15.01.2015 Views

interieurarchitectuur - Vlhora

interieurarchitectuur - Vlhora

interieurarchitectuur - Vlhora

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ONDERWIJSVISITATIE<br />

<strong>interieurarchitectuur</strong><br />

Een onderzoek naar de kwaliteit van de twee-cycli-opleiding<br />

<strong>interieurarchitectuur</strong> aan de Vlaamse hogescholen<br />

Vlaamse Hogescholenraad<br />

29 november 2004


voorwoord<br />

De visitatiecommissie van de opleiding Interieurarchitectuur brengt met dit rapport verslag uit over haar<br />

bevindingen, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij in het voorjaar 2004 heeft<br />

verricht naar de kwaliteit van de twee-cycli-opleiding Interieurarchitectuur in Vlaanderen.<br />

De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse<br />

Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals<br />

bepaald in artikel 58bis van het hogescholendecreet van 1994.<br />

Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogeschool en meer<br />

bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste<br />

plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport<br />

kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding<br />

te handhaven en verder te verbeteren.<br />

De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van<br />

het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het<br />

proces van kwaliteitszorg.<br />

De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en<br />

visitatie.<br />

De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de<br />

voorbereiding en de uitvoering ervan.<br />

Tevens is de VLHORA bijzondere dank verschuldigd aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie<br />

voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.<br />

Luc Van de Velde<br />

secretaris-generaal<br />

Roland Vermeesch<br />

voorzitter


inhoudsopgave<br />

voorwoord ....................................................................................................2<br />

de visitatie interieurachitectuur ........................................................................4<br />

1 inleiding........................................................................................................................................... 4<br />

2 de visitatiecommissie ...................................................................................................................... 4<br />

2.1 samenstelling.................................................................................................................................. 4<br />

2.2 taakomschrijving ............................................................................................................................. 5<br />

2.3 werkwijze ........................................................................................................................................ 5<br />

2.3.1 voorbereiding .................................................................................................................................. 5<br />

2.3.2 bezoek aan de instelling ................................................................................................................. 5<br />

2.3.3 rapportering .................................................................................................................................... 6<br />

bevindingen en aanbevelingen...........................................................................7<br />

1 de opleiding Interieurarchitectuur in Vlaanderen............................................................................. 7<br />

1.1 bespreking van de thema’s ............................................................................................................. 7<br />

1.1.1 beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg ............................................................................. 7<br />

1.1.2 concretisering van de kwaliteitszorg ............................................................................................... 8<br />

1.1.3 personeel ........................................................................................................................................ 9<br />

1.1.4 materiële en financiële randvoorwaarden ....................................................................................... 9<br />

1.1.5 onderwijsdoelstellingen................................................................................................................. 10<br />

1.1.6 onderwijsprogramma .................................................................................................................... 10<br />

1.1.7 werkveldervaring en afstudeerwerk .............................................................................................. 11<br />

1.1.8 internationalisering........................................................................................................................ 11<br />

1.1.9 leersituatie .................................................................................................................................... 12<br />

1.1.10 toetsing en evaluatie..................................................................................................................... 12<br />

1.1.11 studie- en studentenbegeleiding ................................................................................................... 13<br />

1.1.12 studeerbaarheid en studierendement ........................................................................................... 13<br />

1.1.12 afgestudeerden............................................................................................................................. 13<br />

1.1.13 maatschappelijke dienstverlening ................................................................................................. 13<br />

1.1.14 onderzoek ..................................................................................................................................... 13<br />

1.2 conclusies ..................................................................................................................................... 14<br />

2 terugmeldingsrapporten ................................................................................................................ 15<br />

2.1 Hogeschool Antwerpen................................................................................................................. 15<br />

2.1.1 bespreking van de thema’s ........................................................................................................... 15<br />

2.1.2 conclusie....................................................................................................................................... 25<br />

2.2 Hogeschool voor Wetenschap & Kunst......................................................................................... 26<br />

2.2.1 bespreking van de thema’s ........................................................................................................... 26<br />

2.2.2 conclusies ..................................................................................................................................... 36<br />

2.3 Provinciale Hogeschool Limburg .................................................................................................. 37<br />

2.3.1 bespreking van de thema’s ........................................................................................................... 37<br />

2.3.2 conclusies ..................................................................................................................................... 45<br />

bijlagen ..................................................................................................... 46<br />

curriculum vitae van de visitatieleden .............................................................................................................. 46<br />

thema’s van het zelfevaluatierapport ............................................................................................................... 47<br />

bezoekschema................................................................................................................................................. 53<br />

lijst van gebruikte afkortingen .......................................................................................................................... 54


de visitatie interieurachitectuur<br />

1 inleiding<br />

In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de<br />

opleiding Interieurarchitectuur, die zij in het voorjaar 2004 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad<br />

(VLHORA) heeft onderzocht.<br />

De opleiding is een twee-cycli-opleiding die aangeboden wordt door de Hogeschool Antwerpen, de<br />

Hogeschool voor Wetenschap & Kunst en de Provinciale Hogeschool Limburg .<br />

Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de<br />

kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 58bis van het hogescholendecreet van<br />

1994.<br />

2 de visitatiecommissie<br />

2.1 samenstelling<br />

De visitatiecommissie werd samengesteld door de Raad van Beheer van de VLHORA in zijn vergadering van<br />

13 juni 2003.<br />

De commissie was als volgt samengesteld:<br />

Voorzitter: Martin Valcke<br />

Leden : Rudy De Potter<br />

José Depuydt<br />

Leen Scholiers<br />

Raphaël van Amerongen<br />

Het secretariaat werd waargenomen door Klara De Wilde, kwaliteitscoördinator bij de VLHORA.<br />

Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

4


2.2 taakomschrijving<br />

De visitatiecommissie heeft als taak op basis van het door de hogeschool opgestelde zelfevaluatierapport en<br />

door middel van ter plaatse te voeren gesprekken, na te gaan in hoeverre de kwaliteit van de<br />

onderwijsprocessen van de opleiding, geconcretiseerd in 15 thema’s, beheerst wordt en aanbevelingen te<br />

formuleren om te komen tot kwaliteitsverbetering binnen de betrokken opleiding.<br />

Voor de thema’s van de zelfevaluatie, zie bijlage 2.<br />

2.3 werkwijze<br />

2.3.1 voorbereiding<br />

De visitatiecommissie werd geïnstalleerd op 14 januari 2004. Tijdens deze vergadering werd de handleiding<br />

van het visitatieproces toegelicht. Op dat moment heeft de commissie tevens de bezoekdagen vastgelegd, het<br />

bezoekschema opgesteld en de wijze van voorbereiding van het bezoek besproken.<br />

De commissie analyseerde het zelfevaluatierapport en de bijlagen om zich een beeld te vormen van de<br />

opleiding en van de kwaliteitszorg in de opleiding.<br />

Individuele bevindingen, commentaar en punten van verdere bevraging werden besproken op de<br />

voorbereidende vergadering die plaatsvond op de vooravond van elk bezoek.<br />

2.3.2 bezoek aan de instelling<br />

Tijdens het bezoek heeft de commissie gesprekken gevoerd met alle geledingen die betrokken zijn bij het<br />

onderwijs in de opleiding Interieurarchitectuur. De gesprekken zijn een goede aanvulling geweest op het<br />

zelfevaluatierapport en werden door de commissie als open ervaren.<br />

Tijdens het bezoek werd in de mogelijkheid tot bijkomende gesprekken voorzien. Deze mogelijkheid kon<br />

worden gebruikt zowel op verzoek van personen uit de bezochte instelling als op verzoek van de<br />

visitatiecommissie.<br />

Verder heeft de commissie kennis genomen van bijkomende informatie, zoals verslagen, cursussen,<br />

voorbeelden van examenvragen, van afstudeerwerken en van stagewerken.<br />

Tevens werd een bezoek gebracht aan de gebouwen en de infrastructuur.<br />

Het bezoek werd afgesloten met een mondelinge rapportering aan de beleidsverantwoordelijken, waarin de<br />

commissie haar eerste bevindingen van de visitatie weergaf.<br />

Voor het bezoekschema, zie bijlage 3.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

5


2.3.3 rapportering<br />

Als laatste stap in het visitatieproces legt de commissie haar bevindingen en aanbevelingen vast in een<br />

terugmeldingsrapport per bezochte instelling en in een globaal openbaar rapport voor de opleiding in<br />

Vlaanderen.<br />

Dit rapport werd door de voltallige commissie becommentarieerd en op punt gesteld in oktober 2004.<br />

De opleiding heeft de gelegenheid gekregen om op dit rapport te reageren. Voor zover de commissie zich kon<br />

terugvinden in de opmerkingen van de hogeschool, werden ze verwerkt in het rapport. De commissie heeft de<br />

opleiding op de hoogte gebracht van haar beslissing ter zake.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

6


evindingen en aanbevelingen<br />

1 de opleiding Interieurarchitectuur in Vlaanderen<br />

woord vooraf<br />

De opleiding Interieurarchitectuur (IAR) wordt aangeboden door drie hogescholen in Vlaanderen:<br />

- de Hogeschool Antwerpen (campus Henry Van de Velde - Antwerpen);<br />

- de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst (campus Sint-Lucas in Gent en Brussel);<br />

- de Provinciale Hogeschool Limburg (campus Diepenbeek).<br />

De opleiding Interieurarchitectuur is ontstaan uit de richting binnenhuisarchitectuur. Door het decreet<br />

betreffende de hogescholen van 1994 werden de kandidaturen van de opleidingen Architectuur (AR) en IAR<br />

samengevoegd. De studenten IAR schrijven zich in voor de opleiding AR. Na de eerste cyclus kiezen de<br />

studenten tussen de opleiding AR (3 jaar) en de opleiding IAR (2 jaar).<br />

Deze samenvoeging heeft de studentenaantallen negatief beïnvloed. Ook de oprichting van de één-cyclusopleiding<br />

interieurvormgeving (IV) had een heroriëntatie van de studenten tot gevolg. Met de invoering van de<br />

BA/MA-structuur krijgt de opleiding IV opnieuw een afzonderlijke bachelor (BA) en master (MA).<br />

De bezoeken waren over het algemeen goed voorbereid en georganiseerd door de hogescholen. De<br />

visitatiecommissie apprecieerde de open geest van de gesprekken tijdens de bezoeken.<br />

1.1 bespreking van de thema’s<br />

1.1.1 beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg<br />

De opleiding Interieurarchitectuur is in de drie hogescholen opgezet in de ruimere context van een<br />

departement, een hogeschool en een associatie. In alle hogescholen geniet de opleiding een relatief grote<br />

autonomie in functie van het organiseren van de onderwijsprocessen. Er zijn duidelijke verschillen in de mate<br />

waarin er een structurele samenwerking bestaat tussen het opleidingsniveau en het instellingsniveau. De<br />

commissie stelt vast dat de kansen die de ruimere context van het departement/de hogeschool/de associatie<br />

biedt op het vlak van ervaring, kennis en expertise onvoldoende benut worden. Dit is niet enkel de<br />

verantwoordelijkheid van de opleiding, maar ook van de instelling.<br />

De opleiding staat inzake beleid voor een aantal uitdagingen, zoals de implementatie van de BA/MA-structuur,<br />

de academisering en de uitbouw van een dynamisch human resources management (HRM). De commissie<br />

stelt vast dat er in de hogescholen aanzetten zijn en initiatieven worden uitgewerkt, maar dat een globale<br />

aanpak ontbreekt.<br />

De commissie heeft begrip voor de situatie van deze relatief kleine opleiding met een beperkte<br />

personeelsbezetting die een veelheid aan taken moet uitvoeren. Des te dringender is een globale<br />

denkoefening nodig over het toekomstig beleid waarin alle geledingen, ook de studenten, betrokken moeten<br />

worden.<br />

De commissie waardeert uitdrukkelijk de persoonlijke inzet van de docenten.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

7


De opleiding IAR bevindt zich in een bijzondere relatie tot de opleiding AR. De visitatiecommissie stelde een<br />

terugkerende discussie vast over het civiel effect van het diploma IAR. Ze is van mening dat deze discussie<br />

alleen maar kan worden uitgeklaard door een gezamenlijk overleg van de drie instellingen over het<br />

beroepsprofiel in directe relatie tot de beroepsverenigingen van AR en IAR. Aangezien de opleiding IAR vanaf<br />

volgend jaar opnieuw een afzonderlijke BA en MA krijgt, is dit het uitgelezen moment om deze discussie te<br />

voeren. Vanuit internationaal perspectief is een corporatistische reflex te vermijden.<br />

Inzake de kwaliteitszorg heeft de commissie een aantal goede aanzetten vastgesteld. Punt van zorg is wel dat<br />

in geen enkele opleiding de kwaliteitscyclus volledig doorlopen is en vertaald werd in concrete<br />

verbeterplannen op werkvloerniveau. De commissie vraagt extra aandacht voor de participatie van alle<br />

actoren in het kwaliteitsproces. De commissie dringt ook aan op meer integrale kwaliteitszorg.<br />

Het is de commissie opgevallen dat indien een personeelslid een duidelijke en voldoende ruime taakopdracht<br />

heeft als kwaliteitscoördinator, er een duidelijkere impact is van kwaliteitszorg op de opleiding als geheel.<br />

De commissie stelt vast dat de meeste opleidingen een onduidelijke of vage invulling geven aan het begrip<br />

academisering. Ze kan hier evenwel begrip voor opbrengen omdat dit voor hen een recent ingevoerde<br />

decretale verplichting is. Ter zake was deze visitatie georganiseerd op een scharniermoment. Voor de<br />

commissie gebeurde de invulling van de evaluatie op dit punt vooral met het oog op de toekomst. De<br />

opmerkingen hieronder moeten dan ook begrepen worden als eerste ideeën, prikkels en aandachtspunten.<br />

In de drie opleidingen werden de plannen met betrekking tot academisering vooral ingevuld vanuit de<br />

opleiding AR.<br />

Het valt ook op dat de consequenties van de academisering niet worden doorgetrokken naar alle dimensies<br />

van het onderwijs, zoals personeel, onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening.<br />

Inzake het personeelsbeleid werd de samenwerking met de associatiepartners (onder meer voor vorming)<br />

weinig benut.<br />

Op het vlak van het onderwijsbeleid mist de commissie een herdenken van de wetenschappelijke basis van<br />

het curriculum en van de wetenschappelijke kwaliteit van de leermiddelen.<br />

Inzake onderzoek ontbreekt de link met het onderwijs, zoals een methodiek en een theorie van de IAR en het<br />

betrekken van studenten in het lopende onderzoek.<br />

De commissie is van mening dat de opleidingen als geheel hier in de nabije toekomst meer aandacht aan<br />

moeten besteden. Ter zake werd een positieve grondhouding geobserveerd.<br />

1.1.2 concretisering van de kwaliteitszorg<br />

De commissie stelt vast dat het uitvoeren en verwerken van de zelfevaluatie een leerproces is geweest voor<br />

de opleidingen, waarbij het ene rapport een meer kritische analyse oplevert dan de andere.<br />

De drie opleidingen hebben echter nog geen kwaliteitszorg uitgebouwd die kan worden getypeerd als SMART:<br />

Specifiek, Meetbaar, Attractief, Realistisch en Tijdsgerelateerd.<br />

Zoals reeds werd aangestipt bij het beleid, pleit de commissie voor een actieve participatie van alle actoren bij<br />

de kwaliteitszorg.<br />

De commissie heeft wel een aantal waardevolle initiatieven gezien om de kwaliteitszorg vorm te geven en de<br />

betrokkenheid van de actoren te stimuleren, zoals consensusgesprekken, proefvisitatie en<br />

evaluatieformulieren (Evatel en Evadoc).<br />

Waardevol is dat er in alle opleidingen IAR een afzonderlijke opleidingsraad is of wordt geïnstalleerd die een<br />

rol kan spelen bij de uitbouw van een integrale kwaliteitszorg.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

8


1.1.3 personeel<br />

Bij de drie opleidingen valt de grote betrokkenheid en de beroepsexpertise van de docenten op, maar de<br />

commissie heeft eveneens vastgesteld dat de vraag naar onderwijsexpertise en naar specifieke IAR-expertise<br />

niet in alle instellingen evenwichtig is ingevuld.<br />

In de drie opleidingen is de ruimte voor verjonging, vervrouwelijking en bevordering nagenoeg afwezig. Eén<br />

opleiding heeft nagedacht wat het ideale personeelskader zou moeten zijn. De commissie suggereert dat elke<br />

opleiding die denkoefening zou maken, om op termijn een evenwichtige personeelsstructuur te realiseren die<br />

de volle breedte van het takenpakket kan opnemen, met name onderwijs, curriculumvernieuwing,<br />

academisering, vakdeskundigheid, theorie en praktijk.<br />

De opleidingen moeten in die denkoefening ook een evenwichtige verdeling tussen voltijdse medewerkers en<br />

deeltijdse medewerkers en tussen vaste aanstellingen en tijdelijke contracten uitwerken.<br />

Inzake navorming adviseert de commissie om een en ander niet te laten afhangen van het persoonlijk<br />

initiatief, maar professionaliseringstrajecten uit te bouwen. Ter zake vraagt de commissie uitdrukkelijk om<br />

samen te werken met andere opleidingen binnen de hogescholen, met andere instellingen of met de<br />

associatiepartners. Voor bepaalde opleidingen adviseert de commissie om specifieke expertise in te huren.<br />

1.1.4 materiële en financiële randvoorwaarden<br />

De commissie heeft begrip voor de grenzen van de materiële en financiële voorwaarden om de opleiding te<br />

realiseren. De commissie vraagt vooral aan het instellingsbeleid dat zij voor deze eerder kleine opleidingen de<br />

randvoorwaarden niet onder een bepaalde kritische drempel laten vallen.<br />

De commissie heeft uitdrukkelijk gekeken naar de mogelijke kansen die een positieve wending kunnen geven.<br />

Zo ziet de commissie vooral kansen in meer samenwerking met de andere opleidingen in de directe<br />

omgeving. De infrastructuur kan bijvoorbeeld gedeeld worden met Beeldende Kunsten, Productontwikkeling<br />

(PO), Interieurvormgeving (IV), AR en Stedenbouw (SB). Voor de bibliotheek bestaat reeds een<br />

samenwerking bij alle opleidingen.<br />

Bij twee opleidingen stelt de commissie zich vragen over de adequaatheid van de technische ateliers, bij twee<br />

andere opleidingen over de beschikbaarheid van een technische bibliotheek.<br />

De materiële infrastructuur die beschikbaar is voor het onderwijs reflecteert meestal de vrij traditionele<br />

werkvormen. Uitstekend is het studielandschap en de ateliers die telkens optimaal ingericht werden voor het<br />

realiseren van het onderwijs en het onderzoek.<br />

De infrastructuur is minder inspirerend voor het realiseren van innoverende onderwijsvormen zoals peer<br />

teaching en probleemgestuurd onderwijs (PGO) die voor de theoretische vakken goed bruikbaar zijn.<br />

De commissie heeft geen voorbeelden gezien van methodes die zouden leiden tot het aanboren van derde<br />

geldstromen en onderzoeksgelden.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

9


1.1.5 onderwijsdoelstellingen<br />

Elke opleiding probeert uitdrukkelijk een opleidingsvisie te formuleren. De commissie schuift enkele<br />

aandachtspunten naar voren.<br />

Een eerste aandachtspunt heeft de commissie bij de mate waarin de huidige invulling van de opleiding de<br />

actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk volgt.<br />

Een tweede aandachtspunt heeft betrekking op het doorbreken van de enge invulling van de opleiding en te<br />

streven naar meer interdisciplinaire invulling van de IAR waarbij de eigen invulling in samenwerking met BK,<br />

IV, AR en SB naar voren kan komen.<br />

De derde aandachtspunt slaat op het toelaten van flexibele persoonlijke studietrajecten van studenten waarbij<br />

alternatieve beroepsuitoefeningen naar voren kunnen komen.<br />

De commissie is van oordeel dat de opleiding meer het voortouw zou kunnen nemen in de ontwikkeling van<br />

het beroepsveld.<br />

De commissie vraagt dat de opleiding haar identiteit beter in de verf zou zetten.<br />

De confrontatie met de richtinggevende beroepsprofielen en de feitelijke taakstelling in het actuele<br />

beroepsveld, zou kunnen leiden tot de volgende lijst van eventuele bijkomende aandachtspunten:<br />

- de conceptontwikkeling vanuit de ‘beleving’ van het interieur als zodanig, waarbij de beoogde ‘ervaring’<br />

(experience) wordt ontleend aan het programma van eisen en wensen;<br />

- vanuit het architectonisch concept een meer directe gerichtheid op een meer diepgaande<br />

interieurarchitectonische uitwerking;<br />

- een daaruit voortvloeiende aandacht voor materialisatie van het interieur, kleurgebruik, verlichting,<br />

losse en vaste meubilering, stoffering, grafische toepassingen en de detaillering op een adequaat<br />

schaalniveau;<br />

- het maken van modellen/maquettes die de interieurarchitectonische elementen in een duidelijke<br />

uitwerking laten zien;<br />

- de gelegenheid om hierin kunst als toegepaste kunst te betrekken.<br />

1.1.6 onderwijsprogramma<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingen een eigen BA/MA IAR naar voren schuiven. Zij<br />

onderschrijft de sterkte van de samenwerking met AR en het behoud ervan, maar pleit ervoor dat de identiteit<br />

van IAR sterker in de verf wordt gezet.<br />

In de huidige programma’s valt een sterke scheiding op tussen de theoretische en de praktijkgerichte vakken.<br />

De commissie moedigt benaderingen aan waarbij de theorie en de praktijk in sterke mate geïntegreerd<br />

worden. Uiteraard hangt dit samen met een meer doordachte keuze van onderwijsvormen waarbij de<br />

integratie kan worden bevorderd.<br />

De commissie constateert dat het programma nog te veel uitgaat van contactonderwijs en te weinig van<br />

zelfstudie. De commissie suggereert om hier bij de curriculumherziening in het kader van de BA/MA-structuur<br />

meer aandacht aan te besteden.<br />

De commissie neemt de uitgesproken wens over van de studenten en het beroepsveld om een stage in de<br />

opleiding te integreren. Vooral een benadering van de stage als een kennismaking met de volle complexiteit<br />

van het beroepsveld van de IAR wordt hierbij verkozen. Opvallend was ook de vraag om op een meer<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

10


systematische manier contact te hebben met het beroepsveld via onder meer gastcolleges, bezoeken en<br />

workshops.<br />

1.1.7 werkveldervaring en afstudeerwerk<br />

stage<br />

De commissie herhaalt de aanbeveling van hierboven. Ze neemt de uitgesproken wens over van studenten en<br />

beroepsveld om een stage in de opleiding te integreren. Vooral een benadering van de stage als een<br />

kennismaking met de volle complexiteit van het beroepsveld van de IAR wordt hierbij verkozen. Opvallend<br />

was ook de vraag om op een meer systematische manier contact te hebben met het beroepsveld via onder<br />

meer gastcolleges, bezoeken en workshops.<br />

afstudeerwerk<br />

In de drie opleidingen valt de centrale plaats op van het afstudeerproject. Rekening houdend met de<br />

geformuleerde uitgangspunten en de werken die ze gezien heeft, komt de commissie tot de conclusie dat er<br />

kwaliteitsvol werk wordt afgeleverd.<br />

Externen worden voldoende bij de evaluatie en de opvolging betrokken.<br />

De transparantie van de beoordeling zou kunnen verbeteren. De commissie benadrukt ook de<br />

onderzoeksbasis van het afstudeerwerk. Denkpisten die de commissie heeft vastgesteld bij de diverse<br />

bezoeken waarbij een thesis gekoppeld wordt aan het afstudeerwerk en eventueel een stage, is een mogelijke<br />

uitweg. De commissie vraagt ook aandacht voor de systematische uitwerking van een eventuele digitale<br />

portfolio voor alle studenten. Slechts bij één opleiding stelt de commissie vast dat er aandacht was voor de<br />

auteursrechten op het werk van de studenten.<br />

1.1.8 internationalisering<br />

De commissie vraagt aandacht voor de internationale dimensie in de opleiding. Dit heeft betrekking op<br />

studenten, inhoud van de opleiding, betrokkenheid van docenten in internationale happenings…<br />

Voor wat betreft de studenten vindt de commissie het niet aanvaardbaar dat de studenten een buitenlandse<br />

studie-ervaring in een bepaalde instelling ontraden wordt. De commissie vindt dit een vrij eigenaardige situatie<br />

voor een opleiding waar de internationale samenwerking hand over hand toeneemt.<br />

Voor wat betreft de andere aspecten zou internationalisering een brede invulling kunnen krijgen, waarbij<br />

studenten en docenten participeren in mobiliteitsprogramma’s, waarbij internationale vakgenoten worden<br />

aangetrokken als gastdocenten en waarbij de inhoudelijke invulling van het programma op haar internationale<br />

dimensie zou worden gescreend. De ADSL-week van de Hogeschool Antwerpen vindt de commissie<br />

voorbeeldig.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

11


1.1.9 leersituatie<br />

onderwijsvormen<br />

Het onderwijs is zeker tijdens de eerste jaren vrij schools van aard, vooral bij de theoretische en<br />

ondersteunende vakken. De adequaatheid van het ateliermodel is overduidelijk.<br />

Meer innovatieve onderwijsbenaderingen kunnen een verrijking betekenen. De commissie waardeert het<br />

verticale studiomodel van AR in één hogeschool, waarbij studenten uit 3 de , 4 de en 5 de jaar samen aan<br />

projecten werken.<br />

Een geïntegreerd gebruik van e-learning ontbreekt. De nodige expertise om dit op te zetten is nagenoeg<br />

afwezig.<br />

Over het algemeen ontbreekt een visie op en kennis van passende alternatieve onderwijsvormen. De<br />

commissie vraagt hierover een denkoefening op te starten. Samen met de reflectie op de onderwijsvormen<br />

moeten ook de evaluatievormen bekeken worden.<br />

De commissie vraagt ook aandacht voor de inplanning van de onderwijsvormen en de effecten ervan op de<br />

studiebelasting.<br />

Het ontwikkelen van en de professionalisering in verband met onderwijsvormen zouden aandachtspunten<br />

kunnen worden vanuit het perspectief van de instelling en/of associatie.<br />

leermiddelen<br />

De kwaliteit van de getoonde leermaterialen loopt sterk uiteen. Bij de opmaak van de leermiddelen vraagt de<br />

commissie om met volgende bedenkingen rekening te houden:<br />

- bij gebruik van (of compilaties van) bestaande teksten moet de ondersteuningswaarde in het leerproces<br />

aangegeven worden;<br />

- bij de algemene theoretische vakken moet de relevantie van alle cursusuitwerkingen bewaakt worden;<br />

- de wetenschappelijke verantwoording (bijvoorbeeld structuur, bronvermelding, citaten en literatuurlijst)<br />

dient aanwezig te zijn;<br />

- bij voorkeur wordt een huisstijl ontwikkeld.<br />

De leermiddelen zijn ook niet echt uitgewerkt om activerende leervormen, onder meer zelfstudie, te kunnen<br />

ondersteunen.<br />

De commissie suggereert om de nodige expertise aan te trekken om de docenten te ondersteunen.<br />

1.1.10 toetsing en evaluatie<br />

Voor de theoretische en ondersteunende vakken is de toetsing zeer reproductiegericht. In de ateliers is er<br />

aandacht voor permanente en formatieve evaluatie, maar er komt weinig zelf- of peertoetsing voor. De<br />

commissie apprecieert de deelname van externen aan de formatieve evaluaties in de ateliers.<br />

De commissie pleit voor meer transparantie van de beoordeling. De beoordelingscriteria moeten<br />

geëxpliciteerd worden en vooraf beschikbaar zijn voor externe juryleden en studenten.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

12


1.1.11 studie- en studentenbegeleiding<br />

De commissie apprecieert de lage drempel tussen de studenten en de docenten. Het persoonlijk contact<br />

tussen hen anticipeert op mogelijke problemen. Er zijn geen specifieke problemen gesignaleerd.<br />

De ombudsdienst is gekend bij de studenten, maar ze hebben geen directe inspraak in de aanstelling van de<br />

onafhankelijke ombudspersoon.<br />

De commissie raadt aan om de studentenparticipatie versneld in te voeren en de studenten formeel lid te<br />

maken van de beleids- en adviesorganen.<br />

1.1.12 studeerbaarheid en studierendement<br />

De commissie meent dat meer aandacht moet worden besteed aan de analyse van de in-, door- en uitstroom<br />

van studenten. Dergelijke analyses kunnen aanwijzingen opleveren die nuttig zijn voor de optimalisering van<br />

de onderwijsdoelstellingen, het opleidingsprogramma, de leersituatie en de toetsing en evaluatie. Bovendien<br />

leveren deze analyses directe aanwijzingen voor een functionele studiebegeleiding van de studenten in alle<br />

fases van de opleiding.<br />

Studietijdmetingen zijn embryonaal aanwezig. Er worden geen directe problemen gesignaleerd voor wat<br />

betreft studietijd en studierendement. De opleiding wordt zwaar maar doenbaar geacht.<br />

1.1.12 afgestudeerden<br />

Afgestudeerden en vertegenwoordigers van het beroepsveld zijn over het algemeen tevreden over de genoten<br />

opleiding.<br />

Zij signaleren wel dat er weinig contacten of mogelijkheden tot contact zijn met de opleiding. De commissie<br />

adviseert om een alumnibeleid voor deze doelgroep op te zetten.<br />

1.1.13 maatschappelijke dienstverlening<br />

De commissie waardeert de initiatieven ter zake, maar stelt vast dat ze een ad-hoc karakter hebben en geen<br />

beleidsmatige uitwerking weerspiegelen. Zij vraagt de opleidingen om hier in het kader van de academisering<br />

voldoende aandacht aan te besteden.<br />

1.1.14 onderzoek<br />

De aandacht voor onderzoek verschilt van opleiding tot opleiding, maar de invulling voor wat IAR betreft is<br />

toch overal embryonaal aanwezig is en de expertise ter zake is in beperkte mate ontwikkeld.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

13


Een beleid in samenwerking met andere partners (al dan niet binnen de context van de associatie) dringt zich<br />

op.<br />

De commissie vraagt dringend een omvattende denkoefening om het thema onderzoek/academisering in zijn<br />

volle breedte te onderzoeken en uit te werken. Daarbij geeft ze volgende adviezen:<br />

- bepaal de directe relatie tussen eigen en gepubliceerd onderzoek en het IAR-onderwijs;<br />

- start strategische samenwerkingsverbanden op met universiteiten (nationaal en internationaal). De<br />

commissie waardeert het selectieve karakter van reeds opgestarte samenwerkingsverbanden;<br />

- werk ter zake een personeelsbeleid uit (doctoraten, clusteren werkbelasting in bepaalde periodes);<br />

- ontwikkel geïntegreerde onderzoekscapaciteiten bij de studenten (bijvoorbeeld bij het eindwerk);<br />

- ontwikkel en expliciteer de methodologie van het ‘ontwerpend onderzoeken’ en veranker die in een<br />

ruimer – internationaal - methodologisch kader;<br />

- start de ontwikkeling op van de theorie van de <strong>interieurarchitectuur</strong>.<br />

1.2 conclusies<br />

De commissie constateert dat de kwaliteit van de opleidingen IAR over het algemeen voldoende tot goed is.<br />

Voor de toekomst zijn er volgens commissie vier prioritaire aandachtspunten:<br />

- het ontwikkelen van de eigen identiteit IAR in relatie tot AR maar ook IV, BK , PO en SB; gezien de<br />

ontwikkeling van internationale samenwerking in het beroepsveld moet hierbij aandacht besteed<br />

worden aan de internationale dimensie in de opleiding IAR;<br />

- professionalisering van het docentenkorps op het vlak van onderwijskunde en onderzoek; hierbij raadt<br />

de commissie aan om gebruik te maken van externe expertise binnen de hogeschool of de associatie;<br />

- het thema onderzoek en de academisering in zijn volle breedte en diepte uitwerken;<br />

- het organiseren van een stage, waarbij aangeraden wordt een aanpak gezamenlijk uit te werken met<br />

de drie instellingen.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

14


2 terugmeldingsrapporten<br />

2.1 Hogeschool Antwerpen<br />

inleiding<br />

De opleiding Interieurarchitectuur (IAR) maakt deel uit van het departement Ontwerpwetenschappen van de<br />

Hogeschool Antwerpen en ressorteert onder het Hoger Instituut voor Architectuurwetenschappen Henry van<br />

de Velde. De Hogeschool Antwerpen telt 7 departementen verspreid over 4 locaties: Antwerpen, Lier,<br />

Mechelen en Turnhout.<br />

Het departement Ontwerpwetenschappen omvat naast de gevisiteerde opleiding, nog twee twee-cycliopleidingen,<br />

namelijk architectuur (AR) en productontwikkeling (PO).<br />

De Hogeschool Antwerpen maakt deel uit van de associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen, die<br />

echter geen academische tegenhanger heeft van deze opleiding. Voor de academisering van de opleiding IAR<br />

worden contacten gelegd met andere universiteiten, onder meer de VUB.<br />

De opleiding Interieurarchitectuur is ontstaan uit de richting binnenhuisarchitectuur. Door het decreet<br />

betreffende de hogescholen van 1994 werden de kandidaturen van de opleidingen architectuur en<br />

binnenhuisarchitectuur samengevoegd. Deze samenvoeging heeft de studentenaantallen negatief beïnvloed.<br />

Ook de oprichting van de opleiding interieurvormgeving had een heroriëntatie van de studenten tot gevolg.<br />

Met de invoering van de bachelor-masterstructuur krijgt de opleiding Interieur Architectuur opnieuw een<br />

afzonderlijke BA en MA.<br />

De visitatiecommissie dankt de Hogeschool Antwerpen en het departement Ontwerpwetenschappen voor de<br />

efficiënte organisatie van de visitatie van de opleiding Interieurarchitectuur.<br />

Uit de gesprekken met alle geledingen en het bezoek bleek een grote betrokkenheid bij de opleiding. De<br />

docenten geven blijk van een groot persoonlijk engagement en identificatie met de opleiding.<br />

2.1.1 bespreking van de thema’s<br />

2.1.1.1 beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg in de opleiding<br />

De opleiding is opgezet in de context van een bredere instelling, namelijk de Hogeschool Antwerpen en de<br />

Associatie Antwerpen. Het valt op hoe deze ruimere context de kwaliteit van de opleiding – in positieve en<br />

soms minder positieve zin – beïnvloedt.<br />

De hogeschool geeft de departementen een grote autonomie op het vlak van onderwijs, organisatie en<br />

structuur. Het departement kan hier zeer autonoom over beslissen binnen de centrale beleidslijnen en de<br />

toegekende budgetten.<br />

Via de centrale diensten krijgen de departementen een waaier van ondersteuning aangeboden, onder meer<br />

op het vlak van ICT, didactische navorming, onderwijsvernieuwing en academisering. Het departement<br />

bepaalt zelf in welke mate ze van het aanbod gebruik maakt. Het blijft ook de verantwoordelijkheid van het<br />

departement om de interne dynamiek van vernieuwing te stimuleren en te behouden.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

15


Interieurarchitectuur is een opleiding die zich heel uitdrukkelijk wenst te profileren in het opleidingenaanbod en<br />

dit in de toekomst nog uitdrukkelijker wil doen. Hoewel de kandidaturen AR en IAR samen worden<br />

georganiseerd, zijn er voldoende onderscheidende elementen in het programma ingebouwd via de<br />

keuzemodules. In de nieuwe BA/MA-structuur zal er een aparte BA en MA IAR worden aangeboden. Alle<br />

betrokkenen zijn zich bewust van de uitdagingen die hiermee samenhangen. Daarbij valt op dat de opleiding –<br />

ondersteund door het departement – vooral de weg kiest van samenwerking met de opleidingen in de eigen<br />

omgeving (Architectuur en Productontwikkeling) en bilaterale samenwerking met (inter)nationale academische<br />

instellingen. De commissie stelt vast dat de samenwerking met de institutionele partners in de directe<br />

omgeving beperkter is (andere opleidingen/departementen van de hogeschool en de centrale<br />

hogeschooldiensten).<br />

De visie op de opleiding en de verdere ontwikkeling van de opleiding Interieurarchitectuur is tot op bepaalde<br />

hoogte expliciet, maar een verdere operationalisering dringt zich op en zou moeten worden gedeeld door alle<br />

betrokkenen van de opleiding. Vóór het visitatiebezoek was de beleidsvorming voor de commissieleden<br />

minder duidelijk. Vooral op basis van de gesprekken kon ze vaststellen dat een en ander in beweging komt<br />

inzake beleidsontwikkeling. Het is een punt van aandacht om te garanderen dat iedereen van de opleiding<br />

betrokken blijft bij dit proces. Ook de studenten moeten bij dit proces betrokken worden.<br />

De commissie stelt dat de academisering van de opleiding een prioritair aandachtspunt is bij het bepalen van<br />

de eigen identiteit en vooral het verbeteren van de eigen kwaliteit. De commissie vraagt met aandrang om de<br />

interpretatie van het begrip ‘academisering’ in zijn volle breedte en diepte uit te werken (onderwijs, personeel<br />

en onderzoek).<br />

De commissie waardeert dat de opleiding streeft naar een eigen identiteit en finaliteit: een master<br />

Interieurarchitectuur. Contacten met afgestudeerden en het beroepsveld geven aan dat vrij snel actie moet<br />

worden genomen om het civiel effect van dit eigen diploma te garanderen.<br />

Zoals reeds eerder werd opgemerkt, is de positie van de opleiding en het departement binnen de Hogeschool<br />

Antwerpen een punt van aandacht. De opleiding en het departement nemen het voortouw in een aantal zaken<br />

zoals kwaliteitszorg en de BA/MA-hervorming, maar de opleiding loopt ook duidelijk tegen haar eigen grenzen<br />

aan. Voor een aantal punten is duidelijk – externe - ondersteuning nodig om de vernieuwing verder te kunnen<br />

zetten. Dergelijke expertise kan worden aangeleverd vanuit de centrale hogeschooldiensten, vanuit andere<br />

opleidingen/departementen, vanuit de associatiepartners of andere (inter)nationale partners.<br />

Inzake het zelfevaluatierapport (ZER) heeft de commissie de indruk dat er veel informatie verzameld werd,<br />

maar die werd te weinig systematisch verwerkt of geanalyseerd. Zo waren er in de voorbereidende stukken<br />

zeer weinig gegevens voorhanden over verschillende jaren. Dit maakte het moeilijk om ontwikkelingen of<br />

trends vast te stellen. De commissie waardeert wel dat het zelfevaluatierapport tot stand is gekomen via een<br />

groot aantal consensusgesprekken. Dit heeft de betrokkenheid van de opleiding zeker vergroot en heeft een<br />

dynamiek op gang gebracht.<br />

Het ZER bevat een uitgebreide inventaris van observaties en actiepunten, maar heel wat verbeterpunten zijn<br />

nog niet omgezet in concrete actieplannen.<br />

2.1.1.2 concretisering van de kwaliteitszorg<br />

De commissie stelt een duidelijke investering vast in kwaliteitszorg door de aanstelling van een<br />

departementale kwaliteitscoördinator met een taakopdracht van 25%. Daarnaast is binnen de opleiding IAR<br />

een docent verantwoordelijk voor de coördinatie van de kwaliteitszorg.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

16


De specifieke verantwoordelijkheden zijn schriftelijk vastgelegd. De praktische invulling van de taak ligt bij de<br />

betrokkenen.<br />

De kwaliteitscoördinatoren hebben geen specifieke vorming of navorming gekregen maar ‘leren al doende’ op<br />

de werkvloer. De expertise van deze coördinatoren moet echter verder ontwikkeld worden. De commissie<br />

suggereert om hierbij gebruik te maken van de expertise die aanwezig is in andere departementen, de<br />

centrale hogeschooldiensten of de associatie.<br />

Als meetinstrument van de kwaliteitszorg wordt gebruik gemaakt van PROZA. Om inzicht te krijgen in de<br />

sterke punten en aandachtspunten van de opleiding en om verbetertrajecten op te stellen werden bevragingen<br />

georganiseerd. Daarbij werden verschillende belanghebbenden samengebracht in consensusgroepen. De<br />

resultaten van de bevragingen werden verwerkt tot het ZER.<br />

De commissie waardeert dat bij deze uitgebreide raadpleging van alle geledingen externen betrokken werden<br />

(VEV).<br />

In het ZER zijn duidelijke aandachtspunten en verbeterpunten geformuleerd, maar de commissie stelt zich de<br />

vraag of de kwaliteitscirkel al rond is en of de volgende stappen reeds gezet worden om een duurzame<br />

opvolging te garanderen. Concrete actieplannen ontbreken nog. Tot op heden zijn er nog geen operationele<br />

instrumenten uitgewerkt die de kwaliteitszorg verankeren, zoals evaluatieformulieren, checklists, regelmatige<br />

metingen, evaluaties van individuele opleidingsonderdelen en aanpassen van de organisatiestructuur om<br />

betrokkenheid van de studenten te garanderen.<br />

Heel wat verbeterpunten zijn nog niet geconcretiseerd in concrete actieplannen. De commissie suggereert om<br />

hierbij het SMART-principe toe te passen en daarom actieplannen uit te werken die Specifiek, Meetbaar,<br />

Attractief, Realistisch en Tijdsgerelateerd worden gedefinieerd.<br />

De commissie raadt ook aan om een permanente opleidingscommissie IAR te installeren, met een verplichte<br />

participatie van de studenten als volwaardige leden, om de kwaliteitszorg verder uit te bouwen.<br />

2.1.1.3 personeel<br />

De opleiding beschikt over een gedreven, enthousiast en gemotiveerd docententeam. Bij het personeel valt<br />

een zeer duidelijk accent op professionele vakkennis waar te nemen. De commissie waardeert dat heel wat<br />

docenten zelf ook interieurarchitect zijn en dat ook personeel met deze expertise betrokken is bij de<br />

theoretische praktijkvakken en de administratieve en technische ondersteuning.<br />

Het docententeam is vrij beperkt in omvang. In combinatie met het groot aantal deeltijdse medewerkers leidt<br />

dit tot een grote belasting voor het personeel.<br />

Er zijn budgetten voor navorming, onder meer voor deelname aan congressen, maar door de grote belasting<br />

blijft de deelname beperkt.<br />

De commissie stelt zich vragen bij de ontwikkeling van onderwijskundige/didactische kennis en vaardigheden,<br />

die zouden toelaten af te stappen van een vrij schools systeem (vooral in de eerste cyclus) en meer actieve<br />

leervormen te stimuleren bij vooral de theoretische vakken. Dit zou bovendien de verschuiving van een<br />

veeleer professioneel gerichte opleiding naar een meer academische opleiding bevorderen.<br />

Ook hier suggereert ze om externe expertise aan te trekken, in samenwerking met de hogeschool en/of met<br />

de associatiepartners.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

17


De commissie onderkent het probleem van de vele vaste aanstellingen, de beperkte ruimte om nieuwe<br />

docenten aan te trekken en/of het personeel te laten doorstromen. Ze waardeert dat werd nagedacht over het<br />

‘ideale’ personeelskader.<br />

De commissie stelt zich wel vragen bij het personeelsbeleid inzake functioneringsgesprekken en de directe<br />

opvolging en evaluatie van het personeel inzake kennis en vaardigheden die de IAR-expertise overstijgen.<br />

2.1.1.4 materiële en financiële randvoorwaarden<br />

De commissie is onder de indruk van de infrastructuur. De opleiding heeft er duidelijk voordeel bij om de<br />

locatie te delen met de andere opleidingen AR en PO. De infrastructuur is up-to-date en werd toekomstgericht<br />

uitgewerkt. De gebouwen werden recent vernieuwd en zijn ruim, met voldoende werkruimtes, ateliers, studio’s<br />

en werkgroepruimtes.<br />

Op de campus is een documentatiecentrum aanwezig. Dit omvat:<br />

- een specifieke technische bibliotheek (naslagwerken, monsters en een uitleendienst voor didactisch<br />

materiaal) met een oriëntatie op IAR en met tools die het gebruik ervan ondersteunen (onder meer een<br />

zelf ontwikkeld zoekprogramma). De technische bibliotheek wordt gerund door een interieurarchitecte;<br />

- een audiovisueel lokaal met een fotostudio en een archief voor fotomateriaal.<br />

De campusbibliotheek is een afspiegeling van de samenwerking tussen de drie opleidingen van de campus<br />

AR, IAR en PO. De samenstelling van de collectie roept bij de commissie niet onmiddellijk vragen op. De<br />

bibliotheek beschikt over een ruim budget. Voor aankopen wordt het OP systematisch geconsulteerd.<br />

De computerinfrastructuur is up-to-date en het beheer ervan krijgt zeer veel aandacht.<br />

Op het vlak van software stellen de studenten IAR vragen over het gebruik van tekenprogramma ARKEY. Zij<br />

zouden liever een couranter professioneel pakket (AUTOCAD/Vectorworks) gebruiken.<br />

De bestaande infrastructuur is er nog niet op gericht om een elektronische leeromgeving voor de volledige<br />

opleiding in te voeren.<br />

In het budget van het departement is er een ruime allocatie voor de ondersteuning van de IAR-opleiding, maar<br />

de middelen voor onderwijsontwikkeling en onderzoek zijn ontoereikend. Het wordt als positief gezien dat er<br />

een tweede geldstroom op gang gebracht is in functie van de academisering. Er wordt gesuggereerd om een<br />

derde geldstroom aan te trekken bijvoorbeeld in samenwerking met een universiteit (zoals het IST-programma<br />

van de Europese Gemeenschap).<br />

2.1.1.5 onderwijsdoelstellingen<br />

Zoals eerder opgemerkt is er tot op bepaalde hoogte een missie voor het IAR-onderwijs. Die is nog niet<br />

volledig vertaald in operationele doelstellingen en nog niet in competenties verwoord. De onderwijsvisie is<br />

onvoldoende gekend en gedeeld door alle docenten. Er is bijvoorbeeld een opvallende discrepantie vast te<br />

stellen in de perceptie van de onderwijsvisie tussen de docenten uit de eerste en de tweede cyclus. Dat bleek<br />

duidelijk uit de gesprekken met de docenten.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

18


De onderwijsvisie heeft vooral betrekking op het geïntegreerd onderwijs van de ontwerpgerichte vakken<br />

(geïntegreerd ontwerpen). Onduidelijk blijft nog de integratie van de theoretische en ondersteunende vakken.<br />

Aspecten zoals het stimuleren van het probleemoplossend vermogen en het samengaan van onderzoek,<br />

experiment en multidisciplinaire synthese in functie van het ontwerpend onderzoek moeten verder<br />

gespecificeerd en geëxpliciteerd worden.<br />

De samenwerking met de opleiding Architectuur wordt ten volle benut, maar het onderscheidend karakter van<br />

de IAR-opleiding vraagt verdere aandacht. In de bachelorjaren moeten de opleidingsonderdelen bekeken<br />

worden in termen van gemeenschappelijkheid (omwille van de rendabiliteit) en eigenheid (eigen beoogd<br />

karakter).<br />

Het visitatiebezoek vond duidelijk plaats in een periode waarin de onderwijsvisie soms impliciet en soms<br />

expliciet ter discussie stond (BA/MA-hervorming, structuurdecreet, academisering). Het valt op dat in deze<br />

discussie de visie gedomineerd wordt door de begrippen ‘onderzoekend ontwerpen’ en ‘geïntegreerde<br />

ontwerpvakken’. In deze visie ontbreekt een discussie over het gehele onderwijsconcept en de aanpak van de<br />

academisering.<br />

Er is nog geen - volledig uitgewerkte - visie van wat academisering betekent op de onderwijsdoelstellingen.<br />

Het departement schuift een eigen interpretatie van academisering naar voren via ‘ontwerpend onderzoek’.<br />

Het blijft onduidelijk wat de toegepast-wetenschappelijke betekenis is van deze interpretatie en de<br />

methodologische aanpak ervan (omgaan met literatuur, hypothesestellend onderzoek, uitwerken van een<br />

theorie van de <strong>interieurarchitectuur</strong>).<br />

De impact van academisering op de onderwijsdoelen bij de verschillende opleidingsonderdelen ontbreekt.<br />

De commissie stelt zich anderzijds de vraag of in de onderwijsdoelstellingen voldoende artistieke elementen<br />

zijn opgenomen waarbij met name de conceptontwikkeling als een elementair onderdeel is opgenomen. De<br />

commissie meent dat daarin de historische achtergrond vanuit de ‘Beaux Arts’ wordt ontkend. Dit houdt<br />

verband met het verzorgen van een culturele onderbouw en de aandacht voor het ‘idee-noterend tekenen’.<br />

Sommige commissieleden stellen zich de vraag of het ontwikkelen van deze vaardigheid voldoende aandacht<br />

krijgt.<br />

De afgestudeerden gaven aan dat voor een aantal doelgebieden het beheersingsniveau verder zou moeten<br />

gaan dan kennis en inzicht. Met name vragen zij en het beroepsveld een beheersing op toepassingsniveau<br />

van bijvoorbeeld prijsbestekken, projectmanagement, omgaan met klanten en communicatievaardigheden. De<br />

afgestudeerden vragen meer aandacht voor talenkennis op een indirecte manier. De technische terminologie<br />

zou bijvoorbeeld in opleidingsonderdelen in verschillende talen kunnen worden aangebracht. Er wordt niet<br />

gevraagd naar aparte talencursussen.<br />

Het beroepsveld en de afgestudeerden worden nog niet systematisch bevraagd. Nochtans zouden zij nuttige<br />

feedback kunnen leveren om de doelstellingen verder te concretiseren.<br />

2.1.1.6 opleidingsprogramma<br />

De commissie waardeert de grote aandacht die wordt besteed aan de professionele aspecten van de<br />

opleiding, in eerste instantie ontwerpvaardigheden. De opleiding is duidelijk gericht op een directe<br />

inzetbaarheid in de beroepspraktijk.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

19


De eerste cyclus wordt samen voor AR en IAR georganiseerd. De studenten vinden echter dat IAR wel een<br />

eigen identiteit heeft. In het programma zijn voldoende onderscheidende elementen via keuzemodules en<br />

praktijkoefeningen ingebouwd om het onderscheid tussen AR en IAR aan te duiden.<br />

De studenten zijn over het algemeen tevreden over het programma. De studenten vragen meer projectwerk in<br />

studio’s naar analogie met de AR, waarbij in team geïntegreerde opdrachten worden afgewerkt. De commissie<br />

heeft kennis genomen van het nieuwe curriculum waarbij in verticale studio’s worden voorzien, waar<br />

studenten uit verschillende studiejaren samenwerken.<br />

De studenten vragen ook om meer praktijkervaring in te bouwen, via stages maar ook via bedrijfsbezoeken<br />

waar ze de processen op de werkvloer kunnen zien.<br />

De commissie vraagt de nodige aandacht te besteden aan de verticale coherentie van de opleiding<br />

Interieurarchitectuur. Studenten en afgestudeerden rapporteren een kloof tussen beide cycli van de opleiding.<br />

De commissie suggereert om de programmahervorming in het kader van de BA/MA na te kijken op deze kloof.<br />

De commissie heeft akte genomen van de nieuwe ontwikkeling waarbij heel wat opleidingsonderdelen<br />

geïntegreerd (zullen) worden en in onderlinge samenhang aan de hand van thema’s worden aangepakt. De<br />

commissie wil de opleiding aanmoedigen om deze aanpak uit te breiden tot de theoretische en<br />

ondersteunende vakken. Ze herhaalt hierbij de suggestie om externe, onderwijskundige expertise aan te<br />

trekken om dit te ondersteunen.<br />

Een aanpak met uitdagende thema’s (bijvoorbeeld ecologie en ethiek) kan de opmerkingen helpen opvangen<br />

van studenten met betrekking tot het actualiteitsgehalte van de opleiding. Daarbij kan ook het aspect<br />

onderzoek en experiment duidelijker aan bod komen en zich op die manier gedurfder profileren.<br />

De neerslag van de leerstof in de syllabi kan vollediger en functioneler (toepassingsgericht en gericht op de<br />

werkelijkheid), waarbij meer aandacht wordt besteed aan de studeerbaarheid via zelfstudie.<br />

Het niveau van de opleidingsonderdelen en het atelierwerk wekt vertrouwen, maar het niveau van de<br />

opleiding moet, met het oog op de toekomstige ontwikkelingen inzake de academisering, onderzocht worden.<br />

2.1.1.7 afstudeerwerk en/of werkveldervaring<br />

stage<br />

De stage is nu een keuzevak en blijft beperkt tot een bedrijfsstage. De commissie meent, in overeenstemming<br />

met de afgestudeerden en het beroepsveld, dat de stage een verplichte component in het programma moet<br />

worden. Zij suggereert de stage ook niet te beperken tot een bedrijfscontext, maar het gehele beroepsveld<br />

van de IAR in overweging te nemen.<br />

De commissie vraagt dat de opleidingscommissie voorstellen en acties zou uitwerken in overleg met het<br />

beroepsveld en de afgestudeerden. Terloops vermeldt de commissie dat het beroepsveld open staat voor het<br />

invoeren van de stage en overleg mogelijk is. Het beroepsveld stelt wel dat zo’n stage minstens twee<br />

maanden zou moeten duren.<br />

Een eventuele integratie van een stage met de toekomstige masterproef is een te overwegen optie.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

20


afstudeerwerk<br />

De huidige invulling van het afstudeerwerk is een afspiegeling van de professionele context waarin<br />

interieurarchitecten zullen terechtkomen. In het licht van de academisering van de opleiding wordt aanbevolen<br />

om aanvullend op de praktische uitwerking van de opdracht ook steeds in een wetenschappelijk gedeelte te<br />

voorzien. De commissie suggereert eveneens om het afstudeerwerk niet te beperken tot een concreet project<br />

maar ook een theoretische thesis toe te laten, zoals dat in de masteropleiding AR bestaat. Deze optie is<br />

ingeschreven in het nieuwe curriculum 2004-05. De commissie beveelt dan ook aan deze optie actief te<br />

ondersteunen en niet zomaar als een optie open te laten.<br />

De studenten zijn tevreden over de begeleiding door de docenten. Ze stellen zich wel de vraag waarom het<br />

onderwerp van de opdracht pas na het eerste semester van het laatste jaar gegeven wordt. Na het onderzoek<br />

en het uitwerken van het concept blijft er weinig tijd over voor het ontwerp. De commissie suggereert om de<br />

opdracht te geven bij de start van het academiejaar.<br />

De commissie waardeert de zeer persoonlijke en directe begeleiding van de afstudeerwerken en de<br />

inspanningen voor de continue evaluatie. Meer expliciet uitgewerkte beoordelingscriteria kunnen de<br />

objectiviteit versterken (die worden bij voorkeur ook in de studiegids omschreven). De suggestie wordt<br />

meegegeven om afstudeerwerken een rol te laten spelen bij de maatschappelijke dienstverlening en een<br />

zekere ‘interactie’ in begeleiding en beoordeling van het werk daarin te bevorderen.<br />

2.1.1.8 internationale dimensie<br />

De opleiding ziet de internationalisering als een verrijking, zowel voor de student (cultuur, maturiteit) als voor<br />

de opleiding.<br />

De studenten krijgen infosessies over de mogelijkheden van studentenuitwisseling. De resultaten die zijn<br />

verworven aan de buitenlandse instellingen worden opgenomen in de toetsing, wat duidelijk vermeld wordt in<br />

de overeenkomst met de student.<br />

De deelname aan uitwisselingsprogramma’s is echter vrij beperkt. De commissie vraagt om studenten sterker<br />

te motiveren en te sensibiliseren om hun opleiding internationaler in te vullen. Er kan gewezen worden op de<br />

meerwaarde op het vakgebied zelf, maar ook op de waarde van de kennismaking met een andere<br />

(onderwijs)cultuur.<br />

Er is een netwerk opgebouwd van partnerinstellingen, deels via het departement, deels via de opleiding en<br />

dus specifiek gericht op IAR.<br />

Naast de studentenuitwisselingen organiseert het departement jaarlijks een internationale week, de ADSLweek<br />

(Antwerp Design Seminars and Lectures) met buitenlandse gastsprekers. Naast de eigen studenten<br />

nemen ook buitenlandse studenten eraan deel. Waar het accent in het verleden sterk bij AR lag, werd vanaf<br />

dit academiejaar de kans benut om de ADSL-week open te trekken voor de opleidingen IAR en PO. De<br />

studenten IAR zijn positief over de mogelijkheden tot contact en/of samenwerking met de studenten uit de<br />

andere opleidingen.<br />

De docentenmobiliteit is vrij laag. De commissie vraagt om ook docenten te stimuleren om gedurende kortere<br />

periodes (enkele weken) naar het buitenland te gaan.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

21


De commissie waardeert het feit dat het departementale tijdschrift ‘Antwerp Design Sciences Cahiers’ in het<br />

Engels wordt uitgegeven, wat de internationale toegankelijkheid vergroot.<br />

2.1.1.9 leersituatie<br />

onderwijsvormen<br />

De commissie stelt vast dat een visie op en kennis van passende alternatieve onderwijsvormen ontbreken.<br />

Het onderwijs is zeker in de eerste jaren vrij schools, vooral in de theoretische en ondersteunende vakken. Er<br />

wordt dringend aandacht gevraagd voor activerende werkvormen (onder meer peer tutoring). Ook het concept<br />

van de verticale studio’s - naar analogie met de opleiding AR - zou kunnen worden omarmd.<br />

Blackboard is geïnstalleerd, maar wordt weinig gebruikt en hangt af van de individuele keuze van de docent.<br />

Er is geen centraal implementatieplan en voorlopig weinig ondersteuning om specifiek studiemateriaal te<br />

ontwikkelen. De commissie vraagt dat zou worden gereflecteerd over het integraal invoeren van een<br />

elektronische leeromgeving, in samenwerking met de hogeschool en/of de associatie.<br />

onderwijsmiddelen<br />

De instrumenten voor het verwerven van professionele kennis en vaardigheden zijn in orde. Wat betreft de<br />

syllabi is hierboven reeds een opmerking geplaatst over hun volledigheid en directe bruikbaarheid voor<br />

zelfstudie.<br />

De studenten vinden de praktijkvakken actueel, voor de theoretische en ondersteunende vakken is het<br />

actualiteitsgehalte nog voor verbetering vatbaar.<br />

De bibliotheek is duidelijk aanwezig in de opleiding, maar zou een directere rol kunnen krijgen bij de<br />

activerende leervormen en de academisering van de opleidingsonderdelen.<br />

Inzake onderwijsmiddelen wordt aangeraden een beleid te ontwikkelen zodat niet elke docent een en ander<br />

afzonderlijk moet ontwikkelen. De expertise van anderen moet hier herbruikt worden (hogeschool, associatie,<br />

externe expertise).<br />

De commissie vraagt om een regelmatige evaluatie van deze aspecten en een opvolging ervan in te bouwen<br />

in de kwaliteitszorg van de opleiding.<br />

2.1.1.10 toetsing en evaluatie<br />

Voor de theoretische en ondersteunende vakken is de toetsing te reproductiegericht.<br />

Voor de ontwerpgerichte vakken is er duidelijk aandacht voor permanente en formatieve evaluatie, maar er<br />

komt weinig zelf- of peertoetsing voor.<br />

De commissie apprecieert de intentie van de opleiding om in de toekomst verticale studio’s te organiseren. Dit<br />

zou de peertoetsing kunnen stimuleren.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

22


Over het algemeen gaan vernieuwingen in werkvormen samen met aanpassingen in de toetsing en evaluatie.<br />

Via de studiegids merkt ze op dat het accent voorlopig nog vooral op schriftelijke examens ligt.<br />

De commissie waardeert dat bij de evaluatie van de ontwerpen heel wat docenten betrokken worden, zodat er<br />

verschillende beoordelings- en ontwerpvisies aan bod komen. Zij stelt wel een tekort vast aan transparante en<br />

geëxpliciteerde beoordelingsmethodiek.<br />

2.1.1.11 studie- en studentenbegeleiding<br />

De studenten vinden dat de opleiding een herkenbaar profiel heeft. De keuze voor de opleiding is gedeeltelijk<br />

gebaseerd op de naam en faam van het instituut.<br />

De commissie meent dat meer aandacht moet worden besteed aan de analyse van de in-, door- en uitstroom<br />

van studenten, meer bepaald in het spanningsveld tussen architectuur en <strong>interieurarchitectuur</strong>. Dergelijke<br />

analyses kunnen aanwijzingen opleveren die nuttig zijn voor de optimalisering van de onderwijsdoelstellingen,<br />

het opleidingsprogramma, de leersituatie en de toetsing en evaluatie. Bovendien leveren deze analyses<br />

directe aanwijzingen voor een functionele studiebegeleiding van de studenten in alle fases van de opleiding.<br />

De commissie apprecieert de lage drempel tussen studenten en docenten. Waarschijnlijk is dit een directe en<br />

persoonlijke vorm van studiebegeleiding die anticipeert op mogelijke problemen. Nadeel is dat de problemen<br />

wel individueel opgelost worden, maar niet structureel.<br />

De studenten vonden zich voldoende geïnformeerd om de opleiding te starten. Kandidaat-studenten krijgen<br />

de mogelijkheid zich extra voor te bereiden door middel van herhalingslessen wiskunde, voorbereidende<br />

oefeningen schetsen, informatica en CAD.<br />

De eerstejaarsstudenten die problemen hebben met bepaalde cursussen kunnen een beroep doen op<br />

monitoraten. Ze maken er echter weinig gebruik van, maar richten zich meestal direct tot de betrokken docent.<br />

Een college van ombudsjaarverantwoordelijken is permanent ter beschikking van de studenten. Via de<br />

ombudsdienst kunnen zij een beroep doen op de psychosociale dienstverlening van SOVOHA. De<br />

ombudspersonen worden voorgesteld bij de start van het academiejaar. De studenten hebben geen stem in<br />

de aanstelling van de ombudspersonen. Er wordt ook weinig gebruik van gemaakt.<br />

De formele studentenparticipatie gebeurt via de departementsraad. Daarnaast is er een maandelijks overleg<br />

met het departementshoofd en de studentenafvaardiging. Ze worden uitgenodigd voor de vergaderingen van<br />

de opleidingscommissie, maar maken er formeel nog geen deel van uit.<br />

2.1.1.12 studeerbaarheid en studierendement<br />

De studenten vonden de studiebelasting doenbaar, alhoewel er volgens hen weinig tijd overblijft voor de<br />

theoretische vakken door het vele praktijkwerk. De commissie apprecieert dat de studielast gemeten wordt en<br />

hoopt dat de resultaten snel verspreid worden.<br />

Bevraging over studieonderdelen gebeurt sporadisch. Er werden recent docentenbevragingen georganiseerd,<br />

maar de centrale administratie heeft nog geen resultaten beschikbaar gesteld.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

23


Studenten geven geen noemenswaardige indicaties dat de studie te zwaar of onevenwichtig verdeeld is of dat<br />

er een overdreven piekbelasting is.<br />

Er moet aandacht worden besteed aan de definitie van de term ‘zelfstudie’.<br />

2.1.1.13 afgestudeerden<br />

De afgestudeerden zijn overwegend tevreden over de opleiding. Zij signaleren een lacune in de opleiding op<br />

het vlak van een te gebrekkige voorbereiding op de complexiteit van de beroepspraktijk (zie de eerdere<br />

opmerkingen over het invoeren van een stage).<br />

De contacten met de hogeschool zijn veeleer sporadisch. De afgestudeerden zijn wel verheugd over de zeer<br />

recent opgestarte alumniwerking, waar ze grote verwachtingen over hebben (onder meer op het vlak van<br />

nascholing, lezingen en onderzoek).<br />

Het beroepsveld waardeert – bij een keuze tussen verschillende afgestudeerden - uitdrukkelijk de<br />

afgestudeerden van dit instituut. Als positieve punten van de afgestudeerden worden vermeld:<br />

- architecturaal inzicht;<br />

- werken in teamverband;<br />

- een eigen visie voorstellen en verdedigen.<br />

2.1.1.14 maatschappelijke dienstverlening<br />

De maatschappelijke dienstverlening is sterk gekoppeld aan acties van individuele docenten en reflecteert<br />

geen systematische aanpak.<br />

De commissie moedigt de nieuwe praktijk aan van een koppeling tussen het eindwerk en maatschappelijke<br />

dienstverlening. Wel vindt de commissie dat vooral het interactief uitwerken van deze projecten in het kader<br />

van maatschappelijke dienstverlening verdere gepromoot moet worden. Ook stelt ze voor om vanuit de<br />

invalshoek van het onderzoek kansen te doen ontstaan om maatschappelijke dienstverlening concurrentieloos<br />

in te vullen.<br />

2.1.1.15 onderzoek<br />

De opleiding schuift een eigen interpretatie over academisering naar voren via het ‘ontwerpend onderzoeken’.<br />

De commissie vraagt dat het thema onderzoek en acedemisering dringend in zijn volle breedte zou worden<br />

ingevuld. De situatie verschilt in wezen niet van de andere hogescholen. Opmerkelijk is wel dat de opleiding<br />

reeds een aantal strategische samenwerkingsverbanden heeft opgestart met (nationale en internationale)<br />

universiteiten. De commissie waardeert het selectieve karakter van de reeds opgestarte<br />

samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld Carnegie Mellon en Delft), die een springplank kunnen betekenen om<br />

het onderzoek sneller uit te bouwen.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

24


2.1.2 conclusie<br />

De opleiding Interieurarchitectuur beschikt over een aantal troeven. Ze kan bogen op een lange en rijke<br />

geschiedenis, waar ze verder op bouwt. Ze is ingebed in het grotere geheel van het departement<br />

Ontwerpwetenschappen en gebruikt ook de kansen die de samenwerking met de andere opleidingen uit het<br />

departement (AR en PO) biedt. Voorbeelden hiervan zijn het delen van materiaal en infrastructuur met de<br />

andere opleidingen, maar ook de externe dynamiek van het departement (ADSL-week, relaties met<br />

(inter)nationale universiteiten).<br />

De opleiding beschikt over gedreven en vakbekwaam personeel.<br />

Inzake de inhoudelijke evaluatie sluit de opleiding in voldoende mate aan op het brede beroepsveld. De<br />

invulling van het curriculum stemt overeen met de actuele aspecten van het beroepsveld. De commissie<br />

waardeert de denkoefening van de opleiding om een nieuw geïntegreerd curriculum op te maken voor de<br />

BA/MA IAR, waarbij het studiomodel centraal staat.<br />

De afgestudeerden en de vertegenwoordigers van het beroepsveld waar de commissie mee gesproken heeft,<br />

drukken hun tevredenheid uit over de kwaliteit van de opleiding.<br />

De commissie heeft ook een aantal aandachtspunten geconstateerd.<br />

De kwaliteitszorg als cyclisch systeem is nog te weinig concreet uitgewerkt. De commissie hoopt dat deze<br />

eerste visitatie de opleiding zal helpen om zelfevaluatie bij een volgende visitatie meer reflectief en kritisch uit<br />

te werken, waarbij de eigen sterke en zwakke punten beter tot uiting komen. De commissie begrijpt wel dat de<br />

visitatie een momentopname is geweest en dat ze niet de volle breedte van de interne kwaliteitszorg heeft<br />

kunnen waarnemen in de activiteiten van de opleiding.<br />

In navolging van de sterke externe communicatie moet de opleiding de directe communicatie naar de partners<br />

binnen de hogeschool en de associatie, de eigen docenten en studenten dynamiseren.<br />

Hoewel de inhoudelijke invulling van de opleiding het brede scala van het beroepsveld weerspiegelt, dringt<br />

een screening zich op. Zoals vermeld in het rapport ontbreken immers een aantal elementen.<br />

Een brede reflectie van de visie op <strong>interieurarchitectuur</strong> - eventueel met de andere hogescholen - zou kansen<br />

bieden om de inhoud van de opleiding innovatiever uit te werken. Hier rijst duidelijk de vraag naar de identiteit<br />

van de opleiding, in combinatie met en naast de andere opleidingen AR en PO.<br />

De commissie stelt dat de academisering van de opleiding een prioritair aandachtspunt is en kan helpen om<br />

de eigen identiteit en vooral de eigen kwaliteit te benadrukken. Ze vraagt met aandrang om de interpretatie<br />

van het begrip ‘academisering’ ten volle uit te werken (onderwijs, personeel, onderzoek).<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

25


2.2 Hogeschool voor Wetenschap & Kunst<br />

inleiding<br />

De opleiding Interieurarchitectuur (IAR) maakt deel uit van het departement Architectuur Sint-Lucas van de<br />

Hogeschool voor Wetenschap & Kunst. Naast IAR telt dit departement nog twee andere opleidingen, namelijk<br />

de twee-cycli-opleiding architectuur (AR) en de één-cyclus-opleiding interieurvormgeving (IV).<br />

De opleiding IAR wordt aangeboden op twee campussen, namelijk Brussel en Gent. De commissie heeft de<br />

lokalen op beide campussen bezocht, maar de visitatiegesprekken vonden plaats op de campus Gent.<br />

De Hogeschool voor Wetenschap & Kunst maakt deel uit van de associatie KU Leuven.<br />

De opleiding Interieurarchitectuur is ontstaan uit de richting binnenhuisarchitectuur. Door het decreet<br />

betreffende de hogescholen van 1994 werden de kandidaturen van de opleidingen architectuur en<br />

binnenhuisarchitectuur samengevoegd. De studenten Interieurarchitectuur schrijven zich in voor de opleiding<br />

AR, en na de eerste cyclus kiezen ze tussen de opleiding AR (3 jaar) en de opleiding IAR (2 jaar).<br />

Deze samenvoeging heeft de studentenaantallen negatief beïnvloed. Ook de oprichting van de opleiding<br />

interieurvormgeving had een heroriëntatie van de studenten tot gevolg. Met de invoering van de BA/MAstructuur<br />

krijgt de opleiding Interieurarchitectuur opnieuw een afzonderlijke BA en MA.<br />

De visitatie van de opleiding IAR aan de hogeschool W&K is een boeiende ervaring geweest voor de<br />

commissie. Over deze opleiding, die volop in ontwikkeling is, is heel wat denkwerk, overleg en onderzoek op<br />

gang gebracht.<br />

Een opvallend kenmerk is dat deze opleiding opgezet is in de context van een gemeenschappelijke<br />

departementale structuur met de opleidingen AR en IV. Dit heeft een duidelijke impact op de specificiteit van<br />

de opleiding IAR: het biedt kansen, maar roept in de huidige uitwerking van de opleiding ook vragen op over<br />

het maximaliseren van het potentieel dat in een samenwerking met deze andere opleidingen kan liggen.<br />

2.2.1 bespreking van de thema’s<br />

2.2.1.1 beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg in de opleiding<br />

algemeen<br />

Het departement blijkt een volledige autonomie te hebben in de structuur van de hogeschool W&K voor het<br />

opzetten, implementeren en opvolgen van de opleiding. Dit zorgt voor een zeer grote verantwoordelijkheid<br />

aan het departementsbeleid, de departementale structuren, de ondersteuningsdiensten, de overlegorganen,<br />

de onderwijs- en ontwikkelingsdiensten, enzovoort. De commissie heeft dan ook uitdrukkelijk naar de plaats<br />

en rol van het departement gekeken inzake de kwaliteit van de opleiding IAR.<br />

Inzake de uitwerking van de beleidsvisies heeft de opleiding processen opgestart. Er zijn veel commissies,<br />

stuurgroepen en werkgroepen. De commissie beseft dat dit een arbeidsintensieve activiteit is die naast het<br />

primaire proces – het feitelijke onderwijs – moet worden uitgevoerd. De feitelijke implementatie - het uitvoeren<br />

en opvolgen van acties - wordt daardoor wat uitgesteld. Tegelijkertijd blijkt ook de interne communicatie<br />

daardoor wat minder aandacht te krijgen. De vraag kan worden gesteld worden of de opleiding wel alles rond<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

26


zal krijgen tegen 1 oktober 2004 wanneer de nieuwe BA/MA-opleiding IAR start. Zijn er voldoende prioriteiten<br />

Is er een gemeenschappelijke visie op de opleiding IAR in de nieuwe constellatie Is er een gedeeld<br />

onderwijsconcept Is het leermateriaal klaar om de specifieke invalshoek van IAR tot uiting te laten komen<br />

vanaf het eerste jaar IAR De commissie stelt echter ook vast dat bepaalde beleidsopties wel al duidelijk zijn<br />

genomen voor de toekomstige nieuwe master IAR waar onder meer in een onderwijsaanpak via ‘trajecten’<br />

voorzien wordt. Deze nieuwe trajecten streven vakkenintegratie, onderzoeksoriëntatie en<br />

onderwijsvernieuwing na. Dit is minder duidelijk voor wat betreft de bachelor IAR.<br />

De organisatie van de huidige opleiding IAR weerspiegelt duidelijk de geschiedenis van de opleiding AR en<br />

IAR. De verplichte integratie van AR en IAR in de huidige kandidaturen bewijst de dominantie van AR. De<br />

commissie pleit voor het behoud van een ‘functionele’ samenwerking tussen AR en IAR, maar waarschuwt<br />

daarbij voor de dominantie in inhoudelijke AR-uitwerking van de programma’s (zie verder), de AR-bestaffing<br />

van de IAR-opleidingsonderdelen, de AR-ontwerpthema’s en afstudeerprojecten (zie verder), de keuzes voor<br />

AR-onderzoek, de AR-georiënteerde professionalisering van het personeel, etc. Dit roept duidelijk de vraag op<br />

naar de voorbije en toekomstige expliciete beleidskeuzes om een BA/MA IAR met een eigen identiteit te<br />

realiseren. Daarbij suggereert de commissie om ook de relatie met de opleidingen interieurvormgeving en<br />

beeldende kunsten te herbekijken.<br />

De commissie heeft begrepen dat er draaiboeken zijn om het proces op te starten, maar benadrukt dat de<br />

situatie toch precair is gezien het nog zeer korte tijdsbestek waarin nog zeer veel moet worden geregeld. De<br />

nieuwe ideeën, aanpakken en visies werden niet voorgelegd in de vorm van beleidsdocumenten, plannen,<br />

draaiboeken, …<br />

De commissie benadrukt dat een geëxpliciteerde en gevalideerde visie op de identiteit van IAR belangrijk is<br />

en dat die door alle individuele stafleden moet zijn gekend en moet worden gedragen. Het valt op dat die visie<br />

nu minder expliciet, niet gemeenschappelijk en niet coherent wordt weergegeven. Dit wordt bevestigd door<br />

studenten, afgestudeerden, personeel en het beroepsveld.<br />

Als beleidsinstrument suggereert de commissie dat voor de BA/MA IAR een eigen Permanente<br />

Opleidingscommissie (POC) wordt ingesteld. Dit kan op korte termijn de identiteit versterken, zelfs indien heel<br />

wat personeel nog gedeeld wordt met AR.<br />

De commissie vraagt aparte aandacht voor de academisering. Nu wordt die vooral ingevuld via de<br />

werkzaamheden van een kleine, zeer actieve cel onderzoek. Daarbij valt opnieuw de dominante invalshoek<br />

AR op. Voor de academisering bij het personeel zijn de plannen en ideeën minder duidelijk. Een vertaling van<br />

academisering naar de leerinhouden en het leermateriaal (bijvoorbeeld de bronvermelding in de cursussen)<br />

ontbreekt. Er wordt nagedacht over de rol van de thesissen en de aanpassing van de leermaterialen. De<br />

commissie stelt vast dat er ter zake ideeën zijn bij individuele docenten. Deze docenten reiken bijvoorbeeld<br />

ideeën aan om de epistemologische oorsprong van de kennis in de cursussen duidelijker te maken. In plaats<br />

van kennis als ‘gegeven’ te beschouwen zou ook het onderzoeksproces – dat leidde tot die kennis – kunnen<br />

worden meegenomen in de cursussen.<br />

Het voorgelegde zelfevaluatierapport (ZER) weerspiegelt dominant een AR-perspectief. Het lijkt niet specifiek<br />

voor de visitatie IAR te zijn geschreven. De voorbeelden hebben voor wat betreft het afstuderen vooral<br />

betrekking op het vijfde jaar architectuur. Het was voor de commissie bijzonder moeilijk om te begrijpen welke<br />

onderdelen nu specifiek betrekking hadden op IAR. De commissie heeft begrip voor de informatie die<br />

betrekking heeft op de eerste twee jaren van de opleiding, maar ook daar blijft de vraag wat een en ander<br />

betekent voor IAR. Bij het bezoek ter plaatse kon heel wat worden rechtgezet en werd ingegaan op vragen<br />

naar aanvullende informatie. De voorbereiding van de visitatie was echter wel verstoord door de nonspecificiteit<br />

en zelfs redundantie van heel wat informatie.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

27


Problematiek van de twee campussen<br />

De commissie is zeer bezorgd over de bestaande situatie waarin de opleiding IAR op twee campussen is<br />

georganiseerd. Daarbij stelt ze vast dat de situatie op de campus Gent extreem verschilt van die op de<br />

campus Brussel. Voor het vervolg van de paragraaf wenst de commissie vooral in te gaan op de campus<br />

Brussel.<br />

De commissie werd tijdens de gesprekken met studenten en afgestudeerden geconfronteerd met een<br />

zorgwekkende situatie. Zij geven immers een aantal belangrijke lacunes aan, zoals de inhoudelijke invulling<br />

van het IAR-onderwijs, de bestaffing met IAR-staf en de specifieke uitrusting voor IAR. Dit doet bij de<br />

commissie twijfels rijzen over de mate waarin nog van een IAR-opleiding met een aanvaardbare kwaliteit kan<br />

worden gesproken. Het gaat in concreto over uitspraken als: geen les krijgen, geen IAR-begeleiding krijgen bij<br />

afstudeerwerk, geen beschikbaarheid over een technische (materialen)bibliotheek, het ontbreken van<br />

meubelontwerp (naast geschiedenis van het meubel), het ontbreken van een eigen IAR-lokaal, het ‘vergeten’<br />

van IAR-perspectieven bij gemeenschappelijke vakken. De commissie beklemtoont dat het hierbij niet om<br />

alleenstaande uitspraken gaat.<br />

Wat volgt, maakt de situatie nog moeilijker te begrijpen voor de commissie. De instelling is immers op de<br />

hoogte van de precaire situatie en geeft grif toe dat er problemen zijn. Waarom is hierover dan op geen enkele<br />

manier expliciet gerapporteerd in het ZER Werd de situatie van IAR op de campus Brussel niet<br />

meegenomen in het rapport Waarom is geen aparte structurele actielijn opgezet in het verleden, naast<br />

enkele ad-hoc ingrepen Waarom wordt - ook voor de toekomst - geen aparte actielijn uitgezet om in te<br />

grijpen voor het volgende academiejaar 2004-2005 wanneer ook op de campus Brussel een zelfstandige<br />

bachelor IAR wordt geïmplementeerd De commissie kan niet anders dan concluderen dat over de campus<br />

Brussel op zeer korte termijn een aantal beslissingen moeten worden genomen. De macrodoelmatigheid van<br />

het onderwijs op de campus Brussel is kritiek.<br />

2.2.1.2 concretisering van de kwaliteitszorg<br />

Binnen het departement is een kwaliteitscoördinator aangesteld. Hij is voltijds aan het departement<br />

verbonden, heeft een 50% taakbelasting voor kwaliteitszorg (KZ) en is zeer actief en gedreven. Ze waardeert<br />

de planmatige aanpak, de kwaliteitscyclus die is opgezet en ook het feit dat een eigen instrumentarium is<br />

ontwikkeld voor bijvoorbeeld de zelfevaluatie van docenten (Evatel en Evadoc).<br />

Het beleid ondersteunt uitdrukkelijk de plaats en rol van kwaliteitszorg. De aanpak wordt getypeerd door de<br />

PDCA-cyclus (plan-do-check-act) en wordt ook op deze manier beschreven.<br />

De commissie geeft wel aan dat de kwaliteitszorg minder uitdrukkelijk aanwezig is aan de basis. Er is weinig<br />

bereidheid van docenten om aan zelfevaluatie te doen. Er is nog geen systematische evaluatie van de<br />

vakken. Ook het opvolgen van de acties is nog niet gegarandeerd. De commissie suggereert daarom een<br />

aantal organisatorische ingrepen. Ten eerste stelt ze voor dat het beleid uitdrukkelijker de rol en taak van de<br />

docenten in de kwaliteitszorg zou formaliseren. Ten tweede geeft ze aan dat de kwaliteitscoördinator<br />

standaard een lid van de POC zou moeten zijn en dat kwaliteitszorg een standaarditem op de agenda van<br />

deze commissie zou moeten worden.<br />

Uit het ZER blijkt dat er reeds een vrij rijke inventaris van verbeterpunten beschikbaar is sinds december<br />

2003. De commissie suggereert om vrij snel prioriteiten op te stellen in de grote en zeer gevarieerde<br />

verzameling verbeterpunten. Ze vraagt daarbij ook verbeterpunten operationeel te beschrijven en<br />

actieplannen uit te werken die Specifiek, Meetbaar, Attractief, Realistisch en Tijdsgerelateerd zijn (SMART).<br />

Een zeer goed startdocument is het beschikbare verbeterplan naar aanleiding van de studentenenquête, maar<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

28


ook hier blijft de opmerking gelden dat door het ontbreken van indicatoren de streefkwaliteit onvoldoende kan<br />

worden vastgesteld. De aanpak garandeert ook onvoldoende het integrale karakter van de KZ.<br />

De commissie herhaalt dat in de context van een eigen POC IAR-activiteiten van de KZ-coördinator aandacht<br />

moeten krijgen en dus regelmatig geagendeerd moeten worden. Aanvullend wordt gevraagd de POC uit te<br />

breiden met studenten als volwaardige leden. Vooral voor het bereiken van een integrale KZ-cyclus wordt de<br />

rol van de POC als instrument benadrukt. In de huidige situatie kan nog niet gesteld worden dat de KZ-cyclus<br />

volledig doorlopen is tot en met het nemen van acties en de opvolging ervan op de werkvloer. Ook de<br />

duurzaamheid kan niet gegarandeerd worden. Er wordt gesuggereerd om ook de regelmaat en de doorlooptijd<br />

op te drijven. In de huidige planning wordt de cyclus maar om de drie tot vier jaar opnieuw doorlopen.<br />

2.2.1.3 personeel<br />

De commissie spreekt haar waardering uit voor de vakbekwaamheid van de docenten en hun duidelijke<br />

betrokkenheid op het onderwijs. Opvallend is de zeer grote aandacht voor de ontwikkeling en begeleiding van<br />

de individuele student.<br />

De professionaliteit van een groot deel van het personeelskader heeft vooral betrekking op het traditionele<br />

vakgebied AR en in mindere mate op IAR.<br />

De opleiding is zich bewust van belangrijke aandachtspunten ten aanzien van de personeelsformatie. Ze<br />

streeft verjonging, vervrouwelijking en versterking van de IAR-expertise na. De commissie beseft evenwel dat<br />

realisaties ter zake sterk bepaald worden door de beperkte middelen.<br />

De commissie stelt vast dat er nog maar in beperkte mate ideeën zijn om op een flexibele en creatieve manier<br />

nieuwe, externe en/of internationale expertise op een structurele manier bij de opleiding te betrekken.<br />

Initiatieven van studenten om gastcolleges te organiseren en externen te betrekken worden wel ondersteund,<br />

en dit zal in de toekomst ook regelmatig gebeuren. Dit voorbeeld illustreert hoe een meer structurele<br />

studentenparticipatie ook de kwaliteit van de opleiding ten goede kan komen.<br />

Een personeelsbeleid op middellange termijn ten aanzien van de samenstelling van het personeelskader is in<br />

opbouw. Aandacht voor de specificiteit voortvloeiend uit de BA/MA IAR blijft hierbij nodig.<br />

Eerder werd reeds aangestipt dat het docententeam vooral vakspecialisten telt. De commissie heeft vragen<br />

over het ontwikkelen van de expertise die nodig is voor het realiseren van ‘academisch’ onderwijs. Het valt op<br />

dat een onderzoeks- en onderwijsprofessionaliseringsbeleid in ontwikkeling is. Op dit moment hangt<br />

professionalisering nog sterk af van het individuele initiatief.<br />

De commissie vraagt uitdrukkelijk aandacht voor professionalisering met het oog op het systematisch<br />

implementeren van e-learning, het ontwikkelen van de leermiddelen ter ondersteuning van de begeleide<br />

zelfstudie, het integreren van theoretische en ontwerpvakken in de trajecten (masterfase). Ten aanzien van de<br />

implementatie van beoogde vernieuwingen zou de aanwezigheid van een structurele<br />

(onderwijs)ondersteuning de grote druk op de docenten kunnen opvangen. Er werden ideeën geschetst op<br />

hogeschoolniveau en associatieniveau. Daarnaast - en niet steeds overeenkomstig met die denksporen -<br />

blijken ook bij docenten ideeën te bestaan over vernieuwende vormen van onderwijs. Ook vanuit het<br />

onderzoek komt er input. De commissie is van mening dat een coördinatie op korte termijn wenselijk is.<br />

Een apart punt van aandacht is de professionalisering in het kader van academisering. De commissie herhaalt<br />

dat samenwerkingsverbanden een oplossing kunnen bieden voor de beperkte middelen.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

29


2.2.1.4 materiële en financiële randvoorwaarden<br />

De commissie wenst bij de bespreking een uitdrukkelijk onderscheid te maken tussen de campussen Brussel<br />

en Gent.<br />

campus Brussel<br />

De opmerkingen uit het eerste thema van deze rapportage kunnen hier herhaald worden.<br />

De commissie mist een technische bibliotheek, werkplaatsen en een eigen werkruimte/atelier IAR.<br />

De lesruimtes voldoen evenwel.<br />

Er is een uitdrukkelijke appreciatie voor het optimaal benutten van de beschikbare middelen voor de<br />

mediatheek door de samenwerking met de bibliotheken van aanpalende instellingen/opleidingen. Het<br />

technisch documentatiecentrum kan worden uitgebreid met meer op interieur gerichte documentatie en<br />

materiaal.<br />

De beschikbare ICT-infrastructuur en IAR-gerelateerde software voldoen (Vector-Works, Auto-CAD).<br />

campus Gent<br />

De campus is gehuisvest in een inspirerende omgeving. De grenzen van de capaciteit zijn bijna bereikt.<br />

Plannen voor uitbreiding zijn aanwezig. De relevante onderwijsinfrastructuur is aanwezig en is up-to-date. De<br />

lokalen zijn voorzien van adequate audiovisuele middelen.<br />

Er is voorzien in de mogelijkheid om op groot formaat te printen en te plotten, zij het dat de capaciteit te krap<br />

is op de voorspelbare piekmomenten. Uitbreiding is noodzakelijk.<br />

Ruimtes die de studenten kunnen gebruiken voor teamwerk en zelfstudie zijn zeer schaars. Reflectie hierover<br />

dringt zich op gezien de plannen voor innovatieve onderwijsvormen.<br />

Er is niet voorzien in werkplaatsen, noch in het beschikbaar stellen van materialen en materieel.<br />

Samenwerking met andere opleidingen (IV, BK) zou hier op een economische manier invulling aan kunnen<br />

geven.<br />

De bibliotheek is goed uitgerust. Het technisch documentatiecentrum kan worden uitgebreid met meer op<br />

interieur gerichte documentatie en materiaal.<br />

Een ICT-laptopproject is niet aangeslagen.<br />

2.2.1.5 onderwijsdoelstellingen<br />

De commissie stelt zich vragen bij de voorgestelde visie op IAR en de daaruit afgeleide<br />

onderwijsdoelstellingen. Zeer uitdrukkelijk wordt telkens inzake IAR de invulling van complexe externe<br />

publieke ruimtes vooropgesteld (het stedelijk interieur). Ook de begrippen scenografie, herbestemming,<br />

herinrichting en mutatie worden veel aangehaald.<br />

De confrontatie van deze visie en onderwijsdoelstellingen met de richtinggevende beroepsprofielen en de<br />

feitelijke taakstelling in het actuele beroepsveld, zouden kunnen leiden tot de volgende lijst van eventuele<br />

bijkomende aandachtspunten:<br />

- de conceptontwikkeling vanuit de ‘beleving’ van het interieur als zodanig, waarbij de beoogde ‘ervaring’<br />

(experience) wordt ontleend aan het programma van eisen en wensen;<br />

- vanuit het architectonisch concept een meer directe gerichtheid op een meer diepgaande<br />

interieurarchitectonische uitwerking;<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

30


- een daaruit voortvloeiende aandacht voor materialisatie van het interieur, kleurgebruik, verlichting,<br />

losse en vaste meubilering, stoffering, grafische toepassingen en de detaillering op een adequaat<br />

schaalniveau;<br />

- het maken van modellen/maquettes die de interieurarchitectonische elementen in een duidelijke<br />

uitwerking laten zien;<br />

- de gelegenheid om hieruit kunst als toegepaste kunst te betrekken.<br />

Bovenstaande punten stellen de keuze voor de publieke ruimte niet ter discussie, maar stellen wel de vraag<br />

naar de methodiek centraal. Deze aandachtspunten zijn niet alleen toepasbaar in het stedelijk interieur, maar<br />

evenzeer in het architectonisch interieur, maar de toepassing in dit laatste veld wordt te veel gemist.<br />

De commissie geeft aan dat voorgaande analyse gebaseerd is op de tentoonstelling van de geselecteerde<br />

eindwerken/atelierwerken van de studenten. De hoogstaande kwaliteit vanuit de invalshoek AR en de wijze<br />

waarop die werden gepresenteerd, draagt uitdrukkelijk de waardering weg van de commissie. Eens te meer<br />

wordt de interieurarchitectonische component gemist.<br />

De commissie waardeert de aandacht voor het idee-noterend tekenen.<br />

Een aanpassing van de onderwijsdoelen aan een geëxpliciteerde invulling van het begrip academisering is<br />

nog niet aanwezig. Er zitten mogelijkheden in de herpositionering van de thesis in de toekomstige BA/MA IAR.<br />

Studenten, het beroepsveld en afgestudeerden vragen aandacht voor leerdoelen inzake prijsbestekken,<br />

projectmanagement en klantencommunicatie, meubelontwerp en meubeldetaillering en IAR-materialenkennis.<br />

Als sterkte punten voerden ze de uitwisseling met AR, het werken in teams en de grote aandacht voor<br />

conceptontwikkeling aan.<br />

2.2.1.6 opleidingsprogramma<br />

Het programma is opgedeeld in een vaste stam van opgelegde vakken enerzijds en aanvullende vakken via<br />

het PLUS-programma vanaf het tweede jaar anderzijds.<br />

Het opleidingsprogramma weerspiegelt de dominantie van AR in de eerste cyclus en de beperkte IARinvulling<br />

via het PLUS-programma. De commissie waardeert de ideeën om in de BA/MA IAR de invulling<br />

vanuit IAR sneller en omvangrijker te realiseren. Het is jammer dat het omvormingsdossier ter zake niet kon<br />

worden ingekeken.<br />

Er zijn pogingen om theorie en praktijk met elkaar te verbinden. Ter zake experimenteert de opleiding met de<br />

trajecten in de latere fase van de opleiding, waarbij onderwijs, ontwerp en onderzoek worden gebundeld rond<br />

een aantal actuele thema’s. Het is minder duidelijk hoe de integratie van theorie en praktijk zal worden<br />

aangepakt in de ABA. Ook de studenten signaleren hierover problemen. De commissie suggereert om de<br />

ervaringen van dit jaar grondig te evalueren.<br />

Ook een versterking van de (onderwijs)expertise van de docenten zou kunnen helpen om dit aspect beter te<br />

ondervangen.<br />

De commissie wenst de opleiding uitdrukkelijk te wijzen op de uitgesproken wens van de huidige studenten,<br />

afgestudeerden en beroepsveld over de noodzaak van een geïntegreerde stage. Vooral een benadering van<br />

de stage als een kennismaking met de volle complexiteit van het beroepsveld van de IAR wordt hierbij<br />

verkozen.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

31


In het verlengde van de vraag naar een stage, wensen de studenten ook een meer systematisch contact met<br />

het beroepsveld via bezoeken, gastcolleges en workshops. De huidige inspanningen blijken te weinig<br />

geïntegreerd te zijn in het onderwijs, wat leidt tot een foutieve perceptie bij de studenten van deze<br />

beroepsveldcontacten.<br />

2.2.1.7 werkveldervaring en afstudeerwerk<br />

stage<br />

Zoals hierboven reeds werd vermeld, ontbreekt een geïntegreerde stage en zijn de contacten met het<br />

beroepsveld niet structureel aanwezig. De studenten signaleerden wel een aantal excursies die door de<br />

campus Brussel werden georganiseerd, alsook infosessies over materialen door mensen uit het beroepsveld.<br />

Op de campus Gent is er weinig organisatie op dit vlak.<br />

De commissie adviseert de opleiding om na te denken over de manier waarop de studenten meer<br />

praktijkervaring kunnen krijgen.<br />

afstudeerwerk<br />

Het afstudeerwerk is een ontwerpproject. Een thesis behoort momenteel nog niet tot de mogelijkheden. Het<br />

afstudeerwerk weerspiegelt de huidige visie op IAR, maar zoals reeds eerder vermeld mist de commissie de<br />

specifieke interieurarchitectonische invulling.<br />

Er wordt uitdrukkelijk gevraagd naar een begeleiding van het afstudeerwerk door IAR-deskundigen. In relatie<br />

tot het afstudeerwerk zou in het kader van de academisering de thesis een bijzondere rol kunnen spelen.<br />

Beloftevol is dat de afstudeerwerken de basis vormen van een kennismanagementsysteem in de opleiding<br />

door het Architectuur Reflectiecentrum (ARC).<br />

De commissie beveelt aan om ook voor studenten IAR de mogelijkheid tot het opbouwen van een (digitale)<br />

portfolio aan te bieden, in overeenstemming met wat gebeurt voor de studenten AR.<br />

Er is aandacht voor de auteursrechten op de concepten en het werk van de studenten. Terecht wordt hierbij<br />

samengewerkt met associatiepartners.<br />

2.2.1.8 internationalisering<br />

De internationalisering wordt voor IAR vooral, maar toch nog beperkt, ingevuld door deelname aan het<br />

Socrates-studentenmobiliteitsprogramma. De ervaringen van de studenten zijn niet onverdeeld positief. Ze<br />

signaleren dat de opleiding niet steeds gelijkwaardig is of specifiek naar IAR gericht is. De screening van de<br />

partnerinstellingen gebeurt door de stuurgroep internationalisering, maar in deze stuurgroep zitten enkel<br />

lesgevers die betrokken zijn bij IAR. De commissie pleit ervoor dat hierbij ook interieurarchitecten betrokken<br />

worden. Een kritische analyse van het programma IAR bij de partnerinstellingen kan vermijden dat bepaalde<br />

studenten de ervaring als minder relevant beschouwen.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

32


Een alternatieve invulling van het begrip internationalisering is mogelijk, al wordt die nu minder nagestreefd:<br />

bijvoorbeeld via docentenmobiliteit, invulling van het curriculum, keuze leermaterialen, gastcolleges, etc. Naar<br />

analogie met de initiatieven bij AR kunnen projecten met het buitenland worden opgezet.<br />

2.2.1.9 leersituatie<br />

onderwijsvormen<br />

Het onderwijs gebeurt - naast de ateliers - vooral via klassieke onderwijsvormen. De adequaatheid van de<br />

ateliers is overduidelijk. Vanuit de theoretische opleidingsonderdelen worden consultaties georganiseerd om<br />

studenten in het kader van hun ontwerpen in de ateliers te adviseren. Via deze consultsessies krijgen de<br />

studenten een zeer persoonlijke en adequate begeleiding.<br />

Meer innovatieve onderwijsbenaderingen kunnen een verrijking betekenen en ook een oplossing aanreiken<br />

voor het spaarzaam omgaan met beschikbare middelen en personeel, bijvoorbeeld het<br />

opleidingsoverschrijdend werken, het studiejaardoorbrekend werken en het invoeren van het studiomodel<br />

waarbij oudere studenten jongere collega’s begeleiden en evalueren.<br />

Voor wat betreft de andere vakken domineert een werkvorm die met het begrip ‘college’ wordt getypeerd. Er<br />

wordt ‘begeleide zelfstudie’ vooropgesteld voor de toekomst. Dit zal veel aandacht vragen voor het aanpassen<br />

van de leermaterialen (zie verder) en de wijze van begeleiden door de docenten.<br />

Studenten signaleren gedwongen uitstelgedrag om behandelde cursussen te kunnen verwerken/reproduceren<br />

door de piekbelastingen wanneer ontwerpopdrachten afgerond moeten worden. Een betere spreiding en het<br />

invoeren van aangepaste evaluatievormen bij de theorievakken kunnen een oplossing bieden.<br />

Een geïntegreerd gebruik van een e-learningomgeving ontbreekt. De opleiding voert wel gesprekken met de<br />

associatiepartners om dit te dynamiseren. In het licht van de positieve ervaringen met dit soort<br />

leeromgevingen elders voor het aanpakken van zowel didactische als logistiek-administratieve elementen, ligt<br />

een versnelde invoering voor de hand. Het kiezen van open source-oplossingen kan de druk op de beperkte<br />

financiële middelen vermijden.<br />

onderwijsmiddelen<br />

Leermaterialen voor de meer technische vakken (onder meer constructie en sterkteleer) en voor IAR zijn vrij<br />

systematisch en volledig uitgewerkt. Een aantal vakken is dusdanig uitgewerkt dat ze in meer of mindere mate<br />

een voorbeeldfunctie kunnen vervullen.<br />

In andere gevallen geven de leermiddelen - in casu de readers en cursussen - niet altijd de thematische<br />

inhouden en theoretische basis weer en worden de volgende bedenkingen gemaakt:<br />

- veel cursussen zijn compilaties van bestaande teksten zonder verdere ondersteuningswaarde van een<br />

leerproces;<br />

- bij de algemene theoretische vakken wordt de relevantie van bepaalde cursusuitwerkingen in vraag<br />

gesteld;<br />

- er ontbreekt een wetenschappelijke verantwoording bij de uitwerking van de materialen (bijvoorbeeld<br />

structuur, bronvermelding, citaten en literatuurlijst);<br />

- er is geen huisstijl.<br />

De leermiddelen zijn zeker niet uitgewerkt om de vooropgestelde ‘begeleide zelfstudie’ te kunnen<br />

ondersteunen. Het aantrekken van externe expertise om docenten te helpen bij het uitwerken van hun<br />

leermaterialen lijkt nodig.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

33


De commissie vraagt dat dit aspect in het kader van de KZ continu zou worden opgevolgd.<br />

2.2.1.10 toetsing en evaluatie<br />

De commissie vindt de toetsing van de theoretische en ondersteunende vakken van een hoog niveau. In<br />

functie van het spreiden van studielast en het vermijden van piekbelastingen zou het ontwikkelen van een<br />

vorm van continue toetsing een oplossing kunnen bieden (bijvoorbeeld gebaseerd op de oefeningen in de<br />

lessen). De toetsing gebeurt nu ook heel apart en dus onafhankelijk van de ateliers waar net de integratie<br />

tussen theorie en praktijk optimaal ingang zou kunnen vinden.<br />

Voor de ateliers is er duidelijk aandacht voor een permanente evaluatie. Er werd weinig zelf- of peertoetsing<br />

vastgesteld en/of vermeld. De commissie stelde vast dat de evaluatie gebeurt op basis van gepersonaliseerde<br />

evaluatieformulieren (docent, vak, student).<br />

De commissie suggereert om bij de toetsing - in het kader van de academisering - ook de technisch<br />

wetenschappelijke kenmerken van bijvoorbeeld papers in de beoordeling te betrekken.<br />

In het algemeen stelt de commissie dat vooropgezette vernieuwingen in werkvormen ook zullen moeten<br />

samengaan met aanpassingen in de toetsing en evaluatie.<br />

2.2.1.11 studie- en studentenbegeleiding<br />

Voor het optimaliseren van de instroom zijn er brugprogramma’s voorhanden. Interessant was de aanpak<br />

waarbij de opleiding vooral het ‘leren leren’ van bepaalde disciplines probeerde te bevorderen (wiskunde,<br />

tekenen, kunstgeschiedenis).<br />

De commissie apprecieert de lage drempel tussen studenten en docenten.<br />

De ombudspersoon is gekend en de aanstelling wordt vooraf met de studentenraad besproken, maar de<br />

studenten zijn niet direct betrokken bij de aanstelling. De commissie blijft een meer objectieve en directe<br />

procedure bij de aanstelling van de ombudspersoon verdedigen. Er kunnen opmerkingen worden gemaakt bij<br />

de taakinvulling van de ombudspersonen die nu beperkt blijft tot de examenproblematiek. Gedurende het<br />

academiejaar blijken studenten met vragen en opmerkingen terecht te komen bij de docenten en lesgevers. Er<br />

blijkt geen vertrouwenspersoon te zijn aangesteld.<br />

SOVO zorgt voor individuele psychosociale begeleiding van de student. Zij organiseert ook lessen over<br />

faalangst en uitstelgedrag. Hiervoor werkt ze samen met STAP (studieadviespunt).<br />

De commissie dringt aan op het versneld invoeren van studentenparticipatie in alle beleids- en adviesorganen.<br />

Hierbij kan – wat positief is - het beleid aangeven dat het de inspanningen van studenten ter zake honoreert.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

34


2.2.1.12 studeerbaarheid en studierendement<br />

Er is een voorzichtige aanpak van studietijdmeting naar aanleiding van de omvormingsdossiers, de intentie<br />

leeft om dit grondiger te hernemen na de BA/MA-hervorming.<br />

De studenten geven aan dat ze het studieprogramma vrij zwaar maar doenbaar vinden. Vooral het einde van<br />

de modules waarbij de opdrachten moeten worden afgewerkt, creëert een piekbelasting.<br />

De commissie vraagt aandacht voor de slaagcijfers in het tweede jaar en de rendementcijfers van de totale<br />

opleiding (uitstroom na het normtraject van vier jaar). Die zijn niet conform aan de vigerende cijfers van het<br />

hoger onderwijs in Vlaanderen.<br />

2.2.1.13 afgestudeerden<br />

De afgestudeerden zijn, afhankelijk van de betreffende studiecampus, tevreden of ontevreden over de<br />

opleiding. De opmerkingen over de campus Brussel werden reeds hoger in dit rapport vermeld.<br />

Er is een uitdrukkelijke waardering voor het ontwikkelen van concepten, de nauwe samenwerking met AR, de<br />

vlotte toegankelijkheid tot de directie, de kansen tot samenwerken, het leren organiseren en presenteren. De<br />

afgestudeerden promoten uitdrukkelijk externe contacten in de opleiding, maar dan wel op een meer<br />

structurele wijze.<br />

Lacunes ten aanzien van de inhoud van het curriculum werden hierboven opgesomd.<br />

Er is een alumnivereniging in de opleiding. De afgestudeerden rapporteren echter een beperkte participatie<br />

aan deze activiteit.<br />

Het beroepsveld, voor zover het representatief was vertegenwoordigd, is tevreden over de afgestudeerden<br />

van deze opleiding. Het ondersteunt de nauwe band tussen IAR en AR.<br />

De vertegenwoordigers waar de commissie mee gesproken heeft, zijn bereid om stageplaatsen aan te bieden.<br />

2.2.1.14 maatschappelijke dienstverlening<br />

Opvallend en te waarderen is dat atelieroefeningen en eindstudieopdrachten worden gekozen in<br />

maatschappelijk relevante situaties. Het blijft onduidelijk of de resultaten ter beschikking worden gesteld van<br />

de gemeenschap.<br />

2.2.1.15 onderzoek<br />

Er is een kleine maar actieve groep onderzoek en onderwijs. In de onderzoeksactiviteiten domineert de<br />

thematiek van Universal Design (gericht op personen met een handicap). De commissie onderschat het<br />

belang van dit onderzoek niet, maar stelt wel de vraag of dit voor de opleiding IAR de enige prioriteit moet zijn<br />

op het vlak van onderzoek.<br />

Een beloftevol initiatief is het ARC. Het kan de basis vormen van een systeem van kennismanagement voor<br />

docenten als onderzoekers en studenten als designmanagers. De huidige technische uitwerking is niet<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

35


schaalbaar om het doorzoeken van de verzameling ontwerpen gericht te laten gebeuren. Het toevoegen van<br />

metadata en goede descriptoren is hiervoor noodzakelijk en kan leiden tot een waardevolle knowledge base<br />

voor deze opleiding. Er wordt gesuggereerd om ook in dit verband de mogelijkheden van open sourceoplossingen<br />

te verkennen.<br />

‘Architectureren’ wordt als een specifieke invulling van academiseren en doctoreren naar voren geschoven.<br />

Voorlopig blijft onduidelijk wat hiermee wordt bedoeld en wat de consequenties zijn voor docenten en<br />

vakgroepen.<br />

De invulling van academisering inzake onderwijs ontbreekt nog. Hierboven werd reeds gesuggereerd om met<br />

aandrang te kijken naar het academisch karakter van de leermaterialen, de herpositionering van de thesissen,<br />

het integreren van onderzoeksmethodologie in het ontwerpen, enzovoort.<br />

Professionalisering, al dan niet in een samenwerking met associatiepartners, kan de personeelsleden helpen<br />

om een eigen invulling te geven aan academisering die past bij hun opvatting over het vakgebied IAR.<br />

2.2.2 conclusies<br />

Bij de voorbereiding van de visitatie en het doornemen van het ZER werd de commissie geconfronteerd met<br />

een probleem omdat de specifieke informatie over de opleiding IAR niet aanwezig was. Tijdens de bezoeken<br />

kreeg de commissie wel voldoende informatie om te komen tot een evenwichtige beoordeling van de opleiding<br />

IAR.<br />

De opleiding beschikt duidelijk over een aantal troeven.<br />

Ze kan een beroep doen op een betrokken en vakbekwaam docentenkorps.<br />

De commissie stelt vast dat voor deze opleiding heel wat denkwerk is verricht en dat er veel in ontwikkeling is<br />

op verschillende terreinen. Ze waardeert dat er een KZ-beleid is en dat de nieuwe BA/MA IAR uitgetekend<br />

wordt.<br />

Beloftevolle initiatieven zijn het ARC en de manier waarop de ondersteunende vakken gekoppeld worden aan<br />

de uitvoering van de ontwerpprojecten.<br />

De commissie schuift ook een aantal aandachtspunten naar voren.<br />

De commissie apprecieert het voorbereidende denkwerk, maar raadt de opleiding aan snel over te gaan tot<br />

actie om zo tijdig te kunnen starten met de nieuwe opleidingsstructuur in het komende academiejaar. In dit<br />

verband vraagt de commissie een plan uit te werken voor de onderzoeks- en onderwijsprofessionalisering van<br />

het personeel.<br />

Ondanks de aanwezigheid van een KZ-coördinator verbonden aan het departement is de kwaliteitszorg nog<br />

niet geïntegreerd in alle geledingen van de opleiding.<br />

De commissie is van mening dat de identiteit van IAR onvoldoende tot uiting komt in deze opleiding. De<br />

commissie pleit voor de installatie van een eigen POC voor IAR, een opmaat voor de eigen identiteit.<br />

Zorgwekkend vindt de commissie de situatie van campus Brussel. Ter zake vraagt ze dat de opleiding en de<br />

hogeschool zich dringend over deze problematiek zouden buigen.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

36


2.3 Provinciale Hogeschool Limburg<br />

inleiding<br />

De opleiding Interieurarchitectuur (IAR) maakt deel uit van het departement Architectuur en Beeldende Kunst<br />

van de Provinciale Hogeschool Limburg (PHL). De PHL bestaat uit 5 departementen, verspreid over twee<br />

campussen: Hasselt en Diepenbeek.<br />

Het departement Architectuur en Beeldende kunst telt naast de gevisiteerde opleiding nog drie twee-cycliopleidingen,<br />

namelijk architectuur (AR), beeldende kunst (BK) en grafische en reclamevormgeving (GRV).<br />

Het departement is verspreid over de twee campussen. De opleidingen AR en IAR worden aangeboden op de<br />

Universitaire campus in Diepenbeek, de opleidingen BK en GRV op de campus Hasselt. De<br />

hogeschooldiensten zijn eveneens gesitueerd op de campus Hasselt.<br />

De PHL maakt deel uit van de associatie LUC. Voor de opleiding IAR is er echter geen academische<br />

tegenhanger binnen de associatie. Voor de academisering worden gesprekken gevoerd met andere<br />

universiteiten, onder meer de VUB.<br />

De opleiding Interieurarchitectuur is ontstaan uit de richting binnenhuisarchitectuur. Door het decreet<br />

betreffende de hogescholen van 1994 werden de kandidaturen van de opleidingen architectuur en<br />

binnenhuisarchitectuur samengevoegd. Deze samenvoeging heeft de studentenaantallen negatief beïnvloed.<br />

Ook de oprichting van de opleiding Interieurvormgeving had een heroriëntatie van de studenten tot gevolg. Na<br />

de invoering van de BA/MA-structuur krijgt de opleiding Interieurarchitectuur opnieuw een afzonderlijke BA en<br />

MA.<br />

De visitatiecommissie dankt de Provinciale Hogeschool Limburg en het departement voor de efficiënte<br />

organisatie van de visitatie Interieurarchitectuur.<br />

De commissie apprecieerde de open geest van de gesprekken tijdens het visitatiebezoek.<br />

2.3.1 bespreking van de thema’s<br />

2.3.1.1 beschrijving van het beleid en kwaliteitszorg van de opleiding<br />

De opleiding IAR is opgezet in de ruimere context van de PHL en is geïntegreerd in het departement samen<br />

met de opleidingen AR en Beeldende Kunsten.<br />

De hogeschool geeft een relatieve autonomie aan het departement voor het organiseren van de opleiding<br />

IAR. Het valt daarbij op dat heel veel aspecten die de opleiding raken, sterk centraal aangestuurd worden<br />

(onder meer het personeelsbeleid, het financieel beleid, ICT). De commissie heeft ook geconstateerd dat<br />

keuzes en oriëntaties op opleidingsniveau niet steeds op dezelfde lijn zitten als die van de centrale<br />

visies/kaders (bijvoorbeeld een vroegere oriëntatie op projectgestuurd onderwijs - PGO).<br />

De organisatie van de opleiding weerspiegelt verschillende fases uit het verleden van deze opleiding. Daarbij<br />

valt op dat vroegere methodes nog blijven doorwerken, terwijl er zich nieuwe opdringen en/of nog moeten<br />

worden geïmplementeerd. In het bijzonder de verhouding met de opleidingen AR en BK en aanverwante<br />

opleidingen is nog niet volledig uitgekristalliseerd en/of vertaald in een operationele organisatie van het<br />

onderwijs zoals dat van start zou moeten gaan in september 2004. De opleiding stelt dat ze in de loop van het<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

37


proces een vrij omvangrijke en ambitieuze verandering wil implementeren, zowel voor wat betreft de inhoud,<br />

de onderwijskundige vormgeving als de omkadering van het onderwijs. De commissie stelt zich echter de<br />

vraag of dit een hanteerbare aanpak is.<br />

De opleiding IAR profileert zich uitdrukkelijk als een professioneel georiënteerde opleiding met een zeer grote<br />

aandacht voor de individuele student. Uit de gesprekken blijkt dat de opleiding IAR duidelijk als een<br />

afzonderlijke opleiding met een eigen identiteit wil presenteren.<br />

De visie op de toekomstige opleiding is als blauwdruk aanwezig, vooral bij een aantal zeer sterk betrokken<br />

leden van het OP. Een verdere operationalisering en verduidelijking naar de organisatie dringt zich op en een<br />

grote aandacht voor de communicatie over deze visie lijkt de commissie dringend nodig. Het ZER blijkt<br />

duidelijk als een katalysator te hebben gewerkt bij de ontwikkeling van deze blauwdruk, naast andere factoren<br />

zoals academisering, BA/MA-hervorming en internationalisering. De commissie vraagt uitdrukkelijk om alle<br />

betrokken geledingen met inbegrip van de studenten structureel in advies- en/of beslissingsorganen te<br />

betrekken.<br />

De commissie vraagt aparte aandacht voor de academisering. Verschillende interpretaties werden naar voren<br />

geschoven, en er werd een spanningsveld vastgesteld tussen een nog sterke gerichtheid op een vierjarige<br />

professioneel gerichte BA en een volwaardige - decretaal bepaalde - academische BA/MA. Daarbij wordt<br />

aandacht gevraagd voor de academisering in de breedste zin van het woord: personeel, studenten,<br />

leerinhouden, methodieken, invulling van thesis en afstudeeropdracht (masterproef) en professionalisering.<br />

De huidige invulling met de term ’onderzoekend ontwerpen’ is onvoldoende operationeel.<br />

De commissie spreekt haar uitdrukkelijke waardering uit voor de resoluutheid waarmee gekozen is voor een<br />

eigen specifieke IAR BA/MA.<br />

Inzake het beleid voor deze opleiding zijn er interessante samenwerkingsverbanden met andere opleidingen<br />

binnen de HS en de associatie in embryonale vorm aanwezig. De commissie hoopt dat het verder uitwerken<br />

van dit soort samenwerkingsverbanden goede oplossingen zal aanreiken voor de uitbouw van de eigen<br />

specifieke IAR BA/MA.<br />

Het ZER bleek vooral een descriptieve weergave van de voorbije drie jaren en in mindere mate een weergave<br />

van een kritische reflectie (S/Z, visie en toekomst). Uit de gesprekken concludeerde de commissie anderzijds<br />

dat de kritische reflectie wel degelijk aanwezig is, en deels is uitgewerkt in beleidsdocumenten, plannen,<br />

draaiboeken, …<br />

2.3.1.2 concretisering van de kwaliteitszorg<br />

De commissie stelt de positieve invloed vast van een centraal recent opgezette KZ-coördinatie. Ze waardeert<br />

uitdrukkelijk dat daarbij gekozen is voor een rechtstreekse ondersteuning ten aanzien van de opleidingen. Het<br />

is onduidelijk hoe de KZ worden opgevolgd op het niveau van de opleiding en het departement.<br />

De commissie stelt zich vragen bij de betrokkenheid van alle geledingen bij de feitelijke uitwerking van de KZ<br />

zoals beschreven in het ZER. De commissie herhaalt de eerder geopperde suggestie om alle docenten,<br />

ondersteunend personeel en studenten hierbij te betrekken.<br />

Op departementaal niveau is de taakomschrijving, de verantwoordelijkheid en navorming van de<br />

verantwoordelijken voor KZ onvoldoende duidelijk. Uit de gesprekken met het centraal bestuur en de centrale<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

38


kwaliteitscoördinator blijkt evenwel dat er een aanzet is tot ondersteuning van de opleidingen. Zo stelt de<br />

commissie een beloftevolle ontwikkeling vast in de vorm van een kaderstellend kwaliteitsplan 2003-2004.<br />

De commissie moedigt de opleiding aan deze plannen zo snel mogelijk operationele vorm te geven, en daarbij<br />

actieplannen uit te werken die Specifiek, Meetbaar, Attractief, Realistisch en Tijdsgerelateerd zijn (het<br />

SMART-principe).<br />

De commissie erkent dat de opleidingsraad in het kader van de kwaliteitszorg een uitstekend instrument kan<br />

zijn, mits alle betrokkenen bij het onderwijs, met inbegrip van de studenten, er deel van kunnen uitmaken.<br />

2.3.1.3 personeel<br />

De commissie heeft met interesse geluisterd naar het zeer gemotiveerd en enthousiast personeelskader. De<br />

professionaliteit van het personeel heeft vooral betrekking op het traditionele vakgebied IAR in een sterke<br />

relatie tot AR. Deze professionaliteit vertaalt zich ook in het naar voren schuiven van de huidige visie op de<br />

opleiding. De commissie stelt zich evenwel de vraag of deze professionaliteit voldoende adequaat is voor de<br />

ontwikkeling van de toekomstige opleidingsvisie.<br />

De opleiding is zich bewust van de beperkingen die het klein aantal docenten met zich meebrengt om het<br />

brede terrein van de IAR te kunnen bestrijken. De commissie stelt vast dat er nog maar in beperkte mate<br />

denksporen aanwezig zijn om op een flexibele en creatieve manier nieuwe, externe en/of internationale<br />

expertise op een structurele manier bij de opleiding te betrekken. De commissie heeft ook onthouden dat het<br />

centrale bestuur een dergelijke oriëntatie ondersteunt.<br />

Er is nog geen personeelsbeleid op middellange termijn uitgewerkt ten aanzien van de opbouw van het<br />

personeelskader (verhouding assistenten/docenten/hoogleraars).<br />

De commissie bepleit dat wordt nagedacht over een ideaal personeelskader in termen van kwalificatie,<br />

aanbod, verjonging en externe expertise. Ze apprecieert de geformuleerde politiek om ook uit andere<br />

instellingen en vakgebieden personeel voor de opleiding aan te trekken, maar beseft dat een en ander sterk<br />

bepaald wordt door de beperkte middelen.<br />

Eerder werd opgemerkt dat het docententeam vooral vakspecialisten bevat. De commissie heeft enkele<br />

vragen ten aanzien van het ontwikkelen van de expertise die nodig is voor het realiseren van ‘academisch’<br />

onderwijs. Er is geen onderzoeks- en onderwijsprofessionaliseringsbeleid. Keuzes naar aanleiding van het<br />

kwaliteitsplan kunnen een aanzet vormen van een dergelijk beleid dat dan ook centraal en extern<br />

ondersteuning kan krijgen.<br />

De commissie vraagt ook uitdrukkelijk aandacht voor professionalisering met het oog op het systematisch<br />

implementeren van e-learning, het ontwikkelen van de leermiddelen ter ondersteuning van de beoogde<br />

zelfstudie, het integreren van theoretische en ontwerpvakken en een gemeenschappelijke aanpak van<br />

PGO/projectgestuurd onderwijs. Een apart punt van aandacht is de professionalisering in het kader van<br />

academisering. De commissie herhaalt dat samenwerkingsverbanden een oplossing kunnen bieden voor de<br />

beperkte middelen.<br />

2.3.1.4 materiële en financiële randvoorwaarden<br />

De relevante infrastructuur is aanwezig en is up-to-date ingericht. Er zijn audiovisuele lokalen, en er wordt<br />

binnenkort in de mogelijkheid voorzien om op groot formaat te printen en te plotten. De ruimtes die de<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

39


studenten ter beschikking hebben voor teamwerk en zelfstudie bevinden zich in een motiverende omgeving.<br />

De bibliotheek is goed uitgerust met recente werken. Het is echter jammer dat de collectievorming voor een<br />

tweede keer doorkruist wordt door een halvering van het budget.<br />

Het technisch documentatiecentrum is niet meer uitgerust met actuele materialen voor IAR. Werkplaatsen<br />

voor de uitvoering van ontwerpen zijn te beperkt in omvang en uitrusting.<br />

De ICT-infrastructuur is up-to-date en het beheer ervan krijgt voldoende aandacht. De studenten zijn redelijk<br />

tevreden over de beschikbare software, maar hebben voor het tekenprogramma een lichte voorkeur voor<br />

AUTOCAD en ARCHICAD.<br />

De infrastructuur voor elektronische leeromgeving is beschikbaar, maar wordt niet integraal ingezet ter<br />

ondersteuning van het onderwijs.<br />

De hogeschool heeft er enkele jaren geleden voor gekozen om ICT in de dagelijkse onderwijspraktijk in te<br />

voeren via het laptopproject. De studenten hebben de kans om laptops via de hogeschool aan te kopen tegen<br />

voordelige tarieven. Alle gebouwen hebben een draadloos netwerk, dat goed onderhouden wordt en dat<br />

toegang geeft tot het intranet, de servers, Blackboard en het internet. De hogeschool heeft hiermee de spits<br />

afgebeten. De studenten zijn niet onverdeeld positief over de elektronische leeromgeving, met name voor wat<br />

betreft de ondersteuning van theoretische vakken en het gebruik ervan als communicatiekanaal.<br />

2.3.1.5 onderwijsdoelstellingen<br />

De geëxpliciteerde onderwijsdoelstellingen zijn een duidelijke weerspiegeling van de visie op de opleiding<br />

IAR. Alle geledingen bleken deze visie op een zeer consistente manier te erkennen en te herkennen, met<br />

name het grote accent op ontwerpen, de sociale dimensie bij IAR en het artistieke aspect. Deze visie<br />

impliceert een integratie van theoretische en ontwerpvakken, maar die blijkt in de praktijk minder goed<br />

gerealiseerd.<br />

De visie blijkt nog sterk beïnvloed te zijn door de zusteropleiding AR. De commissie kijkt benieuwd uit naar<br />

een toekomstige visie-uitwerking waarbij de positie ten opzichte van AR opnieuw wordt bekeken en een<br />

nieuwe samenwerking met de afdeling BK en andere afdelingen kan ontstaan. De bestaande aandacht voor<br />

‘beelding’ in de opleiding maakt dat zeer zeker mogelijk.<br />

Een eerste blik op de voorliggende uitwerking van de IAR BA/MA weerspiegelt nog sterk de vroegere visie<br />

van IAR gerelateerd aan AR.<br />

Een aanpassing van de onderwijsvisie aan een geëxpliciteerde invulling van het begrip academisering is nog<br />

niet aanwezig. Een toegepast-wetenschappelijke interpretatie en methodologische uitwerking van het begrip<br />

onderzoekend ontwerpen zouden hiertoe een eerste aanzet kunnen geven. De commissie heeft met interesse<br />

geluisterd naar ideeën over de herpositionering van de scriptie/thesis in relatie tot het afstudeerwerk. In de<br />

huidige uitwerking van de BA/MA blijkt dit idee nog niet te zijn gerealiseerd: de scriptie/thesis blijft los staan<br />

van het afstudeerwerk.<br />

De commissie beklemtoont het belang om het idee-noterend tekenen voldoende aandacht te blijven geven in<br />

de onderwijsdoelen, niet in het minst als basis van het onderzoekend ontwerpen. Studenten en<br />

afgestudeerden vragen aandacht voor leerdoelen inzake prijsbestekken, projectmanagement en<br />

klantencommunicatie.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

40


2.3.1.6 opleidingsprogramma<br />

Het curriculum geeft op een consistente manier weer dat het ‘ontwerpen’ vooropstaat. Frappant is de directe<br />

inzetbaarheid van de IAR-afgestudeerden, wat een logisch gevolg kan zijn van de koppeling tussen AR en<br />

IAR. Die koppeling leidt namelijk tot een grote nadruk op het bereiken van basisvaardigheid. Ideeën met<br />

betrekking tot de integratie van het ontwerpen met theoretische, ondersteunende en technische vakken zijn<br />

onvoldoende gerealiseerd. De commissie heeft de indruk dat het huidige curriculum deze integratie niet<br />

bevordert. Ze kijkt dan ook benieuwd uit naar een realisatie van dergelijke opleidingsprogramma’s in de<br />

BA/MA-structuur (2004-2005). De commissie zou het op prijs stellen als in deze nieuwe<br />

opleidingsprogramma’s:<br />

- er ten eerste een nadrukkelijkere weerslag is van de huidige ontwikkeling van het beroepspraktijk,<br />

waarbij een vooruitgeschoven positie niet wordt geschuwd;<br />

- er ten tweede gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om het curriculum opleidingsoverschrijdend<br />

vorm te geven;<br />

- ten derde studenten individuele leertrajecten kunnen ontwikkelen waardoor ze andere beroepen zullen<br />

kunnen uitoefenen.<br />

De studenten van de eerste en tweede cyclus reageren op een verschillende manier op vragen over de<br />

tevredenheid over het programma. De studenten uit de tweede cyclus zijn overwegend positief, de studenten<br />

uit de eerste cyclus signaleren vragen, problemen die minder snel blijken te zijn opgepikt. Vooral de<br />

gebrekkige integratie van de theoretische vakken speelt hen parten, alsook de nu nog minder uitgesproken<br />

aandacht voor IAR in de eerste twee jaren.<br />

De commissie wenst de opleiding uitdrukkelijk te wijzen op de unanieme visie van de huidige studenten,<br />

afgestudeerden en beroepsveld over de noodzaak aan een geïntegreerde stage. Daarbij wordt een<br />

benadering van de stage bedoeld als een kennismaking met de volle complexiteit van het beroepsveld van de<br />

IAR. De stagecoördinatie zal een extra belasting vormen, maar zal zeker een verrijking zijn van de opleiding.<br />

In het verlengde van de vraag naar een stage, vragen studenten ook een meer systematisch contact met het<br />

beroepsveld via bezoeken, gastcolleges en workshops.<br />

2.3.1.7 werkveldervaring en afstudeerwerk<br />

stage<br />

Zoals hierboven vermeld zijn studenten, afgestudeerden en beroepsveld vragende partij om meer realiteit in<br />

de opleiding te brengen. De commissie vraagt de opleiding na te denken over manieren waarop dit kan<br />

gebeuren.<br />

afstudeerwerk<br />

De huidige invulling van het afstudeerwerk is een afspiegeling van de professionele context waarin<br />

interieurarchitecten zullen terechtkomen. In het licht van de academisering van de opleiding wordt aanbevolen<br />

om aanvullend op de praktische uitwerking van de opdracht ook steeds in een wetenschappelijk gedeelte te<br />

voorzien. De bestaande scriptie kan hiervoor een basis vormen. De commissie moedigt dit aan en beveelt aan<br />

een directe relatie te leggen tussen de scriptie en het afstudeerwerk. De commissie noteert dat men de<br />

intentie heeft om de scriptie, de stage en de meesterproef te combineren, waarbij de student wel een keuze<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

41


maakt waar hij het accent wil leggen en kan kiezen uit een meer ontwerpgerichte of meer onderzoeksgerichte<br />

masterproef, echter niet zonder het onderzoeksaspect, respectievelijk het ontwerpaspect uit het oog te<br />

verliezen.<br />

De afstudeeronderwerpen zijn specifiek op IAR gericht, maar er wordt aandacht gevraagd voor de verdere<br />

uitwerking van interieuraspecten, zoals materiaalgebruik, verlichting, meubilering, stoffering en styling.<br />

De commissie waardeert de zeer persoonlijke en directe begeleiding van de afstudeerwerken en de<br />

inspanningen voor permanente evaluatie. De gesimuleerde werkelijkheid achter de opgelegde opdracht zou<br />

evenzeer vervangen kunnen worden door meer authentieke en verschillende opdrachten voor de studenten.<br />

Er wordt gesuggereerd om afstudeerwerken een rol te laten spelen bij de maatschappelijke dienstverlening en<br />

een zekere ‘interactie’ in begeleiding en beoordeling van het werk daarin te bevorderen.<br />

Meer expliciet uitgewerkte beoordelingscriteria kunnen de objectiviteit versterken (die worden bij voorkeur ook<br />

in de studiegids omschreven).<br />

2.3.1.8 internationalisering<br />

De internationalisering wordt nu vooral ingevuld door deelname aan het Socratesstudentenmobiliteitsprogramma.<br />

De vraag rijst of dit niet een te beperkte invulling is van internationalisering.<br />

Voor wat betreft IAR blijkt deze invulling bovendien geen succes te zijn. Nochtans stelt de commissie een zeer<br />

grote bereidheid vast van studenten en afgestudeerden om een buitenlandse leerervaring op te doen. Daarbij<br />

blijkt dat de informatie over participatie te weinig wordt verspreid en/of het aanbod niet steeds aansluit op de<br />

wensen van de studenten. De commissie heeft er begrip voor dat door het beperkte aantal studenten en de<br />

huidige structuur van de opleiding een volwaardige studentenmobiliteit niet voor de hand ligt.<br />

Een alternatieve invulling van het begrip internationalisering dringt zich op via docentenmobiliteit, invulling van<br />

het curriculum, keuze leermaterialen, gastcolleges, ...<br />

2.3.1.9 leersituatie<br />

onderwijsvormen<br />

Het onderwijs typeert zich door het hanteren van klassieke onderwijsvormen. De adequaatheid van de<br />

werkvorm ‘ateliers’ is overduidelijk. Nochtans kunnen hier ook meer innovatieve benaderingen een verrijking<br />

betekenen, bijvoorbeeld het studiomodel waarin oudere studenten jongere collega’s begeleiden, evalueren…<br />

Voor wat betreft de andere vakken domineert een werkvorm die met het begrip ‘college’ wordt getypeerd. Dit<br />

blijkt een keuze te zijn die minder compatibel is met het atelierwerk omdat het de studeerbaarheid en de<br />

evaluatie doorkruist. Studenten signaleren gedwongen uitstelgedrag om behandelde cursussen te kunnen<br />

verwerken/reproduceren.<br />

De commissie stelt vast dat er ideeën zijn over geïntegreerde werkvormen en zelfstudie, maar dat hiervoor tot<br />

nog toe tijd en expertise ontbreken om een en ander te realiseren.<br />

De commissie stelde met verrassing vast dat de met trots aangekondigde e-learningomgeving in het ZER<br />

slechts in zeer beperkte mate ingezet wordt in het IAR-onderwijs. Contacten met docenten geven aan dat er<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

42


geen duidelijk zicht is op de relevantie en inzetbaarheid van e-learning voor deze specifieke opleiding. Er<br />

ontbreekt evenzeer een onderbouwde kennis van de mogelijkheden.<br />

Het huidige onderwijs weerspiegelt veeleer klassieke visies op leren en instructie en het minder vertrouwd zijn<br />

met werkvormen die ‘samenwerkend leren’ en ‘actief leren’ stimuleren, ook voor de meer theoretische vakken.<br />

In de plannen wordt een nieuw begrippenkader naar voren geschoven dat beloftevol kan zijn omdat het een<br />

integratie nastreeft tussen theoretische vakken en de daaraan gekoppelde oefeningen.<br />

onderwijsmiddelen<br />

De leermiddelen - in casu de readers en cursussen - geven vooral de thematische inhouden en theoretische<br />

basis weer. Deze inhouden beslaan het terrein van de IAR en zijn voldoende actueel.<br />

De leermiddelen zijn echter niet uitgewerkt om de nagestreefde zelfstudie te kunnen ondersteunen. Het<br />

aantrekken van externe expertise om docenten hierbij te ondersteunen ligt voor de hand. Ook wordt aandacht<br />

gevraagd om dit aspect beter op te volgen in het kader van de KZ.<br />

2.3.1.10 toetsing en evaluatie<br />

De commissie vindt de toetsing van de theoretische en ondersteunende vakken te reproductiegericht.<br />

Voor de ateliers is er duidelijke aandacht voor een permanente evaluatie, maar er komt weinig zelf- of<br />

peertoetsing voor. De studenten uit de eerste cyclus signaleren dat ze te weinig leren uit de feedback.<br />

De criteria voor de evaluatie blijken onvoldoende gekend te zijn door de studenten. De docenten blijken de<br />

suggestie te aanvaarden in de toekomst voorbeeldexamens ter beschikking te stellen van de studenten.<br />

De commissie stelt dat vooropgezette vernieuwingen in werkvormen ook zullen moeten samengaan met<br />

aanpassingen in de toetsing en evaluatie.<br />

2.3.1.11 studie- en studentenbegeleiding<br />

Het valt op dat de aanpak voor studie- en studentenbegeleiding - zeker op het niveau van de instroom – zeer<br />

sterk de aandacht geniet van de opleiding. De studenten verwijzen uitdrukkelijk naar dit aspect bij de<br />

kwalificering van de opleiding.<br />

Voor de commissie zijn de slaag- en rendementscijfers in de diverse jaren van de opleiding aanvaardbaar<br />

aangezien ze overeenstemmen met de vigerende cijfers van het hoger onderwijs in Vlaanderen. De<br />

commissie vraagt meer aandacht voor de analyse van deze cijfers, onder andere als indicator voor<br />

optimalisering van studieadvies en -begeleiding, aanpassing van de studieprogramma’s, de toetsing en de<br />

studeerbaarheid.<br />

De commissie apprecieert de lage drempel tussen studenten en docenten. De opleiding staat algemeen<br />

bekend als een studentvriendelijke omgeving.<br />

Er is een preventief en curatief monitoraat. De ombudspersoon is gekend, maar de studenten zijn niet<br />

betrokken bij de aanstelling van deze persoon.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

43


De commissie dringt aan een snel invoeren van studentenparticipatie in alle beleids- en adviesorganen in<br />

overeenstemming met de intenties van de hogeschool. Hierbij geeft ze in overweging deze extra-curriculaire<br />

activiteiten ook te honoreren.<br />

2.3.1.12 studeerbaarheid en studierendement<br />

Er worden geen directe problemen vastgesteld voor wat betreft studeerbaarheid en studierendement. Er<br />

worden wel piekbelastingen gesignaleerd. Een implementatie van een systeem ter registratie van opdrachten<br />

en taken kan dit zichtbaar helpen maken en de basisinformatie helpen aanreiken om oplossingen uit te<br />

werken.<br />

2.3.1.13 afgestudeerden<br />

De afgestudeerden zijn tevreden over de opleiding. Er worden geen grote lacunes gesignaleerd ten aanzien<br />

van de inhoud van het curriculum. Wel vragen ze naar de reeds eerder vermelde stage en het uitdrukkelijker<br />

behandelen van de thema’s klantencommunicatie en prijsbestekken.<br />

Er zijn weinig contacten met de opleiding na het afstuderen. Een aanhoudende inspanning tot het opstarten<br />

van een alumniwerking kan alleen maar toegejuicht worden.<br />

Het beroepsveld is tevreden over de afgestudeerden van deze opleiding. De vertegenwoordigers waar de<br />

commissie mee gesproken heeft, zijn bereid om stageplaatsen aan te bieden.<br />

Inzake het civiel effect van het diploma IAR stelt de commissie vast dat de ambivalenties hieromtrent in de<br />

praktijk niet gesignaleerd worden, en in praktische zin worden overwonnen. Het volwaardige karakter van het<br />

diploma IAR wordt onderschreven zonder dat daarbij frustraties worden geventileerd ten aanzien van de<br />

andere bevoegdheden en competenties van een diploma AR. Het beroepsveld benadrukt het kunnen<br />

functioneren van een IAR in een multifunctioneel verband.<br />

Het beroepsveld waardeert vooral het enthousiasme van de afgestudeerden voor het vak, hun gerichtheid op<br />

de sociale problematiek en hun beeldend vermogen.<br />

2.3.1.14 maatschappelijke dienstverlening<br />

De commissie waardeert de koppeling tussen de maatschappelijke dienstverlening en de afstudeerwerken. Ze<br />

stelt echter vast dat dit ‘ad hoc’ gebeurt en geen beleidsmatige uitwerking weerspiegelt.<br />

2.3.1.15 onderzoek<br />

Zoals eerder aangekaart vraagt de commissie naar een operationele invulling van een eigen interpretatie van<br />

het begrip ‘onderzoekend ontwerpen’, in het kader van de academisering. De commissie beveelt aan om<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

44


aandacht te hebben voor de onderzoeksbasis van de gebruikte syllabi, het aanbieden van<br />

onderzoeksliteratuur in de bibliotheek, het structureren van een methodologie in de scriptie, het integreren van<br />

het onderzoek van de docenten in het onderwijs, … Ze vraagt dat er, in het kader van een samenwerking met<br />

een universiteit, al dan niet in de context van de associatie, dringend expertiseontwikkeling zou worden<br />

bevorderd. In functie van de KZ van de opleiding zou het thema onderzoek er ook explicieter deel van moeten<br />

uitmaken.<br />

2.3.2 conclusies<br />

De commissie schuift volgende sterke punten naar voren.<br />

De opleiding kan een beroep doen op enthousiast en vakdeskundig personeel. De afgestudeerden en de<br />

vertegenwoordigers van het beroepsveld die de commissie gesproken heeft, waren tevreden over de kwaliteit<br />

van de opleiding.<br />

Inzake de uitwerking van de opleiding is het positief dat er een opleidingsraad IAR is. De commissie stelt ook<br />

vast dat er heel wat positieve initiatieven, plannen en acties zijn, maar die hangen minder goed samen vanuit<br />

een globale visie op de <strong>interieurarchitectuur</strong> (onder meer beschikbare lijst van competenties, goed uitgewerkte<br />

e-learningomgeving, een discussienota over academisering, een visie op kwaliteitszorg, een zeer specifieke<br />

invulling van maatschappelijke dienstverlening).<br />

De commissie vraagt dat wordt nagedacht over de eigenheid en de identiteit van de opleiding, meer bepaald<br />

over:<br />

- de mate waarin de opleiding de huidige realiteit van het beroepsveld weerspiegelt;<br />

- de balans ten overstaan van AR;<br />

- de mogelijke opleidingsoverschrijdende invulling van het curriculum;<br />

- het toevoegen van een academische dimensie.<br />

Hiermee rijst meteen ook de vraag naar een goed uitgewerkt plan voor de onderwijs- en<br />

onderzoeksprofessionalisering van het personeel.<br />

De commissie onderstreept het belang van de participatie van alle actoren in het reflectieproces, in het<br />

bijzonder de formele participatie van de studenten aan de opleidingsraad.<br />

Om een en ander aan te pakken suggereert de commissie dat de opleiding de beschikbare kansen zou<br />

grijpen. Zo is er de samenwerking met de opleiding BK, de inspirerende voorbeelden en ideeën over<br />

onderwijsvernieuwing in de hogeschool en de acties inzake de BA/MA-structuur die een perspectief bieden op<br />

de integrale interpretatie van de opleiding.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding <strong>interieurarchitectuur</strong><br />

45


ijlagen<br />

bijlage 1<br />

curriculum vitae van de visitatieleden<br />

Rudy De Potter (1943) is pedagoog van opleiding. Hij is werkzaam aan de UGent waar hij institutioneel<br />

coördinator is voor de visitaties. Hij heeft reeds een vijftigtal visitaties begeleid en heeft een ruime<br />

ervaring op dit vlak.<br />

José Depuydt (1961) studeerde architectuur aan de Academie van Gent en behaalde een bijzondere licentie<br />

in de bouwtechniek aan de VUB. Hij werkte een achttal jaar als architect vooraleer over te stappen naar<br />

de onderwijssector. Hij is sinds 12 jaar verbonden aan de opleiding Architectuur van de VUB. In zijn<br />

onderzoek focust hij op de architectuurtheorie vanuit pedagogische invalshoek. Hij volgde diverse<br />

internationale bijscholingen op het vlak van architectuurpedagogie. Hij is copromotor van projecten<br />

onderwijsvernieuwing aan de VUB. Als secretaris van de opleidingsraad was hij actief betrokken bij de<br />

voorbereiding van de visitatie architectuur van de VUB. Hij is afgevaardigde van de Europese<br />

vereniging voor architectuurpedagogie en fungeert als jurylid voor eindprojecten in diverse opleidingen<br />

AR en IAR.<br />

Leen Scholiers (1966) volgde de lerarenopleiding aan de vrije normaalschool te Wijnegem en studeerde<br />

daarna <strong>interieurarchitectuur</strong> aan Sint-Lucas Gent. Zij werkt als zelfstandig interieurarchitect en is<br />

verbonden aan Atelier De Bondt. In 1998 heeft zij een onderwijsopdracht uitgevoerd in Sint-Lucas en<br />

doceerde er interieurconstructie.<br />

Martin Valcke (1957) is doctor in de pedagogische wetenschappen. Na zijn studies startte hij als assistent<br />

aan de UGent. Daarna werd hij docent, later hoofddocent bij de Open Universiteit Heerlen. Sinds 1999<br />

is hij docent bij de UGent, vakgroep onderwijskunde, waarvan hij voorzitter is. Hij werkt voornamelijk<br />

rond onderwijstechnologische innovatie. De voorbije jaren gaat zijn aandacht vooral uit naar de impact<br />

van ICT en kwaliteitszorg op het onderwijsgebeuren. Hij is (co)promotor van verscheidene nationale en<br />

internationale projecten.<br />

Raphaël van Amerongen (1950) studeerde bouwkunde aan de Hogeschool voor Technische<br />

Wetenschappen en Beeldende Kunsten in Rotterdam en architectuur aan de Technische Universiteit te<br />

Delft. Sinds 1977 is hij als docent verbonden aan de Academie voor Beeldene Kunsten aan de afdeling<br />

Interieurarchitectuur; in 1997 is hij als course director van de huidige MA Retail & Interior Design<br />

course (University of Plymouth) van het Piet Zwart Institute (Masters Institute van de Willem de<br />

Kooning Academie) in Rotterdam, mede verantwoordelijk geweest voor de ontwikkeling van het huidige<br />

curriculum. Daarnaast is hij algemeen directeur van Merkx + Girod Architecten - Interieurarchitecten te<br />

Amsterdam en part time betrokken bij ASWA Architecten te Rotterdam.<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen


ijlage 2<br />

thema’s van het zelfevaluatierapport<br />

0 beschrijving van beleid en kwaliteitszorg van de opleiding<br />

• voorstelling van de opleiding;<br />

• beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen inzake onderwijs,<br />

internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, …<br />

• beschrijving van het kwaliteitsbeleid en van het systeem van interne kwaliteitszorg.<br />

1 thema concretisering kwaliteitszorg in de opleiding<br />

• concrete uitwerking kwaliteitszorg in de opleiding (enquêtes, consensusvergaderingen, evaluatie,<br />

relaties met werkveld, …);<br />

• meetresultaten van de opleiding vanuit het interne kwaliteitsinstrument;<br />

• verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding;<br />

• opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding;<br />

• kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren); thema<br />

kwaliteitszorg in het opleidingsteam.<br />

bijlage: overzicht scores, formulieren, (opvolgings)verslagen vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding<br />

2 thema personeel<br />

• human Resources Management (o.a. aanstelling en/of aanwerving, allocatie, bevordering,<br />

functionering en evaluatie);<br />

• betrokkenheid van personeel (commitment en empowerment);<br />

• werking van het opleidingsteam (coördinatie, teamverantwoordelijkheid, draagkracht, ….);<br />

• professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid (ook o.a. navorming);<br />

• technische deskundigheid van het onderwijzend personeel (vakinhoudelijk, onderwijskundig en<br />

didactisch) (ook hoe gaan wij daarmee om, navorming, …);<br />

• onderzoeksdeskundigheid en/of deskundigheid in de beoefening en de ontwikkeling van de kunsten<br />

(indien van toepassing);<br />

• technische, administratieve en organisatorische deskundigheid (ATP, ondersteunende diensten) (ook<br />

o.a. navorming).<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen


ijlage: omvang, cijfermateriaal, samenstelling personeel (diploma, categorie, functieomschrijvingen,<br />

opdrachten), overzicht navorming personeel<br />

3 thema materiële en financiële randvoorwaarden<br />

• onderwijsruimten (incl. laboratoria, practica- en werkgroepruimten, ateliers, ….);<br />

• mediatheek;<br />

• computerfaciliteiten;<br />

• beschikbare werkingsmiddelen;<br />

• studenten- en docentenfaciliteiten.<br />

bijlage: cijfermateriaal<br />

4 thema onderwijsdoelstellingen<br />

• onderwijsvisie van de opleiding;<br />

• afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs;<br />

• afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld.<br />

bijlage: beroeps- en/of opleidingsprofiel, onderwijsvisie en/of onderwijsdoelstellingen<br />

5 thema opleidingsprogramma: opbouw en inhoud<br />

• concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma;<br />

• de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en<br />

beroepsmatig functioneren ondersteunen;<br />

• actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma;<br />

• sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma;<br />

• aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom;<br />

• aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma;<br />

• het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen.<br />

bijlage: opleidingsprogramma en studiegids van de opleiding<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen


6 thema afstudeerwerk en/of werkveldervaring<br />

• opvatting(concept), inhoud en niveau;<br />

• begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen);<br />

• beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling);<br />

• relatief gewicht in de opleiding.<br />

bijlage: stagecontract, stagebeoordelingfiche, lijst van stageplaatsen, gebruikte handleiding en/of afspraken bij<br />

begeleiding en beoordeling van afstudeerwerken<br />

7 thema internationale dimensie<br />

• integratie van de doelstellingen van het internationaliseringbeleid in de opleiding;<br />

• de internationale dimensie in de opleiding;<br />

• participatiegraad van de studenten aan internationale programma's;<br />

• internationale contacten van het personeel met terugkoppeling naar het onderwijs;<br />

• samenwerking met buitenlandse instellingen.<br />

bijlage: cijfergegevens internationalisering (studenten, personeel, take-up rate, begroting, uitgaven, ….)<br />

internationalisering<br />

8 thema leersituatie<br />

8.1 onderwijsvormen<br />

• de verschillende onderwijsvormen (hoorcollege, werkgroepen, projectwerk, practica, zelfstudie, ….)<br />

(concept, geschiktheid in relatie tot doelstellingen, didactisch niveau);<br />

• innovatieve onderwijsvormen;<br />

• verhouding tussen contacturen, zelfstudie en andere onderwijsactiviteiten.<br />

8.2 leermiddelen<br />

• de verschillende onderwijsmiddelen (syllabi, handleidingen, cursussen, didactische hulpmiddelen, …)<br />

(in relatie tot doelstellingen en kwaliteit);<br />

• inschakeling van innovatieve leermiddelen in de opleiding (o.a. ICT).<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen


ijlage: verhouding tussen contacturen, zelfstudie en andere onderwijsactiviteiten, onderwijsreglement en/of -<br />

regeling en/of -procedure wijziging onderwijsvormen en leermiddelen<br />

9 thema toetsing en evaluatie<br />

• de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de<br />

opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van<br />

kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad);<br />

• criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren;<br />

• criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie;<br />

• organisatie van toetsen en examens;<br />

• transparantie van de evaluatie.<br />

bijlage: examenreglement en/of regeling<br />

10 thema studie- en studentenbegeleiding<br />

10.1 studenteninstroom<br />

• instroomprofiel (ook zijdelings);<br />

• instroombegeleiding;<br />

• voorlichting aan abituriënten/aspirant-studenten;<br />

• activiteiten ten aanzien van de aansluiting secundair-hoger onderwijs.<br />

10.2 studiebegeleiding en studentenbegeleiding<br />

• studiebegeleiding tijdens het eerste jaar;<br />

• studiebegeleiding/advies tijdens het vervolg van de opleiding;<br />

• communicatie van de onderwijsdoelstellingen, onderwijs- en examenreglement/ regeling;<br />

• psychosociale begeleiding;<br />

• studentenparticipatie;<br />

• ombudsfunctie.<br />

bijlage: cijfergegevens instroomprofiel en instroombegeleiding, folders en cijfergegevens studie- en<br />

studentenbegeleiding, decretaal rapport studiebegeleiding eerstejaars<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen


11 thema studeerbaarheid en studierendement<br />

• studierendement en studiebelemmerende of studiebevorderende factoren en maatregelen (per<br />

studiejaar/startmodules en voor de hele opleiding);<br />

• studietijd (verdeling over en binnen de opleiding, wijze en opvolging studietijdmeting,<br />

overeenstemming begrote en reële studietijd).<br />

bijlage: slaagcijfers alle studiejaren/modules en gemiddelde studieduur, cijfergegevens begrote en reële<br />

studietijd<br />

12 thema afgestudeerden<br />

• voorbereiding van de afgestudeerde op de instap in het werkveld (uitstroombegeleiding inbegrepen);<br />

• contacten tussen de opleiding en de afgestudeerden (o.a. alumniwerking);<br />

• waardering voor de afgestudeerden door het werkveld;<br />

• tevredenheid van de afgestudeerden over de opleiding.<br />

bijlage: materiaal uitstroombegeleiding en alumniwerking, rapport tevredenheidmeting bij afgestudeerden<br />

13 thema maatschappelijke dienstverlening<br />

• maatschappelijke dienstverlening verweven met de opleiding (concept, beleidsdoelstellingen,<br />

bijdrage tot beleidsdoelstellingen, verwevenheid met onderwijs, kwaliteitszorg maatschappelijke<br />

dienstverlening);<br />

• organisatie, middelen en ondersteuning van de opleidingsgebonden maatschappelijke<br />

dienstverlening.<br />

bijlage: visie en/of beleidsdoelstellingen maatschappelijke dienstverlening, overzicht maatschappelijke<br />

dienstverlening, begroting projecten maatschappelijke dienstverlening, resultaten uit kwaliteitszorg<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen


14 thema onderzoek<br />

• onderzoek verweven met de opleiding (concept, beleidsdoelstellingen, bijdrage tot<br />

beleidsdoelstellingen, verwevenheid met onderwijs o.a. via actieve deelname studenten,<br />

kwaliteitszorg onderzoeksprojecten);<br />

• organisatie, middelen en ondersteuning opleidingsgebonden onderzoek.<br />

bijlage: overzicht onderzoeksprojecten, begroting onderzoek (personeel/taakbelasting, uitrusting, werking),<br />

tussentijdse en/of eindverslagen, gebruikerscommissies, resultaten uit kwaliteitszorg)<br />

15 thema beoefening en ontwikkeling van de kunsten (indien van toepassing)<br />

• de beoefening en ontwikkeling van de kunsten in de opleiding (beleidsdoelstellingen, bijdrage tot de<br />

realisatie van de doelstellingen, verwevenheid met onderwijs, kwaliteitszorg beoefening en<br />

ontwikkeling kunsten);<br />

• organisatie, middelen en ondersteuning van de beoefening en ontwikkeling van de kunsten.<br />

bijlage: overzicht beoefening en ontwikkeling kunsten in de opleiding, resultaten uit kwaliteitszorg<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen


ijlage 3<br />

bezoekschema<br />

dag 0<br />

15.30 – 17.30 rondleiding campus Brussel (enkel voor het bezoek aan W&K)<br />

18.30 voorbereiding<br />

20.30 avondmaal<br />

dag 1<br />

09.00 - 09.45 departementshoofd, coördinator van de opleiding en opsteller(s) van het ZER<br />

10.00 - 10.45 kwaliteitscoördinator (van de HS en van de opleiding)<br />

11.00 - 11.45 studenten uit de eerste cyclus (maximum 12, heterogeen samengesteld om een<br />

representatief staal te hebben van de studentenpopulatie, inclusief<br />

studentenvertegenwoordiging)<br />

12.00 - 12.45 studenten uit de tweede cyclus (maximum 12 uit de verschillende afstudeerrichtingen,<br />

heterogeen samengesteld om een representatief staal te hebben van de<br />

studentenpopulatie, inclusief studentenvertegenwoordiging)<br />

12.45 - 14.00 werklunch en intern overleg van de commissie<br />

14.00 - 14.45 docenten eerste cyclus (maximum 12, heterogeen samengesteld, representatief voor het<br />

docentenkorps en de opleidingsonderdelen, inclusief gastdocenten)<br />

15.00 - 15.45 docenten tweede cyclus (maximum 12, heterogeen samengesteld, representatief voor het<br />

docentenkorps en de opleidingsonderdelen, inclusief gastdocenten)<br />

16.00 - 17.45 assisterend personeel, stage-/eindwerkbegeleiders,verantwoordelijke(n) onderzoek<br />

17.45 - 18.00 intern werkoverleg en inzage documenten<br />

18.00 - 18.45 afgestudeerden (maximum 12 uit de voorbije 3 afstudeerjaren met diverse functies in<br />

diverse sectoren)<br />

19.00 - 19.45 vertegenwoordigers uit het beroepsveld, die afgestudeerden in dienst hebben en/of<br />

stagementor zijn (maximum 12, waaronder één uit de beroepsvereniging)<br />

19.45 hapje en drankje voor de aanwezigen<br />

20.30 avondmaal + intern overleg van de commissie<br />

dag 2<br />

09.00 - 09.30 vertegenwoordigers van het hogeschoolbestuur<br />

09.30 - 11.00 rondleiding en bezoek aan de faciliteiten<br />

11.00 - 11.30 verantwoordelijke internationalisering, studiebegeleiders, studieadvies, ombudsfunctie,<br />

vertegenwoordigers van SOVO<br />

11.30 - 12.00 vertegenwoordigers van het ATP, specifiek voor de opleiding<br />

12.00 - 12.45 departementshoofd en opleidingscoördinator<br />

12.45 - 14.00 werklunch<br />

14.00 - 15.00 vrij spreekuur<br />

15.00 - 17.00 intern werkoverleg<br />

17.00 - 17.30 mondelinge rapportering<br />

bezoekdata<br />

Hogeschool Antwerpen 1 en 2 april 2004<br />

Hogeschool voor Wetenschap & Kunst 18 en 19 mei 2004<br />

Provinciale Hogeschool Limburg 22 en 23 april 2004<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen


ijlage 4<br />

lijst van gebruikte afkortingen<br />

ABA<br />

ADSC<br />

ADSL<br />

AR<br />

ARC<br />

BA/MA<br />

BK<br />

Evadoc<br />

Evatel<br />

HA<br />

IAR<br />

IV<br />

(I)KZ<br />

KZ<br />

KZCO<br />

KU Leuven<br />

LUC<br />

OP<br />

PBL<br />

PDCA (cyclus)<br />

PGO<br />

PHL<br />

PO<br />

POC<br />

PROZA<br />

SOVO<br />

ST<br />

S/Z<br />

TRIS<br />

UA<br />

VUB<br />

W&K<br />

ZER<br />

academische bachelor<br />

Antwerp Design Sciences Cahiers<br />

Antwerp Design Seminars and Lectures<br />

Architectuur<br />

Architectuur Reflectie Centrum<br />

Bachelor/Master<br />

Beeldende Kunst<br />

Evaluatie doceergedrag<br />

Evaluatie atelierdoceergedrag<br />

Hogeschool Antwerpen<br />

Interieurarchitectuur<br />

Interieurvormgeving<br />

(Integrale) Kwaliteitszorg<br />

Kwaliteitszorg<br />

Kwaliteitszorgcoördinator<br />

Katholieke Universiteit Leuven<br />

Limburgs Universitair Centrum<br />

onderwijzend personeel<br />

Probleemgestuurd leren<br />

Plan-Do-Check-Act (cyclus)<br />

probleemgestuurd e/of projectgestuurd onderwijs (PGO wordt verschillend ingevuld in de<br />

hogescholen)<br />

Provinciale Hogeschool Limburg<br />

Productontwikkeling<br />

Permanente opleidingscommissie<br />

Projectgroep Ontwikkeling Zelfevaluatie-instrument<br />

Sociale voorzieningen<br />

Stedenbouw<br />

Sterkte/zwakte analyse<br />

Transnational Institutional cooperation (method for quality improvement of higher education)<br />

Universiteit Antwerpen<br />

Vrije Universiteit Brussel<br />

Hogeschool voor Wetenschap & Kunst<br />

Zelfevaluatierapport<br />

de onderwijsvisitatie van de opleiding handelswetenschappen en handelsingenieur<br />

bijlagen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!