29.01.2015 Views

Onderwijs: secundair onderwijs - Vlhora

Onderwijs: secundair onderwijs - Vlhora

Onderwijs: secundair onderwijs - Vlhora

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ONDERWIJSVISITATIE<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte<br />

bacheloropleiding in het <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> aan de<br />

Vlaamse hogescholen<br />

Vlaamse Hogescholenraad<br />

19 december 2007


De <strong>onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

Wolvengracht 38/2<br />

1000 Brussel<br />

tel.: 02 211 41 90<br />

info@vlhora.be<br />

Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden<br />

op het VLHORA-secretariaat.<br />

Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op<br />

http://www.vlhora.be/visitaties en accreditatie/visitatierapporten.htm<br />

Wettelijk depot: D/2007/8696/9


voorwoord<br />

De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende<br />

motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de<br />

<strong>onderwijs</strong>kwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in<br />

Vlaanderen.<br />

De visitatiecommissie heeft hierbij de vernieuwde visitatieprocedure Handleiding <strong>onderwijs</strong>visitaties VLIR-<br />

VLHORA (februari 2005) gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van<br />

de continue kwaliteitsverbetering van het hoger <strong>onderwijs</strong>, maar ook een oordeel geeft in het kader van de<br />

accreditatie van de opleiding.<br />

De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse<br />

Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholen<strong>onderwijs</strong>, zoals bepaald in<br />

artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer<br />

bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar <strong>onderwijs</strong>. Toch is het rapport in de eerste<br />

plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan<br />

de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> in de opleiding te<br />

handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts<br />

een momentopname biedt van het <strong>onderwijs</strong> in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie<br />

slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.<br />

De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie.<br />

De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de<br />

voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de<br />

secretarissen van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht<br />

hebben uitgevoerd.<br />

Ann Verreth<br />

secretaris-generaal<br />

Bert Hoogewijs<br />

voorzitter


inhoudsopgave<br />

voorwoord........................................................................................................................................................... 3<br />

inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 4<br />

deel 1.................................................................................................................................................................. 7<br />

Hoofdstuk 1 De <strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> ........................................................... 9<br />

1.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 9<br />

1.2 De betrokken opleidingen ................................................................................................................. 9<br />

1.3 De visitatiecommissie ..................................................................................................................... 10<br />

1.3.1 Samenstelling....................................................................................................................... 10<br />

1.3.2 Taakomschrijving ................................................................................................................. 12<br />

1.3.3 Werkwijze ............................................................................................................................. 12<br />

1.3.4 Oordeelsvorming .................................................................................................................. 14<br />

1.4 Indeling van het rapport .................................................................................................................. 14<br />

Hoofdstuk 2 Het domeinspecifieke referentiekader <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>................................ 15<br />

2.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 15<br />

2.2 Domeinspecifieke competenties ..................................................................................................... 15<br />

2.2.1 Gehanteerde input................................................................................................................ 15<br />

2.2.2 Domeinspecifieke competenties........................................................................................... 16<br />

2.2.3 Trends en internationale ontwikkelingen .............................................................................. 19<br />

Hoofdstuk 3 De opleidingen in vergelijkend perspectief ........................................................................... 21<br />

Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding....................................................................................... 22<br />

Facet 1.1 Niveau en oriëntatie ........................................................................................................ 22<br />

Facet 1.2 Domeinspecifieke eisen................................................................................................... 23<br />

Onderwerp 2 Programma ..................................................................................................................... 23<br />

Facet 2.1 Relatie doelstelling en inhoud.......................................................................................... 23<br />

Facet 2.2 Eisen professionele en academische gerichtheid............................................................ 24<br />

Facet 2.3 Samenhang ..................................................................................................................... 24<br />

Facet 2.4 Studieomvang ................................................................................................................. 25<br />

Facet 2.5 Studielast......................................................................................................................... 25<br />

Facet 2.6 Afstemming vormgeving - inhoud .................................................................................... 25<br />

Facet 2.7 Beoordeling en toetsing................................................................................................... 26<br />

Facet 2.8 Masterproef .....................................................................................................................26<br />

Facet 2.9 Toelatingsvoorwaarden ................................................................................................... 26<br />

Onderwerp 3 Inzet van personeel......................................................................................................... 27<br />

Facet 3.1 Kwaliteit personeel .......................................................................................................... 27<br />

Facet 3.2 Eisen professionele gerichtheid....................................................................................... 27<br />

Facet 3.3 Kwantiteit personeel ........................................................................................................ 28<br />

Onderwerp 4 Voorzieningen ................................................................................................................. 28<br />

Facet 4.1 Materiële voorzieningen .................................................................................................. 28<br />

Facet 4.2 Studiebegeleiding............................................................................................................ 29<br />

Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg....................................................................................................... 30<br />

Facet 5.1 Evaluatie resultaten......................................................................................................... 30<br />

Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering............................................................................................. 30<br />

Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld ................................. 31<br />

Onderwerp 6 Resultaten ....................................................................................................................... 31<br />

Facet 6.1 Gerealiseerd niveau ........................................................................................................ 31<br />

Facet 6.2 <strong>Onderwijs</strong>rendement ....................................................................................................... 31


Hoofdstuk 4 Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten................................................................................. 33<br />

deel 2................................................................................................................................................................ 37<br />

Hoofdstuk 1 Arteveldehogeschool............................................................................................................ 39<br />

Bijzonder kwaliteitskenmerk ................................................................................................. 78<br />

Hoofdstuk 2 EHSAL, Europese Hogeschool Brussel ............................................................................... 83<br />

Hoofdstuk 3 Erasmushogeschool Brussel .............................................................................................. 131<br />

Bijzonder kwaliteitskenmerk ............................................................................................... 177<br />

Hoofdstuk 4 Groep T - Leuven Hogeschool ........................................................................................... 181<br />

Bijzonder kwaliteitskenmerk ............................................................................................... 224<br />

Hoofdstuk 5 Hogeschool Antwerpen ...................................................................................................... 233<br />

Hoofdstuk 6 Hogeschool Gent................................................................................................................ 277<br />

Hoofdstuk 7 Hogeschool West-Vlaanderen............................................................................................ 317<br />

Hoofdstuk 8 Karel de Grote-Hogeschool – Katholieke Hogeschool Antwerpen ..................................... 361<br />

Hoofdstuk 9 Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende.......................................................................... 401<br />

Hoofdstuk 10 Katholieke Hogeschool Kempen ........................................................................................ 441<br />

Hoofdstuk 11 Katholieke Hogeschool Leuven .......................................................................................... 487<br />

Hoofdstuk 12 Katholieke Hogeschool Limburg......................................................................................... 521<br />

Hoofdstuk 13 Katholieke Hogeschool Mechelen ...................................................................................... 567<br />

Hoofdstuk 14 Katholieke Hogeschool Sint-Lieven.................................................................................... 617<br />

Hoofdstuk 15 Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen .................................................................. 655<br />

Hoofdstuk 16 Plantijnhogeschool – Hogeschool van de Provincie Antwerpen ......................................... 713<br />

Hoofdstuk 17 Provinciale Hogeschool Limburg ........................................................................................ 753<br />

Hoofdstuk 18 XIOS Hogeschool Limburg................................................................................................. 793<br />

Bijzonder kwaliteitskenmerk ............................................................................................... 832<br />

bijlagen ........................................................................................................................................................... 839<br />

bijlage 1 Curriculum vitae van de commissieleden ........................................................................... 841<br />

bijlage 2 Onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden ................................................... 845<br />

bijlage 3 Bezoekschema's ................................................................................................................ 893<br />

bijlage 4 Lijst van afkortingen en letterwoorden ............................................................................... 895<br />

| 5


6 |


deel 1<br />

algemeen deel<br />

| 7


8 | <strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>


Hoofdstuk 1 De <strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

1.1 Inleiding<br />

In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de <strong>onderwijs</strong>kwaliteit van de<br />

professioneel gericht bacheloropleiding <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, die zij in 2006-2007 in opdracht van de<br />

Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht.<br />

Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de<br />

kwaliteitszorg van het hogescholen<strong>onderwijs</strong>, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse<br />

Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen.<br />

1.2 De betrokken opleidingen<br />

De opleiding <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt door 18 hogescholen aangeboden. De visitatiecommissie<br />

bezocht op:<br />

- 5, 6 en 7 februari 2007 Arteveldehogeschool<br />

- 16, 17 en 18 mei 2006 EHSAL – Europese Hogeschool Brussel<br />

- 24, 25 en 26 april 2006 Erasmushogeschool Brussel<br />

- 13, 14 en 15 november 2006 Groep-T Leuven Hogeschool<br />

- 12, 13 en 14 februari 2007 Hogeschool Antwerpen<br />

- 13, 14 en 15 november 2006 Hogeschool Gent<br />

- 18, 19 en 20 december 2006 Hogeschool West-Vlaanderen<br />

- 11, 12 en 13 december 2006 Karel de Grote-hogeschool – Katholieke Hogeschool Antwerpen<br />

- 25, 26 en 27 oktober 2006 Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende<br />

- 13, 14 en 15 december Katholieke Hogeschool Kempen<br />

- 26, 27 en 28 maart 2007 Katholieke Hogeschool Leuven<br />

- 17, 18 en 19 mei 2006 Katholieke Hogeschool Limburg<br />

- 16, 17 en 18 oktober 2006 Katholieke Hogeschool Mechelen<br />

- 29, 30 november en 1 december 2006 Katholieke Hogeschool Sint-Lieven<br />

- 5, 6 en 7 maart 2007 Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen<br />

- 26, 27 en 28 maart 2007 Plantijnhogeschool – Hogeschool van de Provincie Antwerpen<br />

- 24, 25 en 26 januari 2007 Provinciale Hogeschool Limburg<br />

- 9, 10 en 11 oktober 2006 XIOS Hogeschool Limburg<br />

<strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> | 9


1.3 De visitatiecommissie<br />

1.3.1 Samenstelling<br />

De visitatiecommissie is samengesteld conform de procedure van de Handleiding <strong>onderwijs</strong>visitaties VLIR-<br />

VLHORA, februari 2005. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger<br />

<strong>Onderwijs</strong> met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden 1 opgevolgd. De visitatiecommissie is<br />

samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 9 december 2005.<br />

Gezien het aantal betrokken hogescholen werden vier deelcommissies samengesteld.<br />

De visitatiecommissie:<br />

Deelcommissie 1: commissie die de Arteveldehogeschool, de Hogeschool Gent, de Hogeschool West-<br />

Vlaanderen en de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende bezocht heeft.<br />

Voorzitter en domeindeskundige:<br />

Valere Schodts<br />

<strong>Onderwijs</strong>deskundige: Geert Kelchtermans (Katholieke Hogeschool Brugge<br />

Oostende en Hogeschool West-Vlaanderen)<br />

<strong>Onderwijs</strong>deskundige:<br />

Joost Lowyck (Arteveldehogeschool en Hogeschool Gent)<br />

Domeindeskundige:<br />

Kees Freriks<br />

Domeindeskundige:<br />

Rita Rymemans<br />

Student:<br />

Laurent Genin (Arteveldehogeschool en Hogeschool Gent)<br />

Student:<br />

Tom Vuchelen (Hogeschool West- Vlaanderen)<br />

Deelcommissie 2: commissie die de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, de Katholieke Hogeschool Zuid-West-<br />

Vlaanderen, de Hogeschool Antwerpen, de Karel de Grote-Hogeschool en de Plantijnhogeschool bezocht heeft.<br />

Voorzitter en domeindeskundige:<br />

<strong>Onderwijs</strong>deskundige:<br />

Domeindeskundige:<br />

Domeindeskundige:<br />

Student:<br />

Student:<br />

Kristien Arnouts<br />

Jos Willems<br />

Maggy Nelissen<br />

Jan Vermeylen<br />

Sophie Onderdonck (Katholieke Hogeschool Sint-Lieven en<br />

Karel de Grote hogeschool)<br />

Tim Bracke (Hogeschool Antwerpen, Plantijnhogeschool,<br />

Katholieke Hogeschool Zuid-West Vlaanderen)<br />

1<br />

De richtlijnen met betrekking tot de onafhankelijkheid van de visitatieleden zijn opgenomen in het ‘besluit van de<br />

Erkenningscommisie Hoger <strong>Onderwijs</strong> tot vaststelling van criteria voor bekrachtiging van de samenstelling van<br />

visitatiecommissies voorgesteld door de VLIR en de VLHORA van 20 oktober 2004’, dat geldt voor de beslissingen tot<br />

samenstelling van visitatiecommissies getroffen vanaf 31 december 2004.<br />

10 | <strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>


Deelcommissie 3: commissie die de Erasmushogeschool, de EHSAL – Europese Hogeschool Brussel, de<br />

Katholieke Hogeschool Mechelen en de GroepT – Leuven Hogeschool bezocht heeft<br />

Voorzitter en domeindeskundige:<br />

<strong>Onderwijs</strong>deskundige:<br />

Domeindeskundige:<br />

Domeindeskundige:<br />

Student:<br />

Romain Decambray<br />

Ineke Wolfhagen<br />

Camiel Waeyaert<br />

Eliane Van Alboom<br />

Karen Van Lancker<br />

Deelcommissie 4: commissie die de Provinciale hogeschool Limburg, de Katholieke Hogeschool Limburg, de<br />

Katholieke Hogeschool Kempen, de Katholieke Hogeschool Leuven en de XIOS Hogeschool Limburg bezocht<br />

heeft<br />

Voorzitter en <strong>onderwijs</strong>deskundige:<br />

Domeindeskundige:<br />

Domeindeskundige:<br />

Domeindeskundige:<br />

Student:<br />

Student:<br />

Nadine Engels<br />

Maarten Anthonise<br />

Diane Spilthioorn<br />

Marc Debusschere<br />

Christophe De Jaeghere (Katholieke Hogeschool Kempen,<br />

Katholieke Hogeschool Leuven, XIOS Hogeschool Limburg)<br />

Tom Vuchelen (Provinciale Hogeschool Limburg, Katholieke<br />

Hogeschool Limburg)<br />

Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.<br />

Indien een commissielid omwille van persoonlijke redenen niet kon deelnemen aan een (gedeelte van een)<br />

visitatiebezoek, werden diens aandachtspunten behandeld door de andere leden van de visitatiecommissie,<br />

eventueel steunend op de vragen en opmerkingen die het commissielid tijdens vroegere bezoeken aangebracht<br />

had.<br />

Vanuit de VLHORA werden een coördinator en zes secretarissen aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> waren dit:<br />

Coördinator:<br />

Christiane Vanvinckenroye<br />

Secretaris(sen):<br />

Arteveldehogeschool<br />

EHSAL – Europese Hogeschool Brussel<br />

Erasmushogeschool Brussel<br />

Groep-T Leuven Hogeschool<br />

Hogeschool Gent<br />

Hogeschool West-Vlaanderen<br />

Karel de Grote-hogeschool – Katholieke Hogeschool Antwerpen<br />

Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende<br />

Katholieke Hogeschool Kempen<br />

Katholieke Hogeschool Leuven<br />

Lucia Van Hoof<br />

Walter Vanlerberghe<br />

Walter Vanlerberghe<br />

Walter Vanlerberghe<br />

Lucia Van Hoof<br />

Lucia Van Hoof<br />

Sofie Landuyt<br />

Lucia Van Hoof<br />

Lucia Van Hoof<br />

Winfried Flapper<br />

<strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> | 11


Katholieke Hogeschool Limburg<br />

Katholieke Hogeschool Mechelen<br />

Katholieke Hogeschool Sint-Lieven<br />

Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen<br />

Plantijnhogeschool – Hogeschool van de Provincie Antwerpen<br />

Provinciale Hogeschool Limburg<br />

XIOS Hogeschool Limburg<br />

Cees Van Der Klip / Christiane<br />

Vanvinckenroye<br />

Walter Vanlerberghe<br />

Lucia Van Hoof<br />

Walter Vanlerberghe<br />

Floris Lammens<br />

Floris Lammens<br />

Christiane Vanvinckenroye<br />

1.3.2 Taakomschrijving<br />

De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse:<br />

- een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO;<br />

- een integraal oordeel over de opleiding;<br />

- suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.<br />

Op aanvraag van de opleiding geeft de commissie een beoordeling van de voorgedragen bijzondere<br />

kwaliteitskenmerken. De beoordeling van het bijzonder kwaliteitskenmerk heeft geen invloed op de globale<br />

beoordeling van de opleiding en het accreditatiebesluit van de NVAO.<br />

1.3.3 Werkwijze<br />

De visitatie van de opleiding <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> aan de hogescholen gebeurde conform de werkwijze<br />

zoals die is vastgelegd in de Handleiding <strong>Onderwijs</strong>visitaties VLIR-VLHORA, februari 2005.<br />

Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden.<br />

- fase 1, de installatie van de commissie;<br />

- fase 2, de voorbereiding;<br />

- fase 3, het visitatiebezoek;<br />

- fase 4, de schriftelijke rapportering.<br />

Fase 1<br />

De installatie van de visitatiecommissie<br />

Op 22 februari 2006 werd de commissie officieel geïnstalleerd.<br />

De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het<br />

visitatieproces aan de hand van de Handleiding <strong>Onderwijs</strong>visitaties VLIR-VLHORA, februari 2005 en een<br />

toelichting van het ontwerp van domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische<br />

afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen<br />

eindwerken en/of stageverslagen.<br />

12 | <strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>


Fase 2<br />

De voorbereiding<br />

De commissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleidingen<br />

bezorgd.<br />

Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen<br />

en haar argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een<br />

synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op<br />

basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris<br />

kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.<br />

Fase 3<br />

Het visitatiebezoek<br />

De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie<br />

van de opleiding. De bezoekschema’s werden opgenomen als bijlage 3. Tijdens de visitatie werd gesproken met<br />

een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de<br />

visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het<br />

oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd<br />

voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten.<br />

Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de<br />

bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de<br />

gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel<br />

per facet en per onderwerp gegeven.<br />

Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de<br />

ervaringen en bevindingen van de commissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te<br />

spreken.<br />

Fase 4<br />

De schriftelijke rapportering<br />

De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het<br />

zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het<br />

ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de commissie weer. Daarnaast<br />

werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering<br />

geformuleerd.<br />

Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogescholen gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding<br />

op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken. De commissie<br />

stelde ook een vergelijkend gedeelte op. Hierin worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de<br />

visitatie vergelijkenderwijs weergegeven.<br />

<strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> | 13


In een aantal gevallen leidde de reactie van de opleiding tot een aanvullend bezoek door (een afvaardiging van)<br />

de visitatiecommissie om de nieuwe informatie verder te verifiëren. De resultaten van het aanvullende bezoek<br />

aan de betrokken opleiding werden door de voltallige commissie besproken.<br />

Het vergelijkende deel werd samen met het antwoord van de commissie op de reacties van de opleidingen en het<br />

definitieve opleidingsrapport aan de hogescholen toegezonden.<br />

Het vergelijkende deel en de opleidingsrapporten werden samengebracht in het voorliggende visitatierapport van<br />

de professioneel gerichte bacheloropleiding <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> , dat op 19 december 2007<br />

gepubliceerd werd.<br />

1.3.4 Oordeelsvorming<br />

De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per<br />

onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken.<br />

In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een<br />

compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met<br />

de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt<br />

voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten.<br />

De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten.<br />

Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit<br />

aangegeven in het rapport.<br />

De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het<br />

domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in<br />

andere instellingen van hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding <strong>onderwijs</strong>visitaties<br />

VLIR|VLHORA van februari 2005. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal:<br />

‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ en ‘excellent’. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de<br />

opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp<br />

voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’<br />

luiden.<br />

1.4 Indeling van het rapport<br />

Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel, hoofdstuk 2, beschrijft de visitatiecommissie het<br />

domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In hoofdstuk<br />

3 worden de belangrijkste conclusies en bevindingen van de commissie per thema vergelijkenderwijs<br />

weergegeven en tot slot worden in hoofdstuk 4 de toegekende scores in tabelvorm samengevat.<br />

In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleidingen. Voor elke<br />

afzonderlijke hogeschool en dus voor elke afzonderlijk gevisiteerde opleiding kan u een deelrapport terugvinden.<br />

De deelrapporten bevatten de aanbevelingen die de commissie doet ten aanzien van elke afzonderlijke<br />

hogeschool en zijn gemakshalve geordend naar alfabetische volgorde van de benaming van de hogescholen.<br />

14 | <strong>Onderwijs</strong>visitatie <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>


Hoofdstuk 2 Het domeinspecifieke referentiekader <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

2.1 Inleiding<br />

Voor iedere (groep van) opleiding(en) wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de<br />

commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de<br />

opmaak van het domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure 1 aan voor<br />

de opstelling ervan.<br />

Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een<br />

opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in<br />

de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel<br />

inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen<br />

voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.<br />

2.2 Domeinspecifieke competenties<br />

2.2.1 Gehanteerde input<br />

Referentiekaders van de opleidingen:<br />

Op associatieniveau<br />

- Associatie Universiteit Gent<br />

Op hogeschoolniveau<br />

- Arteveldehogeschool<br />

- Erasmushogeschool Brussel<br />

- Europese Hogeschool Brussel<br />

- Groep T-Leuven Hogeschool<br />

- Hogeschool Antwerpen<br />

- Hogeschool Gent<br />

- Hogeschool West-Vlaanderen<br />

- Karel de Grote-Hogeschool Antwerpen<br />

- Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende<br />

- Katholieke Hogeschool Kempen<br />

- Katholieke Hogeschool Leuven<br />

- Katholieke Hogeschool Limburg<br />

- Katholieke Hogeschool Mechelen<br />

- Katholieke Hogeschool Sint-Lieven<br />

- Katholieke Hogeschool Zuid-West Vlaanderen<br />

- Plantijn-Hogeschool van de Provincie Antwerpen<br />

- Provinciale Hogeschool Limburg<br />

- XIOS Hogeschool Limburg<br />

1<br />

De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA<br />

www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.<br />

Domeinspecifiek referentiekader | 15


Wettelijke bronnen<br />

- Besluit van de Vlaamse regering betreffende de beroepsprofielen van de leraren (29 september 1998)<br />

- Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren (29 september 1998)<br />

Brondocumenten onderschreven door het werkveld<br />

- Eindtermen <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (in ontwikkeling voor ASO)<br />

- Beroepsprofielen TSO/BSO - Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen<br />

- Evaluatie van de lerarenopleiding 2000-2001 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement<br />

<strong>Onderwijs</strong><br />

- Voorontwerp van decreet betreffende lerarenopleiding in Vlaanderen en Memorie van Toelichting – versie 9<br />

januari 2006<br />

- Bekwaamheidseisen lerarenopleiding Nederland Voortgezet <strong>Onderwijs</strong> - Beroeps<strong>onderwijs</strong> en<br />

- Volwasseneducatie<br />

- Europese Commissie (2004). Common European principles for Teacher Competences and Qualifications.<br />

Brussel, Europese Commisie)<br />

2.2.2 Domeinspecifieke competenties<br />

De decretale regelgeving rondom de basiscompetenties van de lerarenopleiding <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> is de laatste<br />

jaren regelmatig ter discussie gesteld.<br />

In september 1998 werd het Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren<br />

goedgekeurd. In 2000-2001 liet de toenmalige minister bevoegd voor <strong>Onderwijs</strong> een evaluatie van de<br />

lerarenopleiding uitvoeren, ook omtrent de basiscompetenties. De besprekingen leidden tot een ontwerp van<br />

besluit. In dit ontwerpbesluit werden de volgende competenties toegevoegd: taalvaardigheid, gelijke kansen, ICT<br />

en participatie. Dit ontwerpbesluit kreeg echter een negatief advies van de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad (VLOR), werd<br />

niet ter definitieve goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering maar wel gecommuniceerd naar de<br />

departementen lerarenopleiding met de toelichting dat dit als een geactualiseerde leidraad kon worden gebruikt.<br />

Ondertussen is een voorontwerp van decreet betreffende de lerarenopleiding beschikbaar, versie 9 januari 2006.<br />

In dit voorontwerp van decreet en in de memorie van toelichting wordt uitdrukkelijk gewezen op de noodzaak van<br />

aanpassing van de basiscompetenties aan een aantal actuele verzuchtingen. Recente ontwikkelingen in de<br />

samenleving, die de aard van het <strong>onderwijs</strong> en dus ook de professionaliteit van de leraar beïnvloeden, moeten<br />

ook in de lerarenopleiding aanwezig zijn.<br />

Zo is de taalvaardigheid van leraren van fundamenteel belang omdat zij het zijn die de aankomende generaties<br />

moeten vormen in het correct en hoogstaand gebruik van algemeen Nederlands.<br />

Ook de meertaligheid en de specifieke eisen van het <strong>onderwijs</strong> in een grootstedelijke context moeten zichtbaar<br />

worden in basiscompetenties en curricula. De curricula zullen ook meer aandacht moeten geven aan zorg,<br />

interculturaliteit en een confrontatie van de student met meer diverse <strong>onderwijs</strong>contexten (bijvoorbeeld niet alleen<br />

stage in ASO-scholen , maar ook in TSO- en BSO-scholen).<br />

Ook de VLOR en de VLHORA wijzen in hun advies op de belangrijke rol van competenties op het vlak van<br />

leerzorg, van communicatie met ouders, respect voor een cultuur van participatie, voeling hebben met de brede<br />

maatschappelijke omgeving, omgaan met diversiteit en keuzebegeleiding.<br />

Aangezien momenteel het besluit van 29 september 1998 nog steeds van kracht is, heeft de commissie bij de<br />

bepaling van de gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties zich laten leiden door dit besluit.<br />

16 | Domeinspecifiek referentiekader


Gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties1<br />

Functioneel geheel 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen<br />

- Vaardigheid 1.1: De beginsituatie van de leerlingen en de leergroep achterhalen<br />

- Vaardigheid 1.2: Doelstellingen kiezen en formuleren<br />

- Vaardigheid 1.3: De leerinhouden selecteren<br />

- Vaardigheid 1.4: De leerinhouden structureren en vertalen in opdrachten<br />

- Vaardigheid 1.5: Een aangepaste methodische aanpak en groeperingvormen bepalen<br />

- Vaardigheid 1.6: In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen<br />

- Vaardigheid 1.7: Realiseren van een adequate leeromgeving<br />

- Vaardigheid 1.8: Observatie/evaluatie voorbereiden<br />

- Vaardigheid 1.9: Observeren/proces en product evalueren<br />

- Vaardigheid 1.10: De heterogeniteit van de B-groep in kaart brengen met behulp van de CLB’s<br />

- Vaardigheid 1.11: Diverse programmalijnen kunnen aanbieden voor overgang naar de A-groep en voor<br />

vormen van voorbereiding op een beroepskwalificatie<br />

- Vaardigheid 1.12: Opzetten van leer- en ontwikkelingsprocessen vanuit een vakoverschrijdende invalshoek<br />

- Vaardigheid 1.13: Evalueren met het oog op integratie in het arbeidsproces<br />

- Vaardigheid 1.14: Leerlingen begeleiden bij het realiseren van de geïntegreerde proef<br />

- Vaardigheid 1.15: Leerling-stagiairs begeleiden<br />

- Vaardigheid 1.16: Adequaat omgaan met de heterogeniteit van de leerlingenpopulatie in het BSO<br />

Functioneel geheel 2: De leraar als opvoeder<br />

- Vaardigheid 2.1: In overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in klasverband en op school<br />

- Vaardigheid 2.2: De emancipatie van de leerlingen bevorderen<br />

- Vaardigheid 2.3: Door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie<br />

voorbereiden<br />

- Vaardigheid 2.4: Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context<br />

- Vaardigheid 2.5: Adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen<br />

met gedragsmoeilijkheden<br />

- Vaardigheid 2.6: Het fysiek welzijn van de leerlingen bevorderen<br />

- Vaardigheid 2.7: Omgaan met meerderjarige leerlingen<br />

Functioneel geheel 3: De leraar als inhoudelijk expert<br />

- Vaardigheid 3.1: Basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m. domeinspecifieke kennis en<br />

vaardigheden opvolgen<br />

- Vaardigheid 3.2: De verworven domeinspecifieke kennis en vaardigheden aanwenden<br />

- Vaardigheid 3.3: Het eigen vormingsaanbod situeren en integreren in het geheel van het <strong>onderwijs</strong>aanbod en<br />

de structuur van het <strong>onderwijs</strong><br />

Functioneel geheel 4: De leraar als organisator<br />

- Vaardigheid 4.1: Een gestructureerd werkklimaat bevorderen<br />

- Vaardigheid 4.2: Een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, passend in een tijdsplanning<br />

- Vaardigheid 4.3: Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren<br />

- Vaardigheid 4.4: Een stimulerende, veilige en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de<br />

veiligheid van de leerlingen<br />

1<br />

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren (29 september 1998) – leraar<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep1<br />

Domeinspecifiek referentiekader | 17


Functioneel geheel 5: De leraar als innovator – de leraar als ondezoeker<br />

- Vaardigheid 5.1: Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen<br />

- Vaardigheid 5.2: Kennisnemen van toegankelijke resultaten van <strong>onderwijs</strong>onderzoek rond de eigen praktijk<br />

- Vaardigheid 5.3: Het eigen functioneren bevragen en bijsturen<br />

Functioneel geheel 6: De leraar als partner van de ouders/verzorgers1<br />

- Vaardigheid 6.1: Zich op de hoogte stellen en discreet omgaan met gegevens over de leerling<br />

- Vaardigheid 6.2: Aan ouders/verzorgers informatie en advies verschaffen over hun kind in de school<br />

- Vaardigheid 6.3: In overleg met het team de ouders/verzorgers informeren over het klas- en schoolgebeuren<br />

- Vaardigheid 6.4: Met ouders/verzorgers in dialoog treden over opvoeding en <strong>onderwijs</strong><br />

Functioneel geheel 7: De leraar als lid van een schoolteam<br />

- Vaardigheid 7.1: Participeren aan samenwerkingsstructuren<br />

- Vaardigheid 7.2: Binnen het team over een taakverdeling overleggen en deze naleven<br />

- Vaardigheid 7.3: De eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in teamverband bespreekbaar<br />

maken<br />

- Vaardigheid 7.4: Zich documenteren over de eigen rechtszekerheid en die van de leerlingen<br />

Functioneel geheel 8: De leraar als partner van externen<br />

- Vaardigheid 8.1: In overleg contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die<br />

<strong>onderwijs</strong>betrokken initiatieven aanbieden<br />

Functioneel geheel 9: De leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap<br />

- Vaardigheid 9.1: Deelnemen aan het maatschappelijke debat over <strong>onderwijs</strong>kundige thema’s<br />

- Vaardigheid 9.2: Reflecteren over het beroep van leraar en de plaats ervan in de samenleving<br />

Functioneel geheel 10: De leraar als cultuurparticipant<br />

- Vaardigheid 10.1: Actuele thema’s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen, leesbare<br />

publicatie identificeren en kritisch met de informatie omgaan.<br />

Attitudes – Volgende attitudes gelden voor alle functionele gehelen<br />

- A1 beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan en er ook<br />

verantwoordelijkheid voor op nemen<br />

- A2 relationele gerichtheid: in zijn contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en<br />

respect tonen<br />

- A3 kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen, de waarde van een<br />

bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren alvorens een<br />

stelling in te nemen.<br />

- A4 leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.<br />

- A5 organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zodanig te plannen, te coördineren en te delegeren, dat<br />

het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden.<br />

- A6 zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken<br />

- A7 verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en zich engageren om<br />

een positieve ontwikkeling van de leerlingen te bevorderen<br />

- A8 creatieve gerichtheid: erop gericht zijn om uit diverse informatiebronnen ideeën te genereren en deze op<br />

een originele manier gestalte te geven in het ontwikkelingsaanbod<br />

- A9 flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, onder meer middelen, doelen,<br />

personen en procedures<br />

1<br />

Het begrip ‘verzorgers’ duidt op de personen die ter vervanging van de ouders zorg dragen voor de leerling<br />

18 | Domeinspecifiek referentiekader


- A10 gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie: In de mondelinge en schriftelijke<br />

communicatie met leerlingen, ouders, leden van het schoolteam en externen erop gericht zijn een adequaat<br />

en correct taalgebruik te hanteren en aandacht te hebben voor het belang van non-verbale communicatie<br />

Opleidingsgebonden domeinspecifieke competenties<br />

Deze groep bevat de competenties die vermeld zijn in de input van de hogescho(o)len en/of associatie(s) en niet<br />

door de commissie zijn opgenomen in de eerste groep competenties (punt 2.1) met name de als relevant<br />

beschouwde gemeenschappelijke competenties.<br />

- De leraar kan didactisch verantwoorde extra muros activiteiten op een efficiënte manier organiseren<br />

2.2.3 Trends en internationale ontwikkelingen<br />

De Europese commissie wenst de inspanningen om op te voeden tot Europees burgerschap te optimaliseren.<br />

Een objectief is dan ook dat Europese samenwerking en mobiliteit een centrale component zouden worden in alle<br />

‘basis’ en ‘voortgezette opleidingen’ voor leraren.<br />

Zowel nationaal als internationaal zal de <strong>onderwijs</strong>visie sterker worden geïnspireerd door de waarden van<br />

zorgverbreding, inclusief <strong>onderwijs</strong> en gelijke kansen. Een accent komt daarom te liggen op het vormen van<br />

attitudes en vaardigheden die de leraar van de toekomst toerusten om optimaal tegemoet te komen aan het<br />

respecteren van diversiteit allerhande. Een goed begrip van factoren die sociale cohesie creëren en anderzijds<br />

factoren die sociale uitsluiting teweeg brengen, is daarvoor vereist.<br />

Mede als gevolg van de toegenomen autonomie van schoolbesturen, krijgen werkgevers een belangrijkere rol in<br />

het professionaliseringstraject van leraren en met name ook in de ‘basis’ opleiding.<br />

Lerarenopleidingen zullen hun opleidingen sterker in partnerschap met scholen en andere stakeholders (bijv.<br />

industrie voor opleidingen leraren technische vakken) opzetten.<br />

De lerende van de toekomst moet ondersteund worden om optimaal gebruik te maken van de netwerken waarin<br />

informatie kan gevonden en opgebouwd worden. Het effectief gebruik kunnen maken van technologie is daartoe<br />

een middel toe. Leraren moeten hiermee voldoende vertrouwd te zijn.<br />

De opleiding Bachelor <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> (vroeger Initiële Lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong>)<br />

bereidt normaliter voor op een <strong>onderwijs</strong>ambt in de eerste graad van het Secundair <strong>Onderwijs</strong> en/of het eerste<br />

jaar van de tweede graad. De wettelijke inzetbaarheid van deze Bachelor is echter veel ruimer. Sommige van<br />

deze gediplomeerden, zoals o.a. de Bachelor S.O. Lichamelijke Opvoeding, kunnen ook functioneren in het<br />

kleuter- en het lager <strong>onderwijs</strong>. Andere, zoals bijv. leraars praktijk in technische - , beroeps- en kunstrichtingen,<br />

hebben wettelijke bevoegdheid tot in de derde graad S.O.<br />

De verschillende leeftijdscategorieën vergen een aparte pedagogische aanpak.<br />

De recente ontwikkelingen in de samenleving zullen er toe leiden dat competenties op het vlak van leerzorg, van<br />

communicatie met ouders, van respect voor een cultuur van participatie, van voeling hebben met de brede<br />

maatschappelijke en internationale omgeving en van omgaan met diversiteit en keuzebegeleiding een steeds<br />

belangrijkere rol zullen krijgen.<br />

Domeinspecifiek referentiekader | 19


20 | <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief


Hoofdstuk 3 De opleidingen in vergelijkend perspectief<br />

Woord vooraf<br />

In dit hoofdstuk geeft de visitatiecommissie in vergelijkend perspectief een overzicht van haar bevindingen over<br />

de professioneel gerichte bacheloropleidingen <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen. De commissie<br />

besteedt bij de vergelijking vooral aandacht aan elementen die haar met meest in het oog gesprongen zijn of die<br />

zij belangrijk acht, en aan vaststellingen die zij in meerdere rapporten heeft gedaan. Het is niet de bedoeling van<br />

de commissie om de individuele opleidingsrapporten in detail te herhalen. Waar relevant zal de commissie<br />

voorbeelden van goede praktijk aanhalen.<br />

Bij de start van de visitatie van de opleidingen professioneel gerichte bacheloropleiding <strong>Onderwijs</strong> Secundair<br />

<strong>Onderwijs</strong> lag een nieuw ontwerp van decreet betreffende de lerarenopleiding klaar. Het kader waarbinnen de<br />

opleidingen in de periode van de visitatie werken, is het decreet op de lerarenopleiding van 1996. De bachelor<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt overeenkomstig dat decreet opgeleid om drie vakken te onderwijzen.<br />

Aan het decreet van 1996 is een besluit van de Vlaamse regering gekoppeld betreffende de beroepsprofielen en<br />

basiscompetenties voor beginnende leraren. De basiscompetenties zijn te beschouwen als domeinspecifieke<br />

eisen waarbij de opleidingen moeten aansluiten. Ze zijn geordend in tien functionele gehelen die de<br />

verantwoordelijkheden van de leraar t.a.v. de leerlingen, de school en de maatschappij omschrijven. Ze situeren<br />

de leraar als:<br />

- Begeleider van leerprocessen<br />

- Opvoeder<br />

- Inhoudelijk expert<br />

- Organisator<br />

- Innovator – onderzoeker<br />

- Partner van ouders of verzorgers<br />

- Lid van het schoolteam<br />

- Partner van externen<br />

- Lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap<br />

- Cultuurparticipant<br />

De visitaties vonden plaats in de academiejaren 2005-2006 en 2006-2007, een periode waarin de gevisiteerde<br />

opleiding pas de invoering van een aantal inhoudelijke en structurele vernieuwingen hebben voltooid in de drie<br />

bachelorjaren. Die vernieuwingen werden o.a. doorgevoerd n.a.v. de Bachelor-Masterstructuur, het<br />

flexibiliseringsdecreet, de overgang naar competentieleren ... Het decreet op de herstructurering van het hoger<br />

<strong>onderwijs</strong> (2003) accentueert het competentieleren. De commissies hebben bij de beoordeling geprobeerd<br />

rekening te houden met de veranderingsdynamiek op <strong>onderwijs</strong>kundig en didactisch vlak.<br />

Tussen het inleveren van de zelfevaluatierapporten en de visitatiebezoeken hebben de meeste opleidingen niet<br />

stilgezeten. Vaak ontvingen de commissies dan ook aanvullingen op het ZER vlak voor of bij aanvang van het<br />

bezoek. Als reactie op de voorlopige rapporten van de commissies, lieten enkele opleidingen ook weten wat<br />

sedert het visitatiebezoek reeds gerealiseerd was voor een aantal facetten. De commissies hebben deze<br />

gerapporteerde evoluties en de gerealiseerde bijsturingen positief onthaald. Aangezien de visitatiebezoeken<br />

echter gespreid waren over een jaar en een gelijkberechtiging essentieel geacht werd, hebben ze zich toch in de<br />

eerste plaats gesteund op de stand van zaken op het moment van het ZER. In geval van discussie over de<br />

oordelen t.a.v. bepaalde facetten konden de gerapporteerde evoluties wel een positieve kanteling<br />

teweegbrengen.<br />

In dit hoofdstuk worden de 18 opleidingen vergelijkend beschreven. Dit gebeurt formeel aan de hand van de<br />

tabellen die per facet de scores weergeven voor de opleidingen. Waar de scores voor de verschillende locaties<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief | 21


verschillen staan deze afzonderlijk vermeld. Daarnaast treft men, eveneens per onderwerp en per facet, een<br />

beschrijvende vergelijking. De opleidingen worden hierin niet bij naam geciteerd. Per facet worden de globale<br />

bevindingen vermeld die voor de meerderheid van de opleidingen van toepassing zijn. Algemeen viel op dat er<br />

veel gemeenschappelijkheid is tussen de gevisiteerde opleidingen. Mogelijk dat het macro-<strong>onderwijs</strong>beleid –<br />

zoals de decretaal vastgestelde competenties, de beleidsevaluatie lerarenopleiding – en de meer algemene<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen - zoal o.m. portfolio – een aantal gemeenschappelijkheden hebben gecreëerd. Globaal<br />

gezien waren de commissies positief over de opleidingen. Op onderwerpniveau scoren alle opleidingen<br />

‘voldoende’.<br />

Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie<br />

Het competentieprofiel voor de professioneel gerichte bachelor leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> werd in alle<br />

hogescholen geënt op de basiscompetenties voor beginnende leraren zoals ze door de Vlaamse overheid werden<br />

vooropgesteld. De rollen van de leraar zoals in de inleiding beschreven werden daarin vorm gegeven. De<br />

opleidingen kregen de uitdaging om dit te verbinden met de niveau-eisen voor professionele bachelor zoals<br />

beschreven in het decreet op de herstructurering van het hoger <strong>onderwijs</strong>, dit een invulling te geven vanuit een<br />

eigen visie en er een gepast didactisch concept aan te verbinden. Blijkens de zelfevaluatierapporten en de<br />

gesprekken tijdens de visitatieronde stelden de commissies vast dat de opleidingen voldeden aan de<br />

basiskwaliteit wat betreft het niveau en de oriëntatie van de doelstellingen.<br />

De commissies stelden vast dat niet alle opleidingen even transparant de door het structuurdecreet<br />

vooropgestelde competenties hadden verwerkt in hun competentieprofiel. Sommige opleidingen verwerken in de<br />

gecommuniceerde opleidingsdoelen expliciet wetenschappelijke kennisvergaring, theoretisch redeneervermogen,<br />

het inoefenen van praktische vaardigheden, het zelfstandig en kritisch reflecteren, de persoonlijke<br />

verantwoordelijkheid en het teamgericht handelen van de student. In andere opleidingen zijn deze competenties<br />

terug te vinden in visiedocumenten doch niet geïntegreerd in het competentieprofiel. Af en toe bleven deze<br />

oriëntaties volgens de commissies te impliciet. Zowel de basiscompetenties voor beginnende leraren als de hier<br />

genoemde bredere bachelorcompetenties integreren in een helder profiel is dan ook een sterke aanbeveling van<br />

de commissies. Dergelijk profiel fungeert immers als referentiekader voor de verdere stappen in de<br />

curriculumontwikkeling.<br />

Het competentieprofiel werd in meerdere opleidingen ontwikkeld op basis van verschillende bronnen. In sommige<br />

opleidingen speelde internationale samenwerking daarin een zeer belangrijke rol. In andere kan de afstemming<br />

op buitenlandse opleidingen nog beter en breder uitgewerkt worden door zich meer te laten inspireren door<br />

internationale expertise. Er zijn voldoende potentiële partners in Europa. Internationalisering als doel in de<br />

profielen inbouwen kan ook nog beter.<br />

De opleidingsdoelen zijn voldoende gericht op het verwerven van beroepsspecifieke competenties. De<br />

commissies vragen de opleidingen evenwel om, ook voor het vastleggen van de opleidingsdoelen, de<br />

samenwerking met het beroepenveld structureel te verankeren in hun werking. Bepaalde bezochte opleidingen<br />

hebben in deze een voorbeeldfunctie.<br />

De commissies zijn verder van oordeel dat opleidingen sterk verschillen in de mate waarin ze vorm weten te<br />

geven aan een competentiegericht profiel. Interne samenwerking tussen docenten, samenwerking tussen<br />

instellingen en inschakelen van externe begeleiding om competentiegericht leren te concretiseren zijn<br />

aangewezen. Het competentiegericht leren dat soms adequaat en soms minder adequaat aanwezig is in de<br />

doelstellingen, vergt in sommige opleidingen meer gerichte inspanningen om in de dagelijkse <strong>onderwijs</strong>praktijk te<br />

functioneren. De lerarenopleidingen hebben in het didactisch vormgeven van hun opleidingen immers een<br />

voorbeeldfunctie te vervullen in de hogescholen en ten opzichte van de stagescholen waarmee ze samenwerken.<br />

22 | <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

De commissies hebben geconstateerd dat het domeinspecifiek kader van de opleidingen zich situeert in het<br />

referentiekader zoals voorafgaand aan de bezoeken ontwikkeld door de visitatiecommissie. De oordelen op dit<br />

facet variëren tussen voldoende en goed.<br />

Ook wat het domeinspecifieke betreft verschillen de opleidingen in de mate waarin ze zich internationaal hebben<br />

geïnspireerd. Veel opleidingen beperken zich tot de situatie in Nederland. Soms zijn er veel internationale<br />

contacten maar blijft de opbrengst voor het eigen curriculum onduidelijk. Het meest rendement uit internationale<br />

contacten werd gehaald in opleidingen die in een op de curriculumontwikkeling toegespitst samenwerkingsproject<br />

hadden gewerkt, die een externe deskundige als begeleider van de curriculumontwikkeling hadden ingeschakeld<br />

of die een specifiek onderzoeksproject rond curriculumontwikkeling hadden opgezet.<br />

De meeste opleidingen werken aan de vernieuwing van inhouden en didactische opbouw van de opleiding,<br />

rekening houdend met behoeften van het beroepenveld. Het systematisch in kaart brengen van die behoeften zou<br />

echter nog sterker kunnen. Herhaaldelijk beroept men zich op de informele contacten bij stagebezoeken. Scholen<br />

krijgen immers een steeds belangrijker wordende rol in het opleidings- en professionaliseringstraject van leraren.<br />

Het opzetten van lerarenopleidingen in partnerschap met scholen en andere stakeholders vraagt nog de nodige<br />

inspanningen.<br />

Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie doelstelling en inhoud<br />

De inhoud en de doelstellingen van de opleidingen zijn in bijna alle opleidingen voldoende op elkaar afgestemd;<br />

één opleiding scoort voor dit facet onvoldoende. De <strong>onderwijs</strong>onderdelen worden in de opleidingen ingevuld op<br />

basis van ECTS-fiches die fungeren als contract tussen de opleiding en de student. In sommige opleiding is de<br />

relatie tussen de competenties die worden vermeld in het opleidingsprofiel en de inhouden van de<br />

opleidingsonderdelen heel helder. De relevante algemene beroepscompetenties en de beroepsspecifieke<br />

competenties worden dan meestal per opleidingsonderdeel ook vermeld op de ECTS fiches. Dat geldt echter niet<br />

voor alle opleidingsonderdelen en alle opleidingen. Aan de vakinhoudelijke en algemeen pedagogische en<br />

didactische kennis van de studenten en het oefenen van vaardigheden voor de praktijk wordt doorgaans stevig<br />

gewerkt. Aan de zelfstandigheid en persoonlijke verantwoordelijkheid daarin, aan het diepgaand kritisch<br />

reflecteren en aan het teamgericht handelen zou in de inhoudelijke opbouw van de programma’s nog meer<br />

aandacht kunnen besteed worden.<br />

Om de studenten ervan bewust te maken dat evidence based practice in het lerarenberoep vereist is, is het nodig<br />

het onderzoekend handelen nog sterker een plaats te geven in de opleiding. De rol van de leraar als innovator /<br />

onderzoeker kan in verscheidene opleidingen beter ingevuld worden. Een leerlijn die resulteert in het maken van<br />

het eindwerk kreeg minder aandacht dan gewenst. Dit betekent zeker niet dat de professioneel gerichte<br />

bacheloropleiding van haar studenten wetenschappelijk onderzoek moet vergen. Het zoekend en reflectief<br />

omgaan met de eigen praktijk, waarbij gebruik wordt gemaakt van op het lerarenpubliek afgestemde publicaties<br />

over onderzoeksbevindingen, is veel meer aan de orde. De vorm ervan – zij het actieonderzoek of het<br />

ontwikkelen en toetsen van nieuwe leermiddelen of benaderingen – kan variëren.<br />

De commissies adviseren algemeen de curricula nog sterker uit te werken rond competenties. De concrete<br />

leerinhouden in de onderscheiden opleidingsonderdelen waren niet altijd voldoende expliciet in lijn met de in het<br />

profiel vooropgestelde competenties. Zowel voor de lectoren als voor de studenten moet maximale transparantie<br />

worden betracht. Inzicht in de opbouw van de opleiding met het oog op het bereiken van de competenties laat<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief | 23


studenten toe om meer grip te krijgen op hun leerproces. Indien we wensen dat studenten meer<br />

verantwoordelijkheid opnemen voor het eigen leerproces, is dat een absolute vereiste.<br />

De commissies menen dat een internationale component in het programma aanwezig zou moeten zijn voor alle<br />

studenten en dat de opleidingen duidelijk moeten maken welke competenties hierbij worden nagestreefd. Een<br />

zeker aanvaardbaar maar ten opzichte van de totale populatie hoe dan ook beperkt percentage studenten neemt<br />

deel aan internationale uitwisselingsinitiatieven. Vaak wordt ook een inspanning gedaan om de internationale<br />

dimensie op een alternatieve manier in het programma te brengen (projectweken met bezoekende buitenlandse<br />

studenten, gastsprekers uit het buitenland, …). Dit soort initiatieven mag echter niet vrijblijvend zijn of tot het<br />

‘keuzepakket’ behoren, maar moet een integraal onderdeel van de opleiding uitmaken.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele en academische gerichtheid<br />

In alle opleidingen is veel aandacht voor de professionele component. De ontwikkelingen in de disciplines worden<br />

doorgaans goed opgevolgd. De beoordelingen gaan van voldoende tot excellent. Aan sommige opleidingen willen<br />

de commissies adviseren om de praktijk in de scholen in het eerste jaar uit te breiden. Nogal wat opleidingen<br />

hebben zogenaamde didactische ateliers ingebouwd vanaf het eerste jaar om de studenten op de praktijk voor te<br />

bereiden. Het team teaching element dat daarin vervat zit, komt de gelijkgerichtheid van de lectoren in de<br />

opleiding ten goede. Studenten onthalen deze activiteiten positief. De commissies wijzen er wel op dat ze het<br />

leren in authentieke contexten niet kunnen vervangen.<br />

De meeste opleidingen hebben voor de stagecomponent in de opleiding goed bij het competentiegericht opleiden<br />

aansluitende begeleiding- en evaluatievormen ingeschakeld. Reflectief leraarschap is wat de praktijkcomponent<br />

betreft overal ingeburgerd. Hier en daar kan aan de invulling ervan toch nog worden gesleuteld. Studenten<br />

melden soms te veel en te oppervlakkige reflectie. Reflectie wordt als nuttig ervaren indien de student het gevoel<br />

heeft dat ze rendeert. Ze moet dan ook aansluiten bij de behoeften van de student en de diepgang en specificiteit<br />

bieden die daartoe nodig is. De commissies stelden vast dat ook het concept ‘portfolio’ soms sterk<br />

docentgestuurd werd ingevuld.<br />

De commissies vragen de opleidingen om bij de stages te zoeken naar een zorgvuldige opbouw van de<br />

zelfsturing en verantwoordelijkheden van de student. Dit heeft repercussies voor de opbouw van inhoudelijke<br />

verantwoordelijkheden, voor de zelfstandigheid in de voorbereiding en de uitvoering van leraarstaken, voor de<br />

evolutie in de begeleidingsaanpak en de evaluatievormen.<br />

Sommige opleidingen werken uitstekend samen met de scholen: de begeleidingsrollen en verantwoordelijkheden<br />

zijn duidelijk afgesproken; er is duidelijkheid over de wederzijdse verwachtingen.; bij de keuze van onderwerpen<br />

voor de eindwerken wordt ingespeeld op vragen uit het <strong>onderwijs</strong>veld,... In andere opleidingen verdient het echter<br />

aanbeveling om hiervan nog meer werk te maken opdat de student een afgestemde ondersteuning zou krijgen en<br />

er voor alle partijen winst kan gehaald worden uit de samenwerking.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang<br />

Over ongeveer een derde van de opleidingen oordelen de commissies dat zij erin geslaagd zijn de<br />

curriculuminnovaties van de laatste jaren zodanig vorm te geven dat ze resulteerden in een goed horizontaal en<br />

verticaal samenhangend programma. De meeste andere opleidingen voldoen, maar behoeven nog bijstelling om<br />

overlappingen weg te werken en vooral om de algemene competenties (zelfstandigheid, kritische reflectie, …)<br />

geleidelijk op te bouwen van het eerste tot het derde opleidingsjaar. De aansturing van de vernieuwingen en<br />

daarmee samenhangend het beleidsvoerend vermogen dient opgevoerd te worden. Een paar opleidingen halen<br />

voor dit facet de norm niet. De commissies realiseren zich ten volle dat de opleidingen de laatste jaren met veel<br />

‘opgelegde’ vernieuwingen geconfronteerd zijn geweest. Een hiaat van 4-5 jaar tussen visieontwikkeling en<br />

implementatie vinden ze echter veel. Een doorgedreven opvolging en ondersteuning van de implementatie dringt<br />

zich op. De ‘vernieuwingskring’ is soms klein. Bredere samenwerking tussen docenten is noodzakelijk.<br />

24 | <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief


Van flexibilisering van de opleidingstrajecten kan nog meer werk worden gemaakt. In sommige opleidingen<br />

verdient het zeker aanbeveling om de keuzemogelijkheden van de studenten, vooral in het derde jaar, uit te<br />

breiden.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Alle opleidingen voldoen aan de eis van 180 studiepunten.<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Globaal gezien is de studietijd aanvaardbaar. De commissies raden aan om studietijdmetingen periodiek te<br />

blijven uitvoeren maar ze in ieder geval op hun betrouwbaarheid te controleren. Soms werden discrepanties<br />

vastgesteld tussen de meetresultaten en het oordeel van de studenten tijdens de gesprekken. Af en toe moesten<br />

de commissies vaststellen dat verbetermaatregelen n.a.v. de metingen lang op zich lieten wachten.<br />

Er zijn nogal wat verschillen tussen opleidingen in de inspanningen die ze doen om studiebevorderende en<br />

studiebelemmerende factoren in beeld te brengen en erop in te spelen. Sommige opleidingen voeren zeer bewust<br />

een inclusiebeleid, zijn zeer alert voor de studiebelemmerende factoren en zetten relatief veel middelen in om de<br />

studenten ondersteuning te bieden. Voor andere opleidingen gelden andere prioriteiten. Hoewel opleidingen<br />

verschillen in de hoeveelheid ondersteuning die ze vooral eerstejaarsstudenten bieden, hebben alle opleidingen<br />

in mindere of meerdere mate aandacht voor de studievoortgang van de studenten en de opvolging ervan.<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming vormgeving - inhoud<br />

Op uitzonderingen na, hebben alle opleidingen een opleidingsdidactische visie ontwikkeld die passend is met het<br />

oog op competentiegericht leren en hebben ze initiatieven genomen om die visie te realiseren. Begeleid<br />

zelfstandig leren, reflectief leraarschap, coöperatief leren zijn veel voorkomende concepten in de documenten die<br />

de commissies hebben doorgenomen. Dit neemt niet weg dat de implementatie zeker nog niet in alle opleidingen<br />

volledig is gelukt. Dat blijkt uit de ECTS-fiches, uit de gesprekken met docenten en studenten en soms ook uit de<br />

geobserveerde praktijk. In iedere opleiding is er minstens een kern van docenten die de bedoelde concepten in<br />

de praktijk brengen en invulling geven met behulp van gepaste en activerende werkvormen. Om het team wat dit<br />

betreft op één lijn te krijgen is er in verschillende opleidingen echter nog werk. De commissies adviseren de<br />

ECTS fiches in onderling overleg verder didactisch uit te werken voor de onderscheiden opleidingsonderdelen en<br />

het <strong>onderwijs</strong>concept verder uit te werken met aandacht voor de definiëring van prestatie-indicatoren, passende<br />

werkvormen en passende toetsing. Ook hier is een bredere samenwerking tussen docenten noodzakelijk.<br />

Alle opleidingen tonen de intentie om toenemend <strong>onderwijs</strong>modellen en werkvormen die op geïntegreerde<br />

competentieontwikkeling zijn gericht, te integreren in het curriculum.<br />

De opleidingen worden aangemoedigd om zich bij de verdere omzetting van de <strong>onderwijs</strong>visie naar<br />

<strong>onderwijs</strong>inhoud en vormgeving zorgvuldig te blijven oriënteren op leerprincipes en leerstrategieën.<br />

In de stagebegeleiding is de toepassing van de nieuwe didactische methodes doorgaans het best vertaald. De<br />

afstemming met de rest van het programma is op verschillende plaatsen ook weloverwogen vormgegeven. Alle<br />

opleidingen worden uitgenodigd om aandacht te geven aan de pendel tussen theorie en praktijk. De afstand kan<br />

bijvoorbeeld verkleind worden door het ‘just in time’ aanbieden van referentiekaders naar aanleiding van<br />

leertaken in authentieke contexten. In sommige opleidingen is dat goed begrepen.<br />

Algemeen verdient het aanbeveling de visie en de overeenkomstige <strong>onderwijs</strong>methodiek nog beter te<br />

communiceren en te vertalen met en naar alle medewerkers van de opleiding en de stagescholen. De<br />

commissies achten het wenselijk meer te investeren in de verdere <strong>onderwijs</strong>professionalisering van de docenten<br />

in het kader van de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing.<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief | 25


Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Uit de ECTS-fiches en uit de bestudeerde voorbeelden van toetsen voor de verschillende opleidingsonderdelen<br />

blijkt dat verschillende evaluatievormen gehanteerd worden maar ook dat de kennisgerichte toetsing nog erg<br />

dominant is. Toch vinden steeds meer evaluatievormen die afgestemd zijn op integrale toetsing van competenties<br />

ingang in de opleidingen. Voorbeelden van portfolio, zelfevaluatie en peerevaluatie vinden we in iedere opleiding<br />

terug. Toetsvormen komen vaak aan de staart van de vernieuwingsoperaties. Nochtans zijn ze zeer sturend voor<br />

o.a. de door de student ingezette leerstrategieën.<br />

Positief zijn de commissies over de vaststelling dat procesevaluatie aan belang wint. Bij de stages is dat<br />

uitermate belangrijk. Het groeipotentieel van de studenten wordt in rekening gebracht. De commissies raden de<br />

opleidingen aan om de stagebegeleiders, mentoren en docenten systematisch en gestructureerd te betrekken op<br />

wat voor haar in de context van de stages de cruciale competenties zijn.<br />

Criteria voor de beoordeling van het eindwerk vereisen de aandacht. De commissies stelden vast dat<br />

evaluatiecriteria voor de eindwerken soms onvoldoende transparant waren, met als gevolg dat er tussen<br />

commissies van promotoren en lezers nogal wat verschillen bestonden in de gehanteerde beoordelingscriteria.<br />

Kritische reflectie moet daarbij een belangrijk punt van aandacht en beoordeling zijn.<br />

De commissies vragen in de meeste opleidingen meer aandacht voor de keuze van nieuwe evaluatievormen in<br />

relatie tot het gekozen didactisch concept. De opleidingen zullen aandacht moeten besteden aan de juiste<br />

afstemming van een specifieke evaluatievorm op een specifieke <strong>onderwijs</strong>methodiek. De inspanningen om meer<br />

competentiegerichte didactische benaderingen in te voeren dreigen anders een maat voor niets te worden.<br />

In het kader van de kwaliteitsbewaking worden nog te weinig indicatoren voor betrouwbaarheid en validiteit van<br />

het toetsgebeuren uitgewerkt.<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Niet van toepassing.<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

De oordelen voor dit facet variëren van voldoende tot goed. De instroom verschilt nogal naargelang de<br />

geografische locatie en het opleidingsaanbod en wellicht ook afhankelijk van de wijze waarop de opleidingen zich<br />

profileren. We zien verschillen in de mate waarin de opleidingen bijvoorbeeld leerlingen uit het beroeps<strong>onderwijs</strong><br />

en/of allochtone leerlingen aantrekken. De commissies adviseren de opleidingen om de kenmerken van de<br />

studenteninstroom meer en beter in kaart te brengen om deze instroom een nog gepastere aansluiting op de<br />

genoten vooropleiding te bieden. In sommige opleidingen worden maximale inspanningen geleverd om op de<br />

diversiteit in te spelen. Andere opleidingen kunnen meer inspanningen doen om leerlingen die extra aandacht<br />

behoeven te ondersteunen.<br />

De commissies adviseren de opleidingen om het beleid voor EVC/EVK concreter uit te werken.<br />

26 | <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief


Onderwerp 3<br />

Inzet van personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit personeel<br />

De oordelen op dit facet variëren tussen voldoende en excellent<br />

Alle hogescholen hebben een uitgewerkt personeelsbeleid.<br />

Het personeel heeft de nodige kwalificaties. De meeste vakdocenten en <strong>onderwijs</strong>deskundigen hebben een<br />

universitair diploma. In afdelingen die opleiden tot lesgeven in kunst - en specifiek beroeps<strong>onderwijs</strong> zijn<br />

vakspecialisten met ruime beroepservaring aan het werk. Voor <strong>onderwijs</strong>- en beroepenstage worden meestal<br />

mensen met ervaring uit het werkveld ingeschakeld en in sommige gevallen voor de begeleiding van studenten<br />

jonge oud-studenten.<br />

De selectieprocedure voor aanwerving is duidelijk omlijnd. Het selectieteam bestaat meestal uit beleidsmensen<br />

en uit vak- en <strong>onderwijs</strong>deskundigen, waardoor voldoende gepeild wordt naar vakinhoudelijke en vakdidactische<br />

knowhow van de kandidaat. Ervaring in het <strong>onderwijs</strong> wordt als een pluspunt aangegeven, maar de budgettaire<br />

beperkingen (enveloppe financiering) maken dit moeilijker omdat meestal voor jonge kandidaten gekozen wordt,<br />

die nog <strong>onderwijs</strong>ervaring missen. Er wordt ook gepeild naar de bereidheid van de kandidaat voor engagement in<br />

het departementale team. Voor het ATP personeel wordt een aangepaste selectieprocedure uitgewerkt.<br />

In een aantal hogescholen zorgt een mentor voor de begeleiding van nieuwe personeelsleden.<br />

Conform het <strong>onderwijs</strong>decreet worden alle personeelsleden geregeld geëvalueerd. Er worden functionering- en<br />

evaluatiegesprekken gevoerd, zij het dat frequentie en bereik erg verschillen. Nieuwe personeelsleden worden<br />

meestal reeds na één jaar geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd.<br />

In alle hogescholen is er aandacht voor professionalisering. Die gebeurt zowel intern als extern. Intern<br />

georganiseerde vorming gebeurt vrij algemeen gemeenschappelijk voor alle personeelsleden van een<br />

departement, van een hogeschool. Zij handelt over onderwerpen die beantwoorden aan plaatselijke noden of<br />

aandachtspunten. Sommige hogescholen organiseren ook in onderling overleg met studiecentra thematische<br />

studiedagen met variabel aanbod. Vakgerichte professionalisering gebeurt meestal op basis van een keuze van<br />

de vakdocent uit het externe aanbod. Zowel plaatselijke budgettaire beperkingen als tijdsgebrek van de docent<br />

door werklast blijken eerder remmend te werken op de vakprofessionalisering. Buitenlandse in service training<br />

gebeurt dan ook uiterst zelden.<br />

De commissies adviseren een betere opvolging van vakprofessionalisering.<br />

De kwaliteit van het personeel kan globaal genomen als goed omschreven worden. Meer budgettaire ruimte kan<br />

die kwaliteit optimaliseren.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

De oordelen op dit facet variëren tussen voldoende en excellent.<br />

Door deelname en begeleiding aan de studentenstages hebben de lectoren contacten met het werkveld. Een<br />

opleidingscoördinator verzorgt meestal de relatie met de stageplaatsen. In de meeste hogescholen wordt een<br />

inspanning gedaan om de stagementoren informatie te bezorgen over de tendensen binnen de eigen opleiding. In<br />

sommige gevallen gebeurt een uitwisseling van informatie op geplande mentorendagen, die echter niet altijd<br />

talrijk worden bijgewoond. Dit impliceert, wat door de hogescholen ook bevestigd wordt, dat de meeste informatie<br />

doorgespeeld wordt bij informele contacten.<br />

In enkele hogescholen worden door studenten, met begeleiding van de docenten, projecten uitgeschreven en/of<br />

gerealiseerd op vraag van of in onderling overleg met stageplaatsen en organisaties.<br />

De meeste hogescholen onderhouden contacten met de pedagogische begeleiding. Sommige lectoren<br />

engageren zich voor het uitwerken van bijscholingen voor leraren <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, al of niet in samenwerking<br />

met de pedagogische begeleiding.<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief | 27


De meeste opleidingen onderhouden contacten met andere instellingen van hoger <strong>onderwijs</strong> binnen hun<br />

associatie. Enkele opleidingen werken voor bepaalde aspecten ook samen met niet op <strong>onderwijs</strong> gerichte<br />

instellingen uit hun regio. Ook met buitenlandse hogescholen en universiteiten zijn er contacten in het kader van<br />

internationalisering. Sommige hogescholen zijn ingeschakeld in internationale netwerken. Gestructureerde<br />

samenwerking zoals bv. gezamenlijke uitwerking of zelfs uitwisseling van programma’s, concreet lesmateriaal,<br />

examenvragen, … gebeurt zelden.<br />

De meeste hogescholen gebruiken gastdocenten uit de beroepspraktijk of nodigen gastsprekers uit met expertise<br />

in concrete domeinen. In het kader van internationale uitwisselingen worden door buitenlandse docenten<br />

gastcolleges gegeven. In sommige hogescholen staan personeelsleden terughoudend tegenover deelname aan<br />

internationale uitwisselingen omwille van werkdruk en hun thuissituatie.<br />

De hogescholen zijn voldoende professioneel gericht. De commissies adviserenhet uitwisselen van informatie en<br />

de contacten met alle belanghebbenden - en zeker met het werkveld - meer te formaliseren.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

De oordelen op dit facet variëren tussen voldoende en goed.<br />

Alle hogescholen houden zich qua personeelsbezetting aan het wettelijk kader. De kwantiteit is in alle categorieën<br />

voldoende om alle taken te vervullen. Sommige colleges worden door gastdocenten gegeven. De taaklast wordt<br />

echter door praktisch alle personeelsleden als zwaar ervaren. De verhouding tussen het aantal aangeboden<br />

opties en het aantal studenten ligt in een aantal opleidingen mee aan de basis van de relatief hoge werkbelasting.<br />

Veel deeltijdse personeelsleden hebben bewust voor een deeltijdse opdracht gekozen. Andere hebben een<br />

deeltijdse opdracht omdat niet voldoende taken voor hen beschikbaar zijn. In sommige gevallen wordt hieraan<br />

verholpen door een aanvullende deeltijdse opdracht in een andere opleiding.<br />

In de leeftijdscategorieën ligt in veel hogescholen een top rond 50-59 jaar en een rond 20-29 jaar. Dit betekent<br />

dat binnen afzienbare tijd een groot verlies aan expertise te verwachten valt. Het is daarom belangrijk nu reeds<br />

maatregelen te voorzien om die expertise in de hogeschool te kunnen bestendigen.<br />

De commissies adviseren om aandacht te besteden aan taakverdeling en werklast. Het is wenselijk een meer<br />

beleidsmatige visie uit te werken inzake de inzet van de hoeveelheid personeel en het aantal aangeboden opties.<br />

Het is belangrijk hierbij voldoende aandacht te hebben voor het beperken van het verlies aan expertise door de<br />

natuurlijke afvloei van medewerkers.<br />

Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

De oordelen op dit facet variëren tussen voldoende en goed.<br />

De meeste hogescholen beschikken over een campus die recent werd uitgebreid of vernieuwd of hebben plannen<br />

hiertoe klaarliggen. Enkele nieuwe gebouwencomplexen vertonen nog kinderziektes en moeten geoptimaliseerd<br />

worden. De hogescholen voeren hieromtrent een goed beleid.<br />

Globaal genomen zijn er voldoende lokalen beschikbaar. Sommige opleidingen moeten nog een beroep doen op<br />

lokalen van andere opleidingen binnen de hogeschool die op andere locaties gelegen zijn. Ook op lokalen van<br />

28 | <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief


andere instellingen in de omgeving wordt beroep gedaan. Dit geldt vooral voor de vakspecifieke praktijklokalen.<br />

Dit brengt problemen mee voor een goede lessenorganisatie en brengt tijdverlies mee bij de lesovergangen.<br />

Sommige opleidingen beschikken over aangename leslokalen met moderne infrastructuur. Voor andere is het<br />

realiseren van didactisch degelijk uitgeruste vaklokalen een ernstig werkpunt. De infrastructuur voor de L.O. -<br />

opleidingen is in ruime mate aanwezig, echter niet altijd op de campus wat in die gevallen vaak extra<br />

verplaatsingen van studenten en docenten vergt. De uitrusting van beroepsspecifieke opleidingen is in de<br />

practicalokalen van een degelijk niveau.<br />

Op veel opleidingen is er een gebrek aan rustige werkruimten voor de docenten. Voor opleidingsverantwoordelijken<br />

zijn meestal wel aparte en ruime werkruimten voorzien.<br />

Een ICT- uitrusting is overal in voldoende mate aanwezig. Er wordt praktisch op alle hogescholen gebruik<br />

gemaakt van een elektronische leeromgeving. Bij sommige hogescholen is die reeds verplicht geïntegreerd voor<br />

iedereen; bij andere is zij nog in proeffase op vrijwillige basis.<br />

In de meeste hogescholen is de bibliotheek goed gestoffeerd en is er voldoende werkruimte voor de studenten.<br />

Men besteedt aandacht aan het actualiseren van audiovisuele middelen. Zowel recente vakliteratuur als<br />

didactische werken worden geregeld aangevuld. Voor sommige opleidingen, is het beschikbare budget een rem<br />

voor een degelijke uitbouw van de bibliotheek.<br />

De commissies adviseren<br />

- het inrichten van specifieke en didactisch goed uitgeruste vaklokalen;<br />

- rustige en didactisch goed uitgeruste werkruimte aan te bieden voor docenten;<br />

- ICT-voorzieningen voor studenten en docenten uit te breiden en digitale leeromgeving te veralgemenen;<br />

- voldoende aandacht te besteden aan het actualiseren van de beschikbare werken in de bibliotheek.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

De oordelen op dit facet variëren tussen voldoende en excedllent.<br />

Alle hogescholen hebben een duidelijke visie op studie- en studentenbegeleiding. Zij wordt geconcretiseerd op<br />

het niveau van instroom, doorstroom en uitstroom.<br />

De meeste opleidingen organiseren abituriëntendagen, zijn aanwezig op SID-beurzen, organiseren plaatselijke<br />

info-dagen en verspreiden voldoende informatie hetzij via folders, mailings, website, ...<br />

Voor starters wordt meestal een aangepaste opvang voorzien, waarin zij voldoende informatie aangeboden<br />

krijgen van departementshoofd, opleidingsverantwoordelijken, vakdocenten. In sommige departementen worden<br />

daarenboven studenten begeleiders als ‘peter’ of ‘meter’ ingeschakeld.<br />

Ook voor studenten met een handicap worden aangepaste trajecten aangeboden en is er zorg voor een<br />

specifieke begeleiding.<br />

Een ombudsdienst is in alle departementen aanwezig, maar blijkt soms minder bekend bij de studenten.<br />

Studenten getuigen dat de contacten met de meeste docenten laagdrempelig zijn, zodat zij ook gemakkelijk bij<br />

hen terecht kunnen voor hun persoonlijke problemen of studiemoeilijkheden, waarna ze doorverwezen worden<br />

voor aangepaste hulp.<br />

Het studiementoraat is in de hogescholen voldoende uitgewerkt.<br />

Studenten krijgen tijdig informatie over examenregeling, examennormen en evaluatie.<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief | 29


Vele opleidingen hanteren een digitale leeromgeving als instrument voor de begeleiding van hun studenten. In<br />

sommige departementen is dat nog niet bindend opgenomen in de taak van de docenten.<br />

Laatstejaarsstudenten worden voorbereid op sollicitaties en sollicitatiegesprekken.<br />

Afgestudeerden worden bevraagd over hun ervaringen met de opleiding. De resultaten hiervan worden gebruikt<br />

om de begeleiding te verbeteren.<br />

In het kader van internationalisering worden de uitgaande studenten adequaat voorbereid en gevolgd. Voor<br />

inkomende studenten is er eveneens voldoende begeleiding.<br />

Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Eén opleiding scoort voor dit facet onvoldoende, alle andere opleidingen scoren tussen voldoende en goed. De<br />

meeste hogescholen hebben een duidelijke kwaliteitszorgvisie ontwikkeld en gebruiken een bestaand model als<br />

basis. Vanuit de centrale besturen, in overleg met de departementale vertegenwoordigers, wordt de realisatie van<br />

het zorgsysteem gepland, gestuurd en begeleid. Centraal worden instrumenten voor evaluatie ontwikkeld.<br />

Hiermee worden geregeld resultaten op hogeschoolniveau geëvalueerd en gebeurt er bijsturing waar nodig.<br />

Op departementaal en opleidingsniveau zijn er grote verschillen. Enkele opleidingen hebben een duidelijke<br />

planning vooropgesteld van te evalueren resultaten in functie van een eigen stappenplan. Andere toetsen<br />

praktisch uitsluitend resultaten waarover zij signalen krijgen dat bijsturen wenselijk kan zijn.<br />

In alle hogescholen worden zowel bij studenten, alumni, personeel en werkveld enquêtes afgenomen. Doordat op<br />

beantwoorden geen verplichting staat, blijkt de respons soms matig, zodat de resultaten niet noodzakelijk als<br />

relevant aanzien kunnen worden.<br />

De commissies adviseren op departementaal niveau een transparante planning te maken van te evalueren<br />

resultaten in functie van te realiseren doelstellingen en de evaluaties meer te systematiseren.<br />

In sommige hogescholen blijft het doorspelen van relevante gegevens uit de enquêtes aan alle betrokkenen een<br />

werkpunt.<br />

Voor een aantal hogescholen blijkt studietijdmeting bij studenten en werklastmeting bij personeel een moeilijk<br />

punt.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

De verschillende metingen en enquêtes worden in bijna alle opleidingen op organisatorisch en pedagogisch vlak<br />

gebruikt voor reële verbeteringen in functie van curriculumaanpassingen, lessenroosters, stages, materiële<br />

uitrusting, digitalisering, internationalisering, samenwerking met partners, …Eenmaal scoort een opleiding hierop<br />

een onvoldoende.<br />

In een aantal opleidingen wordt nog niet consequent gewerkt in PDCA-cycli. Een kwaliteitszorgsystematiek<br />

ontbreekt dus nog in die gevallen.<br />

30 | <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief


De commissies adviseren dat toegezien moet worden dat de overvloed aan data die in bepaalde gevallen<br />

bekomen wordt, niet mag leiden tot het sterk verhogen van de werkdruk bij het implementeren van de resultaten.<br />

Hiertoe is het ontwikkelen van een actieplan voor verbeteracties, in onderling overleg met het personeel,<br />

noodzakelijk.<br />

De betrokkenheid van alle personeelsleden bij de verbeteracties kan ook hierdoor vergroot worden.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

De oordelen op dit facet variëren tussen voldoende en goed.<br />

Op de verschillende hogescholen worden in de opleidingen inspanningen gedaan om studenten, alumni,<br />

personeel, en het werkveld te betrekken in de kwaliteitszorg. Dit gebeurt doorgaans via enquêtes en<br />

georganiseerde of informele contacten. De impact van die contacten op de kwaliteitszorg is niet overal even<br />

relevant, omdat opleidingen gemakkelijk vasthouden aan een eigen visie.<br />

Het betrekken van studenten en alumni bij de kwaliteitszorg blijkt in de meeste hogescholen het moeilijkst.<br />

Ook de betrokkenheid van het werkveld is niet altijd optimaal.<br />

De commissies raden aan de informatiedoorstroming zowel intern als extern te formaliseren en te intensifiëren<br />

om de betrokkenheid van de participanten te verhogen.<br />

Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

De oordelen op dit facet variëren tussen voldoende en goed.<br />

Niet alle opleidingen hebben een eigen controle op het gerealiseerde niveau. Zelden wordt het niveau van eigen<br />

studenten op basis van objectieve criteria vergeleken met dat van andere gelijkaardige opleidingen. Het aantal<br />

geslaagden blijkt één van de belangrijke gehanteerde normen bij het inschatten ervan. Een ander criterium voor<br />

de bepaling van het niveau is meestal de feed-back over de tevredenheid van studenten, alumni, mentoren en<br />

werkveld. Dit uit zich o.a. in de vraag naar tewerkstelling vanuit het werkveld.<br />

Uit stageverslagen blijkt dat de mentoren het niveau van de studenten waarderen. Ook het werkveld geeft<br />

hierover positieve commentaar. Studenten en alumni zijn globaal genomen ook tevreden over hun opleiding.<br />

Vooral de opleiding naar zelfstandigheid wordt gewaardeerd. Aandachtspunten blijken soms klassenmanagement<br />

en communicatie met externen te zijn.<br />

Uit controle van eindwerken, portfolio’s, stageopdrachten en examenresultaten blijkt ook dat het niveau van de<br />

opleidingen voldoet.<br />

De evaluatie op examens gebeurt echter wel veel op basis van parate kennis en te weinig op inzichtelijk<br />

verwerken van leerstof.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

De oordelen op dit facet variëren tussen voldoende en goed.<br />

Op de meeste hogescholen worden geen streefcijfers geformuleerd. Dit wordt verklaard doordat er in Vlaanderen<br />

geen traditie is in het analyseren van slaagcijfers over de hogescholen heen. Weinig opleidingen beschikken<br />

hierdoor over relevante vergelijkbare cijfers. De opleidingen vinden dat het niveau van de afgestudeerden<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief | 31


primeert op het behalen van streefcijfers. Opleidingen die toch streefcijfers formuleren zien toe op het behalen<br />

ervan en maken een analyse naar de oorzaken indien zij het streefcijfer niet halen.<br />

De gemiddelde studieduur ligt tussen 3 jaar en 1 maand en 4 jaar. De gemiddelde studieduur blijkt binnen een<br />

opleiding over de jaren heen toe te nemen. Dit wordt toegeschreven aan de mogelijkheid van het kiezen voor<br />

flexibele leertrajecten waarvan meer en meer studenten gebruik maken.<br />

De slaagcijfers liggen in een eerste jaar tussen 38 en 62%. Die variatie is te wijten aan verschillen tussen<br />

hogescholen onderling en tussen de soort opleiding. In een L.O.-opleiding bv. liggen die binnen een hogeschool<br />

meestal lager dan in de andere AV-opleidingen. Er is een daling waar te nemen in het slaagpercentage over de<br />

jaren heen. Beide dalingen kunnen te wijten zijn aan de instroom: het percentage studenten uit BSO en TSO dat<br />

aan de opleiding begint neemt toe.<br />

In het tweede jaar liggen de slaagcijfers tussen de 80 en 90%. In het laatste jaar tussen 97 en 100%.<br />

In praktisch alle hogescholen wordt drop-out onderzoek verricht. De resultaten hiervan zijn meestal weinig<br />

relevant om hieruit de nodige maatregelen te treffen.<br />

De commissies adviseren om<br />

- de gegevens over slaagpercentage van hogescholen uit te wisselen en te bundelen;<br />

- op basis hiervan een gemiddeld streefcijfer te geven in functie van de plaatselijke instroom;<br />

- een analyse te maken over slaagkans en inzet van studenten en de resultaten hiervan in concrete<br />

maatregelen te vertalen.<br />

32 | <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in vergelijkend perspectief


Hoofdstuk 4 Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten<br />

De oordelen van de commissie op de zes onderwerpen en de daarbij horende facetten wordt in een vergelijkende<br />

tabel weergegeven. De commissieleden hebben per facet een score op een vierpuntenschaal (onvoldoende,<br />

voldoende, goed, excellent) en per onderwerp een score op een tweepuntenschaal (onvoldoende, voldoende)<br />

weergegeven.<br />

De toekenning van het oordeel slaat op het geheel van het facet en het onderwerp en is onderbouwd met<br />

argumenten. De oordelen moeten gelezen worden in samenhang met de tekst in de deelrapporten per instelling.<br />

Deze tabellen dienen dan ook met de nodige omzichtigheid te worden benaderd.<br />

Verklaring van de scores op facetniveau<br />

E<br />

G<br />

V<br />

O<br />

NVT<br />

OK<br />

Excellent: de opleiding realiseert voor het facet een niveau waardoor de ze zowel in<br />

Vlaanderen als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.<br />

Goed: het niveau van de opleiding stijgt voor het facet boven de basiskwaliteit uit.<br />

Voldoende: de opleiding beantwoordt voor dit facet aan de basisstandaard of basisnorm voor<br />

respectievelijk een professionele bachelor, academische bachelor of master.<br />

Onvoldoende: de opleiding presteert voor het facet beneden de gestelde verwachting en er is<br />

voor dit punt beleidsaandacht is.<br />

Het facet is voor beoordeling van de opleiding niet van toepassing.<br />

Wordt vermeld bij het facet studieomvang indien de opleiding voldoet aan de decretale eisen<br />

omtrent de studieomvang.<br />

Verklaring van de scores op onderwerpniveau<br />

V<br />

O<br />

Voldoende: de visitatiecommissie geeft hiermee aan dat de opleiding op onderwerpniveau<br />

voldoet aan de basiskwaliteit.<br />

Onvoldoende: de visitatiecommissie geeft hiermee aan dat de opleiding op onderwerpniveau<br />

niet voldoet aan de basiskwaliteit.<br />

<strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> - vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten | 33


Verklaring van de gebruikte afkortingen in de tabel en, indien de opleiding ingericht werd op meer dan<br />

één locatie, opsomming van de gevisiteerde locaties.<br />

Artev<br />

EhB<br />

EHSAL<br />

GRP-T<br />

HA<br />

HOGENT<br />

HOWEST<br />

KaHoSL<br />

Katho<br />

KdG<br />

KHBO<br />

KHK<br />

KHLeu<br />

KHLim<br />

KHM<br />

Plantijn<br />

XIOS<br />

Arteveldehogeschool<br />

Erasmushogeschool Brussel<br />

Europese Hogeschool Brussel<br />

Groep T – Leuven Hogeschool<br />

Hogeschool Antwerpen<br />

Hogeschool Gent<br />

Hogeschool West-Vlaanderen<br />

Katholieke Hogeschool Sint-Lieven<br />

Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen<br />

Karel de Grote-hogeschool<br />

Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende<br />

Katholieke Hogeschool Kempen<br />

- LOV Lerarenopleiding Vorselaar<br />

- LOT Lerarenopleiding Turnhout<br />

Katholieke Hogeschool Leuven<br />

Katholieke Hogeschool Limburg<br />

Katholieke Hogeschool Mechelen<br />

Plantijn Hogeschool van de Provincie Antwerpen<br />

XIOS Hogeschool Limburg<br />

34 | <strong>Onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> - vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten


Artev<br />

EHSAL<br />

EhB<br />

Groep T<br />

HA<br />

HoGent<br />

HoWest<br />

KaHoSL<br />

KATHO<br />

KdG<br />

KHBO<br />

KHK<br />

KHLeu<br />

KHLim<br />

KHM<br />

PHL<br />

Plantijn<br />

XIOS<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen V V V V V V V V V V V V V V V V V V<br />

Facet 1.1.: Niveau en oriëntatie G G G G G G V V G G V 1 G G G G G G<br />

Facet 1.2. Domeinspecifieke eisen G V V G V V V V V V V 1 V V V V V G<br />

Onderwerp 2: Programma V V V V V V V V V V V V V V V V V V<br />

Facet 2.1.: Relatie doelstelling en inhoud G G G G V G V O V V V 1 V V G V V G<br />

Facet 2.2.: Eisen professionele en academische gerichtheid E G G V V V V V G V V 1 V V G V G G<br />

Facet 2.3.: Samenhang G G G V O V V O V V V 1 V V V V V G<br />

Facet 2.4.: Studieomvang OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK OK<br />

Facet 2.5.: Studielast V V V V V V V G V V V V V V G V V G<br />

Facet 2.6.: Afstemming vormgeving – inhoud G G G G V G V V V O V 1 V V G V G G<br />

Facet 2.7.: Beoordeling en toetsing G G G V O V V V V V V V V V G V V V<br />

Facet 2.8.: *Masterproef NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT<br />

Facet 2.9.: Toelatingsvoorwaarden G G G V V V V V V V G V V V V V G G<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel V V V V V V V V V V V V V V V V V V<br />

Facet 3.1.: Kwaliteit personeel E G G G G V V V G G G 1 G G G G V G<br />

Facet 3.2.: Eisen professionele/academische gerichtheid E G G V V V V V G V V V G V V G G G<br />

Facet 3.3.: Kwantiteit personeel G G G V V V V V V V G V G G V V V V<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen V V V V V V V V V V V V V V V V V V<br />

Facet 4.1.: Materiële voorzieningen G V G V V G G G G V V 1 G G V G G V<br />

Facet 4.2.: Studiebegeleiding E G G G V G G G V G G V G G G V G E<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg V V V V V V V V V V V V V V V V V V<br />

Facet 5.1.: Evaluatie resultaten G G V V V V V V G V O 1 V V G V V G<br />

Facet 5.2.: Maatregelen tot verbetering G G V V V V V O V V V 1 V V V V V G<br />

Facet 5.3.: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld G G V V V V V V G G V 1 V V V V V G<br />

Onderwerp 6: Resultaten V V V V V V V V V V V V V V V V V V<br />

Facet 6.1.: Gerealiseerd niveau G G G G V V V V G V V 1 G G G G V G<br />

Facet 6.2.: <strong>Onderwijs</strong>rendement G G V V G V V G V V V V V V G V G G<br />

1: KHK: LOT: 'V'; LOV: 'G'<br />

Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten | 35


36 | Opleidingsrapporten


deel 2<br />

Opleidingsrapporten<br />

Opleidingsrapporten | 37


38 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Hoofdstuk 1 Arteveldehogeschool<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Arteveldehogeschool<br />

In 1994 ontstond de Katholieke Hogeschool voor Lerarenopleiding en Bedrijfsmanagement Oost-Vlaanderen, de<br />

KLBO, door een fusie van het Technisch Instituut Onze-Lieve-Vrouw (Gent), het Technisch Instituut Onze-Lieve-<br />

Vrouw Tweebruggenstraat (Gent) en het Onze-Lieve-Vrouw Ten Doorn-Instituut (Eeklo). Zij verzorgde de<br />

opleiding leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> – groep 1. In 2000 fuseerde de Katholieke Hogeschool voor<br />

Lerarenopleiding en Bedrijfsmanagement Oost-Vlaanderen met de Hogeschool voor Economisch en Grafisch<br />

<strong>onderwijs</strong> (EGON), de Katholieke Hogeschool voor Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen (KaHoG) en de Sociale<br />

Hogeschool KVMW Gent tot de Arteveldehogeschool. De hogeschool maakt deel uit van de Associatie<br />

Universiteit Gent. De naam van de opleiding veranderde vanaf het academiejaar 2004-2005 in bachelor in het<br />

<strong>onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> als gevolg van het Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van<br />

het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen.<br />

Momenteel biedt de opleiding 280 combinatiemogelijkheden aan op basis van opleidingseenheden met<br />

puntengewicht één en puntengewicht twee. Elke student stelt zijn opleidingstraject samen met opleidingseenheden<br />

die in totaal een puntengewicht drie vormen.<br />

De Arteveldehogeschool werkt vanuit een heldere missie die is uitgewerkt in elf strategische doelen. Het<br />

kernproces ‘<strong>onderwijs</strong>’ uit de missie is uitgeschreven in het <strong>onderwijs</strong>concept. Om het strategisch beleid van de<br />

Arteveldehogeschool te vertalen naar de eigen cultuur en structuur van de opleiding en de strategische doelen in<br />

de opleiding te implementeren, werken de diensten studieadvies, <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling en internationalisering,<br />

professionalisering en integrale kwaliteitszorg samen met een of meerdere opdrachthouders in de opleidingen.<br />

Deze opdrachthouders maken deel uit van de ‘sokkel’. Een zeer uitgebreide gids voor medewerkers geeft zicht op<br />

het beleid van de hogeschool en het afsprakenkader. De opleiding Bachelor in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

stemde het eigen beleid en de eigen werking af op de missie en strategische doelen van de hogeschool zoals<br />

verwoord in ‘Beleid van de Arteveldehogeschool’. De opleiding werkt daarbij nauw samen met de diensten.<br />

Binnen de opdracht van de opleidingsmedewerkers werd vanuit de sokkel ruimte voorzien voor de samenwerking<br />

met de Arteveldediensten. De opleiding is dikwijls piloot in vernieuwingstrajecten die daarna in de hele<br />

hogeschool worden doorgevoerd.<br />

De opleiding kiest voor een beleid dat is uitgetekend vanuit een maatschappelijk perspectief. Het belang hiervan<br />

is terug te vinden in het opleidingsconcept. In haar visie positioneert de opleiding zich ten aanzien van de brede<br />

rol die de leraar vandaag in de maatschappelijke context moet opnemen, en knoopt ze haar opdracht en positie<br />

hieraan vast. De opleiding laat zich bij het uitstippelen van haar beleid en visie sterk leiden door de<br />

ontwikkelingen en ervaringen van het werkveld en de <strong>onderwijs</strong>evoluties in internationaal perspectief. De visie is<br />

geëxpliciteerd in visieteksten rond zeven domeinen: <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsbeleid, integrale kwaliteitszorg,<br />

netwerking, personeelsbeleid, financieel, het facilitair en communicatiebeleid, onderzoek en ontwikkeling, en<br />

instroom-, doorstroom- en uitstroombeleid.<br />

De Arteveldehogeschool koos van bij het ontstaan voor een organisatiestructuur waarin opleidingen, inclusief<br />

COMPahs (Centrum voor Onderzoek, Maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening en Professionele<br />

ontwikkeling Arteveldehogeschool), en diensten de bouwstenen vormen. De Arteveldehogeschool kent geen<br />

departementale structuur. Deze structuur zonder andere tussenlagen maakt korte communicatielijnen en directe<br />

interactie mogelijk, wat in de praktijk duidelijk waarneembaar is en leidt tot positieve ontwikkelingen. Door de<br />

gekozen structuur wordt bovendien de opleiding als de belangrijkste ordeningseenheid binnen de organisatie<br />

benadrukt. Aan het hoofd van een opleiding staat een opleidingsdirecteur. De ondersteunende Arteveldediensten<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 39


verlenen diensten aan de opleidingen. Tijdens haar bezoek stelt de commissie vast dat de samenwerking met de<br />

diensten van de hogeschool spontaan verloopt, zonder al te veel spanningen, dat de hogeschool voldoende<br />

vrijheid en autonomie geeft aan de opleiding en dat de relatie met de hogeschool wordt beschouwd als een<br />

constructief samenwerkingsverband. De hogeschool heeft goed aangevoeld wat de te volgen ontwikkelingslijnen<br />

zijn, en heeft, niettegenstaande de exponentiële groei van het studentenaantal, een vlotte organisatie ontwikkeld.<br />

De Arteveldehogeschool en de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> kennen een heldere<br />

organisatiestructuur. De bestuurlijke en medezeggenschapsorganen zijn goed gepositioneerd en helder<br />

omschreven. De aansturing en de opvolging van het beleid zijn duidelijk bepaald. Dat geldt ook voor COMPahs,<br />

dat als impulscentrum instaat voor de decretale opdrachten permanente vorming, projectmatig wetenschappelijk<br />

onderzoek en ontwikkeling en maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening.<br />

Wat de kwaliteit van het zelfevaluatierapport betreft, stelt de commissie vast dat het erg degelijk uitgewerkt en<br />

uitvoerig gedocumenteerd is. De consistentie van het geheel is opmerkelijk en het is met zorg vormgegeven. De<br />

opleiding stelt in het zelfevaluatierapport: ‘Dit rapport schetst een eerlijk en realistisch beeld van de opleiding en<br />

de visie waarvoor ze staat.’ Deze stelling ziet de visitatiecommissie bevestigd tijdens het bezoek aan de<br />

opleiding. Het zelfevaluatierapport is tot stand gekomen door een gezamenlijke inzet van het opleidingskorps. De<br />

toonzetting is gezond zelfkritisch. Deze kenmerken van het zelfevaluatierapport heeft de commissie ook ervaren<br />

tijdens haar bezoek.<br />

Het zelfevaluatierapport getuigt van een professionele visie op <strong>onderwijs</strong> in brede zin en op kwaliteitszorg in de<br />

brede betekenis van het woord. Dit uit zich in meerdere facetten, waarbij aspecten van andere facetten vaak in<br />

een aangepaste context zijn opgenomen. Op die manier lopen de kwaliteitscirkel en het <strong>onderwijs</strong>- en leerconcept<br />

van de opleiding als een rode draad doorheen de onderwerpen en facetten van het zelfevaluatierapport.<br />

40 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding hanteert een duidelijke <strong>onderwijs</strong>visie binnen een referentiekader dat vanuit vier oriëntatiepunten is<br />

opgebouwd, namelijk de decreet- en de regelgeving, het <strong>onderwijs</strong>concept en het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan van<br />

de Arteveldehogeschool, en de intensieve, formele en informele contacten tussen de opleiding en het werkveld.<br />

Het opleidingsconcept is dynamisch en heeft een dubbel actieniveau, namelijk visie op de opleiding bachelor in<br />

het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> en het profiel van de afstuderende aan deze opleiding. Bovendien beoogt het<br />

opleidingsconcept niet exclusief voor te bereiden op een loopbaan in het <strong>onderwijs</strong>, maar heeft het ook aandacht<br />

voor vormings- en begeleidingssituaties búiten de <strong>onderwijs</strong>context. De commissie stelt vast dat het<br />

opleidingsconcept sterk is uitgewerkt. De profilering met zes onderscheiden accenten is duidelijk en het<br />

pedagogisch handelen neemt een centrale plaats in naast het didactisch handelen, het vakdeskundig handelen,<br />

het functioneren in de organisatie, maatschappelijk engagement en fundamentele attitudes. De opleiding wil<br />

kansen bieden aan studenten om zich te vormen tot leraren die in staat zijn leerprocessen op een kwalitatieve<br />

manier te initiëren en te begeleiden bij een bepaalde doelgroep, zodat de lerende kennis, vaardigheden en<br />

attitudes verwerft. Om dat doel te bereiken, werkt de opleiding aan zes prioritaire aandachtspunten: een<br />

gedifferentieerde benadering van de student, een actieve, zelfstandige en coöperatieve leer- en werkomgeving,<br />

een sterke praktijk- en beroepsgerichtheid, een veilige leer- en werkomgeving, een wetenschappelijke en<br />

innovatieve onderbouw en een maatschappelijke betekenis.<br />

Deze visie op de opleiding en op het profiel van de afstuderende vormde het uitgangspunt voor het<br />

opleidingsconcept, dat vertaald werd in de beleidsdoelen. Dat het pedagogisch en didactisch handelen daarbij op<br />

de eerste plaats komt, is tekenend voor de visie op het leraarschap die in de opleiding wordt gehanteerd. Zowel<br />

bij lectoren als bij studenten wordt dit herkend en beargumenteerd.<br />

De eindcompetenties van de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> werden niet door de<br />

opleiding zelf ontwikkeld. Het Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren<br />

van 29 september 1998 bepaalt welke competenties een bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> moet<br />

verworven hebben op het einde van zijn studieloopbaan. De Vlaamse overheid bepaalde het beroepsprofiel van<br />

de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> – groep 1 in overleg met alle betrokkenen. Het beroepsprofiel omvat tien<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 41


typefuncties die elk een specifiek deelaspect van het leraar-zijn concretiseren in competenties en de<br />

ondersteunende kennis en vaardigheden, die essentieel zijn om die competentie te bereiken. Als typefuncties of<br />

basiscompetenties worden omschreven:<br />

- de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen,<br />

- de leraar als opvoeder,<br />

- de leraar als inhoudelijk expert,<br />

- de leraar als organisator,<br />

- de leraar als innovator – de leraar als onderzoeker,<br />

- de leraar als partner van ouders/verzorgers,<br />

- de leraar als lid van een schoolteam,<br />

- de leraar als partner van externen,<br />

- de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap,<br />

- de leraar als cultuurparticipant.<br />

De leraar-in-opleiding ontwikkelt daarbij de volgende attitudes:<br />

- beslissingsvermogen,<br />

- relationele gerichtheid,<br />

- kritische ingesteldheid,<br />

- leergierigheid,<br />

- organisatievermogen,<br />

- zin voor samenwerking,<br />

- verantwoordelijkheidszin,<br />

- creatieve gerichtheid,<br />

- flexibiliteit,<br />

- gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie.<br />

De opleiding neemt het beroepsprofiel, de basiscompetenties en de beroepsattitudes als uitgangspunt voor de<br />

ontwikkeling van haar curriculum. De doelstellingen van de opleiding zijn gericht op een brede vorming en<br />

beroepsspecifieke competenties, die beide verder worden uitgewerkt in een competentiegericht curriculum. De<br />

eerste bachelors studeren af in het academiejaar 2006-2007.<br />

Voor elk opleidingsonderdeel werden vanuit de basiscompetenties, en rekening houdend met het<br />

opleidingsconcept, de einddoelen geformuleerd. De verantwoordelijkheid hiervan ligt bij de vakgroepen, en de<br />

coördinatie gebeurt vanuit de vakgroepvoorzittersvergadering. Vanuit de einddoelen werd meteen per<br />

opleidingsonderdeel de evaluatiestrategie bepaald. Vanuit het gegeven einddoel en de evaluatiestrategie<br />

onderzocht elke vakgroep welke methodiek en werkvormen het meest adequaat waren om de student voor te<br />

bereiden op het bereiken van de doelen. Het bepalen van de einddoelen en de evaluatiestrategie van<br />

opleidingsonderdelen die behoren tot de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle vakgroepen, gebeurt<br />

respectievelijk in de visiegroep Stageconcept en de visiegroep Scriptie. De visiegroepen formuleren een voorstel<br />

dat door de vakgroepvoorzittersvergaderingen wordt bekrachtigd en via de vakgroepen en de opleidingsvergadering<br />

wordt gecommuniceerd. Dit resulteerde onder meer in de ontwikkeling van de standaard voor een<br />

goede leraar.<br />

Zoals alle lerarenopleidingen vormen de decretaal beschreven basiscompetenties een oriëntatie voor het<br />

formuleren van de doelen. Toch heeft de opleiding een eigen profiel uitgewerkt, onder meer door zes accenten te<br />

leggen in de opleiding tot bachelor. Deze accenten waarborgen een brede en diepe interpretatie van de<br />

eindcompetenties door de aandacht voor zowel het micro- (klas), meso- (organisatie) en macroniveau<br />

(maatschappij) als voor pedagogische, didactische en vakinhoudelijke vorming, inclusief de attitudes. Bovendien<br />

wordt ook in beeld gebracht hoe de visie op het leraarschap in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> wordt opgevat. Deze<br />

invalshoeken worden goed ingewerkt in de beoogde eindcompetenties. De opleiding is duidelijk consequent met<br />

haar opleidingsconcept. Door geregeld overleg op diverse niveaus en met verschillende actoren wordt<br />

voortdurend een gemeenschappelijkheid nagestreefd, en wordt de transparantie voor de studenten en<br />

42 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


medewerkers bewaakt. Uit de gesprekken met de lectoren blijkt dat er altijd ruimte is om lector- en/of vakeigen<br />

accenten te leggen.<br />

Momenteel wordt het curriculum nog verder geheroriënteerd naar een competentiegericht, flexibel en<br />

gesemestrialiseerd curriculum. In dit verband startte de opleiding al eerder twee pilootprojecten op. Zo werden de<br />

opleidingsonderdelen praktijk en scriptie met ingang van het academiejaar 2004-2005 competentiegericht<br />

ingevuld, en werden de voorbereidingen gestart voor de invoering van een competentiegericht groeidossier,<br />

waarbij de student zijn persoonlijke groei op het vlak van de praktijk bijhoudt. De vakgroep Pedagogische<br />

Wetenschappen schreef ter voorbereiding van het nieuwe curriculum de leerlijn ‘reflecteren’ uit als testcase. De<br />

opgedane ervaring wordt gebruikt om het proces in de hele opleiding bij te sturen, vorm te geven en te<br />

ondersteunen. De Arteveldedienst <strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling en Internationalisering ontwikkelde een Arteveldebreed<br />

kader voor de ontwikkeling van een competentiegericht curriculum. Het opleidingsconcept, de <strong>onderwijs</strong>kundige<br />

visie en de Arteveldebrede afspraken over semestrialisering en flexibilisering vormen de oriëntatiepunten voor het<br />

herontwerp van het curriculum. De kerngroep Curriculumvernieuwing stuurt deze <strong>onderwijs</strong>vernieuwing mee aan<br />

en ondersteunt het invoeringsproces.<br />

Uit de gesprekken blijkt dat de medewerkers goed geïnformeerd zijn over de opleidingsdoelstellingen. De<br />

informatie is ook gebundeld in de opleidingsgids, praktijkgids, campusgids en scriptiegids. In de opleidingsgids<br />

geeft een fiche per opleidingsonderdeel de kerndoelen weer, welke <strong>onderwijs</strong>werkvorm er wordt gehanteerd,<br />

hoeveel contacturen er voorzien zijn, hoeveel studiepunten het opleidingsonderdeel bedraagt, welk<br />

studiemateriaal er moet worden aangekocht en hoe de evaluatie en de quotering verlopen. Communicatie vindt<br />

plaats door de hogeschoolcommunicatiekanalen (DileAhs), maar ook door de vakgroepvoorzitters en de<br />

visiegroepen. De betrokkenen appreciëren de benadering, die wordt gecheckt in bevragingen en enquêtes.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt aan te onderzoeken hoe de sterke opleidingsdoelstellingen ook ten volle organisatorisch<br />

kunnen worden gerealiseerd.<br />

De commissie stelt dat het opleidingsprofiel nog beter bekend moet worden gemaakt bij de studenten en het<br />

werkveld.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 43


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lerarenopleiding in het hogescholen<strong>onderwijs</strong> van de Vlaamse gemeenschap wordt gereglementeerd door<br />

twee stromen van wetgeving: enerzijds door de algemene wetgeving op het hoger <strong>onderwijs</strong>, anderzijds door de<br />

specifieke reglementering met betrekking tot de lerarenopleiding. De commissie stelt vast dat de opleiding vanuit<br />

haar opleidingsconcept een aantal duidelijke accenten legt, waardoor ze zich duidelijk profileert in het landschap<br />

van Vlaamse lerarenopleidingen. Deze accenten bevinden zich binnen de zes aspecten van het<br />

opleidingsconcept, en sluiten aan bij de decretaal en de bij besluit vastgestelde basiscompetenties en<br />

aansluitende attitudes. Er gaat veel aandacht naar de attitude van ‘kunnen reflecteren’. De accenten moeten<br />

begrepen worden in het perspectief van de groei naar een professionele leraar of begeleider, een visie die<br />

levenslang leren impliceert. Zij stemmen overeen met de in facet 1.1 aangehaalde prioritaire aandachtspunten en<br />

zijn helder onderbouwd. De commissie stelt vast dat deze profilering ook tot uiting komt in onder andere een<br />

uitvoerige gids voor medewerkers.<br />

De opleiding levert diverse inspanningen om de eisen van het beroepenveld te achterhalen. Het overleg met het<br />

werkveld is goed georganiseerd, en de opleiding houdt de vinger aan de pols. De commissie merkt een duidelijke<br />

toetsing van de doelstellingen bij het brede beroepenveld op, met grote aandacht voor de eisen van het<br />

beroepenveld voor continue innovatie en een ruime taakstelling van de leraar, zoals onder meer ten aanzien van<br />

de zorgproblematiek en het intercultureel <strong>onderwijs</strong>. De opleiding heeft oog voor dynamische ontwikkelingen in<br />

het veld in de opleidingskunde. Het brede werkveld wenst meer inspraak in de vorming van zijn toekomstige<br />

medewerkers en de manier waarop de praktijk wordt gerealiseerd. Daarom biedt de opleiding via partnerschap<br />

vernieuwingsimpulsen en ondersteuning aan het werkveld. De gesprekken met het werkveld geven aan dat<br />

vooral de toewijzing van een lector als vast ankerpunt aan elke stageschool, de communicatie en het overleg een<br />

stuk gemakkelijker maakt.<br />

De opleiding blijft op de hoogte van de eisen van het beroepenveld door onder andere de Opleidingsadviesraad,<br />

de deelname aan het overleg lerarenopleiding van de Pedagogische Begeleidingsdienst Bisdom Gent, de actieve<br />

deelname aan het jaarlijkse StaM-congres (Studiegroep Authentieke Middenscholen), het overlegplatform met de<br />

directies van de StaP-scholen (Stagepartnerschapsproject) en de bevraging van de stagescholen,<br />

stageorganisaties enzovoort.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding zich bewust is van haar maatschappelijke taak. Expertise uit het<br />

werkveld wordt ook door gastsprekers in de opleiding binnengebracht. De visie van de opleiding wordt<br />

doorgegeven aan studenten en via hen, als leraar of als stagiair, aan de leerlingen. De visiegroep Intercultureel<br />

<strong>Onderwijs</strong> reflecteert onder andere kritisch over de standpunten en het curriculum van de opleiding vanuit<br />

intercultureel standpunt. De commissie waardeert in dit kader het initiatief waarbij de visiegroep Intercultureel<br />

<strong>Onderwijs</strong> een ‘Regenboogdag’ organiseert, in samenwerking met organisaties en initiatieven uit de brede<br />

44 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


maatschappij, waarbij alle eerstejaarsstudenten kennismaken met aspecten van onze multiculturele samenleving.<br />

Voor de tweedejaarsstudenten organiseert de visiegroep in overleg met de werkgroep Pastoraal ‘Zindagen’. Ook<br />

hier verzorgt het brede werkveld een ruim aanbod van activiteiten, bezoeken, workshops.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De opleiding anticipeerde al op de trends en de internationale ontwikkelingen op het vlak van leerzorg,<br />

taalvaardigheid, diversiteit, ICT en participatie, zoals in het nieuwe Decreet op de lerarenopleiding wordt<br />

geformuleerd. De commissie raadt aan om hieraan blijvend aandacht te besteden en dit op te nemen in de<br />

teksten van het domeinspecifiek referentiekader.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het domeinspecifieke referentiekader van de opleiding in lijn ligt met het domeinspecifieke referentiekader,<br />

dat voorafgaand aan de bezoeken werd ontwikkeld door de Visitatiecommissie op basis van de door de<br />

opleidingen aangereikte kaders;<br />

- de doelstellingen van de opleiding duidelijk gericht zijn op de bij decreet en bij besluit vastgelegde<br />

competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar;<br />

- het opleidingsconcept consequent benut wordt bij de afstemming van de doelstellingen op de<br />

basiscompetenties;<br />

- het opleidingsconcept een degelijk beleidsinstrument is dat de opleiding draagt;<br />

- het opleidingsconcept dynamisch is en dat de betrokkenheid van de lectoren, de studenten en het<br />

beroepenveld bij de ontwikkeling van het opleidingsconcept groot is;<br />

- de doelstellingen en de eindkwalificaties duidelijk getoetst worden bij het brede beroepenveld, met ruime<br />

aandacht voor vernieuwing en een ruime taakstelling van de leraar;<br />

- de opleiding zich duidelijk maatschappelijk engageert;<br />

- de opleiding zich helder profileert in het landschap van Vlaamse lerarenopleidingen, in lijn met nationale en<br />

internationale ontwikkelingen op het vlak van <strong>onderwijs</strong>, wetenschappelijke onderbouw en maatschappelijke<br />

context.<br />

De commissie is van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 45


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Doelstellingen en inhoud van het programma worden bepaald op basis van de beroepsprofielen en<br />

basiscompetenties van de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, en op basis van de doelstellingen van een professionele<br />

bacheloropleiding, zoals bij decreet vastgelegd door de Vlaamse overheid. Ook decretaal bepaald is dat de<br />

opleiding bestaat uit een gemeenschappelijke stam en een leraarstypegebonden gedeelte. De doelen met<br />

betrekking tot de gemeenschappelijke stam worden gerealiseerd in helder omschreven opleidingsonderdelen,<br />

verspreid over de drie opleidingsjaren. De te bereiken doelen voor de gemeenschappelijke stam zijn voor alle<br />

studenten van de drie lerarenopleidingen gelijk. Het bestaan van de gemeenschappelijke stam en het daaraan<br />

gekoppelde aantal studiepunten, wordt doorgaans als beperkend ervaren in de opleiding. Ook de grootte van de<br />

groepen blijkt het moeilijk te maken om opleidingsgemengd te werken. De commissie merkt op dat de<br />

gemeenschappelijke stam sterk is uitgebouwd. Het leraarstypegebonden gedeelte omvat die kennis,<br />

vaardigheden en attitudes die specifiek zijn voor de leraar in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Het omvat een deel van het<br />

opleidingsonderdeel praktijk, pedagogische wetenschappen, algemene godsdienst en de opleidingseenheden<br />

waarin de student <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid verwerft. Vanaf het tweede opleidingsjaar kiest de student een<br />

opleidingseenheid die hij wil uitdiepen. De commissie stelt vast dat het belang dat de opleiding hecht aan een<br />

gedifferentieerde benadering van iedere student, zich consequent vertaalt in het aanbod van de 280<br />

combinatiemogelijkheden. Dat leidt in de meeste gevallen tot een gemotiveerde studiekeuze vanwege de student.<br />

Om de ruime keuze aan combinaties mogelijk te maken, werkt de opleiding met een matrix. Het lectorenkorps<br />

wordt op een geëigende manier sterk betrokken bij curriculumherziening en -innovatie. De opleidingsstructuur is<br />

georganiseerd volgens een matrixmodel. Horizontaal werken vakgroepen die een vrij grote autonomie hebben.<br />

De vakgroepvoorzitters vormen een fundamenteel overlegorgaan, aangestuurd door de opleidingsdirecteur. Elke<br />

lector maakt deel uit van ten minste één visiegroep. Deze vrij eenvoudige, transparante basisstructuur creëert<br />

een opmerkelijke betrokkenheid van de teamleden binnen de opleiding. De opleiding wordt daardoor een<br />

werkveld waar gedeelde betekenissen kunnen groeien en concreet gestalte krijgen. Het geeft de opleiding de<br />

mogelijkheid om op een aantal vlakken pionierswerk te doen, vooruit te lopen en toch de stress en de ruis die<br />

daardoor worden veroorzaakt, goed op te vangen.<br />

De commissie stelt tijdens de gesprekken en bij inzage in de documenten vast dat de competenties die bij<br />

onderwerp 1 geformuleerd zijn, goed vertaald zijn in het programma. De relatie tussen doel en inhoud van het<br />

programma is duidelijk geëxpliciteerd. De aansturing van het programma is organisatorisch heel sterk door de<br />

participatie van alle relevante betrokken partijen, namelijk de lectoren, de studenten, de vakgroepen, het werkveld<br />

en de afgestudeerden. De spiegelfunctie die aan het werkveld wordt toegeschreven in het zelfevaluatierapport en<br />

de feedback van de laatstejaarsstudenten op de afstudeerdag, worden duidelijk benut bij de<br />

curriculumaanpassingen. De opleiding wordt effectief gedragen door de lectoren en studenten. De studenten<br />

geven aan dat de georganiseerde opleidingsonderdelen relevant zijn voor de opleiding, en vermelden hierbij<br />

46 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


specifiek het klassenmanagement en het omgaan met kansarme leerlingen. Dit alles bevestigt de goede match<br />

tussen de doelen en het programma, en het voortdurende consequente verwerken van steeds vernieuwende<br />

inzichten en realisaties. De bekendheid van de lectoren met het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> is volgens de studenten<br />

noodzakelijk, hoewel dit niet steeds en recent zelfs ook minder het geval is. Interdisciplinaire en<br />

vakoverschrijdende activiteiten en projecten hebben hun plaats in het programma en passen vooral in de<br />

aandacht die de opleiding heeft voor maatschappelijk engagement.<br />

De strategie van de opleiding bestaat erin de studenten gradueel competenties te laten verwerven, via<br />

gestructureerde mogelijkheden tot feedback, reflectie en remediëring.<br />

De hogeschool en de opleiding hebben een heldere visie op internationalisering. Studenten worden uitgestuurd<br />

voor stage, waarbij de buitenlandse partner zes weken stage moet garanderen. De criteria worden meegedeeld<br />

aan partners. De opleiding stelt dat de wederzijdse afstemming met de plaatselijke lerarenopleiding belangrijk is<br />

en dat de reflectie van de studenten ook als kwalitatief evaluatie-element in rekening moet worden gebracht. Het<br />

doel is onder meer de interculturele competentie te ontwikkelen en de plaatselijke cultuur te ontdekken. Een<br />

meerwaarde is onder meer dat studenten naast de <strong>onderwijs</strong>pijler in brede context ook de interculturele en<br />

sociale component leren kennen. De criteria om deel te nemen aan een internationaal project zijn duidelijk<br />

beschreven. Arteveldebreed is een voorbereidingstraject uitgestippeld voor studenten die buiten Europa gaan. De<br />

commissie waardeert de initiatieven voor internationalisation at home. Hierbij worden internationale elementen en<br />

opleidingsbrede lijnen in het curriculum opgenomen, zoals het StaP-project, de Standaard voor een goede leraar,<br />

activiteiten van verscheidene vakgroepen en van COMPahs.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt aan de impact van het recente Decreet op de lerarenopleiding, dat onder andere de<br />

omvorming van drie naar twee <strong>onderwijs</strong>vakken inhoudt, te onderzoeken om de troef van de nu bestaande<br />

combinatiemogelijkheden minstens te handhaven.<br />

Het reflecteren tijdens de opleiding moet zowel kwalitatief als kwantitatief onderzocht en eventueel bijgestuurd<br />

worden om een evenwicht te vinden tussen het belang van het reflecteren en de focus ervan op essentiële<br />

aspecten van het leraarschap. Daarbij speelt de functie van het groeidossier een belangrijke rol.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dat de opleiding de samenwerking met het werkveld en de afstemming op de beroepspraktijk erg belangrijk acht,<br />

maakt zij eens te meer duidelijk door de basiscompetenties te verdelen in drie grote clusters die tegelijkertijd drie<br />

niveaus aangeven waarop de leraar verantwoordelijkheden heeft. Deze verantwoordelijkheden bevinden zich ten<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 47


aanzien van de lerende, van de school en de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap en van de maatschappij. Daardoor stelt de<br />

opleiding meteen dat zij werk maakt van contacten met de <strong>onderwijs</strong>wereld en de maatschappij om de studenten<br />

tijdens de opleiding de basiscompetenties te helpen bereiken.<br />

Het opleidingsprogramma wordt nauwgezet afgestemd op de beroepspraktijk, en de praktijkcomponent wordt<br />

samen met en in het werkveld uitgetekend. Er is een nauwe samenwerking met de beroepspraktijk. Het<br />

opleidingsprogramma wordt voortdurend geactualiseerd en professioneel gericht door deelname aan studiedagen<br />

en projecten in het kader van de maatschappelijke dienstverlening, en door betrokkenheid bij overlegvormen. Het<br />

zelfevaluatierapport, de gesprekken en de ter beschikking gestelde documentatie getuigen van een grote<br />

dynamiek, die ook hier in relatie staat met het opleidingsconcept en de opleidingsdoelstellingen. Door diverse<br />

projecten, de buitenschoolse ervaringen, de activiteiten in de diverse types Secundair <strong>onderwijs</strong> en de erg goed<br />

uitgewerkte stage wordt op een voorbeeldige wijze tegemoetgekomen aan de kwaliteitseisen van een<br />

professionele bachelor <strong>onderwijs</strong>. De opleiding weet bovendien haar vinger aan de pols te houden van allerlei<br />

vernieuwingen en ontwikkelingen van het <strong>onderwijs</strong> en de maatschappij waarin de leraar zal functioneren. De<br />

aandacht voor maatschappelijk engagement wordt uitgewerkt in de interdisciplinaire en vakoverschrijdende<br />

activiteiten en projecten, zoals het project ‘Intercultureel <strong>onderwijs</strong>’, de ‘zindagen’, het BSO/PAV-project en het<br />

BUSO-project. Ook de excursies en studiereizen worden uitgewerkt als ervaringsgerichte <strong>onderwijs</strong>activiteiten,<br />

waarbij de studenten betrokken worden in alle aspecten van de organisatie en uitvoering.<br />

Het stageconcept en organisatiekader zijn sterk uitgewerkt. De begeleiding en de beoordeling van de stagiairs is<br />

een erkende en sterk gewaardeerde gedeelde verantwoordelijkheid met het werkveld. De verschillende<br />

stageprojecten zijn gespreid over de drie opleidingsjaren, en verwijzen naar de attitudes en de tien typefuncties<br />

die terugkeren in de basiscompetenties en die het beroepsprofiel uittekenen. Elk opleidingsjaar neemt de<br />

complexiteit, de omvang en de variatie van de activiteiten in de praktijk toe. De studenten geven tijdens de<br />

gesprekken aan dat zij de kans krijgen geleidelijk en degelijk in te groeien in de basiscompetenties van een<br />

beginnende leraar. De opleiding werkte een competentiegerichte standaard uit voor de didactische stage, die een<br />

leidraad is voor de studenten, mentoren en lectoren, en waarin de opleiding duidelijk maakt welke stagedoelen<br />

een stagestudent op het einde van elk opleidingsjaar moet bereiken. Daarnaast gebruikt de opleiding een<br />

uitgebreide praktijkgids, waarin alle taken en verantwoordelijkheden van alle bij de praktijk betrokken actoren<br />

uitvoerig staan beschreven. Tijdens het visitatiebezoek blijkt dat de doelgroep de standaard en de praktijkgids<br />

kent. In het StaP-project streeft de opleiding naar een optimale begeleiding van de student in zijn groei tot<br />

volwaardige leerkracht. De commissie stelt vast dat dit project een hoge kwaliteit heeft, ambitieus is en deskundig<br />

wordt uitgevoerd. Zowel de StaP-schoolbegeleiders als de stagebegeleiders die in het StaP-kader een opleiding<br />

hebben gevolgd, uiten hun grote tevredenheid over de aanpak en de bereikte resultaten. De derdejaarsstudenten<br />

lopen ook stage in een breed werkveld. De gesprekken tonen aan dat de vooropgestelde ingroei-ervaring op de<br />

arbeidsmarkt degelijk wordt ervaren. Hierbij worden zelf initiatief nemen en zelfsturend handelen en functioneren<br />

als zelfstandige en bijna volwaardige arbeidskracht, sterk benadrukt. De student vormt zijn profiel als toekomstig<br />

leraar niet alleen vanuit het reguliere <strong>onderwijs</strong>, maar ook vanuit andere <strong>onderwijs</strong>vormen en schoolsystemen, en<br />

vanuit segmenten van de arbeidsmarkt, zoals CLB, musea, bedrijven, schoolsecretariaat, sportcentra,<br />

grootkeukens en ouderverenigingen. Elke keuze die de student maakt bij het samenstellen van het praktijktraject<br />

moet hij motiveren, en eens de stageopdracht concreter wordt, moet hij het verband met de basiscompetenties<br />

duidelijk omschrijven. Elk voorstel van de student wordt door het opleidingsteam getoetst op de meerwaarde die<br />

het biedt aan de vorming van de student. De studenten en de lectoren hebben een grote waardering voor de<br />

mogelijkheden en resultaten van deze stage. De commissie merkt op dat de samenwerking met de stagescholen<br />

geëvolueerd is naar het mee verantwoordelijkheid dragen in de opleiding. In het StaP-project zijn de stageschool<br />

en de opleiding gelijkwaardige partners. De opleiding hanteert gepaste parameters om de kwaliteit van de stage<br />

te bewaken.<br />

Ook voor het eindwerk, dat zes studiepunten bedraagt, heeft de opleiding een sterk concept uitgewerkt waarin het<br />

verband met de <strong>onderwijs</strong>praktijk en het brede werkveld wordt benadrukt. Het eindwerk vraagt samenwerking<br />

maar ook een duidelijke individuele inbreng. Ook dat heeft de opleiding volledig competentiegericht uitgewerkt.<br />

Dit houdt onder andere in dat de drie sleutelmomenten van het leerproces, namelijk de instructie, de begeleiding<br />

48 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


en de beoordeling, van het begin tot het einde transparant zijn, zowel voor de promotor als voor de student, en<br />

dat zij daarbij voortdurend op elkaar inspelen. De commissie stelt vast dat op die manier het leerproces van de<br />

student effectief en efficiënt wordt aangestuurd vanuit een assessmentcultuur. De kwaliteit van de eindwerken<br />

wordt gevolgd door de visiegroep Scriptie, die het nieuwe competentiegerichte concept ontwikkelde en opvolgt.<br />

Het tegemoetkomen aan de kwaliteitseisen van een professionele bachelor drukt zich ook uit in de internationale<br />

partnerschappen en samenwerkingen. De afstemming van het opleidingsprogramma op de internationale<br />

dimensie wordt hoog ingeschat en vormgegeven door deelname aan internationale congressen en studiedagen,<br />

door het stimuleren van lectorenmobiliteit en door internationalisation at home.<br />

Ten slotte stelt de commissie vast dat het toegepast onderzoek benut wordt als een middel om studenten in<br />

contact te laten komen met de complexe praktijk, en hen te leren om daar oplossingsgericht aan mee te werken.<br />

De verwevenheid van het programma met toegepast onderzoek concretiseert de aandacht voor de leraar als<br />

innovator. Dit is in lijn met het professionele karakter van de opleidingsdoelstellingen. De opleiding heeft bewust<br />

gekozen voor een overkoepelende ontwikkelingslijn ‘het ontdekken en ontwikkelen van talenten via op diversiteit<br />

gerichte leeromgevingen’. Daarmee legt de opleiding het accent op ontwikkelwerk. Meerdere vakgroepen zijn al<br />

langer bezig met de ontwikkeling van didactisch materiaal. Dergelijk ontwikkelwerk geeft de opleiding een<br />

strategische positie ten opzichte van de universiteiten, waar vooral expertise rond onderzoekswerk aanwezig is.<br />

Ook de projecten waarbij door externe financiering productontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, verdienen<br />

aanmoediging.<br />

De commissie spreekt haar waardering uit voor de krachtige manier waarop de opleiding inspeelt op de<br />

opdrachten van projectmatig wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling, maatschappelijke dienstverlening en<br />

internationalisering, zoals decretaal bepaald in februari 1995. Zij waardeert eveneens de wijze waarop de<br />

hogeschool het nodige kader schept en ondersteuning biedt voor de realisatie ervan in de opleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De dubbele rol van begeleiden en evalueren van studenten moet nog meer verduidelijkt worden aan de<br />

mentoren.<br />

De commissie raadt aan om de verdere uitbouw van StaP in de andere opleidingsjaren op te nemen in de<br />

beleidsvisie.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In lijn met de ontwikkelingsdoelen wordt het programma opgebouwd als een boomstructuur, met een geleidelijke<br />

toename van de specificiteit van het programma en keuzemogelijkheden voor de studenten. De opleiding kent<br />

een heldere opbouw in complexiteit. Het eerste opleidingsjaar biedt een brede basis aan pedagogische en<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 49


didactische vorming. In het tweede opleidingsjaar wordt dit voortgezet, en worden communicatieve en agogische<br />

vaardigheden toegevoegd. In het derde opleidingsjaar wordt een brede <strong>onderwijs</strong>kundige en vakinhoudelijke<br />

vorming aangeboden. De samenhang wordt vooral gerealiseerd door enerzijds een modeltraject en anderzijds de<br />

eigen keuzes van de student in een modulair samengestelde opleiding. Als begeleiding spelen de visie- en<br />

vakgroepen een belangrijke rol. Zij waarborgen de horizontale en verticale samenhang. Op opleidingsniveau<br />

worden de coherentie van het opleidingsprogramma bewaakt door het managementteam en de<br />

opleidingstrajecten door de vergadering van de vakgroepvoorzitters. De kwaliteit en inhoud van het programma<br />

worden bewaakt door het opleidingsmanagementteam. Omdat de studenten een groot deel van hun pakket zelf<br />

kunnen samenstellen, is de coherentie van het opleidingsprogramma een belangrijk element in de opleiding. De<br />

studenten hebben inspraak via de Opleidingsraad en de reflectiesessies op de afstudeerdag. Daarnaast wordt<br />

ook een uitstroomonderzoek uitgevoerd. De commissie stelt tijdens de gesprekken vast dat de studenten veel<br />

inspraak hebben, en dat de ervaringen van de studenten worden beluisterd en gewaardeerd.<br />

De modulaire structuur van de opleiding maakt een verscheidenheid aan flexibele trajecten mogelijk. In 2004-<br />

2005 werd het Flexteam opgericht, dat tot doel had de invoering van het Flexibiliseringsdecreet in de opleiding<br />

voor te bereiden en te begeleiden. Alle vragen over geïndividualiseerde opleidingstrajecten kwamen bij de<br />

medewerkers van het Flexteam terecht en werden door hen behandeld. In het team waren medewerkers<br />

vertegenwoordigd uit de domeinen administratie, opleidingscoördinatie, studentenadministratie, planning,<br />

internationalisering, ombuds, studiebegeleiding en <strong>onderwijs</strong>vernieuwing. Het Flexibiliseringsdecreet legt de<br />

grondslag voor een nieuwe aanpak in verband met de studievoortgang. In de opleiding functioneert sinds mei<br />

2005 een voltijdse zorg- en trajectcoördinator, die de persoonlijke studietrajecten van de studenten mee<br />

uitstippelt. Navraag leert dat deze coördinator goed bekend is bij de studenten. De commissie waardeert de<br />

manier waarop de zorg- en trajectcoördinator erin slaagt om het grote aantal geïndividualiseerde trajecten, een<br />

zeshonderdtal, uit te tekenen. De studenten die deze trajecten volgen, spreken zich hier erg lovend over uit. Het<br />

persoonlijke deeltraject wordt samengesteld op basis van behaalde credits, afkomstig van vrijstellingen, op basis<br />

van EVK’s en van EVC’s. De algemene bepalingen en procedures over de flexibele trajecten zijn opgenomen in<br />

het studiecontract van de hogeschool. De hogeschool heeft ervoor gekozen een student pas in te schrijven als<br />

zijn traject is uitgetekend.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Er moet nauwkeurig worden bewaakt dat de bestaande flexibilisering van de studietrajecten ook na de<br />

omvorming van drie naar twee <strong>onderwijs</strong>vakken gehandhaafd blijft.<br />

De coherentie van het opleidingstraject wordt mee bewaakt door de vakgroepvoorzittersvergadering. Dat is een<br />

fundamentele opdracht. Selectie en vorming van vakgroepvoorzitters en vorming als groep van voorzitters<br />

verdienen dan ook permanente aandacht.<br />

50 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Voor elk opleidingsonderdeel wordt in de opleidingsgids een gedetailleerde beschrijving gegeven van het<br />

vooropgestelde aantal uren studieomvang, opgesplitst naar <strong>onderwijs</strong>werkvorm. Hierbij wordt een onderscheid<br />

gemaakt tussen contact<strong>onderwijs</strong>, toets- en examentijd, taken in zelfstudietijd en zelfstudie. Om zicht te krijgen op<br />

de reële studiebelasting worden de totale studieomvang en de studieomvang per opleidingsjaar en per<br />

opleidingsonderdeel geschat via studietijdmetingen. De hogeschool werkte een algemene leidraad uit voor het<br />

organiseren van een studietijdmeting waarin de methodologie staat beschreven. In het academiejaar 2003-2004<br />

werd een studeerbaarheidsonderzoek uitgevoerd bij de studenten van het derde opleidingsjaar. De<br />

studietijdmeting toonde aan dat de door de derdejaarsstudenten ingeschatte studietijd op het niveau van het<br />

decretale minimum ligt, terwijl de studenten zelf dit hoger percipieerden. De opleiding geeft als kanttekening aan<br />

dat de meting retrospectief werd uitgevoerd. De semestereindes zijn doorgaans veel meer belastend dan andere<br />

periodes in het academiejaar. De decretaal bepaalde studietijd wordt in het derde opleidingsjaar niet<br />

overschreden, en de studielast is beheersbaar. In het academiejaar 2004-2005 werd er opnieuw een<br />

studietijdmeting uitgevoerd. Het aantal respondenten was echter niet representatief, waardoor de resultaten<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 51


moeilijk kunnen worden gebruikt. De opleiding engageert er zich toe de studietijdmeting in de toekomst uit te<br />

breiden naar studenten van het eerste en tweede opleidingsjaar.<br />

Ook tijdens de gesprekken rapporteren de studenten en lectoren een aanvaardbare studielast, maar ze<br />

signaleren wel een aantal piekmomenten door een ongelijke spreiding van taken en opdrachten. Bovendien is<br />

een uitspraak over de studeerbaarheid van de opleiding als geheel niet mogelijk wegens de individuele<br />

studietrajecten, de vele mogelijke keuzes, de verschillen in zwaarte van sommige opleidingsonderdelen, de<br />

stages op diverse locaties, de verschillen in scripties en de variërende studielast in de drie opleidingsjaren. Er kan<br />

alleen in gemiddelden worden geoordeeld. Het thema ‘studeerbaarheid’ komt ook aan bod in het<br />

studentvolgsysteem waarmee de opleiding de eerstejaarsstudenten bevraagt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt aan om te onderzoeken welke stappen kunnen worden gezet om het aantal respondenten bij<br />

de studietijdmetingen representatief te houden.<br />

Het is raadzaam bij de studenten structureel en systematisch te peilen naar de studiebelemmerende en -<br />

bevorderende factoren om gepaste acties te kunnen ondernemen.<br />

Studietijdmetingen moeten ook effectief uitgevoerd worden bij de studenten van het eerste en tweede<br />

opleidingsjaar.<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de opleiding leeft een duidelijk concept van en een visie op ‘hanteren van werkvormen’ als voorafbeeldend<br />

<strong>onderwijs</strong>. Teach as you preach wordt door een aantal lectoren doelbewust toegepast, waardoor de studenten<br />

ervaren dat het gevarieerd hanteren van de gepaste werkvormen nodig is om de beoogde competenties te<br />

bereiken. Zij leren op die manier hoe dit principe toe te passen in hun latere beroepsloopbaan. De lectoren<br />

hanteren een ruime variatie aan werkvormen, met de bedoeling de studenten bewust te maken van het<br />

didactische belang ervan. De opleiding onderscheidt vijf categorieën werkvormen: bijna volledig door de lector<br />

gestuurde werkvormen, werkvormen met gedeelde sturing, zelfgestuurde werkvormen, oefen- en<br />

expertisemomenten en integrale praktijkmomenten. De ontwikkelingslijn doorheen de opleiding van aanvankelijk<br />

sterke externe sturing naar een toenemende zelfsturing wordt gereflecteerd in de gepaste werkvormen. De<br />

commissie stelt tijdens de gesprekken vast dat de studenten dit ook zo ervaren en sterk appreciëren. Er wordt<br />

gebruikgemaakt van diverse werkvormen, zoals opdrachten, taken, stageactiviteiten en reflectie. Deze diversiteit<br />

varieert binnen de vakkencombinaties.<br />

Het vormingsproces wordt ondersteund door de digitale leeromgeving DiLeAhs die op uiteenlopende manieren en<br />

met verschillende intensiteit wordt ingezet (facet 4.1). Nog ter ondersteuning voorzien de vakgroepen<br />

52 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


leerbegeleiding (facet 4.2). Ook initiatieven en werkvormen die niet onmiddellijk ondergebracht kunnen worden in<br />

een van de vijf categorieën, dragen bij tot de ontwikkelingslijn van de studenten en bevorderen hun<br />

professionaliteit (facet 2.2).<br />

De opleidingsgids bevat een fiche per opleidingsonderdeel met de kerndoelen, de gehanteerde<br />

<strong>onderwijs</strong>werkvorm, de voorziene contacturen en studiepunten, het studiemateriaal en de manier van evalueren<br />

en quoteren. De opleiding stelt dat studeerbaarheid en functionaliteit essentieel zijn bij de ondersteuning van het<br />

ontwikkelingsproces van de studenten. Syllabi worden ontworpen op het niveau van de vakgroep, handboeken<br />

worden door de betrokken vakgroep onderzocht en goedgekeurd. Elke lector heeft binnen de afspraken de<br />

vrijheid om aanvullend eigen oefenmateriaal en illustratief materiaal te gebruiken. Syllabi en handboeken zijn<br />

tijdig ter beschikking van de studenten. Hoofdzakelijk in het opleidingsonderdeel vakdidactiek, maar ook<br />

daarbuiten, wordt frequent gebruikgemaakt van diverse, vakgebonden handboeken voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Naast de schriftelijke <strong>onderwijs</strong>middelen worden ook heel wat digitale <strong>onderwijs</strong>middelen gehanteerd. De<br />

integratie van digitaal <strong>onderwijs</strong>materiaal wordt hier afgewogen op basis van beschikbaarheid, nut voor en<br />

afstemming op het doelpubliek. De inzet en het gebruik gaan van informatieverstrekking en het raadplegen van<br />

leerinhouden, over discussiegroepen waar studenten met elkaar discussiëren over opleidingsgebonden thema’s<br />

tot het afleggen van tests, het indienen van opdrachten en het zich aanmelden voor briefings en evenementen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt er op toe te zien dat zelfreflectie bij de stages niet beperkt wordt tot een schriftelijke<br />

neerslag ten koste van feedbackgesprekken.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding heeft een heldere visie op toetsen en evalueren. Het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement is opgenomen<br />

in een duidelijk opgesteld studiecontract/toetredingscontract dat jaarlijks wordt bijgestuurd. Er worden vele<br />

soorten evaluatievormen benut, met daarbinnen een variëteit aan actoren. Toetsen worden beschouwd als<br />

oriënterings- en remediëringsactiviteiten, permanente evaluatie legt de nadruk op procesevaluatie en examens<br />

worden schriftelijk en/of mondeling afgenomen.<br />

De commissie spreekt haar waardering uit over het hanteren van een assessmentfilosofie, waarbij<br />

procesevaluatie, toetsing als oriënterings- en remediëringsactiviteit en reflectie worden benut. De individuele<br />

leerlijnen en de verschillen in toetsvormen binnen de opleidingsonderdelen vragen echter naar standaardisering<br />

van de toetsing. De commissie merkt op dat de opleiding streeft naar een inhoudelijke afstemming van toetsen en<br />

van criteria binnen een vakgroep of gemeenschappelijke opleidingsonderdelen.<br />

De informatie over toetsing en evaluatie op de opleidingsfiches is veeleer summier, en de evaluatievormen<br />

worden niet altijd vermeld. Dat wordt ondervangen door gerichte schriftelijke informatie van elke lector in het<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 53


egin van het academiejaar. De studenten hebben inspraak in de samenstelling van het examenrooster door de<br />

studentenvertegenwoordigers, die de groep studenten raadplegen en informeren. De opleidingsraad keurt het<br />

examenrooster goed. Het wordt tijdig openbaar gemaakt via DiLeAhs en ad valvas. De studenten worden tijdens<br />

de examenbriefings op de hoogte gebracht van de examenregeling. De opleiding heeft duidelijke procedures voor<br />

inhaalexamens en geïndividualiseerde examenregelingen voor doelgroepstudenten en studenten met een<br />

geïndividualiseerd traject. De organisatie van de permanente evaluatie wordt door de lectoren opgenomen. Bij het<br />

begin van het academiejaar delen zij mee aan de studenten hoe de procesgerichte evaluatie zal verlopen en<br />

welke begeleidings- en beoordelingsdocumenten zullen worden gehanteerd.<br />

Via de gids voor medewerkers worden lectoren op de hoogte gebracht van de richtlijnen en afspraken in verband<br />

met evaluatie. In deze gids zijn de visie en de praktische organisatie opgenomen. De commissie stelt vast dat dit<br />

alles op gepaste wijze wordt gevolgd en toegepast. Tijdens de opleidingsvergadering, de vakgroepvoorzittersvergadering<br />

en bij de infosessies voor nieuwe medewerkers staan facetten van het evaluatiethema geregeld op<br />

de agenda.<br />

Het cijfer voor stage wordt op het einde van het academiejaar bepaald en komt tot stand op basis van gegevens<br />

die permanent worden ingezameld door zowel de lectoren als de mentoren en stagebegeleiders van de<br />

stageschool. Het proces dat de student doormaakt wordt vanuit verschillende gezichtspunten gevolgd. Wat<br />

verwacht wordt van een stagestudent op het einde van elk van de opleidingsjaren, staat duidelijk beschreven in<br />

het document ‘Competentiegerichte standaard voor didactische stage’. Het eindcijfer komt tot stand in de Stageevaluatiecommissie<br />

met alle betrokken lectoren, voorgezeten door de stagecoördinator. Op het einde van de<br />

stageperiode in het derde opleidingsjaar resulteert het begeleidingsproces binnen StaP in een oordeel over de<br />

mogelijkheden van de stagestudent, dat gebaseerd is op een goed gedocumenteerd dossier over de didactische<br />

stage. De evaluatie is afgestemd op de vooropgestelde verwachtingen voor de stage. De studenten ervaren de<br />

beoordeling van de stage correct zoals ze is opgebouwd.<br />

De student presenteert en verdedigt zijn eindwerk voor een jury die bestaat uit de promotor en een of meerdere<br />

assessoren. De presentatie is het laatste examen van de derdejaarsstudenten in juni. De student brengt er een<br />

reflectie over het opstellen van en het leerproces in verband met het eindwerk, hij koppelt terug naar de<br />

aangeduide basiscompetenties die hij doorheen het eindwerk wilde ontwikkelen, hij situeert zijn leerproces in de<br />

groei naar leraarschap of een ander toekomstig werkveld, en hij geeft de moeilijkheden, kansen, verworven<br />

vaardigheden en ervaringen in het proces aan. De quotering gebeurt aan de hand van het duidelijke<br />

beoordelingsdocument. Het leerproces wordt uitsluitend door de promotor beoordeeld. De score voor het<br />

eindproduct is in principe een groepsscore die door de promotor en de assessor(en) los van elkaar vooraf wordt<br />

bepaald en in consensus wordt vastgelegd bij de presentatie. De score voor de presentatie wordt bepaald door<br />

de promotor en de assessor, en is de som van de groepsscore en de individuele score. Over de evaluatie van het<br />

eindwerk spreken de studenten en het werkveld zich positief uit.<br />

Voor het Flexibiliseringsdecreet in voege was, hanteerde de opleiding een eigen deliberatievenster. Sinds het<br />

academiejaar 2005-2006 is een hogeschoolbreed deliberatievenster in het studiecontract opgenomen.<br />

De dag na de proclamatie worden feedbackgesprekken georganiseerd met het oog op advies over de deelname<br />

aan de tweede examenperiode of een eventuele heroriëntering naar een andere studiekeuze. Van eenzelfde<br />

opleidingsonderdeel of leerinhoud, gedoceerd door verschillende lectoren, leggen studenten hetzelfde examen af.<br />

Er is een standaardformulier waarin de score en het gewicht per vraag zijn opgenomen. Tijdens de gesprekken<br />

blijkt dat de toetsen en evaluaties transparant worden georganiseerd, toegelicht en uitgevoerd.<br />

De kwaliteitsbewaking van beoordeling is degelijk ingebouwd en is in handen van de visiegroep Evaluatie en van<br />

de verschillende vakgroepen.<br />

54 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De examentransparantie kan worden vergroot door heldere informatie aan studenten te geven op de<br />

opleidingsfiches, die steeds consulteerbaar zijn en een duidelijk referentiepunt zijn voor toetsing. Dit kan nog<br />

meer aan bod komen tijdens de toelichtende gesprekken van de lectoren bij de aanvang van het academiejaar.<br />

Het blijft raadzaam om de motivatie van de vakgroep voor de keuze van een bepaalde evaluatievorm van<br />

leereenheden en opleidingsonderdelen duidelijk te expliciteren en te agenderen op de vergadering van de<br />

vakgroepvoorzitters.<br />

Het is raadzaam de studenten te betrekken bij de evaluatie op het einde van de stage. Zij hebben immers bij de<br />

aanvang van de stage zelf hun werkpunten bepaald.<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 55


Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hogeschool neemt deel aan de Sid-In’s in de verschillende Vlaamse provincies. Leerlingen uit het laatste jaar<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> ontvangen vijf keer per jaar een mailing van de hogeschool met een verwijzing naar het<br />

opleidingsaanbod. Op aanvraag worden opleidingsbrochures en/of een algemene brochure opgestuurd. Jaarlijks<br />

wordt meegewerkt aan een studievoormiddag voor CLB-medewerkers en studiekeuzebegeleiders. Steeds meer<br />

wordt er ook ingegaan op vragen van <strong>secundair</strong>e scholen om een presentatie te geven over ‘Studeren in het<br />

hoger <strong>onderwijs</strong>’ of om deel te nemen aan een standenbeurs. De website is recent geherstructureerd, opgebouwd<br />

vanuit de vragen van de bezoeker en fraai vormgegeven. De commissie spreekt haar waardering uit voor het<br />

promotieteam STIMULANS dat bestaat uit allochtone en autochtone studenten. Met dit team tracht de<br />

hogeschool in samenwerking met de Hogeschool West-Vlaanderen en de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven<br />

allochtone en/of kansarme jongeren, hun ouders en studiekeuzebegeleiders beter te informeren over studeren in<br />

het hoger <strong>onderwijs</strong>. Voor topsporters is een informatiemap uitgewerkt, voor studenten met een functiebeperking<br />

een digitaal draaiboek. Kandidaat-studenten kunnen ook individueel terecht via e-mail, telefoon of na een<br />

afspraak bij de dienst Studieadvies van de hogeschool. Een uitgebreide cursusinfotheek kan worden<br />

geraadpleegd. Aan de hand van standaarddocumenten met informatie over toelatingsvoorwaarden, EVC’s,<br />

EVK’s, vrijstellingen, bijzondere faciliteiten en dergelijke wordt een gepaste communicatie gevoerd over de<br />

hogeschool en de opleiding. De opleiding organiseert vier infodagen per jaar. Kandidaat-studenten kunnen er<br />

terecht voor een adviesgesprek en algemene vragen over de opleiding.<br />

De algemene toelatingsvoorwaarden zijn opgenomen in het studiecontract van de hogeschool. Voor de studenten<br />

die de opleidingseenheid Latijn of muzikale opvoeding kiezen, zijn specifieke begincompetenties vereist, die ook<br />

vermeld worden in de opleidingsbrochure. Sommige opleidingseenheden kennen een inschrijvingslimiet wegens<br />

infrastructuurbeperkingen.<br />

De commissie acht het werken met leertrajectbegeleiders een waardevol initiatief om studenten die in aanmerking<br />

komen voor een geïndividualiseerd traject, goed op weg te zetten. Zij staan in voor de opvang en begeleiding van<br />

studenten die de EVK- en EVC-procedure willen opstarten en van doelgroepstudenten die wegens een bijzondere<br />

situatie een geïndividualiseerd traject willen volgen. Daarnaast werken zij ook de dossiers af en bepalen ze in<br />

overleg met de student het traject dat hij moet voorleggen bij de inschrijving. De aandacht van de opleiding voor<br />

flexibele leerwegen is lovenswaardig. Momenteel doorlopen 600 van de 1.500 studenten een geïndividualiseerd<br />

traject. Tijdens hun opleiding kunnen deze studenten terecht bij de zorg- en trajectcoördinator.<br />

Door de organisatie van algemene en opleidingsspecifieke instapcursussen in de week voor de aanvang van het<br />

academiejaar worden gelijke startkansen geboden aan alle studenten. Voorbeelden van instapcursussen zijn<br />

expressie, mondelinge presentatie, zakelijk schrijven en studievaardigheden. Zij worden jaarlijks door de<br />

deelnemers geëvalueerd en bijgestuurd.<br />

56 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt waakzaam te blijven om het groeiende aantal geïndividualiseerde trajecten op korte tijd te<br />

kunnen blijven verwerken.<br />

Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: goed<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: excellent<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

goed<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

goed<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de geformuleerde competenties goed vertaald en verwerkt zijn in het programma;<br />

- de relatie tussen doel en inhoud duidelijk geëxpliciteerd is;<br />

- de aansturing van het programma organisatorisch sterk is door de gepaste participatie van alle relevante<br />

betrokken partijen;<br />

- de gedifferentieerde benadering van elke student consequent wordt omgezet in het heldere aanbod van<br />

combinatiemogelijkheden en flexibele trajecten;<br />

- de opbouw van het modeltraject duidelijk en coherent is en sequentieel is opgebouwd;<br />

- het opleidingsprogramma voortdurend wordt geactualiseerd en professioneel wordt gericht door contacten<br />

met de <strong>onderwijs</strong>wereld en de maatschappij;<br />

- de aandacht voor maatschappelijk engagement uitgewerkt wordt in de interdisciplinaire en<br />

vakoverschrijdende activiteiten en projecten;<br />

- het stageconcept en organisatiekader sterk uitgewerkt zijn;<br />

- het StaP-project een optimale begeleiding van de student in zijn groei tot volwaardige leerkracht beoogt en<br />

realiseert;<br />

- de eindwerken als ontwikkelingswerk worden beschouwd en de opleiding op een strategische positie<br />

plaatsen ten opzichte van de universiteiten;<br />

- de studielast aanvaardbaar is, maar studietijdmetingen verder moeten worden uitgevoerd;<br />

- een duidelijk concept van en een visie op ‘hanteren van werkvormen’ als voorafbeeldend <strong>onderwijs</strong> aanwezig<br />

is;<br />

- de ontwikkelingslijn doorheen de opleiding van aanvankelijk sterke externe sturing naar een toenemende<br />

zelfsturing gereflecteerd wordt in de gepaste werkvormen;<br />

- de visie op toetsen en evalueren helder is en past in een assessmentfilosofie;<br />

- de toetsen en evaluaties transparant worden georganiseerd, toegelicht en uitgevoerd;<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 57


- het instroombeleid doelgericht uitgewerkt en toegepast wordt, duidelijk rekening houdend met de diversiteit<br />

van de instroom;<br />

- de visie op internationalisering helder is, wat zich concretiseert in de aanpak.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

58 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de huidige context van aanhoudende groei met bevroren overheidsfinanciering stevent de hogeschool af op<br />

loonkosten die de 85 procent dreigen te overschrijden. Toch stelt zij dat de opleidingen voldoende bestaft moeten<br />

zijn om hun primaire taken van <strong>onderwijs</strong>, maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening, en<br />

wetenschappelijk onderzoek te kunnen opnemen. Volgens een kwantitatief en geïnformatiseerd verdelingsmodel<br />

worden de middelen voor personeel gespreid over de opleidingen van de hogeschool. De eenheid in het<br />

contingenteringsmodel is de voltijdse equivalent (VTE). Het beleid van de hogeschool legt een deel van het<br />

contingent vast dat de opleidingen minimaal moeten besteden aan leer- en leertrajectbegeleiding, kwaliteitszorg,<br />

internationalisering, ombudswerking, professionalisering, maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening<br />

en projectmatig wetenschappelijk onderzoek.<br />

Het kader voor personeelsbeleid met betrekking tot rekrutering en selectie, aanwerving en begeleiding van<br />

nieuwe medewerkers, taakinvulling, loopbaan, professionalisering, participatie en personeelszorg is sterk en<br />

zorgvuldig uitgewerkt. Er wordt een transparant personeelsbeleid gevoerd, dat toegelicht wordt in een helder<br />

uitgewerkte gids voor de medewerkers. Voor de rekrutering van lectoren wordt gestreefd naar diversiteit in de<br />

opleiding en complementariteit binnen de vakgroepen. De vakgroepen zijn dan ook sterk betrokken bij het<br />

personeelsbeleid met betrekking tot de lectoren. Uit een enquête bij de nieuwe medewerkers blijkt een positief<br />

oordeel over de wervings- en selectieprocedure en de procedure voor opvang en inwerken. De commissie merkt<br />

op dat de selectie en opvang van nieuw personeel uitstekend georganiseerd is.<br />

Door het toenemende aantal studenten is ook het aantal medewerkers sterk gegroeid. De opleiding heeft goed<br />

gebruikgemaakt van deze groei door adequaat medewerkers te benoemen en een managementstijl te voeren die<br />

gericht is op het delegeren van verantwoordelijkheden. Per 1 februari 2005 werken 90 VTE OP en 8,3 VTE ATP<br />

voor de opleiding. De opleiding heeft heel wat beleidskaders, procedures en systematiek ontwikkeld. Dit alles<br />

verhindert helemaal niet om voldoende autonomie en vrijheid van creatief handelen te garanderen voor de<br />

medewerkers. Uit de gesprekken met de lectoren blijkt dat zij deze aanpak van sturing en gedeelde<br />

verantwoordelijkheid sterk waarderen, te meer omdat erop toegezien wordt dat er binnen het voorgeschreven<br />

kader ruimte blijft voor innovatie en creativiteit. De administratieve lasten worden zoveel mogelijk weggenomen<br />

van de lectoren, wat duidelijk bijdraagt tot een grote mate van vrijheid bij het uitvoeren van hun kerntaak. De<br />

opleiding biedt in de huidige context 280 studiecombinatiemogelijkheden aan en heeft momenteel ongeveer 600<br />

geïndividualiseerde trajecten lopen. Het administratief personeel weet dit zonder veel grote problemen op te<br />

vangen en in haalbare lessenroosters te verwerken. De veelheid aan mogelijkheden vergt ook een flinke inzet<br />

van het management en van de lectoren. De Visitatiecommissie heeft vastgesteld en ervaren dat de bereidheid<br />

tot deze inzet groot is. De keuzemogelijkheden en de aanpak worden ook door studenten sterk gewaardeerd. De<br />

werkdruk is groot, maar leidt niet tot demotivatie of burn-out. De commissie meent dat het de facto realiseren van<br />

dit zorgvuldige personeelsbeleid voor alle facetten, een punt van waakzaamheid is, omdat het personeel over<br />

zoveel trajecten en combinatiemogelijkheden is verspreid.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 59


De hogeschool en de opleiding voeren een duidelijk loopbaanbeleid. Er is een duidelijke, transparante<br />

systematiek van plannings-, functionerings- en evaluatiegesprekken. Professionalisering maakt deel uit van de<br />

opdracht en wordt gebudgetteerd. Zowel de noden als behoeften van het individu en van de organisatie zijn<br />

bepalend voor het algemene professionaliseringsbeleid. Professionalisering van medewerkers wordt ruim<br />

geïnterpreteerd. In de opleiding heeft elke lector in zijn opdracht 2 procent om zich te professionaliseren. Per<br />

lector wordt de professionalisering geregistreerd doorheen het jaar. Daarbovenop wordt 20 procent toegewezen<br />

aan de opleidingscoördinator, die de contactpersoon voor professionalisering binnen de opleiding is. Verder is 10<br />

procent toegekend aan het StaP-team voor het geven van vorming in supervisie en StaP-schoolbegeleiding, en<br />

20 procent aan de vakgroep <strong>Onderwijs</strong>technologie voor het geven van vorming aan vakgroepen. Het<br />

professionaliseringsbeleid van de opleiding is ingebed in de brede managementstructuur van de opleiding en<br />

houdt rekening met strategische keuzes, verantwoordelijkheden en communicatielijnen die voor alle<br />

beleidsaspecten in de opleiding gelden. Veel onderwerpen lopen via het vakgroepvoorzittersoverleg.<br />

De vakgroepvoorzitters voeren functioneringsgesprekken met de lectoren uit hun vakgroep. De coördinatoren<br />

voeren gesprekken met de administratieve medewerkers, coördinatiemedewerkers en vakgroepvoorzitters. De<br />

opleidingsdirecteur voert het functioneringsgesprek met de coördinatoren. Zij hebben daarvoor een<br />

vormingstraject doorlopen. Alle medewerkers hebben jaarlijks of tweejaarlijks een functioneringsgesprek. Zij<br />

geven aan dat op die manier de vinger aan de pols gehouden wordt en dat zij deze gesprekken als erg leerrijk<br />

ervaren voor de verdere invulling en uitvoering van hun opdracht.<br />

Maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening en wetenschappelijk onderzoek worden opleidingsgericht<br />

en opleidingsondersteunend ingevuld in samenwerking met COMPahs, het Centrum voor Onderzoek,<br />

Maatschappelijke en Wetenschappelijke Dienstverlening en Professionele Ontwikkeling Arteveldehogeschool.<br />

De commissie merkt op dat het ATP autonomie, vrijheid en vertrouwen krijgt. Het team wordt sterk gewaardeerd<br />

door de opleiding en de studenten.<br />

Er is een mooie afstemming tussen de dienstverlening van de sokkel en van de opleidingsgroepen. Partijen<br />

spreken over ondersteuning van de processen in de opleiding en niet over het opleggen van regels en<br />

voorwaarden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is raadzaam veel zorg te blijven besteden aan de vorming van voorzitters van vakgroepen en visiegroepen.<br />

De commissie beaamt het standpunt van de opleiding dat het verlichten van werkdruk en stressfactoren een<br />

element is dat de opleiding moet blijven ernstig nemen en als verbeteringstraject moet blijven formuleren.<br />

60 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het gevoerde beleid vertaalt zich naar de professionele gerichtheid van de opleiding. De opleiding streeft ernaar<br />

om een grote diversiteit aan expertise van de medewerkers in te zetten. Op opleidingsniveau heeft dat vorm<br />

gekregen binnen de groep van vaste medewerkers. Bovendien streeft de opleiding ernaar om medewerkers aan<br />

te trekken die een brede expertise van binnen en buiten het <strong>onderwijs</strong> meebrengen. Zij hanteert hiervoor<br />

duidelijke criteria. Verder streeft de opleiding ernaar om op het niveau van de vakgroepen een grote diversiteit<br />

aan medewerkers in te zetten die complementair zijn aan elkaar. Dit wordt opgevolgd in een overzicht van het<br />

personeel met vermelding van competentiedomeinen, <strong>onderwijs</strong>belasting en het globale percentage <strong>onderwijs</strong>- en<br />

onderzoeksopdracht.<br />

De hogeschool en de opleiding leggen een sterk accent op loopbaanondersteuning en professionalisering. De<br />

opleiding probeert langs verschillende wegen de aanwezige knowhow te exporteren en te delen met<br />

belanghebbenden. Daarnaast integreert zij de expertise van de partners om zo de kwaliteit van de opleiding te<br />

verhogen. De samenwerking met het werkveld is goed georganiseerd. De gesprekken tonen dat de wisselwerking<br />

en intensieve samenwerking binnen bepaalde projecten leiden tot een verwevenheid die een extra dimensie geeft<br />

en resulteert in een gezamenlijke groei. De opleiding investeert sterk in de uitvoering van projecten<br />

maatschappelijke dienstverlening en projectmatig wetenschappelijk onderzoek. De lectoren krijgen goede kansen<br />

om mee te werken in dergelijke projecten en grijpen die ook aan. De relaties met het werkveld zijn sterk, onder<br />

andere door de ‘StaPscholen’. De opleiding ziet de stagescholen als gelijkwaardige partners in de opleiding van<br />

de studenten. De kruisbestuiving tussen de opleiding en het werkveld is ook hier erg duidelijk. Ook de hoge mate<br />

van participatie aan internationale samenwerkingsverbanden getuigt van professionaliteit van het team.<br />

Het opleidingssecretariaat verzorgt op professionele wijze de administratieve taken, zodat lectoren voldoende tijd<br />

kunnen besteden aan hun brede <strong>onderwijs</strong>opdracht.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Zelfreflectie en zelfkritiek in het lectorenkorps kunnen ingebouwd worden als motor van permanente<br />

transformatie.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 61


Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding beschikt over een contingent met 90,0 VTE OP en 8,3 VTE ATP, OHP-TPT. In totaal zijn er 119<br />

medewerkers OP statutair verbonden aan de opleiding, van wie 52,94 procent voltijds tewerkgesteld is.<br />

Daarbinnen zijn de categorieën praktijklector, lector en hoofdlector vertegenwoordigd. De commissie maakt<br />

kennis met een overwegend jong en dynamisch lectorenkorps. Er is een evenwichtige leeftijdsopbouw van<br />

medewerkers waarbij de man-vrouwverdeling één op drie is. Aan de opleiding zijn negen medewerkers ATP (en<br />

OHP-TPT) verbonden, van wie er acht voltijds zijn tewerkgesteld.<br />

Bij de verdeling van het aantal VTE per vakgroep wordt rekening gehouden met het aantal studenten en de aard<br />

van de opleidingseenheid. Voor de praktijkbegeleiding wordt gewerkt met sterke mentoren op de stageschool.<br />

Met deze personeelsbezetting wordt de opleiding aan 1.528 studenten verzorgd. De student-docentratio bedraagt<br />

16,9, wat eerder hoog is ten opzichte van gelijkaardige opleidingen.<br />

De opleiding heeft er werk van gemaakt om niet alleen de eigen lectoren in te zetten, maar ook een flankerend<br />

personeelsbeleid te voeren door de inzet van stagementoren. Zij heeft inspanningen geleverd om de lectoren toe<br />

te laten hun kerntaken te verrichten door de planlast te verminderen.<br />

Uit de leeftijdsstructuur van de opleiding blijkt dat de opleiding verhoudingsgewijs meer jonge medewerkers heeft,<br />

wat de dynamiek van het korps ten goede kan komen. De opleiding telt 98,3 VTE, van wie er 90 VTE<br />

onderwijzend personeel zijn. Dat betekent dat 90 procent van de VTE tot het onderwijzend personeel behoort.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De opleiding moet de student-docentratio kritisch blijven evalueren en blijven streven naar een evenwichtige ratio<br />

in de opleiding.<br />

62 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

excellent<br />

excellent<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- een degelijk personeelsbeleid wordt uitgestippeld en uitgevoerd;<br />

- erg gemotiveerd onderwijzend en ondersteunend personeel het programma realiseren;<br />

- een grote diversiteit aan expertise van de medewerkers wordt nagestreefd en gerealiseerd;<br />

- de systematiek van plannings-, functionerings- en evaluatiegesprekken duidelijk en transparant is;<br />

- professionalisering deel uitmaakt van de opdracht van elk personeelslid, en dat dit wordt ondersteund en<br />

bewaakt;<br />

- internationalisering behoort tot het professionaliseringsaspect in de opleiding;<br />

- heel wat beleidskaders, procedures en systematiek ontwikkeld zijn met voldoende autonomie en vrijheid voor<br />

creatief handelen van de medewerkers;<br />

- de administratieve lasten zoveel mogelijk van de lectoren worden weggenomen, wat duidelijk bijdraagt tot<br />

een grote mate van vrijheid bij het uitvoeren van hun kerntaak;<br />

- de dienstverlening door de diensten van de hogeschool ervaren wordt als ondersteuning van de processen in<br />

de opleiding;<br />

- de student-docentratio vrij hoog is.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 63


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De financiële werking is geënt op de organisatiestructuur van de hogeschool, in het bijzonder de diensten en de<br />

opleidingen. De diensten hebben een overkoepelende werking voor de opleidingen. Daarom worden hun<br />

budgetten Arteveldebreed opgemaakt, evenals de investeringsbudgetten. De budgetten van de opleidingen zijn<br />

beperkt tot specifieke opleidingsgebonden materies en zijn in overeenstemming met de bevoegdheden van de<br />

opleidingsdirecteuren. De middelen voorzien voor het opleidingsbudget zijn bedoeld voor de rechtstreekse<br />

ondersteuning van het didactische proces. De opleiding koppelt de financiële structuur aan de<br />

opleidingsstructuur. Dit houdt in dat zowel de vakgroepen als de opleidingsbrede activiteiten en de projecten hun<br />

kostenplaats hebben. Budgetten worden opgevolgd door de vakgroepvoorzitters, coördinatoren en<br />

projectcoördinatoren. De verantwoordelijke voor het eindbudget is de opleidingsdirecteur.<br />

Een uitgewerkt masterplan maakt het gebouwenbeleid van de hogeschool duidelijk. De bedoeling is om tegen de<br />

start van het academiejaar 2009-2010 een zevental kernen te behouden. De Facilitaire Dienst van de hogeschool<br />

is gericht op de ondersteuning van de kernprocessen in de opleidingen en de diensten. Dit omvat de activiteiten<br />

met betrekking tot schoonmaak en facilitaire dienstverlening. Het milieu- en preventiebeleid zijn degelijk ingebed.<br />

De opleiding wordt ingericht op de campus Kattenberg in Gent. Daar huizen ook de opleiding bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong> en COMPahs Leraren & Scholen. De kwaliteit van de huisvesting is goed, de<br />

gebouwen zijn modern en de campusinfrastructuur is actueel. Alle <strong>onderwijs</strong>ruimten zijn didactisch goed uitgerust<br />

met ondersteunende apparatuur om het <strong>onderwijs</strong> mogelijk te maken. De praktijklokalen zijn aangepast, met<br />

aandacht voor orde en netheid. De faciliteiten voor de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding zijn echter<br />

eerder beperkt en worden gedeeld met andere gebruikers, wat organisatorische afstemming vraagt. Tijdens het<br />

bezoek stelt de commissie vast dat voldoende ICT-faciliteiten voorhanden zijn. De dienst ICT ondersteunt de<br />

werking van de hogeschool op het vlak van de informatie- en communicatie technologie voor alle activiteiten,<br />

zowel voor <strong>onderwijs</strong> en onderzoek als voor de ondersteunende diensten en COMPahs. De dienst wordt<br />

Arteveldebreed aangestuurd en slaagt erin zijn gebruikers op een efficiënte manier een hoogtechnologisch en<br />

uniform platform aan te bieden.<br />

De krachtlijnen van het mediatheekbeleid zijn uitgeschreven in een gemeenschappelijk beleidsplan. Elke<br />

mediatheek heeft zijn lokale organisatiestructuur. In de mediatheek lerarenopleiding zijn de beheerstaken<br />

gegroepeerd in verschillende domeinen. De personeelsomkadering bestaat uit 6,35 VTE. De mediatheek biedt de<br />

opleiding een actuele, relevante en gedifferentieerde collectie aan. De collectievorming gebeurt in nauwe<br />

samenwerking met de opleiding. Lectoren kunnen aankoopsuggesties indienen, en de mediatheekmedewerkers<br />

doen ook zelf aan prospectie. De collectie is ontsloten door middel van een geïntegreerd<br />

automatiseringsprogramma voor de mediatheek met een catalogus-, uitleen- en bestelmodule. De aangeboden<br />

databanken zijn beschikbaar via de website en/of via het elektronische leerplatform. De mediatheek is vrij<br />

toegankelijk. De dienstverlening is in eerste instantie gericht op studenten en personeel van de eigen opleidingen<br />

in de Arteveldehogeschool en van de Associatie Universiteit Gent. Ook externe gebruikers, onder wie de<br />

64 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


mentoren, stagebegeleiders, mensen uit het werkveld en afgestudeerden kunnen er terecht, mits er een kleine<br />

bijdrage wordt betaald. De studenten maken op efficiënte manier gebruik van de mediatheek. De 72<br />

studentencomputers met internetaansluiting en allerhande daarbij horende mogelijkheden zijn aantrekkelijk. Twee<br />

computerblokken kunnen door lectoren worden gereserveerd voor opdrachten met studenten. De mediatheek is<br />

vertegenwoordigd in de visiegroep Scriptie en overlegt regelmatig met de Studentenraad. Uit de gesprekken blijkt<br />

echter dat er voor de studenten weinig plaatsen zijn waar zij terechtkunnen om groepstaken uit te werken. In de<br />

mediatheek wordt er immers stilte verwacht. Hoewel er hotspots voor laptops zijn, blijkt dat het gebruik daarvan<br />

niet voor alle studenten evident is.<br />

Een van de belangrijke ondersteunende faciliteiten is het digitale leerplatform. De uitbouw van de digitale<br />

leeromgeving gebeurt door ICTO-medewerkers (Informatie- en Communicatietechnologie in het <strong>Onderwijs</strong>) van<br />

de dienst <strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling en Internationalisering, in overleg met de opleidingen en met de dienst ICT. De<br />

centrale ondersteuning valt uiteen in twee grote delen: een technisch en een <strong>onderwijs</strong>kundig deel. In de<br />

opleiding wordt de begeleiding en opvolging van het digitale leerplatform ingevuld door een opdrachthouder ICTO<br />

die daarvoor 65 procent werd vrijgesteld. Administratief werd er al heel wat gerealiseerd, zoals inschrijvingen voor<br />

belangrijke evenementen, praktische stagecommunicatie en evaluatie van evenementen. Via tal van<br />

ondersteunende maar niet-dwingende maatregelen wordt het didactisch gebruik gestimuleerd. De voorbije twee<br />

jaar werden via deze weg twee grote enquêtes georganiseerd. Uit de resultaten blijkt dat de elektronische<br />

leeromgeving een onmisbaar en erg breed gebruikt instrument is geworden in de opleiding. De studenten zien het<br />

digitaal leerplatform steeds meer als referentiepunt. Bij de overgang naar het Dokeos-platform, de keuze van de<br />

Associatie Universiteit Gent, en DiLeAhs (Digitale Leeromgeving Arteveldehogeschool) in de hogeschool, werd in<br />

de opleiding opnieuw een brede rondvraag georganiseerd om bij deze overgang de nodige verbeteringen<br />

mogelijk te maken. De bevindingen van deze rondvraag werden door de enquête bij de studenten bevestigd.<br />

Nog een belangrijke ondersteunende faciliteit is Sovoarte, de vzw Sociale voorzieningen Arteveldehogeschool.<br />

De werking van Sovoarte past in het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 30 april 2004 betreffende de<br />

studiefinanciering en de studentenvoorzieningen in het hoger <strong>onderwijs</strong>. Sovoarte heeft resoluut gekozen voor<br />

een campuswerking met een beperkte centrale dienstverlening. De centrale werking omvat naast de algemene<br />

coördinatie huisvesting, sport en laptopverhuur. De missie van vzw Sovoarte is duidelijk beschreven. Recent is<br />

het Sovoarte-huis in gebruik genomen dat een trefpunt wil zijn voor de studenten, maar ook voor de medewerkers<br />

van de hogeschool en voor de sociale en culturele sector uit de regio. De centrale dienstverlening bevindt zich op<br />

deze locatie. De vzw Sovoarte is een partner in het Netwerk StudioO (Student in Oost-Vlaanderen, netwerk van<br />

Gentse katholieke hogescholen). Sovoarte maakt bij StudioO vooral gebruik van het gespecialiseerde aanbod op<br />

het gebied van de psychosociale begeleiding, en laat zich via StudioO vertegenwoordigen bij de vzw Begeleiding<br />

van Studenten met een Handicap, StudentENmobiliteit en Kot@Gent. Sovoarte opteert voor een stevig<br />

uitgebouwde decentrale werking: op elke campus staat een ‘sovomedewerker’ ter beschikking. Sovoarte biedt<br />

ondersteuning op domeinen als sport en cultuur, netwerkvorming, sociaal-juridisch advies en studiefinanciering,<br />

en huisvesting van inkomende buitenlandse studenten. Het Sovoarte-huis biedt sinds 2004-2005 ook 24<br />

studentenkamers aan.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt de mogelijkheden te onderzoeken om tegemoet te komen aan de vraag naar ruimte voor<br />

overleg tussen studenten die vaak groepswerken moeten uitvoeren.<br />

Het blijft raadzaam om rekening te houden met de noodzakelijke uitbreiding van beschikbare leslokalen en een<br />

goede voorziening voor de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 65


Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding legt vanuit haar context en achtergrond specifieke accenten wat de begeleiding van studenten<br />

betreft, en baseert zich hiervoor op de beleidsvisie van de hogeschool, de basiscompetenties en het eigen<br />

opleidingsconcept. De opleidingsgebonden visie op begeleiding van de studenten steunt op de volgende drie<br />

uitgangspunten: het principe van respect voor de menselijke persoon, het doel om studenten op weg te zetten<br />

naar het leraarschap en het creëren van een veilige omgeving met zorg voor intermenselijke relaties.<br />

De opleiding analyseert haar instroom en koppelt daar haar beleid aan. Zij wil op die manier voortdurend zicht<br />

houden op de evoluties van de studentenbevolking en verbanden vinden tussen bepaalde studentkenmerken,<br />

slaagcijfers en de gemiddelde studieduur in functie van beter studieadvies. Daarbij aansluitend wil zij de<br />

informatie naar en communicatie met kandidaat-studenten blijven optimaliseren.<br />

Van de eerstejaarsstudenten volgde 53,7 procent aso tijdens het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>; 40,4 procent volgde tso;<br />

3,8 procent van de instromende studenten komt uit het bso en 2,1% komt uit het kso. Afhankelijk van de<br />

vooropleiding kiezen de studenten uit bso of tso voor andere combinatiemogelijkheden dan deze uit het aso. De<br />

laatste jaren groeit de interesse van instromers die al een diploma hoger <strong>onderwijs</strong> haalden om de opleiding te<br />

volgen. De huidige curriculumopbouw met dag<strong>onderwijs</strong> bemoeilijkt echter de instroom van beroepsactieve<br />

geïnteresseerden. Studenten met een andere nationaliteit dan de Belgische zijn een randverschijnsel in de<br />

opleiding. De opleiding maakte een begin met een taalbeleid. Zij wil meer bepaald aandacht schenken aan taal in<br />

alle <strong>onderwijs</strong>vakken en meer specifiek aan studenten met een taalachterstand. De eerstejaarsstudenten krijgen<br />

grondige en degelijke informatie over de opleiding en haar werking in het studiecontract. In de startweek ontvangt<br />

de student de opleidingsgidsen en de praktijkgids. De studenten krijgen bij hun inschrijving een studentenagenda<br />

overhandigd. De Studentenraad en Sovoarte werken samen om de studenten zich sneller thuis te laten voelen in<br />

de opleiding. De begeleiding van geïndividualiseerde trajecten is sterk. De zorg- en trajectcoördinator neemt<br />

hierbij een centrale rol op zich en verwijst eventueel door naar collega’s van andere diensten, zoals de<br />

Ombudsdienst, Studieadvies en Psychosociale Begeleiding.<br />

Meerdere vakgroepen organiseren tijdens de startweek of tijdens de eerste weken van het academiejaar<br />

screenings of diagnostische toetsen waarmee eventuele hiaten in de vooropleiding of kennis kunnen worden<br />

opgespoord. In het geval van studieproblemen worden studenten doorverwezen naar de vakspecifieke of naar de<br />

vakoverschrijdende leerbegeleiding.<br />

De opleiding biedt de eerstejaarsstudenten een studentvolgsysteem aan. Dit digitaal selfassessment-instrument<br />

peilt naar het welbevinden en de betrokkenheid in de opleiding, en streeft vooral de competentie ‘het bevragen en<br />

bijsturen van het eigen functioneren via reflectie’ na. Een persoonlijke synthese van de resultaten geeft de<br />

student zicht op de graad van welbevinden en betrokkenheid op diverse domeinen in de opleiding en op de<br />

factoren die dit beïnvloeden. Bij een negatieve score kan de student een hulpvraag stellen. Het systeem biedt ook<br />

een overzicht van de diverse instanties binnen het domein van de studie- en de studentenbegeleiding, waar de<br />

student begeleiding kan vinden. Studenten beoordelen dit systeem in hoge mate positief.<br />

66 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


De hogeschool brengt de indicatoren in kaart die betrekking hebben op het <strong>onderwijs</strong>rendement van haar<br />

opleidingen: de slaagcijfers, de studieduur en de studie-uitval. De opleiding volgt de cijfergegevens op en houdt<br />

er rekening mee in haar doorstroombeleid. De feedbackgesprekken tussen de stages, de adviesgesprekken en<br />

de feedbackgesprekken met het oog op remediëring zijn goed georganiseerd en worden grondig uitgevoerd. De<br />

feedbacksessies tussen de stages hebben een intervisiekarakter, zodat studenten ook van elkaar kunnen leren.<br />

De aanpak en het resultaat worden door de studenten naar waarde geschat. De opleidings-, stage- en zorg- en<br />

trajectcoördinatoren zijn spilfiguren en behartigen hun taken terdege. De procedure voor heroriëntering is goed<br />

uitgewerkt. Studenten die een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt, kunnen terecht bij de dienst Studieadvies<br />

of bij STAP Gent, het StudieAdviesPunt Gent, waar een uitgebreide infotheek hen kan helpen. In de opleiding<br />

wordt het exitgesprek door een medewerker van de zorg- en trajectcoördinatie, de Ombudsdienst of Sovoarte<br />

afgenomen.<br />

De vakspecifieke leerbegeleiding wordt opgenomen door de vakgroepen. Ook hier stelt de commissie vast dat<br />

wat wordt beoogd, degelijk wordt uitgevoerd en opgevolgd. De verschillende vakgroepen geven in het tweede<br />

opleidingsjaar uitgebreide informatie over het kiezen van een uitdieping. De studenten kunnen voor het bepalen<br />

van hun keuze advies vragen aan de betrokken lectoren of aan de opleidingscoördinatie. De medewerkers van de<br />

stagecoördinatie en de vakgroepvoorzitters begeleiden de studenten bij het maken van de keuzeopties in het<br />

derde opleidingsjaar. Nog tijdens dat jaar kiezen de studenten een eindwerkonderwerp en een scriptiegroep. De<br />

begeleiding hierbij wordt opgenomen door de opleidingscoördinatie. De hele procedure loopt via DiLeAhs.<br />

Het team Internationalisering begeleidt in de opleiding de inkomende en uitgaande studenten. De begeleiding is<br />

stapsgewijs en duidelijk uitgewerkt. De taakverdeling is goed afgelijnd. De studenten zijn op de hoogte van de<br />

mogelijkheden, de selectievoorwaarden en de procedures. Tijdens hun verblijf in het buitenland sturen zij<br />

maandelijks hun zelfreflecties door. De begeleiding tijdens de opleidingsactiviteiten in het buitenland wordt<br />

verzorgd door de buitenlandse partner. De studenten die uitgestuurd worden naar een niet-Europees land volgen<br />

vooraf een uitgebreide voorbereiding over het continent of het land van bestemming. De jaarlijkse monitoring<br />

visits bij partnerinstellingen gaan de realiteit van de uitgestuurde studenten na en dragen desgevallend bij tot<br />

bijsturing van het programma. Eens terug uit het buitenland hebben de studenten een debriefinggesprek. De<br />

meeste inkomende studenten volgen het programma Bridges in Education. Dit programma werd ontwikkeld door<br />

de drie lerarenopleidingen (kleuter-, lager en <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>) om de inkomende studenten op een kwalitatief<br />

erg degelijke manier te ontvangen en hen te linken aan Vlaamse studenten. Ook met hen wordt een<br />

evaluatiegesprek gehouden na afloop van hun verblijf.<br />

De uitstroombegeleiding is zorgvuldig uitgewerkt. Aanvullend op de jaarlijkse afstudeerbeurs voor alle<br />

afstuderenden van de Associatie Universiteit Gent organiseert de opleiding een afstudeerdag, met thema’s als<br />

solliciteren en de vervangingspool. Tijdens de afstudeerdag wordt een evaluatiesessie georganiseerd, waarbij de<br />

afstuderenden met het opleidingsmanagementteam op constructieve wijze van gedachten wisselen over de<br />

voorbije drie opleidingsjaren.<br />

De psychosociale begeleiding wordt opgenomen op vraag van de student of na doorverwijzing.<br />

Leertrajectbegeleiders van studenten uit het eerste opleidingsjaar hebben hierin een belangrijke signaal- en<br />

verwijsfunctie. De studenten worden in een eerste fase geholpen door Sovoarte-medewerkers die sterk<br />

decentraal werken in een soort eerstelijnsfunctie. Studenten met complexe hulpvragen of moeilijkheden rond<br />

assertiviteit en faalangst worden verwezen naar StudioO of naar externe begeleidingsdiensten. Medewerkers van<br />

Sokaho (Sociale Voorzieningen Katholieke Hogescholen Oost-Vlaanderen) staan in voor de psychosociale<br />

begeleiding van studenten.<br />

Het hogeschoolbestuur stelt de ombudsmedewerkers aan. In de ombudsgids staan een chronologische weergave<br />

en een concrete beschrijving van de taken van de ombudsmedewerker. Hij bemiddelt tussen studenten en<br />

lectoren bij geschillen en maakt een algemeen verslag van zijn interventies. Problemen worden gesignaleerd,<br />

verbeteringsvoorstellen geformuleerd. Op deze manier draagt de ombudsmedewerker bij tot de<br />

kwaliteitsbewaking en -verbetering van het <strong>onderwijs</strong>- en de evaluatie. De ombudsmedewerkers informeren de<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 67


studenten over hun werking tijdens de briefings van de startweek en de examenbriefings. Informatie over de<br />

ombudswerking wordt verspreid via de campusgids en een folder die wordt verdeeld tijdens de examenbriefings.<br />

De communicatie met de studenten verloopt langs goed uitgebouwde communicatiekanalen. Er is een<br />

maandelijkse digitale brief. Daarnaast zijn er heel wat documenten met specifieke informatie, zoals de gidsen en<br />

brochures. De scriptiegids is raadpleegbaar op DiLeAhs. De opleiding kan zichtbaar maken dat er met de<br />

suggesties en commentaren van de studenten iets wordt gedaan. Op vraag van de studenten werd de evaluatie<br />

van de lectoren door de studenten in de hele opleidingingevoerd. Een coach van de hogeschool adviseert,<br />

informeert en ondersteunt de Arteveldestudentenraad. Ook de gesprekken tijdens de afstudeerdag zijn een<br />

informatiebron voor de beleidsvoering van de opleiding.<br />

De begeleiding van de eerstejaarsstudenten wordt jaarlijks geëvalueerd. Hierbij wordt kwantitatief onderzoek<br />

afgewisseld met een kwalitatieve analyse. In 2004-2005 organiseerde de dienst Studieadvies een kwantitatieve<br />

onlinebevraging bij alle ingeschreven eerstejaarsstudenten. Zowel de instroom- als de doorstroombegeleiding<br />

worden bevraagd. De resultaten waaruit verbeteringspunten worden afgeleid, worden gebundeld in een rapport.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

goed<br />

excellent<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

voor wat de voorzieningen betreft:<br />

- de Facilitaire Dienst van de hogeschool gericht is op de ondersteuning van de kernprocessen in de<br />

opleidingen en de diensten;<br />

- de kwaliteit van de huisvesting goed is, de gebouwen modern zijn en de campusinfrastructuur actueel is;<br />

- alle <strong>onderwijs</strong>ruimtes didactisch goed zijn uitgerust met ondersteunende apparatuur om het <strong>onderwijs</strong><br />

mogelijk te maken;<br />

- de studenten efficiënt gebruikmaken van de mediatheek die degelijk is uitgerust;<br />

- het digitaal leerplatform en Sovoarte beide belangrijke ondersteunende faciliteiten zijn, die elk op hun terrein<br />

in hun opzet slagen.<br />

voor wat de studiebegeleiding betreft:<br />

- de opleiding zicht heeft op de instromende populatie, op de doorstroom en de uitstroom, en haar beleid<br />

daaraan koppelt;<br />

- het beleid met betrekking tot instroom-, doorstroom- en uitstroombegeleiding sterk uitgewerkt is;<br />

- de begeleiding degelijk gestructureerd is en op verschillende vlakken actief is;<br />

- tussen de verschillende diensten van begeleiding veel overleg gebeurt en dat zij goed op elkaar zijn<br />

afgestemd;<br />

68 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


- de studenten de diensten van begeleiding kennen en waarderen;<br />

- de studenten bij internationaliseringsinitiatieven goed worden begeleid;<br />

- de verantwoordelijken blijvend aandacht hebben voor de bekendheid met en het gebruik van de vele<br />

begeleidingsvormen;<br />

- in elke aanpak en benadering van de begeleiding de kwaliteitscirkel aanwezig is en voortreffelijk wordt<br />

gevolgd.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 69


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het kwaliteitsbeleid van de hogeschool vertrekt vanuit de missie en in het bijzonder van het strategische doel dat<br />

geformuleerd werd over kwaliteitszorg. Kwaliteitsborging wordt verzekerd door de ontwikkeling van een<br />

kwaliteitshandboek. De kwaliteitsverbetering ent zich op de top-down- en de bottom-upbeweging in de<br />

hogeschool. De verantwoording en rapportering naar de overheid toont aan in hoeverre de hogeschool in staat is<br />

haar kwaliteit te borgen en te verbeteren.<br />

De commissie stelt vast dat de hogeschool zowel de bottom-up- als de top-downbewegingen die een<br />

multisectorale hogeschool eigen zijn, inzichtelijk maken en beleidsinbreng geven. Het kwaliteitshandboek is<br />

transparant en de structuur van de zelfevaluatie is duidelijk. Op basis van de missie en het <strong>onderwijs</strong>concept van<br />

de hogeschool maakt de opleiding haar opleidingsplan met middellange- en langetermijndoelen. Daarvan wordt<br />

het kwaliteitsplan afgeleid, dat de operationele doelen op korte termijn bewaakt. Voor de organisatie van de<br />

bottom-upbeweging heeft de hogeschool gekozen voor het op maat van de Vlaamse hogescholen ontwikkelde<br />

zelfevaluatie-instrument PROZA. De opleidingen en diensten integreren het werken met PROZA structureel in<br />

hun beleid. Naast het PROZA-instrument worden ook andere resultaten van <strong>onderwijs</strong>evaluaties,<br />

tevredenheidsonderzoeken over studiebegeleiding of andere interne onderzoeken gebruikt om<br />

verbeteringsdoelen op te stellen. Op die manier is zowel in het opleidingsplan als in het kwaliteitsplan de<br />

cyclische kwaliteitsbeweging zichtbaar en krijgen de bevragingen hun gepaste plaats. Specifieke aandacht gaat<br />

naar de borging en de implementatie van de verbeteringstrajecten. De aanpassing en opvolging van het<br />

opleidingsplan en het kwaliteitsplan verlopen degelijk. Vakgroepen en visiegroepen hebben een inbreng in het<br />

kwaliteitszorgsysteem. De studenten en afgestudeerden rapporteren een duidelijke feedbackcyclus op hun<br />

verbeteringsvoorstellen. Ook het beroepenveld en de alumni krijgen in de systematiek een plaats.<br />

De kwaliteitswerking van de opleiding wordt aangestuurd door het opleidingsmanagementteam. De<br />

opleidingscoördinator is opdrachthouder integrale kwaliteitszorg in de opleiding die deel uitmaakt van de sokkel.<br />

De kwaliteitszorg in de opleiding staat kort beschreven in de gids voor medewerkers en in de visietekst ‘Integrale<br />

kwaliteitszorg in de opleiding’.<br />

De commissie stelt vast dat interne kwaliteitszorg voor de hogeschool en voor de opleiding een erg sterk<br />

onderwerp is, zowel qua organisatievorm als in de uitvoering ervan. Zowel informele als formele kanalen worden<br />

op een voorbeeldige wijze benut. Bovendien wordt vaak ook proactief tewerk gegaan, zodat verbeteringspunten<br />

al verwerkt zijn in de actuele strategie. Door een erg intensieve manier van samenwerking en de organisatorische<br />

structurering ervan, wordt dit op alle niveaus gerealiseerd, ondanks een grote complexiteit.<br />

70 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om erop toe te zien dat de resultaten van de EVOP-bevraging teruggekoppeld worden naar<br />

de studenten.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het document ‘Kwaliteitswerking in de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>’ zijn alle<br />

documenten samengebracht die de kwaliteitszorg binnen de opleiding kaderen en aansturen sinds 1998 tot op<br />

heden.<br />

In het opleidingsplan zijn specifieke thema’s en domeinen terug te vinden: beleid <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling, beleid<br />

onderzoek en ontwikkeling, maatschappelijke dienstverlening, instroom-, doorstroom- en uitstroombeleid, beleid<br />

netwerking, personeelsbeleid, financieel, facilitair en communicatiebeleid en beleid integrale kwaliteitszorg. Het<br />

opleidingsplan 2003-2007 is de basis en toetssteen voor de jaarlijkse kwaliteitsplannen van de opleiding. De<br />

kwaliteitsplannen volgen dezelfde inhoudelijke structuur als het opleidingsplan. De opleiding stuurt binnen de<br />

vooropgestelde periode van vier jaar het opleidingsplan en de daaruit volgende kwaliteitsplannen bij als dat nodig<br />

is. De jaarlijks geactualiseerde kwaliteitsplannen beschrijven operationele doelen op korte termijn. De uitvoering,<br />

opvolging en evaluatie van de geformuleerde verbeteringsacties gebeuren door de medewerkers en teams die<br />

voor de specifieke domeinen verantwoordelijkheid dragen. De bestaande inspraakorganen, vakgroepen, projecten<br />

werkgroepen zijn elementaire pijlers in de processen van de kwaliteitszorg. De verankering vertrekt bij de<br />

terugkoppeling naar de vakgroepvoorzittersvergadering waar de implementatie van de verbeteringstrajecten<br />

concreet in richtlijnen wordt gegoten. Deze nota’s worden gecommuniceerd en besproken in de vakgroepen en,<br />

indien nuttig, opgenomen in de gids voor medewerkers binnen het betrokken hoofdstuk. De verankering van<br />

gerealiseerde verbeteringsdoelen uit zich in de implementatie van een blijvende structuur, werkwijze of document.<br />

Tijdens de gesprekken blijkt dat de verbeteringsdoelen en de aanpak gedragen worden door het brede<br />

opleidingsteam.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Een uitdaging voor het kwaliteitszorgsysteem is het verdere instrumentarium in functie van automatisering door<br />

software van de toenemende flexibilisering en individualisering van studietrajecten, en dit als basis voor te nemen<br />

verbeteringsmaatregelen.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 71


Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hogeschool en de opleiding worden gekenmerkt door een heldere organisatiestructuur. De bestuurlijke en<br />

medezeggenschapsorganen zijn goed gepositioneerd en helder omschreven. De commissie stelt vast dat de<br />

sterk uitgebouwde organisatiestructuur voor een grote betrokkenheid van de medewerkers zorgt: ieder van hen<br />

maakt deel uit van een vakgroep (horizontaal) en minstens één domeingebonden visiegroep (verticaal). De<br />

opleiding voert een transparant beleid op basis van een sterk participatieve inbreng van personeel en studenten.<br />

Ondanks de grootte en de complexiteit slaagt zij erin alle geledingen vrij sterk te betrekken bij het bepalen en<br />

bijsturen van visie- en beleidselementen. Medewerkers en studenten ontmoeten elkaar op de verschillende<br />

niveaus. Naast de door de hogeschool voorziene inspraak- en overlegorganen, zoals de Opleidingsraad en de<br />

Opleidingsadviesraad, verlopen de inspraak en het overleg in de opleiding vooral via de vakgroepen en de<br />

vakgroepoverstijgende visiegroepen. De concrete bevoegdheid, opdracht en communicatielijnen van de inspraaken<br />

overlegorganen zijn beschreven in de gids voor medewerkers.<br />

Van elke groep studenten van het eerste tot het derde opleidingsjaar is een vertegenwoordiger lid van de<br />

Studentenraad. De Studentenraad heeft inspraak in het beleid van de opleiding en heeft een vertegenwoordiging<br />

in de Opleidingsraad. Studenten participeren in de besluitvorming. In de Opleidingsraad krijgen studenten ook<br />

kans tot overleg en advies met betrekking tot de algemene organisatie van de opleiding en de <strong>onderwijs</strong>-,<br />

examen- en tuchtregeling. Studenten kunnen ook Arteveldebreed participeren. In de talrijke bevragingen wordt<br />

een beroep gedaan op de visie van de student. De studenten geven aan dat ze tevreden zijn over de<br />

aangeboden mogelijkheden tot betrokkenheid en rapporteren een duidelijke feedbackcyclus op hun<br />

verbeteringsvoorstellen.<br />

De afgestudeerden zijn voor de opleiding en de hogeschool een belangrijke bron voor feedback over het<br />

<strong>onderwijs</strong> en de dienstverlening. Afgestudeerden worden jaarlijks uitgenodigd op de alumni-avond. De opleiding<br />

doet soms een beroep op hen voor bepaalde projecten. Zij brengen getuigenissen tijdens onder andere de<br />

afstudeerdag, de dag over bso, het vak Project Algemene Vakken en de internationale avond. Studenten en<br />

afgestudeerden kunnen de vacatures op de ‘jobkiosk’ raadplegen. Het uitstroomonderzoek en de gesprekken op<br />

de afstudeerdag zijn degelijk uitgewerkte acties. Ook de afgestudeerden rapporteren een duidelijke<br />

feedbackcyclus op hun verbeteringsvoorstellen.<br />

Ook het beroepenveld heeft in de systematiek van kwaliteitszorg zijn plaats. Naast de voortdurende informele<br />

wisselwerking tussen de opleiding en het werkveld tijdens de stagebezoeken worden ontmoetingsmomenten<br />

georganiseerd, waarbij de mening van het werkveld wordt gevraagd. Vooral voor de StaP-scholen is een helder<br />

kader opgesteld om betrokkenheid als kwaliteitscirkel te realiseren. Er is een inhoudelijke ontmoetingsavond ‘De<br />

eerste StaP’ en in elk stagebeoordelingsformulier wordt feedback gevraagd over de opleiding. Het werkveld is<br />

vertegenwoordigd in de Opleidingsadviesraad, waar gereflecteerd wordt over de beleidslijnen van de opleiding.<br />

72 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De betrokkenheid van de actoren bij de organisatie van de interne kwaliteitszorg is structureel gewaarborgd. Er<br />

kan blijvend werk worden gemaakt van de inhoudelijke inbreng van alle actoren in het kwaliteitszorgproces.<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

goed<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het kwaliteitsbeleid en de aanpak van de integrale kwaliteitszorg met visie en transparantie is ontwikkeld;<br />

- kwaliteitszorg nadrukkelijk aanwezig is en sterk is uitgebouwd;<br />

- kwaliteitszorg een erg dynamische PDCA-verbeteringscyclus realiseert;<br />

- de beoogde versmelting van de top-down- en bottom-upbeweging bij de totstandkoming van het<br />

opleidingsplan en het kwaliteitsplan resulteert in een zinvolle, doelgerichte en gedragen synthese van<br />

verbeteringsdoelen;<br />

- de opleiding systematisch tot maatregelen ter verbetering komt met betrokkenheid en inspraak van alle<br />

relevante partijen;<br />

- teruggekoppeld wordt naar de betrokkenen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 73


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Zodra de afgestudeerde contact heeft met het reële werkveld, ondervindt hij vrij snel of hij over de nodige<br />

startcompetenties beschikt. De organisatie van een bevraging bij de afgestudeerden is in dit opzicht een<br />

belangrijke gegevensbron. Het uitstroomonderzoek omvat een tevredenheidsonderzoek, een<br />

tewerkstellingsonderzoek en een peiling naar de verwachtingen ten aanzien van een alumniwerking. Het<br />

responspercentage van 37 procent en het representatieve karakter van de responspopulatie laten toe de<br />

resultaten te veralgemenen naar de totale populatie afgestudeerden 2001, 2002 en 2003 van de opleiding.<br />

Van de respondenten vindt 86 procent dat zij over de noodzakelijke kennis en vaardigheden beschikken om hun<br />

beroep te kunnen uitoefenen. Dit geeft aan dat de opleidings- en de beroepsprofielen nauw op elkaar aansluiten.<br />

De algemene vorming van de opleiding is voor 70 procent van de respondenten voldoende om gemakkelijk voor<br />

diverse functies in aanmerking te komen. De meeste afgestudeerden (73 procent) komen effectief in het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> terecht. Zes procent werkt buiten de beroepssector en 5 procent in het lager <strong>onderwijs</strong>.<br />

Algemeen beschouwd zijn de studenten tevreden over hun opleiding. De loyauteit met de opleiding is groot, 90<br />

procent van de afgestudeerden zou de hogeschool aanraden aan anderen. De opleiding voldoet qua<br />

leerinhouden (86 procent) aan de verwachtingen. Van de afgestudeerden vindt 87 procent van de afgestudeerden<br />

binnen het jaar werk, terwijl 8 procent een bijkomende studie aanvangt. Eén procent van de respondenten heeft<br />

een jaar na afstuderen nog geen relevante werkervaring opgedaan. De gesprekken met de afgestudeerden<br />

bevestigen de resultaten van het onderzoek. Alumni zijn over het algemeen tevreden over de opleiding, zowel op<br />

vakdidactisch als vakinhoudelijk vlak.<br />

Naast het bevragen van de afgestudeerden biedt ook het werkveld belangrijke informatie over het niveau van de<br />

competenties van de afgestudeerden. De diverse formele en informele contacten met het werkveld, zoals de<br />

Opleidingsadviesraad, de stage en de opleiding van de stagebegeleiders leveren een belangrijke input. Uit de<br />

gesprekken met vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat zij de opleiding, de studenten en de<br />

afgestudeerden sterk appreciëren. Het werkveld heeft een positief beeld van de stagiairs en spreekt zijn respect<br />

uit voor de derdejaarsstudenten binnen StaP.<br />

De commissie stelt vast dat het niveau van en de gestelde eisen aan het normtraject door een duidelijk uitgewerkt<br />

en gedocumenteerd systeem worden bewaakt.<br />

De opleiding is erg actief op het vlak van internationale studentenmobiliteit, internationale partnerschappen en<br />

internationalisation at home. Gemiddeld 20 procent van de derdejaarsstudenten kiest voor een buitenlandse<br />

stage, al dan niet in combinatie met het volgen van cursussen aan de partnerhogeschool of -universiteit. Het<br />

aantal inkomende studenten ligt een stuk lager. De opleiding geeft aan dat de Nederlandse taal het grootste<br />

74 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


probleem vormt. De lectorenmobiliteit betreft zowel doceeractiviteiten, deelname aan internationale congressen<br />

(met eigen presentatie) als studiebezoeken. De opleiding neemt ook deel aan diverse internationale projecten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is, gezien het multiculturele karakter en de diversiteit van de huidige samenleving, raadzaam om de<br />

studenten nog beter voor te bereiden op het lesgeven aan een heterogeen leerlingenpubliek.<br />

De commissie vraagt waakzaam te zijn voor de complexe situatie die de individuele studietrajecten met zich<br />

meebrengen ten opzichte van het normtraject.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van rendementscijfers per studiegebied en/of opleiding over de<br />

jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45<br />

en de 50 procent liggen. De evolutie over de jaren heen wordt niet opgevolgd, evenmin als de situatie per<br />

opleiding of studiegebied. Daardoor kan de opleiding voor het <strong>onderwijs</strong>rendement geen streefcijfers formuleren<br />

in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

De streefcijfers met betrekking tot de slaagcijfers, gemiddelde studieduur en studie-uitval zijn in de hogeschool<br />

nog niet bepaald. De hogeschool kiest ervoor om eerst een grondige doorstroomanalyse uit te voeren en de<br />

leerpunten die daaruit voortvloeien, om te zetten in het beleid. Ook de studie-uitval wordt als een belangrijke<br />

indicator in het beleid opgenomen. De hogeschool heeft wel de slaagcijfers, de gemiddelde studieduur en de<br />

gemiddelde studie-uitval berekend over alle opleidingen heen. De opleiding beschikt op die manier over een<br />

gedetailleerde registratie van deze gegevens. De opleiding bevindt zich rond of op het gemiddelde van de andere<br />

opleidingen in de hogeschool.<br />

Het slaagcijfer in het eerste opleidingsjaar ligt merkbaar lager bij generatiestudenten (gemiddeld 44 procent) dan<br />

bij studenten die niet als generatiestudent (gemiddeld 52 procent) starten. De verklaring hiervoor ligt vermoedelijk<br />

voor een deel bij de studiekeuzeproblematiek of bij de nog niet aangepaste studiemethode die wordt gehanteerd<br />

wordt. De opleiding is zich bewust van deze problematiek en speelt via systemen van leerbegeleiding en de zorgen<br />

trajectcoördinatie in op dit gegeven, met als doel de slaagcijfers in het eerste jaar te verhogen. In het tweede<br />

opleidingsjaar slaagt gemiddeld 79 procent van de studenten die deelnamen aan examens. Dit is onder het<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 75


gemiddelde van de laatste vier academiejaren in de Arteveldehogeschool (86 procent). In het tweede<br />

opleidingsjaar is een deel van het percentage niet-geslaagden te verklaren door de cruciale rol van het<br />

opleidingsonderdeel praktijk. De uitval in het tweede opleidingsjaar is echter beperkt, wat kan wijzen op een<br />

adequatere studiemethodiek en de aanpassing van de studenten aan de <strong>onderwijs</strong>cultuur in de opleiding. De<br />

remediëring wordt dan ook vooral gericht naar het opleidingsonderdeel praktijk via het systeem van<br />

stagecoaching. Wanneer men het slaagcijfer beschouwt op basis van deelname aan de examens, kent het derde<br />

opleidingsjaar een gemiddeld percentage geslaagden van 96 procent. Dit is iets boven het gemiddelde van de<br />

laatste academiejaren in de Arteveldehogeschool (95 procent). Ook de niet-geslaagden in het derde<br />

opleidingsjaar hebben meestal een onvoldoende op praktijk. In hun bisjaar krijgen ook zij een stagecoach. Op<br />

vraag van de opleiding analyseerde de dienst Studieadvies voor het academiejaar 2003-2004 de slaagcijfers ook<br />

op het niveau van opleidingseenheden, gekoppeld aan de vooropleiding.<br />

Het aantal studenten dat een opleidingsjaar niet volledig doorloopt en/of niet alle examenkansen benut om te<br />

kunnen slagen, wordt opgenomen in het onderzoek naar de studie-uitval. Het percentage studie-uitvallers neemt<br />

af doorheen de opleidingsjaren. Ook aan deze gegevens koppelt de opleiding haar beleid en een gerichte<br />

opvolging en bijsturing.<br />

De gemiddelde studieduur over de voorbije vijf academiejaren bedraagt drie jaar en zes maanden. De studieduur<br />

van de opleiding ligt, gezien de vaststelling bij de slaagcijfers en in vergelijking met de andere opleidingen binnen<br />

de Arteveldehogeschool, iets hoger dan het gemiddelde.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Door een grotere flexibilisering en individuele studietrajecten ontstaat de behoefte aan een instrumentarium dat<br />

nauwgezet de evolutie van de studenten opvolgt om maatregelen voor een goede doorstroom te nemen.<br />

Het is raadzaam om de discussie binnen de opleiding en binnen de hogeschool over het al of niet bepalen van<br />

streefcijfers met betrekking tot de slaagcijfers, levendig te houden.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het niveau van en de gestelde eisen aan het normtraject door een duidelijk uitgewerkt en gedocumenteerd<br />

systeem worden bewaakt;<br />

- het werkveld en bijzonder de StaP-scholen erg tevreden zijn over de studenten en de afgestudeerden;<br />

- de resultaten op het vlak van gerealiseerd niveau en <strong>onderwijs</strong>rendement een duidelijke plaats hebben in de<br />

kwaliteitscyclus van de opleiding;<br />

- het rendement van de opleiding voor alle aspecten goed is.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

76 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 77


Bijzonder kwaliteitskenmerk: StaP<br />

Facet 1<br />

Differentiatie en profilering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het nieuwe stageproject van de opleiding werd ‘StaP’ genoemd, wat staat voor StageProject, StagePlatform en<br />

StagePartnerschap. Achter dit letterwoord schuilt ook de symboliek van de stap vooruit, de stap in de goede<br />

richting, de opstap naar, de stap van opleiding naar werkveld. Na grondige evaluatie en bijsturing op<br />

verschillende niveaus werd overgegaan tot een veralgemening van het pilootproject.<br />

De student kan zichzelf pas ten volle ontplooien als leraar als hij uitgebreid kennismaakt en proeft van de<br />

expertise van beide partners: de opleiding enerzijds en het werkveld anderzijds. Dit geldt voor elke<br />

lerarenopleiding. De manier van samenwerken met het werkveld is echter erg verschillend. Met het stageproject<br />

StaP is de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> van de Arteveldehogeschool de eerste die<br />

concreet vorm geeft aan een gestructureerd netwerk waarbinnen de beide partners hun plaats hebben. Er is een<br />

partnerschap ontwikkeld tussen de lerarenopleiding en de <strong>secundair</strong>e stagescholen op basis van<br />

gelijkwaardigheid. Door intensieve contacten leren de beide partners elkaars doelen en noden kennen, en<br />

ontwikkelen alle betrokkenen een gedeelde visie op goed leraarschap. Beide partners hebben duidelijk zicht op<br />

elkaars capaciteiten en pijnpunten, en zoeken in gemeenschappelijk overleg naar de beste oplossing voor een<br />

optimale begeleiding van de stagestudenten. StaP is een uniek netwerk tussen het werkveld en de opleiding,<br />

maar ook tussen medewerkers, directies en leerkrachten/mentoren van verscheidene <strong>secundair</strong>e scholen. Door<br />

geregeld met elkaar te overleggen, ervaringen uit te wisselen en expertise te delen, groeide StaP uit tot een sterk<br />

partnerschap, waarin alle partners elkaars kracht versterken. Het is die sterkte, ontstaan door de duidelijke<br />

structuur die aan de basis ligt, die StaP maakt tot een stageconcept dat nieuw is voor Vlaamse<br />

lerarenopleidingen.<br />

Het StaP-project werkt met duidelijke basislijnen, die tevens de krachtlijnen zijn. Het verschil met het eerder<br />

traditionele stagebegeleidingsmodel wordt duidelijk door een organogram en door de omschrijving van de<br />

verschillende StaP-actoren en hun specifieke rol binnen StaP. Daarnaast worden in het partnerschapsmodel<br />

duidelijke netwerken ontwikkeld. De communicatielijnen zijn transparant, de mate van betrokkenheid kan<br />

gevisualiseerd worden. Deze duidelijkheid en de daarmee gepaard gaande doorgedreven taakverdeling zijn<br />

vrijwel uniek voor Vlaamse lerarenopleidingen. Uit het promotieonderzoek van A. Schepens (Universiteit Gent)<br />

blijkt dat het StaP-model significant verschilt van het traditionele stagemodel.<br />

Het StaP-team werkt continu aan de disseminatie van het project in het Vlaamse <strong>onderwijs</strong>landschap. Door deel<br />

te nemen aan studiedagen en congressen in binnen- en buitenland, kan het ideeëngoed van het partnerschap<br />

ook ruimer worden getoetst. De nauwe samenwerking met de Hogeschool Windesheim in Zwolle, ontstaan als<br />

een gevolg van deelname aan congressen, is hiervan een goed voorbeeld. De visie van de Nederlandse collega’s<br />

op leerwerktrajecten en het idee van opleidingsscholen hebben onder andere bijgedragen tot een kritische<br />

reflectie op StaP.<br />

78 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


De commissie meent dat het stagemodel StaP een voorbeeld is van een sluitend partnerschap tussen<br />

lerarenopleiding en stagescholen, dat duidelijk efficiënt en effectief werkt op basis van gelijkwaardigheid. Dit<br />

vernieuwende stageconcept is uitgewerkt voor de uitgroeistage van derdejaarsstudenten. Het StaP-traject is<br />

zorgvuldig opgebouwd en geïmplementeerd. Concreet haalt de commissie de volgende aspecten aan die de<br />

stagecontext van de opleiding duidelijk als innoverend differentieert en profileert:<br />

- partnerschap tussen lerarenopleiding en het werkveld op basis van gelijkwaardigheid;<br />

- gedeelde verantwoordelijkheid van de opleiding en de stageplaats bij begeleiding en beoordeling van de<br />

student;<br />

- sterke verwevenheid van theorie en praktijk;<br />

- gespecialiseerde vorming van alle betrokkenen (opleiding en school);<br />

- het uitrusten van de student met de nodige startcompetenties (totaaloptreden, schoolopdracht);<br />

- nadruk op zelfreflectie en groei.<br />

Deze modelgestuurde aanpak kan een voorbeeldfunctie hebben voor andere opleidingen in binnen- en<br />

buitenland.<br />

Facet 2<br />

Kwaliteit<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie erkent de voortrekkersrol die de opleiding heeft opgenomen voor het optimaliseren van de stages.<br />

Daarmee vervult de Arteveldehogeschool een modelfunctie in een proactief stagebeleid. Bovendien wordt door<br />

het StaP-model ook het afnemende veld gediend: de mentoren worden gevormd en alle stagebegeleiders, StaPschoolbegeleiders<br />

en mentoren in en buiten de hogeschool komen in toenemende mate op eenzelfde lijn te<br />

staan. Dat werkt bevorderend voor de studenten en het werkveld.<br />

De commissie stelt vast dat StaP ondubbelzinnig bijdraagt aan de kwaliteit van de opleiding. De verschillende<br />

partners zijn het daarover roerend eens. Het is een hedendaagse, moderne visie op de ontwikkeling van jonge<br />

mensen in samenhang met de latere beroepsuitoefening. Het draagt bovendien bij tot de aantrekkelijkheid van<br />

het beroep.<br />

De resultaten van de bevragingen tonen aan dat de stage en vooral de stagebegeleiding door StaP sterk is<br />

verbeterd. Ook uit de gesprekken met verantwoordelijken en het werkveld blijkt een degelijke implementatie van<br />

het StaP-model. In die zin is er ook vooruitgang geboekt doorheen de jaren.<br />

Het stageconcept en de realisatie ervan worden door de opleiding geregeld getoetst aan de mening van diverse<br />

betrokkenen, in het bijzonder de studenten en de partners van het werkveld. De resultaten van een dergelijke<br />

toetsing worden opgevolgd, processen worden bijgestuurd, nieuwe acties gepland.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 79


Facet 3<br />

Concretisering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> (instroom, <strong>onderwijs</strong>programma,<br />

<strong>onderwijs</strong>proces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het nieuwe stageconcept is duidelijk geïntegreerd in de opleiding. Het StaP-model is realistisch in de praktijk<br />

gebracht en de netwerking tussen de actoren is sterk. De opleiding heeft het traject zorgvuldig opgezet, goed en<br />

gedoseerd geïmplementeerd, en het wordt door de opleidingsverantwoordelijken zorgvuldig opgevolgd. StaP<br />

draagt ongetwijfeld bij tot een verdere profilering van de opleiding. De hogeschool zou daar wellicht nog meer<br />

ruchtbaarheid aan kunnen geven.<br />

De waardering van de studenten en het werkveld is groot. De scholen/mentoren voelen zich erkend in hun<br />

deskundigheid. De commissie stelt een optimale ‘verknoping’ van theorie en praktijk vast. De groei naar<br />

volwaardig leraarschap met de basiscompetenties als referentiekader is ook duidelijk merkbaar tijdens de<br />

gesprekken met de studenten.<br />

Oordeel over het bijzonder kwaliteitkenmerk: StaP<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

Facet 1, Differentiatie en profilering:<br />

Facet 2, Kwaliteit:<br />

Facet 3, Concretisering:<br />

excellent<br />

excellent<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- StaP een betekenisvolle bijdrage levert aan de differentiatie en profilering van de opleiding in het hoger<br />

<strong>onderwijs</strong>;<br />

- StaP een duidelijke bijdrage levert aan de kwaliteit van de stage en de opleiding in haar geheel;<br />

- StaP een voortrekkersrol heeft in de operationalisering van de indicatoren die de opleiding waardevol acht<br />

voor haar beleid;<br />

- StaP niet alleen voor de studenten, maar ook voor het afnemende veld van grote betekenis is;<br />

- StaP erin slaagt om synergie te creëren tussen de opleiding en het professionele werkveld, wat ook van grote<br />

invloed is op de overgang van <strong>onderwijs</strong> naar werk. De praktijkschok wordt erdoor verminderd.<br />

stelt de visitatiecommissie dat de opleiding de vermelding van het bijzondere kwaliteitskenmerk verdient.<br />

80 | Opleidingsrapport Arteveldehogeschool


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen goed<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud goed<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid excellent<br />

Facet 2.3: Samenhang goed<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing goed<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden goed<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel excellent<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid excellent<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel goed<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding excellent<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten goed<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering goed<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

goed<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement goed<br />

Bijzonder Kwaliteitskenmerk: StaP<br />

Facet 1: Differentiatie en profilering excellent<br />

Facet 2: Kwaliteit excellent<br />

Facet 3: Concretisering goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Arteveldehogeschool | 81


82 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Hoofdstuk 2 EHSAL, Europese Hogeschool Brussel<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de EHSAL, Europese Hogeschool Brussel<br />

De groeiende samenwerking tussen drie Brusselse partners, de IRIS Hogeschool Brussel, de Katholieke<br />

Hogeschool Brussel en de Economische Hogeschool Sint-Aloysius, leidde op 1 januari 2003 tot de oprichting van<br />

een nieuwe fusiehogeschool, de Europese Hogeschool Brussel (EHSAL).<br />

De fusiehogeschool heeft opleidingen in vier studiegebieden: Handelswetenschappen en Bedrijfskunde,<br />

Gezondheidszorg, <strong>Onderwijs</strong> en Sociaal-Agogisch Werk. Ze kregen een plaats in twee <strong>onderwijs</strong>groepen:<br />

Vorming & Welzijn en Economie & Management.<br />

De opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> (BaO:SO) behoort tot het studiegebied <strong>Onderwijs</strong><br />

(ééncyclusopleiding) en maakt deel uit van de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn.<br />

De aangeboden <strong>onderwijs</strong>vakken zijn: Nederlands, Frans, Engels, wiskunde, fysica, aardrijkskunde, geschiedenis,<br />

Latijn, biologie, godsdienst, economie, technisch-technologische opvoeding, informatica-burotica, lichamelijke<br />

opvoeding en plastische opvoeding, Project Algemene Vakken en bewegingsrecreatie.<br />

In overeenstemming met het Decreet betreffende de herstructurering van het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen<br />

worden de basisopleidingen van de <strong>onderwijs</strong>groep Economie & Management omgevormd tot academische<br />

bachelor- en masteropleidingen. De basisopleidingen van de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn worden<br />

omgevormd tot professionele bacheloropleidingen.<br />

De hogeschool telt vier campussen, waarvan drie in het centrum van Brussel. De campus Sociale Hogeschool en<br />

de campus Economische Hogeschool liggen op een boogscheut van elkaar. De campus Nieuwland, huisvesting<br />

van de lerarenopleiding en het studiegebied Gezondheidszorg, ligt in de nabijheid van het Zuidstation.<br />

De campus Parnas herbergt de richting lichamelijke opvoeding en ligt op loopafstand van het station van Dilbeek.<br />

Deze locatie buiten het stadscentrum wordt behouden omwille van de degelijke sportinfrastructuur.<br />

Aan de EHSAL worden in het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> drie professionele bacheloropleidingen georganiseerd:<br />

- Bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong><br />

- Bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong><br />

- Bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong><br />

De bacheloropleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> omvat drie richtingen:<br />

- Algemene vakken<br />

- Plastische opvoeding<br />

- Lichamelijke opvoeding<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 83


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht<br />

kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe<br />

probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Professioneel gerichte bacheloropleidingen richten zich in de eerste plaats op de beroepspraktijk. Ze willen de<br />

studenten brengen tot een niveau van algemene en specifieke kennis en van competenties die nodig zijn voor de<br />

zelfstandige uitoefening van een beroep. Ze bieden op deze manier een directe uitstroommogelijkheid naar de<br />

arbeidsmarkt.<br />

Het inhoudelijke referentiekader van de opleiding waaruit de <strong>onderwijs</strong>visie op de BaO:SO is gegroeid, is degelijk<br />

onderbouwd door vier basisteksten:<br />

- opdrachtverklaring (mission statement) van de EHSAL;<br />

- <strong>onderwijs</strong>visie en -beleid van EHSAL;<br />

- referentiekader voor een opleidingsvisie van het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> van EHSAL;<br />

- competentieprofiel bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Het <strong>onderwijs</strong>beleid steunt op een visie waarbij leren een educatief partnerschap veronderstelt van de student,<br />

die door zelfsturing zijn eigen leerproces bijstuurt, en van de hogeschool, die dat leren maximaal doelgericht en<br />

multimediaal ondersteunt.<br />

De competenties wat betreft het omgaan met diversiteit, de leraar als cultuurparticipant en de internationale<br />

dimensie worden sterk benadrukt en op de voorgrond geplaatst.<br />

Het competentieprofiel voor BaOnd:SO bestaat uit drie competentieclusters:<br />

- EHSAL-competenties: de accenten die de hogeschool legt in de vorming van al haar studenten;<br />

- de algemene competenties geldig voor alle professionele bacheloropleidingen van het studiegebied<br />

<strong>Onderwijs</strong>;<br />

- de specifieke competenties voor de BaOnd:SO. Deze steunen op het decreet van 1998.<br />

84 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


De eindcompetenties zijn vastgelegd in competentieprofielen per opleiding. Ze zijn gedefinieerd als<br />

observeerbare eigenschappen, onder de vorm van toegepaste kennis of gedragsvaardigheid, die bijdragen tot<br />

een succesvol en waardebewust functioneren in een maatschappelijke en/of beroepsmatige context.<br />

De dimensies die belangrijk worden geacht in ‘goed’ leraarschap, zijn:<br />

- de leerkracht die zorgt voor doeltreffend leren;<br />

- de leerkracht die leerlingen begeleidt in hun persoonlijke en sociale ontwikkeling;<br />

- de leerkracht die door samenwerking meewerkt aan kwaliteitsbevordering in het <strong>onderwijs</strong>.<br />

Er wordt gekozen voor actief constructief leren. Drie belangrijke pijlers komen hierbij aan bod: 1) reflectie; 2)<br />

zelfstandig leren; 3) sociale interactie.<br />

De opleiding richt zich op de student als toekomstige professionele leerkracht in het <strong>onderwijs</strong>, waar<br />

zorgverbreding en samenwerkend leren, en sociale interactie mee de basis vormen van goed <strong>onderwijs</strong>.<br />

Er worden alleen competenties opgenomen in het competentieprofiel die ook werkelijk worden geëvalueerd.<br />

Om deze evaluatie mogelijk te maken, geven de lectoren in hun ECTS-fiches aan welke competenties uit het<br />

competentieprofiel zij in hun opleidingsonderdelen evalueren. Ze concretiseren die competenties dan in een<br />

beperkte set van ‘kerndoelen’ voor het opleidingsonderdeel. Deze kerndoelen fungeren als indicatoren voor de<br />

evaluatie van de competenties. Voor elk van de competenties en kerndoelen wordt verduidelijkt welk<br />

competentieniveau uit de competentiepiramide van Miller wordt nagestreefd.<br />

De Vlaamse overheid heeft voor de lerarenopleiding basiscompetenties en beroepsprofielen uitgeschreven.<br />

De basiscompetenties zijn de eindtermen voor de opleidingen en zij tonen een verruimde professionalisering van<br />

de leraar. Dit betekent dat hij een goede lesgever moet zijn, medeverantwoordelijk is voor de opvoeding van de<br />

jongeren, communicatievaardig is met ouders, samen kan werken met collega’s en zich bewust is van de<br />

maatschappelijke impact van zijn beroep. Deze complexiteit van het beroep toont aan dat het hoge<br />

professionaliteitsniveau niet kan verwacht worden bij het begin van de beroepsloopbaan.<br />

De basiscompetenties waarover de beginnende leraar beschikt, laten hem toe door te groeien naar de<br />

competenties die in het beroepsprofiel zijn opgenomen.<br />

In dit proces wordt de nadruk gelegd op (zelf)-verantwoording kunnen geven, een visie op <strong>onderwijs</strong> kunnen<br />

hanteren, verantwoordelijkheid dragen voor het concept en de uitvoering van <strong>onderwijs</strong>, zich autonoom kunnen<br />

opstellen, maar ook complementair en collegiaal kunnen samenwerken, en bereid zijn tot permanent leren.<br />

Als centre of excellence streeft EHSAL naar didactische uitmuntendheid door een leeromgeving te creëren die<br />

‘leren’ op een krachtige wijze ondersteunt, stimuleert en richting geeft.<br />

De leeromgeving laat toe om in functie van bepaalde persoonlijke leersituaties bij studenten (leertempo,<br />

leerstrategie, didactische beginsituatie, deelname aan buitenlandse projecten …) diverse alternatieve leerroutes<br />

aan te bieden.<br />

In het volgende academiejaar zullen de studenten betrokken worden bij de internationaliseringsprojecten door het<br />

project ‘de internationale dag’. Hierbij zullen de studenten een aanvraag leren opstellen voor een<br />

Comeniusproject.<br />

Een andere stimulans voor internationalisering is het gebruik van anderstalig studiemateriaal.<br />

Aandacht voor competentiegericht leren in de doelstellingen<br />

De leden van het <strong>onderwijs</strong>team zijn nauw betrokken bij het tot stand komen van de visietekst<br />

De opleidingsvisie is geregeld het onderwerp van gesprek op teamvergaderingen. Er kan gesteld worden dat de<br />

visie gedragen wordt door het team en leeft binnen de opleiding. De doelstellingen van de opleiding zijn goed<br />

bekend binnen het team, hoewel het in zijn geheel om een relatief complex samenspel gaat van verschillende<br />

niveaus (associatie, hogeschool, studiegebied, opleiding). Zeker de basiscompetenties (= domeinspecifieke<br />

competenties) zijn een vertrouwd werkinstrument geworden om doelstellingen van opleidingsonderdelen en<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 85


<strong>onderwijs</strong>activiteiten te kaderen. Daarnaast heeft de nauwkeurige weergave van de studie-informatie in ECTSfiches<br />

bijgedragen tot een grotere bekendheid van het competentieprofiel van de opleiding.<br />

Om het hele kader van de opleidingsvisie bekend te maken bij betrokken externen werd ze voorgesteld tijdens de<br />

Resonantieraad Secundair <strong>Onderwijs</strong> van 1 december 2003. Daarnaast worden stagementoren en directies van<br />

stagescholen geïnformeerd over de visie via het stagevademecum. Hierin worden beknopt maar concreet de<br />

basiscompetenties omgezet in doelstellingen die per opleidingsjaar moeten gerealiseerd worden.<br />

De commissie is van oordeel dat de competenties en de doelstellingen duidelijk zijn. De commissie vindt dat de<br />

competentiematrix een overzichtelijk geheel biedt, een overzicht van hoe de verschillende competenties in de<br />

onderscheiden vakken worden gerealiseerd. Hij kan als analyse-instrument worden gebruikt.<br />

De vraag kan gesteld worden of deze informatie ook doorstroomt naar de studenten. De studenten Lichamelijke<br />

Opvoeding krijgen een toelichting bij deze visietekst, de doelstellingen en basiscompetenties in het<br />

opleidingsonderdeel geïntegreerde <strong>onderwijs</strong>kunde.<br />

De studenten zijn wel vertrouwd met de domeinspecifieke basiscompetenties en doelstellingen, maar de graad<br />

van vertrouwdheid kan zeker verder worden geoptimaliseerd. Uit een bevraging bij studenten op 4 oktober 2005<br />

blijkt duidelijk dat dit nog een werkpunt blijft.<br />

Uit de gesprekken met de teamleden blijkt dat er een gezamenlijke opleidingsvisie is en dat deze door het team<br />

wordt gedragen. Het team is goed op de hoogte van de doelstellingen van de opleiding (ZER, pag. 20). Uit de<br />

gesprekken met de studenten blijkt, conform de opmerkingen in het ZER (pag. 20), dat kennis van<br />

domeinspecifieke doelstellingen en van basiscompetenties nog kan worden geoptimaliseerd (ZER, pag. 20).<br />

Hiervoor worden momenteel pogingen ondernomen. Deze zijn succesvol, mee door het gebruik van de ECTSfiches.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de internationalisering nog meer te verankeren in de opleiding.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

86 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


De basiscompetenties werden in 1998 voor het eerst opgesteld door het werkveld, de opleidingsinstituten en de<br />

Dienst voor <strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling van het Departement <strong>Onderwijs</strong> (DVO). In 2004 werd de tekst geactualiseerd.<br />

Deze geactualiseerde versie van de basiscompetenties werd voor advies voorgelegd aan de Vlaamse<br />

<strong>Onderwijs</strong>raad (VLOR).<br />

Voor het bepalen van hun domeinspecifieke competenties laten de lerarenopleidingen van EHSAL zich leiden<br />

door de geactualiseerde versie van de basiscompetenties, die net als in de versie van 1998 omschreven worden<br />

in tien functionele gehelen. Uit deze opdeling spreekt een duidelijke behoefte aan breed inzetbare, competente<br />

leraren.<br />

De lijst is geordend van het klasniveau (de leraar met zijn leerlingen), over het schoolniveau naar het brede,<br />

maatschappelijke niveau:<br />

- de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen;<br />

- de leraar als opvoeder;<br />

- de leraar als inhoudelijk expert;<br />

- de leraar als organisator;<br />

- de leraar als innovator en onderzoeker;<br />

- de leraar als partner van ouders/verzorgers;<br />

- de leraar als lid van een schoolteam;<br />

- de leraar als partner van externen;<br />

- de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap;<br />

- de leraar als cultuurparticipant.<br />

De basiscompetenties worden verder geconcretiseerd in kerndoelen en leerinhouden per opleidingsonderdeel.<br />

Die worden uitvoerig neergeschreven en verklaard in de ECTS-fiches van de verschillende opleidingsonderdelen.<br />

De decretale basiscompetenties zijn geïnventariseerd in nauwe samenwerking met het werkveld. Deze werkwijze<br />

werd opgezet door de Dienst voor <strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling. Om een beter zicht te krijgen op de wijze waarop<br />

domeinspecifieke competenties in de praktijk gestalte moeten krijgen, wordt verder gebruikgemaakt van<br />

verschillende informatiekanalen. Na infosessies over de bamastructuur werden de competenties van de<br />

professionele bacheloropleiding toegelicht. Aan de lectoren werd gevraagd om, na overleg in de vakwerkgroep,<br />

een matching aan te geven tussen hun opleidingsonderdelen en deze competenties.<br />

Studenten in een lerarenopleiding brengen heel wat van hun opleidingstijd door op diverse stagescholen. In de<br />

opleiding wordt ervoor geopteerd om alle opleiders een specifieke begeleidingsopdracht te geven. In deze rol<br />

bezoeken ze heel wat <strong>secundair</strong>e scholen, waar ze niet alleen studenten en leerlingen aan het werk zien, maar<br />

ook gesprekken voeren met stagementoren en directieleden.<br />

Zo blijft de opleiding op de hoogte van veranderingen in het werkveld. Anderzijds beïnvloedt dit informele contact<br />

met het werkveld de opleidingspraktijk van elke begeleider/opleider.<br />

Uit de gesprekken met het werkveld blijkt dat de contacten met mentoren (stagescholen) over de na te streven<br />

competenties via informele contacten verlopen (ZER, pag. 23) Deze informele lijn is sterk, maar zou meer moeten<br />

worden geformaliseerd.<br />

Sinds het academiejaar 2004-2005 beschikt de opleiding ook over een jaarlijks geactualiseerd stagevademecum.<br />

Daarin wordt de opleidingsvisie toegelicht en worden de domeinspecifieke competenties opgesomd. Doordat<br />

studenten dit vademecum tijdens elke stage ter beschikking stellen van de mentor, wordt dit een interessant<br />

werkinstrument om met het werkveld in dialoog te treden over het inhoudelijke referentiekader van de opleiding.<br />

De commissie is positief over het stagevademecum, dat informatie bevat over de opleidingsvisie, de<br />

domeinspecifieke competenties en praktische informatie voor mentoren. De commissie heeft geconstateerd dat<br />

het stagevademecum jaarlijks wordt geactualiseerd. Uit de gesprekken met mentoren blijkt dat ze het<br />

stagevademecum als erg relevant ervaren.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 87


Naast de samenwerking met de stagescholen werkt de opleiding Lichamelijke Opvoeding ook nauw samen met<br />

gerelateerde organisaties: bijvoorbeeld de SVS (Stichting Vlaamse Schoolsport), Buurtsport, de Vlaamse<br />

Gemeenschapscommissie, Vlaamse Trainersschool, BLOSO enzovoort.<br />

De resonantieraden waarover het studiegebied <strong>onderwijs</strong> beschikt, vormen een belangrijke professionele<br />

aanvulling. De Resonantieraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de arbeidssector waarop de opleiding<br />

voorbereidt. Kandidaten voor het lidmaatschap worden gevraagd omwille van hun hoge deskundigheid op<br />

<strong>onderwijs</strong>kundig vlak of omwille van hun coördinerende en leidinggevende functie in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

In de resonantieraden leveren de vertegenwoordigers van het werkveld op een formele en geobjectiveerde<br />

manier feedback. Tijdens de resonantieraden werden onder meer de invoering van belangrijke<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwingen (onder andere de competenties), de problematiek van de beginnende leraar,<br />

netwerkvorming met begeleidingsdiensten en het werkveld besproken. Voorstellen tot verandering (onder meer<br />

de didactische stage) werden in de resonantieraden aan de leden van het werkveld voorgelegd, door hen van<br />

commentaar voorzien en nadien door een werkgroep binnen de opleiding verder uitgewerkt. De resonantieraden<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> vergaderen jaarlijks, sinds de start van de fusiehogeschool EHSAL in 2003. Voordien werd<br />

deze opdracht vervuld door de Departementale Raad, waarin lerarenopleiders, vertegenwoordigers van het<br />

werkveld en studenten zitting hadden.<br />

In internationaal verband werd de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> sinds de fusie in 2003 betrokken bij het<br />

netwerk ETEN (European Teacher Education Network). Dit is een netwerk van 35 Europese en Amerikaanse<br />

hogescholen en universiteiten die twee keer per jaar samenkomen om expertise en projecten uit te wisselen.<br />

De opleiding Lichamelijke Opvoeding participeert in dit netwerk waar intens overleg met buitenlandse vakgenoten<br />

het hoofddoel is.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat er effectief contacten zijn met buitenlandse vakgenoten en met collega’s<br />

uit andere hogescholen, waarmee didactisch materiaal en knowhow wordt uitgewisseld.<br />

De commissie oordeelt dat deze informele lijn sterk is, maar een sterkere formalisering is wenselijk. De opleiding<br />

en de hogeschool hechten belang aan het feit dat zij centraal gelegen zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.<br />

Afgestudeerde bachelors van EHSAL hebben tijdens hun studentenleven de rijkdom en de diversiteit van de<br />

Belgische en Europese hoofdstad leren waarderen. Brussel is een smeltkroes van verscheidene culturen,<br />

nationaliteiten en talen, dé ontmoetingsplaats van internationale diversiteit. Uit deze eigenheid ontstaan<br />

specifieke noden en verwachtingen die eigen zijn aan de functie van een grootstad: meertaligheid, welstand<br />

tegenover armoede en werkloosheid, contrast tussen cultuur en marginaliteit, tegenstelling tussen menselijke<br />

drukte en luwte enzovoort. Dit alles biedt de student de gelegenheid om te studeren en werkveldervaring op te<br />

doen in een multiculturele omgeving.<br />

Hij wordt ondergedompeld in de veelkleurige meertaligheid van de hoofdstad. De opleiding bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> is nauw betrokken bij de werkvergaderingen Sint-Gorik Brussels Curriculum en<br />

taalbeleid Sint-Gorik. Zowel lectoren als studenten werken nieuwe initiatieven uit en denken mee na om het<br />

Brussels Nederlandstalig <strong>onderwijs</strong> aantrekkelijk te maken en kwalitatief te verbeteren. Door deze samenwerking<br />

worden verwachtingen van het werkveld onmiddellijk geconcretiseerd. De commissie heeft geconstateerd dat<br />

deze nagestreefde profilering ook een uitwerking kent in het curriculum.<br />

Zo krijgen de studenten van het derde jaar de kans om hun zin voor creativiteit en vernieuwing aan te scherpen<br />

door actief te participeren in typisch Brusselse projecten. Het ontwerpen van nieuwe leercontexten en zorgbreed<br />

werken in een interculturele stedelijke context staan hierbij centraal. Brusselse stagescholen werken hier nauw<br />

met de opleiding samen. Heel wat initiatieven komen via overleg tussen student en stageschool tot stand.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Internationale contacten kunnen meer structureel worden uitgewerkt..<br />

88 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de doelstellingen van de opleiding tot stand komen via overleg met interne en externe actoren;<br />

- de opleiding bewust werkt aan een proces van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing via op het beroepenveld afgestemde<br />

doelstellingen;<br />

- de competenties geïntegreerd zijn in de opleiding;<br />

- de visie gedragen is door een team;de opleiding zich voor de vastlegging van haar doelstellingen heeft<br />

aangesloten bij het competentieprofiel zoals dat is opgesteld in het Besluit van de Vlaamse Regering<br />

betreffende de basiscompetenties van de leraren.<br />

De commissie waardeert het feit dat competenties geïntegreerd zijn in de opleiding en dat de visie gedragen is<br />

door een team. Positief is dat er in dialoog met de Resonantieraad wordt gereflecteerd.<br />

De commissie adviseert om de internationalisering meer te verankeren in de opleiding.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 89


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het curriculum van de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> kreeg zijn huidige basisstructuur met het Decreet op<br />

de lerarenopleiding en de nascholing in 1996, en werd ingevoerd in het academiejaar 1997-1998.<br />

Zowel in het beroepsprofiel als in de basiscompetenties die de overheid vastlegde, werden twee<br />

basiscomponenten onderscheiden:<br />

- kennis, vaardigheden en attitudes die voor alle lerarentypes vereist zijn;<br />

- competenties die specifiek zijn voor elk leraarstype.<br />

De gemeenschappelijke competenties werden transparant in het opleidingscurriculum van de lerarenopleiding<br />

opgenomen met de gemeenschappelijke stam van 45 studiepunten.<br />

Met de Vlaamse Hogeschoolraad werden zes domeinen bepaald met competenties die geldig zijn voor alle<br />

lerarentypes:<br />

- sociaal- agogische vaardigheden;<br />

- communicatieve vaardigheden;<br />

- cultuur en levensbeschouwing;<br />

- omgaan met/en verwerken van informatie;<br />

- psychopedagogische vaardigheden;<br />

- <strong>onderwijs</strong>organisatie en -beleid.<br />

Aan deze domeinen werden in het curriculum de volgende opleidingsonderdelen gekoppeld:<br />

- psychopedagogiek;<br />

- <strong>onderwijs</strong>kunde;<br />

- informatiekunde;<br />

- maatschappelijke en culturele thema’s;<br />

- communicatieve vaardigheden;<br />

- agogische vaardigheden;<br />

- eindproef;<br />

- levensbeschouwelijke stromingen. Dit opleidingsonderdeel werd onder impuls van de Associatie K.U.Leuven<br />

omgevormd tot ‘religie, zingeving en levensbeschouwing’, zodat in alle bacheloropleidingen eenzelfde accent<br />

kan worden gelegd op de levensbeschouwelijke component die eigen is aan instellingen die hun<br />

vormingsaanbod inspireren op het christelijke gedachtegoed.<br />

De gemeenschappelijke stam van 45 studiepunten handelt over competenties waarover alle leraren moeten<br />

beschikken, onder meer een gemeenschappelijke <strong>onderwijs</strong>taal die bevorderlijk is voor de samenwerking over de<br />

90 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


<strong>onderwijs</strong>niveaus heen. Dit maakt het overstappen naar een ander <strong>onderwijs</strong>niveau of discipline via een<br />

voortgezette opleiding of studieduurverkorting gemakkelijker.<br />

Het curriculum bestaat uit opleidingsonderdelen die niet alleen op kennisontwikkeling gericht zijn; ook het<br />

verwerven van vaardigheden en attitudes neemt een belangrijke plaats in. Dit sluit aan bij het groeiproces van de<br />

student, die na een gestuurde opleiding evolueert naar een zelfstandige invulling van zijn leeropdracht.<br />

De commissie is van oordeel dat de vakinhouden van de gemeenschappelijke en de specifieke stam op elkaar<br />

zijn afgestemd. Dit blijkt duidelijk uit de opgevraagde documenten, en is geverifieerd in de gesprekken met de<br />

diverse groepen.<br />

In de ECTS-fiche geeft elke lector aan welke competentie hij in zijn opleidingsonderdeel opbouwt en hoe dit wordt<br />

geëvalueerd. Per competentie vermeldt de lector ook het beheersingsniveau volgens de piramide van Miller: (1)<br />

weten, (2) weten hoe en waarom, (3) tonen hoe en (4) doen.<br />

Door de decentrale medewerker van de Cel <strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling, de Coördinatiegroep en de lectoren van de<br />

opleiding werd per opleidingsjaar nagegaan welke opleidingsonderdelen binnen het opleidingsprogramma van de<br />

BaOnd:SO een bepaalde competentie uit het competentieprofiel toetsen en op welk niveau dit gebeurt (volgens<br />

de piramide van Miller). De verkregen informatie werd verder in de twee coördinatiegroepen besproken in functie<br />

van:<br />

- het competentieleren;<br />

- het detecteren van blinde vlekken en overlappingen;<br />

- het bepalen van leerlijnen en een toetsbeleid.<br />

De huidige doelstellingen van de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> zijn concreet<br />

neergeschreven in de studiegidsen. Ze kunnen vanaf 2005-2006 geraadpleegd worden via intranet of op de<br />

EHSAL-website.<br />

De ECTS-fiche geeft een overzicht van de verwachte aanvangscompetenties, vermeldt de doelstellingen die de<br />

competenties uit het competentieprofiel verder concretiseren, geeft een omschrijving van de leerinhoud, de<br />

leertrajecten en <strong>onderwijs</strong>methoden, van de evaluatiemodaliteiten en van het al dan niet verplichte<br />

studiemateriaal.<br />

In functie van het uitgewerkte competentieprofiel BaOnd:SO situeren de disciplineoverschrijdende elementen zich<br />

op twee niveaus: op hogeschoolniveau (EHSAL-competenties) en op het niveau van de professionele<br />

bacheloropleidingen (de algemene competenties).<br />

Concreet vertalen de gemeenschappelijke competentiedomeinen zich in het aanbieden van bepaalde<br />

opleidingsonderdelen voor verschillende opleidingen binnen het studiegebied <strong>Onderwijs</strong>. De gezamenlijke<br />

opleidingsonderdelen situeren zich voornamelijk in de rubrieken: opvoedkundige wetenschappen<br />

(psychopedagogiek en <strong>onderwijs</strong>kunde A), communicatieve vaardigheden I, religie, zingeving en levensbeschouwing<br />

(RZL, agogische vaardigheden I en II).<br />

Geïntegreerde <strong>onderwijs</strong>kunde van de opleiding Lichamelijke Opvoeding synthetiseert de ‘theorie van de<br />

lichamelijke opvoeding’ met ‘<strong>onderwijs</strong>kunde specifiek’ en ‘algemene didactiek’.<br />

Binnen Lichamelijke Opvoeding wordt gewerkt aan een overkoepelende didactiek van het bewegings<strong>onderwijs</strong>.<br />

In plaats van deze apart te plaatsen naast het vak algemene didactiek, kiest men voor een integratie van beide in<br />

het nieuwe opleidingsonderdeel geïntegreerde <strong>onderwijs</strong>kunde.<br />

Verder komen nog disciplineoverschrijdende elementen voor in de opleidingsonderdelen van de gemeenschappelijke<br />

stam, in de geïntegreerde stageopdrachten van het derde jaar (portfolio) en in het hoekenwerk van de<br />

pedagogische opleidingsonderdelen. Bij dit hoekenwerk zijn de derdejaarsstudenten van de lerarenopleiding<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 91


Lager <strong>Onderwijs</strong> de coaches van het tweede jaar van de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong>. Ze maken de<br />

studenten vertrouwd met deze didactische werkvorm.<br />

Binnen de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn ontwikkelt zich ook een studiegebiedoverstijgende werkgroep<br />

Stages. Hier laten stagecoördinatoren uit verschillende opleidingen zich inspireren door nieuwe initiatieven<br />

(inhoud vademecums, uitbouw digitaal portfolio, vormgeving van kwaliteitsdocumenten, bevraging van studenten<br />

…).<br />

Op deze manier willen ze het eigen stageconcept optimaliseren en een zekere administratieve en inhoudelijke<br />

gelijkvormigheid bereiken.<br />

Voorts zijn in het academiejaar 2004-2005onder meer de volgende vakoverschrijdende activiteiten opgenomen in<br />

de academische kalender van de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

- de creastage voor de eerstejaarsstudenten in Dworp;<br />

- de cultuurstage Turkije voor de tweedejaarsstudenten;<br />

- het afstudeerproject in Sint-Joris-Weert;<br />

- de fotostage van de studenten plastische opvoeding, samen met de opleiding Informatica;<br />

- de organisatie van het monitoraat in de opleiding lichamelijke opvoeding.<br />

De commissie is van oordeel dat de algemene doelstellingen op een logische manier zijn geconcretiseerd in<br />

adequate doelstellingen per opleidingsonderdeel. Grote inspanningen werden geleverd om programma’s te<br />

ontwikkelen in overeenstemming met de vereisten van de domeinspecifieke competenties. Deze sluiten aan bij de<br />

eindkwalificaties die door vakgenoten en het relevante beroepenveld worden vooropgesteld. Ze worden duidelijk<br />

geformuleerd in de informatiebrochures voor de respectieve opleidingen. Ook de integratie van reflectiegericht<br />

leren is hierbij een sterktepunt.<br />

De commissie is van oordeel dat de verantwoordelijken en de personeelsleden van de opleiding resultaatgericht<br />

gewerkt hebben qua curriculumopbouw. Ze vindt dat de programma-inhoud de studenten naar de gewenste<br />

eindkwalificaties kan leiden.<br />

Om de competentiegerichtheid van de programma’s verder uit te bouwen is een curriculumrevisie gepland. Deze<br />

zal verlopen volgens de principes van de procedure ‘<strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling’ van de hogeschool, en verder<br />

rekening houden met de eisen van het Flexibiliseringsdecreet.<br />

Het Centrum voor Externe Samenwerking (CES) maakt diverse vormen van internationalisering mogelijk. Via de<br />

coördinatie en opvolging van studenten- en lectorenuitwisselingen, en door de ondersteuning van allerhande<br />

internationale projecten, realiseert het CES mee een van de EHSAL-competenties, met name de ‘internationale<br />

gerichtheid’. Ook sluit deze doelstelling aan bij de opdrachtverklaring van de hogeschool waarin de Europese<br />

dimensie expliciet is opgenomen.<br />

De ankerfiguren van de opleidingen binnen de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn zijn deeltijds (voor een opdracht<br />

van 5 procent) aan het CES verbonden. Elk van hen onderhoudt de communicatie met één opleiding.<br />

De lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> heeft de afgelopen jaren vooral ervaring opgedaan met<br />

studentenmobiliteit.<br />

Vanaf 2005-2006 wordt een stijging verwacht van het aantal inkomende studenten, doordat de lerarenopleiding<br />

dan een Engelstalige International Class inricht, later gevolgd door een intensief programma.<br />

Een beperkt aantal lectoren doceerde minimaal 8 uur aan een buitenlandse hogeschool of universiteit. Het is<br />

duidelijk dat de wederzijdse in- en uitstroom van lectoren nog kan worden verbeterd. Docentenmobiliteit blijft een<br />

moeilijk punt.<br />

In het kader van de samenwerkingsovereenkomst Interactum hebben de deelnemende Vlaamse<br />

lerarenopleidingen in 2004-2005 een initiatief genomen om een International Class te organiseren met een<br />

studieprogramma van 20 studiepunten. Het is de bedoeling om de buitenlandse studenten die in het kader van<br />

92 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Erasmusprogramma’s naar Vlaanderen komen, samen te brengen en deze groep uit te breiden met Vlaamse<br />

studenten (maximum één derde van de groep). Zo kunnen Vlaamse studenten die niet de kans hebben een<br />

buitenlandse stage te lopen, ook internationale ervaring opdoen.<br />

Dankzij een beurs van het Prins Filipfonds (Trialoog) brengen de studenten Frans van het tweede opleidingsjaar<br />

een week door op de hogeschool van Leuze-en-Hainaut. Op het programma staat een vijfdaagse<br />

onderdompeling in de Franse taal, de Franse cultuur en het <strong>onderwijs</strong>systeem. Trialoog eist wederkerigheid; dit<br />

betekent dat het jaar nadien de laatstejaarsstudenten van de hogeschool van Leuze ontvangen worden op de<br />

campus Nieuwland. Hier krijgen ze een Nederlands taalbad, leren ze het multiculturele van Brussel ontdekken en<br />

oefenen ze de interculturele didactiek. Door deze wederzijdse uitwisseling verbetert de taalvaardigheid van de<br />

betrokken studenten, verrijkt hun persoonlijke ontwikkeling en verruimt hun visie op het beroep van leraar. In het<br />

kader van Erasmus Belgica volgden drie laatstejaarsstudenten van een Franstalige lerarenopleiding in Brussel<br />

opleidingsonderdelen in de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> (2004-2005).<br />

De opleiding lichamelijke opvoeding nam deel aan het Thematic Network Adapted Physical Activities (Thenapa).<br />

Dit Europees overlegplatform heeft tot doel het ontwikkelen van educatief materiaal voor aangepast sporten.<br />

De commissie waardeert de internationale aspecten in het programma. Zij typeert deze internationale ervaringen<br />

momenteel nog als eerder ‘losse’ ervaringen en vindt dat een verder doorgedreven omkadering en uitbreiding<br />

nodig is om de doelgroepen beter te ondersteunen.<br />

De commissie waardeert vooral:<br />

- het disciplineoverschrijdend werken in de programmaopbouw;<br />

- het ruime betrekken van diverse actoren – ook studenten – in de curriculumopbouw via de<br />

coördinatiegroepen en overlegplatforms (hoewel hier meer ruimte kan worden geboden voor de<br />

- toekomstige uitbreiding van de samenwerking met andere hogescholen)<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Kennisontwikkeling<br />

De studenten verwerven kennis via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via<br />

interactie met de beroepspraktijk. De leerinhouden van de verschillende opleidingsonderdelen worden<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 93


aangeboden in handboeken en/of cursusmateriaal. De lectoren actualiseren jaarlijks hun werkmateriaal in functie<br />

van belangrijke ontwikkelingen in het betrokken vakgebied of discipline.<br />

De opleidingsonderdelen Informatiekunde en Maatschappelijke, Culturele en Levensbeschouwelijke Thema’s<br />

(MCLT) besteden expliciet aandacht aan het leren opzoeken, interpreteren, analyseren en integreren van<br />

wetenschappelijke literatuur door de student. Het behoort tot de gemeenschappelijke stam in het tweede<br />

opleidingsjaar. Zo spelen deze opleidingsonderdelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van de vaardigheden<br />

die noodzakelijk zijn voor het schrijven van de eindproef in het derde jaar.<br />

De opleiders doen geregeld een beroep op gastsprekers om praktijkrelevante casuïstiek en expertise in de<br />

opleiding te integreren. Deze komen ofwel uit het werkveld - bijvoorbeeld een sportleraar die extra praktijklessen<br />

komt voorstellen - ofwel uit aansluitende werkvelden, een leraar die uitleg komt geven over het beroeps<strong>onderwijs</strong>.<br />

Deze externe professionele input wordt door de studenten erg gesmaakt. Het betrekt hen nauwer en directer bij<br />

het levensechte werkveld. Pedagogische, didactische en vakgebonden thema’s worden op deze manier verdiept<br />

en geactualiseerd.<br />

Een aantal lectoren is nauw betrokken bij de ontwikkeling van leerplannen en het ontwerpen van didactische<br />

handboeken.<br />

Via Interactum Vlaanderen heeft de opleiding geregeld contact met andere hogescholen in Vlaanderen.<br />

Hieruit groeien inzichten en samenwerking in verband met stage, accreditatie, mentorenopleiding en<br />

vakontwikkeling. Zo evalueren de lectoren van de Katholieke Hogeschool Limburg het studiemateriaal van het<br />

tweede opleidingsjaar. Deze peer-evaluatie kan bevruchtend werken voor verdere en diepgaandere<br />

samenwerkingsverbanden.<br />

Heel wat lectoren geven zelf geactualiseerde navorming of nemen er aan deel. Het doorspelen van deze<br />

leerervaring aan andere leden van de vakwerkgroep blijft een werkpunt.<br />

De resonantieraden werken inspirerend en actualiserend. Zo werd er tijdens de vergadering van 18 mei 2004 van<br />

gedachten gewisseld over de problematiek van de startende leraar: ‘Over welke competenties moet hij absoluut<br />

beschikken Welke tekorten worden er ervaren Hoe kan de opleiding daarop inspelen’<br />

In het eerste jaar van de opleiding wordt er veel aandacht besteed aan de vakgebonden vaardigheden. De<br />

student moet uitgroeien tot ‘een inhoudelijk expert’ die zijn kennis binnen de vakdomeinen nadrukkelijk beheerst.<br />

Hij krijgt een verdiepend inzicht in de essentie van het vak en de vakstructuur. Zo is hij in staat om de kennis<br />

opgedaan tijdens zijn opleiding in het juiste perspectief van levenslang leren te plaatsen. Dit neemt niet weg dat<br />

er ook in dit eerste jaar gewerkt wordt aan vaardigheden die een beginnend leraar moet bezitten. Dit gebeurt<br />

geïntegreerd in de specifieke opleidingsonderdelen, zoals het didactisch practicum. Hier leert de student zichzelf<br />

zien als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen. Nog explicieter gebeurt dit in de opleidingsonderdelen<br />

van de gemeenschappelijke stam. Tijdens groepswerk, presentaties en microteaching leert de student<br />

samenwerken, overleggen en plannen en persoonlijke verantwoordelijkheid nemen.<br />

In het tweede en derde jaar staat de ontwikkeling van didactische, pedagogische en communicatieve<br />

vaardigheden centraal. Het trainen van vaardigheden tijdens de beroepsgerichte stages wordt belangrijker. Dit<br />

blijkt onder meer uit het toenemende belang van de didactische component doorheen de driejarige opleiding.<br />

Het oefenen van vaardigheden veronderstelt een voortdurend herhalen en verdiepen. Doorheen de opleiding<br />

worden de situaties waarin deze vaardigheden geoefend worden, steeds beroepsgerichter en authentieker. Waar<br />

er in het eerste jaar nog vaak geoefend wordt in de veilige omgeving van de klassituatie, gebeurt dit in het derde<br />

jaar in realistische werkomstandigheden.<br />

94 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Het oefenen van de vaardigheden verloopt via een gefaseerd programma, van eenvoudig naar complex. Ook de<br />

mate van sturing en begeleiding wordt gefaseerd, van intensief extern begeleid, via coaching naar een vorm van<br />

zelfstandige sturing.<br />

Een leraar moet over de nodige sociale vaardigheden beschikken om vlot samen te werken en te communiceren<br />

met collega’s, ouders en directie. Hij is partner van ouders en externen en lid van een schoolteam<br />

(domeinspecifieke competenties 3.6, 3.7, 3.8). Hij wordt hierop voorbereid door hem te leren omgaan met<br />

professionele gedragspatronen, hij leert kritiekgesprekken voeren, klassenraden leiden en professionele feedback<br />

geven aan derden.<br />

Dit gebeurt eerst in de veilige opleidingsomgeving maar nadien in het reële werkveld door tijdens de actieve stage<br />

te functioneren naast en met een coachende mentor.<br />

In het opleidingsonderdeel agogische vaardigheden is aan deze vaardigheden dit jaar meer aandacht besteed,<br />

omdat in de alumni-enquête afgestudeerden vermeld hebben dat ze het moeilijk hadden om gesprekken met<br />

ouders te voeren.<br />

In opvolging van de studiedagen en de evaluatie van de stagediensten is er jaarlijks een overleg met<br />

verantwoordelijken en stagementoren waarop wordt gepeild naar de vormingsbehoeften van stagementoren in<br />

het werkveld. Deze informatie is een input voor het bepalen van het aanbod van navorming dat georganiseerd<br />

wordt door het Groepscentrum Permanente Vorming.<br />

Tijdens dit contact werd duidelijk de nood aangevoeld aan een postgraduaatopleiding: Mentor in Stage- en<br />

Aanvangsbegeleiding. Met deze opleiding worden de mentoren vaardiger gemaakt in het begeleiden van<br />

studenten en beginnende leraren.<br />

De opleiding wordt opgebouwd in vijf modules. De cursisten ontdekken de mogelijkheden en grenzen van het<br />

mentorschap op school. Ze leren verder hun takenpakket af te bakenen en trajecten voor aanvangsbegeleiding<br />

uit te zetten. Daarnaast verwerven ze communicatievaardigheden om collega’s te helpen bij de reflectie over hun<br />

professioneel bezig zijn.<br />

Met de stagementoren zijn er geregelde feedbackcontacten in verband met de opleidingsvereisten voor stagiairs<br />

en LIO’s; dit moet resulteren in een project voor permanente vorming en professionele reflectie van de mentoren<br />

en ook wederzijdse informatietransfer garanderen.<br />

Een andere pijler waarmee de professionaliteit wordt vormgegeven, is maatschappelijke dienstverlening. Binnen<br />

de cel Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek van Vorming & Welzijn zijn momenteel vijf onderzoekers<br />

(academiejaar 2005-2006) en één coördinator actief. De voornaamste taak van deze cel is het initiëren,<br />

coördineren en uitvoeren van Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek. Tijdens het academiejaar 2004-2005<br />

werd onder meer onderzoek verricht naar ‘de ervaring van sacraliteit in de kleuterklas’. Voor het volgende<br />

academiejaar lopen deze projecten verder en werden er nieuwe projecten ingediend. Het spreekt voor zich dat de<br />

resultaten van deze onderzoeken een duidelijke maatschappelijke relevantie bezitten.<br />

Studenten worden steeds meer aangespoord om hun eindproef te richten op een directe didactische en<br />

inhoudelijke bruikbaarheid in het werkveld. Ze vertrekken niet langer vanuit een theoretisch onderwerp dat ze dan<br />

verder uitdiepen en didactisch vertalen. Hun uitgangspunt wordt de directe nood in het werkveld. Zo gaan ze<br />

vraaggestuurde thema’s uit het werkveld analyseren en didactisch vertalen, en doen ze aan actieonderzoek.<br />

Deze maatschappelijke relevantie en dienstbaarheid schenkenen hen extra stimulans en motivatie.<br />

Twee studenten Nederlands werken in het academiejaar 2005-2006 aan een eindproef in functie van het<br />

Brusselse curriculum en taalgericht vak<strong>onderwijs</strong>. Anderen ontwierpen een leeskoffer die kan gebruikt worden<br />

door anderstalige nieuwkomers en rond Nederlands als tweede taal, en helpen ze bij het ontwerpen van nieuw<br />

didactisch materiaal.<br />

De goede trajectbegeleiding van de eindwerken werd verstevigd door de studenten de kans te bieden naast de<br />

promotor ook een copromotor te kiezen.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 95


De commissie heeft kunnen vaststellen dat de eindwerkstudenten duidelijke richtlijnen krijgen over de verwerking<br />

van het gekozen onderwerp, een timing en de evaluatiecriteria waarop ze zullen worden beoordeeld. De thema’s<br />

zijn vrij te kiezen; voor wie geen onderwerp heeft, is er een keuzelijst beschikbaar.<br />

De tijdsinvestering voor het eindwerk wordt wel als zwaar ervaren door de studenten, aangezien ze veel tijd in<br />

hun stageopdrachten steken.<br />

De waardering vanuit het werkveld blijkt ook uit het toekennen van bijzondere prijzen aan sommige eindwerken in<br />

2004 en 2005.<br />

Verder engageren de studenten zich tijdens de begeleiding van leerlingen <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> bij excursies in en<br />

buiten Brussel, bij het gidsen van leerlingen voor geschiedenis of mavo, en bij het uitvoeren van bewegings- en<br />

recreatieve evenementen voor bijzondere doelgroepen. Ze helpen leerlingen bij het uitvoeren van taken en<br />

opdrachten, bij het organiseren van huiswerkklassen en sportdagen, bij het onthaal van de eerstejaars <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> enzovoort.<br />

De studenten van de opleiding plastische opvoeding organiseren hun jaarlijkse eindejaarstentoonstelling, waarin<br />

ze aan ouders, lectoren en andere kunstminnenden hun verworven eindcompetenties tonen. Ze helpen<br />

<strong>secundair</strong>e scholen bij de uitwerking van hun project ‘Kunst op school’.<br />

Praktisch worden samenwerkingsinitiatieven geregeld via het Centrum voor Externe Samenwerking. Hierbij<br />

hanteert het een intern reglement voor wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening en de procedures<br />

voor het management van projecten. Het centrum heeft verschillende documenten beschikbaar met inbegrip van<br />

voorbeeldovereenkomsten, instructies voor begroting en budgetopvolging enzovoort.Het centrum helpt bij het<br />

opstellen van contracten en zorgt voor een degelijke administratieve afhandeling.<br />

De commissie is van oordeel dat naast een adequate implementatie van de vakgerichte opleidingsvereisten een<br />

behoorlijk aantal creatieve invalshoeken opvalt. Aan de hand van de ingekeken documenten en de gesprekken<br />

concludeert de commissie dat een degelijke kennisontwikkeling, beroepsvaardigheden en de ermee gepaard<br />

gaande aansluiting bij de recente ontwikkelingen in het vakgebied en de beroepspraktijk, sterk geïntegreerd zijn<br />

in de programmaopbouw.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Sequentiële opbouw en coherentie van het programma<br />

Het programma is gespreid over drie academiejaren van elk 60 studiepunten, en het ontwikkelt zich van meer<br />

kennis- naar vaardigheidsgericht <strong>onderwijs</strong> en van vakgericht naar -integrerend <strong>onderwijs</strong>.<br />

96 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Binnen de structuur van het opleidingsprogramma vindt een graduele opbouw plaats van eenvoudig naar<br />

complex, van begeleid naar meer autonoom leren en van beroepsonafhankelijke naar -specifieke kennis en<br />

vaardigheden.<br />

Het opleidingsprogramma weerspiegelt de combinatie van theorie en praktijk, en omvat de volgende rubrieken:<br />

- gemeenschappelijke stam;<br />

- de <strong>onderwijs</strong>vakken met gewicht 1;<br />

- de <strong>onderwijs</strong>vakken met gewicht 2;<br />

- stage;<br />

- eindproef.<br />

De gemeenschappelijke stam bevat psychopedagogiek A, <strong>onderwijs</strong>kunde A, <strong>onderwijs</strong>beleid en <strong>onderwijs</strong>organisatie,<br />

communicatieve en agogische vaardigheden, religie, zingeving en levensbeschouwing (RZL). Deze<br />

gemeenschappelijkheid zorgt voor de nodige flexibiliteit. Wanneer studenten overstappen van de ene opleiding<br />

naar de andere, kunnen ze vrijgesteld worden van deze opleidingsonderdelen.<br />

De didactische stage is het belangrijkste onderdeel van de opleiding.<br />

De student sluit zijn opleiding af met het realiseren van een eindproef. Hierbij bewijst hij dat hij in staat is<br />

theoretische kennis te toetsen aan en te integreren in praktijksituaties.<br />

In het eerste opleidingsjaar bestaat het grootste deel van de opleiding uit theoretische opleidingsonderdelen die<br />

de onderbouw vormen voor de beroepsgerichte onderdelen. Toch wordt in het eerste jaar ook kennisgemaakt met<br />

het werkveld. In het tweede en derde opleidingsjaar worden de stages omvangrijker.<br />

In het derde opleidingsjaar functioneert de student het tweede semester grotendeels zelfstandig. Hij loopt stage in<br />

verschillende <strong>onderwijs</strong>vormen en niveaus.<br />

Naast de strikt uitgetekende programmabepaling kunnen studenten ook op een meer flexibele manier hun<br />

leertraject uittekenen. Deze differentiaties zijn voor studenten aantrekkelijk, omdat ze hierdoor de kans krijgen<br />

eigen accenten aan te brengen in functie van hun persoonlijke interesses. Zo kunnen ze zich grondiger en beter<br />

gemotiveerd voorbereiden op hun persoonlijke werksituatie.<br />

De opleiding biedt een ruim aantal combinatiemogelijkheden aan voor de <strong>onderwijs</strong>vakken met gewicht 1 om de<br />

basiscluster samen te stellen. Ook voor plastische en lichamelijke opvoeding kunnen de studenten kiezen uit een<br />

tiental combinaties.<br />

Tijdens het studietraject blijft er een beperking in keuzemogelijkheden door een volgtijdelijkheid toe te passen<br />

voor heel wat opleidingsonderdelen, onder meer het practicum didactiek lichamelijke opvoeding en stages<br />

lichamelijke opvoeding die gekoppeld zijn aan geïntegreerde <strong>onderwijs</strong>kunde, net als voor het practicum didactiek<br />

en stages bewegingsrecreatie.<br />

De derdejaarsstudenten worden betrokken bij de planning en keuze van hun stages. Ze hebben de mogelijkheid<br />

om stage te lopen bij verschillende doelgroepen (minimaal tien uren bij allochtonen, kansarmen, asielzoekers,<br />

personen met een handicap, delinquenten enzovoort.)<br />

Binnen deze modeltrajecten kan de student vrij het vak kiezen dat hij in het tweede en derde jaar wil uitdiepen.<br />

Elk vak leent zich hiertoe, behalve de vakken met het dubbele gewicht aan studiepunten, plastische en<br />

lichamelijke opvoeding, die verplicht moeten worden uitgediept. De vakken chemie en Duits worden onder<br />

bepaalde voorwaarden als uitdieping aangeboden.<br />

De commissie is van oordeel dat het programma erg gestructureerd is opgebouwd. De opleiding streeft naar<br />

aansluiting bij voortgezette lerarenopleidingen. Deze overgang wordt gemakkelijker gemaakt door de intensieve<br />

samenwerking op het niveau van het EHSAL-studiegebied <strong>Onderwijs</strong> en op het niveau van de associatie. Zo is er<br />

een gemeenschappelijke stam van opleidingsonderdelen binnen de drie EHSAL-opleidingen bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>.<br />

Binnen de hogeschool kunnen BaOnd:SO-studenten doorstromen naar de Voortgezette Lerarenopleiding Lager<br />

<strong>Onderwijs</strong> of naar de Voortgezette Lerarenopleiding Intercultureel <strong>Onderwijs</strong>. Binnen de Associatie K.U.Leuven<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 97


kunnen de afgestudeerden in de regio opteren voor de Voortgezette Lerarenopleiding Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong><br />

(KH Leuven) en Zorgverbreding en Remediërend Leren (KH Mechelen). De programma’s voor deze opleidingen<br />

zijn ontwikkeld met een stuurgroep waarin medewerkers van de drie hogescholen participeren en die de<br />

aansluiting met de bacheloropleidingen beoogt.<br />

De opleiding geeft de student een grote zelfstandigheid om zijn traject en tempo van studievoortgang te bepalen.<br />

In het bijzonder studenten die al enige beroepservaring hebben, komen in aanmerking om via het samenstellen<br />

van individueel aangepaste jaarprogramma’s en programma’s van studieduurverkorting een eigen studietraject uit<br />

te stippelen. Hierbij wordt op basis van vrijstellingen via EVK en EVC een programma op maat van de student<br />

gemaakt.<br />

De commissie beoordeelt de structuur van het aangeboden programma als helder en logisch, waarbij veel<br />

rekening wordt gehouden met de keuzes van de individuele student. De structuur biedt voor elke keuze garanties<br />

ten aanzien van de te realiseren basiscompetenties.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

98 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het Centrum voor Studie- en Studentenbegeleiding coördineert de studietijdmeting, samen met een coördinator<br />

voor de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn.<br />

De opleiding BaOnd:SO doet studietijdmetingen vanaf het academiejaar 2003-2004. Maar deze hadden tot het<br />

moment van het visitatiebezoek geen echt bruikbare gegevens opgeleverd. De inbreng van studenten was te<br />

gering en de metingen daardoor onvoldoende betrouwbaar. De opleiding is zoekende om meer betrouwbare<br />

gegevens te genereren. Binnen de werkgroep Studielastmeting van de Associatie K.U.Leuven wordt onderzoek<br />

verricht om een gemeenschappelijke methodiek te ontwikkelen voor de meting van de studietijd.<br />

De commissie stelt dat de opleiding tot nog toe weinig concrete gegevens beschikbaar heeft over de reële<br />

studietijd. De commissie waardeert de aandacht die wordt besteed aan de ontwikkeling van een degelijk<br />

meetinstrument voor de studielast. De concrete studiedrukmeting is het onderwerp van een actieplan in de<br />

groeifase.<br />

De docenten wijzen hierbij op het belang van een goede planning die studenten als competentie moeten<br />

ontwikkelen.<br />

De studenten ervaren de studielast heel verschillend per opleiding – bijvoorbeeld met piekmomenten voor PO, en<br />

een voortdurende drukervaring voor PAV.<br />

Een ander knelpunt blijkt het aantal studiepunten voor het eindwerk: 10 punten wordt als vrij hoog ervaren in<br />

verhouding tot de beschikbare tijd.<br />

Uit de kwaliteitsbarometer (studenttevredenheidsonderzoek) blijkt dat de studenten de studielast als zwaar<br />

ervaren. (Op een vijfpuntenschaal scoren de studenten op de campus Parnas hiervoor 2,38 en de studenten op<br />

de campus Nieuwland 1,96).<br />

Er wordt nu gewerkt met het ‘hogeschoolmeetplan’, waarbij de data gecentraliseerd verwerkt worden om concrete<br />

resultaten te kunnen meten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 99


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De gebruikte didactische werkvormen in de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> zijn de afgelopen jaren niet<br />

alleen toegenomen, maar ook meer gevarieerd. Zo wordt er, naast de meer traditionele hoor- en werkcolleges,<br />

ook gewerkt met casuïstiek, stage, vaardigheidstrainingen, projectwerk, groepssupervisie, e-learning,<br />

hoekenwerk, practica, portfolio, zelfstandig werk, PGO (Probleem Gestuurd <strong>Onderwijs</strong>), studiebezoeken,<br />

studiedagen, excursies en monitoraat.<br />

Bij de keuze van de werkvormen spelen de volgende criteria een rol:<br />

inbouwen van gradaties van externe sturing versus interne sturing;<br />

integreren van leren leren, kritische reflectie en probleemoplossend gedrag;<br />

werken vanuit casestudies of beroepspraktijk;<br />

de juiste kennis op het juiste moment;<br />

mogelijkheid tot opleidingsoverschrijdend werken;<br />

mate van feedback door lectoren;<br />

samenwerken met collega-studenten;<br />

verhouding individuele inbreng en teamwork,<br />

persoonlijkheidsvorming.<br />

De informatie over de gehanteerde werkvormen per opleidingsonderdeel is terug te vinden in de studiegidsen<br />

(ECTS-fiches).<br />

Het didactisch concept van de BaOnd:SO legt de nadruk op competentiegericht werken, waarbij actieve<br />

werkvormen centraal staan, gekoppeld aan een evolutie in begeleiding die eerst vrij intensief is, maar later meer<br />

gericht is op zelfstandig werken.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat de opleiding voornamelijk gebruikmaakt van eigen ontwikkeld<br />

cursusmateriaal. Dit heeft als voordeel dat het cursusmateriaal volledig is afgestemd op de leerinhoud van het<br />

opleidingsonderdeel en op de betrokken studenten. Dat de opleiding daarin slaagt, bewijst de grote tevredenheid<br />

van de studenten over de kwaliteit van het schriftelijk studiemateriaal (cursusteksten, syllabi, handboeken, teksten<br />

en dergelijke).<br />

De lijst van de gehanteerde handboeken en cursussen per opleidingsonderdeel is opgenomen in de ECTS-fiches.<br />

Daarnaast werden er ook een stagevademecum en een vademecum voor de eindproef opgesteld.<br />

De procedure ‘schriftelijk studiemateriaal’ uit het kwaliteitszorgsysteem van EHSAL is ook van toepassing op de<br />

<strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn. Dit betekent onder meer dat er op geregelde tijdstippen evaluaties<br />

plaatsvinden door studenten en externe deskundigen over de kwaliteit van het gebruikte studiemateriaal. Hierbij<br />

worden vastgelegde evaluatiemodaliteiten en kwaliteitscriteria gehanteerd.<br />

Zo worden er in functie van kwaliteitszorg cursussen uitgewisseld met leden van de Interactumgroep om een<br />

externe beoordeling te verkrijgen.<br />

100 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


De didactische werkvormen die gebruikt worden zijn erg variabel en afgestemd op het concept van het<br />

ontwikkelen van competenties. Studenten getuigen van deze variatie en van het gebruik van veel actieve<br />

werkvormen.<br />

Bij de keuze van de werkvormen worden verschillende criteria gehanteerd; de gehanteerde werkvormen worden<br />

per studieonderdeel vermeld in de studiegidsen.<br />

De werkvormen worden aangepast aan de doelstellingen.<br />

Het didactisch concept is ontwikkeld rekening houdend met recente <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen in het buitenland.<br />

De competentiegerichte, probleemgestuurde en studentgerichte accenten in het didactisch concept bevestigen<br />

dit.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De organisatie van de examens is in handen van de Dienst Planning en gebeurt volgens de interne procedure<br />

‘Planning en organisatie examens’. De procedure bepaalt met welke criteria en afspraken er rekening wordt<br />

gehouden om een examenrooster te plannen. De student krijgt ten laatste één maand voor de examenperiode<br />

zijn individuele planning via een examenkaart. Dit wordt ook ad valvas meegedeeld en nog eens individueel<br />

bevestigd via EHSAL-net.<br />

Voor de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> zijn er vier examenperiodes voorzien voor het eerste<br />

opleidingsjaar, drie voor het tweede opleidingsjaar en twee voor het derde opleidingsjaar.<br />

Naast deze examenperiodes zijn er nog andere momenten waarop studenten worden geëvalueerd. Zo worden de<br />

didactische vaardigheden in de eerste plaats na een stageperiode geëvalueerd. Voor het tweede opleidingsjaar is<br />

er een tussentijds evaluatiemoment voorzien. De lectoren spreken dan een kwalitatieve aanduiding uit over de<br />

lesgeefprestaties, de stagemap en het stageportfolio.<br />

De ingekeken toetsen en eindwerken gaven blijk van gerichtheid op de realisatie van de vooropgestelde<br />

leerdoelen van de programmaonderdelen.<br />

Vanaf dit academiejaar kunnen studenten hun studievorderingen nauw volgen via N@tschool, het digitale<br />

leerplatform.<br />

Tot de mondelinge en schriftelijke evaluatievormen in de opleiding BaOnd:SO behoren: kennisvragen, multiple<br />

choice, praktijktoetsen, opdrachten (zowel individueel als in groep), verslagen van studiebezoeken, geïntegreerde<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 101


toetsen, presentatie eindproef en permanente evaluatie. Dit laatste wordt onder meer geconcretiseerd in de<br />

opleidingsonderdelen stage en eindproef. De examenvragen van één zittijd kunnen worden ingezien.<br />

Het toetsen gebeurt voor een aantal opleidingsonderdelen hoofdzakelijk mondeling, met een schriftelijke<br />

voorbereiding. Hierin kan meer variatie worden gebracht. De nog niet zo grote diversiteit qua evaluatievormen is<br />

het onderwerp van een actieplan.<br />

Wel komen er in het derde jaar meer diverse vormen aan bod: presentaties, portfolio’s, peer- en coassessment.<br />

De moeilijkheidsgraad van de toetsen is vrij hoog, maar is bij de vakinhouden meer gericht op reproductie.<br />

Een goed evaluatiesysteem veronderstelt duidelijke communicatie naar de studenten, zowel vooraf (de wijze van<br />

evalueren en de hieraan gebonden vereisten) als achteraf (verantwoording voor de toegekende score).<br />

De informatie over de evaluatiemodaliteiten wordt door middel van de ECTS-fiches aan de studenten kenbaar<br />

gemaakt. De lectoren geven ook toelichting tijdens de contacturen.<br />

De <strong>onderwijs</strong>- en examenregeling bepaalt dat elke student recht heeft op feedback over zijn prestaties. Daarom<br />

worden hiervoor specifieke nabesprekingsmomenten georganiseerd.<br />

Voor de examenperiodes tijdens het academiejaar bepalen lectoren zelf de meest aangewezen vorm en het<br />

tijdstip van de nabespreking. De nabespreking van de examenperiodes in juni en september wordt gepland door<br />

Sapla (Studentenadministratie en -Planning). Ook de ombudsman kan worden geraadpleegd.<br />

De commissie is van oordeel dat de evaluatieprocedures voldoende bekend zijn bij studenten en personeel.<br />

Lectoren krijgen de kans zich verder te bekwamen in het evalueren, door deel te nemen aan studiedagen, die<br />

zowel intern als extern worden georganiseerd. De interne studiedag op 18 januari 2005 stond in het teken van<br />

‘<strong>onderwijs</strong>vernieuwing en een transparant toetsbeleid’.<br />

In 2003 werd in de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn een projectgroep ‘Evaluatie van studenten’ opgestart. Die<br />

had tot doel kwaliteitsverhogende initiatieven uit te werken in verband met de evaluatievormen. Verder werden in<br />

deze projectgroep adviezen geformuleerd om het verloop van deliberaties kwalitatief te verhogen.<br />

Het coördinatieteam maakt er werk van om vanaf volgend academiejaar het stroomlijnen van examenvragen<br />

binnen de diverse vakgroepen te realiseren.<br />

Voor <strong>onderwijs</strong>kunde zijn de examenvragen praktijkgericht.<br />

‘Attitudes’ worden voor LO in een apart luik op het stageformulier vermeld, samen met een checklist. Studenten<br />

moeten ook hier minimaal een voldoende halen om te kunnen slagen.<br />

Voor alle opleidingsonderdelen zit de attitudebeoordeling verwerkt in de stage-evaluatie, in overleg tussen de<br />

docenten, de mentor en de stagebegeleiders, aangevuld met de zelfreflectieresultaten.<br />

Voor het eindwerk liggen ‘modellen’ ter inzage in de mediatheek. Ter voorbereiding worden papers opgegeven.<br />

De begeleiding wordt als goed ervaren: het eerder kleine aantal studenten en de strikte timingafspraken zijn<br />

gunstige factoren. Het eindproduct wordt ook door een externe lezer geëvalueerd; de presentatie ervan gebeurt<br />

tegenover verschillende personen.<br />

Voor de stagebeoordeling speelt ook zelfreflectie een rol, naast het oordeel van de docent <strong>onderwijs</strong>kunde en de<br />

stagebegeleiders. Ook hier is er voldoende feedback en transparantie.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

102 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> is toegankelijk voor studenten die in het bezit zijn<br />

van een diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, een diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig<br />

leerplan, een diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of van een diploma of getuigschrift dat bij of<br />

krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt<br />

erkend.<br />

Voor buitenlandse studenten geldt als algemeen principe dat wie toegang heeft tot gelijkwaardig hoger <strong>onderwijs</strong><br />

in het thuisland, rechtstreeks toegang heeft tot het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen. Buitenlandse studenten die<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 103


zich wensen in te schrijven, moeten ook beschikken over voldoende kennis van de Nederlandse taal. De<br />

hogeschool organiseert daarvoor een taalproef. In EHSAL gaat het om een bijzonder klein aantal studenten.<br />

Binnen de hogeschool gelden er bijzondere toelatingsvoorwaarden voor studenten die de laatste twee<br />

academiejaren niet slaagden voor hetzij een studiejaar, hetzij een gedeelte van een studiejaar waarvoor zij waren<br />

ingeschreven aan EHSAL. Deze studenten dienen, alvorens opnieuw in te schrijven in een trisjaar, een<br />

gemotiveerde aanvraag te richten aan het diensthoofd van het Centrum voor Studie- en Studentenbegeleiding.<br />

Deze aanvraag wordt mondeling toegelicht in een gesprek over de studievoortgang met een medewerker van het<br />

Centrum voor Studie- en Studentenbegeleiding en de opleidingscoördinator.<br />

Studenten zonder een gekwalificeerd diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> kunnen een assessment aanvragen om alsnog<br />

te bewijzen aan de toelatingsvoorwaarden te voldoen.<br />

Met ingang van het academiejaar 2005-2006 wordt deze reglementering gewijzigd in functie van het<br />

Flexibiliseringsdecreet.<br />

De studentenpopulatie aan de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> kent een evenwichtige manvrouwverhouding<br />

(45,9 procent vrouwen). Bijna alle studenten zijn Belgen.<br />

Bij de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> bedraagt het aantal generatiestudenten 46,7 procent op campus<br />

Nieuwland en 53,8 procent op campus Parnas.<br />

Het percentage studenten ouder dan 25 is voor de hele hogeschool 5,9 procent. Voor de lerarenopleiding<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> bedraagt dit 2,5 procent.<br />

In 2004 was 51,8 procent van de generatiestudenten afkomstig uit het aso, 40 procent uit het tso, 4,7 procent uit<br />

het bso en 3,5 procent uit het kso.<br />

Sinds het academiejaar 2003-2004 is er binnen de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> een verhoogde<br />

aandacht voor instroombevorderende activiteiten. Dit is als expliciete taakstelling opgenomen in het jaarwerkplan.<br />

Deze aandacht uit zich in onder andere in de volgende activiteiten:<br />

- deelname aan de SID-In-beurzen;<br />

- deelname aan infoavonden van <strong>secundair</strong>e scholen;<br />

- mailing van abituriënten;<br />

- organiseren van info- en opendeurdagen;<br />

- het plaatsen van advertenties, onder meer in het tijdschrift Tempo;<br />

- de organisatie van een openlesnamiddag.<br />

Ook in het academiejaar 2005-2006 zal er een gestructureerd marketingplan gevolgd worden binnen het<br />

studiegebied, met als doelstelling de instroom van alle opleidingen en meer bepaald de lerarenopleiding<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> te bevorderen.<br />

Daarom werd bij het begin van het academiejaar 2004-2005 een onderzoek opgezet naar de studiekeuzemotivatie<br />

bij de eerstejaarsstudenten in de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn. Het doel was om na te gaan hoe<br />

het keuze- en beslissingsproces voor een studierichting verloopt, het imago van EHSAL te bekijken en de impact<br />

van de communicatiecampagne in te schatten.<br />

Studenten met een heterogene voorgeschiedenis worden gestroomlijnd in het eerste jaar. Enkele voorbeelden:<br />

- voor biologie: als de scheikundige achtergrond onvoldoende gefundeerd is, worden spreekuren ingelast<br />

waarin bepaalde onderdelen individueel worden uitgelegd;<br />

- voor plastische opvoeding: iedereen krijgt dezelfde opdrachten, maar het verwachtingspatroon wordt<br />

aangepast aan de vooropleiding. Kleine groepen laten toe bij te sturen;<br />

- voor lichamelijke opvoeding: monitoraat;<br />

- voor Engels: monitoraat;<br />

- voor wiskunde: opstellen van een lijst met minimumkennis. Extra uitleg buiten de uren. Monitoraat is niet<br />

structureel in het rooster ingebouwd, maar wordt georganiseerd aan de hand van de beschikbaarheid.<br />

104 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Studenten met taalproblemen krijgen hulp via het Huis van het Nederlands.<br />

Geïndividualiseerde <strong>onderwijs</strong>trajecten bieden studenten de ruimte om hun eigen competenties gericht te<br />

ontwikkelen.<br />

Er is een stijgende behoefte om met de individuele ontwikkeling van studenten, zowel van de normstudenten<br />

maar vooral van de groep zij-instromers, vanaf het begin van het academiejaar rekening te houden.<br />

Het ombuigen van norm- naar individuele trajecten impliceert een goede samenspraak tussen het lectorenteam<br />

en de student.<br />

Zo werd in het academiejaar 2003-2004 voor studenten die niet slaagden voor didactische stage in het tweede<br />

jaar een alternatief stagetraject ontwikkeld.<br />

De invoering van het Flexibiliseringsdecreet vanaf het academiejaar 2005-2006 zal deze studieroutes verder<br />

mogelijk maken. Ter voorbereiding hiervan werd in de hogeschool een werkgroep Flexibilisering opgestart.<br />

De hogeschool heeft sinds 2003 een beleid ontwikkeld op het gebied van EVK/EVC dat bestaat uit drie aspecten:<br />

toelatingsassessment, eerder verworven kwalificaties en eerder verworven competenties.<br />

De commissie oordeelt dat de opleiding een open toegang biedt aan alle studenten die slaagden met een vereist<br />

diploma om de opleiding bachelor in het SO te kunnen aanvatten.<br />

De toelatingsvoorwaarden – ook wat EVC en ECK betreft – zijn volgens de commissie transparant. Ze zijn in<br />

overeenstemming met het Structuurdecreet en zijn uitgediept in het raamreglement binnen de associatie<br />

K.U.Leuven.<br />

De commissie constateert wel een verschillende aanpak ten opzichte van de nieuwe studenten. In Parnas wordt<br />

voor lichamelijke opvoeding de instroom gescreend om individueel aangepaste trainingsprogramma’s te kunnen<br />

aanbieden<br />

Dit is niet het geval in Nieuwland, waar de wijze van aanvangsbegeleiding sterk verschilt per vak.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 105


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: goed<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: goed<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

goed<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

goed<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- er bijzonder veel werk werd verzet om het programma aan te passen aan de competentiegerichte aanpak<br />

waarvoor men heeft gekozen;<br />

- er een bekommernis is om de professionele gerichtheid te blijven bewaken;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.<br />

De commissie waardeert de eerste effecten van dit competentiegericht denken. Dit uit zich in:<br />

- de logische opbouw van het programma;<br />

- de variatie aan werkvormen en hun aansluiting bij de doelstellingen;<br />

- de bijzondere aandacht voor actieve werkvormen.<br />

De commissie apprecieert de inspanningen van het personeel om samen te werken na de fusie, wat zichtbaar<br />

wordt in de resultaten van de opleiding.<br />

De commissie vraagt bijzondere aandacht voor:<br />

- adequate metingen van de studietijd;<br />

- meer variatie in de toetsvormen.<br />

De commissie heeft waardering voor de wijze waarop bij lichamelijke opvoeding de instroom wordt gescreend en<br />

een individueel aangepast trainingsprogramma wordt aangeboden.<br />

De commissie is van mening dat er voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding<br />

aanwezig zijn.<br />

106 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> worden de beroepsspecifieke theoretische opleidingsonderdelen door<br />

lectoren onderwezen. Deze personeelsleden hebben een academische diplomakwalificatie. Voor specifieke<br />

vakgebieden zijn praktijklectoren aangeworven omwille van hun specifieke deskundigheid. Deze praktijklectoren<br />

beschikken minimaal over een bachelordiploma.<br />

De procedure voor de aanwerving van personeel is beschreven in het kwaliteitsdocument ‘Selectie en<br />

aanwerving’. Basis van het geheel vormt een reglement voor de vacantverklaring en de toewijzing van de<br />

betrekkingen.<br />

Het reglement maakte het voorwerp uit van onderhandelingen in het Hogeschoolonderhandelingscomité (HOC)<br />

en werd goedgekeurd door de personeelsafvaardiging.<br />

De externe vacatures worden steeds bekendgemaakt via het Belgisch Staatsblad, de interne communicatiemiddelen<br />

(intranet), de website en voor sommige vacatures ook via berichten aan de departementen<br />

Lerarenopleiding van de Vlaamse hogescholen en personeelsadvertenties in kranten.<br />

De interne vacatures worden steeds bekendgemaakt via intranet.<br />

In functie van het gevoerde personeelsbeleid binnen het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> zijn er de voorbije twee jaar<br />

verschillende externe vacatures geplaatst binnen de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Binnen de budgettaire mogelijkheden van het studiegebied wordt de concrete taakverdeling van de<br />

<strong>onderwijs</strong>activiteiten jaarlijks over de verschillende lectoren van het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> uitgewerkt door de<br />

decaan, in overleg met de opleidingscoördinator en de betrokken lector. Hierbij wordt uitgegaan van de noden<br />

van de opleiding en de competenties en interesses van de lector. Informatie uit de functionerings- en<br />

evaluatiegesprekken worden hierbij geïntegreerd, en voor elke medewerker wordt een uniforme taakomschrijving<br />

opgesteld.<br />

De taakinvulling van de lector is samengesteld uit vijf takenclusters: (1) <strong>onderwijs</strong>verstrekking, (2) begeleiding van<br />

stages, vakkenstages, projecten, studiereizen en eindwerken, (3) maatschappelijke dienstverlening en<br />

(projectmatig) wetenschappelijk onderzoek, (4) <strong>onderwijs</strong>- en beleidsondersteunende opdrachten, (5) algemene<br />

taken.<br />

Voor een aantal taken (zoals <strong>onderwijs</strong>verstrekking, het verzorgen van monitoraten, het begeleiden van<br />

vakkenstages extramuros, begeleiding eindproeven …) wordt de taakbelasting berekend met coëfficiënten die<br />

zijn afgesproken in een protocol dat werd afgesloten in het Hogeschoolonderhandelingscomité.<br />

Voor andere taken wordt in gezamenlijk overleg met de betrokken lector een inschatting van de taakbelasting<br />

begroot.<br />

Naast <strong>onderwijs</strong>verstrekking vormen stagebegeleiding, begeleiding van vakkenstages en eindproefbegeleiding<br />

een belangrijk onderdeel van de totale taakinvulling van het lectorenkorps.<br />

In takencluster 4 zijn onder de <strong>onderwijs</strong>- en beleidsondersteunende opdrachten ook een aantal specifieke<br />

opdrachten voorzien die onder meer te maken hebben met stagecoördinatie, eindproefcoördinatie en deelname<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 107


aan diverse interne en externe werkgroepen. Bovendien wordt voldoende opdrachtruimte voorzien voor taken in<br />

verband met de interne en externe kwaliteitszorg.<br />

Een aantal taken staat omschreven in specifieke functieomschrijvingen, zoals ankerpersoon internationalisering<br />

en ankerpersoon mediatheek. Voor de opleidingscoördinator is een functiekaart opgemaakt die, naast de<br />

algemene taken, de specifieke aandachtspunten voor een bepaald academiejaar weergeeft.<br />

De taakinvulling van het personeel van de ondersteunende diensten komt voort uit de opdrachtverklaring van de<br />

dienst waarin het personeelslid is tewerkgesteld en de functies die de dienst binnen het kwaliteitssysteem vervult.<br />

De taakinhoud wordt in overleg met de personeelsleden vastgelegd (bij opmaak van de functiekaart) en er wordt<br />

rekening gehouden met de competenties en het diplomaniveau van het personeelslid.<br />

De commissie is van oordeel dat de inzet van personeel voor <strong>onderwijs</strong>activiteiten maximaal is. Dit bleek<br />

eveneens uit de gesprekken. De begeleiding van stages en eindwerken wordt door de betrokkenen – studenten,<br />

docenten en werkveld – als erg goed ervaren. Uit de gesprekken bleek dat de taakbelasting als zwaar maar<br />

doenbaar werd ervaren. Het didactisch handelen wordt geëvalueerd en opgevolgd, en zorgt samen met de<br />

andere besproken factoren voor een degelijke deskundigheid.<br />

Er worden functioneringsgesprekken gepland en gevoerd met het oog op de begeleiding van het personeelslid.<br />

Jaarlijks wordt ten minste één functioneringsgesprek gevoerd tijdens de eerste twee jaren van de tewerkstelling.<br />

Nadien is één functioneringsgesprek vereist per periode van twee jaar voor de personeelsleden van diensten en<br />

drie jaar voor de personeelsleden met een <strong>onderwijs</strong>opdracht. De besproken afspraken worden schriftelijk<br />

vastgelegd in het verslag van het functioneringsgesprek en opgenomen in het personeelsdossier.<br />

Voor de evaluatie werd op 1 mei 2004 een uniforme regeling van kracht die geldt voor alle personeelsleden van<br />

de fusiehogeschool. Deze regeling past in het kwaliteits- en personeelsbeleid van de hogeschool.<br />

Bepaalde aspecten van het evaluatiereglement zijn verschillend voor de lectoren, de medewerkers van de<br />

diensten of centra, de gastprofessoren, het patrimoniumpersoneel, de diensthoofden, de coördinatoren van de<br />

<strong>onderwijs</strong>teams en de leden van het directiecomité. Voor de personeelsleden belast met een <strong>onderwijs</strong>opdracht<br />

vloeien de evaluatiecriteria voort uit de verschillende elementen van de taakinvulling, met dien verstande dat de<br />

decaan, in overleg met het personeelslid, aanpassingen kan doen.<br />

Personeelsleden worden geëvalueerd door een eerste en tweede evaluator. Een personeelslid wordt ten minste<br />

een keer om de vijf jaar geëvalueerd. In bepaalde gevallen is een kortere evaluatieperiode voorzien. Het<br />

betrokken personeelslid en de tweede evaluator hebben steeds het recht om een evaluatie te vragen. De<br />

Personeelsdienst ziet erop toe dat de timing voor de evaluatie en de functioneringsgesprekken wordt nageleefd.<br />

Per academiejaar bezorgt de Personeelsdienst aan de decaan een lijst met de te evalueren personeelsleden.<br />

Voor het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> worden met de opleidingscoördinatoren afspraken gemaakt voor het plannen<br />

van de functioneringsgesprekken. De opleidingscoördinatoren voeren de functioneringsgesprekken; de decaan<br />

voert het evaluatiegesprek.<br />

De commissie heeft de procedure voor personeelsevaluatie kunnen inzien. Ze vindt ze duidelijk en uit de<br />

gesprekken blijkt dat ze ook wordt gevolgd.<br />

Het professionaliseringsbeleid van de hogeschool wordt gecoördineerd door de Personeelsdienst. Er werd een<br />

coördinator aangesteld die de bestaande externe en interne component van het nascholingsbeleid verder<br />

ontwikkelde. Via de nieuwsbrief en intranet informeert de hogeschool medewerkers over het externe en interne<br />

aanbod. Dit wordt in veel gevallen door de decaan of opleidingscoördinator persoonlijk doorgegeven en/of<br />

toegelicht aan potentieel geïnteresseerde leden van het <strong>onderwijs</strong>team.<br />

De coördinator Professionalisering onderzoekt de noden van het <strong>onderwijs</strong>team in verband met<br />

professionalisering.<br />

Zo ontstaat er een vruchtbare wisselwerking tussen vraag en aanbod.<br />

De externe professionalisering behoort voor het grootste deel tot de eigen verantwoordelijkheid van het<br />

personeelslid en is in eerste instantie gericht op vakinhoudelijke bijscholing.<br />

Over de gevolgde bijscholingen wordt bondig gerapporteerd door de personeelsleden, en deze informatie wordt<br />

ter beschikking gesteld van de collega’s.<br />

De commissie is van oordeel dat de interne en externe professionalisering sterk worden aangemoedigd en een<br />

duidelijke rol spelen in de evaluatie. Ook het ATP-personeel krijgt kansen voor doelgerichte bijscholing, met een<br />

108 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


ede waaier van mogelijkheden (omgaan met moeilijke klanten, vervolmakingscursus Engels enzovoort). De<br />

commissie stelt dat het professionaliseringsbeleid duidelijk een sterktepunt is.<br />

Een voorbeeld van interne professionalisering is de studiedag van de hogeschool op 18 januari 2005 met als<br />

thema ‘Evalueren in het hoger <strong>onderwijs</strong>’. Lectoren kregen de gelegenheid om actief deel te nemen aan diverse<br />

workshops rond ‘evalueren’ en ‘toetsen’.<br />

Binnen de hogeschool zijn enkele mechanismen ontwikkeld om de individuele vakdeskundigheid van lectoren te<br />

garanderen en te stimuleren:<br />

- de vakinhoudelijke competenties en de specifieke competenties als lerarenopleider worden gescreend tijdens<br />

de selectie- en aanwervingsprocedures;<br />

- specifieke vakinhoudelijke kennis, die dikwijls gespecialiseerd is, wordt in bepaalde opleidingsonderdelen<br />

ingebouwd door een systeem van gastsprekers;<br />

- tijdens hun beroepsloopbaan krijgen lectoren de kans om zich permanent bij te scholen door interne en<br />

externe professionalisering;<br />

- door het samenwerken met collega’s binnen en buiten de hogeschool wordt de <strong>onderwijs</strong>deskundigheid<br />

bevorderd;<br />

- bij beslissingen over benoeming en bevordering in de lerarenopleiding worden de deskundigheid als<br />

lerarenopleider, de gevolgde opleidingen, de publicaties en bijdragen van de personeelsleden als spreker op<br />

congressen, seminaries en vormingsdagen in aanmerking genomen.<br />

Door de uitbouw van de didactische voorzieningen, het opvoeren van het aanbod aan interne en externe<br />

navormingen en de nieuwe aanwervingen wordt getracht om het niveau van de didactische kwaliteit permanent te<br />

verhogen.<br />

Nieuwe personeelsleden krijgen bij hun indiensttreding een onthaalmap. Daarnaast organiseert de<br />

Personeelsdienst een onthaaltraject met twee infosessies. Deze worden apart georganiseerd voor medewerkers<br />

met ATP-statuut (Administratief en Technisch Personeel) en voor lectoren (<strong>onderwijs</strong>statuut).<br />

In de eerste sessie lichten de kwaliteitscoördinator en de coördinator <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling aspecten toe als de<br />

opdrachtverklaring, doelstellingen van de hogeschool, de organisatiestructuur, de actuele <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen,<br />

de <strong>onderwijs</strong>visie, ICT en <strong>onderwijs</strong>. De groepsvoorzitters verduidelijken het <strong>onderwijs</strong>aanbod en de<br />

innovatieprojecten van de verschillende opleidingen.<br />

Tijdens de tweede sessie geeft de personeelsdirecteur toelichting bij de belangrijkste aspecten van het<br />

personeelsbeleid (zoals werving, navorming, bevorderingen en benoemingen) en de daaraan verbonden<br />

personeelsreglementen. Ook wordt er uitleg gegeven bij een aantal praktische zaken (zoals het verlofblad, de<br />

wensfiches voor examens, bekendmaking van vacatures enzovoort). Een medewerker van de Dienst Informatica<br />

verduidelijkt de website, de werking van intranet, webmail, het digitaal leerplatform N@tschool enzovoort.<br />

De kennismaking van nieuwe personeelsleden met collega’s uit het <strong>onderwijs</strong>team en het wegwijs geraken op de<br />

campus wordt opgenomen door de opleidingscoördinator. Ook de introductie in de specifieke <strong>onderwijs</strong>taken,<br />

zoals stage- en eindwerkbegeleiding, wordt verzorgd door de opleidings- en de stagecoördinator.<br />

De commissie stelt dat de opleiding veel aandacht besteedt aan de introductie van nieuwe medewerkers en dat<br />

ook hier duidelijk procedures voor zijn uitgeschreven.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 109


Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Via het begeleiden van stages, studiebezoeken en eindproeven onderhouden de lectoren van de lerarenopleiding<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> contacten met het brede beroepenveld. Daarnaast zijn velen lid van diverse beroeps- en<br />

vakorganisaties die nauw betrokken zijn bij het directe werkveld.<br />

In de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> worden de beroepsspecifieke theoretische opleidingsonderdelen door<br />

lectoren onderwezen. De stagebegeleiding wordt ook aan deze lectoren toegekend, omdat in een geïntegreerde<br />

lerarenopleiding een sterke koppeling noodzakelijk is tussen vakkennis (inhoudelijke expertise) en vakdidactische<br />

aanwending van deze competenties.<br />

Zo zijn lectoren deeltijds betrokken bij de pedagogische begeleidingsdiensten, fungeren ze als medewerker bij de<br />

nascholing die het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> aanbiedt via het Groepscentrum Permanente Vorming, of als<br />

medewerker bij het ontwerpen van handboeken voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

De waaier aan diplomaspecialisaties bij de docenten wordt weerspiegeld in de verschillende clusters van<br />

opleidingsonderdelen in het opleidingsprogramma. De opleiding wordt onder andere gedragen door licentiaten<br />

met GHSO in de volgende disciplines: lichamelijke opvoeding, pedagogische wetenschappen, Germaanse<br />

filologie, geschiedenis, natuurkunde, filosofie, godsdienstwetenschappen, biologie, wiskunde, Romaanse filologie,<br />

handelswetenschappen, aardrijkskunde en psychologie. Voor enkele specifieke vakgebieden zijn praktijklectoren<br />

aangetrokken met extra kennis uit het werkveld (technisch-technologische opvoeding, agogiek, dansexpressie en<br />

plastische opvoeding). In de opleiding LO zijn enkele door het beroepenveld en wetenschappelijke wereld erg<br />

gewaardeerde medewerkers aan de slag.<br />

De professionele inbreng vanuit het beroepenveld in de lerarenopleiding wordt ingevuld door het samenwerken<br />

met gastsprekers.<br />

Op landelijk niveau wordt samengewerkt met de Vlaamse lerarenopleidingen van de Interactumgroep. Zo wordt in<br />

het academiejaar 2005-2006 cursusmateriaal uitgewisseld met het oog op een wederzijdse kwaliteitsbeoordeling.<br />

De opleiding lichamelijke opvoeding neemt deel aan een zomerstage. Dit is een tweedaagse die georganiseerd<br />

wordt door en voor katholieke lerarenopleidingen lichamelijke opvoeding waarop allerhande bijscholingen en<br />

nieuwe methodieken worden besproken en voorgesteld.<br />

Op internationaal niveau participeert de lerarenopleiding in netwerken zoals Interactum, waarbij de Vlaamse<br />

partnerinstellingen hun Nederlandse partnerinstellingen ontmoeten op bestuurlijk niveau en op het niveau van<br />

coördinatoren en lectoren via symposia en werkgroepen.<br />

De lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> – lichamelijke opvoeding participeert in het internationale netwerk<br />

European Teacher Education Network (ETEN). Hier worden heel wat contacten met andere Europese<br />

hogescholen gelegd en concrete samenwerkingsafspraken gemaakt.<br />

Sommige collega’s werken samen met buitenlandse partners of zijn betrokken bij Europese projecten zoals<br />

Thenapa.<br />

Het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> is opdrachthouder voor een project van het Departement <strong>Onderwijs</strong> van de Vlaamse<br />

Gemeenschap in verband met de begeleiding en coördinatie van het ENIS-project (European Network for<br />

Innovative Schools).<br />

110 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie is van oordeel dat lectorenmobiliteit sterker kan worden gestimuleerd.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Voor de opleiding BaOnd:SO bedraagt de omkadering per student 10,46 studenten voor 1 lector. De gemiddelde<br />

omkadering voor het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> is 11,04, voor het ééncyclus<strong>onderwijs</strong> 13,6 en voor de volledige<br />

hogeschool 20,6.<br />

Ongeveer de helft van het onderwijzend personeel is deeltijds aan de hogeschool verbonden. De verklaring ligt<br />

enerzijds in het feit dat de opleiding verschillende competenties nodig heeft om het brede scala van<br />

<strong>onderwijs</strong>vakken te verzorgen en anderzijds in de keuze van enkele personeelsleden die deeltijds willen werken.<br />

Enkele lectoren combineren hun deeltijdse opdracht met een opdracht in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, met een<br />

begeleidingsopdracht in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, met een opdracht in externe organisatie zoals BOIC of BLOSO<br />

of met een opdracht in een andere opleiding en/of dienst op de hogeschool. Deze combinaties brengen lectoren<br />

in de opleiding <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> met een praktijkrelevante expertise die de opleiding ten goede komt.<br />

In de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> zijn ongeveer 51 procent voltijdse OP-leden.<br />

In de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> behoort 31 procent tot de categorie 40-49 jaar, 27 procent behoort tot<br />

de categorie 30-39 jaar en 29 procent tot de categorie 50-59 jaar. De commissie vindt dit een evenwichtige<br />

spreiding binnen de diverse leeftijdsklassen. Ook de man-vrouwverhouding is – met een bijna fiftyfiftyverdeling –<br />

evenwichtig.<br />

De evolutie van kengetallen kan slechts worden weergegeven vanaf het academiejaar 2003-2004. Een aantal<br />

noodzakelijke gegevens van voor de fusie is namelijk niet beschikbaar in de personeelsdatabase van de<br />

hogeschool.<br />

De commissie constateert dat de opleiding deze cijfers van de opleiding vergelijkt met de cijfers van de<br />

hogeschool om er een meer relatieve interpretatie aan te geven. De cijfers van de opleiding zijn vergelijkbaar met<br />

deze van de hogeschool.<br />

De commissie is op basis van de gegevens en de gesprekken van oordeel dat de omvang van het<br />

personeelsbestand voldoende is om de gewenste kwaliteit te verzekeren.<br />

De commissie vindt dat er een billijke getalsverhouding bestaat tussen administratief en onderwijzend personeel,<br />

tussen voltijds en deeltijds personeel en tussen vastbenoemd en tijdelijk personeel.<br />

Deeltijdse opdrachten worden door bepaalde personeelsleden bewust gekozen; voor andere opdrachten is de<br />

mogelijke invulling van de taak te klein om een voltijdse eenheid in te schakelen.<br />

De spreiding over de onderscheiden leeftijdscategorieën lijkt evenwichtig.<br />

De verhouding van het aantal studenten per lector is niet zo hoog, zodat de werkdruk niet te hoog oploopt.<br />

Het ziekteverzuim is minimaal.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 111


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

de opleiding beschikt over gekwalificeerd personeel en het personeelsbeleid voert dat recht doet aan goed<br />

functioneren in het <strong>onderwijs</strong>proces;<br />

er grote betrokkenheid, deskundigheid en zorgvuldigheid aanwezig is;<br />

de inbreng van gastlectoren voldoende is om externe expertise binnen te brengen, zonder het vaste<br />

personeelskader aan te tasten.<br />

De commissie wil haar bijzondere appreciatie uitdrukken voor het enthousiasme en de grote betrokkenheid van<br />

de medewerkers van deze opleiding en de geconstateerde onderlinge samenwerking.<br />

De commissie heeft bijzondere waardering voor de innovatieve initiatieven die uitgaan van gedreven<br />

medewerkers.<br />

De commissie is van mening dat er voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding<br />

aanwezig zijn.<br />

112 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lerarenopleidingen (met uitzondering van de lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding) zijn gevestigd op de<br />

campus Nieuwland. Hoewel het oorspronkelijke gebouwencomplex dateert uit de jaren vijftig is de accommodatie<br />

aangepast aan de hedendaagse noden door meer recente verbouwingen en door het toevoegen van<br />

nieuwbouwgedeelten. Zo werd de mediatheek uitgebreid en van de nodige technische infrastructuur voorzien.<br />

De lerarenopleiding lichamelijke opvoeding is gevestigd op de campus Parnas. Het gebouwencomplex dateert uit<br />

de jaren zeventig en is door recente vernieuwings- en onderhoudswerken aangepast aan de hedendaagse<br />

noden. In de loop van 2006 wordt een volledig plateau van ongeveer 450m2 in het leslokalenblok omgebouwd tot<br />

een mediatheeklandschap met bijhorende leeszaal en ICT-infrastructuur.<br />

De hogeschool beschikt op campus Nieuwland over dertig leslokalen voor frontaal, klassikaal <strong>onderwijs</strong> met een<br />

totale netto-oppervlakte van ruim 2.000 m².<br />

- 23 leslokalen met 20 tot 40 zitplaatsen, waaronder 2 computerklassen;<br />

- 5 leslokalen met 40 tot 60 zitplaatsen, waaronder 2 computerklassen;<br />

- 2 leslokalen met 60 tot 80 zitplaatsen.<br />

De meeste lokalen zijn uitgerust met overheadprojectie en videoapparatuur met tv-monitor. Acht lokalen,<br />

waaronder de twee computerklassen, zijn uitgerust met een vaste dataprojector. Bovendien zijn zeven mobiele<br />

dataprojectoren beschikbaar voor gebruik in andere lokalen.<br />

Een heel specifieke werkruimte is de zolder voor plastische opvoeding. Deze ruimte is niet alleen uitgerust met<br />

artistiek didactisch materiaal, maar is eveneens voorzien van moderne technologische infrastructuur.<br />

De drie grote lokalen en het kleinere lokaal hebben een specifiek doel.<br />

Op de campus Parnas zijn er dertien leslokalen voor frontaal, klassikaal <strong>onderwijs</strong>.<br />

De meeste lokalen zijn uitgerust met overheadprojectie. De computerklas en de grote leslokalen zijn uitgerust met<br />

vaste dataprojectoren. In de loop van 2006 zullen de meeste leslokalen uitgerust worden met vaste<br />

dataprojectoren en multimedia-uitrusting.<br />

Naast de klassieke leslokalen zijn er 4 sportzalen:<br />

- 1 omnisportzaal van 1.180 m2;<br />

- 1 sportzaal van 540 m2;<br />

- 2 sportzalen van elk 375m2, waaronder 1 specifieke gymnastiekzaal en 1 zaal voor bewegingsleer.<br />

Op de campus Nieuwland is er een grote mediatheek met een ruime collectie en heel wat faciliteiten. De<br />

mediatheek is opgevat als een studielandschap, omdat er veel belang wordt gehecht aan zelfstudie. Hiervoor<br />

staat de nodige randapparatuur - kopieerapparatuur, computers en printers - ter beschikking van de gebruiker.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 113


De mediatheekmedewerkers begeleiden de studenten didactisch bij het zoekproces. In de mediatheek zijn twintig<br />

computers met bijhorende printer ter beschikking van de studenten voor het ter plaatse opzoeken en verwerken<br />

van informatie. Er is ook een uitleenloket voor audiovisuele apparatuur (o.a. laptops, beamers).<br />

De mediatheek beschikt over een geautomatiseerde catalogus die ofwel ter plaatse ofwel via internet kan worden<br />

geraadpleegd. De mediatheek omvat een ruim aanbod aan boeken, tijdschriften, cd-roms, video’s, eindwerken,<br />

posters, wandplaten, dia’s, software en andere die relevant zijn voor een student in de lerarenopleiding.<br />

De collectie bevat in totaal meer dan 70.000 items. De collectievorming gebeurt via contactname met het<br />

<strong>onderwijs</strong>team van de opleiding.<br />

Op campus Parnas beschikt EHSAL over een eerder beperkte, maar vrij gespecialiseerde bibliotheek voor de<br />

lerarenopleiding lichamelijke opvoeding. Er is een verbeteringsoperatie voor de infrastructuur gepland tijdens het<br />

academiejaar 2006-2007. Streefdatum voor de ingebruikname van de nieuwe bibliotheek is september 2007.<br />

De bibliotheek beschikt momenteel over een beperkte studie- en werkruimte. In de bibliotheek zelf staat er één<br />

computer ter beschikking voor opzoekingen in de geautomatiseerde catalogus.<br />

Op de campus Parnas kunnen studenten gebruikmaken van computerfaciliteiten in de foyer op de gelijkvloerse<br />

verdieping (7pc’s) en in de computerklas (25pc’s). In de loop van 2006-2007 zal een nieuwe bibliotheek worden<br />

ingericht met bijkomende ICT-infrastructuur (20 à 30pc’s). Alle ’pc’s zijn aangesloten op het interne netwerk<br />

(N@tschool, bibliotheekcatalogi, intranet) en op internet.<br />

Op de campus Nieuwland staan de volgende basisvoorzieningen ter beschikking van de studenten: onthaal, de<br />

Dienst Studentenadministratie en -Planning, de Sociale Dienst, het Centrum voor Studie- en Studentenbegeleiding,<br />

het Centrum voor Externe Samenwerking, de Cursusdienst, het groepssecretariaat, de mediatheek,<br />

de audiovisuele dienst en de cafetaria.<br />

Voor de lectoren zijn er op de campus specifieke pauzeruimtes, ruimtes voor overleg met studenten, een parking,<br />

een economaat, een groepssecretariaat, vergaderruimtes en bureaus en lokalen voor <strong>onderwijs</strong>ondersteunende<br />

diensten. Zij beschikken ook over geïndividualiseerde postvakjes.<br />

Op de campus Parnas staan dezelfde voorzieningen ter beschikking voor studenten en lectoren, met uitzondering<br />

van het groepssecretariaat. Studenten en lectoren kunnen terecht op het secretariaat van de campus, onder<br />

leiding van het diensthoofd van de campus Parnas.<br />

De commissie is van oordeel dat Nieuwland en Parnas nood hebben aan een aantal aanpassingen. Deze worden<br />

voorzien volgens een masterplan en zijn in uitvoering. Het is de bedoeling van de hogeschool om de beide<br />

campussen aan te kopen. De gebouwen worden door de onderhoudsploegen erg schoon gehouden.<br />

Op de beide plaatsen voldoen de <strong>onderwijs</strong>ruimten aan de verwachtingen; in Parnas zijn de uitstekende<br />

sportzalen met het bijhorend didactisch materiaal het pluspunt. In Nieuwland zijn het studielandschap en de<br />

mediatheek erg indrukwekkend en zijn er ook goede mogelijkheden voor het gebruik van openbaar vervoer. Ook<br />

de PO-ateliers worden door de studenten als prettig ervaren, hoewel soms wat te klein en niet optimaal<br />

geclimatiseerd.<br />

Op Parnas is het studielandschap voorzien, maar nog niet aanwezig. Studenten kunnen gebruikmaken van een<br />

computerklas als tijdelijke overgangsmaatregel. De sportfaciliteiten die niet op de site aanwezig zijn, worden<br />

gehuurd in de omgeving van de campus (zwemmen, fitnes, voetbal en atletiek).<br />

Op de beide plaatsen zijn er voldoende (Parnas) tot erg veel (Nieuwland) boeken, tijdschriften en databestanden;<br />

studenten van de LO-opleiding kunnen uiteraard ook gebruikmaken van de Nieuwland-faciliteiten.<br />

Waar in het verleden de noodzakelijke verplaatsingen tussen beide campussen voor problemen zorgden, is dit nu<br />

grotendeels opgelost. Studenten waarderen ook dat de hogeschool deze verplaatsingskosten terugbetaalt.<br />

De ICT-infrastructuur voldoet maar zou, volgens de gebruikers, nog kunnen worden verbeterd. De digitale<br />

leeromgeving N@tschool is in ontwikkeling en wordt steeds meer gebruikt.<br />

De commissie oordeelt dat de faciliteiten voor docenten en studenten voldoen.<br />

114 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

- toegankelijkheid voor mensen met beperkingen verhogen;<br />

- inspanningen voor renovatie en modernisering opvolgen en volhouden.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hogeschool wil haar studenten op alle belangrijke scharniermomenten in hun studiecarrière bijstaan om<br />

verkeerde keuzes te voorkomen. Voor elk van deze momenten wordt relevante informatie ter beschikking gesteld<br />

van alle studenten in de vorm van brochures en handleidingen, maar steeds meer ook via de website en het<br />

intranet (EHSAL-net).<br />

Deze begeleiding richt zich in de eerste plaats tot de abituriënten en instromers. Dit gebeurt onder andere door<br />

informatiebrochures, georganiseerde infomomenten, een openlesnamiddag voor abituriënten, introductiedagen<br />

enzovoort.<br />

Bij de ingeschrevenen gaat veel aandacht naar de begeleiding van de eerstejaarsstudenten.<br />

Bij het begin van het academiejaar ontvangen alle eerstejaarsstudenten een informatiebrochure over de<br />

studentenbegeleiding in EHSAL.<br />

Een heel specifieke vakoverschrijdende individuele begeleiding biedt de opleiding lichamelijke opvoeding via haar<br />

monitoraat. Deze begeleiding bestaat uit vijf onderdelen:<br />

- Tijdens het wekelijkse monitoraat op woensdag oefent de student onder begeleiding van een lector.<br />

- De student die dit wenst, krijgt een individueel aangepast trainingsprogramma, zowel voor kracht, lenigheid<br />

als uithouding.<br />

- Tijdens het monitoraat wordt ook tijd uitgetrokken voor groepstrainingen.<br />

- Elke student uit het eerste jaar houdt een fitheidsdagboek bij dat door de lector wordt opgevolgd.<br />

- Op N@tschool kunnen de studenten nieuwe oefenprogramma’s en leerlijnen vinden die aangepast zijn aan<br />

hun tempo en niveau.<br />

Bij het begin van het academiejaar worden de motorische basisvaardigheden van alle studenten gescreend.<br />

Deze screening is verplicht voor het eerste opleidingsjaar. Op basis van de resultaten krijgt de student een<br />

gedetailleerde feedback in de vorm van vergelijkende grafieken. Hij krijgt een persoonlijk advies om al dan niet<br />

bepaalde basistrainingsprogramma’s te volgen. In elk geval wordt hij verplicht om een fitheidsdagboek bij te<br />

houden dat ook door de begeleidende lector wordt ingekeken en van de nodige feedback wordt voorzien. Zo<br />

wordt de individuele student efficiënt en persoonlijk begeleid. Om de tweede zittijd voor te bereiden, worden in<br />

augustus tien extra monitoraatsessies georganiseerd.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 115


Het CSSB biedt specifiek voor eerstejaarsstudent verschillende sessies rond vakoverschrijdende<br />

studeervaardigheden aan. Hier komen de volgende onderwerpen aan bod: planning, succesvol examens<br />

afleggen, faalangsttraining enzovoort.<br />

Studenten met een problematische studieduurvertraging komen automatisch in contact met het Centrum voor<br />

Studie- en Studentenbegeleiding (CSSB).<br />

Studenten die het opleidingstraject vroegtijdig verlaten, hebben steeds een exitgesprek met de opleidingscoördinator.<br />

Daarin wordt gepeild naar de redenen en de omstandigheden voor het vroegtijdig verlaten van het<br />

opleidingstraject. In overleg met de vaklectoren krijgen deze studenten een studieadvies aangereikt, dat verder<br />

kan besproken worden met de begeleiders van het CSSB.<br />

De commissie heeft uit de gesprekken met studenten en lectoren vastgesteld dat het contact van studenten naar<br />

lectoren erg laagdrempelig is en dat dit ervoor zorgt dat eventuele studieproblemen vaak al op een meer<br />

informele manier werden besproken.<br />

Voor begeleiding bij individuele moeilijkheden kunnen studenten terecht bij twee psychopedagogische<br />

begeleiders van het Centrum voor Studie- en Studentenbegeleiding. Het kan gaan om specifieke studeerproblemen,<br />

maar ook om individuele psychologische begeleiding bij persoonlijke, relationele of<br />

gezondheidsproblemen. Indien nodig wordt er doorverwezen naar specifiek bevoegde interne of externe<br />

hulpverleners, al dan niet met behoud van een op studieaanpak gerichte begeleiding binnen het centrum.<br />

Gesprekken met ouders behoren tot de mogelijkheden, maar wel in samenspraak met de student.<br />

Studenten met een handicap of chronische ziekte kunnen een beroep doen op het CSSB om te zoeken naar<br />

aangepaste manieren om de impact van de belemmerende factor te verkleinen. Zo kunnen studenten met<br />

dyslexie terecht bij een vaste begeleider van het CSSB, die samen met de betrokken lectoren op zoek gaat naar<br />

bijvoorbeeld aangepaste evaluatievormen.<br />

Bij financiële moeilijkheden kunnen studenten terecht bij een maatschappelijk assistent. Een financiële toelage<br />

wordt toegekend aan studenten wanneer blijkt dat de studiekosten – inclusief internationale kansen en een pc én<br />

een breedbandinternetverbinding – te zwaar doorwegen op het (gezins)budget. Studenten kunnen op de Sociale<br />

Dienst ook terecht voor budgetbegeleiding of om hen wegwijs te maken in de administratieve procedure om een<br />

studietoelage te krijgen. In de brochure Centen voor studenten worden de diverse financiële aspecten van<br />

studeren beschreven en worden adviezen en tips ter zake geformuleerd. Verder stelt de vzw EHSO<br />

hoogwaardige laptops tijdelijk ter beschikking van studenten die dat voor studiedoeleinden nodig hebben.<br />

De commissie is van oordeel dat er naast een goed gestructureerde en geformaliseerde studiebegeleiding, ook<br />

sprake is van een informele intensieve begeleiding door docenten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Een extra inspanning bij de instroom om ook allochtone studenten aan te trekken is, zeker in de Brusselse<br />

context, aanbevelenswaardig.<br />

116 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

voldoende<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- de infrastructuur voor de studenten goed is;<br />

- er voldoende theorielokalen zijn met een goede uitrusting;<br />

- de kwaliteit van het cursusmateriaal hoog is.<br />

De commissie onderschrijft het voornemen om op de campus Parnas een studielandschap te ontwikkelen.<br />

De sportinfrastructuur is voorbeeldig.<br />

In Nieuwland verdienen het studielandschap/de mediatheek een bijzondere vermelding.<br />

Beide campussen geven een bijzonder nette indruk, maar de commissie vraagt wel om op beide plaatsen<br />

aandacht te schenken aan een betere toegankelijkheid voor andersvaliden.<br />

De commissie is van mening dat er voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 117


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De kwaliteitsbeleidsverklaring van de Europese Hogeschool Brussel expliciteert de principiële uitgangspunten en<br />

waarden, de strategische keuzes en tactische planning op middellange termijn en het organisatorische draagvlak<br />

voor de interne kwaliteitszorg in EHSAL. Samengevat komt dit neer op de stapsgewijze uitbouw van een ISOgecertificeerd<br />

kwaliteitssysteem, gestoeld op de principes van integrale kwaliteitszorg en met een duidelijke<br />

klemtoon op permanente verbetering. Men wil klant- en doelgericht samenwerken, in een klimaat van open<br />

communicatie en betrokkenheid, op basis van feiten en cijfers. Elk personeelslid, niet in het minst de<br />

leidinggevenden, vervullen daarbij een voorbeeldfunctie.<br />

De opleidingen van de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn, waartoe de opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong><br />

behoort, beogen ISO-certificatie tegen juni 2007. Intussen wordt volgens een actieplan gewerkt aan de integratie<br />

van die opleidingen in het kwaliteitssysteem van de hogeschool. Sommige kwaliteitsafspraken met betrekking tot<br />

personeelsbeleid en <strong>onderwijs</strong>planning, financieel beleid, beheer van gebouwen en accommodatie, informatica,<br />

marketing en communicatie, studie- en studentenbegeleiding, internationalisering, studentenadministratie,<br />

mediatheek, kwantitatief beleidsondersteunend onderzoek, interne en externe kwaliteitszorg zijn al<br />

geïntroduceerd.<br />

Over elk van de geborgde processen zijn kwaliteitsafspraken gemaakt. De zogenaamde ‘procedures’ en daarbij<br />

horende steundocumenten concretiseren de specifieke, proceseigen doelstellingen en de daartoe<br />

voorgeschreven werkwijzen. In essentie wordt beschreven wie wat hoort te doen tegen wanneer, waar het<br />

relevant is aangevuld met ondersteunende richtlijnen over de manier waarop. De meeste procedures handelen<br />

over de organisatorische randvoorwaarden. De processen met betrekking tot de eigenlijke <strong>onderwijs</strong>uitvoering<br />

werden bewust beperkt tot enkele fundamentele <strong>onderwijs</strong>activiteiten: de <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling (doelstellingen,<br />

studieprogramma’s, werk- en evaluatievormen, studiemateriaal), de eindproef- en stagebegeleiding, de evaluatie<br />

van studenten en de didactische evaluatie van het doceergedrag. In de procesbeschrijving wordt eenvoud en<br />

transparantie nagestreefd en wordt contraproductieve detaillering gemeden.<br />

Behalve de borging van de <strong>onderwijs</strong>ondersteunende en <strong>onderwijs</strong>processen wil het kwaliteitssysteem ook de<br />

permanente verbetering en innovatie in de hogeschool stimuleren, en ruimte bieden voor creatieve reflexen en<br />

spontane initiatieven. Daarvoor is een projectmatige aanpak opgezet in het kader van het strategie- en<br />

werkingsplan van de hogeschool.<br />

Visieteksten, opdrachtverklaringen, diverse metingen, analyses en evaluaties worden jaarlijks op het einde van<br />

het academiejaar vertaald in prioriteiten, naar aanleiding van de jaarlijkse beoordeling van de doelmatigheid en<br />

de doeltreffendheid van het kwaliteitssysteem.<br />

Elke prioriteit wordt op haar beurt geconcretiseerd in taakstellingen. Driemaandelijks rapporteert de decaan in het<br />

directiecomité over de voortgang van de taakstellingen voor het studiegebied <strong>Onderwijs</strong>. Projecten die de<br />

gewenste resultaten opleveren en, gezien de gegenereerde meerwaarde, verdienen te worden voortgezet, krijgen<br />

een vaste plaats in het gedocumenteerde kwaliteitssysteem.<br />

118 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


In de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> wordt het algemene kwaliteitsbeleid gekleurd door enkele specifieke<br />

klemtonen.<br />

Het voorbije academiejaar werd op het niveau van de <strong>onderwijs</strong>groep vooral gereflecteerd over de stage. Er werd<br />

ook aandacht besteed aan de explicitering van kwaliteitsafspraken op het vlak van de ontwikkeling en evaluatie<br />

van studiemateriaal, de evaluatie van het didactisch handelen van studenten, de evaluatie van studenten, de<br />

eindproef en de curriculumontwikkeling.<br />

De opleiding BaOnd:SO maakt gebruik van de volgende meet- en evaluatie-instrumenten:<br />

alumni-enquête (algemeen & basiscompetenties) 2002-2003 (2de semester) 5-jaarlijks<br />

kwaliteitsbarometer studenten 2003-2004 (2de semester) 4-jaarlijks<br />

studiemotivatieonderzoek eerstejaarsstudenten 2004-2005 (1ste semester) 4-jaarlijks<br />

studiemotivatieonderzoek externen 2004-2005 (1ste semester) 4-jaarlijks<br />

kwaliteitsbarometer externen 2004-2005 (2de semester) 4-jaarlijks<br />

studentenevaluatie van het didactisch handelen 2004-2005 (2de semester) jaarlijks/altern.<br />

competentieanalyse van het curriculum<br />

2004-2005 (2de semester)<br />

studietijdmeting 2004-2005 jaarlijks/altern.<br />

wat-kan-beter-formulier 2003-2005<br />

accreditatiekader (previsitatie)<br />

De volgende jaren kunnen stapsgewijs en mits eventuele aanpassingen eigen aan de opleiding BaOnd:SO nog<br />

de volgende tools in gebruik worden genomen:<br />

evaluatie studiemateriaal 2005-2006 (1ste semester) 4-jaarlijks/altern.<br />

kwaliteitsbewaking van het stageproces<br />

2005-2006 (2de semester)<br />

en de stageplaats<br />

kwaliteitsbarometer personeel 2005-2006 (2de semester) 4-jaarlijks<br />

onderzoek arbeidsbeleving 2005-2006 (2de semester) 4-jaarlijks<br />

evaluatie van studenten<br />

2005-2006 (2de semester)<br />

interne en externe audit<br />

kwaliteitsbewaking van het stageproces<br />

2005-2006 (2de semester)<br />

en de stageplaats<br />

De resultaten van analyses en evaluaties worden gepubliceerd in Meten om te weten.<br />

De directieleden, diensthoofden, opleidingscoördinatoren, interne auditoren en voorzitters van raden en<br />

commissies hebben toegang tot de gepubliceerde volumes via intranet.<br />

De Dienst Statistische Analyse ontwikkelde het voorbije academiejaar een strategieboek waarin kritische<br />

kwaliteitsindicatoren worden gebundeld en gedocumenteerd. Het strategieboek omvat drie luiken.<br />

Uit het Mission Statement distilleert men een aantal speerpunten en indicatoren waaraan scorecards of<br />

kwaliteitsdocumenten worden gekoppeld.<br />

Gedurende het academiejaar 2003-2004 werden externen bevraagd over een aantal aspecten van de<br />

lerarenopleiding aan EHSAL: imago, internationale uitstraling, studentvriendelijkheid, samenwerking docenten/<br />

externen, samenwerking studenten/externen, samenwerking administratie/externen, praktijkrelevantie, wetenschappelijke<br />

onderbouw, projectmatig onderzoek, maatschappelijke dienstverlening, kwaliteitsinspanningen,<br />

christelijke levensbeschouwing, rechtvaardige samenleving en levenslang leren.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 119


Voor de opleiding BaOnd:SO werden 231 alumni van de afstudeerjaren 2000, 2001 en 2002 aangeschreven, van<br />

wie 77 de enquête ingevuld terugstuurden. Dit geeft een antwoordratio van 33,3 procent, waardoor de resultaten<br />

moeilijk kunnen worden veralgemeend, maar toch indicatief zijn voor de bevraagde thema’s.<br />

De basiscompetenties beschreven in tien functionele gehelen van de BaOnd:SO (de huidige beroepsgerichte<br />

competentiedomeinen) waren de leidraad doorheen het eerste deel van de bevraging. Per competentiedomein<br />

werd één representatieve competentie uitgekozen en geconcretiseerd in een stelling die dan moest worden<br />

gescoord. De afgestudeerde moest aangeven of de beschreven competentie in voldoende mate aan bod is<br />

gekomen in de opleiding en of hij deze nuttig achtte voor de <strong>onderwijs</strong>praktijk.<br />

Het tweede deel van de bevraging is gebaseerd op de vragenlijst die al eerder werd gebruikt aan de BaOnd:SO<br />

(lichamelijke opvoeding) om lerarenopleidingen met elkaar te kunnen vergelijken. Deze vragenlijst werd verstuurd<br />

naar de alumni van de Katholieke Hogeschool Brussel (77 respondenten uit de opleidingen BaOnd:SO algemene<br />

vakken/plastische opvoeding/lichamelijke opvoeding) en de Iris Hogeschool Brussel (58 respondenten uit de<br />

opleiding BaOnd:SO - Lichamelijke Opvoeding).<br />

Dit deel van de bevraging peilde naar de instroom, de werkveldervaring in binnen- en buitenland, de<br />

vervolgopleidingen, gevolgde bijscholingen, de zoektocht naar werk, de beschikbare vacatures, de tevredenheid<br />

over de opleiding in al haar aspecten en de aansluiting tussen de opleiding en hun baan, de behoefte aan<br />

bijscholing en de wens naar contact met de hogeschool.<br />

In het begin van het academiejaar 2004-2005 werd een onderzoek opgezet naar de studiekeuzemotivatie bij de<br />

eerstejaarsstudenten van de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong>. Via een schriftelijke enquête werd gepeild<br />

naar de impact van diverse motieven, personen, instanties, communicatiekanalen en evenementen op hun<br />

studiekeuze. Voorts werd ook gevraagd of ze overwogen hadden om aan een andere hogeschool te studeren en<br />

om de opleiding te vergelijken met dezelfde opleiding aan een andere <strong>onderwijs</strong>instelling.<br />

Deze bevraging wordt tweejaarlijks afgenomen met 2004-2005 als eerste afname in de lerarenopleiding<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong>. Het aantal eerstejaarsstudenten voor een basiscluster met 3 <strong>onderwijs</strong>vakken of Plastische<br />

Opvoeding/basiscluster met lichamelijke opvoeding bedroeg op het moment van de afname 89/78, waarvan 53/78<br />

procent de enquête heeft ingevuld.<br />

Het studiekeuzeonderzoek lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> externen 2004 werd afgenomen via een<br />

enquête verzonden aan studenten die zich aanboden voor informatie over de lerarenopleiding Secundair<br />

<strong>Onderwijs</strong>, maar toch niet voor EHSAL kozen. De bevraging en het scoren waren analoog aan het<br />

studiekeuzeonderzoek van de eerstejaarsstudenten lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Sinds het academiejaar 2003-2004 is de procedure voor de behandeling van klachten en verbeteringssuggesties<br />

van toepassing op alle campussen van de hogeschool. Studenten, personeelsleden of externen kunnen hun<br />

klachten of verbeteringsvoorstellen rechtstreeks aankaarten bij de bevoegde medewerkers, via de Ombudsdienst<br />

of door een ‘Wat-kan-beter’-formulier te deponeren in de ideeënbussen.<br />

De geformuleerde klachten handelden meestal over de randvoorwaarden. Het primaire proces waarvan de<br />

resultaten kunnen afgeleid worden uit het strategieboek, geeft zelden aanleiding tot klachten geformuleerd via de<br />

klachtenprocedure.<br />

De opvolging gebeurt door de cel Kwaliteitszorg en Accreditering, die de ingediende klachten doorgeeft aan de<br />

persoon die de klacht moet behandelen. Het streefdoel is om klachten te behandelen binnen een termijn van één<br />

maand.<br />

De opleiding bereidde zich voor op de visitatie door middel van een previsitatie die voor de lerarenopleiding door<br />

een extern expertenteam werd uitgevoerd. De bevindingen en aanbevelingen hebben geleid tot bijsturingen.<br />

120 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


De commissie heeft alle metingen met resultaten kunnen inzien en concludeert dat de kwaliteitszorg van de<br />

lerarenopleiding zich duidelijk situeert in het algemeen kwaliteitsbeleid van EHSAL. Het kwaliteitsbeleid en<br />

kwaliteitsbewust handelen is sterk verankerd in de opleiding. Een kwaliteitshandboek is uitgewerkt en zorgt voor<br />

borging en verbetering van de kwaliteit. ISO-certificatie, aangepast aan de hogeschoolrealiteit, wordt beoogd. Er<br />

is een indrukwekkend aantal metingen die zorgen voor een aanpassing van het beleid en die de innovatie<br />

stimuleren. De projectmatige aanpak zorgt voor concretisering en reële verbetering. De previsitatie toont de<br />

gerichtheid van de opleiding naar kwaliteitszorg.<br />

Het is duidelijk dat de kwaliteitszorg volledig geïmplementeerd is in de opleidingen aan de EHSAL hogeschool en<br />

als een paradepaard kan worden gepresenteerd.<br />

De opleiding deed onderzoeken bij studenten, alumni en externen. De studietijdmeting, studiekeuzeonderzoek en<br />

klachtenbehandeling waren onderwerpen waar relevante informatie werd gezocht. Bij de onderzoeken naar<br />

studietijdmeting bleek de gevolgde methode niet adequaat.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om het onderzoek naar studietijd te optimaliseren.<br />

De commissie waarschuwt voor het gevaar dat de grote hoeveelheid aan gegevens door tijdsgebrek en een<br />

gebrek aan mogelijkheden niet allemaal even efficiënt kunnen leiden tot aangepaste bijsturing.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het strategie- en werkingsrapport wordt jaarlijks gerapporteerd over de mate waarin de taakstellingen voor het<br />

lopende academiejaar zijn gerealiseerd. De thema’s van de belangrijkste taakstellingen van het academiejaar<br />

2004-2005 voor de lerarenopleidingen Secundair <strong>Onderwijs</strong> werden gerangschikt van opleidings- naar<br />

hogeschoolniveau en van <strong>onderwijs</strong>kundig naar organisatorisch aspect.<br />

De taakstellingen betreffen de volgende thema’s:<br />

- curriculumontwikkeling tweede jaar lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> – lichamelijke opvoeding;<br />

- teleleerplatform en digitaal portfolio (N@tschool);<br />

- International Class;<br />

- stage en eindproef in de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>;<br />

- <strong>onderwijs</strong>visitatie bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>;<br />

- studiekosten;<br />

- studentenparticipatie;<br />

- resonantieraden Secundair <strong>Onderwijs</strong>;<br />

- externe samenwerking;<br />

- lessenroosters;<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 121


- taakinvulling;<br />

- flexibilisering.<br />

Naar aanleiding van de evaluatie van de jaarwerking worden op basis van diverse analyses, metingen en<br />

evaluaties knel- en verbeteringspunten gedetecteerd. Die bevindingen geven aanleiding tot de formulering van<br />

nieuwe taakstellingen voor het strategie- en werkingsplan van het volgende academiejaar.<br />

Het ontwerp van strategie- en werkingsplan wordt opgemaakt door de kwaliteitscoördinator na een schriftelijke<br />

bevraging bij de diensthoofden, de interne auditoren, de opleidingscoördinatoren, de decanen, de<br />

groepsvoorzitters, de algemeen directeur en de voorzitters van diverse raden en commissies.<br />

Het ontwerp wordt bijgesteld na bespreking in de cel Kwaliteitszorg & Accreditering, het directiecomité, de<br />

Academische Raad en de Raad van Bestuur.<br />

De verschillende metingen en enquêtes leiden tot taakstellingen, zowel op organisatorisch als op pedagogisch<br />

vlak. De commissie heeft aan de hand van de gesprekken en uit de documentatie kunnen vaststellen dat de<br />

verschillende metingen en enquêtes leiden tot taakstellingen, zowel op organisatorisch als op pedagogisch vlak.<br />

Deze zorgen voor reële verbetering of innovatie op het vlak van onder meer curriculumaanpassing, stages,<br />

digitaal werken, internationalisering, samenwerking met de verschillende partners, lessenroosters enzovoort. Ook<br />

de bevindingen van een previsitatierapport werden geïntegreerd. De commissie vindt dit een voorbeeld is van<br />

geïntegreerde kwaliteitszorg.<br />

Het is volgens de commissie duidelijk dat de kwaliteitszorg effectief leidt tot een betere opleiding en een betere<br />

dienstverlening.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om erover te waken dat de kwaliteitszorg niet te zwaar weegt op de werkdruk.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Om het kwaliteitsbeleid tot uitvoer te brengen heeft de Raad van Bestuur een directeur Kwaliteitszorg aangesteld<br />

en een cel Kwaliteitszorg en Accreditering opgericht. Zij sturen het kwaliteitsbeleid en treden coördinerend en<br />

faciliterend op. Er is geopteerd voor een mix van de bottom-up- en top-downaanpak. Initiatieven op het vlak van<br />

kwaliteitszorg kunnen op alle niveaus worden genomen, want kwaliteitszorg blijft een cyclisch gebeuren.<br />

De directeur Kwaliteitszorg geeft leiding aan de cel Kwaliteitszorg en Accreditering, die bestaat uit zes<br />

personeelsleden: de kwaliteitscoördinator (voltijds), een personeelslid van de campus Economische Hogeschool<br />

(70 procent van de taakinvulling), twee van de campus Nieuwland (20 procent van de taakinvulling), een<br />

personeelslid van de campus Sociale Hogeschool, de coach studentenparticipatie en het diensthoofd van de cel<br />

Statistische Analyse.<br />

122 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Deze cel is een beleidsvoorbereidende en -ondersteunende technische cel die de directie, de opleidingen, de<br />

stafdiensten en de centra ondersteunt bij de uitvoering van het kwaliteitsbeleid.<br />

De kwaliteitscoördinator is lid van de coördinatievergadering stafdiensten en pleegt maandelijks overleg met de<br />

decanen en de groepsvoorzitters. Hij is lid van het directiecomité, rapporteert over de doeltreffendheid van het<br />

kwaliteitssysteem en de voortgang van het strategie- en werkingsplan en is verantwoordelijk voor de coördinatie<br />

van het operationele kwaliteitsbeleid.<br />

Een medewerker van het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> maakt deel uit van de cel Kwaliteitszorg en Accreditering.<br />

Maandelijks wordt deze medewerker uitgenodigd op het overleg tussen decaan en opleidingscoördinatoren voor<br />

het studiegebied <strong>Onderwijs</strong>, om de wederzijdse contacten te bevorderen en zo op de hoogte te blijven van de<br />

ontwikkelingen in het studiegebied.<br />

Een lector van het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> wordt opgeleid als interne auditor ter voorbereiding van ISO-certificatie<br />

voor de opleidingen van de <strong>onderwijs</strong>groep Vorming & Welzijn, waartoe de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> behoort.<br />

De betrokkenheid van lectoren en studenten zit vervat in de organisatiestructuur van de kwaliteitsorganen en hun<br />

doelstellingen.<br />

De bevragingen en enquêtes zijn gespreid over zowat alle actoren van de opleiding, die goed geïnformeerd<br />

worden over de resultaten, en medezeggenschap hebben in raden die meehelpen aan de ontwikkeling van<br />

strategische doelen.<br />

Door een niet te dwingend implementatietraject wordt verkregen dat de medewerkers een geschikt werkklimaat<br />

vinden en de nagestreefde doelen meer haalbaar lijken.<br />

Er gaat veel aandacht uit naar de betrokkenheid van alle medewerkers, naar een gemeenschappelijke taal, naar<br />

de voorbeeldfunctie van de leidinggevenden en naar de diversiteit in de verschillende teams.<br />

De kwaliteitscoördinator ging in de loop van vorige academiejaren in elk <strong>onderwijs</strong>team het kwaliteitsbeleid<br />

toelichten en bespreken. Hij bracht er ook de thema’s visitatie en accreditatie ter sprake en wees op de mogelijke<br />

inbreng van de docenten in dit verband.<br />

De studenten worden op de meest uiteenlopende manieren betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Ze<br />

participeren in de Raad van Bestuur, de Academische Raad, ad hoc in de coördinatiegroep, in diverse project- en<br />

werkgroepen, bijvoorbeeld de projectgroep Lessenroosters, projectgroep Cursusdienst, en kunnen desgevallend<br />

worden uitgenodigd in de cel Kwaliteitszorg en Accreditering.<br />

Ze worden in die moeilijke opdracht begeleid door de voltijdse coach studentenparticipatie van de hogeschool, die<br />

zelf ook lid is van de cel Kwaliteitszorg en Accreditering en een coach specifiek voor de campus Nieuwland.<br />

De participatiestructuur van de studenten steunt op een breed netwerk van contactstudenten uit alle studiejaren<br />

en opleidingen.<br />

Vertegenwoordigers per opleidingsjaar (twee per klasgroep) werden uitgenodigd voor een panelgesprek rond<br />

visie, doelstellingen en programma van de opleiding ter voorbereiding van het schrijven van het<br />

zelfevaluatierapport.<br />

Ze dienen jaarlijks ‘Wat kan beter’-formulieren in, die een permanente inspiratiebron zijn voor verbetering en een<br />

snelle detectie van acute problemen mogelijk maken.<br />

In de opleiding BaOnd:SO zijn de studenten nog bij de interne kwaliteitszorg betrokken, doordat er per<br />

opleidingsjaar een contactstudent wordt aangeduid. Deze fungeert bij problemen of onduidelijkheden of door<br />

middel van voorstellen als informeel communicatiekanaal naar de lectoren en de opleidingscoördinator.<br />

Op basis van de alumni-enquête BaOnd:SO, afgenomen in het voorjaar 2003, blijkt dat er vraag is naar een<br />

alumniwerking (ongeveer 82 procent wenst het contact met de hogeschool te herstellen). Het is dan ook een<br />

taakstelling in het strategie- en werkingsplan voor het academiejaar 2005-2006.<br />

Het Groepscentrum Permanente Vorming informeert sinds het academiejaar 2003-2004 de afgestudeerden uit<br />

het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> over het opleidingsaanbod.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 123


De opleiding BaOnd:SO houdt voeling met de behoeften van de arbeidsmarkt door middel van de volgende<br />

kanalen:<br />

- de resonantieraden Secundair <strong>Onderwijs</strong>;<br />

- contacten met scholen en andere organisaties die fungeren als stageplaatsen;<br />

- gastsprekers uit verschillende disciplines;<br />

- externe promotoren en externe lezers van eindproeven (eerder sporadisch);<br />

- deelname aan congressen en symposia;<br />

- docenten die werkzaam zijn in het beroepenveld;<br />

- participatie in werkgroepen van het VVKHO en het VVKSO (Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair<br />

<strong>Onderwijs</strong>).<br />

De commissie oordeelt dat het beleid beseft dat de implementatie van een kwaliteitsbeleid slechts mogelijk is<br />

wanneer alle betrokkenen bewust willen meewerken en probeert daarvoor een geschikt klimaat te creëren. De<br />

commissie krijgt de indruk dat dit bij het personeel vrij goed lukt, maar dat bij de studenten de participatie, hoewel<br />

voorzien, niet altijd optimaal is. Met het beroepenveld en afgestudeerden worden wel contacten onderhouden, en<br />

de Resonantieraad is een goed middel om tot resultaat te komen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de inbreng van de studenten te optimaliseren.<br />

De commissie stelt dat de contacten met het beroepenveld, naast de Resonantieraad, meer kunnen worden<br />

geformaliseerd.<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

goed<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De commissie heeft een erg goede werking van de kwaliteitszorg vastgesteld.<br />

- Uit de gesprekken met de verschillende betrokkenen blijkt dat de kwaliteitszorg echt geïntegreerd is in de<br />

opleiding.<br />

De commissie is van mening dat er voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding<br />

aanwezig zijn.<br />

124 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie oordeelt mee op basis van de kwaliteit van de didactische stage en het eindwerk dat het<br />

gerealiseerde niveau goed is en dat de doelen worden bereikt. Dit wordt ondersteund door evaluatieformulieren<br />

die ook ingevuld worden door de mentor. Uit de gesprekken met mentoren komt naar voren dat ze over het<br />

geheel erg tevreden zijn met het niveau van de studenten. Het werkveld gaf tijdens de gesprekken aan dat het de<br />

kwaliteit van de studenten hoog inschat. Dit wordt ondersteund door gegevens uit perceptieonderzoek onder<br />

alumni en het werkveld.<br />

Uit perceptieonderzoek blijkt dat studenten het niveau van de opleiding hoog inschatten. Uit het alumnionderzoek<br />

blijkt dat de alumni tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding op arbeidsmarkt. Dit werd tijdens de<br />

gesprekken onderschreven.<br />

De kans op werk na het afstuderen, is goed. In de gesprekken met alumni kwam naar voren dat afgestudeerden<br />

van de opleiding plastische opvoeding en bewegingsrecreatie terechtkomen in een ruimer werkdomein dan<br />

<strong>secundair</strong>e scholen.<br />

Tijdens de gesprekken gaven de alumni aan dat de school erg behulpzaam was geweest bij het vinden van jobs<br />

door het aanbieden van advertenties, maar ook doordat lectoren altijd bereid waren adviezen en ondersteuning te<br />

geven. Werk werd gevonden bij stagescholen en door adressen verkregen via de hogeschool. Tijdens de<br />

opleiding werden de studenten voorbereid op sollicitatiegesprekken via lessen Nederlands (rollenspelen).<br />

De opleiding wil in de toekomst de bevraging van de afgestudeerden verder verfijnen om meer gerichte informatie<br />

te verkrijgen voor de afstemming van het curriculum op de noden van de arbeidsmarkt, maar ook als<br />

stavingsmateriaal voor accreditatiedoelen. Meer specifiek wenst de opleiding ook resultaatindicatoren op het<br />

gebied van gerealiseerd niveau te beschrijven.<br />

Binnen de Associatie K.U.Leuven zal binnen het project ‘Kwaliteitsindicatoren’ van het <strong>Onderwijs</strong>ontwikkelingsfonds<br />

in de nabije toekomst expliciet aandacht worden besteed aan de operationele beschrijving van dit<br />

soort kwaliteitsindicatoren en de ontwikkeling van instrumenten om ze samen te stellen en te evalueren. EHSAL<br />

participeert actief aan deze activiteiten.<br />

De commissie waardeert deze initiatieven.<br />

Realisaties op het vlak van internationalisering van het <strong>onderwijs</strong>: deelname van studenten en personeel aan<br />

internationale uitwisselingsprogramma’s.<br />

Op het vlak van internationalisering werd de volgende studenten- en docentenmobiliteit BaOnd:SO gerealiseerd:<br />

Academiejaar studenten uit studenten in docenten uit docenten in<br />

2002-2003 25 29 2 0<br />

2003-2004 25 27 3 0<br />

2004-2005 29 0 3 1<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 125


Binnen het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> wordt actief gewerkt en deelgenomen aan internationale projecten die door de<br />

Europese Unie erkend zijn als Socrates-programma’s.<br />

Er zijn vier intensieve programma’s met EHSAL als coördinerende instelling: Islam, Euroclass, Pettie en Einstein.<br />

Daarnaast zijn er elf intensieve programma’s met EHSAL als deelnemende partner: Aida, Bridges, Curious,<br />

Energize, Eurotrain, Intercultural Teaching Experience, Lorena, N-large, Primed, Qualihead en Tesco.<br />

Er zijn twee Comenius 2.1-projecten: Identities en Elèces en difficulté – professeurs en recherche.<br />

Er is één CDS-project (Curriculum Development Advanced): Eduman – Education & Management.<br />

Een overzicht van de actieve partners 2004-2005:<br />

Algemene vakken en plastische opvoeding:<br />

- Finland: Jyväskylän yliopisto/University of Jyväskylä;<br />

- Nederland: Noordelijke Hogeschool Leeuwarden;<br />

- Noorwegen: Høgsklolen i Bergen;<br />

- Portugal: Escola Superior de Educaçǎo de Viana do Castelo (enkel PO-studenten);<br />

- Oostenrijk: Pädagogische Akademie des Bundes in Tirol;<br />

- Pädagogische Akademie des Bundes in Wien.<br />

Lichamelijke opvoeding:<br />

- Noorwegen: Hedmark University College, Elverum;<br />

- Noorwegen: Høgskolen i Oslo;<br />

- Noorwegen: Stord/Haugesund University College;<br />

- Nederland: Fontys Sporthogeschool Tilburg;<br />

- Nederland: Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle;<br />

- Portugal: Escola Superior de Educaçǎo de Viana do Castelo;<br />

- Zweden: Malmö University.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de werkzaamheden op het vlak van resultaatindicatoren verder te zetten en meer<br />

aandacht te besteden aan docentenmobiliteit.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

126 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


de 50 % liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De opleiding stelt zelf dat de gehanteerde streefcijfers op een pragmatische wijze tot stand zijn gekomen en dit bij<br />

afwezigheid van een formeel referentiekader. Door de cel Statistische Analyse van de hogeschool werd een<br />

voorstel van te hanteren streefcijfers geformuleerd. Dit werd besproken in de cel Kwaliteitszorg en Accreditering<br />

en voorgesteld op de Academische Raad.<br />

De cel Statistische Analyse heeft zich bij ontstentenis van een officieel en betrouwbaar referentiekader wat<br />

kengetallen voor slaagcijfers in Vlaanderen betreft, gebaseerd op meetgegevens in de eigen instelling (4<br />

studiegebieden: <strong>Onderwijs</strong>, 3 opleidingen; Gezondheidszorg: 5 opleidingen; Sociaal-Agogisch Werk: 2 opleidingen;<br />

Handelswetenschappen en Bedrijfskunde: 2 opleidingen). Verder werden slaagcijfers opgevraagd bij de<br />

Administratie Hoger <strong>Onderwijs</strong>.<br />

De volgende principes en streefcijfers staan voorop:<br />

- De overgrote meerderheid van de studenten die zich inschrijven, neemt deel aan de examens; we stellen hier<br />

als norm 90 procent. Anders gesteld: het percentage voortijdige studiestakers mag de 10 procent niet<br />

overstijgen.<br />

- De slaagkans in het eerste studiejaar mag niet onder de 50 procent liggen; een slaagkans tussen de 50 en<br />

80 procent kan als normaal beschouwd worden in een eerste studiejaar.<br />

- De slaagkans in de hogere jaren ligt duidelijk hoger dan in het eerste studiejaar; de slaagkans ligt hier best<br />

boven de 80 procent.<br />

- De studieduur mag niet nodeloos worden verlengd; het wordt als normaal gezien dat een aantal studenten<br />

één of meerdere jaren langer doet over de opleiding dan voorzien. Toch gaat de opleiding ervan uit dat 80<br />

procent van de studenten zijn opleiding afwerkt met maximaal 1 jaar extra.<br />

- De overgrote meerderheid van de studenten werkt zijn laatste studiejaar af in één academiejaar; hier stelt de<br />

opleiding een streefcijfer van 80 procent voorop. Slagen betekent hier uiteraard ook dat de eindproef met<br />

succes is afgewerkt.<br />

De commissie constateert dat de opleiding de waarde van de streefnormen realistisch inschat. De opleiding stelt<br />

dat deze streefnormen op dit ogenblik slechts kunnen worden beschouwd als een eerste schuchtere<br />

denkoefening en een prikkel voor beleidsvoering op dit vlak. Het werken met streefnormen betreffende het<br />

<strong>onderwijs</strong>rendement in een geherstructureerd en flexibiliserend hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen, is een<br />

huzarenstuk. Verdere verfijning zal zich opdringen naarmate hiermee verder ervaring wordt opgedaan.<br />

De opleiding meldt de volgende rendementscijfers in 2003 -2004:<br />

Van de eerstejaarsstudenten BaOnd:SO die zich hebben ingeschreven, vallen 7,5 procent (Nieuwland) en 6<br />

procent (Parnas) voortijdig uit. De norm van 90 procent wordt hier dus ruimschoots gehaald.<br />

De slaagkans in het eerste studiejaar mag niet onder de 50 procent liggen. Deze norm wordt gehaald: namelijk<br />

52,5 procent van de eerstejaarsstudenten op de campus Nieuwland en 56 procent op de campus Parnas<br />

(opleiding lichamelijke opvoeding).<br />

De slaagkans in de hogere jaren ligt duidelijk hoger. In het tweede jaar slaagt 95,7 procent (Nieuwland) en 81,8<br />

procent (Parnas) van de studenten. Twee studenten hebben niet deelgenomen aan de examens. In het derde<br />

jaar slaagt 98,1 procent (Nieuwland) en 90,9 procent (Parnas) van de studenten.<br />

Met betrekking tot de studieduur zijn de volgende gegevens beschikbaar: 73 procent van de studenten die<br />

afstudeerden in het academiejaar 2003- 2004 werkten het programma af in de voorziene duur van drie jaar. Het<br />

vooropgestelde streefcijfer wordt hier behaald. 97 procent van de studenten werkte het programma af met<br />

maximaal 1 jaar extra.<br />

De overgrote meerderheid van de studenten (94 procent) werkt zijn laatste studiejaar af in één academiejaar. Er<br />

zijn in het laatste jaar heel weinig bisstudenten. Het streefcijfer van 80 procent wordt hier opnieuw gehaald.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 127


De grootste oorzaak voor de uitval is de foute perceptie van het vak waarvoor de studenten kiezen. Dit is vooral<br />

het geval voor lichamelijke opvoeding, omdat de opleiding zwaarder is dan verwacht en bovendien gecombineerd<br />

is met algemene vakken.<br />

Bij de algemene vakken is er een foutieve perceptie van de opleiding.<br />

Op de openlesdagen in de maand maart probeert men om een realistisch beeld te geven van de opleiding en de<br />

verwachtingen vanwege de hogeschool. Hiervoor worden studenten als ‘hostessen’ ingeschakeld, omdat ze zelf<br />

informatie kunnen geven over de opleidingen.<br />

De commissie concludeert dat de opleiding duidelijke streefcijfers heeft opgesteld voor:<br />

- het percentage studiestakers;<br />

- de slaagkans in het eerste opleidingsjaar;<br />

- de slaagkans in de hogere opleidingsjaren;<br />

- de studieduur.<br />

Een rapport bevat de analyse van de gegevens en relateert deze aan de streefcijfers. Hierbij wordt opgemerkt dat<br />

deze nagenoeg overeenkomen met de streefcijfers (ZER, pag. 123). Indien deze niet worden gehaald, vindt er<br />

een analyse plaats om de oorzaak te achterhalen.<br />

De commissie spreekt zich bijzonder positief uit over de wijze waarop binnen de hogeschool aandacht wordt<br />

besteed aan de streefcijfers en de analyse van de realisatie ervan. De commissie vindt tevens dat de wijze<br />

waarop de totstandkoming van streefcijfers en de aanwezige ervaring op het gebied van streefcijfers in vraag<br />

worden gesteld, getuigt van een erg sterk doorgedreven kwaliteitsbewustzijn.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding mag tevreden zijn over het bereikte niveau;<br />

- het werkveld en de alumni dit onderschrijven;<br />

- de opleiding erin slaagt de streefcijfers te halen;<br />

- waar dit niet gebeurt, wordt geanalyseerd en bijgestuurd.<br />

De commissie is van mening dat er voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding<br />

aanwezig zijn.<br />

128 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

In haar reactie op het eerste opleidingsrapport geeft de opleiding aan de volgende acties of verbeteringen<br />

gepland of uitgevoerd te hebben:<br />

- de renovatie en modernisering van de gebouwen werden verder gezet;<br />

- het onderzoek naar de studietijd werd verder geoptimaliseerd;<br />

- in juni 2007 werd het ISO-certificaat 9001 door de <strong>onderwijs</strong>grope Vorming en Welzijn behaald.<br />

De commissie heeft op basis hiervan geen aanpassingen van de oordelen doorgevoerd.<br />

Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel | 129


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud goed<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid goed<br />

Facet 2.3: Samenhang goed<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing goed<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden goed<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid goed<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel goed<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen voldoende<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten goed<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering goed<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

goed<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

130 | Opleidingsrapport EHSAL, Europese Hogeschool Brussel


Hoofdstuk 3 Erasmushogeschool Brussel<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Erasmushogeschool Brussel<br />

De Erasmushogeschool telt negen departementen die elk op een bepaalde campus gehuisvest zijn of zullen<br />

worden. De departementen zijn:<br />

- Communicatie<br />

- Gezondheidszorg<br />

- Horteco<br />

- Hotel en Toerisme<br />

- Industriële Wetenschappen en Technologie<br />

- Koninklijk Conservatorium Brussel<br />

- Lerarenopleiding<br />

- Rits<br />

- Sociaal-agogisch Wwerk<br />

- Toegepaste Taalkunde<br />

Het departement Gezondheidszorg/Lerarenopleiding is sinds 2002 een fusiedepartement vanuit de vroegere<br />

departementen Lerarenopleiding en Gezondheidszorg. Het is gevestigd op één campus in Jette.<br />

Aan de Erasmushogeschool worden in het studiegebied Lerarenopleiding drie professionele bacheloropleidingen<br />

georganiseerd, één bachelor-na-bachelor en één postgraduaat.<br />

- Bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong> (driejarig modeltraject)<br />

- Bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong> (driejarig model- en verkort traject)<br />

- Bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong><br />

- Voortgezette erarenopleiding Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong> (vanaf 2006-2007 tweejarig modeltraject)<br />

- Postgraduaat Meertaligheid en <strong>Onderwijs</strong><br />

De bacheloropleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> omvat drie afstudeerrichtingen:<br />

- Algemene Vakken (driejarig modeltraject)<br />

- Lichamelijke Opvoeding (driejarig modeltraject)<br />

- Bio-esthetiek/Haartooi (driejarig modeltraject)<br />

In uitvoering van het Decreet betreffende de herstructurering van het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen van 4 april<br />

2003, keurden de Raden van Bestuur van de Erasmushogeschool Brussel en van de VUB in juli 2003 de statuten<br />

goed van de vzw Universitaire Associatie Brussel.<br />

De Associatie Brussel vertegenwoordigt zowat 9.200 universiteitsstudenten en 4.500 hogeschoolstudenten.<br />

Het doel om een complementair opleidingsaanbod te realiseren binnen de Universitaire Associatie Brussel, zit in<br />

een eerste fase. Een samenwerking tussen het departement Gezondheidszorg & Lerarenopleiding, IDLO<br />

(InterDisciplinaire vakgroep LerarenOpleiding) en de faculteiten P&E (Psychologie en Educatiewetenschappen)<br />

en L&W (Letteren en Wijsbegeerte), vakgroep Geschiedenis, moet in de nabije toekomst leiden tot afspraken<br />

rond schakelprogramma’s, EVK of EVC’s. Dit heeft geleid tot het ontstaan van permanente werkgroepen binnen<br />

de associatie, met als doel curriculumplanning en -overleg en het evalueren van gemeenschappelijke acties.<br />

Binnen de opleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> wordt een voor Vlaanderen uniek vak aangeboden: islamitische<br />

godsdienst met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid. De financiële ondersteuning door de Vlaamse minister van <strong>Onderwijs</strong><br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 131


zorgde ervoor dat verdere initiatieven rond intercultureel <strong>onderwijs</strong> en het aantrekken van allochtone studenten<br />

konden worden ontwikkeld.<br />

Als lerarenopleiding werd de Erasmushogeschool Brussel vanuit een beleidsplan ‘maatschappelijke differentiatie’<br />

geselecteerd om gedurende enkele jaren initiatieven te ontwikkelen op het gebied van de begeleiding van<br />

doelgroepstudenten, en te zorgen voor een betere doorstroming van deze groep (AMD-beleid, wat staat voor<br />

Aansluiting en Maatschappelijke Differentiatie). Dit heeft geleid tot de innovatie van de opleiding en de initiatie<br />

van een Dienst voor Studiebegeleiding. Door meer in te spelen op de werkveldbehoeften en maatschappelijkeducatieve<br />

veranderingen zijn netoverschrijdende initiatieven ontstaan, zoals de oprichting van een postgraduaat<br />

Meertaligheid en <strong>Onderwijs</strong>.<br />

132 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De startende leerkracht kan op een degelijk niveau en op een degelijke manier <strong>onderwijs</strong> verstrekken aan<br />

leerlingen van de 1ste en 2de graad van het aso en het tso. Hij of zij kan op een degelijk niveau en op een<br />

degelijke manier <strong>onderwijs</strong> verstrekken aan leerlingen van het bso. Bachelors LO worden ook voorbereid op een<br />

betrekking in het basis<strong>onderwijs</strong>.<br />

De opleiding streeft ernaar om de studenten een autonome, kritische en rechtvaardige houding aan te meten met<br />

een geëngageerde, brede maatschappelijke visie en de wil om zich in te zetten voor een betere en gezonde<br />

interculturele samenleving.<br />

Deze algemene maatschappelijke visie op <strong>onderwijs</strong> is de basis voor een geëngageerde en emancipatorische<br />

lerarenopleiding. Daarbij wordt rekening gehouden met moderne leerpsychologische inzichten en met alle<br />

decretale en wettelijke bepalingen.<br />

Taalvaardigheid- en intercultureel <strong>onderwijs</strong> zijn belangrijke ingrediënten van de lerarenopleiding, maar ook<br />

actieve participatie en betrokkenheid van de studenten en de lectoren om binnen een dynamisch proces van<br />

dialoog, samenwerking, gedeelde verantwoordelijkheid en maatschappelijk engagement de doelstellingen van<br />

ons <strong>onderwijs</strong> te kunnen realiseren. In het programma wordt hieraan expliciet aandacht besteed.<br />

Om tegemoet te komen aan de eisen van het Decreet op de lerarenopleiding van 1996 werd het curriculum<br />

geheroriënteerd en werd er meer aandacht besteed aan actief leren. Zo groeide een nieuw concept voor de<br />

lerarenopleiding volgens de volgende lijnen:<br />

in kaart brengen van competentiegerichte elementen in de opleiding;<br />

competentiegericht werken optimaliseren;<br />

creëren van vormingsmomenten met betrekking tot competentiegericht werken;<br />

permanente opvolging via bijsturing geïnitieerd in de stuurgroep en de Opleidingscommissie.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 133


In het eerste opleidingsjaar werden zeven docentgerichte vakken omgezet in vier interactieve modules. In het<br />

tweede opleidingsjaar werden twee modules opgebouwd rond ‘Gelijke Kansen’ en ‘Kinderrechten’. In het derde<br />

jaar werd het project ‘Ouderparticipatie’ ingevoerd, door het samenbrengen van de vakken sociaalagogischevaardigheden,<br />

omgaan en verwerken van informatie en ‘Project’.<br />

De gemeenschappelijke stam wordt aangeboden in thematische modules, waarin op jaarbasis algemene,<br />

beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties worden gerealiseerd.<br />

De algemene en beroepsgerichte competenties worden gegroepeerd in modules en aangeboden onder de<br />

noemer ‘algemene competenties’. ICT en mondelinge taalvaardigheid zijn hierbij opgenomen.<br />

De beroepsspecifieke competenties liggen ook ingebed in modules, en focussen op GOK-competenties en het<br />

verwerven van noodzakelijke leerinhouden in functie van het leraar-zijn.<br />

In 2005 werd de competentiematrix ingevoerd in alle opleidingen van de lerarenopleiding in de<br />

Erasmushogeschool Brussel. Het is een digitaal instrument dat enerzijds een registratiefunctie (overzicht en<br />

controle) heeft en anderzijds een evaluatiefunctie voor de hele opleiding (horizontale toetsing) en de<br />

opleidingsonderdelen (verticale toetsing).<br />

De structuur van de competentiematrix is gebaseerd op enerzijds de decretale basiscompetenties —– algemene,<br />

beroepsgerichte en beroepsspecifieke — en anderzijds de decretale lijst Basiscompetenties Lerarenopleiding.<br />

Vanuit de visietekst werden bijkomende competenties toegevoegd in de cluster beroepsspecifieke competenties.<br />

De commissie is van oordeel dat de ingevulde matrix een duidelijk beeld geeft van de aspecten die in het totale<br />

programma aan de orde komen en ook de hiaten zichtbaar maakt.<br />

Uit gesprekken blijkt dat de competentiematrix nu vooral een functie vervult van registratie en controle, en dat in<br />

de toekomst deze matrix efficiënter zal worden ingezet.<br />

Belangrijke pijlers van de opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> zijn de algemene en algemeen<br />

beroepsspecifieke competenties, die worden aangeboden in een kader waarin rekening wordt gehouden met<br />

nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het bereid zijn tot levenslang leren en een grote flexibiliteit op de<br />

arbeidsmarkt.<br />

De belangrijkste bouwstenen die hierbij aan bod komen, zijn:<br />

- denk- en redeneervaardigheden ontwikkelen;<br />

- zelfstandig leren en werken;<br />

- samenwerkend leren, communiceren en leiding geven;<br />

- vermogen tot kritische reflectie.<br />

Deze aspecten worden via beroepsspecifieke situaties geïntegreerd door gebruik te maken van werkvormen als<br />

didactische stages, vakkenstages, projecten, GWP’s, vormen van zelfstandig werken en het realiseren van een<br />

eindwerk.<br />

De commissie stelt vast de doelstellingen van de opleiding slaan op het verwerven en beheersen van de<br />

algemene competenties, de algemene beroepsgerichte competenties en de beroepsspecifieke competenties, en<br />

dat deze competenties door de opleiding als uitgangspunt voor de opleiding worden genomen. Dit blijkt zowel uit<br />

de logische opbouw van het curriculum als uit de gehanteerde werk- en evaluatievormen.<br />

De commissie is positief over de wijze waarop de vakinhouden in de studiegids zijn uitgeschreven in<br />

competentiegerichte doelstellingen. Het ontwikkelen van een brede, geëngageerde maatschappelijke visie,<br />

gericht op een interculturele samenleving, sluit nauw aan bij die competenties. Ook de expliciete aandacht voor<br />

taal is, gezien de Brusselse context en de gevarieerde instroom, hierbij relevant.<br />

Binnen de opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> verloopt de internationalisering voorlopig nog sterk<br />

gecentraliseerd en ad hoc. Er worden enkele initiatieven ontwikkeld, maar die zijn niet echt gebaseerd op<br />

duidelijke concepten of een beleidsplan van de opleiding. Twee belangrijke actiepunten om dat te veranderen,<br />

zijn de structurele verankering van internationalisering in de werking van het departement en het stimuleren van<br />

de betrokkenheid van lectoren bij internationalisering.<br />

Bij de selectie van internationale initiatieven worden de volgende parameters gehanteerd: maatschappelijke<br />

relevantie, de toegevoegde waarde voor de opleidingen, het innoverende karakter, het adequaat beantwoorden<br />

134 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


aan de vraag (van het departement, studenten, overheid, derden …), continuïteit, personeelsomkadering en<br />

logistieke en financiële middelen.<br />

De opleiding erkent duidelijk het belang van internationalisering en besteedt hieraan in toenemende mate<br />

aandacht, bijvoorbeeld door contracten af te sluiten met partnerinstellingen om uitwisseling van studenten<br />

mogelijk te maken. Het doel is internationalisering meer te verankeren in de totale opleiding. Voor het komende<br />

academiejaar is in het stagerooster een logistieke aanpassing gebeurd, zodat de studenten naar het buitenland<br />

kunnen als ze dit wensen.<br />

In het beleidskader Lerarenopleiding 2005-2006 wordt dit punt expliciet genoemd.<br />

Zowel lectoren als studenten nemen deel aan internationale projecten en uitwisselingen, maar een meer<br />

gestructureerd beleid kan de waarde van de opleiding nog verhogen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het beroepsgericht opleidingsprofiel van de opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> is afgeleid van verschillende<br />

bronnen: de inputvariabelen. Deze kunnen worden beschouwd als de bouwstenen van het domeinspecifieke<br />

referentiekader van de opleiding.<br />

Algemeen juridische inputvariabelen:<br />

- Het beroepsprofiel (Besluit van de Vlaamse regering betreffende de beroepsprofielen van de leraren van<br />

29/09/1998);<br />

- De brief van de Vlaamse minister van <strong>Onderwijs</strong>, Werk en Vorming betreffende de basiscompetenties en het<br />

onderwerpbesluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren van 10/09/2004;<br />

- Het Decreet op de herstructurering van het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen van 04/04/2003;<br />

- Het Decreet op de flexibilisering van het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen en houdende dringende hoger<br />

<strong>onderwijs</strong>maatregelen van 30/04/2004-20/05/2005).<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 135


Internationale inputvariabelen:<br />

- Ervaringen opgedaan tijdens uitwisselingsprojecten (Socrates, Erasmus…).<br />

Nationale inputvariabelen:<br />

- Mentorendagen;<br />

- Samenwerking met scholen in proeftuinprojecten;<br />

- Samenwerkingsprotocol met scholengemeenschappen RAGO en OVSG;<br />

- Deelname overlegforum VAHS (Vlaamse Autonome Hogescholen);<br />

- Deelname overlegplatform CODELO (Contactgroep Departementen Lerarenopleiding);<br />

- Samenwerking academische lerarenopleiding VUB (IDLO).<br />

Brusselse inputvariabelen:<br />

- Deelname ‘Word leraar in Brussel’;<br />

- Samenwerking met het Huis van het Nederlands;<br />

- Samenwerking met het Centrum voor Nascholing Brussel.<br />

Inputvariabelen uit de Erasmushogeschool en het departement Gezondheidszorg/Lerarenopleiding:<br />

- Visietekst Erasmushogeschool;<br />

- Medewerking ‘Dag van de <strong>Onderwijs</strong>vernieuwing’;<br />

- Participatie coreteam ter realisatie van de visietekst Lerarenopleiding.<br />

Uit deze inputvariabelen blijkt dat het opleidingsprofiel aansluit bij de eisen die door het beroepenveld worden<br />

gesteld, dat ze met vakgenoten zijn overlegd en in overeenstemming zijn met de geldende reglementering.<br />

De opleiding vertrekt vanuit een referentiekader dat gebaseerd is op het beroepsprofiel, de basiscompetenties<br />

van de leerkracht in het algemeen en van de respectieve leerkracht AV (Algemene Vakken), BH (Bioesthetiek/Haartooi)<br />

en LO (Lichamelijke Opvoeding) in het bijzonder, de respectieve vakconcepten van AV, BH en<br />

LO, de opleidingsvisie, de leerplannen en de geldende waarden en normen binnen de maatschappij (ZER p.30).<br />

In het programma komen de gestelde opleidingsdoelen duidelijk terug. Uit de gesprekken blijkt dat de rode lijn in<br />

het programma voor studenten en docenten duidelijk is.<br />

De studenten bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> verwerven voldoende inzichten, vaardigheden en basishoudingen<br />

om te functioneren binnen het <strong>onderwijs</strong>veld, maar ze kunnen hiermee ook andere beroepsactiviteiten uitvoeren.<br />

De eindkwalificaties worden overwegend op informele basis getoetst bij het relevante beroepenveld. Deze<br />

toetsing vindt plaats door persoonlijke contacten van de lectoren bij het werkveld, stagebezoeken en dergelijke.<br />

Binnen de afstudeerrichting LO is deze toetsing al meer geformaliseerd. De opleiding zou nog kunnen groeien als<br />

er een formele klankbordgroep met vertegenwoordigers uit het werkveld zou worden opgestart, en deze een taak<br />

krijgt bij de toetsing van de eindkwalificaties.<br />

Er wordt veel aandacht besteed aan de taalvaardigheid van de studenten. Beheersing van voldoende<br />

taalvaardigheid is een voorwaarde om de opleiding te kunnen volgen. Bij de aanvang van de opleiding worden<br />

van de studenten instaptoetsen afgenomen om het taalvaardigheidniveau te bepalen. Indien nodig krijgen de<br />

studenten gericht taalvaardigheid<strong>onderwijs</strong>. Tijdens de opleiding blijft taalvaardigheid belangrijk, en onvoldoende<br />

beheersing kan een reden zijn om de student niet toe te laten tot de stage. Ook bij de evaluatie van het eindwerk<br />

wordt taalvaardigheid expliciet in de beoordeling opgenomen.<br />

136 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


De commissie oordeelt dat het opleidingsprofiel verantwoord is samengesteld vanuit de verschillende<br />

competenties, in functie van de gekozen <strong>onderwijs</strong>vakken. Op die geconcretiseerde competenties hebben<br />

externe factoren zoals leerplannen, wensen en behoeften van het beroepenveld, ervaringsdeskundigen …<br />

invloed. De informatie die daarvoor nodig is, blijkt weinig geformaliseerd, met uitzondering voor de<br />

afstudeerrichting Lichamelijke Opvoeding.<br />

Ze wordt meestal verkregen via informele contacten met het beroepenveld of via bevraging na ingerichte<br />

mentorendagen, via contacten met vakgenoten uit de associatie en ook uit andere nationale en internationale<br />

contacten.<br />

Door de stages is er voldoende feedback over de eindkwalificaties. Dit academiejaar werd het beleidsplan<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> geactualiseerd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om externe informatiebronnen (leerplannen, wensen en behoeften van het<br />

beroepenveld) een meer geformaliseerde rol te geven bij de concretisering van de competenties.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de doelstellingen van de opleiding tot stand komen via overleg met interne en externe actoren;<br />

- de opleiding bewust werkt aan een proces van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing via doelstellingen die op het<br />

beroepenveld zijn afgestemd;<br />

- de opleidingscompetenties voldoen aan decretale en beroepsspecifieke vereisten;<br />

- de eindkwalificaties worden getoetst bij het relevante beroepenveld.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 137


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het programma is onderverdeeld in een gemeenschappelijke en een specifieke stam. De opleiding leraar<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> berust op 2 organisatorische componenten: de gemeenschappelijke stam en de specifieke<br />

stam. Decretaal is immers vastgelegd dat 45 SP binnen het programma van 180 SP moeten worden besteed aan<br />

de gemeenschappelijke stam. De gemeenschappelijke stam heeft als taak te werken aan de gemeenschappelijke<br />

basiscompetenties die gelden voor alle <strong>onderwijs</strong>niveaus. In de gemeenschappelijke stam – die voordien uit<br />

afzonderlijke vakken bestond- werd omgevormd tot een modulaire leeromgeving waarin actief leren een centrale<br />

plaats heeft. De competenties binnen de gemeenschappelijke stam worden verder geconsolideerd of uitgewerkt<br />

in de specifieke stam. De gemeenschappelijke stam en de specifieke stam streven naar complementariteit.<br />

De gemeenschappelijke stam wordt ingevuld vanuit thematische modules waarbinnen op jaarbasis algemene,<br />

beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties worden gerealiseerd. Bovendien is de gemeenschappelijke<br />

stam zo opgebouwd dat ook GOK-competenties worden beheerst. Over de drie opleidingsschijven worden 7<br />

modules aangeboden waarvan de thema’s in de modules verwijzen naar de GOK competenties : breed<br />

observeren, creëren van een aangenaam leer- en leefklimaat, ontwikkeling van een actieve leeromgeving, breed<br />

observeren, breed evalueren, gelijke <strong>onderwijs</strong>kansen, onderzoeken van kinderrechten en ouderparticipatie.<br />

De kern van het leerproces vindt plaats in kleine <strong>onderwijs</strong>groepen (12 tot 15 studenten), begeleid door een<br />

mentor (vaklector of pedagoog). Dit noemt men de BOG of Begeleide <strong>Onderwijs</strong>Groep.<br />

De complexe leertaak, centraal in elke module, ontwikkelt de competentie om informatie te verwerken en te<br />

benutten in een projectmatige omgeving. Dit verloopt geleidelijk.<br />

Sinds de invoering van de gemeenschappelijke stam wordt jaarlijks zowel in de gemeenschappelijke als in de<br />

specifieke stam nagegaan hoe de opleidingsonderdelen inhoudelijk op elkaar kunnen worden afgestemd.<br />

In het zelfevaluatierapport is een (summiere) SWOT-analyse opgenomen waarin zwakker scorende competenties<br />

vermeld worden als leidraad voor latere remediëring. De commissie is van oordeel dat de domeinaspecten in<br />

voldoende mate aan bod komen in het programma. De commissie is vooral positief over het feit dat een dergelijke<br />

analyse is gemaakt en wordt vertaald naar het programma.<br />

Er werden grote inspanningen geleverd om de programma’s te ontwikkelen conform de domeinspecifieke<br />

competenties. Aan de hand van een door de EhB ontwikkelde COMA zijn de aspecten constant verifieerbaar om<br />

kwaliteitsbewaking te garanderen (Dit model is één jaar operationeel en vindt ook bij andere departementen veel<br />

weerklank). Over de matrix werd voortdurend gereflecteerd binnen de vakgroepen, in overleg- en<br />

informatievergaderingen. Deze methode bleek vruchtbaar bij de aansluiting bij een competentiegerichte<br />

<strong>onderwijs</strong>aanpak. Geen enkele van de competenties werd als moeilijk realiseerbaar geëvalueerd.<br />

138 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


De verantwoordelijken van de verschillende richtingen getuigen van een goede samenwerking bij de<br />

curriculumopbouw en de praktische organisatie (ook met uniforme documenten). De commissie heeft vastgesteld<br />

dat er doorheen het programma veel aandacht wordt besteed aan disciplineoverschrijdende elementen.<br />

Disciplineoverschrijdend werken is gradueel ingebouwd in het programma: vanaf het eerste jaar wordt er<br />

vakoverschrijdend gewerkt rond een bepaald thema. In het tweede jaar zijn er de didactische dagen gedurende<br />

één volle week, met aandacht voor teamwork, ontwikkeling van sociale vaardigheden en met een peer evaluation.<br />

In het derde jaar organiseren de studenten een geïntegreerde werkperiode (GWP) in een school.<br />

Sterke aspecten van de professionele bachelor lerarenopleiding SO van de EhB die het halen van de<br />

eindkwalificatie in de hand werken, zijn:<br />

- de kwaliteitsvolle instaptoetsen en de daaraan verbonden programma’s op maat;<br />

- de voortdurende aandacht voor actieve, gevarieerde en vernieuwende werkvormen;<br />

- het taakgerichte <strong>onderwijs</strong>;<br />

- de zorgvuldige begeleiding van de studenten in hun respectieve opleidingsfasen en bij hun eindwerken;<br />

- de doeltreffende aanpak van kwaliteitszorg, gesteund op SWOT-analyses;<br />

- de sterke band tussen de docenten en hun studenten, gesteund op een goede en adequate communicatie.<br />

De huidige drievakkenstructuur ervaren alle opleidingen als problematisch, zodat de toekomstige<br />

tweevakkenstructuur duidelijk tegemoetkomt aan een algemeen gevoelde noodzaak.<br />

De instroom van een belangrijk deel allochtonen en de aangeboden opleiding voor islamitische godsdienst zijn<br />

belangrijke pluspunten in het ontwikkelen van een multicultureel samenlevingspatroon.<br />

De commissie is positief over de aandacht voor flexibele leertrajecten.<br />

Internationalisering wordt geïntegreerd in de gemeenschappelijke stam via allerhande projecten, maar vraagt nog<br />

verder doorgedreven uitbreiding en omkadering. In een beleidsplanning op lange termijn wordt hiervoor het<br />

aanbod voorzien van keuzepakketten voor het derde jaar, vanaf de invoering van het nieuwe curriculum.<br />

(NB: de opmerking in het zelfevaluatierapport dat het aantal internationaal gaande lectoren zou afnemen, klopt<br />

niet; het tegendeel is waar …)<br />

Zowel voor studenten- als docentenmobiliteit is de <strong>onderwijs</strong>taal Nederlands een knelpunt bij het vinden van<br />

uitwisselingspartners.<br />

Bij de studenten bieden de intensieve programma’s en de internationale programma’s van één of twee weken<br />

meer mogelijkheden. Voor dergelijke uitwisselingen worden Frans of Engels als lingua franca gekozen.<br />

De opleiding is zich bewust van het belang van de internationale dimensie, en de contouren van een<br />

uitwisselingsbeleid worden geleidelijk zichtbaar.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 139


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie stelt vast aan de hand van de vakinhouden, de werkvormen en de evaluaties dat er veel aandacht<br />

is voor kennisontwikkeling.<br />

Kennisontwikkeling gebeurt zowel via de traditionele <strong>onderwijs</strong>kundige transfer als via externe opzoek- en<br />

onderzoeksmogelijkheden (binnen of buiten de campus). De vooropgestelde leerlijn moet studenten uiteindelijk<br />

gradueel opgebouwd naar een hoge mate van zelfstandigheid leiden.<br />

Om voldoende werkveldervaring te kunnen garanderen, wordt in het opleidingsprogramma een integratie van<br />

praktijkgerichte vakken voorzien.<br />

In het eerste jaar van de opleiding leggen studenten contacten met de beroepspraktijk in de gemeenschappelijke<br />

stam (modules breed observeren, aangenaam leer- en leefklimaat, actief leren en breed evalueren) en tijdens de<br />

stages (inclusief de voorbereidende praktijkseminaries waarin zij aan peer tutoring doen).<br />

In het tweede jaar bouwen de studenten verder aan de competenties en de werkveldervaring door onder<br />

begeleiding van hun mentor stage te doen.<br />

In het derde jaar organiseren de studenten een aantal activiteiten waaraan ze in het eerste en/of tweede jaar<br />

deelnamen (bijvoorbeeld watersportstage, GWP, een evenement …).<br />

De contacten met het <strong>onderwijs</strong>netwerk worden uitgebreid met stages in het bijzonder <strong>onderwijs</strong> en het<br />

begeleiden van GWP’s.<br />

In AV komen de studenten via het subopleidingsonderdeel sociaal-maatschappelijke vorming in contact met<br />

schoolgelinkte netwerken.<br />

Er is gelegenheid om ervaring op te doen buiten de <strong>onderwijs</strong>sector (BLOSO, Vlaamse Trainersschool,<br />

provinciale en gemeentelijke diensten, musea, sportclubs, salons, de privésector …).<br />

Door microteaching wordt vanaf het begin van de opleiding aan de hogeschool gewerkt aan het ontwikkelen van<br />

beroepsspecifieke competenties. De verdere ontwikkeling van beroepsspecifieke vaardigheden gebeurt door<br />

externe stages, waaraan veel belang wordt gehecht.<br />

Uit getuigenissen van diverse vertegenwoordigers van het werkveld blijkt een algemene grote tevredenheid over<br />

de stagiairs van de EhB. Ze onderstrepen ook de kwaliteitsvolle begeleiding van deze hogeschoolstudenten, wat<br />

zich vertaalt in hun degelijke lesvoorbereiding, correcte attitudes en zin voor professionalisering.<br />

Tijdens het eerste en tweede opleidingsjaar wordt aan de stage 9 van de 60 studiepunten toegekend. In het<br />

derde opleidingsjaar zijn dat 15 van de 60 studiepunten.<br />

De beoordeling van de stage gebeurt aan de hand van informatie van de stageschool en de stagebezoeken door<br />

lectoren. Informatie van de stagescholen bestaat uit evaluatieverslagen van mentoren en brieven van directies,<br />

mentoren en/of stagecoördinatoren.<br />

Informatie van de stagebezoeken door lectoren wordt samengevat in evaluatieverslagen.<br />

De uiteindelijke beoordeling gebeurt op pedagogisch-didactische evaluatievergaderingen, waarop alle vaklectoren<br />

aanwezig zijn.<br />

140 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Doordat een aantal lectoren betrokken is bij de leerplanontwikkeling voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en door de<br />

contacten met de pedagogische begeleiding, blijft de hogeschool op de hoogte van recente ontwikkelingen in de<br />

visies op en de wijzigingen van de leerinhouden van vakgebieden en disciplines in het <strong>onderwijs</strong>, die door het<br />

beroepenveld in praktijk worden gebracht. Contacten met lectoren uit binnen- en buitenland en vergaderingen<br />

met collega’s uit de associatie, zorgen voor informatie over vernieuwende visies.<br />

De hogeschool onderhoudt daarnaast ook contacten met instellingen en firma’s die niet <strong>onderwijs</strong>gebonden zijn.<br />

Alle verzamelde informatie uit deze verschillende bronnen wordt consequent vertaald in een actualisering van het<br />

programma van de respectieve opleidingen.<br />

Niet-<strong>onderwijs</strong>gebonden initiatieven, zoals het organiseren van sportdagen, het organiseren van een internationaal<br />

congres voor voetverzorging en het ter beschikking stellen van lokalen, zijn vormen van maatschappelijke<br />

dienstverlening aan een breder publiek.<br />

De commissie stelt vast dat de maatschappelijke dienstverlening een fundamentele component is, waarbij<br />

voornamelijk gewerkt wordt op het terrein van de <strong>secundair</strong>e scholen (Bijvoorbeeld werkorganisatie of<br />

begeleiding, AVP-projecten, invallen voor afwezige leerkrachten en dergelijke. Ook bij de thema's voor<br />

eindwerken wordt veel aandacht besteed aan aansluiting met het concrete werkveld. Secundaire scholen worden<br />

bijvoorbeeld betrokken bij Europese projecten (LO) of krijgen bruikbare materialen (AV). Voorts organiseert de<br />

opleiding BH een congres voor het werkveld, of werken docenten mee met de diensten voor<br />

curriculumontwikkeling of van de pedagogische adviseurs.<br />

Uit de getuigenissen van het werkveld blijkt de waardering voor deze vormen van dienstverlening.<br />

Per opleiding is er een zorgvuldige afstemming op de professionele vereisten van het werkveld en wordt er<br />

rekening gehouden met de oriëntatie op de arbeidsmarkt. De noodzakelijke vaardigheden per opleiding zijn voor<br />

de studenten duidelijk omschreven.<br />

Ook het organiseren van mentorendagen gebeurt om een permanente interactie met het werkveld te garanderen,<br />

met een wederzijdse informatietransfer.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 141


Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Sequentiële opbouw en coherentie van het programma<br />

De commissie stelt vast dat het programma is opgedeeld in modules. De samenhang over de verschillende<br />

modules, maar ook binnen de module, wordt bewaard vanuit een inhoudelijk perspectief, maar vooral vanuit een<br />

gerichtheid op competentieontwikkeling.<br />

Het programma (modeltraject) voorziet een aantal leerlijnen die in de competentiematrix zijn weergegeven.<br />

Het programma bestaat uit een gemeenschappelijke stam die door alle studenten wordt gevolgd en een<br />

specifieke stam voor de gekozen <strong>onderwijs</strong>vakken.<br />

Binnen het eerste opleidingsjaar maakt het aandeel van de gemeenschappelijke stam ongeveer één derde uit van<br />

het totaalpakket aan studiepunten. Dit aandeel neemt af binnen de opleidingsjaren twee en drie, waar het nog 20<br />

procent omvat. Deze afname is een logisch gevolg van de visie binnen de opleiding, die aangeeft dat wordt<br />

gestart vanuit een algemene vorming om daarna op basis van algemene competenties specifiekere, meer<br />

beroepsgerichte competenties te kunnen ontwikkelen.<br />

Het huidige aantal studiepunten dat over de drie opleidingsjaren aan stage en PRK wordt toegekend, bedraagt<br />

33, maar ook in de gemeenschappelijke stam zijn stageactiviteiten opgenomen. Toch is dit aandeel eerder<br />

beperkt om de nodige beroepsgerichte competenties te ontwikkelen.<br />

Door te voorzien in een evenwichtige uitbalancering binnen de drie opleidingsjaren met betrekking tot het aandeel<br />

van de vermelde opleidingsonderdelen, beschikt de student over een voldoende gevarieerd opleidingsprogramma.<br />

Het programma van de specifieke stam van zowel AV, BH als LO is gelijklopend samengesteld. De inhoud van<br />

het vakspecifieke programma wordt over drie jaren verspreid en stelselmatig opgebouwd. Aan elk vak met<br />

<strong>onderwijs</strong>bevoegdheid is een opleidingsonderdeel stage en praktijkseminarie gekoppeld. Daarnaast zijn er<br />

ondersteunende vakken en stages. Voor AV en BH zijn ze gekoppeld in SEPO (SamenlevingsEducatie en<br />

Pedagogische Ondersteuning), en voor LO worden deze opleidingsonderdelen specifiek benoemd. In de drie<br />

jaren zijn er naast de ondersteunende vakken twee specifieke stages. De aanwezigheid van pedagogen tijdens<br />

praktijkseminaries bevordert de samenhang van het programma.<br />

Binnen de afstudeerrichting BH komen naast pedagogisch-didactische vaardigheden ook organisatorische,<br />

managementgerichte, leidinggevende, communicatieve en sociale vaardigheden aan bod.<br />

Alleen binnen het derde opleidingsjaar Lichamelijke Opvoeding, meer specifiek binnen het opleidingsonderdeel<br />

Specialisatie, bestaat de mogelijkheid om de opleidinginhouden te kiezen.<br />

Tot op heden is er voor de opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> AV nog geen samenwerking geweest met een<br />

andere instelling, waardoor een afstemming van het programma nog niet nodig was.<br />

De opleiding LO werkt samen met een aantal externe organisaties: BLOSO, de Vlaamse Trainersschool, de<br />

Vlaamse Reddingscentrale, de Stichting Vlaamse Schoolsport, de Franse Skischool (Ecole de Ski de France), de<br />

Vlaamse Tennisvereniging, verschillende fitnesscentra, diverse scholen, sportclubs en vrijetijdsorganisaties. Met<br />

142 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


al deze externe partners bestaan er samenwerkingsverbanden. De opleidingsonderdeelinhouden worden<br />

uitgewerkt in samenspraak met deze federaties, organisaties en/of clubs.<br />

Wanneer het nieuwe decreet op de lerarenopleiding wet zal worden, dient zich ongetwijfeld een<br />

curriculumhervorming en/of aanpassing van de vakinhouden op. Daarbij zal het belangrijk zijn voor de<br />

(vak)lectoren om met relevante actoren (lectoren, departementen) uit de Universitaire Associatie Brussel te<br />

overleggen over de aanpassingen van het programma. Dit overleg is vooral belangrijk met het oog op de bepaling<br />

van schakelprogramma’s, die het voor professionele bachelors mogelijk moeten maken om een masterdiploma te<br />

behalen.<br />

Samenwerking met de opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> AV van de EHSAL is mogelijk: sommige<br />

studenten van de EHSAL willen <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid voor het vak islamitische godsdienst. Omdat de<br />

Erasmushogeschool op dit ogenblik de enige is die professionele bachelors vormt met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid<br />

voor het vak islamitische godsdienst, volgen zij de modules van dat vak in de Erasmushogeschool Brussel. De<br />

andere modules volgen ze aan de EHSAL.<br />

De opleiding voorziet in een aantal flexibele leertrajecten. Zo kan een student naast het klassieke voltijdse<br />

modeltraject kiezen voor een deeltijds traject. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een geïndividualiseerd<br />

studietraject (GOP: Geïndividualiseerd OpleidingsProgramma) aan te vragen. Dit gebeurt meestal als een student<br />

niet slaagde voor een opleidingsjaar, maar toch over de mogelijkheid beschikt om een aantal<br />

opleidingsonderdelen van het hogere opleidingsjaar te volgen.<br />

Voor de afstudeerrichting LO is het in de praktijk moeilijk om in flexibele leertrajecten te voorzien, omwille van de<br />

coherentie en sequentie van het programma.<br />

Voor de richtingen AV en BH zijn er meer studenten die hiervan gebruikmaken, vooral sinds de invoering van een<br />

apart opleidingsonderdeel stage + praktijkseminarie voor elk vak met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid.<br />

De andere opleidingsonderdelen zijn zo opgevat, dat flexibele leertrajecten mogelijk zijn. Dit heeft geleid tot een<br />

exponentiële groei van geïndividualiseerde trajecten, wat organisatorische en administratieve problemen tot<br />

gevolg heeft.<br />

Topsportstudenten genieten een zekere flexibiliteit met betrekking tot de examenregeling en aanwezigheden. De<br />

reglementering staat beschreven in het topsportstatuut.<br />

De opbouw van het programma berust op een aantal welomlijnde principes, zoals van eenvoudig naar complex,<br />

van cursorisch naar thematisch en van micro- naar meso- en macroniveau. Dit blijkt niet alleen uit de opbouw van<br />

de gemeenschappelijke stam, maar ook uit die van de opleidingsonderdelen, waarin de gerichtheid op<br />

competentieontwikkeling als basis wordt gekozen.<br />

De opsplitsing in opeenvolgende modules, waarvan het volgen bepaald wordt door het vastleggen van<br />

deelnemingsvoorwaarden, onderstreept daarenboven de samenhang van het programma.<br />

In de competentiematrix van de specifieke stam zijn enkele duidelijke leerlijnen weergegeven.<br />

Deze competenties krijgen nog extra aandacht in de realisatie van het eindwerk, waarvoor duidelijke richtlijnen<br />

zijn uitgeschreven en waarvoor de studenten een goede begeleiding ervaren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 143


Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De huidige omschrijving van de studietijd is een resultante van zowel historische overlevering als een subjectief<br />

aanvoelen door het team van betrokken docenten en studenten. In navolging van de studietijdmeting aan de Vrije<br />

Universiteit Brussel wordt de studiebelasting opgevolgd aan de hand van de algemene studententevredenheidenquête.<br />

Deze peilt in welke mate de gemiddelde tijdinvestering van de student overeenstemt met de<br />

vooropgestelde studielast van een specifiek opleidingsonderdeel. Deze vastgestelde belasting zal na de<br />

bekendmaking van de resultaten van de bevraging opnieuw in vraag worden gesteld om een objectievere maat te<br />

hanteren bij het formuleren van de studiebelasting.<br />

Een specifieke studietijdmeting heeft nog niet plaatsgevonden.<br />

De commissie heeft kunnen constateren dat de opleiding dit zelf als een werkpunt beschouwt en er aandacht aan<br />

besteedt door dit op te nemen in een actieplan.<br />

Uit gesprekken en contacten met studentenvertegenwoordigers tijdens de optie- en/of opleidingsvergaderingen<br />

wordt tot op heden de nodige informatie gehaald om problemen in verband met studiebelasting te achterhalen.<br />

144 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Als de studenten een overlastprobleem aankaarten, wordt het onderzocht en wordt in overleg met de betrokken<br />

lectoren een nieuwe, meer gespreide planning voorgesteld.<br />

Hoewel de studenten heel gevarieerd reageren op vragen over tijd- en studiedruk, zijn ze het eens over de<br />

flexibiliteit die de EhB aan de dag legt om eventuele problemen op te lossen.<br />

Dit wordt bijzonder gewaardeerd, naast de als geschikt ervaren studiebegeleiding op het vlak van<br />

instroombegeleiding, taalondersteuning of studieplanning. Monitoraat verloopt via een systeem van wisselwerking<br />

tussen studenten en docenten, op wederkerige basis.<br />

De commissie is van oordeel dat verder nog de nodige aandacht moet worden besteed aan het dichter op elkaar<br />

afstemmen van studiebelasting en studiepunten; dit wordt vooral zo ervaren door de LO-studenten.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de opleiding aandacht heeft voor de spreiding van studielast. Zo<br />

worden deadlines voor het binnenbrengen van stagedossiers en stageopdrachten bekend gemaakt bij de<br />

aanvang van het academiejaar, in de week voorafgaand aan een stageweek worden geen extra taken gegeven,<br />

voor de spreiding van de BZW-studietijd wordt onder de lectoren een planning afgesproken, contacturen worden<br />

zo gelijkmatig mogelijk over semesters gespreid enzovoort.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt werk te maken van een specifieke studietijdmeting om zo een betere afstemming te<br />

realiseren tussen de begrote en de reële studietijd.<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft geconstateerd dat het ontwikkelen en verwerven van algemene competenties, algemene<br />

beroepsgerichte competenties en beroepsspecifieke competenties een belangrijke doelstelling is van de<br />

opleiding. De commissie oordeelt dat het didactisch concept hieraan volledig is aangepast, mede door het<br />

geleidelijk intensifiëren van het zelfstandig werk, aanvankelijk meer begeleid, verder in de opleiding meer<br />

evoluerend naar begeleid groepswerk en ten slotte naar individueel zelfstandig werk.<br />

De gehanteerde verscheidenheid aan werkvormen, gaande van hoorcollege tot activerende werkvormen, zoals<br />

werken in een BOG en ZOG, het maken van een portfolio en het uitvoeren van andere individuele taken, is een<br />

pluspunt in het realiseren van de doelstellingen.<br />

Er is een intern voorschrift dat stelt dat ten minste één derde van het <strong>onderwijs</strong>aanbod moet aangeboden worden<br />

in de vorm van begeleid zelfstandig leren. Dit betekent niet dat de overige twee derde van het aanbod als<br />

hoorcollege wordt verzorgd.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 145


De studenteninstroom is heterogeen. Beginnende studenten vertonen een verschillende mate aan intellectueel en<br />

motorisch instapniveau, maturiteit, inschattingsvermogen ten aanzien van de opleiding, motivatie en communicatieve<br />

vaardigheid. Bij het bepalen van de werkvormen wordt rekening gehouden met deze heterogeniteit.<br />

Het algemeen principe is dat studenten zoveel mogelijk ervaringsgericht leren. Het uitgangspunt is dat vanuit<br />

praktijkervaringen wordt getracht om een theoretisch kader te scheppen.<br />

Aanvullend wordt ernaar gestreefd om een groeiende zelfstandigheid bij de studenten teweeg te brengen, met<br />

oog voor planmatig werken.<br />

Om de decretaal vereiste competenties te ontwikkelen, wordt een gedifferentieerd aanbod van aangepaste<br />

<strong>onderwijs</strong>vormen gebruikt. Binnen de verschillende afstudeerrichtingen krijgen die werkvormen, indien mogelijk,<br />

een bijzondere invulling, gezien hun specificiteit.<br />

De volgende werkvormen worden gebruikt:<br />

Begeleide <strong>Onderwijs</strong>Groep:<br />

Centraal in functie van het bereiken van de algemene en algemene beroepsgerichte competenties staat de BOG.<br />

Een relatief kleine groep studenten (twaalf tot vijftien) beheert het leerproces van de groep, dat wordt begeleid<br />

door een mentor (lector van de hogeschool).<br />

Nadien wordt in de BOG gereflecteerd op de geleverde leerwinst.<br />

Zelfstandige <strong>Onderwijs</strong>Groep:<br />

Dit is dezelfde groep studenten, maar ze opereren zelfstandig, zonder begeleider. Tijdens deze bijeenkomsten<br />

wordt het werk verdeeld of worden groepsactiviteiten uitgewerkt.<br />

Binnen elke BOG en ZOG worden vier functies om beurten ingenomen door studenten: gespreksleider,<br />

gespreksondersteuner, secretaris en taalondersteuner. Deze rollen worden ingenomen in functie van het bereiken<br />

van bepaalde (beschreven) algemene competenties, maar ook in functie van het leerproces van de groep.<br />

Leertaken:<br />

- Deze staan centraal in het leerproces. Groepsleertaken, individuele leertaken, probleemgestuurde casussen<br />

en projecttaken volgen elkaar op in de opbouw van de modules. Via de leertaken worden de<br />

beroepsspecifieke competenties gerealiseerd, maar omwille van de sociaalconstructivistische aanpak worden<br />

ook algemene competenties gerealiseerd.<br />

- In elke module is er een centrale leertaak. Deze wordt meestal uitgewerkt via een creatieve en collectieve<br />

happening. Deze happening kan een tentoonstelling, een beurs, een wandeling, een werkstuk enzovoort zijn.<br />

Werkcolleges (ongeveer 25 studenten) en hoorcolleges:<br />

- Zij ondersteunen de uitwerking van de leertaken. Werkcolleges focussen hoofdzakelijk op vaardigheden;<br />

hoorcolleges leveren de info en kennis die nodig zijn om een leertaak te kunnen opnemen.<br />

Individuele Zelfstandige Werktijden (IZW):<br />

- De commissie heeft studiemateriaal kunnen inzien en waardeert de inspanningen die de opleiding doet om<br />

de studenten te voorzien van studentvriendelijk studiemateriaal. Zo heeft elke student per module in de<br />

gemeenschappelijke stam een ‘moduleringmap’. Deze omvat steeds een modulegids, een bronnenboek, een<br />

productenmap en een portfolio.<br />

- Voor de eerstejaarsstudenten is er ook een studentenhandleiding waarin de praktische werking van de<br />

gemeenschappelijke stam is uitgewerkt. Dit is nodig om de instroom van de eerstejaarsstudenten vlot te laten<br />

verlopen.<br />

146 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


- Naast een omschrijving van de doelstellingen en competenties, omvat de modulegids organisatorische<br />

(bijvoorbeeld toelichting bij de opdrachten) en inhoudelijke informatie. Het verloop van de leeractiviteiten<br />

wordt systematisch weergegeven op twee manieren: een omschrijving van de centrale taken en het<br />

assessment, en een chronologische omschrijving, dag per dag van de leeractiviteiten<br />

- De opleiding kiest voor een ‘dubbele ingang’ in de modulegids, omdat studenten die deze werkwijze niet<br />

kennen, nood hebben aan een duidelijke structuur.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie oordeelt dat er een grote variëteit is aan toetsen: schriftelijke en mondelinge examens,<br />

werkstukken, peertoetsing, zelfreflectie, observatie. De commissie stelt vast dat permanente evaluatie een<br />

belangrijke rol speelt. Ook in de eindevaluatie van de vakken, waarin competenties als uitgangspunt dienen voor<br />

het formuleren van de doelstellingen, wordt een aanzienlijk deel van de punten toegekend aan permanente<br />

evaluatie van onder andere lesvoorbereidingen, vakkenstage en allerlei taken.<br />

Per programmaonderdeel is vooraf bekend op welke wijze er zal worden getoetst. In de jaarplanning is ook het<br />

toetsrooster opgenomen.<br />

Examenvragen worden door de individuele docenten gemaakt. Uitwisseling met andere instellingen en<br />

bespreking van de examens met collega’s gebeurt informeel en niet-gestructureerd. Het formaliseren van<br />

examens en assessment is onderdeel van het beleidsplan.<br />

Bij de organisatie van toetsen en examens wordt ook, waar het praktisch mogelijk is en als het op basis van<br />

terechte vragen gebeurt, rekening gehouden met inspraak van de studenten — zowel voor theoretische als<br />

praktijkexamens.<br />

De studenten gaven tijdens de gesprekken aan dit erg te waarderen. De moeilijkheidsgraad van elke toetsing is<br />

afgestemd op het niveau van de opleidingsonderdelen. Zowel de interne als externe evaluatoren beschikken over<br />

een conform en transparant evaluatiemodel om tot gelijkgestemde (eind)oordelen te komen.<br />

De opleiding beschouwt de evaluatie als een teamgebeuren. Zo wordt bijvoorbeeld voor de evaluatie van de<br />

gemeenschappelijke stamdoor docenten overlegt, met een discussie vooraf en predeliberaties, voor een finaal<br />

eindoordeel.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 147


Attitudes worden tijdens de opleiding geëvalueerd. Gebrekkige attitudes kunnen leiden tot verwijdering van de<br />

student uit de opleiding.<br />

De commissie stelt vast dat de evaluatieprocedure duidelijk is opgenomen in de studiegids, en dat een helder<br />

<strong>onderwijs</strong>- en examenreglement beschikbaar is.<br />

Voor toetsen zijn modelantwoorden en criteria waarop getoetst wordt, beschikbaar. Studenten geven in<br />

gesprekken aan dat ze de toetsing helder en transparant vinden. Ze kunnen, indien ze dat wensen, hun<br />

gecorrigeerde toetsen of examens inkijken.<br />

Zelfevaluatie en reflectie vormen een constante, zowel bij de <strong>onderwijs</strong>verantwoordelijken als in het<br />

evaluatiesysteem voor de studenten. Opvolging en feedback maken altijd deel uit van het evaluatieproces.<br />

De nagekeken toetsen en eindwerken gaven blijk van gerichtheid op de realisatie van de vooropgestelde<br />

leerdoelen van de programmaonderdelen. Bij de eindbeoordeling steunen de evaluatoren op transparante criteria,<br />

zodat studenten ook tegenvallende resultaten voor hun stage, eindwerk of examens kunnen plaatsen.<br />

Voor de beoordeling van de stagelessen wordt gebruikgemaakt van standaardbeoordelingsformulieren.<br />

Voor de mentor zijn duidelijke instructies beschikbaar. De beoordelingsformulieren voor de evaluatie van de<br />

stagelessen bevatten heldere criteria, en daarnaast is er ruimte voor individuele feedback aan de student. Uit de<br />

ingevulde materialen blijkt dat deze feedback ook werkelijk wordt gegeven. De lector onderhoudt een erg intensief<br />

contact met de mentoren, en de mentor kan altijd een beroep doen op de lector. Uit gesprekken met de mentoren<br />

blijkt dat ze de contacten met lectoren als erg positief ervaren. Er zijn geen formele terugkom- en/of<br />

professionaliseringsdagen voor mentoren georganiseerd. Dit wordt wel als voornemen in het beleidskader voor<br />

de lerarenopleiding 2005/2006 genoemd.De toegekende stagestudiepunten zijn dezelfde voor alle richtingen en<br />

bevatten bijvoorbeeld ook het begeleiden van GPW’s.<br />

In de eindbeoordeling van de gemeenschappelijke stam moeten alle competenties per onderdeel bereikt worden<br />

om te kunnen slagen. Voor alle opleidingen geldt eveneens een behoorlijk taalniveau (waarvoor voldoende<br />

ondersteunende maatregelen worden geboden), zowel voor de stagebeoordeling als voor de eindwerken. Bij de<br />

eindwerken is veel aandacht voor het aspect ‘uitdieping’; voor de rapportering is een leidraad opgesteld.<br />

Per student is er een elektronisch portfolio (EPF). Dit bevat de studieresultaten en de feedback die aan de<br />

student is gegeven.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

148 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Karakteristieken van de studenteninstroom en beleid ter zake<br />

De commissie stelt vast dat instroomgegevens worden verzameld bij de inschrijvingen door het secretariaat van<br />

de lerarenopleiding in het programma Iinformat. Omdat dit programma geen systematische analyse van de<br />

gegevens toelaat, ontbreekt cijfermateriaal.<br />

De opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> rekruteert een vrij groot aantal studenten uit het tso. Een analyse per<br />

afstudeerrichting toont dat het percentage aso-studenten in AV beduidend groter is dan in de afstudeerrichtingen<br />

BH en LO.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 149


In AV is echter de evolutie vast te stellen dat het aantal studenten uit aso daalt in 2004-2005 en dat het aantal<br />

studenten uit het tso en vooral het bso stijgt. Deze instroom is onder meer te verklaren door een grotere instroom<br />

van allochtone studenten.<br />

De commissie stelt vast dat het departement diverse initiatieven ontwikkelt om zoveel mogelijk beginnende<br />

studenten in staat te stellen voldoende competenties te ontwikkelen om te slagen. Een kort overzicht:<br />

- intakegesprekken;<br />

- taaltest;<br />

- publicatie Studeer-wijzer, een survivalpakket voor de student;<br />

- intensieve schriftelijke en mondelinge taalondersteuning;<br />

- grotere individuele begeleiding door lectoren;<br />

- interne informatiedoorstroming;<br />

- het peter- en metersysteem.<br />

In de gemeenschappelijke stam worden de voorwaarden ontwikkeld die nodig zijn voor het verwerven van<br />

algemene competenties. Studenten uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> hebben onvoldoende de basisvoorwaarden<br />

verworven tot communiceren, zelfstandig werken, in groep werkenenzovoort. Via het werken in kleine groepen<br />

wordt tegemoetgekomen aan de ontwikkeling van deze competenties.<br />

Ook in de specifieke stam wordt rekening gehouden met de grote heterogeniteit van de instroom. Voor alle<br />

onderdelen van de vakopleiding wordt een laag instapniveau aangeboden.<br />

De inspanningen die worden geleverd op het gebied van taalvaardigheid, zijn volgens de commissie voorbeeldig.<br />

De specifieke vereisten van het lerarenambt met betrekking tot taalvaardigheid noopt de Erasmushogeschool<br />

Brussel tot inspanningen om een goede aansluiting te garanderen.<br />

In Bio-esthetiek/Haartooi wordt gedifferentieerd voor de praktijkvakken. Er zijn andere opdrachten voor studenten<br />

met voorkennis. Het concept om studenten uit het tweede opleidingsjaar te laten helpen bij de begeleiding van<br />

instromers, werd in het academiejaar 2005-2006 ingevoerd.<br />

In de richting LO is er een instaptoets die vrijstelling kan verlenen voor het volgen van hoorcolleges gedurende de<br />

eerste drie weken. Tweedejaarsstudenten begeleiden eerstejaarsstudenten bij een tekort voor praktijkvakken.<br />

Vanaf het academiejaar 2005-2006 kan iedereen zich inschrijven in de voltijdse of halftijdse opleiding. Hierdoor<br />

kunnen studenten studeren combineren met werken binnen de dagopleiding. Sinds deze mogelijkheid officieel<br />

bestaat, is er nog geen aanvraag geweest.<br />

Vrijstellingen naar aanleiding van een vooropleiding worden nog niet systematisch gegeven; de betrokken<br />

lectoren bekijken het programma van de vooropleiding om te bepalen welke vrijstellingen er mogelijk zijn in<br />

functie van al verworven competenties.<br />

Als studenten uit andere opleidingen komen, wordt op basis van hun rapporten gekeken of bepaalde<br />

opleidingsonderdelen waarvoor ze geslaagd zijn, overeenkomen met de omschreven competentieontwikkeling<br />

binnen het opleidingsonderdeel waarvoor men vrijstelling vraagt. De Opleidingscommissie adviseert de<br />

Departementsraad in functie van het verkrijgen van een vrijstelling.<br />

Studenten kunnen een programma voorstellen (GOP: Geïndividualiseerd OpleidingsProgramma), rekening<br />

houdend met de volgtijdelijkheid. Ze worden hierbij begeleid en opgevolgd door de trajectbegeleider.<br />

In de loop van het academiejaar 2005-2006 werd er werk gemaakt van de EVC-procedure; opleidingshoofden<br />

hebben hieromtrent navorming gevolgd, en in februari 2006 was een uitgeschreven procedure klaar.<br />

Omdat niet alle instroomstudenten over de nodige basiscompetenties beschikken, is een stevig diagnostisch<br />

instapmodel ontwikkeld, op basis waarvan ofwel de nodige begeleiding voor instromende studenten kan worden<br />

geboden, ofwel afgeraden wordt om een bepaalde opleiding te volgen.<br />

150 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


De procedures worden vastgelegd in verslagen, evenals de inhoud van intakegesprekken. In elk geval wordt in de<br />

gemeenschappelijke stam een zodanig laag instapniveau aangeboden, dat de heterogeniteit van de instromers<br />

wordt ondervangen. Alweer dient hierbij te worden gewezen op de inspanningen die gericht zijn op het verwerven<br />

van een behoorlijk taalniveau.<br />

Via het meter- en petersysteem wordt getracht eerstejaarsstudenten met praktische informatie te ondersteunen<br />

via begeleiding door tweede en derdejaarsstudenten.<br />

Naast een voltijds traject is er ook de mogelijkheid tot het volgen van een deeltijdse opleiding, te combineren met<br />

halftijds werken, maar hiervoor zijn de studenten blijkbaar nog geen vragende partij.<br />

De commissie waardeert ten zeerste de aandacht die de opleiding heeft voor het instroomniveau van de<br />

studenten en de wijze waarop er rekening mee wordt gehouden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: goed<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: goed<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

goed<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

goed<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma een adequate transformatie is van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en de<br />

- domeinspecifieke eisen;<br />

- de curriculaire vertaling van de eindkwalificatie van een goed niveau is;<br />

- de onderwerpen van de eindwerken in goede samenwerking met het beroepenveld worden gekozen;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen in verband met de studieomvang;<br />

- de afstemming tussen vormgeving en inhoud voldoende is;<br />

- de beoordeling en de toetsing in de opleiding voldoende is;<br />

- de toelatingsvoorwaarden goed, duidelijk en in lijn zijn met de decretale voorwaarden;<br />

- er bijzonder veel werk werd verzet om het programma aan te passen aan de competentiegerichte aanpak<br />

waarvoormen heeft gekozen.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 151


De commissie waardeert de eerste effecten van dit competentiegericht denken. Dit uit zich in:<br />

- de logische opbouw van het programma;<br />

- de variatie aan werkvormen en hun aansluiting bij de doelstellingen;<br />

- de bijzondere aandacht voor actieve werkvormen;<br />

- de kwaliteitsvolle instaptoetsen en het hieraan verbonden programma op maat.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

152 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In overeenstemming met de beleidsnota ‘Personeelsbeleid’ van de hogeschool en de centraal goedgekeurde<br />

voorschriften, procedures en reglementen, concretiseert het departement zijn specifieke personeelsbeleid. Dit<br />

vloeit voort uit de <strong>onderwijs</strong>visie en -realiteit.<br />

Het personeelsbeleid steunt op een aantal waarden die belangrijk zijn voor de implementatie van de<br />

<strong>onderwijs</strong>visie,namelijk openheid en directe communicatie, zin voor initiatief en creativiteit, participatie aan de<br />

overlegcultuur en een vlotte beschikbaarheid. Daarbij hecht het departement belang aan een hoge<br />

participatiegraad in de besluitvorming vanwege het personeel en de studenten. Daarom wil het departement een<br />

professionele, stimulerende werkomgeving uitbouwen. Dit is een voorwaarde voor een multidisciplinaire en<br />

projectmatige aanpak en voor een meer individueel georiënteerde studentenbegeleiding.<br />

Gezien het belang van de professionele input streeft het departement naar een gezond evenwicht tussen<br />

<strong>onderwijs</strong>deskundigen met praktijkervaring (statutaire lectoren) en ervaringsdeskundigen uit het werkveld<br />

(gastprofessoren en -sprekers). Dit uit zich onder andere in investeringen in gekwalificeerd personeel voor het<br />

studielandschap, om een krachtige leeromgeving uit te bouwen en informatievaardigheden van studenten te<br />

ontwikkelen.<br />

Ondanks het krappe budget wordt er bijkomende ruimte gecreëerd voor de verdere professionalisering van het<br />

personeel en voor de invulling van de vele functies en taken die decretaal moeten worden ingevuld. Daarbij komt<br />

ook het niet-onderwijzend personeel ruimschoots aan zijn trekken.<br />

Extra middelen worden ingezet om te voldoen aan de noden die ontstaan zijn door een verhoogde instroom.<br />

De identificatie en inventarisatie van de noden aan functies/taken gebeurt opleidingsgebonden door de<br />

opleidingscommissies. De Departementsraad stelt de Selectiecommissie(s) samen om bij vacatures de<br />

kandidaten te interviewen, en zorgt ervoor dat inhoudsdeskundigen en verantwoordelijken voor de betrokken<br />

opleiding deel uitmaken van de commissie, naast het departementshoofd. De criteria voor de werving van<br />

<strong>onderwijs</strong>gevenden zijn:<br />

- nuttige beroepservaring;<br />

- brede inzetbaarheid;<br />

- bereidheid tot verwerven van verdere professionele deskundigheid;<br />

- <strong>onderwijs</strong>kundige en didactische bekwaamheid;<br />

- talenkennis en internationalisering;<br />

- ICT-deskundigheid;<br />

- toegepast wetenschappelijk onderzoek.<br />

Voor bevordering en ambtswijziging, benoeming, taakbelasting, evaluatieprocedure, bevordering, advies en<br />

ontslag zijn HOC-protocols opgesteld.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 153


De invoering van <strong>onderwijs</strong>innovatie zette de traditionele omschrijving van een opdracht, uitgedrukt in een aantal<br />

lesuren, op de helling. Een brede waaier van nieuwe opdrachten vereiste een nieuw instrument.<br />

In een werkgroep Taakbelasting, samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende opleidingen en in<br />

samenspraak met het DOC, bepaalde de Departementsraad een reeks gedetailleerde criteria voor de<br />

verschillende taken binnen het departement, waarbij de norm is dat een voltijdse opdracht 1.500 uur op jaarbasis<br />

bedraagt.<br />

Jaarlijks wordt het protocol taakbelasting geactualiseerd.<br />

Het succes van de opleiding, dat zich de laatste jaren vertaalde in een verdubbeling van het studentenaantal<br />

lerarenopleiding, is een bijkomende factor die zorgt voor de perceptie van een enorme belasting en bijkomende<br />

werkdruk.<br />

Evaluatiegesprekken naar aanleiding van een personeelsbeoordeling gebeuren op basis van de opdracht- en<br />

taakomschrijving en van de functiebeschrijving, indien die werd uitgeschreven.<br />

Evaluatietijdstippen: één keer per academiejaar voor tijdelijke en contractuele personeelsleden en binnen de<br />

zestig dagen volgend op een gemotiveerd verzoek van het personeelslid.<br />

Het departement wenst te evolueren van een klassiek evaluatiedossier naar een elektronische portfolio.<br />

Op basis van de opdracht en taakomschrijving, de analyses van studentenbevragingen en probleemsignalering<br />

vanuit de Opleidingscommissie, de opleidingsvakgroep, de opleidingshoofden, administratie enzovoort wordt door<br />

het departementshoofd op geregelde basis een functioneringsgesprek gehouden met personeelsleden.<br />

Deze gesprekken beogen een dialoog tot stand te brengen om de uitvoering van taken en het functioneren in het<br />

departement te optimaliseren.<br />

Het departementshoofd houdt ten minste jaarlijks een functioneringsgesprek met alle tijdelijke personeelsleden<br />

met minder dan vijf jaar dienstanciënniteit.<br />

Elke lector/praktijklector kan op eigen initiatief een functioneringsgesprek aanvragen.<br />

Vanaf het academiejaar 2005-2006 (protocol bevorderingsbeleid) is deze bevoegdheid gedelegeerd naar de<br />

opleidingshoofden, die hiervoor de gepaste training volgen.<br />

De commissie stelt vast dat de lectoren, in overeenstemming met een protocol, geëvalueerd worden door<br />

evaluatiegesprekken. Ook andere relevante factoren hebben hun belang bij de evaluatie, zoals nascholing,<br />

gepubliceerde artikels en externe contacten. De evaluatie is voor het personeel doorzichtig en duidelijk.<br />

Bij de aanwerving van nieuwe lectoren wordt in een introductiegesprek onder andere de missie van de<br />

hogeschool en de departementale structuur uitgelegd, en wordt de opleiding gekaderd door het<br />

departementshoofd. Daarna informeert het opleidingshoofd de nieuwe medewerker over de opdracht en de<br />

verwachtingen, en vraagt hij/zij om die te situeren binnen het opleidingsprofiel.<br />

Het opleidingshoofd brengt de nieuwe collega ook in contact met de collega’s met wie zij nauw zullen<br />

samenwerken, en met de mentor bij wie hij/zij het eerste jaar terechtkan voor deskundige informatie en coaching.<br />

Na enkele maanden volgt een eerste functioneringsgesprek om de introductie te evalueren en indien nodig bij te<br />

sturen.<br />

De nieuwe medewerkers krijgen een inloopfase van één jaar om zicht te krijgen op het geheel van de opdracht.<br />

De commissie oordeelt dat er een duidelijk personeelsbeleid is vanuit welomschreven doelstellingen. Vacatures<br />

worden door de opleidingscommissies voorgedragen in functie van de noden. Nieuwe lectoren worden<br />

aangeworven door een selectiecommissie, die zowel inhoudsdeskundigen als verantwoordelijken van de<br />

betrokken opleiding bevat. De aanwerving gebeurt niet alleen op basis van inhoudelijke, didactische en<br />

organisatorische kwaliteiten, maar ook op basis van de bereidheid van de kandidaten tot initiatief, engagement in<br />

vernieuwingen en tot samenwerking en communicatie.<br />

Het onderwijzend personeel is vertegenwoordigd in de Departementsraad, stuurgroep, opleidingscommissies,<br />

HOC en DOC.<br />

Lectoren en praktijklectoren participeren in werkgroepen geïnstalleerd door de opleidingscommissies en in<br />

departementale werkgroepen (Internationalisering, ICT-beleid, Publiciteit, budgetcommissie Begroting …).<br />

154 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Lectoren zijn gemandateerd in specifieke opdrachten, zoals studentenbegeleiding, EVC-coach, PWO-coach,<br />

coördinator internationalisering, kwaliteitszorgcoördinator, waardoor ze betrokkenheid ontwikkelen.<br />

Alle personeelsleden krijgen inspraak via opleidingsvergaderingen en personeelsvergaderingen, wat de<br />

betrokkenheid vergroot.<br />

De commissie is van oordeel dat door het inschakelen van alle lectoren in het begeleiden van <strong>onderwijs</strong>groepen<br />

voor het realiseren van de gemeenschappelijke stam en het opvolgen van de stages, teamwork sterk wordt<br />

bevorderd. Het personeel wordt erg intens betrokken in het beleid door deel te nemen aan bestuurs- en<br />

adviesorganen, via werkgroepen en door specifieke opdrachten.<br />

Het personeelsbeleid heeft geleid tot een enthousiaste groep medewerkers en kan zeker als goed worden<br />

bestempeld.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

van kennis en competenties via opleiding, bijscholing, training en externe contacten. Er is een departementaal<br />

budget voor navorming en een vergoeding van reis- en verblijfskosten.<br />

Gemotiveerde aanvragen van individuele lectoren ten bedrage van minder dan 45 euro worden geadviseerd door<br />

het departementshoofd; gemotiveerde aanvragen voor meer dan 45 euro worden geadviseerd door de<br />

Opleidingscommissie vanuit de beleidsvisie en een prioriteitenplan. In elke voltijdse opdracht is 5 procent (75 uur)<br />

taakbelasting opgenomen voor verdere professionalisering. De commissie is van oordeel dat professionalisering<br />

van het personeel door het departement wordt gestimuleerd, en dat dit zowel intern als extern gebeurt.<br />

Professionele gerichtheid is inherent verweven met de <strong>onderwijs</strong>realiteit van het departement. Het<br />

personeelsbeleid past duidelijk binnen de algemene <strong>onderwijs</strong>visie en gebruikt daarvoor langetermijndoelstellingen.<br />

De professionele ervaring en kennis van de beroepspraktijk bij het personeel met een <strong>onderwijs</strong>- of<br />

<strong>onderwijs</strong>ondersteunende opdracht, is in hoge mate aanwezig en is een criterium bij aanwerving.<br />

Daarnaast heeft elke lector een opdracht voor verdere professionalisering.<br />

Alle lesgevers hebben stagebegeleiding in hun opdracht, waardoor ze direct contact hebben met mentoren en de<br />

beroepspraktijk.<br />

Er worden mentorendagen georganiseerd, en er zijn contacten met pedagogische begeleidingsdiensten en<br />

directies.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 155


Departementaal wordt vooral samengewerkt met andere hogescholen en universiteiten binnen gefinancierde<br />

Vlaamse en internationale projecten. Sinds 2002-2003 is de subsidie-enveloppe uitgebreid en krijgt elk<br />

departement via een intern verdelingsmechanisme een percentage om aan onderzoek te doen.<br />

Bij het begin van het academiejaar 2003-2004 startte de lerarenopleiding een <strong>onderwijs</strong>kundig onderzoeksproject<br />

naar de kwaliteit van de evaluaties binnen de competentiegerichte leermodules in het eerste jaar van de<br />

gemeenschappelijke stam.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding in het kader van haar professionalisering aandacht besteedt aan<br />

nationale en internationale contacten. Het personeel zorgt voor terugkoppeling naar het <strong>onderwijs</strong>/participatie aan<br />

internationale netwerken en samenwerkingsverbanden met binnen- en buitenlandse partnerinstellingen.<br />

Contacten met andere hogescholen/universiteiten:<br />

- Hogeschool Gent;<br />

- Hogeschool Antwerpen;<br />

- Xios Hogeschool Limburg;<br />

- Europese Hogeschool Brussel (EHSAL);<br />

- Samenwerking met faculteiten van de VUB;<br />

- Samenwerking met het IDLO van de VUB;<br />

- Inschakeling in het TIFOLA-netwerk (Teaching In Foreign Languages);<br />

- Federatie Vlaamse Autonome Hogescholen Lichamelijke Opvoeding (Fevahlo);<br />

- Internationaal project islamitische godsdienst (EHB, EHSAL, Nederland, Oostenrijk);<br />

- European Project for Intercultural Education (EPIE);<br />

- Humap Kids — Elektronische leeromgeving (Finland, België, Nederland).<br />

De commissie oordeelt dat het departement talrijke formele en informele contacten onderhoudt met nationale en<br />

internationale instellingen en netwerken, maar deze zouden intenser kunnen gemaakt worden en zo een middel<br />

zijn om de taakbelasting door onderlinge afspraken te verlagen.<br />

Het contact met <strong>onderwijs</strong>gerelateerde organisaties en stages zorgt voor een goede inbreng vanuit het<br />

beroepenveld. De bedrijfsstages in de opleiding BOnd-SO-BH zorgen voor een functionele interactie met het<br />

werkveld.<br />

De commissie is van oordeel dat er een brede waaier van specialisaties aanwezig is bij het personeel; de<br />

aanwervingsprocedures en de brede consultatie van de medewerkers liggen aan de basis hiervan.<br />

Bij de aanwerving van een nieuwe lector wordt rekening gehouden met de ervaring die de kandidaat heeft in<br />

<strong>onderwijs</strong>kunde. Het vertrekken vanuit reële noden als uitgangspunt voor het uitschrijven van een vacature biedt<br />

garanties voor het verkrijgen van een brede waaier aan specialisaties onder het personeel. Zowel voor<br />

wetenschappelijk onderzoek, voor <strong>onderwijs</strong>kunde als voor <strong>onderwijs</strong>ondersteunende opdrachten is<br />

gekwalificeerd personeel aanwezig.<br />

De erg intense samenwerking met de stagescholen, die de beide partijen als erg waardevolevalueren, zorgt voor<br />

een grote inbreng vanuit het werkveld.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de nationale en internationale contacten met partnerscholen sterker te formaliseren<br />

en te intensiveren.<br />

156 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De extreme stijging van het studentenaantal eiste een onmiddellijke uitbreiding van de personeelsomkadering<br />

voor het studiegebied Lerarenopleiding. De groei van de omkadering moest gerealiseerd worden binnen de<br />

gesloten enveloppe van de Erasmushogeschool. Die gebruikt een formule waarbij als coëfficiënt ‘leerlingenaantal<br />

op 1 februari’ het gemiddelde wordt genomen over de laatste drie academiejaren om een bepaalde continuïteit<br />

van omkadering te kunnen garanderen. Dit is nefast bij extreme stijgingen.<br />

De volgende bijsturingen werden gedaan:<br />

- solidariteit tussen opleidingen binnen het fusiedepartement;<br />

- toevoegen van de extra inschrijvingsgelden aan de departementale enveloppe voor aanwerving personeel;<br />

- extra aanwerving personeel op departementale werkingsmiddelen.<br />

Het grote engagement van het personeel en de bereidheid om deze prestatie te leveren, heeft ertoe geleid dat de<br />

studenten konden rekenen op een kwalitatieve en kwantitatieve begeleiding.<br />

Vanaf 2006-2007 kan er in normale omstandigheden gewerkt worden met een gestabiliseerd personeelskader dat<br />

rekening houdt met het aantal studenten.<br />

Het procent ‘opdracht’, voorzien voor de gemeenschappelijke stam, beantwoordt aan het specifiek<br />

competentiegericht <strong>onderwijs</strong>concept en het aantal studenten (<strong>onderwijs</strong>groepen van vijftien studenten).<br />

De commissie is van oordeel dat de verhouding tussen de personeelscategorieën in orde is; het tekort aan<br />

personeel wordt als het ware verdeeld.<br />

Voor de opleidingen is de OP-omkadering (Onderwijzend Personeel) die lesgeeft te klein. De recent bijgekomen<br />

decretale opdrachten leiden noodgedwongen tot veel extra taken en functies.<br />

Gezien de kleinschaligheid van de opleidingen streeft het departement naar het zoveel mogelijk invullen van<br />

voltijdse opdrachten OP om de draagkracht van de opleiding en de beschikbaarheid/flexibiliteit van de lectoren te<br />

maximaliseren.<br />

Aanvullend wordt een beroep gedaan op deeltijds personeel (statutair of statuut gastprofessor). Daarbij wordt<br />

geselecteerd op basis van een toegevoegde meerwaarde van ontwikkelde specifieke deskundigheid, onder<br />

andere op academisch niveau, in het beroepenveld of op het niveau van navorming en begeleiding – onderzoek.<br />

Voor 2005-2006 is 7,24 procent (= 3,03 VTE’s) van het onderwijzend personeel lerarenopleiding tewerkgesteld<br />

als gastprofessor. Het departement probeert hiermee expertise uit het werkveld binnen te brengen.<br />

De commissie is van mening dat er een evenwichtige verdeling over de verschillende leeftijdscategorieën<br />

aanwezig is, en er een systematische verjonging en opvolging is gerealiseerd. Dit is gerelateerd aan de toename<br />

van het aantal studenten, waardoor nieuwe vacatures ontstaan.<br />

Het departement hanteert een bewuste politiek om enerzijds lectoren aan te werven met <strong>onderwijs</strong>ervaring en<br />

specifieke deskundigheid en anderzijds kansen te bieden aan talentvolle en gedreven jonge lectoren die gecoacht<br />

worden door een deskundige mentor.<br />

De commissie besluit aan de hand van de documenten en op basis van de gevoerde gesprekken dat er een<br />

billijke getalsverhouding bestaat tussen administratief en onderwijzend personeel, tussen voltijds en deeltijds<br />

personeel en tussen vastbenoemd en tijdelijk personeel. Het aantal vrouwelijke personeelsleden ligt duidelijk<br />

hoger dan het aantal mannelijke, wat overeenkomt met de algemene trend in het <strong>onderwijs</strong>. De spreiding over de<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 157


onderscheiden leeftijdscategorieën lijkt evenwichtig. Het aantrekken van jonge lectoren zorgt voor een mooie<br />

leeftijdsspreiding en een goede wisselwerking met de meer ervaren leden van het korps.<br />

Er is respect voor het werk van elke categorie.<br />

Het departement heeft voor 2,90 VTE’en geduide middelen loonkosten aangewend om de cultuur van<br />

Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek te ontwikkelen. De PWO-coach heeft de opdracht om het PWO verder<br />

uit te breiden.<br />

De omvang van het personeelsbestand valt binnen het wettelijke kader, maar wordt als minimaal ervaren, gezien<br />

de verhoogde instroom van studenten. Vooral in de opleiding BOnd-SO-AV is de verhouding van het aantal<br />

studenten per lector veel hoger dan in de andere opleidingen. De intense begeleiding die nodig is voor een<br />

permanente evaluatie van competenties en het inschakelen van het personeel in allerlei raden en taken, zorgen<br />

voor een erg hoge werkdruk. Het absenteïsme van het personeel ligt nochtans erg laag. Dit is te verklaren door<br />

het enthousiasme waarmee het team zijn opgelegde functies opneemt.<br />

Het inschakelen van enkele voltijdse eenheden gastdocenten zorgt voor wat compensatie. De inbreng van<br />

gastprofessoren is voldoende om externe expertise binnen te brengen zonder het vaste personeelskader aan te<br />

tasten.<br />

Dat de commissie de ‘kwantiteit personeel’ slechts als voldoende quoteert, heeft meer te maken met de beperkte<br />

financiering die de overheid ter beschikking stelt dan met het beleid van de Erasmushogeschool en het<br />

departement.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over gekwalificeerd personeel en een personeelsbeleid voert dat recht doet aan het<br />

goed functioneren in het <strong>onderwijs</strong>proces;<br />

- de kwaliteit van het personeel als professioneel en deskundig kan worden beoordeeld;<br />

- samenwerking een positieve factor is bij het implementeren van de vernieuwing;<br />

- er aandacht is voor de pedagogische en didactische vorming van de <strong>onderwijs</strong>gevenden.<br />

De commissie wil haar bijzondere appreciatie uitdrukken voor het enthousiasme en de grote betrokkenheid van<br />

de medewerkers van deze opleiding en de geconstateerde onderlinge samenwerking.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

158 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het beleid op het gebied van huisvesting en materiële voorzieningen wordt op twee niveaus gevoerd.<br />

Algemene richtlijnen worden ontwikkeld op het niveau van de hogeschool in de daarvoor voorziene commissies.<br />

Die bestaan uit vertegenwoordigers van alle departementen van de Erasmushogeschool.<br />

Het departementale beleid ter zake krijgt vorm in werkgroepen met elk een coördinator als verantwoordelijke.<br />

Deze coördinator vertegenwoordigt het departement in de Interdepartementale Stuurgroep. Deze werkgroepen<br />

moeten vormgeven aan de beleidsbeslissingen die gemaakt worden op het niveau van de hogeschool en<br />

departementale doelstellingen realiseren.<br />

De infrastructuur van de campus is aangepast aan mensen met een fysieke handicap.<br />

Er zijn 4 auditoria met 90, 97, 99 en 126 zitplaatsen.<br />

De klaslokalen zijn verspreid over drie verdiepingen. De uitrusting van de klaslokalen is optimaal.<br />

Er zijn vergaderruimten en administratieve ruimten.<br />

Voor de afstudeerrichting LO is de infrastructuur van Sportopolis noodzakelijk om praktijklessen BR fitness en<br />

doel- en netspelen te organiseren onder ideale, professionele omstandigheden. De commissie oordeelt dat in de<br />

opleiding LO – Bewegingsrecreatie de faciliteiten uitstekend zijn, en kon tijdens de rondleiding zien hoe ze door<br />

de volledige campuspopulatie worden gebruikt. Ze zijn een van de aantrekkingspunten van de campus Jette.<br />

Daarnaast wordt er een beroep gedaan op het zwembad van de sporthumaniora in Wemmel.<br />

Voor de afstudeerrichting BH is er een polyvalent lokaal, dat praktisch is uitgerust en waar zowel praktijk- als<br />

theorielessen kunnen worden gegeven. De commissie is van oordeel dat voor de afdeling BH het vaklokaal goed<br />

uitgerust is; met creativiteit en ondanks beperkte middelen slaagt de opleiding erin het stijgende aantal studenten<br />

op te vangen.<br />

Bij de afdeling AV is het biologielokaal het enige dat als echt vaklokaal aanwezig is. Practica gaan door in de<br />

laboratoria van Gezondheidszorg. Andere vaklokalen zijn er niet echt en dat is een gemis. Naast ICT moeten<br />

immers ook andere <strong>onderwijs</strong>leermiddelen vlot kunnen worden aangeboden.<br />

Door de gewijzigde <strong>onderwijs</strong>opvattingen met het invoeren van probleemgestuurd leren (PGL), zelfstandig leren,<br />

ICT-leren en opleidingen in modules, evolueerde de klassieke bibliotheek naar een studielandschap. In 1999<br />

werden de eerste plannen getekend voor de bouw van een nieuw studielandschap voor de departementen<br />

Gezondheidszorg/Lerarenopleiding om het <strong>onderwijs</strong> beter te ondersteunen. De commissie oordeelt dat het<br />

beleid, binnen de financiële middelen en met het oog op de <strong>onderwijs</strong>doelen, zorgt voor een efficiënt<br />

renovatiebeleid. Dit resulteert in comfortabele auditoria en klaslokalen, aangepast aan competentie<strong>onderwijs</strong> met<br />

aangepaste ICT-faciliteiten.<br />

Een ander facet is de elektronische dienstverlening en de digitale bibliotheek.<br />

Het studielandschap kan worden ingedeeld in de volgende ruimten: de klassieke bibliotheek, een pc-landschap,<br />

PGO-ruimten, de taalhoek, een AVM-lokaal (audiovisuele media), een kopieer- en een serverlokaal.<br />

Het aanbod bestaat uit boeken, tijdschriften, losbladige aanvulwerken, eindwerken, cd-roms, video’s en<br />

studentencursussen. Het studielandschap oogt open en gebruiksvriendelijk. Ook hier is er een sterke ICT-<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 159


ondersteuning om tot een volwaardige elektronische leeromgeving te komen, en de inrichting is op de<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwing afgestemd. Het aanbod van vakliteratuur, zowel klassiek als elektronisch, voldoet<br />

ruimschoots. Het docentenlandschap volgt dezelfde positieve trend.<br />

In 2003 werd een volledig nieuw computerpark aangekocht voor het studielandschap.<br />

De studenten kunnen de pc’s individueel, in groep- of klasverband gebruiken.<br />

De cd-roms kan men ontlenen, maar kunnen niet geïnstalleerd worden op de pc’s.<br />

De opleiding heeft een specifieke ‘taalhoek’ ingesteld die speciaal bedoeld is voor de studenten van de<br />

lerarenopleiding. Twee keer per jaar worden prentenboeken, leesboekjes voor de eerste lezertjes, boeken voor<br />

deeerste, twee en derde graad van het lager <strong>onderwijs</strong> en voor de eerste graad van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

aangekocht.<br />

In de mediatheek, het centrum van het departement, staan 45 computers, een kleuren- en een zwartwitlaserprinter<br />

en een scanner. Daarnaast zijn er nog 2 computerlokalen, beide uitgerust met 25 up-to-date pc’s,<br />

een snelle netwerkprinter en een multimediaprojector.<br />

Voor de lectoren staan in het lectorenlandschap een vijftiental pc’s ter beschikking voor gemeenschappelijk<br />

gebruik. Daarnaast beschikken zo’n twintig coördinatoren over een eigen, vaste pc.<br />

Alle computers worden beheerd door twee krachtige servers.<br />

De volgende stap is een draadloze uitbreiding van het netwerk.<br />

De commissie is van oordeel dat er op de campus te Jette ruim voldoende materiële voorzieningen aanwezig zijn<br />

voor studenten en lectoren.<br />

Voor huisvesting kunnen studenten terecht in het studentenhome. Cafetaria ‘De Link’ spijst de hongerigen en laaft<br />

de dorstigen. Sportopolis staat ter beschikking van diegenen die aan sport willen doen.<br />

De campus Jette bezit vrij recente gebouwen, die veilig zijn en goed onderhouden worden. Ze zijn erg<br />

toegankelijk, ook voor mensen met beperkingen, en zorgen voor een aangename studielocatie. De groene<br />

omgeving draagt bij tot het aangename kader en wordt functioneel gebruikt door de LO- afdeling.<br />

De commissie stelt dat de centraal gelegen lectorenruimte een vlotte verbinding toelaat naar de leslokalen en de<br />

administratie, en dat het meubilair modern en aangepast is.<br />

Buiten de zuiver instrumenteel-technische voorziening is het landschap de plaats bij uitstek waar lectoren sociale<br />

contacten onderhouden.<br />

Studenten vinden vlot de weg naar het lectorenlandschap.<br />

De campus is bereikbaar met het openbaar vervoer en de wagen. Er zijn parkeerfaciliteiten: een gesloten parking<br />

onder het gebouw voor het personeel en gratis parkings voor studenten en bezoekers.<br />

De studenten genieten in Brussel van gratis openbaar vervoer. Het departement beschikt over studentenlogies op<br />

de campus.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om aandacht te besteden aan de verdere uitbouw van vaklokalen.<br />

160 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding erg veel aandacht besteedt aan adequate studiebegeleiding. Er worden<br />

voldoende inspanningen geleverd om de studenten bij de instroom zo goed mogelijk op te vangen. Van bij het<br />

eerste contact met de hogeschool start de studentenbegeleiding.<br />

Een goede opvang en informatieverstrekking tijdens de opendeurdagen en bij de inschrijvingen door lectoren en<br />

het administratief personeel is van cruciaal belang.<br />

Tijdens het inschrijvingsgesprek wordt aandacht besteed aan personalia en de concrete vragen van de<br />

toekomstige student. Er wordt gepeild naar de motivatie voor de gekozen studierichting. Het programma wordt<br />

kort overlopen, en mogelijke knelpunten worden besproken. De student wordt tijdens dit gesprek al geïnformeerd<br />

over de studiebegeleiding.<br />

Studentenbegeleiding begint bij de eerste kennismaking met de hogeschool en omvat niet alleen de<br />

studiebegeleiding die vooral focust op het leerproces. Ze richt zich ook op de volledige persoonlijkheid van de<br />

student, helpt de student met sociaalemotionele processen en het zoeken naar oplossingen.<br />

De instromende studenten worden per brief geïnformeerd over het moment en de plaats van de introductiedagen.<br />

SOVEhb (Sociale Voorzieningen Eramushogeschool Brussel) worden ook voorgesteld.<br />

Daarna worden taalscreenings georganiseerd: de mondelinge taalvaardigheid wordt geëvalueerd tijdens het<br />

intakegesprek. Als een lector twijfelt aan de taalcompetentie van de student, wordt deze doorverwezen naar de<br />

lector taalvaardigheid, die een advies formuleert over het volgen van remediëringslessen, dictielessen of<br />

logopedie.<br />

De studenten krijgen een informatiemap aangepast aan de opleiding. Hierin vinden ze de jaarplanning, het<br />

lessenrooster, de boeken- en cursuslijst, informatie over de hele opleiding, studentenbegeleiding en specifieke<br />

vereisten.<br />

De elektronische leeromgeving Dokeos wordt sinds 2005-2006 gebruikt als informatie- en communicatiemiddel<br />

voor de cursussen in het departement.<br />

Naast Dokeos wordt gewerkt aan een nieuwe website, waarop de student toegang krijgt tot niet-cursusgebonden<br />

informatie. Enkele voorbeelden van informatie die via deze weg kan worden verworven: verslagen van<br />

vergaderingen, verandering van lessenroosters, afwezigheid van lectoren enzovoort.<br />

De studiegids is logisch en duidelijk; de studenten gebruiken hun persoonlijke contacten met de mentor als<br />

aanvulling nodig is.<br />

De vaklector speelt een belangrijke rol in de studiebegeleiding. Hij treedt niet alleen op als expert in zijn vak, maar<br />

ook als mentor van de student. Samen vormen ze het mentoraat. Dit richt zich tot problemen met inhoudelijke<br />

aspecten van het vak, de cursus of de (stage)begeleiding. Elke lector is verantwoordelijk voor het organiseren<br />

van het mentoraat.<br />

De lectoren helpen studenten met de aanpak van leerstof en begeleiden hen bij de ontwikkeling van<br />

competenties.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 161


Het monitoraat zorgt voor de structurele organisatie en ondersteuning van de studentenbegeleiding. De<br />

monitoren volgen de evolutie van de betrokkenheid en het welbevinden van de studenten stelselmatig op.<br />

De studentenbegeleiders proberen ook een zicht te krijgen op de drop-out van studenten.<br />

Studenten worden vanaf de eerste dag geïnformeerd over de mogelijkheid tot meer individuele begeleiding. Na<br />

de examens van januari wordt contact opgenomen met eerstejaarsstudenten die ten minste voor één leergebied<br />

zijn gezakt. Ze kunnen dan met de studentenbegeleider nagaan wat er al dan niet is fout gegaan.<br />

Door het project ‘Islam’ wordt meer begeleiding voorzien voor taal in het algemeen en voor allochtone studenten<br />

in het bijzonder. In samenwerking met het Huis van het Nederlands worden remediërende sessies voorzien voor<br />

studenten met te zwakke resultaten voor de instaptoets schriftelijke taalvaardigheid.<br />

Bij psychologische, emotionele of juridische problemen kan het monitoraat de hulp inroepen van externe<br />

deskundigen (de studentenbegeleider van gezondheidszorg, psychologe van de opleiding).<br />

Het digitale studentenvolgsysteem is een waardevol instrument voor veel studenten; het bevordert zelfreflectie en<br />

leidt tot een betere inschatting van de eigen capaciteiten.<br />

Bij het niet-slagen voor een opleidingsjaar (na de deliberatie) krijgt de student individuele feedback door de lector.<br />

Deze feedback beperkt zich meestal tot vakinhoudelijke aspecten. Door het geven van feedback worden de<br />

transparantie en voorspelbaarheid van de evaluatiemethoden vergroot.<br />

Op elk moment van het academiejaar, en specifiek na stages of examens, kan een informeel gesprek ontstaan op<br />

initiatief van de student of lesgever, op basis van de sterktes en zwaktes van de student.<br />

De optieverantwoordelijken treden op als aanspreekpunt voor studenten en lectoren. Ze hebben een informatieve<br />

taak, behouden het overzicht van de opleiding en spelen een bemiddelende rol.<br />

Naar aanleiding van de flexibilisering en invoering van de EVC’s en EVK’s werd de nieuwe functie voorzien van<br />

studieloopbaanbegeleider. Hij heeft verschillende taken, zoals studenten een bepaald traject helpen kiezen,<br />

opstellen van een opleidingsprogramma …<br />

Hij/zij helpt de studenten bij het reflecteren over de meest efficiënte leerroute en zorgt er door zijn vakkundige<br />

ondersteuning voor dat de studieloopbaan van de student niet in het gedrang komt. Hij/zij is ook de EVC-coach.<br />

SOVEhB (Sociale Voorzieningen Erasmushogeschool Brussel) organiseert de psychosociale begeleiding.<br />

De organisatie wordt gekenmerkt door laagdrempeligheid. Doorverwijzing is niet nodig, want studenten kunnen<br />

met vragen in verband met relaties, seksualiteit, angst, alcohol of drugs terecht op de psychosociale consultatie.<br />

De hulpverlener zoekt samen met de student naar een oplossing. Indien een langere behandeling nodig is, wordt<br />

een geschikte therapeut gezocht.<br />

Een halve dag per week is een persoon van SOVEhB aanwezig op de campus.<br />

De ombudsman/-vrouw ziet toe op de vrijwaring van de rechten van de student. Hij/zij heeft een essentiële taak<br />

bij het verbeteren van de kwaliteit en redelijkheid van het <strong>onderwijs</strong>, en de <strong>onderwijs</strong>relaties in het departement.<br />

De Ombudsdienst van het departement Gezondheidszorg/Lerarenopleiding telt vier leden. In de taakbelasting is<br />

per ombudsman/-vrouw een opdracht van 3 procent opdracht, samen een opdracht van 12 procent.<br />

Bij de aanvang van het academiejaar worden de studenten ingelicht over het doel en de werking van de<br />

Ombudsdienst. De leden worden voorgesteld.<br />

De Ombudsdienst beschikt over een klachtenbehandelingsprocedure, en de dienstverlening is gespreid over het<br />

hele academiejaar, met als drukste momenten de examenperiodes.<br />

Op alle deliberaties is een ombudsman/-vrouw aanwezig, en hij/zij is aanspreekbaar via e-mail of het<br />

studentensecretariaat. De commissie stelt vast dat de Ombudsdienst problemen effectief opvangt en waar nodig<br />

bemiddelt. De aanwezigheid op de deliberaties zal zeker een positieve invloed uitoefenen.<br />

162 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


De buitenlandse studenten die kiezen voor de opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> worden eerst opgevangen<br />

door de coördinator internationalisering, die hen helpt met huisvesting en contact opneemt met het<br />

opleidingshoofd en de betrokken lectoren. Ze stellen samen een programma op voor de studenten en zorgen<br />

indien nodig voor de verdere opvolging.<br />

De studenten bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> die voor een internationaal traject kiezen, vragen begeleiding aan bij<br />

de coördinator Internationalisering Lerarenopleiding.<br />

Tijdens de gesprekken werd de studiebegeleiding door studenten en oud-studenten erg geloofd. De inzet van<br />

lectoren/mentoren zorgt voor heel wat welbevinden. Er bestaat duidelijkheid over het evaluatiesysteem, en de<br />

communicatie over behaalde resultaten wordt geapprecieerd.<br />

De commissie is van oordeel dat er ruim plaats is voor ondersteuning van de studenten bij het verwerven van<br />

leerstrategieën en planningsvaardigheden. De taalondersteuning is volgens de commissie een sterk punt.<br />

Er is professionele opvang voor studenten met problemen buiten hetstudieveld; een doorverwijssysteem zorgt<br />

ervoor dat de student terechtkomt bij de juiste hulpverlener.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen: goed<br />

facet 4.2, studiebegeleiding: goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

Voorzieningen:<br />

- er de laatste jaren veel aandacht is besteed aan de globale uitrusting van vaklokalen;<br />

- de opleiding constante aandacht heeft voor didactisch materiaal;<br />

- het studielandschap goed is uitgerust;<br />

- de opleiding een doelgericht mediatheekbeleid voert.<br />

Studiebegeleiding:<br />

- de begeleiding van de studenten als een voorbeeld van good practice kan gelden;<br />

- de opleiding over een goed werkende Ombudsdienst beschikt.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 163


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Als raamwerk voor het uitbouwen van een kwaliteitssysteem kiest de hogeschool voor het EFQM-kwaliteitsmodel<br />

(TRIS-versie) (Transnationale Institutionele Samenwerking). Men heeft hiervoor gekozen, omdat dit model<br />

vertrekt vanuit een integrale visie op kwaliteitszorg, waarbij de lerende organisatie als organisatiemodel wordt<br />

beoogd. Deze visie werd verduidelijkt in een departementale beleidsvisie, ontwikkeld door de twee<br />

kwaliteitscoördinatoren van het departement (Gezondheidszorg en Lerarenopleiding) en bekrachtigd in de<br />

opleidingscommissies.<br />

Deze integrale visie op kwaliteitszorg vraagt:<br />

- een organisatiestructuur waarin zowel verticale (top-down en bottom-up) als horizontale samenhang (over<br />

departementen, studiegebieden en opleidingen) wordt betracht;<br />

- de ontwikkeling van kwaliteitsmanagement dat een systematisch cyclische werking beoogt;<br />

- een arsenaal aan instrumenten.<br />

Op overkoepelend hogeschoolniveau is er een stuurgroep Kwaliteitszorg. Daarin wordt elk departement<br />

vertegenwoordigd door zijn of haar kwaliteitscoördinator.<br />

Het departement Gezondheidszorg/Lerarenopleiding heeft twee kwaliteitscoördinatoren, voor elk studiegebied<br />

een.<br />

Deze stuurgroep moet de kwaliteitszorg coördineren. De functie van kwaliteitscoördinator is vastgelegd in een<br />

functiebeschrijving die departementaal werd goedgekeurd.<br />

Op departementaal niveau worden de ontwikkelingen uit de stuurgroep Kwaliteitszorg door de kwaliteitscoördinator<br />

gerapporteerd in de commissie Kwaliteitszorg van het departement en verder uitgewerkt in het<br />

‘corteam’ (coördinatieteam) van het studiegebied.<br />

Op het niveau van de lerarenopleiding is kwaliteitszorg een vast agendapunt op het ‘corteam’. Dikwijls komen<br />

kwaliteitszorgonderwerpen als kwaliteitszorgnieuws, de introductie van instrumenten (Bijvoorbeeld de<br />

competentiematrix), de opvolging en organisatie van evaluaties en de bespreking van resultaten aan bod.<br />

Integrale kwaliteitszorg verwacht een instrumentarium dat de werking van een organisatie stuurt. Voor elke fase<br />

van de Deming-cyclus (plan, do, check, act) is er nood aan adequate instrumenten.<br />

164 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


De opleiding geeft het volgende overzicht van metingen in de opleiding:<br />

Belanghebbende Instrumenten Intern/Extern Systematiek<br />

Klanten:<br />

- studenten<br />

- alumni<br />

- werkveld<br />

-studentenenquête<br />

- enquête GST (Gemeenschappelijke Stam)<br />

- evaluatieonderzoek GST<br />

- onderzoek instroom, doorstroom en aanpak<br />

- onderzoek drop-out<br />

- oud-studentenenquête<br />

- mentorenenquête<br />

- enquête schooldirecties<br />

extern<br />

intern<br />

intern<br />

intern<br />

extern<br />

intern<br />

intern<br />

intern<br />

jaarlijks<br />

in opstart<br />

eenmalig 2003-2005<br />

in opstart<br />

eenmalig 2000<br />

driejaarlijks<br />

tweejaarlijks<br />

tweejaarlijks<br />

Personeel<br />

- EFQM-model<br />

- competentiematrix<br />

- enquête stagecontracten<br />

- instrument studeerbaarheid<br />

intern<br />

intern<br />

intern<br />

intern<br />

vierjaarlijks<br />

jaarlijks<br />

eenmalig 2003-2004<br />

in opstart<br />

Maatschappij<br />

- website<br />

- tewerkstellingsdatabase<br />

- externe KZ (Kwaliteitszorg)<br />

intern<br />

intern<br />

jaarlijks<br />

verbeterpunt<br />

Bevraging studenten<br />

De algemene studententevredenheidenquête peilt naar de tevredenheid over de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong>:<br />

aanpak, doelstellingen, programma, evaluatie, stage, studeerbaarheid, accommodatie, infrastructuur,<br />

geïnvesteerde studietijd per opleidingsonderdeel. De enquête is gebaseerd op het principe van<br />

probleemsignalisatie. Ze verloopt geïnformatiseerd en is toegankelijk via internet (login vereist). Ze wordt<br />

klassikaal ingevuld, omdat er zo een representatief aantal respondenten kan worden gegarandeerd.<br />

De resultaten van de enquête worden doorgestuurd naar het departementshoofd; de individuele resultaten<br />

vormen het uitgangspunt van een functioneringsgesprek.<br />

Bevraging alumni<br />

De oud-studentenenquête is een enquête op het niveau van de opleiding. Om vergelijkbaarheid te<br />

verwezenlijken, stemmen de drie opleidingen de inhoud van de bevraging op elkaar af. Toch is er in elke enquête<br />

een aantal opleidingsspecifieke onderwerpen terug te vinden.<br />

De enquête bevraagt de afgestudeerden van de laatste drie jaar en peilt naar de tevredenheid van alumni over de<br />

gevolgde opleiding en zijn/haar beroepssituatie.<br />

De resultaten worden teruggekoppeld naar de OLC en het ‘corteam’.<br />

Tevredenheid werkveld<br />

De mentorenenquête is een enquête op het niveau van de opleiding. Om vergelijkbaarheid te verwezenlijken,<br />

stemmen de drie opleidingen de inhoud van de bevraging op elkaar af. Ook hier is er een aantal<br />

opleidingsspecifieke onderwerpen terug te vinden. Het hoofddoel van de enquête is een inzicht te krijgen in de<br />

tevredenheid van de stageorganisatie.<br />

De enquête wordt afgenomen op mentorendagen of tijdens stagebezoeken.<br />

De resultaten worden teruggekoppeld naar de OLC en het ‘corteam’.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 165


De enquête schooldirecties is een enquête op het niveau van de opleiding. Zoals bij de studenten en de alumni is<br />

er een afstemming en afwijking tussen de opleidingen. Ze peilt naar de tevredenheid over alumni die werkzaam<br />

zijn in de school.<br />

De resultaten worden teruggekoppeld naar de OLC.<br />

Bevraging personeel<br />

De Erasmushogeschool is lid van de TRIS-groep en koos voor het EFQ-model als intern meetinstrument.<br />

Via EFQM geven de medewerkers hun perceptie van het concept en de werking van het departement. De sterke<br />

en verbeteringspunten worden in kaart gebracht, en op basis daarvan worden actieplannen geformuleerd.<br />

Er wordt overwogen om de EFQM-werking te herzien. Door de kwaliteitscoördinatoren (werkgroep Kwaliteitszorg)<br />

wordt een voorstel uitgewerkt om de drie fasen op twee lesvrije kwaliteitsdagen te latenplaatsvinden. Deze<br />

uitwerking is geënt op het inspectiespel van de Nederlandse tegenhanger van EFQM-TRIS.<br />

De opleiding bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> wil in de toekomst aan periodieke kwaliteitscontrole doen door middel<br />

van een SWOT-analyse, aan de hand van concrete checklists, gebaseerd op de VLHORA-richtlijnen.<br />

Enquête opleidingshoofden<br />

Deze enquête werd één keer gehouden (2003-2004) in het kader van het project ‘Financiering stageprojecten<br />

lerarenopleiding in partnerschap met het veld 2003-2006: de inleefstage’. Het doel was inzicht te verwerven in de<br />

stagenetwerking van de lerarenopleiding. Slechts drie mensen werden bevraagd.<br />

De commissie stelt aan de hand van de bovenstaande lijst vast dat diagnostische instrumenten zoals enquêtes<br />

op geregelde tijden worden afgenomen bij de doelgroepen.<br />

De soms geringe respons biedt niet altijd relevante informatie. Initiatieven worden ondernomen om factoren te<br />

verbeteren, maar zijn tot nog toe weinig geconcretiseerd.<br />

Onderzoeken en consensusvergaderingen zijn de andere instrumenten.<br />

Het is niet duidelijk of sommige van de enquêtes een invloed (kunnen) hebben op het beleid.<br />

De commissie krijgt de indruk dat de kwaliteitszorg teveel ad hoc gebeurt. Er bestaat de overtuiging dat IKZ<br />

belangrijk is, maar dit is niet ingebed in de dagelijkse praktijk en gebeurt niet systematisch. Een visie ontbreekt in<br />

de toepassing van het IKZ. Concrete voorbeelden van PDCA-cycli konden moeilijk worden gevonden.<br />

De commissie vindt dat de opleiding aan de hand van het ZER aantoont een lerende organisatie te zijn met<br />

voldoende zelfkritiek, zeker ook op het gebied van IKZ. De streefdoelen om een kwaliteitshandboek en een<br />

beleidsplan te ontwikkelen, zijn dan ook prioritair.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt aandacht te besteden aan continuïteit, inbedding en intensivering van het intern<br />

kwaliteitzorgstelsel. De commissie adviseert om hiervoor een beleidsplan te ontwikkelen.<br />

De commissie adviseert om een kwaliteitshandboek te ontwikkelen.<br />

166 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding geeft zelf aan dat streefdoelen uit het verleden nooit in een beleidsplan van de opleiding zijn<br />

uitgewerkt. Ze zijn wel te vinden in verslagen van projecten, onderzoeken, opleidingscommissies,<br />

opleidingsvergaderingen, ‘corteam’ of stuurgroep. Ze zijn samengevat in de jaarverslagen van de opleiding.<br />

Naar aanleiding van de opstelling van het ZER werden de streefdoelen van de afgelopen jaren (1998-2005) per<br />

onderwerp gebundeld. Deze zijn:<br />

- organisatie van de opleiding;<br />

- doelstellingen van de opleiding;<br />

- programma van de opleiding;<br />

- inzet van personeel;<br />

- voorzieningen.<br />

Naar aanleiding van het zelfevaluatierapport werden in de opleiding consensusvergaderingen belegd volgens het<br />

TRIS-model. Een deel van de analyses van die besprekingen konden gebruikt worden om streefdoelen te<br />

formuleren voor het zelfevaluatierapport, maar omdat de TRIS-enquêtering niet is afgestemd op de<br />

inhoudsvoorschriften van het rapport, moest er nog veel extra werk worden geleverd onder de vorm van<br />

bijkomende vergaderingen en uitwisseling van feedback op embryonale versies van het zelfevaluatierapport.<br />

De opleiding geeft verder aan dat de belangrijkste streefdoelen die zo gedistilleerd werden, als actiepunten<br />

worden uiteengezet in een beleidsplan, dat moet worden gerealiseerd op korte, middellange of lange termijn.<br />

De Opleidingscommissie zal een lijst opstellen met actiepunten die in aanmerking komen voor het beleidsplan<br />

bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong>. Omdat innovaties en aanpassingen van het programma moeten worden gedragen<br />

door een zo groot mogelijke groep betrokkenen, zal via een enquête van alle lectoren een prioriteitenvolgorde van<br />

de geselecteerde actiepunten worden opgesteld.<br />

Op basis van deze prioriteitenlijst zal een beleidsplan opgesteld worden voor de opleiding bachelor Secundair<br />

<strong>Onderwijs</strong>. De Opleidingscommissie kan zelf een aantal onderwerpen selecteren die moeten worden opgenomen.<br />

Per actiepunt moet een actieplan worden ontwikkeld met aandacht voor de volgende punten:<br />

- verantwoordelijkheden;<br />

- begroting;<br />

- timing;<br />

- departementale goedkeuring.<br />

Op middellange termijn zal het belangrijkste streefdoel met betrekking tot kwaliteitsverbetering inhouden dat de<br />

belangrijkste verbeteringspunten, aangebracht door het zelfevaluatierapport, worden vertaald in een beleidsplan<br />

met bijhorende actiepunten.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 167


Er wordt getracht om de toekomstige streefdoelen te baseren op een zo breed mogelijk forum, dooronder andere<br />

de enquêtes van alle doelgroepen te verwerken in het plan. Hoe dat dit vandaag gebeurt, is echter niet altijd<br />

duidelijk.<br />

Een actieplan is in ontwikkeling voor het management van de verbeteringsacties.<br />

Hoewel nog niet alles volledig is afgewerkt, toont het een beeld van visie en vooral inzet, met de wil om te<br />

verbeteren.<br />

Met een duidelijk uitgeschreven beleidsplan en de toepassing ervan kan in de toekomst zeker een betere score<br />

gehaald worden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om duidelijke verbeteringsplannen op te stellen volgens PDCA, en de continuïteit en de<br />

invoering ervan te bewaken.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De betrokkenheid van het onderwijzend personeel in de besluitvorming en de evaluatie wordt op verschillende<br />

manieren gegarandeerd, waarbij tijdens het academiejaar of over de academiejaren heen, inspraak en<br />

samenspraak worden gepland.<br />

Door de kleinschaligheid van de lerarenopleiding zijn veel personeelsleden lid van beleidsmakende<br />

overlegorganen. Zo is er steeds een procentueel ruime personeelsdelegatie lid van de Opleidingscommissie.<br />

Aangezien de vaklectoren meestal lesgeven in verschillende opleidingen van de lerarenopleiding zijn de meesten<br />

lid van ten minste één opleidingscommissie of een andere inspraakvergadering.<br />

Evaluatie en beleid zijn hierbij de belangrijkste onderwerpen.<br />

Daarnaast speelt de opleidingsvergadering een belangrijke rol als overlegplatform. Van dat overleg maken alle<br />

personeelsleden van de opleiding deel uit. Beleid, evaluatie en organisatie van de opleiding komen hier aan bod.<br />

Op basis van de output van de vergaderingen worden modules herwerkt, na discussies in de werkgroep GST<br />

(Gemeenschappelijke Stam). Daarnaast zijn er de optievergaderingen, die de dagelijkse werking van de<br />

afstudeerrichting organiseren.<br />

Eén tot twee keer per jaar zijn er ‘denkdagen’. Dit is een overleg op locatie gedurende een aantal dagen. Het<br />

overleg heeft een groepsdynamische en inhoudelijke functie. Tijdens die dagen wordt het beleid van het komende<br />

academiejaar uitgetekend en het voorbije academiejaar geëvalueerd.<br />

Naar aanleiding van visitaties kent elke opleiding vierjaarlijkse ‘consensusvergaderingen’, waarop een SWOTanalyse<br />

van de opleiding wordt gemaakt aan de hand van checklists. Als er zich veranderingen aandienen die de<br />

168 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


hele opleiding bachelor <strong>Onderwijs</strong> aangaan, wordt er een conclaaf georganiseerd waarop alle personeelsleden<br />

van de opleiding bachelor <strong>Onderwijs</strong> aanwezig zijn.<br />

In het kader van de besluitvorming organiseert de studentenvertegenwoordiging inspraak en samenspraak op het<br />

niveau van de hogeschool, het departement en de opleiding.<br />

Op het niveau van de hogeschool zetelen drie studentenvertegenwoordigers in de raad van bestuur, het<br />

bestuursorgaan van de hogeschool. Daarnaast wordt elk departement vertegenwoordigd in de Studentenraad.<br />

Deze raad werkt adviserend voor de raad van bestuur. Studenten in deze raad worden verkozen.<br />

Op het niveau van het departement en de opleiding is er geen studentenraad. Studenten participeren in de<br />

Departementsraad via verkiezingen en in de Opleidingscommissie. In de Departementsraad worden de belangen<br />

van de studenten verdedigd door drie vertegenwoordigers. Ten minste één studentenafgevaardigde van elk<br />

opleidingsjaar zetelt in de Opleidingscommissie. In de praktijk zijn dit meestal twee studenten per opleidingsjaar.<br />

Op de campus Jette hebben studenten op kot de mogelijkheid om als gangverantwoordelijke het huisvestingsbeleid<br />

mee vorm te geven.<br />

Met betrekking tot de evaluatie van het <strong>onderwijs</strong> worden alle studenten uitgenodigd om deel te nemen aan de<br />

algemene studententevredenheidenquête.<br />

Daarnaast zijn de studenten betrokken bij de evaluatie van de modules van de gemeenschappelijke stam. Op de<br />

laatste dag van de module wordt de studenten informeel gevraagd om de module te evalueren. Deze informatie<br />

wordt besproken op de werkgroep GST (Gemeenschappelijke Stam) en, indien relevant, verwerkt in de finetuning<br />

van de module.<br />

Het structurele overleg waarbij het beroepenveld partner is in de evaluatie van het <strong>onderwijs</strong>, is de mentorendag.<br />

Deze wordt elk jaar ingericht om de stageorganisatie te optimaliseren.<br />

Er werden enquêtes ontwikkeld voor mentoren, studenten, oud-studenten, alumni en het werkveld. Centraal wordt<br />

de bevraging van het personeel in functie van het EFQM-model vormgegeven.<br />

Door een tevredenheidenquête bij studenten te verplichten, is de medewerking op dit niveau gegarandeerd en<br />

kunnen meer gerechtvaardigde conclusies worden getrokken.<br />

Over de betrokkenheid in de besluitvorming van alle deelnemers en in het bijwerken van de hiaten, zijn geen<br />

relevante gegevens voorhanden.<br />

De matige respons van de alumni en het beroepenveld op de enquêtes laten een geringe betrokkenheid<br />

vermoeden.<br />

Het werkveld toont zich wel tevreden over de contacten; blijkbaar halen zij er meer uit dan de opleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de contacten met het werkveld en afgestudeerden sterker te formaliseren en te<br />

optimaliseren.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 169


Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over een dynamisch kwaliteitszorgsysteem gebaseerd op de PCDA-methode;<br />

- er periodieke bevragingen worden georganiseerd op diverse terreinen aangaande het <strong>onderwijs</strong> en met<br />

relevante doelgroepen;<br />

- er duidelijk sprake is van een verbeteringsbeleid.<br />

De commissie heeft een aanzet tot kwaliteitszorg vastgesteld, maar deze vraagt om een verdere structurering en<br />

inbedding in de totale organisatie om te evolueren naar een meer cyclisch kwaliteitsdenken.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

170 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Om na te gaan hoe en in welke mate de doelen worden bereikt, zijn mentoren, afgestudeerden en directies die<br />

oud-studenten tewerkstellen, bevraagd via enquêtes. Daarnaast zijn informele contacten belangrijk, waarbij<br />

bijvoorbeeld oud-studenten na enige werkervaring aangeven waar ze nog tekorten ervaren en waarvoor ze goed<br />

opgeleid zijn.<br />

Tijdens de opleiding wordt via stages nagegaan in welke mate de gestelde doelstellingen bereikt zijn. Tijdens de<br />

stages tonen de studenten de verworven competenties, en de stageprestaties tonen of de doelen zijn bereikt.<br />

Via stage-evaluaties, reflecties van studenten en overleg met mentoren en directies wordt nagegaan of de<br />

doelstellingen die de opleiding vooropstelt, juist geselecteerd zijn.<br />

Het eindwerk is een andere belangrijke indicator voor het bereiken van doelstellingen, omdat de student er al de<br />

pedagogisch-didactische competenties in moet toepassen.<br />

Om te peilen naar de tevredenheid van studenten is de Opleidingscommissie of de optievergadering een<br />

belangrijk forum.<br />

Uit de mentorenenquête van 2002-2003 kunnen de volgende gegevens worden afgeleid:<br />

- 63 procent van de mentoren zegt weinig samenwerking te ervaren in de afstudeerrichting AV. Vooral het<br />

aantal stagebezoeken wordt als ontoereikend ervaren.<br />

- Stagebegeleiding geeft de meeste mentoren wel voldoening. De helft vindt ondervindt slechts matig<br />

voldoening, de andere helft veel en heel veel.<br />

Voor de afstudeerrichtingen LO en BH krijgen we een ander beeld:<br />

- De data voor BH zijn niet betrouwbaar, omdat slechts vijf mentoren aan de enquête deelnamen.<br />

- Bij LO geeft 47 procent van de mentoren aan een matige samenwerking te ervaren, 53 procent veel.<br />

- 71 procent geeft aan veel tot heel veel voldoening te ervaren.<br />

In de oud-studentenenquêtes werd de afgestudeerden gevraagd om een score op 10 te geven aan het<br />

stageonderdeel van de opleiding. Enerzijds vroeg men een score voor het geheel, anderzijds een score per<br />

opleidingsjaar.<br />

Om de resultaten te kunnen evalueren, moet men wel rekening houden met een aantal variabelen die de cijfers<br />

mee vormgeven. Bijvoorbeeld: wie zijn de studenten die de enquête hebben ingevuld<br />

Uit de resultaten blijkt dat LO goed scoort. AV fungeert als middenmotor en BH wordt het sterkst bekritiseerd. Bij<br />

die laatste moet rekening worden gehouden met het feit dat er weinig respondenten waren.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 171


Alle afstudeerrichtingen slagen in hun gemiddelde scores. De begeleiding van de opleiding scoort gemiddeld in<br />

LO en AV vrijwel gelijkwaardig met de begeleiding op de stageschool.<br />

Bij BH scoort die veel hoger met een verschil van 10 procent.<br />

Bij de evaluatie van de stage over de jaren heen, valt op dat voor BH de beleving van de stagebegeleiding<br />

gunstiger wordt met de jaren. Voor LO valt een lichte daling op. Voor AV blijft dit vrijwel dezelfde.<br />

Opvallend is dat de studenten van AV de interne begeleiding nu minder waarderen. De stijging van de totale<br />

studentenpopulatie, samen met het beperkt stijgen van VTE-en (voltijdse eenheden voor het personeel) zijn<br />

hiervan vermoedelijk de oorzaak, want daardoor kunnen de studenten minder frequent worden bezocht.<br />

Oud-studentenenquêtes: score op 10 voor interne begeleiding eindwerk:<br />

Interne begeleiding eindwerk 2002-2003 2004-2005<br />

LO 5.6 6.8<br />

AV 6.0 7.4<br />

BH 7.2 6.8<br />

De aanpassing van de studiepunten voor het eindwerk kan een invloed hebben op de licht positieve trend die uit<br />

de tabel blijkt.<br />

Uit de puntenlijsten blijkt dat de gemiddelde score voor het eindwerk de voorbije jaren is gedaald. De verklaring<br />

hiervoor kan liggen bij het grotere gewicht dat het eindwerk heeft gekregen, waardoor ook strengere eisen<br />

worden gesteld.<br />

In AV en BH is het moeilijk om in te schatten hoe buitenstaanders tegenover de inhoud van de eindwerken staan,<br />

omdat er geen externe lezers zijn voor het eindwerk. In LO worden sporadisch externen betrokken bij de<br />

begeleiding van de eindwerken.<br />

De commissie bestudeerde een steekproef van eindwerkstukken. De commissie oordeelt dat de werkstukken van<br />

voldoende niveau zijn en de beoordelingen geen ‘overschatting’ zijn. De eindwerkstukken zijn relevant voor de<br />

beroepspraktijk. Het blijkt dat er nauwelijks eindoordelen ‘onvoldoende’ zijn en dat de spreiding in de scores van<br />

de eindbeoordeling gering is. Lectoren geven aan dat bij zwakkere studenten de begeleiding nog intensiever is en<br />

dat dit ertoe leidt dat het resultaat (bijna) altijd een voldoende eindoordeel oplevert. Studenten geven in<br />

gesprekken aan dat de begeleiding inderdaad erg intensief is en ze erg geregeld tussentijdse feedback krijgen op<br />

hun producten. Gezien de zwaarte van het eindwerkstuk is het aantal studiepunten gestegen van 3 naar 5<br />

punten.<br />

Met betrekking tot internationalisering werden de volgende mobiliteitscijfers aan de commissie voorgelegd.<br />

Studentenmobiliteit in bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Academiejaar Aantal uitgestuurd Aantal ontvangen<br />

2001-2002 12<br />

2002-2003 5<br />

2003-2004 11 41<br />

2004-2005 19 18<br />

2005-2006 voorlopig 4<br />

172 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Lectorenmobiliteit in bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Academiejaar Aantal uitgestuurd Aantal ontvangen<br />

2001-2002 7 1<br />

2002-2003 6 3<br />

2003-2004 8 4<br />

2004-2005 4 1<br />

2005-2006 voorlopig 1<br />

De commissie vindt dat de opleiding inspanningen doet om de internationale dimensie in te brengen in de<br />

opleiding.<br />

De studenten worden gestimuleerd om in Brussel te werken, onder meer door de organisatie van de happening<br />

‘Word leerkracht in Brussel’. Tijdens uiteenzettingen en aan infostands worden de studenten wegwijs gemaakt in<br />

verschillende <strong>onderwijs</strong>organisaties die in Brussel actief zijn.<br />

Derdejaarsstudenten worden begeleid bij het zoeken naar werk, meer specifiek naar het solliciteren in het<br />

<strong>onderwijs</strong>. Dit gebeurt grotendeels in de lessen opvoedkunde en <strong>onderwijs</strong>organisatie, waarbijonder meer<br />

aandacht wordt besteed aan informatievergaring met betrekking tot sollicitaties in het <strong>onderwijs</strong>.<br />

Globaal gezien geldt dat studenten vooral tijdens de stagepraktijk ervaringsgericht voorbereid worden op de<br />

instap in het werkveld.<br />

De commissie is van oordeel dat het stageprogramma in het derde opleidingsjaar garandeert dat de studenten<br />

met alle aspecten van het lerarenambt in aanraking komen.<br />

De commissie stelt vast dat de meeste studenten snel werk vinden en voornamelijk in het <strong>onderwijs</strong><br />

terechtkomen.<br />

Dit laatste geldt in mindere mate voor BH en LO. Dit heeft uiteraard te maken met de domeinspecifiteit van deze<br />

richtingen.<br />

Directies die oud-studenten tewerkstellen, werden eveneens bevraagd. Aangezien het aantal respondenten dat<br />

effectief deelnam aan de enquête te laag was, is het onmogelijk om betrouwbare uitspraken te doen.<br />

Ook de enquête onder de alumni had een lage respons. De afgestudeerden die hebben geantwoord, waren over<br />

het algemeen erg tevreden. Voorts blijkt dat de oud-studenten de nauwe band en de intense en vlotte interactie<br />

met de lectoren sterk appreciëren.<br />

Het werkveld geeft in gesprekken aan erg tevreden te zijn over het niveau van de studenten. De opleiding sluit<br />

volgens het werkveld goed aan bij de praktijk.<br />

De afgestudeerden geven in de gesprekken aan dat ze zich voldoende voorbereid voelen om hun beroep<br />

kwaliteitsvol uit te oefenen.<br />

De huidige studenten geven aan tevreden te zijn over de kwaliteit van de opleiding.<br />

De LO-studenten merken verder nog op dat ze het als erg positief ervaren dat tijdens de opleiding allerlei extra<br />

diploma’s kunnen worden behaald (bijvoorbeeld surfinstructeur, redder …).<br />

De commissie is van oordeel dat de afgestudeerden van de opleiding ruimschoots voldoen aan het<br />

bachelorniveau.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 173


Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en de<br />

50 procent liggen. De evolutie over de jaren heen wordt niet opgevolgd, evenmin als de situatie per opleiding of<br />

studiegebied. Om deze reden formuleert de opleiding geen streefcijfers in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat de karakteristieken van de instromende studenten veranderen. Vooral in AV<br />

neemt het aantal studenten uit het bso toe, net zoals het aantal studenten met een anderstalige achtergrond.<br />

Het aantal studenten uit het aso neemt af.<br />

Er werden verschillende initiatieven genomen om de studenten op een gewenst niveau te krijgen om zo het<br />

<strong>onderwijs</strong>rendement te optimaliseren. De opleiding wil alle studenten groeikansen geven, en dit wordt mee<br />

geïllustreerd door de ruime aandacht voor kwaliteitsvol studiebegeleiden.<br />

De eindbeoordeling gebeurt aan de hand van de kwaliteitscriteria die de opleiding vooropstelt, waarbij rekening<br />

wordt gehouden met de beoogde doelstellingen én met de eisen van het werkveld.<br />

Er is enkel rekening gehouden met ‘regelmatige studenten’: studenten die alle <strong>onderwijs</strong>activiteiten volgen,<br />

normaal begeleid worden en al of niet deelnemen aan de examens.<br />

De opleiding plaatst in het zelfevaluatierapport haar slaagcijfers voor de drie opleidingsjaren langs deze van drie<br />

andere opleidingen BaOnd:SO aan Vlaamse autonome hogescholen. De opleiding relativeert de vergelijking,<br />

omdat zij geen inzicht heeft in de wijze waarop de slaagcijfers in de andere hogescholen worden bepaald.<br />

Uit de tabel leidt de commissie af dat de Erasmushogeschool Brussel gemiddeld scoort.<br />

De slaagcijfers van het aantal generatiestudenten in het eerste opleidingsjaar schommelen over de laatste vier<br />

academiejaren tussen de 44 en 58 procent. Er zijn te weinig gegevens beschikbaar om via verdere analyse<br />

oorzakelijke verbanden te detecteren.<br />

Een vergelijking over de laatste drie academiejaren toont dat de slaagcijfers van het eerste opleidingsjaar vrij<br />

stabiel zijn, met uitzondering van het academiejaar 2004-2005, waarbij een lager percentage geslaagden wordt<br />

vastgesteld. Hiervoor is geen directe oorzaak gevonden, behalve de vaststelling dat het aantal studenten uit het<br />

aso gedaald is tegenover voorgaande jaren.<br />

De slaagcijfers van het tweede opleidingsjaar blijven stabiel (75–80%) over de opeenvolgende academiejaren.<br />

In het derde opleidingsjaar ligt het aantal geslaagden hoog (90 – 95%). Niet slagen is gewoonlijk een gevolg van<br />

het niet naleven van afspraken met de stageschool of extrascolaire problemen.<br />

174 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Uit analyse van de gegevens blijkt dat het percentage geslaagden uit het tso en vooral het bso beduidend lager is<br />

dan het gemiddelde voor heel BaOnd: SO.<br />

De commissie stelt vast dat de gemiddelde studieduur voor BOnd: SO op drie jaar en één maand ligt. De<br />

opeenvolgende academiejaren tonen nauwelijks een afwijking van dit gemiddelde.<br />

Uit gesprekken met studenten die met de opleiding zijn gestopt, blijft dat de oorzaak dikwijls het besef is dat<br />

‘leraar zijn’ toch niet echt iets voor hen is.<br />

Uit de gegevens blijkt dat de rendementscijfers van de BaOnd:SO aan de Erasmushogeschool vergelijkbaar<br />

scoren met andere hogescholen. De commissie beoordeelt de rendementscijfers als ‘goed’.<br />

De commissie waardeert de vele initiatieven die worden genomen om de studenten op een gewenst niveau te<br />

krijgen en het rendement te verhogen.<br />

Het valt de commissie op dat het hoofdstuk over resultaten erg beschrijvend is en geen of nauwelijks een<br />

kritische analyse van de gegevens bevat, in tegenstelling met de andere onderdelen van de zelfevaluatie.<br />

Ook ontbreken er streefcijfers die de opleiding zichzelf stelt, en een echt drop-outonderzoek heeft niet<br />

plaatsgevonden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om streefcijfers te formuleren op basis van analyses en zo de PDCA voor<br />

‘rendementscijfers’ te initiëren.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding breed inzetbare afgestudeerden aflevert, maar niet beschikt over streefcijfers hieromtrent;<br />

- de rendementscijfers bekend zijn: de gemiddelde studieduur over de laatste drie jaren ligt tussen 3,05 en<br />

3,25 jaar; het gemiddelde slaagpercentage van de eerstejaarsstudenten bedraagt gemiddeld voor de laatste<br />

drie jaar 52,87 procent;<br />

- de opleiding tevreden mag zijn over het bereikte niveau.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 175


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

176 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Bijzonder kwaliteitskenmerk:<br />

Facet 1<br />

Differentiatie en profilering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het Vlaamse <strong>onderwijs</strong>, want<br />

de EhB biedt als enige in Vlaanderen een bacheloropleiding islam aan en vervult hiermee een maatschappelijke<br />

en <strong>onderwijs</strong>kundige nood.<br />

De organisatie van de opleiding kwam tot stand na veel overleg met de islamitische gemeenschap, de overheid<br />

en de EhB. Ook zijn er nu contacten met een andere hogeschool om samen te werken voor deze opleiding.<br />

De opleiding zorgt voor een grote instroom van allochtone studenten, die anders geen hoger <strong>onderwijs</strong> zouden<br />

volgen. Dit is een belangrijke factor in de integratie.<br />

Deze instroom vergt specifieke begeleiding (onder meer taal en studiestrategie) en organisatie (curricula en<br />

feestdagenplanning).<br />

De ontstane interculturalisering van het pedagogisch handelen maken van het departement een voorbeeld op dit<br />

vlak en is een voorbeeld van goede praktijk.<br />

Facet 2<br />

Kwaliteit<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De tewerkstellingsgraad van de afgestudeerden wijst op de maatschappelijke relevantie van de opleiding. Ook de<br />

kwaliteit van de afgestudeerden en stagiairs wordt door het werkveld hoog gewaardeerd.<br />

De kwaliteit van de opleiding zorgt ervoor dat de opleiding gevraagd wordt door de Executieve van de Moslims<br />

van België om de bijscholing van de islamleerkrachten te verzorgen en een didactisch centrum voor islamitische<br />

godsdienst uit te bouwen.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 177


De interculturalisering van het pedagogisch handelen straalt af op het hele departement en zorgt voor een<br />

harmonieuze multiculturele entiteit, waar na drie jaar opleiding de samenwerking tussen autochtone en allochtone<br />

studenten vanzelfsprekend is.<br />

Facet 3<br />

Concretisering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> (instroom, <strong>onderwijs</strong>programma,<br />

<strong>onderwijs</strong>proces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het departement zorgt voor twee halftijdse coördinatoren islamitische godsdienst.<br />

Er is voor deze studenten van in het begin een intensieve studiebegeleiding; zelfreflectie wordt gebruikt om hun<br />

functioneren te duiden en bij te sturen. Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan taalondersteuning; de<br />

samenwerking met het Huis van het Nederlands en de inzet van eigen mensen leidt tot goede resultaten.<br />

Het probleem van de islamitische feestdagen werd tot nu toe ad hoc opgelost, maar de academische jaarkalender<br />

zal rekening houden met de belangrijke islamitische feesten. Er werd een studentenkring voor de allochtone<br />

studenten opgericht. Deze organisatie zorgt voor extra begeleiding en integratie.<br />

De samenwerking met de autochtone studenten, onder meer in de gemeenschappelijke stam, verloopt erg goed.<br />

De integratie zorgt ervoor dat de opleiding een multicultureel klimaat uitstraalt.<br />

De opleiding is erin geslaagd zich te manifesteren als een waarlijk multiculturele instelling en het intercultureel<br />

pedagogisch handelen diepgaand te integreren.<br />

Oordeel over het bijzonder kwaliteitkenmerk: voldoende<br />

Facet 1, Differentiatie en profilering:<br />

Facet 2, Kwaliteit:<br />

Facet 3, Concretisering:<br />

goed<br />

goed<br />

goed<br />

De commissie waardeert ten zeerste dat de EhB als enige hogeschool in Vlaanderen de professionele<br />

bacheloropleiding Islamitische Godsdienst aanbiedt en daarmee tegemoetkomt aan een maatschappelijke<br />

behoefte.<br />

178 | Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud goed<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid goed<br />

Facet 2.3: Samenhang goed<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing goed<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden goed<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid goed<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel goed<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

Bijzonder Kwaliteitskenmerk<br />

Facet 1: Differentiatie en profilering goed<br />

Facet 2: Kwaliteit goed<br />

Facet 3: Concretisering goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Erasmushogeschool Brussel | 179


180 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Hoofdstuk 4 Groep T - Leuven Hogeschool<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Groep T - Leuven Hogeschool<br />

In 1995 nam GROEP T Leuven Hogeschool de Provinciale Normaalschool Leuven (PNL) over van de provincie<br />

Vlaams-Brabant. De PNL telde toen minder dan 300 studenten, verspreid over twee vestigingen (regentaat in<br />

Tienen, lerarenopleiding Kleuter- en Lager <strong>Onderwijs</strong> in Leuven). Na het concentreren van de activiteiten in<br />

Leuven, startte GROEP T in zijn nieuwe lerarenopleiding – inmiddels omgedoopt tot Pedagogische Hogeschool<br />

Leuven – een ingrijpende <strong>onderwijs</strong>innovatie rond het competentiegericht leren. Daarbij worden de curricula niet<br />

alleen ontworpen vanuit de basiscompetenties van de startbekwame leraar, maar werken ze er in hun<br />

doelstellingen en eindtermen ook effectief naar toe.<br />

Het accent ligt op het creëren van krachtige <strong>onderwijs</strong>leeromgevingen en authentieke leerpraktijken waarin de<br />

studenten zelfstandig en al doende een aantal vooropgestelde (verplichte, maar ook zelfgekozen) competenties<br />

verwerven en daarover verslag uitbrengen in hun portfolio.<br />

Deze <strong>onderwijs</strong>vernieuwing was – en is nog steeds – een bijzonder arbeidsintensief proces waarrond alle<br />

krachten van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven zijn gemobiliseerd en geconcentreerd.<br />

In een paar jaar tijd slaagde GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven er niet alleen in haar studentenaantal<br />

praktisch te verdriedubbelen, maar zich ook te profileren als een innovatief opleidingsinstituut voor leraren.<br />

De opleiding beschikt over twee vestigingsplaatsen: campus Vesalius en campus Comenius.<br />

Belangrijke mijlpalen in de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing zijn de invoering van de gemeenschappelijke stam (start in<br />

1998) en van het metawerk (start in 2003) in elk van de lerarenopleidingen (Kleuter-, Lager en Secundair<br />

<strong>Onderwijs</strong>).<br />

De gemeenschappelijke stam bestaat volledig uit leerpraktijken waarin de studenten via concrete opdrachten en<br />

projectwerk belangrijke basiscompetenties verwerven, zoals het begeleiden van leerprocessen en het<br />

functioneren in een schoolteam en in de samenleving.<br />

In het metawerk worden de studenten gedurende de volledige opleiding gecoacht in hun groei naar startbekwaam<br />

leraarschap en leren ze zelf leer- en ontwikkelingsdoelen uitzetten en reflecteren op hun leerproces. De aanpak<br />

en de inhoud van de leerpraktijken en het metawerk zijn dezelfde voor de drie lerarenopleidingen. De<br />

ontwikkeling ervan gebeurde ook door gemengde teams van lectoren, en in een aantal leerpraktijken werken ook<br />

de studenten in gemengde projectgroepen. Meer dan één derde van de nieuwe curricula van GROEP T’s<br />

lerarenopleiding is gemeenschappelijk.<br />

De voorbije jaren is hard gewerkt om de competentiegerichte curricula in lijn te brengen met het profiel van de<br />

professionele bachelor en met de nieuwe overkoepelende missie en <strong>onderwijs</strong>visie van GROEP T Leuven<br />

Hogeschool, opgebouwd rond de drie E’s van Engineering, Enterprising en Educating.<br />

Geïnspireerd door de toenemende internationale profilering van GROEP T Leuven Hogeschool vinden hoe langer<br />

hoe meer studenten en docenten hun weg naar het buitenland. Zo werkte GROEP T Pedagogische Hogeschool<br />

Leuven actief mee aan een aantal samenwerkingsprojecten over de bijscholing van leraren met universiteiten in<br />

China en Thailand. Jaarlijks zwermen tientallen studenten uit naar alle continenten voor een zelfstandige stage of<br />

een internationaal project. Ze gaan er niet alleen lesgeven aan jongeren en volwassenen, maar verzorgen ook<br />

taaltrainingen en sportkampen, of staan in voor de opvang van straat- en weeskinderen.<br />

In Peru bouwden drie studenten een vervallen schaapsstal om tot een dorpsschool met eigen catering, en op<br />

Curaçao namen twee stagiairs gedurende drie maanden de organisatie van een hele school in handen.<br />

In Thailand geven GROEP T-studenten al vier jaar Frans en Engels aan toekomstige hotelmanagers, en in Zuid-<br />

Afrika zetten ze educatieve projecten op voor jongeren met opvoedingsproblemen.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 181


Organisatorisch werd GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven uitgebouwd tot een volwaardig departement<br />

binnen GROEP T Leuven Hogeschool, met een eigen driekoppig decanaat, eigen vakgroepen en<br />

vakgroepoverschrijdende gremia, zoals het Innovatieplatform, de coördinatieteams van het studiementoraat en de<br />

stuurgroepen van de verschillende projecten. Ze worden ondersteund door de centrale diensten van GROEP T<br />

Leuven Hogeschool (Strategie & Communicatie, Administratie & Financiën, Faciliteiten, Studentenservice, het<br />

International Office enzovoort). De voorbije jaren werden ook in infrastructuur, faciliteiten, ICT, veiligheid en<br />

algemeen comfort belangrijke investeringen gedaan, zodat de campus Comenius ook uiterlijk een ware<br />

transformatie heeft ondergaan. Parallel met de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing, de internationalisering en de modernisering<br />

van de infrastructuur werd de systematische verjonging van het lectorenkorps ingezet. Deze operatie is nog volop<br />

aan de gang.<br />

182 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven wil veranderingsbekwame leraren opleiden. Dit zijn leraren die in<br />

staat zijn om veranderingen in het educatieve veld zelf mee vorm te geven en die ondernemend, proactief en<br />

creatief inspelen op veranderingen in de klas, de school en de samenleving. De veranderingsbekwame leraren<br />

die GROEP T wil opleiden, beantwoorden aan een profiel waarin de volgende begrippen centraal staan:<br />

Educating, Enterprising, Engineering. EDUCATING heeft tot doel te ontwikkelen, te coachen en te begeleiden.<br />

Het houdt in dat de leraar zowel inhoudelijk als pedagogisch-didactisch sterk staat in zijn vakgebied en dat in<br />

overeenstemming met de vier pijlers van educatie die de Unesco onderscheidt: het weten, het doen, het<br />

samenleven en het zijn. ENTERPRISING gaat over dingen doen voor en met mensen, risico nemen, organiseren.<br />

Het veronderstelt het ontwikkelen van een visie op het vak en op zichzelf als beroepsbeoefenaar, het formuleren<br />

van een missie en het creëren van betrokkenheid voor deze missie. ENGINEERING heeft betrekking op het<br />

maken van dingen, het ontwerpen en creëren van krachtige <strong>onderwijs</strong>leeromgevingen en dat in de etymologische<br />

zin van het woord: ingenieus, vindingrijk, creatief.<br />

De 3 E’s zijn geen disciplines of vakgebieden. Het zijn basiswijzen waarop men in de wereld staat, tegen de<br />

omgeving aankijkt en het bestaan beleeft. In GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven zijn de 3 E’s opgevat<br />

als manieren waarop de studenten zich kunnen ontwikkelen tot een startbekwame beroepsbeoefenaar.<br />

Belangrijke kenmerken van het opleidingsprofiel zijn:<br />

- aandacht voor individu en team;<br />

- leeromstandigheden die zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het latere gebruik, inclusief<br />

levensechte werksituaties;<br />

- afwisselende <strong>onderwijs</strong>vormen die gelegenheid bieden te leren via denken én doen;<br />

- internationale oriëntatie en dialoog met andere culturen in een pluraliteit van wereldvisies;<br />

- gelegenheid om zowel binnen als buiten de hogeschool te leren;<br />

- leren in de breedte (over de vakgrenzen heen) en in de diepte (eigen vakgebied);<br />

- focus op de basiscompetenties van de startbekwame leraar.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 183


De leraar als ‘educator’ is in staat om leerprocessen vorm te geven en te begeleiden. Als vakdidactisch<br />

deskundige kan hij op grond van gestelde doelen en de beginsituatie van de leerlingen op systematische wijze<br />

leeractiviteiten plannen, deze plannen uitvoeren, beoordelen en indien nodig bijstellen. Hij kan verschillende<br />

werkvormen hanteren, differentiëren in functie van de verschillen tussen de leerlingen en op een adequate manier<br />

de vorderingen evalueren. Daarnaast moet hij jongeren pedagogisch coachen. Als opvoeder kan hij een sfeer van<br />

veiligheid en respect creëren die jongeren ertoe aanzet het beste in zichzelf te ontdekken en tot ontwikkeling te<br />

brengen.<br />

Ook moet hij kritisch kunnen reflecteren, het eigen handelen analyseren, sterkten en zwakten detecteren met het<br />

doel zichzelf te verbeteren in een continu leer- en ontwikkelingsproces. Bovendien wordt van hem verwacht dat<br />

hij helder kan communiceren met jongeren, ouders, collega’s en andere actoren in het educatieve veld.<br />

De leraar als ‘entrepreneur’ is in staat om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen groei en dat niet alleen<br />

voor de wijze waarop hij de voor het beroep vereiste competenties verwerft, maar ook voor de manier waarop hij<br />

deze bekwaamheden aantoont tegenover de buitenwereld. Hij moet een visie kunnen ontwikkelen op zijn vak en<br />

zijn verantwoordelijkheid in de klas, in de school en de samenleving. Hij kan uit deze visie een missie voor<br />

zichzelf definiëren en hiervoor betrokkenheid creëren bij anderen. Hij kan collega’s inspireren bij veranderingen,<br />

zowel op persoonlijk als op teamniveau, en initiatief nemen om veranderingen in gang te zetten en aan te sturen.<br />

Buiten de eigen klas moet hij zich kunnen engageren voor de school als gemeenschap. Als manager van de<br />

werksfeer kan hij in uiteenlopende omstandigheden een positieve relatie met een groep leerlingen tot stand<br />

brengen en onderhouden, en het communicatieproces in de groep in een gewenste richting sturen.<br />

De leraar als ‘engineer’ is in staat om krachtige <strong>onderwijs</strong>leeromgevingen te creëren, waarbij hij zijn kennis van<br />

en inzicht in het vakgebied kan vertalen naar effectieve en leuke lessen. Hij kan probleemsituaties in de<br />

beroepspraktijk identificeren, analyseren en actief bijdragen tot de ontwikkeling en toepassing van oplossingen.<br />

Hij kan professioneel functioneren in een pluraliteit van wereldvisies, waarbij de leerlingen ertoe worden aangezet<br />

het waardevolle in andere culturen of wereldvisies te ontdekken en eruit te leren. Bij dit alles moet hij zich<br />

internationaal oriënteren en een bijdrage leveren bij het opzetten, uitvoeren en in stand houden van internationale<br />

samenwerkingsprojecten of andere activiteiten in of met andere landen en culturen.<br />

De opleidingsdoelen zijn ontwikkeld door het Innovatieplatform Pedagogische Hogeschool (IPPH), dat instaat<br />

voor de curriculumvernieuwing in de lerarenopleiding. De opleidingsdoelen zijn geformuleerd conform:<br />

- de missie van GROEP T Leuven Hogeschool, waarin wordt gesteld dat GROEP T <strong>onderwijs</strong>, onderzoek en<br />

dienstverlening onderneemt in Engineering, Educating en Enterprising;<br />

- de basiscompetenties van de startbekwame leraar;<br />

- de competenties van de professionele bachelor, zoals bepaald in art. 58 van het Structuurdecreet;<br />

- het profiel van de professionele bachelor, opgesteld door de Werkgroep Bamaprofielen van de Associatie<br />

K.U.Leuven.<br />

De bekendmaking van de opleidingsdoelen bij de relevante doelgroepen gebeurt als volgt:<br />

- bij aankomende studenten: via SID-In-beurzen, infodagen, studiegids, website, intredeweek, studiementoraat<br />

en metawerksessies;<br />

- bij studenten: via de studiewijzers, die online consulteerbaar zijn op het extranet van GROEP T;<br />

- bij lectoren en personeel: via interne studiedagen over curriculumvernieuwing en vakgroepvergaderingen;<br />

- bij schooldirecties en stagementoren: via een jaarlijkse informatiebijeenkomst bij GROEP T;<br />

- bij afgestudeerden: via Interview, het informatieblad van GROEP T, en terugkomdagen op de campus;<br />

- bij de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap: via lezingen op onder meer VELON-congressen en publicaties in<br />

vaktijdschriften.<br />

184 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


De hogeschool wil leraren opleiden die beantwoorden aan een profiel waarin 3 E’s centraal staan: Educating,<br />

Enterprising, Engineering. Uit de gesprekken met de docenten blijkt dat ze kennis hebben van de visie van<br />

GROEP T en deze in het <strong>onderwijs</strong> uitdragen. De commissie heeft vastgesteld dat deze visie ook tot uiting komt<br />

in projecten, door nadruk te leggen op de ondernemende studenten en het ontwikkelen van eigenzinnige plannen.<br />

In gesprekken met de studenten valt op dat ze merken dat ze inderdaad uitgedaagd worden om ondernemend en<br />

eigenzinnig te zijn.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen van de opleiding slaan op het verwerven en beheersen van<br />

de algemene competenties, de algemene beroepsgerichte competenties en de beroepsspecifieke competenties<br />

die door de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad (VLOR) werden vastgelegd voor de professionele bachelor <strong>Onderwijs</strong>. Deze<br />

slaan op het verwerven van kennis, attitudes en vaardigheden. De opleidingsdoelen zijn ontwikkeld door het<br />

Innovatieplatform van de Pedagogische Hogeschool (IPPH), dat instaat voor de curriculumvernieuwing in de<br />

lerarenopleiding. De opleidingsdoelen zijn duidelijk weergegeven in de Studiegids Lerarenopleiding en worden via<br />

diverse kanalen naar de onderscheiden actoren gecommuniceerd. De studenten gaven tijdens de gesprekken<br />

met de commissie aan dat ze de studiewijzers geregeld raadplegen en dat de informatie overeenkomt met de<br />

realiteit. De docenten vermeldden dat de studiewijzers voor hen een belangrijke informatiebron zijn om te<br />

bekijken wat andere collega’s in hun lessen doen. Verder zijn er vergaderingen om de vakdidactiek goed af te<br />

stemmen. Ook zijn er vaste vakoverschrijdende afspraken over de wijze waarop de lesvoorbereidingen door<br />

studenten moeten worden opgezet.<br />

De commissie vindt de degelijk uitgewerkte competentiematrix een kijkkader waarvan de vormgeving gebaseerd<br />

is op wat door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren, in samenwerking met de gezamenlijke lerarenopleidingen, in<br />

Nederland werd uitgeschreven. Hierin zijn zowel beroepscontexten als beroepsrollen opgenomen. Per leerjaar is<br />

er in omschreven welke competenties op pedagogisch, vakdidactisch, organisatorisch en interpersoonlijk<br />

handelen aandacht krijgen, en waaraan de student geacht wordt te voldoen op het einde van dat opleidingsjaar.<br />

De leden van de innovatiegroepen gebruiken de matrix om vernieuwingen vorm te geven. Uit de gesprekken blijkt<br />

dat het innovatieplatform een spilfunctie vervult en ook controleert of zaken werkelijk worden uitgevoerd zoals<br />

afgesproken.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat het competentiegericht leren door de structuur van en de werkvormen<br />

in het programma wordt benadrukt. De hogeschool en de lerarenopleiding hebben duidelijk een internationale<br />

profilering. Deze wordt gekenmerkt door buitenlandse stages van de studenten en de vele internationale<br />

contacten, niet alleen tussen hogescholen in Europa, maar ook in de andere werelddelen. In gesprekken geven<br />

de leiding en docenten aan dat ze vrij tevreden zijn met de toekenning van financiële middelen, en dat vragen en<br />

voorstellen ernstig worden bekeken en meestal ingewilligd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 185


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het referentiekader waarbinnen het pedagogisch project en curriculumconcept van GROEP T zich situeren,<br />

spelen de volgende elementen een belangrijke rol:<br />

- de basiscompetenties van de startbekwame leraar;<br />

- externe deskundigen;<br />

- wensen en behoeften van het beroepenveld;<br />

- actuele trends in het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Met de invoering van de gemeenschappelijke stam in de lerarenopleiding introduceerde GROEP T Pedagogische<br />

Hogeschool Leuven het competentiegericht leren. De gemeenschappelijke stam werd niet geconcipieerd in<br />

termen van vakken of disciplines, maar wel vanuit de in het Decreet van 29 september 1998 vastgelegde<br />

basiscompetenties.<br />

Na de ontwikkeling van de gemeenschappelijke stam is het competentiegericht leren ook in de rest van het<br />

curriculum ingevoerd. Daarvoor is een competentiematrix opgesteld die dient als een kijkkader om, vanuit het<br />

perspectief van het beroepshandelen van de leraar, bekwaamheden te beschrijven die de student als toekomstig<br />

beroepsbeoefenaar tot uitdrukking moet leren brengen.<br />

In het <strong>onderwijs</strong>kundig referentiekader van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven spelen ook externe<br />

actoren een belangrijke rol. Hierbij worden vermeld:<br />

- De Educatieve Hogeschool van Amsterdam, de voormalige Educatieve Faculteit Amsterdam (EFA).<br />

- Douwe Wielenga, educational change agent van EHvA die aan de basis lag van het dynamisch<br />

curriculumconcept, is adviseur van de Pedagogische Hogeschool en maakt deel uit van de werkgroep<br />

Curriculumvernieuwing.<br />

- Het Centrum voor Instructiepsychologie en -Technologie van de Faculteit Psychologische en Pedagogische<br />

Wetenschappen van de K.U.Leuven. Prof. dr. Joost Lowyck heeft geassisteerd bij de ontwikkeling van het<br />

globale curriculumconcept.<br />

- Het bureau Kessels & Smit – The Learning Company uit Utrecht. Dr. Cees Sprenger, expert op het gebied<br />

van leertrajecten en organisatieontwikkeling, adviseerde de Pedagogische Hogeschool bij de overstap van<br />

een leerstof- en vakgericht curriculum naar een competentiegericht curriculum en de vormgeving van nieuwe<br />

leerpraktijken. Katrien Massa, consultant bij Kessels & Smit, begeleidt momenteel de verdere<br />

curriculumontwikkeling in de Pedagogische Hogeschool. GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven is lid<br />

van VELON en VELOV, de vereniging van lerarenopleiders in respectievelijk Nederland en Vlaanderen;<br />

186 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


- Bij de ontwikkeling van verschillende projecten van de gemeenschappelijke stam wordt een beroep gedaan<br />

op gespecialiseerde centra, zoals het CEGO (Centrum voor Ervaringsgericht <strong>Onderwijs</strong>) van de K.U.Leuven<br />

en het Steunpunt ICO (Intercultureel <strong>Onderwijs</strong>) van de Universiteit Gent. Omgekeerd kwam de DVO (Dienst<br />

voor <strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling van het Departement <strong>Onderwijs</strong>) bij de Pedagogische Hogeschool zijn licht<br />

opsteken over de modularisering van de lerarenopleiding.<br />

De projecten van de gemeenschappelijke stam, het metawerk en portfolio, het praktijksemester in het derde jaar<br />

van de opleiding, het elektronisch platform voor de begeleiding van de stages, alle vernieuwingen die in de<br />

lerarenopleiding zijn geïntroduceerd, werden vooraf getoetst bij de belangrijkste actoren in het beroepenveld.<br />

Tijdens de jaarlijkse bijeenkomsten worden de directies van de stagescholen uitgebreid geïnformeerd over de op<br />

stapel staande vernieuwingen en wordt hun feedback gevraagd. In het voorjaar van 2005 werd een bevraging<br />

georganiseerd voor de stagementoren en vond een terugkomdag plaats voor alumni, waarbij kritisch werd<br />

gereflecteerd over de opleiding.<br />

GROEP T ziet de vernieuwing van de lerarenopleiding niet los van de actuele trends die zich aftekenen in het<br />

hoger <strong>onderwijs</strong>, nationaal en internationaal. Uit deze trends blijkt dat de focus verschuift van het doceren van de<br />

docent naar het studeren van de student, ook om hem – in aansluiting op zijn kennis en wensen – meer keuzeen<br />

differentiatiemogelijkheden te bieden. Reflectie en leren van en met anderen worden belangrijker, precies<br />

omdat ze een beduidende bijdrage leveren tot de persoonlijke ontwikkeling. De student wordt explicieter<br />

voorbereid op de beroepspraktijk door de aandacht voor de beroepscompetenties en omdat hij zelfstandiger het<br />

leerproces stuurt. Voor GROEP T betekent dit voor de leraren dat zij, als experts in het begeleiden van<br />

leerprocessen, bij uitstek hun eigen leerproces moeten kunnen vormgeven. De rode draad doorheen het 3E<strong>onderwijs</strong>concept<br />

is dan ook de toenemende verantwoordelijkheid van de student voor zijn leren en ontwikkeling.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen van de opleiding beantwoorden aan de eisen van<br />

vakgenoten en het beroepenveld, aangezien ze beantwoorden aan de competenties die door de VLOR zijn<br />

geformuleerd in samenwerking met het beroepenveld. Uit de gesprekken blijkt dat de vernieuwingen geregeld<br />

worden meegedeeld en getoetst aan het beroepenveld. Zo wordt ervoor gezorgd dat het werkveld en alumni op<br />

de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen, maar ook hun input kunnen leveren.<br />

In de doelstellingen vond de commissie aandacht voor de actuele trends van meer activiteit en reflectie door de<br />

student en werken in teamverband. ICT is door het gebruik van het elektronische leerplatform Toledo optimaal<br />

ingezet.<br />

Externe actoren spelen een belangrijke rol in het <strong>onderwijs</strong>kundig referentiekader van GROEP T. Tijdens de<br />

gesprekken werd duidelijk dat met de externe partners werkelijk wordt samengewerkt en dat ze geraadpleegd<br />

worden door GROEP T.<br />

De commissie heeft ervaren dat GROEP T een duidelijke visie heeft op het gebruik van de portfolio, die goed<br />

geïmplementeerd is binnen de opleiding. Er is een ontwikkeling merkbaar: aanvankelijk was de portfolio<br />

uitsluitend gericht op reflectie, momenteel is de inhoud vooral in jaar 3 gericht op inhoudelijke opdrachten. Tijdens<br />

het bezoek van de commissie zijn diverse portfolio’s bekeken. De kwaliteit hiervan is voldoende. De complexiteit<br />

van de portfolio’s neemt over de leerjaren duidelijk toe. Verder verdient het werken in projecten vermelding.<br />

Hierbij wordt vakoverschrijdend gewerkt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 187


Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de doelstellingen van de opleiding tot stand komen via overleg met interne en externe actoren;<br />

- de opleiding bewust werkt aan een proces van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing via op het beroepenveld afgestemde<br />

doelstellingen;<br />

- de opleidingscompetenties voldoen aan decretale en beroepsspecifieke vereisten;<br />

- de eindkwalificaties worden getoetst bij het relevante beroepenveld.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

188 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De in het eerste hoofdstuk genoemde drie E’s vragen om een vertaling in een aantal meer concrete principes van<br />

waaruit het eigenlijke curriculum (van zowel GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven als van GROEP T<br />

Leuven Engineering School) wordt opgebouwd. Het 3E-curriculum wordt vorm gegeven rond de volgende<br />

principes of aandachtspunten:<br />

- competentiegericht leren: het curriculum wordt ontworpen vanuit en werkt naar de basiscompetenties van de<br />

startende leraar;<br />

- de beroepspraktijk stuurt: de student wordt zo vroeg en zoveel mogelijk in contact gebracht met de latere<br />

beroepspraktijk;<br />

- de student is verantwoordelijk voor zijn leerproces: de student formuleert zelf zijn leerdoelen in functie van de<br />

te verwerven basiscompetenties;<br />

- de docent wordt coach: de docent stuurt niet langer het hele leerproces. Hij wordt coach van studententeams<br />

(tutor) en werkt aan de ontwikkeling van nieuwe <strong>onderwijs</strong>activiteiten;<br />

- producerend leren en teamwork in projecten en stages: leren al doende; de studenten werken in team aan<br />

een concreet product, bij voorkeur in opdracht van een externe opdrachtgever;<br />

- bronnen en trainingen met ondersteunende functie: hoor- en werkcolleges worden gepland als ze kunnen<br />

bijdragen tot het verwerven van de vooropgestelde basiscompetenties, respectievelijk als input dienen voor<br />

het realiseren van de projectopdracht;<br />

- integrale toetsing en assessment: de klassieke toetsing wordt vervangen door een geïntegreerde proef van<br />

bekwaamheid, waarbij de student het bewijs levert dat hij over de vooropgestelde (deel)competentie(s)<br />

beschikt;<br />

- metawerk en portfolio: de studenten worden begeleid in hun persoonlijke vorming en hun sociale<br />

ontwikkeling, maar ook in hun reflectieve vaardigheden en hun groei naar een startbekwaam leraar. Een<br />

(elektronisch) portfolio helpt de student om zijn voortgang bij te houden in een persoonlijk groeiprofiel;<br />

- optimale inzet van ICT: niet alleen bij de monitoring van het leerproces (elektronisch portfolio), maar ook bij<br />

de toetsing (digital assessment), de stagebegeleiding (e-POS), het consulteren van leerinhouden en de<br />

communicatie tussen student, docent en opdrachtgever (elektronisch leerplatform Toledo), bij de raadpleging<br />

van bronnen en de presentatie van de resultaten;<br />

- mogelijkheid tot personalisering: het leertraject van de student wordt mee bepaald door de individuele<br />

competentie(s) en competentieleemte(s).<br />

Met de invoering van de basiscompetenties in 1998 startte GROEP T met een eerste, drastische vernieuwing van<br />

het programma. Het werd vanaf dan geconstrueerd vanuit drie leerlijnen: de ‘leerpraktijken’ (waaronder de stages<br />

en projecten), de ‘bronnen en trainingen’ en de ‘coaching en begeleiding’. In eerste instantie werd ervoor<br />

geopteerd om de vernieuwingen te concentreren rond de zogenaamde ‘projecten van de gemeenschappelijke<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 189


stam’. Om deze projecten vorm en inhoud te geven werd het Innovatieplatform Pedagogische Hogeschool<br />

opgericht.<br />

Er werd beslist om de gemeenschappelijke stam op te bouwen rond drie cruciale basiscompetenties die elke<br />

leraar moet beheersen, ongeacht of hij in het kleuter-, het lager of het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> actief is, namelijk:<br />

- de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen (verantwoordelijkheid tegenover de klas);<br />

- de leraar als lid van het schoolteam (verantwoordelijkheid tegenover de school);<br />

- de leraar als cultuurparticipant (verantwoordelijkheid tegenover de samenleving).<br />

Rond elk van deze basiscompetenties werd in elk studiejaar een project ontwikkeld waarin de studenten in team<br />

één of meer authentieke opdrachten uitvoeren met een directe link met de beroepspraktijk. Het authentieke<br />

karakter werd nog verhoogd door zoveel mogelijk een beroep te doen op externe opdrachtgevers.<br />

De leerlijn ‘coaching en reflectie’ was tot en met het academiejaar 2003-2004 beperkt tot het ‘studiementoraat’ in<br />

het eerste jaar, waarin de studenten begeleid werden bij de kennismaking met de hogeschool. In september 2003<br />

werd gestart met de stapsgewijze implementatie van ‘metawerk en portfolio’ (de nieuwe benaming voor ‘coaching<br />

en reflectie’, in de lerarenopleiding van GROEP T. Tijdens het academiejaar 2003-2004 werd ‘metawerk en<br />

portfolio’ geïntroduceerd in het derde jaar van de lerarenopleiding. In het academiejaar 2004-2005 werd deze<br />

vernieuwing binnengebracht in het curriculum van de eerstejaarsstudenten, en sinds 2005-2006 wordt ook in het<br />

tweede jaar aan metawerk gedaan. Metawerk staat nu op het programma van alle studenten uit alle opleidingen<br />

in alle jaren van de lerarenopleiding.<br />

Een derde drastische curriculumvernieuwing (die de toepasselijke naam ‘de curriculumvernieuwing’ kreeg) vond<br />

plaats aan het begin van het academiejaar 2004- 2005. Vijf innovaties die het programma een nieuw uitzicht<br />

gaven, werden geïmplementeerd:<br />

- De competentiematrix werd opgesteld als referentiekader voor de opleiding.<br />

- Het jaarsysteem werd omgevormd tot een semestersysteem met een examenperiode in januari.<br />

- Het metawerk werd geïntroduceerd in het eerste jaar van de lerarenopleiding en werd de rode draad<br />

doorheen de drie opleidingsjaren.<br />

- De projecten van de gemeenschappelijke stam werden niet meer aangeboden in afzonderlijke blokken, maar<br />

semesteroverschrijdend gemaakt. Bovendien werden de projecten niet langer beperkt tot de drie genoemde<br />

basiscompetenties, maar vormgegeven vanuit de drie grote competentiegebieden.<br />

- Het zesde en laatste semester van de opleiding werd hervormd tot een echt ‘praktijksemester’, waarin de<br />

studenten worden ondergedompeld in de praktijk. Het praktijksemester kan worden beschouwd als de<br />

‘climax’ van de opleiding. Tijdens dit semester moet de student alle kennis, vaardigheden en attitudes die hij<br />

doorheen de vorige semesters heeft verworven geïntegreerd toepassen gedurende een lange stageperiode.<br />

De algemene opleidingsdoelen van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven vinden hun neerslag in de<br />

‘competentiematrix’ (geïntroduceerd in september 2004). Deze matrix is een vertaling van de basiscompetenties<br />

voor de startbekwame leraar en is ontwikkeld vanuit de verwachtingen die worden gesteld aan de studenten op<br />

het eind van het eerste, het tweede en het derde jaar. De matrix onderscheidt beroepscontexten waarin de<br />

toekomstige leraar adequaat leert handelen (namelijk werken aan de eigen ontwikkeling, werken met leerlingen,<br />

werken met/in de school, werken in/met de omgeving) en beroepsrollen (namelijk de pedagogische rol, de<br />

vakdidactische rol, de organisatorische rol en de interpersoonlijke rol). De competentiematrix vormt het<br />

uitgangspunt van de curriculumvernieuwing van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven. Voor het opstellen<br />

van de projecten wordt hij door de stuurgroep als uitgangspunt genomen voor vorm en inhoud van de projecten,<br />

evenals door de coördinatieteams van het opleidingsonderdeel ‘metawerk en portfolio’. Ook bij de evaluaties van<br />

de stages wordt rekening gehouden met de doelstellingen die in de matrix zijn uitgeschreven.<br />

De competentiematrix is een referentiekader voor de lectoren. De matrix maakt duidelijk wat aan bod kan/moet<br />

komen in de verschillende leerlijnen. Om verwarring te voorkomen, wordt de competentiematrix niet verspreid<br />

onder de studenten. Voor hen blijven de basiscompetenties (die verwerkt zijn in de competentiematrix) de<br />

190 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


doelstellingen van waaruit ze hun eigen handelen kunnen beoordelen en de eigen ontwikkeling kunnen<br />

vormgeven.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de opleiding van mening is dat het werk aan deze matrix niet is<br />

afgerond.<br />

De structuur van het nieuwe curriculum bestaat uit drie grote leerlijnen. Een leerlijn kan worden beschouwd als<br />

een samenhorend en coherent geheel van activiteiten, waarbinnen studenten bepaalde kennisinhouden,<br />

vaardigheden en attitudes verwerven. Voor de invulling van deze leerlijnen wordt geput uit de doelstellingen die in<br />

de competentiematrix worden vermeld. Het gaat om de volgende leerlijnen:<br />

- ‘leerpraktijken’ waarin de studenten hands-on experience opdoen in het werkveld (stages) of tijdens<br />

projecten, die worden gedefinieerd vanuit de beroepspraktijk en waarbij studenten in team concrete<br />

opdrachten uitwerken bij voorkeur in opdracht van externen;<br />

- ‘bronnen en trainingen’ in de vorm van hoor- en werkcolleges, waarin de studenten vakkennis en<br />

vaardigheden verwerven en vakdidactiek aan bod komt;<br />

- ‘metawerk en portfolio’, waarin de studenten, gecoacht door een studiementor, werken aan een persoonlijk<br />

portfolio, waarin ze bewijsmateriaal verzamelen voor het leerproces dat ze hebben doorgemaakt en voor de<br />

competenties die ze verworven hebben doorheen de leerpraktijken en de bronnen en trainingen.<br />

- ‘Metawerk’ betekent ‘werken aan je eigen werk’. Centrale doelstelling van dit opleidingsonderdeel is dan ook<br />

dat de studenten doorheen de opleiding leren reflecteren over zichzelf als leerkracht en zich bewust worden<br />

van de eigen subjectieve <strong>onderwijs</strong>theorieën en het eigen professioneel zelf verstaan.<br />

Voor de invulling van deze leerlijnen wordt geput uit de doelstellingen die in de competentiematrix worden<br />

vermeld.<br />

Naarmate de opleiding vordert, neemt het aandeel van de bronnen en trainingen af om plaats te maken voor<br />

projectwerk en stages.<br />

In GROEP T worden 34 van de 180 studiepunten besteed aan de projecten. Deze projecten worden gedefinieerd<br />

vanuit de beroepspraktijk, waarbij de studenten in team concrete opdrachten uitwerken, bij voorkeur in opdracht<br />

van externen. Tijdens deze projecten werken alle studenten van de verschillende richtingen (Kleuter<strong>onderwijs</strong>,<br />

Lager <strong>Onderwijs</strong> en Secundair <strong>Onderwijs</strong>) in groepjes van 6 tot 10 studenten aan een dergelijke concrete<br />

opdracht.<br />

De projecten worden georganiseerd rond de drie grote ‘competentiegebieden van de leerkracht’: de<br />

verantwoordelijkheid van de leerkracht ten aanzien van de klas/de leerlingen; de verantwoordelijkheid van de<br />

leerkracht ten aanzien van de school/het team; en de verantwoordelijkheid van de leerkracht ten aanzien van de<br />

samenleving.<br />

De bronnen en trainingen omvatten de hoorcolleges, werkcolleges en lessen vakdidactiek. Doorheen de bronnen<br />

en trainingen wordt voornamelijk gewerkt aan de basiscompetenties ‘de leerkracht als vakinhoudelijk expert’ en<br />

de ‘leerkracht als begeleider van leerprocessen’.<br />

De ‘gemeenschappelijke stam van de lerarenopleiding’ (die 45 van de 180 studiepunten bedraagt) bestaat<br />

enerzijds uit ‘leerpraktijken: projecten van de gemeenschappelijke stam’ (34 studiepunten) en anderzijds uit de<br />

leerlijn ‘metawerk en portfolio’ (11 studiepunten). Hoewel soms andere accenten worden gelegd, zijn de inhouden<br />

en opdrachten van deze opleidingsonderdelen gelijk voor alle afdelingen van de lerarenopleiding – bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong> (BcLK), bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong> (BcLL) en bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> (BcLSO).<br />

De voornaamste doelstelling van de curriculumvernieuwing op GROEP T is vanaf het eerste jaar aandacht te<br />

besteden aan de professionele ontwikkeling van de studenten. Dit gebeurt door hen vanaf het begin kennis te<br />

laten maken met en ervaring te laten opdoen in de <strong>onderwijs</strong>praktijk, waarbij de nodige aandacht wordt besteed<br />

aan de kloof tussen theorie en praktijk. Naast deze praktijkervaring moet er in de opleiding expliciet aandacht<br />

worden besteed aan het integreren van theoretische inzichten met deze praktijkervaring, doorheen een proces<br />

van reflectief ervaringsleren.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 191


De implementatie van de projecten, het praktijksemester en metawerk en portfolio moet worden gesitueerd<br />

binnen de ambitie om de kloof tussen theorie en praktijk binnen de opleiding te dichten.<br />

Om de curriculumvernieuwing binnen GROEP T in goede banen te leiden, werden verschillende groepen en<br />

platformen opgericht, waarin zowel gereflecteerd wordt over de te bereiken doelen als aandacht wordt besteed<br />

aan het afstemmen van het programma op de <strong>onderwijs</strong>doelen. Deze groepen en platformen staan voortdurend<br />

met elkaar in contact omwille van de noodzakelijke afstemming, en zorgen op die manier voor het monitoren van<br />

de kwaliteit van de vernieuwing. De volgende groepen/platformen zijn operationeel:<br />

- het Coördinatieteam Pedagogische Hogeschool;<br />

- het Innovatieplatform Pedagogische Hogeschool;<br />

- de werkgroep Curriculumvernieuwing;<br />

- de stuurgroepen Projecten;<br />

- de coördinatoren van het studiementoraat;<br />

- de werkgroep Coördinatie en Overleg Projecten en Studiementoraat;<br />

- de acht vakgroepen.<br />

De internationale dimensie van de opleiding krijgt vorm door onder meer de zelfstandige buitenlandse stage in het<br />

praktijksemester, de studiereis voor tweede- en derdejaarsstudenten en het project III,2 ‘De.wereld@groept.be’.<br />

Tijdens de zelfstandige buitenlandse stage (die minimaal zes en maximaal negen effectief gepresteerde en op<br />

elkaar aansluitende weken omvat) neemt de student in een stageschool zelfstandig de taken van de leraar over.<br />

Deze stage geeft aan de laatstejaarsstudenten de mogelijkheid om in een gastschool naar keuze in een land naar<br />

keuze de taken van de leraar over te nemen. Een aantal studenten vult deze buitenlandse stage in door middel<br />

van het participeren aan een COMENIUS-Taalassistentschap.<br />

Elk jaar organiseert GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven in samenwerking met Leuven Engineering<br />

School een studiereis naar China of Thailand. Tijdens deze twee weken durende studiereis werken de studenten<br />

onder begeleiding een aantal culturele bezoeken en schoolbezoeken af, geven ze Engelse les in een aantal<br />

lokale scholen, ontmoeten en interviewen ze leerkrachten en studenten enzovoort.<br />

Derdejaarsstudenten kunnen deze studiereis opnemen in hun curriculum ter vervanging van project III,2:<br />

‘De.wereld@groept.be’. Studenten die deelnemen aan dit project moeten een reportage maken over het<br />

<strong>onderwijs</strong> in een andere cultuur, een ander land of een andere culturele setting (bijvoorbeeld een European<br />

School of een concentratieschool). De studenten gaan tijdens dit project na hoe de basiscompetenties gestalte<br />

krijgen in het <strong>onderwijs</strong>systeem dat ze bestuderen. Via interviews, enquêtes, opzoekwerk, observatie en<br />

participatie in het (school)gebeuren komen ze tot hun resultaten, die na afloop van het project worden<br />

gepresenteerd.<br />

De zelfstandige buitenlandse stages, project III,2 en de studiereizen maken integraal deel uit van de opleiding:<br />

project III,2 als het zesde en laatste project van de lerarenopleiding; de studiereis als een mogelijke invulling van<br />

project III,2; en de zelfstandige buitenlandse stage als een mogelijke invulling van het praktijksemester in het<br />

laatste jaar. Eerste- en tweedejaarsstudenten worden betrokken bij de activiteiten door presentaties en beurzen<br />

van ‘internationale’ derdejaarsstudenten bij te wonen. Studenten wisselen informatie en ervaringen uit en zo<br />

ontstaan weer nieuwe projecten.<br />

Ook op beleidsniveau wordt er aandacht besteed aan het verankeren van de internationale dimensie van de<br />

opleiding. Er zijn nauwe contacten tussen GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven en de Educatieve<br />

Hogeschool van Amsterdam (EHvA), de voormalige Educatieve Faculteit van Amsterdam (EFA). Beide instituten<br />

delen met elkaar eenzelfde visie op de veranderingbekwame leraar en zijn rol en verantwoordelijkheden in de<br />

klas, in de school en in de samenleving. De Dienst Internationalisering van GROEP T Pedagogische Hogeschool<br />

onderhoudt contacten met verschillende instellingen voor basis-, <strong>secundair</strong> en hoger <strong>onderwijs</strong> in meerdere<br />

Europese en niet-Europese landen, in het kader van de zelfstandige buitenlandse stages en het afsluitende<br />

project ‘De.wereld@groept.be’. Met het Rajabhat Institute Suan Dusit in Bangkok werden afspraken gemaakt over<br />

de stages die studenten van de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> - talen in Thailand<br />

kunnen lopen en initiatieven genomen over de uitwisseling van leerervaringen tussen studenten.<br />

192 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Bepaalde studenten kunnen een beroep doen op een flexibel of geïndividualiseerd leertraject (aanpassingen aan<br />

de studie- en examenorganisatie). Een student die een geïndividualiseerd traject wil volgen, richt hiervoor een<br />

gemotiveerde aanvraag aan de decaan. Slechts op grond van de toelating van de decaan kan een student zich<br />

inschrijven.<br />

GROEP T Leuven Hogeschool heeft ervoor geopteerd om voorlopig een louter EVK-beleid te voeren. Er is geen<br />

interne EVC-procedure uitgewerkt. Als een student een EVC wil laten verzilveren, zal hij worden doorverwezen<br />

naar andere bevoegde instanties van de Associatie K.U.Leuven om het bewijs van competentie te laten valideren.<br />

Met dit attest kan hij een aanvraag indienen voor het verwerven van vrijstellingen aan een van de departementen<br />

van GROEP T.<br />

Aan de hand van de uit vorige opleidingen verworven credits en diploma’s kunnen de studenten vrijstellingen<br />

aanvragen, die eventueel kunnen leiden tot een verkort leertraject. Een kandidaat-student kan, vóór hij zich<br />

inschrijft, een gesprek aanvragen bij de decaan of het studentensecretariaat. Tijdens dit gesprek wordt in overleg<br />

nagegaan voor welke vrijstellingen de student in aanmerking komt en of hij op basis van de behaalde EVK’s een<br />

verkorte opleiding kan volgen.<br />

Vanaf het academiejaar 2004-2005 wordt in alle opleidingen en studiejaren van GROEP T gewerkt met een<br />

semesterexamensysteem, met een daaraan aangepaste indeling van het academiejaar.<br />

In een semesterexamensysteem worden in elk semester examens afgelegd over de opleidingsonderdelen die in<br />

dat semester zijn afgewerkt. Over de hele jaarprestatie wordt pas geoordeeld via een deliberatie na de<br />

examenperiode van het tweede semester. Voor een beperkt aantal opleidingsonderdelen (bijvoorbeeld stage)<br />

geldt een afwijking van het systeem (examens of beoordeling pas na beide semesters).<br />

Het semestersysteem werd ingevoerd, omdat de studiedruk hierdoor beter wordt gespreid, waardoor de<br />

slaagkansen kunnen verhogen.<br />

De commissie waardeert de logische opbouw van het programma, de toepassing van de drie leerlijnen, de plaats<br />

voor portfolio en projectwerk en de bijzondere aandacht voor de graduele ontwikkeling naar zelfstandigheid van<br />

de student. Ze constateert ook dat de competentiematrix een belangrijke rol vervult om de relatie tussen de<br />

doelstelling en de inhoud van het programma te bewaken. De competentiematrix is op dit moment nog niet<br />

bedoeld voor studenten. Als dit in de toekomst wel het geval zal zijn, beveelt de commissie aan dat de matrix ook<br />

‘studentvriendelijk’ wordt opgezet .<br />

De commissie waardeert dat portfolio en projectwerk een prominente plaats bekleden in de opleiding, die gericht<br />

is op de graduele ontwikkeling tot zelfstandigheid. Door de intense projectwerking zijn de disciplineoverschrijdende<br />

elementen sterk geïntegreerd. Het proces tot zelfreflectie wordt door de commissie ervaren als<br />

een sterktepunt van de portfolioaanpak, evenals de integratie van peer-assessment.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de drie E’s in de projecten duidelijk naar voren komen. Uit de gesprekken<br />

met studenten blijkt dat de projecten als erg stimulerend worden ervaren en dat hier een groot beroep op<br />

zelfstandig werken wordt gedaan. De commissie waardeert de ruime aandacht die wordt besteed aan de<br />

integratie van recente <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen, zoals praktijkgerichtheid, de communicatieve aanpak in het<br />

vreemdetalen<strong>onderwijs</strong>, het vertrouwd maken met de nieuwste wetenschappelijke, technologische en<br />

pedagogische inzichten, en een semesterexamensysteem dat nauwer aansluit bij een creditsysteem.<br />

Volgens de commissie is de internationale dimensie van de opleiding goed ontwikkeld. Diverse studenten gaan<br />

naar het buitenland in het kader van de stage, er zijn internationale projecten opgezet en er worden studiereizen<br />

georganiseerd. Internationalisering is verankerd in het curriculum. Ten aanzien van docentenmobiliteit is een<br />

actief beleid opgestart. De commissie beoordeelt het aantal docenten dat jaarlijks naar het buitenland gaat<br />

momenteel nog als momenteel gering.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de docentenmobiliteit te verhogen.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 193


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lerarenopleiding van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven is gericht op het verwerven van<br />

competenties. Een competentie kan best worden omschreven als de geïntegreerde beschikbaarheid van<br />

domeinspecifieke kennis, cognitieve strategieën/professionele vaardigheden, metacognitie en affectieve componenten.<br />

Aan elk van deze vier ‘componenten van competenties’ wordt aandacht besteed in de lerarenopleiding.<br />

De kennisontwikkeling komt het meest expliciet aan bod in de leerlijn ‘bronnen en trainingen’. Tijdens de hoor- en<br />

werkcolleges worden de studenten voorbereid om als ‘kennisexperts’ het werkveld in te stappen. In deze colleges<br />

verwerven de studenten niet alleen de nodige achtergronden van de vakgebieden waarin ze zullen lesgeven,<br />

maar ook de bijhorende (ped)agogische, psychologische en (vak)didactische concepten.<br />

Ook tijdens de projecten is er aandacht voor kennisontwikkeling. De nadruk ligt dan niet op het vakinhoudelijke en<br />

vakdidactische, maar op de ruimere (ped)agogische en psychologische concepten. De kennisontwikkeling komt<br />

ook aan bod in het opleidingsonderdeel ‘metawerk en portfolio’, waarin studenten worden aangezet om als<br />

levenslang lerende en reflecterende practici zelf hun leerbehoeftes aangaande kennisinhouden te formuleren en<br />

actief op zoek te gaan naar manieren om hiaten in de eigen kennis op te vullen.<br />

De input van deze leerbehoeftes komt vaak vanuit de eigen praktijkervaringen. Bovendien wordt er binnen<br />

‘metawerk en portfolio’ gewerkt aan de zogenaamde ‘metacognitieve kennis’. Een professionele<br />

bacheloropleiding leidt professionals op die in staat moeten zijn om onmiddellijk na de opleiding op zelfstandige<br />

wijze het beroep van leraar uit te oefenen. Het is dan ook onontbeerlijk dat er aandacht wordt besteed aan het<br />

verwerven van professionele vaardigheden. Het spreekt voor zich dat de stages de plaats zijn waar deze<br />

vaardigheden door de studenten moeten worden gebruikt om de stageopdrachten tot een goed einde te brengen.<br />

Bovendien wordt hieraan ook gewerkt doorheen de andere leerlijnen en opleidingsonderdelen.<br />

Binnen de leerlijn ‘bronnen en trainingen’ wordt vooral in de werkcolleges aandacht besteed aan deze<br />

vaardigheden. Er is aandacht voor zowel de vakinhoudelijke vaardigheden als voor de vakdidactische<br />

vaardigheden. Ook tijdens de projecten is er aandacht voor de ontwikkeling van vaardigheden. Opnieuw ligt de<br />

nadruk niet op het vakinhoudelijke en vakdidactische, maar op de ruimere (ped)agogische en psychologische<br />

vaardigheden.<br />

Het Decreet aangaande de basiscompetenties van de leraren van 29 september 1998 vermeldt tien belangrijke<br />

attitudes die gelden voor alle functionele gehelen: beslissingsvermogen, relationele gerichtheid, kritische<br />

ingesteldheid, leergierigheid, organisatievermogen, zin voor samenwerking, verantwoordelijkheidszin, creatieve<br />

gerichtheid, flexibiliteit en gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie. Al deze attitudes<br />

kunnen worden teruggevonden in de verschillende leerlijnen.<br />

Binnen de leerlijn ‘bronnen en trainingen’ wordt vooral gewerkt aan attitudes als leergierigheid (de interesse voor<br />

het eigen vakgebied en de wil om zich bij te scholen binnen de verschillende expertisedomeinen) en creatieve<br />

gerichtheid (Hoe kun je de aangeleerde kennis en vaardigheden optimaal inzetten om de leerlingen te boeien).<br />

194 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Over de attitude adequaat en correct taalgebruik en communicatie wordt ook in de verschillende vakken gewaakt,<br />

al komt deze uiteraard het meest aan bod tijdens het vak Nederlands, dat in alle afdelingen op het programma<br />

staat.<br />

Doorheen de projecten wordt intensief gewerkt aan attitudes als beslissingsvermogen, verantwoordelijkheidszin<br />

en creatieve gerichtheid, relationele gerichtheid en zin voor samenwerking, flexibiliteit en organisatievermogen.<br />

Tijdens de stages wordt van de studenten verwacht dat ze tonen dat ze al deze attitudes tot op zekere hoogte<br />

beheersen. Dit wordt expliciet geëvalueerd tijdens de stage-evaluaties en -besprekingen.<br />

De attitudes beslissingsvermogen en organisatievermogen, die de studenten moeten gebruiken wanneer ze zelf<br />

op zoek gaan naar een stageplaats, vinden hier een bijzondere plaats.<br />

De attitudes komen ook uitgebreid aan bod in het opleidingsonderdeel ‘metawerk en portfolio’, waar studenten<br />

reflecteren over de attitudes en over de mate waarin ze deze al dan niet hebben verworven.<br />

‘De beroepspraktijk stuurt’ is een van de belangrijkste pijlers van het 3E-curriculum van GROEP T. Dit betekent<br />

dat lectoren en pedagogen van de lerarenopleiding regelmatig kijken naar de nieuwste ontwikkelingen<br />

betreffende het denken over en het doen aan opvoeding en <strong>onderwijs</strong> en deze proberen te integreren in de<br />

activiteiten die ze met de studenten ondernemen. Dit betekent ook dat de studenten zo vaak mogelijk naar de<br />

beroepspraktijk worden gestuurd om te ondervinden wat het is om de job van <strong>onderwijs</strong>gevende uit te oefenen.<br />

Doorheen de drie jaren van de opleiding wint de leerlijn ‘leerpraktijken’ aan belang en deze groei vindt zijn climax<br />

in het ‘praktijksemester’. De invoering hiervan in september 2004 werd aangegrepen om de derdejaars de kans te<br />

geven ruimere praktijkervaring op te doen tijdens de opleiding. De studenten krijgen tijdens het praktijksemester<br />

de kans om gedurende een langere periode (al dan niet zelfstandig) stage te lopen. Hierbij krijgen ze heel wat<br />

vrijheid om dit praktijksemester zelf vorm te geven, maar tegelijkertijd krijgen ze ook de verantwoordelijkheid om<br />

de keuzes die ze maken, te verantwoorden op basis van de eigen leerbehoeftes. Tijdens het praktijksemester<br />

krijgen de studenten de kans om deel te nemen aan een zelfstandige stage in het buitenland.<br />

De zelfstandige buitenlandse stage kan als een belangrijke vorm van maatschappelijke dienstverlening worden<br />

beschouwd. Verscheidene laatstejaarsstudenten trekken tijdens het praktijksemester naar arme gebieden of<br />

ontwikkelingslanden om daar hun steentje bij te dragen aan de opbouw/ontwikkeling van lokale <strong>onderwijs</strong>initiatieven.<br />

Niet alle afgestudeerden van de lerarenopleiding kiezen voor het lerarenberoep. Daarom krijgen de studenten<br />

tijdens het praktijksemester de kans om een alternatieve stage te lopen. Het doel is zowel voor de studenten als<br />

voor het maatschappelijke veld relevant. Voor de studenten is de doelstelling tweeledig. Er is de<br />

‘horizonverruiming’: door de alternatieve stage krijgen de studenten de kans om de ogen te openen voor andere<br />

werksituaties en -omgevingen. Ze verkennen een bredere arbeidsmarkt waarop ze als startbekwame leerkrachten<br />

kunnen terechtkomen. Anderzijds profiteert ook het maatschappelijke veld van deze alternatieve stages.<br />

Studenten lopen stages in scholen voor bijzonder <strong>onderwijs</strong>, in methode- en in ziekenhuisscholen, maar zijn ook<br />

actief in bibliotheken, musea, jeugdinstellingen, organisaties als Greenpeace of Oxfam, centra voor<br />

leerlingbegeleiding, in de gehandicaptensector enzovoort. De derdejaarsstudenten BcLSO doen in de loop van<br />

september een administratieve stage als onderdeel van de stage in het eerste semester. De stage heeft een<br />

dubbel doel: enerzijds biedt ze de studenten de kans om kennis te maken met het administratieve aspect van de<br />

schoolwerking, anderzijds is ze een dienstverlening aan de stagescholen. De studenten kunnen worden<br />

ingeschakeld om de drukke startperiode van het nieuwe schooljaar te helpen overbruggen.<br />

Toekomstige leraren Nederlands krijgen in het eerste en tweede jaar van de opleiding een introductie Nederlands<br />

als tweede taal (NT2). Derdejaars kunnen een volledig pakket NT2 in hun curriculum opnemen. GROEP T komt<br />

hiermee tegemoet aan de groeiende vraag naar competente leraren Nederlands voor anderstaligen. Wie voor dit<br />

pakket kiest, kan professioneel aan de slag in concentratiescholen, onthaalklassen, centra voor volwassenen<strong>onderwijs</strong>,<br />

maar ook in tal van beroepsopleidingen die NT2- trajecten aanbieden.<br />

GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven heeft zich ook geëngageerd tot het uitvoeren van een aantal<br />

onderzoeken in het kader van de zogenoemde PWO-gelden (projectmatig wetenschappelijk onderzoek).<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 195


De commissie heeft vastgesteld dat het programma geconcretiseerd is rond een aantal principes die passen in de<br />

Engineering, Educating & Enterprising-visie van de Hogeschool, waarbij wordt gekozen voor drie ‘leerlijnen’. De<br />

leerlijn ‘bronnen en trainingen’ omvat vooral de kennisontwikkeling. In de leerlijn ‘metawerk en portfolio’ wordt<br />

aandacht besteed aan coaching, zelfreflectie, zelfevaluatie en (autonoom) bijsturen van de student. De leerlijn<br />

‘leerpraktijken’ omvat stageactiviteiten en projectwerk, en gebeurt in de gemeenschappelijke stam.<br />

In elk opleidingsonderdeel ontdekte de commissie ruime aandacht voor het concreet realiseren van de algemene,<br />

de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties.<br />

Volgens de commissie maken de gehanteerde werkvormen de realisatie van de vooropgestelde competenties<br />

mogelijk. Uit het onderzoek van de documenten blijkt dat de handboeken en cursussen inhoudelijk sterk<br />

onderbouwd zijn en dat de evaluatievragen van een degelijk niveau getuigen.<br />

Uit de gesprekken blijkt dat de opleiding in interactie staat met het werkveld. De contacten zijn jaarlijks en vooral<br />

informeel tijdens stages. De commissie stelt vast dat de oprichting van een resonantieraad de samenwerking<br />

meer kan formaliseren.<br />

De commissie oordeelt dat de stages gradueel zijn opgebouwd. Ze evolueren van microteaching naar echte<br />

doestages, waarin alle aspecten van het beroep worden ingeoefend. Door alternatieve stages is er<br />

maatschappelijke dienstverlening. Sterk onderbouwde internationale stages verzekeren de aansluiting bij recente<br />

internationale ontwikkelingen. Volgens de commissie leidt het ruime aanbod aan alternatieven tot een winwinsituatie<br />

voor de opleiding en de betrokken actoren uit het stageveld.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de contacten met het werkveld te formaliseren. De oprichting van een resonantieraad<br />

kan hiertoe bijdragen.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

GROEP T garandeert de samenhang van het programma door de competentiematrix en het raamwerk met de<br />

drie leerlijnen. Vanuit de op de basiscompetenties gebaseerde doelstellingen die in de competentiematrix worden<br />

geëxpliciteerd voor de studenten van het eerste, het tweede en het derde jaar, krijgen de verschillende leerlijnen<br />

en de tot de leerlijnen behorende opleidingsonderdelen vorm en inhoud. Bij de vormgeving van het programma<br />

wordt uitgegaan van het idee dat de principes van het 3E-curriculum vanaf het eerste jaar een plaats moeten<br />

krijgen in de lerarenopleiding. Vanaf de eerste dag van het academiejaar worden de studenten vertrouwd<br />

gemaakt met een nieuwe en meer zelfstandige manier van werken en studeren. Een voorbeeld hiervan is het feit<br />

dat de opleiding start met twee projectweken.<br />

De verhouding van het aandeel van de verschillende leerlijnen in de opleiding kent een evolutie. Naarmate de<br />

opleiding vordert, neemt het aandeel van de bronnen en trainingen af om meer plaats te maken voor stages en<br />

portfolio. Naarmate portfolio en stages in het curriculum toenemen, stijgt ook de verantwoordelijkheid van de<br />

student voor zijn leerproces en groei naar startbekwaamheid. Binnen de ‘leerlijnen’ is er ook aandacht voor de<br />

196 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


‘groeilijnen’ van de student. Deze groei naar meer zelfstandigheid en meer verantwoordelijkheid vindt een climax<br />

in het ‘praktijksemester’ dat de student zelf vormgeeft op basis van de eigen voorkeuren en leerbehoeftes en de<br />

afsluitende IBM (Integratieve Beoordelingsmomenten), waarop de student bewijst dat hij startbekwaam is.<br />

Over de horizontale coherentie wordt gewaakt door de opgestelde competentiematrix en het raamwerk met de<br />

drie leerlijnen. Zoals het raamwerk aangeeft, staat het eerste jaar in het teken van ‘oriëntering en introductie’,<br />

worden de kennis, vaardigheden en attitudes in het tweede jaar ‘verdiept’ en is er in het derde jaar plaats voor<br />

‘verbreding’ van de verworven competenties.<br />

Het eerste jaar start meteen met het project ‘Kom(pas) in de klas’. Doel van het project is studenten te leren<br />

kijken doorheen ‘de bril van de leraar’, een soort kompas waarmee ze richting kunnen vinden in hun nieuwe rol<br />

‘aan de andere kant van de lessenaar’. Studenten leren doorheen deze bril kijken door het maken van een<br />

leerlingenportret, een klasportret, een schoolportret en een leraarportret. Alles staat in het teken van het<br />

kennismaken met hun nieuwe (toekomstige) rol als leraar. Het studiementoraat (metawerk en portfolio) zorgt voor<br />

een nabije begeleiding van de groepsprocessen tijdens het projectwerk. De studenten maken tijdens deze<br />

sessies ook kennis met de hogeschool en leren reflecteren over hun eigen ontwikkeling, over de eigen<br />

subjectieve <strong>onderwijs</strong>theorie en het professionele zelfbegrip. Ook de bronnen en trainingen staan in het teken van<br />

de inleiding in het werkveld, zowel wat betreft de vakinhouden als wat betreft de (vak)didactische vaardigheden<br />

die worden aangeleerd.<br />

Bij de stages wordt geopteerd voor een geleidelijke opbouw. In eerste instantie worden de stageopdrachten<br />

beperkt tot het observeren van lessen in het eigen vakgebied aan de hand van geselecteerde<br />

observatieopdrachten die door de vaklectoren worden opgesteld. Pas daarna volbrengen de studenten een echte<br />

‘doestage’, waarvan zowel de duur als de inhoud beperkt is.<br />

Het tweede jaar is het jaar van de ‘verdieping’. In het project van het eerste semester wordt ingegaan op de<br />

‘didactische evaluatie’. Het tweede project handelt over een aantal centrale (ped)agogische thema’s als<br />

intercultureel <strong>onderwijs</strong>, pesten, milieuzorg op school enzovoort. De stages worden uitgebreid en er worden<br />

hogere eisen gesteld aan de studenten. Tijdens de bronnen en trainingen worden de leerinhouden uitgediept en<br />

de verworven (vak)didactische vaardigheden verder verfijnd. In ‘metawerk en portfolio’ wordt van de studenten<br />

gevraagd dat ze door middel van een kritische zelfanalyse een gefundeerde sterkte-zwakteanalyse kunnen<br />

maken van zichzelf als toekomstig leraar.<br />

In het derde jaar wordt er plaatsgemaakt voor ‘verbreding’. Van de studenten wordt verwacht dat ze de verworven<br />

competenties op verschillende gebieden kunnen inzetten. Deze verbreding wordt voornamelijk nagestreefd<br />

tijdens het praktijksemester en het project ‘De.wereld@groept.be’, waarbij de studenten in een authentieke (soms<br />

internationale) context hun competenties moeten bewijzen. De coherentie tussen leerlijnen en opleidingsonderdelen<br />

van elk opleidingsjaar wordt bewaakt door middel van het overleg tussen en binnen de verschillende<br />

werkgroepen en platformen. Het voorgaande toont aan dat de interne samenhang en de geleidelijke opbouw van<br />

het programma worden gegarandeerd door het raamwerk met de drie leerlijnen en de recent opgestelde<br />

competentiematrix.<br />

De student volgt een consistent en gevarieerd programma, waarin hij zelf de nodige accenten kan leggen.<br />

De studenten maken een keuze tussen rooms-katholieke godsdienst en niet-confessionele zedenleer. Voor het<br />

vak godsdienst kunnen ze vanaf het tweede jaar kiezen uit de volgende mogelijkheden:<br />

1. Ze volgen tijdens het tweede en derde jaar de basiscursus (drie studiepunten per jaar).<br />

2. Ze volgen tijdens het tweede en derde jaar de uitgebreide cursus godsdienst (zes studiepunten per jaar).<br />

Deze uitgebreide cursus bereidt de studenten voor op het ambt van godsdienstleraar. Ze moeten na hun<br />

opleiding aan GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven wel nog een bijkomende opleiding volgen.<br />

Studenten die als <strong>onderwijs</strong>vak Nederlands volgen, krijgen gedurende het eerste en tweede jaar Nederlands als<br />

tweede taal’ (NT2); en Nederlands + NT2: 2 uur Nederlands, 3 uur Nederlands als tweede taal.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 197


In de opleiding Nederlands + Nederlands als tweede taal van het derde jaar wordt het NT2-<strong>onderwijs</strong>domein<br />

verder ontgonnen. Daarbij staat vooral een verbreding van het perspectief voorop. De opleiding concentreert zich<br />

niet meer alleen op het NT2-<strong>onderwijs</strong> aan anderstalige hoogopgeleide volwassenen, maar probeert het hele veld<br />

te bestrijken. Studenten maken kennis met beleidsbeslissingen van overheidswege en met de talrijke actoren in<br />

het NT2-veld. Aan bod komen: NT2 in CVO’s, in CBE’s, in OKAN-klassen en in VDAB-trajecten, en ook NT2 voor<br />

neveninstomers. Er wordt dieper ingegaan op de taakgerichte aanpak in het cursus- en testaanbod van het<br />

Steunpunt NT2. Ten slotte wordt het NT2-multimedialandschap geëxploreerd. Tijdens een NT2-stage verdiepen<br />

de studenten zich verder in een NT2-domein naar keuze.<br />

Alle tweede- en derdejaarsstudenten BcLSO-TA en BcLSO-WE kiezen één vak als uitdieping.<br />

Voor het vak dat de student uitdiept, krijgt hij bijkomende lesbevoegdheid in de tweede graad (het derde en vierde<br />

jaar) van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en het volledige beroeps<strong>onderwijs</strong>. Studenten uit de richting BcLSO-TA kunnen<br />

een van de beide talen of een vak uit de derde reeks uitdiepen: aardrijkskunde, economie, geschiedenis,<br />

informatica en niet-confessionele zedenleer. Studenten uit de richting BcLSO-WE kunnen een bepaalde<br />

wetenschap verder uitdiepen, of een vak uit de derde reeks: aardrijkskunde, biologie, economie, geschiedenis,<br />

informatica en niet-confessionele zedenleer. Er wordt (voorlopig) geen uitdieping georganiseerd voor PAV<br />

(Project Algemene Vakken) en technologische opvoeding.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de samenhang van het programma gegarandeerd wordt door de<br />

competentiematrix en de drie leerlijnen. Ze stelde zowel horizontale als verticale coherentie vast.<br />

Tijdens de opleiding neemt het aandeel van bronnen en trainingen gradueel af. Het aandeel van zelfstandig werk<br />

met stage en portfolio neemt gestaag toe. De verantwoordelijkheid van de student in zijn groei naar<br />

startbekwaamheid wordt groter. Een praktijksemester sluit de opleiding af. Hieraan geeft de student zelf vorm op<br />

basis van eigen voorkeuren en leerbehoeften. In de IBM bewijzen de studenten ten slotte hun startbekwaamheid.<br />

De commissie ervaart dat de studenten een aantal keuzeopleidingsonderdelen hebben: rooms-katholieke<br />

godsdienst of niet-confessionele zedenleer, Nederlands en Nederlands als tweede taal. Het tweede en derde jaar<br />

BcLSO talen en wetenschappen kunnen daarenboven kiezen voor uitdieping van een vak, waardoor ze hiervoor<br />

lesbevoegdheid krijgen in de tweede graad <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en het volledige bso. De commissie stelde vast<br />

dat er mogelijkheid is tot flexibele leertrajecten, mits aanvraag van de student, maar de commissie is van mening<br />

dat hierin kan nog meer structuur kan worden aangebracht.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om flexibele leertrajecten op te nemen in het aanbod aan de studenten.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

198 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de studieomvang van de opleiding aansluit bij de norm van 60 studiepunten<br />

per jaar, wat zou resulteren in een studiebelasting van 1.700 uren op jaarbasis.<br />

De commissie is tot de vaststelling gekomen dat er pas vanaf het academiejaar 2005-2006 een studietijdmeting<br />

aan de hand van een Kronos-meting is voorzien, zodat vorige inschattingen van de relatie tussen de begrote en<br />

de reële studietijd enkel gebaseerd waren op metingen via de vakevaluatie en het studiementoraat. Kronos is<br />

ontwikkeld in het kader van het OOF-project 2004 ‘Werkbare indicatoren voor relevante kwaliteitsaspecten’ door<br />

de verschillende associatiepartners. Het systeem is voor alle associatiepartners beschikbaar, levert vergelijkbare<br />

studietijdgegevens, maakt elektronische invoer, automatische verwerking en rapportering mogelijk, en de<br />

invoermodules zijn aangepast aan flexibilisering. Het Kronos-systeem is een webapplicatie voor het invoeren,<br />

beheren, analyseren en rapporteren van studietijdgegevens. Bij studietijdmetingen met Kronos is er een<br />

samenwerking tussen een centrale beheerder voor de databank en een onderzoeker (lokale administrator) per<br />

opleiding.<br />

De Kronos-studietijdmeting die vorig jaar werd gestart, leverde weinig respons, zodat niet echt goede conclusies<br />

konden worden getrokken. Om een grotere groep studenten te kunnen bereiken, worden de elke week<br />

opgevraagde elementen elektronisch behandeld. De commissie heeft ervaren dat een evenwichtige verdeling van<br />

de studietijd per studierichting sterk wisselt; voor PO blijkt die in orde, voor LO is er meer belasting door de<br />

combinatie van vermoeidheid na fysieke inspanningen en het moeten werken aan taken, projecten enzovoort. Uit<br />

de gesprekken blijkt dat voor een optimale studeerbaarheid de module ‘formule’ in het eerste jaar als licht<br />

overdonderend wordt ervaren.<br />

Om de studeerbaarheid te bevorderen, besteedt de opleiding veel aandacht aan een grondige planning en timing.<br />

Voor PO blijkt daarnaast het overvloedige aanbod van materialen een sterktepunt, maar volgens de commissie<br />

blijken de meeste andere opleidingen te kampen met een tekort aan didactische leermiddelen voor de studenten.<br />

Voor alle opleidingen wordt door de opleiding een gradueel opgebouwde maximale zelfstandigheid<br />

vooropgesteld, wat de overstap naar de werkvloer moet vergemakkelijken.<br />

De commissie heeft gezien dat doorheen de opleiding het aandeel van de leerlijn ‘bronnen en trainingen’ afneemt<br />

ten voordele van de leerlijn ‘leerpraktijken’, waarin het opleidingsonderdeel stage steeds meer studiepunten krijgt<br />

toebedeeld. Van het eerste tot het derde jaar evolueert ‘bronnen en trainingen’ van 41 over 37 naar 22<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 199


studiepunten. ‘Leerpraktijken’ gaat van 16 over 20 tot 33 studiepunten. Metawerk ziet een evolutie van 3 over 3<br />

tot 6 studiepunten in het derde jaar.<br />

Uit de gesprekken heeft de commissie een aantal studiebevorderende factoren kunnen distilleren: de open en<br />

losse sfeer en de begeleiding van de studenten. Het studiementoraat blijkt een sterke studiebevorderende factor;<br />

enkel in het derde jaar wordt het als lastig ervaren in combinatie met de vele stages. Het gehanteerde<br />

studiebegeleidingsysteem wordt als volgt door het werkveld geëvalueerd:<br />

- Sterkte punten: vlot aanspreekpunt voor eerstejaars; koppeling naar portfolio; het creëren van een veilige<br />

leeromgeving; dezelfde studiementor voor tweede -en derdejaarsstudenten;<br />

- Zwakke punten: het arbeidsintensieve karakter; misbruik door veeleisende of profiterende studenten,<br />

bijvoorbeeld wat flexibele trajecten betreft.<br />

Als belemmerende studiefactoren vermelden de studenten tijdens de gesprekken: de vele nevenactiviteiten bij<br />

LO; het studentenleven; het moeizaam omgaan met zelfstandigheid; de timing voor projecten; eventuele<br />

persoonlijke problemen; het eventueel combineren met een job of topsport; het combineren van praktijk en<br />

studeren.<br />

De commissie onderstreept dat het structureel inbedden van de studielastmeting nog een prioritair werkpunt blijft.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de afstemming tussen vorm en inhoud tussen competentiematrix en leerlijnen<br />

wordt gerealiseerd. De drie leerlijnen garanderen een gevarieerd aanbod aan werkvormen.<br />

Als werkvormen worden hoor- en werkcolleges, groepswerk, projectwerk, reflectie in metawerk, portfolio,<br />

zelfstudie, excursies, practica en stages gehanteerd. Ze worden gegarandeerd door de opdeling van het<br />

programma in de drie leerlijnen. Alle werkvormen staan in functie van het verwerven van de basiscompetenties.<br />

Vooral door metawerk en portfolio wordt een belangrijke doelstelling – de student opleiden tot meer<br />

zelfstandigheid – nagestreefd.<br />

Voorts stelde de commissie vast dat de overgang van de leerling uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> naar deze grotere<br />

zelfstandigheid en verantwoordelijkheid wordt vergemakkelijkt door de begeleiding door studiementoren, die<br />

gerekruteerd zijn uit alumni die recent zijn afgestudeerd. Door deze praktijklectoren geregeld te vervangen, blijft<br />

de begeleiding aangepast aan de actuele studiecontext.<br />

200 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


De commissie is van mening dat de vele internationale contacten en stages, de samenwerking met buiten- en<br />

binnenlandse instellingen voor de uitwerking van het curriculum borg staan voor de aandacht voor recente<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen.<br />

De commissie beoordeelt het cursusmateriaal als gedegen. Bovendien zijn er binnen de diverse<br />

programmaonderdelen talrijke actieve werkvormen. Bij de portfolio wordt in belangrijke mate een beroep gedaan<br />

op de zelfstandigheid van de studenten. Voor het uitwerken van het porfolio ontvangen de studenten duidelijke<br />

richtlijnen.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat het departement een inspanning doet om zijn <strong>onderwijs</strong>middelen te<br />

renoveren en aan te passen aan de noden. Het verhogen van dit aanbod naar de studenten kan de kwaliteit van<br />

de opleiding ten goede komen.<br />

Door de samenwerking met de K.U.Leuven krijgen de studenten toegang tot de Centrale Universitaire<br />

Bibliotheek.<br />

Daarnaast worden naslagwerken en handboeken voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> vaak door lectoren zelf ter<br />

beschikking gesteld van en uitgeleend aan de studenten. De commissie acht een uitbreiding van het aanbod<br />

hiervan in de departementale bibliotheek wenselijk.<br />

Er zijn voldoende pc’s ter beschikking voor de studenten. De practica voor wetenschappen gaan door in de erg<br />

goed uitgeruste lokalen van GROEP T op de campus Vesalius.<br />

De studenten worden zelf in de gelegenheid gesteld stageplaatsen te benaderen. Hierbij wordt van hen een<br />

actieve houding verwacht. Het zoeken van stageplaatsen gebeurt door sollicitatiegesprekken van de student met<br />

de stagescholen. In de gesprekken met studenten geven ze duidelijk aan dat er in belangrijke mate een beroep<br />

wordt gedaan op hun zelfstandigheid, maar dat ze voldoende sturing ontvangen. In het stagevademecum worden<br />

opzet en organisatie van de stages beschreven. Het vademecum is erg volledig en ziet er helder uit. Studenten<br />

en docenten bevestigen dit in de gesprekken met de Visitatiecommissie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen<br />

verschillende soorten stages, en deze hebben elk eigen doelstellingen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Om het concept beter te kunnen realiseren en verschillende werkvormen mogelijk te maken, adviseert de<br />

commissie om de didactische bibliotheek uit te breiden.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft vastgesteld dat er diverse evaluatievormen zijn die verschillen naargelang van de<br />

werkvormen. Evaluatievormen variëren van mondelinge voordrachten, schriftelijke presentaties tot werkstukken<br />

en diverse soorten toetsen (open en gesloten vragen). Het doel van de evaluatie is nagaan of de student als<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 201


toekomstige leraar over de vereiste competenties beschikt voor de latere beroepspraktijk. De beoordeling is<br />

bijgevolg niet alleen gebaseerd op de reproductie van kennis en vaardigheden, maar ook op een globale<br />

appreciatie waarbij het kennen en kunnen worden afgemeten tegen de vereisten van de beroepspraktijk zoals<br />

gespecificeerd in de basiscompetenties.<br />

Tijdens IBM (Integratieve Beoordelingsmomenten) bewijst de student dat hij werkelijk competent is om naar het<br />

volgende jaar over te gaan, respectievelijk als startbekwame leraar af te studeren. Tijdens het bezoek van de<br />

visitatiecommissies zijn de IBM’s toegelicht; deze zien er gedegen uit.<br />

De evaluatie van projecten is tweeledig. Er wordt een groepsproduct geëvalueerd en studenten worden<br />

individueel beoordeeld op basis van de inbreng in de groep. Peer-assessment is hierbij belangrijk; de studenten<br />

wordt geleerd hoe ze elkaar moeten beoordelen. Docenten gaven in de gesprekken aan dat de peer-assessment<br />

kritisch verloopt en ‘meeliften’ duidelijk ter sprake wordt gebracht.<br />

Sinds het academiejaar 2004-2005 worden de examens semestrieel georganiseerd. Ze vinden plaats in<br />

vastgestelde examenperiodes. De <strong>onderwijs</strong>regeling en het examenreglement zijn online en op papier<br />

beschikbaar voor de studenten. In de gesprekken met de commissie geven de studenten aan dat ze tevreden zijn<br />

over de informatievoorziening.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat het aandeel van schriftelijke examens in de eerste jaren hoger is, omwille van<br />

de grotere groepen waaraan wordt gedoceerd. Bij het opstellen van de examens wordt gestreefd naar een goede<br />

verhouding tussen kennis- en inzichtvragen. In de eerste twee jaren is het aandeel van de reproductievragen vrij<br />

aanzienlijk. Dit lijkt de commissie logisch, gezien het feit dat een van de belangrijkste doelstellingen van de eerste<br />

opleidingsjaren is dat de studenten een goede kennisbasis opbouwen en over voldoende parate kennis moeten<br />

beschikken om als inhoudelijk expert voor de klas te kunnen staan. Uiteraard wordt hen ook gevraagd om de<br />

verzamelde kennis op een inzichtelijke wijze te kunnen hanteren. Hoe verder de opleiding vordert, hoe groter het<br />

aandeel wordt van de mondelinge examens en de openboekexamens. De nadruk ligt hier minder op reproductie<br />

en meer op persoonlijke verwerking en inzicht.<br />

Criteria voor slagen zijn duidelijk vastgelegd. De studenten melden in de gesprekken dat ze altijd bij de docenten<br />

terechtkunnen om een toelichting te vragen bij een bepaald cijfer. De studenten hebben in het eerste jaar de<br />

gelegenheid om vrijwillig mee te doen aan een proefexamen. Deze proefexamens zijn representatief voor de<br />

examens. Deze mogelijkheid wordt door studenten erg gewaardeerd.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat een lector verantwoordelijk is voor de inhoud van de toets binnen zijn eigen<br />

vakgebied. Indien bij een vakgebeid meer docenten betrokken zijn, wordt de toets aan collega’s ter beoordeling<br />

voorgelegd. Hiervoor zijn geen vaste regels geformuleerd. Kwaliteitscontrole op toetsen is informeel.<br />

Indien de studenten problemen ervaren met de toetsafnames, hebben ze de mogelijkheid om de Ombudsdienst in<br />

te schakelen. Deze vervult dan een bemiddelende rol tussen student en docent. Eventuele problemen worden<br />

constructief opgelost. Over de examenresultaten behaald in de eerste examenperiode wordt pas beraadslaagd<br />

aan het einde van de tweede en eventueel derde examenperiode. In buitengewone situaties kan de decaan<br />

beslissen om van deze regeling af te wijken.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de stages een belangrijke plaats innemen binnen de opleiding en dat<br />

ze globaal positief worden geëvalueerd door de diverse betrokkenen. Na elke stageperiode volgt een formatieve<br />

evaluatie door de Stagecommissie (de betrokken vaklectoren en pedagogen), gevolgd door persoonlijke feedback<br />

aan de studenten. Tijdens dit feedbackmoment ondertekent de student het syntheseformulier. Na de laatste stage<br />

van een academiejaar volgt een summatieve evaluatie. De eindbeoordeling van de Stagecommissie wordt<br />

vertaald in een punt op 20. Er is een interne beroepsprocedure ontwikkeld die het studenten mogelijk maakt om<br />

beroep aan te tekenen tegen de beslissing van de Stagecommissie.<br />

De studenten van GROEP T maken geen eindwerk. Dit is sinds 2003-2004 vervangen door ‘metawerk en<br />

portfolio’. De portfolio wordt elk jaar gemaakt. Aan het einde van jaar drie moeten de studenten in portfolio<br />

aantonen dat ze startbekwame leraars zijn. Daarbij spelen ze zelf ook een rol bij de beoordeling van portfolio’s.<br />

202 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


In het geval van betwisting kunnen de studenten terugvallen op een interne beroepsprocedure. Elk verzoek wordt<br />

aanvaard om onderzocht te worden door een commissie die bestaat uit een decaan, één docent die niet tot de<br />

opleiding behoort en twee externe leden. Deze commissie bekijkt alle formulieren, schrijft een gemotiveerd<br />

verslag en beslist over de ontvankelijkheid. Daarna komt ze samen met twee externen om alles te herbekijken en<br />

een uiteindelijke beslissing te nemen. Intern beroep is achteraf nog mogelijk.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de kwaliteitscontrole op toetsen te formaliseren.<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 203


Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de instroombeschrijving gebaseerd is op drie parameters: 1)<br />

vooropleiding (merendeel uit tso of bso bij de generatiestudenten), 2) gender (2 op de 3 zijn vrouwelijke<br />

studenten, maar er zijn wel grote verschillen per opleiding: er zijn bijvoorbeeld meer mannelijke studenten in de<br />

opleiding BcLSO), 3) geografische herkomst (voornamelijk uit Vlaams-Brabant). De commissie vond nauwelijks<br />

studenten van allochtone afkomst. Dit heeft tot gevolg dat er voor deze groep geen speciaal beleid werd<br />

ontwikkeld. Eén derde van de instroom komt van niet-generatiestudenten die een lerarenopleiding als tweede tot<br />

derde keuze zien.<br />

Voor het karakteriseren van de studenteninstroom in de lerarenopleiding opteert de opleiding om een<br />

onderscheid te maken tussen twee groepen instromers: generatiestudenten (de studenten die na het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> onmiddellijk doorstromen naar de lerarenopleiding van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven)<br />

en de volledige instroom (alle studenten in het eerste jaar van de lerarenopleiding, ook diegenen die eerst een<br />

studie hebben aangevat aan een andere instelling voor hoger <strong>onderwijs</strong>, of de studenten die het vorige jaar geen<br />

studie hebben gevolgd).<br />

In het eerste jaar van de lerarenopleiding stroomden tijdens het academiejaar 2004-2005 232 generatiestudenten<br />

in.<br />

Het grootste deel van de instromende generatiestudenten behaalde het diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in het tso<br />

(52 procent). Daarnaast kwamen 25 procent uit het aso en 18 procent uit het bso. Slechts 3 procent van de<br />

studenten kwamen uit het kso. Het is niet verrassend dat deze studenten vooral kiezen voor de opleiding BcLSO-<br />

PO. Drie instromende studenten hadden een diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> behaald via het volwassenen<strong>onderwijs</strong>.<br />

In het eerste jaar van de lerarenopleiding stroomden tijdens het academiejaar 2004-2005 in totaal 369 studenten<br />

in.<br />

244 studenten (66 procent) kwamen rechtstreeks uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Dit betekent dat voor 1 op de 3<br />

instromende studenten de lerarenopleiding een tweede (en soms derde) keuze was. Zeventien procent van deze<br />

studenten volgde eerst een opleiding hoger <strong>onderwijs</strong> van één cyclus, 4 procent een opleiding hoger <strong>onderwijs</strong><br />

van twee cycli, en 11 procent volgde een universitaire opleiding vooraleer naar GROEP T te komen.<br />

Ongeveer twee op de drie studenten (62 procent) van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven zijn vrouwen.<br />

Gezien de vervrouwelijking van het lerarenberoep is dit niet verwonderlijk. Opvallend is dat de richtingen BcLK en<br />

BcLL verantwoordelijk zijn voor deze verhouding, en dat de richting BcLSO zelfs meer mannelijke dan vrouwelijke<br />

studenten telt. Dit kan volgens de commissie verklaard worden door het feit dat GROEP T Pedagogische<br />

Hogeschool Leuven enkele typisch mannelijke ‘regentaatsopleidingen’ aanbiedt, zoals BcLSOLO, BcLSO-BT en<br />

BcLSO-EM.<br />

204 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


De commissie heeft geconstateerd dat het programma dat wordt aangeboden in het eerste jaar van de<br />

lerarenopleiding, uitgaat van de bagage die de studenten zouden moeten verworven hebben op het einde van het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Aangezien hierbij grote verschillen aan de oppervlakte kwamen, heeft de opleiding voor een<br />

aantal vakken pretests voorzien bij het begin van het academiejaar, met het oog op een betere afstemming.<br />

Op het vlak van de beheersing van het Nederlands zag de opleiding zich genoodzaakt om een gedifferentieerde<br />

aanpak te voorzien, gesteund op de resultaten van taaltests die worden afgenomen bij het begin van het<br />

academiejaar.<br />

Voor het omgaan met ICT richt de opleiding bijzondere sessies – op vrijblijvende basis – in om de noodzakelijke<br />

vaardigheden te kunnen ontwikkelen, zoals het gebruik van tekstverwerker, rekenblad en elektronische<br />

presentaties.<br />

Voor studenten uit het bso worden geregeld speciale sessies ingericht rond ‘leren leren’.<br />

De commissie stelde recente initiatieven vast om de opleiding nauwer te laten aansluiten bij de vooropleiding.<br />

Deze omvatten de intredeweek voor studenten van het eerste jaar voor kennismaking met de school en haar<br />

werking; het uitbouwen en professionaliseren van het studiementoraat; en het organiseren van facultatieve<br />

proefexamens voor het eerste jaar, gekoppeld aan feedback.<br />

Toch dringt de commissie aan op een meer geformaliseerde, structurele aanpak van de aansluiting tussen het<br />

<strong>secundair</strong> en hoger <strong>onderwijs</strong>, met betrekking tot voorbereidings- en schakelprogramma’s.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat flexibele leertrajecten zijn voorzien voor studenten die in welomschreven<br />

categorieën onder te brengen zijn:<br />

- - in het geval van studieachterstand of uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden;<br />

- - voor werkstudenten;<br />

- - voor studenten die twee voltijdse programma’s combineren;<br />

- - voor studenten met bijzondere studiecapaciteiten;<br />

- - voor kunstenaars en topsporters.<br />

Vrijstellingen kunnen worden verleend aan studenten die al een diploma hoger <strong>onderwijs</strong> behaalden; de docenten<br />

beslissen in samenspraak voor welke vakken dit kan gebeuren.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de hogeschool zich voorlopig beperkt tot een EVK-beleid en dat ze<br />

van oordeel is dat de integratie van EVC’s vanuit de associatie zou moeten worden gestuurd, omwille van het<br />

arbeidsintensieve karakter. Hierbij wordt verwacht dat de associatie over een tweetal jaren een procedure zou<br />

opstarten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om een intern EVC-beleid te ontwerpen.<br />

De commissie dringt aan op een meer geformaliseerde, structurele aanpak van de aansluiting tussen het<br />

<strong>secundair</strong> en hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 205


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: goed<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma een adequate transformatie is van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en de<br />

domeinspecifieke eisen;<br />

- de curriculaire vertaling van de eindkwalificatie van een goed niveau is;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang;<br />

- de afstemming tussen vormgeving en inhoud voldoende is;<br />

- de beoordeling en de toetsing in de opleiding voldoende is;<br />

- de toelatingsvoorwaarden goed en duidelijk zijn en in lijn met de decretale voorwaarden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

206 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Na de overname van de Provinciale Normaalschool Leuven (PNL) door GROEP T in 1995, vond binnen GROEP<br />

T Pedagogische Hogeschool Leuven een ingrijpende <strong>onderwijs</strong>innovatie plaats, waarbij resoluut werd gekozen<br />

voor een lerarenopleiding vanuit ‘competentiegericht werken en leren’. Een dergelijke innovatie, die een duidelijke<br />

weerslag heeft gekregen in een vernieuwd curriculum, vereist een aangepast personeelsbeleid, waarbij<br />

initiatieven worden ontwikkeld om de betrokkenheid van het onderwijzend personeel te vergroten. Om dit te<br />

realiseren heeft GROEP T twee belangrijke maatregelen genomen op het vlak van het personeelsbeleid. De<br />

commissie heeft vastgesteld dat twee doelstellingen het <strong>onderwijs</strong>beleid bepalen: de docenten worden eigenaar<br />

van de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing, waarbij de hele groep ingeschakeld wordt en dat bij de nieuwe aanwervingen wordt<br />

gepeild, niet alleen naar persoonlijke en didactische kwaliteiten, maar ook naar de bereidheid om mee te werken<br />

aan de (vakoverschrijdende) <strong>onderwijs</strong>innovaties. Dit zorgt voor een geëngageerde groep personeelsleden.<br />

Niettemin heeft de commissie kunnen vaststellen dat de opleiding er zich van bewust is dat er op het vlak van het<br />

personeelsbeleid nog belangrijke stappen moeten worden genomen. De initiatieven die tot nu toe genomen zijn<br />

voor het bewaken van de kwaliteit van het lectorenteam waren voornamelijk gericht op het zoveel mogelijk<br />

betrekken van de personeelsleden bij de vernieuwingen en het vergroten van hun betrokkenheid bij de<br />

vernieuwing. In tweede instantie moet er een meer geïntegreerde kwaliteitszorg voor/van het onderwijzend<br />

personeel worden ontwikkeld. De commissie ziet de inspanningen die momenteel worden geleverd voor de<br />

aanwerving van een human resources & quality manager door GROEP T Leuven Hogeschool in dit licht. Het is<br />

de bedoeling van GROEP T dat deze human resources & quality manager, in samenspraak met het college van<br />

decanen van GROEP T, een geïntegreerd personeelsbeleid zal opzetten, dat beantwoordt aan de wensen van de<br />

beleidsverantwoordelijken en van de personeelsleden.<br />

De commissie heeft kennisgenomen van de geijkte selectieprocedure. Naast de drie decanen kunnen ook nog<br />

een coördinator van een vakgroep of een al benoemde vaklector betrokken worden bij de aanwerving.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat het personeel een goede mix vertoond van hogeschool en universitair<br />

afgestudeerden met het vereiste diploma en de vereiste pedagogische bekwaamheid. Hoewel er geen expliciet<br />

GOK-beleid is, vertoont de docentenpopulatie een mooie diversiteit naar geslacht en leeftijd.<br />

De commissie heeft een uitgeschreven reglementering aangetroffen voor aanstelling, benoeming en evaluatie,<br />

conform de regelgeving. De evaluatiefrequentie voor benoemde docenten ligt wel vrij laag. Nieuwe collega's<br />

worden frequenter opgevolgd en begeleid door een ervaren collega. Een docentenportfolio wordt stapsgewijs<br />

ingevoerd en zou een permanente evaluatie mogelijk maken, maar staat nog in de startblokken en wordt niet door<br />

alle personeelsleden gedragen. Vak- en stuurgroepen zorgen voor de nodige, noodzakelijke inspraak; de<br />

vergaderingen gebeuren frequent.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 207


Om de diverse (<strong>onderwijs</strong>)taken evenwichtig onder het personeel te verdelen, heeft het beleid een<br />

taakbelastingsysteem uitgewerkt. De taakbelasting geeft een overzicht van de opdrachten op jaarbasis. Er zijn<br />

tijdens een academiejaar 'rustigere' en 'drukkere' weken, er zijn weken met lesopdracht en weken zonder<br />

(bijvoorbeeld de opstart van het academiejaar en de blokperiodes), er zijn projectweken en stageweken en er is<br />

een verschil tussen het eerste en tweede semester.<br />

De taakbelasting is een model. Het is niet de exacte realiteit tot op één uur nauwkeurig. De uren van de<br />

taakbelasting geven een indicatie van het aantal uren dat iemand verwacht wordt te presteren; ze zijn geen<br />

formeel gegeven. Het is een hulpmiddel om een zicht te krijgen op de opdrachten binnen de hogeschool en om<br />

de taken onder de collega’s gelijkmatig te verdelen. Bij het uitwerken van de taakbelasting wordt een zekere<br />

soepelheid gehanteerd. Zo wordt ongeveer een vijfde van elke opdracht niet formeel gepland. Dit deel dient als<br />

buffer voor allerhande <strong>onderwijs</strong>gerelateerde taken die moeilijk meetbaar of ‘planbaar’ zijn (contacten studenten<br />

en collega’s, extra vergaderingen ...). De personeelsleden krijgen in tabelvorm een overzicht van hun<br />

takenpakket.<br />

De berekening van de totale taakbelasting gebeurt aan de hand van een aantal categorieën (soorten taken),<br />

zoals lesopdracht, evaluatie, projecten, stagebegeleiding en specifieke opdrachten.<br />

De commissie heeft gezien dat het beleid de taakbelasting probeert te verdelen volgens een vastgelegde en goed<br />

uitgewerkte procedure. Ze wordt soepel toegepast, zodat de werkdruk weliswaar hoog maar draaglijk blijft.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat het nascholingsbeleid intern gebeurt, vooral voor innovaties en het<br />

functioneren als docent; de vaknascholing moet door de docenten zelf worden ingevuld. De nascholing maakt<br />

deel uit van de evaluatie en zal ook in de docentenportfolio belangrijk zijn. Ook voor het ATP is ruimte voorzien<br />

voor nascholing. Deze wordt in de opdrachten van het personeel ingecalculeerd.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat het beleid erin geslaagd is om een gedreven en bekwame personeelsgroep<br />

samen te brengen en te houden. Alle personeelsleden zijn in het bezit van het vereiste diploma. Elke vaklector is<br />

een expert in zijn vakgebied en kan ‘modellen van expertgedrag’ tonen aan de aan hem toegewezen studenten.<br />

De pedagogen en de studiementoren zijn onderlegd in het aanbieden van pedagogische begeleiding aan de<br />

studenten en het uitdenken van vernieuwingen in de vakgroepen of vernieuwingsteams waar ze deel van<br />

uitmaken.<br />

Het enthousiasme dat uitgaat van het decanenteam is hierbij zeker een drijvende kracht. Deze worden door<br />

studenten en het werkveld geapprecieerd. De nieuwe personeelsleden worden zo goed mogelijk opgevangen om<br />

ze snel te laten integreren in het team. Vroeger werd een onthaalmap bezorgd met de nodige uitleg, maar nu is<br />

gekozen voor een introductiemoment met de nieuwe personeelsleden, samen met de directie, decanen en<br />

vertegenwoordigers van de personeelsadministratie en de ICT-afdeling. Voor personeelsleden die na de start van<br />

het academiejaar in dienst komen, wordt door de personeelsadministratie samen met de decanen een individueel<br />

introductiemoment voorzien. Elk nieuw personeelslid krijgt een ervaren collega toegewezen die als mentor het<br />

eerste aanspreekpunt is om hem wegwijs te maken bij praktische vragen en/of problemen.<br />

De commissie denkt dat de toekomstige humanresourcesmanager een mooie basis zal hebben om de verdere<br />

vernieuwingen te realiseren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

208 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De onderzoeksdeskundigheid situeert zich vooral in de medewerking aan de PWO-projecten (Projectmatig<br />

Wetenschappelijk Onderzoek), door enkele personeelsleden die ervaring hebben met onderzoek.<br />

Met het oog op het betrekken van het beroepenveld nodigen de lectoren geregeld experts uit de praktijk uit om<br />

bepaalde thema’s toe te lichten aan de studenten.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat het aanwervingsbeleid ervoor zorgt dat een brede waaier van diploma's en<br />

competenties aanwezig is. Gastdocenten worden frequent ingezet om speciale vaardigheden bij te brengen<br />

tijdens de projectweken. Sommige projectweken worden door het werkveld toegeleverd, en dikwijls wordt er in<br />

opdracht van een school of organisatie gewerkt, wat voor studenten en lectoren een meerwaarde betekent. Toch<br />

meent de commissie dat de contacten met het werkveld nog meer kunnen worden geformaliseerd.<br />

Door stagebegeleiding zijn alle lectoren in contact met het werkveld en gericht op de beroepspraktijk. Hierdoor<br />

zijn er geregeld informele contacten tussen de stagementoren en het departement, wat de uitwisseling van<br />

informatie en de <strong>onderwijs</strong>inbreng vanuit het werkveld mogelijk maakt.<br />

De internationale contacten van het personeel worden gestimuleerd vanuit het beleid, maar de commissie meent<br />

dat de docentenmobiliteit vrij beperkt is. Volgens de commissie vormen de specifieke Vlaamse <strong>onderwijs</strong>context<br />

en de extra taakbelasting, zowel op persoonlijk als professioneel vlak, een rem. De samenwerking met de<br />

Educatieve Hogeschool Amsterdam kan volgens de commissie als een positief voorbeeld worden gesteld.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de contacten met de erg nabije hogescholen in Vlaanderen eerder beperkt<br />

zijn, hoewel er een aantal contacten zijn, zowel formeel als informeel. De commissie vindt dit jammer, want meer<br />

samenwerking zou voor alle partijen inspirerend en werkbesparend kunnen zijn.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de contacten met het werkveld te formaliseren.<br />

De commissie adviseert een meer concrete uitwisseling van didactische en assessmentmaterialen met andere<br />

hogescholen.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 209


Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven heeft gekozen voor een zo groot mogelijke wisselwerking tussen<br />

de verschillende afdelingen onderling. Deze bewuste keuze voor een spreiding van het personeel over de<br />

verschillende<br />

afdelingen (bijvoorbeeld bij de projecten) maakt het berekenen van de omvang van het personeelsbestand per<br />

afdeling extra moeilijk.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de omvang van het personeelsbestand binnen het wettelijk kader valt.<br />

Het aantal studenten per lector bedraagt voor de afdeling BcLSO 11,41 en ligt hiermee het laagst voor het hele<br />

departement, waarvoor de gemiddelde verhouding 12,99 is.<br />

De commissie heeft gezien dat er relatief veel deeltijdse personeelsleden zijn, omdat verscheidene voltijdse<br />

personeelsleden niet exclusief aan één opleiding worden toegewezen. Globaal genomen zijn 44 van de 57<br />

lesgevers voltijds in dienst, en van de deeltijdse personeelsleden behoren 10 personen enkel tot de opleiding<br />

BcLSO. Uit de gesprekken blijkt dat vrijwel alle deeltijdse personeelsleden bewust hebben gekozen voor een<br />

deeltijdse opdracht.<br />

Door het toenemend aantal studenten zijn de laatste jaren een aantal jongere personeelsleden aangeworven.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de kwantiteit van het personeel binnen de wettelijke reglementering blijkt te<br />

voldoen om alle taken te vervullen. Er is voldoende ATP aanwezig om de nodige ondersteuning aan het<br />

<strong>onderwijs</strong>gebeuren te geven. De eigen expertise wordt aangevuld met voldoende colleges door gastdocenten.<br />

Alle personeelsleden ouder dan 40 jaar zijn vastbenoemd. In de categorie 30-39 jaar is de helft tijdelijk en de<br />

andere helft benoemd. Alle personeelsleden jonger dan 30 zijn tijdelijke personeelsleden.<br />

Binnen de afdeling BcLSO is de helft van het personeel jonger dan 40 jaar, een derde is ouder dan 50 jaar en een<br />

enkeling ouder dan 60 jaar. De leeftijdscategorie 40-49 jaar is iets minder vertegenwoordigd dan de andere<br />

categorieën. De commissie heeft kunnen vaststellen dat de aanwezigheid van de groeiende groep jonge<br />

personeelsleden de afdeling een fris en dynamisch elan blijkt te geven.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

210 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over gekwalificeerd personeel en een personeelsbeleid voert dat recht doet aan het<br />

goed functioneren in het <strong>onderwijs</strong>proces;<br />

- het aantal lectoren met praktijkervaring relatief groot is te noemen;<br />

- er aandacht is voor de pedagogische en didactische vorming van de <strong>onderwijs</strong>gevenden;<br />

- de kwantiteit van het personeel en de leeftijdsopbouw meer aandacht verdienen, mee in het kader van de<br />

geconstateerde werkdruk.<br />

De Visitatiecommissie wil haar bijzondere appreciatie uitdrukken voor het enthousiasme en de grote<br />

betrokkenheid van de medewerkers van deze opleiding en voor de geconstateerde teamgeest.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 211


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft vastgesteld dat GROEP T een aangepaste infrastructuur en dienstverlening wil aanbieden<br />

met de bedoeling om de studenten alle faciliteiten te bieden die ze nodig hebben om hun studieloopbaan zo<br />

comfortabel mogelijk te doorlopen. Het takenpakket ‘facilitair beheer’ wordt gerealiseerd in verschillende<br />

afdelingen:<br />

Gebouwen en Faciliteiten (overkoepelende planning en controle; beheer van de schoonmaakactiviteiten; de<br />

centrale inkoop; de receptie en het onthaal; operationele veiligheid);<br />

Financiën en Administratie;<br />

ICT (ontwikkeling en opvolging van administratieve software en extranet; beheer, uitbating en onderhoud van alle<br />

servers en pc’s; beheer van telefooncentrale en helpdesk);Studentenservices.<br />

De activiteiten van de lerarenopleiding vinden plaats op twee campussen:<br />

Campus Comenius: Tiensevest 60<br />

Campus Vesalius: Vesaliusstraat 13<br />

De campus Comenius is de hoofdzetel van de lerarenopleiding (GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven),<br />

de campus Vesalius is de thuisbasis van de ingenieursopleiding (GROEP T Leuven Engineering School).<br />

Daarnaast bevinden zich op de campus Vesalius ook de Centrale Diensten voor Facilitair Beheer.<br />

De campus Comenius werd in 1995 overgenomen van de provincie Vlaams-Brabant. Omwille van tekortkomingen<br />

ten gevolge van de structuur en de ouderdom van het gebouw, en om tegemoet te kunnen komen aan de snelle<br />

expansie van de studentenaantallen, zijn er in de loop van de voorbije jaren heel wat verbeterings- en<br />

verfraaiingswerken uitgevoerd. De commissie heeft kunnen vaststellen dat er een concreet beleidsplan bestaat<br />

voor de aanpassing van de infrastructuur in de campus Comenius en heeft de concrete verbeteringen gezien. Ze<br />

heeft geconstateerd dat een codecaan de planning coördineert en bewaakt. Een nieuwbouw wordt in de toekomst<br />

voorzien, maar is voorlopig nog weinig concreet. Waar noodzakelijk wordt er uitgeweken naar de campus<br />

Vesalius, waar goed uitgeruste laboratoria en practicumruimten voorhanden zijn.<br />

In verband met de <strong>onderwijs</strong>ruimtes heeft de commissie het volgende vastgesteld:<br />

De werkruimten voor PO zijn ruim, en zorgen voor een artistieke en creatieve sfeer. Hoewel oud beantwoorden<br />

ze aan hun doel. Er is een gymzaal voor de BcLSO-LO. Voor andere sportaccommodatie moet worden<br />

uitgeweken.<br />

Andere vaklokalen zijn aanwezig, maar missen dikwijls de uitstraling van het vak; volgens de commissie is dit<br />

geen voorbeeld voor het enthousiasme van gedreven lesgevers in spe. Het atrium is een ontmoetingsplaats voor<br />

studenten en wordt druk gebruikt; een echt studielandschap waar zelfstandig of in kleine groepen kan worden<br />

gewerkt, ontbreekt. Dit is een gemis dat hopelijk in de toekomst in een nieuwbouw kan worden gerealiseerd.<br />

212 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Op het gebied van de computerinfrastructuur heeft de commissie kunnen vaststellen dat een draadloos netwerk<br />

ter beschikking staat en er verschillende onlinedatabanken zijn. De commissie is van oordeel dat de uitbouw van<br />

het ICT-netwerk als een voorbeeld van good practice kan worden aangehaald.<br />

Voor de commissie lijkt de centrale bibliotheek/mediatheek erg rudimentair. De studenten hebben wel toegang tot<br />

de universiteitsbibliotheken mits betaling van een kleine bijdrage, maar een eigen geactualiseerde vakbibliotheek<br />

met de nodige didactische en pedagogische werken is noodzakelijk. Dat er in de vaklokalen een aantal boeken<br />

ter beschikking staan, lijkt voor de commissie geen compensatie voor een uitgebouwde centrale mediatheek,<br />

waar eventueel zelfstandig of in groep kan worden gewerkt.<br />

De commissie heeft gezien dat de docenten een aantal lokalen ter beschikking hebben om te werken of te<br />

overleggen.<br />

Volgens de commissie zijn de studentenfaciliteiten in de studentenstad Leuven voldoende aanwezig; studenten<br />

van de hogeschool kunnen gebruikmaken van dezelfde voorzieningen als de universiteitsstudenten. Gratis fietsen<br />

en bussen zorgen voor een goede mobiliteit.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt vast dat een geplande nieuwbouw een oplossing kan brengen voor de problemen die<br />

voortvloeien uit de beperkingen van de campus Comenius. De behuizing op één campus zal leiden tot een<br />

efficiënter tijdsgebruik voor de studenten.<br />

De commissie vraagt aandacht voor de vernieuwing en aanvulling van de mediatheek, de didactische uitbouw<br />

van de vaklokalen op de campus Comenius en de uitbreiding van de didactische leermiddelen voor de studenten.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Tijdens de visitatie heeft de commissie kunnen vaststellen dat de informatie naar mogelijke kandidaten goed en<br />

georganiseerd gebeurt en aanspreekt. Alle klassieke wegen worden bewandeld; mailings, online informatie, een<br />

groot aantal infodagen, Sid-In, gespecialiseerde beurzen, CLB-werking en contacten met <strong>secundair</strong>e scholen – er<br />

worden kosten noch moeite gespaard. Bij de instroombegeleiding zorgt de studentenadministratie voor de<br />

praktische informatie.<br />

De studentendecaan heeft de rol van algemene hulpverlener bij alle mogelijke problemen die met het<br />

studentenleven te maken hebben. Samen met de jonge studiementoren, die vooral de eerstejaarsstudenten<br />

begeleiden, zorgt dit voor een groot gevoel van welbevinden bij de studenten. De commissie beschouwt de<br />

studiebegeleiding als een sterk punt voor de GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 213


De commissie vindt de studiegids duidelijk en gemakkelijk bruikbaar. De communicatie van doelstellingen,<br />

<strong>onderwijs</strong>reglement en examenregeling gebeurt vlot, voornamelijk online, maar bestaat ook in een papieren<br />

versie.<br />

De begeleiding van de studenten bij de evaluaties is in orde; de communicatie met de lectoren loopt vlot en de<br />

herhalingsdag is een voorbeeld van goede praktijk. Uit de gesprekken blijkt dat de contacten met de individuele<br />

lectoren door veel studenten worden geapprecieerd.<br />

Flexibele leertrajecten worden door de studentendecaan en decaan met de aanvrager besproken, en er wordt<br />

voor de nodige faciliteiten gezorgd.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat psychosociale begeleiding zoveel mogelijk binnen de hogeschool<br />

wordt opgevangen door studiementoren, lectoren en de studentendecaan. Indien het probleem hun bevoegdheid<br />

overschrijdt, wordt gebruikgemaakt van de gespecialiseerde diensten van de Universiteit Leuven.<br />

Daarnaast is er een ombudsdienst bemand door lectoren en de studentendecaan. De lectoren volgen alleen<br />

studenten die ze zelf niet evalueren.<br />

De coördinator Internationalisering volgt de studenten op buitenlandse stage, samen met de stagebegeleider en<br />

de metawerkbegeleider. Toledo zorgt ervoor dat deze begeleiding op de voet kan gebeuren.<br />

De commissie beoordeelt de studiebegeleiding als goed. Hierbij geeft de commissie het studiementoraat een<br />

bijzondere vermelding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

214 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

voldoende<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

Voor wat betreft de voorzieningen:<br />

- er voldoende theorielokalen zijn met een goede uitrusting;<br />

- de vaardigheidslokalen nu nog beperkt zijn in ruimte, gegeven de studentenaantallen. De opleiding heeft<br />

echter plannen voor nieuwbouw;<br />

- de opleiding constante aandacht heeft voor didactisch materiaal;<br />

- de opleiding een doelgericht mediatheekbeleid voert;<br />

- het studielandschap goed is uitgerust.<br />

Voor wat betreft de studiebegeleiding:<br />

- er leertrajectbegeleiders zijn aangesteld;<br />

- het studiementoraat een voorbeeld is van good practice;<br />

- de opleiding beschikt over een goed werkende ombudsdienst;<br />

- studiebegeleiding voornamelijk op departementaal niveau wordt vormgegeven en uitgaat van een duidelijk<br />

beleid.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 215


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Zoals in het zelfevaluatierapport wordt aangegeven, vindt de commissie dat de interne kwaliteitszorg een<br />

belangrijk werkpunt is voor GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven. De focus op de (geslaagde)<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwing heeft ervoor gezorgd dat de kwaliteitszorg vooral informeel bestaat, hoewel het duidelijk is<br />

dat sinds het schrijven van het zelfevaluatierapport er al een merkbare vooruitgang waar te nemen is.<br />

Er bestaan enkele initiatieven, zoals de overlegmomenten binnen werkgroepen en platformen, waar kwaliteitszorg<br />

aan bod komt, het wekelijks overleg tussen de studiementoren en de metawerkcoördinatoren, waar erg kort op de<br />

bal kan worden gespeeld wat de noden van de studenten betreft, de jaarlijkse bevraging van de<br />

tweedejaarsstudenten en een opstartende bevraging van het werkveld en alumni. Uiteraard zijn er ook de<br />

vakevaluaties die de docenten feedback geven over hun <strong>onderwijs</strong>praktijk. Het geregeld consulteren van externe<br />

experts vindt de commissie zeker een pluspunt.<br />

De bovenstaande opsomming toont aan dat er zeker oog is voor kwaliteitsbewaking; wat volgens de commissie<br />

ontbreekt, is een duidelijke visie waar de opleiding met dat materiaal naartoe wil, wat ze ermee gaat doen. Het<br />

zijn meer ad-hocreacties dan een uitgewerkt plan.<br />

De opleiding heeft alumni gevraagd om een waardering over de opleiding en eventuele werkpunten aan te geven.<br />

Deze feedback werd in werkgroepen besproken.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat het departement van het beroepenveld vooral bij informele contacten de<br />

nodige feedback ontvangt. Ook op de ‘stagescholendag’ worden de vertegenwoordigers van de stagescholen<br />

bevraagd over de lerarenopleiding van Groep T. Verder werd naar alle stagescholen een enquête gestuurd. Er<br />

was een respons van 61 stagementoren en van 45 directies.<br />

Samenvattend kan de commissie stellen dat er wel degelijk een aanzet is tot kwaliteitszorg. Alle actoren worden<br />

erbij betrokken, maar ze dient systematischer te worden uitgebouwd en geformaliseerd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de structurele uitbouw van kwaliteitszorg.<br />

216 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De overgangsperiode (overname van de Provinciale Normaalschool van Tienen en Leuven door GROEP T) heeft<br />

heel wat aanpassingen gevergd van het personeel en het management. Niet alleen werden twee afdelingen<br />

samengevoegd die eerst regionaal gescheiden waren, ook het pedagogische project en de werkwijze werden op<br />

een nieuwe leest geschoeid. Deze transformatie was blijkbaar succesvol, want de studentenaantallen stegen<br />

aanzienlijk. Dit had tot gevolg dat de informele wijze waarop in het verleden afspraken werden gemaakt, niet<br />

meer kon worden volgehouden. Stagescholen, studenten en lectoren stelden vast dat er een gebrek was aan<br />

structuur en organisatie. Er was nood aan duidelijk omschreven procedures in verband met het stagegebeuren en<br />

eindwerken (nu vervangen door de portfolio), en de praktische organisatie van het <strong>onderwijs</strong>gebeuren zelf moest<br />

beter georganiseerd worden. Een van de belangrijkste streefdoelen van de voorbije jaren was dan ook het<br />

wegwerken van het gevoel van ‘chaos’ bij alle betrokkenen. Hoewel er op dit vlak nog werkpunten blijven<br />

bestaan, is men bij GROEP T van mening dat men in dit opzet is geslaagd.<br />

GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven heeft zich tot doel gesteld een dynamische hogeschool te zijn die<br />

probeert in te spelen op de laatste nieuwe inzichten over opvoeding en <strong>onderwijs</strong>. De principes van het 3Ecurriculum<br />

plaatsen de bakens bij de vormgeving van de vernieuwing. Het gebruik van de competentiematrix, de<br />

invoering van het semestersysteem, het praktijksemester in het derde jaar, de realisatie van metawerk en<br />

portfolio en de projecten van de gemeenschappelijke stam vloeien voort uit deze dynamiek.<br />

Voor de commissie is het duidelijk dat de opleiding een enorme stap vooruit heeft gezet; erg veel streefdoelen uit<br />

het verleden (opstarten werkgroepen, aanstellen coördinatoren, structureren stages in binnen- en buitenland,<br />

organiseren gestructureerd overleg, opstellen van de competentiematrix, de 3E-visie, leerlijnen opstellen, ICT<br />

moderniseren en integreren, en het moderniseren van de infrastructuur) zijn verwezenlijkt en tonen<br />

indrukwekkend aan dat hier veel energie is in gestoken. Nergens blijkt echter dat dit ontstaan is door een<br />

georganiseerd kwaliteitsplan, waarbij na degelijke onderzoekingen een verbeteringsplan ontstaat en men ook<br />

weer oog heeft voor het bewaken van de resultaten. Het feit dat er toch zo'n aantal verwezenlijkingen op het<br />

palmares staan, wijst er voor de commissie op dat kwaliteit belangrijk wordt bevonden, maar een gestructureerd<br />

en geformaliseerd kwaliteitsbeleid zou zeker de efficiëntie ten goede komen en energiebesparend werken. De<br />

commissie meent dat de aanstelling van een human resources & quality manager hierbij een nuttige inbreng kan<br />

hebben.<br />

De sterke uitbouw van de internationalisering, vooral door de buitenlandse stages voor studenten, is volgens de<br />

commissie eveneens een sterk accent in de verbetering. Daarbij werd de postenbemanning op<br />

Internationalisering aangepast, in overeenstemming met het advies van de doorlichting.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opstelling van een georganiseerd kwaliteitsplan.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 217


Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Een van de knelpunten die GROEP T ondervindt bij het betrekken van de studenten, is het vinden van<br />

vertegenwoordigers die zich willen/kunnen vrijmaken om in de arbeidsintensieve commissies, werkgroepen en<br />

platformen te participeren. Het is erg moeilijk om studenten warm te maken voor de Studentenraad. Deelname<br />

aan deze raad wordt ook erg beperkt door de specificiteit van de opleiding. De opleiding duurt slechts drie jaar, en<br />

dit maakt het moeilijk om continuïteit in de studentenwerking in te bouwen. Bovendien zorgen de vele stages<br />

ervoor dat de studenten niet altijd op school kunnen zijn voor overleg onderling en met de decanen. Bij de start<br />

van het academiejaar 2005-2006 kende de Studentenraad op GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven een<br />

opleving. De studenten worden sindsdien weer betrokken bij het dagelijkse beleid (in de Departementale Raad)<br />

en de vernieuwing (IPPH).<br />

De alumniwerking van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven is nog niet sterk uitgebouwd. Door resoluut<br />

prioriteit te geven aan de curriculumvernieuwing, die veel tijd, aandacht en middelen heeft gevraagd, is de<br />

alumniwerking op de achtergrond geraakt. Toch is in de loop van het academiejaar 2004-2005 een start gemaakt<br />

met de alumniwerking, op een speciaal voor deze gelegenheid georganiseerde ‘alumni-avond’. Deze had in<br />

eerste instantie tot doel de alumni te bevragen, maar was tegelijk een eerste initiatief om de betrokkenheid van de<br />

alumni bij de opleiding te vergroten. Daarvoor werd een representatief staal van de oud-studenten uit alle<br />

richtingen uitgenodigd voor een gesprek. Voor elke richting werden uitnodigingen gestuurd aan tien tot vijftien<br />

oud-studenten. De respons was uiteindelijk matig. Voor BcLK kwamen 5 van de 12 uitgenodigde studenten<br />

opdagen, voor BcLL waren dat 6 van de 13 en voor BcLSO 28 van de 60. Het enthousiasme van zowel de<br />

deelnemende alumni als de lectoren voor dit initiatief was echter erg groot. Daarom werd een werkgroep<br />

opgericht met daarin de vijf alumni die op dit ogenblik aan de slag zijn in de lerarenopleiding, die een grondige<br />

analyse zal maken van de mogelijkheden en moeilijkheden om de alumniwerking verder uit te bouwen. De<br />

commissie stelt vast dat de alumniwerking nog maar pas is opgestart en meent dat ze beter kan worden<br />

gestructureerd door elektronische contactname, bijvoorbeeld door een nieuwsbrief.<br />

Tijdens de stages komen de lectoren van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven voortdurend in contact<br />

met stagementoren en directies van de stagescholen. De gesprekken met deze mentoren vormen een belangrijke<br />

bron van informatie over hoe het werkveld denkt over de opleidingen van GROEP T. Zowel positieve als<br />

negatieve opmerkingen worden via deze informele gesprekken geregeld doorgegeven en besproken in de<br />

vakgroepen. Zo ontstaan er een permanente controle en bijsturing van de opleiding. Mensen uit het beroepenveld<br />

worden ook betrokken bij de opleiding, als gastdocent en tijdens de projecten.<br />

Sinds het academiejaar 2002-2003 heeft GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven opnieuw de traditie<br />

opgenomen om vertegenwoordigers (directies en stagecoördinatoren) van de stagescholen uit te nodigen op een<br />

‘stagescholendag’. Tijdens de academiejaren 2002-2003 en 2003-2004 werd aan deze ‘stagescholendag’ een<br />

stage- en jobbeurs gelinkt, zodat de studenten van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven contacten<br />

konden leggen en afspraken konden maken met de stagescholen voor het daaropvolgende academiejaar, en de<br />

laatstejaarsstudenten in contact werden gebracht met mogelijke toekomstige werkgevers. Ondanks de positieve<br />

commentaren van zowel de deelnemende stagescholen als de deelnemende studenten, werd de ‘stage- en<br />

jobbeurs’ tijdens het academiejaar 2004-2005 niet meer georganiseerd, omdat alle derdejaarsstudenten tijdens<br />

218 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


het tweede semester op stage zijn en niet meer konden participeren aan deze beurs. De ‘stagescholendag’ zal<br />

echter blijvend worden georganiseerd. Er namen dertig directies deel aan de ‘stagescholendag’ van 2004-2005.<br />

Tijdens de ‘stagescholendag’ krijgen de vertegenwoordigers van de stagescholen informatie over de planning van<br />

het volgende academiejaar en ontvangen ze het stagevademecum en de stageformulieren. De aanwezigen<br />

worden ook bevraagd naar de lerarenopleiding van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat het werkveld en de directies van de stagescholendag worden betrokken,<br />

maar vindt dat ook hierin meer structuur kan worden gebracht. De commissie is van oordeel dat de medewerkers<br />

via de raden en vertegenwoordiging de grootste inbreng leveren en dat de kwaliteitszorg kan geïntegreerd<br />

worden in de op komst zijnde assessments en portfolio’s.<br />

Het personeel is vertegenwoordigd in de decretaal verplichte raden.<br />

Samenvattend stelt de commissie dat kwaliteitszorg inderdaad een werkpunt betekent voor GROEP T<br />

Pedagogische Hogeschool Leuven. Hoewel er in een vrij korte tijd erg veel gebeurd is, zou een planmatig en<br />

visionair kwaliteitsbeleid de opleiding zeker ten goede komen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de uitbouw van een plan voor kwaliteitszorg, het expliciet formaliseren van de<br />

kwaliteitszorg, adequate metingen van de studietijd en de oprichting van een Resonantieraad.<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- er periodieke bevragingen worden georganiseerd op diverse terreinen aangaande het <strong>onderwijs</strong> en met<br />

relevante doelgroepen;<br />

- de verbeteringsacties vooral gericht zijn op het curriculum;<br />

- er duidelijk sprake is van een verbeteringsbeleid;<br />

- er een actieve betrokkenheid is van studenten, lectoren en het werkveld bij interne kwaliteitszorg.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 219


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De doelstellingen die in de lerarenopleiding moeten nagestreefd worden, staan vermeld in de ‘basiscompetenties<br />

van de startende leraar’, die in 1998 opgesteld zijn door de DVO, in opdracht van het Vlaamse Departement<br />

<strong>Onderwijs</strong>. Deze basiscompetenties fungeerden voor GROEP T als belangrijke richtingaanwijzers bij de<br />

vormgeving van de projecten van de gemeenschappelijke stam (ingevoerd in 1998) en de curriculumvernieuwing<br />

(geïmplementeerd in 2004). Naar aanleiding van deze curriculumvernieuwing werd de lange lijst van<br />

basiscompetenties vertaald in een gemakkelijker beheersbare competentiematrix. Dit is een recent ingevoerd<br />

werkinstrument.<br />

Zowel de vernieuwingen die op basis van deze matrix vorm en inhoud hebben gekregen als de matrix zelf, zijn<br />

nog in opbouw. Volgens de commissie zal de monitoring van de doorgevoerde vernieuwingen moeten uitwijzen of<br />

de doelstellingen van de matrix realistisch en relevant zijn. De studenten werken met de decretaal vastgelegde<br />

basiscompetenties. Bij de verschillende opleidingsonderdelen wordt door de opleiding nagegaan of de<br />

doelstellingen die in de competentiematrix zijn uitgeschreven, door de student werden bereikt, en zo ja in welke<br />

mate.<br />

De kwaliteit van de stages wordt op GROEP T bewaakt door de voortdurende afstemming van de verschillende<br />

betrokken partijen: de student, de stagementoren en de stagebegeleiders van de hogeschool. Bij de beoordeling<br />

van de stages wordt alle ‘bewijsmateriaal’ dat door deze drie partijen is aangeleverd, in rekening gebracht.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de stages bij de<br />

stagecommissies berust. Uit de gesprekken met de Visitatiecommissie blijkt dat de beoordeling verantwoord tot<br />

stand komt.<br />

De commissie is tot de vaststelling gekomen dat het beroepenveld een enquête heeft ingevuld, maar de respons<br />

was laag. Over het algemeen was men positief over de opleiding en stages. De stagebegeleiders geven in de<br />

gesprekken met de Visitatiecommissie aan dat ze ruim tevreden zijn over de kwaliteit van de stagiaires.<br />

De portfolio speelt een centrale rol in de curricula van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven.<br />

In elk opleidingsjaar is een apart opleidingsonderdeel voorzien voor het portfolio-ondersteunende metawerk.<br />

De kwaliteit van de portfolio die de studenten elk jaar moeten inleveren, wordt bewaakt door de metawerksessies.<br />

De beoordeling van de portfolio gebeurt door een jury om tegemoet te komen aan de betrouwbaarheid van de<br />

beoordeling. De commissie heeft de portfolio’s bekeken en kan constateren dat ze zonder meer van goede<br />

kwaliteit zijn.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat er nog geen systematisch onderzoek is gedaan naar de tewerkstelling<br />

van alumni van de lerarenopleiding. Uit de gesprekken met de Visitatiecommissie blijkt dat de studenten tevreden<br />

zijn met de kwaliteit van de opleiding en zich goed voorbereid voelen op het werkveld. De alumni geven aan dat<br />

220 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


ze redelijk goed en snel een baan hebben kunnen krijgen; een aantal vindt een baan bij de school waar ze stage<br />

hebben gelopen.<br />

Een groot aantal studenten heeft buitenlandse stages gelopen en geeft aan dat dit een duidelijke meerwaarde<br />

heeft.<br />

De commissie kan besluiten dat de opleiding zeker tevreden mag zijn over het bereikte niveau. Dit blijkt uit de<br />

gesprekken met het werkveld en de alumni.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Een belangrijke doelstelling van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven is de verhoging van het<br />

<strong>onderwijs</strong>rendement. Om deze doelstelling te realiseren, werd het curriculum hertekend. Rendementsverhoging<br />

en competentiegericht leren waren twee centrale thema’s bij deze curriculumvernieuwing. Een groot aantal<br />

studenten haakt voortijdig af. Daarom worden er enkelen acties ondernomen in het eerste jaar. Om het<br />

rendement te verhogen, zijn de volgende maatregelen genomen: invoeren van studiementoren, contacten met het<br />

praktijkveld in de eerste week van het eerste jaar, proefexamens en gedurende het jaar informatie verstrekken<br />

over de studieresultaten.<br />

Het succes van deze aanpak blijkt voor de commissie uit de slaagcijfers. Studenten die effectief een<br />

academiejaar afwerken en gebruikmaken van alle examenkansen, hebben een grote kans op slagen. Om nog<br />

doeltreffender actie te kunnen ondernemen, adviseert de commissie om onderzoek uit te voeren naar de redenen<br />

waarom studenten hun opleiding staken. Volgens GROEP T ontbreken hiervoor momenteel voldoende tijd en<br />

middelen.<br />

De studiebegeleiders volgen ‘spijbelaars’, waar mogelijk via telefonisch contact. Ze proberen duidelijkheid te<br />

krijgen waarom studenten voortijdig de studie staken en informeren de directie hierover schriftelijk.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 221


De gehanteerde streefcijfers zijn verschillend voor de eerste-, tweede- en derdejaarsstudenten en worden van<br />

afdeling tot afdeling met de nodige omzichtigheid bekeken. Het curriculum vraagt heel wat inspanningen van de<br />

studenten (onder meer door het projectwerk in groep en het werken aan de eigen portfolio), en daardoor haakt<br />

een aantal studenten voortijdig af. Ook de grote diversiteit van de instromende studenten moet in rekening<br />

worden gebracht.<br />

De commissie heeft de volgende streefcijfers gevonden:<br />

In het eerste jaar: 50 procent van alle ingeschreven en 80 procent van de studenten die gebruikmaken van alle<br />

examenkansen. Deze streefcijfers worden in het eerste jaar gehaald. Als de student slaagt in het eerste jaar heeft<br />

hij een behoorlijke kans om ook de twee volgende jaren met succes te beëindigen.<br />

Gemiddeld slaagt meer dan 80 procent van de studenten die het tweede jaar aanvangen en meer dan 90 procent<br />

van diegenen die effectief aan alle examens deelnemen.<br />

Vrijwel alle studenten die in het derde jaar starten, ronden dat jaar met succes af.<br />

De commissie heeft geen vergelijkingscijfers van andere opleidingen gevonden.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de studenten hun diploma behalen in gemiddeld iets meer dan vier<br />

jaar na het afstuderen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. 35 procent behaalt het diploma op tijd; 35 procent heeft een<br />

jaar extra nodig en 12 procent heeft veel extra tijd nodig. Een belangrijke oorzaak hiervoor is dat studenten al één<br />

of meer jaren aan een andere studie hebben besteed voor ze aan de lerarenopleiding beginnen. Als er wordt<br />

uitgegaan van het moment waarop met de lerarenopleiding wordt gestart, ligt de gemiddelde studieduur op drie<br />

jaar.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding erin slaagt de streefcijfers te halen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

de opleiding breed inzetbare afgestudeerden aflevert, maar niet beschikt over streefcijfers hieromtrent;<br />

de rendementscijfers bekend zijn; de gemiddelde studieduur over de laatste vijf jaar ligt tussen 3,05 en 3,25 jaar,<br />

het gemiddelde slaagpercentage van eerstejaarsstudenten bedraagt gemiddeld 50 procent voor alle<br />

ingeschrevenen en 80 procent voor de studenten die gebruikmaken van alle examenmogelijkheden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

222 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 223


Bijzondere kwaliteitskenmerken<br />

Hierna worden twee bijzondere kwaliteitskenmerken voorgesteld waarvan GROEP T Pedagogische Hogeschool<br />

Leuven vindt dat ze een betekenisvolle bijdrage leveren tot een grotere verscheidenheid en profilering in het<br />

Vlaamse hoger <strong>onderwijs</strong>: een onderscheidend <strong>onderwijs</strong>concept en internationale oriëntatie.<br />

Met deze kenmerken wil GROEP T Leuven Hogeschool zich profileren als hogeschool, zowel nationaal als<br />

internationaal. Tot in Beijing en Bangkok staat GROEP T bekend omwille van zijn andere manier van opleiden en<br />

zijn openheid voor andere volkeren, culturen en wereldvisies. Dat ook de lerarenopleiding zich met deze<br />

kenmerken wil profileren, ligt voor GROEP T dan ook voor de hand.<br />

Bijzonder kwaliteitskenmerk: <strong>onderwijs</strong>concept<br />

Facet 1<br />

Differentiatie en profilering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

GROEP T Leuven Hogeschool onderneemt <strong>onderwijs</strong>, onderzoek en dienstverlening in Engineering, Enterprising<br />

en Educating. De missie die GROEP T zich daarbij stelt is ‘Educing essence by experiencing existence’.<br />

Het zijn (essence) tot uiting laten komen (educing) door het beleven (experiencing) van het bestaan (existence).<br />

De drie E’s van Engineering, Enterprising en Educating vormen de essentie van de professionals die GROEP T<br />

wil opleiden. Ze stellen de studenten in staat zich ten volle te ontplooien en de essentie te ontdekken van zichzelf<br />

en wat ze willen worden als ingenieur, ondernemer of educator.<br />

Het bijzondere aan dit concept vindt GROEP T de synergie tussen de drie E’s. Of het nu gaat om een ingenieur,<br />

een ondernemer of een educator, elk van hen zal pas ten volle zijn professionaliteit hebben ontwikkeld als hij<br />

bekwaamheden uit elk van de drie competentiegebieden kan integreren.<br />

Voor de leraren betekent dit concreet dat ze professionelere en breed inzetbare beroepsbeoefenaren zullen zijn,<br />

als ze naast educatieve competenties ook beschikken over ondernemerskwaliteiten en vindingrijkheid.<br />

Het 3E-concept vormt de essentie van alle opleidingen die GROEP T Leuven Hogeschool organiseert (bachelors,<br />

masters, postgraduaat, master-na-master) en is uniek in Vlaanderen, vindt GROEP T. Als zodanig levert het een<br />

aanwijsbare bijdrage tot de differentiatie en profilering in de verschillende studiegebieden waarin de hogeschool<br />

bedrijvig is en het hoger <strong>onderwijs</strong> in het algemeen.<br />

De commissie vindt dat Groep T's <strong>onderwijs</strong>concept zeker bijdraagt tot de profilering van de opleiding. De focus<br />

die GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven op dit punt legt, is voor deze hogeschool karakteristiek. Volgens<br />

de commissie hebben de drie E's de integratie van de leraren- en de ingenieursopleiding vergemakkelijkt en zijn<br />

ze een werkinstrument gebleken om een aantal vernieuwingen te kaderen. Zoals andere hogescholen legt Groep<br />

T een aantal eigen accenten; volgens de commissie zijn deze echter niet van dien aard dat ze fundamenteel een<br />

grote differentiatie betekenen in het hoger <strong>onderwijs</strong>. De portfolio, het praktijksemester, de optimalisering van het<br />

224 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


curriculum en de evaluatie zijn positieve punten, maar zijn ook elders aanwezig en kunnen niet als een<br />

revolutionaire differentiatie van het hoger <strong>onderwijs</strong> worden beschouwd.<br />

Facet 2<br />

Kwaliteit<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De rode draad doorheen het 3E-<strong>onderwijs</strong>concept is de toenemende verantwoordelijkheid van de student voor<br />

zijn leren en ontwikkeling. Voor de leraren betekent dit dat zij, als experts in het begeleiden van leerprocessen,<br />

ook het eigen leerproces moeten kunnen vormgeven. GROEP T’s lerarenopleiding wil daarom aan de studenten<br />

een omgeving bieden waarin ze leren verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leerproces. En dat niet alleen<br />

in de wijze waarop zij de voor het beroep benodigde competenties verwerven, maar ook voor de wijze waarop ze<br />

die bekwaamheden aantonen ten overstaan van de buitenwereld.<br />

In de opleidingssituatie waarin de eisen van de startbekwame leraren decretaal vastliggen, betekent dit dat<br />

studenten kansen krijgen om eigen leerwegen uit te stippelen op weg naar startbekwaamheid, en dat ze tijdens<br />

het jaarlijks Integratief Beoordelingsmoment (IBM) bewijzen dat ze over de competenties beschikken om naar een<br />

volgend jaar over te gaan, respectievelijk na het derde jaar als startbekwaam leraar af te studeren. De student<br />

wordt zo in toenemende mate ondernemer van zijn eigen leren. Dit proces start bescheiden in het eerste jaar<br />

tijdens de leerpraktijken van de gemeenschappelijke stam en culmineert in het praktijksemester in het derde jaar,<br />

dat de studenten volledig zelf vorm en inhoud geven. Dit <strong>onderwijs</strong>concept staat haaks op de klassieke opvatting<br />

dat, onder regie van de hogeschool, de weg naar startbekwaamheid geplaveid is met vooraf vastgelegde<br />

opdrachten en dat de bewijsvoering van competenties synoniem is met het met succes gevolgd hebben van deze<br />

curriculumonderdelen.<br />

Het 3E-<strong>onderwijs</strong>concept heeft met name geleid tot:<br />

- de invoering van het competentiegericht leren in de lerarenopleiding: het herdenken van het curriculum vanuit<br />

de 3 E’s en de basiscompetenties;<br />

- de ontwikkeling van nieuwe leerpraktijken en projecten;<br />

- de vormgeving van een identieke gemeenschappelijke stam voor elk van de lerarenopleidingen;<br />

- de invoering van het metawerk (coaching en reflectie) en de portfolio in elk van de studiejaren;<br />

- nieuwe toets- en assessmentvormen: het Integratief Beoordelingsmoment (IBM);<br />

- een nieuwe organisatie van het <strong>onderwijs</strong> en het academiejaar (projectweken, praktijksemester);<br />

- een evolutie van reproducerend leren van vakken naar producerend leren in leerpraktijken;<br />

- ruimere contacten met het beroepenveld, niet alleen met scholen maar ook met buitenschoolse instanties en<br />

organisaties;<br />

- een intensievere samenwerking met de scholen die bij tal van projecten zijn betrokken. De opleiding stelt vast<br />

dat de scholen meer dan vroeger een beroep doen op GROEP T-studenten voor de organisatie en<br />

begeleiding van vakoverschrijdende activiteiten of geïntegreerde projecten;<br />

- een grotere samenwerking tussen de docenten van de verschillende vakgroepen dankzij de ontwikkeling van<br />

nieuwe leerpraktijken;<br />

- een andere rol van de docent: van lesgever en initiator naar coach en facilitator van leerprocessen;<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 225


- een grotere samenwerking tussen de studenten van de verschillende studierichtingen: in project 2 van het<br />

tweede jaar werken studenten van de opleidingen Kleuter-, Lager en Secundair <strong>Onderwijs</strong> in gemengde<br />

groepen;<br />

- het aantrekken van jonge lectoren die mee het vernieuwingsproces dynamiseren;<br />

- het aanboren van nieuwe knowhow: de nieuwe leerpraktijken – zeker die met externe opdrachtgevers –<br />

brengen nieuwe kennis en expertise in de opleiding;<br />

- lezingen op wetenschappelijke congressen en publicaties in vaktijdschriften en aansluiting bij vernieuwende<br />

trends in het <strong>onderwijs</strong>;<br />

- het opstarten van projectmatig wetenschappelijk onderzoek over het metawerk en <strong>onderwijs</strong>vernieuwing in<br />

het algemeen;<br />

- de evolutie van een statisch naar een meer dynamisch curriculummodel.<br />

De commissie vindt dat het gebruik van het concept de opleiding zeker ten goede is gekomen. Zoals hierboven<br />

beschreven, is het een kader en werkinstrument geweest waarmee de hogeschool een aantal vernieuwingen in<br />

het curriculum heeft verankerd. Volgens de commissie hebben de leerlijnen en werkvormen die op die manier<br />

gegenereerd zijn, de opleiding baat gebracht. De commissie meent echter dat deze resultaten ook in andere<br />

hogescholen gevonden worden en alleen verschillend zijn door het uitgangspunt waarmee men is gestart.<br />

Facet 3<br />

Concretisering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> (instroom, <strong>onderwijs</strong>programma,<br />

<strong>onderwijs</strong>proces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Operationalisering in het curriculum<br />

GROEP T stelt een verschuiving vast van het zwaartepunt in het curriculum van leerstofgeordende bronnen en<br />

trainingen naar een verzameling van beroepsconforme leerpraktijken, waarin bronnen en trainingen door de<br />

studenten actief en doelgericht worden ingezet. Hiervoor moeten in toenemende mate zelfstandig kennis en<br />

vaardigheden verworven worden om een goed product te kunnen afleveren, waarbij de schakeling tussen de<br />

leerlijnen wordt verzorgd door het metawerk.<br />

Dit gebeurt op GROEP T op twee manieren: enerzijds door reflectie op het leerproces dat de student doormaakt,<br />

anderzijds als hulp voor de student bij het kiezen van leerwegen die passen bij zijn ontwikkeling.<br />

Samengevat komt de operationalisering van het <strong>onderwijs</strong>concept in het curriculum hierop neer: het leren vindt<br />

plaats in samenhangende curriculumonderdelen die gekoppeld zijn aan authentieke werksituaties uit de<br />

educatieve beroepspraktijk. De studenten werken in leerpraktijken aan producten (of diensten) en worden binnen<br />

die metawerklijn ‘leerpraktijken’ in toenemende mate verantwoordelijk voor hun eigen leertraject. Het<br />

eindresultaat is een product (of dienst) dat (die) nuttig is voor de opdrachtgever. De rode draad doorheen het<br />

curriculum is de metawerklijn waarin de studenten worden begeleid in hun persoonlijke vorming, in het<br />

ontwikkelen van reflectieve vaardigheden en hun groei naar startbekwaam leraarschap. Daaromheen zijn de<br />

leerpraktijken en noodzakelijke bronnen en trainingen geordend. Tijdens hun volledige opleidingstraject houden<br />

de studenten een portfolio bij dat fungeert als begeleidingsinstrument voor de ontwikkeling van reflectieve en<br />

226 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


metacognitieve vaardigheden en als navigatie- en registratie-instrument voor de persoonlijke ontwikkeling; een<br />

bewijsmiddel voor competentiegroei en -beheersing bij de Integratieve Beoordelingsmomenten (IBM’s).<br />

Tijdens de IBM’s laten de studenten zien dat ze zich tot het vereiste niveau hebben ontwikkeld en tonen ze aan<br />

hoe hun groei naar competenties is verlopen.<br />

Hoewel de theorie volgens de commissie redelijk is uitgewerkt, is het niet echt het bezit van de volledige populatie<br />

en zit het ook niet helemaal verweven in de concrete werking. De commissie ontdekt het zeker bij de leiding en<br />

een deel van de lectoren, maar nog niet bij alle betrokkenen. De commissie is van oordeel dat GROEP T's<br />

<strong>onderwijs</strong>concept geïntroduceerd en werkbaar is, maar er zijn te weinig metingen, analyses en<br />

evaluatieresultaten aanwezig om dit facet als een bijzonder kwaliteitskenmerk te bestempelen.<br />

Oordeel over bijzondere kwaliteitskenmerk: <strong>onderwijs</strong>concept: onvoldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

Facet 1, Differentiatie en profilering:<br />

Facet 2, Kwaliteit:<br />

Facet 3, Concretisering:<br />

onvoldoende<br />

voldoende<br />

onvoldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding geen aanspraak kan maken op het label ‘Bijzondere kwaliteitskenmerken’ voor het onderdeel<br />

‘<strong>onderwijs</strong>concept’, omdat het niet uniek is;<br />

- er onvoldoende metingen en evaluaties beschikbaar zijn.<br />

kan ‘<strong>Onderwijs</strong>concept’ niet worden weerhouden als een bijzondere kwaliteitskenmerk.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 227


Bijzonder kwaliteitskenmerk: internationale oriëntatie<br />

Facet 1<br />

Differentiatie en profilering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Sensibiliseren voor visie is een ander cruciaal element in de missie van GROEP T Leuven Hogeschool.<br />

Aangezien de hogeschool vindt dat een eigen wereldvisie ontwikkelen beter verwezenlijkt kan worden te midden<br />

van een pluraliteit van wereldvisies, vertaalt die pluraliteit van wereldvisies zich zowel in het <strong>onderwijs</strong>, het<br />

onderzoek en de dienstverlening van GROEP T als in het beleid ten aanzien van studenten, docenten en<br />

educatieve partners in binnen- en buitenland.<br />

De voorbije jaren heeft GROEP T Leuven Hogeschool een uitgebreid netwerk van contacten met buitenlandse<br />

universiteiten uitgebouwd. Dit netwerk beperkt zich niet tot Europa. Anticiperend op het steeds groeiende belang<br />

van Azië op het wereldtoneel en in de wereldeconomie, richt de hogeschool haar aandacht in toenemende mate<br />

op China en Thailand. Met tien vooraanstaande universiteiten in deze landen heeft GROEP T al akkoorden<br />

afgesloten, en wordt er samengewerkt voor de ingenieursopleiding en het master-na-masterprogramma in e-<br />

Media.<br />

Dit heeft inmiddels geresulteerd in een aantal internationale Engelstalige programma’s bij GROEP T, zoals het<br />

Joint Engineering Program en het Postgraduate Program in Enterprising. Ook in de Pedagogische Hogeschool<br />

vertaalt de pluraliteit van wereldvisies zich in een sterk doorgedreven internationale oriëntatie. Deze past in de<br />

algemene opleidingsdoelstellingen dat een startbekwame leraar in staat moet zijn om 1) creatief om te gaan met<br />

diversiteit en professioneel te functioneren in een pluraliteit van wereldvisies, waarbij de leerlingen ertoe aangezet<br />

worden het waardevolle in andere culturen of wereldvisies te ontdekken en eruit te leren; 2) zich internationaal te<br />

oriënteren en mee te werken aan grensoverschrijdende projecten of activiteiten in of met andere landen en<br />

culturen.<br />

Deze internationale oriëntatie en de manier waarop ze in het curriculum verankerd is, draagt volgens GROEP T<br />

bij tot de differentiatie en profilering van het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen.<br />

De commissie erkent dat de internationale oriëntatie van GROEP T Pedagogische Hogeschool Leuven op een<br />

hoog peil staat. Het kleine taalgebied en de specificiteit van de studies worden dikwijls aangehaald als een rem,<br />

maar GROEP T toont dat dit anders kan. Volgens de commissie draagt het kenmerk bij tot de kwaliteit van de<br />

opleiding. Hoewel de commissie vindt dat dit alles erg lovenswaardig is en als voorbeeld van goede praktijk kan<br />

gelden, ziet ze in andere hogescholen ook inspanningen in deze richting, zodat het kenmerk niet in essentie<br />

bijdraagt tot de differentiatie van het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

228 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Facet 2<br />

Kwaliteit<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Tot vijf jaar geleden was de lerarenopleiding op GROEP T vooral lokaal georiënteerd en waren er weinig of geen<br />

buitenlandse contacten of projecten. Ten gevolge van de internationaliseringspolitiek van GROEP T Leuven<br />

Hogeschool is daarin op korte tijd verandering gekomen. Dankzij een steeds toenemende internationale dimensie<br />

waait er een nieuwe wind doorheen de lerarenopleiding.<br />

Dit heeft geleid tot:<br />

- een groeiende studentenmobiliteit: tijdens het academiejaar 2004-2005 trok 45 procent van de<br />

derdejaarsstudenten naar het buitenland voor een zelfstandige stage of een project;<br />

- een groter internationaal bewustzijn bij de docenten. Bij de begeleiding van de zelfstandige stages in het<br />

buitenland zijn inmiddels 31 docenten betrokken (dit is meer dan 60 procent van het onderwijzend<br />

personeel). In 2002-2003 is ook de docentenmobiliteit op gang gekomen met uitwisselingen met het<br />

Radjabhat Institute Suan Dusit in Bangkok en vanaf 2005-2006 met de Educatieve Hogeschool van<br />

Amsterdam;<br />

- de ontwikkeling van drie projecten over diversiteit, intercultureel <strong>onderwijs</strong> en grensoverschrijdend werken:<br />

‘Breek uit je klas’ (eerste jaar), ‘Mag het wat meer zijn’ (tweede jaar) en ‘De.wereld@groept.be’ (derde jaar);<br />

- twee internationale samenwerkingsprojecten met het Centrum voor Instructiepsychologie en -Technologie<br />

van de K.U.Leuven en de Beijing Normal University in China, waarbij scenario’s voor de professionalisering<br />

van leraren en directies werden uitgewerkt. In het kader van deze projecten werden eveneens multimediale<br />

cursuspakketten en een onlinebijscholing voor leraren in China ontwikkeld. Deze training wordt aangeboden<br />

op het elektronisch leerplatform van de Beijing Normal University en is door het Chinese ministerie van<br />

<strong>Onderwijs</strong> als modelproject erkend en gefinancierd;<br />

- de ontwikkeling van modules voor de bijscholing van leraren in het kader van het project ‘New Technology in<br />

Teacher Education: Modules Development in ICTS for Teacher Training’ opgezet door Unesco Asia Pacific<br />

Regional Bureau of Education in Bangkok;<br />

- het English Excellence-programma in samenwerking met de talenschool van ACE, GROEP T’s Centrum voor<br />

Volwassenen<strong>onderwijs</strong> en de Test of English for International Communication (TOEIC). Studenten kunnen<br />

een bijkomend internationaal erkend taaldiploma behalen en ter voorbereiding ervan een op maat gesneden<br />

trainingsprogramma volgen tijdens de lesuren;<br />

- ‘Een middag Chinees’, ingericht door het International Office van GROEP T Leuven Hogeschool: lessen<br />

Chinees voor beginners;<br />

- de installatie van een eigen Dienst Internationalisering in de Pedagogische Hogeschool die nauw<br />

samenwerkt met het International Office. Deze dienst ondersteunt en begeleidt de studenten bij het leggen<br />

van buitenlandse contacten, de voorbereiding van de aanvraagdossiers voor zelfstandige stages, het zoeken<br />

naar financiering enzovoort.<br />

De commissie stelt vast dat de internationale oriëntatie in het curriculum is verankerd en bijdraagt tot de kwaliteit.<br />

Dat ook buiten Europa gekeken wordt, is positief, maar volgens de commissie niet uniek.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool | 229


Facet 3<br />

Concretisering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> (instroom, <strong>onderwijs</strong>programma,<br />

<strong>onderwijs</strong>proces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Operationalisering in het curriculum<br />

De internationale dimensie is als volgt verankerd in het curriculum van GROEP T:<br />

- integratie van de zelfstandige buitenlandse stage in het praktijksemester van het derde jaar;<br />

- de Comenius-taalassistentschappen in de EU voor leraren BcLSO-TA en BcLL;<br />

- project 2 in het derde jaar ‘De.wereld@groept.be’;<br />

- jaarlijkse studiereis naar (beurtelings) China en Thailand voor de tweede- en derdejaarsstudenten, waarbij de<br />

partneruniversiteiten van GROEP T en hun pilootscholen worden bezocht;<br />

- de organisatie van beurzen en informatiemarkten waar studenten hun buitenlandse projecten voorstellen aan<br />

andere studenten.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de internationale oriëntatie geoperationaliseerd is in het curriculum. Ze heeft<br />

waardering voor het kenmerk en er zijn duidelijke verwezenlijkingen. Metingen, analyses en evaluatieresultaten<br />

ten aanzien van dit kenmerk zijn een zwak punt.<br />

Voor de commissie is de lectorenmobiliteit nog te beperkt om als echt revolutionair voorbeeld te dienen.<br />

Oordeel over bijzondere kwaliteitskenmerk: internationale oriëntatie: onvoldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

Facet 1, Differentiatie en profilering:<br />

Facet 2, Kwaliteit:<br />

Facet 3, Concretisering:<br />

onvoldoende<br />

voldoende<br />

onvoldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding geen aanspraak kan maken op het label ‘Bijzondere kwaliteitskenmerken’ voor het onderdeel<br />

‘internationale oriëntatie’, omdat het niet uniek is;<br />

- er onvoldoende metingen en evaluaties beschikbaar zijn.<br />

kan ‘Internationale oriëntatie’ niet worden weerhouden als een bijzondere kwaliteitskenmerk.<br />

230 | Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen goed<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud goed<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen voldoende<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

Bijzonder kwaliteitskenmerk: <strong>onderwijs</strong>concept<br />

Facet 1: Differentiatie en profilering onvoldoende<br />

Facet 2: Kwaliteit voldoende<br />

Facet 3: Concretisering onvoldoende<br />

Bijzonder kwaliteitskenmerk: internationale oriëntering<br />

Facet 1: Differentiatie en profilering onvoldoende<br />

Facet 2: Kwaliteit voldoende<br />

Facet 3: Concretisering onvoldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

onvoldoende<br />

onvoldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Groep T – Leuven Hogeschool| 231


232 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Hoofdstuk 5 Hogeschool Antwerpen<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Hogeschool Antwerpen<br />

De opleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> (afgekort SO) behoort tot het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> - Lerarenopleiding, dat<br />

deel uitmaakt van het departement Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Sociaal Werk (BLS) van de Hogeschool<br />

Antwerpen (HA), een Vlaamse autonome hogeschool.<br />

Het departement Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Sociaal Werk is ontstaan door een interne fusie van de<br />

voormalige departementen Handelswetenschappen en Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Culturele Agogiek, en<br />

Sociale Agogiek. Het is nu een van de zeven departementen van de hogeschool.<br />

De <strong>onderwijs</strong>activiteiten vinden plaats verspreid over twee vestigingsplaatsen (Antwerpen en Lier) en zes<br />

campussen:<br />

- Campus ‘t Zuid, Bouwmeestersstraat 3, 2000 Antwerpen, Kasteelstraat 17, 2000 Antwerpen,<br />

Verschansingstraat 29, 2000 Antwerpen;<br />

- Campus Brilschans, Grote Steenweg 226, 2600 Antwerpen;<br />

- Campus Lier, Berlaarsestraat 31, 2500 Lier;<br />

- Campus Academie, Mutsaardstraat 31, 2000 Antwerpen;<br />

- Campus Conservatorium, Desguinlei 25, 2000 Antwerpen;<br />

- Campus Studio Herman Teirlinck, Maarschalk Gérardstraat 4, 2000 Antwerpen.<br />

De opleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> is een professionele bachelor, voorheen een opleiding tot geaggregeerde van<br />

één cyclus.<br />

Het departement Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Sociaal Werk is qua studentenaantal het grootste<br />

departement van de HA.<br />

De beide vestigingsplaatsen hebben een rijke geschiedenis. De geschiedenis van de normaalschool in Lier gaat<br />

terug tot in 1817, toen koning Willem I de eerste ‘Rijkskweekschool’ in Zuid-Nederland oprichtte. Het algemene<br />

doel van de opleiding bestond erin onderwijzers te vormen die onderlegd waren in kennis en methode, maar die<br />

bovendien vooral opvoeders moesten zijn. In Antwerpen werden in 1911 voor het eerst twee stedelijke<br />

normaalscholen geopend: één voor jongens en één voor meisjes. Gedurende de hele Belgische geschiedenis<br />

ondergingen de normaalscholen de turbulente evolutie die het hele <strong>onderwijs</strong> kenmerkt. Verzuiling, nieuwe<br />

structuren, verlenging van de leerplicht, ontstaan en uitbreiding van het hoger <strong>onderwijs</strong>. In 1957 maakte een<br />

Koninklijk Besluit de vier leerjaren van de lagere normaalschool gelijkwaardig met de hogere cyclus van het<br />

middelbaar <strong>onderwijs</strong>. Praktisch kwam dit neer op het spreiden van de leerstof van het laatste jaar van de<br />

humaniora over het derde en het vierde jaar van de normaalschool, en het besteden van de overblijvende uren<br />

aan de pedagogische vorming. In 1967 werd het normaal<strong>onderwijs</strong> nogmaals gereorganiseerd; het werd een<br />

post<strong>secundair</strong>e opleiding die twee schooljaren in beslag nam. Vanaf 1969 werd in elke lagere normaalschool coeducatie<br />

toegelaten.<br />

In 1976 werden de beide Antwerpse Stedelijke Normaalscholen gefusioneerd. Met de Antwerpse Stedelijke<br />

Hogeschool bracht de Stad Antwerpen in 1994 al haar hogere opleidingen samen in het vooruitzicht van een<br />

fusie. De <strong>onderwijs</strong>opleidingen – Kleuter-, Lager en Secundair <strong>Onderwijs</strong> (algemene vakken en lichamelijke<br />

opvoeding) – maakten deel uit van de Stedelijke Normaalschool. In 1995 werden de Normaalschool Lier en de<br />

Antwerpse Stedelijke Hogeschool, samen met vijftien andere instellingen voor hoger <strong>onderwijs</strong>, opgenomen in<br />

een nieuwe entiteit: de Hogeschool Antwerpen. De <strong>onderwijs</strong>opleidingen van de Normaalschool Lier, de<br />

Antwerpse Stedelijke Hogeschool en het Hoger Technisch Instituut van het Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong> in Deurne<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 233


(technisch regentaat) werden ondergebracht in het Departement Lerarenopleiding en Culturele Agogiek<br />

(departement L). Voor de opleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> werden twee vestigingsplaatsen weerhouden:<br />

Antwerpen en Mechelen (technisch regentaat). Het volgende jaar werd het technisch regentaat van Mechelen<br />

naar Lier overgebracht.<br />

Tot 1996 werden de lessen in Antwerpen georganiseerd in de gebouwen in de Speerstraat. Daarna werd<br />

geleidelijk aan verhuisd naar de locatie Verschansingstraat. Van bij het begin van het departement<br />

Lerarenopleiding werd een begin gemaakt met het uitwerken van een gemeenschappelijke <strong>onderwijs</strong>visie voor de<br />

lerarenopleiding. Dit resulteerde in een VLO (Vernieuwde Lerarenopleiding) en een nieuw curriculum. De optie<br />

muzikale opvoeding werd ingericht in het academiejaar 1999-2000. De lessen werden gegeven op de campus<br />

Conservatorium, campus 't Zuid en de Muziekacademie van het Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong> (de latere<br />

muziekacademie van Berchem). De oprichting van deze optie is het resultaat van een natuurlijke evolutie. In de<br />

opleidingen voor kleuteronderwijzer(es) en onderwijzer(es) kregen de expressievakken steeds een belangrijkere<br />

plaats toebedeeld. De jaarlijkse muzische stage is daarvan een exponent. Daarnaast werd bij de vorming van de<br />

hogeschool ook de opleiding voor muziekleerkrachten voor het Deeltijds Kunst<strong>onderwijs</strong> ondergebracht bij het<br />

departement Lerarenopleiding.<br />

De vroegere ‘pedagogische leergangen’ werden vervangen door ‘aggregaties’ naar universitair model (initiële<br />

lerarenopleidingen van academisch niveau). De missing link in dit aanbod was tot dan een opleiding voor<br />

muziekleerkrachten die in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> werkzaam zijn. De opleiding werd in een aanvangsfase samen<br />

gefinancierd door het departement Lerarenopleiding enerzijds en het departement Dramatische Kunst, Muziek en<br />

Dans anderzijds. De synergie tussen de beide departementen, ondersteund door de inspirerende visie van het<br />

Aquariusproject, leidde tot een regentaat muzikale opvoeding dat vernieuwend werkte in het muzikale<br />

<strong>onderwijs</strong>landschap in Vlaanderen.<br />

Met de fusie van de bestaande departementen Handelswetenschappen en Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en<br />

Culturele agogiek, en Sociale agogiek, tot het departement Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Sociaal Werk in<br />

januari 2000, kwam de lerarenopleiding weer in een groter geheel terecht. Ook nu werden weer verschillende<br />

zienswijzen en culturen geïntegreerd. De bedoeling was om beter gebruik te maken van de beschikbare<br />

middelen. Zo konden bijvoorbeeld de bibliotheek, het informaticanetwerk en het internet door alle opleidingen<br />

binnen het departement (campus ‘t Zuid) efficiënter worden gebruikt.<br />

234 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding wil leraren <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> opleiden die kunnen functioneren binnen een team en die, als lid van<br />

dat team, op een professionele manier leerlingen in hun ontwikkelingsproces kunnen begeleiden en stimuleren.<br />

Dit vraagt de nodige kennis en vaardigheden. Belangrijk is dat ze dit kunnen met respect voor alle culturen en<br />

levensbeschouwingen in scholen van alle netten, en vooral ook in scholen met een erg grote diversiteit, zowel<br />

cultureel, taalkundig als sociaal.<br />

Openstaan voor vernieuwing, overtuigd zijn van levenslang leren en reflecteren over eigen handelen zijn ook<br />

belangrijke attitudes die de opleiding wil meegeven. Zelfstandig denken en handelen zijn daarvoor een<br />

noodzakelijke voorwaarde.<br />

De studenten die als professioneel gerichte bachelor afstuderen, moeten klaar zijn om in het werkveld te stappen.<br />

Ze moeten niet alleen beroepsspecifieke competenties beheersen, maar ook algemene en algemene<br />

beroepsgerichte competenties. Na analyse van de basiscompetenties in het licht van de nieuwe vereisten, blijkt<br />

dat de basiscompetenties daaraan voldoen.<br />

De commissie is van mening dat sommige algemene competenties expliciet zijn verwoord in de doelstellingen<br />

van bepaalde opleidingsonderdelen en van de stage: bijvoorbeeld het verwerven en verwerken van informatie,<br />

het kritisch reflecteren, leidinggeven, communiceren enzovoort.<br />

De algemene beroepsgerichte competenties komen eveneens voor in de basiscompetenties, in de missies,<br />

alsook in de diverse opleidingsonderdelen en de stages in het bijzonder. Deze competenties omvatten onder<br />

meer het teamgericht en oplossingsgericht kunnen werken. Bovendien wordt in de doelstellingen van de opleiding<br />

veel aandacht besteed aan de samenhang tussen de beroepspraktijk en maatschappelijke verantwoordelijkheidszin.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 235


Binnen de doelstellingen legt de opleiding echter nog enkele accenten:<br />

- Taalvaardigheid en stemgebruik<br />

- Teamgericht werken<br />

- Diversiteit<br />

De beroepsgerichte competenties worden geoefend in alle activiteiten die de studenten met kinderen uitvoeren.<br />

Aan deze competenties wordt veel aandacht besteed vanaf het eerste jaar. Tijdens de stages worden deze<br />

competenties vanaf het eerste jaar geoefend, maar pas geëvalueerd vanaf het tweede jaar. Alle decretale<br />

competenties komen in het programma aan bod. De opleiding heeft gekozen voor een zekere differentiatie. Zo<br />

kan de student zich in een bepaalde richting profileren. De keuze aan opleidingsonderdelen wordt grotendeels<br />

ingegeven door het werkveld, vandaar dat het aanbod specifiek is per optie en soms beperkt wordt in functie van<br />

de gekozen vakkencombinatie.<br />

Het team- en oplossingsgericht werken komt aan bod tijdens de vakoverschrijdende stages, zowel tijdens het<br />

eerste als het tweede jaar. In het eerste jaar worden de studenten in kleine groepen gedurende één week op een<br />

actieve wijze geconfronteerd met hun eigen inzichten en houding ten overstaan van de vakoverschrijdende<br />

thema’s milieu, gezondheid en burgerzin. In het tweede jaar worden ze als toekomstig ‘schoolteam’ vertrouwd<br />

gemaakt met het opzoeken, ontwikkelen en organiseren van een vakoverschrijdend project in een onbekende<br />

omgeving. Hiervoor hebben ze, naast didactische, ook een aantal basiscompetenties uit de sociale vaardigheden,<br />

de communicatietechnieken, het leren leren en de vakoverschrijdende educaties nodig.<br />

De aandacht voor internationalisering en het uitbouwen van internationale betrekkingen is duidelijk ingeschreven<br />

in de strategische doelstellingen van het departement. Toch bestond er binnen de lerarenopleiding weinig traditie<br />

op dat vlak. Sinds het academiejaar 2004-2005 wordt hieraan gewerkt: internationale contacten worden<br />

opgebouwd en buitenlandse projecten worden gerealiseerd. Een International Office werd opgezet en een<br />

werkwijze werd ingevoerd om studenten- en docentenuitwisseling te vergemakkelijken. Er worden<br />

informatievergaderingen georganiseerd en via Blackboard is een communicatiekanaal opgezet.<br />

Het is de bedoeling dat de student van semester tot semester een steeds vollediger pakket basiscompetenties<br />

verwerft, zodat vaardigheden en attitudes geleidelijk worden opgebouwd. Het inhoudelijke van de<br />

opleidingsonderdelen wordt bepaald door de eindtermen van het afnemende veld. De lector overlegt hierover<br />

binnen de vakwerkgroep en het opleidingsteam. Bovendien bepalen deze groepen hoe de opgelegde<br />

basiscompetenties kunnen worden nagestreefd en in welk opleidingsjaar welke accenten worden gelegd. Dit<br />

proces wordt bijgestuurd via overleg in opleidingsteams en vakwerkgroepen en door feedback van studenten en<br />

het afnemende veld. De opleiding wordt bij het streven naar <strong>onderwijs</strong>vernieuwing ondersteund door de cel<br />

<strong>Onderwijs</strong>innovatie. Momenteel werken verschillende groepen, over de opleidingen heen, intensief aan een nieuw<br />

curriculum.<br />

In de periode tussen het schrijven van het ZER en de visitatie werden in dit facet heel wat vorderingen gemaakt.<br />

Uit het ZER bleek dat de algemene competenties, de algemene beroepsgerichte competenties en de<br />

beroepsspecifieke competenties (basiscompetenties leraar SO) bekend waren. De opleiding had een poging<br />

ondernomen om een afstemming aan te tonen tussen de traditionele opleidingsonderdelen en -doelen enerzijds<br />

en de vernieuwende (basis)competenties anderzijds. Het resultaat hiervan was een onoverzichtelijke reeks<br />

kruisjestabellen en studiefiches. Het geheel was allesbehalve transparant. Het was veeleer een krampachtige<br />

formalistische operatie in een poging om de basiscompetenties in het oude traditionele opleidingsconcept te<br />

duwen, dan een overtuigende bewijsvoering van competentiegericht leren.<br />

De aandacht voor de internationale dimensie in de opleidingsdoelstellingen was minimaal.<br />

De commissie is van mening dat noch de studiefiches, noch de kruisjestabellen een transparant medium zijn om<br />

de doelstellingen van de opleiding bij studenten en de bij de opleiding betrokken personeelsleden en externen<br />

bekend te maken. Deze documenten beperkten zich tot een louter globale inventarisatie. Nergens werd duidelijk<br />

hoe dit als een samenhangend geheel de opleiding draagt en stuurt. Er was geen duidelijkheid over de<br />

236 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


geleidelijke opbouw van de competenties, noch over het niveau waarop dit per opleidingsonderdeel en per<br />

opleidingsjaar moest worden gerealiseerd. De commissie was van mening dat de opleiding er niet in was<br />

geslaagd de (basis)competenties te integreren in een duidelijk opleidingsconcept, dat als kader kon dienen voor<br />

de verdere uitwerking van de opleiding. Bovendien bleek uit tal van (andere) documenten, zoals de stagebundel<br />

voor mentoren en de studiefiches, dat de (basis)competenties nog niet geïmplementeerd waren in alle<br />

opleidingsonderdelen.<br />

Tijdens de visitatie kon de opleiding echter aantonen dat ze zeer recent zelf tot de ontdekking gekomen was dat<br />

een meer fundamentele aanpak zich opdrong. De commissie stelde vast dat de opleiding resoluut heeft gekozen<br />

voor een totaal vernieuwd opleidingsconcept, waarbij de (basis)competenties het uitgangspunt en het doel<br />

vormen. De stage wordt de ruggengraat van de opleiding. De opleiding weet dit te vertalen in een helder en<br />

transparant schema. De commissie vindt dat dit schema uitstekend geschikt is voor de opleiding zelf als<br />

referentiekader voor het uitwerken van opleidingsonderdelen, voor het bewaken van leerlijnen en<br />

beheersingsniveaus, voor het vormgeven van de evaluatie, maar ook voor het uitwerken van de organisatie van<br />

de opleiding en voor het ontwikkelen van flexibele leertrajecten. Daarnaast is het in zijn geraffineerde eenvoud<br />

ook uitermate geschikt als communicatiemiddel met studenten en externen die betrokken zijn bij de opleiding van<br />

de studenten.<br />

Alle (basis)competenties, ook diegene die in de traditionele opleiding minder evident aan bod kwamen (onder<br />

andere de functionele gehelen 5, 6, 8, 9, 10), zijn er evenwichtig in opgenomen, naast de aandacht voor onder<br />

andere de internationale dimensie. Ook onderliggende competenties, zoals studievaardigheden, stemgebruik en<br />

taalvaardigheid, krijgen in het schema een duidelijke plaats toegewezen. Hiermee heeft de opleiding aangetoond<br />

dat ze resoluut gekozen heeft voor een vernieuwende aanpak, die zal uitgewerkt worden in een nieuw curriculum.<br />

Tijdens de visitatie bleek dat dit concept door een grote groep personeelsleden intussen werd geadopteerd.<br />

Hiermee is een goede uitgangsbasis aanwezig voor de verdere uitwerking van het nieuwe curriculum.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om het nieuwe opleidingsconcept te consolideren en verder te operationaliseren tot in de<br />

verschillende opties en opleidingsonderdelen.<br />

De commissie adviseert een verdere operationalisering van het nieuwe concept.<br />

De commissie adviseert om de opleidingsdoelstellingen effectief te concretiseren.<br />

De commissie adviseert om één doelstelling voor de verschillende opleidingsonderdelen te formuleren.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 237


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Door het decretaal vastleggen van de competenties is er een domeinspecifiek kader ontstaan dat geldt voor alle<br />

lerarenopleidingen in Vlaanderen. Op het beleidsniveau zijn er geregeld besprekingen met de andere Vlaamse<br />

autonome hogescholen waar informatie wordt uitgewisseld. Ook op het gebied van curricula gebeuren<br />

uitwisselingen. Gedurende een tweetal jaren heeft men samengewerkt aan een gezamenlijk aanbod voor de<br />

voortgezette lerarenopleidingen. Zo werden in het kader van het ZER de opleidingsprogramma's van de<br />

verschillende hogescholen nog eens vergeleken. De opleiding stelt vast dat in de andere hogescholen ook wordt<br />

gezocht naar een <strong>onderwijs</strong>mix waarbij de werkvorm, de vakinhoud en het pedagogisch-didactische kunnen<br />

worden geïntegreerd.<br />

Binnen de Associatie Universiteit Hogescholen Antwerpen (AUHA) is er een overlegplatform Lerarenopleiding<br />

waar samengewerkt wordt tussen de verschillende lerarenopleidingen. Een subwerkgroep werkt bijvoorbeeld<br />

rond de organisatie van de stages. Voorheen gebeurde dit binnen Suhopa (Samenwerking Universiteiten en<br />

Hogescholen Provincie Antwerpen). De leerstoel <strong>Onderwijs</strong>vernieuwing en Samenwerking heeft als doel<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwing en -samenwerking in Antwerpen te stimuleren via lezingen en workshops. Van bij de start<br />

maakt de Hogeschool Antwerpen er deel van uit. Via talloze informele contacten met vertegenwoordigers uit het<br />

werkveld wordt een vinger aan de pols gehouden betreffende de ‘hot topics’ en de vernieuwingen in de scholen.<br />

De opleiding volgt wat er gebeurt in de Vereniging voor Lerarenopleiders in Vlaanderen en in Nederland,<br />

respectievelijk de VELOV en de VELON. Dit is een overlegplatform ter ondersteuning en professionalisering van<br />

personen die werken in een lerarenopleiding. Meer specifiek werkt de opleiding ook mee in diverse<br />

leergebiedgebonden organisaties, zoals LOPON2 voor neerlandici (leraren Nederlands van de lerarenopleidingen<br />

in Vlaanderen en van de PABO in Nederland). De optie LO is gegroepeerd in FEVALO (Federatie Vlaamse<br />

Autonome Hogescholen Lichamelijke Opvoeding), met de bedoeling om een afgevaardigde te bekomen in de<br />

Vlaamse trainersschool. Samenwerking met de Katholieke Hogeschool Mechelen, de Hogeschool Brabant<br />

(Breda), de Katholieke Hogeschool Brussel en de Karel de Grote-Hogeschool leidde tot GROS: de werkgroep<br />

Milieueducatie. In samenwerking met de Karel de Grote-Hogeschool werd een VCA-cursus (Veiligheid,<br />

gezondheid en milieu Checklist Aannemers) voor de afdeling hout-bouw opgezet. Er zijn rechtstreekse<br />

uitwisselingen of samenwerkingsverbanden met buitenlandse instellingen die een gelijkaardige opleiding<br />

aanbieden. Ondertussen werd een aanvraag ingediend om te participeren in TEN-10, a Teacher Education<br />

Network towards 2010. Op dit ogenblik groepeert dit netwerk al 96 partners rond de <strong>onderwijs</strong>kundige thema's die<br />

de Europese Unie vooropstelt.<br />

Het beroepsprofiel en de basiscompetenties zijn mee opgemaakt door het ministerie, dat het beroepenveld<br />

vertegenwoordigt, zodat langs die weg aan de wensen en behoeften van het beroepenveld wordt voldaan.<br />

238 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


De stages worden mee beoordeeld door de stagementoren. Via een enquête, gehouden in mei-juni 2004, werden<br />

de mentoren bevraagd over organisatie, begeleiding en attitudes van de studenten. De resultaten hiervan zijn<br />

goed. Wel blijkt dat mentoren meer communicatie vragen.<br />

Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat twee contactmomenten met de mentoren worden georganiseerd. Op vraag<br />

van scholen kan er een gesprek plaatsvinden met de opleidingscoördinator, die verantwoordelijk is voor de<br />

stages. Daarnaast kanaliseren de lectoren tijdens stagebezoeken vragen en bemerkingen van de stagescholen.<br />

In Lier wordt jaarlijks ook een ‘terugkomdag’ georganiseerd met studenten die één jaar afgestudeerd zijn. In<br />

Antwerpen gebeurt dit voorlopig niet formeel, maar er is een werkgroep opgericht die tegen volgend academiejaar<br />

een terugkommoment zal inrichten voor afgestudeerden. Verder worden de eindkwalificaties jaarlijks getoetst via<br />

feedback over de stages.<br />

Uit het bovenstaande mag blijken dat het domeinspecifieke kader het resultaat is van het vooropgestelde profiel,<br />

aangevuld met ervaring en feedback van het werkveld en vakgenoten. Het is sterk beroepsgericht. Zeker is dat<br />

deze feedback nog intensiever en meer systematisch kan. Algemeen mag gesteld worden dat de opleiding streeft<br />

naar het ontwikkelen van een inhoudelijke en didactische, en <strong>onderwijs</strong>kundige professionaliteit. Hierbij besteedt<br />

de opleiding aandacht aan het verwerven van de algemene, algemeen beroepsgerichte en beroepsspecifieke<br />

competenties, zoals deze door de overheid werden vastgelegd. De opleiding vindt het jammer dat sommige van<br />

deze competenties niet altijd even eenduidig te interpreteren zijn, waardoor het soms moeilijk wordt om het<br />

bereiken ervan te toetsen. Naast deze – verplichte – basiscompetenties tracht men in de opleiding een aantal<br />

eigen accenten te leggen. Sleutelwoorden zijn hierbij professionaliteit, flexibiliteit, zelfreflectie, zelfstandig en<br />

teamgericht werken, oog hebben voor de maatschappelijke realiteit.<br />

Uit het ZER blijkt dat over de domeinspecifieke competenties binnen de opleiding nog geen eenduidigheid<br />

bestond. Er bestonden verschillen in interpretatie van sommige functionele gehelen, in het bijzonder wat de<br />

functionele gehelen betreft en de attitudes die minder tot het traditionele curriculum behoorden. Ook over de<br />

haalbaarheid van vooral de functionele gehelen 5, 6, 8, 9 en 10 bestonden verschillende opvattingen. Sommigen<br />

stelden zelfs de vraag naar een zekere hiërarchie van deze functionele gehelen. Het was duidelijk dat de<br />

vernieuwende basiscompetenties op gespannen voet stonden met de traditionele opleidingsdoelen en -<br />

onderdelen.<br />

De commissie is van mening dat de opleiding tot op heden niet op een gestructureerde wijze de dialoog aangaat<br />

met het werkveld. De opleiding verwart een dergelijke verdiepende dialoog met een tevredenheidsenquête over<br />

de stages en met de informatie uit de vele informele contacten met de stagementoren.<br />

De commissie vindt dat de vorderingen die de opleiding heeft gemaakt in facet 1.1 een goed perspectief bieden<br />

voor de verdere optimalisering van facet 1.2. Tijdens de visitatie konden ook op dit terrein enkele goede<br />

aanzetten worden vastgesteld. Alle basiscompetenties worden op het ogenblik van de visitatie duidelijk als<br />

gelijkwaardig en belangrijk beschouwd. Ze vormen dan ook allemaal samen het referentiekader van het nieuwe<br />

concept en het nieuwe curriculum. Dit impliceert dat ook de functionele gehelen 5, 6, 8, 9 en 10 volwaardige<br />

opleidingsdoelen zijn en dat ook voor deze functionele gehelen leerlijnen zullen worden uitgetekend. De opleiding<br />

legt bijkomend enkele domeinspecifieke accenten, zoals stemgebruik, taalvaardigheid en diversificatie.<br />

Bovendien zal de stage de spil van de opleiding vormen doorheen het curriculum.<br />

De Visitatiecommissie vraagt bijzondere aandacht voor de onderlinge afstemming tussen de opleidingsdoelen die<br />

raakvlakken hebben met ondersteunende diensten vanuit de hogeschool (in het bijzonder de dienst<br />

Studiebegeleiding en de dienst Internationalisering). Tijdens de visitatie bleek dat de opleiding en de hogeschool<br />

elk beschikken over een grote autonomie. Doordat de diensten Studieadvies en Internationalisering ook nog voor<br />

andere opleidingen en departementen binnen de hogeschool werken, bestaat het gevaar dat ze onvoldoende<br />

sporen met beleidsopties binnen de opleiding, of dat informatie en deskundigheid vanuit deze diensten<br />

onvoldoende zouden benut worden binnen de opleiding. Voorbeeld: de dienst Studieadvies leert studenten<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 239


samenvattingen maken. Tijdens het bezoek bleek echter dat niet alle cursussen geschikt zijn voor het maken van<br />

samenvattingen. De dienst Studieadvies zou in plaats van remediërend te werken, ook proactief kunnen werken<br />

en lectoren instructies geven voor het opstellen van hun cursussen met het oog op studeerbaarheid.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat de dienst Internationalisering nog een enge visie hanteert op<br />

internationalisering, die niet spoort met de bredere visie die de opleiding intussen hanteert. Zo wordt de<br />

buitenlandse sportstage van de studenten LO geplaatst onder ‘‘internationalisering’’, naast een studiereis naar<br />

Berlijn waarbij de studenten elkaar moeten gidsen. De commissie vindt dat geen van deze beide voorbeelden<br />

beantwoordt aan de essentie van wat het verwerven van een internationale component zou kunnen zijn.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de domeinspecifieke doelstellingen verder te operationaliseren en alle<br />

basiscompetenties daarbij als gelijkwaardig te beschouwen en leerlijnen te ontwikkelen voor alle basiscompetenties.<br />

De commissie adviseert om een duidelijke basiscompetentie te formuleren met betrekking tot internationalisering;<br />

de afstemming Hogeschool-Departement-Opleiding te realiseren en de huidige ‘‘internationale’’ activiteiten<br />

daaraan te toetsen en eventueel bij te sturen.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de doelstellingen van de opleiding tot stand komen via overleg met interne en externe actoren;<br />

- de opleiding bewust aan een proces van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing werkt via op het beroepenveld afgestemde<br />

doelstellingen;<br />

- de opleidingscompetenties voldoen aan decretale en beroepsspecifieke vereisten;<br />

- de eindkwalificaties worden getoetst bij het relevante beroepenveld;<br />

- er een groot verbeteringstraject is gerealiseerd tussen het ZER en de huidige realisatie;<br />

- het concept van de basiscompetenties goed is begrepen en vertaald is in een helder en rijk schema;<br />

- het concept en het schema breed geadopteerd zijn.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

240 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Bij het opstellen van het programma is de opleiding uitgegaan van de basiscompetenties. In de studiegids worden<br />

de vertalingen van de algemene naar de concretere doelstellingen van de opleiding verduidelijkt. Bij elk<br />

opleidingsonderdeel wordt in de doelstellingen verwezen naar de bijhorende competenties. De commissie stelt<br />

vast dat de competenties algemeen beschreven zijn, maar niet in termen van begin- en eindcompetenties. De<br />

inhoud van de opleidingsonderdelen wordt wel kort beschreven. Hieruit blijkt ook de graad van<br />

disciplineoverschrijdende elementen en de samenhang in het curriculum. Uit de opgestelde kruistabellen blijkt,<br />

per opleidingsjaar, dat de vooropgestelde competenties in de diverse opleidingsonderdelen duidelijk voorkomen<br />

en gradueel worden opgebouwd.<br />

De studenten worden in het eerste jaar nog sterk begeleid. In het tweede en vooral in het derde jaar, nemen de<br />

zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de student toe en wordt hij/zij in staat geacht om alle<br />

organisatorische facetten van het lerarenberoep te beheersen.<br />

Over de drie opleidingsjaren heen komen de functionele gehelen verschillend aan bod. In het eerste jaar worden<br />

vooral kennisinhouden verworven; het vakdidactische aspect komt minder aan bod. In het tweede jaar is er een<br />

goede mix van beide facetten. In het derde jaar heeft de opleiding voornamelijk het vakdidactische aspect voor<br />

ogen.<br />

Alle vereiste competenties voor de leraar als opvoeder worden vanaf het eerste jaar nagestreefd. De leraar als lid<br />

van een schoolteam wordt in het eerste en het tweede jaar geoefend. Aan de competenties ‘de leraar als<br />

organisator’ en ‘de leraar als innovator’ wordt voornamelijk gewerkt tijdens de stage en het eindwerk. Gedurende<br />

de stage en de rest van de studie, maar vooral tijdens de beroepsloopbaan, wordt aandacht besteed aan de<br />

leraar als partner van ouders en de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen. Daarnaast zal de<br />

student tijdens de stage ook de competenties van een leraar als partner van experten en als lid van een<br />

<strong>onderwijs</strong>gemeenschap ontwikkelen. In het derde jaar zal tijdens het opleidingsonderdeel ‘culturele en<br />

maatschappelijke educatie’ aandacht besteed worden aan de vaardigheden voor een leraar als cultuurparticipant.<br />

Zoals uit de kruistabellen blijkt, zijn de na te streven attitudes belangrijk voor alle opleidingsonderdelen en in alle<br />

leerjaren. Het opleidingsteam is ervan overtuigd dat een lerarenopleiding niet enkel de technische, professionele<br />

leraarsvaardigheden bij de studenten moet realiseren. Het lerarenberoep wordt niet in een lerarenprofiel gevat als<br />

de som van een reeks deelcompetenties. Van een leraar wordt ook betrokkenheid bij het wel en wee van zijn<br />

leerlingen verwacht, hij/zij moet vanuit een menselijk, opvoedend standpunt aandacht hebben voor hen; met<br />

andere woorden: van een lerarenopleiding wordt gevraagd dat er ook gewerkt wordt aan het stimuleren en<br />

ontwikkelen van belangrijke leraarsattitudes.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 241


Ten tijde van het tot stand komen van het zelfevaluatierapport werd gewerkt aan een nieuw curriculum. Een<br />

eerste niveau betrof het deel dat gemeenschappelijk is binnen het studiegebied <strong>Onderwijs</strong>-Lerarenopleiding.<br />

Daarnaast was er overleg binnen de opleiding SO en ten slotte binnen de opties. De opleiding deed een beroep<br />

op feedback van collega’s en het werkveld. Sinds het academiejaar 2005-2006 is een werkgroep SCHOL<br />

(Stuurgroep CurriculumHervorming <strong>Onderwijs</strong>-Lerarenopleiding) actief om dit proces te sturen. Een cel<br />

<strong>Onderwijs</strong>innovatie staat ter beschikking en brengt nieuwe <strong>onderwijs</strong>vormen mee onder de aandacht. Een globaal<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan (hogeschool) geeft hierbij ook richting. Binnen dit plan staat duidelijk omschreven via<br />

welke stappen de opleiding het <strong>onderwijs</strong>concept binnen het departement en de opleidingen wil concretiseren.<br />

Ongeveer tweemaandelijks vergadert de cel <strong>Onderwijs</strong>innovatie samen met de Coördinatieraad. Deze<br />

samenstelling vormt dan de <strong>Onderwijs</strong>raad. Hiermee wil de opleiding de voortgang van het<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan opvolgen en de aandacht voor <strong>onderwijs</strong>innovatie naar de opleidingen levendig<br />

houden.<br />

De commissie vindt dat de opleiding een stevige vorming biedt, zowel op het theoretische als op het praktische<br />

vlak. Het gebeurt dat een stageschool de stagedoende student(e) in kwestie na afloop van de stage een contract<br />

aanbiedt. Uit de mentorenbevraging blijkt dat men tevreden is over attitudes, basiskennis en vaardigheden van de<br />

studenten.<br />

Verankering van internationalisering in de opleiding wordt gerealiseerd door internationalisering op de agenda<br />

van elke teamvergadering te brengen. Internationale aanwezigheid werd ondertussen al in enkele projecten<br />

verankerd.<br />

Er is het een internationaal project waarin ontwikkelingssamenwerking de spil zou moeten worden in de<br />

samenwerking van lerarenopleidingen in Paramaribo met de Hogeschool Antwerpen. Voorlopig is men hier<br />

gestart met studentenstages en is men nu volop bezig met het voorbereiden van de volgende stap:<br />

samenwerking op docentenniveau en evolueren naar extern gefinancierde intensieve training voor docenten.<br />

Verder wil de opleiding dit koppelen aan het uitwerken van probleemgestuurde opdrachten voor<br />

laatstejaarsstudenten: een combinatie van stageopdracht en eindwerk.<br />

De commissie vindt dat de werkwijze voor de curriculumherziening degelijk is onderbouwd met voldoende ruimte<br />

voor participatie van alle betrokkenen. De basiscompetenties zijn op een duidelijke manier ingebed in het<br />

programma. Het niveau en de oriëntatie van de leerdoelen garanderen in voldoende mate dat de student de<br />

beoogde eindkwalificaties van beginnend leraar haalt. Toch heeft de commissie de indruk dat de opleiding eerder<br />

gezocht heeft naar plekken in het curriculum waaraan de basiscompetenties opgehangen kunnen worden, dan<br />

dat het curriculum vanuit die basiscompetenties doordacht is. In de opzet van het huidige, nieuwe curriculum is<br />

die gerichtheid op een erg goede wijze terug te vinden. Vergelijk ook het heldere en rijke schema waarmee de<br />

relatie tussen de basiscompetenties en het nieuwe curriculum verbeeld is..<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt vast dat het concept aanwezig is, maar dat de vertaling ervan nog volledig moet gebeuren<br />

binnen het nieuwe curriculum.<br />

De commissie adviseert de opleiding aan de vertaling van het nieuwe concept naar het nieuwe curriculum meteen<br />

aan te pakken. Ze vraagt hierbij extra zorg voor de gelijke aanpak en ontwikkeling over de afstudeeropties heen..<br />

242 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Hoewel kennis snel veroudert en het belang ervan soms gerelativeerd wordt, blijft de opleiding kennis toch een<br />

belangrijke bouwsteen vinden. In elk opleidingsonderdeel wordt daarom aandacht geschonken aan<br />

kennisontwikkeling. Die kennisontwikkeling heeft tot doel de studenten vaardig te maken in het vinden, kritisch<br />

selecteren, verwerven en weergeven van informatie, zodat ze hun inhoudelijke, didactische en opvoedkundige<br />

expertise up-to-date kunnen houden. De kennisontwikkeling gebeurt via verscheidene kanalen of vormen: de<br />

contacturen, de zelfstudie, congressen, projecten, reflectie, teamwerk en vakoverschrijdende educatie.<br />

In het opleidingsprogramma wordt doorheen de opleiding aandacht besteed aan het bijbrengen van<br />

beroepsvaardigheden. Deze komen in de eerste plaats aan bod tijdens de stages, die met een stijgende graad<br />

van belangrijkheid over de jaren worden georganiseerd. Algemene en algemene beroepsgerichte competenties<br />

zoals teamwerk, zelfstandigheid, sociale interactie, flexibiliteit en zin voor initiatief worden ook bijgebracht via de<br />

diverse projecten, vakoverschrijdende opdrachten en de ‘VOET’-stage. Ook hier blijkt uit de studiegids, per<br />

opleidingsonderdeel, het belang van kennis, vaardigheden en attitudes. In samenwerking met de<br />

Plantijnhogeschool, de Karel de Grote-Hogeschool, de provincie en ‘Antwerpen Lerende Stad’ wordt (twee)jaarlijks<br />

een congres ingericht over een actueel onderwerp rond school en maatschappij.<br />

Een van de belangrijkste elementen in de opleiding is de stage. Deze omvat de didactische stage (observeren,<br />

lesvoorbereidingen, lessen geven), vakoverschrijdende educatie en buitenlandstage. Deze activiteiten winnen in<br />

de loop van de opleiding aan belang. Inhoud en concept van de stage worden beschreven in de studiegids<br />

‘Stage’ die de studenten bij het begin van het academiejaar krijgen. De organisatie van de didactische stages is<br />

bijna identiek voor de verschillende opties (AV, LO, TR en MO), maar kan enigszins verschillen wat de concrete<br />

invulling betreft. Enkele voorbeelden:<br />

- in de optie TR wordt gekozen voor een lintstage in het eerste jaar;<br />

- in de optie MO worden de twee weken doestage in het eerste jaar niet in een aaneensluitende periode<br />

georganiseerd, maar wel in twee onafhankelijke weken met tussendoor een periode van reflectie;<br />

- in de optie LO wordt de stage tijdens het derde jaar integraal georganiseerd in het tweede semester;<br />

- de ‘VOET’-stage verloopt gemeenschappelijk voor alle opties;<br />

- de buitenlandstage verschilt qua optie (zo organiseert de optie L een buitenlandse sportstage, terwijl de<br />

- opties AV, MO en TR veeleer een cultureel georiënteerde buitenlandstage organiseren);<br />

- in alle opties vinden stageactiviteiten plaats in alle vormen van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (voor de optie L.O.<br />

zijn er ook stages in het kleuter- en lager <strong>onderwijs</strong>);<br />

- alle opties organiseren ook stages buiten het reguliere <strong>onderwijs</strong> (buitengewoon <strong>onderwijs</strong>, deeltijds<br />

- <strong>onderwijs</strong>, volwassenen<strong>onderwijs</strong>, educatieve diensten, bedrijven, methodescholen, federaties);<br />

- stages vinden plaats in alle <strong>onderwijs</strong>netten.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 243


In het derde jaar komt het functionele geheel ‘de leraar als innovator en als onderzoeker’ aan bod bij het schrijven<br />

van het eindwerk. Studenten krijgen een werkwijze (document) gepresenteerd die hen moet toelaten het eindwerk<br />

op een gefaseerde wijze aan te pakken:<br />

Fase 1: Bepalen van thema of probleemgebied;<br />

Fase 2: Formuleren van een werktitel en voorlopige afbakening van het onderwerp;<br />

Fase 3: Opstellen van een werkplan (kalender of timing);<br />

Fase 4: Het werkplan uitvoeren;<br />

Fase 5: De verdediging voor een promotor en een lezer.<br />

Met het eindwerk beoogt de opleiding:<br />

- het beheersen van de basiskennis en het volgen, bevragen en integreren van recente evoluties in verband<br />

met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden/vakgebieden;<br />

- de verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot het leergebied en vakgebied gebruiken in het<br />

- <strong>onderwijs</strong>aanbod: horizontaal en verticaal verbanden en contacten leggen, communiceren en<br />

- samenwerken met externe instanties die <strong>onderwijs</strong>betrokken initiatieven aanbieden.<br />

Via diverse activiteiten vindt het programma aansluiting bij de actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Van elke<br />

lector wordt verwacht dat die interesse heeft en op de hoogte is van de recente ontwikkelingen in het<br />

<strong>onderwijs</strong>landschap en deze binnen het eigen vakgebied implementeert. Op het gebied van ICT werd gekozen<br />

om studenten ook te leren werken in een zelfstudieomgeving. Via het Competas-platform kunnen de MS Officeproducten<br />

online worden gestudeerd en ingeoefend. Dit laat toe om zelfstandig en aan een eigen tempo te<br />

studeren. Daarnaast werd voor vragen en problemen gestart met een nieuw systeem van coaching: IT-consulting.<br />

Bij de studenten bestaat nog weerstand om hiermee te werken. µDe studenten komen tijdens hun stage in<br />

aanraking met meer recente ontwikkelingen en leren omgaan met diversiteit De eindwerken zijn zo opgevat dat<br />

de student onder begeleiding en op beperkte schaal onderzoeksvaardigheden toepast. Qua thema behandelen<br />

deze eindwerken onder andere recente ontwikkelingen in het <strong>onderwijs</strong>.<br />

Maatschappelijke dienstverlening wordt departementaal gecoördineerd. Met de beschikbare middelen wordt<br />

ernaar gestreefd de maatschappelijke dienstverlening zo goed mogelijk in te vullen. Binnen de opleidingen<br />

bestaan specifieke en systematische contacten met opleidingsgebonden organisaties. Ten behoeve van<br />

leerkrachten uit (de partnerscholen van) het basis<strong>onderwijs</strong> en de eerste graad van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, biedt<br />

de lerarenopleiding van de Hogeschool Antwerpen een nascholing technologische opvoeding aan (TOHA). In de<br />

vorm van een studiedag kunnen leerkrachten één of meerdere workshops over een actueel technologisch<br />

onderwerp volgen. Daarbuiten kunnen ze ook terecht met concrete vragen over een technologisch onderwerp.<br />

Voor meer complexe of diepgaande vragen wordt via eindwerken of ander onderzoek geprobeerd een antwoord<br />

te vinden. Deze vorm van dienstverlening wordt volledig georganiseerd door de studenten van de optie TR.<br />

Fundamenteel Wetenschappelijk onderzoek is niet inherent aan de opzet van ééncyclusopleidingen en behoort<br />

slechts recent tot de taak van de opleiding. Dit wordt in de eerste plaats departementaal georganiseerd, maar<br />

binnen de opleiding werd al nagedacht hoe dit vorm zou kunnen krijgen. Zo werd begin januari 2005 een<br />

educatieve bundel Missie naar Mars gepubliceerd als resultaat van een project ‘Wetenschapsinformatie’ van de<br />

Hogeschool Antwerpen. Het is een bundel voor leerkrachten in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, waarmee binnen het<br />

domein van de wetenschappen vakoverschrijdend kan worden gewerkt.<br />

De commissie stelt ook hier een duidelijk onderscheid vast tussen de huidige situatie en het inmiddels ontworpen<br />

toekomstgerichte curriculum. In het huidige curriculum onderscheidt de commissie tal van initiatieven en<br />

activiteiten die bijdragen tot de professionele gerichtheid van het programma. De belangrijkste daarvan hebben te<br />

maken met de beoogde graduele opbouw van het programma. Toch worden veel initiatieven aan de individuele<br />

lectoren overgelaten, waardoor ze in de concretisering een wat toevallige indruk maken. Ook hier biedt het<br />

nieuwe curriculum meer structuur en gezamenlijkheid van de lectoren.<br />

244 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Door de stage centraal te stellen, zal het curriculum intens aansluiten bij de actuele beroepspraktijk, zowel qua<br />

kennis als qua vaardigheden. Er is volgens de commissie voldoende aandacht voor hedendaagse<br />

<strong>onderwijs</strong>kundige inzichten en voor interactie met het werkveld. De commissie stelt vast dat het maatschappelijkemancipatorische<br />

aspect niet uit het oog wordt verloren.<br />

Er zijn (departementaal) mogelijkheden tot zelfstudie via het Competas-platform, maar de commissie vindt deze<br />

nog niet genoeg geïntegreerd bij docenten en studenten. Structurele en geformaliseerde richtlijnen ontbreken.<br />

Pedagogische ICT is pas recent een volwaardig project. De resultaten van het gebruik van ICT zijn nog divers en<br />

afhankelijk van de motivatie van docenten. Split class wordt ingericht in functie van het nieuwe curriculum.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

In de lijn van de voorgaande aanbevelingen vraagt de commissie om de eisen van de professionele gerichtheid<br />

op een structurele wijze geleidelijk in te bouwen in het vernieuwde curriculum, zodat dit minder afhankelijk is van<br />

toevallige docentgerelateerde initiatieven.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De samenhang van het programma wordt op een dubbele manier verzekerd. Er is in de eerste plaats de<br />

inhoudelijke aanpassing van het curriculum, die gebeurt op voorstel van de vakwerkgroep. Tijdens de vergadering<br />

van de opleidingsteams wordt dit besproken. Deze werkwijze garandeert dat de opleidingscoördinator duidelijk<br />

zicht heeft op het geheel van de evolutie van het leerproces binnen het curriculum. Er is overleg waar meer dan<br />

één docent bij een doorlopend opleidingsonderdeel betrokken is. Hierdoor kan een logische opbouw en een<br />

inhoudelijk samenhangend programma binnen eenzelfde opleidingsonderdeel worden gerealiseerd.<br />

De samenhang van het programma is horizontaal en verticaal georiënteerd. Tussen de verschillende<br />

opleidingsonderdelen is ook aan samenhang gewerkt, onder andere bij vakoverschrijdende activiteiten zoals<br />

VOET, Vovas (Voorbereidende vakoverschrijdende stages) (AV en TR) en didactische uitdieping (MO). Over de<br />

drie jaren van de opleiding worden de specifieke leraarsvaardigheden steeds belangrijker.<br />

De aangeboden leerstof binnen een aantal opleidingsonderdelen sluit aan bij en bouwt verder op de kennis en<br />

vaardigheden die verworven zijn in het voorgaande opleidingsjaar. In de specifieke stam gaat men dieper in op<br />

onderwerpen die al in het gemeenschappelijke gedeelte zijn aangeraakt. Inhouden die bij ‘didactische<br />

basisvaardigheden’ worden geïntroduceerd, worden door de pedagogen vertaald binnen ‘<strong>onderwijs</strong>kunde<br />

specifiek’ naar de doelgroep van de studenten, namelijk de jongeren van 12 tot 18 jaar. Op hun beurt diepen de<br />

vaklectoren deze inhouden uit binnen de vakdidactiek van de respectieve opleidingsonderdelen.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 245


Logischerwijze richten de door pedagogen en vaklectoren aangeboden kennis en vaardigheden zich op de<br />

toepasbaarheid tijdens de vakoverschrijdende en reguliere stages. De stages vertonen een duidelijke<br />

samenhang, zowel binnen elk academiejaar als over de verschillende jaren heen. De stage is erg geleidelijk<br />

opgebouwd; de stagemomenten nemen toe in duur en frequentie. In het eerste jaar krijgen de studenten veel<br />

mogelijkheden tot observatie vooraleer ze zelf actief voor de klas staan. Alle stages (zowel de observatiestage als<br />

de effectieve doestage worden begeleid en opgevolgd tijdens de SER-bijeenkomsten (stage, ervaring en<br />

reflectie). De stage in het tweede jaar is al omvangrijker, maar wordt opnieuw geleidelijk opgebouwd. In het<br />

laatste jaar van de opleiding lopen de studenten in totaal twaalf weken stage (veertien weken in de optie LO).<br />

Er bestaat ook een deeltijds traject, maar hiervoor bestaat in de praktijk weinig belangstelling. Op basis van<br />

overdrachten/vrijstellingen kunnen de studenten een geïndividualiseerd studietraject aanvragen. Op basis van<br />

eerder verworven competenties en elders verworven kwalificaties kunnen eveneens vrijstellingen worden<br />

aangevraagd.<br />

De commissie vindt dat er tot op heden opmerkelijke programmatorische en docentgebonden verschillen zijn<br />

tussen de verschillende vakken, de opties, de opleidingsonderdelen en de leerjaren. De samenhang ontbreekt.<br />

De commissie is wel van mening dat het eenheidsconcept van het nieuwe curriculum potentieel heeft om dit te<br />

remediëren, maar dit moet nog concreter worden ingevuld. Positief is dat er nu duidelijke verticale leerlijnen zijn<br />

uitgetekend van geleid naar (begeleid) zelfstandig werken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat er dringend werk moet worden gemaakt van de uitwerking van een samenhangend<br />

curriculum, zowel tussen de opleidingsonderdelen van één optie als tussen de opties. Overleg hierover moet ook<br />

effectief leiden tot bijsturingen. Het is daarbij aan te bevelen deze uitwerking volledig binnen het voorliggende<br />

concept van het nieuwe curriculum door te voeren.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

‘De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de<br />

minimale studieomvang van een professionele bachelor’.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

246 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Gedurende het academiejaar 2003-2004 werd de studietijd steekproefsgewijs gemeten via bevraging van de<br />

studenten van het eerste en tweede jaar. De gebruikte methode is een ‘schatting achteraf’. Gezien de<br />

uiteenlopende waarden van de metingen moeten de resultaten met de nodige omzichtigheid worden bekeken. Uit<br />

deze resultaten blijkt dat de gemeten studieomvang in het algemeen hoger ligt dan wat voorzien is in het<br />

opleidingsprogramma. Dit komt voornamelijk doordat de stages onderschat werden bij het toekennen van het<br />

aantal studiepunten. Bij de volgende curriculumhervorming zullen de stageactiviteiten hoger worden ingeschat.<br />

De minister van <strong>Onderwijs</strong> heeft hiervoor al een aanzet gegeven. De gemiddelde waarde voor studieomvang in<br />

het eerste jaar ligt lager dan voorzien en ligt voor het eerste semester van het tweede jaar (zonder stage) min of<br />

meer gelijk aan de vooropgestelde studieomvang. Dit is verwonderlijk, aangezien de studenten eerder klagen<br />

over te veel werkdruk.<br />

Uit de gesprekken met de studenten blijkt ook dat het programma soms zwaar is. Naast het volgen van de lessen<br />

moeten ook een groot aantal taken worden gemaakt. De verschillende stageweken (didactisch, vakoverschrijdend<br />

en buitenland) zijn erg verrijkend voor de studenten, maar hebben tot gevolg dat er minder lesweken beschikbaar<br />

zijn voor de te geven leerstof. De commissie merkt op dat er per student grote verschillen kunnen bestaan per<br />

opleidingsonderdeel, afhankelijk van hun voorkennis en hun aanleg. Veel hangt af van de concentratie, snelheid<br />

en inzet van de student. Volgens de studenten stijgt de studietijd globaal in het tweede en ook in het derde jaar.<br />

De commissie kan dus stellen dat het curriculum gradueel opgebouwd is en dat er meer inspanningen van de<br />

studenten gevraagd worden naarmate ze doorstromen. Specifiek voor de stage en VOET is de belasting zwaar.<br />

Volgens de commissie verdient dit specifieke aandacht bij het opstellen van het nieuwe curriculum.<br />

De commissie constateert dat de opleiding in het algemeen een studiebevorderend klimaat weet te realiseren.<br />

Toch is het duidelijk dat de belasting voor de studenten (te) groot is. In het kader van de vernieuwing van het<br />

curriculum zal de opleiding dus moeten overwegen om het aantal studiepunten voor de gewone<br />

opleidingsonderdelen te verminderen ten voordele van stage. Het belang van het contact<strong>onderwijs</strong> moet hierbij<br />

ook onderzocht worden. Dit is zeker een groeiproces.<br />

In het kader van studiebevorderende factoren kunnen we verwijzen naar het speciaal statuut dat studenten<br />

kunnen aanvragen wegens uitzonderlijke individuele omstandigheden, meer bepaald bij een ernstige handicap,<br />

het bekleden van een mandaat en/of het topsportstatuut. Om dit te concretiseren, werd een afsprakennota<br />

ontwikkeld.<br />

De commissie stelt vast dat de studietijdmeting nog niet voldoende systematisch uitgebouwd is, maar de<br />

verhouding werkelijke studietijd/begrote studietijd lijkt niet problematisch. In het verleden is de studietijd via<br />

schatting gemeten. Daardoor valt een duidelijke opbouw in de studiebelasting over de leerjaren te zien. De<br />

belasting is volgens de commissie niet te zwaar. In de curriculumevaluatie is nu een blok studielast opgenomen<br />

dat een ruwe indicatie per onderdeel geeft. Indien nodig meet de opleiding specifieker. Er is ook een tool<br />

ontwikkeld om de studielast niet te hoog te plannen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de studietijdmetingen systematisch uit te bouwen.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 247


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Bij het opstellen van het programma baseerde de opleiding zich zowel op de opleidingsdoelstellingen als op het<br />

didactisch concept. Dit laatste geeft in grote lijnen weer welke principes er gehanteerd zijn voor de vormgeving<br />

van de opleiding. Hierbij werd ook rekening gehouden met de instroom.<br />

De meeste theorielessen hebben de praktijk als uitgangspunt, zodat de student de opgedane kennis, inzichten en<br />

vaardigheden kan toepassen tijdens de stages. In het eerste jaar wordt eerder theoretisch gewerkt en wordt er<br />

gezorgd voor de nodige bagage. De stages hebben een sterk motiverend effect. De studenten worden zich<br />

bewust van het belang van een goede theoretische ondersteuning op inhoudelijk en didactisch vlak. In de<br />

volgende jaren neemt het aantal contacturen af en neemt het aandeel van de stages toe. Contact met de praktijk<br />

van in het begin van de opleiding en geleidelijke groei in het uitvoeren van activiteiten, zijn de uitgangspunten<br />

voor de planning van de stages. Inhoud en concept van de stage worden beschreven in de studiegids ‘Stage’.<br />

In het eerste jaar bepalen de lectoren in grote mate welke inhouden zij aanbieden en onder welke vorm ze dat<br />

doen. In het tweede en het derde jaar is er meer ruimte voor het zelfstandig verwerken van de inhouden. Hierbij<br />

wordt het werken in team gestimuleerd. De opleiding verwacht niet dat de studenten dit vanaf de eerste dag<br />

kunnen. Opdrachten – al of niet in het kader van het Begeleid Zelfstandig Werk (BZW) – kunnen<br />

vakoverschrijdend zijn.<br />

Er wordt aandacht geschonken aan het leren reflecteren. De bedoeling is om het leren uit de praktijk effectiever<br />

en meer zelfgestuurd te maken. In het eerste jaar wordt er tijd vrijgemaakt om observatieopdrachten te bespreken<br />

in kleinere groepen. In het tweede jaar oefenen de studenten hun reflectievaardigheden en in het derde jaar wordt<br />

van hen verwacht dat ze zelfstandig kunnen reflecteren over hun lessen en kunnen bepalen wat hun leerpunten<br />

zijn.<br />

Een van de opties die de opleiding heeft genomen, is een zekere differentiatie in de opleiding. Vanaf het tweede<br />

jaar kiezen de studenten een opleidingsonderdeel uit een bepaald aanbod. Zo kunnen ze zich in een bepaalde<br />

richting bekwamen.<br />

Er wordt tijdens de opleiding gebruikgemaakt van een grote verscheidenheid aan werkvormen. De keuze voor<br />

bepaalde werkvormen hangt in grote mate samen met de grootte van de groepen. Om sommige aspecten van het<br />

programma (zoals het didactische concept) te realiseren, was het nodig om kleine groepen te voorzien waarin de<br />

studenten erg actief kunnen zijn. In deze groepen werkt men met reflectiegesprekken, rollenspelen en andere<br />

activiteiten op het vlak van sociale en agogische vaardigheden. In de ‘middelgrote groepen’ (tussen de veertig en<br />

tachtig studenten), komen allerlei werkvormen aan bod, gaande van doceermomenten tot partnerwerk,<br />

groepswerk, individuele oefeningen, experimenten, leergesprekken, simulaties van lessen, presentaties<br />

enzovoort, vaak ondersteund door diverse didactische materialen: video, PowerPoint, demonstraties,<br />

transparanten, bord enzovoort. In de grote groepen (meer dan tachtig studenten) wordt meestal gedoceerd. Men<br />

kan aan de keuze van de werkvormen in de respectieve studiejaren merken dat er rekening wordt gehouden met<br />

het principe van de geleidelijke groei naar zelfstandigheid en zelfsturing. Groepswerk neemt een belangrijke<br />

plaats in. De VOET- en vakkenstages zijn hiervan voorbeelden bij uitstek. De stages vormen uiteraard de beste<br />

248 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


omgeving om de beoogde competenties te oefenen en te vervolmaken. Een belangrijk deel van de opleiding<br />

wordt ingenomen door de stages.<br />

Hoewel de vormgeving nagenoeg volledig bepaald wordt door de individuele lectoren en daarmee een zekere<br />

toevalligheid kent, is er wel een beschrijving van het didactisch concept van de opleiding. Dit concept vormt<br />

volgens de commissie in beperkte mate een richtsnoer voor het handelen van de lectoren. De variatie aan<br />

werkvormen is redelijk groot. De commissie constateert wel dat de werkvormen niet altijd een voorbeeld zijn voor<br />

het handelen van de studenten in de praktijk. De commissie is van mening dat het didactisch concept van de<br />

opleiding en van de gebruikte werkvormen in voldoende mate overeenstemt met de doelstellingen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert dat de opleiding zelf meer structureel werk maakt van het uitwerken van de samenhang<br />

tussen vormgeving en inhoud, zodat dit niet meer afhankelijk is van de toevallige invulling van individuele lectoren<br />

of van de gekozen optie.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De transparantie van de evaluatie (bekendheid van de eisen en de evaluatieprocedures) wordt volgens de<br />

opleiding gegarandeerd via de studiefiches/-gids die samen met het studiecontract bij het begin van het<br />

academiejaar aan de student worden overhandigd. Hoewel alle lectoren specifieke evaluatiecriteria gebruiken,<br />

worden deze niet altijd in detail en expliciet genoeg bekendgemaakt.<br />

De volgende evaluatievormen komen voor: schriftelijk examen (open vragen, invulvragen, meerkeuzevragen),<br />

mondeling examen, permanente evaluatie, peer-assessment en praktische proeven. De evaluatie van leerdoelen<br />

van verscheidene opleidingsonderdelen gebeurt ook permanent tijdens de contacturen door ‘directe toetsing’, los<br />

van formele evaluatiemomenten. Nieuwere evaluatievormen komen minder voor. Voor sommige<br />

opleidingsonderdelen wordt een eenmalig examen georganiseerd, voor andere een combinatie van partieel<br />

examen, eindexamen en permanente evaluatie.<br />

Binnen elke optie bestaan er specifieke evaluatiemethodes. Gezien de examens in de optie MO veeleer praktisch<br />

van aard zijn (musiceerproeven in de opleidingsonderdelen 'liedbegeleiding', 'instrumentale ensembles' …) wordt<br />

telkens een jury van diverse docenten samengesteld om de subjectiviteit (eigen aan proeven met een artistieke<br />

inslag) te minimaliseren. Bij 'VOET' gebeurt de evaluatie van de eindcompetenties via peer- en gezamenlijke<br />

evaluatie door begeleidende lectoren. Bij de ‘didactische stage’ gebeurt de evaluatie van geïntegreerde<br />

eindcompetenties gezamenlijk door de betrokken lectoren. In de optie TR (voeding – verzorging – kleding / hout –<br />

bouw) wordt portfolio als evaluatiemiddel geïmplementeerd. In de optie LO is er bij de vakkenstages een<br />

evaluatie door externen in samenspraak met de begeleidende lectoren.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 249


De commissie vindt dat op dit ogenblik een samenhangend toetsbeleid ontbreekt. De kwaliteit van de<br />

beoordelingen is een zaak van de individuele lectoren. De evaluatiecriteria zijn niet expliciet bekend. Voor<br />

opleidingsonderdelen van de gemeenschappelijke stam wordt het evaluatieconcept binnen de vakgroep<br />

uitgewerkt. Dit is dan het resultaat van een gemeenschappelijke zienswijze. Binnen elk opleidingsonderdeel<br />

bepaalt elke lector de vorm, de frequentie, de tijd en de weging van de evaluatie. Dit wordt wel besproken binnen<br />

de vakwerkgroep. De commissie vindt de evaluaties wel voldoende gericht op kennis, inzicht, vaardigheden en<br />

attitudes van de doelstellingen, maar er is nog geen eenduidig, transparant evaluatieconcept. Het gebruik van<br />

moderne evaluatievormen (bijvoorbeeld portfolio, peer-assessment, permanente evaluatie …) krijgt per docent of<br />

opleiding vaak nog een aparte invulling.<br />

Wat de begeleiding bij de stages betreft, krijgt de student voor een bepaalde stageperiode enerzijds een<br />

stagebegeleider (begeleidende lector) toegewezen en anderzijds een mentor, een leerkracht van de stageschool<br />

in wiens klas de student lessen volgt en geeft. De mentor is de begeleider en het aanspreekpunt ter plaatse. De<br />

lector van de hogeschool heeft zowel een begeleidende als een evaluerende functie. Bij de beoordeling wordt<br />

rekening gehouden met de evaluatie door de stagementor en met de commentaren van de stagebegeleider. De<br />

uiteindelijke evaluatie gebeurt door het team van de hogeschool. Doordat de stagebegeleiding gebeurt door het<br />

volledige team van de lectoren, zorgt de opleiding ervoor dat er voldoende terugkoppeling is naar de lessen<br />

vakdidactiek, zodat theorie en praktijk elkaar kunnen aanvullen. De communicatie bij de evaluatie van de stage<br />

kan volgens de commissie beter. De uitkomst van de beoordeling is vaak ‘verrassend’ voor de student. De<br />

communicatie tussen lector en student is niet altijd duidelijk; volgens de studenten wordt met de mening van de<br />

mentoren te weinig rekening gehouden. Een duidelijk evaluatieconcept zou dit moeten opvangen. Een sterk punt<br />

in het nieuwe curriculum is volgens de commissie dat in elk semester de stage de ruggengraat wordt van de<br />

beoordeling van de beoogde competenties en dat er zal gewerkt worden met verschillende beheersingsniveaus<br />

van de competenties. Deze beoordeling kan dan voor de student aanwijzingen geven voor aandachtspunten in de<br />

volgende stage.<br />

De studenten ontvangen de examenregeling bij het begin van het academiejaar. De eerstejaarsstudenten krijgen<br />

ook nog een uiteenzetting hierover van de juridische adviseur. Het examenreglement is gedurende de laatste<br />

jaren een paar keer veranderd wat de overdrachten betreft. Dit kan bij de studenten al eens verwarrend<br />

overkomen. Examens worden georganiseerd in januari (partieel examen of semesterexamen) en in juni. De cel<br />

Planning stelt examenroosters op en deelt deze mee aan de studenten. Die kunnen de roosters bespreken en<br />

aanpassingen vragen. Zo ontstaat dan het definitieve rooster. Uit de gesprekken blijkt dat de examenroosters<br />

veel te laat worden meegedeeld. Vóór elke examenperiode wordt een herhalingsweek ingelast. Tijdens deze<br />

week wordt geen nieuwe leerstof meer gegeven en zijn de lectoren beschikbaar om vragen van studenten te<br />

beantwoorden. Vóór de examens van juni is ook nog een blokweek voorzien. De lectoren moeten tijdens het<br />

afnemen van hun examens bereikbaar zijn. De meesten komen tijdens de examens even toelichten. Voor de<br />

mondelinge examens stellen de lectoren in overleg met de studenten een uurregeling op die ad valvas en/of via<br />

Blackboard wordt bekendgemaakt. Voor studenten die gewettigd afwezig waren tijdens een examen, wordt ook<br />

nog een inhaalexamen georganiseerd.<br />

De Examencommissie bestaat uit alle lectoren die lesgeven aan de betrokken studenten. De opleidingscoördinator<br />

is voorzitter van de Examencommissie. De ombudsman bemiddelt tijdens de examens en is<br />

(telefonisch) beschikbaar tijdens de deliberatie.<br />

De criteria om te slagen zijn decretaal voorzien. Om een student te delibereren, hanteert men wat decretaal<br />

bepaald is. Er zijn geen bijkomende interne criteria voorzien. Ten laatste twee dagen na de deliberatie worden de<br />

examenresultaten ad valvas bekendgemaakt. Tijdens de proclamatie krijgen de studenten hun volledige<br />

resultaten, samen met de nodige richtlijnen voor een volgend studiejaar of volgende zittijd en de bijhorende<br />

formulieren. Bij eventuele klachten speelt de ombudsman een bemiddelende rol.<br />

250 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt de opleiding aan om dringend werk te maken van een coherent en transparant<br />

evaluatiebeleid, dat door de opleiding wordt aangestuurd en waardoor de gelijke aanpak binnen en tussen de<br />

lectoren/opleidingsonderdelen/opties/ … wordt bewaakt.<br />

De commissie beveelt de opleiding sterk aan om de transparantie en communicatie met de studenten, zowel over<br />

het evaluatiebeleid als over de praktische uitwerking ervan, te verbeteren..<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 251


Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Een diploma algemeen <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, technisch <strong>secundair</strong>, kunst<strong>secundair</strong> of beroeps<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

aangevuld met een zevende specialisatiejaar, vormen de toelatingsvoorwaarden tot de opleiding bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>. Studenten die hoger <strong>onderwijs</strong> gevolgd hebben, kunnen via het<br />

Geïndividualiseerd Studietraject per opleidingsonderdeel overdrachten/vrijstellingen krijgen voor de eerder<br />

verworven en gelijkwaardig bevonden eindcompetenties. Om eerder verworven competenties (EVC) en eerder<br />

verworven kwalificaties (EVK) te bekomen, moeteen kandidaat een schrijven aan het departementshoofd richten,<br />

met toevoeging van alle officiële documenten. In overleg met de opleiding adviseert men dan een vraag tot<br />

studieduurverkorting. Dit advies wordt ter beslissing voorgelegd aan de Departementsraad. Buitenlandse<br />

studenten moeten hun diploma voorleggen dat toegang verleent tot universitair <strong>onderwijs</strong> in hun land van<br />

herkomst en slagen voor de AUHA-taaltest.<br />

Bij een analyse naar de vooropleiding van de studenten blijkt dat de grootste groep uit een tso-richting komt (48,2<br />

procent), gevolgd door een groep aso (40,3 procent) en een kleine groep bso (8,6 procent); 2,5 procent stroomt in<br />

vanuit het kso. Met uitzondering van LO en MO sluit het programma inhoudelijk aan bij de instroom, aangezien de<br />

eindtermen van deze <strong>secundair</strong>e opleidingen als startcompetenties worden beschouwd om het eerste jaar van<br />

deze opleiding te kunnen volgen. Bij de LO en MO zijn specifieke startcompetenties aanbevolen die niet altijd in<br />

het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> werden gerealiseerd. De instroomtests en de oriënteringsproef zijn adviserend. Bij<br />

tekorten worden studenten doorverwezen naar specialisten. In de communicatie met kandidaat-studenten wordt<br />

het verwachte niveau ook duidelijk vermeld.<br />

Voor de bachelor MO omvat deze oriënteringsproef een gehoortest, een musiceertest, een zangtest, een test<br />

algemene en cultuur kennis in en een gesprek met betrekking tot de motivatie van de kandidaat. Het oordeel van<br />

de docenten ten aanzien van de kandidaat-student is adviserend. De ervaring leert dat deze oriënteringsproef de<br />

kandidaten met een te geringe vooropleiding bewustmaakt van hun tekortkomingen. Doorgaans kiezen ze dan<br />

voor een andere opleiding, soms proberen ze zichzelf – op korte termijn – bij te scholen, zodat ze toch aan de<br />

vereiste beginvoorwaarden voldoen. In de praktijk blijkt echter dat de instroom erg divers is.<br />

Qua vorm sluit het programma ook aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: het <strong>onderwijs</strong> gebeurt<br />

voor het overgrote deel via contacturen (lessen) en zelfstandig werk. Bij LO en MO is er ook behoorlijk wat<br />

praktijk. Directe communicatie met alle lectoren is mogelijk tijdens de contacturen of indirect via e-mail.<br />

Bovendien worden de instromende studenten bij het begin van het jaar geïntroduceerd in het ‘leren leren’ door de<br />

coach Studentenbegeleiding.<br />

De commissie is van oordeel dat het programma qua vorm en inhoud voldoende aansluit bij de kenmerken van<br />

de instromende studenten. Hoewel de instroom verschuift van aso naar tso heeft de commissie geen generieke<br />

252 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


maatregelen aangetroffen om op die veranderde instroom in te spelen. Wel zijn er maatregelen in de sfeer van<br />

studiebegeleiding om studenten met specifieke problemen bij te staan.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om binnen het voorliggende nieuwe opleidingsconcept werk te maken van een meer<br />

gedifferentieerde aanpak van de instromende studenten.<br />

Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

onvoldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

voldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

onvoldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud;<br />

- het huidige gevarieerde stageconcept;<br />

- de stages die als ruggengraat dienen van de opleiding;<br />

- de verticale leerlijnen met duidelijke niveaubepalingen;<br />

vooral het concept van het nieuwe curriculum dat een stevige basis biedt om 2.3 en 2.7 bij te sturen in de verdere<br />

operationalisering van het nieuwe curriculum.<br />

De commissie maakt een positieve afweging en stelt dat de opleiding voldoende potentieel heeft om de<br />

vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. De Visitatiecommissie is van mening dat er in de opleiding voor dit<br />

onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn..<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 253


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hoofdverantwoordelijke is het departementshoofd. Voor het onderwijzend personeel fungeren<br />

opleidingscoördinatoren en een campuscoördinator (Lier) als middenkader. De functie van opleidingscoördinator<br />

is duidelijk omschreven, maar moet nog groeien binnen het team. Het voeren van functioneringsgesprekken zal<br />

hier zeker toe bijdragen. Verder zijn er ankerpersonen (personeel, studentensecretariaat, financiën, technische<br />

staf, bibliotheek). Voor de opleiding SO worden per campus een zestal teamvergaderingen per optie en per jaar<br />

georganiseerd. Overkoepelend worden ook meerdere vergaderingen met opleidingscoördinatoren en<br />

campuscoördinatoren gehouden. Hier wordt campus- en opleidingsoverschrijdend gewerkt. De grote lijnen van<br />

het nieuwe curriculum worden onder andere hier uitgezet.<br />

Binnen de opleiding is er sinds kort ook een verantwoordelijke voor de kwaliteitszorg. Een coördinatieraad,<br />

bestaande uit de opleidingscoördinatoren van opleidingen in het departement, komt regelmatig samen en<br />

bespreekt de dagelijkse problemen binnen de opleidingen. Verder maken personeelsleden deel uit van de<br />

verschillende cellen (Internationalisering, <strong>Onderwijs</strong>innovatie, Maatschappelijke Dienstverlening …). Door gebruik<br />

te maken van het linking-pin-systeem (overlappende aanwezigheid) wil de opleiding de betrokkenheid en<br />

informatiedoorstroming bij de personeelsleden bevorderen.<br />

Aanwerving van nieuwe personeelsleden verloopt volgens een vaste procedure. Voor de selectie van<br />

personeelsleden wordt steeds een bevoegde commissie samengesteld. Profiel en criteria (inclusief de<br />

professionele en didactische kwaliteiten) worden vooraf uitgeschreven en kenbaar gemaakt. Op basis van hun<br />

curriculum en één of meer interviews worden de kandidaten gerangschikt en geselecteerd. Hiertoe heeft het<br />

departementshoofd een delegatie om beslissingen te nemen. Deze worden in de eerstvolgende Departementsraad<br />

bekrachtigd. De algemeen directeur bekrachtigt op zijn beurt deze beslissingen. Personeelsleden worden via<br />

e-mail steeds op de hoogte gebracht van nieuwe vacatures. Ze staan tevens gepubliceerd op de website van de<br />

HA.<br />

Voor het onthaal van nieuwe personeelsleden bestaat er geen formele procedure. Ontvangst op de<br />

personeelsadministratie en een persoonlijke opvang door de opleidingscoördinator en de collega’s, zorgen ervoor<br />

dat dit praktisch wel goed wordt ingevuld. Sinds kort is een vademecum beschikbaar op Blackboard. Hierin is een<br />

massa nuttige informatie en documenten samengebracht.<br />

Voor bevordering is (centraal) eveneens een procedure voorzien. Tot op heden lieten de financiële middelen niet<br />

toe om een effectief bevorderingsbeleid te voeren. De opleiding stelt wel dat bevordering het aanwerven van<br />

nieuwe mensen niet in de weg mag staan. Het benoemingsbeleid krijgt wel prioriteit. Er gebeurden al evaluaties<br />

van het personeel in 1999 en 2004. De criteria die hiervoor werden gebruikt, zijn voor verbetering/uitbreiding<br />

vatbaar. Het opstellen van een zinvolle evaluatie vereist echter het voeren van functioneringsgesprekken. Het<br />

254 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


middenkader volgde drie vormingsdagen om zich hierop voor te bereiden. Er bestaat een functiebeschrijving voor<br />

de opleidingscoördinator, maar er is geen vertaling naar statuut of vergoeding.<br />

De meeste personeelsleden die lesgeven in de opleiding, hebben hier een belangrijk deel van hun opdracht en<br />

voelen zich betrokken bij de opleiding. Dit blijkt onder andere uit de deelname aan stageactiviteiten, opleidingen,<br />

mentorenavonden, congressen en een eigen werkgroep <strong>Onderwijs</strong>innovatie. De personeelsleden zijn vertegenwoordigd<br />

in alle beleids- en adviesorganen van het departement en de hogeschool. De opleiding is via een<br />

opleidingscoördinator vertegenwoordigd in de Coördinatieraad. Binnen de Opleidingsraad worden de democratische<br />

principes gerespecteerd en is mogelijkheid tot inspraak voorzien.<br />

Alle lectoren beschikken over de vereiste bekwaamheidsbewijzen en zijn daardoor deskundig binnen hun<br />

vakgebied. Een aantal beschikt ook over een specifieke praktijkervaring. Uit de lijst met nascholingen mag ook<br />

blijken dat er ernstige inspanningen gebeuren om zich bij te scholen, zowel vakinhoudelijk als didactisch en<br />

<strong>onderwijs</strong>kundig. Toch blijkt uit de PROZA-meting dat professionalisering nog niet sterk is. Lectoren volgen zelf<br />

de markt en worden hierbij wel gesteund door de opleidingscoördinator. Sommige collega’s zijn betrokken in<br />

nascholingsinitiatieven. Het lesrooster en de taakbelasting blijven wel remmende factoren voor het volgen/geven<br />

van (meerdaagse) opleidingen. Er is geen gericht beleid ten behoeve van professionalisering, maar er zijn<br />

voldoende mogelijkheden voor wie wil. Dit houdt in dat lectoren die nascholing volgen, hiervoor zeker<br />

gemotiveerd zijn. Het aanbod aan cursussen in verband met <strong>onderwijs</strong>kundige professionalisering is erg<br />

verscheiden. Ook binnen de Hogeschool Antwerpen, het departement en het studiegebied worden geregeld<br />

studiedagen en/of workshops georganiseerd. Tijdens het academiejaar 2004 werd binnen het departement BLS<br />

9.186 euro aan nascholing gespendeerd. Nascholingen binnen de hogeschool en de associatie zijn meestal gratis<br />

en zitten hier dus niet in vervat. In dat kader is de oprichting van ECHO (ExpertiseCentrum Hoger <strong>Onderwijs</strong>) in<br />

de associatie het vermelden waard. Zij zorgen voor professionalisering van het onderwijzend personeel en<br />

uitvoering van <strong>onderwijs</strong>kundig onderzoek. Hun namiddagsessies <strong>onderwijs</strong>kundige professionalisering kennen<br />

een groot succes.<br />

Nascholing van de administratief verantwoordelijken gebeurt door de centrale administratie. Zo volgden de<br />

administratieve personeelsleden regelmatig nascholingscursussen in verband met het gebruik van de Officepakketten.<br />

Uitgaande docentenmobiliteit is vanaf het lopende academiejaar een prioriteit voor het International Office, vooral<br />

omwille van de onmiddellijk zichtbare resultaten voor het lectorenkorps. Partnerscholen worden dan concreter<br />

voor de collega’s, verschillen en gelijkenissen tussen de opleidingen worden meer tastbaar en vormen het<br />

onderwerp van gesprekken, en discussies over studentenmobiliteit op teamvergaderingen worden realistischer.<br />

Belangrijk is ook dat een actieplan en een organisatorische structuur, het International Office, werden opgezet en<br />

dat er een werkwijze is ingevoerd om studenten- en docentenuitwisseling te vergemakkelijken.<br />

Informatievergaderingen worden georganiseerd, en via Blackboard is een communicatiekanaal opgezet. Hoewel<br />

de opleiding nog niet zo lang actief bezig is met internationalisering, heeft ze duidelijk een inhaalbeweging<br />

gerealiseerd.<br />

De commissie constateerde een grote openheid in het beleid en is positief over het beleidsvoerend vermogen van<br />

de opleiding, dat recent de noodzakelijke professionele versnelling heeft genomen. Daarnaast stelde de<br />

commissie een grote betrokkenheid van de professionele ingestelde personeelsleden vast.<br />

De werkdruk is hoog. In het kader daarvan werden onder andere percentages voorzien voor de beoordeling van<br />

eindwerken en voor overleg. Er is een sterke en deskundige sturing vanuit de opleiding. De stuurgroep zet de<br />

lijnen uit via wekelijks overleg. De didactische evaluatie door studenten gebeurt na elk semester. De<br />

functioneringsgesprekken (één keer met de opleidingscoördinator) werden heel positief ervaren. De commissie<br />

kaartte een aantal verbeteringspunten aan. Een bevorderingsbeleid is voorzien op de begroting 2007, maar is<br />

nog niet echt uitgetekend..<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 255


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de functioneringsgesprekken, vanuit ontwikkelingsperspectief, op regelmatige basis<br />

in te voeren en liefst door de opleidingscoördinator (vraag van docenten omwille van de laagdrempeligheid en de<br />

vertrouwensrelatie) in plaats van het hoofd Studiegebied.<br />

De commissie adviseert om de evaluatiegesprekken met alle lectoren te voeren op basis van functiebeschrijvingen.<br />

De commissie adviseert om een bevorderingsbeleid uit te tekenen, ondanks de beperkte financiële<br />

mogelijkheden.<br />

De commissie adviseert om een betere begeleiding van nieuwe collega’s lectoren te voorzien, zeker in het<br />

vooruitzicht van de invoering het nieuw curriculum.<br />

De commissie adviseert om een professionaliseringsplan op maat uit te bouwen in functie van het nieuw<br />

curriculumconcept.<br />

De commissie adviseert een grotere deelname aan internationale contacten.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De meeste lectoren hebben een universitair diploma. Ze hebben zich op diverse wijze ingewerkt in de praktijk van<br />

het <strong>onderwijs</strong> en in de leefwereld van kinderen en adolescenten.<br />

Het lectorenkorps van de opleiding SO kent een verscheiden loopbaanevolutie. De meeste lectoren hebben een<br />

zuivere <strong>onderwijs</strong>loopbaan uitgebouwd en kunnen zich hierbij beroepen op een rijke ervaring. Enkele lectoren<br />

combineerden een praktijkloopbaan met een <strong>onderwijs</strong>loopbaan, of werkten in de openbare of privé- of<br />

kunstsector. De commissie is positief over de ervaring in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> die bij het merendeel van de<br />

personeelsleden aanwezig is. De voornaamste verbinding wordt gelegd via de stagelessen. Feedback van de<br />

mentoren en een jaarlijkse mentorenavond zorgen ervoor dat de vinger aan de pols kan worden gehouden. Veel<br />

lesgevers zijn vakspecialisten en koppelen dit ook aan de vakdidactiek. Steeds onderhouden ze de contacten met<br />

relevante vakorganisaties. De commissie moedigt de jaarlijkse mentorendag aan.<br />

De personeelsleden zijn binnen hun vakgebied verantwoordelijk voor één of meer opleidingsonderdelen.<br />

Deze taakverdeling heeft specialisatie tot gevolg. Vooral bij de opleidingsonderdelen van de gemeenschappelijke<br />

stam is het zo dat de betreffende collega een opleidingsonderdeel meestal in verschillende opleidingen en<br />

256 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


vestigingsplaatsen geeft. De commissie stelt vast dat de meeste lectoren een zuivere <strong>onderwijs</strong>loopbaan hebben<br />

uitgebouwd en zich hierbij kunnen beroepen op een rijke ervaring.<br />

In verband met <strong>onderwijs</strong>innovatie werd al vermeld dat een werkgroep binnen de opleiding zich in deze materie<br />

specialiseert. Ook departementaal wordt hier ondersteuning geboden. Begin september 2005 werd een<br />

departementale studiedag georganiseerd: vernieuwende <strong>onderwijs</strong>praktijken uit diverse studiegebieden en<br />

opleidingen konden in workshops worden gevolgd.<br />

Tot dit academiejaar waren de internationale contacten van het personeel erg beperkt en fragmentarisch. Binnen<br />

PROZA scoorde de opleiding SO slechts fase 1. Vanaf het academiejaar 2004-2005 werd de inspanning voor<br />

internationalisering in de lerarenopleiding merkelijk verhoogd. Deze doorstart moet binnen de verschillende opties<br />

nog meer geconcretiseerd worden. Vanaf dit academiejaar wordt deelgenomen aan internationale netwerken en<br />

samenwerkingsverbanden met buitenlandse partnerinstellingen. Dit werd in twee grote projecten verankerd.<br />

Enerzijds een internationaal project waarin ontwikkelingssamenwerking de spil zou moeten worden in de<br />

samenwerking van lerarenopleidingen in Paramaribo met de Hogeschool Antwerpen. Anderzijds is er een<br />

Europees Socratesnetwerk uitgebouwd, waarin met vijftien buitenlandse partners bilaterale akkoorden werden<br />

gesloten. Bij de begeleiding van de buitenlandse stages hebben de begeleidende lectoren ook contact met het<br />

werkveld ldaar en volgen ze zo op wat er leeft in het buitenland.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de teamgerichte professionalisering verder uit te bouwen. De docenten, als<br />

professionals, moeten een voorbeeldfunctie vervullen inzake de vaardigheden die van de studenten verwacht<br />

worden tijdens hun stage, door onder andere meer actieve en interactieve werkvormen te hanteren en meer<br />

rekening te houden met verschillen tussen studenten (heterogene instroom).<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Voor de optie algemene vakken beschikt de opleiding over 28 statutaire lectoren en 1 contractueel personeelslid.<br />

Twee personeelsleden nemen het opleidingscoördinatorschap waar. De optie lichamelijke opvoeding bestaat uit<br />

26 statutaire lectoren, van wie 1 praktijklector, samen goed voor 11,49 VTE. Twee personeelsleden nemen het<br />

opleidingscoördinatorschap waar. De optie muzikale opvoeding kan rekenen op 7 statutairen, 6 lectoren, 1 docent<br />

en 4 contractuelen, samen 3,35 VTE. Eén personeelslid neemt het opleidingscoördinatorschap waar. De optie TR<br />

heeft 19 statutaire lectoren, waarvan 3 praktijklectoren, samen 8,42 VTE. Eén personeelslid neemt het<br />

opleidingscoördinatorschap waar.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 257


Deze gegevens leiden tot de volgende student-lectorratio's:<br />

- de optie algemene vakken: 15,93 studenten/VTE;<br />

- de optie lichamelijke opvoeding: 20,80 studenten/VTE;<br />

- de optie muzikale opvoeding: 12,52 studenten/VTE;<br />

- de optie TR: 10,87 studenten/VTE.<br />

De commissie constateert dat de studenten-lectorratio behoorlijk, maar erg verschillend is per<br />

opleidingsonderdeel. Bij het toewijzen van taken wordt met deze ratio's rekening gehouden. Zo krijgt een<br />

contactuur aan een grote groep een hogere belasting dan bij een kleine.<br />

De lectoren ervaren de werkdruk als hoog. Prioritair wordt aandacht besteed aan de <strong>onderwijs</strong>taken; andere<br />

taken worden naar best vermogen ingevuld met de beschikbare bemanning. De commissie constateert dat de<br />

personeelsleden de taakbelasting als zwaar ervaren, vooral door het nieuwe curriculum. Uit de gesprekken blijkt<br />

dat de lectoren dit werk wel heel zinvol vinden. Daarnaast bleek dat de voorbije fusies, de vernieuwingen, de<br />

deeltijdse opdrachten, samen met de complexiteit van verschillende vestigingsplaatsen, veel energie opslorpen.<br />

Het grootste aantal lectoren bevindt zich in de leeftijdsklasse van 50 tot 59 jaar, behalve bij MO. De commissie<br />

constateert dat een groot aantal personeelsleden in de loop van de volgende jaren met pensioen gaat. Een<br />

proces van verjonging zich zal inzetten.<br />

Qua invulling van taken en/of functies wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. De<br />

commissie merkt op dat de personeelsleden het gevoel hebben dat de taken ‘eerlijk’ worden verdeeld. De inzet<br />

van gastprofessoren is eerder beperkt (0,70 VTE bij AV) en (1,09 VTE) bij MO. Hier doet men een beroep op<br />

gastprofessoren, omdat een artistieke opleiding aan het conservatorium vroeger niet gelijkgeschakeld was met<br />

een licentiaatdiploma (voorwaarde tot het ambt van lector).<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De verhouding personeel/studenten is gunstig voor het hanteren van actieve en interactieve werkvormen, en voor<br />

het competentiegericht leren. De commissie adviseert om daarvan in de praktijk meer gebruik te maken.<br />

De commissie adviseert om zorg te besteden aan de zoektocht naar nieuw personeel ter vervanging van oudere<br />

collega’s..<br />

258 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over gekwalificeerd personeel en een personeelsbeleid voert dat recht doet aan goed<br />

functioneren in het <strong>onderwijs</strong>proces;<br />

- het aantal lectoren met praktijkervaring relatief groot is te noemen;<br />

- er aandacht is voor de pedagogische en didactische vorming van de <strong>onderwijs</strong>gevenden;<br />

- de kwantiteit van het personeel en de leeftijdsopbouw meer aandacht verdienen, mee in het kader van de<br />

geconstateerde werkdruk;<br />

- er een grote betrokkenheid is van het personeel, dat een professionele ingesteldheid vertoont;<br />

- het personeel open staat voor nieuwe uitdagingen;<br />

- de opleiding recent beleidsvoerend vermogen toont<br />

.<br />

De commissie is van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 259


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De omvang van de voorzieningen hangt af van de beschikbare financiële middelen. Binnen het departement<br />

werkt men met een consensusmodel. Bij het opstellen van het budget wordt rekening gehouden met de volgende<br />

componenten: de personeelsbehoeften, de investeringsbehoeften, de werkingskosten en de inkomsten.<br />

De commissie vindt dat de opleiding maximaal gebruikmaakt van de schaalvergroting en dat met de beschikbare<br />

middelen betaalbare kwaliteit wordt geleverd. In de eerste plaats wil de opleiding de <strong>onderwijs</strong>processen zo goed<br />

mogelijk invullen.<br />

De infrastructuur is een erfenis uit het verleden. Deze is ‘karaktervol’ maar ook een zwak punt. De gebouwen in<br />

Antwerpen zijn eigendom van de stad Antwerpen. De Hogeschool Antwerpen beschikt over het gebruiksrecht.<br />

Met de beschikbare middelen is al heel wat gerealiseerd, onder andere het inrichten van drie nieuwe auditoria, de<br />

vernieuwing van de verwarmingsinstallatie en de opfrissing van de cafetaria’s. Een fundamentele inhaalbeweging<br />

is er nog niet gebeurd.<br />

De hogeschool heeft een nieuw masterplan ontwikkeld om tegen het academiejaar 2008-2009 een nieuwe<br />

campus te bouwen. Dit heeft tot gevolg dat belangrijke renovatieplannen worden opgeborgen.<br />

Campus ‘t Zuid is gunstig gelegen. De studenten kunnen buiten de lesuren vertoeven in de kantine die beschikt<br />

over de elementaire mogelijkheden om zich te ontspannen. Bij mooi weer kan men ook buiten op de<br />

recreatieruimte zitten. De campus beschikt over een studentenrestaurant waar warme maaltijden en broodjes<br />

worden verkocht. Op de campus Lier kunnen de studenten snacks, soep en broodjes kopen.<br />

Voor de studenten SO (AV, LO en MO) vinden de algemene <strong>onderwijs</strong>activiteiten zowel in de Bouwmeesterstraat<br />

als in de Kasteel- en in de Verschansingstraat, waar de mediatheek gevestigd is, plaats.<br />

De studenten SO gebruiken leslokalen, auditoria en specifieke lokalen voor ICT, labo’s, muziek en lichamelijke<br />

opvoeding. De auditoria zijn volledig in orde. De leslokalen zijn niet altijd in orde. De optie algemene vakken<br />

gebruikt een aantal specifieke lokalen op Campus ‘t Zuid: biologie, fysica en ICT. Voor LO vinden de meeste<br />

activiteiten lichamelijke opvoeding plaats op de campus Brilschans, maar bijkomend worden nog andere locaties<br />

gehuurd. Dit houdt in dat studenten zich regelmatig doorheen de stad moeten verplaatsen, wat voor bijkomende<br />

belasting zorgt. Voor MO vinden de muzikale activiteiten plaats in de campus Conservatorium en in de<br />

Muziekacademie van Berchem. Ook hier zijn veel verplaatsingen noodzakelijk. Voor de studenten TR vinden alle<br />

lessen plaats op de campus te Lier. Deze gebouwen zijn eigendom van de hogeschool en van het<br />

Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong>. De campus in Lier beschikt ook over een feestzaal waar geregeld personeelsvergaderingen/-feesten<br />

plaatsvinden.<br />

De bibliotheek neemt zowel op de campus ’t Zuid als in Lier een centrale plaats in. De bibliotheek beschikt over<br />

een budget van plusminus 86.000 euro, verdeeld over campus ‘t Zuid (68.800) en Lier (17.200). Hiermee<br />

onderhoudt en actualiseert men een collectie van ongeveer 20.000 boeken, 70 losbladige en 40 periodieke<br />

werken, 300 lopende tijdschriften, honderden videobanden en cd-roms, dia's, diskettes, scripties van en software<br />

voor de verschillende opleidingen. De hogeschool is een van de partners in het A-net, het Antwerpse<br />

260 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


ibliotheeknetwerk. Alle modules van Brocade (het werkinstrument voor de catalogisering, acquisitie, statistieken<br />

…) zijn in gebruik.<br />

Op de campus ’t Zuid beschikt men over twee zelfstudielokalen met elk zestien multimediacomputers met dvdcdr/rw<br />

die allemaal toegang hebben tot het internet en intranet van het departement. Door het intensief gebruik<br />

kan dit alleen via een strikt reserveringssysteem. Printers, scanners, kleurenprinters, tv- en videotoestellen (met<br />

kabel), foto- en filmapparatuur, een videomontagestudio, een multimediaprojector, diaprojector met scherm, dvden<br />

cd-copier, cd- en cassettespelers, fotokopieerapparaten (meer dan vijfduizend kopies per maand) en fax staan<br />

ter beschikking van de gebruikers. Er zijn drie boekenzalen waarvan er een volledig in beslag wordt genomen<br />

door de collectie voor de lerarenopleiding. Er is een tijdschriftenzaal met een krantenleeshoek en een leeszaal<br />

met 24 zitplaatsen. Een aparte ruimte is voorzien voor vier OPAC-computers (Online Public Access Computer)<br />

waarmee men de onlinepubliekscatalogus kan raadplegen.<br />

In Lier biedt de bibliotheek plaats aan 35 à 40 personen en is er een tijdschriftenruimte met leeshoek voorzien. De<br />

gebruikers kunnen beschikken over 2 kopieermachines, 2 plastificeermachines, 3 kleurenprinters, 1 zwart-wit<br />

laserprinter, een televisietoestel met kabelaansluiting en twee videorecorders. De bibliotheek biedt 1<br />

zelfstudielokaal met 25 multimedia-pc’s en 3 scanners.<br />

De digitale bibliotheek in Blackboard is het medium bij uitstek geworden voor zelfstudie: elektronische informatie<br />

in de hogeschool, adressen van de hogeschool- en andere bibliotheken, elektronische catalogi, bibliografische<br />

databanken, fulltext tijdschriften, internetbronnen, openingsuren, algemene en departementale bibliotheekreglementen,<br />

verlofregeling, bibliotheekaanwinsten, e-zines enzovoort kunnen er worden geraadpleegd.<br />

De optie MO maakt ook veel gebruik van de bibliotheek van het conservatorium.<br />

Binnen de nieuwe mediatheek worden twee zelfstudielokalen ingericht. In de Bouwmeesterstraat spreidt het<br />

educatief netwerk zich momenteel uit over een 8-tal lokalen, met 150 pc’s. Alle pc’s hebben toegang tot internet.<br />

Principieel wil het departement de toestellen na 3 jaar vervangen. Studenten krijgen een eigen user account en<br />

een eigen schijfruimte op de server. Vanaf het academiejaar 2004-05 hebben alle studenten een e-mailadres van<br />

de hogeschool.<br />

In Lier beschikken de studenten over een 70-tal pc’s, 3 printers (1 kleurenlaser, 1 zwart-wit laser en 1 A3 deskjet).<br />

Zoals in Antwerpen wordt het printen gecontroleerd door een programma dat printquota per student bijhoudt.<br />

Specifiek voor Lier is er ook een eigen intranetpagina met nieuwtjes, allerlei nuttige informatie en links. Met<br />

behulp van een kopieerkaart (aan te schaffen op het dienstencentrum) kunnen de studenten in het complex<br />

Verschansing-Kasteelstraat op drie toestellen kopies maken. Via de zelfstudielokalen kunnen ze documenten<br />

printen (kleur of zwart-wit).<br />

De beide campussen beschikken over een lectorenkamer waar elke lector een postvakje en een persoonlijk<br />

kastje heeft. Er staan pc’s aangesloten op het administratief netwerk en het internet. In een ‘rustige’ werkruimte<br />

staan nog enkele pc’s met printer. Elke lector heeft een eigen toegangscode om te kopiëren. Dezelfde<br />

toegangscode geldt voor de kopieerapparaten in de Bouwmeesterstraat en de Verschansing-/Kasteelstraat. In<br />

elke vestiging (en in het vademecum op Blackboard) zijn de meest courante formulieren (kostenstaat,<br />

verplaatsingskosten, aanvraag nascholing, bestelbon …) beschikbaar. De opleidingscoördinatoren beschikken<br />

over een bureau met de nodige ICT-voorzieningen. Deze bureaus zijn ook vlot toegankelijk voor de studenten.<br />

De commissie is van oordeel dat de beschikbare huisvesting niet optimaal is, maar door de opleiding wel<br />

maximaal wordt benut. Tekortkomingen worden weloverwogen geïnventariseerd en planmatig geremedieerd. De<br />

commissie vindt dat de materiële voorzieningen, in relatie tot de beschikbare middelen, efficiënt worden<br />

aangewend. De ICT-investeringen (onder andere Blackboard) kunnen volgens de commissie beter renderen mits<br />

de nodige beleidsmatige sturing naar docenten en studenten. Het plan van een nieuwe campus (Antwerpen<br />

Noord) schept perspectieven.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 261


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om na te denken over en oplossingen te zoeken voor de problemen in<br />

verband met de mobiliteit van de studenten LO (verplaatsing naar de sportterreinen, soms onmogelijk op tijd zijn<br />

voor de theorielessen; sommige lectoren houden hiermee wel al rekening)..<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Drie keer per jaar wordt een informatiedag georganiseerd. Abituriënten en potentiële studenten krijgen dan een<br />

beeld van wat de opleiding inhoudt en welke de vereiste competenties zijn. Alle cursussen liggen er ter inzage en<br />

alle lectoren zijn aanwezig. De opleidingscoördinator geeft een algemene presentatie van zijn/haar opleiding of<br />

afstudeerrichting. Daarnaast kanaliseren het departement en de opleiding via diverse kanalen informatie: via<br />

brochures, de website, het tijdschrift HA! en gepersonaliseerde brieven.<br />

Voor de eerstejaarsstudenten wordt een onthaaldag georganiseerd. Ze maken dan kennis met de lectoren, de<br />

omgeving en krijgen nuttige informatie/documenten, waaronder de studiegids en de <strong>onderwijs</strong>regeling.<br />

In de studiegids worden doelstelling, werkvormen, inhoud, competenties, zelfstandig werk, studiemateriaal,<br />

evaluatie, studiebegeleiding en raadgevingen beschreven. De studiegids is hierdoor een belangrijk document<br />

waarin studenten vinden wat er van hen wordt verwacht en hoe ze zullen worden geëvalueerd. Verder wordt op<br />

de onthaaldag ook uitgelegd hoe ze begeleiding en hulp kunnen krijgen. Voor de communicatie tijdens het jaar<br />

wordt gebruikgemaakt van ad valvas-berichten en de website. Tijdens de onthaaldagen krijgen de studenten een<br />

bundel ‘<strong>onderwijs</strong>regeling’. Hierin staat de missie van de Hogeschool Antwerpen en het departement, naast de<br />

academische kalender, de toelatingsvoorwaarden, het bibliotheekreglement en de volledige regelgeving in<br />

verband met organisatie en examenreglement. Gezien het technisch-juridisch karakter van deze teksten krijgen<br />

de eerstejaarsstudenten tijdens een aparte sessie toelichting door de juridisch adviseur, gevolgd door een<br />

vragensessie. De juridisch adviseurs blijven overigens gedurende het hele jaar ter beschikking van de studenten<br />

en worden vrij frequent geraadpleegd, soms ook voor persoonlijke zaken. Gezien het belang van de stages is ook<br />

daarvoor een intensief begeleidingssysteem uitgewerkt, waarbij de leerlijn van de student kan worden opgevolgd.<br />

Binnen de hogeschool bestaat een studentenbegeleidingsplan. De Hogeschool Antwerpen plant en organiseert<br />

haar studentenbegeleiding volgens drie hoofddoelen: het voorkomen, het signaleren en het oplossen van<br />

studentenproblemen. Wat het laatste betreft, beschouwt de hogeschool de student als initiatiefnemer. Al bij het<br />

onthaal worden de mogelijkheden voor begeleiding uiteengezet. In de maand oktober krijgen de studenten nog<br />

een herinnering in de vorm van de ‘Gids voor studievaardigheden’, die wordt uitgedeeld en besproken.<br />

Het studentenbegeleidingsplan loopt over drie lijnen. De student kan in de eerste plaats terecht bij docenten,<br />

coördinatoren en het studentensecretariaat voor informele contacten en specifieke problemen. Voor het bijwerken<br />

van tekorten op inhoudelijk vlak moet men bij de lector aankloppen. Voor problemen in verband met de stage en<br />

een GIST, kan men terecht bij de opleidingscoördinator. Ten tweede kunnen studenten terecht bij de dienst<br />

Studentenbegeleiding en de ombudspersonen. Om te bemiddelen bij problemen rond de toepassing van het<br />

262 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


<strong>onderwijs</strong>reglement en examenaangelegenheden zijn de ombudspersonen aangesteld. Bij de dienst<br />

Studiebegeleiding kan de student terecht voor het aanleren en inoefenen van studievaardigheden, voor<br />

gesprekken over motivatie, studiekeuze, het plannen van opdrachten en blokperiodes. Voor zwaardere<br />

problemen wordt doorverwezen naar de derde lijn. De Sovoha richt zich op problemen die het succesvol studeren<br />

kunnen verhinderen: sociale, economische, juridische en psychologische problemen. Bij Sovoha kan de student<br />

onder andere terecht voor faalangst- en assertiviteitstraining en psychotherapie. De effectiviteit van de<br />

informatievoorziening van studiebegeleiding is volgens de commissie in orde.<br />

Speciaal voor aandachtsgroepen (allochtone studenten, kansarme studenten …) werd een project opgestart in<br />

samenwerking met de vzw De Schoolbrug om deze studenten te ondersteunen. Door het bijbrengen van<br />

studievaardigheden, maar ook via overleg en communicatie met de familiale en culturele omgeving, wil men alle<br />

studiebelemmerende factoren zoveel mogelijk wegnemen.<br />

Er bestaat geen formeel instroombeleid. Voor LO en MO zijn er instroomtesten, en tijdens de info- en de<br />

onthaaldagen worden de studenten geïnformeerd over de basisvereisten waaraan ze moeten voldoen.<br />

In de loop van het jaar zorgt elke lector voor de nodige instroombegeleiding, in samenwerking met de<br />

opleidingscoördinator. Specifiek voor de pedagogisch-didactische vaardigheden wil men alle studenten ook de<br />

kans geven om hierin te groeien. De opleiding zal onderzoeken in hoever een formeel instroombeleid de<br />

slaagkansen van de studenten kan verbeteren.<br />

Ad valvas wordt beschouwd als het officiële informatiekanaal. De borden worden dagelijks bijgewerkt. Zij zijn<br />

goed zichtbaar voor de studenten. Veel informatie is nu al permanent beschikbaar via de website en/of via<br />

Blackboard.<br />

Vlak voor de studenten hun stage beginnen, krijgen ze een infobrochure met betrekking tot de stages.<br />

Voor studenten die al elders een traject hoger <strong>onderwijs</strong> volgden, wordt door de opleidingscoördinator bekeken<br />

hoe vrijstellingen kunnen worden verleend. Voor examencommissiestudenten bestaat een specifiek programma.<br />

Ook studenten met een geïndividualiseerd studietraject worden begeleid.<br />

De organisatie van internationalisering gebeurt binnen het departement door coördinatoren voor internationalisering.<br />

Al in het tweede jaar krijgen geïnteresseerde studenten een uiteenzetting over de mogelijkheden. Ze krijgen ook<br />

de nodige begeleiding bij het opstellen van een dossier. De opleiding beschikt over een International Office met<br />

begeleiding en een informatiestructuur voor de eigen studentenpopulatie en voor de inkomende studenten. De<br />

commissie is van oordeel dat de begeleiding op het gebied van studievoortgang en socio-emotioneel welbevinden<br />

voldoet. De commissie vraagt wel een verbetering van de communicatie met de studenten op organisatorisch<br />

vlak.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de organisatie van de communicatie over de studiebegeleiding te verbeteren.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 263


Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

voorzieningen:<br />

- er optimaal wordt gebruikgemaakt van de beschikbare middelen vanuit een visie en met zorg;<br />

- de opleiding plannen heeft voor een nieuwbouw, waardoor de huidige problemen kunnen worden opgelost;<br />

- de opleiding constant aandacht heeft voor didactisch materiaal;<br />

- de opleiding een doelgericht mediatheekbeleid voert.<br />

studiebegeleiding:<br />

- studiebegeleiding uitgaat van een duidelijk beleid.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

264 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De IKZ-cel en de kwaliteitscoördinator staan in voor kwaliteitszorg. De IKZ-cel werkt departementaal en is<br />

samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende personeelscategorieën en opleidingen. Nu zijn ook twee<br />

vertegenwoordigers van de studenten erbij betrokken. Het beleid is geformuleerd in de tekst ‘Integrale<br />

kwaliteitszorg’, ‘Draaiboek Kwaliteitszorg Hogeschool Antwerpen’ en het ‘Beleidsplan voor educatieve<br />

uitmuntendheid’ van het departement. De werking van de IKZ-cel is te volgen in de verslagen van deze organen.<br />

Om de werking van IKZ in de opleidingen te verbeteren, werd een verantwoordelijke KZ per opleiding aangeduid.<br />

Zijn/haar taak bestaat erin de KZ binnen de opleiding blijvend onder de aandacht te houden, de PDCA-cyclus te<br />

bewaken en de verbeteringsvoorstellen te coördineren. Deze medewerkers, die ook lid zijn van de<br />

Departementale Stuurgroep, zijn de communicatoren vanuit de stuurgroep naar de opleidingen. Om de<br />

communicatie te stroomlijnen, werd op Blackboard een IKZ-community opgezet. Hierop zijn ook de voornaamste<br />

metingen te vinden. De verankering binnen de opleidingen wordt verder voorzien met behulp van de procedure<br />

‘<strong>Onderwijs</strong>kwaliteitszorg binnen elke opleiding van ons departement’. De uitvoering hiervan is gestart, maar moet<br />

nog groeien. Studenten en lectoren kunnen samen verbeteringstrajecten formuleren en bespreken. Met de<br />

invoering van een opleidingskwaliteitscoördinator wil de hogeschool de KZ en de communicatie daarover doen<br />

groeien.<br />

De invoering van de zelfevaluatie heeft de kwaliteitswerking geïntensifieerd. In SO werden de processen met alle<br />

betrokkenen samen beschreven, de sterke en zwakke punten in kaart gebracht, en via PROZA werd gemeten<br />

hoe hoog de kwaliteitslat ligt. Tijdens deze sessies werd ook systematisch gezocht naar verbeteringsmogelijkheden.<br />

De lectoren van de opleiding werden allemaal schriftelijk bevraagd over personeelstevredenheid.<br />

Studententevredenheid werd ook schriftelijk bij alle (aanwezige) studenten bevraagd. Alle genoemde bevragingen<br />

werden voor het eerst uitgevoerd in het kader van het zelfevaluatierapport. Hoewel streefdoelen wel informeel<br />

bestaan, kan men nog niet van toetsbare streefdoelen spreken. De commissie vraagt om toetsbare streefdoelen<br />

te formuleren. Daarnaast is de commissie van mening dat de formele kwaliteitszorg binnen de opleiding nog maar<br />

in een beginfase staat. Eens het systeem van zelfevaluatie en verbetering ingeburgerd is, zal men kunnen<br />

spreken van een kwaliteitssysteem, van permanente kwaliteitsverbetering en kan de meerwaarde ervan worden<br />

ervaren (kwalitatief en kwantitatief).<br />

Binnen het departement worden acties, info-, onthaal- en studiedagen systematisch bevraagd. De resultaten van<br />

deze bevragingen worden besproken in de Coördinatieraad. Deze gegevens bieden niet alleen een algemene<br />

feedback naar het departement, maar ook naar de individuele opleidingen. Via een terugkomdag krijgt de<br />

opleiding in Lier feedback over tewerkstelling, curriculum en tevredenheid van de studenten die één jaar zijn<br />

afgestudeerd.<br />

Via jaarlijkse didactische evaluaties, algemene studententevredenheidsenquêtes, een curriculumbevraging en<br />

een evaluatie van de projecten en de stage peilt de opleiding naar de bevingen van de studenten.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 265


De commissie stelt op basis van het zelfevaluatierapport dat de opleiding nog geen structurele verankering had<br />

van een kwaliteitszorgsysteem. Hoewel de opleiding in het zelfevaluatierapport de indruk geeft op een eerlijke<br />

wijze de eigen sterktes en zwaktes in kaart te willen brengen, gebeurde dit volgens de commissie nog niet op een<br />

gestructureerde en professionele wijze. De opleiding had nog geen streefdoelen en was ook nog duidelijk op zoek<br />

naar een functionele structuur. De commissie heeft een beperkt aantal metingen en analyses gezien. Bijsturingen<br />

en actieplannen werden veeleer intuïtief geformuleerd, dan dat ze berustten op degelijke analyses. Binnen de<br />

hogescholen beschikken de departementen over een verregaande autonomie. De opleiding kan een beroep doen<br />

op ondersteuning door de hogeschool. Keerzijde is wel dat het departement zelf veel moet investeren in eigen<br />

visieontwikkeling en sturing van onder andere een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem. Tijdens de visitatie<br />

bleek dat ook ten aanzien van dit facet heel wat vooruitgang werd geboekt. De commissie is van mening dat de<br />

opleiding (departement) nu beschikt over een elektronisch verwerkings- en registratiesysteem, zodat de<br />

kwaliteitszorg permanent kan worden bewaakt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt bijzondere aandacht voor de onderlinge afstemming tussen enerzijds de ontwikkeling en<br />

implementatie van het nieuwe curriculum en anderzijds de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem. Gezien<br />

de impact van de vernieuwingen vraagt de commissie om de kwaliteitszorg ten dienste te stellen van dit proces<br />

van ontwikkeling en implementatie.<br />

De commissie vraagt de opleiding om toetsbare streefdoelen te formuleren en het kwaliteitshandboek verder uit<br />

te werken.<br />

De commissie adviseert om de PDCA-cyclus in te bedden in de organisatie, om zo op een systematische wijze en<br />

op geregelde tijdstippen aan interne kwaliteitszorg te doen. De PDCA-cyclus moet ook door de individuele<br />

docenten worden gehanteerd, omwille van hun voorbeeldfunctie.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Verbeteringsmaatregelen situeren zich op het niveau van het departement, de lerarenopleiding (studiegebied) en<br />

van de opleiding SO. Departementaal werkt men aan verbeteringsprojecten die voor alle opleidingen gelden. Ze<br />

zijn het resultaat van de werkzaamheden van de departementale stuurgroep KZ, alsook van de verschillende<br />

cellen. Een overzicht van de voornaamste realisaties op dit niveau:<br />

- het invoeren van functioneringsgesprekken;<br />

- het opstellen en publiceren van een vademecum;<br />

- het opstellen van een (departementaal) strategisch plan;<br />

266 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


- het aanstellen van een budgetcommissie;<br />

- het structureren van de communicatie: intern via Blackboard, extern via de website;<br />

- het uitbouwen van een uniform informatie- en communicatienetwerknetwerk (uniforme e-mail voor alle<br />

studenten en lectoren);<br />

- het verbeteren van het publicitair aanbod van de opleidingen (brochures);<br />

- het samenvoegen van <strong>onderwijs</strong>innovatie en IKZ;<br />

- de startproblemen bij het gebruik van het Competas-platform (Givi-cursussen) werden ondertussen ook<br />

opgelost.<br />

Op het niveau van het studiegebied <strong>Onderwijs</strong>-Lerarenopleiding worden geregeld vergaderingen met opleidingsen<br />

campuscoördinatoren belegd. Hier bespreekt men alles wat gemeenschappelijk is over de opleidingen heen,<br />

zodat men over de opleidingen en vestigingsplaatsen heen eenzelfde concept voor de lerarenopleiding kan<br />

hanteren. Binnen vakgroepen worden doelstellingen, inhoud, werk- en evaluatievormen in functie van dit concept<br />

vastgelegd. Principieel wil men zo komen tot opleidingonderdelen die onafhankelijk zijn van lectoren en<br />

vestigingsplaatsen. Bovendien werkt men ook met gemengde groepen (lectoren uit verschillende vakdomeinen)<br />

om voldoende projectmatige en vakoverschrijdende onderdelen te voorzien. De opleidingsdoelen, zoals<br />

geformuleerd in onderwerp 1, geven de grote lijnen aan van wat men met de opleiding wil bereiken. Tot op heden<br />

werden verbeteringsmaatregelen geformuleerd en uitgevoerd in functie van het dagelijks beheer van de opleiding.<br />

De uitvoering hiervan berustte hoofdzakelijk bij de opleidingscoördinatoren. De neerslag hiervan is te vinden in de<br />

verslagen van de opleidingsraden.<br />

In mei 2004 werd een uitgebreide mentorenbevraging georganiseerd. Deze geeft feedback over de waarde van<br />

de studenten in de loop van hun opleiding. Tevens vertegenwoordigen de mentoren het werkveld en kunnen ze<br />

langs deze weg ook nuttige opmerkingen formuleren over het curriculum. Aangezien veel mentoren ook oudstudenten<br />

zijn, is de cirkel helemaal rond. Uit de mentorenbevraging blijkt dat men in het algemeen tevreden is,<br />

maar dat de communicatie nog kan worden verbeterd.<br />

Naast deze schriftelijke bevraging hebben jaarlijks ook mentorendagen plaats. Dit is in de eerste plaats een prgebeuren<br />

waarbij wel van de gelegenheid wordt gebruikgemaakt om de organisatie en communicatie rond de<br />

stages te updaten. De meeste energie werd gestoken in het uitwerken van een nieuw curriculum. Vertrekkend<br />

van twee teamdagen werd in opco-camcovergaderingen en werkgroepen aan een nieuw curriculum gewerkt. In<br />

de loop van deze zelfevaluatie werden al enkele verbeteringsvoorstellen uitgewerkt. Er werd een begin gemaakt<br />

met de volgende verbeteringstrajecten:<br />

- het intensifiëren van internationalisering;<br />

- het voeren van functioneringsgesprekken;<br />

- het verzorgen van een interne opleiding ICT en Blackboard;<br />

- het opstarten van een taalbeleid;<br />

- het herwerken van de evaluatieformulieren voor de didactische stage;<br />

- het uniform maken van de studiegids.<br />

Op de Blackboard-site zal per opleiding een ‘verbetervenster’ voorzien worden waarop enerzijds een overzicht<br />

van de gerealiseerde projecten van het voorbije jaar staan, en anderzijds een overzicht van de geplande<br />

projecten voor het komende jaar. Gezien men in het verleden ad hoc aan de kwaliteit werkte, verdient het<br />

aanbeveling dat dit in de toekomst op een meer planmatige manier gebeurt.<br />

Departementaal zijn middelen voor IKZ voorzien. Sinds kort hoort hierbij ook de verantwoordelijke van elke<br />

opleiding. Er is ook een administratief personeelslid dat deeltijds voor IKZ werkzaam is. Voor het uitvoeren van<br />

verbeteringsvoorstellen bestaat er nog geen verrekening in de taakbelasting. Dit wil zeggen dat veel gebeurt door<br />

verantwoordelijken binnen de cellen. Wil men verbeteringsteams op een grotere schaal inzetten, dan moet<br />

hiervoor extra worden geïnvesteerd.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 267


In opdracht van het Departement <strong>Onderwijs</strong> evalueerde een stuurgroep de lerarenopleidingen in 2000-2001. Dit<br />

was geen doorlichting noch een inspectie, maar een toetsing van de haalbaarheid van de basiscompetenties.<br />

Deze evaluatie gebeurde per opleiding. Uiteraard werden de conclusies en aanbevelingen in de opleiding<br />

besproken. Enkele collega’s hebben achteraf ook meegewerkt aan commissies voor het uitwerken van de<br />

aanbevelingen (onder andere het herformuleren van basiscompetenties). Dit gaf echter geen aanleiding tot het<br />

bijsturen van de visie of het curriculum.<br />

De commissie is van oordeel dat de verbeteringsacties niet gecoördineerd werden opgezet en nog niet passen<br />

binnen strategische en operationele doelstellingen (streefdoelen) die de opleiding zichzelf had gesteld.<br />

Verbeteringsacties gebeurden ad hoc, fragmentarisch en zonder samenhang. Tijdens de visitatie kon aan de<br />

commissie voor dit facet nog niet veel vooruitgang worden getoond. Dit neemt niet weg dat enkele zinvolle<br />

verbeteringen intussen wel geïmplementeerd werden, zoals de installatie van een elektronisch<br />

communicatieplatform. De commissie vindt het een goede keuze dat het departement ervoor geopteerd heeft om<br />

de lerarenopleiding een duidelijke aansturing te geven. Personeelsleden worden nu vrijgesteld om bevragingen te<br />

organiseren en snel terug te koppelen naar het hoofd van het studiegebied. Ook de duidelijke verankering van<br />

kwaliteitszorg binnen het departement en de opleiding is volgens de commissie een pluspunt. De<br />

basisvoorwaarden zijn momenteel aanwezig, maar de hele ontwikkeling en implementatie moeten nog vorm<br />

krijgen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de PDCA-cirkel volledig rond te maken en dit op elk niveau; hogeschool,<br />

departement en Opleiding.<br />

De commissie adviseert de terugkoppeling van resultaten van bevragingen naar alle betrokkenen.<br />

De commissie adviseert om de verbeteringstrajecten te realiseren met alle betrokkenen.<br />

De commissie vraagt een selectie/prioritering van verbeteringsacties en een planning op korte, middellange en<br />

lange termijn te maken.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de IKZ-stuurgroep zijn onderwijzend en administratief technisch personeel vertegenwoordigd.<br />

Aan studenten werd gevraagd om deel uit te maken van de stuurgroep. De vertegenwoordigers moeten echter<br />

nog (bereid) worden gevonden. Om de communicatie over IKZ zichtbaar en transparant te maken, werd een<br />

Blackboard-community opgezet. Alle basisdocumenten en de resultaten van de voornaamste enquêtes zijn hierop<br />

te vinden. Binnen de OR worden de democratische principes gerespecteerd en is er de mogelijkheid tot inspraak<br />

268 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


voorzien. Kwaliteitszorg moet een vast item zijn binnen de OR. De verantwoordelijke voor de kwaliteitszorg<br />

binnen de opleiding moet hier de PDCA-cyclus bewaken en levendig houden.<br />

Hoewel het niet gemakkelijk is om studenten bij het beleid te betrekken, heeft het departement vanaf het<br />

academiejaar 2004-2005 een bewuste inspanning geleverd om studenten op alle niveaus te betrekken<br />

(Departementsraad, Opleidingsraad, Studentenraad, IKZ-stuurgroep). Gezien de driejarige structuur is het minder<br />

evident om continuïteit in de studentenvertegenwoordiging te krijgen. Zo gebeurde het dat een Studentenraad in<br />

één jaar goed functioneerde en in een volgend jaar weinig bijval genoot. Vanuit het departement tracht men dit<br />

toch steeds levendig te houden. De studenten krijgen jaarlijks de gelegenheid om de kwaliteit van de aangeboden<br />

opleidingsonderdelen te evalueren. In overeenstemming met de afgesproken werkwijze bepalen de individuele<br />

lectoren hoe ze met de gegevens omgaan en hoe ze de studenten feedback geven. De gegevens kunnen ook<br />

gebruikt worden om curriculumvernieuwingen voor te bereiden en samen met de studenten te bespreken in de<br />

opleidingsraden.<br />

Er wordt een aparte bevraging over het curriculum gepland waarbij de afgestudeerden en het beroepenveld<br />

worden betrokken. Gezien het grote aantal uren stage in het curriculum hebben docenten ambtshalve veel<br />

contact met het werkveld en bestaat langs dat kanaal een intensieve terugkoppeling. Er bestaan goede<br />

samenwerkingsverbanden met het Stedelijk <strong>Onderwijs</strong> Antwerpen en met het Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong>. In het<br />

kader van het zelfevaluatierapport werden werkveld en alumni expliciet uitgenodigd.<br />

Voor alumniwerking is in het departement nog geen duidelijke lijn getrokken. In het verleden werden initiatieven<br />

ter zake wel steeds ondersteund. Momenteel is men departementaal bezig om het alumnibeleid vorm te geven.<br />

Er wordt in dit verband ook overleg gepleegd met het centrale beleid. In elk geval zullen feedback en<br />

systematische bevraging van het curriculum hiervan zeker deel uitmaken.<br />

In Lier is de alumniwerking een historisch gegeven. De Koninklijke Oudstudentenbond Lier werd opgericht in<br />

1885. De KOSB publiceert trimestrieel het tijdschrift Band, dat al verschijnt sinds 1933. Jaarlijks organiseert de<br />

bond met Hemelvaartsdag een reünie voor oud-studenten. In de school beschikt de Bond over een archieflokaal,<br />

waarin honderden documenten en foto’s zijn geklasseerd. Momenteel wordt een eigen website ontwikkeld; hierbij<br />

worden ook de studenten actief betrokken (www.oudstudentenbondlier.be).<br />

Het departement heeft ook een vertegenwoordiger bij de vzw Bachelor. Naast het verdedigen van de<br />

beroepsbelangen van de professional bachelors willen ze ook een permanente brug vormen tussen de<br />

hogescholen en het werkveld in een Europese context. Zo maken ze een overzicht van de competenties van de<br />

professionele bachelor, stellen ze loopbaanprofielen op, inventariseren ze schakelprogramma’s (banaba en<br />

manaba) en buitenlandse bachelors, publiceren statistieken enzovoort. Zo creëren ze toegevoegde waarde voor<br />

studenten, afgestudeerden, <strong>onderwijs</strong>- en werkveld.<br />

Uit het zelfevaluatierapport bleek dat zowel internen (lectoren, studenten, medewerkers …) als externen geregeld<br />

bij één of andere vorm van bevraging of reflectie worden betrokken. Van een professionele aanpak kan de<br />

commissie echter nog niet spreken. Zowel de wijze waarop de contacten verliepen als de wijze van bevragen, zijn<br />

meestal te informeel, te weinig doelgericht en te vaak eng gericht op tevredenheid. Tijdens de visitatie bleek dat<br />

de opleiding voor dit facet nog maar beperkte vorderingen heeft gemaakt. Positief vindt de commissie de<br />

vaststelling dat de opleiding ernaar gestreefd heeft om alle lectoren en ook enkele studenten te betrekken bij de<br />

ontwikkeling van het nieuwe curriculum. Hierdoor is er bij de lectoren een voldoende groot draagvalk gerealiseerd<br />

voor de curriculumvernieuwing. Behalve de rechtstreeks betrokken studenten bleken de overige studenten op dit<br />

ogenblik nog geen kennis te hebben van de op til staande veranderingen. Ook het werkveld was nog niet op de<br />

hoogte.<br />

Er is een didactische evaluatie van lectoren door studenten na elk semester, maar de commissie vindt dat de<br />

resultaten van deze evaluatie nog onvoldoende worden omgezet in het verbeteren van de <strong>onderwijs</strong>processen..<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 269


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De interne kwaliteitszorg is geïncorporeerd bij de leidinggevenden (hoofd studiegebied en opleidingscoördinatoren),<br />

maar alle lectoren moeten nog meer overtuigd worden van dit kwaliteitsdenken.<br />

De commissie vraagt de betrokkenheid van de studenten, de mentoren en de alumni bij de kwaliteitszorg en bij<br />

het uitwerken van de verbeteracties te verhogen.<br />

De commissie vraagt de lectoren de PDCA-cirkel toe te passen bij hun professioneel handelen (voorbeeldfunctie<br />

voor studenten).<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- er een groot verbeteringstraject is tussen het ZER en de huidige realisatie;<br />

- het concept en het instrumentarium gebruiksklaar zijn;<br />

- er een betrokkenheid is van studenten, lectoren en het werkveld bij de ontwikkeling van het nieuwe<br />

curriculum.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

270 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het aantal instromende studenten is in de laatste jaren steeds gestegen. In de opleiding SO aan de Hogeschool<br />

Antwerpen bedroeg de stijging in Antwerpen 107 procent; in Lier bleef het aantal studenten ongeveer gelijk. De<br />

uitdaging bestaat erin om met de beschikbare (personeels)middelen de eindkwaliteit van de afgestudeerden te<br />

verzekeren.<br />

De commissie stelt dat de doelstellingen en competenties zoals die binnen het opleidingsprofiel geformuleerd<br />

worden, in grote mate door de opleiding worden gerealiseerd. Een échte toets voor de opleiding vormt de graad<br />

van tevredenheid van zowel de afgestudeerden als van het werkveld. Zoals al bij de stage vermeld, is de<br />

feedback hier goed. Er zijn geen problemen met tewerkstelling, afgestudeerden zijn erg snel aan het werk. Sinds<br />

één jaar treedt er enige verzadiging op. Dit heeft tot gevolg dat afgestudeerden niet meer de keuze hebben uit<br />

verscheidene jobaanbiedingen en soms ook interim-opdrachten krijgen toegewezen. Tewerkstelling loopt voor<br />

een groot deel via de stage. Indien een student goed bevonden wordt (inhoudelijk, qua mentaliteit en<br />

schoolcultuur), dan zal de school een voorstel doen. De commissie is van mening dat de studenten afstuderen<br />

met een voldoende hoog competentieniveau voor wat het programma tot doelstellingen heeft. Ze zijn voldoende<br />

voorbereid om als beginnende leraar aan de slag te gaan.<br />

De opleiding heeft geen cijfers over een verdeling van de afgestudeerden over de verschillende sectoren, functies<br />

en jobtevredenheid. Toch meent men te weten dat de meeste studenten in een aangepaste functie werken en<br />

tevreden zijn. Dit blijkt uit de contacten op de mentorendagen en uit de evaluatie van de terugkomdag in Lier. Wel<br />

zijn er uiteraard verbeteringen mogelijk.<br />

De commissie constateert dat de studenten met de verworven competenties eindwerken produceren die het<br />

verwachte niveau halen. Het eindwerk is een grondige persoonlijke studie over een goed afgebakende<br />

problematiek, zowel op theoretisch, didactisch als pedagogisch vlak. Het concept van wat van de eindwerken<br />

wordt verwacht, is volgens de commissie niet eenduidig. Dat kan tussen lectoren verschillen. Bij de optie MO zijn<br />

daar overigens striktere afspraken over gemaakt. Daarnaast vindt de commissie dat de beoordelingssystematiek<br />

aanzienlijk beter geëxpliciteerd wordt, waardoor de beoordeling van de verschillende werken inzichtelijker wordt.<br />

Een van de belangrijkste elementen in de opleiding is de stage. Deze omvat de didactische stage (observeren,<br />

lesvoorbereidingen, lessen geven), vakoverschrijdende educatie en buitenlandstage. Deze activiteiten winnen in<br />

de loop van de opleiding aan belang. De commissie vindt dat de stage binnen deze opleiding de hoeksteen van<br />

de opleiding vormt. Inhoud en concept van de stage worden beschreven in de studiegids ‘Stage’ die de studenten<br />

bij het begin van het academiejaar krijgen. De stages vormen volgens de commissie een sterk punt in de<br />

opleiding, helder qua bedoeling en duidelijk ingebed in de opleiding. Ze zijn goed uitgebouwd en kennen een<br />

duidelijke plaats en gewicht binnen de opleiding.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 271


De commissie constateert dat er studenten- en docentenuitwisseling is. Het aantal inkomende studenten bij de<br />

internationalisering blijft erg klein. Verschillende redenen spelen hier intern een rol: de moeilijkheid om binnen de<br />

opleidingsonderdelen het Nederlands als voertaal te vervangen voor de buitenlandse studenten; het gebrek aan<br />

ervaring om speciale modules voor inkomende studenten in te richten; en Engelstalige informatie met betrekking<br />

tot de lerarenopleiding is onvoldoende aanwezig op de website. Nu is men gestart met het werven van<br />

inkomende studenten in de partnerscholen. Realisaties op het vlak van internationalisering van het <strong>onderwijs</strong> zijn<br />

volgens de commissie echter nog ondermaats. Positief vindt de commissie dat er een stijgende trend is vast te<br />

stellen in de inkomende studenten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het concept en de eenduidige aanpak en beoordeling van de eindwerken moeten worden verduidelijkt en<br />

verbeterd.<br />

De commissie adviseert om het concept van de stages voor de verschillende opties beter op elkaar af te<br />

stemmen. Indien de uitwerking van de stages verschillend verloopt per optie, dan dient de motivering hiervoor<br />

goed onderbouwd te zijn.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en de<br />

50 procent liggen. De evolutie over de jaren heen wordt niet opgevolgd, evenmin als de situatie per opleiding of<br />

studiegebied. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De opleiding wil enerzijds het kwaliteitsniveau hoog houden en anderzijds streven naar een zo hoog mogelijk<br />

slaagcijfer. Studiebegeleiding, monitoraat en direct contact met de lectoren zijn de hefbomen die het<br />

<strong>onderwijs</strong>rendement moeten dragen.<br />

272 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Uit de slaagcijfers blijkt dat er gedurende het jaar relatief weinig uitval van studenten is. Het slaagcijfer varieert<br />

wel van jaar tot jaar. Bij de slaagcijfers in het tweede en het derde jaar zijn er geen echte problemen. In het<br />

tweede jaar evolueren de slaagcijfers voor:<br />

- AV: van 70 tot 89 procent (gemiddeld 79,5 procent); in het derde gemiddeld 95 procent;<br />

- LO: van 64 tot 73 procent (gemiddeld 73,0 procent); in het derde gemiddeld 85 procent;<br />

- MO: van 60 tot 86 procent (gemiddeld 75,5 procent); in het derde jaar gemiddeld 80 procent;<br />

- TR: van 79 tot 100 procent (gemiddeld 88,5 procent); in het derde jaar gemiddeld 94,5 procent.<br />

Anders is het gesteld in het eerste jaar:<br />

- AV slaagcijfer A = 58 procent en slaagcijfer B = 63 procent;<br />

- LO slaagcijfer A = 43 procent en slaagcijfer B = 48 procent;<br />

- MO slaagcijfer A = 76 procent en slaagcijfer B = 79 procent;<br />

- TR slaagcijfer A = 75 procent en slaagcijfer B = 84 procent.<br />

(Slaagcijfer A = op basis van alle inschrijvingen; slaagcijfer B = op basis van deelname aan de examens).<br />

Hoewel deze cijfers soms laag zijn, liggen ze hoger dan in andere opleidingen in het departement: toegepaste<br />

informatica (32 tot 47 procent), bedrijfsbeheer (28,6 tot 44,2 procent).<br />

Globaal bedragen de slaagcijfers voor de opleiding SO binnen de HA 48 procent voor generatiestudenten en 77<br />

procent voor niet-generatiestudenten. Het slaagpercentage van de generatiestudenten ligt algemeen iets lager<br />

dan het algemeen slaagcijfer.<br />

Qua doorstroming zijn er geen problemen meer nadat studenten in het eerste jaar slagen. De gemiddelde<br />

studieduur bedraagt 3 jaar en 1 maand.<br />

Er bestaat binnen de opleiding geen uitgebreid statistisch materiaal over de oorzaken van niet-slagen. Wel heeft<br />

de opleiding voor het voorbije academiejaar (2003-2004) de slaagcijfers gerelateerd aan de vooropleiding. Voor<br />

aso slagen in het eerste jaar 63 procent van de studenten. Voor studenten tso bedraagt dit slechts 34 procent.<br />

Slechts 11 procent van de bso-studenten slaagt in het eerste jaar. Dit ligt in lijn met wat vastgesteld wordt in<br />

andere opleidingen (in het departement BLS – behalve Kleuter<strong>onderwijs</strong>). Het hoogste slaagcijfer (75 procent)<br />

wordt gerealiseerd door kso-studenten. Gezien het hier slechts over enkele studenten gaat, moet dit met de<br />

nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. In een tweede jaar scoren de tso- en bso-studenten wel nog<br />

minder dan hun collega’s uit het aso, maar in het derde jaar zijn deze verschillen volledig weggewerkt.<br />

Het relatief hoge slaagcijfer in MO kan onder meer worden verklaard door de oriënteringsproef. Bij LO blijkt de<br />

combinatie van theoretische vakken en een veelheid aan praktische disciplines moeilijk te liggen. Het grote aantal<br />

opleidingsonderdelen vergroot ook de kans op mislukken. Het is dus duidelijk dat de vooropleiding een<br />

belangrijke factor is. Vraag is hoe de instroom en de slaagcijfers in het eerste jaar nog kunnen worden verbeterd.<br />

Studiebegeleiding kan studenten vooruithelpen als ze problemen hebben bij specifieke opleidingsonderdelen.<br />

Bij studiebegeleiding kunnen de studenten terecht voor hulp met studiemethode, bij Sovoha voor psychosociale<br />

problemen.<br />

De opleiding heeft haar rendementen vergeleken met die van andere opleidingen in het domein <strong>Onderwijs</strong> in<br />

Vlaanderen. Hoewel deze gegevens niet als streefcijfers worden beschouwd, kan wel geconcludeerd worden dat<br />

de opleiding duidelijk boven het Vlaamse gemiddelde scoort.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 273


Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

voldoende<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding breed inzetbare afgestudeerden aflevert, maar niet beschikt over streefcijfers hieromtrent;<br />

- de rendementscijfers bekend zijn: de gemiddelde studieduur over de laatste drie jaar ligt tussen 3,01 en 3,06<br />

jaar; het gemiddelde slaagpercentage van eerstejaarsstudenten bedraagt gemiddeld voor de laatste drie jaar<br />

55,6 procent (AV), 42 procent (LO), 70 procent (MO) en 71 procent (TR);<br />

- het niveau van de afgestudeerden hoog is in een breed gamma van basiscompetenties;<br />

- er een behoorlijk <strong>onderwijs</strong>rendement is in relatie tot de instroom;<br />

- er emancipatorische zorg aanwezig is.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

274 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen | 275


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang onvoldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing onvoldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen voldoende<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding voldoende<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

voldoende<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

276 | Opleidingsrapport Hogeschool Antwerpen


Hoofdstuk 6 Hogeschool Gent<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Hogeschool Gent<br />

Het Departement Lerarenopleiding van de Hogeschool Gent vindt zijn oorsprong in de fusie van de<br />

Rijksnormaalschool Gent en de Rijksnormaalschool Sint-Niklaas in 1988. Na de oprichting van de Autonome<br />

Raad voor het Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong> in 1989 krijgt de fusieschool met ingang van het academiejaar 1990-<br />

1991 de naam Hoger Instituut voor Pedagogisch en Sociaal <strong>onderwijs</strong> van het Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong><br />

(Hipsogo). De oprichting van de Hogeschool Gent in 1995 is een direct gevolg van het Hogescholendecreet van<br />

13 juli 1994. Dertien hogescholen gaan samen om de Hogeschool Gent te vormen. Vijf behoren tot de Stad Gent,<br />

acht tot het Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong>.<br />

In 2001 gaat ook de hogeschool Mercator op in de Hogeschool Gent. Sinds het academiejaar 2001-2002 telt de<br />

Hogeschool Gent dertien departementen, waarvan het Departement Lerarenopleiding er één is. Concreet<br />

betekent dit dat het Stedelijk Hoger Pedagogisch Instituut, het Stedelijk Hoger Instituut voor Pedagogische en<br />

Sociale Studiën van de Stad Gent en het Hoger Instituut voor Pedagogisch en Sociaal <strong>Onderwijs</strong> van het<br />

Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong> samenkomen in dit departement. Alle lerarenopleidingen van het Hoger <strong>Onderwijs</strong><br />

Korte Type worden op dat moment georganiseerd in de Ledeganckstraat. Vanaf 2004 leidt het departement<br />

Lerarenopleiding op tot bachelor in het <strong>onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong>, Lager <strong>Onderwijs</strong> en Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

De Hogeschool Gent maakt samen met de Universiteit Gent, de Hogeschool West-Vlaanderen en de<br />

Arteveldehogeschool, in Oost- en West-Vlaanderen deel uit van de Associatie Universiteit Gent. De associatie<br />

bundelt de krachten van de vier partnerinstellingen op het vlak van <strong>onderwijs</strong>, onderzoek, dienstverlening en<br />

infrastructuur.<br />

De opleiding tot bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> heeft in de loop der jaren verschillende<br />

wijzigingen ondergaan, ook wegens interne organisatorische redenen. Tot in 2001 zijn er een aantal beperkingen<br />

in combinatiemogelijkheden geweest. Het huidige combinatiesysteem voor bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair<br />

<strong>Onderwijs</strong> vindt ingang vanaf het academiejaar 2001-2002. De opleiding biedt de combinatiemogelijkheden<br />

algemene vakken, voeding-verzorging-kleding, handel-burotica, lichamelijke opvoeding, muzikale opvoeding en<br />

plastische opvoeding aan.<br />

De commissie stelt vast dat het zelfevaluatierapport sterk formeel geïnspireerde onderdelen bevat, zoals de<br />

beschrijving van het <strong>onderwijs</strong>, het examenreglement en de decretaal vastgelegde studiecontracten in het kader<br />

van de flexibilisering. Het zelfevaluatierapport is erg uitvoerig, soms te uitvoerig en overlappend. Zo beslaat de<br />

toelichting van het boekhoudsysteem negen bladzijden. Er worden veel stellingen verwoord in het zelfevaluatierapport<br />

die niet altijd onderbouwd zijn door registratie van resultaten en/of metingen. De beschrijvingen zijn meer<br />

dan volledig. De concrete invulling van deze beschrijvingen en de behaalde resultaten komen minder aan bod.<br />

De opgenomen positieve punten en aandachtspunten in het zelfevaluatierapport zijn overtallig en hebben een<br />

opsommend karakter. Men onderscheidt daarbij geen hoofdzaken van bijzaken, waardoor ook geen duidelijke<br />

prioriteiten gesteld worden. Wel worden in het besluit van het zelfevaluatierapport (7.2) per onderwerp suggesties<br />

voor verbetering en daarbij aansluitende remediërende maatregelen opgenomen. De terminologie is soms vaag,<br />

en vaak worden beweringen in de voorwaardelijke wijze gesteld. De commissie waardeert de redelijk zelfkritische<br />

toonzetting en de heldere opbouw.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 277


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De visie van de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> sluit aan bij die van het departement<br />

Lerarenopleiding. In het strategisch beleidsplan hebben de opleidingen van het departement een boeiende<br />

analyse van de huidige maatschappelijke trends en ontwikkelingen gemaakt, die hun impact zullen hebben op de<br />

inhoud en de vormgeving van het <strong>onderwijs</strong>. De impact wordt vertaald in een tiental concrete projecten.<br />

De algemene doelstellingen van de opleiding zijn de tien geformuleerde doelstellingen uit het omvormingsdossier:<br />

- zowel bij de leerlingen als bij de leerlingengroep kenmerken kunnen achterhalen die van invloed zijn op leren<br />

en onderwijzen. De heterogeniteit van de B-groep in kaart kunnen brengen met behulp van de CLB-centra;<br />

- doelstellingen kunnen kiezen op basis van de leerplannen, het pedagogisch project en het schoolwerkplan,<br />

rekening houdend met de beginsituatie van de leerlingen; die doelstellingen concreet en operationeel kunnen<br />

omschrijven; leerinhouden kunnen structureren en vertalen in opdrachten, thema's en projecten; al dan niet<br />

vakoverschrijdende werk- en groeperingsvormen kiezen; een goede timing bepalen en de aanpak kunnen<br />

differentiëren;<br />

- motiverende leeromgevingen kunnen ontwerpen, rekening houdend met de belangstelling, het<br />

verwerkingsniveau van de leerlingen en met een reële kans op betrokkenheid en succesbeleving; de<br />

leerinhouden kunnen inbedden in authentieke situaties;<br />

- op systematische wijze gegevens kunnen verzamelen over het leer- en ontwikkelingsproces van de leerling<br />

via toetsen, observaties, zelfevaluatiegegevens van de lerende en gesprekken; de studievoortgang van de<br />

leerlingen uit de B-groep kunnen bewaken; kunnen adviseren omtrent aangepaste instapmogelijkheden in het<br />

arbeidsveld; een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de leerlingengroep en op school; hierbij<br />

rekening houdend met de cultuurverschillen tussen verschillende sociale groepen;<br />

- adequaat kunnen omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met<br />

gedragsmoeilijkheden;<br />

- zich bewust zijn van de bredere levenservaring en leefwereld van meerderjarige leerlingen en hiermee<br />

gepast kunnen omgaan; de basiskennis beheersen over de gekozen leergebieden en de eigen<br />

deskundigheid bevorderen door zelfstudie, nascholing en begeleiding;<br />

278 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


- technieken, vaardigheden en aanpakwijzen kunnen aanwenden die te maken hebben met orde houden en<br />

klassenmanagement;<br />

- op correcte wijze omgaan met een aantal administratieve verplichtingen die behoren tot het takenpakket van<br />

de leraar;<br />

- informatie kunnen verstrekken aan ouders en begeleidingsdiensten over leervorderingen, studiekeuze en/of<br />

beroepskeuze en gedrags- en houdingsaspecten;<br />

- op de hoogte zijn van de rechten van de lerende en daaruit conclusies kunnen trekken met betrekking tot<br />

evaluatie en advisering; een taakverdeling kunnen overleggen en die naleven.<br />

Deze doelstellingen sluiten aan op het beroepsprofiel voor de leraar dat decretaal vastligt (1996). De opleiding<br />

maakt gebruik van het goedgekeurde beroeps- en opleidingsprofiel van de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad (1998). De<br />

commissie stelt vast dat de opleidingsdoelstellingen de basiscompetenties behelzen.<br />

Ook het beroepsprofiel van de leraar (Besluit van de Vlaamse regering 1998) en de uitgeschreven<br />

basiscompetenties (Besluit van de Vlaamse regering 1998) zijn zeer gelijklopend. Als typefuncties of<br />

basiscompetenties worden omschreven:<br />

- de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen,<br />

- de leraar als opvoeder,<br />

- de leraar als inhoudelijk expert,<br />

- de leraar als organisator,<br />

- de leraar als innovator – de leraar als onderzoeker,<br />

- de leraar als partner van ouders/verzorgers,<br />

- de leraar als lid van een schoolteam,<br />

- de leraar als partner van externen,<br />

- de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap,<br />

- de leraar als cultuurparticipant.<br />

De leraar-in-opleiding ontwikkelt daarbij de volgende attitudes:<br />

- beslissingsvermogen,<br />

- relationele gerichtheid,<br />

- kritische ingesteldheid,<br />

- leergierigheid,<br />

- organisatievermogen,<br />

- zin voor samenwerking,<br />

- verantwoordelijkheidszin,<br />

- creatieve gerichtheid,<br />

- flexibiliteit,<br />

- gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie.<br />

Sommige competenties zoals ‘partner met ouders’ en ‘innovator’, komen slechts minimaal aan bod in de<br />

doelstellingen. Attitudes worden eerder terloops vermeld. Het is niet altijd duidelijk in hoeverre de vooropgestelde<br />

tien projecten van de opleiding in uitvoering zijn. Zo wordt het werken met een heterogene B-groep, zoals<br />

vermeld in de algemene doelstellingen, niet verder geoperationaliseerd in de projecten.<br />

Daarnaast hebben lichamelijke opvoeding, muzikale opvoeding en plastische opvoeding ook aandacht voor de<br />

basiscompetenties voor de leraar lager <strong>onderwijs</strong> en/of voor de basiscompetenties voor de leraar<br />

kleuter<strong>onderwijs</strong>. Deze afgestudeerden kunnen immers ook in het lager en kleuter<strong>onderwijs</strong> tewerkgesteld<br />

worden.<br />

De doelstellingen van de opleiding zijn beperkt gekend door de studenten. Bij aanvang van het eerste<br />

opleidingsjaar worden het opleidingsprofiel en het -programma gekaderd tijdens de lessen pedagogiek. Zij<br />

worden verder uitgewerkt in alle opleidingsonderdelen. Daarnaast is het opleidingsprogramma opgenomen in de<br />

syllabus Pedagogiek Specifiek, waarin ook de basiscompetenties en het beroepsprofiel aan bod komen. De<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 279


gesprekken tonen aan dat de studenten vertrouwd zijn met de specifieke doelstellingen en de daaraan verbonden<br />

basiscompetenties, die systematisch vermeld worden in de beschrijvingen van de opleidingsonderdelen, het<br />

cursusmateriaal en de ECTS-fiches, die te raadplegen zijn op de website. Doelstellingen die vrijwel uitsluitend<br />

kunnen bereikt worden tijdens de stages, zijn samengebracht in het stagereglement. De studenten tekenen voor<br />

kennisname van dit document. Tijdens een briefing bij het begin van het academiejaar worden de doelstellingen<br />

en verwachtingen van de stage geëxpliciteerd.<br />

Bij de lectoren zijn de doelstellingen van de opleiding beter gekend. Zowel de doelstellingen van de opleiding als<br />

de specifieke doelstellingen van de opleidingsonderdelen zijn gespreksonderwerpen in de Opleidingscommissie.<br />

De stagescholen worden op de hoogte gebracht van de doelstellingen van de opleiding en in het bijzonder van de<br />

stagedoelstellingen, aan de hand van de stagedocumenten die de student ter beschikking stelt. Tijdens de<br />

directeursdagen worden de doelstellingen van stages meegedeeld aan de directies van de hospiteerscholen. Ook<br />

de persoonlijke contacten tussen lectoren en mentoren/directie van de stagescholen bij de stagebezoeken, zijn<br />

op dit vlak waardevolle kanalen. Het basis<strong>onderwijs</strong>, de educatieve centra, sportdiensten, sportploegen,<br />

fitnesscentra en andere organisaties worden op de hoogte gebracht van de stagedoelen in het<br />

bewegingsrecreatie-stagedocument.<br />

Internationalisering is in het verleden geen speerpunt van beleid geweest van het departement, hoewel ‘het<br />

uitbouwen van de internationalisering’ als een van de tien projecten in het Strategisch Beleidsplan 2003-2008 was<br />

opgenomen. Sinds kort maakt de opleiding werk van haar internationale component in het curriculum.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De doelstellingen moeten in meetbare, te kwantificeren termen gesteld worden, waardoor de opleiding en het<br />

management kunnen vaststellen in welke mate ze gerealiseerd zijn. De commissie adviseert om met behulp van<br />

de SMART-systematiek te werken en de doelstellingen op outputniveau te formuleren.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om de internationale dimensie als referentie voor het stellen van doelen<br />

systematisch op te nemen.<br />

Hoewel de competenties helder geformuleerd zijn, stelt de commissie dat zij meer en breder in feiten uitgewerkt<br />

moeten worden.<br />

280 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lerarenopleidingen van de Associatie Universiteit Gent stelden een domeinspecifiek referentiekader op, dat<br />

gebaseerd is op het decretaal vastgelegde beroepsprofiel en de eindtermen voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

In haar visie op het beroep stelt de opleiding duidelijk leerkrachten op te leiden met een brede <strong>onderwijs</strong>kundige<br />

visie, die in teamverband aan een dynamisch <strong>onderwijs</strong>proces werken en zich hierin verder blijven<br />

professionaliseren. Het <strong>onderwijs</strong>proces binnen de lerarenopleiding zelf wil daarvoor model staan. De commissie<br />

merkt op dat de opleiding hiermee voor een teach as you preach-benadering kiest. Verder wil de opleiding de<br />

student voorbereiden op een professionele loopbaan in het <strong>onderwijs</strong> en aanverwante sectoren, in een snel<br />

evoluerende maatschappij waarin levenslang leren centraal staat. Zij stelt zich de vraag of het functionele geheel<br />

‘de leraar als innovator’ niet te zwaar wetenschappelijk is voor een professionele bacheloropleiding. De<br />

commissie vraagt de opleiding te overwegen om dit functionele geheel op te vatten als de leraar die gedurende<br />

zijn loopbaan steeds onderdeel is van innovatieve processen. Zicht op interne en externe processen zijn daarbij<br />

ook in een bacheloropleiding op zijn plaats. Verder beoogt de opleiding het persoonlijk welbevinden en een breed<br />

maatschappelijk functioneren vanuit een pluralistisch en democratisch perspectief.<br />

De opleiding wil zichzelf profileren door de actieve deelname aan de domeinwerkgroep van de partners in de<br />

Associatie Universiteit Gent en door georganiseerd overleg met de andere Vlaamse autonome hogescholen. De<br />

informatie en feedback uit de studiebezoeken in het buitenland worden in de vakgroepen of Opleidingscommissie<br />

besproken en getoetst op relevantie voor de eigen opleiding.<br />

De commissie waardeert de diepgaande analyse die de opleiding van de basiscompetenties gemaakt heeft,<br />

evenals de screening ervan op hun zinvolheid en haalbaarheid. Zij krijgt echter geen duidelijk zicht op de<br />

concrete initiatieven binnen de opleiding als gevolg van deze kritische reflectie. De opleiding inventariseerde ook<br />

de hiaten in de basiscompetenties naar aanleiding van actuele ontwikkelingen in het <strong>onderwijs</strong> en in de<br />

maatschappij. De commissie betreurt hierbij dat zij, behalve bij een aantal individuele lectoren, actuele accenten,<br />

zoals omgaan met diversiteit, zorg en grootstedelijke problematiek, niet herkent in de opleidingsdoelstellingen. De<br />

opleiding wil wel in het nieuwe curriculum vanaf 2007-2008 aandacht besteden aan onder andere Nederlands als<br />

instructietaal, ICT en de interculturele competentie, in opleidingsonderdelen zoals communicatie en informatieverwerking,<br />

diversiteit en gelijke kansen.<br />

Uit de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat zij gehoord worden en op de hoogte<br />

gesteld worden van de evoluties in de opleiding. De wensen en behoeften van het beroepenveld worden<br />

informeel afgetoetst tijdens de stagebezoeken. Vooral de doelstellingen die moeten bereikt worden door de<br />

stages, worden bevraagd en besproken. Structureel overleg met mentoren gebeurt sinds 2004-2005 in de<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 281


esonansgroepen. Zij geven vooral advies over de praktische organisatie van de stage en niet over de<br />

stageleerlijn of de bredere domeinspecifieke eisen. De mate waarin de resultaten van de bevragingen en<br />

onderzoeken van de afgestudeerden als leden van het beroepenveld tot concrete afstemming van de<br />

doelstellingen op het beoogde beroepenveld leiden, is niet duidelijk.<br />

Een eigen opleidingsspecifiek kader met eigen domeinspecifieke eisen, waartoe ook de recent opgerichte<br />

resonansgroepen effectief en efficiënt kunnen bijdragen, is volgens de Visitatiecommissie nog niet helder<br />

uitgewerkt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om de opleidingsdoelstellingen op metaniveau te formuleren en antwoorden<br />

te geven op vragen zoals ‘Welke eigenschappen zal een door ons gevormde leraar hebben en met welke<br />

competenties zal die leraar uitgerust zijn’ De opleiding moet nog sterker onderbouwde keuzes maken voor het<br />

profiel van de toekomstige leraar en de startbekwaamheid van de studenten na de opleiding.<br />

De commissie beveelt de opleiding aan zich te profileren ten opzichte van andere binnen- en buitenlandse<br />

opleidingen.<br />

De commissie stelt dat in de doelstellingen actuele accenten, zoals omgaan met diversiteit, zorg en<br />

grootstedelijke problematiek, tot uiting moeten komen.<br />

De commissie stelt dat de domeinspecifieke eisen sterker en systematischer moeten getoetst worden aan de<br />

wensen en de behoeften van het afnemende beroepenveld. Ook de opbouw van een echte werkrelatie met<br />

vertegenwoordigers van de stagescholen is hier aangewezen, en dit met de uitdrukkelijke bedoeling om de<br />

ervaringen van de stagescholen te gebruiken bij de bepaling van de doelstellingen.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het domeinspecifieke kader van de opleiding zich situeert in dat van de VLHORA, zoals voorafgaand aan de<br />

bezoeken ontwikkeld werd door de Visitatiecommissie, op basis van de door de opleidingen bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aangereikte kaders;<br />

- de opleiding inspeelt op maatschappelijke en beroepsspecifieke evoluties;<br />

- de doelstellingen van de opleiding aanleunen bij de behoeften van het afnemende werkveld;<br />

- de resonansgroepen een goed initiatief zijn, waarvan de mogelijkheden nog breder moeten benut worden in<br />

functie van de doelstellingen van de opleiding;<br />

- de eindkwalificaties getoetst worden bij het werkveld en de afgestudeerden;<br />

- de internationale dimensie van de opleidingsdoelstellingen matig aanwezig is.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

282 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De Hogeschool Gent ziet curriculumvernieuwing als een permanent proces dat gericht is op een betere<br />

aansluiting met de beroepspraktijk en met de individuele ontwikkeling van de student. De commissie merkt echter<br />

op dat de betrokkenheid van het werkveld bij de opleiding beperkt is tot de stages. De opleiding startte het project<br />

reflecterend handelen voor studenten in overleg met de centrale diensten van de hogeschool.<br />

De opleiding plaatst de functionele gehelen en de attitudes in het curriculum en geeft daarbij het belang aan in de<br />

opleiding. Zij stelt hierin als prioriteiten de leraar als begeleider van leerprocessen, de leraar als opvoeder en de<br />

leraar als inhoudelijk expert. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat doorheen het programma de basis<br />

gelegd wordt om ook de andere competenties te bereiken.<br />

De Opleidingscommissie bewaakt de aansluiting van het opleidingsprogramma bij de basiscompetenties. De<br />

vakgroepen werken aan de vertaling van de doelstellingen in het programma door de concretisering van de<br />

algemene doelstellingen in meer specifieke doelstellingen van de opleidingsonderdelen. De vakgroepen zijn in de<br />

Opleidingscommissie vertegenwoordigd door de vakgroepvoorzitters, en twee studenten maken deel uit van de<br />

Opleidingscommissie. Door deze procedure wordt de betrokkenheid van zowel het team als van de studenten in<br />

de curriculumvernieuwing bevorderd. Te overwegen valt om één of twee vertegenwoordigers uit het werkveld te<br />

betrekken bij de Opleidingscommissie.<br />

Alle lectoren werkten mee aan de explicitering van het verband tussen de specifieke doelstellingen per<br />

opleidingsonderdeel en de basiscompetenties. Een competentiematrix biedt een overzicht voor de opleiding als<br />

geheel. Op die manier is het programma getoetst aan de basiscompetenties. De commissie kan zich echter niet<br />

van de indruk ontdoen dat deze invulling eerder a posteriori gebeurde. Het antwoord op de vraag of de<br />

competenties het programma bepalen, zoals dat weergegeven is in de studiefiches, dan wel naderhand worden<br />

ingevuld om de volledigheid van de matrix te controleren, blijft onduidelijk. Uit de gesprekken blijkt dat de<br />

curriculumhervorming breed gedragen is door de lectoren, maar dat de vele initiatieven van de centrale diensten<br />

in effectiviteit kunnen winnen als zij de uitvoerende lectoren gerichter zouden betrekken.<br />

De studiefiches geven aan hoe de competenties het programma bepalen. Het valt de commissie op dat de<br />

opleiding verplicht wordt door het centraal bestuur van de hogeschool, meer bepaald door de sector <strong>Onderwijs</strong>,<br />

om in de studiefiches aan te geven hoeveel A-, B- en C-uren in elk opleidingsonderdeel voorkomen, terwijl dat<br />

niet met de realiteit overeenkomt. De sturing op inhoudelijk vlak door de sector <strong>Onderwijs</strong> van de hogeschool is te<br />

sterk en te dominant, en belemmert daardoor een dynamisch <strong>onderwijs</strong>beleid in de opleiding.<br />

De opleiding kiest voor een teach as you preach-benadering, en volgens getuigenissen van de studenten slaagt<br />

de opleiding daar voldoende in. Toch kennen studenten de werkvorm ‘begeleid zelfstandig leren’ louter<br />

theoretisch. Het begrip ‘studiewijzer’ kennen de studenten niet.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 283


Het programma besteedt voldoende aandacht aan vakoverschrijdende thema’s. Zo wordt onder andere het<br />

reflecterend handelen bij de studenten stapsgewijs over de drie opleidingsjaren heen ingevoerd. Een projectweek<br />

in het tweede jaar dient als voorbereiding op het opleidingsonderdeel ‘projectmatig werken’ in het derde jaar. Het<br />

opleidingsonderdeel ‘vakoverschrijdend werken’ in het derde jaar bestaat voor alle studenten uit vier<br />

deelmodules. Deze deelmodules worden uitgewerkt en uitgevoerd door een multidisciplinair team van lectoren.<br />

De modules ‘Extramuros’ en ‘Taalbeleid-Nederlands als Instructietaal’ worden door de commissie gewaardeerd.<br />

Voor de derdejaarsstudenten lichamelijke opvoeding zijn de deelmodules in dit opleidingsonderdeel aangepast.<br />

De commissie stelt vast dat de integratie tussen vakdidactiek en vakinhoud niet in elk opleidingsonderdeel op<br />

dezelfde manier bewerkstelligd wordt en sterk lectorgebonden is.<br />

De internationalisering in de opleiding staat naar de mening van de commissie wat te los van het curriculum en is<br />

te vrijblijvend. De opleiding heeft in de loop der jaren een netwerk van internationale contacten uitgebouwd.<br />

Niettegenstaande een matig positieve evolutie in de opleiding op het gebied van de internationale uitwisselingen<br />

en werkbezoeken, wordt met de opgedane informatie over programma en werkvormen voorlopig weinig gedaan,<br />

met uitzondering van Engels en muzikale opvoeding. Meestal staat tijdsgebrek de uitwisseling van ervaringen in<br />

de weg. De contacten concentreren zich in Europa en de doelstellingen hierbij zijn helder. Zo moet de<br />

lectorenuitwisseling een meerwaarde bieden voor de opleiding, zijn twee het breed perspectief op het<br />

maatschappelijk gebeuren en het contact met andere culturen belangrijke aspecten voor de studenten, en<br />

moeten de partnerschappen stroken met de behoeften van de opleiding en een meerwaarde bieden. De opleiding<br />

heeft een bezoek gepland aan Turkse <strong>onderwijs</strong>instellingen om de mogelijkheden tot samenwerking na te gaan.<br />

Hoewel voor internationalisering de prioriteit de studenten- en de docentenuitwisseling blijft, wordt de Europese<br />

gedachte ook bij de studenten die niet op uitwisseling gaan, gestimuleerd door het waardevolle initiatief<br />

Internationalisation at home te integreren in het programma.<br />

De opleiding geeft aan klaar te zijn voor de toepassing van de hervormde lerarenopleiding en wacht eigenlijk op<br />

het in werking treden van het nieuwe Decreet op de lerarenopleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de opleiding aan om de beoogde eindcompetenties duidelijker te stellen voor elke combinatie<br />

van <strong>onderwijs</strong>vakken.<br />

De commissie vraagt meer sturing vanuit het beroepsprofiel en de daaruit afgeleide basiscompetenties.<br />

Om het beroepenveld nadrukkelijk deelgenoot te maken van de opleiding, niet alleen bij de stages, maar ook bij<br />

de inhoudelijke ontwikkelingen van de opleiding en de profilering van het programma, adviseert de commissie om<br />

vertegenwoordigers uit het werkveld op te nemen in de Opleidingscommissie en om de overlegonderwerpen in de<br />

resonansgroepen te verbreden.<br />

De commissie stelt dat een gerichte ondersteuning door de sector <strong>Onderwijs</strong> bij de curriculumontwikkeling en -<br />

vernieuwing rekening moet houden met de identiteit van de opleiding en dient te beantwoorden aan de specifieke<br />

noden en verwachtingen van de opleiding.<br />

Voor de verdere ontwikkeling van het programma raadt de commissie de opleiding aan om via de geëigende<br />

kanalen systematisch en structureel inspraak van lectoren, studenten, afnemend werkveld en internationale<br />

contacten in te bouwen.<br />

De commissie stelt dat de opleiding haar visie op internationalisering verder moet ontwikkelen en concretiseren.<br />

284 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding acht het reflecterend handelen van de studenten belangrijk. Studenten getuigen dat reflecteren over<br />

opgedane ervaringen een plaats heeft in het programma. De manier waarop en de mate waarin daardoor<br />

kennisontwikkeling bij de studenten gerealiseerd wordt, draait echter hoofdzakelijk rond het reflecteren op de<br />

eigen ervaringen en gebeurt op individuele basis. De commissie meent dat hier de competenties van<br />

vakinhoudelijk expert en van innovator-onderzoeker een duidelijke rol moeten spelen. De ontwikkeling van kennis<br />

staat in de opleiding nog te veel gelijk met kennisopname.<br />

Inzage in de syllabi van de opleiding toont aan dat het programma voldoende aansluit bij actuele ontwikkelingen<br />

in het domein en oog heeft voor het maatschappelijk functioneren van de studenten en de afgestudeerden. Ook<br />

uit getuigenissen van de studenten van het eerste jaar blijkt dat er vernieuwingen doorgevoerd worden in het<br />

programma. Zo komt het multiculturele aspect van de hedendaagse scholen aan bod in het groepswerk tijdens<br />

het eerste opleidingsjaar. Hierbij leren de studenten omgaan met verschillen tussen mensen en tussen<br />

denkwijzen. De afgestudeerden betreuren de beperkte mogelijkheid tot uitdieping van bepaalde thema’s tijdens<br />

de opleiding, zoals probleemkinderen, volwassenen<strong>onderwijs</strong> en buitengewoon <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Het<br />

werkveld vraagt om nog meer aandacht te besteden aan de specifieke problemen waarmee het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> geconfronteerd wordt, zoals ADHD, autisme, dyslexie en dyscalculie.<br />

Disciplineoverschrijdende aspecten komen aan bod in opdrachten en projecten. Sommige opleidingsonderdelen<br />

en projecten zijn opleidingsoverschrijdend. De afgestudeerden merken op dat deelname aan projecten met<br />

studenten van andere opleidingen een zeer goede ervaring is, die het werkveld weerspiegelt.<br />

Soms schakelt de opleiding gastsprekers in om specifieke onderwerpen van het programma, zoals de<br />

vakoverschrijdende <strong>onderwijs</strong>activiteiten, te ondersteunen. De commissie waarschuwt de opleiding wat<br />

gastsprekers betreft te waken over een degelijke relatie tussen de aangebrachte inhoud en de vooropgestelde<br />

doelstellingen en inhouden.<br />

Het departement stimuleert de lectoren om navormingen te volgen. De commissie stelt echter vast dat de return<br />

van deze nascholingen niet altijd groot is, omdat de nieuwe inzichten niet systematisch gedeeld worden met<br />

collega’s of verwerkt worden in het programma.<br />

Zowel lectoren, coördinatoren als studenten nemen initiatieven op het vlak van maatschappelijke dienstverlening.<br />

Uit de gesprekken blijkt dat deze initiatieven een al dan niet rechtstreekse invloed hebben op het programma en<br />

de <strong>onderwijs</strong>activiteiten. Het werkveld doet geregeld een beroep op de studenten ter ondersteuning van<br />

uiteenlopende situaties, zoals de begeleiding van schooluitstappen. Lectoren stellen zich ten dienste van andere<br />

organisaties door onder andere het verzorgen van voordrachten en van navorming voor het werkveld.<br />

Het aantal stage-uren, gespreid over de drie jaren, en de diversiteit van de opdrachten in reële contexten, stellen<br />

de studenten in staat voldoende praktijkervaring in het <strong>onderwijs</strong>werkveld op te doen. De afgestudeerden ervaren<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 285


de diverse stagemogelijkheden in het derde jaar als een sterk punt van de opleiding. De stages vinden in eerste<br />

instantie plaats in de stagescholen, maar ook op de campus zelf als (vak)didactische praktijk. Van bij de aanvang<br />

van hun opleiding moeten de studenten in een reële context observeren, participerend observeren en begeleid<br />

oefenen. Zij worden vanuit de verschillende opleidingsonderdelen voorbereid op stages. Door de stages ontstaat<br />

de interactie tussen de studenten en het werkveld. De opleiding hanteert een klassiek concept van stage, waarbij<br />

expliciete aandacht gaat naar de beroepsvaardigheden. De commissie stelt vast dat de opleiding de effectiviteit<br />

en de efficiëntie van dit concept niet kritisch evalueert, hoewel de lectoren de hoge investering in de<br />

stagebegeleiding en -evaluatie als een van de sterke punten beschouwen.<br />

De opleiding stelt in het zelfevaluatierapport dat de stage het middel bij uitstek is om de student de nodige<br />

basiscompetenties en attitudes in diverse situaties te laten ontwikkelen. Verder geeft zij aan dat dit aanvankelijk<br />

eerder begeleid en vooral door de opdrachten gebeurt en later steeds meer zelfstandig, zodat de student bij het<br />

afstuderen het beroep van leraar in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> zelfstandig kan uitoefenen.<br />

De gesprekken met de studenten en de lectoren geven echter aan dat de accenten van de begeleiding van<br />

studenten door de lectoren vooral in het tweede en derde jaar van de opleiding liggen en niet zozeer in het eerste<br />

jaar. Ook tijdens de laatste stages van het derde jaar bezoeken en evalueren drie tot vier lectoren, namelijk de<br />

pedagoog en twee of drie lectoren voor de <strong>onderwijs</strong>vakken, één student. De commissie meent dat de bestede<br />

energie en tijd van de lectoren hierbij buiten proportie staat. In deze fase is de begeleiding van studenten in de<br />

vorm van groepsgewijze supervisie en intervisie meer aangewezen. Uit de gesprekken blijkt dat er over en weer<br />

met het werkveld te weinig inhoudelijke communicatie plaatsvindt. De opleiding hanteert de recent opgerichte<br />

resonansgroep van mentoren uitsluitend als een doorstroomkanaal van top-downinformatie.<br />

De betrokken mentoren kennen de werkpunten niet die de student meekrijgt voor de ingroeistage. Dit is nochtans<br />

een voorwaarde voor een degelijke begeleiding.<br />

De commissie stelt vast dat enerzijds de lectoren de studenten tot in het derde opleidingsjaar sterk blijven<br />

begeleiden tijdens de stages, en dat anderzijds dezelfde lectoren aangeven dat de studenten in het laatste<br />

opleidingsjaar nog niet zelfstandig kunnen werken. Daaruit besluit de commissie dat de ontwikkelingslijn<br />

doorheen de stages niet terdege uitgestippeld is en dat een functioneel concept achter de ingroeistage ontbreekt.<br />

De opleiding benut de competentie van de mentoren niet ten volle.<br />

Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat zij de stages als zeer zwaar ervaren. Zij bekijken dit echter positief,<br />

als voorbereiding op het latere functioneren in het werkveld. De uitvoering van hun uitgroeistage in verschillende<br />

scholen steunt op hun expliciete keuze voor de ervaring van de verschillen. De studenten en de afgestudeerden<br />

waarderen de stageorganisatie, de begeleiding en de opvolging. De afgestudeerden geven aan dat zij op eigen<br />

benen hebben leren staan, dat de begeleiding door de opleiding goed en niet overmatig was en dat zij tevreden<br />

zijn over de wijze waarop de mentoren hen kansen hebben geboden.<br />

De studenten kunnen in het derde jaar zelf de stagescholen/-plaatsen kiezen en contacteren. Zij kunnen ook<br />

kiezen voor een alternatieve stage in het buitengewoon <strong>onderwijs</strong> of in methodescholen, of voor een stageplaats<br />

met een pedagogisch-didactische opdracht. Het aantal vakmentoren dat bij de opleiding betrokken is, is zeer<br />

groot en verspreid over het Vlaamse land.<br />

De activiteiten die de opleiding organiseert voor de mentoren en de directies van de hospiteerscholen, dragen bij<br />

tot de afstemming tussen de mentoren en de lectoren, waardoor het programma gemakkelijker kan worden<br />

afgewerkt.<br />

De doelstellingen van het eindwerk sluiten aan bij het functioneel geheel ‘de leraar als innovator-onderzoeker’. De<br />

beoogde doelstellingen zijn: zelfstandig informatie kunnen verzamelen, selecteren, structureren, kritisch<br />

benaderen en verwerken tot een geheel dat voor derden toegankelijk is. Op het einde van het tweede<br />

opleidingsjaar krijgen de studenten de nodige informatie, zoeken zij een onderwerp en kiezen zij een promotor.<br />

286 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Het eindwerk wordt uitgewerkt en begeleid in het derde opleidingsjaar en telt voor zeven studiepunten. Een<br />

belangrijk criterium voor de keuze van het onderwerp is de bruikbaarheid voor het werkveld. De student kiest een<br />

onderwerp en motiveert zijn keuze bij de gekozen promotor. Indien mogelijk test de student het eindwerk uit in de<br />

praktijk en wordt er een reflectie aan gekoppeld. Net zoals bij de stages ontstaat er bij de eindwerken interactie<br />

tussen de studenten en het werkveld. Inzage in de eindwerken toont dat de mogelijkheden gevarieerd zijn en dat<br />

de studenten de nagestreefde doelen degelijk uitwerken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om het beroepenveld nadrukkelijk in te schakelen door ze te laten<br />

participeren in werkgroepen en overlegplatforms, om de professionele gerichtheid van het programma nog beter<br />

te profileren.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om het potentieel aan inzicht en ervaringen dat de resonansgroepen en het<br />

beroepenveld in zich dragen, te beluisteren en doelgericht te benutten.<br />

De commissie stelt dat de opleiding zowel het stageconcept als de ontwikkelingslijn doorheen de stages kritisch<br />

moet evalueren en bijsturen in functie van effectiviteit en efficiëntie, en met meer vertrouwen in de kennis en de<br />

ervaring van de stagescholen en de stagebegeleiders.<br />

Het is raadzaam dat de opleiding de begeleiding door de mentor efficiënter organiseert in afstemming op het<br />

leerproces van de student.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Voor de opbouw van de opleidingsonderdelen starten alle lectoren vanuit de basiscompetenties. Lectoren die<br />

eenzelfde opleidingsonderdeel geven, plegen overleg en informeren elkaar. Vaklectoren zijn dikwijls<br />

verantwoordelijk voor eenzelfde opleidingsonderdeel over de drie opleidingsjaren heen. Zij vertrekken zowel<br />

vanuit de basiscompetenties als vanuit de (vakoverschrijdende) eindtermen/ontwikkelingsdoelen en de<br />

leerplannen van hun vak in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Hierdoor ontstaat een verticale leerlijn. De<br />

Opleidingscommissie bewaakt de samenhang van het programma. Zij werkt daarvoor samen met de vakgroepen<br />

en de opleidingsonderdeeloverstijgende werkgroepen. De commissie merkt op dat de invulling van de inhouden<br />

vooral lectorgebonden is, zoals blijkt uit de mate van integratie tussen vakinhouden en vakdidactiek. Zij stelt vast<br />

dat de opleiding de functionele gehelen goed kan plaatsen in het curriculum, maar dat zij weinig zicht brengt op<br />

de effectieve samenhang.<br />

De horizontale samenhang van het programma is minder duidelijk. De opleiding geeft aan dat zij wacht op het<br />

nieuwe lerarendecreet om dan in het nieuwe curriculum voor elk <strong>onderwijs</strong>vak een leerlijn uit te werken met<br />

daaraan gekoppeld specifieke leermethoden. Ondertussen probeert zij binnen de bestaande context intern al te<br />

vernieuwen.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 287


Studenten die een bachelor Kleuter<strong>onderwijs</strong>, Lager <strong>Onderwijs</strong> of Secundair <strong>Onderwijs</strong> hebben, kunnen een<br />

verkorte of voortgezette opleiding volgen. De duur van deze opleiding hangt af van het aantal te volgen<br />

opleidingsonderdelen. Een verkorte opleiding is mogelijk voor wie al in het bezit is van een master- of<br />

bachelordiploma. De opleiding stelt modeltrajecten voor, en afhankelijk van EVK/EVC blijft een geïndividualiseerd<br />

traject mogelijk.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de <strong>Onderwijs</strong>commissie meer moet sturen naar gemeenschappelijkheid en horizontale<br />

samenhang van het programma.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om het overleg in de vakgroepen meer structureel te maken en op die<br />

manier zowel de inhoud als de samenhang van het programma te sturen vanuit de basiscompetenties in de nog<br />

te ontwikkelen leerlijnen.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

288 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De studietijd is normaal begroot: 1.770 uren in het eerste en het derde opleidingsjaar en 1.780 uren in het tweede<br />

opleidingsjaar. Gezien de hoge studielast gebruikt de opleiding het maximum van 30 uren studietijd als richtlijn<br />

voor één studiepunt. De verdeling van de studieomvang en de begrote studietijd over de afzonderlijke<br />

opleidingsonderdelen staan vermeld in de studiefiches en in de curricula.<br />

Het concept van de A-, B-, C- en D-uren staat beschreven in de <strong>onderwijs</strong>- en examenregeling (OER). De OER<br />

wordt jaarlijks aangepast en goedgekeurd door het bestuurscollege van de hogeschool. De commissie stelt vast<br />

dat de uniformiteit van de verdeling over A-, B-, C-, D-uren voor alle verschillende <strong>onderwijs</strong>vakken, die samen<br />

leiden tot de vooropgestelde 60 studiepunten, geadviseerd wordt vanuit de sector <strong>Onderwijs</strong> van de Centrale<br />

Administratie. De gesprekken tonen aan dat de opleiding zich daar niet helemaal in herkent en dat zij haar eigen<br />

gepaste invulling geeft.<br />

In het academiejaar 2005-2006 voerde de opleiding haar eerste studietijdmeting uit. Inzage van de resultaten<br />

toont dat bepaalde opleidingsonderdelen sterk verschillen van het gemiddelde, zowel in meer als in minder<br />

studietijd. De opvolging van de resultaten is gepland. Vanaf 2006-2007 houden de eerstejaarsstudenten een<br />

logboek bij om de studiebelasting in kaart te brengen.<br />

Studenten noch afgestudeerden klagen over de ervaren studietijd. Zij geven aan dat de organisatie van<br />

groepswerk niet altijd eenvoudig is. De studenten merken op dat er rekening gehouden wordt met hun vraag naar<br />

spreiding van opdrachten. De opleiding kaart de onmogelijkheid aan om tot een optimale spreiding te komen van<br />

activiteiten en opdrachten doordat de academische jaarkalender van de opleiding niet parallel mag lopen met de<br />

kalender van een schooljaar in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

De permanente evaluatie van de studenten voor verschillende opleidingsonderdelen verdeelt de leerstof in<br />

kleinere segmenten, wat een studiebevorderend effect heeft. Tegelijkertijd stellen de studenten dat permanente<br />

evaluatie gedurende het academiejaar de werkdruk verhoogt, omdat er permanent opdrachten moeten worden<br />

uitgevoerd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de meting en opvolging van de studietijd en van de studeerbaarheid in de kwaliteitscyclus<br />

moeten opgenomen worden.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 289


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De omschreven visie op <strong>onderwijs</strong> van de hogeschool biedt het departement Lerarenopleiding een<br />

referentiekader voor de uitwerking van het curriculum en de organisatie van de <strong>onderwijs</strong>activiteiten. Het<br />

departement Lerarenopleiding wil werken aan het verwerven van competenties door activerende leersituaties,<br />

waarin coöperatief leren gestimuleerd wordt. Innovatie vertrekt vanuit vier actiepunten, namelijk de curriculumvernieuwing,<br />

een krachtige en flexibele leeromgeving, de studietrajectbegeleiding en de <strong>onderwijs</strong>professionalisering.<br />

In overeenstemming met het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan van de hogeschool en de missietekst van het<br />

departement gebruiken lectoren afwisselende en activerende werkvormen, waardoor de opleiding aansluit bij de<br />

recente, ook internationale ontwikkelingen. De werkvormen hebben veelal een dubbel karakter, wat inhoudt dat<br />

de werkvorm zowel van de lector naar de student overgedragen wordt, als van de student naar het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong>. De commissie herkent de teach as you preach-benadering in de werkvormen, die wel nog<br />

lectorgebonden is. Ook de mate van integratie tussen vakinhouden en vakdidactieken is lectorgebonden. De<br />

opleiding koppelt het actief leren niet alleen aan de stage en de buitencurriculaire activiteiten, maar het actief<br />

leren komt ook tot uiting in het gebruik van verschillende activerende werkvormen, zoals werkcolleges,<br />

groepswerk en projectwerk. Voorbeelden hiervan merkt de commissie vooral op in lichamelijke opvoeding,<br />

plastische opvoeding en muzikale opvoeding. Het toepassen van interactieve werkvormen behoort tot de<br />

autonomie van de lectoren en is geen duidelijk streefdoel op opleidingsniveau. De opleiding geeft aan dat in het<br />

nieuwe curriculum voor elk <strong>onderwijs</strong>vak een leerlijn uitgewerkt zal worden met daaraan gekoppeld specifieke<br />

leermethoden. Microteaching wordt door studenten als zinvol en leerrijk ervaren. Zij vinden het aspect van<br />

reflecteren hierbij boeiend.<br />

Voor ieder opleidingsonderdeel is een syllabus of een handboek aanwezig. Inzage in het materiaal toont aan dat<br />

actuele inhouden verwerkt zijn. Ook het leermiddelenbestand in het leercentrum wordt up-to-date gehouden. In<br />

het kader van de <strong>onderwijs</strong>professionalisering stimuleert het departement de lectoren om navormingen te volgen.<br />

Deze kennis wordt verwerkt in de cursussen. De commissie stelt vast dat het taalvaardigheids<strong>onderwijs</strong> sterk<br />

gericht is op taaltechnische aspecten.<br />

De opleiding kan niet duidelijk aantonen hoe zij een aantal voornemens waarmaakt, zoals ‘de heterogeniteit van<br />

groepen als een opportuniteit om te leren’, terwijl ‘het voorzien van externe differentiatie op basis van de<br />

individuele kenmerken van de instromende studenten’ als een belangrijk aandachtspunt wordt vermeld.<br />

Algemeen stelt de commissie vast dat de opleiding in het zelfevaluatierapport een goede beschrijving geeft van<br />

het didactisch proces, de gehanteerde werkvormen en de <strong>onderwijs</strong>middelen. Zij merkt op dat, ook tijdens het<br />

visitatiebezoek, er weinig duidende registratie voorhanden is, die het proces van afstemming tussen vormgeving<br />

en inhoud op opleidingsniveau bewaakt.<br />

290 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de opleiding de beslissingsregels voor de keuze en de toepassing van werkvormen en<br />

middelen duidelijk en in overleg met de lectoren moet uitwerken. De lectoren moeten via de vakgroepen en de<br />

Opleidingscommissie een visie formuleren over interactieve werkvormen, en die visie consequent omzetten in<br />

hun handelen.<br />

Door de grote autonomie van de lectoren over de inhoud en de vorm van hun <strong>onderwijs</strong> zijn analoge<br />

opleidingsonderdelen dikwijls sterk individueel geënt. De commissie stelt dat hiervoor sluitende afspraken op<br />

opleidingsniveau moeten gemaakt worden.<br />

De commissie adviseert om de detectie van hiaten en onnodige overlappingen in cursussen en syllabi<br />

systematisch en structureel te bewaken.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het examenreglement is zorgvuldig en uitgebreid uitgewerkt. De examenregeling is duidelijk en de organisatie<br />

verloopt formeel. Toch merken studenten op dat het reglement niet altijd voldoende wordt toegelicht.<br />

De evaluatie verloopt eerder klassiek, al stelt de commissie een afwisseling in evaluatievormen vast. Voor een<br />

aantal vakken wordt permanent geëvalueerd, wat de studenten zowel studiebevorderend als -belemmerend<br />

ervaren.<br />

De transparantie is groot. De studenten kennen de evaluatiecriteria en bij elke examenvraag wordt het gewicht<br />

ervan vermeld. Na elke examenperiode kunnen de studenten tijdens een feedbackmoment hun examen inkijken<br />

en informatie krijgen over de wijze waarop de evaluatie tot stand gekomen is.<br />

Het is niet altijd duidelijk hoe en waar het verwerven van de competenties en attitudes gemeten wordt.<br />

Competentiegericht evalueren blijft eerder beperkt tot de stages. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat de<br />

competentie ‘innovator en onderzoeker’ enerzijds geëvalueerd wordt tijdens de stage en anderzijds aan bod komt<br />

tijdens de permanente evaluatie. In lichamelijke opvoeding, plastische opvoeding en muzikale opvoeding leidt de<br />

opbouw via deelvaardigheden tot procesevaluatie.<br />

In de stage worden de competenties beoordeeld, zowel door de pedagogen als door de vaklectoren én de<br />

mentoren. De pedagogen stellen de synthese op van de beoordeling. Dat doet vragen rijzen bij de integratie van<br />

competenties en attitudes in de vorming van de studenten. De opleiding opteert bewust voor het niet-installeren<br />

van een stagenet, zoals dat wel bij de opleidingen bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong> en bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong> gebeurt. Zij stelt dat meerdere beoordelaars, zoals dat het geval is buiten een<br />

stagenet, een grotere objectiviteit van de beoordeling waarborgen dan één beoordelaar in een<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 291


stagenetorganisatie. Uit de gesprekken met de studenten en de afgestudeerden blijkt dat de betrokkenheid van<br />

de mentoren bij de evaluatie van de studenten tijdens de stage afhankelijk is van de begeleidende lector.<br />

De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport aan dat de beoordeling van het eindwerk drie luiken omvat: de<br />

permanente of de procesevaluatie, de productevaluatie en de evaluatie van de mondelinge presentatie. Uit de<br />

gesprekken blijkt dat de evaluatiecriteria voor het eindwerk niet helder zijn en een lectorgebonden invulling<br />

krijgen. De evaluatie van de eindwerken als product, proces en presentatie is een bron van discussie binnen het<br />

lectorenteam.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert dat deze competentiegerichte opleiding voor zichzelf duidelijk maakt wat<br />

competentiegericht evalueren betekent voor de opleiding in haar geheel.<br />

De commissie vraagt de opleiding om heldere en sterkere evaluatiecriteria te definiëren en systematisch toe te<br />

passen voor de opleidingsonderdelen waarbij dat nog niet het geval is, ook voor stage en eindwerk.<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

292 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De toelatingsvoorwaarden zijn duidelijk. Zij zijn beschreven in de <strong>onderwijs</strong>- en examenregeling en in de<br />

algemene <strong>onderwijs</strong>regeling. Een student die voldoet aan de decretaal voorgeschreven voorwaarden, voldoende<br />

kennis heeft van de Nederlandse taal en in het bezit is van een voldoende geacht diploma, kan zich inschrijven<br />

voor de bacheloropleiding.<br />

De lectoren geven aan dat heel wat studenten bij de instap onvoldoende leerinhoudelijke startcompetenties<br />

hebben. Dat blijkt uiteindelijk een probleem van aansluiting tussen het <strong>secundair</strong> en hoger <strong>onderwijs</strong> te zijn. Het<br />

zelfevaluatierapport geeft aan dat het aantal generatiestudenten in dalende lijn evolueert, zowel absoluut als<br />

procentueel ten opzichte van de totaliteit. De laatste vijf academiejaren hadden gemiddeld 48,1 procent van de<br />

studenten een vooropleiding aso, 39,9 procent komt uit het tso, 6,1 procent uit het kso en 5,5 procent uit het bso.<br />

De verhoudingen verschillen afhankelijk van de gekozen combinatie van <strong>onderwijs</strong>vakken in de opleiding. Het<br />

merendeel van de studenten met aso-vooropleiding volgt de combinatie algemene vakken, in iets mindere mate<br />

lichamelijke en muzikale opvoeding. Het merendeel van de studenten met een tso-vooropleiding kiest voor<br />

handel-burotica, in iets mindere mate voor voeding-verzorging-kleding en lichamelijke opvoeding. Studenten met<br />

een vooropleiding kso bevinden zich hoofdzakelijk in plastische opvoeding en in iets mindere mate in muzikale<br />

opvoeding. Studenten met een vooropleiding bso volgen vooral de keuzerichtingen voeding-verzorging-kleding en<br />

handel-burotica. De studenteninstroom varieert niet alleen op het vlak van voorkennis en leeftijd, maar ook van<br />

sociale achtergrond. De opleiding besteedt aandacht aan kansengroepen, waartoe zij alle studenten die<br />

knelpunten kunnen ondervinden, rekent. Zij ziet de heterogeniteit van de groepen als een opportuniteit om te<br />

leren van elkaar.<br />

Tijdens de eerste lessen van het academiejaar organiseert de opleiding instaptoetsen, waarbij gekeken wordt<br />

naar het startniveau van de eerstejaarsstudenten. De studenten kunnen vastgestelde tekorten bijwerken door<br />

monitoraat en/of studiebegeleiding. De studenten kunnen ook individuele afspraken maken met de lesgevers om<br />

door het monitoraat specifieke tekorten te remediëren. Uit de gesprekken blijkt dat de studenten weinig of geen<br />

gebruikmaken van deze mogelijkheden, en dat er tussen de lectoren en de studenten goede en nauwe<br />

wederzijdse contacten bestaan. De opleiding geeft aan dat de inrichting van monitoraten niet de cultuur van het<br />

departement Lerarenopleiding is en eerder onder druk van de centrale diensten ingevoerd werd.<br />

Recent startte de opleiding met het Lassi-project, Learning and Study Strategies Inventory. Deze snelle analyse<br />

van de leer- en studiestrategie van de instromende studenten laat een meer gerichte studiebegeleiding toe en<br />

moet het studierendement verhogen. Ook het beginniveau van de taaltechnische vaardigheid wordt bepaald. De<br />

commissie stelt vast dat de studenten deze initiatieven kennen en waarderen. De lectoren hebben echter geen<br />

sluitend zicht op de instroomkenmerken van hun studenten.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 293


In overeenstemming met het Flexibiliseringsdecreet biedt de hogeschool de niet-reguliere studenten de<br />

mogelijkheid om deeltijds te studeren en op die manier studie te combineren met werk of een andere sociale<br />

situatie. De lectoren geven geen duidelijke blijk van herkenning van de flexibilisering. Om de trend naar<br />

individuele studietrajecten te ondersteunen, stelt de hogeschool in elk departement een studietrajectbegeleider<br />

aan. De vacature voor studietrajectbegeleider in het departement Lerarenopleiding is ten tijde van het<br />

visitatiebezoek echter nog niet ingevuld. De wervingsprocedure loopt verder.<br />

EVC-assessment gebeurt in eerste instantie op centraal niveau. Er is specifieke informatie over EVC’s ter<br />

beschikking. De hogeschool erkent EVC’s, en op basis hiervan zijn geïndividualiseerde trajecten mogelijk. EVK’s<br />

beoordeelt de opleiding zelf. Een strategie voor zij-instromers staat nog niet op punt.<br />

De opleiding haalt de invoering van een modulaire structuur of een soort propedeuse aan bij de geplande<br />

uitwerking van het nieuwe curriculum om gericht te differentiëren, te remediëren en vakinhouden bij te werken. De<br />

commissie stelt vast dat dit alles nog niet aan de orde is.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de opvolging van de resultaten van de instaptoetsen systematischer aangepakt moet<br />

worden.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om voor elke combinatie van <strong>onderwijs</strong>vakken duidelijk te stellen hoe in het<br />

programma tegemoetgekomen wordt aan de diversiteit van de instroom.<br />

Hoewel de opleiding veel goede voornemens formuleert voor het programma, stelt de commissie vast dat<br />

concrete toepassing niet altijd aan de orde is. Zij adviseert om aandachtspunten SMART te formuleren, zodat zij<br />

als operationele doelstellingen meetbaar zijn<br />

Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: goed<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma een degelijke concretisering is van de door de opleiding vooropgestelde eindkwalificaties van<br />

de opleiding voor wat betreft het niveau, de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen;<br />

- de doelstellingen van de programmaonderdelen een gepaste vertaling zijn van de vooropgestelde<br />

eindkwalificaties;<br />

294 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


- de opleiding aandacht besteedt aan de professionele gerichtheid van het programma, maar dat zij het<br />

werkveld daar accurater moet bij betrekken;<br />

- de opleiding een structuur heeft om het programma te herzien en te vernieuwen, maar dat het werkveld<br />

hierbij systematisch en in brede context moet betrokken worden;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen betreffende de studieomvang;<br />

- de diversiteit van de stageopdrachten in reële contexten de studenten in staat stellen om voldoende<br />

praktijkervaring in het <strong>onderwijs</strong>werkveld op te doen, maar dat de ontwikkelingslijn doorheen de stages beter<br />

uitgestippeld moet worden;<br />

- een concept achter de ingroeistage ontbreekt;<br />

- de bruikbaarheid van het werkveld een belangrijk criterium voor de keuze van het onderwerp is;<br />

- de beoordeling en de toetsing transparant zijn;<br />

- de opleiding haar instroom volgt en opvolgt.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 295


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De procedure van werving en selectie van medewerkers is helder. De vakgroepen worden geacht om<br />

selectiecriteria op te stellen. De lectoren getuigen dat er op opleidingsniveau nog geen lectorenprofielen zijn<br />

opgesteld. De aanwervingen gebeuren nog op basis van noodzakelijke vakcompetenties. Voor de inwerking van<br />

nieuw benoemde medewerkers is er een procedure gangbaar.<br />

Als er verschillende lectoren voor hetzelfde opleidingsonderdeel in de drie opleidingsjaren voorkomen,<br />

introduceert, informeert en ondersteunt de verantwoordelijke van de studiefiches de nieuwe collega. De studenten<br />

vinden het wisselen van lectoren een probleem. Zij geven hiermee aan dat de opleiding sterk individueel geënt is.<br />

Lectoren hebben een grote autonomie over de inhoud en de vorm van hun <strong>onderwijs</strong>. Sluitende afspraken op<br />

opleidingsniveau zijn hier aangewezen.<br />

Het zelfevaluatierapport stelt dat de hogeschool navorming een belangrijk aspect van kwaliteitszorg vindt en een<br />

recht en een plicht van elk personeelslid. Bijscholing van personeel is zowel vraag- als aanbodgestuurd. Het<br />

zelfevaluatierapport vermeldt dat tijdens de functioneringsgesprekken gepeild wordt naar de behoefte tot<br />

bijscholing en dat suggesties worden gedaan. Meestal vindt nascholing plaats door middel van het aanbod van de<br />

Centrale <strong>Onderwijs</strong>dienst van de hogeschool of op persoonlijke wens van een lector. Het voorziene budget voor<br />

nascholing wordt niet volledig benut. De opleiding verantwoordt dit door te stellen dat de lectoren te weinig tijd<br />

hebben voor nascholingen. De commissie stelt vast dat de vele goede ontwikkelingen van de centrale diensten<br />

van de hogeschool nog onvoldoende gedragen worden door de lectoren. De lectoren zijn geneigd zich daarin<br />

eerder passief op te stellen, waar een proactieve houding gewenst is. Van de andere kant zouden de centrale<br />

diensten van de hogeschool meer aandacht kunnen besteden aan de opleidingsgerichte implementatie van hun<br />

diensten.<br />

Een gepaste nascholing van alle medewerkers kan er toe bijdragen dat het uitgestippelde beleid van de<br />

hogeschool nadrukkelijker wordt geïmplementeerd; dat komt de professionalisering en taakdifferentiatie ten<br />

goede.<br />

De lectoren beschouwen de stagebezoeken als een vorm van professionalisering. De commissie meent echter<br />

dat het stagebezoek er is voor de student. Zij stelt dat de lectoren de studenten bij hun stage begeleiden vanuit<br />

hun expertise, en dat zij advies en kritiek geven op basis van hun kennis van het vak en de lerarenpraktijk. Het<br />

vertrouwd geraken en blijven met het werkveld is eerder een aspect van professionalisering van lectoren, dan dat<br />

het bij de stagebezoeken hoort.<br />

De medewerkers van de opleiding hebben de laatste jaren veel op zich zien afkomen. Het opstarten van interne<br />

diensten, veranderingen in de structuur van de opleiding, het Flexibiliseringsdecreet, het internationaal<br />

perspectief en het te verwachten decreet voor een vernieuwd curriculum voor de nabije toekomst. De commissie<br />

296 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


stelt vast dat de lectoren en het <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel zich enigszins passief opstellen ten overstaan<br />

van de toenemende werkdruk en taakbelasting van de laatste jaren. Tijd en inspanningen houden zij niet bij.<br />

Vergader- en ontwikkeltijd worden niet geregistreerd. Anderzijds stellen de lectoren dat ze overbevraagd zijn, wat<br />

echter niet op metingen/toetsingen steunt. De steeds toenemende werkdruk schrijven zij toe aan de extra<br />

projecten en aan de veranderingen. Uit de gesprekken blijkt dat zij het meten van de taakbelasting niet als<br />

prioritair beschouwen. De resultaten van de bevraging door de SERV over werkdruk en stress in de Vlaamse<br />

hogescholen, geven aan dat het departement Lerarenopleiding voor de psychische vermoeidheid van de 45-<br />

plussers en het welbevinden van de medewerkers minder goed scoort. De taakbelasting van de medewerkers en<br />

het overleg hierover worden genoemd als veroorzakers van deze lage score. Bij het administratief personeel is de<br />

psychische vermoeidheid minder problematisch. De commissie stelt tijdens de gesprekken met het personeel van<br />

de opleiding dezelfde bevindingen vast als deze die voor het departement aangehaald worden.<br />

De commissie verneemt dat de functioneringsgesprekken niet systematisch gevoerd worden, en alleen met<br />

nieuwe en tijdelijke lectoren. Ook dit verantwoordt de opleiding door te stellen dat daar te weinig tijd voor is.<br />

Enkele lectoren bevragen op eigen initiatief de studenten over hun functioneren. De evaluatie van lectoren staat<br />

nog in de kinderschoenen. Er wordt gewerkt met een hogeschoolbrede evaluatie waarvan de feedback naar de<br />

opleiding niet erg grondig gebeurt.<br />

Het personeel wordt betrokken bij de beleidsvoering in de opleiding door de vakgroepwerking. Terugkoppeling<br />

naar de Opleidingscommissie gebeurt door de vakgroepvoorzitter. De lectoren kunnen agendapunten toevoegen,<br />

deelnemen aan de discussie en vragen stellen via het platform Dokeos. De opleidingsvoorzitter neemt deel aan<br />

het beleid van het departement.<br />

De lectoren zijn sterk betrokken op de studenten door de kerntaken <strong>onderwijs</strong>-stagebegeleidingeindwerkbegeleiding.<br />

De studenten en de afgestudeerden waarderen de teach as you preach-benadering, die<br />

door de opleiding in haar visie vooropgesteld wordt. Zij zijn tevreden over de lectoren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt de opleiding om een lectorenprofiel op het niveau van de opleiding op te stellen.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om een helder professionaliserings- en nascholingsbeleid uit te werken, en<br />

daarbij de return van de gevolgde nascholingen naar de opleiding te bewaken.<br />

De commissie stelt dat de opleiding structureel en systematisch reële functioneringsgesprekken voor alle<br />

personeelsleden moet invoeren en gepaste aandacht moet besteden aan de evaluatiegesprekken.<br />

De commissie adviseert om systematisch actieplannen op te stellen en uit te voeren in overleg met het<br />

lectorenkorps, om het welbevinden van de lectoren te verbeteren en de hoge werkdruk in te dijken. De planlast en<br />

de overbevraging van de lectoren mag geen excuus blijven voor een niet-deelname aan onder andere<br />

internationale programma’s.<br />

Het valt te overwegen om de taakbelasting te registreren en te analyseren. Voor de lectoren moet daarbij ook de<br />

intensiteit van de stagebezoeken kritisch bekeken worden.<br />

De commissie meent dat de lectoren in de planning en de bewaking van de taken een rol moeten krijgen en<br />

daarbij verantwoordelijkheid moeten nemen.<br />

De commissie vraagt om de opleiding te zoeken naar aangepaste vormen van personeelsinzet en zo de<br />

vernieuwing in bestaande kerntaken van het <strong>onderwijs</strong> te integreren.<br />

De commissie vraagt de opleiding om het ziekteverzuim nauwkeurig in beeld brengen en op te volgen.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 297


Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De beschrijving van de professionele gerichtheid van het personeel in het zelfevaluatierapport is vrij summier.<br />

Een prioriteit bij de werving van de nieuwe collega’s is leservaring van minstens vijf jaar in het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong>. De vakgroepen bewaken, naar eigen zeggen, de waaier aan specialisaties binnen hun eigen vakgroep<br />

door gericht aan te werven. Praktijklectoren hebben een rechtstreekse ervaring met de beroepspraktijk van het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Observaties en stagebegeleiding in de stagescholen en overleg met mentoren over de<br />

inhouden en de didactische aanpak, dragen ertoe bij dat de lectoren vertrouwd geraken en/of blijven met het<br />

werkveld. Tegelijkertijd met de vernieuwing van de website van het departement herbekijkt de opleiding de<br />

onlinecommunicatie met de stagescholen.<br />

Hoewel een lijst met namen en domeincompetenties als bijlage ingekeken kon worden, stelt de commissie vast<br />

dat de specialisaties van personeelsleden niet systematisch geïnventariseerd worden. Enkele lectoren maken<br />

deel uit van leerplancommissies. Vakspecialisten met ervaring in een specifiek facet van het werkveld nemen als<br />

gastdocent deel aan de opleiding. De lectoren verwerken deze binnengebrachte specifieke aspecten in hun<br />

lesmateriaal.<br />

De samenwerkende buitenlandse instellingen zijn opgelijst. De internationale contacten van de opleiding zijn<br />

summier en de terugkoppeling naar de opleiding is gering. Uit de gesprekken blijkt dat onder andere de<br />

overbezetting van de lectoren en de grote verschillen in het internationale <strong>onderwijs</strong>landschap een rem zijn voor<br />

de internationalisering. De commissie meent dat, rekening houdend met de Vlaamse bevolkingssamenstelling,<br />

contacten met instellingen uit bijvoorbeeld Marokko en Turkije, waardevolle mogelijkheden bieden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat het beroepenveld niet alleen informeel en vooral tijdens de stagebezoeken, maar ook<br />

systematisch en doelgericht buiten de stages moet betrokken worden bij de <strong>onderwijs</strong>inbreng in de opleiding.<br />

Omdat aan de vereiste van vijf jaar beroepservaring bij de aanwerving van nieuwe lectoren niet altijd kan worden<br />

voldaan, raadt de commissie aan om andere mogelijkheden te onderzoeken om de professionele inbreng in de<br />

opleiding te handhaven.<br />

De commissie stelt dat de internationalisering gericht moet uitgebreid worden. Zij vraagt het vastgestelde<br />

vrijblijvende karakter van de internationalisering om te buigen tot een cultuurfactor van de opleiding. Zij adviseert<br />

te overwegen om de internationalisering van de opleiding te laten vertrekken vanuit een maatschappelijke<br />

context.<br />

298 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het lectorenbestand wordt bij de aanvang en op het eind van elk academiejaar in de coördinatievergadering ter<br />

discussie gesteld. In functie van de studentenaantallen bespreken de Opleidingscommissie en de vakkengroepen<br />

elk academiejaar de eventuele extra behoeften.<br />

De student-docentratio bedraagt 14,16 en is vrij hoog. Deze verhouding stemt overeen met het gemiddelde van<br />

de hogeschool. De commissie stelt vast dat de opleiding beschikt over een minimale ATP-bezetting. De ATPambten<br />

zijn vastgelegd vanuit de hogeschool. Vanuit haar opleidingsspecifieke behoeften, onder andere voor de<br />

organisatie van de stages, zou de opleiding deze ambten anders invullen. De lectoren merken op dat de opleiding<br />

recht heeft op 1,6 OBE per student, maar dat ze van de hogeschool slechts 1,3 eenheden toegewezen krijgen. Zij<br />

geven er blijk van weinig kennis te hebben van deze verdelingsmechanismen. De verhouding tussen<br />

vastbenoemde en deeltijds benoemde lectoren mag gezond genoemd worden. De leeftijdsstructuur van de<br />

lectoren toont een spreiding over alle leeftijdscategorieën met een gemiddelde van ongeveer 45 jaar en een<br />

overwicht aan 55-plussers. Het is niet duidelijk hoe de opleiding daarop anticipeert.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de ATP-omkadering doelgericht uitgewerkt moet worden, rekening houdend met de<br />

specifieke behoeften van de opleiding.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om aanspraak te maken op de door de overheid toegewezen OBE en<br />

afwijkingen degelijk te doen motiveren.<br />

De commissie stelt dat, rekening houdend met het overwicht aan 55-plussers, een proactief personeelsbeleid<br />

moet gevoerd worden.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 299


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

de opleiding beschikt over gemotiveerd en professioneel geschoold onderwijzend, administratief en<br />

ondersteunend personeel om het programma te realiseren;<br />

de bijscholing van het personeel zowel vraag- als aanbodgestuurd gebeurt, en dat de opstelling van een<br />

professionaliseringsplan daarbij aangewezen is;<br />

het functioneren van personeelsleden informeel besproken wordt, maar dat de structurele invoering van<br />

functioneringsgesprekken noodzakelijk is;<br />

het werkveld betrokken is bij de uitwerking van aantal specifieke <strong>onderwijs</strong>activiteiten;<br />

de studenten en de afgestudeerden de teach as you preach-benadering, die door de opleiding vooropgesteld<br />

wordt, waarderen;<br />

de internationale contacten nog uitgebeid kunnen worden;<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

300 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn uitstekend. Er is een mooie symbiose bereikt tussen een<br />

historisch gebouw en een moderne aankleding en uitrusting. De omvang en de kwaliteit van de <strong>onderwijs</strong>ruimten<br />

zijn prima. De busopstelling en de frontale opstelling in de meeste <strong>onderwijs</strong>ruimten van de studententafels<br />

zouden op een overwegend docerende <strong>onderwijs</strong>stijl kunnen wijzen, maar wijzen er volgens de opleiding in de<br />

realiteit vooral op dat aan de studenten gevraagd wordt om de tafels in alle <strong>onderwijs</strong>ruimten, na bijvoorbeeld het<br />

werken in groepen, in die opstelling terug te plaatsen om schoonmaakredenen.<br />

Tegen 2008 wordt een auditorium gebouwd. De vaklokalen en de practicumruimten zijn ruim en zeer goed<br />

uitgerust. Plastische opvoeding beschikt over aangepaste atelierlokalen, lichamelijke opvoeding over een zeer<br />

goede en ruime sporthal en een ingerichte lectorenkamer. De wetenschapslokalen zijn verouderd, maar hun<br />

renovatie is gepland.<br />

De diverse coördinatoren, ook de kwaliteitscoördinator, hebben elk een goed uitgeruste werkruimte. Ook de<br />

lectorenkamers zijn uitgerust met aangepaste ICT-infrastructuur.<br />

De infrastructuur en de relatie ervan met relevante innovatie trekken de bijzondere aandacht van de commissie.<br />

Zo biedt het leercentrum een aangename sfeer in een functionele omgeving, wat het leren en begeleiden van het<br />

leren kan bevorderen. Het laat de lectoren ook toe om cursusdelen met zelfstudie en met individuele opdrachten<br />

voor de studenten te ondersteunen. De bibliotheek is excellent uitgerust met een grote waaier aan boeken,<br />

tijdschriften en databestanden. Ook op vraag van studenten worden boeken aangekocht. Naast de bibliotheek<br />

bestaat het leercentrum uit een multimediapark met een ruim aantal computers, print-, kopieer- en scanfaciliteiten<br />

en heel wat ruimte om te studeren en/of te werken. De sector informatisering en de coördinatie financieren samen<br />

twee voltijdse administratieve opdrachten voor het leercentrum. In het departement Lerarenopleiding is de<br />

bibliothecaris voor 80 procent van een opdracht aangesteld en de twee bibliotheekmedewerkers voor<br />

respectievelijk 20 procent en 100 procent. Het mediacentrum ondersteunt op multimediavlak het roosteren van de<br />

ICT- en de <strong>onderwijs</strong>activiteiten van de lectoren en studenten. Verder hebben zij een beleidsadviserende taak en<br />

zijn zij een uitleen- en opnamedienst. De hardware op de campus wordt om de vijf jaar vervangen. De<br />

computerfaciliteiten in het leercentrum en in het pc-lokaal zijn degelijk en aangepast. Voor de<br />

informaticaproblematiek biedt het mediacentrum eerstelijnshulp en wordt er pas in tweede instantie een beroep<br />

gedaan op de helpdesk van de hogeschool. Om aan de stijgende vraag het hoofd te bieden, heeft het<br />

departement Lerarenopleiding uit eigen werkmiddelen twee mensen aangeworven. Een projectmedewerker e-<br />

learning implementeert het afstandsleren. Elk personeelslid en alle studenten van het eerste en tweede jaar<br />

kregen een cursus Dokeos. De vakgroep ICT-educatie werkt elk academiejaar een navormingsaanbod uit waarop<br />

personeelsleden kunnen ingaan. De studenten zijn specifiek tevreden over de dienstverlening in het leercentrum,<br />

de goed onderhouden lokalen, de aan de <strong>onderwijs</strong>activiteiten aangepaste infrastructuur en het bruikbare ter<br />

beschikking gestelde leermateriaal.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 301


De bereikbaarheid van alle faciliteiten is voor de lectoren en studenten prima.<br />

Het departement stelt een vijftal fietsen ter beschikking van het personeel voor verplaatsingen tussen de<br />

campussen en voor stagebezoeken. In het kader van een mobiliteitsplan, dat een samenwerking is tussen de<br />

Stad Gent en de Associatie Universiteit Gent, kunnen studenten bij de vzw Sovoreg terecht voor het ontlenen van<br />

een fiets tegen zeer voordelige voorwaarden.<br />

De studenten van het departement Lerarenopleiding kunnen logeren in twee studentenhomes, die beheerd<br />

worden door de vzw Sovoreg. De vzw beheert ook een cafetaria/restaurant waar studenten en lectoren kunnen<br />

gebruikmaken van een breed aanbod.<br />

De fraaie departementale website is eenvoudig toegankelijk en goed verzorgd.<br />

De raad van bestuur kent de werkingsmiddelen toe aan het departement. Deze middelen worden besteed<br />

naargelang de noden van elke vakgroep/opleiding. De procedures voor zowel grote investeringen en aankopen<br />

als voor occasionele en/of geregelde kleinere aankopen, zijn helder.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de opleiding nog evenwichtiger en gerichter gebruik kan maken van de infrastructuur voor<br />

aangepaste actieve en interactieve werkvormen.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Abituriënten hebben via de algemene website van de hogeschool en via de departementale website toegang tot<br />

zowel de eerstelijnsinformatie over de aangeboden opleidingen en inschrijvingsformaliteiten, als de gedetailleerde<br />

informatie over de specifieke opleidingsonderdelen en de ECTS-studiefiches.<br />

De hogeschool in het algemeen, het departement en de opleiding in het bijzonder beschikken over talrijke<br />

voorzieningen om studenten te informeren, zoals de brochures Collexie, Exploot, Suxeswijzer, Hogeschool Gent -<br />

studeer met Suxes en een informatieblad over EVC’s. Ook voor studenten met een handicap is een brochure met<br />

voorzieningen uitgewerkt. Tijdens het academiejaar organiseert het departement meerdere infodagen. De<br />

aanwezige lectoren informeren de toekomstige student over de opleiding en peilen tegelijkertijd naar hun<br />

motivatie. De hogeschool neemt jaarlijks deel aan de Sid-In-beurzen in Vlaanderen.<br />

De studiegids is helder, gebruiksvriendelijk en ook beschikbaar op de cd-rom Studax.<br />

302 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


De studenten beamen dat de onthaalperiode sterk uitgebouwd is. Zij spreken hun waardering uit voor de<br />

onthaalactiviteiten, zoals de stadswandeling door Gent en de training voor de elektronische leeromgeving<br />

Dokeos, bij het begin van het academiejaar. Ook voor de tweede- en derdejaarsstudenten voorziet de opleiding<br />

een onthaaldag.<br />

De departementale dienst Studiebegeleiding staat ter beschikking van de drie opleidingsjaren. Enerzijds worden<br />

de generatiestudenten begeleid in hun overstap van het <strong>secundair</strong> naar het hoger <strong>onderwijs</strong>, anderzijds krijgen de<br />

niet-generatiestudenten dezelfde kansen op begeleiding. De dienst werkt vooral met het oog op de verhoging van<br />

de slaagkansen van de eerstejaarsstudenten of, indien nodig, op een snelle heroriëntering. De studiebegeleiding<br />

wordt aangeboden op drie niveaus: vanuit de Centrale Dienst van de hogeschool, vanuit de departementale<br />

dienst Studiebegeleiding en de departementale dienst Internationalisering, en vanuit het departement<br />

Lerarenopleiding en de opleiding zelf. De begeleidingen kunnen zowel individueel als in groep plaatsvinden. De<br />

departementale studiebegeleiding is een vertaling van centrale initiatieven. Zo biedt de opleiding monitoraten aan,<br />

omdat deze maatregel vanuit het centraal bestuur van de hogeschool, sector <strong>Onderwijs</strong>, opgelegd wordt. De<br />

respons van de studenten is relatief laag. De opleiding geeft aan dat de directe begeleiding door de lectoren een<br />

effectievere en efficiëntere aanpak is, en acht de monitoraten niet nodig.<br />

Instaptoetsen peilen naar het startniveau van de student. Afhankelijk van de resultaten krijgt de student<br />

bijkomende hulp of oefeningen, of wordt hij doorverwezen. Deze toetsen worden georganiseerd door de<br />

individuele lector, zonder tussenkomst van de departementale dienst Studiebegeleiding. De instaptoetsen zijn<br />

indicatief voor de student en vrijblijvend. Sinds het academiejaar 2003-2004 worden alle eerstejaarsstudenten<br />

systematisch gescreend voor zowel schriftelijke als mondelinge taalvaardigheid. Voor de schriftelijke<br />

taalvaardigheid ontwikkelde het departement Lerarenopleiding een elektronische testomgeving Digitoets, die<br />

aangepast is aan de opleiding. De screening van de mondelinge taalvaardigheid gebeurt individueel en bestaat<br />

uit een korte voorstellingsopdracht en een leesfragment. De Visitatiecommissie stelt vast dat de screening op<br />

taaltechnische aspecten toegespitst is. De opleiding voorziet in een degelijke remediëring door onder andere<br />

softwareprogramma’s. De vakgroep Wetenschapseducatie richt sinds september 2005 een brugcursus chemie in<br />

voor de studenten waarvan de chemische achtergrond bij de studieaanvang vermoedelijk ontoereikend is.<br />

Sinds het academiejaar 2004-2005 worden alle eerstejaarsstudenten uitgenodigd om deel te nemen aan de<br />

Lassi-test (Learning and Study Strategies Inventory). De risicostudenten worden uitgenodigd op een feedback- en<br />

een opvolgingsgesprek. De studenten met problemen rond studiemethode, timemanagement, motivatie,<br />

concentratie, persoonlijk en sociaal functioneren kunnen terecht bij de departementale dienst Studiebegeleiding<br />

voor opvang en eventuele doorverwijzing naar gespecialiseerde diensten. De begeleiding gebeurt in<br />

samenwerking met de dienst Studieadvies van de hogeschool, de studentenpsycholoog en eventueel met externe<br />

diensten. Recent bieden de centrale diensten ook nieuwe structurele initiatieven aan, waaronder groepssessies<br />

over studievaardigheden. De studenten kunnen nu rechtstreeks contact opnemen met de aanbieder van de<br />

sessie. Door deze aanpak zullen de deelnames mogelijk toenemen. De studenten kunnen ook terecht bij de vzw<br />

Sovoreg, de dienst Studentenvoorzieningen van de hogeschool, voor psychosociale hulpverlening en financiële<br />

studieondersteuning. Zowel de Lassi-test als de begeleidingssessies worden sinds kort opgenomen in het<br />

lesrooster. Door deze structurele maatregelen maakt de opleiding duidelijk dat de studie- en de<br />

studentenbegeleiding deel uitmaken van het <strong>onderwijs</strong>gebeuren.<br />

De studiebegeleiding is op alle niveaus sterk uitgebouwd. Uit de gesprekken met de studenten en de<br />

studiebegeleiders blijkt een goede beschikbaarheid en interactie van de studentenbegeleidingsdienst van de<br />

hogeschool en het departement Lerarenopleiding. Toch stelt de commissie ook vast dat de verschillende<br />

studiebegeleidende diensten nood hebben aan onderlinge communicatie en overleg. De opleiding stelt dat er te<br />

weinig gestructureerd overleg gebeurt en dat de opvolging daardoor moeilijk is. Daarom nam het departement<br />

Lerarenopleiding het drempelverlagende initiatief om een studentenservicecentrum op te richten.<br />

De Ombudsdienst is een eerstelijnszorg die bemiddelt tussen de student enerzijds en het departement, de<br />

opleidingsvoorzitter, de lectoren of andere personeelsleden anderzijds. De student kan er terecht met vragen,<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 303


opmerkingen en klachten die rechtstreeks verband houden met zijn eigen opleiding. De ombudsman wordt elk<br />

academiejaar opnieuw aangeduid bij beslissing van de Departementsraad en op voorstel van de studenten. De<br />

examenregeling omvat naast de examenroosters, de praktische gegevens over het examensecretariaat, de<br />

namen van de voorzitter en de secretaris van de examencommissie, ook de naam en de bereikbaarheid van de<br />

ombudsman. De gesprekken met de studenten bevestigen de resultaten van de uitgevoerde algemene bevraging<br />

over de opleiding: de bekendheid van deze dienst bij studenten is zeer klein.<br />

Tijdens de opendeurdag is de informatiestand ‘Internationalisering’ een eerste contact voor de studenten met de<br />

mogelijkheden op dit vlak. Voor de tweedejaarsstudenten vindt elk jaar in februari een infosessie plaats. Hier<br />

komt alle informatie aan bod over de mogelijkheden en de procedures die nodig zijn voor een vlot verloop van de<br />

internationale projecten waaraan het departement deelneemt, zoals Erasmus, Comenius 2.2 en persoonlijke<br />

initiatieven van de student buiten Europa. Alle benodigde documenten zijn ter beschikking op de website van het<br />

departement. De voorwaarden tot deelname zijn duidelijk geformuleerd. Zodra de uitgaande student zijn<br />

buitenlandse curriculum kent, wordt hij verder inhoudelijk en organisatorisch geholpen door de<br />

opleidingsvoorzitter en de betrokken lectoren, voor het traject dat hij nog moet afleggen in de opleiding. De<br />

geselecteerde studenten die in het derde opleidingsjaar naar een anderstalig land gaan, kunnen voorafgaand de<br />

nodige basiskennis van de taal van het gastland verwerven in speciaal voorziene taalcursussen bij de<br />

associatiepartner Universiteit Gent. In een aantal partnerscholen, zoals in Portugal, maakt de taalopleiding ter<br />

plaatse verplicht deel uit van het uitwisselingsprogramma. De uitgaande studenten krijgen dankzij ECTS een<br />

gelijkwaardig studiecontract. In een aantal partnerscholen, zoals in de Educatieve Faculteit Amsterdam van de<br />

Educatieve Hogeschool Amsterdam, zijn de studenten verplicht om binnen dit studiecontract te participeren aan<br />

het opleidingsonderdeel Social and cultural experiences. Binnenkomende studenten nemen contact op met de<br />

departementale dienst Internationalisering voor het uitwerken van een curriculum in de opleiding. Bij de<br />

concretisering worden zij inhoudelijk en organisatorisch begeleid door de opleidingsvoorzitter en de betrokken<br />

lectoren. Tijdens de gesprekken geven de studenten aan dat internationalisering niet echt gestimuleerd wordt. De<br />

commissie stelt weinig return van de internationaliseringsinitiatieven vast.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De communicatie tussen het centrale beleid van de hogeschool, vooral de sector <strong>Onderwijs</strong>, verloopt volgens<br />

sommige lectoren eerder stroef, en regelingen, zoals de verplichting tot een semestersysteem, de organisatie van<br />

het academiejaar en het aanbieden van de mogelijkheid tot monitoraten worden niet altijd door iedereen van de<br />

Opleidingscommissie gedragen. De commissie stelt dat deze communicatie moet verbeterd worden, omdat de<br />

huidige situatie in de opleiding een zekere inertie in de hand werkt.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om een duidelijke strategie te ontwikkelen om tegemoet te komen aan de<br />

behoeften van de studenten voor een ondersteuning die breder is dan de traditionele <strong>onderwijs</strong>-stagebegeleiding.<br />

De commissie stelt dat er structuur moet gebracht worden in het grote en degelijke aanbod van studie- en<br />

studentenbegeleiding om systematisch gebruik ervan door de studenten te stimuleren en het aanbod nog<br />

efficiënter te maken.<br />

De commissie vraagt de opleiding om na te gaan hoe naast de permanente en duidelijke affichering van de<br />

Ombudsdienst, de bekendheid en het doel van deze dienst bij de studenten kan verbeterd worden.<br />

Om de internationale uitwisseling van studenten aantrekkelijker en efficiënter te maken, stelt de commissie voor<br />

om de informatiemomenten vroeger in de opleiding te organiseren.<br />

304 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

goed<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

voor wat de voorzieningen betreft:<br />

- de huisvesting en de materiële voorzieningen uitstekend zijn;<br />

- de vaklokalen en de practicumruimten ruim en zeer goed uitgerust zijn;<br />

- de diverse coördinatoren en de lectoren beschikken over goed uitgeruste werkruimten;<br />

- de infrastructuur en de relatie ervan met relevante innovatie bijzondere waardering verdienen;<br />

- het leercentrum een aangename sfeer in een functionele omgeving biedt;<br />

- de goed uitgeruste bibliotheek en het efficiënte mediacentrum klantvriendelijk ter beschikking staan van de<br />

lectoren en de studenten;<br />

- de bereikbaarheid van alle faciliteiten voor de lectoren en studenten prima is;<br />

- de fraaie departementale website eenvoudig toegankelijk en goed verzorgd is;<br />

- de procedures voor zowel grote investeringen en aankopen als voor occasionele en/of geregelde kleinere<br />

aankopen, helder zijn.<br />

voor wat de studiebegeleiding betreft:<br />

- de opleiding beschikt over uitgebreide, rationeel opgebouwde informatiebronnen;<br />

- de instaptoetsen en de Lassi-test correct benut worden bij de studiebegeleiding;<br />

- de studiegids helder en gebruiksvriendelijk is;<br />

- de studenten, ook de tweede- en derdejaarsstudenten, de onthaalactiviteiten sterk waarderen;<br />

- de departementale dienst Studiebegeleiding in de eerste plaats de verhoging van de slaagkansen van de<br />

eerstejaarsstudenten beoogt en gerichte initiatieven neemt voor een eventuele heroriëntering;<br />

- de opleiding door structurele maatregelen duidelijk maakt aan de studenten dat de studie- en de<br />

studentenbegeleiding deel uitmaken van het <strong>onderwijs</strong>gebeuren;<br />

- de studiebegeleiding op alle niveaus sterk uitgebouwd is, maar dat de verschillende studiebegeleidende<br />

diensten nood hebben aan onderlinge communicatie en overleg;<br />

- het drempelverlagend initiatief van het departement om een studentenservicecentrum op te richten,<br />

aanmoediging verdient;<br />

- de Ombudsdienst degelijk gestructureerd is, maar in de opleiding meer bekendheid moet krijgen;<br />

- de informatie over de mogelijkheden tot internationale uitwisseling van de studenten toereikend is, maar dat<br />

deze informatie nog niet terdege tot bij de studenten komt.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 305


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Sinds het academiejaar 1996-1997 heeft de hogeschool Gent stapsgewijs gewerkt aan een systeem van integrale<br />

kwaliteitszorg. De nota ‘Kwaliteitsverklaring van de Hogeschool Gent’ geeft aan wat de hogeschool verstaat onder<br />

kwaliteit, wat de belanghebbenden van haar kunnen verwachten en aan welke karakteristieken het<br />

kwaliteitszorgsysteem moet voldoen. Op het niveau van de hogeschool als geheel en op het niveau van de<br />

sector, de dienst van de algemeen directeur, het departement en de opleiding wordt regelmatig een zelfevaluatie<br />

uitgevoerd om na te gaan of aan de vooropgezette kwaliteitseisen wordt voldaan en of de nagestreefde<br />

strategische doelstellingen van de betrokken eenheid gerealiseerd worden. De hogeschool heeft ervoor gekozen<br />

om de zelfevaluatierapporten op te stellen op basis van EFQM en met behulp van de TRIS-methode. Ook de<br />

belanghebbenden, namelijk de studenten, de alumni, de medewerkers en de vertegenwoordigers van het<br />

beroepenveld, worden regelmatig bevraagd om na te gaan of hun verwachtingen worden ingelost. Op basis van<br />

de resultaten van de zelfevaluatie en de bevragingen worden verbeteringsdoelen opgesteld, die elk op hun beurt<br />

leiden tot een verbeteringsplan. Jaarlijks wordt een jaaractieplan ‘Kwaliteitszorg’ goedgekeurd door de<br />

overeenstemmende bestuursinstantie. Dat bevat zowel de acties voor de realisatie van de verbeteringsdoelen,<br />

als de noodzakelijke acties om te voldoen aan de vooropgestelde kwaliteitseisen.<br />

De centrale kwaliteitscoördinator ondersteunt elke eenheid bij haar kwaliteitszorg. In overleg met de<br />

departementale kwaliteitscoördinatoren werkt hij handleidingen uit voor de kwaliteitszorg in de departementen, en<br />

stimuleert hij de uitwisseling van ervaringen tussen de opleidingen en departementen. Samen met hen werkt hij<br />

daarvoor per academiejaar een jaaractieplan uit. Het uitwisselen van ervaringen gebeurt tijdens de maandelijkse<br />

vergaderingen. Twee keer per jaar organiseert de centrale kwaliteitscoördinator een kwaliteitsdag waaraan de<br />

kwaliteitsmedewerkers en specifieke doelgroepen deelnemen. De studenten worden hierbij niet genoemd.<br />

Sinds 1998 heeft het departement Lerarenopleiding een kwaliteitscoördinator. De commissie staat positief<br />

tegenover de aanstelling van iemand met een 50 procent-opdracht voor deze functie. Het departement werkte zijn<br />

strategisch beleidsplan 2003-2008 uit, formuleerde vier strategische doelstellingen en koppelde daar tien<br />

projecten aan.<br />

De kwaliteitscoördinator stelt de jaaractieplannen voor de opleiding op. De opleiding gebruikt het TRISevaluatiesysteem.<br />

Ze heeft een uitgebreide lijst verbeteringsdoelen. De commissie stelt vast dat deze doelen niet<br />

altijd meetbaar zijn opgesteld.<br />

Sinds 1998-1999 worden in het departement periodiek groepen studenten van de verschillende opleidingen<br />

bevraagd over opleidingsonderdelen en over de volledige opleiding. Elk jaar komt om beurten een opleiding aan<br />

bod. Voor de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> alterneren de opleidingen met<br />

éénpuntsvakken (2000-2001 en 2004-2005) met die met tweepuntsvakken (2001-2002).<br />

306 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Sinds het academiejaar 2003-2004 schrijft de opleiding alle afgestudeerden aan. De afgestudeerden in 2004<br />

werden al in november 2004 aangeschreven. In de toekomst zal de opleiding haar afgestudeerden drie jaar na de<br />

afstudeerdatum bevragen over de genoten opleiding. In het kader van het onderzoek ‘Beroepsloopbaan en<br />

psychosociaal welzijn van afgestudeerden uit de lerarenopleiding’ door de Universiteit Gent, werden in 2002,<br />

2003 en 2004 alle afgestudeerden aan de lerarenopleidingen van de hogeschool bevraagd. Veertig procent van<br />

de respondenten waren afgestudeerden van de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

In het academiejaar 2002-2003 nam 82,2 procent van het onderwijzend personeel van het departement<br />

Lerarenopleiding deel aan de SERV-bevraging van de Vlaamse Gemeenschap. Het onderzoek peilde naar<br />

oorzaken en verschillen op het gebied van werkdruk en stress in de Vlaamse hogescholen. De TRIS-evaluatie in<br />

2005 bij de medewerkers paste in het project ‘Humanresourcesmanagement’.<br />

Het werkveld heeft tot nu toe geen formele plaats bij de bevragingen over de opleiding. Op mentorendagen en in<br />

gesprekken met directies van de stagescholen wordt veel informatie ingewonnen over de behoeften van het<br />

werkveld. In 2004-2005 voerde de opleiding een beperkte bevraging uit bij de directies van <strong>secundair</strong>e scholen<br />

over de beheersing van de decretale basiscompetenties bij de tewerkgestelde afgestudeerden.<br />

Voortgaande op het zelfevaluatierapport, de inzage in de documenten en de gevoerde gesprekken stelt de<br />

commissie vast dat nog niet alle bevragingen systematisch verlopen. Zij merkt wel de inzet van de opleiding om<br />

hieraan te werken.<br />

Het kwaliteitszorgsysteem is behoorlijk uitgebreid. Toch stelt de commissie vast dat het vrij voorschrijvend<br />

uitgewerkt is. De duidelijke visie van de hogeschool wordt nog niet als dusdanig ervaren door de opleiding, en de<br />

basisfilosofie is nog niet helder voor de opleiding. Of er een kwaliteitszorgcyclus bestaat die bovendien<br />

systematisch wordt uitgewerkt, blijft onduidelijk.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie acht het nodig dat de visie van de hogeschool op kwaliteitszorg nog beter wordt overgebracht naar<br />

het departement en de opleiding, om de concretisering van kwaliteitszorg op opleidingsniveau te integreren in de<br />

opleiding.<br />

De behoefte aan een sterkere sturing en organisatie van de kwaliteitscyclus, aangepast aan de eigenheid van de<br />

opleiding, verdient aandacht.<br />

De commissie vraagt de opleiding om aandacht te besteden aan het documenteren van initiatieven en aan de<br />

diagnose van het cijfermateriaal.<br />

Het is aangewezen om de vooropgestelde verbeteringsdoelen SMART te formuleren en zich meer op concreet<br />

meetbare resultaten te richten.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om ook de studenten te betrekken bij de kwaliteitszorg tijdens de<br />

kwaliteitsdagen.<br />

De commissie stelt dat de vragenlijsten van de hogeschool over de opleidingsonderdelen meer rekening moeten<br />

houden met de specificiteit van de opleiding.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 307


Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In opvolging van de doorlichting van de Initiële Lerarenopleidingen Secundair <strong>Onderwijs</strong> – groep 1 in het<br />

academiejaar 1997-1998 werkte het departement prioritair aan de vernieuwing van de infrastructuur, is de<br />

studiebegeleiding uitgebouwd, is er een departementale kwaliteitscoördinator aangesteld en is de<br />

informatiestroom naar de studenten via de studiegids en het onthaal geoptimaliseerd. De verbeteringspunten die<br />

na de TRIS-evaluatie van 1999 werden genoteerd, kwamen in zeer grote mate overeen met de conclusies van de<br />

doorlichting. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport een gedetailleerd overzicht van de verschillende<br />

verbeteringsacties en jaaractieplannen die gerealiseerd zijn in opvolging van de doorlichting en de TRISevaluatie.<br />

In opvolging van de beleidsevaluatie in 2001 stelde het departement een strategisch beleidsplan op en koppelde<br />

daaraan tien concrete projecten. De relatie van de projecten met de strategische doelstellingen en de<br />

doelstellingen van de projecten zijn duidelijk. Toch stelt de commissie vast dat zij nog wat strakker geformuleerd<br />

mogen worden in meetbare, volgens een tijdpad bekomen en in te kwantificeren resultaten.<br />

De concrete uitwerking van de maatregelen tot verbetering, die resulteren uit de TRIS-evaluaties, de bevragingen<br />

en de projecten, is verwerkt bij de overeenkomstige facetten<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Hoewel de doelstellingen van de projecten duidelijk zijn, meent de commissie dat de opvolging van de voortgang<br />

ervan ook duidelijk moet zijn.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om bewust te werken aan het sluiten van de kwaliteitscirkel, PDCA.<br />

De commissie stelt dat het werken aan tien projecten prioritering vereist om de werkdruk bij het personeel onder<br />

controle te kunnen houden.<br />

De systematische opvolging van de bevragingen is aangewezen.<br />

308 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het overleg binnen de Opleidingscommissie, die bestaat uit lectoren van de opleiding, is opgebouwd rond de<br />

acties in de jaaractieplannen. De opleidingsvoorzitter bewaakt de opvolging ervan. Zaken die de kwaliteit<br />

aanbelangen, worden door middel van het opstellen van jaaractieplannen niet langer alleen op het niveau van de<br />

coördinatie besproken en behandeld, maar stromen ook door naar het hele lectorenteam van de opleiding. Er<br />

worden altijd twee studentenvertegenwoordigers van het tweede opleidingsjaar uitgenodigd. Zij geven hun<br />

mening over de agendapunten die hen aanbelangen. De participatie van de studenten is niet erg hoog. De<br />

medewerkers worden ook betrokken via goed functionerende vakgroepen en opleidingsonderdeeloverstijgende<br />

werkgroepen.<br />

De bevraging van studenten verloopt volgens normeringen van het centraal bestuur van de hogeschool. De<br />

opleiding kan vrijwel geen voorstellen tot aanpassing doen. Het centrale beleid voorziet in de oprichting van een<br />

participatiecommissie in elk departement, waarin studenten overleggen, met betrokkenheid van de departementssecretaris<br />

en de kwaliteitscoördinator.<br />

Bij de start van het academiejaar 2003-2004 is een formele overlegstructuur, het Departementaal<br />

Studentenoverleg, opgericht om de deelname van studenten aan het bijsturen van de opleiding systematischer<br />

mogelijk te maken. Vooral praktische en organisatorische problemen werden tot nu toe besproken. Daarnaast<br />

worden ook studenten afgevaardigd naar de Opleidingscommissie, de Departementsraad en de Studentenraad<br />

van de Hogeschool Gent. Er is weinig samenhang in de participatieve kanalen waarvan de student gebruik kan<br />

maken. Zowel voor de lectoren als voor de studenten zorgt dit voor onduidelijkheid en weinig efficiënt overleg.<br />

De personeelsleden worden betrokken bij hervormingen en vernieuwingen, maar er is slechts een kleine<br />

deelname aan het algemeen beleid, bij de personeelsevaluatie en bij het taakinvullingsbeleid. De lectoren hebben<br />

geen nood aan een procedure voor een stimuleringsbeleid, maar wel aan betrokkenheid en aan stimulering van<br />

betrokkenheid. Dat blijkt uit de TRIS-evaluatie in 2005, die paste in het project ‘Humanresourcesmanagement’.<br />

De resultaten van deze evaluatie worden bevestigd tijdens de gesprekken.<br />

Met de bevindingen uit de bevragingen van de afgestudeerden wordt rekening gehouden bij de uitbouw van een<br />

nieuw curriculum. Het werkveld krijgt inspraak over het verstrekte <strong>onderwijs</strong>, de stageregeling en de stageevaluatie.<br />

De commissie meent dat er voldoende structuren en procedures voorhanden zijn om deelnemers te betrekken bij<br />

de kwaliteitszorg. Toch blijft de indruk dat niet alles ook effectief wordt ingevuld. Typisch daarvoor is de<br />

samenwerking met de stagescholen, die vooral via informele contacten en via een resonantiegroep verloopt. De<br />

leden van deze groep getuigen echter dat er geen echt inhoudelijk overleg is, maar dat het eerder gaat om<br />

toelichtingen door de hogeschool over organisatorische aspecten van de stage.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 309


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Hoewel de cohesie centraal niveau - departementaal niveau - opleidingsniveau duidelijk is, stelt de commissie dat<br />

de effectieve betrokkenheid en de return ervan, in functie van de strategische doelstellingen en de doelstellingen<br />

van de tien projecten, minstens even duidelijk moet zijn voor deze betrokkenen.<br />

De commissie adviseert de uitbouw van reëel overleg met de stagescholen, waarbij de mentoren en/of<br />

coördinatoren van de stagescholen als volwaardige partners worden gerespecteerd. De opleiding moet intenser<br />

gebruikmaken van het potentieel uit de stagescholen om zowel haar doelstellingen als haar programma actueel te<br />

houden.<br />

De commissie stelt dat het geven van daadwerkelijke verantwoordelijkheid en invloed essentieel is voor de<br />

betrokkenheid van de belanghebbenden: zowel het werkveld als de studenten, lectoren en afgestudeerden.<br />

Daarom adviseert zij de opleiding om vooral het werkveld en de studenten te stimuleren hun bijdragen te leveren<br />

aan de interne kwaliteitszorg.<br />

De lectoren hebben geen nood aan een procedure voor een stimuleringsbeleid, maar wel aan betrokkenheid en<br />

stimulering van betrokkenheid.<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het kwaliteitsbeleid en de aanpak van de interne en integrale kwaliteitszorg met visie ontwikkeld is;<br />

- een dynamisch kwaliteitszorgsysteem, gebaseerd op het EFQM-systeem en gebruik makend van de TRISmethode,<br />

de aanzet is in de opleiding tot het periodiek werken met de PDCA-aanpak, maar dat nog meer<br />

structuur en systematiek aangewezen zijn bij de opvolging van de verbeteringsacties;<br />

- de gekozen projecten voor de uitwerking van het strategisch beleidsplan aan de noden van de opleiding<br />

beantwoorden en grotendeels afgeleid zijn van evaluaties en bevragingen;<br />

- de acties tot verbetering van de opleiding duidelijk zijn, maar beter toetsbaar moeten opgesteld worden;<br />

- de opleiding bevragingen en evaluatiemogelijkheden organiseert over de verschillende aspecten van het<br />

<strong>onderwijs</strong> bij relevante doelgroepen, maar hierbij het werkveld nog efficiënter moet betrekken;<br />

- de resultaten van de evaluaties leiden tot aantoonbare verbeteringen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

310 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het zelfevaluatierapport vermeldt een reeks resultaten. Afhankelijk van het onderzoek kunnen al dan niet<br />

statistisch relevante conclusies getrokken worden. De opleiding verwijst meermaals naar informele contacten.<br />

Volgens de studenten en de afgestudeerden worden de basiscompetenties ‘formuleren van doelstellingen en op<br />

basis daarvan de leerinhouden selecteren’ en ‘eigen functioneren bezien en bijsturen’ degelijk bereikt. De<br />

studenten geven aan dat ‘informeren en adviseren van ouders’ en ‘samenwerken met externen’ te weinig aan bod<br />

komen. De afgestudeerden ervaren bijkomend dat er meer aandacht moet gaan naar de basiscompetentie ‘met<br />

ouders in dialoog treden over opvoeding en <strong>onderwijs</strong>’. De commissie stelt vast dat in de eerste plaats de<br />

competenties met betrekking tot het lesgeven bereikt worden. De afgestudeerden zijn globaal tevreden over de<br />

genoten opleiding en geven aan dat het nagestreefde niveau bereikt wordt.<br />

De commissie stelt vast dat er geen stageleerlijn uitgebouwd is die stoelt op een visie en die een geleidelijke<br />

afbouw in begeleiding van het eerste naar het derde opleidingsjaar inhoudt. Daardoor kan de groeiende mate van<br />

zelfstandigheid over de opleidingsjaren heen niet duidelijk gesteld worden.<br />

De respons op de bevraging van het werkveld, ongeveer 22 procent, is gering. Het werkveld is globaal tevreden<br />

over het niveau van de tewerkgestelde afgestudeerden en over de beheersing van de decretale<br />

basiscompetenties. Als opleidingsgebonden verbeteringspunten geven zij ‘klassenmanagement’ en ‘omgang met<br />

leerlingen’ aan. De commissie stelt dat dit allebei kernpunten zijn in een lerarenopleiding. Het werkveld stelt dat<br />

de afgestudeerden van deze opleiding goed functioneren als leerkracht <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

De meeste afgestudeerden werken in het <strong>onderwijs</strong> (76,7 procent), behalve deze van de opleiding bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> lichamelijke opvoeding.<br />

De commissie is van oordeel dat de gelezen eindwerken en ingekeken stageverslagen van een behoorlijk niveau<br />

zijn. Steeds meer worden de eindwerken uitgewerkt als pasklaar materiaal voor het werkveld.<br />

De opleiding bereidt haar studenten op verschillende manieren en gedurende de hele opleiding voor op de<br />

inschakeling in het werkveld. De invulling en opvolging van het individuele stagedossier over de opleidingsjaren<br />

heen waakt erover dat elke student de vooropgestelde basiscompetenties voldoende beheerst bij zijn afstuderen.<br />

De derdejaarsstudenten worden extra voorbereid op de eerste stappen in het beroepsleven, onder andere in de<br />

opleidingsonderdelen communicatieve vaardigheden en vakoverschrijdend werken, en door zelf de stagescholen/<br />

stageplaatsen te kiezen en te contacteren.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 311


De commissie stelt vast dat een begin gemaakt is met de uitwerking van een visie op internationalisering. Het<br />

initiatief Internationalisation at home verdient hierbij waardering en aanmoediging. In het zelfevaluatierapport<br />

wordt gesteld dat het departement betrokken is bij een internationaal project van de Universiteit Gent. Dat blijkt<br />

echter bij het lectorenkorps een onbekende te zijn.<br />

De beschikbare cijfers tonen aan dat de participatiegraad aan internationale programma’s zowel bij de studenten<br />

als bij de lectoren eerder gering is. De cijfers van de laatste drie jaren tonen dat gemiddeld een veertiental<br />

studenten in het buitenland studeren, wat overeenkomt met ongeveer 9 procent van het totale aantal studenten.<br />

Gemiddeld komt een viertal buitenlandse studenten aan het departement Lerarenopleiding studeren.<br />

Buitenlandse docenten, gemiddeld een tweetal, komen naar de opleiding volgens het principe van vraag en<br />

aanbod. Er zijn gemiddeld een drietal lectoren betrokken bij een <strong>onderwijs</strong>activiteit in een van de partnerscholen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de opleiding aan om de doelstellingen van de opleiding te verbreden en de afstemming van<br />

de doelstellingen op te volgen.<br />

De commissie adviseert de opleiding om systematisch op te volgen in hoeverre de basiscompetenties in alle<br />

aangeboden opleidingsvarianten bereikt zijn.<br />

De commissie raadt aan om het werken met streefcijfers en stuurgetallen te onderzoeken om de mate van het<br />

gerealiseerde niveau te kunnen kwantificeren en terug te kunnen koppelen naar de doelstellingen van de<br />

opleiding.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van rendementscijfers per studiegebied en/of opleiding over de<br />

jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45<br />

en de 50 procent liggen. De evolutie over de jaren heen wordt niet opgevolgd, evenmin als de situatie per<br />

opleiding of studiegebied. Daardoor kan de opleiding voor het <strong>onderwijs</strong>rendement geen streefcijfers formuleren<br />

in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

De hogeschool neemt het gemiddelde slaagpercentage van de Vlaamse hogescholen die dezelfde opleiding<br />

aanbieden als referentie. Toch stelt de commissie vast dat de opleiding zelf de instroom, de slaagcijfers en de<br />

studie-uitval nauwgezet registreert. Aan deze metingen heeft zij echter geen systematisch onderzoek van het<br />

<strong>onderwijs</strong>rendement noch expliciete verbeteringsacties gekoppeld.<br />

Het aantal generatiestudenten evolueert zowel absoluut als procentueel ten opzichte van de totaliteit in dalende<br />

lijn en bedraagt gemiddeld over de laatste vijf academiejaren 53 procent, terwijl in 2000-2001 maar liefst 70,8<br />

procent van de eerstejaarsstudenten bestond uit generatiestudenten en in 2004-2005 nog maar 46,8 procent.<br />

312 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Voor meer dan de helft van de studenten is de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> niet de<br />

eerste keuze na hun opleiding in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

De slaagcijfers worden uitvoerig in kaart gebracht. Het gemiddelde slaagpercentage van de laatste vijf<br />

academiejaren bedraagt 47 procent en ligt onder het gemiddelde van 49,9 procent in de Vlaamse hogescholen<br />

die dezelfde opleiding aanbieden. Het gemiddelde slaagpercentage van de totaliteit van de studenten bereikte<br />

met 41,9 procent een dieptepunt in het academiejaar 2004-2005. De generatiestudenten presteren zwakker dan<br />

de niet-generatiestudenten. Gemiddeld slaagde slechts 39,4 procent van de generatiestudenten over de laatste<br />

vijf academiejaren. Bovendien vergroot het verschil in slaagkansen tussen de beide soorten studenten jaar na<br />

jaar, wat vooral een gevolg is van het dalende slaagcijfer van de generatiestudenten. Deze gemiddelde<br />

slaagpercentages en de conclusies zijn echter niet representatief voor de totaliteit van het eerste opleidingsjaar.<br />

De cijfers fluctueren aanzienlijk, zowel tussen de verschillende combinatiemogelijkheden in de opleiding als in de<br />

loop van de jaren.<br />

Gemiddeld bedragen de slaagpercentages van de eerstejaarsstudenten per combinatiemogelijkheid over de<br />

laatste vijf academiejaren 54,7 procent voor algemene vakken, 49 procent voor voeding-verzorging-kleding, 52,4<br />

procent voor handel-burotica,39,5 procent voor lichamelijke opvoeding, 59,5 procent voor muzikale opvoeding en<br />

43,2 procent voor plastische opvoeding. Opvallend is dat het kleinste slaagpercentage in de grootste groep ligt.<br />

De slaagcijfers volgens de instroom tonen dat aso-instromers de meeste slaagkans, gemiddeld 60 procent,<br />

hebben. Studenten uit het tso hebben nog een redelijke slaagkans van 41,5 procent. Voor studenten uit het kso<br />

bedraagt het gemiddelde slaagcijfer 38 procent. Door de relatief kleine studentenaantallen fluctueren de cijfers<br />

meer. Ook de slaagpercentages van studenten uit het bso, met een slaagpercentage van 6,8 procent, zijn minder<br />

relevant wegens de eerder kleine studentenaantallen.<br />

De commissie meent dat de doorstroom na de selectie in het eerste jaar redelijk is. Gemiddeld bedragen de<br />

slaagpercentages van de tweedejaarsstudenten per combinatiemogelijkheid over de laatste vijf academiejaren<br />

80,2 procent voor algemene vakken, 78,8 procent voor voeding-verzorging-kleding, 79,2 procent voor handelburotica,<br />

81,1 procent voor lichamelijke opvoeding, 74,1 procent voor muzikale opvoeding en 73,5 procent voor<br />

plastische opvoeding. De strenge selectie voor lichamelijke opvoeding tijdens het eerste jaar resulteert in het<br />

hoogste slaagpercentage. De gemiddelde slaagpercentages van de derdejaarsstudenten per<br />

combinatiemogelijkheid bedragen over de laatste vijf academiejaren 91,8 procent voor algemene vakken, 96,7<br />

procent voor voeding-verzorging-kleding, 84,6 procent voor handel-burotica, 92,7 procent voor lichamelijke<br />

opvoeding, 88,5 procent voor muzikale opvoeding en 94,1 procent voor plastische opvoeding.<br />

In plastische opvoeding is de studie-uitval tijdens het eerste jaar het hoogste binnen de totaliteit van de opleiding.<br />

De opleiding stelt dat dit efficiënt is voor de verdere doorstroom, waar nog nauwelijks studenten afhaken. Voor de<br />

andere combinatiemogelijkheden zijn er van jaar tot jaar relatief grote schommelingen.<br />

Analyse van de slaagcijfers van de laatste vijf academiejaren toont dat 77,9 procent van de studenten zijn studies<br />

afrondt binnen de vooropgestelde tijdsspanne van drie academiejaren. 20,5 procent van de studenten verlengt<br />

zijn studietijd met één jaar en 1,6 procent heeft twee jaar langer nodig om het diploma te behalen.<br />

De commissie waardeert de initiatieven die het departement en de opleiding nemen om de slaagkansen van de<br />

studenten in de verschillende combinatiemogelijkheden en de verschillende opleidingsjaren gepast te verhogen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de opleiding aan om de cijfergegevens over instroom, doorstroom, uitstroom en studie-uitval<br />

systematisch te analyseren, zodat een gestructureerd onderzoek van <strong>onderwijs</strong>rendement op gang komt en ook<br />

kan teruggekoppeld worden naar de doelstellingen en het beleid van de opleiding.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 313


De commissie adviseert de opleiding om zich te bezinnen over hoe zij de kwaliteit van de opleiding en uitstroom<br />

kan handhaven bij een dalend instroomniveau. De eisen van de opleiding voor kwaliteit zijn immers goed en het<br />

dalende instroomniveau is in de gesprekken niet direct aangetoond.<br />

De commissie raadt aan het systematisch werken met streefcijfers en stuurgetallen te onderzoeken om het<br />

rendement te kunnen opvolgen.<br />

Gelijke evaluatieschalen moeten consequent gehanteerd worden om een vergelijking door de jaren heen mogelijk<br />

te maken.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding inspanningen doet om het <strong>onderwijs</strong>rendement en het gerealiseerde niveau te meten en op te<br />

volgen;<br />

- de opleiding kennis heeft van de mate van realisatie van de doelstellingen;<br />

- de studenten en afgestudeerden gewaardeerd en gerespecteerd worden door het werkveld;<br />

- de deelname van studenten en lectoren aan internationaliseringsmogelijkheden eerder beperkt is;<br />

- de opleiding de cijfergegevens over instroom, doorstroom, uitstroom en studie-uitval nauwkeurig registreert,<br />

maar deze systematisch moet analyseren;<br />

- de doorstroming door de opleiding en de gemiddelde studieduur redelijk zijn.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

314 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool Gent| 315


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud goed<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel voldoende<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

voldoende<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

316 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent


Hoofdstuk 7 Hogeschool West-Vlaanderen<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Hogeschool West-Vlaanderen<br />

In 1921 werd de regentaatsopleiding toegevoegd aan de Rijksnormaalschool in Brugge, en in 1951 het regentaat<br />

Lichamelijke Opvoeding. In 1983 werd als uitbreiding bij het vak lichamelijke opvoeding het vak bewegingsrecreatie<br />

toegevoegd voor de niet-schoolgebonden sectoren. De keuzemogelijkheden werden frequent aangepast<br />

aan de opvattingen en de behoeften van de tijd.<br />

In navolging van het Decreet betreffende de hogescholen (1994) trad het Hoger Pedagogisch Instituut, sinds<br />

1989 de Rijksnormaalschool genoemd, in 1995 toe tot de Hogeschool West-Vlaanderen. Op 16 april 1996 werd<br />

het Decreet op de omvorming van de lerarenopleiding uitgevaardigd. De invoering van een competentiegerichte,<br />

modulaire structuur werd door het hogeschoolbestuur via het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan gekoppeld aan de<br />

invoering van de bachelor-masterstructuur vanaf 2004-2005. In de Hogeschool West-Vlaanderen gaat deze<br />

modulaire structuur intussen het derde jaar in. Het departement Lerarenopleiding heeft met het invoeren van de<br />

modulaire structuur bewust gewacht op de aangekondigde vernieuwde lerarenopleiding. Vanaf het academiejaar<br />

2006-2007 krijgt de opleiding hoe dan ook een modulaire structuur.<br />

Het departement biedt de opleidingen bachelor in <strong>Onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong>, bachelor in <strong>Onderwijs</strong>: Lager<br />

<strong>Onderwijs</strong> en bachelor in <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aan. De opleiding tot leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> werkt<br />

met de vakgroep algemene vakken en de vakgroep lichamelijke opvoeding, een opsplitsing die historisch is<br />

gegroeid.<br />

Het zelfevaluatierapport is onvolledig en meermaals inhoudelijk onjuist. De opbouw is niet altijd even helder,<br />

eerder opsommend, beschrijvend en weinig analytisch. Zo komt meermaals een beschrijving van procedures voor<br />

in plaats van een inhoudelijke bespreking. De onderwerpen worden niet altijd correct afgebakend. Ondanks een<br />

uitgebreid aantal bijlagen ontbreekt een aantal ondersteunende bijlagen.<br />

Het zelfevaluatierapport ademt een defensieve teneur van neerslachtigheid uit, waarbij voortdurend onvrede<br />

uitgedrukt wordt over het beleid van de overheid en de hogeschool. Dat komt niet alleen niet erg professioneel en<br />

weinig overtuigend over, maar doet tegelijkertijd onrecht aan de cultuur van de opleiding en de goede elementen<br />

in de feitelijke opleidingspraktijk. De commissie meent dat de opleiding zich beter had laten adviseren voor het<br />

schrijven van het zelfevaluatierapport.<br />

De Visitatiecommissie stelt vast dat de opleiding zich tekort doet met dit zelfevaluatierapport. Het bezoek heeft<br />

heel wat moeten en kunnen bijstellen bij de indrukken die de commissie opdeed bij het lezen ervan en bij de<br />

bijlagen.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 317


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleidingsdoelstellingen sluiten aan bij de <strong>onderwijs</strong>visie en de missie van de Hogeschool West-Vlaanderen.<br />

De doelstellingen van de hogeschool zijn gericht op de decretaal vooropgestelde algemene competenties,<br />

algemene beroepsgerichte competenties en beroepsspecifieke competenties. Kernwoorden in de voornaamste<br />

doelstellingen zijn:<br />

- praktijkgericht en kwaliteitsvol hoger <strong>onderwijs</strong>,<br />

- vorming van sociale vaardigheden, met de internationale dimensie als meerwaarde,<br />

- permanente en levenslange vorming,<br />

- actief pluralisme, democratie en vernieuwing,<br />

- een studentgerichte en flexibele organisatie.<br />

Het departement Lerarenopleiding legt in een specifieke vertaling van deze missie de nadruk op een krachtige<br />

leeromgeving, studentgericht <strong>onderwijs</strong>, het belang van waarden en een gemotiveerd team van medewerkers.<br />

De opleidingsdoelstellingen van de opleiding zijn conform het Decreet van 15 juli 1997 betreffende de omvorming<br />

van de lerarenopleidingen van de hogescholen van de Vlaamse Gemeenschap. Zij zijn verwoord in de<br />

basiscompetenties. De lerarenopleidingen van de Associatie Universiteit Gent hebben ervoor gekozen om de<br />

basiscompetenties, zoals ze in 2004 geformuleerd werden en op 4 juni 2004 door de Vlaamse regering<br />

goedgekeurd werden, als uitgangspunt te gebruiken. Er werd geopteerd voor een competentiegerichte<br />

formulering, waarbij de uitsplitsingen op een dieper niveau niet tot de essentiële doelstellingen van de opleiding<br />

behoren. De basiscompetenties worden omschreven in tien functionele gehelen:<br />

- de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen,<br />

- de leraar als opvoeder,<br />

- de leraar als inhoudelijk expert,<br />

- de leraar als organisator,<br />

- de leraar als innovator - de leraar als onderzoeker,<br />

- de leraar als partner van ouders/verzorgers,<br />

- de leraar als lid van een schoolteam,<br />

318 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


- de leraar als partner van externen,<br />

- de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap,<br />

- de leraar als cultuurparticipant.<br />

De lerarenopleidingen van de Associatie Universiteit Gent hebben in het functionele geheel ‘de leraar als<br />

innovator-onderzoeker’ een bijkomende basiscompetentie opgenomen: ‘de leraar kan didactisch verantwoorde<br />

extramuros-activiteiten op een efficiënte manier organiseren’.<br />

De gestelde opleidingsdoelstellingen stemmen overeen met de decretaal verplichte basiscompetenties. De<br />

commissie stelt een duidelijk onderscheid vast tussen de combinatiemogelijkheden lichamelijke opvoeding en<br />

algemene vakken in de geformuleerde en de gehanteerde opleidingsdoelen. Lichamelijke opvoeding hanteert<br />

duidelijke opleidingsdoelen, terwijl bij algemene vakken iedere docent eigen accenten legt. De commissie merkt<br />

op dat lichamelijke opvoeding een duidelijke visie heeft op het type leraar dat men wil afleveren, terwijl algemene<br />

vakken herhaaldelijk zijn onvrede uitdrukt over de manier waarop de basiscompetenties van bovenaf opgelegd<br />

zijn. De combinatiemogelijkheid algemene vakken staat niet ten volle achter de decretaal vastgelegde<br />

competenties, omdat ze zonder overleg opgelegd zijn en omdat ze niet alle tien haalbaar zijn. Zij geeft aan dat<br />

sommige basiscompetenties moeilijk of niet realiseerbaar zijn, zoals ‘de leraar als partner van ouders’ en ‘de<br />

leraar als innovator’. Tijdens het bezoek stelt de commissie vast dat algemene vakken de potentiële dynamiek<br />

heeft om een visie uit te werken, maar dat men nood heeft aan beleidsmatige aansturing.<br />

De opleiding legt het zwaartepunt op ‘de leraar als inhoudelijk expert’ en ‘de leraar als begeleider van leer- en<br />

ontwikkelingsprocessen’.<br />

De dienst <strong>Onderwijs</strong> en Onderzoek van de hogeschool lanceerde in 2001 een stappenplan om de invoering van<br />

de bachelor-masterstructuur te koppelen aan modularisering en competentiegericht <strong>onderwijs</strong>. Gelet op het<br />

uitblijven van het nieuwe Decreet op de lerarenopleiding, stelde het departement Lerarenopleiding de invoering<br />

van een modulair traject uit om de opleiding niet nodeloos te herstructureren. Met ingang van het academiejaar<br />

2006-2007 biedt de opleiding bachelor in <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> dan toch een modulair traject aan dat<br />

in zijn structuur zoveel mogelijk rekening houdt met de conceptnota betreffende het Decreet op de vernieuwde<br />

lerarenopleiding d.d. 17 oktober 2005. Tijdens het visitatiebezoek stelt de opleiding dat het modulaire systeem<br />

van de hogeschool een rekenkundig systeem is, wat de realisatie van de nagestreefde aspecten van de opleiding<br />

bemoeilijkt. Toch is het voor de commissie duidelijk dat zij de basiscompetenties integreert, zoals dat door de<br />

dienst <strong>Onderwijs</strong> en Onderzoek is opgelegd.<br />

Hoewel de commissie de geformuleerde en geuite kritiek van de opleiding tot op zekere hoogte legitiem acht,<br />

mag dit geen alibi zijn voor het niet formuleren van een eigen opleidingsvisie en van eigen<br />

opleidingsdoelstellingen. Het is belangrijk dat het team van de opleiding systematisch en expliciet verwoordt wat<br />

het met de opleiding beoogt. Deze explicitering moet dan verder als leidraad en referentiepunt genomen worden<br />

voor het samenstellen, optimaliseren en organiseren van het opleidingscurriculum, waartoe onder andere de<br />

aanzetten naar een meer modulair systeem horen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de opleiding voldoende<br />

openheid aan de dag legt voor de mogelijkheden die geboden worden op het niveau van het departement en de<br />

hogeschool, zoals over de visie op modularisering. De commissie oordeelt dat overdreven weerstand of een a<br />

priori afwijzing moeten vermeden worden.<br />

Eerder dan enigszins klagend terug te plooien wegens van de vele extern opgelegde eisen en verwachtingen, is<br />

het nodig dat het opleidingsteam zich professioneel en loyaal opstelt ten aanzien van de missie van de<br />

hogeschool, zelf een duidelijke visie communiceert, zich duidelijker positioneert en op basis van dat alles er ook<br />

naar streeft om erkend en gehoord te worden in de hogeschool. In het verlengde hiervan kan de opleiding ook<br />

duidelijker een intern beleid voeren en de eigen organisatie intern aansturen.<br />

Het zelfevaluatierapport stelt dat elk opleidingsonderdeel met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid op twee pijlers rust, namelijk<br />

de kenniscomponent en de methodologische strategische component. De commissie mist de explicitering van de<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 319


pedagogische component. Het beroepenveld geeft in de gesprekken aan dat de pedagogische component wel<br />

degelijk herkenbaar is in het groeien van de studenten doorheen de opleidingsjaren.<br />

Een brede waaier aan communicatie-instrumenten, zoals de agenda, de studiegids, de informatie in het<br />

stageschrift, de informatiesessies, de advies- en de reflectiegesprekken, moet de doelstellingen van de opleiding<br />

bekendmaken aan studenten. Toch stelt de commissie vast dat de basiscompetenties momenteel niet eenduidig<br />

gekend zijn door de eerste- en de tweedejaarsstudenten. De laatstejaarsstudenten echter kunnen de<br />

competenties wel benoemen en duiden. De commissie stelt het op prijs dat de studenten aangeven dat de<br />

leefwereld van de kinderen tijdens de opleiding benadrukt wordt.<br />

Ook voor de lectoren zijn heel wat communicatiemogelijkheden op het getouw gezet, waaronder de<br />

personeelsvergaderingen en de team- en vakgroepvergaderingen. De communicatie met het werkveld over de<br />

doelstellingen van de opleiding is eerder informeel. De contacten met het werkveld zijn eerder informeel. Uit de<br />

gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat zij op de hoogte zijn van de door de opleiding<br />

beoogde basiscompetenties.<br />

De commissie merkt op dat, hoewel de opleiding beschikt over een breed scala aan communicatiemiddelen, de<br />

inhoud van de boodschappen niet voldoende opgevangen wordt door de doelgroepen.<br />

De aandacht voor de internationale dimensie in de opleidingsdoelstellingen is niet herkenbaar. Toch merkt de<br />

commissie dat een kentering mogelijk wordt door de recente aanstelling van twee jonge lectoren als<br />

verantwoordelijke voor internationalisering. Als belemmerende factor voor internationalisering geeft de opleiding<br />

aan dat de lerarenopleiding in Vlaanderen in sterke mate verschilt van deze in de omringende West-Europese<br />

landen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de opleiding zichzelf naar waarde moet schatten en eigen accenten moet leggen, door in<br />

onderling overleg een eigen visie uit te werken over welk soort leraar zij wil vormen.<br />

De commissie stelt dat de overdreven weerstand en a priori afwijzing van wetgeving en voorschriften dringend<br />

moet omgebogen worden tot een positieve en gedragen invalshoek van een win-winsituatie.<br />

De uitbouw van een sterke netwerking binnen de opleiding, binnen de hogeschool, binnen de associatie en<br />

binnen de lokaliteit en de verankering in verschillende netwerken met verschillende doelstellingen, moet de<br />

identiteit van de opleiding mee helpen uitmaken.<br />

De opleiding moet de te ontwikkelen visie en de daaraan gekoppelde doelstellingen efficiënt en duidelijk<br />

communiceren aan de studenten en het afnemende werkveld.<br />

De internationale dimensie in de doelstellingen van de opleiding moet verder uitgebouwd worden.<br />

320 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het zelfevaluatierapport staat te lezen dat het de lerarenopleiding, in tegenstelling tot andere opleidingen, niet<br />

toegestaan is om een eigen beroepsgericht opleidingsprofiel op te stellen, en dat de opleiding dit betreurt. De<br />

oorsprong van de domeinspecifieke doelstellingen ligt in het oorspronkelijke beroepsprofiel. Dit beroepsprofiel<br />

diende als basis voor het formuleren van de basiscompetenties. Ook de geformuleerde algemene en<br />

beroepseigen competenties werden, naar het oordeel van de opleiding, voorgeschreven. De Associatie<br />

Universiteit Gent heeft ervoor gekozen om de basiscompetenties te gebruiken zoals ze goedgekeurd werden door<br />

de Vlaamse regering in 2004. Toch blijkt uit de bijhorende documenten dat de basiscompetenties, de<br />

vaardigheden en de attitudes besproken werden tussen de associatiepartners, en dat er zelfs een extra<br />

competentie werd toegevoegd aan het Functioneel Geheel 4.<br />

De combinatiemogelijkheid algemene vakken hanteert geen domeinspecifiek referentiekader en legt geen actuele<br />

accenten. Zij heeft geen eenduidige eigen profilering, ook niet ten opzichte van andere analoge binnen- of<br />

buitenlandse opleidingen. De combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding daarentegen heeft wel een<br />

gedeelde visie. Zij houdt terdege rekening met het mogelijke werkveld van de afgestudeerden. De commissie stelt<br />

vast dat ‘bewegingsrecreatie’ goed wordt uitgebouwd.<br />

De uitdaging aangaan om in overleg met elkaar te bepalen welke leraar, welke toekomstige professional,<br />

uitgerust met welke kennis, welke vaardigheden en welke attitudes, de opleiding wil vormen, ontbreekt. Dat zal<br />

uiteindelijk het domeinspecifieke referentiekader vormen. Het team van de opleiding is professioneel genoeg<br />

uitgerust om daarvoor de geschikte bronnen en de geschikte strategieën te hanteren, om uiteindelijk tot een<br />

gedeelde betekenis te komen, die een ijkpunt voor al het handelen zal zijn.<br />

In de doelstellingen en in de verklarende studiegidsen van de opleiding, en vooral in algemene vakken, ontbreken<br />

actuele accenten, zoals meertaligheid, specifieke eisen van <strong>onderwijs</strong> in een grootstedelijke context,<br />

competenties op het vlak van leerzorg, communicatie met ouders, respect voor een cultuur van participatie,<br />

omgaan met diversiteit en interculturaliteit. De opleiding kiest er voor om uit te gaan van het principe teach as you<br />

preach. De commissie merkt op dat ook dat vooral tot uiting komt bij lichamelijke opvoeding en dat algemene<br />

vakken hier geen duidelijke kijk op heeft.<br />

De opleiding beschouwt de samenwerking met en de inbreng van het werkveld als zeer waardevol en ervaart<br />

deze als een kruisbestuiving. In die optiek stelt zij een goed contact met de Pedagogische Begeleidingsdienst op<br />

prijs. Zij vindt het belangrijk haar standpunt over leerinhouden, vakdidactiek en werkvormen te kennen, en<br />

apprecieert het als zij, net zoals het werkveld, hun inbreng hebben in de curriculumontwikkeling. De opleiding<br />

nodigt de pedagogische begeleidingsdiensten dan ook in het departement uit, met het doel de studenten al<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 321


kennis te laten maken met de mensen die hen straks in het werkveld begeleiden. Deze contacten werken<br />

drempelverlagend. De pedagogische begeleidingsdiensten van het Gemeenschaps<strong>onderwijs</strong> ervaren die<br />

samenwerking ook als zodanig en doen zelf ook voorstellen in die richting. Toch schrikt de commissie van de<br />

houding die enkele lectoren aannemen ten aanzien van de pedagogisch adviseur, meer bepaald van het feit dat<br />

zij hem/haar een hiërarchische en normerende positie toekennen. Sommige lectoren blijken deze persoon te zien<br />

als hun meerdere, iemand die aangeeft wat belangrijk is in het vak en waarop zal gelet worden als leerkrachten<br />

aan de slag gaan. De commissie stelt dat de opleiding op die manier de studenten niet alleen foutieve informatie<br />

geeft over het statuut en de taken van de adviseurs, maar ook bijdraagt tot een houding van ondergeschiktheid<br />

en een identiteit van uitvoerder bij de toekomstige leerkrachten. Het blijft belangrijk om toekomstige leerkrachten<br />

te vormen tot zelfstandig denkende en oordelende professionals, die vanuit die professionaliteit en in functie van<br />

hun eigen doelen gebruikmaken van externe ondersteuning, zoals die van de pedagogisch adviseurs.<br />

Om de doelstellingen af te stemmen op de wensen van het beroepenveld, geeft de opleiding tal van informele en<br />

formele contacten aan. Uit de gesprekken blijkt dat de resultaten van deze contacten geen gestructureerde weg<br />

naar integratie in de opleiding vinden.<br />

Ook op het vlak van de domeinspecifieke eisen stelt de commissie vast dat de internationale dimensie slechts<br />

zeer beperkt aanwezig is. De opleiding signaleert de grote verschillen tussen de lerarenopleiding in Vlaanderen<br />

en die van de omringende landen.<br />

De commissie stelt vast dat de sterke punten van de opleiding, vermeld in het zelfevaluatierapport, te vrijblijvend<br />

zijn. Zij kan zich geen beeld vormen over waar deze aspecten vandaan komen en hoe zij opgevolgd worden.<br />

Evenmin is duidelijk hoe de opleiding werkt aan de vermelde aandachtspunten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de opleiding aan om haar opleidingsdoelstellingen te toetsen aan die van de andere<br />

lerarenopleidingen in de omgeving, met het oog op een duidelijke eigen profilering.<br />

De commissie stelt dat de combinatiemogelijkheid algemene vakken een eigen domeinspecifiek referentiekader<br />

met actuele accenten moet uitwerken, vertrekkend van de nog op te stellen eenduidige eigen profilering.<br />

De commissie adviseert om na te gaan hoe het aandeel van de leraar als lid van een schoolteam en<br />

onderzoeker-innovator geconcretiseerd kan worden, om leraren te vormen die gericht zijn op een systematische<br />

professionele ontwikkeling tijdens hun loopbaan.<br />

Het beroepenveld moet gestructureerd en nog actiever bij de vernieuwingen betrokken worden.<br />

De commissie vraagt om de contacten met het werkveld te formaliseren en in schriftelijke verslagen vast te<br />

leggen.<br />

De commissie stelt dat de verschillen in organisatie van analoge buitenlandse opleidingen geen hinderpaal<br />

mogen zijn om de doelstellingen van de opleiding te toetsen aan de internationale context.<br />

322 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het domeinspecifieke kader van de opleiding zich situeert in dat van de VLHORA, zoals voorafgaand aan de<br />

bezoeken ontwikkeld werd door de Visitatiecommissie op basis van de door de opleidingen bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aangereikte kaders;<br />

- er werk moet gemaakt worden van de explicitering van een gedragen eigen visie en profilering van de<br />

opleiding en dat daarvoor voldoende wil en potentieel aanwezig is;<br />

- de doelstellingen van de opleiding gericht zijn op zowel de algemene competenties als de algemene<br />

beroepsgerichte en de beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende<br />

beroepsbeoefenaar;<br />

- de op te stellen visie de basis moet zijn van een eigen domeinspecifiek referentiekader waarvoor de opleiding<br />

wil gaan;<br />

- de aangehaalde redenen om niet te kunnen komen tot eigen doelstellingen van de opleiding geen<br />

overtuigende hindernissen zijn en omgebogen moeten worden naar win-winsituaties;<br />

- de doelstellingen van de opleiding aanleunen bij de eisen van het werkveld;<br />

- de eindkwalificaties bij het beroepenveld getoetst worden, maar dat dit structureel moet ingebouwd worden in<br />

de werking van de opleiding.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 323


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het departement Lerarenopleiding heeft in zijn strategisch beleidsplan een aantal aanzetten tot vernieuwing<br />

opgenomen en stelt uitdrukkelijk het beleidsplan te actualiseren. De invoering van het modulaire systeem heeft<br />

een begin van vernieuwing tot stand gebracht. De invoering startte in het academiejaar 2006-2007 en gebeurt<br />

stapsgewijs: eerst in het eerste opleidingsjaar, daarna in het tweede en het derde jaar.<br />

Elke lector heeft voor de opleidingsonderdelen die hij doceert, nagegaan op welke manier hij die<br />

basiscompetenties kan integreren. De grote meerderheid van de basiscompetenties wordt verworven binnen de<br />

vakdidactiek enerzijds en tijdens de colleges agogiek, opvoedkunde en psychopedagogische vaardigheden<br />

anderzijds. Het overleg tussen de pedagoog en de vaklectoren moet zorgen voor het trekken van gelijklopende<br />

lijnen. De commissie stelt vast dat de samenwerking tussen de pedagoog en de vakdidactici leidt tot goede<br />

initiatieven om cursusinhouden te vergelijken en onderling af te stemmen. Zij meent dat een verder doorgedreven<br />

samenwerking tussen de vakdidactici en de pedagoog als verantwoordelijke voor de algemene didactiek,<br />

perspectieven biedt.<br />

De commissie stelt vast dat het zwaartepunt van de opleiding ligt bij ‘de leraar als vakinhoudelijk expert’. De<br />

opleiding werkt tijdens de drie opleidingsjaren intensief aan deze competentie en wijst daarbij uitdrukkelijk op het<br />

belang van lifelong learning. Uit de gesprekken met de lectoren blijkt dat tijdens de stages het aspect reflecteren<br />

wel degelijk aan bod komt. De studenten geven aan dat het aansluiten bij de leefwereld van de jongeren een<br />

aspect is dat tijdens de opleiding benadrukt wordt. Een competentiematrix geeft een overzicht van de<br />

basiscompetenties die de opleiding nastreeft. Aan een aantal basiscompetenties, zoals ‘de leraar als<br />

onderzoeker’, wordt naar de mening van de commissie nog te weinig aandacht besteed.<br />

De commissie stelt vast dat de huidige vakoverschrijdende projecten, zoals de voorbereiding en begeleiding van<br />

studiereizen, vrijblijvend en erg klassiek van opzet zijn. Zij waardeert dat in de modulaire structuur weken<br />

voorzien worden zonder colleges, waardoor er ruimte vrijkomt om een project al dan niet vakoverschrijdend uit te<br />

werken.<br />

Door het zeer kleine aantal studenten per docent zijn de studenten direct betrokken, maar dreigt de gecreëerde<br />

leeromgeving niet leerkrachtig genoeg te blijven wegens het gebrek aan heterogeniteit.<br />

De studenten werden geraadpleegd over verscheidene aspecten, zoals de organisatie, de structuur en de<br />

evaluatie van de stages en van de didactische basisvaardigheden. Vanaf het academiejaar 2005-2006 gebeurt dit<br />

structureel in de Participatiecommissie van de opleiding. Het modulaire opleidingsprogramma zal jaarlijks<br />

geëvalueerd en zonodig bijgestuurd worden.<br />

324 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Bij het begin van het academiejaar ontvangt elke student de studiegids van zijn opleidingsjaar. Hoewel de<br />

studiegids bedoeld is een handleiding te zijn bij het af te leggen traject, stelt de commissie vast dat de studenten<br />

hierover geen informatie hebben gekregen en dat de inhoud hen niet bekend is. De modulegidsen en nieuwe<br />

studiegidsen getuigen van de vernieuwde aanpak. In de modulegidsen is duidelijk aangegeven welke<br />

competenties voor elk opleidingsonderdeel of partim moeten verworven worden, welke voorkennis verwacht<br />

wordt. Ook de eventuele begincompetenties, alle leerinhouden, leermiddelen, werkvormen en evaluatiewijze van<br />

de module zijn opgenomen.<br />

Jaarlijks worden het niveau en de inhoud van het programma getoetst in een studentenquête. De contacten met<br />

het werkveld hierover zijn eerder informeel. De centrale diensten stelden een procedure op voor<br />

curriculumherziening en -innovatie. Bij de curriculumherziening in functie van de modularisering van de opleiding<br />

werden de lectoren, het werkveld, de opleidingen van de hogescholen binnen de associatie en de studenten<br />

betrokken.<br />

De laatste beleidsverklaring van de hogeschool over internationalisering dateert van oktober 2002. Zij bevat de<br />

uitgangspunten van het beleidsplan, de strategische en operationele doelstellingen en een beschrijving van de<br />

huidige toestand. De opvolging van het beleidsplan wordt gerapporteerd in het jaarverslag en thematisch op het<br />

bestuurscollege en de raad van bestuur. Een centrale dienst Internationalisering onder leiding van het<br />

diensthoofd <strong>Onderwijs</strong> en Onderzoek stuurt de operationalisering die een centrale coördinator, verantwoordelijk<br />

voor internationalisering, coördineert. Op het niveau van het departement zijn er twee verantwoordelijken voor<br />

internationalisering aangesteld. Zij worden bijgestaan door de opleidingscoördinator voor een student die de<br />

combinatiemogelijkheid algemene vakken volgt, en door de optiecoördinator lichamelijke opvoeding voor een<br />

student die de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding volgt.<br />

De visie van het departement Lerarenopleiding stelt dat de leeromgeving van de studenten niet begrensd wordt<br />

door de schoolmuren en dat de studenten tijdens hun opleiding in contact moeten worden gebracht met de<br />

Europese cultuur in al haar aspecten. In de opleiding zelf is internationalisering nagenoeg onbestaande. In haar<br />

zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat internationalisering een aandachtspunt is. Haar visie op de<br />

Erasmusstages houdt in dat een verantwoord learning agreement essentieel is en dat het beheersen van de taal<br />

van het land daarin een belangrijk aspect is. De opleiding stelt zich de uitwerking van een programma tot doel. De<br />

commissie merkt op dat een gestructureerd beleid met betrekking tot internationale samenwerking ontbreekt en<br />

dat toekomstperspectieven in te operationaliseren termen niet geformuleerd zijn. Toch merkt zij enige kentering,<br />

nu twee lectoren zijn aangesteld als verantwoordelijken. Zij zetten zich in op vrijwillige basis, wat de commissie<br />

sterk waardeert maar tevens onaanvaardbaar acht. De huidige internationale contacten zijn ondermaats. Ook hier<br />

stelt de commissie vast dat het team vol energie werkt aan de contacten voor de opleiding, zoals met Nederland<br />

en het Verenigd Koninkrijk. Gezien de demografische gegevens in Vlaanderen is het wellicht wenselijk om<br />

uitwisseling van lectoren en van gegevens met opleidingen in onder andere Marokko en Turkije te overwegen.<br />

De vreemde taal blijkt de grootste moeilijkheid te zijn om studenten naar het buitenland te laten gaan. Zo maakt<br />

de combinatiemogelijkheid algemene vakken duidelijk dat voor hen het spreken van de taal van het gastland<br />

noodzakelijk is. Lectoren van de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding maken daar geen problemen van<br />

en stellen het taalgegeven niet als noodzakelijke voorwaarde.<br />

De commissie waardeert de huidige initiatieven om een internationale ervaring mee te geven aan de studenten.<br />

De studenten van de combinatiemogelijkheid algemene vakken ontwerpen een reisschema en stellen een bundel<br />

samen, die ze later met hun leerlingen kunnen gebruiken. De studenten lichamelijke opvoeding organiseren een<br />

skistage. De voorbereiding en het organiseren van deze buitenlandse cultuur- of sportreizen ondersteunen het<br />

bereiken van de bijkomende competentie ‘organiseren van didactisch verantwoorde extramuros-activiteiten’. Bij<br />

het organiseren van deze projectweken wordt altijd gekozen voor formules, budgetten en werkvormen die<br />

vergelijkbaar zijn met wat de studenten later in het werkveld zullen ervaren. Voor de studenten van het eerste<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 325


opleidingsjaar wordt een alternatieve binnenlandse projectweek uitgewerkt. De studenten reageren positief op<br />

deze projectweken en wijzen in hun reflectieverslagen op de meerwaarde ervan.<br />

Naar aanleiding van de Bolognaverklaring werd de opleiding vertaald in ECTS-studiepunten. Door dit<br />

creditsysteem krijgen buitenlandse studenten de garantie dat hun stage en/of studie erkend wordt in hun eigen<br />

land en vice versa. Dit opent perspectieven voor een intensievere uitwisseling van studenten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Initiatieven voor het optimaal houden van het niveau en het actualiteitsgehalte van de curriculuminhouden moeten<br />

verder ontwikkeld worden.<br />

De commissie stelt dat het toetsen van het niveau en de inhoud van de opleiding bij het werkveld systematisch<br />

moet gebeuren en geplaatst moet worden in het kwaliteitsplan van de opleiding.<br />

Het verdient aanbeveling om verantwoordelijkheden voor de inhoud van de opleiding breder te verdelen en ze<br />

niet te concentreren bij één persoon om de dynamiek in de opleiding te laten toenemen.<br />

De commissie vraagt om een visie te ontwikkelen over de internationale dimensie in de opleiding en die uit te<br />

werken met concrete doelstellingen. Een duidelijk beleid moet uitgebouwd worden.<br />

Internationalisering moet een onderdeel worden van het takenpakket van de twee jonge lectoren die deze<br />

opdracht nu op een gedreven manier aanpakken. Appreciatie alleen is onvoldoende om het te verankeren in het<br />

beleid.<br />

De commissie stelt voor om de mogelijkheden te onderzoeken om het taalprobleem bij internationale<br />

uitwisselingen van zowel studenten als lectoren op te lossen.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De kennisopbouw gebeurt geleidelijk en naargelang het opleidingsonderdeel respectievelijk partim, ook<br />

consecutief. Er wordt intensief gewerkt aan ‘de leraar als inhoudelijk expert’ en er is aandacht voor kennis en<br />

vaardigheden. De commissie stelt vast dat de opleiding werk maakt van een taalbeleid. Voor input waarvan de<br />

kennis niet in de vakgroep of in het departement beschikbaar is, wordt een beroep gedaan op gastlectoren of -<br />

sprekers uit het werkveld. De vrije modules PAV, OKAN en zorgverlening zijn hier voorbeelden van. Er is ook<br />

326 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


aandacht voor deze thema’s tijdens een opvoedkundige week. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat zij<br />

tijdens hun opleiding kennismaken met methode<strong>onderwijs</strong>, dat intercultureel <strong>onderwijs</strong> en onderwerpen zoals<br />

ADHD aan bod komen, en dat klasdifferentiatie en gelijkekansen<strong>onderwijs</strong> hen niet vreemd zijn.<br />

Bij de ontwikkeling van didactische strategieën wordt ook rekening gehouden met de inbreng van het werkveld.<br />

De lectoren besteden zorg aan het bijbrengen van een kritische houding ten opzichte van handboeken en<br />

informatiebronnen, en aan de ontwikkeling van de houding van levenslang leren. Inzage in het ter beschikking<br />

gestelde materiaal doet de commissie besluiten dat de studenten nog te weinig leren werken met<br />

informatiebronnen die complexer zijn dan vakhandboeken of artikels uit populariserende tijdschriften. Enerzijds is<br />

het van belang dat studenten zelf studerend kennis kunnen nemen van professionele bronnen, anderzijds kunnen<br />

zij een eigen kritische en gefundeerde mening ontwikkelen, op voorwaarde dat zij ook vragen leren stellen bij de<br />

informatiebronnen zelf.<br />

Het departement zette Partner+ op, een samenwerking tussen hospiteerscholen en het departement. Vooral<br />

kleine scholen gaan erop in. Gelet op de autonomie van de scholen en de vaststelling dat ze ook door andere<br />

lerarenopleidingen bevraagd worden, is het niet altijd haalbaar om tot een exclusieve samenwerking te komen.<br />

Niet de directeur maar wel de stagecoördinator als ankerpersoon organiseert de stage. Zo kan de begeleiding<br />

van stagiairs in de stageschool goed opgevolgd worden en weet de opleiding wat de school verwacht. Tijdens de<br />

gesprekken met het werkveld valt het de commissie op dat zij de naam van dit project niet kennen. De<br />

stagebegeleiders geven aan dat zij het begrip niet altijd zo gebruiken en dat het de bedoeling is om een winwinsituatie<br />

te creëren. In toekomst zal een mentorendag georganiseerd worden om de verwachtingen van elkaar<br />

nog beter te leren kennen.<br />

De combinatiemogelijkheid algemene vakken engageerde zich met twee hospiteerscholen in een project van<br />

huiswerkbegeleiding voor leerlingen die thuis minder mogelijkheden hebben. Door dit project kunnen de<br />

studenten van het tweede en derde jaar zich maatschappelijk engageren en tegelijkertijd ook specifieke<br />

<strong>onderwijs</strong>ervaring opdoen. Beide participerende scholen beoordelen dit project gunstig, zowel voor de leerlingen<br />

als voor de studenten.<br />

De haast individuele begeleiding van studenten wegens het bijzonder lage aantal studenten biedt kansen voor<br />

een goede opleiding, met onder andere een nauwe opvolging en een persoonsgerichte aanpak. Hierin schuilen<br />

echter ook een aantal valkuilen. De studenten worden extreem goed verzorgd, opgevolgd en begeleid. Daardoor<br />

dreigt de ontwikkeling van hun zelfsturing, zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid in het gedrang te komen.<br />

De goedbedoelde zorg dreigt dan contraproductief te worden. De stagementoren wijzen er onder andere op dat<br />

men voor enkele studenten te veel geduld heeft wanneer ze in gebreke blijven of afspraken niet naleven.<br />

De commissie stelt vast dat waar de strakke aansturing en voorstructurering in de aanvangsfase van de opleiding<br />

de nodige veiligheid en houvast creëren om in een voldoende veilig klimaat te kunnen leren en professioneel te<br />

groeien, dit niet geleidelijk afgebouwd wordt. De studenten krijgen op die manier niet voldoende kansen om<br />

gaandeweg meer op zichzelf aangewezen te zijn, zelf verantwoordelijkheid en initiatief te nemen en daarop te<br />

worden afgerekend. De vaak genoemde klemtoon op praktische tips heeft als belangrijke tegenpool dat studenten<br />

niet voldoende inzicht ontwikkelen in het waarom of in de werkzaamheid van de aanpak. Impliciet kan die stijl van<br />

begeleiden bijdragen tot de ontwikkeling van een beroepsidentiteit waarbij de klemtoon ligt op het uitvoeren van<br />

taken en niet zozeer op het kiezen van de meest adequate aanpak voor concrete situaties op basis van inzicht.<br />

De studenten worden vertrouwd gemaakt met het werkveld in twee fasen: de receptieve en de actieve stage.<br />

Voor de studenten van de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding wordt ook de assisterende stage<br />

ingericht. De duur van de actieve stage neemt toe tijdens het studietraject. Bij de invoering van de modulaire<br />

structuur maakte het opleidingsteam van de gelegenheid gebruik om het aspect stage aan de noden van de<br />

opleiding aan te passen, ook voor het tweede en derde jaar. De stage krijgt in het totaal een gewicht van 45<br />

studiepunten, zoals voorgesteld in het concept van decreet. In het eerste jaar zijn 3 studiepunten voorzien voor<br />

didactische oefeningen en 6 voor de stage, verdeeld over 2 partims van elk drie studiepunten. In het tweede jaar<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 327


gaan 12 studiepunten naar de stage, te weten 6 voor de stage van het eerste semester en 6 voor deze van het<br />

tweede semester. De studiepunten worden telkens in partims opgedeeld, zoals hierboven. In het derde jaar zijn<br />

16 studiepunten voorzien voor de zelfstandige stage. Het decreet voorziet 15 studiepunten, maar gelet op het<br />

nieuwe gegeven van twee vakken, lijkt 16 studiepunten de opleiding logischer. De studiepunten worden telkens in<br />

partims opgedeeld. De stage in het buso of in het methode<strong>onderwijs</strong> heeft 6 studiepunten, de alternatieve<br />

stage 2. De opleiding werkte een aangepaste studiepuntenverdeling uit voor het tweede en derde opleidingsjaar,<br />

die zich in de uitdovingsfase bevinden. In het zesde semester kan de student naast zijn zelfstandige stage een<br />

stage lopen in het buso of het methode<strong>onderwijs</strong>, in het volwassenen- of het tweedekans<strong>onderwijs</strong>. Hij kan<br />

meewerken aan een pedagogisch project in een museum of een natuur- of milieuorganisatie, hij kan in de<br />

particuliere sector aan de slag of zich engageren voor huiswerkbegeleiding.<br />

De opleiding wijst op het grote probleem bij het verkrijgen van stageplaatsen in de verschillende netten van het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. De hospiteerscholen leggen ook verplichtingen op aan het departement voor de organisatie<br />

van de stage. Zo mogen de studenten slechts enkele weken voor de aanvang van hun stage contact opnemen<br />

met de school. De meerderheid van de studenten komt uit de regio’s Brugge en Oostende. Het vinden van<br />

geschikte hospiteerscholen in de regio van de studenten is vaak bijzonder moeilijk. De stagecoördinator geeft aan<br />

dat deze hele problematiek zeer belastend is. In de mate van het mogelijke wordt rekening gehouden met de<br />

verzuchtingen van zowel de lectoren als de studenten. Dat steeds meer <strong>secundair</strong>e scholen een eigen<br />

stagecoördinator hebben, ervaart de opleiding als zeer positief. Vooral de communicatie verloopt dan<br />

gemakkelijker en vlotter. De mentoren kunnen deel uitmaken van de opleidingscommissies en geven zo input en<br />

feedback. Jaarlijks wordt ook met de directeurs en de stagecoördinatoren van de hospiteerscholen overleg<br />

gepleegd over de organisatie en de invulling van de stages.<br />

De studenten worden van alle aspecten van de stage op de hoogte gebracht in het stageschrift, tijdens<br />

informatievergaderingen met de opleidingscoördinator en door informele gesprekken met de lectoren. Tijdens de<br />

stagevoorbereidende week werken de studenten van het eerste opleidingsjaar aan de voorbereiding van hun<br />

lessen. Zowel voor het eerste als het tweede jaar geldt dat de studenten aan hun stage mogen beginnen als alle<br />

lesvoorbereidingen goedgekeurd zijn door de lector. De studenten stellen dat zij bij de uitwerking van de<br />

onderwerpen een zekere vrijheid genieten. Zij menen dat creativiteit en het gebruik van verschillende werkvormen<br />

hierbij beoordeeld worden. De studenten geven aan dat de lectoren erop toezien dat de lesvoorbereiding<br />

afgestemd is op de doelgroep, en dat zij evenzeer de techniek bekijken. Ook de mentoren kijkende<br />

voorbereidingen vooraf in. De stagecoördinator is het eerste aanspreekpunt bij problemen. In het derde jaar<br />

moeten de studenten in staat zijn om zelfstandig met hun stage om te gaan. Dit betekent dat zij hun<br />

lesvoorbereidingen niet meer moeten voorleggen, maar dat zij wel nog hulp en advies mogen vragen. Elke<br />

student wordt minstens één keer bezocht tijdens de stage door elke betrokken lector.<br />

Uit de gevoerde gesprekken leidt de commissie af dat de stage in de praktijk nog te vaak neerkomt op het<br />

voorbereiden en geven van lessen. Dat is naar de mening van de commissie een te enge invulling van deze<br />

opleidingscomponent. Er zijn te weinig uitdagende stagecontexten, zoals multiculturele scholen, om een krachtige<br />

leeromgeving te kunnen blijven waarborgen.<br />

De commissie spreekt haar waardering uit voor de verschillende pogingen om de stage-ervaringen van de<br />

studenten systematisch te gebruiken bij en te integreren in de aanbreng van nieuwe theoretische leerstof. Dit is<br />

een bijzonder belangrijke opleidingsdidactische aanpak, die naar de mening van de commissie door alle<br />

teamleden gevolgd moet worden. Op die manier wordt het mogelijk om praktijkervaringen en theoretische<br />

inzichten uit vakinhoud/vakdidactiek en uit de meer opvoedende sfeer werkelijk te integreren en niet langer naast<br />

elkaar te laten staan.<br />

De opleiding stelt reflectie aan te leren en te stimuleren, onder andere door microteaching. Vooral de studenten<br />

van de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding waarderen dat zij op die manier met kritiek leren omgaan.<br />

De commissie stelt vast dat reflectie beperkt blijft tot een eerder technische terugblik op de gepresteerde lessen<br />

vanuit de vraag hoe een volgende les efficiënter kan uitgevoerd worden. Zij meent dat reflectie zich ook dient te<br />

328 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


ichten op de vraag naar het waarom van het verloop van bepaalde lessen, op de eigen persoon als aspirantleerkracht,<br />

en op de relationele en emotionele aspecten van het leraarschap. Het systematisch verzamelen van<br />

reflecties in bijvoorbeeld een portfolio, samen met de opnames van lesactiviteiten, biedt mogelijkheden om later<br />

aan de hand van vastgelegde gegevens reflectief terug te kijken op het leerproces.<br />

De afstudeeropdracht is een opleidingsonderdeel van het derde jaar. Het onderwerp heeft betrekking op de<br />

finaliteit van de opleiding en wordt door de lector die de student als promotor kiest, goedgekeurd. De<br />

afstudeeropdracht heeft tot doel de student zelfstandig te leren werken en hem tot uitdiepen van en reflecteren op<br />

een zelfgekozen onderwerp aan te zetten. Zij is het resultaat van opzoekingswerk en van zelfstandig verwerken.<br />

Steeds meer voegen de studenten een product toe aan hun afstudeeropdracht, of vormt het product het<br />

belangrijkste onderdeel ervan. Dergelijke producten zijn onder andere een cd-rom, een didactisch spel, een<br />

website, mappen en uitgestippelde wandelingen. De commissie waardeert het gebruik van sommige van deze<br />

producten in de het <strong>onderwijs</strong> van de mentoren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat het goede contact met het werkveld en met de mentoren beleidsmatig aangestuurd moet<br />

worden door de effectieve uitbouw van Partner+. De commissie adviseert om dit expliciet onder de aandacht van<br />

de stagescholen te brengen en hen hierbij te betrekken.<br />

De commissie adviseert om meer zelfstandigheid van de studenten te eisen, ter ondersteuning van hun<br />

ontwikkeling tot professionals die vanuit inzicht kunnen oordelen over het eigen handelen.<br />

De opleiding moet blijvend aandacht besteden aan de implementatie van actuele <strong>onderwijs</strong>thema’s.<br />

De commissie stelt dat nog meer werk gemaakt moet worden van systematisch aangestuurde ervaringen met<br />

betrekking tot het mesoniveau van de <strong>secundair</strong>e scholen – de school als organisatie – om de professionele<br />

gerichtheid van studenten te verbreden tot buiten het klasniveau.<br />

Het verdient aanbeveling om de studenten in alle opleidingsonderdelen te leren werken met informatiebronnen<br />

die voldoende inhoudelijk niveau hebben, en met studiemateriaal dat hen een kritische studiehouding leert<br />

aannemen.<br />

Op microniveau moet meer aandacht besteed worden aan het concreet uitwerken van evaluaties door de<br />

studenten, zoals een toets opstellen en een examen opstellen en afnemen.<br />

Het aanleren, begeleiden en verdiepen van de reflectievaardigheden is een werkpunt voor de opleiding. Reflectie<br />

dient zich ook te richten op de vraag naar het waarom van het verloop van bepaalde lessen, op de eigen persoon<br />

als aspirant-leerkracht en op de relationele, emotionele aspecten van het leraarschap.<br />

De commissie vraagt om uitdagende stagecontexten in diverse omgevingen, zoals multiculturele scholen, voor<br />

ogen te houden om een krachtige leeromgeving te kunnen blijven waarborgen.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 329


Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de modulaire structuur heeft de opleiding gestreefd naar een evenwichtiger verdeling van de opleidingsonderdelen<br />

over de opleidingsjaren. Daarbij besteedde zij aandacht aan nieuwe noden in de opleiding, zoals<br />

bijzondere <strong>onderwijs</strong>vormen en nieuwe ontwikkelingen in het zorgbeleid. De studenten leggen voor al hun<br />

opleidingsonderdelen eindexamen af na het vijfde semester. Zo kunnen zij zich in het zesde semester volledig<br />

concentreren op de stage en het afwerken van de afstudeeropdracht.<br />

De opleiding stelt dat het niet mogelijk is om tal van combinatiemogelijkheden aan te bieden, gelet op de<br />

specificiteit van de opleiding: een aspirant-leraar voorbereiden op het geven van drie, en in de toekomst twee,<br />

vakken. Het project ‘algemene vakken’ is nieuw en verruimt de keuzemogelijkheden. Fysica wordt afgebouwd,<br />

omdat het te weinig gekozen wordt. Zoals vermeld bij Facet 2.2 biedt de opleiding in het zesde semester<br />

verschillende stagemogelijkheden aan naast de zelfstandige stage van zes weken.<br />

De voorzieningen voor flexibele opvang zijn voorhanden, maar moeten in deze opleiding weinig toegepast<br />

worden wegens het kleine aantal studenten. De studietrajectbegeleider begeleidt de niet-modelstudent bij het<br />

uitzetten van een optimaal studietraject, dat rekening houdt met de samenhang binnen en de opbouw van het<br />

opleidingsprogramma. Een geïndividualiseerd leertraject is het onderwerp van overleg tussen student en<br />

instelling. De commissie stelt vast dat een heldere EVC-gids met duidelijke procedures en administratieve<br />

afhandelingen beschikbaar is. Er wordt een goed en duidelijk onderscheid gemaakt tussen EVC’s en EVK’s. Om<br />

dit goed tot zijn recht te laten komen, is de verdere flexibilisering van het programma noodzakelijk, zodat<br />

studenten effectief meer vat kunnen hebben op hun studietraject.<br />

Afgestudeerde leraren <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> krijgen de mogelijkheid om een tweede vak uit te diepen in een<br />

verkort traject, en om een vierde vak, voor studenten lichamelijke opvoeding een derde vak, te studeren in een<br />

verkorte opleiding van één, twee of drie jaar. Bij de organisatie van de stage wordt rekening gehouden met de<br />

(beroeps)situatie van deze studenten.<br />

Voor elk <strong>onderwijs</strong>vak worden vakinhouden en -didactiek door één lector onderwezen. Daardoor lijkt coherentie<br />

gewaarborgd. De opleidingsonderdelen worden in een logische samenhang aangeboden, zodat de student zich<br />

kan ontplooien, en zich de competenties en de daaraan inherente kennis en vaardigheden eigen kan maken. Of<br />

de opvoedkundige vakken en de vakdidactieken voldoende op elkaar afgestemd zijn, is niet helemaal duidelijk.<br />

Hetzelfde geldt voor de vakdidactieken onderling. De commissie stelt ook vast dat vakinhoud en vakdidactiek niet<br />

voor elk <strong>onderwijs</strong>vak even sterk geïntegreerd zijn.<br />

hier komt de motivering van het oordeel over facet 2.3<br />

330 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het verdient aanbeveling om ook in de begeleidingsstijl en -aanpak van de verschillende opleidingsonderdelen<br />

een duidelijke differentiatie over de verschillende studiejaren heen in te voeren.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De verhouding tussen de in studiepunten begrote studietijd en de reële studietijd wordt jaarlijks in een<br />

studentenquête bevraagd. De totale begrote studietijd voor elk programmajaar van 60 studiepunten ligt tussen de<br />

1.740 en 1.800 uren. Elk van de zes semesters in de modulaire structuur heeft een studieomvang van ongeveer<br />

30 studiepunten. Bij de verdeling van de studiepunten over de opleidingsonderdelen werd rekening gehouden<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 331


met het gewicht van de module binnen de opleiding. Zo krijgen de vakspecifieke modules een groot aandeel. Ook<br />

het aandeel van de modules die door de pedagoog gegeven worden, is aanzienlijk. De hogeschool legt de<br />

opleidingen op de studiepunten toe te kennen in veelvouden van drie, met als bijkomende voorwaarde modules<br />

van drie studiepunten zoveel mogelijk te vermijden. Daarom opteert de opleiding ervoor de modules een waarde<br />

van zes, negen of hoger toe te kennen, behalve voor die modules waar zij drie studiepunten absoluut<br />

verantwoord vindt. Waar nodig heeft de opleiding de modules opgesplitst in partims. Afhankelijk van de module,<br />

wordt de studiebelasting berekend op 25 of 30 uren per studiepunt. Het academiejaar is opgedeeld in twee<br />

semesters van 18 weken, waarvan 14 werkweken, 1 week blok, 2 weken examens en 1 week voor deliberatie en<br />

feedback.<br />

De lectoren geven aan dat de studeerbaarheid van een module geen wiskundig gegeven is en dat veel afhangt<br />

van de student zelf. Zo zijn onder andere zijn instroomniveau en timemanagement, de snelheid van verwerken<br />

van leerstof en uitstelgedrag belangrijke aspecten. Uit de enquête die afgenomen werd aan het eind van het<br />

academiejaar 2004-2005, blijkt dat de grote meerderheid van de studenten tevreden is over de verdeling van de<br />

studietijd tijdens de opleiding. De moeilijkheden voor de eerstejaarsstudenten zijn meestal inherent aan de<br />

overschakeling van <strong>secundair</strong> naar hoger <strong>onderwijs</strong>. De opleiding stelt wegens de bovenstaande redenen grote<br />

zorg te besteden aan studiebegeleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om informatievere vormen van studietijdmeting te onderzoeken en te benutten.<br />

Systematisch en gestructureerd onderzoek van zowel studiebelemmerende als -bevorderende aspecten dringt<br />

zich op.<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het door de lectoren nagestreefde principe teach as you preach impliceert dat zij hun studenten effectieve en<br />

innovatieve werkvormen bijbrengen. De aspirant-leraar wordt langzaam ondergedompeld in de praktijk van het<br />

lesgeven. Dit gebeurt onder andere door microteaching, het bijwonen van lessen in de hospiteerschool, al dan<br />

niet begeleid door de vaklector en/of de pedagoog, het bespreken van bijgewoonde lessen en door de stages. De<br />

afgestudeerden geven aan dat sommige lectoren effectief activerende werkvormen uitproberen en daarbij vragen<br />

naar de mening van de studenten. Zij respecteren de houding van de lectoren, die zich in deze omstandigheden<br />

als lerende opstellen.<br />

De commissie stelt vast dat de gehanteerde werkvormen duidelijk in functie staan van vooral cognitieve doelen.<br />

Het kleine tot zeer kleine aantal studenten per docent noopt docenten de facto tot interactief werk. Zoals eerder al<br />

332 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


aangehaald, is dat enerzijds positief omdat de studenten actief betrokken worden bij hun onderricht, maar is<br />

anderzijds de gecreëerde leeromgeving niet leerkrachtig genoeg door het gebrek aan heterogeniteit. Er worden<br />

volgens van de commissie nog te weinig innovatieve werkvormen gebruikt. Hoewel de opleiding stelt dat elke<br />

lector de werkvormen kiest die het best geschikt zijn voor het opleidingsonderdeel respectievelijk partim waar hij<br />

aan werkt, en dat deze werkvormen aansluiten bij het didactisch concept en de behoeften en mogelijkheden van<br />

de studenten, stelt de commissie vast dat de lectoren vooral hoor- en werkcolleges geven, en dat de opleiding<br />

geen duidelijk eigen didactisch concept heeft. Niet alle in het zelfevaluatierapport aangehaalde werkvormen<br />

komen in kleine groepen, zoals in deze opleiding, tot hun recht. Een groepsdiscussie met twee studenten is<br />

eerder een dialoog. Het kleine aantal studenten verhindert de toepassing van een aantal werkvormen waarbij<br />

studenten van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen beoordelen. De opleiding zou dit efficiënter kunnen<br />

organiseren door bijvoorbeeld de opleidingsjaren bij bepaalde modules zowel verticaal – over de drie jaren heen<br />

– als horizontaal – over de verschillende vakgebieden heen – te combineren.<br />

Elke lector is verantwoordelijk voor de <strong>onderwijs</strong>middelen van zijn opleidingsonderdelen in de modules. De<br />

lectoren ontwikkelen in veel gevallen zelf cursussen en oefenmateriaal voor de studenten. De studenten<br />

waarderen het ter beschikking gestelde cursusmateriaal. Bij de inzage in het cursusmateriaal stelt de commissie<br />

vast dat het actualiteitsgehalte en de diepgang meestal degelijk, maar niet voor alle cursussen optimaal zijn. De<br />

commissie meent dat samenwerking met collega’s in het departement of met andere vergelijkbare opleidingen<br />

hier eenvoudige mogelijkheden bieden, door onder andere de uitwisseling van cursusmateriaal, een kritische<br />

confrontatie van cursusinhouden en de verantwoording ervan. De commissie erkent de voordelen van het<br />

doceren van zowel de vakinhoud als de vakdidactiek van een bepaald <strong>onderwijs</strong>vak door dezelfde lector. Toch<br />

lijkt er voor sommige <strong>onderwijs</strong>vakken nog te weinig integratie te zijn tussen beide componenten.<br />

De commissie spreekt haar waardering uit over de inspanningen die de lectoren leveren om een variatie aan<br />

werkvormen toe te passen en om ICT en het elektronische leerplatform Dokeos hierbij te benutten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat voldoende kennis van zaken aanwezig is om een opleidingsgebonden didactisch concept<br />

en model van werkvormen in relatie tot de doelstellingen van de opleiding uit te werken. De commissie adviseert<br />

voldoende sturing te geven aan dit proces.<br />

Het verdient aanbeveling om nog meer initiatieven te ontwikkelen voor het optimaal houden van het<br />

actualiteitsgehalte en de diepgang van het aangeboden cursusmateriaal.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 333


Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De organisatie van de examens ligt vast in het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement van de hogeschool en in de<br />

departementale aanvullingen hierop. In dit reglement is rekening gehouden met het Participatiedecreet en met de<br />

beroepsprocedure voor de Raad van Betwistingen betreffende studievoortgangsbeslissingen. Ook de geschillenen<br />

de beroepsprocedure zijn volledig uitgewerkt in het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement. De ombudspersonen zijn<br />

het hele academiejaar in functie en kunnen ook over permanente evaluatie aangesproken worden.<br />

De hogeschool en het departement streven naar een transparante examenregeling. Daarom wordt het <strong>onderwijs</strong>en<br />

examenreglement jaarlijks geëvalueerd en bijgestuurd. De commissie stelt vast dat dit reglement hoofdzakelijk<br />

in handen ligt van de docenten. Het bepaalt alle modaliteiten voor de examens en deliberaties, en wordt<br />

opgenomen in de hogeschoolagenda en in de studiegids. Bij het begin van het academiejaar wordt het aan de<br />

studenten meegedeeld. Er is een transparante examenregeling. Tijdens diverse informatievergaderingen en door<br />

de verschillende lectoren worden de studenten herinnerd aan het examenreglement, en wordt er indien nodig<br />

bijkomende uitleg gegeven. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat de nagestreefde transparantie van het<br />

examenreglement effectief bereikt wordt, en dat de evaluatieprocedures en eisen voldoende bekend zijn bij de<br />

studenten. Dit komt enerzijds door het kleine aantal studenten en anderzijds door de grote bereikbaarheid van de<br />

lectoren voor de studenten.<br />

Zowel de lectoren als de studenten hebben inspraak in het opstellen van het examenrooster, waarbij veel belang<br />

gehecht wordt aan de spreiding van de examens en aan een studentvriendelijke organisatie. De studenten<br />

worden tijdig op de hoogte gebracht van het definitieve examenrooster. De commissie waardeert de grote zorg<br />

die besteed wordt aan de organisatorische aspecten van de evaluatie.<br />

De evaluatievormen worden door de lector gekozen in functie van het opleidingsonderdeel, respectievelijk partim,<br />

met het doel tot een zo objectief en volledig mogelijke evaluatie van de student te komen. De studenten worden<br />

hierover grondig geïnformeerd. Op het intranet staan voorbeeldexamenvragen en tijdens de lessen worden<br />

vragen en opdrachten opgenomen die overeenstemmen met de wijze van evalueren op het examen. De<br />

commissie stelt vast dat de evaluatievormen grotendeels klassiek zijn en dat het vooral gaat over mondelinge en<br />

schriftelijke examens. Sommige lectoren baseren een deel van het examencijfer op het principe van permanente<br />

evaluatie. Na de examens krijgen de studenten de gelegenheid hun examens in te kijken tijdens de feedback. De<br />

lectoren geven uitleg bij de behaalde resultaten, wijzen op tekortkomingen en geven advies om deze weg te<br />

werken. De commissie merkt op dat er veel zorg besteed wordt aan de transparantie van de examens voor de<br />

studenten, en zij waardeert de vermelding van de beoordelingscriteria en de punten bij de examenvragen.<br />

Voor de mentoren zijn de beoordelingscriteria van de stages vastgelegd in de ‘Stage-wijzer’. De studenten<br />

worden op de hoogte gebracht over hoe het cijfer voor didactische bekwaamheid, de stage, tot stand komt. Tot<br />

voor de invoering van het modulaire systeem werd dit opleidingsonderdeel in zijn geheel permanent geëvalueerd<br />

door de vaklectoren en door de pedagoog. In de huidige nieuwe situatie beslist elke lector in overleg met de<br />

pedagoog, als hij deze student ook bezocht heeft, of de student voor zijn partim geslaagd is. De beoordeling<br />

334 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


wordt door de opleidings- en stagecoördinator aan de studenten uitgelegd. Ze is ook opgenomen in het<br />

stageschrift. De commissie stelt vast dat de evaluatie van de stages uitgewerkt is volgens de basiscompetenties.<br />

Voor de afstudeeropdracht worden heldere beoordelingsnormen gehanteerd. De studenten krijgen een<br />

informatieboekje met de beoordelingscriteria. Bij de combinatiemogelijkheid algemene vakken hebben studenten<br />

inspraak in het aanwijzen van een tweede lector als medebeoordelaar. Hier wordt naar het oordeel van de<br />

commissie opnieuw gekozen voor de veilige weg. Zij presenteren de inhoud, de structuur en wat zij geleerd<br />

hebben aan de door hen gekozen lector en de opleidingscoördinator, die de beoordeling stuurt. Het werkveld is<br />

niet betrokken bij de evaluatie. Volgens de lectoren wordt op die manier de presentatiestress voor een groot deel<br />

weggenomen. In de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding worden al enkele jaren twee externen uit het<br />

werkveld ingeschakeld en uitgenodigd op de verdediging van de afstudeeropdracht, wat aangewezen is vanwege<br />

het praktijkgerichte karakter van de afstudeeropdracht.<br />

De hogeschool en het departement geven aan dat onderzoek uitwijst dat de evaluatie een centrale plaats inneemt<br />

in het leerproces. Kwaliteitsbewaking wordt dus belangrijk geacht. De dienst Kwaliteitszorg bevraagt jaarlijks het<br />

toetsen per opleidingsonderdeel en per lesgever-evaluator in de studentenenquête. Ook de stages en de<br />

afstudeeropdrachten worden jaarlijks geëvalueerd en bijgestuurd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat van studenten meer zelfstandigheid moet gevraagd worden bij de organisatie van hun<br />

stage en de afstudeeropdracht, en bij de presentatie van hun afstudeeropdracht voor een uitgebreide jury.<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 335


Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De toelatingsvoorwaarden voor de opleiding zijn conform de regelgeving in het Hogeschooldecreet van 4 april<br />

2003, afd. 3 artikel 65, en het Flexibiliseringsdecreet van 30 april 2004. Het valt de commissie op dat in de<br />

brochures en de studiegidsen heel wat nadruk gelegd wordt op de voorwaarde om een aso-opleiding gevolgd te<br />

hebben. Uit de analyse van de cijfers blijkt duidelijk dat de meerderheid van de instromende studenten uit het aso<br />

komt, maar dat het aantal studenten uit het tso jaarlijks toeneemt. De opleiding geeft aan dat veel van de tsoinstromers<br />

afhaken in een vroeg stadium van hun opleiding. In de combinatiemogelijkheid lichamelijke opleiding<br />

heeft het merendeel van de studenten een tso-opleiding genoten. In de impliciete toelatingsvoorwaarden wordt<br />

alleen de nadruk gelegd op cognitieve voorkennis.<br />

De laatste jaren zijn er meer oudere instromers. Doorgaans studeren deze volwassenen met een uitkering van de<br />

VDAB. Steeds vaker komen ook afgestudeerden terug om in een verkort traject een bijkomend vak of een<br />

bijkomende uitdieping af te werken. Zij kiezen een flexibel traject, zoals voorgeschreven en mogelijk gemaakt<br />

wordt door de verschillende decreten. Voor elke student die van het normtraject afwijkt, wordt een aangepast<br />

traject besproken en uitgetekend in overleg met de trajectbegeleider die hiervoor ook het advies kan vragen aan<br />

de vaklectoren. In deze context is het onderscheid tussen EVC’s en EVK’s duidelijk. In de heldere EVC-gids<br />

staan de nodige procedures en administratieve afhandelingen uitgeschreven.<br />

De analyse van de instroom is minimaal. Enkele <strong>onderwijs</strong>vakken, zoals lichamelijke opvoeding en Frans, spelen<br />

enigszins beleidsmatig in op de instroom uit het tso, die enigszins verschilt van deze uit het aso. De instaptoetsen<br />

die als basis dienen voor de inrichting van remediërende nulmodules voor taal en computervaardigheden,<br />

verdienen waardering, al blijkt de deelname door de studenten erg laag te zijn.<br />

hier komt de motivering van het oordeel over facet 2.9<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om na te gaan hoe de studenten meer aangezet kunnen worden om deel te nemen aan de<br />

nulmodules.<br />

De opleiding moet in haar beleid beter inspelen op de verschillende niveaus van de instromende studenten.<br />

Accurate begeleidings- en differentiëringsmogelijkheden zijn vereist om de heterogene instromende studentenpopulatie<br />

efficiënt op te vangen.<br />

336 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

voldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma een degelijke concretisering is van de eindkwalificaties die de opleiding vooropstelt met<br />

betrekking tot het niveau, de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen;<br />

- de leerdoelen van het programma en de programmaonderdelen een gepaste vertaling zijn van de<br />

vooropgestelde eindkwalificaties;<br />

- de opleiding aandacht besteedt aan de professionele gerichtheid van het programma en daarbij het project<br />

Partner+ verder moet uitwerken;<br />

- geen duidelijke structuur uitgewerkt is om programmaherziening en -vernieuwing systematisch te evalueren<br />

en bij te sturen;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen betreffende de studieomvang en dat de werkelijke studietijd<br />

overeenstemt met de norm;<br />

- prioritair werk gemaakt moet worden van de uitwerking van een opleidingsgebonden didactisch concept door<br />

overleg in het lectorenteam;<br />

- de inhoudelijke samenhang van het programma bewaakt wordt;<br />

- de beoordeling en de toetsing transparant zijn;<br />

- aandacht besteed wordt aan de diversiteit van instromende studenten op het gebied van EVC en EVK en aan<br />

persoonlijke noden van de student, maar dat moet nagegaan worden hoe de verschillende vooropleidingen<br />

nog beter kunnen aansluiten bij de gekozen opleiding.<br />

- de opgesomde sterke punten bij het onderwerp ‘Programma’ in het zelfevaluatierapport duidelijk zijn, maar<br />

dat enige fundering van deze bevindingen ontbreekt en dat planmatig moet gewerkt worden aan de<br />

aandachtspunten.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 337


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In haar missie stelt de Hogeschool West-Vlaanderen dat zij ‘een participatief en teamgericht personeelsbeleid wil<br />

voeren, waarin zij het personeel verantwoordelijkheid en inspraak geeft. De Hogeschool engageert zich tot het<br />

zorgen voor het welzijn van haar personeel en het aanbieden van ontplooiingskansen binnen een lerende<br />

organisatie’. Zij wil de vlakke loopbaan doorbreken en verantwoordelijkheden laag in de organisatie leggen. In het<br />

streven naar een optimaal personeelsbeleid kan de hogeschool echter niet voorbijgaan aan een aantal<br />

contextgegevens. Zo heeft de huidige bevriezing van de enveloppenfinanciering belangrijke consequenties op de<br />

voorhanden zijnde middelen voor de uitbouw van een voldoende uitgebreide personeelsformatie, die inzetbaar is<br />

voor het geheel van steeds uitbreidende opdrachten, taken en uitdagingen. Daarnaast geeft de hogeschool aan<br />

dat tot op heden de decreetgever het lang verwachte Hrm-decreet nog steeds niet realiseerde. De hogeschool<br />

betreurt dat de wettelijke tools om binnen een hogeschoolomgeving een performant personeelsbeleid te voeren,<br />

op verschillende vlakken ontbreken.<br />

Het hogeschoolbestuur keurt jaarlijks de globale personeelsformatie goed. Bij het opstellen van die formatie wordt<br />

onder andere rekening gehouden met de personeelsbehoeften van de departementen en de aan de hogeschool<br />

toegewezen financiële enveloppe. Een selectiecommissie, ingericht door het bestuurscollege, staat in voor de<br />

selectie van nieuw administratief en technisch personeel. Onderwijzend personeel wordt geselecteerd door een<br />

selectiecommissie, ingericht door de betrokken Departementale Raad. De vereiste criteria zijn duidelijk en de<br />

gevolgde procedures zijn degelijk uitgewerkt. Nieuwe personeelsleden worden geïntroduceerd en gebrieft door<br />

het departementshoofd voor de praktische aspecten van de baan en door de opleidingscoördinator voor de<br />

inhoudelijke en andere facetten van het functioneren in de opleiding en het team. Bij de start van het<br />

academiejaar biedt de hogeschool deze personeelsleden een onthaalprogramma en een onthaalmap personeel<br />

aan.<br />

De commissie stelt vast dat de inhoudelijke en opleidingsdidactische kwaliteit van het personeel goed is. Er<br />

blijken ook heel wat initiatieven genomen te worden met betrekking tot professionalisering, zowel door externe en<br />

interne nascholing als door het voortdurende contact met het werkveld tijdens de stagebezoeken. Dat is positief<br />

en verdient verdere versterking. Tegelijkertijd lijkt het aangewezen om als opleiding een meer gericht beleid rond<br />

professionalisering te voeren en aan te sturen, eerder dan dit over te laten aan de individuele interesses en<br />

voorkeuren. Bij professionalisering denkt de commissie niet enkel aan externe nascholing, maar ook en vooral<br />

aan interne processen van professionalisering. Zo kan door werk- en discussiegroepen niet enkel gezocht worden<br />

naar werkbare oplossingen voor problemen, maar in functie daarvan ook expliciet in discussie gegaan worden.<br />

De bevindingen van deze groepen kunnen publiek gemaakt worden in de opleiding. De commissie meent dat<br />

vormen van doorgedreven reflectiegroepen en zelfs actieonderzoek hier krachtige perspectieven bieden.<br />

Belangrijk is ook dat de lectoren voldoende netwerken van peers kunnen vinden, intern en extern, voor de eigen<br />

professionele ontwikkeling. De commissie geeft aan dat ook hier interessante initiatieven mogelijk zijn met<br />

338 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


werkgroepen van vakcollega’s uit andere opleidingen en <strong>onderwijs</strong>instellingen of door vakverenigingen. Dit acht<br />

de commissie minstens even belangrijk als de inhoudelijke/didactische nascholing.<br />

De kleinschaligheid van de opleiding leidt tot een zekere familiale cultuur, waarbij goede persoonlijke relaties<br />

belangrijk zijn en gekoesterd worden. Zowel het onderwijzend als het administratief en technisch personeel lijken<br />

tevreden te zijn en graag te werken op de school. Zij vormen één team. Heel wat organisatorische taken worden<br />

informeel geregeld en aangepakt. Hoewel dit een zeker comfort en een prettig werkklimaat met zich meebrengt,<br />

stelt de commissie enkele valkuilen vast. Zo is er de onduidelijkheid over verschillende rollen en taken die door<br />

bepaalde lectoren gecumuleerd worden. Engagement en zorg van de lectoren lopen dan het risico te leiden tot<br />

overbelasting en verlies van gedrevenheid. Ook hier is het van belang om de professionele rollen en relaties<br />

voldoende structureel en formeel te verankeren. Dit kan door onder andere duidelijke afspraken te maken en te<br />

zorgen voor een neerslag in een verslag, om opvolging en systematiek mogelijk te maken. Hoewel jaarlijks voor<br />

elk personeelslid een opdrachtomschrijving met daarbij geplande vormingsactiviteiten opgesteld wordt, vragen<br />

lectoren naar echte functioneringsgesprekken. De commissie meent dat functioneringsgesprekken pas ten volle<br />

kunnen renderen als ze ook een formeel karakter hebben en er de nodige opvolging wordt aan gegeven. De<br />

noodzaak van functionerings- en evaluatiegesprekken wordt niet als dusdanig ervaren door het personeel, omdat<br />

de deur van het departementshoofd altijd open staat.<br />

Tijdelijke lectoren en contractueel personeel worden jaarlijks, vastbenoemde lectoren minimaal driejaarlijks<br />

geëvalueerd. De evaluatie gebeurt aan de hand van criteria. De commissie wijst erop dat een duidelijk<br />

onderscheid moet gemaakt worden tussen functionerings- en evaluatiegesprekken.<br />

Alle opleiders zijn betrokken bij een kernteam van een opleiding en maken deel uit van een opleidingsteam. Via<br />

het Departementaal Overleg Platform vindt afstemming plaats tussen het departement en de opleiding. In de<br />

opleiding wordt veel informeel overlegd, en formele overlegmomenten zijn eerder schaars. Het valt de commissie<br />

op dat de lectoren hun werkbelasting ervaren als erg hoog, wegens onder andere de studiebegeleiding, de<br />

curriculumhervorming en de stagebegeleiding, terwijl ze zeer weinig studenten hebben. De uit te voeren taken<br />

buiten het doceren, zijn ongelijk verdeeld onder het personeel. De opleidingscoördinator heeft te veel taken<br />

opgenomen. De commissie ervaart dat het centrale hogeschoolbestuur te veel stuurt en te weinig een beroep<br />

doet op de deskundigheid van de lokale medewerkers. De lectoren zouden meer lokale verantwoordelijkheid op<br />

prijs stellen. Zij ervaren te weinig inspraak in het beleid, vooral als dat beleid consequenties heeft voor de<br />

uitvoering van hun opdracht.<br />

De drempel tussen de lectoren en de studenten is zeer laag. De lectoren zijn altijd bereikbaar voor hun studenten.<br />

De studenten worden sterk begeleid, wat mede toe te schrijven is aan de kleine aantallen studenten voor elk<br />

<strong>onderwijs</strong>vak.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is zeer belangrijk om op korte termijn werk te maken van goede functioneringsgesprekken in de zuivere zin<br />

van het woord, die jaarlijks en met alle personeelsleden gevoerd worden.<br />

Om overbelasting te voorkomen en de dynamiek in de opleiding te vergroten, verdient het aanbeveling om taken<br />

en verantwoordelijkheden niet te veel bij één persoon te leggen en duidelijke rollen te onderscheiden, die<br />

gespreid over het lectorenteam moeten toegewezen worden. Deze rolverdeling moet transparant zijn voor de<br />

studenten.<br />

De commissie vraagt de opleiding om zich te bezinnen over de onrealistische zelfinschatting van het<br />

opleidingsteam in verband met overmatige werkbelasting, gezien het vrij kleine aantal studenten.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 339


Het uitzetten van eenduidige procedures voor studentenbegeleiding zal de efficiëntie van de taakverdeling<br />

bevorderen.<br />

Hoewel werk wordt gemaakt van het inwerken van enkele jonge collega’s, blijft het gezien de leeftijdscurve van<br />

de lectoren uiterst belangrijk dat er een proactief personeelsbeleid gevoerd wordt om de nodige expertise te<br />

blijven behouden in het team. Door de kleinschaligheid is de opleiding op dit vlak bijzonder kwetsbaar.<br />

De commissie stelt dat een meer gericht professionaliseringsbeleid op opleidingsniveau moet uitgewerkt worden<br />

aansluitend bij en vertrekkend van de opleidingsvisie en de stappen naar de realisatie ervan.<br />

De commissie vraagt om de mogelijkheden te onderzoeken om tegemoet te komen aan de nood van het<br />

personeel voor formeler en meer gestructureerd overleg.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De input van kennis van de beroepspraktijk komt van de regelmatige nascholingen, enerzijds in het<br />

competentiedomein van elk personeelslid, anderzijds op <strong>onderwijs</strong>kundig en didactisch vlak. Ook door literatuur<br />

volgen de lectoren de evoluties in hun vakgebied. Tijdens de stagebezoeken staan de lectoren voortdurend in<br />

contact met de beroepspraktijk. Op een enkele uitzondering na hebben alle lectoren een ruime ervaring<br />

opgedaan in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> voor ze aangesteld of aangeworven werden. De zorg voor lifelong learning<br />

en blijvende nascholing is een prioriteit.<br />

De opleiding doet een beroep op gastlectoren voor specifieke kennis zoals bij project algemene vakken in de<br />

praktijk of bij gevechtssporten. Ook voor andere aspecten van het <strong>onderwijs</strong>gebeuren worden gastsprekers<br />

ingeschakeld. Het dalende aantal lectoren wordt opgevangen door het aantrekken van gastsprekers.<br />

De documenten en de gesprekken maken de commissie duidelijk dat de nodige competenties en specialisaties in<br />

de opleiding aanwezig zijn. De lectoren zijn op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen in hun vakgebied.<br />

Door het kleine aantal studenten wegen de specialisaties echter zwaar in de kosten van het onderwijzend<br />

personeel.<br />

Zoals eerder al aangegeven, bevinden de internationale contacten van het personeel zich nog in een vroeg<br />

ontwikkelingsstadium. Enkele lectoren nemen deel aan buitenlandse congressen en seminaries, vooral dan in<br />

Nederland. Zij brengen verslag uit van hun ervaringen in het team dat op die manier een inkijk heeft op de<br />

evoluties bij de noorderburen. De internationale contacten zijn minimaal.<br />

340 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om het project Partner+ voortvarender aan te pakken en het beroepenveld partners in de<br />

opleiding van hun toekomstige collega’s te laten zijn.<br />

De internationale contacten van de lectoren met terugkoppeling naar het <strong>onderwijs</strong> moeten voortvarender en<br />

doelgericht aangepakt worden.<br />

De commissie stelt dat stagebezoeken niet ter professionalisering van de lectoren gebruikt kunnen worden, en<br />

dat contact en voeling met de praktijk op andere manieren moeten tot stand gebracht worden.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In verhouding tot het aantal studenten beschikt de opleiding over veel personeel. De verhouding van 8,5<br />

studenten per aantal VTE lectoren is zeer laag en bijzonder gunstig. De commissie meent dat het bijzonder<br />

belangrijk is dat het personeel zich terdege bewust is van deze comfortabele beroepssituatie. Het aantal<br />

studenten is zonder meer zeer klein te noemen. De geuite verzuchtingen over taakbelasting komen bij de<br />

commissie dan ook onprofessioneel en ongefundeerd over. Dit neemt niet weg dat de commissie begrip heeft<br />

voor de vele ontwikkelingen die tegelijkertijd in gang moeten gezet worden. De commissie meent dat de zeer<br />

kleine studentenaantallen zowel een aanzienlijke beperking vormen voor de waaier van didactische werkvormen<br />

die zinvol kunnen gehanteerd worden, als de mogelijkheid reduceren tot peer-learning met de medestudenten als<br />

element in een krachtige leeromgeving.<br />

De kernopleiding wordt gedragen door 19 vaklectoren en één lector pedagoog. Samen hebben zij 16,5 VTE. De<br />

opleiding stelt dat het relatief grote aantal moet verklaard worden door het feit dat elk <strong>onderwijs</strong>vak<br />

noodzakelijkerwijs door een lector gegeven wordt. Daarnaast zijn er drie gastlectoren bij de opleiding betrokken.<br />

Van de 16 lectoren die tot het kernteam behoren, werken er 14 voltijds voor de opleiding. Twee lectoren zijn<br />

deeltijds actief in een <strong>secundair</strong>e school.<br />

De leeftijdscategorie tussen de leeftijd van 50 en 59 jaar is sterk vertegenwoordigd in het lectorenbestand. De<br />

opleiding is zich bewust van de noodzaak om uit te kijken naar opvolging voor in de nabije toekomst aflopende<br />

functies, als zij niet plots voor een kennis- en ervaringskloof wil staan.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de werkbelasting te kwantificeren, de taakverdeling nog meer gestructureerd aan te<br />

pakken en deze te plaatsen in de cyclus van beoordelingen en functioneringsgesprekken.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 341


De opvolging van het uitstromende personeelskader moet structureel aangepakt worden.<br />

De commissie meent dat het kritisch herbekijken van de taakomschrijving van het personeel wenselijk is om<br />

versnippering tegen te gaan, maar ook om te vermijden dat de feitelijke aantallen studenten tijdens de<br />

lesmomenten altijd erg klein is.<br />

Ten voordele van een meer overkoepelende vakdidactiek, zoals vakdidactiek wetenschappen en vakdidactiek<br />

vreemde talen, raadt de commissie aan de mogelijkheden te onderzoeken van het loslaten van de idee dat er<br />

voor elk <strong>onderwijs</strong>vak een afzonderlijk vakdidacticus beschikbaar moet zijn.<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het onderwijzend, administratief en ondersteunend personeel zeer gedreven is om het programma te<br />

realiseren;<br />

- er veel aandacht gaat naar de deskundigheidsontwikkeling van het personeel;<br />

- de opdrachtinvulling formeel gebeurt;<br />

- het functioneren van personeelsleden informeel besproken wordt en dat het personeel vragende partij is voor<br />

de structurele invoering van functioneringsgesprekken;<br />

- gastlectoren uit het werkveld betrokken zijn bij de uitwerking van aantal specifieke <strong>onderwijs</strong>activiteiten;<br />

- de student-docentratio zeer laag is;<br />

- de lectoren zeer dicht bij de studenten staan, wat de opleiding sterk studentgericht maakt en waardoor een te<br />

sterke begeleiding de zelfstandigheidontwikkeling van de studenten kan verhinderen;<br />

- de internationale contacten uitgebreid moeten worden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

342 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het diensthoofd Financiën van de hogeschool is verantwoordelijk voor de infrastructuur. De architect van de<br />

hogeschool brengt de grote infrastructurele werken in de verschillende departementen in kaart. De prioriteiten<br />

worden onder andere bepaald door de veiligheid en groei van het studentenaantal. De gebouwen van het<br />

departement Lerarenopleiding zijn beschermd. De laatste jaren werden de historische turnzaal en de daken en<br />

gevels van het gebouw grondig gerenoveerd met middelen van de Investeringsdienst voor de Vlaamse Autonome<br />

Hogescholen. Kleine infrastructuurwerken worden opgevolgd door de coördinator-beheerder; ze worden praktisch<br />

uitgevoerd door de eigen werklui en zijn ten laste van het departement. Telkens wanneer de begroting aan de<br />

orde is op de Departementsraad worden de mogelijkheden besproken en gerangschikt volgens noodwendigheid<br />

en de beschikbare financiële middelen. Dit wordt in een jaarplanning vastgelegd. De veiligheidscoördinator van<br />

de hogeschool leidt de interdepartementale werkgroep waarin de departementale veiligheidscoördinatoren samen<br />

overleggen. De werkuren van de onderhoudsploeg zijn afgestemd op de noden van het departement. De<br />

commissie merkt tijdens haar bezoek de netheid van de campus op.<br />

Elk jaar worden de beschikbare werkingsmiddelen door de Centrale diensten verdeeld over de vijf<br />

departementen. Deze worden aangevuld met de ontvangsten die het departement zelf genereert. De<br />

opleidingscoördinator dient voorstellen in met betrekking tot het aanschaffen van onder andere aangepast<br />

didactisch materiaal, handboeken en naslagwerken. Ook de lectoren kunnen een behoefteplan indienen. Na<br />

bespreking met het departementshoofd worden de voorstellen al dan niet opgenomen in de begroting. Soms<br />

wordt een prioriteitenlijst opgemaakt. De beslissingsbevoegdheid ligt op het niveau van de Departementale Raad,<br />

waar de begroting wordt voorgesteld en goedgekeurd. De opleiding heeft geen afzonderlijk budget.<br />

Met de invoering van de modulaire en competentiegerichte opleidingen in de bachelor-masterstructuur streeft de<br />

hogeschool ernaar om ook de randvoorwaarden van de leerprocessen te heroriënteren. Haar <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan<br />

besteedt veel aandacht aan een krachtige leeromgeving, met e-learning en de evolutie van<br />

bibliotheek naar open leercentrum. Het departement slaagt erin de noodzakelijke laagdrempeligheid voor de<br />

student te creëren. Het departement opteert voor een flexibele inrichting van het open leercentrum. Naast open<br />

informatiecentrum is het open leercentrum immers ook de plaats waar de studenten onder andere zelfstandig<br />

kunnen studeren, in groep kunnen samenwerken, projecten kunnen uitwerken en het internet kunnen verkennen,<br />

en waar zich de beheerplaatsen van het elektronisch leerplatform Dokeos bevinden. De hogeschool voerde in<br />

associatieverband het e-learning-platform Dokeos in, dat door een aantal lectoren al gebruikt wordt. Het<br />

departement beschikt over twee personeelsleden die instaan voor de technische ondersteuning en het<br />

netwerkbeheer. De operatortechnicus en de netwerkbeheerder dragen bij tot een degelijke ondersteuning van de<br />

<strong>onderwijs</strong>activiteiten.<br />

De commissie maakt kennis met het gedreven en deskundige personeel van de mediatheek. Zij stelt vast dat de<br />

mediatheek behoorlijk uitgerust is om de studenten tijdens hun opleiding te ondersteunen en te informeren. De<br />

mediatheek stelt een uitgebreid aanbod van vakliteratuur, naslagwerken, losbladige aanvulwerken, handboeken,<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 343


dvd’s en cd’s, dia’s, audioapparatuur, tijdschriften en documentatiemateriaal ter beschikking van de studenten en<br />

de lectoren. De collectie van de mediatheek kan geraadpleegd worden via de Vubis-Sm@art-software die een<br />

webgebaseerde catalogus toelaat, waardoor de volledige catalogus van alle departementen van de hogeschool<br />

kan geraadpleegd worden, items kunnen gereserveerd worden en gebruikersgegevens opgevolgd. Door de<br />

recente aanpassingen werd een frisse en dynamische leeromgeving gecreëerd. De mediatheek is uitgerust met<br />

de nodige multimediale infrastructuur, en lectoren kunnen er terecht voor groepswerk met studenten. Op de<br />

mezzanine kunnen studenten en lectoren video’s en dvd’s bekijken, didactische cd’s beluisteren of overleg<br />

plegen.<br />

Het bezoek aan de campus getuigt van de doelgerichte investeringen die het departement de voorbije jaren<br />

maakte om de materiële voorzieningen te actualiseren en aan te passen. Alle leslokalen zijn voorzien van een<br />

computer en internetaansluiting, en er is een draadloos netwerk beschikbaar. De meeste lokalen zijn voorzien<br />

van een overheadprojector. De <strong>onderwijs</strong>ruimten zijn aangepast aan de kleine aantallen studenten. Alle<br />

faciliteiten zijn voorhanden. Elke lector heeft zijn eigen vaklokaal dat goed uitgerust en aangenaam ingericht is.<br />

Het gebouw is toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het departement beschikt over een eigen historische turnzaal.<br />

Hoewel deze dateert van 1880 kan de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding hier goed terecht voor<br />

zowel didactiek als dans en gymnastiek. Naast een goed uitgeruste spiegelzaal, die dienstdoet als dansruimte, en<br />

een tussenruimte met een klimmuur, biedt de binnenplaats van de campus tal van mogelijkheden voor de<br />

studenten lichamelijke opvoeding. Verder huurt het departement de nodige ruimtes voor de specialismen. De<br />

commissie meent dat de materiële voorzieningen, zoals de collegezalen, de vaklokalen, de beschikbaarheid van<br />

computers en ICT-ondersteuning en het open leercentrum, boven het gemiddelde liggen waarover opleiders in<br />

Vlaanderen kunnen beschikken.<br />

Voor een vlotte doorstroom van de informatie naar de studenten worden officiële berichten zoals roosters,<br />

feedbackmomenten en indeling in groepen ad valvas meegedeeld. De studenten zijn tevreden over de roosters<br />

en de lokaaltoewijzing. Ook de studentenclub, de studentenvoorzieningen Sovowes en de dienst<br />

Internationalisering beschikken over ad valvas-ruimte. Recent werden een intern tv-circuit/lichtkrant in gebruik<br />

genomen om de studenten en de lectoren op de hoogte te brengen van onder andere de meest recente<br />

informatie, wijzigingen aan roosters en afwezigheden van lectoren. Verder hebben alle studenten en lectoren<br />

toegang tot het intranet waarop allerlei opleidingsgebonden informatie ter beschikking gesteld wordt van de<br />

studenten. Naast oefeningen, lesvoorbereidingsmodellen en formulieren allerhande, bevindt zich hier ook de<br />

centrale examenbank, waarop lectoren voorbeelden van hun examenvragen kunnen inbrengen. De<br />

departementale website zal geïntegreerd worden in de algemene hogeschoolwebsite. Beide worden volledig<br />

herzien en geactualiseerd. Een websitewerkgroep van het departement staat in voor het bijwerken van de<br />

departementale aspecten van de website. Een van de prioriteiten is alle interne mededelingen ook op te nemen in<br />

de departementale sectie van de website. Op die manier kunnen de studenten steeds op de hoogte blijven van<br />

alle voor hen relevante informatie.<br />

De studenten en lectoren kunnen terecht in de cafetaria voor snacks. Na en voor deze uren kunnen zij<br />

gebruikmaken van de drank- en andere automaten. De cafetaria fungeert ook als praat-, studeer- en<br />

internetruimte. Er liggen kranten en tijdschriften, die Sovowes in samenspraak met de studenten aankoopt. De<br />

commissie meent dat de cafetaria terecht de omschrijving van ontmoetings- en ontspanningsruimte verdient. Het<br />

restaurant biedt volledige warme maaltijden aan. De keukeninfrastructuur betekent voor het departement en de<br />

hogeschool een meerwaarde bij de ontvangst van binnen- en buitenlandse gasten, en bij de organisatie van<br />

studiedagen, congressen en nascholingen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

344 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Voor informatie over de opleiding kan iedereen terecht bij het departement. Afhankelijk van de vraag wordt er<br />

doorverwezen naar het studentensecretariaat, de opleidings- of stagecoördinator, Sovowes of het departementshoofd.<br />

Geïnteresseerden vinden informatie op de website van de hogeschool en van het departement<br />

Lerarenopleiding. De hogeschool neemt deel aan de verschillende Sid-In-beurzen in Vlaanderen. Het<br />

departement Lerarenopleiding is enkel vertegenwoordigd in Oost- en West-Vlaanderen. Geïnteresseerden<br />

kunnen op het departement terecht tijdens de aangekondigde informatiedagen. Daarnaast adverteert de opleiding<br />

in een aantal publicaties, tijdschriften en kranten. Onder schoolbegeleiding kunnen leerlingen uit het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> kennismaken met het departement en de opleiding.<br />

In de loop van het academiejaar 2005-2006 werd een ingrijpende restyling van de pr-strategie doorgevoerd. De<br />

commissie stelt vast dat de opleiding voor haar pr volledig afhankelijk is van de hogeschool en dat meer inspraak<br />

hier aangewezen is.<br />

De opleiding organiseert voor de start van het academiejaar een onthaaldag voor de nieuwe eerstejaarsstudenten<br />

en de studenten van het tweede en derde opleidingsjaar. De onthaaldag maakt de nieuwe studenten vertrouwd<br />

met de structuur van de opleiding en maakt ze wegwijs in het departement, de verschillende diensten en de<br />

administratieve regelgeving. Ook Sovowes en de studentenclub stellen zich voor. Verder wordt tijdens de eerste<br />

week van september aan alle eerstejaarsstudenten de kans geboden om een cursus studiemethode te volgen.<br />

Vanaf het ontstaan van de Hogeschool West-Vlaanderen in 1995-1996 werd studiebegeleiding<br />

interdepartementaal gestructureerd en gestroomlijnd vanuit de centrale diensten en met een duidelijk werkplan.<br />

Bij de oprichting van de interdepartementale werkgroep Studiebegeleiding werden de doelstellingen en de<br />

prioriteiten van de werkgroep vooropgesteld. Conform het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan werkte de<br />

hogeschooldienst in 2004 een concept van studiebegeleiding in de modulaire en flexibele structuur uit met vier<br />

activiteiten. In de eerste plaats is er het monitoraat waarbij elke lector monitor is van zijn eigen cursus of andere<br />

inbreng in de <strong>onderwijs</strong>activiteiten. Het monitoraat vindt plaats op het niveau van een<br />

opleidingsonderdeel/module/partim. De leertrajectbegeleider functioneert op opleidingsniveau. Hij formuleert<br />

adviezen voor de studenten en begeleidt de EVC- en EVK-procedure. De mentor verzorgt de niet-inhoudelijke<br />

begeleiding ter bevordering van het sociale leven, de groepsvorming, het succesvol studeren en het<br />

campusleven. Door een aantal verplichte en vrijblijvende gesprekken initieert de mentor leeractiviteiten die nuttig<br />

kunnen zijn in de modules. Tot slot is er de departementale studiebegeleider. Hij fungeert op departementaal<br />

niveau en coördineert de studiebegeleiding en de contacten met externe begeleidingsvormen en organisaties. De<br />

laatste jaren wordt de studiebegeleiding ook digitaal ondersteund door de departementale website, studietips, de<br />

cd-rom Mani en de ZelfOnderzoek StudieAttitudes, ZOSA. De commissie stelt vast dat het aanbod van<br />

studiebegeleiding duidelijk is. De studenten kunnen altijd terecht bij de opleidingscoördinator. Door het kleine<br />

aantal studenten is de begeleiding zo goed als persoonlijk. De lectoren begeleiden hun studenten zeer nauw en<br />

strikt. Hoewel monitoraat, mentoraat, trajectbegeleiding en studiebegeleiding formeel voorhanden zijn, worden zij<br />

in de realiteit allemaal ingevuld door de lectoren. Dit werkt blijkbaar goed, maar kan ook problemen geven, onder<br />

andere als een lector en een student elkaar niet kunnen vinden. Een dergelijke kortsluiting is binnen de context<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 345


van de kleinschalige opleiding moeilijk op te lossen. De commissie kan zich niet van de indruk ontdoen dat de<br />

studenten soms te sterk begeleid worden. Zo wordt zeer veel aandacht besteed aan de uitwerking van<br />

lesvoorbereidingen; voor de eerste stage wordt een lesvoorbereidingsweek georganiseerd. Op die manier wordt<br />

een bepaald type student aangetrokken. Zoals aangegeven bij Facet 2.2 in de context van het programma, geldt<br />

in de context van studentenbegeleiding eveneens de zorg voor voldoende zelfstandigheid en zelfsturing van de<br />

studenten mogelijk te blijven maken. De commissie ervaart dat de studiebegeleiding veel inspanningen vraagt<br />

van de lectoren en dat zij dat zeer studentgericht behartigen. Zij meent echter dat er meer geformaliseerd moet<br />

worden om dergelijke begeleiding haalbaar te houden.<br />

Het zelfevaluatierapport stelt dat de studiewijzer, de studiegids en het stageschrift voor de studenten de leidraden<br />

zijn doorheen de opleiding. De studiewijzer wordt bij de aanvang van het academiejaar toegelicht. De<br />

studiegidsen geven per opleiding en per jaar aan de hand van lesfiches een overzicht van het<br />

opleidingsprogramma, de inhoud ervan, de opleidingsdoelstellingen en de competenties. De gesprekken met de<br />

studenten geven aan dat zij deze bronnen van informatie niet benutten in relatie tot het vooropgestelde doel.<br />

Zoals in Facet 2.1 aangegeven, is de studiegids degelijk uitgewerkt, maar zien de studenten hem tot nu toe niet<br />

als leidraad doorheen hun opleiding. Het stageschrift verschaft de studenten alle praktische informatie over de<br />

stages en wordt door de stagecoördinator voor de aanvang van de stage grondig doorgenomen met de<br />

studenten. Voor de mentoren bestaat een gelijkaardige stagewijzer. De commissie stelt vast dat het stageschrift<br />

en de stagewijzer terdege gekend zijn bij de betrokken partijen. Bij de start van het academiejaar ontvangen de<br />

studenten een studieagenda, waarin onder andere het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement en het departementaal<br />

aanvullend <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement opgenomen zijn. De studenten geven aan op de hoogte te zijn van<br />

deze reglementeringen.<br />

Door de vrij lage drempel tussen de lectoren en de studenten nemen de studenten tijdens de evaluatiemomenten<br />

gemakkelijk contact op met de lectoren. De lectoren besteden ruim aandacht aan informatieverstrekking,<br />

begeleiding en feedback. Alle studenten worden geregeld, en vooral na een evaluatieperiode of een<br />

stageperiode, besproken op het teamoverleg. Na elke evaluatieperiode zijn er feedbacksessies voorzien, waarbij<br />

de studenten inzage krijgen in hun examens en een gesprek kunnen aangaan met de lectoren over de voortgang<br />

van hun studieproces. Mogelijke onderwerpen van de opvolgingsgesprekken met de studenten zijn de<br />

studiehouding en het studieresultaat. Na de stages worden reflectiegesprekken gevoerd. De mentoren van de<br />

stagescholen hebben een signalerende functie. De studenten spreken hun waardering uit over feedbacksessies<br />

en de examenbank.<br />

Na inzage in de documenten stelt de commissie vast dat de Associatie Universiteit Gent een heldere EVC- en<br />

EVK-procedure uitwerkte. Tot nu toe is er in de opleiding één student die instroomde na een EVC-procedure.<br />

In de opleiding is de opleidingscoördinator het eerste aanspreekpunt voor iedere student. Dat belet niet dat<br />

studenten ook andere lectoren, bij wie ze zich goed voelen, kunnen aanspreken wanneer ze problemen hebben.<br />

Vanuit hun ervaring kunnen zij een eerste advies geven, zowel bij problemen op studiegebied als bij<br />

moeilijkheden op persoonlijk vlak. In dat laatste geval worden de studenten meestal doorverwezen naar<br />

Sovowes, de dienst Sociale Voorzieningen van de hogeschool, die op zijn beurt, als het nodig is, kan<br />

doorverwijzen naar de tweede lijn. De lokalen van Sovowes bevinden zich op de campus van het departement en<br />

er is altijd iemand ter beschikking. Naast de psychosociale begeleiding is Sovowes nog actief op heel wat andere<br />

vlakken. Zo zorgt de dienst ook voor verschillende vormen van studiefinanciering, de cultuurcheques voor<br />

studenten, de organisatie en de begeleiding van internationale uitwisselingsprogramma’s van studenten, en de<br />

begeleiding en integratie van buitenlandse studenten. Zij stellen de universele studentenvoorzieningen van<br />

Sovowes ter beschikking van inkomende studenten.<br />

De taken van de ombudspersoon zijn vastgelegd in de <strong>onderwijs</strong>- en examenregeling. Hij treedt op als<br />

bemiddelaar bij geschillen tussen lector en student en kan aanwezig zijn bij de deliberaties. De commissie stelt<br />

vast dat door de kleinschaligheid van de opleiding de studenten met hun problemen rechtstreeks naar het<br />

346 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


departementshoofd of naar de lector in kwestie gaan. Bij de studenten bestaat echter de vrees dat dit kan<br />

meespelen bij de beoordeling.<br />

Jaarlijks worden in het kader van de kwaliteitszorg alle betrokkenen en alle eerstejaarsstudenten bevraagd over<br />

de studentenbegeleiding.<br />

Er zijn vrijwel geen formele contacten met alumni. De opleiding heeft de intentie om de contacten te intensiveren.<br />

De commissie merkt wel op dat de afgestudeerden nog altijd met vragen terecht kunnen bij de lectoren.<br />

Het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement vermeldt de bepalingen voor studeren aan een andere instelling voor hoger<br />

<strong>onderwijs</strong>. Tijdens het tweede opleidingsjaar organiseert de coördinator internationalisering van de hogeschool<br />

een interdepartementale informatieavond voor alle geïnteresseerde studenten en hun ouders. Daarna kunnen de<br />

studenten met hun vragen terecht bij de verantwoordelijke internationalisering van de opleiding. De vragen<br />

worden besproken in het opleidingsteam en getoetst op hun haalbaarheid. De commissie stelt vast dat de<br />

procedures degelijk uitgewerkt zijn en dat in de opleiding zeer weinig beweging is over docenten- en<br />

studentenuit_wisselingen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de studentenbegeleiding in de opleiding meer te formaliseren. Het uitzetten van<br />

duidelijke procedures, onder andere op het vlak van studentenbegeleiding, zal de efficiëntie van de taakverdeling<br />

bevorderen.<br />

De commissie vraagt om meer ruimte te laten voor de zelfstandige ontwikkeling van de studenten.<br />

De opleiding moet werk maken van de bekendheid en functie van de Ombudsdienst.<br />

De commissie adviseert een planmatige aanpak bij de uitwerking en hervorming van de alumniwerking en raadt<br />

aan om deze op te nemen in de kwaliteitscyclus.<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen: goed<br />

facet 4.2, studiebegeleiding: goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

De Visitatiecommissie heeft geconstateerd dat voor wat de voorzieningen betreft:<br />

- de campus zorgzaamheid en netheid uitstraalt;<br />

- de campus getuigt van de doelgerichte investeringen die het departement de voorbije jaren deed om de<br />

materiële voorzieningen te actualiseren en aan te passen;<br />

- een open leercentrum de ontwikkeling van een krachtige leeromgeving met e-learning mogelijk maakt;<br />

- de technische ICT-deskundigheid bijdraagt tot een degelijke ondersteuning van de <strong>onderwijs</strong>activiteiten;<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 347


- de mediatheek behoorlijk uitgerust is om de studenten en lectoren tijdens hun activiteiten te ondersteunen en<br />

te informeren;<br />

- op het intranet naast opleidingsgebonden informatie ook oefeningen, lesvoorbereidingsmodellen en een<br />

centrale examenbank ter beschikking gesteld worden van de studenten.<br />

De Visitatiecommissie heeft geconstateerd dat voor wat de studiebegeleiding betreft:<br />

- de informatie over de opleiding duidelijk en veelvuldig is;<br />

- de instroom, doorstroom en uitstroom de nodige aandacht krijgen;<br />

- de hogeschool een duidelijke studiebegeleiding heeft uitgestippeld;<br />

- door het kleine aantal studenten de begeleiding zo goed als persoonlijk is, waarbij gewaakt moet worden over<br />

ruimte voor de ontwikkeling van de zelfstandigheid van de student;<br />

- de studenten de feedbacksessies, de reflectiegesprekken en de centrale examenbank sterk waarderen;<br />

- de EVC- en EVK-procedures degelijk uitgewerkt zijn;<br />

- de hogeschool de ombudsfunctie degelijk omschrijft, maar meer aandacht moet besteden aan de bekendheid<br />

ervan in de opleiding;<br />

- de organisatie en begeleiding van internationale uitwisselingen op punt staan.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

348 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De interne kwaliteitszorg heeft tot doel de realisatie van de missie van de hogeschool na te gaan, te bewaken, te<br />

borgen en te verbeteren. In de missie wordt meermaals gerefereerd aan de kwaliteitszorg van het <strong>onderwijs</strong> in al<br />

haar aspecten.<br />

De Hogeschool West-Vlaanderen maakt sinds het ontstaan van PROZA deel uit van deze ontwikkelings- en<br />

gebruiksgroep. Het bestuurscollege besliste om voor de interne kwaliteitszorg gebruik te maken van het PROZAmodel.<br />

Het interne kwaliteitssysteem werd gelanceerd op een studiedag voor het management, het HOC en<br />

algemene personeelsvergaderingen per departement. Er werd gekozen voor een sterk gestructureerd en<br />

aangestuurd model vanuit de centrale diensten tot op de werkvloer. Centraal fungeert het diensthoofd <strong>Onderwijs</strong><br />

en Onderzoek als institutionele kwaliteitscoördinator, met een vaste stafmedewerker. Samen met de<br />

departementale kwaliteitscoördinatoren vormen zij de interdepartementale werkgroep IKZ. Kwaliteitszorg behoort<br />

tot de bevoegdheid van het bestuurscollege. Jaarlijks wordt in het jaarverslag of door speciale thema’s uit de<br />

kwaliteitszorg over het al dan niet gerealiseerd zijn van de verbeteringsdoelen en de resultaten van de<br />

actieplannen, naar het bestuurscollege en de raad van bestuur gerapporteerd.<br />

Elk departement en elke opleiding hebben een kwaliteitscoördinator. Zij komen regelmatig samen. In het<br />

departement Lerarenopleiding werd tot nog toe, gezien de beperkte omvang van het departement, gewerkt met<br />

een departementale kwaliteitscoördinator en de opleidingscoördinatoren. De interne kwaliteitszorg volgt de<br />

methodologie van de PDCA-cirkel. De interdepartementale werkgroep bereidt de bevragingen en de<br />

interdepartementale consensusvergaderingen voor, waar de verbeteringsdoelen en de actieplannen worden<br />

geformuleerd. Voor het opstellen van prioritaire verbeteringsdoelen wordt het PROZA-formulier gebruikt. Wat de<br />

opvolging van de visitaties betreft, is een eigen formulier ontwikkeld dat door alle geledingen, van centraal tot<br />

opleidingsniveau, ingevuld en bewaakt wordt. De commissie merkt een degelijk gestructureerd<br />

kwaliteitszorgbeleid.<br />

Op interdepartementaal niveau is een meerjarenplan uitgewerkt om de managementaspecten van de organisatie<br />

te screenen en te verbeteren. De te bevragen aandachtsgebieden en de criteria zijn gedefinieerd, en<br />

actieplannen en verbeteringsplannen geformuleerd. Sinds het academiejaar 2004-2005 werden de<br />

interdepartementale enquêtes vervangen door een interdepartementale en meerjarige SWOT-analyse. Jaarlijks<br />

komen in het kader van de interne kwaliteitszorg de studentenenquête over cursussen, docenten, evaluatie en<br />

diensten, studiebegeleiding, slaagpercentages en de alumni-enquête aan bod. De commissie stelt vast dat veel<br />

verschillende doelgroepen bevraagd worden, maar dat dit zonder veel systematiek gebeurt. Zij merkt weinig<br />

duidelijke terugkoppeling van de bevragingen en de analyses. Bovendien zijn verschillende metingen niet recent<br />

genoeg. De commissie stelt echter vast dat een beleid hieromtrent van start is gegaan.<br />

Sinds het academiejaar 2000-2001 wordt de studentenenquête jaarlijks afgenomen. Zij bestaat uit een<br />

gemeenschappelijke vragenlijst over de departementale organisatie, de stage en het eindwerk, en een vragenlijst<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 349


per <strong>onderwijs</strong>activiteit over de inhoud, de wijze van doceren en de evaluatie. De bevraging wordt digitaal<br />

afgenomen en verwerkt. De resultaten worden per opleidingsonderdeel en/of per partim en per opleidingsjaar<br />

weergegeven. De resultaten worden aan de opleidingscoördinatoren gegeven die ze met hun teamleden kunnen<br />

doornemen. Aan de hand van de jaarlijkse studentenenquête dragen de studenten onder andere bij aan de<br />

werking van het departement en de opleiding. Informeren van studenten, studentenparticipatie en infrastructuur<br />

komen erin aan bod naast de stage en in het derde jaar het eindwerk. Over de jaren heen kunnen wel tendensen<br />

worden afgeleid, maar daar moet voorzichtig mee omgesprongen worden, omdat er al een paar keer drastische<br />

aanpassingen gebeurden aan de vragenlijsten. Op opleidingsniveau blijkt vanaf 2002-2003 ruim 90 procent van<br />

de respondenten tevreden over de aspecten van informatievoorziening. Op departementaal niveau blijft de<br />

tevredenheid tussen de 60 tot 70 procent hangen. De aangevoelde participatiemogelijkheid op departementaal<br />

niveau scoort hoog met 80 procent, in de beoordelingen ‘voldoende’ en ‘meer dan voldoende’. Ook de<br />

klachtenbehandeling scoort hoog met 75 tot 80 procent tevredenen. Wat de tevredenheid over de infrastructuur,<br />

de zelfstudiemogelijkheden en de werking van de mediatheek en het studentensecretariaat betreft, liggen de<br />

positieve scores ook hoog. Het zelfevaluatierapport stelt dat de uitschieters in negatieve zin aanleiding zijn voor<br />

een functioneringsgesprek met de betrokken lectoren. De commissie verwijst hier naar haar bevindingen met<br />

betrekking tot de functioneringsgesprekken die zij neerschreef bij Facet 3.1. Zij meent dat deze jaarlijkse<br />

studentenbevragingen te weinig informatief zijn en de mate van tevredenheid weergeven om aan de resultaten<br />

concrete verbeteringsacties te koppelen.<br />

De bevraging personeelsbeleid in 2001 resulteerde in vijf verbeteringsdoelen: de optimalisatie van de interne<br />

communicatie over personeelszaken, het vervolledigen van alle opdrachtomschrijvingen voor alle<br />

personeelsleden en deze beschikbaar stellen in de hogeschool, het systematiseren van het bij- en<br />

nascholingsbeleid, het structureren van het werkoverleg met administratief en technisch personeel op<br />

departementaal niveau en de aanzet tot de uitwerking van een globale beleidsnota personeelsbeleid. De<br />

commissie stelt tijdens haar bezoek aan de opleiding vast dat dit eerder neergeschreven goede voornemens zijn<br />

dan te operationaliseren doelen. De planmatigheid van de aanpak is naar de mening van de commissie niet altijd<br />

goed.<br />

De laatste bevragingen over personeels- en studententevredenheid dateren van 2000 en hebben betrekking op<br />

het departement Lerarenopleiding. Globaal genomen lag op dat moment de personeelstevredenheid in het<br />

departement vrij hoog, in vergelijking met de andere departementen. En algemeen gezien hecht de gemiddelde<br />

student het meeste belang aan de praktijkgerichtheid van de opleiding, het lesgeven, de examens en de sfeer<br />

binnen het departement. In vergelijking met de andere departementen scoorde het departement Lerarenopleiding<br />

in 2000 behoorlijk voor de globale studententevredenheid.<br />

Uit de resultaten van de Quick Scan blijkt dat de kernprocessen goed scoren. Sterke punten in de organisatie zijn<br />

de teamwerking en de persoonlijke benadering van de studenten. De commissie ziet deze bevindingen bevestigd<br />

tijdens het visitatiebezoek.<br />

De departementale consensusvergadering Strategisch Beleid kwam tot de vaststelling dat de samenhang tussen<br />

de missie en de strategie enerzijds en de concrete verbeteringsdoelen en acties anderzijds, niet altijd duidelijk is.<br />

Daarom vertaalde het departementshoofd de hogeschoolmissie naar een eigen departementale visietekst, die<br />

overlegd werd op het DOC en goedgekeurd werd door de Departementale Raad. De SWOT-analyse van het<br />

departement moet de operationalisering van het strategisch beleid in concrete actieplannen opvolgen.<br />

De commissie deelt de sterke punten van de kwaliteitszorg, zoals zij genoemd worden in het zelfevaluatierapport.<br />

De opzet is goed. De uitvoering moet echter strakker gebeuren en meer recente resultaten zijn aanbevolen.<br />

Verder stelt de commissie vast dat er duidelijk initiatieven genomen worden om feedbackinformatie te verzamelen<br />

bij afstuderenden en personeel. Dit gebeurt enerzijds door vragenlijsten en anderzijds informeel tijdens de<br />

stagebezoeken. Het verdient aanbeveling om de vragenlijstinformatie aan te vullen met meer kwalitatieve<br />

gegevens door onder andere focusgroepen of panelgesprekken te organiseren met de laatstejaarsstudenten of<br />

350 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


de pas afgestudeerden. Dergelijke gesprekken bieden meer dan een gestructureerde en gestandaardiseerde<br />

vragenlijst de mogelijkheid om werkelijk inzicht te krijgen in de factoren die het feitelijke opleidingsproces ten<br />

goede of ten kwade bepalen. Hoewel deze gesprekken een belangrijke investering vereisen vanwege het<br />

opleidingsteam, verdient het aanbeveling om dit krachtige instrument duurzaam uit te bouwen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de terugkoppeling van de resultaten en de opvolging van de bevragingen in het kader van<br />

kwaliteitszorg beter verzorgd moeten worden.<br />

De teamleden moeten sterker betrokken worden bij kwaliteitszorg door geregeld thematisch overleg rond<br />

kwaliteit: wat willen we en hoe zullen we het waar maken<br />

De commissie raadt aan om alle doelstellingen op outputniveau te formuleren en de planmatige aanpak degelijk<br />

uit te werken.<br />

Er wordt geadviseerd om de evaluaties en bevragingen expliciet op te nemen in de integrale kwaliteitszorgcyclus,<br />

en te werken met te operationaliseren streefdoelen en stuurgetallen.<br />

De commissie stelt voor om niet alleen systematischer te bevragen, maar ook ruimte aan toelichting en<br />

opmerkingen te bieden. De kwaliteit van de bevragingen moet het onderwerp van gesprek zijn tijdens de<br />

Opleidingscommissie.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding streeft naar continuïteit in kwaliteitszorg. Daarom plant zij een nieuwe PROZA-bevraging van de<br />

<strong>onderwijs</strong>processen na de invoering van de modulaire opleidingsstructuur in alle opleidingsjaren (2008-2009). In<br />

de nabije toekomst zal zij gevolg geven aan de geformuleerde PRIAC’s vanuit de vorige PROZA-bevraging. Deze<br />

situeren zich in de kernprocessen: didactische hulpmiddelen, begeleid zelfstandig leren, stages en professionele<br />

contacten en ontwikkeling van opleidingsonderdelen. De organisatie en het plannen van de PRIAC’s werden door<br />

het opleidingsteam uitgewerkt in de acties, het tijdspad, de uitvoerders, het gewenste resultaat en de stand van<br />

zaken. Daarnaast zal de opleiding een kwantitatieve grootschalige studietijdmeting uitwerken en organiseren.<br />

De laatste opleidingsdoorlichting dateert van het academiejaar 1997-1998. De tien destijds geformuleerde<br />

aandachtspunten over inhoudelijke, organisatorische en kwaliteitsaspecten voor het toenmalige HPI en de<br />

opleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> werden opgevolgd. Het zelfevaluatierapport geeft een beeld van het proces dat de<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 351


opleiding de laatste jaren heeft doorgemaakt. Het maakt duidelijk dat de aandachtspunten van de laatste<br />

doorlichting gevolg hebben gekregen.<br />

De commissie stelt vast dat uit de resultaten van de bevragingen aandachtspunten en verbeteringsdoelen worden<br />

afgeleid. Er zijn heel wat, vooral recente, initiatieven genomen, zoals het oprichten van werkgroepen, om de<br />

uitbouw en vernieuwing van de opleiding verder vorm te geven en te consolideren. Dat zijn beloftevolle punten<br />

voor de toekomst. De commissie merkt op dat de opleiding voortdurend verwijst naar de implementatie van het<br />

Decreet op de lerarenopleiding en op de modularisering om nieuwe initiatieven te starten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat alle streefdoelen duidelijk geformuleerd moeten worden.<br />

Ook hier vraagt de commissie een sterkere structurele verankering van de initiatieven.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Bestuurs- en overlegorganen zijn degelijk uitgebouwd in de organisatie. Naast de decretale vertegenwoordiging<br />

van het personeel in de raad van bestuur en de departementsraden streeft de hogeschool er ook naar alle<br />

personeelscategorieën intensief te betrekken bij de kwaliteitszorg met betrekking tot het personeelsbeleid. Verder<br />

wordt het personeel rechtstreeks bij kwaliteitszorg betrokken via de opleidingsteams.<br />

De studenten bezorgen de belangrijkste input van meetgegevens die de onderbouw vormen van de interne<br />

kwaliteitszorg over de <strong>onderwijs</strong>processen. Buiten de decretale vertegenwoordiging van de studenten in de<br />

bestuursorganen en de Studentenraad worden de studentenvertegenwoordigers betrokken bij de goedkeuring<br />

van de nieuwe curricula op de Departementsraad. Sinds 2004-2005 en in uitvoering van het Participatiedecreet<br />

wordt per opleiding en per departement een studentenoverleg geofficialiseerd, waarop onder andere IKZ en het<br />

curriculum geagendeerd worden. Het valt de commissie op dat de studenteninspraak in de opleiding niet ten volle<br />

is uitgebouwd. Hierbij dient wel vermeld dat de studenten aangeven op dit punt niet echt vragende partij te zijn.<br />

De commissie betreurt dat de participatie van studenten bij de besluitvorming minimaal is.<br />

De afgestudeerden worden bij de interne kwaliteitszorg betrokken door de alumni-enquêtes en andere, eerder<br />

informele contacten. De commissie stelt vast dat ondanks het kleine studentenaantal, een alumniwerking voor<br />

alle afgestudeerden zo goed als onbestaande is. Afgestudeerden komen echter geregeld op eigen initiatief terug<br />

naar de opleiding om contacten te onderhouden met bepaalde lectoren. Er worden pogingen ondernomen tot het<br />

opzetten van een verjongde alumniwerking<br />

352 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Decretaal zetelen in de raad van bestuur en de Departementale Raad, naast de verkozen vertegenwoordigers<br />

van de studenten en het personeel, ook externen, aangeduid door de SERV. Zij stromen op persoonlijke titel door<br />

naar het bestuurscollege. In de Opleidingscommissie wordt het beroepenveld structureel betrokken bij elke<br />

curriculumwijziging, waarover zij positief advies moet geven vooraleer het programma goedgekeurd wordt door<br />

de Departementsraad en bekrachtigd door het bestuurscollege. Verder wordt het beroepenveld betrokken als<br />

gastprofessoren en gastsprekers in de opleiding en door de stages en/of jury’s. De gesprekken tonen aan dat de<br />

opleiding geregeld informeel contact heeft met de mentoren en het werkveld, maar dat dit niet beleidsmatig<br />

aangestuurd is. Het contact gaat meestal over de organisatorische kant van de stages. Er worden pogingen<br />

ondernomen om de mentoren actief te betrekken bij de opleiding, onder andere door de organisatie van<br />

mentorendagen.<br />

Alle doelgroepen worden geregeld betrokken door de bevragingen die georganiseerd worden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de uitwerking van een georganiseerde alumniwerking de kwaliteit van de opleiding ten<br />

goed zal komen.<br />

Een beleidsmatig aangestuurde samenwerking met het werkveld en een doelgerichte structurele betrokkenheid<br />

dringen zich op.<br />

In het kader van de kwaliteitszorg van de opleiding kan het Partner+-project, dat de samenwerking tussen de<br />

opleiding en de stagescholen beoogt, verder gaan dan de stage alleen.<br />

Voor het betrekken van de medewerkers lijkt het meer systematisch gebruiken van functioneringsgesprekken een<br />

aangewezen instrument.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 353


Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de hogeschool het kwaliteitsbeleid en de aanpak van de interne en integrale kwaliteitszorg met visie<br />

ontwikkeld heeft;<br />

- het kwaliteitszorgsysteem gebruik maakt van het PROZA-instrument en SWOT-analyses als aanzet tot een<br />

PDCA-aanpak, maar dat nog meer structuur en systematiek aangewezen zijn bij de opvolging van de<br />

verbeteringsacties;<br />

- bevragingen georganiseerd worden over de verschillende aspecten van het <strong>onderwijs</strong> bij relevante<br />

doelgroepen en hierbij zowel de afgestudeerden als het werkveld nog efficiënter moeten betrokken worden;<br />

- de resultaten van de evaluaties leiden tot aantoonbare verbeteringen;<br />

- de verbeteringsacties van de opleiding duidelijk zijn, maar beter toetsbaar moeten opgesteld worden;<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

354 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De mate waarin de doelstellingen gerealiseerd zijn, kan blijken uit de tewerkstelling van de studenten. Navraag bij<br />

de afgestudeerden leert dat 90 procent van alle afgestudeerden binnen de drie maanden na zijn afstuderen aan<br />

het werk is. Sommige studenten volgen na de lerarenopleiding verdere studies. De commissie stelt vast dat deze<br />

informatie afkomstig is van de contacten met afgestudeerden hierover.<br />

De kwaliteit van de stage wordt bevraagd tijdens de jaarlijkse studentenquête. Daaruit blijkt dat de tevredenheid<br />

over de stage stijgt naarmate de studenten doorgroeien in hun opleiding. De commissie stelt vast dat er niet echt<br />

sprake is van een stageleerlijn. De studenten worden sterk begeleid en opgevolgd tot en met het derde jaar,<br />

zonder een uitgesproken visie op de groeiende mate van zelfstandigheid. Jaarlijks wordt de tevredenheid van de<br />

studenten over de begeleiding bij hun afstudeeropdracht bevraagd. Zij geven aan zeer tevreden te zijn over de<br />

manier waarop ze begeleid worden. De commissie merkt op dat afstudeeropdrachten getuigen van veel inzet en<br />

zorg door de studenten. Naast een theoretisch luikje zijn deze opdrachten vooral didactisch van opzet. De<br />

uitwerking van een lessenreeks of product dat bruikbaar is in de praktijk, staat centraal. De stageverslagen en de<br />

afstudeeropdrachten getuigen van een degelijk niveau. Zoals eerder bij Facet 1.2 aangehaald, komt de<br />

competentie ‘leraar als onderzoeker’ nauwelijks aan bod als nagestreefde competentie.<br />

De opleiding beschikt niet over gerichte informatie over de tevredenheid van de afgestudeerden. Uit de informele<br />

contacten kan besloten worden dat de meeste studenten tevreden zijn over de opleiding die ze kregen. De<br />

gesprekken met de afgestudeerden bevestigen deze informatie. Zij geven aan over het algemeen tevreden te zijn<br />

over de opleiding, hoewel niet over alle lectoren. Zij zijn ook tevreden over hun tewerkstelling.<br />

Door de geregelde informele gesprekken met de directieleden, stelt de opleiding dat het werkveld tevreden is<br />

over haar afgestudeerden, net zoals de meerderheid van de directeurs tevreden is over de manier waarop zij<br />

haar studenten tijdens de stages begeleidt en omkadert. Deze bevinding wordt door de gesprekken met het<br />

werkveld bevestigd. Het werkveld waardeert de afgestudeerden van de opleiding vooral wegens hun correctheid<br />

en stiptheid.<br />

De commissie meent dat tevredenheid te veel afgeleid wordt uit informele contacten. Op die manier is het moeilijk<br />

om concreet en correct zicht te krijgen op de resultaten van de opleiding. Bovendien zijn dergelijke oordelen niet<br />

altijd even betrouwbaar.<br />

De opleiding beschouwt elke stageperiode als een nieuwe ervaring voor de student in zijn toekomstige werkveld.<br />

De studenten van het derde jaar bezoeken tijdens de opvoedkundige week het buso, een OKAN-klas en een<br />

methodeschool. De alternatieve stage geeft de studenten de mogelijkheid om nog andere aspecten van het<br />

werkveld af te tasten, zoals volwassenen<strong>onderwijs</strong>, tweedekans<strong>onderwijs</strong>, museumprojecten en opdrachten in de<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 355


privésector. Daarnaast geeft een spreker van de VDAB jaarlijks alle noodzakelijke informatie aan de<br />

afstuderenden. De hogeschool organiseert in samenwerking met de associatie jaarlijks een afstudeerbeurs.<br />

De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport en tijdens de gesprekken aan dat internationalisering een<br />

aandachtspunt is. De commissie bevestigt dat de internationale dimensie weinig aanwezig is. De redenen die de<br />

opleiding daarvoor oppert, zoals onvoldoende talenkennis en te duur, snijden geen hout. De<br />

studentenuitwisseling is zeer gering en de lectoren hebben te weinig internationale contacten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Om zicht te krijgen op de resultaten en omwille van de betrouwbaarheid, adviseert de commissie om streefdoelen<br />

te formuleren en daarbij data, eindproduct en betrokkenen te definiëren.<br />

De lectoren- en studentenuitwisselingen moeten aangezwengeld worden.<br />

De commissie raadt aan om de tevredenheid van de afgestudeerden en het beroepenveld formeel te meten en op<br />

te nemen in de kwaliteitscyclus.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De filosofie van de opleiding vertrekt vanuit de visie dat elke student maximale kansen moet krijgen om te slagen<br />

binnen de voorziene drie jaren studie. Studenten die afhaken of een andere kant willen uitgaan, worden<br />

uitgenodigd voor een gesprek. In de meeste gevallen blijkt dat de studenten een verkeerd beeld hadden van de<br />

opleiding en/of van het beroep. Afhaken tijdens de stages is een van de grote oorzaken van studentenuitval<br />

tijdens het eerste en tweede opleidingsjaar. In het derde jaar is dat het onderschatten van de last van de<br />

afstudeeropdracht of de te grote druk tijdens de zelfstandige stage.<br />

De slaagpercentages van de opleiding liggen globaal gezien vrij goed. De opleiding schrijft dit toe aan de sterke<br />

begeleiding van de studenten. Het slaagpercentage van de generatiestudenten is gedaald van 80 procent in<br />

2000-2001 tot 55 procent in 2004-2005. In de combinatiemogelijkheid algemene vakken daalde het van 83,3<br />

procent naar 44,4 procent, en in de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding van 100 naar 63,3 procent.<br />

356 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Gezien de kleinschaligheid van de opleiding is het aangewezen naast de percentages ook de reële cijfers in<br />

overweging te nemen. Het slaagpercentage in het eerste opleidingsjaar van de beide combinatiemogelijkheden<br />

schommelt over de jaren heen voor algemene vakken tussen 59,3 en 80,0 procent, en voor lichamelijke<br />

opvoeding tussen 40,5 en 63,2 procent. In de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding wordt in het eerste<br />

jaar vooral op het niveau van lichamelijke conditie en wetenschappen een strenge selectie doorgevoerd. In het<br />

tweede opleidingsjaar wordt over de bovenvermelde periode voor de combinatiemogelijkheid algemene vakken<br />

een sterke daling genoteerd van 94,7 naar 68,2 procent, terwijl in de combinatiemogelijkheid lichamelijke<br />

opvoeding het slaagpercentage nagenoeg 100 procent bedraagt. In het derde jaar slagen meestal alle studenten.<br />

De opleiding plaatste de slaagcijfers tegenover de instroom. 43 studenten kwamen uit een aso-richting, waarbij<br />

moderne talen-economie de grootste instroom leverde. 26 studenten kwamen uit een tso-richting, waarbij LOsport<br />

de grootste instroom leverde voor lichamelijke opvoeding, terwijl de instroom naar algemene vakken<br />

verspreid was. Instromers uit de traditioneel als moeilijker ervaren aso-richtingen doen het beter, terwijl deze uit<br />

de tso-richtingen het veel moeilijker hebben om zich te handhaven. Ook de cijfergegevens over de doorstroming<br />

van de groepen die in drie opeenvolgende jaren afstudeerden, tonen aan dat het aantal studenten dat zijn studie<br />

in drie jaar beëindigt, veel groter is voor studenten met een aso-vooropleiding dan voor studenten met een tsovooropleiding.<br />

Globaal blijkt uit de cijfers dat de meerderheid van de studenten de opleiding afrondt in drie academiejaren. De<br />

gemiddelde studieduur ligt rond drie jaar en vijf maanden.<br />

Hoewel de opleiding niet letterlijk werkt met het instrument van streefcijfers, verwijst de commissie hier naar het<br />

instrument van de feedbackgesprekken op het einde van het derde opleidingsjaar. Een zorgvuldige registratie van<br />

die gesprekken en vervolgens een systematische interpretatieve analyse bieden zeker mogelijkheden om deze af<br />

te zetten tegen de geëxpliciteerde doelen van de opleiding. Eerder dan met louter kwantitatieve maatstaven, die<br />

streefcijfers zijn, te werken, kan op die manier het rendement ook inhoudelijk en kwalitatief gedocumenteerd<br />

worden. Bovendien zijn er mogelijkheden om die gesprekken ook te gebruiken om studenten een vragenlijst met<br />

een aantal onderwerpen te laten scoren, zoals de Likert-schaal. Dergelijke kwantitatieve informatie kan dan ook<br />

verder uitgediept worden in de gesprekken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De gegevensverzameling over instroom, doorstroom en uitstroom moet systematisch verlopen, zodat kan<br />

teruggekoppeld worden naar de doelstellingen en het beleid van de opleiding.<br />

Rekening houdend met de cijfergegevens dringt overleg over het <strong>onderwijs</strong>rendement van de opleiding zich op.<br />

De commissie raadt een gefundeerd onderzoek aan naar de slaagkansen van niet-aso-instromers, gekoppeld<br />

aan een efficiënte begeleiding van deze studenten.<br />

Het is raadzaam streefcijfers en stuurgetallen te formuleren met het oog op de opvolging van de resultaten.<br />

De commissie stelt dat verklaringen moeten gezocht worden voor de wisselende slaagcijfers.<br />

De commissie suggereert om de mogelijkheden van feedbackgesprekken op het einde van het derde<br />

opleidingsjaar te onderzoeken, om de opleiding zowel kwalitatief als kwantitatief te ondersteunen.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 357


Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding inspanningen doet om het <strong>onderwijs</strong>rendement en het gerealiseerde niveau te meten, maar zich<br />

nog meer moet toeleggen op de terugkoppeling ervan naar haar doelstellingen en haar beleid;<br />

- de opleiding kennis heeft van de mate van realisatie van de doelstellingen;<br />

- zowel de studenten als de afgestudeerden gewaardeerd worden door het werkveld;<br />

- gewerkt wordt aan internationaliseringsmogelijkheden, maar dat de deelname van zowel studenten als<br />

lectoren aan uitwisselingen moet aangemoedigd worden;<br />

- de opleiding de cijfergegevens over instroom, doorstroom, uitstroom en vooropleiding registreert, maar deze<br />

systematisch moet analyseren en terugkoppelen naar haar doelstellingen en beleid;<br />

- de slaagpercentages, de doorstroming door de opleiding en de gemiddelde studieduur redelijk zijn.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

358 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen| 359


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie voldoende<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel voldoende<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

voldoende<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

360 | Opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen


Hoofdstuk 8 Karel de Grote-Hogeschool – Katholieke Hogeschool Antwerpen<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

aan de Karel de Grote-Hogeschool Katholieke Hogeschool Antwerpen<br />

De professioneel gerichte bachelor <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> maakt deel uit van het departement<br />

Lerarenopleiding dat in 1995 ontstond uit de samenstelling van verschillende hogescholen. Het departement<br />

Lerarenopleiding is een van de zes departementen van de Karel de Grote-Hogeschool Antwerpen die deel<br />

uitmaakt van de Associatie Antwerpen.<br />

Het departement Lerarenopleiding bestaat uit:<br />

- drie initiële lerarenopleidingen:<br />

• Initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> – groep 1(ILSO),<br />

• Initiële lerarenopleiding Lager <strong>Onderwijs</strong> (ILLO),<br />

• Initiële lerarenopleiding Kleuter<strong>onderwijs</strong> (ILKO).<br />

- drie voortgezette opleidingen:<br />

• voortgezette opleiding Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong> (VOBO),<br />

• voortgezette opleiding Zorgverbreding (VOZO),<br />

• voortgezette opleiding Basiseducatie (VOBE) (in samenwerking met het departement Sociaal-<br />

Agogisch Werk).<br />

- één nascholingscentrum: Centrum voor Permanente Vorming (CPV).<br />

De initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> – groep 1(ILSO) biedt diverse opties aan. Een optie omvat het<br />

geheel van vakken waarvoor de studenten lesbevoegdheid verwerven:<br />

- opties samengesteld uit drie opleidingseenheden gewicht 1:<br />

• opleidingseenheid A: Nederlands, Frans, wiskunde, geschiedenis of aardrijkskunde,<br />

• opleidingseenheid B: Engels, fysica, Latijn, geschiedenis of aardrijkskunde,<br />

• opleidingseenheid C: technisch-technologische opvoeding, project algemene vakken, economie,<br />

informatica, biologie, godsdienst, geschiedenis of aardrijkskunde,<br />

- opties samengesteld uit hout-bouw en een opleidingseenheid gewicht 1 (in afbouw),<br />

- optie lichamelijke opvoeding met bewegingsrecreatie,<br />

- opties lichamelijke opvoeding en een opleidingseenheid gewicht 1,<br />

- opties samengesteld uit plastische opvoeding en een opleidingseenheid gewicht 1.<br />

Het departement is gehuisvest op vier locaties:<br />

- hoofdvestiging met de optie algemene vakken: campus Potshoek,<br />

- optie lichamelijke opvoeding: campus Aartselaar,<br />

- optie plastische opvoeding: campus Borgerhout,<br />

- optie hout-bouw en mechanica-elektriciteit: campus Borgerhout (in afbouw).<br />

Met de invoering van de bamastructuur worden vanaf 2004-2005 de studenten opgeleid tot professioneel gerichte<br />

bachelors <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>. De optie hout-bouw wordt door de opleiding afgebouwd vanaf het<br />

academiejaar 2006-2007.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 361


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De algemene competenties, de algemene beroepscompetenties en de beroepsspecifieke competenties op het<br />

niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar zijn duidelijk herkenbaar in de lijst ‘Basiscompetenties leraren’,<br />

zoals vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse regering (september 1998).<br />

NVAO kader Niveau en oriëntatie<br />

Algemene competenties<br />

Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

Basiscompetenties Leraren<br />

(Bijlage domeinspecifiek referentiekader)1<br />

Het verwerven en verwerken van informatie 1.3, 1.6, 1.10.1, 2.4, 5.1 en 5.2<br />

Het vermogen tot kritische reflectie<br />

5.3.1 en A3<br />

Het vermogen tot projectmatig werken 1.4.2, 1.11.1, 1.7.3 en 10.1<br />

Het vermogen tot creativiteit<br />

Het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken 7.2<br />

Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen<br />

De gerichtheid tot levenslang leren 3.1<br />

NVAO kader Niveau en oriëntatie<br />

Algemene beroepsspecifieke competenties<br />

A8<br />

6.2, 6.3, 8.1.1 en 8.1.2<br />

Besluit van de Vlaamse Regering (1998)<br />

Basiscompetenties Leraren<br />

(Bijlage domeinspecifiek referentiekader)<br />

Het teamgericht kunnen werken<br />

Oplossingsgericht kunnen werken<br />

Het besef van maatschappelijke verantwoordelijk<br />

5.1.2, 6.3, 7.1, 7.2, 7.3 en A10<br />

5.3.1, A3 en A4<br />

NVAO kader Niveau en oriëntatie Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

‘Basiscompetenties leraren’<br />

A7<br />

1 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren (29 september 1998) – leraar <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> groep 1<br />

362 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Beroepsspecifieke competenties<br />

Het beheersen van beroepsspecifieke competenties op niveau van beginnende<br />

beroepsbeoefenaar<br />

(Bijlage domeinspecifiek referentiekader)<br />

De lijst ‘Basiscompetenties leraren’ wordt in<br />

het besluit van de Vlaamse regering<br />

gespecificeerd naar de verschillende<br />

lerarenopleidingen in Vlaanderen. Zij bevat<br />

een uitwerking met de specifieke<br />

interpretatie voor de bachelor <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong><br />

De opleiding volgt als eindkwalificaties de beroepsprofielen voor de leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 zoals<br />

decretaal bepaald. Het competentieprofiel vertrekt van de competenties, ingedeeld volgens rollen van de leraar,<br />

met daaraan attitudes gekoppeld:<br />

- de leraar als begeleider,<br />

- de leraar als opvoeder,<br />

- de leraar als inhoudelijk expert,<br />

- de leraar als organisator,<br />

- de leraar als innovator,<br />

- de leraar als partner van de ouders,<br />

- de leraar als lid van een schoolteam,<br />

- de leraar als partner van externen,<br />

- de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap,<br />

- de leraar als cultuurparticipant.<br />

Naast de tien functionele gehelen streeft de opleiding ook de volgende competenties na:<br />

- interculturele competenties<br />

- persoonsgerichte competenties:<br />

• motivatie,<br />

• betrokkenheid,<br />

• humor,<br />

• engagement.<br />

- taalcompetenties: de taalvaardigheden van de studenten vergroten<br />

• de leraar in interactie met de leerling,<br />

• de leraar in interactie met volwassenen in en rond de school,<br />

• de leraar als lerende.<br />

In het competentieprofiel van de initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 aan de Karel de Grote-<br />

Hogeschool zijn ook algemene, beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties vervat, zoals bepaald in het<br />

Structuurdecreet.<br />

De commissie is van mening dat de opleiding erin geslaagd is, onder sturende impuls van de hogeschool en het<br />

departement, het decretale referentiekader voor een professionele bachelor tot een doordacht, transparant en<br />

hanteerbaar ‘competentiekader’ uit te werken. De commissie is eveneens positief over de eigen accenten die de<br />

opleiding legt met betrekking tot de taalcompetenties, de interculturele en de persoonsgerichte competenties. De<br />

opleiding toont hiermee dat ze al een stap verder in het proces heeft gezet: de basiscompetenties zijn niet alleen<br />

gekend en in kaart gebracht binnen de verschillende opleidingsonderdelen, de opleiding heeft ook een eigen<br />

referentiekader ontwikkeld. De kritische reflectie hierover in het zelfevaluatierapport is ter zake en voldoende<br />

zelfkritisch.<br />

Via de stages, het realiseren van een eindwerk en de verschillende projecten komt het competentiegericht leren<br />

al aan bod. De opleiding wenst nog meer competentiegericht te werken en vatte in dat kader in 2004-2005 een<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwingsproces op lange termijn aan. Het strategisch plan en het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 363


vormen de bronnen en de uitgangspunten voor het <strong>onderwijs</strong>vernieuwingsplan van de Karel de Grote-<br />

Hogeschool. In een strategisch plan werkte de hogeschool een visie op lange termijn uit. De beleidsopties uit het<br />

strategisch plan werden in een <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan vertaald voor de departementen. In 2004-2005<br />

vertaalde het departement Lerarenopleiding de visie van de hogeschool en het concept in een departementale<br />

versie. In 2005-2006 werd het vernieuwde competentiegerichte curriculummodel uitgewerkt door de opleiding. De<br />

lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> besteedde in deze stap aandacht aan de vernieuwde curriculumopbouw die<br />

parallel liep met de lerarenopleidingen Kleuter<strong>onderwijs</strong> en de lerarenopleiding Lager <strong>Onderwijs</strong>. In een<br />

spiegelgroep werden de missie en de visie van het departement en de drie opleidingen geformuleerd. Iedere<br />

opleiding ontwikkelde een eigen concept. In het kader van de uittekening van een nieuw curriculum werd een<br />

opleidingsgebonden projectgroep Curriculumvernieuwing van een tiental personen opgericht, die maandelijks<br />

vergadert. De vernieuwde portfolio voor de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> denkt competentiegericht, en de<br />

opleidingsdoelen zijn opgebouwd rond drie leerlijnen:<br />

- een pedagogisch-didactische en levensbeschouwelijke lijn,<br />

- een vakinhoudelijke en vakdidactische lijn,<br />

- een praktijk- en reflectielijn.<br />

In 2006-2007 werd in de ‘Werkwijzer <strong>onderwijs</strong>vernieuwing 2006-2007’ de curriculumvernieuwing geconcretiseerd<br />

en werden de werkcontouren weergegeven, waarbinnen het nieuwe curriculum vormgegeven kan worden. Het<br />

vernieuwde curriculum werd uitgewerkt in functie van de eerste 4 kwartalen binnen de eerste 60 studiepunten van<br />

het modeltraject 1stejaar. De komende academiejaren wordt het nieuwe curriculum verder geïmplementeerd en<br />

uitgewerkt voor de 2 volgende reeksen van 60 studiepunten in het modeltraject van de student.<br />

De commissie vindt wel dat de vooropgestelde aandachtspunten en actieplannen uit het zelfevaluatierapport<br />

weinig aansluiting vinden met de feitelijke situatie zoals beschreven in het zelfevaluatierapport.<br />

De opleiding zal bijzondere zorg moeten besteden aan het verder implementeren van het vernieuwde curriculum<br />

tot op het microniveau. Het competentiekader sijpelt langzaam en met verschillende snelheden door in de<br />

verschillende opleidingsonderdelen. De mentorenvorming die in 2005-2006 startte, moet tegemoetkomen aan de<br />

onvoldoende gekende basiscompetenties. Het niveau en de oriëntatie van het nieuwe referentiekader zijn bekend<br />

bij alle lectoren en studenten. De wijze waarop en de mate waarin zij hieraan betekenis en invulling geven, is<br />

echter nog vrij heterogeen. Op dit moment is er behoefte aan duidelijkheid over de impact van het referentiekader<br />

op de reële <strong>onderwijs</strong>praktijk en de <strong>onderwijs</strong>organisatie van de lectoren. Dit zal bij de lectoren stapsgewijs<br />

moeten opgevolgd worden met veel aandacht voor coördinatie, zowel horizontaal (tussen de verschillende<br />

opleidingsonderdelen) maar vooral verticaal (leerlijnen voor de student). In het bijzonder voor die<br />

basiscompetenties (de leraar als innovator, de leraar als partner van de ouders, de leraar als lid van een<br />

schoolteam, de leraar als partner van externen, de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap, de leraar als<br />

cultuurparticipant) die binnen de opleiding minder systematisch werden aangeleerd. Zij worden nu voornamelijk<br />

naar de stage en het eindwerk verwezen, maar missen daardoor voldoende inbedding in het totale curriculum.<br />

Anderzijds dreigt ook een dubbel curriculum te ontstaan: het oude vakgerichte curriculum en het nieuwe<br />

competentiegerichte curriculum. De commissie bevestigt het aandachtspunt dat door de opleiding wordt<br />

geformuleerd, namelijk dat competentiegericht <strong>onderwijs</strong> nog te vaak vanuit een vakgebonden of een<br />

opleidingsonderdeelgebonden denkpatroon vertrekt.<br />

De doelstellingen van de opleidingsonderdelen worden naar de verschillende geledingen via diverse kanalen<br />

gecommuniceerd. Aan het begin van het academiejaar krijgt iedere student een studiegids die de doelen per<br />

opleidingsonderdeel weergeeft. Deze gids wordt verder toegelicht tijdens de introductiedag en bij aanvang van<br />

iedere cursus. De stagevademecums worden via de stagewebsite ter beschikking gesteld aan de studenten, de<br />

docenten en de mentoren. Via opleidingsvergaderingen, de Departementale Raad en het vakoverleg worden de<br />

basiscompetenties aan de docenten bekendgemaakt.<br />

364 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om het niveau en de oriëntatie van de doelstellingen op opleidingsniveau te<br />

implementeren in alle opleidingonderdelen.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De door de opleiding en de commissie gehanteerde domeinspecifieke competenties voor de leraar <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> zijn gebaseerd op de decretaal bepaalde beroepsprofielen.<br />

Het beroepenveld is op verschillende manieren betrokken bij de vormgeving van de domeinspecifieke eisen.<br />

Tijdens de stages komen de studenten en de opleiding in contact met het beroepenveld. Dit geeft aan de<br />

opleiding de mogelijkheid om nieuwe tendensen en evoluties op te volgen. De opleiding laat de studenten<br />

participeren in vakoverschrijdende projecten binnen de stagescholen en laat de eindwerkprojecten test draaien in<br />

deze stagescholen. De Resonansgroep staat voor een samenwerking tussen de opleiding en de stagescholen.<br />

Uit deze samenwerking ontstond het project ‘SAMEN-SCHOLEN’, dat vooral in het teken staat van de<br />

stagebegeleiding en de mentorenbegeleiding, om op een systematische manier de samenwerking tussen de<br />

opleiding en het beroepenveld uit te bouwen. Deze contacten hebben volgens de commissie geleid tot een<br />

adequate afstemming van het werken aan de competenties tijdens de stage en andere activiteiten van de<br />

studenten voor de <strong>secundair</strong>e scholen. Het werkveld werkt voor de eigen leraren ook met deze competenties. De<br />

commissie adviseert om de werking van de Resonansgroep nog te intensifiëren.<br />

Door de deelname aan vakgebonden- en vakoverstijgende professionaliseringsinitiatieven, waarbij docenten van<br />

verschillende opleidingen elkaar ontmoeten, worden de eindkwalificaties van studenten regelmatig getoetst.<br />

Voorbeelden hiervan zijn de Interactumsamenwerking van de lerarenopleidingen en de VELON- en VELOVcongressen.<br />

Een tiental associatiewerkgroepen werkt ondersteunend met betrekking tot de uitbouw van<br />

deskundigheid op het vlak van de domeinspecifieke doelstellingen. Daarnaast doet de opleiding vooral aan<br />

benchmarking in Nederland. De samenwerking met de Interactumpartners in Nederland, de deelname aan<br />

workshops en ontmoetingen van docenten tijdens de congressen van de Vereniging Leraren Opleiders Nederland<br />

vormen een inspiratiebron voor het <strong>onderwijs</strong>vernieuwingsproces en stemmen de opleidingen meer op elkaar af.<br />

Via internationale contacten krijgen docenten zicht op diverse benaderingen van leerprocessen, de ontwikkeling<br />

inzake het curriculum, de kwaliteitszorg en het levenslang leren. Deze gegevens kunnen een bron van<br />

vernieuwing betekenen en in de eigen opleiding geïmplementeerd worden. Het internationaliseringbeleid naar de<br />

student is vraaggestuurd ingevuld. Studenten hebben de mogelijkheid om via Europese uitwisselingsprojecten<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 365


zoals Erasmus, Comenius en Leonardo da Vinci zichzelf verder te ontdekken en te ontplooien. De commissie is<br />

van mening dat de opleiding op een creatieve wijze zoekt naar zinvolle, alternatieve acties voor de invulling van<br />

de interculturele competentie. De opleiding doet dit in samenwerking met andere hogescholen en geeft hier blijk<br />

van innovatieve mogelijkheden.<br />

De commissie stelt vast dat het decretale referentiekader werd meegenomen, wat getuigt van een brede kennis<br />

en brede benadering van de opleiding. De opleiding maakt een realistische inschatting van de mate waarin<br />

bepaalde competenties al dan niet voldoende binnen de opleiding zijn uitgewerkt. Het betreft hier voornamelijk de<br />

competenties binnen de functionele gehelen de leraar als partner van ouders, als lid van het schoolteam en als<br />

partner van externen. Ook dienen de studenten competenter te worden ten aanzien van de nieuwe<br />

ontwikkelingen en tendensen in de maatschappij, zoals omgaan met taalheterogene klassen, werken aan<br />

schooltaal, werken met multiculturele lesgroepen en hanteren van nieuwere didactische werkvormen zoals<br />

begeleiden van ‘begeleid zelfstandig leren’. De opleiding heeft hiervoor al enkele concrete actieplannen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de werking van de Resonansgroep nog te intensifiëren.<br />

De commissie adviseert om in de verdere uitwerking van het nieuwe curriculum aandacht te hebben voor het<br />

implementeren van nieuwe ontwikkelingen binnen de domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de doelstellingen van de opleiding sluiten aan op de basiscompetenties en komen tot stand via overleg met<br />

interne en externe actoren;<br />

- hoewel de doelstellingen en competenties insijpelen in de opleidingsonderdelen, moet er voldoende aandacht<br />

zijn voor het transparant operationaliseren en coördineren;<br />

- de opleiding werkt bewust aan een proces van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing via op het beroepenveld afgestemde<br />

doelstellingen;<br />

- de opleidingscompetenties voldoen aan decretale en beroepsspecifieke vereisten;<br />

- de eindkwalificaties worden getoetst bij het relevante beroepenveld.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

366 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het programma is opgebouwd aan de hand van drie grote delen:<br />

- Een eerste deel gemeenschappelijke vormgeving waarin de opleidingsonderdelen zijn onderbracht die in alle<br />

drie de opleidingen van het departement Lerarenopleiding voorkomen. Studenten die al een diploma<br />

lerarenopleiding hebben kunnen hiervan vrijgesteld worden.<br />

- Een tweede specifieke algemene vorming waarin alle opleidingsonderdelen zijn opgenomen die enkel in de<br />

initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 en de professionele bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong><br />

voorkomen. Dit onderdeel omvat hoofdzakelijk de stage.<br />

- Een derde specifieke vorming waarin de opleidingsonderdelen zijn opgenomen die vakspecifiek zijn en deel<br />

uitmaken van een optie. Dit onderdeel zorgt voor een sterke inhoudelijke en beroepsgerichte onderbouw. Een<br />

optie omvat het geheel van vakken waarvoor de studenten lesbevoegdheid verwerven.<br />

De volgende opties kunnen gevolgd worden:<br />

- opties samengesteld uit drie opleidingseenheden gewicht 1:<br />

• opleidingseenheid A: Nederlands, Frans, wiskunde, geschiedenis of aardrijkskunde,<br />

• opleidingseenheid B: Engels, fysica, Latijn, geschiedenis of aardrijkskunde,<br />

• opleidingseenheid C: technisch-technologische opvoeding, project algemene vakken, economie,<br />

informatica, biologie, godsdienst, geschiedenis of aardrijkskunde,<br />

- opties samengesteld uit hout-bouw en een opleidingseenheid gewicht 1 (in afbouw),<br />

- optie lichamelijke opvoeding met bewegingsrecreatie,<br />

- opties lichamelijke opvoeding en een opleidingseenheid gewicht 1,<br />

- opties samengesteld uit plastische opvoeding en een opleidingseenheid gewicht 1.<br />

Elk opleidingsjaar volgt de student opleidingsonderdelen met vakkennis gerelateerd aan de optie. In het tweede<br />

en het derde jaar ligt de nadruk vooral op vakdidactiek. Het aantal studenten dat gebruikmaakt van een<br />

deeltraject is in stijgende lijn.<br />

In het eerste en het tweede jaar wordt vooral gefocust op de vakinhoudelijke en didactische kennis. De tien<br />

basiscompetenties worden in het eerste jaar in het opleidingsonderdeel algemene didactiek toegelicht.<br />

Vervolgens moeten studenten vaardigheden en inhouden kunnen toepassen. In het tweede jaar leren de<br />

studenten werken met de basiscompetenties. Aan het einde van hun opleiding hebben studenten praktijkkennis<br />

en kunnen ze reflecteren over hun eigen kennen en kunnen. De basiscompetenties worden in alle<br />

lesvoorbereidingen geïntegreerd. De eerstejaarsstudenten merken op dat ze tijdens de stage de competentie<br />

‘partner van de ouders’ en ‘inhoudelijk expert’ minder kunnen trainen dan de andere competenties. In het<br />

‘voetproject’, aangereikt door het middelbaar <strong>onderwijs</strong>, werken de opleiding en de studenten rond vakoverschrij-<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 367


dende eindtermen. De commissie is van mening dat de basiscompetenties grondig gekend zijn door alle<br />

participanten, maar nog niet op elk niveau als primair referentiekader worden gehanteerd.<br />

In 2004-2005 werd een <strong>onderwijs</strong>vernieuwingsproces gestart voor de opleidingen initiële lerarenopleiding<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1, de initiële lerarenopleiding Kleuter<strong>onderwijs</strong> en de initiële lerarenopleiding Lager<br />

<strong>Onderwijs</strong>. Een plan van aanpak voor de komende jaren, ingekeken door de commissie, werd uitgetekend. In een<br />

spiegelgroep werd de missie en de visie van het departement met zijn drie opleidingen opgesteld, waarna een<br />

nieuwe visie en concept per opleiding werden uitgewerkt. Binnen de initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong><br />

werd in vakgroepjes vakoverschrijdend overleg gepleegd. Alle docenten trachten de competenties als een<br />

overkoepelend geheel te hanteren. In een competentiematrix wordt weergegeven in welk vak aan welke<br />

competenties gewerkt wordt.<br />

Tegen 2010-2011 zou de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing die leidt tot een grondige curriculumvernieuwing, voltooid moeten<br />

zijn. De commissie is van mening dat de opstart van de curriculumvernieuwing weloverwogen is gepland en alle<br />

actoren betrekt. Wel is de commissie van oordeel dat de implementatie van het vernieuwde curriculum de nodige<br />

aandacht zal moeten krijgen. De opleiding zal aandacht moeten hebben voor docenten die nog onvoldoende<br />

vanuit de basiscompetenties denken en vaak binnen hun eigen vak denken. De cursus ‘competentiegericht leren’<br />

die door alle docenten gevolgd werd, is positief onthaald door de commissie.<br />

Doorheen de opleiding wordt voor een aantal opleidingsonderdelen vakoverschrijdend gewerkt, zoals in<br />

didactische basisvaardigheden, maatschappelijk, culturele en levensbeschouwelijke vorming, het eindwerk en de<br />

stage.<br />

In het algemeen stelt de commissie dat het programma een redelijk goede basis vormt voor het bereiken van de<br />

doelstellingen. Enkel de studenten lichamelijke opvoeding klagen over een beperkte diepgang in het programma<br />

door het brede gamma aan doelgroepen waarvoor zij worden opgeleid. Er is een duidelijke visie op een nieuw<br />

curriculum dat de competenties systematisch als uitgangspunt zal nemen. Daarbij moet worden aangetekend dat<br />

de beoogde curriculumvernieuwing nog niet gerealiseerd is. Mede daardoor worden de competenties in het<br />

huidige programma niet altijd consequent als uitgangspunt van programmalijnen gehanteerd. Sterk is in elk geval<br />

dat (in de studiegidsen) voor elk programmaonderdeel de doelstellingen beschreven staan. De relatie met de<br />

basiscompetenties is minder duidelijk. De commissie herkent een duidelijke visie rond het nieuwe curriculum,<br />

maar nog geen structurele implementatie.<br />

De internationale dimensie in het programma is tweeledig met ‘internationalisering uit’ en ‘internationalisering<br />

thuis’. ‘Internationalisering uit’ omvat uitwisselingsprojecten van studenten die in het buitenland stage lopen of<br />

een deel van hun studietraject aan een buitenlandse hogeschool behalen en docenten die in het buitenland<br />

lesgeven en contacten leggen met partnerscholen voor uitwisselingen. Sinds 2005-2006 hebben uitgaande<br />

studenten de zekerheid dat hun behaalde credits aan een buitenlandse instelling erkend worden door de Karel de<br />

Grote-Hogeschool. In de toekomst wenst de opleiding op het vlak van internationalisering meer aanbodsgericht<br />

dan vraaggestuurd te werken. ‘Internationalisering thuis’ is een must voor niet-mobiele studenten die onder<br />

andere via conferenties, congressen en internationalisering van het curriculum proeven van de internationale<br />

dimensie van hun opleiding. Concrete voorbeelden van ‘internationalisering thuis’ zijn de uitwisseling met Namen,<br />

en de studenten uit Grenoble en Manchester die les kwamen geven aan de studenten van de opleiding initiële<br />

lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1. Overkoepelend werd door Interactum Vlaanderen een<br />

International Class georganiseerd die een goede opvang wil verzorgen aan inkomende studenten. De commissie<br />

merkt op dat er veel verschillende initiatieven met betrekking tot internationalisering plaats vinden. Wat kwantiteit<br />

en variatie betreft, heeft de centrale aansturing op hogeschoolniveau duidelijk effect tot op opleidingsniveau. De<br />

commissie stelt echter vast dat de opleiding zelf nog onvoldoende bijdraagt aan het ontwikkelen van een<br />

gestructureerd beleid om de verschillende acties ook kwalitatief te toetsen / bij te sturen met betrekking tot hun<br />

bijdrage aan het ontwikkelen van de internationale competentie. Op dat vlak heeft de commissie ook geen<br />

aansturing vanuit de hogeschool kunnen vaststellen. In de toekomst zullen docenten uren vrijgesteld krijgen om<br />

zich actief bezig te houden met internationalisering en wenst de opleiding de studentenmobiliteit nog verder te<br />

368 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


vergroten. De laatste academiejaren steeg het percentage uitgaande studenten aanzienlijk (van 2 studenten in<br />

2002-2003 naar 22 studenten in 2004-2005).<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om een duidelijke prioriteit te leggen bij de verdere realisatie van de beoogde<br />

curriculumvernieuwing.<br />

De commissie adviseert om duidelijk prioriteit te leggen bij het operationaliseren van het nieuwe curriculum en het<br />

structureel implementeren van het nieuwe curriculum.<br />

De commissie adviseert om de basiscompetenties als uitgangspunt consequent te hanteren.<br />

De commissie adviseert om bij de implementatie van het nieuwe curriculum oog te hebben voor de betrokkenheid<br />

van alle lectoren (communicatie en gelijkgerichtheid), zodat het competentiekader op een zelfde manier vertaald<br />

wordt in de verschillende opleidingsonderdelen.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het curriculum is zo opgebouwd dat de student start met algemene kennis, inzichten en vaardigheden in het<br />

eerste jaar en meer specifieke beroepsgerichte en verdiepende kennis in de volgende opleidingsjaren. De<br />

agogische vaardigheden, de stage en het eindwerk ondersteunen het beroepsmatig functioneren. Het programma<br />

is voldoende gericht op het beroepsprofiel van de beginnende leraar en heeft een erg sterk stageconcept, onder<br />

andere in functie van de basiscompetenties.<br />

De afgestudeerden waarderen de opbouw van de stages, waarbij van sterk sturend tijdens het eerste jaar naar<br />

zelfstandig werken in het derde jaar wordt overgeschakeld:<br />

- didactische stage 1, kennismaking en initiatie (6 studiepunten en 3 stageweken):<br />

• de studenten trainen hun vaardigheden in het lesgeven door les te geven aan hun medestudenten<br />

waarna ze een externe doestage doen,<br />

• de studenten lichamelijke opvoeding geven hun eerste lessen in het basis<strong>onderwijs</strong> en de studenten<br />

bewegingsrecreatie moeten onder andere twee SVS-activiteiten doen.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 369


- didactische stage 2, intensief oefenen en leren lesgeven (9 studiepunten en 6 stageweken):<br />

• de stage staat in het teken van het oefenen in het maken van lesvoorbereidingen en het geven van<br />

les in een oefenschool en in een school naar keuze, in het totaal goed voor 40 lessen verdeeld over<br />

hun opleidingsvakken,<br />

• de studenten lichamelijke opvoeding geven 55 lessen.<br />

- didactische stage 3, leraar zijn is meer dan lesgeven alleen (15 studiepunten en 12 stageweken):<br />

• de studenten maken kennis met verschillende <strong>onderwijs</strong>vormen,<br />

• in het eerste semester lopen de studenten 3 weken stage en worden ze beoordeeld op het<br />

lesgeven,<br />

• in het tweede semester volgt een meer zelfstandige stageperiode over 10 weken,<br />

• er is geen afzonderlijk stagetraject uitgestippeld voor de studenten lichamelijke opvoeding.<br />

In tegenstelling tot de bevindingen van enkele afgestudeerden stelt het werkveld dat de afgestudeerden door de<br />

diverse stages een goed klasmanagement ontwikkelen.<br />

De opleiding heeft twee grote stagetrajecten voor de studenten van de opties algemene vakken, plastische<br />

opvoeding en lichamelijke opvoeding-bewegingsrecreatie. Het stagetraject van de studenten lichamelijke<br />

opvoeding is verschillend van de andere stagetrajecten, omdat het een veel breder werkveld bestrijkt (van<br />

kleuter- tot <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>). Via de stage komen de studenten vanaf het eerste jaar in contact met de<br />

beroepspraktijk. In het eerste jaar worden de stage-uren hoofdzakelijk aangewend voor het observeren in de<br />

stagescholen. Slechts zes uur worden gebruikt voor effectieve stage. De studenten hebben in het eerste jaar<br />

weinig tijd om hun didactische vaardigheden te oefenen en te verbeteren. Gedurende het eerste en het derde jaar<br />

zijn de studenten vrij om een stageschool te kiezen. De eerste stage van het tweede jaar moet plaatsvinden in<br />

een oefenschool aangeduid door de hogeschool. Gedurende de drie studiejaren wordt van de studenten verwacht<br />

dat zij stage lopen in het gewone <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, het beroeps<strong>onderwijs</strong> en in het <strong>onderwijs</strong> gericht op<br />

specifieke doelgroepen. De studenten worden tijdens een lesvoorbereidingsweek in het eerste jaar vertrouwd<br />

gemaakt met het opstellen van lesvoorbereidingen. Daarnaast wordt iedere student door vier docenten begeleid<br />

tijdens de stage, met name de drie vakdocenten en één pedagoog.<br />

De commissie heeft een grote aandacht vastgesteld voor de beroepsgerichtheid in het programma. Dat valt in<br />

sterke mate terug te zien in het stageconcept, waarbij studenten in samenwerking met de stagescholen de<br />

gelegenheid krijgen om zich op verschillende competenties te ontwikkelen. De studenten hebben tijdens de stage<br />

aandacht voor de volgende basiscompetenties: de leraar als expert en de leraar als begeleider van leer- en<br />

ontwikkelingsprocessen. Naast deze twee basiscompetenties kiezen de studenten een aantal andere<br />

basiscompetenties waaraan bijzondere aandacht wordt besteed tijdens de stages. Zo wordt in de korte stage<br />

extra aandacht besteed aan drie zelfgekozen basiscompetenties. In de lange stage in het derde jaar wordt op<br />

eenzelfde manier gewerkt aan zes basiscompetenties. De commissie heeft een vrij evenwichtige belangstelling<br />

voor de verschillende basiscompetenties in de stage vastgesteld. Zowel de studenten, de afgestudeerden als het<br />

werkveld tonen een sterke appreciatie voor het stageconcept. De studenten en afgestudeerden zijn tevreden over<br />

de organisatie en de goede begeleiding tijdens de stages.<br />

Ook het eindwerk (6 studiepunten) legt een link met de beroepspraktijk. Het eindwerk is verbonden met één van<br />

de drie <strong>onderwijs</strong>vakken of aan een pedagogisch of didactisch programma. Het eindwerk bestaat uit:<br />

- een theoretische behandeling: de student selecteert en verwerkt alle relevante informatie met betrekking tot<br />

zijn onderwerp in een coherent geheel,<br />

- een praktische didactische verwerking: bijvoorbeeld een lessenreeks waarin het theoretisch aspect van het<br />

eindwerk een didactische concretisering krijgt.<br />

Naast deze traditionele eindwerken worden de laatste academiejaren ook andere projecten door groepjes<br />

studenten uitgewerkt, zoals een small business project, een project voor een <strong>secundair</strong>e school, het produceren<br />

370 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


van didactisch materiaal en het opzetten van een samenwerkingsproject met een middelbare school. Deze<br />

projecten verwijzen naar één of meerdere basiscompetenties, zoals de leraar als cultuurparticipant.<br />

De functie van de eindwerken is niet eenduidig voor de commissie. De opleiding erkent dit en stelt dat het huidige<br />

eindwerkvademecum, dat afgestemd is op de traditionele eindwerken, aan vernieuwing toe is en afgestemd moet<br />

worden op het nieuwe eindwerkenconcept. In het nieuwe concept moet de student één of meerdere competenties<br />

in het eindwerk uitwerken. Daarnaast wil de opleiding in de toekomst de partnerscholen meer betrekken bij het<br />

aanleveren van onderwerpen en het opzetten van projecten in verband met het eindwerk. De commissie is van<br />

oordeel dat er dringend een afstemming dient te gebeuren over de einddoelen van het eindwerk onder de<br />

docenten. De partnerscholen onthalen de projectweken en de eindwerken wel positief. Een aantal eindwerken<br />

van het nieuwe concept wordt in middelbare scholen als didactisch materiaal gebruikt.<br />

De commissie heeft eindwerken van erg wisselende kwaliteit, diepgang en relevantie naar de basiscompetenties<br />

toe ingekeken. De commissie is van mening dat de schriftelijke neerslag van de eindwerken van een eerder laag<br />

niveau zijn. Het eindwerk zou volgens de commissie een duidelijke onderzoeksvraag moeten omvatten, die aan<br />

de hand van opzoekingswerk en de praktische uitwerking beantwoord wordt. In de schriftelijke neerslag worden<br />

de leerweg en het eindproduct met de bevindingen beschreven. De schriftelijke neerslag van de ingekeken<br />

eindwerken bestaat uit beschrijvingen van de ondernomen activiteiten zonder veel diepgang. Daarnaast zijn er<br />

ook werkstukken die bestaan uit een vakinhoudelijk doorwrocht exposé, gevolgd door een vertaling daarvan in<br />

een lesopzet of lesmaterialen.<br />

De opleiding werkte een samenwerkingsmodel uit met een aantal partnerscholen. Dit is een win-winsituatie voor<br />

de studenten en het werkveld. Concreet worden de verworven kennis en inzichten omgezet in maatschappelijke<br />

dienstverlening, door de projecten die ontstaan binnen een opleidingsonderdeel of een eindwerk te realiseren<br />

binnen stages en ter beschikking te stellen van de partnerscholen. Zo begeleiden de studenten lichamelijke<br />

opvoeding een sportdag in het buitengewoon <strong>onderwijs</strong> of bieden studenten huiswerk- en studiebegeleiding aan<br />

in bepaalde stagescholen. De partnerscholen en de studenten zijn erg positief over deze samenwerking.<br />

Ondanks de vele contacten tussen de opleiding en de stagescholen stelt de commissie dat de actuele<br />

beroepspraktijk nog systematischer kan vertaald worden in het curriculum.<br />

Via het Centrum voor Permanente vorming biedt de opleiding een waaier van nascholingskansen aan voor<br />

leraren en andere doelgroepen en wordt de band met het werkveld opnieuw verstevigd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de functie van het eindwerk in het nieuwe curriculum eenduidig te maken.<br />

De commissie adviseert om de beoordelingscriteria van het eindwerk en het eindwerkvademecum aan te passen<br />

aan het nieuwe concept.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 371


Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Volgens het zelfevaluatierapport volgen de studenten een logisch en sequentieel opgebouwd programma. In het<br />

eerste jaar kiest de student voor een combinatie van vakken die tot een bepaalde optie leiden. Het programma<br />

van de initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> bevat geen keuzeopleidingsonderdelen. Studenten<br />

verwerven in het eerste jaar hoofdzakelijk vakinhoudelijke kennis en algemeen didactische inzichten, daar waar in<br />

het tweede en het derde jaar de nadruk vooral ligt op beroepsgerichte vaardigheden en attitudes. Via de stage en<br />

het eindwerk wordt de theorie geïntegreerd in de praktijk. De stagebegeleiding evolueert van een sterke en<br />

gerichte begeleiding in het eerste jaar tot meer zelfsturing in het derde jaar.<br />

De commissie erkent de opbouw van theorie naar praktijk en van volgstage naar stage met volwaardige les- en<br />

<strong>onderwijs</strong>activiteiten. De studenten groeien systematisch in hun rol van leraar. De stages trainen de studenten in<br />

hun lesactiviteiten en het verwerven van de diverse basiscompetenties. Het eindwerk biedt de mogelijkheid om<br />

een project uit te werken of didactisch materiaal te ontwikkelen.<br />

De commissie onderscheidt een aantal duidelijke lijnen in het programma die de samenhang in het programma<br />

garanderen:<br />

- een vakinhoudelijke en vakdidactische lijn: in de vaklijnen worden de vakinhouden aangeboden die later<br />

nodig zullen zijn,<br />

- de pedagogisch-didactische en levensbeschouwelijke lijn: stelt de leerling, de leraar, de klas en de school<br />

centraal (Hoe is ons <strong>onderwijs</strong> georganiseerd Hoe ontwikkelen kinderen en jongeren Hoe kun je vlot<br />

omgaan met kinderen Enzovoort),<br />

- een praktijk- en reflectielijn: is een leerproces in het werkveld, namelijk de didactische stage.<br />

De studenten ervaren dat de opleiding evolueert van sterk docentgestuurd naar zelfstandig werken. De grote<br />

keuze aan vakcombinaties maakt het wel moeilijk om over alle mogelijke combinaties heen de beoogde<br />

samenhang te bewaren. De commissie stelt dat de basiscompetenties, als vertrekpunt, nog kunnen worden<br />

versterkt.<br />

De commissie heeft wel vastgesteld dat een aantal docenten nog steeds vakgericht werkt. De commissie vraagt<br />

de docenten om kritisch te kijken naar de vakgerichte benadering, en daar waar mogelijk de vakgerichte<br />

benadering in te ruilen voor het competentiegericht en het vakoverschrijdend denken in functie van het<br />

vernieuwde curriculum.<br />

De studiepunten behaald voor opleidingsonderdelen in het buitenland worden volgens de ECTS-procedure<br />

erkend en staan ter vervanging van de studiepunten aan de Karel de Grote-Hogeschool. Inkomende en eigen<br />

studenten kunnen ook deelnemen aan de International Class, een module van 20 ECTS-credits.<br />

Binnen de opleiding zijn verschillende vormen van curricula mogelijk. Op het niveau van de Associatie Antwerpen<br />

wordt een EVC/EVK-procedure uitgewerkt om antwoord te bieden aan de grotere variaties aan leerroutes. De<br />

opleiding heeft geen internationaal programma, maar stelt een individueel programma op per inkomende student.<br />

372 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de basiscompetenties consequent als uitgangspunt te hanteren voor de ordening in<br />

het curriculum.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding voerde studietijdmetingen uit die resulteerden in een herschikking van de studielast. Daaruit bleek<br />

dat voor een aantal vakken de begrote studietijd onder de norm van 1.500 uren lag. De beschikbare tijdmetingen<br />

zijn beperkt valide en weinig recent. De opleiding zal in de toekomst de tijdmetingen cyclisch laten gebeuren<br />

onder de supervisie van de dienst Kwaliteitszorg. De commissie steunt dit idee om de studeerbaarheid op te<br />

nemen in een hogeschoolbreed plan van kwaliteitszorg. In het academiejaar 2005-2006 werden geen<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 373


studietijdmetingen uitgevoerd, maar werd via de bevraging ‘waardering <strong>onderwijs</strong>processen’ kort gepeild naar de<br />

studietijd van de studenten. Desondanks kan de commissie met een grote mate van zekerheid stellen dat de<br />

feitelijke studietijd op jaarbasis zich binnen de gestelde normen bevindt. Vanuit de studenten zijn er geen<br />

aanwijzingen dat de opleiding veel te zwaar of veel te licht is. Het opleidingsrendement geeft in elk geval geen<br />

indicatie voor een veel te lichte opleiding. De opleiding heeft de intentie om met de invoering van het vernieuwde<br />

curriculum vierjaarlijks studietijdmetingen uit te voeren per opleidingsonderdeel. De afgestudeerde studenten<br />

merken op dat de werkdruk in hun job merkelijk hoger ligt dan tijdens hun opleiding. De administratieve taken die<br />

tijdens de opleiding vaak als arbeidsintensief bestempeld werden, worden door de afgestudeerde als perfecte<br />

voorbereiding ervaren op de werkelijke administratieve taaklast binnen hun job.<br />

De opleiding merkt op dat de allochtone studenten en de studenten afkomstig uit het tso en bso in het eerste jaar<br />

moeilijkheden hebben met het verwerven van theoretische kennis en inzichten. De opleiding tracht hieraan<br />

tegemoet te komen via begeleiding door een maplector en via de dienst Studiebegeleiding.<br />

In het eerste jaar worden de stage-uren hoofdzakelijk aangewend voor het observeren in de stagescholen.<br />

Slechts zes uur worden aangewend voor effectieve stage. De studenten hebben in het eerste jaar weinig tijd om<br />

hun didactische vaardigheden te oefenen en te verbeteren.<br />

Voor de studenten lichamelijke opvoeding is de afstand naar de campus Aartselaar, waar de sportfaciliteiten<br />

gevestigd zijn, de grootste studiebelemmerende factor. De campus Aartselaar beschikt over een uitgebreid<br />

sportcomplex, maar is geen studieomgeving en beschikt niet over een volwaardig leslokaal. Voor theoretische<br />

lessen dienen de studenten zich te verplaatsen naar de campus Pothoek.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om verdere inspanningen te leveren met betrekking tot het organiseren van<br />

studietijdmetingen, om na te gaan of de werkelijke studietijd per opleidingsonderdeel overeenkomt met de<br />

begrote studietijd.<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding wendt een mix aan van traditionele werkvormen (hoorcolleges, practicum, studiebezoeken en<br />

dergelijke) en alternatieve werkvormen (projecten, probleemgestuurd <strong>onderwijs</strong> en begeleid zelfstandig leren) die<br />

vaak ondersteund worden door het digitaal leerplatform Blackboard Learning System. Alle eerstejaarsstudenten<br />

worden via informatiesessies vertrouwd gemaakt met de mogelijkheden van Blackboard Learning System en het<br />

stageweb. De gebruikte werkvormen staan per opleidingsonderdeel vermeld in de studiegidsen.<br />

374 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


De commissie oordeelt dat de werkvormen en het studiemateriaal nog moeten worden afgestemd op en verder<br />

ontwikkeld worden in functie van de curriculumvernieuwing. De commissie heeft vastgesteld dat de werkvormen<br />

en het studiemateriaal te veel individueel bepaald zijn en te weinig ontstaan vanuit een systematiek in lijn met het<br />

didactische concept, dat overigens niet expliciet is. De docenten worden hierin ondersteund door nascholing<br />

georganiseerd door de opleiding (professionaliseringsroute met als onderwerpen: modulair werken, activerende<br />

werkvormen, probleemgestuurd <strong>onderwijs</strong> enzovoort).<br />

De commissie is van oordeel dat er geen beleidsmatig zicht is op de verscheidenheid en de volledigheid van de<br />

aangewende didactische werkvormen binnen de opleiding. Het is de docent die autonoom de werkvormen<br />

bepaalt. Bijgevolg is er nauwelijks sprake van een gerealiseerd didactisch concept.<br />

De cursussen zijn erg verscheiden van vorm en kwaliteit. Ze zijn vaak te weinig een ondersteunend instrument en<br />

vormen vaak onvoldoende een voorbeeldfunctie voor de student als toekomstige leraar. Ondanks de<br />

studententtevredenheidsenquête waarin gepeild wordt naar de bevindingen hieromtrent, stelt de commissie vast<br />

dat de opleiding de kwaliteitsbewaking niet structureel vorm geeft in acties rond de vormgeving en de inhoud van<br />

de verschillende cursussen. Dit vertaalt zich in een groot aantal gevallen in ondermaatse vormgeving van de<br />

cursussen, die een samenraapsel zijn van moeilijk leesbare kopieën uit verschillende handboeken.<br />

De commissie concludeert dat de vormgeving van de opleiding in zijn totaliteit niet echt als voorbeeld voor de<br />

studenten kan dienen voor hun latere beroepspraktijk. De opleiding heeft aandacht voor de<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkeling, maar de operationalisering moet nog op gang komen. Het cursus- en evaluatiemateriaal<br />

moet worden afgestemd op het nieuwe <strong>onderwijs</strong>concept, met een verankering van de basiscompetenties<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om het didactisch concept meer te expliciteren en zorg te besteden aan de<br />

implementatie.<br />

De commissie adviseert om het studiemateriaal en de werkvormen af te stemmen op het nieuwe concept.<br />

De commissie adviseert om de kwaliteit van het cursusmateriaal continu te verbeteren (voorbeeldfunctie).<br />

De commissie adviseert om een duidelijk beleid uit te werken met betrekking tot de aangewende didactische<br />

werkvormen, zodat het didactisch concept geïmplementeerd en gerealiseerd wordt.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 375


Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het hogeschool<strong>onderwijs</strong>- en examenreglement en het departementaal <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement<br />

beschrijven de organisatie van de toetsen en de examens en worden aan de start van elk academiejaar aan de<br />

studenten overhandigd. In de studiegidsen wordt per opleiding een beschrijving gegeven van de evaluatievorm en<br />

-criteria die in functie van de doelstellingen van de opleidingsonderdelen werden gekozen. Het stagevademecum<br />

en het eindwerkvademecum lichten de studenten in over de gehanteerde evaluatiemethodiek die product- en<br />

procesgericht evalueren.<br />

De opleiding geeft aan dat ze verschillende evaluatievormen hanteert. Gedurende het academiejaar vormt de<br />

evaluatie van onder andere de oefeningen, de tussentijdse toetsen en de schriftelijke opdrachten een deel van<br />

het eindwaarderingscijfer. Ook de permanente evaluatie van de stagemappen, het portfolioassesment enzovoort<br />

worden gehanteerd in de opleiding.<br />

Wat geldt voor de autonomie van de docenten bij het bepalen van de werkvormen, geldt ook voor de toetsing. De<br />

examens zijn erg verscheiden in kwaliteit, diepgang en relevantie naar de basiscompetenties. Niet alle examens<br />

vormen een voorbeeldfunctie voor de studenten. Daarnaast moeten de examens afgestemd worden op het<br />

nieuwe <strong>onderwijs</strong>concept. Sommige docenten stellen in groep, op eigen initiatief, één docentonafhankelijk<br />

examen op dat verbeterd wordt aan de hand van minimale sleutelantwoorden. De commissie is van mening dat<br />

de toetsen over het algemeen wel van een voldoende hoog niveau zijn. De commissie vindt het jammer dat in het<br />

derde jaar nog toetsen voorkomen waarbij vakinhoud en vakdidactiek los van elkaar worden getoetst.<br />

De evaluatie en de beoordeling van het eindwerk gebeuren voor 80 procent door de mentor, op basis van het<br />

praktisch deel en de schriftelijke neerslag, en voor 20 procent door de medestudenten, via peer-assessment op<br />

basis van de eindpresentatie. De studenten maken een gemotiveerd oordeel van hun medestudent op basis van<br />

een uitgebreid evaluatieformulier. Dit verslag is voor de beoordelende student een oefening in beoordeling en<br />

wordt geëvalueerd door de maplector. De huidige beoordelingscriteria van het eindwerk voor de mentor zijn<br />

volgens de commissie geformuleerd in functie van de traditionele eindwerken. De laatste academiejaren worden<br />

ook andere projecten door groepjes studenten uitgewerkt, waarbij één of meerdere basiscompetenties centraal<br />

staan. De commissie steunt de intentie van de opleiding, met name het aanpassen van het eindwerkvademecum<br />

aan het nieuwe concept. De competenties zullen het vertrekpunt vormen voor het uitwerken van dit vademecum.<br />

Er bestaat een goede relatie tussen de Karel de Grote-contactlector van de opleiding en de stagescholen. Door<br />

deze samenwerking kunnen degelijke afspraken gemaakt worden en is de stagementor goed geïnformeerd over<br />

zijn taak van ‘beoordelaar’. De stagementor kan met vragen terecht bij één vaste persoon binnen de opleiding,<br />

namelijk de contactlector.<br />

De stage van de student wordt beoordeeld door de mentor en de docent die de eindverantwoordelijkheid draagt.<br />

Na elke les maakt de student een zelfreflectie. Op het einde van de stageperiode wordt per opleidingsvak een<br />

zelfevaluatie door de student gemaakt, met onder andere een oplijsting van sterke en zwakke punten. De<br />

studenten krijgen feedback over de stage tijdens verschillende gesprekken met de mentor en de Karel de Grote-<br />

376 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


contactlector. De score komt tot stand door een procesevaluatie en een beoordeling van het product. Eerst geven<br />

de verantwoordelijke docenten een cijfer op 20 punten op basis van onder andere de stagemap, de<br />

observatieverslagen, de lesvoorbereidingen, de lesevaluaties en de zelfreflectieverslagen. Dit stagecijfer wordt na<br />

overleg met de volledige groep van betrokken vakdocenten en pedagogen definitief vastgelegd. Via het stageweb<br />

kunnen de studenten de terugkoppeling van de verschillende stages inkijken. Hoewel de studenten de evaluatie<br />

duidelijk vinden, weten zij niet hoe de oordelen van de diverse patijen herleid worden tot een eindcijfer. Op het<br />

einde van elke stage worden de scores gecommuniceerd aan de studenten. De commissie is van mening dat de<br />

evaluatie van de stage niet voldoende transparant is en dat hierdoor de indruk kan ontstaan dat de beoordeling<br />

lectorafhankelijk is. De individuele benadering van de stagelector wordt wel deels doorbroken door de afspraken<br />

van tijdens de lesvoorbereidingsweek en de inbreng van de contactlector.<br />

In het derde jaar wordt in het eerste semester een korte stageperiode van drie weken gepland. Alle lessen en<br />

bijna alle opdrachten binnen de <strong>onderwijs</strong>vakken worden geconcentreerd in het eerste semester van het derde<br />

jaar opdat de studenten zich zouden kunnen concentreren op hun lange en meer zelfstandige stage van tien<br />

weken, die plaatsvindt in het tweede semester van het derde jaar. Dit wordt door de studenten positief onthaald.<br />

De studenten en de docenten worden betrokken bij de organisatie van de examenroosters, die een vastgestelde<br />

procedure volgt. Via de rapporten, na de examenperiode, worden de studenten op de hoogte gebracht van hun<br />

resultaten. Zij krijgen daarbij ook de gelegenheid om hun resultaten te bespreken en hun examens in te kijken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de kwaliteit van de examens continu te bewaken (voorbeeldfunctie).<br />

De commissie adviseert om de beoordelingscriteria van het eindwerk en het eindwerkvademecum aan te passen<br />

aan het nieuwe concept.<br />

De commissie adviseert om de evaluatie van de stage transparanter te maken.<br />

De commissie adviseert om de evaluatievormen af te stemmen op het nieuwe curriculum.<br />

De commissie adviseert om een betere communicatie met de studenten en de mentoren betreffende de evaluatie<br />

van de langdurige stage.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 377


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De toelatingsvoorwaarden voldoen aan de decretale en de reglementaire bepalingen. De opleiding geeft via<br />

verschillende kanalen duidelijk informatie over de toelatingsvoorwaarden: de informatiebrochure van de<br />

hogeschool, de departementale infogids, de opleidingsinformatiefolders, het hogeschool<strong>onderwijs</strong>- en<br />

examenreglement en het departementaal <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement. Volgends de commissie zijn de<br />

toelatingsvoorwaarden helder en de informatievoorziening voor de nieuwe studenten uitgebreid.<br />

De opleiding verwacht geen specifieke voorkennis maar merkt wel een duidelijk verschil tussen de groep asostudenten<br />

en de groep tso-, bso- en kso-tudenten. De slaagpercentages bij bso- en kso-studenten liggen<br />

378 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


merkelijk lager. De commissie heeft geen structurele maatregelen gezien om eventuele tekorten uit de<br />

vooropleiding weg te werken. Uitzondering hierop zijn de allochtone studenten die worden opgevangen in het<br />

‘KLIK’-project waarin zij begeleiding krijgen van vrijwilligers. De commissie stelt vast dat het instroombeleid te<br />

weinig gestructureerd is, maar dat er wel een aantal positieve initiatieven zijn. Zo proberen docenten tijdens de<br />

infomomenten de slaagkansen van potentiële studenten duidelijk te maken aan de hand van de slaagcijfers per<br />

vooropleiding, en nemen lectoren individuele initiatieven om studenten te helpen bij het wegwerken van een<br />

achterstand. De laatste twee jaar merkt de commissie een positieve evolutie op waarbij studenten meer worden<br />

begeleid bij de keuze van hun vakken via een intakegesprek.<br />

Voor een behoorlijk aandeel van de studenten is de initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> geen eerste<br />

studiekeuze. Anderzijds stelt de opleiding een groot niveauverschil vast tussen de generatiestudenten en de<br />

studenten die al een hogeschooldiploma hebben behaald. De aandacht voor zij-instroom of verkorte programma’s<br />

op basis van EVC/EVK is in de opleiding eerder beperkt. Op associatieniveau werd een EVC-procedure<br />

uitgewerkt.<br />

De dienst Studentenzaken behandelt de aanvragen van de studenten met een buitenlands diploma. Anderstalige<br />

studenten kunnen zich via taallessen bijscholen. Van zodra het gewenste taalniveau is bereikt, kunnen zij zich<br />

inschrijven voor de initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong>. De commissie erkent dat de opleiding zich<br />

openstelt voor alle studenten, met speciale aandacht voor meer kwetsbare groepen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om structurele maatregelen te nemen met betrekking tot het wegwerken van tekorten uit<br />

een vooropleiding.<br />

De commissie adviseert het opzetten van een structureel instroombeleid.<br />

Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

onvoldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 379


en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De fundamentele curriculumvernieuwing staat in de steigers staat.<br />

- De doelstellingen van de opleiding zijn afgestemd op het programma.<br />

- De opleiding streeft naar een grote betrokkenheid van alle actoren en beschikt over een breed draagvlak.<br />

- De opleiding beschikt over een sterk stageconcept.<br />

maakt de visitatie commissie een positieve afweging en stelt ze dat de opleiding voldoende potentieel heeft om<br />

de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. De visitatiecommissie is van mening dat er in de opleiding voor dit<br />

onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.<br />

De commissie constateert dat de opleiding zich bewust is van de nood aan structurering, zowel met betrekking tot<br />

de inhouden als met betrekking tot de onderlinge afstemming tussen vormgeving en inhouden. De commissie<br />

constateert dat de opleiding daar op korte termijn gevolg aan wil geven.<br />

380 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De optiehoofden, opleidingshoofden en het departementshoofd hebben een management- en een<br />

<strong>onderwijs</strong>opdracht. De organisatorische opdrachten worden door de campuscoördinator verzorgd. Naast het<br />

onderwijzend personeel beschikt de opleiding over technisch-administratief personeel.<br />

In opvolging van het SERV-onderzoek werd gekozen voor de invoering van een meer systematisch<br />

personeelsbeleid. De opleiding volgt bij de aanwerving van personeel een vast patroon. Per vacature wordt een<br />

selectiecommissie samengesteld die garant staat voor de objectiviteit. De selectie van nieuwe medewerkers is<br />

geen eenmanszaak. Op basis van een selectiegesprek of een sollicitatiebrief wordt een eerste selectie<br />

doorgevoerd.<br />

De introductie van nieuwe personeelsleden is theoretisch goed uitgewerkt. Alle nieuwe personeelsleden krijgen<br />

twee keer een arbeidsovereenkomst voor één jaar. Op basis van een evaluatie en functioneringsgesprekken<br />

wordt de toekomstige samenwerking bekeken. De algemene directie en de centrale diensten organiseren een<br />

ontmoetingsmoment waarop nieuwe personeelsleden een introductie krijgen over de missie, de overlegorganen,<br />

de organisatie- en beheersstructuur van de hogeschool. Daarnaast krijgen de nieuwe werknemers bij hun<br />

indiensttreding een personeelsmap die het arbeidsreglement, het evaluatiereglement, de vakantieregeling en<br />

dergelijke omvat. Op departementaal niveau wordt een onthaalbrochure ter beschikking gesteld en kan een peter<br />

of meter toegewezen worden. De introductie op opleidingsniveau is de taak van het opleidingshoofd en de<br />

optiecoördinatoren. Indien wenselijk kan een les van de nieuwe docent gevolgd worden, waaraan een gesprek<br />

wordt gekoppeld. De gesprekken tijdens het bezoek geven aan dat nieuwe personeelsleden goed worden<br />

begeleid bij hun indiensttreding en inwerking in de opleiding.<br />

Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat functionerings- en evaluatiegesprekken afwisselend tweejaarlijks met alle<br />

personeelsleden gevoerd worden door het opleidingshoofd en de optiecoördinator. Voor opleidingsoverschrijdende<br />

taken gebeuren deze door het departementshoofd. Uit de gesprekken met de docenten bleek dat<br />

functioneringsgesprekken vooral met de nieuwe personeelsleden worden gevoerd. De commissie adviseert het<br />

heropstarten van de individuele functioneringsgesprekken met alle personeelsleden. Deze functioneringsgesprekken<br />

dragen bij tot de implementatie van vernieuwingen.<br />

De commissie heeft een groot engagement en gevoel van betrokkenheid bij het personeel vastgesteld. Een<br />

aantal docenten heeft een voorbeeldfunctie voor de studenten als toekomstige leerkrachten. Wel heeft de<br />

commissie een verschil in snelheden opgemerkt waarmee personeelsleden de nieuwe basiscompetenties<br />

opnemen. Voor sommige personeelsleden is de omvang en de inhoud van de basiscompetenties nog niet<br />

eenduidig. Vooral bij de oudere docenten moet de insijpeling van de <strong>onderwijs</strong>vernieuwingen worden bewaakt.<br />

Opvallend is dat vooral jonge docenten hun werkwijze steeds willen bijschaven aan de hand van feedback en<br />

bevragingen van de studenten.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 381


Naast de jaarlijkse departementsdag wijst het departementsbestuur het opleidingsgebonden nascholingsbeleid<br />

toe aan de opleidingshoofden. De opleidingshoofden stimuleren en informeren de docenten om algemene en<br />

opleidingsgebonden professionalisering op te nemen. De docenten binnen de opleiding kennen een cultuur van<br />

het zelf volgen, het organiseren en het verzorgen van professionaliseringsactiviteiten. Eveneens werd een<br />

beperkt aantal docenten van de opleiding afgestaan aan het nascholingscentrum van het departement. De<br />

commissie ervaart een teamgericht professionaliseringsbeleid.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de functioneringsgesprekken opnieuw op te starten vanuit een<br />

ontwikkelingsperspectief, niet alleen voor de beginnende docenten maar voor elk personeelslid, en daarbij een<br />

zelfevaluatie en/of een evaluatie door de studenten aan te wenden als voorbereiding op deze functioneringsgesprek.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie stelt vast, op basis van de curricula vitea van het onderwijzende personeel, dat het merendeel van<br />

het personeel ooit ervaring heeft opgedaan in het werkveld en sommigen nog steeds actief zijn in het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong>. Binnen de opleiding beschikken voldoende lectoren over relevante praktijkervaring.<br />

De opleiding heeft via diverse kanalen interactie met de beroepspraktijk. Zo wordt in bepaalde<br />

opleidingsonderdelen een beroep gedaan op de specifieke deskundigheden van gastsprekers. Daarnaast is er<br />

overleg met de Resonansgroep over het opleidingswerk en de samenwerking tussen de opleiding en het<br />

werkveld. Ook de contacten tijdens de stages en de bevragingen van het werkveld leveren nuttige informatie op.<br />

De commissie stelt geregelde contacten vast met het werkveld.<br />

Op internationaal vlak heeft de opleiding een aantal contacten. De opleiding maakt deel uit vanInteractum, een<br />

Vlaams-Nederlandse samenwerking. Daarnaast is de opleiding ook werkzaam binnen de Association Teacher<br />

Education Europ, een samenwerking van enkele Europese landen. Eveneens brengt zo’n 4 procent van de<br />

docenten bezoeken aan buitenlandse hogescholen en volgen sommigen onder hen nascholing in het buitenland.<br />

Deze buitenlandse contacten brengen volgens de opleiding nieuwe kennis binnen. De commissie waardeert deze<br />

initiatieven, maar vindt desondanks de internationaliseringgraad van het personeel eerder aan de lage kant. De<br />

commissie steunt de plannen om een netwerk van preferentiële partners uit te bouwen, in plaats van te werken<br />

met wisselende occasionele partners.<br />

382 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Uit het zelfevaluatierapport en de bijlagen blijkt dat didactische en inhoudelijke professionalisering een traditie zijn<br />

binnen de opleiding. De fiches individuele professionaliseringsactiviteiten van de docenten staven dit. De<br />

professionalisering vindt plaats via professionaliseringsactiviteiten aangeboden door de opleiding (bijvoorbeeld<br />

door het Expertisecentrum Hoger <strong>Onderwijs</strong> binnen de associatie ) en op initiatief van de docenten. In het kader<br />

van de curriculumvernieuwing volgden alle docenten een cursus competentiegericht leren en gebruik van nieuwe<br />

werkvormen. De professionaliseringsactiviteiten binnen de opleiding vinden plaats in twee richtingen: de<br />

deelname aan professionalisering en het aanbieden van professionalisering aan anderen.<br />

De commissie is positief over het professionele netwerk (van de hogeschool, het departement en de opleiding) en<br />

het teamgericht professionaliseringsbeleid. De commissie vraagt wel de nodige aandacht voor het op maat<br />

uitbouwen van de professionaliseringsroute in functie van het <strong>onderwijs</strong>vernieuwingsproces.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert een grotere deelname van personeelsleden aan internationale contacten (nu slechts 4<br />

procent).<br />

De commissie adviseert de teamgerichte professionaliseringsroute zodanig uit te bouwen dat het<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwingsproces in teamverband wordt gerealiseerd.<br />

De commissie adviseert met het oog op een teamgerichte realisatie van het <strong>onderwijs</strong>vernieuwingsproces om<br />

individuele professionaliseringsroutes op maat uit te bouwen.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding kan rekenen op 71 onderwijzende personeelsleden (46,87VTE). Daarvan zijn 68 statutaire<br />

onderwijzende personeelsleden (44,87 VTE) tewerkgesteld, waarvan 53 voltijds en 15 deeltijds werken.<br />

Daarnaast kan de opleiding rekeningen op 3 contractuele onderwijzende personeelsleden (2 VTE). Voor de<br />

administratieve ondersteuning kan de opleiding vertrouwen op 12 tewerkgestelde mensen (3,94 VTE). Aan de<br />

opleiding zijn ook 2 gastdocenten voor 50 procent verbonden. De commissie merkt op dat de goede verhouding<br />

voltijds-deeltijds tewerkgestelden de betrokkenheid verhoogt, wat gunstig is voor de organisatie.<br />

De student-docentratio van de opleiding bedraagt 12,24 studenten/VTE. Onder de onderwijzende<br />

personeelsleden zijn er 59 lectoren en 9 praktijklectoren. De helft van hen is vast benoemd. Uit de gesprekken<br />

blijkt dat de opleiding te kampen heeft met een hoge taakbelasting. Er zijn onvoldoende financiële middelen die<br />

de stijgende werkdruk tegemoet kunnen komen. De werkdruk is onder andere het gevolg van de opeenvolgende<br />

wijzigingen en de curriculumvernieuwing.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 383


Meer dan twee derde (29) van de OP-leden is ouder dan 50 jaar. Eén derde bevindt zich in de leeftijdscategorie<br />

40 tot 49 (23). Ongeveer een vierde (16) van de OP-leden behoort tot de groep 20- tot 39-jarigen. In de komende<br />

twee jaar gaat een 8-tal leden met pensioen. De commissie vraagt waakzaam te zijn voor de scheve<br />

leeftijdsstructuur binnen de opleiding.<br />

Het valt de commissie op dat het aantal procenten voor coördinatie internationalisering daalt, hoewel dit een<br />

aandachtspunt is: ‘systematiek in het internationaliseringsbeleid mag sterker’.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert het aantal gastprofessoren verder uit te breiden.<br />

De commissie adviseert om voldoende personeel in te zetten in het internationaliseringsbeleid.<br />

De verhouding personeel/studenten is gunstig voor het hanteren van actieve en interactieve werkvormen en voor<br />

competentiegericht leren. De commissie adviseert om meer gebruik te maken van actieve en interactieve<br />

werkvormen.<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over gekwalificeerd personeel met een groot engagement naar de opleiding toe;<br />

- er is aandacht voor een teamgericht professionaliseringsbeleid;<br />

- de opleiding beschikt over een professioneel netwerk;<br />

- de functionerings- en evaluatiegesprekken bij het nieuwe personeel zijn goed georganiseerd, maar verdienen<br />

meer aandacht bij het bestaande personeel.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

384 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lage financieringsgraad en de gesloten enveloppe van de overheid hypothekeert de werking van het<br />

departement. De Karel de Grote-Hogeschool wijst centraal voor elk departement een budget toe, op basis van het<br />

aantal studenten en de werking van het departement. De raad van bestuur bepaalt welke projecten prioritair zijn<br />

met betrekking tot veranderingen en verbouwingen van de infrastructuur.<br />

De fusie in 1995 van de lerarenopleidingen tot één departement had tot gevolg dat er verschillende verhuizingen<br />

werden georganiseerd en het departement verspreid raakte over enkele campussen. Het beoogde doel, met<br />

name schaalvergroting en concentratie werd onvoldoende gerealiseerd. Naargelang de optie krijgen de studenten<br />

meer les op de campus Pothoek, campus Borgerhout of campus Aartselaar. De eerste twee campussen zijn<br />

gemakkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer en beschikken over computers, cafetaria, leslokalen en<br />

docentenfaciliteiten. De campus Aartselaar biedt enkel plaats aan sportactiviteiten en is beperkt bereikbaar met<br />

het openbaar vervoer. De wens om het departement op één campus te vestigen werd begin academiejaar 2005-<br />

2006 deels erkend door de raad van bestuur, die logistieke investeringen opnam in het masterplan. Op basis van<br />

beschikbare middelen werden al infrastructuurwerken uitgevoerd, waardoor het basiscomfort van de huidige<br />

huisvesting verhoogde. De commissie is van oordeel dat de spreiding over de verschillende sites een vlotte<br />

werking belemmert, tot een versnippering van middelen leidt en een extra belasting voor de docenten en de<br />

studenten vormt. De commissie stelt vast dat de infrastructuur de huidige vernieuwingen binnen de opleiding<br />

belemmert en hypothekeert.<br />

De campus Pothoek beschikt over vier lokalen voor de algemene vakken. De specifieke vakken beschikken over<br />

aparte, goed uitgeruste vaklokalen. Alle lokalen beschikken over een tv, een video, een overhead, een beamer en<br />

een dvd. Naast deze basisuitrusting is er een uitleendienst waar docenten en studenten videocamera’s, laptops<br />

en dergelijke kunnen uitlenen. De drie ICT-lokalen werden ingericht als een vaklokaal informatica, een vaklokaal<br />

ICT en een lokaal annex bibliotheek met werkruimte. De commissie is dan ook van mening dat de<br />

computerfaciliteiten voldoende zijn uitgebouwd en goed toegankelijk zijn. De gebouwen van de campus Pothoek<br />

werden onlangs uitgebreid met een nieuwbouw waarin zes aula’s werden ondergebracht, die uitgerust zijn met<br />

alle moderne technologieën. De campus, met uitzondering van de nieuwbouw, is qua infrastructuur beperkt door<br />

de ouderdom van het gebouw. De commissie stelt vast dat de opleiding de infrastructuur, binnen de beperkingen<br />

inherent aan de ouderdom van een groot deel van het gebouw, zo goed mogelijk aanwendt.<br />

De campus Aartselaar, waar de sportactiviteiten voor de opties lichamelijke opvoeding en bewegingsrecreatie<br />

plaatsvinden, betreft een sportcomplex van de gemeente. De commissie is van mening dat deze campus<br />

voldoende sportinfrastructuur aanbiedt. Het is de commissie echter niet ontgaan dat het sportcomplex geen<br />

studieomgeving is. Voor de theoretische vakken beschikt de opleiding in de campus Aartselaar over één<br />

leslokaal. Dit lokaal is een doorlooplokaal voor een achterliggend bureau en wordt verder multifunctioneel benut<br />

(recreatieruimte, bar, refter enzovoort). Het is geen traditioneel leslokaal en moderne didactische middelen<br />

ontbreken. Als leslokaal is dit niet geschikt. De commissie stelt dat de opleiding er moet voor zorgen dat alle<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 385


theoretische lessen in daarvoor geschikte ruimtes kunnen plaatsvinden. Eventueel vraagt dit een verplaatsing van<br />

de theoretische lessen van de campus Aartselaar naar de campus Pothoek.<br />

De opleiding probeert via de lesroosters de verplaatsingen van de studenten te herleiden tot een minimum. Niet<br />

de studenten maar wel de docenten maken de verplaatsing maken. De lesroosters zijn opgebouwd vanuit<br />

logistiek en niet vanuit pedagogisch-didactisch oogpunt.<br />

Voor de optie plastische opvoeding is de opleiding genoodzaakt lokalen te huren. Het gebouw waar de optie<br />

plastische opvoeding is gehuisvest, biedt een echte werkruimte waar veel daglicht aanwezig is. Naast grote<br />

atelierruimten is er ook een leslokaal en een computerlokaal. De onmiddellijke nabijheid van ondersteunend en<br />

inspirerend (artistiek) studiemateriaal zou volgens de commissie voor de studenten nuttig kunnen zijn tijdens de<br />

praktische uitvoering van artistieke opdrachten en zou een extra kunstsfeer teweeg kunnen brengen.<br />

De twee bibliotheken (één in campus Pothoek en één in campus Oudesteenweg) werken met een jaarlijks<br />

gelijkblijvend budget, dat vrij kan worden besteed door de bibliothecarissen. De commissie stelt vast dat de<br />

bibliotheek Pothoek over een erg ruime collectie van boeken en tijdschriften beschikt. De lokalen waar de<br />

bibliotheek is ondergebracht, zijn weinig uitnodigend en niet optimaal als studielandschap (mede door het<br />

beperkte daglicht). De bibliotheek werd uitgerust met acht draagbare computers die studenten kunnen uitlenen en<br />

gebruiken in de bibliotheek. De opleiding heeft ervoor gekozen het lokaal project algemene vakken (PAV) niet<br />

onder te brengen in de bibliotheek<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie constateert dat de geografische spreiding van de infrastructuur het efficiënt organiseren bemoeilijkt<br />

en indirect de vernieuwing van het curriculum hypothekeert, en vraagt hiervoor de nodige aandacht,<br />

De commissie adviseert om, naast de goede sportinfrastructuur, een geschikte studieomgeving te creëren met<br />

een aangepast leslokaal in campus Aartselaar voor de studenten lichamelijke opvoeding en bewegingsrecreatie<br />

of hiervoor een alternatieve oplossing uit te werken door de lessen te organiseren in de campus Pothoek.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De Karel de Grote-Hogeschool hanteert verschillende stadia van informatieverstrekking: algemene informatie<br />

over de hogeschool en de opleidingen, concrete informatie per departement, per opleiding en per optie. Al deze<br />

informatie wordt via verschillende media gekanaliseerd: websites, folders, gidsen, studenten valven en<br />

blackboard.<br />

386 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


De instroombegeleiding start met een onthaaldag waarbij de studenten via een rondleiding, een onthaalmarkt<br />

door de studenten en de docenten en verschillende brochures en folders (HOE, DOE, studiegids, folder dienst<br />

Studie- en studentenbegeleiding) wegwijs worden gemaakt doorheen het departement en de opleiding. Voor de<br />

studenten lichamelijke opvoeding is er een extra onthaaldag, waarbij de sporttechnische vaardigheden worden<br />

gepeild. Alle studenten vullen een persoonlijke steekkaart in over hun vooropleiding en hun noden in functie van<br />

studiebegeleiding. De allochtone studenten worden geïnformeerd, gemotiveerd en ondersteund door de<br />

organisatie Motief en door het departementale ‘KLIK’-project. De commissie ervaart dit als erg waardevolle<br />

initiatieven ter begeleiding van de allochtone studenten.<br />

De studiebegeleiding wordt op verschillende wijzen gerealiseerd. Het studievademecum geeft een overzicht van<br />

de studiebegeleiding. Eerstejaarsstudenten ondergaan een aantal tests, zoals een logopedisch onderzoek en een<br />

instaptoets project algemene vakken. De studenten kunnen individueel of in groep gebruikmaken van de<br />

studiebegeleiding. Bij de start van het academiejaar hebben de studenten een gesprek met de begeleider. Deze<br />

begeleider volgt de resultaten van hun studie in het algemeen en de stage in het bijzonder op. Tijdens<br />

contactmomenten tussen de begeleider en de student wordt de groei van de student geëvalueerd en besproken.<br />

De docenten kunnen de studenten doorverwijzen bij studieproblemen naar de studie- en studentenbegeleider.<br />

Deze acties zorgden al voor een grotere participatie aan de toetsen.<br />

Bij het uitschrijven van een student vindt er steeds een gesprek plaats tussen de student en het opleidingshoofd,<br />

die de verschillende hulplijnen en studiebegeleiding nogmaals aanreikt. Hoewel de opleiding tot op heden geen<br />

onderzoek ten gronde heeft gedaan naar de oorzaken van het grote aantal drop-outs, meldt zij dat het stopzetten<br />

van de opleiding vaak het gevolg is van een verkeerde studiekeuze en een onderschatting van het theoretische<br />

gedeelte van de opleiding. Het nieuwe curriculum zal voor een positieve wending zorgen wanneer de studenten<br />

twee in plaats van drie vakken zullen kiezen. In het kader van de uitval in het eerste jaar wenst de opleiding aan<br />

leertraject begeleiding te doen.<br />

De studenten kunnen voor hun problemen op het gebied van <strong>onderwijs</strong>- en evaluatieactiviteiten terecht bij de<br />

Ombudsdienst die bemiddelt bij klachten en betwistingen tussen de studenten en de docenten. Uit de gesprekken<br />

blijkt dat de studenten de Ombudsdienst positief ervaren. Deze dienst is bekend en toegankelijk. De<br />

verantwoordelijke van deze dienst geeft een aantal uren les. Voor problemen gerelateerd aan die lesuren kunnen<br />

de studenten terecht bij de Ombudsdienst van de opleiding Kleuter<strong>onderwijs</strong> en Lager <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Het departement voorziet begeleiding op het gebied van flexibele leertrajecten. Enerzijds via het aanbieden van<br />

individuele leertrajecten, anderzijds door het toepassen van een doelgroepenbeleid waarbij faciliteiten op het vlak<br />

van <strong>onderwijs</strong> en examens worden verleend aan studenten met specifieke noden of studenten die een erkende<br />

sport- of cultuuractiviteit beoefenen of participeren in een erkend medezeggingschapsorgaan. De commissie stelt<br />

vast dat studenten op de hoogte zijn en gebruikmaken van deze mogelijkheden.<br />

De studenten met psychologische problemen kunnen terecht bij een studiebegeleider die hen indien gewenst<br />

doorstuurt naar het PSYNET.<br />

Voor onder andere financiële ondersteuning kunnen studenten terecht bij SOVO. De dienst Sociale<br />

Voorzieningen biedt naast financiële en sociale ondersteuning ook tal van kortingen op fitness, film, cultuur en<br />

dergelijke.<br />

De begeleiding van internationale uitwisselingsstudenten gebeurt door de dienst Internationalisering. Deze cel<br />

Internationalisering verzorgt de administratie en de studentenbegeleiding ter plaatse. De studenten kunnen stageervaring<br />

opdoen in Zuid-Afrika, in een van de zeven stagescholen. Via het Transcript of Records-document<br />

worden concrete afspraken gemaakt tussen de student en de opleiding op het gebied van het verblijf, de opvang,<br />

de prestaties en de evaluatieverslagen. De studenten wisselen hun ervaringen uit met hun medestudenten en<br />

docenten via een presentatie aan het einde van het academiejaar.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 387


De commissie stelt een grote dynamiek vast en uit zich positief over de kwaliteit van de studentenbegeleiding. Er<br />

is een lage drempel voor de studenten naar de lectoren toe. Op alle domeinen is er een goed werkende<br />

studentenbegeleiding die positief wordt onthaald door de studenten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert een onderzoek ten gronde te voeren naar de oorzaken van drop-out.<br />

De commissie adviseert een aanpassing van de studiegidsen zodat studenten, die voor een buitenlandse stage<br />

kiezen, de modaliteiten ter zake kennen.<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

voldoende<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- voorzieningen:<br />

• er zijn voldoende goed uitgeruste vaklokalen;<br />

• de geografische spreiding hypothekeert de vernieuwing van het curriculum;<br />

• de opleiding voert een doelgericht mediatheekbeleid;<br />

• de opleiding beschikt over een goed uitgeruste bibliotheek, maar het studielandschap is nog niet<br />

optimaal.<br />

- studiebegeleiding:<br />

• de opleiding beschikt over een goed werkende Ombudsdienst;<br />

• de studiebegeleiding is laagdrempelig en kwalitatief;<br />

• er veel persoonlijke aandacht is voor studenten.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

388 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding stelt dat het door de hogeschool uitgebouwde systeem gedragen wordt door het departement en de<br />

opleiding. Op het niveau van de hogeschool werd het strategisch plan 2004-2008 ontwikkeld. Om het strategisch<br />

plan te realiseren, worden jaarlijks doelstellingen en acties geformuleerd door het college van bestuur op het<br />

niveau van de hogeschool. Een kwaliteitsplan en een <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan werkt de doelstellingen verder<br />

uit. Via de Spiegelgroep, die bestaat uit de verantwoordelijke kwaliteitszorg en de opleidings- en optiecoördinator,<br />

worden de strategische doelstellingen en het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan vertaald in een visie, een concept en<br />

een vernieuwingsplan binnen het departement Lerarenopleiding. De hogeschool stelt een uitgebreid<br />

instrumentarium ter beschikking voor kwaliteitszorg. Via het Blackboard Learning System worden onlinebevragingen<br />

en de elektronische verwerking van gegevens georganiseerd. De hogeschool biedt een kapstok<br />

en een manier van werken aan de lagere niveaus.<br />

De prioriteiten binnen het departement en de opleiding zijn de integratie van de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing met het<br />

verder uitbouwen van een competentiegerichte en studentgecentreerde opleiding en de verdere implementatie en<br />

uitwerking van het nieuwe curriculummodel.<br />

De commissie is van mening dat er een goede beleidsmatige visie en structuur aanwezig is op het niveau van de<br />

hogeschool, het departement en de opleiding. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van gepaste instrumenten<br />

zoals PDCA en een toegankelijk en structurerend kwaliteitshandboek. In de toekomst zal de opleiding ook<br />

gebruikmaken van een balanced scorecard. De opleiding dient wel de nodige aandacht te hebben voor een<br />

degelijke implementering van het kwaliteitszorgbeleid met de gebruikte instrumenten tot op het microniveau.<br />

Regelmatig worden metingen uitgevoerd die peilen naar de studententevredenheid (hogeschoolbreed<br />

driejaarlijks), de personeelstevredenheid (hogeschoolbreed driejaarlijks), de waardering van <strong>onderwijs</strong>processen<br />

(per opleidingsonderdeel per periode) en de studietijd (per opleidingsonderdeel per periode). Daarnaast kent de<br />

hogeschool nog een aantal specifieke bevragingen op het gebied van de bekendheid van de Ombudsdienst bij de<br />

eerstejaarsstudenten, het studeren in het buitenland, de waardering door de studenten van de<br />

<strong>onderwijs</strong>processen, een enquête over het peter- en meterschap en de stage. De opleiding hanteert de<br />

bevragingen als basis voor het opstarten van verbeteringsprojecten.<br />

Het werkveld wordt systematisch bevraagd en geeft ook via de Resonansgroep feedback aan de opleiding.<br />

De commissie vraagt een betere borging van de kwaliteit door de formulering van toetsbare streefdoelen. De<br />

commissie merkt een duidelijke aanzet en implementatie van een uitgewerkt metingenbeleid op, waarbij<br />

verschillende aspecten aan bod komen, maar vraagt de opleiding dit nog verder uit te werken. Een cyclische<br />

afwisseling tussen het meten en het uitvoeren van verbeteringsprojecten is aanwezig in de opleiding.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 389


De commissie stelt vast dat de opleiding niet beschikt over een kwaliteitsbeleid met criteria voor de cursussen en<br />

de toetsen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om de studenten regelmatig te bevragen over het professioneel handelen<br />

van de lectoren.<br />

De commissie stelt vast dat de interne kwaliteitszorg is geïncorporeerd bij de leidinggevenden, maar adviseert om<br />

alle lectoren nog meer te betrekken bij dit cyclisch kwaliteitsdenken.<br />

De commissie adviseert om de PDCA-cirkel te implementeren tot op microniveau. Alle individuele docenten<br />

dienen de PDCA-cirkel toe te passen bij hun professionele handelen, zodat hun werkwijze en studiemateriaal een<br />

voorbeeldfunctie hebben voor de studenten als toekomstige leerkrachten.<br />

De commissie adviseert de opleiding om toetsbare streefdoelen te formuleren.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hogeschool en de opleiding evalueren de realisatie van het kwaliteitsplan jaarlijks in een kwaliteitsverslag. In<br />

het kwaliteitsplan formuleerde de hogeschool de volgende prioriteiten:<br />

- tot stand brengen van een kwaliteitszorgstructuur met eenvoudige procedures;<br />

- hogeschoolbreed verbeteringsacties formuleren rond bepaalde thema’s;<br />

- aanpassen van het meetbeleid;<br />

- ondersteuning uitbouwen voor het accreditatieproces van de opleidingen.<br />

Binnen de hogeschool wordt jaarlijks rond een thema gewerkt, voor 2004-2005 was dat studenttevredenheid en<br />

voor 2005-2006 personeelstevredenheid. De opleiding ontvangt een rapport van de hogeschooldienst<br />

Kwaliteitszorg, dat als basis dient voor de formulering van verbeteringsacties. Dit rapport geeft de vijf sterke en de<br />

vijf zwakke punten weer met betrekking tot een thema. De realisaties op departementaal niveau worden jaarlijks<br />

geëvalueerd door de reflectiegroep kwaliteitszorg. De opleiding stelt dat het werken met jaarthema’s een<br />

dynamiek op gang brengt met talloze verbeteringsacties als gevolg.<br />

De kwaliteitszorgstructuur werd vereenvoudigd, onder andere door de uitwerking van gestandaardiseerde<br />

opvolgingstrajecten. Tijdens de opvolgingstrajecten verwerken en interpreteren een focus- of resonansgroep de<br />

meetresultaten, waarna voorstellen tot verbetering worden geformuleerd. Deze verbeteringsacties worden<br />

uitgewerkt in een projectopvolgingsformulier, waarin een SWOT-analyse met daaraan gekoppelde acties wordt<br />

390 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


opgesteld. Eveneens worden verantwoordelijken aangeduid en een tijdpad voor de verbeteringsprojecten<br />

opgesteld.<br />

De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat de aandachtspunten van een voorgaande zelfevaluatie in<br />

1997-1998 grotendeels zijn opgevolgd. Voorbeelden hiervan zijn: het verhogen van de veiligheid in de<br />

wetenschapslokalen, de verbetering van de infrastructuur, meer aandacht voor de studenteninbreng en<br />

dergelijke.<br />

Naar aanleiding van de metingen van 2002-2003 werden binnen de opleiding verbeteringsprojecten opgesteld<br />

met betrekking tot de volgende onderwerpen: personeelstevredenheid, studententevredenheid, de<br />

<strong>onderwijs</strong>processen, opleidingsgebonden kwaliteitszorg en peter- en meterschap. Zo luiden de doelstellingen van<br />

het verbeteringsproject studenttevredenheid onder andere: eenduidige stagevademecums opstellen, de<br />

stagelijnen inbedden in leerbegeleidingsconcept en het vergemakkelijken van digitale communicatie.<br />

Zowel de opleiding als de commissie merken op dat het schrijven van het zelfevaluatierapport veel<br />

teweeggebracht heeft binnen de opleiding. Het kritisch nadenken en het vakoverschrijdend overleg gaf aan de<br />

opstellers van het zelfevaluatierapport de input om de zwakke en sterke punten op te lijsten en die met het<br />

adjunct-departementshoofd en de lectoren te overleggen.<br />

De commissie is van mening dat er binnen de hogeschool, het departement en de opleiding een<br />

kwaliteitssysteem aanwezig is, maar dat duidelijke criteria en streefdoelen ontbreken. De aanpak van de opleiding<br />

is ingebed in het totale kwaliteitszorgsysteem binnen de hogeschool, waardoor het een duurzaam karakter krijgt.<br />

De opleiding heeft verschillende initiatieven genomen en is op dit vlak dynamisch. De verbeteringsinitiatieven<br />

worden professioneel aangepakt volgens een vaste methodiek met daarvoor aangepaste structuren. De relatie<br />

tussen meetresultaten en analyse enerzijds en verbeteringsacties anderzijds is in het zelfevaluatierapport niet<br />

altijd transparant. De PDCA-cirkel wordt door de opleiding niet systematisch afgewerkt. De opleiding besteedt<br />

voldoende aandacht aan de facetten ‘plan’ en ‘do’ maar werkt de facetten ‘check’ en ‘act’ onvoldoende uit. Verder<br />

is de commissie van mening dat het nemen van maatregelen tot verbetering na een evaluatie, goed verloopt op<br />

beleidsniveau maar nog onvoldoende is bij de meeste lectoren (zie onder andere cursussen van bepaalde<br />

opleidingsonderdelen).<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om de PDCA-cirkel als instrument te gebruiken op elk niveau (tot op<br />

microniveau).<br />

De commissie adviseert de opleiding om de resultaten van bevragingen naar alle betrokkenen terug te koppelen.<br />

De commissie adviseert de opleiding om alle betrokkenen te betrekken bij de realisatie van de<br />

verbeteringstrajecten.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 391


Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie meent dat de medewerkers, de studenten, de alumni en het beroepenveld goed worden betrokken<br />

bij de opleiding.<br />

Alle medewerkers zijn betrokken bij het beleid van de hogeschool en de opleiding via de personeelsbevragingen,<br />

de vertegenwoordigers van personeel in de overlegorganen (Departementsraad, Opleidingsraad, diverse<br />

projectgroepen) en de verantwoordelijken van kwaliteitszorg op alle niveaus. De hogeschoolcoördinator<br />

structureert het kwaliteitsbeleid en communiceert samen met de departementale kwaliteitscoördinatoren het<br />

beleid naar de opleidingen. De hogeschool beschikt eveneens over een opdrachthouder ‘metingen’ die metingen<br />

coördineert en departementspecifieke metingen uitvoert via de medewerkers ‘metingen’. Op departementaal<br />

niveau is er een reflectiegroep en binnen elke opleiding is er een anker kwaliteitszorg met een<br />

opdrachtpercentage van 5 procent. Daarnaast worden tijdens de functioneringsgesprekken de individuele<br />

resultaten besproken en verbeteringspunten geformuleerd. De commissie stelde wel vast dat deze gesprekken<br />

hoofdzakelijk plaatsvonden bij de nieuwe medewerkers.<br />

Voor de zelfevaluatie werd een beroep gedaan op alle medewerkers. De lectoren werkten mee aan de analyse<br />

van het programma door een competentiematrix in te vullen. Het personeel werd hoofdzakelijk betrokken bij<br />

onderwerp 2, waarbij facetgewijs bekeken werd hoe per vak wordt gewerkt.<br />

De studentenbetrokkenheid is groot, enerzijds door de diverse studentenbevragingen en anderzijds door de<br />

studentenvertegenwoordiging in de Karel de Grote -Studentenraad, de Academische Raad, de Departementale<br />

Raad en de focusgroepen. Zo werden de studenten via de Studentenraad betrokken bij de besprekingen van het<br />

nieuwe curriculum. De studenten kunnen ook steeds terecht bij de Ombudsdienst, de lectoren of het<br />

opleidingshoofd. Om de drie jaar worden de studenten systematisch bevraagd. De resultaten worden<br />

gecommuniceerd aan de focusgroep die instaat voor de verdere communicatie en terugkoppeling naar alle<br />

andere studenten. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport wel aan dat het engagementsgehalte van de<br />

studentenvertegenwoordigers beter kan, evenals de communicatie naar hun achterban. De<br />

studentenvertegenwoordigers in de diverse raden krijgen compensatie van contacturen en taken op voorwaarde<br />

dat ze niet meer dan één vergadering afwezig zijn.<br />

De alumni worden via de enquête ‘Waardering <strong>onderwijs</strong>processen alumni’ en een bevraging over de stage van<br />

het laatste opleidingsjaar betrokken bij de kwaliteitszorg.<br />

Het beroepenveld kent een grote en structurele betrokkenheid met de opleiding via de Resonansgroep die een<br />

goede samenwerking tussen de opleiding en het werkveld bewerkstelligd. Door de Resonansgroep is er<br />

professionalisering van de opleiding en vindt er een kruisbestuiving plaats van wat er leeft in de opleiding en in de<br />

middelbare scholen. Eveneens blijkt uit de gesprekken met het werkveld tijdens de visitatiebezoek dat de<br />

opleiding rekening houdt met geformuleerde opmerkingen waardoor minpunten worden weggewerkt.<br />

392 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Zowel de studenten, de docenten als het werkveld werden betrokken bij de uitwerking van de<br />

curriculumvernieuwing.<br />

De commissie is van mening dat ook op dit terrein de aansturing door en de inbedding in de hogeschool erg sterk<br />

is. Hierdoor ondergaan de verschillende actoren veeleer de bevragingen in plaats van er reëel bij betrokken te<br />

worden. Dit uitte zich onder andere in het gegeven dat de meeste actoren wel weet hebben van de bevragingen,<br />

maar de analyses en de te verwachten effecten van de bijsturingen onvoldoende inschatten en dragen. Hierdoor<br />

verminderen de kansen tot reële bijsturingen. Positief is alleszins de uitbouw van goede structuren (de<br />

departementale coördinator kwaliteitszorg, het anker kwaliteitszorg op opleidingsniveau, de Resonansgroep<br />

enzovoort). Het zal een uitdaging zijn om de inbreng vanuit deze structuren op een samenhangende wijze verder<br />

te laten indalen tot op het microniveau (iedere individuele lector, iedere studentencursus, elk opleidingsonderdeel<br />

enzovoort).<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over een goede beleidsmatige visie en structuur van interne kwaliteitszorg op het<br />

niveau van de hogeschool, het departement en de opleiding;<br />

- de opleiding maakt gebruikt van gepaste instrumenten zoals PDCA en balanced scorecard;<br />

- er is een grote betrokkenheid van het werkveld, de medewerkers en de studenten;<br />

- er is een kwaliteitshandboek aanwezig, gebaseerd op een integrale benadering van kwaliteitszorg;<br />

- de opleiding zal de nodige aandacht moeten hebben voor de implementatie van PDCA en balanced<br />

scorecard tot op microniveau;<br />

- de opleiding moet toetsbare streefdoelen formuleren om de kwaliteit verder te borgen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 393


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie is van oordeel dat de afgestudeerden de basiscompetenties in voldoende mate beheersen op het<br />

niveau van een beginnende leraar.<br />

De alumni zijn erg tevreden over de stage die hen verschillende relevante leerkansen bood en het niveau van een<br />

professionele bachelor finaliseerde. In de verschillende stages dienen de studenten gericht te werken aan diverse<br />

basiscompetenties. De commissie is positief over het stageconcept in functie van de basiscompetenties. De<br />

ervaringen van de alumni met betrekking tot het gerealiseerde niveau zijn positief. Tijdens de gesprekken geven<br />

de afgestudeerden aan dat zij goed voorbereid waren op de instap in het werkveld.<br />

Uit de enquête ‘Waardering <strong>onderwijs</strong>processen alumni’ blijkt dat de alumni minder tevreden zijn over de<br />

leerkansen die het eindwerk biedt. De opleiding wenst het eindwerk in de toekomst meer te koppelen aan een<br />

onderzoeksvraag geformuleerd door het werkveld. De commissie ervaart dat de eerste initiatieven op dit vlak<br />

positief werden ervaren door de betrokken stakeholders.<br />

De afgestudeerden bevestigen vrij snel werk te vinden (sommigen op advies van de opleiding) en tevreden te zijn<br />

over hun huidige tewerkstelling. Het overgrote deel van de afgestudeerden is tewerkgesteld in de eerste en de<br />

tweede graad van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. De afgestudeerden met de optie project algemene vakken of een<br />

technisch vak komen ook terecht in de derde graad van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Hoewel een aantal afgestudeerden meldt aan de start van hun carrière als leerkracht problemen te hebben met<br />

het klasmanagement, stelt het werkveld dat de afgestudeerden aan de Karel de Grote-Hogeschool een sterk<br />

klasmanagement hebben.<br />

Uit de gesprekken met het werkveld blijkt dat zij tevreden zijn over de kwaliteit van de afgestudeerden: groot<br />

engagement, belangeloosheid, samenwerken, goede kennis van de vakoverschrijdende eindtermen. Het<br />

werkveld waardeert de afgestudeerden van de Karel de Grote-Hogeschool.<br />

De deelname van de studenten en het personeel aan internationale uitwisselingsprogramma’s is in stijgende lijn.<br />

Het aantal uitgaande studenten bedraagt momenteel 13 procent. Ongeveer 6 procent van de docenten<br />

participeert aan uitwisselingsprojecten. In 2004-2005 startte de opleiding met een International Class en hoopt zo<br />

meer inkomende studenten en lectoren aan te trekken.<br />

394 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om outcome-parameters te formuleren in functie van het bewaken van de<br />

basiscompetenties.<br />

De commissie adviseert om initiatieven te nemen die garanties bieden voor het bewaken van de kwaliteit (van de<br />

beoordeling) van de eindwerken.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De slaagcijfers voor de initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong>, zonder opsplitsing te maken naar opties,<br />

zien er als volgt uit:<br />

- eerste jaar 46%<br />

- tweede jaar 77%<br />

- derde jaar 90%<br />

Hierbij stelt de opleiding vast dat de slaagpercentages van hun studenten de laatste jaren sterk schommelen en<br />

vanaf 1999-2000 tot 2004-2005 vaak lager liggen dan de gemiddelden van andere departementen aan de Karel<br />

de Grote-Hogeschool. De gemiddelde studieduur van 1999-2000 tot 2004-2005 is 3 jaar en 4 maanden. De<br />

opleiding formuleert geen streefcijfers. De commissie kan dan ook niet vaststellen of het rendement lager is dan<br />

de opleiding zelf voor mogelijk houdt.<br />

In 2003-2004 telde het eerste jaar 58,5procent generatiestudenten en 41,5 procent niet-generatiestudenten. De<br />

commissie merkt op dat de slaagpercentages van de eerstejaarsgeneratiestudenten afkomstig uit het bso- en<br />

kso-richtingen merkelijk lager liggen dan hun medestudenten met als vooropleiding een aso- of tso-richting.<br />

Uit de gesprekken tijdens het visitatiebezoek bleek dat de opleiding de rendementscijfers wenst te verbeteren<br />

door extra begeleiding te bieden aan de instroomstudenten bij het proces van hun keuze van de optie. Daarnaast<br />

vermoedt de opleiding dat de overschakeling van drie naar twee vakken waarschijnlijk ook een positief effect zal<br />

hebben en zal leiden tot betere rendementscijfers. De commissie moedigt elk initiatief ter bevordering van de<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 395


slaagcijfers aan en is dan ook positief over de inspanningen die de opleiding levert ter ondersteuning van de<br />

allochtone studenten via het ‘KLIK’-project.<br />

De commissie heeft onvoldoende analyse op het vlak instroom, doorstroom en uitstroom vastgesteld. De<br />

opleiding doet geen fundamenteel onderzoek naar niet-slagen en drop-out. De opleiding peilt wel naar de<br />

motieven van drop-out bij het uitschrijven van studenten. De commissie adviseert de opleiding om het beleid<br />

inzake in-, uit- en doorstroom te structureren, evenals de analyse van de drop-out.<br />

De commissie is positief over de gunstige evolutie in het aantal studenten dat studeert of stage loopt in het<br />

buitenland:<br />

- 2002-2003 2 studenten<br />

- 2003-2004 22 studenten<br />

- 2004-2005 21 studenten<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om het beleid op het gebied van in-, uit- en doorstroom te structureren,<br />

evenals de analyse van de drop-out, en aan de analyse de nodige actiepunten te koppelen.<br />

De commissie adviseert de opleiding om streefcijfers te formuleren in functie van het <strong>onderwijs</strong>rendement.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De opleiding levert breed inzetbare leerkrachten af, maar beschikt niet over streefcijfers hieromtrent;<br />

- De rendementscijfers zijn bekend en de gemiddelde studieduur over de laatste zes jaar ligt tussen 3 jaar en 2<br />

maanden en 3 jaar en 6 maanden;<br />

- het werkveld is tevreden over de kwaliteit van de afgestudeerden;<br />

- de opleiding heeft een stageconcept ontwikkeld in functie van de basiscompetenties;<br />

- de opleiding moet de analyse van in-, door- en uitstroom verfijnen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

396 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

In haar reactie op het eerste opleidingsrapport geeft de opleiding aan de volgende acties of verbeteringen<br />

gepland of uitgevoerd te hebben:<br />

- met betrekking tot de afstemming vormgeving en inhoud:<br />

- tijdens een tweedaagse Opleidingsraad werd speciale aandacht gegeven aan criteria voor het<br />

opstellen van cursussen;<br />

- de opleiding ontwierp nieuwe cursussen voor het eerste jaar van het vernieuwde curriculum;<br />

- het format ‘criteria om de kwaliteit van leermiddelen te beoordelen’ werd goedgekeurd op het<br />

academisch college van mei 2007. De werkgroep Kwaliteitszorg zal dit ontwerp planmatig<br />

implementeren;<br />

- in kleine teams werd gewerkt aan een werkwijzer waarin de concretisering van werk en<br />

evaluatievormen beschreven worden.<br />

- om de tekorten uit de vooropleiding van de studenten weg te werken, worden alle eerstejaarsstudenten<br />

gescreend voor taalvaardigheid;<br />

- een werkgroep Eindwerk gaat van start om de functie van het eindwerk eenduidig te omschrijven en om de<br />

beoordelingscriteria transparanter te maken. Tegen eind maart 2008 moeten dit uitmonden in een nieuw<br />

eindwerkvademecum;<br />

- met betrekking tot interne kwaliteitszorg:<br />

- vanaf het academiejaar 2007-2008 worden de studenten regelmatig bevraagd over het<br />

professioneel handelen van de docenten via de enquête ‘Waardering <strong>onderwijs</strong>processen door<br />

studenten’. De studietijdmetingen zijn een onderdeel van de WOPST-enquête. De resultaten zullen<br />

worden besproken in focusgroepen van studenten en in analysegroepen van docenten;<br />

- om docenten meer vertrouwd te maken met de PDCA-cyclus worden tijdens opleidingsraden<br />

aandacht besteed aan de implementatie ervan in de dagelijkse praktijk. De PDCA-cirkel zal ook<br />

gebruikt worden in het academiejaar 2007-2008 voor het bespreken van de resultaten van een<br />

enquête personeelstevredenheid;<br />

- voor het academiejaar 2007-2008 werd een professionaliseringsroute uitgestippeld in functie van de<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwing. Evaluatievormen en elektronische leeromgeving staan daarbij op het programma;<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 397


- in het academiejaar 2006-2007 voerde het opleidingshoofd met een derde van het personeel<br />

functioneringsgesprekken, zowel met startende als met personeelsleden die al een hele tijd in dienst zijn;<br />

- in het academiejaar 2007-2008 wordt een docentenruimte, een spreekkamer en een nieuw leslokaal voorzien<br />

in de campus Aartselaar dat over moderne audiovisuele apparatuur beschikt.<br />

- de bestaande matrix van de basiscompetenties zal bijgesteld worden zodat de leerlijnen duidelijker worden<br />

tot op microniveau<br />

- het formuleren van streefcijfers in functie van de strategische doelstellingen van de hogeschool en van de<br />

streefdoelen van het departement en de opleiding.<br />

- uitwerking van een degelijk in-, door- en uitstroombeleid.<br />

De commissie heeft op basis hiervan geen aanpassingen van de oordelen doorgevoerd.<br />

398 | Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud onvoldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen voldoende<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

goed<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 399


400 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Hoofdstuk 9 Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Katholieke Hogeschool Brugge - Oostende<br />

In 1995 ontstaat de vzw KHBO, de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, door de fusie van de Katholieke<br />

Industriële Hogeschool West-Vlaanderen en het Hoger Technisch Instituut, beide gelegen in Oostende, en het<br />

Hoger Technisch Instituut Brugge, het Sint-Jansinstituut voor Verpleegkunde en het Sint-Andreasinstituut<br />

Normaalschool, alle gelegen in Brugge. De hogeschool heeft drie vestigingen in Brugge, namelijk campus Sint-<br />

Jan, campus Sint-Andreas en campus Sint-Michiel, en een in Oostende, campus Oostende. De hogeschool biedt<br />

bachelor- en masteropleidingen aan in vier departementen, die telkens overeenkomen met een studiegebied:<br />

Industriële Wetenschappen en Technologie, Lerarenopleiding, Gezondheidszorg en Handelswetenschappen &<br />

Bedrijfskunde.<br />

Op 11 juli 2002 heeft de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende in het raam van de Bologna-akkoorden een<br />

associatieovereenkomst ondertekend met de K.U.Leuven. De Associatie K.U.Leuven is een formeel<br />

samenwerkingsverband tussen twaalf hogescholen en de universiteit K.U.Leuven. Later sloot zich nog een<br />

dertiende partner aan bij de associatie.<br />

Recent is binnen de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende een proces gestart om al de opleidingen om te<br />

vormen tot hetzij professionele bachelor, hetzij academische bachelor of master. Deze omvorming gebeurt<br />

conform het Decreet betreffende de herstructurering van het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen. De omvormingsdossiers<br />

werden op 30 september 2003 aan de Vlaamse overheid overgemaakt en in het voorjaar van 2004<br />

goedgekeurd. Vanaf 2004 werden de initiële lerarenopleidingen bachelors in het <strong>Onderwijs</strong>. De basisopleiding<br />

professioneel gerichte bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> maakt deel uit van het departement<br />

Lerarenopleiding. Het departement Lerarenopleiding omvat ook de opleidingen bachelor in <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Kleuter<strong>onderwijs</strong> en Lager <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Wat het zelfevaluatierapport betreft, stelt de commissie vast dat de opleiding er zich tekortmee doet. Men werkt<br />

beter en doet meer dan men in het zelfevaluatierapport aangeeft. De commissie meent dat er onvoldoende tijd<br />

werd besteed aan de opstelling van het zelfevaluatierapport. Wellicht is dat te wijten aan de aanstelling van een<br />

nieuw departementshoofd, maar toch blijkt uit het gepresenteerde rapport een tekort aan cultuur van zelfevaluatie<br />

en aan een attitude van registratie.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 401


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende concretiseerde haar <strong>onderwijs</strong>visie in twee beleidsteksten:<br />

‘Engagementsverklaring van de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende’ en ‘Katholieke Hogeschool Brugge-<br />

Oostende: strategische doelstellingen 2002-2007’. Zij kiest voor competentiegericht <strong>onderwijs</strong>, waarbij het leren<br />

van de student centraal staat. De opleiding werkt aan de implementatie van deze <strong>onderwijs</strong>visie, in overleg met<br />

de <strong>onderwijs</strong>ondersteunende diensten. Ook het door de hogeschool opgemaakte <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan<br />

(OOP), dat aansluit bij de strategische doelstellingen en een concretere invulling geeft aan de realisatie van de<br />

bachelor-masterstructuur, is bepalend voor de opleiding. Het departement Lerarenopleiding ontwikkelde al eerder<br />

zijn eigen <strong>onderwijs</strong>visie. Na het ontstaan van de <strong>onderwijs</strong>visie van de hogeschool en de invoering van het<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan, werkte de opleiding binnen de vernieuwde visie van het departement.<br />

Een eerste tussentijdse evaluatie van het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan voor de opleiding gebeurde in december<br />

2004.<br />

Op basis daarvan stuurde de Lerarenopleiding campus St.-Andreas haar <strong>onderwijs</strong>visie bij. Zij werd tijdens het<br />

bezoek ter beschikking gesteld. De <strong>onderwijs</strong>visie is veelbelovend en toekomstgericht, door de klemtoon die<br />

zowel op ‘studentgericht’ als ‘beroepsgericht’ ligt. Bij de formulering van haar oordeel en de aanbevelingen heeft<br />

de commissie zich laten leiden door de uitgangspunten die in de <strong>onderwijs</strong>visie naar voren geschoven worden.<br />

Uit de gesprekken met de verschillende partners, vooral met de docenten, blijkt dat de engagementsverklaring<br />

van de hogeschool en de strategische oriëntatie naar departementale invulling en opleidingsvisie, nog niet<br />

gekend zijn. Het docententeam hanteert impliciet een <strong>onderwijs</strong>visie die op een informele manier tot stand komt,<br />

maar die niet terdege deskundig onderbouwd is en geen onderwerp uitmaakt van kritische analyse. De docenten<br />

zijn betrokken op hun opdracht, al wordt de recent uitgeschreven <strong>onderwijs</strong>visie nog niet uitgesproken en<br />

gedragen door het team.<br />

402 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Het beroepsprofiel van de leraar (Besluit van de Vlaamse regering 1998) en de uitgeschreven basiscompetenties<br />

(Besluit van de Vlaamse regering 1998) zijn erg gelijklopend. Als typefuncties of basiscompetenties worden<br />

omschreven:<br />

- de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen,<br />

- de leraar als opvoeder,<br />

- de leraar als inhoudelijk expert,<br />

- de leraar als organisator,<br />

- de leraar als innovator – de leraar als onderzoeker,<br />

- de leraar als partner van ouders/verzorgers,<br />

- de leraar als lid van een schoolteam,<br />

- de leraar als partner van externen,<br />

- de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap,<br />

- de leraar als cultuurparticipant.<br />

De leraar-in-opleiding ontwikkelt daarbij de volgende attitudes:<br />

- beslissingsvermogen,<br />

- relationele gerichtheid,<br />

- kritische ingesteldheid,<br />

- leergierigheid,<br />

- organisatievermogen,<br />

- zin voor samenwerking,<br />

- verantwoordelijkheidszin,<br />

- creatieve gerichtheid,<br />

- flexibiliteit,<br />

- gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie.<br />

Op associatieniveau werd er nagegaan of de algemene competenties en de algemene beroepsgerichte<br />

competenties die in bacheloropleidingen nagestreefd moeten worden, voldoende sterk aan bod komen in de<br />

beroepsspecifieke competenties, die de decretaal vastgelegde basiscompetenties zijn. Omdat dat zo blijkt te zijn,<br />

richt de opleiding zich op deze basiscompetenties met het beroepsprofiel in het achterhoofd.<br />

De commissie stelt vast dat de opleidingsgerelateerde doelen summier beschreven zijn. Er wordt in de teksten<br />

uitsluitend verwezen naar decretaal vastgelegde doelen of naar engagementsverklaringen van hiërarchisch<br />

hogere besturen, zoals de hogeschool of de associatie. Het is echter niet duidelijk in hoeverre die doelen echt<br />

geïntegreerd zijn in de opleiding. Het beheersen van de algemene competenties is aanwezig, al ligt de klemtoon<br />

nog op de traditionele vorming van de ‘leraar als inhoudelijk expert’. Op basis van de reacties van de alumni en<br />

het werkveld stelt de commissie vast dat de opleiding hierin een sterke traditie heeft. Er zijn weinig indicaties dat<br />

er – buiten de scriptie/bachelorproef – veel gewerkt wordt aan de competenties ‘de leraar als innovatoronderzoeker’.<br />

Ook de competenties ‘de leraar als partner van ouders/verzorgers’ en ‘de leraar als partner van<br />

externen’ komen weinig aan bod.<br />

De studenten worden geïnformeerd over de doelstellingen en de basiscompetenties in de programmagids en op<br />

het elektronische leerplatform Toledo. Bij de aanvang van het academiejaar worden de tien competenties en<br />

attitudes voorgesteld. Met de jaarlijkse mentorendag, de informatieve bundel bij de stage en het<br />

beoordelingsformulier brengt de opleiding het betrokken beroepenveld op de hoogte van haar doelstellingen.<br />

De omvorming van de opleiding naar de bachelorstructuur is doorheen de drie opleidingsjaren afgerond.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 403


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om een proces van zelfreflectie en analyse te starten en de opleiding zo vlug mogelijk<br />

een doordacht en onderbouwd eigen profiel te geven. Zij meent dat de opleiding zich sterker zal maken door<br />

eigen keuzes te maken met betrekking tot de <strong>onderwijs</strong>visie en een eigen profilering op dit terrein.<br />

De opleiding dient werk te maken van een uitgesproken gemeenschappelijke <strong>onderwijs</strong>visie, die gedragen wordt<br />

door het team.<br />

Hoewel in het zelfevaluatierapport gesteld wordt dat de opleiding veel belang hecht aan attitudes, stelt de<br />

commissie dat de opleiding acties moet ondernemen om de attitudes die vastgelegd zijn in de basiscompetenties,<br />

beter bekend te maken bij de studenten en de docenten.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding heeft zelf geen domeinspecifiek referentiekader uitgewerkt. Zij werkt met de decretaal bepaalde<br />

basiscompetenties voor de beginnende leraar en het beroepsprofiel van de leraar. Dat betekent dat competenties<br />

zoals taalvaardigheid, leerzorg en communicatie niet als afzonderlijk herkenbaar onderdeel opgenomen zijn in het<br />

referentiekader van de opleiding. Ook de aandacht voor de internationale dimensie is erg beperkt in het<br />

referentiekader. Om te werken met de decretaal bepaalde basiscompetenties is een concordantietabel opgesteld<br />

die de garantie moet bieden dat alle basiscompetenties aan bod komen in de opleiding. Hoewel de<br />

concordantietabel in het zelfevaluatierapport beschreven wordt als ‘de ruggengraat voor het competentiegericht<br />

leren in de opleiding’, blijkt uit de gesprekken met de docenten en de studenten dat deze tabel zo goed als niet<br />

gekend is en niet echt leeft. De studenten geven tijdens de gesprekken geen blijk van kennis van de attitudes uit<br />

de basiscompetenties.<br />

De opleiding heeft tal van informele, maar nog te weinig formele contacten met het werkveld. Het werkveld wordt<br />

behoorlijk geïnformeerd over onder andere de organisatie van de stages. Hoewel de opleiding jaarlijks een<br />

mentorendag organiseert, geeft het werkveld aan zelf weinig inbreng te hebben in de doelstellingen van de<br />

opleiding en de inhoud en vormgeving van de stage. Opmerkelijk is wel dat mentoren uit het werkveld soms een<br />

substantiële inbreng hebben in eindwerken, wat de commissie ziet als een goede evolutie. Docenten nemen<br />

individueel initiatief om deel te nemen aan stuurgroepen van de vzw Eekhoutcentrum, waar kansen tot overleg<br />

met de partners en het werkveld geboden worden. Ook het partnerschap met het REN, het Regionaal Expertise<br />

404 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Netwerk, zorgt ervoor dat de situering van de opleiding met het werkveld en andere instellingen, waar nodig,<br />

bijgestuurd kan worden.<br />

Hoewel de opleiding geen duidelijke doelen geëxpliciteerd heeft voor internationalisering, waardeert de<br />

commissie de aandacht die zij besteedt aan de internationale dimensie van de opleidingsdoelstellingen. De<br />

ECTS-fiches, het partnerschap in Interactum Vlaanderen en Interactum Breed, en de organisatie van de<br />

Internationale klas dragen hiertoe bij. De nieuwe coördinator Internationalisering heeft alvast een goede visie en<br />

geeft aanzetten om werk te maken van de internationale dimensie van de opleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de opleiding haar doelen moet expliciteren op basis van de feitelijke praktijk, vertrekkende<br />

vanuit vragen zoals ‘Waarom doen we wat we doen op de manier dat we het doen’ Het resultaat van dit formeel<br />

georganiseerd overleg moet uitmonden in realistische doelstellingen en een reëel domeinspecifiek referentiekader.<br />

Daarop aansluitend stelt de commissie dat de opleiding deze doelstellingen en dit domeinspecifieke<br />

referentiekader kritisch moet analyseren en toetsen, zowel aan de decretaal vastgestelde basiscompetenties, de<br />

actuele verzuchtingen van de opleiding als aan de recente ontwikkelingen in de samenleving, zoals het belang<br />

van de taalvaardigheid, de meertaligheid, de eisen van <strong>onderwijs</strong> in grootstedelijke context, de zorg en<br />

interculturaliteit. Ook de belangrijke rol van competenties op het vlak van leerzorg, communicatie met de ouders,<br />

respect voor een cultuur van participatie, omgaan met diversiteit en voeling hebben met de brede<br />

maatschappelijke omgeving, moeten terug te vinden zijn in de doelstellingenlijst en het referentiekader.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om het docententeam en het beroepenveld structureel en systematisch te<br />

betrekken bij de hierboven vermelde adviezen.<br />

De commissie stelt dat de opleiding meer gestructureerde aandacht dient te besteden aan de internationale<br />

dimensie van de opleidingsdoelstellingen in relatie tot de eigen visie.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het domeinspecifieke kader van de opleiding zich situeert in dat van de VLHORA, zoals voorafgaand aan de<br />

bezoeken ontwikkeld werd door de Visitatiecommissie op basis van de door de opleidingen bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aangereikte kaders;<br />

- de doelstellingen van de opleiding gericht zijn op zowel de algemene competenties als de algemene<br />

beroepsgerichte en de beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar;<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 405


- de opleiding in haar expliciete doelen niet zo eng bij de decretale basiscompetenties mag blijven en werk<br />

moet maken van een duidelijke eigen profilering, zeker gezien de inzet van het personeel;<br />

- de opleiding dringend het proces van zelfreflectie en analyse moet starten om zo de opleiding een doordacht<br />

en onderbouwd eigen profiel te geven, aangezien bij het docententeam een visie op de vorming van de<br />

toekomstige leraar impliciet aanwezig is;<br />

- de doelstellingen van de opleiding aanleunen bij de eisen van het werkveld;<br />

- de eindkwalificaties van de opleiding bij het beroepenveld getoetst worden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

406 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De programmagidsen bieden een helder overzicht van de doelstellingen, en van de opbouw en de inhoud van het<br />

programma. Bij elk opleidingsonderdeel wordt het verband tussen de doelstellingen van dat opleidingsonderdeel<br />

en de basiscompetenties beschreven. De inhouden van de opleidingsonderdelen worden gestuurd door de<br />

opleidingsdoelstellingen. De huidige relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma lijkt<br />

behoorlijk. De opleiding stelt in het zelfevaluatierapport en de bijlagen dat er competentiegericht wordt gewerkt. In<br />

de praktijk blijkt dat echter beperkt te zijn tot enkele opleidingsonderdelen. De gesprekken met de docenten en de<br />

studenten tonen dat er een verschil in aanpak door de verschillende docenten bestaat. Sommige docenten<br />

leggen vooral de klemtoon en stellen vooral eisen op het niveau van vakdisciplines, terwijl anderen het niveau<br />

van de competenties benadrukken. De studenten herkennen de tien attitudes/competenties waarmee de<br />

opleiding werkt in hun persoonlijke opleidingsplan en persoonlijke actieplan. De commissie besluit dat het<br />

ontbreken van een eenvormig didactisch concept aan de basis ligt van onterechte verschillen.<br />

De klemtoon in het programma ligt op de vakinhoudelijke en vakdidactische scholing. De leraar als vakinhoudelijk<br />

expert krijgt veel aandacht in de opleiding, terwijl de vakdidactiek in een aantal gevallen minder sterk is<br />

uitgebouwd. Ook de leraar als onderzoeker komt minder sterk aan bod. Naast beroepsspecifieke competenties<br />

rond brede zorg krijgt ook de taalvaardigheid aandacht in het programma. Op het vlak van de eigen<br />

taalvaardigheid van de studenten is nog heel wat werk te verrichten, zoals de docenten ook zelf aangeven.<br />

De stageleerlijn beklemtoont de leercyclus van Korthagen en is uitgewerkt volgens de basiscompetenties, die op<br />

hun beurt vertaald zijn in gedragsindicatoren.<br />

Disciplineoverschrijdende elementen zijn op verschillende manieren aanwezig in de opleiding. De<br />

opleidingsleerlijn gaat over de drie programmajaren heen van een meer vakgerichte aanpak naar een meer<br />

geïntegreerde aanpak. Sommige eindwerken zijn vakoverschrijdend. Ook de evaluatie- en de instapmodule zijn<br />

voorbeelden van interdisciplinair werken.<br />

Sommige studenten nemen in hun derde jaar deel aan het project ’t Scharnier, gedurende drie maanden als<br />

stage of gedurende negen maanden indien de deelname verbonden is aan het eindwerk. ’t Scharnier is een<br />

project voor leerlingen van het basis- en <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> uit kwetsbare gezinnen in de regio Brugge-<br />

Blankenberge.<br />

In het programma is de omvorming naar de bachelorstructuur over de drie jaren heen afgerond. De koppeling van<br />

het programma aan de recente <strong>onderwijs</strong>visie van de opleiding is echter nog niet geëxpliciteerd. De commissie<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 407


stelt in het beleid duidelijk zichtbare aanzetten vast om hierin formeel en met betrokkenheid van het personeel<br />

verbetering aan te brengen.<br />

De bevraging van de alumni, de beginnende beroepsbeoefenaars en het beroepenveld in het kader van de<br />

curriculumzorg is nog te informeel. En ook hier stelt de commissie beleidsmatige aanzetten tot systematisering<br />

vast. Zij zijn zichtbaar in het kwaliteitshandboek van de hogeschool. Toespitsing naar de opleiding gebeurt door<br />

de departementale werkgroep Kwaliteitszorg.<br />

In het derde programmajaar van het bachelorcurriculum zijn er drie keuzetrajecten met een internationale<br />

dimensie. De lerarenopleiding van de Katholieke hogeschool Brugge-Oostende organiseert samen met de<br />

lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool Kempen (Vorselaar), de EHSAL Europese Hogeschool Brussel<br />

en de Karel de Grote-Hogeschool (Antwerpen) een internationale klas die toegankelijk is voor eigen en voor<br />

buitenlandse studenten van de ongeveer zestig partnerinstellingen. De organiserende hogescholen zijn lid van<br />

Interactum Vlaanderen. Verder hebben de studenten de mogelijkheid om in het kader van het Europese<br />

Erasmusprogramma drie maanden in het buitenland te studeren. Sinds 2004-2005 is die mogelijkheid met<br />

Erasmus Belgica uitgebreid tot Wallonië. De Noord-Zuidsamenwerking ten slotte maakt het de studenten sinds<br />

enkele jaren mogelijk in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma van de hogeschool of op<br />

eigen initiatief van de student, enkele maanden stage te lopen in een Aziatisch, Afrikaans of Amerikaans<br />

ontwikkelingsland. Vanaf 2005-2006 is deze mogelijkheid een keuzetraject in het derde programmajaar van het<br />

curriculum.<br />

Daarnaast wordt er voor alle studenten van het tweede en derde jaar in het opleidingsonderdeel cultuur en<br />

levensbeschouwing een studiereis naar het buitenland georganiseerd. De bestemmingen zijn op dit ogenblik<br />

Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Ook binnen bepaalde opleidingsonderdelen worden buitenlandse<br />

excursies georganiseerd. Zo bezoeken de studenten met als <strong>onderwijs</strong>vak Frans of Engels minstens één keer in<br />

hun driejarige opleiding een land waar de gekozen taal als moedertaal fungeert. De commissie waardeert de<br />

inspanningen van de opleiding om alle studenten van een buitenlandse ervaring te laten proeven, wat niet<br />

wegneemt dat de uitwerking van een expliciet beleid voor internationalisering in de opleiding noodzakelijk is.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de aanzetten om expliciet aan het werk te gaan met een uniform didactisch concept,<br />

prioritair moeten uitgewerkt worden. Zij stelt dat daartoe binnen het docententeam overleg moet georganiseerd<br />

worden en dat het departementshoofd hierbij een sturende en coachende rol dient te vervullen.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om het werken aan de gevraagde competenties explicieter aan te tonen<br />

aan alle betrokkenen.<br />

Het verdient aanbeveling om in het kader van de curriculumzorg de bevraging van de alumni, de beginnende<br />

beroepsbeoefenaars en het beroepenveld systematisch en periodiek op te nemen in de PDCA-cyclus en in het<br />

kwaliteitszorgplan.<br />

Nog in het kader van curriculumzorg stelt de commissie dat de opleiding de inbreng van de student als<br />

ervaringsdeskundige expliciet en structureel moet integreren.<br />

De commissie adviseert de opleiding om bij de integratie van het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan van de hogeschool<br />

in de opleiding de invloed van het scholenveld op te nemen, om op die manier de betrokkenheid van de praktijk<br />

op het curriculum zichtbaar te maken.<br />

408 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding besteedt aandacht aan de kennisontwikkeling die zij relateert aan de eindtermen voor het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong>. Ook in de (traditionele) beroepsvaardigheden lijkt zij vrij sterk. De vaardigheidstraining situeert zich op<br />

twee vlakken. In de eerste plaats besteedt de opleiding aandacht aan de vaardigheden die de student moet<br />

verwerven binnen de diverse <strong>onderwijs</strong>vakken. Zij bepalen mee de inhoudelijke bekwaamheid van de vakleraar.<br />

Daarnaast wordt er sterk geïnvesteerd in de vaardigheden die het leraar zijn vereist. Deze vaardigheden<br />

vertrekken uit de basiscompetenties voor de beginnende leraar en worden ook, waar nodig, ondersteund door de<br />

vereiste kenniselementen. De commissie stelt vast dat het programma in zekere mate aansluit bij de recente<br />

ontwikkelingen in het werkveld, zoals blijkt uit de aandacht voor brede zorg in het derde jaar. Zij heeft echter<br />

weinig informatie gekregen over de evidentie die aan de basis ligt van enerzijds de aansluiting bij deze recente<br />

ontwikkelingen en anderzijds de kennisname ervan in het vakdidactisch, opleidingsdidactisch of <strong>onderwijs</strong>kundig<br />

onderzoek.<br />

De opleiding neemt naast kennisoverdracht en vaardigheidstraining de tien attitudes, beschreven in de decretale<br />

tekst over de basiscompetenties, op in de opleidingsonderdelen. De commissie mist enigszins de attitude ‘zich<br />

kunnen inleven en verplaatsen in de belevingswereld van kinderen’. Attitudes kunnen ook mede het uitgangspunt<br />

zijn bij de nieuwe vormgeving van het curriculum, waarbij niet alleen de eindtermen, maar ook de beroepshouding<br />

een belangrijke rol spelen.<br />

De commissie waardeert het initiatief waarbij op departementaal niveau een werkgroep Taalbeleid is opgericht,<br />

die de implementatie van de taalcompetenties moet ondersteunen. Het document Dertien doelen in een dozijn<br />

van de Nederlandse Taalunie is het uitgangspunt.<br />

Het trainen en de uiteindelijke realisatie van de vooropgestelde vaardigheden situeert zich op het vlak van de<br />

stage. Stage is een belangrijk geïntegreerd onderdeel van de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair<br />

<strong>Onderwijs</strong>. De lerarenopleiding vindt het belangrijk om een duidelijk stageconcept te formuleren dat winst kan<br />

opleveren voor zowel de stagescholen, de stagementoren als de studenten en de lerarenopleiding zelf. De<br />

commissie stelt vast dat de stages behoorlijk georganiseerd zijn. De eigen inbreng in inhoud en vorm van de<br />

stages door de stagescholen ontbreekt. Zij geven aan dat de opleiding dikwijls opdrachten meegeeft aan de<br />

studenten, die de mogelijkheden tot creatief werken voor de studenten beperken. Derdejaarsstudenten die een<br />

langere ingroeistage beginnen, stellen een persoonlijk actieplan met werkpunten op, maar de stagementoren<br />

worden hierover niet geïnformeerd. Dit bemoeilijkt het uitschrijven van een stageopdracht naar de behoeften van<br />

de betrokken stagiair.<br />

De stage wordt progressief opgebouwd doorheen de verschillende stageactiviteiten van de drie programmajaren.<br />

De uitgangspunten in het stageconcept vertrekken van de basiscompetenties als doelen en de theorie van<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 409


etrokkenheid als ondersteuning voor de stageopbouw: van afzonderlijke lessen naar grote gehelen, van<br />

lesgeven naar het totale pakket aan taken, van externe sturing naar interne sturing en van directe begeleiding<br />

naar toenemende zelfstandigheid. Deze progressieve opbouw steunt op de leer van betrokkenheid en werd<br />

uitgewerkt in een sterk uitgebouwde stageleerlijn. Om de stage-evaluatieformulieren overzichtelijk en begrijpelijk<br />

te houden voor studenten en stagementoren, stelde de opleiding vanuit de stageleerlijn een aantal meetbare<br />

gedragsindicatoren op die de basiscompetenties weerspiegelen. In een volgende stap werden de stageevaluatieformulieren<br />

aangepast aan die gedragsindicatoren.<br />

De opleiding hanteert een reflectieleerlijn voor de studenten. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat die<br />

leerlijn slechts gedeeltelijk wordt toegepast. De commissie merkt op dat het in hoofdzaak gaat om reflecties die<br />

de student individueel en zelfstandig uitvoert, en die hij opneemt in zijn persoonlijke actieplan.<br />

De commissie stelt vast dat de meeste studenten hun stages uitvoeren in de nabije omgeving van de campus,<br />

wat maakt dat ze niet echt voorbereid zijn op het lesgeven in verschillende contexten. Tijdens de gesprekken<br />

blijkt dat heel wat studenten de opleiding volgen met de attitude om een beroepsloopbaan binnen de provincie<br />

aan te vatten.<br />

Net zoals de stage neemt ook het eindwerk een belangrijke plaats in het programma in. Het eindwerk is een<br />

afstudeeropdracht in de vorm van zelfstandig werk, dat in het verlengde ligt van de verschillende opdrachten en<br />

stages tijdens de opleiding. Studenten werken een onderwerp uit dat relevant is voor het latere functioneren in het<br />

<strong>onderwijs</strong>. Zij worden aangespoord om hun eindwerkonderwerp te kiezen in samenspraak met de school van hun<br />

ingroeistage. Op die manier kunnen ze het gekozen onderwerp ook ten dienste van de stageschool uitwerken.<br />

De grondigheid van de afstudeeropdracht berust op de te volgen weg van het probleemoplossend leren. De<br />

relevantie wordt bewaakt door het inschakelen van externe lezers die als medebeoordelaars optreden. Deze<br />

externen zijn meestal mentoren uit het werkveld of medewerkers van andere educatieve of pedagogische<br />

instellingen. De ondersteuning, de begeleiding en de duidelijke criteria waaraan de scriptie getoetst wordt,<br />

scheppen de goede omgeving om gericht en kwaliteitsvol te werken. De begeleiding wordt altijd waargenomen<br />

door minstens een interne docent-begeleider. De student kan afhankelijk van het onderwerp, ook een beroep<br />

doen op een expert uit het werkveld. Het eindresultaat van de afstudeeropdracht beoogt didactisch hanteerbaar<br />

materiaal voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, met een onderbouwde motivatie van de keuze van het onderwerp en de<br />

gevolgde methode. De commissie merkt op dat de eindwerken van hoge kwaliteit zijn en getuigen van veel inzet<br />

en zorg door de studenten. Het praktijkgerichte karakter wordt sterk benadrukt, en de studenten werken een<br />

product uit dat praktisch bruikbaar is in het <strong>onderwijs</strong>, wat zij zelf uittesten tijdens hun stage. Bij de begeleiding<br />

van de eindwerken wordt wel aandacht besteed aan de redactionele component, maar minder uitgesproken aan<br />

de methodologische aspecten.<br />

De commissie stelt vast dat zowel aan het product als aan het proces van het eindwerk veel aandacht wordt<br />

besteed. Een interessante ontwikkeling is dat het werkveld in de persoon van de mentoren steeds meer<br />

meewerkt aan het tot stand komen van eindwerken.<br />

De opleiding besteedt aandacht aan maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening. Daartoe organiseert<br />

zij onder andere een jaarlijkse mentorendag waarbij de mentoren training krijgen. De mediatheek van het<br />

departement Lerarenopleiding staat niet alleen open voor de afgestudeerden, maar voor ook voor alle leraren<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. De opleiding maakt gebruik van het structurele partnerschap van het departement<br />

Lerarenopleiding in het Eekhoutcentrum, dat in de provincie West-Vlaanderen de initiatieven rond nascholing en<br />

maatschappelijke dienstverlening van een aantal <strong>onderwijs</strong>partners logistiek coördineert en realiseert. De<br />

primaire focus is gericht op vakgebonden nascholing. In een structureel samenwerkingsverband met de vzw<br />

Vlaams Spellenarchief neemt het departement Lerarenopleiding deel aan projecten voor projectmatig<br />

wetenschappelijk onderzoek van de hogeschool. Het Vlaams Spellenarchief biedt daarnaast ook nascholing aan<br />

op het domein van het didactisch gebruik van bordspelen in <strong>onderwijs</strong> en opvoeding. De opleiding maakt dikwijls<br />

gebruik van dit archief.<br />

410 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Ook het project ’t Scharnier past in de interactie van de opleiding met maatschappelijke dienstverlening. Het<br />

project is ontstaan vanuit een concrete vraag van enkele Brugse en Blankenbergse scholen om mee te helpen de<br />

<strong>onderwijs</strong>kansen van kansarme kinderen en jongeren te verhogen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt vast dat het nastreven van de taalcompetenties zich toespitst tot het opleidingsonderdeel<br />

communicatieve vaardigheden en in de stagebeoordeling vooral op de technische aspecten van de<br />

taalvaardigheid, zoals de uitspraak, de spelling en de formuleervaardigheid. De commissie raadt de opleiding aan<br />

om in de vakdidactieken de rol die taal speelt bij het leren, duidelijk en expliciet uit te werken en te integreren.<br />

Het is raadzaam om de studenten krachtiger voor te bereiden op het lesgeven in diverse en uiteenlopende<br />

leeromgevingen.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om de reflectieleerlijn beter en meer gefundeerd uit te bouwen.<br />

Hoewel de studenten de reflectieleerlijn als positief ervaren, stelt de commissie dat een gepaste begeleiding van<br />

dit proces tijdens de volledige opleiding noodzakelijk is.<br />

Om de eindwerken effectief te kunnen voorstellen als een vorm van action research, adviseert de commissie het<br />

reflectieaspect meer uit te werken, aandacht te besteden aan de eventuele bijsturing van het product en de<br />

competentie ‘de leraar als onderzoeker’ sterker uit te werken.<br />

Hoewel er grote tevredenheid is bij de stagescholen over de opleiding moet het werkveld nog meer medeeigenaar<br />

van de opleiding zijn. De competentie van het werkveld kan nog beter aangewend worden bij de<br />

inhoudsbepaling van het curriculum en de stage.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding voert haar kleinschaligheid en het informele aan als argumenten voor de samenhang van het<br />

programma. Het aantal docenten per <strong>onderwijs</strong>vak is beperkt, zodat gewaakt wordt over een zekere coherentie<br />

van de inhoud over de programmajaren heen. Ook het team van pedagogen en andere docenten van algemene<br />

vakken is niet erg talrijk, zodat ook hier een analoge coherentie aanwezig is. Overleg in team kan op die manier<br />

vlot verlopen. Toch blijkt uit de documentanalyse en uit de gesprekken dat er weinig georganiseerd overleg is<br />

tussen docenten over de samenhang van het programma en de samenwerking, en dat het gevaar van<br />

versnippering reëel is. De coördinator <strong>Onderwijs</strong>vernieuwing ziet hierop toe. Er bestaan geen formele afspraken<br />

om opvoedkundige opleidingsonderdelen en vakdidactiek sterk op elkaar af te stemmen. Hetzelfde geldt voor de<br />

vakdidactieken onderling. Voor nagenoeg elk opleidingsonderdeel worden vakinhouden en vakdidactiek door<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 411


dezelfde docent onderwezen, wat een zekere coherentie waarborgt. De commissie stelt vast dat vakinhoud en<br />

vakdidactiek niet even sterk geïntegreerd zijn voor de verschillende opleidingsonderdelen. Onder andere omwille<br />

van de flexibiliteit en om de kwaliteit van de vakdidactiek te garanderen, kiest de opleiding echter expliciet voor<br />

het afzonderlijk aanbieden van vakinhoud en vakdidactiek. Zij wil, door telkens dezelfde lectoren als titularis van<br />

zowel vakinhoud als vakdidactiek aan te stellen, de afstemming van de beide opleidingsonderdelen op elkaar<br />

nastreven. De verhouding tussen vakdidactiek en vakinhoud is vastgelegd.<br />

Dat een klein docententeam garant staat voor de afstemming en samenhang van een opleidingsprogramma is<br />

echter niet overtuigend. De commissie verwijst naar recent onderzoek over collegiale relaties in scholen, waaruit<br />

blijkt dat net dat kleine team met hechte en zelfs vriendschappelijke relaties tussen de collega’s, een hinderpaal<br />

vormt voor werkelijke discussies over de uitgangspunten en werkwijze, en voor vernieuwende ontwikkelingen.<br />

Ofschoon de goede onderlinge verstandhouding op zich een waardevol gegeven is, wil de commissie de<br />

opleiding toch waarschuwen voor de valkuil van zelfgenoegzaamheid.<br />

De commissie waardeert de inspanningen om doorheen de opleiding een stageleerlijn te realiseren, gekoppeld<br />

aan een reflectieleerlijn. Op die manier vergroot de kans op werkelijke integratie van de verschillende<br />

opleidingsonderdelen, meer bepaald van theorie en praktijk, en dus ook op diepgang van het leerproces bij de<br />

studenten.<br />

Inzage van de documenten waarin de leerlijnen zijn uitgewerkt, leidt tot enkele inhoudelijk belangrijke<br />

kanttekeningen.<br />

Op zich is het een positief gegeven dat de opleiding een wetenschappelijke theorie gebruikt als basis voor het<br />

opleidingsprogramma; alleen wordt deze theorie hier op een enigszins oneigenlijke manier gebruikt. De<br />

betrokkenheidstheorie werd, zoals aangegeven in het zelfevaluatierapport, gekozen als uitgangspunt en<br />

onderbouwing voor de beide leerlijnen en voor de vakken opvoedkundige wetenschappen. Ze wordt gebruikt als<br />

een theorie van ontwikkelingsfasen. Precies dit karakter is in later onderzoek steeds meer weerlegd. Het model<br />

gaat over concerns, bekommernissen van de student, en niet over de betrokkenheid. Alles draait om de wijze<br />

waarop de student betekenis geeft aan zijn ervaringen. De commissie stelt vast dat precies die betekenisgeving,<br />

waarin de eigen opvattingen en ideeën van de student, onder andere over zichzelf als leraar-in-opleiding, een<br />

centrale rol spelen, nog krachtiger kan gebruikt worden als aangrijpingspunt voor leerervaringen. Op dit punt blijft<br />

ook de reflectieleerlijn nog vrij vaag. Hoewel het persoonlijke interpretatiekader van de student aanwezig is, is het<br />

niet duidelijk hoe dit interpretatiekader door gerichte reflectie en stage-ervaringen/stageopdrachten uitgedaagd en<br />

geproblematiseerd wordt. In de reflectieleerlijn wordt terecht de klemtoon gelegd op de noodzakelijke diepte in de<br />

reflectie: naast de gerichtheid op het verbeteren van het handelen, worden ook het kritisch bevragen en eventueel<br />

herzien van de opvattingen die aan dit handelen ten grondslag liggen, benadrukt. Hoe dit laatste in het concrete<br />

programma gerealiseerd wordt, blijft nog relatief onduidelijk. Daarenboven beroept de opleiding zich voor haar<br />

reflectieleerlijn op de dieptedimensie van het theoretisch kader van Kelchtermans, maar blijft de bepleite<br />

noodzakelijke breedtedimensie achterwege. De commissie meent dat dit verklaart waarom de klemtoon in de<br />

opleiding nog zo sterk en eenzijdig ligt op de vakinhoudelijke en de vakdidactische kennis en vaardigheden, ten<br />

koste van andere dimensies die in de professionele ontwikkeling van toekomstige leraren even wezenlijk zijn,<br />

zoals de morele, politieke en emotionele aspecten.<br />

De studenten bepalen zelf welke <strong>onderwijs</strong>vakken zij kiezen. Ook later in de opleiding, vooral in het derde jaar,<br />

kunnen zij enkele opleidingsonderdelen flexibel kiezen. Het docententeam begeleidt ze daarin.<br />

De studenten kunnen sinds de invoering van het Flexibiliseringsdecreet in principe zelf hun opleidingsprogramma<br />

samenstellen. In de opleiding werd enkel een volgtijdelijkheid voor de opleidingsonderdelen stage 1-2-3<br />

vastgelegd. Elk opleidingsprogramma wordt voorgelegd aan de studie- en trajectbegeleider en moet goedgekeurd<br />

worden door het departementshoofd. De flexibilisering begint zijn sporen na te laten in de opleiding. De<br />

verantwoordelijken voor studie- en trajectbegeleiding en stageorganisatie moeten er terdege rekening mee<br />

houden. Dat brengt heel wat bijkomend werk mee, maar toch wordt er op dit domein behoorlijk goed gewerkt.<br />

412 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Sinds enkele jaren vraagt de opleiding in samenwerking met de lerarenopleiding van de KATHO de stageplaatsen<br />

aan. Zo waken de beide lerarenopleidingen over een realistische en aanvaardbare spreiding van de stagiairs over<br />

de verschillende stagescholen, en krijgen de scholen onmiddellijk een duidelijk zicht over welke studenten zij van<br />

de beide Vrije West-Vlaamse lerarenopleidingen mogen verwachten.<br />

In 2004-2005 was de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende samen met de Katholieke Hogeschool Zuid-West-<br />

Vlaanderen en de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven betrokken bij de ontwikkeling van een voortraject van het<br />

verkort traject <strong>Onderwijs</strong>kunde aan de Katholieke Universiteit Leuven Campus Kortrijk. In het academiejaar 2005-<br />

2006 volgden drie studenten uit de opleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> dit keuzeprogramma.<br />

In de programma’s van het eerste jaar van de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong>, Lager<br />

<strong>Onderwijs</strong> en Secundair <strong>Onderwijs</strong> zijn er enkele gemeenschappelijke opleidingsonderdelen. Daardoor kunnen<br />

studenten in de loop van het eerste semester nog overstappen naar de opleiding bachelor in Kleuter- of Lager<br />

<strong>Onderwijs</strong>.<br />

Studenten die al een diploma hebben, kunnen een verkort traject aanvragen via EVK en vanaf dit academiejaar<br />

ook via EVC. De leden van de werkgroep EVC-EVK van de hogeschool volgden een assessorencursus,<br />

georganiseerd op associatieniveau. De werkgroep werkte een methode uit voor de hogeschool, die nu<br />

geëvalueerd wordt. Er wordt ook onderzocht op welke manier dit nog beter kan gekoppeld worden aan het<br />

studentenprogramma Bamaflex.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de opleiding aan om het overleg, de vergaderingen en de besluitvorming te formaliseren.<br />

In de <strong>onderwijs</strong>visie wordt betoogd dat men streeft naar afstemming tussen de verschillende opleidingsonderdelen.<br />

De commissie stelt dat de opleiding hier verder werk dient van te maken.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 413


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Er wordt een reële norm van 27,5 uren per studiepunt gehanteerd met een marge van 2,5 uren. De totale begrote<br />

studietijd voor elk programmajaar van 60 studiepunten ligt tussen de 1.500 en 1.800 uren, met een optimale<br />

studietijd van 1.650 uren. De studenten zijn hierover bevraagd. Uit de resultaten blijkt dat de reële studietijd van<br />

de grote meerderheid van de opleidingsonderdelen overeenstemt met de begrote studielast. Studietijdmetingen<br />

worden geregeld uitgevoerd. De resultaten worden enkel bekendgemaakt aan de betrokken docenten en aan het<br />

departementshoofd. Daardoor kunnen zij wel zelf bijsturen waar nodig, maar is er geen eenduidige<br />

terugkoppeling op opleidingsniveau. Ook in de jaarlijkse feedbackgesprekken met de derdejaarsstudenten aan<br />

het eind van het academiejaar, wordt onder meer gepeild naar studiebelasting. Uit de gesprekken blijkt dat<br />

studenten en de afgestudeerden geen echte problemen hebben met de studietijd en dat zij de inschatting<br />

realistisch vinden.<br />

De opleiding peilt tijdens de feedbackgesprekken met de afgestudeerden en door studentenbevragingen naar<br />

studiebelemmerende en -bevorderende factoren. In opvolging van de resultaten was de opleidingsdag in 2005<br />

hoofdzakelijk gewijd aan de problematiek van nutteloze overlappingen en tegenstrijdigheden, en werden er<br />

afspraken gemaakt om de opvoedkundige vakken en de vakdidactiek beter op elkaar af te stemmen. Aan de<br />

infrastructurele beperkingen zal in de nabije toekomst tegemoetgekomen worden door de verhuizing naar de<br />

nieuwbouw in 2008. De studiebegeleiding en de lage drempel tussen docenten en studenten zijn belangrijke en<br />

gewaardeerde studiebevorderende factoren. Ook de inspanningen op het vlak van ICT-integratie in de opleiding<br />

dragen bij tot een studiebevorderende leeromgeving.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Door een systematischere uitvoering van deze metingen en een analyse van de resultaten moet de opleiding zich<br />

een beeld vormen van de benodigde studietijd op het niveau van de opleiding. Ook een transparante opvolging<br />

van de resultaten van de metingen is in deze context aangewezen.<br />

Het verdient aanbeveling om de verschillende aspecten van de studentenbevragingen en de feedbackgesprekken<br />

in de PDCA-cyclus en het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding op te nemen.<br />

414 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding beschikt nog niet over een uniform didactisch concept. De commissie merkt wel impliciete<br />

opvattingen op bij het <strong>onderwijs</strong>team. De <strong>onderwijs</strong>visie van het departement Lerarenopleiding (1997-2003),<br />

waarop de opleiding zich baseerde om haar doelstellingen af te stemmen en die gezien wordt als een element<br />

voor het didactisch concept, werd recent geactualiseerd. Ook het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan 2003-2006, waarin<br />

de hogeschool haar principes uitzet, zal mee bepalend zijn voor het <strong>onderwijs</strong>concept. De hogeschool kiest als<br />

partner van de Associatie K.U.Leuven voor het concept van begeleid zelfstandig leren. Het contact<strong>onderwijs</strong><br />

wordt gedeeltelijk vervangen door werkvormen die moeten bijdragen tot de vooropgestelde krachtige<br />

leeromgeving. Uit gesprekken met docenten en studenten blijkt dat interactieve werkvormen weinig gehanteerd<br />

worden. De meeste docenten houden vast aan doceren. Een aantal geeft aan dat interactieve werkvormen<br />

minder geschikt zijn voor hoger <strong>onderwijs</strong>. De commissie stelt vast dat het overleg over een uniform didactisch<br />

concept, waarvan de discussie over het nut van interactieve werkvormen in de opleiding deel uitmaakt, moet<br />

gevoerd worden.<br />

De opleiding kiest voor een expliciete onderverdeling van het opleidingsonderdeel in vakinhoud en vakdidactiek.<br />

De onderlinge verhouding van beide doorheen de opleidingsjaren is vastgelegd. Voor de meeste<br />

opleidingsonderdelen verzorgt dezelfde docent zowel de vakinhoud als de vakdidactiek, wat de integratie tussen<br />

beide ten goede komt.<br />

De studenten worden sterk begeleid bij stages en eindwerk. De pogingen tot integratie en samenhang door<br />

middel van de stage- en de reflectieleerlijn zijn lovenswaardig. De studenten weten om te gaan met de beide<br />

leerlijnen. Het werkelijk systematisch in gesprek gaan met elkaar over didactische uitgangspunten, vertrekkend<br />

van de globale <strong>onderwijs</strong>visie en daaraan gekoppeld de concrete operationalisering ervan in werkvormen, bevindt<br />

zich nog in een beginstadium. Dit neemt niet weg dat individuele of groepen docenten interessante initiatieven<br />

nemen om vernieuwing in de vormgeving te realiseren, zoals voor het opleidingsonderdeel PAV (project<br />

algemene vakken) en de inspanningen voor de toepassing van ICT. De commissie stelt vast dat dit alles echter<br />

nog te veel een keuze en engagement blijft van individuen. Het vooropgestelde principe ‘voorafbeeldend werken’<br />

wordt in een aantal opleidingsonderdelen hoog in het vaandel gedragen, maar mist nog een structurele<br />

verankering. Voorafbeeldend <strong>onderwijs</strong> wordt meestal voorbehouden voor de pedagogische en <strong>onderwijs</strong>kundige<br />

opleidingsonderdelen, en voor praktijkvakken. In enkele opleidingsonderdelen, zoals PAV en informatica, wordt<br />

het principe hoog in het vaandel gevoerd.<br />

De commissie stelt vast dat men in de opleiding niet systematisch gebruikmaakt van geregistreerd<br />

studentengedrag, zoals klank- of video-opnames, als vertrekpunt van reflectie en bespreking. Hoewel dit niet<br />

systematisch geïntegreerd is bij elke uitgevoerde microteaching, geven de studenten aan deze werkvorm op prijs<br />

te stellen, omdat zij op die manier leren omgaan met kritiek en zelfkritiek. Volgens de commissie laat de opleiding<br />

hier nog een belangrijke kans liggen om reflectie werkelijk te laten vertrekken van geobjectiveerde handelingen,<br />

eerder dan van subjectieve terugblikken of beschouwingen. Dit is essentieel om bijvoorbeeld de fase 2 van het<br />

door de opleiding gehanteerde reflectiemodel van Korthagen werkelijk te kunnen analyseren. De commissie<br />

meent dat dergelijke registraties ook nuttig zijn om van het instrument portfolio, waarmee de opleiding<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 415


experimenteert, een krachtig middel te maken voor een systematische analyse van en reflectie op het<br />

opleidingsproces van de student. Dit alles draagt bij tot de ontwikkeling van de basiscompetentie ‘leraar als<br />

onderzoeker/innovator’, zodat de student ook na het beëindigen van de bacheloropleiding deze basiscompetentie<br />

verder zal ontwikkelen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de opleiding aan om prioritair werk te maken van de uitwerking van een uniform didactisch<br />

concept op opleidingsniveau, om de afstemming tussen vormgeving en inhoud duidelijk te kaderen en te<br />

stroomlijnen.<br />

Geadviseerd wordt om bij de ontwikkeling van het opleidingsgebonden didactisch concept de invloed van het<br />

scholenveld op te nemen. Zo wordt de invloed van de praktijk op het curriculum meer zichtbaar.<br />

Hoewel het vaak dezelfde docent is die voor een bepaald opleidingsonderdeel zowel de vakinhoud als de<br />

vakdidactiek doceert, vraagt de commissie om te waken over voldoende integratie tussen beide componenten.<br />

De commissie stelt dat de leervormen en leerinstrumenten, zoals microteaching en portfolio, in een gepaste<br />

context moeten geïntegreerd worden, als middel om het opleidingsproces van de student tot het voorwerp van<br />

systematische analyse en reflectie te maken.<br />

De commissie adviseert om de competentie van het werkveld nog beter aan te wenden bij de vormgeving van de<br />

stage, door tijdens de ingroeistages in overleg met mentoren werkpunten voorop te stellen om meer effect te<br />

creëren bij de betrokken student.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding besteedt veel zorg aan de organisatorische aspecten en de transparantie van de evaluatie. De<br />

studenten en de docenten worden hierbij betrokken. De <strong>onderwijs</strong>regeling, het examenreglement en de<br />

beschrijving van de examenvorm voor elk opleidingsonderdeel is beschreven in de programmagids en is<br />

raadpleegbaar op het elektronische leerplatform Toledo. De studenten worden ook tijdens het academiejaar over<br />

alle aspecten van de beoordeling en toetsing geïnformeerd. Zo krijgen zij mondeling informatie over de<br />

examenvorm, puntenverdeling, leerstofspreiding en dergelijke vóór de examens.<br />

De gehanteerde evaluatievorm wordt in hoofdzaak door de individuele docent bepaald. Naast vooral de klassieke<br />

schriftelijke en mondelinge evaluatie komen als evaluatievormen ook portfolio-assessment, peer-assessment,<br />

opdrachten en permanente evaluatie voor. Hoewel de opleiding stelt competentiegericht te werken, wordt alleen<br />

416 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


op het vlak van de stage duidelijk competentiegericht geëvalueerd. De stage-evaluatieformulieren zijn<br />

overzichtelijk en bevatten meetbare gedragsindicatoren die de basiscompetenties weerspiegelen.<br />

Zowel het uitvoeringsproces als het eindproduct en de publieke voorstelling van het eindwerk worden beoordeeld.<br />

De opleiding levert duidelijk inspanningen om de evaluatieopdrachten, vooral in het kader van de stage en het<br />

eindwerk, beroepsrelevant en praktijkgericht te formuleren. Zo wordt de praktijkgerichtheid van het eindwerk mee<br />

beoordeeld door een vertegenwoordiger uit het werkveld. Deze aanpak verdient de waardering en aanmoediging<br />

van de commissie.<br />

Na de examens organiseert de opleiding een contactmoment waarbij studenten hun examens kunnen inkijken en<br />

hun resultaten kunnen bespreken met de docenten. Uit het feedbackgesprek met de derdejaarsstudenten blijkt<br />

dat de studenten geen noemenswaardige problemen zien bij de evaluatie. Ook tijdens de gesprekken met de<br />

studenten en de afgestudeerden stelt de commissie een algemene tevredenheid vast over de verschillende<br />

aspecten van de evaluatie en toetsing.<br />

Ook het jaarlijkse rapport van de Ombudsdienst zet de opleiding aan om waar nodig de manier van toetsen bij te<br />

sturen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Voor de feitelijke integratie van theorievakken en stage moet op het vlak van beoordeling en toetsing het<br />

opleidingsproces van de student tot voorwerp van systematische analyse en reflectie gemaakt worden.<br />

De commissie stelt dat structurele en systematische evaluatie van de toetsing en evaluatie, en een<br />

steekproefsgewijze evaluatie van de examens deel moeten uitmaken van de kwaliteitscyclus.<br />

Formeel overleg binnen het docententeam moet een antwoord geven op de vraag hoe competenties, ook buiten<br />

de stage, worden geëvalueerd.<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 417


Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De toelatingsvoorwaarden voor de opleiding zijn vooropgesteld in het Hogeschooldecreet van 4 april 2003, afd. 3<br />

artikel 65 en in het Flexibiliseringsdecreet van 30 april 2004. Zij zijn beschreven in de <strong>onderwijs</strong>regeling en<br />

duidelijk geformuleerd. De opleiding verzorgt heldere en correcte informatie aan instromende studenten door heel<br />

wat kanalen. De commissie stelt vast dat het programma goed aansluit bij de vooropleiding van de studenten.<br />

Over het algemeen volstaan de verworven eindtermen van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> als voorbereiding op de<br />

opleidingsonderdelen uit het eerste programmajaar. Voor een aantal specifieke opleidingsonderdelen, zoals<br />

plastische opvoeding, raadt de opleiding een degelijke vooropleiding ten zeerste aan. De opleiding krijgt door<br />

middel van intakegesprekken en diagnostische tests een beeld van de instroom. Op grond hiervan adviseert zij<br />

de instromende studenten om bepaalde remediëringstrajecten te doorlopen. In het opleidingsprogramma wordt<br />

ook voorzien om verschillen, zoals voor mechanica of elektriciteit, waar nodig te remediëren. De commissie toont<br />

haar waardering voor de structurele en systematische aanpak waarmee de contactdocenten in de loop van het<br />

academiejaar minstens drie oriënteringsgesprekken voeren met alle eerstejaarsstudenten.<br />

De laatste jaren zijn er beduidend meer zij-instromers. Volgens een eenvormige procedure kan voor deze<br />

studenten op basis van toegekende EVC-EVK-vrijstellingen een persoonlijk studietraject uitgetekend worden. De<br />

aanpak van studie- en trajectbegeleiders bij de begeleiding van studenten voor het uittekenen van een<br />

aangepaste flexibele leerweg, is volgens commissie degelijk uitgewerkt.<br />

De opleiding heeft veel aandacht voor het screenen en opvolgen van studenten met functiebeperkingen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de opleiding aan om de instroomgegevens systematisch te verzamelen en te analyseren,<br />

zodat ook het beleid systematisch en structureel kan inspelen op de karakteristieken van de instroom.<br />

418 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

voldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma een degelijke concretisering is van de door de opleiding vooropgestelde eindkwalificaties van<br />

de opleiding voor wat het niveau, de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen betreft;<br />

- de leerdoelen van het programma en de programmaonderdelen een gepaste vertaling zijn van de<br />

vooropgestelde eindkwalificaties;<br />

- de opleiding aandacht besteedt aan de professionele gerichtheid van het programma;<br />

- de opleiding geen duidelijke structuur uitgewerkt heeft om programmaherziening en -vernieuwing<br />

systematisch te evalueren en bij te sturen met betrokkenheid van de verschillende actoren;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen betreffende de studieomvang;<br />

- de opleiding, gezien de vele individuele inspanningen om eigentijds <strong>onderwijs</strong> te organiseren, dringend en<br />

prioritair werk moet maken van een uniform didactisch concept, door georganiseerd onderling overleg in het<br />

docententeam en systematische bevraging van alumni en het beroepenveld in het kader van het<br />

kwaliteitszorgplan;<br />

- de aanzet tot integratie en samenhang tussen vormgeving en inhoud van het programma door de uitwerking<br />

van de stageleerlijn en de reflectieleerlijn, gunstige effecten heeft op de opleiding;<br />

- de studenten het proces van de reflectieleerlijn positief ervaren en dat de opleiding daarom een gepaste<br />

begeleiding voor dit proces moet uitbouwen;<br />

- de beoordeling en de toetsing transparant zijn;<br />

- gewaakt wordt over de beroepsrelevantie en praktijkgerichtheid van de eindwerken door het werkveld nauw<br />

te betrekken bij de beoordeling, maar dat het werkveld nog meer mede-eigenaar moet zijn van de opleiding;<br />

- de opleiding met zorg gerichte aandacht besteedt aan alle instromende studenten, zowel op het gebied van<br />

vooropleiding, EVC en EVK, als voor de persoonlijke noden van de student.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 419


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Sinds 2005-2006 ligt de bevoegdheid voor het personeelsbeleid niet langer volledig bij het departementshoofd.<br />

Door de nieuwe organisatiestructuur van het departement Lerarenopleiding hebben de opleidingshoofden een<br />

grotere verantwoordelijkheid over de taakverdeling en opvolging van het personeel. Het departementshoofd<br />

neemt de eindbeslissingen. Het departement streeft naar een evenwichtige verdeling tussen zijn drie opleidingen,<br />

wat interne verschuivingen met zich kan meebrengen. Deze verschuivingen zorgen voor extra werklast in de<br />

verschillende opleidingen. De personeelsomkadering ligt vast door de budgetfinanciering van de overheid. De<br />

hogeschool streeft ernaar de docenten hoofdzakelijk te laten werken in één opleiding, om de teamvorming te<br />

bevorderen en de complexiteit van het roosteren van de <strong>onderwijs</strong>activiteiten te vergemakkelijken. Sinds de<br />

recente herziening van de bevoegdheden van de directieleden heeft elk departementshoofd een horizontale en<br />

een verticale functie in de hogeschool. De hogeschool heeft expliciet gekozen om het aspect <strong>onderwijs</strong> aan het<br />

departementshoofd van het departement Lerarenopleiding toe te wijzen, wegens de in dit departement aanwezige<br />

<strong>onderwijs</strong>kundige expertise.<br />

In 2005 zijn 22,30 VTE’s tewerkgesteld in de opleiding. De omvang van de personeelsformatie wordt bepaald<br />

door het budget dat de hogeschool toekent aan het departement, dat deze middelen verder verdeelt over al zijn<br />

opleidingen. De personeelsformatie wordt jaarlijks besproken om de noden voor het volgende academiejaar vast<br />

te leggen. Er wordt overleg gepleegd over zowel de kwantitatieve invulling – het aantal VTE’s – als de<br />

kwalitatieve invulling – inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en didactische kwaliteiten – van deze personeelsformatie.<br />

De opleiding streeft bij de taakstelling naar een zo evenwichtig en rechtvaardig mogelijke verdeling van de<br />

werkbelasting. Een transparant berekeningssysteem bepaalt de toegekende tijd voor de <strong>onderwijs</strong>activiteiten en<br />

de coördinerende en organisatorische taken.<br />

De Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende hecht veel belang aan deskundig en betrokken personeel.<br />

Docenten worden voornamelijk aangetrokken op basis van een academische achtergrond of betrokkenheid bij de<br />

latere beroepsgroep. De verschillende taken en opdrachten van nieuwe personeelsleden staan aangeduid op de<br />

functiekaart, die de basis vormt voor het functionerings- en het evaluatiegesprek. Om de opdracht verder te<br />

verduidelijken, wordt een doelstellingengesprek gehouden. Nieuwe personeelsleden worden opgevangen door<br />

het opleidinghoofd. De vakinhoudelijke begeleiding gebeurt door een medewerker van het betrokken<br />

opleidingsonderdeel. De werkgroep Beginnende Docenten heeft een onthaalbrochure ontwikkeld en organiseert<br />

een aantal activiteiten. Een nascholing, georganiseerd door de coördinator voor <strong>onderwijs</strong>vernieuwing op<br />

hogeschoolniveau, maakt deel uit van de opvang van beginnende docenten.<br />

Zowel het onderwijzend personeel als de ondersteunende staf getuigen van een degelijke deskundigheid. De<br />

commissie is onder de indruk van de grote inzet en de gedrevenheid waarmee het personeel zich engageert in de<br />

opleiding. Het docententeam voelt zich sterk betrokken bij de opleiding. Het gevoel van ownership is erg groot.<br />

De docenten geloven ook sterk in hun opleiding en zijn overtuigd van de hoge kwaliteit ervan. Die gedrevenheid<br />

420 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


dient expliciet gewaardeerd en gekoesterd te worden. Om dit sterke punt voluit te benutten voor de opleiding en<br />

om te vermijden dat de betrokkenheid uitdooft, is het belangrijk om de inzet en het engagement ook structureel te<br />

verankeren in de opleiding. De erg amicale sfeer zou volgens de commissie meer moeten overgaan naar een<br />

collegiale sfeer, waardoor een nuttige uitwisseling van de verschillende visies van de personeelsleden meer<br />

kansen krijgt.<br />

De deskundigheidsontwikkeling en professionalisering van docenten wordt gestimuleerd en er wordt in<br />

geïnvesteerd. Professionalisering is een vast onderwerp van de functioneringsgesprekken. Waar in het verleden<br />

de verantwoordelijkheid voor het volgen van nascholing bij het individuele personeelslid lag, wordt recent steeds<br />

meer gestuurd, en voorzien zowel de opleiding als het departement en de hogeschool een doeltreffend aanbod.<br />

De commissie pleit in dit verband voor een nog gerichter professionaliseringsbeleid op opleidingsniveau,<br />

aansluitend bij en vertrekkend van de opleidingsvisie en de stappen naar de realisatie ervan. Hierbij komen niet<br />

alleen de externe nascholing aan bod, maar ook en vooral de interne processen van professionalisering, zoals<br />

werk- en discussiegroepen. In dergelijke groepen wordt gezocht naar werkbare oplossingen voor problemen,<br />

maar wordt ook in functie daarvan expliciet in discussie gegaan en worden de bevindingen publiek gemaakt.<br />

Vormen van doorgedreven reflectiegroepen en zelfs actieonderzoek, mogelijk geïnspireerd op de internationale<br />

beweging rond self-study in teacher education, bieden hier krachtige perspectieven.<br />

Sommige docenten geven ook zelf nascholingen en verzorgen publicaties in hun vakgebied.<br />

De werkbelasting van de docenten is erg hoog, en dat zou in de toekomst tot spanningen kunnen leiden.<br />

Bovendien stelt de commissie vast dat de sterke studiebegeleiding in grote mate afhangt van vrijwillige inbreng<br />

van de docenten.<br />

Tot voor de aanstelling van het nieuwe departementshoofd voerde het voormalige departementshoofd de<br />

functioneringsgesprekken met de docenten van de opleiding. Door de nieuwe organisatiestructuur van het<br />

departement Lerarenopleiding wordt het opleidingshoofd sterker betrokken bij de beleidsvoering. Het voeren van<br />

systematische functioneringsgesprekken zou tot de opdracht van het opleidingshoofd moeten behoren. Het<br />

personeel geeft aan vragende partij te zijn voor het voeren van regelmatige formele functioneringsgesprekken.<br />

De jaarlijkse bevraging van de studenten over alle docenten is een goede zaak. Tot nu toe krijgt alleen de<br />

betrokken docent feedback over zijn individuele resultaten. De leidinggevenden zijn op de hoogte van het proces,<br />

maar hebben geen inzage in de resultaten. Meestal brengt de docent de resultaten ter sprake tijdens het<br />

functioneringsgesprek. Daarop gebaseerde maatregelen, zoals een wijziging in roosters of in termijnen, is bekend<br />

bij studenten. Om echter gericht ondersteuning te kunnen bieden en beleidsbeslissingen te kunnen koppelen aan<br />

de resultaten, is het raadzaam om ook de leidinggevenden inzage te verlenen.<br />

De commissie ervaart dat de drempel tussen docenten en studenten erg laag is en dat de docenten vlot<br />

bereikbaar zijn. Zowel de studenten als de alumni kunnen te allen tijde bij hun docenten terecht. De<br />

studentbetrokkenheid van de docenten is groot. Door de intensieve begeleiding van de studenten tijdens de stage<br />

en de daarbij horende communicatie met het werkveld, wordt deze betrokkenheid nog versterkt. Zowel de<br />

studenten, de docenten als de mentoren streven in hun wederzijdse betrokkenheid naar een win-winsituatie.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Om de sterke inzet en het engagement van het team duurzaam ten goede te laten komen van de opleiding,<br />

adviseert de commissie om dit ook structureel te verankeren en te kanaliseren.<br />

De commissie stelt dat er naast het veelvuldig informeel overleg ook nood is aan meer formeel en gestructureerd<br />

overleg.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 421


De commissie adviseert dat op korte termijn het departements- en het opleidingshoofd jaarlijks<br />

functioneringsgesprekken voeren met alle leden van het team.<br />

De commissie stelt dat een duidelijk professionaliseringsbeleid op hogeschoolniveau en een daaraan gekoppeld<br />

professionaliseringsplan voor de opleiding noodzakelijk zijn om systematiek en transparantie te creëren en om<br />

het docententeam te coachen.<br />

In deze dynamische opleiding is het raadzaam om een proactief personeelsbeleid te blijven voeren, rekening<br />

houdend met het toekomstige vertrek van een aantal lectoren.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De uitgewerkte leerlijn bij de stagebegeleiding, de betrokkenheid van nagenoeg alle docenten van de opleiding en<br />

de realisatie van de ingroeistage getuigen van een degelijke betrokkenheid van de docenten op het reële<br />

werkveld en van hun professionele gerichtheid.<br />

De resultaten van de feedbackgesprekken met derdejaarsstudenten en de gesprekken met de studenten, de<br />

docenten en het beroepenveld maken de commissie duidelijk dat de docenten onderlegd zijn in hun vakgebied en<br />

op de hoogte zijn van de meest recente ontwikkelingen. Sommige docenten specialiseren zich dieper in bepaalde<br />

aspecten van hun vakgebied, wat resulteert in het geven van nascholingen, het optreden als raadgever en in<br />

publicaties.<br />

Het werkveld wordt sterk betrokken bij de uitwerking van een aantal <strong>onderwijs</strong>activiteiten. Zo worden er<br />

demonstratielessen en gastcolleges gegeven door mentoren/leraren uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, worden externe<br />

lezers betrokken bij de evaluatie van de eindwerken, maken docenten deel uit van stuurgroepen van het<br />

Eekhoutcentrum en wordt er samengewerkt met het Spellenarchief. Van haar kant verzorgt de opleiding een<br />

mentorenvorming.<br />

Een aantal docenten heeft in het kader van een Erasmusprogramma in het buitenland gedoceerd, en de opleiding<br />

had enkele buitenlandse docenten in een dergelijk programma te gast. Deze ervaringen hadden een verrijkende<br />

invloed op de opleiding. Ook de samenwerkingsverbanden binnen Interactum Vlaanderen en Interactum Breed<br />

dragen bij tot de professionele gerichtheid van het docententeam.<br />

422 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de veelvuldige contacten met en de geregelde bevragingen van het werkveld structureel<br />

moeten verankerd worden en dat de resultaten teruggekoppeld moeten worden naar het beleid.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om meer gebruik te maken van internationale netwerken, om de<br />

professionele gerichtheid van de docenten ook vanuit deze context te verstevigen.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De omvang van de personeelsformatie in de opleiding wordt bepaald door het budget dat de hogeschool toekent<br />

aan het departement, en door de interne verdeling over de drie opleidingen van het departement<br />

Lerarenopleiding.<br />

Het berekende aantal VTE voor de opleiding is 22,4 en het aantal opgenomen VTE bedraagt 22,3. De<br />

taakbelasting in de lerarenopleiding is toegenomen. Gerekend met 22,3 VTE, waarin alleen de<br />

<strong>onderwijs</strong>activiteiten en maatschappelijke dienstverlening opgenomen zijn, bedraagt de verhouding<br />

studenten/VTE voor de opleiding 11/1, wat de commissie als vrij gunstig beoordeelt voor hogeschool<strong>onderwijs</strong>.<br />

Ongeveer twee derde van het personeel in de opleiding werkt deeltijds. Dit grote aantal deeltijdse docenten is tot<br />

op zekere hoogte een structureel moeilijk te vermijden gegeven, doordat de stagebezoeken meestal per<br />

<strong>onderwijs</strong>vak gebeuren en het aantal stagebezoeken in deze opleiding dus relatief hoog ligt, en doordat het<br />

aantal georganiseerde unieke uren veel hoger is dan in de andere opleidingen. Dit alles maakt het gericht<br />

aansturen van het opleidingsteam complex.<br />

Ondanks de beperkte omkadering, de ruime keuzemogelijkheden voor de student en de stijgende werkdruk voor<br />

de docenten wordt er niets ingeboet op het vlak van de sterk uitgebouwde studentenbegeleiding. De commissie<br />

waardeert de wil van de lectoren om te blijven instaan voor de begeleiding waar de studenten recht op hebben.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de stijgende werkdruk structureel moet aangepakt worden. Het is immers gevaarlijk<br />

wanneer de sterke studentenbegeleiding drijft op de vrijwillige gedrevenheid van de docenten.<br />

Het grote aantal deeltijdse docenten is een bijkomend argument om de aansturing van het team voldoende<br />

structureel te verankeren in de organisatie.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 423


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

voldoende<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over erg gemotiveerd onderwijzend, administratief en ondersteunend personeel om het<br />

programma te realiseren;<br />

- gezien de grote gedrevenheid van het personeel en de stimulerende amicale sfeer, de opleiding er goed aan<br />

doet om de taakbelasting van het personeel te bewaken en een cultuur van collegiale professionaliteit uit te<br />

bouwen;<br />

- de deskundigheidsontwikkeling en de professionalisering van het personeel aangemoedigd worden en dat<br />

daar ook in geïnvesteerd wordt;<br />

- de opleiding zich bewust is van de nood om zo snel mogelijk opnieuw functioneringsgesprekken te voeren en<br />

dat het personeel hiervoor vragende partij is;<br />

- het werkveld sterk betrokken is bij de uitwerking van aantal <strong>onderwijs</strong>activiteiten;<br />

- de lectoren zich erg laagdrempelig opstellen, wat de opleiding sterk studentgericht maakt;<br />

- de internationale contacten nog uitgebreid en verstevigd kunnen worden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

424 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding wordt georganiseerd op drie verschillende locaties: campus Sint-Andreas, campus Sint-Jan en in de<br />

Maagdenstraat. De hogeschool besliste in 2002 om een nieuwe campus te bouwen in Brugge. Deze campus zal<br />

de drie bestaande Brugse campussen vervangen. Vanwege van de voorziene verhuizing in september 2008<br />

worden er door de vzw Sint-Andreas geen grondige verbeteringen meer aangebracht aan de bestaande<br />

huisvesting. Hoewel de materiële omstandigheden in een aantal opzichten precair en zelfs ontoereikend<br />

genoemd kunnen worden, stelt de commissie vast dat de opleiding binnen de beschikbare infrastructuur met veel<br />

inzet en creativiteit een materiële omgeving creëert die zeker voldoet om het programma degelijk uit te werken.<br />

Daarenboven zal de verhuizing in 2008 naar de in aanbouw zijnde campus op dit vlak zeker heel wat knelpunten<br />

oplossen.<br />

Vanuit de hogeschool wordt een budget per burgerlijk jaar toegekend voor de werkingskosten en de<br />

investeringen. De toekenning van de middelen gebeurt door het departementshoofd na overleg in het<br />

departementsbestuur of na rechtstreeks overleg met het opleidingshoofd. Een belangrijk accent is de laatste jaren<br />

komen te liggen op ICT en audiovisueel materiaal, noodzakelijk voor de realisatie van de<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwingen. De hogeschool heeft veel geïnvesteerd in ICT-middelen en dat wordt door de ICTOcoördinator<br />

sterk benut. ICTO, ICT en <strong>Onderwijs</strong> is samengesteld uit de vier departementale ICTO-coaches en<br />

één ICTO-coördinator. De ICTO-coach treedt op als contactpersoon tussen enerzijds de docenten en studenten<br />

als gebruikers en anderzijds het systeembeheer. De departementale ICTO-coach coördineert de ICT op<br />

<strong>onderwijs</strong>vlak op de campus Sint-Andreas, de campus Sint-Jan en in de vestigingsplaats Maagdenstraat, in<br />

samenwerking met drie docenten informatica. Samen vormen zij de departementale ICTO-groep, en begeleiden<br />

en ondersteunen zij de studenten en docenten van de drie opleidingen van het departement. De elektronische<br />

leeromgeving – tevens het studentenportaal Toledo – is een van de middelen bij de realisatie van het programma.<br />

De inspanningen voor de organisatie en de integratie van ICT in de opleiding verdienen een positieve waardering.<br />

Ook het Spellenarchief is een bijzonder interessant gegeven, dat door studenten en vakdocenten wordt<br />

gefrequenteerd en benut.<br />

De commissie stelt tijdens haar bezoek nog vast dat de materialen goed verzorgd zijn en dat de<br />

werkgereedschappen bij plastische opvoeding degelijk zijn. De meeste vaklokalen zijn uitgerust met audiovisuele<br />

middelen en computers. De mediatheek is behoorlijk uitgerust, het aanbod is toereikend en de werking verloopt<br />

vlot.<br />

Hoewel de plannen van de nieuwbouw concreet gestalte krijgen, stelt de commissie vast dat er ook nu nog<br />

voldoende aandacht is voor hedendaagse infrastructuur en accommodatie.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 425


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is raadzaam om bij de nieuwbouw rekening te houden met de nieuwe werkvormen en deze zelfs te<br />

stimuleren door middel van de nieuwbouw.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hogeschool neemt deel aan de SID-In-beurzen in Oost- en West-Vlaanderen. Jaarlijks worden in november de<br />

KISS-dagen (Kwalitatieve Informatie over Studiekeuze voor Studenten) georganiseerd, samen met de Katholieke<br />

Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen en de Katholieke Universiteit Leuven Afdeling Kortrijk. Daar stellen de drie<br />

instellingen hun aanbod van opleidingen voor aan laatstejaarsstudenten van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Alle<br />

laatstejaarsstudenten <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> uit de provincie krijgen de infobrochures over de opleiding per post<br />

opgestuurd. Driemaal per jaar organiseert de hogeschool een infodag voor al haar opleidingen op de<br />

respectievelijke campussen. Bij die gelegenheid documenteert de opleiding alle opleidingsonderdelen uitgebreid<br />

en besteedt zij veel aandacht aan alle voorzieningen voor de studenten, waaronder SOVO, de studie- en de<br />

trajectbegeleiding. Geïnteresseerden vinden op de website van de hogeschool en via de folders duidelijke<br />

informatie over de opleiding. De werkgroep Communicatie van de hogeschool neemt alle initiatieven in het kader<br />

van informatieverstrekking aan potentiële studenten onder de loep en werkt verdere activiteiten uit.<br />

Begin september organiseert de hogeschool ontmoetingsdagen voor alle nieuwe studenten, die hiervoor op<br />

vrijwillige basis kunnen inschrijven. Bij de start van het academiejaar wordt een kennismakingsdag<br />

georganiseerd, waarop onder andere de opleiding, de organisatie van het academiejaar, de functies van het<br />

opleidingshoofd, de ombudspersoon en de studie- en trajectbegeleider kort voorgesteld worden. De studenten<br />

krijgen specifieke uitleg over de toegang tot het netwerk, het digitale leerplatform Toledo en het e-mailsysteem.<br />

De contactdocenten informeren de studenten over de verschillende stageperiodes in het eerste programmajaar,<br />

en de verantwoordelijken van de Psychosociale Dienst Sociale Voorzieningen stellen hun werking voor.<br />

De belangrijkste informatie over de opleiding, zoals het opleidingsprogramma, het <strong>onderwijs</strong>- en<br />

examenreglement en de dienstverlening zijn duidelijk beschreven in de programmagidsen van de opleiding en<br />

kunnen de studenten ook raadplegen op het digitale leerplatform Toledo. De programmagids, waarin alle<br />

afspraken opgenomen zijn over de te bereiken doelen, geldt tevens als contract tussen de opleiding en de<br />

student. Het examenreglement wordt jaarlijks toegelicht door het departementshoofd en de ombudspersoon. De<br />

studenten hebben daarbij de kans om vragen te stellen. Zij krijgen ook een folder met een overzicht van de<br />

belangrijkste regels uit het reglement. Studenten en docenten worden op de hoogte gehouden van grondige<br />

wijzigingen tijdens infosessies.<br />

426 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Studenten met specifieke vragen of problemen kunnen steeds een gesprek aanvragen met het opleidingshoofd,<br />

de ombudspersoon of de studie- en trajectbegeleider, afhankelijk van de inhoud van het probleem. Alle studenten<br />

kunnen deelnemen aan een aantal sessies over studievaardigheden, of kunnen individueel studiebegeleiding<br />

aanvragen bij de studie- en trajectbegeleider.<br />

Tijdens het eerste programmajaar worden alle studenten uitgenodigd op drie oriënteringsgesprekken. Ze kunnen<br />

meerdere gesprekken aanvragen. De contactdocenten begeleiden deze gesprekken. Het eerste gesprek is een<br />

intakegesprek in de tweede week van het academiejaar, dat de studenten voorbereiden aan de hand van een<br />

vragenlijst die peilt naar hun motivatie, verwachtingen, verzuchtingen en wensen. Na de examens in januari wordt<br />

het ‘halfweggesprek’ georganiseerd. De examenresultaten worden besproken, en de contactdocent zoekt samen<br />

met de student naar werkpunten en mogelijke begeleiding. Het derde gesprek is de tussentijdse evaluatie na de<br />

interne stage. Dit resulteert in concrete werkpunten die de contactdocent samen met de student formuleert en die<br />

rekening houden met de voorlopige score voor de stage en met het advies van de betrokken vakdocenten.<br />

De tweedejaarsstudenten krijgen op een gezamenlijk moment informatie en uitleg over de keuzetrajecten<br />

internationale uitwisseling, <strong>onderwijs</strong>kunde en de internationale klas, die zij kunnen volgen tijdens het derde<br />

programmajaar. De studenten stellen het op prijs dat afgestudeerden over hun eerste ervaringen in het werkveld<br />

komen getuigen.<br />

De kleinschaligheid van de opleiding speelt een positieve rol in de begeleiding van de studenten tijdens hun<br />

opleiding. Door de laagdrempeligheid zijn de docenten vlot bereikbaar voor de studenten en zijn zij in staat<br />

risicostudenten snel te detecteren. De commissie stelt vast dat ook bij evaluatiemomenten ruim aandacht besteed<br />

wordt aan informatieverstrekking, begeleiding en feedback. Zo kunnen de studenten tijdens de mentoraatsdag die<br />

aansluit bij de blokperiode, extra informatie krijgen van de docenten over de leerstof, en kunnen zij tijdens de<br />

contactdag die aansluit op de examenperiode, hun examens inkijken en de resultaten bespreken met de<br />

docenten.<br />

Op basis van onder andere de rapporten kwaliteitszorg en de conclusies van een onderzoek van de werkgroep<br />

Studie- en studentenbegeleiding van de hogeschool, werd de studiebegeleiding tijdens het academiejaar 2004-<br />

2005 geëvalueerd en bijgestuurd. De belangrijkste conclusie was dat er verschillende initiatieven voor de<br />

begeleiding van de studenten werden georganiseerd, maar dat deze initiatieven weinig gecoördineerd verliepen.<br />

Een specifiek aanspreekpunt voor studentenaangelegenheden ontbrak op de meeste departementen. Met het<br />

oog op een gecoördineerde studie- en studieloopbaanbegeleiding werd in september 2005 per departement een<br />

studie- en trajectbegeleider aangesteld. De taken van de studie- en trajectbegeleider zijn duidelijk omschreven.<br />

De commissie waardeert de expertise, de inzet en de gedrevenheid waarmee de studie- en trajectbegeleider van<br />

het departement Lerarenopleiding deze taken uitvoert. Zij stelt vast dat er veel geïnvesteerd wordt in de<br />

studiebegeleiding. Deze begeleiding is erg zorgvuldig en systematisch, voldoende breed, gedifferentieerd en<br />

procesgericht uitgebouwd. Bovendien dragen de studie- en trajectbegeleider, de dienst Studentenvoorzieningen<br />

en de ombudspersoon samen veel zorg voor de afstemming op en de samenwerking met elkaar, met een<br />

duidelijke inachtneming van de privacy van de betrokken studenten. Ook de taken van de ombudspersoon zijn<br />

duidelijk omschreven. De ombudsvrouw voert haar taak als ombuds tijdens de examenperiode gewetensvol uit.<br />

Tot voor kort was zij ook de vertrouwenspersoon voor de studenten tijdens het academiejaar.<br />

Studenten met psychosociale problemen kunnen bij de centrale dienst Studentenvoorzieningen terecht voor<br />

specifiek advies en adequate begeleiding.<br />

De hogeschool investeert duidelijk in flexibele leertrajecten. Zij schreef procedures uit voor studenten met een<br />

functiebeperking, voor topsporters en voor studenten die een individueel traject willen volgen. De studie- en<br />

trajectbegeleider begeleidt al deze studenten. Studenten die willen stoppen met de opleiding, worden door de<br />

studie- en trajectbegeleider uitgenodigd voor een gesprek.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 427


De selectieprocedure en -criteria voor deelname aan een buitenlandse stage zijn duidelijk. De coördinator<br />

internationalisering van het departement zorgt voor de administratieve voorbereiding van het buitenlands<br />

studieverblijf voor uitgaande studenten en van het verblijf van buitenlandse studenten aan het eigen departement<br />

Lerarenopleiding. Zodra een uitgaande student in het buitenland aangekomen is, wordt hij begeleid door de<br />

coördinator internationalisering van de gastinstelling, en bij problemen neemt hij contact op met de coördinator<br />

internationalisering van het departement. Inkomende studenten krijgen een peter of meter toegewezen voor de<br />

begeleiding. Sinds 2005-2006 wordt aan buitenlandse anderstalige studenten aangeraden zich in te schrijven<br />

voor de Engelstalige internationale klas van Interactum Vlaanderen. Op die manier wordt ernaar gestreefd de<br />

taalbarrière op te heffen. De commissie stelt vast dat er op het vlak van internationalisering duidelijk een nieuwe<br />

wind waait in het departement. De docent die zich voor deze taak geëngageerd heeft, heeft een duidelijke visie<br />

op internationalisering en op leraar zijn in een internationale dimensie, en geeft blijk van een grote betrokkenheid.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt de opleiding om te waken over een gepast evenwicht tussen de begeleiding van de<br />

studenten en hun kansen tot zelfstandige ontwikkeling.<br />

De commissie adviseert om de ombudsfunctie niet te beperken tot een examenombuds, maar ze volwaardig te<br />

erkennen en te honoreren als structureel element van de opleiding ten dienste van de studenten.<br />

De commissie stelt dat voor de goede coördinatie en begeleiding van studenten bij flexibele leertrajecten een<br />

duidelijke systematiek moet ontwikkeld worden.<br />

Op het vlak van internationalisering stelt de commissie dat er een duidelijk beleid moet ontwikkeld worden,<br />

waarbij de nieuw aangestelde verantwoordelijke sterk betrokken moet worden.<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

voldoende<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- wat de voorzieningen betreft:<br />

• de opleiding voldoende aandacht besteedt aan de uitbouw van hedendaagse voorzieningen;<br />

• de opleiding over voldoende en degelijk uitgeruste <strong>onderwijs</strong>ruimten beschikt en dat de geplande<br />

nieuwbouw de uitvoering van het programma nog zal verbeteren;<br />

• de hogeschool de nodige aandacht besteedt aan materiële voorzieningen om <strong>onderwijs</strong>vernieuwing<br />

te kunnen bewerkstelligen;<br />

• de mediatheekwerking vlot verloopt;<br />

• de aangeboden bibliotheekcollectie actueel en bruikbaar is voor de opleiding.<br />

428 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


- wat de studiebegeleiding betreft:<br />

• de docenten erg dicht bij de studenten staan en hen sterk begeleiden;<br />

• het proces van de oriënteringsgesprekken tussen de instromende student en de contactdocent<br />

doeltreffend is;<br />

• de studie- en trajectbegeleiding getuigen van een gedreven en relevante inzet van expertise op het<br />

vlak van studie en studieloopbaanbegeleiding;<br />

• de opleiding de studiebegeleiding op een professionele manier verder moet uitbouwen, met<br />

voldoende aandacht voor de zelfontwikkeling van de studenten;<br />

• de hogeschool duidelijk investeert in flexibele leertrajecten;<br />

• de docenten dicht bij de studenten staan en dat de drempel tussen beide laag is;<br />

• de ombudswerking degelijk is en gekend is bij de studenten;<br />

• een duidelijk internationaliseringbeleid uitgewerkt moet worden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 429


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende plaatst kwaliteitszorg hoog op de agenda. In het<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan 2003-2006 zijn streefdoelen opgenomen. De expertisegroep Kwaliteitszorg van de<br />

hogeschool bestaat uit de hogeschoolcoördinator kwaliteitszorg en twee medewerkers per departement. De<br />

laatste jaren werd veel geïnvesteerd in de opstelling van een transparant kwaliteitshandboek dat het integraal<br />

kwaliteitssysteem zichtbaar moet maken voor alle personeelsleden. Afspraken en procedures op<br />

hogeschoolniveau zijn uitgewerkt, verfijning op departementaal en verder naar het opleidingsniveau is nog in<br />

ontwikkeling. Veel aandacht gaat ook naar de ontwikkeling van procedures en meetinstrumenten voor de<br />

kernprocessen van de opleidingen. Heel wat meetinstrumenten werden ontwikkeld en worden ter beschikking<br />

gesteld van de opleidingen. Ten slotte kunnen de opleidingen bij het opmaken van hun zelfevaluatierapport een<br />

beroep doen op ondersteuning van de hogeschooldienst. De kwaliteitscoördinator van de hogeschool werkt aan<br />

een kwaliteitsplan dat gerelateerd is aan de visie op kwaliteit van de associatie. Op het niveau van de opleiding is<br />

structurele inbedding en actie op het vlak van kwaliteitszorg vooralsnog beperkt.<br />

Het kwaliteitsbeleid van de opleiding past in de aanpak van kwaliteitszorg op hogeschoolniveau. De doorstroming<br />

van de informatie wordt verzorgd door een van de docenten van de opleiding die lid is van de expertisegroep<br />

Kwaliteitszorg. De PDCA-cyclus is op alle gebieden voor iedereen transparant en is structureel ingebouwd.<br />

Omdat de PDCA-cirkel een centrale plaats inneemt in de werkwijze van kwaliteitszorg, steunt de concrete<br />

uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding op het ontwikkelen, uitvoeren, evalueren en bijsturen van<br />

opleidingsplannen. In dit verband zijn de opleidingsplannen een belangrijk instrument voor het duidelijk stellen<br />

van verbeteringsprojecten en hebben zij een belangrijke verantwoordingsfunctie. De commissie stelt echter vast<br />

dat de opleiding weinig beleid voert met betrekking tot de ontwikkeling en de implementatie van de<br />

opleidingsplannen. Er is in de opleiding al veel gebeurd en verbeterd. Veel verbeteringsplannen zijn gebaseerd<br />

op informele contacten, veel gebeurt nog te impliciet. Kwaliteitszorg lijkt vooralsnog op de eerste plaats<br />

incidenteel te gebeuren, voorbeeld daarvan zijn de stagecontacten. De opleiding formuleerde tot nu toe geen<br />

concrete streefdoelen vanuit een kwaliteitsbeleid. Sturing door de opleidingsverantwoordelijken is hierin<br />

raadzaam. Het is belangrijk om met de medewerkers te spreken over een gemeenschappelijke visie op de<br />

opleiding, die er wel is, maar die nog niet helder op papier staat. Zeker in deze dynamische opleiding, die in de<br />

nabije toekomst geconfronteerd wordt met het vertrek van een groot aantal pensioengerechtigde docenten, biedt<br />

een geformuleerde visie perspectief op continuïteit en inbedding.<br />

De studenten worden in een vijfjarige cyclus bevraagd over de opleiding. Zij werden bevraagd over onder andere<br />

overlappingen, stage, dringende infrastructuurveranderingen, studielast en studietijd, studiebegeleiding,<br />

studeervaardigheden en stagebegeleiding. De resultaten werden telkens voorgesteld op een personeelsvergadering.<br />

Ook de recent nieuw ingevoerde evaluatiemodule in het derde programmajaar werd door de<br />

studenten geëvalueerd. Jaarlijks kunnen de studenten hun mening geven over de pedagogisch-didactische<br />

vaardigheden van de docenten. Het departement peilde naar de tevredenheid van de studenten en de docenten.<br />

De afgestudeerden werden onder andere bevraagd over hun loopbaanontwikkeling, de kwaliteit van de opleiding<br />

430 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


en mogelijke probleemvelden voor beginnende leraren. De kwaliteit van de opleiding werd nagegaan aan de hand<br />

van een lijst basiscompetenties. Tijdens de eerste mentorendag werd feedback gevraagd over de evaluatie van<br />

de ingroeistage die dat jaar voor het eerst georganiseerd was. De tweede mentorendag had tot doel de nieuwe<br />

uitgewerkte stageleerlijn bij de mentoren af te toetsen.<br />

De opleiding bevraagt veel verschillende doelgroepen, maar de commissie kan weinig systematiek ontdekken.<br />

Positieve ontwikkelingen zijn de systematische schriftelijke bevragingen bij alumni en ook de systematische<br />

feedbackgesprekken met derdejaarsstudenten op het einde van de opleiding. Die gesprekken bieden meer dan<br />

een gestructureerde en gestandaardiseerde vragenlijst de mogelijkheid om werkelijk inzicht te krijgen in de<br />

factoren die het feitelijke opleidingsproces ten goede of ten kwade bepalen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat kwaliteitszorg en -borging structureel en systematisch in de opleiding geïmplementeerd<br />

moeten worden.<br />

Om het kwaliteitsbeleid voor de opleiding te ontwikkelen en te plaatsen raadt de commissie de<br />

opleidingsverantwoordelijke aan om een gemeenschappelijk gedragen visie op de opleiding op papier te stellen<br />

en bij dit alles een sturende rol te vervullen.<br />

De opstelling van een opleidingsplan dat past in het op te stellen kwaliteitsbeleid van de opleiding en dat<br />

duidelijke streefdoelen stelt, die SMART of op output geformuleerd zijn, dringt zich prioritair op.<br />

De commissie adviseert de opleiding om gericht gebruik te maken van evaluatie-instrumenten.<br />

Meetresultaten moeten enerzijds teruggekoppeld worden naar de vooropgestelde streefdoelen van de opleiding<br />

en anderzijds als input dienen voor de opstelling van doelgerichte actieplannen van de opleiding.<br />

Hoewel de feedbackgesprekken met de derdejaarsstudenten een belangrijke investering vereisen van het<br />

opleidingsteam, verdient het sterke aanbeveling om dit krachtige instrument duurzaam uit te bouwen.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding probeert voortdurend de PDCA-cirkel te doorlopen en bevindt zich daardoor in een constant proces<br />

van reflectie en bijsturing. De streefdoelen uit de opleidingsplannen zorgden onder andere voor de realisatie van<br />

een nieuw stageconcept en de stageleerlijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 431


Na kritische analyse en reflectie formuleerde de opleiding haar streefdoelen in de aandachtspunten bij de<br />

verschillende facetten van het zelfevaluatierapport. De opleiding organiseert haar verbeteringsacties aan de hand<br />

van de opleidingsplannen, zoals beschreven bij Facet 5.1. De afgelopen jaren situeerden de verbeteringsacties<br />

zich vooral op het vlak van de stage, de leerlijnen en de reflectielijn. Deze en de andere maatregelen ter<br />

verbetering zijn verwerkt in de onderwerpen 2 en 6. De commissie stelt ook vast dat de aanbevelingen van de<br />

laatste doorlichting van de initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> - groep 1, ILSO opgevolgd werden. Dit<br />

weerspiegelt zich in de aanpak van de internationalisering in de opleiding, het beroepsgerichter concept van het<br />

eindwerk, de ontwikkeling van mentoraten en meer recent de aanstelling van een studie- en trajectbegeleider, en<br />

de langer durende ingroeistage.<br />

Op de Opleidingsraad werd afgesproken om het lopende academiejaar werk te maken van het curriculum, de<br />

evaluatie van de stage-evaluatiedocumenten voor het eerste en het derde jaar, de herwerking van de stageevaluatiedocumenten<br />

van het tweede jaar, de evaluatie van de reflectielijn en de verdere toepassing van<br />

Toledo+.<br />

Uit vastgestelde lacunes, door onder andere bevragingen en gesprekken, worden verbeteringsmaatregelen<br />

afgeleid. De commissie merkt op dat er heel wat, dikwijls recente, initiatieven genomen zijn en werkgroepen<br />

opgericht werden, om de uitbouw en de vernieuwing van de opleiding verder vorm te geven en te consolideren.<br />

Dat zijn beloftevolle punten voor de toekomst. Ook hier blijft echter de zorg van de commissie dat de opleiding<br />

meer oog zou moeten hebben voor een sterkere structurele verankering van deze initiatieven en voor een gericht<br />

professionaliseringsbeleid, zoals eerder aangehaald bij facet 3.1.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat opgestarte projecten moeten vertrekken vanuit een nog te expliciteren visie om de<br />

plaatsing en de samenhang duidelijk te maken.<br />

De gesprekscyclus met medewerkers, waartoe onder andere het functioneringsgesprek en de beoordeling<br />

behoren, moet zo snel mogelijk en met kracht doorgevoerd worden om de gegeven informatie terug te kunnen<br />

koppelen naar het beleid van de opleiding.<br />

Vanuit diezelfde optiek moet de bevraging van studenten over de docenten transparanter worden voor de<br />

leidinggevenden.<br />

432 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de expertisegroep Kwaliteitszorg is het departement Lerarenopleiding vertegenwoordigd door een docent van<br />

de opleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> en het opleidingshoofd van de opleiding Kleuter<strong>onderwijs</strong>. Om een brug te<br />

slaan tussen het hogeschoolniveau enerzijds en het departementaal en opleidingsniveau anderzijds, heeft het<br />

opleidingshoofd Kleuter<strong>onderwijs</strong> als lid van het departementsbestuur de kwaliteitszorg onder zijn bevoegdheid.<br />

Minstens drie keer per academiejaar organiseert het departementshoofd een departementale vergadering voor de<br />

personeelsleden, waar de departementale initiatieven met betrekking tot kwaliteitszorg voorgesteld en<br />

geëvalueerd worden.<br />

Sinds 2005-2006 is de Opleidingsraad officieel ingesteld. Deze raad wordt voorgezeten door het opleidingshoofd<br />

en komt minstens vijf keer per academiejaar samen. De Opleidingsraad is een adviserend orgaan ter<br />

ondersteuning van het opleidingshoofd en het departementshoofd. Deze raad heeft een trekkende, dragende en<br />

stimulerende functie voor de kwaliteitszorg in de opleiding. De Opleidingsraad telt minimaal drie tot maximaal vijf<br />

leden naast het opleidingshoofd en het departementshoofd. Ongeveer vier keer per academiejaar wordt een<br />

opleidingsvergadering gepland voor alle personeelsleden die verbonden zijn aan de opleiding. Hier worden de<br />

opleidingsplannen en de kleinere verbeteringsacties voorgesteld en besproken. Verder stelt de commissie vast<br />

dat tal van ad-hocwerkgroepen in het leven geroepen worden om bepaalde projecten uit te werken. Dat verloopt<br />

weinig systematisch en is niet gestoeld op een geëxpliciteerde visie, maar creëert wel betrokkenheid.<br />

De structurele participatie van studenten bij de besluitvorming over interne kwaliteitszorg is minimaal. Studenten<br />

geven feedback aan lectoren; de informatie wordt echter niet beleidsmatig benut. De Departementale<br />

Studentenraad staat onder het voorzitterschap van een opleidingshoofd. Het is opvallend dat de<br />

studenteninspraak ook in de opleiding niet echt uitgebouwd is. Hierbij dient wel vermeld dat de studenten op dit<br />

punt niet echt vragende partij blijken te zijn ten tijde van het visitatiebezoek.<br />

Geregeld worden bevragingen en evaluatiemogelijkheden georganiseerd bij de verschillende doelgroepen. De<br />

studenten worden geregeld bevraagd over de kwaliteit van verschillende aspecten van de opleiding. De contacten<br />

met de alumni en het beroepenveld lijken goed uitgebouwd. Zij worden in een groot aantal gevallen gehoord,<br />

bijvoorbeeld bij de organisatie van de stage en de mentorendagen. Het sterkst zijn wel de feedbackgesprekken<br />

die op het einde van de opleiding gevoerd worden met derdejaarsstudenten die op het punt staan af te studeren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om de betrokkenheid van de doelgroepen systematisch uit te bouwen.<br />

De commissie stelt dat snel en krachtdadig een systematische gesprekcyclus met medewerkers doorgevoerd<br />

moet worden en dat functioneringsgesprekken een aangewezen instrument zijn voor het gericht betrekken van de<br />

medewerkers.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 433


De betrokkenen bij bevragingen en gesprekken zijn vragende partij voor feedback van de resultaten en voor de<br />

opvolging.<br />

De commissie raadt aan om het beroepenveld te sensibiliseren voor de informatie die de opleiding op papier stelt.<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

onvoldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- er veel goodwill aanwezig is in het docententeam om kwaliteitsvol <strong>onderwijs</strong> te verstrekken;<br />

- de opleiding een gemeenschappelijke visie moet ontwikkelen die als ijkpunt zal dienen voor alle SMART- of<br />

op output geformuleerde streefdoelen;<br />

- de PDCA-aanpak en systematiek in de zorg voor kwaliteit herkenbaar zijn in de opleiding, maar dat de<br />

opleiding de kwaliteitszorg en kwaliteitsborging structureel moet implementeren;<br />

- de opleiding geregeld bevragingen en evaluatiemogelijkheden organiseert over de verschillende aspecten<br />

van het <strong>onderwijs</strong> bij relevante doelgroepen, maar dat dit systematischer kan;<br />

- de resultaten van de evaluaties leiden tot aantoonbare verbeteringen, maar dat er gestuurd moet worden op<br />

resultaat.<br />

maakt de visitatie commissie een positieve afweging en stelt ze dat de opleiding voldoende potentieel heeft om<br />

de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. De visitatiecommissie is van mening dat er in de opleiding voor dit<br />

onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.<br />

434 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Zoals gesteld bij onderwerp 1 zijn de doelstellingen van de opleiding de basiscompetenties voor de beginnende<br />

leraar, die aan de hand van de concordantietabel in het opleidingsprogramma geplaatst zijn. Hoewel het proces<br />

van de implementatie en actualisering van deze tabel nog aan de gang is, stelt de commissie vast dat de doelen<br />

van de opleiding in belangrijke mate gerealiseerd worden.<br />

De commissie is van oordeel dat de gelezen eindwerken en ingekeken stageverslagen van een goed niveau zijn.<br />

De kwaliteit van de eindwerken en de stages is de afgelopen jaren duidelijk gestegen door de steeds verdere<br />

gerichtheid op de <strong>onderwijs</strong>praktijk en relevantie.<br />

De studenten worden in een vakoverschrijdende instapmodule voorbereid op de instap in het werkveld. Thema’s<br />

die hierbij aan bod komen, zijn onder andere de rechten en plichten van een beginnende leraar, op een<br />

doelgerichte manier naar werk zoeken, een sollicitatiebrief schrijven, een sollicitatiegesprek voeren, de<br />

verschillende taken en de typische aanpak van een opvoeder en de domeinen waarop een beginnende leraar een<br />

preventieadviseur kan aanspreken. Deze instapmodule werd in de bevraging erg sterk gewaardeerd door de<br />

studenten.<br />

Uit de bevraging van de afgestudeerden in 2001 blijkt dat 73 procent van de respondenten werkte in het<br />

<strong>onderwijs</strong> als leraar en 2 procent een andere baan binnen het <strong>onderwijs</strong> uitoefende. Zeven procent combineerde<br />

een opdracht in het <strong>onderwijs</strong> met een andere. Dat betekent dat 82 procent van de afgestudeerden effectief en<br />

minstens deeltijds in het <strong>onderwijs</strong> terechtkwam. Van de resterende groep was 12 procent buiten het <strong>onderwijs</strong><br />

tewerkgesteld, 1 procent werkloos, 4 procent studeerde verder en 1 procent had nog andere activiteiten. Van hen<br />

werkte 79 procent in het gewoon <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, 14 procent in het buitengewoon <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en 7<br />

procent in andere <strong>onderwijs</strong>vormen, waaronder voornamelijk volwassenen<strong>onderwijs</strong>. De afgestudeerden van<br />

deze professionele bacheloropleiding komen voornamelijk in het beoogde beroepenveld terecht, wat de<br />

ingebouwde beroepsgerichtheid van de opleiding bevestigt en het bereikte niveau onderbouwt.<br />

De afgestudeerden geven tijdens het gesprek met de commissie blijk van voldoening over hun opleiding en<br />

ervaren geen al te grote praktijkschokken. Zij spreken met waardering over de opleiding en de docenten. De<br />

afgestudeerden voelen zich in goede mate toegerust voor de beroepsuitoefening. De resultaten van feedback,<br />

zoals de bevragingen van de afgestudeerden, tonen analoge vaststellingen.<br />

Tijdens de gesprekken met vertegenwoordigers van het beroepenveld stelt de commissie een sterke waardering<br />

en respect vast voor de studenten en de afgestudeerden. De alumni bereiken het vooropgestelde niveau en<br />

voldoen aan de verwachtingen van het werkveld. Dit blijkt ook uit de resultaten van de feedback.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 435


De beschikbare cijfers tonen aan dat de participatiegraad aan internationale programma’s niet erg hoog is, noch<br />

bij de studenten, noch bij de docenten. Dit heeft voor wat de studentenuitwisseling betreft voor een deel te maken<br />

met de eigenheid van de opleiding. De uitwisselingsprogramma’s worden georganiseerd in het tweede semester.<br />

In die periode vindt ook de ingroeistage plaats, is er de mogelijkheid om het voortraject <strong>onderwijs</strong> aan de<br />

Katholieke Universiteit Leuven Campus Kortrijk te volgen en kan de student kiezen om in het project ’t Scharnier<br />

leerlingen aan huis te helpen bij het leren. De commissie merkt op dat de deelname aan internationale<br />

uitwisselingsprogramma’s van studenten tot nu toe niet echt aangemoedigd wordt.<br />

Voor een relatief kleinschalige opleiding is het niet eenvoudig om op grote schaal aan docentenuitwisseling te<br />

doen. Het aantal uitgezonden docenten is wel groter dan het aantal ontvangen docenten. De opleiding streeft<br />

ernaar om de mobiliteit uit te breiden.<br />

De commissie spreekt haar waardering uit voor de nieuwe coördinator voor internationalisering, die duidelijk blijk<br />

geeft van een dynamisme en een verfrissende kijk op internationalisering.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De opleiding realiseert een goede lerarenopleiding, hoewel nog te veel impliciet gedaan wordt. Meer structuur en<br />

een betere systematiek geven een nauwkeuriger inzicht in de mate van realisatie van de doelstellingen en maken<br />

sturing door de opleidingsverantwoordelijken mogelijk.<br />

De commissie stelt dat inspanningen moeten gedaan worden om zowel studenten- als docentenuitwisselingen<br />

mogelijk te maken en aan te moedigen.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De slaagpercentages van de opleiding liggen erg hoog in vergelijking met andere Vlaamse hogescholen. De<br />

lectoren schrijven dit toe aan de sterke begeleiding van de studenten. Het slaagpercentage voor de<br />

eerstejaarsstudenten is 67,8 procent in 2003-2004 en 68,6 procent in 2004-2005; het gaat van 86,8 tot 91,1<br />

procent voor het tweede programmajaar; en ligt tussen de 95,5 en 98,4 procent in het derde programmajaar.<br />

Gezien de kleinschaligheid van de opleiding is het raadzaam om naast de percentages ook de reële cijfers te<br />

436 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


ekijken. De lectoren blijken niet op de hoogte te zijn van deze specifieke slaagpercentages en van de relevantie<br />

ervan in Vlaams en Europees verband.<br />

De doorstroming door de opleiding is goed en de studievertraging is minimaal. De gemiddelde studieduur voor<br />

periode 2001-2005 ligt tussen 3 jaar en 5 maanden en 3 jaar en 2 maanden. Hoewel de opleiding niet werkt met<br />

streefcijfers, is dit resultaat erg redelijk.<br />

De opleiding doet nog geen diepgaand onderzoek naar niet-slagen of studie-uitval. Sinds de aanstelling van de<br />

studie- en trajectbegeleider worden gesprekken gevoerd met de uitvallers die bekend zijn.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De gegevensverzameling over instroom, doorstroom en uitstroom mag niet langer informeel verlopen, maar moet<br />

systematisch aangepakt worden, zodat er kan worden teruggekoppeld naar de doelstellingen en het beleid van<br />

de opleiding.<br />

Hoewel men in de Vlaamse <strong>onderwijs</strong>situatie niet gewend is om te werken met stuurgetallen en streefcijfers, is<br />

het raadzaam om de invoering ervan te overwegen.<br />

Slaagpercentages relateren aan instroomgegevens, en een overleg starten over het <strong>onderwijs</strong>rendement van de<br />

opleiding dringt zich op.<br />

De commissie suggereert om na te kijken welke bijkomende instrumenten de mogelijkheden van de<br />

feedbackgesprekken op het einde van het derde opleidingsjaar, zowel kwalitatief als kwantitatief, kunnen<br />

ondersteunen en uitbreiden.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding inspanningen doet om het <strong>onderwijs</strong>rendement en het gerealiseerde niveau te meten;<br />

- de opleiding dit proces systematischer zal moeten uitbouwen en impliciete methodieken meer gestructureerd<br />

zal moeten hanteren;<br />

- de vakoverschrijdende instapmodule een waardevol initiatief is;<br />

- de studenten en afgestudeerden sterk gewaardeerd en gerespecteerd worden door het werkveld;<br />

- de resultaten van evaluaties door afgestudeerden en beroepenveld opgevolgd worden;<br />

- internationalisering een eerder beperkte plaats heeft in de opleiding;<br />

- de slaagcijfers opgevolgd worden;<br />

- de doorstroming door de opleiding en de gemiddelde studieduur erg redelijk zijn.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 437


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

438 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie voldoende<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden goed<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel goed<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen voldoende<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten onvoldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

voldoende<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 439


440 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Hoofdstuk 10 Katholieke Hogeschool Kempen<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Katholieke Hogeschool Kempen<br />

De Katholieke Hogeschool Kempen biedt zowel industriële, technisch-technologische, wetenschappelijke,<br />

paramedische als menswetenschappelijke opleidingen aan. In 2004-2005 omvatte de hogeschool vier<br />

vestigingsplaatsen, zes inplantingpunten en tien departementen.<br />

Het departement Lerarenopleiding Turnhout (LOT) biedt de opleiding bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong><br />

en bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aan. De combinatiemogelijkheden van deze laatste zijn<br />

algemene vakken, lichamelijke opvoeding, plastische opvoeding en handel-burotica. Zij werden in samenspraak<br />

met het codepartement Lerarenopleiding Vorselaar afgebakend. Daarbij werd geopteerd voor een zo ruim<br />

mogelijke keuzevrijheid voor de student. Het departement Lerarenopleiding Vorselaar (LOV) biedt de<br />

lerarenopleidingen bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong>, bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong>,<br />

bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 algemene vakken en een verkorte opleiding bachelor in<br />

het <strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong> aan.<br />

Beide departementen zijn zich bewust van hun eigenaardige positie als buitendepartementen van de hogeschool<br />

en als codepartement binnen de lerarenopleiding. Ze willen loyaal zijn ten opzichte van het geheel, wat tot uiting<br />

moet komen in de actieve aanwezigheid van hun vertegenwoordigers in de verschillende raden en werkgroepen<br />

van de hogeschool. Hoewel het zelfevaluatierapport stelt dat de lerarenopleiding streeft naar een zo intens<br />

mogelijke samenwerking met het codepartement, merkt de commissie tijdens het bezoek op dat dit zich beperkt<br />

tot de activiteiten van een codepartementale werkgroep Curriculum die het nieuwe opleidingsprogramma<br />

voorbereidt. Beide departementen blijven duidelijk hun eigen accenten leggen.<br />

In het verleden maakte het departement Lerarenopleiding Turnhout deel uit van het Heilig-Grafinstituut Turnhout.<br />

Op 1 september 1995 werd het Pedagogisch Hoger Instituut Heilig Graf opgenomen in de structuur van de<br />

Katholieke Hogeschool Kempen. De lerarenopleiding werd organisatorisch losgekoppeld van het Heilig-<br />

Grafinstituut. In 1996-1997 was de studiekeuze beperkt tot de opleiding Onderwijzer, nadien ILLO genoemd, en<br />

de opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> Algemene Vakken, nadien ILSO genoemd. In september 1997 werden<br />

in ILSO de bijkomende opties plastische opvoeding en handel-burotica opgericht. Vanaf september 1998 kwam<br />

daar de optie lichamelijke opvoeding bij. Sinds het academiejaar 2000-2001 organiseert het departement ook een<br />

voortgezette lerarenopleiding ‘Zorgverbreding en remediërend leren’.<br />

Het departement Lerarenopleiding Vorselaar is ontstaan uit de normaalschool van de congregatie van de Zusters<br />

der Christelijke Scholen Vorselaar. Op 1 september 1995 werd het Pedagogisch Hoger <strong>Onderwijs</strong> van het<br />

Kardinaal Van Roey-instituut opgenomen in de structuur van de Katholieke Hogeschool Kempen. De<br />

lerarenopleiding werd een financieel autonoom departement, los van de congregatie waarmee het nog wel<br />

binding onderhoudt via de raad van bestuur en de Algemene Vergadering waarin zusters van de Christelijke<br />

Scholen vertegenwoordigd zijn.<br />

De commissie waardeert de openheid van dit zelfevaluatierapport. Het geeft expliciet de sterke kanten en de<br />

verbeteringspunten van de opleiding aan, hoewel daarbij soms meer structuur aangewezen was. De kwaliteit van<br />

het zelfevaluatierapport is naargelang de behandelde aspecten erg wisselend. De commissie betreurt dat de<br />

opleiding bij het schrijven van het zelfevaluatierapport de handleiding voor de invulling van bepaalde facetten niet<br />

terdege heeft bekeken. De opsplitsing van de beschrijvingen voor de campus Turnhout (LOT) en de campus<br />

Vorselaar (LOV) ervoer de commissie als positief. Uit het zelfevaluatierapport blijkt immers dat de opleiding erg<br />

verschillend is op de beide campussen en dat het duidelijk over twee vormen van beleid gaat. Zo is de<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 441


verantwoording voor de didactische vormgeving en de benadering van de studietijdmeting niet gelijklopend. De<br />

internationale dimensie van de opleiding is niet duidelijk omschreven bij de onderwerpen.<br />

Het bezoek bevestigde de verschillen tussen de beide departementen. De commissie stelt dat zij niet twijfelt aan<br />

de individuele kwaliteiten van de lectoren van campus Turnhout, maar wel aan het beleidvoerend en<br />

implementerend vermogen. De resultaten van het gemeenschappelijk actieplan zijn schaars ten tijde van het<br />

visitatiebezoek. Het bezoek voor een bijkomende waarheidscheck maakt duidelijk dat de accenten van de<br />

codepartementen snel en doeltreffend evolueren naar een meer gezamenlijke, gestructureerde en systematische<br />

aanpak met gerichte inbreng van de beide campussen.<br />

442 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het academiejaar 1997-1998 hebben de departementen LOT en LOV in navolging van het Decreet op de<br />

basiscompetenties de opleidingsdoelstellingen en het opleidingsprogramma grondig herzien. Naar aanleiding van<br />

het verschijnen van het Structuurdecreet stelde de hogeschool haar <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan op. Voor de<br />

actielijn curriculumontwikkeling beschrijft het plan het hertekenen van de curricula in termen van competenties,<br />

het bijsturen van <strong>onderwijs</strong>vormen in functie van competentiegericht leren en het omvormen van de opleidingen<br />

naar de bachelor-masterstructuur. Beide departementen stemmen de lopende vernieuwingsinitiatieven hierop af<br />

en nemen een aantal bijkomende initiatieven om de doelen van opleidingsonderdelen en taken af te stemmen op<br />

de competenties. Een grondige herziening van het curriculum wordt voorzien van zodra het Decreet op de<br />

lerarenopleiding is verschenen. Beide departementen zullen samenwerken om deze komende curriculumvernieuwing<br />

uit te werken. In afwachting verricht een kleine kerngroep voorbereidend werk over de mogelijkheden<br />

voor competentiegericht <strong>onderwijs</strong> in de opleiding.<br />

Samenwerking met de dienst Internationalisering van de hogeschool heeft geleid tot een netwerk van<br />

buitenlandse instellingen waarmee de departementen kunnen samenwerken voor studenten- en<br />

docentenmobiliteit. Op de website van de hogeschool staan de ECTS-fiches van de opleidingsonderdelen,<br />

waarbij de opleidingsdoelstellingen vermeld zijn, in het Nederlands en het Engels.<br />

De belangrijkste informatiebron voor de doelstellingen van de opleiding is de studiegids. De situering van de<br />

opleidingsonderdelen in het opleidingsprogramma, de startcompetenties, de doelen, de inhouden, de<br />

werkvormen, de leermiddelen en de evaluatievormen worden aangegeven tot op het niveau van de<br />

<strong>onderwijs</strong>activiteiten. De bekendheid van de opleidingsdoelstellingen bij de stagescholen krijgt concreet vorm<br />

door de mentorenopleiding. Daarnaast gebruiken de beide departementen nog eigen specifieke<br />

informatiebronnen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 443


LOT:<br />

De commissie stelt vast dat visieteksten over het profiel van de leraar en het didactisch concept van de opleiding<br />

werden opgesteld door werkgroepen in het departement.<br />

Tijdens de gesprekken met de verschillende lectoren blijkt dat deze visieteksten samengebracht werden tot een<br />

algemene visietekst. De tekst werd besproken tijdens een personeelsvergadering die gezien werd als<br />

beleidsvergadering, waarna aanpassingen werden doorgevoerd. De commissie stelt vast dat de visietekst nog<br />

niet duidelijk genoeg aangeeft dat het opleidingsprofiel afgestemd is op het niveau en de oriëntatie van bachelor.<br />

Op de vraag naar waarborgen voor het bachelorniveau verwijzen de opleidingsverantwoordelijken naar de<br />

basiscompetenties voor leraren, de specifieke beroepscompetenties, en naar het inspelen op de behoeften van<br />

het werkveld en niet naar de competentieniveaus, zoals ze aangegeven zijn in het Structuurdecreet. Hoewel<br />

aangegeven wordt dat de visie een door de opleiding gedragen tekst is, merkt de commissie op dat deze visie<br />

nog niet echt leeft bij alle lectoren. Wel is het voor de commissie duidelijk dat dit departement een visie heeft op<br />

wat het wil uitwerken en bereiken. Zij waardeert de extra tijd die het departement voorzien heeft om te werken<br />

aan de vernieuwing.<br />

De studenten worden op de hoogte gebracht van de opleidingsdoelstellingen door de studiegids, de ECTS-fiches<br />

en tijdens de introductieweek. Het Decreet ‘beroepsprofielen en basiscompetenties’ en het faseringsplan van de<br />

stage gelden als informatiebronnen van de doelstellingen van de opleiding voor de studenten, het personeel en<br />

de externen.<br />

LOV:<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding een degelijke visie uitwerkte, die steunt op een breed draagvlak binnen<br />

de opleiding. Uit de gesprekken met de opleidingsverantwoordelijken en uit de werkteksten over<br />

competentiegericht <strong>onderwijs</strong> blijkt dat de opleiding zich erg goed bewust is van de vereisten om het<br />

opleidingsprofiel uit te werken en af te stemmen op het niveau en de oriëntatie van een bacheloropleiding.<br />

De procedures die worden ingezet om vernieuwingen tot stand te brengen, garanderen een breed draagvlak. De<br />

commissie merkt op dat tal van documenten en activiteiten ingezet worden om de verschillende actoren te<br />

informeren over de opleidingsdoelen: introductiesessies voor studenten, cursussen, takenbundels, stageinformatieboek,<br />

overlegplatform van het stagenetwerk, mentorenopleiding ...<br />

Afsluitend:<br />

De commissie stelt vast dat de beide departementen in hun doelstellingen verwijzen naar competentiegericht<br />

opleiden. Op de beide campussen is de aandacht voor de internationale dimensie in de doelstellingen echter<br />

beperkt. De commissie spreekt haar waardering uit voor de recent opgestarte samenwerking tussen de beide<br />

opleidingen aan een nieuw doelenkader, waarin de competenties over de drie opleidingsjaren heen omgezet<br />

worden in opleidingsdoelen. Tijdens het visitatiebezoek verzorgen de opleidingsverantwoordelijken hierover een<br />

verhelderende presentatie.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de beide departementen op korte termijn de samenwerking op beleidsniveau verder<br />

moeten uitbreiden en uitdiepen.<br />

444 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Een competentieprofiel moet uitgewerkt worden, met daarin geïntegreerd de decretaal vereiste niveaus van<br />

competenties, de basiscompetenties en de eigen accenten.<br />

De opleidingsdoelen moeten nog duidelijker bekendgemaakt worden bij de lectoren, de studenten en het<br />

werkveld.<br />

De commissie adviseert om in de opleidingsdoelen ruimte te maken voor de internationale dimensie, met het oog<br />

op het inbouwen in het curriculum.<br />

LOT:<br />

De commissie raadt aan om veel aandacht te besteden aan het implementatiegericht vernieuwingsproces met<br />

inbegrip van participatieve besluitvorming en het betrekken van alle partners, eerder dan nog meer nieuwe<br />

visieteksten op te stellen.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Tijdens de academiejaren 1996-1997 en 1997-1998 organiseerde de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad een overleg tussen<br />

de Vlaamse hogescholen en de beroepssector om een beroepsprofiel op te maken. Lectoren van de opleiding<br />

waren betrokken bij dit overleg. In het beroepsprofiel worden de specifieke beroepsactiviteiten van een leerkracht<br />

beschreven aan de hand van typefuncties, deelfuncties, taken en attitudes. Dit overleg heeft geleid tot de VLORpublicatie<br />

Decreet beroepsprofielen en basiscompetenties. Uit de beroepsprofielen voor de leraar <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> groep 1 werden de basiscompetenties gedistilleerd die uiteindelijk de startbekwaamheid bepalen<br />

waarover een beginnende leerkracht moet beschikken. De in het decreet geformuleerde competenties zijn<br />

afgestemd zowel op de beroepsregelgeving als op de behoeften van het werkveld en de eisen van vakgenoten.<br />

De competenties zijn dezelfde voor alle lerarenopleidingen in Vlaanderen. Zij werden door de overheid getoetst<br />

op hun actualiteitsgehalte en functionaliteit. In januari 2004 resulteerde dit in een ontwerp van Besluit van de<br />

Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van leraren. In de conceptnota over de lerarenopleiding van<br />

december 2004 van de Vlaamse minister van <strong>Onderwijs</strong> wordt een nieuw decreet voor de lerarenopleiding<br />

aangekondigd, waarin de discussie over de basis- en startcompetenties zal geregeld worden.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 445


LOT:<br />

De opdrachtverklaring en de visieteksten LOT algemeen, zelfstandig leren en internationalisering, geven een<br />

opsomming van de kennis, de vaardigheden en de attitudes die de opleiding bij de studenten wil realiseren. De<br />

verhouding tot de decretaal vastgelegde basiscompetenties en het kader op basis waarvan precies deze kennis,<br />

vaardigheden en houdingen worden gekozen, is niet echt duidelijk. Dergelijke visieteksten werden tot nu toe door<br />

een werkgroep in het departement opgesteld en vervolgens voorgelegd aan het voltallige personeel. De<br />

afstemming op de wensen en behoeften van het beroepenveld berust vooral op informele contacten. De opleiding<br />

overlegt voornamelijk met de op dezelfde campus gelegen <strong>secundair</strong>e school, die in sterke mate als oefenschool<br />

fungeert. De verslagen over vergaderingen met een beperkt aantal vertegenwoordigers uit het werkveld handelen<br />

meestal over organisatorische knelpunten met betrekking tot de stage. Tot nu toe werd er niet afgestemd op wat<br />

internationaal beweegt in de wereld van de lerarenopleiding. Uit de gesprekken kan niet afgeleid worden dat de<br />

visieteksten op een proactieve wijze gehanteerd worden om het gehele curriculum aan te sturen. De commissie<br />

merkt wel op dat de aandacht van de opleiding voor de basiscompetenties duidelijk tot uiting komt in de<br />

stageobservatieformulieren.<br />

In 2003-2004 werd begeleid zelfstandig leren als een van de prioritaire doelen gekozen. De werking van de<br />

werkgroep Begeleid Zelfstandig Leren werd op de voet gevolgd op de verschillende personeelsvergaderingen.<br />

Het uitgeschreven tijdpad resulteerde in de eerder vermelde visietekst zelfstandig leren.<br />

Vermeldenswaardig zijn de inspanningen van het subteam lichamelijke opvoeding, dat een eigen opleidingskader<br />

heeft uitgewerkt, waarin het studentgericht <strong>onderwijs</strong> en competentiegericht leren een duidelijke plaats krijgen. Zij<br />

ontwierpen op basis daarvan een didactisch referentiekader waarin de verschillende basiscompetenties voor de<br />

beginnende leraar zichtbaar worden gemaakt en met elkaar in verband worden gebracht.<br />

De samenwerking met de campus Vorselaar, die momenteel aan de gang is, kan de deur naar een breder<br />

perspectief openen.<br />

LOV:<br />

Een principiële en bondige visietekst <strong>onderwijs</strong> en een visietekst zelfstandig leren tonen aan dat men met<br />

betrekking tot domeinspecifieke eisen van de campus Vorselaar gesteund heeft op begeleiding door binnen- en<br />

buitenlandse vakgenoten. De visie kwam tot stand onder begeleiding van een Nederlandse expert, op basis van<br />

contacten met een Nederlandse hogeschool en op basis van intern overleg en overleg met de universitaire<br />

associatiepartner. Er wordt ook al een aantal jaren structureel overleg met het werkveld ingebouwd.<br />

Met de basiscompetenties voor leraren wordt actief gewerkt. Ze komen voor in allerlei documenten die betrekking<br />

hebben op de opleidingsonderdelen en in het bijzonder in stagemappen, reflectiedocumenten en portfolio’s voor<br />

de studenten. Door een overlegplatform is er structureel overleg voorzien met het werkveld.<br />

Afsluitend:<br />

De commissie meent dat het opstellen van een gemeenschappelijk doelenkader de samenwerking tussen de<br />

beide codepartementen en de eenduidigheid van de opleidingsdoelstellingen ten goede komt.<br />

446 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de beide departementen om vanuit een gezamenlijke visietekst de krachten te bundelen<br />

om de opleidingsdoelstellingen af te stemmen op de domeinspecifieke eisen.<br />

De commissie stelt dat de aandacht voor de beroepsspecifieke eisen te sterk campusgebonden is, en dat een<br />

gedeelde strategie moet uitgewerkt worden die gericht is naar het formeel en systematisch opvolgen van de<br />

dynamiek die zich voordoet in het beroepenveld en in de internationale context.<br />

De commissie stelt dat in het <strong>onderwijs</strong> de veralgemeende aandacht voor diversiteit gedeeld moet worden,<br />

rekening houdend met de actuele maatschappelijke context.<br />

LOT:<br />

De expertise van deskundigen in binnen- en/of buitenland moet nog meer benut worden om de eigen inzichten te<br />

verrijken of te verfijnen.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het domeinspecifieke kader van de opleiding zich situeert in dat van de VLHORA, zoals voorafgaand aan de<br />

bezoeken ontwikkeld werd door de visitatiecommissie op basis van de door de opleidingen bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aangereikte kaders;<br />

- de basiscompetenties die decretaal vastgelegd zijn voor het lerarenberoep en die aansluiten op het<br />

beroepsprofiel van de leerkracht opgenomen zijn bij de na te streven competenties;<br />

- elk van de beide opleidingen een visie heeft op de opleiding en dat zij meer moeten afstemmen op elkaar om<br />

transparante opleidingsdoelstellingen te formuleren;<br />

- de opleidingen hun doelstellingen afstemmen op het werkveld en dat ze dit formeler en meer gestructureerd<br />

moeten aanpakken;<br />

- de doelstellingen van de opleiding gekend zijn bij de doelgroepen;<br />

- er beperkte aandacht is voor de internationale dimensie in de opleidingsdoelstellingen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 447


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn afgeleid van de decretale competenties, de vakgebonden en vakoverschrijdende<br />

eindtermen van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, de vakspecifieke eisen van de verschillende vakdisciplines, de<br />

hogeschoolvisie op <strong>onderwijs</strong>, de departementale visie van LOT en deze van LOV. De eerste drie zijn vooral<br />

bepalend voor de inhoud van het programma, de laatste twee zijn vooral bepalend voor de wijze waarop de<br />

opleiding gestalte wil geven aan het leren.<br />

Voor het gemeenschappelijke deel van het programma is de relatie tussen doelstellingen en inhoud duidelijk<br />

bepaald. De doelstellingen werden afgeleid uit de gemeenschappelijke basiscompetenties. Voor het specifieke<br />

deel van het programma werd de inhoud in het verleden grotendeels bepaald door de vakinhoudelijke<br />

doelstellingen en eindtermen. Het Decreet op de basiscompetenties zette de opleiding ertoe aan om de inhoud op<br />

deze basiscompetenties af te stemmen. Beide departementen ondernamen daarvoor verschillende initiatieven.<br />

De commissie stelt vast dat de gemeenschappelijke beleidsstukken vorm krijgen. Het programma wordt<br />

zorgvuldig uitgewerkt en de inhouden worden tot op het niveau van het opleidingsonderdeel gemotiveerd, met het<br />

oog op de te bereiken competenties vermeld in het Structuurdecreet en de basiscompetenties van de<br />

lerarenopleiding.<br />

Het niveau en de inhoud van de verschillende opleidingsonderdelen en <strong>onderwijs</strong>activiteiten zijn beschreven in de<br />

studiegids. Aan elk opleidingsjaar is een karakteristiek toegekend die een aanduiding vormt voor het niveau van<br />

de opleidingsonderdelen. Zo is het eerste jaar verkennend, het tweede verdiepend en het derde verruimend. Voor<br />

de stage zijn de criteria per niveau aangeduid op de stageformulieren en in de stagehandleiding.<br />

Disciplineoverschrijdende elementen krijgen in de beide departementen vooral op projectmatige basis aandacht.<br />

Uit de aandachtspunten in verschillende opleidingsonderdelen en uit elementen in de visieteksten valt echter af te<br />

leiden dat er ook programmabreed aandacht aan wordt besteed.<br />

De hogeschool wil zich profileren als een lerende organisatie. Zowel op het niveau van de hogeschool als dat van<br />

de opleidingen worden diverse initiatieven genomen om recente <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen in binnen- en buitenland<br />

op te volgen en kenbaar te maken binnen de organisatie. Op het niveau van de hogeschool is daartoe een<br />

coördinator <strong>onderwijs</strong> aangesteld en werd een <strong>onderwijs</strong>raad opgericht. De <strong>Onderwijs</strong>raad is samengesteld uit de<br />

vernieuwingscoördinatoren van de tien departementen. De doelstellingen en activiteiten van de <strong>Onderwijs</strong>raad<br />

vloeien voort uit het beleidsplan van de hogeschool en zijn vertaald in actieplannen. De <strong>Onderwijs</strong>raad<br />

organiseert een tweejaarlijkse <strong>onderwijs</strong>markt. Lectoren van de opleidingen stellen aan de hand van lezingen,<br />

posters of workshops nieuwe <strong>onderwijs</strong>vormen voor en wisselen ervaringen uit. De lerarenopleiding is hierbij een<br />

448 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


van de drijvende krachten. Lectoren van de opleidingen LOT en LOV gaven onder andere presentaties over<br />

curriculumopbouw, portfolio en stagebegeleiding.<br />

Beide departementen ondernemen zowel gezamenlijk als afzonderlijk initiatieven voor curriculumherziening. De<br />

opleiding bereidt een grondige curriculumherziening voor in een codepartementale werkgroep Curriculum. De<br />

werkgroep is samengesteld uit vier vertegenwoordigers van elk departement. Zijn opdracht bestaat uit de<br />

voorbereiding van een competentiegericht opleidingsprogramma, dat voldoet aan alle accreditatie-eisen. Deze<br />

voorbereiding is gespreid over twee jaar en startte in 2005-2006 met als doel een gezamenlijke visie en concept<br />

te ontwikkelen, een voorstel voor organisatiestructuur en een voorstel voor opleidingsprogramma uit te werken.<br />

Tijdens het academiejaar 2006-2007 zijn het vastleggen van een gezamenlijke organisatiestructuur, de bepaling<br />

van de doelen, de selectie van inhouden selecteren en het vastleggen van opleidingsonderdelen en studiepunten<br />

gepland. De voorbereiding moet resulteren in een nieuw programma voor het eerste jaar, dat van start zal gaan in<br />

het academiejaar 2007-2008 en daarna geleidelijk zal ingevoerd worden in het tweede en derde opleidingsjaar.<br />

Het internationaliseringsbeleid van de opleiding komt tot stand door twee discussie- en beleidsfora: de KHKwerkgroep<br />

Internationalisering en de departementale werkgroepen Internationalisering. De KHK-werkgroep is<br />

samengesteld uit de coördinatoren internationalisering van de tien departementen en vergadert maandelijks. De<br />

beleidsverklaring internationalisering in het kader van het Institutioneel Contract en de herziening ervan voor de<br />

periode 2001-2006, is een belangrijke pijler. Onder andere de coördinatie op hogeschoolniveau, de concrete<br />

samenwerking tussen departementen in het kader van internationale programma’s, de interculturele<br />

voorbereiding van studenten en de aanvraag van het ECTS Quality-label, staan centraal in de werking. Studenten<br />

krijgen jaarlijks een informatiesessie over de verschillende uitwisselingsmogelijkheden, en jaarlijks organiseert de<br />

hogeschool een internationale week.<br />

In beide departementen is een coördinator internationalisering aangesteld als hoofd van de dienst<br />

Internationalisering. De dienst heeft als doel de internationalisering mogelijk te maken. Hij vormt het<br />

aanspreekpunt voor informatie en organisatie van de docenten- en studentenmobiliteit. De coördinator wordt<br />

ondersteund door een stuurgroep die het discussieforum is voor de voorbereiding en concrete uitwerking van de<br />

actiepunten in verband met internationalisering. De prioritaire doelstelling is de maximale uitwisseling van<br />

studenten en lectoren. De laatste jaren komt daar ook de internationalisering van het curriculum voor<br />

thuisblijvende studenten bij. De stuurgroep zorgt voor de informatie en motivatie in de opleiding en volgt de<br />

begeleiding op van inkomende en uitgaande studenten en lectoren. De departementen hebben verschillende<br />

internationale partners. De studenten sluiten een schriftelijk contract af met het departement.<br />

LOT:<br />

De commissie is van oordeel dat het competentiegericht opleiden voldoende in het opleidingsprogramma is<br />

geïntegreerd. Zij baseert zich onder andere op de ECTS-fiches en de vaststelling dat de lectoren op het gebied<br />

van competentiegericht werken professionele ondersteuning krijgen. Het cursusmateriaal wordt geleidelijk aan<br />

beter afgestemd op de basiscompetenties en op competentiegericht opleiden.<br />

De afstemming van basiscompetenties op het opleidingsprogramma werden in 1997-1998 en in 2003-2004<br />

geëvalueerd. De aansturing van de implementatie van opleidingsvisies en van verbeteringsmaatregelen verliepen<br />

in het verleden moeizaam. Om die reden is de commissie niet overtuigd dat in de van kracht zijnde constellatie,<br />

zelfs bij een gezamenlijk herdenken van het curriculum door de beide codepartementen, en ondanks de<br />

kwaliteiten van het lectorenteam, de vooruitzichten op implementatie ervan gunstig zijn voor deze campus. In<br />

samenwerking met de collega’s van LOV zijn heldere contouren voor een modern competentiegericht curriculum<br />

ontwikkeld. Dit is een eerste vereiste voor een fundamentele actualisering van het programma.<br />

Het subteam lichamelijke opvoeding werkt erg intensief aan de vernieuwing van zijn programma. De dynamiek<br />

van het team en de open houding ten aanzien van <strong>onderwijs</strong>innovatie zou, mits enige ondersteuning, op korte<br />

termijn de beoogde resultaten moeten kunnen opleveren.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 449


Het departement werkt samen met Erasmuspartners in Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Polen,<br />

Portugal, Spanje, Oostenrijk en Turkije. Het werkt mee aan Comeniusprojecten en organiseert tweejaarlijkse<br />

studiereizen voor de combinatiemogelijkheden algemene vakken, plastische opvoeding en handel-burotica. Het<br />

departement werkt sinds kort samen met het codepartement in het kader van Interactum Vlaanderen en zal in de<br />

nabije toekomst ook deelnemen aan de Internationale Klas.<br />

LOV:<br />

De opleiding staat al behoorlijk ver met het competentiegericht curriculum dat goed doordacht is en veelbelovend<br />

bij verdere ontwikkeling.<br />

De commissie ziet in de studiegids een mooie synthese van de basiscompetenties en de specifieke doelen per<br />

opleidingsonderdeel. Dikwijls is er sprake van tegelijk aanpakken van kennis, vaardigheden en attitudes.<br />

Meerdere opleidingsonderdeelfiches getuigen van een hedendaagse invulling. Er wordt ook recente literatuur<br />

gebruikt.<br />

De afstemming tussen de basiscompetenties, de doelstellingen en de inhouden wordt op een gestructureerde<br />

manier aangestuurd. Een in 1998-1999 opgerichte werkgroep werkte beleidsvoorbereidend en ondersteunend.<br />

Per opleidingsjaar werd aangegeven welke competenties er aan bod moesten komen. Er werd een schema<br />

opgesteld waarbij de programmaonderdelen werden ondergebracht onder vier componenten. Een stuurgroep gaf<br />

leiding en ondersteuning aan het vertalen van de basiscompetenties in concrete doelen. De aansturing van de<br />

curriculumherziening blijkt behoorlijk adequaat. Er is tegelijk sprake van centrale aansturing en van een hoge<br />

graad van participatie. Blijkbaar wordt er gebruikgemaakt van de resources binnenshuis en richt men tegelijk de<br />

blik naar buiten door een beroep te doen op buitenlandse expertise. De voortvarende aanpak geldt ook voor het<br />

nieuwe curriculum dat momenteel in ontwikkeling is.<br />

Het departement werkt samen met partners in onder andere Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland,<br />

Malta, Nederland, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en Afrika. Het uitbreiden van deze samenwerking, vooral met<br />

partners in ontwikkelingslanden, is een aandachtspunt voor de nabije toekomst. De opleiding is aangesloten bij<br />

Interactum Vlaanderen en neemt deel aan de Internationale Klas.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat het beleidsvoerend vermogen verder versterkt moet worden en dat de samenwerking op<br />

inhoudelijk en organisatorisch gebied tussen de beide campussen blijvend moet worden uitgebouwd.<br />

LOT:<br />

De commissie raadt aan om de samenwerking met het werkveld te verstevigen en structureel in te bedden om het<br />

curriculum te legitimeren.<br />

Het is raadzaam om voldoende aandacht te besteden aan het goed doorpraten van het didactisch concept met<br />

het hele team.<br />

De commissie adviseert om de congruentie tussen het didactisch concept en de doelen van de<br />

opleidingsonderdelen, de gebruikte werkvormen en de opbouw van programma duidelijk te stellen.<br />

450 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de beide opleidingen is er voldoende aandacht voor vakinhoudelijke kennisontwikkeling. Dit blijkt uit het<br />

cursusmateriaal en de gebruikte vakliteratuur. De verschillende opleidingsonderdelen van het programma zijn<br />

gericht op het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes die een toekomstige leraar nodig heeft om te<br />

kunnen functioneren in het beroep. Kennis omvat enerzijds pedagogische en didactische kennis en anderzijds<br />

vakkennis.<br />

Bij vaardigheden die noodzakelijk zijn om het beroepsmatig functioneren bij een bepaalde doelgroep te<br />

ondersteunen, gaat het over algemene, specifieke didactische of vakgebonden vaardigheden. ICT, spreekgedrag<br />

en communicatieve en agogische vaardigheid zijn voorbeelden van <strong>onderwijs</strong>activiteiten die gericht zijn op het<br />

ontwikkelen van algemene, maatschappelijke en beroepsmatige vaardigheden. Specifieke didactische en<br />

vakgebonden vaardigheden komen voornamelijk geïntegreerd aan bod en tijdens de stage worden deze<br />

vaardigheden in de reële beroepscontext geoefend en ontwikkeld.<br />

De werkveldervaringen van de studenten worden in de beide departementen opgebouwd van het tot het 1ste en<br />

3de opleidingsjaar. In totaal gaan 34 van de 180 studiepunten naar stage, waarvan 6 in het eerste, 10 in het 2de<br />

en 18 in het 3de opleidingsjaar.<br />

De onderwerpen van de eindwerken zijn gericht op de <strong>onderwijs</strong>actualiteit en worden voor een aantal<br />

onderwerpen in samenspraak met het <strong>onderwijs</strong>veld bepaald. De studenten krijgen een brede kijk op het<br />

werkveld door projecten in het kader van een eindwerk of een jaarwerk. Mogelijkheden zijn onder andere<br />

didactische en alternatieve stages in het buitengewoon <strong>onderwijs</strong>, de basiseducatie, pedagogisch-didactische<br />

diensten, het schoolopbouwwerk, het Centrum voor Leerlingenbegeleiding en de stedelijke jeugddiensten. Het<br />

eindwerk is geprogrammeerd in het gemeenschappelijke deel van het programma van het derde opleidingsjaar<br />

en heeft een omvang van zes studiepunten.<br />

LOT:<br />

Heel wat docenten hebben ervaring in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en sommigen hebben hier nog steeds een<br />

deeltijdse opdracht. Dit draagt bij tot de verbondenheid met de actuele <strong>onderwijs</strong>realiteit.<br />

De bijdragen van zowel de lectoren als de studenten aan de maatschappelijke dienstverlening, waaronder het<br />

<strong>onderwijs</strong>veld, zijn een pluspunt. De maatschappelijke dienstverlening gebeurt sterk vraaggestuurd. Door de<br />

talrijke contacten met het werkveld, in het bijzonder met de stagescholen, worden de leden van het departement<br />

gecontacteerd omwille van hun expertise. Ook uit persoonlijke contacten van individuele lectoren groeien, in<br />

overleg met het departementshoofd, initiatieven die kaderen in maatschappelijk dienstbetoon. Lectoren geven<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 451


advies of verstrekken op een meer gestructureerde manier ondersteuning aan allerlei instanties en organisaties<br />

uit het werkveld en andere belanghebbenden. Enkele eindwerken van de studenten kunnen tot<br />

vormingsactiviteiten gerekend worden. Zij nemen deel aan uiteenlopende projecten met maatschappelijk<br />

dienstverlenend karakter. De evaluatie van de initiatieven in het kader van maatschappelijke dienstverlening<br />

gebeurt door de betrokken lectoren, meestal in overleg met de school of organisatie waarmee werd<br />

samengewerkt.<br />

De commissie stelt vast dat de realisatie van hedendaagse opvattingen over het opleiden van leraren gedeeltelijk<br />

tot stand gekomen is. Er is sprake van reflectie op de <strong>onderwijs</strong>praktijk, maar het stageconcept en het bijhorend<br />

begeleidingsconcept moet nog verder systematisch doordacht worden. De gesprekken geven aan dat de<br />

studenten van de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding al beter vertrouwd zijn met het systematisch<br />

reflecterende. Hoe de integratie tussen de theorie en de praktijk gestimuleerd wordt door de stage is nog niet<br />

helder gesteld. Noch in het zelfevaluatierapport, noch tijdens de gesprekken komt tot uiting dat de opleiding een<br />

visie heeft op de wijze waarop de theorie en de praktijk op een zinvolle manier met elkaar kunnen geïntegreerd<br />

worden.<br />

Uit de beschrijving van de stageopbouw blijkt dat de hoeveelheid stage van het 1ste naar het 3de opleidingsjaar<br />

toeneemt en de begeleidingsintensiteit afneemt. Het accent van begeleiding wordt verlegd van de opleiders in het<br />

1ste jaar naar begeleiding door de mentoren op de stageschool in het 2de en 3de opleidingsjaar. De commissie<br />

ziet echter geen evolutie in de aard van de begeleiding. In het laatste jaar lopen de studenten 3 keer 3 weken<br />

stage, waarin ze 12 tot 15 lesuren per week lesgeven. Sinds dit academiejaar gebruiken de studenten een<br />

stageportfolio, waarin oriëntatie, zelfevaluatie en bewijslast opgenomen zijn. Sinds enkele jaren organiseert het<br />

departement samen met het codepartement een mentorenopleiding.<br />

Het onderwerp van het eindwerk houdt verband met deelaspecten van de opleidingsonderdelen of de<br />

<strong>onderwijs</strong>activiteiten en met het latere werkveld. Voor studenten van de combinatiemogelijkheid lichamelijke<br />

opvoeding wordt het werkveld uitgebreid tot het basis<strong>onderwijs</strong> en de recreatieve sector. Het eindwerk kan onder<br />

andere een verhandeling zijn, een didactisch uitgewerkt project, een didactisch pakket of de organisatie en<br />

coördinatie van sportevenementen.<br />

LOV:<br />

De professionele gerichtheid van het programma is degelijk onderbouwd door een consequent conceptmatig<br />

denken en een functionele samenhang, die als rode draad door het programma gaat.<br />

Uit het bestuderen van de materialen en de gesprekken met de opleiders blijkt dat de kennisontwikkeling via<br />

recente leermaterialen en aan de hand van hedendaagse opvattingen over het opleiden van leraren gebeurt. De<br />

beschrijvingen van de opleidingsonderdelen vermelden recente literatuur. Er wordt veel aandacht gegeven aan<br />

reflectie en supervisie, aan persoonlijke ontwikkelingsplannen voor de studenten en aan nieuwe evaluatievormen.<br />

De pendel tussen theorie, subjectief concept van de student en praktijk is kenmerkend voor de opleiding. De visie<br />

op stage is onder andere geïnspireerd op de concepten zelfstandig leren en ervaringsgericht <strong>onderwijs</strong>. De<br />

opbouw van het eerste naar het derde opleidingsjaar is niet alleen uitgedrukt in een toename van de hoeveelheid<br />

stage, maar ook in een toename van de complexiteit en een evolutie van begeleid leren en functioneren naar<br />

zelfstandig leren en functioneren in de beroepspraktijk. Het ontwikkelen van de reflectievaardigheid van de<br />

student is daarbij belangrijk, wat ook blijkt uit de gesprekken met de studenten. Het opbouwen van de<br />

complexiteit verwijst naar het ontwikkelen van competenties, een evolutie van de niveaus van betrokkenheid<br />

namelijk van taak- over leerlingen- tot organisatiebetrokkenheid, de complexiteit van de context zowel micro,<br />

meso als macro, een groeilijn van verkennend over verdiepend tot verruimend en een toenemende variatie aan<br />

doelgroepen en stageplaatsen. De opbouw van de begeleiding evolueert van docentgestuurd over gedeelde<br />

sturing tot zelfstandig met de nodige instrumenten om dit zelfstandig functioneren te ondersteunen, zoals een<br />

452 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


persoonlijk ontwikkelingsplan, reflectie en portfolio. In het derde jaar wordt ook de sturing van het reflectieproces<br />

aan de student overgedragen. Supervisie gaat hierbij over naar intervisie. Alle begeleidingsactiviteiten zijn<br />

ingepland in de roosters en in de stagetijd. Er is voor de begeleidingsactiviteiten een duidelijke rolverdeling<br />

vastgelegd tussen stagebegeleiders, vakdocenten, hoofdmentoren en mentoren. Door de mentorenopleiding<br />

wordt de continuïteit tussen de begeleiding door de opleiding en in het werkveld bevorderd.<br />

In het derde opleidingsjaar wordt van de studenten een beperkt actieonderzoek verwacht. In het kader van de<br />

uitbouw van een stagenetwerk worden de eindwerken steeds meer geïntegreerd in de langdurige stage (zes<br />

weken). Op die manier krijgen studenten de kans om hun eindwerk te linken aan de <strong>onderwijs</strong>praktijk. Van de<br />

studenten wordt verwacht dat zij concreet materiaal ontwikkelen met betrekking tot de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing,<br />

zoals zelfstandig leren, multimediagebruik, nieuwe werkvormen, projectwerk, contract- en hoekenwerk,<br />

studiereizen en gelijke <strong>onderwijs</strong>kansen. Dit levert materiaal op dat aangepast is aan de <strong>onderwijs</strong>realiteit en<br />

bruikbaar is in de stageschool.<br />

Tijdens het bezoek blijkt dat de nascholingsdienst het Donchecentrum, waarvan sprake is in het<br />

zelfevaluatierapport, al geruime tijd niet meer tussenkomt in de maatschappelijke diensverlening van het<br />

departement.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

LOT:<br />

De commissie stelt dat intensief aandacht moet besteed worden aan de integratie van theorie en praktijk.<br />

Een verdere uitbouw van het stageportfolio om deze integratie te bewerkstellingen, is aangewezen.<br />

De commissie raadt aan om de stage en de stagebegeleiding meer vorm te geven en ze zo te organiseren, dat zij<br />

steunen op hedendaagse inzichten in de opleidingsdidactiek.<br />

LOV:<br />

De commissie vraagt om te onderzoeken of, hoe en in welke mate het Donchecentrum opnieuw een rol kan<br />

spelen in de maatschappelijke dienstverlening.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 453


Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In beide opleidingen bestaat het gemeenschappelijk deel voor alle lerarenopleidingen uit 45 studiepunten,<br />

waarvan 20 in het eerste jaar, 10 in het tweede jaar en 15 in het derde jaar. Het specifiek deel voor de leraar<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> heeft 135 studiepunten, waarvan 40 in het eerste jaar, 50 in het tweede jaar en 45 in het<br />

derde jaar. Vanaf 1997 werden de gemeenschappelijke basiscompetenties de richtlijn voor de invulling van het<br />

gemeenschappelijke deel.<br />

De studenten van het derde opleidingsjaar hebben beperkte keuzemogelijkheden voor de stage.<br />

Bij samenwerking van de opleidingen met instellingen wordt na de vergelijking van de opleidingsprogramma’s een<br />

aangepast programma samengesteld door een lectorenteam. Verder voorziet het opleidingsprogramma<br />

mogelijkheden voor flexibele leerwegen, onder andere rekening houdend met EVC en EVK en verkorte<br />

programma’s voor specifieke instromers.<br />

De commissie krijgt signalen van een gelijkgerichte aanpak aangaande de samenhang van het programma<br />

tussen de beide campussen.<br />

LOT:<br />

Het departement stelt dat voor de opbouw van het programma drie principes gelden. Zo moet de opbouw de<br />

evolutie van de beginnende leerkracht volgen, moet het leren evolueren van docent- naar studentgestuurd en<br />

verschuift het accent van verkennend in het eerste jaar over verdiepend in het tweede naar verruimend in het<br />

derde jaar. In het eerste jaar zou daarbij vooral aandacht gaan naar het pedagogisch-didactisch functioneren op<br />

microniveau, terwijl dat in jaar twee en drie geleidelijk zou verschuiven naar functioneren binnen diverse<br />

pedagogische contexten en de confrontatie met de maatschappelijke dimensie van <strong>onderwijs</strong>. De commissie stelt<br />

echter vast dat de garanties om de genoemde opbouwprincipes te realiseren, in de praktijk niet alom aanwezig<br />

zijn. Vooral de lectoren opvoedkunde en agogische vaardigheden hebben gewerkt aan een verticale samenhang<br />

en een geleidelijke opbouw doorheen de drie opleidingsjaren. In andere vakgebieden dient nog verder gewerkt te<br />

worden aan het systematisch werken vanuit de basiscompetenties en het opbouwen van de zelfsturing van de<br />

studenten.<br />

De samenhang tussen de algemeen didactische en de vakdidactische component is aanwezig en zou sterker<br />

kunnen uitgewerkt worden. In de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding is er een nauwe samenwerking<br />

tussen de pedagoog en de vakdidactici. Voor de andere combinatiemogelijkheden komen de planningen van<br />

didactiek en vakdidactiek niet altijd overeen.<br />

454 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


LOV:<br />

De opleiding werkt volgens de principes van ervaringsgericht <strong>onderwijs</strong> en enkele principes die onder Facet 2.2.<br />

bij de toelichting over de stage al werden verduidelijkt. De ontwikkeling van een gezamenlijke vakstructuur, het<br />

teamoverleg over de samenhang van het programma, onder andere met het oog op afstemming tussen de<br />

pedagogische en de <strong>onderwijs</strong>vakken, en de geleidelijke opbouw van de stage bieden garanties op een goede<br />

inhoudelijke samenhang. De commissie stelt vast dat de genoemde principes in het programma ook gerealiseerd<br />

worden, met het gevolg dat de studenten een goede samenhang ervaren. Dit komt tot uiting in de opbouw van de<br />

stage en de evolutie van inhouden, werk- en evaluatievormen in de rest van het programma. De opleiding slaagt<br />

erin om de samenhang ook tijdens de laatste fase van het derde jaar te realiseren en de studenten door middel<br />

van een professionele regie de laatste hand te laten leggen aan hun competenties.<br />

De opleiding heeft zich voorgenomen om de keuzemogelijkheden voor de student in het derde jaar uit te breiden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

LOT:<br />

De commissie raadt aan om de al aanwezige samenhang tussen de algemeen didactische en de vakdidactische<br />

component sterker uit te werken.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 455


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de hogeschool onderzoekt en werkt een werkgroep Studietijdmeting methodes uit voor de studietijdmetingen.<br />

De werkgroep is samengesteld uit de verantwoordelijken voor studietijdmeting van elk departement. In de loop<br />

van de voorbije jaren zijn in de beide departementen verschillende studietijdmetingen uitgevoerd. Er werd<br />

gewerkt met een tijdschrijfmethode die de overkoepelende werkgroep van de hogeschool ontwikkelde. In LOV<br />

werd ook gewerkt met een vergelijkingsmethode geschatte tijd/reële tijd. Voor het bepalen van de reële studietijd<br />

wordt een onderscheid gemaakt tussen de tijd voor <strong>onderwijs</strong>activiteiten, voor studieactiviteiten, voor<br />

stageactiviteiten en voor het maken van een eindwerk.<br />

De studiebelemmerende en -bevorderende factoren worden regelmatig bevraagd en opgevolgd.<br />

De commissie merkt dat de opleiding op een zelfkritische manier omspringt met dit facet. De studietijd maakt deel<br />

uit van de interne kwaliteitszorg. De studietijd wordt ook op een zorgvuldige manier in acht genomen bij de<br />

uitbouw van het nieuwe curriculum.<br />

LOT:<br />

In het departement werd geen moeite gespaard om grootscheepse studietijdmetingen op te zetten. De commissie<br />

neemt de laatste studietijdmeting van 2002-2003 als referentie. Vijftien lectoren en vijfhonderd studenten waren<br />

betrokken bij deze studietijdmeting, uitgevoerd met een tijdschrijfmethode. Op basis van die meting werd<br />

vastgesteld dat de door de studenten geïnvesteerde studietijd voor nagenoeg alle ingerichte<br />

combinatiemogelijkheden onder de minimumgrens van 1.500 uren studietijd ligt. De resultaten van de<br />

studietijdmetingen werden besproken met de lectoren. Waar nodig pasten zij de inhoud of werkwijzen aan. Na<br />

twee jaar werden opnieuw metingen uitgevoerd. De resultaten toonden aan dat ondertussen drie van de vier<br />

betrokken opleidingsonderdelen op het vooropgestelde niveau gebracht zijn. De commissie waardeert de<br />

aandacht voor dit aspect van het studieprogramma.<br />

LOV:<br />

De metingen worden afgestemd op de behoeften van lectoren en studenten. De eerste metingen gebeurden met<br />

een tijdschrijfmethode. Er werd vastgesteld dat de in stage geïnvesteerde tijd groter was dan de begrote tijd, en<br />

dat voor de meeste andere opleidingsonderdelen de geïnvesteerde tijd overeenkwam met de minimumbelasting.<br />

Aan de lectoren werd gevraagd om de studietijd nauwkeurig opnieuw te begroten en de studielast kenbaar te<br />

maken aan de studenten. In 2000-2001 en 2003-2004 gebeurden nieuwe studietijdmetingen door vergelijking van<br />

de geschatte tijd en de reële tijd. Omwille van de beperkte respons werd afgestapt van grootscheepse en<br />

tijdintensieve metingen. Er wordt gefocust op datgene wat door de studenten en/of lectoren als knelpunten<br />

ervaren wordt. Dit bleken vooral taken te zijn. Daarom werden aanpassingen doorgevoerd met betrekking tot het<br />

456 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


aantal taken, de inhoud ervan, procedurebeschrijvingen met vermelding van de studietijd, het formuleren van<br />

evaluatiecriteria en de opvolging van de werkelijk bestede studietijd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Volgens de studietijdmetingen zou de studietijd verhoogd kunnen worden, omdat deze zich op het<br />

minimumniveau van belasting bevindt. Geluiden van studenten bevestigen dat beeld echter niet. De commissie<br />

raadt de opleiding aan deze discrepantie verder te onderzoeken.<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De keuze van <strong>onderwijs</strong>vormen en -middelen hangt nauw samen met het nieuwe denken over <strong>onderwijs</strong> en<br />

competentiegericht opleiden. Om de samenhang tussen vormgeving en inhoud te verbeteren, hebben individuele<br />

lectoren, lectorenteams en werkgroepen de voorbije jaren een verscheidenheid aan nieuwe <strong>onderwijs</strong>vormen en -<br />

middelen geïntroduceerd. Zij worden bij wijze van experiment toegepast, en afhankelijk van de opgedane ervaring<br />

krijgen ze vervolgens al dan niet een blijvende plaats in het aanbod.<br />

De meest gebruikte <strong>onderwijs</strong>werkvormen worden onderverdeeld in drie categorieën, namelijk de begeleide<br />

werkvormen, de begeleid zelfstandige werkvormen en de zelfstandige werkvormen.<br />

De commissie stelt vast dat het voortdurend opsplitsen van de aanpak voor LOT en LOV een zware hypotheek<br />

kan leggen op het rendement van de geleverde inspanningen. Zo ontwerpt de <strong>Onderwijs</strong>raad voor LOV een<br />

referentiekader dat ondersteuning biedt bij het selecteren van <strong>onderwijs</strong>vormen en -middelen voor het nieuwe<br />

curriculum, waarbij duidelijk is dat een dergelijk referentiekader ook nuttig is voor LOT. Toch merkt zij ook<br />

resultaten van recente samenwerking op: het <strong>onderwijs</strong>concept Baso, de flowchart en de competentiematrix, en<br />

de kerntaken van de leerkracht. Leerlijnen met competentieniveaus per opleidingsjaar zijn uitgewerkt voor de<br />

stages.<br />

LOT:<br />

Individuele lectoren en teams tonen een groeiende aandacht voor zelfstandig leren. Daardoor werd in 2003 de<br />

werkgroep Begeleid Zelfstandig Leren opgericht, die in 2003-2004 een middellangetermijnvisie uitwerkte. De<br />

milieuweek is een geïntegreerde werkweek waarin begeleid zelfstandig veldwerk een belangrijk aandeel heeft. De<br />

commissie stelt vast dat de traditionele werkvormen nog de overhand hebben. Al meerdere jaren stelt de<br />

opleiding in haar visieteksten voorop dat ze de student tot zelfsturing wil brengen in het laatste jaar. Sommige<br />

lectoren hebben het nog moeilijk met het toepassen van begeleid zelfstandig leren als opstapje naar die<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 457


zelfsturing. De beperkte mogelijkheden van het open leercentrum van de bacheloropleiding werken hierin niet<br />

bevorderend. Toch merkt de commissie dat het didactisch concept mede door een groeiende bewustwording<br />

steeds meer vorm krijgt. De afstemming van de doelstellingen op het didactisch concept en de werkvormen is<br />

merkbaar in verschillende vakdomeinen. Dit komt tot uiting in de vorm van PGO en van zelfsturende<br />

leerprocessen. De complexiteit van de aangeboden problemen neemt daarbij toe over de drie opleidingsjaren<br />

heen. De principes van begeleid zelfstandig leren worden langzamerhand meer uitgewerkt en toegepast. De<br />

lectoren geven aan dat de aangeboden sessies over coaching en ervaringsgericht leren hierbij aantoonbaar<br />

resultaat opleveren.<br />

De commissie waardeert de inspanningen op ICT-gebied als noodzakelijk om een moderne opleiding vorm te<br />

geven. Zij stelt echter vast dat het gebruik van de e-leeromgeving minimaal is.<br />

De stage, als onderdeel van het huidige programma, loopt naar behoren, maar is ook vrij traditioneel. Om een<br />

competentiegericht curriculum met steeds grotere zelfregie van studenten te begeleiden, is een gerichte<br />

navorming van begeleiders en mentoren noodzakelijk. Ook hier blijkt de vorming van de lectoren in coaching<br />

vruchten af te werpen. De commissie kan bij de eindwerken meermaals geen verantwoording en<br />

procesbeschrijving vooraf vinden. Hetzelfde geldt voor een gedegen reflectie op inhoud- en procesniveau<br />

achteraf. Gezien de huidige maatstaven van een professionele bachelor zouden deze componenten minimaal<br />

onderdeel moeten uitmaken van alle eindwerken.<br />

LOV:<br />

Het programma heeft een doelgerichte vormgeving en daar waar deze een meerwaarde oplevert, ook een goede<br />

ICT-vertaling. Terecht kan men bij deze vormgeving spreken van modern digitaal studeren. De campus is<br />

daarvoor adequaat en smaakvol ingericht.<br />

Dat het didactische concept in lijn is met de doelstellingen, werd ook bij vorige facetten beargumenteerd. Het<br />

gemeenschappelijke deel van de opleiding werd naar inhoud en vorm volledig herwerkt. Om meer ruimte te<br />

geven aan werkvormen die het zelfstandige werk bevorderen, werd het aantal contacturen teruggeschroefd.<br />

Onder andere meer coaching en zelfstandig werk zijn ervoor in de plaats gekomen.<br />

Over het didactische concept voor de stage en de uitvoering ervan is de commissie positief. Dit werd al bij Facet<br />

2.2 besproken. Het eindwerk, nu afstudeerwerkstuk genoemd door de opleiding, moet nog verder evolueren in de<br />

richting van de actuele benadering, waarin afstemming uit het beroepenveld, toegepast onderzoek en een<br />

verantwoorde zelfregie van studenten gerealiseerd wordt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de zelfregie van de studenten een duidelijke plaats en ruimte moeten krijgen, zowel bij de<br />

stages als bij het eindwerk.<br />

LOT:<br />

De commissie stelt dat de afstemming van de doelstellingen op het didactisch concept en de werkvormen blijvend<br />

mogelijk gemaakt en ondersteund moet worden, en dat hiervoor blijvende professionalisering dient voorzien te<br />

worden.<br />

458 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


De commissie adviseert om de onderzoekscomponenten voor toegepast onderzoek in de eindwerken op te<br />

nemen en om zelfregie van de studenten ook bij de eindbeoordeling een passende plaats te geven.<br />

Het is raadzaam om nog meer zelfsturende en activerende werkvormen toe te passen, die de integratie van<br />

kennis, vaardigheden en attitudes bevorderen.<br />

LOV:<br />

De commissie stelt dat in het kader van het eindwerk verder moet gewerkt worden aan de afstemming tussen<br />

enerzijds wat in de professionele praktijk gewenst is en anderzijds het toegepast onderzoek en de realisatie van<br />

zelfsturing.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De evaluatie van de studenten gebeurt door toetsen en examens, taken en zelfstandig werk, stage en het<br />

eindwerk. Gedetailleerde informatie hierover is in de studiegids en in de <strong>onderwijs</strong>- en examenregeling<br />

opgenomen. De studenten hebben inspraakmogelijkheden in de planning van de examens. Bij het begin van het<br />

academiejaar krijgen de studenten en de lectoren de <strong>onderwijs</strong>- en examenregeling. De studenten ontvangen ook<br />

een studiegids. De lectoren geven toelichting bij hun opleidingsonderdeel, de bijhorende taken en de wijze van<br />

evaluatie. Voor de examenperiode informeren zij de studenten over het verloop, de inhoud en de criteria van het<br />

examen.<br />

Het departementshoofd informeert de studenten over het examenreglement, de deliberatieprocedure en de<br />

werking van de dienst Studentenbegeleiding. Er wordt dan ook aandacht besteed aan de speciale regelingen<br />

voor studenten met een geïndividualiseerd opleidingsprogramma.<br />

In de huidige evaluatievormen onderscheidt de opleiding drie grote categorieën, namelijk het mondelinge<br />

examen, het schriftelijke examen en de permanente evaluatie. Daarnaast winnen geleidelijk ook evaluatievormen<br />

zoals presentaties, portfolio, peer-assessment en zelfevaluatie aan belang. De mondelinge en schriftelijke<br />

examens zijn vooral gericht op het toetsen van kennis en inzicht, en op het toepassen. Permanente evaluatie<br />

gebeurt onder de vorm van toetsmomenten en taken, en is bedoeld om de evolutie in het leerproces van de<br />

student op te volgen. De evaluatie van stage gebeurt ook onder de vorm van permanente evaluatie.<br />

De studenten krijgen na de examenperiode de kans om hun examens in te kijken en/of te bespreken met de<br />

lectoren.<br />

De commissie waardeert de gezamenlijke aanpak van LOT-LOV bij de uitwerking van het competentiegericht<br />

evalueren.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 459


LOT:<br />

Net als de inhoud en didactische werkvormen wordt langzamerhand de toetsing op het competentiegericht leren<br />

afgestemd. De commissie stelt vast dat er aandacht wordt besteed aan evaluatie- en assessmentvormen die op<br />

competentiegericht leren zijn afgestemd. Naast de vrij klassieke toetsing zijn er taken en opdrachten die naar<br />

inhoud, tijdinvestering en timing omschreven zijn. Omdat de op competentiegerichte toetsing erg recent ingevoerd<br />

werd, kan de commissie de inhoudelijke kwaliteit ervan nog niet beoordelen. De opleiding voerde onlangs de<br />

portfolio in die doorgroeit van het eerste naar het laatste opleidingsjaar. In verschillende opleidingsonderdelen<br />

wordt gewerkt met zelf- en peer-evaluatie. De lectoren waarderen de beleidsmatige zorg voor nascholing en<br />

stroomlijning in het kader van de evoluerende oordeelsvorming. De studenten benutten het portfolio op een<br />

gepaste manier en kennen de ECTS-fiches. Op basis van de aangevatte ontwikkelingen heeft de commissie<br />

vertrouwen in het verdere verloop van de beoordeling en toetsing. De werkgroep Stage startte in 2005 met de<br />

uitwerking van leerlijnen met competentieniveaus per opleidingsjaar. Deze leerlijnen bestaan uit drie sublijnen<br />

voor de verschillende kerntaken van de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Voor de stage is bepaald aan welke criteria<br />

de student moet voldoen in functie van de groei in de basiscompetenties. Ook hier is een begin van<br />

competentiegerichtheid. De opleiding paste op basis van deze leerlijnen het evaluatieformulier voor stages aan.<br />

De commissie stelt vast dat de verantwoordelijkheid van het toetsen stilaan verschuift van de individuele lector<br />

naar beleidsmatige aansturing.<br />

De criteria en procedures voor de beoordeling van de stage en het eindwerk zijn duidelijk. De lectoren hanteren<br />

de vooraf gestelde criteria niet altijd even consequent. Dit geldt eveneens voor het gebruik van de reflectiecriteria<br />

achteraf.<br />

LOV:<br />

Ook hier zorgt de opleiding vanuit het concept voor een goede afstemming tussen beoordeling en begeleiding. De<br />

commissie treft interessante taken aan in de onlinetakenbundel en merkt afwisseling in de examenopdrachten<br />

voor heel wat opleidingsonderdelen. Portfolio, persoonlijk ontwikkelingsplan en peer-assessment passen mooi bij<br />

de competentiegerichte benadering. De beoordeling van de stage is zorgvuldig uitgewerkt. Wanneer in de stage<br />

nog goed ontwikkelde werkplekassessments zouden ingevoerd worden, kan de competentiegerichte lijn van<br />

begeleiding, toetsing en beoordeling in een progressieve balans komen.<br />

De evaluatiecriteria voor de stages en de eindwerken zijn helder. De commissie merkt een evolutie naar<br />

zelfbeoordeling.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de nieuwe evaluatieformulieren van de stages consequent te toetsen op degelijkheid<br />

en gepastheid.<br />

LOT:<br />

De commissie raadt aan om blijvend zorg te besteden aan de ingeslagen weg naar een vernieuwend<br />

toetsingsbeleid, een gepaste professionalisering en een degelijke beleidsondersteuning van de lectoren in deze<br />

materie.<br />

460 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


LOV:<br />

De commissie raadt aan om de mogelijkheden te onderzoeken om tijdens de stage werkplaatsassessments in te<br />

voeren.<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 461


Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De departementen volgen de wettelijke voorschriften met betrekking tot de toelatingsvoorwaarden. Studenten<br />

zonder diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> kunnen inschrijven als zij voldoen aan een aantal voorwaarden en via een<br />

assessment op hogeschoolniveau toelating krijgen om te starten met een bacheloropleiding in de Associatie<br />

K.U.Leuven. Voor buitenlandse studenten heeft de hogeschool een toelatingsbeleid ontwikkeld waarbij, na een<br />

intakegesprek, nog een taalexamen in de hogeschool kan gevolgd worden.<br />

Bij de info- en opendeurdagen worden geen specifieke vooropleidingen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> vooropgesteld<br />

om de opleiding met succes te kunnen doorlopen. Aan de hand van de slaagcijfers wordt aan kandidaatstudenten<br />

duidelijk gemaakt dat niet alle vooropleidingen even grote slaagkansen bieden.<br />

Vanaf het academiejaar 2005-2006 bestaat de mogelijkheid om de opleiding deeltijds te volgen. Houders van een<br />

ander bachelordiploma kunnen de opleiding volgen in een verkort en eventueel deeltijds geïndividualiseerd<br />

traject. Zij-instromers hebben de mogelijkheid om vrijstellingen aan te vragen voor eerder verworven kwalificaties<br />

aan de hand van een EVK-procedure van de hogeschool, die per departement operationeel is gemaakt.<br />

De associatie K.U.Leuven ontwikkelde een EVC-procedure. De procedure ‘vrijstellingen op basis van eerder<br />

verworven competenties’ wordt in de opleiding verder op punt gesteld met behulp van een competentiematrix die<br />

gelijktijdig met het nieuwe curriculum ontwikkeld werd.<br />

LOT:<br />

Van de eerstejaarsstudenten heeft 57 procent een tso-/kso-opleiding, 39 procent een aso-opleiding en 4 procent<br />

een bso-opleiding. De opleiding heeft aandacht voor de dramatisch lage slaagcijfers, maar tot nu toe heeft dat<br />

geen concreet resultaat opgeleverd. Het voornaamste probleem zit in lichamelijke opvoeding. Ondanks de<br />

onthaaldag voor deze studenten, waarop zij een intakegesprek hebben met de docent van een praktijkvak en het<br />

schriftelijke advies dat daaruit voortvloeit, slagen velen niet in het eerste jaar. Volgens docenten en studenten zou<br />

dit te maken hebben met het verkeerde beeld dat deze studenten hebben van de opleiding. Velen voelen zich in<br />

de eerste plaats aangetrokken tot het vooruitzicht om sport te beoefenen en minder tot het leraarschap op zich,<br />

waar zij uiteraard al vanaf het eerste jaar ruim mee geconfronteerd worden.<br />

462 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


LOV:<br />

Van de eerstejaarsstudenten heeft 52 procent een tso-/kso-opleiding, 44 procent een aso-opleiding en 4 procent<br />

een bso-opleiding. In principe zou het geen probleem mogen stellen om met een programma op niveau<br />

professionele bachelor aan te sluiten bij deze kwalificaties.<br />

De toelatingsvoorwaarden stellen echter ook deze opleiding voor de nodige problemen, gezien de lage<br />

slaagcijfers. De opleiding maakt werk van bijgestelde plannen om studiebegeleiding structureel in het traject in te<br />

bouwen als een vorm van studietrajectbegeleiding.<br />

Mogelijk kunnen ook hier de gezamenlijke plannen tot integrale studiebegeleiding een verbetering<br />

bewerkstellingen.<br />

De commissie meent dat de lectoren aandacht besteden aan de problematiek van de instroom, onder andere<br />

door de intakeprocedures. Het probleem ligt wellicht minder bij de moeilijkheidsgraad van het programma, dan<br />

wel bij de studiebegeleiding. Hier wordt verder op ingegaan bij Facet 4.2.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om meer aandacht te besteden aan de diversiteit van de studenteninstroom en stelt dat<br />

meer maatwerk in overeenstemming met de instroom vereist is.<br />

Het is raadzaam om de intakeprocedures niet alleen te richten naar selectie, maar ook naar het opmeten van de<br />

beginsituatie en het afstellen van de studentenbegeleiding op de kenmerken van de studenteninstroom.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 463


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

LOT:<br />

- de opleiding een opleidingsvisie vooropstelt, die ze langzaam maar zeker realiseert, zowel in de inhouden, de<br />

werkvormen als in de toetsing;<br />

- de recent op gang gebrachte samenwerking met het codepartement voor de ontwikkeling van een actueel<br />

opleidingsconcept en een gezamenlijke vertaling naar een gezamenlijk programma, een goede zaak is;<br />

- de gerichte samenwerking tussen de codepartementen resultaten oplevert, waaronder het <strong>onderwijs</strong>concept<br />

Baso, de flowchart en de competentiematrix, en de kerntaken van de leerkracht;<br />

- het omzetten van die plannen in de realiteit van het departement aanvankelijk minder vanzelfsprekend leek,<br />

maar evolueerde naar een doelgerichte aanpak;<br />

- de aansturing van de implementatie van vernieuwingen degelijk verloopt;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen betreffende de studieomvang;<br />

- de toelatingsvoorwaarden zijn duidelijk en in lijn met de decretale voorwaarden.<br />

LOV:<br />

- het programma een goede vertaling is van de opleidingsdoelstellingen en de eindkwalificaties qua niveau,<br />

oriëntatie en de domeinspecifieke eisen;<br />

- de curriculaire vertaling van de eindkwalificaties van een goed niveau is;<br />

- voor de afstemming tussen vormgeving en inhoud aandacht besteed wordt aan het competentiegericht leren<br />

en doceren;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen betreffende de studieomvang;<br />

- de beoordeling en de toetsing in de opleiding voldoende is, maar een verder grondig onderzoek naar de<br />

kenmerken van de instroom aangewezen is;<br />

- de opleiding een functionele structuur heeft om het programma te herzien en te vernieuwen met<br />

betrokkenheid van de studenten en het werkveld;<br />

- de toelatingsvoorwaarden duidelijk zijn en in lijn met de decretale voorwaarden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

464 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het hogeschoolbestuur stelt jaarlijks de personeelsformatie samen in uitvoering van het decreet en de besluiten.<br />

Het hogeschoolbestuur bepaalt de beleidsopties. Het hoofd van de Personeelsdienst vertaalt die opties in een<br />

verdeelprocedure waarin de cijfers jaarlijks worden ingevoerd. De werkgroep Personeelscontingentering<br />

vergadert enkele keren per jaar en adviseert het directiecomité, het hogeschoolonderhandelingscomité en het<br />

hogeschoolbestuur over het mogelijke aantal actieve personeelsleden in de verschillende departementen en in de<br />

algemene diensten. In de maand april of mei kennen de departementen hun personeelscontingent of het aantal<br />

effectief werkende personeelsleden.<br />

Het hoofd van de Personeelsdienst verzorgt de administratie met betrekking tot de werving. Het<br />

departementshoofd coördineert de selectie voor het onderwijzend en administratief personeel. Het departementshoofd<br />

stelt een wervingscommissie samen, die bestaat uit het departementshoofd, het adjunctdepartementshoofd<br />

en de coördinator van de opleiding waarvoor de vacature geplaatst is. Een eerste selectie<br />

gebeurt op basis van de sollicitatiebrief en het curriculum vitae. Daarna volgen sollicitatiegesprekken met de<br />

weerhouden kandidaten. Het directiecomité is bevoegd voor de aanstellingen. De werving van de statutaire<br />

personeelsleden gebeurt volgens de bepalingen van het decreet, de werving van de contractuele<br />

personeelsleden volgens de noden van het project of de dienst.<br />

De hogeschool hanteert uitgewerkte procedures voor benoemingen en bevorderingen.<br />

In LOT worden de vacante betrekkingen met voorlopige functieomschrijving en de functieprofielen gemeld aan<br />

het directiecomité van de hogeschool. Een van de belangrijkste criteria die de opleiding hanteert bij nieuwe<br />

aanwervingen, is het terugvinden van de nodige competenties in het personeelsbestand.<br />

In LOV wordt de invulling van het personeelsbestand bepaald door de manier waarop de kerntaken van het<br />

departement georganiseerd worden, door de inhoudelijke keuzes die in het curriculum gemaakt worden en door<br />

de aard van de expertise en de competenties die hiervoor noodzakelijk zijn. In de loop van de maand mei stelt de<br />

Coördinatieraad van het departement, in overleg met de Departementale Raad en het Departementaal<br />

Onderhandelingscomité, een behoefteplan op van de te voorziene taken en opdrachten voor het komende<br />

academiejaar. Voor de aanwerving en opvolging van nieuwe personeelsleden beschikt het departement over een<br />

beleidsplan.<br />

De commissie stelt vast dat het aanstellingsbeleid nauwgezet verloopt. Structuren zoals commissies, raden en<br />

werkgroepen betrekken het personeel bij het beleid en het concretiseren van beleidsopties. Op de beide<br />

campussen is de onderverdeling in het personeelsbestand duidelijk en wordt in meer of mindere mate<br />

samengewerkt met de andere aanwezige opleidingen. In het kader van de vernieuwing van de opleiding wordt<br />

momenteel intensief geïnvesteerd in overleg over de beide campussen heen. De commissie merkt op dat deze<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 465


samenwerking nog niet door alle lectoren beschouwd en ervaren wordt als een opportuniteit. Ze wordt door<br />

sommigen eerder gezien als een rem op de aan gang zijnde vernieuwingen.<br />

Het departementshoofd is verantwoordelijk voor de personeelsevaluatie en organiseert die in overeenstemming<br />

met de procedure van de hogeschool. Voor de evaluatie heeft elk personeelslid minstens één begeleidend<br />

functioneringsgesprek gehad. In LOT worden de competenties geïdentificeerd tijdens de functioneringsgesprekken.<br />

Voor de actieve medewerking van lectoren in werkgroepen worden uren voorzien. Zo zijn 100 uren<br />

begroot om tijdens het lopende academiejaar te werken aan <strong>onderwijs</strong>vernieuwing. Lectoren die actief zijn in<br />

werkgroepen LOV, werkten een docentenbegeleidingsplan uit, waar de functioneringsgesprekken deel van<br />

uitmaken. Dit plan is een waardevol referentiekader voor de verdere uitbouw van het personeelsbeleid. De<br />

commissie stelt vast dat het denken vanuit een dergelijk globaal concept niet op de beide campussen leeft.<br />

De opleiding en de hogeschool organiseren interne opleidingen en studiedagen over nieuwe <strong>onderwijs</strong>vormen,<br />

ICT, kwaliteitszorg of beroepsgerichte onderwerpen. De <strong>Onderwijs</strong>raad van de hogeschool bepaalt jaarlijks een<br />

thema waarvoor de hogeschool interne nascholingen organiseert. Tweejaarlijks organiseert de werkgroep<br />

<strong>Onderwijs</strong>dag van de <strong>Onderwijs</strong>raad een <strong>onderwijs</strong>dag waarop al het personeel van de hogeschool expertise kan<br />

uitwisselen in het kader van een vooraf bepaald thema. In LOT wordt de ontwikkeling van de individuele<br />

competenties en de <strong>onderwijs</strong>kundige professionalisering nagestreefd door zelfstudie, navorming en<br />

teamwerking. De commissie stelt de gestuurde navorming over coachen van studenten en over ervaringsgericht<br />

leren op prijs. Doordat lectoren samenwerken in werkgroepen, ook over de departementsgrenzen heen, komt het<br />

teamleren aan bod. De werking van de werkgroep Begeleid Zelfstandig Leren is hiervan een voorbeeld. In LOV<br />

volgt het departement bij het uitwerken van zijn nascholingsbeleid een visie die een belangrijk onderdeel is van<br />

het personeelsbeleid. Uitgaande van een aantal principes zoals het vaststellen van de nodige competenties en<br />

het in kaart brengen van de aanwezige competenties wordt het nascholingsbeleid uitgewerkt. De commissie stelt<br />

vast dat de professionalisering campusgebonden grote verschillen vertoont en dat er globaal genomen nog<br />

belangrijke hiaten aanwezig zijn. Uit de realisatieoverzichten die tijdens het visitatiebezoek overhandigd werden,<br />

kon worden afgeleid dat op dit vlak de samenwerking over de campussen heen geleidelijk tot stand aan het<br />

komen is. Daardoor kan een win-winsituatie voor de beide codepartementen ontstaan.<br />

De commissie maakt kennis met twee gedreven lectorenteams en onderlegd personeel. Op de campus Turnhout<br />

zette de hogeschool een eerste stap om de administratie geleidelijk aan meer te centraliseren en het<br />

personeelsbeleid nog alleen als loketfunctie te voorzien.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is raadzaam om nog meer aandacht te besteden aan de professionalisering, de gelijkgerichtheid over de<br />

campussen heen en het bewaken van een vlotte personeelsadministratie door de directie.<br />

De commissie beveelt aan om door een sterkere beleidsmatige aansturing, gekoppeld aan het<br />

kwaliteitszorgbeleid, de verschillen tussen de campussen op het vlak van professionalisering verder bij te sturen.<br />

LOT:<br />

Het is raadzaam om het beleidsvoerend vermogen van de opleiding te verhogen.<br />

De commissie vraagt om professionaliseringsactiviteiten met betrekking tot het beoogde didactische concept te<br />

organiseren voor de lectoren en daarbij gebruik te maken van de in de hogeschool aanwezige competenties.<br />

De commissie stelt dat systematisch gevoerde functioneringsgesprekken gekoppeld moeten worden aan<br />

professionalisering.<br />

466 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De meerderheid van de lectoren heeft praktijkervaring opgedaan in het werkveld waarvoor ze de studenten<br />

opleiden. Een aantal heeft publicaties op zijn naam staan of is lid van redacties van educatieve of<br />

wetenschappelijke reeksen en/of tijdschriften. Sommigen hebben naast de opdracht in het departement ook een<br />

opdracht als lerarenopleider van academisch niveau. Verschillende docenten van het departement zijn auteur in<br />

een didactische reeks die voor het <strong>onderwijs</strong>niveau bestemd is waarvoor ze opleiden. De meeste lectoren volgen<br />

de ontwikkelingen in het werkveld door hun deelname aan werkgroepen en overlegorganen. Er zijn ook<br />

medewerkers die navorming geven in <strong>secundair</strong>e scholen. De opleiding onderhoudt ook contacten met het<br />

werkveld door het stagenetwerk en ontvangt op die manier signalen om gerichte nascholing,<br />

onderzoeksdomeinen en expertise te ontwikkelen. Door de contacten met de academische wereld en het<br />

werkveld voeren enkele lectoren momenteel een projectmatig wetenschappelijk onderzoek uit over de<br />

ontwikkeling van de levensbeschouwing bij het jonge kind. In samenwerking met het departement Sociaal Werk<br />

van de hogeschool loopt een PWO-project dat de overgang van het <strong>secundair</strong> naar het hoger <strong>onderwijs</strong><br />

onderzoekt. Tijdens de gesprekken blijkt dat het Donchecentrum, dat LOV in het zelfevaluatierapport aanhaalt als<br />

kanaal voor de ontwikkeling van nascholingsinitiatieven, de laatste vier jaar niet benut werd. Een inhaalbeweging<br />

is hier aangewezen.<br />

De commissie stelt vast dat er bij het personeel heel wat specialisaties aanwezig zijn. De lectoren tonen een<br />

behoorlijk engagement om deze specialisaties aan te wenden ten voordele van het departement als organisatie.<br />

De betrokkenheid van nagenoeg alle personeelsleden in werkgroepen ter voorbereiding van de nieuwe opleiding,<br />

is een gegeven dat een positief effect heeft op de ontwikkeling van de deskundigheid voor de uit te werken<br />

<strong>onderwijs</strong>kundige concepten. Het beroepenveld geeft aan dat de kennis van het lesgeven aan bijzondere<br />

doelgroepen, zoals bso-leerlingen, kinderen met leerstoornissen, inclusief en buitengewoon <strong>onderwijs</strong>, beperkt is.<br />

Uit getuigenissen van de stagescholen blijkt dat, wanneer zij infosessies organiseren over deze aspecten, ze<br />

gevolgd worden door de studenten, maar niet door de lectoren.<br />

Gastdocenten kunnen voor een beperkt aantal contacturen ingeschakeld worden. Dikwijls zijn zij zelf werkzaam in<br />

het werkveld waarover ze <strong>onderwijs</strong>activiteiten verzorgen.<br />

De laatste jaren zijn meerdere lectoren, in het kader van Europese programma’s of in een andere context, naar<br />

het buitenland geweest. De commissie stelt vast dat het rendement van de inspanningen op het vlak van<br />

internationalisering wisselen en nog geen optimaal rendement behalen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt aan om doelgerichte initiatieven uit te bouwen om de professionele gerichtheid van het<br />

personeel nog beter in te bedden en te benutten.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 467


De commissie adviseert om het docentenbegeleidingsplan voor alle personeelsleden te verduidelijken en het<br />

open te trekken naar beide campussen.<br />

De commissie stelt dat deelname van de lectoren aan de door de stagescholen georganiseerde infosessies over<br />

specifieke doelgroepen, aangewezen is.<br />

Het is raadzaam om te onderzoeken hoe de impact van internationaliseringinitiatieven geoptimaliseerd kan<br />

worden.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Elk academiejaar kent het hogeschoolbestuur een personeelscontingent toe aan de verschillende departementen,<br />

niet aan de opleidingen. Het departement LOT telde in het academiejaar 2003-2004 in totaal 56 personeelsleden,<br />

van wie er 50 behoorden tot het OP en 5 tot het ATP. Een iemand is arbeidster. In de opleiding waren in 2003-<br />

2004 25,70 VTE tewerkgesteld, waarvan 23 voltijds werkzaam in de opleiding, 8 met een opdracht van 50 procent<br />

of meer in de opleiding en 3 met een opdracht van minder dan 50 procent. De opleiding telt 31 lectoren en 3<br />

praktijklectoren. De student-docentratio is 12,64. Voor de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding is deze<br />

waarde lager dan voor de andere combinatiemogelijkheden. De gemiddelde leeftijd van het personeel is 43,5<br />

jaar. Het contingent ATP bestaat uit 5 voltijds tewerkgestelde medewerkers, die elk hun specifieke taak hebben.<br />

Het departement LOV telde tijdens het academiejaar 2004-2005 in totaal 83 personeelsleden, van wie 9<br />

personeelsleden in de ondersteunende diensten tewerkgesteld zijn en 6 arbeiders. In 2004-2005 bedroeg het<br />

toegewezen contingent OP 55,55 VTE, het contingent ATP 5,75 VTE. In de opleiding waren in 2004-2005 23<br />

personen tewerkgesteld, waarvan 16 voltijds aan het departement verbonden en 7 deeltijds. De personeelsomkadering<br />

bestaat uit 17 lectoren, 2 praktijklectoren en 2 hoofdlectoren. De opleiding heeft met 19,68 VTE een<br />

student-docentratio van 10. De gemiddelde leeftijd van het personeel is 42,2 jaar.<br />

De commissie stelt vast dat op de beide campussen de verdeling in het personeelsbestand duidelijk is en dat er<br />

intern maatregelen genomen worden om tot een evenwichtige en transparante taakverdeling te komen. In<br />

beperkte mate wordt samengewerkt met de andere aanwezige opleidingen op de campussen. Op de beide<br />

campussen is de student-docentratio aanvaardbaar. Hoewel de situatie in LOV enigszins comfortabeler is dan in<br />

LOT, geven de lectoren ook hier aan dat de werkdruk groot is. Het is duidelijk dat het allocatiemodel van de<br />

hogeschool en de relatieve autonomie van beide campussen aan de basis liggen van de vastgestelde verschillen.<br />

De commissie merkt op dat dit vanuit het perspectief van de hogeschool om te komen tot één samenwerkende<br />

opleiding, niet voor de hand liggend is.<br />

468 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt aan om de oorzaken van de grote werkdruk in kaart te brengen en mogelijkheden te<br />

onderzoeken om de werkdruk aanvaardbaar te maken.<br />

De commissie adviseert om de functiedifferentiatie over beide campussen te herbekijken.<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over een deskundig en geëngageerd team van onderwijzend, administratief en<br />

ondersteunend personeel om het programma te realiseren;<br />

- de samenwerking over de campussen heen positieve perspectieven biedt, maar in realiteit moet gestuurd en<br />

geconcretiseerd worden;<br />

- aandacht besteed wordt aan de professionalisering van het personeel;<br />

- het werkveld betrokken is bij de opleiding door de aanwezigheid van gastdocenten;<br />

- de omvang en de kenmerken van het personeelsbestand toereikend zijn;<br />

- de student-docentratio goed is;<br />

- de lectoren zich laagdrempelig opstellen, wat de opleiding studentgericht maakt;<br />

- de internationale contacten beperkt zijn, en uitgebreid en verstevigd moeten worden in onderlinge<br />

samenwerking van beide campussen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 469


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De verdeling van de werkingsmiddelen van de hogeschool over de verschillende departementen gebeurt in<br />

functie van het aantal studenten en het studiegebied. Met dit werkingsbudget, beheerd door het<br />

departementshoofd en het adjunct-departementshoofd, is het departement zelf verantwoordelijk voor de aankoop<br />

van roerende goederen en voor het onderhoud van de gebouwen.<br />

De materiële voorzieningen van LOT en LOV verschillen sterk in kwaliteit en in de mate van doeltreffendheid om<br />

het programma te realiseren.<br />

LOT:<br />

Het hoger en <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> zijn op eenzelfde domein gehuisvest. De lessen fysica worden nog ingericht in<br />

een lokaal van de <strong>secundair</strong>e school. Door de stijging van het aantal studenten werden vrijgekomen lokalen van<br />

het departement Handelswetenschappen & Bedrijfskunde in Turnhout gehuurd. De studenten van de<br />

combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding maken voor de praktijkvakken gebruik van de sporthal van het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, de infrastructuur van een sportcomplex in de nabijheid van de campus en van de<br />

zwembaden in de omgeving. De mediatheek bevindt zich in de gebouwen van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, wat<br />

nadelig is voor de studenten. Bovendien mogen de studenten de ICT-infrastructuur hier grotendeels niet<br />

gebruiken. Buiten de mediatheek is het aanbod van lokalen voor zelfstudie erg beperkt. Het aanbod boeken,<br />

tijdschriften en databanken volstaat. Tijdens het bezoek stelt de commissie vast dat de huidige versnipperde en<br />

verouderde locaties niet bevorderlijk zijn voor het leerklimaat en het studierendement. Om tot een oplossing van<br />

de huisvestingsproblemen te komen, kocht de hogeschool in 2001 een deel van het domein Blairon in Turnhout,<br />

met de bedoeling om er zo vlug mogelijk een nieuwbouw voor het departement Lerarenopleiding Turnhout op te<br />

trekken. De commissie spreekt haar waardering uit voor de manier waarop de lectoren betrokken worden bij de<br />

ontwikkeling van de nieuwe campus en voor de manier waarop de uitrusting van het huidige atelier plastische<br />

opvoeding geconcipieerd is.<br />

De huidige infrastructuur biedt in de mate van het mogelijke ruime lokalen, waarvan een groot deel uitgerust is<br />

met moderne audiovisuele middelen. De ICT-accommodatie en -infrastructuur op de campus is toereikend. De<br />

laboratoria en praktijklokalen zijn degelijk ingericht. De opleiding beschikt over een cafetaria. Het departement<br />

stelt eveneens een digitale videocamera, digitale fototoestellen en laptops ter beschikking van de studenten en<br />

het personeel. De lectoren beschikken over een eigen ruimte en een afzonderlijk computerlokaal.<br />

470 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


LOV:<br />

Het departement heeft de voorbije jaren grote investeringen gedaan in materiële voorzieningen. Deze<br />

investeringen sluiten aan bij het actieplan voor <strong>onderwijs</strong>vernieuwing en resulteerden in een concept dat<br />

doeltreffend gebruikt wordt door de studenten en de lectoren. De campus heeft een eigentijdse infrastructuur, die<br />

kwalitatief en kwantitatief geschikt is om de doelstellingen van eigentijds en competentiegericht <strong>onderwijs</strong> in de<br />

lerarenopleiding te realiseren. De campus is veilig toegankelijk en gebruiksvriendelijk voor alle gebruikers, en<br />

wordt met zorg beheerd en onderhouden. Studenten en personeel beschikken over ruime en goed uitgeruste<br />

klaslokalen, vaklokalen, vergaderlokalen, een auditorium, studie- en werklokalen, een agora, een cafetaria, een<br />

<strong>onderwijs</strong>werkplaats, een expressielokaal, een polyvalente zaal en enkele polyvalente ruimten. In alle lokalen<br />

kunnen de docenten in flexibele opstellingen werken en gebruikmaken van een brede waaier aan audiovisuele<br />

apparatuur. De mediatheek is geïntegreerd in de <strong>onderwijs</strong>werkplaats en stelt een actuele, overzichtelijke<br />

collectie ter beschikking, naast audiovisueel materiaal en toestellen. De uitrusting van de <strong>onderwijs</strong>werkplaats is<br />

een voorbeeld van een goed doordacht concept, dat de commissie sterk waardeert. Ook de betrokkenheid van de<br />

studenten en de lectoren bij de voorstudie getuigt van doelgerichtheid. De ICT-voorzieningen weerspiegelen de<br />

integratie van ICT in de opleiding en de uitvoering van het programma.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Gezien het perspectief van de hogeschool om te komen tot één samenwerkende opleiding vraagt de commissie<br />

om rekening te houden met de beschikbare infrastructuur in LOV bij het ontwerpen van de nieuwbouw voor LOT.<br />

LOT:<br />

De commissie vraagt om in afwachting van de nieuwbouw de nodige aandacht te schenken aan gepaste<br />

mogelijkheden en geschikte lokalen voor alle <strong>onderwijs</strong>vormen, ook voor de combinatiemogelijkheid lichamelijke<br />

opvoeding.<br />

In de mediatheekcollectie moet meer aandacht besteed worden aan het verwerven van de nieuwste uitgaven van<br />

handboeken van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en aan het ter beschikking stellen van de leerplannen.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Voor informatievoorziening en studiebegeleiding zijn in de hogeschool een aantal overkoepelende werkgroepen<br />

actief, samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende departementen.<br />

De werkgroep Studie- en Studentenbegeleiding is ingebed in de werking van de <strong>Onderwijs</strong>raad en ontwikkelde<br />

een visie op studie- en studentenbegeleiding. Het huidige begeleidingsplan bevat vijf actiegebieden:<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 471


studieloopbaanbegeleiding, psychosociale begeleiding, groepsbegeleiding, studiebegeleiding en studeren met<br />

een fysieke beperking. Per actiegebied zijn enkele mogelijke acties voorgesteld die in de verschillende<br />

departementen en opleidingen kunnen ondernomen worden.<br />

De werkgroep PR ontwikkelt richtlijnen voor alle pr-aangelegenheden. Deze richtlijnen zijn bindend voor de<br />

departementen. De werkgroep is ook verantwoordelijk voor het ontwikkelen en actualiseren van de website van<br />

de hogeschool, die potentiële studenten duidelijke en actuele informatie geeft over de verschillende opleidingen.<br />

De werkgroepen evalueren geregeld initiatieven en acties, en voeren enquêtes uit bij de studenten. Op basis van<br />

de resultaten van de tevredenheidsenquête studentenbegeleiding eerste jaar van juni 2001, bepaalde de<br />

werkgroep Studiebegeleiding de terreinen om verbeteringsacties in op te starten. Zo werd de vorming van<br />

studiementoren opgestart en werden studievaardigheidstrainingen gevolgd (LOT).<br />

LOT:<br />

De potentiële studenten worden over de opleiding geïnformeerd aan de hand van onder andere<br />

informatiebrochures, op de website en tijdens de Sid-In’s, de jaarlijkse informatiedag en de opendeurdag, de<br />

informatiesessies in <strong>secundair</strong>e scholen en road shows in samenwerking met de K.U.Leuven. De beschikbare<br />

informatie is actueel en bevat onder andere de slaagcijfers van de voorbije jaren. Elke vakdocent geeft bij<br />

aanvang van het academiejaar toelichting bij de inhoud, de doelstellingen, de werkvormen en de evaluatie van<br />

zijn <strong>onderwijs</strong>activiteit. Hij geeft daarbij ook een overzicht van de examenleerstof. De schriftelijke neerslag staat in<br />

de studiegids. De relatie tussen doelstellingen en competenties zijn gespecificeerd in de ECTS-fiches.<br />

De lectoren geven aan dat, hoewel de opleiding voortdurend oog heeft voor de optimale ontplooiing van de<br />

individuele mogelijkheden van elke student, de student zelf verantwoordelijk is en blijft voor zijn leerproces. Het<br />

zelfevaluatierapport stelt dat studiebegeleiding niet alleen ingebed is in de kwaliteitswerking van de hogeschool,<br />

maar zo belangrijk is, dat ze structureel is ingebouwd in de departementale werking. De verwevenheid in de<br />

opleiding moet blijken uit het aanbod aan en de aanpak van begeleidingsinitiatieven. De commissie stelt vast dat<br />

dit structurele aspect functioneert. Zo is tijdens het eerste opleidingsjaar een wekelijks coach-uur gepland om de<br />

studenten efficiënter te begeleiden, en zijn dossierbeheerders aangesteld voor de opvolging van de stages. De<br />

ruime beschikbaarheid van de lectoren, hun beschikbaar gestelde privégegevens en het vlotte e-mailverkeer zijn<br />

aspecten van de dagelijkse studie- en studentenbegeleiding. De commissie meent dat een traditie van algemene<br />

informaliteit en laagdrempeligheid tussen de studenten en de lectoren als organisatiestructuur niet volstaat om<br />

een gedegen studiebegeleiding te blijven waarborgen. Om de overgang naar het hoger <strong>onderwijs</strong> zo goed<br />

mogelijk op te vangen, heeft de opleiding samen met de opleiding Lager <strong>Onderwijs</strong> een reeks initiatieven voor<br />

studentenbegeleiding uitgebouwd voor de studenten van het eerste jaar.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding initiatief neemt om de soms grote uitval van studenten, vooral in de<br />

combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding, op te volgen, te analyseren en bij te sturen. De opleiding legt de<br />

verantwoordelijkheid gedeeltelijk bij de studenten. De commissie oordeelt dat er inspanningen geleverd worden<br />

om de studiebegeleiding structureel en systematisch aan te pakken. Zo wordt het peter -en meterschap<br />

gewaardeerd door de studenten. De commissie meent dat de peters en meters in hun opdracht ondersteund<br />

zouden moeten worden door de opleiding. De lectoren geven aan dat zij in de toekomst de training die zijzelf<br />

volgen om te leren coachen, ook zullen doorgeven aan de peters en meters.<br />

Initiatieven zoals de instroommotivatieanalyse bij de eerstejaarsstudenten, de aanstelling van een coach voor<br />

elke klasgroep, de instroommodule voor de eerstejaarsstudenten van de combinatiemogelijkheid lichamelijke<br />

opvoeding en de dossiers om hun leerproces te begeleiden, blijken degelijk uitgewerkt en worden opgevolgd.<br />

Vanuit de combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding wordt een impuls gegeven in een concrete<br />

leerbegeleiding, die stilaan structureel uitbreiding vindt in de hele opleiding.<br />

Zowel de dienst Studentenvoorzieningen als de dienst Studie- en Studentenbegeleiding richten zich tot studenten<br />

met sociale, psychische, relationele of andere persoonlijke problemen. Voor de dienst Studie- en Studenten-<br />

472 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


egeleiding zijn drie lectoren verantwoordelijk. De studentenbegeleiders werken vraaggestuurd en verzorgen<br />

informatiesessie over planning, studiemethode en omgaan met stress. Zij verzamelen en verwerken de vragenlijst<br />

die studiestakers invullen in het kader van het afhakersonderzoek van de hogeschool.<br />

Studenten die een geïndividualiseerd programma volgen en studenten met studieduurverkorting, worden tijdens<br />

de coachmomenten opgevangen. In 2004-2005 volgden dertig studenten een flexibel leertraject. Binnen de<br />

opleiding genieten de studenten die sporten op hoog niveau faciliteiten.<br />

De studenten zijn op de hoogte van de aanwezigheid en de mogelijkheden van de Ombudsdienst tijdens het<br />

academiejaar.<br />

De dienst Internationalisering begeleidt studenten met advies en informatie bij al hun vragen en problemen in<br />

verband met studeren in het buitenland, en dit zowel voor, tijdens als na hun studies daar. De dienst organiseert<br />

ook de begeleiding van buitenlandse studenten. De begeleiding wordt uitgebouwd in samenwerking met de<br />

werkgroep Internationalisering van het departement.<br />

LOV:<br />

De potentiële studenten worden over de opleiding geïnformeerd aan de hand van onder andere<br />

informatiebrochures, op de website en tijdens de Sid-Ins, de jaarlijkse informatiedag en de opendeurdag en de<br />

informatiesessies in <strong>secundair</strong>e scholen. De opleiding neemt deel aan de informatiebeurs ‘Sleutel aan je<br />

toekomst’. De beschikbare informatie is actueel. De studenten ontvangen jaarlijks een informatiebundel,<br />

studiegids en takenbundel. Deze documenten informeren de studenten over de opleiding, het programma en de<br />

opleidingsonderdelen en de evaluatie. De studiegids en de takenbundel staan ook op Toledo, dat functioneert als<br />

elektronisch leer- en communicatieplatform.<br />

LOV beschouwt, net zoals LOT, studiebegeleiding als zijn kerntaak en als elementair onderdeel van <strong>onderwijs</strong>.<br />

Ook hier zijn daarom diverse personen en diensten betrokken bij studiebegeleiding in de ruime zin. De<br />

departementale verantwoordelijke stelt in samenwerking met het beleidsteam en de Studentenraad jaarlijks het<br />

begeleidingsplan op, in opvolging van de afspraken gemaakt binnen de hogeschool. De ondersteunende diensten<br />

zijn de Ombudsdienst, de dienst Studentenvoorzieningen en de dienst Psychosociale en Studiebegeleiding. In het<br />

actieplan 2004-2005 is de optimalisering van deze diensten opgenomen als een actiepunt. Om de<br />

bereikbaarheid, toegankelijkheid en privacy te garanderen, werden de diensten gecentraliseerd, werden<br />

permanentie-uren vastgelegd en informatiesessies gegeven over de werking van de diensten.<br />

De commissie stelt vast dat de opgezette begeleidingsstructuren gebruikt worden. Het programma van de<br />

onthaaldagen wordt jaarlijks geëvalueerd door studenten, docenten en het beleidsteam. De resultaten van de<br />

evaluatie vormen het uitgangspunt voor eventuele verbeteringsacties voor het komende jaar. Bij de aanvang van<br />

het academiejaar leggen alle ingeschreven studenten een stemtest af. Deze testen geven studenten informatie<br />

en advies over hun stemgebruik en zangkwaliteiten. Sinds het begin van het academiejaar 2004-2005 wordt,<br />

zoals vastgelegd in het begeleidingsplan, een studentvolgsysteem gebruikt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie acht het noodzakelijk om de verschillende begeleidingen structureel te verankeren in het<br />

curriculum, met het oog op rendementverhoging.<br />

De commissie stelt dat de studentenbegeleiding moet afgestemd worden op de gedifferentieerde instroom.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 473


LOT:<br />

Het is raadzaam om te onderzoeken in hoeverre genomen initiatieven, zoals zelfstandig actieonderzoek en<br />

leerbegeleiding, leiden tot substantiële resultaten.<br />

LOV:<br />

Het is raadzaam om te onderzoeken hoe de studiebegeleiding beter afgestemd kan worden op studierendement.<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

voldoende<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

Wat de voorzieningen betreft:<br />

- voldoende aandacht besteed wordt aan de uitbouw van hedendaagse voorzieningen;<br />

- LOT de beschikbare <strong>onderwijs</strong>ruimten voldoende uitrust en inricht om het programma te realiseren en dat de<br />

geplande nieuwbouw perspectieven biedt;<br />

- De campus LOV uitgerust en ingericht is volgens een doeltreffend concept, dat past in het competentiegericht<br />

leren;<br />

- de hogeschool de nodige aandacht besteedt aan materiële voorzieningen om <strong>onderwijs</strong>vernieuwing te<br />

kunnen bewerkstelligen;<br />

- de mediatheekwerking vlot verloopt, maar LOT het aanbod meer moet actualiseren.<br />

Wat de studiebegeleiding betreft:<br />

- de toenemende samenwerking tussen LOT en LOV resulteert in een degelijke studie- en<br />

studentenbegeleiding;<br />

- de lectoren dicht bij de studenten staan en dat de drempel tussen beiden laag is;<br />

- de ombudswerking gekend is bij de studenten en adequaat functioneert;<br />

- de studiegidsen helder zijn en afgestemd zijn op de begeleiding van de studenten in hun ontwikkelings- en<br />

leerproces;<br />

- de ondernomen initiatieven, zoals leerbegeleiding, coaching, zelfstudie en actieonderzoek, steeds meer<br />

geïntegreerd worden;<br />

- de samenhang tussen de studiegids, de programmagids en de gerichtheid van de lectoren om de studenten<br />

te begeleiden, duidelijk is.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

474 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hogeschool wil op internationaal niveau kennis opbouwen en is daarom lid van de European Foundation for<br />

Quality Management (EFQM). Zij werkt actief mee aan het beleid in het hoger <strong>onderwijs</strong> in Vlaanderen en<br />

Europa, en draagt actief bij tot de implementatie van kwaliteitszorg in het <strong>onderwijs</strong>. Zo ontwikkelden sinds 1995<br />

kwaliteitsmedewerkers van de hogeschool, in samenwerking met andere hogescholen, het TRIS-model, een<br />

invulling van het EFQM-kader naar hogescholen. De hogeschool stemt haar kwaliteitsbeleid af op externe en<br />

interne verwachtingen; dat beleid is uitgedrukt in drie strategische doelen. Voor elk strategisch doel is er een<br />

aantal concretiseringen bepaald die door de Kwaliteitsraad omgezet worden in actieplannen.<br />

In de hogeschool functioneren een overkoepelende kwaliteitsraad en diverse kwaliteitswerkgroepen, die in een<br />

matrixstructuur verweven zijn. De Kwaliteitsraad bestaat uit het hoofd van de dienst Kwaliteit, de<br />

kwaliteitscoördinatoren van elk departement en van de diensten, de kwaliteitswerkgroepvoorzitters en een vast lid<br />

van het directiecomité. Studenten worden uitgenodigd bij relevante onderwerpen. Bovendien is het een van de<br />

taken van het hoofd van de dienst Kwaliteit om de kwaliteitswerking in de studentenwerking te implementeren. De<br />

kwaliteitswerkgroepen functioneren als subgroepen van de Kwaliteitsraad en ontwikkelen hulpinstrumenten ter<br />

ondersteuning van de kwaliteitszorg in de hogeschool. Zij functioneren onder leiding van een werkgroepverantwoordelijke<br />

en zijn samengesteld uit een vertegenwoordiger van elk departement.<br />

Systematische kwaliteitsverbetering gebeurt aan de hand van het beleidsplan en een meetbeleid. In het<br />

beleidsplan tekent de hogeschool haar opdrachtverklaring, visie en strategische doelen uit voor een periode van<br />

drie tot vijf jaar. Meten gebeurt aan de hand van de perceptie- en prestatie-indicatoren.<br />

Medewerkers van de hogeschool realiseerden een kwaliteitshandboek met een EFQM-inhoudstafel op intranet.<br />

Het bevat procedures, verslagen, documenten en rapporten van enquêtes. Het handboek is een middel voor<br />

interne en externe kwaliteitsborging en een communicatiemiddel. Het kwaliteitshandboek is vooral een<br />

verzamelplaats van kwaliteitsgegevens. De opleiding behoort tot twee departementen, waardoor de gegevens<br />

ook per campus terug te vinden zijn, gespreid over de verschillende hoofdstukken en mappen van het<br />

kwaliteitshandboek.<br />

De commissie stelt vast dat de hogeschool een vrij lange traditie kent voor de aandacht voor interne<br />

kwaliteitszorg. Hieruit groeide een kwaliteitszorgsysteem dat per campus specifiek wordt ingekleurd. Het<br />

kwaliteitshandboek is grondig uitgewerkt, het gebruik ervan moet nog verder worden geïmplementeerd. De<br />

gegevensverzameling bevat verschillende sterke punten. Zo is zij gericht naar zowel het meten van de perceptie<br />

als van prestatie-indicatoren. Werkgroepen of andere deelstructuren worden beleidsmatig aangezet om hun<br />

werking te koppelen aan het PDCA-denken. Anderzijds acht de commissie het jammer dat de<br />

gegevensverzameling niet gekoppeld is aan een elektronische verwerking, waardoor de fasen van interpretatie<br />

van de gegevens en uitwerking van verbeteringsplannen, wel eens in het gedrang komen. De investeringen in<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 475


een algemeen kwaliteitszorgsysteem op beleidsniveau gingen tot nu toe slechts in beperkte mate gepaard met<br />

het introduceren van kwaliteitsdenken bij alle medewerkers. Zo stelt de commissie vast dat er in LOT nood is aan<br />

een koppeling van de werking aan de kwaliteitscirkel, wat doorgetrokken moet worden tot op het niveau van het<br />

kernproces. Ook de grote verscheidenheid in de kwaliteit van de eindwerken voor wat betreft het proces en het<br />

product, illustreert deze vaststelling. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat hieraan gewerkt wordt, en de<br />

commissie bevestigt dat dit zeker nog een belangrijk werkpunt is.<br />

Het inbrengen en verwerken van externe input met betrekking tot kwaliteitszorg in de opleiding is in LOT<br />

aanwezig en wordt in LOV procesmatig aangepakt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat inspanningen moeten geleverd worden om het kwaliteitsdenken en het kwaliteitsproces bij<br />

alle medewerkers te verspreiden.<br />

Het is raadzaam om de procedures voor gegevensverzameling te optimaliseren.<br />

Het kwaliteitssysteem moet verder gaan dan cijfergegevens, waarbij opvolging van de resultaten noodzakelijk is.<br />

De commissie stelt dat een gezamenlijke aanpak van de kwaliteitszorg over de beide campussen heen moet<br />

onderzocht en uitgewerkt worden.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De maatregelen die volgen op suggesties in de visitatierapporten behoren niet tot het werkgebied van<br />

kwaliteitszorg op het niveau van de hogeschool. Het is de verantwoordelijkheid van de departementen, die op dit<br />

vlak autonoom functioneren. De prioritair te verbeteren punten als gevolg van de zelfevaluatie en voor het<br />

hogeschoolniveau, worden voor wat kwaliteitszorg betreft door de Kwaliteitsraad opgenomen. De<br />

zelfevaluatierapporten zijn opgenomen in het kwaliteitshandboek. De visitatierapporten van de commissies<br />

worden bewaard in de mediatheek.<br />

Tijdens de afgelopen jaren hebben de beide campussen maatregelen genomen om de aandachtspunten die de<br />

Doorlichtingscommissie in 1997-1998 formuleerde, op te volgen.<br />

De commissie stelt vast dat LOV door de organisatie van een beleidsdag aandacht besteedt aan de planfase<br />

waarin de verbeteringsacties vorm krijgen. Het sterk onafhankelijk uitbouwen van het kwaliteitsbeleid per campus<br />

476 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


is een keuze die enige tijd resulteerde in een ondermaats rendement voor LOT. De combinatiemogelijkheid<br />

lichamelijke opvoeding investeerde in een eigen kwaliteitszorgsysteem op basis van een zinvol theoretische<br />

kader, dat echter nog niet volledig geïmplementeerd werd. Belangrijke onderdelen van de opleiding, zoals<br />

studiebegeleiding, krijgen steeds meer aandacht in de planfase door het afbakenen van haalbare en meetbare<br />

doelstellingen. Daardoor komt ook de gegevensverzameling op gang. De verbeteringsmaatregelen die worden<br />

geformuleerd, sluiten niet altijd even adequaat aan op de vastgestelde problemen, en het realiseren ervan laat<br />

meermaals op zich wachten. Toch stelt de commissie in dit verband vast dat het realiseren van<br />

competentiegericht <strong>onderwijs</strong> met aangepaste werkvormen en de curriculumopbouw vorm krijgt. De commissie<br />

heeft er vertrouwen in dat de invulling van opleidingsonderdelen en de evaluatievormen dankzij de samenwerking<br />

tussen de beide campussen zullen volgen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt aan om de gebundelde beleidskrachten te benutten om het kwaliteitsdenken en -werken<br />

grondig uit te werken tot op het niveau van het kernproces.<br />

Het is raadzaam om de gegevensverzameling op een systematische manier te koppelen aan de lopende<br />

prioriteiten.<br />

LOT:<br />

De commissie stelt dat verder werk moet gemaakt worden van het beleidsmatig omzetten van verzamelde<br />

gegevens in concrete doelen, met daaraan gekoppelde evaluaties en bijsturingen.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld worden op verschillende manieren bij de kwaliteitsontwikkeling<br />

betrokken: de overleg- en medezeggenschapsorganen, raden en werkgroepen, de departementale beleidssystematiek<br />

en bevragingen, ontwikkeld op het niveau van de hogeschool of het departement, hebben elk hun inbreng.<br />

Verschillende evaluatiesystemen brengen aspecten van het <strong>onderwijs</strong> in kaart. De resultaten zijn een instrument<br />

voor de bewaking van de kwaliteit van één of meer facetten of onderdelen van de opleiding. De meeste systemen<br />

zijn op het niveau van de hogeschool ontwikkeld en afgestemd voor gebruik in de opleidingen. Het departement<br />

bevraagt zijn studenten over de inhouden, de leeromgeving, de begeleiding en het functioneren van de<br />

<strong>onderwijs</strong>verstrekkers. Daarnaast worden ook de medewerkers, de afgestudeerden en het beroepenveld via<br />

enquêtes of via regelmatig overleg betrokken bij <strong>onderwijs</strong>evaluaties. Het betrekken van medewerkers,<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 477


studenten, alumni en het beroepenveld wordt georganiseerd en opgevolgd door de beide campussen afzonderlijk<br />

en niet door de opleiding in haar geheel.<br />

De studenten geven aan betrokken te zijn bij verschillende aspecten van de opleiding. Zij stellen het op prijs<br />

daarvan de resultaten te herkennen. In LOV worden studenten regelmatig uitgenodigd op de stuurgroep om<br />

bepaalde aspecten van de werking te evalueren en verbeteringsvoorstellen te formuleren.<br />

Lectoren werken mee in werkgroepen en raden, waardoor zij betrokken worden bij de kwaliteitszorg voor de<br />

opleiding. De systematiek van een beleidsdag op elke campus, waarop het beleidsplan en actieplannen aan bod<br />

komen, is gericht op het creëren van een brede betrokkenheid van alle medewerkers bij het realiseren, evalueren<br />

en bepalen van doelen en acties voor de verschillende beleidsdomeinen.<br />

Alumni worden bij de kwaliteitsontwikkeling betrokken via enquêtes. In 2001 voerden de beide departementen<br />

een bevraging uit bij de studenten die afstudeerden in 1998 en 2000. Deze enquête was een aan het<br />

departement aangepaste vorm van de enquête ontwikkeld door de hogeschool. In LOV werd in het academiejaar<br />

2004-2005 een tweede enquête afgenomen bij de afgestudeerden die peilde naar de basiscompetenties. De<br />

directie van de campus LOT organiseerde recent een gespreksronde met afgestudeerden.<br />

Het beroepenveld wordt bij de kwaliteitsontwikkeling betrokken via de Departementale Raad. Daarnaast zijn er<br />

formele en informele contacten. In LOT verloopt dit matig structureel en zijn daarbuiten geen duidelijke kanalen<br />

tot betrokkenheid van het werkveld bij de kwaliteitsontwikkeling opgezet. In LOV wordt het werkveld structureel<br />

betrokken. Tijdens de gesprekken geeft het beroepenveld aan vragende partij te zijn om op een meer<br />

systematische manier bij de kwaliteitszorg betrokken te worden.<br />

Er zijn op dit vlak ook nog vrij grote campusgebonden verschillen: in LOV is de samenwerking met het werkveld<br />

structureel, in LOT wordt er gewerkt met een vroegere oefenschool; hoewel de studenten op de beide campussen<br />

vertegenwoordigd zijn in alle geledingen, zijn zij in LOV daadwerkelijk betrokken bij processen in de opleiding,<br />

terwijl in LOT hun invloed eerder indirect is.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de beide campussen aan om te onderzoeken voor welke aspecten van de opleiding een<br />

gemeenschappelijke aanpak nuttig is en kan ontwikkeld worden.<br />

Systematische betrokkenheid van de alumni bij de kwaliteitsontwikkeling van de opleiding is aangewezen.<br />

LOT:<br />

De commissie vraagt om het werkveld meer structureel en systematisch te betrekken.<br />

478 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het kwaliteitsbeleid en de aanpak van de interne kwaliteitszorg op hogeschoolniveau met visie ontwikkeld is;<br />

- een dynamisch kwaliteitszorgsysteem, gebaseerd op het EFQM-systeem, de opleiding ondersteunt bij het<br />

werken met de PDCA-aanpak, en dat dit in LOT nog meer systematisch moet gebeuren;<br />

- systematisch bevragingen uitgevoerd worden over de verschillende aspecten van het <strong>onderwijs</strong> bij relevante<br />

doelgroepen, waarbij LOT meer aandacht moet besteden aan de nodige, daaruit volgende verbeteringsacties;<br />

- op de beide campussen de opleiding tot maatregelen ter verbetering van de interne kwaliteitszorg komt, met<br />

inspraak van betrokkenen, maar dat het beroepenveld nog actiever kan betrokken worden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 479


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het zelfevaluatierapport geeft een duidelijk beeld van hoe de beide campussen het gerealiseerde niveau van de<br />

opleiding volgen. Om de mate van de realisatie van de doelstellingen te toetsen, gebruikt de opleiding de<br />

resultaten van de bevraging van laatstejaarsstudenten over de bereikte basiscompetenties, de resultaten van<br />

stage en eindwerk, de examenresultaten van laatstejaarsstudenten, de bevraging van afgestudeerden, de<br />

slaagcijfers van elk van de drie opleidingsjaren, en de relatie tussen slaagcijfers en instroom bij de<br />

eerstejaarsstudenten. De commissie stelt vast dat er ook hier geen onderlinge bespreking of vergelijking tussen<br />

de twee campussen gebeurt. Zowel in LOT als in LOV bestaat er een lange traditie van bevragen, waardoor<br />

vergelijking van opeenvolgende resultaten mogelijk is en waardoor resultaten leiden tot bijsturing. Voorbeeld<br />

hiervan is de recente herziening van de invulling van het stagepakket.<br />

Het beroepenveld uit zijn waardering voor de studenten en de afgestudeerden. Het geeft aan weinig kwalitatieve<br />

verschillen op te merken tussen de afgestudeerden van de beide campussen. Zowel de afgestudeerden als het<br />

werkveld zijn tevreden over het bereikte niveau van de opleiding. De afgestudeerden van LOV en het<br />

beroepenveld laten zich positief uit over de professionele, flexibele attitudes van de afgestudeerden.<br />

De afgestudeerden vinden kort na het beëindigen van de opleiding een gepaste betrekking. De meeste<br />

afgestudeerden zijn tewerkgesteld in het <strong>onderwijs</strong>, de overgrote meerderheid is voltijds in het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de slag. Slechts een erg klein aantal werkt elders of is werkloos.<br />

De commissie stelt een grote verscheidenheid vast in de kwaliteit van de eindwerken voor wat betreft het proces<br />

en het product. Steeds meer worden eindwerken uitgewerkt om onmiddellijk gebruikt te kunnen worden door het<br />

werkveld. Dit wordt vooral in LOV duidelijk gestuurd, onder andere door het werkveld te betrekken bij het<br />

aangeven van thema’s om uit te werken.<br />

In LOT schommelt het aantal studenten dat naar het buitenland gaat in het kader van Socrates de laatste drie jaar<br />

tussen vijf en zeven. Dankzij de medewerking van het Vlaamse Socratesagentschap werden de aanvragen voor<br />

Comenius-taalassistentschappen elk jaar gehonoreerd. In LOV varieert het aantal uitgaande studenten vrij sterk<br />

tussen drie en twaalf. Het aantal inkomende studenten is voor de beide campussen gering. Zowel in LOT als in<br />

LOV is een aantal lectoren actief in Europese programma’s en wordt er deelgenomen aan internationale<br />

projecten, congressen of bijscholingen in het kader van internationalisering.<br />

480 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt aan om de aanvang die gemaakt is van de invoering van onderzoeksmatige componenten bij<br />

het eindwerk consequent verder te zetten.<br />

LOT<br />

De commissie stelt dat de criteria voor het proces en het product transparant en vooraf bekend moeten zijn bij<br />

alle betrokkenen.<br />

Het is raadzaam om het beroepenveld te betrekken bij het bepalen van eindwerkprojecten.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van rendementscijfers per studiegebeid en/of opleiding over de<br />

jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45<br />

en de 50 procent liggen. De evolutie over de jaren heen wordt niet opgevolgd, evenmin als de situatie per<br />

opleiding of studiegebied. Daardoor kan de opleiding voor het <strong>onderwijs</strong>rendement geen streefcijfers formuleren<br />

in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

De commissie stelt vast dat de recent verzamelde instroom-, doorstroom- en uitstroomcijfers een goed beeld<br />

geven van het <strong>onderwijs</strong>rendement. De beide campussen inventariseren jaarlijks de resultaten van het voorbije<br />

academiejaar om een inzicht te krijgen in het <strong>onderwijs</strong>rendement. Zij besteden daarbij aandacht aan het verband<br />

tussen de vooropleiding en het studiesucces. De analyses gebeuren door elke campus afzonderlijk. Noch het<br />

cijfermateriaal noch de analyses worden onderling vergeleken.<br />

In de academiejaren 1995-1996 tot 1998-1999 slaagde in LOT gemiddeld 60 procent van de<br />

eerstejaarsstudenten. In de volgende jaren daalde het slaagpercentage opmerkelijk. Het gemiddelde in de<br />

periode 1999-2000 tot 2003-2004 was 41 procent. Tot 1998-1999 kwam 59 procent van de studenten uit het aso,<br />

33 procent uit het tso en 6 procent uit het kso-bso. In de periode van 1999-2000 tot 2003-2004 was dat<br />

respectievelijk 38 procent (aso), 51 procent (tso) en 11 procent (bso). Het aandeel van aso-studenten daalde met<br />

21 procent. Het gemiddelde slaagcijfer voor deze periode voor de combinatiemogelijkheid algemene vakken was<br />

56 procent en er kwamen nog 62 procent van de studenten uit het aso. In de combinatiemogelijkheid lichamelijke<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 481


opvoeding kwam in die periode 27 procent uit het aso en 68 procent uit het tso. Het gemiddelde slaagcijfer van de<br />

aso-studenten in die opleiding was 61 procent. Van de tso-studenten slaagde slechts 31 procent. Het totale<br />

gemiddelde voor deze opleiding in deze periode was 38 procent. In de combinatiemogelijkheid plastische<br />

opvoeding kwam in de voornoemde periode 58 procent uit het kso-bso en bedroeg het gemiddelde slaagcijfer 44<br />

procent. Relevante conclusies kunnen niet getrokken worden, omdat het gaat over een klein aantal studenten. In<br />

de combinatiemogelijkheid handel-burotica slaagde 63 procent. Opmerkelijk is dat in deze opleiding 86 procent uit<br />

het tso kwam. Hier scoren de tso-studenten dus erg goed. De opleiding van de campus LOT stelt dat het duidelijk<br />

is dat de sterke daling van het slaagpercentage zo goed als volledig verklaard kan worden door het feit dat veel<br />

meer studenten met een tso-vooropleiding aan de studie beginnen en dat – in vergelijking met aso-studenten –<br />

een veel kleiner aantal van hen slaagt in het eerste jaar. Deze evolutie begon bij de start van de<br />

combinatiemogelijkheid lichamelijke opvoeding, en het is vooral daar dat dit fenomeen zich voordoet. De<br />

commissie waardeert dat er gestart werd met kwalitatieve analyses in de vorm van afhakersonderzoek, en dat er<br />

maatregelen overwogen worden. De lage slaagcijfers in het eerste opleidingsjaar geven aanleiding tot zorg. In de<br />

Visie Middellange Termijn, opgesteld in 2004, leest de commissie dat het toenmalige gemiddelde slaagcijfer van<br />

41 procent met minstens 10 procent moet opgedreven worden tegen 2010. Bij de combinatiemogelijkheid<br />

lichamelijke opvoeding is het slaagpercentage beduidend lager dan 40 procent. De opleiding werkt gedreven aan<br />

dit probleem. De studiebegeleidingsmaatregelen, waarvan bij Facet 4.2 sprake, zullen allicht een eerste<br />

noodzakelijke succes bieden. De commissie is zich bewust van het feit dat de lage cijfers in LOT beïnvloed<br />

worden door de lage slaagcijfers van de combinatiemogelijkheid lichamelijk opvoeding. Zij stelt vast dat dit<br />

gegeven structureel wordt aangepakt.<br />

In het tweede en derde jaar van de opleiding in LOT liggen de slaagcijfers hoog. In de academiejaren 2002-2003<br />

en 2003-2004 slaagde gemiddeld 86 procent van de tweedejaars en 95 procent van de derdejaars. Oorzaak van<br />

het niet-slagen is hier meestal het gevolg van een mentaal afhaken.<br />

In LOV komt tot 2003-2004 ongeveer 60 procent van de studenten uit een aso-richting en ongeveer 40 procent uit<br />

een tso-richting. Voor het academiejaar 2004-2005 tekent zich een opvallende verschuiving af van aso- naar tsoinstroom.<br />

Slechts sporadisch begint een student bso aan het eerste jaar. De opleiding had tot nu toe nog geen<br />

studenten uit een kso-richting. De verdeling is de laatste 6 jaar nagenoeg hetzelfde gebleven. Van de<br />

eerstejaarsstudenten slaagde de voorgaande jaren 50 en 72 procent van de studenten. Het slaagcijfer lag vooral<br />

het vorig academiejaar bijzonder laag. In de tweede zittijd slaagt gemiddeld 50 procent van de deelnemers, maar<br />

hier liggen de resultaten wel verder uit elkaar, en ook hier is het slaagcijfer van vorig jaar lager dan anders. De<br />

slaagkansen liggen het hoogst voor studenten met een vooropleiding uit het aso. Van tso-instromers slaagt<br />

gemiddeld een kleine 50 procent. Uit het bso slaagde tot nu toe nog niemand.<br />

De commissie stelt een aanvaardbare gemiddelde studieduur vast van drie jaar en zes maanden in LOT en drie<br />

jaar en vier maanden in LOV.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt aan om de door de hogeschool vooropgestelde kwaliteitsindicatoren te hanteren bij de<br />

rendementsbepaling van de opleiding.<br />

De commissie stelt dat het noodzakelijk is de cijfermatige vaststellingen terug te koppelen naar de betrokken<br />

aspecten in de opleiding, zoals instroom en doorstroombegeleiding.<br />

482 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


LOT:<br />

De commissie stelt dat de diversiteit aan behoeften van de studenten een blijvende zorg moet zijn om er<br />

structureel en gepast op in te spelen.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding inspanningen doet om het <strong>onderwijs</strong>rendement en het gerealiseerde niveau te meten en<br />

maatregelen neemt om dit rendement te verhogen;<br />

- zowel de studenten als de afgestudeerden gewaardeerd worden door het werkveld;<br />

- aandacht besteed wordt aan internationaliseringsmogelijkheden;<br />

- de opleiding de cijfergegevens over instroom, doorstroom, uitstroom en vooropleiding registreert en deze<br />

steeds meer systematisch analyseert en terugkoppelt naar haar doelstellingen en beleid;<br />

- de slaagpercentages, de doorstroming door de opleiding en de gemiddelde studieduur redelijk zijn.<br />

- de vooropgestelde kwaliteitsindicatoren van de hogeschool de opleiding terdege kunnen ondersteunen bij de<br />

rendementsbepalingen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 483


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

- De uitgevoerde waarheidscheck<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

484 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 2.3: Samenhang LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding voldoende<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau LOT: voldoende<br />

LOV: goed<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

De oordelen zijn van toepassing voor:<br />

- LOT Lerarenopleiding Turnhout<br />

- LOV Lerarenopleiding Vorselaar<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen| 485


486 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Hoofdstuk 11 Katholieke Hogeschool Leuven<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Katholieke Hogeschool Leuven<br />

De Katholieke Hogeschool Leuven is gevestigd in Leuven en heeft haar <strong>onderwijs</strong>locatie onder meer op de<br />

campus Heverlee, het voormalige Heilig-Hart-Instituut. De Visitatiecommissie heeft deze <strong>onderwijs</strong>locatie<br />

bezocht, en met name de accommodatie voor de opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding.<br />

De opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> is ondergebracht bij het departement DLO, waar alle lerarenopleidingen<br />

van de Hogeschool zijn ondergebracht: Kleuter<strong>onderwijs</strong>, Lager <strong>Onderwijs</strong> en Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Kleuter- en Lager <strong>Onderwijs</strong> worden ook aangeboden op de locatie in Diest, Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> alleen in<br />

Leuven. DLO is een van de vijf departementen van de Hogeschool.<br />

In het academiejaar 2004–2005 telde het departement Lerarenopleidingen 1.772 studenten in de initiële<br />

opleidingen en 193 personeelsleden.<br />

De opleiding is nu redelijk goed gehuisvest, maar er wordt op de campus bijgebouwd, waardoor binnen<br />

afzienbare tijd de huisvesting sterk zal verbeteren.<br />

De opleiding was tijdens de visitatie volop in ontwikkeling. Het zelfevaluatierapport (ZER) is geschreven in het<br />

najaar van 2005, en is afgerond en ingeleverd in december 2005. In het ZER worden door de opleiding veel punten<br />

genoemd waarop naar het oordeel van de opleiding verbetering nodig was. De Visitatiecommissie vormde<br />

zich een voorlopig oordeel over de opleiding op basis van het ZER. Dit oordeel was soms kritisch vanwege punten<br />

die verbeterd kunnen worden. Tijdens de visitatie bleek echter dat veel verbeteringen al waren gerealiseerd.<br />

Een aanvulling op het ZER ter actualisering was beschikbaar tijdens de visitatie.<br />

Het zelfevaluatierapport (ZER) was van hoge kwaliteit. Het was compact, maar uitvoerig waar nodig, en de layout<br />

was erg helder, waardoor de diverse onderdelen van het rapport systematisch en puntsgewijs aan de orde<br />

kwamen. Het rapport bevatte veel verwijzingen naar documenten van de hogeschool en de opleiding, en naar<br />

relevante literatuur uit andere bronnen.<br />

De opleiding voor Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 (LSO1) vormt leraren die <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid krijgen in<br />

de volgende graden van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>:<br />

- 1ste graad <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, inclusief het 1ste leerjaar B en het beroepsvoorbereidend jaar;<br />

- 2de graad aso, tso, kso;<br />

- 2de en 3de graad bso + het 7de jaar.<br />

In al deze graden heeft de gediplomeerde LSO1 het vereiste bekwaamheidsbewijs voor elk van zijn gekozen<br />

opleidingseenheden (vakken), zoals ze voorkomen in het Decreet op de lerarenopleiding.<br />

De leraar LO (lichamelijke opvoeding, een tweepuntsvak) heeft bovendien <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid voor zijn<br />

vakgebied in de basisschool. In het kader van het Vlaamse sportbeleid heeft diezelfde leraar LO de bevoegdheid<br />

tot het uitoefenen van de functie van ‘sporttechnische coördinator voor recreatieve sportbeoefening’ binnen de<br />

van overheidswege erkende unisportfederaties.<br />

De leraar VV (voeding-verzorging, een tweepuntsvak) heeft eveneens <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid in de 3de graad tso<br />

binnen het studiegebied Personenzorg.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 487


De opleiding LSO1 van de KHLeuven heeft zich zowel in haar doelstellingen als in haar programma afgestemd op<br />

deze <strong>onderwijs</strong>bevoegdheden. Het verwerven van de nodige competenties daarvoor is steeds haar centrale<br />

bekommernis geweest. Het blijft een hele opgave om studenten met een programma van 180 studiepunten (of 3<br />

studiejaren) zowel de nodige vakexpertise mee te geven als de algemene lerarencompetenties.<br />

In Europees verband vormt Vlaanderen met zijn driepuntsbevoegdheid een uitzondering1.<br />

Elders is de gelijkaardige opleiding één- (bijvoorbeeld Nederland) of tweevakkig (bijvoorbeeld Wallonië).<br />

Al sinds de vorige legislatuur is er een nieuw decreet op de lerarenopleiding in het vooruitzicht gesteld,<br />

waarin zowel de vorige als de huidige minister een tweevaksbevoegdheid voorstaan.<br />

1 Driepuntsbevoegdheid: dit kunnen drie vakken zijn met een puntengewicht 1 (b.v. Nederlands, Geschiedenis, Economie)<br />

of een combinatie van een vak met puntengewicht 2 + een vak met puntengewicht 1 (b.v. lichamelijke opvoeding +<br />

bewegingsrecreatie).<br />

488 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleidingsdoelstellingen in de betekenis van eindkwalificaties zijn voor de lerarenopleidingen vastgelegd in het<br />

Decreet betreffende de beroepsprofielen en basiscompetenties van de leraren van 19 december 1998. Dit<br />

decreet onderscheidt naast de specifieke competenties voor de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> ook de<br />

basiscompetenties die gemeenschappelijk zijn voor alle leraren. Binnen elk van deze twee categorieën zijn er tien<br />

functionele gehelen afgebakend die de verschillende rollen van de leraar omschrijven.<br />

Voor de opleiding tot leraar SO zijn de volgende basiscompetenties geformuleerd:<br />

- de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen;<br />

- de leraar als opvoeder;<br />

- de leraar als inhoudelijk expert;<br />

- de leraar als organisator;<br />

- de leraar als innovator – de leraar als onderzoeker;<br />

- de leraar als partner van ouders/verzorgers;<br />

- de leraar als lid van een schoolteam;<br />

- de leraar als partner van externen<br />

- de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap;<br />

- de leraar als cultuurparticipant.<br />

Gedurende de opleiding ontwikkelt de aanstaande leraar daarvoor de volgende attitudes:<br />

- beslissingsvermogen<br />

- relationele gerichtheid<br />

- kritische ingesteldheid<br />

- leergierigheid<br />

- organisatievermogen<br />

- zin voor samenwerking<br />

- verantwoordelijkheidszin<br />

- creatieve gerichtheid<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 489


- flexibiliteit<br />

- gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie.<br />

Deze basiscompetenties zijn gekaderd in de visie van de KHLeuven op <strong>onderwijs</strong>, leraarschap en opleiding.<br />

Deze visie van het departement Lerarenopleidingen (DLO) van de KHLeuven op het leraarschap is de volgende.<br />

Centraal staat voor het DLO de professionele identiteit van de leraar. Een goede leraar bezit meer dan een<br />

verzameling van vaardigheden en kennis, zoals die in de basiscompetenties staan opgesomd.<br />

Kennis en vaardigheden moeten worden geschraagd door de professionele houdingen van de leraar, zoals<br />

engagement, enthousiasme, waardebeleving, relationele en communicatieve gerichtheid, kritisch-constructieve<br />

ingesteldheid enzovoort. Het begrip ‘professionele identiteit’ is niet opgenomen in de basiscompetenties, maar de<br />

attitudelijst geeft een goede omschrijving van de kwaliteiten die daartoe kunnen behoren.<br />

De kerntaken van de leraar zijn: op de eerste plaats het begeleiden van leer- en ontwikkelingsprocessen en<br />

opvoeden met alles wat dit aan vaardigheden en ondersteunende kennis inhoudt.<br />

In het curriculum van de opleiding zijn de competenties verdeeld over drie gebieden:<br />

- taakgerichte competenties;<br />

- relationele competenties;<br />

- sociaal-culturele competenties.<br />

Het niveau en de oriëntatie van de doelstellingen van de opleiding zijn goed.<br />

De opleiding is intensief aan de slag gegaan met het competentiekader professionele bachelor, zoals<br />

omschreven in het Structuurdecreet 2003 en met de decretaal vastgelegde basiscompetenties voor leraren. De<br />

goed uitgewerkte eigen <strong>onderwijs</strong>visie werd hier zinvol aan gelinkt. Bovendien werd ook de evolutie uitgezet voor<br />

het aanleren van de verschillende competenties doorheen de opleiding. Op die manier wordt in het doelenkader<br />

aandacht besteed aan het beheersen van algemene, algemeen beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties,<br />

wat nodig is om de doelstellingen af te stemmen op het niveau van professionele bachelor. De<br />

competentiematrix en het opleidingsprofiel worden bovendien proactief gebruikt.<br />

De <strong>onderwijs</strong>visie en de visie op het leraarschap getuigen er bovendien van dat recente inzichten in het domein<br />

van de lerarenopleiding zijn verwerkt.<br />

Hoewel de internationale dimensie prominent aanwezig is in de opleiding, is ze niet expliciet zichtbaar in de<br />

opleidingsdoelstellingen. Nochtans zou men de vele internationale contacten en ervaringen doelgerichter kunnen<br />

inzetten in de opleiding. De meerwaarde wordt op dit ogenblik door de studenten niet voldoende opgemerkt.<br />

De studenten en de personeelsleden werden betrokken bij het werken aan het opleidingsprofiel en ze worden ook<br />

in toenemende mate bij curriculumhervormingen betrokken. Het belang van communicatie over de opleidingsdoelen<br />

en over het didactisch concept van de opleiding binnen het team is groot en mag niet onderschat worden.<br />

Op dit ogenblik is de interpretatie binnen de teams van een aantal kernconcepten in het didactisch opzet nog niet<br />

eenduidig, met name over het competentiegericht leren. De opleiding heeft hier nog een stukje weg af te leggen.<br />

Naast deelname van studentenafgevaardigden en vertegenwoordigers van het werkveld aan de Opleidingscommissie,<br />

is er georganiseerd studentenoverleg met een vijftal vergaderingen op jaarbasis, en werd er ruimer<br />

werkoverleg opgestart met de Leuvense scholengemeenschap. Dit laatste is echter nog in een beginstadium en<br />

is ook beperkt qua opzet. Versteviging van de verankering in het beroepenveld is gewenst.<br />

Tijdens de visitatie bleek dat deze participatiestructuren niet noodzakelijk een participatiecultuur garanderen.<br />

Studenten en het werkveld hebben wensen geformuleerd met betrekking tot de opleiding, waarover een vrij<br />

algemene consensus bestond. Dergelijke wensen ernstig nemen, blijft de uitdaging voor de opleiding.<br />

490 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het verder uitwerken en implementeren van een vakoverschrijdend en vakkenintegrerend concept;<br />

systematischer contact met directies van stagescholen over deze specifieke opleiding;<br />

meer navorming en informatie over thematische aspecten binnen de didactiek van de verschillende vakken.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De basiscompetenties (Besluit van de Vlaamse regering) zijn geënt op de beroepsprofielen en sluiten dus aan bij<br />

de eisen van het beroepsveld. Aangezien de competenties door de overheid zijn opgelegd, zijn ze voor alle<br />

lerarenopleidingen in Vlaanderen identiek.<br />

Voor de opleidingseenheid bewegingsrecreatie (BE), die in eerste instantie is gericht op het uitoefenen van het<br />

beroep binnen het domein van de ‘Sportieve Vrijetijdsbesteding en Bewegingscultuur’ zijn er van overheidswege<br />

geen basiscompetenties voorhanden. Dankzij een studieopdracht aan het DLO van de KHLeuven werd een<br />

schematische voorstelling van het beroepsveld van de leraar SO1 ‘sport- en bewegingsagogiek’ opgesteld en een<br />

aanzet gegeven tot het formuleren van de basiscompetenties voor deze opleiding. In overleg met het merendeel<br />

van de Vlaamse lerarenopleidingen LO werden deze aangenomen als een goede basis en grondslag voor het<br />

opleidingsprofiel ‘sport- en bewegingsagogiek’.<br />

De <strong>onderwijs</strong>visie van de KHLeuven vertoont heel wat gemeenschappelijke kenmerken met de visieteksten van<br />

de bachelorlerarenopleidingen die lid zijn van de associatie K.U.Leuven.<br />

Kernbegrippen zijn onder meer: persoonsgerichtheid, kwaliteitsvol opleiden via krachtige leeromgevingen,<br />

zelfsturing, praktijkgericht, actief, coöperatief, interactief en competentiegericht <strong>onderwijs</strong>.<br />

De opleiding profileert zich aan de hand van vijf kernwoorden:<br />

- kwaliteitsvol leren (diep leren);<br />

- reflectieve houding (reflecterend leren);<br />

- beroepsgericht leren;<br />

- leren van elkaar en met elkaar (samen leren);<br />

- zelfwerkzaamheid (actief leren).<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 491


Het beroepsgerichte karakter van de opleiding is in het programma verankerd doordat elk onderdeel in het<br />

programma in functie staat van het beroep van leraar. Het verband tussen deze <strong>onderwijs</strong>projecten en de<br />

afstemming op het beroepsveld is niet erg duidelijk. Het werkveld gaf aan de commissie te kennen dat het wil<br />

meedenken over en meewerken aan stagedoelen en stageorganisatie, afstudeerprojecten, ingroeistage en<br />

dergelijke.<br />

Het DLO toetst ook de doelstellingen in internationale context.<br />

Die doelstellingen mogen gelijkend en vergelijkbaar zijn, toch bestaan er grote verschillen tussen de landen voor<br />

wat betreft de opleiding die overeenstemt met die van LSO1: al dan niet van academisch niveau, drie- of vierjarig,<br />

met één of twee <strong>onderwijs</strong>vakken enzovoort. Dat de opleiding LSO1 van de KHLeuven internationaal van<br />

voldoende niveau is, kan worden geconcludeerd uit het feit dat de derdejaarsstudenten in uitwisselingsprogramma’s<br />

met succes tijdelijk in het buitenland studeren – zelfs in universitaire settings –, in weerwil van de driepuntsbevoegdheid.<br />

De KHLeuven positioneert zich ook ten aanzien van het EU-doelstellingenrapport (Lissabon 2000).<br />

De lerarenopleiding van de KHLeuven blijft ijveren voor het stimuleren van een internationale grondhouding,<br />

democratisch burgerschap en mondiale interesse bij studenten en personeel.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Stagescholen kunnen meer bij de opleiding worden betrokken via:<br />

- onderzoek naar de wensen van het <strong>onderwijs</strong>veld in verband met de opleidingsdoelen;<br />

- meer thematische contacten met de mentoren.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding een helder basisconcept hanteert voor het curriculum;<br />

- de opleiding ruim aandacht besteedt aan <strong>onderwijs</strong>innovatie;<br />

- de opleiding gedragen wordt door werkveld en docenten;<br />

- de opleiding erin slaagt om professionele bachelors op te leiden die als beginnende beroepsbeoefenaars<br />

geapprecieerd worden door het werkveld;<br />

- de opleidingscompetenties voldoen aan decretale en beroepsspecifieke vereisten;<br />

- de opleiding werkt aan een proces van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

492 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het programma bestaat voor alle drie de opleidingen (LO, AV en VV) op hoofdlijnen uit drie onderdelen:<br />

- de gemeenschappelijke stam waarin de voor alle leraren geldende competenties worden verworven;<br />

- de specifieke opleiding met de <strong>onderwijs</strong>vakken die de <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid geven;<br />

- de stage.<br />

Het programma van LO wijkt in het derde jaar af van dat van de algemene vakken en VV. LO heeft hier gekozen<br />

voor een geïntegreerde aanpak van het vakdomein LO met opvoedkunde en communicatieve vaardigheden uit<br />

de gemeenschappelijke stam. AV en VV hebben dit vanwege de vele vakkencombinaties en de nood aan meer<br />

ruimte voor inhoudelijke uitwerking (een algemeen vak heeft slechts puntengewicht 1) niet gedaan.<br />

Het programma is opgesteld vanuit de volgende uitgangspunten:<br />

competentiegericht opleiden;<br />

verfijnen van de groei naar zelfsturing/flexibiliteit doorheen de opleiding;<br />

een onderscheid tussen volgende leerlijnen:<br />

- de conceptuele leerlijn;<br />

- de integrale leerlijn;<br />

- de reflectielijn.<br />

Deze doelstellingen zijn in lijn met het DLO-Alfaplan en de KHLeuven-<strong>onderwijs</strong>visie. Het programma is naast<br />

inhoudelijk, zeker voor de gemeenschappelijke stam, vooral methodisch ingericht: minder aanbiedende<br />

werkvormen, meer opdrachtvormen en praktijkleren. Een betere afstemming en transfer tussen theorie en praktijk<br />

is het doel.<br />

De fiches van de opleidingsonderdelen zijn erg uitgebreid. Door deze overdaad aan tekst komt de essentie soms<br />

niet tot zijn recht. In sommige fiches wordt een duidelijke link gelegd met de basiscompetenties; in andere wordt<br />

dat niet expliciet gedaan. Voor sommige <strong>onderwijs</strong>vakken is dan ook goed na te gaan op welke manier de eindkwalificaties<br />

in leerdoelen en inhouden zijn vertaald, terwijl het voor andere minder het geval is. Voor sommige<br />

opleidingsonderdelen wordt verwezen naar gedateerde literatuur.<br />

Het lectorenteam verricht grote inspanningen om telkens weer de opleidingsinhouden– wat zij moeten<br />

waarmaken – af te stemmen op de veranderende opleidingsdoelen. Er is een sterke betrokkenheid van de<br />

lectoren bij het curriculum, en ze zijn bereid zich steeds weer aan te passen bij iedere vernieuwing.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 493


Hier en daar worden door verschillende stakeholders nog wat aandachtspunten gesignaleerd. Studenten hebben<br />

het bijvoorbeeld over storende overlappingen. Dat kan erop wijzen dat er nog moet worden gestreefd naar een<br />

sterkere synergie tussen de verantwoordelijken voor de verschillende opleidingsonderdelen.<br />

Het afstemmen van het cursusmateriaal op een competentiegerichte aanpak is volop aan de gang, maar her en<br />

der blijven nog wat cursussen achter. Er wordt met andere woorden op verschillende snelheden gewerkt. Het is<br />

ook belangrijk dat studenten de relevantie inzien van de opleidingsonderdelen, in functie van het ontwikkelen van<br />

hun competenties als leraar. Dat is nog niet altijd het geval. De opleiding doet er goed aan om te onderzoeken<br />

waarom studenten die relevantie niet zien. De leerlijnen goed uittekenen, zou daarvoor een middel kunnen zijn.<br />

Naast overlappingen signaleerden studenten ook nog een aantal behoeften waar in hun ogen beter aan tegemoet<br />

zou kunnen gekomen worden in de opleiding. De studenten hebben verschillende suggesties tot verbetering. Ze<br />

verwoorden die volgens de commissie op een erg genuanceerde en mature manier.<br />

Er is veel aandacht voor disciplineoverschrijdende inhouden en activiteiten in de opleiding. Deze staan goed<br />

beschreven. Zij vormen een stevige basis voor de verdere implementatie.<br />

De internationale dimensie is een pluspunt in deze opleiding. Er is een hoge participatiegraad, er zijn uitgebreide<br />

contacten en er is een veelvormige samenwerking.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Meer implementatie van suggesties ter verbetering die door studenten worden gedaan.<br />

Nauwkeurig onderzoeken waarom studenten de relevantie van bepaalde onderdelen niet zien.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Kennisontwikkeling is voor de opleiding tot leraar SO1 essentieel, omdat een bevoegdheid wordt verkregen voor<br />

een vak. De vakinhoudelijke expertise wordt in de eerste twee opleidingsjaren systematisch opgebouwd, met<br />

uitlopers in het eerste semester van het derde jaar. In het derde jaar wordt een van de vakken uitgediept.<br />

De <strong>onderwijs</strong>vakken krijgen in het huidige programma een relatief groot gewicht in studiepunten: 95 van de 180<br />

studiepunten. Hierbij zijn de stages niet meegeteld, hoewel die ook voor een belangrijk deel ‘vak’-gebonden zijn.<br />

Elk <strong>onderwijs</strong>vak reikt de studenten de inhoudelijke referentiekaders aan die kwalitatief hoogwaardig <strong>onderwijs</strong><br />

494 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


moeten garanderen in de graden waar de leraar SO1 <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid heeft. Dat geldt niet alleen voor de<br />

eerste graad van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, maar ook voor de tweede graad aso en tso en het volledige bso. Voor<br />

LO komt daar nog het basis<strong>onderwijs</strong> bij en voor bewegingsrecreatie het tewerkstellingsveld van Sport en<br />

Bewegingscultuur. Gezien de uitgebreide driepuntsbevoegdheid van de leraar SO1 is het evident dat naast de<br />

essentiële vakkennis ook aandacht gaat naar methodes voor verwerving en verwerking van informatie, en naar<br />

inzicht in verbanden en achtergronden. Vandaar dat zelfwerkzaamheid binnen elk <strong>onderwijs</strong>vak een plaats heeft,<br />

naast de gebruikelijke contacturen voor colleges, seminaries of practica.<br />

De commissie is van oordeel dat de opleiding de studenten een sterke vakinhoudelijke bagage meegeeft. De<br />

kennisontwikkeling is erg behoorlijk, en vakdocenten actualiseren geregeld hun vakinhouden. De docenten<br />

wekken de indruk dat zij op vakgebied heel professioneel bezig zijn.<br />

Er is ook ruim aandacht voor het verwerven van beroepsgerichte vaardigheden. Sommige studenten signaleren<br />

echter dat er in het eerste opleidingsjaar wat meer aandacht zou mogen zijn voor een stevig didactisch<br />

referentiekader. Om het met hun woorden te zeggen: ‘Daar draait het toch om bij het leraar-worden, en we<br />

kunnen niet volstaan met een klein startpakketje.’<br />

Voor de algemene achtergronden die elke leraar nodig heeft en in de gemeenschappelijke stam aan bod komen,<br />

geldt hetzelfde als voor de <strong>onderwijs</strong>vakken: de student krijgt de nodige referentiekaders en vaardigheidsoefeningen<br />

aangeboden in functie van zijn latere beroep als leraar en ter ondersteuning van de <strong>onderwijs</strong>vakken.<br />

Specifieke vragen die studenten stellen op dit aspect:<br />

- meer aandacht voor het ontwikkelen van vaardigheden met betrekking tot klasmanagement,<br />

- omgaan met diversiteit in algemene zin,<br />

- omgaan met sociale diversiteit in het bijzonder en werken met bso en buso.<br />

Studenten willen ook graag verdieping van de reflectieve feedback naar aanleiding van hun stage-ervaringen.<br />

In de stage krijgt de student de gelegenheid om zijn in het opleidingsinstituut opgedane expertise toe te passen<br />

en verder te ontwikkelen in interactie met de beroepspraktijk. Ook draagt de stage in belangrijke mate bij tot het<br />

aanscherpen van communicatieve, organisatorische en pedagogische vaardigheden. De student groeit geleidelijk<br />

in de praktijk in: aanvankelijk wordt hij sterk ondersteund en begeleid, op het einde krijgt hij steeds meer<br />

zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Verdere accentuering van de stage in het eerste jaar;<br />

De inbreng vanuit het werkveld duidelijker implementeren.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 495


Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding dient de samenhang tussen de gemeenschappelijke stam en de specifieke opleiding goed te<br />

bewaken. Studenten kiezen voor <strong>onderwijs</strong>vakken en hebben de neiging de algemeen pedagogische vorming als<br />

een los corpus te beschouwen, hoewel er een duidelijke wisselwerking is in het huidige programma tussen de<br />

inhouden van opvoedkunde, vakdidactiek en stage. In LO is de integratie tussen de gemeenschappelijke stam en<br />

het <strong>onderwijs</strong>vak LO makkelijker te realiseren, omdat alle studenten hetzelfde <strong>onderwijs</strong>vak volgen.<br />

Het nieuwe programma vanaf 2005-2006 beoogt in AV/VV de samenhang te versterken door de vakdidactici te<br />

betrekken in het opleidingsonderdeel ‘leraar worden’ van de gemeenschappelijke stam. Ze zijn verantwoordelijk<br />

voor de algemene didactiek waarop ze moeten steunen in hun eigen didactische ateliers, en voor de seminaries<br />

en coachingsessies rond leren en studeren, professionele identiteit, reflecteren en samenwerken in diversiteit.<br />

Het nog verder operationaliseren van kennis, vaardigheden en attitudes in samenhangende beroepsgehelen kan<br />

de samenhang in de eindfase van het programma verder versterken. Een voorbeeld daarvan is de afstemming<br />

tussen de beoogde ingroeistage en de beoogde afstudeeropdracht (als vervanger van het eindwerk).<br />

De opleiding is sequentieel opgezet. In de eerste twee jaren worden de inhoudelijke kaders en daarmee samenhangende<br />

vaardigheden systematisch opgebouwd. Het derde jaar biedt ruimte voor verdieping en verbreding. De<br />

opleiding heeft elk <strong>onderwijs</strong>vak opgesplitst in opleidingsonderdelen volgens de inhoudelijke logica van het<br />

betreffende vak. Hierdoor ontstaat het risico van fragmentatie van de leerstof en overlapping tussen de vakken.<br />

Studenten geven aan dat sommige overlappingen de studiedruk onnodig verhogen.<br />

Er zijn overkoepelende afspraken rond de lesvoorbereidingsmethodiek. Tijdens afdelingsvergaderingen en<br />

werkdagen, maar ook op informele momenten, overleggen vakkenclusters in AV/VV regelmatig met elkaar in<br />

functie van onderlinge afstemming. Voor LO is er in het uurrooster zelfs ruimte voor wekelijks overleg.<br />

Derdejaarsstudenten lijken inzicht in hun eigen leerproces slechts matig te appreciëren. De opleiding slaagt er<br />

niet volledig in om de studenten inzicht te geven in het eigen leerproces. Afgestudeerden hebben dat inzicht<br />

meer. Kennelijk is enige beroepservaring nodig voor de leraar om de samenhang in de studie te onderkennen.<br />

De opleiding heeft al een lange traditie van flexibiliteit. Er is een vrij belangrijke instroom van niet generatiestudenten<br />

(gemiddeld iets minder dan 50 procent). Dat biedt de mogelijkheid om maximaal vrijstelling, overdracht<br />

en soms zelfs studieduurverkorting te geven aan studenten die EVK (eerder verworven kwalificaties) hebben. De<br />

opleiding heeft hiervoor al jarenlang een vaste procedure en per afdeling een verantwoordelijke die<br />

de dossiers en de vragen van de studenten behandelt. Ook studenten die het normtraject volgen, hoeven bij<br />

partiële tekorten niet het volledige vak te hernemen en weten duidelijk waaraan ze moeten werken. De<br />

<strong>onderwijs</strong>vakken vormen in het programma op zichzelf staande entiteiten van gelijk gewicht, zodat wisseling van<br />

<strong>onderwijs</strong>vak of het toevoegen van een extra <strong>onderwijs</strong>vak altijd mogelijk is.<br />

496 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Verbeteren van de samenhang tussen de onderdelen, minder overlapping tussen de vakken.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De studieomvang van de opleiding is conform de eisen voor een professionele bachelor. De studieomvang van<br />

elk opleidingsonderdeel is uitgedrukt in hele studiepunten, met een minimum van 3 studiepunten per<br />

opleidingsonderdeel. Elk studiejaar omvat 60 studiepunten, de volledige opleiding 180 studiepunten.<br />

Het academiejaar in de KHLeuven bestaat uit twee semesters van telkens 18 weken, examenzittijd incluis.<br />

Aanvangs- en einddatum zijn gelijk voor alle departementen van de hogeschool.<br />

Sinds 2001 is de Opleidingscommissie verantwoordelijk voor het opmaken van de studiepuntentabel. Bij het<br />

begroten van de studiepunten laat ze zich leiden door het belang van een opleidingsonderdeel binnen het<br />

curriculum, door de moeilijkheidsgraad ervan en in de toekomst ook door studietijdmetingen. In dialoog met<br />

lectoren, studenten, en werkveld wordt de studiepuntentabel van de opleiding bijgestuurd<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 497


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De Dienst Kwaliteitszorg van de KHLeuven voert periodiek studietijdmetingen uit in alle opleidingen van de<br />

hogeschool. Uit deze gegevens komt regelmatig overbelasting van studenten naar voren. Naar aanleiding van de<br />

hoge klachtenindices over studiebelasting in de SPA-enquêtes bij studenten is een interdepartementale<br />

werkgroep Studeerbaarheid opgericht en is besloten om deel te nemen aan het gelijknamige project van de<br />

Associatie K.U.Leuven. Er is een vervolgproject gestart om bijkomende kwalitatieve instrumenten te ontwikkelen.<br />

De KHLeuven heeft voor dit project de volgende aanpak gekozen:<br />

- De OC is verantwoordelijk voor het begroten van de 180 studiepunten voor de bacheloropleiding.<br />

- De individuele lector is verantwoordelijk voor het begroten van de studietijd van zijn opleidingsonderdeel.Door<br />

dialoog met de studenten en met een planningsinstrument moet de lector de begroting verfijnen.<br />

- De DKZ ‘controleert’ minstens één keer per acht jaar deze verfijnde afstelling door de opleiding/lector.<br />

Tijdens deze visitatie werd echter duidelijk dat in recente metingen het tij is gekeerd en dat er soms zelf sprake is<br />

van onderbelasting, althans in de metingen. In tegenstelling tot deze informatie geven de studenten mondeling<br />

nog steeds signalen van een erg hoge studiebelasting tegenover de Visitatiecommissie. De studenten beschouwen<br />

de studeerbaarheid van alle opleidingen over de hele lijn als problematisch. Nochtans heeft een flink deel<br />

van de studenten als vooropleiding aso; zij moeten qua aanvangsniveau een lerarenopleiding aankunnen.<br />

De door de opleiding aangewezen oorzaak van de klachten betreft de spreiding van opdrachten over het jaar en<br />

het geringe zelfregulerende vermogen van de student (te weinig planning, taken uitstellen). Men tracht dit te<br />

verbeteren door een betere spreiding van de opdrachten en ondersteuning van de studenten bij de planning van<br />

het werk.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Een verdere verfijning van de meetinstrumenten, zodat een betere overeenstemming kan worden verkregen<br />

tussen de metingen en het beleven van de studenten<br />

498 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De visie van het departement Lerarenopleidingen op het leerproces van de student wordt als volgt weergegeven:<br />

actief, zelfsturend leren: het gestuurd zelfstandig werken in het eerste jaar wordt verder uitgebouwd in de<br />

volgende jaren tot zelfverantwoordelijk leren<br />

coöperatief leren: van individueel leren naar leren in team<br />

reflecterend leren: van uitvoerder naar zelfsturende professional dankzij reflectie<br />

Dit didactisch concept wordt helder gesteld in diverse documenten. Uit onderzoek van het departement blijkt dat<br />

bij de studenten de geplande evolutie van leerstijl van het eerste naar het derde jaar plaatsvindt.<br />

De link tussen het didactisch concept van de opleiding en de doelstellingen van de opleidingsonderdelen is, als<br />

men afgaat op de fiches van de opleidingsonderdelen, slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Bij sommige onderdelen<br />

is er een duidelijke link, bij andere zijn de werkvormen tot in het derde jaar nog sterk docentgestuurd.<br />

Er wordt een grote waaier aan <strong>onderwijs</strong>- en werkvormen toegepast, afhankelijk van randvoorwaarden als de<br />

grootte van klasgroepen, beschikbare infrastructuur en media, beschikbaarheid van docenten enzovoort.<br />

De werkvormen worden ingedeeld in categorieën:<br />

- Aanbiedende werkvormen: doceren, demonstreren;<br />

- Interactieve werkvormen: (<strong>onderwijs</strong>)leergesprek, discussie, uitleg en opdrachten bij excursies en bezoeken;<br />

- Specifieke opdrachtvormen: projectwerk, casestudy, probleemgestuurd werken;<br />

- Praktijkleren: oefenen of toepassen van vaardigheden, intervisie, supervisie, coachingsessies;<br />

- Individueel werk: zelfstudie, zelfwerkzaamheidstaken;<br />

- Groepswerk;<br />

- Vakkenstage: voordrachten, excursies, bezoeken, veldwerk, sportstages, reizen …<br />

In de communicatie naar de studenten is het niet helder in hoeverre deze verscheidenheid van werkvormen ook<br />

effectief en efficiënt in de lessen aan bod komt. De selectiecriteria zijn niet duidelijk. Er zijn verschillen tussen<br />

resultaten van metingen en beoogde doelstellingen, zoals die bijvoorbeeld in de studiegidsen staan vermeld.<br />

De relatie van het didactisch concept met de leerlijnen komt niet helemaal tot uiting in de fiches. Hoewel er vaak<br />

sprake is van een verscheidenheid aan werkvormen, komt een systematisch opbouw toch niet tot zijn recht. Het<br />

didactisch concept getuigt in ieder geval wel van invloeden van recente <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen in binnen- en<br />

buitenland. Het is wat merkwaardig dat de studenten matig tevreden zijn over de gehanteerde werkvormen.<br />

De evolutie van theoretisch gerichte scripties naar meer praktijkgerelateerde afstudeerprojecten is perspectiefvol.<br />

Dit is ook de mening van het werkveld. Zij zijn bereid om mee te groeien met de opleiding en educatieve<br />

opdrachten voor dergelijke projecten te gaan formuleren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 499


Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De juridische kaders van de evaluaties zijn vastgelegd in het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement.<br />

Jaarlijks zijn er twee officiële examenperiodes voor mondelinge en schriftelijke contactexamens. De<br />

gedetailleerde regeling van deze examens wordt volledig ad valvas en via Blackboard bekendgemaakt, ten<br />

laatste dertig dagen voor de aanvang van de examenperiodes.<br />

Daarnaast is er een permanente evaluatie die door het hele academiejaar kan lopen.<br />

Het belang van de traditionele contactexamens daalt doorheen de drie opleidingsjaren.<br />

De organisatie van toetsen en examens lijkt goed geregeld. In het ZER wordt vermeld dat er een waaier aan<br />

werkvormen wordt gebruikt, afhankelijk van wat er getoetst moet worden. Er is samenhang tussen de aard van de<br />

evaluatie, de nagestreefde competenties en de <strong>onderwijs</strong>aanpak. Niet duidelijk is of de evaluatievorm voldoende<br />

aansluit bij de gekozen werkvormen.<br />

Naast de klassieke toetsing zijn er aansluitende competentiegerichte assessments. Onder de naam ‘stagemap’<br />

wordt al jaren gewerkt met een portfolio.<br />

Ook vinden diverse vormen van peer-assessment steeds meer ingang in de opleiding.<br />

Toch lijkt het in de uitwerking dat de evaluatie nog sterk docentgestuurd is.<br />

Uit de bevraging van studenten blijkt dat de studenten de evaluatiecriteria dikwijls onhelder vinden, hoewel zij de<br />

wijze waarop evaluaties worden opgevat, blijkbaar wel appreciëren. Die tevredenheid daalt echter de laatste<br />

jaren.<br />

De toetscriteria zijn gericht op selectie en groei; getoetst wordt of de student de noodzakelijke basiscompetenties<br />

heeft verworven en hoe de competentieontwikkeling voortgaat.<br />

Studenten klagen niettemin over het gebrek aan transparantie.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Verbetering van de aansluiting tussen evaluatievormen en werkvormen.<br />

500 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Aan de opleiding studeren op dit moment 371 AV-studenten, 48 VV en 340 LO. De studentenaantallen zijn de<br />

laatste jaren geleidelijk gestegen.<br />

Er zijn weinig generatiestudenten (minder dan 50 procent). Dit kan worden verklaard uit de nabijheid van de<br />

Katholieke Universiteit Leuven; studenten die bij de K.U.Leuven de studie staken, stappen in groten getale over<br />

naar de KHLeuven. Mede daardoor trekt de opleiding vooral studenten aan met een aso-diploma.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 501


Het DLO trekt weinig buitenlandse studenten aan; dat wordt vermoedelijk veroorzaakt door de hoge eisen voor<br />

taalvaardigheid. Desondanks constateert de lerarenopleiding een geleidelijke doch doorgaande verlaging van het<br />

taalniveau van haar studenten. De opleiding besteedt daar veel aandacht aan.<br />

Het departement voert een gelijkekansenbeleid:<br />

- een studiebegeleidingstraject voor alle studenten om een optimale studiesituatie te scheppen;<br />

- speciale trajecten voor topsporters om studie en topsport te kunnen combineren;<br />

- extra aandacht voor studenten met een handicap: aangepaste accommodatie, speciale begeleiding en<br />

aangepaste toetsvormen.<br />

Er is in de opleiding weinig brede sociale diversiteit aanwezig. De instroom wordt echter steeds meer divers,<br />

waardoor het herformuleren van startcompetenties nodig is. Opvang van meer studenten uit kansarme milieus is<br />

gewenst.<br />

Om de steeds heterogener wordende studentenpopulatie op maat te kunnen bedienen, worden flexibele<br />

leerwegen aangeboden: deeltijdstudenten die hun eigen programma hebben, individueel aangepaste<br />

jaarprogramma’s voor studenten met achterstand en studieduurverkorting voor die studenten die een extra<br />

lesbevoegdheid willen behalen. Daarnaast wordt een begin gemaakt met afstands<strong>onderwijs</strong> voor studenten die<br />

de opleiding geheel zelfstandig willen doen.<br />

De opleiding kent ook procedures voor EVC (eerder verworven competenties) en EVK (elders verworven<br />

kwaliteiten). Studenten kunnen via die procedures vrijstelling krijgen voor bepaalde onderdelen van de studie.<br />

Deze procedures zijn de laatste jaren wat verbeterd, tot tevredenheid van de studenten.<br />

Flexibilisering op dit punt kan echter nog verbeterd worden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Toename van de uitstroom van allochtonen;<br />

Meer rekening houden met aanwezige EVC bij instromende studenten;<br />

Aandacht voor veel voorkomende studieproblemen (onder andere faalangst, leren studeren enzovoort).<br />

502 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

voldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma een adequate transformatie is van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en<br />

domeinspecifieke eisen;<br />

- de vertaling van de eindkwalificaties naar het curriculum van voldoende niveau is;<br />

- de opleiding door de aanwezigheid van stages voldoende beroepsgericht is;<br />

- de samenhang in het programma voldoende is;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studietijd;<br />

- de opleiding streeft naar goede contacten met het werkveld;<br />

- de ingezette curriculumvernieuwing een goede basis biedt voor de toekomst;<br />

- de stagebegeleiding voldoende is;<br />

- toetsing en beoordeling van voldoende niveau zijn;<br />

- de toelatingsvoorwaarden goed zijn, duidelijk en in lijn met de decretale voorwaarden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 503


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het toewijzen van de doceeropdrachten behoort tot de bevoegdheden van het departement. Lectoren worden<br />

zoveel mogelijk bij één opleiding tewerkgesteld om agendaproblemen te vermijden. Frequent overleg tussen<br />

lectoren is daardoor mogelijk. Er is veel collegialiteit en overleg. Voorts wordt continuïteit nagestreefd in de<br />

doceeropdrachten aan de docenten.<br />

Bij de werving van lectoren wordt een breed profiel nagestreefd, zodat de betreffende lector breed inzetbaar is.<br />

Een diploma hoger <strong>onderwijs</strong> van twee cycli of een universitair diploma wordt gewoonlijk als eis gesteld. Voor de<br />

lerarenopleiding is daarnaast het bezit van een lerarendiploma noodzakelijk. Eventueel wordt één jaar uitstel<br />

verleend voor het behalen van het diploma. Er is een uitgebreide selectieprocedure waarbij hoge eisen gesteld<br />

worden aan nieuw aan te werven personeelsleden.<br />

Beginnende docenten krijgen ondersteuning; zij krijgen op departementaal niveau bij aanvang van de tewerkstelling<br />

een introductie in de werking van het departement en er worden enkele basisafspraken gemaakt. Op het<br />

niveau van de opleiding maakt een vakcollega en/of lector van hetzelfde opleidingsonderdeel zijn nieuwe collega<br />

wegwijs. De waardering voor dit onthaalprogramma is niet duidelijk.<br />

Jaarlijks vindt een functioneringsgesprek plaats waarin het zelfevaluatiedossier een belangrijke rol speelt.<br />

Op basis van deze gesprekken worden afspraken gemaakt over het verdere functioneren van de betreffende<br />

lector. Er is een gedetailleerde taakbeschrijving.<br />

Er is bij het onderwijzend personeel een ruime mate van deskundigheid aanwezig.<br />

Lectoren zijn actief als auteur van didactische handleidingen en artikelen, en zijn lid van adviescommissies.<br />

Er is sprake van een voortdurende professionalisering. Vanuit de opleiding is er het samen leren en het leren van<br />

elkaar in bijeenkomsten en vergaderingen. De hogeschool organiseert navorming ICT en e-learning. Lectoren<br />

kunnen ook scholingsactiviteiten voor zichzelf organiseren; daar is voor elk personeelslid een bescheiden budget<br />

voor. Lectoren kunnen ook terecht in de goed uitgeruste bibliotheek.<br />

De vakdeskundigheid van sommige docenten wordt door de studenten ter discussie gesteld; het managen van de<br />

competenties van lectoren zou beter kunnen.<br />

Het onderwijzend personeel wordt betrokken bij <strong>onderwijs</strong>vernieuwing via de Opleidingscommissie. Er is een<br />

bereidheid tot verandering bij de lectoren. Via departementale en hogeschoolraden wordt het personeel<br />

betrokken bij het algemene hogeschoolbeleid, waaronder ook het personeelsbeleid. Het personeel voelt zich<br />

weinig betrokken bij het bepalen van het personeelsbeleid.<br />

Over de persoonlijke verhoudingen is het personeel tevreden; er is ook sprake van een grote loyaliteit.<br />

De contacten met de studenten zijn goed, het personeel is enthousiast.<br />

504 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Het financiële beleid van de overheid beperkt de mogelijkheden van de opleiding. De studentenaantallen nemen<br />

toe, er zijn nieuwe taken en verantwoordelijkheden voor de hogeschool en de opleiding heeft een complexe<br />

organisatie door de grote hoeveelheid aan combinatiemogelijkheden tussen de zestien <strong>onderwijs</strong>vakken die<br />

worden aangeboden. Desondanks is er sprake van een nagenoeg bevroren financiële enveloppe.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Verbeteringsacties met betrekking tot het professionaliseringsbeleid dienen explicieter te worden opgenomen in<br />

het jaarplan.<br />

De actuele opleidingsvisie moet beter worden afgestemd met de traditie om vanuit het eigen vakspecialisme te<br />

werken.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het personeelsbeleid wordt aandacht besteed aan voldoende kansen tot participatie, wat tot uiting komt in de<br />

verschillende structuren en de vertegenwoordiging hierin van docenten. Hierdoor is het draagvlak voor de<br />

curriculumvernieuwingen vergroot en kon algemeen een behoorlijke bereidheid worden vastgesteld om hier ook<br />

op implementatieniveau werk van te maken. Opvallend in dit proces zijn de verschillende snelheden die<br />

voorkomen, maar in sommige gevallen moet er nog meer werk gemaakt worden van het verduidelijken van gezamenlijke<br />

referentiekaders van waaruit vakdidactisch gewerkt zal worden.<br />

In de loop der jaren hebben de lectoren veel vertrouwdheid opgedaan met de beroepspraktijk via stages, overleg<br />

met stagescholen, leerplancommissies en dergelijke. Zij verhogen daarmee hun professionele gerichtheid. Maar<br />

behalve de inbreng van mentoren tijdens de stage is het niet erg duidelijk in welke mate er een inbreng is van<br />

ervaringsdeskundigen in de opleiding.<br />

Sommige lectoren zijn ook actief als docent in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Naast deze activiteiten is het van belang dat de lector zich bekwaamt in visieontwikkeling en inzicht in<br />

leerprocessen. Er is dus nood aan reflectie op het didactisch handelen en de vertaling ervan naar het vak,<br />

gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.<br />

De eisen van professionele gerichtheid missen wat concrete invulling, vooral dan voor wat betreft de verbanden<br />

die moeten worden gelegd tussen de verschillende luiken (beroepspraktijk, begeleiding en groeibevordering,<br />

inbreng van het werkveld en internationale samenwerking).<br />

Binnen het onderwijzend personeel is er een waaier aan specialisaties aanwezig. Een goede afstemming tussen<br />

deze onafhankelijke professionals is gewenst; meerwaarde en synergie kunnen wat beter.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 505


De internationale contacten van het personeel via onder meer Europese projecten zijn goed.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Versterking van de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma via intern overleg, bij voorkeur<br />

zowel vakgebonden als -overschrijdend.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Ondanks een relatief hoge D/S-ratio (16,4 studenten per VTE) wordt de werkdruk door het onderwijzend<br />

personeel als hoog ervaren. Het is daarom gewenst dat er een goede afstemming is van de werkzaamheden, dat<br />

er nog meer samenhang komt in het programma en dat er duidelijk prioriteiten worden gesteld. Bij het ATP is er<br />

nood aan uitbreiding; er is een tekort aan mensen, de vele bijkomende taken geven overdruk. De<br />

stagecoördinatie zou in taakbelasting een wat zwaarder gewicht moeten krijgen. Door de vele administratieve<br />

taken ervaart ook het departementshoofd een hoge werkdruk.<br />

Er werken in totaal 71 personen bij de opleiding, waarvan 32 in voltijdse dienst en 39 deeltijds. Het hoge aantal<br />

deeltijdse lectoren wordt veroorzaakt door de vele vakspecialismen, waarin lang niet altijd een voltijdse betrekking<br />

kan worden gevonden.<br />

Er zijn 39 personen in de leeftijdscategorie 30 tot 50 jaar. Er zijn geen 60-plussers in dienst.<br />

Het lectorenkorps functioneert in een goede mix van eigen individuele en een groepsdynamiek.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Meer aandacht voor de al lang durende veranderingsdruk, omdat die erg belastend is voor het personeel.<br />

De zorg voor de verhouding in draaglast en draagkracht van het personeel dient een belangrijk aandachtspunt te<br />

zijn van het departementale management.<br />

506 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het personeel van de opleiding goed gekwalificeerd is voor de realisatie van het programma;<br />

- het personeelsbeleid goed kan worden genoemd;<br />

- de lectoren goede contacten onderhouden met het werkveld;<br />

- er goede contacten zijn tussen studenten en het onderwijzend personeel;<br />

- de kwantiteit van het personeel meer aandacht verdient in het kader van de geconstateerde werkdruk.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 507


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Op dit moment is de huisvestingsvoorziening matig. De opleiding is gevestigd in een gebouw uit 1951 op de<br />

campus Heverlee. En uitbreiding is nodig. Op de campus wordt een nieuwbouw gerealiseerd voor de opleiding.<br />

Daarmee wordt de huisvesting op het gewenste niveau gebracht.<br />

De sporthal voor de opleiding LO is erg eigentijds (opgeleverd in 2003) en ambitieus.<br />

De vaklokalen in het gebouw zijn voldoende uitgerust met audiovisuele media. Er wordt gebruikgemaakt van het<br />

SMART-board. Het digitale leerplatform Toledo is operationeel en wordt in toenemende mate gebruikt. Er zijn<br />

voldoende computers tijdens en buiten de contacturen (gemiddeld één computer op elf studenten).<br />

Er zijn ruim aansluitingen voor laptops beschikbaar, zowel voor studenten als docenten.<br />

Op de hele campus is draadloos internet beschikbaar.<br />

Een vervangingsplan voor de computerinfrastructuur regelt de tijdige vervanging van de apparatuur.<br />

De mediatheek heeft voldoende boeken, tijdschriften, cd’s en dvd’s. Het materiaal is van recente datum.<br />

Studenten ervaren de sfeer van de mediatheek als uitnodigend.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Er is behoefte aan meer gespreksruimten ten behoeve van de studentenbegeleiding, en aan specifieke<br />

vergaderlokalen.<br />

508 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding besteedt veel aandacht aan informatievoorziening naar studenten en aan begeleiding van de in-,<br />

door- en uitstroom van studenten. Lectoren coachen studenten bij hun studieloopbaan.<br />

De SSB (studie- en studentbegeleiding) is erg systematisch opgesteld.<br />

De studenten- en studiebegeleiding is geïntegreerd binnen de opleiding, en is afgestemd op te verwerven<br />

eindcompetenties; de begeleiding heeft als vertrekpunt de didactische praktijk.<br />

De opleiding is zeer ernstig en preventief bezig met de aansluitingsproblematiek.<br />

Ook flexibele leertrajecten en internationale trajecten worden intensief begeleid.<br />

Alle aspecten van de studenten en hun studieloopbaan worden gemonitord en begeleid, zozeer dat er volgens<br />

sommige studenten sprake is van een zekere overkill; zij voelen zich te veel ingekaderd.<br />

Lectoren zijn gemakkelijk aanspreekbaar voor studenten en maken tijd vrij voor begeleiding.<br />

De ombudsfunctie wordt uitgevoerd door iemand die geen lector is om de onafhankelijkheid te waarborgen.<br />

De opleiding is trots op een cultuur die gericht is op aandacht voor begeleiding van de student.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Afzonderlijke gespreksruimten voor discrete begeleiding van studenten.<br />

Een centraal bepaalde visie op studentenbegeleiding.<br />

Structurele inpassing van het monitoraat is wenselijk.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 509


Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

goed<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- de materiële voorzieningen goed en functioneel zijn, in ruime mate aanwezig en studentvriendelijk zijn;<br />

- de specifieke voorzieningen voor de opleiding LO ruimschoots aan de eisen voldoen;<br />

- er geïnvesteerd wordt in ICT en de toepassingen daarvan;<br />

- er veel aandacht is vanuit de opleiding voor de studiebegeleiding;<br />

- de studenten via de verschillende media goed worden geïnformeerd over studie en studievoortgang.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

510 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De kwaliteitszorg in de KHLeuven is gebaseerd op de volgende principes:<br />

- De interne kwaliteitszorg is onlosmakelijk verbonden met de <strong>onderwijs</strong>processen.<br />

- Interne kwaliteitszorg dient permanent kwaliteitsbevorderend te werken en zich niet uitsluitend te richten op<br />

de periodieke externe visitatie.<br />

- Kwaliteitszorg is de verantwoordelijkheid van iedereen in de organisatie.<br />

- De Opleidingscommissie is de stuurcabine van de kwaliteitszorg.<br />

- Kwaliteitszorg in de KHLeuven doet een beroep op de inbreng en betrokkenheid van stakeholders, in het<br />

bijzonder die van personeel, studenten, afgestudeerden en werkveld.<br />

De PDCA-cyclus en het EFQM-model zijn de uitgangspunten voor het systeem van kwaliteitszorg.<br />

Op hogeschoolniveau worden de volgende meetinstrumenten ingezet:<br />

SPA-onderzoeken: een systematisch onderzoek van de resultaatgebieden van het EFQM-model, via een<br />

onderzoek naar de tevredenheid van studenten en personeel en naar de bezigheid van pas afgestudeerden;<br />

evaluatie van de departementale leiding;<br />

onderzoeken in het kader van personeelsbeleid:<br />

- evaluatie van de principes van het nieuwe benoemingssysteem;<br />

- SERV-enquête (Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen): werkdruk en stress in Vlaamse hogescholen.<br />

Op opleidingsniveau worden de volgende instrumenten ingezet:<br />

- motieven om te kiezen voor de KHLeuven en een lerarenopleiding;<br />

- evaluatie van informatiedoorstroming, studie- en studentenbegeleiding en inspraak van studenten;<br />

- onderzoek naar leerstijlen van studenten en <strong>onderwijs</strong>opvattingen van lectoren;<br />

- studietijdmetingen en studiebelasting;<br />

- beoordeling van de opleiding en de stageorganisatie.<br />

Naast studenten en lectoren worden ook de afgestudeerden en het werkveld bevraagd.<br />

De meetresultaten worden aangevuld met verslagen van het studentenoverleg en de diverse werkgroepen en<br />

commissies, en het overleg met het werkveld.<br />

Kwaliteitsbevorderende instrumenten in de PDCA-cyclus op opleidingsniveau zijn:<br />

- beleidsopties en <strong>onderwijs</strong>visie van het departement gekoppeld aan die van de KHLeuven en de Associatie<br />

K.U.Leuven;<br />

- vertaling van de actielijnen uit het OOP naar actieplannen voor de opleiding en opvolging daarvan;<br />

- curriculumvernieuwing: het definiëren van competenties, opleidingsdoelen en opleidingsprofiel;<br />

- functioneringsgesprekken van het personeel;<br />

- het studentenoverleg: vijf keer per jaar;<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 511


- introductie van nieuwe lectoren;<br />

- verbeteringsdoelen en projecten die voortvloeien uit de SPA-onderzoeken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De gegevens die via het systeem van kwaliteitszorg worden verzameld meer in onderling verband brengen.<br />

De metingen die in het werkveld zijn verricht meer mee laten wegen bij het formuleren van verbeteringsmaatregelen.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding werkt op de volgende domeinen aan verbeteringsacties:<br />

- studiebelasting en tijdsinvestering – deze kengetallen scoorden laag bij tevredenheidsonderzoeken;<br />

- programmering over het academiejaar;<br />

- het verloop van de evaluatie en de duidelijkheid van de criteria;<br />

- bijzondere regelingen als vrijstellingen, overgangsregelingen en dergelijke;<br />

- internationale gerichtheid van de opleiding;<br />

- wijze van omgaan met verbeteringssuggesties en behandeling van klachten.<br />

De opleiding koppelt kwaliteitszorg aan <strong>onderwijs</strong>vernieuwing via vijf actielijnen:<br />

- <strong>onderwijs</strong> gericht op competenties;<br />

- flexibilisering;<br />

- studie- en studentenbegeleiding;<br />

- ondersteuning van het onderwijzend personeel;<br />

- optimalisering door dialoog met stakeholders.<br />

Er wordt door de opleiding snel en direct gereageerd op nieuwe uitdagingen.<br />

De verbeteringsprojecten worden binnen de opleiding breed gedragen.<br />

Door het invoeren van de tweevakkenstructuur is de implementatie van de resultaten optimaal realiseerbaar.<br />

Er worden op systematische manier verbeteringsmaatregelen voorgesteld voor de gedetecteerde knelpunten.<br />

Toch valt op dat de genomen maatregelen bij herhaling niet tot een grotere tevredenheid bij studenten en<br />

personeel leiden. Integendeel, de tevredenheid neemt af. De interpretatie van die evoluties is soms subjectief.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Meer transparantie over hoe de verbeteringsmaatregelen tot stand komen;<br />

Nauwkeuriger nagaan of de gevolgde procedure wel adequaat is.<br />

512 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het personeel wordt betrokken bij de kwaliteitszorg via de Opleidingscommissie, afdelingsvergaderingen en<br />

gezamenlijke studie- en werkdagen. De lectoren participeren in de analyse van de SPA-resultaten en van de<br />

intensieve onderzoeken. Zij ondersteunen het opzetten van bijsturingsacties en verbeteringsplannen en helpen<br />

mee aan het implementeren daarvan. Ook het zelfevaluatierapport is aan het personeel ter goedkeuring<br />

voorgelegd.<br />

Bij de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing wordt de voorzet tot verbetering gegeven door studiegroepen en de Opleidingscommissie;<br />

de concrete uitwerking vindt plaats in de vakteams.<br />

De functioneringsgesprekken met het personeel zijn een bron voor verbeteringsacties en dus van kwaliteitszorg.<br />

De opleiding peilt naar de mening van de studenten via de SPA-enquêtes en de intensieve onderzoeken naar<br />

informatiedoorstroming, inspraak en begeleiding.<br />

Via het studentenoverleg participeren de studenten aan de bespreking van de onderzoeksresultaten van de<br />

<strong>onderwijs</strong>evaluaties en hebben ze een inbreng bij het opzetten en opvolgen van verbeteringsplannen. Via de<br />

Opleidingscommissie hebben ze eveneens een actieve inbreng bij de curriculumvernieuwing.<br />

De KHLeuven heeft gekozen voor een medebeheer- in plaats van een participatiemodel. De studenten zijn<br />

vertegenwoordigd in beleids- en medezeggenschapsorganen:<br />

de raad van bestuur, de Departementale Raad en de Academieraad.<br />

Ook nemen twee studentenafgevaardigden deel aan de Interdepartementale <strong>Onderwijs</strong>commissie.<br />

Nochtans hebben noch studenten noch het personeel het gevoel veel inspraak te hebben.<br />

Bij de participatie voor <strong>onderwijs</strong>vernieuwing voelt het personeel zich wel aangesproken op zijn competenties<br />

en waardeert dit. Wanneer het echter het om belangenbehartiging en beslissingsinvloed in de hogeschool gaat,<br />

voelt het zich buiten spel gezet.<br />

Er worden door de opleiding veel contacten onderhouden met de afgestudeerden en het beroepenveld over heel<br />

de provincie.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De gestructureerde inbreng van het beroepenveld bij curriculumvernieuwing kan verder worden uitgebouwd.<br />

De plannen om enquêtering te doen bij alumni, stagescholen en mentoren moeten uitgevoerd worden.<br />

De betrokkenheid van studenten, alumni en werkveld moeten verder geïntensiveerd worden.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 513


Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding heeft gekozen voor het EFQM-systeem als basis voor de systematische kwaliteitszorg;<br />

- het uitwerken van dit systeem op opleidingsniveau nog volop in ontwikkeling is;<br />

- maatregelen ter verbetering in voldoende mate worden gerealiseerd;<br />

- er betrokkenheid is van studenten, lectoren, alumni en werkveld bij de interne kwaliteitszorg.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

514 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het werkveld is uitermate tevreden over het gerealiseerde niveau. Zij ervaren de afgestudeerden als<br />

vakinhoudelijk goed uitgerust, didactisch en digitaal vooruitstrevend en qua werkhouding erg geëngageerd. Er is<br />

sprake van een hoge mate van tewerkstelling in het beroepenveld en van waardering vanuit het beroepenveld<br />

over de kwaliteit van de opleiding. Hiermee wordt het beeld bevestigd van een erg degelijke opleiding. Ook de<br />

studenten waarderen de opleiding zowel letterlijk als figuurlijk als een erg zware maar grondige opleiding.<br />

De afgestudeerden geven ook in ruime mate aan tevreden te zijn over de kwaliteit van de opleiding die zij hebben<br />

gevolgd. Zij geven als sterke punten van de opleiding aan: de inhoud, opbouw en aanpak van het programma<br />

(gericht het verwerven van kennis, beroepsspecifieke vaardigheden en beroepshoudingen), de stages, de wijze<br />

van evaluatie, de infrastructuur, de sfeer en de aanspreekbaarheid van de lectoren. Minder positief zijn ze over:<br />

het eindwerk, de stagebegeleiding door DLO, het leggen van eigen accenten, de duidelijkheid van de<br />

evaluatiecriteria en vooral de dienstverlening aan de afgestudeerden (plaatsingsdienst, bijscholingsaanbod).<br />

Het vakinhoudelijke niveau van de opleiding is hoog. Het kan hoog worden gehouden door de inspanningen van<br />

het personeel en omdat de instroom van relatief hoge kwaliteit is, voornamelijk studenten met vooropleiding aso,<br />

die veelal uitvallers van de K.U.Leuven zijn. Het bereikte hoge niveau sluit aan bij de ambities van het<br />

beroepenveld.<br />

De kwaliteit van de stages<br />

De huidige studenten beoordelen de plaats en het relatieve gewicht van de stages in de opleiding verschillend,<br />

afhankelijk van de richting waarin zij studeren:<br />

- de studenten AV en LO zijn tevreden tot erg tevreden over hun stages; de studenten VV zijn duidelijk minder<br />

tevreden, ruim de helft is niet tevreden.<br />

- het stageconcept spreekt alle studenten aan;<br />

- de begeleiding en vooral de wijze van evalueren zijn punten van kritiek, de begeleiding vooral in AV, de wijze<br />

van evalueren vooral bij LO.<br />

Bij de lectoren is de tevredenheid over de stages de laatste jaren toegenomen. Ook de afstemming van de<br />

opleiding op het werkveld en de aandacht in het programma voor werkervaring scoren hoog bij de lectoren. De<br />

klachten zijn verdwenen. Er is duidelijk vooruitgang gemaakt. De perceptie door de studenten verschilt duidelijk<br />

van die van de docenten op dit punt.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 515


De afgestudeerden zijn erg tevreden over de bijdrage van de stages aan hun beroepsbekwaamheid, alsook over<br />

de begeleiding vanuit de stagescholen. De begeleiding vanuit de opleiding vinden ze minder goed.<br />

Voor de schoolleiders in het beroepenveld is de stage een belangrijk criterium bij aanwerving. Tijdens de stages<br />

blijkt immers het duidelijkst de beheersing van de functionele gehelen en van de beroepshoudingen. De<br />

studenten scoren hier goed op.<br />

De stagementoren zijn bevraagd over de stageorganisatie en de stageadministratie. De meeste mentoren hebben<br />

ervaring met de begeleiding en zijn tevreden over de kwaliteit van de informatie (stagevademecum, taak als<br />

stagementor), het werkvolume en de stageduur. De klachten situeren zich rond het beperkte aantal contacten met<br />

het opleidingsinstituut, de wijze waarop het eindcijfer tot stand komt en hoe met hun beoordelingen rekening<br />

wordt gehouden.<br />

De kwaliteit van het eindwerk<br />

Anders dan bij de stages zijn de huidige studenten kritisch over het eindwerk. Alleen de eindwerkbegeleiding in<br />

AV haalt een redelijke score. De lectoren delen de mening van de studenten. Ze zijn niet tevreden over het<br />

concept en het gewicht van het eindwerk in de opleiding.<br />

Ook afgestudeerden vinden dat het eindwerk weinig heeft bijgedragen tot het verhogen van hun beroepsbekwaamheid.<br />

Hun ontevredenheid geldt ook voor de begeleiding van het eindwerk. Slechts een kleine<br />

minderheid van de schoolleiders vindt het eindwerk belangrijk bij de aanwerving.<br />

Het is duidelijk dat de kwaliteit van het eindwerk moet worden verbeterd.<br />

Het opstellen van een overzicht van de eindwerkcompetenties is daarvoor een stap in de goede richting.<br />

Ook een koppeling van het eindwerk aan een ingroeistage biedt perspectieven.<br />

Er is een tweejarige verbeteringsactie gestart rond het concept van het eindwerk met tussentijdse evaluatie.<br />

Doelstelling is om het eindwerk en de scriptie om te bouwen tot een afstudeeropdracht.<br />

Het gewicht van het eindwerk zal binnen de curriculumhervorming daaraan worden aangepast.<br />

Op het vlak van internationalisering scoort de opleiding goed.<br />

Binnen het programma is er geen aparte internationale dimensie voorzien, maar in de vakken en onderdelen<br />

wordt ruim aandacht besteed aan de internationale aspecten van het vak. Het opleidingsonderdeel ‘School en<br />

Wereld’ biedt daarvoor de mogelijkheid. De opleiding trekt niet veel buitenlandse studenten aan.<br />

Bij de studenten bestaat er duidelijk belangstelling voor een buitenlandse stageperiode.<br />

Desondanks wordt slechts ongeveer de helft van de buitenlandse stageplaatsen benut.<br />

De opleiding ondersteunt studenten, waar gewenst, bij de instap in het werkveld door het geven van informatie.<br />

Dit is geen bemiddeling.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het programmeren van systematische contactmomenten met de stageaanbieders om de kwaliteit van de stages<br />

en de stagiaires goed in kaart te brengen;<br />

Een meer systematische bevraging van de kwaliteit van de eindwerken.<br />

516 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De slaagpercentages voor de opleiding staan vermeld in de onderstaande tabellen.<br />

1. Slaagpercentages eerste jaar LSO1 voor AV, VV, LO-AV en LO-Be en Vlaanderen gemiddeld<br />

Jaar AV VV LO-AV LO-Be Vla-alg<br />

2000-2001 66 59 64 54 62<br />

2001-2002 59 78 45 63 56<br />

2002-2003 59 71 69 52 54<br />

2003-2004 56 59 42 51 53<br />

2004-2005 64 63 47 50<br />

2. Slaagpercentages tweede jaar LSO1 voor AV, VV, LO-AV en LO-Be en Vlaanderen gemiddeld<br />

Jaar AV VV LO-AV LO-Be Vla-alg<br />

2000-2001 95 94 88 87 86<br />

2001-2002 92 100 91 85 85<br />

2002-2003 87 93 95 88 84<br />

2003-2004 96 100 94 85 83<br />

2004-2005 90 89 68 73<br />

3. Slaagpercentages derde jaar LSO1 voor AV, VV, LO-AV en LO-Be en Vlaanderen gemiddeld<br />

Jaar AV VV LO-AV LO-Be Vla-alg<br />

2000-2001 98 100 94 100 96<br />

2001-2002 96 100 100 91 96<br />

2002-2003 97 100 95 88 95<br />

2003-2004 96 100 94 92 95<br />

2004-2005 98 100 100 95<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 517


De opleiding heeft geen streefcijfers geformuleerd.<br />

Het slaagpercentage van de laatste vijf academiejaren (2000-2005) van de opleiding LSO1 schommelt tussen 42<br />

procent en 78 procent in het eerste jaar. In het tweede jaar varieert dit percentage tussen 81 en 100 procent, en<br />

in het derde jaar ligt het slaagpercentage tussen 88 en 100 procent. Deze grote verschillen in slaagpercentages<br />

hangen samen met de gekozen richting. De slaagpercentages in het eerste jaar voor de richting LO liggen lager<br />

dan die voor AV en VV. Studenten LO-AV slagen minder in het eerste jaar maar doen het goed in het tweede en<br />

derde jaar (cfr. studenten AV). Studenten LO-BE behalen hogere slaagpercentages in het eerste jaar, maar de<br />

slaagcijfers in het tweede en derde jaar zijn duidelijk lager dan voor de andere vakkencombinaties. Wat VV<br />

betreft, kunnen we stellen dat de selectie in het eerste jaar gebeurt zoals in de andere richtingen, maar dat deze<br />

studenten erg goed scoren in het tweede en vooral in het derde jaar.<br />

Uit de cijfers van de tabellen blijkt dat het slaagpercentage van de KHLeuven hoger is dan het gemiddelde in<br />

Vlaanderen voor wat betreft de opleiding AV en VV; voor LO is het slaagpercentage in het eerste jaar lager dan<br />

het gemiddelde, in hogere jaren is het ook hoger dan elders in Vlaanderen.<br />

In vergelijking met buitenlandse lerarenopleidingen is het rendement in het eerste jaar laag, maar in de hogere<br />

jaren hoog. Dat is in overeenstemming met het gegeven dat het eerste jaar een oriëntatie- en selectiejaar is.<br />

Gezien het feit dat de instroom voornamelijk bestaat uit studenten met een aso-diploma zijn deze percentages<br />

aan de lage kant. De selectie in het eerste jaar kan daar een belangrijke rol bij spelen.<br />

De gemiddelde studieduur overschrijdt de drie jaar nauwelijks; de meeste studenten studeren af in de nominale<br />

studieduur van drie jaar. Naar verwachting kan de studieduur de komende tijd hoger worden vanwege de<br />

invoering van het Flexibiliseringsdecreet.<br />

Studie-uitval wordt gemonitord via exitgesprekken; deze leveren echter nog weinig bruikbare informatie op.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- afgestudeerden en het werkveld erg tevreden zijn over het niveau van de opleiding;<br />

- het <strong>onderwijs</strong>rendement wat te wensen overlaat;<br />

- de opleiding nog geen streefcijfers heeft geformuleerd;<br />

- de rendementscijfers in vergelijking met andere opleidingen goed genoemd kunnen worden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

518 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de voortangstoets 2005-2007 bij het zelfevanuatierapport,<br />

- de gevoerde gesprekken met de betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven | 519


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid goed<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel goed<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

520 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Leuven


Hoofdstuk 12 Katholieke Hogeschool Limburg<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Katholieke Hogeschool Limburg<br />

De huidige opleiding tot leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (1 cyclus) heeft een hele ontwikkelingsgeschiedenis<br />

doorlopen.<br />

In 1987 fusioneerden twee Limburgse Katholieke ‘Middelbare Normaalscholen’ en een ‘Middelbare Technische<br />

Normaalschool’. Het ging om een MNS met een aanbod van algemene vakken in Tongeren, een MNS met een<br />

opleiding Lichamelijke Opvoeding in Stevoort en een MTNS met opleidingen Huishoudkunde en Kleding in<br />

Hasselt.<br />

In de fusieoperatie werd de opleiding Huishoudkunde omgeruild voor een nieuwe opleiding, het graduaat<br />

Orthopedagogie. De nieuwe groepering ging door het leven als KIPSHO (Katholiek Instituut voor Pedagogisch en<br />

Sociaal Hoger <strong>Onderwijs</strong>).<br />

In 1995 ging het KIPSHO samen met acht andere Limburgse Hogescholen op in de hogescholenfusie: de<br />

Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim).<br />

In de nieuwe hogescholenstructuur bleven het ‘regentaat’ en het ‘graduaat’ Orthopedagogie tot 2002<br />

gehandhaafd.<br />

Het regentaat werd opgenomen in het departement Lerarenopleiding, net zoals de opleiding tot kleuteronderwijzer<br />

en (toen nog) twee opleidingen tot onderwijzer.<br />

De hogeschool is gevestigd in Hasselt op de campus Diepenbeek en de campus Hemelrijk-Hasselt.<br />

Het departement Lerarenopleiding bestaat, alleen al voor de initiële opleidingen, uit een organisatie met<br />

gemiddeld 2.000 studenten en ongeveer 180 medewerkers. De <strong>onderwijs</strong>activiteiten van het departement<br />

Lerarenopleiding vinden plaats op de genoemde twee campussen.<br />

De departementale organisatie is recent aangepast, waarbij getraptheid in de verantwoordelijkheidsstructuur<br />

zichtbaar is gemaakt met een span of control die passend is voor de omvang van het departement.<br />

De opleiding draagt de titel: bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> (BASO).<br />

De opleiding bevindt zich in een soort permanent ontwikkelingsproces dat zij onderscheidt in drie fasen.<br />

1. Van 1997-1999 is er een kanteling naar emancipatorisch opleiden. De student komt meer centraal te staan in<br />

het <strong>onderwijs</strong>. Het meer zelfgestuurd leren neemt een aanvang. In deze periode werd ook al gewerkt met<br />

generieke bachelorcompetenties volgens professor Kaldeway van de universiteit van Utrecht.<br />

Om de evoluties te richten werd in 2001 een kwaliteitskader ontwikkeld als toetssteen voor de ontwikkelingen in<br />

de opleiding. De gekozen opleidingsvisie is te herleiden tot het ‘sociaal constructivisme’ met fundamenteel leren<br />

en interactief leren als kernbegrippen. De profilering van de opleiding binnen het lectorenkorps vond plaats met<br />

behulp van het acroniem: ‘PAUZE’. Het acroniem staat voor:<br />

- Persoonsgericht;<br />

- AUthentiek;<br />

- Zelfstandigheid bevorderend;<br />

- Emancipatorisch.<br />

2. In 2003 werd een blauwdruk ontwikkeld waarin de uitbouw van het departement werd vastgelegd in thema’s<br />

zoals de bamastructuur, levenslang leren, EVC en zij-instromers.<br />

3. In 2005 worden de kernideeën met betrekking tot competentieleren en modulair organiseren geadopteerd.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 521


Het echte vormgeven en implementeren van het aangepaste curriculum zal plaatsvinden in het academiejaar<br />

2005-2006.<br />

De beroepsvaardigheden van de leraar zijn afgeleid van het beroeps- en opleidingsprofiel. Het aanleren van<br />

beroepscompetenties wordt verweven door de hele opleiding. De algemene beroepscompetenties uit het<br />

Structuurdecreet krijgen gedurende de hele opleiding aandacht.<br />

De opleiding neemt deel aan het samenwerkingsverband Interactum, bestaande uit vijf Vlaamse<br />

lerarenopleidingen en acht Nederlandse PABO’s.<br />

De opleiding heeft haar programma in de onderscheiden leerjaren uitgewerkt in studiegidsen, die overzichtelijk<br />

weergeven wat er van de studenten verwacht wordt.<br />

De opleiding verzorgt deeltijdse en verkorte opleidingen.<br />

De opleiding is geassocieerd met de Katholieke Universiteit Leuven.<br />

De departementale beleidslijn wordt bewaakt door het adjunct-departementshoofd – in samenspraak met het<br />

departementshoofd – die tevens bevoegdheid heeft over de kwaliteitszorg.<br />

Het DLO is het grootste departement van de hogeschool, waarvan ongeveer 43 procent van de studenten in de<br />

opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> – zowel algemene vakken, technische vakken als lichamelijke opvoeding.<br />

Dit visitatieverslag handelt over het geheel van deze opleidingen tot leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

De commissie heeft met grote interesse het ZER gelezen en geconstateerd dat de opleiding BASO een goed<br />

gestructureerd en openhartig zelfevaluatierapport heeft opgesteld.<br />

De commissie is er zich terdege van bewust dat het ZER inmiddels al voor wat de ontwikkelingen binnen de<br />

opleiding betreft, een gedateerde inhoudheeft. Dat de ontwikkelingen zijn doorgegaan, heeft de commissie uit de<br />

aanvullende rapportering en de gesprekken kunnen vaststellen.<br />

522 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Sinds BASO samen met de andere katholieke lerarenopleidingen van Limburg in de KHlim is opgenomen, is de<br />

opleiding bij een permanent ontwikkelingsproces van visie en <strong>onderwijs</strong> van het departement Lerarenopleiding<br />

betrokken. Deze ontwikkelingsgang is vooral gericht op de opleidingsdoelen en de profilering van BASO.<br />

De ontwikkelingen binnen de opleiding vloeiden voort uit tal van factoren, voortkomend uit besluitvorming van de<br />

overheid en besluiten binnen BASO.<br />

Overheid:<br />

- Structuurdecreet;<br />

- Decreet op de lerarenopleiding;<br />

- Decreet op het beroepsprofiel en de basiscompetenties;<br />

- Decreet met betrekking tot flexibilisering van het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

BASO:<br />

- de ontwikkeling in leerpsychologie en didactiek;<br />

- de verworven inzichten op studiedagen;<br />

- de permanente invloed van de PDCA-cyclus in het kader van interne kwaliteitszorg;<br />

- de opdracht vanuit het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan (recent);<br />

- de conceptnota Decreet lerarenopleiding en decreetontwerp lerarenopleiding (recent).<br />

In de periode 1997-1999 ontstond er een belangrijk vernieuwingsproces in de vorm van een kanteling naar<br />

emancipatorisch opleiden. De opleiding richtte programma’s in met de visie dat leren in sterke mate wordt<br />

bepaald door de zelfsturing van de student doorheen de hele opleiding. Deze visie richt zich vooral op het<br />

verwerven van generieke bachelorcompetenties, ofwel de professionele kwalificaties van de leraar.<br />

Deze <strong>onderwijs</strong>visie werd projectmatig geoperationaliseerd via denkcelwerking en een implementatiegroep.<br />

Om de evoluties in de drie lerarenopleidingen binnen het departement Lerarenopleiding te richten naar een<br />

gemeenschappelijke visie, ontwikkelde de departementale leiding in 2001 een kwaliteitskader, als toetssteen voor<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 523


de opleidingsinitiatieven. De via dit kader ontwikkelde <strong>onderwijs</strong>visie is te herleiden tot ‘sociaal constructivisme’<br />

met fundamenteel (leren) leren en interactief leren als kernbegrippen.<br />

In het kwaliteitskader wordt ook ‘vakessentie’ (en ontstoffing) aangedragen als kernbegrip.<br />

De departementale profilering van de <strong>onderwijs</strong>visie van de Lerarenopleiding van de KHLim wordt transparant<br />

gemaakt met het letterwoord PAUZE, wat een soort label werd voor de lerarenopleidingen KHLim.<br />

Het acroniem staat voor <strong>onderwijs</strong> met de kenmerken:<br />

Persoonsgericht;<br />

Authentiek;<br />

Zelfstandigheid bevorderend;<br />

Emancipatorisch.<br />

Dit <strong>onderwijs</strong>kundig referentiekader werd met alle medewerkers besproken, via studiedagen, opleidingsraden,<br />

infokanalen en tijdens externe contacten uitgedragen.<br />

In 2003 werd een blauwdruk ontwikkeld door de departementale leiding, waarin geanticipeerd werd op actuele<br />

ontwikkelingen zoals: de ‘bambastructuur’, levenslang leren, elders verworven competenties, samenwerkingsverbanden<br />

en zij-instromers. In 2004 startte het ontwikkelingsplan BASO.<br />

De commissie is van oordeel dat de weg die de opleiding heeft gemaakt van visie naar daadwerkelijke uitvoering<br />

van de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing zich kenmerkt door helderheid.<br />

De algemene competenties vormen een belangrijke basis voor het ‘meesterschap van de leraar’ en worden<br />

uitgewerkt in het curriculum op basis van de inventarisatie van professor Kaldeway uit Utrecht. Een aantal<br />

generieke competenties wordt verworven over veel opleidingsonderdelen heen, zoals:<br />

- denk- en redeneervaardigheid: eigen aan sociaal constructivisme;<br />

- creativiteit: belangrijk in de muzische stam en in algemene vakken, en een belangrijke pijler in de didactische<br />

ateliers;<br />

- verwerven en verwerken van informatie: geïntegreerd in bijna alle opleidingsonderdelen en een belangrijk<br />

aspect<br />

- in het eindwerk.<br />

Alle andere competenties komen aan de orde in specifieke settings:<br />

- het vermogen tot kritische reflectie: in de groeilijn van de stage ingebouwd met expliciete opdrachten en in de<br />

toekomst nog met een extra dimensie in de leergroep;<br />

- projectmatig werken: als leerlijn uitgezet vanaf het tweede jaar in combinatie met pedagogische<br />

wetenschappen<br />

- specifiek-agogische vaardigheden, met uitvoering van authentieke projecten in het afsluitjaar;<br />

- het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken: organiseren van lessen en andere<br />

- begeleidingsopdrachten, managen van leerlingengroepen;<br />

- het vermogen tot communiceren: communicatieve en agogische vaardigheden;<br />

- ingesteldheid tot levenslang leren: de aanpak in het derde jaar met keuzetrajecten.’<br />

De commissie stelt vast dat er de laatste jaren intensief werd gewerkt aan een opleidingsvisie en dat er ernstige<br />

inspanningen werden gedaan om die op verschillende niveaus te communiceren. Sinds de hogescholenfusie<br />

halverwege de jaren 90 hebben er ingrijpende veranderingen plaatsgevonden. Deze veranderingen waren er<br />

onder andere op gericht om het niveau en de oriëntatie van de doelstellingen af te stemmen op de decretale<br />

eisen met betrekking tot het beheersen van algemene competenties, algemene beroepsgerichte competenties en<br />

beroepsspecifieke competenties. De commissie waardeert de inspanningen die op dat vlak werden gedaan. Het<br />

overleg met binnen- en buitenlandse collega’s biedt waarborgen voor een (inter)nationale afstemming van de<br />

opleidingsdoelen. De opleiding heeft bij de vastlegging van haar doelstellingen gekozen voor eigen accenten.<br />

524 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


De opleidingsvisie, samengevat in het letterwoord ‘PAUZE’ (zie hoger), het accent op zelfsturing en de keuze<br />

voor een modulair georganiseerd competentiegericht curriculum is een degelijk onderbouwde, zij het veelarmige<br />

keuze die de mogelijkheid in zich draagt om competente, zelfbewuste en reflectieve leraren te vormen. De<br />

toenemende mate van zelfsturing die van de student wordt verwacht doorheen de opleiding, is helder<br />

omschreven en zichtbaar in de uitwerking van het curriculum. Vooral in het derde opleidingsjaar wordt ook de<br />

competentieontwikkeling in authentieke beroepssituaties duidelijk. Het vastleggen van de groei in een portfolio is<br />

in lijn met de gekozen uitgangspunten van de lerarenopleiding.<br />

Hoewel de opleidingsdoelen en de opleidingsvisie zeker zijn afgestemd op de eisen die mogen gesteld worden<br />

aan de professionele bachelor, is het precieze verband tussen de opleidingsvisie, de beoogde competenties en<br />

de leerdoelen over de volle drie jaar van de opleiding voor de commissie niet altijd goed terug te vinden. Dat heeft<br />

mogelijk te maken met de genese van het opleidingsprofiel en de opleidingsvisie. De ontwikkeling van de<br />

gekozen opleidingsinhoud en opleidingsvisie verloopt in een relatief laag tempo, wat blijk geeft van een<br />

moeizaam adoptieproces van de vernieuwingen binnen het lectorenkorps. De participatie van de verschillende<br />

geledingen in de beleidsontwikkeling wil de commissie daarom als een aandachtspunt vooropstellen.<br />

In het ZER wordt benadrukt dat de algemene competenties en de algemene en specifieke beroepscompetenties<br />

in de opleiding worden nagestreefd. De doelstellingen worden gecommuniceerd via de studiegidsen. Verder<br />

bieden de website Lerweb-digidesk, opendeurdagen, intakegesprekken die de inschrijving voor de opleiding<br />

voorafgaan en een introductieweek de studenten informatie over de opleidingsdoelen.<br />

Recent werden resonantiegroepen opgericht waarin studenten, afgestudeerden en werkveld kunnen reflecteren<br />

over de voorliggende visie en curriculumvoorstellen. Dit is nieuw voor de opleiding. Tot hiertoe werden<br />

innovatieprojecten sterk centraal aangestuurd. In het ZER wordt het oprichten van resonantiegroepen voorgesteld<br />

als een initiatief om het draagvlak voor de besluitvorming te verhogen en kansen te bieden voor een snellere<br />

adoptie van de innovatievoorstellen.<br />

Wat de internationale dimensie in de opleidingsdoelen betreft, kan worden verwezen naar een keuzemodule<br />

internationalisering in het derde opleidingsjaar. Bij het uitschrijven van visieteksten en opleidingsklemtonen heeft<br />

men zich voornamelijk laten inspireren door ontwikkelingen in Nederland. De opleiding is ook betrokken in het<br />

samenwerkingsverband Interactum, waarin vijf Vlaamse en acht Nederlandse opleidingen op permanente basis<br />

expertise uitwisselen.<br />

De commissie waardeert de duidelijke keuze voor de positie van de student als een belangrijke actor in het<br />

educatieve proces van ontwikkeling naar het toekomstige beroep van leraar.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om in overleg met alle betrokken geledingen tot eigen fundamentele keuzes te komen op<br />

het gebied van opleidingsdoelen en een vertaling daarvan in een duidelijk gedragen opleidingsconcept. Die<br />

keuzes dringen zich ook op om de vernieuwingsdruk beheersbaar te houden voor het lectorenkorps. Een<br />

prioritering en concretisering kunnen ertoe bijdragen dat de verdere ontwikkeling van de opleidingsvisie in het<br />

eerste en tweede opleidingsjaar worden versneld. Om de keuze voor competentiegericht opleiden waar te maken<br />

en omwille van de transparantie van de opbouw over de drie leerjaren heen, zowel voor lectoren als voor<br />

studenten, is een goede afstemming van de opeenvolgende onderdelen van de opleiding nodig. Dit proces van<br />

afstemming en verfijning verloopt best in dialoog met alle actoren binnen de opleiding, maar ook in dialoog met<br />

het werkveld en de (internationale) partnerscholen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 525


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De basiscompetenties voor de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> vormen het grote kader voor de invulling en aansturing<br />

van het opleidingsprogramma. Een belangrijke component van de competentieontwikkeling is het kennisdomein.<br />

Het kennisdomein is prominent maar niet exclusief aanwezig in de opleiding. De kennis betreft zowel de<br />

vakdomeinen van de zogenaamde <strong>onderwijs</strong>vakken (afhankelijk van de clustersamenstelling in het<br />

studieprogramma) als de omkaderende pedagogisch-didactische vakken en de vakkenoverschrijdende dimensie.<br />

Wat de functionele identiteit ‘de leraar als inhoudelijk expert’ betreft, sluiten de inhouden van het<br />

<strong>onderwijs</strong>programma aan bij het domeinspecifieke eisen van het lerarenberoep. Een goede selectie en vooral een<br />

doelgerichte benadering van de vakessenties staan in de lerarenopleiding garant voor een degelijke en ‘veilige<br />

opstap’ tot deskundigheid in het perspectief van levenslang leren.<br />

Functioneel en onderbouwend zijn de credo’s waarmee de vakgroepen werken aan de inhoudelijke ontwikkeling<br />

van<br />

de vakkennis binnen het curriculum. Jaarlijks worden de programma’s onder supervisie van de opleidingscoördinator<br />

geëvalueerd en bijgesteld.<br />

Naast het algemeen vastgestelde domeinspecifieke referentiekader is er de eigen profilering van de opleiding.<br />

Het BASO-KHlim-profiel, met het sociaalconstructivisme als onderbouwende <strong>onderwijs</strong>visie en ‘PAUZE’ als<br />

profielkenmerk. Met deze profilering geeft de opleiding BASO een eigen inkleuring aan een opleiding van<br />

toekomstige leraren.<br />

De Vlaamse overheid leverde in de vorm van basiscompetenties voor de beginnende leraar, afgeleid van het<br />

beroepsprofiel, een domeinspecifiek referentiekader voor de Vlaamse lerarenopleidingen. De bacheloropleiding<br />

Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> van de KHLim onderschrijft de sterk verruimde professionaliteitsopvatting die dit<br />

geheel van basiscompetenties kenmerkt.<br />

Door de afgestudeerden te bevragen, trachtte men in 1998 het bestaande curriculum af te zetten tegen het<br />

nieuwe profiel, teneinde eventuele lacunes op te sporen. Naar eigen zeggen leidde dit vooral tot het sterker<br />

accentueren van de competenties van de leraar als innovator/onderzoeker, als partner van ouders, als lid van een<br />

schoolteam, als partner van externen, als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap en als cultuurparticipant. De portfolio<br />

die de derdejaarsstudenten in het kader van de uitgroeistage gebruiken, is opgehangen aan de structuur van het<br />

document basiscompetenties.<br />

526 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


De opleiding heeft zich verder geïnspireerd op de competentiematrix van SBL (Nederland) en heeft met<br />

betrekking tot de domeinspecifieke opleidingsdoelen deelgenomen aan een peer-evaluatie tussen de<br />

Interactumpartners.<br />

De stap van de basiscompetenties voor beginnende leraren naar domeinspecifieke opleidingsdoelen moet echter<br />

door de opleiding zelf worden gezet. De opleiding worstelt hier nog met het zuiver formuleren en<br />

operationaliseren (in gedragsindicatoren) van de competenties. Vakdoelen staan naast geïntegreerde<br />

competentiedoelen.<br />

De opstellers van het ZER benadrukken dat het op het niveau van de invulling van opleidingsonderdelen ook niet<br />

eenvoudig is om te voldoen aan de soms uiteenlopende verwachtingen van de verschillende stakeholders.<br />

Hoewel bijvoorbeeld vakkenessentie en competentiegericht opleiden als kernbegrippen voor de opleidingsvisie<br />

werden vooropgesteld, wordt vanuit het afnemende veld vaak sterke nadruk gelegd op de domeinkennis. Tot<br />

hiertoe werd overleg met het eigen werkveld op het gebied van het vastleggen van de opleidingsdoelen echter op<br />

informele wijze georganiseerd. Het oprichten van een resonantiegroep uit het werkveld is een recent initiatief. De<br />

opleiding wil voortaan het partnerschap in het opleiden benadrukken. Ze zal de opleiding van mentoren die<br />

bestond als nascholingsinitiatief omvormen in een sterker uitgebouwd postgraduaat mentorenvorming.<br />

De domeinspecifieke eisen die worden gesteld, zijn behoorlijk. De samenwerking met binnen- en buitenlandse<br />

opleidingen is hier niet vreemd aan. De opleidingsdoelen zijn in overeenstemming met de basiscompetenties<br />

zoals geformuleerd door de overheid. De commissie stelt vast dat de opleiding tracht te voldoen aan de vele<br />

eisen (en referentiekaders; beroepsstandaarden voor leraren) die op hen afkomen. Dit zorgt voor heel wat<br />

turbulentie en een hoge werkdruk. Hoewel de trajectbeschrijving die werd gemaakt – ter afstemming van de<br />

opleiding op de basiscompetenties – dateert van 2000-2001, is de vertaalslag naar een <strong>onderwijs</strong>model en op het<br />

niveau van de doelen en inhouden van de opleidingsonderdelen nog niet rond.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om zich weliswaar breed internationaal te informeren, maar vervolgens in<br />

dialoog met het eigen team en de partners uit het veld eigen heldere keuzes te maken. Dat de wil bestaat om<br />

meer werk te maken van samenwerking met het werkveld bij het uittekenen en vormgeven van het<br />

opleidingsprofiel en –curriculum, acht ze positief.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 527


Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

sinds BASO samen met de andere katholieke lerarenopleidingen van Limburg in de KHlim is opgenomen, de<br />

opleiding bij een permanent ontwikkelingsproces van visie en <strong>onderwijs</strong> van het departement Lerarenopleiding is<br />

betrokken.<br />

- de <strong>onderwijs</strong>visie is te herleiden tot ‘sociaal constructivisme’ met fundamenteel (leren) leren en interactief<br />

leren als kernbegrippen.<br />

- de departementale profilering van de <strong>onderwijs</strong>visie van de lerarenopleiding van de KHLim transparant<br />

- wordt gemaakt met het letterwoord ‘PAUZE’, wat een soort label werd voor de lerarenopleidingen KHLim.<br />

- de weg die de opleiding heeft gemaakt van visie naar daadwerkelijke uitvoering van de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing<br />

zich kenmerkt door helderheid.<br />

- in 2003 een blauwdruk werd ontwikkeld door de departementale leiding, waarin geanticipeerd werd op<br />

actuele ontwikkelingen zoals de ‘bambastructuur’, levenslang leren, elders verworven competenties,<br />

samenwerkingsverbanden en zij-instromers. In 2004 startte het ontwikkelingsplan BASO.<br />

- de algemene competenties een belangrijke basis vormen voor het ‘meesterschap van de leraar’ en worden<br />

uitgewerkt in het curriculum op basis van de inventarisatie van professor Kaldeway uit Utrecht.<br />

- de ontwikkeling van de gekozen opleidingsinhoud en opleidingsvisie in relatief laag tempo verloopt, wat blijk<br />

geeft van een moeizaam adoptieproces van de vernieuwingen binnen het lectorenkorps.<br />

- wat de internationale dimensie in de opleidingsdoelen betreft, kan worden verwezen naar een keuzemodule<br />

- internationalisering in het derde opleidingsjaar.<br />

- de opleiding betrokken is in het samenwerkingsverband Interactum, waarin vijf Vlaamse en acht Nederlandse<br />

opleidingen op permanente basis expertise uitwisselen.<br />

- de basiscompetenties voor de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> het grote kader voor de invulling en aansturing van<br />

het opleidingsprogramma vormen.<br />

- de inhouden van het <strong>onderwijs</strong>programma aansluiten bij de domeinspecifieke eisen van het lerarenberoep.<br />

- functioneel en onderbouwend de credo’s zijn waarmee de vakgroepen werken aan de inhoudelijke<br />

ontwikkeling van de vakkennis binnen het curriculum.<br />

- de opleiding zich verder heeft geïnspireerd op de competentiematrix van SBL (Nederland) en met betrekking<br />

tot de domeinspecifieke opleidingsdoelen heeft deelgenomen aan een peer-evaluatie tussen de<br />

Interactumpartners.<br />

- de opleiding voortaan het partnerschap in het opleiden wil benadrukken. Ze zal de opleiding van mentoren<br />

die bestond als nascholingsinitiatief omvormen tot een sterker uitgebouwd postgraduaat mentorenvorming<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

528 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het curriculum BASO is gebaseerd op het beroepsprofiel van de leraar en de basiscompetenties. Generieke en<br />

domeinspecifieke competenties zijn met elkaar verbonden en zijn verspreid over het programma. In de meeste<br />

opleidingsonderdelen streeft men, bovenop de onderbouwende kennis, de verwerving van vaardigheden en<br />

attitudes na.<br />

In het programma wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van de instelling tot levenslang leren en het<br />

bevorderen van het leervermogen. Dit blijkt onder andere uit het accent op reflecteren, zowel naar aanleiding van<br />

stages als naar aanleiding van de modules in het tweede en derde jaar. De ontwikkeling van denk- en<br />

redeneervaardigheid komt vooral tot uiting in de domeinspecifieke kennis in de <strong>onderwijs</strong>vakken, de stages en het<br />

projectmatig werken.<br />

In het tweede studiejaar leren de studenten projectmatig werken in een samenspel van opleidingsonderdelen,<br />

zoals pedagogische en agogische vaardigheden.<br />

In het derde studiejaar worden de studenten met de competentie ’leidinggeven’ geconfronteerd, in de vorm van<br />

werkplanning, vergaderen en samenwerken. Doorheen het hele opleidingsprogramma is er aandacht voor het<br />

aanleren van communicatieve vaardigheden.<br />

Door deel te nemen aan Erasmusmobiliteit en/of modules zoals verdieping zorgverbreding, omgaan met andere<br />

culturen, internationalisering, BUSO, en thuis leren leert de student samenwerken in een multidisciplinair team<br />

met oog en respect voor verschillen.<br />

De vertaling van de doelstellingen naar de inhoud van het programma is naar het oordeel van de commissie goed<br />

uitgevoerd en resulteert in een gedegen programma met een goede afstemming tussen vakinhoudelijke en<br />

vakdidactische elementen.<br />

Vooral het werkveld gaf aan tevreden te zijn over het niveau van de afgestudeerden en roemde in het bijzonder<br />

daarbij het slagvaardige aanpakgedrag, de verworven communicatiecompetenties en de motivatie tot het<br />

verwerven van verdere competenties.<br />

Ten aanzien van de disciplineoverschrijdende elementen zou de KH Limburg de verschillende ‘parels’ veel breder<br />

in een multidisciplinaire didactische benadering kunnen benutten. Een voorbeeld dat tijdens de visitatie-interviews<br />

naar voren kwam, is de veldwerkaanpak bij aardrijkskunde, die bij veel meer wereldoriënterende vakgebieden<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 529


uitgevoerd kan worden. Dergelijke aanpakken kunnen de efficiëntie van de personeelsinzet verhogen en maakt<br />

studenten breder bekwaam.<br />

De internationalisering in het programma wordt enerzijds voortvarend, enthousiast en creatief aangepakt met<br />

mooie initiatieven, zoals een digitale didactiek en hoge participatiestreefcijfers voor studenten. Anderzijds is het<br />

jammer te constateren dat er geen wezenlijke ruimte in het curriculum voor internationalisering wordt vrijgemaakt.<br />

De opleiding blijkt in de afgelopen periode een actief beleid gevoerd te hebben ten opzichte van de zich snel<br />

ontwikkelde omgeving en lijkt gereed om een volgende grote stap richting het beoogde decreet te maken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De eclectische aanpak levert risico’s voor profilering en overbelasting op. Het grote aantal PRIACS is daarvan<br />

een uitvloeisel en noopt tot prioriteiten stellen. De commissie adviseert de opleiding om de beleidsmatige<br />

prioriteitenstelling vooral via de communicatie over en weer tussen leiding en werkvloer tot stand te laten komen.<br />

De commissie vindt het belangrijk dat de ingezette activiteiten met betrekking tot de verbetering van het<br />

programma en het zoeken naar nieuwe werkvormen, een proces van continue aandacht blijft, dat zich kenmerkt<br />

door consistentie en transparantie van vorm en inhoud, voor zowel de lector als de student.<br />

De vertaling van de competenties in concrete programmaonderdelen zal de komende jaren de nodige aandacht<br />

vragen. De lijn die wordt uitgezet in het derde leerjaar moet bestendigd worden in het eerste en tweede leerjaar.<br />

De commissie beveelt een nadere reflectie op de leerstofordening aan. Het huidige design van het curriculum<br />

maakt het positioneren van competenties moeilijk en abstract (continueer bijvoorbeeld de thematische ordening).<br />

De commissie adviseert om het proces van vervolmaking van het <strong>onderwijs</strong>concept verder te zetten, vooral in<br />

dialoog met het werkveld, met aandacht voor de definiëring van gedrag- en prestatie-indicatoren, en passende<br />

werkvormen en toetsing, die nu nog vooral docentafhankelijk lijken te zijn.<br />

Een nadere studie op de positionering van stages in het curriculum lijkt de commissie noodzakelijk, ook gelet op<br />

de wensen van studenten vooral in het eerste leerjaar en de ontwikkelingen in het beroepenveld.<br />

De verdere didactisering van de competentieontwikkeling in de stage-instellingen vraagt om de ontwikkeling van<br />

realistische gedragsindicatoren, gebaseerd op heldere competentiebeschrijvingen, die gekend zijn bij alle<br />

betrokkenen.<br />

De commissie vindt het belangrijk dat er binnen de opleiding beleidsaandacht komt voor de allochtone studenten,<br />

gegeven de maatschappelijke functie van de opleiding, binnen een regio waarin vele allochtonen leven en<br />

werken.<br />

De commissie ziet de ontwikkelingen rond internationalisering als positief, maar adviseert de lerarenopleiding<br />

BASO om de internationale component structureel in het curriculum te versterken.<br />

530 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lerarenopleiding hanteert de basiscompetenties voor de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> als het grote kader voor de<br />

inhoudelijke programmering van de opleiding. Een belangrijke component van de competentieontwikkeling is het<br />

kennisdomein. Het kennisdomein is duidelijk aanwezig in de onderscheiden studiejaren; hier worden de kaders<br />

aangebracht en vakinhouden verkend. De kennis betreft zowel de vakinhouden van de <strong>onderwijs</strong>vakken als de<br />

omkaderende pedagogisch-didactische vakken en de vakoverschrijdende dimensies.<br />

Het functionele geheel ‘de leraar als inhoudelijk expert’ sluit aan bij de inhouden van de leerplannen voor wat<br />

betreft de <strong>onderwijs</strong>domeinen voor de diverse doelgroepen. De kenniscomponent betreft een verdiepend inzicht<br />

in de vakessenties. De ontwikkelingslijn in het kennisdomein verloopt via sturing naar zelfsturing door de student.<br />

Een goede selectie en vooral doelgerichte benadering van de vakessenties staan borg voor een degelijke opstap<br />

tot deskundigheid in het perspectief van levenslang leren. Het kennisdomein wordt jaarlijks geëvalueerd en<br />

bijgesteld op basis van functionaliteit en onderbouwende waarde voor de professionele toepassing.<br />

De lerarenopleidingen van de hogescholen met 1 cyclus laten zich typeren als geïntegreerde lerarenopleidingen;<br />

dit staat borg voor een goede koppeling van onderbouwende kennis en de training van beroepsgerichte<br />

vaardigheden.<br />

Bijzondere aandacht geeft de opleiding aan de reflectievaardigheden van de studenten in aansluiting met het<br />

persoonsgerichte profielkenmerk dat door PAUZE is uitgezet. De opleiding motiveert dit door de stelling: ‘Zonder<br />

reflectie, geen bewustwording, zonder bewustwording geen zelfontwikkeling of zelfsturing: zonder reflectie is de<br />

leraar hooguit een uitvoerder’. Via leergroepen worden de reflectievaardigheden verworven door de studenten.<br />

In het derde studiejaar worden vaardigheidstrainingen aangeboden en wordt er veel aandacht besteed aan de<br />

interdisciplinaire benadering van thema’s. Voor de meeste modules in het derde studiejaar moet de student zijn<br />

competenties aantonen via een trajecttoepassing in de uitgroeistage of via een georganiseerd project in<br />

samenwerking met het werkveld.<br />

Nieuwe ontwikkelingen komen vooral aan de orde in het laatste studiejaar; ruime aandacht is er voor recente<br />

ontwikkelingen in het beroepenveld, zoals zorgverbreding, diagnose en remediëring, ico, participatie en<br />

kwaliteitszorg. Het gaat om een initiërende basisvorming met mogelijkheid tot verdieping in de reële functie van<br />

leraar.<br />

Stages<br />

In het eerste studiejaar wordt het opleidingsonderdeel ‘stage en didactische ateliers’ aangeboden met een<br />

omvang van 12 studiepunten. Dit opleidingsonderdeel is opgesplitst in de componenten ‘didactisch atelier’ en<br />

‘hospiteerstage’. Elk <strong>onderwijs</strong>vak beschikt over 8 didactische ateliers van 3 uren, regelmatig gespreid over het<br />

academiejaar in 24 halve dagen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 531


Na de paasvakantie wordt een hospiteerstage van een week voorzien. Tijdens deze stage kan de student gericht<br />

observeren, initiatieopdrachten uitwerken en er wordt een aanzet gegeven tot zelfstandig handelen.<br />

Het opleidingsonderdeel ‘stage’ in het tweede jaar telt 9 studiepunten.<br />

Er zijn twee weekstages in het eerste semester en een lange stage van twee en een halve week in januari en een<br />

derde weekstage in het tweede semester.<br />

Het laatste studiejaar bestaat uit twee langdurige stages, die samen 18 studiepunten tellen. In november wordt<br />

een stage van drie weken aangeboden en na de paasvakantie een uitgroeistage. Voor de algemene en de<br />

muzische stam duurt de uitgroeistage zes weken, de technische stam koppelt vier weken <strong>onderwijs</strong>stage aan<br />

twee weken bedrijfstage. De totale omvang van de stages bedraagt 39 studiepunten.<br />

Inhoudelijk besteedt de opleiding veel aandacht aan de stageleerlijn; de vier componenten van het eerder<br />

beschreven PAUZE-profiel vormen de basis. Er wordt, startend in de didactische ateliers, veel aandacht<br />

geschonken aan de persoonlijke ontwikkeling van de student. De persoonlijke verwerking van de geboden<br />

oefenkansen wordt sterk gestimuleerd. Ook in het tweede en het derde opleidingsjaar blijft de persoonlijke<br />

verwerking van de stage-ervaringen cruciaal, zodat de student een eigen leertraject ervaart en expliciteert aan de<br />

hand van eigen reflecties en de feedback van de begeleiders. Binnen het stageconcept wordt het authentiek leren<br />

gerealiseerd in levensechte leeromgevingen. De student makt kennis met de verschillende <strong>onderwijs</strong>domeinen:<br />

aso, tso, bso en kso. Afhankelijk van de interesse kan een student tijdens de uitgroeistage ook ervaring opdoen in<br />

het buso.<br />

Een nieuw concept is het aanbieden van alternatieve stages; sinds april 2005 zijn de eerste stappen gezet om<br />

studenten als stagiair in te schakelen in het deeltijds beroeps<strong>onderwijs</strong>. In het stagetraject gaat veel aandacht uit<br />

naar het vergroten van het zelfstandig leervermogen.<br />

Zowel het stageconcept als de organisatievorm worden permanent besproken met het beroepenveld, met het oog<br />

op het rendement. Door de nauwe contacten met het veld is de opleiding erin geslaagd om het aantal<br />

meewerkende scholen aan de intensieve stageformule substantieel te vergroten.<br />

De inhoud van de stageactiviteiten wordt gekenmerkt door de volgende principes:<br />

- van beschermde naar een meer open leeromgeving;<br />

- van eenvoudige naar meer complexe opdrachten;<br />

- van sterk begeleid naar zelfsturend lerarengedrag.<br />

BASO-KHLim wil met betrekking tot de begeleiding vooral investeren in de persoonsgebonden aanpak. De kern<br />

van het begeleiden ligt in het aanspreken van de reflectievaardigheden van elke student, wat moet leiden tot<br />

kritische reflectie en het formuleren van eigen leerdoelen en verbeteringsacties. De methodische aanpak bij het<br />

begeleiden, is geïnspireerd door de reflectiecyclus van Korthagen. Bij elke fase van de reflectiecyclus worden<br />

specifieke begeleidingsvaardigheden gehanteerd. De studenten worden tijdens de didactische activiteiten<br />

begeleid door mentoren en didactici. Er wordt gestreefd naar een zo transparant mogelijke feedback.<br />

De stage wordt beoordeeld door een examencommissie, bestaande uit een voorzitter, de betrokken vakdidactici<br />

en de optiepedagoog. Beoordelingscriteria zijn: de observaties van de begeleiders, de inbreng van ondersteuners,<br />

de stagemap, het commentaar van de mentoren en de reflecties van de student.<br />

De commissie is van oordeel dat de stage in het eerste opleidingsjaar te beperkt is om een effectieve oriëntering<br />

op het beroep mogelijk te maken.<br />

532 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Eindwerk<br />

Het uitgangspunt voor de inhoud van het eindwerk is een thema met onderzoeksvragen.<br />

De probleemafbakening wordt met de student besproken en vastgesteld in het eindwerkcontract.<br />

Onafhankelijk van het gekozen thema zal het eindwerk in alle omstandigheden moeten bijdragen tot de vorming<br />

van de toekomstige leraar als inhoudelijk expert, als innovator en onderzoeker en als deelnemer aan cultuur. Met<br />

het oog op de vorming van de leerkracht als inhoudelijk expert verdiept de student in zijn eindwerk zijn<br />

domeinexpertise. De functie van leerkracht als innovator wordt verder ontwikkeld door het zich vragend op stellen<br />

ten opzichte van de schoolcultuur en de vormingsconcepten van de lerarenopleiding. De student beoordeelt<br />

tevens recente ontwikkelingen op basis van onderzoek dat is gedaan in de schoolcontext. Hij vertaalt bruikbare<br />

inzichten uit vernieuwingsinzichten naar de concrete <strong>onderwijs</strong>leersituatie.<br />

Het eindwerk moet tevens bijdragen tot de verdere ontwikkeling van het reflectievermogen op het eigen<br />

<strong>onderwijs</strong>gedrag en het maken van transfers naar de eigen praktijktoepassing.<br />

Het aspect ‘de leerkracht als cultuurparticipant’, krijgt diepte door het identificeren van relevante publicaties en het<br />

innemen van standpunten op het gebied van sociaalpolitieke, sociaaleconomische, levensbeschouwelijke,<br />

cultuur-esthetische en cultuur-wetenschappelijke onderwerpen. Het eindwerk is een praktijkgericht werkstuk. Het<br />

eindproduct betreft bijvoorbeeld de ontwikkeling van een leermodule, een lessenreeks, een project, een<br />

softwareprogramma, een website of een werkstuk. Het eindwerk is een opleidingsonderdeel van het curriculum in<br />

het laatste studiejaar. Het aantal studiepunten bedraagt 6 en de studielast is 150 tot 180 uren.<br />

Elke student heeft een scriptiebegeleider. Meestal is dit een lector van de hogeschool, maar ook deskundigen uit<br />

het werkveld kunnen studenten begeleiden. Minimaal vijf contactmomenten staan in de opleidingsagenda<br />

geroosterd. Bij elk contact worden zowel het product als het proces besproken. De student houdt een<br />

logboekpagina bij waarin alle afspraken met de begeleider worden vastgelegd, die wordt ondertekend door de<br />

begeleider.<br />

De waardering voor het eindwerk bestaat uit 25 procent van het totaal voor het proces en 75 procent voor het<br />

product. Proces en productcijfer worden afzonderlijk vermeld. De begeleider kent het procescijfer toe. Het<br />

productcijfer wordt gezamenlijk bepaald door de begeleider en de tweede lezer. De begeleider motiveert de score<br />

van het eindwerk in een evaluatieverslag.<br />

De opleiding verzorgt nascholing en verleent maatschappelijke diensten. Sinds 1996 gebeurt dit vanuit de cel<br />

KHLim-Artes. Artes richt zich vooral op het <strong>onderwijs</strong>veld en verzorgt nascholingen en voortgezette opleidingen<br />

voor de basisschool en het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

In 2004-2005 volgden 17 studenten een verkort programma, met een studieduurverkorting van minimaal 60<br />

studiepunten. Vier studenten schreven zich in als deeltijdstudent.<br />

Een vrij omvangrijke groep studenten met een geïndividualiseerd opleidingsprogramma lieten een voorafname<br />

noteren van opleidingsonderdelen uit het volgende studiejaar.<br />

Anderen met beperkte vrijstellingen of overdrachten beperkten zich tot het programma van één opleidingsjaar,<br />

maar met een reductie van opleidingsonderdelen. In 2004-2005 verzorgde de opleiding 89 geïndividualiseerde<br />

programma’s. Ook de formule ‘enkel inschrijven voor het afleggen van examens’ (EVK-procedure) werd door 12<br />

studenten gekozen. In 2006-2007 verleent de KHLim ook vrijstellingen op basis van EVC’s.<br />

De commissie is van oordeel dat de aandacht voor vakinhoudelijke kennisontwikkeling in de huidige opleiding<br />

goed is. In het perspectief van een nieuw competentiegericht curriculum moet een nieuwe afweging worden<br />

gemaakt, waarbij ook de opleidingsdidactische en het totale opleidingsdesign moeten worden betrokken.<br />

De stage en het eindwerk zijn inhoudelijk van voldoende kwaliteit en organisatie. Aandacht voor<br />

onderzoeksmethoden in het eindwerkprogramma is een waardevolle aanvulling in het kader van het<br />

bachelorniveau.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 533


Het is opmerkelijk dat een flink deel van het <strong>onderwijs</strong> bij de opleiding bewegings<strong>onderwijs</strong> nog apart aan<br />

vrouwelijke en mannelijke studenten wordt aangeboden, terwijl het overgrote deel van de lessen<br />

bewegings<strong>onderwijs</strong> in het beroepenveld al in gemengde groepen wordt uitgevoerd.<br />

Er is sprake van een degelijke opbouw van werkveldervaringen, vooral de uitgroeistage vervult daarin een<br />

belangrijke rol.<br />

Het docententeam sluit zijn programma doorgaans goed aan bij recente ontwikkelingen. De commissie vraagt<br />

zich af of dit niet te solistisch gebeurt, waarbij eclecticisme en versnippering op de loer liggen.<br />

De commissie heeft waardering voor de uitgesproken aandacht voor <strong>onderwijs</strong>innovatie. De opleiding is<br />

voortdurend op zoek naar mogelijke verbeteringspunten.<br />

Als totaalbeeld sluit de opleiding goed aan bij de beroepspraktijk. Dit bevestigen de afgestudeerden en de<br />

vertegenwoordigers uit het beroepenveld.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

In het kader van een tijdige bewuste keuze voor het leraarschap acht de commissie het raadzaam om de actieve<br />

stagecomponent in het eerste studiejaar uit te breiden.<br />

De commissie adviseert om de component onderzoeksvaardigheden op bachelorniveau een nadrukkelijker plaats<br />

tegen geven in de eindwerken.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het curriculum kent een sequentiële opbouw, streeft coherentie na en kent mogelijkheden voor flexibele<br />

leerwegen. De afstemming van de basiscompetenties in het curriculum is een permanent aandachtpunt voor de<br />

opleiding.<br />

Gedurende de drie opleidingsjaren worden de volgende ontwikkelingslijnen zichtbaar in het programma:<br />

- van overwegend kennisgericht naar overwegend competentiegericht;<br />

- van opfrissing en initiatie naar verdieping;<br />

- van vakgericht naar vakkenoverschrijdend;<br />

- van collectief aanbod naar keuzetrajecten;<br />

- van sturing naar gedeelde sturing naar zelfsturing.<br />

Er is zorg voor de horizontale en verticale samenhang in het curriculum, wat blijkt uit de groei van de student die<br />

ontstaat door het proces van sturing, van begeleid zelfstandig leren naar zelfgestuurd leren.<br />

534 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Het curriculum werd onderzocht op overlappingen door een screening van de communicatieve en agogische<br />

vaardigheden, waarna er afgelijnde afspraken werden vastgelegd.<br />

In een recente studentenbevraging kreeg het onderwerp ‘samenhang’ een erg positieve score. In het interne<br />

kwaliteitsrapport positioneert de opleiding zich voor het onderwerp ‘curriculumontwikkeling’ volgens de PROZA-<br />

EFQM-methode in fase 4, voor het onderwerp ‘ontwikkeling van de opleidingsonderdelen’ in fase 3 en voor het<br />

onderwerp ‘organisatie van het opleidingsprogramma in fase 4.<br />

In het toekomstige curriculum worden binnen de thematische modules op geïntegreerde wijze de competenties<br />

verworven. Ook andere opleidingsonderdelen zullen waar mogelijk aansluiting vinden bij de grote thematische<br />

lijn, wat de samenhang ten goede zal komen.<br />

Het principe van de keuzetrajecten werd geadopteerd van de Utrechtse professor Kaldewy en was een belangrijk<br />

profielkenmerk van de vernieuwing van de opleiding in 1998.<br />

Het keuzemenu voor het derde studiejaar bevat:<br />

- keuzetrajecten in sommige leerstofmodules, bijvoorbeeld sportpraktijk op LO, uitdieping in Nederlands;<br />

- 5 keuzetrajecten in ‘VOET-cumavo’, alle VOET-projecten krijgen hun uitvoering in authentieke settings met<br />

de latere doelgroepen;<br />

- 10 keuzetrajecten, vaak met een koppeling aan een stage (2 x 2studiepunten of 1 x 4 studiepunten);<br />

- compensatiemodules;<br />

- deelname aan een Erasmusprogramma in het buitenland of in Wallonië ( 20 studiepunten);<br />

- keuze van de stagescholen (novemberstage en uitgroeistage) met eigen accenten in de verwerkingsportfolio.<br />

De KHLim hanteert een programma met drie stammen (algemene, muzische en technische vakken) met in totaal<br />

10 keuzeopties.<br />

Studenten krijgen veel ruimte om hun programma samen te stellen. Bij het maken van keuzes voor het afsluitjaar<br />

worden studenten in het tweede studiejaar begeleid. De waardering voor de keuzepakketten is volgens de<br />

studenten is hoog.<br />

De algemene principes van de samenhang zijn voor de commissie duidelijk. Het huidige curriculum is echter niet<br />

rond competenties opgebouwd, maar vanuit de onderscheiden opleidingsonderdelen.<br />

Het principe van sterke sturing door de docent naar zelfsturing is goed ontwikkeld.<br />

De commissie vraagt zich echter af hoe de begeleiding naar zelfsturing vorm krijgt, met andere woorden: hoe<br />

worden zelfsturingvaardigheden ontwikkeld bij het BZL<br />

Voor het op geïntegreerde wijze verwerven van competenties wordt verwezen naar de toekomst.<br />

Het geleidelijk uitbreiden van de keuzemogelijkheden voor de student in het opleidingsprogramma is een<br />

pluspunt.<br />

In het kader van de toekomstige nieuwe programma-eisen zal een nieuw fundamenteel herontwerp moeten<br />

worden gemaakt, waarbij het verwerven van beroepscompetenties in internationaal perspectief en in het<br />

perspectief van levenslang leren centraal staat.<br />

Omdat de stagescholen een sterke invloed gaan uitoefenen, zal, ter voorkoming van een interne<br />

organisatieproblematiek bij het uitvoeren van stagebegeleiding, overleg over de inrichting van de stage wenselijk<br />

zijn met andere opleidingsinstituten.<br />

De verhoogde interne en externe communicatie zal volgens de commissie het nodige van de cultuur en de<br />

structuur binnen de opleidingen vergen. Daarbij moet de inzet van meer integratie in de geïndividualiseerde<br />

trajecten worden meegenomen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 535


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie acht het van belang dat er binnen het docentenkorps geen onduidelijkheid bestaat over hoe de<br />

student hulp geboden wordt om uit de verschillende opleidingsonderdelen over de jaren heen de kennis,<br />

vaardigheden, inzichten en attitudes te sprokkelen (integratie), die hij moet inzetten bij een bepaalde competentie.<br />

De commissie raadt om aan alle fundamentele keuzes samen met de werkvloer en met alle BASO-opleidingen te<br />

maken om optimale synergie te genereren.<br />

De commissie raadt, gezien het totale complexe kader, de opleiding aan om het principe van standaardisatie<br />

verder uit te werken als basis voor betaalbare differentiatie.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding houdt zich bezig met de toetsing van de effectieve studentenbelasting en heeft daarvoor zichzelf op<br />

twee manieren geprofessionaliseerd, enerzijds op het niveau van de aanpak en anderzijds op het niveau van de<br />

competenties van de uitvoerder.<br />

536 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Onder studietijd verstaat de opleiding de all-in tijd, die de student heeft gebruikt om de competenties voor een<br />

opleidingsonderdeel te verwerven (contacturen, studeertijd, zelfstandig werk, excursies …).<br />

De opleiding geeft aan dat er enkele uitzonderingen niet te na gesproken, geen ernstige problemen aan het licht<br />

gekomen zijn voor wat de totale studielast betreft, tot op het niveau van de opleidingsonderdelen. Signalen<br />

gingen over de zwaarte van opdrachten en bij nader onderzoek vooral het samenkomen van dit soort opdrachten<br />

in piekmomenten.<br />

De opleiding heeft naar aanleiding hiervan de opdrachten beter gespreid via de jaarkalender. De medewerkers<br />

moeten vanaf het academiejaar 2003-2004 de studielast voor subrubrieken binnen een opleidingsonderdeel<br />

begroten en transparant maken in hun jaarplannen. De opleiding heeft een document Studietijdmeting 2003-<br />

2004.<br />

De verdeling van de studietijd 3 x 60 studiepunten is transparant voor het modeltraject. Er wordt ernaar gestreefd<br />

om de studie-inspanningen te spreiden over het studiejaar. Het derde opleidingsjaar is op basis hiervan<br />

aangepast; aanvankelijk was dit programma deels overbelast.<br />

Door de invoering van flexibele trajecten ontstaan afwijkingen in de studietijd in het modeltraject. De<br />

trajectbegeleiders hebben de opdracht om de studenten die intekenen, te ondersteunen bij de haalbaarheid van<br />

het keuzeprogramma.<br />

De opleiding streeft ernaar om in het nieuwe opleidingsmodel de studietijd en de studiepunten transparant te<br />

maken op semesterbasis.<br />

De commissie heeft inzicht gekregen in de wijze waarop de opleiding zich inzet voor de bewaking van de<br />

studeerbaarheid, doch ze had graag wat meer kwantitatieve gegevens gezien.<br />

Het verbaast de commissie van studenten te vernemen dat docenten geregeld tussentijds aanvullende eisen en<br />

opdrachten aan hun studieprogramma toevoegen. Dit zou de werkdruk en uitvoeringskwaliteit bij studenten erg<br />

nadelig beïnvloeden. Nadere afspraken over beheersing hiervan lijken evident.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt aan om naast kwantitatief onderzoek naar tijdmeting (gebaseerd op het concept<br />

‘gemiddelde’) meer nadruk te leggen op kwalitatief onderzoek naar efficiënt studeren. Daarbij moeten studenten<br />

een belangrijke inbreng krijgen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 537


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het didactisch concept van de opleiding wordt beschreven in het kwaliteitskader.<br />

‘Actief leren vanuit een sociaalconstructivistische onderbouwing, het persoonlijk verwerken en integreren van het<br />

geleerde en het leren in authentieke contexten zijn de consequenties van het gekozen PAUZE-model.’<br />

De aansluiting van de didactische werkvormen bij het didactische concept is vast te stellen aan de hand van de<br />

inhoud van de studiegidsen. De studiegidsen vermelden per opleidingsonderdeel de gewenste startpositie en de<br />

te verwerven doelstellingen.<br />

Vanuit de beschrijving van de opleidingsvisie is waar te nemen dat de didactische ontwikkelingen op BASO-<br />

KHLim beïnvloed zijn door recente <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen in binnen- en buitenland. De meest markante<br />

didactische principes zijn:<br />

- aandacht voor reflectievaardigheden;<br />

- belang van krachtige leeromgevingen en authentieke settings;<br />

- leerlijn van sturing naar zelfsturing;<br />

- zelfstandig leren;<br />

- vakoverschrijdend werken;<br />

- projectmatig werken;<br />

- betrekken van zorgdomeinen;<br />

- portfolio-ontwikkeling;<br />

- digitaal zelfstandig leren.<br />

De ontwikkeling van gestuurd naar zelfsturend leren als verticale lijn in het curriculum is zichtbaar en geeft tevens<br />

inhoud aan de werkvormen die worden gehanteerd. Vormen van emancipatorisch leren, eigen aan het<br />

afstudeerjaar, krijgen in het tweede jaar een sterke aanzet via begeleid zelfstandig leren, evenals het opzetten<br />

van projectwerk en het vakoverschrijdend leren. Het rendement van deze didactische aanpak wordt jaarlijks<br />

geëvalueerd.<br />

De laatste jaren besteedt de opleiding veel aandacht aan opdrachten in het kader het zelfstandig leren. De<br />

opdrachten nemen toe waardoor de contacttijd afneemt, maar worden volgens de commissie nog niet sterk<br />

gecoördineerd aangeboden.<br />

In de nabije toekomst, aansluitend op het vernieuwingstraject, zal vooral werk gemaakt worden van het verbreden<br />

van de ‘leergroepwerking’, inclusief een professionalisering voor leergroepbegeleiders en het experimenteren met<br />

een elektronisch POP gekoppeld aan de stageportfolio.<br />

De afstemming tussen vormgeving en inhoud waardeert de commissie als voldoende in het huidige programma.<br />

Er wordt veel zorg besteed aan dit onderdeel door veel betrokken docenten.<br />

De commissie constateert dat de doorwerking van de fundamentele digitale didactiek via onder andere<br />

N@tschool nog verder moet worden ontwikkeld, evenals de verdere professionalisering van docenten hierin.<br />

538 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


De aansluiting didactisch concept – doelstellingen – werkvormen is gedeeltelijk gerealiseerd. Bij het scannen van<br />

de OO-fiches zag de commissie over het algemeen de leerlijnen van kennisgericht naar competentiegericht, van<br />

docent- naar studentgestuurd vertegenwoordigd. De commissie zag echter ook nog een aantal<br />

<strong>onderwijs</strong>onderdelen, tot in het derde jaar, waar sprake is van het gescheiden aanbieden van kennis,<br />

vaardigheden. Zoals de opleiding zelf opmerkt is het teach as you preach-principe nog niet volledig gerealiseerd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie wijst de opleiding, in het perspectief van de beoogde decretale competentiegerichte ontwikkelingen<br />

er op dat er een passend curriculumdesign gemaakt moet worden, waarbij ook de nodige aandacht voor<br />

competentiegericht toetsen en beoordelen een rode draad moet vormen. Daarbij zijn fundamentele prioriteiten<br />

onmisbaar.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De organisatie van de evaluatie sluit aan bij het studie- en examenreglement van de KHLim en wordt voor<br />

specifieke toepassing aangestuurd door de departementale staf.<br />

De planning van het examentraject is een opdracht voor de opleidingsdirectie.<br />

De examenperiodes worden verwerkt in de opleidingsagenda. De gedetailleerde examenroosters worden tijdig<br />

bekendgemaakt op de officiële valven en op Lerweb-digidesk.<br />

In samenspraak met de lokale Studentenraad en met de Raad van Medewerkers worden door de departementaal<br />

secretaris uiterlijk zes weken voor de start van de examenzittijden proefroosters voorgelegd. Uiterlijk twee weken<br />

daarna worden de roosters definitief. Er is een inhaaldag voor maximaal twee examens wegens gewettigde uitval.<br />

Bij onvoorziene gevallen kan de student een beroep doen op de bemiddeling door de ombuds. De resultaten<br />

worden zowel via proclamatie als affichering bekendgemaakt.<br />

In het curriculum worden gevarieerde examenvormen aangeboden; behalve via schriftelijke en mondelinge<br />

examens worden in een aantal opleidingsonderdelen competenties getoetst door studenten authentieke of<br />

gesimuleerde taken te laten uitvoeren en ze daarop te beoordelen.<br />

De opleiding maakt een onderscheid tussen periodieke formatieve toetsing met het oog op diagnose en<br />

remediering<br />

en vakgerichte permanente evaluatie in de vorm van summatieve toetsing.<br />

Voor een aantal <strong>onderwijs</strong>vakken wordt bij aanvang van het academiejaar een instaptoets afgenomen.<br />

Afhankelijk van hun clusterkeuze worden instromers geïnformeerd over eventuele adviesproeven.<br />

De eerstejaarsstudenten spiegelen hun voortgang in de studie aan de resultaten van de proeftoetsen.<br />

De stage-evaluatie worden via een eigen cesuur beoordeeld, evenals de eindwerken.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 539


Voor studenten met specifieke behoeften of competenties wordt een opvangnet voorzien, er bestaat een protocol<br />

voor dyslexiestudenten er zijn faciliteiten voor studenten met een sportstatuut of andere speciale statuten.<br />

Afhankelijk van de aard van de fysieke handicap van een student worden aparte faciliteiten aangeboden.<br />

Alle opleidingsonderdelen worden beoordeeld met een afgeronde score op 20. Cijfers na de komma worden tot<br />

en met 0,5 afgerond naar beneden. De evaluatoren moeten de scores kunnen verantwoorden op de deliberatie<br />

en bij de nabesprekingen. Er wordt ernaar gestreefd de objectiviteit te bewaken, indien nodig door meer dan één<br />

evaluator te betrekken bij de oordeelsvorming.<br />

De studenten ervaren de examenaanpak van de opleiding over het algemeen als studentvriendelijk.<br />

De organisatie van de evaluatie blijkt geen bijzonder probleem te stellen.<br />

De evolutie naar een assessmentcultuur in het derde jaar sluit goed aan bij het vernieuwde opleidingsconcept. Er<br />

worden inspanningen gedaan om de studenten goed te informeren over de evaluatie, hoewel beschrijvingen op<br />

de OO-fiches soms erg summier zijn. De organisatie van proeftoetsen in het eerste jaar komt de transparantie ten<br />

goede en er is bovendien een link naar opleiding en begeleiding.<br />

De opleiding signaleert ook betrokkenheid van de studenten bij de evaluatie. Dit kan vragen naar<br />

betrouwbaarheid (eerder passend als kwaliteitscriterium bij een testcultuur) bij het evalueren van onder andere<br />

stages en eindwerk mogelijk op termijn ondervangen. De vragen over betrouwbaarheid zijn overigens met<br />

betrekking tot deze OO niet uitzonderlijk.<br />

De commissie stelde vast via bevraging van de studenten dat een aantal docenten nog bij de klassieke<br />

testcultuur blijft.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding veel aandacht en energie besteedt aan beoordeling en toetsing, en deze<br />

ogen dan ook verzorgd en duidelijk. De inbreng van de student daarbij, mede vanuit de optiek van<br />

sociaalconstructivisme, is een punt van aandacht, hoewel daar zeker verschuivingen in de goede richting zijn<br />

waar te nemen.<br />

De intake-instapprocedures en aanvullende <strong>onderwijs</strong>activiteiten ter aansluiting bij de reguliere trajecten zijn in<br />

beweging.<br />

Er is voldoende aandacht voor studenten met specifieke beperktheden, zie daarvoor onder andere het<br />

dyslexieprotocol.<br />

Bij de eindwerken is de aandacht voor procesevaluatie positief te noemen. Meer nadruk op criteriumgerichte<br />

evaluatie, ook door de student zelf als actieve partner hierbij, zou de intersubjectiviteit en het leerelement voor de<br />

student vergroten.<br />

De organisatie van beoordeling en toetsing lijkt gedegen en solide. De normering vooraf is in voldoende mate<br />

bekend bij studenten. De informatie en uitwerking lijken studentvriendelijk.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om over te gaan tot de noodzakelijke integrale benadering van<br />

competentiegericht toetsen en beoordelen in de komende periode.<br />

540 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De totale studentenpopulatie van de opleiding BASO bedroeg 868 studenten in 2004-2005.<br />

Er wordt vertrokken van een comfortabele positie als ‘marktleider’ in de provincie voor deze opleiding. De nadruk<br />

wordt gelegd op bewaken van de ‘wenselijke’ instroom.<br />

De opleidingen BASO van de KH Limburg zijn behoorlijk gegroeid in de afgelopen periode, en er is sprake van<br />

een evenwichtigheid van de man-vrouwverdeling.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 541


De herkomst van de instromende studenten in 2004-2005 (n=421) is als volgt verdeeld:<br />

- Aso 91 studenten;<br />

- Tso 132 studenten;<br />

- Kso 3 studenten;<br />

- Bso 11 studenten;<br />

- HO1C 142 studenten;<br />

- HO2C 20 studenten;<br />

- Univ 22 studenten.<br />

Het instroomprofiel vertoont een lichte schommeling qua vooropleiding. Het relatief grote aandeel tso-studenten<br />

staat in rechtstreeks verband met het doorstroomprofiel voor de technische stam.<br />

Opmerkelijk is het grote aantal ‘tweedekansers’ in hoger <strong>onderwijs</strong>, al geeft het academiejaar 2005-2006 een<br />

daling te zien qua aantal. De opleiding rekruteert binnen de regio.<br />

Conform de door de overheid gehanteerde parameter voor ‘buitenlandse nationaliteit’ werden voor 2004-2005 86<br />

allochtone studenten ingeschreven; doorgaans gaat het om jongeren in de ‘derde generatie’. Van deze groep<br />

bezitten er 79 de Belgische nationaliteit, 5 de Turkse en 3 de Marokkaanse.<br />

Het instroombeleid staat duidelijk beschreven in de hogeschoolinformatiebrochures. Er worden Sid-In’s,<br />

informatiedagen, inschrijvingen en intakes georganiseerd.<br />

Uit de rubriek ‘Beginsituatie’ in de studiegidsen 1BASO valt voor de meeste opleidingen af te leiden dat de<br />

verworven eindtermen van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> doorgaans volstaan als opstap. Voor een aantal specifieke<br />

vakken is er een risico: zo wordt bso-instromers afgeraden zich in te schrijven voor een instap in de stam<br />

algemene vakken of in de muzische stam. De aansluiting van het programma bij de vooropleiding is des te<br />

sterker naarmate de gemeenschappelijke profielkenmerken van die vooropleiding overeenkomen met de curricula<br />

van de gekozen richting.<br />

De opleiding trekt veel tijd uit voor introductieactiviteiten als opstart van het academiejaar, zowel op opleidingsals<br />

op optieniveau. Er worden adviesproeven georganiseerd die inhakken op verwachte vaardigheden met<br />

betrekking tot de beginsituatie. De erg heterogene groep LO-studenten wordt via een introductieweek extramuros<br />

geïnitieerd in belangrijke vaardigheden en attitudes, eigen aan het leraarschap.<br />

In het kader van de maatschappelijke opdracht tot ICT-integratie krijgen alle eerstejaarsstudenten op basis van<br />

een behoeftebevraging de kans zich te laten initiëren in computervaardigheden.<br />

Al deze initiatieven getuigen naar het oordeel van de commissie van een planmatige en studentgerichte<br />

verzorging van de instroom.<br />

Voor het academiejaar 2004-2005 schreven zich drie studenten in voor een deeltijds studiecontract. Het ging hier<br />

om studenten LO die ongeveer 30 studiepunten combineren met werk of topsport.<br />

Gediplomeerde leraren <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> krijgen een programma-aanbod binnen één studiejaar. Ook<br />

gediplomeerden uit andere lerarenopleidingen krijgen een ruimere vrijstelling dan instromers met een diploma uit<br />

een andere afstudeerrichting. Hier geldt als regel dat bij het verstrijken van de ‘houdbaarheidsdatum’ van het<br />

diploma (eerder verworven dan vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag); een criteriumgericht interview peilt naar<br />

de actuele beheersing van de gevraagde competenties.<br />

De hogeschool beschikt over een blauwdruk voor de aanpak EVC-EVK, geldend voor de hele hogeschool,<br />

conform de reglementering die is uitgezet binnen de Associatie K.U.Leuven. Nu is er een EVC-EVK-monitor, een<br />

visietekst EVC-EVK en een associatiereglement EVC-EVK. De opleiding wil vanaf het academiejaar 2006-2007<br />

een eenduidig, transparant en onderbouwde EVC-EVK-procedure hanteren, die beantwoordt aan de<br />

kwaliteitskenmerken van een professionele aanpak. De opleiding heeft zich goed voorbereid op de bepalingen<br />

van het Flexibiliseringsdecreet.<br />

542 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Naar oordeel van de commissie slaagt de opleiding er nog niet in, ondanks het grote potentieel aan allochtonen,<br />

een relatief evenwichtig deel allochtone studenten te werven. Gezien het maatschappelijke belang en de<br />

emancipatorische missie van deze hogeschool, is dit een belangrijke speerpunt voor de komende jaren.<br />

De commissie raadt de opleiding aan om een expliciet beleid op de overgangsproblematiek te formuleren en uit te<br />

voeren, en daarbij samen te werken met het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Dit is nodig wil ze haar niveau en haar<br />

rendement minstens handhaven. Deze blijven bij ongewijzigd beleid onder druk staan.<br />

Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

voldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de vertaling van de doelstellingen naar de inhoud van het programma goed is uitgevoerd en resulteert in een<br />

gedegen programma met een goede afstemming tussen vakinhoudelijke en vakdidactische elementen.<br />

- vooral het werkveld aangaf tevreden te zijn over het niveau van de afgestudeerden, en in het bijzonder<br />

daarbij het slagvaardige aanpakgedrag, de verworven communicatie competenties en de motivatie tot het<br />

verwerven van verdere competenties roemde.<br />

- de internationalisering in het programma enerzijds voortvarend, enthousiast en creatief wordt aangepakt met<br />

mooie initiatieven, zoals een digitale didactiek en hoge participatiestreefcijfers voor studenten. Anderzijds is<br />

het jammer te constateren dat er geen wezenlijke structurele ruimte in het curriculum voor internationalisering<br />

wordt vrijgemaakt.<br />

- de aandacht voor vakinhoudelijke kennisontwikkeling in de huidige opleiding goed is. In het perspectief van<br />

een nieuw competentiegericht curriculum moet er een nieuwe afweging worden gemaakt, waarbij ook de<br />

opleidingsdidactische en het totale opleidingsdesign moeten worden betrokken.<br />

- er sprake is van een degelijke opbouw van werkveldervaringen. Vooral de uitgroeistage vervult daarin een<br />

belangrijke rol.<br />

- het docententeam het programma doorgaans goed aansluit bij recente ontwikkelingen. De commissie vraagt<br />

zich af of dit niet te solistisch gebeurt, waarbij eclecticisme en versnippering op de loer liggen.<br />

- de aandacht voor <strong>onderwijs</strong>innovatie ruim aanwezig is. De opleiding voortdurend op zoek is naar mogelijke<br />

verbeteringspunten.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 543


- de stage en het eindwerk inhoudelijk van voldoende kwaliteit en organisatie zijn. Aandacht voor<br />

onderzoeksmethodes in het eindwerkprogramma is een waardevolle aanvulling in het kader van het<br />

bachelorniveau.<br />

- als totaalbeeld de opleiding goed aansluit bij de beroepspraktijk. Dit bevestigen de afgestudeerden en de<br />

vertegenwoordigers uit het beroepenveld er zorg is voor de horizontale en verticale samenhang in het<br />

curriculum, wat blijkt uit de groei van de student die ontstaat door het proces van sturing, van begeleid<br />

zelfstandig leren naar zelfgestuurd leren.<br />

- het curriculum onderzocht werd op overlappingen door een screening van de communicatieve en agogische<br />

vaardigheden, waarna er afgelijnde afspraken werden vastgelegd.<br />

- er in het toekomstige curriculum binnen de thematische modules de competenties op geïntegreerde wijze<br />

worden verworven. Ook andere opleidingsonderdelen zullen waar mogelijk aansluiting vinden bij de grote<br />

thematische lijn, wat de samenhang ten goede zal komen.<br />

- de KHLim een programma hanteert met drie stammen (algemene vakken, muzische vakken, technische<br />

vakken), met in totaal tien keuzeopties.<br />

- studenten veel ruimte krijgen om hun programma samen te stellen. Bij het maken van keuzes voor het<br />

afsluitjaar worden studenten in het tweede studiejaar begeleid. De waardering voor de keuzepakketten is<br />

volgens studenten hoog.<br />

- de algemene principes van de samenhang duidelijk zijn. Het huidige curriculum is echter niet rond<br />

competenties opgebouwd, maar vanuit de onderscheiden opleidingsonderdelen.<br />

- de opleiding ernaar streeft om in het nieuwe opleidingsmodel de studietijd en de studiepunten transparant te<br />

maken op semesterbasis.<br />

- de opleiding zich inzet voor de bewaking van de studeerbaarheid, doch op dit moment kwantitatieve<br />

gegevens mist.<br />

- de ontwikkeling van gestuurd naar zelfsturend leren als verticale lijn in het curriculum zichtbaar is en tevens<br />

inhoud geeft aan de werkvormen die worden gehanteerd. Vormen van emancipatorisch leren, eigen aan het<br />

afstudeerjaar, krijgen in het tweede jaar een sterke aanzet via begeleid zelfstandig leren evenals het opzetten<br />

van projectwerk en het vakoverschrijdend leren. Het rendement van deze didactische aanpak wordt jaarlijks<br />

geëvalueerd.<br />

- de afstemming tussen vormgeving en inhoud voldoende is in het huidige programma. Er wordt veel zorg<br />

besteed aan dit onderdeel door veel betrokken docenten.<br />

- de doorwerking van de fundamentele digitale didactiek via onder andere N@tschool nog verder moet worden<br />

ontwikkeld, evenals de verdere professionalisering van docenten hierin.<br />

- de studenten de examenaanpak van de opleiding ervaren als studentvriendelijk<br />

- de opleiding veel aandacht en energie besteedt aan beoordeling en toetsing, en deze ogen dan ook verzorgd<br />

en duidelijk. De inbreng van de student daarbij, mede vanuit de optiek van sociaalconstructivisme, is een<br />

punt van aandacht, hoewel daar zeker verschuivingen in de goede richting zijn waar te nemen.<br />

- het instroombeleid duidelijk beschreven staat in de hogeschoolinformatiebrochures. Er worden Sid-In’s,<br />

informatiedagen, inschrijvingen en intakes georganiseerd.<br />

- de opleiding veel tijd uittrekt voor introductieactiviteiten als de opstart van het academiejaar, zowel op<br />

opleidings- als op optieniveau.<br />

- alle initiatieven getuigen van een planmatige en studentgerichte verzorging van de instroom.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

544 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het personeelsbeleid vormt een geïntegreerd onderdeel van het hogeschoolbeleid: er is een centrale<br />

Personeelsdienst, geleid door de personeelsdirecteur die geassisteerd wordt door verscheidene administratieve<br />

medewerkers. Het personeelsbeleid wordt breed gedragen via een vertegenwoordiging van het personeel in<br />

onderhandelingcomités.<br />

De hogeschool ontwikkelde in 2000 een wervings- en benoemingsprocedure.<br />

Er worden nauwkeurig geformuleerde eisen gesteld aan de kwalificaties van het personeel bij rekrutering, en op<br />

het gebied van vakinhoudelijke en <strong>onderwijs</strong>kundige deskundigheid. Men ontwerpt functieprofielen op maat. De<br />

evaluatie en opvolging gebeuren systematisch.<br />

Men heeft een goed uitgewerkt systeem voor waardering en ontwikkeling van het personeel (SWOP). Een ‘bijna<br />

360 gradenevaluatie’. Om de drie jaar vinden functioneringsgesprekken plaats met de VELON-beroepsstandaard<br />

voor lerarenopleiders als basis.<br />

De professionaliseringsactiviteiten moeten mede het vernieuwingsconcept ondersteunen. Meer dan 50 procent<br />

van de medewerkers zijn betrokken in vakgroepoverstijgend overleg. De meeste BASO-medewerkers hebben<br />

professionalisering geïntegreerd als een vanzelfsprekende attitude. Professionalisering wordt gekoppeld aan de<br />

doelen van het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan en aan de persoonlijke behoeften van de medewerkers.<br />

De introductie van nieuwe personeelsleden krijgt ruim aandacht en verloopt gefaseerd. Gelijke kansen qua<br />

gender zijn verzekerd. Er zijn geen allochtone medewerkers.<br />

Het KHLim-protocol heeft taken uitgezet op 1.558 jaaruren. Op de huidige taakfiche staan de volgende rubrieken:<br />

- (geroosterd) contact<strong>onderwijs</strong>;<br />

- aparte (<strong>onderwijs</strong>)modules;<br />

- begeleiding (studiebegeleiding, stage, eindwerk);<br />

- coördinatie;<br />

- ondersteuning (ook <strong>onderwijs</strong>vernieuwing en IKZ);<br />

- professionele taken (professionalisering en forfait voor o.m. vergadertijd).<br />

Coördinatie- en ondersteuningstaken zijn grotendeels gekoppeld aan de functie binnen het organigram en worden<br />

toebedeeld via interne procedures.<br />

De opdracht tot professionalisering is voor ieder personeelslid in de takenfiche opgenomen. Er is sprake van een<br />

departementaal professionaliseringsplan, en men wil werk maken van ‘het zich ontwikkelen als lerende<br />

organisatie’.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 545


Er zijn drie factoren die het voeren van een goed personeelsbeleid steeds onder druk zetten binnen de opleiding<br />

BASO:<br />

- de complexiteit van BASO (ongeveer 180 <strong>onderwijs</strong>clusters zijn mogelijk en komen voor);<br />

- de taakbelasting in het licht van de beperkte financiering;<br />

- de omslachtigheid van de instrumentele procedures en de rekenwijzer bij de taaktoedeling.<br />

In 2003 werd een audit uitgevoerd in de vorm van een perceptieonderzoek van de ervaren taakbelasting.<br />

De resultaten kwamen sterk overeen met het SERV-onderzoek dat eveneens in 2003 werd uitgevoerd.<br />

Het bleek dat de belasting van medewerkers hoog was en een prioritair aandachtspunt vormde voor de opleiding.<br />

In de loop van 2004-2005 werden diverse maatregelen genomen om de werkdruk te verlagen. Maar door de<br />

permanente veranderingsprocessen, de onophoudelijke stroom van overheidsclaims en de ontoereikende<br />

hogeschoolfinanciering is de werkdruk nauwelijks effectief verlaagd. Medewerkers hopen dat de overheid<br />

geformuleerde beloftes voor de nabije toekomst nakomt. Het personeel is betrokken bij de opleiding van de<br />

studenten en blijft zich inspannen om het opleidingsconcept en het daarop afgestemde <strong>onderwijs</strong> te realiseren.<br />

Op basis van voorgelegde documenten, onder andere drie projecten die vakoverschrijdend zijn voor<br />

wetenschappen, blijkt dat de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong>personeel professioneel en deskundig is en dat de<br />

lectoren voldoen aan vakoverschrijdende competenties die zich niet tot het vakdidactische alleen richten.<br />

De commissie is van oordeel dat het humanresourcesmanagement goed doordacht is. De deskundigheid is<br />

aanwezig en er is een duidelijke gerichtheid op competenties van het personeel. Er is aandacht voor een<br />

spreiding van kwaliteiten. Er is aandacht voor navorming, en de individuele plannen vinden hun oorsprong in de<br />

functioneringsgesprekken. Er zijn diverse overlegorganen om de betrokkenheid en de afstemming tussen de<br />

lectoren te bevorderen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om na te gaan in hoeverre een al te bureaucratische benadering van de<br />

aansturing van de taak van de <strong>onderwijs</strong>gevende kan worden geminimaliseerd ten gunste van een verlaging van<br />

de werkdruk en het algemene welbevinden.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het aanwervingsbeleid is gericht op het vinden van de juiste man/vrouw op de juiste plaats. Gezien het<br />

gediversifieerde vakkenaanbod van de opleiding BASO wordt duidelijk gezocht naar nieuwe krachten die<br />

bovenop de pedagogisch-didactische bekwaamheid ook de expertise in het vakdomein waarborgen.<br />

546 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Voor de vakdomeinen wordt er gestreefd naar samenstelling van teams met medewerkers die binnen eenzelfde<br />

basisdiploma verschillende specialisaties ontwikkeld hebben binnen en/of buiten de studies. In overeenstemming<br />

met het nieuwe <strong>onderwijs</strong>concept wordt gezocht naar personeel met passende competenties. Het<br />

professionaliseringsbeleid van de opleiding biedt garanties voor een permanente educatie van de lectoren in<br />

vakinhoudelijke en didactische aspecten.<br />

De commissie vindt dat de opleiding meer prioriteiten kan stellen (hoofd- en bijzaken), voor wat betreft de<br />

uitvoering van de dagelijkse werksituatie van het lectorenkorps. Nog meer samenwerking kan bijdragen tot een<br />

verbetering van de werksituatie.<br />

De commissie is van oordeel dat de graad van participatie van het lectorenkorps in strategische beleidskeuze<br />

verder moet toenemen, in overeenstemming met het emancipatorische karakter van het <strong>onderwijs</strong>concept.<br />

Een groot aantal van de lectoren heeft eerst ervaring opgedaan in het geven van <strong>onderwijs</strong> in het<br />

doelgroepenveld; sommige houden de combinatie werkveld-opleiding in stand.<br />

De <strong>onderwijs</strong>inbreng vanuit het beroepenveld is een evidentie vanuit het geïntegreerde karakter van de opleiding;<br />

via de frequente stages is er een permanent contact tussen opleiders en het werkveld.<br />

De opleiding onderhoudt via de Departementale Raad contacten met het beroepenveld op strategisch gebied.<br />

De opleiding is van plan om een permanente resonantiegroep in te stellen, om de impact van het werkveld op de<br />

opleiding in de toekomst te vergroten.<br />

De opleiding heeft zich recent geëngageerd voor een aantal uitwisselingsprogramma’s rond mobiliteit voor<br />

studenten en lectoren (Erasmus, Socrates, Comenius). De procedures maken de deelname aan internationale<br />

uitwisselingen gemakkelijker. Enkele lectoren namen deel aan een contactseminarie in het kader van Comenius<br />

2.1. Dit leidde tot een projectvoorstel met als werktitel: ‘Describing the world with mathematics: modelling and<br />

experimenting with and about new technologies’. In het kader van het Consumer Citizen Network onderzoekt de<br />

opleiding in welke mate en voor welke aandachtsgebieden de lerarenopleiding KHLim in dit netwerk een taak kan<br />

vervullen. Lectoren namen daartoe deel aan contactseminaries in Parijs, Dublin en Bratislava.<br />

Electronic portfolio as a strategy towards teachers’ professional development is de werktitel van een project dat is<br />

goedgekeurd en waaraan de opleiding in 2005 deelneemt in Portugal.<br />

De opleiding heeft een concrete samenwerking met hogescholen in Zuid-Afrika.<br />

Vanaf het academiejaar 2002-2003 werd werk gemaakt van partnerschappen in het kader van internationale<br />

projecten. Zo is er het gesubsidieerde ‘Permproject’ (Tempus) rond het vormen van leerlingbegeleiders in<br />

Rusland. De KHLim werkt hierin samen met vier buitenlandse partnerscholen.<br />

De ontwikkeling van de internationale dimensie is vrij recent van start gegaan en kent nog maar een korte<br />

bestaansgeschiedenis, zoals blijkt uit het Priac en de verslagen bij het actieplan internationalisering. De opleiding<br />

streeft naar hogere participatiegraad aan docenten- en studentenmobiliteit.<br />

De commissie stelt de opleiding hiervoor een sterker stimulerend beleid kan voeren<br />

De opleiding is lid van Interactum en neemt deel aan congressen samen met Nederlandse opleidingen.<br />

Het personeel staat dicht bij de studenten en geeft alle gelegenheid tot ontmoeting en reflectie, wat door de<br />

studenten erg gewaardeerd wordt.<br />

De commissie is van oordeel dat er aandacht wordt besteed aan de professionele gerichtheid van het personeel.<br />

De commissie stelt dat de persoonsgebonden competenties beter kunnen ingezet worden met het oog op een<br />

maximale meewaarde bij de invulling van het curriculum.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 547


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Samenwerking met externe adviserende organisaties is een belangrijke component die bijdraagt tot<br />

kwaliteitsverbetering. De commissie adviseert om het competentiemanagement sterker te richten op<br />

opleidingsoverschrijdende samenwerking.<br />

De commissie adviseert de opleiding om meer aandacht te besteden aan de ontwikkeling van een grotere<br />

bereidheid tot internationaliteit bij het personeel. Dit is een belangrijke voorwaarde voor een hedendaagse<br />

lerarenopleiding. Het personeelsbeleid moet daarvoor voorwaardenscheppend zijn.<br />

De commissie acht het noodzakelijk dat de opleiding de persoonsgebonden competenties van personeelsleden<br />

ten volle inzet met het oog op een maximale meerwaarde bij de invulling van het curriculum, wat nu niet helemaal<br />

het geval is.<br />

De commissie acht de aandacht voor een leeftijdsbewust personeelsbeleid een noodzaak in de opleiding.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het zelfevaluatierapport meldt dat er 77 statutaire onderwijzende personeelsleden zijn die in de opleiding een<br />

opdracht hebben (58,33 VTE).Daarnaast zijn er 9 statutair administratieve personeelsleden (5,40 VTE). Er zijn 6<br />

contractuele medewerkers (2,1 VTE).<br />

Er zijn 4 hoofdlectoren, allen met een leidinggevende functie en benoemd, onder wie het departementshoofd en<br />

het adjunct-departementshoofd. Twee opleidingscoördinatoren zijn voltijds verbonden aan BASO.<br />

De opleiding BASO beschikte in het academiejaar 2004-2005 voor het onderwijzend personeel over 43 voltijdse<br />

krachten op 77 hoofden, dat is 55 procent. Van de 34 deeltijdse medewerkers OP hebben 15 medewerkers een<br />

minimale opdracht van 50 procent. Dit betekent dat meer dan 75 procent van het totale OP-bestand kan<br />

meewerken aan de permanente ontwikkeling van de opleiding. Het ATP telde 3 voltijdse tegenover 6<br />

deeltijdmedewerkers. Dertien medewerkers combineren een deeltijd opdracht op BASO met een taak in het<br />

werkveld.<br />

Het aantal gastprofessoren is beperkt tot 4 voor 0,60 VTE. Het betreft gespecialiseerde externe medewerking<br />

voor bijzondere expertise met een laag taakvolume in de muzische vakken.<br />

De omkadering wordt als ‘erg krap’ gepercipieerd. Nochtans is de student-docentratio van 13,6 ( 63,73 VTE voor<br />

869 studenten in 2004) zeker aanvaardbaar.<br />

Het <strong>onderwijs</strong>aanbod is echter sterk gediversifieerd. De verhouding tussen personeelscategorieën, voltijds en<br />

deeltijds personeel stelt voor de opleiding geen problemen.<br />

548 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Er is geen sprake van buitenlandse gastprofessoren.<br />

De opleiding vermeldt een onevenwicht in de leeftijdsstructuur ten nadele van jonge werknemers. Dit zal zich<br />

echter in de komende jaren op natuurlijke wijze herstellen.<br />

28 medewerkers zijn jonger dan 40, 64 medewerkers zijn ouder.<br />

De commissie vindt dat de omvang van het personeelsbestand in verhouding tot de studentenaantallen<br />

voldoende is, maar er wordt een erg hoge werkdruk ervaren door <strong>onderwijs</strong>vernieuwingen en de grote diversiteit<br />

van de mogelijke clusters van curricula.<br />

De commissie heeft waardering voor het realiseren van een eigentijds curriculum door veel creativiteit en<br />

ondanks de hoge werkdruk.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om voortdurend zorgvuldig de verhouding in draaglast en draagkracht van<br />

het personeel te bewaken.<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

voldoende<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het personeelsbeleid een geïntegreerd onderdeel vormt van het hogeschoolbeleid: er is een centrale<br />

personeelsdienst, geleid door de personeelsdirecteur, die geassisteerd wordt door verscheidene<br />

administratieve medewerkers. Het personeelsbeleid wordt breed gedragen via vertegenwoordiging van het<br />

personeel in onderhandelingcomités.<br />

- het aanwervingsbeleid gericht is op het vinden van de juiste man/vrouw op de juiste plaats. Gezien het<br />

gediversifieerde vakkenaanbod van de opleiding BASO wordt duidelijk gezocht naar nieuwe krachten die<br />

bovenop de pedagogisch-didactische bekwaamheid ook de expertise in het vakdomein waarborgen.<br />

- men een goed uitgewerkt systeem heeft voor waardering en ontwikkeling van personeel (SWOP): een ‘bijna<br />

360 gradenevaluatie’. Om de drie jaar vinden functioneringsgesprekken plaats met de VELONberoepsstandaard<br />

voor lerarenopleiders als basis.<br />

- de meeste BASO-medewerkers professionalisering hebben geïntegreerd als een vanzelfsprekende attitude.<br />

Professionalisering wordt gekoppeld aan de doelen van het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan en aan de<br />

persoonlijke behoeften van de medewerkers.<br />

- drie factoren het voeren van goed personeelsbeleid steeds onder druk zetten binnen de opleiding BASO:<br />

- de complexiteit van BASO (ongeveer 180 <strong>onderwijs</strong>clusters zijn mogelijk en komen voor);<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 549


- de taakbelasting in het licht van de beperkte financiering;<br />

- de omslachtigheid van de instrumentele procedures en de rekenwijzer bij de taaktoedeling.<br />

- het personeel betrokken is bij de opleiding van de studenten en zich blijft inspannen om het<br />

opleidingsconcept en het daarop afgestemde <strong>onderwijs</strong> te realiseren.<br />

- het humanresourcesmanagement goed doordacht is.<br />

- de ontwikkeling van de internationale dimensie vrij recent van start is gegaan en nog maar een korte<br />

bestaansgeschiedenis kent.<br />

- het personeel dicht bij de studenten staat en alle gelegenheid geeft tot ontmoeting en reflectie, wat door de<br />

studenten erg gewaardeerd wordt.<br />

- er op goede wijze aandacht wordt besteed aan de professionele gerichtheid van het personeel.<br />

- de omkadering als ‘erg krap’ gepercipieerd wordt. Nochtans is de student-docentratio van 13,6 ( 63,73 VTE<br />

voor 869 studenten per 2004) zeker aanvaardbaar.<br />

- er een onevenwicht in de leeftijdsstructuur bestaat ten nadele van jonge werknemers. Dit zal zich echter in de<br />

komende jaren op natuurlijke wijze herstellen. 28 medewerkers zijn jonger dan 40, 64 medewerkers zijn<br />

ouder.<br />

- de omvang van het personeelsbestand in verhouding tot de studentenaantallen voldoende is, maar dat er<br />

een erg hoge werkdruk wordt ervaren door <strong>onderwijs</strong>vernieuwingen en de grote diversiteit van de mogelijke<br />

clusters van curricula.<br />

- het realiseren van een eigentijds curriculum door veel creativiteit en ondanks de hoge werkdruk waardering<br />

verdient.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

550 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De KHLim heeft altijd gestreefd naar het rationeel uitbouwen van haar accommodatie. In september 2002 werd<br />

de nieuwe campus in Diepenbeek in gebruik genomen. Op deze campus is ook geïnvesteerd in het project<br />

Sportpolis, om zo de transfer van de optie LO mogelijk te maken. De campus heeft een eigentijdse architectuur<br />

en is gericht naar het innovatieve <strong>onderwijs</strong>concept en een eigen profilering. De bereikbaarheid is optimaal.<br />

De hogeschool heeft met de realisatie van een nieuwbouw voor de lerarenopleiding op campus Diepenbeek het<br />

ondersteunen van een innovatieve leer- en werkomgeving een grote impuls gegeven.<br />

De commissie is enthousiast over de kwaliteit van de huisvesting en vooral over de rol die studenten vervullen bij<br />

het beheer van de huisvesting. Er is aandacht voor een groene omgeving.<br />

De materiële voorzieningen zijn modern en goed doordacht, en de gebruikers zijn enthousiast over het gebruik en<br />

de gebruiksmogelijkheden. De gebouwen en de labo’s zijn heel verzorgd. De studenten worden mede<br />

verantwoordelijk geacht voor het leefbaar houden van de lokalen. Er is bewust gekozen voor één volledig<br />

uitgerust auditorium, omdat het aantal opleidingsactiviteiten in erg grote groepen beperkt is en er voldoende<br />

aanvullend aanbod van auditoria is op de campus.<br />

De combinaties tussen de practicum- en theoriefunctie binnen één lokaal is een sterk punt. Dit maakt het de<br />

docent mogelijk om vanuit een geïntegreerde aanpak soepel over te schakelen van instructiemomenten naar<br />

doeactiviteiten binnen dezelfde ruimte.<br />

De practica voor de optie LO vinden plaats in de Sportpolis. De opleiding beschikt daar over een maximaal<br />

functionele sporthal, een gym- en danszaal en beperkte buitenaccommodatie voor atletiek. Voor zwemmen en<br />

voetbal wordt gebruik gemaakt van accommodatie in de omgeving.<br />

Het multimediale informatiecentrum ziet er prachtig uit, en de gebruikers zijn doorgaans enthousiast. Deze erg<br />

toegankelijke mediatheek betekent een ondersteuning van het zelfstandig competentiegericht studeren. Het<br />

onderling gebruiken van ruimten kan een belangrijke voorwaarde zijn voor verdere <strong>onderwijs</strong>kundige<br />

samenwerking tussen de opleidingen. De ICT-voorzieningen zijn van een goed en actueel niveau.<br />

De collectie boeken, tijdschriften en databestanden wordt jaarlijks een budget van 19.000 euro toegekend. Het<br />

beheer van de collectie en uitleenadministratie werkt volledig geautomatiseerd via Bidoc.<br />

Nieuwe aanwinsten worden via Lerweb bekendgemaakt aan de gebruikersgroepen. Toch ontbreken volgens de<br />

commissie, ondanks de goede verzorging van de mediatheek, voor een aantal leerdomeinen recente leerboeken.<br />

Het aanvullen op dat vlak verdient aanbeveling.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 551


De bestaffing van de mediatheek (4 medewerkers voor 3 VTE) wordt door de opleiding als erg krap en<br />

ondermaats betiteld. De aanvulling van het mediatheekpersoneel staat op de prioriteitenlijst bij eventuele<br />

personeelsuitbreiding.<br />

Het studielandschap heeft de beschikking over een vijftigtal pc’s en een aantal aanverwante media. De opleiding<br />

beschikt tevens over 3 informaticalokalen met in totaal ongeveer 75 pc’s en randapparatuur.<br />

De docenten beschikken over een ruimte, Delphi genaamd, van 213 vierkante meter met voldoende<br />

computerfaciliteiten en randapparatuur om hun taak naar behoren te kunnen uitvoeren.<br />

Op het niveau van het departement en opleidingen wordt er jaarlijks veel aandacht besteed aan duidelijke<br />

afspraken over de verdeling van financiële middelen. Een meerjarenbegroting per departement/opleiding is<br />

mogelijk voor de basisbudgetten die toegekend worden voor jaarlijkse basisbehoeften als de uitrusting van de<br />

mediatheek, didactisch materiaal, representatie en nascholing personeel. Extra budgetten zijn mogelijk, maar niet<br />

vanzelfsprekend.<br />

Voor het basisbudget tellen de studentenaantallen van de opleidingen.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat het succes van het bovenstaande nu leidt tot capaciteitsproblemen. Hier<br />

moeten gebruikers en beleidsmakers met creatieve oplossingen komen om de huidige hoge voldoening bij<br />

studenten en docenten op peil te houden.<br />

De commissie heeft waardering voor de kwaliteit van de accommodatie en de wijze waarop de opleiding omgaat<br />

met deze infrastructuur, ondanks de groeiende krapte aan oppervlakte.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om recente leerboeken voor wetenschappen aan te vullen in de<br />

mediatheek.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding investeert in het correct informeren van potentiële instromers, nieuwe studenten en late instromers.<br />

Bij de uitvoering zijn alle medewerkers en, voor informatie- en introductiedagen, ook studenten betrokken.<br />

De informatievoorziening is naar het oordeel van de commissie adequaat: het informatiemateriaal is goed<br />

verzorgd, plezierig leesbaar en geeft volgens de studenten de goede informatie.<br />

552 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


De opleidingen investeren het nodige in wervingsactiviteiten, die, mede gezien de groei van de instroom van de<br />

laatste jaren, succesvol bleek, vooral voor vooral allochtone studenten.<br />

Het is van cruciaal en emancipatoir belang dat de KH Limburg nieuwe wegen van werving inslaat, die ook een<br />

forse instroom van allochtone studenten tot gevolg zal hebben.<br />

De logistieke informatie, nodig voor het soepele verloop van het <strong>onderwijs</strong>proces, lijkt momenteel afdoende en<br />

digitaal in volle ontwikkeling, zo bleek uit gesprekken met de administratie en de sociaal ondersteunende<br />

medewerkers. Dit is een noodzaak om de komende ontwikkelingen in goede banen te kunnen leiden.<br />

De studiegidsen zien er verzorgd uit.<br />

De studie- en de studentenbegeleiding worden door iedere vaklector uitgevoerd. Voor de ondersteuning in het<br />

zoeken naar aangepaste studiemethodes is er voor de eerstejaarsstudenten een beperkte, georganiseerde<br />

opvang door het team van studiebegeleiders. Per optie beschikt de opleiding over een vaste pedagoogstudiebegeleider,<br />

die zowel gezamenlijke activiteiten organiseert als individuele begeleiding aanbiedt.<br />

In de opstapfase wordt een Vasev-test afgenomen en individueel opgevolgd. Zo nodig wordt er een<br />

faalangsttraining aangeboden.<br />

Voor specifieke opvang van studenten zijn beschikbaar:<br />

- onthaal en studentenadministratie;<br />

- ombuds;<br />

- voorzitter van de Examencommissie;<br />

- Psychosociale Dienst.<br />

De commissie constateerde aan de hand van gesprekken met studenten dat de studie- en de trajectbegeleiding,<br />

mede door de grote en studentvriendelijke inzet van het lectorenteam, goed verzorgd en laagdrempelig zijn. De<br />

studiebegeleiding wordt door studenten, afgestudeerden en werkveld geprezen. Bij de niet-standaardtrajecten<br />

geeft de grote flexibiliteit problemen. Dit probleem goed opvangen, vormt een belangrijk aandachtspunt.<br />

De ombuds- en de psychosociale functie voldoen aan hun doelstellingen.<br />

Het zal in de nabije toekomst een forse uitdaging worden om de motivatie bij studenten steeds gaande te houden,<br />

om voldoende tijd en energie in effectief studeren te (doen) investeren. Naast een gemotiveerde<br />

studentenbegeleiding is een <strong>onderwijs</strong>kundige uitdagende leeromgeving dan van groot belang.<br />

De contractanten met een persoonlijk deeltraject worden bij het eerste contact doorverwezen naar de<br />

opleidingscoördinator. Zij krijgen een afsprakenblad met toelichting, dat hen op weg zet om de nodige<br />

dossierstukken aan de aanvraag te koppelen. In feite gaat het om een EVK-procedure. De trajectbegeleider<br />

ondersteunt de kandidaat bij de afweging in de keuze van opleidingsonderdelen.<br />

Studenten die in het buitenland verblijven, worden vanaf 2005-2006 online gecoacht via N@tschool door het<br />

anker Internationalisering BASO.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om de begeleiding in de flexibele leertrajecten te verbeteren door<br />

bijvoorbeeld meer samen te werken met de pedagogische begeleiding of andere organisaties.<br />

De commissie adviseert de begeleiding van individuele studietrajecten systeemmatig te informatiseren om het<br />

overzicht te kunnen blijven bewaren.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 553


Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

goed<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- de campus een eigentijdse architectuur heeft en gericht is naar het innovatieve <strong>onderwijs</strong>concept en een<br />

eigen profilering. De bereikbaarheid is optimaal.<br />

- de hogeschool met de realisatie van een nieuwbouw voor de lerarenopleiding op de campus Diepenbeek het<br />

ondersteunen van een innovatieve leer- en werkomgeving een grote impuls heeft gegeven.<br />

- men enthousiast is over de kwaliteit van de huisvesting en vooral over de rol die studenten vervullen bij het<br />

beheer van de huisvesting. Er is aandacht voor een groene omgeving.<br />

- de combinatie tussen de practicum- en theoriefunctie binnen één lokaal een sterk punt is. Dit maakt het de<br />

docent mogelijk om vanuit een geïntegreerde aanpak soepel over te schakelen van instructiemomenten naar<br />

doeactiviteiten binnen dezelfde ruimte.<br />

- door de practica voor de optie LO in de Sportpolis de opleiding daar beschikt over een maximale functionele<br />

sporthal, een gym- en danszaal en beperkte buitenaccommodatie voor atletiek. Voor zwemmen en voetbal<br />

wordt gebruikgemaakt van accommodatie in de omgeving.<br />

- het multimediale informatiecentrum er prachtig uitziet en de gebruikers doorgaans enthousiast zijn. Deze erg<br />

toegankelijke mediatheek betekent een ondersteuning van het zelfstandig competentiegericht studeren. Het<br />

onderling gebruiken van ruimten kan een belangrijke voorwaarde zijn voor verdere <strong>onderwijs</strong>kundige<br />

samenwerking tussen de opleidingen. De ICT-voorzieningen zijn van een goed en actueel niveau.<br />

- de collectie boeken, tijdschriften en databestanden voldoende budget krijgt voor aanvulling. Het beheer van<br />

de collectie en uitleenadministratie werkt volledig geautomatiseerd via Bidoc.<br />

- er ondanks de goede verzorging van de mediatheek voor een aantal leerdomeinen recente leerboeken<br />

ontbreken.<br />

- het succes van het <strong>onderwijs</strong> binnen een dergelijk goede accommodatie nu tot capaciteitsproblemen leidt.<br />

- de ICT-voorzieningen voor zowel docent als student behoorlijk zijn.<br />

- de informatievoorziening adequaat is: het materiaal is goed verzorgd, plezierig leesbaar en geeft volgens de<br />

studenten de goede informatie.<br />

- het van cruciaal en emancipatoir belang is dat de KH Limburg nieuwe wegen van werving inslaat, die ook een<br />

forse instroom van allochtone studenten tot gevolg zal hebben.<br />

- de logistieke informatie, nodig voor het soepele verloop van het <strong>onderwijs</strong>proces, momenteel afdoende lijkt<br />

en digitaal in volle ontwikkeling is, zo bleek uit gesprekken met de administratie en de sociaal<br />

ondersteunende medewerkers.<br />

- de studie- en de trajectbegeleiding mede door de grote en studentvriendelijke inzet van het lectorenteam,<br />

goed verzorgd en laagdrempelig is. De studiebegeleiding wordt door studenten, afgestudeerden en werkveld<br />

geprezen. Bij de niet-standaardtrajecten geeft de grote flexibiliteit problemen. Dit probleem goed opvangen<br />

vormt een belangrijk aandachtspunt.<br />

- de ombuds- en de psychosociale functie voldoen aan hun doelstellingen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

554 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vanaf 1998 werd IKZ formeel verankerd in de organisatiestructuur van de opleiding. In overeenstemming met de<br />

beleidsvisie van de KHLim kreeg de Opleidingsraad de rol van katalysator IKZ en die van interne<br />

doorlichtingcommissie toebedeeld. Vanaf dan worden actieplannen beheerd door leden van de Opleidingsraad.<br />

De Priacs zijn het resultaat van de nulmetingen destijds, de courante jaarlijkse bevragingen en de positionering<br />

van de opleiding in drie fases:<br />

- INK-positionering (april 2000);<br />

- Proza-positionering ( april 2004);<br />

- zelfevaluatierapport (december 2005).<br />

De KHLim heeft bij de uitbouw van IKZ verschillende soorten zelfevaluatie-instrumenten uitgeprobeerd. De<br />

overkoepelende samenhang, de continuïteit en de transparantie van het IKZ-systeem werden hierdoor<br />

gehypothekeerd.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat het kwaliteitsbeleid en de verbetering van de kwaliteitszorg worden benadrukt<br />

in een positiebepaling in 2003-2004. De kenmerken van een professionele organisatie in ontwikkeling met een<br />

systematische IKZ en een organisatiebrede werking en streven naar borging van kwaliteit(verbetering) werden tot<br />

uitvoering gebracht. Het doel is kwaliteitszorg meer gestructureerd en procesmatig te benaderen en dit via een<br />

eenvoudig en gemakkelijk systeem. De PDCA-cyclus wordt overal naar de basis gebracht.<br />

De PDCA-cyclus vindt zijn uitwerking door activiteiten en processen te plannen en te voeren. Daarna wordt<br />

gekeken of ze de gewenste effect hebben. Indien dit niet het geval is, is er een bijstelling en verbetering van<br />

activiteiten en processen. De actieplannen worden in PRIACS uitgewerkt in oktober en krijgen in de volgende<br />

maanden hun uitvoering in de actieplangroepen. Op het einde van het academiejaar wordt de kwaliteitswerking<br />

via diverse initiatieven gecheckt en eventueel bijgesteld of veranderd.<br />

In een achtjarige cyclus wordt om de vier jaren de organisatiebrede positionering van de opleiding via een interne<br />

doorlichting met PROZA/EFQM of een andere methodiek uitgevoerd. De IKZ wordt in de organisatie breed<br />

gecommuniceerd via onder andere het kwaliteitsmagazine BRUIS, voor snelle informatie via INFO-BASO of via<br />

Lerweb.<br />

De commissie is van oordeel dat, ondanks het werken met EFQM sinds 2000, de streefdoelen niet in onderling<br />

verband worden geplaatst. De formulering van de streefdoelen situeert zich op verschillende niveaus<br />

(bijvoorbeeld ‘interne en externe communicatie bevorderen’ is een doel op inhoudelijk niveau, terwijl ‘een<br />

terugkomdag organiseren voor mentoren’ een zeer operationeel doel is). Omdat de streefdoelen onvoldoende<br />

gesitueerd worden in onderlinge samenhang, ontbreekt ook een evenwicht tussen de verschillende velden<br />

(bijvoorbeeld de nood aan een elektronisch volgsysteem voor de studenten wordt wel erkend, maar niet mee<br />

opgenomen in de beleidsdoelen).<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 555


Het gebrek aan transparantie in dit evaluatiesysteem heeft twee belangrijke nadelen:<br />

- de vertaalslag naar een andere indeling (die nochtans in grote lijnen dezelfde aandachtsgebieden bevat) had<br />

een verlammend effect op de betrokkenen;<br />

- de streefdoelen zijn niet echt toetsbaar (hoe moet men een terugkomdag evalueren, indien niet expliciet<br />

geduid wordt aan welke behoeften deze terugkomdag moet beantwoorden).<br />

Outputgegevens (bijvoorbeeld aansluiting bij de beroepspraktijk) moeten in de eerste plaats bevraagd worden bij<br />

vertegenwoordigers van het werkveld (niet enkel bij afgestudeerden, ZER p.36) en moeten gericht zijn naar<br />

duidelijke criteria.<br />

De commissie waardeert de sterke reflecterende houding van de opleiding in het kader van IKZ, gekoppeld aan<br />

vele acties tot het verzamelen van gegevens over de eigen kwaliteit. Dit geeft aanleiding tot verbeteringsacties<br />

die ook gekoppeld kunnen worden aan een operationeel traject. De opleiding heeft een gericht traject afgelegd,<br />

gebaseerd op tussentijdse positioneringen en metingen, waarvan de resultaten steeds weer worden gericht op<br />

het bijstellen van de permanente PCDA’s.<br />

De commissie is van oordeel dat de kwaliteitszorg breed is uitgebouwd met veel acties op vele terreinen. Een<br />

beperkt aantal mensen rond het departementshoofd neemt hierin erg veel initiatief. Er is sprake van een in de<br />

organisatie verankerde aanpak met tools voor diverse aspecten. Toch werpt zich de vraag op in hoeverre men<br />

geprobeerd heeft om dit bottom-up te ontwikkelen. Het draagvlak bij de medewerkers is volgens de eigen<br />

verslaggeving beperkt. De hoeveelheid acties en engagementen is zo groot, dat de werkdruk ernstig toeneemt en<br />

het welbevinden en veiligheidsgevoel van medewerkers mogelijk in het gedrang komen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om een IKZ-systeem in te richten met meer transparantie voor de<br />

organisatieleden, studenten, werkveld en alumni.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding heeft de afgelopen vijf jaren veel energie besteed aan de kwaliteitsverbetering van het <strong>onderwijs</strong>.<br />

Vele verbeteringstrajecten werden op basis van initiatieven vanuit het departement, vanuit een opleidingsbrede<br />

benadering van IKZ en vanuit daaruit voortvloeiende actieplannen gerealiseerd, zoals :<br />

Departementaal:<br />

- een organisatiestructuur voor de hele lerarenopleiding met interne taakdomeinverdeling;<br />

- een nieuwe overlegstructuur;<br />

556 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


- een teambuildingtraject voor leidinggevenden;<br />

- het uitvoeren van een interne audit taakbelasting-welbevinden in de drie lerarenopleidingen;<br />

- het uitvoeren en opvolgen van het SERV-onderzoek;<br />

- de installatie van een departementale werkgroep rond competentieleren.<br />

IKZ-breed:<br />

- uitbreiden van integrale kwaliteitszorg;<br />

- vernieuwingstraject in BASO in drie fasen;<br />

- reorganisatie van het opleidingsaanbod op basis van opleidingsvisie: verbreding en integratie;<br />

- optimaliseren van transparantie en communicatie in de organisatie<br />

- operationalisering van de interne website Lerweb;<br />

- uitbreiden van het studielandschap met geïntegreerde mediatheek;<br />

- initialiseren van systematische studietijdmeting.<br />

Specifieke actieplannen:<br />

- uitwerken van deliberatiereglement;<br />

- uitwerken van een gemeenschappelijke evaluatieterminologie;<br />

- bepaling van ijkpunten voor de stage-evaluatie;<br />

- ondersteuningsbeleid ICT voor medewerkers en instromers;<br />

- internationalisering van de opleiding;<br />

- organiseren van een resonantiegroep werkveld.<br />

De doelen werden afgecheckt met de Opleidingsraad en er werden prioriteiten bepaald. De toekenning van<br />

middelen in de vorm van jaaruren om aan de streefdoelen te werken, is voorzien. Aanbevelingen van de<br />

beleidsevaluatie van 1997-1998 werden goed opgevolgd.<br />

Momenteel zijn er belangrijke verbeteringsacties lopende in de opleiding onder de werktitel ‘Vernieuwingsproject<br />

BASO’, gericht op:<br />

- de permanente ontwikkeling van ‘BASO-in-beweging’ en het sterker inbedden van de <strong>onderwijs</strong>vernieuwing<br />

in de studiejaren 1 en 2;<br />

- de decreten voor flexibilisering;<br />

- de didactische discussie ter opheffing van schotten tussen de vakken;<br />

- de druk op meer modulair opleiden;<br />

- de klemtoon op meer competentiegericht opleiden;<br />

- het streven naar een sterkere inbedding van het PAUZE-model.<br />

Het was de bedoeling om het nieuwe opleidingsconcept jaar na jaar in te voeren vanaf september 2006. Veel<br />

hangt daarbij af van de komende ontwikkelingen rond het Decreet lerarenopleiding; het tijdpad wordt hierdoor<br />

beïnvloed.<br />

Men streeft ernaar om het vernieuwingsproject prioriteit te geven en de interne kwaliteitszorg te koppelen aan dit<br />

project, in het kader van de vooruitgang van de vernieuwingen.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding een groot aantal verbeteringsprojecten laat zien. De aandacht<br />

voor kwaliteitzorg is over duidelijk aanwezig. Minder duidelijk is de manier waarop prioriteiten ten aanzien van<br />

kwaliteitzorg worden vastgesteld.<br />

De aandacht voor kwaliteit is voortreffelijk, maar met iets meer systematiek zou het geheel wellicht meer effectief<br />

en coherent kunnen worden. De kwaliteitszorg leidt tot een groot aantal gegevens, waarvan niet altijd duidelijk is<br />

wat er mee gebeurt in relatie tot welke elementen. Per verbeteringsactiviteit wordt overigens planmatig gewerkt,<br />

maar het grote geheel is minder zichtbaar. De aandacht van de opleiding voor verbeteringen moet positief<br />

gewaardeerd worden.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 557


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt de opleiding aan om in combinatie met de aandachtspunten met betrekking tot het<br />

personeelsbeleid grondig aandacht te besteden aan een breed gedragen systematische en logische<br />

prioriteitenlijst in het IKZ-beleid.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De KHLim-stuurgroep Kwaliteit vergadert in principe vier keer per jaar. De departementstaf vergadert om de twee<br />

à drie weken. Hier worden de departementale beleidslijnen uitgezet en wordt de IZK-werking gesuperviseerd.<br />

De departementale kwaliteitszorg wordt geagendeerd in de vergadering van de Departementale Raad, waarin<br />

behalve externen en leidinggevenden ook medewerkers en studenten en personeel vertegenwoordigd zijn.<br />

In de opleiding is er regelmatig overleg van de Kwaliteitscel die bestaat uit de domeinverantwoordelijke IKZ, de<br />

opleidingscoördinator(en), de departementale en of opleidingssecretaris en een kwaliteitsanker. De cel volgt de<br />

vorderingen van de werking van IKZ en organiseert onder andere bevragingen en resonantiegroepen.<br />

Cruciaal voor de feitelijke aansturing en implementatie op opleidingsniveau, is de werking van de Opleidingsraad.<br />

Jaarlijks worden de Priacs geformuleerd en de PCDA-cyclus doorlopen.<br />

De werkgroepen IZK hebben onderzoeksopdrachten, formuleren beleidsadviezen, creëren ondersteunende<br />

documenten en vullen verbeteringsacties in binnen actieplannen. De resonantiegroepen bestaande uit studenten,<br />

het werkveld en afgestudeerden worden ingeschakeld bij de permanente kwaliteitsontwikkeling van de opleiding.<br />

Het personeel is op velerlei wijze betrokken bij de besluitvorming en evaluatie in het kader van IZK.<br />

Het personeel ontvangt verslagen van de Opleidingsraad en andere organen uit de organisatie.<br />

Belangrijke verslagen worden verspreid via Lerweb-digidesk, onder de rubriek ‘kwaliteitszorg’. Jaarlijks is er een<br />

uitgave van het interne ‘kwaliteitsmagazine’ BRUIS. Het personeel wordt geregeld bevraagd over communicatie<br />

en inspraak. De resultaten zijn positief.<br />

De studenten werden ingeschakeld als bevragers van de studenttevredenheid bij de PROZA-analyses tijdens de<br />

interne doorlichting. De studenten uit de keuzemodule IKZ werden betrokken als resonantiegroep bij het screenen<br />

van onderwerp 2 van het accreditatiekader. In de Studentenraad worden IKZ-onderwerpen aan de orde gesteld<br />

en besproken. Voor de jaarlijkse evaluaties zijn de studenten de belangrijkste respondenten van de opleiding.<br />

Studenten worden georganiseerd aangesproken om feedback te leveren over de kwaliteit van hun opleiding.<br />

Studenten hebben toegang tot gedepersonaliseerde gegevens uit de kwaliteitszorg via BRUIS. De studenten<br />

waren positief over de communicatie met betrekking tot IKZ binnen de opleiding.<br />

558 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Afgestudeerden worden sinds 2003 bevraagd: de nieuwste lichting alumni tijdens het eerste jaar na afstuderen,<br />

anderen om de drie jaar. De bevraging van de pas afgestudeerden wordt gekoppeld aan de terugkomdag in<br />

februari.<br />

Delegaties van afgestudeerden speelden ook een rol bij de doorlichting in 1997-1998 en in 2000-2001.<br />

Sommigen van hen zijn leden van de resonantiegroep. In het kader van het actieplan ‘netwerken’ ligt het in de<br />

bedoeling om een duurzame alumniwerking te creëren.<br />

De geformaliseerde contacten met de resonantiegroep Werkveld geven inhoud aan een samenwerking in de<br />

diepte.<br />

De commissie is van oordeel dat de opleiding goede intenties heeft voor wat betreft het betrekken van<br />

medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld, en daar ook druk mee bezig is. De commissie merkt<br />

echter op dat deze participatie zich meer zou moeten bewegen in de richting van meedenken in het ontwikkelen<br />

van beleid rond IKZ, dan alleen de bevraging, voorlichting of het verrichten van diensten, zoals de studenten<br />

deden.<br />

Betrokkenheid van studenten, afgestudeerden en werkveld is van recente datum en vraagt ook om een<br />

proactieve benadering van deze doelgroepen in het kader van toekomstig kwaliteitsbeleid.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt de opleiding aan om de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het<br />

afnemende beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg te gaan zien als een belangrijk gegeven om via deze<br />

kanalen waarborgen in te bouwen voor overeenstemming van de opleiding met het beroepenveld. Uit een aantal<br />

vaststellingen kon worden afgeleid dat er op dit vlak nog minpunten bestaan. Ter illustratie volgende voorbeelden:<br />

- afzonderlijke lessen bewegingspraktijk voor jongens en meisjes, terwijl in het <strong>onderwijs</strong> deze lessen coeducatief<br />

worden gegeven;<br />

- de beperkte aandacht voor vreemde talen in de opleiding, waardoor de studenten minder gewapend zijn voor<br />

internationale contacten.<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de kwaliteitszorg in de KHLim breed is uitgebouwd met veel acties op vele terreinen, met een voldoende<br />

uitgewerkte structuur waarbij getracht wordt alle geledingen (docenten,studenten, werkveld en alumni) erbij te<br />

betrekken.<br />

- de kenmerken van een professionele organisatie in ontwikkeling met een systematische IKZ en een<br />

organisatiebrede werking en streven naar borging van kwaliteit(verbetering) tot uitvoering werden gebracht.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 559


- ondanks het werken met EFQM sinds 2000 de streefdoelen niet in onderling verband zijn geplaatst. De<br />

formulering van de streefdoelen richt zich op verschillende niveaus (bijvoorbeeld ‘interne en externe<br />

communicatie bevorderen’) is een doel op inhoudelijk niveau, terwijl ‘een terugkomdag organiseren voor<br />

mentoren’ een zeer operationeel doel is).<br />

- de sterke reflecterende houding van de opleiding in het kader van IKZ, gekoppeld aan vele acties tot het<br />

verzamelen van gegevens over de eigen kwaliteit, waardering verdient.<br />

- het draagvlak bij de medewerkers volgens de eigen verslaggeving beperkt is. De hoeveelheid acties en<br />

engagementen is zo groot, dat de werkdruk ernstig toeneemt en het welbevinden en veiligheidsgevoel van<br />

medewerkers mogelijk in het gedrang komen.<br />

- de opleiding een groot aantal verbeteringsprojecten laat zien. De aandacht voor kwaliteitzorg is overduidelijk<br />

aanwezig. Minder duidelijk is de manier waarop prioriteiten ten aanzien van kwaliteitzorg worden vastgesteld.<br />

- de aandacht voor kwaliteit voortreffelijk is, maar dat met iets meer systematiek het geheel wellicht meer<br />

effectief en coherent zou kunnen worden.<br />

- de kwaliteitszorg tot een groot aantal gegevens leidt, waarvan echter niet altijd duidelijk is wat er in relatie<br />

waarmee mee gebeurt. Per verbeteringsactiviteit wordt overigens planmatig gewerkt, maar het grote geheel<br />

is minder zichtbaar. De aandacht van de opleiding voor verbeteringen moet positief gewaardeerd worden.<br />

- de opleiding goede intenties heeft voor wat betreft het betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het<br />

beroepenveld, en daar ook druk mee bezig is. Deze participatie zich meer zou moeten bewegen in de richting<br />

van meedenken in het ontwikkelen van beleid rond IKZ, dan alleen de bevraging, voorlichting of het<br />

verrichten van diensten, zoals de studenten deden. Betrokkenheid van studenten, afgestudeerden en<br />

werkveld is van recente datum en vraagt ook om een proactieve benadering van deze doelgroepen, in het<br />

kader van toekomstige ontwikkelingen in het kwaliteitsbeleid.<br />

- de opleiding beschikt over een dynamisch kwaliteitszorgsysteem gebaseerd op de PDCA-methodiek.<br />

- er periodieke bevragingen worden georganiseerd op diverse terreinen aangaande het <strong>onderwijs</strong> en dat de<br />

verbeteracties gericht zijn op vele aspecten van het <strong>onderwijs</strong> en de organisatie daarvan.<br />

- er duidelijk sprake is van een verbeteringsbeleid.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

560 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde<br />

competenties. Voor de belangrijkste doelstellingen van de opleiding wordt expliciet nagegaan of deze bereikt zijn.<br />

Over het algemeen geven de bevragingen positieve tot erg positieve resultaten op het gebied van niveau,<br />

logische samenhang aandacht voor actieve leervormen, aandacht voor beroepsspecifieke vaardigheden,<br />

actualiteit van de beroepsontwikkeling, de studeerbaarheid en de wijze van <strong>onderwijs</strong> aanbieden. De loyaliteit ten<br />

opzichte van de opleiding bij hernieuwde keuze scoort 73 procent.<br />

De opleiding realiseert een goed niveau bij haar ‘afstudeerders’, zo geven werkveld en afgestudeerden aan.<br />

Daarbij is er tevens sprake van een goede balans tussen beroepsgerichte didactische en attitudecomponenten<br />

enerzijds en vakinhoudelijke kenniscomponenten anderzijds.<br />

Zoals al eerder gesteld is, moet de daadwerkelijke onderzoekscomponent in de eindwerken verder worden<br />

verbreed tot daadwerkelijk onderzoek op bachelorniveau.<br />

Ter bevordering van een expliciete keuze voor het leraarsberoep in het eerste oriënterende jaar is een<br />

vervroeging van de praktijkstages nodig.<br />

De ambitieuze doelstellingen betreffende internationalisering zullen eerder bereikt worden als in het curriculum<br />

ook daadwerkelijk meer internationale ruimte gecreëerd wordt.<br />

De graad van tewerkstelling van de afgestudeerden is hoog. Het realiseren van een alumnibeleid is een<br />

probleem, zeker wanneer de nationale spreiding van afgestudeerden toeneemt.<br />

De commissie vindt dat de opleiding tevreden mag zijn met het gerealiseerde niveau in termen van de kwaliteit<br />

van de afgestudeerden. Afgestudeerden van deze opleiding zijn prima ambassadeurs met een hoge mate van<br />

waardering voor hun school. Het beroepenveld is erg tevreden over de houding en bereikte niveau van de<br />

afgestudeerden.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de afgestudeerden niet worden voorbereid op de uitstap na het beëindigen<br />

van de opleiding. De commissie is van oordeel dat studenten toch een zekere begeleiding bij het solliciteren of de<br />

differentiatie van het werkveld niet kunnen missen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 561


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie constateert dat de voorgelegde rendementscijfers een neerwaartse rendementsspiraal vertonen en<br />

adviseert de opleiding hierop proactief te reageren, bijvoorbeeld door meer aandacht te besteden aan de werving<br />

van allochtone studenten.<br />

De commissie adviseert om de invoering van een uitstapbegeleiding te implementeren voor de afgestudeerden.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat er pas erg recent streefcijfers geformuleerd zijn met de cijfers van het<br />

samenwerkingsverband Interactum als referentie.<br />

Voor het academiejaar 2003-2004 levert dit voor de opleiding BASO het volgende rendementsbeeld op:<br />

Opleidingsjaar norm slaagcijfer slagcijfer BASO-KHLim<br />

1 BASO<br />

1 BASO-LO<br />

2 BASO<br />

2 BSO-LO<br />

3 BASO<br />

3 BASO-LO<br />

56, 2<br />

51, 0<br />

85, 2<br />

80, 4<br />

97, 0<br />

94, 3<br />

51, 5<br />

47. 1<br />

80, 3<br />

78, 0<br />

97, 0<br />

100, 0<br />

De opleiding scoort onder het gemiddelde als de Interactumgemiddelden als referentie worden genomen. Ze<br />

schrijft dat gedeeltelijk toe aan de lage slaagcijfers voor LO met een erg gevarieerd publiek. Voor het derde jaar<br />

wordt goed gescoord.<br />

562 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


De slaagcijfers over de laatste vijf jaren van 1 BASO:<br />

2000-01 2001-02 2002-03 2003-04 2004-05<br />

59% 54% 53% 51% 49%<br />

Er is een neerwaartse trend in de slaagcijfers voor het eerste jaar. Deze wordt voornamelijk toegeschreven aan<br />

instroomkenmerken. De opleiding heeft geen precieze verklaring gevonden voor de knik tussen 2000-2001 en<br />

2001-2002, behalve dat de resultaten voor 2001-2002 een uitschieter betekenden tegenover de resultaten in de<br />

jaren daarvoor, met een gemiddelde van 75 procent. De opleiding wil dit rendementsonderzoek jaarlijks herhalen<br />

en koppelen aan analyses op het niveau van de door de studenten gekozen opties bij een vergelijkbaar aanbod.<br />

Meisjes (62 procent) scoren gemiddeld hoger dan jongens.<br />

De gemiddelde studieduur verkregen na een doorstroomanalyse over de eerder genoemde vijf jaren blijft<br />

nagenoeg stabiel, met een gemiddelde studieduur van ongeveer 3,25 jaar.<br />

Het aantal studiestakers op 1 oktober en 1 juni betrof voor 2004-2005, 42 studenten of ongeveer 10 procent van<br />

de eerstejaarsstudenten. Daarnaast is er ook een behoorlijk aantal ‘late inschrijvers’: in 2004-05 schreven na 1<br />

oktober nog 22 studenten uit andere hogescholen of universiteiten zich in. Acht tweedejaarsstudenten haakten<br />

alsnog af, doorgaans na een negatieve stage-ervaring.<br />

Ondanks alle genomen maatregelen van informatie tot begeleiding blijft het een gegeven voor de opleiding dat er<br />

een aanzienlijk aantal niet-geschikte instromers wordt toegelaten. De opleiding wil haar beleid in het kader van de<br />

vroegtijdige uitstroombeheersing aanscherpen. De analyse zal permanent onderdeel worden van de PCDAcyclus.<br />

De commissie waardeert het feit dat de opleiding streefcijfers heeft geformuleerd als basis voor het verkrijgen van<br />

zicht op het rendement.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie is van oordeel dat de opleiding <strong>onderwijs</strong> op maat levert en adviseert de opleiding dan ook de<br />

oplossing voor de ontwikkeling in de rendementscijfers meer te zoeken in de voorlichting aan potentiële<br />

studenten, de profielkenmerken van de instromende studenten en de kwaliteit van de begeleiding op maat.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde competenties. Voor de belangrijkste<br />

doelstellingen van de opleiding wordt expliciet nagegaan of deze bereikt zijn. Over het algemeen geven de<br />

bevragingen positieve tot erg positieve resultaten op het gebied van niveau, logische samenhang aandacht<br />

voor actieve leervormen, aandacht voor beroepsspecifieke vaardigheden, actualiteit van de<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 563


eroepsontwikkeling, de studeerbaarheid en de wijze van <strong>onderwijs</strong> aanbieden. De loyaliteit ten opzichte van<br />

de opleiding bij hernieuwde keuze scoort 73 procent.<br />

- de opleiding een goed niveau realiseert bij haar afstudeerders, zo geven werkveld en afgestudeerden aan.<br />

Daarbij is er tevens sprake van een goede balans tussen beroepsgerichte didactische en<br />

attitudecomponenten enerzijds en vakinhoudelijke kenniscomponenten anderzijds.<br />

- de graad van tewerkstelling van de afgestudeerden hoog is. Het realiseren van een alumnibeleid is een<br />

probleem, zeker wanneer de nationale spreiding van afgestudeerden toeneemt.<br />

- de opleiding tevreden mag zijn met het gerealiseerde niveau in termen van de kwaliteit van de<br />

afgestudeerden. Afgestudeerden van deze opleiding zijn prima ambassadeurs met een hoge mate van<br />

waardering voor hun school. Het beroepenveld is zeer tevreden over de houding en het bereikte niveau van<br />

de afgestudeerden.<br />

- er pas erg recent streefcijfers geformuleerd zijn met cijfers van het samenwerkingsverband Interactum als<br />

referentie.<br />

- 9 de opleiding onder het gemiddelde scoort als de Interactumgemiddelden als referentie worden genomen.<br />

De opleiding schrijft dat gedeeltelijk toe aan de lage slaagcijfers voor LO met een erg gevarieerd publiek.<br />

Voor het derde jaar wordt goed gescoord.<br />

- er een neerwaartse trend in de slaagcijfers is voor het eerste jaar. Deze wordt voornamelijk toegeschreven<br />

aan instroomkenmerken.<br />

- de gemiddelde studieduur verkregen na een doorstroomanalyse over de eerder genoemde vijf jaren<br />

nagenoeg stabiel blijft met een gemiddelde studieduur van ongeveer 3,25 jaar.<br />

- het aantal studiestakers op 1 oktober en 1 juni voor 2004-2005 42 studenten betrof, of ongeveer 10 procent<br />

van de eerstejaarsstudenten.<br />

- het feit dat de opleiding streefcijfers heeft geformuleerd als basis voor het verkrijgen van zicht op het<br />

rendement waardering verdient.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

564 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg| 565


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel goed<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

566 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg


Hoofdstuk 13 Katholieke Hogeschool Mechelen<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Katholieke Hogeschool Mechelen<br />

De opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 behoort tot het departement Verpleegkunde & Lerarenopleiding<br />

van de Katholieke Hogeschool Mechelen. Het departement omvat ook de opleiding Leraar Kleuter<strong>onderwijs</strong>,<br />

Leraar Lager <strong>Onderwijs</strong> en de opleiding Verpleegkunde. De opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 is<br />

ontstaan uit twee bestaande opleidingen – algemene vakken en handel-burotica – en één nieuw opgerichte<br />

opleiding technische vakken.<br />

De optie algemene vakken kent een lange voorgeschiedenis.<br />

In 1864 startte het Instituut der Religieuzen Ursulinen in Onze-Lieve-Vrouw-Waver met de lagere (meisjes-<br />

)normaalschool. In oktober 1880 werd aan hetzelfde instituut de eerste vrije middelbare normaalschool voor<br />

meisjes van het land opgericht. Vanaf 1884 werd de opleiding officieel erkend door de overheid.<br />

De optie handel-burotica-informatica is gegroeid uit het vroegere handelsregentaat van het Hoger Handels- en<br />

Taleninstituut Onze-Lieve-Vrouw van de Ham. Omdat tot 1994 slechts enkele scholen in Vlaanderen de optie<br />

handel-burotica inrichtten, groeide deze richting uit tot het grootste handelsregentaat in Vlaanderen. Met het<br />

Hogeschooldecreet van 1994 kregen de hogescholen de mogelijkheid om nieuwe opties in te richten en werd<br />

deze opleiding ook in andere hogescholen aangeboden. Dit resulteerde in een terugval van het aantal studenten<br />

handel-burotica.<br />

Bij de fusie van de hogescholen in 1994 bleef de opleiding handelsregentaat aanvankelijk onderverdeeld bij het<br />

toenmalige departement de Ham, omdat in een eerste fase van het fusieproces werd geopteerd om de<br />

departementen te laten overeenstemmen met de vier fuserende scholen. Door de herstructurering binnen de<br />

hogeschool in 1998 werden de pedagogische opleidingen Leraar Kleuter<strong>onderwijs</strong>, Leraar Lager <strong>Onderwijs</strong> en<br />

Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 ondergebracht in één departement Lerarenopleiding. Vanaf dan is het<br />

handelsregentaat ondergebracht in de opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1. De verschillende opties<br />

zaten toen nog niet op dezelfde locatie. Hieraan kwam een einde met de ingebruikname van de nieuwe campus<br />

aan de Zandpoortvest op 1 september 2001.<br />

In 1999 werden de totaal nieuwe opties technische vakken, hout-bouw en mechanica-elektriciteit, met als derde<br />

keuzevak informatica of technisch technologische opvoeding, opgericht. In 2002 werd de optie hout-bouw<br />

stopgezet wegens te weinig inschrijvingen. Mechanica-elektriciteit was wel succesvol en wordt nog steeds<br />

ingericht. Vanaf het academiejaar 2001-2002 is de opdeling in algemene vakken, handel-burotica en mechanicaelektriciteit<br />

alleen nog merkbaar in de <strong>onderwijs</strong>vakken en de scripties. Voor het overige, gemeenschappelijke<br />

gedeelte van de studies delen de studenten dezelfde lectoren, cursussen en examens.<br />

De hogeschool, en dus ook de opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1, is sinds juli 2002 toegetreden tot<br />

de Associatie met de Katholieke Universiteit Leuven.<br />

Momenteel is LSO een opleiding met 246 studenten, van wie 46 procent jongens en 54 procent meisjes.<br />

Sinds 1 september 2001 zijn de verschillende opties binnen LSO onder één dak samengebracht in de<br />

nieuwbouwcampus De Vest, Zandpoortvest 60 in Mechelen, waar alle <strong>onderwijs</strong>activiteiten plaatsvinden. Er moet<br />

echter een uitzondering worden gemaakt voor de opleidingsonderdelen mechanica, elektriciteit en technischtechnologische<br />

opvoeding, die wegens de benodigde apparatuur en machines plaatsvinden in de lokalen van<br />

TSM. De opleiding werkt nauw samen met de andere Mechelse scholen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 567


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie stelt vast dat de algemene opleidingsdoelstellingen van de Lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong><br />

groep 1 (LSO) volledig gelijk zijn aan de basiscompetenties voor de Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1, zoals<br />

deze door de Dienst voor <strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling van het Departement <strong>Onderwijs</strong> zijn bepaald. Deze<br />

basiscompetenties zijn onderverdeeld in tien functionele gehelen, die ook de kerncompetenties van het<br />

lerarenschap omschrijven:<br />

- Functioneel geheel 1: de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen;<br />

- Functioneel geheel 2: de leraar als opvoeder;<br />

- Functioneel geheel 3: de leraar als inhoudelijk expert;<br />

- Functioneel geheel 4: de leraar als organisator;<br />

- Functioneel geheel 5: de leraar als innovator-onderzoeker;<br />

- Functioneel geheel 6: de leraar als partner van ouders/verzorgers;<br />

- Functioneel geheel 7: de leraar als lid van een schoolteam;<br />

- Functioneel geheel 8: de leraar als partner van externen;<br />

- Functioneel geheel 9: de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap;<br />

- Functioneel geheel 10: de leraar als cultuurparticipant.<br />

De opleiding LSO van de KHMechelen hanteert de officiële gangbare versie van de basiscompetenties (versie<br />

van 1998), met inbegrip van de bijzondere aandacht die wordt besteed aan de B-stroom en het bso. Uit de<br />

recentste ontwerpversie van basiscompetenties werd de aandacht voor taalvaardigheid (Dertien doelen in een<br />

dozijn, Taalunie), ICT-vaardigheden, gelijke <strong>onderwijs</strong>kansen en participatie overgenomen. Door deze<br />

basiscompetenties te hanteren, wordt door de opleiding LSO onmiddellijk tegemoetgekomen aan de vereiste van<br />

een professionele bacheloropleiding.<br />

Het werken met basiscompetenties wordt onderbouwd door de opleidingsvisie. Deze is tot stand gekomen door<br />

een SWOT-analyse van het bestaande opleidingsplan 2001 en de missie en de strategische doelen van de<br />

KHMechelen.<br />

568 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Het voornaamste actiepunt dat hieruit afgeleid werd, was het opstellen van een opleidingsvisie. De uitwerking<br />

gebeurde in een werkgroep met regelmatige terugkoppeling naar het voltallige lectorenkorps. In de visie die hier<br />

ontstond, zijn vijf krachtlijnen te onderscheiden:<br />

- 1 Totale persoonlijkheidsvorming;<br />

- 2 De student en zijn leren centraal;<br />

- 3 Vanuit de denk- en leefwereld van de student;<br />

- 4 In samenwerking met anderen;<br />

- 5 Levenslang leren.<br />

In de Opleidingsraad, een overlegorgaan dat bestaat uit lectoren met een specifieke opdracht in de opleiding,<br />

werd in 2004 onderzocht in welke mate de basiscompetenties voor de lerarenopleiding overeenstemden met de<br />

algemene, de algemene beroepsgerichte en de specifiek beroepsgerichte competenties voor de professionele<br />

bacheloropleiding, zoals aangegeven in het Structuurdecreet. Hieruit bleek dat bijna alle basiscompetenties aan<br />

de orde komen. De kerncompetenties ‘de leraar als partner van ouders/verzorgers’ en ‘de leraar als partner van<br />

externen’ vragen nog meer aandacht.<br />

In haar missie heeft de KHMechelen internationale en interculturele samenwerking opgenomen. Strategisch doel<br />

14 bepaalt dat de KHMechelen actief intercultureel aanwezig wil zijn in Vlaanderen, België en de wereld. De<br />

lerarenopleiding onderschrijft dit strategische doel. Alle leden van de KHMechelen-werkgroep Internationalisering<br />

(WGINT) hebben een European Policy Statement geformuleerd, waardoor de KHMechelen het Erasmus<br />

University Charter heeft gekregen van de Europese Commissie voor de periode 2003-2007. Studenten krijgen<br />

steeds meer de gelegenheid om deel te nemen aan projecten in het Zuiden. Daaruit is de nood ontstaan om een<br />

World Policy Statement te formuleren, wat gebeurd is in 2004- 2005. Deze visie werd voorgelegd aan en<br />

goedgekeurd door het directiecomité. De beide visieteksten verwoorden hoe studenten de<br />

opleidingsdoelstellingen van het leraarschap kunnen bereiken door deel te nemen aan internationale<br />

programma’s. Inmiddels is de informatie in het zelfevaluatierapport niet meer up-to-date. Hogeschoolbreed is een<br />

beleidsplan voor internationalisering opgezet. Dit is geconcretiseerd naar de diverse departementen. Van de LSO<br />

hebben in 2005/2006 19 studenten (van de 69) deelgenomen aan internationale uitwisselingsactiviteiten.<br />

Internationale uitwisseling van studenten vertoont dus een stijgende lijn. Binnen de opleidingsvergaderingen is er<br />

telkens een rubriek ‘internationalisering’, zodat dit punt steeds onder de aandacht wordt gebracht van de lectoren.<br />

De commissie stelt vast dat er aandacht is voor de internationale dimensie in de opleidingsdoelstellingen.<br />

Aangezien LSO als uitgangspunt voor alle leeractiviteiten (pedagogische en algemeen vormende<br />

opleidingsonderdelen, <strong>onderwijs</strong>vakken en stage) de basiscompetenties voor een beginnende leraar neemt,<br />

wordt in de doelstellingen aandacht geschonken aan competentiegericht leren. Binnen en tussen de<br />

vakwerkgroepen is competentiegericht leren een uitdrukkelijk punt van bespreking. Dit komt structureel terug bij<br />

het regelmatig geplande opleidingsoverleg.<br />

Elke lector stelt vóór de aanvang van het nieuwe academiejaar voor elk opleidingsonderdeel een ‘curriculum’ op,<br />

een document waarin de doelstellingen, de leerinhoud, de <strong>onderwijs</strong>- en evaluatiemethoden en de begrote<br />

studietijd vermeld staan. In dit curriculum wordt ook specifiek melding gemaakt van de basiscompetenties die<br />

worden nagestreefd in het opleidingsonderdeel in kwestie. Die basiscompetenties worden in de lessen<br />

opvoedkunde van het eerste programmajaar bestudeerd. De studenten moeten deze basiscompetenties heel<br />

goed kennen, omdat ernaar verwezen wordt in de curricula, de stageopdrachten, op de evaluatieformulieren en<br />

de lesbegeleidingsformulieren van de stage. De commissie constateert dat de opleiding LSO haar doelstellingen<br />

via verschillende kanalen bekendmaakt aan studenten, personeelsleden en het werkveld. De ECTS-fiches zijn<br />

concretiseringen van de doelstellingen en bevatten een duidelijke beschrijving van lesopzet, middelen, evaluatie<br />

enzovoort. Uit de gesprekken blijkt dat de ECTS-fiches een daadwerkelijk functie vervullen en door studenten en<br />

docenten regelmatig geraadpleegd worden. Het elektronisch beschikbaar zijn van de ECTS-fiches heeft hierbij<br />

een belangrijke rol vervuld (zie Toledo). Studenten geven in de gesprekken aan dat de beschrijvingen van de<br />

ECTS-fiches overeenkomen met de feitelijke uitvoering.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 569


Het <strong>onderwijs</strong>beleid dat door LSO en het departement Lerarenopleiding & Verpleegkunde gevoerd wordt, is sterk<br />

afhankelijk van de enveloppenfinanciering. De beperkingen in financiering hebben onder andere tot gevolg dat de<br />

stijgende studentenaantallen niet onmiddellijk bijkomende middelen tot gevolg hebben. Er zijn net voldoende<br />

financiële middelen om op een aanvaardbare manier te kunnen werken. De decretale omkadering is 1.6. In de<br />

gesprekken geeft de opleiding aan dat dit noodzakelijk is, omdat de opleiding veel ruimte nodig heeft om<br />

studenten intensief te kunnen begeleiden.<br />

De commissie stelt vast dat de basiscompetenties van de Lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> volledig<br />

gelijksoortig zijn aan de basiscompetenties voor de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, zoals zij door de Dienst voor<br />

<strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling van het Departement <strong>Onderwijs</strong> zijn bepaald. De basiscompetenties zijn onderverdeeld in<br />

tien functionele gehelen (kerncompetenties). Het werken met basiscompetenties wordt onderbouwd door de<br />

opleidingsvisie. Deze visie is tot stand gekomen door een SWOT-analyse van het opleidingsplan. Hierbij zijn de<br />

lectoren betrokken.<br />

De basiscompetenties zijn ondergebracht in een databank. Hieruit bleek dat bijna alle basiscompetenties aan de<br />

orde komen. Wel is de commissie van mening dat de kerncompetenties ‘de leraar als partner van<br />

ouders/verzorgers’ en ‘de leraar als partner van externen’ nog meer aandacht vragen. Uit de gesprekken tijdens<br />

het bezoek is gebleken dat de onderbelichte kerncompetenties gecommuniceerd zijn met de lectoren en<br />

inmiddels extra aandacht krijgen binnen het curriculum. Aan het onderwerp ‘leraar als partner van<br />

ouders/verzorgers’ is nu een semester gewijd. Binnen de projecten (jaar 3) zijn de contacten met externen een<br />

aandachtspunt. Er wordt binnen de opleiding uitvoerig gecommuniceerd over het al dan niet bereiken van de<br />

competenties en welke acties ondernomen moeten worden. Hierdoor is er interne controle of ontbrekende<br />

kerncompetenties daadwerkelijk geïmplementeerd worden. Daarnaast is vanuit de hogeschool centraal toezicht<br />

via de werkgroep Competenties.<br />

De commissie vindt dat het competentiegericht leren inmiddels werkelijk vorm heeft gekregen binnen de<br />

opleiding. Binnen en tussen de vakwerkgroepen is dit uitdrukkelijk een punt van bespreking. Dit punt komt<br />

structureel terug bij het regelmatige geplande opleidingsoverleg.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

570 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding LSO heeft een domeinspecifiek referentiekader dat gelijk is aan de basiscompetenties voor de leraar<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Voor alle opleidingsonderdelen zijn vormen de basiscompetenties de basis voor het<br />

<strong>onderwijs</strong>, dat wordt verstrekt vanuit de <strong>onderwijs</strong>visie, die naast een sociaal-constructivistische ook een<br />

ervaringsgerichte dimensie heeft.<br />

Dit domeinspecifiek referentiekader werd aangereikt door de DVO (Dienst voor <strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling) van het<br />

Departement <strong>Onderwijs</strong> en is erg hanteerbaar. Er worden steeds meer initiatieven genomen die gericht zijn naar<br />

dit referentiekader. Zo werd in 2004-2005 voor de eerste keer een coachingstage georganiseerd, waarbij<br />

derdejaars- de eerstejaarsstudenten begeleidden bij hun eerste lessen. Deze stage werd door het onderwijzend<br />

personeel heel bewust ingebouwd om de vaardigheid ‘leerlingstagiairs begeleiden’ uit het domeinspecifiek<br />

referentiekader in te oefenen.<br />

De verschillende lerarenopleidingen voor Secundair <strong>Onderwijs</strong> in Vlaanderen zijn gelijksoortig, enerzijds door de<br />

gemeenschappelijke basiscompetenties voor een beginnende leraar, anderzijds door de competenties<br />

professionele bachelor die door het Structuurdecreet werden opgelegd. Hieruit volgt dat alle lerarenopleidingen<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> dezelfde doelstellingen nastreven. Wellicht anders ten opzichte van andere opleidingen, is<br />

de uitdrukkelijke keuze van de KHMechelen om te werken met de basiscompetenties waarin de aandacht voor de<br />

B-stroom en het bso nadrukkelijk vermeld wordt. Bovendien gaat er extra zorg naar taal- en ICT-vaardigheden,<br />

gelijke <strong>onderwijs</strong>kansen en participatie. De opleiding profileert zich op zeven punten ten opzichte van de andere<br />

Vlaamse lerarenopleidingen Secundair <strong>Onderwijs</strong>:<br />

- Binnen de afgesproken kaders en doelstellingen wordt het initiatief bij de student gelegd. Bijvoorbeeld<br />

- bij de keuze van de stageschool, van de bedrijfs- en logistieke stage. Deze zelfsturing krijgt verder vorm door<br />

de student veelvuldig in <strong>onderwijs</strong>groepen verantwoordelijkheden op zich te laten nemen, taken te verdelen,<br />

leidinggevende taken (bijvoorbeeld in de rol van gespreksleider) uit te voeren en in vaste groepen reflecties<br />

te houden.<br />

- Om gelijke tred te houden met ontwikkelingen in het <strong>onderwijs</strong>veld werkt de opleiding met vakoverschrijdende<br />

activiteiten in alle jaren (‘Leefsleutels’, ‘VOET’-en, projectwerk, excursies, film …). Zo krijgen de studenten de<br />

kennis en vaardigheid aangereikt die ze, naast de vakdidactische en inhoudelijke bagage van de<br />

<strong>onderwijs</strong>vakken, nodig hebben in de stages. Deze vakoverschrijdende activiteiten worden, waar mogelijk,<br />

niet meer in examenvorm getoetst.<br />

- Nog specifiek voor de opleiding zijn de bedrijfsstages voor de studenten van handel-burotica en technische<br />

vakken. In het tweede en derde jaar voeren deze studenten een bedrijfsstage uit van respectievelijk één en<br />

anderhalve week, om zo vertrouwd te geraken met mogelijke tewerkstellingsplaatsen van hun toekomstige<br />

leerlingen. Theorie wordt zo omgezet in praktijk en de praktijkvoorbeelden vinden hun weg naar de klas.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 571


- Kennis verwerven is naast een actief ook een sociaal proces. In de plaats van de behavioristische<br />

leertheorieën, hanteert de KHMechelen een visie op onderwijzen die uitgaat van (inter)actief opbouwen van<br />

kennis door zelf en in samenspraak met anderen te handelen en te reflecteren. Communiceren, mondeling<br />

en schriftelijk, wordt vanuit een sociaal-constructivistische visie steeds meer opgevat als leren of als<br />

leeractiviteit.<br />

- Er worden zeventig zinvolle vakkencombinaties aangeboden, zodat er met een minimale inspanning een<br />

maximale transfer tussen de <strong>onderwijs</strong>vakken mogelijk is. Hierdoor wordt de coherentie van de opleiding<br />

bewaakt.<br />

- Uitzonderlijk is ook de keuze om Project Algemene Vakken (PAV) niet als afzonderlijk <strong>onderwijs</strong>vak aan te<br />

bieden, maar als gemeenschappelijk opleidingsonderdeel voor alle studenten algemene vakken.<br />

- Er wordt extra werk gemaakt van de houding tegenover studenten van andere culturen en godsdiensten.<br />

De commissie constateert dat Mechelen zich op een aantal punten wil profileren. Uit de gesprekken blijkt dat de<br />

profileringspunten in overleg met de lectoren zijn vastgesteld. Tijdens de gesprekken is voor de commissie<br />

gebleken dat de profileringspunten inderdaad aandacht krijgen, wat geïllustreerd kan worden aan de hand van de<br />

keuze van de werkvormen, begeleid zelfstandig werken (gericht op actief leren en een groeiende zelfstandigheid<br />

van de studenten) en het instellen van gemeenschappelijke-vakoverschrijdende projecten. Bijzonder vindt de<br />

commissie de projecten in het derde jaar (PAV), waarin er een koppeling is tussen vak- en algemene didactiek.<br />

Bij de projecten is er een samenwerking tussen het werkveld en de opleiding. Speciale aandacht is besteed aan<br />

het leren reflecteren. Om deze vaardigheid te leren, is ondersteuning geboden via externe inbreng.<br />

De aard van de opleiding is sterk beroepsgericht; dit is interessant voor buitenlandse universiteitsstudenten die<br />

eerder academisch zijn opgeleid en hier meer beroepsgerichte toepassingen van pedagogie leren kennen. Als<br />

aantrekkingspunt voor buitenlandse studenten biedt de hogeschool sinds 2003-2004 een Engelstalig programma<br />

aan met nadruk op intercultural encounters. Voor Waalse studenten is de lerarenopleiding aantrekkelijk omwille<br />

van de taalbadfunctie (Erasmus voor Belgica – ERABEL). De profilering van LSO ten opzichte van binnen- en<br />

buitenlandse opleidingen is inherent aan de structuur.<br />

De decretaal vastgelegde beroepsprofielen en de daarmee samenhangende basiscompetenties voor beginnende<br />

leraar worden als uitgangspunt voor de hele opleiding gehanteerd. Daardoor is er zekerheid dat<br />

beroepscompetenties goed doordacht en afgestemd zijn op de noden van het beroepenveld.<br />

Een al bestaand en veelvuldig gelauwerd initiatief is het intensieve overleg tussen vaklectoren aardrijkskunde<br />

onderling en vaklectoren godsdienst onderling van de verschillende hogescholen. Zij overleggen met elkaar én<br />

met leerkrachten uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> over de vakinhoud en de vakdidactiek. De stagecoördinatoren<br />

worden geïnformeerd over de basiscompetenties. Voor de stagescholen is het stagevademecum van groot<br />

belang. Naast informatie over opzet, doelen en opdrachten zijn hierin de vakdidactische fiches (wat wordt<br />

verwacht van een goede les) uitgewerkt. Alle stagescholen ontvangen een vademecum. Terugkoppeling over de<br />

doelstellingen van de opleiding vanuit de stagescholen vindt plaats via informele contacten tijdens bezoeken aan<br />

de scholen. Inmiddels (2005-2006) zijn er structureel mentorendagen geïntroduceerd (twee keer per jaar),<br />

waardoor de opleiding de terugkoppeling vanuit het beroepenveld meer wil formaliseren. Tijdens de laatste<br />

mentorendag in september 2006 was er een grotere opkomst dan voorheen. Daarnaast zal de op te richten<br />

Adviesraad hierin een pregnante rol gaan vervullen. De Adviesraad zal tot doel hebben de opleiding af te<br />

stemmen op en te toetsen aan het beroepenveld. De Adviesraad is in ontwikkeling, en tijdens het bezoek werd<br />

aangegeven dat deze in september 2007 zal gerealiseerd zijn.<br />

De hogeschool organiseerde, samen met de K.U.Leuven, de W&K (VLEKHO) en de scholengemeenschap KSO<br />

regio Mechelen en Ter Nethen, op 25 mei 2005 een ontmoetingsnamiddag ‘Molières op de koffie’ voor het vak<br />

Frans. De verwachte startcompetenties in het hoger <strong>onderwijs</strong> werden vergeleken met de te realiseren<br />

eindcompetenties in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Prioriteiten en aandachtspunten in <strong>secundair</strong> en hoger <strong>onderwijs</strong><br />

werden herkend en eventuele verschuivingen op het gebied van wederzijdse verwachtingen, werkvormen en<br />

didactische aanpak werden vastgesteld. Daarna werd er gezocht naar mogelijkheden voor een betere aansluiting<br />

572 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


van het <strong>secundair</strong> op het hoger <strong>onderwijs</strong>. Met buitenlandse vakgenoten worden in mindere mate de<br />

doelstellingen maar zeker de organisatie van het <strong>onderwijs</strong> besproken. Dit gebeurt door het relatief beperkte –<br />

maar toch bestaande – aantal lectoren dat bevriende instellingen in het buitenland bezoekt en door leerkrachten<br />

uit het buitenland die de hogeschool bezoeken.<br />

De hogeschool biedt een Engelstalig programma waarin een deel van de tijd wordt ingevuld door de faculteiten.<br />

Het programma is bedoeld om de studentenmobiliteit te bevorderen. Het programma wordt twee keer per jaar<br />

gegeven: herfst en lente. De LSO participeert één keer per jaar in dit programma met een specifiek gedeelte. Aan<br />

het programma nemen inkomende buitenlandse studenten deel, maar in toenemende mate ook eigen studenten.<br />

Geconstateerd werd al dat de studentenmobiliteit de laatste jaren is toegenomen; de lectorenmobiliteit is nog<br />

steeds gering. Er zijn voldoende mogelijkheden en beurzen (zoals Socrates) voor docenten. Docenten worden<br />

hierover regelmatig geïnformeerd. Lectoren maken weinig gebruik van buitenlandmogelijkheden. Op<br />

hogeschoolniveau probeert men de drempel te verlagen door allerlei mogelijkheden te creëren (bijvoorbeeld, het<br />

beschikbaar stellen van voordrachten over <strong>onderwijs</strong>). De commissie moedigt dit aan.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het intensifiëren en formaliseren van de contacten met het werkveld, de analoge opleidingen in andere<br />

hogescholen en andere binnen- en buitenlandse instellingen kan een werkpunt zijn.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië: goed<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen: voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de doelstellingen van de opleiding tot stand komen via overleg met interne en externe actoren;<br />

- de basiscompetenties onderbouwd zijn met de opleidingsvisie;<br />

- het competentiegericht leren geïntegreerd is;<br />

- de opleiding bewust werkt aan een proces van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing via op het beroepenveld afgestemde<br />

doelstellingen;<br />

- de opleidingscompetenties voldoen aan decretale en beroepsspecifieke vereisten;<br />

- de eindkwalificaties worden getoetst bij het relevante beroepenveld.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 573


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lectoren vertalen de basiscompetenties in operationele doelstellingen, leerinhouden en -activiteiten per<br />

opleidingsonderdeel in de ECTS-fiches. In het opleidingsprogramma wordt onderscheid gemaakt tussen een<br />

gemeenschappelijk gedeelte en een meer specifiek deel. Van overheidswege omvat het gemeenschappelijk deel<br />

45 studiepunten voor de hele opleiding. Met de opleidingen volgt de KHMechelen de richtlijnen van het Vlaams<br />

Verbond van Katholiek Hoger <strong>Onderwijs</strong> (VVKHO), dat een voorstel formuleerde waarbij die 45 studiepunten vrij<br />

verdeeld worden over de 3 programmajaren.<br />

In het gemeenschappelijk deel komen vaardigheden en attitudes aan bod die voor elke leraar van belang zijn,<br />

zoals communicatieve en agogische vaardigheden, religie, zingeving en levensbeschouwing, psychopedagogische<br />

vaardigheden, socioculturele engagement, omgaan met en verwerken van informatie en de scriptie. In<br />

het specifiek gedeelte komen de vakdisciplines en competenties aan bod die rechtstreeks gericht zijn op kennisen<br />

vaardigheidontwikkeling van de leerling in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Sinds het <strong>Onderwijs</strong> OntwikkelingsPlan (OOP) van de KHMechelen de opleidingen impulsen geeft om nog meer<br />

competentiegericht te werken, wordt er veel aandacht besteed aan de vertaling van deze competenties in<br />

aangepaste leer- en evaluatieactiviteiten. Puur theoretische vakken waarin eenrichtingsverkeer van lector naar de<br />

student vooropstaat, maken dan ook geen deel uit van het opleidingscurriculum. De lector die de taak heeft om<br />

de implementatie van het competentiegericht leren te ondersteunen, heeft in eerste instantie onderzocht in welke<br />

mate de basiscompetenties nu al (najaar 2005) in het curriculum vertaald zijn, en op welk niveau ze nagestreefd<br />

of bereikt worden. In de periode januari-september 2005 gaf elke lector voor elk van zijn opleidingsonderdelen in<br />

een Accessbestand aan aan welke basiscompetenties hij/zij werkte en op welk van de volgende drie niveaus dit<br />

gebeurde:<br />

- het aanleren van theoretische basiskennis en inzichten;<br />

- het inoefenen van deze kennis en inzichten in een artificiële omgeving (bijvoorbeeld microteaching voor de<br />

medestudenten);<br />

- het uitvoeren en toepassen van de aangeleerde vaardigheden, kennis en inzichten in een authentieke situatie<br />

(bijvoorbeeld stage) mét aanwending van de gepaste attitudes.<br />

Een analyse van deze database toont dat er nu al in sterke mate aandacht is voor het merendeel van de<br />

basiscompetenties die de overheid oplegt. Daarnaast valt het op dat de groep kerncompetenties over ‘de leraar<br />

als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen’ en ‘de leraar als vakinhoudelijk expert’ in de opleiding de<br />

meeste aandacht krijgen. Dit is logisch, aangezien in deze competenties alle algemeen-didactische,<br />

vakdidactische en inhoudelijke kennis en vaardigheden vervat zitten. Uit de analyse blijkt ook dat al heel<br />

574 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


spontaan de neiging is ontstaan om het niveau waarop de competentie bereikt moet worden, te verhogen naar<br />

het derde jaar. Het is dus niet zo dat het inoefenen van kennis en vaardigheden in artificiële én authentieke<br />

contexten gebukt gaat onder een overlast aan theoretische basis. Ten slotte lijkt de gemeenschappelijke stam<br />

van opleidingsonderdelen een goede basis te vormen voor de verdere uitwerking van competenties in de<br />

<strong>onderwijs</strong>vakken. Voor de meeste competenties geldt dat ze in eerste instantie in de gemeenschappelijke<br />

opleidingsonderdelen worden aangeboden, om vervolgens verder ‘vakspecifiek’ te worden uitgewerkt in de<br />

<strong>onderwijs</strong>vakken.<br />

Interdisciplinair denken en werken krijgt een duidelijke plaats in de opleiding. Het lerarenkorps nam dit mee als<br />

werkpunt vanuit de doorlichting van 1998 en vond in de ‘disciplineoverschrijdende’ basiscompetenties een<br />

inspiratiebron. Sindsdien zijn er heel wat initiatieven genomen om het programma in die richting te wijzigen. Sinds<br />

de opleiding zich op één campus bevindt, krijgen de studenten uit de verschillende <strong>onderwijs</strong>vakken samen les,<br />

wat disciplineoverschrijdend werken mogelijk maakt in opleidingsonderdelen zoals opvoedkunde,<br />

psychopedagogische vaardigheden en communicatieve en agogische vaardigheden. Zo resulteert de samenwerking<br />

tussen opvoedkunde en de <strong>onderwijs</strong>vakken in het tweede jaar tot het realiseren van een contract- en<br />

hoekenwerk. Concreet heeft de commissie geconstateerd dat er in de drie opleidingsjaren disciplineoverschrijdend<br />

wordt gewerkt.<br />

Internationalisering van LSO is een deel van Internationalisering Lerarenopleiding (LO) en geniet van alle<br />

contacten/contracten met LLO en LKO. Dit levert interessante samenwerkingsvormen op, zoals<br />

opleidingsoverschrijdende activiteiten en kruisbestuiving van ideeën. Uitwisselingen worden geleid door de twee<br />

departementale coördinatoren, die de belangen behartigen van zowel LKO, LLO als LSO. LSO kan naast<br />

uitwisselingen met buitenlandse professionele opleidingen ook een meer academisch aanbod uitbouwen met<br />

universitaire partners uit bijvoorbeeld Spanje en Slowakije, en biedt ook stageplaatsen aan in <strong>secundair</strong>e scholen<br />

buiten Europa. De lerarenopleiding onderhoudt actieve contacten met een 25-tal Europese partnerscholen,<br />

waaronder de partners van het netwerk Association Comenius. Heel wat van de studenten- en lectorenmobiliteit<br />

gebeurt in het kader van Socrates. Er lopen Erasmus Belgica-contracten met 5 Waalse opleidingsinstituten.<br />

Deelname aan internationale programma’s wordt aangeboden aan alle studenten van het 2de en het 3de jaar en<br />

aan alle lectoren. Voor de studenten zijn er lange en korte uitwisselingen, intensieve programma’s,<br />

taalbadverblijven, inleefstages en taalassistentschap in het 2de en 3de jaar van de opleiding.<br />

Lectoren kunnen in het kader van Staff Mobility kiezen om een week les te geven in één van de partnerscholen.<br />

Daarnaast kunnen lectoren zich inschrijven in een ‘Intensief Programma’. Voor het lopende academiejaar neemt<br />

LSO deel aan het Intensief Programma The Sea and the School. Op wereldvlak kiest de lerarenopleiding voor<br />

samenwerking met landen uit het Zuiden (Azië, Afrika en Latijns-Amerika). Lectoren verzorgen seminaries en<br />

informatierondes voor partners uit Vietnam, Ecuador en Rwanda via het Vlaams Verbond van Ontwikkelingssamenwerking<br />

en Technische Bijstand (VVOB). Via de Noord- Zuidcontracten zijn er nu partners in India,<br />

Pakistan en Zuid-Afrika, waar studenten een inleefstage kunnen lopen indien de politieke situatie van het<br />

gastland dit toelaat.<br />

Tot in het academiejaar 2002-2003 kwamen jaarlijks enkel in het voorjaar Erasmusstudenten voor een<br />

uitwisseling van drie maanden. In de loop van de jaren is een programma ontstaan dat bestaat uit een gemengd<br />

cursusaanbod door lectoren van de lerarenopleiding, met opleidingsonderdelen zoals opvoedkunde, stage en<br />

vakinhouden. Jaarlijks ondergaat het programma aanpassingen op maat van de binnenkomende studenten. De<br />

participatie van lectoren aan internationalisering at home is gestegen. Dit behelst het geven van lessen en het<br />

begeleiden van stages en seminaries aan inkomende studenten en buitenlandse delegaties. Sinds 2003-2004 is<br />

de lerarenopleiding ingeschreven in de overkoepelende Internationale Engelstalige Module Intercultural<br />

encounters, door de KHMechelen georganiseerd in het eerste semester. Dit betekent dat de lerarenopleiding<br />

jaarlijks twee keer een studieprogramma aanbiedt aan uitwisselingsstudenten.<br />

De opleiding concretiseert recente <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen in haar programma. Al enkele jaren werken de<br />

studenten met het handboek Didactiek in beweging, een studieboek gebaseerd op het socioconstructivisme. Ook<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 575


de vaardigheid ‘reflecteren’ heeft haar intrede gedaan in de opleiding. Reflecteren is een eerste stap naar<br />

levenslang en levensbreed leren. Na elke stageperiode in de drie opleidingsjaren reflecteren de studenten over<br />

de afgelopen stage. Langzaam maar zeker worden self- en peer-assessment duidelijk gemaakt aan de studenten.<br />

In de opleidingsonderdelen psychopedagogische Vaardigheden (PPV), aardrijkskunde, geschiedenis,<br />

Nederlands … evalueren ze elkaar al bij taken. Dit resulteert in het derde jaar in het beoordelen van elkaars<br />

attitude bij de uitwerking van het project aan de hand van de Schaal voor Attitudemeting (SAM-schaal).<br />

In het kader van Aansluiting in Maatschappelijke Differentiatie (AMD) kreeg de hogeschool subsidies om de<br />

lectoren nascholingen te laten volgen bij de drie steunpunten: Nederlands als tweede taal (NT2), Intercultureel<br />

<strong>Onderwijs</strong> (ICO) en het Expertisecentrum ErvaringsGericht <strong>Onderwijs</strong> (ECEGO). De principes van de<br />

steunpunten die de lectoren aanspraken, vinden ook hun weg in de opleiding, zeker nu een van de lectoren<br />

verbonden is aan ECEGO, Leuven. Ervaringsgericht <strong>onderwijs</strong> is in de opleiding al in hoge mate geïntegreerd<br />

(onder andere in vormen van zelfstandig werk en differentiatie in hoeken- en contractwerk); en de Coöperatief<br />

Leren In Multiculturele groepen-methode (CLIM) van het steunpunt ICO komt aan bod: de studenten screenen<br />

hun lessen met behulp van de checklist ‘Nederlands als instructietaal’ van het steunpunt NT2. Andere<br />

vernieuwende didactische werkvormen die in de opleiding hun plaats vinden, zijn project<strong>onderwijs</strong> en<br />

competentiegericht werken.<br />

Bij de curriculumontwikkelingen is uitgegaan van de basiscompetenties van de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Voor<br />

elk opleidingsonderdeel werd de oefening gedaan om de basiscompetenties te implementeren in de vereisten van<br />

het competentieleren. Er werd aan elke lector gevraagd in welke mate hij/zij werkte aan die competenties. Zo<br />

krijgt het lerarenkorps een overzicht en de zekerheid dat alle competenties aan bod komen in de opleiding én dat<br />

er complementair in plaats van overlappend gewerkt kan worden. Het overleg hierrond gebeurt steeds tijdens de<br />

opleidingsraden en - vergaderingen. Het opleidingshoofd bespreekt deze ook met de afgevaardigden van de<br />

studentengroepen in de Opleidingsraad voor studenten LSO. Zoals wettelijk voorzien, worden de <strong>onderwijs</strong>aangelegenheden<br />

die de studenten aanbelangen ook op de Departementale Raad geagendeerd en ter<br />

goedkeuring voorgelegd. De databaseanalyse werd onmiddellijk na de uitvoering ervan aangewend om een<br />

nieuw opleidingsprogramma uit te stippelen. Bij het uitwerken hiervan moet enerzijds rekening gehouden worden<br />

met de vastgestelde huidige hiaten. Anderzijds wordt deze kans aangegrepen om het huidige programma een<br />

nog meer competentiegerichte opbouw te geven (bijvoorbeeld door het creëren van vakdidactische modules<br />

waarin pedagogen en vaklectoren intensief gaan samenwerken).<br />

De ‘VOETen-week’ voor de studenten van het tweede opleidingsjaar is een goed initiatief dat in de toekomst<br />

wordt uitgediept en verbreed. Ook op onderzoeksniveau wordt aan de VOET-en gewerkt. Voor het academiejaar<br />

2005-2006 werd het project ‘Vakoverschrijdende eindtermen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>: een studie van de<br />

implementatie en perceptie en de rol van de lerarenopleiding’ goedgekeurd. Een lector uit de opleiding leidt dit<br />

project.<br />

De commissie vindt dat de algemene doelstellingen op een logische wijze zijn geconcretiseerd in adequate<br />

doelstellingen per opleidingsniveau. Hiertoe werden grote inspanningen geleverd om de programma’s te<br />

ontwikkelen overeenkomstig de vereisten van de domeinspecifieke competenties. Deze sluiten aan bij de<br />

eindkwalificaties die door vakgenoten en het relevante beroepenveld vooropgesteld worden. Ze worden duidelijk<br />

geformuleerd in de informatiebrochures en ECTS-fiches. De programma’s vertonen een coherente opbouw die<br />

studenten de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Op basis van de<br />

opgevraagde documenten en de gesprekken met de verschillende groepen werd aan de commissie aangetoond<br />

dat de vakinhouden van de gemeenschappelijke en de specifieke stam op elkaar afgestemd zijn. Alle<br />

opgevraagde documenten voldeden aan de vooropgestelde evaluatiecriteria met betrekking tot de leerdoelen.<br />

De commissie stelt vast dat er meer studenten en lectoren deelnemen aan internationale mobiliteit, zowel<br />

inkomend als uitgaand. Daarnaast is een er grote openheid van de opleiding tegenover andersoortige<br />

lerarenopleidingen en inleefstages. Directe communicatie over het aanbod en de mogelijkheden via diverse<br />

576 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


kanalen (rapportering op opleidingsvergaderingen, e-mails, affichering, informele contacten) zorgt volgens de<br />

commissie voor een vlotte doorstroom van informatie naar studenten én lectoren.<br />

Het implementeren van de <strong>onderwijs</strong>vernieuwingen hangt nauw samen met de capaciteiten van de individuele<br />

student. Sommige studenten trachten de <strong>onderwijs</strong>vernieuwingen onmiddellijk toe te passen in hun stage;<br />

anderen houden het bij de traditionele didactische werkvormen, al dan niet onder impuls van de stagementor.<br />

Toch ondervond de commissie dat de studenten blijvend worden gestimuleerd om <strong>onderwijs</strong>vernieuwingen uit te<br />

proberen tijdens hun stagelessen.<br />

De commissie constateert dat de verantwoordelijken en de personeelsleden van de opleidingen resultaatgericht<br />

werken op het vlak van: curriculumopbouw, praktische organisatie en domeinspecifieke vereisten. Op al deze<br />

domeinen blijkt een actieve participatie van de vermelde actoren, betrokken in het OOP, een belangrijk aspect te<br />

zijn van de hogeschool. Volgens de commissie worden ook de studenten betrokken bij de curriculumontwikkeling<br />

en worden ze geïnformeerd via intranet. Daarnaast gaat er volop aandacht naar de introductie van recente<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen, concreet verwezenlijkt door de integratie van actieve en gevarieerde werkvormen die<br />

nauw aansluiten bij de doelstellingen van de opleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Een werkpunt blijkt het formaliseren van de relaties met het werkveld. Daarnaast verdient het aanbeveling om<br />

externen op te nemen in de raden die de procedure voor curriculumherziening en –innovatie bewaken.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Aangezien de studenten worden voorbereid om vakleerkracht te worden in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, krijgen ze<br />

aanvankelijk een heuse brok vakkennis te verwerken in het eerste jaar. Ze komen uit verschillende<br />

vooropleidingen uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, en er is nood aan een geleidelijke opbouw van die kennis, ook al<br />

hebben ze voor de meeste opleidingsonderdelen al onderricht gehad. Eigen aan de opleiding is dat de<br />

kennisontwikkeling niet kan losgekoppeld worden van de vaardigheden die nodig zijn voor hun latere beroep.<br />

Studenten denken en werken voortdurend op twee niveaus: ze doen kennis op en leren tegelijkertijd hoe ze die<br />

kennis moeten doorgeven aan leerlingen. De complexiteit hiervan stijgt in de verschillende programmajaren. Die<br />

kennis en vaardigheden worden getoetst in de stage. Om die kennis en vaardigheden te verwerven, trachten de<br />

lectoren met geactualiseerd materiaal te werken.<br />

Dit betekent dat er steeds met de recentste leerplannen en handboeken gewerkt wordt. Tevens brengen de<br />

lectoren de studenten op de hoogte van interessante vakliteratuur die ze kunnen terugvinden in de bibliotheek.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 577


Daarnaast zijn er ook nog de gemeenschappelijke opleidingsonderdelen:<br />

- religie, zingeving en levensbeschouwing (RZL);<br />

- psychopedagogische vaardigheden (PPV);<br />

- communicatieve en agogische vaardigheden (CAV);<br />

- cultureel engagement (SCE), omgaan met en verwerken van informatie (OVI);<br />

- scriptie/project;<br />

- Nederlands.<br />

De opleiding staat in functie van het latere beroep: leerkracht <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Alle kennis en vaardigheden<br />

worden in de stages geïntegreerd en getoetst. Daarom wordt er heel wat aandacht besteed aan de voorbereiding<br />

en begeleiding van deze stages. Na afloop van de stage wordt er uitgebreid gereflecteerd. Ook het projectwerk<br />

(eindwerk) kent binnen de opleiding een concrete uitwerking. Om dit te kunnen realiseren, krijgen de studenten<br />

van het derde jaar één dag per week lesvrij om contacten en vergaderingen te kunnen plannen met de<br />

projectschool en om aan hun eindwerk te kunnen werken.<br />

Via stagebegeleiding worden lectoren constant geconfronteerd met het werkveld. Via nascholingen en<br />

studiedagen blijven de lectoren op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. In de prestatieregeling is ruimte<br />

voorzien voor nascholing en actualiseren van cursusmateriaal. Elke lector binnen de opleiding neemt zijn/haar<br />

persoonlijke verantwoordelijkheid om zich na te scholen in de recentste ontwikkelingen in zijn/haar vakgebied.<br />

Daarnaast organiseert de opleiding ook groepssessies rond <strong>onderwijs</strong>vernieuwing (ICT, leerplatforms, nieuwe<br />

evaluatievormen, competentieleren, reflecteren, ervaringsgericht <strong>onderwijs</strong> …) om ze in te voeren in het<br />

programma. Via de internationale contacten is er op verschillende vlakken al aan kruisbestuiving gedaan. De<br />

hogeschool maakte deel uit van de internationale conferentie ‘Procesgericht Selfassessment Instrument (PSAI)’<br />

in Leuven (2004-2005) en zette dit instrument op in samenwerking met de Universiteit Leuven. De opleiding werkt<br />

actief mee aan de verspreiding van de visie op ervaringsgericht <strong>onderwijs</strong> via de lespakketten aan buitenlandse<br />

studenten en presentaties aan bezoekende collega’s en delegaties uit het buitenland.<br />

Gedurende de afgelopen jaren heeft de opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 werk gemaakt van haar<br />

maatschappelijke dienstverlening. Aangezien de studenten begeleid worden door stagementoren van de<br />

stagescholen, zijn laatstgenoemden de eersten die hiervoor in aanmerking komen. De opleiding tracht dit te<br />

realiseren op verschillende momenten in het schooljaar/academiejaar, gespreid over verschillende domeinen. Zo<br />

doen de studenten van het derde jaar bijvoorbeeld een alternatieve stage om kennis te maken met taken die<br />

buiten het lesgeven ook tot het opdrachtenpakket van de leraar behoren. Ze draaien mee op een secretariaat,<br />

begeleiden startdagen in de <strong>secundair</strong>e scholen, gaan mee op ontmoetingsdagen op verplaatsingen, en<br />

sommigen lopen stage in een internaat. Een ander voorbeeld zijn de drie projecten die in het departement<br />

Verpleegkunde & Lerarenopleiding zijn opgestart. Eén daarvan is volledig toegespitst op de opleiding en heeft als<br />

titel ‘Vakoverschrijdende eindtermen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>: een studie van de implementatie en perceptie en<br />

rol van de lerarenopleiding’. De twee andere projecten gaan over ‘Vormgeving van materiële leeromgevingen en<br />

klasmeubilair voor het basis<strong>onderwijs</strong>, in relatie tot de recente ontwikkelingen in de methodieken binnen het<br />

basis<strong>onderwijs</strong>’ en ‘ Instroom en doorstroom van allochtonen in het beroepsgerichte hoger <strong>onderwijs</strong><br />

(professionele bachelors) in de provincies Antwerpen en Vlaams Brabant’.<br />

De commissie merkt op dat het programma bestaat uit een gemeenschappelijk deel, dat meer aandacht besteedt<br />

aan vaardigheden en attitudes die voor elke leraar van belang zijn, en een meer specifiek deel waarin de<br />

vakdisciplines en competenties aan bod komen die directer kennis- en vaardighedenontwikkeling bijbrengen voor<br />

het realiseren van doelstellingen bij leerlingen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. In elk opleidingsonderdeel wordt ruim<br />

aandacht besteed aan het concreet realiseren van de algemene, vaks- en beroepsspecifieke competenties. Uit de<br />

gebruikte handboeken, cursussen en evaluaties blijkt volgens de commissie dat de opleidingsonderdelen<br />

inhoudelijk sterk onderbouwd zijn.<br />

578 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


De commissie stelt vast dat kennisontwikkeling centraal staat in de opleidingen: enerzijds hoe studenten zelf de<br />

nodige kennisinhouden moeten verwerven en anderzijds hoe ze kennis moeten overbrengen naar de leerlingen.<br />

Beide niveaus worden gradueel ingebouwd in de curricula, ondersteund door actuele <strong>onderwijs</strong>methodes en<br />

recente leermiddelen. De specifieke beroepsvaardigheden worden in de stages ruim geïntegreerd en op hun<br />

verwerking getoetst, mede door de actoren uit het bredere werkveld. De commissie is van mening dat de diverse<br />

maatschappelijke projecten het beroepsmatig functioneren ondersteunen. De projecten omvatten volgens de<br />

commissie uiteenlopende doelen, voornamelijk gericht op de belangrijkste partners van de opleiding: de<br />

stagementoren. Het ontwikkelen en realiseren van het eigen project in een stage op een <strong>secundair</strong>e school door<br />

kleine groepjes studenten van het derde jaar, is een concretisering van het verband met de actuele<br />

beroepspraktijk, van maatschappelijk dienstbetoon aan het werkveld, aanpassing aan nieuwe tendensen en<br />

interdisciplinair werken.<br />

De commissie oordeelt dat door de deelname aan het internationale project ‘School and the Sea’ ook<br />

vakoverschrijdend werd gewerkt in een internationale context.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Enkel een optimaler formaliseren van het overleg met het werkveld blijkt nog een werkpunt. Hierbij zullen ook<br />

meer stimulerende initiatieven ontwikkeld worden om voor de mentorendagen een grotere opkomst te<br />

verzekeren.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Alle opleidingen van het studiegebied <strong>onderwijs</strong> hebben een aantal gemeenschappelijke opleidingsonderdelen in<br />

het 1ste, 2de en 3de programmajaar, met een gewicht dat decretaal vastgelegd is op 45 studiepunten. Daarnaast<br />

zijn er in elke opleiding een aantal specifieke opleidingsonderdelen. Het driejarige modeltraject bestaat uit drie<br />

componenten: de gemeenschappelijke en specifieke opleidingsonderdelen en de stage. De opleiding streeft een<br />

geleidelijke en logische opbouw naar steeds complexere competenties na. In het eerste opleidingsjaar is het<br />

onderdeel stage beperkt aanwezig. Als studenten opgeleid worden tot vakleerkrachten is het nodig om hen eerst<br />

van de nodige vakinhoudelijke bagage te voorzien. Aanvankelijk bestaan de stagelessen uit eenvoudige<br />

didactische oefeningen, waarin een deelaspect van het lesgeven wordt belicht (aanschouwelijk werken,<br />

vraagtechnieken ...). Dit gebeurt steeds onder de vorm van microteaching en het beoogt een leerproces voor de<br />

studenten waarin ze veel opsteken van hun ‘fouten’. De opdrachten worden steeds complexer en dit resulteert in<br />

een echte stage op het einde van het jaar.<br />

Het stagevolume wordt opgedreven in het tweede programmajaar, waarin alle stages plaatsvinden in <strong>secundair</strong>e<br />

scholen of bedrijven. De verhouding van de studiepunten ‘stage/studiepunten specifiek gedeelte’ weegt nog door<br />

in het voordeel van de lessen op de hogeschool. De vaklectoren bereiden de studenten extra op hun eerste stage<br />

voor tijdens de intensieve training van drie dagen, waarin bijzondere aandacht gaat naar het opstellen van een les<br />

en het ontwikkelen van lesmateriaal. In het derde programmajaar zijn de studenten veelvuldig ‘buitenshuis’.<br />

Tijdens de contacturen bereiden de leerkrachten de studenten voor door het ontwikkelen van lesmateriaal in<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 579


functie van de stagelessen, het opstellen van aangepaste toetsen, het opstellen van een jaarplan, het vergelijken<br />

van handboeken, het uitdenken van gepaste taken en het toepassen van gedifferentieerde werkvormen.<br />

De keuzevakken zijn de <strong>onderwijs</strong>vakken die de studenten al vanaf het eerste opleidingsjaar kiezen. Naast deze<br />

<strong>onderwijs</strong>vakken zijn de overige opleidingsonderdelen overwegend verplicht. In het tweede of het derde<br />

programmajaar kan er gekozen worden voor de departementsoverschrijdende module ‘interculturele<br />

communicatie’ ter vervanging van een ander opleidingsonderdeel. Deze module wordt sinds het academiejaar<br />

2005-2006 aangeboden. De dienst Internationalisering, in samenwerking met het Centrum voor Intercultureel<br />

Management en Internationale Communicatie (CIMIC), verzorgt de organisatie. Binnen dit opleidingsonderdeel<br />

komen internationalisering en interculturaliteit in al hun facetten aan bod. Het centrale thema is de communicatie<br />

tussen mensen met een verschillende achtergrond. Deze module wordt departementoverschrijdend aangeboden<br />

en wordt door de derdejaarsstudenten vaak gekozen als alternatief voor een studiereis. Module en studiereis<br />

krijgen elk drie studiepunten toebedeeld.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding een geleidelijke en logische opbouw nastreeft, zowel in de<br />

gemeenschappelijke als in de specifieke opleidingsonderdelen. Het aandeel van begeleid leren en werken<br />

evolueert naar meer zelfstandig leren en werken in het derde jaar. Onder de lectoren is er een goede<br />

samenwerking in vakwerkgroepen, waarin informatie over de eigen methodiek, werkvormen en didactiek wordt<br />

uitgewisseld.<br />

Het aandeel van de stage, waarin competenties worden ingeoefend en gerealiseerd, neemt toe van het eerste tot<br />

het derde jaar. Aanvankelijk worden deelaspecten van het lesgeven door microteaching ingeoefend. Op het einde<br />

van het eerste jaar volgt dan een eerste echte stage op een <strong>secundair</strong>e school. Het tweede jaar is het<br />

stagevolume groter en vinden alle stages plaats in scholen of in bedrijven. De commissie stelt vast dat er duidelijk<br />

meer studiepunten voor het specifieke gedeelte dan voor de stage zijn. In het derde jaar is de stage omvangrijk<br />

en vindt plaats buiten de hogeschool. In het derde jaar vinden (groepsgewijze) projecten plaats, waarin het<br />

individuele eindwerk gekoppeld is. Tijdens de stage en projecten in het derde jaar komen volgens de commissie<br />

alle competenties geïntegreerd aan de orde.<br />

De beperkte omvang van de opleiding brengt met zich mee dat er voor sommige vakken weinig lectoren zijn. Het<br />

kan voorkomen dat een lector alleen verantwoordelijk is voor een vakgebied. Het is dan ook als positief te<br />

waarderen dat er binnen de instelling erg intensief wordt samengewerkt tussen de vakwerkgroepen, en dat er op<br />

regelmatige basis overleg plaatsvindt tussen vakwerkgroepen. Afstemming van het programma met andere<br />

instellingen gebeurt volgens de commissie veelal via persoonlijke en/of informele contacten, enkele<br />

uitzonderingen niet te na gesproken.<br />

Momenteel is het nog zo dat in de opleiding het merendeel van de studenten het modeltraject van een bepaald<br />

opleidingsjaar volgt. Echte keuzetrajecten zijn niet voorzien. Om een voor de student zo gunstig mogelijk<br />

leertraject te kunnen opstellen, heeft het departement ervoor gekozen om geen volgtijdelijkheid in te bouwen.<br />

Daardoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk dat een gediplomeerde student op één jaar tijd <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid<br />

verwerft voor één (of twee) extra vakken. Er zijn wel trajectbegeleiders aangesteld om het proces van flexibele<br />

leertrajecten mogelijk te maken. De mogelijkheid en wenselijkheid van keuzetrajecten dient bestudeerd te worden<br />

bij de overgang naar competentiegericht leren en het competentiegericht curriculum. Na afloop van het eerste<br />

jaar flexibiliseren zal dit duidelijker worden. De commissie stelt vast dat er geen flexibele leertrajecten zijn. Er is<br />

nog geen vaste uitgebouwde structuur voor leertrajecten. Wel zijn er inmiddels trajectbegeleiders aangesteld om<br />

dit proces van flexibele leertrajecten te vergemakkelijken. De commissie vraagt de opleiding om de flexibele<br />

trajecten verder te ontwikkelen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert het verder ontwikkelen en aanbieden van flexibele leertrajecten. Dit is een werkpunt.<br />

580 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie kon afleiden uit het zelfevaluatierapport, uit de commentaren van de studenten en uit de ECTSfiches<br />

dat de werkelijke studietijd aansluit bij de begrote studietijd verbonden aan de 60 voorgeschreven<br />

studiepunten.<br />

Met het oog op het bewaken van de overeenstemming tussen de reële en de decretaal voorgeschreven studielast<br />

werd in 2003-2004 een studietijdmeting doorgevoerd bij alle studenten LSO. Om een zo optimaal mogelijk beeld<br />

te hebben, werd gekozen voor een tijdschrijfmethode. Dit heeft echter geen resultaten opgeleverd, wegens een te<br />

beperkte respons van de studenten. In 2005-2006 werd opnieuw een studietijdmeting van 2 LSO afgenomen door<br />

middel van een absolute schatting achteraf. Studietijdmetingen stonden volgens de commissie bij het schrijven<br />

van het zelfevaluatierapport nog in de kinderschoenen, maar het verschil met de situatie ten tijde van de visitatie<br />

is erg groot. De studenten krijgen aan het einde van elk jaar een ‘laatste inspanningsenquête’ voorgeschoteld<br />

waaruit werkpunten en positieve punten gedistilleerd worden om het volgende academiejaar mee aan de slag te<br />

gaan en zo het welbevinden van de student te verhogen. Ook het LASSI-onderzoek is succesvol afgerond en<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 581


zorgde voor veel stof tot nadenken. De opvolging van de enquêtes is volgens de commissie verzekerd en<br />

behoorlijk efficiënt.<br />

Enkele maatregelen in de opleiding bevorderen het studieklimaat en de studeerbaarheid van de opleiding in<br />

positieve zin. De jaarkalender wordt met zorg opgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met spreiding van les-,<br />

stage-, en examenperiodes en met de opgedane ervaringen van het voorbije academiejaar. Opmerkingen en<br />

bedenkingen van studenten en lectoren worden steeds besproken op de opleidingsvergaderingen, en suggesties<br />

worden meegenomen bij het opstellen van de nieuwe kalender.<br />

In het programma wordt gestreefd naar een optimale verdeling van de studielast. Om die te spreiden over twee<br />

semesters worden op het einde van het eerste semester examens georganiseerd in 1 en 2 LSO.<br />

Elke examenperiode wordt voorafgegaan door voldoende bloktijd. Voor alle opleidingsjaren worden in de loop van<br />

het academiejaar werkdagen/cesuurweken ingelast. Een cesuurweek is een lesvrije week bestemd voor<br />

bijzondere activiteiten, zoals reflecteren, contact leggen met stagescholen, observeren, werken aan opdrachten<br />

en jaartaken. De verdeling van de studietijd doorheen de opleiding wordt positief geëvalueerd: de studenten<br />

vinden de jaarplanning duidelijk en geschikt. Als ze iets als ‘niet evenredig’ ervaren, kunnen ze dit bespreken en<br />

eventueel laten bijsturen door de docenten.<br />

Studiebegeleiding en monitoraat voor 1 LSO zijn ingebouwd in het lesrooster. Er wordt gestreefd naar het lesvrij<br />

houden van ten minste één, indien mogelijk twee lesvrije halve dagen. Lesvrije, losstaande uren worden in de<br />

mate van het mogelijke geweerd uit het rooster. Lesvrije momenten kunnen steeds zinvol benut worden, gezien<br />

de infrastructuur op de campus. In de bibliotheek is een studeer- en werkruimte voorzien, de studenten<br />

beschikken over een pc-werklokaal, kunnen een lokaal reserveren, een draagbare computer ontlenen enzovoort.<br />

Van alle opleidingsonderdelen zijn handboeken en/of uitgeschreven cursussen voorzien. Om de druk die kan<br />

ontstaan door ‘piekmomenten’ te omzeilen, worden de studenten stevig begeleid qua planning; ook staat een uur<br />

‘leren leren’ op het programma. Daarnaast zijn er geregeld ‘herinneringsmomenten’ voor taken. De commissie<br />

constateert dat de studiebegeleiding en het monitoraat zijn ingeroosterd voor de eerstejaarsstudenten. Dit alles<br />

moet de studenten in staat stellen om op zelfstandige basis hun studieplanning adequaat te organiseren.<br />

Vooral de derdejaarsstudenten beschouwen de combinatie van les en stage als een belemmerende en<br />

verzwarende factor. In het bijzonder worden jaartaken en stageopdrachten als belastend ervaren: tijdens de<br />

stages concentreren de studenten zich op de praktische uitwerking van hun stagelessen, zodat het verwerken<br />

van de opleidingsonderdelen dan op de lange baan geschoven wordt. Ook het maken van schriftelijke<br />

(les)voorbereidingen, papers, verslagen … wordt als verzwarend beschouwd. Daarom opteerde het lerarenkorps<br />

dit academiejaar om alle contacturen in het eerste semester te realiseren en de stages te concentreren in het<br />

tweede semester. Op het einde van dit academiejaar volgt dan een evaluatie.<br />

Elke stageperiode wordt afgerond met een reflectiesessie. De lage drempel tussen lector en student en de<br />

verschillende communicatiekanalen (opleidingsraad voor studenten, reflectiegroepen, gesprekken met zijinstromers),<br />

maken het mogelijk om op de hoogte te blijven van knelpunten en onevenwichten binnen de<br />

opleiding. De variatie in werkvormen, het monitoraat, de studiebegeleiding en de kleine afstand tussen docent en<br />

student worden als erg positief ervaren door de studenten. Dit zorgt voor een grotere betrokkenheid en motivatie.<br />

De variatie in werkvormen en de constante link tussen theorie en praktijk bevorderen de betrokkenheid van de<br />

studenten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

582 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie vindt dat de opleiding een waaier van <strong>onderwijs</strong>vormen aan de studenten biedt: hoor- en<br />

werkcolleges, groepswerk, reflectiegroepen gekoppeld aan de stages (aanvankelijk supervisie, later intervisie),<br />

het eindwerk, hoeken- en contractwerk, probleemgestuurd leren, zelfstudie, workshops (werkwinkels), excursies<br />

en stages. De studenten krijgen niet alleen les op deze wijzen; ze worden verondersteld deze werkvormen (liever)<br />

vroeg of laat ook zelf toe te passen. In de ECTS-fiches vermelden de lectoren welke werkvormen de studenten<br />

mogen verwachten in de verschillende opleidingsonderdelen.<br />

Door het didactisch concept worden de basiscompetenties ingeoefend en gerealiseerd. Ook werkvormen die in<br />

recente <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen beklemtoond worden, zoals het aanleggen van een portfolio, worden toegepast.<br />

De werkvormen kenmerken zich in de loop van de studie door een toenemende verantwoordelijkheid voor de<br />

studenten. Een duidelijk voorbeeld hiervan is begeleid zelfstandig leren (BZL). De studenten ervaren dit zelf in de<br />

opleiding en moeten dit ook toepassen tijdens de lespraktijk op de scholen. Positief is dat hogerejaarstudenten de<br />

lagerejaarstudenten begeleiden bij lesvoorbereidingen, en onderling observaties verrichten (= coaching van<br />

lagerejaarstudenten).<br />

Stages kennen een duidelijke opbouw in complexiteit. Er zijn 3 stageperiodes. Tijdens de eerste worden de<br />

studenten heel intensief begeleid; lesvoorbereidingen worden grondig besproken. Nadat ze 4 lessen<br />

geobserveerd hebben in de klassen waar ze stage lopen, krijgen de studenten per <strong>onderwijs</strong>vak een intensieve<br />

didactische training, waarbij er ook gelegenheid is om de lesvoorbereidingen grondig en klassikaal te bespreken.<br />

Na de stage volgen groepsreflectie en een stagebespreking met de stagebegeleider van de opleiding. In periodes<br />

2 en 3 is de begeleiding minder intensief en moeten de studenten zelf het geleerde toepassen. Het blijft echter<br />

mogelijk om de lesvoorbereidingen vooraf te overleggen met de lectoren; dit wordt aan het eigen initiatief van de<br />

studenten overgelaten.<br />

Net zoals de gebruikte werkvormen wordt ook het studiemateriaal aan de student kenbaar gemaakt via de<br />

curricula. Bij de inschrijving ontvangt de student een boekenlijst. Eigen aan de opleiding is dat op deze boekenlijst<br />

zowel naslagwerken als handboeken <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> terug te vinden zijn. Ook de cursussenlijst wordt<br />

beschikbaar gesteld bij het begin van het academiejaar tijdens de onthaaldagen. De boeken en het<br />

cursusmateriaal kunnen op de hogeschool zelf aangekocht worden in de campusshop (in samenwerking met<br />

Standaard Boekhandel en Océ). De lijsten worden elk academiejaar opnieuw geactualiseerd in overeenstemming<br />

met de vakvernieuwingen en nieuwe <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen. De cursussen en gebruikte handboeken zijn van<br />

een degelijk niveau. De centrale bibliotheek is uitgerust als mediatheek.<br />

Tijdens de gesprekken met de commissie gaven studenten aan dat de gehanteerde werkvormen gevarieerd en<br />

uitdagend waren. Studenten gaven aan dat ze in de loop van de opleiding steeds zelfstandiger werden.<br />

Studenten suggereren om de handboeken voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> in meervoud aan te kopen om de<br />

beschikbaarheid te verhogen. Aankoop van recentere werken is eveneens wenselijk. Er zijn voldoende computers<br />

beschikbaar. Daarnaast kunnen studenten laptops en andere audiovisuele middelen ontlenen bij de Uitleendienst<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 583


van het departement. Verder is er een elektronische leeromgeving voor studenten (Toledo), die naar hun oordeel<br />

erg toegankelijk is.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de beschikbaarheid van didactische drukwerken (zoals handboeken SO) te<br />

verhogen.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De manier van evalueren wordt van bij het begin van het academiejaar aan de studenten meegedeeld via de<br />

ECTS-fiche van elk opleidingsonderdeel. De <strong>onderwijs</strong>- en examenregeling wordt op cd-rom verspreid. Net vóór<br />

de examenperiodes krijgen de studenten een mondelinge toelichting van de ombudsvrouw bij het<br />

examenreglement van de KHMechelen in het algemeen en de lerarenopleiding in het bijzonder. De<br />

examenprocedures en eventuele sancties worden dan overlopen. De studenten krijgen begin december en vóór<br />

de paasvakantie hun examenrooster, dat eventueel kan aangepast worden in overleg met de betrokken lectoren<br />

en studenten. De regeling voor de tweede examenzittijd wordt begin juli naar het correspondentieadres van de<br />

betrokken studenten opgestuurd. Partiële of semesterexamens werden tot 2003-2004 alleen voor de<br />

eerstejaarsstudenten ingericht. Vanaf 2004-2005 worden ook voor de tweedejaarsstudenten partiële of semester<br />

examens georganiseerd. Over de duur en de omvang van de examens zijn er departementale afspraken. Het<br />

document daarover wordt door het departementshoofd verspreid via mail.<br />

De lectoren besteden veel aandacht aan procesevaluatie. Er is dus ook een hele brok permanente evaluatie<br />

aanwezig. Logischerwijs bestaat het opleidingsonderdeel stage uitsluitend uit permanente evaluatie, en is er dus<br />

geen herkansing mogelijk in de tweede zittijd. Het cijfer kan wel opnieuw aan de Examencommissie voorgelegd<br />

worden, nadat eventuele andere tekorten werden opgehaald. Naargelang van de opleidingsonderdelen met hun<br />

specifieke vaardigheden en competenties komen de volgende evaluatievormen in de opleiding voor: schriftelijk<br />

examen, mondeling examen, openboekexamen, permanente evaluatie (taken, papers, uitgewerkte lespakketten),<br />

take-home-vragen, presentatie, peer-assessment …<br />

De criteria en wijze van beoordeling worden al bij de aanvang van het academiejaar door elke lector meegedeeld<br />

aan de betrokken studenten via de curricula/ECTS-fiches. De eisen die werden gesteld aan toetsen, waren<br />

volgens de commissie voor de studenten vooraf duidelijk. Er worden altijd voorbeeldtoetsen verstrekt, zodat<br />

duidelijk is wat ze kunnen verwachten. De lectoren worden via e-mail voor elke examenperiode door de<br />

departementsdirecteur herinnerd aan de evaluatieprocedures. Deze hebben zowel betrekking op de praktische<br />

organisatie van de examens als op het administratief opstellen van het examen. Bij de deliberaties, waarbij de<br />

ombudsvrouw aanwezig is, worden ‘vuistregels’ gehanteerd die door de staf vastgelegd worden, na advies van de<br />

Departementsraad.<br />

De commissie constateert dat de examens door de lectoren individueel worden opgesteld. Indien er verscheidene<br />

lectoren per vakgebied zijn, is er onderling overleg. Indien er slechts één lector per vakgebied is, wordt in een<br />

584 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


aantal gevallen overleg gepleegd met andere vakwerkgroepen. De ingekeken toetsen en eindwerken gaven<br />

volgens de commissie blijk van gerichtheid op de realisatie van de vooropgestelde leerdoelen van de<br />

programmaonderdelen.<br />

Na de examens van januari en van juni krijgen de studenten een rapport. Op het rapport van januari staan zowel<br />

de punten van de partiële examens als van de eindexamens. Vanaf 2005-2006 komt de Examencommissie na elk<br />

semester samen. Na elke examenperiode (januari, juni, september) is er voor de studenten de mogelijkheid om<br />

met de betrokken lector hun resultaat te bespreken en hun examenkopij in te kijken. Op dat moment wordt er,<br />

rekening houdend met zowel de sterke als de zwakke punten, samen met de student gezocht naar de<br />

mogelijkheden voor eventuele verschuivingen in de studieloopbaan (veranderen van opleiding, bissen,<br />

studieduurverkorting ...). Het was opmerkelijk dat studenten tijdens de gesprekken met de commissie aangaven<br />

dat er geen klachten waren over examens. Deze werden als representatief ervaren. Het was duidelijk waarom er<br />

bepaalde kwalificaties (cijfers) werden toegekend. Studenten gaven tijdens de gesprekken met de commissie aan<br />

dat ze altijd feedback ontvangen over hun producten (toetsen, werkstukken, stages). Deze feedback is individueel<br />

gericht en bruikbaar voor bijstelling van hun leergedrag. De studenten waren hierover erg tevreden.<br />

De commissie vindt dat de wijze van beoordeling van stages helder is beschreven. De stagebeoordelingen zien<br />

er verantwoord uit. Er wordt gebruikgemaakt van standaardbeoordelingsformulieren, die zeer gedifferentieerd<br />

commentaar bevatten. Bij de beoordeling wordt de wijze waarop de student zich ontwikkeld heeft, meegenomen.<br />

De commissie constateert dat de projecten groepsproducten zijn. Door peer-feedback wordt bewaakt dat alle<br />

studenten een voldoende inbreng hebben. De eindwerken zijn individueel, en hiervoor ontvangen studenten een<br />

individuele beoordeling. Tijdens het maken van het eindproduct moeten studenten tussentijds hun vorderingen<br />

laten zien; daardoor verloopt het schrijven gefaseerd en kunnen studenten op basis van de feedback bijstellingen<br />

maken.<br />

De studenten worden goed opgevolgd bij het realiseren van de gradueel opgebouwde stages. De bezoekende<br />

lector heeft op regelmatige tijdstippen contact met de aan haar/hem toegewezen studenten, zodat het proces dat<br />

de student doormaakt, opgevolgd wordt. Op de stageplaatsen zijn de stagementoren mee verantwoordelijk voor<br />

de begeleiding van de studenten. Hun aandeel groeit naarmate de studenten langer stage lopen op eenzelfde<br />

plaats. Naast de informele contacten tussen stagementoren en begeleidende lectoren wordt jaarlijks een formeel<br />

ontmoetingsmoment georganiseerd vanuit de hogeschool, waarin ingegaan wordt op vragen en bepaalde thema’s<br />

worden toegelicht. Aansluitend is er voldoende ruimte om op een informele wijze van gedachten te wisselen. De<br />

studenten worden niet beoordeeld op basis van één enkele stage, maar doorlopen verschillende stages met<br />

telkens bijhorende evaluatiemomenten. Na elke stageperiode bespreekt de dossierverantwoordelijke de voorbije<br />

stage met de studenten, zodat werkpunten en doelen voor de student duidelijk zijn. De evaluatiegegevens<br />

worden bijgehouden in het stagedossier van de student.<br />

Voor alle Europese programma’s worden de officiële ECTS-documenten gehanteerd. In overleg met de<br />

buitenlandse partners en de eigen lectoren worden learning agreements voor de uitgaande studenten opgesteld.<br />

Bij de evaluatie hanteren alle partners het Transcript of Records. Opdrachten en evaluatieaanpak hiervan worden<br />

uitgeschreven door de departementale coördinatoren en vooraf met de student doorgenomen. Bij niet-Europese<br />

partners wordt gestreefd naar het gebruik van dezelfde documenten: Learning Agreement en Transcript of<br />

Records. Stages worden beoordeeld met aangepaste beoordelingsformulieren door de begeleiders ter plaatse.<br />

Bij taalassistentschappen wordt voor de ontvangende school een nieuw document ontwikkeld: Evaluation Tool for<br />

Language-Assistentship. De deelname aan een internationale activiteit wordt vermeld op het rapport en op het<br />

diplomasupplement van de student. Buitenlandse studenten krijgen naast het Transcript of Records ook een<br />

certificaat.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 585


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In vergelijking met de opleiding Kleuter- en Lager <strong>Onderwijs</strong> zijn er relatief meer jongens in de lerarenopleiding<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> (46 procent jongens en 54 procent meisjes). De instroom van studenten in LSO is de laatste<br />

tien jaar sterk gewijzigd. Steeds meer studenten uit tso (en in mindere mate bso) vinden hun weg naar de<br />

opleiding, waardoor er momenteel ongeveer evenveel aso’ers als tso’ers in opleiding zijn. Het intakebeleid van de<br />

KHMechelen ontraadt deze studenten hun studiekeuze niet. Ze krijgen wel correcte informatie, worden individueel<br />

bevraagd over hun startcompetenties en studiehouding en worden bewust gemaakt van de risicofactoren die<br />

afhaken bevorderen. Aan het uitklaren van de instroom moet ook al in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> begonnen worden.<br />

Daarom is de KHMechelen samen met een dertigtal scholen uit de ruime regio Mechelen in een pilootproject<br />

586 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Secundair <strong>Onderwijs</strong>-Hoger <strong>Onderwijs</strong> (SOHO) gestapt. Dit project heeft tot doel de overgang van het <strong>secundair</strong><br />

naar het hoger <strong>onderwijs</strong> te bevorderen door de studiekeuzebegeleiding te optimaliseren.<br />

Steeds meer studenten zijn geen generatiestudent meer, wat zeker met het Flexibiliseringsdecreet nog zal<br />

toenemen. Zo vatten gehuwde studenten, moeders en vaders de opleiding aan. Zij scoren meestal erg goed,<br />

omdat ze sterk gemotiveerd aan de opleiding beginnen. Een aantal studenten wil studeren ook combineren met<br />

werken, al dan niet om hun eigen studies te bekostigen. Dit heeft veelvuldig spijbelen tot gevolg. Aangezien de<br />

opleiding veel belang hecht aan procesmatige evaluatie en leren ziet als een leerproces, kan dit soms problemen<br />

opleveren. Bij de werkende studenten zijn de slaagkansen beduidend lager dan bij de eerstgenoemde groep<br />

studenten. Steeds meer studenten van allochtone afkomst vinden hun weg naar de lerarenopleiding Secundair<br />

<strong>Onderwijs</strong>, wat in een multiculturele stad als Mechelen kan toegejuicht worden. Opvallend is dat deze studenten<br />

in Mechelen vaak het <strong>onderwijs</strong>vak godsdienst kiezen, hoewel ze weten dat ze dit vak nooit kunnen onderwijzen<br />

in het katholieke net. Dit fenomeen zal in de nabije toekomst verder besproken worden, omdat de opleiding hierin<br />

kansen ziet om bij te dragen tot een multiculturele samenleving. Dit alles zorgt ervoor dat er in de opleiding<br />

gewerkt wordt met een grote diversiteit aan studenten met verschillende startcompetenties.<br />

De <strong>onderwijs</strong>vakken die de studenten kiezen, sluiten over het algemeen aan bij de vakken die ze gehad hebben<br />

in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Toch gebeurt het dat de studenten een onvolledige of foutieve voorkennis hebben.<br />

In tegenstelling tot de uitdiepingsopleidingsonderdelen Nederlands, Frans en wiskunde komt het meermaals voor<br />

dat de kandidaat-student een verkeerd beeld heeft van de uitdiepingsopleidingsonderdelen aardrijkskunde en<br />

geschiedenis. Tijdens de intake wordt de student hierop gewezen. Bij tekorten verwacht de opleiding dat<br />

studenten zelf initiatief nemen om deze weg te werken. Uiteraard kan de student hiervoor terecht bij de vaklector<br />

en begeleidingsdiensten De gemeenschappelijke opleidingsonderdelen zoals opvoedkunde, psychopedagogische<br />

vaardigheden, en communicatieve en agogische vaardigheden zijn voor de meeste studenten nieuw. Voor deze<br />

vakken wordt studiebegeleiding in groep aangeboden.<br />

Erg positief is ook het repetitieve LASSI-onderzoek, dat aangeeft waar bij bepaalde studenten studieproblemen<br />

zitten of wat bepaalde vakken of docenten nog kunnen verbeteren om de studenten beter te ‘dienen’.<br />

Het is aangetoond dat tso- en bso-studenten de grootste kans op slagen hebben als ze een opleiding in het hoger<br />

<strong>onderwijs</strong> kiezen die inhoudelijk rechtstreeks aansluit bij de gevolgde studierichting in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Daarom wordt extra aandacht besteed aan het promoten van de optie handel-burotica en mechanica-elektriciteit<br />

bij zesdejaarsstudenten van de studierichtingen met componenten handel, boekhouden, mechanica en<br />

elektriciteit. Studenten met een zwakke vooropleiding worden erg sterk aangeraden de sessies ‘studievaardigheden<br />

(studieplanning en studiemethoden)’ van STuVo te volgen.<br />

Opnieuw stelt de commissie een duidelijk verschil vast tussen de verwezenlijkingen op het ogenblik van het<br />

schrijven van het zelfevaluatierapport en het stadium waarin de opleiding zich bevond tijdens de visitatie. De<br />

commissie stelt vast dat er een enorme diversiteit aan studenten is met verschillende competenties die allemaal<br />

gescreend worden bij het starten van de opleiding. Als de studenten zich komen inschrijven, doorlopen ze een<br />

hele intakeprocedure, waardoor het voor de opleiding mogelijk is elke student individueel te begeleiden en van<br />

een aangepast studieprogramma te voorzien. Daarbij is een werkgroep bezig met het bestuderen van de<br />

overgang van het <strong>secundair</strong> naar het hoger <strong>onderwijs</strong>, wat ook zijn vruchten afwerpt op het afstemmen van de<br />

vorm en inhoud van de opleiding op de kwalificaties van de instromende studenten. Zo werden bijvoorbeeld veel<br />

meer actieve werkvormen in gebruikgenomen, omdat leerlingen uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> hier steeds meer om<br />

vragen en het in de <strong>secundair</strong>e loopbaan van de toekomstige studenten nog niet echt aan bod gekomen is.<br />

Anderzijds wordt bijvoorbeeld verplichte studiebegeleiding ingelast bij studenten handel-burotica en studenten<br />

technische vakken, omdat zij in hun <strong>secundair</strong>e schoolloopbaan niet de hoeveelheid leerstof hebben moeten<br />

verwerken waar ze bij deze studies tegenaan zullen kijken.<br />

In de opleiding LSO biedt zich een stijgend aantal studenten aan dat elders of eerder verworven competenties<br />

(EVC) en elders of eerder verworven kwalificaties (EVK) voorlegt. In de hogeschool worden hierbij formele<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 587


procedures gehanteerd. De hogeschool koos voor de mogelijkheid tot tolerantie voor alle opleidingsonderdelen,<br />

met uitzondering van de stages in het laatste programmajaar, geen volgtijdelijkheidsbeperkingen en een<br />

maximaal vrijstellingenbeleid binnen de grenzen van het redelijke en met een erg beperkt aantal mogelijkheden<br />

tot deelvrijstellingen. Na afloop van de eerste en de tweede zittijd wordt onder meer door het departementshoofd<br />

hierover specifieke informatie gegeven aan de niet-geslaagde studenten. Naarmate de studenten meer op de<br />

hoogte zijn van deze mogelijkheden neemt ook de vraag naar bijzondere trajecten toe, waardoor de<br />

programmamogelijkheden diverser en complexer worden. Actieplannen over de trajectbegeleiding werden binnen<br />

de hogeschool en in de opleiding uitgeschreven in het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan, het opleidingsplan, de<br />

<strong>onderwijs</strong>- en examenregeling en de intakeprocedure. Lectoren en ATP-personeel kregen vorming in verband<br />

met de mogelijkheden van het Flexibiliseringsdecreet. De stagecoördinator stippelt in overleg met de<br />

trajectbegeleider geïndividualiseerde stagetrajecten uit; ook worden voor groepen studenten die internationale<br />

uitwisselingen aangaan, aangepaste opleidingstrajecten bepaald. Binnen de hogeschool werd ook een globale<br />

regeling voor de toekenning van ‘bijzondere statuten‘ aan studenten in uitzonderlijke omstandigheden (topsport,<br />

medische of sociale redenen …) uitgewerkt. Het departement Verpleegkunde & Lerarenopleiding verfijnt deze<br />

regeling jaarlijks.<br />

De commissie stelt vast dat bijvoorbeeld voor werkstudenten, mensen met kinderen en een gezin, studenten met<br />

een functiebeperking … speciale individuele trajecten worden voorzien, flexibele leerwegen genaamd. Deze<br />

leerwegen worden erg individueel uitgestippeld, in die mate dat er toch een structurering zou moeten komen voor<br />

dergelijke studenten en mogelijkheden. Voor studenten die al een opleiding aan een hogeschool of universiteit<br />

achter de rug hebben, is een groot aantal paden nog onbewandeld. De commissie stelt vast dat er in beperkte<br />

mate individuele trajecten worden voorzien, maar voorbereidings- en vooral schakelprogramma’s zijn niet meteen<br />

aanwezig. Het beleid op het gebied van elders verworven competenties blijft dan ook op het informele niveau en<br />

zou moeten gestructureerd worden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het formaliseren van een structuur voor individuele leertrajecten en het ontwikkelen van voorbereidings- en<br />

schakelprogramma’s zijn stevige werkpunten.<br />

Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: goed<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: goed<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

goed<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

goed<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

588 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma een adequate transformatie is van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en de<br />

domeinspecifieke eisen;<br />

- de curriculaire vertaling van de eindkwalificatie van een goed niveau zijn;<br />

- de onderwerpen van de eindwerken in goede samenwerking met het beroepenveld worden gekozen;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang;<br />

- de afstemming tussen vormgeving en inhoud voldoende is, maar dat de studenten veel verschil constateren<br />

in het lesgeefgedrag bij de verschillende lectoren;<br />

- de beoordeling en de toetsing in de opleiding voldoende is, maar vraagt om een nadere uitwerking van<br />

gedrags- en prestatie-indicatoren;<br />

- de toelatingsvoorwaarden goed en duidelijk en in lijn zijn met de decretale voorwaarden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 589


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Op het niveau van de hogeschool wordt momenteel gewerkt aan een meer integraal personeelsbeleidsplan.<br />

Binnen het Hogeschool Onderhandelingscomité (HOC) werden diverse protocols afgesloten in verband met<br />

werving, benoeming, de ATP-loopbaanstructuur, prestatieregeling enzovoort. Deze HOC-protocols, waarvan<br />

sommige afgesloten met een niet-akkoord vanwege de personeelsdelegatie, geven inzicht in zowel vormelijke als<br />

inhoudelijke aspecten van het globale personeelsbeleid.<br />

De werving van het personeel gebeurt met wervingsprocedures die in HOC-protocols werden vastgelegd. Nieuwe<br />

aanwervingen via interne of externe vacatures volgen een volledige procedure met sollicitatiegesprekken en<br />

onderzoeken naar de geschiktheid van de kandidaten. Binnen de lerarenopleiding wordt een zo groot mogelijke<br />

transparantie op dat vlak nagestreefd. In het Departementaal Onderhandelingscomité wordt zo concreet mogelijk<br />

toelichting gegeven bij alle aanwervingen, personeelsverschuivingen, beëindigingen van contracten enzovoort.<br />

Voor elk personeelslid wordt jaarlijks een functie- of taakomschrijving opgesteld. De functieomschrijving wordt<br />

jaarlijks besproken met elk individueel personeelslid en zo nodig aan de realiteit aangepast. Elk personeelslid<br />

weet dus wat er van hem verwacht wordt en heeft zelf de verantwoordelijkheid voor de uitvoering.<br />

Met elk personeelslid wordt in principe jaarlijks een functioneringsgesprek gehouden. In het verleden is dit binnen<br />

de lerarenopleiding tamelijk systematisch gebeurd; sinds 2004 is een planning gemaakt die een jaarlijks gesprek<br />

voorziet, en een evaluatiegesprek om de drie à vijf jaar. Het functioneringsgesprek gebeurt meestal door het<br />

opleidingshoofd en mondt uit in een document met afspraken over het functioneren van het personeelslid. Van elk<br />

functioneringsgesprek wordt een schriftelijk verslag in tweevoud opgesteld.<br />

In het evaluatiegesprek worden de prestaties van elk personeelslid door het opleidings- en/of departementshoofd<br />

geëvalueerd, overeenkomstig het protocol evaluatie. Tot en met het academiejaar 2003-2004 werd voor de<br />

meeste personeelsleden enkel in 2001 een decretaal verplichte evaluatie uitgevoerd; vanaf 2004-2005 is een<br />

strikte timing opgesteld, die ertoe moet leiden dat alle personeelsleden uiterlijk tegen december 2006 een<br />

evaluatie gekregen hebben. De modaliteiten voor het evaluatiegesprek en beoordeling liggen vast in een HOCprotocol.<br />

Op de <strong>onderwijs</strong>formatie gebeurt de aanstelling in vacante betrekkingen meestal met jaarcontracten die<br />

samenvallen met een academiejaar; voor ATP-personeel is er steeds een aanstelling ‘contract onbepaalde duur’.<br />

Voor niet-vacante betrekkingen wordt gewerkt met interim-contracten van bepaalde duur. Voor vaste<br />

benoemingen werd in het academiejaar 2003-2004 een protocol afgesloten dat bij de bepaling van de voorrang<br />

sterk rekening houdt met de anciënniteit van het personeelslid en met de wettelijke limieten.<br />

De commissie stelt vast dat de benoemingen gebeuren na evaluatie door het departementshoofd. De<br />

benoemingen worden soms tegengehouden door de wettelijke 80-85-norm, en dan worden de vacatures door<br />

590 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


contractuele wervingen aangevuld. Voor de al benoemde personeelsleden is een tijdschema voor<br />

functioneringsgesprekken (jaarlijks) en evaluatiegesprekken (drie- à vijfjaarlijks) opgesteld. De commissie<br />

constateert dat ook deze modaliteiten vastliggen in procedures en in een HOC-protocol.<br />

Inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en didactische kwaliteiten van het aan te werven onderwijzend personeel werden<br />

in het verleden traditioneel gelegitimeerd door de behaalde diploma’s en (aanvullend) door de verworven<br />

relevante ervaringen van het personeelslid. Er waren, behalve tijdens de sollicitatiegesprekken, geen verdere<br />

formele inschattingen (proeven of testen …) van de kwaliteiten van de (beginnende) lector of praktijklector.<br />

Steeds meer wordt bij nieuwe aanwervingen tegenwoordig ook onderzocht – zij het meestal informeel en niet<br />

systematisch – of de betrokken sollicitant over de vereiste inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en didactische<br />

bekwaamheden beschikt om efficiënt te functioneren binnen het lectorenkorps en binnen de opleiding. Daarbij<br />

wordt onder meer voor ogen gehouden welke bekwaamheden binnen de opleiding op langere termijn nodig zijn<br />

(en niet enkel om tijdelijke tekorten op te vangen). Er is voor elke vacature van langere duur een vaste<br />

sollicitatieprocedure met een ‘sollicitatiecommissie’, waartoe in de mate van het mogelijke ook collega-lectoren<br />

behoren. Binnen de lerarenopleiding wordt de jaarlijkse toewijzing van de <strong>onderwijs</strong>activiteiten sterk bepaald door<br />

de bijzondere competenties van het beschikbare personeelskorps.<br />

Binnen de opleiding wordt een goed personeelsbeleid belemmerd door de volgende factoren:<br />

- In de opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> (met zeventig combinatiemogelijkheden) is de beweegruimte<br />

voor personeelsinzet klein (weinig parallelklassen, geen echte vakwerkgroepen …).<br />

- De financiële situatie van de KHMechelen maakt een echt bevorderingsbeleid erg moeilijk.<br />

- Een nieuw decreet op de lerarenopleiding wordt al lang aangekondigd. Het voorontwerp ervan werd in<br />

oktober 2005 meegedeeld.<br />

- Nieuwe initiatieven met mogelijke impact op het personeelsbeleid (verschuivingen in opdrachten en<br />

omkadering, nieuwe aanwervingen, nieuwe taken en functies …) worden daarom voorlopig bevroren.<br />

Binnen de lerarenopleiding wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat lectoren hun vakbekwaamheid en andere<br />

relevante vaardigheden in de mate van het mogelijke up-to-date moeten houden. Daarom wordt regelmatige<br />

nascholing als een noodzakelijk onderdeel van de opdracht van elk personeelslid beschouwd. In het departement<br />

en de opleidingen wordt een actief aanmoedigingsbeleid gevoerd. Dit houdt in dat het bestaande, relevante<br />

nascholingsaanbod algemeen en vaak ook individueel wordt bekendgemaakt. Daarnaast wordt bij de lectoren<br />

elke vorm van contact met het werkveld gestimuleerd. De opleidingshoofden voor de lerarenopleidingen<br />

beschikken over een begroot maximumbudget voor nascholing van hun lectoren. Het nascholingsbeleid van het<br />

departement en van de opleiding wordt in eerste instantie gestuurd en opgevolgd door de stafploeg. Aanvragen<br />

voor het volgen van nascholingen worden ingediend bij de opleidingshoofden of/en bij het departementshoofd.<br />

Goedgekeurde nascholingen en nascholingen in opdracht van de directie of het opleidingshoofd impliceren<br />

financiering door de hogeschool. Relevante informatie wordt indien (digitaal) voorhanden ter beschikking gesteld<br />

van de medewerkers. Dit gebeurt in de opleidingsvergaderingen of op meer informele wijze in beperktere<br />

groepen.<br />

Het departement en de hogeschool organiseren geregeld studiedagen voor alle medewerkers. Zo vonden er<br />

studiedagen plaats rond ICT, studie- en studentenbegeleiding, competentieleren, assessment …<br />

Op regelmatige tijdstippen worden (opfris)sessies georganiseerd tijdens de ‘Boterhammen op de Vest’. Er werden<br />

instapcursussen Toledo ingericht, en verdere professionalisering wordt maandelijks via de ‘Vormingsbits e-13’<br />

doorgemaild. Voor het middenkader zijn jaarlijkse extra nascholingen voorzien (change management, time<br />

management …).<br />

De commissie is van mening dat er ruimte is voorzien binnen de opdracht van het personeel voor nascholing.<br />

Deze gebeurt zowel intern als extern. De nascholingen worden gestimuleerd door de staf en uitgebreid<br />

bekendgemaakt aan de collega's. Het is duidelijk dat het personeelsbeleid beperkt wordt door de door de<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 591


overheid verstrekte middelen. Binnen deze beperkingen heeft het personeelsbeleid geleid tot een groep<br />

medewerkers die erg goed samenwerken en enthousiast zijn, en dit beleid kan dus als goed bestempeld worden.<br />

De jongste jaren werden in de lerarenopleiding verscheidene nieuwe personeelsleden aangeworven. Hiervoor<br />

was in het verleden geen formele procedure van introductie of begeleiding voorzien. Nochtans maakte de<br />

informele begeleiding van de nieuwe lectoren door hun collega’s een vlotte en snelle inpassing in het kader<br />

mogelijk.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding de introductie van nieuwe collega's recent geformaliseerd heeft.<br />

Uitgebreide contacten met het opleidingshoofd, een begeleidende mentor en een traject van twee jaar met<br />

bijscholingen, opleidingen en functioneringsgesprekken zorgen voor integratie in het korps.<br />

De commissie stelt vast dat het personeelsbeleid gebaseerd is op vastgelegde en uitgeschreven doelstellingen.<br />

De werving van personeel gebeurt volgens de in het HOC-protocol vastgelegde procedures, en transparantie<br />

wordt als erg belangrijk gezien. Er is volgens de commissie grote aandacht bij de aanwerving voor de specifieke<br />

kwalificaties, nodig voor de opleiding.<br />

De commissie stelt vast dat de taakbelasting jaarlijks wordt opgesteld en met de betrokkenen besproken. Indien<br />

nodig wordt deze aangepast aan de realiteit. Om deze taakbelasting binnen de perken te houden, zal bijzondere<br />

aandacht nodig zijn. De sterkte van de noodzakelijke studentenbegeleiding kan slechts gegarandeerd worden<br />

door een gunstige docenten-studentenverhouding, die door de aard van de opleiding hoger ligt bij dit departement<br />

dan bij andere afdelingen van de hogeschool. Bij stijging van het studentenaantal wordt taakbelasting volgens de<br />

commissie een ernstig aandachtspunt. Door de financiële beperkingen is het bevorderingsbeleid bijna niet<br />

aanwezig. De commissie is van mening dat de betrokkenheid van het personeel bij het beleid via bestuurs- en<br />

adviesorganen, werk- en vakgroepen erg groot is.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lerarenopleiding is een beroepsgerichte opleiding. Tot op vandaag wordt een bijzondere nadruk gelegd op het<br />

belang van wederzijdse interactie tussen het werkveld en de opleiding. De (praktijk)lectoren zijn de eerste en<br />

belangrijkste verbindingspersonen. Via de diverse vormen van stagebegeleiding in de opleiding is er een<br />

voortdurende wisselwerking, waarbij zowel het werkveld als de opleiders elkaar kunnen verrijken en inspireren.<br />

De formele en informele contacten met de mentoren van de stagescholen (vaak zelf oud-studenten van de<br />

lerarenopleiding van de KHMechelen of haar rechtsvoorganger) maken een voortdurende uitwisseling van<br />

ideeën, suggesties, verwachtingen en bekommernissen mogelijk. Bijna alle personeelsleden worden actief<br />

betrokken bij de stagebegeleiding van de studenten op de diverse stageplaatsen. Professionele ervaring en<br />

592 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


linken met het werkveld zijn dan ook belangrijke elementen bij mogelijke aantrekking van nieuwe<br />

personeelsleden. De opleiding verzorgt momenteel twee mentorendagen per academiejaar. Aanvankelijk was de<br />

respons hierop matig, maar door aanpassing van het programma en het tijdstip is dit verholpen.<br />

De commissie is van mening dat door de stagebegeleiding alle lectoren in contact zijn met het werkveld en<br />

gericht op de beroepspraktijk. Hierdoor zijn er vele informele contacten tussen de stagementoren en het<br />

departement, wat de uitwisseling van informatie en de <strong>onderwijs</strong>inbreng vanuit het werkveld mogelijk maakt.<br />

Uit gesprekken met directies en lectoren blijkt het goede contact tussen de opleidingscoördinator en de<br />

stagescholen.<br />

Het werkveld is op diverse wijze betrokken bij de opleiding: via participatie van een verantwoordelijke van de<br />

academische lerarenopleiding in de Departementale Raad, via de regelmatige contacten met mentoren (onder<br />

meer via jaarlijkse infomomenten voor mentoren en nascholingsinitiatieven van de opleiding zelf), via de<br />

samenwerking met pedagogische begeleidingsdiensten van Mechelen/Brussel, en via diverse persoonlijke<br />

contacten met scholen en organisaties. Bovendien worden de stagescholen betrokken bij de stagebeoordelingen<br />

en wordt er regelmatig een beroep gedaan op gastdocenten en andere sprekers uit het werkveld. De commissie<br />

is van mening dat de contacten met het werkveld weinig geformaliseerd zijn. Daarnaast constateert de commissie<br />

dat er verschillende vaklectoren samenwerken met hun respectieve pedagogische begeleiders, zodat ook van<br />

hieruit informatie over vernieuwingen verkregen wordt en in het programma hierop ingespeeld wordt. Het<br />

uitwerken van projecten in afspraak met <strong>secundair</strong>e scholen en het uitvoeren door de ontwerpers tijdens een<br />

stage, is hiervan een actueel voorbeeld.<br />

Dit wordt gekaderd in het eindwerk van de studenten als een aspect ‘groepswerk’. Ook door het volgen van<br />

navormingen blijft het personeel op de hoogte van recente ontwikkelingen in het <strong>onderwijs</strong>.<br />

Het departement stimuleert de docentenmobiliteit: geïnteresseerde collega’s krijgen de ruimte om te participeren<br />

aan verschillende internationaliseringsinitiatieven. Samen met de deelname van de leden van het<br />

hogeschoolbestuur en het middenkader aan internationale congressen en de deelname aan<br />

netwerkvergaderingen en conferenties, is dit een inhoudelijke verrijking; dit kan resulteren in <strong>onderwijs</strong>kundige<br />

vernieuwingsimpulsen. Bij nieuwe aanwervingen wordt expliciet aandacht besteed aan de internationale houding:<br />

de nieuwe medewerker moet getuigen van een open houding voor internationale en interculturele contacten. Er<br />

zijn contacten met een 25-tal buitenlandse hogescholen. Inkomende lectorenmobiliteit scoort iets beter dan<br />

uitgaande, die als laag kan bestempeld worden. Familiale omstandigheden en de grote hoeveelheid aan<br />

opdrachten worden hiertoe als verantwoording door de lectoren gebruikt. De commissie stelt vast dat de<br />

medewerkers de mogelijkheid krijgen om te participeren aan verschillende internationaliseringinitiatieven.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de lectorenmobiliteit uit te breiden.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 593


Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lerarenopleidingen hebben van oudsher een ruimere omkadering in vergelijking met andere studiegebieden.<br />

De hoge omkadering werd (en wordt) verantwoord vanuit de grote nood aan (persoonlijke) begeleiding binnen de<br />

lerarenopleiding. De totale beschikbare omkadering voor de lerarenopleiding is lange tijd relatief stabiel gebleven.<br />

Ze is pas de jongste jaren relevant gestegen, mede onder de invloed van een sterk groeiend aantal studenten in<br />

alle opleidingen. Sinds 2002 is het aantal beschikbare personeelsleden in het departement elk jaar toegenomen.<br />

Deze stijging kwam de opleiding LSO in heel geringe mate ten goede.<br />

De verdeling van de omkadering per opleiding wordt jaarlijks binnen de stafvergadering vastgelegd, en gebeurt<br />

vooral op basis van de evolutie van het aantal studenten van de afgelopen drie jaar per opleiding binnen het<br />

departement, en op basis van specifieke noden of acute evoluties die rechtstreeks de nood aan omkadering<br />

kunnen beïnvloeden.<br />

In 2005-2006 zijn 20,70 VTE rechtstreeks als onderwijzend personeel actief in LSO. Daarvan is ongeveer 65<br />

procent vastbenoemd, 30 procent tijdelijk vacant en de rest interimair. Acht procent is praktijklector. Er zijn ook<br />

een 5-tal gastprofessoren met beperkt VTE. In totaal zijn er ruim 80 personen (OP en ATP) actief in het<br />

departement lerarenopleidingen, waarvan 70 procent voltijds. Het belangrijkste deel van het personeel<br />

(ongeveerd 75 procent) is vrouwelijk. De verhouding voltijds/deeltijds personeel is redelijk laag (ongeveer 1/3).<br />

De omvang van het personeelsbestand valt binnen het wettelijk kader, maar wordt als minimaal ervaren.<br />

De omkaderingscoëfficiënt van 1.6 in het departement wordt omwille van de noodzaak van een sterke<br />

begeleiding van de studenten als noodzakelijk beschouwd. De werkdruk wordt ook nu nog als erg hoog ervaren.<br />

De leeftijd van de lectoren ligt hoofdzakelijk in de wat oudere categorieën (2/3 boven de 40 jaar). Het<br />

administratief personeel is gemiddeld jonger. De laatste jaren heef men wat jonger personeel kunnen aanwerven<br />

door de toename van het aantal studenten. Het leidde ertoe dat – binnen de opgelegde norm van maximaal 72<br />

procent - de jongste jaren ook enkele personeelsleden een vaste benoeming kregen aangeboden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

594 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over gekwalificeerd personeel en een personeelsbeleid voert dat recht doet aan goed<br />

functioneren in het <strong>onderwijs</strong>proces;<br />

- het aantal lectoren met praktijkervaring relatief groot is te noemen;<br />

- er aandacht is voor de pedagogische en didactische vorming van de <strong>onderwijs</strong>gevenden;<br />

- de kwantiteit van het personeel en de leeftijdsopbouw meer aandacht verdienen, mede in het kader van de<br />

geconstateerde werkdruk.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 595


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 is sinds augustus 2001 gevestigd in de campus De Vest,<br />

Zandpoortvest 60 in Mechelen. In de lesblok betrekt de opleiding lokalen en kantoren op de eerste en de tweede<br />

verdieping. Bij de inrichting ervan werden specifieke vaklokalen (biologie, aardrijkskunde, fysica/chemie,<br />

geschiedenis, wiskunde en Frans) voorzien. Alle leslokalen en kantoren op de eerste en tweede verdieping<br />

worden ook gebruikt door de drie andere opleidingen van het departement Verpleegkunde & Lerarenopleiding. De<br />

departementale directie, administratie en andere faciliteiten zijn aldus ruimtelijk verweven met de opleiding.<br />

De commissie stelt vast dat, hoewel de campus modern en functioneel van concept is, er al heel wat<br />

ongemakken tot uiting komen: er zijn klachten over akoestiek en ventilatie, er is te weinig ruimte voor de<br />

studenten voor informele contacten en er is een tekort aan fietsenparking. Het aanbrengen van verschillende<br />

kleuren voor de onderscheiden delen van het gebouw heeft volgens de commissie de indeling wel duidelijk<br />

gemaakt.<br />

Alle leslokalen zijn voorzien van bord, overheadprojectie en internetaansluiting. In de meeste lokalen staan<br />

permanent een videorecorder, televisietoestel en een computer. In twee leslokalen is er een vaste beamer voor<br />

projectie via pc of video voorzien; voor de andere kan projectiemateriaal ontleend worden. De vaklokalen voor<br />

aardrijkskunde, biologie en geschiedenis zijn eveneens uitgerust met een vaste beamer voor projectie via pc of<br />

video. Ook de ruime mediatheek, waaraan drie leslokalen en het multimedialokaal van het departement<br />

Verpleegkunde & Lerarenopleiding verbonden zijn, wordt gebruikt als <strong>onderwijs</strong>- en leercentrum.<br />

De algemene leslokalen voldoen volgens de commissie aan de verwachtingen van een nieuwe campus.<br />

De commissie is wel van mening dat de vaklokalen erg verschillend naargelang van het vak: sommige stralen het<br />

vak uit en hebben erg veel materiaal, andere zijn eerder ontgoochelend wat inrichting, ruimte en faciliteiten<br />

betreft.<br />

De technische opleidingen vinden in technische scholen in Mechelenplaats. Hoewel uiteraard elke betrokkene<br />

zou willen dat ook deze onderdelen op de campus zouden kunnen gegeven worden, beseft iedereen dat dit<br />

financieel onmogelijk is. Het voordeel van de verplaatsingen is dan weer dat de contacten met het werkveld<br />

intensief zijn. De verplaatsingen zijn beperkt in afstand en kunnen gemakkelijk door de studenten gemaakt<br />

worden, eventueel met de door de hogeschool geleende fietsen.<br />

Het departement wil ‘leren’ en ‘leren leren’ ondersteunen met ICT; het voorziet de nodige infrastructuur en voert<br />

een aangepast investeringsbeleid. Iedere student en lector heeft altijd toegang tot zijn/haar persoonlijke<br />

netwerklocaties en -instellingen (roaming profile) en internet, dankzij een goed uitgebouwde intranetstructuur en<br />

vlot toegankelijke hardware in het computerlokaal voor studenten (25 pc’s) en de bibliotheek (30 pc’s). In de<br />

gangen staan pc’s opgesteld waarop de student snel zijn e-mail kan raadplegen, evenals zijn persoonlijke<br />

netwerklocaties en internet. Ook van buiten de hogeschool heeft de student toegang tot zijn persoonlijke mailbox,<br />

de openbare mappen, persoonlijke netwerklocaties en intranet. Sinds enkele jaren wordt er daarenboven<br />

596 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


geëxperimenteerd met de elektronische leeromgeving Smartschool. Dit academiejaar wordt eveneens Toledo<br />

ingevoerd. Lectoren kunnen voor hun lessen, mits reservering, gebruikmaken van een van de twee<br />

computerleslokalen.<br />

Het departement beschikt verder over een goed uitgerust multimedialab en stelt, in het kader van Anytime,<br />

Anywhere Learning (AAL), laptops met draadloze netwerkverbinding ter beschikking. Bij problemen kunnen<br />

studenten en lectoren van 8.30 tot 17.30 uur een beroep doen op de informaticahelpdesk.<br />

De computerfaciliteiten worden door de commissie als voldoende ervaren, hoewel gebruikers uitbreiding, zeker<br />

op piekmomenten, zouden appreciëren. De elektronische leeromgeving is onlangs overgeschakeld van<br />

Smartschool naar Toledo, en wordt intensief gebruikt. Elke vakverantwoordelijke is beheerder en de laatste jaren<br />

is er een duidelijke stijging in het gebruik en de appreciatie.<br />

Op de campus staan computer-, kopieer- en printfaciliteiten, werkruimten, uitleendienst, mediatheek, cafetaria en<br />

campusshop ter beschikking van de studenten en de lectoren. De departementale Uitleendienst beheert<br />

verscheidene cassetterecorders, cd-spelers, boosters, koptelefoons, beamers, draagbare overheadprojectoren en<br />

achttien laptops met draadloze internetverbinding. Alle toestellen kunnen kosteloos door studenten en lectoren<br />

ontleend worden. Studenten kunnen gebruikmaken van alle kopieertoestellen (drie zwart-witkopieermachines,<br />

één kleurenkopieermachine) in de bibliotheek, evenals van een zwart-witkopieermachine in de gang vlakbij de<br />

leslokalen en de kopieermachine in de centrale inkomhal van campus De Vest. Printen kan van op elke pc naar<br />

de printerkopieermachines in de bibliotheek, in de gangen en naar de printers in de pc-lokalen.<br />

Lectoren beschikken over een lerarenwerkruimte met zes pc’s en een aangrenzende eet- en vergaderruimte met<br />

eveneens vier pc’s. Ze kunnen bovendien terecht in het kopieerlokaal naast het algemene secretariaat, in de<br />

beide secretariaten en in de lerarenwerkruimte. Printen en scannen kan uiteraard eveneens in de<br />

lerarenwerkruimte.<br />

Tijdens de pauzes staat de cafetaria De Poort met een ruim aanbod aan warme en koude gerechten en snacks<br />

ter beschikking. Er is de mogelijkheid tot tafeltennis en -voetbal. De campusshop bevindt zich op de gelijkvloerse<br />

verdieping van de lesblok van campus De Vest. Studenten kunnen hier terecht voor dagbladen, boeken,<br />

cursussen en kopieerwerk. Andere studentenfaciliteiten worden aangeboden via de dienst Studentenvoorzieningen:<br />

studiefinanciering, huisvestingsdienst, sport- en cultuurvoorzieningen, studie- en psychosociale<br />

begeleiding en fietsenontlening.<br />

De commissie stelt vast dat de cafetaria en campuswinkel door docenten en studenten worden geapprecieerd,<br />

alsook de andere eerstelijnsdiensten, die gemakkelijk en discreet bereikbaar zijn. De kosteloze Uitleendienst<br />

wordt door de commissie eveneens als een pluspunt gezien.<br />

De mediatheek van de KHMechelen neemt voor alle opleidingen een vijftal basisfuncties op zich:<br />

- De dienstverlening als klassieke bibliotheek- en informatiedienst: De bibliotheek beschikt over een<br />

overzichtelijke opstelling van de materialen en functionele ontsluiting via een gebruiksvriendelijke catalogus<br />

(AdLib). Relevante Nederlandstalige tijdschriftenartikelen aanwezig in de bibliotheek zijn ontsloten door<br />

middel van een eigen <strong>onderwijs</strong>kundige databank via bibliotheekautomatisering op pc, en de bibliotheek- en<br />

documentatiegids (Bidoc).<br />

- De dienstverlening als netwerkbibliotheek: Ter beschikking stellen van informatiebronnen die zich buiten de<br />

eigen hogeschool bevinden, zoals catalogi en collecties van andere binnen- en buitenlandse bibliotheken en<br />

documentatiediensten. Verder werd de bibliotheekcatalogus ingebed in een eigen website op intranet:<br />

http://helsinki/default_studenten.htm, en kunnen studenten gebruikmaken van het interbibliothecair<br />

leenverkeer.<br />

- De dienstverlening als virtuele bibliotheek:Door het aanbieden van elektronische informatie in fulltext,<br />

structurering van digitale informatie, ontwikkeling van digitale wegwijzers door selectie en beschrijving van<br />

websites, ontwikkeling van deskresearch-diensten enzovoort.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 597


- De dienstverlening als <strong>onderwijs</strong>leercentrum en studielandschap binnen het <strong>onderwijs</strong>gebeuren, door het<br />

aanbieden van geïntegreerde werkplekken voor individuele activiteiten en in (kleine) groepen, en door het<br />

verlenen van cobegeleiding.<br />

- De dienstverlening als zelfstudiecentrum buiten het normale <strong>onderwijs</strong> met specifieke begeleiding.<br />

Voor de opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> is een basiscollectie aanwezig met, naast monografieën en leermethodes<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, ook een goed overwogen selectie tijdschriften en losbladige publicaties, specifiek<br />

gericht op <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. De integratie van de collectie studiegebied <strong>onderwijs</strong> met die van verpleegkunde,<br />

architectuur en handelswetenschappen & bedrijfskunde binnen de centrale bibliotheek, bracht overigens voor<br />

diverse onderwerpen en vakgebieden (taalvakken, economie, biologie ...) een duidelijke verruiming van het<br />

aanbod. Er is ook aandacht voor het verwijderen van verouderd materiaal.<br />

De mediatheek, die ook als studielandschap voor de studenten dienstdoet, is volgens de commissie voor<br />

verbetering vatbaar, en de opleiding is zich daarvan bewust. Hoewel ernstige inspanningen geleverd werden<br />

(gebruiksvriendelijkheid, centrale catalogus, verbinding met Toledo enzovoort), is het euvel van ‘vermiste’ werken<br />

nog niet echt verholpen, en dit is zichtbaar. Een blijvende inspanning en vervanging van verdwenen boeken kan<br />

dit euvel verhelpen.<br />

De werkingsuitkeringen (overheidsenveloppe) vormen de belangrijkste component (ongeveer 80 procent) van de<br />

opbrengsten van de KHMechelen. In het verleden, en tot op vandaag, blijken die werkingsuitkeringen nauwelijks<br />

te volstaan om de nieuwe taken en uitdagingen waarmee de verschillende opleidingen sinds 1996 geconfronteerd<br />

werden (posthogeschoolvorming, internationalisering, kwaliteitszorg, ICT-investeringen, herstructureringen in het<br />

kader van Bologna enzovoort), aan te kunnen. Het departement Verpleegkunde & Lerarenopleiding kan, zoals de<br />

andere departementen van de KHMechelen, een relatief autonoom beleid voeren op een aantal vlakken,<br />

uiteraard binnen de gestelde budgettaire grenzen en mogelijkheden. Binnen het departement Verpleegkunde &<br />

Lerarenopleiding zijn er vier opleidingen. De beschikbare departementale middelen worden – voor zover<br />

opleidingsgebonden – per opleiding toegekend en aangewend, volgens indicatieve criteria die te maken hebben<br />

met het aantal studenten per opleiding, opleidingsgebonden noodzaak, tijdelijke investeringsnoden enzovoort.<br />

Er is volgens de commissie een verstandig, voorzichtig financieel beleid. In het departement zou de verdere<br />

uitbouw van mediatheek en sommige vaklokalen de nodige aandacht kunnen krijgen.<br />

De commissie stelt vast dat de studenten meer ‘vrije ruimte’ vragen waar ze zich kunnen ontspannen of waar ze<br />

kunnen afspreken om aan groepstaken of vakoverschrijdende opdrachten kunnen werken. Een positieve<br />

opmerking over de bereikbaarheid van de werknemers van deze opleiding: allen zijn te allen tijde aan te spreken<br />

in hun kantoor, in de gangen of de lokalen. Met andere woorden: de laagdrempeligheid is ook te merken in de<br />

huisvesting.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De bibliotheek vraagt bijzondere aandacht. Het is een erg mooie en ruime ruimte, maar de collectie lijkt behoorlijk<br />

verouderd en de organisatie zou moeten bijgewerkt worden. Er is bijvoorbeeld een degelijk digitaal systeem nodig<br />

dat het opzoeken en uitlenen van de boeken gemakkelijker maakt en dat het mogelijk maakt om controle te<br />

houden op het uitlenen en al dan niet ontvreemden van boeken<br />

598 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Studie- en studentenbegeleiding is prominent aanwezig in de missie en de strategische doelen van de Katholieke<br />

Hogeschool Mechelen. Het tweede strategisch doel is ‘studie- en trajectbegeleiding’. In het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan<br />

2003-2006 van de hogeschool is ‘studie- en studentenbegeleiding’ de eerste prioriteit. Onder<br />

supervisie van de academisch directeur tekende de hogeschoolwerkgroep Studie- en Studentenbegeleiding<br />

tijdens de voorbije academiejaren het hogeschoolbrede kader uit, waarbinnen departementen en opleidingen<br />

studie- en studentenbegeleiding organiseren. Deze werkgroep wordt ondersteund door de pr-verantwoordelijke<br />

van de hogeschool. Binnen dit conceptuele kader wordt een onderscheid gemaakt in de begeleiding bij instroom,<br />

doorstroom en uitstroom. Instroombegeleiding start bij het geven van informatie aan abituriënten en andere<br />

potentiële studenten, en eindigt bij de administratieve inschrijving. Tijdens het doorlopen van het studietraject<br />

wordt intensieve en sterk geïndividualiseerde doorstroombegeleiding voorzien. Bij het (voortijdig) beëindigen van<br />

de studieloopbaan start de uitstroombegeleiding. In de opleiding werken het opleidingshoofd en de lectoren deze<br />

begeleiding uit, bijgestaan door de studiebegeleider van de opleiding en de trajectbegeleider. De Ombudsdienst<br />

van het departement, de medewerker van het Studenteninformatiepunt (STiP) in het departement en<br />

Studentenvoorzieningen (STUVO) kunnen extra ondersteuning geven.<br />

De wijze waarop de studenten begeleid worden, getuigt volgens de commissie van een doordachte aanpak.<br />

Zowel in de missie, in de strategische doelen, als in het veld is de aandacht voor de studie- en<br />

studentenbegeleiding prominent aanwezig. De begeleiding situeert zich bij:<br />

- de instroom door middel van ondersteunende activiteiten bij het studiekeuzeproces: onder andere via SID-In<br />

en het al vermelde SOHO-project/de onthaaldagen/de geformaliseerde intakeprocedure/de LASSI-test;<br />

- de doorstroom: op het vlak van duidelijke communicatie met betrekking tot programma, doelstellingen,<br />

<strong>onderwijs</strong>- en examenreglement, jaarplanning;<br />

- de uitstroom: met betrekking tot afhakers door middel van exitgesprekken (maar nog niet structureel<br />

ingebed).<br />

Het is duidelijk dat de studiebegeleiding van KHMechelen, departement Lerarenopleiding, een sterk punt is.<br />

De appreciatie bij alle gebruikers en alumni is erg groot. De informatie naar mogelijke kandidaten is uitgebreid en<br />

gebeurt via de klassieke kanalen: SID-In, CLB, contacten met <strong>secundair</strong>e scholen, mailings, informatiedagen en<br />

de website. KHMechelen werkt mee aan de SOHO-werkgroep die de overgang van de leerlingen SO naar het HO<br />

stroomlijnt.<br />

Het inschrijvingstraject is goed uitgewerkt met een uitgebreid intakegesprek, informatieverstrekking over de<br />

diverse diensten, het nagaan van de instroomcompetenties en eventuele bijzondere trajecten. De<br />

trajectbegeleider zorgt voor aangepaste begeleiding bij EVC of EVK. Verder is er aandacht voor de diverse<br />

studentenvoorzieningen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 599


De informatie voor de nieuwe studenten over programma's, doelstellingen en reglementen is voorhanden. De<br />

informatie loopt via verschillende kanalen en is gebruiksvriendelijk en transparant. De onthaaldagen voor de<br />

nieuwe studenten lijken efficiënt en geven voldoening aan de betrokkenen.<br />

Tijdens de opleiding zijn vooral de laagdrempelige en efficiënte contacten met de individuele lectoren erg<br />

belangrijk. Ze zorgen meestal voor oplossingen bij problemen allerhande. Wanneer er ondersteuning nodig is bij<br />

complexere problemen, dan kan dit door de STUVO-dienst of de STIP-punten. De evaluatieresultaten worden<br />

met de studenten besproken, en de transparantie is groot. Er is een trajectbegeleiding die de flexibele leerwegen<br />

opvolgt. De Ombudsdienst zorgt voor mogelijke oplossingen bij conflicten en heeft bijzondere aandacht voor de<br />

evaluatieperiodes. De ombudsvrouw stelt zich aan het begin van het academiejaar voor in elke klasgroep.<br />

Bij Internationalisering worden zowel de binnenkomende als uitgaande studenten erg goed opgevolgd. Door het<br />

inschakelen van betrokken studenten voor de voorlichting van mogelijk nieuwe kandidaten, ontstaat er extra<br />

enthousiasme voor de internationalisering bij de studentenpopulatie. Er kan meer aandacht geschonken worden<br />

aan de systematische opvolging van drop-out.<br />

De kleinschaligheid leidt als het ware vanzelfsprekend tot de mogelijkheid van een meer intensieve<br />

docentenbegeleiding: de lage drempel tussen docenten en studenten wordt algemeen als een sterk punt ervaren.<br />

Voor de technische richtingen is studiebegeleiding verplicht en ingeroosterd.<br />

Naast de hulp van de individuele docenten kunnen de studenten rekenen op de ondersteuning van een<br />

ingeroosterde studiebegeleider, de dienst STUVO (algemene studentvoorzieningen), een Studenteninformatiepunt<br />

(voor individuele vragen), een Ombudsdienst en een dienst gericht op de internationale<br />

studentuitwisselingen.<br />

Globaal biedt het ruime aanbod aan studiebegeleiding en studentendiensten, naast de transparante<br />

communicatie over ondersteunende voorzieningen, op psychologisch, sociaal en materieel gebied een sterk<br />

draagvlak voor het optimaliseren van de studievoortgang en het welbevinden van de studenten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De gegevens uit het gesprek met afhakers zouden systematischer teruggekoppeld kunnen worden naar de<br />

opleiding in functie van de in- en doorstroombegeleiding.<br />

De begeleiding van afgestudeerden bij hun overstap naar en tijdens het beroepsleven is beperkt.<br />

Het is wenselijk om meer aandacht te schenken aan de alumniwerking en de Plaatsingsdienst van<br />

afgestudeerden. Aan de alumniwerking werd, zoals voorzien in het opleidingsplan, al een nieuwe start gegeven<br />

600 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

voldoende<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- voorzieningen:<br />

• er voldoende theorielokalen zijn met een goede uitrusting;<br />

• de opleiding constante aandacht heeft voor didactisch materiaal;<br />

• de kosteloze Uitleendienst als een pluspunt wordt gezien.<br />

- studiebegeleiding:<br />

• er leertrajectbegeleiders zijn aangesteld;<br />

• de opleiding beschikt over een goed werkende Ombudsdienst;<br />

• studiebegeleiding voornamelijk op departementaal niveau wordt vorm gegeven en uitgaat van een<br />

duidelijk beleid;<br />

• een sterk punt van de opleiding is;<br />

• door alle gebruikers en alumni geapprecieerd wordt.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 601


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Op departementsniveau vormen de departementsdirecteur, de opleidingshoofden en de beleidsmedewerker de<br />

staf van het departement Verpleegkunde & Lerarenopleiding. Ze vergaderen wekelijks, en stippelen het beleid<br />

van het departement uit in functie van de missie, de <strong>onderwijs</strong>visie en de strategische doelstellingen. Na overleg<br />

in en op advies van de Departementale Raad, wordt het voorgestelde beleid ingevoerd en geconcretiseerd in de<br />

verschillende opleidingen. De departementale kwaliteitscoördinator biedt hierbij methodologische, inhoudelijke en<br />

organisatorische ondersteuning. Als de staf een vergadering specifiek wijdt aan interne kwaliteitszorg wordt de<br />

hogeschoolcoördinator <strong>Onderwijs</strong>-Verzorging en Studentenzaken hierop uitgenodigd. Drie internationale<br />

coördinatoren op departementsniveau bewaken de kwaliteitszorg van de internationalisering. De departementale<br />

kwaliteitscoördinator ondersteunt de verschillende opleidingsgebonden verantwoordelijken voor trajectbegeleiding<br />

en competentieleren, en fungeert als contactpersoon tussen het hogeschool- en opleidingsniveau. Voor e-leren<br />

vervult de departementale ICT-verantwoordelijke deze functie. In het bibliotheekteam is een collectieverantwoordelijke<br />

aangesteld, die <strong>onderwijs</strong>ondersteuning biedt door het ter beschikking stellen van bronnen en<br />

methodieken van gegevensontsluiting.<br />

Op opleidingsniveau werd vanaf het academiejaar 2003–2004 in het departement per opleiding een<br />

opleidingsraad geïnstalleerd. Deze raad is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de <strong>onderwijs</strong>activiteiten en<br />

de kwaliteitszorg van de opleiding. Meer concreet ondersteunt deze Opleidingsraad als denk- en reflectiegroep de<br />

dagelijkse leiding van de opleiding, levert hij beleidsvoorbereidend werk, werkt voorstellen uit voor een optimale<br />

werking van de opleiding en volgt het opleidingsplan van de opleiding op. De Opleidingsraad komt maandelijks<br />

samen en toetst zijn werkzaamheden regelmatig aan het voltallige leerkrachtenteam, dat twee- à driewekelijks<br />

samenkomt in een opleidingsvergadering. Alle lectoren van LSO nemen deel aan deze vergadering. In de<br />

opleidingsvergadering worden de beleidsopties, voorstellen en beslissingen die in de Opleidingsraad zijn<br />

genomen, toegelicht. Interne kwaliteitszorg wordt niet alleen ter harte genomen in en door het voltallige LSOteam,<br />

ook de studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via informele contacten, de ‘laatste<br />

inspanningsenquête’ en de opleidingsspecifieke Studentenraad. Zo hebben studenten de kans om de opgezette<br />

acties en activiteiten te evalueren en eventueel verbeteringsinitiatieven voor te stellen.<br />

Tot 1999, het jaar waarin het kwaliteitszorgsysteem van de KHMechelen werd uitgetekend, was het<br />

kwaliteitsbeleid van de opleiding expliciet geënt op de doorlichtingsrapporten. De laatste doorlichting vond plaats<br />

in 1998. De verbeteringsdoelen die uit het laatste doorlichtingsrapport werden gedestilleerd, gaven aanleiding tot<br />

actieplannen op korte en middellange termijn. Het concept van het interne kwaliteitszorgsysteem van de<br />

KHMechelen voorziet in de opstelling van opleidingsplannen met een looptijd van vier jaar. Het proces om een<br />

eerste opleidingsplan (2000-2004) op te stellen, werd geïnitieerd in 1999-2000. Uitgaande van de strategische<br />

doelen van de hogeschool werd in januari 2000 een SWOT-analyse van de opleidingen van het studiegebied<br />

<strong>Onderwijs</strong> uitgevoerd. Prioriteiten, algemene en concrete actiepunten werden opgesteld en mondden uit in een<br />

gemeenschappelijk beleidsplan 2001-2005 voor de drie opleidingen van het toenmalige departement<br />

Lerarenopleiding.<br />

602 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


De kwaliteitswerking concentreerde zich rond vijf thema’s:<br />

- informatie- en communicatietechnologie;<br />

- reflectiebegeleiding;<br />

- ruim kansenbeleid;<br />

- levenslang leren/posthogeschoolvorming;<br />

- inhuizing in de nieuwe campus;<br />

- de nieuwe infrastructuur biedt mogelijkheden tot nieuwe werkvormen, nieuwe bibliotheek- en<br />

mediatheekwerking, nieuwe logistieke werking enzovoort.<br />

Voor de volgende vier jaren werden de volgende projectplannen opgenomen in het opleidingsplan 2005-2009 dat,<br />

zoals het beleidsplan 2001-2005, opleidingsoverstijgend voor het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> werd opgesteld:<br />

- het invoeren van competentieleren (curricula en assessment) ter voorbereiding van de accreditering en het<br />

stimuleren van de (internationale) mobiliteit van studenten;<br />

- het invoeren van verschillende vormen van flexibel leren met een goed uitgebouwd stelsel van begeleiding;<br />

- het inschakelen van nieuwe technologieën (het digitaal leerplatform Toledo);<br />

- het creëren van krachtige/studentgecentreerde leeromgevingen en het realiseren van een ervaringsgerichte<br />

opleidingsdidactiek;<br />

- de opleiding profileren binnen en buiten de associatie.<br />

Daarnaast speelt de opleiding continu en soepel in op nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen, ook indien ze niet<br />

opgenomen zijn in het opleidingsplan. De prioriteiten en bijhorende actieplannen uit het opleidingsplan worden<br />

jaarlijks, parallel aan het opstellen van het departementale jaarverslag, geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd.<br />

In het kader van de interne kwaliteitszorg en ter voorbereiding van het opleidingsplan 2005-2009 werden de<br />

volgende bevragingen uitgevoerd:<br />

- Studentenbevragingen:<br />

De bevragingen in LSO gebeuren zowel op een formele (via enquêtes en wetenschappelijk onderzoek) als op<br />

een informele manier (via spontane contacten, via de Studentenraad …). De gegevens van de onderzoeken<br />

hebben alle geleid tot veranderingen in werkvormen en begeleidingswijzen. Sinds 2002-2003 worden alle<br />

studenten op het einde van het academiejaar anoniem bevraagd via een ‘laatste inspanningsenquête’ over hun<br />

belevingen ten aanzien van informatieverschaffing, de blokperiode, examens, de verschillende opleidingsonderdelen<br />

en de stages.<br />

Het process oriented self assessment-instrument is een bevraging die focust op het welbevinden en de<br />

betrokkenheid van de student, via vragen met betrekking tot factoren in zichzelf en factoren in de context, naast<br />

vragen over de ontwikkeling van competenties en leerinhouden. Het doel van het instrument is de student te<br />

ondersteunen in het reflecteren over het eigen studieproces. In samenwerking met de K.U.Leuven werd een<br />

motivatieonderzoek gedaan bij de tweedejaarsstudenten algemene vakken.<br />

- Studietijdmetingen:<br />

In het schooljaar 2003-2004 werd getracht een studietijdmeting in de verschillende programmajaren LSO door te<br />

voeren aan de hand van een tijdschrijfmethode. Deze meting heeft echter niet tot resultaten kunnen leiden<br />

wegens de te beperkte respons van de studenten. In 2004-2005 heeft een aantal lectoren dan zelf aan de hand<br />

van takenkaarten de begrote studietijd berekend en de reële studietijd laten invullen, wat in 2005-2006<br />

resulteerde in een curriculum/ECTS-fiche waarin naast de contacturen ook de begrote studietijd opgenomen<br />

werd.<br />

In 2005-2006 werd door de opdrachthouder Wim Verlaeckt ’Beter meten is beter weten’, een studietijdmeting in 2<br />

LSO uitgevoerd, door een schatting achteraf bij de huidige derdejaarsstudenten. De resultaten zullen begin 2006<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 603


eschikbaar zijn. Vanaf november 2005 wordt ook aan de eerstejaarsstudenten gevraagd om via www.kronos.be<br />

hun reële studietijd bij te houden. Bij het aanpassen/vernieuwen van het opleidingsprogramma zal rekening<br />

gehouden worden met de resultaten.<br />

- Lectorenbevragingen<br />

De SERV-enquête ‘Werkdruk en stress in Vlaamse hogescholen’ werd uitgevoerd tijdens de academiejaren<br />

20022004. Tijdens het academiejaar 2002-2003 werd een motivatieonderzoek verricht. Dit was een vergelijkend<br />

onderzoek, waarbij een aantal welzijn- en gedragvariabelen werd onderzocht, parallel aan één<br />

omgevingsvariabele, namelijk de interactievorm met de chef. In december 2004 werd aan alle personeelsleden<br />

gevraagd om hun mening te formuleren over het gevoerde personeelsbeleid in de KHMechelen. In maart 2005<br />

organiseerde de raad van bestuur rondetafelgesprekken met het middenkader van elk departement, om te<br />

vernemen hoe de vijf bevraagde strategische doelstellingen van de hogeschool in elk departement<br />

geconcretiseerd worden.<br />

- Werkveldbevragingen:<br />

In 2002-2003 werd bij het werkveld gepeild naar de mate waarin de afgestudeerden van de KHMechelen<br />

beschikken over de nodige basiscompetenties om een goede leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep 1 te zijn.<br />

- Internationale bevragingen:<br />

In Euroscene 2003 werden in alle lidstaten van de Europese Unie de lerarenopleidingen Lager <strong>Onderwijs</strong> en<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 digitaal bevraagd over de aandacht in het <strong>onderwijs</strong> voor techniek en exacte<br />

wetenschappen.<br />

De commissie is van mening dat het beleid van de lerarenopleiding past in het kwaliteitszorgsysteem van de<br />

KHMechelen. Het departement en de opleiding leggen eigen accenten en diagnostische elementen. Na een<br />

SWOT-analyse werd er gefocust op ICT, reflectiebegeleiding, kansenbeleid, levenslang leren en de nieuwe<br />

campus (2001 - 2005). De commissie constateert dat voor de periode 2005-2009 competentieleren, flexibel leren,<br />

Toledo, krachtige leeromgevingen en opleidingsdidactiek, en het profileren van de opleiding in het opleidingsplan<br />

zijn opgenomen. Het is volgens de commissie duidelijk dat tussen het schrijven van het zelfevaluatierapport en de<br />

periode van de visitatie een grote inspanning geleverd werd om dit beleid om te zetten in werkelijke<br />

kwaliteitscontrole. Studentenbevragingen geven duidelijke indicatoren aan, en de resultaten worden opgevolgd.<br />

Ook de lectorenbevragingen leveren bruikbare informatie op. De commissie vindt wel dat de<br />

werkveldbevragingen meer kunnen opleveren dan tot op dit moment gebeurt. De informele contacten zijn<br />

uiteraard een bron van informatie, maar dit zou, samen met de bevraging van de alumni beter geformaliseerd<br />

kunnen worden.<br />

Uit de verkregen informatie maakt de opleiding een goede sterkte-zwakteanalyse, die aanleiding geeft tot een<br />

grote verbeteringsdynamiek. Dit uit zich in de vele, huidige realisaties die nog als planning in het<br />

zelfevaluatierapport zijn beschreven. Het is voor de commissie duidelijk dat het beleid in verband met<br />

kwaliteitszorg positief evolueert.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

604 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Uit de aanbevelingen van een doorlichting in 1998 werden enkele verbeteringsdoelen afgeleid. Elke lector kreeg<br />

het algemene verslag, en de opmerkingen die specifiek betrekking hadden op zijn/haar opleidingsonderdelen<br />

werden individueel met hem/haar besproken. De aanbevelingen werden opgevolgd. Enkele concrete<br />

voorbeelden: de nieuwe campus laat toe om alle <strong>onderwijs</strong>activiteiten optimaal te laten verlopen, het tekort aan<br />

vakoverschrijdende thema’s werd door het leerkrachtenteam weggewerkt door vakoverschrijdende initiatieven, de<br />

opleiding heeft meer aandacht voor instromende studenten uit het bso en dit zowel in de curricula als in de stage,<br />

studiebegeleiding werd een sterk punt in de opleiding en de studenten worden via diverse kanalen op de hoogte<br />

gebracht van het studieprogramma.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat na de doorlichting van 1998 verbeteringspunten werden opgesteld en<br />

opgevolgd. Alleen het actualiseren van de bibliotheek kan nog beter aangepakt worden.<br />

In de departementale jaarverslagen werden de vooropgestelde prioriteiten en projectplannen uit het beleidsplan<br />

2001-2005 geëvalueerd, tekorten opgespoord en nieuwe acties opgezet.<br />

Uit het beleidsplan 2001-2005 volgden verbeteringsdoelen waaruit acties volgden. De commissie constateert dat<br />

de doelen van het beleidsplan 2001-2005 grotendeels werden gerealiseerd. Alleen de posthogeschoolvorming<br />

vormt hierop een uitzondering wegens het ontbreken van de nodige omkadering. Het bijsturen van het<br />

opleidingsplan en het systematisch toetsen van het opleidingsprogramma zijn volgens de commissie gefundeerde<br />

streefdoelen. Het nu uitgestippelde beleid kan ervoor zorgen dat de inspanningen die opgebracht werden voor de<br />

verschillende metingen, tot effectieve verbeteringsmaatregelen leiden. Momenteel wordt er vooral aandacht<br />

besteed aan de uitvoering en het bijsturen van het opleidingsplan 2005-2009 en het op systematische wijze<br />

toetsen van het opleidingsprogramma bij alle betrokken actoren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 605


Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Lectoren en medewerkers worden bij de interne kwaliteitszorg betrokken. Op opleidingsniveau gebeurt dit in de<br />

Opleidingsraad. Een tweede belangrijk orgaan waardoor lectoren betrokken worden, is de opleidingsvergadering,<br />

waartoe alle lectoren van LSO behoren. Alle lectoren werden ingeschakeld bij de SWOT-analyse, bij het SERVonderzoek,<br />

het motivatieonderzoek en de andere onderzoeken. Om de voorstellen van de Opleidingsraad die in<br />

de opleidingsvergadering besproken en goedgekeurd werden gestalte te geven, wordt regelmatig de nood<br />

aangevoeld om bij heel concrete en specifieke onderwerpen na te denken over de aanpak en de<br />

kwaliteitsbewaking en -verbetering. Hiervoor worden dan specifieke werkgroepen opgericht (bijvoorbeeld<br />

Reflectie, Stage en Stagevisie, Mentorenontmoeting, Projectwerk, ZER …). Alle lectoren maken deel uit van (of<br />

hebben al deelgenomen aan) één of meer werkgroepen, afhankelijk van hun interesse en bekwaamheden. De<br />

bijzondere activiteiten in de verschillende opleidingsjaren worden onmiddellijk na de realisatie besproken op de<br />

eerstvolgende opleidingsvergadering, waaruit eventuele actiepunten naar het volgend academiejaar geformuleerd<br />

worden. Naast deze formele organen zijn alle lectoren uit hoofde van hun opdracht dagelijks intens bezig met en<br />

bekommerd om de kwaliteit van de opleiding.<br />

Op departementaal niveau worden de lectoren via afvaardiging bij interne kwaliteitszorg betrokken via de<br />

Departementale Raad. Op hogeschoolniveau gebeurt dit door afvaardiging via de Academische Raad<br />

Op opleidingsniveau worden de studenten betrokken bij de interne kwaliteitszorg via de Opleidingsraad voor<br />

studenten LSO. In deze raad zitten enkele studenten die de rol van groepsverantwoordelijke student op zich<br />

genomen hebben. Ze bespreken de werking van de opleiding, melden zaken die goed/fout lopen, formuleren<br />

aanbevelingen enzovoort. Tijdens de lessen worden de studenten bevraagd over het algemeen welbevinden<br />

binnen de opleiding en de algemene betrokkenheid, er gebeurt onderzoek naar de kwaliteit van de<br />

informatieverschaffing bij de intake en naar de gepercipieerde moeilijkheidsgraad van de opleidingsonderdelen,<br />

er worden studietijdmetingen uitgevoerd en de resultaten van de bevragingen en de onderzoeken tijdens de<br />

Opleidingsraad voor studenten worden voorgesteld en besproken. Door de vertegenwoordigers per klasgroep,<br />

maar ook door het persoonlijk invullen van enquêtes en onderzoeken zijn alle studenten betrokken bij de interne<br />

kwaliteitszorg. Ze kunnen steeds terecht bij alle lectoren. Van deze lectoren hebben de groepsverantwoordelijke<br />

lectoren als taak de eerstelijnsopvang te verzorgen wat betreft problemen rond globaal welbevinden en sfeer in<br />

de klasgroep. Ook individuele studenten met problemen en bepaalde groepen studenten (bisstudenten, studenten<br />

met een handicap …) worden in eerste instantie door hun groepsverantwoordelijke lector verder geholpen. Alle<br />

echo’s in verband met kwaliteitsbewaking vanuit de studenten worden gerapporteerd aan het opleidingshoofd en<br />

in de mate van het mogelijke wordt er werkelijk rekening gehouden met de bedenkingen en de suggesties van de<br />

studenten. Zo is vanaf 2004-2005 de ‘coachingstage’ opgenomen: een aanpassing die deels gebaseerd werd op<br />

de vraag van de studenten om de eerstejaarsstudenten meer lessen te laten geven.<br />

Op departementaal niveau bestaat de bijdrage van de studenten tot de interne kwaliteitszorg in hun<br />

vertegenwoordiging in de Departementale Raad (maandelijks). Studenten van de Studentenraad nemen een<br />

mandaat op in de raad van bestuur, het directiecomité, de Academische Raad, de departementale raden, de<br />

algemene vergadering van de vzw Studentenvoorzieningen en in de werkgroepen van de hogeschool. Er wordt<br />

kantoor- en vergaderruimte ter beschikking gesteld van de studenten die een mandaat hebben.<br />

606 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Alumni worden tot nu toe niet formeel betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Wel bestaat er een bestand met de<br />

e-mailadressen van de afgestudeerden van de vijf laatste jaren. Dit kan gebruikt worden om bevragingen te<br />

organiseren.<br />

Het beroepenveld wordt wel betrokken bij de kwaliteitswerking. Heel wat impact hebben de contacten met het<br />

werkveld op opleidingsniveau. Er is een jaarlijkse mentorenontmoeting, waarbij de mentoren hun bedenkingen en<br />

opmerkingen over de opleiding kwijt kunnen. Ook tijdens de stagebezoeken en tijdens andere informele<br />

contacten houden alle lectoren hun oren en ogen open voor alle opmerkingen en bedenkingen over de opleiding<br />

door de mentoren. Op departementaal niveau wordt het beroepenveld bij de kwaliteitsbewaking betrokken via de<br />

Departementale Raad. Er is een platform opgericht waarin de coördinerende directeurs van de<br />

scholengemeenschappen van Mechelen en Haacht en SOHO-coördinatoren zetelen, onder de coördinatie van de<br />

KHMechelen.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding alle doelgroepen beoogt bij de kwaliteitszorg. Dit lukt uiteraard beter bij<br />

de nog aanwezige actoren (studenten en lectoren) dan bij de alumni en het werkveld. Bij de lectoren is de<br />

betrokkenheid groot, en het voornaamste orgaan is volgens de commissie de Opleidingsraad. Er bestaat<br />

enthousiasme wanneer bijzondere werkgroepen problemen moeten aanpakken, en de deelnamegraad is erg<br />

groot. Ook op departementaal en hogeschoolniveau zijn lectoren betrokken bij het kwaliteitsbeleid. De commissie<br />

stelt eveneens vast dat de studenten vertegenwoordigd zijn in de organen die zich met kwaliteitszorg<br />

bezighouden. Hun betrokkenheid bij onderzoeken en enquêtes is ook goed te noemen. Door de kleinschaligheid<br />

en de lage drempel is er een informele input van de studenten op de kwaliteitszorg; deze input via individuele<br />

lectoren, studiebegeleiders en de Ombudsdienst mag niet onderschat worden. De werkveldbevragingen kunnen<br />

volgens de commissie meer opleveren dan tot op dit moment gebeurt. De informele contacten zijn uiteraard een<br />

bron van informatie, maar dit zou, samen met de bevraging van de alumni, beter geformaliseerd kunnen worden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de werkveld- en de alumnibevragingen meer te formaliseren.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 607


Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over een dynamisch kwaliteitszorgsysteem gebaseerd op de PCDA-methodiek;<br />

- er periodieke bevragingen worden georganiseerd op diverse terreinen aangaande het <strong>onderwijs</strong> en met<br />

relevante doelgroepen;<br />

- er een kwaliteitshandboek aanwezig is gebaseerd op een integrale benadering van kwaliteitszorg;<br />

- de verbeteringsacties vooral gericht zijn op het curriculum;<br />

- er duidelijk sprake is van een verbeteringsbeleid;<br />

- er een actieve betrokkenheid is van studenten, lectoren en het werkveld bij interne kwaliteitszorg<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

608 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding is opgebouwd vanuit en gericht naar het bereiken van de basiscompetenties. Aangezien er een<br />

duidelijke vertaling is van de doelen in het curriculum, kunnen we aannemen dat de afgestudeerden die het<br />

volledige curriculum hebben doorlopen, beantwoorden aan de vooropgestelde basiscompetenties. Theorie en<br />

praktijk zijn steeds nauw met elkaar verbonden. Enerzijds wordt de praktijkopleiding onderbouwd met een<br />

degelijke theoretische basis, anderzijds vormen de praktijkervaringen een continue inspiratiebron voor de evolutie<br />

in het theoretische aanbod. Ook de studenten in opleiding worden jaarlijks bevraagd over hun ervaringen met de<br />

verschillende onderdelen van de opleiding. Uit de bevraging worden systematisch verbeteringspunten per<br />

opleidingsonderdeel gedestilleerd. De individuele vaklectoren krijgen de bemerkingen van de studenten op hun<br />

cursus, werk- en evaluatievormen, en voeren die indien nodig het volgende academiejaar in.<br />

Zoals eerder geformuleerd, worden de studenten goed opgevolgd bij het realiseren van de gradueel opgebouwde<br />

stages. Om de kwaliteit van de stage te verzekeren, worden de studenten zo goed mogelijk begeleid en wordt<br />

hen een ruim aanbod aan stages aangeboden: divers in soort stage (alternatieve stage, zelfstandige stage …) en<br />

in diverse afdelingen van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (aso, tso, kso en bso). Er wordt er ook voor gezorgd dat<br />

studenten niet steeds in dezelfde <strong>secundair</strong>e school stage lopen. Zo leren ze omgaan met verschillende<br />

schoolculturen en leren verschillende scholen de student als potentiële werkkracht kennen. Sommige scholen<br />

beschouwen de stage als een goede sollicitatieprocedure.<br />

De commissie is positief over de kennismaking met zoveel mogelijk <strong>onderwijs</strong>vormen. De stagescholen zijn<br />

tevreden over het niveau van de studenten, en de studenten zelf voelen zich voldoende voorbereid om de sprong<br />

naar het werkveld te wagen. De afgestudeerden zijn in verschillende sectoren tewerkgesteld en hebben<br />

voldoening van hun job. Ze zijn dan ook tevreden over hun opleiding, net zoals de werkgevers van deze<br />

studenten.<br />

Het eindwerk van de studenten algemene vakken en handel-burotica is volgens de commissie letterlijk geen<br />

‘dode letter’. De eindwerken zijn concreet gerealiseerde projecten in <strong>secundair</strong>e scholen uit de omgeving.<br />

De commissie constateert dat in de scriptie van de studenten van technische vakken een theoretisch gedeelte<br />

wordt gekoppeld aan de praktijk. Elke realisatie moet als didactisch materiaal gebruikt kunnen worden in de<br />

lessen waarvoor de student <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid verwerft. Het eindwerk heeft volgens de commissie als<br />

oneindig voordeel dat het een maatschappelijk nut heeft, dat bedrijven en/of scholen ermee geholpen worden.<br />

Lectoren geven aan dat ze de projecten en eindwerken van een voldoende niveau vinden. De projecten worden<br />

door de praktijkscholen erg gewaardeerd (mede door de praktische relevantie); dit werd ook duidelijk verwoord<br />

door de stagescholen tijdens de gesprekken met de commissie.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 609


Aangezien de opleiding vertrekt vanuit de basiscompetenties voor de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep 1 wordt<br />

een goede voorbereiding van de afgestudeerden nagestreefd. De studenten zijn bij de uitstroom klaar voor de<br />

instroom in het werkveld: de leerstof, de werkvormen en de stages zijn erop gericht om de studenten te<br />

begeleiden tot een zekere autonomie die nodig is om de stap naar de arbeidsmarkt vlot te kunnen zetten. Er<br />

wordt steeds voor gezorgd dat de studenten in de verschillende <strong>onderwijs</strong>vormen (met inbegrip van de B-stroom<br />

en bso) stages lopen. Doorheen de opleiding krijgen de studenten via stages, excursies, bedrijfsbezoeken<br />

enzovoort de kans om verschillende arbeidsplaatsen te observeren en er actief aan deel te nemen. Aangezien de<br />

studenten op basis van hun verschillende stages veelvuldig in contact komen met het werkveld, gebeurt het<br />

meermaals dat een afgestudeerde student ook aan de slag kan in een van de stagescholen waar hij stage<br />

gelopen heeft. Daarom wordt de uitstroombegeleiding in de opleiding niet als prioritair beschouwd en wordt dit<br />

eerder beperkt uitgewerkt.<br />

Om de indrukken van afgestudeerden over de opleiding in kaart te brengen, werden in 2004- 2005 twee<br />

bevragingen georganiseerd. De eerste enquête was gericht aan de afgestudeerden van de laatste drie jaar; de<br />

tweede werd verstuurd naar de werkgevers. Dit leverde zowel van de afgestudeerden als van de werkgevers<br />

slechts enkele antwoorden op, zodat het kritische minimum om uit de enquêtes betrouwbare informatie te<br />

destilleren, niet bereikt werd. Indien uit de ingevulde enquêteformulieren toch een conclusie getrokken kan<br />

worden, is het dat de grote meerderheid van de afgestudeerden tevreden is over hun job. Op de open vraag of zij<br />

tevreden zijn met hun werk in het <strong>onderwijs</strong> werden de volgende elementen die bijdragen tot hun voldoening<br />

vermeld: variatie, werken met jongeren, uitdaging, actief, hoeveelheid vakantie, combineerbaarheid met<br />

privéleven, zelfontplooiing, zelfverantwoordelijkheid, werkzekerheid, samenwerken met collega’s, creativiteit en<br />

buitenschoolse activiteiten. Elementen die als minder aantrekkelijk worden opgesomd: extra taken die jaarlijks<br />

lijken te vermeerderen, veel werk na de uren, grote werkdruk, gedrag van leerlingen (steeds mondiger en weinig<br />

appreciatie), beperkte carrière- en doorgroeimogelijkheden … De respondenten geven aan tevreden te zijn over<br />

de opleiding die ze volgden.<br />

Niemand laat zich negatief uit over het studieprogramma, de stage en de vakoverschrijdende initiatieven.<br />

De studentvriendelijkheid en communicatie tussen student en hogeschool wordt zeker als positief ervaren.<br />

Daarnaast wordt ook het projectwerk in het derde programmajaar als waardevol omschreven. Wel maakt men de<br />

opmerking dat het individuele werkstuk niet bij iedereen even zinvol is.<br />

Ook het beroepenveld is ondervraagd over de prestatie van de afgestudeerden van de opleiding LSO. Er werd<br />

aan de werkgevers gevraagd om een vereist niveau op te geven van bepaalde kennisonderdelen en<br />

vaardigheden, en dit nadien te vergelijken met het niveau van de afgestudeerden. Er kwamen geen antwoorden<br />

van werkgevers buiten het <strong>onderwijs</strong>. Van de enkele scholen die reageerden, rapporteert niemand ontevreden te<br />

zijn over het functioneren van de afgestudeerden. Over het algemeen verwachten werknemers van de pas<br />

afgestudeerden dat ze in grote mate de decretaal bepaalde basiscompetenties verworven hebben.<br />

Via de opleidingsonderdelen worden vaardigheden en attitudes aangeleerd die zich niet richten tot één specifiek<br />

<strong>onderwijs</strong>niveau. Zo verwerven de studenten een hele reeks vaardigheden die het directe beroepenveld<br />

overschrijden. Daarom kunnen afgestudeerden ook terecht in randsectoren van het <strong>onderwijs</strong>, in bedrijven of<br />

openbare instellingen waar deze specifieke vaardigheden erg gewaardeerd worden.<br />

In de opleidingsvisie is er aandacht voor de internationale dimensie van de opleiding. Deze is zeer duidelijk in de<br />

opleidingsonderdelen en in de vakoverschrijdende taken, maar als het over internationale uitwisselingen gaat, is<br />

er nog werk voor de boeg voor de opleiding. De internationale uitwisselingen waren minimaal, maar uit de<br />

gesprekken kwam naar voren dat procentueel gezien toch heel veel studenten deelnemen aan<br />

uitwisselingsprogramma’s.<br />

De vooruitgang is op anderhalf jaar erg duidelijk merkbaar. Op basis van de cijfergegevens kan vastgesteld<br />

worden dat internationalisering een groeipool is binnen de lerarenopleiding. Uitgaande studentenmobiliteit kent<br />

een groei in vergelijking met de periode vóór 2002-2003, met een piek in het lopende academiejaar. Deelname<br />

aan Intensieve Programma’s (IP) is afhankelijk van de geboden mogelijkheden en daardoor onderhevig aan<br />

schommelingen. In het huidige academiejaar kunnen weer drie LSO-studenten participeren in een IP.<br />

610 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Binnenkomende studentenmobiliteit binnen LSO kent een lichte stijging. Dit heeft enerzijds te maken met het<br />

Engelstalige aanbod van het programma Intercultural Encounters in a European Context, waarvoor studenten uit<br />

buitenlandse universiteiten zich kunnen inschrijven. Anderzijds vinden langzaamaan Waalse studenten, met als<br />

vakken Engels en Nederlands, meer de weg naar de lerarenopleiding, mede onder impuls van de Erasmus<br />

Belgica-beurzen.<br />

Het mobiliteitsaanbod voor studenten handel-burotica en mechanica-elektriciteit moet uitgebreid worden. Er wordt<br />

gezocht naar mogelijkheden in Zuid-Afrika, waar een soortgelijk <strong>onderwijs</strong>aanbod bestaat, in tegenstelling tot de<br />

meeste landen in Europa. Integratie van buitenlandse studenten blijft een aandachtspunt van elke dag. Daarbij<br />

moet er aandacht zijn voor alle betrokken partijen, namelijk de lectoren die deze studenten ontvangen in hun les,<br />

de reguliere studenten en hun belangen, en uiteraard de binnenkomende studenten zelf.<br />

De commissie stelt vast dat de uitwisseling van docenten een probleem blijft. Jaarlijks is er een kleine mobiliteit<br />

van lectoren, zowel van binnenkomende als van uitgaande. De afgelopen jaren is het aanbod van partnerscholen<br />

gegroeid, met onder meer partners in Oostenrijk, Duitsland, Slovakije. Een aantal begrijpelijke remmende<br />

factoren voor internationalisering zijn de gezinssituatie, de gebondenheid aan het werk en dergelijke, maar de<br />

opleiding zou bijvoorbeeld een positiever klimaat kunnen scheppen voor internationalisering door het inhalen van<br />

gemiste contacturen door afwezigheid niet te verplichten en die uren te vervangen door opdrachten in zelfstandig<br />

werk, groepswerk enzovoort. Lectorenmobiliteit inpassen in een academiejaar blijft een uitdaging en vraagt een<br />

extra inspanning van de betrokken lectoren. De Engelstalige module kan binnenkomende mobiliteit op<br />

lectorniveau doen groeien. Binnen het opleidingsonderdeel Cross-Cultural Issues worden lectoren van<br />

partnerscholen uitgenodigd om les te komen geven. Dit vertaalt zich dit academiejaar al in een verhoogd aantal<br />

binnenkomende lectoren. De lage mobiliteit is ook gerelateerd aan de beperkte financiële middelen binnen de<br />

KHMechelen voor lectorenmobiliteit de afgelopen jaren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 611


Er wordt ernaar gestreefd om een ideale studieomgeving voor de student te creëren. Dit impliceert dat er getracht<br />

wordt om de studiebelemmerende factoren zoveel mogelijk in te perken en studiebevorderende maatregelen te<br />

creëren. Om dit te kunnen realiseren, wordt geprobeerd om de begeleiding zowel structureel, organisatorisch als<br />

pedagogisch te verankeren. Binnen de opleiding bestaat echter tot op heden geen traditie om het <strong>onderwijs</strong> op<br />

systematische wijze af te wegen tegen vooropgestelde streefcijfers en kernresultaten. Uiteraard werden en<br />

worden impliciet wel een aantal indicatoren voor succes of rendement gehanteerd en jaarlijks bijgesteld (zoals het<br />

aantal eerstejaarsstudenten, slaagcijfers, de aard van feedback en mate van tevredenheid van studenten …),<br />

maar zowel de keuze als de wijze waarop ze werden onderzocht, is meestal occasioneel. In de gesprekken met<br />

de commissie wordt dit onderbouwd, doordat de opleiding stelt dat de kwaliteit van de opleiding gegarandeerd<br />

moet zijn en blijven. Er zijn overzichten beschikbaar met de slaagpercentages; deze laten zien dat de opleiding<br />

hoge slaagpercentages heeft die zeker niet in negatieve zin afwijken van soortgelijke opleidingen. Bij afwijkende<br />

slaagpresentaties wordt naar oorzaken gezocht en worden er acties ondernomen. Er is geen systematisch<br />

onderzoek gedaan naar drop-out. Er worden exitgesprekken gepland, maar hierop wordt door voortijdig<br />

vertrekkende studenten niet altijd ingegaan. Het aantal beschikbare gegevens is daardoor beperkt.<br />

In de loop van het eerste programmajaar van de opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> haakt een aantal<br />

studenten af. Het gemiddeld percentage over de laatste vijf jaar van studenten die zich uitschrijven vóór 1 februari<br />

is 8 procent. Na 1 februari haken gemiddeld 4 procent studenten af. Dit aantal is relatief klein in vergelijking met<br />

de cijfers in het drop-outonderzoek van mevrouw Lacante, waaruit blijkt dat 10 procent van de studenten stopt<br />

vóór de examens, en dat 30 procent van de studenten stopt tijdens de examens. De uitval tijdens de volgende<br />

jaren van de opleiding is eerder laag.<br />

In het eerste jaar van de opleiding slaagt gemiddeld 62 procent van alle studenten, de bisstudenten inbegrepen.<br />

Het slaagcijfer blijft de laatste jaren redelijk stabiel en is aanvaardbaar binnen het departement. De laatste<br />

vergelijkende cijfers van het eerste jaar LSO zijn gepubliceerd in het rapport van de stuurgroep van de evaluatie<br />

van de lerarenopleidingen (augustus-september 2001). Hieruit blijken de volgende slaagpercentages: 62 procent<br />

voor aso-studenten, 44 procent voor kso-studenten, 40,5 procent voor tso-studenten en 15 procent voor bsostudenten<br />

in alle LSO-opleidingen van de verschillende hogescholen. Hoewel omzichtig moet omgesprongen<br />

worden met het vergelijken van de slaagcijfers uit dit rapport, is het slaagcijfer eveneens aanvaardbaar.<br />

In het tweede en het derde studiejaar zijn de slaagcijfers beduidend hoger: de gemiddelde slaagcijfers van<br />

respectievelijk 90 en 97 procent zijn eveneens aanvaardbaar.<br />

Binnen de opleiding is er nog geen systematisch onderzoek gedaan naar de oorzaken van drop-out en nietslagen.<br />

Toch krijgt men de jongste jaren een idee van de diverse factoren die meespelen. De studiebegeleider, de<br />

ombudsvrouw, de trajectbegeleider en/of het opleidingshoofd trachten door gesprekken de oorzaken van drop-out<br />

te achterhalen. Vooral de combinatie van stages en studeren (met het maken van taken) wordt door veel<br />

studenten als belastend ervaren, en vormt soms een onoverbrugbare hinderpaal om het jaar succesvol te<br />

beëindigen. Andere factoren zijn diverse vormen van faalangst, tijdelijke tegenslagen (ziekte, ongeval …) of<br />

gewoon het besef dat het beroep van leraar niets voor de betrokken student is.<br />

De gemiddelde totale studieduur bedraagt 3 jaar en 2 maand. Deze studieduur kent de laatste jaren een hele<br />

lichte stijging. In het eerste jaar constateert de opleiding recentelijk een afnemend aantal studenten dat niet<br />

deelneemt aan de examens. Dit kan misschien te danken zijn aan de geprofessionaliseerde intake, waarbij én<br />

naar de studiekeuze én naar de motivatie bij elke kandidaat-student gepeild wordt. De student die zich inschrijft,<br />

heeft wel de eigenschap te willen volharden, maar verlengt toch zijn studieduur door de mogelijkheden van<br />

studiespreiding door de flexibilisering van het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

De commissie is van mening dat de gemiddelde studieduur niet afwijkt van die van gelijkaardige opleidingen in<br />

andere hogescholen en is goed. Deze gemiddelde studieduur wordt stilaan langer, maar dit is een logisch<br />

612 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


fenomeen, aangezien steeds meer studenten gebruikmaken van de flexibele leertrajecten, waardoor men niet<br />

meer per jaar maar per programma gaat bekijken welke onderdelen voldoende scoren.<br />

De opleiding formuleert vooraf geen streefcijfers. Uiteraard werd en wordt impliciet wel een aantal indicatoren<br />

voor succes of rendement gehanteerd en jaarlijks bijgesteld. In de gesprekken met de commissie wordt dit<br />

onderbouwd, doordat de opleiding stelt dat de kwaliteit van de opleiding gegarandeerd moet zijn en blijven. Er zijn<br />

overzichten beschikbaar met de slaagpercentages; deze laten zien dat de opleiding hoge slaagpercentages heeft,<br />

die zeker niet in negatieve zin afwijken van soortgelijke opleidingen. Bij afwijkende slaagpresentaties wordt naar<br />

oorzaken gezocht en worden acties ondernomen.<br />

In het eerste jaar van de opleiding slaagt 62 procent van alle studenten. Het departement vindt dit aanvaardbaar<br />

als men naar vergelijkende cijfers kijkt. In het tweede en derde jaar zijn de slaagcijfers hoger: 90 tot 97 procent.<br />

Er is geen systematisch onderzoek gedaan naar drop-out. Er worden exitgesprekken gepland, maar hierop wordt<br />

door voortijdig vertrekkende studenten niet altijd ingegaan. Het aantal beschikbare gegevens is daardoor beperkt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om een gestructureerde drop-outcontrole uit te bouwen.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding breed inzetbare afgestudeerden aflevert, maar niet beschikt over streefcijfers hieromtrent;<br />

- de rendementscijfers bekend zijn; de gemiddelde studieduur over de laatste 3 jaar ligt tussen 3,05 en 3,25<br />

jaar; het gemiddelde slaagpercentage van eerstejaarsstudenten bedraagt gemiddeld voor de laatste drie jaar<br />

62 procent.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 613


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

614 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud goed<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid goed<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd goed<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing goed<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen voldoende<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten goed<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Mechelen | 615


616 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Hoofdstuk 14 Katholieke Hogeschool Sint-Lieven<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven<br />

De huidige professionele bacheloropleiding <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> kent een lange traditie. Tot 1986 was<br />

er in Sint-Niklaas een normaalschool voor jongens, de Bisschoppelijke Normaalschool, en een voor meisjes,<br />

Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie. Beide normaalscholen leidden onderwijzers en regenten op. In 1987 fuseerden zij<br />

tot de normaalschool voor jongens en meisjes: de Bisschoppelijke Normaalschool Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie.<br />

Een tweede fusie vond plaats in 1995 naar aanleiding van de oprichting van de Katholieke Hogeschool Sint-<br />

Lieven. In eerste instantie bleven de onderwijzersopleiding en het regentaat op hun oorspronkelijke<br />

vestigingsplaats. In september 2005 werd de samensmelting van alle opleidingen in het departement Sint-Niklaas<br />

gerealiseerd. De beide lerarenopleidingen namen hun intrek op de campus Waas, Hospitaalstraat 23: de huidige<br />

locatie.<br />

De Katholieke Hogeschool Sint-Lieven ontstond in 1995 uit een fusie van acht Oost-Vlaamse hogescholen. Zij telt<br />

vier departementen: het departement Industrieel Ingenieur in Gent en drie regionale departementen in Aalst, Gent<br />

en Sint-Niklaas. De hogeschool biedt achttien professionele en vier academische bacheloropleidingen aan, en<br />

zeven academische masteropleidingen. Op dit moment telt de KaHo Sint-Lieven ongeveer 4.500 studenten en<br />

520 personeelsleden.<br />

De KaHo Sint-Lieven maakt sinds 11 juli 2002 deel uit van de Associatie K.U. Leuven.<br />

Wat betreft de kwaliteit van het zelfevaluatierapport stelt de commissie dat het voornamelijk een beschrijvend<br />

rapport is, dat erg algemeen blijft. De leemtes die in het zelfevaluatierapport naar voren komen, zijn dezelfde als<br />

deze die tijdens het bezoek duidelijk worden: een onvoldoende aansturing vanuit het beleid van de opleiding en<br />

het ontbreken van een duidelijke opleidingsvisie, vertaald in toetsbare streefdoelen. Op het niveau van de<br />

opleiding is niet altijd duidelijk in welke mate de acties gebaseerd zijn op de resultaten van (zelf)evaluaties. Dat is<br />

wel zo als wordt gebruikgemaakt van evaluatiegegevens via metingen op het niveau van de hogeschool. Meestal<br />

blijven ook deze vrij algemeen. Hoewel er talloze voornemens tot verbetering zijn geformuleerd in het<br />

zelfevaluatierapport, blijkt bijna nergens dat zij iets te maken hebben met de verrichte metingen. Ook dit wordt<br />

tijdens het bezoek bevestigd. Aan het einde van de onderwerpen worden telkens sterke punten en<br />

aandachtspunten genoemd, soms vergezeld van verbeteringspunten. Uit de tekst blijkt niet altijd waarom een<br />

punt in de samenvatting als sterk of zwak wordt aangemerkt. Soms zijn die punten in de beschrijvingen zelfs niet<br />

aan de orde geweest. De vervolgens geformuleerde verbeteringspunten hebben zelden een directe link met de<br />

aandachtspunten, terwijl die aandachtspunten weer geen vervolg krijgen in voorgenomen verbeteringen.<br />

Kortom, de opleiding moet systematischer de PDCA-cyclus afronden bij alle facetten en onderwerpen, ten<br />

voordele en in functie van hun eigen systematische verbetering.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 617


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Twee decretale documenten geven richting aan de doelstellingen van de opleiding. Enerzijds zijn er de algemene<br />

competenties voor de professioneel gerichte bachelor en anderzijds de beroepsprofielen voor de leraar,<br />

algemeen en specifiek uitgedrukt in de basiscompetenties voor de beginnende leerkracht. Daarnaast wordt het<br />

denken en handelen binnen de opleiding gestuurd door de missie en de <strong>onderwijs</strong>visie, ontwikkeld in de<br />

associatie, de hogeschool en de opleiding zelf.<br />

Elke bacheloropleiding moet drie algemene en zeven algemeen beroepsgerichte bachelorcompetenties<br />

nastreven. De opleidingsdoelstellingen zijn de eindkwalificaties die worden nagestreefd bij de student op het<br />

einde van de opleiding. Voor de student maken deze doelstellingen duidelijk wat hij van de opleiding kan<br />

verwachten. Als opleidingsdoelen gelden de basiscompetenties:<br />

- de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen,<br />

- de leraar als opvoeder,<br />

- de leraar als inhoudelijk expert,<br />

- de leraar als organisator,<br />

- de leraar als innovator – de leraar als onderzoeker,<br />

- de leraar als partner van ouders/verzorgers,<br />

- de leraar als lid van een schoolteam,<br />

- de leraar als partner van externen,<br />

- de leraar als lid van de <strong>onderwijs</strong>gemeenschap,<br />

- de leraar als cultuurparticipant.<br />

En de attitudes:<br />

- beslissingsvermogen,<br />

- relationele gerichtheid,<br />

- kritische ingesteldheid,<br />

- leergierigheid,<br />

- organisatievermogen,<br />

618 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


- zin voor samenwerking,<br />

- verantwoordelijkheidszin,<br />

- creatieve gerichtheid,<br />

- flexibiliteit,<br />

- gericht op correct taalgebruik en communicatie.<br />

De opleiding maakt aan de hand van een kruistabel tussen de algemene en algemeen beroepsgerichte<br />

competenties van de professionele bachelor en de basiscompetenties en attitudes duidelijk dat de<br />

basiscompetenties of opleidingsdoelen geënt werden op de decretaal bepaalde professionele<br />

bachelorcompetenties.<br />

De relevante bachelorcompetenties worden geëxpliciteerd in de ECTS-fiche per opleidingsonderdeel. Deze<br />

ECTS-fiche wordt beschouwd als een contract tussen de opleidingsonderdeelverantwoordelijke en de student. De<br />

basiscompetenties worden bij de aanvang van de opleiding door de pedagoog aan de studenten verduidelijkt.<br />

De opleiding formuleerde haar missie en <strong>onderwijs</strong>visie voortgaande op de missie en de <strong>onderwijs</strong>visie van de<br />

hogeschool.<br />

‘De opleiding ‘bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>’ wil via een persoonsgericht, studentgecentreerd<br />

en praktijkgeoriënteerd curriculum opleiden tot competente en geëngageerde lesgevers in A- en B-stroom, aso,<br />

tso, kso, bso en volwassenen<strong>onderwijs</strong>. Vertrek- en eindpunt zijn de (decretaal vastgelegde) basiscompetenties<br />

en attitudes. De student wordt gestimuleerd tot creatieve kennisontwikkeling door het nastreven van een actieve<br />

participatie aan het leerproces. Lectoren ondersteunen dit proces door het aanbieden van doelgerichte<br />

activiteiten. Hierbij vormen de toegepaste vaardigheden en de attitudes van de studenten de informatieve basis<br />

van de evaluatie. De lectoren hebben daarbij voortdurend oog voor het behoud en de optimalisering van de<br />

kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong>.’<br />

In de opleiding komt dat neer op:<br />

- het streven naar een haalbare, maar kwalitatief hoogstaande opleiding, met aandacht voor de persoonlijke<br />

situatie van de student;<br />

- remediëring van persoonlijke tekorten, onder andere via logopedische hulp;<br />

- een gerichte opbouw naar de praktijk, met onmiddellijke kennismaking met de basiscompetenties en de<br />

richtinggevende functie hiervan;<br />

- het geregeld actualiseren van doelstellingen en inhouden binnen het bestaande curriculum, rekening<br />

houdend met ontwikkelingen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>,bijvoorbeeld de eindtermen en nieuwe leerplannen;<br />

- het op elkaar afstemmen van algemene didactiek en vakdidactiek;<br />

- expliciete aandacht voor B-stroom en bso in de opleiding, bijvoorbeeld opleidingsonderdelen PAV en BSO;<br />

- kennismaking met BuSO en de mogelijkheid om daar in het derde jaar stage te lopen;<br />

- het begeleiden van studenten bij het maken van een eindwerk (onderwerp naar keuze, maar in functie van<br />

het ontwikkelen van de basiscompetenties), met aandacht voor de link naar de praktijk.<br />

De commissie stelt vast dat de doelstellingen nauwkeurig zijn overgenomen uit het decreet. Zowel de lectoren als<br />

de studenten en het werkveld zijn bekend met de actueel vereiste eindkwalificaties van de bachelor Hoger<br />

Professioneel <strong>Onderwijs</strong>. De eindkwalificaties worden ook erkend als zinvol en relevant. Sommige doelstellingen<br />

zijn echter weinig doorleefd. De opleiding houdt in de feiten hoofdzakelijk vast aan de traditionele doelstellingen,<br />

met een sterke klemtoon op de opdracht van leraar in enge zin: ‘de leraar als vakinhoudelijke en vakdidactische<br />

expert’. De eindkwalificaties worden dan ook hoofdzakelijk theoretisch ingepast in de bestaande doelstellingen en<br />

curricula. De eindkwalificaties werden niet aangewend om de doelstellingen fundamenteel te herzien of bij te<br />

sturen. Veeleer werd er gekeken in hoeverre de nieuwe eindkwalificaties onder een van de bestaande<br />

doelstellingen konden worden ondergebracht. Op die manier werden de nieuwe eindkwalificaties sterk verkaveld<br />

binnen de bestaande traditionele doelstellingen. Zij worden veeleer gezien als een vanzelfsprekend nevenproduct<br />

van het traditionele <strong>onderwijs</strong>, dan als fundamenteel intentionele basisrichtpunten voor de hele opleiding. De<br />

commissie meent dat de voorgaande vaststellingen grotendeels hun oorsprong vinden in het gebrek aan<br />

aansturing van de opleiding.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 619


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Om alle lectoren de doelstellingen in gelijke mate als fundamenteel vernieuwend te laten zien, en een zekere<br />

verschraling en verenging van de eindkwalificaties te voorkomen, stelt de commissie dat gerichte informatie en<br />

communicatie hierover is aangewezen.<br />

De commissie beveelt aan om de bestaande kruisjestabel te vervangen door een meer transparant<br />

opleidingenconcept, waarin zowel de decretaal verplichte basiscompetenties als de eigen opleidingsdoelen<br />

worden geïntegreerd en dat als richtinggevend voor de opleiding kan dienen.<br />

Om bovengenoemde aanbevelingen opleidingsbreed te realiseren, is nood aan de aansturing van de opleiding.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De realisatie van de doelstellingenstructuur is het resultaat van overleg tussen verschillende actoren tijdens<br />

diverse overlegactiviteiten op verschillende niveaus. De dienst Voortgezette Opleidingen formuleerde een<br />

voorstel van basiscompetenties in opdracht van de <strong>onderwijs</strong>minister. Een comité samengesteld uit lectoren van<br />

de verschillende lerarenopleidingen heeft dit resultaat/voorstel besproken en bijgestuurd aan de hand van de al<br />

verzamelde informatie. Op hogeschoolniveau wordt ook informatie uitgewisseld tijdens andere, soms informele<br />

bijeenkomsten, zoals het overleg in samenwerking met de Begeleidingsdienst. Ook in de stuurgroep <strong>Onderwijs</strong>,<br />

opgericht binnen de Associatie K.U.Leuven, komt deze problematiek geregeld ter sprake. De verschillende<br />

geledingen van het werkveld werden ingelicht en bevraagd tijdens de Opleidingsadviesraad. Deze raad bestaat<br />

uit recent afgestudeerden, studenten, stagementoren, directies, de pedagogische begeleiding, lectoren, het<br />

opleidingshoofd en de studiegebiedcoördinator. Ook tijdens internationaliseringsbijeenkomsten en -uitwisselingen<br />

komt de doelstellingenstructuur aan bod.<br />

De opleiding geeft aan dat de verwachtingen van het werkveld voor beginnende leraren hoog liggen. Er wordt<br />

verwacht dat zij in staat zijn hun pedagogisch-didactische handelen te richten op het totale ontwikkelingsproces<br />

van de leerlingen, in overeenstemming met de basiscompetenties.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding inspanningen heeft gedaan om de nieuwe basiscompetenties onder te<br />

brengen in de bestaande opleidingsdoelen van bestaande opleidingsonderdelen, maar dit heeft niet geleid tot<br />

fundamenteel vernieuwende inzichten in de doelstellingen van de opleiding. Vooral met de meer vernieuwende<br />

basiscompetenties weet de opleiding minder goed raad. Enkele daarvan worden veeleer rechtstreeks en, voor<br />

620 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


zover mogelijk, doorverwezen naar de stage en het initiatief van de student. Andere worden dan weer als een<br />

vanzelfsprekend nevenproduct gezien dat de opleiding naar eigen zeggen al jaren realiseert, zonder dat voor<br />

deze doelstellingen doorheen het curriculum een duidelijke leerlijn werd uitgetekend. Momenteel houdt de<br />

opleiding hoofdzakelijk vast aan de traditionele (enge vak)gerichtheid, waardoor alleen de eerste vier functionele<br />

gebieden als richtinggevend voor de doelstellingen van de opleiding worden ervaren.<br />

De commissie stelt vast dat door deze vak’-gerichtheid hoofdzakelijk het verwerven van competenties op<br />

inhoudelijk vlak, met betrekking tot de vakken waarvoor de student <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid verwerft, en het<br />

verwerven van didactische competenties, met betrekking tot het geven van één of enkele lessen, centraal staan<br />

in de opleiding.<br />

Actuele thema’s, zoals meertaligheid, participatie, omgaan met diversiteit en interculturaliteit komen niet als<br />

dusdanig in de opleidingsdoelstellingen voor. Ook de internationale dimensie berust eerder bij individuele keuzes<br />

van de student dan dat ze wordt aangestuurd vanuit de opleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is raadzaam de doelstellingen van de opleiding overzichtelijk en transparant uit te werken.<br />

De commissie adviseert om de eigen traditionele doelstellingen fundamenteel te herdenken in het kader van de<br />

nieuwe eindkwalificaties.<br />

De commissie stelt dat integratie noodzakelijk is om de eigen opleidingsvisie te ontwikkelen, waarbij de<br />

eindkwalificaties op een transparante wijze zowel richtinggevend voor het einddoel als de ruggengraat voor de<br />

opleiding zijn.<br />

De commissie vraagt om het werkveld meer structureel en systematischer te betrekken bij de invulling en (de<br />

ondersteuning van) de realisatie van de opleidingsdoelstellingen.<br />

De commissie raadt aan om meer gestructureerde aandacht te besteden aan de internationale dimensie van de<br />

opleidingsdoelstellingen, in relatie tot de eigen visie.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het domeinspecifieke kader van de opleiding zich situeert in dat van de VLHORA, zoals voorafgaand aan de<br />

bezoeken ontwikkeld werd door de Visitatiecommissie, op basis van de door de opleidingen bachelor in het<br />

<strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aangereikte kaders;<br />

- de doelstellingen van de opleiding gericht zijn op zowel de algemene competenties als de algemene<br />

beroepsgerichte en de beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar;<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 621


- de bestaande opleidingsvisie sterk aanleunt bij de decretaal voorgeschreven doelstellingen, maar aan een<br />

eigen geactualiseerde opleidingsvisie nog moet worden gewerkt;<br />

- de doelstellingen van de opleiding aanleunen bij de eisen van het werkveld, maar de betrokkenheid van het<br />

werkveld meer structuur vraagt;<br />

- de internationale dimensie in beperkte mate aanwezig is<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

622 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het overzicht van het huidige curriculum of modeltraject, zoals aangegeven in het vademecum voor de student, is<br />

opgesteld na overleg met het werkveld. De opleidingsonderdelen met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid omvatten een<br />

samengaan van vakinhoudelijke en didactische aspecten, die vaak onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.<br />

Vanaf het tweede jaar wordt één van de opleidingsonderdelen met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid uitgediept. De uitbouw<br />

van het opleidingsonderdeel Nederlands specifiek in het eerste en tweede jaar van het modeltraject is een reactie<br />

op een toenemende taalzwakte bij de studenten. Correct taalgebruik wordt verder in de opleiding specifiek<br />

opgenomen als attitude bij de didactische stage, en is een element bij de evaluatie. Een aantal activiteiten in het<br />

kader van het beroeps<strong>onderwijs</strong> werd bij de uitwerking van het huidige curriculum gebundeld in het<br />

opleidingsonderdeel BSO, en omvat ook de uitwerking van een project. Als voorbereiding hiervan wordt PAV,<br />

Project Algemene Vakken, als opleidingsonderdeel voorzien voor alle tweedejaarsstudenten. Op die manier leren<br />

de studenten meer vakoverschrijdend denken en (samen)werken. In het derde jaar van het modeltraject worden<br />

de opleidingsonderdelen Omgaan met informatie en Eindwerk geïntegreerd. Enkele praktijkactiviteiten komen ook<br />

aan bod in andere opleidingsonderdelen, zodat het aandeel van de stage eigenlijk hoger is dan wat uit het<br />

overzicht kan worden afgeleid.<br />

In een eerste fase werd aan dit curriculum de voorbije jaren structureel niets gewijzigd, maar werden voortdurend<br />

aanpassingen gemaakt binnen de doelstellingen, de inhouden en de werkvormen van bepaalde<br />

opleidingsonderdelen. In het kader van de recente evoluties in het hoger<strong>onderwijs</strong>landschap, al dan niet decretaal<br />

bepaald, en in het werkveld werkt de opleiding in een tweede fase aan een nieuw curriculum. Zij stelt dat de<br />

stapsgewijze aanpak het geheel aanvaardbaar maakt. In het zelfevaluatierapport zijn de uitgangspunten, de<br />

aandachtspunten, de betrokken actoren en het tijdpad duidelijk uitgewerkt. Zowel de lectoren als de studenten,<br />

het werkveld en de stageplaatsen, de afgestudeerden en het hogeschoolbestuur worden voorzien hun bijdrage te<br />

leveren. Hoewel de opleiding stelt dat het herkenbaar maken en verder invoeren van competentiegericht leren en<br />

opleiden een richtinggevende rol vervult bij de curriculumvernieuwing, kon de commissie tijdens het<br />

visitatiebezoek niet vaststellen dat hieromtrent duidelijke vorderingen waren gemaakt na het indienen van het<br />

zelfevaluatierapport. De commissie stelt vast dat vooral en expliciet aandacht wordt besteed aan de eerste vier<br />

beoogde competenties. Het programma is met betrekking tot deze vier basiscompetenties vakinhoudelijk goed<br />

uitgewerkt, maar de basiscompetenties worden nog niet allemaal ten volle als basis genomen. In die zin merkt de<br />

commissie nog geen invloed van het nieuwe competentiekader op het curriculum. Uit de gesprekken blijkt verder<br />

dat de opstart van de curriculumvernieuwing gebeurt vanuit de lectoren, bij gebrek aan een duidelijke sturing. De<br />

commissie stelt vast dat dit proces hierdoor ongecoördineerd verloopt en niet tot de noodzakelijke resultaten leidt<br />

die een toekomstgerichte kwaliteit van de opleiding garanderen. De commissie is van mening dat het proces en<br />

de uitvoerders nood hebben aan coördinatie, leiding en begeleiding.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 623


De hogeschool was betrokken bij de EU-proeffase van het ECTS-project, en voerde het systeem al in 1996 in. De<br />

opleiding beschikt over grondig uitgewerkte ECTS-fiches, die gerelateerd zijn aan het decretale<br />

competentieprofiel. De ECTS-fiche fungeert in de opleiding als een contract met de student. Bij het begin van elke<br />

opleidingsonderdeel worden de afspraken uit de ECTS-fiche door de betrokken lector toegelicht aan de<br />

studenten. De fiches zijn toegevoegd aan de cursussen en beschikbaar op de website van de hogeschool. Door<br />

het hoger geschetste spanningsveld en het gebrek aan een transparant eigen opleidingsconcept, waarin de<br />

basiscompetenties en de eigen opleidingsdoelen geïntegreerd worden, slagen ook de ECTS-fiches er<br />

onvoldoende in om op een overzichtelijke wijze de relatie aan te geven tussen de doelstellingen en de inhoud van<br />

de opleiding.<br />

Maatschappelijke dienstverlening richt zich naar de studenten in het curriculum en naar de lectoren in hun<br />

opdrachten. Als criterium geldt dat de maatschappelijke dienstverlening een rechtstreekse invloed heeft op het<br />

leerproces van de studenten en/of de lectoren. Recent werd een medewerker (voor 30 procent) aangesteld om<br />

projectmatig wetenschappelijk onderzoek te initiëren en te coördineren.<br />

De hogeschool heeft een werkgroep Internationalisering waarin een vertegenwoordiger van de opleiding zetelt. Er<br />

zijn uitgewerkte procedures voor zowel lectoren- als studentenmobiliteit. Via overleg tussen de verantwoordelijken<br />

in de andere opleidingen van het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> worden de stageplaatsen jaarlijks verdeeld, naargelang<br />

van de beschikbaarheid. Het aanbod van studentenmobiliteit is de jongste jaren toegenomen, omdat naast<br />

Erasmus-uitwisselingen ook mogelijkheden zoals Erasmus Belgica en stages in het kader van<br />

ontwikkelingssamenwerking worden benut. Voor bepaalde groepen studenten leiden excursies en vakkenstages<br />

ook tot buitenlandse contacten bij de voorbereiding en de realisatie van opdrachten ter plaatse. Studenten<br />

kunnen ook kiezen voor een didactische stage in Nederland. Tot nu toe nam ook een beperkt aantal collega’s<br />

deel aan een staff mobility in een partnerhogeschool. Recent werd een beleidsplan Internationalisering voor de<br />

periode 2005-2010 opgesteld. Door de concretisering hiervan in een stappenplan, wil de opleiding de komende<br />

jaren het aspect internationalisering beter inbedden en meer armslag geven in de opleiding. De commissie merkt<br />

op dat internationalisering zich bijna uitsluitend beperkt tot combinatiemogelijkheden met talen. Dit wijst eveneens<br />

in de richting van een eerder enge invulling en benadering van het internationaliseringsaspect, dat toch ruimer is<br />

dan een taalcompetentie. De commissie stelt ook hier vast dat de opleiding nog geen duidelijkheid heeft omtrent<br />

de competenties die ze via internationalisering wil realiseren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat het nieuwe curriculum explicieter doordacht moet worden vanuit alle basiscompetenties en<br />

dat deze competenties moeten vertaald worden in leerlijnen.<br />

De commissie stelt dat er aandacht moet worden besteed aan de coördinatie, de leiding en de begeleiding van de<br />

lectoren bij de ontwikkeling van het nieuwe curriculum.<br />

De commissie vindt dat het huidige aanbod aan opleidingsonderdelen en de onderlinge afstemming van de<br />

doelstellingen (ECTS-fiches) kritisch moet geëvalueerd worden in het licht van het nieuwe curriculum.<br />

De commissie vraagt dat de opleiding duidelijk maakt welke competenties ze wil realiseren via internationalisering<br />

en hoe ze hieraan vorm wil geven voor alle studenten.<br />

624 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Hoewel bepaalde actuele thema’s niet als dusdanig in de opleidingsdoelstellingen voorkomen, is de opleiding zich<br />

bewust van dergelijke gegevens en evoluties. <strong>Onderwijs</strong>ontwikkelingen zoals veranderende visies op leren en<br />

evalueren, andere klemtonen binnen bepaalde vakken, gebruik van nieuwe leermiddelen, psychosociale zorg<br />

voor leerlingen en omgaan met diversiteit, dagen de opleiding en lectoren uit om studenten te vormen die voor<br />

hun leerlingen een krachtige leeromgeving moeten kunnen uitbouwen. Dit wordt uitgewerkt door de studenten<br />

van het eerste opleidingsjaar van het modeltraject te confronteren met verschillende stagescholen, elk met hun<br />

eigen schoolcultuur, zodat ze een ruim beeld krijgen van de diversiteit in het werkveld. Tijdens het tweede<br />

opleidingsjaar worden specifieke activiteiten gericht naar de B-stroom en bso. In het derde opleidingsjaar ten<br />

slotte worden de studenten voorbereid op een mogelijke <strong>onderwijs</strong>opdracht bij beroepsschoolleerlingen.<br />

De ontwikkelingslijn in het programma van de opleiding wordt beschreven in de <strong>onderwijs</strong>visie van de<br />

lerarenopleiding: ‘In het hele curriculum vormt de praktijkgerichtheid binnen alle opleidingsonderdelen een<br />

basiskenmerk. Deze gerichtheid wordt gerealiseerd via een aantal ontwikkelingslijnen: van eenvoudig naar<br />

complex, van afhankelijk naar onafhankelijk, van vakgebonden naar vakoverschrijdend, van externe evaluatie<br />

naar zelfevaluatie, van ik-gericht naar gericht zijn op de leerling, de klas, de school … Het belang van teamwork<br />

wordt hierbij van bij de aanvang onderstreept.’ In het curriculum is gekozen voor een geïntegreerde behandeling<br />

van vakinhouden en vakdidactiek voor de opleidingsonderdelen met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid. Zo kan de link met<br />

de <strong>onderwijs</strong>praktijk tijdens onder andere contacturen en vakkenstages meteen worden gelegd. De commissie<br />

stelt vast dat er erg veel aandacht is voor vakinhoudelijke kennis en voor de vertaling van de vakinhoudelijke<br />

kennis naar de lespraktijk. De gesprekken geven verder aan dat de aandacht voor professionaliteit in de opleiding<br />

ook de zorg voor attitudevorming inhoudt. Levenslang leren en kunnen reflecteren over het eigen functioneren,<br />

zijn niet vreemd. De studenten geven aan dat ze op dit vlak weinig terugkoppeling krijgen.<br />

De opleiding tracht in het programma rekening te houden met de hoge verwachtingen van het werkveld ten<br />

aanzien van de beginnende leraren. Ook het werkveld benadrukt het belang van leraren die inhoudelijk sterk zijn<br />

in hun specifieke vakdeskundigheid. Tijdens de gesprekken blijkt dat de contacten met het werkveld goed en de<br />

betrokkenheid van het werkveld groot zijn, zodat de aansluiting van het programma bij de actuele beroepspraktijk<br />

wordt bewaakt. De verwachtingen van het werkveld sluiten in dat opzicht goed aan bij de doelstellingen van de<br />

opleiding. Het programma is voldoende gericht op het beroepsprofiel van de beginnende leraar als vakinhoudelijk<br />

expert, en biedt een goede vorming, zowel praktisch als theoretisch, zowel in kennis als in vaardigheden. De<br />

commissie merkt op dat de lectoren voldoende oog hebben voor en kennis hebben van de actuele ontwikkelingen<br />

in hun vakgebied om het programma te laten aansluiten bij de actuele ontwikkelingen. De ruimere taakinvulling<br />

van de leraar komt echter minder aan bod in de opleiding en de stage. Theoretisch worden wel enkele aspecten<br />

benaderd, maar de studenten worden niet systematisch competent gemaakt op deze terreinen. Uit de gesprekken<br />

met het werkveld bleek dat het werkveld wel bereid is om samen met de opleiding naar mogelijkheden op dat<br />

terrein te zoeken.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 625


Het stageconcept van de opleiding is gegroeid uit voortdurend overleg met vaklectoren en pedagogen en in<br />

samenwerking met het werkveld. Zij streven hierbij onder andere naar geleidelijkheid, met een stapsgewijze<br />

opbouw, grondigheid en diepgang, groeiende verantwoordelijkheid, kennismaking met verschillende<br />

<strong>onderwijs</strong>types, coherentie en variatie. De didactische stage wordt geleidelijk opgebouwd doorheen de drie<br />

opleidingsjaren en wordt ingedeeld in vier luiken. Het eerste omvat demonstratielessen, proeflessen,<br />

microteaching en observatieopdrachten, het tweede de stagelessen, het derde luik bevat de stageblokken en het<br />

vierde de keuzeactiviteiten. De commissie meent dat opbouw in stage-ervaringen goed is, al vindt zij het jammer<br />

dat niet kan worden gegarandeerd dat de studenten ook ervaring verwerven voor de ontwikkeling en uitvoering<br />

van langere lessenreeksen tijdens de stage. Zij stelt vast dat de studenten intens en erg individueel begeleid<br />

worden, en dat de interactie met de stagescholen erg goed is. De stages worden goed georganiseerd.<br />

Het opleidingsonderdeel Omgaan met informatie is geïntegreerd met het eindwerk als een opleidingsonderdeel.<br />

De uitwerking van het eindwerk, met inbegrip van het omgaan met informatie, draagt bij tot de ontwikkeling van<br />

verschillende basiscompetenties, afhankelijk van de keuze van het onderwerp. De studenten kiezen zelf een<br />

onderwerp. De functionaliteit voor het werkveld en een degelijke onderbouwing zijn belangrijke invalshoeken. De<br />

opleiding stippelde een tijdspad uit om het proces te ondersteunen.<br />

De opleiding wil door toenemende contacten op internationaal niveau een grotere studentenmobiliteit creëren en<br />

het uitsturen en ontvangen van studenten in het kader van de stages doeltreffender maken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat met het werkveld moet worden onderzocht hoe en in hoeverre de studenten ervaring<br />

kunnen verwerven voor de ontwikkeling en uitvoering van langdurige lessenreeksen, inclusief de evaluaties,<br />

tijdens de stage.<br />

Met het werkveld kan ook worden onderzocht hoe de studenten hun competenties kunnen verwerven met<br />

betrekking tot niet-lesgebonden competenties.<br />

Bij de verdere ontwikkelingen van een nieuw curriculum vraagt de commissie een goed evenwicht te zoeken<br />

tussen enerzijds de borging van de sterkte van de huidige opleiding op het vlak van de vakinhoudelijke en<br />

vakdidactische opleiding van de studenten, en anderzijds bijsturing op het vlak van verbreding naar de andere<br />

competenties.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In elk opleidingsonderdeel met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid is er een wisselwerking tussen het verwerven van bredere<br />

en diepere vakinhoudelijke kennis en het werken vanuit vakdidactische aspecten, zodat de student de nodige<br />

kennis en vaardigheden verwerft om doelstellingen te kunnen omzetten in een vormingsproces bij jongeren. Voor<br />

626 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


de vakdidactiek vertrekt elke vaklector vanuit algemene didactische principes die door de pedagogen vooraf<br />

worden besproken bij de studenten. Op personeelsvergaderingen komt geregeld als agendapunt een specifiek<br />

didactisch item aan bod. De pedagogen brengen de vaklectoren ook op de hoogte van pedagogisch-didactische<br />

activiteiten voor de studenten waarbij zij kunnen aansluiten of waarover zij informatie kunnenkrijgen. Op die<br />

manier wordt de lijn van de algemene didactiek doorgetrokken in de vakdidactiek. Voorbeelden daarvan zijn het<br />

‘leren leren’ en de inleefdag bso. Uit de gesprekken met de studenten blijkt echter dat over de vakken waarvoor<br />

<strong>onderwijs</strong>bevoegdheid wordt verworven, niet altijd een gelijkgerichte visie op de <strong>onderwijs</strong>praktijk schuilt. Dit<br />

vertaalt zich soms in verschillende verwachtingen ten aanzien van de studenten tijdens de stage. Het huidige<br />

curriculum bevat 45 gemeenschappelijke studiepunten in de initiële lerarenopleiding. Deze gemeenschappelijkheid<br />

maakt de brug tussen de opleidingen ILLO, ILKO en ILSO gemakkelijker.<br />

De commissie stelt vast dat het curriculum te sterk vanuit de vakken is ingericht. Omdat de opleiding klein is, is de<br />

samenhang tussen de vakken in de verschillende opleidingsjaren en de samenhang tussen de vakken onderling,<br />

ondanks het gebrek aan sturing van de gelijkgerichtheid, nog enigszins aanvaardbaar. In een grotere opleiding<br />

zou dit onherroepelijk tot problemen leiden. Een sterkere formalisering van de samenhang via leerlijnen en een<br />

meer competentiegericht programma is dringend gewenst. Wel moet men ervoor opletten dat het hoge<br />

vakinhoudelijke niveau niet verloren gaat. De hoeveelheid combinaties die studenten kunnen kiezen, kan een<br />

bedreiging vormen voor de samenhang van het programma. In elk geval is de opleiding daardoor erg<br />

arbeidsintensief.<br />

Met betrekking tot het verwerven van de niet-lesgebonden competenties kan niet van een samenhangend<br />

curriculum worden gesproken. Een deel van deze competenties wordt hetzij louter theoretisch, hetzij ad hoc–<br />

door ‘gissen en missen’ – ervaren en ontwikkeld, afhankelijk van de initiatieven die de student tijdens de stage<br />

zelf neemt. Uit de gesprekken is gebleken dat ook het werkveld tot op heden eerder vrij onwennig aankeek tegen<br />

deze ontwikkelingen.<br />

De groeiende kloof tussen het niveau van de instroom en de door het werkveld gewenste competenties van de<br />

uitstroomstudenten vraagt om meer flexibele en/of gedifferentieerde studietrajecten in de toekomst. Ook in het<br />

kader van het Flexibiliseringsdecreet neemt het aandeel van de geïndividualiseerde trajecten steeds toe.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt dat er bij de uitwerking van het nieuwe curriculum aandacht gaat naar de ontwikkeling van<br />

een grotere gelijkgerichtheid in visie tussen de lectoren in verband met de (vak)didactische aanpak, en dat dit op<br />

korte termijn zorgt voor een grotere samenhang binnen het curriculum.<br />

De commissie stelt dat de samenhang zowel horizontaal als verticaal op een meer formele manier moet worden<br />

bewaakt.<br />

Voorts stelt de commissie dat er ook voor de niet-lesgebonden competenties dringend nood is aan de uitwerking<br />

van een samenhangend curriculum.<br />

De commissie vraagt dat er aandacht wordt besteed aan de communicatie hierover met het werkveld, zodat ook<br />

het werkveld het belang van stageactiviteiten voor deze competenties inziet en er actief aan wil meewerken.<br />

Gezien de wijzigingen in het instroomprofiel van de studenten verdient het aanbeveling dat de opleiding hiervoor<br />

een gerichte aanpak en strategie ontwikkelt. Dit zal extra aandacht vragen voor de uitwerking van een<br />

samenhangend curriculum.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 627


Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hogeschool heeft gekozen voor het systeem van ‘schatten achteraf’, omwille van de minder zware belasting<br />

voor de student. Enerzijds is het de bedoeling om na te gaan of de totale studielast tussen de 1.500 en de 1.800<br />

uren per studiejaar ligt. Anderzijds wil de opleiding nagaan of er opleidingsonderdelen zijn die te veel of te weinig<br />

uren vragen in functie van het totale aantal studiepunten. Voor de studenten is dit niet zo eenvoudig, omdat ze de<br />

situatie van een vorig academiejaar moeten inschatten. In principe gebeurt de studietijdmeting driejaarlijks. Voor<br />

het eerste en tweede opleidingsjaar is dat bij het begin van het volgende academiejaar, voor het derde<br />

opleidingsjaar op het einde van het academiejaar. Sinds 2002-2003 probeert het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> deze<br />

meting jaarlijks te organiseren om sneller zicht te krijgen op eventuele evoluties en sneller te kunnen bijsturen.<br />

Voor de opleiding is dit ten dele gelukt sinds het academiejaar 2003-2004. Nog sinds 2003-2004 streeft zij ernaar<br />

om meer gedifferentieerde resultaten te verkrijgen naargelang de samenstelling van de groep en de vooropleiding<br />

in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Deze gegevens zijn nog erg beperkt. Merkwaardige vaststelling is dat voor een groep<br />

studenten met tso-vooropleiding de studielast lager ligt dan voor deze met aso-vooropleiding.<br />

628 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


De hogeschool neemt deel aan een <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsproject in verband met studietijdmeting in de<br />

Associatie K.U.Leuven. In de marge van deze studietijdmetingen werd ook een beperkt onderzoek uitgevoerd<br />

over de perceptie van de moeilijkheidsgraad van de opleiding door de studenten.<br />

De commissie stelt vast dat er in de opleiding rekening wordt gehouden met de resultaten van de metingen.<br />

Globaal tonen de resultaten aan dat de studielast goed verdeeld is over de drie opleidingsjaren en binnen de<br />

voorgeschreven uren blijft. Er wordt niet per vak gecontroleerd of de begrote studietijd overeenkomt met de<br />

feitelijke studielast. De studenten geven aan dat zij hard moeten werken en dat zij leren werken in deze opleiding.<br />

Zij vinden de opleiding niet te zwaar. Tijdens de gesprekken blijkt dat zij veel opdrachten krijgen, waarbij zij meer<br />

terugkoppeling vragen. Er zijn geen aanwijzingen dat sommige delen van het programma extreem zwaarder of<br />

lichter zijn dan andere.<br />

Dat de heterogeniteit van het instapniveau van de instromende studenten en de motivatieproblemen na een<br />

eerdere mislukking in het hoger <strong>onderwijs</strong> studiebelemmerende factoren zijn, wordt tijdens het bezoek bevestigd.<br />

De commissie merkt op dat de opleiding inspanningen levert om deze problemen op te lossen (facet 2.9 en 4.2).<br />

Op die manier ontstaan studiebevorderende factoren, zoals intakegesprekken, een cursus chemie als<br />

ondersteuning bij biologie, persoonlijke interactie en het werken in kleine groepen, wat toelaat om meer in te<br />

spelen op de heterogeniteit.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om gericht aandacht te besteden aan de vereiste flexibiliteit van lectoren om te gaan met<br />

flexibele leerwegen.<br />

De commissie vraagt om op basis van de eerste meetresultaten verfijndere analyses op het niveau van de<br />

opleiding uit te voeren op de studielast in relatie tot de instroomkenmerken van de studenten, en hieruit de<br />

gepaste gevolgtrekkingen uit te maken.<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding heeft niet echt een duidelijk didactisch concept. Alleen de frase van externe sturing, via gedeelde<br />

sturing naar zelfsturing, is terug te vinden, maar vooral bij de inrichting van de stages.<br />

Elke lector heeft als kernopdracht een aanbod van leermiddelen en werkvormen uit te bouwen dat tegemoetkomt<br />

aan de competentiedoelen die de opleiding algemeen vooropstelt en aan de specifieke doelen van het eigen<br />

opleidingsonderdeel. Dit is ook een van de criteria waarop lectoren door studenten worden beoordeeld bij de<br />

driejaarlijkse bevraging. Doordat alle docenten zelf beslissen welke werkvormen zijgebruiken, kan ook niet<br />

worden bepaald of deze werkvormen passen bij een eventueel didactisch concept. In de ECTS-fiches van de<br />

opleidingsonderdelen staan de gebruikte werkvormen en leermiddelen duidelijk vermeld. De commissie stelt vast<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 629


dat de kwaliteit van de <strong>onderwijs</strong>middelen in orde is en dat een grote variatie aan werkvormen wordt gebruikt. In<br />

verschillende opleidingsonderdelen wordt er gewerkt met een combinatie van werkvormen. Uit de gesprekken<br />

met de studenten blijkt dat veel lectoren een voorbeeld zijn voor het handelen van de student in zijn werksituatie.<br />

De studenten beoordelen het cursusmateriaal als inhoudelijk goed opgebouwd doorheen de drie opleidingsjaren.<br />

Zij waarderen ook het aanbod van handboeken in de mediatheek, waarop de cursussen goed zijn afgestemd.<br />

Tijdens de opleiding wordt steeds meer gebruikgemaakt van elektronische leermiddelen die worden ingezet als<br />

vast onderdeel of als aanvulling. In het opleidingsonderdeel Omgaan met informatie verwerven de studenten de<br />

basisvaardigheden voor het gebruik van software en websites.<br />

Tot 2004 gebruikte de opleiding een door de hogeschool ontwikkeld eigen elektronisch leerplatform, IN-STUDY.<br />

In 2004 koos de hogeschool ervoor om zich in associatieverband aan te sluiten bij Toledo (Blackboard). In de<br />

loop van 2005 kregen alle lectoren een opleiding. Geleidelijk worden de eerste toepassingen geïntroduceerd. De<br />

studenten ervaren Toledo als gebruiksvriendelijk communicatiemiddel.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om het didactisch concept duidelijk open te trekken naar de volledige opleiding.<br />

Het is raadzaam na te gaan of en hoe de gekozen werkvormen passen bij een nog duidelijk te stellen didactisch<br />

concept.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Bij het begin van het academiejaar ontvangen de studenten een studiegids, het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement<br />

en de ECTS-fiche van elk opleidingsonderdeel. Op termijn wil de hogeschool doorgroeien naar een volwaardig<br />

semestersysteem met aangepast evaluatiesysteem.<br />

De commissie stelt vast dat een brede waaier van evaluatievormen wordt gehanteerd en dat de aard van de<br />

toetsen een zaak is van elke docent afzonderlijk. De commissie merkt op dat de toetsen in de eerste jaren sterk<br />

gericht zijn op kennisreproductie, maar zeker in de latere jaren veel inzicht en het vermogen van de studenten<br />

vragen om vakinhoud te vertalen naar de lespraktijk. De inspraak van de studenten bij de roostering van examens<br />

en toetsen beperkt zich tot de Studentenraad. Het examenrooster wordt voorgelegd aan de verantwoordelijke van<br />

Studiebegeleiding en aan de Studentenraad. Aan de hand van hun bemerkingen wordt er eventueel bijgestuurd.<br />

Het examenrooster is tijdig ter beschikking. De lectoren bespreken de resultaten van de partiële examens van de<br />

studenten van het eerste jaar van het modeltraject, samen met de evaluatiegegevens van de creastage, in het<br />

kader van eventuele remediëring. Afhankelijk van de vastgestelde problematiek gebeurt de opvolging door het<br />

opleidingshoofd, een lector of door de dienst Studie- of Studentenbegeleiding.<br />

630 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


De studenten ervaren de beoordeling van de toetsen en examens niet altijd als transparant. De commissie stelt<br />

vast dat de feedback na examens docentgebonden wordt ingevuld. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat<br />

zij niet snel geneigd zijn om toelichting op een beoordeling te vragen aan de lector of te vragen om de<br />

beoordeling te mogen inzien. Dit geldt veel minder voor de stage. De doelstellingen en uitgangspunten voor de<br />

evaluatie van de stages zijn samengebracht in een vademecum. De beoordeling van de stage gebeurt<br />

permanent. Daarbij gaat er veel aandacht naar de groei die de student doormaakt, in functie van de te bereiken<br />

basiscompetenties. Persoonlijke begeleiding van de student is hier erg belangrijk. Aan het stimuleren van<br />

zelfreflectie in het kader van het levenslang leren wordt de nodige aandacht besteed tijdens de begeleidings- en<br />

reflectiegesprekken. Bij de eindbeoordeling van de praktijk krijgen alle betrokkenen inspraak. Ook de student<br />

heeft hierbij een actieve inbreng. De belangrijkste criteria bij de evaluatie van het eindwerk zijn procesgerichtheid<br />

en functionaliteit voor het werkveld. Een logboek en de presentatie voor een commissie zijn, naast het werk zelf,<br />

de kenmerken van dit onderdeel. De beoordeling van de eindwerken vindt plaats aan de hand van een vooraf aan<br />

de student bekendgemaakt beoordelingskader. De commissie stelt vast dat dit beoordelingskader niet helemaal<br />

terug te vinden is in het beoordelingsformulier dat wordt gebruikt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om dringend werk te maken van een transparant toets- en evaluatiebeleid, zodat ook op dit<br />

vlak een grotere aansturing van de gelijkgerichtheid wordt bewaakt.<br />

De commissie raadt aan om de evaluaties nog beter af te stemmen op de te bereiken competenties.<br />

De commissie vraagt om aandacht te besteden aan het proces van feedback naar de studenten na evaluaties, en<br />

hierbij een vertrouwen bij de studenten op te bouwen.<br />

De commissie stelt dat het beoordelingsformulier voor de eindwerken moet afgestemd zijn op het<br />

beoordelingskader.<br />

Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 631


Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De toelatingsvoorwaarden voor een opleiding van het professionele bachelorniveau aan de hogeschool zijn<br />

opgenomen in het <strong>onderwijs</strong>reglement. De hogeschool werkte in overleg met de Associatie K.U.Leuven hiervoor<br />

een ‘Reglement toelating tot een bachelor in de KaHo Sint-Lieven’ uit. Tot nu toe heeft de opleiding nog geen<br />

aanvragen gehad om af te wijken van het <strong>onderwijs</strong>reglement.<br />

In de opleiding is er al enkele jaren een vrij stabiele verhouding aso/tso van ongeveer 60/40. Het aantal bsoinstromers<br />

is bijna nihil. Abituriënten met deze vooropleiding blijken statistisch weinig kansen op slagen te<br />

hebben.<br />

De opleiding kan op drie manieren worden doorlopen. In de eerste plaats is er het modeltraject van in principe 3<br />

opleidingsjaren van elk 60 studiepunten. Een tweede mogelijkheid is een geïndividualiseerd traject met<br />

studieduurverkorting, deeltijds of met vrijstellingen op basis van EVC/EVK. De derde manier bestaat uit een<br />

diploma-, credit- of examencontract, of een combinatie van contracten. Op associatieniveau werd een procedure<br />

voor EVC/EVK uitgewerkt. Voor studenten die later instappen, is er tot nu toe geen vaste instapprocedure nodig,<br />

omdat de persoonlijke opvang door iedere lector nog mogelijk is. De in te halen activiteiten/inhouden worden<br />

individueel besproken. De opleiding is zich bewust van het feit dat bij een toename van dergelijke studenten het<br />

gebruik van een instapdocument deze persoonlijke opvang en het overzicht van de in te halen items, zal moeten<br />

waarborgen.<br />

De commissie stelt vast dat er rekening wordt gehouden met de verschillende instroomgroepen in termen van<br />

aangepaste programma’s. Zij merkt op dat in deze context het geringe aantal studenten en de sterke band van de<br />

studenten met de lectoren sterke punten zijn. In haar instroom- en begeleidingsbeleid hebben de hogeschool en<br />

de opleiding oog voor hun maatschappelijke functie in de regio. De opleiding rekruteert ook uit sociaal zwakkere<br />

milieus. Zij trekt veel studenten aan die het geborgen karakter van een kleine opleiding zoeken. Tijdens de<br />

gesprekken blijkt dat de studenten het aanbod om eventuele achterstand op te halen, voldoendevinden. Zij<br />

voegen eraan toe dat je er als student ook de inspanningen moet voor willen doen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat er proactief moet worden gewerkt aan de aanpak van de komende stroom van flexibele<br />

en/of gedifferentieerde studietrajecten.<br />

De commissie vraagt om de gedifferentieerde resultaten van de studiemeting terug te koppelen aan het<br />

programma naargelang de vooropleiding in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

De flexibiliteit in de leerwegen moet structureel in het programma worden ingebouwd<br />

632 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: onvoldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

onvoldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

goed<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

voldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma een concretisering is van de door de opleiding vooropgestelde eindkwalificaties van de<br />

opleiding voor wat het niveau, de oriëntatie en de domeinspecifieke eisen betreft, maar dat niet alle<br />

basiscompetenties voldoende sterk uitgewerkt zijn;<br />

- de leerdoelen van het programma en de programmaonderdelen een gepaste vertaling zijn van de<br />

vooropgestelde eindkwalificaties;<br />

- er degelijk aandacht wordt besteed aan de professionele gerichtheid van het programma;<br />

- de verschillende actoren betrokken worden bij de programmaherziening en -vernieuwing;<br />

- door het gebrek aan sturing het curriculum hoofdzakelijk lectorgestuurd wordt ingevuld en de samenhang in<br />

tal van aspecten binnen het curriculum ontbreekt;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen betreffende de studieomvang;<br />

- de studietijd systematisch en structureel wordt opgevolgd;<br />

- een gevarieerd aanbod van werk- en <strong>onderwijs</strong>vormen en leermiddelen het programma helpt te realiseren,<br />

maar een duidelijk didactisch concept niet herkenbaar is;<br />

- de beoordeling en toetsing aansluiten bij de leerdoelen, maar een transparant evaluatiebeleid ontbreekt en<br />

de terugkoppeling van de resultaten naar de studenten moet worden bijgestuurd;<br />

- de opleiding oog heeft voor haar maatschappelijke functie in de regio, en haar <strong>onderwijs</strong> en<br />

studentenbegeleiding daarop afstemt.<br />

maakt de visitatie commissie een positieve afweging en stelt ze dat de opleiding voldoende potentieel heeft om<br />

de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. De visitatiecommissie is van mening dat er in de opleiding voor dit<br />

onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 633


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De procedures op het vlak van het personeelsbeleid liggen vast in het kwaliteitshandboek. Deze procedures<br />

regelen het goede verloop van onder andere de aanwervingen, de evaluaties en de bevorderingen. Sedert 1995<br />

heeft de opleiding in feite geen vrijheid om een eigen omkaderings- en aanwervings- of een promotiebeleid te<br />

voeren, omwille van centrale budgettaire regelingen. Omdat er in de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> veel<br />

verschillende vakken met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid vereist zijn, is zij duur op het vlak van loonkosten. Daarom is het<br />

nodig om voortdurend prioriteiten te stellen wat de inzet van personeel betreft. De hogeschool heeft een duidelijk<br />

rekruterings- en selectiebeleid. De norm voor de taakinvulling van het personeel is principieel dezelfde als die<br />

voor de studenten en wordt in Europa algemeen aanvaard: een taakbelasting tussen de 1.500 en 1.800<br />

belastingsuren per jaar. De verantwoordelijkheid wordt hierbij gedelegeerd naar het laagst mogelijke<br />

managementniveau, dat van het opleidingshoofd. De opleiding slaagt erin om de vooropgestelde basisprincipes<br />

van het taakinvullingsbeleid degelijk te realiseren. Zij heeft de jongste jaren heel wat nieuwe taken moeten<br />

opnemen, waardoor er nieuwe uitdagingen voor personeelsleden werden gecreëerd, zoals internationalisering,<br />

projectmatig wetenschappelijk onderzoek, ICT, deelname aan werkgroepen, instappen in de associatie en de<br />

toepassing van het Flexibiliseringsdecreet. De opleiding streeft ook hier naar een gepaste aansluiting bij de<br />

competenties van de betrokken personeelsleden. De lectorenbelastingsfiches moeten de uitwerking van het<br />

beleid transparant maken. Tijdens de gesprekken met de lectoren blijkt dat deze taakfiches sinds twee jaar niet<br />

meer gemaakt zijn, wat zij terecht betreuren.<br />

De commissie maakt kennis met een sterk geëngageerd team van lectoren en ondersteunend personeel, dat<br />

gewaardeerd wordt door de studenten, de afgestudeerden en het werkveld. Zij merkt een grote vakdeskundigheid<br />

op bij de lectoren. De commissie merkt op dat de personeelsleden de toegewezen verantwoordelijkheid over de<br />

taken dragen. Iedereen kent zijn taak/taken en tracht deze naar behoren in te vullen en uit te voeren. Uit het<br />

SERV-onderzoek en de enquête Personeelstevredenheid blijkt dat de medewerkers hun taken als zwaar ervaren,<br />

maar ook dat er een voldoende mate van arbeidstevredenheid leeft. Dit wordt tijdens de gesprekken bevestigd.<br />

De lectoren spreken daarbij hun bezorgdheid uit over de steeds kleiner wordende ruimte voor persoonlijke<br />

inbreng en creativiteit. De commissie spreekt haar waardering uit over de inspanningen van teamleden om het<br />

huidige gebrek aan sturing en leiding in de opleiding op te vangen.<br />

De afstand tussen de lectoren het werkveld is klein. De expertise van bepaalde lectoren wordt soms aangewend<br />

buiten de hogeschool. Zo zijn zij onder andere betrokken bij uiteenzettingen, literatuur, medewerking aan<br />

leerplannen en handboeken in dienst van het werkveld. Op die manier wordt de noodzakelijke en symbiotische<br />

band met het afnemend veld gevormd.<br />

De commissie stelt vast dat de plannings-, functionerings- en evaluatiegesprekken in het zelfevaluatierapport<br />

beschreven staan als een sluitend geheel, maar dat sinds enige tijd dit alles niet meer in de praktijk wordt<br />

634 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


omgezet. Het tussentijdse overleg op informele wijze wordt bemoeilijkt door het huidige probleem van gebrek aan<br />

sturing van de opleiding.<br />

Het volgen en verzorgen van interne en externe navorming over de aspecten die resulteren in de vak- en<br />

<strong>onderwijs</strong>deskundigheid van het personeel, is degelijk geïntegreerd in de opleiding. De commissie stelt echter<br />

vast dat de aansturing van de professionele ontwikkeling van de lectoren nog een punt van zorg is.<br />

Nieuwe lectoren worden goed opgevangen door hun collega’s. Maar ook hier stelt de commissie vast dat dit<br />

berust op persoonlijke initiatieven van individuele lectoren. De opleiding heeft geen gezamenlijke en gelijkgerichte<br />

aanpak voor de opleiding van beginnende lectoren, waardoor er ook hier op korte termijn het gevaar ontstaat van<br />

uiteenlopende visies binnen eenzelfde opleiding.<br />

De commissie benadrukt dat de vakdeskundigheid, de kwaliteit, de inzet en de betrokkenheid van het personeel<br />

beter verdient dan een voldoende. Zij stelt echter dat door de huidige situatie van de opleiding, met een duidelijk<br />

gebrek aan sturing, tal van belangrijke aspecten om het geheel kwaliteitsvol te sturen en te coachen, zijn<br />

weggevallen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Tijdens het bezoek geven de lectoren aan dat er recent veel wisselingen geweest zijn van leidinggevenden in de<br />

opleiding en dat zij zoeken naar stabiliteit. De commissie stelt vast dat de opleiding nood heeft aan een dergelijke<br />

stabiliteit om haar opdracht degelijk te kunnen uitwerken en om wat zij in haar marge heeft, te concretiseren. Zij<br />

vraagt het hogeschoolbeleid om een dergelijke beleidsstabiliteit in de opleiding op transparante wijze mogelijk te<br />

maken.<br />

De commissie stelt dat plannings-, functionerings- en evaluatiegesprekken opnieuw moeten worden omgezet in<br />

de praktijk en dat tijdens de functioneringsgesprekken ook de oordelen van de studenten wenselijk zijn.<br />

De commissie vraagt om meer communicatie over de taak- en de functieomschrijving van leidinggevenden:<br />

departementshoofd, opleidingshoofd en studiegebiedcoördinator.<br />

De introductie en begeleiding van nieuwe personeelsleden moet structureel worden ingebouwd in<br />

lectorenbelastingsfiches.<br />

Door het gebrek aan sturing heeft het team zelf spontaan heel wat taken zelf aangestuurd. De commissie vraagt<br />

aandacht voor de extra werkdruk en spanning die dit bij het team teweegbrengt.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 635


Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De grote lijnen voor <strong>onderwijs</strong>kundige professionalisering worden vastgelegd in het beleidsplan van de<br />

hogeschool. Het is terug te vinden in het kwaliteitshandboek. De opleiding onderschrijft deze visie en geeft het<br />

beleidsplan concreet vorm, door onder andere de vakinhoudelijke kennis actueel te houden, nieuwe werkvormen<br />

en evaluatiemethodes in te voeren, de evoluties in het werkveld op te volgen en toe te passen. De aard van de<br />

opleiding leidt tot een permanent contact met het werkveld door de stageactiviteiten van de studenten. Mentoren<br />

en stagebegeleiders ontmoeten elkaar op een startvergadering in september en tijdens de observatie van de<br />

stagiairs. Door de korte afstand tussen de lectoren en het werkveld is er bij de lectoren een grote kennis van de<br />

ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De lectoren hebben bovendien voldoende oog voor de actuele<br />

ontwikkelingen in hun vakgebied. De inschakeling van alle lectoren in de stagebegeleiding en van een<br />

stagebegeleider per stageschool zorgen voor vakoverschrijdend overleg. Ook naast de stage zijn de contacten<br />

met het werkveld in vrijwel alle opleidingsonderdelen aanwezig. Dit gebeurt via gastsprekers, schoolbezoeken,<br />

vakkenstages, opdrachten en dergelijke. Bovendien wordt met tal van externe professionelen en organisaties<br />

samengewerkt voor de organisatie van activiteiten voor studenten. Van de medewerkers wordt gevraagd dat zij<br />

zich blijven ontwikkelen en zich continu bijscholen. De flexibele opbouw van het lesrooster biedt hiervoor<br />

mogelijkheden. De hogeschool en de opleiding komen financieel tussenbeide en informeren het personeel over<br />

het aanbod. Dit aanbod situeert zich op het vlak van kwaliteitsbegeleiding, opleiding en bijscholing en is goed<br />

uitgebouwd, zowel op het hogeschoolniveau, in de opleiding zelf als op associatieniveau. De hogeschool<br />

organiseert twee KaHo-studiedagen per academiejaar met workshops over actuele thema’s, zoals diversiteit,<br />

leerstijlen en competentiegericht <strong>onderwijs</strong>. De centrale diensten organiseren interne opleidingen, al dan niet voor<br />

een bepaalde doelgroep. Voorbeelden zijn een cursus assessment en de introductiecursus in het elektronische<br />

leerplatform Toledo. Sommige navormingsactiviteiten zijn verplicht. De laatste twee waren ‘Reflecteren’ en<br />

‘Werken met opdrachten’. Steeds meer worden ook op associatieniveau de inspanningen gebundeld om samen<br />

een opleidingsbeleid uit te tekenen en navorming aan te bieden. Zo is er een begin van intense samenwerking<br />

met de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen en het<br />

Eeckhautcentrum. Ook vanuit de School of Education, een werkgroep binnen de associatie, wordt meegewerkt<br />

aan nieuwe initiatieven in verband met curriculumontwikkeling en mentorenvorming. De hogeschool participeert in<br />

Lingu@flex, een project rond het testen van de taalniveaus Frans en Engels, in samenwerking met alle<br />

associatiepartners. Ook voor ATP-personeel lopen er navormingen op hogeschool- en associatieniveau. De<br />

opgedane kennis beschikbaar stellen aan de medewerkers en het benutten van de kennis voor multiplicatie<br />

gebeurt echter weinig systematisch.<br />

Lectorenuitwisseling gebeurt door de zware taakbelasting alleen op persoonlijk initiatief. De<br />

samenwerkingsverbanden voor de opleiding op (inter)nationaal vlak zijn Erasmus (Belgica) en Socrates,<br />

waaronder Comenius voor personeelsuitwisselingen en internationale navormingen. Via de vzw Roeland worden<br />

er Frans- of Engelstalige animatoren uitgenodigd naar de opleiding voor het leiden van workshops en het taalbad<br />

Engels en Frans.<br />

636 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is raadzaam om het navormingsbeleid te voeren met een evenwicht tussen vraag- en aanbodgestuurde<br />

navorming.<br />

De commissie vraagt om nog sterker in te spelen op mogelijkheden die het werkveld creëert.<br />

De commissie stelt dat de geringe omvang en de gemakkelijke informele contacten de sturing van<br />

professionalisering niet in de weg mogen staan en dat de functioneringsgesprekken hierin een rol moeten spelen.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De meest dominante factor in het personeelsbeleid is de beperking van de loonkosten tot 80-85 procent van de<br />

werkingsenveloppe. Dit ligt moeilijk in een opleiding die veel personeel moet kunnen inzetten omwille van<br />

verschillende vakkenopties en de nood aan intensieve begeleiding van studenten. Bij de verdeling van de<br />

enveloppe over de vier departementen wordt rekening gehouden met de decretaal vastgelegde coëfficiënten: 1,6<br />

voor de lerarenopleiding. De departementen dragen elk bij tot de werking van de centrale diensten, volgens een<br />

percentage van hun werkingsenveloppe. Op basis van de aan elke opleiding toegekende omkadering werkt elk<br />

opleidingshoofd een voorstel tot taakverdeling uit binnen elke opleiding.<br />

Tijdens het lopende academiejaar 2005-2006 wordt de opleiding georganiseerd met 17 lectoren en 2<br />

praktijklectoren, die samen 10,70 voltijdse equivalenten uitmaken. De leeftijden spreiden zich tussen 25 en 57<br />

jaar. De gemiddelde leeftijd bedraagt 43 jaar. De verdeling man/vrouw is 7/12. Voor een aantal activiteiten wordt<br />

een beroep gedaan op externe lesgevers.<br />

Het secretariaat is bemand met 1,75 FTE. Deze medewerkers staan in voor de beide opleidingen van het<br />

departement. Voor een aantal activiteiten wordt een beroep gedaan op de expertise van externe lesgevers. Dit<br />

komt vooral tot uiting bij de thematische werking in het derde opleidingsjaar, waarin vaak ervaringsdeskundigen<br />

worden uitgenodigd.<br />

De student-docentratio is gunstig en bedraagt 1/12. De kwantitatieve inzet van het personeel is ruim voldoende.<br />

Problematisch kan zijn dat er door de kleine omvang te weinig mogelijkheden voor opvang zijn bij ziekte of ander<br />

personeelsuitval. Daarnaast betekent het grote aantal mogelijke vakkencombinaties een flinke aanslag op een<br />

noodzakelijkerwijze kleine staf.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 637


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de versnippering van het personeel tegen te gaan.<br />

Het is raadzaam om teamwerking verder uit te bouwen.<br />

Het zorgzaam afwegen van de kleinschaligheid van de opleiding versus de taakbelasting is een blijvende zorg<br />

voor de opleiding en de hogeschool.<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over gekwalificeerd en erg gemotiveerd onderwijzend en ondersteunend personeel om<br />

het programma te realiseren;<br />

- de deskundigheidsontwikkeling en de professionalisering van het personeel aangemoedigd worden en dat<br />

daar ook in geïnvesteerd wordt, maar dat een professionaliseringsbeleid ontbreekt;<br />

- het personeel vragende partij is om de plannings- en functioneringsgesprekken opnieuw in te voeren;<br />

- het werkveld sterk betrokken is bij de uitwerking van een aantal <strong>onderwijs</strong>activiteiten;<br />

- de lectoren zich erg laagdrempelig opstellen;<br />

- de internationale contacten nog kunnen worden uitgebreid en verstevigd.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

638 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het academiejaar 2004-2005 stond voor de opleiding in het teken stond van de ‘grote bouwwerken’, wat<br />

ingrijpende veranderingen met zich meebracht. Het doel was een campus uit te bouwen die de zes professioneel<br />

gerichte bacheloropleidingen van Sint-Niklaas zou huisvesten. Hiervoor werd de bestaande campus HIMM in de<br />

Hospitaalstraat, die Agro- en Biotechnologie, Verpleegkunde, Vroedkunde en Facilitair Management huisvest,<br />

uitgebreid met een nieuwbouw, waardoor de lerarenopleiding (ILLO en ILSO) op dezelfde campus kon worden<br />

ondergebracht. Vanaf 16 augustus 2005 was dit een feit en werd de campus Plezantstraat/Kasteelstraat<br />

(voorheen ‘BNS-OLVP’) definitief verlaten. Het gebouw kreeg een nieuwe naam: de campus Waas. Deze grote<br />

bouwwerken werden gerealiseerd en opgevolgd vanuit de centrale diensten in Gent, met lokale assistentie van de<br />

departementale verantwoordelijken. Aan de uiteindelijke bouwwerkzaamheden ging heel wat overleg tussen alle<br />

betrokkenen vooraf. Het belangrijkste doel was de verschillende culturen te verzoenen binnen hetzelfde gebouw.<br />

Dankzij intens overleg lukt dit redelijk. De lerarenopleiding maakt gebruik van goed uitgeruste leslokalen. Vooral<br />

de bibliotheek en specifieke vaklokalen, zoals de labo’s zijn voorbeelden van ‘goede praktijk’. Het duidelijke<br />

<strong>onderwijs</strong>kundige concept dat zich vertaald heeft in een doordachte architecturale concretisering, is een sterke<br />

troef van de opleiding. De lectoren daarentegen beschikken niet over faciliteiten van eenzelfde niveau. De<br />

lectorenruimtes zijn beperkt uitgerust. De commissie betreurt dat er op het niveau van de lectoren geen integratie<br />

werd doorgevoerd van de beide lerarenopleidingen, hoewel verscheidene lectoren lesgeven in beide opleidingen.<br />

De studenten en het personeel maken gebruik van een afzonderlijk academisch netwerk met internettoegang en<br />

gemeenschappelijke netwerkprinters. In het studielandschap staan computers en twee scanners permanent ter<br />

beschikking van de studenten. Ook kopieerapparaten zijn voor de studenten voorhanden. De campus heeft een<br />

restaurant met een aangepaste capaciteit die, omwille van de verschillende lesroosters van de diverse<br />

opleidingen, meestal voldoende blijkt te zijn. Alle activiteiten vinden plaats op de campus Waas, behalve<br />

specifieke stageactiviteiten. De opleiding beschikt over goed uitgeruste leslokalen. In de meeste leslokalen staan<br />

een overheadprojector, laptop, internet- en netwerkaansluiting, vaste of mobiele dataprojectie, een televisietoestel<br />

met video en een bord. Ook de mediatheek heeft een ruim aanbod aan leermiddelen. De opleidingsonderdelen<br />

fysica, biologie en TTO hebben een eigen labo. Informatica, geschiedenis en aardrijkskunde beschikken over een<br />

ingericht klaslokaal. Tijdens het bezoek merkt de commissie op dat de meeste vaklokalen uitstekend uitgerust zijn<br />

en benut worden. Via een reserveringssysteem kunnen de lectoren ook activiteiten organiseren in een<br />

computerlokaal of een deel van het studielandschap. De ICT-infrastructuur is ruim toegankelijk. De<br />

computervoorzieningen zijn goed in orde en worden volgens een doordacht systeem voortdurend geactualiseerd.<br />

Uit de gesprekken blijkt dat de studenten de mogelijkheden en het aanbod van de campus sterk waarderen. Zij<br />

betreuren wel dat de contacten tussen de verschillende opleidingsjaren verminderd zijn door de grote<br />

hoeveelheid studenten op de campus.<br />

De mediatheek is uitgebouwd als een volwaardig studielandschap, waar alle faciliteiten aanwezig zijn voor gericht<br />

opzoekingswerk, zelfstudie, groepswerk en dergelijke. Hiervoor is er ook voorzien in de nodige computers met<br />

netwerkaansluitingen, kopieertoestellen en netwerkprinters. De mediatheek is het zenuwcentrum van de nieuwe<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 639


campus. De studenten krijgen immers steeds meer zelfstandig werk en begeleide zelfstudie. De mediatheek is<br />

ook bruikbaar als studie- en werklandschap. Het mediatheekteam slaagt erin om van de mediatheek een<br />

geïntegreerde werkplaats te maken. De mediatheek is ook in het weekend open, omdat een deel van een<br />

openbare bibliotheek in de schoolmediatheek werd ondergebracht. Dit zorgt voor een aantal voordelen,<br />

waaronder de openingsuren en de uitrusting. De afgestudeerden zeggen dat ze nog altijd gebruik mogen maken<br />

van het aanbod. Het mediatheekteam bestaat uit twee bibliothecarissen en twee assistentes. Een van de<br />

bibliothecarissen is goed vertrouwd met de lerarenopleiding, omdat hij op de campus BNS-OLVP het<br />

bibliotheekgedeelte voor de lerarenopleiding verzorgde. Vaklectoren kunnen steeds een aanvraag indienen voor<br />

de aankoop van boeken, tijdschriften of ander didactisch materiaal. In het begin van elk academiejaar worden alle<br />

eerstejaarsstudenten ingelicht over het gebruik van de mediatheek. Ze krijgen een account om op het<br />

hogeschoolnetwerk te kunnen werken. Voor stageactiviteiten kunnen de studenten leer- en werkboeken en<br />

handleidingen raadplegen, en materiaal ontlenen, zoals cd-spelers en cd’s, transparanten, laptops, mobiele<br />

overheadprojectoren, tekendriehoeken, grafische rekenmachines en labomateriaal. Uit de<br />

studententevredenheidsenquête blijkt dat de studenten tevreden zijn over het beschikbare leermateriaal. De<br />

commissie stelt vast dat de bibliotheek-mediatheek-studielandschap een erg sterk geslaagd en gewaardeerd<br />

concept is om actueel onderwijzen en leren mogelijk te maken.<br />

Op dit moment geldt voor het hoger <strong>onderwijs</strong> nog steeds het systeem van de ‘gesloten enveloppefinanciering’.<br />

Tot 2007 zal dit principe worden aangehouden, met dien verstande dat er in 2005 en 2006 telkens een<br />

bijkomende injectie gebeurt van 12,5 miljoen euro voor alle hogescholen samen.<br />

De commissie is onder de indruk van de uitstraling van het gebouw. In het gebouw is ervoor gezorgd dat<br />

studenten er ook buiten de lessen aangenaam en nuttig kunnen verblijven. De campus als leefgemeenschap is<br />

hier realiteit.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt aandacht voor het verder optimaliseren van de lectorenfaciliteiten.<br />

De commissie vraagt aandacht voor het behouden van de interne sociale contactgelegenheden tussen de<br />

studenten.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De hogeschool voorziet in het kader van eerstejaarsbegeleiding in objectieve en duidelijke informatie voor<br />

toekomstige eerstejaarsstudenten, in algemene studentenbegeleiding, curriculumgerichte studentenbegeleiding<br />

en probleembegeleiding.<br />

Voor haar informatieverspreiding neemt de opleiding deel aan infoavonden in <strong>secundair</strong>e scholen, de Sid-In’s<br />

binnen en buiten Oost-Vlaanderen, de opendeurdag en de infonamiddagen, de ‘Sleutel aan je toekomst’-<br />

640 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


ijeenkomsten op initiatief van de associatie, georganiseerd in Sint-Niklaas, Zele en Aalst, en de Rotaryinfonamiddag.<br />

Bij verschillende gelegenheden liggen de cursussen ter inzage en geven de lectoren er toelichting<br />

bij. Potentiële studenten ontvangen een informatiepakket over de opleiding. Er wordt naar gestreefd om de<br />

abituriënten een zo objectief en realistisch mogelijk beeld van de opleiding te geven. De dienst PR en<br />

Communicatie verzorgt de infobrochures, organiseert de deelname aan de SID-In’s, bezoekt de <strong>secundair</strong>e<br />

scholen met de resultaten van hun oud-leerlingen, en bezorgt de nieuwe brochures en een aantal actuele<br />

publicaties in het hoger <strong>onderwijs</strong>. Tijdens de gesprekken voor inschrijving wordt gewezen op de kleine<br />

slaagkansen van instromers met een bso-vooropleiding. De commissie meent echter dat juist deze instroom<br />

interessant zou kunnen zijn voor een latere beroepspraktijk in het bso.<br />

De week voor de start van de lessen wordt een introductieweek georganiseerd. De commissie merkt op dat de<br />

introductie degelijk is uitgewerkt. Alle studenten worden in het begin van het academiejaar gescreend voor<br />

uitspraak en spelling en indien nodig doorverwezen voor externe remediëring. Voor studenten Frans en/of Engels<br />

zijn er intakegesprekken. Aan studenten biologie wordt een ondersteunende cursus chemie aangeboden. Het<br />

intakegesprek is oriënterend en zet meteen het proces van begeleiding op gang. De lectoren geven aan dat dit<br />

werkt als een soort portfolio. De commissie stelt vast dat de studenten deze initiatieven waarderen.<br />

Het Vademecum voor de Student, Opleiding Professionele Bachelor Secundair <strong>Onderwijs</strong> is een belangrijk<br />

gebruiksinstrument en bevat onder andere informatie over de basiscompetenties, de opleidingsonderdelen, de<br />

beleidsverantwoordelijken en lectoren, de planning van het academiejaar, de <strong>onderwijs</strong>visie en de praktische<br />

organisatie van de didactische stage. De jaarkalender geeft een overzicht van de <strong>onderwijs</strong>organisatie. De<br />

toelichting van het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement gebeurt tijdens de introductieweek en tijdens het eerste<br />

semester met het oog op de examens in januari. Een belangrijke bron van informatie zijn de ECTS-fiches. Aan de<br />

hand hiervan neemt de student kennis van de leerinhouden, de doelen en de evaluatie. Verdere<br />

informatieoverdracht gebeurt ad valvas, via Toledo, de website of e-mail, en door mondelinge berichtgeving of<br />

toelichting.<br />

De <strong>onderwijs</strong>visie van de opleiding besteedt aandacht aan studie- en studentenbegeleiding. Het is een deeltaak<br />

van elke medewerker in de opleiding. Deze begeleiding is in eerste instantie gericht op de eerstejaarsstudenten.<br />

Het kwaliteitsverbeteringsteam van de hogeschool functioneert sinds 1996, en is al geruime tijd een werkgroep<br />

met permanent karakter. Het team organiseert om de drie jaar een enquête bij alle eerstejaarsstudenten om hun<br />

werking te evalueren en eventueel bij te sturen. De werkgroep heeft een procedure voor afhakers uitgewerkt die<br />

vanaf 2006-2007 in de opleiding wordt toegepast. De opleiding biedt een waaier van aangepaste initiatieven aan<br />

in het kader van studiebegeleiding. De commissie stelt de goede werking vast van de screening van de studenten<br />

op mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid gedurende de eerste weken van het eerste opleidingsjaar, het<br />

intakegesprek, de doelgerichte lectorenvergaderingen en de stagevergaderingen met feedback naar de studenten<br />

en eventueel vereiste acties, de mogelijkheden voor de studenten om hun eigen leerstijl te ontdekken aan de<br />

hand van de sessie ‘Ken jezelf’, de instapweek en de creaweek. Naargelang van de vastgestelde problematiek bij<br />

de student wordt contact opgenomen met het opleidingshoofd, de pedagoog of de vaklector. Vlak voor de<br />

examens van de eerste zittijd ontvangen de studenten een blokboekje met tips voor de voorbereiding en het<br />

afleggen van examens, gespecificeerd per opleidingsonderdeel. Studenten die falen, worden geholpen bij een<br />

eventuele heroriëntering of bij de planning van hun verdere studietraject. De voorzieningen voor studenten met<br />

achterstand op bepaalde terreinen en (studie-)problemen zijn goed uitgewerkt. Uit de resultaten van de enquête<br />

Eerstejaarsbegeleiding blijkt dat algemeen gezien de studentenverwachtingen op afdoende wijze worden<br />

ingelost. De gesprekken met de studenten onderbouwen deze resultaten. Voor de tweede- en<br />

derdejaarsstudenten van het modeltraject worden evaluatievergaderingen en begeleidende en/of remediërende<br />

gesprekken voorzien. Deze begeleiding kan bestaan uit een individueel gesprek na een stageles, op de<br />

terugkomnamiddag, vóór en na de evaluatievergaderingen. Ook klassikaal worden de stage-ervaringen door de<br />

pedagoog en vaklectoren besproken.<br />

De kleinschaligheid, de inzet van alle personeelsleden en de grote bereikbaarheid van de lectoren zorgen voor<br />

een erg goede zorg op maat van elke student. De lectoren zijn erg betrokken bij de begeleiding van de studenten,<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 641


die uitstekend in orde is. Studenten worden ook in een bredere betekenis dan alleen door hun studieprestaties<br />

voor het vak in kwestie gekend.<br />

Het opleidingshoofd begeleidt studenten met een flexibel of geïndividualiseerd studietraject. De commissie<br />

spreekt haar bezorgdheid hiervoor uit, gezien de huidige problematiek rond de leiding van de opleiding.<br />

De vzw SoVo KaHo Sint-Lieven wil binnen de decretaal voorziene werkvelden een zo ruim mogelijk pakket<br />

sociale voorzieningen voor studenten uitbouwen. Dit gebeurt via een universeel aanbod in de domeinen sport en<br />

cultuur, voeding en mobiliteit. Daarnaast wordt er specifieke hulpverlening op het vlak van huisvesting,<br />

psychosociale begeleiding, sociaal-juridisch advies en studiefinanciering georganiseerd. Elke campus heeft een<br />

sociale campusraad. De campus Waas heeft vier SoVo-medewerkers: de regiocoördinator, de voorzitter van de<br />

Sociale Campusraad, een medewerker psychosociale begeleiding en een medewerker sport, cultuur en<br />

studentenparticipatie. Elke opleiding wordt in de Sociale Campusraad vertegenwoordigd door een student en een<br />

lector. Deze raad bepaalt de plaatselijke begroting en het budget vanuit de specifieke noden en behoeften.<br />

De vzw participeert voor de uitbouw van bepaalde sociale voorzieningen in de vzw SoKaHo, ‘Sociale<br />

Voorzieningen Katholiek Hoger <strong>Onderwijs</strong> Oost-Vlaanderen’. Deze vzw werd opgericht bij de fusies van de<br />

hogescholen. De vzw werkt onder de naam StudioO, Student in Oost-Vlaanderen. Zij voorziet eerstelijnsopvang<br />

voor allerlei problemen, zoals vragen in verband met huisvesting, studietoelagen en het sociaal statuut van de<br />

student, problemen van financiële aard, hulp bij studieoriëntering en psychosociale begeleiding in anderhalve en<br />

tweede lijn. Verder is StudioO een platform waar de contactpersonen sociale voorzieningen van de katholieke<br />

hogescholen elkaar ontmoeten, informatie uitwisselen en navorming volgen. In de hogeschool situeert de<br />

psychosociale begeleiding zich vooral op de nul- en eerste lijn. De nullijn is vooral een signaalfunctie, waartoe<br />

preventie, crisisopvang en doorverwijzing behoren. Op de eerste lijn werken specialisten met een specifieke<br />

opdracht voor psychosociale begeleiding. Zij zijn een eerste aanspreekpunt, zijn vertrouwd met de verschillende<br />

niveaus van hulpverwijzing en kunnen studenten doorverwijzen. Op de campus zorgt een psychologe voor de<br />

eerste lijn. SoVo organiseert en biedt financiële steun aan verschillende activiteiten op de campus zoals de sporten<br />

cultuurnamiddag, de ‘KaHoquiz’, theatervoorstellingen, de Proms, acties rond gezondheidszorg, de blokfolder<br />

en de lidkaart voor de stadsbibliotheek. Tijdens de introductieweek stelt de dienst SoVo zich voor aan de<br />

eerstejaarsstudenten.<br />

De ombudsman wordt volgens een vaste procedure aangeduid. Tijdens de introductieweek stelt de<br />

Ombudsdienst zich voor aan de eerstejaarsstudenten. Studenten kunnen gedurende het hele academiejaar bij de<br />

ombudsman terecht voor studie- en examenproblemen en eventuele moeilijkheden met lectoren. Hij is dagelijks<br />

beschikbaar op de campus en is aanwezig op de deliberaties. De Ombudsdienst maakt jaarlijks een verslag op<br />

over zijn activiteiten en legt dit voor op de Departementale Raad. Dit verslag wordt in de personeelsvergadering<br />

en de Opleidingsraad besproken. De opvolging hiervan gebeurt door het opleidingshoofd. De commissie stelt vast<br />

dat de voorzieningen voor studenten met problemen op zich goed geregeldzijn, al bestaat bij een deel van de<br />

studenten enig wantrouwen, dat de besproken problemen bij de lector in kwestie toch bekendgeraken. Door de<br />

kleinschaligheid vinden sommige studenten het moeilijk om het functioneren van lectoren en hun beoordeling met<br />

hen te bespreken.<br />

De organisatie/coördinatie van de internationale studenten- en lectorenuitwisseling, zowel de inkomende als de<br />

uitgaande, ligt in de handen van het opleidingshoofd. Hij geeft informatie, legt in overleg met de lectoren het<br />

internationaal traject vast en verzorgt samen met de hogeschoolverantwoordelijke Internationalisering en de<br />

studiegebiedcoördinator de relatie met de partnerhogescholen. De studenten krijgen in het tweede semester van<br />

het tweede opleidingsjaar een informatiesessie over de internationaliseringsmogelijkheden. Kandidaten moeten<br />

hun keuze duidelijk motiveren en een goede score halen voor de stages. Hun aanvraag moet aanvaard worden<br />

door het volledige lectorenteam. Voor alle goedgekeurde dossiers wordt via de dienst Internationalisering een<br />

Socrates- of Erasmusbeurs aangevraagd om het financiële aspect in de mate van het mogelijke als hinderpaal te<br />

vermijden. Indien nodig worden bijkomende oplossingen gezocht. Het opleidingshoofd en de lectoren bespreken<br />

het programma en de credits. Eens de aanvraag is goedgekeurd, worden de studenten hoofdzakelijk opgevangen<br />

642 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


en begeleid door de dienst Internationalisering van de hogeschool. De student houdt via e-mail contact met deze<br />

dienst, het opleidingshoofd en indien nodig met de lectoren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is raadzaam om een goed evenwicht te zoeken tussen het drempelverlagende en -verhogende effect van de<br />

kleinschaligheid van de opleiding, in het kader van formele reflectie, feedback, transparantie en vertrouwen.<br />

De commissie vraagt om aandacht te besteden aan de leiding en de sturing van de opleiding, om het degelijk<br />

uitgewerkte en functionele aanbod van de studiebegeleiding te kunnen handhaven.<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

goed<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

Voor wat betreft de voorzieningen<br />

- de lokalen goed uitgerust en aangepast zijn voor de toepassing van verschillende werkvormen;<br />

- de campus doelgerichte investeringen heeft gedaan om ervaren te worden als een degelijke en aangename<br />

leergemeenschap en een leefgemeenschap;<br />

- de bibliotheek-mediatheek-studielandschap van de campus een geslaagd en gewaardeerd concept is om<br />

actueel onderwijzen en leren mogelijk te maken;<br />

- de mediatheek erg goed is uitgerust om de studenten en lectoren tijdens hun activiteiten te ondersteunen en<br />

te informeren;<br />

- ICT-deskundigheid en het doordachte systeem om de computervoorzieningen voortdurend te actualiseren,<br />

bijdragen tot een degelijke ondersteuning van de <strong>onderwijs</strong>activiteiten.<br />

voor wat betreft studiebegeleiding:<br />

- de informatie over de opleiding duidelijk en veelvuldig is;<br />

- er een breed aanbod is aan studiebegeleidingactiviteiten voor de eerstejaarsstudenten;<br />

- tweede- en derdejaarsstudenten de nodige begeleiding blijven krijgen;<br />

- er sinds kort een procedure voor afhakers is;<br />

- de hogeschool, het departement en de opleiding een degelijke studiebegeleiding hebben uitgestippeld, elk op<br />

hun niveau en doorvloeiend naar elkaar;<br />

- de begeleiding van de studenten erg persoonlijk is;<br />

- studenten ook gekend worden buiten de opvolging van hun studieresultaten;<br />

- het drempelverlagende en -verhogende effect van de kleinschaligheid van de opleiding in het kader van<br />

formele reflectie, feedback, transparantie en vertrouwen bewust in het oog moeten worden gehouden;<br />

- de ombudsfunctie degelijk uitgewerkt is, maar dat er meer aandacht moet worden besteed aan het aspect<br />

vertrouwen ten opzichte van de studenten;<br />

- de organisatie en begeleiding van internationale uitwisselingen op punt staan.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 643


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het is een bewuste beleidskeuze om op het vlak van kwaliteitszorg op centraal niveau een duidelijk kader en<br />

gemeenschappelijke visie te formuleren, sterk gesteund op inspraak vanuit de basis. De uitvoeringsverantwoordelijkheid<br />

ligt bij de opleidingshoofden en de studiegebiedcoördinatoren, terwijl de centrale diensten<br />

hiervoor de nodige instrumenten, werkmiddelen, ondersteuning en opvolging voorzien. In eerste instantie wil de<br />

hogeschool via een gestructureerd kwaliteitszorgsysteem haar missie realiseren. De <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling in de<br />

hogeschool maakt integraal deel uit van het gestructureerde kwaliteitsbeleid. Er is voorzien in een<br />

kwaliteitscoördinator, een algemene kwaliteitsraad en een adviserende kwaliteitsraad. De kwaliteitscoördinatoren<br />

staan aan het hoofd van de dienst <strong>Onderwijs</strong>verzorging en –Ontwikkeling, die de <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling en -<br />

vernieuwing behartigt en de kwaliteitszorg, de bevragingen en evaluaties en de projecten in verband met<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwing coördineert. Uit de raden ontstaan het algemene kwaliteitsplan en het kwaliteitsraamwerk.<br />

Hierbij zijn principes, werkterreinen, taken en bevoegdheden vastgelegd en worden de centrale initiatieven<br />

voorbereid en opgevolgd. Het kwaliteitsraamwerk zorgt voor de opvolging van de kwaliteitszorg in alle opleidingen<br />

van de hogeschool. Het houdt voor iedere opleiding een duidelijke missie of opdrachtverklaring in, geeft een<br />

overzicht van de kernprocessen die onontbeerlijk zijn voor deze missie, de houdingen en gedragingen, een<br />

toekomstbeeld en strategische doelstellingen die dit beeld onderbouwen. Alle kwaliteitsinspanningen worden<br />

gerelateerd aan het kwaliteitsraamwerk via operationele doelstellingen en actieplannen. Het kwaliteitsraamwerk<br />

heeft als primaire doelstellingen het verlenen van een structuur aan de activiteiten rond kwaliteitszorg, het tot<br />

stand brengen van een consensus over actieplannen en het verhogen van het engagement van de medewerkers.<br />

De opleiding wordt in de Adviserende Kwaliteitsraad vertegenwoordigd door de studiegebiedcoördinator, tevens<br />

opleidingshoofd.<br />

Als instrument voor kwaliteitszorg wordt in de hogeschool PROZA (gebaseerd op het EQA-model van<br />

EFQM)gebruikt, waarbij de input-, kernprocessen- en outputkenmerken van de hogeschool onder de loep worden<br />

genomen. PROZA is een kader en hulpmiddel voor zelfdiagnose en voor het formuleren van verbeteringsdoelen.<br />

Als centraal documentatiecentrum en databank voor alle statistieken, procedures en dergelijke geldt het<br />

kwaliteitshandboek dat in 2004 een grondige vernieuwing onderging en via intranet raadpleegbaar is. Voor alle<br />

niveaus binnen de hogeschool wordt eenzelfde indelingsstructuur gebruikt: algemeen, organisatie, procedures en<br />

statistieken. Bij het departements- en het opleidingsniveau is rapportering toegevoegd. Hierin wordt de structuur<br />

van het zelfevaluatierapport gekopieerd, wat in de toekomst het samenstellen ervan zal ondersteunen.<br />

Het kwaliteitsraamwerk van de opleiding wordt jaarlijks geactualiseerd. De realisatie van de doelstellingen van de<br />

opleiding wordt opgevolgd en gecommuniceerd in het jaarverslag. Voor de ondersteuning van het<br />

kwaliteitszorgsysteem werden verschillende meetinstrumenten ontwikkeld. Per departement worden afspraken<br />

gemaakt over het tijdstip van afname. Voor de opleiding probeert de hogeschool ook departementsoverschrijdend<br />

maar binnen het studiegebied af te spreken. De commissie stelt vast dat op hogeschoolniveau een systematisch<br />

en samenhangend kwaliteitszorgbeleid is ontwikkeld voor borging en verbetering. Als gevolg daarvan beschikt de<br />

opleiding over evaluatiegegevens over tal van terreinen die periodiek worden bevraagd. Het<br />

644 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


kwaliteitszorgsysteem is echter nog niet ingedaald tot op het niveau van de opleiding. Opleidingsspecifieke<br />

aspecten worden nog niet systematisch geëvalueerd. Vanuit de opleiding zelf is er dan ook nog geen<br />

systematische aansturing en invoering van een kwaliteitszorgsysteem. Dit wordt voornamelijk bemoeilijkt door<br />

twee aspecten: enerzijds een onvoldoende aansturing vanuit het beleid van de opleiding, anderzijds het<br />

ontbreken van een duidelijke opleidingsvisie, vertaald in toetsbare streefdoelen. Evenmin is er een rationele basis<br />

om verbeteringsvoornemens te formuleren. In het zelfevaluatierapport komen deze leemtes sterk tot uiting.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat de resultaten van metingen en evaluaties genuanceerder en professioneler moeten<br />

worden geïnterpreteerd en dat gerichte opvolging ter zake noodzakelijk is om de PDCA-cirkel te vervolledigen.<br />

Het is raadzaam om streefdoelen te formuleren om de kwaliteit van de onderzochte aspecten te kunnen toetsen.<br />

Essentieel vooraleer de kwaliteitszorg effectief verder kan worden uitgevoerd, is de nood aan aansturing en<br />

visieontwikkeling. Er moet immers eerst duidelijkheid over de opleidingsdoelen zijn vooraleer de realisatie ervan<br />

kwaliteitsvol kan worden opgevolgd en bijgestuurd. De commissie vraagt dan ook bijzondere aandacht voor de<br />

aansturing van de opleiding.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De voorbije jaren zijn op het niveau van de hogescholen verscheidene maatregelen genomen om de kwaliteit te<br />

verbeteren. Via het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan van de hogeschool wordt een langetermijnvisie op verbetering<br />

uitgedrukt. De opleidingshoofden rapporteren om de zes maanden de realisaties met betrekking tot de negen<br />

actielijnen van het <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan binnen de eigen opleiding. In het jaarverslag van 2004 zijn de door<br />

de opleiding geformuleerde strategische doelen opgenomen. Zij worden omgezet in operationele doelen op het<br />

vlak van personeel, studenten, stage, <strong>onderwijs</strong>, infrastructuur en curriculum. Deze strategische doelstellingen<br />

hebben geleid tot initiatieven zoals overleg over algemene en vakdidactiek, het aanpassen van ECTS-fiches,<br />

Toledo en een begeleidend stagedocument voor de mentoren.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding zelf nauwelijks op een systematische en gestructureerde wijze<br />

maatregelen tot verbetering heeft genomen. Het ontbreken van een duidelijke leiding en aansturing laat zich<br />

bijzonder sterk voelen met betrekking tot dit aspect van het kwaliteitszorgsysteem. Door het ontbreken van<br />

duidelijke, concrete evaluatiegegevens blijven ook concrete verbeteringsacties uit. De opleiding moet werk maken<br />

van de analyse en interpretatie van de beschikbare informatie en van het vervolledigen van de PDCA-cirkel. Het<br />

bewustzijn hieromtrent binnen het docentenkorps is verschillend. Ad hoc, op individuele basis en eerder informeel<br />

worden talloze verbeteringsvoornemens genomen. Nergens blijkt dat die iets te maken hebben met de verrichte<br />

metingen.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 645


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het is raadzaam om operationele doelen en actiepunten te formuleren met ‘SMART’-afspraken, waardoor<br />

opvolging beter realiseerbaar is.<br />

De commissie vraagt dringend werk te maken van de sturing van de opleiding, zodat ook werk kan worden<br />

gemaakt van de uitbouw en de invoering van een kwaliteitszorgsysteem en van maatregelen tot bijsturing.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Veel raden, overlegorganen en werkgroepen situeren zich op het niveau van de hogeschool, het departement en<br />

de opleiding. Hier wordt het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool uitgewerkt en opgevolgd. Op het niveau<br />

van de opleiding worden de medewerkers betrokken in de Opleidingsraad of de personeelsvergadering. Dit is de<br />

formele vergadering voor alle medewerkers van de opleiding. De Opleidingsadviesraad is een vergadering met<br />

vertegenwoordigers op het niveau van de studenten, de medewerkers en het werkveld. In de opleiding zijn ook<br />

heel wat werkgroepen al dan niet ad hoc actief. Departementsoverschrijdend werkt de opleiding in vakgroepen<br />

die vooral vakinhoudelijke aspecten bespreken en op elkaar afstemmen. Tijdens stagebesprekingen en<br />

remediërende vergaderingen bespreken de lectoren aspecten van de stagepraktijk.<br />

De studenten worden formeel betrokken door een aantal enquêtes en door hun participatie in verschillende<br />

raden, zoals de Departementale Raad, de Studentenraad en de Academische Raad. Er zijn heel wat informele<br />

momenten waarop studenten hun wensen en suggesties kenbaar kunnen maken bij de lectoren of het<br />

opleidingshoofd.<br />

De afgestudeerden worden na zes maanden uitgenodigd om hun diploma af te halen en de job- en<br />

tevredenheidsenquête over de opleiding in te vullen. Dan wordt ook gepeild naar de eerste werkervaringen.<br />

Vanuit hun ervaring in de opleiding en het werkveld wordt er heel wat formele en informele feedback over de<br />

opleiding bekomen. In de Opleidingsadviesraad heeft ook een delegatie van pas afgestudeerden zitting. Vooral<br />

op het vlak van curriculumbijsturing is dit een belangrijke bijeenkomst.<br />

Nauw en intens contact met het werkveld is een van de prioriteiten van de opleiding. Actoren uit het werkveld<br />

kunnen bij de opleiding betrokken zijn als deelnemer aan de Opleidingsadviesraad en als stagementoren, die<br />

constant het stagegebeuren volgen, begeleiden en mee-evalueren. Ook via bevragingen, gastcolleges,<br />

schoolbezoeken en praktijkopdrachten, en als lid van een commissie bij de voorstelling van de eindwerken, heeft<br />

en behoudt het werkveld een krachtige stem in de opleiding.<br />

Bij deze vaststellingen merkt de commissie op dat door de kleinschaligheid van de opleiding en het sterke<br />

engagement van de lectoren bij de opleiding, men erin slaagt de verschillende actoren vooral informeel en ad hoc<br />

te betrekken bij het nadenken over de kwaliteit van de opleiding. Dit gebeurt veel minder via gestructureerde<br />

646 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


kanalen. Zo blijken de studenten de weg van de formele studentenparticipatie niet te kunnen bewandelen als<br />

bepaalde verbeteringsacties zich opdringen. In dergelijke gevallen moeten zij zelf initiatieven nemen, die de ene<br />

keer wel, de andere keer niet tot een succesvolle bijsturing leiden. De studentenparticipatie is niet echt in de<br />

opleiding verankerd. Zo worden de resultaten van de enquêtes niet systematisch met een<br />

studentenvertegenwoordiging besproken. Ook het werkveld maakt tijdens de gesprekken duidelijk dat het<br />

tevreden is over het engagement, de bereikbaarheid en de betrokkenheid van de opleiding en de lectoren. Op die<br />

manier is er informele invloed van het werkveld op de opleiding en omgekeerd. Daarentegen geven zij aan dat<br />

een meer gestructureerde samenwerking hun engagement en aandeel in de opleiding van de studenten ten<br />

goede zou komen. Er is een begin gemaakt met geregeld overleg met het werkveld over ontwikkelingen in het<br />

beroep en in de opleiding. Zij zijn bereid hun engagement hierin nog te vergroten en hun verantwoordelijkheid op<br />

te nemen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie stelt dat er meer structuur moet worden gebracht in het overleglandschap, met voor elke<br />

overleggroep een duidelijk profiel en het aangeven van de advies- dan wel de beslissingsbevoegdheid.<br />

De commissie raadt aan om een grotere interesse en betrokkenheid van de studenten na te streven bij de<br />

besluitvorming en de evaluaties in het kader van de interne kwaliteitszorg.<br />

De commissie adviseert om de resultaten van de enquêtes terug te koppelen naar de betrokkenen.<br />

Het is raadzaam om de vele contacten met lectoren, studenten, alumni en werkveld systematischer en meer<br />

gestructureerd uit te werken.<br />

De commissie vraagt te onderzoeken hoe de alumniwerking een permanent karakter kan krijgen in een duidelijke<br />

structuur.<br />

De commissie stelt dat het werkveld ruimer betrokken moet worden bij de zelfevaluatie dan in de<br />

Opleidingsadviesraad en tijdens de informele contacten bij de stagebezoeken.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 647


Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

onvoldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het kwaliteitsbeleid en de aanpak van de interne en integrale kwaliteitszorg op hogeschoolniveau met visie is<br />

ontwikkeld;<br />

- door het ontbreken van streefdoelen de resultaten van de bevragingen niet kunnen worden geplaatst;<br />

- een dynamisch kwaliteitszorgsysteem, gebaseerd op het EFQM-systeem en gebruikmakend van het PROZAmodel,<br />

de aanzet moet zijn voor de opleiding om periodiek te werken met de PDCA-aanpak, maar dat<br />

structuur en systematiek nog ontbreken bij de bepaling en opvolging van de verbeteringsacties;<br />

- de acties tot verbetering van de opleiding eerder ad hoc zijn en beter toetsbaar moeten worden opgesteld;<br />

- de opleiding bevragingen en evaluatiemogelijkheden organiseert over de verschillende aspecten van het<br />

<strong>onderwijs</strong> bij relevante doelgroepen, maar dat zij het werkveld breder dan de stagecontext moet betrekken.<br />

maakt de visitatie commissie een positieve afweging en stelt ze dat de opleiding voldoende potentieel heeft om<br />

de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. De visitatiecommissie is van mening dat er in de opleiding voor dit<br />

onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.<br />

648 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het niveau dat studenten halen, wordt in eerste instantie getoetst aan de eindkwalificaties via de examens. Om<br />

een zicht te krijgen op de kwaliteit van uitstromende studenten worden verschillende referentiepunten gebruikt: de<br />

basiscompetenties, het werkveld, een jaarlijks afgenomen enquête van pas afgestudeerden …<br />

Het consequent gebruik van de ECTS-fiches bewaakt mee het niveau van de opleiding. Hoe langer hoe meer<br />

wordt elke cursus gespiegeld aan de basiscompetenties, die geconcretiseerd worden in de ECTS-fiche van elk<br />

opleidingsonderdeel. De opleiding beschikt niet over cijfergegevens over de kwaliteit van de stage uit een<br />

rechtstreekse bevraging van het werkveld. De betrokkenheid van het werkveld bij de evaluatie van de individuele<br />

studenten via het algemeen stageverslag, geeft informatie over het niveau, de didactische kwaliteiten en de<br />

attitudes van de student. Hieruit volgt ook een globaal cijfer voor de volledige stageperiode. Uit gesprekken met<br />

mentoren/directies blijkt dat stagescholen globaal tevreden zijn over het niveau van de studenten. Het feit dat ze<br />

bereid blijven om als stageschool op te treden en de vaststelling dat stagescholen in toenemende mate een<br />

beroep doen op studenten voor het begeleiden van leerlingen tijdens uitstappen en projecten, getuigt daarvan. Bij<br />

elke correspondentie naar de stageschool in verband met het eindverslag wordt er ook gepeild naar mogelijke<br />

vragen, suggesties of bedenkingen die gericht zijn naar de opleiding. Ook over de kwaliteit van het eindwerk heeft<br />

de opleiding geen cijfergegevens uit een rechtstreekse bevraging van het werkveld. Het werkveld wordt wel<br />

geregeld betrokken bij de realisatie van het praktische deel door de studenten. De mentoren waarderen de<br />

creatieve initiatieven van studenten, die voor het werkveld vaak ook inspirerend zijn. Het werkveld is tevreden<br />

over de kwaliteit van de eindwerken. Ook de commissie stelt vast dat de kwaliteit van de eindwerken over het<br />

algemeen goed is. Telkens wordt op een systematische manier een vakinhoudelijk onderwerp uitgediept en<br />

vervolgens verwerkt in lesmateriaal dat breed kan worden gebruikt. In het academiejaar 2005-2006 behaalden<br />

twee studenten de Digikids Award met hun eindwerk informatica.<br />

Van alle afgestudeerden wordt een job- en een tevredenheidsenquête afgenomen, nadat ze ongeveer een half<br />

jaar werkervaring hebben. De gegevens voor de zes afgelopen afstudeerjaren zijn samengebracht per vraag en<br />

per academiejaar, wat een procesevaluatie mogelijk maakt. De bevraagde groepen zijn klein, waardoor de<br />

cijfergegevens statistisch weinig waarde hebben. De opleiding bekijkt de resultaten echter als objectieve<br />

gegevens, die een trend aangeven voor de verdere uitbouw van het curriculum. Doorgaans drukken de directies<br />

hun tevredenheid uit over beginnende leraren uit deze opleiding. De jongste jaren nodigen de directies nog voor<br />

het einde van het academiejaar de studenten uit voor een sollicitatiegesprek. Het overgrote deel van de<br />

studenten vindt werk als leerkracht in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Meer dan 72 procent van de afgestudeerden vindt<br />

de aard van zijn functie in overeenstemming met de gevolgde opleiding. De academiejaren 2002-2003-2004<br />

vinden steeds meer studenten dat de aard van de functie niet in overeenstemming is met de opleiding. Deze<br />

negatieve evolutie moet worden bewaakt. Uit gesprekken blijkt dat studenten in dergelijke gevallen een vak geven<br />

dat niet behoort tot de opleidingsonderdelen met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid die ze hebben gevolgd tijdens de<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 649


opleiding. Meer dan 75 procent van de afgestudeerden vindt dat het niveau van zijn functie in overeenstemming<br />

is met de gevolgde opleiding. Hieruit mag worden afgeleid dat de voorbereiding van de afgestudeerden op hun<br />

instap in het werkveld ook qua niveau van de functie voldoet. Zij zijn erg te spreken over de manier waarop ze in<br />

de opleiding voorbereid zijn op hun taken als leerkracht. De tevredenheid over de tewerkstelling is groot, met<br />

uitzondering van het academiejaar 2002-2003. Dit lijkt in tegenspraak met het feit dat 91 procent van deze<br />

bevraagden zegt niet van werk te willen veranderen. Algemeen mag uit de voorgaande cijfers worden afgeleid dat<br />

de afgestudeerden goed voorbereid zijn op de instap in het werkveld. De toenemende tevredenheid over de<br />

opleiding, gespreid over de afgelopen zes academiejaren, valt op.<br />

Deze bevindingen worden tijdens de gesprekken met de afgestudeerden en het werkveld bevestigd.<br />

De deelname van studenten aan internationale uitwisseling situeert zich hoofdzakelijk in de taalvakken en nam de<br />

afgelopen academiejaren toe. Toch meent de commissie dat dit erg beperkt is. Volgens de opleiding komt dat<br />

vooral door het type student dat de opleiding aantrekt, namelijk studenten die graag dicht bij huis blijven in een<br />

kleinschalige opleiding. Evenmin komen veel studenten uit het buitenland in de hogeschool studeren. De<br />

deelname aan docentenmobiliteit is nog beperkt en gebeurt meestal in combinatie met een bezoek aan studenten<br />

die in het buitenland verblijven. Maar ook los daarvan werden er presentaties gehouden zoals Teacher Training<br />

Education in Flanders (Kopenhagen) en Misconcepts about Physics (Trnava).<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt aandacht voor een verdere concretisering van het internationaliseringsbeleid, zodat meer<br />

studenten hieraan kunnendeelnemen.<br />

De commissie vraagt de opleiding om met zorg te anticiperen op de actuele maatschappelijke ontwikkelingen die<br />

van een leraar meer vragen dan een goede inhoudelijke vakdeskundigheid, en om de opleiding van toekomstige<br />

leraren ook op dat vlak veilig te stellen door deze bredere competentieontwikkeling bij de afgestudeerden<br />

eveneens te realiseren.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van rendementscijfers per studiegebied en/of opleiding over de<br />

jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45<br />

en de 50 procent liggen. De evolutie over de jaren heen wordt niet opgevolgd, evenmin als de situatie per<br />

650 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


opleiding of studiegebied. Daardoor kan de opleiding voor het <strong>onderwijs</strong>rendement geen streefcijfers formuleren<br />

in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

De opleiding vindt het belangrijk om de studenten duidelijk te informeren over doelstellingen, inhoud, aanpak en<br />

evaluatiemethode van elk opleidingsonderdeel. Deze elementen staan beschreven in de ECTS-fiche. Bij de<br />

evaluatie is er ruimte voor duidelijke en effectieve feedback in een sfeer die stimuleert tot zelfevaluatie. De<br />

opleiding stelt zich tot doel in het eerste jaar een zo precies mogelijke voorspelling te maken over de<br />

mogelijkheden die studenten hebben om door te groeien naar de vooropgestelde basiscompetenties. Het al dan<br />

niet slagen van een student wordt bepaald door het al dan niet bereiken van de vooropgestelde <strong>onderwijs</strong>doelen<br />

of competenties, bepaald per opleidingsonderdeel en gerelateerd aan de opleidingsdoelstellingen. De hogeschool<br />

streeft er binnen haar mogelijkheden naar het <strong>onderwijs</strong>rendement te maximaliseren. Dit wil in geen geval zeggen<br />

dat zij zoveel mogelijk studenten doet of laat slagen. Wel wil zij zoveel mogelijk mensen die zich aanmelden en<br />

het potentieel hebben, zien afstuderen. Doordat de opleiding werkt met kleine groepen studenten, kan zij een<br />

maximale begeleiding geven. Door een betrouwbaar en transparant examensysteem wil zij erover waken dat de<br />

voorgestelde <strong>onderwijs</strong>doelen worden bereikt. De commissie wijst erop dat hieraan nog moet worden gewerkt<br />

(facet 2.7).<br />

Bij het voorstellen van de streefcijfers heeft de opleiding zich niet laten leiden door ingewikkelde berekeningen,<br />

zoals het gewogen gemiddelde van de vorige vijf jaar, maar door trends die zijn vastgesteld in heel wat<br />

statistieken. Voor het slaagpercentage in het eerste jaar wordt een ondergrens van 50 procent gehanteerd.<br />

Percentages tussen de 50 en 75 procent lijken aanvaardbaar voor een eerste jaar bachelor. In de hogere<br />

bachelorjaren stelt de opleiding een ondergrens van 80 procent voorop. In het derde jaar zouden<br />

slaagpercentages van 90 procent eerder regel dan uitzondering moeten zijn. In hoeverre deze streefcijfers nog<br />

realistisch of meetbaar zullen zijn na de invoering van het Flexibiliseringsdecreet, is op dit moment nog<br />

onduidelijk. Het <strong>onderwijs</strong>rendement van de opleiding is, vergeleken met andere opleidingen van de hogeschool,<br />

aanvaardbaar. Er zijn geen benchmarkgegevens van andere gelijkaardige opleidingen in Vlaanderen voorgelegd.<br />

Tijdens de afgelopen 5 academiejaren variëren de slaagcijfers tussen 46 en 59 procent voor het eerste<br />

opleidingsjaar, tussen 77 en 90 procent voor het tweede en tussen 83 en 100 procent voor het derde<br />

opleidingsjaar. De slaagcijfers in het eerste jaar liggen laag. In deze cijfers zijn alle administratief ingeschreven<br />

studenten opgenomen. Als enkel de studenten die volwaardig deelnemen aan de examens worden<br />

meegerekend, ligt dat slaagcijfer hoger.<br />

De procentuele uitval van eerstejaarsstudenten in de loop van het eerste jaar vertoont de afgelopen<br />

academiejaren een dalende trend. De opleiding slaagt er mogelijk beter in studenten te motiveren tot een<br />

volgehouden inspanning gedurende het academiejaar. Toch blijft het aantal afhakers nog groot, 11 procent in<br />

2004-2005. De opleiding werkt studentgecentreerd en begeleidt zelf de studenten die dreigen af te haken, of<br />

verwijst hen door naar professionele begeleiding als het gaat om motivatie-, leer- of attitudeproblemen. Studenten<br />

die finaal toch afhaken, doen dat meestal omwille van inhoudelijke tekortkomingen of omwille van een verkeerde<br />

studiekeuze. Een tweede oorzaak van de slechte resultaten in het eerste jaar kan zijn dat er verschuivingen<br />

optreden in de instroom. De algemene vergelijking van het procentuele aandeel van aso, bso, kso en tso en<br />

andere studenten met het totaal aantal ingeschreven studenten, toont weinig trends. Het procentuele aandeel<br />

studenten dat slaagt in het basisjaar, in vergelijking met de vooropleiding aso, bso, kso, tso en andere toont dat<br />

de gemiddelde student met een aso-vooropleiding procentueel een slaagkans heeft die zich binnen de<br />

streefcijfers situeert. Voor studenten met een tso-vooropleiding is dat niet het geval. Studenten met een<br />

vooropleidingbso, kso en andere maken een erg klein deel van de studenten uit. De gegevens daarover geven<br />

weinig informatie. De opleiding geeft aan over te weinig gegevens te beschikken om het niveau van de instroom<br />

echt correct in te schatten. Uit de bevraging door de studentenbegeleiding blijkt dat de al eerder aangehaalde<br />

mogelijke oorzaak van uitval het onduidelijke beeld is dat de startende studenten van de opleiding hebben. Deze<br />

bevraging heeft tot doel het studiebegeleidingsplan voor eerstejaarsstudenten te evalueren en bestaat uit een<br />

algemeen, voor alle studenten geldend, deel en een opleidingsspecifiek deel. De commissie spreekt haar<br />

waardering uit voor de aanpak van deze materie.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 651


De gemiddelde studieduur van de opleiding is in vergelijking met andere bacheloropleidingen aan de hogeschool<br />

relatief laag en bedraagt 3,17 jaar.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie raadt aan om systematisch te analyseren waarom de rendementen van de tso-groep zo laag zijn<br />

en of een andere <strong>onderwijs</strong>aanpak het rendement van die groep, met behoud van het eindniveau, zou kunnen<br />

doen stijgen.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

voldoende<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding het <strong>onderwijs</strong>rendement en het gerealiseerde niveau treffelijk meet en opvolgt;<br />

- de opleiding de mate waarin de doelstellingen worden gerealiseerd, evalueert en opvolgt;<br />

- het werkveld de studenten en afgestudeerden sterk waardeert en respecteert;<br />

- de deelname van studenten en lectoren aan internationaliseringsmogelijkheden eerder beperkt is;<br />

- de opleiding de cijfergegevens over instroom, doorstroom, uitstroom en studie-uitval nauwkeurig registreert<br />

en analyseert;<br />

- de doorstroming door de opleiding en de gemiddelde studieduur aanvaardbaar zijn.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

652 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven| 653


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie voldoende<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud onvoldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang onvoldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd goed<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel voldoende<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid voldoende<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering onvoldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

voldoende<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

654 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven


Hoofdstuk 15 Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen<br />

Algemene toelichting bij de gevisiteerde opleiding <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aan de Katholieke Hogeschool<br />

Zuid-West-Vlaanderen – campus RENO in Torhout.<br />

Het departement RENO-Torhout is een van de zeven departementen van de, Katholieke Hogeschool Zuid-West-<br />

Vlaanderen, de grootste instelling voor hoger <strong>onderwijs</strong> van West-Vlaanderen met vier campussen: Kortrijk,<br />

Roeselaere, Tielt en Torhout. Het studieaanbod omvat 18 professioneel gerichte bacheloropleidingen, 34<br />

afstudeerrichtingen en 2 masteropleidingen in samenwerking met de K.U.Leuven. De Katholieke Hogeschool<br />

Zuid-West-Vlaanderen maakt deel uit van de Associatie K.U.Leuven. Het voorwerp van deze visitatie is de<br />

professionele bachelor <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1.<br />

Het Torhoutse regentaat werd in 1952 opgericht. Het ‘‘regentaat algemene vakken’’ was het eerste West-<br />

Vlaamse jongensregentaat en tegelijk een van de jongste regentaten in Vlaanderen. Het regentaat lichamelijke<br />

opvoeding is het oudste van het Vlaamse land. Samen met de Torhoutse lagere normaalschool vormt het<br />

regentaat de zogenaamde RENO, een combinatie van REgentaat en NOrmaalschool. De campus in Torhout<br />

beschikt sinds het academiejaar 2004-2005 over een gloednieuwe sportinfrastructuur.<br />

De bachelor <strong>onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> groep 1 is een driejarige opleiding op het niveau van professionele<br />

bachelor. De belangrijkste doelstelling van een professionele bacheloropleiding is beginnende beroepsbeoefenaars<br />

te vormen, in casu de beginnende leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep 1. In de loop van de jaren zijn<br />

de doelstellingen van de opleiding vaak bijgestuurd: vooral de praktijkgerichtheid van de opleiding is systematisch<br />

toegenomen. Met het Decreet op de beroepsspecifieke basiscompetenties van de beginnende leraar <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> groep 1 (Decreet sept. 1998 - B.S. 16.02.1999) schreef de overheid voor het eerst inhoudelijk de<br />

uitkomst van de lerarenopleiding voor. In de beide opties zijn de opleidingsdoelstellingen nu uitgewerkt in een<br />

gemeenschappelijk competentiemodel.<br />

Het doelstellingenbeleid van ILSO RENO-Torhout sluit aan bij de algemene tendensen in het veld van<br />

<strong>onderwijs</strong>kunde en <strong>onderwijs</strong>innovatie en bij de KATHO-beleidsopties. De competentiegerichte aanpak van de<br />

opleiding staat er centraal. Aanvankelijk, bij de introductie van basiscompetenties in het academiejaar 1999-2000,<br />

kreeg elke lector de opdracht om het curriculum van zijn/haar vakgebied te screenen op de aanwezigheid van de<br />

decretaal voorgeschreven competenties. KATHO ontwikkelde een aan deze situatie aangepaste implementatiestrategie.<br />

Hieraan leverde het departement RENO-Torhout een wezenlijke bijdrage<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 655


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De algemene competenties, de algemene beroepscompetenties en de beroepsspecifieke competenties op het<br />

niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar zijn duidelijk herkenbaar in de lijst ‘Basiscompetenties leraren’,<br />

zoals vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse regering (september1998).<br />

NVAO kader<br />

Niveau en oriëntatie Algemene competenties<br />

Besluit van de Vlaamse Regering (1998)<br />

Basiscompetenties Leraren<br />

(Bijlage DSRK)1<br />

Het verwerven en verwerken van informatie 1.3, 1.6, 1.10.1, 2.4, 5.1 en 5.2<br />

Het vermogen tot kritische reflectie<br />

5.3.1 en A3<br />

Het vermogen tot projectmatig werken 1.4.2, 1.11.1, 1.7.3 en 10.1<br />

Het vermogen tot creativiteit<br />

Het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken 7.2<br />

Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen<br />

De gerichtheid tot levenslang leren 3.1<br />

NVAO kader<br />

Niveau en oriëntatie<br />

Algemene beroepsspecifieke competenties<br />

A8<br />

6.2, 6.3, 8.1.1 en 8.1.2<br />

Besluit van de Vlaamse Regering (1998)<br />

Basiscompetenties Leraren<br />

(Bijlage DSRK)<br />

Het teamgericht kunnen werken<br />

Oplossingsgericht kunnen werken<br />

Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid<br />

NVAO kader<br />

Niveau en oriëntatie<br />

5.1.2, 6.3, 7.1, 7.2, 7.3 en A10<br />

5.3.1, A3 en A4<br />

A7<br />

Besluit van de Vlaamse Regering (1998)<br />

Basiscompetenties Leraren<br />

1 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren (29 september 1998) – leraar<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep1<br />

656 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Beroepsspecifieke competenties<br />

Het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een<br />

beginnende beroepsbeoefenaar<br />

(Bijlage DSRK)<br />

De lijst ‘Basiscompetenties leraren’ wordt in<br />

het besluit van de Vlaamse regering<br />

gespecificeerd naar de verschillende<br />

lerarenopleidingen in Vlaanderen. Zij bevat<br />

een uitwerking met de specifieke<br />

interpretatie voor de bachelor <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong><br />

RENO heeft sinds 2002 de eigenheid van het programma geconcretiseerd in een eigen proportionering van de<br />

basiscompetenties, een fasering van de basiscompetenties en het toevoegen van een basiscompetentie.<br />

RENO heeft in de beginfase het competentiedenken gesitueerd in een algemeen denkkader. RENO stelt dat het<br />

nagenoeg het enige departement in Vlaanderen was dat het aandurfde om kritische bedenkingen te formuleren<br />

over het achterliggende constructivisme en het top-downdictaat van de regering op het gebied van algemene<br />

opleidingsdoelstellingen. Toch stelde RENO-Torhout zich constructief op en werkte mee met het implementeren<br />

van dit algemene referentiekader in de KATHO. Hierbij aansluitend werkte RENO-Torhout een eigen<br />

competentiemodel uit dat intern werd goedgekeurd op een tweedaags personeelsoverleg (januari 2003). Dit<br />

resulteerde in de zogenaamde ‘Torhoutse Aanpak van de BASisCOmpetenties’, kortweg het ‘Tabasco’-model.<br />

Licht aangepast maakt dit model op dit ogenblik nog altijd de kern uit van de visie van RENO-Torhout op de<br />

algemene opleidingsdoelstellingen. Het Tabascomodel werd in de daaropvolgende academiejaren aangevuld met<br />

een globale implementatiestrategie en bijzondere deelstrategieën voor de concrete vormgeving.<br />

Het Tabascomodel bewaakt het competentiegericht leren. Het opleidingsconcept bevat een systematiek waarin<br />

de toewijzing van het leerinitiatief, de aard van de inhoudelijke vulling en de klemtoon op bepaalde<br />

basiscompetenties in organisch verband worden samengebracht. Het Tabascomodel verduidelijkt de intentie om<br />

het aandeel van het eigen initiatief van de reguliere dagschoolstudent in zijn leerproces te laten toenemen over<br />

de drie opleidingsjaren. De student wordt geleidelijk geresponsabiliseerd voor zijn professionalisering.<br />

Aanvankelijk stelt de docent zich overwegend sturend en de student zich volgend op; de student neemt<br />

gaandeweg het initiatief over en de docent wordt steeds meer een leerprocesbegeleider. Uiteindelijk stuurt de<br />

student zichzelf in zelfsturende activiteiten. Deze evolutie is, zowel in ILSO-AV als bij ILSO-LO, het beste waar te<br />

nemen in het derde opleidingsjaar bij de ingroeistage, het eindwerk en het projectwerk.<br />

De sturende inbreng van de docent in het begin van de opleiding leent zich uitstekend tot het snel en efficiënt<br />

overdragen van allerlei inhouden en referentiekaders (ondersteunende kennis). Deze aanpak waarborgt een<br />

gedegen kennisfundament, waardoor in de verdere opleiding de mogelijkheden tot het aanleren en inoefenen van<br />

beroepsrelevante vaardigheden en het aanwenden van meer studentgerichte werkvormen toenemen.<br />

Inhoud en vaardigheden worden ingebed in een veld van voor de leraar gewenste attitudes. De<br />

basiscompetenties worden niet als afzonderlijke gehelen of thematisch aangebracht, want dit is in strijd met het<br />

integratieprincipe. Voor sommige basco’s is situering en initiatie later in de opleiding evenwel aangewezen. De<br />

afstuderende student kan op deze manier in RENO-Torhout de basiscompetenties voor de beginnende leraar<br />

bereiken, dat wil zeggen kennis, vaardigheden en attitudes op een geïntegreerde manier manifesteren in daartoe<br />

geëigende leersituaties.<br />

De integratie van het competentieleren komt bij uitstek tot uiting in opleidingsonderdelen als stage en eindwerk.<br />

Dit zijn dan ook de plaatsen in de opleiding om alle basiscompetenties in een globaal profiel te evalueren. In het<br />

academiejaar 2004- 2005 is een begin gemaakt met het afstemmen van de beoordelingsdocumenten van het<br />

eindwerk op dit globale kader. Voor het academiejaar 2005-2006 stond de aanmaak van dergelijke<br />

beoordelingsdocumenten voor stage op de rol.<br />

Binnen de Associatie K.U.Leuven heeft de werkgroep Bamaprofielen tussen 30 oktober 2002 en 29 januari 2003<br />

getracht om onder andereonder andere het profiel voor de professionele bachelor uit te schrijven. Vertrekpunt<br />

hierbij was artikel 12 in het ontwerp van Structuurdecreet van 12 december 2002, goedgekeurd door de Vlaamse<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 657


Regering op 13 december 2002 en een aantal op dat ogenblik beschikbare accreditatiekaders. Het eindresultaat<br />

van de werkgroep situeerde zich tussen de algemeenheid van het decreet en het specifieke van de afzonderlijke<br />

opleidingen in. De profielen werden zo geëxpliciteerd, dat het de verantwoordelijken van de opleidingen toeliet om<br />

na te gaan of de opleiding hieraan voldoet. De werkgroep deed geen uitspraak over het <strong>onderwijs</strong>proces, vanuit<br />

de premisse dat de in de profielen vooropgestelde competenties langs verschillende wegen kunnen worden<br />

bereikt. Deze profielen bieden dus enkel een kader waarbinnen ruimte is voor autonomie en het eigen<br />

opleidingsprogramma.<br />

RENO-Torhout heeft zijn opleiding op deze competenties afgestemd en voegde hier, als onderdeel van het eigen<br />

opleidingsprogramma, basiscompetentie 11 ‘de leraar als beziel(en)de persoon’ aan toe.<br />

Enkele kenmerken ter toelichting:<br />

Bezielde persoon<br />

Intrinsiek gemotiveerd, enthousiast, idealistisch,<br />

behoefte om uit te dragen<br />

Uitgedaagd, pakt aan<br />

Nooit onverschillig, betrokken, ambitieus<br />

Positioneert zich actief: voor, tegen, genuanceerd<br />

Geconcentreerd, flow<br />

Volfunctionerend<br />

Ik-sterk<br />

Enjoy working, heeft hoge taakspanning<br />

Evalueert zichzelf spontaan<br />

Bezielende persoon<br />

Aanstekelijk, motiverend, enthousiasmerend<br />

Aanmoedigend, zet aan<br />

Doet appel op attitudes<br />

Dringt aan op zelfstandige standpunten<br />

Geconcentreerd en alert<br />

Modelfunctie, maakt taakspecifieke attitudes mogelijk<br />

Sociaal-gericht: attent, oogcontact<br />

Creëert enjoy learning, taakspanning<br />

Dringt aan op zelfevaluatie<br />

De afgestudeerde ILSO-Lichamelijke Opvoeding kan – behalve als leraar in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep 1 –<br />

ook aan de slag als bijzondere leermeester LO in het basis<strong>onderwijs</strong> (zowel kleuter- als lager <strong>onderwijs</strong>). Dit<br />

impliceert dat de student ILSO-LO zich geconfronteerd ziet met alle specifieke basiscompetenties voor<br />

kleuter<strong>onderwijs</strong>, lager- en <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Binnen de Vlaamse Overleggroep voor Lichamelijke Opvoeding<br />

(waarvan de RENO-coördinator voorzitter is) wordt daarom gewerkt aan een haalbaar competentieprofiel voor de<br />

student LO. Bovendien heeft de student LO aanzienlijke tewerkstellingskansen buiten het <strong>onderwijs</strong>: in de<br />

vrijetijdssector en voor andere leeftijdsgroepen (bijvoorbeeldbijvoorbeeld seniorensport). Een RENO-werkgroep<br />

binnen ILSO-LO heeft aan de bovenstaande lijst basiscompetenties voor de beginnende leraar een aantal<br />

aangepaste competenties uitgeschreven (in het bijzonder voor de groep ILSO-LO/Bewegingsrecreatie), en heeft<br />

die competenties aan de betrokken studenten verklaard.<br />

In de decretaal voorgeschreven basiscompetenties is ook een groot luik voorzien voor functionele gehelen van<br />

beroepsspecifieke basiscompetenties. In de verdere rubricering werden deze competenties per functiegebied<br />

geconcretiseerd in vaardigheden en subvaardigheden (met een referentie naar de ondersteunende kennis).<br />

Zowel in ILSO-AV als in ILSO-LO worden deze vaardigheden systematisch opgebouwd. ILSO legt aanvankelijk<br />

sterk de nadruk op de ondersteunende kenniselementen; later worden daarop allerlei vaardigheidstrainingen<br />

geënt. In beide ILSO-opties wordt door deskundige docenten expliciet gewerkt aan beroepsspecifieke<br />

vaardigheden:<br />

- Didactische vaardigheden (basco 1)<br />

- Pedagogisch-educatieve vaardigheden (basco 2)<br />

- Vakspecifieke vaardigheden (basco 3)<br />

- ICT- en mediavaardigheden (basco 3)<br />

658 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


- Muzische vaardigheden (basco 3)<br />

- Organisatorische vaardigheden (basco 4)<br />

- Wetenschappelijke vaardigheden (basco 5)<br />

- Sociale vaardigheden (basco’s 6 t/m 10)<br />

- Impactvaardigheden (basco 11)<br />

- Taalvaardigheden (attitude 10)<br />

In de overkoepelende strategische doelen van de KATHO is (onder het doel ‘verder uitbouwen van de eigen<br />

<strong>onderwijs</strong>visie’) een grote aandacht voor internationalisering ingebouwd. Onder het label IEKS-2000 PLUS<br />

(Internationale Ervaring voor elke KATHO-Student) worden alle initiatieven gebundeld om elke student een<br />

buitenlandse leerervaring te laten opdoen. Enkele docenten hebben in hun opdrachtomschrijving de taak om de<br />

in- en uitgaande studenten en docenten te begeleiden en alle betrokken initiatieven te organiseren. Er wordt<br />

tevens naar gestreefd om zoveel mogelijk docenten internationale ervaring te laten opdoen. Docenten kunnen<br />

ook participeren in diverse projecten en netwerken op Socratesniveau (Erasmus, Comenius, Arion, Leonardo).<br />

Hierin participeren diverse landen en worden programma’s, materialen, boeken en mogelijkheden voor<br />

studentenmobiliteit ontwikkeld.<br />

Op het niveau van de student is de visie op de lerarenopleiding en het competentieprofiel opgenomen in studieen<br />

informatiedocumenten (SID’s). Visie en profiel worden meer in detail toegelicht in functie van de uitwerking van<br />

opleidingsonderdelen, zoals projectwerk, stage, extra vorming, eindwerk … Het referentiekader van de<br />

basiscompetenties komt in de lessen opvoedkundige wetenschappen aan bod. Op het niveau van de docent is er<br />

diepgaand overlegd over de doelen van de opleiding. Inhoudelijk werden onder andere de elf basiscompetenties<br />

ten opzichte van elkaar afgewogen en in een hiërarchie verwerkt. Hieruit blijkt in welke mate in ILSO basco 1 ‘De<br />

leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen’ en basco 3 ‘De leraar als vakdeskundige’ in beide<br />

opties als prioriteit worden gesteld; al krijgen ook de andere basiscompetenties een substantiële invulling. Deze<br />

visie werd aan de studenten in het academiejaar 2004-2005 gecommuniceerd via de brochure: Visie – een<br />

blauwdruk (cf. supra, RENO-missie).<br />

De RENO-docenten werden in het academiejaar 2004-2005 uitgebreid bevraagd over de realisatie van deze<br />

proportionering. De bedoeling was om het draagvlak, de samenhang en de realisatie van deze<br />

opleidingsspecifieke invulling na te gaan/te stimuleren. De resultaten van de bevraging gaven een nagenoeg<br />

identiek beeld. Enkele elementen nodigen wel uit tot opvolging. In het academiejaar 2005-2006 zal daaraan<br />

tijdens optie- en personeelsvergaderingen aandacht worden besteed.<br />

Ook de afgestudeerden en de afnemers in het werkveld werden bevraagd over de bekendheid van de<br />

doelstellingen. De deelvaardigheden uit de basiscompetenties ‘de leraar als begeleider van leer- en<br />

ontwikkelingsprocessen’ en ‘de leraar als vakdeskundige’ worden door de afgestudeerden en de afnemers in het<br />

werkveld gepercipieerd als sterk ontwikkeld in RENO-Torhout. De afgestudeerden en hun werkgevers drukken<br />

hun waardering uit voor en verklaren zich nadrukkelijk akkoord met de optiek van RENO-Torhout.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de mentoren in de stagescholen over de doelstellingen geïnformeerd worden<br />

door middel van de stagedocumenten. Uit de gesprekken bleek verder dat de afgestudeerden beter op de hoogte<br />

waren van recente ontwikkelingen en bijsturingen in RENO dan de afnemers uit het werkveld; wellicht omdat zij<br />

op een of andere manier nog meer contact onderhouden met hun ‘moederschool’. De afgestudeerden geven<br />

daarom ook blijk van een meer geactualiseerde en genuanceerde kijk op aandachtspunten voor de opleiding.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de basiscompetenties (algemene en beroepsspecifieke) gekend zijn<br />

en dat de opleiding ze formeel mee heeft opgenomen. Doorheen het hele zelfevaluatierapport wordt duidelijk dat<br />

de eigen traditionele opleidingsdoelstellingen en -finaliteit overeind blijven. Het zelfevaluatierapport wekte bij de<br />

commissie de indruk dat de opleiding veeleer afwijzend reageerde op de invoering van de basiscompetenties.<br />

Herhaaldelijk werd er tijdens de gesprekken op gewezen dat de opleiding weliswaar formeel de<br />

basiscompetenties accepteert, maar dat de traditionele opleidingsdoelstellingen in de feiten overeind gebleven<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 659


zijn. De opleiding beschouwt het blijkbaar als een punt van eer om zich kritisch op te stellen tegenover (elke)<br />

vernieuwing.<br />

Tijdens de visitatie heeft de commissie vastgesteld dat de opleiding inderdaad een open discours gevoerd heeft<br />

over de basiscompetenties, met groot respect voor de eigen cultuur (veel ruimte voor de individuele vrijheid van<br />

de docent, voor kritische ingesteldheid tegenover vernieuwing). Dit discours heeft ertoe geleid dat er een<br />

geleidelijke assimilatie is gebeurd van de basiscompetenties in het denken binnen de opleiding. Het<br />

implementeren gebeurt nog maar op beperkte schaal en met verschillende snelheden. Vanuit de eigen traditie,<br />

met veel respect en ruimte voor de individuele vrijheid, gebeurt dit ook weinig gecoördineerd en vanuit een heel<br />

beperkte aansturing vanuit het beleid van de opleiding. De opleiding LO fungeert hier duidelijk als koploper, maar<br />

hier en daar worden door individuele lectoren nog achterhoedegevechten geleverd. Zonder degelijke<br />

onderbouwing beweert de opleiding ook dat ‘op basis van jarenlange ervaring’ een onderscheid gemaakt wordt<br />

tussen de opleidingen LO en AV.<br />

De opleiding heeft in de formulering van de opleidingsdoelstellingen voldoende aandacht voor de internationale<br />

dimensie. Ze formuleert hiervoor een interessante opleidingsdoelstelling: De doelstelling om ‘elke student een<br />

buitenlandervaring te laten opdoen’ werd geoperationaliseerd in termen van competenties ‘met anderen in een<br />

internationale multiculturele en/of multidisciplinaire beroepsomgeving kunnen samenwerken’. Tijdens de visitatie<br />

bleek echter dat men nog steeds een enge interpretatie geeft aan ‘internationalisering’ en dat de bestaande<br />

initiatieven niet werden afgetoetst aan deze doelstelling.<br />

Uit het zelfevaluatierapport blijkt een eerder schoorvoetende gerichtheid op competentiegericht <strong>onderwijs</strong>. Dit uit<br />

zich onder andere in de proportionele benadering van de basiscompetenties. Ook hieruit blijkt de traditioneel<br />

ingestelde benadering van een aantal lectoren. Anderzijds bleek tijdens de visitatie dat de opleiding toch al een<br />

eind gevorderd is op de weg naar competentiegericht leren. Ook hier valt de tweedeling LO-AV op, in die zin dat<br />

ook hier de opleiding LO het initiatief neemt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt de opleiding aan om verder werk te maken van de uitwerking van de intussen grotendeels<br />

geaccepteerde basiscompetenties binnen het eigen opleidingsconcept.<br />

De commissie vraagt om dit concept verder te operationaliseren in een vernieuwd curriculum. Daarbij dient erover<br />

gewaakt te worden dat hiervoor een breed draagvlak gecreëerd wordt, zodat de beide opties AV/LO gelijke tred<br />

houden. Ook de operationalisering van de internationale competentie dient daarbij meegenomen te worden.<br />

660 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Tegemoetkomend aan de KATHO-missie legt RENO-Torhout het accent op:<br />

- een praktijkgerichte opleiding met een stevige theoretische fundering;<br />

- een <strong>onderwijs</strong>aanpak waarin zelfreflectie en – als uiteindelijk doel binnen de context van zelfstandig leren –<br />

zelfsturend leren vooropstaan om de attitude van lerend leven te realiseren;<br />

- een leer- en leefklimaat waarin persoonsvorming en talenten ontplooid kunnen worden en waarin openheid<br />

en het opnemen van verantwoordelijkheid centraal staan;<br />

- een verantwoorde uitbouw van de aangeboden opleidingen, rekening houdend met de noden en behoeften<br />

van studenten (onder andere flexibel traject OAR) en afnemers;<br />

- de realisatie van de internationale dimensie in de lerarenopleiding.<br />

Als profilering van de eigenheid van zijn lerarenopleiding schuift RENO-Torhout volgende wezenskenmerken naar<br />

voren:<br />

- kwaliteitsbewaking door grote zorg voor het kennisfundament (ondersteunende kennis) in de opbouw van het<br />

competentieleren;<br />

- een uitgelezen vakdeskundig docentenkorps dat vanuit het vertrouwensmanagement nadrukkelijk<br />

aangemoedigd wordt om in eigen autonomie zijn inhoudelijke kwaliteiten verder te ontwikkelen;<br />

- continuïteit bij de implementatie van <strong>onderwijs</strong>innovaties dankzij de visie, de ervaring en het historische besef<br />

van het docentenkorps met betrekking totmet betrekking tot vernieuwingstendensen;<br />

- <strong>onderwijs</strong>vernieuwing als optimalisatie van de educatieve situatie in drie dimensies: een meer competente<br />

beginnende leraar, een meer competente lerarenopleider, een meer tevreden werkveld (leerling, ouders,<br />

werkgever, team);<br />

- permanent gemoderniseerde infrastructuur (een up-to-date ICT- en pc-park, ultramoderne sportzalen en -<br />

accommodatie, gespecialiseerde leslokalen …);<br />

- een dialogale educatieve cultuur die de student uitdaagt zich te emanciperen in zijn leer- en<br />

ontwikkelingsproces;<br />

- vak- en opleidingsoverschrijdende projecten (bijvoorbeeld VOET-dagen);<br />

- stevige verankering met buurt- en oefenscholen voor initiatie in de <strong>onderwijs</strong>praktijk;<br />

- studentvriendelijke campus door infrastructureel comfort voor de studenten, aandacht voor het thuisgevoel<br />

van de studenten, gewaarborgde inspraak voor de Studentenraad, ondersteuning/tolerantie van<br />

studentenactiviteiten, correct afgestemd contact tussen student en docent; naam en faam in de regio, met<br />

een aantoonbaar effect op rekrutering van studenten en tewerkstelling van afgestudeerden.<br />

De basiscompetenties zijn opgelegd vanuit het relevante beroepenveld. In dat opzicht vindt de commissie dat de<br />

opleiding voldoet aan de verwachtingen. Niettemin blijft de opleiding eigen accenten leggen: ‘grote zorg voor het<br />

kennisfundament’ in de opbouw van het competentieleren; een ‘uitgelezen vakdeskundig docentenkorps’, waar<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 661


de autonomie hoog in het vaandel wordt gedragen. Deze eigen accenten vertaalt ze ook in een ‘proportionele<br />

weging’ van de basiscompetenties, met meer gewicht voor de theoretische vakdeskundigheid van de studenten.<br />

Sinds het academiejaar 2001-2002 organiseert RENO-Torhout jaarlijks een systematische raadpleging van het<br />

beroepenveld: <strong>onderwijs</strong>directies en -begeleiding. Tijdens de zogenaamde ‘ontbijtbuffetten’ wordt op een vrije<br />

manier (maar toch met een gestructureerde agenda) van gedachten gewisseld over inhoud en oriëntering van de<br />

lerarenopleiding. In functie van representativiteit worden elk jaar andere gesprekspartners uitgenodigd.<br />

Bovendien worden ook bevragingen en enquêtes afgenomen met betrekking tot de tevredenheid over de<br />

opleiding van de afgestudeerden.<br />

Beide initiatieven resulteren in een aantal opmerkingen over curriculum, methodieken en gedragsindicatoren bij<br />

afgestudeerden en stagiairs. Deze opmerkingen worden in de Coördinatorenraad besproken en zo nodig verder<br />

opgevolgd. Voorts polsen de docenten op stagebezoek en bijscholingen ook steeds de mentoren,<br />

stagecoördinatoren en/of directies naar hun appreciatie van de stagelopende stagiair, de organisatie van de<br />

stage, het RENO-opleidingsconcept enzovoort.<br />

In 2004-2005 probeerde RENO-Torhout een elektronische interactie op te zetten over instantwensen en -<br />

verzuchtingen vanuit het werkveld ten aanzien van de stage. Het systeem bewees zijn waarde, maar werd te<br />

sporadisch benut. Dit euvel wordt opgevolgd. RENO-Torhout neemt actief deel aan de stuurgroep van het<br />

Eekhoutcentrum en neemt het initiatief voor heel wat bijscholings- en navormingssessies. Het contact met de<br />

deelnemende cursisten en de begeleiders is een heel relevante link met het werkveld. Verder zijn sommige<br />

RENO-docenten board member van het Regionaal Expertise Netwerk Vlaanderen (REN). Daar komen ze ook in<br />

interactie met het beroepenveld.<br />

Om de doelen en inhouden van de opleidingsonderdelen af te stemmen op vakgenoten, maken diverse docenten<br />

op diocesaan, Vlaams en nationaal niveau deel uit van (vak)werkgroepen. Zo neemt RENO-Torhout occasioneel<br />

deel aan de DVO en is een ILSO-docente voorzitter van de Leerplancommissie Engels; zij is tevens lid van de<br />

Coördinatiecommissie Moderne Vreemde Talen. Er wordt ook samengewerkt met de diensten van het VSKO en<br />

de Pedagogische Commissie, onder andere voor het opmaken van leermiddelen, leerplannen en tijdschriften.<br />

Verder maakt een aantal RENO-docenten presentaties voor internationale netwerken. RENO-Torhout heeft ook<br />

docenten die board member zijn van een rist internationale netwerken, zoals het European Teacher Education<br />

Network (ETEN) of Children’s Identity and Citizenship in Europe (CICE).<br />

Tijdens het academiejaar 2004-2005 participeerden 14 RENO-docenten aan ERASMUS Teacher Mobility en<br />

namen 3 docenten deel aan board meetings. Een docent Frans nam deel aan een Arionproject.<br />

De commissie is ervan overtuigd dat de opleiding een duidelijke visie heeft op profilering en op de genese van<br />

domeinspecifieke doelstellingen. Veel minder duidelijk is of, en zo ja hoe, men zich laat beïnvloeden op dit terrein<br />

door vakgenoten in Vlaanderen en in het buitenland. Ook de contacten met het werkveld worden eerder gebruikt<br />

voor de ontwikkeling van de opleiding dan voor nadere uitwerking en invulling van de verschillende<br />

basiscompetenties. Gezien de participatiegraad aan nascholing en de grote betrokkenheid in tal van<br />

werkgroepen, stelt de commissie dat alleszins de mogelijkheid aanwezig is om goed geïnformeerd te zijn over de<br />

eisen van het beroepenveld.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt de opleiding aan om naar een werkbaar evenwicht te zoeken tussen enerzijds de terechte<br />

zorg om de traditionele sterktes van de opleidingen te borgen, en anderzijds voldoende openheid te realiseren om<br />

ook de vernieuwde accenten vanuit de decretale basiscompetenties en maatschappelijke ontwikkelingen op de<br />

professionele gerichtheid van de lerarenopleiding de juiste plaats in de opleiding toe te kennen.<br />

662 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


De commissie waardeert de ruimte die de opleiding geeft aan (het denken van) individuele lectoren, maar<br />

waarschuwt er toch voor dat dit de ontwikkeling naar een gezamenlijke doelgerichtheid niet in de weg mag staan.<br />

Ook hier moet de opleiding voldoende aansturing geven, zodat de implementatie van ‘Tabasco’ op ruimere schaal<br />

en beter gecoördineerd kan gebeuren.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de doelstellingen van de opleiding komen tot stand via overleg met interne en externe actoren;<br />

- de opleiding werkt bewust aan een proces van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing via op het beroepenveld afgestemde<br />

doelstellingen;<br />

- de basiscompetenties zijn het onderwerp van een open discours met respect voor de eigen cultuur;<br />

- een elfde competentie werd toegevoegd.<br />

- de basiscompetenties worden geleidelijk geassimileerd in het denken;<br />

- de opleidingscompetenties voldoen aan decretale en beroepsspecifieke vereisten;<br />

- de eindkwalificaties worden getoetst bij het relevante beroepenveld.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 663


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het academiejaar 2002-2003 werd in RENO-Torhout een aanzet gegeven tot vernieuwing van het curriculum.<br />

Daarbij werden de algemene, de algemene beroepsgerichte en de beroepsspecifieke competenties als einddoel<br />

beoogd. De totstandkoming en ordening van deze competenties werd uitgewerkt in het Tabascomodel. In de<br />

beide opties werd de koppeling tussen deze competenties en de opleidingsonderdelen in het academiejaar 2004-<br />

2005 uitgewerkt in competentieroosters. Vanaf het academiejaar 2005-2006 wordt deze relatie voor de studenten<br />

verduidelijkt in de studie- en informatiedocumenten, in de inleidingen op de cursussen en door de introductie van<br />

het persoonlijk basiscompetentiedossier van elke student. Deze studie- en informatiedocumenten (SID’s) geven<br />

een overzicht van de inhoud van de opleiding en worden opgemaakt per <strong>onderwijs</strong>activiteit.<br />

In de vakwerkgroepen van de ILSO-opties werden in de loop van het academiejaar 2004-2005<br />

opleidingsspecifieke verbeterings- en optimalisatiedoelen geformuleerd. De opleiding geeft aan dat de<br />

pedagogisch-didactische componenten beter afgestemd kunnen worden op de vakinhoudelijke componenten en<br />

omgekeerd.<br />

De commissie stelt dat de opleiding vooral focust op het inhoudelijke aspect van de leraar (BC3 – inhoudelijk<br />

expert) en vraagt om genoeg aandacht houden voor de schoolgebonden basiscompetenties. De commissie is van<br />

mening dat de basiscompetenties nog beperkt zijn geconcretiseerd in het didactische materiaal.<br />

ILSO RENO-Torhout beoogt een zinvolle integratie van vakoverschrijdende leerinhouden. De commissie heeft<br />

wel vastgesteld dat de traditionele opdeling in opleidingsonderdelen (‘vakken’) gehandhaafd wordt, om daarin<br />

specifieke, inhoudelijk samenhangende referentiekaders aan te bieden. Beide ILSO-opties proberen de integratie<br />

te verwezenlijken op twee niveaus: specifiek binnen elke ILSO-opleiding en optie- en opleidingsoverschrijdend<br />

met de andere ILSO-opleiding en -opties en met ILLO.<br />

Optie- en opleidingsoverschrijdend worden in ILSO-AV projectdagen of ‘VOET-dagen’ georganiseerd (VOET =<br />

VakOverschrijdende EindTermen). In 2002-2003 werd een project rond verkiezingen, in 2003-2004 een project<br />

rond jongerencultuur en in 2004-2005 een project rond vrijwilligerswerk opgezet. Voor 2005-2006 is in<br />

samenwerking met de scholengemeenschap Koekelare het project ‘H-art’ gepland.<br />

Sinds de fusies van de hogescholen in 1996 is het klimaat tegenover internationaliserende studenten drastisch<br />

veranderd. Het is niet langer een gunst, maar een recht dat een student (als hij/zij voldoet aan welomschreven<br />

criteria) drie of vier maanden elders een programma volgt en dat de behaalde studiepunten volgens de<br />

wiskundige verhouding (bijvoorbeeld 3 van de 7 studiepunten) gewoon worden verrekend. In de periode 1996-<br />

2003 gingen er twee keer zoveel Europese studenten UIT als IN (160 in totaal).<br />

664 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Intercontinentale studieperiodes blijven beperkt en zijn meestal eenrichtingsverkeer. Het is immers haast<br />

onmogelijk om studenten uit bijvoorbeeld India of de Filippijnen te laten overkomen. In die zin zijn in- en uitstroom<br />

asymmetrisch.<br />

In het kader van de harmonisering van de Erasmuscont(r)acten werden enkele bevoorrechte partners gevonden,<br />

en er worden er enkele achter de hand gehouden in de minder gekozen landen. Zo blijft gegarandeerd dat de<br />

studenten kunnen kiezen op basis van hun duidelijke motivering. Verder zijn er enkele ‘slapende’ partners die<br />

geactiveerd worden bij docentenmobiliteit (bijvoorbeeld congressen). In de verdeling van de mobiliteit IN en UIT<br />

werken RENO-Torhout en PHO-Tielt samen. De betrokken coördinatoren hebben permanent contact en hanteren<br />

een informele taakverdeling.<br />

Een nieuw initiatief in de PHO-RENO-samenwerking wordt het samen opstarten van KATHO International<br />

Classroom in Education (KICE) in 2005-2006. PHO-Tielt en RENO-Torhout zullen daarin elk een onderdeel van 3<br />

studiepunten verzorgen. In het eerste semester van 2005-2006 is er geen Erasmus-IN-mobiliteit in PHO-Tielt,<br />

omdat de meesten lessen in RENO-Torhout zullen plaatsvinden (LO, Engels …). De tien ERASMUS-INstudenten<br />

van RENO trekken elke vrijdag naar PHO-Tielt voor de module ‘Flemish Education’ en ‘Expression’. In<br />

RENO-Torhout nemen de Erasmus-IN-studenten deel aan de Comeniusweek over ‘Conflict Resolution’ en krijgen<br />

ze vanaf november 2005 een module ‘Fairy Tales and Drama’.<br />

De <strong>onderwijs</strong>visie van RENO-Torhout steunt op <strong>onderwijs</strong>principes die het constructief en actief leren door de<br />

lerende binnen een door de leraar georganiseerde krachtige leeromgeving benadrukken. Deze principes werden<br />

destijds bij de implementatie van beroepsprofielen en basiscompetenties (1998) in het Vlaamse <strong>onderwijs</strong>beleid<br />

geformuleerd als accentverschuivingen. Wat bestaat, kan blijven bestaan, maar moet worden ingebed in een<br />

ruimere pedagogisch-didactische context. In RENO-Torhout blijft ‘leren in dialoog’ het uitgangspunt.<br />

Nedermeijer en Pilot (2000) zien zeven trends in de huidige <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling. Op elk daarvan grijpt RENO-<br />

Torhout in:<br />

1. Van onderwijzen naar leren<br />

Het bevorderen van diepgaand leren wordt gezien als hét uitgangspunt voor het inrichten van goed <strong>onderwijs</strong>.<br />

Niet de <strong>onderwijs</strong>activiteiten van de docent, maar de leeractiviteiten van de student staan centraal. Het<br />

theoretische <strong>onderwijs</strong> in de ILSO-opties van RENO-Torhout wordt wezenlijk gekenmerkt door een interactieve<br />

leercultuur. De studenten leren in dialoog, met werkvormen als <strong>onderwijs</strong>leergesprek, discussie, wederzijdse<br />

bevraging enzovoort. Klassieke hoorcolleges komen voor bij grote groepen, maar zijn ook daar geen evidentie.<br />

RENO-Torhout realiseert een afgewogen afwisseling van werk- en begeleidingsvormen. Zelf werken, zelfstandig<br />

werken, zelfstandig leren en zelfsturend leren komen over de drie opleidingsjaren heen steeds meer voor. Met<br />

probleemgestuurd <strong>onderwijs</strong> (PGO) wordt op beperkte schaal geëxperimenteerd. Zelfstudie, opdrachten en<br />

casusgericht <strong>onderwijs</strong> slaan bij de volwassenen van het Avondregentaat (OAR) goed aan.<br />

2. Van individueel naar coöperatief leren<br />

Binnen beide ILSO-opties van RENO-Torhout wordt een deel van de <strong>onderwijs</strong>activiteiten via groepswerk<br />

gerealiseerd.<br />

3. Van vakinhouden als doel op zichzelf naar vakinhouden als gereedschap<br />

In de lerarenopleiding is de vaardigheid om verworven kennis adequaat toe te passen, belangrijker dan de kennis<br />

op zich. Tijdens het proces van curriculumhervorming worden docenten van RENO-Torhout heel sterk<br />

gestimuleerd om op deze wijze naar hun vakinhouden te kijken. Dit leidt tot het anders oriënteren van inhouden,<br />

al blijft het verwerven van basiskennis een essentiële voorwaarde.<br />

4. Van summatieve naar formatieve beoordeling<br />

Regelmatige en tijdige feedback en beoordeling zijn belangrijk voor het leerproces van studenten. In RENO-<br />

Torhout is dit idee sterk ingeburgerd in de stagebegeleiding, waar docenten expliciet aandacht besteden aan<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 665


tussentijdse besprekingen en evaluaties. In principe kan de beslissing ‘niet geslaagd voor stage’ nooit als een<br />

verrassing voor een student komen. Dit wordt als een expliciete regel in de opleiding gehanteerd.<br />

5. Van afzonderlijke vakken naar integratie van vakken<br />

Een te grote versnippering van vakinhouden werkt integratie tegen en dit botst met competentiegerichte<br />

opleidingsdoelen, die juist de integratie beogen van theorie en praktijk en van deeldisciplines. RENO-Torhout<br />

werkt daarom in beide ILSO-opties met clustering van opleidingsonderdelen en vakoverschrijdende projecten.<br />

6. Van afstuderen naar levenslang leren<br />

Tijdens de opleiding wordt veel aandacht besteed aan de attitude tot levenslang en -breed leren en kritisch<br />

reflecteren. Zo biedt RENO-Torhout naast bijscholingen ook posthogeschoolvorming (omtrent leerlingbegeleiding)<br />

en voortgezette opleidingen (omtrent het buitengewoon <strong>onderwijs</strong>, het eerste leerjaar B en het<br />

beroepsvoorbereidend jaar) aan. Tijdens de opleiding al kunnen de studenten tevens kennismaken met<br />

studiedagen en nascholingsinitiatieven (Eekhoutcentrum en andere).<br />

7. Van ICT als vak apart naar integratie van ICT<br />

ICT is nu voor elke opleiding en beroep zo belangrijk geworden, dat het beter niet meer alleen als een losstaand<br />

vak wordt aangeboden. Geïntegreerde aanbieding in zoveel mogelijk onderdelen van de opleiding is<br />

aangewezen. In ILSO-aardrijkskunde wordt bijvoorbeeld met GIS (Geografisch Informatie Systeem) en<br />

Smartboard gewerkt. De ontwikkeling van een ICT-leerlijn in de opleiding is voor RENO-Torhout een strategisch<br />

doel. ICT wordt geïntegreerd in relevante opleidingsonderdelen, waarbij studenten zelfstandig digitale<br />

informatiebronnen en elektronische leer- en oefenplatformen kunnen consulteren, instructievideo's kunnen<br />

bekijken, digitale presentaties kunnen aanmaken enzovoort. Bovendien wordt het digitaal platform Blackboard al<br />

door heel wat docenten gebruikt ter ondersteuning van het leerproces. Het gebruik van Blackboard als<br />

leerplatform zal pas na de optimalisering in het academiejaar 2005-2006 (overgang van Blackboard naar Toledo<br />

binnen de associatie K.U.Leuven) tot de mogelijkheden behoren.<br />

De ontwikkelingen in het <strong>onderwijs</strong>landschap én de verwachtingen van het hogeschoolbestuur zetten een<br />

curriculumherziening op de agenda. Binnen KATHO is het OOP hierbij oriënterend. Ook vakwerkgroepen en<br />

contacten van RENO-docenten met Vlaamse en internationale collega’s kunnen aanleiding geven tot ingrepen in<br />

en vernieuwing van het curriculum. Een voorbeeld uit ILSO-aardrijkskunde: de samenwerking in de Vlaamse<br />

werkgroep Didactiek Aardrijkskunde en de internationale contacten met vakcollega’s aardrijkskunde via de<br />

HEROdotNET-organisatie. In optie- en coördinatievergaderingen en in overlegmomenten tussen de beide ILSOopties<br />

is dit een vast punt op de agenda. De curriculumherziening en -innovatie worden in de beide ILSO-opties<br />

door (vak)werkgroepen verder opgevolgd. Concreet werd in ILSO-AV gewerkt rond jaarlijkse VOET-dagen en<br />

projecten, rond clustering van leerinhouden, aanpassing van het semestersysteem, ICT-integratie, invulling extra<br />

vorming, uitbouw OAR en PAV en WOT. ILSO-LO werkte rond eindwerken, invulling extra vorming, invulling en<br />

onderlinge afstemming vakmethodiek, aanpassing van het semestersysteem en bijscholingsinitiatieven.<br />

In RENO-Torhout gebeurt de curriculumontwikkeling via een dubbele benadering: top-down (vanuit de<br />

Coördinatorenraad naar de betrokken docenten) en bottom-up (van overleg met alle betrokken docenten in kleine<br />

subgroepen per opleidingsonderdeel en in de personeelsvergaderingen naar de Coördinatorenraad.<br />

De studenten en het werkveld worden bij curriculumontwikkeling betrokken in de Departementale Raad via hun<br />

vertegenwoordigers in de Studentenraad of via rechtstreekse bevraging. Zo werd in ILSO-LO het<br />

semestersysteem voor derdejaarsstudenten pas ingevoerd na twee bevragingen bij de studenten LO in twee<br />

opeenvolgende academiejaren. Het overleg van de ILLO-studenten (juni 2005, via de Studentenraad) om jaarlijks<br />

een rechtstreeks overleg te creëren met de docenten, kan in het academiejaar 2005-2006 naar de ILSO-opties<br />

worden uitgebreid.<br />

Bij de herwerking van het curriculum wordt in RENO-Torhout rekening gehouden met de opmerkingen die<br />

geformuleerd werden naar aanleiding van een bevraging van de afgestudeerden en van het werkveld. Er werd<br />

bijvoorbeeld expliciet rekening gehouden met de vraag van de vertegenwoordigers van het werkveld om stevige,<br />

666 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


inhoudelijk goed gefundeerde afstudeerrichtingen te behouden. Er wordt ook rekening gehouden met de<br />

resultaten van de studietijdmetingen en van de bespreking ervan met de studenten en de docenten. De resultaten<br />

van de studielastmetingen worden steeds geanalyseerd en waar nodig opgevolgd.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt sterk aan dat de opleiding meer sturend optreedt om de relatie tussen doelstellingen en de<br />

afstemming van het programma mee vorm te geven en te bewaken, zodat er duidelijke garanties zijn dat alle<br />

basiscompetenties volwaardig aan bod komen.<br />

De commissie vraagt daarbij aandacht voor een gelijke ontwikkeling binnen ILSO-AV en ILSO-LO; verschillen in<br />

de ontwikkeling moeten met een goede motivering onderbouwd kunnen worden.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Om het standpunt van RENO-Torhout goed te begrijpen, moet het containerbegrip ‘kennisontwikkeling’<br />

geëxpliciteerd worden. De interpretatie ervan heeft immers verstrekkende gevolgen voor de inrichting van de<br />

lerarenopleiding. Veelal wordt ermee bedoeld dat de studenten gestimuleerd worden om hun kennis zelf te<br />

ontwikkelen en om zo ook later zelfstandig hun kennis te kunnen ontwikkelen. Dit houdt onder andere in dat de<br />

student voortdurend reflecteert op ‘wat wil ik leren, verbeteren, bereiken in deze actuele beroepssituatie; wat zijn<br />

voor mij de cruciale competenties’ Kennisontwikkeling betekent ook samen met anderen nieuwe kennis en<br />

inzichten ontwikkelen via eigen onderzoek in het <strong>onderwijs</strong>veld. De student treedt dus op als onderzoeker, en<br />

realiseert zo de integratie van leren, onderzoek en handelen. Dit impliceert dat de opleiding niet zomaar een<br />

doorgeefluik mag zijn van kennis, maar een actieve rol moet spelen in de componenten kennisontwikkeling,<br />

kennistransfer en kennisbenutting. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding ervan uitgaat dat de student<br />

over voldoende kennis moet beschikken om zelf kennis te kunnen ontwikkelen en die te kunnen benutten.<br />

De Torhoutse lerarenopleiding staat al decennia lang bekend als een opleiding waarin veel belang gehecht wordt<br />

aan kennisoverdracht én -ontwikkeling. Ze wordt hierin door het werkveld expliciet bekrachtigd. De opleiding<br />

wordt zo ingericht, dat de praktijk- en competentiegerichtheid niet leidt tot een afzwakking van het kennisgehalte.<br />

Concreet is het programma qua kennisontwikkeling zo opgebouwd, dat het accent in het eerste jaar van de<br />

opleiding op verwerving van fundamentele kennis ligt, in het tweede jaar op verdieping en in het derde jaar op<br />

verbreding en integratie. Veel aandacht gaat naar de theorie over het lesgeven en de klas, en naar de<br />

vakinhoudelijke kennis, de diverse vakdidactieken en de culturele en maatschappelijke vorming.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 667


In deze kennisopbouw wordt zo vaak mogelijk verwezen naar de praktijkervaringen van de studenten, door<br />

lesobservaties en de eigen stagepraktijk. De docenten stellen een praktijkbetrokken theoriecursus op, die als<br />

belangrijkste bron en product van kennisontwikkeling fungeert. Immers, het zelf schrijven van een syllabus en het<br />

lesgeven erover, bevorderen ten zeerste de diepgang van de reflectie bij de docenten en de<br />

ervaringsbetrokkenheid van de theorie.<br />

De RENO-docenten geven geen theorie om de theorie, maar wel als verbreding, verdieping en als<br />

referentiekader. In de opleiding komt de verbreding en verdieping niet alleen vanuit het pedagogisch-didactisch<br />

domein (didactiek, opvoedkunde, <strong>onderwijs</strong>organisatie, mediakunde, <strong>onderwijs</strong>wetgeving en psychologie), maar<br />

evenzeer vanuit vakinhoudelijke, sociale en existentiële wetenschappen. Zo wordt de ondersteunende kennis bij<br />

de competentie ‘de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen’ in de drie opleidingsjaren tegelijk<br />

met vaardigheden opgebouwd.<br />

In het eerste opleidingsjaar wordt onder andere een ruime theoretische initiatie in vakmethodiek en didactiek<br />

voorzien en (hieruit afgeleid) het opmaken van lesvoorbereidingen. De eerste volwaardige praktijkcontacten<br />

(volledige lessen geven) worden verder nog voorafgegaan door observatieoefeningen waarop didactische en<br />

vakinhoudelijke denkkaders worden toegepast; microteaching waarin studenten aan medestudenten lesgeven en<br />

assistentietaken waarbij ze in het basis- of <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> als assistent optreden.<br />

OAR-cursisten geven de eerste stagelessen al in het eerste semester, afhankelijk van hun studiecontract. Ze<br />

bereiden zich daarop voor in een zelfstudiepakket. Reflectie en theoretische verdieping vullen in de loop van het<br />

eerste semester verder de eerste praktijkcontacten aan. In het tweede semester geven de studenten volledige<br />

lessen.<br />

In het tweede opleidingsjaar worden de inhoudelijke en vakdidactische kennis uitgediept en wordt de stage<br />

geïntensiveerd.<br />

In het derde opleidingsjaar is inhoudelijke uitdieping voorzien op specifieke terreinen (bijvoorbeeld specifieke<br />

doelgroepen, NT2, eindwerk) en evolueert de stage naar een volwaardig functioneren binnen een schoolteam en<br />

binnen de diversiteit van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (buso, OSP, Educatieve Centra …). In de optie ILSO-AV wordt<br />

verder nog gewerkt met ingroeitaken.<br />

Kortom, in de driejarige ILSO-lerarenopleiding is de link tussen theorie en praktijk expliciet aanwezig. In de SID’s<br />

geven de docenten bij alle opleidingsonderdelen een brede waaier aan van didactisch/pedagogische<br />

methodieken waarmee de studenten de noodzakelijke kennisontwikkeling kunnen realiseren.<br />

Om de student te helpen bij het studeren besteden heel wat docenten – vooral in het eerste jaar van de opleiding<br />

– ook aandacht aan het ‘leren leren’ (bijvoorbeeld schematiseren van een cursusonderdeel, opmaken van een<br />

mindmap …), diverse ondersteunende studeertechnieken (bijvoorbeeld gericht opzoeken en documenteren) en<br />

metacognitieve vaardigheden (bijvoorbeeld detectie van leerstijl).<br />

De lerarenopleiding is een praktijkgerichte opleiding. Er wordt dus veel belang gehecht aan vaardigheden die het<br />

maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen. In nagenoeg alle beroepsspecifieke competenties<br />

die de ILSO-opties nastreven, zijn dergelijke vaardigheden opgenomen. De vaardigheden die beoogd worden<br />

binnen de sociale context van het beroep (de leraar als partner van ouders, als lid van een team, als lid van een<br />

schoolgemeenschap, als partner van externen en als cultuurparticipant - specifieke maatschappelijke<br />

vaardigheden, komen uitgebreid aan bod binnen het opleidingsonderdeel agogische vaardigheden (actief<br />

luisteren, werken in team, vergaderen, vlot communiceren met ouders …, cf. SID agogische vaardigheden).<br />

Ook in de diverse opleidingsonderdelen van de beide ILSO-opties komen typisch maatschappelijke en<br />

beroepsmatige vaardigheden aan bod. Zoals onder de omschrijving van de kennisontwikkeling in het programma<br />

is aangegeven, is er vooral aandacht voor vanaf het tweede jaar, als de stage dieper wordt uitgebouwd en de<br />

identificatie met het beroep bij de student vorm krijgt. Met de invoering van het competentieleren is de aandacht<br />

voor een aantal van deze vaardigheden verscherpt.<br />

668 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Verder besteedt RENO-Torhout op een geïntegreerde manier aandacht aan algemene vaardigheden, zoals denken<br />

redeneervaardigheden, informatieverwerving en -verwerking, kritisch reflecteren, en aan algemene<br />

beroepsgerichte vaardigheden zoals teamgericht werken, problem solving en het opnemen van maatschappelijke<br />

verantwoordelijkheid binnen de beroepspraktijk.<br />

De sociale en de algemene (beroepsgerichte) vaardigheden worden geïntegreerd tijdens simulatieoefeningen/<br />

microteaching, assistentietaken en stages. De coaching op het vlak van metacognitieve vaardigheden gebeurt<br />

zowel door collectieve als door individuele leerprocesbegeleiding (monitoraat, stage, elektronische<br />

leerplatformen) en reflectieopdrachten.<br />

Het aanleren van de vaardigheden verloopt meestal in een leerspiraal (Kolb, Korthagen, PDCA). Veelal houdt dit<br />

in dat de studenten in de spiraal instappen bij ‘zelf doen en ervaren’ of bij ‘observeren en reflecteren’, vervolgens<br />

deze reflecties kaderen, vanuit deze referentiekaders praktijkoefeningen plannen en deze (hopelijk op een niveau<br />

van hogere orde) weer uitvoeren, observeren enzovoort.<br />

Binnen de lerarenopleiding is enkel een bescheiden behandeling van wetenschappelijk onderzoek en de daarbij<br />

vereiste methodologie mogelijk. Diepgaande analyse van statistiek is bijvoorbeeld in de initiële lerarenopleiding<br />

niet voorzien. De studenten worden wel op de hoogte gebracht van zindelijk en kritisch wetenschappelijk denken<br />

(observeren versus interpreteren) en de criteria voor informatieverzameling en enkele basisbegrippen van<br />

wetenschappelijk verantwoord onderzoek (betrouwbaarheid, validiteit en representativiteit). Dit sluit aan bij de<br />

decretale specificaties met betrekking tot algemene competenties in het profiel van de professionele bachelor:<br />

Stages<br />

In het academiejaar 2004-2005 gingen 34 of 35 studiepunten naar stage. Conform de <strong>onderwijs</strong>visie neemt het<br />

aandeel van stage in de lerarenopleiding gradueel toe (resp. 7, 12/13, 15 studiepunten). In OAR gaan in het<br />

eerste jaar van de opleiding 16 studiepunten naar stage, waarvan 8 voor didactische oefeningen en 8 voor de<br />

observatie- en lesstage. Voor het tweede en derde opleidingsjaar (nog in te richten in de academiejaren 2005-<br />

2006 en 2006-2007) zijn telkens ook 16 studiepunten voor stage voorzien.<br />

De stage vormt een wezenlijk onderdeel van de praktijkgerichte opleiding tot leraar. Ze schept kansen om in het<br />

werkveld tot de noodzakelijke integratie van kennis, vaardigheden en attitudes te komen. De visie op stage, een<br />

verfijning van de algemene opleidingsvisie, is sinds het academiejaar 2004-2005 in ontwikkeling en wordt in het<br />

academiejaar 2005-2006 gefinaliseerd.<br />

De studenten kunnen in principe stage lopen in elke Vlaamse school van hun keuze, maar meestal opteren ze<br />

voor scholen uit de eigen regio. Voor elke langdurige stage wordt een stageovereenkomst gesloten conform de<br />

voorschriften ter zake. De student loopt stage in diverse <strong>onderwijs</strong>vormen (aso, tso, bso, DO, OSP, buso …). Ten<br />

slotte mondt het opleidingsonderdeel stage uit in een volwaardige ingroeistage in de loop van het zesde<br />

semester. De opleiding stelt dat de derdejaarsstudent uiteindelijk een veelzijdig en redelijk waarheidsgetrouw<br />

beeld heeft van de beroepsuitoefening in de werkelijkheid.<br />

De stage wordt op diverse niveaus begeleid. De coördinator van de respectieve optie fungeert als centrale<br />

contactpersoon vanuit de opleiding met de stageverlenende scholen voor organisatorische aangelegenheden. De<br />

stagementor, een leraar uit het werkveld, engageert zich formeel om de student te helpen bij zijn stageactiviteiten.<br />

Hij wijst de stagiair didactisch-pedagogische taken toe, begeleidt hem bij de praktische uitvoering en evalueert de<br />

opdrachten. Hij rapporteert aan de student en aan de begeleider van het opleidingsinstituut. Via documenten en<br />

mentorendagen wordt dit gecommuniceerd naar de betrokkenen. De docent van het opleidingsinstituut volgt het<br />

stageleerproces van de student op. Hij bezoekt de student op de stageplaats en houdt zijn vorderingen bij in een<br />

stagedossier. De terugkoppeling gebeurt altijd onmiddellijk na de bijgewoonde leeractiviteit. Na een stageperiode<br />

volgt een samenvattende stagebespreking. De feedback en bijsturing hiervan worden bij een volgend stage-<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 669


ezoek eventueel door een andere docent verder opgevolgd. De coördinator en/of de bezoekende docent<br />

fungeren ook als contactpersoon bij onverwachte omstandigheden. De directie van de stageverlenende school<br />

wordt uitgenodigd om als werkgever de student tijdens zijn stageactiviteiten te bezoeken.<br />

Eindwerk<br />

Het eindwerk had in het academiejaar 2004-2005 in het afstudeerjaar een gewicht van 6 studiepunten. In het<br />

nieuwe eindwerkconcept (2005-2006) beginnen in beide opties de studenten al vanaf het tweede opleidingsjaar<br />

aan het eindwerk. Het eindwerk wordt begeleid en beoordeeld door eigen docenten. Elke student wordt begeleid<br />

door een promotor. De Eindwerkcommissie wijst die toe en komt zoveel mogelijk tegemoet aan de keuze van de<br />

student. De promotor begeleidt het werk inhoudelijk. Dit betekent dat hij tips geeft rond de literatuurstudie, het<br />

werk naleest op inhoudelijke fouten en raad geeft bij de opmaak van de onderzoeksopzet. Op vraag van de<br />

student stelt hij zijn deskundigheid ter beschikking. Er zijn interne afspraken over de regelmaat van contact en<br />

overleg. Deze contacten worden op een vorderingsstaat genoteerd en afgetekend.<br />

RENO-Torhout zet de laatste jaren initiatieven op om externe instanties te betrekken bij het uitwerken van<br />

eindwerken. Zo werken in ILSO-AV studenten biologie en de diensten van het natuurreservaat Het Zwin een<br />

educatief project uit, en loopt er een experiment metRebak, een organisatie die <strong>onderwijs</strong> en bedrijfsleven dichter<br />

bij elkaar wil brengen. Afhankelijk van de resultaten zullen deze initiatieven uitgebreid worden.<br />

RENO stelt dat sinds de jongste visitatie het niveau van de eindwerken in de beide opties van ILSO sterk<br />

gestegen is. De commissie heeft de goede kwaliteit van de huidige eindwerken kunnen vaststellen. De opleiding<br />

geeft aan dat het niveau blijft variëren, maar dat het globaal genomen kwalitatief beduidend hoger ligt dan vóór<br />

2000. Met het eindwerk toont de RENO-student aan dat hij een bepaald probleem, eigen aan het werkveld van de<br />

leraar, op een wetenschappelijk gefundeerde en persoonlijke wijze kan benaderen. Hij kiest vrij een onderwerp.<br />

Wel is er een lijst met suggesties van docenten beschikbaar.<br />

Het eindwerk is in principe opgebouwd uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Het kan schriftelijk maar<br />

ook op een andere manier worden uitgewerkt (bijvoorbeeld een cd-rom, een video- of dvd-montage, een<br />

manifestatie, didactisch materiaal, een website …).<br />

Vooral bij het eindwerk komt de interactie tussen opleiding en wetenschappelijk onderzoek tot uiting. Hierbij<br />

worden doorgaans de volgende uitwerkingsmogelijkheden voorzien:<br />

- een bescheiden wetenschappelijk onderzoek wordt gekoppeld aan een door de student gecompileerde<br />

theoretische achtergrond (meestal kleinschalig en descriptief van aard);<br />

- op een wetenschappelijke basis wordt een oplossing gezocht voor een door een instelling aangebrachte<br />

problematiek.<br />

Daarnaast voeren sommige docenten – meestal in functie van het eindwerk – samen met hun studenten<br />

kleinschalige onderzoeksopdrachten uit. In ILSO-LO wordt in het kader van het vak trainingsleer al sinds het<br />

academiejaar 1999- 2000 kleinschalig onderzoek opgezet rond fysieke fitheid (eurofittestbatterij, somatotypebepaling,<br />

conditietesten met hartslagmeter …). Door zelf een concrete onderzoeksopdracht op te zetten, leren de<br />

studenten wat wetenschappelijke onderzoek inhoudt, en kunnen ze de opzet en de resultaten van ander<br />

onderzoek met een meer kritisch oog lezen.<br />

PWO-projecten<br />

Sinds het academiejaar 2003-2004 is in RENO-Torhout een opdracht van 20 procent voorzien voor de coördinatie<br />

van Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek (PWO). Voor het academiejaar 2002-2003 dienden PHO-Tielt en<br />

RENO-Torhout een gezamenlijk project in over‘de ontwikkeling van een elektronische ontwikkelingsportfolio ten<br />

behoeve van een op maat gesneden en procesgerichte stagebegeleiding voor de lerarenopleiding’. Na de<br />

670 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


gesubsidieerde looptijd (2002-2003, zie bijlage) werd het project verder uitgewerkt. Tijdens de academiejaren<br />

2003-2004 en 2004-2005 werd de elektronische portfolio uitgetest in de beide lerarenopleidingen. Verder werkt<br />

RENO-Torhout vanaf het academiejaar 2005-2006 rond de wetenschappelijke onderbouwing van het GOALproject<br />

(Goed <strong>Onderwijs</strong> voor Alle Leerlingen). Dit project beoogt een preventieve aanpak van leerlingproblemen<br />

met kwalitatief <strong>onderwijs</strong> door een sterk uitgebouwde zorg. In de context van het Decreet op gelijke<br />

<strong>onderwijs</strong>kansen en de nieuwe visie op zorg en omgaan met verschillen, wordt een pedagogisch-didactische<br />

aanpak in de klas en in de school opgezet ten aanzien van de heterogeniteit van zorgvragen van leerlingen. Er<br />

wordt onderzocht hoe de aanpak in het basis<strong>onderwijs</strong> en die in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> op elkaar afgestemd<br />

kunnen worden.<br />

Een ander PWO-project dat in het academiejaar 2004-2005 uit de startblokken kwam, is TEFL Teaching Files,<br />

een concept van cursusontwikkeling dat bruikbaar is voor zelfstudie in ILSOEngels. Het is de bedoeling om<br />

hoogwaardig digitaal zelfstudiemateriaal ter beschikking te stellen van de student. Het project bestaat uit een<br />

interactieve cursus die vertrekt van samples of good practice (videoshots van prototypes van excellente lessen),<br />

waaraan via hyperlinks theoretische achtergrond (methodiek, leerplannen, eindtermen, leerstofonderdelen) wordt<br />

gekoppeld.<br />

In RENO werd in de voorbije jaren heel wat expertise opgebouwd rond maatschappelijke dienstverlening.<br />

In mei 2005 werden de personeelsleden bevraagd over initiatieven voor maatschappelijke dienstverlening. Voor<br />

ILSO bleek dat ruim de helft van de respondenten een of andere vorm van maatschappelijke dienst verleende. Zo<br />

dragen ook docenten op eigen initiatief hun expertise uit onder de vorm van skill training, voordrachten,<br />

optredens, publicaties, tentoonstellingen, deelname en organisatie van (sport)manifestaties, lidmaatschap van<br />

een schoolbestuur of van een jury enzovoort.<br />

Verder heeft maatschappelijke dienstverlening de jongste jaren concreet gestalte gekregen in een aantal<br />

projecten zoals:<br />

- computercursussen voor het Taal Instructie Centrum van het Houtland (TIC);<br />

- bijscholing ten aanzien van de plaatselijke Sint-Rembertscholengroep (onder andere ondersteuning van het<br />

ICT-project, sinds het academiejaar 2001-2002 door alle ILSO-docenten);<br />

- het leiden van of meewerken aan diverse (vak)stuurgroepen van het Eekhoutcentrum;<br />

- REN (Regionaal Expertise Netwerk West-Vlaanderen).<br />

Occasionele dienstverlening is er door:<br />

- vervangingen in de plaatselijke oefenscholen/inschakeling van studenten in interim-opdrachten;<br />

- inbreng bij informatieavonden en pedagogische studiedagen in andere scholen(gemeenschappen);<br />

- medewerking aan schoolprojecten (bijvoorbeeld voorbereiding project ‘H-art’ voor St.-Martinus, Koekelare<br />

academiejaar 2005-2006);<br />

- medewerking aan schoolmanifestaties;<br />

- medewerking aan de Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS).<br />

Een andere vorm van dienstverlening is de in-service training: nascholingen en een degelijk uitgebouwde<br />

mentorenopleiding. Verder kunnen ook de flexibiliseringsinitiatieven beschouwd worden als een vorm van<br />

maatschappelijke dienstverlening. Zo geeft het Avondregentaat (OAR) mensen de kans om een lerarendiploma te<br />

behalen en bezorgt het postgraduaat de cursisten een aanvullende kwalificatie.<br />

Ook van belang is de rol van de vakdocenten op stagebezoek. Ze fungeren min of meer als vakbegeleiders: ze<br />

geven mentoren informatie over leerboeken en leermethodes. Vakkennis, gecombineerd met ervaringen op<br />

verschillende plaatsen in het werkveld, maakt de vakdocent bijzonder geschikt om raad te geven, veelal<br />

overigens aan oud-studenten. RENO-Torhout stelt zijn infrastructuur ter beschikking van en neemt deel aan<br />

diverse organisaties, studiedagen en projecten van het Eekhoutcentrum, HIVO, KBVB, DPB, de St.-<br />

Rembertscholengroep …<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 671


Tot slot kan ook de maatschappelijke dienstverlening vermeld worden tegenover masterstudenten die AILO-stage<br />

lopen, en wetenschappelijke diensten van diverse universiteiten die er veldonderzoek of bevragingen uitvoeren.<br />

De commissie stelt dat de begeleiding en opvolging van studenten bij de stage goed is. Bovendien is ze van<br />

meningen dat er een grote bekommernis is om de professionele gerichtheid te bewaken door:<br />

- de grote aandacht voor kennisontwikkeling;<br />

- de kritische aansluiting bij recente ontwikkelingen;<br />

- het innovatiegebeuren: de coach verantwoordelijk gesteld voor begeleiding;<br />

- de aandacht voor taal (uitspraak + taalgebruik).<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie waardeert de goede kwaliteit van de eindwerken, waarin de goede professionele gerichtheid van<br />

de opleiding tot uiting komt.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding blijk geeft van een grote ervaring en expertise en daarin ook door de<br />

buitenwereld erkend wordt. De commissie vraagt echter waakzaam te blijven voor een voldoende openheid naar<br />

de inbreng van andere externe betrokkenen, zoals mentoren, stagescholen enzovoort.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het eerste opleidingsjaar biedt een kennisfundament dat voor elke student identiek is. Vertrekpunt daarbij is de<br />

modale leerling. Daarom zijn in het eerste opleidingsjaar zowel de specifieke vakinhouden als de ondersteunende<br />

vakken (psychologie, algemene didactiek, initiële verkenning van leerplannen en essentiële leerinhouden …) op<br />

deze normdoelgroep afgestemd. Hierop is ook het stagetraject voor elke student afgestemd: hij komt ‘beschermd’<br />

met de praktijk in contact (minder complexe leerinhouden en werkvormen, normleerlingen, assistentiestage …).<br />

In het tweede opleidingsjaar wordt ingezoomd op bijzondere leer- en begeleidingsprocessen, differentiatie en een<br />

grondigere uitwerking van diverse werkvormen. Het theoretische traject is voor elke student identiek. Ook het<br />

stagetraject loopt voor elke student gelijk, maar het is meer gespecialiseerd dan in het eerste opleidingsjaar. In<br />

het derde opleidingsjaar wordt de professionalisering verder gespecificeerd (zorgdoelgroepen) en in<br />

overeenstemming gebracht met de reële beroepspraktijk. De theoretische inhouden zijn ook hier identiek. Een<br />

persoonlijke toets is voorzien in een keuzevak, in het eindwerk en in de invulling van de alternatieve stage. In<br />

ILSO-AV bijvoorbeeld kiest de student voor stage in het buso, in een ziekenhuis, als (studiemeester-)opvoeder…;<br />

in ILSO-LO voor buso, een stage als sportfunctionaris enzovoort. Bovendien neemt elke derdejaarsstudent uit het<br />

ruime takenpakket van de leraar extra activiteiten op (bijwonen van vakgroepenoverleg, van leerlingbegeleiding<br />

…).<br />

672 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Er wordt in principe gestreefd naar een sequentiële opbouw van het programma: over de drie opleidingsjaren en<br />

binnen de opleidingsjaren worden de leerinhouden logisch geordend in functie van toenemende<br />

professionalisering. Wegens geïndividualiseerde leertrajecten is dit evenwel slechts beperkt realiseerbaar:<br />

studenten kunnen dit principe immers met een op maat gesneden leertraject doorkruisen.<br />

In ILSO-LO kunnen de studenten in het tweede en derde jaar een uitdieping vrij kiezen in functie van hun<br />

interesse en motivatie (balsporten, specifieke doelgroepen, reddend zwemmen, ruitersport, sportmanagement,<br />

…).<br />

De bedoeling is de student uit te nodigen om zijn opleiding op maat te verdiepen, te verruimen of aan te vullen.<br />

Het concept van uitdieping van leerinhouden of opleidingsonderdelen wordt vanaf het academiejaar 2005-2006 in<br />

het licht van het nieuwe Decreet op de lerarenopleiding geëvalueerd.<br />

Binnen de West-Vlaamse regio is er overleg tussen RENO-Torhout en de lerarenopleiding van de KHBOhogeschool<br />

in Brugge. Er zijn afspraken over het aanbod van opleidingseenheden in de respectieve hogescholen,<br />

over stage tegenover directies <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en over inhoudelijke uitwisselingen.<br />

Binnen de Associatie K.U.Leuven hebben de ILSO-opties op diverse niveaus contacten en samenwerkingsverbanden.<br />

Als illustratie kunnen hier de werkresultaten rond het project ‘Bamaprofielen’ (academiejaar 2002-<br />

2003), MILE (vanaf 2001 tot 2004) en het ICO-vademecum Ontwikkelingssamenwerking worden aangehaald.<br />

Ook is er jaarlijks contact met opleidingsrelevante medewerkers van de K.U.Leuven.<br />

Binnen hetzelfde taalgebied hebben docenten uit de beide opties (en heeft KATHO) gesystematiseerde contacten<br />

met Nederland. ILSO-AV-docenten onderhouden inhoudelijke uitwisselingen met de hogescholen van Zwolle en<br />

Utrecht, onder andere bij het MILE- en het Usolv-It-project.<br />

Ruimere internationale contacten in Europa overstijgen vaak het niveau van de lerarenopleidingen. Deze<br />

contacten omvatten zowel occasionele uitwisselingen (stagebezoeken in het buitenland) en gastbezoeken (cf. de<br />

Academic Tour van de VTO-werkgroep en gastdocentschap in het buitenland) als systematische en autonoom<br />

functionerende samenwerkingsverbanden, zoals ETEN, RIAC en ARion.<br />

Conform het Flexibiliseringsdecreet worden bestaande flexibele leerroutes verder uitgebouwd (IAJ, GOP, PDT,<br />

SDV, EVC-EVK, cumul …). Bij het begin van het academiejaar 2004-2005 werd het Open Avondregentaat (OAR)<br />

opgestart. Binnen deze opleiding wordt het studieprogramma van elke student individueel bepaald op basis van<br />

elders/eerder verworven competenties en kwalificaties (EVC/EVK).<br />

Voor handel-burotica is er een schakelprogramma met betrekking tot Handelswetenschappen. Bachelors kunnen<br />

op twee jaar het diploma van master in de Handelswetenschappen behalen. De drie hogescholen in de associatie<br />

die dit schakelprogramma aanbieden (LESSIUS, EHSAL en VLEKHO), zullen in het academiejaar 2005-2006<br />

overleggen om de programma's inhoudelijk op elkaar af te stemmen.<br />

In het academiejaar 2004-2005 onderhandelde RENO-Torhout met de KULAK over een schakelprogramma voor<br />

de opleiding master in de <strong>Onderwijs</strong>kunde. Vanaf het academiejaar 2005-2006 kunnen derdejaarsstudenten van<br />

de lerarenopleidingen dit schakelprogramma volgen.<br />

Uit de gesprekken blijkt dat het gevaar bestaat dat, eens de studenten de 'voordelen' van het Flexibiliseringsdecreet<br />

kunnen inschatten, ze dit verkeerd zouden kunnen gebruiken. De commissie suggereert dat<br />

trajectbegeleiding hiervoor de oplossing is en dat de opleidingscoördinatoren hiervoor oog moeten hebben.<br />

De commissie stelt vast dat de opleiding weliswaar een goed onderbouwd en doordacht opleidingsconcept heeft,<br />

maar dat door de grote autonomie van de individuele lectoren en het grote respect voor het autonome handelen<br />

de samenhang tussen de verschillende opties en opleidingsonderdelen nog hiaten vertoont De vakken worden<br />

nog te vaak ervaren als aparte entiteiten. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat er goede onderlinge<br />

afspraken zijn tussen de docenten LO onderling, maar dat de afspraken tussen de docenten LO en AV voor<br />

verbetering vatbaar zijn.<br />

De commissie staat positief tegenover het gelijkgerichte gebruik van het bascodossier als aanzet tot zelfevaluatie<br />

van de studenten. De commissie heeft veel waardering voor de toevoeging van de elfde basiscompetentie<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 673


waarmee de opleiding duidelijk een persoonlijke toets aan het geheel van de basiscompetenties verleent, en<br />

hiermee de opleiding een duidelijke eigenheid geeft.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt aandacht voor het bewaken van de samenhang tussen de verschillende<br />

opleidingsonderdelen binnen de opties en tussen de opties bij de verdere implementatie van het nieuwe<br />

curriculum.<br />

De commissie beveelt ook aan om de basiscompetenties beter te concretiseren in het didactisch materiaal (SID’s,<br />

evaluatie van stages, enzovoort), en ook hier de samenhang over de leerjaren, opties, opleidingsonderdelen en<br />

vakken te verbeteren.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

674 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft vastgesteld dat in beide ILSO-opties wordt getracht om de studeerbaarheid te meten. Dit<br />

gebeurt zowel met kwalitatieve bevragingen als met kwantitatieve metingen.<br />

Voor de studietijdmeting opteerde RENO voor de tijdschrijfmethode. Hierbij noteren de studenten gedurende een<br />

bepaalde periode van het academiejaar nauwgezet hoeveel tijd ze aan de verschillende onderdelen van het<br />

studieprogramma besteden. De tijdschrijfmethode is heel nauwkeurig en laat betrouwbare analyses toe. Het grote<br />

nadeel ervan is echter dat de deelnemende studenten een enorme inspanning moeten leveren en het daardoor<br />

soms laten afweten. Ook voor wie de resultaten verwerkt, is deze methode zeer tijd- en arbeidsintensief.<br />

In het academiejaar 2000-2001 werd de studielast van de eerstejaarsstudenten algemenevakken en lichamelijke<br />

opvoeding gemeten. De feitelijk bestede studietijd lag toen voor alle opleidingsvormen onder de decretaal<br />

vastgelegde benedengrens. De onderzoeker bestempelde de meting toen als onbetrouwbaar op grond van<br />

diverse factoren.<br />

In het academiejaar 2001-2002 werd de meting uitgevoerd in het derde opleidingsjaar ILSO. De onderzoeker<br />

concludeerde dat de feitelijk bestede studietijd voor 3 ILSO-AV binnen de decretaal begrote grenzen lag, al<br />

werden tussen de opleidingsvarianten aanzienlijke verschillen vastgesteld. 3 ILSO HABU lag net iets onder de<br />

benedengrens (- 6 procent). Voor 3 ILSO-LO/AV en 3 ILSO-LO/BR lagen de metingen beduidend onder de<br />

benedengrens, voor de BR-groep nog meer dan voor de AV-groep, respectievelijk 12 en 23 procent.)<br />

Detailanalyse, waarin gegevens per opleidingsonderdeel en per facet van de studielast (contacturen, stage,<br />

taken, …) uitgesplitst waren, gaf in elke ILSO-opleiding aanleiding tot fijn afgestemde bijsturing. Voor ILSO-<br />

LO/BR werd opgemerkt dat de studenten het opleidingsonderdeel vakkenstage niet in hun studietijdmeting<br />

hadden opgenomen en dat de resultaten bijgevolg een onderschatting vormden van de reële studietijd.<br />

In het academiejaar 2004-2005 werd in alle opleidingsjaren en opleidingsvormen van ILSO een nieuwe<br />

studietijdmeting uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat de studielast in het academiejaar 2004-2005 enkel voor 2<br />

en 3 ILSO-HABU binnen de decretaal bepaalde grenzen lag; alle andere metingen lagen beneden deze grens.<br />

Met 1.400 uren en meer benaderen 2 ILSO-AV, 3 ILSO-AV en 1 ILSO-HABU de benedengrens. Ver onder de<br />

benedengrens ligt de studietijd in 1 ILSO-AV. Hierbij moet opgemerkt worden dat de detailanalyse grote<br />

verschillen toont tussen de opleidingsvarianten (combinatie van opleidingseenheden). Een aantal ILSO-AVvarianten<br />

halen daardoor wél de benedengrens. Detailanalyse op het niveau van de opleidingseenheden laat<br />

tegenover de vorige meting erg grote schommelingen zien, al is in de programmering niets wezenlijk veranderd.<br />

Dit roept vragen op over de betrouwbaarheid van de meting.<br />

In alle opleidingsjaren ILSO-LO liggen de cijfers onder de benedengrens. Ook hier blijkt het meetinstrument niet<br />

zo betrouwbaar. Vooral studenten ILSO-LO hebben de tijdschrijfmethode niet volgehouden en hebben voor grote<br />

tijdsintervallen schattingen gemaakt. Dat de feitelijke studietijd sinds de vorige meting zo sterk zou gedaald zijn, is<br />

niet aannemelijk: er werden – in opvolging van die resultaten – de voorbije jaren aanzienlijke inspanningen<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 675


gedaan om de LO-opleiding beter af te stemmen op de begrote studietijd. In het academiejaar 2005-2006 zal een<br />

naonderzoek volgen. Bijsturingen zullen in hetzelfde academiejaar in optie- en vakvergaderingen gepland en –<br />

als de SID’s dat toelaten – al in uitvoering gebracht worden.<br />

In ILSO-AV neemt de feitelijk bestede studietijd over de drie opleidingsjaren toe, maar hij blijft binnen de decretaal<br />

vastgestelde grenzen. Het grootste deel van deze toename blijkt een gevolg van de stage. In ILSO-HABU en<br />

ILSO-LO neemt de studietijd toe van het eerste naar het tweede opleidingsjaar. In het derde opleidingsjaar neemt<br />

hij weer af. Het aandeel van stage blijft over de drie opleidingsjaren toenemen. Uit de tijdschrijfmethode blijkt ook<br />

dat de studietijdspreiding binnen elk opleidingsjaar klassieke piekmomenten vertoont vóór de partiële examens en<br />

de eindexamens.<br />

Uit gesprekken met de studenten blijkt dat de studietijd vak- en docentgebonden is. Voor stage en eindwerk<br />

vinden de studenten dat de studietijd in het SID goed wordt aangegeven.<br />

In beide opties worden door de commissie gelijkaardige studiebelemmerende factoren vastgesteld. Uit de<br />

studententevredenheidsmetingen en de gesprekken worden problemen met betrekking tot de organisatie en<br />

informatieverstrekking gesignaleerd (onverwachte wijzigingen in de uurroosters, wisseling van lokalen …). Andere<br />

elementen van hinder zijn inherent aan de sterk aangegroeide studentenpopulatie (weinig plaats om rustig te<br />

werken) of aan de specificiteit van de optie (bijvoorbeeld roosterbeperkingen ten gevolge van bezetting van de<br />

sportinfrastructuur).<br />

De SSB-verantwoordelijken vermelden een eventuele negatieve klassfeer als incidentele belemmerende factor.<br />

Studenten met een zwakke studiementaliteit hebben blijkbaar nogal wat effect op het geheel van de klasgroep.<br />

Zodra dit verschijnsel gedetecteerd of gesignaleerd wordt, grijpen de klastitularis, de coördinator of het<br />

departementshoofd in. Vastgesteld wordt dat dit in de laatste academiejaren telkens in een eerstejaarsklasgroep<br />

ILSO-LO dient te gebeuren.<br />

Enkele studiebevorderende factoren specifiek voor RENO-Torhout zijn: de adequate studie- en studentenbegeleiding,<br />

het voorzien van partiële examens, de examentransparantie, de studentvriendelijke sfeer en<br />

aanspreekbaarheid van docenten, de kwaliteit van de cursussen, de degelijkheid en het nutskarakter van de<br />

leerinhouden, de blokperiode vóór partiële examens en eindexamens, de afspraken in verband met afweging<br />

en/of spreiding van taken/opdrachten, de bibliotheek en de ICT-infrastructuur, de aaneensluitende lesroosters en<br />

de mogelijkheid om als pedastudent de opleiding te volgen.<br />

Uit de gesprekken blijkt dat de studenten met hun klachten over het uurrooster altijd terechtkunnen bij het<br />

departementshoofd. Hij legt de concrete vraag daarna aan de hele groep betrokken studenten voor (bijvoorbeeld<br />

te veel uren sport of praktijk op één lesdag). De studenten bevestigen dat er waar mogelijk wordt bijgestuurd.<br />

Het opmaken van de uurroosters is geen eenvoudige klus. Vooral de grootte van de klasgroepen is een<br />

determinerende factor. De grootte van de klassengroepen wijzigt in de loop van de maand september ook nog<br />

altijd sterk door late inschrijvingen en individueel aangepaste leertrajecten.<br />

De commissie waardeert de inspanningen die de opleiding doet om een goed inzicht te verwerven in de<br />

studeerbaarheid van de opleiding in haar geheel en in de studiebelasting van afzonderlijke onderdelen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt de opleiding verder zorg te dragen voor de bijsturing van de studiebelasting en in het<br />

bijzonder aandacht te hebben voor een evenwichtige spreiding van de studiebelasting (onder andere het<br />

wegwerken van piekmomenten door betere afspraken tussen de lectoren onderling). Verdere verfijningen kunnen<br />

gebeuren door onder andere de studiebelasting te koppelen aan het instroomprofiel van de student.<br />

676 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Uit de studie- en informatiedocumenten kan de commissie afleiden dat er binnen de beide opties en door het hele<br />

curriculum bewust geopteerd wordt voor een variatie aan werkvormen: doceren, interactief leergesprek,<br />

groepswerk, practica/oefensessies/microteaching, projectwerk, diverse spelvormen (met het oog op transfer naar<br />

de eigen lespraktijk), demonstratie van diverse spelvormen, discussie, bespreking van videolessen.<br />

Uit het Tabascomodel kan afgeleid worden dat RENO-Torhout probeert om van docentgestuurde naar<br />

studentgerichte werkvormen te evolueren en zo competentiegerichte opleidingsdoelen te bereiken. Vandaar de<br />

toenemende aandacht voor proeflessen en stage, begeleide zelfstudie, eindwerk, portfolio/bascodossier en<br />

andere zelfevaluerende werkvormen.<br />

Vanaf het academiejaar 2004-2005 werd ook geëxperimenteerd met probleemgestuurd <strong>onderwijs</strong> en een<br />

discussieforum op Blackboard (in alle jaren van de opleiding). Grote groepen voor bepaalde opleidingsonderdelen<br />

beperkten drastisch de mogelijkheden om te experimenteren. Algemeen kan gesteld worden dat RENO-Torhout<br />

de voorkeur geeft aan werkvormen die het leren in dialoog kunnen waarmaken.<br />

Van elke docent wordt verwacht dat hij nadenkt over zijn didactische aanpak en deze geregeld bijstuurt. Hij kan<br />

hiervoor een beroep doen op ondersteuning vanwege de <strong>onderwijs</strong>coach en het Impulscentrum voor<br />

<strong>Onderwijs</strong>vernieuwing binnen KATHO. Wat aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom betreft,<br />

kan gesteld worden dat de geleidelijke overgang van docentgestuurde naar studentgecentreerde werkvormen<br />

aansluit bij de beperkte ervaring die de meeste inkomende studenten hebben met zelfregulerend leren.<br />

Elke docent is verplicht om bij elk opleidingsonderdeel waarvoor hij instaat een studie- en informatiedocument<br />

(SID) en een syllabus te ontwikkelen. In RENO-Torhout is het de traditie dat elke docent zijn eigen syllabus<br />

ontwikkelt. Uit de SID-documenten kan afgeleid worden dat er naast de traditionele syllabus een brede waaier<br />

aan middelen ingezet wordt die kan bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen: leerboeken, hand-outs,<br />

slides (OHP), PowerPointpresentaties, cd’s,video’s, dvd’s ...<br />

Om alle <strong>onderwijs</strong>middelen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de actualiteit en bij competentiegerichte<br />

opleidingsdoelen, worden leermateriaal en <strong>onderwijs</strong>middelen continu aangepast. De Dienst <strong>Onderwijs</strong> &<br />

Kwaliteit (DO&K) heeft criteria ontwikkeld waaraan alle in KATHO gebruikte leermiddelen moeten voldoen. Er<br />

wordt hierover geregeld vorming en bijscholing gegeven, onder andere door VTO. Het KATHO Impulscentrum<br />

ontwikkelt en actualiseert daarenboven een zogenaamde toolbox van innovatieve <strong>onderwijs</strong>middelen, inclusief<br />

een link naar de databank.<br />

Van de studenten wordt geen specifieke voorkennis vereist qua <strong>onderwijs</strong>middelen bij het begin van de<br />

lerarenopleiding. Ook de ICT-vaardigheid wordt vanaf het beginnersniveau ontwikkeld.<br />

Steeds meer docenten ondersteunen hun lessen met digitale middelen. De meest voorkomende vormen zijn het<br />

leerplatform Blackboard en het programma PowerPoint. Beide opties maken al enkele jaren gebruik van<br />

Blackboard ter ondersteuning van de <strong>onderwijs</strong>activiteiten, gaande van het ter beschikking stellen van<br />

PowerPointpresentaties, informatie en communicatie met betrekking tot de organisatie van de <strong>onderwijs</strong>-<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 677


activiteiten, introductie van stageplaatsen, studiewijzers, opdrachten, documentatie van interessante websites …<br />

tot het afnemen van voorkennis- en tussentijdse toetsen.<br />

Elk departement van de KATHO-hogeschool kan een beroep doen op de Multimediacel die in september 1999<br />

door het Impulscentrum opgericht werd. Een van de belangrijkste doelen ervan is het ondersteunen van docenten<br />

die een multimediaal leermiddel wensen te ontwikkelen.<br />

De commissie stelt vast dat in de opleiding goed verzorgde, meestal eigen ontwikkelde cursussen gebruikt<br />

worden die up-to-date zijn, maar dat niet alle cursussen voldoen aan de eigen standaarden. Het nadeel hiervan is<br />

dat dit voor de studenten nogal duur is. De commissie waardeert de inspanningen die de lectoren doen om een<br />

grote afwisseling en variatie aan werkvormen te gebruiken, waardoor tevens voldaan wordt aan het principe van<br />

voorafbeeldend <strong>onderwijs</strong>. De commissie staat positief tegenover de evolutie naar zelfstandig leren en werken in<br />

het derde jaar van de opleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt aandacht voor het periodiek screenen van het studiemateriaal. Verder vraagt de commissie<br />

aandacht voor een kritische afweging van de kosten en de baten met betrekking tot de vraag naar het opstellen<br />

van eigen cursusmateriaal. Daarbij kunnen elementen zoals werkdruk, kostprijs, rendement en efficiëntie,<br />

auteursrechten enzovoort mee in rekening worden gebracht.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Tijdens het academiejaar zijn er twee examenperiodes gepland, telkens voorafgegaan door remediëringsdagen<br />

en een beperkte blokperiode. De partiële examens worden georganiseerd in januari, de eindexamens in juni. Eind<br />

augustus-begin september wordt de tweede zittijd georganiseerd, zodat de betrokken studenten zonder verlet in<br />

het nieuwe academiejaar kunnen instappen. Een aantal opleidingsonderdelen werd zo in het eerste semester<br />

afgewerkt. De tweede helft van het academiejaar werd dan – op enkele terugkomweken na – nagenoeg geheel<br />

voorbehouden voor stageactiviteiten, vakkenstages en eindwerk.<br />

Het secretariaat werkt ruim vóór het begin van de examenperiodes een regeling uit. Nadat ze goedgekeurd is<br />

door de Studentenraad en de Departementale Raad, wordt ze overgemaakt aan alle personeelsleden en<br />

studenten. De regeling bevat een overzicht van mondelinge en schriftelijke examens en van datum/vak/ruimte/uur<br />

(ook van eventuele inhaalexamens,) beraadslaging, uitdeling rapporten, resultaatbespreking, eindwerkschikkingen,<br />

diploma-uitreiking enzovoort. Gedurende de examenperiode zorgt de Ombudsdienst voor<br />

aanpassingen aan het examenrooster op gefundeerde vraag van individuele studenten.<br />

De docenten hanteren een grote verscheidenheid aan evaluatievormen. Kennisinhouden worden doorgaans<br />

schriftelijk en/of mondeling getoetst. Algemene vaardigheden (zoals stageactiviteiten, dictie, expressie), sociale<br />

678 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


vaardigheden en optiespecifieke vaardigheden (ICT, PAV, TTO …) worden permanent geëvalueerd. Nieuwe<br />

evaluatievormen die aansluiten bij het competentiegericht leren, zoals assessments, hebben de laatste jaren<br />

voorzichtig hun intrede gedaan in KATHO.<br />

Ontwikkelingsportfolio, peerassessment, selfassessment en vaardigheidstests worden in een aantal<br />

opleidingsonderdelen ingeschakeld als aanvullende evaluatievormen. Uit de gesprekken blijkt dat de opleiding<br />

vindt dat de personeelsbezetting te laag is om deze erg intensieve evaluatievormen op een deugdelijke manier in<br />

te voeren. Eindwerk en stage worden op een specifieke manier geëvalueerd, maar eveneens met aandacht voor<br />

assessmentvormen in relatie tot de competentiegerichte doelen.<br />

Elke individuele docent is verantwoordelijk voor de wijze van beoordeling van de door hem aangeleverde<br />

kennisinhouden en vaardigheden. Geven verschillende docenten eenzelfde opleidingsonderdeel of studieactiviteit<br />

in dezelfde optie, dan nemen ze een evenwaardig examen af (overleg over inhoud van het examen en de<br />

antwoordsleutel, onderlinge afstemming moeilijkheidsgraad). Omdat de toekenning van opdrachten elk jaar (en<br />

ongewild) verandert (door de zich steeds wijzigende omkaderingssituatie), is dit een blijvende zorg.<br />

Bij schriftelijke examens maakt elke docent een correctiesleutel op. Bij mondelinge examens hanteert hij een<br />

scoringssysteem per vraag. Hij beschikt – in functie van een eventuele terugkoppeling – over een verantwoording<br />

van de scoringsgegevens.<br />

Om een zekere uniformiteit in de puntentoekenning na te streven (cesuur, synthesecijfer van een cluster,<br />

interpretatie quoteringen uit het buitenland) is een quoteringsrichtlijn in voege (bijvoorbeeld 10/20 = overdracht,<br />

afronden naar hele punten). Deze richtlijn wordt jaarlijks geëvalueerd. Aanpassingen worden duidelijk<br />

gecommuniceerd naar alle betrokken docenten (op personeelsvergaderingen en via dienstnota’s) en naar de<br />

studenten (via de studiegids, ad valvas en toelichting door de coördinatoren). De quoteringsrichtlijnen zijn de<br />

laatste academiejaren telkens opnieuw en in belangrijke mate gewijzigd. Uit een RENO-bevraging blijkt dat in de<br />

examenvragen zowel naar kennis en inzicht als naar toepassingen en integratie getoetst wordt.<br />

De samenstelling en de werking van de Examencommissie staan beschreven in het examenreglement van<br />

KATHO en in de departementale aanvullingen. De Examencommissie beraadslaagt soeverein en collegiaal.<br />

Indien er geen consensus bereikt wordt, dan wordt via geheime stemming beslist, maar volgens de opleiding is<br />

stemmen in de RENO-cultuur erg uitzonderlijk. Om te slagen moet een student voor elk opleidingsonderdeel<br />

minimaal de helft van de punten behalen. Indien dit niet het geval is, gelden de feitelijke criteria, opgenomen in de<br />

departementale aanvullingen.<br />

Aan de studenten wordt de wijze van evalueren per opleidingsonderdeel duidelijk gemaakt in de studie- en<br />

informatiedocumenten. Van elke docent wordt verwacht dat hij zijn wijze van evalueren toelicht tijdens de<br />

contacturen. Ook de leerdoelen kunnen fungeren als leidraad bij het studeren. Een aantal syllabi bevat<br />

zelfevaluatietoetsen. De docenten gaan evenwel omzichtig om met het aanleveren van te veel concreet<br />

geoperationaliseerde doelstellingen, omdat gebleken is dat vele studenten die beschouwen als een af te vinken to<br />

do-lijst (de som der delen) en zo de essentie (het geheel) van de desbetreffende leerinhoud uit het oog verliezen.<br />

Na de partiële examens van elk opleidingsjaar is inhoudelijke terugkoppeling binnen de contacturen voorzien.<br />

Bij het begin van het academiejaar wordt aan elke student een informatiebundel overhandigd, met daarin onder<br />

andere het examenreglement van KATHO en de departementale aanvullingen. De evaluatiecriteria bij stages en<br />

eindwerk worden bij het begin van het academiejaar – en in elk geval vóór het begin van de eerste stageperiode<br />

– toegelicht. Als een student een beroep doet op de Ombudsdienst (tijdens het academiejaar of tijdens de<br />

examens), wordt hem medegedeeld dat zijn vraag om informatie of hulp beantwoord wordt binnen de marges van<br />

het examenreglement van KATHO.<br />

Na elke examenperiode kan de student zijn examenkopij inkijken in aanwezigheid van de betrokken docent.<br />

Tevens zijn de coördinatoren, de ombudspersoon, de verantwoordelijke voor het monitoraat en het departementshoofd<br />

op dat moment aanwezig voor extra advies of begeleiding.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 679


Vóór de eigenlijke beraadslaging van elke examencommissie geeft de voorzitter (het departementshoofd)<br />

toelichting bij de belangrijkste bepalingen (wijze van delibereren, feitelijke criteria, rol van de Ombudsdienst …)<br />

van de beslissingsprocedure. Nieuwe bepalingen van het examenreglement worden aangekondigd en toegelicht<br />

in dienstnota’s en indien nodig tijdens personeels- en/of optievergaderingen.<br />

RENO-Torhout zorgt voor interne kwaliteitsbewaking van het toetsgebeuren door:<br />

- een eenduidige richtlijn voor de deliberatiecommissies;<br />

- waar het kan, gemeenschappelijke beoordelingscriteria (stage, eindwerk);<br />

- een zo groot mogelijke objectiviteit (inschakelen van meerdere evaluatoren);<br />

- een zo groot mogelijke examentransparantie met behulp van SID’s en de mogelijkheid tot proeftoetsen;<br />

- de mogelijkheid bij toetsing en examens van terugkoppeling en inzage in de (examen)kopijen;<br />

- het toetsgebeuren een onderdeel te maken van de vragenlijsten voor de decretale evaluatie van docenten;<br />

- van het evaluatiegedrag van de docent mede een onderwerp van het functioneringsgesprek te maken.<br />

De Ombudsdienst houdt toezicht op het correcte verloop van het toetsgebeuren. Verder worden de<br />

gelijkwaardigheid van het examen en de evaluatie ervan bij eenzelfde <strong>onderwijs</strong>activiteit (als verschillende<br />

docenten aan parallelklassen lesgeven), en de interpretatie van resultaten behaald in het buitenland<br />

(internationalisering), opgevolgd.<br />

De commissie is van mening dat de bascodossiers als aanzet voor de zelfevaluatie van de studenten, goed zijn<br />

uitgewerkt. De ontwikkelingsportfolio en de assessments dienen breder uitgewerkt te worden. De commissie stelt<br />

vast dat de basiscompetenties nog onvoldoende deel uitmaken van de evaluatie van de stages, en stelt hierbij<br />

verschillen vast tussen de opties onderling.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt de evaluatie van de stages meer gelijkgericht uit te werken en de individuele verschillen<br />

tussen lectoren/opties hierbij weg te werken. Ze vraagt ook om de opname van de basiscompetenties als<br />

richtinggevend voor de evaluatie van de stage te formaliseren.<br />

De commissie beveelt aan om de evaluatie van de stage meer gelijkgericht uit te werken<br />

De commissie beveelt ook aan om de ontwikkelingsportfolio breder uit te werken.<br />

680 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de decretale en reglementaire bepalingen op het gebied van<br />

toelatingsvoorwaarden worden nageleefd (Hogeschooldecreet, Structuurdecreet, Flexibiliseringsdecreet). Vanaf<br />

het academiejaar 2004-2005 kunnen kandidaten zonder diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> onder zekere voorwaarden<br />

(minimaal 21 jaar, het afleggen van een assessment) toegelaten worden. Voordien gold als algemene regel dat<br />

de kandidaten een diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (aso, tso, kso) of een diploma zevende jaar bso hadden.<br />

Buitenlandse studenten moeten bewijzen dat ze toegang hebben tot het hoger <strong>onderwijs</strong> in hun land van<br />

herkomst. Bovendien moeten ze vertrouwd zijn met het Nederlands. Daarom voorziet KATHO-internationaal een<br />

snelcursus Nederlands (NT2) voor inkomende studenten.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 681


Binnen de KATHO-missie is het een uitdrukkelijke optie om hinderpalen voor studenten met een functiebeperking<br />

en/of specifieke zorgvragen te verkleinen door aangepaste begeleiding (bijvoorbeeld tolken voor gehoorgestoorde<br />

studenten, braille- en opnamefaciliteiten voor gezichtgestoorde studenten …).<br />

Aan dyslectische studenten wordt afgeraden om de studie talen (ILSO) en onderwijzer (ILLO) te beginnen. Voor<br />

de andere ILSO-opleidingen acht de KATHO-expertisewerkgroep het wenselijk dat elke student met een<br />

functiebeperking in optimale omstandigheden de leerdoelen kan bereiken. Dyslectische studenten kunnen ter<br />

compensatie langer aan examens werken; ze krijgen de vragen van een schriftelijk examen voorgelezen<br />

enzovoort.<br />

Ze kunnen eveneens gebruik maken van het faciliterende softwarepakket Kurzweil. Overigens moeten deze<br />

studenten om gekwalificeerd te worden aan dezelfde normen voldoen als de andere. Ervaring met dyslectici in<br />

ILSO-LO leert dat deze studenten kunnen slagen als ze heel hard werken, een goede begeleiding krijgen en een<br />

behoorlijke vooropleiding hebben. Hun slaagkansen hangen uiteraard ook af van de graad van dyslexie.<br />

Voor andere zij-instromers (in RENO-Torhout bijvoorbeeld via OAR) ontwerpt KATHO een gemeenschappelijke<br />

EVK-procedure die in de loop van het academiejaar 2005-2006 in gebruik zal worden genomen. De problematiek<br />

omtrent EVC is complexer. Hiervoor wordt in het academiejaar 2005-2006 een procedure opgesteld waarin<br />

assessments zullen worden ingebouwd. Uit de gesprekken met de studenten blijkt de waardering voor OAR.<br />

Het contingent ingeschreven studenten voor het eerste opleidingsjaar ILSO-AV is qua vooropleiding<br />

samengesteld uit respectievelijk 52 procent, 55 procent en 46 procent aso en respectievelijk 48 procent, 45<br />

procent en 54 procent tso. In het academiejaar 2004-2005 werden voor het eerst in 1 ILSO-AV meer studenten uit<br />

tso dan uit aso ingeschreven. Het contingent ingeschreven studenten voor het eerste opleidingsjaar ILSO-LO is<br />

qua vooropleiding samengesteld uit resp. 35 procent, 28 procent en 24 procent aso en respectievelijk 65 procent,<br />

72 procent en 76 procent tso. Het percentage studenten uit aso daalt in 1 ILSO-LO (verder) van een derde tot een<br />

kwart.<br />

Voor ILSO-AV wekken deze cijfers de indruk dat het aantal generatiestudenten afneemt. In ILSO-LO blijft het<br />

relatieve aantal gelijk: ongeveer twee op de drie studenten zijn generatiestudenten<br />

In het eerste opleidingsjaar van ILSO-AV schrijft een klein percentage studenten (minder dan één op de tien) zich<br />

in met leerachterstand uit het basis- en/of het middelbaar <strong>onderwijs</strong>. De aantallen en het tijdsbestek zijn te klein<br />

om een evolutie af te lezen. In ILSO-LO neemt het aantal studenten dat met leerachterstand uit het basis- en/of<br />

middelbaar <strong>onderwijs</strong> zich inschrijft voor het eerste opleidingsjaar, toe. In drie jaar tijd evolueerde dit van één op<br />

tien tot bijna één op vijf.<br />

De studiekeuze verschilt van jaar tot jaar. Het is weinig zinvol hieruit conclusies te trekken. Voor ILSO-LO kan wel<br />

afgeleid worden dat twee derde van de studenten kiest voor de combinatie LO-bewegingsrecreatie (ILSO-<br />

LO/BR). Het andere derde, bijna 50 studenten, combineert de opleidingseenheid lichamelijke opvoeding met een<br />

ander algemeen vak.<br />

Het departementale beleid op het gebied van de karakteristieken van de studenteninstroom is in belangrijke mate<br />

beïnvloed door het beleid van de overheid, die hogescholen financiert in functie van het aantal inschrijvingen. Om<br />

toch zoveel mogelijk negatieve effecten op de kwaliteit te vermijden), wordt uitdrukkelijk gewerkt aan allerlei<br />

vormen van remediëring en studiebegeleiding:<br />

- bijspijkeren van algemene competenties in verband met studeren en zelfregulerend leren door<br />

studiebegeleiding;<br />

- bijlessen basiskennis spelling en Frans;<br />

- het project TEFL teachingfiles voor Engels;<br />

- detectie logopedische problemen.<br />

682 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Vanwege de grote verscheidenheid in vooropleiding wordt van de studenten geen specifieke voorkennis vereist.<br />

Alle studieactiviteiten starten vanaf het beginniveau. Voor een aangepaste aansluiting bij de vooropleiding wordt<br />

voor OAR-kandidaten bepaald hoe en in welke mate hun EVC’s en EVK’s in aanmerking kunnen worden<br />

genomen.<br />

Voor kandidaten zonder diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> is vanaf het academiejaar 2004- 2005 een assessment<br />

uitgewerkt door de Dienst <strong>Onderwijs</strong> & Kwaliteit. De procedure wordt aan de kandidaat-student bekendgemaakt<br />

via onder andere een flyer. Het assessment bestaat uit het schriftelijk becommentariëren van een relevante<br />

stelling voor het gekozen beroepenveld. De kandidaat verdedigt zijn tekst daarna ook mondeling voor de<br />

commissie. Verder wordt gepeild naar een aantal algemene competenties. Niet alle kandidaten die zich<br />

aanbieden, worden toegelaten. De beslissing van deze KATHO-commissie wordt op associatieniveau<br />

bekrachtigd.<br />

In ILSO-LO zijn er faciliteiten voor studenten met een topsportstatuut.<br />

Voor ongeveer een derde van de eerstejaarsstudenten (reguliere dagopleiding en OAR samen) is de<br />

lerarenopleiding niet het eerste studietraject van hoger <strong>onderwijs</strong>. Sommigen slaagden niet in andere opleidingen<br />

voor hoger <strong>onderwijs</strong>, anderen behaalden wel een HO-diploma. Beide groepen studenten kunnen in aanmerking<br />

komen voor vrijstellingen vanuit deze Elders Verworven Kwalificatie (EVK). Bovendien kunnen studenten ook<br />

vrijstellingen krijgen op basis van Elders Verworven Competenties (EVC’s). In het academiejaar 2004-2005<br />

ontwikkelde de associatie een ‘monitor’ voor het valoriseren van EVC’s en EVK’s. In het overleg tussen de beide<br />

departementen voor Lerarenopleiding binnen de KATHO-hogeschool werd een specifiek instrument ontworpen<br />

vanuit de expertise van OHO-Tielt. Het zal in het academiejaar 2005-2006 naar RENO-Torhout geconverteerd<br />

worden. De opleidingscoördinator onderzoekt de individuele dossiers. Na overleg met het departementshoofd<br />

en/of andere relevante betrokkenen (IKZ-verantwoordelijke, docenten) beslist hij over het toekennen van<br />

vrijstellingen.<br />

De instroom in OAR vertoont nog meer extreme verschillen. De docenten hebben tijdens het academiejaar 2004-<br />

2005 een eerste versie van een diplomamatrix uitgewerkt. Hiermee kan de coördinator bepalen voor welke<br />

opleidingsonderdelen studenten vrijgesteld kunnen worden op basis van EVK.<br />

De commissie waardeert de inspanningen die de opleiding doet om gedifferentieerde studietrajecten aan te<br />

bieden en uit te werken, in het bijzonder voor die studenten die hieraan behoefte hebben (topsportstudenten,<br />

disfuncties enzovoort.) De commissie stelt vast dat de betrokken studenten zich hierover positief uitlaten. Het<br />

OAR is hierbij een unieke formule met een goed uitgewerkte EVC/EVK-procedure en een aangepaste opleiding.<br />

Ook de mogelijkheden die de opleiding uitwerkt voor verdere studie en opleiding, worden door de commissie als<br />

positief beoordeeld. Net zoals de hogeschool baart het de commissie zorgen dat het aantal studenten dat<br />

gebruikmaakt van de mogelijkheid van een individueel traject exponentieel toeneemt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt extra waakzaamheid voor het verder uitwerken van een goed instroombeleid, gekoppeld<br />

aan goede informatie en analyses van de beginsituatie van de instromende studenten<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 683


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: goed<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

voldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het programma is een adequate transformatie van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en de<br />

domeinspecifieke eisen;<br />

- de curriculaire vertaling van de eindkwalificatie is van een goed niveau;<br />

- er is een bekommernis om de professionele gerichtheid te blijven bewaken;<br />

- de onderwerpen van de eindwerken worden in goede samenwerking met het beroepenveld gekozen;<br />

- de eindwerken zijn kwaliteitsvol;<br />

- de evaluatie van de LO-stages is gericht op de basiscompetenties;<br />

- de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang;<br />

- de afstemming tussen vormgeving en inhoud is voldoende, maar de studenten constateren veel verschil in<br />

het lesgeefgedrag bij de verschillende lectoren;<br />

- het OAR (Open Avondregentaat) bereikt zijn doel;<br />

- de toelatingsvoorwaarden zijn goed, duidelijk en in lijn met de decretale voorwaarden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

684 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De krappe personeelsomkadering (ten gevolge van de gesloten en bevroren enveloppenfinanciering) noodzaakt<br />

tot een meer dan maximale inzet. Dit geldt zowel voor het onderwijzend personeel, het administratief en technisch<br />

personeel, het opvoedende hulppersoneel en voor het onderhoudspersoneel. Een opdracht wordt in principe niet<br />

gewijzigd zolang de betrokkene die goed uitvoert én er arbeidsvreugde uit puurt. Meestal wordt een opdracht pas<br />

gewijzigd op vraag van de betrokkene of vanuit de noden van de organisatie.<br />

De docenten kunnen hun desiderata met betrekking tot uurroosters kenbaar maken in het tweede semester<br />

voorafgaand aan het nieuwe academiejaar. Deze wensen worden in principe opgevolgd voor zover ze rechtmatig<br />

zijn tegenover andere collega’s en haalbaar/wenselijk voor de samenhang van de opleiding. Privileges in het<br />

lessenrooster zijn er enkel voor de coördinatoren en in uitzonderlijke omstandigheden.<br />

Elke docent is minstens twee halve dagen lesvrij in functie van zijn professionalisering en stagebezoek.<br />

Innovaties betreffende <strong>onderwijs</strong>activiteiten krijgen maximale ondersteuning. Zo kan een docent alternerend twee<br />

contacturen met een grote groep werken en twee contacturen met een deelgroep voor remediëring, practica<br />

enzovoort.<br />

Al geruime tijd wordt gezocht naar een sluitend systeem om alle vormen van werkbelasting per docent te meten,<br />

met als doel de werklast evenredig te verdelen. De gegevens die door diverse werkgroepen in de loop van de<br />

jongste academiejaren werden aangeleverd, waren echter onvoldoende bruikbaar om een billijke verdeelsleutel<br />

op te stellen.<br />

Voor alle aanstellingen (met uitzondering van de soms heel dringende vervangingen wegens ziekte) hanteert de<br />

hogeschool dezelfde aanwervingsprocedure. Vacatures voor vacante en langdurige tijdelijke betrekkingen worden<br />

bekendgemaakt en verspreid via diverse kanalen: intern binnen KATHO, extern via de VDAB- en de KATHOwebsite<br />

en via het Belgisch Staatsblad.<br />

Geïnteresseerden hebben twee tot drie weken de tijd om zich kandidaat te stellen. Een eerste selectie gebeurt op<br />

grond van de sollicitatiebrief en het curriculum vitae. Geselecteerde kandidaten worden uitgenodigd door het<br />

betrokken departementshoofd. Er volgt een gesprek op de Centrale Diensten van KATHO met twee<br />

selectiecommissies, één van het departement (voor elke aanstelling binnen het studiegebied <strong>Onderwijs</strong> een<br />

commissie met mensen uit PHO-Tielt en RENO-Torhout) en één vanuit de Centrale Dienst. Er is een<br />

psychometrische test (Thomas International Rapportage) en een sollicitatiegesprek met aandacht voor de<br />

professionele (inhoudelijke en didactische) en de sociaal-juridische aspecten van de vacature. Op basis hiervan<br />

formuleren de commissies een advies aan het directiecomité. Uiteindelijk beslist de algemeen directeur bij<br />

delegatie vanuit de raad van bestuur. Hij volgt steeds het advies van het directiecomité.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 685


In de sollicitatieprocedure wordt getracht om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de kandidaat, niet alleen<br />

op professioneel maar ook op persoonlijk vlak. Uit de gesprekken blijkt dat <strong>onderwijs</strong>ervaring niet doorslaggevend<br />

is, maar wel de motivatie en andere competenties die bij de persoon aanwezig zijn. De commissie vernam ook<br />

dat praktijkervaring binnen aanverwante sectoren (vormingswerk, werken met kinderen en adolescenten<br />

enzovoort) in het voordeel van de kandidaat kan spelen. Op het niveau van de KATHO-hogeschool worden de<br />

vacatures voor het onderwijzend personeel ingevuld op basis van een gemeenschappelijk profiel en een<br />

gemeenschappelijke functie-inhoud. Het gemeenschappelijk profiel geeft aandacht aan vakkennis, didactische<br />

kwaliteiten, vertrouwdheid met courante softwarepakketten, openheid voor innovaties, permanente bijscholing<br />

betreffende didactiek en vakkennis, vaardigheid in omgang met en coaching van studenten, vermogen om in<br />

groep te werken en om zich aan te passen aan een snel wisselende taakinhoud.<br />

De gemeenschappelijke functie-inhoud omvat medewerking aan de uitbouw van didactische en vaktechnische<br />

projecten met betrekking tot studeerbaarheid, ontwikkeling van schriftelijk en activerend studiemateriaal,<br />

computerondersteund en afstands<strong>onderwijs</strong>, zelfstudiepakketten enzovoort. Steeds meer behoort ook de<br />

medewerking aan maatschappelijke dienstverlening, posthogeschoolvorming, voortgezette opleidingen en<br />

projectmatig wetenschappelijk onderzoek tot de gemeenschappelijke functie-inhoud.<br />

Op het niveau van het departement bestaat de opdracht van elke docent uit lesgeven, vaardigheidstraining,<br />

stage- en eindwerkbegeleiding en specifieke opdrachten. Zo wordt de interne cohesie van de opleiding bewaakt.<br />

Aanstellingen gelden voor verlengbare termijnen van één jaar. Voor benoemingen werd tijdens het academiejaar<br />

2003-2004 in het HOC een protocol afgesloten; in het academiejaar 2004-2005 werd het opnieuw onderhandeld<br />

en geactualiseerd (protocol 55 van mei 2004).<br />

Taakstellingen gebeuren op departementaal vlak binnen de afspraken gemaakt in de protocollen van het<br />

hogeschooloverlegcomité (HOC). Het departementshoofd is verantwoordelijk voor de functieomschrijving, die<br />

duidelijkheid schept over de inhoudelijke taakvulling. Zo zijn er functieomschrijvingen voor docenten, de<br />

opleidingscoördinator, de coördinator internationalisering, de ombuds, de coördinator wetenschappelijk<br />

onderzoek, de <strong>onderwijs</strong>coach en de systeembeheerder.<br />

De evaluatieprocedure is vastgelegd in een protocol. Met elke nieuwe docent is er op het einde van het eerste<br />

academiejaar een (toekomstgericht) onderhoud voorzien met het departementshoofd. Op het einde van het<br />

tweede jaar volgt een functioneringsgesprek met het departementshoofd in het kader van de decretale evaluatie.<br />

Als hulpmiddelen worden hierbij de zelfevaluatie van de docent, het aangemaakte lesmateriaal en het<br />

professionaliseringsdossier gehanteerd. Het jaar daarop volgt er een evaluatieprocedure.<br />

Elke docent wordt om de vijf jaar wordt geëvalueerd. In het jaar dat voorafgaat aan het evaluatiegesprek vindt er<br />

een functioneringsgesprek plaats. Het doel hiervan is tweeledig:<br />

- op een constructieve manier de behoeften van de medewerker detecteren en ze afstemmen op die van de<br />

organisatie;<br />

- doelstellingen formuleren voor de toekomst.<br />

De functioneringsgesprekken zijn verankerd in het kwaliteitszorgmodel van KATHO (gebaseerd op EFQM)<br />

waarbij de medewerker consequent voor zichzelf de PDCA-cirkel doorloopt. De dienst <strong>Onderwijs</strong>- en<br />

Kwaliteitszorg heeft voor de docent een batterij van zelfevaluatie-instrumenten ontwikkeld. Het evaluatiegesprek<br />

kan een onvoldoende opleveren (in de zin van artikel 93 par. 2 van het Hogescholendecreet) of een voldoende<br />

(een kwalitatieve omschrijving). Het departementshoofd overhandigt zijn schriftelijk rapport aan het personeelslid.<br />

Uit de gesprekken met de personeelsleden blijkt dat de functioneringsgesprekken positief ervaren worden. Ze<br />

hebben geen bedreigend gevoel. De commissie suggereert dat de coördinatoren zouden betrokken worden bij de<br />

gesprekken.<br />

686 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Binnen KATHO – en bijgevolg ook binnen elk departement – wordt steeds getracht om vooral prioriteit te geven<br />

aan het didactisch gebeuren. Met andere woorden, het grootste deel van de beschikbare financiële middelen<br />

wordt ingezet voor onderwijzend personeel.<br />

Er wordt naar stabiliteit gestreefd bij het toekennen van de opdrachten. Door de beperkte omkadering<br />

(bijvoorbeeld het samenzetten in grote groepen), de diversiteit aan lesgroepen, de introductie van nieuwe<br />

opdrachten (maatschappelijke dienstverlening, STIHO-projecten, KATHO-keuzevak …) en nieuwe doelgroepen<br />

(OAR, postgraduaat …) blijkt dit echter niet steeds mogelijk. Elke docent krijgt een document met de<br />

gedetailleerde opdrachtomschrijving.<br />

Uit de gesprekken noteerde de commissie twee belemmerende factoren voor een goed personeelsbeleid.<br />

Enerzijds de krappe personeelsomkadering ten gevolge van de statische enveloppenfinanciering en anderzijds<br />

aan de veelzijdige en de steeds uitbreidende opdrachten van de hogescholen.<br />

Volgens de opleiding zorgen de uitholling van de basisfinanciering van de hogescholen en het vertragende<br />

financieringsmechanisme ervoor dat de tewerkstelling geen gelijke tred houdt met het stijgende studentenaantal.<br />

Bovendien meldt de opleiding dat de situatie nog erger geworden is door de bevriezing van de enveloppe op het<br />

niveau van 2004.<br />

Al sinds enige tijd is regulier dag<strong>onderwijs</strong> niet meer de enige kernactiviteit van de lerarenopleiding. Recent zijn<br />

andere activiteiten ook tot de kernactiviteit gaan behoren: posthogeschoolvorming, voortgezette opleidingen,<br />

flexibilisering, internationalisering, projectmatig wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening.<br />

Ze vergen heel wat inspanningen van het personeel op het vlak van professionalisering en verzwaren de<br />

opdracht. Bovendien gingen de voorbije jaren heel wat docenten met pensioen of stapten in een vervroegd<br />

pensioensysteem (TBS). Hiermee verdween op korte tijd een aanzienlijke mate van expertise. Dit fenomeen<br />

impliceerde ook een grotere investering in de coaching van nieuwe docenten.<br />

Op het niveau van KATHO wordt elk personeelslid aangemoedigd in te gaan op het aanbod van de KATHOwerkgroep<br />

Vorming, Training en Opleiding (VTO). Deze werkgroep realiseert, samen met de centrale VTOverantwoordelijke,<br />

de VTO-beleidsnota, organiseert de behoeftedetectie en stelt de criteria op voor de effectiviteit<br />

van de navorming. Ook het evalueren van deze navormingsactiviteiten behoort tot haar werkdomein. Het interne<br />

vormingsaanbod van VTO is kosteloos voor elke medewerker. Uiteraard is ook externe vorming uiterst zinvol.<br />

Op het niveau van het departement RENO-Torhout informeert de VTO-verantwoordelijke het personeel over het<br />

vormingsaanbod. Tevens peilt hij naar de noden voor het samenstellen van een VTO-kalender op het niveau van<br />

de hogeschool. Hij fungeert verder als aanspreekpunt voor alle vragen in verband met professionalisering. Hij<br />

volgt ook de deelneming van het RENO-departement aan VTO-initiatieven op. Hij overlegt op geregelde basis<br />

met de VTO-werkgroep van KATHO en haar coach en met het diensthoofd van de Dienst <strong>Onderwijs</strong> & Kwaliteit.<br />

Naast het (op)volgen van vergaderingen over de interne VTO-werking en de ‘Dag van de Docent’ met het<br />

Eekhoutcentrum, participeert de departementale VTO-verantwoordelijke ook in de ‘ECHO’-vergaderingen waar<br />

overkoepelende initiatieven met de KHBO en de KULAK worden opgezet.<br />

In het kader van zijn professionalisering heeft elke docent recht op ondersteuning en/of advies. In die zin kan elke<br />

docent fungeren als leerwegbegeleider voor een vakgenoot.<br />

Beginnende docenten worden extra ondersteund. Van hen wordt verwacht dat zij geleidelijk een aantal door<br />

KATHO geprioriteerde basiscompetenties verwerven. Ze staan als accenten aangegeven in het professionaliseringsdossier.<br />

Op de jaarlijkse ‘Dag van de Docent’, een KATHO-initiatief, worden <strong>onderwijs</strong>vernieuwende initiatieven<br />

gepresenteerd als inspiratie voor de docent en voor het departementaal <strong>onderwijs</strong>kundig vormingsbeleid. Elke<br />

docent krijgt ruimschoots de kans om zijn <strong>onderwijs</strong>kundige visie en deskundigheid nog verder uit te bouwen. Dat<br />

kan via de jaarlijkse tweedaagse vormingssessie over <strong>onderwijs</strong>vernieuwing in Ysermonde, Nieuwpoort (die de<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 687


docenten om de beurt meemaken) en de sessies georganiseerd door de VTO-werkgroep of het Eekhoutcentrum.<br />

De individuele docent houdt van zijn bijscholing en navorming een bestand bij.<br />

In RENO-Torhout hebben nagenoeg alle leden van het onderwijzend personeel een academisch diploma. Sinds<br />

de fusie van 1995 werft KATHO bijna uitsluitend academisch geschoolden aan, die daarenboven over een<br />

<strong>onderwijs</strong>kundig diploma beschikken of dit op korte termijn (vijf jaar) zullen behalen.<br />

Hoewel de <strong>onderwijs</strong>opdracht de kerntaak vormt van zowat het hele OP, hebben heel wat van hen een hele reeks<br />

administratieve, technische en organisatorische taken.<br />

Sinds de vormingstweedaagse in Kemmel (12-13 januari 2003), waar de problemen rond interne communicatie<br />

uitvoerig aan bod kwamen, werd in RENO-Torhout gewerkt aan de verbetering van de infokanalen en de<br />

overlegmogelijkheden. De inspraakmogelijkheden kunnen nog beter worden uitgewerkt, maar de eerste<br />

resultaten laten zich al voelen in de grotere betrokkenheid van de docenten. Zo was de interesse voor en de<br />

medewerking aan de totstandkoming van dit zelfevaluatierapport – de terugkoppeling inbegrepen – erg groot.<br />

Op departementaal niveau is de informatie-uitwisseling erg intensief: ad valvas, dienstnota’s, coördinatieraden,<br />

personeelsvergaderingen, verslaggeving adviesorganen en werkgroepen … De valven worden continu geupdatet<br />

en bevatten interne informatie, het vormingsaanbod en andere <strong>onderwijs</strong>gebonden aangelegenheden. Per<br />

academiejaar krijgt elke docent een tiental dienstnota’s in zijn postvak. De coördinatieraden vergaderen wekelijks.<br />

RENO-Torhout organiseert per academiejaar 4 à 5 personeelsvergaderingen. De verslagen van alle beslissingsniveaus<br />

zijn in de leraarskamer eerst ad valvas en vervolgens in afzonderlijke mappen beschikbaar.<br />

Binnen ILSO speelt de informatie-uitwisseling zich vooral af op het niveau van de respectieve<br />

coördinatorenraden. Het bijeenbrengen van de optiegroepen ILSO-AV en ILSO-LO kan voor bepaalde<br />

aangelegenheden zinvol zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van het aanstaande decreet op de lerarenopleiding.<br />

Binnen alle opties van ILSO zijn verder nog vak- en themawerkgroepen actief. Een aantal ervan is<br />

optieoverstijgend. In de optie ILSO-LO lichten de docenten onderling op geregelde basis hun werk toe in een<br />

(praktijk)sessie (annex de optievergadering).<br />

In de departementale raad (DR) hebben acht leden van het onderwijzend personeel zitting. In het departementale<br />

onderhandelingscomité (DOC) is er steeds een personeelsdelegatie. Tevens is het onderwijzend personeel van<br />

elk departement vertegenwoordigd in het Comité voor Veiligheid en Gezondheid, in de Academische Raad en in<br />

het Hogeschoolonderhandelingscomité (HOC). Verder vergroten de periodieken KATHO-ketting (op KATHOniveau),<br />

Renoveren en RENO-sprokkels (op RENO-niveau) de betrokkenheid van de docenten.<br />

Bij de start van elk academiejaar zijn er op KATHO-niveau twee introductieavonden voor de nieuwe<br />

personeelsleden. De belangrijkste doelstellingen van de beide avonden zijn de nieuwe medewerkers vertrouwd<br />

maken met de organisatie, ze duidelijk maken wat de organisatie van hen verwacht en ze informeren bij wie ze<br />

met problemen of vragen kunnen aankloppen. Deze KATHO-infosessies worden aangevuld met een introductie in<br />

het betrokken departement.<br />

Op departementaal niveau krijgt de beginnende docent in een gesprek met het departementshoofd een algemene<br />

situering van KATHO en van het eigen departement. Het departementshoofd introduceert hem bij de<br />

coördinatoren, leidt hem rond, maakt hem vertrouwd met de logistieke aspecten van het departement en bezorgt<br />

hem een vademecum over de werking van het departement. De opleidingscoördinator informeert de beginnende<br />

docenten over de opleiding, de situering van de opdracht in het geheel en de mogelijkheid van coaching door een<br />

‘mentor’. Hij introduceert ze ook bij collega-docenten. Hij staat ook in voor eventuele verdere begeleiding.<br />

KATHO heeft geen uitgeschreven procedure op het gebied van gelijkekansenbeleid in personeelsaangelegenheden,<br />

maar hanteert het principe dat bij elke sollicitatie en taakverdeling geprobeerd wordt om<br />

telkens de meest geschikte kandidaat te kiezen, ongeacht geslacht, leeftijd of ras.<br />

688 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Wel werken, als uitvloeisel van de opdrachtverklaring, binnen KATHO een aantal mensen met een fysieke<br />

handicap en een aantal langdurig werklozen (in het kader van het ‘ACTIVA’-plan van de VDAB). Er vindt de<br />

laatste jaren een uitgesproken vervrouwelijking van het hoger <strong>onderwijs</strong> plaats. Op dit ogenblik is dit in RENO-<br />

Torhout nog niet direct merkbaar, maar de meerderheid van de jongere collega’s is vrouw. Met tewerkstelling van<br />

allochtonen in het onderwijzend personeel heeft KATHO nagenoeg geen ervaring. Mogelijke redenen hiervoor<br />

zijn waarschijnlijk het beperkte potentieel aan hooggeschoolde allochtonen en de geografische ligging van de<br />

hogeschool. Wel heeft de hogeschool een aantal allochtonen in dienst in het onderhoudspersoneel.<br />

De commissie vermeldt de volgende positieve punten:<br />

- de grote betrokkenheid, deskundigheid en zorgvuldigheid van het docentenkorps;<br />

- de professionele ingesteldheid en het hoog kritisch vermogen;<br />

- de geïntegreerde aanpak van functiebeschrijvingen, functionerings- en evaluatiegesprekken.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de inzet en de betrokkenheid van het personeel groot zijn. Het<br />

departementshoofd houdt functionerings- en evaluatiegesprekken met alle docenten. Deze gesprekken worden<br />

door het personeel erg gewaardeerd. Er is een nascholingsbeleid op hogeschoolniveau, en er zijn heel wat<br />

professionaliseringsactiviteiten. De aanwerving van nieuw personeel wordt zorgvuldig voorbereid en er is een<br />

goede begeleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt bijzondere aandacht voor de uitbouw van een meer teamgerichte werking waarbij de grote<br />

autonomie van iedere lector positief aangewend wordt ten voordele van het geheel. Daarnaast is de commissie<br />

van oordeel dat het beleid een grotere verantwoordelijkheid moet opnemen met betrekking tot de<br />

professionalisering van het personeel, en dat dit zich niet mag beperken tot de loutere individuele<br />

verantwoordelijkheid van elk teamlid. De functionerings- en evaluatiegesprekken kunnen hiertoe een middel zijn.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de lerarenopleiding hebben de docenten ervaring met de beroepspraktijk; ze staan er namelijk als leraar<br />

middenin. Een aantal docenten werd gerekruteerd uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> of andere <strong>onderwijs</strong>milieus (BO,<br />

CLB, andere lerarenopleidingen, projecten …). Uit een bevraging van mei 2005 (41 respondenten) blijkt dat in<br />

ILSO RENO-Torhout heel wat docenten professionele ervaring hebben. Verder heeft een aantal docenten<br />

inhoudelijke expertise vanuit de beroepspraktijk. Ze waren bijvoorbeeld werkzaam in een bedrijf (ILSO-HABU<br />

bijvoorbeeld) of actief als beoefenaar van een sporttak op hoog niveau (ILSO-LO). Heel wat personeelsleden<br />

hebben naast hun (gedeeltelijke) <strong>onderwijs</strong>opdracht ook nog een professionele of vrijwillige activiteit in het<br />

werkveld. Die activiteiten zijn heel divers: van werken als gids tot lesgeven op een ander <strong>onderwijs</strong>niveau. De<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 689


voeling met de beroepspraktijk wordt verder gegarandeerd doordat alle docenten permanent in contact staan met<br />

het werkveld door hun samenwerking met de oefenscholen en door stagebezoeken. Bovendien stelt een aantal<br />

docenten zijn professionele ervaring en kennis van de beroepspraktijk ten dienste.<br />

Met het verder ontwikkelen van deskundigheid in de hogeschool groeit het sterk gespecialiseerd karakter van een<br />

aantal personeelsleden, onder meer in opleidingsrelevant wetenschappelijk onderzoek en het uittekenen van<br />

methodieken voor speciale doelgroepen (dyslectici, gehoorgestoorden). Twee ILSO-docenten zijn lid van het<br />

CEGO-netwerk (Centrum voor Ervaringsgericht <strong>Onderwijs</strong>) voor lerarenopleidingen.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat er zich een specifieke situatie voordoet in ILSO-LO. Toen het aantal LOstudenten<br />

een tiental jaar geleden sterk toenam, kon in ILSO-LO een aantal specialisten voor bepaalde<br />

sportdisciplines aangeworven worden (gymnastiek, basketbal, handbal, voetbal ...). Volgens de opleiding is de<br />

krappe enveloppenfinanciering dit sterke punt van de ILSO-LO-opleiding echter aan het ondermijnen.<br />

Vertegenwoordigers uit het werkveld zijn lid van de Departementale Raad, waarin alle <strong>onderwijs</strong>kwesties aan bod<br />

komen (opleidingsprofiel, curricula, reglementeringen …). Een beperkt aantal docenten combineert een deeltijdse<br />

opdracht in de lerarenopleiding met een bijberoep. Geregeld worden gastsprekers uitgenodigd op VOET-dagen<br />

en verruimen externe organisaties of individuen de kijk van de studenten op hun leefomgeving. Andere externen<br />

verzorgen specifieke sessies binnen hun expertiseveld: bijvoorbeeld collega’s uit het bso, dbso en buso<br />

verzorgen informatieve sessies tijdens de terugkomweken van de derdejaarsstudenten. Een bevraging van mei<br />

2005 toonde aan dat in het academiejaar 2004-2005 minstens achttien docenten een gastspreker hadden<br />

uitgenodigd, ook in OAR.<br />

Docentenmobiliteit is in principe steeds aan studentenmobiliteit gekoppeld. Uit de gesprekken blijkt dat de<br />

personeelsleden het een voordeel vinden dat instromende studenten ervoor zorgen dat Engels als voertaal<br />

gebruikt wordt. De commissie vernam ook dat docentenmobiliteit op vrijwillige basis gebeurt. Internationale<br />

contacten ontstaan vooral via persoonlijke contacten die systematisch worden uitgebouwd. Daarnaast participeert<br />

een aantal docenten aan internationale congressen,onder meer onder meer <strong>onderwijs</strong>kundige congressen, CICE,<br />

ETEN …<br />

De commissie heeft vastgesteld dat 28 van de 41 lectoren professionele ervaring hebben, dat heel wat lectoren<br />

meer dan een louter onderwijzende functie hebben en ook sterk betrokken zijn bij departementale en<br />

hogeschoolprojecten Daarnaast worden er gastsprekers uitgenodigd en is er het gespecialiseerde karakter van<br />

een aantal personeelsleden. De commissie staat hier positief tegenover.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de samenwerking met het werkveld meer formeel en professioneel uit te bouwen en de<br />

inbreng van het werkveld effectief aan te wenden bij de uitwerking en de realisatie van het nieuwe curriculum.<br />

690 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het academiejaar 2004-2005 werd de initiële lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> in RENO-Torhout gedragen<br />

door 59 docenten (in absolute aantallen, het departementshoofd inbegrepen), samen goed voor 42,80 VTE<br />

(voltijdse equivalenten). Voor de administratieve ondersteuning kan gerekend worden op 6 personeelsleden; zij<br />

vertegenwoordigen samen 3 VTE. De logistieke ondersteuning (onderhoudspersoneel) gebeurt door een korps<br />

van 4 personeelsleden, samen goed voor 1,25 VTE. In ILSO werden voor het opleidingsonderdeel PAV 3<br />

gastdocenten voor samen 0,15 VTE aangetrokken uit het technisch <strong>onderwijs</strong>. Deze cijfers werden in de totale<br />

aantallen hierboven verrekend. Dat alles samengeteld betekent een volledig personeelsbestand van 69 ‘koppen’<br />

en 47,05 VTE. Samengevat betekent dat 42,80 VTE voor het <strong>onderwijs</strong>gebeuren in ILSO-Torhout. De overige<br />

4,25 VTE worden benut voor de administratieve en logistieke ondersteuning. Met een studentenaantal van 521<br />

komen we tot een studentlectorratio van 12,17.<br />

De algemene studentlectorratio voor KATHO overkoepelend is 16,05; de ILSO-RENO ratio ligt dus behoorlijk<br />

lager. De verantwoording ligt evenwel voor de hand: de ILSO-opleiding heeft – met haar uitgebreide<br />

combinatieaanbod – steeds een kritische massa omkadering nodig om ingericht te kunnen worden. De taaklast<br />

(contacturen, taak- en werkadministratie, stagebegeleiding) blijft nagenoeg even hoog, ongeacht het aantal<br />

ingeschreven studenten.<br />

Het omkaderingsvolume van ILSO volgt niet het steeds verder uitbreidende opleidingsaanbod (bijvoorbeeld<br />

posthogeschoolvorming, voortgezette opleidingen, OAR). Daardoor verhoogt de werklast in RENO-Torhout<br />

aanzienlijk. Deze werkdruk was al kritisch hoog. (SERV-onderzoek 2003: 46,1 uur/week). Bovendien wordt in<br />

nieuwe opleidingsconcepten steeds meer de nadruk gelegd op coaching, persoonlijke begeleiding van de<br />

student, projectwerk enzovoort.<br />

Van het statutair onderwijzend personeel zijn in ILSO 27 lectoren (23,25 VTE) vastbenoemd; 26 lectoren (17,65<br />

VTE) hebben een tijdelijk statuut. Ook zijn er 3 gastprofessoren (0,15 VTE). Voor het eerst zijn in het<br />

academiejaar 2004-2005 3 lectoren (1,00 VTE) op contractuele basis aangeworven. Vanwege de hoge werkdruk<br />

heeft KATHO ervoor gekozen om een aantal OP-leden als contractuelen aan te werven. Het is wel niet de<br />

bedoeling daar een systeem van te maken: zodra de mogelijkheid zich voordoet, zullen de contractuelen in het<br />

gewone OP-bestand opgenomen worden. Van de 59 ILSO-docenten zijn er 43 docenten voltijds en 16 docenten<br />

deeltijds verbonden aan de KATHO-lerarenopleiding. De commissie heeft vastgesteld dat een aantal van deze<br />

deeltijdse docenten zijn opdracht binnen de lerarenopleiding combineert met een andere beroepsactiviteit,<br />

aanleunend bij hun vakdiscipline of in een andere vorm van <strong>onderwijs</strong>. Op een totaal van 42,80 VTE<br />

onderwijzend personeel in de lerarenopleiding ILSO zijn er 0,15 VTE gastprofessoren of 0,35 procent. In ILSO<br />

zijn er 34 mannelijke docenten (58 procent) en 25 vrouwelijke (42 procent).<br />

De gemiddelde leeftijd van het onderwijzend personeel ligt op ongeveer 42 jaar. De categorie tussen 30 en 49<br />

jaar is in RENO-Torhout het best vertegenwoordigd, gevolgd door de aangrenzende categorieën. De collega’s<br />

jonger dan 30 jaar vormen één zesde van het totale personeelsbestand. Het aantal collega’s dat geen<br />

gebruikmaakt van de TBS-regeling (en bijgevolg ouder is dan 60 jaar), is erg klein (1 op 59).<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 691


De opleiding vermeldt dat de draagkracht van het RENO-personeel beperkt is, omdat de gesloten<br />

enveloppenfinanciering (bevroren tot 2007) nieuwe initiatieven en het deugdelijk uitvoeren van arbeidsintensieve<br />

innovaties (assessment, coaching …) belemmert. Ze hypothekeert ook de succesvolle aanpak van een aantal<br />

verbeteringspunten.<br />

De commissie stelt dat de studentlectorratio voor Vlaanderen en in internationaal perspectief redelijk is. Ze heeft<br />

geconcludeerd dat het lectorenkorps naar leeftijd evenwichtig is samengesteld.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt aandacht voor de taakbelasting van de lectoren. In die zin kan een aantal initiatieven van de<br />

opleiding kritisch bekeken worden. Zo kan de taakbelasting verminderd worden door meer en beter samen te<br />

werken. Dit vraagt van de opleiding de nodige geleidelijkheid om een dergelijke cultuuromslag van grote<br />

autonomie naar meer teamgericht samenwerken, te bewerkstelligen. In dat kader beveelt de commissie ook aan<br />

om werk te maken van een meer accurate meting van de taakbelasting van ieder personeelslid.<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over gekwalificeerd personeel en voert een personeelsbeleid dat recht doet aan goed<br />

functioneren in het <strong>onderwijs</strong>proces;<br />

- het aantal lectoren met praktijkervaring is relatief groot te noemen;<br />

- er is aandacht voor de pedagogische en didactische vorming van de <strong>onderwijs</strong>gevenden;<br />

- er is een grote betrokkenheid, deskundigheid en zorgvuldigheid aanwezig;<br />

- het personeel beschikt over een professionele ingesteldheid en een hoog kritisch vermogen;<br />

- er is een geïntegreerde aanpak van functiebeschrijvingen, functionerings- en evaluatiegesprekken;<br />

- de kwantiteit van het personeel en de leeftijdsopbouw verdienen meer aandacht, mee in het kader van de<br />

geconstateerde werkdruk.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

692 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

‘KATHO wil boeiende leeromgevingen creëren: praktijkgericht, actief en coöperatief leren, ontwikkelen van<br />

zelfsturing, ruimte voor waardeontwikkeling …’. Om dit citaat uit de missie waar te maken, bouwt KATHO<br />

functionele en aangename materiële voorzieningen uit, onder het motto ‘enjoy learning, enjoy working’.<br />

Het diensthoofd Logistiek maakt een beleidsplan op KATHO-niveau. De materiële voorzieningen van RENO-<br />

Torhout zijn daarin opgenomen. De werkgroep Studie- en Studentenbegeleiding tekent samen met SOVO<br />

krijtlijnen voor het SSB-beleid uit. Om het kennistheoretisch fundament en de specificiteit van de lerarenopleiding<br />

concreet vorm te geven, heeft RENO-Torhout de nodige infrastructuur uitgebouwd: didactisch goed uitgeruste<br />

<strong>onderwijs</strong>ruimten, goed uitgeruste practicumruimten en laboratoria, polyvalente kunstateliers, functionele<br />

voorzieningen voor bibliotheek en mediatheek, ruim aanbod van relevante boeken-, tijdschriften- en<br />

databestanden en rustige zelfstudiecentra met computerfaciliteiten.<br />

KATHO heeft voor de omvangrijke investeringen een masterplan uitgewerkt. Daarin waren voor de voorbije<br />

academiejaren aanzienlijke infrastructuurbudgetten voorzien voor RENO-Torhout. Elk departement (elke unit)<br />

krijgt financiële middelen en beheert die vanuit een departementale begroting. Daarnaast genereert RENO zelf<br />

ook middelen uit onder meer maatschappelijke dienstverlening, deelname aan onderzoeksprojecten, automaten.<br />

De Dienst voor <strong>Onderwijs</strong> & Kwaliteit en de Dienst Informatisering (inclusief de cel Blackboard) helpen studenten<br />

en docenten bij het ontwikkelen en gebruiken van moderne <strong>onderwijs</strong>media. De technische diensten van KATHO<br />

leveren materiële ondersteuning zodat alle departementen – ook die in de ‘periferie’ – optimaal bereikbaar<br />

worden. Om dat te realiseren werd geïnvesteerd in een glasvezelverbinding KATHO Kortrijk – periferie<br />

(Roeselare, Tielt, Torhout).<br />

De commissie heeft vastgesteld dat halfweg het academiejaar 2004-2005 de omvangrijke bouwprojecten werden<br />

afgewerkt, waardoor de situatie met betrekking tot materiële voorzieningen in het eerste semester aanzienlijk<br />

verschilde van die in het tweede semester. Sindsdien beschikt de ILSO-opleiding over een behoorlijke<br />

infrastructuur op de campus Torhout. De optie ILSO-LO maakt echter verder gebruik van de stedelijke<br />

sportinfrastructuur van de Stad Torhout (zwembad, sportterreinen …). Voor speciale aangelegenheden spreekt<br />

RENO-Torhout ook het stadsbestuur aan voor het gebruik van het Cultureel Centrum De Brouckère (kerst vrij<br />

podium, film …). Ook op de naburige school Sint-Rembertschool wordt daarvoor sporadisch nog een beroep<br />

gedaan. Wegens overbezetting werden in het academiejaar 2004-2005 ook enkele vakken (onder andere<br />

agogische vaardigheden) in het TIC (Ter Walle, Bruggestraat Torhout) ingericht.<br />

Tijdens het bezoek heeft de commissie kunnen zien dat de docenten beschikken over een moderne<br />

docentenkamer en een werklokaal met eerder beperkte faciliteiten. Zij fungeren voor de studenten als een<br />

contactpunt en voor de docenten als een overleg- en ontmoetingsplaats. De optiecoördinatoren beschikken<br />

samen over een eigen (maar weinig rustige) werkruimte. De mogelijkheden om ongestoord te werken op school,<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 693


zijn voor de RENO-docenten eerder beperkt. De commissie heeft vastgesteld dat de beschikbare infrastructuur<br />

door de meeste docenten als ontoereikend wordt beschouwd.<br />

De studenten beschikken over twee ontmoetingsruimtes: het ‘atrium’ en ‘de club’. Verder zijn er voor de<br />

studenten een informaticalokaal (onder beheer van de dienst SOVO), en uitgebreide kopieer-, pc- en<br />

printfaciliteiten op diverse locaties. De Studentenraad heeft een eigen lokaal met werkfaciliteiten. De<br />

infrastructuur is zo geconcipieerd, dat de studenten zich ‘thuis voelen’: binnen en buiten aangename zithoeken,<br />

ruime gangen en verbindingspaden, voedsel- en drankautomaten. Op de campus bevindt zich een peda, en de<br />

nabijheid van het openbaar vervoer maakt dat de campus vlot bereikbaar is.<br />

Docenten en studenten van het departement RENO-Torhout kunnen gebruikmaken van het schoolrestaurant van<br />

de buurschool St.-Rembert. Een pedagogisch project van studenten handel-burotica voorziet in broodjes (’s<br />

middags), versnaperingen en drank.<br />

De twee departementen hebben heel ruime, studentvriendelijke openingsuren van het studielandschap, het<br />

secretariaat, de Ombudsdienst … Tijdens vakantieperiodes is een aantal faciliteiten beschikbaar voor<br />

stagevoorbereiding. De faciliteiten zijn laagdrempelig en waarborgen discretie (Ombudsdienst, Studie- en<br />

Studentenbegeleiding, docentenruimte, spreekkamers …). De algemene logistieke dienstverlening is sterk<br />

uitgebouwd en bevordert de taakuitvoering en het werkklimaat.<br />

Studenten en begeleiders profiteren van de inbedding van RENO-Torhout in het scholencomplex van de Sint-<br />

Rembertscholengemeenschap. Dit zorgt voor een korte afstand tussen theoretische opleiding en praktijk,<br />

onderling vlotte communicatie tussen het opleidingsinstituut en de stageschool, en meer frequente begeleiding.<br />

De commissie stelt vast dat RENO over een goede tot erg goede infrastructuur beschikt. De voorzieningen, met<br />

uitzondering van ICT en de beschikbaarheid van computers, zijn erg goed. De opleiding slaagt erin om een<br />

veilige en aangename studie- en leeromgeving voor de studenten te creëren. De commissie beoordeelt de<br />

kwaliteit van het studiemateriaal als goed.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert een betere infrastructuur voor de docenten om hen in staat te stellen te werken in een<br />

rustige ruimte.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De verschuiving naar meer flexibel en studentgecentreerd <strong>onderwijs</strong> aan KATHO heeft ook effect op de<br />

studiebegeleiding. Mede door de gewijzigde instroom is het besef gegroeid dat studiebegeleiding wenselijk is<br />

694 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


voor een aantal studenten, en dat ze met een aangepaste didactiek en/of begeleiding belangrijke competenties<br />

(inclusief studievaardigheden en -houdingen) kunnen aanleren binnen de aangeboden <strong>onderwijs</strong>activiteiten.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de opleiding de stdiebegeleiding ziet als een opdracht van elke docent<br />

en niet enkel van de Dienst Studie- en Studentenbegeleiding (SSB). Dit betekent dat het accent verschuift van<br />

aandacht voor studieproblemen bij de zwakkere student naar het begeleiden van kritische keuze- en<br />

beslissingsmomenten van de student, het coachen van het leerproces van de student, zowel op vakinhoudelijk<br />

als op metacognitief vlak, en het bewaken en bevorderen van de studievoortgang.<br />

De departementale coaches Studie- en Studentenbegeleiding nemen deel aan een expertisegroep op het niveau<br />

van KATHO, waarin de zeven departementen ideeën en expertise uitwisselen onder leiding van een coördinator<br />

SSB.<br />

De studie- en studentenbegeleiders volgen regelmatig navorming met betrekking tot aspecten van<br />

studiebegeleiding (intakegesprek, leerstijlscreening, dyslexie …).<br />

Op departementaal niveau is er omheen de SSB-coach een ruime ondersteuning uitgebouwd:<br />

- drie docenten die studiebegeleiding opnemen in de optie waarin ze werkzaam zijn (in ILLO, ILSO-AV en<br />

ILSO-LO);<br />

- de studentencoach die de studentenbegeleiding opneemt, voor zover het geen SOVO-materie betreft (dus<br />

wel: opvolging van Studentenraad, inspraak …);<br />

- de Ombudsdienst;<br />

- SOVO, die de vragen over sociale voorzieningen behartigt.<br />

Informele contacten blijven heel belangrijk. Het relatief kleinschalige karakter van de opleiding en de dialogale<br />

leercultuur in RENO garanderen een nabije en persoonsgerichte aanpak van het leren en het leven van de<br />

studenten. Dit heeft de commissie kunnen afleiden uit de gesprekken met de studenten.<br />

KATHO heeft centraal een dienst die instaat voor pr, onthaal en communicatie. De cel PR beheert een website<br />

met informatie voor geïnteresseerden en levert logistieke ondersteuning bij informatiedagen in <strong>secundair</strong>e<br />

scholen, aan SID-In’s en KISS-dagen, aan de aanmaak en verspreiding van brochures, folders …<br />

RENO heeft een eigen website over het aanbod in de lerarenopleiding. Voor de opties ILSO-AV en ILSO-LO zijn<br />

afzonderlijke sites voorzien. Op informatiedagen verschaffen personeelsleden informatie over de <strong>onderwijs</strong>visie,<br />

de inhoud van de opleiding, de opleidingsmodaliteiten en de bereikbaarheid van de campus. Geïnteresseerden<br />

krijgen ook een uitgebreide brochure. Studenten die in aanmerking denken te komen voor flexibele leerroutes,<br />

krijgen een eerste trajectschets. Daarnaast organiseert RENO-Torhout open dagen en informatiedagen, waarop<br />

de geïnteresseerde abituriënt ter plaatse meer concrete informatie kan opdoen via contact met vakdocenten,<br />

inzage van syllabi, bezoek aan de lokalen enzovoort. Er wordt ook informatie verschaft over initiatieven om<br />

persoonlijke noden op te vangen (SOVO, SSB, zomercursussen, bijlessen, huisvesting …). Voor het<br />

academiejaar 2005-2006 is voor de leerlingen van de Sint-Rembertscholengemeenschap een openlesdag<br />

voorzien. De commissie heeft uit de bevragingen bij afhakers en andere studenten kunnen opmaken dat deze<br />

initiatieven niet volstaan voor een correcte inschatting van de draagwijdte en het niveau van de opleiding. De<br />

opleiding is zich daar van bewust.<br />

In de begeleiding van de instromers richt de opleiding haar aandacht op de sociale integratie en het startniveau<br />

van de student. Er worden allerlei onthaalactiviteiten georganiseerd opdat de studenten zich thuis voelen in de<br />

toegewezen klas, de opleidingsvorm en het departement als leefgemeenschap. Hiervoor trekken ILSO-AV en<br />

ILSO-LO voor de eerstejaarsstudenten enkele dagen uit. Gedurende het academiejaar zijn de<br />

opleidingscoördinatoren en de klastitularissen de spilfiguren voor het informeren van de studenten. Het<br />

departementshoofd verschaft informatie voor algemeen nut.<br />

Behalve naar de instroombegeleiding gaat ook aandacht naar begeleiding in de doorstroomfase.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 695


In ILSO-LO is een begeleider toegevoegd voor de LO- en bewegingsvaardigheden. Studenten die begeleiding<br />

wensen, nemen zelf contact op met de betreffende docent; na een intakegesprek begeleidt die de student in zijn<br />

studeer- (of trainings)gedrag of verwijst hem door.<br />

In de academiejaren 2002-2003 en 2003-2004 werd in RENO-Torhout een ruime schriftelijke bevraging van alle<br />

eerstejaarsstudenten georganiseerd. Uit de resultaten bleek dat de studenten in het algemeen tevreden waren<br />

over de studentgerichtheid en luisterbereidheid van de docenten. Leerproces- en studiebegeleiding op RENO-<br />

Torhout blijken duidelijk een sterk punt. Toch wensten de studenten (vooral ILSO-AV) tijdens de<br />

<strong>onderwijs</strong>activiteiten meer aanwijzingen over hoe ze de leerinhouden moeten verwerken. De waarde van<br />

groepssessies in verband met ‘leren leren’ trokken ze in twijfel. De studenten bleken verder tevreden over de<br />

examenregeling, de resultaatbespreking en de voorbereiding op praktijkleersituaties. Wat de<br />

evaluatietransparantie (examens) en evaluatiecriteria betreft, is de situatie sinds 2002-2003 duidelijk verbeterd, al<br />

blijft dit een aandachtspunt. De klachtenbehandeling op RENO Torhout scoort goed, maar de Ombudsdienst is te<br />

weinig bekend. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding bijsturingen heeft doorgevoerd op basis van de<br />

resultaten uit deze bevragingen. Zo introduceerde ILSO-LO een zelfevaluerend volgsysteem en werd in ILSO-AV<br />

het bestaande evaluatiedocument met operationaliseringen aangevuld. In de lessen algemene didactiek werd<br />

meer aandacht aan het evalueren van praktijkleersituaties gewijd, onder andere via de opmaak van een sjabloon<br />

voor lesvoorbereiding.<br />

Studenten die afhaken, worden bevraagd naar de redenen van hun uitschrijven. Dit heeft echter nog geen<br />

opleidingsrelevante gegevens opgeleverd.<br />

De ombudspersoon heeft een wegwijs- en informatiefunctie en treedt op als bemiddelaar tussen studenten en<br />

docenten, conform de afspraken binnen KATHO. De interventies betreffen vragen naar informatie,<br />

klachtenbemiddeling en sporadisch psychosociale begeleiding. De ombudspersoon wordt het meest frequent<br />

gecontacteerd in de examenperiodes over de regeling en spreiding van de examens, onderzoek en bemiddeling<br />

bij klachten en vertegenwoordiging in de Examencommissie (met adviserende stem). De commissie heeft<br />

vastgesteld dat er toch een drempel bestaat om de Ombudsdienst te contacteren.<br />

De klastitularis becommentarieert en bespreekt de resultaten van de examens. Op de proclamatie zijn alle<br />

docenten aanwezig om studenten die dat wensen inzicht te geven in hun examenkopij of van advies te dienen<br />

voor de herkansing. Ook de Ombudsdienst en de studiebegeleiders zijn aanwezig. Na de examens van de eerste<br />

zittijd zijn de studiebegeleiders beschikbaar tot tien kalenderdagen na de proclamatie.<br />

RENO-Torhout ervaart dat extra begeleiding en coördinatie van individuele studietrajecten noodzakelijk zijn, maar<br />

deze zijn binnen de huidige werksituatie en personeelsbezetting erg belastend.<br />

Op het vlak van studentenbegeleiding maakt RENO-Torhout het onderscheid tussen kortdurende,<br />

studiegerelateerde begeleidingsgesprekken en langdurige begeleiding. In principe nemen de SSBverantwoordelijken<br />

de eerste begeleidingsvorm op. De klastitularis en de Ombudsdienst hebben een<br />

signaalfunctie. Het gaat dan om leerproblemen, faalangst, studiemotivatie, uitstelgedrag, specifieke agogische<br />

vaardigheden enzovoort. Voor de meer intensieve begeleiding staat de SOVO-psycholoog in (of verwijst hij naar<br />

externe diensten). Hier gaat het doorgaans om relationele, emotionele of persoonlijke problemen. Deze<br />

begeleiding kan de vorm aannemen van therapie.<br />

Organisatie en begeleiding van internationale uitwisseling van studenten<br />

Op elk departement is een personeelslid 50 procent vrijgesteld voor het uitwerken van het beleid en de concrete<br />

begeleiding van de studenten. Daarnaast is er ondersteuning van de International Office van KATHO-centraal<br />

met 3 VTE. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding zowel uitgaande als inkomende studenten adequaat<br />

begeleidt.<br />

696 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Sinds het academiejaar 2002-2003 is er een studentencoach. Hij woont in principe de vergaderingen van de<br />

Studentenraad bij en vormt zo een schakel tussen het beleid en de studenten. Hij coacht de studenten door hun<br />

rechten en verantwoordelijkheden op het gebied van inspraak en informatie (representatie, verslaggeving,<br />

participatie aan Departementale Raad, Academische Raad en SOVO …). Studenten kunnen op<br />

optievergaderingen en/of de Coördinatieraad agendapunten inbrengen. De Studentenraad kan agendapunten<br />

aanbrengen op de Departementale Raad en de Coördinatieraad. De studenten hebben ook inspraak over het<br />

concrete examenrooster, dat vooraf wordt bekendgemaakt.<br />

Daarnaast blijven er de vaste informatiekanalen, zoals de infoborden per opleiding en per jaar, de<br />

computermonitoren, het virtuele leerplatform Blackboard, het departementale intranet, de informatieverspreiding<br />

via e-mail, het departementale tijdschrift enzovoort.<br />

Voor advies tijdens de opleiding kunnen de studenten terecht bij de titularissen, de coördinatoren, de<br />

Ombudsdienst, de studiebegeleiders, het departementshoofd en de facto bij alle docenten waarin ze vertrouwen<br />

stellen. RENO-Torhout organiseert na de partiële examens de mogelijkheid tot oudercontact. Voor persoonlijk<br />

advies (van financiële, psychologische en studiegebonden aard) kunnen de studenten terecht bij de studie- en<br />

studentenbegeleider en/of de vertegenwoordiger van SOVO.<br />

De studenten ontvangen bij het begin van het academiejaar een studiegids onder de vorm van een cd-rom met<br />

algemene informatie en de Studie- en Informatiedocumenten (SID’s). De algemene informatie bevat onder andere<br />

het examenreglement, het tuchtreglement, de <strong>onderwijs</strong>regeling, de jaarkalenders, een overzicht van de<br />

<strong>onderwijs</strong>activiteiten, een voorstelling van de studie- en studentenbegeleiding, het opleidingsprogramma<br />

enzovoort. De algemene <strong>onderwijs</strong>doelstellingen worden omschreven in de algemene infobrochure. De docenten<br />

lichten de doelstellingen van hun opleidingsonderdelen toe. Ze zijn ook verplicht opgenomen in de syllabi.<br />

De commissie stelt vast dat de aanwezigheid van een klastitularis zorgt voor een grote betrokkenheid bij de<br />

studenten. Positief is de aandacht voor studiemethodiek door groepssessies en de aandacht voor<br />

doorstroombegeleiding. Ook de werking van STUVO wordt door de commissie positief beoordeeld.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt aan om werk te maken van het verlagen van de drempel van de Ombudsdienst. Verder<br />

vraagt de commissie te anticiperen op de wijzigende instroom en een beleid ter zake te ontwikkelen, dat gericht is<br />

op deze bredere instroom van studenten.<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

goed<br />

voldoende<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- de infrastructuur voor de studenten is goed;<br />

- er is een veilige studie- en leefomgeving gecreëerd;<br />

- er zijn voldoende theorielokalen met een goede uitrusting;<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 697


- de opleiding heeft constant aandacht voor didactisch materiaal;<br />

- de opleiding voert een doelgericht mediatheekbeleid;<br />

- het studielandschap is goed uitgerust;<br />

- studiebegeleiding wordt voornamelijk op departementaal niveau vormgegeven en gaat uit van een duidelijk<br />

beleid.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

698 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het KATHO-kwaliteitsmodel stoelt op deze kernideeën: zelfevaluatie, de PDCA-cirkel en unit management. De<br />

kwaliteitsontwikkeling in KATHO is gebaseerd op het EFQM/PROZA-model.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat KATHO een degelijk uitgebouwde structuur heeft geïnstalleerd betreffende<br />

kwaliteitszorg, die gecoördineerd wordt door de Dienst <strong>Onderwijs</strong> & Kwaliteit (DO&K), onder de leiding van een<br />

diensthoofd (tevens lid van het directiecomité) en overkoepelende coördinatoren voor de projectgroepen<br />

Kwaliteitszorg, <strong>Onderwijs</strong>innovatie en Studie- en Studentenbegeleiding.<br />

De overkoepelende coördinator Kwaliteitszorg is tevens voorzitter van de projectgroep Kwaliteitszorg met een<br />

vertegenwoordiging uit elk departement. In een aantal departementen is er een departementale werkgroep<br />

Kwaliteitszorg; in een aantal andere, zoals in RENO-Torhout, werd dit geïntegreerd in bestaande<br />

managementorganen (Coördinatieraad) en/of overlegorganen (Departementale Raad).<br />

In KATHO zijn de hierbij aansluitende departementale kwaliteitscoördinatoren en <strong>onderwijs</strong>coaches sleutelfiguren<br />

bij het vertalen van het kwaliteitsbeleid op departementaal niveau. Allen maken ze deel uit van de<br />

Departementale Coördinatieraad. Ze hanteren eenzelfde systeem van kwaliteitszorg, namelijk het EFQM-model,<br />

gebaseerd op de PROZA-methodiek.<br />

Elk KATHO-departement werkt met een departementaal <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan (afgestemd op het KATHObeleid)<br />

en met zijn eigen strategische doelstellingen, samengebracht in een departementaal <strong>onderwijs</strong>- &<br />

kwaliteitsplan (dOKp). Ook in RENO-Torhout wordt vanaf het academiejaar 2003-2004 met de beide plannen<br />

gewerkt. Kwaliteitszorg is in RENO-Torhout geïntegreerd in de Coördinatorenraad. Het (d)OKp (in de vorm van<br />

een tabel) omvat alle departementale verbeteringspunten, opgesomd binnen het geldende zelfevaluatie- en<br />

visitatiekader (de zes onderwerpen), met een fasering van de realisatie per academiejaar. De realisatiegraad<br />

wordt bepaald door de Coördinatorenraad. RENO-Torhout legt eerst op departementaal niveau prioriteiten vast,<br />

die geldig zijn voor ILSO en ILLO. In de opleidingsvorm ILSO worden deze strategische doelstellingen verder<br />

aangevuld, specifieker gesteld en opgevolgd. ILSO-LO en verschillende vakwerkgroepen van ILSO-AV hebben<br />

een dergelijke lijst van specifieke strategische doelstellingen.De tussentijdse stand van zaken wordt over het hele<br />

departement aan alle betrokken docenten gecommuniceerd door middel van halfjaarlijkse verslagenbundels.<br />

KATHO kiest ervoor om met behulp van de PROZA-methodiek een zelfevaluatie uit te voeren, aangevuld met<br />

bevragingen van betrokkenen en/of derden. Voor wat RENO-Torhout betreft, kunnen de resultaten van de<br />

anonieme personeelsbevragingen niet ontdubbeld worden: afzonderlijke gegevens van ILSO en ILLO zijn niet af<br />

te leiden.<br />

In november 1999 werd een eerste nulmeting uitgevoerd, wat aanleiding gaf tot het formuleren van een eerste<br />

vorm van strategische doelstellingen. Aan de rudimentaire formulering van deze doelstellingen werd tijdens de<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 699


daaropvolgende academiejaren geschaafd. Ook werd met heel wat bevragingen het kwaliteitsniveau van de<br />

departementen en de opleiding geverifieerd en waar nodig bijgestuurd. Dit resulteerde ook in een meer verfijnde<br />

kijk op strategische doelstellingen en verbeteringspunten.<br />

De commissie stelt dat een cultuur van positieve zelfkritische ingesteldheid aanwezig is en dat de opleiding over<br />

een IKZ-instrumentarium beschikt. Ze heeft ook vastgesteld dat er talrijke metingen gebeurd zijn. Duidelijke<br />

streefdoelen werden echter niet opgemerkt. De opleiding geeft daarbij zelf aan dat het met heel wat metingen nog<br />

moeilijkheden ondervindt om deze voldoende valide en betrouwbaar uit te voeren. Bovendien geven de<br />

‘operationele doelstellingen’ na elk onderwerp het gevoel dat er geen sprake is van een echt transparant beleid<br />

op het gebied van kwaliteitszorg. De mate van ‘operationalisering’ is sterk uiteenlopend. Heel vaak gaat het om<br />

erg algemeen geformuleerde doelstellingen die op een heel domein betrekking hebben, en daarnaast staan<br />

uiterst praktische operationele doelstellingen. Hoewel de metingen niet exact waren, hebben de<br />

studietijdmetingen toch duidelijke tendensen aangegeven waarmee de opleiding rekening heeft gehouden om<br />

bijsturingen aan het programma te doen (in het bijzonder voor LO).<br />

De opleiding heeft nog een weg te gaan in het meten van resultaten en het ontwikkelen van een degelijk<br />

onderbouwde relatie tussen meetresultaten enerzijds en conclusies en bijsturingen anderzijds. Ook op het vlak<br />

van kwaliteitszorg blijkt de grote schroom om te tornen aan de relatieve autonomie van lectoren, maar ook aan<br />

deze van het departement. Binnen de hogeschool wordt relatief veel autonomie gegeven aan het departement en<br />

aan de opleidingen binnen het departement, ook op het vlak van kwaliteitszorg. De hogeschool treedt veeleer<br />

vraaggestuurd ondersteunend op.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt de opleiding aan om een transparant en coherent beleid uit te tekenen met betrekking tot<br />

kwaliteitszorg.<br />

De commissie vraagt de opleiding daarbij werk te maken van het formuleren van duidelijke streefdoelen.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De streefdoelen uit het verleden werden afgeleid uit twee bronnen: PROZA-metingen en op maat gesneden<br />

bevragingen en denkwerk in functie van <strong>onderwijs</strong>vernieuwing. Deze doelen werden naargelang hun draagwijdte<br />

opgelijst in het departementale <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsPlan, de departementale strategische doelstellingen en<br />

meer geconcretiseerde doelenlijsten (bijvoorbeeld per vakwerkgroep). Aangezien de beide ILSO-opties als<br />

afzonderlijke entiteiten fungeren, bestaan er twee optiespecifieke oplijstingen van doelstellingen.<br />

700 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Meetresultaten hebben aanleiding gegeven tot het opstellen van concrete operationele strategische<br />

doelstellingen. Daarbij functioneerde de Coördinatorenraad als bewaker van de realisatie van de streefdoelen en<br />

verbeteringspunten. Enkele belangrijke realisaties in de academiejaren 2002-2005:<br />

- optimalisering van de Dienst <strong>Onderwijs</strong>vernieuwing en Kwaliteitsbewaking – innovatiecoach;<br />

- uitbreiding van het aanbod van flexibele leerwegen en posthogeschoolvorming;<br />

- optimalisering van informatiedoorstroming;<br />

- uitbouw van een studielandschap.<br />

- Overleg over curriculumherziening in functie van competentiegericht <strong>onderwijs</strong>;<br />

- introductie van activerende werkvormen;<br />

- sterk uitgebouwde dienst voor studie- en studentenbegeleiding;<br />

- optimalisering van de communicatie met diverse middelen (onder andere KATHO-mail);<br />

- mentorenopleiding;<br />

- vernieuwde infrastructuur.<br />

RENO-Torhout koos voor het academiejaar 2005-2006 als prioritaire verbeteringsacties:<br />

- oriënteren van de opleiding op de basiscompetenties;<br />

- ontwikkelen van flexibele leerwegen;<br />

- opvolgen van resultaten van studietijdmetingen.<br />

De vorige visitatie van ILSO-AV en ILSO-LO van RENO-Torhout vond plaats in het academiejaar 1997-1998.<br />

De bevindingen en aanbevelingen van de visiterende commissies werden opgevolgd. Het gaat hier om de<br />

gevraagde veiligheidsvoorschriften, het in overzicht brengen van de bijscholingen, de omzetting van het RENOopleidingsprofiel<br />

naar het curriculum, de aanpassing van het opleidingsprogramma (formuleren van<br />

doelstellingen, evaluatietransparantie, afbakening cursussen …), de opwaardering van het opleidingsonderdeel<br />

en van het concept ‘eindwerk’ en de opwaardering van de ICT-voorzieningen, de media- en bibliotheek.<br />

Specifiek voor ILSO-AV werd het taallabo vernieuwd. Aan de vraag om bij de examens te zorgen voor<br />

transparantie, een objectieve beoordeling en een toepassingsgerichte vraagstelling werd eveneens<br />

tegemoetgekomen, voor zover dit van toepassing was. De als ‘al te krap’ aangemerkte personeelsomkadering<br />

voor ILSO-AV kon helaas niet opgevangen worden.<br />

Specifiek voor ILSO-LO werd de ‘erbarmelijke, onaantrekkelijke en onveilige’ infrastructuur voor gymnastiek en<br />

het ‘versleten’ turnmateriaal vervangen door de nieuwe sportaccommodatie op topniveau.<br />

De commissie trof in het zelfevaluatierapport een onoverzichtelijke hoop verbeteringsinitiatieven aan, die van<br />

verschillende orde zijn. Bovendien blijken de opties of vakwerkgroepen nog eens een afzonderlijke koers te varen<br />

en eigen verbeteringspunten te hebben. Dit kan alleen maar resulteren in een berg taaklast en energieverspilling.<br />

Een deel van de klachten over werkdruk bij de lectoren zijn allicht voor een deel hierop terug te voeren. Tijdens<br />

de visitatie is gebleken dat de opleiding nood heeft aan het bepalen van prioriteiten en het selecteren van<br />

verbeteringspunten in functie van de gekozen prioriteiten. De verbeteringen moeten meer gezamenlijk aangepakt<br />

worden vanuit een grotere gelijkgerichtheid, zodat de coherentie verzekerd wordt en de impact ervan beklijft.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt aandacht voor een grotere betrokkenheid van alle personeelsleden bij de besluitvorming,<br />

die verder gaat dan informatiedoorstroming. Het is daarbij van belang dat verbeteringstrajecten gezamenlijk<br />

uitgetekend worden en dat prioriteiten (in overleg) worden vastgelegd, zodat haalbare verbetertrajecten kunnen<br />

ontwikkeld worden.<br />

De commissie vraagt om de PDCA-cirkel op elk niveau van de opleiding op regelmatige basis uit te voeren.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 701


Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Op hogeschoolniveau is er op de Dienst <strong>Onderwijs</strong> & Kwaliteit een departementale vertegenwoordiging vanwege<br />

RENO-Torhout. Rapportering gebeurt naar het directiecomité. Op het departement RENO-Torhout maken zowel<br />

de departementale <strong>onderwijs</strong>coach als de IKZ-verantwoordelijke deel uit van de Coördinatorenraad. De<br />

Coördinatorenraad is op departementaal niveau het tussenstation voor alles wat kwaliteitszorg betreft. Van<br />

daaruit vertrekt de communicatie (top-down) over kwaliteitszorgprojecten naar de personeelsleden (via<br />

personeels- en jaarvergaderingen), de Studentenraad (via de studentencoach), de Departementale Raad en het<br />

Departementale Onderhandelingscomité (via het departementshoofd). Er is uiteraard ook een omgekeerde<br />

informatiestroom van de docenten, de <strong>onderwijs</strong>coach, de IKZ-vertegenwoordiger enzovoort naar de<br />

Coördinatorenraad en het departementshoofd (bottom-up).<br />

Alle personeelsleden worden betrokken bij de besluitvorming via de toelichtingen door het departementshoofd, de<br />

<strong>onderwijs</strong>innovatiecoach en de kwaliteitszorgcoördinator tijdens personeels- of optievergaderingen. Principieel<br />

staan kwaliteitszorg en <strong>onderwijs</strong>vernieuwing steeds op de agenda van de personeelsvergaderingen. Belangrijke<br />

beleidsbeslissingen worden (na voorbereiding in de Coördinatorenraad) eerst getoetst in de Departementale<br />

Raad en/of (naargelang van de materie) in het Departementale Onderhandelingscomité (DOC).<br />

Na elke meting is er een voorstelling van de meetresultaten. De verbeteringspunten en prioritaire doelstellingen<br />

worden op het niveau van optievergaderingen vastgelegd. Opvolging, bijsturing en evaluatie gebeuren in eerste<br />

instantie in de Coördinatieraad, die zijn bevindingen terugkoppelt naar de optievergaderingen of – indien<br />

relevanter – naar het voltallige korps. Dit gebeurt dan tijdens personeelsvergaderingen of strategiedagen.<br />

Naast deze studentenvertegenwoordiging en -inspraak zorgen de beide departementen ook voor algemeen<br />

overleg: alle studenten krijgen jaarlijks en voor ruime materie de mogelijkheid om hun (on)tevredenheid te uiten.<br />

Ook dit is stof tot opvolging, onder andere in de Coördinatorenraad, optievergaderingen enzovoort.<br />

De studentencoach opteert ervoor om het studentenoverleg zoveel mogelijk autonoom te laten verlopen, volledig<br />

naar wens van de studenten zelf. In KATHO is voor de departementale studentencoaches overleg voorzien<br />

binnen de expertisegroep Studie- en Studentenbegeleiding.<br />

In de beide ILSO-opties worden de afgestudeerden op regelmatige basis bevraagd betreffende hun bevindingen<br />

over de opleiding. Met de knelpunten die zij signaleren, wordt rekening gehouden bij de invulling van het<br />

curriculum. De grotere aandacht in de lerarenopleiding voor ICT-vaardigheden en de organisatie van langere<br />

stages werden mee door hun toedoen als prioriteiten gesteld. Ook via allerlei informele contacten blijven de beide<br />

ILSO-opties in contact met alumni (kaas- en wijnavond, fuif, ontmoetingsdag …). In de gesprekken op dergelijke<br />

gelegenheden dragen alumni evaluerende elementen aan over de genoten opleiding en de gang van zaken in de<br />

beroepspraktijk. In RENO-Torhout wordt voeling met de afgestudeerden gehouden via het oud-studentenblad<br />

RENO-sprokkels, dat op regelmatige basis (trimestrieel) verschijnt. RENO-Torhout onderhoudt voor haar alumni<br />

ook een elektronische plaatsingsdienst.<br />

702 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Het contact met het beroepenveld wordt op systematische basis onderhouden. RENO-Torhout organiseert<br />

overleg met en bevragingen van partner-/oefenscholen, mentoren, directies en andere vertegenwoordigers van<br />

het werkveld (begeleiders en inspecteurs). Contacten met het beroepenveld verlopen bij uitstek bij<br />

stagebezoeken. Op sleutelmomenten (bijvoorbeeld de opening van de nieuwbouw, proclamatie, congressen …)<br />

wordt een ruime delegatie van het beroepenveld uitgenodigd. De stagescholen worden regelmatig op de hoogte<br />

gehouden van aanpassingen in de visie op stage van de beide departementen. Verder onderhoudt RENO-<br />

Torhout al enkele jaren voeling met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven via het EMI-project (Education Meets<br />

Industry), waarbij per academiejaar deskundigen ter zake een tiental voordrachten/leersessies Organiseren.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat er een aantal bevragingen geweest is waarbij studenten en alle<br />

betrokkenen geraadpleegd werden. Het is echter niet duidelijk of bijvoorbeeld het werkveld/de mentoren op een<br />

voldoende representatieve en valide manier werden betrokken. Soms geeft het zelfevaluatierapport veeleer de<br />

indruk dat de bevragingen van deze laatste informeel verliepen en dat de opleiding vooral ‘hoort’ wat binnen de<br />

eigen opvattingen past. De opleiding werkt voor een deel van de stages met een eigen vaste stageschool. Ten<br />

aanzien van deze stageschool, maar ook ten aanzien van de andere individuele stagescholen, ziet de opleiding<br />

zichzelf veeleer vanuit een hiërarchische positie als ‘begeleider’ dan als een ‘gelijkwaardige professional’. Dit kan<br />

een effect hebben op enerzjds de ingesteldheid waarmee het werkveld feedback geeft, en anderzijds op de<br />

ingesteldheid waarmee de opleiding de inbreng ernstig neemt.<br />

Tijdens de visitatie werden deze vermoedens niet helemaal bevestigd. Het werkveld blijkt op geregelde tijdstippen<br />

feedback te kunnen geven, waarmee de opleiding terdege rekening houdt. Zo werd geschaafd aan de taal van de<br />

studenten. Anderzijds verwachten de stagescholen toch wel dat de studenten ‘vernieuwingen’ binnenbrengen in<br />

de stageschool. In dat opzicht worden de verwachtingen niet gemakkelijk ingevuld.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om het informatie- en raadplegingssysteem beter uit te bouwen en in een bepaalde<br />

frequentie te herhalen.<br />

De commissie beveelt ook aan om het werkveld formeler en intensiever te betrekken bij de kwaliteitszorg van de<br />

opleiding.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 703


Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

goed<br />

voldoende<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding beschikt over een dynamisch kwaliteitszorgsysteem, gebaseerd op de PCDA-methodiek;<br />

- er worden periodieke bevragingen georganiseerd op diverse terreinen aangaande het <strong>onderwijs</strong> en met<br />

relevante doelgroepen;<br />

- er is een cultuur van positieve, zelfkritische ingesteldheid aanwezig;<br />

- er is een IKZ-instrumentarium beschikbaar;<br />

- er is duidelijk sprake van een verbeteringsbeleid;<br />

- er is een actieve betrokkenheid van studenten, lectoren en het werkveld bij interne kwaliteitszorg.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

704 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

RENO-Torhout wil <strong>onderwijs</strong>rendement vooral bekijken vanuit langetermijndenken en dus vanuit zorg voor<br />

kwaliteit. Alle docenten stellen daarom liever de vraag ‘Hoe goed zijn onze geslaagden’ dan ‘Hoeveel zijn er<br />

geslaagd’. Kwantiteit komt in hun redenering op de tweede plaats.<br />

In deze context vindt RENO-Torhout het systeem van individuele studietrajecten, dat de studenten kansen biedt<br />

om een opleiding in het hoger <strong>onderwijs</strong> succesvol te doorlopen, een goede zaak. Deze zinvolle doorbreking van<br />

het leerstofjaarklassensysteem werkt zeker motiverend voor de student. De praktische organisatie van een<br />

dergelijk systeem is evenwel in de reguliere dagopleiding niet gemakkelijk, en het doorbreken van de jaarklas<br />

heeft ook minder gunstige effecten. Op het niveau van de opleiding komt bijvoorbeeld het dialogale leren in een<br />

vaste klasgroep in het gedrang; voor de student resulteert deze flexibilisering in een vals gevoel van comfort.<br />

Het eigenlijke rendement van de lerarenopleiding is af te lezen uit de tevredenheid van het werkveld en uit de<br />

scholingsgraad die in het Vlaamse <strong>onderwijs</strong> wordt gehaald. De opleiding stelt dat het goed zit met de<br />

slaagcriteria als er alleen maar sporadisch opmerkingen komen over het minder goed functioneren van een<br />

RENO-afgestudeerde.<br />

De realisatie van de doelstellingen wordt rechtstreeks getoetst door middel van evaluaties van de student door de<br />

docent. De resultaten van de student bij stageactiviteiten, permanente evaluatie, examens, eindwerk … geven<br />

een duidelijk beeld van het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen. De student doet ook een uitspraak<br />

over de realisatie van de doelstellingen bij zichzelf. Dit gebeurt bij alle vormen van zelfevaluatie en assessment<br />

(product- of procesportfolio, logboek …). Daarnaast komt er ook een evaluatie door het werkveld. Deze<br />

bevindingen worden dan teruggekoppeld naar het opleidingsconcept van een volgend academiejaar.<br />

Internationalisering is een opdracht van de hogeschool. KATHO telt ongeveer 250 partners. De lerarenopleiding<br />

heeft 40 partners in Europa, 2 in Azië en 2 in Afrika. Deze internationalisering krijgt vorm in studenten- en<br />

docentenmobiliteit en deelname aan educatieve netwerken. In de academiejaren 2002-2003, 2003-2004 en 2004-<br />

2005 gingen voor ILSO 56 studenten UIT (intercontinentalen inbegrepen). Er kwamen (voor ILLO en ILSO<br />

samen) 60 studenten IN (alleen Erasmus). Met de ILLO-studenten UIT inbegrepen is dit dus een verhouding van<br />

ongeveer 2 studenten UIT tegenover 1 student IN. Grosso modo schommelt het percentage Erasmus-UIT tussen<br />

10 en 15 procent van het totale studentenaantal derdejaarsstudenten. Gemiddeld gaan per academiejaar 15<br />

docenten naar het buitenland. RENO-Torhout ontvangt jaarlijks een 10-tal buitenlandse docenten.<br />

Een drietal docenten van RENO-Torhout neemt actief deel aan internationale educatieve netwerken, als (board)<br />

member of als gewoon lid. Door deze netwerken worden regelmatig congressen georganiseerd in binnen- en<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 705


uitenland. Voor het academiejaar 2005-2006 staat een bevraging naar de meerwaarde van internationalisering<br />

(studenten- en docentenmobiliteit) op de rol.<br />

Een gevarieerd pakket aan stage-ervaringen bereidt de studenten voor op uiteenlopende domeinen in en vormen<br />

van <strong>onderwijs</strong>. In het afstudeerjaar krijgen de studenten informatie over alle aspecten van de instap op de<br />

arbeidsmarkt (sollicitatie, contacten met VDAB, arbeidsrechterlijke voorschriften, personeelsstatuut, wetgeving en<br />

deontologie, bevoegdheid van begeleiding en inspectie …). Tevens worden contacten georganiseerd met<br />

sommige begeleiders uit het werkveld (DPB Godsdienst, Informatica). Ook de sessies door studiemeestersopvoeders<br />

zijn in deze context relevant.<br />

In de uitstroomfase worden de mogelijkheden en wensen verkend met betrekking tot tewerkstelling of verdere<br />

studie. De studenten worden voorbereid op hun nieuwe statuut van werkzoekende of werknemer. Ze leren<br />

solliciteren en krijgen informatie van de VDAB. Er wordt een databank van/voor werkzoekenden bijgehouden. De<br />

opleidingscoördinator informeert ook over mogelijke vervolgopleidingen, zowel binnen als buiten KATHO.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat de lerarenopleiding door de afgestudeerden doorgaans als erg<br />

positief wordt gepercipieerd. Voor beide ILSO-opties werden eind juni 2005 de afgestudeerden (1999- 2000 tot en<br />

met 2003-2004) bevraagd. Erg nadrukkelijk worden als sterke punten van de RENO-opleiding vermeld:<br />

praktijkgerichtheid, kennis van vakinhoud en opleiding tot zelfstandigheid. Als aandachtspunten worden<br />

problemen rond klashouden/klasmanagement en communicatie met externen aangestipt.<br />

Via een bevraging van de afgestudeerden wordt getracht een overzicht te hebben op tewerkstelling. De meeste<br />

afgestudeerden ILSO-AV zijn tewerkgesteld zijn in het (<strong>secundair</strong>) <strong>onderwijs</strong>. De meerderheid van hen heeft een<br />

voltijdse opdracht. Enkelen studeren verder of zijn nog werkzoekend. Uit een detailbevraging bleek dat de meeste<br />

studenten ILSO-AV al tijdens de laatste maanden van hun opleiding of heel kort na hun diplomering uitzicht<br />

hebben op werk. De tewerkstellingsgraad van de afgestudeerden ILSO-LO is meer divers. Het aantal<br />

afgestudeerden dat een baan vindt in het <strong>onderwijs</strong>, is lager dan in ILSO-AV. Velen werken echter toch in het<br />

verlengde van hun studie: als medisch vertegenwoordiger, uitbater van een fitnessclub, sportfunctionaris, reis- of<br />

vrijetijdsanimator, trainer … of ze geven freelancecursussen (beweging, fitheid, dans, survival, gevechtssporten,<br />

verdedigingstechnieken enzovoort).<br />

Uit de contacten met het <strong>onderwijs</strong>werkveld komt naar voren dat de meeste studenten starten in functies op het<br />

niveau van hun kwalificatie. Anderen starten onder het OHP- of ATP-statuut, eventueel gecombineerd met een<br />

deeltijdse betrekking als leraar.<br />

Uit recente bevragingen en overlegmomenten door RENO blijkt dat het werkveld tevreden is over het niveau van<br />

de huidige afgestudeerden. Uit de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat de directies<br />

tevreden tot erg tevreden zijn over de vakinhoudelijke kennis, de praktijkdeskundigheid, de kennis van<br />

vakdidactiek en de zelfredzaamheid van de afgestudeerden. Verder worden nog significant vermeld: hun<br />

professionaliteit, hun vaardigheden om samen te werken, hun aanpassingsvermogen en hun enthousiasme,<br />

dynamiek en openheid. Anderzijds vragen de directies nog meer aandacht voor de kennis van leerplannen en<br />

eindtermen, voor overleg in het team, voor nieuwe didactische werkvormen, aanpak en media, voor<br />

klasmanagement, voor zorg, leerlingenvolgsystemen en leren leren, voor integratie van ICT-vaardigheden en<br />

voor de houding van de stagiair respectievelijk de beroepsfierheid van de afgestudeerde. Dat beide lijsten elkaar<br />

op sommige punten tegenspreken, zal wellicht te maken hebben met wie de respondenten voor ogen stond.<br />

De commissie heeft geconcludeerd dat het gerealiseerde niveau van de afgestudeerden hoog kan worden<br />

genoemd. Dat geldt zowel voor de vakinhoudelijke kwaliteit, de vakdidactische aanpak als voor een groot aantal<br />

andere basiscompetenties. Dit blijkt uit informatie van afgestudeerden, van het werkveld en van de eindwerken.<br />

706 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Met betrekking tot de stages en het eindwerk heeft de commissie kunnen vaststellen dat in de beide ILSO-opties<br />

de laatste jaren vele inspanningen zijn geleverd om de opleiding nog beter af te stemmen op de reële<br />

<strong>onderwijs</strong>praktijk. De commissie heeft een positief beeld van de kwaliteit van de stages en eindwerken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de internationaliseringspraktijk kritisch te evalueren en conform de vooropgestelde<br />

competentie uit te werken.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en de<br />

50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

In de mate dat de student bij zijn inschrijving duidelijk gemaakt is wat de studieverwachtingen zijn, mag en moet<br />

elke opleiding binnen de KATHO-hogeschool ervan uitgaan dat ze de opdracht heeft het studeren van alle<br />

kandidaten optimaal en individueel te begeleiden. In die zin is het gehanteerde streefcijfer 100 procent.<br />

Ten opzichte van de situatie in Vlaanderen in 2000-2001 zijn de slaagcijfers voor de generatiestudenten in ILSO-<br />

AV eerder hoog, maar voor ILSO-LO eerder laag. Samen benaderen de opties AV en LO het Vlaamse<br />

gemiddelde. Enkel in ILSO-LO deden de niet-generatiestudenten het opmerkelijk beter dan de<br />

generatiestudenten. ILSO-AV volgde hier niet de Vlaamse trend (57,52 procent).<br />

Van studenten met een vooropleiding aso slaagde in 1 ILSO-AV minstens twee derde; in het academiejaar 2004-<br />

2005 zelfs driekwart. Een derde tot een kwart slaagde dus niet. Van studenten met een vooropleiding tso slaagde<br />

in 1 ILSO-AV een derde tot de helft. Twee derde tot de helft slaagde niet. De vier eerstejaarsstudenten uit de<br />

laatste drie academiejaren met een bso-opleiding slaagden niet. Het contingent geslaagde studenten na het<br />

eerste opleidingsjaar ILSO-AV is qua vooropleiding samengesteld uit respectievelijk 61 procent, 71 procent en 56<br />

procent aso en respectievelijk 39 procent, 29 procent en 44 procent tso. De slaagkans voor studenten met een<br />

aso-vooropleiding is voor ILSO-AV beduidend hoger dan voor studenten met een tso-vooropleiding.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 707


Het contingent geslaagde studenten na het eerste opleidingsjaar ILSO-LO is qua vooropleiding samengesteld uit<br />

respectievelijk 42 procent, 34 procent en 33 procent aso en respectievelijk 58 procent, 66 procent en 67 procent<br />

tso. Het aantal studenten uit het aso dat uit het eerste opleidingsjaar overgaat, is ongeveer een derde. De<br />

slaagkans voor studenten met een aso-vooropleiding is voor ILSO-LO licht hoger dan voor studenten met een<br />

tso-vooropleiding.<br />

In ILSO-AV slaagden relatief gezien beduidend meer meisjes in het eerste opleidingsjaar. Op het einde van het<br />

eerste opleidingsjaar neigt de ratio op het vlak van geslacht al naar twee op één. In ILSO-LO slaagden relatief<br />

gezien iets meer meisjes in het eerste opleidingsjaar. De verhouding jongens/meisjes wordt daardoor twee op<br />

één. In absolute aantallen slagen in ILSO-LO in het eerste opleidingsjaar aanzienlijk veel jongens uit een tsovooropleiding<br />

niet.<br />

In ILSO-AV daalde het aandeel van de ingeschreven generatiestudenten in het eerste opleidingsjaar van 70<br />

procent via 65 procent naar 60 procent. Van de generatiestudenten die deelnamen aan de examens, slaagde<br />

respectievelijk 75 (67) procent, 55 (49) procent en 71 (60) procent. In ILSO-LO maakte het aantal ingeschreven<br />

generatiestudenten in het eerste opleidingsjaar ongeveer twee derde (67 procent, 63 procent en 73 procent) uit<br />

van de hele groep eerstejaarsstudenten. Van wie deelnamen aan de examens, slaagde respectievelijk 46<br />

procent, 36 procent en 32 procent. De generatiestudenten in ILSO-LO brengen het er dus duidelijk minder goed<br />

af dan de niet-generatiestudenten.<br />

In ILSO-AV ligt het aantal studenten dat het normale traject in 3 jaar doorloopt over de laatste vijf jaar op een<br />

gemiddelde van ruim 83 procent (4 op 5 dus). Ongeveer 15 procent van de studenten heeft een extra jaar nodig.<br />

Enkele studenten doen 5 jaar over het normale traject. De gemiddelde studieduur van de student ligt met 3,18<br />

rond 3 jaar en 2 tot 3 maanden.<br />

In ILSO-LO ligt het aantal studenten dat het normale traject in 3 jaar doorloopt over de laatste 5 jaar op een<br />

gemiddelde van 65 procent (ongeveer 2 op 3 dus). Ongeveer 31 procent van de studenten (of 1 op 3) heeft een<br />

extra jaar nodig. Elk jaar doen een paar generatiestudenten 5 jaar over het normale traject. De gemiddelde<br />

studieduur van de generatiestudent ligt met 3,38 rond 3 jaar en 4 maanden.<br />

Om enig zicht te krijgen op het fenomeen studie-uitval bevraagt RENO-Torhout vanaf het academiejaar 2004-<br />

2005 de studenten die tijdens de studie afhaken. Vooralsnog heeft dit voor de inrichting en het concept van de<br />

opleiding geen relevante gegevens opgeleverd: de studenten attribueren grotendeels intern.<br />

In de beide opties doet zich in het eerste opleidingsjaar een belangrijke selectie voor. Een groot aantal van de<br />

niet-geslaagden blijft – evenwel met studievertraging – in de opleiding met een IAJ-programma. Voor het<br />

academiejaar 2005-2006 telt de ILSO-LO afdeling al een derde studenten met een aangepast leertraject; dit is<br />

een verdubbeling tegenover het voorafgaande academiejaar. Omdat deze vorm van flexibilisering nog geen drie<br />

jaar in werking is, staat nu al vast dat dit fenomeen de komende jaren nog aanzienlijke uitbreiding zal nemen.<br />

De commissie heft vastgesteld dat het <strong>onderwijs</strong>rendement van de opleiding overeenkomt met wat in Vlaanderen<br />

gebruikelijk is. Sterk is dat de opleiding nader bekeken heeft wat de relatie is tussen slaagkans en inzet.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie beveelt aan om de analyse tussen slaagkans en inzet verder uit te werken en in concrete<br />

maatregelen te vertalen.<br />

708 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding levert breed inzetbare afgestudeerden af, maar beschikt niet over streefcijfers;<br />

- de rendementscijfers zijn bekend: de gemiddelde studieduur over de laatste 3 jaar ligt tussen 3,14 en 3,16<br />

jaar (AV), en tussen 3,34 en 3,50 jaar (LO); het gemiddelde slaagpercentage van eerstejaarsstudenten<br />

bedraagt gemiddeld voor de laatste 3 jaar 59,6 procent (AV) en 44,7 procent (LO) procent voor alle<br />

ingeschrevenen; voor studenten die gebruikmaken van alle examenmogelijkheden is dit 67,58 procent (AV)<br />

en 50,5 procent (LO).<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 709


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

710 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid goed<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid goed<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding voldoende<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten goed<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

goed<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 711


712 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Hoofdstuk 16 Plantijnhogeschool – Hogeschool van de Provincie Antwerpen<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Plantijnhogeschool<br />

De lerarenopleiding aan de Plantijnhogeschool kent een lange voorgeschiedenis. Ze dankt haar ontstaan aan een<br />

initiatief van de provincie in het midden van de 20ste eeuw, toen deze besloten had beroepsopleidingen en later<br />

ook technische opleidingen aan te bieden daar waar het vrije initiatief of andere openbare inrichters dit hadden<br />

nagelaten. Ze deed dit in de nabijheid van industrie, landbouw en veeteelt. De provincie wilde daarmee<br />

vormingskansen voor de jeugd creëren binnen een ruim sociaalmaatschappelijk veld. Met de technische<br />

regentaten Huishoudkunde, Kleding, Handel en Land- en tuinbouw, verzorgde de provincie de doorstroming van<br />

de <strong>secundair</strong>e technische en beroepsopleidingen van twee provinciale scholen in Antwerpen en Mechelen. Die<br />

hogere opleidingen vormden als het ware de bovenbouw van die <strong>secundair</strong>e scholen.<br />

In 1987 werden de regentaten, samen met het regentaat Land- en Tuinbouw uit Mechelen, de opleiding<br />

Secretariaatsmanagement en de GPB-opleiding uit Boom, ondergebracht in de PHIAM. Vanaf het ontstaan van<br />

de fusiehogeschool Provinciale Hogeschool Antwerpen in 1995 tot 2001 zijn de lerarenopleidingen<br />

organisatorisch steeds meer samengebracht en zijn ze deel gaan uitmaken van het departement aan de<br />

Kronenburgstraat, samen met de opleidingen in de studiegebieden Industriële Wetenschappen en<br />

Gezondheidszorg. De inspanningen van de hogeschool hebben uiteindelijk geresulteerd in één enkele campus<br />

voor alle <strong>onderwijs</strong>activiteiten van de lerarenopleiding.<br />

Vanaf 2002 werd de richting Biotechnieken/Land- en Tuinbouw geleidelijk aan (jaar na jaar) afgebouwd, omwille<br />

van het kleine aantal studenten en de geringe vraag naar afgestudeerden.<br />

Met het invoeren van het Bamadecreet vanaf het academiejaar 2004-2005 veranderde het departement met<br />

vestiging aan de Kronenburgstraat van naam. De opleiding Laboratorium- en Voedingstechnologie werd immers<br />

gesplitst in de opleiding Biomedische Laboratoriumtechnologie en een opleiding Voedings- en Dieetkunde. De<br />

nieuwe naam van het departement luidt: Laboratoriumtechnologie, Lerarenopleiding en Voedings- en Dieetkunde<br />

(afgekort LV) en telt vier verschillende opleidingen. Daarvan is de Lerarenopleiding de kleinste.<br />

De vier aangeboden professionele bacheloropleidingen zijn:<br />

- Chemie (met drie afstudeerrichtingen in het derde jaar),<br />

- Biomedische Laboratoriumtechnologie (met twee afstudeerrichtingen in het derde jaar),<br />

- Voedings- en Dieetkunde,<br />

- <strong>Onderwijs</strong>, Secundair <strong>Onderwijs</strong> optie: voeding-verzorging-kleding, met daarbij (naar keuze) technologische<br />

opvoeding-biologie-kleding (= mode).<br />

Sinds het inleveren van het zelfevaluatierapport heeft, in het kader van het nieuwe Decreet op de<br />

lerarenopleiding, de Vlaamse overheid de intentie om de richting voeding-verzorging-kleding op te splitsen. In de<br />

toekomst zou de Lerarenopleiding van de Plantijnhogeschool dan ook de major mode aanbieden, naast de major<br />

voeding-verzorging.<br />

De Plantijnhogeschool, sinds 2001 lid van de AUHA (Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen), is in de<br />

huidige Vlaamse context een kleinere hogeschool met ongeveer 3.300 studenten en circa 350 personeelsleden in<br />

5 departementen. Het departement LV telde in 2004-2005 430 studenten, verdeeld over de 4 opleidingen, en<br />

stelde 56 personeelsleden tewerk, van wie 42 lectoren. In de lerarenopleiding waren in datzelfde academiejaar 55<br />

studenten ingeschreven en werkten er 12 lectoren. De Lerarenopleiding is beperkt in omvang, en de directie en<br />

het personeel realiseren zich dat de leefbaarheid van de Lerarenopleiding op middellange termijn onder druk<br />

staat. De opleiding heeft haar hoop gevestigd op het splitsen van de cluster voeding-verzorging-kleding in het<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 713


nieuwe decreet voor een toename van het aantal studenten. Binnen de schoot van de Associatie Universiteit en<br />

Hogescholen Antwerpen neemt de Lerarenopleiding van de Plantijnhogeschool deel aan het Expertisenetwerk<br />

Lerarenopleiding.<br />

714 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De algemene competenties, de algemene beroepscompetenties en de beroepsspecifieke competenties op het<br />

niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar zijn duidelijk herkenbaar in de lijst ‘Basiscompetenties leraren’,<br />

zoals vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse regering (september1998).<br />

NVAO-kader Niveau en oriëntatie<br />

Algemene competenties<br />

Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

Basiscompetenties leraren<br />

(Bijlage DSRK)1<br />

Het verwerven en verwerken van informatie 1.3, 1.6, 1.10.1, 2.4, 5.1 en 5.2<br />

Het vermogen tot kritische reflectie<br />

5.3.1 en A3<br />

Het vermogen tot projectmatig werken 1.4.2, 1.11.1, 1.7.3 en 10.1<br />

Het vermogen tot creativiteit<br />

Het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken 7.2<br />

Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen<br />

De gerichtheid tot levenslang leren 3.1<br />

NVAO-kader Niveau en oriëntatie<br />

Algemene beroepsspecifieke competenties<br />

Het teamgericht kunnen werken<br />

Oplossingsgericht kunnen werken<br />

Het besef van maatschappelijke verantwoordelijk<br />

A8<br />

6.2, 6.3, 8.1.1 en 8.1.2<br />

Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

Basiscompetenties leraren<br />

(Bijlage DSRK)<br />

5.1.2, 6.3, 7.1, 7.2, 7.3 en A10<br />

5.3.1, A3 en A4<br />

NVAO-kader Niveau en oriëntatie Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

A7<br />

1 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren (29 september 1998) – leraar<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep1<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 715


Beroepsspecifieke competenties<br />

Het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van<br />

beginnende beroepsbeoefenaar.<br />

Basiscompetenties Leraren<br />

(Bijlage DSRK)<br />

De lijst ‘Basiscompetenties leraren’ wordt in<br />

het besluit van de Vlaamse regering<br />

gespecificeerd naar de verschillende<br />

lerarenopleidingen in Vlaanderen. Zij bevat<br />

een uitwerking met de specifieke<br />

interpretatie voor de bachelor <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

De doelstellingen van de Lerarenopleiding aan de Plantijnhogeschool zijn ingebed in de missie van de<br />

hogeschool en het beleidskader voor <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling. Met betrekking tot <strong>onderwijs</strong> zijn de krachtlijnen uit<br />

deze missie de volgende: hoger <strong>onderwijs</strong> en vorming van hoge kwaliteit; gerichtheid op de arbeidsmarkt en een<br />

internationale context; belang van kennisverwerving; klemtoon op persoonlijkheidsontwikkeling; studentgerichtheid;<br />

lerende organisatie; en flexibel, innoverend en toekomstgericht inspelen op de vraag naar levenslang leren.<br />

Het beleidskader voor <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling is een explicitering van de visie op <strong>onderwijs</strong> en dient als basis voor<br />

de programmaontwikkeling en <strong>onderwijs</strong>evaluatie van de opleidingen. In dit beleidskader kiest de hogeschool<br />

ervoor zich in haar <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling, zijnde de curriculumontwikkeling en <strong>onderwijs</strong>organisatie en meer<br />

bepaald de leeromgevingen en werkvormen, te richten op onder meer duidelijke beroepsgerichte competenties,<br />

op leereisen volgens wetenschappelijke inzichten, op studentenkenmerken, leereisen en waarden. Ze wenst<br />

tevens te zorgen voor competentiegerichte leeromgevingen.<br />

Voor de opbouw van haar doelstellingen baseerde de opleiding zich oorspronkelijk op het Decreet op de<br />

lerarenopleiding van 16 april 1996 van de Vlaamse Gemeenschap en het besluit van de Vlaamse regering van 29<br />

september 1998. Daarin staan de vereiste vaardigheden van een beginnende leerkracht beschreven,<br />

ondergebracht in functionele gehelen. In april 2004 werden de opleidingsdoelen herschreven in termen van<br />

competenties; dit gebeurde naar aanleiding van het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2004. In<br />

deze opleidingsdoelen geeft de opleiding aan welke algemene competenties en welke beroepscompetenties er<br />

worden nagestreefd. De algemene competenties in die opleidingsdoelstellingen nemen de vorm aan van<br />

attitudes: beslissingsvermogen, relationele gerichtheid, kritische ingesteldheid, leergierigheid, organisatievermogen,<br />

zin voor samenwerking, verantwoordelijkheidszin, creatieve gerichtheid, flexibiliteit, gerichtheid op<br />

adequaat en correct taalgebruik en communicatie. De beroepscompetenties zijn een vertaling van (een selectie<br />

van) de vaardigheden uit het Decreet op de lerarenopleiding in termen van competenties.<br />

Met het oog op een doorgedreven implementatie van het competentiegericht opleiden en een verheldering van de<br />

doelstellingen, heeft de opleiding de competenties uit haar opleidingsdoelstellingen geherformuleerd en<br />

vormgegeven in een eigen competentiemodel, dat erg herkenbaar en krachtig is voorgesteld in het beeld van een<br />

honingraat. Het honingraatmodel volgt een generieke structuur van vijf competentiedomeinen: persoonsgebonden,<br />

interactief, taakgebonden, leerbevorderend en vaktechnisch (domeinspecifiek) taakgebonden gedrag.<br />

Onder deze domeinen werden de competenties ondergebracht en die werden uitgewerkt in gedragsindicatoren.<br />

De eigen invulling van het competentiemodel geeft de opleiding een eigen gezicht. De commissie is van oordeel<br />

dat de opleiding met dit honingraatmodel goed tegemoetkomt aan de eisen wat betreft de nagestreefde<br />

algemene, beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties.<br />

De opleiding brengt de studenten op verschillende manieren in contact met haar doelstellingen en<br />

competentiemodel: via brochures van de hogeschool en de opleiding, via de verspreiding van het<br />

honingraatmodel in de leslokalen en via de casus die een dag in het leven van een leraar beschrijft. Op die dag<br />

plaatsen de studenten de verschillende competenties bij de respectieve activiteiten van de leerkracht. Uit de<br />

gesprekken met de studenten en de afgestudeerden bleek dat ze niet enkel goed op de hoogte zijn van het<br />

competentiemodel, maar er ook intensief mee werken en er voeling mee ontwikkelen. De competenties blijken het<br />

denken en handelen van de studenten te sturen.<br />

De brochures van de opleiding dienen ook als instrument om docenten, mentoren en werkveld te informeren over<br />

de doelstellingen en het competentiemodel van de opleiding. Ze worden voortdurend bijgeschaafd. De docenten<br />

716 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


hebben tot de ontwikkeling van het competentiemodel actief bijgedragen, het wordt door hen gedragen en ze<br />

laten hun denken en handelen erdoor sturen. Zij blijven bovendien betrokken bij het verder implementeren,<br />

houden er actief voeling mee, bijvoorbeeld in het kader van het project rond het evalueren van moeilijk meetbare<br />

competenties. De stagementoren krijgen ook via het stagevademecum en het stage-evaluatieformulier een<br />

overzicht van de door de opleiding beoogde competenties.<br />

In haar missie stelt de Plantijnhogeschool dat ze hoger <strong>onderwijs</strong> en vorming van hoge kwaliteit wil verstrekken,<br />

gericht op de arbeidsmarkt in een internationale context. Daarnaast geeft de hogeschool in haar beleidskader<br />

voor <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling aan dat ze de internationalisering wil uitbouwen. De commissie heeft vastgesteld dat<br />

in de Lerarenopleiding de internationalisering nog niet voldoende is uitgewerkt. Uit de gesprekken bleek echter<br />

dat onder impuls van de hogeschool, getuige de brochure Blik-opener, de opleiding in de nabije toekomst ernstige<br />

inspanningen zal leveren om internationalisering in al haar facetten verder te ontwikkelen. De commissie vraagt<br />

daarbij aandacht voor het inbouwen van echte internationale competenties in het curriculum.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt meer aandacht voor internationale competenties in het competentiemodel en het<br />

curriculum.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het competentiemodel van de Lerarenopleiding aan de Plantijnhogeschool is het resultaat van een intensieve<br />

denkoefening van de directie en het personeel van de opleiding. In de opleiding was er nood aan een<br />

samenhangend geheel van dagelijks werkbare doelstellingen in termen van competenties. Directie en personeel<br />

hebben zich bij de ontwikkeling van hun competentiemodel gebaseerd op een model van Jef Clement. Het<br />

resultaat van de denkoefening is het honingraatmodel geworden (zie ook facet 1.1). De opleiding heeft haar<br />

competentiemodel afgetoetst aan de decretale vereisten en zegt zich ook te herkennen in het domeinspecifieke<br />

referentiekader van de VLHORA. Uit de gesprekken bleek dat het model ook afgetoetst is aan de eisen van het<br />

werkveld.<br />

In dit honingraatmodel zijn de functionele gehelen en vaardigheden uit het Besluit van de Vlaamse regering van<br />

29 september 1998 en uit het domeinspecifieke referentiekader van de VLHORA, niet vlot herkenbaar. De<br />

commissie meent echter dat de vaardigheden uit de functionele gehelen in het honingraatmodel op een sterke<br />

wijze vertaald zijn. Het model is bovendien communicatief en goed hanteerbaar. De commissie stelde vast dat<br />

sommige van de competenties uit het model van de opleiding uit hun context gehaald zijn, en een vrij algemeen<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 717


en dus onvoldoende concreet karakter krijgen. Een betere inbedding in de functionele gehelen zou aan deze<br />

lacune tegemoet kunnen komen en zou kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van duidelijke leerlijnen in het<br />

programma.<br />

De opleiding profileert zich in de eerste plaats aan de hand van de richting die zij aanbiedt. Het gaat om de<br />

richting voeding-verzorging-kleding, gecombineerd met – naar keuze – biologie, technisch-technologische<br />

opvoeding (TTO) of kleding. De studenten verwerven na het behalen van hun diploma een erg brede<br />

<strong>onderwijs</strong>bevoegdheid. De aard van de aangeboden richting maakt dat de opleiding in sterke mate contacten<br />

onderhoudt met het tso en bso en in mindere mate met het aso. Daarnaast geeft de opleiding aan erg<br />

praktijkgericht te willen werken en een sterke wetenschappelijke basis uit te bouwen. De Lerarenopleiding maakt<br />

deel uit van een departement waarin ook opleidingen Chemie, Biomedische Laboratoriumtechnologie en<br />

Voedings- en Dieetkunde worden ingericht. De nabijheid van deze opleidingen biedt een meerwaarde om die<br />

wetenschappelijke basis in de Lerarenopleiding effectief in te brengen in het curriculum. De commissie staat<br />

positief tegenover de troeven van de opleiding en erkent de moeilijkheden die gepaard gaan met de erg brede<br />

<strong>onderwijs</strong>bevoegdheid waarvoor de studenten in de richting voeding-verzorging-kleding opgeleid moeten worden.<br />

De opleiding geeft aan zowel informeel als formeel contacten te onderhouden met het beroepenveld. In de eerste<br />

plaats richt ze zich daarbij op de stagescholen. Negen van de twaalf lectoren van de opleiding worden als<br />

stagebegeleider ingezet en komen zo direct in contact met de stagescholen. Deze contacten zijn voor de<br />

opleiding de belangrijkste bron van informatie wat betreft de afstemming met het beroepenveld. Dat neemt niet<br />

weg dat ze ook ernstige inspanningen levert om via andere kanalen te laten reflecteren over de opleiding. Zo<br />

houdt de opleiding enquêtes bij oud-studenten die zelf als leerkracht aan de slag zijn, betrekt ze externe<br />

deskundigen bij de jury van eindwerken en neemt ze deel aan externe werkgroepen of netwerken. De commissie<br />

kon in de documentatie moeilijk nagaan in welke mate de feedback uit de goed onderhouden contacten met het<br />

werkveld ook effectief invloed heeft op eventuele bijsturingen van de doelstellingen, of – wat de Lerarenopleiding<br />

aan de Plantijnhogeschool betreft – van het honingraatmodel. De commissie heeft ook vastgesteld, zelfs wanneer<br />

de opleiding in de gesprekken aangeeft dat ze het beroepenveld formeel betrekt, dat hierin meer systematiek zou<br />

kunnen worden gebracht.<br />

De Plantijnhogeschool maakt deel uit van de Associatie Universiteit en Hogescholen van Antwerpen. Binnen dit<br />

verband neemt de opleiding deel aan een werkgroep Lerarenopleiding, die een zestal keer per jaar samenkomt.<br />

Binnen deze werkgroep worden er, ook in subwerkgroepen, ervaringen en informatie gedeeld, trainingen en<br />

lezingen georganiseerd en worden er mensen uitgestuurd naar relevante internationale congressen. Naast de<br />

samenwerking binnen de associatie onderhoudt de Lerarenopleiding ook goede contacten met het Provinciaal<br />

Pedagogisch Instituut, dat instaat voor pedagogische begeleiding van (nieuwe) leerkrachten in het provinciaal<br />

<strong>onderwijs</strong>. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om zichzelf regelmatig te spiegelen aan de<br />

lerarenopleidingen van de partnerhogescholen in de associatie en om evoluties en tendensen, ook internationaal,<br />

te volgen. De commissie wenst aan te stippen dat in de gesprekken met de opleiding bevestigd werd dat de<br />

vergaarde informatie op systematische wijze wordt gedeeld tussen de lectoren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt dat het gehanteerde competentiemodel opnieuw beter zou aansluiten bij de functionele<br />

gehelen zoals vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse regering.<br />

De commissie vraagt om sommige competenties beter te definiëren door ze in de relevante context te situeren.<br />

Een betere inbedding in de functionele gehelen is hierbij een mogelijke piste.<br />

De commissie vraagt een systematische afstemming met het beroepenveld met betrekking tot het<br />

competentiemodel.<br />

718 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De opleiding beschikt over een sterke vertaling van de decretale basiscompetenties onder de vorm van een<br />

eigen competentiemodel. Een verfijning van de afstemming tussen het competentiemodel en de functionele<br />

gehelen is aangewezen. Het model kan aangevuld worden met internationale competenties.<br />

- Het competentiemodel is communicatief, hanteerbaar en doorleefd, en kent een breed draagvlak.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 719


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De Lerarenopleiding van de Plantijnhogeschool beschikt met haar honingraatmodel over een krachtig instrument,<br />

dat consequent ingezet wordt in alle geledingen en <strong>onderwijs</strong>activiteiten van de opleiding, zo ook bij de invulling<br />

van het programma. De opleiding verwijst in de ECTS-fiches van de opleidingsonderdelen naar concrete<br />

doelstellingen uit het honingraatmodel en expliciteert ze. Ook in de taakomschrijvingen en de opdrachtenbundels<br />

verwijst de opleiding naar de competenties. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding effectief het<br />

honingraatmodel uitwerkt in alle opleidingsonderdelen, en dat het eigen opleidingsconcept duidelijk te herkennen<br />

is in het programma. De commissie stelt echter dat een kritische verfijning van de implementatie van het model<br />

aangewezen is.<br />

Het programma van de opleiding is opgebouwd uit een aantal algemene opleidingsonderdelen die over de drie<br />

opleidingsjaren terugkomen, een aantal opleidingsonderdelen die thuishoren bij de vakspecialiteit voedingverzorging-kleding<br />

of de vakspecialiteit van het keuzevak van de student (biologie, technisch-technologische<br />

opvoeding of mode), begeleid zelfstandig werk, projectweken en stages. De opleidingsonderdelen evolueren van<br />

een inleidend karakter (eerste jaar) naar een uitdiepend en zelfs gespecialiseerd karakter (derde jaar). In het<br />

derde jaar kiezen de studenten tussen een uitdieping van voeding/verzorging of van kleding (mode).<br />

De algemene opleidingsonderdelen zijn communicatieve vaardigheden, agogische vaardigheden en<br />

pedagogische wetenschappen. De opleidingsonderdelen communicatieve vaardigheden en agogische vaardigheden<br />

worden in het derde jaar in elkaar geschoven. Op die manier schept de opleiding ruimte om de studenten<br />

meer diepgang te laten verwerven in de opleidingsonderdelen van de vakspecialiteiten voeding-verzorging of<br />

mode en van de vakspecialiteit die de student heeft gekozen bij de aanvang van de opleiding.<br />

De opleidingsonderdelen die verbonden zijn aan de vakspecialiteit voeding-verzorging-kleding vallen uiteen in<br />

vier delen: toegepaste wetenschappen, vakinhoudelijke opleidingsonderdelen, vakdidactiek en begeleid<br />

zelfstandig werk (enkel in het eerste jaar). De opleidingsonderdelen van het keuzevak van de student zijn<br />

gestructureerd rond een vakinhoudelijk gedeelte en een vakdidactisch gedeelte.<br />

In het derde jaar introduceert de opleiding een portfolio en projectweken in het curriculum. De portfolio wordt door<br />

de opleiding beschouwd als een competentiegericht opleidingsinstrument, hij is dan ook opgebouwd rond<br />

competenties: de studenten kiezen een sterk en minder sterk ontwikkelde competentie die ze verder gaan<br />

uitdiepen.<br />

720 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Met betrekking tot vakoverschrijdende elementen in het curriculum geeft de opleiding aan dat deze vooral<br />

terugkomen bij het begeleid zelfstandig werk, de casus rond ‘omgaan met diversiteit in probleemsituaties in een<br />

klassengroep’ en tijdens de projectweken.<br />

Sinds 2005 biedt de opleiding een studie-, credit- en examencontract. Studenten die niet gelaagd zijn voor alle<br />

opleidingsonderdelen maar wel ten minste 20 studiepunten hebben verworven, kunnen aanspraak maken op een<br />

individueel traject. De opleiding wordt ook in een deeltijds traject aangeboden. In een deeltijds traject realiseert de<br />

student het programma verspreid over twee jaar in plaats van in één jaar. Studieduurverkorting is mogelijk op<br />

basis van eerder verworven kwalificaties, en sinds 2006 kan er ook een aanvraag tot studieduurverkorting<br />

ingediend worden op basis van elders verworven competenties.<br />

De opleiding neemt een duidelijke optie om in de loop van de opleiding en vooral naar het derde jaar toe het<br />

belang van praktijkervaring te laten toenemen. De opleiding presenteert zichzelf in het algemeen als heel<br />

praktijkgericht. Daarnaast worden de studenten op talrijke momenten aangezet tot reflectie gericht op<br />

competenties en worden de verwachtingen naar de studenten met betrekking tot het zelfstandig functioneren in<br />

de loop van de opleiding opgevoerd. De commissie heeft uit de gesprekken met afgestudeerden en met het<br />

werkveld kunnen vaststellen dat de studenten zich vlot en zelfstandig kunnen inschakelen.<br />

Naar het academiejaar 2007-2008 heeft de opleiding een aantal vernieuwingen doorgevoerd die onder andere<br />

inspelen op het nieuwe Decreet op de lerarenopleiding. Op het moment van het visitatiebezoek had de opleiding<br />

enkel het eerste jaar van het nieuwe curriculum uitgewerkt. De belangrijkste vernieuwing is ongetwijfeld de<br />

splitsing van de cluster voeding-verzorging-mode in twee onderscheiden majors voeding-verzorging en mode.<br />

Daarnaast is de commissie ook de nieuwe groeiportfolio opgevallen die in het nieuwe programma vanaf het<br />

eerste jaar de studievoortgang in beeld zal moeten brengen en waarvan de portfolio in het derde jaar het sluitstuk<br />

moet worden. De groeiportfolio neemt als vertrekpunt het PSAI (Procesgericht Self-Assessment Instrument), een<br />

zelfevaluatieschaal die de betrokkenheid en het welbevinden bij de studenten evalueert.<br />

De commissie is van mening dat in de inhoud van het programma – dat bestaat uit inleidende, uitdiepende en<br />

specialiserende onderdelen – de relatie met de opleidingsdoelstellingen goed te herkennen is.<br />

Wat betreft de vakinhoudelijke invulling van de cluster voeding-verzorging-kleding, geeft de opleiding meermaals<br />

te kennen – ook tijdens de gesprekken – dat het onmogelijk is alle vakinhouden mee te geven waarvoor de<br />

studenten <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid zullen verwerven. In die optiek kiest de opleiding er resoluut voor om de nadruk<br />

te leggen op de competenties waarmee de afgestudeerde later zelfstandig de eventuele tekorten in de vakkennis<br />

kan wegwerken. De commissie erkent het probleem waarmee de opleiding worstelt en is verheugd dat dit<br />

probleem zich in de toekomst in mindere mate zal voordoen, gezien de splitsing van de cluster in het nieuwe<br />

Decreet op de lerarenopleiding. De commissie heeft in de gesprekken met zowel de afgestudeerden als het<br />

werkveld in elk geval kunnen vaststellen dat de opleiding met haar benadering van de problematiek met<br />

betrekking tot de bijzonder ruime <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid, tot op heden in haar opzet slaagt. Meer zelfs, de<br />

commissie is ervan overtuigd dat de opleiding de afgestudeerden de methodiek en attitude meegeeft om nieuwe<br />

situaties autonoom aan te pakken.<br />

De commissie heeft tijdens haar bezoek kunnen vaststellen dat de directie en het onderwijzend personeel<br />

geëngageerd zijn om het curriculum kritisch te benaderen en actueel te houden, dat er hiervoor ook structureel<br />

overleg is binnen de opleiding (zie ook Facet 5.1) en dat de opleiding in de nauwe contacten met het werkveld<br />

over het curriculum reflecteert, in de eerste plaats binnen het kader van de stages. In het structureel overleg is er<br />

ook aandacht voor nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied, bijvoorbeeld het nieuwe Decreet op de<br />

lerarenopleiding.<br />

De opleiding geeft ook aan dat de feedback van het werkveld en de vakgenoten met betrekking tot<br />

curriculumherziening in dit overleg aan bod komt. De commissie heeft echter geconstateerd dat die feedback<br />

meer op informele dan op formele wijze ingewonnen wordt.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 721


Zowel in de missie van de hogeschool als in de doelstellingen van de opleiding is er aandacht voor de<br />

internationale dimensie in het <strong>onderwijs</strong>. Deze aandacht wordt in het programma omgezet in concrete projecten<br />

en initiatieven, zoals de uitwisselingen met de partnerinstelling in Suriname, de reis naar Afrika of het project rond<br />

de internationale keuken in het kader van internationalisation@home. De opleiding probeert de studenten ook te<br />

motiveren om deel te nemen aan internationale uitwisselingen, bijvoorbeeld door de studenten in contact te<br />

brengen met ervaringsdeskundigen. Hoewel de opleiding inspanningen levert voor studenten- én<br />

docentenmobiliteit, is de commissie van mening dat het aanbod aan internationale activiteiten in het kader van de<br />

opleiding eerder beperkt is en dat er echte internationale competenties in de internationale projecten gerealiseerd<br />

moeten worden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt een kritische verfijning van het implementeren van het honingraatmodel.<br />

Het programma zou in ál haar facetten aangestuurd kunnen worden vanuit het honingraatmodel.<br />

Het werkveld en de vakgenoten kunnen op een meer structurele en formele manier betrokken worden bij de<br />

curriculumherziening.<br />

De commissie wil de opleiding aanmoedigen om de activiteiten met betrekking tot de internationale dimensie in<br />

de opleiding verder uit te breiden en te differentiëren.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft uit de aangeleverde informatie en de gevoerde gesprekken besloten dat er in de opleiding<br />

een hoog gehalte van toepassingsgerichte activiteiten aanwezig is en dat de studenten hierin doelgericht de<br />

nagestreefde competenties worden bijgebracht. Naast de stages, de projectweken en de portfolio die hieronder<br />

beschreven worden, kent de opleiding nog praktijkoefeningen voor de opleidingsonderdelen voeding, verzorging<br />

en biologie. De commissie heeft geconstateerd dat de opleiding de studenten zo opleidt, dat ze later in staat zijn<br />

zich op een zelfstandige wijze nieuwe leerstof eigen te maken en die tot een goede les(senreeks) uit te werken.<br />

De opleiding geeft aan veel belang te hechten aan de actualiteitswaarde van het programma. Ze geeft het<br />

personeel kansen tot bijscholing en verwacht dat de verworven expertise niet alleen gedeeld wordt met de<br />

collega’s, maar ook geïmplementeerd wordt in de relevante opleidingsonderdelen. De commissie heeft kunnen<br />

722 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


vaststellen dat de opleiding beschikt over actueel en aangepast didactisch materiaal en vakliteratuur, en erkent<br />

de inspanningen van de opleiding om de actualiteitswaarde permanent te bewaken.<br />

De opleiding geeft aan frequent in contact te komen met het beroepenveld via de pedagogische stages en op<br />

deze manier een goed beeld te hebben van wat het programma aan beroepsgerichte elementen dient te<br />

bevatten. Daarnaast hecht de opleiding veel belang aan voorafbeeldend <strong>onderwijs</strong> en verwacht ze van het<br />

onderwijzend personeel dat het de evoluties in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> ook implementeert in de eigen<br />

<strong>onderwijs</strong>praktijk. De commissie heeft vastgesteld dat de individuele docenten inderdaad zorg besteden aan het<br />

verstrekken van voorafbeeldend <strong>onderwijs</strong>. In het bijzonder wordt er, gezien de uitgebreidheid van het<br />

vakkenpakket waarvoor <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid mogelijk is, gewerkt met probleemoplossend <strong>onderwijs</strong>.<br />

Wat betreft specifieke beroepsgerichte ervaringen in een internationale context, concentreert de opleiding haar<br />

inspanningen voornamelijk rond het samenwerkingsproject met een Surinaamse school in Paramaribo. Binnen dit<br />

project gaan studenten op stage in de partnerschool. Op het moment van het visitatiebezoek werd dit project door<br />

de opleiding grondig geëvalueerd met het oog op een voortzetting in de toekomst. De opleiding waakt erover dat<br />

de studenten ook bij deze internationale stage goed voorbereid en opgevolgd worden, in functie van de te<br />

verwerven competenties.<br />

Uit een vorige visitatie is gebleken dat de aanpak van de wetenschappelijke opleidingsonderdelen meer<br />

toegepast kon zijn. De opleiding heeft dit verbeteringspunt ter harte genomen, en de commissie heeft kunnen<br />

vaststellen dat de aanpak van de wetenschappelijke opleidingsonderdelen inderdaad meer gericht is op de<br />

toepassing in de klas.<br />

Wat betreft maatschappelijke dienstverlening geeft de opleiding aan in de toekomst nieuwe initiatieven te<br />

oriënteren op niches in de arbeidsmarkt en op ‘levenslang leren’ voor oud-studenten. De opleiding heeft relatief<br />

weinig informatie verstrekt met betrekking tot maatschappelijke dienstverlening.<br />

Stage<br />

De stages vallen uiteen in twee soorten: de pedagogische en de vakkenstages.<br />

De opleiding geeft de pedagogische stage een centrale plaats. De nadruk ligt in de stages, net zoals in de<br />

opleiding in haar geheel, op de groeibevorderende houding van de toekomstige leerkracht in de begeleiding van<br />

de leer- en ontwikkelingsprocessen van de leerlingen.<br />

De pedagogische stages zijn progressief opgebouwd: in het eerste jaar 4 studiepunten, in het tweede jaar 7 en in<br />

het derde jaar 17 studiepunten. Met de toename van het belang van de pedagogische stages nemen ook de<br />

verwachtingen met betrekking tot zelfstandigheid van de student toe.<br />

De opleiding hecht er belang aan dat de studenten tijdens het eerste jaar al een echte ervaring opdoen, wat door<br />

de commissie gewaardeerd wordt. In het eerste jaar worden de pedagogische stages erg geleidelijk opgebouwd.<br />

De studenten komen uiteindelijk minimaal tien uur (in één week) voor de klas te staan in de eerste graad van het<br />

bso en tso, maar wel pas na zes halve dagen intramuros, na een intensieve training intramuros, met theorie en<br />

praktijklessen en na een grondige voorbereiding (met reflectiemomenten) van de stageweek zelf.<br />

In het tweede jaar laat de opleiding de studenten kennismaken met de leersituatie in de tweede graad van het<br />

tso. De stage is opgedeeld in twee periodes: de eerste periode omvat een lintstage (één dag per week gedurende<br />

zeven weken), de tweede periode gaat de student drie volledige weken op stage. Tijdens de lintstage zullen de<br />

studenten nog een groot deel van de mentor en de collega-studenten observeren, daar waar tijdens de tweede<br />

periode de studenten een belangrijk deel van de lesopdracht van de mentor zullen overnemen en actief<br />

deelnemen aan de activiteiten die niet lesgebonden zijn en wel bij de opdracht van de mentor horen.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 723


In het derde jaar gaan de studenten negen weken op stage (opgedeeld in drie periodes) en geven zij gemiddeld<br />

dertien uur per week les. De studenten werken nu in belangrijke mate zelfstandig en krijgen de kans om ervaring<br />

op te doen in de derde graad, aangevuld met lessen in de eerste en/of tweede graad. Ook de niet-lesgebonden<br />

activiteiten krijgen hun plaats in de stages van het derde jaar. Tijdens de derde stageperiode worden de<br />

studenten in het buso geplaatst en moeten ze volledig zelfstandig functioneren.<br />

Tijdens de pedagogische stages krijgen de studenten op geregelde tijdstippen de kans gegeven tot reflectie. De<br />

opleiding hecht hier veel belang aan met het oog op de ontwikkeling van een verantwoordelijkheidsgevoel met<br />

betrekking tot de eigen professionalisering. De studenten worden hierin bijgestaan door de stagebegeleider.<br />

Het concept van de pedagogische stages wordt door de commissie positief onthaald. Aan de hand van een<br />

opdrachtenbundel ziet de opleiding erop toe dat de juiste competenties nagestreefd worden tijdens de stages,<br />

ook wanneer de student er volledig zelfstandig op uit trekt. Uit de stageverslagen heeft de commissie bovendien<br />

kunnen opmaken dat de stages van een goed niveau zijn. De gesprekken met de stagementoren in de<br />

stagescholen hebben bovendien bevestigd dat de studenten over het algemeen goed voorbereid zijn, doorheen<br />

de stages in toenemende mate autonoom kunnen handelen, zich vlot kunnen inschakelen in de schoolcultuur en<br />

goed gevolgd worden. De opleiding geeft zelf aan dat er meer aandacht moet besteed worden aan de opdracht<br />

van de niet-lesgebonden activiteiten tijdens de stage, en de commissie deelt deze mening.<br />

Naast de pedagogische stages richt de opleiding ook vakkenstages in. De vakkenstages vinden plaats in het<br />

tweede en het derde jaar en geven de studenten de kans om vakgerichte praktijkervaring op te doen. De<br />

studenten die in het derde jaar voor mode kiezen, kunnen als uitdieping bijvoorbeeld op de ontwerpafdeling van<br />

een confectiebedrijf stage lopen. Deze ervaringsgerichte aanpak wordt door de commissie op prijs gesteld.<br />

Projectweken<br />

In het derde jaar worden er vijf projectweken ingelast. Twee van deze projectweken zijn opgebouwd rond<br />

vakoverschrijdende elementen in de algemene vakken, waarbij ook een residentieel programma rond leefsleutels<br />

hoort. Twee weken worden ingevuld rond het thema ‘wijn’ en de laatste week wordt ingevuld rond het keuzevak<br />

van de student (hetzij TO, Biologie of Mode).<br />

De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om het curriculum gedeeltelijk in te vullen via<br />

geïntegreerde projecten. De commissie heeft vastgesteld dat deze projecten inhoudelijk goed zijn uitgewerkt.<br />

De portfolio<br />

In het derde jaar werken de studenten een portfolio uit. In deze portfolio, die dienstdoet als eindwerk gaat de<br />

student twee, vrij te kiezen, competenties uitdiepen waarvan er een uit de groep van leerbevorderende<br />

competenties uit het honingraatmodel komt. De student kiest steeds voor één sterk ontwikkelde en één minder<br />

goed ontwikkelde competentie. De portfolio is gekoppeld aan de stage: de vroegere stage-ervaringen dienen als<br />

inspiratiebron voor het bepalen van de uit te diepen competenties en de student gaat, op basis van zelf<br />

verzamelde literatuur, de stage in het laatste jaar aangrijpen om de gekozen competenties verder te ontwikkelen.<br />

De opleiding benadrukt dat het honingraatmodel steeds het uitgangspunt blijft. Verder wordt er een cyclus van<br />

actie en reflectie gehanteerd en dient de student gebruik te maken van actuele media en materialen. De opleiding<br />

verwacht bij de uitwerking van de portfolio van de student een grote zelfstandigheid. Dat neemt niet weg dat de<br />

opleiding veel belang hecht aan een goede trajectbegeleiding door de portfoliobegeleiding en de lector-promotor.<br />

Zo krijgen de studenten al aan het einde van het tweede jaar een voorbereidende, algemeen oriënterende<br />

literatuurtaak.<br />

724 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


De portfolio’s die de commissie heeft kunnen inzien, waren van een goed niveau. De commissie vroeg zich wel af<br />

of het niet aangewezen is om slechts één competentie te laten uitwerken, gezien de al hoge werklast die de<br />

studenten aangeven te ervaren. De commissie was tevens de mening toegedaan dat de portfolio en de<br />

pedagogische stages in het derde jaar beter op elkaar kunnen afgestemd worden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie acht het aangewezen om tijdens de stage meer aandacht te besteden aan de activiteiten die niet<br />

lesgebonden zijn.<br />

De commissie wenst de opleiding aan te moedigen om de portfolio en de stages in het derde jaar nog beter op<br />

elkaar af te stemmen.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding geeft aan de coherentie van het programma in de eerste plaats te realiseren door het functioneel<br />

inschakelen van elk opleidingsonderdeel in het competentiemodel (honingraatmodel). De commissie heeft dit ook<br />

kunnen vaststellen aan de hand van de concordantietabel en de ECTS-fiches. De opleiding geeft hierin duidelijk<br />

weer welke competenties in welke opleidingsonderdelen worden nagestreefd.<br />

Uit het overzicht van de opleiding heeft de commissie geconcludeerd dat de opleiding leerlijnen heeft uitgewerkt<br />

in de opleiding, enerzijds de leerlijnen binnen sommige opleidingsonderdelen, met de volgtijdelijkheid, anderzijds<br />

de vakoverschrijdende leerlijnen binnen elk programmajaar uit het modeltraject. De commissie vraagt echter om<br />

de leerlijnen toch beter zichtbaar te maken in relatie tot de functionele gehelen die de context van het handelen<br />

van de leraar vormen, zelfs al bleek uit de gesprekken met de studenten dat die toch een goed beeld hebben van<br />

de verschillende rollen die zij als leraar moeten opnemen.<br />

De opleiding geeft zelf aan dat de samenhang tussen de opleidingsonderdelen algemene didactiek en<br />

vakdidactiek beter kan. Uit de gesprekken is gebleken dat de opleiding dit aandachtspunt op verschillende<br />

vlakken aanpakt, en de commissie wenst de opleiding in haar inspanning te ondersteunen. Ze geeft hierbij het<br />

advies om het competentiemodel verder als uitgangspunt te blijven nemen<br />

De volgtijdelijkheid is ook een belangrijk steunpunt in het samenstellen van individuele trajecten. De opleiding ziet<br />

erop toe dat die volgtijdelijkheid steeds nageleefd wordt, ook in de individuele, deeltijdse of verkorte opleidingstrajecten.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 725


Binnen de praktijkvakken en de pedagogische stages voeding-verzorging loopt het leertraject van de studenten in<br />

grote mate parallel met de opbouw van de leerplannen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. De opleiding beroept zich voor<br />

de samenhang in het programma deels op deze leerplannen.<br />

De commissie waardeert de logische en graduele opbouw van de stages doorheen de opleiding. De opleiding<br />

geeft verder ook aan in de algemene vakken regelmatig verbanden te leggen met wat de studenten in de stages<br />

of de portfolio aan competenties moeten inzetten. De opleiding geeft tevens aan dat bijna alle lectoren binnen hun<br />

opdracht ook stages begeleiden en dat de lectoren in alle opleidingsonderdelen verbanden leggen met de<br />

stageopdrachten.<br />

De samenhang van het programma wordt door het voltallige lectorenkorps bewaakt. Tijdens het tweewekelijks<br />

structureel overleg binnen de opleiding is dit een van de aandachtspunten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de leerlijnen, in relatie tot de functionele gehelen die de context van het handelen van<br />

de leraar vormen, beter zichtbaar te maken.<br />

De commissie wenst de opleiding aan te moedigen om met het competentiemodel als uitgangspunt de<br />

samenhang tussen de opleidingsonderdelen algemene didactiek en vakdidactiek verder uit te werken.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

726 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding geeft aan een aanvang te nemen met studietijdmetingen. Op het ogenblik van het visitatiebezoek<br />

waren er nog geen resultaten beschikbaar van deze studietijdmeting. De opleiding is vragende partij om voor de<br />

studietijdmeting gebruik te maken van de ondersteuning van de hogeschool.<br />

De opleiding heeft in het verleden wel getracht om uit de gesprekken met de studenten te achterhalen of de<br />

studietijd realistisch is. Bovendien heeft de opleiding op vraag van de tweedejaarsstudenten een inventaris<br />

gemaakt van alle opdrachten in het tweede jaar, met het oog op een betere spreiding van de werklast. De<br />

opleiding zal in de toekomst de nieuwe groeiportfolio ook inzetten om een beeld te krijgen van de studielast van<br />

de studenten.<br />

Tijdens het visitatiebezoek hebben de studenten, vooral de derdejaarsstudenten, aangebracht dat ze een grote<br />

werklast ervaren. De opleiding vraagt inderdaad een forse tijdsbesteding van de studenten; in de periodes buiten<br />

de stages is er sprake van 27 tot 35 contacturen per week. Daarnaast dienen de studenten taken te maken en<br />

examens voor te bereiden. Tijdens het bezoek heeft de opleiding aangegeven dat in de toekomst het aantal<br />

lesuren zal verminderen tot 22 per week. De commissie beveelt aan om, met het oog op het uitbalanceren van de<br />

werklast, de zinvolheid van de taken en opdrachten na te gaan en waar mogelijk overlappingen weg te werken.<br />

De studenten hebben wel aangegeven dat de lectoren op aangeven van de studenten zinnige verbeteringen in de<br />

werklast aanbrengen. Door de kleinschaligheid van de opleiding kunnen de lectoren, die zich toegankelijk<br />

opstellen, de vinger aan de pols houden en snel en in overleg bijsturen, indien dat noodzakelijk blijkt te zijn. De<br />

derdejaarsstudenten hebben aangegeven dat vooral de combinatie van de stages en de portfolio in het laatste<br />

semester als belastend ervaren wordt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt dat de opleiding de plannen met betrekking tot systematische studietijdmetingen en<br />

inventarisering van de studielast verder doorzet.<br />

De commissie beveelt aan om de zinvolheid van de taken en opdrachten na te gaan en waar mogelijk<br />

overlappingen weg te werken.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 727


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In haar didactisch concept kiest de opleiding in eerste instantie voor ‘leren door doen’. Daarnaast wilt ze een<br />

stimulerend leerklimaat creëren, hecht ze veel belang aan zelfinzicht en zelfreflectie, en kiest ze voor het<br />

bevorderen van het taakgebonden gedrag.<br />

Het ‘leren door doen’ wilt de opleiding realiseren door activerende werkvormen, door te putten uit eigen<br />

ervaringen en het stimuleren van de studenten tot zelfstandig exploreren vanuit eigen interesses, mogelijkheden<br />

en beperkingen. De opleiding probeert leerlingengericht te werken, met het oog op het creëren van het<br />

stimulerend leerklimaat. Ze maakt hierbij gebruik van didactisch-methodische vaardigheden en heeft aandacht<br />

voor interactief gedrag. De opleiding bouwt doorheen het curriculum aan het zelfinzicht van de studenten via de<br />

ontwikkelingsportfolio en door geregeld reflectiemomenten in te bouwen tijdens de stages. De studenten moeten<br />

reflecteren over hun leerproces en attitudevorming. Het taakgebonden gedrag probeert de opleiding te<br />

bevorderen door een ruime aandacht voor het leren plannen en organiseren, voor creativiteit en<br />

vernieuwingsgerichtheid, voor visie en maatschappelijke betrokkenheid.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding haar doel van voorafbeeldend <strong>onderwijs</strong> bereikt. Niet alleen<br />

willen de lectoren de studenten vele werkvormen laten toepassen, ze variëren ook zelf: leergesprekken,<br />

activerende werkvormen, zoals hoekenwerk, en coöperatieve groepswerken. Het aanbrengen van variatie in de<br />

lesvormen gebeurt evenwichtig, is afgestemd op de leerstijlen van de lectoren en vindt plaats in overleg binnen<br />

de opleiding. De commissie is ervan overtuigd dat dit bijdraagt tot een stimulerend leerklimaat. Ze heeft in de<br />

gesprekken ook vastgesteld dat de studenten melding maken van een goede afwisseling tussen theorie en<br />

praktijk, en dat ze in de verschillende werkvormen worden aangezet tot een hoge graad van participatie en<br />

activiteit.<br />

Daarnaast heeft de commissie vastgesteld dat de opleiding een breed spectrum aan werkvormen inzet om de<br />

beoogde competenties te ontwikkelen. Naast hoorcolleges worden oefensessies en practica georganiseerd, wordt<br />

geregeld gebruikgemaakt van aangepaste ICT-pakketten, zelfgestuurd <strong>onderwijs</strong>, studiebezoeken en stages.<br />

De opleiding heeft veel informatie verschaft met betrekking tot zelfgestuurd <strong>onderwijs</strong>. Ze focust daarbij op het<br />

begeleid zelfstandig werk (BZW), een vakoverschrijdende casus rond de competentie ‘omgaan met diversiteit in<br />

probleemsituaties in een klassengroep’ en een probleemgestuurd project in het derde jaar. Met betrekking tot het<br />

begeleid zelfstandig werk spreekt de opleiding van een studiewijzer die opgevat wordt als een geïntegreerd<br />

geheel van vakoverschrijdende competenties met verschillende product- en procesbegeleiders en duidelijk<br />

vooropgestelde evaluatiecriteria. De studiewijzer dient als leidraad bij het begeleid zelfstandig werk.<br />

De opleiding geeft aan dat ze een waaier van werkmiddelen inzet en de commissie onderschrijft dit. Naast de<br />

studiewijzer en de traditionele cursussen wordt er in heel wat opleidingsonderdelen gewerkt met recente<br />

handboeken uit het vakgebied. De commissie is van mening dat de cursussen zelf niet altijd up-to-date waren.<br />

Sommige lectoren zetten recent audiovisueel materiaal of overheadprojectie in, en een groot aantal lectoren<br />

werkt met projecties van op de pc, waaronder PowerPoint-presentaties. De opleiding stelt zich tot doel om bij het<br />

728 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


ontwikkelen van competenties de studenten ook vertrouwd te maken met de moderne werkmiddelen. Zo wordt er<br />

sinds kort een Smartboard ingezet en maakte de opleiding gebruik van het digitale platform Blackboard dat op het<br />

moment van de visitatie onderdeel was geworden van de E-campus, het nieuwe elektronische platform. De<br />

studenten hebben wel aangegeven dat het gebruik van het elektronische platform verbeterd kan worden.<br />

De opleiding geeft in haar didactisch concept aan dat ze het opleidingsprogramma zo goed mogelijk wil<br />

afstemmen op de wensen van het werkveld, en dat ze de uitbouw en de bijsturing ervan wil afstemmen op de<br />

succeservaringen van de studenten. Ze geeft aan hiertoe structureel overleg in te bouwen met het werkveld en de<br />

studenten, en de feedback daadwerkelijk op te volgen. De studenten hebben aangegeven dat de lectoren wel<br />

degelijk rekening houden met de geformuleerde aandachtspunten en verbeteringen implementeren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de inzet van de digitale platforms te optimaliseren.<br />

De commissie acht het aangewezen om meer aandacht te besteden aan het actualiseren van de cursussen.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft op het ogenblik van de visitatie vastgesteld dat de opleiding, directie en lectoren samen,<br />

begonnen is met de evaluatievormen structureel op het competentiegericht <strong>onderwijs</strong> af te stemmen. De opleiding<br />

concentreerde zich op het moment van de visitatie op de moeilijk meetbare competenties waarrond er in januari<br />

2006 door het onderwijzend personeel een training werd gevolgd. De commissie heeft een positieve evolutie<br />

waargenomen en wil de opleiding aansporen om op de ingeslagen weg verder te gaan en het competentiegericht<br />

evalueren verder uit te werken. De commissie beveelt hierbij graag aan om de evaluatievormen op hun<br />

deugdelijkheid te laten toetsen door peers. Gezien de betrokkenheid en hechtheid van de lectoren is de<br />

commissie van mening dat dit vlot mogelijk moet zijn.<br />

De studenten kunnen de evaluatievormen terugvinden in de ECTS-fiches van de opleidingsonderdelen. De<br />

algemene evaluatieprocedures en afspraken worden duidelijk en uitvoerig uitgelegd in het <strong>onderwijs</strong>- en<br />

examenreglement. Dit reglement volgt de decretale bepalingen. Het reglement vermeldt ook dat de<br />

studentenvertegenwoordiging geconsulteerd wordt bij het opstellen van het examenrooster.<br />

De evaluaties nemen uiteenlopende vormen aan, het is de lector die bepaalt welke examenvorm voor zijn/haar<br />

opleidingsonderdeel gehanteerd wordt. De opleiding kent naast de schriftelijke en mondelinge examens ook<br />

permanente evaluatie en praktische proeven, voor onder meer de opleidingsonderdelen voeding, verzorging en<br />

kleding. Waar nodig worden evaluatievormen gecombineerd. Voor sommige opleidingsonderdelen wordt bij de<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 729


evaluatie ook rekening gehouden met de attitude van de student en met contextuele aspecten. De stages en de<br />

portfolio worden op een aangepaste manier geëvalueerd.<br />

De studenten worden tijdens hun stage gevolgd door een stagebegeleider en ter plekke ook door de mentor. De<br />

opleiding voorziet bij de evaluatie van de stages drie elementen: de lesbeoordelingsformulieren, de<br />

evaluatiedossiers en de begeleidersvergaderingen. De lesbeoordelingsformulieren vermelden de competenties<br />

die de student moet ontwikkelen en worden door de mentoren ingevuld. Na elke stage vindt er een gesprek plaats<br />

tussen de stagementor en de student. De stagebegeleider overlegt ook steeds met de stagementor, en nadien<br />

wordt een begeleidersvergadering gehouden tijdens dewelke de begeleiders op basis van het evaluatiedossier<br />

een beoordeling vastleggen. Deze beoordeling wordt nadien besproken met de individuele studenten. De<br />

opleiding hecht er veel belang aan om in de beoordeling gelijke maatstaven te hanteren voor alle studenten. De<br />

manier van opvolgen, begeleiden en evalueren staat uitgebreid beschreven in het stagevademecum.<br />

Eén keer per jaar worden de mentoren uitgenodigd op een infoavond waarop het concept van de pedagogische<br />

stage en de visie op de verschillende stageactiviteiten worden uitgelegd. Die avond krijgen de mentoren ook de<br />

gelegenheid om bedenkingen en suggesties te formuleren. Daarnaast vindt geregeld overleg plaats tussen de<br />

mentoren die een bepaalde student begeleiden en de stagebegeleider van die student.<br />

De evaluatie van de portfolio gebeurt op basis van de schriftelijke neerslag en de mondelinge presentatie. Het zijn<br />

de portfoliobegeleider, de lector-promotor en twee externe juryleden die de beoordeling geven. Ze geven<br />

onmiddellijk na de mondelinge presentatie van elke individuele student een voorlopige quotering en leggen de<br />

definitieve quotering pas vast na afloop van alle mondelinge presentaties.<br />

De commissie heeft uit de gesprekken kunnen opmaken dat de studenten na de examens, bij de persoonlijke<br />

overhandiging van de rapporten, feedback krijgen van de lectoren en dat tijdens de loop van het academiejaar<br />

veelvuldig en vooral mondeling, informeel en op vraaggestuurde basis, feedback wordt gegeven. De commissie<br />

heeft geconstateerd dat deze werkwijze goed functioneert, maar wijst erop dat het goede functioneren van een<br />

informele feedback afhankelijk is van de goede contacten tussen studenten en lectoren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie wenst de opleiding aan te moedigen in het verder ontwikkelen van het competentiegericht<br />

evalueren en wenst hierbij aan te bevelen de evaluatievormen te onderwerpen aan een vorm van peerevaluation.<br />

De commissie beveelt aan om tijdens het academiejaar de feedback ten aanzien van de relevante onderdelen en<br />

op sleutelmomenten in de opleiding structureel te verankeren.<br />

730 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding hanteert geen andere toelatingsvoorwaarden dan dewelke decretaal vastgelegd zijn. Dat wil zeggen<br />

dat in elk geval iedereen met een diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> de opleiding kan aanvatten.<br />

De studenten hebben de keuze tussen een studie-, een credit- en een examencontract. Een individueel leertraject<br />

kan aangevraagd worden door elke student die ten minste 20 studiepunten heeft verworven. Het individuele<br />

traject wordt aangevuld met opleidingsonderdelen uit het hogere jaar tot een maximum van 60 studiepunten per<br />

academiejaar. De opleiding biedt het programma ook aan in een deeltijds traject. In dat geval neemt de student<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 731


per academiejaar ten minste 28 en ten hoogste 32 studiepunten op. De opleiding geeft te kennen dat er zich<br />

zelden studenten inschrijven voor dit deeltijdse traject.<br />

De opleiding voorziet ook studieduurverkorting op basis van eerder verworven kwalificaties (EVK) en elders<br />

verworven competenties (EVC). De Toelatingscommissie beslist over het al dan niet toekennen van vrijstellingen.<br />

In het geval van elders verworven competenties doet de Toelatingscommissie dit op basis van een eventuele<br />

erkenning van die competenties door de Beoordelingscommissie. Uit de gesprekken bleek dat de directie en de<br />

lectoren samen modules uitwerken ten behoeve van zij-instromers.<br />

Op basis van de gegevens van het academiejaar 2005-2006 heeft de opleiding vastgesteld dat meer dan 85<br />

procent van de studenten uit het tso komt en dat de overige studenten uit het bso komen. De studenten uit het tso<br />

hebben bijna allen sociaal-technische wetenschappen gevolgd in het <strong>secundair</strong> onderijs. Wat de differentiatie in<br />

de instroom betreft, heeft de opleiding vooral aandacht voor de aanwezigheid/afwezigheid van een vooropleiding<br />

mode. Studenten die geen vooropleiding mode hebben, worden gewezen op de extra inspanning die ze zullen<br />

moeten leveren voor het vak mode, net zoals de studenten die uit het bso komen, gewezen worden op de extra<br />

inspanningen die zij zullen moeten leveren voor de hele opleiding.<br />

De commissie heeft uit de gesprekken kunnen opmaken dat in het directe contact tussen docenten en studenten,<br />

dat in deze kleine opleiding erg laagdrempelig is, de docenten veel aandacht hebben voor eventuele<br />

leermoeilijkheden, zich erg goed bewust zijn van de achtergrond van de studenten en gedifferentieerd tewerk<br />

gaan waar nodig. Tijdens het tweewekelijkse overleg binnen de opleiding worden eventuele problemen en<br />

mogelijke strategieën consequent overlegd. Een differentiatie in aanpak bleek vooral nodig en goed uitgewerkt te<br />

zijn voor het opleidingsonderdeel mode.<br />

De commissie heeft een relatief hoge drop-out vastgesteld. De opleiding geeft te kennen dat ze zich bewust is<br />

van deze problematiek en de intentie heeft om nog meer dan vroeger studenten snel en goed bij te staan<br />

wanneer er zich studieproblemen voordoen. Daartoe heeft de opleiding zich ook ingeschakeld in het IDU-project<br />

van de hogeschool. In dit project onderzoekt men onder meer de verbanden tussen het instroomprofiel van de<br />

studenten enerzijds en de leerstijlen, de studievoortgang en de slaagkansen anderzijds. Zowel studenten als<br />

docenten werden bij dit project betrokken; beide groepen krijgen binnen dit project de kans om hun eigen leerstijl<br />

te ontdekken. De opleiding gaat in de <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling en in de studiebegeleiding rekening houden met de<br />

resultaten van dit project. De commissie staat positief tegenover de inspanningen van de opleiding met betrekking<br />

tot het opsporen en remediëren van eventuele leermoeilijkheden, die onder meer gebaseerd zijn op tekorten in<br />

het instroomprofiel van de individuele student.<br />

Daarnaast heeft de commissie uit de gesprekken afgeleid dat de drop-out ook te wijten is aan de uitgebreide<br />

cluster voeding-verzorging-kleding. De opleiding geeft aan dat er geen vooropleiding bestaat die de studenten de<br />

nodige voorkennis verschaft voor de hele cluster en dat dit tot moeilijkheden leidt. De studenten hebben ook<br />

aangegeven dat de combinatie niet vanzelfsprekend is. De commissie sluit zich bij de opleiding aan dat de<br />

splitsing van de cluster in het nieuwe Decreet op de lerarenopleiding tot optimisme stemt. Daarnaast heeft ze zelf<br />

aangegeven dat het wenselijk is om een voortraject mode te organiseren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

732 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: goed<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De opleidingsonderdelen worden aangestuurd door het competentiemodel.<br />

- De implementatie van het competentiemodel kan verfijnd worden.<br />

- Het aanvangsniveau van de opleiding sluit aan op het niveau van de instroom.<br />

- De opleiding is sterk praktijkgericht<br />

- De studenten krijgen een methodiek en attitude mee om nieuwe situaties autonoom aan te pakken.<br />

- De opleiding beschikt over een variatie aan werkvormen en maakt werk van voorafbeeldend <strong>onderwijs</strong>.<br />

- De opbouw van de stage is goed<br />

- De taaklast ligt aan de hoge kant.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 733


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Op basis van de informatie die de opleiding tijdens het bezoek ter beschikking heeft gesteld, heeft de commissie<br />

kunnen vaststellen dat de kwalificaties van het personeel beantwoorden aan de noden van de opleiding.<br />

De opleiding geniet een hoge graad van autonomie in haar aanwervingsbeleid, in de kwaliteitsbewaking van de<br />

deskundigheid en in het organisatiemodel. De opleiding geeft aan te willen streven naar een personeelsbestand<br />

met specifieke competenties. Daarbij zoekt ze voor vacante uren voor onderwijzend personeel in de eerste plaats<br />

naar academisch geschoolden, tenzij de aard van de opdracht (voor de opleidingsonderdelen voeding, TTO,<br />

mode) dit niet toelaat. Verder hanteert de opleiding als criteria dat kandidaten een diploma van pedagogische<br />

bekwaamheid moeten hebben, evenals ervaring in het (<strong>secundair</strong>) <strong>onderwijs</strong> en daarnaast ook ingepast moeten<br />

worden in de cultuur van de opleiding.<br />

De opleiding telt een groot aantal lectoren die deeltijds werken, in combinatie met een opdracht in het <strong>onderwijs</strong><br />

voor sociale promotie, het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> of het hoger <strong>onderwijs</strong>. De opleiding vindt een combinatie met een<br />

andere <strong>onderwijs</strong>opdracht zeker verantwoord, maar streeft bij aanwervingen naar voltijdse en doorlopende<br />

tewerkstelling, dit omwille van de continuïteit van de opleidingscultuur en loopbaanperspectieven voor het<br />

personeel zelf.<br />

Nieuwe collega’s worden door de hogeschool verwelkomd tijdens een onthaaldag en worden voorgesteld op een<br />

personeelsvergadering in het departement bij het begin van het academiejaar. Het departementshoofd onthaalt<br />

nieuwe lectoren ook persoonlijk en neemt met hen de functiebeschrijving en opdracht door. Verder wordt elk<br />

nieuw personeelslid ondersteund door het hele lectorenkorps en in het bijzonder door de collega waarmee het<br />

nauwst wordt samengewerkt.<br />

De taakinvulling van de lectoren bestaat niet louter uit pedagogische en didactische activiteiten, maar ook uit<br />

begeleidende, organisatorische en operationele activiteiten. De opleiding kiest sinds enkele jaren bewust voor<br />

een groot aantal stagebegeleiders en geeft daarom aan bijna alle lectoren een aantal uren stagebegeleiding mee<br />

in de opdracht. De taakinvulling wordt jaarlijks overeengekomen met elke individuele lector op basis van zijn<br />

expertise en desiderata. Indien gewenst kan een lector binnen de opdracht ook kansen tot individuele<br />

professionalisering krijgen of deelnemen aan externe werkgroepen.<br />

De opleiding geeft aan dat de lectorengroep een hecht team vormt en maakt er een punt van om die teamgeest te<br />

blijven voeden, vooral tijdens het structureel tweewekelijks overleg. De opleiding voorziet ook in een echte<br />

teambuildingsdag en hecht er veel belang aan om relevante informatie snel en efficiënt te communiceren. De<br />

commissie waardeert de teamgeest van het lectorenkorps, evenals zijn engagement ten opzichte van de<br />

opleidingen en de studenten. De lectoren stellen zich bovendien erg open en toegankelijk op naar de studenten.<br />

734 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


De directie heeft een aanvang genomen met het voeren van functioneringsgesprekken en richt zich in een eerste<br />

fase op de nieuwe lectoren. Na een periode van drie jaar zullen alle lectoren een functioneringsgesprek gehad<br />

hebben. Verder is gebleken dat de directie de vinger aan de pols houdt en dat de functiegesprekken vaak op<br />

organische wijze ontstaan. De evaluatiegesprekken vinden elke vijf jaar plaats. Gezien de kleinschaligheid en<br />

teamgeest van de opleiding kan de commissie deze werkwijze ondersteunen.<br />

Daarnaast heeft de commissie ook kunnen vaststellen dat de opleiding functioneringsgesprekken voert op basis<br />

van functiebeschrijvingen die de hogeschool aanreikt. De opleiding heeft zelf aangegeven dat dit geen perfect<br />

systeem is, en de commissie wil graag suggereren om de functiebeschrijvingen in de opleiding te richten op het<br />

honingraatmodel.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt de opleiding om de functioneringsgesprekken meer systematisch uit te werken en te enten<br />

op het competentiemodel.<br />

De commissie stelt voor dat in de toekomst, als het departementshoofd niet langer de functie van<br />

opleidingscoördinator zou waarnemen, de functioneringsgesprekken zouden worden gevoerd door de<br />

opleidingscoördinator.<br />

De commissie stelt voor om de functiebeschrijvingen te verfijnen met opleidingsgebonden accenten.<br />

Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding geeft aan dat zeven lectoren een ruime ervaring in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> kunnen voorleggen en<br />

twee daarvan nog steeds deeltijds in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> zijn tewerkgesteld. De vakken die deze lectoren in<br />

het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> geven of gegeven hebben, sluiten aan bij de afstudeerrichting van de Lerarenopleiding<br />

aan de Plantijnhogeschool. Daarnaast heeft de commissie kunnen vaststellen dat een aantal lectoren ervaring<br />

heeft in beroepssectoren die overeenkomen met de disciplines waarbinnen ze lesgeven. Dit is des te meer het<br />

geval voor de opleidingsonderdelen die gekenmerkt worden door een grote praktijkcomponent. De commissie is<br />

van mening dat de contacten met het werkveld meer structureel onderhouden moeten worden om onder meer de<br />

professionele ervaring en kennis van de beroepspraktijk te verhogen.<br />

De opleiding beschikt over twaalf lectoren en geeft aan dat zij een kleine en hechte groep vormen. De geringe<br />

omvang van dit korps brengt echter met zich mee dat voor sommige domeinen de expertise geconcentreerd is bij<br />

een erg beperkt aantal lectoren. Dit legt een grote druk op deze lectoren en dwingt hen om ook bij externe<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 735


vakgenoten of externe werkgroepen aan te haken. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding adequaat<br />

omgaat met deze problematiek.<br />

Bovenop de expertise die de lectoren zelf meebrengen, levert de opleiding een aanzienlijke inspanning om de<br />

personeelsleden kansen tot bij- en nascholing te bieden. Dit kan zowel op initiatief van de opleiding als op<br />

initiatief van de individuele lectoren, en kan collectief of individueel gevolgd worden. Op individuele basis hebben<br />

een achttal lectoren in het verleden al gretig van deze mogelijkheden gebruikgemaakt. De opleiding verwacht ook<br />

steeds dat de expertise die in de na- of bijscholing wordt verworven, uitgedragen wordt naar de collega’s. Op<br />

collectieve basis zijn er ook meerdere vormingsdagen geweest waarbij vooral het initiatief rond het ontwikkelen<br />

van het competentiemodel (honingraatmodel) van de Lerarenopleiding in het oog springt.<br />

Wat de inhoud van de bij- en nascholing betreft, heeft de commissie vastgesteld dat de opleiding zowel een<br />

vakinhoudelijke als pedagogische meerwaarde zoekt. Daarbij heeft de opleiding aandacht voor nieuwe<br />

<strong>onderwijs</strong>kundige tendensen. Zo heeft de opleiding in 2006 een vorming georganiseerd rond moeilijk meetbare<br />

competenties.<br />

Ook wanneer gastsprekers ingezet worden, waakt de opleiding over de relevantie van de bijdrage. De opleiding<br />

heeft tussen december 2004 en juni 2006 tot tien keer toe een beroep gedaan op gastsprekers.<br />

Met betrekking tot internationale contacten van het onderwijzend personeel heeft de commissie vastgesteld dat<br />

de opleiding betrokken is bij het uitwisselingsproject met de partnerschool in Suriname. In dat kader onderzoekt<br />

de opleiding bijvoorbeeld de vraag om ter plekke een lessenreeks rond agogische vaardigheden te verzorgen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de contacten met het werkveld meer structureel te onderhouden, om onder meer de<br />

professionele ervaring en kennis van de beroepspraktijk te verhogen.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding beschikte in 2005-2006 over 5,4 VTE waarmee 12 lectoren konden ingezet worden bij het lesgeven<br />

en de stagebegeleiding. De student-lectorratio bedraagt 10. De opleiding had in het schooljaar 2004-2005 55<br />

studenten voor 5,4 VTE. Bovendien is uit de gesprekken duidelijk gebleken dat de opleiding afhankelijk is van<br />

solidariteit binnen het departement. De opleiding voelt aan dat op deze solidariteit niet blijvend een beroep kan<br />

gedaan worden en heeft daarom ook groeidoelstellingen geformuleerd. Om een gezond aantal VTE’s te kunnen<br />

inzetten, is in het huidige financieringssysteem immers ook een groter aantal studenten gewenst. De commissie<br />

acht het aangewezen dat de opleiding in de toekomst niet langer aangewezen is op de solidariteit binnen het<br />

departement en wenst de opleiding te ondersteunen in haar groeidoelstellingen.<br />

736 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


De omkadering met ATP bedroeg in 2004-2005 4,8 VTE voor het hele departement waar de lerarenopleiding toe<br />

behoort. Een beperkt gedeelte van het onderwijzend personeel werkt uitsluitend in de Lerarenopleiding. Uit de<br />

leeftijdscurve kon afgeleid worden dat de helft van de lectoren tussen de 40 en de 50 jaar oud is.<br />

De lectoren hebben aangegeven een hoge werkdruk te ondervinden. De commissie heeft vastgesteld dat het<br />

grote verantwoordelijkheidsgevoel bij de lectoren en de intensieve samenwerking en hechte teamgeest binnen de<br />

opleiding (lectoren én directie) tot een hoge graad van acceptatie van deze werkdruk leiden, en dat er in de<br />

opleiding een sfeer van optimisme en werklust heerst. De commissie is echter bezorgd over de druk die op deze<br />

kleine groep mensen ligt met betrekking tot de realisatie van de vernieuwingsplannen.<br />

De opleiding geeft aan dat de splitsing van de cluster voeding-verzorging-kleding in twee afstudeerrichtingen<br />

voeding-verzorging en mode een goede kans biedt om het aantal studenten op een natuurlijke manier te zien<br />

aangroeien. De commissie wenst de opleiding er echter op te wijzen dat een actief en efficiënt communicatie- en<br />

wervingsbeleid nodig zal zijn om de groeidoelstellingen te bereiken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om een actief en efficiënt communicatie- en wervingsbeleid, met het oog op het realiseren<br />

van de groeidoelstellingen.<br />

De commissie suggereert om overlegmomenten beter voor te bereiden en de beschikbare tijd optimaal te<br />

benutten.<br />

De commissie vraagt om contacten met gelijkaardige opleidingen verder uit te bouwen.<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

voldoende<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De lectoren werken teamgericht en zijn geëngageerd ten opzichte van de studenten en de opleiding.<br />

- De opleiding heeft aandacht voor de leefbaarheid van de opleiding en heeft in die zin groeidoelstellingen<br />

geformuleerd.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 737


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het gebouw waar de Lerarenopleiding in gevestigd is, bevindt zich in het centrum van Antwerpen en is vlot<br />

bereikbaar, ook met het openbaar vervoer.<br />

Op het moment van het visitatiebezoek waren de gebouwen waarin de opleiding huist in volle verbouwing. De<br />

commissie heeft de plannen van de verbouwing gezien en heeft de werf kunnen bezoeken. Ze heeft kunnen<br />

vaststellen dat de plannen al gedeeltelijk gerealiseerd waren. Daarbij is opgevallen dat de opleiding<br />

studentgericht tewerk is gegaan en een aangenaam leefklimaat en optimale leeromgeving nastreeft. Enkele<br />

elementen die het meest in het oog springen, zijn de plannen voor het studielandschap en de al gerealiseerde<br />

projecthoeken. De commissie waardeert de toekomstgerichte investeringen, rekening houdend met de<br />

groeidoelstellingen van de opleiding. Daarnaast heeft de opleiding aangetoond een duidelijke visie op infrastructuur<br />

en materiële voorzieningen af te stemmen op de visie op <strong>onderwijs</strong> in de opleiding.<br />

De projecthoeken zijn uitgerust met een magnetisch bord, een computer en internet, en dienen bij uitstek voor<br />

groepswerk. Het studielandschap zal op de vernieuwde campus een belangrijke plaats innemen; bibliotheek,<br />

mediatheek en computerlandschap worden er namelijk in ondergebracht. De bibliotheek beschikt over een<br />

klassiek aanbod van boeken, tijdschriften en kranten, aangevuld met elektronische databanken en cd-roms. Per<br />

opleiding tracht de bibliotheek een gespecialiseerd aanbod uit te werken. Naast de bibliotheek op de campus<br />

kunnen de studenten ook gebruikmaken van de bibliotheek in het hoofdgebouw van de Plantijnhogeschool. De<br />

commissie heeft vastgesteld dat tijdens de verbouwingen de studenten vooral aangewezen waren op de<br />

bibliotheek in het hoofdgebouw en betreurt dat er geen betere tijdelijke oplossing voorzien was tijdens de<br />

verbouwingen. Hierdoor kwam de toegankelijkheid van de bibliotheekfaciliteiten onder druk te staan.<br />

In het studielandschap is er plaats voor een vrij omvangrijke zelfstudieruimte die uitgerust is met up-to-date<br />

computerfaciliteiten. De opleiding investeert ook in een krachtige, moderne netwerkomgeving en aangepaste<br />

software, en bewaakt de toegankelijkheid van alle beschikbare elektronische informatie, kantoorsoftware en<br />

gespecialiseerde schoolsoftware via de (nieuwe) E-campus. De studenten hebben ook van buitenaf toegang tot<br />

deze virtuele campus.<br />

De opleiding streeft in feite naar een erg complete didactische uitrusting. Naast de bovenstaande voorzieningen<br />

voorziet de opleiding in alle leslokalen een bord, een overheadprojector en een internetaansluiting en waar<br />

mogelijk een vaste uitrusting voor presentaties met pc en beamer. Sinds kort beschikt de opleiding ook over een<br />

Smartboard. De commissie waardeert de inspanningen om nieuwe tendensen te volgen. Verder heeft de<br />

commissie kunnen vaststellen dat de praktijklokalen adequaat en volledig zijn uitgerust en goed onderhouden<br />

worden.<br />

Ook de lectoren en het administratief personeel kunnen beschikken over een goed uitgeruste en aangename<br />

werkruimte, een moderne vergaderzaal en een aparte ontspanningsruimte. In de werkruimte beschikken de<br />

738 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


lectoren over individuele werkplaatsen en moderne computerfaciliteiten. Deze voorzieningen waren al<br />

gerealiseerd op het moment van het visitatiebezoek en hebben een positieve indruk gelaten bij de commissie.<br />

Voor de communicatie maakt de opleiding gebruik van de e-mailvoorzieningen die door de hogeschool<br />

uitgebouwd zijn en de nieuwe E-Campus. De studenten hebben tijdens de gesprekken aangegeven dat de<br />

communicatie via elektronische platformen niet altijd vlot verloopt.<br />

Met betrekking tot de omvang van de financiële middelen heeft de opleiding geen cijfergegevens aangereikt, en<br />

heeft ze geen zicht op de totale kosten. Er is wel aangegeven dat er een ruim investeringsbudget aan het<br />

departement toegekend werd en dat de werkingsmiddelen, die door de hogeschool worden toegekend, toelaten<br />

om de departementale prioriteiten uit te voeren en meer zelfs, dat met de gelden die voorzien zijn voor<br />

leermiddelen de opleiding in staat gesteld wordt om de kosten voor verbruiksproducten op zich te nemen en niet<br />

door te rekenen aan de studenten, zelfs niet de kosten die gepaard gaan met de bereidingen in de didactische<br />

keuken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om te waken over de toegankelijkheid van de bibliotheek.<br />

De commissie stelt voor om het aanbod van de bibliotheek dat toegespitst is op de lerarenopleiding, uit te breiden<br />

en vraagt hierbij extra aandacht voor de kunstvakken.<br />

De commissie wenst aan te stippen dat de communicatie via het digitale platform verbeterd kan worden.<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bereikt kandidaat-studenten via verschillende kanalen. Naast advertenties, directe mailings en de<br />

verspreiding van folders via bijvoorbeeld de CLB’s, neemt de opleiding ook deel aan de SID-In’s, is er de Open<br />

Campusdag, de onthaaldag (waar leerlingen uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> zelf in de laboratoria en praktijklokalen<br />

experimenten kunnen uitvoeren) en de infomomenten van de hogeschool. Kandidaat-studenten kunnen tijdens<br />

die Open Campusdag een informatiebrochure krijgen, door studenten worden rondgeleid, opleidingsgerichte<br />

informatiesessies bijwonen, kennismaken met de lectoren en cursussen inkijken. De opleiding heeft in februari<br />

2005 ook een aantal directies van <strong>secundair</strong>e scholen uitgebreid laten kennismaken met de opleiding De<br />

laatstejaarsstudenten krijgen bovendien de vraag om in de stagescholen informatie te verstrekken over de<br />

opleiding. Zoals al eerder aangegeven, acht de commissie het noodzakelijk om wat betreft het communicatie- en<br />

wervingsbeleid nog een extra inspanning te leveren, gezien de groeidoelstellingen van de opleiding.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 739


De studenten van het eerste jaar worden verwelkomd op een introductiedag en krijgen tijdens een tweedaagse<br />

uitgebreid de kans om kennis te maken met de doelstellingen van de opleiding op het gebied van bijvoorbeeld<br />

begeleid zelfstandig werk en de competenties van een beginnende leraar.<br />

De opleiding beschouwt het ‘IDU’-project als een belangrijke impuls in de ontwikkeling van een adequate<br />

studentenbegeleiding. ‘IDU’ staat voor ‘Instroom-Doorstroom-Uitstroom’ en is een onderzoeksproject van de<br />

hogeschool in samenwerking met de Universiteit Antwerpen (Edubron). In dit project komen onder meer de<br />

volgende elementen aan bod:<br />

- de invloed van instroomkenmerken op de studieloopbaan,<br />

- de opvattingen van lectoren over de leeromgeving, <strong>onderwijs</strong>- en evaluatievormen in relatie tot de<br />

leercompetenties van de studenten,<br />

- reële en gewenste leercompetenties van studenten bij instroom, doorstroom en uitstroom,<br />

- de invloed van studiebegeleiding op de leerstijl en op de doorstroom (en uitstroom).<br />

De commissie erkent de waarde van dit project, maar heeft kunnen vaststellen dat het niet altijd eenvoudig is om<br />

studenten te motiveren om hieraan deel te nemen, ook al gezien de studenten aangeven een hoge werkdruk te<br />

ervaren. De commissie wenst de opleiding aan te moedigen in de uitvoering van dit project en het implementeren<br />

van de resultaten.<br />

De klassenmentoren en de lectoren zelf staan in voor de ‘nuldelijnsopvang’; de departementale studiebegeleidster<br />

met een opdrachtvolume van 20 procent staat in voor de eerstelijnsopvang. Bij deze laatste kunnen de<br />

studenten terecht voor elk probleem dat studiebelemmerend is en kunnen ze, indien nodig, een kortlopende<br />

psychologische begeleiding genieten. De studiebegeleidster kan de studenten ook doorverwijzen naar<br />

thematische trainingen, zoals weerbaarheidstrainingen, naar (de maatschappelijk werker van) de Sociale Dienst<br />

of naar externe organisaties. De Sociale Dienst van de hogeschool zal waar nodig psychologische hulp bieden,<br />

maar kan studenten evengoed helpen bij moeilijkheden van organisatorische (Kotweb, aanvraag studiebeurzen)<br />

of materiële aard.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de lectoren erg dicht bij de studenten staan. De kleinschaligheid van de<br />

opleiding en de betrokkenheid, openheid, toegankelijkheid en zorgzaamheid van de lectoren ten aanzien van de<br />

studenten, is in de ogen van de commissie een troef voor een efficiënte studentenbegeleiding. Het systeem van<br />

klassenmentoraat is daarbij een opvallend element. De commissie heeft uit de gesprekken ook kunnen afleiden<br />

dat de opleiding een goed beeld heeft van de karakteristieken van de instroom en zich bewust is van de extra<br />

begeleiding die voor studenten uit het tso en bso soms vereist is. Ze is tevens overtuigd van de preventieve<br />

aanpak, en van de organische en werkbare structuur van de studiebegeleiding.<br />

De studenten kunnen in het geval van een betwisting van examenresultaten een beroep doen op de<br />

Departementale Ombudsdienst. De ombuds is ook degene die de studenten, voorafgaand aan de<br />

examenperiodes, inlicht over het examenreglement en de rol van de ombuds en degene die over de rechten van<br />

de studenten waakt tijdens evaluatieperiodes. Tijdens de examenperiodes is de ombuds permanent beschikbaar.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat er met betrekking tot het bekendmaken van cijfers, uitslagen en rapporten<br />

onduidelijkheid bestaat bij het administratief personeel en de studenten. De bekendmaking van punten en<br />

resultaten blijkt eerder docentafhankelijk.<br />

Met betrekking tot de begeleiding van buitenlandse studenten of studenten die op uitwisseling gaan naar het<br />

buitenland, heeft de opleiding geen informatie verschaft.<br />

740 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie wenst de opleiding aan te moedigen in de uitvoering van het ‘IDU’-project en het implementeren<br />

van de resultaten.<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

goed<br />

goed<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- De opleiding investeert toekomstgericht. De visie op de infrastructuur komt overeen met de visie op<br />

<strong>onderwijs</strong>.<br />

- De lectoren kunnen beschikken over goede voorzieningen.<br />

- Er is een grote zorgzaamheid voor de studenten. De structuur van de begeleiding is werkzaam en organisch<br />

gegroeid.<br />

- De toegankelijkheid van de bibliotheek is een aandachtspunt.<br />

- De bekendmaking van punten en resultaten blijkt eerder docentafhankelijk.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 741


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Voor het beleid met betrekking tot kwaliteitszorg past de opleiding zich in het beleid van het departement in.<br />

Binnen het departement LV is er een cel Kwaliteitszorg, die samenvalt met het dagelijks bestuur van het<br />

departement, zijnde het departementshoofd, de opleidingscoördinatoren en de stafmedewerker <strong>Onderwijs</strong>ondersteuning.<br />

Het departementshoofd stelt, samen met de IKZ-ankerpersoon van het departement, jaarlijks een<br />

actieplan op, dat in de Departementale Raad goedgekeurd wordt en enkele maanden later ook via de PDCAcyclus<br />

geëvalueerd wordt.<br />

Het departementale beleid staat niet los van het beleid van de hogeschool; alle plannen met betrekking tot<br />

kwaliteitszorg volgen de krijtlijnen die centraal uitgetekend worden binnen het kader van het<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan (OOP). De IKZ-ankerpersonen van alle departementen vormen samen een<br />

hogeschoolbrede werkgroep Kwaliteitszorg die advies uitbrengt aan het directiecomité. Het directiecomité is<br />

verantwoordelijk voor het centrale beleid, en de coördinatie ervan wordt verzorgd door de algemene directeur en<br />

het staflid Kwaliteitszorg.<br />

De Plantijnhogeschool heeft in 1999 gekozen voor een systeem van integrale kwaliteitszorg (IKZ) dat gebaseerd<br />

is op het EFQM-model en het daaruit voor het hoger <strong>onderwijs</strong> ontwikkelde PROZA-instrument, een instrument<br />

voor zelfevaluatie dat 9 verschillende domeinen hanteert. Voor een aantal van deze domeinen wordt een<br />

departementale aanpak gekozen. Zo heeft het departement LV in 2002 met de Quickscan-methode vier<br />

domeinen bestudeerd: de <strong>onderwijs</strong>processen, personeels- en studententevredenheid en de (financiële)<br />

middelen. Hieruit werden enkele ’verbeteringsthema’s afgeleid: het afstemmen van het opleidingsprogramma op<br />

competenties; de didactische aanpak regelmatig evalueren en bijsturen; de evaluatie van de <strong>onderwijs</strong>processen<br />

zelf (via studentenbevragingen); verbetering van de algemene tevredenheid bij lectoren, onder meer door<br />

verhoging van de betrokkenheid, een betere communicatie en de oprichting van vakgroepen; verbetering van de<br />

studententevredenheid voor wat de kwaliteit van de cursussen en de planmatige informatie en communicatie met<br />

studenten betreft; verbetering van de ICT-infrastructuur (aanwezigheid van projectiemateriaal in elk klaslokaal);<br />

verbetering van de alumniwerking; en het ontwikkelen van internationalisering binnen het departement.<br />

In 2002 heeft het departement LV tevens een studentenbevraging georganiseerd rond de inhoud van cursussen,<br />

de wijze waarop ze gegeven werden en de examens. De studentenbevragingen werden in de academiejaren<br />

2003-2004 en 2005-2006 aangehouden. Bij de laatste bevraging werden de derdejaarsstudenten uitgenodigd hun<br />

mening te geven over de opleidingsdoelstellingen en hun perceptie te geven met betrekking tot het bereiken van<br />

de doelstellingen.<br />

De opleiding maakt een onderscheid tussen eerder kleinere aanpassingen en grote hervormingen. Kleine<br />

aanpassingen gebeuren vaak in reactie op rechtstreekse feedback van studenten (bijvoorbeeld op basis van<br />

evaluatieformulieren per opleidingsonderdeel), maar niet zonder overleg binnen de opleiding. Grotere<br />

curriculumwijzigingen doorlopen een gestructureerd traject: een stuurgroep werkt een concept uit dat getoetst<br />

742 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


wordt bij (oud-)studenten, experten en lectoren, waarna er een advies gevraagd wordt bij de bevoegde organen.<br />

Daarna keurt het directiecomité het concept goed en kan het door de opleiding worden ingevoerd. Tijdens het<br />

proces worden de relevante stakeholders geïnformeerd over de gang van zaken, en het implementeren gaat<br />

gepaard met een informatiecampagne.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de cultuur met betrekking tot kwaliteitszorg in de opleiding toch eerder een<br />

informeel karakter heeft en persoonsgebonden is, zeker wat de kleinere wijzigingen betreft. Ze stelt ook dat er<br />

eerder weinig metingen en bevragingen worden uitgevoerd, wat de opleiding ook zelf aangeeft. Dat neemt niet<br />

weg dat er sprake is van een sterk reflecterende attitude die resulteert in bijsturingen, bijvoorbeeld ten aanzien<br />

van de omvorming van de portfolio. Voorstellen tot bijsturingen worden gekaderd binnen de doelstellingen van de<br />

opleiding. In het beeld van de commissie is de opleiding op weg van een proces- naar een systeemgeoriënteerde<br />

cultuur. Dat wil zeggen dat er niet enkel meer sprake is van korte termijn of ad-hocreacties, maar dat de opleiding<br />

evolueert naar meer systematische, teamgerichte bijsturingen op de middellange termijn.<br />

In het algemeen leunt de opleiding voor de systematiek in kwaliteitszorg wel nog op de impulsen en<br />

ondersteuning van de hogeschool die recent ook begonnen is met de invoering van het TRIS-syteem en het<br />

opbouwen van een kwaliteitshandboek. De commissie kan de opleiding in haar strategie ondersteunen, maar<br />

vraagt haar om de IKZ-plannen van de hogeschool verder te laten indalen en werk te maken van een<br />

systematisering en een formalisering.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de plannen van de hogeschool met betrekking tot IKZ verder te laten indalen. Ze vraagt<br />

daarbij aandacht voor een grotere systematiek en een meer formeel karakter, en vraagt om de opleiding uit te<br />

bouwen als een ‘lerende organisatie’, zowel op micro-, meso- als macroniveau.<br />

De commissie vraagt om het TRIS-systeem verder te implementeren.<br />

De commissie acht het wenselijk om internationale benchmarking een plaats te geven in het beleid van de<br />

opleiding.<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding geeft aan werk te hebben gemaakt van verbeteringsacties op basis van de conclusies van de<br />

Quickscan’ die ze in januari 2002 heeft uitgevoerd (zie Facet 5.1). Daarbij zet de opleiding de volgende realisaties<br />

in de verf: de realisatie van het competentiegericht curriculum en het herschrijven van de ECTS-fiches, het<br />

opstarten van een interne werkgroep Communicatie, het bijsturen van de lectorenenquête door de studenten. De<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 743


commissie heeft kunnen vaststellen dat de opleiding tastbare resultaten heeft geboekt met haar inspanningen,<br />

het competentiegericht curriculum heeft in grote mate vormgekregen, de ECTS-fiches zijn herschreven op basis<br />

van het competentiemodel en de interne communicatie blijkt verbeterd.<br />

De resultaten van studentenbevragingen hebben ook aanleiding gegeven tot (soms kleine) aanpassingen in de<br />

opleiding. Niet alleen wordt de feedback naar individuele lectoren met elke lector afzonderlijk besproken – zo is<br />

tegemoetgekomen aan de opmerkingen met betrekking tot de hoge werkdruk in het tweede jaar –, de kleine<br />

aanpassingen aan het curriculum zijn vaak ook het gevolg van rechtstreekse, informele feedback van de<br />

studenten.<br />

De opleiding geeft aan de PDCA-cyclus te integreren in het denken van alle betrokkenen. Het actieplan rond de<br />

stages, getiteld ‘Stage gericht op kunnen’, is hier in de ogen van de commissie een goed voorbeeld van. Verder<br />

maakt de opleiding melding van een verbeterde alumniwerking (plaatsingsdienst) en infrastructuur (verbouwingen<br />

in lijn met de visie op <strong>onderwijs</strong>).<br />

De commissie is van mening dat de opleiding meer structuur in de verbeteringsmaatregelen zou kunnen brengen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt meer structuur en samenhang in de verbeteringsmaatregelen.<br />

Gezien de beperkte personeelsbezetting acht de commissie het wenselijk om de verbeteringsmaatregelen goed<br />

te spreiden in de tijd en goede prioriteiten te stellen.<br />

De commissie vraagt om de PDCA-cyclus ook op microniveau toe te passen om de attitude van zelfevaluatie te<br />

verhogen.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding is zich bewust van het belang om alle stakeholders te betrekken bij de kwaliteitsbewaking van de<br />

opleiding. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding erin slaagt voeling te ontwikkelen met alle<br />

stakeholders, maar dat de betrokkenheid van studenten, afgestudeerden en werkveld in grote mate informeel en<br />

eerder beperkt blijft. Uit de gesprekken is gebleken dat alle lectoren goed op de hoogte waren van de inhoud van<br />

het zelfevaluatierapport. Ook de studenten, afgestudeerden en het werkveld hebben te kennen gegeven door de<br />

opleiding geïnformeerd te zijn, maar zij waren – in tegenstelling tot de lectoren – niet betrokken bij het opstellen<br />

van het zelfevaluatierapport.<br />

744 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Een eerste groep van stakeholders zijn de medewerkers. Zoals al eerder aangegeven komen het opleidingshoofd<br />

en de lectoren elke twee weken samen voor een structureel overleg, en worden alle lectoren, in groep, opgesplitst<br />

of individueel, betrokken bij het beslissingsproces, ook wat betreft het beleid en de uitvoering van maatregelen<br />

met betrekking tot kwaliteitszorg. Daarnaast zijn de lectoren ook vertegenwoordigd in bijvoorbeeld de<br />

Departementale Raad.<br />

Ook de studenten zijn betrokken bij de reflectie over de opleiding, in de eerste plaats op informele basis. Het<br />

goede contact tussen lectoren en studenten maakt het mogelijk om een directe lijn open te houden naar de<br />

studenten toe. Uit de gesprekken is duidelijk gebleken dat de opleiding rekening hield met hun feedback. Ze<br />

konden dit staven met concrete voorbeelden en hebben hun waardering hiervoor uitgedrukt. Daarnaast houdt de<br />

opleiding, zoals eerder aangegeven, ook studentenbevragingen.<br />

De studenten zijn ook betrokken bij het beleid via haar vertegenwoordigingen in de verschillende organen, zoals<br />

de Departementale Raad, de raad van bestuur, de Academische Raad, de Sociale Raad, de<br />

Hogeschoolstudentenraad en sinds 2000-2001 ook de Departementale Studentenraad. De studenten hebben<br />

aangegeven dat ze goed geïnformeerd zijn, ook over materies op het niveau van de hogeschool, en dat inspraak<br />

geen lege doos blijft, maar omgezet wordt in invloed op het beleid. De studentenparticipatie wordt ook<br />

ondersteund door de studentendecaan van de hogeschool.<br />

De opleiding heeft in september 2005 de afgestudeerden van de laatste drie jaren uitgenodigd voor een<br />

avondvullend gesprek, waarin het nieuwe competentiemodel uitvoerig besproken werd en een sterktezwakteanalyse<br />

werd gemaakt. De afgestudeerden hebben verder opvolging van hun opmerkingen gevraagd en<br />

wensten ook in de toekomst betrokken te blijven.<br />

Wat betreft de betrokkenheid van het werkveld heeft de commissie geconstateerd dat die beperkt blijft tot de<br />

contacten naar aanleiding van de stages en de jaarlijkse mentorendag. De commissie vraagt dan ook om de<br />

betrokkenheid van het werkveld bij het proces van kwaliteitszorg te verhogen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de studenten, de afgestudeerden en het werkveld formeler te betrekken bij<br />

kwaliteitszorg. Ze stelt dat de opleiding vooral het werkveld intensiever dient te betrekken. Ze acht het daarbij<br />

wenselijk om na te gaan op welke manier het werkveld het best kan worden aangesproken, met het oog op een<br />

verhoogde deelname aan het proces van kwaliteitszorg.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 745


Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De opleiding kent een reflecterende attitude die resulteert in doordachte bijsturingen<br />

- Het IKZ-systeem groeit van informeel, ad hoc en korte termijn naar een meer gestructureerd systeem op<br />

middellange termijn.<br />

- De opleiding dient het beleid met betrekking tot IKZ op het niveau van de hogeschool te laten indalen en te<br />

formaliseren in het eigen beleid.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

746 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding toetst de eindcompetenties voornamelijk tijdens de stages en in het eindwerk, zijnde de portfolio. Het<br />

is de commissie opgevallen dat de opleiding de beide curriculumonderdelen competentiegericht opbouwt en in de<br />

toekomst nog meer competentiegericht zal toetsen. Bij de beoordeling van de stages is het werkveld rechtstreeks<br />

betrokken. De commissie heeft een aantal stageverslagen en portfolio's kunnen bestuderen, en is van mening dat<br />

ze kwalitatief voldoen aan de verwachtingen.<br />

De afgestudeerden van de opleiding komen allemaal ook effectief in het <strong>onderwijs</strong> terecht of studeren verder<br />

(slechts één of twee studenten per jaar). De mentoren hebben tijdens de gesprekken duidelijk laten verstaan dat<br />

de afgestudeerden breed inzetbaar zijn, ook in schoolactiviteiten die niet lesgebonden zijn, dat ze erg zelfstandig<br />

kunnen functioneren en heel coöperatief zijn. Wanneer de stagebegeleiders in de stagescholen komen, blijkt ook<br />

vaak uit de informele contacten dat schooldirecties tevreden zijn over het functioneren van afgestudeerden van<br />

de lerarenopleiding. De opleiding geeft aan de directies van de <strong>secundair</strong>e scholen die afgestudeerden in dienst<br />

hebben, in de toekomst systematisch te willen bevragen<br />

De afgestudeerden hebben tijdens de gesprekken zelf hun voldoening uitgedrukt met betrekking tot hun<br />

tewerkstellingskansen, en verwijzen daarbij naar de kwaliteit van de opleiding met betrekking tot het ontwikkelen<br />

van de juiste competenties. De commissie had alvast de indruk dat de afgestudeerden een erg mondige en<br />

positief-kritische houding ontwikkeld hadden. Het is de commissie ook opgevallen hoe de studenten een positieve<br />

ontwikkeling doormaken doorheen de opleiding op het gebied van taalgebruik, presentatie en zelfvertrouwen.<br />

De opleiding geeft aan de studenten in het laatste jaar voor te bereiden op de instap in het werkveld via<br />

sollicitatieoefeningen en informatie over vacatures of op eventueel verdere studies. Voor de afgestudeerden<br />

voorziet de opleiding in een plaatsingsdienst, die in de toekomst ook structureel contact zal houden en gegevens<br />

zal verzamelen, met betrekking tot tewerkstelling, verdere studies en algemene tevredenheid van<br />

afgestudeerden.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie wenst de opleiding aan te moedigen in het verder uitbouwen van een plaatsingsdienst, met het oog<br />

op het verzamelen van de nodige gegevens rond tewerkstellingskansen en tevredenheid bij afgestudeerden en<br />

directies.<br />

De commissie is van mening dat de opleiding werk moet maken van internationale competenties in het<br />

curriculum.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 747


Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De slaagcijfers die worden aangeleverd door de opleiding stemmen hoopvol. Zo geeft de opleiding aan in het<br />

eerste jaar een gemiddeld slaagpercentage van 85 procent te halen. Ook in het tweede en het derde jaar liggen<br />

de slaagcijfers aan de hoge kant, in het derde jaar meestal zelfs 100 procent. In 2004-2005 haalt ongeveer 70<br />

procent van de studenten het diploma op 3 jaar. De gemiddelde studieduur bedraagt 3 jaar en 4 maanden.<br />

De opleiding benadrukt wel dat het steeds om een klein aantal studenten gaat en dat deze percentages met de<br />

nodige kritische zin benaderd moeten worden. Schommelingen in de slaagcijfers worden geanalyseerd en in<br />

verband gebracht met de achtergrond van de studenten (instroomkenmerken), in het kader van het ‘IDU’-project<br />

waarvan al eerder sprake. De opleiding stelt zich tot doel zoveel mogelijk studenten die instromen, ook na drie<br />

jaar te laten uitstromen met een diploma.<br />

De commissie stelt dat het rendement erg hoog is vergeleken met de andere lerarenopleidingen in Vlaanderen,<br />

en dat dit des te opvallender is, gezien de structuur van de instroom in verhouding tot het scala van<br />

beroepssituaties waarvoor de studenten worden opgeleid, van buso totaso.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

748 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

voldoende<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De kwaliteit van de stageverslagen en de portfolio's voldoet aan de verwachtingen.<br />

- De afgestudeerden zijn breed inzetbaar.<br />

- De kwaliteit van de afgestudeerden wordt erkend.<br />

- De opleiding kent een hoog rendement, zeker in relatie tot het niveau van de instroom en de brede waaier<br />

van lesbevoegdheden.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 749


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

750 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid goed<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden goed<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel voldoende<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid goed<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding goed<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

voldoende<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Plantijnhogeschool| 751


752 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Hoofdstuk 17 Provinciale Hogeschool Limburg<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de Provinciale Hogeschool Limburg<br />

De Provinciale Hogeschool Limburg is sinds 1 juli 2000 een autonoom provinciebedrijf. Waar voordien de<br />

bevoegdheden van een hogeschoolbestuur voornamelijk bij de provinciale instellingen waren geconcentreerd,<br />

liggen die bevoegdheden nu bij de raad van bestuur en een directiecomité. Tot op heden is deze hogeschool een<br />

sterk centraal gestuurde organisatie met stevig uitgebouwde centrale diensten. Op dit ogenblik tracht men<br />

bevoegdheden door te schuiven naar de niveaus waar zich de competenties ten aanzien van de materies<br />

bevinden.<br />

Naast de centrale diensten beschikt de hogeschool ook over de decretaal vastgelegde medezeggenschapsorganen<br />

en diverse andere inspraak- en overlegorganen, zoals stafvergaderingen, de <strong>Onderwijs</strong>raad, het<br />

college van departementshoofden en het uitgebreide directiecomité.<br />

De Provinciale Hogeschool Limburg profileert zichzelf als ‘de hogeschool met de laptop’. Dit wil zeggen dat alle<br />

studenten bij hun studies gebruikmaken van een laptop en hiervoor ook op ondersteuning van de hogeschool<br />

kunnen rekenen. De lerarenopleiding profileert zich met de navorming voor leraars <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> met<br />

betrekking tot de toepassing van ICT in het <strong>onderwijs</strong>.<br />

De lerarenopleiding stelt in haar mission statement studenten te willen opleiden en begeleiden tot bekwame en<br />

enthousiaste leraars die intens betrokken zijn bij hun leerlingen. Ze streeft ernaar dat de afgestudeerden zich<br />

thuis voelen in alle <strong>onderwijs</strong>vormen en in alle <strong>onderwijs</strong>netten kunnen functioneren. De opleiding stelt de student<br />

centraal en heeft aandacht voor de persoonlijkheidsontwikkeling. Drie leerlijnen staan voorop: de didactische<br />

bekwaamheid, de expertise en de ondersteunende vaardigheden. Ze wil door navorming en expertiseuitwisseling<br />

met leraars en scholen bouwen aan kwaliteitsvol en vernieuwend <strong>onderwijs</strong>. In haar strategische planning schuift<br />

ze de volgende elementen als krachtlijnen naar voor: concretisering van het concept ‘krachtige leeromgeving‘,<br />

afstemming didactiek en de verschillende vakdidactieken, integratie van ICT in de leeromgeving, competentiegericht<br />

<strong>onderwijs</strong> en afstemming op maatschappelijke diversiteit.<br />

De studenten kunnen aan de lerarenopleiding van de Provinciale Hogeschool Limburg een combinatie<br />

samenstellen uit tien verschillende vakken: Nederlands, Engels, Frans, geschiedenis, project algemene vakken<br />

(PAV), wiskunde, informatica, economie, handel-bureautica en plastische opvoeding. Deze lijst was voor 2000-<br />

2001 uitgebreider, maar de lerarenopleiding heeft haar aanbod toen afgeslankt. Deze rationalisatiereflex was mee<br />

het gevolg van de mislukte fusie met de lerarenopleiding van de XIOS-hogeschool. De lerarenopleidingen van de<br />

Provinciale Hogeschool Limburg en de XIOS-hogeschool Limburg werken wel samen, in de mate dat ze elkaar<br />

kunnen aanvullen wat betreft de aangeboden vakken; het betreft hier bijvoorbeeld een aantal wetenschappelijke<br />

vakken. Zo was er op het ogenblik van het visitatiebezoek één student van de Provinciale Hogeschool Limburg<br />

die ook lessen volgde aan de XIOS Hogeschool.<br />

De Provinciale Hogeschool Limburg, partner in de Associatie Universiteit Hogescholen Limburg, verstrekt<br />

<strong>onderwijs</strong> in 6studiegebieden, verspreid over 4 campussen. In het totaal telt de Provinciale Hogeschool Limburg 5<br />

departementen, 14 basisopleidingen, 5 voortgezette opleidingen en 4 posthogeschoolprogramma’s. Er zijn om en<br />

bij de 360 personeelsleden, onder wie 60 personen administratief technisch personeel, 300 onderwijzende<br />

personeelsleden en 25 contractuele medewerkers. Zij staan in voor ongeveer 3.900 ingeschreven studenten. De<br />

lerarenopleiding telde in het schooljaar 2004-2005 188 studenten en 23 lectoren.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 753


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De algemene competenties, de algemene beroepscompetenties en de beroepsspecifieke competenties op het<br />

niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar zijn duidelijk herkenbaar in de lijst ‘Basiscompetenties leraren’,<br />

zoals vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse regering (september1998).<br />

NVAO kader Niveau en oriëntatie<br />

Algemene competenties<br />

Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

Basiscompetenties leraren<br />

(Bijlage DSRK)1<br />

Het verwerven en verwerken van informatie 1.3, 1.6, 1.10.1, 2.4, 5.1 en 5.2<br />

Het vermogen tot kritische reflectie<br />

5.3.1 en A3<br />

Het vermogen tot projectmatig werken 1.4.2, 1.11.1, 1.7.3 en 10.1<br />

Het vermogen tot creativiteit<br />

Het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken 7.2<br />

Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen<br />

De gerichtheid tot levenslang leren 3.1<br />

NVAO kader Niveau en oriëntatie<br />

Algemene beroepsspecifieke competenties<br />

Het teamgericht kunnen werken<br />

Oplossingsgericht kunnen werken<br />

Het besef van maatschappelijke verantwoordelijk<br />

A8<br />

6.2, 6.3, 8.1.1 en 8.1.2<br />

Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

Basiscompetenties Leraren<br />

(Bijlage DSRK)<br />

5.1.2, 6.3, 7.1, 7.2, 7.3 en A10<br />

5.3.1, A3 en A4<br />

NVAO kader Niveau en oriëntatie Besluit van de Vlaamse Regering (1998)<br />

A7<br />

1 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren (29 september 1998) – leraar <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> groep1<br />

754 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Beroepsspecifieke competenties<br />

Het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van<br />

een beginnende beroepsbeoefenaar.<br />

Basiscompetenties Leraren<br />

(Bijlage DSRK)<br />

De lijst ‘Basiscompetenties leraren’ wordt in het<br />

Besluit van de Vlaamse regering gespecificeerd<br />

naar de verschillende lerarenopleidingen in<br />

Vlaanderen. Zij bevat een uitwerking met de<br />

specifieke interpretatie voor de bachelor <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

In haar opleidingsdoelstellingen zoals die terug te vinden zijn in het Hoger<strong>onderwijs</strong>register en in de studiegids,<br />

lezen we dat de essentie van de bacheloropleiding <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> – groep 1 de combinatie is<br />

van een vakinhoudelijke, vakdidactische en algemeen pedagogisch-didactische opleiding waardoor deze leraren<br />

kunnen functioneren in verschillende <strong>onderwijs</strong>vormen en <strong>onderwijs</strong>niveaus. De leraren profileren zich in<br />

verschillende <strong>onderwijs</strong>settings als leerbegeleider binnen een krachtige leeromgeving. Zij zijn tevens inzetbaar in<br />

allerlei educatieve functies binnen verschillende maatschappelijke sectoren.<br />

We lezen verder dat de opleiding gericht is op de gemeenschappelijke basiscompetenties van de leraar en de<br />

specifieke basiscompetenties van de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep 1, waardoor zij alle courante taken binnen<br />

het <strong>onderwijs</strong> kunnen opnemen. De opleiding vormt eveneens een basis voor verdere opleidingen gericht op<br />

specifieke taken of functies binnen <strong>onderwijs</strong> en vorming (bijvoorbeeld opleidingen gericht op beleidsfuncties<br />

binnen <strong>onderwijs</strong>, functie van zorgcoördinator, remedial teacher …).<br />

Verder heeft de opleiding duidelijk de structuur van de functionele gehelen uit de officiële regelgeving<br />

gehandhaafd. De opleiding wenst de studenten basiscompetenties bij te brengen op het micro-, meso- en<br />

macroniveau. Tijdens het bezoek heeft de commissie vastgesteld dat de opleiding de competenties had<br />

ondergebracht in een competentieordner, zijnde een helder overzicht van de vereiste basiscompetenties voor een<br />

professioneel gerichte bachelor, in verband gebracht met de functionele gehelen uit het Besluit van de Vlaamse<br />

Regering van september 1998. De functionele gehelen zijn: de rol van leraar als begeleider van leer- en<br />

ontwikkelingsprocessen, van opvoeder, van inhoudelijk expert, van organisator, van innovator-onderzoeker, van<br />

partner van ouders, van lid van een schoolteam, van partner van externen, van lid van een schoolgemeenschap<br />

en van cultuurparticipant.<br />

De commissie heeft waardering voor het helder geformuleerde opleidingsprofiel en erkent de verdienste van de<br />

opleiding in het relateren van de basiscompetenties voor de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> aan de algemene,<br />

algemeen beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties. Ze wilt tevens aangeven dat het integratieve<br />

aspect van de competenties niet uit het oog mag verloren worden bij het uitsplitsen in deeltaken.<br />

Voor de opbouw van de opleidingsdoelstellingen is het academiejaar 2000-2001 een belangrijk scharniermoment.<br />

Nadat de fusieplannen afgeblazen werden, heeft de opleiding een werkgroep opgericht, genaamd ‘krachttoer‘.<br />

Deze brede werkgroep moest een vernieuwd opleidingsconcept uitwerken, uitgaande van de bestaande<br />

regelgeving, en is aan de slag gegaan met de volgende kernopdrachten: de implementatie van de<br />

basiscompetenties en de functionele gehelen; het didactische concept focussen op de notie ‘krachtige<br />

leeromgeving‘; het herdenken van de opleiding vanuit een ‘competentieconcept‘; de nadruk leggen op<br />

zelfstandige activiteit van de student (sociaalconstructivisme).<br />

Een tweede belangrijk scharniermoment was de periode 2004-2006: de opleiding heeft naar aanleiding van het<br />

Structuurdecreet en in samenwerking met de Dienst <strong>Onderwijs</strong> van de hogeschool de overstap gemaakt naar<br />

competentiegerichte doelstellingen. Onder begeleiding van een externe counselor en binnen de ruimte van het<br />

Comeniusproject Appraisal for Potential Teachers (een project met als doel een Europees profiel te ontwikkelen<br />

van identificeerbare attitudes), heeft de opleiding haar opleidingsvisie verankerd in een mission statement. Met dit<br />

mission statement als vertrekpunt en het nieuwe Decreet op de lerarenopleiding als achtergrond zal de opleiding<br />

in de nabije toekomst haar opleidingsconcept, de opleidingsstructuur en het begeleidingsconcept verfijnen en<br />

scherpstellen.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 755


De doelstellingen van de opleiding worden in eerste instantie bekendgemaakt bij alle betrokkenen via de<br />

studiegids en de informatiebrochure. Met de studenten wordt op de doelstellingen ook verder ingegaan tijdens<br />

introductiedagen, tijdens een vorm van functioneringsgesprekken en met een studentencontact in de maand<br />

februari. Bovendien worden de basiscompetenties en functionele gehelen uitvoerig behandeld in een module van<br />

de opleiding.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de lectoren zelf hebben bijgedragen tot de realisatie van de<br />

opleidingsdoelstellingen, en dat ze actief meewerken aan de verspreiding ervan onder de mentoren in de<br />

stagescholen. Dit gebeurt tijdens de contacten met de stagescholen, tijdens een jaarlijkse mentorendag (enkel<br />

voor de <strong>secundair</strong>e scholen uit het provinciale net), tijdens informatiesessies in de <strong>secundair</strong>e scholen en tijdens<br />

de navorming aan leraars <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt een verbreding van de implementatie van de gekozen didactische concepten en een meer<br />

doelgerichte communicatie hierover.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In de competentieordner van de opleiding zijn de structurele gehelen en vaardigheden uit het Besluit van de<br />

Vlaamse Regering van september 1998 duidelijk terug te vinden. De opleiding geeft ten andere aan betrokken te<br />

zijn geweest bij de voorbereiding van de regelgeving van de Vlaamse Gemeenschap en stapsgewijs de nodige<br />

veranderingen te hebben geïmplementeerd. De commissie stelt dat de manier waarop de opleiding in haar<br />

competentieordner tegemoetkomt aan het referentiekader van de commissie, verdienstelijk is.<br />

Wat betreft de competenties met betrekking tot de inzet van ICT gaat de opleiding veel verder dan wat uit het<br />

domeinspecifiek referentiekader van de commissie kan afgeleid worden. De opleiding heeft rekening gehouden<br />

met de beleidsnota van de minister van <strong>Onderwijs</strong> met betrekking tot ICT-vaardigheden en richt zich sterk op een<br />

geïntegreerde toepassing van hedendaagse communicatie- en informatiemedia in het eigen opleidingsproces en<br />

in de pedagogisch-didactische praktijk. Het project ‘Anytime, Anywhere Learning‘ (AAL) getuigt van deze visie. De<br />

commissie kan deze visie steunen, maar wenst erop te wijzen dat de inzet van ICT niet mag leiden tot een<br />

756 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


uitholling van de kerncompetenties van de leraar. De commissie is er ook van overtuigd dat de opleiding erin<br />

slaagt om de competentie van leraar als innovator bij de studenten te ontwikkelen wat betreft het integreren van<br />

ICT in het <strong>onderwijs</strong>, maar vraagt om erover te waken dat de studenten ook voldoende tot kennisontwikkeling in<br />

staat zijn om op andere gebieden innovatief te zijn.<br />

Bij de opbouw van de doelstellingen heeft de opleiding recente evoluties in de algemene didactiek en<br />

vakdidactiek gevolgd, zoals (sociaal)constructivisme en het principe van de krachtige leeromgeving. De opleiding<br />

heeft ook andere lerarenopleidingen in Vlaanderen geconsulteerd en tijdens een aantal personeelsvergaderingen<br />

de concepten besproken en vergeleken.<br />

De opleiding geeft aan dat de vakdidactici periodiek veel informele contacten hebben met de leraars in het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, in de eerste plaats naar aanleiding van de stages. Deze contacten, de jaarlijkse<br />

mentorendag met de scholen uit het provinciale, alsook de initiatieven met betrekking tot navorming voor leraars<br />

uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, grijpt de opleiding aan om van gedachten te wisselen over en informatie in te winnen<br />

met betrekking tot de doelstellingen van de opleiding en algemeen <strong>onderwijs</strong>kundige evoluties. De commissie is<br />

van mening dat er toch meer systematisch en doelgericht een beroep kan gedaan worden op de contacten met<br />

het werkveld en de vakgenoten om te reflecteren over de opleidingsdoelstellingen.<br />

De opleiding volgt de actuele tendensen en ontwikkelingen binnen de diverse studiegebieden, in het kader van<br />

het internationale netwerk EVOP (Europese vereniging Onderwijzend Personeel) waar ze lid van is. Ze geeft aan<br />

actief bij te dragen aan dit netwerk De opleiding geeft aan in de toekomst nog meer te willen participeren aan<br />

internationale netwerken om aan kwaliteitsverbetering te kunnen doen. De commissie wenst de opleiding hierin<br />

aan te moedigen, vooral met het oog op internationale benchmarking.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt de opleiding om erover te waken dat de doelstellingen met betrekking tot ICT nauw<br />

aansluiten bij de kerntaak van de lerarenopleiding.<br />

De commissie stelt dat erover gewaakt moet worden dat studenten ook voldoende tot kennisontwikkeling in staat<br />

dienen te zijn om op andere gebieden dan ICT innovatief te zijn. In die zin vraagt de commissie om, vooral in het<br />

derde jaar, de doorgroeicompetenties en zelfsturing van de studenten verder te ontwikkelen en dat ook expliciet<br />

op nemen als doelstelling.<br />

De commissie vraagt om het overleg met de studenten, de afgestudeerden, het werkveld en de vakgenoten meer<br />

structureel in te bouwen, met het oog op een sterkere legitimatie van het opleidingsprofiel. Ze vraagt om de<br />

wensen en behoeften van het werkveld op een systematische manier in kaart te brengen en om ze in rekening te<br />

brengen bij de reflectie over de curriculumdoelen.<br />

De commissie adviseert om meer aandacht te besteden aan (internationale) benchmarking.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 757


Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- Het opleidingsprofiel is helder geformuleerd.<br />

- De inspanning van de opleiding om de basiscompetenties voor de leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> aan de<br />

algemene, algemeen beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties te relateren, is verdienstelijk.<br />

- De manier waarop de opleiding in haar competentieordner tegemoetkomt aan het referentiekader van de<br />

commissie is verdienstelijk.<br />

- De lectoren hebben zelf bijgedragen tot de realisatie van de opleidingsdoelstellingen en werken actief mee<br />

aan de verspreiding ervan onder mentoren in de stagescholen.<br />

- Een bredere implementatie van de gekozen didactische concepten en een meer doelgerichte communicatie<br />

hieromtrent is wenselijk.<br />

- ICT is sterk in de opleiding verweven. De kerncompetenties van de leraar mogen niet uitgehold worden in het<br />

licht van deze sterke ICT-component.<br />

- De opleiding volgt recente evoluties in de algemene didactiek en vakdidactiek.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

758 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleidingsstructuur kent 4 grote delen: de opleidingsonderdelen die gerelateerd zijn aan <strong>onderwijs</strong>bevoegdheden,<br />

de modules van opvoedkunde, de algemene ondersteunende opleidingsonderdelen<br />

(communicatie en informatie, presentatievaardigheden, cultuur en maatschappij, agogische vaardigheden) en de<br />

stage. De student krijgt de mogelijkheid om volledig vrij te kiezen wat betreft de vakken die tot<br />

<strong>onderwijs</strong>bevoegdheid leiden. Dat maakt dat de lerarenopleiding in theorie 109 verschillende vakkencombinaties<br />

aanbiedt. In het 1ste jaar kiezen de studenten 2 vakken, in het 2de jaar komt daar een 3de vak bij. Hierdoor<br />

komen de studenten in heterogene groepen terecht.<br />

De opleidingsonderdelen, gerelateerd aan een <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid, zijn Nederlands, Engels, Frans,<br />

geschiedenis, project algemene vakken (PAV), wiskunde, informatica, economie, handel-bureautica en plastische<br />

opvoeding. De vakdidactiek steunt op de modules van opvoedkunde en op het opleidingsonderdeel<br />

communicatieve vaardigheden. De opleidingsonderdelen zijn doorheen het curriculum modulair opgebouwd, de<br />

modules van een <strong>onderwijs</strong>vak zijn bijvoorbeeld opgebouwd rond de lesprogramma’s van de eerste, tweede of<br />

derde graad in het middelbaar <strong>onderwijs</strong>.<br />

Het programma is georganiseerd in blokken: zo worden in het eerste semester twee lesblokken van vijf weken<br />

afgewisseld met een integratieblok van twee weken. In elk lesblok komen de verschillende leerlijnen (expertise,<br />

didactische bekwaamheid en ondersteunende vaardigheden) aan bod. De opleiding spreekt in dit kader van een<br />

horizontale (vakoverschrijdende) verbreding, waarbij studenten in heterogene groepen verworven inzichten gaan<br />

toepassen in integratieoefeningen. In het tweede semester verschuift de nadruk naar de praktijk: de lesblokken<br />

worden nu afgewisseld met didactische ateliers en stages in de oefenscholen. In het derde opleidingsjaar staat<br />

het derde trimester volledig in het teken van de stages. De stages zijn een uitermate belangrijk deel van het<br />

curriculum, ze nemen in omvang en belang toe naarmate het curriculum vordert. De begeleiding neemt af<br />

naarmate de verwachtingen met betrekking tot zelfstandigheid van de student toenemen. Het eindwerk is door de<br />

opleiding opgevat als een vorm van begeleid zelfstandig werk. De studenten kiezen een onderwerp dat verband<br />

houdt met de (vak)didactische competenties waarbij het steeds de bedoeling is om voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

lesmateriaal te ontwikkelen.<br />

De commissie heeft tijdens haar bezoek aan de opleiding vastgesteld dat het ombouwen van het curriculum naar<br />

een competentiegericht leertraject in een laatste fase was, en dat met name het programma van het derde jaar<br />

onderwerp was van hervormingsgesprekken. De commissie is van mening dat de opleiding goed beargumenteerde<br />

prioriteiten moet stellen voor het derde opleidingsjaar.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 759


Het competentiedenken is af te leiden uit de fiches van de opleidingsonderdelen in de studiegids. Deze fiches<br />

vermelden gedetailleerd welke competenties in elk opleidingsonderdeel aan bod komen. In de vakdidactiek staan<br />

bijvoorbeeld de competenties van de vakleraar voorop, bij de ondersteunende opleidingsonderdelen zijn dat de<br />

communicatieve en sociale vaardigheden. Daarnaast is er in de modules opvoedkunde ruimte voorzien om de<br />

studenten in te wijden in het competentiegericht denken. De opleiding stemt het evalueren ook af op het<br />

competentiedenken. De opbouw van het curriculum volgt daarnaast nog volgende grote lijnen: enerzijds volgt het<br />

curriculum de indeling van de rollen van de leraar uit de functionele gehelen in het micro-, meso- en macroniveau;<br />

anderzijds wenst de opleiding de studenten te begeleiden naar meer zelfstandigheid.<br />

In de ogen van de commissie is het programma inhoudelijk behoorlijk en biedt het de studenten inderdaad de<br />

mogelijkheid om een goede leraar te worden. De commissie erkent de inspanningen die geleverd zijn om de<br />

concrete inhouden af te stemmen op de eindkwalificaties, maar heeft toch elementen aangetroffen die wijzen in<br />

de richting van oudere opvattingen. Zo staat de soms controlerende houding van de opleiding en de dominante<br />

rol van geïsoleerde kennis in de <strong>onderwijs</strong>vakken haaks op respectievelijk de studentgestuurde visie op een<br />

competentiegerichte opbouw van de opleiding, twee principes die in het opleidingsprofiel eigenlijk voorop worden<br />

geplaatst.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding erg duidelijk aandacht heeft voor het bijbrengen van<br />

beroepsvaardigheden. Daarbij besteedt de opleiding vooral aandacht aan de rol van de leraar als begeleider van<br />

leerprocessen, als opvoeder, als organisator en als inhoudelijk expert. De commissie wil de aandacht vestigen op<br />

de noodzaak om ook voldoende aandacht te besteden aan de rol van de leraar als innovator en als professional<br />

die werkt in een team, en ze is ook van mening dat het competentiegericht leren meer expliciet in het curriculum<br />

ingebouwd kan worden.<br />

Wat betreft vakoverschrijdende elementen in het curriculum voorziet de opleiding het laptopproject, de<br />

elektronische portfolio, de interdisciplinaire reizen en een project in het asielcentrum in Sint-Truiden. De<br />

interdisciplinaire reis is voor de eerstejaarsstudenten gericht op omgang met en leidinggeven aan een groep, en<br />

voor de derdejaarsstudenten (een internationale reis) op het aanscherpen van de organisatorische vaardigheden.<br />

De opleiding geeft daarnaast aan dat ook het eindwerk een vakoverschrijdend karakter kan hebben, in de zin dat<br />

studenten vaak samenwerken omwille van een belangrijke ICT-component in het eindwerk, en dat de opleiding<br />

ook vakoverschrijdende onderwerpen promoot. Het project in het asielcentrum van Sint-Truiden brengt de<br />

opleidingsonderdelen PAV en Frans met elkaar in verband in een context waarin een ontspannende activiteit<br />

wordt opgezet voor minderjarige asielzoekers.<br />

Op het gebied van internationale elementen in het curriculum geeft de opleiding aan de resultaten van het<br />

Comenius 2.1-project Appraisal for Potential Teachers te hebben geïmplementeerd. Binnen dit project wordt<br />

vormingsmateriaal aangemaakt voor studenten van de lerarenopleiding, zoals een instrument voor het inschatten<br />

van het potentieel van leerkrachten. Binnen het kader van dit internationale project is ook het mission statement<br />

van de opleiding ontstaan, dat nu als basis dient voor verdere vernieuwingen in de opleiding en waaraan het hele<br />

lectorenteam heeft meegewerkt.<br />

De opleiding baseert de kleine vernieuwingen in het curriculum op informeel overleg met bijvoorbeeld studenten.<br />

Van daaruit worden de conclusies of de voorstellen tot verbetering meegenomen naar de Opleidingsraad, verder<br />

uitgewerkt en besproken door de hele personeelsgroep en, wanneer die zijn fiat geeft, bekrachtigd door de<br />

Departementale Raad, waarin naast de lectoren ook de studenten en het werkveld vertegenwoordigd zijn. De<br />

implementatie gaat meestal gepaard met bijscholingen van het personeel; de evaluaties van implementaties<br />

gebeuren informeel en formeel.<br />

De grote wijziging van het curriculum in het 2001-2002 was een meer omvangrijke onderneming en werd<br />

gedragen door een brede werkgroep Krachttoer. Ook de ontwikkeling van het mission statement werd, zoals<br />

hierboven aangegeven, gedragen door de hele groep van lectoren. Het laptopproject ten slotte was een project<br />

dat vanuit de hogeschool aangestuurd werd. De opleiding geeft aan dat er in het verleden buiten de opleiding<br />

760 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


weinig partijen betrokken waren bij de curriculumhernieuwing, maar ze wil in de toekomst zeker mentoren en<br />

stagecoördinatoren nog meer betrekken. De commissie heeft tijdens het bezoek kunnen vaststellen dat de<br />

opleiding een aanvang had genomen met het structureren van het overleg met betrekking tot<br />

curriculumvernieuwingen, en daarvoor de Opleidingsraad hervormd had en het overleg met mentoren had<br />

opgevoerd. Met het oog op de implementatie van het nieuwe Decreet op de lerarenopleidingen had de opleiding<br />

verschillende werkgroepen opgericht. De commissie waardeert het dat de opleiding erg recent de contacten met<br />

het beroepsveld heeft uitgebreid, en dat de invloed daarvan stilaan zichtbaar wordt in de opleidingsinhouden en<br />

procedures. De commissie is van mening dat wijzigingen aan het curriculum in het verleden soms op een te<br />

toevallige basis tot stand zijn gekomen, en ondersteunt de opleiding in haar plannen om een sterkere structuur te<br />

ontwikkelen en meer stakeholders te betrekken. Ze wenst de opleiding dan ook aan te moedigen in haar plannen<br />

om de vernieuwde procedures verder uit te werken en te realiseren.<br />

De opleiding voorziet individuele trajecten. Op basis van verworven credits, EVC’s en EVK’s kunnen studenten<br />

een aanvraag indienen voor een individueel traject.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de afstemming van het curriculum op de doelstellingen met betrekking tot het<br />

competentiegericht vormen van leraars, verder door te zetten.<br />

De commissie vraagt om meer aandacht te besteden aan de rol van de leraar als innovator en als professional<br />

die werkt in een team.<br />

De commissie adviseert om een beargumenteerde gedachtewisseling over de prioriteiten in het nieuwe<br />

programma van het derde jaar.<br />

De commissie vraagt om de procedures voor curriculumhernieuwing verder uit te werken en te realiseren. Ze<br />

vraagt om de graad van transparantie in deze procedures te verhogen.<br />

Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding geeft aan er zorg voor te dragen steeds over recent studiemateriaal te beschikken en dit ook op een<br />

efficiënte en vlotte manier ter beschikking te stellen aan de studenten. Het elektronische leerplatform wordt hierbij<br />

vermeld als een effectief hulpmiddel. De commissie bevestigt dat de opleiding inspanningen levert om aan te<br />

sluiten bij de recente ontwikkelingen en de actuele beroepspraktijk.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 761


De opleiding geeft aan de beroepsvaardigheden bij de studenten in de eerste plaats te ontwikkelen via de stages,<br />

die hieronder besproken worden. Bovendien worden de studenten doorheen alle opleidingsmodules<br />

geconfronteerd met actieve leersituaties via actieve werkvormen. Naast de kerncompetenties krijgen ook de nietlesgebonden<br />

activiteiten van een leraar een plaats in de opleiding, met name in het derde jaar. De opleiding blijkt<br />

ook tal van projecten op stapel te zetten voor het geïntegreerd verwerven van beroepsvaardigheden, zoals een<br />

kunstproject rond het thema ‘beweging’ in de lagere school Katharina in Hasselt (studenten tweede en derde jaar,<br />

PO). De commissie geeft een eervolle vermelding aan het opleidingsonderdeel PAV.<br />

De opleiding voorziet, waar relevant, ook inbreng van gastsprekers, experts of, in mindere mate, gastprofessoren,<br />

bijvoorbeeld het project ‘juweelontwerpen’ voor het opleidingsonderdeel PO, dat plaatsvindt onder de begeleiding<br />

van een juweelontwerper. De studenten hebben tijdens de gesprekken laten blijken soms kritisch te staan<br />

tegenover de praktijkkennis van de lectoren. De commissie heeft kunnen vaststellen dat de opleiding het plan<br />

heeft opgevat in de toekomst een aantal lectoren te zullen uitwisselen met leraars uit het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>; ze<br />

staat positief tegenover deze plannen.<br />

Binnen het project Comenius van de Europese Commissie nemen elk jaar gemiddeld drie studenten deel aan een<br />

internationaal uitwisselingsproject. Het betreft hier stages in het buitenland. Daarnaast ontvangt de opleiding ook<br />

studenten uit het buitenland. Dat waren er tijdens het visitatiebezoek vijf en het academiejaar daarvoor acht. De<br />

opleiding neemt deel aan het Erasmus Belgica-programma. Verder hebben acht studenten uit het derde jaar<br />

stagelessen Frans gegeven aan de andere kant van de taalgrens in 2003, in 2004 waren dat er zes. Binnen het<br />

kader van het project ‘Trialoog’ heeft de opleiding een projectweek georganiseerd met een partnerschool in Luik.<br />

De opleiding werkt samen met de Britse en internationale scholen in Antwerpen en Brussel, wat betreft<br />

stageplaatsen in een internationale context. Zo heeft in 2003 één studente stagelessen gegeven aan de British<br />

School of Antwerp en hebben in 2004 twee studenten stage gelopen op de British School of Brussels. De<br />

opleiding geeft wel aan dat internationale uitwisselingen en internationale ervaringen op vrijwillige basis<br />

plaatsvinden, en dat het dus ook mogelijk blijft dat een student afstudeert zonder internationale ervaring. De<br />

commissie acht het noodzakelijk de internationale input in het curriculum te verbreden, zodat ook echt alle<br />

studenten een internationale ervaring verwerven.<br />

De opleiding besteedt relatief veel aandacht aan maatschappelijke dienstverlening. Naast het ruime<br />

navormingsaanbod, waaraan 10 procent van de lectoren zijn medewerking verleent, geeft de opleiding aan<br />

eindwerken vaak ten dienste te stellen van de <strong>secundair</strong>e scholen (zie ook verder: eindwerken) en studentenwerk<br />

te presenteren op de CST-beurs in Gent. Daarnaast geeft een aantal studenten lessen Excell aan studenten van<br />

de opleiding Ergotherapie en werken studenten met Frans als <strong>onderwijs</strong>vak met minderjarige asielzoekers in het<br />

asielcentrum van Sint-Truiden, een vakoverschrijdend project voor de opleidingsonderdelen Frans en PAV.<br />

Stages<br />

In de lerarenopleiding aan de Provinciale Hogeschool Limburg zijn de stages doorheen de opleiding opgebouwd<br />

volgens de structuur van het functioneren van de leraar op micro-, meso- en macroniveau. Zoals eerder<br />

aangegeven werkt de opleiding de structuur van deze niveaus verder uit vertrekkende van de basiscompetenties<br />

en de functionele gehelen. De commissie is van mening dat de opbouw van de stage logisch is en goed<br />

afgestemd is op de diverse fases van competentieontwikkeling.<br />

In het eerste jaar (microniveau) ligt de nadruk op de persoon van de student-leraar, op zijn/haar<br />

verantwoordelijkheid ten aanzien van de leerlingen (de eerste vier functionele gehelen) en op zijn competentie om<br />

een eenvoudige, krachtige leeromgeving te ontwerpen. Deze activiteiten worden ondersteund door een aantal<br />

opleidingsonderdelen: communicatieve vaardigheden, opvoedkunde en vakdidactiek. In deze opleidingsonderdelen<br />

wordt ingegaan op het leren ontwerpen en organiseren van de krachtige leeromgeving. Daarnaast<br />

worden activiteiten voorzien om de eigenlijke didactische praktijk voor te bereiden. Zo richt de opleiding<br />

762 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


ijvoorbeeld observatiestages in (in de A-stroom van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>), een didactisch practicum rond<br />

begin december binnen het kader van de module Opvoedkunde A en tijdens het tweede semester een didactisch<br />

atelier, waarin de studenten gedurende een week intramuros kunnen oefenen. Deze voorbereidingen worden<br />

goed begeleid door de vakdidacticus, worden gecorrigeerd en klassikaal besproken.<br />

In het tweede jaar voegt de opleiding het mesoniveau toe aan het microniveau. Studenten leren de leersituatie in<br />

het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> beter kennen, ook wat bijvoorbeeld de structuur betreft. Daarnaast geeft de opleiding aan<br />

hogere eisen te stellen met betrekking tot het ontwerpen van lessen en het zoeken van oplossingsstrategieën<br />

voor de opgegeven les- en leerinhouden. De opleiding voorziet oefenlessen, didactische oefeningen,<br />

observatiestages (ongeveer 23 uur, ook in de B-stroom van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>), doestages (ongeveer 52<br />

uur) en deelname aan niet-lesgebonden activiteiten in de stagescholen.<br />

In het derde jaar laat de opleiding de studenten focussen op het macroniveau. De student wordt verwacht zich in<br />

tal van activiteiten te gedragen als een lid van de Vlaamse <strong>onderwijs</strong>gemeenschap. De opleiding verwacht ook<br />

een grotere zelfstandigheid van de studenten, bijvoorbeeld met betrekking tot het organiseren van de stages en<br />

het onderhouden van de professionele contacten met de stagementoren. De opleiding voorziet observatiestages<br />

(10 uur), doestages (112 uur, in de A-stroom en B-stroom van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>), niet-lesgebonden<br />

activiteiten (20 uur) en een aantal andere activiteiten, zoals projectstages (trialoog, museumstage …).<br />

De opleiding geeft aan de stages steeds te laten vergezellen van reflectiemomenten, in groep of individueel, en<br />

de studenten daartoe geschikte reflectie-instrumenten te verschaffen. De studenten worden hierbij steeds<br />

begeleid door de stagebegeleider(s). De resultaten van deze reflectieoefeningen liggen mee aan de basis van<br />

een persoonlijk ontwikkelingsplan dat de studenten in het tweede jaar opstellen. Van de studenten wordt ook<br />

verwacht dat ze rond zich een groep van kritische medestudenten (intervisiegroep) vormen, met het oog op een<br />

goede feedback rond het persoonlijke ontwikkelingsplan en om elkaar te helpen bij het ontwikkelen van de nodige<br />

initiatieven om de doelstellingen uit ieders ontwikkelingsplan te realiseren. De opleiding heeft de lectoren en de<br />

mentoren in een navormingssessie vertrouwd gemaakt met de aanpak en methodologie van de reflectiemomenten<br />

verbonden aan de stageopdrachten.<br />

De studenten hebben aangegeven dat er, in uitzonderlijke gevallen, tijdens de stagelessen niet altijd op een<br />

ethisch verantwoorde wijze wordt tussengekomen. Dit werd niet bevestigd door de afgestudeerden. De studenten<br />

vragen het departement om een soort ‘ethische code‘ op te stellen voor de stagebegeleiding.<br />

De opleiding streeft doorheen het curriculum een toenemende zelfstandigheid van de studenten na. Dit brengt<br />

ook met zich mee dat de stagebegeleiding vooral in het eerste en ook nog in het tweede jaar veel intensiever is<br />

dan in het derde jaar, ook wat betreft het zoeken van stageplaatsen en de administratie die daarmee<br />

samenhangt. Alle documenten met betrekking tot de stage komen terecht in de stagebundel, en de opleiding<br />

wenst in de toekomst ook het nieuwe elektronische studentvolgsysteem (elektronische portfolio) in te zetten bij de<br />

stagebegeleiding.<br />

De commissie kan zich vinden in het concept en de uitwerking van de stages. Uit de gesprekken met de<br />

studenten is wel gebleken dat er voor lesvoorbereidingen door verschillende lectoren ook verschillende methodes<br />

worden gehanteerd. De commissie vraagt dan ook dat de formele eisen met betrekking tot de lesvoorbereidingen<br />

verder worden uitgewerkt.<br />

Eindwerk<br />

De opleiding geeft aan het eindwerk te kaderen binnen de basiscompetenties en de studenten volledig zelfstandig<br />

te laten werken. Het onderwerp van het eindwerk bevindt zich steeds binnen het domein van de (vak)didactiek.<br />

Een belangrijk criterium bij de keuze van het onderwerp is de bruikbaarheid van het eindwerk in de<br />

<strong>onderwijs</strong>praktijk: elk eindwerk zou moeten bijdragen tot de ontwikkeling van lesmateriaal voor het <strong>secundair</strong><br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 763


<strong>onderwijs</strong>. De lectoren ondersteunen ook vakoverschrijdende onderwerpen; dergelijke eindwerken worden dan<br />

door minstens twee lectoren begeleid. De opleiding geeft ook aan dat de studenten hun eindwerk regelmatig<br />

bezorgen aan de mentor(en) van hun laatste stageplaats of vakgenoten uit de stagescholen en spoort de<br />

studenten aan om hun werken te presenteren op de jaarlijkse CST-beurs in Gent. Hier is er sprake van een vorm<br />

van maatschappelijke dienstverlening.<br />

Voor het uitwerken van hun eindwerk beschikken de studenten over een leidraad die terug te vinden is op het<br />

elektronische leerplatform. Dat neemt niet weg dat de promotor en de student regelmatig contact houden. In vele<br />

gevallen werken de studenten samen in groepjes van twee, een situatie die ontstaan is naar aanleiding van een<br />

substantiële ICT-component in de eindwerken, die – zo geeft de opleiding aan – veel extra werk met zich<br />

meebrengt.<br />

De commissie heeft tijdens het bezoek kunnen vaststellen dat de studenten goede eindwerken opleveren.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om voor álle studenten beroepsgerichte ervaring binnen een internationale context te<br />

voorzien in de opleiding.<br />

De commissie beveelt aan om de professionele uitwisseling met het werkveld uit te bouwen.<br />

De commissie vraagt om de formele en inhoudelijke eisen met betrekking tot de lesvoorbereidingen af te<br />

stemmen, enerzijds tussen de verschillende vakdidactische opleidingsonderdelen onderling en anderzijds op de<br />

opbouw van het curriculum.<br />

Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding verwijst in haar opleidingsconcept naar het geïntegreerd verwerven van competenties en geeft aan<br />

dit te bereiken via de leerlijnen. Deze leerlijnen zijn in de eerste plaats: de didactische bekwaamheid, de expertise<br />

en de ondersteunende vaardigheden. Daarnaast neemt het ICT-project van de opleiding een belangrijke functie<br />

waar als rode draad doorheen de opleiding; de commissie stelt dit op prijs.<br />

Uit de informatie die de opleiding heeft verschaft, heeft de commissie kunnen afleiden dat de opbouw volgens het<br />

micro-, meso- en macroniveau (aangaande de rollen van de leraar) een belangrijke pijler is voor de structuur van<br />

het curriculum en voor de opbouw van de leerlijnen didactische bekwaamheid en de ondersteunende<br />

vaardigheden. Deze niveaus verwijzen op een directe manier naar de functionele gehelen en competenties. De<br />

opleiding geeft aan dat deze competenties ook bepalend zijn voor de structuur, de omvang van en opdrachten<br />

764 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


innen de stages. De opleiding stemt de andere opleidingsonderdelen inhoudelijk ook af op de verwachtingen<br />

met betrekking tot stages die in eenzelfde opleidingsjaar (in een normtraject) voorzien zijn. De commissie is van<br />

oordeel dat dit de samenhang in het programma ten goede komt.<br />

Met betrekking tot de didactische bekwaamheid verwijst de opleiding voornamelijk naar de krachtige<br />

leeromgeving en sociaalconstructivisme als bindmiddelen. De studenten hebben tijdens de gesprekken<br />

aangegeven dat de vakdidactieken onderling vaak verschillen. De commissie treedt hen daarin bij. De commissie<br />

stelt dat de kernconcepten van de opleiding wel terug te vinden zijn in de inhoudelijke, maar minder in de<br />

didactische leerlijnen.<br />

De commissie wil aanstippen dat, ondanks de afslanking van het aanbod van <strong>onderwijs</strong>vakken ten gevolge van<br />

de afgesprongen fusieplannen, er een coherent aanbod behouden is gebleven, ten voordele van de kwaliteit. De<br />

studenten hebben aangegeven dat een ruimer aanbod aan <strong>onderwijs</strong>vakken welkom is. De commissie van haar<br />

kant is verheugd dat de opleiding de kans ziet om het eigen aanbod te verruimen, dankzij de samenwerking met<br />

de XIOS Hogeschool.<br />

In het verleden heeft de opleiding alle lectoren nauw betrokken bij het implementeren van de principes van een<br />

krachtige leeromgeving en van het sociaalconstructivisme. De lectoren ondersteunen daadwerkelijk de visie van<br />

de opleiding en hebben regelmatig overleg, zowel informeel als formeel, in onder meer de Opleidingsraad.<br />

De opleiding beschikt over een voortgangscommissie die de aanvragen met betrekking tot individuele trajecten<br />

behandelt. Deze commissie bepaalt welke opleidingsonderdelen al dan niet vrijgesteld worden en heeft de<br />

verantwoordelijkheid om toe te zien op de samenhang van individuele trajecten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt een bredere implementering van de vakdidactische leerlijnen.<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 765


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De centrale Dienst Evaluatie, die jaarlijks een enquête uitvoert bij studenten, doet een meting van wat ‘algemene<br />

perceptie studielast‘ heet. Dat willen zeggen dat de studenten de opleidingsonderdelen beoordelen vanuit een<br />

vergelijkend perspectief: een student kan elk opleidingsonderdeel van zijn programma op een ‘studielastschaal‘<br />

zetten. Deze gegevens leveren enig inzicht in de ervaren studielast. Per jaar en over alle keuzemogelijkheden<br />

van studenten heen worden antwoorden verzameld en in een overzicht gebracht.<br />

- Uit de resultaten van de bevraging uit het schooljaar 2003-2004 leidt de opleiding af dat 1 op de 4 studenten<br />

een aantal opleidingsonderdelen lichter vindt dan de begrote studietijd; 1 op de 4 vindt bepaalde vakken<br />

zwaarder en de helft vindt dat bepaalde onderdelen ongeveer even zwaar zijn. Er wordt een gemiddelde<br />

‘studielastscore’ van 6 op 10 aangegeven voor jaar 1; 6,56 voor jaar 2 en 5,76 voor jaar3. De opleiding geeft<br />

aan dat dit overeenstemt met de directe en vaak spontane feedback van de studenten. Tijdens de<br />

gesprekken hebben de studenten in elk geval melding gemaakt van een enorme hoeveelheid groepswerken.<br />

De formele resultaten en informele feedback geven aanleiding tot overleg tussen het departementshoofd, de<br />

betrokken lectoren en de Opleidingsraad. De commissie heeft vastgesteld dat, ondanks de korte<br />

communicatielijnen en kleinschaligheid, de opleiding nog geen gedetailleerd zicht heeft op de factoren die<br />

aanleiding hebben gegeven tot deze resultaten en dat ze enkel algemene conclusies kan trekken en meer<br />

onderzoek verlangt naar de relatie tussen de gepercipieerde studielast, de vooropleiding, het inschatten van de<br />

slaagkansen, … De conclusies met betrekking tot de studielast worden door de lectoren opgenomen in hun<br />

zelfevaluatiedossier en individueel plan.<br />

De commissie concludeert dat de studietijdmetingen een onderwerp zijn van planmatig onderzoek om de als<br />

hoog ervaren werkdruk bij de studenten nader in beeld te brengen. De commissie waardeert zeker de aandacht<br />

van de opleiding voor studiebelemmerende factoren.<br />

Met betrekking tot de studiebelemmerende factoren onderscheidt de opleiding enerzijds een hoge taakdruk die<br />

deels voortspruit uit het opleidingsconcept (grote hoeveelheid groepswerken) en anderzijds geringe relationele<br />

vaardigheden, geringe taalvaardigheden en beperkte studievaardigheden. De geringe studievaardigheden zijn<br />

vooral zichtbaar bij de studenten met een vooropleiding in het tso en bso. Dit levert in de ogen van de opleiding<br />

problemen op: de eisen van de opleiding zijn eerder gericht op inzicht en toepasbaarheid dan op<br />

kennisreproductie en dit levert voor deze doelgroep moeilijkheden op. De opleiding voorziet daarom begeleiding.<br />

Ontoereikende relationele vaardigheden en/of ontoereikende taalvaardigheden worden door de opleiding vooral<br />

tijdens de modules van het opleidingsonderdeel communicatieve vaardigheden geregistreerd. De opleiding spoort<br />

de studenten die met zo’n tekorten kampen aan om zich buiten de opleiding bij te scholen.<br />

De opleiding stelt wel dat de kleinschaligheid van de opleiding toelaat dat de lectoren de studenten van nabij<br />

kunnen volgen.<br />

766 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de studietijdmetingen in de toekomst verder uit te bouwen.<br />

Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De grote perspectieven waarin de opleiding haar curriculum inbedt, zijn: die van de krachtige leeromgeving, die<br />

van het (sociaal)constructivisme en die van het competentiedenken. Het is vanuit deze achtergrond dat de<br />

opleiding de noodzakelijke competenties bij de studenten wenst te ontwikkelen. Ook hier dient het ICT-project<br />

vermeld te worden: de digitale vormgeving is in de ogen van de commissie exemplarisch. De commissie vraagt<br />

evenwel om ook de leermiddelen die niet ICT-gebonden zijn, voldoende ruimte te geven.<br />

De krachtige leeromgeving wordt vertaald in zelfstandig werk, opdrachtgestuurd <strong>onderwijs</strong>, casus<strong>onderwijs</strong>,<br />

projecten en een gevarieerd aanbod van leermateriaal (bijvoorbeeld de inschakeling van het elektronische<br />

leerplatform bij zelftoetsing en bijkomende oefeningen). Ook vakdidactiek en algemene didactiek baseren zich op<br />

het principe van krachtige leeromgeving. De commissie is verheugd dat de opleiding de leuze teach what you<br />

preach hoog in het vaandel voert, maar moet vaststellen dat dit principe niet consequent wordt toegepast in alle<br />

opleidingsonderdelen. Met name in de vakinhoudelijke vorming, blijven nogal wat opleidingsonderdelen achter op<br />

dit gebied. De commissie wenst er tevens op te wijzen dat het concept van krachtige leeromgeving toch nog<br />

sterker zijn weg moet vinden naar de leermiddelen en werkvormen, net als het concept van competentiegericht<br />

leren. De commissie heeft ook vastgesteld dat sommige cursussen niet tegemoetkomen aan het opleidingsconcept;<br />

de commissie zou willen aangeven dat dit best bijgestuurd wordt.<br />

Wat betreft (sociaal)constructivisme gaat de opleiding er van uit dat studenten leren met en van elkaar. Binnen de<br />

structuur van het curriculum brengt de opleiding de studenten alvast onder in verschillende, soms heterogene<br />

groepen. De studenten kiezen in het eerste jaar twee van de drie vakken die leiden tot <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid en<br />

maken deel uit van twee verschillende groepen. In het tweede jaar komt daar het derde vak en dus een derde<br />

groep bij. In de groepen per <strong>onderwijs</strong>vak bevinden zich studenten met verschillende niveaus; de opleiding<br />

beschouwt dit als een voordeel. Het (sociaal)constructivisme is tevens het principe waarop men zich steunt voor<br />

een aantal (groeps)opdrachten.<br />

De opleiding wenst in toenemende mate studentgestuurd te werken, waarbij de studenten geleidelijk aan meer<br />

verantwoordelijkheid opnemen ten aanzien van het eigen leerproces. De Elektronische Portfolio en de<br />

intervisiegroepen van studenten moeten hiervan getuigen. De opleiding gaat dit concept nog meer vormgeven in<br />

de zelfbeoordeling van de studenten of in de beoordeling/feedback binnen intervisiegroepen van projecten,<br />

stages en eindwerken. De commissie wenst de opleiding in haar plannen aan te moedigen en vraagt dat er op<br />

korte termijn hierover een gericht en gedragen beleid ontstaat. Ze stelt echter dat de elektronische portfolio, ook<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 767


in het vernieuwde concept, de vorm aanneemt van een studentvolgsysteem en minder goed aansluit bij een<br />

studentgestuurde opleidingsvisie.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt dat de concepten van krachtige leeromgeving en competentiegericht leren nog meer hun<br />

weg zou vinden naar de leermiddelen en werkvormen.<br />

De commissie vraagt om ook leermiddelen die niet ICT-gebonden zijn, voldoende ruimte te geven.<br />

De commissie vraagt dat de cursussen beter worden afgestemd op het opleidingsconcept.<br />

De commissie vraagt om een gericht en gedragen beleid als basis voor de verdere uitwerking van de<br />

studentsturing in de leermiddelen.<br />

Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding geeft aan dat de evaluatie van studenten zich niet beperkt tot hun prestaties tijdens toetsen en<br />

examens, maar opengetrokken wordt naar heel wat opleidingsgebonden activiteiten: in de eerste plaats uiteraard<br />

de stages (stagebundel), voorbereiden en organiseren van de interdisciplinaire reis, (presentaties van)<br />

opdrachten … Ook peer-assessment maakt deel uit van de manier waarop studenten zich beoordeeld en<br />

begeleid weten, met name in groepsopdrachten en binnen het kader van de intervisiegroepen van studenten. De<br />

opleiding geeft aan bij de beoordeling veel belang te hechten aan coaching en summatieve beoordeling. De<br />

lectoren grijpen toetsen aan om het leerproces bij te sturen of de studenten te motiveren. Dit alles wordt door de<br />

opleiding gekaderd in het concept van de krachtige leeromgeving en het competentiegericht leren en evalueren.<br />

De opleiding vermeldt hierbij dat de hogeschool in 2004 een studiedag heeft ingericht rond evalueren in<br />

competentiegerichte opleidingen.<br />

De commissie is van oordeel dat de toetsen een verzorgde indruk maken. Ze heeft wel geconstateerd dat het<br />

competentiegericht evalueren in ontwikkeling is, dat met name de beoordeling in de laatste fase verder dient te<br />

evolueren. De doorgedreven uitsplitsing van competenties in subcompetenties, terug te vinden in de<br />

evaluatieformulieren, kan hinderlijk zijn voor het integratieve karakter van de basiscompetenties en kan leiden tot<br />

een gedecontextualiseerde training en beoordeling van deelvaardigheden. De commissie stelt ook dat de inbreng<br />

van de studenten in het evalueren een plaats dient te krijgen een bacheloropleiding waardig, en dat het interpersoonlijke<br />

element in de verschillende beoordelingsvormen een punt van aandacht is.<br />

De manier van evalueren wordt aan de studenten op verschillende manieren bekendgemaakt: niet alleen worden<br />

alle evaluatievormen vermeld in de studiegids, ook het elektronische leerplatform verschaft alle informatie<br />

768 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


hieromtrent. De lectoren kunnen zelf vastleggen op welke manier ze willen evalueren en herhalen ook bij<br />

aanvang van elke module wat de verwachtingen op dat vlak zijn. Ze besteden veel zorg aan het evalueren, maar<br />

de kwaliteitsbewaking met betrekking tot het evalueren is nog niet gesystematiseerd.<br />

De lectoren nemen de moeite om voorbeeldexamens en -vragen met de studenten door te nemen of door hen te<br />

laten uitproberen. Voor de feedback schakelt de opleiding ook het elektronische portfolio in.<br />

De resultaten van beoordelingen, zowel formatief als summatief, worden door de lectoren ingevoerd in de<br />

elektronische portfolio van de student die de resultaten te allen tijde kan raadplegen. Daarnaast stelt de opleiding<br />

dat de afstand tussen lectoren en studenten klein is en dat met de korte communicatielijnen de student een<br />

duidelijk beeld van eigen presteren heeft. De studenten kunnen hun examens ook steeds inkijken.<br />

Ook de beoordelingen van de stages komen in de elektronische portfolio terecht door middel van een in te vullen<br />

vragenlijst, die opgebouwd is volgens de nagestreefde competenties. Dat wil zeggen dat de student op een<br />

twintigtal competenties beoordeeld wordt. Bij elke beoordeling is er ruimte voor aanvullende commentaar. Zowel<br />

de stagebegeleiders als de mentoren beantwoorden die vragen. Twee keer per jaar, tijdens een interne<br />

teamvergadering, analyseren de betrokken lectoren de verzamelde beoordelingen van de stages en leggen ze<br />

een eindcijfer vast. Ook deze informatie komt in de elektronische portfolio terecht. De opleiding hanteert bij de<br />

beoordeling van de stages een vierpuntenschaal: onvoldoende - werkpunt - voldoende - goed. De opleiding geeft<br />

zelf aan – en de studenten hebben bevestigd – dat de kwalificatie ‘werkpunt‘ voor verwarring zorgt. De commissie<br />

wenst haar zorg uit te drukken met betrekking tot deze onduidelijkheid.<br />

De eindwerken van de studenten worden beoordeeld door een jury waarvan ook externen deel uitmaken. De<br />

beoordeling is deels gebaseerd op de presentatie en verdediging door de betrokken student.<br />

Op basis van de gegevens in de elektronische portfolio legt de Examencommissie halfjaarlijks een meer globaal<br />

resultaat vast. De Examencommissie bestaat uit het departementshoofd en de lectoren van het relevante<br />

opleidingsjaar. De examenombuds neemt deel aan de beraadslagingen. De opleiding organiseert twee grote<br />

examenperiodes. De examenroosters worden ruim vooraf bekendgemaakt; de studenten worden over de<br />

planning geraadpleegd en kunnen wijzigingen voorstellen. De organisatie en procedures staan uitgelegd in het<br />

examenreglement dat bij het begin van het academiejaar onder de studenten wordt verspreid. Wijzigingen aan dit<br />

reglement worden aangebracht volgens een procedure die aangestuurd wordt door de hogeschool.<br />

De commissie stelt dat de elektronische portfolio het karakter heeft van een studentvolgsysteem, temeer daar het<br />

eigenaarschap van de portfolio niet bij de studenten maar bij de opleiding ligt, vooral dan bij de lectoren. De<br />

afgestudeerden hebben bovendien aangegeven dat het werkveld tijdens sollicitatieprocedures niet vraagt naar de<br />

portfolio.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt dat de opleiding het competentiegericht evalueren verder uitwerkt en daarbij aandacht heeft<br />

voor de beoordeling in de laatste fase, voor de inbreng van studenten en voor het beperken van de<br />

interpersoonlijke factoren.<br />

Met betrekking tot de beoordeling van de stages vraagt de commissie om de onduidelijkheid in de<br />

vierpuntenschaal weg te nemen.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 769


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding houdt zich in haar toelatingsvoorwaarden aan de decretale eisen, in die zin dat iedereen die een<br />

diploma van het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> kan voorleggen ook in de opleiding mag starten. Uit de instroomgegevens<br />

blijkt dat ongeveer 35 procent van de studenten uit het aso komt, 45 procent uit het tso, 10 procent uit het bso en<br />

10 procent uit het kso. De opleiding geeft aan dat vóór 2000 meer dan 50 procent van de studenten uit het aso<br />

kwam.<br />

De opleiding stippelt geen rekruteringsbeleid uit ten aanzien van bijzondere doelgroepen, ook niet naar<br />

allochtonen; de PHL heeft al een hoog percentage allochtone studenten. Binnen het departement is er wel<br />

sprake van een positieve discriminatie ten aanzien van allochtone studenten. Deze houding vloeit voort uit het<br />

770 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


AMD-project waaraan ook de PHL participeerde, maar dat werd in 2000-2001 stopgezet. Het AMD-project<br />

(Aansluiting & Maatschappelijke Differentiatie) was erop gericht om enerzijds meer migranten en kansarmen te<br />

laten doorstromen naar het lerarenberoep en anderzijds de opleiding zelf meer af te stemmen op de echte<br />

verscheidenheid in een klas.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat er een grote discrepantie bestaat tussen de kennis en vaardigheden van de<br />

studenten die de opleiding aantrekt en het aanvangsniveau van de opleiding zelf. De commissie heeft vastgesteld<br />

dat de opleiding inspanningen levert om aan deze problematiek tegemoet te komen. Bij aanvang van de studies<br />

organiseert de opleiding immers een taal- en een ICT-test. De resultaten van deze test geven aanleiding tot<br />

eventuele geïndividualiseerde oefeningen, begeleiding van vaklectoren of medestudenten (begeleidingstraject om<br />

lacunes in voorkennis weg te werken) en, in het geval van de ondersteunende vakken, in specifieke trainingen,<br />

zoals het Taalatelier. De opleiding geeft aan dat de lectoren zich in de lessen aanpassen aan het instroomniveau<br />

en dat er pedagogen klaarstaan om problemen rond studiemethoden en studiehouding te remediëren. Dit laatste<br />

gebeurt voornamelijk vraaggestuurd. Studenten met problemen op het vlak van mondelinge communicatievaardigheden<br />

wordt aangeraden om een training te volgen die door een externe specialist wordt gegeven.<br />

Uit analyse van de uitval concludeert de opleiding dat falen in het eerste jaar meestal te wijten is aan bijvoorbeeld<br />

een negatieve studiekeuze, een te geringe vooropleiding, een slechte studiemethode of te zware leerstof.<br />

Daarnaast geeft de eerste praktijkervaring soms aanleiding tot (spontane) heroriëntering. De commissie stelt dat<br />

de drop-out in het eerste jaar erop wijst dat de opleiding er slechts gedeeltelijk in slaagt om de discrepantie<br />

tussen het niveau van de instroom en het aanvangsniveau te overbruggen. De commissie vraagt als antwoord<br />

hierop een gerichte beleidsvorming, in samenspraak met het aanleverende <strong>onderwijs</strong>.<br />

De centrale Dienst <strong>Onderwijs</strong> van de Provinciale Hogeschool Limburg werkte een EVC-EVK-procedure uit en<br />

trajectbegeleiders werden in dienst genomen. De opleiding heeft weinig ervaring met studenten die op basis van<br />

een EVK een verkort traject volgen. De opleiding voorziet in een individueel traject.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om, in samenspraak met het aanleverende <strong>onderwijs</strong>, een gerichte beleidsvorming te<br />

ontwikkelen met het oog op een betere afstemming van het niveau van de instroom op het aanvangsniveau van<br />

de opleiding.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 771


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: voldoende<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: voldoende<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

voldoende<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

voldoende<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

voldoende<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- De opleiding bevindt zich in de laatste fase met betrekking tot het ombouwen van het curriculum naar een<br />

competentiegericht leertraject.<br />

- Het programma biedt de studenten de mogelijkheid om een goede leraar te worden, maar bevat nog<br />

elementen die wijzen op oudere opvattingen.<br />

- De opleiding heeft aandacht voor het bijbrengen van beroepsvaardigheden.<br />

- De inbreng van het werkveld in de curriculumvernieuwing is recent uitgebreid.<br />

- De opleiding besteedt zorg aan het voorzien van recent studiemateriaal en levert inspanningen om aan te<br />

sluiten bij de recente ontwikkeling en de actuele beroepspraktijk.<br />

- Het opbouwen van een beroepsgerichte ervaring in een internationale context gebeurt op eerder vrijwillige<br />

basis.<br />

- De opleiding besteedt relatief veel aandacht aan maatschappelijke dienstverlening.<br />

- De opbouw van de stages is logisch en goed afgestemd op de diverse fases van competentieontwikkeling.<br />

- De opleiding streeft doorheen het curriculum een toenemende zelfstandigheid van de student na.<br />

- De eindwerken zijn van een goed niveau.<br />

- De lectoren zijn nauw betrokken bij het implementeren van de principes van een krachtige leeromgeving en<br />

van het sociaalconstructivisme.<br />

- De opleiding heeft aandacht voor studiebelemmerende factoren.<br />

- De grote perspectieven waarin de opleiding haar curriculum inbedt zijn de krachtige leeromgeving, het<br />

(sociaal)constructivisme en het competentiedenken.<br />

- De toetsen maken een verzorgde indruk.<br />

- De elektronische portfolio is eerder een studentvolgsysteem.<br />

- De opleiding levert inspanningen om de discrepantie tussen het niveau van de instroom en het<br />

aanvangsniveau van de opleiding te overbruggen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

772 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het personeelsbeleid van de opleiding is een aangelegenheid van het centrale niveau van de Provinciale<br />

Hogeschool Limburg, die in functie van het aantal studenten en het curriculum VTE’s toekent aan de opleiding.<br />

De hogeschool heeft procedures uitgewerkt voor de aanwerving, benoeming, bevordering en evaluatie van<br />

personeel. Het departement formuleert de nood aan personeel en wordt betrokken bij het aanwervingsbeleid.<br />

Didactische en domeininhoudelijke competenties zijn de basiscriteria voor aanwezig en nieuw onderwijzend<br />

personeel. Uit het curriculum vitae van het onderwijzend personeel valt af te leiden dat er een mix is aan<br />

vakinhoudelijke en pedagogisch-didactische expertise:<br />

- Drie OP-leden hebben expertise in pedagogiek (1,6 VTE).<br />

- Vijf OP-leden hebben expertise in economie-informatica (3,96 VTE).<br />

- Vier OP-leden hebben expertise in Romaanse of Germaanse filologie (1,36 VTE).<br />

- Drie OP-leden hebben expertise in geschiedenis of oudheidkunde (1,35 VTE).<br />

- Twee OP-leden hebben expertise in beeldende kunst (1,7 VTE).<br />

- Voor de volgende expertise is er telkens één OP-lid verbonden aan de opleiding: godsdienst (0,12 VTE),<br />

grafiek (0,45 VTE), wiskunde(1 VTE), psychologie (1 VTE), PAV (0,5 VTE) en fysica (1 VTE).<br />

De meeste van de lectoren beschikken over een didactisch bekwaamheidsbewijs. Daarnaast stelt de opleiding als<br />

voorwaarde bij de aanwerving nieuwe lectoren dat zij ervaring hebben in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Zij streeft<br />

ernaar om lectoren aan te werven die een gedeeltelijke opdracht in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> behouden.<br />

Op basis van taakinvullingen van voorgaande academiejaren en prognoses voor het huidige academiejaar die<br />

ingevuld worden in een computerprogramma ‘taakbelasting’, werkt de centrale administratie een voorstel van<br />

taakverdeling uit. Na overleg tussen het departementshoofd en de lectoren worden de opdrachtbeschrijvingen<br />

met een taakbelasting van ongeveer 1.500 uur per lector definitief uitgewerkt. Bij deze taakverdeling worden<br />

<strong>onderwijs</strong>- en randtaken (stagecoördinatie, studentenbegeleiding, participatie aan decretaal erkende<br />

overlegorganen enzovoort) gewogen en in rekening gebracht.<br />

Ook bij de personeelsevaluatie neemt het centrale niveau, met de Dienst Evaluatie, een coördinerende rol op.<br />

Jaarlijks beslist de Departementale Raad welke personeelsleden, op basis van een zelfevaluatiedossier, door een<br />

externe evaluatiecommissie zullen beoordeeld worden over hun <strong>onderwijs</strong>- en randtaken. Dit dossier omvat onder<br />

andere een eigen beoordeling, de resultaten van de jaarlijkse studentenenquêtes, de remediering van de lector in<br />

functie van de resultaten van de studentenenquêtes, de verslagen en opvolgingsverslagen van de tweejaarlijkse<br />

functioneringsgesprekken en overzichten van navorming. Op basis van de eindconclusie van de Evaluatiecommissie<br />

kan de Departementale Raad met de Opleidingsraad de gepaste verbeteringsacties formuleren.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 773


De hogeschool voert een navormingsbeleid dat vraag- en aanbodgestuurd is, waardoor individuele<br />

professionalisering van lectoren en opleidingsgebonden vorming wordt verzekerd.<br />

De begeleiding van nieuwe personeelsleden is niet formeel georganiseerd. Bij de officiële aanstelling verwelkomt<br />

en informeert het departementshoofd de nieuwe collega. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat er<br />

vele informele contacten zijn. Daarnaast wordt er al gewerkt met een peter en meter-systeem.<br />

De opleiding meldt de volgende belemmerende factoren bij het voeren van een goed personeelsbeleid:<br />

- De hogeschool beschikt niet over een bevorderingsbeleid.<br />

- De opleiding wenst een grotere vertegenwoordiging in de Aanwervingscommissie van nieuwe<br />

personeelsleden.<br />

- De opleiding biedt weinig toekomstperspectieven aan potentiële personeelsleden die een deeltijdse opdracht<br />

in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> zouden behouden.<br />

- De beperkte loonsverhoging en het uitblijven van vaste benoemingen.<br />

- Lectoren die in andere departementen overtollig zijn, worden soms overgeheveld naar het departement<br />

Lerarenopleiding. Deze aanstellingen zijn vaak niet gebaseerd op <strong>onderwijs</strong>kundige en didactische<br />

competenties en belangstelling in de job.<br />

De commissie heeft tijdens de gesprekken kunnen constateren dat de algemene tendens van decentralisatie,<br />

waarbij bevoegdheden van de algemene directie gedelegeerd worden naar de departementen, zich duidelijk<br />

manifesteert in de opleiding en dit zowel in termen van personeelsbeleid als in termen van betrokkenheid. Een<br />

voorbeeld hiervan is de inbreng van medewerkers bij de werving van nieuwe personeelsleden.<br />

Tijdens de gesprekken met de studenten uiten deze zich ook erg positief over hun leraars; zij omschrijven de<br />

contacten als close‘ maar professioneel. Enkel met betrekking tot de directe feedback waren er enkele punten<br />

van kritiek te horen bij de studenten.<br />

De commissie is van oordeel dat het personeel zeker gemotiveerd is om de opleiding kwalitatief uit te bouwen.<br />

Hun inzet is groot, en nagenoeg iedereen beschouwt de werkdruk als hoog. Meermaals werden tijdens de<br />

gesprekken de plannen voor een elektronische portfolio voor medewerkers ter ondersteuning van de<br />

personeelsevaluatie toegelicht. De commissie ondersteunt dit initiatief.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de plannen met betrekking tot het uitbouwen van de elektronische portfolio van het<br />

personeel te concretiseren.<br />

774 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft tijdens de gesprekken geconstateerd dat navorming sterk wordt gestimuleerd in de opleiding,<br />

zowel voor wat betreft het volgen als van het participeren in het verzorgen van vormingssessies. De nabije<br />

aanwezigheid van het degelijk uitgebouwde Expertisecentrum, waarin de PHL samen met partners als het<br />

Regionaal Expertise Netwerk (REN) en het Limburgs Bureau voor <strong>Onderwijs</strong>professionalisering (Limbop)<br />

opleidingen organiseert, is hierin zeker een stimulans. De opleidingen situeren zich op het vlak van ICT,<br />

pedagogisch-didactische opleidingen en mens en organisatie. Enkele concrete voorbeelden:<br />

- mijn digitale klasagenda;<br />

- cyberpesten: hoe ga ik ermee om;<br />

- Engels in een krachtige leeromgeving met ICT.<br />

De participatie in de navorming is het voorwerp van personeelsevaluatie.<br />

De commissie is positief over de ernst waarmee wordt er geïnvesteerd in navorming. De commissie beschouwt<br />

de navorming als een sterk punt van de opleiding. Hiermee wordt de link met het werkveld versterkt en wordt de<br />

reflectie over vakinhouden en didactische praktijk aangewakkerd. De commissie vindt echter dat deze navorming<br />

zich nog te sterk situeert bij een vrij beperkte groep en leidt uit de gesprekken en de documenten af dat er bij<br />

enkele docenten relatief weinig aandacht is voor algemeen pedagogische professionalisering.<br />

Binnen het onderwijzend personeel is er een mix aan vakinhoudelijke en pedagogisch-didactische expertise.<br />

Deze kennis wordt uitgebreid met ervaringen uit en contacten met de beroepspraktijk via de stagebezoeken.<br />

Verder verloopt de interactie met de beroepspraktijk onder andere via de redactie van handboeken, de<br />

Leerplancommissie en de ervaringen in het veld van het <strong>onderwijs</strong>beleid. Daarnaast doet de opleiding een beroep<br />

op gastsprekers en in mindere mate op gastprofessoren voor de <strong>onderwijs</strong>inbreng vanuit het beroepsveld.<br />

Per jaar beschikt de opleiding over een budget voor haar navormingsplan. Het navormingsbeleid kent een vraagen<br />

aanbodgestuurde pijler. Via de centrale diensten en het departementshoofd krijgen de lectoren informatie over<br />

de aangeboden navorming. De centrale diensten organiseren ook zelf navorming.<br />

In 2003-2004 legde de Provinciale Hogeschool Limburg het concept voor onderzoeksactiviteiten vast en richtte<br />

een onderzoeksraad op. Dit resulteerde in 2004-2005 in een project wetenschappelijk onderzoek binnen de<br />

lerarenopleiding. Het betreft een samenwerkingsverband tussen de Provincie Limburg - Dienst <strong>Onderwijs</strong> en de<br />

drie lerarenopleidingen in Limburg, en onderzoekt de kritische succesfactoren van leerlingen in voortrajecten van<br />

het DBSO.<br />

De opleiding geeft onder andere de volgende internationale contacten en netwerken van het personeel en de<br />

studenten weer:<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 775


- Netwerken: lid van de Europese Vereniging Onderwijzend Personeel, opvolgen tendensen en ontwikkelingen<br />

binnen de diverse studiegebieden;<br />

- Studiebezoeken: projectstage internationale school voor de studenten Engels en tweedaags bezoek aan de<br />

British School van Antwerpen;<br />

- Participatie aan internationale congressen: het geven van workshops aan de Hogeschool Rotterdam en<br />

deelname aan het internationale Veloncongres<br />

- Gastsprekers;<br />

- Euroregionale projecten: projectweek Luik;<br />

- Internationale projecten: contactseminarie in Brugge, ‘Innovation in Teacher Training,’ wat resulteerde in<br />

Comenius 2.1.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om in het nascholingsbeleid de eisen verbonden aan het opleidingsconcept ter harte te<br />

nemen, met het oog op een professionalisering van alle docenten.<br />

Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding wordt gedragen door 22 lectoren (16,96 VTE) en 1 praktijklector (0,2 VTE), waarvan 10<br />

personeelsleden voltijds en 13 deeltijds verbonden zijn aan de opleiding. De opleiding doet een beroep op 3<br />

gastprofessoren. Tien lectoren zijn vastbenoemd en 16 tijdelijk. Het merendeel van het onderwijzend personeel is<br />

enkel aan de lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> verbonden.<br />

De opleiding telde 188 studenten, wat resulteert in een student-docentratio van ongeveer 11,5 studenten/VTE. In<br />

vergelijking met de andere opleidingen aan de Provinciale Hogeschool Limburg ligt deze ratio hoog. Dit valt te<br />

verklaren door de intensieve begeleiding van de didactische praktijk, de stagecoördinatie en het feit dat er voor<br />

elk <strong>onderwijs</strong>vak een vaklector aanwezig is in de opleiding.<br />

De leeftijdsgroep 40 tot 49 jaar is met 9 leden het best vertegenwoordigd onder het onderwijzend personeel. Vijf<br />

OP-leden zijn ouder dan 50 jaar. Eén vierde bevindt zich in de leeftijdscategorie 30 tot39. De groep 20- tot 29-<br />

jarigen bestaat uit 3 personen.<br />

In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan een kleine hechte groep te zijn, waarin een goede mix van<br />

zowel jonge als ervaren lectoren, zowel mannen als vrouwen aanwezig zijn. Dit werd door de gesprekken<br />

bevestigd.<br />

776 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


De commissie heeft waargenomen dat heel wat taken op vrijwillige basis worden opgenomen; het is niet steeds<br />

duidelijk of een billijke taakverdeling bewaakt blijft.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert de opleiding om blijvende aandacht te besteden aan een evenwichtige taakverdeling.<br />

Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- Het personeelsbeleid en de personeelsevaluaties zijn sterk centraal aangestuurd door de hogeschool.<br />

- Het personeel is gekwalificeerd en gemotiveerd.<br />

- De lectoren maken melding van een hoge werkdruk.<br />

- De opleiding investeert sterk in navorming.<br />

- De opleiding beschikt over voldoende personeel.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 777


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De werkingskosten en investeringsmiddelen zijn de bevoegdheid van het centrale niveau. Het departement<br />

beschikt wel over middelen ter financiering van klein didactisch materiaal, studiereizen, public relations,<br />

curriculumgebonden gastsprekers en navorming van de personeelsleden.<br />

Het departement Lerarenopleiding is samen met het departement Handelswetenschappen & Bedrijfskunde<br />

gehuisvest in het gebouw B van de campus ‘Elfde linie’. Deze campus bestaat uit vier gebouwen die op<br />

wandelafstand van elkaar liggen en biedt plaats aan de centrale diensten (gebouw A), het departement<br />

Beeldende Kunsten (gebouw C), de diensten Sociale Zaken, Logistiek en Infrastructuur en het<br />

docentenrestaurant (gebouw D). De opleiding bachelor in <strong>Onderwijs</strong> groep 1 beschikt over twee verdiepingen van<br />

gebouw B. Eén verdieping waar de lesactiviteiten plaatsvinden en een tweede verdieping die plaats biedt aan de<br />

medewerkers en de administratie. De campus beschikt over parkeermogelijkheden en weet zich verzekerd van<br />

een goede bediening door het openbaar vervoer.<br />

De opleiding beschikt over <strong>onderwijs</strong>ruimtes van diverse grootte, naargelang de verschillende groeperingsvormen:<br />

- Jaargroepen: het auditorium (300 studenten), de feestzaal (150 studenten) en 4 kleine aula’s,<br />

- Kleine groepen: gewone klaslokalen (33 studenten) en één groter klaslokaal (50 studenten),<br />

- PO-atelierlokaal,<br />

- Kleine groepen of begeleid zelfstandig leren: het studielandschap waar alle opzoekmaterialen en<br />

informatiebronnen aanwezig zijn.<br />

De commissie is van oordeel dat alle klassen voldoende uitgerust zijn; elk lokaal beschikt over een beamer en<br />

voldoende stopcontacten om het actief leren en het electronic valving daadwerkelijk in de praktijk toe te passen.<br />

De campus biedt ook ruimte voor een ontmoetings- en/of een werkruimte, een bookshop waar cursussen en klein<br />

schrijfgerief worden verkocht en cateringvoorzieningen.<br />

Het departement beschikt over drie ruimtes die ter beschikking staan van de docenten:<br />

- Het departementaal secretariaat: hier vinden alle administratieve aangelegenheden plaats.<br />

- Het kantoor van het departementshoofd: wordt in uitzonderlijke gevallen ook als vergaderlokaaltje gebruikt.<br />

- De coördinatieruimte: een groot lokaal waar de stagecoördinatoren en de verantwoordelijke internationalisering<br />

gehuisvest zijn, een trefpunt voor lectoren en studenten en een beperkte vergaderruimte.<br />

In het zelfevaluatierapport stelt de opleiding nood te hebben aan een vaste vergaderruimte. Nu wordt in sommige<br />

gevallen uitgeweken naar een vrijstaand leslokaal.<br />

778 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


De hogeschool hecht erg veel belang aan ICT. De hele campus is voorzien van bekabeling en een draadloos<br />

netwerk. Daarnaast beschikken alle studenten over een laptop door de participatie aan het project Anytime<br />

Anywhere Learning. Een helpdesk in gebouw D verhelpt allerhande laptopproblemen. Bij ernstige schade krijgen<br />

studenten een vervangtoestel. De opleiding slaagt erin om het beeld van de ‘hogeschool met de laptop’ effectief<br />

mee waar te maken. Tijdens de rondleiding heeft de commissie kunnen constateren dat de laptop overal in de<br />

dagelijkse opleiding aanwezig is. Het merendeel van de studenten nam aantekeningen rechtstreeks op de laptop<br />

en een aantal studenten die op gesprek kwamen, had zijn laptop bij ter ondersteuning.<br />

De hogeschool heeft er voor gekozen één gemeenschappelijke mediatheek met studielandschap te creëren voor<br />

meerdere departementen. De bibliotheek bestaat uit twee delen: enerzijds het informatiecentrum waar onder<br />

andere boeken, vaktijdschriften, naslagwerken, kranten, cd-rom’s en videocassettes ter beschikking staan, en<br />

waar er toegang is tot de online beschikbare bibliotheekcatalogus, digitale informatiebronnen, databanken en<br />

fulltext, en anderzijds de werkruimte die onder andere plaats biedt aan kleine studieruimtes. De commissie heeft<br />

de bibliotheek up-to-date bevonden en is positief over de beschikbare collecties, zowel wat betreft de hard copyversies<br />

als wat de elektronische versies betreft.<br />

De commissie heeft geconstateerd dat er weinig kleine gespreksruimtes aanwezig zijn. De opleiding geeft aan dat<br />

dit aantal in de toekomst zal toenemen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De informatievoorziening aan kandidaat-studenten gebeurt via verschillende kanalen: de studie-informatiedagen<br />

waar onder andere studenten van de PHL toelichting geven, de opendeurdag waar de school en het<br />

studiemateriaal kunnen worden bekeken, de bijkomende informatiedag op het einde van het academiejaar, de<br />

inschrijvingsdagen, de folders en de website.<br />

De commissie heeft de informatievoorziening aan potentiële studenten kunnen inzien en vindt die veelzijdig en<br />

inhoudelijk uitdagend; de ondersteuning daarbij vanuit de centrale diensten is doelgericht en effectief.<br />

Eens studenten ingeschreven zijn, nemen zij deel aan de introductietweedaagse, waar zij de studiegidsen, de<br />

planning en het lessenrooster en andere algemene informatie ontvangen. Tijdens de academiejaren vormen het<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 779


departementale secretariaat en Blackboard de meest gebruikte communicatiekanalen. Recent werd in het<br />

lesrooster één uur opgenomen dat gebruikt wordt voor algemene mededelingen aan de studenten.<br />

De instroombegeleiding start tijdens de introductiedagen. De eerste dag worden de studenten rondgeleid in de<br />

hogeschool door de studentenvereniging, en krijgen ze een inleiding in het gebruik van de laptops en het<br />

elektronische leerplatform. Daarnaast worden een ICT- en een taaltest afgenomen. Studenten met beperkte ICTkennis<br />

kunnen een beroep doen op mentoraat aangeboden door de lectoren en de studenten informatica en<br />

bureautica. Studenten die slecht scoren voor de taaltest kunnen bijbenen via extra oefeningen. Tijdens de les<br />

opvoedkunde vullen studenten een inlichtingenfiche in en kunnen ze een individueel gesprek voeren met een<br />

pedagoog. In het ‘zakboekje voor studenten’ vinden de studenten alle informatie over de lerarenopleiding.<br />

Tijdens de opleiding kunnen de studenten rekenen op begeleiding. Alle studenten van het eerste jaar werden via<br />

een functioneringsgesprek met een pedagoog op de hoogte gebracht van hun vorderingen en hun slaagkansen.<br />

Voor sommige studenten was dit gesprek de aanleiding om studiebegeleiding op te starten. Gezien het<br />

tijdrovende karakter besliste de opleiding in 2003-2004 om de functioneringsgesprekken enkel te laten<br />

plaatsvinden voor studenten die een gesprek wensten of op vraag van een docent. Deze gesprekken worden<br />

beperkt tot externe studiebelemmerende factoren. De studenten kunnen steeds terecht bij alle vaklectoren.<br />

Daarnaast biedt de elektronische portfolio informatie aan de student over elke presentatie (Welke vaardigheden<br />

moeten meer getraind worden Wat is de persoonlijke evolutie van de student). Studenten die problemen<br />

hebben met expressie en assertiviteit tijdens hun oefenlessen, kunnen hiervoor oefensessies volgen.<br />

Bij de eerstejaarsstudenten vormen de gegevens, afkomstig van de instroomanalyse en de LASSI-test, de<br />

voornaamste bronnen voor studiebegeleiding.<br />

De begeleiding van studenten tijdens de evaluatiemomenten bestaat uit klassikale tips en begeleiding, het<br />

organiseren van een proefexamen en het opzetten van een discussieforum waar vragen gesteld kunnen worden.<br />

Na de evaluatieperiode kunnen studenten hun examens inkijken. Sommige lectoren geven na de eerste zittijd<br />

bijkomende lessen ter ondersteuning van de studenten die moeten herkansen.<br />

Naast het normale studietraject kunnen studenten zich ook inschrijven voor een individueel traject. De centrale<br />

dienst <strong>Onderwijs</strong> van de Provinciale Hogeschool Limburg werkte een EVC-EVK-procedure uit, en<br />

trajectbegeleiders werden in dienst genomen.<br />

De psychosociale begeleiding aan de hogeschool bestaat uit een eerstelijnsbegeleiding door de individuele<br />

lectoren, de pedagogen en het departementaal secretariaat. Daarnaast biedt de Sociale Dienst, Socius,<br />

ondersteuning met betrekking tot studietoelagen, kinderbijslagregeling, begeleiding van studenten en informatie<br />

over externe deskundigen. In het academiejaar 2004-2005 begeleidde en volgde het departement een autistische<br />

student op, binnen een geïntegreerd <strong>onderwijs</strong>team.<br />

In het zelfevaluatierapport wordt vermeld dat de ombudspersoon jaarlijks wordt aangesteld; zijn coördinaten<br />

worden via diverse kanalen bekendgemaakt. Uit het gesprek met de vertegenwoordigers van de<br />

studentenbegeleiding blijkt dat er geen algemene ombuds is; er is wel een examenombuds. Deze<br />

examenombuds houdt zich voornamelijk bezig met de weg die studenten moeten volgen bij afwezigheid op<br />

examens. Wanneer een student een probleem heeft met een docent, gaan ze eerder naar het departementshoofd<br />

dan naar de ombudspersoon. Stappen voor te volgen procedures zijn wel beschreven, maar deze worden in de<br />

praktijk niet altijd even gemakkelijk gevolgd.<br />

De commissie is van oordeel dat de ombudsfunctie naar de studenten beter uitgelijnd kan worden, om de formele<br />

toegankelijkheid van de ombudspersoon duidelijker te realiseren.<br />

De organisatie en de begeleiding van PHL-studenten die naar het buitenland willen, is de verantwoordelijkheid<br />

van de departementale coördinator Internationalisering. Daarnaast bieden het vademecum en de blackboard-<br />

780 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


cursus ‘Internationalisering studenten PHL‘ algemene informatie. Inkomende studenten ontvangen een arrival<br />

guide met informatie over de faciliteiten van de hogeschool en de stad Hasselt. Ook zij kunnen terecht bij de<br />

departementale coördinator Internationalisering.<br />

De kwaliteit van de studiebegeleiding wordt niet formeel gemeten. Wel is er informatie met betrekking tot de<br />

studiebegeleiding beschikbaar vanuit de samenkomsten van de intervisiegroepen. Deze informatie is echter<br />

eerder informeel.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om meer aandacht te besteden aan de implementatie van het cyclisch kwaliteitsdenken<br />

voor wat betreft de studiebegeleiding.<br />

De commissie adviseert om de ombudsfunctie sterker formeel uit te lijnen naar studenten toe.<br />

Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

goed<br />

voldoende<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- De materiële voorzieningen zijn goed, de ICT-uitrusting is voorbeeldig.<br />

- De bibliotheek is up-to-date.<br />

- De opleiding beschikt over een adequaat studielandschap.<br />

- De informatievoorziening aan potentiële studenten is veelzijdig en inhoudelijk uitdagend.<br />

- De ombudsfunctie moet nog beter uitgelijnd worden naar de studenten.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 781


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Op instellingsniveau zijn de stafmedewerker Kwaliteitszorg en de dienst <strong>Onderwijs</strong> verantwoordelijk voor de<br />

structuren en de begeleiding van de interne kwaliteitszorg in de Provinciale Hogeschool Limburg. Op<br />

departementaal niveau is het de Opleidingsraad die de initiatieven neemt.<br />

Tot 2000-2001 waren het de kwaliteitscellen die verslag uitbrachten van de werkzaamheden en de plannen met<br />

betrekking tot onder andere monitoraat, Ombudsdienst, internationalisering enzovoort. Vanaf 2001-2002 werd dit<br />

de verantwoordelijkheid van het departement en voerden de opleidingen een quickscan uit in PROZA. In 2002-<br />

2003 wenste de Opleidingsraad meer personeelsleden te betrekken en te komen tot een teamgerichte<br />

zelfanalyse. Alle personeelsleden werden vertrouwd gemaakt met PROZA en opgedeeld in evaluatiegroepen,<br />

verantwoordelijk voor een aandachtsgebied. Via PROZA bepaalde de opleiding haar kwaliteitsniveau en<br />

verbeteringspunten.<br />

Het kwaliteitsbeleid in de opleiding volgt twee lijnen. Enerzijds wil opleiding inspelen op zich voordoende<br />

uitdagingen, door speciale werkgroepen op te richten die belang hechten aan de <strong>onderwijs</strong>kwaliteit. In dit kader<br />

werd bijvoorbeeld de werkgroep Krachttoer opgericht, die zich richtte op de vernieuwingen uit het Decreet op de<br />

lerarenopleiding en op de heroriëntering van de opleiding na de afgesprongen fusieplannen. Daarnaast is er de<br />

focus op de integrale kwaliteitszorg, waarbij de opleiding alle belemmerende elementen voor de<br />

<strong>onderwijs</strong>kwaliteitszorg in kaart wenst te brengen. Het departement wil de opleidingen periodiek en systematisch<br />

benaderen. In 2002-2003 vond een eerste PROZA-meting plaats. In 2006-2007 werden de initiatieven, genomen<br />

bij de eerste meeting, geëvalueerd en bijgestuurd, en werd een aantal aandachtsgebieden uit PROZA in een<br />

nieuw kwaliteitsprofiel gezet. De opleiding wil dat alle facetten van de opleiding in de tussenperiodes van twee<br />

visitaties worden voorgelegd aan zelfevaluatiegroepen.<br />

Binnen het departement is met betrekking tot het kwaliteitsbeleid een belangrijke taak voor de Opleidingsraad<br />

weggelegd. Dit orgaan, waarin alle afdelingen vertegenwoordigd zijn, onderzoekt, adviseert en beslist over<br />

departementale aangelegenheden.<br />

De opleiding geeft aan dat initiatieven vier fases doorlopen: een plan, de implementatie, de evaluatie en de<br />

bijsturing. Deze procesmomenten vinden plaats tijdens de personeelsvergaderingen, de interdisciplinaire<br />

werkgroepen, de curriculumraden, de opleidingsraden en de studiedagen.<br />

De opleiding organiseert bevragingen bij de verschillende belanghebbenden:<br />

- Twee keer per jaar worden centraal de studenten bevraagd over alle opleidingsonderdelen.<br />

De bevragingen hebben betrekking op onder andere de volgende kenmerken van de opleidingsonderdelen:<br />

studiemateriaal, kwaliteit van het lesgeven, kwaliteit van de leerinhouden en de beoordelingsmethode. De<br />

centrale dienst Evaluatie verwerkt de bevragingen en stelt een evaluatiedossier op met een overzicht van de<br />

782 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


esultaten. De lectoren ontvangen een rapport met hun persoonlijke resultaten en een departementaal rapport.<br />

De resultaten worden met het departementshoofd besproken. In een persoonlijk zelfevaluatiedossier, dat mede<br />

als basis dient voor de periodieke personeelsevaluatie, brengt de lector verslag uit over het wegwerken van<br />

negatieve punten. De gesynthetiseerde informatie wordt besproken in de Opleidingsraad.<br />

- Studentenbevragingen die niet centraal worden georganiseerd:<br />

De opleiding meet zelf frequent de kwaliteit van kleine onderdelen zoals: ICT-tevredenheid, interdisciplinaire<br />

reizen, eindwerkbeurs, virtueel ondernemen …<br />

- De afgestudeerden:<br />

De afgestudeerden werden twee jaar geleden (ten opzichte van het moment van het visitatiebezoek) bevraagd.<br />

De respons was echter zo laag dat deze gegevens niet verwerkt werden.<br />

- De jaarlijkse bevraging studententevredenheid:<br />

In de leerinhouden opvoedkunde werden <strong>onderwijs</strong>vernieuwing en kwaliteitszorg opgenomen. De studenten<br />

verwerken deze leerstof actief door de vragen van het aandachtsgebeid 7 van PROZA, ‘studenttevredenheid‘, te<br />

beantwoorden. Aan de hand van voorbeelden worden de vragen, de procedure en de resultaten van het<br />

aandachtsgebied 7 van PROZA besproken. Uit de bevragingen blijkt dat er een redelijke kwaliteit is en dat er<br />

enige systematiek aanwezig is in de <strong>onderwijs</strong>kwaliteitszorg. De studenten zouden wel meer geraadpleegd willen<br />

worden voor de beoordeling van het leermateriaal.<br />

- Periodieke reflectie over stage-ervaringen:<br />

Na elke stageperiode wordt een evaluatie georganiseerd met betrekking tot de inhoudelijke stage-ervaringen en<br />

de organisatorische aspecten. Deze gegevens worden inhoudelijk beoordeeld en verwerkt.<br />

De commissie heeft bevragingen en kwaliteitsplannen kunnen inzien. Tijdens de gesprekken wordt gemeld dat er<br />

geen echte traditie is om gericht te evalueren. De studenten worden wel voortdurend bevraagd, maar telkens over<br />

kleine onderdelen niet over het geheel. Er wordt gewerkt aan verbetering. Het integrale kwaliteitsdenken wordt nu<br />

sterker vanuit het departement aangestuurd; hierin past ook de deelname van een medewerker van Centrale<br />

Kwaliteitszorg in de Opleidingsraad.<br />

De commissie is van oordeel dat er verdienstelijk voorbereidend werk is geleverd om te groeien naar een<br />

volwaardig intern kwaliteitsbeleid. De koerswijzigingen in het verleden (van centralisatie naar decentralisatie)<br />

hebben het rendement van deze inspanningen enigszins vertraagd. De commissie heeft vastgesteld dat in de<br />

huidige ontwikkelingen het PDCA-denken steeds frequenter wordt geïntegreerd en dat, zeker op het niveau van<br />

gegevens verzamelen, ondertussen een inhaalbeweging is begonnen.<br />

De commissie mist in het geheel van gegevensverzamelingen, die momenteel al heel wat thema’s van het<br />

opleidingsproces betreffen, metingen inzake het realiseren van de doelstellingen van de opleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de gegevensverzamelingen uit te breiden naar het rendement van de opleiding. Dit<br />

betekent dat de doelstellingen van de opleiding op het niveau van de output moet worden geëvalueerd.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 783


Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding geeft aan dat de streefdoelen uit het verleden in grote mate gerealiseerd werden:<br />

- Streefdoel 1: Het omvormen van het curriculum naar de idee van ‘krachtige leeromgeving’ en sociaal<br />

constructivisme:<br />

Het didactische concept werd volledig herzien met de nadruk op de actieve werkvormen en de eigen<br />

verantwoordelijkheid van de student in zijn leerproces.<br />

- Streefdoel 2: Het implementeren van de basiscompetenties doorheen het curriculum:<br />

De opleiding stelt dat het competentiedenken bij de studenten, onder andere via de lessen opvoedkunde, het<br />

lesvoorbereidingsformulier, de didactische aanpak en de evaluatie van de basiscompetenties, ingang gevonden<br />

heeft. De lectoren zijn ermee vertrouwd via de elektronische portfolio en de nieuwe accenten in de vakdidactiek.<br />

- Streefdoel 3: Het uittekenen van een leerlijn rond didactische praktijk:<br />

De opleiding maakte afspraken met betrekking tot het beheersingsniveau van de vaardigheden van de studenten.<br />

Daarnaast koos de opleiding voor de evolutie van veel begeleiding in jaar 1 naar zelfstandigheid in jaar 3.<br />

Daarenboven werd het laptopproject, het elektronische leerplatform en de elektronische portfolio ingevoerd.<br />

In 2003-2004 formuleerde de opleiding nieuwe plannen en streefdoelen op basis van een gestructureerde<br />

zelfevaluatie. Deze plannen kregen de goedkeuring van alle personeelsleden en van de participerende studenten:<br />

- De communicatie met de kandidaat-studenten optimaliseren,<br />

- de communicatie met de studenten efficiënter maken en de kanalen stroomlijnen,<br />

- de ICT en het elektronische leerplatform optimaliseren doorheen de opleidingsonderdelen,<br />

- de uitbreiding van het functionele gebruik van de elektronische portfolio.<br />

In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat verbeteringsniveaus op twee niveaus opgezet en<br />

geïmplementeerd worden. Bij de verbeteringsprojecten georganiseerd vanuit de opleiding worden telkens een<br />

eindcoördinator en een verantwoordelijke groep aangeduid die de plannen implementeren. De opvolging van de<br />

werkzaamheden vindt plaats in de Opleidingsraad. Op Blackboard staan verslagen van diverse vergaderingen<br />

met betrekking tot de verbeteringsacties voor taaldidactiek en vakdidactiek. De commissie heeft deze verslagen<br />

kunnen inzien. Voor de verbeteringsprojecten, opgezet door de centrale administratie, krijgt de opleiding extra<br />

manuren toegekend. Een voorbeeld van een dergelijk project is de aanwijzing van studiebegeleiders als<br />

bewakers van de studietrajecten.<br />

De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat de aandachtspunten van een voorgaande zelfevaluatie in<br />

1997-1998 grotendeels zijn opgevolgd. Voorbeelden hiervan zijn: het personeelsbeleid is performanter geworden<br />

en de kwaliteit van het cursusmateriaal is gestegen en geactualiseerd.<br />

784 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


De commissie constateert dat zelfevaluaties een rol spelen in het initiëren van verbeteringstrajecten. Het is voor<br />

de commissie echter niet duidelijk op welke manier verbeteringsacties gekoppeld zijn aan de gerichte metingen of<br />

andere vormen van gegevensverzamelingen.<br />

De sterk individuele benadering is kenmerkend voor deze opleiding. De commissie merkt op dat individuele<br />

meldingen van studenten bij het departementshoofd vaak aanleiding zijn om verbeteringen door te voeren. De<br />

commissie acht het belangrijk om erover te waken dat waargenomen signalen gedragen worden door de<br />

volledige groep studenten. De commissie vindt dat er te veel wordt gekapitaliseerd op informeel en individueel<br />

gebied. Dit kapitaliseren geeft aanleiding tot discrepanties tussen dat wat volgens de docenten zeggen dat de<br />

pijnpunten zijn bij studenten en dat wat de studenten zelf vertellen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om bij maatregelen tot verbetering erover te waken dat er voldoende onderbouwing is<br />

om deze verbetering te verantwoorden.<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Binnen de Provinciale Hogeschool Limburg en het departement functioneren alle decretale overlegorganen. De<br />

Academische en Departementale Raad hebben een adviserende rol. Studenten en personen uit het beroepsveld<br />

zijn erin vertegenwoordigd.<br />

Het personeel is vertegenwoordigd in de Opleidingsraad en in de algemene personeelsvergaderingen. Tijdens<br />

deze vergaderingen kunnen belangrijke beslissingen geamendeerd worden. Aan de personeelsleden werden<br />

instructies en informatie gegeven met betrekking tot het doel en het verloop van de visitatie. In 2005-2006 werd<br />

een mission statement door het personeel opgesteld als startpunt voor een grondige hernieuwing van de<br />

opleiding.<br />

De studenten zijn naast hun vertegenwoordiging in de decretale overlegorganen ook georganiseerd in de<br />

Studentenraad. De studenten komen buiten de decretale overlegorganen één keer per maand samen. Daarna<br />

brengen zij hierover verslag uit bij het departementshoofd. Deze brengt de ontvangen feedback van de studenten<br />

in de Opleidingsraad. Tijdens de gesprekken meldde het departementshoofd dat in de toekomst een student lid<br />

zal zijn van de Opleidingsraad. Daarnaast worden studenten periodiek bevraagd over de lessen en de lectoren.<br />

De opleiding geeft aan dat er veel informele contacten zijn met de studenten. Zo raadpleegt de opleiding de<br />

studenten over het opstellen van lesrooster en examenroosters.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 785


Jaarlijks worden de alumni van de laatste vijf jaar uitgenodigd op een terugkomdag. Tijdens deze dag vindt geen<br />

structurele bevraging plaats, wel wordt van iedere lector verwacht te informeren naar de kwaliteit van de<br />

opleiding. Deze bevindingen worden kort besproken op de Opleidingsraad.<br />

De contacten met het beroepenveld bestaan vooral uit de communicatie tussen de vaklectoren en de<br />

stagementoren naar aanleiding van een stage. Tijdens deze contacten wordt vooral gepeild naar de prestaties<br />

van de studenten en inhoudelijke zaken. Naar aanleiding van een stagebezoek heeft de opleiding op vraag van<br />

de Stedelijke Humaniora in Dilsen een informatiedag georganiseerd over de inhouden en de vakdidactiek voor de<br />

vakken Frans en geschiedenis. Ook met de Provinciale Handelsschool vonden soortgelijke initiatieven plaats. In<br />

2003 werden de stagescholen systematisch bevraagd over de gebruiksvriendelijkheid van het nieuwe<br />

lesbeoordelingsformulier. De vertegenwoordigers van het werkveld vermelden tijdens het visitatiebezoek dat er<br />

sinds één jaar een resonantiegroep bestaat, die is samengesteld uit een tiental leden die de afvaardiging zijn van<br />

<strong>secundair</strong>e scholen. Eveneens uit de gesprekken blijkt dat de instelling van de Resonantiegroep centraal is<br />

aangestuurd en dat vanuit de centrale diensten aan de opleiding wordt opgelegd om twee keer per jaar samen te<br />

komen. De al opgedane ervaring met de Resonantiegroep werd door de opleiding en door het werkveld als<br />

leerrijk en verhelderend omschreven.<br />

In het zelfevaluatierapport stelt de opleiding dat zij alle stakeholders direct of indirect, systematisch of informeel<br />

wil betrekken bij de uitbouw van een kwaliteitsvolle lerarenopleiding. De opleiding geeft zelf aan dat er binnen het<br />

departement veel informeel contact is, gezien de kleine groep collega’s en de kleine groep studenten. De<br />

opleiding is ervan overtuigd dat een gestructureerde aanpak van enquêtering bij alle partijen nog meer informatie<br />

zou aanreiken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om de inspanningen met betrekking tot het meer formaliseren van de diverse<br />

deelnemers verder te zetten en te verankeren in het <strong>onderwijs</strong>beleid.<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- Er is verdienstelijk werk geleverd om te groeien naar een volwaardig intern kwaliteitsbeleid.<br />

- Het is niet steeds duidelijk op welke manier de verbeteringsacties gekoppeld worden aan gerichte metingen<br />

of andere vormen van gegevensverzameling.<br />

- De opleiding kapitaliseert te veel op informele en individuele feedback.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

786 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding gaat na of studenten over de nagestreefde competenties beschikken in toetsen, examens, stages en<br />

eindwerk. Ze geeft ook aan in al deze beoordelingsactiviteiten competentiegericht te werk te gaan. De commissie<br />

heeft geadviseerd onder Facet 2.7 om het competentiegerichte karakter van de toetsing en beoordeling verder te<br />

versterken.<br />

Uit de contacten met de mentoren tekent de opleiding op dat de afgestudeerden in de lespraktijk aantonen over<br />

de gewenste eindkwalificaties te beschikken. In de gesprekken met het werkveld is dit ook bevestigd. De<br />

opleiding hecht er ook belang aan om de contacten met mentoren en werkveld gestructureerd te onderhouden,<br />

maar geeft tegelijk aan dat ze geen systematisch onderzoek doet naar de tevredenheid van de mentoren en<br />

werkveld. De commissie concludeert dat het beeld dat de opleiding heeft over het gerealiseerde niveau in grote<br />

mate ontstaan is op basis van informele feedback, maar dat deze feedback toch naar de positieve kant overhelt.<br />

Gegevens over tewerkstelling worden niet systematisch, of toch niet cijfermatig verzameld. Uit de jaarlijkse<br />

‘terugkomdag‘ geeft de opleiding aan wel te kunnen afleiden dat nagenoeg alle afgestudeerden effectief in het<br />

<strong>onderwijs</strong> aan de slag geraken en dat slechts een kleine minderheid in de bedrijfswereld terechtkomt; het gaat<br />

dan vaak om afgestudeerden met de <strong>onderwijs</strong>bevoegdheden handel-bureautica of economie. De<br />

afgestudeerden hebben tijdens de gesprekken een kritisch positief beeld geschetst van de opleiding, bijvoorbeeld<br />

in de zin dat de opleiding voorafbeeldend <strong>onderwijs</strong> realiseert, de reflex van reflectie en de grote aandacht voor<br />

vakoverschrijdende elementen verworven is, maar dat voor een betere voorbereiding op probleemgedrag van<br />

leerlingen en vakinhoudelijk een betere afstemming wenselijk is.<br />

De afgestudeerden hebben tijdens de gesprekken aangegeven dat ze, terugblikkend op de opleiding, goed<br />

voorbereid waren op de beroepspraktijk. De opleiding haalt in dit kader volgende elementen aan: de waaier aan<br />

<strong>onderwijs</strong>vormen en leermiddelen, de confrontatie met verschillende <strong>onderwijs</strong>types, de gesimuleerde<br />

sollicitatiegesprekken, gesprekken met ouders, slechtnieuwsgesprekken uit het opleidingsonderdeel agogische,<br />

enzovoort.<br />

De opleiding beschikt over heel wat contacten om de studenten praktijkervaring mee te geven in een<br />

internationale context. Deze activiteiten staan beschreven onder Facet 2.2. De commissie heeft vastgesteld dat<br />

internationale projecten voor zowel uitgaande als binnenkomende studenten/docenten een meerwaarde<br />

betekenen en dat ze bijdragen tot de competentie van de studenten die eraan kunnen deelnemen.<br />

De commissie heeft tijdens het bezoek de gelegenheid gehad om eindwerken te bestuderen en heeft daar erg<br />

mooie voorbeelden van gezien. De reacties van externen op eindwerken, de reacties van scholen die de output<br />

ervan inzetten in de <strong>onderwijs</strong>praktijk, de uitnodigingen om ze te presenteren op de CST-eindwerkenbeurs en het<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 787


goede onthaal ervan, zijn overtuigende elementen in de kwalitatieve typering van de eindwerken. De commissie<br />

heeft vastgesteld dat de afgestudeerden, die een sterk ICT-gericht profiel hebben, gezien de accenten in de<br />

hogeschool en opleiding, in de scholen waar ze terechtkomen substantieel bijdragen aan de ICT-ontwikkeling.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt om de diverse componenten van het gerealiseerde niveau systematisch in kaart te brengen.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De lerarenopleiding aan de Provinciale Hogeschool Limburg kent slaagcijfers die weinig verschillen van het<br />

gemiddelde in Vlaanderen. De opleiding geeft aan geen streefcijfers te hanteren, maar zoveel mogelijk studenten<br />

te laten slagen. Hierbij wordt gewag gemaakt van de intensieve begeleiding en de korte communicatielijnen.<br />

Uit analyse van de uitval concludeert de opleiding dat falen in het eerste jaar meestal te wijten is aan bijvoorbeeld<br />

een negatieve studiekeuze, een te geringe vooropleiding, een slechte studiemethode, te zware leerstof of een<br />

negatieve eerste praktijkervaring (met eventuele – spontane – heroriëntering tot gevolg). Deze informatie wordt<br />

door de opleiding voornamelijk op informele wijze ingewonnen.<br />

In het tweede jaar ziet de opleiding andere oorzaken voor het falen van een aantal studenten. Enerzijds de<br />

toegenomen moeilijkheidsgraad en anderzijds het beperkte aanbod van <strong>onderwijs</strong>vakken, waardoor de opleiding<br />

niet helemaal kan tegemoetkomen aan de interesses van de studenten, wat de motivatie niet te goede komt.<br />

De commissie stelt dat de opleiding goed reflecteert over de doorstroom. Gezien de korte afstand tussen lectoren<br />

en studenten is de commissie echter verwonderd dat de opleiding toch maar een beperkt zicht heeft op de<br />

oorzaken van uitval en niet-slagen. De commissie stelt dat het belangrijk is om door gerichte evaluatie een nieuw<br />

beleid op poten te zetten.<br />

788 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert een meer systematische verzameling en analyse van gegevens met betrekking tot de<br />

uitval en het niet-slagen van studenten.<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- Het werkveld en de afgestudeerden geven aan dat het bereikte niveau van de opleiding voldoende is.<br />

- De eindwerken krijgen in het werkveld positieve aandacht.<br />

- Op het gebied van internationalisering zijn vele succesvolle initiatieven genomen.<br />

- De slaagcijfers wijken niet af van het gemiddelde.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 789


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

790 | Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen voldoende<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud voldoende<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid voldoende<br />

Facet 2.3: Samenhang voldoende<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd voldoende<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud voldoende<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden voldoende<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid goed<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen goed<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding voldoende<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten voldoende<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering voldoende<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

voldoende<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport Provinciale Hogeschool Limburg| 791


792 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Hoofdstuk 18 XIOS Hogeschool Limburg<br />

Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in het <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> aan de XIOS Hogeschool Limburg<br />

De opleiding bachelor <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> is een van de drie opleidingen binnen het departement<br />

Lerarenopleiding van de XIOS Hogeschool Limburg. Naast de opleidingen van het departement Lerarenopleiding<br />

biedt de hogeschool ook academisch gerichte bachelor- en masteropleidingen aan binnen het departement<br />

Industriële Wetenschappen en Technologie en professioneel gerichte bacheloropleidingen binnen het<br />

departement Industriële Wetenschappen en Technologie, Handelswetenschappen en Bedrijfskunde en Sociaal-<br />

Agogisch Werk.<br />

De XIOS Hogeschool Limburg is een Vlaamse autonome hogeschool. De schaalvergroting die aan de basis ligt<br />

van het ontstaan van de hogeschool gebeurde conform het Decreet op het hoger <strong>onderwijs</strong> van 13 juli 1994. De<br />

XIOS Hogeschool Limburg is een partner van de Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg.<br />

Het departement Lerarenopleiding bestaat uit drie professionele bacheloropleidingen:<br />

- bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Kleuter<strong>onderwijs</strong>;<br />

- bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Lager <strong>Onderwijs</strong>;<br />

- bachelor in het <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Naast de professionele bacheloropleidingen worden binnen het departement Lerarenopleiding drie voortgezette<br />

lerarenopleidingen aangeboden:<br />

- voortgezette opleiding Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong>;<br />

- voortgezette opleiding Lager <strong>Onderwijs</strong>;<br />

- voortgezette opleiding Niet-confessionele Zedenleer voor het Lager <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Vanaf 2005-2006 werd een sterk vernieuwde opleiding aangeboden. Ten tijde van het visitatiebezoek werd het<br />

tweede opleidingsjaar voor de eerste keer volgens het vernieuwde curriculum uitgevoerd.<br />

In het nieuwe curriculum starten alle eerstejaarsstudenten met drie <strong>onderwijs</strong>vakken. De studenten kiezen in<br />

totaal drie vakken, waarvan telkens één uit de volgende reeksen:<br />

- Reeks 1: Nederlands, wiskunde, bewegingsrecreatie<br />

- Reeks 2: niet-confessionele zedenleer, economie, fysica<br />

- Reeks 3: lichamelijke opvoeding A, Frans, aardrijkskunde<br />

- Reeks 4: biologie, Engels, informatica<br />

- Reeks 5: lichamelijke opvoeding B, geschiedenis, project algemene vakken<br />

Lichamelijke opvoeding A en B vormen één geheel en moeten dus samen met nog één ander vak worden<br />

gekozen. Bewegingsrecreatie mag alleen samen met lichamelijke opvoeding worden gekozen.<br />

Lichamelijke opvoeding vormt vanuit het verleden eerder een apart geheel. Het nieuwe curriculum heeft gezorgd<br />

voor een nauwere samenwerking die zich in de toekomst moet voortzetten.<br />

De lerarenopleidingen van de XIOS Hogeschool Limburg en de Provinciale Hogeschool Limburg werken samen,<br />

in die mate dat ze elkaar kunnen aanvullen wat de aangeboden vakken betreft. Het gaat hier bijvoorbeeld om een<br />

aantal wetenschappelijke vakken. Zo was er op het ogenblik van het visitatiebezoek één student van de<br />

Provinciale Hogeschool Limburg die ook lessen volgde aan de XIOS Hogeschool.<br />

Als lerarenopleiding werd de XIOS Hogeschool vanuit een beleidsplan ‘Maatschappelijke differentiatie’<br />

geselecteerd om gedurende enkele jaren initiatieven te ontwikkelen op het gebied van begeleiding van<br />

doelgroepstudenten en te zorgen voor een betere doorstroming van deze groep (AMD-beleid – Aansluiting en<br />

Maatschappelijke Differentiatie).<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 793


Zowel uit het zelfevaluatierapport als uit het eerste verkennende gesprek met de directie blijkt dat multiculturaliteit<br />

een belangrijke eigenheid is van de opleiding en van de hogeschool. De aanwezigheid van vele allochtone<br />

jongeren in Limburg was een van de bepalende factoren in het departement Lerarenopleiding om van ‘diversiteit’<br />

een maatschappelijke keuze te maken, die in belangrijke mate de visie van het departement heeft bepaald. Het is<br />

een speerpunt van de opleiding die zich heeft vertaald in tal van activiteiten binnen de opleiding, maar ook<br />

doorstroomt naar andere departementen van de XIOS Hogeschool Limburg.<br />

794 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Onderwerp 1<br />

Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1<br />

Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor<br />

Beoordelingscriteria:<br />

De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot:<br />

- het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken<br />

van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren<br />

van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren;<br />

- het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken,<br />

oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van<br />

complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle<br />

oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de<br />

beroepspraktijk;<br />

- het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.<br />

Het oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bachelor <strong>Onderwijs</strong>: Secundair <strong>Onderwijs</strong> aan de XIOS Hogeschool Limburg formuleert in haar visie<br />

dat ze wil tegemoetkomen aan de hedendaagse vraag vanuit de maatschappij om leraren te vormen die op een<br />

flexibele en open manier naar hun beroep kijken en die in staat zijn om zelfgestuurd nieuwe competenties te<br />

verwerven.<br />

Het in september 1998 goedgekeurde Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de<br />

leraren, is in de XIOS Hogeschool ingevoerd sinds het academiejaar 1999-2000.<br />

De algemene competenties, de algemene beroepscompetenties en de beroepsspecifieke competenties op het<br />

niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar zijn duidelijk herkenbaar in de lijst ‘Basiscompetenties Leraren’,<br />

zoals vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse regering (september1998).<br />

NVAO-kader Niveau en oriëntatie<br />

Algemene competenties<br />

Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

Basiscompetenties leraren<br />

(Bijlage DSRK)1<br />

Het verwerven en verwerken van informatie 1.3, 1.6, 1.10.1, 2.4, 5.1 en 5.2<br />

Het vermogen tot kritische reflectie<br />

5.3.1 en A3<br />

Het vermogen tot projectmatig werken 1.4.2, 1.11.1, 1.7.3 en 10.1<br />

Het vermogen tot creativiteit<br />

Het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken 7.2<br />

Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en<br />

oplossingen<br />

De gerichtheid tot levenslang leren 3.1<br />

A8<br />

6.2, 6.3, 8.1.1 en 8.1.2<br />

1 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de basiscompetenties van de leraren (29 september 1998) – leraar<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep 1<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 795


NVAO-kader Niveau en oriëntatie<br />

Algemene beroepsspecifieke competenties<br />

Het teamgericht kunnen werken<br />

Oplossingsgericht kunnen werken<br />

Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid<br />

NVAO-kader Niveau en oriëntatie<br />

Beroepsspecifieke competenties<br />

Het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van<br />

beginnende beroepsbeoefenaar<br />

Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

Basiscompetenties leraren<br />

(Bijlage DSRK)<br />

5.1.2, 6.3, 7.1, 7.2, 7.3 en A10<br />

5.3.1, A3 en A4<br />

A7<br />

Besluit van de Vlaamse regering (1998)<br />

Basiscompetenties leraren<br />

(Bijlage DSRK)<br />

De lijst ‘Basiscompetenties leraren’ wordt in<br />

het besluit van de Vlaamse regering<br />

gespecificeerd naar de verschillende<br />

lerarenopleidingen in Vlaanderen. Hij bevat<br />

een uitwerking met de specifieke<br />

interpretatie voor de bachelor <strong>Onderwijs</strong>:<br />

Secundair <strong>Onderwijs</strong>.<br />

De lijst ‘Basiscompetenties leraren’ vormden in de XIOS Hogeschool de basis voor de concretisering van hun<br />

<strong>onderwijs</strong>praktijk.<br />

In de lijst ‘Basiscompetenties leraren’ legt de XIOS Hogeschool haar eigen accenten. Uit het zelfevaluatierapport<br />

en de gesprekken met de diverse gesprekspartners kan worden afgeleid dat bij de toekomstig afgestudeerde<br />

leraren een sterk gevoel aanwezig is voor het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De opleiding<br />

ervaart ongekwalificeerde uitstroom in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> als een belangrijk maatschappelijk probleem. De<br />

maatschappelijke herwaardering van het beroeps<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (bso) is een essentieel aspect van dit<br />

probleem. De opleiding ziet het als haar plicht om samen met haar studenten een bijdrage te leveren aan deze<br />

problematiek. De keuze voor het afstudeerdomein bso zou opnieuw een positieve keuze moeten worden.<br />

De culturele diversiteit in de Limburgse regio en de daarmee samenhangende maatschappelijke kenmerken zijn<br />

mee de aanleiding om de ‘interculturele competenties’ (onderdeel van basiscompetentie 2.2.1 ‘Leren omgaan met<br />

verschillen’) sterk te benadrukken. De commissie heeft dit kunnen vaststellen in de concretisering van de<br />

volledige <strong>onderwijs</strong>praktijk.<br />

De doelstellingen van de opleiding zijn helder geformuleerd. De opleidingsverantwoordelijken hebben duidelijke<br />

criteria, waaraan ze het niveau van hun opleiding willen afmeten. Bovendien bleek uit de gesprekken dat over de<br />

visie van waaruit de doelstellingen werden geformuleerd, grondig onderhandeld werd binnen de Opleidingsraad.<br />

De commissie kon alleszins de gelijkgerichtheid in visie en doelen vaststellen. De visie getuigt van een sterk<br />

gevoel voor maatschappelijk engagement, zowel van de opleiding tegenover haar studenten als van de studenten<br />

tegenover hun leerlingen. Het streven naar het beheersen van algemene beroepsgerichte en beroepsspecifieke<br />

competenties is aantoonbaar aanwezig in een aantal bestudeerde materialen.<br />

De commissie is van oordeel dat de les- en stage-evaluatieformulieren een duidelijke link hebben met de<br />

nagestreefde basiscompetenties. De opleiding ziet hierin tevens een middel om de basiscompetenties te<br />

communiceren met het werkveld. Uit de gesprekken blijkt dat studenten, het onderwijzend personeel en het<br />

werkveld op de hoogte zijn van de visie, de doelstellingen en de gekozen accenten binnen de na te streven<br />

competenties. Door die op te nemen in de <strong>onderwijs</strong>praktijk werken zij er ook bewust aan mee.<br />

De commissie waardeert vooral:<br />

- het maatschappelijk engagement dat geconcretiseerd wordt in een scherpgesteld opleidingsprofiel;<br />

- de goede aansluiting tussen het pedagogische project, de pluralistische visie en de invulling van de visie, met<br />

name de aandacht voor een heterogene instroom;<br />

- de positieve keuze voor diversiteit en het engagement voor een gedifferentieerde aanpak;<br />

- de participatieve besluitvorming met betrekking tot visie en opleidingsdoelen;<br />

- dat er wordt gewerkt aan competentiegericht leren; dit wordt onder andere geleidelijk ingebouwd via<br />

didactische ateliers waarin probleemstellend en geïntegreerd wordt gewerkt, en die een goede ondersteuning<br />

geven in het werkveld.<br />

796 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De aandacht voor de internationale profilering (benchmarking) kan meer aandacht krijgen dan momenteel het<br />

geval is.<br />

Er is een goede aanzet om studenten te leren werken met ICT, maar er kan in de opleiding zelf meer worden<br />

gebruikgemaakt van moderne mogelijkheden van het leerplatform.<br />

Facet 1.2<br />

Domeinspecifieke eisen<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die<br />

door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het<br />

betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van<br />

gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake.<br />

- Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante<br />

beroepenveld.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het curriculum wordt gericht gewerkt rond basiscompetenties die voor het beroep zijn vooropgesteld. De<br />

opleiding legt daarbij haar eigen accenten. Hoe het domeinspecifieke referentiekader tot stand kwam, wordt erg<br />

helder omschreven in het zelfevaluatierapport. De lijst Basiscompetenties, afgeleid uit de beroepsprofielen en<br />

mee vormgegeven door het beroepenveld, vormde het uitgangspunt voor de inrichting van het nieuwe curriculum.<br />

Op grond van de lijst Basiscompetenties werden de eind-/startbekwaamheden per opleidingsjaar vastgelegd in<br />

een document. Dit document werd voorgelegd op een mentorendag en op basis van de feedback bijgestuurd.<br />

Binnen de lijst Basiscompetenties legt de opleiding duidelijke accenten, die in lijn zijn met haar visie. De eigen<br />

accenten van de opleiding zijn te herleiden tot een tolerante houding ten aanzien van verschillende mens- en<br />

maatschappijvisies, waarden en culturen. De opleiding is van oordeel dat het functioneel geheel ‘inhoudelijk<br />

expert’ van de basiscompetenties te weinig houvast biedt om de inhoudelijke diepgang van de opleiding te<br />

vrijwaren. Dit functioneel geheel wordt voor de diverse vakgebieden door de lectoren geconcretiseerd op basis<br />

van de eindtermen en leerplannen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. Een aantal lectoren is lid van leerplancommissies,<br />

en van daaruit zijn zij uitstekend geplaatst om de opleiding te doen aansluiten op de vraag van het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> en hierop te anticiperen. Anderzijds ziet de opleiding dit als een mogelijkheid om de aspecten die<br />

voortvloeien uit maatschappelijke noden, een rol te laten spelen in de leerplannen <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>. De<br />

nieuwe verwachtingen vanuit het werkveld worden verder opgevolgd door gesprekken met mentoren op de<br />

mentorendagen. Ook beslissingen van de overheid spelen een rol in de formulering van de doelstellingen. Een<br />

voorbeeld hiervan is dat sinds het academiejaar 2004-2005 didactiek kleuter<strong>onderwijs</strong> aan het curriculum werd<br />

toegevoegd, omdat de overheid besliste om bijzondere leermeesters lichamelijke opvoeding in het<br />

kleuter<strong>onderwijs</strong> op te nemen. Andere voorbeelden van de interactie met het werkveld zijn de projecten die door<br />

lectoren en docenten voor het veld worden uitgewerkt. Vanuit het werkveld komen hierbij bijzonder tevreden<br />

reacties. Bij de afstemming op de ontwikkelingen in het werkveld wordt continu gewaakt over de relaties met de<br />

lijst Basiscompetenties.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 797


Op basis hiervan is de commissie van oordeel dat de dynamiek van het beroepenveld van erg nabij wordt<br />

gevolgd. Het beroepenveld wordt dan ook door de opleiding breed geïnterpreteerd.<br />

De commissie is van oordeel dat er werk is gemaakt van een concretisering met eigen, profilerende inkleuring<br />

van de basiscompetenties. Bij de opbouw van het nieuwe curriculum, ingevoerd vanaf het academiejaar 2005-<br />

2006, werden vijf pijlers geselecteerd voor de verdere uitbouw van dit curriculum. De diverse vakgroepen en de<br />

Opleidingsraad waren hierbij betrokken. De vijf pijlers zijn: studentgericht werken, activerende werkvormen en<br />

stijgende zelfsturing, reflectie, nieuwe technologieën en evaluatie. De bijzondere accenten die de opleiding wil<br />

leggen, bijvoorbeeld studentgerichtheid met het oog op leerlinggerichtheid door de studenten, toenemende<br />

zelfstudie met het oog op realiseren van de eindtermen ‘leren leren’ en de zorgbreedte in de<br />

studentenbegeleiding, krijgen ook gestalte in het domeinspecifieke kader. De studenten zijn zich ten volle bewust<br />

van de basiscompetenties waaraan zij moeten werken. Naast de doelstellingen die gericht zijn op deelaspecten<br />

van deze competenties binnen onderscheiden opleidingsonderdelen, zijn er ook momenten – binnen didactische<br />

ateliers en stage – dat de studenten bewust moeten bezig zijn met eigen positionering ter attentie van de<br />

geïntegreerde competenties.<br />

De commissie is van oordeel dat de basiscompetenties die betrekking hebben op de functie van de leraar als<br />

innovator, zeker worden gerealiseerd. Het werkveld gaf aan dat de vernieuwende impulsen die uitgaan van<br />

stagiairs van XIOS en van beginnende werknemers afgestudeerd aan deze hogeschool, een verrijking waren. De<br />

onderzoeksgerichte aspecten die vervat zitten in de rol van leraar als innovator zouden echter nog sterker kunnen<br />

worden uitgewerkt. De leiding van de opleiding, en met name de vakgroeppedagogen, reageren echter proactief<br />

en voortvarend op deze problematiek en geven de commissie het vertrouwen dat hier werk van wordt gemaakt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De contacten met het werkveld zijn intens, maar met het oog op continuering in de toekomst zouden ze beter<br />

structureel worden verankerd.<br />

Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 1.1, niveau en orientatië:<br />

facet 1.2, domeinspecifieke eisen:<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het maatschappelijk engagement geconcretiseerd wordt in een sterk gesteld opleidingsprofiel;<br />

- er een goede aansluiting is tussen het pedagogisch project – de pluralistische visie – en de invulling van de<br />

visie, met name de aandacht voor heterogene instroom. Er is een positieve keuze tussen diversiteit en<br />

engagement voor een gedifferentieerde aanpak;<br />

- er wordt gewerkt aan competentiegericht leren; dit wordt geleidelijk ingebouwd via didactische ateliers waarin<br />

probleemstellend en geïntegreerd wordt gewerkt;<br />

- de internationale profilering meer aandacht verdient;<br />

- het werkveld nauwer betrokken kan worden bij het conceptualiseren van het curriculum. Zij zijn voor een deel<br />

vragende partij. Informele kanalen kunnen worden aangevuld met structureel overleg;<br />

- er een goede aanzet is om studenten te leren werken met ICT, maar er kan in de opleiding zelf meer gebruik<br />

worden gemaakt van moderne mogelijkheden van het leerplatform;<br />

- er werk is gemaakt van een concretisering met een eigen, profilerende inkleuring van de basiscompetenties;<br />

798 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


- er actief en dynamisch wordt ingespeeld op problematieken en projecten uit het werkveld;<br />

- alle actoren binnen de opleiding betrokken zijn bij het vormgeven van het domeinspecifiek opleidingsprofiel.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 799


Onderwerp 2<br />

Programma<br />

Facet 2.1<br />

Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

- De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.<br />

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te<br />

bereiken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

In het academiejaar 2005-2006 werd het nieuwe curriculum ingevoerd. Voor elk opleidingsonderdeel werd een<br />

ECTS-fiche opgesteld. De ECTS-fiche geeft de concretere doelen en inhouden van het opleidingsonderdeel aan.<br />

Er wordt over gewaakt dat voor elke student alle basiscompetenties aan bod komen. Daarvoor wordt er<br />

gebruikgemaakt van een competentiematrix, waarin voor elk opleidingsonderdeel wordt aangegeven aan welke<br />

basiscompetenties er wordt gewerkt.<br />

De opleidingsonderdelen zijn in drie groepen onderverdeeld. Een eerste groep bevat de vakinhoudelijke<br />

competenties van de drie <strong>onderwijs</strong>vakken (zowel de vakinhouden als de vakdidactiek) waarvoor de student heeft<br />

gekozen. De tweede groep bevat de beroepsalgemene competenties, met name de algemene didactiek en<br />

agogiek, het didactisch atelier en de stage. De derde groep bevat de algemene competenties, zoals<br />

ontwikkelingspsychologie en communicatieve vaardigheden.<br />

In het eerste opleidingsjaar (opgedeeld in drie trimesters; tien weken en twee keer negen weken), en vooral in het<br />

eerste trimester ligt de klemtoon enerzijds op de basiskennis van de vakinhouden en anderzijds op de<br />

leervaardigheden, de taalvaardigheid en de kennis van de didactische en psychologische basis voor het<br />

lesgeven. De klemtoon ligt hier op de ‘leraar als inhoudelijk expert’. In het tweede trimester staat het didactisch<br />

atelier centraal en wordt de klemtoon gelegd op ‘de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen’ en<br />

‘de leraar als opvoeder’. In het derde trimester krijgen de studenten de kans om voor elk <strong>onderwijs</strong>vak van hun<br />

keuze drie lessen te geven in een <strong>secundair</strong>e school.<br />

Het tweede opleidingsjaar (opgedeeld in twee semesters) werd ten tijde van het visitatiebezoek voor de eerste<br />

keer volgens het vernieuwde curriculumingericht. De opleidingsonderdelen zijn in dezelfde groepen<br />

onderverdeeld als in het eerste opleidingsjaar. Het didactisch atelier, de stage en de opleidingsportfolio nemen<br />

een belangrijkere plaats in.<br />

Het didactisch atelier betreft enerzijds vakoverschrijdend werken en teamwork en anderzijds differentiatie en<br />

evaluatie. De docenten geven tijdens de gesprekken aan dat de wisselwerking tussen pedagogen en vaklectoren<br />

een duidelijke verrijking is voor de opleiding. Het derde opleidingsjaar was ten tijde van het visitatiebezoek nog in<br />

een ontwerpfase.<br />

De commissie is van oordeel dat de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma in<br />

voldoende mate aanwezig is en dat deze relatie geoperationaliseerd wordt door een competentiematrix.<br />

Over de drie opleidingsjaren heen heeft de opleiding een aantal leerlijnen geformuleerd, zoals toenemende<br />

zelfsturing, reflectie enzovoort (zie facet 2.3: Samenhang in het programma).<br />

De commissie heeft geconstateerd dat in het nieuwe curriculum veel aandacht wordt besteed aan de concrete<br />

toepassing van de verschillende leerlijnen. Deze leerlijnen waarborgen de samenhang in het programma.<br />

800 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Het vakoverschrijdend werken is eveneens een expliciet aanwezige leerlijn in het nieuwe curriculum. Dit werd<br />

mede geïnitieerd vanuit een bevraging van afgestudeerden, die wezen op het feit dat ze te weinig handvatten<br />

meekregen om vakoverschrijdende leer- en ontwikkelingsprocessen op te zetten.<br />

In het oude curriculum kwam het vakoverschrijdend werken pas duidelijk aan bod in het derde opleidingsjaar,<br />

vooral in de Cuma-projecten (Cultuur en Maatschappij). In teams van vier tot acht studenten wordt gewerkt aan<br />

een maatschappelijk en cultureel probleem dat wordt aangedragen door stagescholen. De organisatie is<br />

momenteel van dien aard dat zoveel mogelijk <strong>onderwijs</strong>vakken aan bod komen. Studenten, afgestudeerden en<br />

werkveld tonen zich erg enthousiast over deze werkvorm.<br />

In het nieuwe curriculum, waarin het vakoverschrijdend werken een expliciete leerlijn zal zijn, wordt projectwerk<br />

eerder ingevoerd, namelijk in het tweede opleidingsjaar. Ook ICT wordt binnen het vakoverschrijdend werken<br />

beschouwd als ondersteuning van het leerproces. De nadruk wordt gelegd op competenties als exploreren, het<br />

opzoeken van informatie met behulp van multimedia, omgaan met informatie, communiceren en presenteren.<br />

De commissie is van oordeel dat er een goede aanzet is om studenten te leren werken met ICT, maar er kan in<br />

de opleiding zelf meer worden gebruikgemaakt van moderne mogelijkheden van het leerplatform. Dit blijkt vooral<br />

uit de gesprekken met studenten.<br />

De commissie raadt de opleiding aan deze relatie tussen de leerlijnen en de samenhang in het programma<br />

steeds goed te expliciteren bij haar verdere ontwikkelingen.<br />

De commissie geeft aan dat het nieuwe decreet <strong>secundair</strong>e scholen meer bevoegdheid geeft op het vlak van het<br />

opleiden van leerkrachten. In het licht van dit gegeven vindt de commissie de betrokkenheid van het werkveld en<br />

in het bijzonder de verantwoordelijkheid van <strong>secundair</strong>e scholen belangrijk bij de verdere conceptualisering van<br />

het curriculum. Volgens de verantwoordelijken van de opleiding is er momenteel bij directies van <strong>secundair</strong>e<br />

scholen weinig interesse of behoefte op dit vlak. De behoeftes van het werkveld situeren zich vooral op het<br />

niveau van ‘vakken’, maar niet overkoepelend voor het hele curriculum.<br />

De commissie is van oordeel dat deze betrokkenheid van het werkveld kan gestimuleerd worden en dat, voor wat<br />

de conceptualisering van het curriculum betreft, deze betrokkenheid meer kan worden gestructureerd en<br />

geformaliseerd.<br />

De internationale dimensie in het curriculum wordt gerealiseerd door onder meer studiebezoeken van<br />

buitenlandse leerkrachten, aandacht voor internationale aspecten in de vakinhouden en de deelname aan<br />

Europese projecten (bijvoorbeeld het Venusproject rond diversiteit). De rode draad doorheen de hele opleiding is<br />

omgaan met diversiteit.<br />

De commissie waardeert de wijze waarop deze rode draad ook bepalend is voor de manier waarop de<br />

internationale vormgeving van het curriculum plaatsvindt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Het werkveld kan nauwer worden betrokken bij het conceptualiseren van het curriculum. Ze zijn deels vragende<br />

partij. Informele kanalen kunnen worden aangevuld met structureel overleg.<br />

Er moet meer aandacht worden besteed aan het gebruik van moderne mogelijkheden van het elektronisch<br />

leerplatform.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 801


Facet 2.2<br />

Eisen professionele gerichtheid van het programma<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend<br />

studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek.<br />

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline.<br />

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare<br />

verbanden met de actuele beroepspraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De professionele gerichtheid van het programma wordt door de opleiding verzekerd op basis van de vijf hierna<br />

volgende curriculumaspecten.<br />

• de aanwezigheid van vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren<br />

ondersteunen<br />

Het omgaan met diversiteit wordt door de opleiding vertaald in een geïndividualiseerde aanpak en concreet<br />

zorgbreed werk in klasverband. De commissie heeft kunnen constateren dat hiervoor gerichte basiskennis en<br />

didactische vaardigheden worden aangereikt. De bagage van studenten wordt ook ten aanzien van deze te<br />

ontwikkelen competentie versterkt door een brede en diepe reflectie.<br />

• de aandacht voor werkveldervaring<br />

De aandacht voor stage, zowel in termen van kwantiteit als van diversiteit, is de commissie opgevallen.<br />

De opleiding vindt het belangrijk dat de studenten een zo ruim mogelijke ervaring opdoen. De stage is gradueel<br />

en gevarieerd uitgebouwd. Zij begint in het eerste opleidingsjaar met drie uur per opleidingsvak en neemt verder<br />

in tijd toe per opleidingsjaar. Voor studenten lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding zijn naast bedrijfsbezoeken<br />

ook stages voorzien in sportdiensten en bij seniorenclubs.<br />

• de aansluiting bij recente ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline en de beroepspraktijk<br />

Een voorbeeld van recente ontwikkelingen in de beroepspraktijk die aandacht krijgen in het curriculum en dat ten<br />

tijde van het visitatiebezoek door de commissie is geconstateerd, is de aandacht voor onderzoekscompetenties in<br />

het aso. In het <strong>onderwijs</strong>vak fysica en lichamelijke opvoeding kon de commissie voorbeelden zien van de wijze<br />

waarop de studenten zelf onderzoeksvaardigheden verwerven.<br />

De commissie constateerde dat dit aspect echter niet gestructureerd is uitgewerkt.<br />

• het onderzoek in het werkveld en de relatie daarvan met <strong>onderwijs</strong><br />

Studenten hebben in het kader van hun eindwerk de mogelijkheid om deel te nemen aan lopende onderzoeken of<br />

om voort te bouwen op bestaande onderzoeksprojecten.<br />

• de interactie van de opleiding met maatschappelijke dienstverlening<br />

De commissie heeft geconstateerd dat de opleiding studenten de mogelijkheid biedt tot dienstverlening aan het<br />

werkveld. Typische voorbeelden hiervan zijn de begeleiding van klasgroepen door studenten bij buitenschoolse<br />

projecten, de begeleiding van sportdagen en thuisbegeleiding van leerlingen bij het leren<br />

802 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


De eindwerken en het daarbij horend concept dat de commissie heeft bestudeerd, is nog een onderdeel van het<br />

curriculum in afbouw. Voor het eindwerk staan vijf studiepunten in het derde opleidingsjaar.<br />

De student maakt ter afronding van zijn studie een persoonlijk (en schriftelijk) werkstuk, waarbij het praktische<br />

gedeelte primeert en gefundeerd is op een theoretische basis.<br />

In het begin van het academiejaar krijgt de student informatie over het eindwerk (cursusonderdeel ‘eindwerk’)<br />

binnen het opleidingsonderdeel communicatieve vaardigheden. Alle modules en stages van de voorgaande jaren<br />

hebben de student door taken, verslagen enzovoort eveneens voorbereid op het schrijven van dit stuk.<br />

Elke student wordt begeleid door een eerste en een tweede lezer. De student bespreekt zijn vorderingen<br />

minstens drie keer met de eerste lezer. De besprekingen worden opgevolgd aan de hand van de trajectkaart.<br />

Hierop noteert de promotor per datum alle belangrijke werkafspraken. Deze trajectkaart wordt door de lector en<br />

door de student bij elke afspraak ondertekend. In december is er in kleine groepen van studenten en lectoren een<br />

tussentijdse bespreking van de vorderingen van de eindwerken. Studenten krijgen dan feedback en suggesties.<br />

Tijdens de examenperiode licht de student zijn eindwerk mondeling toe aan een gemengde groep van studenten<br />

en lectoren. De begeleidende lectoren komen samen tot een cijfer dat gebaseerd is op het geleverde werk in de<br />

loop van het schooljaar (procesevaluatie), het eindproduct en de mondelinge verdediging.<br />

- De criteria op basis waarvan het eindwerk wordt beoordeeld, zijn:<br />

- de inhoud;<br />

- de persoonlijke inbreng (de mate waarin de begeleidende lector werd ingeschakeld);<br />

- het innoverende karakter;<br />

- het proces;<br />

- de bruikbaarheid voor de praktijk.<br />

De studenten Lichamelijke Opvoeding geven tijdens de gesprekken aan dat de richtlijnen voor de eindwerken niet<br />

altijd duidelijk zijn.<br />

Het werkveld geeft tijdens de gesprekken te kennen dat het graag wil meedenken over het vernieuwde concept<br />

van de eindwerken, maar formele gesprekken zijn er hieromtrent nog niet geweest. Het werkveld ziet vooral<br />

overleg noodzakelijk op het niveau van de keuze van het onderwerp. Zij zien vooral onderwerpen waar het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> nood aan heeft als belangrijke input voor de keuze van onderwerpen voor het eindwerk.<br />

De commissie is positief wat de praktijkgerichtheid van de eindwerken betreft, maar de theoretische reflectie kan<br />

beter worden uitgewerkt. Reflectie bij de eindwerken gebeurt wel, maar dan voornamelijk in dialoog met de<br />

opdrachtgever of begeleider. De commissie is van oordeel dat een schriftelijke neerslag hiervan een meerwaarde<br />

kan betekenen voor de eindwerken en de communicatie daarvoor.<br />

Uit de gesprekken is tevens gebleken dat er te weinig eensgezindheid bestaat over de criteria op basis waarvan<br />

de eindwerken worden beoordeeld. De opleiding is zich bewust van deze tekorten wat het eindwerk in het oude<br />

curriculum betreft. Tijdens de gesprekken wordt meegedeeld dat de eindwerken voor het nieuwe curriculum<br />

worden voorbereid in een voorbereidende werkgroep en dat er met de gesignaleerde tekorten wordt rekening<br />

gehouden.<br />

De Opleidingsraad heeft nog geen beslissing genomen over het definitieve concept van de eindwerken in het<br />

nieuwe curriculum.<br />

Ten aanzien van de professionele gerichtheid van het programma is de commissie er na de visitatiegesprekken<br />

van overtuigd geraakt dat die goed is. Daarbij worden de verdere integratie tussen vakinhouden en vakdidactiek<br />

enerzijds en basiscompetenties anderzijds als waardevolle initiatieven aangemerkt. Ditzelfde geldt voor de<br />

<strong>onderwijs</strong>kundige vernieuwingen waarmee de opleiding haar studenten voorbereidt. Deze initiatieven worden<br />

sterk gewaardeerd door het <strong>onderwijs</strong>veld en de educatieve instellingen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 803


Facet 2.3<br />

Samenhang van het programma<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Binnen het curriculum van de <strong>onderwijs</strong>vakken is de samenhang gebaseerd op de verticale samenhang van de<br />

eindtermen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Aan de afstemming tussen vakinhouden, vakdidactiek en algemene didactiek wordt gewerkt door binnen de<br />

algemene didactiek te werken met algemene kaders die worden toegepast in de didactische ateliers. In de<br />

didactische ateliers begeleiden vaklectoren en pedagogen samen microteaching. Leerinhouden, algemene<br />

didactiek en vakdidactiek spelen voortdurend op elkaar in. De commissie erkent de positieve werking hiervan op<br />

de samenhang in de opleiding.<br />

De verticale samenhang wordt verder in het programma gegarandeerd door een aantal leerlijnen.<br />

In de leerlijn didactisch pedagogische basisvaardigheden wordt de samenhang bewaakt door het formuleren van<br />

eind- en startbekwaamheden per opleidingsjaar.<br />

De leerlijn zorgbreed werken en differentiatie wordt in het eerste opleidingsjaar ingezet met de visie dat leren<br />

‘individueel verschillend’ verloopt. In het tweede opleidingsjaar wordt dit vertaald naar de didactische praktijk. De<br />

strategieën die worden aangeleerd in algemene didactiek zijn door de studenten niet altijd gemakkelijk te vertalen<br />

naar hun vakgebieden. Om dit op te vangen wordt met portfoliodifferentiatie gewerkt, die vaklectoren en<br />

pedagogen samen begeleiden. Om de vaardigheid ‘begeleiden van het leerproces van risicoleerlingen’ te<br />

verwerven, werd in het derde opleidingsjaar structureel het project ‘Leren thuis leren’ ingebouwd. Door hieraan in<br />

de opleiding extra aandacht te besteden, verwacht de opleiding dat het werkveld steeds meer vertrouwd geraakt<br />

met een gedifferentieerde aanpak.<br />

Met de leerlijn vakoverschrijdend werken wordt vanaf het nieuwe curriculum gestart in het tweede opleidingsjaar.<br />

De leerlijn toenemende zelfsturing wordt gefaseerd doorlopen: zelf werken, zelfstandig werken, zelfstandig leren<br />

en ten slotte zelfverantwoordelijk leren. Een goede uitbouw van de studiebegeleiding en het begeleid zelfstandig<br />

werken binnen elk vak maken dit mogelijk.<br />

In het eerste jaar wordt daarom veel aandacht besteed aan metacognitieve vaardigheden waarbij studenten<br />

ingedeeld worden in verschillende leergroepen.<br />

De leerlijn reflectie loopt in de vorm van reflectie-etappes doorheen de opleiding. In het didactisch atelier in het<br />

eerste opleidingsjaar gebeurt de eerste aanzet tot reflectie aan de hand van de reflectiecyclus van Korthagen. Het<br />

voorwerp van reflectie beperkt zich hierbij tot eenvoudige instructievaardigheden. De reflectie verloopt duidelijk<br />

gestructureerd vanaf het begin van de opleiding.<br />

De commissie is van oordeel dat de samenhang in het programma groeiende is, mede op basis van signalen van<br />

studenten en de omgeving. De studenten zijn zich bewust van de samenhang in het nieuwe programma. Als de<br />

opleiding erin slaagt om ook in het derde jaar relevante onderzoekscomponenten te integreren, zal zij een<br />

modern, samenhangend programma kunnen aanbieden aan haar studenten.<br />

804 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


De opleiding biedt geen keuzemodules aan. De keuzemogelijkheden van de student situeren zich binnen de<br />

modules. Bij eindwerken en stages wordt rekening gehouden met de persoonlijke interesse van de student.<br />

Binnen de verdiepingen van de verschillende <strong>onderwijs</strong>vakken is ruimte voor interessedifferentiatie<br />

In het derde opleidingsjaar, dat zal worden ingevoerd vanaf het academiejaar 2007-2008, worden wel<br />

keuzemodules voorzien. Er wordt gedacht aan keuzemodules zoals <strong>onderwijs</strong>vernieuwing, overgang lager<br />

<strong>onderwijs</strong> – <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, zorgcoördinatie enzovoort.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.4<br />

Studieomvang<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180<br />

studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: OK<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma<br />

georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale<br />

studieomvang van een professionele bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 805


Facet 2.5<br />

Studielast<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet.<br />

- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de<br />

studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De studietijd werd gemeten in het academiejaar 2002-2003. De procedure staat beschreven in het<br />

kwaliteitshandboek en de commissie heeft er kennis van genomen. De studietijd werd gemeten bij de<br />

normstudent. Uit de vergelijking tussen de begrote studietijd en de reële studiebelasting kwam naar voren dat<br />

bepaalde opleidingsonderdelen de 80 procent minimumactiedrempel en andere opleidingsonderdelen de 120<br />

procent maximumactiedrempel overschreden. De reden was dat het aantal contacturen in het verleden de basis<br />

was voor de bepaling van het aantal studiepunten. Anderzijds bleek dat de grote verscheidenheid in de werkelijke<br />

studielast een samenhang vertoonde met de gekozen vakkencombinatie van de studenten.<br />

Bij de opbouw van het nieuwe curriculum werd deze relatie losgelaten en heeft iedere lector op basis van deze<br />

studietijdmetingen bijsturingen kunnen uitvoeren aan zijn opleidingsonderdelen. Daarna werden studietijdmetingen<br />

uitgevoerd op basis van ‘tijdschrijven’.<br />

De studietijdmetingen worden door de opleiding als een blijvend aandachtspunt beschouwd, en in het bijzonder<br />

de verscheidenheid in ervaren studiebelasting.<br />

Het ZER geeft zelf al aan dat het gegeven dat de opleiding maximaal kansen tracht te bieden aan studenten die<br />

een minder sterke voorbereiding hebben gekregen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en/of in minder gunstige<br />

omstandigheden moeten studeren, ook aanleiding kan geven tot de grote variatie in gemeten studietijd. Ze geven<br />

daarmee al aan dat de (opgelegde) studietijdmeting bij de ‘normstudent’ niet zo goed samengaat met de principes<br />

van streven naar diversiteit en differentiatie. De diverse initiatieven die men voorziet ter ondersteuning van de<br />

student kunnen een efficiënter benutten van de studietijd ten goede komen.<br />

De commissie constateert dat de studietijd een geregeld terugkerend evaluatie-instrument is. De commissie heeft<br />

sterk de indruk dat de opleiding de signalen van de studenten serieus neemt en noodzakelijke aanpassingen<br />

realiseert. Het is noodzakelijk in het kader van differentiatie en diversiteit, twee speerpunten van de opleiding, dat<br />

de opleiding niet alleen de normstudent en de normstudietijd als uitgangspunt neemt bij de actualisering van haar<br />

programma.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

806 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Facet 2.6<br />

Afstemming tussen vormgeving en inhoud<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.<br />

- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Het didactisch concept dat de opleiding hanteert, wordt in het zelfevaluatierapport nader toegelicht. Er wordt een<br />

onderscheid gemaakt tussen opleidingsonderdelen die eerder competentiegericht zijn opgevat en<br />

opleidingsonderdelen die eerder ondersteunend kennis en/of vaardigheden toeleveren.<br />

Er wordt een veelheid aan werkvormen aangeboden (project<strong>onderwijs</strong>, probleemgestuurd <strong>onderwijs</strong>, taakgestuurd<br />

leren ...).<br />

In het nieuwe curriculum is een toenemende mate van zelfgestuurd leren ingebouwd door middel van de<br />

volgende werkvormen: taakgestuurd leren, probleemgestuurd leren, project<strong>onderwijs</strong> en zelfgestuurd<br />

ervaringsleren. Dit houdt in dat het relatieve aandeel van hoorcolleges afneemt in het nieuwe curriculum.<br />

De commissie is echter van oordeel dat daar waar competentiegericht <strong>onderwijs</strong> wordt beschreven, dat vaak<br />

intra-murosactiviteiten (bijvoorbeeld de didactische ateliers) betreft. Toch veronderstelt competentie juist een<br />

vermogen tot het flexibel aanwenden van de kennis, vaardigheden en attitudes in reële, complexe situaties.<br />

De commissie is van oordeel dat de afstemming tussen vormgeving en inhoud sterk veranderd is in het nieuwe<br />

programma. De nieuwe initiatieven zijn een duidelijke verbetering en werden door alle betrokkenen als zodanig<br />

ervaren. De commissie waardeert het erg dat de interactie tussen leidinggevenden en het docententeam daarbij<br />

soepel en doelgericht verloopt, waardoor alle energie kan worden aangewend voor de nieuwe initiatieven. De<br />

variatie aan <strong>onderwijs</strong>vormen in het nieuwe programma is doelmatig en voor de studenten uitdagend. De<br />

<strong>onderwijs</strong>leermiddelen zijn modern en worden adequaat ingezet. De kwaliteit daarvan is doorgaans heel redelijk.<br />

De aandacht voor buitenlandse <strong>onderwijs</strong>ontwikkelingen is nog niet goed; het team is er zich van bewust dat<br />

geleidelijke groei noodzakelijk is.<br />

De commissie uitte zich positief over de cursussen die zij heeft ingezien. De commissie spreekt van ‘didactisch<br />

erg sterk uitgewerkte cursussen’.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 807


Facet 2.7<br />

Beoordeling en toetsing<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de<br />

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De evaluatieprocedures zijn terug te vinden in het <strong>onderwijs</strong>- en examenreglement; de evaluatievormen staan per<br />

opleidingsonderdeel beschreven in de opleidingsgids.<br />

Er is een grote verscheidenheid aan evaluatie- en assessmentvormen, naargelang de doelstellingen van de<br />

opleidingsonderdelen. Vormen van permanente evaluatie en examens vullen elkaar aan. De student wordt<br />

naarmate de opleiding vordert meer betrokken bij de evaluatie (self-, peer- en coassessment).<br />

De mondelinge en schriftelijke examens worden afgelegd tijdens de daarvoor voorziene examenperiodes. Deze<br />

duren twee of drie weken. Bij de opmaak van het examenrooster wordt aandacht besteed aan een redelijke<br />

spreiding, en het definitieve examenrooster wordt enkele weken voor de start bij de studenten bekendgemaakt.<br />

De permanente evaluatie wordt door de vaklectoren vormgegeven door begeleid zelfstandig werk, practica,<br />

taken, portfolio ... Meestal worden daarbij zowel het proces als het product van de student beoordeeld.<br />

Studenten hebben de gelegenheid om na elke examenperiode hun examens in te kijken. Tegelijkertijd bestaat er<br />

de mogelijkheid om met de lector de sterke en de zwakke punten in de competentieontwikkeling te bespreken.<br />

De opleidingsonderdelen die peilen naar kennis van de student worden beoordeeld door één lector. Om de<br />

validiteit te bewaken, wordt een combinatie van meerdere evaluatievormen (mondeling en/of schriftelijk en<br />

permanente evaluatie) gehanteerd.<br />

De opleidingsonderdelen die erop gericht zijn de studenten te leren lesgeven, krijgen naarmate de opleiding<br />

vordert een groter gewicht toegekend. Deze opleidingsonderdelen worden beoordeeld met een standaardlesevaluatieformulier.<br />

Meestal nemen verschillende beoordeelaars (medestudenten, vaklectoren, pedagogen en<br />

mentoren) deel aan het evolutieproces. Het uiteindelijke cijfer wordt op een eerder holistische wijze bepaald door<br />

de titularis van het vak, maar gebeurt in de regel in overleg met de medebeoordelaars. Ook het proces dat de<br />

student doorloopt, wordt mee in rekening gebracht.<br />

De beoordelingscriteria worden autonoom of binnen de vakgroep opgesteld.<br />

De commissie is van oordeel dat de rol van de zelfregie van de student in de eindfase verder kan worden<br />

uitgewerkt. Het lectorenteam zit midden in de ontwikkeling van modernisering van de beoordeling en toetsing,<br />

een onderdeel van de totale inhoudelijke en didactische vernieuwing. De commissie beveelt aan daar duidelijke<br />

opleidingscriteria voor op te stellen, zodat een meer heldere intersubjectiviteit kan worden bereikt. Staat bij facet<br />

2.2 beter laten staan omwille van de uniformiteit tussen de rapporten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie is van oordeel dat de rol van de zelfregie van de student in de eindfase verder kan worden<br />

uitgewerkt.<br />

De commissie beveelt aan daar duidelijke opleidingscriteria voor op te stellen, zodat een meer heldere<br />

intersubjectiviteit kan worden bereikt.<br />

808 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Facet 2.8<br />

Masterproef<br />

Beoordelingscriteria<br />

- De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch<br />

vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot<br />

kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de<br />

onderzoeksingesteldheid van de student.<br />

- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een<br />

minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: niet van toepassing<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 2.9<br />

Toelatingsvoorwaarden<br />

Beoordelingscriteria:<br />

Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor:<br />

- diploma <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> van het korte type met volledig leerplan,<br />

diploma van het hoger <strong>onderwijs</strong> voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een<br />

wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend;<br />

- door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden<br />

voldoen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De meeste studenten komen uit een aso-richting (± 55 procent). Iets minder dan 40 procent komt uit een tsoafdeling.<br />

Een klein percentage komt uit het bso. In het academiejaar 2003-2004 bedroeg dit 2,3 procent. Dit is<br />

een halvering van het percentage in het academiejaar 2001-2002.<br />

Al enkele jaren heeft de opleiding een behoorlijke instroom van studenten van allochtone afkomst. De opleiding<br />

beschouwt dit als een verrijking voor iedereen op school, en weet dit op een verrijkende wijze te betrekken in haar<br />

curriculum.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 809


Tijdens het academiejaar (2004-2005) waren in het eerste jaar AV 19 studenten van allochtone afkomst op 101<br />

eerstejaarsstudenten, een percentage van 18,8 procent. In LO waren er 10 studenten van allochtone afkomst op<br />

59 eerstejaarsstudenten, een percentage van 16,9 procent.<br />

Het studentenaantal is in het academiejaar 2006-2007 waarin het visitatiebezoek plaatsvond, sterk gestegen.<br />

Het studentenaantal steeg van 160 eerstejaarsstudenten in 2004-2005 naar 241 eerstejaarsstudenten in 2006-<br />

2007.<br />

Het studentenaantal is mee gestegen door het nemen van initiatieven om jongeren uit nieuwe doelgroepen te<br />

rekruteren. Lectoren engageerden zich in diverse activiteiten waarbij de allochtone gemeenschap is betrokken.<br />

Een ander initiatief is het ‘‘promotieteam allochtone studenten’’. Dit team bestaat uit doelgroepstudenten die naar<br />

hun eigen achterban terugkeren om een nieuwe generatie jongeren, hun ouders en de hele gemeenschap te<br />

informeren over hoger <strong>onderwijs</strong> en om hen te motiveren om verder te studeren.<br />

Ten aanzien van de aansluiting vooropleiding-opleiding organiseert de opleiding specifieke activiteiten:<br />

- oriënteringsproeven voor lichamelijk opvoeding tijdens de introductieweek en afgenomen door de<br />

tweedejaarsstudenten;<br />

- instaptoetsen taal en ICT met als doel zo vlug mogelijk lacunes op te sporen en eventueel door te verwijzen<br />

naar de remediëringsmogelijkheden;<br />

- leerbegeleiding waarbij leergroepen verplicht tweewekelijks samenkomen met een coach om problemen in de<br />

opleiding op te sporen, de solidariteit in de groep te stimuleren en lacunes op vlak van studievaardigheden te<br />

detecteren en te remediëren.<br />

Door het Flexibiliseringsdecreet, en vooral door het leggen van de cesuur op 10 (in plaats van 12 vroeger) is het<br />

aantal aanvragen voor EVK-vrijstellingen sterk gestegen. Ongeveer 20 procent van de studenten probeert<br />

daarvan gebruik te maken.<br />

De trajectbegeleider, die ook EVC- en EVK-coördinator is, onderzoekt elk aanvraagdossier individueel. Daarbij<br />

wordt, als het over eerder verworven kwalificaties in het eigen departement gaat, rekening gehouden met de<br />

concordantietabellen tussen de vroegere en de nieuwe opleidingen. Als het over elders eerder verworven<br />

kwalificaties gaat, worden de rapporten, de studiegids en de desbetreffende cursussen bij de student<br />

opgevraagd. De studiegids en de cursussen worden dan samen met de betrokken vaklectoren vergeleken met<br />

het eigen curriculum. De wijze van omgaan met EVK’s wordt door de studenten geapprecieerd en draagt bij tot<br />

een groeiend aantal studenten in de opleiding. Het gebeurt ook dat vrijstellingen niet kunnen worden verleend,<br />

ook al waren vroegere cijfers vrij hoog voor een gelijkaardig opleidingsonderdeel op universitair niveau, omdat de<br />

praktijkcomponent in het curriculum erg belangrijk is en soms samen met de theorie verweven zit in eenzelfde<br />

opleidingsonderdeel.<br />

Met aanvragen voor EVC-vrijstellingen heeft de opleiding nog geen ervaring. De procedure ter zake is wel al<br />

uitgewerkt.<br />

De commissie is van oordeel dat het toelatingsbeleid van de opleiding in lijn is met het diversiteitbeleid en<br />

waardeert de vele inspanningen op dit vlak.<br />

Ondanks de inspanningen blijkt toch dat nog steeds veel studenten voortijdig afhaken.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie moedigt de opleiding aan om nieuwe, mogelijk onorthodoxe, wegen in te slaan om haar doelen<br />

vasthoudend te bereiken.<br />

810 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: goed<br />

facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: goed<br />

facet 2.3, samenhang van het programma:<br />

goed<br />

facet 2.4, studieomvang:<br />

OK<br />

facet 2.5, studielast:<br />

goed<br />

facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud:<br />

goed<br />

facet 2.7, beoordeling en toetsing:<br />

voldoende<br />

facet 2.8, masterproef:<br />

niet van toepassing<br />

facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de relatie tussen doelstellingen en inhoud duidelijk aanwezig is en geoperationaliseerd is in een<br />

competentiematrix;<br />

- de professionele gerichtheid van het programma goed is en dat de integratie tussen vakinhouden en<br />

vakdidactiek waardevol is;<br />

- de samenhang in het programma groeiende is;<br />

- de afstemming tussen vormgeving en inhoud sterk verandert in het nieuwe programma, en dat de nieuwe<br />

initiatieven duidelijk een verbetering zijn en ook als dusdanig door de betrokkenen zo worden ervaren;<br />

- de <strong>onderwijs</strong>leermiddelen modern zijn en adequaat worden ingezet;<br />

- er behoefte is aan het vooropstellen van duidelijke opleidingscriteria, zodat een heldere intersubjectiviteit kan<br />

worden bereikt;<br />

- de explicitering van proces- en productaspecten – zeker voor de eindwerken – via gestructureerde reflectie<br />

door studenten meer aandacht vraagt;<br />

- er erg gewaardeerde inspanningen worden geleverd op het vlak van het toelatingsbeleid in het kader van het<br />

diversiteitbeleid.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 811


Onderwerp 3<br />

Inzet van het personeel<br />

Facet 3.1<br />

Kwaliteit van het personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, <strong>onderwijs</strong>kundige en organisatorische realisatie van het<br />

programma.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie concludeert, op basis van de ter beschikking gestelde personeelsoverzichten, dat de medewerkers<br />

gekwalificeerd zijn en dat de ploeg bestaat uit zowel ervaren als beginnende docenten.<br />

De commissie is op basis van de gesprekken met de docenten van oordeel dat het personeel sterk betrokken is<br />

bij de opleiding en zich ernstig inspant om het opleidingsconcept te realiseren. De Opleidingsraad draagt op<br />

effectieve wijze bij tot de aansluiting van het docentenkorps bij de beleidslijnen van de opleiding.<br />

Uit het zelfevaluatierapport en uit de gesprekken is sterk naar voren gekomen dat het personeelsbeleid aan de<br />

lerarenopleiding XIOS Hogeschool uitgaat van duidelijkheid, aandacht voor didactische vaardigheden, respect<br />

voor de visie van de opleiding inzake differentiatie en diversiteit, en met aandacht voor het welbevinden van alle<br />

medewerkers.<br />

De commissie heeft kunnen vaststellen dat er duidelijke procedures zijn, die ook daadwerkelijk worden<br />

gehanteerd, op het vlak van:<br />

- selectie van personeel;<br />

- toewijzing van personeel aan departementen;<br />

- benoemingen en bevorderingen;<br />

- evaluatieprocedure;<br />

- professionalisering.<br />

De selectieprocedure is gedetailleerd omschreven in het ‘‘Reglement houdende selectie van personeel’’ (bijlage<br />

3.1). Deze selectieprocedure moet niet worden gevolgd voor vervangingen van minder dan één academiejaar.<br />

Voor de selectie van onderwijzend personeel wordt gelet op de didactische competenties van de kandidaat.<br />

Hiervoor moeten de kandidaten twee proeflessen voorbereiden, waarvan ze er één (gedurende ongeveer 20<br />

minuten) moeten geven voor de Selectiecommissie.<br />

De selectie wordt afgerond met een interview, waarbij gepeild wordt of het profiel van de kandidaat aansluit bij de<br />

visie van de opleiding en de visietekst van de vakgroep pedagogen. Verder wordt er ook rekening gehouden met<br />

opgedane ervaringen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Bij de selectie en inzet van personeel wordt een gelijkekansenbeleid gevoerd, onder meer op het vlak van<br />

gender. Bij de studentenbegeleiders is er een medewerker van allochtone (Turkse) afkomst, wat door de<br />

opleiding als een meerwaarde wordt ervaren in het kader van het diversiteitbeleid en in het kader van begeleiding<br />

van studenten van allochtone afkomst.<br />

Daarnaast profileert het departement Lerarenopleiding zich expliciet als pluralistisch en staat het dus open voor<br />

verschillende waarden en levensovertuigingen. Van de medewerkers en instanties waarmee wordt<br />

samengewerkt, verwacht de opleiding eveneens openheid en respect voor diversiteit.<br />

De toewijzing van personeel aan de departementen gebeurt op basis van een allocatiemodel, waarvan het aantal<br />

studenten de basis vormt.<br />

812 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


De criteria voor benoemingen zijn gedetailleerd vastgelegd in het ‘Reglement betreffende benoemingen van<br />

statutair personeel’, dat de commissie heeft kunnen inzien.<br />

De evaluatieprocedure gebeurt aan de hand van een duidelijke evaluatieprocedure. De evaluatieperiode duurt<br />

drie jaar. Aan het begin van de periode heeft een planningsgesprek plaats. Minstens één keer per jaar is er een<br />

functioneringsgesprek met alle personeelsleden. Op het einde van de evaluatieperiode heeft een<br />

evaluatiegesprek plaats. Het planningsgesprek geeft de medewerker en de beoordelaar de kans om de<br />

functiebeschrijving, de opdracht, de doelstellingen en de functierelevante criteriavast te leggen.<br />

De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding bij de uitwerking van de evaluatieprocedure rekening houdt met<br />

de eigenheid van haar medewerkers, en inspanningen doet om het aanwezige potentieel binnen de opleiding te<br />

kennen, dit verder te ontwikkelen en te stimuleren.<br />

Een paar voorbeelden:<br />

- Medewerkers die al in dienst zijn, kunnen bij het maken van de afspraken tijdens het planningsgesprek<br />

kiezen tussen ‘verbreden’ of ‘verdiepen’.<br />

- Het evaluatiegesprek vertrekt vanuit een sterkte-zwakteanalyse van de competenties van de medewerker.<br />

- Beginnende docenten houden een portfolio bij die voor hen een basisdossier is; dit geeft mogelijkheden<br />

reflecties op twee vlakken: aansluiting bij het totaalconcept van de opleiding en het uitwerken van lijke<br />

accenten.<br />

Het volledig realiseren van de evaluatiecyclus blijkt echter in de praktijk (door een tekort aan tijd en mankracht)<br />

niet altijd volledig haalbaar. In het geval van minder functioneren of problemen wordt echter altijd de procedure<br />

volledig uitgevoerd, met het oog op remediëring.<br />

De commissie is van oordeel dat de invulling van de opdrachten getuigt van een deskundig competentiemanagement.<br />

Op het vlak van professionalisering maakt de opleiding een onderscheid tussen de individuele professionalisering<br />

van de lectoren en de professionalisering van de opleiding als geheel.<br />

Voor wat betreft de individuele professionalisering van de lectoren gaat de opleiding uit van het initiatief van de<br />

lectoren zelf. In die zin is deze professionaliseringsvorm volledig vrijwillig. Ondanks het feit dat de opleiding van<br />

de medewerkers verwacht dat zij deze professionalisering volledig in hun eigen tijd volgen, is de vraag groter dan<br />

het aanbod. De beperking van het aanbod ligt volledig op het vlak van de beschikbare financiële middelen. De<br />

uiteindelijke beslissingen wat de individuele professionalisering betreft, worden gemaakt binnen de vakgroepen<br />

(taal, pedagogie, lichamelijke opvoeding en wetenschap).<br />

De professionalisering van de opleiding als geheel wordt ingevuld op basis van interne vormingen. Voorbeelden<br />

van interne vormingen die genoemd werden tijdens de gesprekken, zijn: vakoverschrijdend werken, assessment,<br />

taal en vormingen aan de hand van good practices. De commissie oordeelt dat het professionaliseringsbeleid<br />

garanties biedt voor een permanente educatie van de lectoren voor zowel vakinhoudelijke als didactische<br />

aspecten, en dat deze kansen ook worden benut.<br />

De commissie is echter van oordeel dat de groeiende studentenaantallen een gegeven zijn dat ook voldoende<br />

aandacht moet krijgen in het personeelsbeleid.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om het vakoverschrijdend overleg verder uit te breiden, zodat hierdoor nog meer kansen<br />

worden benut om een kwaliteitsvolle aanpak te ontwikkelen.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 813


Facet 3.2<br />

Eisen professionele gerichtheid<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte<br />

opleiding: het <strong>onderwijs</strong> wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt<br />

tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Meer dan de helft van de lectoren heeft professionele ervaring in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, zowel in het aso, tso en<br />

bso; weliswaar meer in de tweede en derde dan in de eerste graad. Het geheel van deze beroepspraktijken was<br />

netoverschrijdend.<br />

De vaklectoren hebben zich vanuit hun opleiding gespecialiseerd in hun vak, en geven voor hun vak zowel het<br />

vakinhoudelijke als vakdidactische luik van het <strong>onderwijs</strong>vak.<br />

Twee lectoren bekwamen zich verder in projectmatig wetenschappelijk onderzoek.<br />

Door gesprekken met stagementoren en directies van stagescholen komt er heel wat inbreng vanuit het<br />

beroepenveld.<br />

De navorming die de vaklectoren aan de stagementoren geven, biedt ook de mogelijkheid om de realiteit van het<br />

beroepenveld beter te leren kennen.<br />

Vanuit het beroepenveld werden sprekers uitgenodigd over:<br />

- veiligheid in het labo;<br />

- maatschappelijke kwetsbaarheid;<br />

- kindermishandeling;<br />

- begeleid zelfstandig leren;<br />

- dyslexie;<br />

- autisme;<br />

- zorgbreed werken;<br />

- CLB-begeleiding.<br />

Een aantal lectoren nam deel aan internationale congressen, of zijn lid van internationale werkgroepen en leggen<br />

zo ook contacten met collega-lectoren over de grenzen heen.<br />

Voor collega-lectoren uit Nederland organiseert de opleiding jaarlijks een driedaags studiebezoek aan Vlaamse<br />

scholen; zij verzorgen workshops voor de studenten van de XIOS Hogeschool.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

814 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Facet 3.3<br />

Kwantiteit personeel<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> beschikt enkel over onderwijzend personeel. Ze kan wel een beroep<br />

doen op het ondersteunend personeel van het departement Lerarenopleiding en de algemene diensten.<br />

Voor het academiejaar 2005-2006 beschikt de opleiding over 22,34 voltijdse eenheden (VTE). Deze VTE’s<br />

worden ingezet voor <strong>onderwijs</strong> in ruime zin: <strong>onderwijs</strong>opdracht − stagebegeleiding − coördinatie en beleid −<br />

studentenbegeleiding − trajectbegeleiding − werkgroepwerking …<br />

De VTE’s zijn verdeeld over 30 personeelsleden. Van hen is 56,6 procent vastbenoemd; 43,4 procent werkt als<br />

tijdelijken in de opleiding; 18 mensen zijn voltijds tewerkgesteld in de opleiding, 12 deeltijds. De manvrouwverhouding<br />

bedraagt 12/18.<br />

Het departementshoofd niet meegerekend zijn er 22 lectoren met een hoofdopdracht in de opleiding en 7 lectoren<br />

met een nevenopdracht. Dit betekent dat bijna 25 procent van het onderwijzend personeel verbonden aan de<br />

opleiding, geen hoofdopdracht in de opleiding heeft. Voor de praktijklectoren in het bijzonder ligt die verhouding<br />

op 80 procent.<br />

Van het onderwijzend personeel:<br />

- is 20 procent jonger dan 30 jaar;<br />

- heeft 33,3 procent een leeftijd van 30-39 jaar;<br />

- heeft 16,7 procent een leeftijd van 40-49 jaar;<br />

- heeft 30,0 procent een leeftijd van 50-59 jaar.<br />

De commissie is van oordeel dat het personeel van de opleiding een vrij evenwichtige leeftijdsverdeling kent en<br />

dat er eerder kan worden gesproken van een relatief jonge lectorengroep met een licht overwicht van vrouwelijke<br />

lectoren.<br />

Uit de gesprekken met de lectoren blijkt dat zij duidelijk een verhoging van de werkdruk ervaren. Deze werkdruk<br />

verhogen is een gevolg van een nieuwe dynamiek en de nieuwe uitdagingen van jongste jaren. Maar zij geven<br />

aan dat de verhoogde werkdruk niet opweegt tegen de voordelen van vernieuwing en samenwerking.<br />

Ondanks de positieve uitingen van de lectoren en hun getoonde enthousiasme, meent de commissie dat meer<br />

aandacht voor de toenemende studentenaantallen zich ook in termen van het aantal lectoren sterker zou kunnen<br />

vertalen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie vraagt meer aandacht voor de toenemende studentenaantallen in relatie tot de kwantiteit van het<br />

personeel.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 815


Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 3.1, kwaliteit personeel:<br />

facet 3.2, eisen professionele gerichtheid:<br />

facet 3.3, kwantiteit personeel:<br />

goed<br />

goed<br />

voldoende<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het personeel sterk betrokken is bij de opleiding en zich inspant om het opleidingsconcept te realiseren;<br />

- de taakinvulling getuigt van een deskundig competentiemanagement;<br />

- de <strong>onderwijs</strong>portfolio’s de docenten stimuleren om te reflecteren op twee vlakken:<br />

• aansluiting bij het totaalconcept van de opleiding<br />

• uitwerking van persoonlijke accenten<br />

- het professionaliseringsbeleid garanties biedt voor een permanente educatie van de lectoren, zowel wat<br />

betreft vakinhoudelijke als didactische aspecten;<br />

- het personeel dicht bij de studenten staat en hen veel gelegenheid biedt voor reflectie;<br />

- de persoonsgebonden aanpak voort in het kwaliteitszorgsysteem kan worden ingebed;<br />

- de groeiende studentenaantallen een gegeven zijn dat ook voldoende aandacht moet krijgen in het<br />

personeelsbeleid.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

816 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Onderwerp 4<br />

Voorzieningen<br />

Facet 4.1<br />

Materiële voorzieningen<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding Leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> – groep 1 is gehuisvest op de campus in de Vilderstraat in Hasselt.<br />

De campus is vlot bereikbaar met het openbaar vervoer en met de wagen. Ook de gratis pendelbus vanaf het<br />

station stopt op wandelafstand van de campus.<br />

De nieuwbouw op deze campus voorziet in grotere lokalen en enkele aula’s, en komt daarmee tegemoet aan de<br />

huidige nood van de opleiding (het stijgende studentenaantal). De opleiding verwacht echter dat in de nabije<br />

toekomst nieuwe infrastructuurbehoeften zich zullen opdringen. De constructivistische visie op <strong>onderwijs</strong> van de<br />

opleiding en de hogeschool vraagt een specifieke infrastructuur. Zelfverantwoordelijk leren en het werken/<br />

begeleiden van kleinere groepen van studenten nemen toe: de behoefte aan kleinere en flexibel in te richten<br />

lokalen stijgt, al blijft ook de nood aan aula’s bestaan.<br />

Alle lokalen zijn standaard voorzien van een klassiek schoolbord en een overheadprojector met wit scherm. De<br />

opleiding geeft zelf de behoefte aan om ook elke klas te voorzien van een vaste beamer en een tv-monitor met<br />

video.<br />

De <strong>onderwijs</strong>ruimten staan bijna allemaal ter beschikking van alle opleidingen van de drie departementen. Er<br />

wordt departementoverschrijdend per trimester/semester een lokaalverdeling opgesteld. Door deze planning is<br />

het niet steeds mogelijk om voor elk moment voor elke lector een lokaal te voorzien dat voldoet aan de specifieke<br />

<strong>onderwijs</strong>noden.<br />

De meeste vaklectoren beschikken over een ‘eigen’ vaklokaal, waarin specifiek didactisch materieel aanwezig is<br />

(aardrijkskunde, Engels, geschiedenis, Frans, informatica, Nederlands, Nc Zedenleer, wiskunde). De opleiding<br />

beschikt over twee laboratoria voor biologie en fysica (in renovatie).<br />

In november 2004 werd op het campusterrein een educatieve kringlooptuin (open laboratorium) ingericht.<br />

Bedoeling is om deze tuin te gebruiken als bron van educatief materiaal, experimenteertuintjes, veldwerk,<br />

beheerswerken enzovoort. Het project van de kringlooptuin is pas opgestart en moet nog verder worden<br />

uitgebouwd.<br />

De commissie stelt vast de opleiding ernaar streeft om per <strong>onderwijs</strong>vak tegemoet te komen aan de eisen van de<br />

materiële voorzieningen die de leerplannen <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> voorschrijven. De commissie stelt vast dat hier<br />

momenteel nog niet voor elk vak aan voldaan is (bijvoorbeeld anatomie).<br />

De afdeling Lichamelijke Opvoeding/Bewegingsrecreatie (LO/BR) beschikt over een behoorlijke accommodatie:<br />

- een sporthal met 3 units<br />

- een polyvalente zaal<br />

- een uitstekende ritmiekzaal met parketvloer en spiegels.<br />

De turnzaal daarentegen is wat materiaal betreft minder goed bedeeld. Heel wat materiaal zou moeten worden<br />

vernieuwd en er zou een springvloer moeten worden aangekocht. Een dossier in dit verband is opgemaakt.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 817


De aanwezigheid van het stedelijk zwembad op een boogscheut van de campus is een groot voordeel.<br />

Voetbalvelden, de atletiekpiste en andere faciliteiten buiten worden gehuurd van de stad Hasselt. Deze<br />

activiteiten vinden plaats in Kiewit. Gezien de mobiliteit van de huidige hogeschoolstudent en het gratis<br />

busverkeer in Hasselt is dit geen nadeel.<br />

Tijdens vrije momenten worden de sportzalen verhuurd aan het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

De commissie constateert dat er duidelijk geïnvesteerd is in sportlokalen. Globaal beoordeelt zij het aanwezige<br />

materiaal, kwalitatief en kwantitatief, als voldoende. Maar zij merkt op dat het aantal kastjes voor de studenten<br />

lichamelijke opvoeding die hun gerief moeten kwijtraken, te beperkt is.<br />

De bibliotheek, met een open leercentrum, op de campus Hasselt is voor de drie departementen toegankelijk en<br />

is voorzien van de volgende infrastructuur:<br />

- computerinfrastructuur met internetaansluiting (Macintosh);<br />

- kopieerapparaten;<br />

- voor elk vak: didactische werken (handleidingen, jeugdliteratuur …), handboekenreeksen, leerplannen<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, tijdschriften, naslagwerken, eindwerken.<br />

Vanuit de optiek van ‘zelfstandig leren’ beoordeelt de commissie de collectie in de bibliotheek als te beperkt in<br />

termen van het aantal beschikbare exemplaren van een handboek of editie. In de meeste gevallen zijn er slechts<br />

één of twee exemplaren aanwezig. De commissie merkt ook op dat recente uitgaven van leerboeken uit het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>, bijvoorbeeld voor fysica, chemie, biologie en wiskunde ontbreken.<br />

De mediatheek wordt beschouwd als een ontleencentrum voor zowel studenten als lectoren. Laptops, beamers,<br />

overheadprojectoren, digitale camera’s, mediakasten met videorecorder en tv, dictafoons enzovoort kunnen<br />

worden ontleend.<br />

De volgende materialen kunnen eveneens worden ontleend: dvd’s, cd-rom’s, video’s, cassettes enzovoort.Het<br />

centrum verleent ook hulp bij problemen met de verschillende media. De lectoren en studenten kunnen een<br />

beroep doen op de mediatheek om opnames te laten maken van (stage)lessen en andere activiteiten. De<br />

netwerkbeheerder coördineert de mediatheek, staat in voor het onderhoud van de laptops en pc’s in de<br />

vaklokalen en verleent de nodige IT- ondersteuning.<br />

Voor Blackboard is er aparte ondersteuning.<br />

Op 14 februari 2005 opende het departement Lerarenopleiding een ‘open leercentrum’. Bedoeling van het<br />

leercentrum (LC) is om voor de studenten de mogelijkheid om didactische werken te consulteren, te<br />

vergemakkelijken en uit te breiden. Het LC moet nog verder worden uitgebouwd. Het zou een grote hoeveelheid<br />

aan didactisch materiaal<br />

moeten omvatten en naast boeken ook educatieve spellen en labomaterieel in de collectie moet hebben, zodat<br />

het een centrum wordt waar studenten niet alleen kunnen werken, maar ook materialen kunnen ontlenen.<br />

Het LC is uitgerust met pc’s, een kopieertoestel waar ook op geprint kan worden en een hotspot.<br />

Voor studenten is het leercentrum open tijdens elke middagpauze.<br />

De commissie adviseert ook om didactisch materiaal dat nu voornamelijk en bijna uitsluitend aanwezig is in de<br />

vaklokalen, ter beschikking te stellen in de bibliotheek. Volgens de opleiding heeft dit ontbreken te maken met de<br />

recente start van het open leercentrum en is dit op termijn zeker de bedoeling.<br />

De studenten kunnen over de volgende computerfaciliteiten beschikken:<br />

- het leercentrum (Windows) en de bibliotheek (Macintosh);<br />

- computerlokalen voor zelfstudie (Windows);<br />

- De opleiding betreurt het echter dat deze lokalen geregeld moeten worden geroosterd voor lesmomenten<br />

(gezien de beperktheid van het aantal computerleslokalen) en dat studenten dan geen gebruik kunnen<br />

maken van de computerlokalen om zelfstandig te werken.<br />

- computers (Windows) in verscheidene vaklokalen;<br />

818 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


- internetaansluiting mogelijk in de meeste lokalen;<br />

- hotspots: leercentrum en bibliotheek.<br />

De commissie beoordeelt de computerfaciliteiten als voldoende.<br />

Blackboard wordt gebruikt voor:<br />

- mededelingen beschikbaar op het niveau van de hogeschool<br />

- (werken aan het gebouw, beschikbaarheid van Bb), het departement (afwezige lectoren, roosters …), de<br />

opleiding (stage- en opleidingsvademecum, afspraken …);<br />

- het beschikbaar stellen van cursussen, inclusief vakspecifieke studiebegeleiding.<br />

De commissie is van oordeel dat het gebruik van Blackboard intensiever kan worden gebruikt in de opleiding.<br />

Daarnaast stelt de opleiding diverse faciliteiten ter beschikking van studenten. Een paar voorbeelden:<br />

- De Cursusdienst organiseert het kopiëren en verkopen van de cursussen voor alle departementen.<br />

- Kopieerapparaten staan op elke verdieping, in het leercentrum en in de bibliotheek voor de studenten.<br />

- Een cafetaria met broodjesbar, warme maaltijden en oplaadapparaten voor de Protonkaart.<br />

- Een sporthal waar studenten tijdens de middagpauzes terechtkunnen om te sporten.<br />

- Het gebouw is voorzien van een lift waarvan studenten met een handicap kunnen gebruikmaken.<br />

- In het zwembad van Kapermolen kunnen de studenten gratis zwemmen op vertoon van hun studentenkaart.<br />

Lectoren beschikken naast vergaderlokalen over docentenruimtes met eilanden waar meerdere docenten kunnen<br />

werken.<br />

De commissie is van oordeel dat er de jongste jaren veel is gebeurd op het vlak van verbetering van de materiële<br />

voorzieningen, zeker voor de studenten. Geen enkele student heeft tijdens de gesprekken aangegeven dat deze<br />

ontoereikend zouden zijn. Maar de commissie is van mening dat er nog enkele tekorten zijn, zoals de afstemming<br />

op de vernieuwde werkvormen, de bibliotheekcollectie en de beschikbaarheid van didactische middelen. Dit heeft<br />

wellicht te maken met het recent opstarten van de vernieuwingen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om in de bibliotheek ook recente uitgaven op te nemen van leerboeken uit het <strong>secundair</strong><br />

<strong>onderwijs</strong> van alle keuzevakken en te zorgen voor voldoende exemplaren.<br />

De commissie vraagt blijvende aandacht voor de afstemming van de faciliteiten op het gekozen<br />

<strong>onderwijs</strong>concept.<br />

De commissie adviseert om voldoende aandacht te besteden aan de interne organisatie van de beschikbare<br />

faciliteiten, zeker gegeven de recente stijging van de studentenaantallen.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 819


Facet 4.2<br />

Studiebegeleiding<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de<br />

studievoortgang.<br />

- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De commissie heeft kunnen constateren dat de opleiding een erg sterk uitgebouwd en gestructureerd<br />

studiebegeleiding systeem heeft. Doorheen de gesprekken met de verantwoordelijken, lectoren en studenten<br />

heeft de commissie kunnen vaststellen dat de studiebegeleiding een van de speerpunten is om de visie<br />

‘differentiatie en diversiteit’ op kwaliteitsvolle wijze waar te maken. Ook is tijdens de gesprekken een erg sterke<br />

waardering gebleken voor dit opleidingsaspect, en dit door meerdere gesprekspartners.<br />

De opleiding ziet begeleiding ruim; zij spreekt van informeren, adviseren en begeleiden. De commissie heeft<br />

kunnen vaststellen dat de opleiding deze gedachte toepast van vóór de inschrijving tot na het afstuderen.<br />

Buiten de gestructureerde kaders van studiebegeleiding kan elke student op eigen initiatief contact opnemen met:<br />

- vaklector,<br />

- pedagoog,<br />

- opleidingshoofd,<br />

- departementshoofd<br />

Tijdens de gesprekken met de studenten werd meermaals de inzet op het vlak van ondersteuning door alle<br />

medewerkers van de opleiding, inclusief de medewerkers van de administratieve dienst, als positief punt van de<br />

opleiding gemeld.<br />

De eerstejaarsstudenten vormen een erg heterogene groep. Hun studieloopbaan, socioculturele achtergrond en<br />

hun motivatie om lera(a)r(es) te worden, zijn erg verschillend. Toch wordt er verwacht dat zij allen bepaalde<br />

competenties ontwikkelen die eigen zijn aan het beroep van leraar. De studie- en studentenbegeleiding streeft<br />

ernaar om studenten zoveel mogelijk gelijke kansen te geven om te slagen in de opleiding.<br />

Gezien de heterogeniteit van de groep heeft de opleiding gekozen voor twee niveaus van begeleiding. De eerste<br />

lijn bestaat uit de leergroepen, en in het Contactpunt Studentenondersteuning gebeurt de tweedelijnszorg.<br />

De opleiding maakt een onderscheid tussen eerstelijns- en tweedelijnsbegeleiding. De eerstelijnsbegeleiding<br />

wordt structureel voor alle studenten voorzien. Elementen van de eerstelijnsbegeleiding zijn onder andere<br />

leerbegeleiding, de taaltoetsen, de studentenfiches, de introductieweek en de gedifferentieerde aanpak die de<br />

lectoren binnen hun <strong>onderwijs</strong> voorzien.<br />

In de leergroepen worden de studenten in groepen van vijftien tot twintig studenten van dichtbij gevolgd door een<br />

leergroepbegeleider, en dit wat betreft het welbevinden in de opleiding en het leren. De leergroepen hebben een<br />

vaste plaats in het lessenrooster en zijn verplicht. Van een leergroepbegeleider worden andere dingen verwacht<br />

dan van een lector. Een goede leergroepbegeleider is eerder een coach, die de eigen verantwoordelijkheid van<br />

studenten stimuleert. In 2002 werden voor de leergroepbegeleiders twee vormingsdagen voorzien.<br />

In de leergroepen worden de studiemethode, de studieplanning en de studieattitudes met alle studenten<br />

besproken, maar voor sommigen volstaat dat niet.<br />

In de loop van het tweede trimester wordt een individueel functioneringsgesprek gepland met de leerbegeleider.<br />

Dit gesprek gaat over het welbevinden, de eerste examenresultaten en eventueel de eerste stage-ervaringen.<br />

820 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


De tweedelijnsbegeleiding wordt voorzien door het departementale Contactpunt Studentenondersteuning (CoS).<br />

Het contactpunt organiseert geïndividualiseerde begeleiding voor studenten die door de eerstelijnsbegeleiding<br />

worden doorverwezen, of die zelf ervaren dat verdere ondersteuning zinvol is.<br />

De commissie heeft waargenomen dat de opleiding al van bij de instroom veel aandacht besteedt aan<br />

begeleiding.<br />

De instroombegeleiding in de opleiding bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

- Voor de aanvang van het academiejaar wordt voor studenten die uit een meertalige gezinssituatie komen en<br />

voor studenten met een vooropleiding in het bso een introductiecursus gegeven. Deze tweedaagse cursus wil<br />

studenten laten ervaren dat de overgang tussen <strong>secundair</strong> en hoger <strong>onderwijs</strong> erg groot is en wil hen in die<br />

context kennis laten maken met (het aanbod van) het CoS.<br />

- De opleiding voorziet voor de start van het academiejaar ook voor alle studenten een introductiedag waarbij<br />

wordt kennisgemaakt met de doelen van de opleiding en met de studiewijzer. Het departementshoofd, het<br />

opleidingshoofd en de stagecoördinator wijzen die dag de weg.<br />

- De introductieweek voor de eerstejaarsstudenten beslaat de volledige eerste week van het academiejaar en<br />

heeft tot doel de studenten grondig wegwijs te maken binnen de opleiding. Tijdens deze week maken de<br />

studenten kennis met de gekozen <strong>onderwijs</strong>vakken, met de lectoren van de <strong>onderwijs</strong>vakken, de bibliotheek,<br />

het leercentrum en de Blackboardklassen, de school en de omgeving van de school. In die week worden ook<br />

handboeken en cursussen verkocht. De studenten komen een eerste keer samen in leergroepen en er vindt<br />

een expressiestage plaats.<br />

- Tijdens de introductieweek worden instaptoetsen voor taal en ICT afgenomen. Op basis van de resultaten<br />

van de instaptoets taal en een gesprek met de logopediste, krijgt de student een richtinggevend advies.<br />

Remediëring taal wordt vanuit het CoS structureel aangeboden. Uit de gesprekken bleek dat deze aandacht<br />

voor taal mee geïnitieerd werd doordat veel allochtone studenten afhaakten door taalmoeilijkheden.<br />

- Sinds het academiejaar 2005-2006 is er een trajectbegeleider die de student advies geeft bij de diverse<br />

studiemogelijkheden. Hij adviseert ook studenten met een geïndividualiseerde leerroute over de invulling<br />

ervan.<br />

Daarnaast kunnen de studenten gebruikmaken van de Ombudsdienst. Per departement stelt de<br />

Departementsraad elk academiejaar voor 1 november één departementale ombudspersoon en twee<br />

plaatsvervangers (alle drie leden van het onderwijzend personeel) aan. Het departementshoofd draagt deze<br />

ombudspersoon voor en wint advies in van de Studentenraad.<br />

De ombudspersoon stelt zich bij de aanvang van het academiejaar voor aan alle studenten van de<br />

lerarenopleiding tijdens de lessen opvoedkunde. De studenten hebben de contactgegevens van de<br />

ombudspersonen, zodat ze gemakkelijk bereikbaar zijn.<br />

Studenten in het tweede opleidingsjaar worden geïnformeerd over de mogelijkheden van een internationale<br />

stage.<br />

Naast deze administratieve begeleiding door de departementale coördinator, zorgen het opleidingshoofd en<br />

enkele lectoren voor de inhoudelijke begeleiding van de student. In overleg met de student, het lectorenteam en<br />

de buitenlandse school, wordt een gelijkwaardig inhoudelijk programma opgesteld dat de student gedurende zijn<br />

uitwisseling zal volgen.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 821


Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 4.1, materiële voorzieningen:<br />

facet 4.2, studiebegeleiding:<br />

voldoende<br />

excellent<br />

En op basis van de volgende constateringen:<br />

- de materiële voorzieningen voldoende en adequaat zijn om de vooropgestelde doelen te bereiken;<br />

- er meer aandacht kan worden besteed aan de aanwezigheid van recente handboeken zoals die worden<br />

gebruikt in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>;<br />

- de opleiding een erg degelijk uitgebouwd systeem van studiebegeleiding heeft, dat in lijn is met haar<br />

opleidingsvisie;<br />

- de interne organisatie ten aanzien van de faciliteiten de nodige aandacht verdient vanwege de recente sterke<br />

stijging van de studentenaantallen.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

822 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Onderwerp 5<br />

Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1<br />

Evaluatie resultaten<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Kwaliteitszorg wordt op hogeschoolniveau ernstig genomen. Er werd op hogeschoolniveau gestart met IKZ in het<br />

academiejaar 1997-1998. Het invoeren van EFQM leidde tot de ontwikkeling van een kwaliteitshandboek op<br />

hogeschoolniveau. De aandacht ging daarbij vooral naar organisatorische aspecten met het vastleggen en de<br />

opvolging van procedures. In een volgende fase werd het accent gelegd op zelfevaluatie en kwaliteitsverbetering<br />

op het niveau van de opleiding. De opleiding stelt een zelfevaluatie op, een soort van opleidingsportfolio voor de<br />

kernprocessen. Met behulp van TRIS wordt de positiebepaling vastgelegd en daaruit voortvloeiend wordt een<br />

verbeteringsplan voor de opleiding – voor één jaar en voor drie jaar –opgesteld. De zelfevaluatie uitgevoerd in<br />

2002 zorgde voor de volgende interne verbeteringspunten:<br />

coherentie en sequentiële op bouw van het opleidingsprogramma,<br />

betere afstemming van de vakdidactiek op algemene didactiek,<br />

uniforme lesvoorbereidingsformulieren,<br />

toetsingsbeleid,<br />

het beter betrekken van studenten en het werkveld bij de opleiding.<br />

De commissie heeft kunnen constateren dat de opleiding deze verbeteringspunten uit het verleden ernstig heeft<br />

genomen. De commissie heeft kunnen vaststellen dat deze methodiek duidelijk een dynamiek van voortdurende<br />

verbeteringen op gang heeft gebracht.<br />

De opleiding heeft de volgende gestructureerde bevragingen (sinds 2003)uitgevoerd:<br />

Studentbevraginging verband met de waardering van opleidingsonderdelen en organisatorische <strong>onderwijs</strong>aspecten.<br />

De resultaten worden per opleidingsonderdeel aan de betrokken lectoren ter beschikking gesteld. Bij<br />

overschrijding van de grensscore volgt een gesprek tussen het departementshoofd en de betrokken lector.<br />

Studentenbevraging in verband met de realisatie van opleidingsdoelen. Op het einde van het derde opleidingsjaar<br />

worden de studenten bevraagd over de mate waarin volgens hen de basiscompetenties werden gerealiseerd. De<br />

resultaten worden teruggekoppeld naar de Opleidingsraad.<br />

Systeem van studietijdmeting.<br />

In het academiejaar 2005-2006 werden de afgestudeerden vanaf het academiejaar 1999-2000 bevraagd over<br />

opleiding en bijscholing, werksituatie, de relatie opleiding-werkveld, hun waardering van de opleiding en de<br />

realisatie van de vooropgestelde opleidingsdoelen. De respons op deze bevraging bedroeg 30 procent.<br />

De bevraging van het werkveld is vormgegeven binnen de mentorendagen.<br />

De commissie is van oordeel dat, vanuit een lange traditie, een coherent beleid gevoerd met betrekking tot<br />

kwaliteitszorg. Daarbij zijn verantwoordelijkheden gelegd op het niveau van de hogeschool, van het departement<br />

en van de opleiding. Alle actoren worden periodiek en systematisch om de drie jaar bevraagd. De<br />

gestandaardiseerde bevraging wordt aangevuld met regelmatig georganiseerde kwalitatieve feedback vanwege<br />

studenten en met intervisie tussen docenten.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 823


De bevraging van het werkveld gebeurt eerder informeel tijdens stagebezoeken en mentorendagen.<br />

De commissie heeft tijdens de gesprekken met de verschillende gesprekspartners kunnen vaststellen dat er een<br />

constante aandacht is voor het doorlopen van de kwaliteitscirkel.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 5.2<br />

Maatregelen tot verbetering<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan<br />

de realisatie van de streefdoelen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De voorbije jaren werd duidelijk een accent gelegd op de vernieuwing van de lerarenopleiding. Het<br />

vernieuwingsproces van het curriculum is het belangrijkste streefdoel voor de periode 2005-2008, en komt<br />

overeen met het Departementaal <strong>Onderwijs</strong>ontwikkelingsplan (DOOP). Dit plan, uitgewerkt voor de driejarige<br />

lerarenopleiding van de XIOS Hogeschool, zet de krijtlijnen uit voor het toekomstig <strong>onderwijs</strong>, evenals een<br />

fasering van actiepunten.<br />

De commissie heeft kunnen constateren dat de resultaten die voortvloeien uit het interne kwaliteitsstelsel een<br />

bron zijn voor verbeteringsplannen waaraan concrete activiteiten worden gekoppeld, en die passen in het<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan.<br />

Voorbeelden van verbeteringsplannen voor coherentie en sequentiële opbouw van het opleidingsprogramma die<br />

in 2002 werden geformuleerd en die ten tijde van het visitatiebezoek deels waren gerealiseerd, zijn:<br />

- Vakdidactieken moeten aansluiten bij de algemene didactiek.<br />

- De timing van bepaalde leerstofonderdelen bij algemene didactiek.<br />

- Uniforme lesvoorbereidingsformulieren.<br />

- Vereiste basisvaardigheden doorheen de drie jaren van de opleiding.<br />

- Toetsingsbeleid.<br />

Verbeteringsinitiatieven vloeien niet alleen voort vanuit de kwantitatieve bevragingen; de wijze waarop<br />

kwaliteitszorg is ingebed in de opleiding laat ruimte voor creativiteit.<br />

De opleidingsraad komt één keer per maand samen, en kwaliteitszorg staat centraal. De Opleidingsraad is tevens<br />

het overlegorgaan waar nieuwe initiatieven ter verbetering kunnen worden geïnitieerd.<br />

In een eerste fase wordt door één of meerdere lectoren, in samenspraak met het opleidingshoofd, een<br />

verbeteringsactie voorgesteld aan de hele Opleidingsraad. Als na een degelijke motivatie van het voorstel en een<br />

grondig gesprek erover de globale Opleidingsraad het voorstel ziet zitten, wordt in een tweede fase aan een klein<br />

werkgroepje een mandaat gegeven om dat voorstel te concretiseren. In een derde fase wordt het<br />

geconcretiseerde voorstel besproken op de Opleidingsraad en getoetst op zijn haalbaarheid. Als het voorstel<br />

wordt goedgekeurd, wordt het in een vierde fase uitgevoerd door alle betrokken lectoren. In een vijfde fase wordt<br />

824 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


aan de studenten gevraagd wat ze van de vernieuwing vinden en wordt in de Opleidingsraad gereflecteerd over<br />

het bereikte resultaat. Wenselijke bijsturingen worden dan geformuleerd.<br />

In de gesprekken kwam naar voren dat signalen van studenten en informele signalen vanuit het werkveld erg snel<br />

worden verwerkt tot concrete verbeteringsmaatregelen die in een even hoog tempo worden ingevoerd. De<br />

commissie uit zich vooral positief over de wijze waarop de evaluatierondes resulteren in een inventarisatie van<br />

verbeteringspunten en vervolgens het schrijven van verbeteringsplannen, de wijze waarop alle lectoren met een<br />

opdracht binnen de opleiding deelnemen aan de Opleidingsraad, de wijze waarop de verbeteringspunten aan de<br />

orde komen in de Opleidingsraad, en vooral de wijze waarop alle teamleden bewust zijn van en betrokken zijn bij<br />

een bepaald verbeteringsplan.<br />

De commissie heeft veel waardering voor het coherente departementaal ontwikkelingsplan, waarin de<br />

opleidingsgebonden acties een plaats krijgen. Volgens de commissie kan het operationele activiteitentraject, dat<br />

aan verbeteringsacties worden gekoppeld, als realistisch worden getypeerd.<br />

De commissie heeft kunnen constateren dat de aandacht voor prioriteiten ertoe leidt dat het lectorenkorps zich<br />

uitgedaagd maar niet overbevraagd voelt.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Facet 5.3<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de<br />

opleiding actief betrokken.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Studentenbevragingen vormen één instrument om de mening van de student te kennen en een rol te laten spelen<br />

bij het systeem van kwaliteitszorg. Daarnaast zijn de studenten betrokken bij het beleid en de kwaliteit door<br />

middel van hun participatie in de kwaliteitskring, de Studentenraad en de Departementale Raad. Uit de<br />

gesprekken blijkt dat dit meestal om andere studenten gaat. De kwaliteitskring is een werkgroep opgericht vanuit<br />

de Opleidingsraad ter voorbereiding van de zelfevaluatie. De kwaliteitskring is na het finaliseren van het<br />

zelfevaluatierapport blijven bestaan; de leden coördineren de activiteiten die worden opgezet rondom een<br />

verbeteringspunt. Uit de gesprekken blijkt dat de studentendeelname in de Studentenraad en de Departementale<br />

Raad goed functioneert.<br />

De betrokkenheid van de medewerkers bij de kwaliteit van de opleiding gebeurt voornamelijk via de<br />

Opleidingsraad. De Opleidingsraad is de motor van de interne kwaliteitszorg. Alle personeelsleden die een<br />

opdracht hebben binnen de opleiding, nemen deel aan de Opleidingsraad. Deze staat onder leiding van het<br />

opleidingshoofd en heeft de volgende taken:<br />

- bewaking van het curriculum;<br />

- ontwikkelen van een visie en een strategie voor de opleiding;<br />

- opvolging van alle aspecten rond kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking;<br />

- adviseren van het departementshoofd.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 825


De rol van het werkveld bij de kwaliteitszorg van de opleiding situeert zich op het vlak van:<br />

het bespreken van het competentieprofiel van de opleiding;<br />

de actualisatie van het opleidingsprogramma;<br />

de feedback van het werkveld naar aanleiding van de begeleiding van projecten, stages en/of eindwerken.<br />

De afgestudeerden worden betrokken bij het systeem van interne kwaliteitszorg door middel van bevragingen.<br />

De commissie waardeert sterk de bevragingen die jaarlijks aan ‘bijna-afgestudeerden’ worden voorgelegd met de<br />

vooropgestelde basiscompetenties als criterium. De commissie is van oordeel dat de spontane adhocverbeteringen<br />

een grote rol hebben gespeeld in het positieve beeld dat studenten, werkveld en alumni van de<br />

opleiding hebben. De commissie waardeert dit zeer.<br />

Toch is een systematisch evaluerend contact met het werkveld noodzakelijk als basis voor verdere gerichte<br />

beleidsvorming tussen de (opleidings-)scholen en opleiding.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

De commissie adviseert om het werkveld op een meer gestructureerde wijze te betrekken bij de kwaliteitszorg<br />

van de opleiding.<br />

Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 5.1, evaluatie resultaten:<br />

facet 5.2, maatregelen tot verbetering:<br />

facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:<br />

goed<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- er vanuit een lange traditie een coherent beleid met betrekking tot kwaliteitszorg wordt gevoerd;<br />

- er in de opleiding een constante aandacht is voor het doorlopen van de kwaliteitscirkel;<br />

- er aandacht is voor prioriteitstellingen en dat verbeteringsacties worden gekoppeld aan een realistisch<br />

operationeel traject;<br />

- de externe stakeholders meer structureel kunnen worden betrokken in het proces van kwaliteitszorg.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

826 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Onderwerp 6<br />

Resultaten<br />

Facet 6.1<br />

Gerealiseerd niveau<br />

Beoordelingscriterium:<br />

- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau,<br />

oriëntatie en domeinspecifieke eisen.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De opleiding beoordeelt zelf haar gerealiseerd niveau mee op basis van een jaarlijks terugkerende bevraging bij<br />

‘bijna-afgestudeerden’, namelijk derdejaarsstudenten aan het einde van het academiejaar. In het<br />

zelfevaluatierapport wordt het resultaat van deze bevraging beschreven over drie afnames: juni 2003, juni 2004,<br />

juni 2005.<br />

Studenten bepalen eerst per deelvaardigheid van elke basiscompetentie hun individuele score op een<br />

vierpuntenschaal. Vervolgens worden de studenten in drie groepen opgedeeld, die in consensus een groepscijfer<br />

toekennen per basiscompetentie, gaande van 1 (‘‘wordt niet aan gewerkt’’) tot 4 (‘‘is goed gerealiseerd in de<br />

opleiding’’).<br />

De groepsverdeling gebeurt op basis van de vakkencombinaties van de studenten: de exact-wetenschappelijke<br />

vakken, de humaan-wetenschappelijke vakken en de taalvakken. De bevraging gebeurt tijdens de lessen en<br />

bereikt daardoor een hoge respons (tussen 90 en 100 procent.)<br />

De commissie heeft kunnen constateren dat de opleiding de resultaten van deze bevraging ernstig neemt.<br />

De opleiding onderzoekt of de gekozen speerpunten van de opleiding worden bereikt en besteedt de nodige<br />

aandacht aan de deelcompetenties die eerder laag scoren.<br />

Zo scoort bijvoorbeeld de basiscompetentie 2.6: ‘het fysiek welzijn van leerlingen bevorderen’ een 2 op een 4-<br />

puntenschaal. Naar aanleiding hiervan werd vanaf het academiejaar 2005-2006 meer aandacht besteed aan<br />

deze basiscompetentie door het opstarten van een EHBO-cursus.<br />

De inzet op het vlak van kritisch reflecteren wordt getoetst met basiscompetentie 5.3 ‘Het eigen functioneren<br />

bevragen en bijsturen’. Alle oud-studenten algemene vakken geven aan dat de opleiding hierin slaagt, 64 procent<br />

geeft een score in de hoogste categorie. Van de oud-studenten lichamelijke opvoeding bevestigt 93 procent dat<br />

ze kritisch hebben leren reflecteren. De opleiding ziet hierin een bevestiging van het waarmaken van de eigen<br />

visie.<br />

Uit de resultaten besluit de opleiding het volgende:<br />

De basiscompetenties die er het sterkst uitspringen, zijn:<br />

• de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen,<br />

• de leraar als opvoeder,<br />

• de leraar als inhoudelijk expert,<br />

• de leraar als organisator,<br />

• de leraar als innovator/onderzoeker.<br />

De basiscompetenties met lonende inspanningen:<br />

• de leraar als partner van de ouders,<br />

• de leraar als partner van externen,<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 827


De basiscompetenties die als werkpunten naar voren komen:<br />

- de leraar als begeleider van het leer- en ontwikkelingsproces (meer bepaald het bevorderen van leer- en<br />

ontwikkelingsprocessen vanuit vakoverschrijdende hoek en het optimaliseren van ontwikkelingskansen voor<br />

alle leerlingen).<br />

In het vernieuwde curriculum wordt rekening gehouden met deze resultaten op basis van de volgende<br />

actiepunten:<br />

- de leerlijn vakoverschrijdend werken wordt verrijkt door een atelier ‘vakoverschrijdend werken’ in het tweede<br />

jaar;<br />

- zorgbreed werken is een rode draad die doorheen de hele opleiding loopt; de opleiding tracht deze meer te<br />

versterken naar alle leerlingen door het opleidingsonderdeel ‘maatwerk’ en het daarbij horende didactische<br />

atelier ‘differentiatie en evaluatie’;<br />

- het versterken van de voorbeeldfunctie op het gebied van het hanteren van gevarieerde en afwisselende<br />

werkvormen in elk opleidingsonderdeel.<br />

De commissie is erg positief over de inspanningen die de opleiding onderneemt om inzicht te krijgen in de mate<br />

waarin zij haar visie realiseert en de mate waarin de basiscompetenties bij de afgestudeerden worden bereikt.<br />

De commissie is ook erg te spreken over de originaliteit van de gehanteerde methodiek betreffende het<br />

onderzoek op het vlak van realisatie van de basiscompetenties.<br />

De voornaamste besluiten uit het onderzoek bij de afgestudeerden zijn:<br />

- Stage wordt beschouwd als erg leerrijk, en het aanbieden van stage in het eerste opleidingsjaar wordt als erg<br />

positief ervaren.<br />

- De opleiding als voorbereiding op de start in het werkveld, scoort erg hoog (95 procent tevredenheid).<br />

- Van alle afgestudeerden is 93 procent aan het werk.<br />

- De overgrote meerderheid van de bevraagde afgestudeerden werkt in het <strong>onderwijs</strong> (85 procent voor de<br />

afgestudeerden algemene vakken en 73 procent voor de bevraagde afgestudeerden lichamelijke opvoeding).<br />

- Meer dan 80 procent van de bevraagde afgestudeerden heeft een baan in het verlengde van de opleiding.<br />

De mate waarin het werkveld de afgestudeerden waardeert, werd niet bevraagd door de opleiding. Uit de<br />

gesprekken met het werkveld bleek dat zij erg te spreken zijn over de studenten en afgestudeerden van de XIOS<br />

Hogeschool. De visie op diversiteit, CUMA-projecten, de mentorendagen en de innoverende werkvormen zijn een<br />

aantal opleidingskenmerken die door het werkveld tijdens de gesprekken unaniem als positief werden getypeerd.<br />

De signalen die het werkveld geeft aan de opleiding, worden serieus genomen. Tijdens de gesprekken werden<br />

daar meerdere voorbeelden van gegeven; een daarvan was aquatraining bij lichamelijke opvoeding.<br />

Het enige advies dat door het werkveld aan de opleiding werd gegeven, was ‘voldoende assertiviteit met<br />

betrekking tot het verderzetten waaraan men begonnen is’.<br />

Het departement Lerarenopleiding heeft voor de internationalisering van zijn <strong>onderwijs</strong> bilaterale akkoorden met<br />

gastinstellingen in Nederland, Zweden, Spanje en Frankrijk. Ook een stage buiten Europa is mogelijk. In het<br />

verleden deden enkele studenten ontwikkelingswerk op het gebied van <strong>onderwijs</strong> in Afrika (Senegal en Gambia).<br />

Jaarlijks gaat ongeveer 10 procent van de derdejaarsstudenten op buitenlandse stage.<br />

Lectorenmobiliteit gebeurt voornamelijk in de deelname aan Europese werkgroepen.<br />

De commissie is van oordeel dat de opleiding erin slaagt haar doelstellingen te realiseren bij de studenten, en dat<br />

zij veel inspanningen levert om hierin inzicht te krijgen en waar nodig bij te sturen.<br />

828 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Aanbevelingen ter verbetering:<br />

Voldoende aandacht voor het verderzetten van de initiatieven op het vlak van vakoverschrijdend werken.<br />

De commissie adviseert om het beleid ten aanzien van internationalisering verder aan te scherpen wat de plaats<br />

in het curriculum en de keuze van binnen- en buitenlandse partners betreft.<br />

Facet 6.2<br />

<strong>Onderwijs</strong>rendement<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Voor het <strong>onderwijs</strong>rendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.<br />

- Het <strong>onderwijs</strong>rendement voldoet aan deze streefcijfers.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren<br />

heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en<br />

de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden<br />

opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere<br />

opleidingen.<br />

De opleiding formuleert geen streefcijfers op het vlak van rendement, wel wil zij zoveel mogelijk instromende<br />

studenten begeleiden naar de volgende fase van de opleiding, zonder afbreuk te doen aan het gewenste<br />

eindniveau.<br />

De commissie heeft echter geconstateerd dat de opleiding uitgebreide analyses uitvoert op het vlak van de in- en<br />

uitstroom van studenten. Hierbij wordt nagegaan wat de invloed is van de afkomst (allochtoon of autochtoon) en<br />

de gevolgde vooropleiding in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (aso, tso, kso en bso). Daarbij worden vergelijkingen<br />

gemaakt in de tijd, vergelijkingen met andere lerarenopleidingen binnen het departement en met de hogeschool<br />

als geheel; en daar waar mogelijk worden vergelijkingen gemaakt met de cijfers van andere hogescholen.<br />

Het slaagpercentage van de studenten in het eerste jaar van de hele hogeschool daalt van 45,2 procent (1995-<br />

1996) naar 43,4 procent (in 2003-2004). De opleiding tot leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep 1 kent echter een<br />

stijging van 7 procent. Ook binnen het departement Lerarenopleiding heeft deze opleiding een hoger<br />

slaagpercentage van de eerstejaarsstudenten. In de opleiding slaagden respectievelijk 48,2 en 44,7 procent van<br />

de regelmatige en generatiestudenten in 2003-2004, terwijl het slaagpercentage van deze groepen in het<br />

departement respectievelijk 44,7 en 41,4 procent bedroeg.<br />

De opleiding heeft ook een vergelijking uitgevoerd met de slaagcijfers van leraar <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> groep 1 van<br />

een aantal andere hogescholen. Uit die vergelijking blijkt dat de slaagcijfers bij XIOS eerder hoog zijn.<br />

Het slaagcijfer bij tweedejaarsstudenten bedraagt 73,7 procent in het academiejaar 2003-2004; voor<br />

derdejaarsstudenten was dit percentage 96,3 procent. Het niet-slagen in het tweede opleidingsjaar heeft<br />

voornamelijk te maken met het onvoldoende presteren tijdens de stage en het onvoldoende beheersen van de<br />

toe te passen didactiek.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 829


De hoogste uitval doet zich voor in het eerste opleidingsjaar. Een gestructureerde registratie van de uitval wordt<br />

niet bijgehouden, maar door de vele gesprekken tussen studenten en medewerkers kan de opleiding aangeven<br />

dat de uitval te wijten is aan de volgende factoren:<br />

verkeerde inschatting van de moeilijkheidsgraad van de leerstof;<br />

verkeerde inschatting van de moeilijkheidsgraad van de opleiding en van de grote taakbelasting;<br />

verkeerde verwachtingen over het beroep zelf;<br />

een negatieve studiekeuze.<br />

De eerstejaarsstudenten uit het aso hebben in 2003-2004 het hoogste slaagpercentage, namelijk 62,3procent;<br />

studenten uit het tso hebben een slaagpercentage van 35,5 procent. Het aantal studenten afkomstig uit het bso is<br />

te laag om de slaagcijfers in percentages uit te drukken.<br />

- Eerstejaarsstudenten van allochtone afkomst hebben een slaagpercentage van 21 procent; bij autochtone<br />

eerstejaarsstudenten bedraagt dit percentage 48 procent.<br />

- Uit het onderzoek van het Contactpunt voor Studentenondersteuning (bij studenten in 2004-2005) blijkt dat<br />

de slaagkansen op een positieve manier kunnen worden beïnvloed door te investeren in taalvaardigheid en<br />

studiebegeleiding.<br />

De commissie is van oordeel dat de slaagpercentages landelijk gezien heel redelijk zijn. De commissie waardeert<br />

ten zeerste de inspanningen en de resultaten op het vlak van studiebegeleiding, die ten tijde van het<br />

visitatiebezoek overduidelijk waren.<br />

De commissie acht deze lerarenopleiding in staat om de slaagkansen van kansarme en allochtone jongeren nog<br />

te vergroten.<br />

Aanbevelingen ter verbetering:<br />

/<br />

Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

facet 6.1, gerealiseerd niveau:<br />

facet 6.2, <strong>onderwijs</strong>rendement:<br />

goed<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- de opleiding erin slaagt haar doelstellingen te realiseren;<br />

- dat er gewaardeerde inspanningen geleverd zijn betreffende het beleid op vlak van differentiatie en<br />

diversiteit, en de daarmee samenhangende inspanningen betreffende studiebegeleiding, met positieve<br />

resultaten op vlak van <strong>onderwijs</strong>rendement;<br />

- het slaagcijfer landelijk gezien heel redelijk is.<br />

is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen<br />

aanwezig zijn.<br />

830 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Globaal oordeel<br />

De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen:<br />

- het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de<br />

betrokkenen,<br />

- de documenten ter inzage tijdens het bezoek,<br />

- de opgevraagde documenten,<br />

- de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

onderwerp 1, niveau en oriëntatie:<br />

onderwerp 2, programma:<br />

onderwerp 3, personeel:<br />

onderwerp 4, voorzieningen:<br />

onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:<br />

onderwerp 6, resultaten:<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 831


Bijzonder kwaliteitskenmerk: diversiteit<br />

Facet 1<br />

Differentiatie en profilering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De XIOS-lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> profileert zich erg sterk op het vlak van diversiteit. Haar<br />

verregaand engagement, haar diversiteitbeleid en de resultaten die ze kan voorleggen, contrasteren soms scherp<br />

met de tendensen die men in vergelijkbare opleidingen aantreft. De opleiding maakt hier een speerpunt van,<br />

vertrekkend vanuit een authentiek maatschappelijk engagement. Voor de commissie was dit een uitzonderlijke<br />

visitatie-ervaring. Nergens anders op de visitatieronde vond ze een dergelijke integrale en integere benadering<br />

van diversiteit.<br />

De opleiding is doordrongen van de aandacht voor diversiteit. Het onderstaande schema, dat wordt gehanteerd<br />

om het beleid in kaart te brengen, verduidelijkt dit.<br />

Het diversiteitbeleid van de opleiding berust op<br />

2 principes:<br />

- Erkende ongelijkheid<br />

- Erkende gelijkwaardigheid<br />

Diversiteit hebben / houden<br />

Uitgaan van diversiteit: curriculum<br />

Instap: introductiecursus voor<br />

studenten van allochtone afkomst<br />

en beroeps<strong>onderwijs</strong> <br />

Instroom: instaptoets en<br />

studentenfiche<br />

Doorstroom:<br />

- Eerstelijnsondersteuning:<br />

Leerbegeleiding<br />

- Tweedelijnsondersteuning:<br />

(Semi-) individuele<br />

studiebegeleiding en/of<br />

taalremediëring <br />

3 actieterreinen, telkens op 2 niveaus<br />

In omgang<br />

met elkaar<br />

In omgang<br />

met leerlingen<br />

Verschillen<br />

ervaren<br />

Verschillen<br />

interpreteren<br />

1, 2 2, 5 2, 5<br />

1, 3 3, 4 3, 4, 5<br />

Zorgzaam<br />

omgaan met<br />

verschillen<br />

- Algemene didactiek en agogiek<br />

- Didactisch Atelier vakoverschrijdend werk<br />

- Didactisch Atelier differentiatie en evaluatie<br />

Project ‘Leren thuis leren’<br />

Multiculturele lerarenteams die zorgzaam omgaan met alle leerlingen<br />

832 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Contacten met externe partners <br />

Openstaan voor diversiteit<br />

De opleiding vertrekt van twee principes als uitgangspunt voor haar diversiteitbeleid: erkende gelijkwaardigheid<br />

en erkende ongelijkheid. Het aantrekken van een diverse instroom en het via de nodige voorzieningen<br />

ondersteunen van die instroom, zijn daarvan concrete consequenties. Studenten adequaat leren omgaan met<br />

diversiteit in de klas krijgt tegelijk extra aandacht. Het curriculum is daarop afgestemd.<br />

Ervan uitgaande dat studenten met diverse achtergronden met dezelfde input niet noodzakelijk gelijktijdig de<br />

eindmeet bereiken, worden de voorzieningen getroffen voor het ondersteunen van de instroom:<br />

- Introductiecursus vóór de aanvang van elk academiejaar voor studenten die instromen uit het 7de jaar<br />

beroeps<strong>onderwijs</strong> en studenten uit een meertalige omgeving. Kennismaking met de hogeschool,<br />

sensibilisering voor een gerichte studiemethode en de start van de remediëring van eventuele taalproblemen<br />

komen aan de orde. Deze introductiecursus is erg bewust het enige initiatief voor (een combinatie van)<br />

specifieke doelgroepen. Deze doelgroepen hebben een start op maat nodig, maar verder wordt vanuit het<br />

principe van gelijkwaardigheid geen apart begeleidingstraject voor doelgroepen opgezet. De opleiding benut<br />

de meerwaarde van het leren in heterogene groepen.<br />

- Gerichte ondersteuning van iedere individuele student, onder andere via de digitale fiche studentenbegeleiding,<br />

waarop de student persoonlijke informatie en eigen sterktes en zwaktes kan meedelen aan de<br />

medewerker van het Contactpunt Studentenondersteuning; een mondelinge en schriftelijke instaptoets taal<br />

en eventuele remediëring naar aanleiding daarvan.<br />

- Een drielijnsondersteuningsmodel (via leergroepen, contactpunt studentenondersteuning, en externe<br />

hulpverleners) om in te spelen op de diversiteit in studieloopbaan, socioculturele achtergrond en in de<br />

motivatie om leraar te worden.<br />

Het curriculum voorziet een parallelle leerlijn in het omgaan met diversiteit: zowel in de houding naar elkaar als<br />

naar de leerlingen oefenen de studenten zich op drie terreinen:<br />

- Het ervaren van verschillen en aldus ongelijkheid erkennen.<br />

- Het interpreteren van die verschillen aan de hand van referentiekaders. De nodige aandacht gaat naar de<br />

invloed van die referentiekaders op hun eigen manier van beslissen, analyseren, communiceren, problemen<br />

oplossen enzovoort. De studenten leren zo een houding aannemen die de erkende gelijkwaardigheid voedt.<br />

- Het met zorg leren benaderen van verschillen. De principes worden toegepast in hun didactisch handelen<br />

In het bovenstaande schema wordt aangegeven in welke opleidingsonderdelen er expliciet aandacht wordt<br />

besteed aan het oefenen op deze drie terreinen. De commissie kreeg inzage in de leermaterialen bij deze<br />

opleidingsonderdelen. Bij de didactische ateliers worden alle lectoren van de opleiding ingeschakeld. Alle lectoren<br />

kregen overigens bijkomende vorming op het vlak interculturele communicatie. In de <strong>onderwijs</strong>praktijk oefenen<br />

studenten in het breed observeren, en worden ze gecoacht in het inspelen op de aanwezige diversiteit.<br />

De opleiding slaagt erin om heel wat diploma’s af te leveren aan studenten van allochtone afkomst. Ze tracht op<br />

die manier een bijdrage te leveren aan multiculturele lerarenteams in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> die zorgzaam<br />

omgaan met leerlingen.<br />

De commissie stelt vast dat het engagement voor diversiteit van de opleiding gedurende vele jaren werd<br />

opgebouwd. In de desbetreffende nationale projecten speelde de opleiding een voortrekkersrol. Dit blijktonder<br />

meer uit de volgende voorbeelden: in het project ‘Aansluiting en maatschappelijke differentiatie in de<br />

lerarenopleiding’ (2002-03) stelde de opleiding cursussen ter beschikking van andere opleidingen die gericht<br />

waren op het ondersteunen van lectoren in het begeleiden van individuele leerprocessen, en die de studenten<br />

gebruikten in het kader van de contacturen leerbegeleiding; in de recente contactgroep ‘Diversiteit in de<br />

lerarenopleiding’, die er kwam op vraag van de huidige minister van <strong>Onderwijs</strong>, speelde de opleiding eveneens<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 833


een voortrekkersrol; de opleidingsverantwoordelijke was lid van de gastredactie van het themanummer Diversiteit<br />

van het VELON-tijdschrift voor lerarenopleiders in de voorbije jaargang.<br />

Dit alles staaft de commissie in haar besluit dat de XIOS-lerarenopleiding Secundair <strong>Onderwijs</strong> een voorbeeldrol<br />

heeft wat diversiteitbeleid betreft.<br />

Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger <strong>onderwijs</strong>.<br />

Facet 2<br />

Kwaliteit<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: excellent<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

De aandacht voor diversiteit heeft gevolgen voor verschillende andere kwaliteitsfacetten. Het meest uitgesproken<br />

zijn:<br />

- Aansluiting van de doelstellingen van de opleiding op de behoeften van het werkveld: de Limburgse regio is<br />

in hoge mate multicultureel samengesteld. Het werkveld wordt geconfronteerd met een hoog percentage<br />

allochtone leerlingen en heeft bijgevolg behoefte aan leerkrachten die met deze diversiteit zorgzaam<br />

omspringen. Allochtone leerkrachten kunnen bovendien de integratie bevorderen. De opleiding speelt in op<br />

de maatschappelijke en domeinspecifieke behoefte.<br />

- Samenhang van het programma: de aandacht voor diversiteit loopt als een rode draad door het programma.<br />

Het oefenen van de aandacht voor diversiteit wordt systematisch doorheen de opleiding opgebouwd, wat<br />

bijdraagt tot de onderlinge afstemming (horizontale en verticale samenhang) van de betrokken<br />

opleidingsonderdelen.<br />

- Afstemming vormgeving en inhoud: het didactisch concept van de opleiding en het didactisch handelen dat<br />

men tracht te bevorderen bij de studenten, komen met elkaar overeen. Vanuit de zorg om het respectvol<br />

omgaan met diversiteit en vanuit emancipatorische overwegingen die daarmee samenhangen, is er in de<br />

opleiding veel aandacht voor activerende werkvormen, het opbouwen van zelfsturing door de student en<br />

flexibiliteit. Omgaan met diversiteit vraagt ook vakoverschrijdende aandacht. Er is veel samenwerking tussen<br />

de docenten, maar ook hier vinden we het respect voor de onderlinge diversiteit terug.<br />

- Toelatingsvoorwaarden: de opleiding besteedt meer dan gewoon aandacht aan de aansluiting van het<br />

programma qua vorm en inhoud bij de kwalificaties van de instromende studenten.<br />

- Kwaliteit personeel: de personeelsleden worden aangemoedigd om zich professioneel te ontwikkelen in het<br />

kader van het diversiteitbeleid.<br />

- Studiebegeleiding: de aandacht voor het diversiteitbeleid heeft mee geleid tot een excellent beleid op het<br />

gebied van studiebegeleiding (zie facet 4.2).<br />

In de gesprekken met studenten, afgestudeerden, werkveld en personeel blijkt de waardering voor dit kenmerk<br />

van de opleiding erg hoog. Studenten leggen de nadruk op het gevoel zich gewaardeerd en ondersteund te<br />

weten. Afgestudeerden die in de <strong>onderwijs</strong>praktijk terechtkwamen, voelen zich competent om met de diversiteit<br />

waarmee ze worden geconfronteerd, om te gaan. Het werkveld waardeert die inbreng evenzeer. Wat dat betreft,<br />

heeft de commissie geen wanklanken gehoord.<br />

834 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Uit de schriftelijke bevraging van studenten van het derde jaar blijkt dat zij hun competentie hoog inschatten<br />

(méér dan 3 op een 4-puntenschaal), voor de basiscompetenties die gerelateerd zijn aan het omgaan met<br />

diversiteit.<br />

Voorbeelden:<br />

Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen 3,42<br />

Adequaat omgaan met de specificiteit van de leerlingenpopulatie in het bso 3,33<br />

De emancipatie van de leerlingen bevorderen 3,17<br />

Door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie 3,38<br />

voorbereiden<br />

Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding.<br />

Facet 3<br />

Concretisering<br />

Beoordelingscriteria:<br />

- De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> (instroom, <strong>onderwijs</strong>programma,<br />

<strong>onderwijs</strong>proces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd.<br />

Oordeel van de visitatiecommissie: goed<br />

De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen:<br />

Instroom en slaagpercentages van allochtone studenten:<br />

De procentuele instroomcijfers van allochtone studenten liggen beduidend hoger dan in vergelijkbare opleidingen<br />

leraar Secundair <strong>Onderwijs</strong> in de omgeving. In het academiejaar 2004-2005 bedroeg het percentage studenten<br />

van allochtone afkomst in het eerste jaar ruim 17 procent. In 2005 was 11 procent van de jonge afstuderenden<br />

van allochtone afkomst. De kwaliteit van de aanpak, waaraan overigens nog steeds wordt gesleuteld, draagt de<br />

kiem in zich van een groeiend kwantitatief resultaat.<br />

<strong>Onderwijs</strong>programma: ingebouwde leerbegeleiding; verscheidene opleidingsonderdelen die expliciet bijdragen tot<br />

diversiteit (zie facet differentiatie en profilering).<br />

<strong>Onderwijs</strong>proces: positieve aandacht voor differentiatie, zonder afbreuk te doen aan gelijkwaardigheid.<br />

Voorzieningen: (zie beschrijving onder facet differentiatie en profilering) uigebreide voorzieningen voor<br />

gepersonaliseerde studentenbegeleiding, waar overigens ook een allochtone medewerker is aangesteld.<br />

Kwaliteit staf: het personeel volgde nascholing in functie van de realisatie van dit kenmerk. Verschillende<br />

docenten verzorgen – nationaal –geregeld lezingen en workshops over het onderwerp. Ten minste vier docenten<br />

publiceren over het onderwerp in vaktijdschriften.<br />

De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> (instroom, <strong>onderwijs</strong>programma,<br />

<strong>onderwijs</strong>proces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 835


Oordeel over bijzondere kwaliteitskenmerk: diversiteit: voldoende<br />

Op basis van de oordelen over:<br />

Facet 1, Differentiatie en profilering:<br />

Facet 2, Kwaliteit:<br />

Facet 3, Concretisering:<br />

excellent<br />

excellent<br />

goed<br />

en op basis van de volgende constateringen:<br />

- het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger <strong>onderwijs</strong>;<br />

- het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding;<br />

- de gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> (instroom, <strong>onderwijs</strong>programma,<br />

<strong>onderwijs</strong>proces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd.<br />

spreekt de commissie zich positief uit over het bijzonder kwaliteitskenmerk ‘diversiteit’.<br />

836 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg


Overzichtstabel van de oordelen 1 score facet score onderwerp<br />

Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding<br />

Facet 1.1: Niveau en oriëntatie goed<br />

Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen goed<br />

Onderwerp 2: Programma<br />

Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud goed<br />

Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid goed<br />

Facet 2.3: Samenhang goed<br />

Facet 2.4: Studieomvang OK<br />

Facet 2.5 Studietijd goed<br />

Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud goed<br />

Facet 2.7: Beoordeling en toetsing voldoende<br />

Facet 2.8: Masterproef niet van toepassing<br />

Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden goed<br />

Onderwerp 3: Inzet van personeel<br />

Facet 3.1: Kwaliteit personeel goed<br />

Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid goed<br />

Facet 3.3: Kwantiteit personeel voldoende<br />

Onderwerp 4: Voorzieningen<br />

Facet 4.1: Materiële voorzieningen voldoende<br />

Facet 4.2: Studiebegeleiding excellent<br />

Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg<br />

Facet 5.1: Evaluatie resultaten goed<br />

Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering goed<br />

Facet 5.3:<br />

Onderwerp 6: Resultaten<br />

Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en<br />

beroepenveld<br />

goed<br />

Facet 6.1: Gerealiseerd niveau goed<br />

Facet 6.2: <strong>Onderwijs</strong>rendement goed<br />

Bijzonder kwaliteitskenmerk: diversiteit<br />

Facet 1: Differentiatie en profilering excellent<br />

Facet 2: Kwaliteit excellent<br />

Facet 3: Concretisering goed<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

voldoende<br />

1<br />

Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten<br />

die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende<br />

beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.<br />

Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 837


838 | Bijlagen


ijlagen<br />

Bijlagen | 839


840 | Curriculum vitae van de visitatieleden


ijlage 1<br />

Curriculum vitae van de commissieleden<br />

Maarten Anthonise behaalde in 1987 zijn doctoraal diploma <strong>onderwijs</strong>kunde. Hij was als docent en<br />

opleidingsdirecteur verbonden aan verschillende Nederlandse hogescholen. Sinds 1996 is hij opleidingsmanager<br />

aan de Hogeschool Zeeland.<br />

Kristien Arnouts is licentiaat lichamelijke opvoeding. Tot 1992 was zij docente aan het Instituut voor<br />

Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie Parnas te Dilbeek. Sinds 1992 is zij tewerkgesteld bij het Ministerie<br />

van de Vlaamse Gemeenschap – departement <strong>onderwijs</strong>, eerst als inspecteur <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en sinds 2000<br />

is zij inspecteur – generaal voor het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Tim Bracke is tweedejaarsstudent professionele bachelor <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> aan de Hogeschool<br />

Gent. Hij is studentlid van deelcommissie twee.<br />

Marc Debusschere is licentiaat fysica. Tot 2004 gaf hij aan verschillende richtingen in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

fysica. Sinds 1999 is hij verbonden aan de Diocesane Pedagogisch Begeleidingsdienst. Zijn opdracht is de<br />

begeleiding en kwaliteitszorg voor ongeveer 300 leraren in het Katholiek <strong>Onderwijs</strong>.<br />

Romain Decambray is van opleiding licentiaat in de wetenschappen-dierkunde. Hij was gedurende 2’ jaar<br />

verbonden als leraar natuurkunde aan de opleiding onderwijzer(es) en regent(es) van de Normaalschool Sint-<br />

Jozefinstituut. Tot 2004 was hij als pedagogisch adviseur verbonden aan het VVKHO.<br />

Christophe De Jaegere is derdejaarsstudent professionele bachelor <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> aan de<br />

Arteveldehogeschool te Gent.<br />

Nadine Engels is Doctor in de Pedagogische Wetenschappen. Momenteel tewerkgesteld aan de VUB als<br />

zelfstandig academisch personeel. Haar functie bestaat o.a. uit het verzorgen van <strong>onderwijs</strong>, projectwerk in het<br />

kader van <strong>onderwijs</strong>professionalisering VUB en leidinggevende functies binnen onderzoeksprojecten.<br />

Laurent Genin is derdejaarsstudent professionele bachelor <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (keuzevakken:<br />

Wiskunde – Fysica en Informatica) aan de Hogeschool Groep T Leuven. Hij is studentlid van deelcommissie één.<br />

Kees Freriks behaalde zijn doctoraal pedagogiek in 1988 aan de Rijks Universiteit te Groningen. Vanaf 1986 was<br />

hij werkzaam bij het seminar voor orthopedagogiek (Hogeschool Utrecht). Sinds 1998 is hij directeur bij de<br />

lerarenopleiding primair <strong>onderwijs</strong> van de Hogeschool van Utrecht (PABO).<br />

Geert Kelchtermans is doctor in de Pedagogische Wetenschappen (K.U.Leuven 1993). Sinds 1993 is werkzaam<br />

aan de K.U.Leuven. Tot 2001 was hij er postdoctoraal onderzoeker. Momenteel is hij hoogleraar met<br />

specialisaties o.a. in het domein van <strong>onderwijs</strong>beleid en het domein van methoden en principes van<br />

<strong>onderwijs</strong>vernieuwing. Hij verzorgde meerdere nationale en internationale publicaties waaronder in het tijdschrift<br />

‘Teaching and teacher Education’.<br />

Curriculum vitae van de visitatieleden | 841


Joost Lowyck Is doctor in de pedagogische wetenschappen. Hij is verbonden aan de KULeuven als gewoon<br />

hoogleraar. Verder is hij er directeur van het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren (AVL) , voorzitter van de<br />

Raad van het AVL en lid van de stuurgroep <strong>Onderwijs</strong>beleid. Hij participeert momenteel in visitatiecommissies<br />

georganiseerd door QUANU.<br />

Maggy Nelissen is regentes wiskunde – wetenschappen en fysica. Van 1983 tot 2003 was zij directeur van het<br />

Katholiek Secundair <strong>Onderwijs</strong> Bree.<br />

Sophie Onderdonck is tweedejaarsstudent professionele bachelor <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

(keuzevakken: Frans – Aardrijkskunde - Godsdienst) aan de Katholieke Hogeschool Mechelen.<br />

Rita Rymemans is licentiaat Germaanse filologie. Sinds 1980 is zij verbonden aan de Universitaire Instellingen<br />

Antwerpen (UIA) als wetenschappelijk medewerker. Sinds 2004 is zij docent. Daarnaast is zij verbonden aan de<br />

Vereniging voor <strong>Onderwijs</strong> in het Nederlands als hoofdredacteur van het tijdschrift VONK.<br />

Valere Schodts is regent wiskunde – fysica en biologie. Van 1980 tot 2003 was hij directeur van de Diocesane<br />

Middenschool Diest.<br />

Diane Spilthoorn is doctor in de Lichamelijke opvoeding. Zij werkte als docente het Stedelijk <strong>Onderwijs</strong><br />

Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel. Sinds 1993 is zij verbonden aan het Departement <strong>Onderwijs</strong> als<br />

inspecteur <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Eliane Van Alboom is Licentiaat Letteren en Wijsbegeerte. Zij is verbonden aan het Departement voor<br />

Lerarenopleiding/RUG voor de praktijkbegeleiding van aggregatiestudenten Nederland- Engels. Daarnasst geeft<br />

zij les Nederlands en Engels aan Atheneum Wispelberg Gent.<br />

Karen Van Lancker is derdejaarsstudent professionele bachelor <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (keuzevakken:<br />

Frans – Geschiedenis – Nederlands) aan de Arteveldehogeschool te Gent. Zij studentlid bij deelcommissie drie.<br />

Tom Vuchelen is tweedejaarsstudent professionele bachelor <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (keuzevakken:<br />

Geschiedenis – Engels – Informatica) aan de Katholieke Hogeschool Mechelen.<br />

Jan Vermeylen is licentiaat wiskunde. Van 1976 tot 1998 was hij leraar wiskunde in het <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>;<br />

Sinds 1998 is hij verbonden aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement <strong>onderwijs</strong> als<br />

Inspecteur <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong>.<br />

Tom Vuchelen is tweedejaarsstudent professionele bachelor <strong>onderwijs</strong>: <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> (keuzevakken:<br />

Geschiedenis – Engels – Informatica) aan de Katholieke Hogeschool Mechelen.<br />

842 | Curriculum vitae van de visitatieleden


Roger Waeyaert is licentiaat wetenschappen – groep biologie en dierkunde. Hij werkte als leraar biologie in het<br />

<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong> en als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Gent tot 1999. Sindsdien is hij<br />

adjunct-directeur Atheneum Wispelberg Gent..<br />

Jos Willems Is dr. in de wetenschappen (sociologie en psychologie), afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit<br />

Nijmegen. Hij is ruim 30 jaar werkzaam in het hoger <strong>onderwijs</strong> in Nederland. Hij startte zijn loopbaan als docent<br />

statistiek bij de lerarenopleiding. Daarna was hij tewerkgesteld aan IOWO (<strong>onderwijs</strong>adviesbureau verbonden aan<br />

de Radboud Universiteit Nijmegen). Tot 2002 was hij directeur van dit instituut. Vanaf 2002 tot heden is hij lid van<br />

het College van Bestuur van de Hogeschool Zuyd.<br />

Ineke Wolfhagen Is doctor in de pedagogische wetenschappen en verbonden aan de Universiteit Maastricht. Zij<br />

begon haar loopbaan als wetenschappelijk medewerker bij CITO (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling).<br />

Daarna werd zij universitair hoofddocent aan de Universiteit van Maastricht. Momenteel is zij er<br />

opleidingsdirecteur opleiding <strong>Onderwijs</strong>wetenschappen binnen de faculteit der Prsychologie. Was voor meerdere<br />

opleidingen voorzitter bij de visitaties van de HBO-raad en momenteel voorzitter voor visitaties georganiseerd<br />

door NQA.<br />

Curriculum vitae van de visitatieleden | 843


844 | Curriculum vitae van de visitatieleden


ijlage 2<br />

Onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden<br />

Curriculum vitae van de visitatieleden | 845


846 | Curriculum vitae van de visitatieleden


Onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden | 891


892 | Bezoekschema


ijlage 3<br />

Bezoekschema’s<br />

Bezoekschema voor een opleiding met één locatie<br />

Dag 1<br />

15.00-17.30 werkoverleg en inzage van de bijlagen<br />

17.30-18.00 kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd<br />

18.00-19.30 opleidingsverantwoordelijken, opstellers ZER en een student betrokken bij het <strong>onderwijs</strong>kundig<br />

overleg (bespreking referentiekader)<br />

19.30-20.00 intern overleg<br />

20.00 informeel ontmoetingsmoment<br />

Dag 2<br />

09.00-09.45 kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling (van de opleiding,<br />

het departement en/of de hogeschool)<br />

10.00-10.45 studenten eerste jaar en tweede jaar (max. 10 representatief samengesteld, inclusief de<br />

studentenvertegenwoordigers)<br />

11.00-11.45 studenten derde jaar (max. 10 representatief samengesteld uit de verschillende afstudeerrichtingen,<br />

inclusief de studentenvertegenwoordigers)<br />

12.00-12.30 intern werkoverleg<br />

12.30-13.30 lunch voor de commissie<br />

13.30-14.45 bezoek lokalen<br />

15.00-15.45 lectoren algemene vakken (max. 10 representatief samengesteld, inclusief de personen<br />

betrokken bij <strong>onderwijs</strong>kundig en/of beleidsoverleg)<br />

16.00-16.45 lectoren specialisatievakken (max. 10 representatief samengesteld inclusief de personen<br />

betrokken bij <strong>onderwijs</strong>kundig en/of beleidsoverleg)<br />

17.00-18.00 intern overleg en inzage werkdocumenten<br />

18.00-19.00 vertegenwoordigers werkveld (max. 10, gedifferentieerd samengesteld volgens de afstudeerrichtingen,<br />

personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als stagementoren en die<br />

niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma)<br />

19.00-19.45 afgestudeerden (max. 10 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief samengesteld uit de<br />

afstudeerrichtingen)<br />

20.00 avondmaal voor de commissie<br />

Dag 3<br />

08.30-09.00 administratief-technisch personeel<br />

09.00-09.45 ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en -begeleiding<br />

10.00-10.30 verantwoordelijke internationalisering (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool)<br />

10.30-11.15 begeleiders stage- en eindwerken (max. 10, representatief samengesteld uit de afstudeerrichtingen)<br />

11.15-12.30 intern werkoverleg<br />

12.30-13.30 lunch voor de commissie<br />

13.30-14.00 opleidingsverantwoordelijke(n)<br />

14.00-15.00 vrij spreekuur 1<br />

15.00-17.00 voorbereiding mondelinge rapportering<br />

17.00 mondelinge rapportering<br />

1<br />

De commissie vraagt om het vrij spreekuur op ruime schaal binnen de hogeschool aan te kondigen<br />

Bezoekschema | 893


Bezoekschema voor een opleiding met twee locaties<br />

Dag 1 (campus 1)<br />

10.00 samenkomst voor de commissieleden in campus 1 en inzage bijlagen<br />

11.30-12.00 kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd<br />

12.00-16.00 werkoverleg en verdere inzage van de bijlagen<br />

16.00-17.00 bezoek lokalen campus 1<br />

17.00-18.30 opleidingsverantwoordelijken, opstellers ZER en een student betrokken bij het <strong>onderwijs</strong>kundig<br />

overleg (bespreking referentiekader)<br />

18.30-19.00 intern overleg<br />

19.00 informeel ontmoetingsmoment<br />

20.00 overnachting bij campus 2<br />

Dag 2 (campus 2)<br />

08.30-09.15 kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) <strong>onderwijs</strong>ontwikkeling (van de opleiding,<br />

het departement en/of de hogeschool, van beide campussen )<br />

09.30-10.30 studenten eerste jaar en tweede jaar (max. 15 representatief samengesteld uit beide campussen,<br />

inclusief de studentenvertegenwoordigers)<br />

10.30-11.30 studenten derde jaar (max. 15 representatief samengesteld uit de verschillende afstudeerrichtingen<br />

en beide campussen, inclusief de studentenvertegenwoordigers)<br />

11.30-12.45 bezoek lokalen campus 2<br />

13.00-14.00 lunch voor de commissie<br />

14.30-15.45 lectoren van campus 1 (max. 15 representatief samengesteld uit algemene vakken en<br />

specialisatievakken, inclusief de personen betrokken bij <strong>onderwijs</strong>kundig en/of beleidsoverleg)<br />

15.00-17.15 lectoren van campus 2 (max. 15 representatief samengesteld uit algemene vakken en<br />

specialisatievakken, inclusief de personen betrokken bij <strong>onderwijs</strong>kundig en/of beleidsoverleg)<br />

17.15-18.00 intern overleg en inzage werkdocumenten<br />

18.00-19.00 vertegenwoordigers werkveld (max. 10, gedifferentieerd samengesteld volgens de afstudeerrichtingen,<br />

personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als stagementoren en die<br />

niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma)<br />

19.00-19.45 afgestudeerden (max. 15 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief samengesteld uit<br />

beide campussen en alle afstudeerrichtingen)<br />

20.00 avondmaal voor de commissie<br />

Dag 3 (campus 2)<br />

08.30-09.00 administratief-technisch personeel uit beide campussen<br />

09.00-09.45 ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding uit beide campussen<br />

10.00-10.30 verantwoordelijke internationalisering (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool)<br />

uit beide campussen<br />

10.30-11.15 begeleiders stage- en eindwerken (max. 10, representatief samengesteld uit alle afstudeerrichtingen<br />

en beide campussen)<br />

11.15-12.30 intern werkoverleg<br />

12.30-13.30 lunch voor de commissie<br />

13.30-14.00 opleidingsverantwoordelijke(n)<br />

14.00-15.00 vrij spreekuur 1<br />

15.00-17.00 voorbereiding mondelinge rapportering<br />

17.00 mondelinge rapportering<br />

1<br />

De commissie vraagt om het vrij spreekuur op ruime schaal binnen de hogeschool aan te kondigen.<br />

894 | Bezoekschema


ijlage 4<br />

Lijst van afkortingen en letterwoorden<br />

ABA<br />

ADINSA<br />

AKUL<br />

ARTE<br />

ASO<br />

ATP<br />

AUGent<br />

AUHA<br />

AUHL<br />

AVT<br />

BAMA<br />

BENE<br />

BNB<br />

BOF<br />

BSO<br />

BZW<br />

CLB<br />

COMENIUS<br />

DOC<br />

DTO<br />

ECDL<br />

ECTS<br />

EFQM<br />

EHB<br />

EHSAL<br />

EQF<br />

academische bacheloropleiding<br />

ADviesgroep INternationale SAmenwerking<br />

Associatie van de K.U.Leuven<br />

Arteveldehogeschool<br />

Algemeen <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

Administratief en technisch personeel<br />

Associatie Universiteit Gent<br />

Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen<br />

Associatie Universiteit Hogescholen Limburg<br />

Audiovisuele technieken<br />

Bachelor Master<br />

Business Education Network in Europe<br />

bachelor- na bacheloropleiding<br />

Bijzonder Onderzoeksfonds<br />

beroeps<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

begeleid zelfstandig werk<br />

centrum voor leerlingenbegeleiding<br />

educatief Programma van de Europese Commissie gericht op lager en<br />

middelbaar <strong>onderwijs</strong><br />

departementaal onderhandelingscomité<br />

Databank Tertiair <strong>onderwijs</strong><br />

European Computer Driving License<br />

European Credit Transfer System<br />

European Foundation for Quality Management<br />

Erasmushogeschool Brussel<br />

EHSAL, Europese Hogeschool Brussel<br />

European Qualifications Framework<br />

Afkortingenlijst | 895


ERABEL<br />

Erasmus<br />

Erasmus Mundus<br />

Evadoc<br />

EVC<br />

EVK<br />

FWO<br />

GRPT<br />

GRUNDTVIG<br />

HA<br />

HBO<br />

HIVA<br />

HOC<br />

HOGENT<br />

HOR<br />

HOWEST<br />

HZS<br />

IAJ<br />

ict<br />

ICTO<br />

IKZ<br />

KaHoSL<br />

KATHO<br />

KdG<br />

KHBO<br />

KHK<br />

Erasmus Belgica<br />

uitwisselingsprogramma voor studenten in het hoger <strong>onderwijs</strong>, onderdeel van<br />

het Project Socrates van de Europese commissie<br />

programma van de Europese om interinversitaire masterprogrammas te<br />

ondersteunen<br />

studentenenquête voor de beoordeling van onderwijzend personeel<br />

elders verworven competenties<br />

eerder verworven kwalificaties<br />

Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen<br />

Groep T Leuven Hogeschool<br />

educatief Programma van de Europese Commissie gericht op<br />

volwassenen<strong>onderwijs</strong><br />

Hogeschool Antwerpen<br />

Hoger Beroeps<strong>onderwijs</strong><br />

Hoger Instituut voor Arbeid<br />

Hogeschool onderhandelingscomité<br />

Hogeschool Gent<br />

Hoger<strong>onderwijs</strong>register<br />

Hogeschool West-Vlaanderen<br />

Hogere Zeevaartschool<br />

individueel aangepast jaarprogramma<br />

internet- en communicatietechnologie<br />

ICT en <strong>Onderwijs</strong><br />

interne kwaliteitszorg<br />

Katholieke Hogeschool Sint-Lieven<br />

Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen<br />

Karel de Grote-Hogeschool<br />

Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende<br />

Katholieke Hogeschool Kempen<br />

896 | Afkortingenlijst


KHLEU<br />

KHLIM<br />

KHM<br />

KSO<br />

KUB<br />

KUL<br />

KZ<br />

LASSI<br />

Leonardo<br />

LESSIUS<br />

LINGUA<br />

MA<br />

MANI<br />

MNM<br />

NARIC<br />

NVAO<br />

OER<br />

OO<br />

OOP<br />

OP<br />

PBA<br />

PDCA<br />

PGO<br />

PGO<br />

PHL<br />

PLANT<br />

PROZA<br />

Katholieke Hogeschool Leuven<br />

Katholieke Hogeschool Limburg<br />

Katholieke Hogeschool Mechelen<br />

Kunst<strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

Katholieke Universiteit van Brussel<br />

Katholieke Universiteit Leuven<br />

(integrale) kwaliteitszorg<br />

Learning and Study Strategies Inventory<br />

educatief programma van de Europese Commissie gericht op stages<br />

Lessius Hogeschool<br />

programma om het taal<strong>onderwijs</strong> en taaldiversiteit te promoten, onderdeel van<br />

het Socrates programma van de Europese Commisie<br />

academische masteropleiding<br />

instrument die de studenten helpt bij de diagnose van studieproblemen en die<br />

studietips geeft<br />

master- na masteropleiding<br />

National Academic & Professional Recognition and Information Centre<br />

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie<br />

<strong>onderwijs</strong> en examenreglement<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkeling<br />

<strong>onderwijs</strong>ontwikkelingsplan<br />

onderwijzend personeel<br />

professionele bacheloropleiding<br />

letterwoord voor: ‘Plan Do Check Act’<br />

probleemgestuurd <strong>onderwijs</strong><br />

projectgestuurd <strong>onderwijs</strong><br />

Provinciale Hogeschool Limburg<br />

Plantijnhogeschool (of Plantijn Hogeschool van de Provincie Antwerpen)<br />

Projectgroep Zelfevalautie (een instrument van kwaliteitszorg, kwaliteitsmeting;<br />

Afkortingenlijst | 897


evragingssysteem)<br />

PWO<br />

SERV<br />

SID-in<br />

SOVO<br />

SPA<br />

STLUK<br />

SWOP<br />

SWOT<br />

TEMPUS<br />

Trialoog<br />

TRIS<br />

TSO<br />

UA<br />

UAB<br />

UGent<br />

UH<br />

UNIZO<br />

VKW<br />

VlaJO<br />

VLHORA<br />

VLIR<br />

VLOR<br />

VOKA<br />

projectmatig wetenschappelijk onderzoek<br />

Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen<br />

studie- informatiedagen<br />

Sociale Voorzieningen, bijvoorbeeld SOVOArte, de dienst voor sociale<br />

voorzieningen van De Artevelde Hogeschool<br />

onderzoek naar de tevredenheid van Studenten, Personeel en de bezigheid van<br />

pas-Afgestudeerden<br />

Hogeschool Sint-Lukas Brussel<br />

Systeem voor Waarderingen en Ontwikkeling van het Personeel<br />

letterwoord, duid op een system waarbij ‘Strengths’, ‘Weaknesses’,<br />

‘Opportunities’ en ‘Threats’ in de organisatie worden geanalyseerd<br />

programma van de Europese Commissie om de hervormingen in het hoger<br />

<strong>onderwijs</strong> in Oost-Europ en de voormalige Sovjet-landen te ondersteunen.<br />

intercommunautaire uitwisseling voor hoger <strong>onderwijs</strong>, project van het Prins<br />

Filipsfonds, van de Koning Boudewijnstichting<br />

Transnationale Institutionale Samenwerking (een Instrument van kwaliteitszorg)<br />

Technisch <strong>secundair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

Universiteit Antwerpen<br />

Universitaire Associatie Brussel<br />

Universiteit Gent<br />

Universiteit Hasselt<br />

Unie voor zelfstandige ondernemers<br />

Vereniging van Christelijke werkgevers<br />

Vlaamse jonge ondernemingen<br />

Vlaamse Hogescholenraad<br />

Vlaamse Interuniversitaire Raad<br />

Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad<br />

netwerk van ondernemingen van Het Vlaams Economisch Verbond met de<br />

plaatselijke Kamers van Koophandel.<br />

898 | Afkortingenlijst


VQF<br />

VTE<br />

VTO<br />

VUB<br />

WENK, Wenk, W&K<br />

XIOS<br />

ZAP<br />

ZER<br />

ZOSA<br />

Vlaams kwalificatie framework<br />

voltijds equivalenten<br />

Vorming, Training en Opleiding<br />

Vrije Universiteit Brussel<br />

Hogeschool voor Wetenschap & Kunst<br />

XIOS Hogeschool Limburg<br />

zelfstandig academisch personeel<br />

zelfevaluatierapport<br />

Zelfonderzoek Studieattitudes<br />

Afkortingenlijst | 899


900 | Nota’s


Nota’s<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

Nota’s | 901


..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

902 | Nota’s

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!