor</strong>, die kunnen rijpen tot gedifferentieerde cellen,<br />

die weefsels en organen opbouwen. Volwassen stamcellen<br />

kunnen ook plastisch zijn. Dat houdt in dat stamcellen nog<br />

kunnen worden gedeprogrammeerd, hun genetische code kan<br />

nog een andere differentiatierichting worden uitgestuurd.<br />

Bij de foetus bevinden de bloedvormende stamcellen zich<br />

onder meer in de bloedcirculatie. De stamcellen geoogst uit<br />

navelstrengbloed zijn dan ook hematopoëtische stamcellen.<br />

Deze stamcellen vormen een speciale categorie, tussen<br />

de embryonale en de volwassen stamcellen. Ze hebben<br />

meer potentieel dan de klassieke beenmergstamcellen <strong>van</strong><br />

volwassenen maar minder dan de embryonale stamcellen.<br />

Deze stamcellen zijn ook minder geconditioneerd, waardoor<br />

zij, bij transplantatie minder aanleiding geven tot afstoting<br />

dan volwassen stamcellen. Ze zijn het onderwerp <strong>van</strong> dit<br />

onderzoek.<br />

Stamceltransplantatie is slechts mogelijk wanneer er een<br />

goede verenigbaarheid <strong>van</strong> de weefsels (HLA type) bestaat<br />

tussen donor en patiënt. Zoniet zal dit leiden tot een heftige<br />

afweerreactie en tot afstoting <strong>van</strong> het transplantaat. Dit<br />

kan ook aanleiding geven tot graft-versus-host disease.<br />

Dit is een omgekeerde afstotingsreactie: hierbij keren de<br />

getransplanteerde stamcellen zich tegen de ont<strong>van</strong>ger.<br />

Momenteel is er wereldwijd een bestand <strong>van</strong> 10 miljoen<br />

vrijwilligers. Ondanks dit grote aantal is de gemiddelde<br />

kans om een compatibele donor te vinden slechts 1/50.000.<br />

Om deze redenen kan steeds <strong>voor</strong> zowat 40 procent <strong>van</strong><br />

de patiënten, die een stamceltransplantatie nodig hebben,<br />

géén donor worden gevonden. Hier zou navelstrengbloed<br />

wel eens de oplossing kunnen bieden.<br />

Transplantaties met stamcellen uit navelstrengbloed is<br />

efficiënt gebleken ter behandeling <strong>van</strong> leukemie (Vanderson<br />

et al, 2004), lymfomen, hemoglobinopathieën (Locatelli et<br />

al, 2003), beenmergfalen (Fruchtman, 2004), aangeboren<br />

immunodeficiëntie syndromen en aangeboren metabolische<br />

syndromen (Staba, 2004; Escobar, 2005). Pas in 1991 groeide<br />

het idee om navelstrengbloed <strong>van</strong> onverwante donoren te<br />

gebruiken <strong>voor</strong> transplantatie. In dat jaar werd de eerste<br />

navelstrengbloedbank ter wereld opgericht. In 1993 gebeurde<br />

de eerste succesvolle transplantatie met navelstrengbloed <strong>van</strong><br />

een onverwante donor. Dit werd gevolgd door de oprichting<br />

<strong>van</strong> meerdere publieke bloedbanken, waaronder in 1997 ook<br />

in Leuven. (Gluckman, 1995; Bries et al, 2000; Senior, 2001;<br />

Boogaerts et al, 2004). Het afnemen <strong>van</strong> navelstrengbloed<br />

houdt geen enkel risico in <strong>voor</strong> de moeder of het kind en is<br />

veel minder belastend dan stamcelprelevatie uit beenmerg.<br />

Wegens immaturiteit is er ook minder kans op “graft versus<br />

host disease” bij de ont<strong>van</strong>ger (Wagner et al, 1996).


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

Een minder perfecte “match” is toelaatbaar waardoor het<br />

aantal potentiële donors toeneemt (Barker et al, 2005). De<br />

integratie bij de ont<strong>van</strong>ger na transplantatie duurt langer<br />

zodat het infectierisico hoger ligt. Bovendien ligt het aantal<br />

stamcellen lager zodat enkel ont<strong>van</strong>gers die minder dan 50<br />

kg wegen, voldoende hebben aan één donor (Laughlin et<br />

al, 2001). Mits manipulatie kunnen deze stamcellen ook<br />

uitgroeien tot andere cellen zodat niet - hematologische<br />

aandoeningen ook in aanmerking zouden komen. De eerste<br />

resultaten op proefdieren zijn veelbelovend.<br />

Omdat de bereidwilligheid <strong>van</strong> zwangere vrouwen noodzakelijk<br />

is om navelstrengbloed in de eerste plaats te bekomen, is<br />

het belangrijk om ook na te gaan hoe zij tegenover deze<br />

procedures staan en wat hun kennis hieromtrent is. Hier<br />

werd echter maar weinig over gepubliceerd. Hiertoe wil dit<br />

onderzoek een aanzet geven.<br />

MATERIALEN EN METHODEN<br />

De onderzoekspopulatie bestaat uit zwangere vrouwen<br />

in de regio Antwerpen. Om op een zo kort mogelijke<br />

tijdspanne en met beperkte middelen zo’n groot mogelijk<br />

aantal respondenten te bekomen werd de enquête op<br />

internet gepubliceerd. Op verscheidene internetforums<br />

(www.zappybaby.be, www.negenmaand.be) werd een<br />

oproep geplaatst <strong>voor</strong> deze doelgroep. Hierdoor werd een<br />

toevallige steekproef bekomen <strong>van</strong> 55 respondenten. De<br />

zwangerschapsduur, opvolging <strong>van</strong> de zwangerschap,<br />

pariteit, leeftijd en opleiding waren vergelijkbaar met de<br />

cijfers <strong>van</strong> het Studiecentrum <strong>voor</strong> perinatale epidemiologie<br />

en cijfers <strong>van</strong> het Nationaal instituut <strong>voor</strong> Statistiek. Onze<br />

steekproef is echter erg klein.<br />

De enquête bestaat uit drie delen.<br />

Het eerste deel zijn algemene vragen om een profiel te<br />

schetsen. Er wordt gevraagd naar de zwangerschapsduur,<br />

de pariteit, de opvolging <strong>van</strong> de zwangerschap, de leeftijd,<br />

het opleidingsniveau en welke bronnen er geraadpleegd<br />

zijn tijdens de zwangerschap. Al deze vragen zijn gesloten<br />

meerkeuze vragen.<br />

Het tweede deel toetst de kennis <strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie.<br />

Er wordt gevraagd aan de respondenten of zij reeds <strong>van</strong><br />

navelstrengbloeddonatie gehoord hebben. Als ze positief<br />

antwoorden, wordt gevraagd of zij in staat zijn, organisaties<br />

waar navelstrengbloed bewaard wordt, op te noemen.<br />

Ook wordt er gevraagd of zij weten hoe navelstrengbloed<br />

wordt afgenomen en of zij redenen kunnen weergeven<br />

waarom navelstrengbloeddonatie wordt afgenomen.<br />

Daarnaast wordt ook gevraagd of zij kunnen opnoemen<br />

bij wie ze terecht kunnen <strong>voor</strong> meer informatie omtrent<br />

navelstrengbloeddonatie, of zij weten welke stappen te<br />

ondernemen om te doneren en of ze weten welke instellingen<br />

te contacteren indien ze wensen te doneren. De bedoeling<br />

<strong>van</strong> deze vragen is om na te gaan wat de zwangere vrouwen<br />

kennen <strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie. Ook deze vragen zijn<br />

gesloten om de non-respons zoveel mogelijk te beperken.<br />

Echter het nadeel <strong>van</strong> deze vraagstelling is dat het niet<br />

mogelijk is om op deze wijze de correctheid <strong>van</strong> de gegeven<br />

antwoorden na te gaan.<br />

Om te controleren hoe de zwangere vrouwen denken over<br />

de nood aan het eigen navelstrengbloed werd hen gevraagd<br />

in te schatten, hoe groot de kans is dat een kind zijn eigen<br />

navelstrengbloed nodig heeft vóór de leeftijd <strong>van</strong> 10 jaar.<br />

Deze vraag is een open vraag, waarop de respondenten zelf<br />

een cijfer moesten ingegeven.<br />

Het derde deel heeft als doel de mening en de wensen <strong>van</strong><br />

de zwangere vrouwen na te gaan. Hierin wordt gevraagd of<br />

zij wensen te doneren en aan welke instelling. Ook wordt,<br />

via open vragen, gevraagd om zelf redenen op te geven om<br />

al dan niet publiek of privaat te doneren. Daarnaast wordt<br />

in dit deel, via gesloten vragen, ook nagegaan door wie en<br />

wanneer zij informatie omtrent navelstrengbloeddonatie<br />

wensen te verkrijgen. En er wordt gevraagd wie volgens de<br />

zwangere vrouwen de autoriteit heeft in het koppel om de<br />

keuze tot donatie te maken in geval <strong>van</strong> onenigheid. Het<br />

derde deel is opgemaakt naar analogie <strong>van</strong> de vragenlijst die<br />

gebruikt werd in een Canadees onderzoek (Conrad, 2003).<br />

RESULTATEN<br />

1) Graad <strong>van</strong> opleiding<br />

De helft <strong>van</strong> de respondenten hebben een hoger niet<br />

universitair diploma en 13% <strong>van</strong> de respondenten een<br />

universitair diploma. Daar tegenover heeft 4% een diploma<br />

lager onderwijs, 18% een diploma secundair beroepsonderwijs,<br />

9% een diploma secundair technisch onderwijs en 5% een<br />

diploma algemeen secundair onderwijs (in totaal 32% met<br />

een diploma secundair onderwijs).<br />

2) Zwangerschapsduur<br />

Er zijn <strong>voor</strong>namelijk vrouwen met een zwangerschapsduur<br />

tussen de 27 en 40 weken vertegenwoordigd (44%). 36%<br />

Van de vrouwen hebben een zwangerschapsduur tussen<br />

de 14 en 26 weken. Vier procent <strong>van</strong> de vrouwen in de<br />

steekproef zijn postterm.<br />

3) Opvolging<br />

91% Wordt opgevolgd door de gynaecoloog, hetzij in de<br />

privé - praktijk, hetzij in het ziekenhuis. Daarnaast wordt een<br />

9% opgevolgd door een vroedvrouw.<br />

4) Pariteit<br />

51% Van de respondenten zijn nullipara. 31% Van de<br />

vrouwen zijn in verwachting <strong>van</strong> hun tweede kindje en 13%<br />

<strong>van</strong> hun derde. 5% Van de vrouwen verwachten een vierde<br />

of volgende kindje.<br />

5) Leeftijd<br />

76% Van de respondenten zijn tussen de 20 en de 30 jaar,<br />

22% zijn tussen de 31 en 40 jaar. 2% Van de respondenten<br />

zijn jonger dan 20 jaar. Er waren geen respondenten ouder<br />

dan 41.<br />

6) Prenatale <strong>voor</strong>bereiding<br />

Dit werd nagegaan met 2 vragen: ‘Heeft u tijdens uw<br />

zwangerschap bronnen geraadpleegd’ en ‘welke bronnen<br />

raadpleegde u tijdens de zwangerschap’. De tweede vraag<br />

werd enkel beantwoord door de 53 respondenten die de<br />

eerste vraag positief beantwoord hadden. Bij de tweede<br />

vraag konden er meerdere antwoorden aangekruist worden.<br />

In het totaal werden er 235 antwoorden gegeven.<br />

201


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

202<br />

96% Heeft bronnen geraadpleegd: internet (96%),<br />

boeken (85%), tijdschriften (66%), brochures (55%),<br />

informatieavonden in het ziekenhuis (34%), kind en gezin<br />

(32%), TV en video (28%), prenatale kinesitherapie (23%),<br />

prenatale lessenreeks (15%).<br />

7) Hadden ze al <strong>van</strong> het begrip navelstrengbloed–<br />

donatie gehoord<br />

Op deze vraag antwoordde 44% ja en 56% nee. Aan de 24<br />

zwangere vrouwen die het begrip kenden, werd gevraagd de<br />

bronnen <strong>van</strong> de kennis aan te kruisen. Meerdere antwoorden<br />

waren mogelijk. Allen beantwoorden de vraag. Er werden in<br />

het totaal 26 antwoorden gegeven. Uit de resultaten blijkt dat<br />

de belangrijkste bron <strong>van</strong> kennis <strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie<br />

het internet is (50%). Andere bronnen waren brochures<br />

(16%), tijdschriften (8%), actualiteit (8%), televisie en video<br />

(8%), boeken (4%) en prenatale lessen (4%). Vanuit kind en<br />

gezin, infoavonden in het ziekenhuis, familie of vrienden en<br />

kinesisten kwam geen informatie.<br />

Aan de 24 zwangere vrouwen, die reeds <strong>van</strong> navelstreng–<br />

bloeddonatie gehoord hadden, werden 6 vragen gesteld om<br />

na te gaan waar zij kennis over hebben. Alle vragen konden<br />

worden beantwoord met ja of nee. Allen beantwoorden de<br />

vragen.<br />

83% Van de respondenten kunnen redenen weergeven <strong>voor</strong><br />

de opslag <strong>van</strong> navelstrengbloed. 54% Verklaarden te weten<br />

op welke manier navelstrengbloed wordt afgenomen en 21%<br />

noemden instellingen waar navelstrengbloed bewaard wordt.<br />

50% Van de respondenten, die reeds <strong>van</strong> navelstrengbloed<br />

gehoord hadden, wisten bij wie ze terecht kunnen <strong>voor</strong> meer<br />

informatie omtrent navelstrengbloed. Eén vierde (25%) <strong>van</strong><br />

de respondenten weet welke instellingen te contacteren<br />

om te doneren, en 30% <strong>van</strong> de respondenten weet welke<br />

stappen te ondernemen om te doneren.<br />

8) Inschatting <strong>van</strong> de kans dat een kind navelstreng–<br />

bloed nodig heeft vóór de leeftijd <strong>van</strong> 10 jaar<br />

De vraag werd door 24 zwangere vrouwen niet beantwoord.<br />

De antwoorden <strong>van</strong> de 31 andere respondenten werden<br />

geklasseerd in 3 categorieën: hoger dan 1 op 10 000<br />

(overschatting), tussen de 1 op 10 000 en 1 op 200<br />

000 (correcte schatting) en lager dan 1 op 200 000<br />

(onderschatting).<br />

Van de 31 respondenten die de vraag beantwoordden,<br />

overschatte 55% de kans en 6% onderschatte de kans; 39%<br />

<strong>van</strong> de respondenten schatte de kans juist in.<br />

9) Mening en houding <strong>van</strong> de zwangere vrouwen<br />

omtrent navelstrengbloeddonatie<br />

85% Van de respondenten wenst navelstrengbloed te<br />

doneren, 15% niet. Van de respondenten die zouden<br />

willen doneren zou de meerderheid (98%) aan een publieke<br />

instelling willen doneren en enkel 2% <strong>van</strong> de respondenten<br />

aan een private instelling.<br />

10) Redenen om te doneren aan een publieke instelling<br />

De 43 vrouwen die de vraag beantwoordden gaven 74<br />

antwoorden op. Deze waren: altruïstisch (93%), risicoloosheid<br />

(23%), omdat als hun kind het nodig zou hebben, zij ook<br />

zouden willen dat iemand navelstrengbloed gedoneerd had<br />

(19%), toegankelijkheid <strong>voor</strong> iedereen (16%), omdat anders<br />

de placenta toch maar wordt weggegooid (12%), omdat er<br />

nood is (5%), wetenschappelijk onderzoek (5%) en omdat<br />

privaat doneren te duur is (2%).<br />

11) Redenen om niet te doneren aan een publieke<br />

instelling<br />

De 24 vrouwen die de vraag beantwoordden gaven in totaal<br />

26 antwoorden. Tijdsgebrek (17%), gebrek aan professionele<br />

ondersteuning (12%), omdat de navelstreng dan niet kan<br />

uitkloppen (3%), omdat het dan niet meer ter beschikking<br />

staat <strong>van</strong> het eigen kind (3%), omdat de respondenten zich<br />

vragen stellen over het nut (3%). 46% Van de respondenten<br />

die de vraag beantwoordden, vulde in dat niets hen zou<br />

tegenhouden om publiek te doneren. 21% Van de gegeven<br />

antwoorden bevatten misvattingen betreffende kostprijs en<br />

risico’s.<br />

12) Wie heeft het recht de beslissing tot donatie te<br />

maken, in geval <strong>van</strong> onenigheid<br />

Deze vraag werd door 54 respondenten beantwoord. 50%<br />

vindt dat de vrouw het recht heeft de keuze tot al dan<br />

niet doneren te maken. De andere helft vindt dat er enkel<br />

gedoneerd mag worden indien zowel de zwangere als de<br />

partner akkoord zijn.<br />

13) Wanneer wenst de zwangere informatie over<br />

navelstrengbloeddonatie te verkrijgen<br />

Deze vraag werd beantwoord door 54 respondenten. 40%<br />

Wenst informatie omtrent navelstrengbloeddonatie te krijgen<br />

in het tweede zwangerschapstrimester, 26% verkiest om<br />

de informatie te verkrijgen gedurende het eerste trimester<br />

<strong>van</strong> de zwangerschap en 20% wenst dit te verkrijgen in het<br />

laatste zwangerschapstrimester. 13% Van de respondenten<br />

antwoordden dat zij de informatie al zouden willen bekomen<br />

vóór de zwangerschap.<br />

14) Door wie wenst de zwangere informatie over<br />

navelstrengbloeddonatie te krijgen<br />

54 Zwangere vrouwen gaven 101 antwoorden. 87% Van<br />

de respondenten zou geïnformeerd willen worden door de<br />

gynaecoloog of door de opvolgende vroedvrouw. De tweede<br />

keuze is via een informatiebrochure (57%) en vervolgens via<br />

een medewerker <strong>van</strong> de navelstrengbloedbank (24%). Als<br />

laatste werd gekozen om de informatie te verkrijgen via een<br />

prenatale cursus (17%).<br />

DISCUSSIE<br />

In een Zwitserse studie (Danzer & Holzgreve, 2003) werden<br />

moeders 6 maanden na de donatie aan een publieke bank<br />

ondervraagd betreffende hun mening, emoties, anonimiteit,<br />

eventuele donatie na een volgende zwangerschap en<br />

de ethische aspecten met betrekking tot genetisch<br />

wetenschappelijk onderzoek. Er was een grote tevredenheid<br />

over navelstrengbloeddonatie en de overgrote meerderheid<br />

was bereid om bij een volgende zwangerschap, opnieuw<br />

navelstrengbloed te doneren. Alhoewel aan de vrouwen een<br />

gedetailleerde ‘informed consent’ was <strong>voor</strong>gelegd waren


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

enkelen ongerust over het gebruik <strong>van</strong> de stamcellen <strong>voor</strong><br />

genetische testen of <strong>voor</strong> onderzoek. Er was een duidelijke<br />

correlatie tussen deze ongerustheid en het als negatief<br />

ervaren <strong>van</strong> een donatie. Het waren ook deze vrouwen die<br />

niet meer bereid waren om bij een volgende gelegenheid<br />

navelstrengbloed te doneren. In een andere studie (Conrad,<br />

2003) uit Canada werd de attitude <strong>van</strong> zwangere vrouwen<br />

met betrekking tot het verzamelen, testen en opslagen <strong>van</strong><br />

stamcellen uit navelstrengbloed onderzocht. Deze bleek<br />

positief, maar de deelnemende personen waren hoger<br />

geschoold (wat ook geldt <strong>voor</strong> het huidige onderzoek) en<br />

kwamen uit een populatie met minder etnische diversiteit.<br />

Bovendien waren in die streek geen navelstrengbloedbanken<br />

gevestigd. De meeste vrouwen schatten hun kennis omtrent<br />

navelstrengbloeddonatie en navelstrengbloedbanken laag in<br />

en wensten daarom vaak bijkomende informatie. Een kwart<br />

<strong>van</strong> de vrouwen overschatte de kans dat een kind ooit een<br />

beenmergtransplantatie nodig zou hebben vóór de leeftijd<br />

<strong>van</strong> tien jaar. Dit risico ligt momenteel tussen 1 op 200 000<br />

en 1 op 10 000.<br />

Twee derde <strong>van</strong> de vrouwen vindt dat ook de partner een<br />

rol moet spelen bij het maken <strong>van</strong> de keuze tot al dan niet<br />

doneren en aan welke soort bank. Echter in het geval dat het<br />

koppel het niet eens raakt, vindt 77% <strong>van</strong> de vrouwen dat<br />

de uiteindelijke keuze bij de vrouw moet liggen. 20% Vindt<br />

dat bij onenigheid er helemaal niet gedoneerd zou moeten<br />

worden.<br />

Ongeveer een kwart <strong>van</strong> de vrouwen gaf aan, dat een<br />

navelstrengbloedbank niet het recht zou mogen hebben om<br />

de gezondheid <strong>van</strong> de pasgeborenen te onderzoeken. Toch<br />

wenste de meerderheid dat zij zouden worden ingelicht<br />

indien er een virale of genetische afwijking gevonden zou<br />

worden. Meer dan de helft zou willen worden verwittigd als<br />

‘hun’ navelstrengbloed gebruikt zou worden. Eén derde wou<br />

hierbij een veto recht hebben over het al dan niet toelaten<br />

<strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> hun navelstrengbloed. Eén derde <strong>van</strong> de<br />

respondenten vindt dat het bloed enkel zou mogen worden<br />

gebruikt <strong>voor</strong> transplantatie. Wetenschappelijk onderzoek<br />

werd wel gezien als aanvaardbaar alternatief gebruik.<br />

Factoren die een rol spelen bij de keuze <strong>voor</strong> een private<br />

of een publieke navelstrengbloedbank zijn: het blanke<br />

ras en het al dan niet aanvaarden <strong>van</strong> alternatief gebruik<br />

<strong>van</strong> navelstrengbloed, maar niet de graad <strong>van</strong> kennis.<br />

De twee hoofdredenen om te kiezen <strong>voor</strong> een publieke<br />

bank waren altruïsme en de hoge kostprijs <strong>van</strong> private<br />

navelstrengbloedbanken.<br />

De studie geeft het advies om vrouwen vóór de 30e<br />

zwangerschapsweek in te lichten over navelstrengbloed,<br />

zodat het koppel voldoende tijd heeft om een doordachte<br />

keuze te maken. Verder raden de onderzoekers aan om<br />

vrouwen te counselen door middel <strong>van</strong> een checklist. Hierop<br />

kunnen de vrouwen de waarden aanduiden die zij belangrijk<br />

vinden. Op basis <strong>van</strong> deze lijst, kunnen zij de <strong>voor</strong> hen best<br />

passende keuze maken.<br />

Uit onderzoek verricht in 2002 in de USA blijkt dat na het<br />

tekenen <strong>van</strong> het “informed consent” één derde <strong>van</strong> de<br />

vrouwen niet hadden begrepen dat het navelstrengbloed<br />

eveneens zou kunnen worden gebruikt <strong>voor</strong> wetenschappelijk<br />

onderzoek. Eveneens wist één derde <strong>van</strong> de vrouwen niet hoe<br />

ze de navelstrengbloedbank moesten contacteren indien hun<br />

kind ernstig ziek zou worden. Een kleine groep begreep niet<br />

volledig de alternatieven <strong>van</strong> de navelstrengbloeddonatie en<br />

deze groep dacht eveneens foutief dat de donatie <strong>voor</strong> hen<br />

<strong>voor</strong>delen zou opleveren.<br />

Vroeger werd de placenta en het navelstrengbloed gezien als<br />

medisch afval, dat eigendom was <strong>van</strong> het ziekenhuis en dat<br />

zonder toestemming kon worden gebruikt. Deze opvatting<br />

hield echter geen rekening met het feit dat de placenta niet<br />

<strong>voor</strong> elk koppel als medisch afval beschouwd wordt. Toen<br />

eenmaal bekend was dat navelstrengbloed therapeutische<br />

eigenschappen bezat, was het ook nodig dat de vrouw<br />

toestemming gaf om haar navelstrengbloed te laten afnemen<br />

en bewaren in een publieke navelstrengbloedbank.<br />

De noodzakelijkheid <strong>van</strong> die toestemming werd nogmaals<br />

benadrukt door het feit dat de vrouw ook bereid moest zijn<br />

om persoonlijke en medische informatie vrij te geven aan<br />

de navelstrengbloedbank. In België wordt in principe reeds<br />

<strong>van</strong>af de eerste prenatale controle de informatie omtrent<br />

navelstrengbloeddonatie gegeven. Rond ongeveer 30 weken<br />

zwangerschap zal dan worden gevraagd om al dan niet<br />

een “informed consent” of geïnformeerde toestemming<br />

(Sugerman et al, 2002; Kurtzberg et al, 2005) te geven dat:<br />

• De navelstrengbloeddonatie vrijwillig gebeurt.<br />

• De vrouw haar toestemming geeft om via een vragenlijst<br />

haar medische <strong>voor</strong>geschiedenis en die <strong>van</strong> haar familie<br />

mee te delen aan de navelstrengbloedbank.<br />

• Ze de toestemming geeft om het navelstrengbloed en haar<br />

eigen bloed te testen op een aantal virussen.<br />

• Het navelstrengbloed niet wordt afgenomen <strong>voor</strong> eigen<br />

gebruik, maar zal worden toegevoegd aan een algemeen<br />

bestand en ter beschikking staat <strong>voor</strong> transplantatie <strong>van</strong><br />

elke patiënt die het mogelijks nodig heeft.<br />

• Zij zal worden terug gecontacteerd na een bepaalde<br />

periode <strong>voor</strong> een nieuw bloedonderzoek bij haar en een<br />

fysisch onderzoek op erfelijke afwijkingen <strong>van</strong> de baby.<br />

• Dat zij terug begrijpt dat, na het opvolgonderzoek, het<br />

staal anoniem wordt opgeslagen en dat de ont<strong>van</strong>ger <strong>van</strong><br />

het navelstrengbloed nooit de identiteit <strong>van</strong> de donor zal<br />

kennen.<br />

Op dit moment is duidelijk dat navelstrengbloed zeer<br />

geschikt is <strong>voor</strong> onderzoek en reeds multiple medische<br />

toepassingen heeft. Daarom wordt bij zwangere vrouwen<br />

navelstrengbloeddonatie gepromoot. In Leuven, Gent,<br />

Antwerpen en kleinere perinatale centra gebeurt dit door<br />

posters, informatiebrochures, websites en prenatale<br />

cursussen.<br />

Het huidig onderzoek is op meerdere punten vergelijkbaar met<br />

de Canadese studie: de ondervraagde vrouwen zijn meestal<br />

hoger geschoold. Dit fenomeen hangt waarschijnlijk samen<br />

met de wijze <strong>van</strong> afname aangezien internetforums <strong>voor</strong><br />

zwangere vrouwen op zich reeds een bron zijn <strong>van</strong> prenatale<br />

<strong>voor</strong>bereiding. Toch scoort de meerderheid vrij laag wat betreft<br />

de kennis: iets minder dan de helft antwoordt bevestigend<br />

203


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

204<br />

op de vraag of ze reeds <strong>van</strong> navelstrengbloeddonatie<br />

gehoord hadden. Op de vragen die de inhoud <strong>van</strong> de kennis<br />

testen, bleek dat er toch nog wat gaten zitten in de kennis,<br />

<strong>voor</strong>namelijk op het praktische gebied. Verder kan in het<br />

onderzoek over de zwangere vrouwen in Antwerpen geen<br />

oordeel gevormd worden over de ‘correctheid’ <strong>van</strong> de<br />

inhoud <strong>van</strong> de kennis, aangezien enkel de passieve kennis<br />

<strong>van</strong> de respondenten getoetst werd. Uit het onderzoek<br />

blijkt dat internet, brochures, tijdschriften en actualiteit de<br />

<strong>voor</strong>naamste bronnen zijn, waaruit de respondenten hun<br />

kennis omtrent navelstrengbloeddonatie halen. De inhoud<br />

<strong>van</strong> de kennis omtrent navelstrengbloeddonatie is op de<br />

hele steekproef gezien beperkt en is eerder theoretisch dan<br />

praktisch. De kennis die nodig is om een juiste keuze tussen<br />

al dan niet doneren en tussen de verschillende instellingen<br />

te maken, is niet voldoende aanwezig. Ook de kennis om een<br />

eventuele donatie uit te voeren ontbreekt bij de meerderheid<br />

<strong>van</strong> de respondenten.<br />

Teveel moeite en opzoekwerk in een reeds hectische tijd<br />

wordt als belangrijkste reden gegeven om niet publiek te<br />

doneren. Ook dit toont aan dat er nood is aan promotie <strong>van</strong><br />

navelstrengbloeddonatie zodat het initiatief niet volledig <strong>van</strong><br />

de zwangere moet komen. Afwezigheid <strong>van</strong> ondersteuning<br />

<strong>van</strong> de gynaecoloog, de vroedvrouw of het ziekenhuis wordt<br />

als tweede belangrijkste reden gegeven om niet publiek te<br />

doneren. Dit leid tot de veronderstelling dat de beperkte<br />

kennis omtrent navelstrengbloeddonatie een oorzaak is<br />

<strong>van</strong> de beperkte ( publieke ) navelstrengbloeddonaties in<br />

Antwerpen.<br />

In beide studies wordt de <strong>voor</strong>keur gegeven aan een publieke<br />

bank. In het onderzoek in de regio Antwerpen werden<br />

<strong>voor</strong>namelijk altruïstische redenen gegeven. Bovendien<br />

houdt het geen risico’s in. De hoge kostprijs is in de Canadese<br />

studie belangrijker als argument tegen opslag in een private<br />

bank. In beide studies wensen de zwangere vrouwen de<br />

informatie over navelstrengbloeddonatie te krijgen vóór de<br />

30ste week, liefst door de gynaecoloog of de vroedvrouw.<br />

Slechts 17% <strong>van</strong> de respondenten uit de regio Antwerpen<br />

wensen de informatie te verkrijgen via prenatale lessen.<br />

De helft <strong>van</strong> de respondenten uit Antwerpen vindt dat bij<br />

onenigheid in het koppel de zwangere vrouw het laatste woord<br />

heeft om de keuze tot doneren te maken. De ander helft <strong>van</strong><br />

de respondenten is <strong>van</strong> mening dat er bij onenigheid niet<br />

gedoneerd mag worden. Uit de resultaten <strong>van</strong> het Canadese<br />

onderzoek blijkt dat 77% <strong>van</strong> de respondenten vinden dat<br />

de zwangere vrouw het laatste woord heeft om de keuze tot<br />

donatie te maken. Slechts 20% <strong>van</strong> de respondenten vindt<br />

dat er niet gedoneerd mag worden bij onenigheid.<br />

Naar <strong>voor</strong>beeld <strong>van</strong> het Canadese onderzoek werd aan<br />

de respondenten uit de regio Antwerpen een inschatting<br />

gevraagd <strong>van</strong> de kans dat een kind zijn eigen navelstrengbloed<br />

nodig heeft vóór de leeftijd <strong>van</strong> 10 jaar. Iets meer dan de<br />

helft <strong>van</strong> de Antwerpse respondenten overschatte deze kans,<br />

dit in tegenstelling tot de Canadese respondenten waar<strong>van</strong><br />

slechts één vierde de kans overschatte.<br />

De resultaten <strong>van</strong> beide onderzoeken zijn, ondanks een<br />

groot regionaal en cultureel verschil, vrij gelijkaardig. De<br />

vergelijking <strong>van</strong> de kennis <strong>van</strong> de respondenten uit beide<br />

onderzoeken is moeilijk aangezien deze op twee verschillende<br />

wijzen getoetst werden. Qua <strong>voor</strong>keuren en mening lopen de<br />

resultaten parallel en zijn er geen grote verschillen.<br />

Uit de resultaten blijkt dat zwangere vrouwen met<br />

een zwangerschapsduur tussen de 1 en 13 weken<br />

ondervertegenwoordigd zijn. Dit is waarschijnlijk te wijten<br />

aan de wijze <strong>van</strong> afname <strong>van</strong> de vragenlijsten. Deze werd<br />

afgenomen via internetforums <strong>voor</strong> zwangere vrouwen.<br />

De vrouwen die aan zulke forums deelnemen zijn actief<br />

en bewust bezig met hun zwangerschap. In het eerste<br />

zwangerschapstrimester is de zwangerschap nog maar net en<br />

ook minder tastbaar aanwezig. De resultaten op het gebied<br />

<strong>van</strong> opvolging <strong>van</strong> de zwangerschap, pariteit en leeftijd,<br />

werden vergeleken met de cijfers <strong>van</strong> het Studiecentrum<br />

<strong>voor</strong> Perinatale Statistiek (Cammu et al, 2004). Hieruit blijkt<br />

dat er een oververtegenwoordiging is <strong>van</strong> zwangere vrouwen<br />

die worden opgevolgd door een vroedvrouw. Op het gebied<br />

<strong>van</strong> pariteit stemmen de gegevens <strong>van</strong> de steekproef in grote<br />

lijnen overeen met de cijfers <strong>van</strong> het SPE. Om na te gaan<br />

in welke mate de bovenstaande verschillen de conclusies<br />

beïnvloeden, zou er moeten onderzocht worden of er<br />

effectief een verband bestaat tussen de zwangerschapsduur,<br />

de opvolging <strong>van</strong> de zwangerschap, de leeftijd, de opleiding,<br />

de prenatale <strong>voor</strong>bereiding en het al dan niet hebben <strong>van</strong><br />

kennis omtrent navelstrengbloeddonatie.<br />

KRITISCHE EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK<br />

In 2004, werden, volgens de cijfers <strong>van</strong> het SPE in<br />

Antwerpen 19 627 verlossingen geteld. De grootte <strong>van</strong> de<br />

steekproef bedraagt slechts 55. De steekproef is dus beperkt<br />

en de conclusies <strong>van</strong> het onderzoek kunnen niet worden<br />

gegeneraliseerd naar de populatie.<br />

De steekproef is verder beperkt doordat de effectieve<br />

afkomst <strong>van</strong> de respondenten niet gecontroleerd werd,<br />

waardoor men niet zeker kan zijn dat alle respondenten uit<br />

Antwerpen afkomstig zijn. Ook de etnische achtergrond <strong>van</strong><br />

de respondenten werd niet nagegaan. Vermoedelijk is er<br />

door de wijze <strong>van</strong> afname een oververtegenwoordiging <strong>van</strong><br />

zwangere vrouwen <strong>van</strong> <strong>Vlaamse</strong> origine. Deze beperkingen<br />

hebben tot gevolg dat de resultaten niet kunnen worden<br />

veralgemeend naar de hele populatie. Echter uit de<br />

vergelijking <strong>van</strong> het onderzoek met het Canadese onderzoek<br />

<strong>van</strong> Conrad e.a. (2003) naar de kennis en houdingen <strong>van</strong><br />

zwangere vrouwen t.o.v. navelstrengbloeddonatie, blijkt dat<br />

de resultaten in grote lijnen parallel lopen.<br />

AANBEVELINGEN<br />

Uit de resultaten <strong>van</strong> het onderzoek komt naar <strong>voor</strong> dat<br />

de kennis omtrent navelstrengbloeddonatie te beperkt<br />

is om een passende keuze te maken, en om correcte en<br />

objectieve informatie te bekomen. Dit kan een oorzaak<br />

zijn <strong>van</strong> de beperkte donaties in Antwerpen. De zwangeren<br />

en hun partner worden, echter in toenemende mate, via<br />

internet, brochures en de actualiteit geconfronteerd met<br />

navelstrengbloeddonatie wat de nood aan juiste informatie<br />

doet toenemen.


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

Adres <strong>voor</strong> corrsepondentie:<br />

Dr. Wilhelm Mistiaen<br />

Hogeschool Antwerpen<br />

J De Boeckstraat 10<br />

2170 Antwerpen<br />

03 641 82 41<br />

w.mistiaen@ha.be<br />

Noot <strong>van</strong> de redactie:<br />

Recent wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de baby<br />

<strong>voor</strong>delen heeft bij het laten uitkloppen <strong>van</strong> de navelstreng,<br />

in de situatie <strong>van</strong> een fysiologische geboorte. Lees verder<br />

in de abstracts en in het volgende artikel “Wegwijzers <strong>voor</strong><br />

de 3e fase: geïnformeerde keuzes maken”.<br />

REFERENTIES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

• Barker J. N., Weisdorf D. J., e.a. (2005). Transplantation<br />

of 2 partially HLA-matched umbilical cord blood units to<br />

enhance engraftment with hematologic malignany. Blood<br />

journal,105, 1343-1347.<br />

• Boogaerts M., Maertens J., e.a. (2004).<br />

Stamceltransplantaties: feiten en mythen. <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong><br />

geneeskunde, 60, 993-1003.<br />

• Bries G., Spitz B., e.a. (2000) Waarom een<br />

navelstrengbloedbank <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> geneeskunde, 56,<br />

966-972.<br />

• Cammu, H., Martens, G. e.a. (2004). Perinatale<br />

activiteiten in Vlaanderen 2004.vzw Studiecentrum <strong>voor</strong><br />

Perinatale Epidemiologie<br />

• Conrad V.F., Gordon K. e.a.(2003). Knowlegde and<br />

attitudes of pregnant women with regard to collection,<br />

testing and banking of cord blood stem cells. Canadian<br />

Medical Association Journal, 6, 695-698.<br />

• Danzer E., Holzgreve W., e.a. (2003). Attitudes of Swiss<br />

mothers toward unrelated umbilical cord blood banking<br />

6 months after donation. Transfusion, 43, 604-608.<br />

• Escolar M.L., Poe M.D., e.a. (2005). Transplantation of<br />

umbilical cord blood in babies with infantile Krabbe’s<br />

disease. The New England Journal of Medecine, 352,<br />

2069-2081.<br />

• Fruchtman S. M., Hurlet A., e.a. (2004). The successful<br />

treatment of severe aplastic anemia with autologous cord<br />

blood transplantation, Biology of Blood and Marrow<br />

Transplantation, 10, 741-742.<br />

• Gluckman E. (1995). Umbilical cord blood biology and<br />

transplantation. Current Opinion in Hematologie, 2, 413-<br />

416.<br />

• Kurtzberg J., Drapkin A., e.a. (2005). Untying the Gordian<br />

knot: policies, practices and ethical issues related to<br />

banking of umbilical cord blood. The Journal of Clinical<br />

Investigation, 115, 2592-2597.<br />

• Laughlin M. J., Barker J.,e.a. (2001) Hematopoietic<br />

Engraftment and Survival in Adult Recipients of<br />

Umbilical-Cord Blood from Unrelated Donors. The New<br />

England Journal of Medicine, 344,1815-1822<br />

• Locatelli F., Vanderson R., e.a. (2003). Related umbilical<br />

cord blood transplantion in patients with thalasemia and<br />

sickel cell disease. Blood journal, 101, 2137- 2143.<br />

• Senior K. (2001).Umbilical cord blood transplants as good<br />

as bone marrow The Lancet, 357, 2031.<br />

• Staba S. L., Esocolar M.L., e.a. (2004). Transplants from<br />

unrelated donors in patients with Hurler’s syndrome. The<br />

New England Journal of Medecine, 350, 1960-1969.<br />

• Sugerman, J., Kurtzberg J., e.a. (2002). Optimization of<br />

informed consent<br />

for umbilical cord blood banking. American journal of<br />

obstetrics and gynaecology, 178, 1642- 1646.<br />

• Vanderson R., Labopin M., e.a. (2004). Transplants of<br />

Umbilical cord blood or bone marrow from unrelated<br />

donors in adults with acute leukaemia. The New England<br />

Journal of Medicine, 351, 2276-2285.<br />

• Wagner J.E., Rosenthal J. e.a. (1996) Successful<br />

transplantation of HLA-matched and HLA-mismatched<br />

umbilical cord blood from unrelated donors: analysis of<br />

engraftment and acute graft-versus-host disease. Blood<br />

journal, 3, 795-802.<br />

205<br />

REACTIES VAN LEZERS<br />

We nodigen u uit om uw reacties, ideeën en bedenkingen door de geven t.a.v.<br />

Redactie TVV - St Jacobsmarkt 84 - 2000 Antwerpen of via info@vlov.be.<br />

We willen werken aan de communicatie tussen <strong>vroedvrouwen</strong> en op deze manier een<br />

actief forum zijn <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong>. Aarzel niet en kruip in je pen!


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

A B S T R A C T S E N R E V I E W S<br />

ABSTRACTS EN REVIEWS<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

V E R T A L I N G EN BEWERKING: LISETTE GEERDENS, VROEDVROUW<br />

206<br />

ABSTRACTS<br />

BEWIJSGESTUURDE PRAKTIJKEN BIJ<br />

DE OVERGANG VAN FOETUS NAAR<br />

PASGEBORENE<br />

Mercer JS, Erickson-Owens DA, Graves B, Mary<br />

Mumford-Haley M. (2007).<br />

Evidence-Based Practices for the Fetal to Newborn<br />

Transition<br />

Journal of Midwifery Women’s Health, 52(3):262-272.<br />

ABSTRACT<br />

De effectiviteit en veiligheid <strong>van</strong> vele algemene zorgen tijdens<br />

de arbeid, de bevalling en in het onmiddellijk postpartum<br />

worden in deze review <strong>van</strong> de literatuur gegeven. Zij hebben<br />

een impact op de overgang <strong>van</strong> foetus naar neonaat, inclusief<br />

de medicatie die tijdens de arbeid gebruikt wordt, het<br />

aspireren <strong>van</strong> de luchtwegen, maatregelen om warmteverlies<br />

te <strong>voor</strong>komen, het afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng en het<br />

gebruik <strong>van</strong> 100% zuurstof <strong>voor</strong> resuscitatie. Van vele <strong>van</strong><br />

deze praktijken gebruikt om de toestand <strong>van</strong> een pasgeborene<br />

te bepalen en het beleid er<strong>van</strong> na de geboorte is nu het<br />

bewijs geleverd dat ze niet werkzaam zijn. Er werden nog<br />

geen definitieve resultaten verkregen <strong>van</strong> onderzoeken naar<br />

de effecten <strong>van</strong> epidurale anesthesie op de baby. Wel wordt<br />

geadviseerd verantwoord om te gaan met medicatie tijdens<br />

de arbeid.<br />

Onmiddellijk afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng is de algemene<br />

praktijk; recent bewijs <strong>van</strong> een grote gerandomiseerde<br />

gecontroleerde studie wijst er echter op dat laattijdig<br />

afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng de baby beschermt tegen<br />

anemie. Huid aan huidcontact <strong>van</strong> de pasgeborene na de<br />

geboorte wordt aanbevolen als de belangrijkste steunpilaar<br />

<strong>voor</strong> zorg en thermoregulatie bij de baby.<br />

Er werden geen <strong>voor</strong>delen gevonden <strong>van</strong> systematisch<br />

aspireren <strong>van</strong> baby’s bij de geboorte. Alle studies werden<br />

uitgevoerd op vitale, à terme baby’s en geen enkele vond<br />

enige significante verschillen in gezondheidsuitkomst tussen<br />

baby’s die geaspireerd werden en deze die niet werden<br />

geaspireerd.<br />

Noch amnioninfusie, aspiratie <strong>van</strong> meconium na de geboorte<br />

<strong>van</strong> het hoofd, noch intubatie en aspiratie <strong>van</strong> vitale baby’s<br />

<strong>voor</strong>komt meconiumaspiratiesyndroom. Het gebruik <strong>van</strong><br />

100% zuurstof <strong>voor</strong> reanimatie <strong>van</strong> een baby veroorzaakt<br />

toegenomen oxidatieve stress en lijkt geen <strong>voor</strong>delen te<br />

hebben op het gebruik <strong>van</strong> kamerlucht. Deze review <strong>van</strong><br />

bewijsgestuurde zorg aan de pasgeborene onthult dat<br />

minder interventie vaker beter is dan niet. De aanbevelingen<br />

ondersteunen een zachte, fysiologische geboorte en humane,<br />

gezinsgerichte zorg aan de baby.<br />

CONCLUSIE<br />

Een eerste belangrijk praktijkprincipe <strong>voor</strong> alle<br />

gezondheidspersoneel is ’doe geen kwaad’. Dit idee wint<br />

extra belang wanneer het gaat om de zorg aan pasgeborenen,<br />

<strong>voor</strong>al omdat er bijna geen gegevens zijn over de veiligheid<br />

<strong>van</strong> vele procedures op lange termijn. Het laattijdig<br />

afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng beschermt de baby tegen<br />

bloedarmoede zonder schadelijke gevolgen. De praktijk <strong>van</strong><br />

het onmiddellijk afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng moet gestopt<br />

worden. Het bewijsmateriaal stelt <strong>voor</strong> dat huid aan huid<br />

zorg <strong>van</strong> pasgeborene na de geboorte en tijdens het eerste<br />

uur <strong>van</strong> het leven de steunpilaar <strong>van</strong> warmteregeling en<br />

zorg zou moeten zijn. Geboortesettings die moeder en baby<br />

scheiden om koudestress te <strong>voor</strong>komen verhogen eigenlijk<br />

het risico <strong>voor</strong> koudestress door de scheiding. Scheiding<br />

verstoort bovendien de hechting en vertraagt het inzetten<br />

<strong>van</strong> borstvoeding. Routine aspiratie <strong>van</strong> de baby bij geboorte<br />

moeten verlaten worden. Meconiumaspiratie wordt niet<br />

verholpen door leegzuigen op perineum en krachtige baby’s<br />

moeten niet geïntubeerd en leeggezogen worden. Er is geen<br />

bewijs dat het meconiumaspiratiesyndroom verhinderd wordt<br />

door amnioninfusie. Steeds meer bewijs stelt <strong>voor</strong> dat het<br />

gebruik <strong>van</strong> 100 % zuurstof bij geboorte om pasgeborenen te<br />

reanimeren schadelijke gevolgen kan veroorzaken. Kamerlucht<br />

is toegelaten <strong>voor</strong> de eerste 90 seconden met beschikbare<br />

zuurstof als er geen aangewezen reactie in die tijd is. De<br />

routineacties, zoals het leegzuigen <strong>van</strong> de luchtwegen of de<br />

maag of het gebruiken <strong>van</strong> 100% zuurstof <strong>voor</strong> reanimatie,<br />

of het onmiddellijk afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng, zijn nooit<br />

gebaseerd geweest op enig duidelijk bewijsmateriaal dat zij<br />

de zorg aan baby’s of resultaten verbeterden.<br />

Maar toch zijn sommige <strong>van</strong> deze praktijken zo sterk<br />

ingeburgerd dat er nog een massa onderzoek zal nodig zijn<br />

om de norm te veranderen. Wij moeten een hoeveelheid<br />

kennis blijven opbouwen die door bewijs ondersteund is:<br />

dwz. vaker niets doen is beter dan wel iets doen!<br />

Recent onderzoek begint te bevestigen dat sommige oudere<br />

praktijken nooit hadden mogen opgeven worden en dat de<br />

huidige praktijken zouden moeten gestopt worden.<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

vervolg op blz 215


ST. JACOBSMARKT 84,<br />

2000 ANTWERPEN,<br />

VERSCHIJNT 5 MAAL PER JAAR<br />

IN FEBRUARI, APRIL, JUNI,<br />

SEPTEMBER/OKTOBER, DECEMBER 2007<br />

UITGIFTEKANTOOR: ANTWERPEN X<br />

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:<br />

MARLENE REYNS,<br />

HULSTSTRAAT 27, 9170 DE KLINGE<br />

REDACTIEADRES:<br />

VIOLET VERVLOET<br />

ST. JACOBSMARKT 84,<br />

2000 ANTWERPEN<br />

VLOV<br />

V L A A M S E ORGANISAT I E VA N VROEDV R O U W E N VZW<br />

4<br />

Jaargang 13 • SEPTEMBER/OKTOBER 2007 •<br />

INHOUD<br />

Familienieuws . . . . . . . . . 207<br />

VLOV Agenda . . . . . . . . . 207<br />

Studiedagen/Cursussen<br />

binnenland . . . . . . . . . . . 208<br />

Congressen buitenland . . 209<br />

FAMILIENIEUWS<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

• Sabrine Defoort, VLOV-lid, stapte met Bert<br />

Evens in het huwelijksbootje op 5 mei<br />

2007.<br />

• Carolie Fonteyne, VLOV-lid, huwde op 4<br />

augustus 2007 met Flor Vandewalle.<br />

VLOV AGENDA<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

29 november 2007<br />

CONGRES VOOR HOOFDVROEDVROUWEN<br />

Het thema dit jaar is “Zwangerschapsafbre–<br />

king na prenatale diagnose”.<br />

Boekennieuws. . . . . . . . . 210<br />

Verslag<br />

Algemene vergadering . . . 214<br />

Van harte proficiat aan de jonge paren!<br />

• Yben is het zoontje <strong>van</strong> Wendy Aerts,<br />

VLOV-lid, en Gaëtan Martens en werd<br />

geboren op 30 juni 2007.<br />

• Adelheid Vanzulperre, VLOV-lid, en Niels<br />

Ryckeboer, melden u met trots de geboorte<br />

op 16 juli 2007 <strong>van</strong> Jacoba.<br />

Het juridisch, medisch en psychisch aspect<br />

komt aan bod. Een <strong>voor</strong>beeld <strong>van</strong> zorgpad<br />

wordt besproken door deskundigen.<br />

De hoofd<strong>vroedvrouwen</strong> krijgen nog een<br />

persoonlijke uitnodiging.<br />

Onthaal en koffie <strong>van</strong>af 8u30<br />

Start 9u - einde 16u30<br />

207<br />

• Ghislaine Thijs, VLOV-lid, meldt u met<br />

trots de geboorte <strong>van</strong> haar 5de kleinkind<br />

Louise.<br />

• Op 7 augustus 2007 werd Linde geboren.<br />

Zij is het dochtertje <strong>van</strong> Trui De Winter,<br />

VLOV-lid, en Tom Van Wayenberge.<br />

• Sander, zoontje <strong>van</strong> Nele Nees (VLOV-lid)<br />

en Tony Van Den Brande, werd geboren<br />

op 8 augustus 2007.<br />

Een dikke proficiat aan de ouders en<br />

grootouders!<br />

• Locatie: Holiday Inn Gent Expo,<br />

Maaltekouter 3, 9051 Gent.<br />

09/220.24.24.<br />

• Routebeschrijving vind je op<br />

www.holiday-inn.com/gent-expo.<br />

• Deelnameprijs: VLOV-leden 30 €,<br />

niet-leden 45 €<br />

• www.vlov.be<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

6 december 2007<br />

BORSTVOEDINGSCONGRES 2007<br />

Academie K & G, Brussel<br />

A A N D A C H T<br />

• Het VLOV-secretariaat is<br />

steeds bereikbaar op<br />

tel./fax 03/218 89 67<br />

e-mail: info@vlov.be<br />

www.vlov.be<br />

Machteld Jansen houdt er<br />

permanentie elke werkdag<br />

<strong>van</strong> 8.30u tot 14.30u.<br />

We staan tot uw dienst!<br />

• Op maandag 3 september 2007 overleed<br />

Emma Asaert, moeder <strong>van</strong> Geertrui Van<br />

Brempt, eerste <strong>voor</strong>zitter <strong>van</strong> de VLOV.<br />

• Zahra Abihi, vroedvrouw, afgestudeerd<br />

in juni 2007 aan de KATHO Kortrijk,<br />

geboren op 26 september 1984, overleed<br />

in Marokko op 27 juli 2007.<br />

Onze innige deelneming.<br />

Onthaal en koffie 8u15<br />

Start 9 u - einde 17 u<br />

Interactieve workshops – iedereen kan de<br />

4 workshops volgen<br />

• Deelnameprijs: VLOV-leden 30 €, nietleden<br />

50 €<br />

• U wordt nog schriftelijk uitgenodigd /<br />

www.vlov.be<br />

• Voor deze bijscholing worden CERPS<br />

toegekend. De IBCLC brengen daarom<br />

zeker hun CERPSboekje mee!<br />

. . . . . . . . . . . .


208<br />

24 januari 2008<br />

REANIMATIE VAN DE PASGEBORENE IN DE THUISSITUATIE<br />

Erasmushogeschool, Laarbeeklaan 121, 1090 Brussel<br />

Volg de evolutie <strong>van</strong> het programma op www.vlov.be<br />

STUDIEDAGEN/CURSUSSEN<br />

BINNENLAND<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

5 november 2007<br />

EEN WARM WELKOM<br />

Programma:<br />

13 u: Doelstellingen <strong>van</strong> workshop – inleiding over thema<br />

13u15: Moedervriendelijke zorg: inhoud en betekenis,<br />

beleidsaanpassingen, toepassing in de praktijk<br />

Meteen aan de borst: betekenis, beleidsaanpassingen,<br />

toepassing in de praktijk<br />

14u30: Pauze<br />

14u45: Knelpunten en oplossingen: aandachtspunten,<br />

concrete toepassingen<br />

Bespreking cases<br />

15u50: Afronden workshops<br />

Einde <strong>voor</strong>zien rond 16 u<br />

• Locatie: VBBB, Leemputstraat 57, 2600 Berchem<br />

• Prijs: leden VBBB 24 €, niet-leden 30,50 €<br />

Studentleden VBBB 20 €, niet-leden 22,50 €<br />

• Inschrijven via info@vbbb.be, fax 03/281.73.14<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

6 november 2007<br />

IVF: VAN U TOT Z<br />

20 jaar IVF UZ Gent en 10 jaar transport-IVF<br />

• Doelstelling: professionelen betrokken bij IVF informeren<br />

over het praktische verloop <strong>van</strong> IVF;<br />

informeren over de rol <strong>van</strong> verpleeg- & vroedkundigen<br />

binnen dit proces / praktische aspecten! Kans bieden tot<br />

netwerken met collega’s intra- en extramuraal<br />

• Programma <strong>van</strong> 19u30 tot 22u00<br />

Inhoud zie www.uzgent.be (<strong>van</strong>af 25/09/2007)<br />

• Lokatie: UZ Gent , De Pintelaan 185, 9000 Gent<br />

Auditorium E (Blok B)<br />

• Inschrijven is noodzakelijk en mogelijk via mail<br />

vorming.verpleging@uzgent.be tegen 20 oktober 2007.<br />

Er wordt enkel een tegenbericht verzorgd indien de vorming<br />

volzet is.<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

Woensdag 7 november 2007<br />

FORUM: EEN GOEDE SAMENWERKING BINNEN HET<br />

ZWANGERSCHAPSTEAM.<br />

De doelstelling die wij, als beroepsvereniging BGKVGPR,<br />

<strong>voor</strong> ogen hebben is de samenwerking tussen gynaecoloog,<br />

huisarts, vroedvrouw en kinesitherapeut te optimaliseren.<br />

Met dit forum hopen wij duidelijkheid te scheppen omtrent<br />

de optimale zorgverstrekking <strong>van</strong> de zwangere vrouw. Door<br />

meer inzicht te krijgen in eenieders discipline hopen wij tot<br />

een betere multidisciplinaire samenwerking te komen in het<br />

belang <strong>van</strong> de zwangere.<br />

De bedoeling is dat elke spreker (gynaecoloog, huisarts,<br />

vroedvrouw en kinesitherapeut) zijn eigen beroepsprofiel<br />

en haar samenwerkingsidee met de andere disciplines naar<br />

<strong>voor</strong> brengt. Ter afsluiting <strong>voor</strong>zien wij een debat met alle<br />

aanwezigen. Als publiek nodigen wij alle mensen werkende<br />

in de vier disciplines uit.<br />

Sprekers:<br />

- Gynaecoloog: Dr. Geert Braem, medewerker <strong>van</strong> Prof. Dr.<br />

M.Temmerman<br />

- Huisarts: Dr. Lieve Seuntjens<br />

- Vroedvrouw: Marie France Vandenberghe<br />

- Kinesitherapeut: Christine Van De Putte<br />

• Locatie: Gent (Holliday Inn, Expo) op 07/11/07: 19.30u<br />

- 22.30u<br />

• Inschrijvingsgeld: Leden: 15 euro, Niet-leden: 20 euro,<br />

Studentenprijs: 10 euro<br />

Te storten op rekening 330-0614704-69 <strong>van</strong> BGKVGPR<br />

met vermelding: Forum, naam en hoedanigheid<br />

• Cursusverantwoordelijke: Christine Van De Putte,<br />

Tel: 050-389959<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

TWEE DRIEDAAGSE (grote vraag!)<br />

5 - 6 en 7 november 2007 (Westerlo)<br />

8 - 9 en 10 november 2007 (Maldegem)<br />

GRONDBEGINSELEN VAN NORMALE ZWANGERSCHAP,<br />

ARBEID EN GEBOORTE INNERLIJKE BRONNEN VAN<br />

VROUWEN, INSTRUMENTEN VOOR VROEDVROUWEN<br />

VANUIT DE FYSIOLOGIE<br />

3 daagse cursus, 21 uur door Verena Schmid, vroedvrouw,<br />

Florence, Italië.<br />

• Voor meer info: zie verder in dit tijdschrift of op<br />

www.vlov.be.<br />

• Inschrijvingen zijn beperkt!<br />

. . . . . . . . . . . .


14 februari 2008<br />

LEERSTOEL MINISTER VAN STAAT ANDRIES KINSBERGEN<br />

Symposium ‘Gezond gedrag’<br />

Programma<br />

Voorzitter: Prof. Dr. L. Van Gaal Universiteit Antwerpen,<br />

UZA<br />

- Verwelkoming<br />

Dhr. R. Sleeckx. Departementshoofd Gezondheidszorg,<br />

Hogeschool Antwerpen<br />

- Gedragsverandering in de gezondheidszorg<br />

Mevr. Inge Vervotte Vlaams minister <strong>van</strong> Welzijn,<br />

Volksgezondheid en Gezin<br />

- Behavioural aspects of physical activity, sedentary<br />

behaviour, and health: Why there isn't a simple answer<br />

to a complex issue!<br />

Prof. dr. S. Biddle. School of Sport & Exercise Sciences,<br />

Loughborough University, UK<br />

- Gezond gedrag: de kloof tussen weten en doen!<br />

Prof. dr. I. De Bourdeaudhuij. Fac. Geneeskunde en<br />

Gezondheidswetenschappen, Vakgroep<br />

Bewegings- en Sportwetenschappen, Universiteit Gent<br />

- Levenstijl en gezondheid bij jongeren in het secundair<br />

onderwijs<br />

drs. D. Vissers Dep. Gezondheidszorg, Hogeschool<br />

Antwerpen Fac. Geneeskunde, Universiteit<br />

Antwerpen, UZA<br />

- Multidisciplinaire aanpak <strong>van</strong> obesitas:<br />

gedragsverandering in de praktijk<br />

Mevr. A. Tanghe. Psychologe, Zeepreventorium, De<br />

Haan<br />

- Meet-the-expert sessies<br />

- Simultane workshops: ‘Motiveren naar<br />

gedragsverandering’<br />

Prof. Dr. P. Van Royen Huisarts, UA<br />

Dhr. W. Van der Borght Psycholoog, UZ Gasthuisberg<br />

Deelnamekosten inclusief lunch:<br />

• 40 euro <strong>voor</strong> niet-studenten,<br />

• 10 euro <strong>voor</strong> studenten<br />

• Locatie: Universiteit Antwerpen, Campus Drie Eiken,<br />

Gebouw Q, Universiteitsplein 1, B-2610 Antwerpen<br />

• <strong>Organisatie</strong>: Hogeschool Antwerpen, Dep. Gezondheidszorg<br />

en de Universiteit Antwerpen, Fac. Geneeskunde<br />

• Meer info: http://www.ha.be/gezondheidszorg<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

6 en 7 maart 2008<br />

DE INTERNATIONALE LEERSTOEL FRANCINE GOORIS<br />

ORGANISEERT STUDIEDAGEN MET ALS THEMA<br />

PERINATAL CARE AND POVERTY – A CHALLENGE FOR<br />

MIDWIVES!<br />

De Francine Gooris prijs wordt uitgereikt tijdens de eerste<br />

studiedag op 6 maart.<br />

• Voor alle inlichtingen kan u terecht bij Mieke Embo,<br />

Arteveldehogeschool, opleidingscoördinator Bachelor in de<br />

Vroedkunde, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent, België,<br />

tel. 0032 (0)9 265 98 36.<br />

E-mail: mieke.embo@arteveldehs.be<br />

• Eens het programma definitief is, kan u dit lezen op<br />

www.vlov.be ( agenda).<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

CONGRESSEN BUITENLAND<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

4 oktober 2007<br />

EEN ZWANGERE NIET BEHANDELEN,<br />

IS EEN ZWANGERE MISHANDELEN<br />

Maastricht Nederland<br />

Een 1-daags symposium. Verdere details volgen zo spoedig<br />

mogelijk.<br />

• <strong>Organisatie</strong> prof. dr. J.G. Nijhuis, azM (043-3874764)<br />

Conference Agency Maastricht (043-3619192).<br />

• Programma <strong>van</strong> deze bijscholingen is te vinden op<br />

www.knov.nl /agenda<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

Vrijdag 9 november 2007 <strong>van</strong> 9 tot 16 u<br />

RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE EERSTE LIJN<br />

Programma<br />

Prof. dr. Guus Schrijvers, Julius Centrum, zal het programma<br />

starten met een korte lezing over de recente ontwikkelingen<br />

in de eerste lijn. Vervolgens zal Rob <strong>van</strong> Damme MD MA,<br />

directeur Stichting Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra,<br />

aangeven wat deze ontwikkelingen in de praktijk betekenen.<br />

Na de twee lezingen volgen vier <strong>voor</strong>beelden, <strong>voor</strong>geselecteerd<br />

door een deskundige jury, en één <strong>voor</strong>beeld dat via het<br />

Open Podium binnenkomt. De eerste vier projecten worden<br />

<strong>van</strong> tevoren geselecteerd en hebben de volgende thema’s:<br />

E-health, Gezondheidsbevordering, eerstelijns GGZ,<br />

experiment, bij<strong>voor</strong>beeld arbocuratieve samenwerking.<br />

Uit de vijf <strong>voor</strong>beelden wordt, zowel door de jury als door het<br />

publiek, een winnaar gekozen. Hierover wordt gediscussieerd<br />

met zowel jury als publiek<br />

209


210<br />

• Locatie: Graag begroeten wij u bij de Roze collegezaal <strong>van</strong><br />

het Universitair Medisch Centrum (UMC) te Utrecht.<br />

• Kosten: € 235,- (met machtiging) / € 240,- (met factuur).<br />

Dit bedrag is inclusief lunch.<br />

• Meer informatie: www.knov.nl<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

20 november 2007<br />

“IN GESPREK MET INA MAY GASKIN”<br />

Utrecht, Trianon, Oude Gracht 252<br />

(tussen Vismarkt en Ledig Erf)<br />

Lezing en interactief moment met de Amerikaanse vroedvrouw<br />

Ina May Gaskin, schrijfster <strong>van</strong> ‘Spirituele Verloskunde’ en<br />

‘Ina May’s Guide to Childbirth’. Vroedvrouw in The Farm in<br />

Tennessee en <strong>voor</strong>stander <strong>van</strong> de natuurlijke bevalling.<br />

Zaal open om 19.00 uur<br />

Aan<strong>van</strong>g lezing: 19.30 uur<br />

Programma:<br />

- Inleiding<br />

- Lezing Ina May Gaskin’<br />

- Pauze<br />

- Interactief moment en gelegenheid tot vragen stellen<br />

- De avond wordt om 21.45 uur afgesloten<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

Vrijdag 23 november 2007, 10.00 - 16.30 uur<br />

WORKSHOP ‘HAPPY BIRTH ......<br />

THE ART OF MIDWIFERY’<br />

Hotel Princeville, BREDA.<br />

KNOV accreditatie nummer A 06-032 (5.25 uur)<br />

In deze workshop staan centraal: beter omgaan met de<br />

wensen en behoeften <strong>van</strong> vrouwen die zwanger zijn of<br />

baren. Visie, organisatie, de dagelijkse bevalpraktijk en de<br />

partner communicatie uit het <strong>vroedvrouwen</strong> model <strong>van</strong> zorg<br />

komen niet alleen aan de orde, er wordt veel met elkaar<br />

over gesproken en actief geoefend.<br />

Inhoud: kennis nemen, ervaren en onderkennen <strong>van</strong> vormen<br />

<strong>van</strong> communicatie, interactiepatronen en praktijken die<br />

effect hebben op vertrouwen in eigen kunnen <strong>van</strong> vrouwen.<br />

Leren onderkennen <strong>van</strong> verbale en non-verbale signalen<br />

<strong>van</strong> vrouwen tijdens ontsluiting en baring en toepassen <strong>van</strong><br />

‘communicatie die vrouwen controle geeft‘ door oefening<br />

en feedback.<br />

• Programma: http://groups.msn.com/HappyBirth/<br />

happybirth.msnw en achtergrond <strong>van</strong> ‘Happy<br />

Birth’ http://groups.msn.com/normaalbevallen/_<br />

homepage.msnw<br />

• Prijs: 150 Euro pp, inclusief lunch en reader, bij betalen<br />

<strong>voor</strong> 1 september 2007.<br />

Betaling = inschrijving. Internationale betaling naar IBAN:<br />

NL 35 PSTB 0002 4441 87 BIC: PSTNL21 <strong>van</strong> Midwifery<br />

Business te Epen, Nederland met vermelding <strong>van</strong> uw e-<br />

mail, uw naam en keuze datum.<br />

• Inschrijving en betaling mogelijk <strong>voor</strong> Breda tot 22<br />

oktober 2007 bij de prijs <strong>van</strong> 170 Euro pp.<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

7 – 8 December 2007<br />

THE EUROPEAN MIDWIVES ASSOCIATION (EMA)<br />

AND THE BUND DEUTSCHER HEBAMMEN (BDH E.V.)<br />

INVITE YOU TO THE 2ND EMA EDUCATION CONFERENCE:<br />

THE EDUCATION OF MIDWIVES IN EUROPE<br />

RECONCILING THE STANDARDS<br />

Berlin, Germany, Hotel MELIA<br />

Friday 7th December 2007<br />

10.00-10.45 Registration and coffee<br />

11.00-11.15 Chairperson’s welcome<br />

Introduction to conference<br />

Helga Albrecht BDH President<br />

Deirdre Daly, EMA President<br />

11.15-12md Key note: Midwives in the European Union<br />

Ms Pamela Brumter-Coret,<br />

12md-12.45<br />

Head of EU Unit for Regulated Professions<br />

Improving women’s health in Europe<br />

through common midwifery competencies<br />

Prof. Friederike zu Sayn-Wittgenstein<br />

Jessica Pehlke-Milde<br />

12.45-13.00 Questions and discussion<br />

13.00-14.00 Lunch<br />

Midwifery education: perspectives from six<br />

countries<br />

Sweden, Country from South Europe,<br />

Slovenia, Germany, Austria, Switzerland<br />

14.00-15.30 Midwifery students’ voices:<br />

Netherlands: Perspectives on international<br />

placements<br />

Belgium: Perspectives on international<br />

placements<br />

Germany: Practical Education Training<br />

15.30-16.15 Coffee<br />

16.15-16.45 Workshops<br />

1. International practice placements:<br />

worthwhile or worthless<br />

Joeri Vermeulen<br />

2. Certificate, diploma, degree of master:<br />

does it matter to the quality of midwifery<br />

care<br />

Marian <strong>van</strong> Huis


3. Assessment of theory and practice: who<br />

does it<br />

N.N<br />

4. EU Directives: more meaningful now than<br />

ever<br />

Kerstin Belfrage<br />

17.45-18.30 Feedback from workshops: five key<br />

points<br />

18.30 Chairperson’s Closing Remarks<br />

20:00 Dinner<br />

Saturday 8th December 2007<br />

9.00-9.15 Chairperson’s welcome<br />

Introduction to conference day 2<br />

9.15-10.00 Joint education in Europe - A European<br />

Master programme for midwifery<br />

Prof. Valerie Fleming<br />

10.00-10.45 Regulation of Midwifery in Europe<br />

Dr. Susan Way<br />

10.45-11.15 Coffee<br />

11.15-12md Challenges of Bologna – the Tuning project.<br />

Development, coordination and outcome<br />

12md-12.30<br />

Grace Jaccarini<br />

Transnational accreditation of midwifery<br />

education<br />

Katelijne de Koster<br />

12.30-13.00 Questions and discussion<br />

13.00-14.00 Lunch<br />

14.00-15.00 Challenges for the education – Midwives<br />

intrapartum risk perception – A European<br />

Study - Dr. Marianne Mead<br />

15.00-15.30 Conference evaluation: Where to from here<br />

Actions for the future.<br />

15.30-15.45 Closing remarks Deirdre Daly, EMA<br />

President<br />

• Venue: Melia Hotel Berlin, Friedrichstrasse 103, D-<br />

10117 Berlin, Germany Tel (+49)302060790-0, MELIA.<br />

BERLIN@SOLMELIA.COM<br />

• Conference fees per person. All conference fees will<br />

include lunch, coffee, mineral water for two days and the<br />

dinner on 07 December 2007.<br />

• Single room in the hotel 320 Euro<br />

Double room in the hotel 265 Euro<br />

Without accommodation in the hotel 190 Euro<br />

• Payments should be made in Euro to the headquarter of<br />

BDH. If you want to stay an extra night please contact<br />

the hotel directly.<br />

• Please send your registration before 15 September 2007<br />

by e-mail to info@bdh.de<br />

code: EMA conference or by fax +49 721 9818920<br />

• For any further questions please contact Ellen Grünberg<br />

phone +49 721 9818917<br />

MIDWIFERY TODAY:<br />

March 26–30, 2008<br />

THE HEALING TOUCH OF MIDWIFERY AND BIRTH”<br />

Philadelphia, Pennsyl<strong>van</strong>ia USA<br />

King of Prussia, Pennsyl<strong>van</strong>ia<br />

Het programma vind je op www.midwiferytoday.com/<br />

conferences<br />

. . . . . . . . . . . .<br />

1-5 juni 2008<br />

28TH TRIENNIAL CONFERENCE<br />

MIDWIFERY: A WORLDWIDE COMMITMENT TO WOMEN<br />

AND THE NEWBORN<br />

Glasgow<br />

Programma<br />

Registratie opent op zaterdag 31 mei 2008<br />

Zondag 1 juni:<br />

13 u: Viering diversiteit <strong>vroedvrouwen</strong> met zang en dans<br />

– Armadillo theatre<br />

15 u: Opening ceremonie <strong>van</strong> het congres in Hall 5<br />

18 u: Opening <strong>van</strong> de beurs en welkom receptie<br />

Maandag 2 juni: De stem <strong>van</strong> de vrouw<br />

9 u: Inleiding, plenaire sessie, workshops en simultane<br />

sessies<br />

Dinsdag 3 juni: Het passend gebruik <strong>van</strong> <strong>voor</strong>tplantings- en<br />

geboortetechnologie in de gezondheidszorg <strong>van</strong> moeder en<br />

kind.<br />

9 u: Inleiding, plenaire sessie, workshops en simultane<br />

sessies<br />

19u30: Schotse gala-avond<br />

Woensdag 4 juni: Het versterken <strong>van</strong> vroedkunde<br />

9 u: Inleiding, plenaire sessie, workshops en simultane<br />

sessies<br />

Donderdag 5 juni: Het bevorderen <strong>van</strong> de gezondheid <strong>van</strong><br />

vrouwen, pasgeborenen en families<br />

9 u: Inleiding, plenaire sessie, workshops en simultane<br />

sessies<br />

16-17 u: afsluit ceremonie<br />

www.Midwives2008.org<br />

211<br />

. . . . . . . . . . . .


BOEKENNIEUWS<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

212<br />

‘In eigen hand’<br />

Lilian Wolthuis – Droste<br />

Een handboek, geschreven<br />

<strong>van</strong>uit de eigen<br />

ervaringsdeskundigheid<br />

in het zelfstandig verzorgen<br />

<strong>van</strong> baby’s en peuters,<br />

<strong>voor</strong> een moeder met een<br />

éénhandfunctie<br />

Over de auteur:<br />

Lilian Wolthuis - Droste is getrouwd en moeder <strong>van</strong> drie<br />

kinderen. Als gevolg <strong>van</strong> een hersenbloeding op jonge leeftijd<br />

is ze functioneel éénhandig. Al vóór de geboorte <strong>van</strong> haar<br />

eerste kind vroeg Lilian zich af, hoe zij met haar beperkingen,<br />

haar kind zo goed mogelijk zou kunnen groot brengen. Ze<br />

kan één arm en hand goed gebruiken. Ze had veel praktische<br />

vragen als ‘Hoe kan ik borstvoeding geven’, ‘Hoe doe ik<br />

mijn kind een luier om’, ‘Hoe breng ik mijn kind naar bed’,<br />

en <strong>voor</strong>al ook ‘Hoe kom ik veilig met mijn dierbaarste bezit<br />

de trap op’ Lilian stelde haar vragen aan professionele<br />

hulpverleners, maar informatie was ook bij hen nauwelijks<br />

<strong>voor</strong> handen.<br />

Met vindingrijkheid en doorzettingsvermogen bedacht zij<br />

allerlei praktische oplossingen <strong>voor</strong> de dagelijkse problemen,<br />

waar zij met haar functiebeperking tegenaan liep in de<br />

dagelijkse verzorging <strong>van</strong> haar kind.<br />

Ze begon al haar ideeën op te schrijven en geleidelijk aan<br />

ontstonden honderden ideeën, die haar het leven meer<br />

gemakkelijk maakten in de verzorging <strong>van</strong> haar drie kinderen.<br />

Na vijf jaar groeiden haar praktische oplossingen in de<br />

verzorging <strong>van</strong> haar kinderen uit tot een bijzonder boek,<br />

een boek wat zó is uitgegeven, dat het niet dicht valt, als<br />

moeders erin lezen.<br />

Het boek is gericht op moeders, hulpverleners, mantelzorgers<br />

en ook functioneel éénhandige vaders, oma’s of opa’s, die<br />

een deeltaak hebben in de verzorging <strong>van</strong> een kindje, kunnen<br />

veel praktische tips vinden in het handboek.<br />

Het boek is te bestellen via de internetsite:<br />

www.ineigenhand.eu<br />

Onder de button: ‘Hoe te koop’ vindt u een bestelformulier.<br />

U kunt dit mailen naar: ineigenhand@home.nl<br />

De kosten zijn € 27,95 inclusief verzendkosten.<br />

Bekentenissen uit de onderbuik<br />

Op haar eerste boek ”Onrust in de onderbuik” heeft Prof. Marleen Temmerman<br />

een vervolg geschreven nl. “Bekentenissen uit de onderbuik”. Dit tweede boek<br />

bevat opnieuw vrouwenverhalen uit haar dagelijkse gynaecologenpraktijk.<br />

Het concept is eenvoudig: vlot leesbare verhalen, toegankelijk en herkenbaar<br />

geschreven met af en toe een kleine wetenschappelijke toelichting over medische<br />

onderwerpen zoals ingevroren embryo’s, premenstrueel syndroom, syndroom<br />

<strong>van</strong> Down, borst/cervixCA en ongewild urineverlies. Het boek verdient zeker en<br />

vast een plaatsje op het boekenrek <strong>van</strong> <strong>vroedvrouwen</strong>, niet alleen beroepsmatig,<br />

maar ook omdat we zelf VROUW (althans de meesten onder ons) zijn.<br />

M. Temmerman. Bekentenissen uit de onderbuik. Uitgeverij: Van Halewijck.<br />

ISBN: 9789056177416. Prijs: € 14.90.


Beroepsverzekering<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

1. DE VERZEKERDE WAARBORGEN WERDEN<br />

VERHOOGD, ALS GEVOLG VAN DE STIJGENDE<br />

SCHADE-EISEN;<br />

• Lichamelijke schade = 5.000.000 e<br />

(ipv 2.975.000 e)<br />

• Materiële schade = 500.000 e (i.pl. <strong>van</strong> 250.000 e)<br />

• Rechtsbijstand = 40.000 € (i.pl.<strong>van</strong> 25.000 e).<br />

2. TARIEVEN WERDEN AANGEPAST ALS VOLGT !!<br />

Categorie 1: Vroedvrouw in loondienst = 70 e<br />

Categorie 2: Zelfstandige vroedvrouw zonder<br />

thuisbevalling = 80 e<br />

Categorie 3: Zelfstandige vroedvrouw met<br />

thuisbevalling = 875 e<br />

In pakket = 627 e<br />

Categorie 4: Hoofden = 80 e<br />

Nieuw afgestudeerden krijgen gratis dekking gedurende<br />

de eerste zes maanden dus <strong>van</strong>af 01/08 tot 31/12.<br />

Dekking in de tijd<br />

Er wordt overgestapt <strong>van</strong> Loss occurence naar Fact<br />

occurence ;<br />

Dit betekent dat de waarborg <strong>van</strong> deze verzekering geldt<br />

<strong>voor</strong> de schade waar<strong>van</strong> het schadeverwekkend feit is<br />

<strong>voor</strong>gevallen tijdens de duur <strong>van</strong> de polis.<br />

(Loss occurence betekent dat de “schade” zich moet<br />

<strong>voor</strong>doen tijdens de duur <strong>van</strong> de polis.)<br />

Klachtenbehandeling<br />

De dekking bij klachtenbehandeling blijft behouden. Er<br />

wordt wel een plafond <strong>voor</strong>zien per schadegeval.<br />

Tussenkomst bij pestgedrag wordt uitgesloten<br />

wanneer toepassing wordt gemaakt <strong>van</strong> de wettelijke<br />

<strong>voor</strong>geschreven procedures.<br />

Meer info bij Christine Demeyer 0923202200 - alle<br />

<strong>voor</strong>middagen of ch.demeyer@skynet.be<br />

213<br />

HOSPITALISATIE-VERZEKERING<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

VLOV geeft haar leden en bijhorende gezinsleden de kans een groepsverzekering hospitalisatie te onderschrijven.<br />

Er werd geopteerd <strong>voor</strong> de meest volledige waarborgen aan een zeer gunstig tarief.<br />

• Hospitalisatie: 100 % terugbetaling <strong>van</strong> alle<br />

medische kosten tijdens hospitalisatie wegens ziekte,<br />

ongeval, bevalling of zwangerschapscomplicaties.<br />

Onbeperkte duur <strong>van</strong> uitbetaling, onbeperkt bedrag<br />

<strong>van</strong> uitbetaling.<br />

Vrijstelling 75 € per jaar.<br />

• Pre - en Posthospitalisatie: 60 dagen vóór en 180<br />

dagen na het begin <strong>van</strong> een verzekerde<br />

hospitalisatie is er tussenkomst <strong>voor</strong> de medische<br />

en paramedische prestaties, farmaceutische en<br />

homeopathische producten, op <strong>voor</strong>waarde dat zij<br />

recht geven op een wettelijke tegemoetkoming.<br />

• Ambulante verzorging bij zware ziekten:<br />

tussenkomst <strong>voor</strong> alle ambulante kosten<br />

indien zij rechtstreeks verband houden met 30 zware<br />

ziekten zoals kanker, diabetes, Alzheimer, …<br />

• One - day clinic: terugbetaling <strong>van</strong> hospitalisatie–<br />

kosten <strong>voor</strong> verblijf <strong>van</strong> minder dan één nacht<br />

in verpleeginstellingen of erkende “one - day” clinic<br />

waar<strong>voor</strong> RIZIV - forfait wordt berekend.<br />

Aansluiten kan maandelijks zonder geneeskundige<br />

vragenlijst. Reeds bestaande aandoeningen worden<br />

steeds uitgesloten!<br />

Nieuwe maandpremies <strong>van</strong>af 1/01/2008:<br />

Aangeslotene t/m 20 jaar 3,30 €<br />

Van 21 t/m 65 jaar 9,03 €<br />

Van 66 t/m 70 jaar 18,05 €<br />

Vanaf 71 jaar 36,10 €<br />

Meer informatie bij Christine Demeyer –<br />

Kwaadbeek 82 – 9860 Oosterzele<br />

Tel. 09/232.22.00 - Fax 09/230.56.23 -<br />

GSM 0477/561983 - e.mail : ch.demeyer@skynet.be


ALGEMENE VERGADERING VAN 22 SEPTEMBER 2007<br />

(KORT VERSLAG)<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

214<br />

De AV heeft tot doel een interactie op gang te brengen om<br />

meer <strong>vroedvrouwen</strong> de kans te geven mee richting te geven<br />

… ideeën uit te wisselen.<br />

1. De heer Guy Martens gaf een toelichting over de SPE<br />

registratie. Na een verduidelijking over de geschiedenis en<br />

het hoe en waarom <strong>van</strong> het SPE werd er ruimte gelaten<br />

om vragen te stellen. Nieuwe items <strong>voor</strong> registratie kunnen<br />

ten vroegste in 2010 worden opgenomen. Een stevige<br />

onderbouw is noodzakelijk <strong>voor</strong> elke wijziging.<br />

2. De nieuwe wetgeving werd uitvoerig besproken door<br />

Meester Jan Vande Moortel. De afspraak is gemaakt om<br />

op regelmatige basis bijscholing te geven over de rechten<br />

en plichten <strong>van</strong> de vroedvrouw. (zie ook p. 181)<br />

3. Financieel verslag: De balans werd besproken. Gedetailleerde<br />

boekhouding steeds ter inzage op het secretariaat. De<br />

conclusie: de VLOV vzw is een gezonde (kleine) vzw.<br />

4. Verslag werkgroepen / actuele punten<br />

Bijscholing Trefdag inschrijvingen lopen goed –<br />

Borstvoedingcongres <strong>voor</strong>bereiding in eindfase – 5<br />

mei wordt <strong>voor</strong>bereid en tevens ook al ideeën <strong>voor</strong> 23<br />

oktober 2008 ( = Trefdag “STERKE VROUWEN”) Ideeën<br />

zijn zeker welkom!! / Redactie Jaarlijks wordt er een<br />

themanummer <strong>voor</strong>bereid ( TVV3 ) sluit aan bij de cover.<br />

Voorbereiding wijzigingen lay - out. / Opleiding Studiedag<br />

aansprakelijkheid 3de jaars op 13 dec – EMA congres in<br />

Berlijn - promotiepakket tijdens de promotieviering is<br />

goed onthaald – VLOV prijs / Zelfstandige <strong>vroedvrouwen</strong><br />

Maandelijkse intercollegiaal overleg ivm inhoudelijke en/<br />

of structurele onderwerpen / Werkgroep Geboortehuizen<br />

Afstemmen ivm kostprijs bevallen in geboortehuis /<br />

Werkgroep Wetenschappelijk Onderzoek: <strong>voor</strong>stelling en<br />

plannen <strong>van</strong> de nieuwe coördinator. De VLOV kent heden<br />

een derde betaalde functie: Onze nieuwe wetenschappelijk<br />

medewerker heeft de opdracht gekregen om de groep<br />

terug in activiteit te brengen. Naast deze opdracht zal zij<br />

als wetenschappelijke medewerker beleidsondersteunend<br />

werken en in het SPE onze groep vertegenwoordigen./<br />

GVO Verena Schmid komt twee keer (wegens grote<br />

vraag!!) een driedaagse geven over fysiologie in november<br />

2007. Nadien zal <strong>van</strong>uit een nieuwe werkgroep een<br />

module FYSIOLOGIE worden opgesteld. Hierin zal de GVO<br />

- opleiding worden opgeslorpt. Het idee om GVO te geven<br />

“ter plaatse” leeft nog wel maar de vraag is nog niet zo<br />

sterk ervaren. Hier<strong>voor</strong> zijn nog geen verdere stappen<br />

ondernomen. / Hoofd<strong>vroedvrouwen</strong> Het congres dat <strong>voor</strong><br />

de hoofden wordt georganiseerd op 29 november 2007 zal<br />

handelen over alle aspecten <strong>van</strong> “Zwangerschapsafbreking<br />

na prenatale diagnose”. De hoofd<strong>vroedvrouwen</strong> zien elkaar<br />

telkens in een andere materniteit en er wordt inhoudelijk<br />

sterk uitgewisseld. / Vroedvrouwen verleggen grenzen<br />

Onze projecten in Rwanda en Senegal zijn in volle startfase.<br />

We adopteerden de ANSFES in het ICM. 14 oktober 2007:<br />

Iedereen met kleine kinderen is uitgenodigd op de bene<br />

fiettheater<strong>voor</strong>stelling. / Profilering <strong>van</strong> de vroedvrouw<br />

Het zeer actuele werkpunt is de website waarbij een betere<br />

toegankelijkheid <strong>voor</strong> studenten en ouders een belangrijk<br />

aandachtpunt is.<br />

5. Vertegenwoordiging in commissies en raden<br />

RIZIV Borstvoedingsnummer is een feit maar ligt op de<br />

koning zijn bureau ter ondertekening; prioriteiten <strong>voor</strong> 2008:<br />

weekendtarief dag 4 / risicozwangerschap - terugstellen<br />

<strong>van</strong> besparingsmaatregelen - indien KB 78 <strong>van</strong> kracht gaat<br />

zullen er nummers komen <strong>voor</strong> reëducatie bekkenbodem,<br />

echografie -- verdere behoeften zijn ook gedefinieerd<br />

met speciale aandacht <strong>voor</strong> preconceptienummer /<br />

Kind en Gezin Er zal worden bekeken in hoeverre<br />

de samenwerkingsakkoorden zijn effecten bekomen /<br />

ILFG “Pregnancy and Poverty” in maart 2008 / VRGT<br />

“Rookstop bij zwangeren” wordt verder gezet. Op 22<br />

februari 2008 wordt een bijscholing gegeven over Rookstop<br />

bij zwangeren (Brussel). Katrien De Wilde (KaHo St Lieven)<br />

doet een doctoraatstudie omtrent dit onderwerp. De VLOV<br />

zit in de adviesgroep. / Borstvoedingscomité BFHI is<br />

volop in proces <strong>voor</strong> tien ziekenhuizen. Affiche 2007 werd<br />

doorgestuurd / BMA is een feit (lees editoriaal), statuten<br />

zijn goedgekeurd. Betere uitstraling naar Europa / de wereld<br />

/ Nationale Raad Hier<strong>voor</strong> verwijs ik naar agendapunt 2<br />

waar de actualiteit verduidelijkt werd. / EMA – Europese<br />

vereniging <strong>vroedvrouwen</strong> Congres 6/7 dec is hier actueel;<br />

Joeri is unaniem aanvaard <strong>voor</strong> de board <strong>van</strong> het EMA! /<br />

ICM We ondersteunen de <strong>vroedvrouwen</strong> die gaan spreken<br />

<strong>voor</strong> het ICM. Zij zullen 50% <strong>van</strong> hun inschrijving betaald<br />

krijgen door de VLOV. Wie gaat nog mee naar Glasgow<br />

Laat het weten aan de VLOV / Andere De VLOV is aanwezig<br />

op andere commissies en raden – gedetailleerd overzicht te<br />

verkrijgen op het secretariaat.<br />

6. Varia: Er komt een discussie op gang ivm het uitsturen <strong>van</strong><br />

<strong>vroedvrouwen</strong> binnen loondienst <strong>van</strong> de ziekenhuizen (ons<br />

standpunt staat in TVV1- 2004, p. 31). We zullen deze<br />

VLOV - visie heden verfijnen.<br />

BEDANKT AAN DE AANWEZIGEN VOOR DE INBRENG EN<br />

HET DYNAMISME<br />

Volgende AV gaat door op zaterdag 15 maart 2008. Noteer<br />

dit al in je agenda.<br />

Hoe meer aanwezigen, hoe sterker het dynamisme, hoe<br />

sterker de stroom!


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

ERVARINGEN VAN NIET VORDERENDE<br />

EN GEOPTIMALISEERDE ARBEID BIJ<br />

NULLIPARAE: EEN KWALITATIEF<br />

INTERVIEW ONDERZOEK OP BASIS<br />

VAN GROUNDED THEORIE<br />

Kjaergaard H, Foldgast AM, Dykes AK. (2007).<br />

Experiences of non-progressive and augmented labour<br />

among nulliparous women:<br />

a qualitative interview study in a Grounded Theory<br />

approach. BMC Pregnancy and Childbirth, 7:15.<br />

http://www.biomedcentral.com/content/pdf/1471-2393-<br />

7-15.pdf <br />

ACHTERGROND<br />

Niet vorderende arbeid is de meest <strong>voor</strong>komende verwikkeling<br />

bij eerstbarenden en wordt primair behandeld met<br />

optimalisatie. Een geoptimaliseerde arbeid eindigt vaak in<br />

een instrumentele bevalling. Weinig kwalitatief onderzoek is<br />

gericht op ervaringen <strong>van</strong> niet vorderende en geoptimaliseerde<br />

bevallingen.<br />

DOEL VAN DE STUDIE is een dieper inzicht bekomen in<br />

de ervaring <strong>van</strong> niet vorderende en geoptimaliseerde arbeid<br />

bij nulliparae en hun ervaring <strong>van</strong> de zorg die ze kregen.<br />

METHODE<br />

Een kwalitatief onderzoek werd uitgevoerd door gebruik te<br />

maken <strong>van</strong> individuele interviews. Gegevens werden verzameld<br />

en geanalyseerd volgens de methode <strong>van</strong> de grounded<br />

theorie. De deelnemers waren een doelgerichte steekproef<br />

<strong>van</strong> 10 vrouwen. De interviews werden afgenomen 4 tot 14<br />

weken na de bevalling.<br />

RESULTATEN<br />

De vrouwen hadden tegengestelde ervaringen tijdens hun<br />

geboorteproces. Tijdens de arbeid was er een conflict tussen<br />

de verwachting om een natuurlijke bevalling te hebben<br />

en feitelijk een medische bevalling te krijgen. De vrouwen<br />

ervaarden een gevoel <strong>van</strong> scheiding tussen lichaam en<br />

geest. De interactie met de vroedvrouw had een belangrijke<br />

invloed op gevoelens <strong>van</strong> verlies en herwinnen <strong>van</strong> controle.<br />

Verzoening tussen de tegengestelde gevoelens tijdens de<br />

arbeid werd bereikt. De kern werd benoemd als Dialectisch<br />

Geboorteproces en bestond uit 3 categorieën: balanceren<br />

tussen natuurlijke en medische bevalling, interactie, verlies<br />

en herwinnen <strong>van</strong> controle.<br />

Een dialectisch proces werd herkend bij de ervaringen <strong>van</strong><br />

deze vrouwen bij een niet vorderende arbeid. Het proces is<br />

onderhevig aan interactie met de vroedvrouw, speciaal haar<br />

ondersteuning bij het gevoel <strong>van</strong> de vrouw <strong>van</strong> in controle<br />

zijn. Vroedvrouwen moeten bereiken dat de vrouw het feit<br />

erkent dat de arbeid niet vordert en optimalisatie vereist is<br />

en dat ze behandeld wordt met respect <strong>voor</strong> het dialectisch<br />

proces. Optimalisatie <strong>van</strong> de arbeid moet zodanig gebeuren<br />

dat een zo goed mogelijke aansluiting bij het natuurlijk<br />

verloop <strong>van</strong> arbeid en bevalling bereikt wordt.<br />

REVIEW<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

VROEG HUID - AAN - HUID -<br />

CONTACT VOOR MOEDERS EN HUN<br />

GEZONDE PASGEBOREN BABY’S<br />

Moore ER, Anderson GC, Bergman N. (2007).<br />

Early skin-to-skin contact for mothers and their healthy<br />

newborn infants.<br />

Cochrane Database of Systematic Reviews 2007, Issue 3.<br />

ACHTERGROND<br />

Scheiding <strong>van</strong> moeder en baby na de geboorte is vrijwel<br />

algemeen in de Westerse cultuur. Vroeg huid - op - huid -<br />

contact begint ideaal gezien bij de geboorte en bestaat uit het<br />

plaatsen <strong>van</strong> de naakte baby, met warme doek bedekt op de<br />

rug, naar voren gebogen op de naakte borst <strong>van</strong> de moeder.<br />

Volgens de neurologie bij zoogdieren roept dit intieme<br />

contact eigen aan deze plaats neurogedrag op waardoor<br />

vervulling <strong>van</strong> fundamentele biologische behoeften wordt<br />

verzekerd. Deze periode kan een psychofysiologisch ‘gevoelige<br />

periode’ vertegenwoordigen <strong>voor</strong> de programmering <strong>van</strong> het<br />

toekomstig gedrag.<br />

DOELSTELLINGEN<br />

De effecten bepalen <strong>van</strong> vroeg huid - op - huid - contact op<br />

borstvoeding, gedrag en fysiologische aanpassing bij gezonde<br />

moeder - kind paren.<br />

ONDERZOEKSSTRATEGIE<br />

De Cochrane Pregnancy and Childbirth Group’s and Neonatal<br />

Group’s Trials Registers (August 2006), Cochrane Central<br />

Register of Controlled Trials (The Cochrane Library 2006,<br />

Issue 2), MEDLINE (1976 to 2006) werden gebruikt.<br />

SELECTIECRITERIA<br />

Gerandomiseerde en quasi gerandomiseerde klinische studies<br />

die vroeg huid - op - huid - contact vergelijken met de<br />

gewone ziekenhuiszorg.<br />

Dataverzameling en - analyse: De kwaliteit <strong>van</strong> de studies<br />

werden onafhankelijk beoordeeld en de reviewers trokken<br />

er zo hun gegevens uit. De auteurs <strong>van</strong> de studies werden<br />

gecontacteerd <strong>voor</strong> extra informatie.<br />

RESULTATEN<br />

Dertig studies over 1925 deelnemers (moeder - kind paren)<br />

werden opgenomen. De gegevens <strong>van</strong> meer dan twee studies<br />

waren <strong>voor</strong> slechts 8 <strong>van</strong> de 64 resultaatsmetingen beschikbaar.<br />

215


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

216<br />

Wij vonden statistisch significante en positieve effecten <strong>van</strong><br />

vroeg huid - op - huid - contact op het geven <strong>van</strong> borstvoeding<br />

één tot vier maanden na de geboorte (10 studies; 552<br />

deelnemers) (odds ratio 1,82, 95% betrouwbaarheidsinterval<br />

(CI) 1,08 tot 3.07), en de duur <strong>van</strong> borstvoeding (7 studies;<br />

324 deelnemers; gewogen gemiddeld verschil (GGV), 42,55,<br />

95% CI - 1,69 tot 86.79). Er werden tendensen gevonden<br />

<strong>van</strong> betere totaalscores <strong>voor</strong> liefdevolle aanraking door de<br />

moeder tijdens de observatie bij borstvoeding (4 studies; 314<br />

deelnemers) (standaard gemiddeld verschil (SGV) 0.52; 95%<br />

CI 0,07 tot 0.98) en moederlijk hechtingsgedrag (6 studies;<br />

396 deelnemers) (SGV 0,52, 95% CI 0,31 tot 0.72) met vroeg<br />

huid - op - huid - contact.<br />

Baby’s met vroeg huid - op - huid - contact schreeuwden<br />

kortere tijd (één studie; 44 deelnemers) (GGV -8,01, 95%<br />

CI -8,98 tot -7,04). Laat preterme baby’s hadden betere<br />

cardiorespiratoire stabiliteit met vroeg huid - op - huid -<br />

contact (één studie; 35 deelnemers) (GGV 2,88, 95% CI - 0,53<br />

tot 5.23). Geen ongunstige gevolgen werden gevonden.<br />

CONCLUSIE VAN DE AUTEURS<br />

Beperkingen in deze review omvatten de methodologische<br />

kwaliteit, variaties in interventietoepassing en variabiliteit<br />

<strong>van</strong> de resultaten. De interventie heeft <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong><br />

borstvoeding, vroege moeder - baby hechting, het schreeuwen<br />

bij de baby en cardiorespiratoire stabiliteit, en heeft geen<br />

duidelijke negatieve gevolgen op korte of lange termijn.<br />

Verder onderzoek wordt geadviseerd. Om de meta - analyse<br />

te vergemakkelijken zou toekomstig onderzoek moeten<br />

gebruik maken <strong>van</strong> de resultaatsmetingen consistent met<br />

de inbegrepen studies. De gepubliceerde rapporten zouden<br />

duidelijk moeten aangeven of de interventie wel degelijk huid<br />

- op - huid - contact was en middelen, standaardafwijkingen,<br />

nauwkeurige kansberekeningen en gegevens omvatten om<br />

de interventiedosis te meten.<br />

ALGEMEEN BESLUIT<br />

Huid - aan - huid - contact tussen moeder en baby bij de<br />

geboorte vermindert het schreeuwen, verbetert moeder -<br />

baby interactie, houdt de baby warm en helpt vrouwen met<br />

succes borstvoeding geven.<br />

In vele culturen worden de baby’s over het algemeen naakt<br />

op de blote borst <strong>van</strong> hun moeder gewiegd bij de geboorte.<br />

Historisch gezien was dit noodzakelijk <strong>voor</strong> de overleving<br />

<strong>van</strong> de baby. Aangezien recent meer baby’s in het ziekenhuis<br />

geboren worden in vele landen, worden de baby’s gescheiden<br />

of gekleed <strong>voor</strong>aleer ze aan hun moeder worden gegeven.<br />

Aangenomen wordt dat in de geïndustrialiseerde landen<br />

ziekenhuisroutines de vroege moeder - baby interactie<br />

beduidend verstoren en schadelijke gevolgen hebben. Het<br />

doel <strong>van</strong> de review was nagaan of er enig effect merkbaar<br />

was <strong>van</strong> vroeg huid - aan - huid - contact tussen de moeder<br />

en haar pasgeboren baby op de gezondheid, het gedrag en<br />

het geven <strong>van</strong> borstvoeding.<br />

De review omvatte 30 studies over 1925 moeders en hun<br />

baby’s. De review toonde aan dat de baby’s meer interactie<br />

aangingen met hun moeders, warmer bleven en minder<br />

schreeuwden. De baby’s kregen vaker en langer borstvoeding<br />

als zij vroeg huid - aan - huid - contact hadden. De baby’s<br />

zouden, misschien, ook eerder een goede vroege band met<br />

hun moeders hebben, maar dit was moeilijk te meten.<br />

BESPREKING<br />

Een betere geboorte heeft aandacht <strong>voor</strong> continue<br />

begeleiding <strong>van</strong> de moeder en huid - aan - huid - contact<br />

<strong>voor</strong> de baby! Het is wel opmerkelijk dat sommige traditionele<br />

benaderingen rond de geboorte resulteren in gelukkigere en<br />

gezondere moeders en baby’s volgens de twee <strong>voor</strong>gaande<br />

reviews. Zoals we eerder al in dit tijdschrift schreven is een<br />

natuurlijke geboorte beter <strong>voor</strong> het kind en beantwoordt dit<br />

aan de natuurlijke verwachtingen <strong>van</strong> het kind. Een vrouw die<br />

continu een vroedvrouw, doula of een ondersteunend iemand<br />

bij zich heeft doorheen de arbeid heeft meer kans op een<br />

kortere arbeid, maakt minder gebruik <strong>van</strong> pijnstilling tijdens<br />

de arbeid en is meer tevreden over haar bevallingservaring,<br />

vergeleken met zij die deze zorg niet krijgen. Bovendien heeft<br />

een vrouw die onmiddellijk na de geboorte huid - aan - huid<br />

- contact heeft met haar baby meer kans om te slagen in het<br />

vroeg geven <strong>van</strong> borstvoeding vergeleken met een bevalling<br />

waarbij de baby weggenomen wordt om gebaad of ingepakt<br />

te worden.<br />

Deze twee reviews verschenen in de Cochrane Library.<br />

Systematische reviews trekken bewijsgestuurde conclusies<br />

over medische praktijken na overweging <strong>van</strong> zowel de inhoud<br />

als de kwaliteit <strong>van</strong> de bestaande medische studies over een<br />

topic. Zowel huid - aan - huid - contact als ondersteunende<br />

continue begeleiding tijdens de arbeid waren gedurende<br />

eeuwen de norm <strong>voor</strong>aleer de ziekenhuisbevalling de aan–<br />

vaarde praktijk werd in de Westerse cultuur. Bezorgdheid over<br />

de verdergaande dehumanisering <strong>van</strong> de bevallingservaringen<br />

heeft geleid tot een oproep om terug te keren tot sommige<br />

vroegere praktijken. Ook huid - aan - huid - contact tussen<br />

de moeder en de baby, waarbij de baby naakt rust op de borst<br />

<strong>van</strong> de moeder onmiddellijk na de geboorte tot minstens 1<br />

uur erna heeft als belangrijkste <strong>voor</strong>deel dat ‘deze sensitieve<br />

periode het toekomstig gedrag <strong>van</strong> de baby programmeert!’<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

NIEUWSFLASH<br />

ACHTERSTE PLAATSING<br />

(OCCIPUT POSTERIOR) EN HET<br />

FOETAAL EJECTIE REFLEX*<br />

Achterste plaatsing wijst op een baby die bij de geboorte<br />

naar boven kijkt en niet naar beneden. De arbeid bij een<br />

baby in achterste plaatsing veroorzaakt vaak een pijnlijke<br />

rug. Het is dus belangrijk als vroedvrouw deze situatie snel<br />

te herkennen om de barende te ondersteunen bij de bevalling<br />

en nadelige medische interventies te vermijden.<br />

Michel Odent baseert zijn empirische houding betreffende<br />

achterste plaatsing op twee feiten die duidelijk bevestigd<br />

zijn geworden door gepubliceerde prospectieve studies. Het<br />

eerste feit is dat het nutteloos is dat zwangere vrouwen zich<br />

ongerust maken over de ligging <strong>van</strong> hun baby in baarmoeder.<br />

Een grote Australische gerandomiseerde gecontroleerde<br />

studie die 2547 zwangere vrouwen omvat, heeft duidelijk<br />

aangetoond dat oefenen in knie - ellebooghouding en bek–<br />

kenkantelingsoefeningen <strong>van</strong>af 37 weken zwangerschap tot<br />

het begin <strong>van</strong> arbeid de incidentie <strong>van</strong> persisterende achterste<br />

plaatsing bij geboorte niet vermindert.<br />

Het tweede feit is dat foetale houdingsveranderingen vaak<br />

<strong>voor</strong>komen tijdens de arbeid en dat de definitieve stand pas<br />

dicht bij bevalling wordt bepaald. Dit is de conclusie <strong>van</strong> een<br />

prospectieve studie <strong>van</strong> 1562 vrouwen om veranderingen in<br />

foetale positie tijdens de arbeid te evalueren door periodiek<br />

echografie te gebruiken. Van de baby’s in achterste plaatsing<br />

laat in de arbeid, scheen nog slechts 20,7% bij de bevalling<br />

in achterste plaatsing te zijn. Tenslotte als de moeder geen<br />

epidurale had, was het totaal aantal baby’s in achterste<br />

plaatsing bij de bevalling nog slechts 3,3%, hoewel deze studie<br />

in conventionele verloskundige diensten werd uitgevoerd<br />

waar moeilijk werd tegemoetgekomen aan de elementaire<br />

basisbehoeften <strong>van</strong> barende vrouwen. Het aantal was 12,9%<br />

in de epidurale groep.<br />

Als men rekening houdt met deze twee goed gedocumenteerde<br />

feiten wordt het gemakkelijk zich op de juiste vraag te<br />

concentreren:<br />

Welke factoren beïnvloeden de rotatie tijdens de arbeid<br />

Het antwoord is eenvoudig: De factoren die de rotatie<br />

vergemakkelijken zijn deze die een typisch foetaal<br />

ejectiereflex mogelijk maken. De overgang naar het foetaal<br />

ejectiereflex wordt geremd door eender welke tussenkomst<br />

in de privacy <strong>van</strong> de vrouw. Het foetaal ejectiereflex komt<br />

niet in aanwezigheid <strong>van</strong> een vroedvrouw die zich gedraagt<br />

als “coach”, een waarnemer, een helper, een gids of een<br />

“steunpersoon.” Het foetaal ejectiereflex kan afgeremd<br />

worden door een vaginaal onderzoek, door een oog - oog<br />

contact of door een verandering <strong>van</strong> omgeving. Het komt<br />

niet <strong>voor</strong> als het intellect <strong>van</strong> de vrouw in arbeid wordt<br />

gestimuleerd door rationele taal (b.v. “nu heb je volledige<br />

ontsluiting; je moet persen”). Het komt ook niet <strong>voor</strong> als<br />

de ruimte onvoldoende warm is of te fel verlicht is. Elke<br />

prikkeling <strong>van</strong> de neocortex remt dus een foetaal ejectiereflex<br />

af!<br />

De beste situatie <strong>voor</strong> een typisch foetaal ejectiereflex is<br />

wanneer niemand aanwezig is, alleen een ervaren, stille<br />

moederlijke vroedvrouw die in een hoekje zit te breien. Dit<br />

beeld <strong>van</strong> de breiende vroedvrouw moet niet in de “letterlijke”<br />

betekenis begrepen worden. Het symboliseert wel de<br />

authentieke vroedvrouw als een beschermende moederfiguur<br />

die haar eigen adrenalinegehalte zo laag mogelijk houdt.<br />

Het is wel opmerkelijk dat wanneer aan de <strong>voor</strong>waarden<br />

<strong>voor</strong> een foetaal ejectiereflex voldaan is, de meeste barenden<br />

spontaan complexe en asymmetrische <strong>voor</strong>waarts buigende<br />

houdingen vinden, die waarschijnlijk een belangrijke rol<br />

spelen bij het vergemakkelijken <strong>van</strong> de rotatie <strong>van</strong> het hoofd<br />

<strong>van</strong> de baby. De blijvende achterste plaatsing bij de geboorte<br />

zal uitzonderlijk zeldzaam worden op de dag dat de betekenis<br />

<strong>van</strong> privacy wordt begrepen en de authentieke verloskunde<br />

herontdekt is.<br />

REFERENTIES<br />

1. Azar K, Chamberlain ME, Keogh J, Shra A. (2004).<br />

Randomised controlled trial of effect of hands and knees<br />

posturing on incidence of occiput posterior position at<br />

birth BMJ.<br />

2. Ellice Lieberman E, Davidson K, Lee-Parritz A ,Shearer<br />

E. (2005). Changes in Fetal Position During Labor and<br />

Their Association With Epidural Analgesia. Obstetrics &<br />

Gynecology 105:974-982.<br />

* Michel Odent, uittreksel uit “Occiput Posterior Position<br />

Should Be Exceptionally Rare at Birth,” Midwifery Today<br />

Issue 76 Winter 2005 <br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

COMFORT IN LABOUR –<br />

PENNY SIMKIN<br />

Comfort in Labor is een nieuwe editie <strong>van</strong> Penny Simkin. Ze<br />

legt uit hoe vrouwen in arbeid maatregelen kunnen nemen<br />

om hun gemak te vergroten, te bewegen en houdingen aan te<br />

nemen <strong>voor</strong> een veilige en voldoeninggevende arbeid; ze geeft<br />

ook tips <strong>voor</strong> begeleiders. Deze tekst is beschikbaar en vrij te<br />

downloaden <strong>van</strong> de website http://www.childbirthconnection.<br />

org/pdfs/comfort-in-labor-simkin.pdf<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

217


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

V R O E D V R O U W E N Z O R G<br />

218<br />

WEGWIJZERS VOOR DE DERDE FASE:<br />

GEÏNFORMEERDE KEUZES MAKEN<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

B E W E R K I N G LISETTE GEERDENS, VROEDVROUW<br />

Lois Wattis. Signposts for the third stage maze: making informed choices<br />

http://www.birthjourney.com/thirdstagemaze.php<br />

Ik kan me indenken dat er in de GVO veel aandacht gaat<br />

naar zwangerschap en bevalling, maar dat de placentaire<br />

fase (de zogenaamde 3de fase <strong>van</strong> de baring) weinig<br />

aandacht krijgt omdat ze toch maar een aanhangsel is<br />

<strong>van</strong> het hele gebeuren. Nochtans kan een gebrek aan<br />

informatie hierover de bevallingservaring <strong>van</strong> een vrouw en<br />

haar baby danig hypothekeren. Een reden temeer om open<br />

te staan <strong>voor</strong> de ideeën <strong>van</strong> bewijsgestuurde praktijk over<br />

het belang <strong>van</strong> een fysiologische 3e fase: het eerste uur<br />

na de geboorte is een mijlpaal in het leven <strong>van</strong> een kind en<br />

dat <strong>van</strong> de moeder.<br />

DE DERDE FASE VAN ARBEID<br />

De derde fase <strong>van</strong> de baring begint <strong>van</strong>af de geboorte <strong>van</strong><br />

de baby tot de uitdrijving <strong>van</strong> de placenta en de vliezen.<br />

(Llewellyn-Jones, 1994)<br />

Moderne <strong>vroedvrouwen</strong>zorg en verloskundig beleid <strong>van</strong><br />

de derde fase verschillen beduidend tussen landen, staten,<br />

plaatsen en zorgverstrekkers. De verleende zorg aan barende<br />

vrouwen en pasgeborenen heeft zich ontwikkeld tot een ruim<br />

aanbod <strong>van</strong> keuzes gebaseerd op historische, anekdotische,<br />

filosofische en op onderzoek - gebaseerde factoren. (Wattis,<br />

2001) Deze fase <strong>van</strong> de geboorte wordt gekenmerkt als een<br />

periode <strong>van</strong> groot potentieel gevaar en zorgverleners moeten<br />

keuzes maken om een actieve benadering, een afwachtende<br />

(= fysiologische benadering), of een combinatie <strong>van</strong> beide te<br />

kiezen. (Enkin etal, 1995)<br />

DE METHODES VAN BELEID VOOR DE DERDE<br />

FASE<br />

• Actief beleid <strong>van</strong> de derde fase omvat het profylactisch<br />

toedienen <strong>van</strong> oxytocine aan de moeder door een<br />

intramusculaire injectie na geboorte <strong>van</strong> de baby,<br />

vroegtijdig afklemmen en doorknippen <strong>van</strong> de navelstreng<br />

en het uitvoeren <strong>van</strong> gecontroleerde navelstrengtractie<br />

(GNT) om de placenta te laten geboren worden.<br />

• Afwachtend of fysiologisch beleid laat toe de placenta<br />

spontaan te laten geboren worden of met de hulp <strong>van</strong><br />

de zwaartekracht en/of tepelstimulatie. (Prendiville etal,<br />

1998)<br />

ACTIEF BELEID<br />

“Actief beleid <strong>van</strong> de derde fase is zowel <strong>van</strong>uit een<br />

filosofische benadering <strong>van</strong> de bevalling als <strong>van</strong>uit een<br />

medische noodzaak geëvolueerd: een filosofie waarin het<br />

gemak een belangrijke prioriteit is en afwachten en niets<br />

doen bijna on<strong>voor</strong>stelbaar is.” (Bastion)<br />

Het actief beleid <strong>van</strong> de derde fase <strong>van</strong> de baring is een<br />

<strong>voor</strong>tvloeisel <strong>van</strong> het actief beleid <strong>van</strong> de eerste en tweede<br />

fase <strong>van</strong> arbeid. Inductie en optimalisatie <strong>van</strong> de arbeid<br />

door kunstmatig breken <strong>van</strong> de vliezen, en/of intraveneus<br />

oxytocine-infuus, dringen een tijdskader op <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>uitgang<br />

<strong>van</strong> de baring: medicatie <strong>voor</strong> pijnverlichting en sedatie, CTG<br />

- controle, forcepsrotatie en - bevalling, vacuümextractie,<br />

dringende of electieve sectio zijn <strong>voor</strong>beelden <strong>van</strong> interventies<br />

die allen met controle te maken hebben. CONTROLE in<br />

handen <strong>van</strong> zorgverleners, niet <strong>van</strong> de vrouw. Natuurlijk<br />

zijn vele interventies levensreddend en noodzakelijke acties<br />

in bepaalde situaties. Als er actief beleid is in de eerste en/of<br />

tweede fase, is het volledig aangewezen dat de derde fase<br />

ook actief zou moeten geleid worden omdat de natuurlijke<br />

fysiologie <strong>van</strong> het geboorteproces verstoord is.<br />

FYSIOLOGISCH BELEID<br />

In een fysiologische derde fase, als natuurlijke <strong>voor</strong>tgang <strong>van</strong><br />

een natuurlijke, normale fysiologische arbeid - is de vrouw<br />

in controle. Zij is in overeenstemming met en gelooft in het<br />

natuurlijk vermogen <strong>van</strong> haar lichaam om de geboorte <strong>van</strong><br />

haar baby te voltooien. Zoals in de arbeid is het de taak<br />

<strong>van</strong> de vroedvrouw om dat proces te steunen - niet het<br />

controleren. De vroedvrouw wordt opgeleid om problemen<br />

te ontdekken en acties te ondernemen om de veiligheid <strong>van</strong><br />

moeder en baby te verzekeren. De vroedvrouw heeft deze<br />

verantwoordelijkheid toevertrouwd gekregen als integraal<br />

deel <strong>van</strong> deze relatie. Het zou een partnerschap, niet een<br />

dictatuur moeten zijn. (Edwards, 1999)<br />

Laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />

Recent onderzoek (ook in dit tijdschrift bij de abstracts)<br />

heeft het bewijs geleverd ten gunste <strong>van</strong> het later afklemmen


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

<strong>van</strong> de navelstreng om placentaire transfusie <strong>van</strong> de baby<br />

onmiddellijk na geboorte toe te laten. De WGO onderschreef<br />

officieel de praktijk <strong>van</strong> later afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />

(WHO, 1996) in 1996 en in Februari 2002 trok de American<br />

College of Obstetricans and Gynaecologists zijn richtlijn <strong>voor</strong><br />

het onmiddellijk afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng in (Bulletin<br />

216).<br />

Laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng geeft fysiologische<br />

<strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong> de baby om zijn extra - uteriene aanpassing<br />

zonder problemen mogelijk te maken (O2-<strong>voor</strong>ziening blijft<br />

behouden!), en psychologische en emotionele <strong>voor</strong>delen <strong>voor</strong><br />

de baby en de moeder. Deze <strong>voor</strong>delen zouden zorgverstrekkers<br />

moeten verplichten om de onschendbaarheid <strong>van</strong> de moeder<br />

- baby - eenheid op deze momenten te respecteren: de<br />

pasgeborene bevindt zich tussen twee werelden en de<br />

moeder ziet en ervaart haar kind <strong>voor</strong> het eerst. Onnodig<br />

tussenkomen moet vermeden worden. Nochtans voelen vele<br />

verloskundigen en <strong>vroedvrouwen</strong> zich zeer ongemakkelijk bij<br />

het afwijken <strong>van</strong> de vertrouwde praktijk <strong>van</strong> actief beleid, en<br />

blijven de navelstreng onmiddellijk na geboorte afklemmen<br />

en doorknippen.<br />

De <strong>voor</strong>delen <strong>van</strong> een fysiologisch derde fase<br />

Door het laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng krijgt<br />

de baby zijn of haar volledig bloedvolume en optimale<br />

ijzerreserve (Prendiville en Ellbourne, 1989, Inch, 1983).<br />

Dit kan zowat 40% <strong>van</strong> het circulerend volume zijn en is<br />

belangrijk <strong>voor</strong> het behoud <strong>van</strong> haematocrietwaarden (Yao &<br />

Lind, 1974). Het vroegtijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />

ontneemt de baby 75 - 125 ml getransfuseerd bloed. (Bristol<br />

Trial, 1988, en Hinchingbrooke Trial, 1998).<br />

Bij laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng is de placenta<br />

minder om<strong>van</strong>grijk en wordt gemakkelijker uitgedreven<br />

(Dunn et al 1966). Het later afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />

geeft de baby de mogelijkheid om zonder onderbreking<br />

continu geoxideerd bloed aan te voeren waardoor de perfusie<br />

<strong>van</strong> de longen en de overgang <strong>van</strong> de baby om zelf <strong>voor</strong><br />

zijn ademhaling te zorgen zonder zuurstoftekort op te lopen<br />

vergemakkelijkt wordt. De baby heeft minder reanimatie<br />

nodig en minder kans op idiopathische ademhalingsnood.<br />

(De term Ideopathic Respiratory Distress beschrijft<br />

ademhalingsmoeilijkheden zonder duidelijke reden, en lijkt<br />

verbonden met de verstoring <strong>van</strong> gevoelige en complexe<br />

veranderingen in het hart - en vaatstelsel <strong>van</strong> de baby. (Dunn,<br />

1989; Inch, 1983)). Later afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng<br />

vermindert het risico <strong>van</strong> foeto - maternele transfusie, die<br />

<strong>voor</strong> de Rh - negatieve moeders <strong>voor</strong>al belangrijk is. (Lapido,<br />

1971; Rogers et al, 1998).<br />

Laattijdig afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng vermindert ook het<br />

risico op infectie zowel bij de moeder als de baby omdat de<br />

moeder minder klontervorming heeft als het moederlijk einde<br />

<strong>van</strong> de navelstreng niet wordt afgeklemd, en de baby heeft<br />

minder stagnerend bloed over in de navelstreng.<br />

Klonters en stagnerend bloed vormen een ideaal milieu <strong>voor</strong><br />

infectie. De navelstreng kan postnataal sneller afvallen bij<br />

later afklemmen <strong>van</strong> de navelstreng (Sleep, 1993).<br />

Het vermijden <strong>van</strong> gecontroleerde navelstrengtractie sluit<br />

het risico uit om te trekken aan een onvolledig losgekomen<br />

placenta, het scheuren of doen afknappen <strong>van</strong> de navelstreng,<br />

gedeeltelijke of volledige inversie <strong>van</strong> de baarmoeder, en pijn<br />

als gevolg <strong>van</strong> manipulatie <strong>van</strong> de baarmoeder, die ook een<br />

weerslag heeft op de myometriale actie <strong>van</strong> de baarmoeder<br />

die zorgt <strong>voor</strong> het behoud <strong>van</strong> tonus. (Edwards, 1999)<br />

Moeder en baby kunnen ongestoord en rustig samenblijven:<br />

de kansen <strong>voor</strong> een goede hechting verbeteren, het vroeg<br />

aanleggen aan de borst is gemakkelijker en het hormonaal<br />

evenwicht kan optimaal zijn.<br />

VEILIGE NATUURLIJKE GEBOORTE<br />

Fysiologisch - of afwachtend - of passief - beleid <strong>van</strong> de derde<br />

fase kan een veilige optie zijn <strong>voor</strong> gezonde vrouwen die een<br />

normale arbeid ervaren. Dit is waar de natuurlijke chemie<br />

<strong>van</strong> de vrouw het verloop <strong>van</strong> de arbeid bepaalt. Fysiologisch<br />

beleid <strong>van</strong> de derde fase is niet veilig bij een arbeid beïnvloed<br />

door intraveneuze oxytocica. Het is belangrijk dat de vrouw<br />

doorheen haar zwangerschap gezond is geweest en geen<br />

anemie heeft. Een hemoglobine (Hb) <strong>van</strong> 9 - 9.5g/dl wordt<br />

geassocieerd met optimale perinatale uitkomsten. (Odent,<br />

1998)<br />

De vrouw moet volledige informatie hebben en de kans<br />

om prenataal de feiten over actief en fysiologisch beleid te<br />

bespreken. De vrouw kan dan een geïnformeerde keuze maken.<br />

Tijdens de Hinchingbrooke Trial vonden de onderzoekers<br />

dat “wanneer het fysiologisch beleid als redelijke optie aan<br />

vrouwen wordt aangeboden, velen er<strong>voor</strong> zullen kiezen”.<br />

(Rogers etal, 1998)<br />

De vrouw moet de nood aan een flexibele benadering<br />

begrijpen waar zijzelf en haar vroedvrouw achterstaan in<br />

geval er tijdens de arbeid complicaties optreden. Als een<br />

oxytocicum aangewezen is moet het zonder aarzelen worden<br />

gegeven. Het gevolg <strong>van</strong> toedienen <strong>van</strong> een oxytocicum is<br />

wel dat het actief beleid <strong>van</strong> de placentaire fase noodzakelijk<br />

maakt. (Edwards, 1999) Dit moet zowel door de barende<br />

vrouw als door de vroedvrouw begrepen zijn. De vroedvrouw<br />

die de geboorte begeleidt moet inzicht hebben in en<br />

competent zijn in het fysiologische beleid <strong>van</strong> de derde fase.<br />

Dit lijkt <strong>van</strong>zelfsprekend, maar de realiteit is dat de meeste<br />

<strong>vroedvrouwen</strong> weinig of geen ervaring hebben gehad met<br />

een fysiologische derde fase. Onderzoek heeft aangetoond<br />

dat sommige artsen en <strong>vroedvrouwen</strong> die als ‘moeilijk’<br />

werden beschouwd veel meer postpartumbloedingen hadden.<br />

(Edwards, 1999)<br />

Het zorgen <strong>voor</strong> een warme omgeving waar de interactie<br />

tussen de moeder en haar pasgeboren kind ongestoord kan<br />

verlopen is een integrale component <strong>van</strong> een fysiologische<br />

derde fase. Een dergelijk milieu vergemakkelijkt het vrijgeven<br />

<strong>van</strong> endogene oxytocine. Als de vrouw koud heeft stijgen<br />

haar catecholamines (adrenaline en noradrenaline) en het<br />

risico <strong>voor</strong> postpartumbloeding neemt toe. (Odent, 1998)<br />

Het belang om minimaal te storen in het fysiologische proces<br />

<strong>van</strong> geboorte werd gesteund door een Nieuw-Zeelandse<br />

studie <strong>van</strong> 213 thuisbevallingen - aantal PPH 3,3% - geen<br />

enkele vrouw had een manuele afhaling <strong>van</strong> de placenta<br />

nodig. (Edwards, 1999)<br />

RICHTLIJNEN VOOR VROEDVROUWEN<br />

Als gids <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> is het PROCES <strong>van</strong> een<br />

fysiologische derde fase meer over wat men niet doet dan<br />

wat men doet. Het is noodzakelijk dat een competente<br />

vroedvrouw bij elke geboorte aanwezig is, en dat oxytocica<br />

219


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

220<br />

opgetrokken klaarliggen om snel te geven indien nodig. Al<br />

het bevallingsmateriaal (navelklemmen, navelschaar, zuurstof<br />

en aspiratiesonde) moet <strong>voor</strong> gebruik klaar zijn, samen met<br />

warme doeken <strong>voor</strong> de baby en de moeder zoals hoort.<br />

Het is essentieel dat de geboorte natuurlijk en normaal is. De<br />

vrouw mag haar tijd nemen om haar kindje te observeren,<br />

erop te reageren en haar baby in haar armen te nemen bij<br />

geboorte op haar eigen tijd. Als de geboorte op “droog land”<br />

is kan de baby tussen de benen <strong>van</strong> de moeder gelaten worden<br />

om placentaire transfusie naar de baby mogelijk temaken<br />

door de niet afgeklemde navelstreng, en de baby tijd geven<br />

te reageren op wennen aan stimuli <strong>van</strong> licht, geluid, lucht/<br />

koude en zijn eerste adem te nemen. De moeder zal haar<br />

baby op haar tijd opnemen. Als alles goed is moeten deze<br />

ogenblikken ongestoord zijn <strong>voor</strong> iedereen.<br />

Bij een onderwatergeboorte komt een gelijkaardig proces<br />

<strong>voor</strong>, maar de vrouw is instinctief geneigd om de baby op te<br />

heffen naar de oppervlakte en vast te houden. Wanneer zij<br />

bereid is tot interactie, kan zij uit het water worden geholpen,<br />

gedroogd en in bed gaan om met haar baby te rusten, goed<br />

warm gehouden, en de baby in ongestoord comfort de tepel<br />

te laten zoeken en te zuigen aan de borst.<br />

Er is geen echte behoefte om navelstreng af te klemmen,<br />

die intussen bleker en dunner lijkt omdat de pulsaties<br />

verminderen. Terwijl de placenta nog vastzit en functioneert<br />

door geoxideerd bloed over te brengen naar de baby - de<br />

circulatie <strong>van</strong> de baby verandert <strong>van</strong> éénzijdige hartfunctie<br />

(intra - uteriene) naar tweezijdige (extra - uteriene)<br />

hartfunctie waardoor het foramen ovale dichtgaat - zullen<br />

de navelslagaders sluiten om het risico <strong>voor</strong> terugvloei <strong>van</strong><br />

bloed via de navelstreng te elimineren.<br />

Het bloedverlies <strong>van</strong> de vrouw wordt goed geobserveerd.<br />

Het normale bloedverlies vereist geen actie, is het meer dan<br />

normaal dan wordt de vorm en tonus <strong>van</strong> de baarmoeder<br />

gecontroleerd door een hand zacht op fundus te plaatsen.<br />

Als de baarmoedertonus slecht is kan fundusmassage worden<br />

toegepast, gevolgd door toediening <strong>van</strong> oxytocica als de<br />

baarmoeder niet reageert op fundusmassage (hier moet dan<br />

de 3de fase vervolledigd worden door actief beleid).<br />

Het nauwe contact en de zuigende baby aan de borst<br />

bevorderen het vrijgeven <strong>van</strong> natuurlijk oxytocine en dus<br />

ook de baarmoedercontracties. Dit kan voldoende zijn om de<br />

baarmoedertonus te verbeteren, zodat geen oxytocine moet<br />

toegediend worden.<br />

Na de geboorte <strong>van</strong> de baby vermindert de baarmoeder in<br />

grootte tot ongeveer de helft, trekt verder samen, waardoor<br />

de placenta gedwongen wordt zich los te maken <strong>van</strong> de<br />

baarmoederwand. Ze valt in het onderste uterussegment.<br />

Als geen kunstmatig oxytocine is gegeven blijft de cervix<br />

voldoende open om de placenta naar de vagina te bewegen<br />

als reactie op de baarmoedercontracties.<br />

De “tekens <strong>van</strong> loskomen <strong>van</strong> de placenta” kunnen worden<br />

waargenomen - een druppeltje vers bloed, en het langer<br />

worden <strong>van</strong> de navelstreng. De vrouw reageert gewoonlijk<br />

op het ongemak <strong>van</strong> deze samentrekkingen en de sensatie<br />

<strong>van</strong> de placenta in haar vagina door een rechtere houding<br />

aan te nemen, te staan of te hurken. De placenta wordt<br />

uitgedreven door inspanning <strong>van</strong> de moeder en NIET DOOR<br />

NAVELSTRENGTRACTIE. De navelstreng zal <strong>voor</strong>af al of niet<br />

doorgeknipt zijn, afhankelijk <strong>van</strong> de wensen en vragen <strong>van</strong> de<br />

vrouw. Er is geen specifiek tijdskader opgelegd waarbinnen<br />

dit moet gebeuren; nochtans zegt Michel Odent dat men één<br />

uur moet toelaten. Hij verklaart in zijn artikel “Geen beleid<br />

<strong>voor</strong> de derde fase “ dat de placenta ALTIJD binnen die tijd<br />

geboren is als het fysiologisch proces ongestoord is. (Odent,<br />

1998)<br />

Het is belangrijk dat de vroedvrouw zich verzet tegen<br />

overbeoordelen <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> de fysiologische derde<br />

fase. Voelen <strong>van</strong> navelstrengpulsaties en tekens <strong>van</strong> losmaking<br />

waarnemen kunnen het gevoelige chemisch evenwicht <strong>van</strong><br />

de vrouw uit balans brengen. De toepassing <strong>van</strong> zelfs zachte<br />

tractie op de navelstreng is een interventie, die een reactie<br />

uitlokt en dus overbodig is. Het is een tussenkomst in dit<br />

fysiologisch proces en de <strong>voor</strong>treffelijke individuele timing<br />

<strong>van</strong> dit specifiek geboorteproces.<br />

ECHTE GEÏNFORMEERDE KEUZE<br />

Zoals vrouwen hun vermogen om geboorte te geven op eigen<br />

kracht onderzoeken, bewust worden, dagen zij natuurlijk hun<br />

zorgverleners uit om te vertrouwen op hun vermogen om het<br />

geboorteproces fysiologisch, zonder onnodige interferentie te<br />

voltooien. In de meeste materniteiten wordt vaak geen keuze<br />

gegeven aan barende vrouwen of ze actief of fysiologisch<br />

beleid verkiezen <strong>voor</strong> de derde fase.<br />

Hun zorg wordt gedicteerd door ziekenhuisprotocollen en<br />

orders <strong>van</strong> artsen. De geïnformeerde toestemming vereist<br />

volledige, feitelijke informatie <strong>van</strong> alle opties behorend<br />

bij deze beslissing. Hoeveel vrouwen krijgen werkelijk alle<br />

informatie over actief en fysiologisch beleid <strong>van</strong> de derde<br />

fase Hoeveel hebben werkelijk een keuze<br />

REFERENTIES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

• Bastion, Hilda (no date) Beyond Leboyer: A natural third<br />

stage. Source unknown.<br />

• Dunn PM, Fraser ID, Raper AB. (1966). Influence of early<br />

cord ligation on the transplacental passage of foetal cells.<br />

J Obstet Gynaecol Br Commnwlth, 73:757-760.<br />

• Dunn PM. (1985). The third stage and fetal adaptation. In:<br />

Clinch J, Matthews T (eds). Perinatal medicine. Proceedings<br />

of the IX European Congress of perinatal medicine held in<br />

Dublin, Ireland, 1984. Lancaster, MTP Press, 1985.<br />

• Edwards, N.P., (1999). Delivering your placenta – The third<br />

stage. AIMS Publication.<br />

• Enkin, M., Keirse, M.J.N.C., Renfrew, M.J., & Neilson,<br />

J.P. (1995). A guide to effective care in pregnancy and<br />

childbirth (2nd.ed.). Oxford: Oxford University Press.<br />

• Inch S. (1984). Birth Rights: what every parent should know<br />

about childbirth in hospital. New York, Random House.<br />

• Ladipo OA. (1972). Management of third stage of labour,<br />

with particular reference to reduction of feto-maternal<br />

transfusion. Br Med J, 1(5802): 721-3.<br />

• Llewellyn-Jones. (1994). Fundamentals of Obstetrics and<br />

Gynaecology (6th ed.). London: Mosby.<br />

• Odent, M. (1998). Don’t manage the third stage of labour!<br />

Practising Midwife; 1:9, p31-33.


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

• Prendeville W, Harding J, Elbourne D, et al. (1988).<br />

The Bristol third stage trial: active versus physiological<br />

management of the third stage of labour. BMJ, 297:1295-<br />

1300.<br />

• Prendiville W, Elbourne D. In: - Chalmers I, Enkin M, Keirse<br />

M, eds. (1989). Effective Care in Pregnancy and Childbirth.<br />

Oxford, United Kingdom: Oxford University Press; 1145<br />

–1169.<br />

• Prendiville, W.J., Elbourne, D. & McDonald, S. (1998).<br />

Active versus expectant management of the third stage of<br />

labour (Abstract) http:www.updatesoftware. com/ccweb/<br />

cochrane/revavstr/ab000007.htm<br />

• Rogers J, et al (1998). Active versus expectant management<br />

of third stage of labour: the Hinchingbrooke randomised<br />

controlled trial. Lancet, 351(9104):693-9.<br />

• Rogers J, Wood J, McCandlish R, et al. (1998). Active<br />

versus expectant management of third stage of labour:<br />

the Hinchingbrooke randomised controlled trial. Lancet,<br />

351(9104): 693-9.<br />

• Rogers J., Wood J., McCandlish R., Ayers S ., Truesdale A.,<br />

Elbourne D., (1998). Active versus expectant management<br />

of third stage of labour: the Hinchingbrooke randomised<br />

controlled trial, Lancet Vol 351 March 7, P693-699.<br />

• Sleep J. (1993). Physiology and management of the third<br />

stage of labour. In: Bennett VR, Brown LK, eds. Myles’<br />

Textbook for Midwives. 12th ed. London, UK: Churchill<br />

Livingstone; 216-29.<br />

• Wattis, LJ, (2001). The Third Stage Maze – Which practise<br />

pathway for optimal outcomes The Practising Midwife,<br />

4:4, p23-27.<br />

• World Health Organisation (1996) Care in normal birth:<br />

a practical guide, Report of a Technical Working Group,<br />

WHO/FRH/MSM/96.24, Geneva.<br />

Verdere informatie: www.birthjourney.com www.<br />

cordclamping.com www.gentlebirth.org.au<br />

221<br />

V L O V C U L T U U R<br />

DE MAMAMONOLOGEN<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

D O O R THEATER CARTOUCHE UIT EDEGEM<br />

Een komedie over moederschap.<br />

Over ochtendmisselijkheid, over inknippen en uitscheuren,<br />

over pijnlijke tepels en blubberbuiken en nachten die<br />

wreed worden verstoord door babygehuil. Maar ook over<br />

improvisatietalent en verliefd zijn op je eigen kind.<br />

Kortom: een <strong>voor</strong>stelling waarin bijna iedereen zichzelf,<br />

zijn partner, een familielid of een kennis herkent.<br />

Donderdag 13 december 2007 om 20.30u<br />

Katholieke Hogeschool Kempen, Campus Lier<br />

Antwerpsestraat 99 te LIER<br />

Kaarten: 10 Euro - leden VLOV en studenten: 7 euro<br />

Kaarten te bestellen via secretariaat VLOV (03/218.89.67 of info@vlov.be)<br />

Een co-organisatie <strong>van</strong> :<br />

KATHOLIEKE HOGESCHOOL KEMPEN, Departement Gezondheidszorg vzw, Campus LIER<br />

& VLAAMSE ORGANISATIE VAN VROEDVROUWEN VZW


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

B O E K E N N I E U W S<br />

MET HART EN ZIEL<br />

INTERVIEW MET BENEDICTE VANSINA, VROEDVROUW<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

222<br />

D O O R VIOLET VERVLOET<br />

“Zwanger, Moeders zwangerschap, Info- doe- en dagboek”<br />

en “Mee Zwanger, Vaders zwangerschap, Info- doe- en<br />

dagboek” zijn de twee boeken <strong>van</strong> Benedicte Vansina die<br />

momenteel in de boekhandel liggen. In ons themanummer<br />

werd het boek <strong>voor</strong> vaders al even in de kijker gezet. Maar<br />

uiteraard zijn we nieuwsgierig en willen we meer weten als<br />

<strong>vroedvrouwen</strong> in de pen kruipen en hun kennis uitsturen!<br />

Lees met ons mee …<br />

Kan je kort iets vertellen over jezelf Wie ben je als<br />

vroedvrouw Wat is jouw visie<br />

Ik ben al 19 jaar vroedvrouw, heb op verschillende plaatsen<br />

gewerkt maar ben 15 jaar geleden als zelfstandige begonnen.<br />

GVO is <strong>van</strong> in het begin mijn passie geweest. Ik vermoed<br />

dat ik toen één <strong>van</strong> de eerste <strong>vroedvrouwen</strong> was die koppels<br />

<strong>voor</strong>bereidde op de geboorte en het ouderschap, nog <strong>voor</strong> de<br />

tijd dat het RIZIV daar codenummers <strong>voor</strong> had.<br />

Mijn visie Dat de zwangerschap, geboorte en kraamtijd<br />

natuurlijke transformatieprocessen zijn, die in België<br />

overgemedicaliseerd worden. Ik voel het als een roeping<br />

om mensen te sensibiliseren: zowel toekomstige ouders als<br />

collega’s <strong>vroedvrouwen</strong>. Dat doe ik nu al vele jaren door<br />

interactieve lessenreeksen en nu ook door het schrijven<br />

<strong>van</strong> deze boeken. Voor <strong>vroedvrouwen</strong> geef ik een 70 uren<br />

opleiding om in diezelfde geest mensen te begeleiden.<br />

In je <strong>voor</strong>woord kunnen we lezen dat deze reeks “Met hart<br />

en ziel” het resultaat is <strong>van</strong> 15 jaar verzamelen. Is het idee<br />

<strong>voor</strong> het schrijven <strong>van</strong> een boek er altijd geweest<br />

Altijd niet, neen. Het idee is 6 - 7 jaren geleden beginnen<br />

groeien. Toen had ik een soort werkmap samengesteld<br />

<strong>voor</strong> mijn prenatale groepen. Maar ik vond ze onvolledig.<br />

Daarbij vond ik dat ik teveel kostbare tijd <strong>van</strong> de cursussen<br />

besteedde aan het informatieve, omdat er immers in België<br />

zo weinig plaatsen zijn waar ze volledige, ongecensureerde,<br />

gebalanceerde informatie kunnen bekomen. Een <strong>voor</strong>beeldje:<br />

ik kan een deel <strong>van</strong> een les besteden aan ‘medische<br />

onderzoeken in de zwangerschap’: ik kan het natuurlijk<br />

hebben over het wat, hoe, waarom, <strong>voor</strong> - en nadelen en<br />

alternatieven, maar ik besteed liever meer tijd aan de vraag:<br />

‘hoe ervaar je zo’n onderzoeken als moeder, als vader, als baby<br />

en wat kan je doen als je dit eenmaal MOET hebben om er<br />

toch een zo positief mogelijke beleving aan over te houden’<br />

Ten opzichte <strong>van</strong> vroeger kan ik nu gewoon zeggen: ‘we<br />

hebben het in de volgende les over die onderzoeken, kunnen<br />

jullie die en die bladzijdes <strong>van</strong> het boek lezen’<br />

Ik heb 12 jaar samengewerkt met Bolle Buik, waar ik het hele<br />

cursussencentrum heb opgericht en de waaier <strong>van</strong> cursussen<br />

heb uitgebouwd. Toen ik 2 jaar geleden uit de groep stapte,<br />

wist ik niet of ik alsnog cursussen ging kunnen blijven<br />

geven. Ik dacht ‘ik heb toch écht wel teveel te zeggen aan de<br />

Belgische zwangere bevolking om nu helemaal niets meer te<br />

doen met al die ervaring en kennis die ik in de loop <strong>van</strong> de<br />

jaren heb opgebouwd. Als ik deze reeks <strong>van</strong> boeken schrijf,<br />

dan kan dat een mooie afsluiting betekenen, een soort kroon<br />

op mijn GVO werk <strong>van</strong> de afgelopen jaren. Of wie weet welke<br />

nieuwe wegen zich aftekenen ten gevolge <strong>van</strong> die boeken’<br />

Ondertussen is er veel veranderd binnen Bolle Buik en ga ik<br />

nu toch terug met hen samenwerken. Vanaf mijn volgende<br />

geplande lessenreeks zullen beide boeken als werkboeken<br />

dienen.<br />

Waar precies haalde je de info en kennis <strong>voor</strong> je boeken<br />

Moeilijke vraag. Er is de engelse opleiding tot “antenatal<br />

teacher”, die mijn Belgische oogkleppen al lang geleden heeft<br />

afgegooid. Kennis haal ik extern langs boeken, tijdschriften,<br />

studiedagen, congressen, gesprekken met collega’s, internet,<br />

enz. Interne kennis heb ik in de loop <strong>van</strong> de tijd verzameld<br />

door mijn eigen persoonlijke ervaringen (6 zwangerschappen<br />

en geboortes), mijn eigen groei als mens (met ook cursussen


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

en therapieën die daartoe bijdroegen) en de zelfkennis <strong>van</strong><br />

vriendinnen en <strong>van</strong> de vele vrouwen zelf die ik begeleidde<br />

in al die jaren. Ook de natuurlijke wijsheid en de kennis <strong>van</strong><br />

mijn eigen man Hugo draagt bij tot mijn achtergrond. Een<br />

aantal dingen die ik schrijf geloof ik gewoon, zonder dat<br />

ik dat ergens heb geleerd of dat het bewezen is. Maar die<br />

dingen schrijf ik niet neer als stellingen, wel als bedenkingen<br />

of als nadenkertjes, eerder in vraagvorm. Want wie ben ik om<br />

te beweren dat mijn realiteit toepasselijk is <strong>voor</strong> de realiteit<br />

<strong>van</strong> iedere zwangere vrouw<br />

Jouw boeken bieden meer aan dan het “doorsnee –<br />

zwangerschapsboek”. Vanwaar de keuze <strong>voor</strong> de specifieke<br />

opzet <strong>van</strong> je boeken: info / doe / dagboek<br />

Mensen die ooit bij mij een cursus hebben gevolgd, lijken mij<br />

te horen spreken wanneer ze mijn boeken lezen. Inderdaad,<br />

de boeken zijn een loutere <strong>voor</strong>tzetting <strong>van</strong> de manier<br />

waarop ik altijd al heb lesgegeven: interactief, prikkelend,<br />

sensibiliserend. Ik kon dan ook niet anders dan naast het<br />

neerpennen <strong>van</strong> mijn visie, ook doe opdrachten uit te vinden<br />

<strong>voor</strong> de lezers, zoals ik dat ook in mijn lessen zou doen.<br />

Of specifieke vragen te stellen <strong>voor</strong> een dagboek, waarbij ik<br />

<strong>voor</strong>stel om al wat ze gelezen hebben stilaan te laten sijpelen<br />

doorheen de filter <strong>van</strong> hun eigen persoon. Door deze doe -<br />

en dagboek opdrachten, wordt het een heel persoonlijk boek,<br />

dat hen niet alleen veel ‘niet doorsnee informatie’ biedt, maar<br />

hen ook uitnodigt om stil te staan bij hun zwangere leven, bij<br />

hun emotionele belevingswereld, bij hun eigen kracht.<br />

Als je denkt aan alle toekomstige moeders en vaders die<br />

jouw boeken lezen, wat zou je willen dat je boek <strong>voor</strong> hen<br />

doet<br />

Ik hoop dat de moeders meer zelfvertrouwen krijgen, trotser<br />

worden op hun bolle lichaam, ietsje dichter komen tot hun<br />

kern. Ik hoop dat door voldoende geïnformeerd te zijn, ze<br />

kunnen opstaan als koppel om aan de medische wereld<br />

kenbaar te maken welke weg zij willen volgen tijdens de<br />

zwangerschap, en niet per se de medisch uitgestippelde weg<br />

hoeven te volgen. Dat ze durven keuzes maken en hun eigen<br />

verantwoordelijkheid opnemen. Omdat ik met zoveel mogelijk<br />

soorten mensen rekening gehouden heb, hoop ik dat iedere<br />

toekomstige ouder wel iets kan meepikken dat <strong>voor</strong> hen<br />

nuttig kan zijn en hun zwangerschap kan verrijken.<br />

Even uit nieuwsgierigheid, hoeveel dagen (en nachten)<br />

heeft het schrijven je gekost<br />

Er is een groot verschil tussen de eerste ruwe versie en de<br />

afgewerkte kant - en - klare drukversie. De boeken zitten<br />

in mijn hoofd: ik moet gewoon tijd vinden om achter de<br />

computer te zitten en het in te typen. Ik moet er zelden<br />

over nadenken. Vermits ik de afgelopen jaren geen cursussen<br />

gaf <strong>voor</strong> Bolle Buik, had ik meer vrije tijd en kon ik me 2<br />

dagen per week wijden aan de boeken. De eerste versie <strong>van</strong><br />

ieder boek vroeg me zo’n 3 tot 4 maanden. Maar dan komen<br />

natuurlijk de poetsbeurten: reacties <strong>van</strong> collega’s of andere<br />

kritische lezers, veranderde woordkeuzes door de uitgever,<br />

enz. Dat vraagt minstens evenveel tijd. En ondertussen heb ik<br />

ieder stapje meegemaakt <strong>van</strong> de realisatie <strong>van</strong> zo’n boek: het<br />

duurt altijd langer dan men hoopt. Uiteindelijk zijn ze een<br />

half jaar later verschenen dan ik had verwacht.<br />

Mogen we nog werk verwachten Ik las dat er nog 3<br />

boeken volgen in de reeks: 2 over de geboorte en 1 over<br />

het eerste jaar met je baby, zijn deze in de maak<br />

Ja dat was mijn bedoeling. Ik ben dit jaar begonnen aan<br />

het derde boek over de geboorte (<strong>voor</strong> moeders). Maar <strong>van</strong>af<br />

Pasen heb ik niets meer kunnen schrijven, o.a. omdat ik dan<br />

opnieuw een opleiding <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> gaf waar teveel<br />

tijd naartoe ging. Ik hoop echt <strong>van</strong>af september verder te<br />

schrijven, als de kinderen naar school zijn. Vermits ik in het<br />

najaar al weer stilaan meer cursussen ga geven, zal ik wel<br />

zien hoe het verder loopt.<br />

Ik beschouw het als één project, die 5 boeken. Dus zou ik die<br />

graag op een dag kunnen realiseren. Ik hoop in ieder geval<br />

het volgende boek in 2008 te kunnen uitgeven.<br />

Is er nog iets dat je wil delen met alle collega<br />

<strong>vroedvrouwen</strong><br />

Laten we niet vergeten welk prachtig beroep we hebben. Ik zie<br />

<strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> een immense waaier <strong>van</strong> mogelijkheden,<br />

niet alleen gefocused op zwangerschap en geboorte. Hopelijk<br />

kunnen vrouwen, net als in de Middeleeuwen, ooit weer de<br />

vroedvrouw opzoeken <strong>voor</strong> al wat hun vrouw - zijn en hun<br />

relaties aangaat.<br />

En ten slotte: laat jezelf raken, sta stil bij je eigen leven.<br />

‘Mensen worden maar bewogen door bewogen mensen.’<br />

(Kolping)<br />

Reeks: Met hart en ziel<br />

Nr 1: Zwanger, Moeders zwangerschap, Info- doe- en<br />

dagboek<br />

Nr 2: Mee Zwanger, Vaders zwangerschap, Info- doe- en<br />

dagboek<br />

Verkrijgbaar in de boekhandel of via internet op www.<br />

knusjes.be of www.maklu.be.<br />

Vanuit de VLOV willen we Benedicte feliciteren met haar<br />

boek. Vroedvrouwen die schrijven <strong>voor</strong> ouders profileren<br />

het beroep en geven een krachtige boodschap mee. Een<br />

boodschap dat de innerlijke kracht om leven door te geven in<br />

elk <strong>van</strong> ons zit. Bewustwording en duiding geeft inzicht.<br />

Binnen de GVO opleiding die de VLOV reeds zes cycli<br />

organiseerde, hebben we de <strong>vroedvrouwen</strong> handvaten<br />

223


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

224<br />

gegeven om zwangere koppels te begeleiden. Een team<br />

<strong>van</strong> zeven <strong>vroedvrouwen</strong> heeft er mee <strong>voor</strong> gezorgd dat in<br />

Vlaanderen hun collega’s sterker werden om deze boodschap<br />

door te geven.<br />

Een HARTELIJKE DANK aan Ann De Bruycker, Griet Wuyts,<br />

Machteld Gheysen, Hilde De Grave, Barbara Raeymaekers,<br />

Annick Bogaerts en Annemieke De Prins !!<br />

Er kwam beweging in Vlaanderen... toch voelden we als<br />

groep dat er nog iets ontbrak. We zagen <strong>vroedvrouwen</strong><br />

starten met “empowering women”. We zagen ook dat vele<br />

<strong>vroedvrouwen</strong> weer afhaakten. Het gevaar dat onze GVO met<br />

de doelen die we <strong>voor</strong> ogen hebben, verzwakt tot een ‘lesje’<br />

geven, blijft dreigen. We brengen absoluut beweging met<br />

onze zwangerschapsbegeleiding maar we moeten een stap<br />

verder durven gaan, willen we het tij doen keren.<br />

Dit is één <strong>van</strong> de redenen dat we Verena Schmid uitnodigen<br />

naar Vlaanderen. Als vroedvrouw heeft zij een grote expertise<br />

in de fysiologie. We moeten met zijn allen deze stap durven<br />

zetten en verder kijken dan onze sessies die we geven aan<br />

onze aanstaande ouders.<br />

Het is deugddoend te ervaren dat haar workshop bijna dezelfde<br />

dag <strong>van</strong> bekendmaking volzet was. Onze <strong>vroedvrouwen</strong> willen<br />

absoluut deze stap mee zetten. We vroegen haar een extra<br />

driedaagse te koppelen aan de driedaags 5, 6 en 7 november<br />

2007. En ze stemde toe!! We kunnen op deze manier 40<br />

<strong>Vlaamse</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> de kans geven (ze wil absoluut de<br />

groep niet groter dan 20 <strong>vroedvrouwen</strong>) om zich te verdiepen<br />

in de FYSIOLOGIE <strong>van</strong> zwangerschap, arbeid , bevalling en<br />

postpartum. De tweede driedaagse zal doorgaan op 8, 9 en<br />

10 november 2007 in “Die Loyale” in Maldegem. (www.vlov.<br />

be – agenda)<br />

Na deze twee driedaagse is het aan ons om methoden en<br />

structuren te zoeken zodat deze boodschap kan doorsijpelen<br />

<strong>van</strong> de Westhoek tot de uithoeken <strong>van</strong> Limburg.<br />

De beweging die gestart is wordt zeker verder gezet,<br />

duidelijker en krachtiger!! Dit wordt vervolgd…<br />

REVIEW<br />

INDIVIDUELE PRENATALE EDUCATIE<br />

OF GROEPS - GVO VOOR BEVALLING<br />

OF OUDERSCHAP, OF BEIDE<br />

ACHTERGROND<br />

Gestructureerde prenatale onderwijsprogramma’s <strong>voor</strong><br />

bevalling of ouderschap, of allebei, worden algemeen<br />

geadviseerd <strong>voor</strong> zwangere vrouwen en hun partners door<br />

gezondheidszorgverleners in vele delen <strong>van</strong> de wereld.<br />

Doelstellingen: De gevolgen <strong>van</strong> deze prenatale GVO<br />

beoordelen op kennisaanwinst, angst, zin <strong>voor</strong> controle,<br />

pijn, ondersteuning <strong>van</strong> arbeid en de geboorte, het geven<br />

<strong>van</strong> borstvoeding, bekwaamheid om de baby te verzorgen, en<br />

psychologische en sociale aanpassing.<br />

RESULTATEN<br />

In de review werden 9 studies opgenomen, die 2284 vrouwen<br />

impliceren; 37 studies werden uitgesloten. Educationele acties<br />

waren de kern <strong>van</strong> acht <strong>van</strong> de studies ( gecombineerd n =<br />

1009 ). Details <strong>van</strong> de randomizatieprocedure, geheimhouding<br />

<strong>van</strong> de toewijzing en/of de toename of verlies <strong>van</strong> deelnemers<br />

<strong>voor</strong> deze proeven werd niet vermeld. Er werden geen<br />

consequente resultaten gevonden. De steekproefgrootte was<br />

zeer klein tot matig ( <strong>van</strong> 10 tot 318 ). Geen gegevens werden<br />

gemeld betreffende vrees, het succes <strong>van</strong> borstvoeding geven<br />

of algemene sociale ondersteuning.<br />

Kennisvermeerdering, de betekenis <strong>van</strong> controle, factoren met<br />

betrekking tot vaardigheden in babyzorg, en sommige arbeids<br />

- en geboorteresultaten werden gemeten. Het grootste <strong>van</strong><br />

de inbegrepen studies ( n = 1275 ) onderzocht een educatieve<br />

en sociale ondersteuningsactie om vaginale geboorte na<br />

keizersnede te verhogen. Deze kwalitatief uitstekende studie<br />

toonde gelijkaardige aantallen vaginale bevallingen na sectio<br />

in ‘mondelinge’ en ‘document ‘ groepen ( relatief risico 1,08,<br />

95% betrouwbaarheidsinterval 0,97 tot 1.21 ).<br />

SAMENVATTING<br />

De <strong>voor</strong>delen en effecten <strong>van</strong> prenatale GVO en de best<br />

gebruikte benaderingen blijven onduidelijk. Vaak kijken<br />

ouders in spe naar prenatale GVO om belangrijke informatie<br />

te krijgen over vragen als beslissingen nemen tijdens en<br />

over de arbeid, vaardigheden tijdens de arbeid, pijnstilling,<br />

babyzorg en postnatale zorg, borstvoeding en vaardigheden<br />

betreffende het ouderschap. Er zijn vele gevarieerde manieren<br />

om prenatale GVO te geven en sommige zijn efficiënter dan<br />

andere. Individuele prenatale GVO gericht op het vermijden<br />

<strong>van</strong> een herhaalde sectio deed het aantal vaginale bevallingen<br />

na keizersnede niet toenemen. De review <strong>van</strong> studies vond<br />

een tekort aan hoog kwalitatief bewijs uit de studies en de<br />

effecten <strong>van</strong> prenatale GVO blijven grotendeels onduidelijk.<br />

Verder onderzoek is nodig.<br />

Gagnon AJ, Sandall J. (2007).<br />

Individual or group antenatal education for childbirth or<br />

parenthood, or both.<br />

The Cochrane Database of Systematic Reviews 2007, issue 3.


JAARGANG<br />

JAARGANG<br />

13,<br />

13,<br />

NUMMER<br />

NUMMER<br />

4,<br />

4,<br />

SEPTEMBER/OKTOBER<br />

SEPTEMBER/OKTOBER<br />

2007<br />

2007<br />

P E R I N A T A L E T R A N S F E R<br />

PERINATALE TRANSFER IN BELGIË:<br />

EEN RETROSPECTIEVE STUDIE<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

I TENCY, VROEDVROUW; E MARTENS, KINESIST; G MARTENS, SPE;<br />

JM FOIDART, GYNAECOLOOG; M TEMMERMAN, GYNAECOLOOG<br />

225<br />

INLEIDING<br />

Gedurende de laatste decennia is de neonatale overleving in<br />

België enorm verbeterd. Een belangrijke reductie in de peri–<br />

natale mortaliteit is het resultaat <strong>van</strong> enerzijds de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> diensten <strong>voor</strong> neonatale intensive zorgen (Neonatale<br />

Intensive Care of NIC) (Paneth et al., 1982). Anderzijds werden<br />

obstetrici zicht bewust <strong>van</strong> de <strong>voor</strong>delen om de bevalling <strong>van</strong><br />

bepaalde zwangeren te laten plaatsvinden in een perinataal<br />

centrum, waar nieuwe zorgtechnieken beschikbaar zijn. Dit<br />

leidde tot een nieuw tijdperk in de perinatale gezondheidszorg,<br />

nl. de regionalisatie <strong>van</strong> perinatale zorg (Baird, 1944;<br />

Campbell, 1999; Committee on Perinatal Health, 1976;<br />

Gagnon, Allisoncooke, & Schwartz, 1988; Gerber, Dobrez, &<br />

Budetti, 2001; Gessner & Muth, 2001; Paneth et al., 1982).<br />

Sinds 1970 hebben verschillende Westerse landen strategieën<br />

en financieringsmechanismen met betrekking tot perinatale<br />

zorg, uitgewerkt en geïmplementeerd.<br />

Het waarborgen <strong>van</strong> adequate toegang tot intensieve<br />

neonatale zorgen <strong>voor</strong> hoogrisico baby’s is in België, net zoals<br />

in andere Europese landen, <strong>van</strong> prioritair belang. Er kan een<br />

toename vastgesteld worden in het aantal IUT’s en neonatale<br />

doorverwijzingen. In Vlaanderen is er een continue stijging<br />

in het aantal IUT’s (< 32 weken) <strong>van</strong> 27% in 1989-90 naar<br />

66% in 1992 (Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie).<br />

In 1983 waren meer dan 80% <strong>van</strong> de very low birth weight<br />

(VLBW, < 1500 g) neonati, outborns (dwz niet geboren in<br />

een P*-functie, maar in een M-dienst/N*-functie), terwijl in<br />

2005 meer dan 80% <strong>van</strong> de VLBW neonati in een P* - functie<br />

werden geboren (inborns).<br />

In België werden de niveaus <strong>van</strong> perinatale zorg vastgelegd in<br />

het KB <strong>van</strong> 20 augustus 1996. In dit KB worden de algemene<br />

bepalingen en de organisatorische, architectonische en<br />

functionele normen bepaald <strong>voor</strong> M - dienst, N* - functie en<br />

P* - functie (MIC en NIC).<br />

Ieder ziekenhuis dat over een kraamrichting (M - dienst)<br />

beschikt, moet over een functie <strong>van</strong> neonatale zorg (N*<br />

- functie) beschikken. De samenwerking tussen beide<br />

disciplines moet in procedures geconcretiseerd worden. Eén<br />

<strong>van</strong> deze procedures dient te handelen over het <strong>voor</strong>afgaand<br />

overleg bij IUT. Verder moeten initiatieven genomen worden<br />

om criteria <strong>van</strong> IUT en neonatale door - en terugverwijzing<br />

vast te leggen. Deze <strong>voor</strong>waarden worden mede opgenomen<br />

in de formele en schriftelijke samenwerkingsovereenkomst<br />

die met ten minste één P* - functie dient te bestaan. De P*<br />

- functie dient hier<strong>voor</strong> het initiatief te nemen en samen–<br />

werkingsovereenkomsten af te sluiten met ziekenhuizen<br />

die samen minimum 5000 bevallingen per jaar verrichten.<br />

Bijkomend dient de P* - functie minstens tweemaal per jaar<br />

een gestructureerd overleg (onder meer over het door - en<br />

terugverwijzingsbeleid) te organiseren met de betrokken<br />

verantwoordelijken <strong>van</strong> de M - diensten en N* - functies.<br />

Een transportteam moet beschikbaar zijn in het geval <strong>van</strong><br />

neonatale transfer.<br />

Het KB is echter onvolledig. Zo zijn er geen bepalingen<br />

opgenomen over de organisatie en het transport <strong>van</strong> maternele<br />

(meestal IUT) door - en terugverwijzing. Het KB bevat geen<br />

indicaties <strong>voor</strong> perinatale door(terug)verwijzing. Specifieke<br />

richtlijnen zijn niet aanwezig en data over (de kwaliteit <strong>van</strong>)<br />

perinatale zorg ontbreken. Het is evenmin duidelijk hoe de<br />

implementatie <strong>van</strong> het KB in de praktijk vorm heeft gekregen.<br />

Daarom heeft het College <strong>van</strong> geneesheren <strong>voor</strong> de Moeder<br />

en Pasgeborene 1 beslist om het perinataal door(terug)verwij–<br />

zingsbeleid, en meer bepaald IUT, in België te bestuderen.<br />

Met deze studie wil het College het aantal perinatale transfers<br />

per jaar (IUT, neonatale transfer, maternele terugverwijzing)<br />

in België in kaart brengen, de determinanten <strong>van</strong> perinatale<br />

transfer alsook de obstakels en nadelen er<strong>van</strong> vaststellen en<br />

tenslotte aanbevelingen formuleren <strong>voor</strong> beleidsmakers in<br />

de gezondheidszorg (o.a. de minister <strong>van</strong> Volksgezondheid)<br />

met als doel de perinatale transfer en zorg in België te<br />

verbeteren.<br />

METHODOLOGIE<br />

Het betreft een retrospectieve studie waarbij enerzijds<br />

kwantitatieve data werden verzameld over perinatale<br />

door(terug)verwijzing in 2004 en anderzijds kwalitatieve<br />

data over het huidige beleid, kennis, attitude en suggesties<br />

met betrekking tot IUT, neonatale transfer en terugverwijzing<br />

<strong>van</strong> zwangeren en neonati.<br />

In 2003 telde men 116 algemene ziekenhuizen in België. In<br />

de studie werden enkel ziekenhuizen met een M - dienst èn<br />

N* - functie opgenomen (n=105). P* - functies (MIC, NIC)<br />

werden niet bevraagd. Een semi - gestructureerde vragenlijst<br />

werd gericht naar de diensthoofden M en N*. Gezien de<br />

specificiteit <strong>van</strong> bepaalde topics werden twee verschillende<br />

vragenlijsten ontwikkeld.


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

in de gezondheidszorg ( o.a. de minister <strong>van</strong> Volksgezondheid ) met als doel de perinatale transfer en<br />

zorg in België<br />

De<br />

te<br />

response<br />

verbeteren.<br />

rate bedroeg 82.9% (87/105). Analyse werd<br />

Methodologie<br />

enkel uitgevoerd op data bekomen <strong>van</strong> beide diensten M en<br />

N* (62/105 of 71.3%).<br />

Tabel 1: Distributie <strong>van</strong> het aantal bevallingen in 7 categorieën<br />

Aantal bevallingen in<br />

7 categorieën<br />

Aantal ziekenhuizen per categorie<br />

(n=62)<br />

Aantal bevallingen<br />

(n=50.577)<br />

0-399 5 (8.1%) 1.798 (


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

Meer dan 90% <strong>van</strong> materniteiten beschikt over een samenwe<br />

rkingsovereenkomst met een P* - functie. In de helft <strong>van</strong> de<br />

gevallen zijn criteria <strong>voor</strong> IUT (50.0%) en neonatale transfer<br />

(56.9%) opgenomen. Criteria <strong>voor</strong> maternele transfer in het<br />

postpartum komen niet vaak (32.1%) <strong>voor</strong> in de samenwer<br />

kingsovereenkomst. Een kopie <strong>van</strong> de samenwerkingsovere<br />

enkomst werd gevraagd aan de diensthoofden M en N*. In<br />

totaal werden 123 overeenkomsten ont<strong>van</strong>gen, afkomstig<br />

<strong>van</strong> 54/105 (51.4%) ziekenhuizen.<br />

De analyse toonde een grote variatie in het aantal<br />

overeenkomsten per ziekenhuis (zie figuur 1). De meeste<br />

ziekenhuizen beschikken over 1 tot 3 overeenkomsten met<br />

een bepaalde P* - functie. Enkele ziekenhuizen hebben meer<br />

dan 4 overeenkomsten.<br />

Figuur 1: Aantal overeenkomsten per ziekenhuis<br />

Tabel 4: Negen uitspraken over het perinataal door<br />

(terug)verwijzingsbeleid<br />

1. National guidelines and criteria are necessary for an<br />

optimal policy of transfer and retransfer<br />

2. Standardization of perinatal policy will bring<br />

benefits from a medical point of view<br />

3. Standardization of perinatal policy will bring<br />

benefits from a social point of view (mother and<br />

family)<br />

4. Standardization of perinatal policy will bring<br />

benefits from a financial point of view<br />

5. Neonates < 32 weeks gestation and/or < 1500 grams<br />

should be transferred in utero to a P* - function<br />

6. An elimination of the high-risk situation of mother<br />

or foetus and/or a gestational age of 34 weeks are<br />

good criteria for retransfer<br />

7. The transfer of a high - risk pregnancy is a<br />

multidisciplinary decision of paediatricians and<br />

obstetricians / gynaecologists of both referring<br />

hospital and the P* - function<br />

8. In utero transfer is preferred over neonatal transfer,<br />

except in case of an imminent threatened delivery<br />

9. The structured organisation of perinatal care has<br />

an important influence on neonatal morbidity and<br />

mortality<br />

227<br />

Eenzelfde trend is merkbaar <strong>voor</strong> het aantal overeenkomsten<br />

per P* - functie (zie figuur 2). Sommige P* - functies hebben<br />

een overeenkomst met 1 ziekenhuis. Anderen beschikken<br />

over een overeenkomst met 1 tot 18 ziekenhuizen.<br />

Figuur 2: Aantal overeenkomsten per P *- functie<br />

Er werd ook gekeken naar exclusiviteit <strong>van</strong> de overeenkomsten.<br />

In het merendeel <strong>van</strong> de overeenkomsten (61.8%) wordt dit<br />

niet nader gespecificeerd. Slechts 0.8% is exclusief, bij 37.4%<br />

staat vermeld dat het om niet-exclusieve overeenkomsten<br />

gaat.<br />

Kwalitatieve data<br />

In het kwalitatieve deel <strong>van</strong> de studie werd gevraagd 9<br />

uitspraken over het perinataal door(terug)verwijzingsbeleid<br />

te beoordelen op een vijf punten likertschaal (1= helemaal<br />

akkoord tot 5= helemaal niet akkoord) (zie tabel 4).<br />

Voor de statistische analyse werd de vijf punten Likertschaal<br />

herleid tot een 3 punten schaal (1= akkoord, 2= neutraal<br />

en 3= niet akkoord). De antwoorden <strong>van</strong> de diensthoofden<br />

M en N* werden samen geanalyseerd en zijn weergegeven<br />

in tabel 5 (p226). De antwoorden <strong>van</strong> beide diensthoofden<br />

vertoonden geen significante verschillen.<br />

Meer dan 80% <strong>van</strong> de respondenten bevestigen dat neonati<br />

< 32 weken en/of < 1500 gram het best intra uterien<br />

worden getransfereerd naar een P* - functie, maar slechts<br />

50% is overtuigd dat nationale richtlijnen en criteria kunnen<br />

bijdragen tot een verbetering <strong>van</strong> het perinataal transfer<br />

beleid. De respondenten zijn <strong>van</strong> mening dat standaardisatie<br />

<strong>van</strong> het perinataal beleid <strong>voor</strong>deel zal opleveren op het vlak<br />

<strong>van</strong> gezondheid, maar niet op sociaal of financieel vlak.<br />

Stabilisatie <strong>van</strong> de hoogrisicotoestand bij de moeder of foetus<br />

en/of een zwangerschapsduur (> 34 weken kunnen als goede<br />

terugverwijzingscriteria beschouwd worden. Verder zijn de<br />

meeste respondenten akkoord met het feit dat transfer <strong>van</strong><br />

een hoogrisicozwangere een multidisciplinaire beslissing is,<br />

dat IUT te verkiezen is boven neonatale transfer en dat de<br />

neonatale mortaliteit en morbiditeit kan beïnvloed worden<br />

door de wijze waarop perinatale zorg is georganiseerd.<br />

CONCLUSIE<br />

Men kan besluiten dat de transferpercentages in België goed<br />

zijn en dat de meeste ziekenhuizen proberen tegemoet te<br />

komen aan de normen met betrekking tot prenatale zorg, die<br />

opgenomen zijn in het KB <strong>van</strong> 20 augustus 1996. Gezien de<br />

verschillende gezondheidszorgsystemen en dus de verschillen<br />

in organisatie <strong>van</strong> perinatale zorg tussen (Europese) landen,


Meer dan 80% <strong>van</strong> de respondenten bevestigen dat neonati < 32 weken en/of < 1500 gram het best<br />

intra uterien worden getransfereerd naar een P* - functie, maar slechts 50% is overtuigd dat nationale<br />

richtlijnen en criteria kunnen bijdragen tot een verbetering <strong>van</strong> het perinataal transfer beleid. De<br />

respondenten zijn <strong>van</strong> mening dat standaardisatie <strong>van</strong> het perinataal beleid <strong>voor</strong>deel zal opleveren op<br />

TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

228<br />

was het niet mogelijk de resultaten <strong>van</strong> andere landen te<br />

vertalen naar de Belgische situatie. Deze studie moet dan ook<br />

gezien worden als een nationale pilootstudie.<br />

Op basis <strong>van</strong> de resultaten <strong>van</strong> de retrospectieve studie kan<br />

het percentage IUT in België geschat worden op 90/10.000<br />

bevallingen en het aantal neonatale transfers op 143 / 10.000<br />

bevallingen. Proportioneel wordt er meer getransfereerd<br />

door ziekenhuizen met kleinere materniteiten (400 tot 799<br />

bevallingen). Bij één op drie IUT’s is er terugverwijzing<br />

naar de oorspronkelijke instelling (vóór de bevalling). We<br />

hebben geen informatie over de resterende IUT’s: zij kunnen<br />

bevallen zijn in de P* - functie of ontslagen zijn. Uit de<br />

transferpercentages kan men afleiden dat perinatale transfer<br />

in België bestaat uit een derde IUT’s en twee derden neonatale<br />

transfers. Optimalisering <strong>van</strong> perinatale zorg in België kan<br />

gerealiseerd worden door een verdere inversie <strong>van</strong> deze ratio,<br />

in het <strong>voor</strong>deel <strong>van</strong> de maternele transfers.<br />

Als we de data <strong>van</strong> de retrospectieve studie vergelijken met<br />

andere databanken (zoals SPE 3 , MOSAIC 4 en NIC-audit 5 )<br />

dan kunnen we besluiten dat de praktijk <strong>van</strong> IUT in België<br />

de laatste tien jaar een progressieve toename kent, maar dat<br />

gedurende de kwetsbare periode <strong>van</strong> de zwangerschap tussen<br />

26 tot 28 weken, nog verbetering mogelijk is.<br />

Uit de studie blijkt dat de meeste respondenten kennis<br />

hebben <strong>van</strong> de inhoud <strong>van</strong> het bovenvermelde KB. Het KB<br />

<strong>voor</strong>ziet echter geen aanbevelingen met betrekking tot<br />

transport. Men vermeldt enkel dat een transport team (P* -<br />

functie) beschikbaar moet zijn <strong>voor</strong> neonataal transport. Ook<br />

de organisatie <strong>van</strong> het materneel transport (o.a. modaliteiten,<br />

verantwoordelijkheden, financiële compensatie, enz) is niet<br />

gespecificeerd. De studie toont aan dat de diensthoofden M<br />

en N* geen kennis hebben over de transportkosten en terug<br />

betalingsmodaliteiten, maar laat echter niet toe conclusies te<br />

trekken over de manier waarop materneel transport in België<br />

gebeurt.<br />

In België dienen P* - functies samenwerkingsovereenk<br />

omsten vast te leggen met ziekenhuizen die samen ten<br />

minste 5000 bevallingen per jaar verrichten. Uit deze<br />

studie blijkt dat de meeste ziekenhuizen beschikken over<br />

schriftelijke overeenkomsten, maar dat ze heterogeen en niet<br />

gestandaardiseerd zijn. Hoewel we slechts <strong>van</strong> 51.4% een<br />

kopie ontvingen <strong>van</strong> de overeenkomsten, konden we toch een<br />

enorme diversiteit vaststellen in het aantal overeenkomsten<br />

per ziekenhuis en per P* - functie. Dit kan erop wijzen dat<br />

het concept <strong>van</strong> regionalisatie <strong>van</strong> perinatale zorg nog niet<br />

overal in België gerealiseerd is. Bijkomend is er een grote<br />

variatie in de inhoud <strong>van</strong> de overeenkomsten en worden er<br />

zelden indicaties <strong>van</strong> door(terug)verwijzing in opgenomen.<br />

Het kwalitatieve luik <strong>van</strong> de studie toonde aan dat de meeste<br />

respondenten er<strong>van</strong> overtuigd zijn dat neonati < 32 weken<br />

en/of < 1500 gram, in utero dienen getransfereerd te worden.<br />

Echter, slechts 50% gelooft dat nationale richtlijnen en<br />

criteria een verbetering zullen opleveren <strong>voor</strong> het perinataal<br />

transfer beleid in België. De meerderheid <strong>van</strong> de respondenten<br />

bevestigen dat terugverwijzing kan plaatsvinden wanneer<br />

stabilisatie optreedt <strong>van</strong> de hoogrisicotoestand bij moeder<br />

of foetus en/of een zwangerschapsduur <strong>van</strong> 34 weken wordt<br />

bereikt. Het blijkt dus dat de meeste respondenten het concept<br />

<strong>van</strong> geregionaliseerde perinatale zorg ondersteunen.<br />

AANBEVELINGEN<br />

Op basis <strong>van</strong> het literatuuronderzoek, de verschillende<br />

Belgische perinatale databanken en de eigen observaties en<br />

conclusies worden volgende aanbevelingen geformuleerd:<br />

Tabel 5: Meningen <strong>van</strong> diensthoofden M en N* met betrekking tot perinataal transfer beleid<br />

Akkoord Neutraal Niet<br />

akkoord<br />

1. National guidelines and criteria 60 (49.2%) 26 (21.3%) 36 (29.5%°<br />

2. Standardization medical point of view 76 (61.8%) 20 (16.3%) 27 (22.0%)<br />

3. Standardization social point of view 32 (26.0%) 47 (38.2%) 44 (35.8%)<br />

4. Standardization financial point of view 38 (30.9%) 53 (43.1%) 32 (26.0%)<br />

5. < 32 weeks an/or < 1500 grams IUT 100 (82.0%) 10 (8.2%) 12 (9.8%)<br />

6. Resolution high-risk situation and/or 34 weeks <br />

retransfer<br />

7. Transfer of high - risk pregnancy = multidisciplinary<br />

decision<br />

112 (91.1%) 0 (0%) 11 (8.9%)<br />

113 (91.9%) 1 (0.8%) 9 (7.3%)<br />

8. In utero transfer is preferred above neonatal transfer 112 (92.6%) 2 (1.7%) 7 (5.8%)<br />

9. Organisation perinatal care influence neonatal<br />

mortality/morbidity<br />

110 (89.4%) 9 (7.3%) 4 (3.3%)


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

1. De ontwikkeling <strong>van</strong> een nationaal registratiesysteem<br />

over perinatale gezondheid, zodat monitoring,<br />

kwaliteitscontrole en verbetering <strong>van</strong> het perinataal beleid<br />

in België mogelijk wordt.<br />

2. De organisatie <strong>van</strong> een materneel transportsysteem<br />

met definiëring <strong>van</strong> terugbetalingsmodaliteiten <strong>voor</strong><br />

maternele door(terug)verwijzing. Financiële compensatie<br />

<strong>voor</strong> de doorverwijzende instelling moet bepaald worden,<br />

gekoppeld aan een verplicht online registratie <strong>van</strong> de<br />

perinatale transfers.<br />

3. De ontwikkeling <strong>van</strong> operationele strategieën door a)<br />

implementatie <strong>van</strong> gestandaardiseerde overeenkomsten<br />

met minimale criteria en modaliteiten <strong>van</strong> transfer,<br />

b) maatregelen die een actief IUT beleid promoten,<br />

c) organisatie <strong>van</strong> gestructureerd overleg tussen de<br />

verschillende instellingen, d) bepalen <strong>van</strong> modaliteiten<br />

<strong>van</strong> postgraduaat training en e) maatregelen die de fusie<br />

<strong>van</strong> kleine materniteiten (indien mogelijk) aanmoedigen.<br />

4. De oprichting <strong>van</strong> een adviserend overlegplatform waarbij<br />

alle stakeholders betrokken zijn.<br />

5. De oprichting <strong>van</strong> een team met experten <strong>voor</strong> verder<br />

wetenschappelijk onderzoek naar perinatale transfer in<br />

België<br />

Het rapport kan intergraal gedownload worden via<br />

volgende link:<br />

https://portal.health.fgov.be/portal/page_<br />

pageid=56,512701&_dad=portal&_schema=PORTAL<br />

REFERENTIES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

• Baird, D. (1944). A consideration of the White Paper “A<br />

national Health Service” in so far as it affects Maternity<br />

and Child Welfare Services. BJOG: An International Journal<br />

of Obstetrics and Gynaecology, 51, 240-246.<br />

• Campbell, M.K. (1999). Assessment of regionalized<br />

perinatal programs. Journal of developmental physiology,<br />

15, 125-131.<br />

• Committee on Perinatal Health (1976). Toward improving<br />

the outcome of pregnancy: recommendations for<br />

the regional development of maternal and perinatal<br />

health services. White Plains, New York: The National<br />

Foundaation-March of Dimes<br />

• Gagon, D., Allisoncooke, S., & Schwartz, R.M. (1988).<br />

Perinatal care: the threat of deregionalisation. Pediatrics<br />

Annals, 17, 447-452.<br />

• Gerber, S.E., Dobrez, D.G., & Budetti, P.P. (2001). Managed<br />

care and perinatal regionalisation in Washington Stae.<br />

Obstetrics and Gynecology, 98, 139-143.<br />

• Gessner, B.D. & Muth, P.T. (2001). Perinatal care<br />

regionalisation and low birth weight infant mortality rates<br />

in Alaska. American journal of Obstetrics and Gynecology,<br />

185, 623-628.<br />

• Ministerie <strong>van</strong> Sociale Zaken, Volksgezondheid en<br />

Leefmilieu. (20-8-1996). Belgisch Staatblad, 25264-<br />

25281.<br />

• Paneth, N., Kiely, J.L., Wallenstein, S., Marcus, M., Pakter, J.,<br />

& Susser, M. (1982). Newborn Intensive Care and Neonatal<br />

Mortality in Low Birth Weight Infants-A Population Study.<br />

New England Journal of Medicine, 307, 149-155.<br />

• Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie. (1992).<br />

Perinatale activiteit in Vlaanderen.<br />

229<br />

1 Het College <strong>van</strong> geneesheren <strong>voor</strong> de Moeder en<br />

Pasgeborene is een adviesorgaan <strong>van</strong> de Federale<br />

OverheidsDienst (FOD) Volksgezondheid, veiligheid <strong>van</strong><br />

de voedselketen en leefmilieu. De taak <strong>van</strong> het College<br />

bestaat erin het kwaliteitsniveau <strong>van</strong> haar vakgebied<br />

vast te leggen en meer bepaald de externe evaluatie in<br />

alle domeinen <strong>van</strong> de perinatale zorg te organiseren.<br />

Het College werd opgericht in 2004 als opvolger <strong>van</strong><br />

het College <strong>voor</strong> intensieve neonatologie dat sinds<br />

1999 bestond. Het bestaat uit twee afdelingen: afdeling<br />

neonatologie en afdeling materniteit.<br />

2 Volgende determinanten <strong>van</strong> perinatale transfer werden<br />

opgenomen in de lijst: afstand, <strong>voor</strong>keur patiënt, beleid<br />

en organisatie <strong>van</strong> de P*-functie, taal, samenwerkings<br />

overeenkomst met P*-functie, specifieke faciliteiten en<br />

capaciteiten <strong>van</strong> de P*-functie en plaats waar uzelf bent<br />

opgeleid. De optie “andere” werd ook <strong>voor</strong>zien.<br />

3 Studiecentrum <strong>voor</strong> Perinatale Epidemiologie<br />

4 Models for Organising Access to Intensive Care for very<br />

preterm babies<br />

5 een federaal registratiesysteem <strong>van</strong> pasgeborenen<br />

opgenomen in één <strong>van</strong> de NIC-diensten in België.<br />

Een geboorte begeleiden is zoals rozen kweken. Je moet je verwonderen<br />

over dewelke juist opengaan en bloeien bij de eerste kus <strong>van</strong> de zon,<br />

maar je droomt er niet <strong>van</strong> de bloemblaadjes open te trekken <strong>van</strong> de<br />

stevig gesloten knoppen en ze dwingen te bloeien op de tijd die jij wenst.<br />

Gloria Lemay


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

B O R S T V O E D I N G<br />

BORSTVOEDING<br />

230<br />

HET BEGELEIDEN EN BEVORDEREN VAN<br />

BORSTVOEDING BIJ PREMATURE BABY’S<br />

HET BEGELEIDEN EN BEVORDEREN VAN<br />

Karolien Simons, vroedvrouw<br />

Katholieke Hogeschool Leuven<br />

BORSTVOEDING<br />

Dit eindwerk behaalde<br />

BIJ<br />

de eerste<br />

PREMATURE<br />

plaats bij het toekennen <strong>van</strong> de VLOV – prijs<br />

BABY’S<br />

2007.<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

Een premature baby wordt geboren na een zwangerschapsduur <strong>van</strong> minder dan 37 weken.<br />

Hierbij bevindt K A R O Lde I E N grens SIMONS, tot levensvatbaarheid VROEDVROUW zich ongeveer bij 24 à 25 weken zwangerschap.<br />

De lactatiebegeleiding bij deze kinderen dient anders te verlopen dan bij mature baby’s. Men<br />

K A T H O L I E K E HOGESCHOOL LEUVEN<br />

heeft hier<strong>voor</strong> kennis nodig omtrent de <strong>voor</strong>delen <strong>van</strong> premature borstvoeding, de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag bij deze baby’s, de bevorderende factoren, de<br />

alternatieve voedingsmethodes en de taak <strong>van</strong> de vroedvrouw. Deze topics worden verder<br />

besproken.<br />

D I T EINDWERK BEHAALDE DE EERSTE PLAATS BIJ HET TOEKENNEN VAN DE VLOV – PRIJS 2007.<br />

Waarom borstvoeding bij prematuren<br />

Bij premature kinderen vormt het onmiddellijk starten met borstvoeding vaak een probleem. Niet alleen<br />

wordt borstvoeding onderbroken door de scheiding <strong>van</strong> moeder en kind, ook kunnen er zich bij deze<br />

Een premature baby wordt geboren kinderen na een problemen <strong>voor</strong>doen omtrent ONTWIKKELING opname en vertering VAN <strong>van</strong> HET voeding. BORSTVOEDINGSGEDRAG<br />

zwangerschapsduur <strong>van</strong> minder dan Toch 37 weken. dient het Hierbij voeden <strong>van</strong> een premature baby aan de borst gestimuleerd te worden aangezien het<br />

extra <strong>voor</strong>delen biedt wat betreft voeding, gezondheid en ontwikkeling. Men heeft bij<strong>voor</strong>beeld kunnen<br />

bevindt de grens tot levensvatbaarheid zich ongeveer bij 24 Om een premature borstvoeding te begeleiden is een goede<br />

aantonen dat necrotiserende enterocolitis ( NEC ) minder vaak optreedt en minder ernstig is bij<br />

à 25 weken zwangerschap. premature baby’s die moedermelk kennis krijgen. omtrent NEC is de een ontwikkeling vaak fatale darminfectie <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag<br />

die <strong>voor</strong>al bij<br />

De lactatiebegeleiding bij deze kinderen premature dient baby’s anders <strong>voor</strong>komt te (Furman noodzakelijk. et al, 2002; Smith In enkele et al, 2003; wetenschappelijke Struyf, 2003 en Marinelli studies et al, werd<br />

verlopen dan bij mature baby’s. Men 2001). heeft Moedermelk hier<strong>voor</strong> kennis draagt ook bij onderzocht tot een betere of retinale de ontwikkeling functie bij prematuren. <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag<br />

Studies hebben een<br />

daling in het <strong>voor</strong>komen en de ernst <strong>van</strong> retinopathie bij premature kinderen die moedermelk krijgen,<br />

nodig omtrent de <strong>voor</strong>delen <strong>van</strong> premature<br />

vastgesteld<br />

borstvoeding,<br />

(Furman et al, 2002 en <strong>van</strong> Marinelli premature et al, 2001). kinderen overeen komt met de postconcep–<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag Daarnaast brengt bij deze het de moeder tionele en haar leeftijd kind dichter <strong>van</strong> tot het elkaar, kind. hetgeen hun hechting bevordert (La<br />

baby’s, de bevorderende factoren, de Leche alternatieve League® International, 2002). Bovendien halen moeders een emotioneel <strong>voor</strong>deel uit de<br />

borstvoeding <strong>van</strong> hun premature kind (Struyf, 2003).<br />

voedingsmethodes en de taak <strong>van</strong> de vroedvrouw. Deze Nyqvist et al (1999) konden een duidelijke zoekreflex,<br />

topics worden verder besproken.<br />

effectief aanhappen <strong>van</strong> tepel en tepelhof en lange periodes<br />

Ontwikkeling <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag <strong>van</strong> aanliggen waarnemen bij prematuren <strong>van</strong>af 28,6 weken<br />

PMA 1 . Dit is enkel de vroegste postconceptionele leeftijd<br />

Om een premature borstvoeding te begeleiden is een goede kennis omtrent de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

borstvoedingsgedrag noodzakelijk. waarop In enkele deze wetenschappelijke capaciteiten werden studies waargenomen. werd onderzocht of Het de artikel<br />

WAAROM BORSTVOEDING BIJ PREMATUREN<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> het borstvoedingsgedrag geeft echter <strong>van</strong> niet premature weer wanneer kinderen de overeen meeste komt premature met de neonaten<br />

postconceptionele leeftijd <strong>van</strong> het over kind. deze eigenschappen beschikten.<br />

Bij premature kinderen vormt het onmiddellijk starten De eerste keer<br />

Nyqvist et al (1999) konden een duidelijke zoekreflex,<br />

met borstvoeding vaak een probleem. effectief Niet aanhappen alleen <strong>van</strong> wordt tepel en nutritief tepelhof en zuigen lange werd Zoekreflex, aanhappen:<br />

borstvoeding onderbroken door de periodes scheiding <strong>van</strong> aanliggen <strong>van</strong> moeder waarnemen waargenomen<br />

bij prematuren <strong>van</strong>af ten vroegste <strong>van</strong>af 28,6 wk PMA<br />

en kind, ook kunnen er zich bij deze <strong>van</strong>af kinderen 28,6 weken problemen PMA 1 . Dit is enkel 30,6 de weken vroegste PMA. Bij<br />

postconceptionele leeftijd waarop deze capaciteiten<br />

<strong>voor</strong>doen omtrent opname en vertering werden <strong>van</strong> waargenomen. voeding. Het artikel de geeft meerderheid echter niet <strong>van</strong><br />

Nutritief zuigen<br />

Toch dient het voeden <strong>van</strong> een premature weer wanneer baby aan de meeste de borst premature de prematuren neonaten over kon dit gem. <strong>van</strong>af 33,9 - 34,4 wk PMA<br />

gestimuleerd te worden aangezien het deze extra eigenschappen <strong>voor</strong>delen beschikten. biedt echter pas vastgesteld<br />

De eerste keer nutritief zuigen werd waargenomen<br />

wat betreft voeding, gezondheid en ontwikkeling. Men worden op ongeveer<br />

<strong>van</strong>af 30,6 weken PMA. Bij de meerderheid <strong>van</strong> de<br />

heeft bij<strong>voor</strong>beeld kunnen aantonen dat necrotiserende 34,4 weken PMA. Borstvoeding op peil:<br />

prematuren kon dit echter pas vastgesteld worden op<br />

gem. <strong>van</strong>af 36 – 36,9 wk PMA<br />

enterocolitis (NEC) minder vaak optreedt ongeveer en 34,4 minder weken ernstig PMA. Het onderzoek Het onderzoek <strong>van</strong> <strong>van</strong><br />

is bij premature baby’s die moedermelk Nyqvist krijgen. in 2002 NEC kwam is tot een gelijkaardige Nyqvist resultaten. in 2002 In kwam<br />

vaak fatale darminfectie die <strong>voor</strong>al bij premature baby’s tot gelijkaardige resultaten. In deze studiepopulatie dronken<br />

<strong>voor</strong>komt (Furman et al, 2002; Smith postmenstruele leeftijd of postconceptionele leeftijd<br />

et al, 2003; Struyf, de meeste preterme kinderen <strong>voor</strong> de eerste maal effectief<br />

2003 en Marinelli et al, 2001). Moedermelk draagt ook bij tot<br />

een betere retinale functie bij prematuren. Studies hebben<br />

een daling in het <strong>voor</strong>komen en de ernst <strong>van</strong> retinopathie<br />

aan de borst op ongeveer 33,9 weken PMA.<br />

(Nyqvist et al, 1999; Nyqvist, 2002 en Nyqvist en Ewald,<br />

1999)<br />

bij premature kinderen die moedermelk krijgen, vastgesteld<br />

(Furman et al, 2002 en Marinelli et al, 2001).<br />

Daarnaast brengt het de moeder en haar kind dichter tot<br />

elkaar, hetgeen hun hechting bevordert (La Leche League®<br />

Wanneer premature baby’s <strong>voor</strong> de eerste malen aan de borst<br />

drinken vertonen zij een prematuur zuig - slik patroon. Dit<br />

patroon bestaat uit frequent happen en korte zuigperiodes<br />

International, 2002). Bovendien halen moeders een met slikken en lange pauzes tussen de zuigperiodes. Het<br />

emotioneel <strong>voor</strong>deel uit de borstvoeding <strong>van</strong> hun premature<br />

kind (Struyf, 2003).<br />

zuigen, slikken en ademen wordt nog niet gecoördineerd.<br />

Nadat de kinderen meerdere malen hebben kunnen zuigen aan<br />

1 postmenstruele leeftijd of postconceptionele leeftijd


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

de borst, stijgt het aantal zuigbewegingen per zuigperiode.<br />

Daardoor zal het kind de borst minder vaak loslaten. Ook de<br />

zuigkracht verhoogt terwijl de pauzes inkorten.<br />

Uiteindelijk zal de premature baby een matuur, ritmisch<br />

zuig - slik patroon hebben. Dit bestaat uit ongeveer 30<br />

opeenvolgende zuigbewegingen, frequent slikken tijdens<br />

het zuigen en daarbij worden zuigen - slikken - ademen<br />

aan elkaar gekoppeld. Daarnaast stijgt de hoeveel melk<br />

die wordt opgenomen per zuigbeweging samen met de<br />

postconceptionele leeftijd <strong>van</strong> het kind (Nyqvist et al,1999).<br />

Uit het onderzoek <strong>van</strong> Nyqvist et al (1999) kon men vaststellen<br />

dat de borstvoeding op peil was <strong>van</strong>af een postconceptionele<br />

leeftijd <strong>van</strong> 33,4 weken. De meeste kinderen waren hier pas<br />

toe in staat op ongeveer 36 weken PMA. De bevindingen zijn<br />

niet gelijkwaardig aan de resultaten uit de studie <strong>van</strong> Nyqvist<br />

in 2002. In deze studiepopulatie was de borstvoeding ten<br />

vroegst op peil op een postconceptionele leeftijd <strong>van</strong> 35,9<br />

weken. En de meeste neonaten behaalden deze fase op<br />

ongeveer 36,9 weken PMA.<br />

Ten slotte stelden Nyqvist en Ewald (1999) vast dat kinderen<br />

geboren op een lage postconceptionele leeftijd reeds<br />

houding<br />

vroeg<br />

een efficiënt borstvoedingsgedrag vertoonden en snel volledig<br />

gevoed werden aan de borst.<br />

<br />

Madonna - houding Omgekeerde madonna -<br />

Vanaf 34 weken PMA: eigenlijke borstvoeding<br />

Dit is de nutritieve periode. De moeder hoeft<br />

Om een effectieve lactatiebegeleiding niet meer af te kolven bekomen <strong>voor</strong> de hebben borstvoeding. de<br />

verpleegkundigen / vroedrouwen <strong>van</strong> de (semi -) intensieve<br />

neonatale afdeling <strong>van</strong> het U.Z. Leuven deze kennis<br />

geïntegreerd in hun zorg:<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk zal de neonaat nog een prematuur<br />

drinkgedrag vertonen en daardoor regelmatig<br />

de tepel loslaten. Stilaan zal het kind het zuigen,<br />

slikken en ademen leren coördineren om<br />

tenslotte een matuur drinkgedrag te bereiken.<br />

De aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de eigenlijke borstvoeding is<br />

vaak een psychologisch zware periode <strong>voor</strong> de<br />

• Vóór 30 weken PMA: kangoeroeën.<br />

moeders. Ze denken dat de borstvoeding op<br />

peil is bij de start <strong>van</strong> de nutritieve periode,<br />

Hierdoor leren de moeder (vader)<br />

terwijl er op<br />

en<br />

dat<br />

het<br />

moment<br />

kind<br />

nog<br />

elkaar<br />

veel geduld<br />

beter<br />

en<br />

kennen. De neonaat leert de oefening geur, nodig het geluid, is. de manier <strong>van</strong><br />

aanraken, … <strong>van</strong> de moeder (vader) herkennen en wordt<br />

rustig. Het kangoeroeën stimuleert ook de melkproductie.<br />

• Vanaf 30 weken PMA: sabbelperiode<br />

Hierna wordt de traditionele kangoeroepositie enigszins<br />

aangepast en wordt de baby ter hoogte <strong>van</strong> de tepelzone<br />

gelegd. Hierdoor kan de baby de tepel en tepelhof<br />

verkennen. De baby kan zo aan de tepel sabbelen, likken,<br />

ruiken en voelen. Het is belangrijk dat hij niet gedwongen<br />

wordt om de tepel te nemen. Het is nog niet de bedoeling<br />

Borstvoedingsbevorderende factoren<br />

de baby aan de borst te laten drinken. Daarom moet de<br />

moeder moedermelk kolven <strong>voor</strong> dit kangoeroeën.<br />

• 32 tot 34 weken PMA: borstvoedingsinitiatie<br />

De moeder zal nu de borstvoedingshouding aannemen.<br />

Dit is een goed gesteunde, rechtzittende houding. Een<br />

kussen wordt gebruikt om de arm <strong>van</strong> de moeder en<br />

de baby te ondersteunen.<br />

borstvoedingsposities<br />

Mogelijke<br />

(Nyqvist,<br />

houdingen<br />

2002).<br />

zijn de<br />

madonnahouding, de omgekeerde madonnahouding en<br />

de rugbyhouding. Borstvoeding in zijligging is moeilijk toe<br />

(Informatiebrochure ‘borstvoeding bij premature baby’s’, 2003)<br />

te passen op een neonatale afdeling. Men leert de baby<br />

om naar de tepel te happen, de tepel goed in zijn mond<br />

te nemen en te zuigen zoals bij borstvoeding. Ook nu<br />

mag de neonaat niet gedwongen worden. Enkel wanneer<br />

hij initiatief neemt om naar de tepel te happen, zal de<br />

verpleegkundige / vroedvrouw hem hierbij helpen.<br />

Op deze manier leert men de baby goede gewoontes aan.<br />

Wanneer de baby niet correct aanligt, moet hij terug <strong>van</strong><br />

de tepel gehaald worden.<br />

Deze fase behoort nog tot de niet - nutritieve periode daarom<br />

moet de moeder kolven <strong>voor</strong> de borstvoedingsinitiatie.<br />

• Vanaf 34 weken PMA: eigenlijke borstvoeding<br />

Dit is de nutritieve periode. De moeder hoeft niet meer af<br />

te kolven <strong>voor</strong> de borstvoeding.<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk zal de neonaat nog een prematuur drinkgedrag<br />

vertonen en daardoor regelmatig de tepel loslaten. Stilaan<br />

zal het kind het zuigen, slikken en ademen leren coördineren<br />

om tenslotte een matuur drinkgedrag te bereiken.<br />

De aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de eigenlijke borstvoeding is vaak een<br />

psychologisch zware periode <strong>voor</strong> de moeders. Ze denken<br />

dat de borstvoeding op peil is bij de start <strong>van</strong> de nutritieve<br />

Rugbyhouding<br />

periode, terwijl er op dat moment nog veel geduld en<br />

oefening nodig is.<br />

Voor 30 weken PMA:<br />

Kangaroo care<br />

Vanaf 30 weken PMA:<br />

Sabbelperiode<br />

32 – 34 weken PMA:<br />

Borstvoedingsinitiatie<br />

Vanaf 34 weken PMA:<br />

Eigenlijke borstvoeding<br />

NIET - NUTRITIEVE<br />

PERIODE<br />

NUTRITIEVE PERIODE<br />

(Informatiebrochure ‘borstvoeding bij premature baby’s’,<br />

2003)<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> Nyqvist (2002) toonde aan dat het prematuur drinkgedrag erg individueel<br />

verschillend is onder de premature kinderen. Sommigen zijn intens en wild aan de borst, terwijl<br />

anderen lui en ongeïnteresseerd zijn. De studie <strong>van</strong> Bier et al (1997) demonstreerde ook een grote<br />

verscheidenheid in het vermogen om effectief aan de borst te zuigen. Sommige prematuren konden<br />

reeds vroeg in hun borstvoedingservaring goed aanhappen. Andere konden het effectief zuigen maar<br />

gedurende korte periodes volhouden. Daarom is het belangrijk dat men rekening houdt met de<br />

toestand en het kunnen <strong>van</strong> het kind bij de borstvoedingsbegeleiding.<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> Nyqvist (2002) toonde aan dat het<br />

prematuur drinkgedrag erg individueel verschillend is onder<br />

de premature kinderen. Sommigen zijn intens en wild aan<br />

de borst, terwijl anderen lui en ongeïnteresseerd zijn. De<br />

studie <strong>van</strong> Bier et al (1997) demonstreerde ook een grote<br />

verscheidenheid in het vermogen om effectief aan de borst<br />

te zuigen. Sommige prematuren konden reeds vroeg in hun<br />

borstvoedingservaring goed aanhappen. Andere konden het<br />

effectief zuigen maar gedurende korte periodes volhouden.<br />

Daarom is het belangrijk dat men rekening houdt met de<br />

toestand en het kunnen <strong>van</strong> het kind bij de borstvoedings–<br />

begeleiding.<br />

Er zijn een aantal factoren die het ontwikkelingsproces <strong>van</strong> een premature borstvoeding kunnen<br />

bevorderen. Zo slagen meer getrouwde, hoger opgeleide moeders die reeds <strong>voor</strong> de zwangerschap<br />

besloten om borstvoeding te geven en reeds eerder borstvoeding gaven aan een kind, erin om de<br />

borstvoeding vol te houden tot na 40 weken PMA (Furman et al, 2002 en Nyqvist en Ewald, 1999).<br />

Andere bevorderende factoren zijn vroegtijdig en vaker kolven <strong>van</strong> moedermelk ( starten binnen 6u na<br />

de bevalling en 5 maal per dag of vaker ), het kind vaker aanleggen aan de borst en het kind<br />

aanleggen op 35 weken PMA (Furman et al, 2002). Bovendien wordt de borstvoeding vergemakkelijkt<br />

wanneer de moeder goed geïnformeerd is omtrent kolven, initiatie <strong>van</strong> borstvoeding en mogelijke<br />

Verder zijn kangaroo care, de borstvoedingshulpset en borstcompressie bevorderende methoden die<br />

kunnen worden toegepast tijdens het ontwikkelingsproces.<br />

Kangaroo care<br />

BORSTVOEDINGSBEVORDERENDE FACTOREN<br />

231<br />

<br />

Madonna Madonna - - houding - houding Omgekeerde madonna madonna - - -<br />

houding<br />

houding<br />

Rugbyhouding<br />

Madonna-houding Omgekeerde Rugbyhouding<br />

madonna - houding<br />

Vanaf Vanaf 34 34 weken 34 weken PMA: PMA: eigenlijke eigenlijke borstvoeding<br />

Dit Dit is Dit is de de is nutritieve de nutritieve periode. periode. De De moeder De moeder hoeft<br />

hoeft Voor Voor 30 30 weken 30 weken PMA:<br />

PMA:<br />

niet niet niet meer meer af af te te af kolven te kolven <strong>voor</strong> <strong>voor</strong> de de borstvoeding.<br />

de Kangaroo Kangaroo care care care<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk zal zal de zal de neonaat de neonaat nog nog nog een een een prematuur<br />

prematuur<br />

drinkgedrag vertonen vertonen en en daardoor en daardoor regelmatig<br />

NIET NIET - - NUTRITIEVE<br />

- de de tepel de tepel loslaten. loslaten. Stilaan Stilaan zal zal het zal het kind het kind het het zuigen, het zuigen, Vanaf Vanaf 30 30 weken 30 weken PMA:<br />

PMA: PERIODE<br />

PERIODE<br />

slikken slikken ademen en ademen leren leren coördineren om om om Sabbelperiode<br />

tenslotte tenslotte een een een matuur matuur drinkgedrag te te bereiken.<br />

te bereiken.<br />

De De aan<strong>van</strong>g De aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>van</strong> de de eigenlijke de eigenlijke borstvoeding is is is<br />

Er zijn een aantal factoren die het ontwikkelingsproces <strong>van</strong><br />

een premature borstvoeding kunnen bevorderen. Zo slagen<br />

meer getrouwde, hoger opgeleide moeders die reeds <strong>voor</strong><br />

de zwangerschap besloten om borstvoeding te geven en<br />

reeds eerder borstvoeding gaven aan een kind, erin om de<br />

borstvoeding vol te houden tot na 40 weken PMA (Furman<br />

et al, 2002 en Nyqvist en Ewald, 1999). Andere bevorderende


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

232<br />

factoren zijn vroegtijdig en vaker kolven <strong>van</strong> moedermelk<br />

(starten binnen 6u na de bevalling en 5 maal per dag of vaker),<br />

het kind vaker aanleggen aan<br />

de borst en het kind aanleggen<br />

op 35 weken PMA (Furman<br />

et al, 2002). Bovendien<br />

wordt de borstvoeding<br />

vergemakkelijkt wanneer de<br />

moeder goed geïnformeerd is<br />

omtrent kolven, initiatie <strong>van</strong><br />

borstvoeding en mogelijke<br />

borstvoedingsposities<br />

(Nyqvist, 2002).<br />

Verder zijn kangaroo care, de borstvoedingshulpset en<br />

borstcompressie bevorderende methoden die kunnen worden<br />

toegepast tijdens het ontwikkelingsproces.<br />

KANGAROO CARE<br />

Kangaroo care is een belangrijke methode om borstvoeding<br />

bij prematuren te bevorderen. Hierbij ligt het kind op de<br />

borstkas <strong>van</strong> zijn moeder en is er een huid tegen huid contact<br />

(Charpak et al, 2001).<br />

Deze methode kan onmiddellijk worden toegepast wanneer<br />

de neonaat de transfer tussen de moeder en de incubator kan<br />

verdragen, ook wanneer het kind respiratoire ondersteuning<br />

nodig heeft (Nyqvist et al, 1999 en Charpak et al, 2001).<br />

Studies hebben aangetoond dat dit huid tegen huid contact<br />

<strong>van</strong> moeder en kind psychologische en fysiologische <strong>voor</strong>delen<br />

met zich meebrengt. Het kind kan zijn vitale functies beter<br />

stabiliseren waardoor er minder apnoe’s, bradycardie’s<br />

en dalingen <strong>van</strong> de zuurstofsaturatie optreden tijdens het<br />

contact. Er is een betere gewichtstoename <strong>van</strong> het kind<br />

en het contact heeft een positief effect op het maternale<br />

genezingsproces.<br />

Bovendien kunnen de prematuren hun temperatuur goed<br />

behouden tijdens kangaroo care (Charpak et al, 2001). Uit<br />

ervaring weten we dat deze kinderen soms zelfs beter hun<br />

temperatuur kunnen houden bij de moeder op de borst dan<br />

in de couveuse (Verhille, 2005).<br />

Ook ervaren de moeders deze methode als een manier om de<br />

teleurstelling te verlichten (Nyqvist, 2002).<br />

Aanmoedigen <strong>van</strong> vroegtijdig en frequent toepassen<br />

<strong>van</strong> kangaroo care, met vroege ervaringen aan de borst<br />

vergemakkelijken de overgang naar borstvoeding. Dit komt<br />

doordat moeder en kind elkaar leren kennen. De premature<br />

baby leert de geur <strong>van</strong> de borst kennen (Marinelli et al,<br />

2001).<br />

Ook Charpak et al (2002) en Furman et al (2002) bevestigen<br />

deze stelling. In het onderzoek <strong>van</strong> Charpak et al (2002) gaven<br />

er meer moeders, die de kangaroo care methode regelmatig<br />

toepasten, borstvoeding gedurende drie maanden. De studie<br />

<strong>van</strong> Furman et al (2002) toonde aan dat er meer moeders,<br />

die de methode toepasten, borstvoeding gaven op 40 weken<br />

postconceptionele leeftijd.<br />

Bovendien melden Nyqvist en Ewald (1999) dat wanneer<br />

moeder en kind minder <strong>van</strong> elkaar gescheiden worden het<br />

slagen <strong>van</strong> de borstvoeding bevorderd wordt. Daarom moet<br />

het contact tussen moeder en kind gestimuleerd worden.<br />

BORSTVOEDINGSHULPSET<br />

Wanneer de neonaat wel in staat is om de tepel en het<br />

tepelhof correct in zijn mond te nemen, kan men de<br />

borstvoedingshulpset gebruiken tijdens de borstvoeding. Dit<br />

is nodig bij prematuren die nog snel uitgeput raken aan de<br />

borst en daardoor onvoldoende melk opnemen (Newman,<br />

2005).<br />

Methode:<br />

• Er bestaan echte borstvoedingshulpsetten, toch kan men de<br />

set gemakkelijk nabootsten met een slangetje (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

een maagsonde <strong>voor</strong> pasgeborenen) en een potje.<br />

• Je legt de baby aan de borst en het slangetje aan, waarbij<br />

het slangetje langs moeders borst en tepel loopt. Hoe<br />

beter de baby is aangelegd, des te makkelijker het is de<br />

borstvoedingshulpset te gebruiken. Als de baby goed<br />

is aangelegd heb je bovendien meer kans dat hij <strong>van</strong> de<br />

voeding afkomt en dat dit sneller gaat. Het is dus nog<br />

steeds heel belangrijk dat<br />

je de baby goed aanlegt en<br />

dat hij goed toehapt.<br />

• Het slangetje hoeft niet<br />

<strong>voor</strong>bij het eind <strong>van</strong> de<br />

tepel uit te steken en hoeft<br />

om goed te functioneren<br />

maar net <strong>voor</strong>bij de kaakjes<br />

<strong>van</strong> de baby te komen.<br />

Het lijkt beter te werken<br />

als het slangetje in het<br />

mondhoekje <strong>van</strong> de baby<br />

is gepositioneerd, over<br />

de tong loopt en recht<br />

naar achteren wijst (laat het naar het gehemelte wijzen).<br />

Sommige moeders vinden het handig om het slangetje<br />

met de vinger op de plaats te houden, omdat sommige<br />

baby’s de neiging hebben om het slangetje met hun tong<br />

te verplaatsen.<br />

• Afhankelijk <strong>van</strong> hoe snel het premature kind uitgeput<br />

geraakt, kan het flesje hoger gehouden worden. Als het<br />

flesje hoger dan het hoofd <strong>van</strong> de baby gehouden wordt,<br />

zal de melk spontaan in de mond <strong>van</strong> de baby stromen.<br />

Let hierbij wel op dat het kind de aanvoer <strong>van</strong> melk kan<br />

verwerken en dat hij zich met andere woorden niet gaat<br />

verslikken.<br />

(Newman, 2005)<br />

BORSTCOMPRESSIE<br />

Borstcompressie is een alternatief <strong>voor</strong> het gebruik <strong>van</strong> de<br />

borstvoedingshulpset tijdens het voeden aan de borst. Het<br />

kan toegepast worden wanneer het premature kind goed<br />

aanligt aan de borst, maar stopt met drinken, oppervlakkig<br />

begint te sappelen en aan de borst dreigt in slaap te vallen. De<br />

borstcompressie houdt de melkstroom op gang waardoor het<br />

kind aangemoedigd wordt om verder te drinken. Daarnaast<br />

stimuleert de compressie de toeschietreflex en kan het ook<br />

een natuurlijke toeschietreflex opwekken. Door het verlengen<br />

<strong>van</strong> de melkstroom krijgt de baby meer melk. Dit heeft tot


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

gevolg dat de baby ook meer melk krijgt met een hoger<br />

vetgehalte, de zogenaamde achtermelk. (Newman, 2005)<br />

Methode:<br />

• Houd de baby met één arm vast.<br />

• Pak de borst met de vrije hand, de duim aan de ene kant<br />

<strong>van</strong> de borst (de duim aan de bovenkant <strong>van</strong> de borst is het<br />

makkelijkst), de andere vingers aan de tegenoverliggende<br />

kant. Zorg er<strong>voor</strong> dat zowel duim als vingers tamelijk ver<br />

<strong>van</strong> de tepelhof <strong>van</strong>daan zijn.<br />

• Als de baby gaat ‘sabbelen’,<br />

druk dan de borst zachtjes<br />

samen (= borstcompressie),<br />

maar beweeg niet met je<br />

vingers richting de baby. Het<br />

mag geen pijn doen en zorg<br />

er<strong>voor</strong> dat je de vorm <strong>van</strong> de<br />

tepelhof (het gedeelte <strong>van</strong><br />

de borst bij de mond <strong>van</strong> de<br />

baby) niet verandert. Door<br />

het samendrukken <strong>van</strong> de borst zou de baby het nutritief<br />

zuigen moeten vervolgen. Gebruik compressie terwijl de<br />

baby sabbelt maar niet drinkt!<br />

• Hou de druk vast totdat de baby ook mét compressie niet<br />

meer drinkt. Laat dan de druk los. Vaak zal de baby als de<br />

druk opgeheven wordt, meteen stoppen met zuigen, maar<br />

zal hij kort daarna als de melk weer begint te stromen<br />

opnieuw beginnen. Als de baby niet stopt met zuigen als<br />

de druk opgeheven wordt, wacht dan een tijdje <strong>voor</strong>dat je<br />

opnieuw de borst zachtjes indrukt.<br />

• De reden <strong>voor</strong> het opheffen <strong>van</strong> de druk is om je hand<br />

wat rust te geven en om de melk de gelegenheid te geven<br />

weer opnieuw te gaan stromen. De baby zal (als hij na het<br />

opheffen <strong>van</strong> de druk stopt met zuigen) als hij weer melk<br />

proeft opnieuw beginnen te zuigen.<br />

• Als de baby weer begint te zuigen, zal hij drinken. Doet<br />

hij dit niet, begin dan weer met borstcompressie zoals<br />

hierboven staat beschreven.<br />

• Ga hiermee aan de eerste borst door totdat de baby zelfs<br />

met compressie niet meer drinkt. Je zou de baby de<br />

gelegenheid moeten geven om nog wat langer aan de<br />

borst te blijven, omdat er soms nog een toeschietreflex<br />

kan komen en de baby uit zichzelf begint te drinken. Als<br />

de baby niet opnieuw begint te drinken, biedt hem dan de<br />

mogelijkheid om de borst los te laten of haal hem <strong>van</strong> de<br />

borst.<br />

• Vervolgens kan je de andere borst aanbieden. Herhaal dan<br />

het proces.<br />

(Newman, 2005)<br />

ALTERNATIEVE VOEDINGSMETHODEN<br />

Op een (semi -) intensieve neonatale afdeling is borstvoeding<br />

op vraag onmogelijk. Men kan <strong>van</strong> de moeder niet<br />

verwachten dat zij continu beschikbaar is om haar kind te<br />

voeden op de afdeling. Daarbij is het kind vaak nog niet in<br />

staat om uitsluitend aan de borst te drinken. Daarom zijn<br />

er alternatieve voedingsmethoden nodig zoals flesvoeding,<br />

cupvoeding of vingervoeding. De onderzoekers hebben<br />

nog steeds geen consensus bereikt wat betreft de beste<br />

alternatieve voedingsmethode die de borstvoeding het minst<br />

negatief beïnvloed.<br />

FLESVOEDING<br />

In het onderzoek <strong>van</strong> Rocha et al (2002) kon men in de<br />

flesvoedinggroep meer verwarring waarnemen wanneer<br />

het premature kind terug aan de borst werd gelegd in<br />

vergelijking met de cupvoedinggroep. Daarbij stelden ze ook<br />

vast dat er meer moeders in de flesvoedinggroep (68,4%)<br />

na 3 maanden gestopt waren met de borstvoeding dan<br />

diegenen die de borstvoeding combineerden met cupvoeding<br />

(33,3%). Dit waren echter geen significante resultaten. Er<br />

konden verschillende andere factoren, behalve tepel - speen<br />

verwarring, het weigeren <strong>van</strong> de borst beïnvloed hebben.<br />

Nyqvist en Ewald (1999) stellen dat het vroeger stoppen met<br />

borstvoeding te wijten is aan een te vroege introductie <strong>van</strong><br />

flesvoeding. Dit draagt bij tot het ontstaan <strong>van</strong> tepel - speen<br />

verwarring. Hier leiden zij uit af dat de moeders die ook<br />

flesvoeding geven er minder in slagen om de borstvoeding<br />

in te stellen.<br />

Furman et al (2002) spreken deze stellingen tegen. Zij<br />

konden in hun studiepopulatie niet aantonen dat tepel -<br />

speen verwarring een factor is <strong>voor</strong> het mislukken <strong>van</strong> het<br />

<strong>voor</strong>tzetten <strong>van</strong> borstvoeding. Bovendien suggereren Collins et<br />

al (2004) dat het vroegtijdig<br />

stoppen met borstvoeding<br />

niet te wijten is aan een<br />

verschillende zuigbeweging<br />

aan de borst dan aan de<br />

fles, hetgeen de verwarring<br />

teweeg brengt, maar aan<br />

het continu beschikbaar zijn<br />

<strong>van</strong> de melk bij flesvoeding.<br />

Daarom stellen zij <strong>voor</strong><br />

om flesvoeding pas te<br />

introduceren wanneer de<br />

borstvoeding voldoende<br />

op gang is. Hierdoor wordt<br />

het succes <strong>van</strong> borstvoeding<br />

mogelijk niet verhinderd.<br />

Overigens toonde het onderzoek <strong>van</strong> Marinelli et al (2001)<br />

een hogere incidentie <strong>van</strong> verslikken geassocieerd met de<br />

flesvoedingmethode aan.<br />

Daarnaast haalden Rocha et al (2002) aan dat flesvoeding<br />

meer energie vraagt <strong>van</strong> het premature kind in vergelijking<br />

met borstvoeding. Dit heeft mogelijk een negatief effect op<br />

de gewichtstoename <strong>van</strong> het kind. Deze stelling werd echter<br />

niet bewezen in het onderzoek.<br />

CUPVOEDING<br />

Bij cupvoeding wordt de melk aangeboden door middel <strong>van</strong><br />

een kopje.<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> Marinelli et al (2001) toonde aan dat<br />

cupvoeding minstens even veilig is <strong>voor</strong> premature neonaten<br />

als flesvoeding. Daarbij stelden ze ook vast dat de prematuren<br />

fysiologisch stabieler zijn tijdens het voeden met het kopje<br />

dan tijdens een flesvoedingsessie. Rocha et al (2002) konden<br />

dit niet helemaal bevestigen. Enkel de premature kinderen,<br />

die het steeds moeilijk hadden met het behouden <strong>van</strong> een<br />

233


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

234<br />

goede zuurstofverzadiging, toonden veel minder perioden<br />

met zuurstofsaturatiedalingen tijdens het voeden met een<br />

kopje (35,3% <strong>van</strong> de flesvoedinggroep en 13,6% <strong>van</strong> de<br />

kinderen die gevoed werden met een kopje). Hoewel zij<br />

geen significant verschil konden aantonen bij de preterme<br />

kinderen die over het algemeen een goede zuurstofsaturatie<br />

konden behouden.<br />

Collins et al (2004) stelden vast dat de preterme kinderen<br />

die cupvoeding kregen significant meer in staat waren om<br />

exclusief aan de borst te drinken bij ontslag. Marinelli et al<br />

(2001) verklaren deze bevinding. Het premature kind kan<br />

geforceerd worden tijdens de flesvoeding. Het kan de melk,<br />

die continu uit de artificiële tepel vloeit, niet controleren.<br />

Cupvoeding is meer gelijkaardig aan borstvoeding in dit<br />

opzicht. Het kind kan zijn eigen intake controleren. Het is in<br />

staat om stap <strong>voor</strong> stap zijn voedsel op te nemen, zoals bij de<br />

verschillende pogingen aan de borst. Een <strong>voor</strong>waarde hierbij is<br />

dat de melk zo aangeboden wordt dat deze net de lippen <strong>van</strong><br />

het kind raakt en niet in de mond wordt gegoten. Daarnaast<br />

stellen Marinelli et al (2001) ook vast dat de extensie <strong>van</strong> de<br />

tong <strong>van</strong> het kind over de onderkant <strong>van</strong> het tepelhof bij<br />

de borstvoeding wordt nagebootst bij cupvoeding. Daarom<br />

gaan de onderzoekers er<strong>van</strong> uit dat dit een oefening is <strong>voor</strong><br />

een correcte tongbeweging bij borstvoeding.<br />

Rocha et al (2002) spreken deze vaststelling tegen. Uit<br />

hun studie werd afgeleid dat bij cupvoeding het kind niet<br />

leert hoe het de tepel en tepelhof in de mond moet nemen<br />

en dit vacuüm behouden tijdens het slikken en ademen,<br />

aangezien het kind enkel moet slikken. De tongbeweging<br />

tijdens cupvoeding is niet dezelfde als deze die nodig is <strong>voor</strong><br />

borstvoeding.<br />

Uit het onderzoek <strong>van</strong> Rocha et al (2002) werd eveneens<br />

aangetoond dat cupvoeding het succes <strong>van</strong> borstvoeding niet<br />

verhoogt. Ze stellen gelijke waarden vast met flesvoeding,<br />

ook na ontslag. Enkel na 3 maanden waren er meer moeders<br />

gestopt met borstvoeding die flesvoeding (68,4%) gaven ten<br />

opzichte <strong>van</strong> de moeders die cupvoeding (33,3%) gaven.<br />

Maar, zoals eerder beschreven, konden verschillende andere<br />

factoren het weigeren <strong>van</strong> de borst of het stoppen met<br />

borstvoeding beïnvloed hebben. Bij<strong>voor</strong>beeld: de moeder<br />

gaat terug werken.<br />

Vervolgens suggereren Rocha et al (2002) dat de premature<br />

neonaten door morsen minder drinken uit het kopje, hetgeen<br />

mogelijk een negatieve invloed heeft op de gewichtstoename<br />

<strong>van</strong> het kind. Toch heeft het onderzoek geen significant<br />

verschil in gewichtstoename tussen de cupvoedinggroep en de<br />

flesvoedinggroep kunnen aantonen. De studie <strong>van</strong> Marinelli<br />

et al (2001) bevestigt deze stelling wel. De prematuren uit<br />

hun studiepopulatie namen minder melk op bij cupvoeding<br />

in vergelijking met flesvoeding.<br />

De prematuren hadden ook meer tijd nodig om gevoed<br />

te worden door middel <strong>van</strong> het kopje. Deze bevinding<br />

kan de mogelijkheid <strong>van</strong> het kind om zijn melkopname te<br />

controleren bij cupvoeding verklaren. Maar deze vaststelling<br />

deed ook de begeerlijkheid <strong>van</strong> het personeel ten aanzien <strong>van</strong><br />

cupvoeding dalen (Marinelli et al, 2001). Het onderzoek <strong>van</strong><br />

Rocha et al (2002) leidde echter tot tegenstrijdige resultaten.<br />

Het toedienen met een kopje (11,8 minuten) ging in deze<br />

studiepopulatie veel vlotter dan met de fles (13,4 minuten).<br />

Tot slot vermelden Collins et al (2004) dat men cupvoeding<br />

moeilijk kan aanbevelen als alternatieve voedingsmethode<br />

<strong>voor</strong> borstvoeding bij premature kinderen. Aangezien er geen<br />

pleister<br />

slangetje<br />

significant effect op borstvoeding werd aangetoond (Rocha<br />

et al, 2002), ouders en verpleegkundigen de methode moeilijk<br />

kunnen accepteren (Marinelli et al, 2001) en de duur <strong>van</strong> het<br />

ziekenhuisverblijf significant verhoogd is bij de kinderen die<br />

cupvoeding kregen (Collins et al, 2004).<br />

VINGERVOEDEN<br />

Vingervoeden is een alternatief om het speen te vermijden.<br />

Op basis <strong>van</strong> ervaringen in de borstvoedingskliniek stelt<br />

Dr. Newman (2005) vast dat vingervoeding veel meer op<br />

borstvoeding lijkt dan flesvoeding of cupvoeding. Bij het<br />

vingervoeden moet de baby zijn tong laag houden en <strong>voor</strong>bij<br />

zijn kaak laten uitsteken, de mond moet wijd open en de kaak<br />

moet naar voren komen. Daarbij lijkt de beweging <strong>van</strong> kaak en<br />

tong op wat de baby bij het drinken aan de borst moet doen.<br />

Wanneer men ook wacht met het inbrengen <strong>van</strong> de vinger<br />

tot de baby zelf zijn mond goed spreidt, is dit ook een goede<br />

oefening op het toehappen. Rocha et al (2002) bevestigen<br />

dat het stimuleren met de vinger eerder de aanpassing aan<br />

borstvoeding vergemakkelijkt dan cupvoeding.<br />

Wanneer het vingervoeden wordt toegepast in combinatie<br />

met kangaroo care in borstvoedingshouding geeft dit de<br />

beste resultaten <strong>voor</strong> borstvoeding. Op deze manier leert<br />

de baby het voeden associëren met de geur, het gevoel, de<br />

warmte en de positie aan de borst <strong>van</strong> de moeder (Newman,<br />

2005).<br />

Maar voeden met een kopje is vaak makkelijker en sneller<br />

als de moeder er zelf niet is om de baby te voeden of om<br />

de voeding te beëindigen als het vingervoeden traag gaat<br />

(Newman, 2005).<br />

TAAK VAN DE VROEDVROUW /<br />

PEDIATRISCH VERPLEEGKUNDIGE<br />

Vervolgens werd door middel <strong>van</strong> literatuurstudie nagegaan<br />

wat de taak is <strong>van</strong> de vroedvrouw / verpleegkundige en hoe<br />

zij een rol kan spelen in het optimaliseren <strong>van</strong> een premature<br />

borstvoeding.<br />

De verpleegkundige / vroedvrouw moet tijdig informatie<br />

geven omtrent de melkproductie en het kolven. Ook moet<br />

zij het vroegtijdig initiëren <strong>van</strong> kolven en het regelmatig en<br />

frequent kolven stimuleren: starten binnen 6u na de bevalling<br />

en 5 maal per dag of vaker (Smith, 2003 en Nyqvist, 2002).<br />

Nyqvist (2002) heeft uit zijn interviews een definitie afgeleid<br />

<strong>van</strong> een goede vroedvrouw / verpleegkundige. Dit is een<br />

persoon met adequate kennis, die empatisch is ten opzichte


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

<strong>van</strong> de behoeften <strong>van</strong> de moeders en hun psychologische<br />

reacties, die de moeders “aandringt” tot het proberen <strong>van</strong><br />

borstvoeding, die ze aanmoedigt en prijst en niet iemand die<br />

al haar aandacht schenkt aan het kind en niet zoveel geeft<br />

om de situatie en gevoelens <strong>van</strong> de ouders.<br />

REFERENTIES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

• Bier, J.A.B. e.a. (1997). ‘Breastfeeding infants who were<br />

extremely low birth weight’. Pediatrics, jg. 100, nr. 6, p.<br />

1-4.<br />

• Charpak, N. e.a. (2001). ‘A randomised, controlled trial of<br />

kangaroo mother care: results of follow-up at 1 year of<br />

corrected age’. Pediatrics, jg. 108, nr. 5, p. 1072-1079.<br />

• Collins, C.T. e.a. (2004). ‘Effect of bottles, cups, and<br />

dummies on breast feeding in preterm infants: a<br />

randomised controlled trial’. British Medical Journal, jg<br />

329, nr. 7459, p. 193-196.<br />

• De Craene, K. (2004). Basisprincipes <strong>van</strong> GVO. Niet<br />

gepubliceerde cursus, Leuven, Katholieke Hogeschool<br />

Leuven – Departement Verpleegkunde en Vroedkunde,<br />

44pp.<br />

• De Groof, K. (2005). Richtlijnen bij het geven <strong>van</strong> GVO.<br />

Niet gepubliceerde cursus, Leuven, Katholieke Hogeschool<br />

Leuven – Departement Verpleegkunde en Vroedkunde,<br />

11pp.<br />

• Furman, L. e.a. (2002). ‘Correlates of lactation in mothers<br />

of very low birth weight infants’. Pediatrics, jg. 109, nr.4,<br />

p. 1-7.<br />

• La Leche League® International. (2002). Handboek<br />

Lactatiebegeleiding. Utrecht, Lemma bv, 768 pp.<br />

• Maes, A. (2003). Neonatale verpleging: theorie. Niet<br />

gepubliceerde cursus, Leuven, Katholieke Hogeschool<br />

Leuven – Departement Verpleegkunde en Vroedkunde,<br />

187pp.<br />

• Marinelli, K.A. e.a. (2001). ‘A comparison of the safety of<br />

cupfeedings and bottlefeedings in premature infants whos<br />

mothers intend to breastfeed’. Journal of Perinatology, jg.<br />

21, nr. 6, p. 350-355.<br />

• Neonatologie Gasthuisberg. (2003). Borstvoeding bij<br />

premature baby’s. Informatiebrochure, Borstvoedingsproject<br />

Gasthuisberg, Leuven.<br />

• Nyqvist, K.H. (2002). ‘Breast-feeding in preterm twins:<br />

development of feeding behavior and milk intake during<br />

hospital stay and related caregiving practices’. Journal of<br />

Pediatric Nursing, jg. 17, nr. 4, p. 246-256.<br />

• Nyqvist, K.H. en Ewald, U. (1999). ‘Infant and maternal<br />

factors in the development of breastfeeding behaviour<br />

and breastfeeding outcome in preterm infants’. Acta<br />

Paediatrica, jg. 88, nr. 11, p. 1194-1203.<br />

• Nyqvist, K.H. e.a. (1999). ‘The development of preterm<br />

infants’ breastfeeding behavior’. Early Human Development,<br />

jg. 55, nr. 3, p. 247-264.<br />

• Rocha, N.M. e.a. (2002). ‘Cup or bottle for preterm<br />

infants: effects on oxygen saturation, weight gain, and<br />

breastfeeding’. Human Lactation, jg. 18, nr. 3, p. 132-<br />

138.<br />

• Sassen, B. (2004). Gezondheids<strong>voor</strong>lichting en preventie:<br />

Leidraad <strong>voor</strong> verpleegkundigen. Maarssen, Elsevier<br />

gezondheidszorg, 415 pp.<br />

• Scheeder, G. e.a. (2003). Projecten <strong>voor</strong> gezondheidspromotie.<br />

Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 211 pp.<br />

• Smith, M.M. e.a. (2003). ‘Initiation of breastfeeding among<br />

mothers of very low birth weight infants’. Pediatrics, jg.<br />

111, nr. 6, p. 1337-1342.<br />

• Struyf, A. (2003). ‘Borstvoeding <strong>voor</strong> een premature<br />

baby: de moeite meer dan waard’. <strong>Tijdschrift</strong> Vereniging<br />

Begeleiding en Bevordering <strong>van</strong> Borstvoeding, jg. 10, nr.<br />

37, p. 3-5.<br />

WEBSITES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

www.borstvoeding.com<br />

www.thebirthden.com/Newman.html<br />

235<br />

1/3 lig C5-20-4000-0493 26-03-2004 11:04 Pagina 1<br />

Bestelcode: 9403 (1 paar per verpakking)<br />

Verkrijgbaar in uw Apotheek - CNK 2115-665<br />

HYDROGEL BORSTVOEDINGS-<br />

KUSSENTJES<br />

Voorkomen tepelpijnen en<br />

helpen de jonge moeders om<br />

de periode <strong>van</strong> borstvoeding<br />

en dus de be<strong>voor</strong>rechte<br />

momenten met de baby te<br />

verlengen.<br />

*MOTHERMATES is een merknaam <strong>van</strong> Tyco Healthcare Group LP, of filiaal. © 2004 Tyco Healthcare Group LP.


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

N E O N A T O L O G I E<br />

OPVANG EN REANIMATIE VAN DE<br />

PASGEBORENE : LAATSTE RICHTLIJNEN<br />

236<br />

(ILCOR 2005)<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

A N N E DEBEER, PEDIATER NEONATALE INTENSIEVE ZORGEN, UZ LEUVEN<br />

EONATOLOGIE<br />

PVANG EN REANIMATIE VAN DE PASGEBORENE : LAATSTE RICHTLIJNEN (ILCOR 2005)<br />

INLEIDING<br />

nne Debeer, pediater overgang Neonatale <strong>van</strong> intra-uterien Intensieve naar Zorgen, extra-uterien UZ Leuven leven nodig met beademing (B=Breathing) en pas op nadien gaat<br />

verloopt bij de meeste pasgeborenen zonder problemen. men over tot hartmassage (C= Circulation)of toediening <strong>van</strong><br />

Bij ongeveer 10% echter, is enige vorm <strong>van</strong> ondersteuning medicatie (D= Drugs) om de circulatie te ondersteunen.<br />

bij de geboorte noodzakelijk <strong>voor</strong> het verzekeren <strong>van</strong> een<br />

LEIDING<br />

normale cardiorespiratoire functie. Slechts 1% <strong>van</strong> de<br />

pasgeborenen heeft nood aan intensieve reanimatie<br />

T: Temperatuur<br />

e overgang <strong>van</strong> intra-uterien naar extra-uterien leven verloopt bij de meeste pasgeborenen zonder<br />

Het ILCOR (International Liaison Committee on Resuscitation) A: Airway (vrije luchtweg)<br />

roblemen.<br />

ij ongeveer<br />

werd<br />

10%<br />

opgericht<br />

echter,<br />

in 1992<br />

is enige<br />

en heeft<br />

vorm<br />

als belangrijkste<br />

<strong>van</strong> ondersteuning<br />

doelstelling<br />

bij de geboorte<br />

B: Breathing<br />

noodzakelijk<br />

(beademen)<br />

<strong>voor</strong> het<br />

erzekeren het <strong>van</strong> opstellen een normale en regelmatig cardiorespiratoire bijwerken functie. <strong>van</strong> Slechts gefundeerde 1% <strong>van</strong> de C: pasgeborenen Circulation (hartmassage) heeft nood aan<br />

tensieve richtlijnen reanimatie over reanimatie bij volwassenen, kinderen en D: Drugs (medicatie)<br />

et ILCOR pasgeborenen. (International Een Liaison neonatale Committee werkgroep on binnen Resuscitation) dit comité werd opgericht in 1992 en heeft als<br />

elangrijkste heeft doelstelling de beschikbare het opstellen literatuur en rond regelmatig verschillende bijwerken topics <strong>van</strong> gefundeerde richtlijnen over<br />

animatie kritisch bij volwassenen, beoordeeld kinderen en aan en de pasgeborenen. hand hier<strong>van</strong> Een aangepaste neonatale Het werkgroep algoritme binnen <strong>van</strong> reanimatie dit comité kan heeft schematisch als volgt<br />

e beschikbare richtlijnen literatuur uitgegeven. rond verschillende topics kritisch beoordeeld <strong>voor</strong>gesteld en aan worden:<br />

hand hier<strong>van</strong><br />

angepaste richtlijnen uitgegeven.<br />

WANNEER TUSSENKOMEN<br />

GEBOORTE:<br />

Voldragen<br />

Bij een voldragen baby, geboren met helder vruchtwater,<br />

Helder vruchtwater<br />

Ja<br />

ANNEER die TUSSENKOMEN<br />

Ademt of huilt<br />

Standaardzorgen bij<br />

huilt of goed doorademt en een goede spiertonus heeft,<br />

Goede tonus<br />

ouders<br />

volstaat het het kind warm te houden en bij de ouders te<br />

<br />

ij een voldragen baby, geboren met helder vruchtwater, die huilt of goed doorademt en een goede<br />

laten.<br />

Neen<br />

piertonus heeft, volstaat het het kind warm te houden en bij de ouders te laten.<br />

In alle andere gevallen moet geëvalueerd worden of de baby<br />

Warm houden, positioneer,<br />

alle andere gevallen moet geëvalueerd worden of de baby enige vorm <strong>van</strong> reanimatie nodig stimuleer heeft.<br />

enige vorm <strong>van</strong> reanimatie nodig heeft.<br />

<br />

Ademt niet, HR100<br />

<br />

Overweeg zuurstof<br />

<br />

Cyanose<br />

<br />

HR60 <br />

Start hartmassage*<br />

STAPPEN IN DE REANIMATIE<br />

Geef adrenaline 1/10000 0.1-<br />

0.3 ml/kg<br />

TAPPEN De IN DE reanimatie REANIMATIE is een proces <strong>van</strong> <strong>voor</strong>tdurende evaluatie,<br />

interventie en herevaluatie volgens het klassieke schema ABC.<br />

*overweeg intubatie<br />

e reanimatie De belangrijkste is een proces parameters <strong>van</strong> <strong>voor</strong>tdurende in deze evaluatie evaluatie, zijn ademhaling, interventie en herevaluatie volgens het klassieke<br />

chema ABC. hartritme De belangrijkste en kleur. Bij parameters de pasgeborene in deze is daarenboven evaluatie zijn het ademhaling, Eerste stap: hartritme warm houden, kleur. afdrogen, Bij de stimuleren, positioneren,<br />

asgeborene handhaven is daarenboven <strong>van</strong> de temperatuur het handhaven of het <strong>van</strong> <strong>voor</strong>komen de temperatuur <strong>van</strong> of aspireren het <strong>voor</strong>komen <strong>van</strong> excessieve<br />

fkoeling essentieel. excessieve afkoeling In de eerste essentieel. plaats In zorgt de eerste men plaats <strong>voor</strong> zorgt een vrije men luchtweg Een pasgeborene (A= Airway), is erg dan gevoelig start men aan afkoeling omdat hij nat<br />

dien nodig<br />

<strong>voor</strong><br />

met<br />

een<br />

beademing<br />

vrije luchtweg<br />

(B=Breathing)<br />

(A= Airway),<br />

en<br />

dan<br />

pas<br />

start<br />

op<br />

men<br />

nadien<br />

indien<br />

gaat<br />

ter<br />

men<br />

wereld<br />

over<br />

komt<br />

tot<br />

en<br />

hartmassage<br />

door de relatief<br />

(C=<br />

grote oppervlakte <strong>van</strong> het<br />

irculation)of toediening <strong>van</strong> medicatie (D= Drugs) om de circulatie te ondersteunen.<br />

HR60


tot intubatie en endotracheale beademing. Intubatie is ook nodig w<br />

luchtwegobstructie geen maskerbeademing toelaat, wanneer langdurige bead<br />

JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

wanneer het vruchtwater meconiaal gekleurd is. De maat <strong>van</strong> de tube is afhank<br />

de baby.<br />

hoofd veel warmteverlies mogelijk is. Bij afkoeling is neemt Richtlijnen <strong>voor</strong> ET tubemaat volgens zwangerschapsduur en<br />

het zuurstofverbruik toe, zal het kind gemakkelijk bradycard Richtlijnen <strong>voor</strong> gewicht ET tubemaat volgens zwangerschapsduur en gewicht<br />

worden, kunnen hypoglycemie en metabole acidose ontstaan<br />

en is een verminderde vrijzetting <strong>van</strong> surfactant. Wanneer Geboortegewicht zwangerschapsduur ET tube maat<br />

er geen problemen zijn is de beste plaats <strong>voor</strong> de baby op<br />

< 1000 g < 28 weken 2.5<br />

de buik <strong>van</strong> de moeder, waar hij verder kan afgedroogd<br />

en opgewarmd worden. Bij problemen blijft het essentieel<br />

1000-2000 g 28-34 weken 3<br />

afkoeling te vermijden. Voor preterme baby’s is aangetoond 2000-3000 g 34-38 weken 3 / 3.5<br />

dat plaatsen onder een verwarmingslamp en bedekken<br />

met plastic folie (zonder afdrogen) de beste manier is om<br />

> 3000 g > 38 weken 3.5 / 4 237<br />

een stabiele lichaamstemperatuur te handhaven. In andere<br />

Het gebruik <strong>van</strong> positief eind exspiratoire druk (PEEP) tijdens reanimatie is on<br />

gevallen kan men dit doen door het kind onmiddellijk af te Het gebruik <strong>van</strong> positief eind exspiratoire druk (PEEP) tijdens<br />

kan dus niet aanbevolen worden.<br />

drogen, onder een verwarmingslamp te plaatsen en<br />

Bij<br />

alle<br />

meconiaal<br />

natte reanimatie<br />

vruchtwater<br />

is<br />

is<br />

onvoldoende<br />

het <strong>voor</strong>al <strong>van</strong><br />

bestudeerd<br />

belang aspiratie<br />

en kan dus<br />

<strong>van</strong> meconium<br />

niet<br />

in<br />

doeken snel te ver<strong>van</strong>gen door warme en droge doeken. Het Door aspireren aanbevolen <strong>van</strong> de nasopharynx worden. aan het perineum (<strong>voor</strong> de geboorte <strong>van</strong> d<br />

het kind goed af te drogen wordt het meestal voldoende richtlijnen niet Bij meer meconiaal weerhouden. vruchtwater is het <strong>voor</strong>al <strong>van</strong> belang aspiratie<br />

gestimuleerd om spontaan en efficiënt te ademen. Een Wanneer goede het <strong>van</strong> kind meconium slap is en in niet de ademt longen maakt te verhinderen. men eerst Het de aspireren luchtweg vrij bij vo<br />

positie waarbij de luchtweg vrij is, is hier<strong>voor</strong> noodzakelijk. endotracheale <strong>van</strong> aspiratie. de nasopharynx In deze aan gevallen het perineum mag de (<strong>voor</strong> baby de geboorte dus niet <strong>van</strong> gestimuleerd<br />

Voor pasgeborenen is een neutrale positie aangewezen ademhaling te de bevorderen schouders) wordt <strong>voor</strong>aleer in de het richtlijnen meconiaal niet vruchtwater meer weerhouden. maximaal uitgez<br />

zonder hyperextensie <strong>van</strong> het hoofd. Bij aspiratie mag men Wanneer het kind slap is en niet ademt maakt men eerst de<br />

niet te agressief te werk gaan omdat al te hevig aspireren een luchtweg vrij bij <strong>voor</strong>keur door onmiddellijke endotracheale<br />

vagale reactie met bradycardie kan uitlokken. Bij Derde <strong>voor</strong>keur stap: externe aspiratie. hartmassage<br />

In deze gevallen mag de baby dus niet gestimuleerd<br />

wordt alleen langs de mond geaspireerd op een diepte <strong>van</strong> worden om de spontane ademhaling te bevorderen <strong>voor</strong>aleer<br />

ongeveer 5 cm <strong>van</strong>af de mondhoek gedurende een Bij persisterende vijftal het meconiaal bradycardie vruchtwater (< 60 per maximaal minuut) of uitgezogen asystolie werd. ondanks goede bea<br />

seconden.<br />

externe hartmassage. Hierbij wordt een ritme <strong>van</strong> 100 per minuut aangehou<br />

compressies: 1 ventilatie. De juiste lokalisatie <strong>voor</strong> hartmassage is op het<br />

Derde stap: externe hartmassage<br />

sternum, op de middellijn . Men gebruikt hier<strong>voor</strong> wijs- en middenvinger of de<br />

Tweede stap: beademen met masker en ballon<br />

thorax <strong>van</strong> het<br />

Bij<br />

kind<br />

persisterende<br />

met beide<br />

bradycardie<br />

handen omcirkeld<br />

(< 60 per<br />

wordt.<br />

minuut) of asystolie<br />

Bij onvoldoende spontane ademhalingsdrive, overdreven ondanks goede beademing wordt gestart met externe<br />

ademhalingsinspanning, cyanose of bradycardie (


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

238<br />

Bij een kind met klinische tekens <strong>van</strong> shock is het belangrijk<br />

een onderscheid te maken tussen cardiale en niet cardiale<br />

oorzaken <strong>van</strong> shock. Dit kan men door eenvoudig de<br />

levergrootte te palperen. Wanneer de lever vergroot is, is<br />

verdere vulling tegenaangewezen en zal men sneller moeten<br />

overgaan tot het toedienen <strong>van</strong> inotropica. Bij belangrijk<br />

bloedverlies <strong>voor</strong> of tijdens de partus en tekenen <strong>van</strong> anemie<br />

bij de pasgeborene kan het nodig zijn snel ongekruist O<br />

negatieve packed cells toe te dienen.<br />

STABILISATIE NA REANIMATIE<br />

Na intensieve reanimatie moet het kind verder gestabiliseerd<br />

worden en eventueel overgebracht naar aan neonatale zorgen<br />

afdeling of neonatale intensieve zorgen afdeling. Het kind<br />

wordt best bewaakt met een cardiorespiratoire monitor en<br />

zuurstofsaturatiemeter. Andere parameters zoals bloeddruk,<br />

glycemie, bloedgaswaarden worden nu bepaald en eventueel<br />

kan een radiografie <strong>van</strong> de thorax aangewezen zijn. Het is<br />

hier ook belangrijk de ouders zo goed mogelijk in te lichten<br />

over de toestand <strong>van</strong> hun kind en de verdere zorgen die het<br />

kind zal nodig hebben. Ook in moeilijke omstandigheden<br />

moet al het mogelijke gedaan worden om een eerste contact<br />

tussen de ouders en hun pasgeboren baby toe te laten.<br />

REFERENTIES<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

• Devlieger H. (1996). Op<strong>van</strong>g en reanimatie <strong>van</strong><br />

de pasgeborene in de verloskamer. Nieuwsbrieven<br />

neonatologie, nr 1.<br />

• Kattwinkel J et al. (1999). ILCOR advisory statement.<br />

Resuscitation of the newly born infant: an advisory<br />

statement from the pediatric working group of the<br />

international liaison committee on resuscitation. Eur J<br />

Pediatr, 158: 345-358.<br />

• Niermeyer S and Perlman J. (2001). Pathofysiology of<br />

neonatal resuscitation. Semin Neonatol, 6: 213-217.<br />

• Milner. (2001). The importance of ventilation to effective<br />

resuscitation in the term and preterm infant. Semin<br />

Neonatol, 6: 219-224.<br />

• Gunn, Bennett L. (2001). Is temperature important in<br />

delivery room resuscitation. Semin Neonatol, 6: 241-249.<br />

• International Liaison Committee on Resuscitation. (2005).<br />

International consensus on cardiopulmonary resuscitation<br />

and emergency cardiovascular care science with treatment<br />

recommendations. Part 7: Neonatal Resuscitation.<br />

Resuscitation, 67: 293-303.<br />

• Biarent D et al. (2005). Resuscitation Council Guidelines<br />

for Resuscitation 2005, Section 6c Resuscitation of babies<br />

at birth. Resuscitation, 67 (suppl 1):S115-133.<br />

• Richmond S, Arch Dis Child. (2007). ILCOR and neonatal<br />

resuscitation. Fetal Neonatal Ed., 92: 163-165.<br />

• Resuscitation Council UK: Resuscitation Guidelines 2005,<br />

Newborn Life Support, 97-103.<br />

• Watkinson M. (2006). Temperature control of premature<br />

infants in the delivery room. Clin Perinatol, 33: 169-82.<br />

• Vain N et al. (2004). Oropharyngeal and nasopharyngeal<br />

suctioning of meconium stained neonates before delivery<br />

of their shoulders: mulitcentre, randomized controlled<br />

trial. Lancet, 364: 597-602.<br />

• Wiswell T et al. (2000). Delivery room management of<br />

the apparently meconium stained neonate: results of the<br />

multicenter international collaborative trial. Pediatr, 105:<br />

1-7.<br />

VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN


JAARGANG 13, NUMMER 4, SEPTEMBER/OKTOBER 2007<br />

V R O E D V R O U W E N V E R L E G G E N G R E N Z E N<br />

VERPLEEGKUNDIGEN EN<br />

VROEDVROUWEN OP INLEEFREIS<br />

NAAR KONGO<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

239<br />

S A B I N E VAN DE VYVER, HOOFDVROEDVROUW ST. VINCENTIUSZIEKENHUIS DEINZE<br />

In het kader <strong>van</strong> het project ‘ziekenhuis <strong>voor</strong> ziekenhuis’ en<br />

onder de vleugels <strong>van</strong> Memisa (www.memisa.be), vertrokken op<br />

17 mei 2007 een 17-tal verpleegkundigen, <strong>vroedvrouwen</strong> en<br />

ziekenhuismedewerkers naar hun partnerziekenhuis in Kongo.<br />

Binnen het kader <strong>van</strong> de werkgroep ‘<strong>vroedvrouwen</strong> verleggen<br />

grenzen’ wil ik hier een deeltje <strong>van</strong> mijn verhaal vertellen …<br />

Twee jaar geleden ging het St. Vincentiusziekenhuis te Deinze <strong>voor</strong><br />

minstens 5 jaar een partnerschap aan met een Kongolees ziekenhuis<br />

te Kasongo -Lunda.<br />

Het Kongolese ziekenhuis structureel ondersteunen op basis <strong>van</strong><br />

wederzijds respect en concrete solidariteit en het informeren <strong>van</strong><br />

een breed publiek over de gezondheidsproblematiek in dit deel <strong>van</strong><br />

Afrika, waren de belangrijkste doelstellingen <strong>van</strong> ons ziekenhuis om<br />

aan dit project mee te werken.<br />

Als lid <strong>van</strong> de werkgroep die onder dit initiatief zijn schouders zette,<br />

vertrok ik, Sabine Van de Vyver, hoofdvroedvrouw, samen met een<br />

verpleegkundige <strong>van</strong> de dienst geriatrie, Marleen Vanhoucke en 15<br />

collega’s uit andere <strong>Vlaamse</strong> ziekenhuizen naar het verre Kongo.<br />

Bedoeling <strong>van</strong> deze reis was de betrokkenheid en het enthousiasme<br />

<strong>van</strong> de medewerkers en sympathisanten <strong>van</strong> beide ziekenhuizen te<br />

versterken door mensen <strong>van</strong> de werkvloer in levende lijve met elkaar<br />

in contact te brengen.<br />

Op een concertreis naar Zuid-Afrika na, was dit <strong>voor</strong> mij het eerste<br />

contact met het Zwarte continent…<br />

Na een vlekkeloze vlucht zette het vliegtuig <strong>van</strong> SN Brussels Airlines<br />

netjes op het afgesproken uur de wielen aan de grond in Kinshasa.<br />

Toen de deur <strong>van</strong> de cabine openging, was het de immense hitte die<br />

als een lappendeken op me viel.<br />

Fototoestellen flitsten, camera’s zoemden … we waren ‘live’ op de<br />

Kongolese televisie, alsof we één of andere ministeriële delegatie<br />

waren die Kongo kwamen bezoeken …<br />

Ook <strong>voor</strong> de luchthaven werden we door het Kongolees personeel<br />

<strong>van</strong> Memisa met een spandoek hartelijk ont<strong>van</strong>gen.<br />

Een beetje angstig keek ik om me heen, er was me zoveel<br />

onheilspellends verteld <strong>van</strong> deze plek, maar de professionele aanpak<br />

waarmee Broeder Luc en vertegenwoordigers <strong>van</strong> Memisa ons de<br />

luchthaven uitloodsten, stelden me meer dan gerust !<br />

Het was al pikdonker toen we eindelijk Kinshasa doorkruisten,<br />

een wirwar aan straten, een massa mensen, héél druk verkeer,<br />

petroleumlampjes langs de kant <strong>van</strong> de weg, her en der verspreid als<br />

waren het kleine vuurvliegjes tussen een mensenmassa …<br />

Het had wel iets idyllisch dit Kinshasa ‘by night’ !<br />

Een gedachte die de volgende morgen en dagen dat ik in deze stad<br />

verbleef, totaal zou veranderen …<br />

Onder een stralende zon leek Kinshasa op één grote vuilnisbelt met<br />

een zwarte mierennest <strong>van</strong> mensen, overvolle straten, busjes die<br />

uitpuilen, auto’s die nog enkel met wat vijzen aan elkaar hangen,<br />

een bus <strong>van</strong> ‘de Lijn’ zonder ramen maar met de veringen <strong>van</strong> een<br />

bed als tralies <strong>voor</strong> het raam, mensen die <strong>van</strong> alles en nog wat<br />

verhandelen, die doelloos rondslenteren, kinderen in een gestreken<br />

schooluniform, vuilnis overal en daartussen rijden wij … in een<br />

deftig busje mét airco …<br />

Het eerste ziekenhuis dat ik bezocht was het ‘Hopital Saint Joseph’,<br />

een mooie ronkende naam <strong>voor</strong> een wat troosteloos uitziend<br />

gebouw temidden <strong>van</strong> de stad. Achter de poort hetzelfde beeld als<br />

in heel Kinshasa: mensen, mensen, mensen, … wachtend in lange<br />

rijen <strong>voor</strong> de ‘triage’, rijen dik <strong>voor</strong> de consultatie.<br />

Overal dezelfde troosteloze indruk: grote, onverzorgde zalen,<br />

met zieken die ons vaak nieuwsgierig aankijken, het ene bed<br />

troosteloos naast het andere, verpleegkundigen die af en aan lopen,<br />

afgebladderde muren, een vuil urinaal op de grond, handschoenen<br />

die hangen te drogen … In de ‘salle d’urgence’, onze ‘intensieve<br />

zorgen’ vecht een jonge vrouw <strong>voor</strong> haar leven … Gisteren bevallen<br />

<strong>van</strong> haar vierde kind, een moeilijke bevalling, véél bloedverlies, een<br />

cervixruptuur, gehecht maar nog steeds hevig bloedend. Student<br />

verpleegkundigen hebben hun handen vol met steeds opnieuw<br />

droge doeken aan te brengen. De vrouw zweeft tussen leven en<br />

dood, géén monitoring om haar vitale functies te bewaken, géén<br />

bloeddrukmeter, géén maandverbanden, géén bloed <strong>voor</strong>handen,<br />

geen infuus … Hartverscheurend !<br />

De verloskamer is in tegenstelling tot vele andere delen <strong>van</strong> dit<br />

ziekenhuis netjes, drie verlosstoelen staan netjes op een rij, ertussen<br />

en er<strong>voor</strong> hangt een gordijntje. Terwijl een vrouw bijna geruisloos<br />

bevalt, liggen in een andere grote zaal, bed naast bed, zelfs met<br />

twee in één bed vijf toekomstige mama’s hun weeën ‘te ondergaan’,<br />

soms knijpen ze in elkaars handen, eentje kijkt angstig om zich heen<br />

… Recht tegenover hen ligt een vrouw die net is bevallen <strong>van</strong> een<br />

premature baby. De baby haalde het niet. Ze staart uitdrukkingsloos<br />

<strong>voor</strong> zich uit, temidden <strong>van</strong> een kamer vol ‘arbeid geweld’ !<br />

Gemiddeld 3800 baby’s komen hier ter wereld, een echte babyfabriek<br />

lijkt het wel … De hoofdvroedvrouw klampt me aan, vraagt wat ik<br />

<strong>van</strong> haar materniteit vind, of ze het goed doet.


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

240<br />

Ik sta met mijn mond vol tanden, ik weet echt niet wat te zeggen.<br />

Dit is mijn eerste confrontatie met de Kongolese gezondheidszorg,<br />

ik ben geschokt …<br />

Enkele dagen later vliegen mijn collega en ik, een vertegenwoordiger<br />

<strong>van</strong> Memisa en twee verpleegkundigen <strong>van</strong> Brugge naar ons<br />

partnerziekenhuis. Terwijl de stoom uit onze oren en lijven komt<br />

(bloedheet !) brengt een vliegtuig, dat het midden houdt tussen een<br />

sportvliegtuig en een cargovliegtuigje en waar onze bagage meereist<br />

op onze schoot, ons naar Kasongo - Lunda, ons partnerziekenhuis.<br />

Een enthousiast zingende en dansende menigte staat ons op<br />

te wachten … Bloemen worden in mijn handen geduwd … Dit<br />

Kongolese enthousiasme ontroert me en ik kan maar moeizaam m’n<br />

tranen bedwingen.<br />

Na een rit <strong>van</strong> een half uurtje over wegen die niet meer zijn dan<br />

wegels overdekt met rood zand, hier en daar helemaal weggevreten<br />

door erosie, komen we flink door elkaar geschud aan in het<br />

ziekenhuis.<br />

Ook hier dezelfde taferelen, zang en dans … Kon ik maar wat <strong>van</strong><br />

dit Kongolese enthousiasme meenemen …<br />

Ons ziekenhuis in Kongo Een uiterlijk mooi gebouw, waar<br />

zuilenrijen een overdekte overgang maken tussen de verschillende<br />

paviljoenen, temidden <strong>van</strong> een verzorgde tuin. Met zijn 200 bedden<br />

is dit ziekenhuis qua beddenaantal alvast met het onze in Deinze<br />

te vergelijken …<br />

Als ik in de ogen kijk <strong>van</strong> een 2-jarige kleuter die na een val hier met<br />

beide beentjes in tractie ligt, besef ik echter, er is een wereld <strong>van</strong><br />

verschil … Hier is géén elektriciteit, er komt géén water uit de kraan,<br />

er zijn géén lakens, géén toestellen, géén ontsmettingsalcohol, géén<br />

of héél weinig materiaal. Een studente verpleegkunde plaatst een<br />

blaassonde … alleen haalt ze die niet uit de verpakking, maar uit een<br />

trommel. De sonde is helemaal verkleurd, ze werd al minstens 30<br />

keer geplaatst, gewassen, gesteriliseerd en opnieuw gebruikt … Een<br />

verpleegkundige kijkt in iemands ogen, anemie, een bloedtransfusie<br />

dringt zich op, op zoek naar een familielid om donor te zijn. Een<br />

grote zaal vol huilende kinderen, een arts onderzoekt een kind met<br />

meningitis, in het bed ernaast ligt een patientje met malaria, in<br />

het bed daarnaast kijkt een kind verrast naar mijn blanke huid, een<br />

ander klampt zich verschrikt vast aan zijn moeder …<br />

Vroedvrouw Willie staat handenklappend en zingend temidden<br />

<strong>van</strong> een groep zwangere dames, de vrouwen beantwoorden haar<br />

vragende gezang met handgeklap en zang: GVO op zijn Kongolees<br />

… Hartverwarmend mooi !<br />

Er wordt heen en weer gelopen in de verloskamer, 2 stoelen netjes<br />

naast elkaar, een beetje verderop nog eentje waarop een vrouw heen<br />

en weer draait, ze arbeidt, bijt op haar lippen. Twee <strong>vroedvrouwen</strong><br />

staan er een beetje wezenloos bij, slaan een praatje met elkaar,<br />

met mij. Zuster Brigitte, directrice nursing, steekt haar hoofd om de<br />

hoek, ‘Of alles goed gaat ’. Mama Lima moet bevallen nu, ze wordt<br />

op de stoel geïnstalleerd, krijgt enkele rake klappen op de billen<br />

omdat ze niet ‘meewerkt’, ze perst en perst en heel gauw glijdt<br />

Matthias (naar mijn oudste) in mijn handen. Ontroering, een vrouw<br />

alleen, géén man in de hele materniteit te bekennen, baby wordt<br />

afgenaveld, oogjes ingedruppeld, omwikkeld met ingetalkte doeken<br />

alleen in een bedje gelegd, ver <strong>van</strong> zijn mama bij wie hij nadat ze<br />

naar de materniteit is gewandeld troost zoekt aan de borst om haar<br />

zijn hele peutertijd niet meer los te laten …<br />

Naast het ziekenhuis bezoeken we ook enkele ‘centre de santé’,<br />

dit zijn kleine gezondheidsposten die onder supervisie <strong>van</strong> een<br />

arts (Dr. Freddy) <strong>van</strong> het ziekenhuis werken. Eénmaal per maand<br />

bezoekt hij al deze gezondheidscentra. Een hele onderneming als<br />

je weet dat er nauwelijks berijdbare wegen zijn en als die er al<br />

zijn, zijn ze door erosie erg aangetast. In zo’n gezondheidscentrum<br />

ontmoet ik een jonge vroedvrouw, ze is er samen met een verpleger<br />

verantwoordelijk <strong>voor</strong> de diagnose en behandeling <strong>van</strong> zieken, <strong>voor</strong><br />

de bevallingen, … Zij woont met haar drie kinderen in een lemen<br />

hut vlak naast het gezondheidscentrum, ze is er dag en nacht … Ze<br />

klaagt niet, toont me trots ‘haar verlostafel’, ‘haar instrumenten’:<br />

handschoenen die ze telkens weer uitwast, een schaar, een kocher,<br />

wat hechtingsdraad. Een petroleumlamp werpt wat licht op het<br />

gezicht <strong>van</strong> een vermoeide jonge vrouw, net bevallen. Haar baby<br />

drinkt gulzig aan de borst…<br />

Dr. Freddy, Dr. Wivine, Dr. Michael, drie jonge Kongolese artsen, die<br />

ondanks dat het licht plots uitvalt tijdens een operatie toch verder<br />

doen met een petroleumlamp, die naast pediater ook anesthesist,<br />

gynaecoloog, internist en chirurg zijn: ik vergeet ze nooit !<br />

Willy en Sylvie, <strong>vroedvrouwen</strong> in hart en nieren, zielsverwanten,<br />

met wie ik samen prenatale raadplegingen heb gedaan, <strong>van</strong> wiens<br />

gastvrijheid ik ook in hun huis mocht proeven, wij zijn <strong>voor</strong> altijd<br />

verbonden !<br />

Zuster Ria, de enige <strong>Vlaamse</strong> zuster temidden <strong>van</strong> deze brousse,<br />

die samen met haar zustergemeenschap onze gastvrouw was, haar<br />

deskundigheid en doorzettingsvermogen voeden mijn geloof dat dit<br />

partnerschap een goede zaak is.<br />

Nu ik Kongo heb geproefd, geroken en gezien, nu ons<br />

partnerziekenhuis een ‘gezicht’ heeft gekregen, nu wij ook <strong>voor</strong><br />

hen ‘tastbaar’ zijn geworden, kan ik alleen maar hopen dat mijn<br />

getuigenis de golf <strong>van</strong> solidariteit die kabbelt binnen ons ziekenhuis<br />

te Deinze een onstuitbare stroom mag worden die ook vele mensen<br />

in en rond ons ziekenhuis niet onberoerd laat …<br />

Eerstvolgende activiteit binnen ons project ‘ziekenhuis <strong>voor</strong><br />

ziekenhuis’ is een Kongolese avond met hapjes, zang en dans, met<br />

onze getuigenis aan de hand <strong>van</strong> foto en filmmateriaal, vermoedelijk<br />

in oktober. Binnenkort leest u er alles over op de website <strong>van</strong> het<br />

ziekenhuis<br />

MEMISA ijvert <strong>voor</strong> kwalitatieve basisgezondheidszorg op<br />

lange termijn. Haar missie is kleinschalige initiatieven steunen,<br />

structurele meerjarenprogramma’s uitvoeren en noodhulp<br />

bieden. Haar troeven zijn de intense samenwerking met de<br />

lokale bevolking en het stimuleren <strong>van</strong> uitwisseling tussen<br />

verschillende organisaties in het Zuiden. In Memisa’s project<br />

“Ziekenhuis <strong>voor</strong> Ziekenhuis” werken Belgische en Congolese<br />

ziekenhuizen samen aan betere gezondheids<strong>voor</strong>zieningen<br />

in het Zuiden. Dit gebeurt in open dialoog, op basis <strong>van</strong><br />

gelijkwaardigheid en gedeelde verantwoordelijkheid. Op die<br />

manier kan de Belgische bevolking heel concreet kennismaken<br />

met de noden <strong>van</strong> een ziekenhuis ginds, maar ook met de<br />

mensen achter die noden.<br />

Memisa, Kerkstraat 63, 1701 Itterbeek<br />

info@memisa.be, 02 454 15 40, www.memisa.be<br />

MEMISA steunt ook ons project in Rwanda (<strong>van</strong>af 30 €<br />

met fiscaal attest) op het nummer 310 - 09000000 - 23<br />

(MEMISA) met als vermelding PL/07/RWA/006 BUTARE.<br />

Andere projecten <strong>van</strong> Vroedvrouwen Verleggen Grenzen kunt<br />

u steunen via 737 - 0174498 - 38. Meer over onze VLOV -<br />

projecten in <strong>Tijdschrift</strong> 5 <strong>van</strong> 2007.


JAARGANG<br />

JAARGANG<br />

13,<br />

13,<br />

NUMMER<br />

NUMMER<br />

4,<br />

4,<br />

SEPTEMBER/OKTOBER<br />

SEPTEMBER/OKTOBER<br />

2007<br />

2007<br />

N E S K E<br />

BMA<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

241<br />

Vliegtuig genomen richting zuiden. Zon.<br />

Dag donkere wolken, dag grijze dagen, dag waterlandje<br />

waar het <strong>voor</strong>tdurend huishoudelijk regent, met af en toe<br />

een obstructieve afloop …<br />

De piloot is verantwoordelijk: Hic et nunc. De kracht<br />

<strong>van</strong> het vliegtuig is voelbaar en toch vliegt de machine<br />

schijnbaar <strong>van</strong>zelf, zonder te klapwieken, zonder te kreunen.<br />

Ik moet me overgeven. Ik voel me vreemd ontheemd in mijn<br />

hoofd, niet duizelig maar ook niet acuut aanwezig, eerder<br />

droopy en ‘doe maar’.<br />

Eén zure hostess, daar heb ik nikske aan. Eentje is<br />

vriendelijk, innemend, opmerkzaam.<br />

Baby’s huilen: nu weet ik zeker dat we luchtzakken krijgen<br />

en na een poosje gaan landen.<br />

In het vakantieoord zoek ik, zo bleek als een lavabo, een<br />

zonnebed, en schuif me slaperig in de warmte; eerst smeren<br />

- dan suffen. Ik ben moe.<br />

De zon schiet naar beneden als een schietlood.<br />

Rond het zwemband huizen hele kolonies dikke mensen.<br />

Echt obese mensen met brede, dikke, logge, verbrande<br />

lijven, die transpireren als watervallen. De warmte is warmer<br />

<strong>voor</strong> hen.<br />

Hun ligzetels kraken en buigen vervaarlijk door. Ik <strong>voor</strong>spel<br />

dat binnen afzienbare tijd tuinstoelen in maat L <strong>voor</strong>zien<br />

moeten worden, evenals zeteltjes XL, zerken XXL …<br />

Er verblijven een aantal zwangeren in het weldadige<br />

lommer.<br />

Ook M. uit Oostende; primi; zal bevallen in oktober; niet in<br />

bad, maar droog met een epidurale. Ze is al zwaar, ook al<br />

weegt haar foetus nog maar één kilogram nu …<br />

Er zijn ook baby’s: kleine roze garnalen gesmeerd als blinde<br />

vinken, met zo’n week rugske en zwak nekske, krijsend <strong>van</strong><br />

de warmte en onrust…<br />

Ik praatte na 3 dagen met een florissante oma die trots<br />

vertelde dat garnaaltje 3 months is en 3 teeth heeft. Ik telde<br />

zijn tenen … Oma is er met haar tiener - moeder. Ze zijn<br />

beiden mooi, verzorgd, bezorgd en versierbaar merk ik ’s<br />

avonds.<br />

Ik praatte met jonge ouders die hun oudste kindje<br />

meebrachten <strong>voor</strong> deze zonvakantie, maar hun baby <strong>van</strong><br />

8 maanden thuis lieten, waardoor natuurlijk nu géén<br />

gezinsfoto’s kunnen gemaakt worden … jammer.<br />

Ik lees – zit – smeer – observeer - fiets – lig – wandel -<br />

zwem – geniet en bewonder. Ik kijk af en toe gefascineerd<br />

naar mijn midolescente buik die steeds meer gaat lijken<br />

op de buik <strong>van</strong> een embryo met 3 lagen. Eén prominente<br />

laag – <strong>van</strong> symfyse tot navelhoogte, vervolgens één<br />

zwembandje <strong>van</strong> navel tot ongeveer de hoogte <strong>van</strong> 32<br />

weken zwangerschap doorlopend over de heupkammen<br />

richting rug, de derde laag tot aan het sternum. De valleien<br />

<strong>van</strong> mijn plooien kruipen naar binnen als ik zit, waardoor<br />

alleen de heuvels bruin kleuren met als gevolg dat ik een<br />

gestreepte buik heb als ik recht sta …Het ziet er zo sexy uit<br />

als een doos ontbijtvlokken. Mijn BMI is nog in orde, maar<br />

niet mijn taille, lees “taaie” buikbanden …<br />

Ik lig vaak te suffen, te dommelen - aan het werk te<br />

denken, aan afspraken, inschrijvingen <strong>voor</strong> bijscholingen.<br />

Ook <strong>voor</strong> de “Vroedvrouwen Trefdag”.<br />

Ik denk aan de VLOV – denk aan NVKVV … soes …<br />

Het NVKVV is het oudste kind in het<br />

<strong>vroedvrouwen</strong>landschap <strong>van</strong> Vlaanderen - VLOV is een jong<br />

veulen <strong>van</strong> amper 12 jaar, en met héél véél leden.<br />

NVKVV is oké, maar Vlovje is méér oké (m.i.).<br />

Ik was oorspronkelijk NVKVV - lid omdat ik wou bijleren,<br />

opfrissen en ‘lezen’, maar het ‘leesvoer’ was zo beperkt<br />

dat ik echt diep verheugd was met de komst <strong>van</strong> VLOV, de<br />

bijscholingen en ons <strong>vroedvrouwen</strong>tijdschrift.<br />

Het lijkt tegenwoordig alsof NVKVV de VLOV nodig<br />

heeft om zich af te zetten, dingen uit te leggen, aan te<br />

zwengelen, onderwerpen te hebben om enquêtes te doen<br />

in eigen hiërarchie <strong>van</strong> een conservatief katholiek milieu<br />

<strong>van</strong> verpleegsters en <strong>vroedvrouwen</strong> die <strong>voor</strong>al naar dokters<br />

luisteren en terugplooien op ‘hoe het is’ i.p.v. hoe het zou<br />

kunnen zijn … vind ik …<br />

-Twee dingen storen mij bij NVKVV: té veel<br />

verpleegkundigen die menen iets te moeten inbrengen in<br />

de verloskunde, alsof zij de trainer zijn <strong>van</strong> een match,<br />

een competitie, of tegengesteld: bekwaamheden willen<br />

verwijderen uit het beroep <strong>van</strong> vroedvrouw, of nog straffer:<br />

<strong>vroedvrouwen</strong> <strong>voor</strong>al als verpleegsters willen claimen. Ik mis<br />

<strong>van</strong>tijd het respect <strong>voor</strong> de authenticiteit <strong>van</strong> het beroep<br />

<strong>van</strong> vroedvrouw, wiens core - business is: vrouwen bijstaan<br />

tijdens de geboorte.<br />

Verder vind ik het gebruik <strong>van</strong> de K in hun aanspreektitel<br />

niet echt koosjer. Je mag de K niet misbruiken om allianties<br />

af te sluiten met ziekenhuiszuilen waar uiteraard bijna<br />

uitsluitend NVKVV - verpleegkundigen werken, om dan bij<br />

wetgevers een wit voetje te halen. Is niet fair. Is krom. De<br />

K staat nochtans niet <strong>voor</strong> krom, maar <strong>voor</strong> waarden waar<br />

ikzelf nogal naar streef.<br />

NVKVV - bijscholingsdagen <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong><br />

hebben goede programma’s en héél frequent zijn het<br />

VLOV<strong>vroedvrouwen</strong> op het spreekgestoelte. Dat stoort me<br />

helemaal niet, wel integendeel.<br />

-Twee dingen storen me bij VLOV: soms té wazige artikels,


TIJDSCHRIFT VOOR VROEDVROUWEN<br />

242<br />

te zweverige onderwerpen, maar dat komt omdat ik nogal<br />

down to earth ben en die dingen ofwel niet lees, ofwel<br />

inruil <strong>voor</strong> een kop koffie op een trefdag, met het gevaar<br />

dat ik al eens iets leuks mis. De borstvoedingsvraagjes op<br />

basis <strong>van</strong> zwart - wit foto’s en multiple choice … nou moe,<br />

daar ben ik helemaal op afgeknapt, alsof ik niks kende <strong>van</strong><br />

borstvoeding. Gelukkig is de reclame <strong>voor</strong> kunstvoeding niet<br />

meer aanwezig in ons tijdschrift.<br />

Ik geloof niet meer dat de vagina een bloem is die door de<br />

pijn haar blaadjes opent, maar zie heden ten dage vrouwen<br />

die nog nooit pijn gehad hebben; niet bij de tandarts want<br />

ze gingen preventief. Niet bij hun maanstonden want ze<br />

namen de pil <strong>voor</strong> ze wijsheidstanden kregen, niet bij de<br />

bevallingen want onze hedendaagse cultuur plant een<br />

ruggenprik … Ze zagen tot dan toe niemand borstvoeding<br />

geven. Ze moeten na 8 - 9 weken terug werken gaan<br />

en zijn niet genoeg <strong>voor</strong>gelicht over de faciliteiten <strong>van</strong><br />

thuiszorg.<br />

Wat ik zo goed vind aan de VLOV is de bekommernis <strong>voor</strong><br />

de <strong>vroedvrouwen</strong> en de nieuwe gezinnen.<br />

Op vinkenslag liggen bij wetgeving, samenwerken<br />

met andere beroepsgroepen en <strong>vroedvrouwen</strong>kennis<br />

uitdragen zijn speerpunten waar we als VLOV sterk op<br />

kunnen focussen om kindvriendelijke en vrouwvriendelijk<br />

verloskunde te kunnen bewerkstelligen, ook en <strong>voor</strong>al<br />

<strong>van</strong>uit ziekenhuizen.<br />

Terwijl ik zo lig te doezelen, bedwelmd door de zon en<br />

geurende insmeeraroma’s herinner ik me dezelfde gedachten<br />

die ik thuis ook al had namelijk dat VLOV en NVKVV<br />

zouden gaan samensmelten en een sterke unie zouden<br />

willen vormen <strong>van</strong> allerlei soorten <strong>vroedvrouwen</strong>, schouder<br />

aan schouder, na een tijdje gelijkgezind met één vlag en<br />

één spreuk: goede <strong>vroedvrouwen</strong> <strong>voor</strong> veilige verlossingen.<br />

Lieve <strong>vroedvrouwen</strong> die gezamenlijk en respectvol<br />

handen uitsteken naar elkaar, naar andere actoren in de<br />

gezondheidszorg, netwerken uitbreiden <strong>voor</strong> de thuiszorg,<br />

postpartumzorg, <strong>vroedvrouwen</strong> die samen onderbouwde<br />

wetswijzigingen willen doorvoeren: <strong>van</strong> onderwijs tot<br />

consultaties naast de gynaecoloog, e.a.<br />

Eenvoudig en complex. Geen competitie maar teamspirit,<br />

moeilijk <strong>voor</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> maar haalbaar; I’m sure.<br />

Ik dommel, doe epileptische schokjes en zie alles scherp; ik<br />

droom een wereldbol en kan ons land niet vinden. Het is zo<br />

klein dat de naam ‘Belgique’ in de zee geschreven staat.<br />

Ik droom <strong>van</strong> grote congressen met onze <strong>vroedvrouwen</strong>,<br />

onder de naam: “Belgian Midwives Association”… BMA;<br />

niet alleen NVKVV en VLOV<strong>vroedvrouwen</strong>, maar ook onze<br />

Waalse collega’s erbij.<br />

Moedig mee aan tot samenwerken en stuur je ideeën en<br />

reacties door naar www.vlov.be en www.nvkvv.be<br />

Liefs,<br />

Neske, de wijzervrouw, bruin verbrand met bleke<br />

buikstrepen<br />

Terwijl Neske in de zon lag te mijmeren hebben<br />

de bestuurders <strong>van</strong> de VLOV en de bestuurders<br />

<strong>van</strong> de Waalse UPSfB (Union Professionelle des<br />

Sages Femmes Belges) en het AFSfC (Association<br />

Francophone des Sages Femmes Catholiques)<br />

de krachten gebundeld om een Belgische<br />

koepelorganisatie te vormen. De “Belgian Midwives<br />

Association” vzw is een feit. We nodigen de<br />

NVKVV- <strong>vroedvrouwen</strong> uit om aan te sluiten en een<br />

sterk Belgisch front te vormen.<br />

The amazing skills of midwives<br />

are the very things that other people do not recognize.<br />

De bewonderenswaardige vaardigheden <strong>van</strong> <strong>vroedvrouwen</strong> zijn de<br />

kleine dingen die andere mensen niet herkennen.<br />

Mary Murphy


B-Hebamme Magazin 12.01.2005 13:04 Uhr Seite 1<br />

5100+1502 5035<br />

BENT U ZWANGER <br />

Cup B - H<br />

Dan biedt ANITA MATERNITY<br />

een assortiment speciaal afgestemd op Uw behoeften opdat<br />

U zich goed en aantrekkelijk zou voelen, zowel tijdens Uw<br />

zwangerschap als gedurende de periode <strong>van</strong> de borstvoeding.<br />

De modieuze lingerie en badmodekollektie zorgt er<strong>voor</strong>, met<br />

geraffineerde materialen, doordachte coupes en aktueel<br />

modedesign dat U ten alle tijde een goed figuur behoudt.<br />

ANITA MATERNITY biedt badmode, nachtlingerie, slips,<br />

panty’s, MEEGROEIBEHA’s, en VOEDINGSBEHA’s OOK<br />

VOOR GROTERE MATEN VAN B TOT H CUPS. Ook de<br />

bekende ANITA BABY BELT <strong>voor</strong> de dames met rugklachten.<br />

De babybelt, klinisch getest, geeft steun aan de buik waardoor<br />

rugklachten en zwangerschapsstriemen vermeden worden.<br />

BESTE VROEDVROUW, INDIEN U MEER INFORMATIE<br />

WENST, KAN U ONS STEEDS KONTAKTEREN op het<br />

telefoonnummer 02/ 479 83 09 of e-mail Anita.b@anita.net.<br />

WIJ STUREN U DAN OOK GRAAG HET ANITA<br />

INFOBOEKJE TOE, SAMEN MET DE VERKOOPPUNTEN.<br />

9605<br />

VACATURE<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

“De Vrouwe<br />

Mantel”<br />

ZOEKT<br />

PART-TIME<br />

ZELFSTANDIGE VROEDVROUW<br />

Voor regio<br />

Midden- en Zuid Limburg<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .<br />

interesse: zie www.vrouwemantel.be


De nieuwe generatie borstpompen<br />

1. Isis Borstpomp: manuele borstpomp, gemakkelijk in gebruik, de<br />

bloembladvormige kussentjes stimuleren de melktoevoer.<br />

2. Isis-er-op-uit-set: maakt het u mogelijk af te kolven waar u ook bent en de<br />

moedermelk te bewaren in een isothermische tas.<br />

3. Isis Borstpomp met VIA-bewaarsysteem: de ideale manier om moedermelk af<br />

te kolven en te bewaren in wegwerppotjes, ideaal <strong>voor</strong> het bewaren en<br />

transporteren <strong>van</strong> moedermelk.<br />

4. Isis IQ Uno: Intelligente elektrische batterijpomp, laat toe elektrisch af te kolven<br />

op een aangename manier, de pomp neemt het ritme over welke u als het meest<br />

aangename ervaart, combineert comfort <strong>van</strong> manueel afkolven met de<br />

doeltreffendheid <strong>van</strong> een elektrische pomp.<br />

5. Isis IQ duo: Intelligente elektrische borstpomp welke verhuurd wordt <strong>voor</strong><br />

unilateraal, zowel als bilateraal afkolven, combineert comfort <strong>van</strong> manueel<br />

afkolven met de doeltreffendheid <strong>van</strong> een elektrische pomp.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!