Download hier de Diagnostiek PDF - EFP
Download hier de Diagnostiek PDF - EFP
Download hier de Diagnostiek PDF - EFP
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Diagnostiek</strong><br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Voorwoord<br />
Inleiding<br />
Intelligentie en aanpassingsvermogen<br />
o Definities van licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking en zwakbegaafdheid<br />
o Intelligentie<br />
• Beschikbaar testmateriaal<br />
• Inschatten van het IQ op basis van aanvullen<strong>de</strong> informatie<br />
• Samenstellen eigen testbatterij<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
• Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
o Aanpassingsvermogen<br />
• Beschikbaar testmateriaal<br />
• Inschatten aanpassingsgedrag op basis van aanvullen<strong>de</strong> informatie<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
• Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
• In ontwikkeling<br />
Ontwikkelingsstoornissen<br />
o Definitie LVB<br />
o Inleiding<br />
o ADHD<br />
• Inleiding<br />
• Beschikbare instrumenten<br />
Screening<br />
Uitgebrei<strong>de</strong> test<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
o Autismespectrum stoornissen<br />
• Inleiding<br />
• Protocol voor diagnostiek bij autisme<br />
Screening<br />
Gedragsobservatie en ontwikkelingsanamnese<br />
Diagnose stellen<br />
Testdiagnostisch on<strong>de</strong>rzoek<br />
Comorbiditeit en differentiaaldiagnostiek<br />
Aanvullen<strong>de</strong> diagnostiek<br />
• Beschikbare instrumenten<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
Sociaal-emotionele ontwikkeling en morele ontwikkeling<br />
o Definitie LVB<br />
o Inleiding<br />
o Sociaal-emotionele ontwikkeling<br />
o Theory of Mind<br />
o Empathie<br />
o Morele ontwikkeling<br />
Psychiatrische stoornissen<br />
o Definitie LVB<br />
o Algemene diagnostiek van psychiatrische ziektebeel<strong>de</strong>n<br />
• Inleiding<br />
1
• Inventarisatie beschikbaar testmateriaal<br />
Algemeen<br />
Instrumenten voor normaal begaaf<strong>de</strong>n<br />
Interviews<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
o Mid<strong>de</strong>lengebruik<br />
• Inleiding<br />
• Inventarisatie beschikbaar testmateriaal en on<strong>de</strong>rzoeksmateriaal<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
o Schizofrenie en an<strong>de</strong>re psychotische stoornissen<br />
• Inleiding<br />
• Inventarisatie beschikbaar testmateriaal en on<strong>de</strong>rzoeksmateriaal<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
o Stemmingsstoornissen<br />
• Inleiding<br />
• Inventarisatie beschikbaar testmateriaal en on<strong>de</strong>rzoeksmateriaal<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
o Angststoornissen<br />
• Inleiding<br />
• Algemene angststoornis<br />
Beschikbaar testmateriaal<br />
Interviews voor angst<br />
Instrumenten voor angst speciaal ontwikkeld voor LVB<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
• Sociale angst<br />
Beschikbaar testmateriaal<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
• Posttraumatische Stress Stoornis<br />
Beschikbaar testmateriaal<br />
Informatiebronnen<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
• Obsessief-compulsieve stoornis<br />
Beschikbaar testmateriaal<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
o Seksuele stoornissen<br />
• Inleiding<br />
• Inventarisatie beschikbaar testmateriaal en on<strong>de</strong>rzoeksmateriaal<br />
Seksuele disfuncties<br />
Parafilieën<br />
Hyperseksualiteit<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
<br />
Persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen<br />
o Definitie LVB en persoonlijkheidsstoornis<br />
o Inleiding<br />
o Prevalentie<br />
o Persoonlijkheidstoornis en verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
• DSM<br />
• Exclusiecriteria<br />
• Persoonlijkheidsontwikkeling bij personen met een LVB<br />
• Continuüm bij diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen<br />
o Problemen in <strong>de</strong> diagnostiek van persoonlijkheidstoornis bij verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkten<br />
• Conceptuele problemen<br />
2
• Methodologische problemen<br />
o Richtlijn in <strong>de</strong> diagnostiek van persoonlijkheidsontwikkeling en -stoornissen bij<br />
cliënten met een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
• Doel in het persoonlijkheidson<strong>de</strong>rzoek<br />
• Uitsluiten<strong>de</strong> criteria<br />
o Metho<strong>de</strong>n en instrumenten<br />
• Dossieranalyse<br />
• Semi-gestructureer<strong>de</strong> diagnostische interviews<br />
• Zelfrapportagevragenlijsten<br />
• Projectieon<strong>de</strong>rzoek<br />
• Klinisch oor<strong>de</strong>el<br />
• Verdiepend on<strong>de</strong>rzoek<br />
o Conclusies en aanbevelingen<br />
<br />
<br />
Neuropsychologische functiestoornissen<br />
o Definitie LVB<br />
o Inleiding<br />
o Beschikbare instrumenten voor screening<br />
o Algemene neuropsychologische screening<br />
o Aandachtsfuncties<br />
o Taalbegrip en leesvaardigheid<br />
o Geheugenfuncties<br />
o Snelheid van informatieverwerking<br />
o Visuo-spatiële en visuo-constructieve functies<br />
o Executieve functies<br />
o Conclusies en aanbevelingen<br />
Zelfregulatie en sociale vaardighe<strong>de</strong>n<br />
o Definitie LVB<br />
o Inleiding<br />
o Algemene zelfregulatie<br />
• De antisociale en agressieve problematiek<br />
Beschikbare instrumenten<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
• Probleemoplossen<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n<br />
Beschikbare instrumenten<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
• Impulscontrole<br />
Inleiding<br />
Beschikbare instrumenten<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
o Gehechtheid, sociale contacten en relatievorming<br />
• Inleiding<br />
• Beschikbare instrumenten<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
o Delictbevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> attitu<strong>de</strong>s<br />
• Inleiding<br />
• Beschikbare instrumenten<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
o Seksuele zelfregulatie<br />
• Inleiding<br />
• Beschikbare instrumenten<br />
• Conclusies en aanbevelingen<br />
3
Malingering<br />
o Het veinzen van een verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
• Beschikbaar testmateriaal<br />
• Conclusie<br />
o Het veinzen van een psychiatrische stoornis<br />
• Aanbeveling<br />
Bijlagen<br />
o Literatuurlijst<br />
o Le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Task Force<br />
o Richtlijnen testafname<br />
o Oproeplijst<br />
• Emotieherkenning<br />
• Aanpassingsstoornis<br />
• Suïci<strong>de</strong>risico<br />
• Fobieën en paniekstoornis<br />
• Alexithymie<br />
• Omgevingsinvloe<strong>de</strong>n<br />
• Pyromanie<br />
• Klinische syndromen<br />
4
Voorwoord<br />
Ongeveer een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> forensisch psychiatrisch cliënten (veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n en verdachten)<br />
heeft een totaal IQ-score lager dan 90 (Van Emmerik, 2001). Tot voor kort was er ondanks<br />
dit gegeven binnen <strong>de</strong> forensische psychiatrie weinig aandacht voor zwakbegaaf<strong>de</strong> en<br />
cliënten met een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking (LVB).<br />
Een effectieve behan<strong>de</strong>ling van psychiatrische problematiek van <strong>de</strong>ze doelgroep vereist <strong>de</strong><br />
juiste diagnostiek en risicotaxatie. Met dit uitgangspunt werd in mei 2007 op initiatief van <strong>de</strong><br />
Van <strong>de</strong>r Hoeven kliniek in samenwerking met behan<strong>de</strong>lcentrum Hoeve Boschoord en het<br />
Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (<strong>EFP</strong>) een Invitational Conference gehou<strong>de</strong>n.<br />
Deze conferentie had als doel te komen tot afspraken over testgebruik voor niveaubepaling<br />
en classificatie van intelligentie in het forensische zorgveld. Na <strong>de</strong>ze conferentie initieer<strong>de</strong><br />
Hoeve Boschoord een lan<strong>de</strong>lijke Task Force met een coördineren<strong>de</strong> rol voor het <strong>EFP</strong> met als<br />
doel het in kaart brengen van <strong>de</strong> state of the art ten aanzien van diagnostiek en risicotaxatie<br />
bij zwakbegaaf<strong>de</strong> en LVB cliënten.<br />
De werkgroepen diagnostiek en risicotaxatie bij licht verstan<strong>de</strong>lijk beperkte en zwakbegaaf<strong>de</strong><br />
forensische cliënten zijn het voortvloeisel van dit initiatief en maken bei<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit van<br />
<strong>de</strong> Task Force. Zij hebben tot doel een inventarisatie te maken van <strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland<br />
beschikbare diagnostische en risicotaxatie instrumenten voor <strong>de</strong>ze doelgroep en een aanzet<br />
te geven tot na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek. De werkgroepen zijn gericht op <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> gangbare<br />
diagnostische en risicotaxatie instrumenten bruikbaar zijn voor <strong>de</strong>ze doelgroep, welke<br />
an<strong>de</strong>re instrumenten mogelijk meer geschikt zijn en daarmee samenhangend op welke<br />
gebie<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek en ontwikkeling noodzakelijk is. Ook is het een aanzet om<br />
testresultaten te bun<strong>de</strong>len en zo meer gegevens te verzamelen over kenmerken en<br />
behan<strong>de</strong>lresultaat bij <strong>de</strong> doelgroep.<br />
Bijzon<strong>de</strong>r is het dat <strong>de</strong> werkgroepen <strong>de</strong>els bestaan uit personen werkzaam binnen het<br />
forensische veld en <strong>de</strong>els uit personen werkzaam binnen <strong>de</strong> zorg voor mensen met een<br />
(licht) verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Bei<strong>de</strong> groepen professionals hebben te maken met mensen<br />
met forse gedragsproblemen maar hebben doorgaans weinig kennis van <strong>de</strong> expertise van <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>r.<br />
In het forensische zorgveld is veel kennis en ervaring aanwezig over risicotaxatie en<br />
forensische diagnostiek. Binnen <strong>de</strong> zorg voor mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking is<br />
veel kennis en ervaring met <strong>de</strong> doelgroep. Door <strong>de</strong> samenwerking binnen <strong>de</strong>ze werkgroepen<br />
is voor <strong>de</strong> doelgroep een unieke en ook noodzakelijke brug tussen twee werel<strong>de</strong>n geslagen.<br />
Het is daarmee een eerste initiatief om <strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong> werkterreinen te laten profiteren<br />
van <strong>de</strong> kennis en kun<strong>de</strong> van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r. Er is een start gemaakt met een vruchtbare<br />
we<strong>de</strong>rzijdse kruisbestuiving. Dat is een heugelijk feit en innovatief te noemen.<br />
Deze publicatie is nadrukkelijk een werkdocument en <strong>de</strong> Task Force staat open voor ie<strong>de</strong>re<br />
suggestie tot veran<strong>de</strong>ring! Wij nodigen u dan ook van harte uit om bij te dragen tot een<br />
vervolg op <strong>de</strong>ze publicatie!<br />
5
Inleiding<br />
De diagnostiek bij zwakbegaaf<strong>de</strong> en cliënten met een LVB is gecompliceerd door een<br />
samenspel van <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking met <strong>de</strong> ontwikkelingsstoornissen, psychiatrische<br />
stoornissen, klinische syndromen, (gebrekkige) persoonlijke en sociale vaardighe<strong>de</strong>n,<br />
negatieve omgevingsinvloe<strong>de</strong>n, en somatische problematiek waar <strong>de</strong>ze groep kwetsbaar<strong>de</strong>r<br />
voor is dan gemid<strong>de</strong>ld begaaf<strong>de</strong>n. Bovendien is het nog maar <strong>de</strong> vraag wanneer iemand een<br />
LVB heeft of zwakbegaafd is. Verschillen<strong>de</strong> instanties hanteren ten onrechte een vaste totaal<br />
IQ-score. Dit is voor discussie vatbaar omdat we bij <strong>de</strong> testafname en <strong>de</strong> interpretatie te<br />
maken hebben met meetfouten en onzekerheidsmarges, met het bestaan van veel<br />
verschillen<strong>de</strong> instrumenten, met leereffecten bij herhaal<strong>de</strong> afname, met omgevingsfactoren,<br />
en bovenal met <strong>de</strong> vele consequenties die verbon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> score. Ook<br />
internationaal wordt erkend, door o.a. <strong>de</strong> American Association on Intellectual and<br />
Developmental Disabilities (AAIDD), dat voor een diagnose verstan<strong>de</strong>lijke beperking een<br />
score op een intelligentietest niet <strong>de</strong> doorslag moet geven maar dat ook <strong>de</strong> mate van<br />
(tekorten in) sociale redzaamheid mee moeten wegen in die diagnose (Schalock, Borthwick-<br />
Duffy, Bradley, Buntinx, Coulter et al., 2010). Daarnaast speelt, met name bij <strong>de</strong> keuze voor<br />
een specifiek behan<strong>de</strong>lklimaat, het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau ook een grote<br />
rol. Recent hebben Buntinx, Maes, Claes en Curfs (2010) laten zien dat intelligentie en<br />
on<strong>de</strong>rsteuningsbehoefte niet één op één samengaan. Vooral als er sprake is van bijkomen<strong>de</strong><br />
(psychiatrische) problemen is <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuningsbehoefte van mensen met relatief lichte<br />
cognitieve beperkingen groot.<br />
Naast het vaststellen van zwakbegaafdheid of een LVB is <strong>de</strong> diagnostiek van psychiatrische<br />
ziektebeel<strong>de</strong>n, en an<strong>de</strong>re relevante aspecten als neuropsychologische functiestoornissen,<br />
sociaal-emotionele en morele ontwikkeling en malingering, eveneens complex bij <strong>de</strong>ze<br />
groep. Hierover is nog relatief weinig bekend. Ten eerste staan <strong>de</strong> gedrags<strong>de</strong>skundige nog<br />
weinig instrumenten ter beschikking die on<strong>de</strong>rzocht of gevali<strong>de</strong>erd zijn voor zwakbegaaf<strong>de</strong><br />
en/of cliënten met een LVB. Bij gebrek aan normering en vali<strong>de</strong>ring loopt men het risico<br />
onjuiste conclusies te trekken over <strong>de</strong>ze groep als geheel of over een individu dat <strong>hier</strong> <strong>de</strong>el<br />
van uitmaakt. Ten twee<strong>de</strong> roepen <strong>de</strong> kenmerken van <strong>de</strong> doelgroep allerlei vragen op. Is<br />
bijvoorbeeld <strong>de</strong> diagnose persoonlijkheidsstoornis wel toepasbaar bij iemand met een<br />
verlaagd IQ, of is een hechtingsstoornis of oppositionele gedragsstoornis wel te<br />
diagnostiseren bij een volwassene?<br />
Er is nog veel te ont<strong>de</strong>kken en te ontwikkelen. Op <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong> Invitational<br />
Conference in mei 2007 werd geconstateerd dat een uitslag op een intelligentietest moet<br />
wor<strong>de</strong>n gezien als een indicatie en niet als een har<strong>de</strong> grens gehanteerd moet wor<strong>de</strong>n.<br />
Ver<strong>de</strong>r moet IQ-classificatie gezien moet wor<strong>de</strong>n in een continuüm. Ook werd gewezen op<br />
het belang van hetero-anamnestisch on<strong>de</strong>rzoek bij het beoor<strong>de</strong>len van intelligentieniveau.<br />
Met het in kaart brengen van <strong>de</strong> state of the art ten aanzien van diagnostiek bij cliënten met<br />
een LVB en bij zwakbegaaf<strong>de</strong> cliënten wil <strong>de</strong> Task Force een handreiking doen aan het<br />
forensische werkveld. Dit doet zij door in kaart te brengen welke instrumenten er zijn voor<br />
soli<strong>de</strong> diagnostiek voor <strong>de</strong>ze doelgroep en door te adviseren hoe <strong>de</strong>ze kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
ingezet. Op basis <strong>hier</strong>van kan men daarna eventueel overgaan tot een meer gerichte<br />
behan<strong>de</strong>ling. Naast aanbevelingen voor diagnostiek inventariseert <strong>de</strong> Task Force op welke<br />
relevante gebie<strong>de</strong>n en bij welke instrumenten er in <strong>de</strong> nabije toekomst behoefte is aan<br />
nieuwe inzichten en aan wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek. Om voor <strong>de</strong> doelgroep te komen tot<br />
meer betrouwbare en gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> instrumenten is gezamenlijk on<strong>de</strong>rzoek nodig.<br />
6
HOOFDSTUK 1. INTELLIGENTIE EN AANPASSINGSVERMOGEN<br />
1.1 Definities van licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking en zwakbegaafdheid<br />
Op diverse manieren wordt gesproken over licht verstan<strong>de</strong>lijk beperkten. Deze doelgroep<br />
omvat mensen met verstan<strong>de</strong>lijke vermogens die, uitgedrukt in een cijfer behaald op een<br />
vali<strong>de</strong>, gestandaardiseer<strong>de</strong> en betrouwbaar afgenomen intelligentietest, varieert tussen 50<br />
en 85-90. Binnen het veld van forensische zorg gebruiken sommige instellingen <strong>de</strong> term<br />
“zwakbegaafd” als verzamelnaam om <strong>de</strong> hele groep cliënten met een verlaag<strong>de</strong> intelligentie<br />
aan te dui<strong>de</strong>n. Soms wordt ook gebruik gemaakt van <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling zoals die in <strong>de</strong><br />
handleidingen van <strong>de</strong> Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS), <strong>de</strong> Groninger Intelligentie<br />
Test (GIT) en in <strong>de</strong> Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disor<strong>de</strong>rs (DSM) is<br />
opgenomen. Hierbij wordt on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen <strong>de</strong> subgroepen van mensen met een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking (zelfs <strong>de</strong> verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> term verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten wordt nog<br />
gebruikt) en zwakbegaaf<strong>de</strong> mensen. Deze verschillen<strong>de</strong> benamingen, met <strong>de</strong> daarbij<br />
gebruikte verschillen<strong>de</strong> criteria, werken, naast (spraak)verwarring, ook moeilijkhe<strong>de</strong>n bij<br />
praktische en wetenschappelijke (internationale) vergelijking van on<strong>de</strong>rzoeksresultaten in <strong>de</strong><br />
hand.<br />
De American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD) stelt dat,<br />
om te kunnen komen tot <strong>de</strong> diagnose intellectual disability, er sprake moet zijn van<br />
“functioneringsproblemen die wor<strong>de</strong>n gekenmerkt door substantiële beperkingen in zowel het<br />
intellectuele functioneren als het adaptieve gedrag, zoals dat tot uitdrukking komt in<br />
conceptuele, sociale en praktische adaptieve vaardighe<strong>de</strong>n. De functioneringsproblemen<br />
ontstaan voor het achttien<strong>de</strong> levensjaar” (Schalock, Borthwick-Duffy, Bradley, Buntinx,<br />
Coulter et al., 2010). Daarnaast stelt <strong>de</strong> AAIDD dat het besluitvormingsproces om tot <strong>de</strong>ze<br />
diagnose te komen niet slechts een statistische berekening is op grond van een eenmalige<br />
testafname. Het klinische oor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> professional weegt mee bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong><br />
behaal<strong>de</strong> score met inachtneming van <strong>de</strong> standaard meetfout, sterke punten en beperkingen<br />
van het instrument en an<strong>de</strong>re factoren zoals leereffect, vermoeidheid en leeftijdseffecten en<br />
–normen. De AAIDD <strong>de</strong>finitie legt met betrekking tot <strong>de</strong> classificatie intellectual disability dan<br />
ook géén <strong>de</strong>finitieve grensscore vast. Gesteld wordt dat <strong>de</strong> beperkingen bij een<br />
intelligentiescore van meer dan twee standaardafwijkingen on<strong>de</strong>r het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
(bijvoorbeeld een IQ-score lager dan 75) zo manifest wor<strong>de</strong>n dat dan gesproken kan wor<strong>de</strong>n<br />
van een intellectual disability (Schalock, Borthwick-Duffy, Bradley, Buntinx, Coulter et al.,<br />
2010).<br />
De Royal College of Psychiatrists (2001) stelt dat <strong>de</strong> term mild intellectual disability (in het<br />
Ne<strong>de</strong>rlands vertaald met <strong>de</strong> termen “licht verstan<strong>de</strong>lijke gehandicapt” of “licht verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkt”) voorbehou<strong>de</strong>n is aan mensen met een IQ-score tussen 50 en 69 en stelt daarbij<br />
dat er sprake moet zijn van voortduren<strong>de</strong> problemen in het adaptieve gedrag en/of sociaal<br />
functioneren, begonnen voor het achttien<strong>de</strong> levensjaar.<br />
De in<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> American Psychiatric Association in haar Diagnostic and Statistical<br />
Manual of Mental Disor<strong>de</strong>rs, Fourth Edition Text Revision (DSM-IV-TR; APA, 2000) is<br />
nationaal en internationaal het meeste bekend. Dit maakt universele vergelijking van<br />
relevante literatuur en resultaten van teston<strong>de</strong>rzoek mogelijk. Voor <strong>de</strong> diagnose<br />
“zwakzinnigheid” hanteert <strong>de</strong> DSM-IV-TR <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> criteria:<br />
A. Verstan<strong>de</strong>lijk dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>r het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> functioneren: een IQ van ongeveer 70 of<br />
lager bij een individueel toegepaste IQ-test (bij zeer jonge kin<strong>de</strong>ren op basis van een<br />
inschatting van een verstan<strong>de</strong>lijk significant on<strong>de</strong>r het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> functioneren).<br />
B. Gelijktijdig aanwezige tekorten in of beperkingen van het huidige aanpassingsgedrag (dat<br />
wil zeggen of betrokkene er in slaagt te voldoen aan <strong>de</strong> standaar<strong>de</strong>n die bij zijn of haar<br />
leeftijd verwacht kunnen wor<strong>de</strong>n binnen zijn of haar culturele achtergrond) op ten minste<br />
7
twee van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> terreinen: communicatie, zelfverzorging, zelfstandig wonen,<br />
sociale en relationele vaardighe<strong>de</strong>n, gebruikmaken gemeenschapsvoorzieningen,<br />
zelfstandig beslissingen nemen, functionele intellectuele vaardighe<strong>de</strong>n, werk,<br />
ontspanning, gezondheid en veiligheid.<br />
C. Aanwezig voor achttien<strong>de</strong> levensjaar.<br />
Momenteel wordt gewerkt aan <strong>de</strong> DSM-V, welke waarschijnlijk in 2013 operationeel is. Naar<br />
verwachting wordt <strong>de</strong> <strong>hier</strong>boven vermel<strong>de</strong> in<strong>de</strong>lingssystematiek vervangen door een systeem<br />
dat meer recht doet aan <strong>de</strong> door <strong>de</strong> AAIDD gehanteer<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie in relatie tot <strong>de</strong> ICF<br />
systematiek (International Classification of Functioning, Disability and Health) van <strong>de</strong> World<br />
Health Organization (2001). Hierbij wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> voorlopige teksten nadrukkelijker<br />
verschillen<strong>de</strong> domeinen van functioneren genoemd, gerelateerd aan situaties waar adaptief<br />
gedrag nodig is. Daarbij wordt ook nadrukkelijker verwezen naar het gebruik van individuele,<br />
gestandaardiseer<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> cultuur passen<strong>de</strong> en psychometrische a<strong>de</strong>quate maten om te<br />
bepalen of een persoon verstan<strong>de</strong>lijke beperkt is. Er is nog geen specificatie van welke<br />
instrumenten dat zou<strong>de</strong>n moeten of kunnen zijn.<br />
Hieron<strong>de</strong>r lichten we <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> criteria van <strong>de</strong> DSM-IV-TR na<strong>de</strong>r toe.<br />
Criterium A: verstan<strong>de</strong>lijk functioneren<br />
Conform <strong>de</strong> internationaal gebruikelijke in<strong>de</strong>ling koppelt <strong>de</strong> Task Force <strong>de</strong> term “licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking” aan het criterium van een totaal IQ-score tussen 50 en ongeveer<br />
70 aan <strong>de</strong> hand van een recent afgenomen individuele intelligentietest. De term<br />
“zwakbegaafdheid” hanteert <strong>de</strong> Task Force bij een totaal IQ-score tussen 71 en 84 aan <strong>de</strong><br />
hand van een recent afgenomen individuele intelligentietest. Hierbij wegen echter<br />
uitdrukkelijk ook zelfredzaamheid, sociaal-emotioneel functioneren en eventuele leer- of<br />
functiestoornissen mee om te komen tot een eindoor<strong>de</strong>el, waarbij aangegeven wordt op welk<br />
niveau iemand functioneert. Voorkomen moet wor<strong>de</strong>n dat een cliënt op basis van slechts een<br />
enkele score of uitslag automatisch in een bepaal<strong>de</strong> categorie inge<strong>de</strong>eld wordt.<br />
Criterium B: tekorten in en beperkingen van aanpassingsgedrag<br />
Bij mensen met een LVB of zwakbegaafdheid moet sprake zijn van tekorten in, of<br />
beperkingen van, het sociaal aanpassingsgedrag. Deze tekorten moeten niet alleen te wijten<br />
zijn aan an<strong>de</strong>re stoornissen of aan belemmeringen uit <strong>de</strong> omgeving. Het gaat in het geval<br />
van een verstan<strong>de</strong>lijke beperking om beperkingen in het functioneren binnen <strong>de</strong><br />
maatschappelijke, leeftijds- en cultuurgebon<strong>de</strong>n context van die persoon.<br />
Criterium C: aanwezig voor achttien<strong>de</strong> levensjaar<br />
Volgens <strong>de</strong> huidige criteria moeten, om van LVB en zwakbegaafdheid te spreken, het<br />
bene<strong>de</strong>n gemid<strong>de</strong>ld verstan<strong>de</strong>lijk functioneren èn <strong>de</strong> beperkingen in het sociaal<br />
aanpassingsgedrag begonnen zijn vóór het achttien<strong>de</strong> levensjaar. De praktijk leert dat lang<br />
niet altijd dui<strong>de</strong>lijk is wanneer <strong>de</strong>ze beperkingen voor het eerst optra<strong>de</strong>n. Er zijn mensen die<br />
reeds vanaf hun vroege jeugd bekend zijn bij, en on<strong>de</strong>rsteuning ontvangen van,<br />
voorzieningen in zorg voor mensen met een verstan<strong>de</strong>lijk beperking. Bij velen is het lang niet<br />
bekend en was er mogelijk lange tijd géén sprake van a<strong>de</strong>quate on<strong>de</strong>rsteuning. Toch zijn er<br />
kenmerken die zich in <strong>de</strong> jeugd van een cliënt manifesteren die kunnen opvallen en die<br />
gerelateerd kunnen zijn aan een LVB of zwakbegaafdheid. Te <strong>de</strong>nken valt aan problemen in<br />
het on<strong>de</strong>rwijs en/of bij ver<strong>de</strong>re scholing. Had een cliënt bijvoorbeeld moeite met<br />
groepsdynamisch processen en/of was het didactisch plafond al bereikt halverwege <strong>de</strong><br />
basisschool (in groep 5/6, dan wel op 8/9 jarige leeftijd)? Dan kan dit een signaal zijn. Ook<br />
kan het zijn dat een cliënt bleef hangen in concreet “<strong>hier</strong> en nu” <strong>de</strong>nken. Ondanks soms<br />
verrassen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n op cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n bleek dan in <strong>de</strong> praktijk dat <strong>de</strong>ze<br />
<strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n niet goed geïntegreerd gebruikt kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Mogelijk was er sprake<br />
van een gebrekkig sociaal aanpassingsvermogen en kon <strong>de</strong> cliënt daardoor niet<br />
tegemoetgekomen aan <strong>de</strong> eisen die <strong>de</strong> omgeving stel<strong>de</strong>. Misschien had <strong>de</strong> cliënt grote<br />
8
problemen met zelfmanagement en was hij of zij daarvoor afhankelijk van an<strong>de</strong>ren<br />
(Ponsioen & Verstegen, 2006; Van Nieuwenhuizen, Orobio <strong>de</strong> Castro, & Matthys, 2006). Ten<br />
slotte, mogelijk vertoon<strong>de</strong> <strong>de</strong> cliënt in <strong>de</strong> jeugd (eveneens) ernstige gedragsstoornissen en<br />
antisociaal en <strong>de</strong>linquent gedrag (Loeber & Farrington, 2000) en is dit te relateren aan een<br />
LVB of aan zwakbegaafdheid.<br />
Definitie LVB die <strong>de</strong> Task Force hanteert<br />
De Task Force sluit aan bij <strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland gangbare praktijk om <strong>de</strong> term ”licht verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkt” (LVB) breed te gebruiken. De term LVB heeft betrekking op personen met een IQ<br />
tussen 50 en 70 of een IQ tussen 70 en 85 in combinatie met een vermin<strong>de</strong>rd sociaal<br />
aanpassingsvermogen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze bre<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie valt dus ook een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> groep<br />
personen die als “zwakbegaaf<strong>de</strong>n” (IQ tussen 70 en 85) wor<strong>de</strong>n gecategoriseerd.<br />
Waar er in dit document over LVB wordt gesproken valt daaron<strong>de</strong>r ook <strong>de</strong> categorie<br />
zwakbegaaf<strong>de</strong> personen, tenzij an<strong>de</strong>rs vermeld. Indien in <strong>de</strong> literatuur <strong>de</strong> verwijzing „licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapt‟ voorkomt, kan men er vanuit gaan dat <strong>de</strong>ze naar capaciteiten<br />
verwijst die vallen in het gebied van <strong>de</strong> LVB.<br />
Wanneer er over cliënten wordt gesproken, kunnen <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r ook patiënten wor<strong>de</strong>n<br />
verstaan.<br />
1.2 Intelligentietests<br />
Intelligentietests zijn instrumenten die het niveau van intellectueel functioneren zichtbaar<br />
kunnen maken. Hieron<strong>de</strong>r wordt een overzicht gegeven van <strong>de</strong> meest gangbare<br />
intelligentietesten.<br />
In testpsychologisch on<strong>de</strong>rzoek kan een on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>ling wor<strong>de</strong>n gemaakt in screeners,<br />
verkorte testen en uitgebrei<strong>de</strong> testen. Alhoewel het in <strong>de</strong> forensische psychiatrie aanbevolen<br />
wordt om <strong>de</strong> uitgebrei<strong>de</strong> test te gebruiken, kan een screener gebruikt wor<strong>de</strong>n om te bepalen<br />
of ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek nodig is.<br />
Wanneer lage scores mogelijk (<strong>de</strong>els) aan iets an<strong>de</strong>rs zijn toe te schrijven dan aan een<br />
structureel vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> intelligentie, is een hertest noodzakelijk na enige tijd of bij<br />
veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n. Afwijkingen van het scoringsprotocol moeten bij het<br />
verstrekken van <strong>de</strong> resultaten in <strong>de</strong> toelichting wor<strong>de</strong>n vermeld. Denk aan het voorlezen van<br />
teston<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len waar cliënt dat volgens <strong>de</strong> testinstructie zelf moest lezen.<br />
1.2.1 Beschikbaar testmateriaal<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale)<br />
WASI (Wechsler Abbreviated Scale of Intelligence) (Wechsler, 1999)<br />
Verkorte versie van <strong>de</strong> WAIS-III<br />
WNV-NL (Wechsler Non Verbale test –Ne<strong>de</strong>rlands)<br />
GIT-2 (Groninger Intelligentie Test-2)<br />
Verkorte GIT<br />
KAIT (Kaufman Intelligentietest voor (Adolescenten en) Volwassenen)<br />
De WAIS-III-NL, GIT-2 en KAIT vergeleken<br />
9
Kraijer (2005) vergeleek <strong>de</strong> WAIS-III-NL, KAIT en GIT-2 met betrekking tot hun<br />
psychometrische kwaliteiten. Hij vond alle drie <strong>de</strong> testen geschikt, vali<strong>de</strong> en betrouwbaar<br />
voor <strong>de</strong> LVB doelgroep. Volgens hem hebben <strong>de</strong> WAIS-III en <strong>de</strong> KAIT iets meer te bie<strong>de</strong>n<br />
dan <strong>de</strong> GIT-2 omdat zij ook door buitenlands on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>rbouwd wor<strong>de</strong>n. Ver<strong>de</strong>r merkte<br />
hij op dat bij geen van <strong>de</strong> drie tests in <strong>de</strong> normgroep plaats is ingeruimd voor mensen zon<strong>de</strong>r<br />
enig on<strong>de</strong>rwijs, met alleen speciaal on<strong>de</strong>rwijs of mensen die het basison<strong>de</strong>rwijs niet<br />
voltooi<strong>de</strong>n.<br />
Van Toorn en Bon (2011) brachten <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> WAIS-III, verkorte GIT en <strong>de</strong><br />
kernbatterij van <strong>de</strong> KAIT op individueel niveau in kaart. Bij 50 justitiabelen wer<strong>de</strong>n in<br />
wisselen<strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> <strong>de</strong> verkorte GIT (zes van <strong>de</strong> negen subtests), <strong>de</strong> WAIS-III en <strong>de</strong><br />
kernbatterij van <strong>de</strong> KAIT afgenomen. Er bleken grote individuele verschillen, oplopend tot (in<br />
het meest extreme geval) 30 IQ punten. Het bleekt dat met name <strong>de</strong> resultaten op <strong>de</strong> KAIT in<br />
<strong>de</strong>ze groep erg laag uitviellen. Dit kan er mee te maken hebben dat <strong>de</strong> testinstructies en<br />
teston<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> KAIT voor mensen met een LVB soms moeilijk te begrijpen waren,<br />
waardoor zij snel ge<strong>de</strong>motiveerd raakten. Daarmee blijkt <strong>de</strong> KAIT min<strong>de</strong>r geschikt voor<br />
toepassing in een LVB populatie.<br />
Deze on<strong>de</strong>rzoeksresultaten tonen dat het onvoldoen<strong>de</strong> is om het niveau van functioneren<br />
slechts vast te stellen aan <strong>de</strong> hand van een intelligentietest (Van Toorn & Bon, 2011). De<br />
prestaties kunnen sterk wisselen en het is niet dui<strong>de</strong>lijk welke score op welke test het<br />
daadwerkelijke niveau van functioneren het beste weergeeft.<br />
K-Bit (Kaufman Brief Intelligence Test)<br />
SON 6-40 (Snij<strong>de</strong>rs-Oomen Niet-Verbale Intelligentietest)<br />
MCT (Multiculturele Capaciteiten Test)<br />
Raven SPM (Raven Standard Progressive Matrices)<br />
1.2.2 Inschatten van het IQ op basis van aanvullen<strong>de</strong> informatie<br />
Luteijn (1971a) beschreef een metho<strong>de</strong> om het IQ te schatten op basis van het hoogst<br />
genoten niveau van on<strong>de</strong>rwijs. Zo is bekend dat iemand met een diploma op B-niveau van<br />
een LBO-opleiding in het algemeen een IQ heeft hoger dan 75.<br />
Verberne (2008) meent dat een afgeron<strong>de</strong> normale lagere school zon<strong>de</strong>r doublures bij<br />
ou<strong>de</strong>re cliënten erop duidt dat er sprake is van een IQ van 85 of hoger. Voor individueel<br />
gerichte lagere scholen als Ie<strong>de</strong>rwijs, Montessori en Jenaplan of een kleine dorpsschool met<br />
veel individuele aandacht gaan <strong>de</strong>ze vuistregels echter niet op. Een regulier LBO-diploma<br />
kan bij volwassenen dui<strong>de</strong>n op een IQ van 90 of hoger (Verberne, 2008). Bij jongeren kan<br />
<strong>hier</strong> niet van wor<strong>de</strong>n uitgegaan, gezien <strong>de</strong> huidige trend om kin<strong>de</strong>ren met gegeneraliseer<strong>de</strong><br />
leerproblemen in het reguliere lager on<strong>de</strong>rwijs te laten participeren en kin<strong>de</strong>ren niet meer te<br />
laten doubleren. Wel kan men op basis van een analyse van arbeidscarrière<br />
(verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n, probleemoplossen<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n e.d.) komen tot een “educated<br />
guess” over intelligentieniveau, die dan als indicatie kan dienen voor ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
(Verberne, 2008).<br />
1.2.3 Samenstellen eigen testbatterij<br />
Bij LVB-problematiek is er per <strong>de</strong>finitie sprake van sociale adaptatieproblemen. Dit betekent<br />
dat er tekorten kunnen zijn op drie terreinen: (i) <strong>de</strong> praktische vaardighe<strong>de</strong>n (sociaal gedrag,<br />
sociale redzaamheid); (ii) <strong>de</strong> sociale / communicatieve vaardighe<strong>de</strong>n (contactuele<br />
eigenschappen, taalvaardighe<strong>de</strong>n); (iii) <strong>de</strong> probleemoplossen<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />
zelfcontrole (executieve functies, sociale cognities). Een probleem met intelligentietests is<br />
dat slechts een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n bestreken wordt en het van <strong>de</strong> gebruikte test<br />
afhangt welk <strong>de</strong>el. Als men bijvoorbeeld een uitspraak doet over <strong>de</strong> taalvaardigheid op basis<br />
10
van het verbale testge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> Wechsler schalen (WISC- en WAIS) kan men al gauw<br />
tot een verkeerd beeld komen. Bij <strong>de</strong> WISC/WAIS is het vermogen van <strong>de</strong> geteste persoon<br />
om zijn gedachten on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n te brengen immers voorwaar<strong>de</strong> om <strong>de</strong> verbale testjes te<br />
kunnen doen. Een lage score op dit ge<strong>de</strong>elte wil dan nog niet zeggen dat ook het taalbegrip<br />
achterloopt. 1 Op probleemoplossen<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n zijn vooral intelligentietests gericht die<br />
<strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> fluid intelligentie beoor<strong>de</strong>len (bijvoorbeeld <strong>de</strong> Raven tests). De zojuist<br />
genoem<strong>de</strong> Wechsler schalen doen meer een beroep op aangeleer<strong>de</strong> kennis en<br />
vaardighe<strong>de</strong>n, ook wel crystallized inteligentie genoemd.<br />
Kortom, om een goe<strong>de</strong> indicatie te verkrijgen van <strong>de</strong> sociaal-adaptieve problematiek van een<br />
persoon is het zinvoller om <strong>de</strong> tijd die het afnemen van een enkele intelligentietest inneemt<br />
zinvoller te beste<strong>de</strong>n met het testen van meer vaardigheidsgebie<strong>de</strong>n. Met combinaties van<br />
taken uit verschillen<strong>de</strong> typen intelligentietests, aangevuld met tests en/of vragenlijsten die<br />
een beeld geven van het sociale gedrag, <strong>de</strong> redzaamheid en <strong>de</strong> communicatieve<br />
vaardighe<strong>de</strong>n (m.n. taalvaardighe<strong>de</strong>n) van een persoon kan men een beter i<strong>de</strong>e krijgen van<br />
zowel zijn of haar handicaps als mogelijkhe<strong>de</strong>n. 2<br />
1.2.4 Conclusies en aanbevelingen<br />
- Er moet uitgebreid in kaart wor<strong>de</strong>n gebracht wat <strong>de</strong> zwakke en sterke kanten zijn van<br />
<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> mate van zelfredzaamheid en aanpassingsvermogen van <strong>de</strong><br />
persoon die on<strong>de</strong>rzocht wordt.<br />
- De Task Force acht het onverantwoord om ingrijpen<strong>de</strong> en vergaan<strong>de</strong> conclusies, als<br />
“gebrekkige ontwikkeling van <strong>de</strong> geestvermogens” of “plaatsing in een bepaal<strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>lkliniek” te doen, op basis van verkorte meetinstrumenten voor intelligentie.<br />
- De Task Force raadt aan, mocht het niet mogelijk zijn om een test „op maat‟ te maken<br />
(zie samenstellen eigen testbatterij) om voor het uitvoerig testen van intelligentie<br />
gebruik te maken van <strong>de</strong> WAIS-III-NL.<br />
1.2.5 Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
De Task Force beveelt aan na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek te doen naar:<br />
- De verkorte GIT-2 en <strong>de</strong> WAIS-III-NL om vast te kunnen stellen of het voorgestel<strong>de</strong><br />
screeningsinstrument een goe<strong>de</strong> schatting maakt van intelligentie bij <strong>de</strong> doelgroep.<br />
- Vertaling van <strong>de</strong> K-Bit als screener.<br />
- Bij alle tests on<strong>de</strong>rzoeken hoe geschikt die zijn voor <strong>de</strong> LVB doelgroep.<br />
- De toepasbaarheid van <strong>de</strong> nieuwe Son voor het veld in kaart brengen: welke factoren<br />
voor het forensisch veld belangrijk zijn en welke er wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht.<br />
- Hoe meet je streetwise?<br />
- Hoe krijg je het sociale aanpassingsvermogen in een score?<br />
1 Het on<strong>de</strong>rscheid tussen expressieve taal (het verwoor<strong>de</strong>n) en <strong>de</strong> receptieve taal (het begrijpen) is <strong>hier</strong>bij van<br />
belang.<br />
2 Voor een voorstel voor een <strong>de</strong>rgelijke combinatie voor kin<strong>de</strong>ren met LVB-problematiek wordt verwezen naar:<br />
Ponsioen, A.J.G.B. i.s.m. Pellini, D. (2010). Een kind met mogelijkhe<strong>de</strong>n. Een an<strong>de</strong>re kijk op LVG-kin<strong>de</strong>ren.<br />
Houten: Bohn Stafleu van Loghum (Hoofdstuk 6).<br />
11
1.3 Aanpassingsvermogen<br />
In veel literatuur wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> termen (sociaal) „aanpassingsgedrag‟, „aanpassingsvermogen‟<br />
en „(zelf- of sociale) redzaamheid‟ gebruikt om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n aan te dui<strong>de</strong>n. Het<br />
gaat primair om <strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n die nodig zijn om met <strong>de</strong> omgeving en <strong>de</strong> (sociale)<br />
veran<strong>de</strong>ringen die zich daarin voordoen, om te gaan. On<strong>de</strong>r aanpassingsvermogen vallen<br />
verschillen<strong>de</strong> theoretische begrippen:<br />
1. Zelfredzaamheid zoals: lichamelijke verzorging, koken, klokkijken, inkopen doen, met<br />
geld omgaan, zelfstandig reizen; ofwel ADL (algemene dagelijkse<br />
levensverrichtingen).<br />
2. Sociale redzaamheid, aanpassingsgedrag of sociaal adaptief functioneren zoals: je<br />
gedragen naar an<strong>de</strong>ren, vrien<strong>de</strong>n maken. Dit wordt ook sterk beïnvloed door het<br />
sociaal emotioneel functioneren.<br />
3. Cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n zoals executieve functies: plannen en bere<strong>de</strong>neerd keuzes<br />
maken.<br />
Aanpassingsvermogen wordt me<strong>de</strong> bepaald door omgevingsfactoren. Zo wonen veel<br />
forensisch psychiatrische cliënten in bijzon<strong>de</strong>re voorzieningen, vaak een apart terrein, waar<br />
het verkeer stapvoets rijdt, <strong>de</strong> instellingen <strong>de</strong> financiën regelen en <strong>de</strong> omgeving, indien<br />
noodzakelijk, a<strong>de</strong>quaat met het impulsieve en afwijkend sociaal gedrag van <strong>de</strong> cliënt kan<br />
omgaan. Daar hebben zwakbegaaf<strong>de</strong> mensen en mensen met een LVB min<strong>de</strong>r last van <strong>de</strong><br />
tekorten in hun aanpassingsgedrag. Deelname aan <strong>de</strong> gewone samenleving eist veel meer<br />
sociaal aanpassingsvermogen. Denk aan formulieren invullen, op tijd op werk zijn, weerstand<br />
bie<strong>de</strong>n aan drank, drugs of loverboys, rondkomen van een uitkering of vrien<strong>de</strong>lijk gedrag<br />
correct interpreteren. Dit alles kan een (te) grote opgave zijn voor zwakbegaaf<strong>de</strong> mensen en<br />
mensen met een LVB.<br />
In hun artikel laten Buntinx, Maes, Claes en Curfs (2010) zien dat er geen lineaire relatie is<br />
tussen IQ en <strong>de</strong> behoefte aan on<strong>de</strong>rsteuning (en behan<strong>de</strong>ling). Mensen met een lager IQ<br />
hebben lang niet altijd meer on<strong>de</strong>rsteuning nodig en omgekeerd zijn er mensen met een<br />
betrekkelijk hoog IQ (tussen 70 en 85/90) die veel (blijven<strong>de</strong>) on<strong>de</strong>rsteuning nodig hebben.<br />
De mate van beperking ofwel <strong>de</strong> persoonlijk ervaren problematiek wordt namelijk vooral<br />
bepaald door het aanpassingsvermogen. In dat vermogen ligt <strong>de</strong> sleutel of er wel of geen<br />
aanspraak gedaan kan wor<strong>de</strong>n op specifieke vormen van on<strong>de</strong>rsteuning en hulpverlening.<br />
Mensen met een laag aanpassingsvermogen (vaak zien we <strong>hier</strong>bij bij mensen met een<br />
relatief hoger IQ een samengaan van intellectuele problemen en psychische problemen)<br />
kunnen daar zeer ernstige gevolgen van on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> praktijk zien we dan ook vaak<br />
ernstigere gedragsproblematiek bij <strong>de</strong> hogere IQ-scores.<br />
Een groot probleem inzake het gebruik van bestaan<strong>de</strong> instrumenten voor het vaststellen van<br />
(sociaal) aanpassingsvermogen is dat forensisch psychiatrische cliënten meestal in een<br />
gesloten of beveilig<strong>de</strong> omgeving verblijven. Daar is het niet mogelijk alle gedrag te laten zien<br />
waar <strong>de</strong>ze instrumenten naar vragen. Dit maakt sommige meetinstrumenten ongeschikt voor<br />
zwakbegaaf<strong>de</strong> en LVB cliënten in <strong>de</strong>ze context. Een heteroanamnese biedt soms uitkomst.<br />
De forensische behan<strong>de</strong>ling is vaak primair gericht op <strong>de</strong> vermin<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>lictgevaarlijkheid. Indien dat afdoen<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ld of ingeka<strong>de</strong>rd is, kan doorplaatsing naar<br />
een vervolginstelling voor (SG)LVB volgen. Doorplaatsing is nodig omdat <strong>de</strong>ze cliënten vaak<br />
na behan<strong>de</strong>ling nog van intensieve zorg afhankelijk blijven. Voor <strong>de</strong> bepaling van het<br />
zorgniveau in <strong>de</strong> vervolginstelling is een inschatting van het aanpassingsvermogen<br />
noodzakelijk. Een grote valkuil voor <strong>de</strong> groep mensen met een LVB is (zelf)overschatting.<br />
Ook wanneer iemand wel over bepaal<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n beschikt en <strong>de</strong>ze goed kan<br />
toepassen in een gunstige omgeving of op een gunstig moment, kan hij overbelast raken in<br />
ongunstigere omstandighe<strong>de</strong>n en bepaal<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n niet meer beheersen. Bij<br />
uitplaatsing uit een beveilig<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>lsetting moet dus niet gezocht wor<strong>de</strong>n naar een<br />
12
maximaal haalbare omgeving, maar naar een optimaal houdbare omgeving, zodat een cliënt<br />
niet voortdurend op <strong>de</strong> top van zijn aanpassingsvermogen hoeft te functioneren.<br />
1.3.1 Beschikbaar testmateriaal<br />
SRZ-P (Sociale Redzaamheidschaal voor Zwakzinnigen-Plus)<br />
VABS (Vineland Adaptive Behavior Scales)<br />
INVRA (Inventarisatie Van RedzaamheidsAspecten)<br />
FP40 (Forensische Profiel Lijsten)<br />
1.3.2 Inschatten aanpassingsgedrag op basis van aanvullen<strong>de</strong> informatie<br />
Wanneer <strong>de</strong> cliënt in een gesloten setting verkeert en dus een aantal sociale gedragingen<br />
niet kan laten zien, èn er geen mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn familie of beken<strong>de</strong>n te interviewen, is het<br />
toch mogelijk een grove schatting te maken van het aanpassingsvermogen vanuit <strong>de</strong><br />
levensgeschie<strong>de</strong>nis en een interview met <strong>de</strong> cliënt. Er kan wor<strong>de</strong>n gekeken naar<br />
woonsituaties, werkloopbaan, relaties en <strong>de</strong>rgelijke. Daarnaast kunnen vragen wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld over geldbeheer, wie er kookte voor cliënt, wat cliënt zelf het liefst kookt, hoe hij dat<br />
doet en wat jij voor het laatst heeft gelezen? Het stellen van specifieke, toelichten<strong>de</strong> vragen<br />
kan <strong>de</strong> eventuele neiging van <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> (zwakbegaaf<strong>de</strong> of LVB) persoon zichzelf te<br />
overschatten of zijn vaardighe<strong>de</strong>n te rooskleurig neer te zetten, on<strong>de</strong>rvangen.<br />
1.3.3 Conclusies en aanbevelingen<br />
- De Task Force beveelt aan om voor screening van het aanpassingsgedrag gebruik te<br />
maken van <strong>de</strong> FP40 subschalen redzaamheid en sociaal inzicht. Dit geldt voor<br />
eenie<strong>de</strong>r die opgenomen is in een gesloten setting.<br />
- De TF LVB beveelt aan voor het uitgebreid beoor<strong>de</strong>len van aanpassingsgedrag<br />
gebruik te maken van <strong>de</strong> SRZ-P. Dit geldt voor personen in een situatie waarin zij<br />
voldoen<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n kunnen laten zien. Wanneer <strong>de</strong> SRZ-P onvoldoen<strong>de</strong><br />
informatie oplevert en/of er behoefte is aan nog uitgebrei<strong>de</strong>re diagnostiek van het<br />
aanpassingsgedrag, beveelt <strong>de</strong> TF LVB aan <strong>de</strong> VABS te gebruiken.<br />
1.3.4 Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
De Task Force beveelt aan na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek te doen naar:<br />
- Het aanpassingsvermogen.<br />
- Eventuele ver<strong>de</strong>re differentiëring door <strong>de</strong> FP40 binnen <strong>de</strong> doelgroep zwakbegaaf<strong>de</strong><br />
en LVB. Er ontbreekt een instrument voor pro Justitia rapportage wanneer cliënt<br />
ge<strong>de</strong>tineerd is en/of er geen contact met informanten (proxies) mogelijk is. Dit<br />
instrument moet nog ontwikkeld.<br />
- Op dit moment wordt <strong>de</strong> DROS gebruikt door PJ rapporteurs maar <strong>de</strong> TF weet niet op<br />
welke schaal of wat <strong>de</strong> bevindingen zijn. Dit zou na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzocht kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
1.3.5 In ontwikkeling<br />
De UvA voert samen met <strong>de</strong> Hogeschool Lei<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Radboud Universiteit Nijmegen<br />
momenteel twee on<strong>de</strong>rzoeken uit naar <strong>de</strong> constructie van een instrument om zowel omgang<br />
met praktische intelligentie als sociaal aanpassingvermogen vast te kunnen stellen bij<br />
mensen met een vermoe<strong>de</strong>n van een LVB. Het instrument moet in korte tijd (15 minuten) af<br />
te nemen zijn door een geïnstrueer<strong>de</strong> (niet gespecialiseer<strong>de</strong>) me<strong>de</strong>werker. Er wordt een 12+<br />
on<strong>de</strong>rzoek voor jongeren en een 18+ on<strong>de</strong>rzoek voor volwassenen uitgevoerd. Bei<strong>de</strong><br />
instrumenten wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht bij verschillen<strong>de</strong> populaties (klinische psychiatrie<br />
populaties, justitiële populaties, VG populaties en on<strong>de</strong>rwijspopulaties). De verwachting is<br />
dat er een versie van <strong>de</strong>ze screener LVB kan wor<strong>de</strong>n ontwikkeld voor <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong><br />
doelgroepen, 12+ en 18+. Eerste resultaten laten zien dat het mogelijk is om een screener<br />
13
LVB met een hoge mate van specificiteit voor specifieke subpopulaties te ontwikkelen. In <strong>de</strong><br />
loop van 2012 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> (eerste) on<strong>de</strong>rzoeksresultaten gepubliceerd en eind 2012 zal <strong>de</strong><br />
screener LVB waarschijnlijk beschikbaar zijn.<br />
14
HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN<br />
2.1 Definitie LVB<br />
De Task Force sluit aan bij <strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland gangbare praktijk om <strong>de</strong> term ”licht verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkt” (LVB) breed te gebruiken. De term LVB heeft betrekking op personen met een IQ<br />
tussen 50 en 70 of een IQ tussen 70 en 85 in combinatie met een vermin<strong>de</strong>rd sociaal<br />
aanpassingsvermogen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze bre<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie valt dus ook een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> groep<br />
personen die in <strong>de</strong> DSM-IV-TR als “zwakbegaaf<strong>de</strong>n” (IQ tussen 70 en 85) wor<strong>de</strong>n<br />
gecategoriseerd.<br />
Waar er in dit document over LVB wordt gesproken valt daaron<strong>de</strong>r dus ook <strong>de</strong> categorie<br />
zwakbegaaf<strong>de</strong> personen, tenzij an<strong>de</strong>rs vermeld. Indien in <strong>de</strong> literatuur <strong>de</strong> verwijzing „licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapt‟ voorkomt, kan men er vanuit gaan dat <strong>de</strong>ze naar capaciteiten<br />
verwijst die vallen in het gebied van <strong>de</strong> LVB.<br />
Wanneer er over cliënten wordt gesproken, kunnen <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r ook patiënten wor<strong>de</strong>n<br />
verstaan.<br />
2.2 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wor<strong>de</strong>n twee specifieke stoornissen in <strong>de</strong> ontwikkeling belicht; <strong>de</strong><br />
Aandachtstekortstoornis met Hyperactiviteit (ADHD) en <strong>de</strong> Autismespectrum stoornissen<br />
(ASS). In <strong>de</strong> DSM-IV-TR wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze stoornissen beschreven in het hoofdstuk van<br />
stoornissen in <strong>de</strong> zuigelingentijd tot adolescentie. Hiermee wil men aangeven dat <strong>de</strong>ze<br />
stoornissen er in <strong>de</strong> (vroege) jeugd al moeten zijn, maar niet dat die personen in <strong>de</strong> (vroege)<br />
jeugd al last hebben van eventuele beperkingen. Vaak openbaren <strong>de</strong> kwetsbaarhe<strong>de</strong>n zich<br />
pas als een beschermen<strong>de</strong> omgeving wegvalt, bijvoorbeeld door verhuizen of overlij<strong>de</strong>n van<br />
belangrijke personen. De aard en ernst van <strong>de</strong> problemen van mensen met een ASSdiagnose<br />
kunnen veran<strong>de</strong>ren geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> levensloop (Kan et al., 2012). Diagnosticeren<br />
van ADHD en ASS kan zeer lastig zijn, zeker als er rekening moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met<br />
een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. De Multidisciplinaire richtlijn ASS bij volwassenen stelt zelfs<br />
expliciet dat er geen metho<strong>de</strong> is om ASS met 100 procent zekerheid vast te stellen (Kan et<br />
al., 2012). De laatste jaren is er veel aandacht voor ADHD en ASS; <strong>de</strong> stoornissen wor<strong>de</strong>n<br />
relatief meer dan voorheen geclassificeerd (Gezondheidsraad, 2009; Baron-Cohen et al,<br />
2009; Fombonne, 2005). De druk van enerzijds on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nd diagnosticeren en<br />
an<strong>de</strong>rzijds tegenwicht bie<strong>de</strong>n aan een ten<strong>de</strong>ns van zowel overdiagnosticeren als<br />
on<strong>de</strong>rdiagnosticeren, afhankelijk van <strong>de</strong> setting, behoeft een ge<strong>de</strong>gen diagnostisch proces<br />
inclusief passen<strong>de</strong> instrumenten.<br />
Diagnostisch proces<br />
In grote lijnen komt het diagnostisch proces neer op het zoeken of signaleren van<br />
aanwijzingen voor ASS of ADHD, het na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeken van <strong>de</strong>ze aanwijzigen met<br />
screeningsinstrumenten, het uitvoeren van een ontwikkelingsanamnese en eventueel een<br />
gestructureerd interview. Vervolgens wor<strong>de</strong>n comorbiditeiten (nevenstoornissen) overwogen<br />
en wor<strong>de</strong>n differentieeldiagnostische afwegingen gemaakt (ASS óf <strong>de</strong>pressie, ASS én<br />
<strong>de</strong>pressie, ADHD óf ASS, ADHD én ASS). Blijft men twijfelen, dan wordt een fase van<br />
procesdiagnostiek ingezet, dat wil zeggen gerichte observaties volgens een schema (zie §<br />
2.4.2).<br />
15
Testdiagnostiek naar neuropsychologische functies en sociale cognitie kan gebruikt wor<strong>de</strong>n<br />
als steunbewijs bij het stellen van <strong>de</strong> diagnose. Ook kan dit gebruikt wor<strong>de</strong>n voor het maken<br />
van een sterkte-zwakte analyse voor het behan<strong>de</strong>l- of begeleidingsplan.<br />
2.3 ADHD<br />
2.3.1 Inleiding<br />
Aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) is een sterk genetisch bepaal<strong>de</strong>,<br />
persisteren<strong>de</strong> stoornis. Symptomen zijn on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re concentratieproblemen, moeite met<br />
organiseren en onrust c.q. hyperactiviteit. Symptomen van <strong>de</strong> stoornis moeten zich<br />
geopenbaard hebben voor het zeven<strong>de</strong> levensjaar. Daarnaast dient er sprake te zijn van<br />
beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren door <strong>de</strong> stoornis.<br />
De stoornis ADHD is één van <strong>de</strong> meest voorkomen<strong>de</strong> psychiatrische syndromen in <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>rtijd, met een geschatte prevalentie van 5 procent. De prevalentie bij volwassenen<br />
wordt geschat op 3,4 procent (Fayad et al., 2007; Barkley, Murphy & Fischer, 2008)<br />
Hyperactief gedrag en impulsiviteit nemen bij het ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n sneller af dan<br />
concentratieproblemen. Bij 20 tot 40 procent van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren met ADHD wordt op ou<strong>de</strong>re<br />
leeftijd antisociaal of zelfs <strong>de</strong>linquent gedrag geconstateerd. ADHD in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rtijd is een<br />
krachtige voorspellen<strong>de</strong> variabele van an<strong>de</strong>re problemen in <strong>de</strong> adolescentie, zoals<br />
leerproblemen, vroegtijdig schoolverlaten, slechte contacten met leeftijdsgenoten en sociale<br />
isolatie. Adolescenten en volwassenen met ADHD vallen vaak voornamelijk op door<br />
ongeorganiseerd en chaotisch gedrag, studie- en werkstoornissen, vergeetachtigheid en niet<br />
op tijd komen. Voorspellen<strong>de</strong> variabelen voor een ongunstig chronisch verloop zijn <strong>de</strong><br />
combinatie met agressief gedrag op jonge leeftijd, antisociaal gedrag, bor<strong>de</strong>rline<br />
problematiek, lage intelligentie en bijkomen<strong>de</strong> leerproblemen, het familiair voorkomen van<br />
ADHD, gezinsproblemen en slechte relatie met leeftijdsgenoten (Buitelaar & Kooij, 2000). In<br />
<strong>de</strong> diagnostische praktijk is bekend dat sommige kin<strong>de</strong>ren en volwassenen met ADHD een<br />
“hyperfocus” hebben: ze zijn zeer geconcentreerd op één on<strong>de</strong>rwerp en ze raken zeer van<br />
slag indien ze daarbij wor<strong>de</strong>n gestoord.<br />
Comorbiditeit van ADHD en ASS<br />
ADHD mag niet samen met PDD-NOS wor<strong>de</strong>n gediagnosticeerd volgens <strong>de</strong> DSM-IV-TR,<br />
maar dit gebeurt al ruim tien jaar wel. Er kan dan sprake zijn van:<br />
1. een (<strong>de</strong>els) gemeenschappelijke oorzaak,<br />
2. secundair (<strong>de</strong> ene stoornis leidt secundair tot <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re),<br />
3. een afzon<strong>de</strong>rlijke oorzaak maar samen vóórkomend,<br />
4. criteria van <strong>de</strong> DSM-IV-TR zijn zodanig dat ASS-kenmerken kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
aangezien voor ADHD en omgekeerd.<br />
Er is sprake van een hoge comorbiditeit met As I en As II stoornissen en bijkomen<strong>de</strong><br />
problemen in het psychosociale functioneren (Barkley et al., 2008). Differentiaal diagnostisch<br />
komen symptomen die lijken op ADHD, ook voor bij aangeboren syndromen als het Foetaal<br />
Alcohol Syndroom (FAS), het Syndroom van Williams en het Fragiele-X-syndroom. De hoge<br />
comorbiditeit met leerstoornissen duidt er op dat <strong>de</strong> prevalentie van ADHD bij zwakbegaaf<strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren hoger ligt dan bij gemid<strong>de</strong>ld normaal begaaf<strong>de</strong>n (Kraijer & Plas, 2002). Er is echter<br />
in Ne<strong>de</strong>rland weinig on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar ADHD met een gedragsstoornis en een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Ook <strong>de</strong> psychodiagnostiek kent geen instrumenten die speciaal<br />
gericht zijn op <strong>de</strong> doelgroep LVB. Op zijn best zijn in <strong>de</strong> normgroepen leerlingen van het<br />
speciaal basison<strong>de</strong>rwijs (SBO), leerwegon<strong>de</strong>rsteunend on<strong>de</strong>rwijs (LWOO) en<br />
praktijkon<strong>de</strong>rwijs (PRO) opgenomen (Kraijer & Plas, 2002).<br />
16
Er is geen eenduidige test (psychologisch of biologisch) om vast te stellen of er al dan niet<br />
sprake is van ADHD bij cliënten met een LVB. De diagnose wordt normaliter gesteld door het<br />
in kaart brengen van <strong>de</strong> klinische kenmerken, zoals gerapporteerd door ou<strong>de</strong>rs, (voormalige)<br />
leerkrachten, <strong>de</strong> cliënt zelf en op basis van observaties van <strong>de</strong> clinicus. Vanuit <strong>de</strong><br />
multidisciplinaire richtlijn ADHD (2005) wordt, na <strong>de</strong> anamnese en heteroanamnese, een<br />
somatisch on<strong>de</strong>rzoek aanbevolen. Ook wordt neuro-psychologisch on<strong>de</strong>rzoek aangera<strong>de</strong>n.<br />
Diagnosestelling<br />
Bij <strong>de</strong> diagnosestelling van ADHD bij LVB dient rekening gehou<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n met een<br />
aantal zaken. In geval van LBV bij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs is er vaker dan bij normaal begaaf<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />
sprake van opvoedingsonmacht. Het ontbreken van regels en structuur en het gedrag dat<br />
daaruit voortvloeit, kan lijken op ADHD. ADHD dient <strong>hier</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
gevolgen van een gebrekkige opvoeding. Een aanwijzing voor een gebrekkige opvoeding<br />
kan zijn wanneer het kind alleen druk en opstandig gedrag vertoont in huis, maar<br />
bijvoorbeeld niet op school. In een aantal gevallen is het kind geduren<strong>de</strong> een <strong>de</strong>el van zijn<br />
jeugd opgenomen geweest in een instelling. Het gedrag binnen <strong>de</strong> instelling kan in dat geval<br />
vergeleken wor<strong>de</strong>n met het gedrag thuis.<br />
Het afnemen van een ontwikkelingsanamnese bij ou<strong>de</strong>rs met LVB kan bemoeilijkt wor<strong>de</strong>n<br />
wanneer <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> vragen niet goed begrijpen. Het samen invullen van <strong>de</strong> lijst kan <strong>de</strong><br />
betrouwbaarheid verhogen.<br />
2.3.2 Beschikbare instrumenten<br />
2.3.2.1 Screening<br />
AVL (ADHD- vragenlijst)<br />
Naam instrument<br />
AVL (ADHD-vragenlijst)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Scholte en Van <strong>de</strong>r Ploeg, 2005<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Ja<br />
Gedragsbeoor<strong>de</strong>lingslijst waarmee kan wor<strong>de</strong>n<br />
nagegaan of, en in welke mate, een kind <strong>de</strong><br />
gedragssymptomen van ADHD vertoont.<br />
Jeugdigen 4 t/m 18 jaar, normaal en klinisch<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Goed, alleen <strong>de</strong> criteriumvaliditeit scoort voldoen<strong>de</strong>.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De vragenlijst bestaan uit 18 items. Op<br />
vijfpuntsschalen wordt aangegeven in welke<br />
mate <strong>de</strong> jeugdige <strong>de</strong> afgelopen 6 maan<strong>de</strong>n het<br />
gedrag vertoon<strong>de</strong>. De items zijn gebaseerd op<br />
ADHD gedragsbeschrijvingen uit <strong>de</strong> DSM-IV.<br />
10 minuten, in te vullen door volwassenen die<br />
het gedrag van <strong>de</strong> jeugdige goed kennen.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De AVL kan ook via <strong>de</strong> pc wor<strong>de</strong>n afgenomen en gescoord met behulp van Testweb. Deze test is<br />
ontwikkeld voor kin<strong>de</strong>ren. Er is geen ervaring opgedaan bij volwassen cliënten met LVB.<br />
17
SEV (Sociaal-emotionele vragenlijst)<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
SEV (Sociaal-emotionele vragenlijst)<br />
Scholte en Van <strong>de</strong>r Ploeg, 2005a<br />
Ja<br />
De SEV is een instrument waarmee aan <strong>de</strong><br />
hand van gedragsbeoor<strong>de</strong>lingen op eenvoudige<br />
wijze kan wor<strong>de</strong>n nagegaan in hoeverre<br />
kin<strong>de</strong>ren kernsymptomen van sociaalemotionele<br />
problematiek vertonen.<br />
Jongeren van 4 t/m 18 jaar.<br />
De vier clusters van sociaal- emotionele<br />
problematiek die daarbij wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
zijn: aandachtstekort met hyperactiviteit, sociale<br />
gedragsproblematiek, angstig en<br />
stemmingsgestoord gedrag en autistisch<br />
gedrag.<br />
De specifieke vormen van sociaal-emotionele<br />
problematiek die wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n zijn:<br />
Aandachtstekort met hyperactiviteit (ADHD)<br />
aandachtstekort<br />
hyperactiviteit<br />
impulsiviteit<br />
Sociaal probleemgedrag<br />
oppositioneel-opstandig gedrag (ODD)<br />
agressief gedrag (CD)<br />
antisociaal gedrag (CD)<br />
Angstig en stemmingsgestoord gedrag<br />
angst in het algemeen<br />
sociaal-angstig gedrag<br />
angstig-<strong>de</strong>pressief gedrag<br />
Autistisch gedrag<br />
De SEV bestaat uit 72 vragen.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Ongeveer 30 minuten. De SEV kan wor<strong>de</strong>n<br />
ingevuld door beoor<strong>de</strong>laars die goed op <strong>de</strong><br />
hoogte zijn van het gedrag van het kind. Vaak<br />
zijn dit ou<strong>de</strong>rs of leerkrachten. Daarnaast<br />
kunnen bijvoorbeeld maatschappelijk werkers,<br />
groepslei<strong>de</strong>rs, psychologen, orthopedagogen<br />
en an<strong>de</strong>re professionele hulpverleners die het<br />
kind goed kennen het instrument invullen. De<br />
uitslag mag echter alleen geïnterpreteerd<br />
wor<strong>de</strong>n door psychodiagnostisch bevoeg<strong>de</strong><br />
professionals.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
18
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Het invullen en scoren kan zowel handmatig plaatsvin<strong>de</strong>n als geautomatiseerd wor<strong>de</strong>n afgenomen<br />
en gescoord met behulp van Testweb. Deze test is ontwikkeld voor kin<strong>de</strong>ren. Er is geen ervaring<br />
opgedaan bij volwassen cliënten met LVB.<br />
Visk (Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kin<strong>de</strong>ren)<br />
Naam instrument<br />
Visk (Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal<br />
gedrag van Kin<strong>de</strong>ren)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Luteijn, Min<strong>de</strong>raa & Jackson (2007)<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Ja<br />
Het in kaart brengen van probleemgedrag van<br />
kin<strong>de</strong>ren met pervasieve<br />
ontwikkelingsstoornissen.<br />
Jongeren 4 t/m 18 jaar.<br />
Beschrijving<br />
De Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal<br />
gedrag van Kin<strong>de</strong>ren (VISK) is een vragenlijst<br />
ontwikkeld met <strong>de</strong> bedoeling om probleemgedrag<br />
van kin<strong>de</strong>ren met (mil<strong>de</strong>re) varianten van<br />
pervasieve ontwikkelings stoornissen te<br />
omschrijven. De VISK bestrijkt een breed scala<br />
van problemen in verschillen<strong>de</strong><br />
ontwikkelingsdomeinen en vooral veel sociale<br />
problematiek. De 49 items van VISK zijn on<strong>de</strong>r te<br />
ver<strong>de</strong>len in zes schalen: 1. Niet afgestemd, 2.<br />
Neiging tot terugtrekken, 3. Oriëntatieproblemen,<br />
4. Niet snappen, 5. Stereotype gedrag en 6.<br />
Angst voor veran<strong>de</strong>ringen. De VISK kan <strong>de</strong><br />
diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen op een<br />
objectieve manier on<strong>de</strong>rsteunen. De<br />
schaalscores reiken bovendien handvatten aan<br />
voor <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De test kan individueel en groepsgewijs wor<strong>de</strong>n<br />
afgenomen volgens <strong>de</strong> pen-en-papier metho<strong>de</strong>.<br />
De afname duurt 10 tot 30 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Er zijn vier normgroepen: Een PDD-NOS-groep (N=544), een ADHD-groep (N=587), een<br />
algemene kin<strong>de</strong>r- en jeugdpsychiatrie-groep (N=2196) en een groep verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten<br />
(N=823).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Deze test is ontwikkeld voor kin<strong>de</strong>ren. Er is geen ervaring opgedaan bij volwassen cliënten met<br />
LVB.<br />
CAARS (Conners' Adult ADHD Rating Scales)<br />
Naam instrument<br />
CAARS (Conners' Adult ADHD Rating Scales)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Conners, Sparrow & Erhardt (2004)<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
19
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beoor<strong>de</strong>len, diagnosticeren en monitoren van<br />
ADHD behan<strong>de</strong>lingen bij volwassenen.<br />
18 jaar en ou<strong>de</strong>r.<br />
Beschrijving<br />
Conners‟ Adult ADHD Rating Scales (CAARS)<br />
meet <strong>de</strong> aanwezigheid en zwaarte van<br />
symptomen van ADHD. Op die manier kan<br />
wor<strong>de</strong>n bepaald of <strong>de</strong> symptomen van ADHD<br />
bijdragen aan <strong>de</strong> problemen van <strong>de</strong> cliënt.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De test wordt afgenomen volgens <strong>de</strong> pen-enpapier<br />
metho<strong>de</strong>. Afname duurt 10 tot 15<br />
minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
CAARS heft een goe<strong>de</strong> criteriumvaliditeit, discriminante validiteit en constructvaliditeit.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Buiten Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> CAARS (Conners' Adult ADHD Rating Scales) het bekendste<br />
screeningsinstrument.<br />
Hiermee is ook on<strong>de</strong>rzoek gedaan bij volwassen cliënten met LVB. De CAARS wordt als een<br />
bruikbaar instrument gezien om ADHD vast te stellen bij volwassenen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking (La Malfa et al, 2008).<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
2.3.2.2 Uitgebrei<strong>de</strong> test<br />
DIVA 2.0 (Diagnostisch Interview voor ADHD bij Volwassenen)<br />
Naam instrument<br />
DIVA (Diagnostisch Interview voor ADHD bij<br />
Volwassenen)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Kooij & Francken, 2010 Nieuwe versie<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
N.v.t.<br />
In kaart brengen van kenmerken van<br />
hyperactiviteit, impulsiviteit en<br />
aandachtsproblemen in volwassenheid en<br />
kin<strong>de</strong>rtijd mid<strong>de</strong>ls een gestructureerd interview<br />
Volwassenen<br />
DIVA is gebaseerd op <strong>de</strong> DSM-IV criteria voor<br />
ADHD om te beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze criteria in <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>rtijd en <strong>de</strong> volwassenheid (waaron<strong>de</strong>r<br />
impulsiviteit). Deze lijst is te gebruiken bij<br />
anamnese en hetero-anamnese.<br />
Deze vragenlijst beslaat 23 korte en hel<strong>de</strong>r<br />
geformuleer<strong>de</strong> items die vragen naar <strong>de</strong><br />
aanwezigheid van <strong>de</strong>ze kenmerken in <strong>de</strong><br />
afgelopen zes maan<strong>de</strong>n en vervolgens in <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>rtijd.<br />
De afname duurt ongeveer an<strong>de</strong>rhalf uur.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
Geen<br />
20
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Deze is niet eenvoudig geformuleerd (bijvoorbeeld: 'slaagt u er vaak niet in voldoen<strong>de</strong> aandacht te<br />
geven aan <strong>de</strong>tails of maakt u achteloos fouten in uw werk en an<strong>de</strong>re activiteiten?') en vraagt veel<br />
van het geheugen. Er wordt steeds gevraagd hoe <strong>de</strong> situatie nu is en hoe het was in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rtijd.<br />
Dit interview is nogal tijdrovend. Het wordt aanbevolen een volwassenen die <strong>de</strong> cliënt goed kent<br />
aanwezig te laten zijn bij het afnemen van <strong>de</strong> vragenlijst i.v.m. <strong>de</strong> vragen over <strong>de</strong> vroege kin<strong>de</strong>rtijd.<br />
De volwassene kan <strong>de</strong> vragen aanvullen die <strong>de</strong> cliënt zich niet goed herinnert.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
2.3.3 Testdiagnostisch on<strong>de</strong>rzoek<br />
Testdiagnostisch on<strong>de</strong>rzoek kan ingezet wor<strong>de</strong>n nadat <strong>de</strong> diagnose ADHD gesteld is, met<br />
als doel het opstellen van een sterkte-zwakte analyse. De verwachting is dat bij ADHD <strong>de</strong><br />
executieve functies verstoord zijn. Dit is echter eveneens het geval bij mensen met LVB. Het<br />
niveau moet dan ook bedui<strong>de</strong>nd lager zijn dan op basis van het IQ verwacht mag wor<strong>de</strong>n.<br />
De BADS meet alle executieve functies en is genormeerd voor <strong>de</strong> LVB doelgroep.<br />
Werkgeheugen en aandacht/concentratie – waarvan bij ADHD verwacht wordt dat <strong>de</strong>ze<br />
beperkt zijn – kunnen gemeten wor<strong>de</strong>n met on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> WAIS-III-NL (Rekenen,<br />
Cijferreeksen en Cijfers en Letters Nazeggen). Het intelligentieprofiel van mensen met ADHD<br />
wordt vaker gekenmerkt door een relatief zwakke prestatie op <strong>de</strong> Werkgeheugenin<strong>de</strong>x en <strong>de</strong><br />
Verwerkingssnelheid, met relatief sterkere prestaties op <strong>de</strong> Verbal Begripin<strong>de</strong>x en <strong>de</strong><br />
Perceptuele Organisatiein<strong>de</strong>x. Daarnaast kan het werkgeheugen gemeten wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
15-woor<strong>de</strong>ntest.<br />
Aandacht en concentratie kunnen met verschillen<strong>de</strong> neuropsychologische tests gemeten<br />
wor<strong>de</strong>n. Hierbij spelen <strong>de</strong> testobservaties wellicht een nog grotere rol dan <strong>de</strong> uitslag van <strong>de</strong><br />
tests: neemt <strong>de</strong> cliënt <strong>de</strong> rust om naar <strong>de</strong> aanwijzingen bij <strong>de</strong> tests te luisteren, werkt hij<br />
geconcentreerd, zet hij door of is hij snel gefrustreerd, controleert hij achteraf zijn werk, etc..<br />
Wat betreft <strong>de</strong> aandachts- en concentratietaken kan aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tests gedacht wor<strong>de</strong>n:<br />
De Strooptest meet interferentiegevoeligheid: het kunnen on<strong>de</strong>rdrukken van een<br />
automatische respons ten gunste van <strong>de</strong> opdracht; De Trailmakingtest meet ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
aandacht; <strong>de</strong> D2, Bourdon-Vos en <strong>de</strong> Continuous Performance Test meten <strong>de</strong> volgehou<strong>de</strong>n<br />
aandacht. Deze tests zijn vaak nog wel genormeerd voor zwakbegaaf<strong>de</strong>n (laagste<br />
normgroep), maar niet voor licht verstan<strong>de</strong>lijk beperkten. Voor <strong>de</strong> normering geldt grofweg 1<br />
standaard<strong>de</strong>viatie on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> laagste normgroep.<br />
BADS (Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome)<br />
Naam instrument<br />
BADS (Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome)<br />
Belangrijkste<br />
literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Wilson, Al<strong>de</strong>rman, Burgess, Emslie & Evans, 1996<br />
Ja.<br />
De BADS is een testbatterij die een aantal (executieve) functies<br />
meet die te maken hebben met het functioneren van <strong>de</strong> frontaal<br />
kwab zoals planning en organisatie, concentratie, en<br />
probleemoplossend vermogen.<br />
Gemid<strong>de</strong>ld begaaf<strong>de</strong>n.<br />
De BADS voorspelt problemen in het dagelijks functioneren,<br />
voortkomend uit het „dysexecutive syndrome‟ (plannings- en<br />
21
Afname (Afnametijd, door<br />
wie af te nemen)<br />
organisatiestoornis).<br />
De totaalscore van <strong>de</strong> BADS is een weerspiegeling van <strong>de</strong> mate<br />
waarin een on<strong>de</strong>rzochte efficiënt kan functioneren in het dagelijks<br />
leven.<br />
Het afnemen van <strong>de</strong> test duurt 45 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
Er is in Ne<strong>de</strong>rland on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar <strong>de</strong> BADS bij normale proefpersonen in verschillen<strong>de</strong><br />
leeftij<strong>de</strong>n, maar met een klein aantal proefpersonen (Krabbendam & Kalff, 1999).<br />
Normgroepen te klein en normen niet representatief en/of <strong>de</strong> representativiteit is niet te<br />
beoor<strong>de</strong>len. Naar <strong>de</strong> overige criteria is geen on<strong>de</strong>rzoek gedaan (COTAN, 1999).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Voor cliënten met een laag niveau is het aan te bevelen om on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len af te nemen. De ervaring<br />
leert dat <strong>de</strong> eerste 5 subtesten goed aansluiten bij het niveau van <strong>de</strong> LVB. Ook kunnen <strong>de</strong><br />
makkelijkste on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len (sleutelzoektest) los wor<strong>de</strong>n afgenomen en dan kwalitatief wor<strong>de</strong>n<br />
beoor<strong>de</strong>eld.<br />
De Task Force kan <strong>de</strong> meest complexe taken op <strong>de</strong> BADS (Dierentuinplattegrondtest, Conditie 1<br />
en 6-elemententest) adviseren voor standaard afname bij cliënten met een IQ lager dan 70: zij<br />
kunnen uitvoeren<strong>de</strong> controlefuncties onvoldoen<strong>de</strong> ontwikkelen waardoor <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
moeilijk zijn af te ron<strong>de</strong>n.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Het is nog een experimenteel instrument en er is nog onvoldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek naar normen en<br />
<strong>de</strong>rgelijke uitgevoerd.<br />
Van Toorn en Bon (2011) <strong>de</strong><strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> bruikbaarheid van <strong>de</strong>ze test in een<br />
forensische populatie. De resultaten zijn bij uitkomen van dit stuk nog niet bekend.<br />
WAIS-III-NL<br />
Naam instrument<br />
WAIS-III-NL; Wechsler Adult Intelligence Scale<br />
(Ne<strong>de</strong>rlandstalige bewerking)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Uterwijk, 2000<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
N.v.t.<br />
Intelligentietest<br />
Substitutie: Dit is naast <strong>de</strong> Digit Span een test<br />
die hoog meet op <strong>de</strong> factoren aandacht en<br />
concentratie.<br />
Woor<strong>de</strong>nschat: Bij <strong>de</strong>ze subtest wordt <strong>de</strong><br />
proefpersoon gevraagd <strong>de</strong> betekenis van<br />
enkele woor<strong>de</strong>n te geven.<br />
Overeenkomsten: Bij <strong>de</strong>ze subtest wordt <strong>de</strong><br />
proefpersoon gevraagd <strong>de</strong> overeenkomst te<br />
noemen tussen twee woor<strong>de</strong>n<br />
Werkgeheugen In<strong>de</strong>x (WgI): Rekenen,<br />
Cijferreeksen, Cijfers & Letters nazeggen: Deze<br />
in<strong>de</strong>x geeft informatie over <strong>de</strong> capaciteit van het<br />
werkgeheugen, aandacht en concentratie.<br />
Verwerkingssnelheid In<strong>de</strong>x (Vsl): Symbool<br />
Substitutie-Co<strong>de</strong>ren en Symbool Zoeken:<br />
Beoor<strong>de</strong>len verwerkingssnelheid.<br />
Perceptuele Organisatie In<strong>de</strong>x (POI):<br />
Onvolledige Tekeningen, Blokpatronen, Matrix<br />
Re<strong>de</strong>neren: Meten van perceptuele<br />
vaardighe<strong>de</strong>n.<br />
22
Doelgroep<br />
16-85 jaar<br />
Beschrijving Substitutie: De proefpersoon moet binnen 90<br />
secon<strong>de</strong>n zoveel mogelijk cijfers on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
bijbehoren<strong>de</strong> tekens invullen.<br />
Woor<strong>de</strong>nschat: Bij <strong>de</strong>ze subtest wordt <strong>de</strong><br />
proefpersoon gevraagd <strong>de</strong> betekenis van<br />
enkele woor<strong>de</strong>n te geven.<br />
Overeenkomsten: Bij <strong>de</strong>ze subtest wordt <strong>de</strong><br />
proefpersoon gevraagd <strong>de</strong> overeenkomst te<br />
noemen tussen 2 woor<strong>de</strong>n.<br />
Rekenen: rekenopdrachten die binnen een<br />
bepaal<strong>de</strong> tijdslimiet uit het hoofd opgelost<br />
moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
Cijferreeksen: <strong>de</strong> proefpersoon moet telkens in<br />
lengte toenemen<strong>de</strong> reeksen cijfers, die door <strong>de</strong><br />
proeflei<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n opgenoemd, in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
volgor<strong>de</strong> nazeggen (vooruit) of in omgekeer<strong>de</strong><br />
volgor<strong>de</strong> nazeggen (achteruit).<br />
Symbool zoeken: Een reeks gepaar<strong>de</strong><br />
groepen waarvan elk paar steeds bestaat uit<br />
een zoekgroep en een doelgroep. Door ja of<br />
nee aan te kruisen moet <strong>de</strong> cliënt aangeven of<br />
één van <strong>de</strong> twee doelsymbolen zich in <strong>de</strong><br />
zoekgroep bevindt.<br />
Blokpatronen: gevraagd wordt om met behulp<br />
van blokken, die aan 2 zij<strong>de</strong>n wit, 2 zij<strong>de</strong>n rood<br />
en 2 zij<strong>de</strong>n halfwit/halfrood zijn, plaatjes van<br />
patronen met overeenkomstige kleuren na te<br />
leggen.<br />
Onvolledige tekeningen: <strong>de</strong> proefpersoon moet<br />
bij tekeningen van voorwerpen of situaties<br />
aangeven welk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el er aan ontbreekt.<br />
Matrix re<strong>de</strong>neren: <strong>de</strong> proefpersoon moet door<br />
het kiezen van 1 van 5 opties het patroon<br />
compleet maken.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Individueel af te nemen testbatterij met een<br />
duur van 90 minuten.<br />
De afnameduur van <strong>de</strong> meeste subtesten<br />
ongeveer 10-15 minuten. De afname van <strong>de</strong><br />
subtest Substitutie is 3 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 2006:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: goed<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: voldoen<strong>de</strong><br />
Betrouwbaarheid: goed<br />
Begripsvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Criteriumvaliditeit: onvoldoen<strong>de</strong> (geen on<strong>de</strong>rzoek naar gedaan)<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
In <strong>de</strong> studie naar <strong>de</strong> factorstructuur van <strong>de</strong> WAIS-III bij LVB en zwakbegaaf<strong>de</strong> volwassenen<br />
(Jones, Van Schaik, & Witts, 2006) werd geen on<strong>de</strong>rsteuning gevon<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> vierfactorstructuur<br />
die wel bij <strong>de</strong> normaalbegaaf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep werd aangetroffen. Er wer<strong>de</strong>n twee factoren<br />
gevon<strong>de</strong>n, die overeenkomen met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re verbale en performale factor. In 2010 constateer<strong>de</strong>n<br />
Thijs, Hoogervorst, Pesch en Ponsioen hetzelf<strong>de</strong>: <strong>de</strong> vierfactorstructuur past niet op <strong>de</strong>ze<br />
doelgroep. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> subtest rekenen werd overigens wel voldaan aan <strong>de</strong> vierfactorstructuur. Bij<br />
23
mensen met een LVB kan <strong>de</strong> subtest rekenen <strong>de</strong>rhalve beter buiten beschouwing kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
gelaten.<br />
De WAIS-III-NL baseert zich sterk op schoolse vaardighe<strong>de</strong>n, terwijl die vaak juist in <strong>de</strong><br />
forensische LVB-groep slechter ontwikkeld zijn. Ver<strong>de</strong>r kan <strong>de</strong> score op <strong>de</strong> WAIS-III-NL lager<br />
uitvallen voor personen met een an<strong>de</strong>re etnische achtergrond.<br />
Substitutie: Het meet on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re ook <strong>de</strong> verwerkingssnelheid. Tevens geven <strong>de</strong> subtests<br />
Rekenen, Cijferreeksen en Cijfers&Letters nazeggen ook aanwijzingen voor zwakke concentratie<br />
en afleidbaarheid.<br />
Werkgeheugen In<strong>de</strong>x (WgI): Rekenen, Cijferreeksen, Cijfers & Letters nazeggen: Als het<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el Cijfers en Letters niet afgenomen kan wor<strong>de</strong>n omdat het alfabet niet gekend wordt, kan<br />
ook alleen gebruik gemaakt wor<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el Cijferreeksen (Digit span).<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Een sterk disharmonisch profiel van subtesten, of een significant verschil in verbaal IQ en<br />
performaal IQ, moet uitdrukkelijk vermeld wor<strong>de</strong>n; een totaalscore is dan niet zinvol. Indien<br />
gewenst kan een functieon<strong>de</strong>rzoek gedaan wor<strong>de</strong>n om eventuele specifieke leerstoornissen en<br />
mogelijke oorzaak te achterhalen (met name kijkend naar executieve functies als planning,<br />
strategie, or<strong>de</strong>ning en sociale adaptatie). Bij een <strong>de</strong>rgelijk verschil is het aan te ra<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
in<strong>de</strong>xscores te benoemen (Van <strong>de</strong>r Heij<strong>de</strong>n, Van <strong>de</strong>n Bos, Mol, & Kessels, 2010).<br />
Verwerkingssnelheid In<strong>de</strong>x (Vsl): Symbool Substitutie-Co<strong>de</strong>ren en Symbool Zoeken: Wees alert op<br />
As I problematiek, dyslexie/dyscalculie of een leerstoornis.<br />
15-Woor<strong>de</strong>ntest<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
15-Woor<strong>de</strong>ntest<br />
Kalverboer & Deelman, 1964; Saan & Deelman,<br />
1986<br />
Ja<br />
Deze test meet het actieve verbale geheugen<br />
en doet zowel een beroep op het korte termijn<br />
(trials 1 t/m 5) als het lange termijn geheugen<br />
(uitgestel<strong>de</strong> reproductie en herkenning).<br />
De test is bestemd voor cliënten van 14-76 jaar,<br />
ook voor verstan<strong>de</strong>lijk beperkten.<br />
Test met twee versies, A. image vorm, concrete<br />
woor<strong>de</strong>n en B. no-image vorm, abstracte<br />
woor<strong>de</strong>n. Elke versie bestaat uit 15<br />
éénlettergrepige woor<strong>de</strong>n die laag-associatief<br />
zijn. Via een cassetteband wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> 15<br />
woor<strong>de</strong>n in 25 sec. aangebo<strong>de</strong>n. De respon<strong>de</strong>nt<br />
moet zoveel mogelijk woor<strong>de</strong>n herhalen. Nog<br />
viermaal wordt <strong>de</strong> reeks woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n,<br />
na elke aanbieding wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> onthou<strong>de</strong>n<br />
woor<strong>de</strong>n genoteerd. Na 15 minuten wordt<br />
gevraagd welke woor<strong>de</strong>n men zich nog kan<br />
herinneren (<strong>de</strong>layed recall). (COTAN, 2000)<br />
Optioneel kan een herkenningstaak wor<strong>de</strong>n<br />
gedaan.<br />
15 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De normen zijn verou<strong>de</strong>rd en niet meer bruikbaar (COTAN, 2000).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De versie met concrete woor<strong>de</strong>n (versie A: bloem, snor, klok) heeft <strong>de</strong> voorkeur. De leercurve<br />
geeft aanwijzingen voor <strong>de</strong> leerbaarheid. Er bestaan van <strong>de</strong>ze test verschillen<strong>de</strong> varianten. De in<br />
24
Ne<strong>de</strong>rland gebruikelijke Groningse variant met <strong>de</strong> normen van Van <strong>de</strong>r Elst, Van Boxtel, Van<br />
Breukelen & Jolles (2005) lijkt echter <strong>de</strong> beste keus. Er zijn <strong>hier</strong>bij aparte normgegevens voor<br />
mensen met een laag ontwikkelingsniveau. Deze normen zijn gerelateerd aan leeftijd en het<br />
opleidingsniveau. Grofweg kan gezegd wor<strong>de</strong>n dat „het aantal cijfers vooruit op <strong>de</strong> subtest<br />
Cijferreeksen plus twee‟ <strong>de</strong> maximale score van woor<strong>de</strong>n moet zijn op <strong>de</strong> eerste vijf trials van <strong>de</strong><br />
15-woor<strong>de</strong>ntest.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Bij een zeer slechte prestatie kan ook <strong>de</strong> 8 WT wor<strong>de</strong>n afgenomen uit <strong>de</strong> DVZ (Dementie<br />
Vragenlijst voor verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten, 1998).<br />
Stroop Kleur Woord test<br />
Naam instrument<br />
Stroop Kleur Woord test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Hammes, 1973<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Ja.<br />
De Strooptest geeft een maat voor<br />
interferentiegevoeligheid. Gekeken wordt of <strong>de</strong><br />
cliënt een dominant, verbale respons kan<br />
on<strong>de</strong>rdrukken. De test geeft <strong>hier</strong>naast<br />
informatie over <strong>de</strong> selectieve aandacht en in<br />
hoeverre <strong>de</strong>ze kan wor<strong>de</strong>n volgehou<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong><br />
rapportage gebruik je <strong>de</strong> interferentiescore om<br />
<strong>de</strong> aandacht te beschrijven.<br />
De doelgroep van <strong>de</strong> Strooptest is kin<strong>de</strong>ren,<br />
jongeren en volwassenen (8-65 jaar).<br />
De test bestaat uit drie kaarten en een<br />
antwoordformulier.<br />
Kaart I: 10 rijen met <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> kleuren<br />
rood, groen, geel en blauw (zwart gedrukt).<br />
Kaart II: 10 rijen met rechthoekjes in <strong>de</strong>ze<br />
kleuren.<br />
Kaart III: 10 rijen met kleurnamen in kleur<br />
gedrukt, terwijl <strong>de</strong> drukkleur verschilt van <strong>de</strong><br />
kleurnamen.<br />
De tijd die nodig is om kaart I te lezen en van III<br />
<strong>de</strong> kleur te benoemen en <strong>de</strong> tijd om <strong>de</strong> kleuren<br />
te benoemen van kaart II wor<strong>de</strong>n genoteerd.<br />
Vooraf moet gecontroleerd wor<strong>de</strong>n op partiële<br />
kleurenblindheid.<br />
Ongeveer 5 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De COTAN beoor<strong>de</strong>ling is goed voor <strong>de</strong> lange versie (2003).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Een na<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze test is dat hij alleen betrouwbaar kan wor<strong>de</strong>n afgenomen indien er geen<br />
sprake is van kleurenblindheid en het technisch lezen is geautomatiseerd (Verberne, 2009).<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> Stroop formats in ontwikkeling en in omloop. Wanneer <strong>de</strong> „color word‟ variant<br />
wordt afgenomen, <strong>de</strong> meest gebruikte Strooptest, dient dui<strong>de</strong>lijk te zijn of <strong>de</strong> cliënt het lezen<br />
voldoen<strong>de</strong> heeft geautomatiseerd. Indien dit niet het geval is, wordt afgera<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>ze test te<br />
gebruiken (Lezak, Howieson & Loring, 2004).<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De test is genormeerd, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re door Van <strong>de</strong>r Elst, Van Boxtel, Van Breukelen en Jolles<br />
(2006) en Schmand, Houx en De Koning (2003) en uitgebreid on<strong>de</strong>rzocht (o.a. Bouma, Mul<strong>de</strong>r &<br />
Lin<strong>de</strong>boom, 1996; Strauss, Sherman & Spreen, 2006; Lezak, Howieson & Loring, 2004; Evers,<br />
25
Van Vliet-Mul<strong>de</strong>r & Groot, 2000).<br />
Harcourt Publishers ontwikkelt een zeer uitgebrei<strong>de</strong> testbatterij, D-KEFS, voor het on<strong>de</strong>rzoeken<br />
van EF, met een uitgebrei<strong>de</strong> normgroep. In <strong>de</strong>ze batterij is o.a. <strong>de</strong> Color-Word interference test<br />
opgenomen, gebaseerd op <strong>de</strong> oorspronkelijke color-word Stroop. Er is momenteel nog weinig<br />
klinische ervaring met <strong>de</strong>ze test bij LVB.<br />
Trailmaking test<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste<br />
literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Trailmaking Test<br />
Reitan, 1956<br />
Ja.<br />
Meet planning, flexibiliteit en ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> aandacht. Wordt<br />
gebruikt om te screenen op hersenorganiciteit. A (en B)<br />
wordt <strong>hier</strong> gebruikt om tempo van informatieverwerking te<br />
beschrijven. In <strong>de</strong> rapportage dient <strong>de</strong> interferentiescore<br />
ertoe om <strong>de</strong> aandachtsfuncties te beoor<strong>de</strong>len.<br />
Vanaf 12 jaar mits intacte visuomotoriek.<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te<br />
nemen)<br />
De Trailmaking Test, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Reitan-Halstead<br />
batterij, is een visuele zoektaak, waarbij snelheid van<br />
eenvoudige visuele informatieverwerking en cognitieve<br />
flexibiliteit en aandacht gemeten wor<strong>de</strong>n (vermogen tot<br />
conceptshifting en ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> aandachtsfunctie). Deze test<br />
bestaat uit vorm A, B en vorm C. A bestaat uit cijfers, B uit<br />
letters en C uit zowel cijfers als letters. Er bestaat ook een<br />
AB versie, <strong>hier</strong>bij bestaat A uit cijfers en B uit cijfers en<br />
letters. De interferentiescore is het verschil in tijd tussen<br />
vorm A en B.<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> varianten in omloop. De meest<br />
recente wordt uitgegeven door Harcourt Test Publishers en<br />
is een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> D-KEFS. Deze Trail Making Test<br />
bestaat uit 5 condities, in plaats van 2 (Trail Making Test<br />
handleiding, Delis, Kaplan, Kramer, 2007). Ook <strong>de</strong>ze taak<br />
doet een uitspraak over <strong>de</strong> mentale flexibiliteit (switching).<br />
Ongeveer 10 minuten.<br />
Het is belangrijk om voor aanvang van <strong>de</strong> test te<br />
controleren in hoeverre <strong>de</strong> cliënt vloeiend kan tellen<br />
(minstens tot 24) en het alfabet heeft geautomatiseerd. Met<br />
name dit laatste is voor veel van onze cliënten moeilijk,<br />
waardoor <strong>de</strong>ze test niet vali<strong>de</strong> is af te nemen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De COTAN-beoor<strong>de</strong>ling is op alle punten onvoldoen<strong>de</strong> (1992).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Voor <strong>de</strong>el B (en C) moet het alfabet geautomatiseerd zijn, <strong>de</strong>el A is eenvoudiger en eer<strong>de</strong>r<br />
geschikt voor mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking.<br />
Ook zeer waar<strong>de</strong>vol bij observeren.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
26
D2<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste<br />
literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
D2<br />
Brickenkamp, 2007<br />
De D2 is een mo<strong>de</strong>rne test voor het meten van een aantal<br />
aandachts- en concentratieprestaties (visuele selectieve<br />
aandacht, snelheid van informatieverwerking en<br />
concentratie)<br />
Volwassenen<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te<br />
nemen)<br />
Op basis van het visuele profiel wordt een eerste indruk<br />
verkregen van <strong>de</strong> mate van stabiliteit van het<br />
aandachtsniveau geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> taak. Op basis van <strong>de</strong><br />
percentielscore en standaardwaar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> GZ-waar<strong>de</strong> en<br />
GZ-F-waar<strong>de</strong> wordt het tempo waarmee <strong>de</strong> taak is<br />
uitgevoerd bepaald. Ook kan bepaald wor<strong>de</strong>n of het aantal<br />
fouten acceptabel is en of het aantal fouten regelmatig<br />
ver<strong>de</strong>eld is over <strong>de</strong> taak (Fehlerverteilung). Door<br />
vermoeidheid kan het aantal fouten bijvoorbeeld toenemen,<br />
door een oefeneffect kan het aantal fouten afnemen. Of er<br />
sprake is van een constant of fluctuerend aandachtsniveau<br />
kan bepaald wor<strong>de</strong>n met behulp van <strong>de</strong> percentielscore<br />
behoren<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> SB-waar<strong>de</strong>.<br />
Test bestaan<strong>de</strong> uit 14 regels met elk 47 items. Op <strong>de</strong>ze<br />
regels staan doelstimuli bestaan<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> letter d met twee<br />
apostroffen of verticale streepjes en aflei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> stimuli.<br />
Opdracht voor <strong>de</strong> geteste is om doelstimuli te i<strong>de</strong>ntificeren<br />
en door te strepen. Per regel is <strong>de</strong> maximum tijd 20<br />
secon<strong>de</strong>n.<br />
5 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De normen zijn onvoldoen<strong>de</strong> omdat ze niet representatief zijn of niet te beoor<strong>de</strong>len. Naar <strong>de</strong><br />
overige zaken is geen on<strong>de</strong>rzoek gedaan (COTAN, 2008).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De test is goed genormeerd en geeft ook een indicatie voor een slechter functioneren van het<br />
werkgeheugen.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Wanneer <strong>de</strong>ze test te moeilijk is, bijvoorbeeld bij zwakke lezers, kan <strong>de</strong> Bourdon-Vos of <strong>de</strong> CDT<br />
wor<strong>de</strong>n afgenomen.<br />
De steekproef waarop <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse normering is gebaseerd is afkomstig van <strong>de</strong> MAAS Study<br />
(Maastrichtse Aging Study), en zijn normaalbegaaf<strong>de</strong> volwassenen. Voor het berekenen van <strong>de</strong><br />
standaardscores is een Excel file beschikbaar.<br />
Bourdon-Vos<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste<br />
literatuurbron/vindplaats<br />
Bourdon-Vos<br />
Vos, 1988; Vos, 1998<br />
27
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
N.v.t.<br />
Deze test is zinvol voor het meten van schommelingen in<br />
aandacht en concentratie. Tevens geeft <strong>de</strong>ze informatie bij een<br />
slechte concentratie en grote afleidbaarheid, bij snel<br />
gefrustreer<strong>de</strong> of impulsieve mensen.<br />
6 t/m 17 jaar.<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie<br />
af te nemen)<br />
De test bestaat uit een blad met 33 regels van elk 24 figuren<br />
met 3, 4 of 5 stippen. De 4-stip figuren zijn voor 50% vierkant en<br />
voor 50% ruitvormig. Men moet zo snel mogelijk,<br />
onon<strong>de</strong>rbroken, alle 4-stip figuren doorstrepen. Er zijn twee<br />
oefenregels.<br />
7-14 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Normgroepen te klein en normen niet representatief en/of <strong>de</strong> representativiteit is niet te<br />
beoor<strong>de</strong>len. De normen zijn verou<strong>de</strong>rd (COTAN, 1997).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
In het algemeen moet <strong>de</strong>ze test gezien wor<strong>de</strong>n in relatie tot test- en observatiegegevens. Deze<br />
test is geschikt voor hoog tot matig verstan<strong>de</strong>lijk beperkten.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er is een variant voor volwassen: <strong>de</strong> Bourdon Wiersma. Deze is 3 keer zo lang en kan voor veel<br />
frustratie zorgen. Wel zijn <strong>de</strong> normen <strong>hier</strong>van waarschijnlijk beter toe passen betreffen<strong>de</strong> leeftijd.<br />
CPT II (Continuous Performance Test II)<br />
Naam instrument<br />
CPT II (Continuous Performance Test II)<br />
Belangrijkste<br />
literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Conners, 2004<br />
Nee.<br />
De CPT is een computeriseer<strong>de</strong> test die <strong>de</strong> langdurig<br />
volgehou<strong>de</strong>n aandacht en impulsiviteit meet.<br />
6 jaar en ou<strong>de</strong>r.<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie<br />
af te nemen)<br />
Er wor<strong>de</strong>n met wisselen<strong>de</strong> intervallen (1, 2 of 4 secon<strong>de</strong>n)<br />
stimuli in <strong>de</strong> vorm van letters aangebo<strong>de</strong>n. Op alle letters, met<br />
uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> letter X, moet een reactie gegeven wor<strong>de</strong>n<br />
(spatiebalk indrukken).<br />
De test duurt 15 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Niet beoor<strong>de</strong>eld door Cotan.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Deze test wordt veel gebruikt om aandachtsproblemen op te sporen: kan indicatief zijn voor ADHD.<br />
Ook zou<strong>de</strong>n mensen met schizofrenie en <strong>de</strong>pressie bedui<strong>de</strong>nd slechter scoren op <strong>de</strong>ze test.<br />
De Task Force heeft met <strong>de</strong>ze test geen ervaring bij <strong>de</strong> LVB-groep.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
28
2.3.4 Conclusies en aanbevelingen<br />
Aangezien on<strong>de</strong>rzoek naar het gebruik van screeningsinstrumenten ontbreekt, is ondui<strong>de</strong>lijk<br />
of zij geschikt zijn voor het vaststellen van ADHD bij volwassenen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking. Voorlopig lijkt het gebruik van <strong>de</strong> relatief eenvoudige zelfrapportagelijst van Kooij<br />
en Buitelaar (201), <strong>de</strong> DIVA, het meest aan te ra<strong>de</strong>n, naast heteroanamnese, dossierstudie<br />
en observatie. Het verdient aanbeveling om <strong>de</strong> DIVA af te nemen bij <strong>de</strong> cliënt samen met<br />
iemand die <strong>de</strong>ze goed kent. Een sociotherapeut of persoon die een cliënt goed kent, kan<br />
hem ook daarnaast extra invullen.<br />
Wellicht kan er een aangepaste versie van <strong>de</strong> DIVA wor<strong>de</strong>n ontwikkeld, met eenvoudiger<br />
taalgebruik, om in te zetten als diagnostisch instrument bij verstan<strong>de</strong>lijk beperkte<br />
volwassenen. Mogelijk kan er wor<strong>de</strong>n volstaan met het vragen van <strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> algemene vraag te stellen.<br />
Testdiagnostisch on<strong>de</strong>rzoek kan ingezet wor<strong>de</strong>n nadat <strong>de</strong> diagnose AD(H)D gesteld is, met<br />
als doel het opstellen van een sterkte-zwakte analyse. De BADS meet alle executieve<br />
functies en is genormeerd voor <strong>de</strong> LVB doelgroep. Daarnaast kan het werkgeheugen<br />
gemeten wor<strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> 15-woor<strong>de</strong>ntest. Grofweg kan gezegd wor<strong>de</strong>n dat „het aantal<br />
cijfers vooruit op <strong>de</strong> subtest Cijferreeksen plus twee‟ <strong>de</strong> maximale score van woor<strong>de</strong>n moet<br />
zijn op <strong>de</strong> eerste vijf trials van <strong>de</strong> 15-woor<strong>de</strong>ntest.<br />
Aandacht en concentratie kunnen met verschillen<strong>de</strong> neuropsychologische tests gemeten<br />
wor<strong>de</strong>n. Er kan aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tests gedacht wor<strong>de</strong>n: De Strooptest meet<br />
interferentiegevoeligheid. De Trailmakingtest meet ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> aandacht; <strong>de</strong> D2, Bourdon-Vos<br />
en <strong>de</strong> Continuous Performance Test meten <strong>de</strong> volgehou<strong>de</strong>n aandacht. Deze tests zijn vaak<br />
nog wel genormeerd voor zwakbegaaf<strong>de</strong>n (laagste normgroep), maar niet voor licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten. Voor <strong>de</strong> normering geldt grofweg 1 standaard<strong>de</strong>viatie on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
laagste normgroep.<br />
29
2.4 AUTISMESPECTRUM STOORNISSEN<br />
2.4.1 Inleiding<br />
Autismespectrum stoornissen (ASS) staan zeer in <strong>de</strong> belangstelling, ook in <strong>de</strong> forensische<br />
zorg (Bartels, 2008]). Kenmerken van verstan<strong>de</strong>lijke beperkingen lijken echter vaak sterk op<br />
ASS-kenmerken. Voorbeel<strong>de</strong>n van zulke kenmerken zijn: concreet <strong>de</strong>nken, zwak sociaal<br />
inzicht en Theory of Mind (ToM), beperkt werkgeheugen, problemen met zelfsturing, met<br />
transfer en generalisatie van geleer<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n, moeizame organisatie van gedrag en<br />
moeite met overzicht hou<strong>de</strong>n (lezing M.A. Mul<strong>de</strong>r, congres Connect, 2011).<br />
Deze overeenkomst in kenmerken kan lei<strong>de</strong>n tot “diagnostic overschadowing” van ASS door<br />
<strong>de</strong> LVB: <strong>de</strong> emotionele en gedragsproblemen wor<strong>de</strong>n toegeschreven aan <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking en het autisme wordt gemist. Van Berckelaer Onnes (2007) <strong>de</strong>nkt daarom dat er<br />
sprake is van on<strong>de</strong>rdiagnosticeren. Het omgekeer<strong>de</strong> is echter ook goed <strong>de</strong>nkbaar wanneer<br />
<strong>de</strong> diagnosticus niet goed bekend is met LVB: kenmerken van LVB wor<strong>de</strong>n aangezien voor<br />
ASS.<br />
Mensen met ASS zijn gemid<strong>de</strong>ld niet <strong>de</strong>linquenter of gewelddadiger dan an<strong>de</strong>ren, maar er<br />
zijn wel gewelddadige en gevaarlijke mensen met ASS (Mouridsen, 2012). Dit is <strong>de</strong><br />
algemene ervaring van werkers in <strong>de</strong> forensische zorg en er is enige empirische<br />
on<strong>de</strong>rsteuning voor (Anckarsater, 2006; Bayat, 2011; Scheper, 2007). Dit betekent dat <strong>de</strong><br />
spreiding van gewelddadigheid bij mensen met ASS groter is: er zijn meer mensen met ASS<br />
die gewelddadig zijn dan on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> algemene bevolking, maar ook meer die dit geheel niet<br />
zijn.<br />
Mensen met LVB plegen wel vaker criminaliteit en zijn vaker gewelddadig dan mensen met<br />
een normale begaafdheid (Bartels, 2011; Teeuwen, 2012). Van <strong>de</strong> combinatie LVB-ASS<br />
kunnen we dus verwachten dat een <strong>de</strong>el van hen gewelddadig is: naar personen,<br />
voorwerpen (vernieling), naar dieren en naar zichzelf (zelfverwonding).<br />
De volgen<strong>de</strong> kenmerken van mensen met ASS kunnen soms kunnen lei<strong>de</strong>n tot problemen<br />
met emotieregulatie en agressie (Bartels, Fluttert & Hoevenaars, in voorbereiding).<br />
1 Niet on<strong>de</strong>rkennen eigen spannings/activatieniveau<br />
2 Moeite met mentaal schakelen en met van het ene on<strong>de</strong>rwerp op het an<strong>de</strong>re<br />
overgaan. Mensen met ASS raken <strong>hier</strong> gestresst van, en labelen dan soms hun<br />
spanningsniveau als boosheid op een an<strong>de</strong>r.<br />
3 Rationalisaties gebruiken die ze van an<strong>de</strong>ren horen, maar daarbij niet beseffen wat<br />
ze eigenlijk zeggen en dan van slag raken als wordt doorgevraagd om toelichting.<br />
4 Tekorten in het autobiografisch geheugen, waardoor ze zich telkens iets an<strong>de</strong>rs<br />
herinneren. Soms herinneren ze zich ook niets (een <strong>de</strong>nkblokka<strong>de</strong>) en verzinnen<br />
wat, om aan <strong>de</strong> verwachtingen te voldoen. Dit maakt hen evenwel in <strong>de</strong> ogen van<br />
an<strong>de</strong>ren onbetrouwbaar.<br />
5 Problemen met transfer en generalisatie van iets wat geleerd is naar toepassing in<br />
an<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n.<br />
6 Beperkt besef van wat er in an<strong>de</strong>ren omgaat (Theory of Mind, ToM). Ze hebben wel<br />
een ToM, maar gebruiken die min<strong>de</strong>r vaak en min<strong>de</strong>r spontaan.<br />
Bartels (2008, 2012) on<strong>de</strong>rscheidt vijf typen <strong>de</strong>licten die specifiek zijn voor mensen met ASS.<br />
Het on<strong>de</strong>rscheid is gebaseerd op <strong>de</strong> literatuur (Mouridsen, 2012) en op <strong>de</strong> ervaring in het<br />
zorgprogramma ASS van het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen van 2001-2012. (NB: Het<br />
is niet bekend of dit ook geldt voor cliënten met LVB).<br />
Deze typen <strong>de</strong>licten zijn:<br />
30
1. Onre<strong>de</strong>lijke, starre, <strong>de</strong>licten (vaak herhalings<strong>de</strong>licten) waarbij aanleiding en agressie<br />
niet in verhouding staan (agressie jegens een tramconducteur die op een voor <strong>de</strong><br />
persoon onaangename manier spreekt).<br />
2. Brandstichting.<br />
3. Bizarre <strong>de</strong>licten waarbij los wordt gekomen van <strong>de</strong> sociale werkelijkheid (bijvoorbeeld<br />
iemand do<strong>de</strong>n om mee te maken hoe dat is).<br />
4. Plotselinge agressie als <strong>de</strong> draagkracht en het adaptatievermogen overschre<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
5. Seksuele <strong>de</strong>licten met een dwang- of ritueel karakter, „preoccupatie-achtig‟.<br />
2.4.2 Diagnosticeren, differentiaaldiagnostiek en comorbiditeit<br />
Het diagnostisch proces leidt tot een DSM classificatie en een beschrijven<strong>de</strong> diagnose. Door<br />
<strong>de</strong> heterogeniteit van ASS bij LVB is naast <strong>de</strong> DSM classificatie juist <strong>de</strong> beschrijven<strong>de</strong><br />
diagnose van groot belang als vertrekpunt voor behan<strong>de</strong>ling en begeleiding.<br />
Voor <strong>de</strong> DSM classificatie ASS wordt uitgegaan van een tria<strong>de</strong> aan gedragskenmerken:<br />
- kwalitatieve beperkingen in <strong>de</strong> sociale interactie<br />
- kwalitatieve beperkingen in <strong>de</strong> communicatie<br />
- beperkte, zich herhalen<strong>de</strong> en stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en<br />
activiteiten.<br />
Deze kenmerken moeten vanaf <strong>de</strong> vroege jeugd zichtbaar zijn geweest, hoewel het kan zijn<br />
dat ze pas later in het leven lei<strong>de</strong>n tot beperkingen en handicaps.<br />
Bovengenoem<strong>de</strong> kenmerken van ASS komen ook veel voor bij LVB, een stoornis die<br />
eveneens een begin in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rtijd kent. An<strong>de</strong>re overeenkomsten van LVB en ASS zijn:<br />
moeite met benoemen van gevoelens, weinig zelfinzicht en sociaal inzicht, moeite met<br />
transfer en generalisatie en gebrek aan overzicht. Toch is het voor een ervaren diagnosticus<br />
meestal wel mogelijk om bij LVB <strong>de</strong> bijkomen<strong>de</strong> autistische kenmerken te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n,<br />
hoewel er ook altijd cliënten zullen zijn bij wie <strong>de</strong> twijfel blijft. Vooral wanneer er ook sprake is<br />
van (het vermoe<strong>de</strong>n van) Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) of een genetisch syndroom.<br />
Op grond van <strong>de</strong> drie gedragskenmerken wordt bepaald van welke stoornis in het autistisch<br />
spectrum er sprake is. NB: met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> DSM-V is <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling niet<br />
meer in gebruik.<br />
Klassiek autisme: <strong>de</strong>ze stoornis heeft alle drie <strong>de</strong> hoofdkenmerken, en zal vanwege <strong>de</strong><br />
veelheid aan kenmerken over het algemeen in <strong>de</strong> jeugd al herkend zijn. Bij LVB komt het<br />
vaak voor dat eerst <strong>de</strong> diagnose PDD-NOS is gesteld, vanuit het i<strong>de</strong>e dat <strong>de</strong> handicaps<br />
vooral door <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking wor<strong>de</strong>n veroorzaakt. De stoornis blijkt dan in <strong>de</strong> loop<br />
van het leven toch een bepalen<strong>de</strong> factor die <strong>de</strong> diagnose klassiek autisme rechtvaardigt.<br />
PDD-NOS: een diagnostische categorie waarbij niet aan alle drie <strong>de</strong> hoofdkenmerken wordt<br />
voldaan. Het is daarmee een heterogene restcategorie. Deze diagnose wordt in <strong>de</strong><br />
diagnostische praktijk op verschillen<strong>de</strong> manieren toegepast: op grond van het aantal<br />
kenmerken, maar ook op grond van <strong>de</strong> handicap die erdoor ontstaat. De diagnose wordt dan<br />
toegepast als naam voor een soort “autisme-light” of “twijfel-autisme”.<br />
De diagnose PDD-NOS is sociaal meer geaccepteerd dan klassiek autisme. Het is <strong>de</strong> meest<br />
voorkomen<strong>de</strong> ASS-diagnose bij zowel bij LVB als bij normale begaafdheid. Het advies is<br />
echter om goed af te wegen of er toch geen sprake is van klassiek autisme.<br />
Asperger: <strong>de</strong>ze categorie is als DSM diagnose bij <strong>de</strong> doelgroep LVB niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Een<br />
significante achterstand in <strong>de</strong> cognitieve ontwikkeling is immers een uitsluitingcriterium,<br />
terwijl dat een voorwaar<strong>de</strong> is om tot <strong>de</strong> categorie LVB gerekend te wor<strong>de</strong>n. Er kan wel<br />
sprake zijn van een Asperger-profiel, wanneer <strong>de</strong> problemen zich wel in <strong>de</strong> sociale interactie<br />
31
maar niet in <strong>de</strong> communicatie voordoen, en er bovendien sprake is van beperkte, zich<br />
herhalen<strong>de</strong> en stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten. Het prototype<br />
van een Asperger-cliënt (cognitief sterk maar sociaal en motorisch onhandig) komt echter<br />
niet voor bij <strong>de</strong> LVB doelgroep, en <strong>de</strong> hulpverleningsvormen die ontwikkeld zijn voor <strong>de</strong>ze<br />
groep cliënten zullen niet aansluiten. Om die re<strong>de</strong>n wordt aangera<strong>de</strong>n <strong>de</strong> term Asperger niet<br />
te gebruiken.In <strong>de</strong> beschrijven<strong>de</strong> diagnose kunnen ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> typeringen gebruikt<br />
wor<strong>de</strong>n:<br />
MCDD: Deze niet officiële diagnose wordt gezien als een subtype van PDD-NOS. Bij MCDD<br />
staan <strong>de</strong> sociale problemen niet op <strong>de</strong> voorgrond, hoewel er wel sprake moet zijn van<br />
tekorten op dat vlak.<br />
MCDD heeft als belangrijke kenmerken stoornissen in <strong>de</strong> emotieregulatie (vooral wat betreft<br />
angst en woe<strong>de</strong>) en <strong>de</strong>nkstoornissen Ook mil<strong>de</strong>, voorbijgaan<strong>de</strong> psychotische symptomen<br />
kunnen voorkomen. De diagnose MCDD gaat vaak gepaard met ernstige gedragsproblemen.<br />
De diagnose MCDD moet met terughou<strong>de</strong>ndheid wor<strong>de</strong>n gegeven. Aanbevolen wordt ook <strong>de</strong><br />
richtlijn persoonlijkheidsstoornissen te volgen ten behoeve van differentiaaldiagnostiek met<br />
<strong>de</strong> bor<strong>de</strong>rline persoonlijkheidsstoornis. Ook bij <strong>de</strong>ze persoonlijkheidsstoornis is <strong>de</strong> cliënt niet<br />
in staat tot “gewoon” contact, maar in dat geval wordt <strong>de</strong> contactlegging gekenmerkt door<br />
wisselingen (“aantrekken en afstoten”).<br />
NLD: <strong>de</strong>ze diagnose kent een grote overlap met ASS, maar wordt niet gesteld op grond van<br />
het gedragsbeeld maar op grond van een neuropsychologisch en didactisch profiel. Voor<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar NLD wordt dan ook verwezen naar <strong>de</strong> richtlijn neuropsychologische<br />
functiedomeinen.<br />
Ook kan een on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>ling wor<strong>de</strong>n gemaakt op grond van <strong>de</strong> manier van contact leggen.<br />
Lorna Wing en Judith Gould hebben drie types voorgesteld, die door Peter Vermeulen als<br />
volgt wor<strong>de</strong>n aangeduid: (Brein bedriegt, 1999)<br />
- <strong>de</strong> afzijdige groep die weinig contact zoekt en weinig reageert op toena<strong>de</strong>ring door<br />
an<strong>de</strong>ren<br />
- <strong>de</strong> passieve groep die zelf weinig contact zoekt maar wel reageert op toena<strong>de</strong>ring<br />
door an<strong>de</strong>ren,<br />
- De actieve-maar-bizarre groep die wel contact zoekt en ook reageert op toena<strong>de</strong>ring,<br />
maar op een onaangepaste manier.<br />
Peter Vermeulen heeft nog twee subtypes toegevoegd, namelijk <strong>de</strong> hoogdraven<strong>de</strong> groep en<br />
<strong>de</strong> groep “extreme variant van het normale”. Deze subtypes zijn echter vooral van<br />
toepassing bij een normale tot hoge cognitieve begaafdheid (nerd-achtige types).<br />
Indien er ASS-kenmerken zijn, is het vervolg dat men (mogelijke) an<strong>de</strong>re stoornissen in<br />
overweging neemt: is er sprake van comorbiditeit (én-én) of is differentiële diagnostiek aan<br />
<strong>de</strong> or<strong>de</strong> (óf-óf). Het kan bijvoorbeeld zijn ASS én <strong>de</strong>pressie maar ook ASS óf <strong>de</strong>pressie<br />
(Bartels, Verbeeck & Horwitz, 2012).<br />
ASS kent een comorbiditeit met vooral ADHD, schizofrenie en narcistische trekken. Voor<br />
differentiaaldiagnostiek dient naast bovenstaan<strong>de</strong> stoornissen ook gedacht te wor<strong>de</strong>n aan<br />
angststoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.<br />
ADHD: Mensen met ADHD hebben eveneens problemen in het executief functioneren. Zij<br />
zijn wel in staat tot het zich verplaatsen in gedachten en gevoelens van an<strong>de</strong>re mensen<br />
(ToM), maar nemen daar vaak niet <strong>de</strong> tijd voor door hun impulsiviteit en vluchtige gedrag.<br />
32
Door ze „stil‟ te zetten en op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r te richten, verbetert <strong>de</strong> prestatie. Comorbiditeit komt<br />
veelvuldig voor en in dat geval kunnen bei<strong>de</strong> diagnoses gesteld wor<strong>de</strong>n.<br />
Schizofrenie: De differentiaaldiagnostiek met schizofrenie kan on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n met<br />
behulp van <strong>de</strong> ontwikkelingsanamnese. Bij schizofrenie zijn <strong>de</strong> problemen in interactie en<br />
communicatie in <strong>de</strong> jeugd nog niet aanwezig, en er wordt een „knik‟ in <strong>de</strong> ontwikkeling gezien<br />
vanaf <strong>de</strong> eerste psychose. Psychotische symptomen zijn geen contra-indicatie voor <strong>de</strong><br />
diagnose ASS: één op <strong>de</strong> drie autisten krijgt in <strong>de</strong> loop van zijn leven een psychose. Of er<br />
naast ASS eveneens sprake is van schizofrenie, kan bepaald wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong><br />
DSM-IV criteria van schizofrenie.<br />
Narcistische trekken: Bij mensen met ASS en LVB wor<strong>de</strong>n soms “”narcistische trekken”<br />
gezien die voortvloeien uit hun beperkingen. De volgen<strong>de</strong> factoren spelen daarbij een rol:<br />
overschatting van <strong>de</strong> eigen capaciteiten, een gebrek aan inzicht in <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van<br />
maatschappelijke rollen, en een “simpele” kijk op <strong>de</strong> capaciteiten van an<strong>de</strong>ren (menen dat<br />
jij ook wel minister kunt zijn omdat je hebt meegemaakt dat een minister eenvoudige vragen<br />
aan je stel<strong>de</strong>).<br />
Ver<strong>de</strong>r wordt narcistische afweer bij zowel LVB-ers als bij autisten vaak gezien. Deze komt<br />
voort uit een verle<strong>de</strong>n met ervaringen van „op <strong>de</strong> tenen lopen‟, en „er niet bij te horen‟ en <strong>de</strong><br />
daaruit voortvloeien<strong>de</strong> onzekerheid. LVB-ers met ASS zullen dit echter niet op <strong>de</strong>ze manier<br />
(kunnen) verwoor<strong>de</strong>n en stellen zich eer<strong>de</strong>r „tegenafhankelijk‟ op. Wanneer <strong>de</strong>ze<br />
problematiek hardnekkig is, is <strong>de</strong> praktijkervaring dat het onvermogen vanuit ASS vaak over<br />
het hoofd wordt gezien.<br />
Angststoornissen: Hierbij moet gedacht wor<strong>de</strong>n aan een obsessief compulsieve stoornis<br />
(OCD). Bij OCD wordt het repetitief gedrag als egodystoon ervaren, terwijl dat gedrag bij<br />
ASS als egosyntoon en rustgevend wordt ervaren. LVB-ers zijn zich vaak min<strong>de</strong>r bewust van<br />
<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van hun gedrag, waardoor dit on<strong>de</strong>rscheid moeilijk te maken is. De diagnosticus is<br />
<strong>hier</strong> vooral aangewezen op zijn eigen observaties.<br />
Bij zowel OCD als <strong>de</strong> sociale angststoornis, is het verschil met ASS het vermogen tot ToM.<br />
Dit blijft ingewikkeld omdat mensen met sociale angst waarschijnlijk door min<strong>de</strong>r oefening<br />
met sociaal gedrag een zwakkere prestatie laten zien.<br />
Persoonlijkheidsstoornissen: Bij LVB-ers komt een verstoor<strong>de</strong> hechting vaker voor dan bij<br />
normaal begaaf<strong>de</strong>n. Dit wordt veroorzaakt door hun achtergrond en levenservaringen. Voor<br />
meer informatie <strong>hier</strong>over wordt <strong>hier</strong> verwezen naar het hoofdstuk van Van Toorn (2008) over<br />
zwakbegaafdheid. Een verstoor<strong>de</strong> hechting maakt vatbaar voor <strong>de</strong> ontwikkeling van een<br />
persoonlijkheidsstoornis. Verstoor<strong>de</strong> hechting komt eveneens vaak bij autisten voor. Dit heeft<br />
er on<strong>de</strong>rmeer mee te maken dat mensen met ASS <strong>de</strong> wereld min<strong>de</strong>r goed begrijpen en niet<br />
a<strong>de</strong>quaat reageren op <strong>de</strong> sensitiviteit van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs.<br />
Een an<strong>de</strong>re oorzaak van persoonlijkheidsproblematiek is het lagere niveau van sociaalemotioneel<br />
functioneren van mensen met LVB. Zo functioneren vooral mensen met een licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijke handicap (maar ook zwakbegaaf<strong>de</strong>n) nog vaak in een egocentrisch stadium<br />
van gewetensontwikkeling, met vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> empathische vermogens als kenmerk.<br />
2.4.3 Protocol voor diagnostiek van ASS bij LVB<br />
<strong>Diagnostiek</strong> van ASS bij volwassenen met LVB is een intensief en tijdrovend proces. De<br />
reguliere testinstrumenten voor ASS zijn niet zon<strong>de</strong>rmeer geschikt voor <strong>de</strong> LVB-doelgroep:<br />
<strong>de</strong> vragen en opgaven zijn vaak te moeilijk en <strong>de</strong> normen van <strong>de</strong> tests zijn gebaseerd op<br />
33
normaal begaaf<strong>de</strong>n. Bovendien sluiten items soms inhou<strong>de</strong>lijk niet aan bij hun<br />
belevingswereld (bv. vragen over literatuur en toneel).<br />
Door hun LVB hebben zij bovendien al een handicap wat betreft werk en opleiding, en<br />
moeite met het vin<strong>de</strong>n van aansluiting. Hun maatschappelijk functioneren is dus geen maat<br />
voor ASS. Daar komt nog bij dat <strong>de</strong> diagnosticus veel min<strong>de</strong>r af kan gaan op hun<br />
zelfrapportage. Cliënten met LVB hebben vaak zelf geen besef van hun “an<strong>de</strong>re”<br />
informatieverwerking. Er bestaan diverse richtlijnen voor <strong>de</strong> diagnostiek van ASS bij normaal<br />
begaaf<strong>de</strong> volwassenen. Van Berckelaer-Onnes (2007) stelt voor om <strong>de</strong> diagnostiek van ASS<br />
te laten bestaan uit meer<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len: anamnese, screening, interviews met <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n,<br />
teston<strong>de</strong>rzoek op verschillen<strong>de</strong> ontwikkelingsgebie<strong>de</strong>n, projectieve tests, observaties en<br />
gesprekken. Recent verscheen een overzicht van het hele diagnostisch proces (Kan,<br />
Verbeeck & Bartels, 2012). Projectieve tests komen daarin niet voor. De Task Force sluit<br />
zich <strong>hier</strong>bij aan en raadt projectieve tests af omdat <strong>de</strong>ze te weinig differentiëren tussen LVB<br />
en ASS.<br />
Het protocol van SamenwerkingsVerband Autisme (2004) raadt aan naast on<strong>de</strong>rzoek naar<br />
ASS-kenmerken, ook on<strong>de</strong>rzoek te doen naar redzaamheid, persoonlijkheidsaspecten, het<br />
temperament, en didactisch en medisch on<strong>de</strong>rzoek uit te voeren. Deze aspecten zijn niet<br />
bepalend voor <strong>de</strong> diagnose ASS sec, maar wel voor <strong>de</strong> comorbiditeit en voor het opstellen<br />
van een behan<strong>de</strong>l- of begeleidingsplan.<br />
Hieron<strong>de</strong>r wordt weergegeven welke fasen achtereenvolgend doorlopen dienen te wor<strong>de</strong>n<br />
tij<strong>de</strong>ns het diagnostisch proces. In het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk wor<strong>de</strong>n adviezen gegeven over te<br />
gebruiken instrumenten, en over <strong>de</strong> interpretatie en <strong>de</strong> valkuilen daarbij. Op het eind van het<br />
hoofdstuk wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> belangrijkste tests <strong>de</strong> specificaties gegeven.<br />
Het spreekt voor zich dat allereerst <strong>de</strong> cognitieve mogelijkhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> cliënt goed in kaart<br />
gebracht moeten zijn, voordat met on<strong>de</strong>rzoek naar ASS kan wor<strong>de</strong>n begonnen. De<br />
bevindingen zullen immers altijd moeten wor<strong>de</strong>n afgezet tegen het algemeen niveau van<br />
functioneren van <strong>de</strong> cliënt. De meest gebruikte test <strong>hier</strong>voor is <strong>de</strong> WAIS III (binnenkort <strong>de</strong><br />
WAIS IV). Voor <strong>de</strong> WAIS wordt gesteld dat bij ASS het performale IQ vaak hoger zou zijn dan het<br />
verbale IQ. Er kunnen grote verschillen zijn tussen <strong>de</strong> uitkomsten van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> subtests. De<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len informatie, blokpatronen en figuurleggen kunnen relatief sterker zijn. De ruimtelijk<br />
analytische factor is sterker. Bij het Syndroom van Asperger zijn informatie en blokpatronen relatief<br />
sterk. Het begrijpen is relatief laag en substitutie zwak. Het verbale IQ is <strong>hier</strong> vaak hoger dan het<br />
performale.<br />
Onvolledige tekeningen scoren autisten relatief hoog vanwege goed oog voor <strong>de</strong>tails<br />
(tegenovergestel<strong>de</strong> van CC). Bij Blokpatronen maken autisten vaak gebruik van <strong>de</strong> strategie „trial and<br />
error‟ wat bij <strong>de</strong>ze test tot relatief goe<strong>de</strong> prestaties kan lei<strong>de</strong>n. Het gaat dus niet om <strong>de</strong> hoge score op<br />
zich, maar om het observeren van <strong>de</strong> gebruikte oplossingsstrategie. Relatief lage scores op Plaatjes<br />
Or<strong>de</strong>nen en Begrijpen omdat <strong>de</strong>ze tests gaan over praktische oplossingen in sociale situaties (ToM).<br />
Bij navaag over <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> plaatjes van PO, blijkt vaak dat autisten zich richtten op<br />
onbedui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong>tails om <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> te bepalen. Het niet begrijpen van spreekwoor<strong>de</strong>n (Begrijpen).<br />
Voor mensen met LVB zijn <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> spreekwoor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> WAIS bijna allemaal te moeilijk. Vraag<br />
daarom na of <strong>de</strong> persoon een spreekwoord kan noemen en vervolgens of hij/zij <strong>de</strong> betekenis <strong>hier</strong>van<br />
kan noemen. Begrip van spreekwoor<strong>de</strong>lijke taal is een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van ToM.<br />
Relatief lage scores op Figuurleggen vanwege het gebrek aan centrale coherentie waardoor zij het<br />
geheel (het plaatje) niet overzien en <strong>de</strong> puzzel niet kunnen leggen. Soms weten autisten alsnog een<br />
hoge score te behalen door <strong>de</strong> puzzel te leggen, puur aan <strong>de</strong> hand van. <strong>de</strong> vorm van <strong>de</strong><br />
puzzelstukjes. Ook <strong>hier</strong> is observatie van werkstrategie belangrijk. Het werkgeheugen kan zwak zijn<br />
(EF).<br />
Het intelligentieprofiel van mensen met ADHD wordt vaker gekenmerkt door een relatief zwakke<br />
prestatie op <strong>de</strong> Werkgeheugenin<strong>de</strong>x en <strong>de</strong> Verwerkingssnelheid, met relatief sterkere prestaties op <strong>de</strong><br />
Verbal Begripin<strong>de</strong>x en <strong>de</strong> Perceptuele Organisatie-in<strong>de</strong>x.<br />
34
Ver<strong>de</strong>r is het ook van belang om het dossier goed te analyseren, m.n. verslaglegging over <strong>de</strong><br />
jeugd en over het functioneren in sociale situaties. Ook ou<strong>de</strong> schoolon<strong>de</strong>rzoeken en<br />
psychologische en psychiatrische on<strong>de</strong>rzoeken kunnen bruikbare informatie opleveren.<br />
Over het algemeen wordt pas begonnen met het diagnostisch proces naar ASS wanneer<br />
daarvoor aanwijzingen zijn afkomstig van <strong>de</strong> cliënt zelf of het cliëntsysteem, van verwijzers of<br />
van het behan<strong>de</strong>lteam. Het is echter aan te bevelen om alle LVB-cliënten te screenen<br />
vanwege <strong>de</strong> hoge comorbiditeit van ASS en LVB (50 tot 80 procent, in <strong>de</strong> forensische<br />
psychiatrie hoger dan in <strong>de</strong> reguliere psychiatrie, zie Bartels, Verbeeck & Horwitz, 2012)<br />
Hiervoor bestaan korte screeningslijstjes, die echter niet zijn afgestemd op <strong>de</strong> doelgroep<br />
LVB. (ASDASQ, ASSQ)<br />
Als men dan besluit tot ASS diagnostiek, wor<strong>de</strong>n eerst meer screeningsinstrumenten<br />
ingezet. Dit betreft dan een vragenlijst voor <strong>de</strong> cliënt (AQ) of een observatielijst voor mensen<br />
die hem goed kennen (AVZ-R, VIS-V, Mesdag ASS vragenlijst)<br />
Wanneer er dui<strong>de</strong>lijke aanwijzingen zijn voor ASS, wor<strong>de</strong>n als volgen<strong>de</strong> stappen<br />
gedragsobservatie en een ontwikkelingsanamnese aanbevolen. Bij een klinische opname<br />
heeft het <strong>de</strong> voorkeur om met observatie te beginnen, aangezien dit in <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n<br />
van opname in een behan<strong>de</strong>lkliniek standaard gebeurt en gerichte observatie naar<br />
autistische kenmerken weinig extra werk kost.<br />
Komt <strong>de</strong> cliënt echter ambulant in behan<strong>de</strong>ling, dan is er min<strong>de</strong>r zicht op het dagelijks<br />
functioneren en verdient het <strong>de</strong> voorkeur te starten met een ontwikkelingsanamnese bij<br />
iemand die <strong>de</strong> cliënt van jongs af aan en van dichtbij kent. Doorgaans zijn dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs.<br />
Hierbij dient aangemerkt te wor<strong>de</strong>n dat ou<strong>de</strong>rs van LVB cliënten vaak zelf ook beperkingen<br />
hebben vanwege een beperkte intelligentie en/of ASS. Een afwijken<strong>de</strong> ontwikkeling zullen zij<br />
soms niet als zodanig herkennen. De betrouwbaarheid van <strong>de</strong> anamnese kan vergroot<br />
wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> lijst tij<strong>de</strong>ns een interview in te vullen, waarbij <strong>de</strong> diagnosticus – die <strong>de</strong> cliënt<br />
kent - concrete en gerichte vragen stelt. De betrouwbaarheid kan tevens wor<strong>de</strong>n vergroot<br />
door <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs voorbeel<strong>de</strong>n te vragen bij <strong>de</strong> items die zij herkenbaar vin<strong>de</strong>n bij hun zoon of<br />
dochter. Zo kan <strong>de</strong> diagnosticus beoor<strong>de</strong>len of ou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> vragen op <strong>de</strong> juiste manier<br />
interpreteren. Op <strong>de</strong>ze manier duurt het invullen van een ontwikkelingsanamnese rond <strong>de</strong><br />
2.5 uur.<br />
Vervolgens kan in een multidisciplinair team <strong>de</strong> (voorlopige) DSM-IV diagnose ASS wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld of verworpen. Alternatieve diagnoses wor<strong>de</strong>n afgewogen en eventuele comorbi<strong>de</strong><br />
stoornissen wor<strong>de</strong>n benoemd.<br />
Het kan ook zijn dan men blijft twijfelen, en dan kan een fase van procesdiagnostiek wor<strong>de</strong>n<br />
ingelast. Dit wil zeggen dat er gericht wordt geobserveerd en dat <strong>de</strong> observaties wor<strong>de</strong>n<br />
gewogen. In een klinische setting of in dagbehan<strong>de</strong>ling is dat makkelijker te realiseren dan in<br />
een ambulante setting. De observaties moeten namelijk een perio<strong>de</strong> van enkele weken<br />
beslaan.<br />
Testdiagnostiek op het gebied van neuropsychologie en sociale cognitie kan wor<strong>de</strong>n ingezet<br />
om steunbewijs voor <strong>de</strong> diagnose te vergaren, maar kan ook na <strong>de</strong> diagnosestelling wor<strong>de</strong>n<br />
gebruikt voor het maken van een sterkte-zwakte analyse.<br />
Testdiagnostisch on<strong>de</strong>rzoek richt zich op <strong>de</strong> drie functiegebie<strong>de</strong>n, waarvan veron<strong>de</strong>rsteld<br />
wordt dat <strong>de</strong>ze bij ASS in meer<strong>de</strong>re of min<strong>de</strong>re mate verstoord zijn: Theory of Mind (ToM),<br />
Centrale Coherentie (CC) en <strong>de</strong> Executieve Functies (EF).<br />
35
ToM is het vermogen om zich te verplaatsen in gedachten en gevoelens van an<strong>de</strong>re<br />
mensen, maar ook van zichzelf.<br />
CC betekent een geheel kunnen zien uit <strong>de</strong>len, overzicht hebben en kunnen integreren.<br />
EF betreft met name <strong>de</strong> frontale functies, die zorgen voor integratie van verschillen<strong>de</strong><br />
losse hersenfuncties. On<strong>de</strong>r executieve functies wor<strong>de</strong>n verstaan:<br />
a) Het werkgeheugen: informatie vasthou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>ze mentaal manipuleren en op<br />
grond daarvan gedrag laten volgen;<br />
b) Planningsvaardighe<strong>de</strong>n;<br />
c) Het vermogen tot inhibitie: niet direct reageren op een impuls, maar op een<br />
weloverwogen manier, niet-passend gedrag tegenhou<strong>de</strong>n en<br />
d) Cognitieve flexibiliteit: snel en flexibel gedrag aanpassen aan een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />
situatie (Prins et al. 2011).<br />
Belangrijk is daarbij <strong>de</strong> praktijkervaring dat ook door <strong>de</strong> LVB bovengenoem<strong>de</strong> functies vaak<br />
zwak ontwikkeld zijn. Ook bij ADHD is dit gebruikelijk (zie differentiaaldiagnostiek)<br />
Teston<strong>de</strong>rzoek is daarom nooit bepalend voor het stellen van <strong>de</strong> diagnose ASS bij LVB.<br />
Van <strong>de</strong>ze functiegebie<strong>de</strong>n wordt een sterkte-zwakte analyse opgesteld. De prestaties<br />
wor<strong>de</strong>n afgezet tegen wat op basis van het intelligentieniveau verwacht mag wor<strong>de</strong>n, maar<br />
normen voor <strong>de</strong> LVB-doelgroep ontbreken veelal. Het advies is dan ook een kwalitatieve<br />
beschrijving te geven van <strong>de</strong> capaciteiten van <strong>de</strong> cliënt. Dit geeft handvatten voor<br />
begeleiding en psycho-educatie. Om <strong>de</strong> afweging te maken of <strong>de</strong> functies ernstiger<br />
aangetast zijn dan op basis van het IQ te verwachten is, dient men ruime ervaring te hebben<br />
met het testen van <strong>de</strong> autistische LVB-doelgroep. In het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk wordt<br />
weergegeven welke tests gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n voor het meten van ToM, EF en CC en<br />
waarop gelet dient te wor<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> afname en interpretatie. Hierbij dient opgemerkt te<br />
wor<strong>de</strong>n dat „het typische autismeprofiel‟ niet bestaat en er grote variatie is binnen het<br />
autisme spectrum.<br />
Indien <strong>de</strong> functies in<strong>de</strong>rdaad verstoord blijken te zijn, met name <strong>de</strong> ToM, is dit een<br />
bevestiging voor het vermoe<strong>de</strong>n van ASS. In een uitzon<strong>de</strong>rlijk geval kan <strong>de</strong> cliënt echter toch<br />
voldoen<strong>de</strong> scoren terwijl hij in het dagelijks leven “steeds <strong>de</strong> plank misslaat”. Een verklaring<br />
zou kunnen liggen in het feit dat een testsituatie verschilt met praktijksituaties. Een<br />
testsituatie biedt meestal meer structuur waar LVB-ers met ASS van profiteren. Ook kan het<br />
zijn dat <strong>de</strong> cliënt in <strong>de</strong> testsituatie langere tijd heeft om sociale situaties te bere<strong>de</strong>neren,<br />
terwijl die tijd in praktijksituaties vaak ontbreekt. Wanneer <strong>de</strong> scores niet afwijkend zijn maar<br />
er toch een sterk vermoe<strong>de</strong>n van ASS blijft bestaan, is het advies om een gerichte<br />
observatie te doen van <strong>de</strong> ToM, EF en CC in praktijksituaties.<br />
Bij testdiagnostiek en en/of een gestructureerd interview zijn niet alleen <strong>de</strong> testresultaten van<br />
belang. Ook het gedrag van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte cliënt kan aanwijzingen geven voor ASS. Let in<br />
het contact met <strong>de</strong> cliënt op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> signalen:<br />
- niet afstemmen, een monoloog afsteken,<br />
- een eenzijdige, egocentrische wijze van beschrijven van sociale gebeurtenissen,<br />
- onvoldoen<strong>de</strong> besef van wat <strong>de</strong> luisteraar wel of niet kan weten,<br />
- zeer ge<strong>de</strong>tailleerd vertellen,<br />
- wijdlopigheid, langdradigheid,<br />
- starheid en perseveratie (verhaal moet volledig wor<strong>de</strong>n verteld),<br />
- moeite met schakelen,<br />
36
- overmatige beleefdheid.<br />
Tot slot kan het zinvol zijn om na <strong>de</strong> diagnosestelling aanvullen<strong>de</strong> diagnostiek te doen om<br />
mee te nemen in het sterkte – zwakte profiel. Dit on<strong>de</strong>rzoek kan gericht zijn op:<br />
- praktische en sociale redzaamheid (SRZ-P),<br />
- sociaal-emotioneel functioneren<br />
- schoolse vaardighe<strong>de</strong>n<br />
- medische en zintuiglijke aspecten,<br />
- internaliseren<strong>de</strong> problematiek zoals angst, dwang en <strong>de</strong>pressie.<br />
2.4.4. Beschikbare instrumenten (bespreking)<br />
Screening<br />
Voor een korte Screening aan <strong>de</strong> voor<strong>de</strong>ur wordt bij normaal begaaf<strong>de</strong> cliënten <strong>de</strong> ASDASQ.<br />
aanbevolen. Deze lijst bestaat uit 10 items, en kan wor<strong>de</strong>n ingevuld door een sociotherapeut<br />
of een maatschappelijk werker. Vier of meer ja-antwoor<strong>de</strong>n wordt bij normaal begaaf<strong>de</strong>n<br />
beschouwd als een aanwijzing voor ASS. Een alternatieve lijst is <strong>de</strong> ASSQ, bestaan<strong>de</strong> uit 27<br />
items. Bei<strong>de</strong> vragenlijsten zijn min<strong>de</strong>r goed bruikbaar bij LVB-cliënten doordat een aantal<br />
kenmerken ook door <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking kan wor<strong>de</strong>n veroorzaakt (zoals een matige<br />
zelfverzorging). Bovendien komen sommige kenmerken zel<strong>de</strong>n voor bij autistische cliënten<br />
met LVB (“wordt beschouwd als nerd of stuudje”). Een kwantitatieve maatstaf kan dan ook<br />
niet wor<strong>de</strong>n ontleend aan <strong>de</strong>ze lijsten, ze kunnen alleen op een <strong>de</strong>scriptieve manier gebruikt<br />
wor<strong>de</strong>n. Helaas zijn geen betere alternatieven bekend.<br />
De AQ is een vragenlijst die kan wor<strong>de</strong>n afgenomen bij <strong>de</strong> cliënt zelf voor het kwalitatief<br />
verzamelen van informatie. Enkele vragen zijn te moeilijk geformuleerd (‟‟Ik vind het<br />
gemakkelijk om tussen <strong>de</strong> regels door te lezen als iemand tegen mij praat”). An<strong>de</strong>re vragen<br />
zijn irrelevant voor <strong>de</strong> LVB-doelgroep. Zo zal een cliënt waarschijnlijk niet kunnen kiezen<br />
tussen een museumbezoek of een bezoek aan een theater, aangezien hij bei<strong>de</strong> instellingen<br />
niet bezoekt. Dat geldt ook voor het lezen van romans of naslagwerken. Deze vragen<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n aangepast aan <strong>de</strong> belevingswereld van <strong>de</strong> cliënt door bijvoorbeeld te vragen<br />
of hij op TV graag kijkt naar soaps of crimi‟s, of naar documentaires en praatprogramma‟s.<br />
Het zal dui<strong>de</strong>lijk zijn dat door <strong>de</strong>ze aanpassingen <strong>de</strong> scores niet meer kwantitatief maar<br />
alleen kwalitatief gebruikt mogen wor<strong>de</strong>n.<br />
Observatie<br />
Voor observatie wordt allereerst <strong>de</strong> AVZ-R van Kraijer geadviseerd, een observatielijst die<br />
speciaal ontwikkeld is voor cliënten met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. De lijst is min<strong>de</strong>r goed<br />
bruikbaar voor zwakbegaaf<strong>de</strong> cliënten. De lijst kan wor<strong>de</strong>n ingevuld door een beken<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong> cliënt.<br />
Een vragenlijst in ontwikkeling is <strong>de</strong> VIS-V (Vragenlijst Inventarisatie Sociaal gedrag voor<br />
Volwassenen) van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Dit is een variant van <strong>de</strong><br />
VIS-K (kin<strong>de</strong>ren)<br />
Ook <strong>de</strong> Mesdag-ASS-vragenlijst is in ontwikkeling. Deze moet wor<strong>de</strong>n ingevuld door<br />
sociotherapeuten.<br />
37
Tenslotte kunnen ook algemene observatielijsten zoals <strong>de</strong> ABCL wor<strong>de</strong>n ingezet voor<br />
screening.<br />
Ontwikkelingsanamnese<br />
Na of eventueel tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> screening neemt men een ontwikkelingsanamnese af bij<br />
familiele<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> cliënt (Van Oosten, Oosterhoff & Kan, 2012). De ontwikkelingsanamnese<br />
is vooral belangrijk om te bepalen of <strong>de</strong> ASS kenmerken zoals verwacht levenslang<br />
aanwezig zijn, of later in het leven wer<strong>de</strong>n verwor<strong>de</strong>n.<br />
Er zijn twee bruikbare ontwikkelingsanamneses: <strong>de</strong> lijst van het Autisme team Gel<strong>de</strong>rland<br />
(ATG) en <strong>de</strong> Rimland. De ATG lijst is in 2011 verbeterd. In <strong>de</strong> ATG lijst wordt het thema<br />
sociaal-emotionele ontwikkeling pas laat aangesne<strong>de</strong>n. Gezien <strong>de</strong> vaak korte<br />
aandachtsspanne van LVB-ou<strong>de</strong>rs is dat een na<strong>de</strong>el, dat echter makkelijk te on<strong>de</strong>rvangen is<br />
door dit thema naar voren te halen. Afhankelijk van het niveau van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs, kan een<br />
anamneselijst vooraf ter invulling meegegeven wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> tijdsduur te verkorten. Dit is<br />
echter niet voldoen<strong>de</strong>, er moet tij<strong>de</strong>ns een interview wor<strong>de</strong>n gevraagd naar voorbeel<strong>de</strong>n.<br />
Interview<br />
Men kan het on<strong>de</strong>rzoek eventueel uitbrei<strong>de</strong>n of extra on<strong>de</strong>rbouwen door gestructureer<strong>de</strong><br />
interviews met familiele<strong>de</strong>n zoals met <strong>de</strong> ADI-R. Voor volwassenen bestaat een<br />
gestructureerd diagnostisch interview (ADOS, Autism Diagnostic Observation Schedule;<br />
Vissers & Vissers, 2012), maar <strong>de</strong>ze metho<strong>de</strong> is niet genormeerd voor LVB.<br />
Procesdiagnostiek<br />
Voor procesdiagnostiek bestaat geen gestandaardiseer<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>. In Kan, Verbeeck en<br />
Bartels (2012) zijn 2 goed bruikbare lijsten opgenomen. De eerste lijst bestaat uit 24<br />
kenmerken die vaak voorkomen bij ASS, maar niet tot <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> stoornis horen<br />
(voorbeeld: afwachtend/dralend gaan zitten, zoekend om zich heen kijken naar aanwijzingen<br />
of wachten op uitnodiging, of passief als een standbeeld blijven staan). Deze lijst kan<br />
bijvoorbeeld. door een vaardigheidstrainer of vaktherapeut wor<strong>de</strong>n ingevuld. De twee<strong>de</strong> lijst<br />
bevat 24 items afgeleid uit <strong>de</strong> hoofdkenmerken vanuit <strong>de</strong> DSM, aangevuld met sensorische<br />
bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n. Deze lijst vormt een voorbeeld van hoe <strong>de</strong> rapportage vorm kan krijgen.<br />
Testdiagnostiek<br />
Voor on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> executieve functies wordt verwezen naar het hoofdstuk over<br />
neuropsychodiagnostiek. Testdiagnostiek kan ver<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n gericht op functies sociale<br />
cognitie en centrale coherentie. Centrale coherentie komt ook bij neuropsychologisch<br />
on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>, maar kan ook in samenhang met sociale cognitie wor<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rzocht. Hiervoor wordt vaak gebruik gemaakt van platenmateriaal waarbij een verhaal<br />
verteld kan wor<strong>de</strong>n. Een plaat heeft als voor<strong>de</strong>el boven een voorgelezen verhaal dat het<br />
geheugen min<strong>de</strong>r wordt belast. Hierbij moet allereerst <strong>de</strong> speciaal <strong>hier</strong>voor ontwikkel<strong>de</strong> ToM<br />
test van Steerneman wor<strong>de</strong>n genoemd. De plaatjes van <strong>de</strong>ze test wor<strong>de</strong>n door sommige<br />
cliënten als wat kin<strong>de</strong>rachtig ervaren.<br />
Hoewel projectieon<strong>de</strong>rzoek niet wordt aanbevolen bij ASS diagnostiek, kunnen sommige<br />
projectieplaten wel wor<strong>de</strong>n gebruikt om een indruk te krijgen van sociale cognitie en <strong>de</strong><br />
centrale coherentie. De TAT-platen bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> LVB doelgroep over het algemeen weinig<br />
houvast, maar <strong>de</strong> voor kin<strong>de</strong>ren ontwikkel<strong>de</strong> platen van <strong>de</strong> Caruso zijn <strong>hier</strong>voor wel<br />
bruikbaar. Het gaat daarbij vooral om het vormen van hypotheses.<br />
38
Dat laatste geldt ook voor een aantal platenseries gebruikt die niet zijn ontwikkeld zijn als<br />
test maar als didactisch materiaal: Emotions, What Would You Do en Social Behaviour<br />
Cards. Deze platenseries geven een indruk van het vermogen van een cliënt om emoties te<br />
herkennen en te benoemen, interacties te interpreteren en sociale scripts toe te passen (wat<br />
is a<strong>de</strong>quaat in een bepaal<strong>de</strong> situatie om te doen?)<br />
2.4.5 Conclusies en aanbevelingen<br />
De diagnostiek van ASS bij LVB is een ingewikkeld proces dat grote <strong>de</strong>skundigheid vraagt<br />
van <strong>de</strong> diagnosticus, zowel op het gebied van ASS als LVB. De kenmerken van bei<strong>de</strong><br />
stoornissen zijn niet eenvoudig uit elkaar te hou<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> comorbiditeit is groot.<br />
De diagnostiek van ASS moet altijd bestaan uit verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len: screening,<br />
ontwikkelingsanamnese, interviews met cliënt en <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, en observatieon<strong>de</strong>rzoek.<br />
De Task Force beveelt aan om bij elke nieuwe cliënt met LVB een korte eerste screening op<br />
ASS in te zetten, zodat ASS niet over het hoofd wordt gezien. Dit vanwege <strong>de</strong> hoge<br />
comorbiditeit van ASS en LVB.<br />
In grote lijnen komt het diagnostisch proces neer op:<br />
- zoeken van aanwijzingen voor ASS,<br />
- na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeken van <strong>de</strong>ze aanwijzigen met screeningsinstrumenten, zowel een<br />
vragenlijst als observatie-on<strong>de</strong>rzoek,<br />
- een interview hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> cliënt (eventueel een gestructureerd interview) en met<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n,<br />
- afnemen van een ontwikkelingsanamnese,<br />
- maken van differentieel-diagnostische afwegingen,<br />
- dan procesdiagnostiek inzetten wanneer <strong>de</strong> diagnose nog niet gesteld of verworpen<br />
kan wor<strong>de</strong>n,<br />
- en/of testdiagnostiek inzetten naar sociale cognitie (ToM) en neuropsychologische<br />
functies, (Executieve functies en Centrale Coherentie) om steunbewijs te vin<strong>de</strong>n.<br />
Testdiagnostiek kan ook wor<strong>de</strong>n gebruikt om een beeld te krijgen van <strong>de</strong> capaciteiten en <strong>de</strong><br />
persoonlijke stijl van <strong>de</strong> cliënt. Hierop kan een begeleidings- of behan<strong>de</strong>lplan wor<strong>de</strong>n<br />
gebaseerd. Er kan gekeken wor<strong>de</strong>n naar redzaamheid, persoonlijkheidsaspecten, het<br />
temperament, en naar didactische aspecten.<br />
Aanvullend medisch en zintuiglijk on<strong>de</strong>rzoek is aan te bevelen.<br />
Het advies van <strong>de</strong> Task Force aan diagnostici zon<strong>de</strong>r specifieke ervaring met <strong>de</strong>ze<br />
doelgroep is om alleen <strong>de</strong> diagnose ASS te stellen wanneer alle informatie in <strong>de</strong>ze richting<br />
wijst. Bij complexe problematiek met comorbiditeit is het advies om door te verwijzen naar<br />
een SGLVG-behan<strong>de</strong>lcentrum, zoals een instelling aangesloten bij De Borg 3 .<br />
Voor observatie wordt allereerst <strong>de</strong> AVZ-R van Kraijer geadviseerd, een observatielijst die<br />
speciaal ontwikkeld is voor cliënten met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. De lijst is min<strong>de</strong>r goed<br />
bruikbaar voor zwakbegaaf<strong>de</strong> cliënten. De lijst kan wor<strong>de</strong>n ingevuld door een beken<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong> cliënt.<br />
3 De Borg is een overkoepel<strong>de</strong> organisatie voor diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling bij sterk gedragsgestoor<strong>de</strong> licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten. Bij <strong>de</strong> Borg zijn aangesloten Trajectum, Wier, De Bruggen en Dichterbij.<br />
39
Testspecificaties (in alfabetische volgor<strong>de</strong>)<br />
Naam instrument<br />
ABCL<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
18-59 jaar<br />
Beschrijving<br />
De Gedragsvragenlijst voor Volwassenen van<br />
18-59 jaar (ABCL, Adult Behavior Checklist for<br />
Ages 18-59) vervangt <strong>de</strong> YABCL. Met <strong>de</strong> ABCL<br />
kunnen informanten, bijvoorbeeld een ou<strong>de</strong>r of<br />
partner informatie geven over een volwassene.<br />
De ABCL heeft meer probleemvragen en is nu<br />
geschikt voor mensen van 18-59 jaar. De ABCL<br />
omvat profielen met schalen voor vaardighe<strong>de</strong>n,<br />
empirisch gebaseer<strong>de</strong> syndromen,<br />
mid<strong>de</strong>lengebruik, internaliseren, externaliseren<br />
en totale problemen. Daarnaast omvat <strong>de</strong> ABCL<br />
profielen met DSM-schalen, die uit vragen<br />
bestaan waarvan experts <strong>de</strong> overeenkomst<br />
beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> DSM-IV classificatie. De<br />
schalen voor empirisch gebaseer<strong>de</strong> syndromen<br />
zijn: angstig/<strong>de</strong>pressief, teruggetrokken,<br />
lichamelijke problemen, <strong>de</strong>nkproblemen,<br />
aandachtsproblemen, agressief gedrag,<br />
normafwijkend gedrag en intrusief. De DSMschalen<br />
zijn <strong>de</strong>pressieve problemen,<br />
angstproblemen, lichamelijke problemen,<br />
ontwijken<strong>de</strong> persoonlijkheidsproblemen,<br />
aandachtstekort/hyperactiveit¬problemen en<br />
antisociale persoonlijkheidsproblemen.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Voor het scoren van <strong>de</strong> vragenlijst is een<br />
programmamodule beschikbaar. Die module<br />
biedt <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong> gegevens van<br />
meer dan <strong>de</strong>rtig lan<strong>de</strong>n als normen te hanteren.<br />
Ook Ne<strong>de</strong>rlandse gegevens maken <strong>hier</strong> <strong>de</strong>el<br />
van uit.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
In populaties uit <strong>de</strong> algemene bevolking is <strong>de</strong> ABCL betrouwbaar en vali<strong>de</strong> gebleken (Achenbach<br />
& Rescorla, 2003). Daarnaast zijn ook in populaties met sterk gedragsgestoor<strong>de</strong> licht verstan<strong>de</strong>lijk<br />
gehandicapten (SGLVG) <strong>de</strong> eerste bevindingen met betrekking tot <strong>de</strong> betrouwbaarheid<br />
(interbeoor<strong>de</strong>laarsbetrouwbaarheid en interne consistentie van <strong>de</strong> schalen) en <strong>de</strong> validiteit (relatie<br />
met psychiatrische classificatie en functioneren) van <strong>de</strong> ABCL positief (Tenneij & Koot, In druk).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
40
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
ADI-R (Autism Diagnostic Interview-<br />
Revised)<br />
Lord, Rutter, Le Couteur, 1994; Rutter, Le<br />
Couteur, Lord, 2003<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling De Jonge & De Bildt, 2007<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De lijst bestaat uit 93 vragen gericht op <strong>de</strong><br />
domeinen: taal en communicatie, we<strong>de</strong>rkerige<br />
sociale interactie, stereotype gedragingen en<br />
beperkte interesses.<br />
Deze lijst wordt afgenomen bij een<br />
ou<strong>de</strong>r/verzorger. Training is nodig.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De lijst wordt vaak gebruikt in combinatie met ADOS.<br />
Naam instrument<br />
ADOS (Autism Diagnostic Observation<br />
Schedule)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Lord, Rutter, Dilavone & Risi, 1999<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling De Bildt & De Jonge, (2008<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
De ADOS is een semigestructureer<strong>de</strong><br />
observatielijst, bedoeld voor het on<strong>de</strong>rbouwen<br />
van een ASS diagnose.<br />
Er zijn vier modules waarvan <strong>de</strong> meest<br />
passen<strong>de</strong> wordt gekozen op basis van leeftijd<br />
en taalontwikkeling. Er zijn vijf domeinen: taal<br />
en communicatie, we<strong>de</strong>rkerige sociale<br />
interactie, fantasie, stereotype gedragingen en<br />
beperkte interesses, en an<strong>de</strong>re afwijken<strong>de</strong><br />
gedragingen.<br />
De afname wordt gecombineerd met <strong>de</strong> ADI-R.<br />
De module voor volwassenen met vloeiend<br />
41
taalgebruik duurt ongeveer 60 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Dit instrument wordt geacht een van <strong>de</strong> beste instrumenten te zijn, maar <strong>de</strong> meningen zijn daar<br />
over ver<strong>de</strong>eld.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er is een zelfinstructie voor het afnemen van het instrument te downloa<strong>de</strong>n via <strong>de</strong> (Engelse)<br />
uitgever. Voor klinisch gebruik is <strong>de</strong> zelfinstructie voldoen<strong>de</strong>. Echter als men on<strong>de</strong>rzoek met dit<br />
instrument wil doen, moet wel een training zijn gevolgd. An<strong>de</strong>rs accepteert het tijdschrift het artikel<br />
niet.<br />
Naam instrument<br />
AQ-NL (Autismespectrum Quotiënt-NL)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Hoekstra et al, 2008<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Volwassenen.<br />
De AQ-NL bestaat uit 50 vragen.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Het instrument is bij normaal begaaf<strong>de</strong>n goed bekend en veel on<strong>de</strong>rzocht.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De vragen zijn wat lang en moeilijk voor patiënten met een LVB. Ook zijn er enkele vragen sociaal<br />
cultureel bepaald (museum bezoek, welke boeken wor<strong>de</strong>n gelezen et cetera) die mogelijk moeilijk<br />
door <strong>de</strong> cliënt beantwoord kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
Aanbevolen wordt om <strong>de</strong> normen van Hoekstra et al. (2008) te gebruiken.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Naam instrument<br />
ASDASQ (Autism Spectrum Disor<strong>de</strong>rs In<br />
Adults Screening Questionnaire)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Horwitz, Ketelaars & Van Lammeren, 2004<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
42
Doel<br />
Doelgroep<br />
Screenen op <strong>de</strong> aanwezigheid van een stoornis<br />
in het autismespectrum.<br />
Beschrijving<br />
Deze beoor<strong>de</strong>lingslijst bestaat uit 10 items<br />
waarmee gescreend wordt op <strong>de</strong> aanwezigheid<br />
van een stoornis in het autismespectrum.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Ongeveer 5 minuten. De ASDASQ kan ingevuld<br />
wor<strong>de</strong>n door een of twee sociotherapeuten of<br />
persoon/personen die <strong>de</strong> patiënt kennen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring De bruikbaarheid bij <strong>de</strong> LVB doelgroep is matig. Alleen geschikt voor<br />
kwalitatief gebruik. Sommige items differentiëren niet tussen LVB en ASS, an<strong>de</strong>re items komen<br />
zel<strong>de</strong>n voor bij ASS + LVB<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er is weinig on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar dit instrument.<br />
Naam instrument<br />
ASSQ (Autism Spectrum Symptoms<br />
Questionnaire)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Ehlers, Gilberg and Wing, 1999<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Er bestaat <strong>hier</strong>van een experimentele<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling (Verberne, 2005)<br />
Screenen op <strong>de</strong> aanwezigheid van een stoornis<br />
in het autismespectrum.<br />
27 items met een 3 puntsschaal<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De ASSQ moet wor<strong>de</strong>n ingevuld door <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs of verzorgers.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring De bruikbaarheid bij <strong>de</strong> LVB doelgroep is matig. Alleen geschikt voor<br />
kwalitatief gebruik. Sommige items differentiëren niet tussen LVB en ASS, an<strong>de</strong>re items komen<br />
zel<strong>de</strong>n voor bij ASS + LVB<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
ATG (Autisme Team Gel<strong>de</strong>rland)<br />
Ontwikkelingsanamnese uitgave 2011<br />
43
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
De lijst is goed bruikbaar. De ATG lijst heeft <strong>de</strong> voorkeur boven <strong>de</strong> Rimland vanwege <strong>de</strong> meer<br />
sluiten<strong>de</strong> antwoordcategorieën<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Het heeft <strong>de</strong> voorkeur om <strong>de</strong> ATG lijst te gebruiken voor ontwikkelingsanamnese, boven <strong>de</strong><br />
Rimland. In <strong>de</strong> ATG lijst wordt echter het thema sociaal-emotionele ontwikkeling pas laat<br />
aangesne<strong>de</strong>n. Gezien <strong>de</strong> vaak korte aandachtsspanne van LVB-ou<strong>de</strong>rs is dat een na<strong>de</strong>el, dat<br />
echter makkelijk te on<strong>de</strong>rvangen is door dit thema naar voren te halen. Afhankelijk van het niveau<br />
van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs, kan een anamneselijst vooraf ter invulling meegegeven wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> tijdsduur te<br />
verkorten. Dit is echter niet voldoen<strong>de</strong>, er moet tij<strong>de</strong>ns een interview wor<strong>de</strong>n gevraagd naar<br />
voorbeel<strong>de</strong>n.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Naam instrument<br />
AVZ-R (Autisme- en Verwante<br />
Stoornissenschaal voor Zwakzinnigen-<br />
Revisie<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Kraijer, 1999<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
N.v.t.<br />
Screening ASS speciaal voor LVB.<br />
Personen van 2 tot 55 jaar oud, met alle<br />
niveaus van verstan<strong>de</strong>lijke handicap.<br />
Dit is een goed genormeerd, betrouwbaar en<br />
vali<strong>de</strong> instrument voor mensen van 2-55 jaar en<br />
alle niveaus van verstan<strong>de</strong>lijk handicap. De lijst<br />
beslaat niet alleen het kernautisme maar ook<br />
aanverwante stoornissen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Het Trimbosinstituut beoor<strong>de</strong>elt <strong>de</strong> AVZ-R als zeer sensitief, mogelijk overinclusief. Volgens<br />
Verberne (2009) is <strong>de</strong> normering vooral gericht op mensen met een matige verstan<strong>de</strong>lijke<br />
handicap terwijl mensen hoog in het spectrum van pervasieve stoornissen (zoals het syndroom<br />
van Asperger) gemist kunnen wor<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong>ze laatste groep raadt hij <strong>de</strong> Autism Spectrum<br />
44
Sreening Questionnaire (ASSQ) aan.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Naam instrument<br />
Caruso platen<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Caruso ontwierp <strong>de</strong> platen voor „the Good or<br />
Bad Picture Game‟ als mid<strong>de</strong>l voor <strong>de</strong><br />
diagnostiek van mishan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> en verwaarloos<strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren.<br />
De bedoeling is dat het kind van elke plaat moet<br />
benoemen of het een goe<strong>de</strong> plaat of een<br />
slechte plaat is. Een an<strong>de</strong>re metho<strong>de</strong> is om het<br />
kind naar <strong>de</strong> kaarten te laten kijken of (zoals<br />
gebruikelijk bij projectieplaten) het kind te<br />
vragen bij elke plaat een verhaal te vertellen.<br />
De diagnosticus maakt <strong>hier</strong>bij vooraf een<br />
selectie van <strong>de</strong> platen.<br />
Deze test geeft eveneens een kwalitatieve<br />
interpretatie van het begrip van sociale<br />
situaties. Begrijpt iemand <strong>de</strong> clou van <strong>de</strong> plaat,<br />
verplaatst hij/zij zich in an<strong>de</strong>re personen,<br />
wor<strong>de</strong>n emoties beschreven etc.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit) n.v.t., het is geen<br />
testmateriaal<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Mensen met LVB tegen zwakbegaafdheid aan en zon<strong>de</strong>r ASS moeten <strong>de</strong>ze test aan kunnen,<br />
zwakbegaaf<strong>de</strong>n moeten dit foutloos kunnen. Typerend voor autisten met LVB is <strong>de</strong> begrafenis<br />
dui<strong>de</strong>n als feestje.<br />
De test kan ook gebruikt wor<strong>de</strong>n voor het meten van centrale coherentie. Ook <strong>hier</strong> is <strong>de</strong> observatie<br />
belangrijk: werkt iemand vanuit <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails naar <strong>de</strong> clou of ziet iemand direct <strong>de</strong> clou? Mensen met<br />
LVG moeten in <strong>de</strong> meeste gevallen uitein<strong>de</strong>lijk wel <strong>de</strong> clou doorhebben.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
45
Naam instrument<br />
ColorCards Emotions<br />
ColorCards What Would You Do (WWYD)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
ColorCards Social Behaviour Cards<br />
Intercollegiaal contact<br />
n.v.t.<br />
Een indruk krijgen van sociale cognitie<br />
De platen zijn ontworpen voor schoolkin<strong>de</strong>ren<br />
Beschrijving<br />
Kleurige foto‟s (Emotions) en tekeningen van<br />
emoties en sociale interacties<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychologen en PDW-ers, .<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Het is geen testmateriaal, er zijn geen scoringscriteria en geen normen<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De platen zijn voor <strong>de</strong> LVB doelgroep makkelijker “afleesbaar” dan projectieve platen.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Te verkrijgen via <strong>de</strong> site van K2 publisher Didactische en therapeutische materialen<br />
www.k2-publisher.nl<br />
Naam instrument<br />
Dewey’s Story Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Via internet verkrijgbaar.<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
De test omvat verhaaltjes over sociale situaties<br />
waarbij <strong>de</strong> cliënt moet aangeven of iets<br />
normaal, vreemd, heel vreemd of schokkend is.<br />
Het gaat <strong>hier</strong> niet zo zeer om het antwoord op<br />
zich, maar vooral om <strong>de</strong> uitleg die <strong>de</strong> cliënt erbij<br />
geeft. Het gaat dan vooral om kwalitatieve<br />
interpretatie in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling of een cliënt<br />
„weet hoe het hoort‟ in een sociale situatie.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Waarschuwing: Deze test doet een groot appel op het geheugen voor auditief en verbaal<br />
aangebo<strong>de</strong>n materiaal.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
46
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Naam instrument<br />
Mesdag-ASS<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Scholte en Van <strong>de</strong>r Ploeg, 2005<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
De lijst is betrouwbaar (hoge interbeoor<strong>de</strong>laarsbetrouwbaarheid, hoge mate van on<strong>de</strong>rkenning van<br />
mensen met ASS, hoewel <strong>de</strong> uitslag bij mensen zon<strong>de</strong>r ASS nog niet bekend is). Voor <strong>de</strong> scoring<br />
wordt een Excel-programma gebruikt.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Naam instrument<br />
Rey Complex Figure Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Lezak, Howieson & Loring, 2004;<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Visser, 1973<br />
De Rey Complex Figure Test meet perceptuele<br />
organisatie en visueel geheugen. De werkwijze<br />
bij het uitvoeren van <strong>de</strong> test geeft informatie<br />
over <strong>de</strong> visuo-spatiele en visuo-constructieve<br />
functies. D kopieertaak van <strong>de</strong> figuur van Rey<br />
doet een beroep op het overzichtsvermogen.<br />
Is oorspronkelijk bedoeld voor volwassenen<br />
maar kan ook bij kin<strong>de</strong>ren wor<strong>de</strong>n afgenomen.<br />
De proefpersoon wordt gevraagd een figuur na<br />
te tekenen. Na een pauze van 15 minuten wordt<br />
47
gevraagd <strong>de</strong> figuur nog eens te tekenen..<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Dit is een neuropsychologische test naar<br />
centrale coherentie (CC), in een niet-sociale<br />
situatie. Het gaat erom of mensen het overzicht<br />
over het figuur hebben of tekenen vanuit <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>tails.<br />
Ongeveer 5 -10 minuten per tekening.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De Cotanbeoor<strong>de</strong>ling is voldoen<strong>de</strong> behalve voor <strong>de</strong> handleiding en <strong>de</strong> criteriumvaliditeit (Verberne,<br />
2009). Vanwege verou<strong>de</strong>ring zijn <strong>de</strong> normen niet meer bruikbaar (COTAN, 1992).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Deze test blijkt een sensitieve indicator te zijn voor hersendysfuncties, vooral van <strong>de</strong> mate waarin<br />
iemand niet meer in staat is een complex geheel te overzien en te analyseren. Hierop is <strong>de</strong><br />
normering van Visser (1973) gebaseerd. Alleen voor lager functioneren<strong>de</strong> cliënten (IQ lager dan<br />
60) kan beter gebruik gemaakt wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Ben<strong>de</strong>r (zie visuoconstructie).<br />
CC ontwikkelt zich nog in <strong>de</strong> puberteit. Dat betekent dat volledige CC bij LVB zon<strong>de</strong>r ASS vaak<br />
ontbreekt. Een acceptabele prestatie is als iemand tot ge<strong>de</strong>eltelijke CC komt, bijvoorbeeld door<br />
rechthoek voor rechthoek in te tekenen. Een prestatie waar puur vanuit <strong>de</strong>tails wordt getekend en<br />
ook nog van <strong>de</strong> hak op <strong>de</strong> tak is zwak te noemen voor <strong>de</strong> LVB-doelgroep.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De reproductie moet wel goed zijn om het geheugen te kunnen beoor<strong>de</strong>len.<br />
Naam instrument<br />
SIT Sociale Interpretatie Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Deze test meet CC (centrale coherentie) in een<br />
sociale situatie. Hier gaat het om in éénmaal het<br />
ongeluk te benoemen als kern van <strong>de</strong> plaat en<br />
het vervolgens met <strong>de</strong>tails in te kleuren.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring Ondanks <strong>de</strong> gedateerdheid van <strong>de</strong> platen zou moeten opvallen dat mensen<br />
met een ASS in eerste instantie meer gericht zijn op <strong>de</strong>tails dan op het grote geheel van <strong>de</strong><br />
gebeurtenis, onjuiste verban<strong>de</strong>n leggen en onjuiste interpretaties geven.<br />
Dit is een ingewikkel<strong>de</strong>r ToM-test. De praktijk leert dat zwakbegaaf<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r ASS het ongeluk<br />
48
kunnen beschrijven. Dat er vreem<strong>de</strong> dingen op het plaatje gebeuren zien ze vaak niet. De B plaat<br />
is wat makkelijker dan <strong>de</strong> A plaat.<br />
Voor het meten van <strong>de</strong> CC (centrale coherentie) geldt: LVB met ASS en <strong>de</strong> lagere niveau‟s LVB<br />
zon<strong>de</strong>r ASS beginnen vaak met het opnoemen van <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke personen. Voor LVB is een<br />
acceptabele prestatie als ze vervolgens nog re<strong>de</strong>lijk snel <strong>de</strong> clou zien. Typisch voor autisten is<br />
bijvoorbeeld dat ze opgaan in onbelangrijke achtergrond <strong>de</strong>tails.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Naam instrument<br />
Rimland ontwikkelingsanamnese<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
De lijst is goed bruikbaar. ATG heeft wel <strong>de</strong> voorkeur vanwege <strong>de</strong> beter sluiten<strong>de</strong><br />
antwoordcategorieën.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Naam instrument<br />
ToM-test (Theory of Mind-test)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats P. Steernemans, C. Meesters en P. Muris, 1994<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Deze test meet perceptie en imitatie,<br />
emotieherkenning, doen-alsof, on<strong>de</strong>rkennen<br />
van verschil tussen mentale en fysische wereld,<br />
<strong>de</strong>nken over iets (first or<strong>de</strong>r beliefs), <strong>de</strong>nken<br />
over <strong>de</strong>nken (second or<strong>de</strong>r beliefs) en bedrog<br />
en misleiding (false beliefs) en humor.<br />
Kin<strong>de</strong>ren van 5-12 jaar.<br />
49
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Er zijn normen voor kin<strong>de</strong>ren met en zon<strong>de</strong>r<br />
ontwikkelingsstoornissen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De COTAN beoor<strong>de</strong>ling is voldoen<strong>de</strong>, behalve voor betrouwbaarheid en normen.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Kwalitatief is <strong>de</strong>ze ook goed af te nemen bij LVB. Mensen met een LVB behalen scores op<br />
grofweg een niveau van 8-12 jaar. LVB-ers tegen zwakbegaafdheid aan zon<strong>de</strong>r ASS zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze<br />
test goed moeten kunnen maken, zwakbegaaf<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n dit foutloos moeten kunnen.<br />
Het eerste on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> test wordt doorgaans door cliënten met een LVB als kin<strong>de</strong>rachtig<br />
ervaren en kan naar <strong>de</strong> mening van <strong>de</strong> Task Force wor<strong>de</strong>n overgeslagen. Er kan ook voor<br />
gekozen wor<strong>de</strong>n te beginnen met een hoger niveau, indien blijkt dat dit niet lukt kan naar een lager<br />
niveau wor<strong>de</strong>n teruggegrepen.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Een belangrijk kenmerk van autistische stoornissen is sterk achterblijven op Theory of Mind (ToM).<br />
Er zou<strong>de</strong>n vooral zwakke scores zijn bij <strong>de</strong> eerste bouwstenen: complexere emoties die men zelf<br />
niet ervaart en moeite doen met alsof, grapjes en <strong>de</strong>rgelijke. Op volwassen leeftijd sluit een goe<strong>de</strong><br />
ToM ASS echter niet uit. De ToM-test is een goed instrument voor het diagnosticeren van ASS.<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
VIS-V Vragenlijst Inventarisatie Sociaal<br />
Gedrag<br />
Universiteit Medisch Centrum Groningen<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
50
Naam instrument<br />
Wisconsin Card Sorting Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Grant & Berg, 1984<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Nee.<br />
Doel<br />
Het meten van het vermogen concepten af te<br />
lei<strong>de</strong>n en een <strong>de</strong>nkstrategie aan te passen aan<br />
veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n.<br />
Doelgroep Boven IQ van 70<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Dit is een discriminatie-leertaak waarbij<br />
gekeken wordt naar zogenoem<strong>de</strong><br />
schiftingproblematiek. Het is een taak die<br />
flexibiliteit vereist en problemen weergeeft in <strong>de</strong><br />
organisatie van gedrag.<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> scoringsformats in omloop,<br />
waarbij <strong>de</strong> meest gebruikte papieren versie<br />
uitgegeven wordt door Psychological<br />
Assessment Resources, Inc. Daarnaast is er<br />
een Ne<strong>de</strong>rlandstalige computervariant,<br />
uitgegeven door Swets Test Services (WCST<br />
handleiding, Van Schijn<strong>de</strong>l, 1994).<br />
20-30 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
Er is geen Cotan-on<strong>de</strong>rzoek gedaan.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Dit is een bruikbare test als cliënten boven een IQ van 70 functioneren (Verberne, 2009).<br />
Goed bruikbaar in <strong>de</strong> diagnostiek van schizofrenie en autismespectrumstoornissen.<br />
Wel rekening hou<strong>de</strong>n met frustratie bij cliënten met “een kort lontje”<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er is ook een computerversie van <strong>de</strong>ze test: Wisconsin Card Sorting Test-64 (Psychological<br />
Assessment Resources, 2003). Het voor<strong>de</strong>el van een computervariant is dat het bijhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
testresultaten geautomatiseerd kan verlopen. In <strong>de</strong> pen-en-papier uitvoering vergt <strong>de</strong> scoring van<br />
<strong>de</strong>ze test <strong>de</strong> nodige moeite.<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
15-Woor<strong>de</strong>ntest<br />
Kalverboer & Deelman, 1964; Saan & Deelman,<br />
1986<br />
Ja<br />
51
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Deze test meet het actieve verbale geheugen<br />
en doet zowel een beroep op het korte termijn<br />
(trials 1 t/m 5) als het lange termijn geheugen<br />
(uitgestel<strong>de</strong> reproductie en herkenning).<br />
De test is bestemd voor cliënten van 14-76 jaar,<br />
ook voor verstan<strong>de</strong>lijk beperkten.<br />
Test met twee versies, A. image vorm, concrete<br />
woor<strong>de</strong>n en B. no-image vorm, abstracte<br />
woor<strong>de</strong>n. Elke versie bestaat uit 15<br />
éénlettergrepige woor<strong>de</strong>n die laag-associatief<br />
zijn. Via een cassetteband wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> 15<br />
woor<strong>de</strong>n in 25 sec. aangebo<strong>de</strong>n. De respon<strong>de</strong>nt<br />
moet zoveel mogelijk woor<strong>de</strong>n herhalen. Nog<br />
viermaal wordt <strong>de</strong> reeks woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n,<br />
na elke aanbieding wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> onthou<strong>de</strong>n<br />
woor<strong>de</strong>n genoteerd. Na 15 minuten wordt<br />
gevraagd welke woor<strong>de</strong>n men zich nog kan<br />
herinneren (<strong>de</strong>layed recall). (COTAN, 2000)<br />
Optioneel kan een herkenningstaak wor<strong>de</strong>n<br />
gedaan.<br />
15 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Wegens verou<strong>de</strong>ring zijn <strong>de</strong> normen niet meer bruikbaar (COTAN, 2000).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De versie met concrete woor<strong>de</strong>n (versie A: bloem, snor, klok) heeft <strong>de</strong> voorkeur. De leercurve<br />
geeft aanwijzingen voor <strong>de</strong> leerbaarheid. Er bestaan van <strong>de</strong>ze test verschillen<strong>de</strong> varianten. De in<br />
Ne<strong>de</strong>rland gebruikelijke Groningse variant met <strong>de</strong> normen van Van <strong>de</strong>r Elst, Van Boxtel, Van<br />
Breukelen & Jolles (2005) lijkt echter <strong>de</strong> beste keus. Er zijn <strong>hier</strong>bij aparte normgegevens voor<br />
mensen met een laag ontwikkelingsniveau. Deze normen zijn gerelateerd aan leeftijd en het<br />
opleidingsniveau.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Bij een zeer slechte prestatie kan ook <strong>de</strong> 8 WT wor<strong>de</strong>n afgenomen uit <strong>de</strong> DVZ (Dementie<br />
Vragenlijst voor verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten, 1998).<br />
52
HOOFDSTUK 4. PERSOONLIJKHEID EN PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN<br />
4.1 Definitie LVB en persoonlijkheidsstoornis<br />
De Task Force sluit aan bij <strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland gangbare praktijk om <strong>de</strong> term ”licht verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkt” (LVB) breed te gebruiken. De term LVB heeft betrekking op personen met een IQ<br />
tussen 50 en 70 of een IQ tussen 70 en 85 in combinatie met een vermin<strong>de</strong>rd sociaal<br />
aanpassingsvermogen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze bre<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie valt dus ook <strong>de</strong> groep personen die als<br />
“zwakbegaaf<strong>de</strong>n” (IQ tussen 70 en 85) wor<strong>de</strong>n gecategoriseerd.<br />
Waar er in dit document over LVB wordt gesproken valt daaron<strong>de</strong>r ook <strong>de</strong> categorie<br />
zwakbegaaf<strong>de</strong> personen, tenzij an<strong>de</strong>rs vermeld. Indien in <strong>de</strong> literatuur <strong>de</strong> verwijzing „licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapt‟ voorkomt, kan men er vanuit gaan dat <strong>de</strong>ze naar vaardighe<strong>de</strong>n<br />
verwijst die vallen in het gebied van <strong>de</strong> LVB.<br />
Wanneer er over cliënten wordt gesproken, kunnen <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r ook patiënten wor<strong>de</strong>n<br />
verstaan.<br />
On<strong>de</strong>rzoek naar persoonlijkheid begint met een conceptueel probleem; wat drukken we uit<br />
met het begrip persoonlijkheid ten opzichte van karakter, temperament, iemands eigen aard,<br />
sociaal en emotioneel functioneren? En hoe stabiel of veran<strong>de</strong>rbaar is iemands<br />
persoonlijkheid? We baseren behan<strong>de</strong>ling van persoonlijkheidsproblematiek immers op <strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>lbaarheid van persoonlijkheidstrekken.<br />
In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van <strong>de</strong> beschrijving van persoonlijkheid van een voor <strong>de</strong><br />
persoon kenmerkend en min of meer duurzaam patroon van innerlijke ervaring en gedrag<br />
dat tot uiting komt in <strong>de</strong> omgang met an<strong>de</strong>ren en ontstaan is in/ rond <strong>de</strong> adolescentie<br />
(Multidisciplinaire richtlijn persoonlijkheidsstoornissen, 2008).<br />
4.2 Inleiding<br />
Vergeleken met <strong>de</strong> vele studies naar persoonlijkheidsstoornissen bij gemid<strong>de</strong>ld begaaf<strong>de</strong>n<br />
zijn er weinig wetenschappelijke studies naar persoonlijkheidsstoornissen bij verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkten (Verheul & Kamphuis, 2007). Er bestaan verschillen<strong>de</strong> controverses rond het<br />
stellen van <strong>de</strong> diagnose „persoonlijkheidsstoornis‟ bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking. Het is diagnostisch lastig een onvolkomen, onrijpe of gefragmenteer<strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsontwikkeling te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van een gestoor<strong>de</strong> persoonlijkheid.<br />
Ondui<strong>de</strong>lijk is wat <strong>de</strong> invloed van een tekort aan IQ op <strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling is. De<br />
overweging is ook dat <strong>de</strong>ze populatie een groter risico loopt op problemen in <strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsontwikkeling (Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n Hazel, 2009).<br />
4.3 Prevalentie<br />
Naar schatting heeft in <strong>de</strong> algemene populatie tussen <strong>de</strong> 6 en 13 procent,<br />
persoonlijkheidsstoornissen (Royal College of Psychiatrists, 1999; Roy &Tyrer, 2001;<br />
National Institute for Mental Health, 2003; Winship & Hardy, 2007). In <strong>de</strong> forensische setting<br />
komen behan<strong>de</strong>laren het meest in aanraking met patiënten met een antisociale<br />
persoonlijkheidsstoornis. De prevalentie van antisociale persoonlijkheidsstoornissen beslaat<br />
meer dan vijftig procent van <strong>de</strong> algemene populatie in zowel gevangenissen (Fazel &<br />
Danesh, 2002) als forensisch psychiatrische instellingen (Blackburn, Logan, Renwick &<br />
Donnelly, 2003).<br />
Verschillen<strong>de</strong> studies trachtten <strong>de</strong> prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen bij<br />
verstan<strong>de</strong>lijk beperkten te beoor<strong>de</strong>len, gebruikmakend van verschei<strong>de</strong>ne metho<strong>de</strong>n.<br />
Alexan<strong>de</strong>r en Cooray (2003) von<strong>de</strong>n in hun review over het on<strong>de</strong>rzoek naar<br />
persoonlijkheidsstoornissen bij licht verstan<strong>de</strong>lijk beperkten 14 artikelen. Deze tonen<br />
prevalentiecijfers van 1 tot 91 procent in poliklinische settings en van 22 tot 92 procent in<br />
klinische settings. Deze grote range leidt tot <strong>de</strong> conclusie dat door <strong>de</strong> conceptuele en<br />
53
methodologische problemen er blijkbaar geen vali<strong>de</strong> en betrouwbare metho<strong>de</strong>n zijn die <strong>de</strong><br />
prevalentiecijfers voor persoonlijkheidsstoornissen bij verstan<strong>de</strong>lijk beperkten goed weer<br />
kunnen geven. Daarbij zijn er verschillen in kenmerken van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochten, in <strong>de</strong><br />
samenstelling van <strong>de</strong> steekproef, in <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie en afbakening van een<br />
persoonlijkheidsstoornis, <strong>de</strong> setting waarin het on<strong>de</strong>rzoek plaatsvond en <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> of <strong>de</strong><br />
instrumenten waarmee een persoonlijkheidsstoornis werd gediagnosticeerd.<br />
Later on<strong>de</strong>rzoek van Lindsay en collega‟s (2006) bij 164 verstan<strong>de</strong>lijk beperkte mannen in<br />
forensische instellingen met verschillen<strong>de</strong> niveaus van beveiliging toont een totale<br />
prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen op 39,5 procent, met een significant hogere<br />
prevalentie (57 procent) in <strong>de</strong> zwaarst beveilig<strong>de</strong> setting. Meest voorkomend is <strong>de</strong> antisociale<br />
persoonlijkheidsstoornis (22,1 procent). Een formele diagnose van<br />
persoonlijkheidsstoornissen was voor het on<strong>de</strong>rzoek slechts in 22,6 procent van <strong>de</strong> gevallen<br />
vastgesteld (Morrissey, 2010). Dit suggereert dat, zelfs in <strong>de</strong>ze forensische populatie,<br />
persoonlijkheidsstoornissen on<strong>de</strong>rgediagnostiseerd wer<strong>de</strong>n.<br />
Tenneij en Koot (2006) kwamen binnen <strong>de</strong> SGLVB-behan<strong>de</strong>linstellingen van De Borg uit op<br />
een prevalentiecijfer van 31 procent. Meest voorkomend waren cluster B<br />
persoonlijkheidsstoornissen.<br />
4.4 Persoonlijkheidsstoornis en verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
4.4.1 DSM<br />
De DSM-IV-TR (2001) <strong>de</strong>finieert een persoonlijkheidsstoornis als een stabiel patroon van<br />
innerlijke ervaringen en gedrag dat aanzienlijk afwijkt van <strong>de</strong> verwachtingen op basis van <strong>de</strong><br />
culturele context van <strong>de</strong> persoon in kwestie, dat pervasief en rigi<strong>de</strong> is, ontstaat in <strong>de</strong><br />
adolescentie of jong volwassenheid, en dat stabiel is over tijd. Het patroon in beleving en<br />
gedrag moet lei<strong>de</strong>n tot aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> spanningen en beperkingen in het functioneren. De vier<br />
inclusiecriteria zijn:<br />
a. er zijn substantiële tekortkomingen in ten minste twee van <strong>de</strong> vier gebie<strong>de</strong>n van<br />
cognitie, affect, interpersoonlijk functioneren en impulscontrole;<br />
b. <strong>de</strong> tekortkomingen zijn waarneembaar op verschillen<strong>de</strong> (interpersoonlijke, sociale)<br />
gebie<strong>de</strong>n;<br />
c. <strong>de</strong> tekortkomingen zijn waarneembaar op het gebied van werk en an<strong>de</strong>re belangrijke<br />
gebie<strong>de</strong>n;<br />
d. <strong>de</strong> tekortkomingen zijn stabiel en langerdurend aanwezig, en het begin ervan ligt<br />
aanwijsbaar in <strong>de</strong> adolescentiefase of jongvolwassenheid.<br />
Twee systemen voorzien in aanpassingen van bestaan<strong>de</strong>, algemene psychiatrische<br />
classificatie systemen op mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Diagnostische criteria<br />
wor<strong>de</strong>n verfijnd en er wor<strong>de</strong>n aanbevelingen gedaan voor aanpassing.<br />
Deze aanpassingen betreffen vooral het uitgaan van het niveau van ontwikkeling, beperkte<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> communicatie, organisatie en planning van gedrag, <strong>de</strong> gevolgen van <strong>de</strong><br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking voor het sociaal functioneren in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van criteria die<br />
zou<strong>de</strong>n kunnen wijzen op een persoonlijkheidsstoornis.<br />
DC-LD, Diagnostic Criteria for psychiatric disor<strong>de</strong>rs for use with adults with Learning<br />
Disabilities / Mental Retardation (Royal College of Psychiatrists, Gaskell, London,<br />
2001). Gebaseerd op ICD-10.<br />
Het toevoegen van diagnostische criteria voor persoonlijkheidsstoornissen wordt als<br />
controversieel gezien, ver<strong>de</strong>rgaand on<strong>de</strong>rzoek wordt aanbevolen.<br />
DM-ID, Diagnostic Manual – Intellectual Disability (National Association for the Dually<br />
Diagnosed, New York, 2007). Gebaseerd op DSM-IV.<br />
4.4.2 Exclusiecriteria<br />
54
Er gel<strong>de</strong>n twee algemene exclusiecriteria alvorens een diagnose persoonlijkheidsstoornissen<br />
gesteld mag wor<strong>de</strong>n: het storen<strong>de</strong> gedrag of <strong>de</strong> sociale niet-aanpassing kan niet wor<strong>de</strong>n<br />
toegeschreven aan een an<strong>de</strong>re psychische (As I of As II) stoornis; en het gedrag mag niet<br />
samenhangen met enige vorm van verslaving of een somatisch toestandsbeeld. Het eerste<br />
exclusiecriterium kan inhou<strong>de</strong>n dat een persoonlijkheidsstoornis niet gesteld kan wor<strong>de</strong>n bij<br />
mensen met verstan<strong>de</strong>lijke beperking, uitgaan<strong>de</strong> van een onrijpe, onvolkomen of<br />
onevenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling. Er wordt echter steeds meer aangenomen dat<br />
een tekort aan intelligentie <strong>de</strong> ontwikkeling van stoornissen in <strong>de</strong> persoonlijkheid niet uitsluit<br />
en dat een laag IQ een risicofactor is voor het ontwikkelen van persoonlijkheidsproblematiek.<br />
Did<strong>de</strong>n en Van <strong>de</strong>n Hazel (2009) leggen <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong> gevolgen van <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking, zoals het gebrek aan educatie, het verblijven in instellingen, het gebrek aan<br />
copingvaardighe<strong>de</strong>n, negatieve ervaringen en zelfverwachtingen en faalangst. Onaangepast<br />
sociaal gedrag, antisociale cognities of belevingen van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking kunnen me<strong>de</strong> verklaard wor<strong>de</strong>n vanuit <strong>de</strong> gevolgen van <strong>de</strong> aanwezigheid van een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking en niet door <strong>de</strong> beperking zelf. Ook genetische en neurologische<br />
afwijkingen bij verstan<strong>de</strong>lijk beperkten kunnen gepaard gaan met stabiele, doch „afwijken<strong>de</strong>‟<br />
gedragspatronen.<br />
Veel mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking laten, afgaan<strong>de</strong> op <strong>de</strong> gedragskenmerken,<br />
op zijn minst trekken van een persoonlijkheidsstoornis zien. Het problematische gedrag,<br />
cognities en ervaringen kunnen echter niet altijd wor<strong>de</strong>n verklaard vanuit <strong>de</strong> gevolgen van<br />
hun verstan<strong>de</strong>lijke beperking c.q. <strong>de</strong> maatschappelijke context waarin zij verblijven (Lindsay,<br />
Dana, Došen, Grabiel & Young, 2007).<br />
De levenservaringen van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking zijn gemid<strong>de</strong>ld genomen<br />
duurzaam an<strong>de</strong>rs dan die van normaal begaaf<strong>de</strong> mensen. Zij zijn meer afhankelijk van <strong>de</strong><br />
sociale omstandighe<strong>de</strong>n of maatschappelijke context. Onaangepast sociaal gedrag moet dus<br />
on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n in het licht van die context waarin iemand is opgegroeid c.q. zich bevindt.<br />
Bepaal<strong>de</strong> persoonlijkheidstrekken kunnen wor<strong>de</strong>n opgevat als een abnormale reactie op<br />
abnormale omstandighe<strong>de</strong>n. Communicatieve beperkingen, beperkt begrip en beperkte<br />
sociale ervaringen moeten meegewogen wor<strong>de</strong>n.<br />
Lindsay en collega‟s leggen in <strong>de</strong> DM-ID accenten op het maken van on<strong>de</strong>rscheid een<br />
vertraag<strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling die maar al te vaak leidt tot een ontwikkelingstekort<br />
en een verstoring van <strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling.<br />
4.4.3 Persoonlijkheidsontwikkeling bij personen met een LVB<br />
Van Toorn (2008) spreekt over een verzwakte persoonlijkheidsopbouw bij mensen met een<br />
licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking, waarbij <strong>de</strong> beperkte mogelijkhe<strong>de</strong>n spanningen te weerstaan,<br />
een narcistische affectafweer, problemen in <strong>de</strong> realiteitstoetsing, gevoelens van<br />
<strong>de</strong>personalisatie en <strong>de</strong>realisatie direct samenhangen met <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking.<br />
Došen (2005b) legt het accent op <strong>de</strong> samenhang tussen verstan<strong>de</strong>lijke beperking en<br />
beperkingen in <strong>de</strong> sociale en emotionele ontwikkeling, die hij centraal ziet in <strong>de</strong> ontwikkeling<br />
van <strong>de</strong> persoonlijkheid van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Onvolledig en<br />
gefragmenteerd besef van sociale regels, beperkingen in <strong>de</strong> affectregulatie, relatievorming<br />
en impulscontrole lei<strong>de</strong>n ertoe dat <strong>de</strong> DSM-criteria voor een persoonlijkheidsstoornis volgens<br />
hem niet toepasbaar zijn op mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Onaangepast sociaal<br />
functioneren kan verklaard wor<strong>de</strong>n vanuit beperkte ontwikkeling van <strong>de</strong> persoonlijkheid als<br />
gevolg van een:<br />
- beperkte cognitieve ontwikkeling (niet aangepast adaptief functioneren ten gevolge<br />
van een laag IQ),<br />
- an<strong>de</strong>re leergeschie<strong>de</strong>nis en beperkte mogelijkhe<strong>de</strong>n tot sociale aanpassing,<br />
- beperkt sociaal leervermogen (die voortkomt uit <strong>de</strong> VB of ontwikkelingsstoornis),<br />
- uitval in het sociaal functioneren (die voortkomt uit een disharmonische<br />
persoonlijkheidsontwikkeling),<br />
- ongelijk en gefragmenteerd verlopen cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling.<br />
55
Om <strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking te<br />
begrijpen is het noodzakelijk het niveau van sociale en emotionele ontwikkeling te kennen, in<br />
relatie tot <strong>de</strong> context van betrokkene en <strong>de</strong> ontwikkelingsgeschie<strong>de</strong>nis (Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n<br />
Hazel, 2009).<br />
Vaak hangt <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking samen met genetische en neurologische<br />
afwijkingen, die gepaard kunnen gaan met een stabiel en meer of min<strong>de</strong>r afwijkend patroon<br />
van innerlijke ervaringen en sociaal onaangepast gedrag. „Behavioral phenotypes‟ zijn<br />
kenmerkend voor bepaal<strong>de</strong> syndromen. Denk <strong>hier</strong>bij bijvoorbeeld aan het „vasthou<strong>de</strong>nd<br />
tegendraadse‟ gedrag dat vaak zichtbaar is bij mensen met Pra<strong>de</strong>r-Willi syndroom. Dit<br />
gedrag lijkt sterk op gedrag bij sommige persoonlijkheidsstoornissen, maar in dit geval wordt<br />
het gedrag gezien als een kwetsbaarheid of gedragsfenotype behoren<strong>de</strong> bij een genetische<br />
afwijking (Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n Hazel, 2009).<br />
Binnen <strong>de</strong> groep mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking blijkt er een grote variatie in <strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsontwikkeling, die onvoldoen<strong>de</strong> te verklaren is door verschillen in<br />
intelligentieniveau of cognitieve ontwikkelingsfase (Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n Hazel, 2009). Als er<br />
dan toch mogelijk sprake is van een verstoor<strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling bij mensen met<br />
een verstan<strong>de</strong>lijke beperking kan dit komen door genetische factoren, psychosociale<br />
aspecten (zoals afhankelijkheid, ingrijpen<strong>de</strong> gebeurtenissen zon<strong>de</strong>r mogelijkheid tot eigen<br />
invloed, mishan<strong>de</strong>ling en misbruik, onveilig opvoedklimaat) of problemen in <strong>de</strong> emotionele<br />
ontwikkeling (zoals hechtingsproblemen).<br />
Algemene consensus is dat mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking kwetsbaar<strong>de</strong>r zijn<br />
voor persoonlijkheidsstoornissen dan <strong>de</strong> niet-gehandicapte populatie (Došen & Day, 2001;<br />
Alexan<strong>de</strong>r & Cooray, 2003). De presentatie van een persoonlijkheidsstoornis verschilt<br />
volgens Flynn, Matthews en Hollins (2002) niet veel van <strong>de</strong> algemene populatie, maar kan<br />
an<strong>de</strong>rs zijn door vertraag<strong>de</strong> ontwikkeling, cognitieve stoornissen, aangeboren syndromen,<br />
een gebrek aan levenservaring en grotere blootstelling aan psychosociale tegenspoed in <strong>de</strong><br />
vroege jeugd.<br />
Aandachtspunt blijft dat on<strong>de</strong>rzoek en theorieontwikkeling over persoonlijkheid en<br />
persoonlijkheidsstoornissen voorbijgaat aan <strong>de</strong> invloed van een verstan<strong>de</strong>lijk beperking. De<br />
Multidisciplinaire Richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen (2008) geeft evi<strong>de</strong>nce based<br />
richtlijnen voor diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling van persoonlijkheidsstoornissen en geldt als<br />
standaard voor optimale zorg. Het bio-psycho-sociaal ontwikkelingsmo<strong>de</strong>l voor<br />
persoonlijkheidsstoornissen staat centraal. Er is geen re<strong>de</strong>n om aan te nemen dat dit mo<strong>de</strong>l<br />
niet kan opgaan voor mensen met een tekort aan intellectuele vermogens. De richtlijn geeft<br />
echter geen houvast voor diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling bij een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking.<br />
4.4.4 Continuüm bij diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen<br />
Uitgaan<strong>de</strong> van een „gewone‟ ontwikkeling kan men in <strong>de</strong> adolescentie (12 tot 18 jaar)<br />
spreken van een persoonlijkheid in ontwikkeling. Wanneer er trekken zijn die wijzen op een<br />
persoonlijkheidsstoornis wordt er gesproken van een bedreig<strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsontwikkeling. Bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking moet die<br />
leeftijdsgrens wor<strong>de</strong>n opgetrokken naar minimaal 21 jaar, vanwege vertraag<strong>de</strong> rijping,<br />
langerduren<strong>de</strong> en langzamer verlopen<strong>de</strong> leerervaringen en <strong>de</strong> doorlopen<strong>de</strong> sociale en<br />
emotionele ontwikkeling.<br />
Naarmate het niveau van cognitief functioneren lager is, dient men meer terughou<strong>de</strong>nd te<br />
zijn ten aanzien van het stellen van een hypothese in <strong>de</strong> richting van een<br />
persoonlijkheidsstoornis. Er kan beter gesproken wor<strong>de</strong>n van een scheefgroei in <strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsontwikkeling of trekken van een persoonlijkheidsstoornis.<br />
Vaak wordt een disharmonische ontwikkeling gevon<strong>de</strong>n; cognitieve capaciteiten zijn niet op<br />
eenzelf<strong>de</strong> niveau ontwikkeld als <strong>de</strong> sociale en emotionele capaciteiten. In <strong>de</strong> sociale en<br />
56
emotionele ontwikkeling, ervarings- en leergeschie<strong>de</strong>nis ligt voor een belangrijk <strong>de</strong>el <strong>de</strong><br />
basis voor <strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling. Samen met het temperament vormen <strong>de</strong> sociale<br />
en emotionele ontwikkeling <strong>de</strong> basis voor <strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling.<br />
Het is niet mogelijk aan te geven bij welk niveau er eer<strong>de</strong>r gesproken kan wor<strong>de</strong>n over<br />
beperkingen in het sociaal en emotioneel functioneren, dan van stoornissen in trekken van<br />
<strong>de</strong> persoonlijkheid (Vonk en Hosmar, 2011).<br />
Ook wanneer er sprake is van situatieve stress, waarbij iemand in het verle<strong>de</strong>n re<strong>de</strong>lijk<br />
gefunctioneerd heeft, dan moet men zeer terughou<strong>de</strong>nd zijn met classificaties en zich meer<br />
richten op een beschrijven<strong>de</strong> diagnose. On<strong>de</strong>rzoek naar eventuele ina<strong>de</strong>quate aanpassing<br />
aan <strong>de</strong> sociale omgeving is <strong>hier</strong>bij in eerste instantie van groot belang. Het is van belang uit<br />
te zoeken of er pathologie in <strong>de</strong> persoon zelf zit of dat veel meer wordt ingegeven door <strong>de</strong><br />
omstandighe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> sociale context van <strong>de</strong> persoon.<br />
Zo kan veel van wat door <strong>de</strong> omgeving als probleemgedrag wordt ervaren, soms<br />
geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>n als ina<strong>de</strong>quaat copinggedrag als gevolg van soms zeer langdurige<br />
overvraging. Wanneer dit wordt on<strong>de</strong>rkend en <strong>de</strong> eisen wor<strong>de</strong>n afgestemd op <strong>de</strong><br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n van iemand met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking, ziet men soms het<br />
probleemgedrag verbleken en kunnen a<strong>de</strong>quatere copingmechanismes wor<strong>de</strong>n aangeleerd.<br />
4.5 Problemen in <strong>de</strong> diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen bij verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkten<br />
4.5.1.Conceptuele problemen<br />
Persoonlijkheid komt tot uitdrukking in iemands gedrag, interacties en ervaringen (cognitie,<br />
perceptie, emotie) die met regelmaat en consistent waarneembaar zijn.<br />
Persoonlijkheidstrekken zijn stabiel (over langere tijd aanwezig) en persistent (op<br />
verschillen<strong>de</strong> levensterreinen en binnen diverse sociale interacties waarneembaar) (DSM-IV-<br />
TR, 2001).<br />
Er is weinig bekend over <strong>de</strong> normale ontwikkeling van persoonlijkheid bij mensen met een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking en <strong>de</strong> mate waarin ontwikkelingsachterstand <strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsrijping beïnvloedt. On<strong>de</strong>rzoek naar persoonlijkheidsontwikkeling bij<br />
verstan<strong>de</strong>lijk beperkten (zoals Zigler & Bennet-Gates, 1999) integreert niet met <strong>de</strong><br />
heersen<strong>de</strong> persoonlijkheidstheorieën of met concepten van persoonlijkheidsstoornissen<br />
(Morrissey & Hollin, 2010).<br />
De vraag is of verstan<strong>de</strong>lijk beperkten over een voldoen<strong>de</strong> ontwikkel<strong>de</strong> persoonlijkheid<br />
beschikken om een persoonlijkheidsstoornis te kunnen diagnosticeren. Het afgrenzen van<br />
een onvolgroei<strong>de</strong> persoonlijkheid (die in verband staat met <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking) van<br />
een gestoor<strong>de</strong> persoonlijkheid is uitermate lastig. Een (forse) achterstand in <strong>de</strong> cognitieve<br />
ontwikkeling kan lei<strong>de</strong>n tot een onrijpe persoonlijkheid, die <strong>de</strong> trekken van een<br />
persoonlijkheidsstoornis kan laten zien. Om dit te beoor<strong>de</strong>len moet het niveau van <strong>de</strong><br />
cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling bekend zijn, van waaruit het onaangepaste<br />
gedrag als „min of meer‟ a<strong>de</strong>quaat beoor<strong>de</strong>eld kan wor<strong>de</strong>n. De maat is daarbij <strong>de</strong><br />
verwachting waaraan iemand dient te voldoen op grond van het cognitieve, sociale en<br />
emotionele niveau (Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n Hazel, 2009).<br />
Cognitieve beperkingen beïnvloe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> persoonlijkheid en eventuele<br />
verstoringen <strong>hier</strong>in (Zigler & Bennet-Gates, 1999). Er is spanning tussen afhankelijkheid en<br />
autonomie, er is discontinuïteit in relaties en opvoeding, en <strong>de</strong> kans op mishan<strong>de</strong>ling en<br />
verwaarlozing. De sociale ervaringen van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking kunnen<br />
op jonge leeftijd, langdurend en fundamenteel an<strong>de</strong>rs zijn dan die van mensen zon<strong>de</strong>r een<br />
beperking. Variatie in <strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling bij mensen met een licht verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking kan niet alleen verklaard kan wor<strong>de</strong>n vanuit verschillen in intelligentieniveau of<br />
cognitieve ontwikkelingsfase (Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n Hazel, 2009).<br />
57
4.5.2 Methodologische problemen<br />
Gedragskenmerken die maar al te vaak samenhangen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking,<br />
overlappen met enkele diagnostische criteria voor een persoonlijkheidsstoornis zoals<br />
affectlabiliteit, impulsiviteit, agressief gedrag en zelfverwonding. Deze kenmerken komen<br />
vaker voor bij verstan<strong>de</strong>lijk beperkten, zon<strong>de</strong>r dat er per se een persoonlijkheidsstoornis<br />
aanwezig is (Zigler et al, 2002; Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n Hazel, 2009).<br />
De criteria van <strong>de</strong> DSM-IV-TR gaan uit van een normale gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> culturele context, maar<br />
mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking zijn vaak vanaf jongs af aan ingebed in en<br />
afhankelijk van specialistische zorg. Het is lastig een afhankelijke of vermij<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsstoornis vast te stellen bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijk beperking en bijna<br />
onmogelijk <strong>de</strong> gevolgen van een verstan<strong>de</strong>lijke beperking op bijvoorbeeld het gebied van<br />
negatieve ervaringen of sociale- en probleemoplossingsvaardighe<strong>de</strong>n vast te stellen. Pas in<br />
een setting waarin iemand met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking niet meer overvraagd en<br />
overbelast wordt, is het mogelijk om ina<strong>de</strong>quate coping weg te nemen en te beoor<strong>de</strong>len wat<br />
er overblijft aan persoonlijkheidsproblematiek.<br />
Pridding en Procter (2008) ra<strong>de</strong>n aan om <strong>de</strong> diagnose persoonlijkheidsstoornissen alleen als<br />
voorlopige diagnose te stellen, aangezien een veran<strong>de</strong>ring van omgeving kan lei<strong>de</strong>n tot<br />
structurele veran<strong>de</strong>ring in gedrag en attitu<strong>de</strong>. Aangezien storen<strong>de</strong> omgevingsinvloe<strong>de</strong>n<br />
kunnen lei<strong>de</strong>n tot een aanpassingsstoornis, kan er pas gesproken wor<strong>de</strong>n van een<br />
persoonlijkheidsstoornis wanneer het afwijken<strong>de</strong> gedrag zeer langdurig en op verschillen<strong>de</strong><br />
levensgebie<strong>de</strong>n bestaat, en min of meer onafhankelijk is van <strong>de</strong> omgevingsinvloe<strong>de</strong>n.<br />
4.6 Richtlijn in <strong>de</strong> diagnostiek van persoonlijkheidsontwikkeling en<br />
-stoornissen bij cliënten met een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
4.6.1 Doel in het persoonlijkheidson<strong>de</strong>rzoek<br />
Er moet niet <strong>de</strong> vergissing gemaakt wor<strong>de</strong>n dat classificatie gelijk staat aan diagnostiek. Het<br />
on<strong>de</strong>rbrengen van vormen van gedrag in een van toepassing zijn<strong>de</strong> categorie vormt slechts<br />
een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el, zij het bepaald geen verwaarloosbaar on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el, van het totale<br />
diagnostische proces. De klinische indruk, test- en schaaluitslagen, het persoonlijk verle<strong>de</strong>n<br />
en <strong>de</strong> sociale context spelen tevens een rol in dit diagnostisch proces dat uitein<strong>de</strong>lijk leidt tot<br />
een voor dit individu, op dit tijdstip gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> diagnose (Kraijer & Plas, 2006). Classificeren is<br />
een label toekennen op basis van bepaal<strong>de</strong> afgesproken criteria, bijvoorbeeld voldoen aan<br />
ten minste vier van <strong>de</strong> negen gegeven gedragskenmerken. Bij diagnostiek wor<strong>de</strong>n klachten<br />
on<strong>de</strong>rzocht op hun ontstaanswijze en op hun betekenis voor <strong>de</strong> persoon en zijn omgeving.<br />
Het gaat <strong>hier</strong>bij dus niet alleen om een beoor<strong>de</strong>ling van wat <strong>de</strong>ze cliënt gemeen heeft met<br />
een aantal an<strong>de</strong>re personen, maar ook om het in kaart brengen van het unieke van <strong>de</strong>ze<br />
persoon (Kraijer & Plas, 2006). Deze omschrijving van diagnostiek sluit geheel aan bij die<br />
van Rümke: ´Een diagnose is <strong>de</strong> doorschouwing van die ene mens die wij voor ons hebben,<br />
<strong>de</strong> mens in zijn eenmaligheid´. Dit alles betekent dat classificatie alléén onvoldoen<strong>de</strong><br />
handvatten biedt voor bijvoorbeeld een individueel han<strong>de</strong>lingsplan.<br />
Besteed in <strong>de</strong> diagnostische beschrijving vooral aandacht aan:<br />
<br />
<br />
<br />
Trekken: Persoonlijkheidstrekken wor<strong>de</strong>n zichtbaar in overtuigingen, belevingen,<br />
houding en gedrag. Deze openbaren zich vaak ook al in <strong>de</strong> adolescentie en<br />
ontwikkelen zich in een continue lijn tot in <strong>de</strong> volwassenheid. Deze trekken dienen<br />
pervasief te zijn, zich in alle levensgebie<strong>de</strong>n, over verschillen<strong>de</strong> leefsituaties te<br />
openbaren.<br />
De context: verwachtingen, overvraging(!), relaties, wijze van sociaal functioneren,<br />
normen en waar<strong>de</strong>n, gebruikelijke en geaccepteer<strong>de</strong> coping in kaart brengen.<br />
De ontwikkelingsgeschie<strong>de</strong>nis: <strong>hier</strong>in moet met name aandacht zijn voor stabiliteit<br />
van het primaire milieu (gezin), eventueel psychopathologie bij primaire opvoe<strong>de</strong>rs,<br />
hechtingsgeschie<strong>de</strong>nis; signalen van <strong>de</strong>privatie, verwaarlozing en misbruik,<br />
58
continuïteit van relaties; (eventueel belasten<strong>de</strong>) ervaringen in<br />
instellingen/voorzieningen.<br />
4.6.2 Uitsluiten<strong>de</strong> criteria<br />
1) Aangezien een verstan<strong>de</strong>lijke beperking bijdraagt aan een vertraag<strong>de</strong>, onvolkomen of<br />
disharmonische persoonlijkheidsontwikkeling, benadrukken zowel <strong>de</strong> DM-ID als <strong>de</strong><br />
DC-LD dat een diagnose persoonlijkheidsstoornissen bij LVB niet eer<strong>de</strong>r dan vanaf<br />
het 21 ste of zelfs het 23 ste levensjaar gesteld mag wor<strong>de</strong>n.<br />
2) Wanneer er sprake is van duurzaam sociaal onaangepast gedrag leidt niet <strong>de</strong><br />
maatschappelijke norm tot een diagnose persoonlijkheidsstoornissen, maar <strong>de</strong><br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n tot sociaal gedrag die van betreffen<strong>de</strong> persoon verwacht kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n. De duurzame en sociale niet-aanpassing mag niet terug te voeren zijn op <strong>de</strong><br />
gevolgen van:<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
De ernst van <strong>de</strong> cognitieve beperkingen (ofwel een te beperkt niveau van<br />
communicatieve, sociale en zelfredzaamheidontwikkeling: het tekort aan adaptieve<br />
vermogens is terug te voeren op <strong>de</strong> ernst van <strong>de</strong> beperkingen).<br />
Een beperkte sociale en emotionele ontwikkeling (in kaart te brengen door mid<strong>de</strong>l<br />
van <strong>de</strong> Vineland-Z, ESSEON-R en/of SEO-R).<br />
Fenotypes die direct samenhangen met specifieke syndromen (zoals bijvoorbeeld het<br />
Syndroom van Pra<strong>de</strong>r-Willi, of het Klinefelter syndroom waarbij typisch en pervasief<br />
oppositioneel probleemgedrag optreedt). (Zie ook het hoofdstuk over klinische<br />
syndromen).<br />
Gevolgen van een fysieke aandoening zoals niet aangeboren hersenletsel (NAH) en<br />
organopscyhosyndroom (OPS).<br />
Psychiatrische problematiek (als toestandsbeeld) die beleving en gedrag te zeer<br />
beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Directe effecten van het gebruik van alcohol of drugs.<br />
3) Bij mensen met een matige of ernstige verstan<strong>de</strong>lijke beperking (met een IQ on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
50), kan er niet gesproken wor<strong>de</strong>n over een persoonlijkheidsstoornis, vanwege <strong>de</strong><br />
ernst van <strong>de</strong> beperkingen in het sociaal functioneren. An<strong>de</strong>rzijds kan het niet zo zijn<br />
dat mensen met een tekort aan IQ gevrijwaard zijn van het ontwikkelen van<br />
persoonlijkheidsproblematiek (Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n Hazel, 2009).<br />
4.7 Metho<strong>de</strong>n en instrumenten<br />
Het is onmogelijk een diagnose betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> persoonlijkheid en persoonlijkheidsontwikkeling<br />
te stellen zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperkingen van <strong>de</strong> actuele classificatiesystemen te<br />
kennen; <strong>de</strong> categoriale bena<strong>de</strong>ring sluit niet aan bij <strong>de</strong> klinische beel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> praktijk, er is<br />
overlap met an<strong>de</strong>re psychiatrische en ontwikkelingsstoornissen. Er is een grotere<br />
contextafhankelijkheid die optreedt als logisch gevolg van het hebben van een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking. Waar persoonlijkheidsdynamiek tot uiting komt die doet <strong>de</strong>nken aan<br />
persoonlijkheidsproblematiek dient afgewogen te wor<strong>de</strong>n waarin dit samen kan hangen met<br />
het niveau van sociaal en emotioneel functioneren.<br />
Het beschrijven van <strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling in trekken geeft <strong>de</strong> meeste ruimte voor<br />
het weergeven van persoonlijkheidsdynamiek.<br />
Het is onmogelijk tot een diagnose betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> persoonlijkheid en persoonlijkheidsontwikkeling<br />
te komen op basis van tests en klinische indruk. De relatie met <strong>de</strong> context, <strong>de</strong><br />
betekenis en invloed van belangrijke an<strong>de</strong>ren, leergeschie<strong>de</strong>nis, <strong>de</strong> gevolgen van het<br />
functioneren op verstan<strong>de</strong>lijk beperkt niveau, het sociaal en emotioneel functioneren dienen<br />
te wor<strong>de</strong>n meegenomen in <strong>de</strong> afweging.<br />
59
Op basis van <strong>de</strong> gebrekkige theoretische basis met betrekking tot <strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsontwikkeling van mensen met verstan<strong>de</strong>lijke beperkingen en het schaarse<br />
on<strong>de</strong>rzoek is er geen enkel diagnostisch instrument dat is toegesne<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> doelgroep.<br />
Op basis van een hypothese moeten verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n en –technieken<br />
ingezet wor<strong>de</strong>n, verifiërend en falsifiërend.<br />
4.7.1 Dossieranalyse<br />
Dossieranalyse bestaat uit het inventariseren van risico- en beschermen<strong>de</strong> factoren in<br />
systeem en context, on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> hechtingsgeschie<strong>de</strong>nis en <strong>de</strong> sociale ontwikkeling. In<br />
een dossieranalyse zijn beschrijvingen van <strong>de</strong> vroegkin<strong>de</strong>rlijke ontwikkeling in het contact<br />
met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs/ primaire hechtingsfiguren van belang, evenals het inventariseren van<br />
beschrijvingen van het temperament van betrokkene.<br />
Aanbevolen wordt te zoeken naar risicofactoren voor het ontstaan van<br />
persoonlijkheidsproblemen (<strong>de</strong>privatie, mishan<strong>de</strong>ling of verwaarlozing, misbruik,<br />
traumatische ervaringen, psychiatrische problematiek in het gezin). Sociale leergeschie<strong>de</strong>nis<br />
en -omgeving (gezin, instituutsgeschie<strong>de</strong>nis) en heersen<strong>de</strong> cultuur in <strong>de</strong> context moeten<br />
wor<strong>de</strong>n meegewogen (Did<strong>de</strong>n & Van <strong>de</strong>n Hazel, 2009).<br />
Een methodologische beperking is dat wanneer iets niet in een dossier vermeldt staat dit niet<br />
betekent dat <strong>de</strong>ze risico niet voorkwam.<br />
Het is zeer aan te bevelen een hetero-anamnese af te nemen om een beeld te verkrijgen van<br />
(vroege) ontwikkeling in <strong>de</strong> context.<br />
4.7.2 Semi-gestructureer<strong>de</strong> diagnostische interviews<br />
SCID-II (Structured Clinical Interview for DSM-IV Axis II Personality disor<strong>de</strong>rs)<br />
4.7.3 Zelfrapportagevragenlijsten<br />
Voorwaar<strong>de</strong>n voor afname van persoonlijkheidsvragenlijsten zijn een verbale begripsin<strong>de</strong>x<br />
die tenminste hoger is dan 70 en het vermogen vragenlijsten zelfstandig te begrijpen en in te<br />
vullen. Bij ie<strong>de</strong>re zelfrapportagelijst is het wenselijk om, voordat <strong>de</strong> lijst wordt afgenomen,<br />
eerst het begripsniveau te toetsen; door een voorliggend on<strong>de</strong>rzoek naar leesvaardigheid en<br />
verbaal begrip, of door mid<strong>de</strong>l van een gesprek over <strong>de</strong> vragen, interpretatie en wijze waarop<br />
ingevuld moet wor<strong>de</strong>n.<br />
Er bestaan veel persoonlijkheidsvragenlijsten waarvan <strong>de</strong> validiteit en betrouwbaarheid zijn<br />
on<strong>de</strong>rzocht voor normaal begaaf<strong>de</strong>n. Het is echter niet altijd gemakkelijk om<br />
han<strong>de</strong>lingsconsequenties te verbin<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> resultaten.<br />
Er wordt sinds enkele jaren gebruik gemaakt van <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> “dynamische<br />
profielinterpretatie” waarbij men uitkomstprofielen van een aantal lijsten combineert en<br />
interpreteert in relatie tot elkaar. Een wetenschappelijke basis in on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />
betrouwbaarheid en <strong>de</strong> validiteit van <strong>de</strong>ze dynamische theoriegestuur<strong>de</strong> profielinterpretatie<br />
ontbreekt. Deze profielinterpretatie kan alleen als <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte niet te veel afwijkt van <strong>de</strong><br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> cliënt uit <strong>de</strong> normgroep (Eurelings-Bontekoe & Snellen, 2003). De Task Force<br />
raadt ten sterkste af <strong>de</strong> dynamische interpretatie metho<strong>de</strong> van Eurelings-Bontekoe toe te<br />
passen bij mensen met een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking.<br />
Uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> persoonlijkheids- en temperamentsvragenlijsten kan een keuze wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt. Van een aantal persoonlijkheidsvragenlijsten bestaan ook jeugdversies zoals <strong>de</strong><br />
NPV-J-2 (Barelds, Luteijn & Van Dijk, 2011). In <strong>de</strong> praktijk blijkt dat qua inhoud <strong>de</strong><br />
bruikbaarheid van <strong>de</strong>ze lijsten gering is (<strong>de</strong> vragen zijn geschreven naar <strong>de</strong> context van<br />
kin<strong>de</strong>ren), of <strong>de</strong> normen moeten als verou<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
TCI en VTCI (Ne<strong>de</strong>rlandse Verkorte Temperament en Karakter vragenlijst)<br />
60
ATL (Adolescenten Temperamentlijst)<br />
NPV-2 (Ne<strong>de</strong>rlandse Persoonlijkheidsvragenlijst 2)<br />
MMPI-2 (Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2)<br />
NPST (Negativisme, Ernstige Psychopathologie en Somatisering)<br />
NEO-PI-R (NEO-Personality Inventory-Revised) en NEO-FFI (NEO-Five Factor Inventory)<br />
PDQ-4+ (Personality Disor<strong>de</strong>rs Questionnaire)<br />
VKP-4 (Vragenlijst voor Kenmerken van <strong>de</strong> Persoonlijkheid)<br />
Vineland-Z<br />
ESSEON-R (Schaal voor het schatten van het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau –<br />
Revisie)<br />
SEO-R (Expertimentele Schaal voor Emotionele Ontwikkeling bij mensen met een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking - Revised)<br />
DAPP-BQ (Dimensionale Asessment van Persoonlijkheidspathologie)<br />
UCL (Utrechtse Coping Lijst)<br />
ADS (Anger Disor<strong>de</strong>r Scale, Ne<strong>de</strong>rlandse versie)<br />
RS-NL (Resilience Scale, Ne<strong>de</strong>rlandse versie)<br />
4.7.4 Projectieon<strong>de</strong>rzoek<br />
Voornamelijk vanuit <strong>de</strong> psychodynamische traditie wer<strong>de</strong>n projectieve tests ingezet. De<br />
gedachte is dat het individu in <strong>de</strong> interpretatie van meer<strong>de</strong>re complexe en meerduidige<br />
platen gemakkelijker meer laat zien van <strong>de</strong> organisatie van <strong>de</strong> ego- of ik-functies, van<br />
verdrongen (onbewuste en voorbewuste) gedachten en belevingen (Kraijer, 2006). De<br />
antwoor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r bepaald door cognitieve controle of door sociale wenselijkheid.<br />
Er bestaat een grote variëteit aan metho<strong>de</strong>n, variërend van verschillen<strong>de</strong> technieken als<br />
Tekentaken, <strong>de</strong> Rorschach, TAT (Thematische Apperceptie Test), 4 Platen Test, Zinnen<br />
Aanvul Test (ZAT) tot <strong>de</strong> Columbus.<br />
Voorwaar<strong>de</strong> voordat projectie ingezet kan wor<strong>de</strong>n is te weten hoe het staat met <strong>de</strong> sociaal<br />
cognitieve ontwikkeling van on<strong>de</strong>rzochte.<br />
De psychometrische kwaliteiten zijn vrijwel zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring slecht. In <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n van<br />
zeer ervaren <strong>de</strong>skundigen kunnen <strong>de</strong>ze instrumenten echter volgens sommigen belangrijke<br />
informatie opleveren die op an<strong>de</strong>re manieren moeilijk te verkrijgen is. Zo is in het<br />
psychologisch on<strong>de</strong>rzoek bij mensen met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke beperking het voor<strong>de</strong>el<br />
dat, in het aanbie<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> projectieplaten, taal min<strong>de</strong>r een rol speelt. Verbale<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn weer wel van belang bij het weergeven van wat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte<br />
waarneemt. Persoonlijkheidson<strong>de</strong>rzoek kan niet gebaseerd zijn op een enkele<br />
on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>. Het inzetten van projectieon<strong>de</strong>rzoek heeft waar<strong>de</strong> in het generen<br />
voorafgaand aan ver<strong>de</strong>r psychologisch on<strong>de</strong>rzoek, of het toetsen van hypothesen die vanuit<br />
an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksbevindingen naar voren kwamen.<br />
ZALC (Zinnenaanvullijst Curium)<br />
61
4.7.5 Klinisch oor<strong>de</strong>el<br />
In wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> betrouwbaarheid van het klinisch oor<strong>de</strong>el met<br />
betrekking tot persoonlijkheidsstoornissen bij normaal begaaf<strong>de</strong>n blijkt zeer laag te zijn<br />
(Zimmerman, 1994). Er is geen re<strong>de</strong>n aan te nemen dat dit in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling bij mensen met<br />
een lichte verstan<strong>de</strong>lijke beperking an<strong>de</strong>rs zou zijn. In het psycho-diagnostisch on<strong>de</strong>rzoek<br />
naar persoonlijkheid is het van belang je bewust te zijn van <strong>de</strong> indruk van <strong>de</strong> persoon in het<br />
contact, afweer, overdracht en tegen-overdracht en <strong>de</strong>ze te beschrijven.<br />
4.7.6 Verdiepend on<strong>de</strong>rzoek<br />
Wanneer er sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarin <strong>de</strong> manipulatieve,<br />
empathieloze contactname op <strong>de</strong> voorgrond staat, is afname van <strong>de</strong> PCL-R (Hare‟s<br />
Psychopathology Checklist – Revised; Hare, 2003) aanbevolen. Morrisey (2004; 2010) geeft<br />
belangrijke aanpassingen in <strong>de</strong> afname van <strong>de</strong> PCL-R bij mensen met een LVB. De an<strong>de</strong>re<br />
sociale context (instituutservaringen of –verblijf), beperkte communicatieve mogelijkhe<strong>de</strong>n en<br />
verbale capaciteiten, wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> weging van <strong>de</strong> kenmerken van psychopathie betrokken.<br />
PCL-R (Psychopathie Checklist-Revised)<br />
4.8 Conclusies en aanbevelingen<br />
Het is onmogelijk te veron<strong>de</strong>rstellen dat uitsluitend een classificatie (à la DSM-IV-TR) <strong>de</strong><br />
individuele uitingsvorm, individuele verschillen en <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong><br />
persoonlijkheidsontwikkeling van mensen met een LVB kan uitdrukken. Alleen een<br />
beschrijven<strong>de</strong> diagnostische bena<strong>de</strong>ring, waarbij <strong>de</strong> persoonlijkheid in dimensies (of trekken)<br />
wordt weergegeven, geeft ruimte voor het uitdrukken van <strong>de</strong> gevolgen en invloed van <strong>de</strong><br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Levensgeschie<strong>de</strong>nis, leergeschie<strong>de</strong>nis, <strong>de</strong> invloed van systeem en<br />
context moeten zijn meegenomen.<br />
Psycho-diagnostisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> persoonlijkheidsontwikkeling bij mensen met een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking bestaat ten minste uit:<br />
een grondige dossieranalyse naar risicofactoren in <strong>de</strong> voorgeschie<strong>de</strong>nis;<br />
heteroanamnese;<br />
gesprek dan wel interview met <strong>de</strong> cliënt: psycho-diagnostisch on<strong>de</strong>rzoek door mid<strong>de</strong>l<br />
van zelfrapportage (indien mogelijk in verband met het verbaal begripsniveau);<br />
en projectieon<strong>de</strong>rzoek.<br />
On<strong>de</strong>rzoek naar het niveau van sociale en emotionele ontwikkeling moet zorgvuldig zijn<br />
overwogen dan wel ingezet (door mid<strong>de</strong>l van Esseon-R of SEO-R).<br />
<strong>Diagnostiek</strong> van persoonlijkheidspathologie in DSM-V zal me<strong>de</strong> gebaseerd zijn op<br />
dimensionele mo<strong>de</strong>llen. Naast vijf prototypische persoonlijkheidstoornissen<br />
(antisociaal/ psychopaat, vermij<strong>de</strong>nd, bor<strong>de</strong>rline, obsessief-compulsief en<br />
schizotypisch) zullen zes persoonlijkheidsdimensies (negatieve emotionaliteit, introversie,<br />
antagonisme, disinhibitie, compulsiviteit en schizotypie) beschreven moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
Instrumenten als <strong>de</strong> DAPP-BQ (Van Kampen & De Beurs, 2008) gaan daar nu al op in. Ook<br />
dit instrumenten lijkt te complex voor mensen met een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking.<br />
Ten behoeve van an<strong>de</strong>re doelein<strong>de</strong>n dan een zuiver diagnostische kan een DSMclassificatie<br />
gesteld wor<strong>de</strong>n (<strong>de</strong>nk aan indicatiestelling).<br />
De Task Force beveelt <strong>de</strong> NPV-2 aan voor screenend on<strong>de</strong>rzoek (Barelds & Luteijn, 2007)<br />
als eerste zelfrapportage vragenlijst in persoonlijkheidson<strong>de</strong>rzoek aan.<br />
62
HOOFDSTUK 5. NEUROPSYCHOLOGISCHE FUNCTIESTOORNISSEN<br />
5.1 Definitie LVB<br />
De Task Force sluit aan bij <strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland gangbare praktijk om <strong>de</strong> term ”licht verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkt” (LVB) breed te gebruiken. De term LVB heeft betrekking op personen met een IQ<br />
tussen 50 en 70 of een IQ tussen 70 en 85 in combinatie met een vermin<strong>de</strong>rd sociaal<br />
aanpassingsvermogen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze bre<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie valt dus ook <strong>de</strong> groep personen die als<br />
“zwakbegaaf<strong>de</strong>n” (IQ tussen 70 en 85) wor<strong>de</strong>n gecategoriseerd.<br />
Waar er in dit document over LVB wordt gesproken valt daaron<strong>de</strong>r ook <strong>de</strong> categorie<br />
zwakbegaaf<strong>de</strong> personen, tenzij an<strong>de</strong>rs vermeld. Indien in <strong>de</strong> literatuur <strong>de</strong> verwijzing „licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapt‟ voorkomt, kan men er vanuit gaan dat <strong>de</strong>ze naar capaciteiten<br />
verwijst die vallen in het gebied van <strong>de</strong> LVB.<br />
Wanneer er over cliënten wordt gesproken, kunnen <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r ook patiënten wor<strong>de</strong>n<br />
verstaan.<br />
5.2 Inleiding<br />
Door mid<strong>de</strong>l van neuropsychologisch on<strong>de</strong>rzoek wordt vastgesteld hoe gedragsstoornissen<br />
samenhangen met functiestoornissen van <strong>de</strong> hersenen. De diagnostiek is me<strong>de</strong> van belang<br />
voor <strong>de</strong> prognose en het indiceren van vormen van behan<strong>de</strong>ling en begeleiding. In principe<br />
kan gesproken wor<strong>de</strong>n van een stoornis in een cognitief domein indien <strong>de</strong> scores op één of<br />
(bij voorkeur) meer tests in dat domein buiten het scorebereik van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> populatie<br />
liggen, na correctie voor relevante kenmerken van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte, zoals leeftijd, opleiding<br />
en geslacht. In statistische termen: een score lager dan twee standaard <strong>de</strong>viaties (SD) on<strong>de</strong>r<br />
het verwachte niveau, overeenkomend met een score in het 1 e percentiel. Wanneer <strong>de</strong><br />
klachten van <strong>de</strong> patiënt, <strong>de</strong> heteroanamnese, <strong>de</strong> medische voorgeschie<strong>de</strong>nis, resultaten van<br />
medisch on<strong>de</strong>rzoek, <strong>de</strong> klachtenpresentatie en/of het profiel van <strong>de</strong> overige testresultaten in<br />
overeenstemming zijn met lage scores in het betreffen<strong>de</strong> domein, dan kan al bij een min<strong>de</strong>r<br />
extreem testresultaat sprake zijn van een stoornis.<br />
In <strong>de</strong> praktijk zijn er nogal wat LVB-cliënten bij wie neuropsychologische functiestoornissen<br />
vastgesteld wor<strong>de</strong>n. Deze functiestoornissen hebben vaak een dui<strong>de</strong>lijke relatie met <strong>de</strong><br />
gedragsproblematiek. Omdat cognitieve functiestoornissen en zogenaam<strong>de</strong> disharmonisch<br />
cognitieve profielen veel voorkomen bij <strong>de</strong> LVB-doelgroep is een screening bij alle cliënten<br />
aan te bevelen (Verberne, 2009).<br />
In <strong>de</strong> klinische praktijk wordt neuropsychologisch on<strong>de</strong>rzoek (NPO) verricht met één of meer<br />
van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> doelen:<br />
Vaststellen van <strong>de</strong> aan- of afwezigheid van stoornissen in (<strong>de</strong> ontwikkeling van) het<br />
cognitieve en emotionele functioneren.<br />
Inventariseren, beschrijven en kwantificeren van (het profiel van) stoornissen in (<strong>de</strong><br />
ontwikkeling van) het cognitieve en emotionele functioneren.<br />
Beoor<strong>de</strong>len of, en zo ja in hoeverre, <strong>de</strong>ze stoornissen het gevolg (kunnen) zijn van<br />
cerebrale afwijkingen of hersenziekten.<br />
Leveren van een bijdrage aan <strong>de</strong> medische differentiaal diagnostiek.<br />
Vastleggen van het beloop van ziekten en stoornissen door mid<strong>de</strong>l van herhaald<br />
NPO.<br />
Stellen van indicaties voor behan<strong>de</strong>ling van cognitieve en emotionele stoornissen.<br />
Evalueren van het effect van behan<strong>de</strong>ling door mid<strong>de</strong>l van herhaald NPO.<br />
5.3 Beschikbare instrumenten voor screening<br />
Voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse situatie geldt dat slechts zeer weinig neuropsychologische tests<br />
voldoen aan re<strong>de</strong>lijke psychometrische eisen; met name <strong>de</strong> normen krijgen vaak <strong>de</strong><br />
63
eoor<strong>de</strong>ling “onvoldoen<strong>de</strong>”. Dit betekent dat <strong>de</strong> testresultaten in veel gevallen van<br />
twijfelachtige waar<strong>de</strong> zijn. Functieon<strong>de</strong>rzoek bij van oorsprong normaal begaaf<strong>de</strong> mensen<br />
met uitvalsverschijnselen is niet eenvoudig. Bij mensen met een beperkte begaafdheid en<br />
hun door velerlei oorzaken van jongs af aan belemmer<strong>de</strong> en scheefgegroei<strong>de</strong> ontwikkeling<br />
ligt alles nog veel ingewikkel<strong>de</strong>r (Kraijer, 2002).<br />
Er zijn vrijwel geen tests met specifieke normen voor mensen met een licht verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking en zwakbegaaf<strong>de</strong> volwassenen. Wel zijn er tests met aparte normen voor mensen<br />
met een laag opleidingsniveau en zijn er tests met ontwikkelingsgerelateer<strong>de</strong> normen,<br />
waarbij men <strong>de</strong> prestaties van <strong>de</strong> cliënt kan vergelijken met <strong>de</strong> normen van mensen met<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke leeftijd (zie bijvoorbeeld Kraijer & Plas, 2006).<br />
5.4 Algemene neuropsychologische screening<br />
Als start van een neuropsychologisch on<strong>de</strong>rzoek is <strong>de</strong> WAIS-III-NL zinvol (Derksen, 2001).<br />
Om <strong>de</strong> representativiteit van <strong>de</strong> steekproef optimaal te krijgen is na <strong>de</strong> eerste WAIS-III-NL<br />
steekproef (zie <strong>de</strong> Technische Handleiding: Wechsler, 2000) aanvullend normon<strong>de</strong>rzoek<br />
uitgevoerd. Door een an<strong>de</strong>re in<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> leeftijdsgroepen en een opschoning van <strong>de</strong><br />
gehele dataset is er een nieuwe (kleinere) steekproefsamenstelling ontstaan die voldoet aan<br />
<strong>de</strong> vereiste representativiteit (WAIS-III Technische Rapport Hernormering 2004: Kooij,<br />
Rolfhus, Wilkins, Yang, & Zhu, 2004). De Taks Force adviseert het gebruik van <strong>de</strong> herziene<br />
normen van 2004. De WAIS-III-NL wordt uitgebreid omschreven in hoofdstuk 1. De subtests<br />
kunnen in het neuropsychologisch on<strong>de</strong>rzoek gebruikt wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> neuropsychologische<br />
diagnostiek wordt <strong>de</strong> test ook gebruikt om het intelligentieniveau van patiënten met<br />
aangetoond of vermoed hersenletsel vast te stellen. Daarnaast is <strong>de</strong> K-Snap een instrument<br />
dat ontwikkeld is voor neuropscyhologische screening.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> screening zijn er enkele punten waar extra aandacht aan besteed dient te<br />
wor<strong>de</strong>n. Cliënten hebben vaak <strong>de</strong> neiging hun klachten verkeerd te benoemen, ze bekijken<br />
het subjectief. Het is daarom belangrijk klachten goed uit te vragen door mid<strong>de</strong>l van<br />
voorbeel<strong>de</strong>n. Daarnaast is het voor <strong>de</strong> rest van het on<strong>de</strong>rzoek belangrijk te weten wat <strong>de</strong><br />
bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> cliënt zijn die mogelijk het on<strong>de</strong>rzoek kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n. Hierbij<br />
kan gedacht wor<strong>de</strong>n aan culturele achtergrond, dyslexie, analfabetisme, kleurenblindheid,<br />
faalangst et cetera. Aan <strong>de</strong> hand van het IQ en het bovenstaan<strong>de</strong> wordt bepaald hoe <strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>re screening zal verlopen. Ook wordt aan <strong>de</strong> hand <strong>hier</strong>van bepaald welke volgor<strong>de</strong> van<br />
afnemen van <strong>de</strong> instrumenten/vragenlijsten het beste aangehou<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns het<br />
on<strong>de</strong>rzoek. De on<strong>de</strong>rzoeker is vrij in het bepalen van zijn keuze wat betreft <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong>. Bij<br />
iemand bij wie al sprake is van aandachtsproblematiek kun je ingewikkel<strong>de</strong> tests beter niet<br />
aan het ein<strong>de</strong> van een vermoeien<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekssessie plannen. Het wordt aanbevolen om<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> testen in meer<strong>de</strong>re sessies af te nemen.<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale)<br />
K-Snap (Kaufman Neuropsychologische Screening)<br />
5.5 Aandachtsfuncties<br />
Klachten over aandacht kunnen een ver<strong>de</strong>kt probleem met het tempo van<br />
informatieverwerking zijn, dit is echter met goed doorvragen snel te achterhalen. Men ziet<br />
dan goe<strong>de</strong> scores op <strong>de</strong> echte aandacht- of interferentietaken (TMT-interferentie, Stroopinterferentie,<br />
D2-spreidingsbreedte; zie on<strong>de</strong>r), maar slechte scores op <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong><br />
tempotaken. Mensen die klagen over hun aandacht blijken (ook) vaak problemen te hebben<br />
met hun tempo van informatieverwerking.<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale): Substitutie<br />
D2<br />
64
CDT (Cijfer Doorstreep Test)<br />
Bourdon-Vos<br />
Stroop Kleur Woord test<br />
CPT II (Continuous Performance Test II)<br />
Trailmaking test<br />
5.6 Taalbegrip en leesvaardigheid<br />
Observaties van taalaspecten zijn gesystematiseerd en geanalyseerd naar semantiek,<br />
syntaxis, pragmatiek en fonologie en er wordt een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen receptieve<br />
en expressieve taalaspecten. Deze functies komen on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
instrumenten.<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale): Verbaal Begrip In<strong>de</strong>x (VBI); Woor<strong>de</strong>nschat<br />
en Overeenkomsten<br />
Brus één-minuut-test<br />
GIT-2 (Groninger Intelligentie Test 2): Woor<strong>de</strong>nlijst, Matrijzen & Woord opnoemen I en II<br />
5.7 Geheugenfuncties<br />
Ons geheugen wordt bepaald door verschillen<strong>de</strong> factoren. De manier waarop dingen geleerd<br />
wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> wijze waarop items binnenkomen: visueel, verbaal et cetera, maar ook het<br />
eventuele gebruik van hulpmid<strong>de</strong>len (bijvoorbeeld een agenda). Vaak is er een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
van het geheugen beperkt en kan dit gecompenseerd wor<strong>de</strong>n door an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Bij<br />
cliënten met een LVB ontbreekt vaak het vermogen om <strong>hier</strong>voor te compenseren en zij<br />
hebben <strong>hier</strong>bij dus hulp nodig. Om die hulp zo goed mogelijk af te stemmen is het belangrijk<br />
dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> aspecten van het geheugen on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n. Ook moet <strong>de</strong> invloed<br />
van an<strong>de</strong>re beperkingen nauwkeurig geobserveerd wor<strong>de</strong>n, bijvoorbeeld aandacht en<br />
concentratie.<br />
5.7.1 Geheugenspanne<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale): Werkgeheugen In<strong>de</strong>x (WgI): Rekenen,<br />
Cijferreeksen, Cijfers & Letters nazeggen<br />
5.7.2 Auditief-verbaal geheugen<br />
15-Woor<strong>de</strong>ntest<br />
GIT-2 (Groninger Intelligentie Test 2); Woord opnoemen I en II<br />
RBMT (Rivermead Behavioural Memory Test)<br />
5.7.3 Visueel geheugen<br />
Rey Complex Figure Test<br />
Benton Visual Retention Test<br />
5.8 Snelheid van informatieverwerking<br />
65
Vertraging in informatieverwerking zorgt vaak voor meer<strong>de</strong>re problemen, dit zijn <strong>de</strong><br />
zogenaam<strong>de</strong> „vroege‟ cognitieve problemen. Dit houdt in dat <strong>de</strong>ze ten grondslag kunnen<br />
liggen aan an<strong>de</strong>re cognitieve klachten (bijvoorbeeld over aandacht en het geheugen).<br />
Problemen met het tempo van informatieverwerking zijn meetbaar bij taken on<strong>de</strong>r tijdsdruk,<br />
bijvoorbeeld Substitutie, Blokpatronen, TMT (<strong>de</strong>el A), Stroop (<strong>de</strong>el 1 en 2), D2 (totale aantal<br />
en gecorrigeer<strong>de</strong> totale aantal). Concrete klachten van <strong>de</strong> cliënt <strong>hier</strong>bij zijn vaak: het wordt<br />
me teveel, ik kan gesprekken niet meer volgen, ik kan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtiteling niet meer volgen, ik<br />
ben zo snel moe, ik moet zo snel afhaken. Tips voor <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker om <strong>hier</strong>mee om te gaan<br />
zijn: zo veel mogelijk voorkomen dat er on<strong>de</strong>r tijdsdruk gewerkt moet wor<strong>de</strong>n en het<br />
aanpassen van het praattempo.<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale): Verwerkingssnelheid In<strong>de</strong>x (Vsl): Symbool<br />
Substitutie-Co<strong>de</strong>ren en Symbool Zoeken<br />
Trailmaking Test<br />
5.9 Visuospatiële en visuoconstructieve functies<br />
Visuospatiele en visuoconstructieve functies zou je kunnen vatten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> algemene<br />
noemer visuele cognitieve mogelijkhe<strong>de</strong>n (Van<strong>de</strong>rploeg, 2000). Daarmee wordt ook <strong>de</strong><br />
visuele perceptie en visuopraxis meegenomen. De verschillen<strong>de</strong> functies liggen in<br />
verschillen<strong>de</strong> hersengebie<strong>de</strong>n maar werken wel nauw samen. Als 1 van <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n<br />
verstoord is zal dit op meer<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n voor problemen zorgen.<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale): Perceptuele Organisatie In<strong>de</strong>x (POI):<br />
Onvolledige Tekeningen, Blokpatronen, Matrix Re<strong>de</strong>neren<br />
Rey Complex Figure test<br />
Ben<strong>de</strong>r Visual Motor Gestalt Test<br />
Mean<strong>de</strong>r, kruis, kubus, klok<br />
5.10 Executieve functies<br />
„Kunnen plannen, flexibel kunnen schakelen, niet verzan<strong>de</strong>n in bezighe<strong>de</strong>n, jezelf af kunnen<br />
remmen‟; als dit niet lukt spreken we in <strong>de</strong> klinische praktijk over disexecutief probleem.<br />
Intelligentie en executief functioneren (uitvoeren<strong>de</strong> controlefuncties) staan in theorie los van<br />
elkaar, maar er zijn veel overeenkomsten, bijvoorbeeld vooruitkijken of ergens op<br />
anticiperen. Deze uitvoeren<strong>de</strong> controlefuncties zijn pas vanaf 18 à 20 jaar volledig<br />
ontwikkeld. Alle an<strong>de</strong>re functies moeten eerst intact zijn. Een goed overzicht van <strong>de</strong> normale<br />
ontwikkeling van executieve functies wordt beschreven in Smidts (2003). In <strong>de</strong> LVB<br />
jeugdsector, met name <strong>de</strong> forensische poot <strong>hier</strong>van, is <strong>de</strong> laatste jaren veel fundamenteel<br />
on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar met name executieve functiestoornissen.<br />
BADS (Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome)<br />
Trailmaking Test<br />
Tower of London<br />
Wisconsin Card Sorting Test<br />
5.11 Conclusies en aanbevelingen<br />
Er zijn vrijwel geen neuropsychologische tests met specifieke normen voor mensen met een<br />
licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Wel zijn er tests met aparte normen voor mensen met een<br />
laag opleidingsniveau en zijn er tests met ontwikkelingsgerelateer<strong>de</strong> normen, waarbij men <strong>de</strong><br />
66
prestaties van <strong>de</strong> cliënt kan vergelijken met <strong>de</strong> normen van mensen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
verstan<strong>de</strong>lijke leeftijd.<br />
De Task Force wil er op wijzen dat er geen standaardinstrumentarium, of een vaste<br />
volgor<strong>de</strong>, is om neuropsychologisch on<strong>de</strong>rzoek uit te voeren. Daarom moet altijd wor<strong>de</strong>n<br />
begonnen met een algemene neuropsychologische screening. De uitkomsten <strong>hier</strong>van<br />
bepalen welke <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoeken nodig zijn om het beeld ver<strong>de</strong>r aan te scherpen. Het hangt<br />
af van vele factoren die allemaal moeten wor<strong>de</strong>n bekeken zoals bijvoorbeeld culturele<br />
achtergrond, dyslexie, of analfabetisme. Aan <strong>de</strong> hand van het IQ en het bovenstaan<strong>de</strong> wordt<br />
bepaald hoe <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re screening zal verlopen. Ook wordt aan <strong>de</strong> hand <strong>hier</strong>van bepaald<br />
welke volgor<strong>de</strong> van afnemen van <strong>de</strong> instrumenten/vragenlijsten het beste aangehou<strong>de</strong>n kan<br />
wor<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek.<br />
In dit hoofdstuk is er gekeken naar instrumenten voor algemene neuropsychologische<br />
screening, taalbegrip, leesvaardigheid, geheugenfuncties, aandachtsfuncties, snelheid van<br />
informatieverwerking, visuo-spatiële en visuo- constructieve functies en executieve functies.<br />
Per on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el beveelt <strong>de</strong> Task Force <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> instrumenten aan om het<br />
neuropsychologisch on<strong>de</strong>rzoek mee uit te voeren:<br />
5.1 Algemene screening:<br />
WAIS-III-NL.<br />
K-SNAP. Deze laatste is genormeerd. Bei<strong>de</strong> instrumenten zijn goed bruikbaar voor<br />
<strong>de</strong> doelgroep.<br />
5.2 Aandachtsfuncties:<br />
D2 (indien geen dyslexie)<br />
CDT<br />
Voor selectieve aandacht: STROOP<br />
5.3 Taalbegrip en leesvaardigheid:<br />
WAIS-III-NL Verbaal Begrip In<strong>de</strong>x<br />
Brus één-minuut-test (indien lezen bij WAIS hakkelend of moeizaam ging)<br />
5.4 Geheugenfuncties:<br />
WAIS-III-NL geheugenin<strong>de</strong>x<br />
15 woor<strong>de</strong>ntest<br />
Rey Complex Figure Test<br />
5.5 Snelheid van informatie verwerking:<br />
WAIS-III-NL verwerkingssnelheidin<strong>de</strong>x<br />
Trailmaking test<br />
5.6 Visuo-spatiele en visuo- constructieve functies:<br />
WAIS-III-NL Perceptuele organisatie<br />
Mean<strong>de</strong>r, Kruis, Kubus, Klok. Met name <strong>de</strong> klok is veelzeggend.<br />
5.7 Executieve functies:<br />
BADS<br />
67
Bijlage: literatuurlijst<br />
Abel, G.G., Becker, J.V., & Cunningham-Rathner, J. (1984). Complications, consent, and<br />
cognitions in sex between children and adults. International Journal of Law and Psychiatry, 7,<br />
89-103.<br />
Abraham, R.E. (2005). Het Ontwikkelingsprofiel/Registratieprotocol, 3e geheel herziene<br />
herdruk. Assen: Van Gorcum.<br />
Achenbach, T.M., & Rescorla, L.A. (2003). Manual for the ASEBA Adult Forms and Profiles.<br />
Burlington, VT: University of Vermont, Research Center for Children, Youth & Families.<br />
Ailey, A.H. (2009). The Sensitivity and Specificity of Depression Screening Tools Among<br />
Adults with Intellectual Disabilities. Journal of Mental Health Research in Intellectual<br />
Disabilities, 2, 45-64.<br />
Akkerhuis, G.W., Kupka, R.W., Groenestijn, M.A.C. van, & Nolen, W.A. (1996). PDQ-<br />
4+: vragenlijst voor persoonlijkheidskenmerken. Lisse: Swets & Zeilinger.<br />
Aleman, A., Hijman, R., Haan, E.H. <strong>de</strong>, & Kahn, R.S. (1999). Memory impairment in<br />
schizophrenia: a meta-analysis. American Journal of Psychiatry, 156, 1358-1366.<br />
Alexan<strong>de</strong>r, R. & Cooray, S. (2003). Diagnosis of personality disor<strong>de</strong>rs in learning disability.<br />
The British Journal of Psychiatry, 182, s28-s31.<br />
Aman, M.G., Singh, N.N., Stewart, A.W., & Field, C.J. (1985). The Aberrant Behavior<br />
Checklist: A behavior rating scale for the assessment of treatment effects. American Journal<br />
of Mental Deficiency, 89, 485-502.<br />
American Psychiatric Association (2000). DSM-IV-TR, beknopte handleiding bij <strong>de</strong><br />
diagnostische criteria van <strong>de</strong> DSM-IV-TR. Amsterdam: Harcourt.<br />
American Psychiatric Association (2001). Beknopte handleiding bij <strong>de</strong> diagnostische criteria<br />
van <strong>de</strong> DSM-IV-TR. Lisse: Swets & Zeitlinger Publishers.<br />
Amorim, P., Lecrubier, Y., Weiller, E., Hergueta, T., & Sheehan, D. (1998). DSM‐III‐R<br />
Psychotic Disor<strong>de</strong>rs: procedural validity of the Mini International Neuropsychiatric Interview<br />
(M.I.N.I.). Concordance and causes for discordance with the CIDI. European Psychiatry, 13,<br />
26‐34.<br />
Andreasen, N.C., Flaum, M., & Arndt, S. (1992). The comprehensive assessment of<br />
symptoms and history (CASH). An instrument for assessing diagnosis and psychopathology.<br />
Archives of General Psychiatry, 49, 615-23.<br />
Andrews, D.A., & Bonta, J. (2006). The psychology of criminal conduct (4th edition).<br />
Cincinnati, OK: An<strong>de</strong>rson.<br />
Arnold, G., Boone, K.B., Lu, P., Dean, A., Wen, J., Nitch, S. McPherson, S.(2005). Sensitivity<br />
and specificity of finger tapping test scores for the <strong>de</strong>tection of suspect effort. The Clinical<br />
Neuropsychologist, 19(1), 105-120.<br />
Arntz, A., Van Beijsterveldt, B., Hoekstra, R., Hofman, A., Eussen, M., & Sallaerts, S. (1992).<br />
The interrater reliability of a Dutch version of the Structured Clinical Interview for DSM-III-R<br />
personality disor<strong>de</strong>rs. Acta Psychiatrica Scandinavia, 85, 394-400.<br />
68
Arrin<strong>de</strong>ll, W.A. (1980). Dimensional structure and psychopathology correlates of the Fear<br />
Survey Schedule (FSS-III) in a phobic population: A factorial <strong>de</strong>finition of agoraphobis.<br />
Behaviour Research and Therapy, 18, 229-242.<br />
Arrin<strong>de</strong>ll, W.A. & Ettema, J.H.M. (1986). SCL-90, Handleiding bij een multidimensionele<br />
psychopathologie indicator. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Arrin<strong>de</strong>ll, W.A., Groot, P.M. <strong>de</strong>, & Walburg, J.A. (1984). Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag.<br />
Handleiding Deel I. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Babikian, T., Boone, K.B., Lu, P., & Arnold, G. (2006). Sensitivity and specificity of various<br />
digit span scores in the <strong>de</strong>tection of suspect effort. The Clinical Neuropsychologist, 20, 145-<br />
159.<br />
Bagby, R.M., Parker, J.D.A., & Taylor, G.J. (1994). The twenty-item Toronto Alexithymia<br />
Scale-I. Item selection and cross-validation of the factor structure. Journal of Psychosomatic<br />
Research, 38, 23-32.<br />
Baker, W. & Bramston, P. (1997). Attributional and emotional <strong>de</strong>terminants of aggression in<br />
people with mild intellectual disabilities. Journal of Intellectual and Developmental Disability,<br />
22(3), 169-186.<br />
Balen, H.G.G. van & Wimmers, M.F.H.G. (1993). Rivermead Behavioural Memory Test.<br />
Normeringsgegevens voor Ne<strong>de</strong>rland en Vlaan<strong>de</strong>ren. Lisse: Swets Test Services.<br />
Barelds, D.P.H., Luteijn, F., Dijk, H. van, & Starren, J. van (2007). NPV-2: Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
Persoonlijkheids-Vragenlijst-2. Amsterdam: Harcourt Assessment B.V..<br />
Barelds, D.P.H., Luteijn, F., & Dijk, H. van (2011). NPV-J-2: Junior Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
Persoonlijkheids-Vragenlijst-2. Amsterdam: Pearson.<br />
Barkley, R.A., Murphy, K.R. & Fischer, M. (2008), ADHD in adults. New York: Guilford.<br />
Baron-Cohen, S., Scott, F.J., Allison, C., Williams, J., Bolton, P., Matthews, F.E. & Brayne, C.<br />
(2009), Prevalence of autism-spectrum conditions: UK school-based population study. British<br />
Journal of Psychiatry, 194, 500-509.<br />
Baron-Cohen, S., Wheelwright, S., & Hill, J. (2001). The „Reading the mind in the eyes‟ test<br />
revised version: A study with normal adults, and adults with Asperger Syndrome or High-<br />
Functioning Autism. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42, 241-252.<br />
Barriga, A.Q., Gibbs, J.C., Potter, G.B., & Liau, A.K. (2001). How I Think (HIT)<br />
questionnaire manual. Illinois: Research Press.<br />
Bartels, A.A.J., Verbeeck, W. & Horwitz, E.J. (2012). Comorbiditeit en differentiële<br />
diagnostiek. In: C. Kan, W. Verbeeck & A. Bartels (red.), <strong>Diagnostiek</strong> van<br />
autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Amsterdam: Hogrefe.<br />
Bartholomew, K., & Horowitz, L.M. (1991). Attachment styles among young adults: A test of a<br />
Four-Category Mo<strong>de</strong>l. Journal of Personality and Social Psychology, 61(2), 226-244.<br />
Bech, P., Kastrup, M., & Rafaelsen O.J. (1986). Mini-compendium of rating scales for states<br />
of anxiety, <strong>de</strong>pression, mania, schizophrenia with corresponding DSM-III syndromes. Acta<br />
Psychiatrica Scandinavica, 73, 1-37.<br />
69
Beckett, R.C., & Fisher, D. (1994). Assessing victim empathy: A new measure. Paper<br />
presented at the 13th Annual Conference of the Association for the Treatment of Sexual<br />
Abusers, San Francisco.<br />
Ben<strong>de</strong>r, L. (1938). A visual motor gestalt test and its clinical use (Research Monograph No.<br />
3). New York: American Orthopsychiatric Association.<br />
Ben<strong>de</strong>r, B.G., Lin<strong>de</strong>n, M.G., & Harmon, R.J. (2001). Neuropsychological and functional<br />
cognitive skills of 35 unselected adults with sex chromosome abnormalities. American<br />
Journal of Medical Genetics, 102, 309-313.<br />
Benson, B.A., & Ivins, J. (1992). Anger, <strong>de</strong>pression and self-concept in adults with mental<br />
retardation. Journal of Intellectual Disability Reasearch, 36, 169-175.<br />
Berckelaer-Onnes, I.A. van (2007). Autisme en (on) toereiken<strong>de</strong> diagnostiek. Tijdschrift<br />
Klinische Psychologie, 37(3), 169-178.<br />
Berckelaer-Onnes, I.A. van, & Hoekman, J. (1991). Auti-R, Schaal voor vroegkin<strong>de</strong>rlijk<br />
autisme. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Berg, J.W. van <strong>de</strong>n & Vogel, V. <strong>de</strong> (2011). Risicotaxatie bij forensisch psychiatrische<br />
patiënten met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke handicap: hoe bruikbaar zijn<br />
risicotaxatieinstrumenten? Tijdschrift voor Psychiatrie 53 (2011) 2, 83-93.<br />
Bermond, B., & Vorst, H.C.M. (1996). Alexithymia Vragenlijst. Amsterdam: Psychologisch<br />
Advisbureau Bermond & Psychometric Services Interope.<br />
Beurs, E. <strong>de</strong> (2004). Brief Symptom Inventory, Handleiding. Lei<strong>de</strong>n: PITS B.V.<br />
Beurs, E. <strong>de</strong>, Rinne, T., Van Kampen, D., Verheul, R., Andrea, H., (2009). Reliability and<br />
validity of the Dutch Dimensional Assessment of Personality-Short Form (DAPP-SF), a<br />
shortened version of the DAPP-Basic Questionnaire. Journal of Personality Disor<strong>de</strong>rs, 23,<br />
308-326.<br />
Beurs, E. <strong>de</strong>, & Zitman, F. (2006). The Brief Symptom Inventory (BSI): Betrouwbaarheid en<br />
validiteit van een handzaam alternatief voor <strong>de</strong> SCL-90. Maandblad Geestelijke<br />
Volksgezondheid, 61(2), 120-141.<br />
Biaggio, M.K., Supplee, K. & Curtis, N. (1981). Reliability and validity of four anger scales.<br />
Journal of Personality Assessment, 45, (6), 639-648.<br />
Bildt, A.A. <strong>de</strong>, & Jonge, M.V. <strong>de</strong> (2008). Autisme diagnostisch observatie schema.<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling. Amsterdam: Hogrefe.<br />
Bildt, A.A. <strong>de</strong>, & Kraijer, D.W. (2003). Vineland-Z: sociale redzaamheidsschaal voor kin<strong>de</strong>ren<br />
en jeugdigen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Handleiding. Lei<strong>de</strong>n: PITS.<br />
Binet, A., & Simon, T. (1905). Métho<strong>de</strong>s nouvelles pour le diagnostic du niveau intellectuel<br />
<strong>de</strong>s anormaux. L’Année psychologique, 11, 191-244.<br />
Blackburn, R., Logan, C., Renwick, S., & Donnelly, J. (2003). Personality disor<strong>de</strong>rs,<br />
psychopathy and other mental disor<strong>de</strong>rs: comorbidity among patients at English and Scottish<br />
high security hospitals. Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 14, 111-137.<br />
70
Blanchard, R. (2010). The DSM diagnostic criteria for Pedophilia. Archives of Sexual<br />
Behavior, 39, 304-316.<br />
Blansjaar, B.A. (2008). Schizofrenie en an<strong>de</strong>re psychotische stoornissen. In: Blansjaar, B.A.,<br />
Beukers, M.M. & Van Kor<strong>de</strong>laar, W.F. (red.). Stoornis en Delict: Handboek psychiatrische en<br />
psychologische rapportage in strafzaken (pp. 43-55). Utrecht: De Tijdstroom.<br />
Bleichrodt, N., & Berg, R.H. van <strong>de</strong>n (2004). Multiculturele Capaciteitentest Mid<strong>de</strong>lbaar<br />
Niveau (MCT-M). Handleiding. Amsterdam: NOA.<br />
Bodish et al, (1995)<br />
Boersma, C. (2005). Longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek met <strong>de</strong> Attitu<strong>de</strong>schaal voor Sociale Limieten<br />
(ASL). Validiteit en follow-up. Maastricht: Shaker Publishing (Der<strong>de</strong> jaarverslag).<br />
Bogaerts, J., & Doncker, D. <strong>de</strong> (1994). Voorlopige vertaling van <strong>de</strong> Interpersonal Reactivity<br />
In<strong>de</strong>x (IRI): On<strong>de</strong>rzoeksversie. E<strong>de</strong>gem: UZA.<br />
Boon, S., & Draijer, N. (1994). Gestructureerd klinisch interview voor <strong>de</strong> DSM-IV<br />
dissociatieve stoornissen. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Boone, K.B., Lu, P., Back, C., King, C., Lee, A., Philpott, L., Shamieh, E., & Warner-Chacon,<br />
K. (2002). Sensitivity and specificity of the Rey Dot Counting Test in patients with suspect<br />
effort and carious clinical samples. Archives of Clinical Neuropsychology, 17(7), 625-642.<br />
De Borg, 2007<br />
Boris, N.W., & Zeanah, C.H. (2005). Practice Parameter for the Assessment and Treatment<br />
of Children and Adolescents With Reactive Attachment Disor<strong>de</strong>r of Infancy and Early<br />
Childhood. Journal of the American Aca<strong>de</strong>my of Child and Adolescent Psychiatry, 44(11),<br />
1206-1219.<br />
Bornovalova, M.A., Lejuez, C.W., Daugthers, S.B., Rosenthal, M.Z., Lynch, T.R. (2005).<br />
Impulsivity as a common process across bor<strong>de</strong>rline personality and substance use disor<strong>de</strong>rs.<br />
Clinical psychology Review, 25, 790-812.<br />
Bouma, A., Mul<strong>de</strong>r J., & Lin<strong>de</strong>boom, J. (1996). Neuropsychologische diagnostiek: handboek.<br />
Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Bra<strong>de</strong>ly, E.A., Isaacs, B.J. (2006). Inattention, hyperactivity, and impulsivity in teenagers with<br />
intellectual disabilities, with and without autism. Canadian Journal of Psychiatry, 51, 598-606.<br />
Bramston, P., & Fogarty, G.J. (1995). Measuring stress in the mildly intellectually<br />
handicapped: The factorial structure of the Subjective Stress Scale. Developmental<br />
Disabilities, 16, 117-131.<br />
Brand, E.F.J.M., & Emmerik, J.L. van (2001). Handboek forensisch psychiatrische profielen.<br />
Handleiding FP40. Den Haag: Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, Af<strong>de</strong>ling<br />
Informatieanalyse en Documentatie.<br />
Brickenkamp, R. (2007). D2 Aandachts- en concentratietest. Hogrefe: Amsterdam.<br />
Brom, D., & Kleber, R.J. (1985). De Schok Verwerkings Lijst. Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor <strong>de</strong><br />
Psychologie, 40, 164-168.<br />
71
Brown, R.L., & Rounds, L.A. (1995). Conjoint screening questionnaires for alcohol and other<br />
drug abuse: criterion validity in a primary care practice. Wisconsin Medical Journal, 94, 135-<br />
140.<br />
Brugman, D. jaar,<br />
Brus, B.Th., & Voeten, M.J.M. (1973). Een-minuut-test. Nijmegen: Berkhout.<br />
Brus, B.Th., & Voeten, M.J.M. (1999). Een-minuut-test: vorm A en B (EMT). Nijmegen:<br />
Berkhout.<br />
Buitelaar, J.K., & Kooij, J.J.S. (2000). Aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD);<br />
achtergron<strong>de</strong>n, diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling. Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor Geneeskun<strong>de</strong>,<br />
144(36), 1716-1723.<br />
Buitelaar, J.K., & Willemsen-Swinkels, S.H. (2000). Medication treatment in subjects with<br />
autistic spectrum disor<strong>de</strong>rs. European Child & Adolescent Psychiatry 9, 185-97<br />
Bumby, K.M. (1996). Assessing the cognitive distortions of child molesters and rapists:<br />
Developments and validation of the MOLEST and RAPE scales. Sexual Abuse: A Journal of<br />
Research and Treatment, 8, 37-54.<br />
Buntinx, W.H.E., Maes, B., Claes, C., & Curfs L.M.G. (2010). De Ne<strong>de</strong>rlandstalige versie van<br />
<strong>de</strong> Supports Intensity Scale. Psychometrische eigenschappen en toepassingen. Ne<strong>de</strong>rlands<br />
Tijdschrift voor <strong>de</strong> zorg aan mensen met verstan<strong>de</strong>lijke beperkingen, 36 (1), 4-22.<br />
Burns, G.L., Keortge, S., Formea, G., & Sternberger, L. (1996). Revision of the Padua<br />
Inventory of obsessive-compulsive disor<strong>de</strong>r symptoms: Distinctions between worry,<br />
obsessions, and compulsions. Behaviour Research and Therapy, 34, 163-173.<br />
Buss, A.H., & Durkee, A. (1957). An inventory for assessing different kinds of hostility.<br />
Journal of Constructivist Psychology, 21, 343-349.<br />
Buss, A.H., & Perry, M. (1992). The Aggression Questionnaire. Journal of Personality and<br />
Social Psychology, 63, 452-459.<br />
Capron, C., Duyne, M. (1989). Assessment of effects of socio-economic status on IQ in a full<br />
cross-fostering study. Nature, 340, 552-554<br />
Carlier, I.V.E., Uchelen, J.J. van, Lamberts, R.D., & Gersons, B.P.R. (1996). Een korte<br />
screeningstest voor <strong>de</strong> diagnostiek posttraumatische stress-stoornis. Tijdschrift voor<br />
psychiatrie, 38(8), 624-630.<br />
Cassidy, S.B., & Allanson, J. (2005). Management of Genetic Syndromes. New York: Wiley-<br />
Liss, Inc.<br />
Chaimberlain, S.R., Sahakian, B.J. (2007). The neuropsychiatry of impulsivity. Current<br />
Opinion in Psychiatry, 20, 255-261.<br />
Charlot, L., Deutsch, C., Hunt, A., Fletcher, K., & Mcllvane, W. (2007). Validation of the Mood<br />
and Anxiety Semi-structured (MASS) Interview for patients with intellectual disabilities.<br />
Journal of Intellectual Disability Research, 51(10), 821-834.<br />
Congdon, E., Canli, T. (2008). A neurogenetic approach to impulsivity. Journal of Personality,<br />
76, 1447-1484.<br />
72
Conners, K., & Jeff, J.L. (1999). ADHD in adults and children: The latest assessment and<br />
treatment strategies. Kansas City, MO: Compact Clinicals.<br />
Conners, C.K. (2004). Conners’ Continuous Performance Test II Version 5. North<br />
Tonawanda, NY: Multi-Health Systems.<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling (1989)<br />
Cotanbeoor<strong>de</strong>ling (1991)<br />
COTAN beoor<strong>de</strong>ling (1995)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling (1996)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling (1999)<br />
Culbertson, W., & Zillmer, E. A. (2005). TOL- DX Tower of London – Drexel University (2nd<br />
edition). Toronto: Multi-Health Systems.<br />
Cuthill, F.M., Espie, C.A., & Cooper, S. (2003). Development and psychometric properties of<br />
the Glasgow Depression Scale for people with Learning Disability. The British Journal of<br />
Psychiatry, 182, 347-353.<br />
Dam-Baggen, R. Van, & Kraaimaat, F.W. (2000). Handleiding Inventarisatielijst Omgaan met<br />
An<strong>de</strong>ren: geheel gereviseer<strong>de</strong> editie (Revised Manual of the Inventory of Social Situations).<br />
Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
David, A.S., Malmberg, A., Brandt, L., Allebeck, P., & Lewis, G. (1997). IQ and risk for<br />
schizophrenia: a population-based cohort study. Psychological Medicine, 27, 1311-1323.<br />
Davidson, J.R.T., Smith, R., & Kudler, H.S. (1989). The validity and reliability of the DSM-III<br />
criteria for post-traumatic stress disor<strong>de</strong>r: Experiences with a structured interview. Journal of<br />
Nervous and Mental Disease, 177, 336-341.<br />
Davis, M. H. (1983). Measuring individual differences in empathy: Evi<strong>de</strong>nce for a<br />
multidimensional approach. Journal of Personality and Social Psychology, 44, 113-126.<br />
Day, K. (1997). Clinical features and offense behavior of mentally retar<strong>de</strong>d sex offen<strong>de</strong>rs: A<br />
review of research. The NADD Newsletter, 14, 86-89.<br />
Deb, S., Thomas, M., & Bright, C. (2001). Mental disor<strong>de</strong>r in adults with intellectual disability.<br />
Prevalence of functional psychiatric illness among a community based population aged<br />
between 16 and 64. Journal of Intellectual Disability Research, 45, 495-505.<br />
Dekker, R., Dekker, P.H., Mul<strong>de</strong>r, J.L. (2006). Cijfer Doorstreep test (CDT), Handleiding.<br />
Lei<strong>de</strong>n: PITS b.v.<br />
Dekker, R., Mul<strong>de</strong>r, J., & Dekker, P. (2005a). Ne<strong>de</strong>rlandstalige bewerking van <strong>de</strong> Kaufman<br />
Adolescent and Adult Intelligence test: KAIT. De Psycholoog, 40, 451-457.<br />
Dekker, R., Mul<strong>de</strong>r, J., & Dekker, P. (2005b) De toepassing van <strong>de</strong> K-SNAP in kort bestek.<br />
PITS: Lei<strong>de</strong>n.<br />
Dekker, M., Douma, J., Ruiten, K. <strong>de</strong>, & Koot, H. (2006). Aard, ernst, comorbiditeit en<br />
73
eloop van gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen bij kin<strong>de</strong>ren en jeugdigen met<br />
een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. In: R. Did<strong>de</strong>n (Ed.), In Perspectief: Gedragsproblemen,<br />
psychiatrische stoornissen en lichte verstan<strong>de</strong>lijke beperking (pp. 21-40). Houten: Bohn<br />
Stafleu van Loghum.<br />
Dekker, R., Mul<strong>de</strong>r, J.L., & Dekker, P.H. (2007). De ontwikkeling van vijf nieuwe<br />
Ne<strong>de</strong>rlandstalige tests. PITS: Lei<strong>de</strong>n.<br />
Delis, D.C., Kaplan, E., & Kramer, J.H. (2007a). Tower Test, Handleiding. Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
vertaling, Amsterdam: Harcourt Test Publishers.<br />
Delis, D.C., Kaplan, E., & Kramer, J.H. (2007b). Trail Making Test, Handleiding. Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
vertaling, Amsterdam: Harcourt Test Publishers.<br />
Derksen, J. (2001). Descriptieve en structurele psychodiagnostiek. Nijmegen: PEN Tests<br />
Publisher.<br />
Did<strong>de</strong>n, R. (2006). In Perspectief; gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en lichte<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.<br />
Did<strong>de</strong>n, R., & Hazel, T. van <strong>de</strong>n (2009). Persoonlijkheidsstoornissen bij mensen met een<br />
lichte verstan<strong>de</strong>lijke beperking. In: R. Did<strong>de</strong>n & X. Moonen (Red.), Met het oog op<br />
behan<strong>de</strong>ling-2. Effectieve Behan<strong>de</strong>ling van gedragsstoornissen bij mensen met een licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Lan<strong>de</strong>lijk kenniscentrum LVG, Expertisecentrum De Borg.<br />
Diggelen, B.J. van, & Feltzer, M.J.A. (2009). Angst bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking: Een biopsychosociaal perspectief. Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor <strong>de</strong> Zorg aan<br />
Mensen met een Verstan<strong>de</strong>lijke Beperking, 35(1), 41-61.<br />
Dŏsen, A. (1990). Psychologische en gedragsstoornissen bij zwakzinnigen. Meppel,<br />
Amsterdam.<br />
Došen, A., & Day, K. (2001). Epi<strong>de</strong>miology, etiology and presentation of mental illness and<br />
behavior disor<strong>de</strong>rs in persons with mental retardation. In: Došen, A. & Day, K. (Eds.),<br />
Treating Mental Illness and Behavior Disor<strong>de</strong>rs in Children and Adults with Mental<br />
Retardation. Washington DC: American Press.<br />
Došen, A. (2005a). Applying the <strong>de</strong>velopmental perspective in the psychiatric assessment<br />
and diagnosis of persons with intellectual disability: part I – assessment. Journal of<br />
Intellectual Disability Research, 49, 1-8.<br />
Došen, A. (2005b). Applying the <strong>de</strong>velopmental perspective in the psychiatric assessment<br />
and diagnosis of persons with intellectual disability: part II – diagnosis. Journal of Intellectual<br />
Disability Research, 49, 9-15.<br />
Douma, J.C.H. & Schuurman M.I.M. (2000). Inventarisatie Van RedzaamheidsAspecten<br />
(INVRA) in: Scholten, G. & Schuurman, M. (2000) Eigenwaar<strong>de</strong>. Uitgeverij INVRA.nl<br />
Doyle, C. & Mitchell, D. (2003). Post-Traumatic Stress Disor<strong>de</strong>r and People with Learning<br />
Disabilities: A literature based discussion. Journal of Learning Disabilities, 7, 23-33.<br />
Drenth, P.J.D., & Kranendonk, L.J. (1973). Schaal voor Interpersoonlijke Waar<strong>de</strong>n. Lisse,<br />
Swets & Zeitlinger.<br />
Duijsens, I.J., Eurelings-Bontekoe, E.H.M., Diekstra, R.F., & Ouwersloot, G. (1995).<br />
74
VKP. Vragenlijst voor kenmerken van <strong>de</strong> persoonlijkheid. Lisse: Swets Test Services.<br />
Duijsens, I.J., & Spinhoven, P. (2001). Handleiding van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Verkorte<br />
Temperament en Karakter Vragenlijst. Lei<strong>de</strong>rdorp: Datec.<br />
Duff, R., Rocca J. la, Lizzet, A., Martin, P., Pearce, L., Williams M., & Peck, C. (1981). A<br />
comparison of the fears of mildly retar<strong>de</strong>d adults with children of their mental age and<br />
chronological age matched controls. Journal of Behaviour Therapy and Experimental<br />
Psychiatry, 12, 121-124.<br />
Dykens, E.M., Hodapp, R.M., & Evans, D.W. (1994). Profiles and <strong>de</strong>velopment of adaptive<br />
behaviour in children with Down syndrome. American Journal of Mental Retardation, 98, 580-<br />
587.<br />
Ehlers, S., Gillberg, C., & Wing, L. (1999). A screening questionnaire for Asperger syndrome<br />
and other high-functioning autism spectrum disor<strong>de</strong>rs in school age children. Journal of<br />
Autism and Developmental Disor<strong>de</strong>rs, 29(2), 129-141.<br />
Ekman, P., & Friesen, W.L. (1976). Pictures of facial affect. Palo Alto, CA: Consulting<br />
Psychologist Press.<br />
Elias, C., Swennenhuis, P., & Bouma, G. (2009). <strong>Diagnostiek</strong> bij kin<strong>de</strong>ren en jongeren met<br />
een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking die een trauma hebben ervaren: <strong>de</strong> practice based kennis<br />
van professionals. On<strong>de</strong>rzoek en Praktijk, 7(2), 5-13.<br />
Ellis, H.D., Ellis, D.M., Fraser, W., & Deb, S. (1994), A preliminary study of right hemisphere<br />
cognitive <strong>de</strong>ficits and impaired social judgment among young people with Asperger<br />
Syndrome. European Child and Adolescent Psychiatry, 3, 255-266.<br />
Elst, W. van <strong>de</strong>r, Boxtel, M.P.J. van, Breukelen, G.J.P. van, & Jolles, J. (2005). Rey‟s verbal<br />
learning test: normative data for 1,855 healthy participants aged 24-81 years and the<br />
influence of age, sex, education, and mo<strong>de</strong> of presentation. Journal of the International<br />
Neuropsychological Society, 11, 290-302.<br />
Elst, W. van <strong>de</strong>r, Boxtel, M.P.J. van, Breukelen, G.J.P. van, & Jolles, J. (2006). The Stroop<br />
Color-Word Test; Influence of Age, Sex, and Education; and Normative Data for a Large<br />
Sample Across the Adult Age Range. Assessment, 13(1), 62-79.<br />
Emmelkamp, P.M., Kraaijkamp, H.J., & Hout, M.A. van <strong>de</strong>n (1999). Assessment of<br />
obsessive-compulsive disor<strong>de</strong>r. Behavior Modification, 23(2), 269-79.<br />
Emmerik, J.L. van (2001). De terbeschikkingstelling in maat en getal. Een beschrijving van<br />
<strong>de</strong> tbs-populatie in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1995-2000. Den Haag: Dienst Justitiële Inrichtingen.<br />
Esbensen, A.J., Rojahn, J., Aman, M.G., & Ruedrich, S. (2003). Reliability and Validity of an<br />
Assessment Instrument for Anxiety, Depression, and Mood among Individuals with Mental<br />
Retardation. Journal of Autism and Developmental Disor<strong>de</strong>rs, 33(6), 617-629.<br />
Esbensen, A., & Benson, B.A. (2005). Cognitive variables and <strong>de</strong>pressed mood in adults with<br />
intellectual disability. Journal of Intellectual Disability Research, 49, 481-489.<br />
Esbensen, A.J., & Benson, B.A. (2006a). Diathesis-stress and <strong>de</strong>pressed mood among<br />
adults with mental retardation. American Journal on Mental Retardation, 111, 100-112.<br />
75
Esbensen, A.J., & Benson, B.A. (2006b). A prospective analysis of life events, problem<br />
behaviours and <strong>de</strong>pression in adults with intellectual disability. Journal of Intellectual<br />
Disability Research, 50, 248-258.<br />
Evans, G.W., Kim, P. (2007). Childhood poverty and health, cumulative risk exposure and<br />
stress dysregulation. Psychological Science, 18(11), 953-957.<br />
Eurelings-Bontekoe, E.H.M., & Snellen, W.M. (2010). Dynamische<br />
persoonlijkheidsdiagnostiek. Pearson Assessment and Information B.V., Amsterdam, 3 e<br />
druk.<br />
Eurelings-Bontekoe, E.H.M., & Snellen, W.M. (2003). Dynamische<br />
persoonlijkheidsdiagnostiek. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Eurelings-Bontekoe, E.H.M., Verheul, R., Snellen, W.M. (2009). (Eds.) Handboek<br />
Persoonlijkheidspathologie – 2 e druk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.<br />
Everington, C., Notario-Smull, H., & Horton, M.L. (2007). Can <strong>de</strong>fendants with mental<br />
retardation successfully fake their performance on a test of competence to stand trial.<br />
Behavioral Sciences and the Law, 24, 545-560.<br />
Evers, A., Vliet-Mul<strong>de</strong>r, J.C. van, & Groot, C.J. (2000). Documentatie van tests en<br />
testresearch in Ne<strong>de</strong>rland. Assen: Van Gorcum.<br />
Evers, A., Vliet-Mul<strong>de</strong>r, J.C. van, & Groot, C.J. (2004) Documentatie van tests en<br />
testresearch in Ne<strong>de</strong>rland, aanvulling 2004/02 (COTAN). Amsterdam: Boom test uitgevers.<br />
Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (<strong>EFP</strong>), 2008. Lan<strong>de</strong>lijk zorgprogramma voor<br />
forensisch psychiatrische patiënten met persoonlijkheidsstoornissen, versie 1. Utrecht:<br />
Expertisecentrum Forensische Psychiatrie.<br />
Farkas, M.R., Rosenfeld, B., Robbins, R., & Gorp, W. van (2006). Do tests of malingering<br />
concur? Concordance among malingering measures. Behavioral Sciences & the Law, 24,<br />
659-671.<br />
Fazel, S., & Danesh, J. (2002). Serious mental disor<strong>de</strong>r in 23,000 prisoners: A systematic<br />
review of 62 surveys. Lancet, 359, 545-550.<br />
Fe<strong>de</strong>raal Wetenschapsbeleid (2007). Inventarisatie van screenings- en<br />
assessmentinstrumenten voor mid<strong>de</strong>lenmisbruik en/of psychopathologie. Brussel: Fe<strong>de</strong>raal<br />
Wetenschapsbeleid, SP1795.<br />
Feij, J.A., & Kuiper, C.M. (1984). ATL: Adolescenten Temperament Lijst. Lisse: Swets &<br />
Zeitlinger.<br />
Feshbach, N. D., & Feshbach, S. (1997). Children‟s empathy and the media: Realizing the<br />
potential of television. In: S. Kirschner, & D. A. Kirschner (Eds.), Perspectives on psychology<br />
and the media (pp. 3-27). Washington, DC: American Psychological Association.<br />
Feurer, I.D., Dimitropoulos, A., Stone, W.L., Roof, E., Butler, M., & Thompson, T. (1998). The<br />
latent variable structure of the compulsive behaviour checklist in people with Pra<strong>de</strong>r–Willi<br />
syndrome, Journal of Intellectual Disability Research, 42, 472–480.<br />
First, M.B., Spitzer, R.L., Gibbon, M., & Williams, J.B.W. (1997). Structured Clinical Interview<br />
for DSMIV Personality Disor<strong>de</strong>rs (SCID-II). Washington, DC: American Psychiatric Press.<br />
76
Fletcher, R., Loschen, E., Stavrakaki, C., & First, M. (2007). Diagnostic Manual-Intellectual<br />
Disability: A Clinical Gui<strong>de</strong> for Diagnosis of Mental Disor<strong>de</strong>rs in Persons with Intellectual<br />
Disability (DM-ID). Kingston, NY: NADD Press.<br />
Flynn, A., Matthews, H., & Hollins, S. (2002). Validity of the diagnosis of personality disor<strong>de</strong>r<br />
in adults with learning disability and severe behavioural problems. British Journal of<br />
Psychiatry, 180, 543-546.<br />
Fombonne, E. (2005). Epi<strong>de</strong>miological Studies of Pervasive Developmental Disor<strong>de</strong>rs. In:<br />
F.R. Volkmar, R. Paul, A. Klin & D. Cohen (eds.), Handbook of Autism and Pervasive<br />
Developmental Disor<strong>de</strong>rs. Vol. I: Diagnosis, <strong>de</strong>velopment, neurobiology, and behavior.<br />
Hoboken (New Jersey, USA): Wiley. Pp. 42-69 (chapter 2).<br />
Fraley, R.C., Waller, N.G., & Brennan, K.A. (2000). An item response theory analysis of selfreport<br />
measures of adult attachment. Journal of Personality and Social Psychology, 78(2),<br />
350-365.<br />
Fre<strong>de</strong>rick, R.I. (1997). Validity Indicator Profile manual. Minneapolis, MN: National Computer<br />
Services.<br />
Gannon, T.A., & Polaschek, D.L.L. (2006). Cognitive distortions in child molesters: a reexamination<br />
of key theories and research. Clinical Psychology Review, 26(8), 1000-1019.<br />
Gannon, T.A., Keown, K., & Rose, M.R. (2009). An Examination of Current Psychometric<br />
Assessments of Child Molesters' Offense-Supportive Beliefs Using Ward's Implicit Theories.<br />
International Journal of Offen<strong>de</strong>r Therapy and Comparative Criminology, 53(3), 316-333.<br />
Gedye, A. (1992). Compulsive behavior checklist for clients with mental retardation. The<br />
Habilitative Mental Healthcare Newsletter, 11, 73-77.<br />
Gedye, A. (1996). Issues involved in recognizing obsessive-compulsive disor<strong>de</strong>r in<br />
<strong>de</strong>velopmentally disable clients. Seminars in Clininal Neuropsychiatry, 1, 142-147.<br />
Gedye, 1998<br />
Geschwind, D. H., Boone, K. B., Miller, B. L., & Swerdloff, R. S. (2000). Neurobehavioral<br />
phenotype of Klinefelter syndrome. Mental Retardation and Developmental Disability<br />
Research Reviews, 6, 107-116.<br />
Gezondheidsraad (2009). Autismespectrumstoornissen: Een levenlang an<strong>de</strong>rs. Den Haag:<br />
Gezondheidsraad, publicatie 2009/09.<br />
Gibbs, J.C., Basinger, K.S., & Fuller, D. (1992). Moral Maturity: measuring the <strong>de</strong>velopment<br />
of sociomoral reflection. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.<br />
Gillberg, C. (1996). The long-term outcome of childhood empathy disor<strong>de</strong>rs. European Child<br />
and Adolescent Psychiatry, 5 suppl. 1(1), 52-56.<br />
Goodman, W.K., Price, L.H., Rasmussen, S.A., Mazure, C., Delgado, P., Heninger, G.R., &<br />
Charney, D.S. (1989a). The Yale-Brown Obsessive Compulsive Scale: II. Validity. Archives<br />
of General Psychiatry, 46, 1012-1016.<br />
Goodman, W.K., Price, L.H., Rasmussen, S.A., Mazure, C., Fleischman, L.R., Hill, C.L.,<br />
77
Heninger, G.R., & Charney, D.S. (1989b). The Yale-Brown Obsessive Compulsive Scale: I.<br />
Development, use, and reliability. Archives of General Psychiatry, 46, 1006-1011.<br />
Goldberg, D.P. (1972). The <strong>de</strong>tection of psychiatric illness by questionnaire. London: Oxford<br />
University Press.<br />
Grant, D.A., & Berg, E.A. (1948). A behavioral analysis of <strong>de</strong>gree of reinforcement and ease<br />
of shifting to new responses in a Weigl-type card sorting problem. Journal of Experimental<br />
Psychology, 34, 404-411.<br />
Graue, L.O., Berry, D.T., Clark, J.A., Sollman, M.J., Cardi, M., Hopkins, J., & Werline, D.<br />
(2007). I<strong>de</strong>ntification of feigned mental retardation using the new generation of malingering<br />
<strong>de</strong>tection instruments: Preliminary findings. The Clinical Neuropsychologist, 21, 929-942.<br />
Green, P., Allen, L., & Astner, K. (1996). Manual for Computerised Word Memory Test, U.S.<br />
version 1.0. Durham, NC: Cognisyst.<br />
Griffiths, D., & Lunsky, Y. (2003). Socio-Sexual Knowledge and Attitu<strong>de</strong>s Assessment Tool-<br />
Revised (SSKAAT-R), Test and manual. Wood Dale, IL: Stoelting Co.<br />
Groenestijn, M.A.C. van, Akkerhuis, G.W., Kupka, R.W., Schnei<strong>de</strong>r, N., & Nolen, W.A.<br />
(1999). Gestructureerd klinisch interview voor <strong>de</strong> vaststelling van DSM-IV As-I stoornissen.<br />
Lisse: Swets en Zeitlinger.<br />
Guilmette, T.J., Hart, K.J., Guiliano, A.J., & Leininger, B.E. (1994). Detecting simulated<br />
memory impairment: Comparison of the Rey Fifteen-Item Test and the Hiscock Forced-<br />
Choice Procedure. The Clinical Neuropsychologist, 8, 283-294.<br />
Hag, ten, 2003<br />
Hammes, J.G.W. (1973). De Stroop Kleur-Woord Test: Handleiding. Amsterdam: Swets &<br />
Zeitlinger.<br />
Hare, R.D. (2003). Manual for the Revised Psychopathy Checklist (2nd ed.). Toronto,<br />
Canada: Multi-Health Systems.<br />
Hartgers, C. (1996). De Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling van <strong>de</strong> handleiding voor training en afname<br />
van Europasi vraaggesprekken (bij Europasi versie iii (3<strong>de</strong> druk). Amsterdam: aiar.<br />
Haviland, M.G., Warren, W.L., & Riggs, M.L. (2000). An observer scale to measure<br />
alexithymia. Psychosomatics, 41, 385-392.<br />
Haviland, M.G., Warren, W.L., Riggs, M.L., & Nitch, S.R. (2002). Concurrent validity of two<br />
observer-rated alexithymia measures. Psychosomatics, 43, 472-477.<br />
Hazan, C., & Shaver, P. (1987). Romantic love conceptualized as an attachment process.<br />
Journal of Personality and Social Psychology, 52(3), 511-524.<br />
Heij<strong>de</strong>n, P.T. van <strong>de</strong>r, Bos, P. van <strong>de</strong>n, Mol, B.A.W., & Kessels, R.P.C. (2010). Validiteit van<br />
<strong>de</strong> WAIS-III factorstructuur in een steekproef ambulante psychiatrie: <strong>de</strong> in<strong>de</strong>xscores als<br />
beste getest. GZ-psychologie, 4, 34-41.<br />
Helzer, J.E., & Robins, L.N. (1988). The Diagnostic Interview Schedule: Its <strong>de</strong>velopment,<br />
evolution, and use. Social Psychiatry and Psychiatric Epi<strong>de</strong>miology, 23(1), 6-16.<br />
78
Hodgson, R.J., & Rachman, S. (1977). Obessional-compulsive complaints. Behaviour<br />
Research and Therapy, 15(5), 389-395.<br />
Hoekman, J., Mie<strong>de</strong>ma, A., Otten, B., & Gielen, J. (2007). De constructie van een schaal<br />
voor <strong>de</strong> bepaling van het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau; Achtergrond, opbouw en<br />
betrouwbaarheid van <strong>de</strong> ESSEON. Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor <strong>de</strong> zorg aan mensen met<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperkingen, 4, 215-232.<br />
Hoekman, J., Mie<strong>de</strong>ma, A., Otten, B., & Gielen, J. (2011). ESSEON-R: Schaal voor het<br />
schatten van het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau – Revisie. Lei<strong>de</strong>n: Pits B.V.<br />
Hoekstra, H.A., Ormel, J., & Fruyt, F. <strong>de</strong> (1996). NEO-PI-R en NEO-FFI: Big Five<br />
Persoonlijkheidsvragenlijsten: Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Hoekstra, R.A., Bartels, M., Cath, D.C., & Boomsma, D.I. (2008). Factor Structure, Reliability<br />
and Criterion Validity of the Autism-Spectrum Quotient (AQ): A Study in Dutch Population<br />
and Patient Groups. Journal of Autism and Developmental Disor<strong>de</strong>rs, 38, 1555-1566.<br />
Hoeve Boschoord (2005). SKAVE-V (Seksuele Kennis-, Attitu<strong>de</strong>-, Vaardighe<strong>de</strong>n-, en<br />
Ervaringslijst voor Volwassenen. Boschoord: Trajectum Hoeve Boschoord.<br />
Horowitz, M., Wilner, N., & Alvarez, W. (1979). Impact of Event Scale: A measure of<br />
subjective stress. Psychosomatic Medicine, 41, 209-218.<br />
Horwitz, E.H., Ketelaars, C.E.J., & Lammeren, A.M.D.N. van (2004). Autisme<br />
spectrumstoornissen bij normaal begaaf<strong>de</strong> volwassene. Assen: Koninklijke Van Gorcum.<br />
Houwelingen van, E.C.R. (2005). Etc.<br />
Hovens, J.E., Ploeg, H.M. van <strong>de</strong>r, Bramsen, I., Klaarenbeek , M.T.A., Schreu<strong>de</strong>r, J.N., &<br />
Rivero, V.V. (1994). The <strong>de</strong>velopment of the self-rating inventory for posttraumatic stress<br />
disor<strong>de</strong>r. Acta Psychiatrica Scandinavica, 90, 172-183.<br />
Hovens, J.E., Bramsen, I., & Ploeg, H.M. van <strong>de</strong>r (2000). Handleiding bij <strong>de</strong><br />
Zelfinventarisatielijst Posttraumatische stressstoornis: ZIL. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Howlin, P., Davies, M., & Udwin, O. (1998). Cognitive functioning in adults with Williams<br />
syndrome. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 39, 183-189.<br />
Hurley, A.D. (2008). Depression in adults with intellectual disability: symptoms and<br />
challenging behaviour. Journal of Intellectual Disability Research, 52(11), 905-916.<br />
Hurley, K.E., & Deal, W.P. (2006). Assessment instruments measuring malingering used with<br />
individuals who have mental retardation: potential problems and issues. Mental Retardation,<br />
44, 112-119.<br />
IJzendoorn, M.H. van (2008). Opvoeding over <strong>de</strong> grens. Gehechtheid, trauma en veerkracht.<br />
Amsterdam: Boom Aca<strong>de</strong>mic.<br />
Inman, T.H., Vickery, C.D., Berry, D.T.R., Lamb, D., Edwards, C., & Smith, G.T. (1998).<br />
Development and Initial validation of a new procedure for evaluating a<strong>de</strong>quacy of effort<br />
during neuropsychological testing: The Letter Memory test. Psychological Assessment, 10,<br />
128-139.<br />
79
Janssen, C.G.C., Schuengel, C., & Stolk, J. (2002). Un<strong>de</strong>rstanding challenging behaviour in<br />
people with severe and profound intellectual disability: A stress-attachment mo<strong>de</strong>l. Journal of<br />
Intellectual Disability Research, 45, 106-114.<br />
Jelicic, M., Merckelbach, H., & Cima, M. (2003). Over het simuleren van cognitieve<br />
stoornissen. Tijdschrift voor Psychiatrie, 11, 687-696.<br />
Jessurun, J.H. (2001). Dewey Story Test, Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling.<br />
http://home.iae.nl/users/jhjess/DST/in<strong>de</strong>x.html<br />
Jones, J.S., Schaik, P. van, & Witts, P. (2006). A factor analysis of the Wechsler Adult<br />
Intelligence Scale 3rd Edition (WAIS-III) in a low IQ sample. British Journal of Clinical<br />
Psychology, 45, 145-152.<br />
Jonge, M.V. <strong>de</strong>, & Bildt, A. <strong>de</strong> (2007). Autisme Diagnostisch Interview-Revised (ADI-R).<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling. Amsterdam: Hogrefe.<br />
Kafka, M.P. (2009). Hypersexual Disor<strong>de</strong>r: A Proposed Diagnosis for DSM-V. Archives of<br />
Sexual Behavior, 11, 1-24.<br />
Kalverboer, A.F., & Deelman, B.G. (1964). Vijftien woor<strong>de</strong>ntest A en B. Groningen:<br />
Universitair Medisch Centrum Groningen.<br />
Kaufman, A.S., & Kaufman, N.L. (1990). Manual for the Kaufman Brief Intelligence Test.<br />
Circle Pines, MN: American Guidance Service.<br />
Kaufman, A. S., & Kaufman, N. L. (1993). Kaufman adolescent and adult intelligence test.<br />
Circle Pines, MN: American Guidance Service.<br />
Kay, S.R., Fiszbein, A., & Opler, L.A. (1987). The Positive and Negative Syndrome Scale<br />
(PANSS) for Schizophrenia. Schizophrenia Bulletin, 13(2), 261-276.<br />
Kay, S.R., Wolkenfeld, F., & Murrill, L.M. (1988). Profiles of aggression among psychiatric<br />
patients. Nature and prevalence. The Journal of Nervous and Mental Disease, 176(9), 539-<br />
46.<br />
Kazdin, A.E., Matson, J.L., & Senatore, V. (1983). Assessment of Depression in Mentally<br />
Retar<strong>de</strong>d Adults. American Journal of Psychiatry, 140, 1040-1043.<br />
Keeling, J.A., Beech, A.R., & Rose, J.L. (2007). Assessment of intellectually disabled sexual<br />
offen<strong>de</strong>rs: the current position. Aggression and Violent Behavior, 12, 229-241.<br />
Keeling, J.A., Rose, J.L., & Beech, A.R. (2007). A preliminary evaluation of the adaptation of<br />
four assessments for offen<strong>de</strong>rs with special needs. Journal of Intellectual & Developmental<br />
Disability, 32(2), 62-73.<br />
Kellett, S., Beail, N., Newman, D.W., & Frankish, P. (2003). Utility of the Brief Symptom<br />
Inventory in the Assessment of Psychological Distress. Journal of Applied Research in<br />
Intellectual Disabilities, 16(2), 127-134.<br />
Koeter, M.W.J., Brink, W. van <strong>de</strong>n, Ormel, J., & Giel, R. (1988). De gevoeligheid van <strong>de</strong><br />
General Health Questionnaire (GHQ) voor chronische klachten. Tijdschrift voor Psychiatrie,<br />
30, 166-177.<br />
80
Koeter, M.W.J., & Ormel, J. (1991). General Health Questionnaire: Ne<strong>de</strong>rlandse bewerking.<br />
Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Kokkevi A., & Hartgers C. (1995). European adaptation of amultidimensional assessment<br />
instrument for drug and alcohol <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nts. European Addiction Research, 1, 208-210.<br />
Kole-Snij<strong>de</strong>rs, A.M.J., Geurts, S.M., Hout, J.H.C. van <strong>de</strong>n, & Vlaeyen, J.W.S. (2006).<br />
Protocol probleemoplossen<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n: een groeps- en individueel programma.<br />
Amsterdam: Boom.<br />
Kolton, D.J., Boer, A., & Boer, D.P. (2001). A Revision of the Abel and Becker Cognition<br />
Scale for intellectually disabled sexual offen<strong>de</strong>rs. Sex Abuse, 13(3), 217-219.<br />
Kongs, S.K., Thompson, L.L., Iverson, G.L., & Heaton, R.K. (2000). WCST-64: Wisconsin<br />
Card Sorting Test-64 card version,professional manual. O<strong>de</strong>ssa, FL: Psychological<br />
Assessment Resources.<br />
Konings, I., & Strien, T. van (2005). Tekort aan empathie: een bruikbaar begrip in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
jeugdpsychopathologie. Tijdschrift voor Ortho-pedagogiek, Kin<strong>de</strong>rpsychiatrie en klinische<br />
Kin<strong>de</strong>rpsychologie, 30, 17-28.<br />
Kooij, J.J.S., Aeckerlin, L.P., & Buitelaar, J.K. (2001). Functioneren, comorbiditeit en<br />
behan<strong>de</strong>ling van 141 volwassenen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) op<br />
een algemene polikliniek Psychiatrie. Tijdschrift voor Geneeskun<strong>de</strong>, 145(31), 1498-1501.<br />
Kooij en Buitelaar (2007)<br />
Kooij, J.J.S., & Francken, M.H. (2007). Diagnostisch Interview voor ADHD bij volwassenen<br />
(DIVA). Den Haag: Kenniscentrum ADHD bij volwassenen PsyQ. Online beschikbaar via<br />
www.kenniscentrumadhdbijvolwassenen.nl<br />
Kooij, A.P., Rolfhus, E., Wilkins, C., Yang, Z., & Zhu, J. (2004). WAIS-III Ne<strong>de</strong>rlandstalige<br />
bewerking. Technisch rapport hernormering. [WAIS-III Dutch Version. Technical report<br />
restandardization]. Amsterdam: Harcourt Test Publishers.<br />
Koot, H.M., & Dekker, M.C. (1998). Developmental Behavior Checklist. Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
vertaling. Rotterdam: Erasmus Universiteit.<br />
Kooreman, A. & Luteijn, F. (1987). Groninger Intelligentie Test, schriftelijk verkorte vorm.<br />
Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Kraaykamp, H.J.M., Emmelkamp, P.M.G., & Hout, M.A. van <strong>de</strong>n (1989). The Maudsley<br />
Obsessional-Compulsive Inventory: Reliability and validity. (Ongepubliceerd manuscript RUG<br />
- Klinische Psychologie)<br />
Krabbendam, L., & Kalff, A.C. (1998). The Behavioural Assessment of the Dysexecutive<br />
Syndrome – Dutch Version. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Kraijer, D.W. (1999). Autisme- en Verwante stoornissenschaal voor Zwakzinnigen - Revisie<br />
(AVZ-R): Handleiding. Lisse: Swets Test Publishers.<br />
Kraijer, D.W. (2005). Intelligentieon<strong>de</strong>rzoek bij jeugdigen en volwassenen met een beperkte<br />
begaafdheid. De WAIS-III, <strong>de</strong> KAIT en <strong>de</strong> GIT2 vergeleken, 2, 79-87.<br />
81
Kraijer, D.W., Bildt, A.A. <strong>de</strong>, Sytema, S., & Min<strong>de</strong>raa, R.B. (2003). De Vineland-Z. De<br />
Vineland Adaptive Behavior Scales genormeerd voor kin<strong>de</strong>ren en jeugdigen met een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking. Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor <strong>de</strong> zorg aan verstan<strong>de</strong>lijk<br />
gehandicapten, 29, 76-93.<br />
Kraijer, D.W., & Kema, G.N. (1994). Sociale Redzaamheidsschaal voor zwakzinnigen van<br />
hoger niveau, SRZ-P. Handleiding (3 e herziene en uitgebrei<strong>de</strong> uitgave). Lisse: Swets &<br />
Zeitlinger.<br />
Kraijer, D.W., & Kema, G.N. (2004). SRZ-P: Sociale redzaamheidsschaal voor hoger niveau;<br />
handleiding. Amsterdam: Pearson.<br />
Kraijer, D.W., & Plas, J.J. (2002). Handboek psychodiagnostiek en verstan<strong>de</strong>lijke beperking:<br />
classificatie, test- en schaalgebruik. Lisse: Harcourt Book Publishers.<br />
Kraijer, D.W., & Plas, J. (2006). Handboek psychodiagnostiek en beperkte begaafdheid.<br />
Amsterdam: Harcourt Assessment.<br />
La Malfa, G., Lassi, S., Bertelli, M., Pallanti, S., & Albertini, G. (2008). Detecting attention<strong>de</strong>ficit/hyperactivity<br />
disor<strong>de</strong>r (ADHD) in adults with intellectual disability. The use of Connors‟<br />
Adult ADHD Rating Scales (CAARS). Research in Developmental Disabilities, 29, 158-1164.<br />
Lange, A., Hoogendoorn, M., Wie<strong>de</strong>rspahn, A., & Beurs, E. <strong>de</strong> (1995). BDHI-Dutch (Buss-<br />
Durkee Hostility Inventory): Handleiding, verantwoording en normering van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
Buss-Durkee agressievragenlijst. Lisse: Swets Test Services.<br />
Langlois, L., & Martin, L. (2008). Relationship between diagnostic criteria, <strong>de</strong>pressive<br />
equivalents and diagnosis of <strong>de</strong>pression among ol<strong>de</strong>r adults with intellectual disability.<br />
Journal of Intellectual Disability Research, 52(11), 896-904.<br />
Lekkerkerker, L., & Schouten, R. (2009). Instrument ‘Beoor<strong>de</strong>ling Sociaal<br />
Aanpassingsvermogen’ (BSA); Handleiding. Utrecht: Ne<strong>de</strong>rlands Jeugdinstituut.<br />
Lesniak-Karpak, K. Mazzocco, M. M., & Ross, J. L. (2003). Behavioral assessment of social<br />
anxiety in females with Turner or fragile X syndrome. Journal of Autism and Developmental<br />
Disor<strong>de</strong>rs, 33, 55-67.<br />
Lewis, J.L., Simcox, A.M., & Berry, D.T.R. (2002). Screening for Feigned Psychiatric<br />
Symptoms in a Forensic Sample by using the MMPI-2 and the Structured Inventory of<br />
Malingered Symptomatology. Psychological Assessment, 14, 170-176.<br />
Lezak, M.D., Howieson, D.B., & Loring, D.W. (2004). Neuropsychological assessment, fourth<br />
edition. New York: Oxford University Press.<br />
Lindsay, W., Dana, L., Došen, A., Gabriel, S., & Young, S. (2007). Personality disor<strong>de</strong>rs. In:<br />
R. Fletcher, E. Loschen, C. Stavrakaki & M. First (Eds.), Diagnostic Manual – Intellectual<br />
Disability (pp. 511-532). New York: NADD Press.<br />
Lindsay, W.R., & Michie, A.M. (1988). Adaptation of the Zung Self-Rating Anxiety Scale for<br />
people with a mental handicap. Journal of Mental Deficiency Research, 32, 485-490.<br />
Lindsay, W.R., & Skene, D.D. (2007). The Beck Depression Inventory II and the Beck<br />
Anxiety Inventory in People with Intellectual Disabilities: Factor Analyses and Group Data.<br />
Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 20, 401-408.<br />
82
Lindsay, W.R., Hogue, T.E., Taylor, J.L., Mooney, P., Steptoe, L., Johnston, S., O‟Brien, G.,<br />
& Smith, A.H.W. (2006). Two studies on the prevalence and validity of personality disor<strong>de</strong>r in<br />
three forensic intellectual disability samples. Journal of Forensic Psychiatry and Psychology,<br />
17(3), 485-506.<br />
Lindsay, W.R., Whitefield, E., & Carson, D. (2007). An assessment for attitu<strong>de</strong>s consistent<br />
with sexual offending for use with offen<strong>de</strong>rs with intellectual disabilities. Legal and<br />
Criminological Psychology, 12, 55-68.<br />
LKNG “<strong>Diagnostiek</strong> van kin<strong>de</strong>ren met gehechtheidproblematiek” (2007)<br />
Loeber, R., & Farrington, D.P. (2000). Young children who commit crime: Epi<strong>de</strong>miology,<br />
<strong>de</strong>velopmental origins, risk factors, early interventions, and policy implications. Development<br />
and psychopathology 12, 737-762.<br />
Lord, C., Rutter, M., & Couteur, A. le (1994). Autism Diagnostic Interview–Revised: A revised<br />
version of the diagnostic interview for caregivers of individuals with possible pervasive<br />
<strong>de</strong>velopmental disor<strong>de</strong>rs. Journal of Autism and Developmental Disor<strong>de</strong>rs, 24, 659-685.<br />
Lord, C., Rutter, M., DiLavore, P., & Risi, S. (1999). Autism diagnostic observation schedule<br />
(ADOS). Manual. Los Angeles, CA: Western Psychological Services.<br />
Lunsky, Y., & Palucka, A.M. (2004). Depression in Intellectual Disability. Current Opinion in<br />
Psychiatry, 17, 359-363.<br />
Luria, A.R. (1980). Higher cortical functions in man. New York: Basic Books.<br />
Luteijn, F. (1971a). Een poging tot het schatten van premorbi<strong>de</strong> intelligentie. Ne<strong>de</strong>rlands<br />
Tijdschrift voor Psychologie, 26, 60-69.<br />
Luteijn, F., & Barelds, D.P.H. (2003). NPST: Negativisme, Ernstige Psychopathologie en<br />
Somatisering. Test.Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Luteijn, F., & Barelds, D.P.H. (2004). GIT-2, Groninger Intelligentietest 2. Handleiding.<br />
Amsterdam: Harcourt Test Publishers.<br />
Luteijn, F., Dijk, H. van, & Ploeg, F.A.E. van <strong>de</strong>r (1989). Handleiding bij <strong>de</strong> Junior<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse persoonlijkheidsvragenlijst (NPV-J). Amsterdam: Pearson Testpublisher.<br />
Luteijn, E., Min<strong>de</strong>raa, R., & Jackson, S. (2002). Vragenlijst voor inventarisatie van sociaal<br />
gedrag bij kin<strong>de</strong>ren: Handleiding. Lisse: Harcourt Test Publishers.<br />
Luteijn, F., & Ploeg, F.A.E. van <strong>de</strong>r (1983). Groninger IntelligentieTest. Lisse: Swets &<br />
Zeitlinger.<br />
Lutjenhuis, B. & Verberne, G.J. (2008). Samenwerkingsverband „De Borg‟ (red.), Aanzet tot<br />
een formularium psychologische diagnostiek voor cliënten met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking en ernstig probleemgedrag (SGLVG): concept d.d. <strong>de</strong>cember 2008.<br />
Manen, T.G. van, Prins, P.J.M., & Emmelkamp, P.M.G. (2007). Sociaal Cognitieve<br />
Vaardighe<strong>de</strong>n Test, Handleiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.<br />
83
Manly, M.M, Robertson, I.H., An<strong>de</strong>rson, V., & Nimmo-Smith, I. (2004). TEA-CH, test of<br />
Everday Attention for Children Handleiding. Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling, Amsterdam: Pearson<br />
Assessment and Information BV, 2004<br />
Marshall, P.S., & Happe, M. (2007). The performance of individuals with mental retardation<br />
on cognitive tests assessing effort and motivation. The Clinical Neuropsychologist, 21(5),<br />
826-840.<br />
Masi, G., Pfanner, P., & Marcheschi, M. (1998). Depression in adolescents with mental<br />
retardation: a clinical study. The British Journal of Developmental Disabilities, 44(2), 112-<br />
118.<br />
Masi, G., Brovedani, P., Mucci, M. & Favilla, L. (2002). Assessment of Anxiety and<br />
Depression in Adolescents with Mental Retardation. Child Psychiatry and Human<br />
Development, 32(3), 227-237.<br />
Matich-Maroney, J., Boyle, P.S., & Crocker, M.M. (2005). The psychosexual assessment &<br />
treatment continuum: a tool for conceptualizing the range of sexually-related issues with<br />
<strong>de</strong>velopmental disabilities. Mental Health Aspects of Developmental disabilities, 8(3), 1-14.<br />
Matson, J.L., Kazdin, A.E., & Senatore, V. (1984). Psychometric properties of the<br />
Psychopathology Instrument for Mentally Retar<strong>de</strong>d Adults. Applied Research in Mental<br />
Retardation, 5, 81-89.<br />
Matson, J.L.,Minnen, A. van, & Hoogduin, C.A.L. (1994). De Ne<strong>de</strong>rlandse versie van <strong>de</strong><br />
Psychopathology Inventory for Mentally Retar<strong>de</strong>d Adults (PIMRA). Illinois: International<br />
Diagnostic Systems Inc.<br />
Matson, J.L., & Bamburg, J.W. (1998). Reliability of the assessment of dual diagnosis (ADD).<br />
Research in Developmental Disabilities, 19, 89-95.<br />
Mattson, S. N., & Riley, E.P. (2000). Parent ratings of behaviour in children with heavy<br />
prenatal alcohol exposure and IQ-matched controls. Alcoholism, Clinical and Experimental<br />
Research, 24, 226-231.<br />
Mattson, S. N., Calarco, K. E., & Lang, A. R. (2006). Focused and shifting attention in<br />
children with heavy prenatal alcohol exposure. Neuropsychology, 20, 361-369.<br />
McAlpine. C., Kendall, K.A., & Singh, N.N. (1991). Recognition of facial expressions of<br />
emotion by persons with mental retardation. American Journal on Mental Retardation, 96(1),<br />
29-36.<br />
McBrien, J.A. (2003). Assessment and diagnosis of <strong>de</strong>pression in people with intellectual<br />
disability. Journal of Intellectual Disability Research, 47(1), 1-13.<br />
McLellan, A. T., Luborsky, L., Woody, G. E., & Brien, C. P. (1980). An improved diagnostic<br />
evaluation instrument for substance abuse patients. The Addiction Severity In<strong>de</strong>x. Journal of<br />
Nervous and Mental Disease, 168, 26-33.<br />
McLellan, A. T., Kushner, H., Metzger, D., Peters, R., Smith, I., Grissom, G., Pettinati, H., &<br />
Argeriou, M. (1992). The Fifth Edition of the Addiction Severity In<strong>de</strong>x. Journal of Substance<br />
Abuse Treatment, 9, 199-213.<br />
84
Meer, C. van <strong>de</strong>r, Hendriks, V., Posthuma, T., & Vos, R. (2003). Dubbele diagnose dubbele<br />
hulp: Richtlijnen voor diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling. Den Haag: Parnassia Addiction Research<br />
Center.<br />
Meesters, C., Muris, P., Bosma, H., Schouten, E., & Beuving, S. (1996). Psychometric<br />
evaluation of the Dutch version of the Aggression Questionnaire. Behaviour Research and<br />
Therapy, 34(10), 839-843.<br />
Merckelbach, H., Koeyvoets, N., Cima, M., & Nijman, H. (2001). De Ne<strong>de</strong>rlandse versie van<br />
<strong>de</strong> Structured Inventory for Malingered Symptomatology (SIMS). De Psycholoog, 36, 586-<br />
591.<br />
Merckelbach, H., & Smith, G.P. (2003). Diagnostic accuracy of the Structured Inventory of<br />
Malingered Symptomatology (SIMS) in <strong>de</strong>tecting instructed malingering. Archive of Clinical<br />
Neuropsychology, 18, 145-152.<br />
Meyer, T.J., Miller, M.L., Metzger, R.L., & Borkovec, T.D. (1990). Development and validation<br />
of the Penn State Worry Questionnaire. Behaviour Research and Therapy, 28, 487-495.<br />
Mindham, J., & Espie, C. A. (2003). Glasgow Anxiety Scale for people with an Intellectual<br />
Disability (GAS-ID): <strong>de</strong>velopment and psychometric properties of a new measure for use with<br />
people with mild intellectual disability. Journal of Intellectual Disability Research, 47(1), 22-<br />
30.<br />
Minnen, A. van, Savelsberg, P.M., & Hoogduin, K.A.L. (1995). A Dutch version of the Reiss<br />
Screen of Maladaptive Behavior. Research in Developmental Disabilities, 16(1), 43-49.<br />
Mitchell, A., & Clegg J. (2005). Is Post-Traumatic Stress Disor<strong>de</strong>r a Helpful Concept for<br />
Adults with Intellectual Disabillity? Journal for Intellectual Disability Research, 49, 552-559.<br />
Mitchell, A., Clegg, J., & Furniss, F. (2006). Exploring the meaning of trauma with adults with<br />
intellectual disabilities. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 19, 131-142.<br />
Moeller, F.G., Barrat, E.S., Dougherty, D.M. Schmitz, J.M., Swann, A.C. (2001). Psychiatric<br />
aspects of impulsivity. American Journal of Psychiatry, 158, 1783-1793<br />
Moenaert, D. (2006). WAIS-III NL en Raven SPM bij Vlaamse arbeidsgehandicapten: Een<br />
veldon<strong>de</strong>rzoek en een voorstel van voorlopige nieuwe Ravennormen. Fe<strong>de</strong>ratie<br />
Consultatiebureaus België.<br />
Moffatt, C.W., Hanley, Maxwell C., & Donnellan A.M. (1995). Discrimination of emotion,<br />
affective perspective, taking and empathy in individuals with intellectual disability. Education<br />
and Training in Intellectual Disability and Developmental Disabilities, 30, 76–85.<br />
Moffatt e.a. 1996<br />
Mohr, C., Tonge, B.J., & Einfeld, S.L. (2005). The <strong>de</strong>velopment of a new measure for the<br />
assessment of psychopathology in adults with intellectual disability. Journal of Intellectual<br />
Disability Research, 49(7), 469-480.<br />
Mol, E.M.M. (2008). Simulatie. In: B.A. Blansjaar, W.F. van Kor<strong>de</strong>laar, & M. Beukers (Eds.),<br />
Stoornis en Delict. Handboek psychiatrische en psychologische raportage in strafzaken.<br />
Utrecht: De Tijdstroom.<br />
85
Morrissey, C. The PCL-R: Some gui<strong>de</strong>lines for assessing people with learning disability.<br />
Redford: Rampton Hospital; 2003.<br />
Morrissey, C, Hogue, T, Mooney, P, Allen, C., Johnston, S., Hollin, C., e.a. Predictive validty<br />
of the PCL-R in offen<strong>de</strong>rs with intellectual disability in a high secure hospital setting:<br />
Institutional aggression. Journal of Forensic Psychiatry Psychology 2007; 18: 1-15.<br />
Morrissey, C. Hogue, TE, Mooney, P, Lindsay, WR, Steptoe, L, Taylor, J, e.a. Applicability,<br />
reliability and validity of the psychopathy checklist-revised in offen<strong>de</strong>rs with intellectual<br />
disabilities: some initial findings. International Journal of Forensic Mental Health 2005; 4:<br />
207-20.<br />
Morrissey, C., & Hollin, C. (2010). Review paper. Antisocial and Psychopathic personality<br />
disor<strong>de</strong>r in forensic intellectual disability populations: what do we know so far? Psychology,<br />
Crime & Law, 1477-2744.<br />
Moss, 1997<br />
Moss S.C., Patel P., Prosser H., Goldberg D., Simpson N., Rowe S., & Luccino R. (1993).<br />
Psychiatric morbidity in ol<strong>de</strong>r people with mo<strong>de</strong>rate and severe learning disability (mental<br />
retardation). Part 1: Development and reliability of the patient interview (The PAS-ADD).<br />
British Journal of Psychiatry, 163, 471-480.<br />
Moss S.C., Prosser H., Costello H., Simpson N., Patel P., Rowe S., Turner S. & Hatton C.<br />
(1998). Reliability and validity of the PAS-ADD checklist for <strong>de</strong>tecting disor<strong>de</strong>rs in adults with<br />
intellectual disability. Journal of Intellectual Disability Research, 42, 2 173-183.<br />
Moss, S. (2001). Psychiatric Disor<strong>de</strong>rs in Adults with Mental Retardation. International<br />
Review of Research in Mental Retardation, 24, 211-243.<br />
Mul<strong>de</strong>r, J.L., Dekker, R., & Dekker, P.H. (2004). Kaufman Adolescent and Adult Intelligence<br />
Test – Ne<strong>de</strong>rlandstalige Versie. Amsterdam: Pearson.<br />
Mul<strong>de</strong>r, J.L., Dekker, P.H. & Dekker, R. (2006). Woord-Fluency Test / Figuur-Fluency Test<br />
(WFT-FFT). Lei<strong>de</strong>n: PITS Testuitgeverij.<br />
Multidisciplinaire richtlijn ADHD (2005). Richtlijn voor <strong>de</strong> diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling van<br />
ADHD bij kin<strong>de</strong>ren en jeugdigen. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />
Multidisciplinaire Richtlijn Angststoornissen (2003). Richtlijn voor <strong>de</strong> diagnostiek,<br />
behan<strong>de</strong>ling en begeleiding van volwassen cliënten met een angststoornis. Utrecht:<br />
Trimbosinstituut.<br />
Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie (2008). Richtlijn voor <strong>de</strong> diagnostiek, zorgorganisatie<br />
en behan<strong>de</strong>ling van volwassen cliënten met schizofrenie. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />
Multidisciplinaire Richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen (2008). Richtlijn voor <strong>de</strong> diagnostiek<br />
en behan<strong>de</strong>ling van volwassen patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Utrecht: Trimbosinstituut.<br />
Munir, F., Cornish, K.M., & Wilding, J. (2000). Nature of the working memory <strong>de</strong>ficit in fragile-<br />
X syndrome. Brain and Cognition, 44, 387-401.<br />
86
Murphy, K.C., Jones, L.A., & Owen, M.J. (1999). High rates of schizophrenia in adults with<br />
velo-cardio-facial syndrome. Archives of General Psychiatry, 56, 940-945.<br />
Murphy, K.C., & Owen, M.J. (2001). Velo-cardio-facial syndrome: a mo<strong>de</strong>l for un<strong>de</strong>rstanding<br />
the genetics and pathogenesis of schizophrenia. British Journal of Psychiatry, 179, 397-402.<br />
Myrbakk, E. & Tetzchner, S. von (2008). Screening Individuals with Intellectual Disability for<br />
Psychiatric Disor<strong>de</strong>rs: Comparison of Four Measures. American Journal on Mental<br />
Retardation, 113(1), 54-70.<br />
Nas, C. (2005). ‘EQUIPping’ <strong>de</strong>linquent male adolescents to think pro-socially. Utrecht<br />
Aca<strong>de</strong>misch proefschrift, Universiteit Utrecht.<br />
Naudts, K., & Hodgins, S. (2006). Neurobiological correlates of violent behaviour among<br />
persons with schizophrenia. Schizophrenia Bulletin, 32, 562-572.<br />
National Institute of Mental Health, 2003<br />
Negri-Shoultz & Donnellan, 1989<br />
Nezu, C.M., Nezu, A.M., & Du<strong>de</strong>k, J.A. (1998). A cognitive behavioral mo<strong>de</strong>l of assessment<br />
and treatment for intellectually disabled sexual offen<strong>de</strong>rs. Cognitive and Behavioral Practice,<br />
5, 25-64.<br />
Nieuwenhuijzen, M. van, Orobio <strong>de</strong> Castro, B., & Matthys, W. (2006). Problematiek en<br />
behan<strong>de</strong>ling van LVG jeugdigen. Een literatuurreview. Ne<strong>de</strong>rlands tijdschrift voor <strong>de</strong> zorg<br />
aan mensen met verstan<strong>de</strong>lijke beperkingen, 32(4), 211-229.<br />
Nieuwenhuijzen, M. van, Orobio <strong>de</strong> Castro, B., Aken, M.A.G. van, & W. Matthys (2009).<br />
Impulse control and aggressive response generation as predictors of aggressive behavioural.<br />
Journal of Intellectual Disability Research, Vol 53, 233-242.<br />
Nieuwenstein, M.R., Aleman, A., & Haan, E.H. <strong>de</strong> (2001). Relationship between symptom<br />
dimensions and neurocognitive functioning in schizophrenia: a meta-analysis of WCST and<br />
CPT studies. Journal of Psychiatric Research, 35, 119-125.<br />
Nieuwsbrief NIP/NVO 1 april 2008<br />
NIFP, 2007<br />
Nijman, H.L.I., Muris, P., Merckelbach, H.L.G.J., Palmstierna, T., Wistedt, B., Vos, A.M.,<br />
Rixtel, A. van, & Allertz, W. (1999). The staff observation aggression scale – revised (SOAS-<br />
R). Aggressive Behavior, 25, 197-209.<br />
Novaco, R.W. (1994). Anger as a risk factor for violence among the mentally disor<strong>de</strong>red. In:<br />
J. Monahan & H.J. Steadman (Eds.), Violence and Mental Disor<strong>de</strong>r (pp. 21-59). Chicago:<br />
The University of Chicago Press.<br />
Novaco, R.W. (2003). The Novaco Anger scale and Provocation Inventory (NAS-PI). Los<br />
Angeles: Western Psychological Services.<br />
Novaco, R.W., & Renwick, S.J. (1998). Anger predictors of the assaultiveness of forensic<br />
hospital patients. In: E. Sanavio (Ed.), Essays in honor of H.J. Eysenck: Behavior and<br />
Cognitive Therapy today. London: Pergamon Press.<br />
87
Oppen, P. van, Hoekstra, R.J., & Emmelkamp, P.M. (1995). The structure of obsessivecompulsive<br />
symptoms. Behaviour Research and Therapy, 33(1), 15-23.<br />
Palmstierna, T., & Wistedt, B. (1987). Staff observation aggression scale, SOAS:<br />
Presentation and evaluation. Acta Psychiatrica Scandinavica, 76(6), 657-663.<br />
Pas, F.H. van <strong>de</strong>r (2009). Het meten van angst bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
mid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> ADESS en <strong>de</strong> GAS-VB. Masterthesis Werkveld Gehandicaptenzorg. Universiteit<br />
Utrecht: Faculteit Sociale Wetenschappen.<br />
Paus, T. (2005). Mapping brain maturation and cognitive <strong>de</strong>velopment during adolescence.<br />
Trends in Cognitive Science, 9(2), 60-68.<br />
Penne, A., K. Petry & B. Maes (2007). Inventarisatie test- en schaalgebruik bij personen met<br />
ernstige meervoudige beperkingen. Leuven: Multiplus/ Centrum voor Orthopedagogiek, K.U<br />
Leuven<br />
Pinninti, N. R., Madison, H., Musser, E., & Rissmiller, D. (2003). MINI International<br />
Neuropsychiatric Schedule: Clinical utility and patient acceptance. European Psychiatry, 18,<br />
361-364.<br />
Ploeg, H.M. van <strong>de</strong>r, Defares, P.B., & Spielberger, C.D. (1980). Handleiding bij <strong>de</strong> Zelf<br />
Beoor<strong>de</strong>lings Vragenlijst, ZBV: Een Ne<strong>de</strong>rlandse bewerking van <strong>de</strong> Spielberger State-Trait<br />
Anxiety Inventrory, STAI-DY. Lisse: Swets en Zeitlinger.<br />
Plomp, H.N., Hek, H. van <strong>de</strong>r, & Vries, J.K. <strong>de</strong> (1994). Handleiding voor <strong>de</strong> Verslaving<br />
regulatie in<strong>de</strong>x Amsterdam (VRIA). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geneeskun<strong>de</strong>.<br />
Ponsioen, A.J.G.B. & Verstegen, D. (2006). Het IQ en het sociale aanpassingsvermogen.<br />
On<strong>de</strong>rzoek & Praktijk, 4, 5-12.<br />
Powell, R. (2003). Psychometric Properties of the Beck Depression Inventory and the Zung<br />
Self Rating Scale in Adults with Mental Retardation. Mental Retardation, 41(2), 88-95.<br />
Prins, P.J.M., Ponsioen, A.J.G.B., & Ten Brink, E.L. (2011). Gebruik je hersens! Het<br />
verbeteren van executieve functies bij kin<strong>de</strong>ren door oefening en training. De Psycholoog,<br />
46, 11 (38 – 48).<br />
Pridding, A., & Procter, N.G. (2008). A systematic review of personality disor<strong>de</strong>r amongst<br />
people with intellectual disability with implications for the mental health nurse practitioner.<br />
Journal of Clinical Nursing, 17, 2811-2819.<br />
Proctor, T., & Beail, N. (2007). Empathy and theory of mind in offen<strong>de</strong>rs with intellectual<br />
disability. Journal of Intellectual and Developmental Disability, 32(2), 82-93.<br />
Prosser, H., Moss, S., Costello, H., Simpson, N., Patel, P., & Rowe, S. (1998). Reliability and<br />
validity of the Mini PAS-ADD for assessing psychiatric disor<strong>de</strong>rs in adults with intellectual<br />
disability. Journal of Intellectual Disability Research, 42(4), 264-272.<br />
Pruijsers (2005)<br />
Pruijssers, A.C., & Meijel, B.K.G. van (2005). Multidisciplinaire diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling<br />
va angststoornissen bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking. De rol van <strong>de</strong><br />
verpleegkundige in een integrale aanpak. Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor <strong>de</strong> Zorg aan Mensen<br />
met Verstan<strong>de</strong>lijke Beperkingen, 31(4), 230-249.<br />
88
Purser, H. R., & Jarrold, C. (2005). Impaired verbal short-term memory in Down syndrome<br />
reflects a capacity limitation rather than atypically rapid forgetting. Journal of Experimental<br />
Child Psychology, 91, 1-23,<br />
Raven, J.C., Court, J.H., & Raven, J. (1992). Standard Progressive Matrices. Raven manual:<br />
section 3. Oxford: Psychologists Press.<br />
Reed, V., Robinson, D., Woods, P, Hen<strong>de</strong>rson, S. & Erven, T. van (1997). Behavioural<br />
Status In<strong>de</strong>x, Ne<strong>de</strong>rlandse versie (BSI-D).<br />
Reiss, S. (1988). Test manual for the Reiss Screen for Maladaptive Behavior. Orlando Park,<br />
IL: International Diagnostic Systems.<br />
Reiss, S., Minnen, A., & Hoogduin, K. van (1994). De Ne<strong>de</strong>rlandse versie van <strong>de</strong> Rreiss<br />
Screen for Maladaptive behavior. Handleiding. Nijmegen: KU, vakgroep Klinische<br />
Psychologie.<br />
Reitan, R. (1956). Trail Making test: Manual for administration, scoring, and interpretation.<br />
Bloomington: Indiana University.<br />
Reynolds, W.M., & Baker, J.A. (1988). Assessment of Depression in Persons with Mental<br />
Retardation. American Journal on Mental Retardation, 93(1), 93-103.<br />
Rich, P. (2006). Attachment and Sexual Offending. Un<strong>de</strong>rstanding and applying attachment<br />
theory to the treatment of juvenile sex offen<strong>de</strong>rs. Chichester: John Wiley & Sons.<br />
Rid<strong>de</strong>r, D.T.D. <strong>de</strong>, & Heck, G. van (2004). Coping Inventory for Stressful Situations (CISS).<br />
Handleiding. Amsterdam: Pearson.<br />
Rink, J.E., Boersma, C., Lutje-Spelberg, H.C., & Vos, R.C. (2000). Attitu<strong>de</strong>schaal voor<br />
Sociale Limieten: Handleiding. Lei<strong>de</strong>n: PITS.<br />
Roeyers, H., Warreyn, P., & Raymakers, R. (2002). Vragenlijst Sociale Communicatie (SCQ).<br />
Destelbergen: Uitgeverij SIG.<br />
Rogers, R., Bagby, R.M., & Dickens, S.E. (1992). Structured Interview of Reported<br />
Symptoms (SIRS) professional manual. O<strong>de</strong>ssa, FL: Psychological Assessment Resources.<br />
Rood, Y.R. van, & Bouman, T.K. (2007). De Ne<strong>de</strong>rlandstalige versie van <strong>de</strong> „Yale-Brown<br />
Obessive Compulsive Scale for Body Dysmorphic Disor<strong>de</strong>r‟ (BDD-YBOCS NL).<br />
Gedragstherapie, 40, 217-227.<br />
Roy, S., & Tyrer, P. (2001). Treatment of personality disor<strong>de</strong>rs. Current Opinion in<br />
Psychiatry, 14, 555-558.<br />
Royal College of Psychiatrists, 1999<br />
Royal College of Psychiatrists (2001). Diagnostic Criteria for Psychiatric Disor<strong>de</strong>rs for Use<br />
with Adults with Learning Disabilities/Mental Retardation (DC-LD). London: Gaskell Press.<br />
Romer, D. (2010). Adolescent risk taking, impulsivity, and brain <strong>de</strong>velopment: implications for<br />
prevention. Developmental Psychobiology, 52, 263-276.<br />
89
Rutter, M., Le Couteur, A., & Lord, C. (2003). ADI-R: Autism Diagnostic Interview-Revised.<br />
Los Angeles, CA: Western Psychological Services.<br />
Saan, R.J., & Deelman, B.G. (1986). De 15-woor<strong>de</strong>ntest A en B (een voorlopige<br />
handleiding). Groningen: Af<strong>de</strong>ling Neuropsychologie, AZG.<br />
Säkkinen, P., Kaltiala-Heino, R., Ranta, K., Haataja, R., & Joukamaa, M. (2007).<br />
Psychometric properties of the 20-item Toronto Alexithymia Scale and prevalence of<br />
alexithymia in a Finnish adolescent population. Psychosomatics, 48, 154-161.<br />
SamenwerkingsVerband Autisme (2004)<br />
Sanavio, E. (1988). Obsessions and compulsions: The Padua Inventory. Behaviour<br />
Research and Therapy, 26, 169-177.<br />
Schalock, R.L., Borthwick-Duffy, S.A., Bradley, V.J., Buntinx, V., Coulter, D.L., Craig, E.M.,<br />
Gomez, S.C., Lachapelle, Y., Luckasson, R., Reeve, A., Shogren, K.A., Snell, M.E., Spreat,<br />
S., Tassé, M.J., Thompson, J.R., Verdugo-Alonso, M.A., Wehmeyer, M.L., & Yeager, M.H.<br />
(2010). Intellectual Disability: Definition, Classification, and Systems of Supports. Eleventh<br />
Edition. Washington, DC: AAIDD.<br />
Schijn<strong>de</strong>l, F. van (1994). Wisconsin Card Sorting Test. Computerversie. Handleiding. Lisse:<br />
Swets & Zeitlinger.<br />
Schippers, G.M., Broekman, T.G., & Buchholz, A. (2007). MATE. Handleiding en protocol.<br />
Nijmegen: Bureau Beta.<br />
Schmand, B., Sterke, S. <strong>de</strong>, & Lin<strong>de</strong>boom, J. (1999). Amsterdamse Korte Termijn Geheugen<br />
test. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Schmand, B., Houx, P., & Koning, I. <strong>de</strong> (2003). Stroop kleur-woord test. Toelichting bij<br />
afname en normen. Amsterdam: Ne<strong>de</strong>rlands Instituut voor Psychologen, af<strong>de</strong>ling<br />
Neuropsychologie.<br />
Scholte, E.M., & Ploeg, J.D. van <strong>de</strong>r (1998). Handleiding van <strong>de</strong> Vragenlijst ADHD<br />
problemen. Lisse: Swets & Zeitlinger Testpublishers.<br />
Scholte, E.M., & Ploeg, J.D. van <strong>de</strong>r (2005c). Handleiding ADHD Vragenlijst (AVL). Houten:<br />
Bohn Stafleu Van Loghum.<br />
Scholte, E.M., & Ploeg, J.D. van <strong>de</strong>r (2005a). Sociaal Emotionele Vragenlijst. Houten:<br />
Bohn Stafleu Van Loghum.<br />
Scholte, E.M., & Ploeg, J.D. van <strong>de</strong>r (2005b). Vragenlijst Fundamentele Onthechting<br />
(VFO). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.<br />
Schouten, R., & Lekkerkerker, L. (2009). Ontwikkeling van en on<strong>de</strong>rzoek naar het instrument<br />
Beoor<strong>de</strong>ling Sociaal Aanpassingsvermogen. Utrecht: Ne<strong>de</strong>rlands Jeugdinstituut.<br />
Schretlen, D., & Arkowitz H. (1990). A psychological test battery to <strong>de</strong>tect prison inmates<br />
who fake insanity or mental retardation. Behavioral Scienes and the Law, 8, 75-84.<br />
Schreurs, P.J.G., Willige, G. van <strong>de</strong>, Brosschot, J.F., Tellegen, B., & Graus, G.M.H. (1993).<br />
De Utrechtse Coping Lijst: UCL; omgaan met problemen en gebeurtenissen. Amsterdam:<br />
Pearson.<br />
90
Selzer, M.L. (1971). The Michigan Alcoholism Screening Test: The quest for a new<br />
diagnostic instrument. American Journal of Psychiatry, 127, 1653-1658.<br />
Sheehan, D.V., Lecrubier, Y., Harnett-Sheehan, K., Amorim, P., Janavs, J., Weiller, E.,<br />
Hergueta, T., Baker, R., & Dunbar, G.C. (1998). The MINI International Neuropsychiatric<br />
Interview (M.I.N.I.): The <strong>de</strong>velopment and validation of a structured diagnostic psychiatric<br />
interview. Journal of Clinical Psychiatry, 59(20), 22-33.<br />
Siebelink, B.M., & Treffers, D.A. (2001). Ne<strong>de</strong>rlandse bewerking van het Anxiety Disor<strong>de</strong>r<br />
Interview Schedule for DSM-IV: Child version. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Silverman, W. K., & Albano, A. M. (1997). The anxiety disor<strong>de</strong>rs schedule for DSM-IV: child<br />
and parent versions. San Antonio, TX: The Psychological Corporation.<br />
Slick, D., Hopp, G., & Strauss, E. (1995). Victoria Symptom Validity Test. O<strong>de</strong>ssa, FL:<br />
Psychological Assessment Resources.<br />
Sloore, H., Derksen, J., Mey, H. <strong>de</strong>, & Hellenbosch G. (1993). MMPI-2 Handleiding bij<br />
afname, scoring en interpretatie. Nijmegen: PEN Test Publisher.<br />
Smidts, D. (2003). Executieve functies van geboorte tot adolescentie: een literatuuroverzicht.<br />
Neuropraxis, 7, 133-140.<br />
Smith, G.P., & Burger, G.K. (1997). Detection of Malingering: Validation of the Structured<br />
Inventory of Malingered Symptomatology (SIMS). Journal of the Aca<strong>de</strong>my of Psychiatry and<br />
the Law, 25, 183-180.<br />
Smitten, M.H. ter, Smeets, R.M.W., & Brink, W. van <strong>de</strong>n (1998). Composite International<br />
Diagnostic Interview (CIDI). Amsterdam: Psychiatrisch Centrum AMC.<br />
Sonneville, L.M.J. <strong>de</strong> (1993). SVAT: A computer-based Approach to Development and<br />
Disor<strong>de</strong>rs of Information Processing. In: F.J. Maarse, A.E. Akkerman, N. Brand, L.J.M<br />
Mul<strong>de</strong>r, & M. Van <strong>de</strong>r Stelt (Eds.), Computers in Psychology: Tools for experimental and<br />
applied psychology, Vol 4 (pp. 168-176). Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Sonneville, L.M.J. <strong>de</strong> (1996). Amsterdamse Neuropsychologische Taken (ANT): een<br />
computergestuurd testprogramma. Psychologie & Computers, 13, 94-102.<br />
Sonneville, L.M.J. <strong>de</strong> (2010). ANT Handleiding. Amsterdam: Boom Test Uitgevers.<br />
Sparrow, S., Balla, D., & Cicchetti, D. (1984a). The Vineland Adaptive Behavior Scales:<br />
Interview edition, Survey form. Circle Pines, MN: American Guidance Service.<br />
Sparrow, S.S., Balla D.A., & Cichetti, D.V. (1984b). Vineland Adaptive Behavior Scales.<br />
Interview Edition Expan<strong>de</strong>d Form Manual. Circle Pines, MN: American Guidance Service.<br />
Sparrow, S., Balla, D., & Cicchetti, D. (1985). The Vineland Adaptive Behavior Scales:<br />
Classroom edition. Circle Pines, MN: American Guidance Service.<br />
Sparrow S., Balla D., & Cicchetti D. (2003). Vineland Adaptive Behavior Scale, Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
bewerking door De Bildt A., & Kraijer D. Lei<strong>de</strong>n: Uitgeverij Pits.<br />
Spielberger, C.D. (1980). Preliminary Manual for the State-Trait Anger Scale (STAS).<br />
Tampa, FL: University of South Florida.<br />
91
Spielberger, C.D. (1996). State-Trait Anger Expression Inventory: Professional Manual.<br />
O<strong>de</strong>ssa, FL: Psychological Assessment Resources.<br />
Spil, 1999<br />
Steerneman, P., Meesters, C., & Muris, P. (2000). Theory of Mind test (TOM-test).<br />
Leuven/Apeldoorn: Garant.<br />
Steinberg, M., Cicchetti, D.V., Buchanan, J., Hall, P.E., & Rounsaville, B.J. (1993). Clinical<br />
Assessment of Dissociative Symptoms and Disor<strong>de</strong>rs: The Structured Clinical Interview for<br />
DSM-IV Dissociative Disor<strong>de</strong>rs (SCID-D). Dissociation, 6(1), 3-15.<br />
Sternberg R.J., & Ruzgis P., eds. (1994). Personality and Intelligence. Cambridge University<br />
Press.<br />
Strauss, E., Sherman, E.M.S., & Spreen, O. (2006). A Compendium of Neuropsychological<br />
Tests: Administration, Norms, and Commentary. New York: Oxford University Press.<br />
Sturmey, P., Reed, J., & Corbett, J. (1991). Psychometric assessment of psychiatric<br />
disor<strong>de</strong>rs in people with learning difficulties (mental handicap): A review of measures.<br />
Psychological Medicine, 21(1), 143-155.<br />
Sturmey, P., Newton, J.T., Cowley, A., Bouras, N., & Holt, G. (2005). The PAS–ADD<br />
Checklist: in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt replication of its psychometric properties in a community sample. The<br />
British Journal of Psychiatry,186, 319-323<br />
Tallis, F., Davey, G.C.L., & Bond, A. (1994). The worry domains questionnaire. In G.C.L.<br />
Davey and F. Tallis (Eds.), Worrying: Perspective on Theory, Assessment and Treatment.<br />
London: John Wiley and Sons Ltd.<br />
Taylor, G.J. (2000). Recent <strong>de</strong>velopments in alexithymia theory and research. Canadian<br />
Journal of Psychiatry, 45, 134-142.<br />
Taylor, J. L., Dixon, L., & Douglas, C. (2004). Screening for psychiatric symptoms: PAS-ADD<br />
Checklist norms for adults with intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability<br />
Research, 48(1), 37-41.<br />
Tellegen, P.J., Laros, J.A. (20011). SON-R 6-40 Handleiding: verantwoording, instructies,<br />
normen. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers.<br />
Tenneij, N., & Koot, H. (2006). Doelgroep in beeld. Utrecht: De Borg.<br />
Tenneij, N.H., & Koot, H.M. (2007). A preliminary investigation into the utility of the Adult<br />
Behavior Checklist in the assessment of psychopathology in people with low IQ. Journal of<br />
Applied Research in Intellectual Disabilities, 20, 391-400.<br />
Tenneij, N.H. & Koot, H.M. (2008). Inci<strong>de</strong>nce, types and characteristics of aggressive<br />
behavior in treatment facilities for adults with mild intellectual disability and severe<br />
challenging behavior. Journal of Intellectual Disability Research, 52(2), 114-124.<br />
Thijs, F., Hoogervorst, J., Pesch, W., & Ponsioen, A. (2010). Vissen in troebel water, het<br />
gebruik van <strong>de</strong> WAIS-II-NL bij (jong) volwassenen met lagere IQ‟s. De Psycholoog, 3, 39-45.<br />
92
Tombaugh, T.N. (1996). Test of Memory Malingering. Toronto: Multi-Health Systems.<br />
Toorn, B. van (2008). Zwakbegaafdheid. In: Blansjaar, B.A., Beukers, M.M. & Van Kor<strong>de</strong>laar,<br />
W.F. (red.). Stoornis en Delict: Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in<br />
strafzaken. Utrecht: De Tijdstroom.<br />
Toorn, B. van, & Bon, C. (2011). De onbetrouwbaarheid van <strong>de</strong> IQ-meting. Consequenties<br />
voor <strong>de</strong> praktijk. De Psycholoog, Maandblad Ne<strong>de</strong>rlands Instituut van Psychologen, 46, 44-<br />
49.<br />
Trimbos-Instituut (2005). Multidisciplinaire Richtlijn voor diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling van<br />
ADHD bij kin<strong>de</strong>ren en jeugdigen. Utrecht: Trimbos-Instituut.<br />
Uterwijk, J. (2000). WAIS-III Ne<strong>de</strong>rlandstalige bewerking. Technische handleiding. Lisse:<br />
Swets & Zeitlinger.<br />
Van<strong>de</strong>rlin<strong>de</strong>n, J., Dyck, R. van, Van<strong>de</strong>reycken, W., & Vertommen, H. (1992), De Dissociation<br />
Questionnaire (DIS-Q). Ontwikkeling en karakteristieken van een dissociatievragenlijst.<br />
Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor <strong>de</strong> Psychologie, 47, 134-142.<br />
Van <strong>de</strong>r Vel<strong>de</strong>, V. (2005). Samenvatting Multidisciplinaire richtlijn Depressie: Richtlijn voor <strong>de</strong><br />
diagnostiek en behan<strong>de</strong>ling van volwassen cliënten met een <strong>de</strong>pressie. Utrecht: Trimbosinstituut.<br />
Verberne, 1998<br />
Verberne, 2005<br />
Verberne, G.J.C.M. (2008). Enkele gedachten over mo<strong>de</strong>rne psychologische diagnostiek bij<br />
mensen met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke handicap en ernstige gedragsproblemen; in: Did<strong>de</strong>n,<br />
R., Moonen, X.: Met het oog op behan<strong>de</strong>ling. Utrecht: VOBC, Universiteit Utrecht, De Borg.<br />
Verberne, G.J. (in voorbereiding). Neuropsychologische diagnostiek. In B. Lutjenhuis<br />
& G.J. Verberne, samenwerkingsverband „De Borg‟ (red.), Aanzet tot een formularium<br />
psychologische diagnostiek voor cliënten met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke beperking en ernstig<br />
probleemgedrag (SGLVG)- concept d.d. <strong>de</strong>cember 2008.<br />
Verberne (2009)<br />
Verheij, jaar<br />
Verheul, R., & Kamphuis, J. (2007). De toekomst van persoonlijkheidsstoornissen. Houten:<br />
Bohn Stafleu Van Loghum.<br />
Verhulst, F.C., & Verheij, F. (2000). Adolescentenpsychiatrie. Assen: van Gorcum.<br />
Vermeulen, P. (2002). Beter vroeg dan laat en beter laat dan nooit. De on<strong>de</strong>rkenning van<br />
autisme bij normaal tot hoogbegaaf<strong>de</strong> personen. Berchem (Vlaan<strong>de</strong>ren): EPO<br />
(dissertatie).<br />
Verou<strong>de</strong>n, G., Ross, F., Stet, A., & Scheele, J. (1987). Psychologische selektie van etnische<br />
min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n (intern rapport). Amsterdam: GG&GD, Sektor Bedijfsgezondheidszorg, Team<br />
Arbeids- Organisatiepsychologie.<br />
93
Vertommen, H., Verheul, R., Ruiter, C. <strong>de</strong> & Hil<strong>de</strong>brand, M. (2002). Hare Psychopathy<br />
Checklist-Revised. Amsterdam: Harcourt Test Publishers.<br />
Vicari, S., Belucci, S., & Carlesimo, G.A. (2000). Implicit and explicit memory: a functional<br />
dissociation in persons with Down syndrome, Neuropsycholgia, 38, 240-251.<br />
Victor, T.L., & Boone, K.B. (2007). I<strong>de</strong>ntification of Feigned Mental Retardation. In Boone,<br />
K.L. (Ed.), Assessment of Feigned Cognitive Impairment: A neuropsychological perspective.<br />
New York: Guilford Press.<br />
Vijftigschild, W., Berger, H.J.C., & Spaendonck, J.A.S. van (1969). Sociale Interpretatie Test.<br />
Amsterdam: Swets & Zeitlinger.<br />
Visser, R.S.H. (1973). Manuals of the Complex Figure Test. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.<br />
Vitacco, M.J., Rogers, R., Gabel, J., & Munizza, J. (2006). An evaluation of malingering<br />
screens with competency tot stand trial patients: A known-groups comparison. Law and<br />
Human Behaviour, 31, 249-260.<br />
Vitiello, B., Spreat, S., & Behar, D. (1989). Obsessive-compulsive disor<strong>de</strong>r in mentally<br />
retar<strong>de</strong>d patients. Journal of Nervous and Mental Disease, 177, 232-236.<br />
Van Vliet, I.M., Leroy, H., & Van Megen, H.J.G.M. (2000). M.I.N.I. Plus: M.I.N.I.<br />
Internationaal Neuropsychiatrisch Interview: Ne<strong>de</strong>rlandse versie 5.0.0. Utrecht: Universitair<br />
Medisch Centrum Utrecht.<br />
Vos, P.G. (1988). Bourdon Vos: Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Vos, P.G. (1998). Bourdon Vos Test. 3e herziene uitgave. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Vroege, jaar<br />
Walburg, J.A., & Ernst, A.J. van (1985). Schaal voor drinkgewoontes. Lisse:<br />
Swets & Zeitlinger.<br />
Walburg, J.A., & Limbeek, J. van (1985). München alcohol test (MALT). Lisse: Swets &<br />
Zeitlinger.<br />
Walters, G.D. (1995). The Psychological Inventory of Criminal Thinking Styles: Part 1.<br />
Reliability and preliminary validity. Criminal Justice and Behavior, 22, 307-325.<br />
Walters, G. D. (2002). The Psychological Inventory of Criminal Thinking Styles (PICTS): A<br />
review and meta-analysis. Assessment, 9, 278-291.<br />
Ward, T. (2000). Sexual offen<strong>de</strong>rs‟ cognitive distortions as implicit theories. Aggression and<br />
Violent Behaviour, 5, 491-507.<br />
Wechsler, D. (1999). Wechsler Abbreviated Scale of Intelligence (WASI). San Antonio, TX:<br />
Harcourt Assessment.<br />
Wechsler, D. (2000). WAIS-III Ne<strong>de</strong>rlandstalige Bewerking. Technische Handleiding. Lisse:<br />
Swets & Zeitlinger.<br />
Wechsler & Naglieri, 2008<br />
94
Weertman, A., Arntz, A., & Kerkhofs, M.L.M. (2000). SCID II: Gestructureerd Klinisch<br />
Interview voor DSM-IV As-II Persoonlijkheidsstoornissen. Amsterdam: Harcourt<br />
Test Publishers.<br />
Weertman, A., Arntz, A., Dreessen, L., Van Velzen, C., & Vertommen, S. (2003).<br />
Short-interval testretest interrater reliability of the Dutch version of the Structured<br />
Clinical Interview for DSMIV personality disor<strong>de</strong>rs (SCID-II). Journal of Personality<br />
Disor<strong>de</strong>rs, 17, 562-567.<br />
Welman (jaar)<br />
West, M., Rose, S., Spreng, S., Sheldon-Keller, A., & Adam, K. (1998). Adolescent<br />
Attachment Questionnaire: A Brief Assessment of Attachment in Adolescence. Journal of<br />
Youth and Adolescence, 27(5), 661-673.<br />
Westenberg, P.M., Drewes, M.J., Siebelink, B.M., Treffers, D.A., Jonckheer, J., &<br />
Goedhart, A.W. (2000). Zinnenaanvullijst curium (ZALC). Een instrument voor het meten<br />
van ego-ontwikkeling. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />
Whitaker, S. (2008). The stability of IQ in people with low intellectual ability: An analysis of<br />
the literature. 120-128.<br />
Wieland ea., 2008<br />
Wieland e.a. (2009 congresagenda MH-MD)<br />
Wilson, B.A., Al<strong>de</strong>rman, N., Burgess, P.W., Emslie, H.E., & Evans, J.J. (1996). Behavioural<br />
Assessment of the Dysexecutive Syndrome. Bury St Edmunds, UK: Thames Valley Test<br />
Company.<br />
Wing, L., & Gould, J. (1979). Severe impairments of social interaction and associated<br />
abnormalities in children: Epi<strong>de</strong>miology and classification. Journal of Autism and<br />
Developmental Disor<strong>de</strong>rs, 9(1), 11-29.<br />
Winship, G., & Hardy, S. (2007). Perspectives on the prevalence and treatment of personality<br />
disor<strong>de</strong>r. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 14, 48-154.<br />
Winstanley, C.A., Eagle, D.M., & Robbins, T.W. (2006). Behavioral mo<strong>de</strong>ls of impulsivity in<br />
relation to ADHD: Translation between clinical and preclinical studies. Clinical Psychology<br />
Review, 26, 379-395.<br />
Wol<strong>de</strong>, A.C. ten, & Koorenhof, M. (2006). Het meten van agressie mid<strong>de</strong>l zelfrapportage bij<br />
mensen met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke beperking. NTZ, 1, 27-42.<br />
Wolpe, J. & Lang, P.J. (1964). Fear Survey Schedule for use in behavior therapy. Behaviour<br />
Research and Therapy, 2, 27-30.<br />
Woodcock ea, 2006<br />
Woodcock, K.A., & Rose, J. (2007). The Relationship Between the Recognition of Facial<br />
Expressions and Self-Reported Anger in People with Intellectual Disabilities. Journal of<br />
Applied Research in Intellectual Disabilities, 20(3), 279-284.<br />
Wijnroks, L., Janssen, C., Epskamp, S., Kloosterman, D., Mispelblom Beyer, I., Post, T.,<br />
Stor, P., & Storsbergen, H., (2006). Onveilig gehecht of een hechtingsstoornis: het<br />
95
on<strong>de</strong>rkennen van hechtingsproblematiek bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
(LKNG-reeks). Utrecht: Lemma BV.<br />
Wood (1987). Brain injury rehabilitation: a neurobehavioural approach. London: Croom Helm,<br />
127-135.<br />
Yudofsky, S.C., Silver, J.M., Jackson, W., Endicott, J., & Williams, D. (1986). The Overt<br />
Aggression Scale for the objective rating of verbal and physical aggression. American<br />
Journal of Psychiatry, 143(1), 35-39.<br />
Zelazo, P.D., Carter, A., Resnick, J.S., Frye, D. (1997) Early <strong>de</strong>velopment of executive<br />
function: A problem-Solving framework. Review of general Psychology, Vol 1(12),198-226.<br />
Zigler, E., & Bennet-Gates, D. (1999). Personality <strong>de</strong>velopment in individuals with mental<br />
retardation. Boston, MA: Cambridge University Press.<br />
Zimmerman, B.J. (1994). Dimensions of aca<strong>de</strong>mic self regulation: A conceptual framework<br />
for education. In: D.H. Schunk & B.J. Zimmerman (Eds.), Self-regulation of learning and<br />
performance: Issues and educational applications (pp. 3-21). Hillsdale, NJ: Lawrence<br />
Erlbaum Associates.<br />
Zung, W.W.K. (1971). A rating instrument for anxiety disor<strong>de</strong>rs. Psychosomatics, 12, 371-<br />
379.<br />
96
Bijlage: Richtlijnen testafname<br />
Voor een uitgebrei<strong>de</strong> uiteenzetting van aandachtspunten bij diagnostiek bij LVB en<br />
zwakbegaaf<strong>de</strong>n verwijst <strong>de</strong> Task Force u naar Handboek psychodiagnostiek en beperkte<br />
begaafdheid van Kraijer en Plas (2006) en Moss (2001). Hieron<strong>de</strong>r volgen enkele richtlijnen<br />
uit het handboek die <strong>de</strong> Task Force on<strong>de</strong>rstreept en aanvult.<br />
a. De diagnosticus moet bij zwakbegaaf<strong>de</strong> en LVG cliënten zwaar leunen op heteroanamnetische<br />
gegevens. Zon<strong>de</strong>r dit is een diagnose niet vali<strong>de</strong>. Uiteraard moet<br />
rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> relatie tussen <strong>de</strong> cliënt en <strong>de</strong> familie of<br />
an<strong>de</strong>re referenten en met een eventuele verstan<strong>de</strong>lijke beperking van familiele<strong>de</strong>n.<br />
Ook kan <strong>de</strong> referent gedrag ten onrechte toeschrijven aan eer<strong>de</strong>r vernomen diagnosen<br />
of aan <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking in plaats van aan een psychiatrisch ziektebeeld.<br />
b. Bij testafname dient <strong>de</strong> diagnosticus er op te letten dat <strong>de</strong> cliënt<br />
doorgaans min<strong>de</strong>r begrijpt dan blijkt of wordt toegegeven. Cliënten hebben<br />
zichzelf jarenlang getraind in het verdoezelen van onbegrip door te ra<strong>de</strong>n naar<br />
het antwoord dat waarschijnlijk wordt verwacht.<br />
<strong>de</strong> neiging heeft tot sociaal wenselijke antwoor<strong>de</strong>n of overdrijving omwille van<br />
erkenning. Hij kan zichzelf bena<strong>de</strong>len door zich te presenteren als een geweldige<br />
inbreker of drugsgebruiker, terwijl <strong>hier</strong>van in <strong>de</strong> praktijk geen sprake is.<br />
een kort aandachtsspanne kan hebben. Vaak is driekwartier aaneengesloten<br />
testafname het maximaal haalbare.<br />
zijn gedachten vaak slecht kan or<strong>de</strong>nen, met name t.a.v. het verle<strong>de</strong>n, jaartallen<br />
en volgor<strong>de</strong> van gebeurtenissen.<br />
<br />
<br />
zichzelf vaak over- of on<strong>de</strong>rschat.<br />
vaak geen verschil maakt tussen wenselijkheid en realiteit, bijvoorbeeld tussen<br />
hoe hij is en hoe hij wil zijn.<br />
c. Het gebruik van zelfbeoor<strong>de</strong>lingvragenlijsten die niet aangepast zijn aan <strong>de</strong> doelgroep<br />
is problematisch en moet wor<strong>de</strong>n verme<strong>de</strong>n. Zelfs als er voldoen<strong>de</strong> leesvaardigheid is<br />
om <strong>de</strong> test te begrijpen, is <strong>de</strong> kans op zelfoverschatting groot.<br />
d. Bij het stellen van vragen is het van belang om naast het gebruik van eenvoudige taal<br />
vooral concrete vragen te stellen. Bijvoorbeeld niet: “Ben je wel eens bang?” maar:<br />
“Waar ben je bang voor?”.<br />
e. Na het afnemen van een vragenlijst dient <strong>de</strong> diagnosticus enige controlevragen te<br />
stellen. Vraag ontkennen<strong>de</strong> vragen omgekeerd na of vervang moeilijke woor<strong>de</strong>n door<br />
meer eenvoudige woor<strong>de</strong>n. Hierdoor kan <strong>de</strong> diagnosticus nagaan of <strong>de</strong> cliënt <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke vragen heeft begrepen en of het instrument te interpreteren is.<br />
f. De doelgroep is kwetsbaar voor antwoordten<strong>de</strong>nties, m.n. bij vermoeidheid en<br />
concentratieverlies. De diagnosticus dient bedacht te zijn op opvallen<strong>de</strong><br />
antwoordpatronen.<br />
g. Het gebruik van verkorte instrumenten is sterk af te ra<strong>de</strong>n. Juist in <strong>de</strong>ze doelgroep<br />
komen disharmonische profielen vaak voor. Een on<strong>de</strong>rzoeksresultaat verliest aan<br />
waar<strong>de</strong> als <strong>de</strong>rgelijke discrepanties niet wor<strong>de</strong>n geconstateerd.<br />
h. Het is niet aanvaardbaar om <strong>de</strong> cliënt extra hulp of tijd te bie<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns testafname. De<br />
testresultaten verliezen daardoor in waar<strong>de</strong>. Wel kan <strong>de</strong> diagnosticus na afname<br />
uitproberen of <strong>de</strong> cliënt met hulp an<strong>de</strong>re resultaten behaalt en dit apart beschrijven.<br />
i. De doelgroep is zeer beïnvloedbaar door omgevingsvariabelen. Hetzelf<strong>de</strong><br />
probleemgedrag kan op verschillen<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n een uiting kan zijn van een psychiatrisch<br />
ziektebeeld, een reactie op <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> beperking niet aangepaste omgeving, of op een<br />
life-event.<br />
97
Naast bovengenoem<strong>de</strong> richtlijnen uit het handboek van Kraijer en Plas (2006) doet <strong>de</strong> Task<br />
Force een aantal aanbevelingen, bij het afnemen van intelligentietesten.<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Het is, na afname van een psychologisch meetinstrument, niet raadzaam aan cliënten<br />
(spontaan) het IQ cijfer of <strong>de</strong> uitslagen op <strong>de</strong> subtests te verstrekken. Dit wordt alleen<br />
dan gedaan met uitleg over <strong>de</strong> betrekkelijkheid van <strong>de</strong> scores. Het is beter te spreken<br />
over een range waarbinnen iemand op een bepaald moment scoort en/ of<br />
waarbinnen hij functioneert.<br />
Aandacht voor problemen ten aanzien van <strong>de</strong> motivatie: houd rekening met faalangst,<br />
die het nodig kan maken om bij het begin van een subtest „lager in te steken‟<br />
bijvoorbeeld door <strong>de</strong> items voor het beginniveau mee te nemen.<br />
On<strong>de</strong>rzoek in hoeverre een cliënt bereid is om zijn/haar best te doen, dat wil zeggen<br />
optimaal wil presteren. Wanneer iemand al dan niet moedwillig heeft<br />
on<strong>de</strong>rgepresteerd, kan dit een testuitslag beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Bij lagere IQ-scores op <strong>de</strong> WAIS-III-NL wordt er aangera<strong>de</strong>n over te stappen op een<br />
kin<strong>de</strong>rintelligentietest bijv. <strong>de</strong> WISC-R.<br />
Bij flori<strong>de</strong> As-1 problematiek of ernstige persoonlijkheidsstoornissen of autisme, dient<br />
men terughou<strong>de</strong>nd te zijn t.a.v. <strong>de</strong> betrouwbaarheid van <strong>de</strong> IQ-scores, omdat dit een<br />
zuivere meting kan vertroebelen. Een intelligentietest veron<strong>de</strong>rstelt een normaal<br />
contact.<br />
COTAN beoor<strong>de</strong>ling<br />
In dit stuk zijn <strong>de</strong> psychometrische eigenschappen van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> instrumenten zoveel<br />
mogelijk overgenomen van <strong>de</strong> COTAN website. De COTAN beoor<strong>de</strong>elt <strong>de</strong> kwaliteit van<br />
psychodiagnostische instrumenten. Dit zijn bijvoorbeeld tests, vragenlijsten en<br />
observatieschalen. Bij het lezen van dit stuk en bij het afnemen van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> testen<br />
in <strong>de</strong> LVB-sector moet men zich er van bewust zijn dat er veel instrumenten niet ontwikkeld<br />
zijn voor <strong>de</strong> LVB-populatie. Ook zijn ze vaak niet getest op <strong>de</strong>ze populatie, maar op een<br />
normaal begaaf<strong>de</strong>n populatie.<br />
Om <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n is er in dit stuk, in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> tabellen, een door <strong>de</strong><br />
werkgroep gestel<strong>de</strong> conclusie opgenomen over <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> instrumenten. Deze<br />
conclusie is gebaseerd op hun eigen ervaringen in <strong>de</strong> (LVB-) praktijk en staat los van <strong>de</strong><br />
COTAN beoor<strong>de</strong>ling.<br />
98
Alfabetisch overzicht instrumenten<br />
15-Woor<strong>de</strong>ntest .............................................................................................................................. 101<br />
ADS (Anger Disor<strong>de</strong>r Scale, Ne<strong>de</strong>rlandse versie) ............................................................................ 101<br />
ATL (Adolescenten Temperamentlijst) ............................................................................................. 102<br />
BADS (Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome) .................................................... 102<br />
Ben<strong>de</strong>r Visual Motor Gestalt Test .................................................................................................... 103<br />
Benton Visual Retention Test .......................................................................................................... 104<br />
Bourdon-Vos ................................................................................................................................... 105<br />
Brus één-minuut-test ....................................................................................................................... 105<br />
CDT (Cijfer Doorstreep Test) ........................................................................................................... 106<br />
CPT II (Continuous Performance Test II) ......................................................................................... 107<br />
D2................................................................................................................................................... 107<br />
DAPP-BQ (Dimensionale Asessment van Persoonlijkheidspathologie) ............................................ 108<br />
ESSEON-R (Schaal voor het schatten van het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau – Revisie) .. 109<br />
FP40 (Forensische Profiel Lijsten) ................................................................................................... 110<br />
GIT-2 (Groninger Intelligentie Test-2) .............................................................................................. 111<br />
INVRA (Inventarisatie Van RedzaamheidsAspecten) ....................................................................... 112<br />
KAIT (Kaufman Intelligentietest voor (Adolescenten en) Volwassenen) ........................................... 113<br />
K-Bit (Kaufman Brief Intelligence Test) ............................................................................................ 114<br />
K-Snap (Kaufman Neuropsychologische Screening) ....................................................................... 114<br />
MCT (Multiculturele Capaciteiten Test) ............................................................................................ 115<br />
Mean<strong>de</strong>r, kruis, kubus, klok ............................................................................................................. 116<br />
MMPI-2 (Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2) ................................................................. 117<br />
NEO-PI-R (NEO-Personality Inventory-Revised) en NEO-FFI (NEO-Five Factor Inventory) ............. 117<br />
NPST (Negativisme, Ernstige Psychopathologie en Somatisering) .................................................. 118<br />
NPV-2 (Ne<strong>de</strong>rlandse Persoonlijkheidsvragenlijst 2) ......................................................................... 119<br />
PCL-R (Psychopathie Checklist-Revised) ........................................................................................ 119<br />
PDQ-4+ (Personality Disor<strong>de</strong>rs Questionnaire) ............................................................................... 120<br />
Raven SPM (Raven Standard Progressive Matrices) ....................................................................... 121<br />
RBMT (Rivermead Behavioural Memory Test)................................................................................. 121<br />
Rey Complex Figure Test ................................................................................................................ 122<br />
RS-NL (Resilience Scale, Ne<strong>de</strong>rlandse versie) ................................................................................ 123<br />
SCID-II (Structured Clinical Interview for DSM-IV Axis II Personality disor<strong>de</strong>rs) ............................... 123<br />
SEO-R (Expertimentele Schaal voor Emotionele Ontwikkeling bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking - Revised) ....................................................................................................................... 124<br />
SON 6-40 (Snij<strong>de</strong>rs-Oomen Niet-Verbale Intelligentietest) ............................................................... 125<br />
SRZ-P (Sociale Redzaamheidschaal voor Zwakzinnigen-Plus) ........................................................ 126<br />
Stroop Kleur Woord test .................................................................................................................. 127<br />
TCI en VTCI (Ne<strong>de</strong>rlandse Verkorte Temperament en Karakter vragenlijst)..................................... 128<br />
Tower of London ............................................................................................................................. 128<br />
Trailmaking test .............................................................................................................................. 129<br />
UCL (Utrechtse Coping Lijst) ........................................................................................................... 130<br />
99
VABS (Vineland Adaptive Behavior Scales) .................................................................................... 131<br />
Verkorte GIT ................................................................................................................................... 132<br />
Verkorte versie van <strong>de</strong> WAIS-III-NL ................................................................................................. 132<br />
Vineland-Z ...................................................................................................................................... 133<br />
VKP-4 (Vragenlijst voor Kenmerken van <strong>de</strong> Persoonlijkheid) ........................................................... 134<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale) .............................................................................. 134<br />
WASI (Wechsler Abbreviated Scale of Intelligence) ......................................................................... 136<br />
Wisconsin Card Sorting Test ........................................................................................................... 137<br />
WNV-NL (Wechsler Non Verbale test –Ne<strong>de</strong>rlands) ........................................................................ 138<br />
ZALC (Zinnenaanvullijst Curium) ..................................................................................................... 138<br />
100
15-Woor<strong>de</strong>ntest<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
15-Woor<strong>de</strong>ntest<br />
Kalverboer & Deelman, 1964; Saan & Deelman,<br />
1986<br />
Ja<br />
Deze test meet het actieve verbale geheugen<br />
en doet zowel een beroep op het korte termijn<br />
(trials 1 t/m 5) als het lange termijn geheugen<br />
(uitgestel<strong>de</strong> reproductie en herkenning).<br />
De test is bestemd voor cliënten van 14-76 jaar,<br />
ook voor verstan<strong>de</strong>lijk beperkten.<br />
Test met twee versies, A. image vorm, concrete<br />
woor<strong>de</strong>n en B. no-image vorm, abstracte<br />
woor<strong>de</strong>n. Elke versie bestaat uit 15<br />
éénlettergrepige woor<strong>de</strong>n die laag-associatief<br />
zijn. Via een cassetteband wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> 15<br />
woor<strong>de</strong>n in 25 sec. aangebo<strong>de</strong>n. De respon<strong>de</strong>nt<br />
moet zoveel mogelijk woor<strong>de</strong>n herhalen. Nog<br />
viermaal wordt <strong>de</strong> reeks woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n,<br />
na elke aanbieding wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> onthou<strong>de</strong>n<br />
woor<strong>de</strong>n genoteerd. Na 15 minuten wordt<br />
gevraagd welke woor<strong>de</strong>n men zich nog kan<br />
herinneren (<strong>de</strong>layed recall). (COTAN, 2000)<br />
Optioneel kan een herkenningstaak wor<strong>de</strong>n<br />
gedaan.<br />
15 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Wegens verou<strong>de</strong>ring zijn <strong>de</strong> normen niet meer bruikbaar (COTAN, 2000).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De versie met concrete woor<strong>de</strong>n (versie A: bloem, snor, klok) heeft <strong>de</strong> voorkeur. De leercurve<br />
geeft aanwijzingen voor <strong>de</strong> leerbaarheid. Er bestaan van <strong>de</strong>ze test verschillen<strong>de</strong> varianten. De in<br />
Ne<strong>de</strong>rland gebruikelijke Groningse variant met <strong>de</strong> normen van Van <strong>de</strong>r Elst, Van Boxtel, Van<br />
Breukelen & Jolles (2005) lijkt echter <strong>de</strong> beste keus. Er zijn <strong>hier</strong>bij aparte normgegevens voor<br />
mensen met een laag ontwikkelingsniveau. Deze normen zijn gerelateerd aan leeftijd en het<br />
opleidingsniveau.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Bij een zeer slechte prestatie kan ook <strong>de</strong> 8 WT wor<strong>de</strong>n afgenomen uit <strong>de</strong> DVZ (Dementie<br />
Vragenlijst voor verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten, 1998).<br />
ADS (Anger Disor<strong>de</strong>r Scale, Ne<strong>de</strong>rlandse versie)<br />
Naam instrument<br />
ADS-NL (Anger Disor<strong>de</strong>r Scale, Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
versie)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats DiGiuseppe & Tafrate, 2007<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling De Ruiter & Hil<strong>de</strong>brand, 2009<br />
Doel<br />
I<strong>de</strong>ntificeren en in kaart brengen van factoren<br />
van disfunctionele boosheid in 5 dimensies;<br />
provocaties, opwinding, cognities, motieven,<br />
gedragingen.<br />
101
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Volwassenen 18-76 jaar.<br />
5 dimensies<br />
18 domeinen<br />
74 items<br />
20 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Niet bekend.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Relatief nieuw diagnostische instrument.<br />
Lijkt toegankelijk voor mensen met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke beperking, gelet op taalgebruik<br />
(complexiteit, lengte van zinnen) en validiteit (wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevolgen van <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
gemeten of het te on<strong>de</strong>rzoeken domein).<br />
Binnen Trajectum wor<strong>de</strong>n (eerste) ervaringen opgedaan met dit instrument.<br />
ATL (Adolescenten Temperamentlijst)<br />
Naam instrument<br />
ATL (Adolescenten Temperamentlijst)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Feij & Kuiper, 1984<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
n.v.t.<br />
Temperamentseigenschappen in kaart brengen.<br />
De ATL is af te nemen bij 13-18 jarigen.<br />
Beschrijving<br />
De persoonlijkheidseigenschappen extraversie,<br />
emotionaliteit, impulsiviteit, en<br />
spanningsbehoefte on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n naar<br />
spanningsbehoefte en ontremming. Eenvoudig<br />
taalgebruik. Inhou<strong>de</strong>lijk gaat <strong>de</strong> lijst in op<br />
autoriteitsproblemen, studie- en<br />
relatieproblemen, vroegtijdige on<strong>de</strong>rkenning van<br />
verslaving.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Duur afname: ca. 15 minuten. Afname en<br />
interpretatie on<strong>de</strong>r supervisie van een<br />
psycholoog.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan 1986: op alle gebie<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> tot goed.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Task Force hebben goe<strong>de</strong> ervaringen met <strong>de</strong>ze test.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
BADS (Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome)<br />
Naam instrument<br />
BADS (Behavioural Assessment of the<br />
Dysexecutive Syndrome)<br />
102
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Wilson, Al<strong>de</strong>rman, Burgess, Emslie & Evans,<br />
1996<br />
Ja.<br />
De BADS is een testbatterij die een aantal<br />
(executieve) functies meet die te maken hebben<br />
met het functioneren van <strong>de</strong> frontaal kwab zoals<br />
planning en organisatie, concentratie, en<br />
probleemoplossend vermogen.<br />
Gemid<strong>de</strong>ld begaaf<strong>de</strong>n.<br />
De BADS voorspelt problemen in het dagelijks<br />
functioneren, voortkomend uit het „dysexecutive<br />
syndrome‟ (plannings- en organisatiestoornis).<br />
De totaalscore van <strong>de</strong> BADS is een<br />
weerspiegeling van <strong>de</strong> mate waarin een<br />
on<strong>de</strong>rzochte efficiënt kan functioneren in het<br />
dagelijks leven.<br />
Het afnemen van <strong>de</strong> test duurt 45 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
Er is in Ne<strong>de</strong>rland enig on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> BADS gedaan bij normale proefpersonen in<br />
verschillen<strong>de</strong> leeftij<strong>de</strong>n, maar met een klein aantal proefpersonen (Krabbendam & Kalff, 1999).<br />
Normgroepen te klein en normen niet representatief en/of <strong>de</strong> representativiteit is niet te<br />
beoor<strong>de</strong>len. Naar <strong>de</strong> overige criteria is geen on<strong>de</strong>rzoek gedaan (COTAN, 1999).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Voor cliënten met een laag niveau is het aan te bevelen om on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len af te nemen. De ervaring<br />
leert dat <strong>de</strong> eerste 5 subtesten goed aansluiten bij het niveau van <strong>de</strong> LVB. Ook kunnen <strong>de</strong><br />
makkelijkste on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len (sleutelzoektest) los wor<strong>de</strong>n afgenomen en dan kwalitatief wor<strong>de</strong>n<br />
beoor<strong>de</strong>eld.<br />
De meest complexe taken op <strong>de</strong> BADS (Dierentuinplattegrondtest, Conditie 1 en 6-elemententest)<br />
kan <strong>de</strong> Task Force niet adviseren voor standaard afname bij cliënten met een IQ lager dan 70<br />
omdat zij uitvoeren<strong>de</strong> controlefuncties onvoldoen<strong>de</strong> kunnen ontwikkelen en <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len daarom moeilijk zijn af te ron<strong>de</strong>n.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Het is nog een experimenteel instrument en er is nog onvoldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek naar normen en<br />
<strong>de</strong>rgelijke uitgevoerd.<br />
Van Toorn en Bon <strong>de</strong><strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> bruikbaarheid van <strong>de</strong>ze test in een forensische<br />
populatie. De resultaten zijn bij het ter perse gaan van dit stuk nog niet bekend.<br />
Ben<strong>de</strong>r Visual Motor Gestalt Test<br />
Naam instrument<br />
Ben<strong>de</strong>r Visual Motor Gestalt Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Ben<strong>de</strong>r, 1938<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Het meet visueel-motorische constructie.<br />
Vanaf 4 jaar.<br />
De doelgroep van dit instrument is verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkten<br />
Test met negen kaarten met geteken<strong>de</strong> figuren<br />
of configuraties. De eerste kaart dient ter<br />
introductie. Opdracht: <strong>de</strong> gegeven figuren<br />
natekenen. Wordt o.a. gebruikt voor <strong>de</strong><br />
103
screening op hersenorganiciteit.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
20 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De COTAN-beoor<strong>de</strong>ling (1992) is voor testmateriaal, handleiding, normen, betrouwbaarheid en<br />
criteriumvaliditeit onvoldoen<strong>de</strong>. De uitgangspunten en <strong>de</strong> begripsvaliditeit zijn wel voldoen<strong>de</strong>.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De prestaties van verstan<strong>de</strong>lijk beperkte kin<strong>de</strong>ren zijn zwakker dan van gemid<strong>de</strong>ld-normaal<br />
begaaf<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er zijn geen specifieke diagnostische aanwijzingen voor <strong>de</strong>ze doelgroep.<br />
Benton Visual Retention Test<br />
Naam instrument<br />
Benton Visual Retention Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Benton, 1961<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Dit instrument is een neuropsychologische<br />
indicator met betrekking tot niet aangeboren<br />
hersenletsel, zowel op linker- als op<br />
rechterhemisfeergebied, en dissociatieve<br />
stoornissen. Het meet <strong>de</strong> capaciteit visuele<br />
informatie vast te hou<strong>de</strong>n. Het is een maat voor<br />
<strong>de</strong> concentratie, visueel<br />
waarnemingsvermogen, retentievermogen en<br />
uitvoering, zowel i<strong>de</strong>atoir als constructief. Korte<br />
termijn visueel geheugen.<br />
Vanaf 8 jaar.<br />
Er zijn vijf vormen: a, b, c, d en e. Deze zijn aan<br />
elkaar gelijkwaardig, maar in <strong>de</strong> praktijk wordt<br />
meestal vorm c gebruikt en gescoord.<br />
De test bestaat uit drie equivalente series van<br />
10 kaarten met geteken<strong>de</strong> figuren in<br />
opklimmen<strong>de</strong> graad van complexiteit. Er zijn<br />
vier wijzen van testafname: A. elke figuur wordt<br />
10 sec. aangebo<strong>de</strong>n, daarna uit geheugen<br />
tekenen; B. elke figuur wordt 5 sec.<br />
aangebo<strong>de</strong>n, daarna uit geheugen tekenen; C.<br />
elke figuur wordt nagetekend; D. elke figuur<br />
wordt 10 sec. aangebo<strong>de</strong>n en moet na een<br />
pauze van 15 sec. uit geheugen wor<strong>de</strong>n<br />
getekend.<br />
Er zijn goedscores (eerst scoren per tekening,<br />
max. 10) en foutscores (meestal, in <strong>de</strong><br />
dagelijkse praktijk, max. 24 van <strong>de</strong> 64 mogelijke<br />
type-fouten).<br />
20 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Het is een betrouwbare, over <strong>de</strong> tijd stabiele maat. Er is een weliswaar laag, maar significant<br />
verband met het IQ.<br />
104
De Visual Retention Test werd door <strong>de</strong> COTAN in 1981 op <strong>de</strong> criteria uitgangspunten bij <strong>de</strong><br />
testconstructie, betrouwbaarheid, begripsvaliditeit en criteriumvaliditeit als voldoen<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eld.<br />
Daarnaast wer<strong>de</strong>n kwaliteit van het testmateriaal en kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding als goed<br />
beoor<strong>de</strong>eld. Het enige criterium waar <strong>de</strong> Visual Retention Test onvoldoen<strong>de</strong> op scoort, zijn <strong>de</strong><br />
normen. Dit heeft te maken met het feit dat <strong>de</strong> normen verou<strong>de</strong>rd zijn.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Het kost relatief veel tijd om <strong>de</strong>ze test af te nemen, er zijn alternatieven zoals <strong>de</strong> mean<strong>de</strong>r, kruis,<br />
kubus en klok.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Om <strong>de</strong>ze test uit te kunnen voeren is een goe<strong>de</strong> constructie noodzakelijk. Als je <strong>de</strong>ze test goed en<br />
volledig afneemt, kost hij veel tijd.<br />
Bourdon-Vos<br />
Naam instrument<br />
Bourdon-Vos<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Vos, 1988; Vos, 1998<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
N.v.t.<br />
Deze test is zinvol voor het meten van<br />
schommelingen in aandacht en concentratie.<br />
Tevens geeft <strong>de</strong>ze informatie bij een slechte<br />
concentratie en grote afleidbaarheid, bij snel<br />
gefrustreer<strong>de</strong> of impulsieve mensen.<br />
Voor kin<strong>de</strong>ren en jongeren van 6 t/m 17 jaar.<br />
De test bestaat uit een blad met 33 regels van<br />
elk 24 figuren met 3, 4 of 5 stippen. De 4-stip<br />
figuren zijn voor 50% vierkant en voor 50%<br />
ruitvormig. Men moet zo snel mogelijk,<br />
onon<strong>de</strong>rbroken, alle 4-stip figuren doorstrepen.<br />
Er zijn twee oefenregels.<br />
7-14 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Normgroepen te klein en normen niet representatief en/of <strong>de</strong> representativiteit is niet te<br />
beoor<strong>de</strong>len. De normen zijn verou<strong>de</strong>rd (COTAN, 1997).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
In het algemeen moet <strong>de</strong>ze test gezien wor<strong>de</strong>n in relatie tot test- en observatiegegevens. Deze<br />
test is geschikt voor hoog tot matig verstan<strong>de</strong>lijk beperkten.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er is ook een variant voor volwassen: <strong>de</strong> Bourdon Wiersma, <strong>de</strong>ze is echter 3 keer zo lang en kan<br />
voor veel frustratie zorgen. Wel zijn <strong>de</strong> normen <strong>hier</strong>van waarschijnlijk beter toe passen betreffen<strong>de</strong><br />
leeftijd.<br />
Brus één-minuut-test<br />
Naam instrument<br />
Brus één-minuut-test, vorm A en B (EMT)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Brus & Voeten 1973; 1999<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
N.v.t.<br />
Deze test wordt gebruikt voor <strong>de</strong><br />
niveaubepaling van het technische lezen van<br />
losse woor<strong>de</strong>n.<br />
105
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Leerlingen groep 3 t/m 8 van het basison<strong>de</strong>rwijs<br />
en het speciaal on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Schooltoets bestaan<strong>de</strong> uit twee vormen. Vorm<br />
A zowel als vorm B bestaat uit een lijst met 116<br />
on<strong>de</strong>r elkaar geplaatste woor<strong>de</strong>n die het kind<br />
vlug en dui<strong>de</strong>lijk moet voorlezen.<br />
De EMT is opgenomen in het<br />
leerlingvolgsysteem "Leer in Zicht".<br />
Afnameduur is 1 minuut.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Parallelvormbetrouwbaarheid goed (.89 tot .97), test-hertestbetrouwbaarheid goed (.82 tot .92),<br />
Begripsvaliditeit goed (minimum .66)<br />
De COTAN gaf voor alle psychometrische aspecten een beoor<strong>de</strong>ling “goed”. Criteriumvaliditeit is<br />
niet van toepassing (test wil geen voorspellingen doen).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Indien het leestempo lager ligt dan het te verwachten niveau, dient er on<strong>de</strong>rzoek naar dyslexie<br />
verricht te wor<strong>de</strong>n.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
CDT (Cijfer Doorstreep Test)<br />
Naam instrument<br />
CDT (Cijfer Doorstreep Test)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Dekker, Dekker & Mul<strong>de</strong>r, 2007<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
N.v.t.<br />
Dit is een aandachts- en concentratietest. Deze<br />
test meet snelheid en nauwkeurigheid van<br />
visueel waarnemen, concentratie en selectieve<br />
aandacht.<br />
14 t/m 80+ jaar<br />
Test gericht op het meten van snelheid en<br />
nauwkeurigheid van het (visueel) waarnemen<br />
(selectieve aandacht). Op een pagina zijn 800<br />
cijfers afgedrukt en <strong>de</strong> opdracht is het<br />
aanstrepen van 241 doelcijfers. De 3 en <strong>de</strong> 7<br />
dienen diagonaal doorgestreept te wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> 4<br />
moet on<strong>de</strong>rstreept wor<strong>de</strong>n. Hiervoor krijgt <strong>de</strong><br />
cliënt drie minuten <strong>de</strong> tijd. Voorafgaand aan <strong>de</strong><br />
test is er één minuut <strong>de</strong> tijd om te oefenen op<br />
een oefenblad.<br />
5 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De Cotanbeoor<strong>de</strong>ling (2007) is goed en voldoen<strong>de</strong> behalve voor criteriumvaliditeit, <strong>hier</strong> is geen<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar gedaan.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Het instrument is vergelijkbaar met <strong>de</strong> D2 test maar heeft als voor<strong>de</strong>el dat er alleen cijfers en geen<br />
letters wor<strong>de</strong>n gebruikt. Dit maakt <strong>de</strong>ze test ook meer geschikt voor mensen met dyslexie.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
106
CPT II (Continuous Performance Test II)<br />
Naam instrument<br />
CPT II (Continuous Performance Test II)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Conners, 2004<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Nee.<br />
De CPT is een computeriseer<strong>de</strong> test die <strong>de</strong><br />
langdurig volgehou<strong>de</strong>n aandacht en impulsiviteit<br />
meet.<br />
6 jaar en ou<strong>de</strong>r.<br />
Beschrijving Er wor<strong>de</strong>n met wisselen<strong>de</strong> intervallen (1, 2 of 4<br />
secon<strong>de</strong>n) stimuli in <strong>de</strong> vorm van letters<br />
aangebo<strong>de</strong>n. Op alle letters, met uitzon<strong>de</strong>ring<br />
van <strong>de</strong> letter X, moet een reactie gegeven<br />
wor<strong>de</strong>n (spatiebalk indrukken).<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De test duurt 15 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Niet beoor<strong>de</strong>eld door Cotan.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Deze test wordt veel gebruikt om aandachtsproblemen op te sporen: kan indicatief zijn voor ADHD.<br />
Ook zou<strong>de</strong>n mensen met schizofrenie en <strong>de</strong>pressie bedui<strong>de</strong>nd slechter scoren op <strong>de</strong>ze test.<br />
De Task Force heeft met <strong>de</strong>ze test geen ervaring bij <strong>de</strong> LVB-groep.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
D2<br />
Naam instrument<br />
D2<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Brickenkamp, 2007<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
De D2 is een mo<strong>de</strong>rne test voor het meten van<br />
een aantal aandachts- en concentratieprestaties<br />
(visuele selectieve aandacht, snelheid van<br />
informatieverwerking en concentratie)<br />
Volwassenen<br />
Op basis van het visuele profiel kan een eerste<br />
indruk verkregen wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> mate van<br />
stabiliteit van het aandachtsniveau geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> taak (constant of wisselend/fluctuerend). Op<br />
basis van <strong>de</strong> percentielscore en<br />
standaardwaar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> GZ-waar<strong>de</strong> en GZ-Fwaar<strong>de</strong><br />
wordt het tempo waarmee <strong>de</strong> taak is<br />
uitgevoerd bepaald. Ook kan bepaald wor<strong>de</strong>n of<br />
het aantal fouten acceptabel is en of het aantal<br />
fouten regelmatig ver<strong>de</strong>eld is over <strong>de</strong> taak<br />
(Fehlerverteilung). Door vermoeidheid kan het<br />
aantal fouten bijvoorbeeld toenemen, door een<br />
107
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
oefeneffect kan het aantal fouten afnemen. Of<br />
er sprake is van een constant of fluctuerend<br />
aandachtsniveau kan bepaald wor<strong>de</strong>n met<br />
behulp van <strong>de</strong> percentielscore behoren<strong>de</strong> bij <strong>de</strong><br />
SB-waar<strong>de</strong>.<br />
Test bestaan<strong>de</strong> uit 14 regels met elk 47 items.<br />
Op <strong>de</strong>ze regels staan doelstimuli bestaan<strong>de</strong> uit<br />
<strong>de</strong> letter d met twee apostroffen of verticale<br />
streepjes en aflei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> stimuli. Opdracht voor<br />
<strong>de</strong> geteste is om doelstimuli te i<strong>de</strong>ntificeren en<br />
door te strepen. Per regel is <strong>de</strong> maximum tijd 20<br />
secon<strong>de</strong>n.<br />
5 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De normen zijn onvoldoen<strong>de</strong> omdat ze niet representatief zijn of niet te beoor<strong>de</strong>len. Naar <strong>de</strong><br />
overige zaken is geen on<strong>de</strong>rzoek gedaan (COTAN, 2008).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De test is goed genormeerd en geeft ook een indicatie voor een slechter functioneren van het<br />
werkgeheugen.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Wanneer <strong>de</strong>ze test te moeilijk is, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij zwakke lezers, kan <strong>de</strong><br />
Bourdon-Vos of <strong>de</strong> CDT wor<strong>de</strong>n afgenomen.<br />
De steekproef waarop <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse normering is gebaseerd is afkomstig van <strong>de</strong> MAAS Study<br />
(Maastrichtse Aging Study), en zijn normaalbegaaf<strong>de</strong> volwassenen. Voor het berekenen van <strong>de</strong><br />
standaardscores is een Excel file beschikbaar.<br />
DAPP-BQ (Dimensionale Asessment van Persoonlijkheidspathologie)<br />
Naam instrument<br />
DAPP-BQ (Dimensionale Asessment van<br />
Persoonlijkheidspathologie)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Van Kampen, & De Beurs, 2009<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
N.v.t.<br />
Doel<br />
Het on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van<br />
persoonlijkheidsstoornissen op achttien<br />
dimensies.<br />
Doelgroep<br />
Afname is mogelijk bij volwassenen die<br />
tenminste kunnen lezen op het eindniveau van<br />
<strong>de</strong> basisschool.<br />
Beschrijving<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse bewerking van <strong>de</strong> DAPP-BQ<br />
bestaat uit 290 vragen die door <strong>de</strong> cliënt zelf<br />
beantwoord wor<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse bewerking van <strong>de</strong> DAPP-BQ<br />
is ook een screeningsversie ontwikkeld. De<br />
DAPP screening bestaat uit 136 items waarmee<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> achttien dimensies kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
beoor<strong>de</strong>eld.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De DAPP-BQ en DAPP Screening zijn<br />
eenvoudig toepasbare instrumenten door<br />
psychologen, psychiaters en an<strong>de</strong>re klinische<br />
beroepsbeoefenaren.<br />
Duur afname DAPP-BQ: ca. 45 minuten.<br />
Duur afname DAPP screening: ca. 25 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan (2010): op alle gebie<strong>de</strong>n „voldoen<strong>de</strong>‟ tot „goed‟, behalve <strong>de</strong> normen, die als „onvoldoen<strong>de</strong>‟<br />
beoor<strong>de</strong>eld wer<strong>de</strong>n.<br />
108
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Er is nog relatief weinig ervaring opgedaan met <strong>de</strong> DAPP-BQ, zeker bij <strong>de</strong>ze doelgroep.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
ESSEON-R (Schaal voor het schatten van het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau –<br />
Revisie)<br />
Naam instrument<br />
ESSEON-R (Schaal voor het schatten van het<br />
sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau –<br />
Revisie)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Hoekman, Mie<strong>de</strong>ma, Otten & Gielen (2011)<br />
http://www.pits-online.nl/nl/ESSEON.html<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
N.v.t.<br />
Doel<br />
Bepalen van het sociaal-emotioneel<br />
ontwikkelingsniveau, uitgedrukt in een<br />
ontwikkelingsleeftijd.<br />
Doelgroep<br />
Kin<strong>de</strong>ren en volwassenen bij wie een bepaling<br />
van het niveau van <strong>de</strong> sociaal-emotionele<br />
ontwikkeling binnen het bereik van <strong>de</strong><br />
ontwikkelingsleeftijd van 0 -14 jaar om<br />
uiteenlopen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen gewenst is.<br />
Beschrijving<br />
Het is een gedragsbeoor<strong>de</strong>lingsschaal die<br />
buiten <strong>de</strong> aanwezigheid van <strong>de</strong> cliënt kan<br />
wor<strong>de</strong>n ingevuld. Specifieke gedragsobservatie<br />
is alleen dan nodig als het niet bekend is of<br />
bepaald gedrag wel of niet kenmerkend voor<br />
een cliënt is.<br />
Door in bei<strong>de</strong> domeinen alle 76 items te scoren<br />
op 'kenmerkend' of 'niet kenmerkend' en<br />
vervolgens een eenvoudige rekenregel toe te<br />
passen kan het sociaal-emotioneel<br />
ontwikkelingsniveau bepaald wor<strong>de</strong>n.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De ESSEON-R wordt bij voorkeur door een<br />
gedrags<strong>de</strong>skundige (orthopedagoog of<br />
psycholoog) ingevuld in samenspraak met een<br />
of meer<strong>de</strong>re informanten die <strong>de</strong> cliënt dagelijks<br />
in een bepaal<strong>de</strong> context meemaken. De<br />
gedrags<strong>de</strong>skundige dient een goe<strong>de</strong> kennis van<br />
<strong>de</strong> 'normale' kin<strong>de</strong>rlijke ontwikkeling te bezitten<br />
en in staat te zijn tot professionele distantie. De<br />
ESSEON-R resultaten kunnen <strong>de</strong>sgewenst met<br />
behulp van een formulier of het<br />
computerprogramma ook per domein en per<br />
dimensie kwalitatief geanalyseerd wor<strong>de</strong>n.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De ESSEON-R is momenteel nog on<strong>de</strong>r beoor<strong>de</strong>ling bij <strong>de</strong> Cotan.<br />
De ESSEON (versie 2007: Hoekman, Mie<strong>de</strong>ma, Otten & Gielen, 2007) werd op uitgangspunten,<br />
testmateriaal en handleiding als „goed‟ beoor<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong> Cotan (2008), maar qua normen,<br />
betrouwbaarheid, begrips- en criteriumvaliditeit als „onvoldoen<strong>de</strong>‟.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De ESSEON-R is eind 2011 op <strong>de</strong> markt gekomen en er zijn nog geen beoor<strong>de</strong>lingen bekend. De<br />
grootste veran<strong>de</strong>ring tussen <strong>de</strong> ESSEON en <strong>de</strong> ESSEON-R betreft <strong>de</strong> kwalitatieve analyse van<br />
sociaal-emotioneel gedrag (optioneel).<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
109
FP40 (Forensische Profiel Lijsten)<br />
Naam instrument<br />
FP40 (Forensische Profiel Lijsten)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Brand & Van Emmerik, 2001<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Ja<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Risicotaxatie t.a.v. <strong>de</strong>linquent gedrag en/of<br />
agressie<br />
Forensische patiënten, tbs-gestel<strong>de</strong>n<br />
Beschrijving<br />
Met <strong>de</strong> FP40 wor<strong>de</strong>n gegevens vastgelegd<br />
afkomstig uit dossieron<strong>de</strong>rzoek, interviews en<br />
observaties. De gegevens kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
omgezet in schaalscores waarmee een profiel<br />
van 40 punten kan wor<strong>de</strong>n gemaakt van een<br />
patiënt.<br />
De FP40 bestaat uit tien vragenlijsten. Vier<br />
lijsten waar alle info staat van verschillen<strong>de</strong><br />
beroepsgroepen, psychiaters, psychologen,<br />
maatschappelijk werkers, sociotherapeuten, en<br />
zes themalijsten, coping, sex, sociaal netwerk,<br />
verslaving, gedrag op <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling,<br />
persoonlijkheidsstructuur.<br />
De items zijn on<strong>de</strong>r te ver<strong>de</strong>len in vier<br />
domeinen: psychiatrisch beeld en verslaving,<br />
persoonlijkheid en vaardighe<strong>de</strong>n, ontwikkeling<br />
en maatschappelijke inbedding situationele en<br />
overige invloe<strong>de</strong>n (eventueel tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>lictsituatie).<br />
Het instrument geeft van elke patiënt een<br />
multidimensionaal sterkte- en zwakteprofiel.<br />
De subschaal redzaamheid bestaat uit 12 items<br />
die gaan over ADL-vaardighe<strong>de</strong>n die <strong>de</strong><br />
(groeps)leiding op basis van hun observaties<br />
beoor<strong>de</strong>elt. Sociale redzaamheid kan in kaart<br />
gebracht wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> subschaal sociaal<br />
inzicht die op eenzelf<strong>de</strong> manier gescoord wordt.<br />
De subschaal empathie van acht items bestaat<br />
uit een combinatie van vragen over empathie,<br />
normen en verantwoor<strong>de</strong>lijkheid. De vragen<br />
informeren nadrukkelijk naar <strong>de</strong> beleving<br />
rondom “het <strong>de</strong>lict” en kan <strong>hier</strong>door uitsluitend<br />
gebruikt wor<strong>de</strong>n bij veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong>linquenten<br />
of wanneer “<strong>de</strong>lict” vervangen wordt door<br />
“agressief gedrag” voor mensen die zich<br />
daaraan schuldig gemaakt hebben.<br />
Het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el gewetensfuncties bestaat uit 9<br />
items.<br />
Het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el seksualiteit bestaat uit een<br />
dossier<strong>de</strong>el, een interview<strong>de</strong>el en achteraf een<br />
110
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
evaluatie<strong>de</strong>el. Het interview moet goed wor<strong>de</strong>n<br />
voorbereid. Het dossierge<strong>de</strong>elte bestaat uit een<br />
inventarisatie van <strong>de</strong> <strong>de</strong>licten. Het interview met<br />
patiënt bevat vragen over seksuele i<strong>de</strong>ntiteit, of<br />
er sprake is geweest van een bevredigen<strong>de</strong><br />
seksuele relatie met een volwassene, of patiënt<br />
zelf misbruikt is en op elke personen patiënt<br />
seksueel gericht is. Ook zijn er vragen over<br />
dwangmatigheid en agressie, en over<br />
verkrachtingsstadia. Met het evaluatiege<strong>de</strong>elte<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kenmerken van het slachtoffer van<br />
<strong>de</strong> patiënt, <strong>de</strong> emoties en attitu<strong>de</strong>s over seks,<br />
vrouwen en normbesef on<strong>de</strong>rzocht. De<br />
observatie van het gedrag concentreert zich op<br />
pornomateriaal, promiscue gedrag, seksuele<br />
eisen ten aanzien van partner, agressie bij <strong>de</strong><br />
seks en actief op zoek gaan naar een<br />
slachtoffer voor seks. Ook wordt nagegaan in<br />
hoeverre er sprake is van pedofilie door<br />
aanwezigheid van kin<strong>de</strong>rporno en het bezoek<br />
van scholen en speelplaatsen.<br />
Afnameduur is 6 uur.<br />
De Seksualiteitslijst wordt ingevuld door <strong>de</strong>/een<br />
psycholoog.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 2007:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: goed<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: voldoen<strong>de</strong><br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: voldoen<strong>de</strong><br />
Betrouwbaarheid: voldoen<strong>de</strong><br />
<br />
<br />
Begripsvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Criteriumvaliditeit: onvoldoen<strong>de</strong> (on<strong>de</strong>rzoeksresultaten niet overtuigend en te weinig<br />
on<strong>de</strong>rzoek gedaan)<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De ontwikkeling van <strong>de</strong> FP40 begon in 1990, om belangrijke en relevante kenmerken van tbsgestel<strong>de</strong>n<br />
vast te leggen voor behan<strong>de</strong>ling en on<strong>de</strong>rzoek. De FP40 is ontstaan door interviews in<br />
het forensische veld, interviews met <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers van het voormalige Meijers Instituut en op<br />
basis van literatuurstudie. Alles on<strong>de</strong>r begeleiding van een externe wetenschappelijke<br />
begeleidingscommissie.<br />
Het beoor<strong>de</strong>lingsinstrument FP-40 is on<strong>de</strong>rzocht en genormeerd op 498 tbs-patiënten, waaron<strong>de</strong>r<br />
personen met een LVB en zwakbegaafdheid. Voor zover <strong>de</strong> Task Force bekend is er met dit<br />
instrument geen on<strong>de</strong>rzoek gedaan bij LVB.<br />
GIT-2 (Groninger Intelligentie Test-2)<br />
Naam instrument<br />
GIT-2 (Groninger Intelligentie Test-2)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Luteijn & Barelds, 2004<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
N.v.t.<br />
Intelligentietest<br />
111
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Subtest Woor<strong>de</strong>nlijst: verbaal begrip;<br />
Subtest Matrijzen: logisch re<strong>de</strong>neren (<strong>de</strong>nken)<br />
met verbaal materiaal;<br />
Woord opnoemen I en II: verbale vloeienheid. In<br />
<strong>de</strong> neuropsychologische literatuur wordt<br />
Woordopnoemen gebruikt als test om het<br />
semantische geheugen te on<strong>de</strong>rzoeken, als een<br />
test voor taalproductie en als “frontaaltest”.<br />
16 t/m 85 jaar. Van extreem lage verstan<strong>de</strong>lijke<br />
capaciteiten (IQ=64) tot extreem goe<strong>de</strong><br />
verstan<strong>de</strong>lijke capaciteiten ( IQ=135).<br />
Eind 2004 is <strong>de</strong> GIT 2, <strong>de</strong> herziene versie van<br />
<strong>de</strong> Groninger Intelligentie Test, uitgebracht<br />
(Luteijn & Barelds, 2004)<br />
Hij bestaat uit 9 subtests en geeft geen aparte<br />
maten voor verbaal en performaal IQ, al wordt<br />
wel gebruik gemaakt van verbale en min<strong>de</strong>r<br />
verbale subtests.<br />
Woor<strong>de</strong>nlijst: Uit vijf woor<strong>de</strong>n moet telkens het<br />
woord met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> betekenis als een<br />
stimuluswoord gekozen wor<strong>de</strong>n.<br />
Matrijzen: Bij 20 in moeilijkheid oplopen<strong>de</strong> items<br />
moet een logisch principe tussen twee<br />
woordparen ont<strong>de</strong>kt wor<strong>de</strong>n en op een <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
woord toegepast.<br />
Woord opnoemen I en II: In een minuut moeten<br />
eerst zo veel mogelijk dieren en daarna zo veel<br />
mogelijk beroepen opgenoemd wor<strong>de</strong>n.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Individueel af te nemen in 1,5 uur tijd.<br />
Het vereiste minimale <strong>de</strong>skundigheidsniveau<br />
voor een verantwoor<strong>de</strong> interpretatie van een<br />
GIT-2 uitslag is dat van een psycholoog.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 2006:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: goed<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: voldoen<strong>de</strong><br />
Betrouwbaarheid: voldoen<strong>de</strong><br />
Begripsvaliditeit: goed<br />
Criteriumvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Zeer goe<strong>de</strong> ervaring met <strong>de</strong> subtest Woord opnoemen I en II voor <strong>de</strong> verbale vloeienheid. Deze<br />
subtest is makkelijk en snel af te nemen (ongeveer 5 minuten inclusief instructie).<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De subtest Woord opnoemen is ook geschikt bij autisme on<strong>de</strong>rzoek. Volwassenen met ASS<br />
presteren veelal zwakker op <strong>de</strong>ze test.<br />
INVRA (Inventarisatie Van RedzaamheidsAspecten)<br />
Naam instrument<br />
INVRA (Inventarisatie Van<br />
RedzaamheidsAspecten)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats www.invra.nl, Douma & Schuurman, 2000<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Ja<br />
112
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
De INVRA is een <strong>de</strong>scriptieve beoor<strong>de</strong>lingslijst<br />
die systematisch specifieke<br />
zelfredzaamheidsvaardighe<strong>de</strong>n in kaart brengt<br />
Zwakbegaaf<strong>de</strong> mensen en mensen met een<br />
LVB tussen <strong>de</strong> 18 en 27 jaar.<br />
Het instrument omvat een <strong>de</strong>el 'arbeid‟ en een<br />
<strong>de</strong>el „wonen‟.<br />
De afnameduur is ongeveer an<strong>de</strong>rhalf uur.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Geen Cotan-beoor<strong>de</strong>ling.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Deze metho<strong>de</strong> is ontwikkeld op Woldyne te Epe, waar ook specifieke trainingsprogramma‟s op<br />
gedragstherapeutische basis ontwikkeld zijn.<br />
KAIT (Kaufman Intelligentietest voor (Adolescenten en) Volwassenen)<br />
Naam instrument<br />
KAIT (Kaufman Intelligentietest voor<br />
(Adolescenten en) Volwassenen)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Mul<strong>de</strong>r, Dekker, & Dekker, 2004;<br />
Dekker, Mul<strong>de</strong>r, & Dekker, 2005<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
N.v.t.<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Intelligentietest<br />
14-85+ jaar<br />
Beschrijving<br />
Is gebaseerd op neuropsychologische theorieën<br />
over <strong>de</strong> structuur van intelligentie en maakt een<br />
on<strong>de</strong>rscheid tussen „crystalized intelligence‟<br />
(kennis) en ‟fluid intelligence‟<br />
(probleemoplossend en adaptief vermogen). De<br />
KAIT bestaat uit een kernbatterij van zes<br />
subtesten en vier additionele tests (voornamelijk<br />
geheugentests).<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Afname van <strong>de</strong> kernbatterij is voldoen<strong>de</strong> om het<br />
niveau van intellectueel functioneren te<br />
bepalen.<br />
Afname duur is ca. 65 minuten voor <strong>de</strong><br />
kernbatterij en ca. 91 minuten voor <strong>de</strong><br />
uitgebrei<strong>de</strong> batterij. De test is individueel af te<br />
nemen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 2005:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: goed<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: voldoen<strong>de</strong><br />
Betrouwbaarheid: goed (<strong>de</strong> betrouwbaarheid van <strong>de</strong> subtest Auditief begrip is<br />
onvoldoen<strong>de</strong>)<br />
Begripsvaliditeit: goed<br />
Criteriumvaliditeit: onvoldoen<strong>de</strong> (geen on<strong>de</strong>rzoek naar gedaan)<br />
113
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Volgens Kraijer en Plas (2006) is <strong>de</strong> KAIT bruikbaar vanaf een IQ van 50 en hoger en is hij<br />
gebruikersvrien<strong>de</strong>lijk voor <strong>de</strong>ze groep. Van Toorn en Bon (2011) menen dat <strong>de</strong> kernbatterij van <strong>de</strong><br />
KAIT onvoldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nd vermogen heeft bij mensen met een lagere intelligentie en<br />
daarom min<strong>de</strong>r geschikt voor toepassing bij LVB.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
K-Bit (Kaufman Brief Intelligence Test)<br />
Naam instrument<br />
K-Bit (Kaufman Brief Intelligence Test)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Kaufman & Kaufman, 1990<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Intelligentietest<br />
Personen van 4-90 jaar oud.<br />
De K-Bit is een screeningsinstrument voor<br />
intelligentie en bestaat uit twee subtesten:<br />
„vocabulary‟ (82 items) en „matrices‟ (37 items).<br />
De eerste test is een verbale test waarbij men<br />
objecten moet benoemen en woor<strong>de</strong>n moet<br />
vin<strong>de</strong>n na aanbieding van een cue. De twee<strong>de</strong><br />
test is een non-verbale test waarbij patronen<br />
gecompleteerd moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
15-30 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Geen Cotan-beoor<strong>de</strong>ling.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
On<strong>de</strong>rzoek (Kaufman & Kaufman, 1993) toont aan dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> K-BIT scores ongeveer twee<br />
punten lager waren dan <strong>de</strong> KAIT-scores.<br />
K-Snap (Kaufman Neuropsychologische Screening)<br />
Naam instrument<br />
K-Snap (Kaufman Neuropsychologische<br />
Screening)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Kaufman & Kaufman, 2005<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Ja.<br />
Korte eerste screening van het cognitief<br />
functioneren en opvallen<strong>de</strong> afwijkingen <strong>hier</strong>in<br />
door hersenletsel, een psychose, <strong>de</strong>mentie et<br />
cetera. De K-SNAP is bedoeld om binnen korte<br />
tijd een indruk te verkrijgen of uitgebreid npo<br />
nodig is. Het is geen vervanging van npo.<br />
jeugdigen en volwassenen van 14-85 jaar met<br />
een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking of<br />
zwakbegaafdheid (IQ bereik van 65-90).<br />
114
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Deze test is bedoeld voor screening van<br />
probleemoplossend vermogen. De test is<br />
ontwikkeld op grond van neuropsychologische<br />
en cognitief psychologische theorie en<br />
on<strong>de</strong>rzoeksresultaten op <strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n. Er is<br />
een theoretische achtergrond, in <strong>de</strong> zin dat er<br />
een relatie wordt gelegd met het mo<strong>de</strong>l van<br />
Luria, betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> drie functionele systemen<br />
of “blokken”. Met <strong>de</strong>ze vier subtests wordt het<br />
functioneren op drie niveaus van cognitieve<br />
complexiteit in kaart gebracht.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandstalige K-SNAP bevat vier<br />
subtests: Mentale Status, Figuur Herkennen,<br />
Cijfers Nazeggen, Co<strong>de</strong>-Woor<strong>de</strong>n. Met <strong>de</strong>ze<br />
vier subtests wordt het functioneren op drie<br />
niveaus van cognitieve complexiteit in kaart<br />
gebracht.<br />
Niveau I: <strong>de</strong> subtest Mentale Status meet<br />
aandacht en oriëntatie.<br />
Niveau II: <strong>de</strong> subtests Cijfers Nazeggen en<br />
Figuur Herkennen. Cijfers Nazeggen wordt in<br />
<strong>de</strong> handleiding in verband gebracht met<br />
geheugen, auditieve informatie en sequentiële<br />
informatieverwerking. Voor Figuur Herkennen<br />
wordt <strong>de</strong> relatie gelegd met waarnemen, visuele<br />
informatie en simultane informatieverwerking.<br />
Niveau III: met <strong>de</strong> subtest Co<strong>de</strong>-Woor<strong>de</strong>n meet<br />
men planning: men moet een plan van aanpak<br />
opstellen, uitvoeren en controleren of het<br />
resultaat goed is. De subtest bestaat uit 25<br />
items waarbij <strong>de</strong> cliënt uit aangebo<strong>de</strong>n<br />
aanwijzingen het „geheime' co<strong>de</strong>woord afleidt.<br />
Totale test 25-30 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De COTAN-beoor<strong>de</strong>ling is op alle punten voldoen<strong>de</strong> tot goed met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong><br />
criteriumvaliditeit maar <strong>hier</strong> is geen on<strong>de</strong>rzoek naar gedaan (2006).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De Task Force heeft nog geen ervaring met dit instrument op alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Wel wordt verwacht<br />
dat dit instrument als screener een waar<strong>de</strong>volle bijdrage kan leveren. De subtest Figuur<br />
Herkennen geeft informatie over <strong>de</strong> waarneming, hetgeen een waar<strong>de</strong>volle bijdrage kan leveren bij<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar autismespectrumstoornissen. Voor <strong>de</strong> subtest Co<strong>de</strong>-Woor<strong>de</strong>n moet <strong>de</strong> cliënt wel<br />
kunnen lezen en Ne<strong>de</strong>rlandse woor<strong>de</strong>n kennen.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De K-SNAP is niet geschikt voor cliënten die niet of gebrekkig Ne<strong>de</strong>rlands kunnen lezen en/of<br />
spellen, zoals allochtonen, dyslectici en afasiepatiënten. De K-SNAP is niet bedoeld als verkorte<br />
intelligentietest.<br />
MCT (Multiculturele Capaciteiten Test)<br />
Naam instrument<br />
MCT (Multiculturele Capaciteiten Test)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Bleichrodt & Van <strong>de</strong>n Berg, 2004<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
115
Doel<br />
Intelligentietest<br />
Doelgroep<br />
Autochtone en allochtone volwassenen, niveau<br />
afgerond basison<strong>de</strong>rwijs t/m afgerond<br />
HAVO/MBO, vanaf ca. 13 jaar<br />
Beschrijving<br />
Er is een test voor mid<strong>de</strong>lbaar niveau en één<br />
voor hoog niveau. Deze test heeft normen voor<br />
18 tot 65 jarigen en maakt net als <strong>de</strong> KAIT<br />
on<strong>de</strong>rscheid tussen ‟crystalized‟ en „fluid<br />
intelligence‟. Er wordt eerst een taaltest<br />
afgenomen.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Afname kan individueel of groepsgewijs in 1,5<br />
uur. Er is een schriftelijke versie en een pcversie.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 2005 (op basis van schriftelijke versie):<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: voldoen<strong>de</strong><br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
<br />
<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: voldoen<strong>de</strong> (<strong>de</strong>ze beoor<strong>de</strong>ling betreft <strong>de</strong> staninenormen van <strong>de</strong> papier-enpotloodversie;<br />
<strong>de</strong> IQ-normen zijn onvoldoen<strong>de</strong> omdat <strong>de</strong> normen niet representatief zijn<br />
en/of <strong>de</strong> representativiteit niet is te beoor<strong>de</strong>len, en er geen on<strong>de</strong>rscheid wordt gemaakt<br />
naar verschillen<strong>de</strong> leeftijdscategorieën)<br />
Betrouwbaarheid: voldoen<strong>de</strong><br />
Begripsvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Criteriumvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De test is officieel alleen voor niveau voltooid basison<strong>de</strong>rwijs, maar mogelijk ook bruikbaar bij<br />
mensen met een LVB of zwakbegaafdheid die hun lager on<strong>de</strong>rwijs niet in Ne<strong>de</strong>rland hebben<br />
gevolgd.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Mean<strong>de</strong>r, kruis, kubus, klok<br />
Naam instrument<br />
Mean<strong>de</strong>r, kruis, kubus, klok<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Ja.<br />
De manier van natekenen geeft kwalitatieve<br />
informatie over het visuo-motorisch en visuospatieel<br />
vermogen voor zowel planning als<br />
organisatie.<br />
Beschrijving<br />
De Visuo-constructieve taken bestaan uit het<br />
natekenen van een mean<strong>de</strong>r, kruis en een<br />
kubus. Het zijn eenvoudige geometrisch figuren.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Maximaal 15 minuten. Scoringsvoorbeel<strong>de</strong>n<br />
volgens Lin<strong>de</strong>boom. Eigenlijk is <strong>de</strong> scoring<br />
vooral kwalitatief, daarom goed observeren. Het<br />
is <strong>de</strong> bedoeling dat het moe<strong>de</strong>rfiguur (<br />
voorbeeld) als patroon verinnerlijkt wordt.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
116
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Voor <strong>de</strong>ze test dient <strong>de</strong> visus in or<strong>de</strong> te zijn. Let op motoriek en potlooddruk.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
MMPI-2 (Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2)<br />
Naam instrument<br />
MMPI-2 (Minnesota Multiphasic Personality<br />
Inventory-2)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Sloore, Derksen, Mey & Hellenbosch, 1993<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Vlaams-Ne<strong>de</strong>rlandse bewerking van <strong>de</strong> (MMPI-<br />
2) van Butcher, Dahlstrom, Graham, Tellegen<br />
en Kaemmer (1989) door Sloore, Derksen,<br />
Hellenbosch en De Mey<br />
Persoonlijkheidsaspecten in kaart brengen.<br />
Doelgroep<br />
Volwassenen vanaf 18 jaar met voldoen<strong>de</strong><br />
leesniveau.<br />
Beschrijving Het betreft een zeer uitgebrei<strong>de</strong> lijst met 574<br />
vragen en zeer uitgebrei<strong>de</strong><br />
analysemogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Impulsiviteit komt op <strong>de</strong> MMPI tot uitdrukking<br />
door een lage score op <strong>de</strong> 0-schaal, een hoge<br />
score op 4-schaal (let op <strong>de</strong> invloed van het<br />
toestandsbeeld!) en door <strong>de</strong> controle-in<strong>de</strong>x.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Duur afname: 1 à 1,5 uur. Afname en<br />
interpretatie door psychodiagnostisch<br />
geschool<strong>de</strong> klinisch psychologen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan 1999: De kwaliteit van het testmateriaal en <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding wor<strong>de</strong>n als „goed‟<br />
beoor<strong>de</strong>eld. De betrouwbaarheid is „voldoen<strong>de</strong>‟. De uitgangspunten van <strong>de</strong> testconstructie, <strong>de</strong><br />
normen, <strong>de</strong> begripsvaliditeit en <strong>de</strong> criteriumvaliditeit wer<strong>de</strong>n echter als „onvoldoen<strong>de</strong>‟ beoor<strong>de</strong>eld.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Als enige van <strong>de</strong> persoonlijkheidsvragenlijsten is een analyse van <strong>de</strong> betrouwbaarheid en validiteit<br />
van <strong>de</strong> resultaten mogelijk. De MMPI-2 doet een groot beroep op motivatie, concentratie en<br />
taakgerichtheid. Tevens dient er sprake te zijn van een zekere mate van verbaal begrip om <strong>de</strong><br />
vragenlijst in te kunnen vullen. In <strong>de</strong> praktijk wordt het instrument niet ingezet bij een verbale<br />
begripsin<strong>de</strong>x van min<strong>de</strong>r dan 85 op <strong>de</strong> WAIS-III. Momenteel loopt er echter een on<strong>de</strong>rzoek door<br />
Trajectum en <strong>de</strong> Radboud Universiteit Nijmegen naar <strong>de</strong> betrouwbaarheid van afname van het<br />
instrument bij mensen met een verbale begripsin<strong>de</strong>x vanaf 75. De eerste resultaten zijn<br />
hoopgevend. De MMPI-2 zou wel bruikbaar kunnen zijn voor zwakbegaaf<strong>de</strong>n, maar niet voor licht<br />
verstan<strong>de</strong>lijk beperkten, in verband met het niveau van <strong>de</strong> verbale begripsin<strong>de</strong>x.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
NEO-PI-R (NEO-Personality Inventory-Revised) en NEO-FFI (NEO-Five Factor Inventory)<br />
Naam instrument<br />
NEO-PI-R (NEO-Personality Inventory-Revised)<br />
en NEO-FFI (NEO-Five Factor Inventory)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Hoekstra, Ormel & Fruyt, 1996<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Ja.<br />
117
Doel<br />
Doelgroep<br />
Het in kaart brengen van „Big Five‟<br />
persoonlijkheidsdomeinen en –facetten.<br />
Volwassenen.<br />
Beschrijving<br />
De NEO-PI-R vragenlijst en <strong>de</strong> verkorte versie<br />
NEO-FFI zijn gebaseerd op <strong>de</strong> „Big Five‟-<br />
persoonlijkheidstrekken: neuroticisme,<br />
extraversie, openheid, altruïsme en<br />
consciëntieusheid.<br />
De NEO-PI-R bestaat uit 240 items, <strong>de</strong> NEO-<br />
FFI uit 60 items.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Duur afname NEO-PI-R: 40-50 minuten.<br />
Duur afname NEO-FFI: 10-15 minuten.<br />
Afname en interpretatie door<br />
psychodiagnostisch gekwalificeer<strong>de</strong>n.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan 1999: NEO-PI-R en NEO-FFI: wor<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong> op alle gebie<strong>de</strong>n als „voldoen<strong>de</strong>‟ tot „goed‟<br />
beoor<strong>de</strong>eld, behalve op criteriumvaliditeit, <strong>de</strong>ze is „onvoldoen<strong>de</strong>‟.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Zowel <strong>de</strong> NEO-PI-R en <strong>de</strong> NEO-FFI zijn waarschijnlijk te moeilijk voor <strong>de</strong> doelgroep en wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>rhalve niet aangera<strong>de</strong>n.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
NPST (Negativisme, Ernstige Psychopathologie en Somatisering)<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Luteijn, 2003<br />
NPST (Negativisme, Ernstige Psychopathologie<br />
en Somatisering)<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
N.v.t.<br />
Het meten van drie belangrijke<br />
persoonlijkheidsaspecten.<br />
Volwassenen en adolescenten vanaf 16 jaar.<br />
Beschrijving<br />
De NPST is ontwikkeld als een paralleltest voor<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Verkorte MMPI (NVM), die niet<br />
meer verkrijgbaar is. De NPST bestaat uit 54<br />
items ver<strong>de</strong>eld over drie schalen: „Negativisme‟,<br />
„Somatisering‟ en „Ernstige psychopathologie‟.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Duur afname: 15-20 minuten.<br />
Afname en interpretatie door een<br />
gezondheidswetenschapper, orthopedagoog,<br />
psycholoog, diagnostisch geschoold.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan (2005): op alle gebie<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> tot goed.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Er zijn geen normen beschikbaar voor <strong>de</strong> LVB doelgroep. De Task Force raadt het gebruik van dit<br />
instrument niet aan.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
118
NPV-2 (Ne<strong>de</strong>rlandse Persoonlijkheidsvragenlijst 2)<br />
Naam instrument<br />
NPV-2 (Ne<strong>de</strong>rlandse Persoonlijkheidsvragenlijst<br />
2)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Barelds, Luteijn, Van Dijk & Van Starren, 2007<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
n.v.t.<br />
Persoonlijkheidsaspecten meten.<br />
Vanaf 15 jaar.<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
De test bestaat uit 140 „Juist - ? – Onjuist‟<br />
vragen. De meetdimensies van <strong>de</strong> NPV-2 zijn<br />
ina<strong>de</strong>quatie (neuroticisme), sociale ina<strong>de</strong>quatie,<br />
rigiditeit, verongelijktheid, zelfgenoegzaamheid,<br />
dominantie en zelfwaar<strong>de</strong>ring.<br />
Duur afname: 20-30 minuten. De NPV-2 kan<br />
groepsgewijs of individueel afgenomen wor<strong>de</strong>n.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Deze test komt op alle fronten als „goed‟ en „voldoen<strong>de</strong>‟ uit <strong>de</strong> Cotan-beoor<strong>de</strong>ling (2009).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De NPV-2 wordt door veel le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Task Force voor <strong>de</strong> doelgroep gebruikt, soms in <strong>de</strong><br />
experimentele aangepaste versie van Hoeve Boschoord.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
PCL-R (Psychopathie Checklist-Revised)<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
PCL-R (Psychopathie Checklist-Revised)<br />
Vertommen, Verheul, De Ruiter & Hil<strong>de</strong>brand<br />
(2002)<br />
Ne<strong>de</strong>rlandstalige bewerking door Vertommen<br />
e.a. (2002) van <strong>de</strong> Hare Psychopathy Checklist-<br />
Revised van Hare (1991)<br />
Meten van <strong>de</strong> mate en ernst van psychopathie.<br />
Volwassen mannen.<br />
Beoor<strong>de</strong>lingsschaal met 20 items om<br />
gedragskenmerken en<br />
persoonlijkheidseigenschappen passend bij<br />
psychopathie te meten. De<br />
schaal heeft twee factoren en een totaalscore:<br />
- Factor 1: egoïstisch, ongevoelig en zon<strong>de</strong>r<br />
wroeging gebruikmaken van<br />
an<strong>de</strong>ren (8 items).<br />
- Factor 2: chronisch instabiel en antisociaal<br />
gedrag (9 items).<br />
- Totaalscore: psychopathie (20 items).<br />
Duur afname: 160 minuten.<br />
De informatie benodigd om <strong>de</strong> items te<br />
beantwoor<strong>de</strong>n, wordt verkregen<br />
door zowel een individueel, semi-gestructureerd<br />
119
interview af te nemen als door<br />
dossieranalyse te verrichten. Het is verplicht<br />
eerst een training te volgen alvorens men het<br />
instrument af kan nemen of kan interpreteren.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan (2006): op alle gebie<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong>, behalve <strong>de</strong> normen, die wor<strong>de</strong>n als onvoldoen<strong>de</strong><br />
beoor<strong>de</strong>eld omdat er geen Ne<strong>de</strong>rlands normen beschikbaar zijn.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Vanuit <strong>de</strong> literatuur (Morrissey et al, 2005; in Van <strong>de</strong>n Berg & De Vogel, 2011) lijkt het gebruik van<br />
<strong>de</strong> PCL-R bij verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapte plegers tegen een aantal problemen aan te lopen. De<br />
auteurs noemen bijvoorbeeld dat door het langdurig verblijf in een leefgroep het vóórkomen van<br />
een parasitaire leefstijl, onverantwoor<strong>de</strong>lijk gedrag en een gebrek aan realistische<br />
langetermijndoelen niet of op een an<strong>de</strong>re manier zichtbaar wordt. Daarnaast kunnen<br />
autoanamnestische gegevens bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke handicap onbetrouwbaar zijn,<br />
doordat hun geheugen min<strong>de</strong>r goed is dan bij an<strong>de</strong>re plegers. Ook wordt grensoverschrij<strong>de</strong>nd<br />
gedrag binnen <strong>de</strong> (resi<strong>de</strong>ntiële) hulpverlening van verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten lang niet altijd<br />
gemeld. Morrissey (2003; ook in Van <strong>de</strong>n Berg & De Vogel, 2011) heeft om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n richtlijnen<br />
opgesteld voor het gebruik van <strong>de</strong> PCL-R bij <strong>de</strong>ze doelgroep. Wanneer men gebruikmaakt van<br />
<strong>de</strong>ze richtlijnen kan men <strong>de</strong> methodologische problemen mogelijk overwinnen.<br />
Morrissey et al (2007; in Van <strong>de</strong>n Berg & De Vogel) ra<strong>de</strong>n aan voor het objectiveren van <strong>de</strong> mate<br />
van psychopathie bij mensen met een lichte verstan<strong>de</strong>lijke handicap <strong>de</strong> verkorte versie van <strong>de</strong><br />
PCL-R, <strong>de</strong> PCL:SV, te gebruiken omdat <strong>de</strong> scoring bij dit instrument min<strong>de</strong>r bepaald wordt door <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>lictgeschie<strong>de</strong>nis.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Van belang is te vermel<strong>de</strong>n dat on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> validiteit en bruikbaarheid van <strong>de</strong> PCL-R voor<br />
vrouwelijke populaties een negatief resultaat laat zien (De Vogel & De Ruiter, 2005). De<br />
PCL-R lijkt een zeer geschikt instrument voor <strong>de</strong> forensische populatie. Hoewel <strong>de</strong> PCLR<br />
bedoeld is voor psychopathie en niet voor het voorspellen van recidive, tonen diverse<br />
on<strong>de</strong>rzoeken aan dat <strong>de</strong> score hoog correleert met <strong>de</strong> uitslagen op an<strong>de</strong>re risicotaxatieinstrumenten<br />
en blijkt <strong>de</strong> predictieve validiteit minstens even hoog. In vergelijking<br />
met alle an<strong>de</strong>re tot nu toe beken<strong>de</strong> risicofactoren blijkt het <strong>de</strong> krachtigste voorspeller<br />
voor gewelddadige recidive (Fe<strong>de</strong>raal-wetenschapsbeleid, 2007; Grann, Langstrom,<br />
Tengstrom & Kullgren, 1999; NIFP, 2007).<br />
PDQ-4+ (Personality Disor<strong>de</strong>rs Questionnaire)<br />
Naam instrument<br />
PDQ-4+ (Personality Disor<strong>de</strong>rs Questionnaire)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Akkerhuis, Kupka, Groenestijn & Nolen, 1996<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Ja.<br />
Screenen op criteria van specifieke<br />
persoonlijkheidsstoornissen.<br />
De vragenlijst bestaat uit 99 items. De<br />
interviewer kan doorvragen als <strong>de</strong> patiënt op<br />
een item bevestigend antwoordt. Bedoeld als<br />
screeningsinstrument.<br />
Duur afname: 20 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Geen Cotan-beoor<strong>de</strong>ling. Vanuit on<strong>de</strong>rzoek wordt geconclu<strong>de</strong>erd dat on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> normen en<br />
<strong>de</strong> criteriumvaliditeit onvoldoen<strong>de</strong> zijn. Zie „An<strong>de</strong>re informatie‟, on<strong>de</strong>rstaand.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Over <strong>de</strong> bruikbaarheid voor licht verstan<strong>de</strong>lijk beperkten is niets bekend. Le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Task Force<br />
zijn bekend met het gebruik van <strong>de</strong> PDQ-4 en hebben <strong>de</strong> indruk dat <strong>de</strong>ze veel „vals-positieve‟-<br />
120
uitslagen genereert. Eurelings-Bontekoe et al (2009) schrijven dat er veel on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> PDQ<br />
is gedaan en dat <strong>hier</strong>uit naar voren komt dat <strong>de</strong> PDQ zeer geschikt is als screener: als er iets is,<br />
pikt het instrument dit in <strong>de</strong> meeste gevallen op, maar dat het instrument tegelijkertijd fors<br />
overscoort: er wordt te vaak iets als aanwezig gescoord, terwijl dat er in <strong>de</strong> praktijk niet blijkt te zijn.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Dit instrument, vertaald door Akkerhuis, Kupka, Groenestijn en Nolen (1996) kent<br />
twee versies: een die <strong>de</strong> persoonlijkheidsstoornissen conform <strong>de</strong> DSM-IV meet (PDQR),<br />
en een die ook <strong>de</strong> experimentele persoonlijkheidsstoornissen in kaart brengt (PDQ-<br />
4+). De PDQ-4+ bestaat uit 99 items, waarbij <strong>de</strong> patient wordt gevraagd of een stelling<br />
op hem/haar van toepassing is (juist/onjuist). Uit on<strong>de</strong>rzoek (Ouwersloot, Van <strong>de</strong>n<br />
Brink, Diekstra & Hoogduin, 1994) is gebleken dat <strong>de</strong> PDQ-R een hoge sensitiviteit<br />
heeft, maar een lage specificiteit. Dingemans en Sno (2004) conclu<strong>de</strong>ren op grond van<br />
<strong>de</strong> criteriumvaliditeit dat men beter <strong>de</strong> PDQ-R kan gebruiken dan <strong>de</strong> PDQ-4+. Dit instrument<br />
is reeds gebruikt in een forensische setting (Greeven, 1997). Uit Ne<strong>de</strong>rlands<br />
on<strong>de</strong>rzoek bij tbs-gestel<strong>de</strong>n blijkt dat <strong>de</strong> PDQ-R geen goe<strong>de</strong> screener is voor<br />
persoonlijkheidsstoornissen (De Ruiter & Greeven, 2000). Bij <strong>de</strong>ze doelgroep verdient het namelijk<br />
<strong>de</strong> voorkeur om screening niet louter op zelfrapportage te baseren. (bron: Zorgprogramma<br />
Persoonlijkheidsstoornissen, Expertisecentrum Forensische Pscyhiatrie, 2008)<br />
Raven SPM (Raven Standard Progressive Matrices)<br />
Naam instrument<br />
Raven SPM (Raven Standard Progressive<br />
Matrices)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Verou<strong>de</strong>n, Ross, Stet & Scheele, 1987;<br />
Raven, Court, & Raven, 1992<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Intelligentietest (non-verbaal)<br />
Kin<strong>de</strong>ren en volwassenen vanaf 6 jaar<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Afname duur is 20-45 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 1986:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: goed<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: onvoldoen<strong>de</strong><br />
Betrouwbaarheid: voldoen<strong>de</strong><br />
Begripsvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Criteriumvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De ervaring is dat <strong>de</strong> normen van <strong>de</strong> Raven discutabel zijn en dat in <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong><br />
gevallen <strong>de</strong> Raven leidt tot een (forse) overschatting van het IQ.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er zijn voorlopige aangepaste nieuwe normen (Moenaert, 2006), die gemid<strong>de</strong>ld genomen weinig<br />
zou<strong>de</strong>n verschillen van <strong>de</strong> WAIS-III. Bij mensen met lagere cognitieve vaardighe<strong>de</strong>n is echter <strong>de</strong><br />
vergelijking met <strong>de</strong> WAIS niet apart on<strong>de</strong>rzocht.<br />
RBMT (Rivermead Behavioural Memory Test)<br />
Naam instrument<br />
RBMT (Rivermead Behavioural Memory Test)<br />
121
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Wimmers, 1985; 1987;1993<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Ja<br />
De RBMT is een testbatterij voor het<br />
waarnemen van stoornissen in het alledaagse<br />
geheugen en voor het vastleggen van<br />
veran<strong>de</strong>ringen <strong>hier</strong>in volgend op behan<strong>de</strong>ling<br />
van geheugenproblematiek.<br />
De doelgroepen zijn: kin<strong>de</strong>ren, jongeren,<br />
volwassenen en personen met hersenletsel (10-<br />
65 jaar).<br />
De schalen zijn: onmid<strong>de</strong>llijke herinnering,<br />
uitgestel<strong>de</strong> herinnering en herkenning.<br />
20-35 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Wat betreft <strong>de</strong> normen: Geen specifieke normgroepen en normen niet representatief en/of <strong>de</strong><br />
representativiteit is niet te beoor<strong>de</strong>len. De normen zijn verou<strong>de</strong>rd. Geen specifieke normgroepen<br />
en normen niet representatief en/of <strong>de</strong> representativiteit is niet te beoor<strong>de</strong>len. De normen zijn<br />
verou<strong>de</strong>rd. Voor <strong>de</strong> betrouwbaarheid en validiteit is niet voldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek verricht (COTAN,<br />
1994).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Deze test wordt pas ingezet als er dui<strong>de</strong>lijke geheugentekorten lijken te zijn, voor geringe<br />
problemen is <strong>de</strong> test te makkelijk.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Rey Complex Figure Test<br />
Naam instrument<br />
Rey Complex Figure Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Lezak, Howieson & Loring, 2004;<br />
Visser, 1973<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
De Rey Complex Figure Test meet perceptuele<br />
organisatie en visueel geheugen. De werkwijze<br />
bij het uitvoeren van <strong>de</strong> test geeft informatie<br />
over <strong>de</strong> visuo-spatiele en visuo-constructieve<br />
functies. D kopieertaak van <strong>de</strong> figuur van Rey<br />
doet een beroep op het overzichtsvermogen.<br />
Is oorspronkelijk bedoeld voor volwassenen<br />
maar kan ook bij kin<strong>de</strong>ren wor<strong>de</strong>n afgenomen.<br />
De proefpersoon wordt gevraagd een figuur na<br />
te tekenen. Na een pauze van 15 minuten wordt<br />
gevraagd <strong>de</strong> figuur nog eens te tekenen..<br />
Ongeveer 5 -10 minuten per tekening.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De Cotanbeoor<strong>de</strong>ling is voldoen<strong>de</strong> behalve voor <strong>de</strong> handleiding en <strong>de</strong> criteriumvaliditeit (Verberne,<br />
2009). Vanwege verou<strong>de</strong>ring zijn <strong>de</strong> normen niet meer bruikbaar (COTAN, 1992).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Deze test blijkt een sensitieve indicator te zijn voor hersendysfuncties, vooral van <strong>de</strong> mate waarin<br />
122
iemand niet meer in staat is een complex geheel te overzien en te analyseren. Hierop is <strong>de</strong><br />
normering van Visser (1973) gebaseerd. Alleen voor lager functioneren<strong>de</strong> cliënten (IQ lager dan<br />
60) kan beter gebruik gemaakt wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Ben<strong>de</strong>r (zie visuoconstructie).<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De reproductie moet wel goed zijn om het geheugen te kunnen beoor<strong>de</strong>len.<br />
RS-NL (Resilience Scale, Ne<strong>de</strong>rlandse versie)<br />
Naam instrument<br />
RS-NL (Resilience scale, Ne<strong>de</strong>rlandse versie)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Wagnild & Portzky, 2011<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling Wagnild & Portzky, 2011<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Resilience, ofwel mentale veerkracht kan<br />
wor<strong>de</strong>n omschreven als je persoonlijkheidstrek<br />
die mensen in staat stelt <strong>de</strong> negatieve effecten<br />
van spanning te matigen, te verzachten; zich<br />
aan te passen aan. Mentale veerkracht is het<br />
vermogen dat ten grondslag ligt aan<br />
copingvaardighe<strong>de</strong>n, wordt in verband gebracht<br />
met zelfvertrouwen, zelfwaar<strong>de</strong>ring, vermogen<br />
controle uit te oefenen op <strong>de</strong> omgeving of zich<br />
aan te passen aan <strong>de</strong> omgeving (adaptieve<br />
vaardighe<strong>de</strong>n).<br />
Vanaf 16 jaar<br />
Beschrijving 25 items moeten wor<strong>de</strong>n beantwoord op een 4-<br />
punts schaal, lei<strong>de</strong>n tot ene normscore in<br />
<strong>de</strong>cielen. er zijn normen vanaf 16-jarigen, geen<br />
afzon<strong>de</strong>rlijke normen voor LVB.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Afname: minimaal psycho-diagnostisch<br />
werken<strong>de</strong>.<br />
Interpretatie: master in psychol./pedag.<br />
wetenschappen (afgaan<strong>de</strong> op <strong>de</strong> handleiding).<br />
Afnametijd: 5 minuten.<br />
Zeer korte en concrete vraagstellingen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
In <strong>de</strong> normen is een re<strong>de</strong>lijke groep „laag opgelei<strong>de</strong>n‟ meegenomen (Ne<strong>de</strong>rlandse normen: 9%). Er<br />
is een normtabel resi<strong>de</strong>ntiële psychiatrie.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Interessant inhou<strong>de</strong>lijk concept. Hangt nauw samen met stemmingsproblemen. Instrument kent<br />
sterke verwantschap met <strong>de</strong> UCL. Geeft inzicht in <strong>de</strong> motivatie, inzicht in <strong>de</strong> waar <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling<br />
op gericht moet zijn.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Nieuw diagnostische instrument.<br />
Lijkt zeer toegankelijk voor mensen met een licht verstan<strong>de</strong>lijke beperking, gelet op het concrete<br />
taalgebruik, <strong>de</strong> korte zinnen en <strong>de</strong> validiteit (wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevolgen van <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke beperking<br />
gemet of het te on<strong>de</strong>rzoeken domein).<br />
Binnen Trajectum wor<strong>de</strong>n (eerste) ervaringen opgedaan met dit instrument.<br />
SCID-II (Structured Clinical Interview for DSM-IV Axis II Personality disor<strong>de</strong>rs)<br />
Naam instrument<br />
SCID-II (Structured Clinical Interview for DSM-<br />
IV Axis II Personality disor<strong>de</strong>rs)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats First, Spitzer, Gibbon & Williams, 1997<br />
123
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling Weertman, Arntz en Kerkhofs, 2000.<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Vaststellen van psychiatrische stoornissen<br />
gebaseerd op <strong>de</strong> DSM-IV.<br />
Volwassenen.<br />
Beschrijving<br />
Het instrument bestaat uit modules voor alle elf<br />
persoonlijkheidsstoornissen, waarbij <strong>de</strong> vragen<br />
zijn gegroepeerd naar stoornis. Daarnaast is<br />
een appendix toegevoegd voor classificatie van<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>pressieve en passief-agressieve<br />
persoonlijkheidsstoornis. Deze<br />
persoonlijkheidsvragenlijst kan als screener<br />
afgenomen wor<strong>de</strong>n.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Het is noodzakelijk dat <strong>de</strong> interviewer ge<strong>de</strong>gen<br />
kennis heeft van As-I stoornissen en van<br />
persoonlijkheidsstoornissen. Daarnaast moet <strong>de</strong><br />
interviewer bekend zijn met <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
verschijningsvormen van psychopathologie en<br />
maar vooral van <strong>de</strong> diagnostische criteria van<br />
<strong>de</strong> DSM-IV . Ver<strong>de</strong>r is een goe<strong>de</strong><br />
gespreksvaardigheid een vereiste. Het interview<br />
wordt individueel afgenomen via <strong>de</strong> pen-enpapiermetho<strong>de</strong>.<br />
De afnameduur is variabel.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De interbeoor<strong>de</strong>laarsbetrouwbaarheid is re<strong>de</strong>lijk tot goed (Arntz, Van Beijsterveldt,<br />
Hoekstra, Hofman, Eussen & Sallaerts, 1992) en <strong>de</strong> test-hertestbetrouwbaarheid bij een kort<br />
tijdsinterval bleek ook re<strong>de</strong>lijk tot goed (Weertman, Arntz, Dreessen, Van Velzen & Vertommen,<br />
2003).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De SCID-II wordt reeds toegepast in <strong>de</strong> forensische setting, maar is niet genormeerd voor <strong>de</strong><br />
forensische populatie (Fe<strong>de</strong>raal-wetenschapsbeleid, 2007). De indruk bestaat dat ze min<strong>de</strong>r<br />
geschikt is voor <strong>de</strong>ze populatie door on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> neiging tot het geven van sociaal wenselijke<br />
antwoor<strong>de</strong>n (NIFP, 2007).<br />
Het instrument kan gebruikt wor<strong>de</strong>n als een relatief snelle screenen<strong>de</strong> metho<strong>de</strong> om problemen in<br />
het interpersoonlijk- en psychisch functioneren te inventariseren. Het instrument dient dan te<br />
wor<strong>de</strong>n afgenomen bij referenten, niet bij <strong>de</strong> cliënten zelf.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
SEO-R (Expertimentele Schaal voor Emotionele Ontwikkeling bij mensen met een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking - Revised)<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
SEO-R (Experimentele Schaal voor Emotionele<br />
Ontwikkeling bij mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking – Revised)<br />
Ontwikkeld door prof. dr. Anton Došen en<br />
bewerkt door Lien Claes en Anne Verduyn,<br />
<strong>de</strong>cember 2011 (Ou<strong>de</strong> referentie: Došen,<br />
1990).<br />
N.v.t.<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Een inschatting maken van <strong>de</strong> emotionele<br />
ontwikkeling bij iemand met een verstan<strong>de</strong>lijke<br />
beperking.<br />
Kin<strong>de</strong>ren, jongeren en volwassenen.<br />
124
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
De SEO-R is opgebouwd uit <strong>de</strong>rtien schalen die<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> sociaal-emotionele<br />
ontwikkelingsdomeinen representeren, te<br />
weten: omgang met eigen lichaam, omgang met<br />
an<strong>de</strong>re volwassenen, beleving van zichzelf,<br />
ontwikkelen van objectpermanentie, angsten,<br />
omgang met leeftijdsgenoten, omgang met<br />
materiaal, verbale communicatie,<br />
affectdifferentiatie, agressieregulatie, omgaan<br />
met vrije tijd, morele ontwikkeling en<br />
emotieregulatie.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Niet beoor<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong> Cotan.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Volgens Kraijer en Plas (2002) is <strong>de</strong> lijst bruikbaar voor verstan<strong>de</strong>lijk beperkte kin<strong>de</strong>ren, jeugdigen<br />
en volwassenen van alle vier niveaus van functioneren. Na<strong>de</strong>el is dat <strong>de</strong> lijst alleen afgenomen kan<br />
wor<strong>de</strong>n door een in Došens theorie goed ingevoer<strong>de</strong> gedragswetenschapper.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De schaal is eenduidiger en meer/ook geschikt gemaakt voor afname van <strong>de</strong> schaal rondom<br />
volwassenen. Binnen het project is niet alleen vanuit theoretische invalshoek gekeken naar <strong>de</strong><br />
SEO, maar men heeft ook gebruik gemaakt van <strong>de</strong> input en feedback van orthopedagogen en<br />
psychologen uit <strong>de</strong> praktijk door gebruik te maken van klankbordgroepen. De SEO-R voorziet in<br />
een dui<strong>de</strong>lijke begrippenlijst, heeft een aantal domeinen aangepast (meer gerichtheid op het<br />
emotionele aspect gegeven) en heeft het aantal domeinen uitgebreid met 3 nieuwe. Toegevoegd<br />
zijn on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re: Omgaan met vrije tijd, Morele ontwikkeling en Emotieregulatie.<br />
http://www.senvzw.be/wg/werkgroep-sociaal-emotionele-ontwikkeling/content/emotioneleontwikkeling-van-personen-met-een-verstan<strong>de</strong>lijke-beperking-vormingspakket<br />
SON 6-40 (Snij<strong>de</strong>rs-Oomen Niet-Verbale Intelligentietest)<br />
Naam instrument<br />
SON 6-40 (Snij<strong>de</strong>rs-Oomen Niet-Verbale<br />
Intelligentietest)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Tellegen & Laros, 2011<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
N.v.t.<br />
Intelligentietest. De test is geschikt voor<br />
personen die beperkt zijn in hun verbale<br />
communicatie (doven, slechthoren<strong>de</strong>n,<br />
personen met taal- en spraakstoornissen),<br />
personen die weinig Ne<strong>de</strong>rlands spreken, voor<br />
autistische personen en voor kin<strong>de</strong>ren met<br />
ontwikkelingsachterstan<strong>de</strong>n. Ook te gebruiken<br />
bij indicatiestelling voor LWOO-PrO.<br />
Het leeftijdsbereik is van 6 tot 40 jaar.<br />
Beschrijving De SON 6-40 is eind september 2011<br />
beschikbaar gekomen en vervangt <strong>de</strong> SON-R<br />
5½-17 (zie <strong>hier</strong>boven).<br />
De SON-R 6-40 bestaat uit <strong>de</strong> vier on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
van <strong>de</strong> verkorte SON-R 5½-17, gericht op<br />
concreet en abstract re<strong>de</strong>neren en ruimtelijk<br />
inzicht. In <strong>de</strong> nieuwe SON-R is het aantal items<br />
uitgebreid en het plaatjesmateriaal vernieuwd.<br />
De on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zijn:<br />
125
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
- Analogieën, 3 reeksen van 12 items.<br />
- Mozaïeken, 2 reeksen van 13 items.<br />
- Categorieën, 3 reeksen van 12 items.<br />
- Patronen, 2 reeksen van 13 items.<br />
De normen zijn gebaseerd op steekproeven uit<br />
Ne<strong>de</strong>rland en Duitsland (N=1933). De test<br />
bestaat uit 4 subtesten. In het<br />
computerprogramma van SON-R is een<br />
correctie voor het Flynn-effect (verou<strong>de</strong>ring van<br />
<strong>de</strong> normen) ingebouwd.<br />
SON-R wordt individueel afgenomen, <strong>de</strong><br />
afnameduur is ongeveer 60 minuten..<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 2011 (i.v.m. RVC-VO procedure zijn nu alleen <strong>de</strong> normen beoor<strong>de</strong>eld):<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: nog niet beoor<strong>de</strong>eld<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: nog niet beoor<strong>de</strong>eld<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: nog niet beoor<strong>de</strong>eld<br />
Normen: goed<br />
Betrouwbaarheid: nog niet beoor<strong>de</strong>eld<br />
Begripsvaliditeit: nog niet beoor<strong>de</strong>eld<br />
Criteriumvaliditeit: nog niet beoor<strong>de</strong>eld.<br />
De samenhang met Cito-toetsen (leerlingvolgsysteem, entreetoets, eindtoets) is gemid<strong>de</strong>ld .66;<br />
voor rekenen is dit .62 en voor taal .59; De samenhang met algemene intelligentietests is<br />
hoog, gemid<strong>de</strong>ld .80 (WISC-III/IV .80; WAIS III .83 en NIO .79); <strong>de</strong> correlatie met <strong>de</strong> WNV is .77;<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Dit is een nieuw instrument, <strong>de</strong> Task Force heeft daarom nog geen ervaring opgedaan met het<br />
gebruik ervan, maar <strong>de</strong> testen zou<strong>de</strong>n goed differentiëren bij personen met LVG problematiek.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
SRZ-P (Sociale Redzaamheidschaal voor Zwakzinnigen-Plus)<br />
Naam instrument<br />
SRZ-P (Sociale Redzaamheidschaal voor<br />
Zwakzinnigen-Plus)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Kraijer & Kema, 1994<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Deze schaal meet het sociaal<br />
aanpassingsvermogen<br />
Personen met een verstan<strong>de</strong>lijke handicap, van<br />
(ruim) matig zwakzinnig t/m licht<br />
zwakzinnig/zwakbegaafd, vanaf 12 jaar<br />
De SRZ-P werkt met standaardscores<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De afnameduur is 10-15 minuten. De auteurs<br />
bevelen aan <strong>de</strong> SRZ-P af te nemen in <strong>de</strong> vorm<br />
van een interview met groepsleiding of ou<strong>de</strong>rs.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 1995:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: goed<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: goed (doch verou<strong>de</strong>rd)<br />
126
Betrouwbaarheid: goed<br />
Begripsvaliditeit: goed<br />
Criteriumvaliditeit: goed<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Stroop Kleur Woord test<br />
Naam instrument<br />
Stroop Kleur Woord test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Hammes, 1973<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Ja.<br />
De Strooptest geeft een maat voor<br />
interferentiegevoeligheid. Gekeken wordt of <strong>de</strong><br />
cliënt een dominant, verbale respons kan<br />
on<strong>de</strong>rdrukken. De test geeft <strong>hier</strong>naast<br />
informatie over <strong>de</strong> selectieve aandacht en in<br />
hoeverre <strong>de</strong>ze kan wor<strong>de</strong>n volgehou<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong><br />
rapportage gebruik je <strong>de</strong> interferentiescore om<br />
<strong>de</strong> aandacht te beschrijven.<br />
De doelgroep van <strong>de</strong> Strooptest is kin<strong>de</strong>ren,<br />
jongeren en volwassenen (8-65 jaar).<br />
Test bestaand uit drie kaarten en een<br />
antwoordformulier.<br />
Kaart I: 10 rijen met <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> kleuren<br />
rood, groen, geel en blauw (zwart gedrukt).<br />
Kaart II: 10 rijen met rechthoekjes in <strong>de</strong>ze<br />
kleuren.<br />
Kaart III: 10 rijen met kleurnamen in kleur<br />
gedrukt, terwijl <strong>de</strong> drukkleur verschilt van <strong>de</strong><br />
kleurnamen.<br />
De tijd die nodig is om kaart I te lezen en van III<br />
<strong>de</strong> kleur te benoemen en <strong>de</strong> tijd om <strong>de</strong> kleuren<br />
te benoemen van kaart II wor<strong>de</strong>n genoteerd.<br />
Vooraf moet gecontroleerd wor<strong>de</strong>n op partiële<br />
kleurenblindheid.<br />
Ongeveer 5 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De COTAN beoor<strong>de</strong>ling is goed voor <strong>de</strong> lange versie (2003).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Een na<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze test is dat hij alleen betrouwbaar kan wor<strong>de</strong>n afgenomen indien er geen<br />
sprake is van kleurenblindheid en het technisch lezen is geautomatiseerd (Verberne, 2009).<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> Stroop formats in ontwikkeling en in omloop. Wanneer <strong>de</strong> „color word‟ variant<br />
wordt afgenomen, <strong>de</strong> meest gebruikte Strooptest, dient dui<strong>de</strong>lijk te zijn of <strong>de</strong> cliënt het lezen<br />
voldoen<strong>de</strong> heeft geautomatiseerd. Indien dit niet het geval is, wordt afgera<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>ze test te<br />
gebruiken (Lezak, Howieson & Loring, 2004).<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Hij is recentelijk genormeerd, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re door Van <strong>de</strong>r Elst, Van Boxtel, Van Breukelen en<br />
Jolles (2006) en Schmand, Houx en De Koning (2003) en is uitgebreid on<strong>de</strong>rzocht (o.a. Bouma,<br />
Mul<strong>de</strong>r & Lin<strong>de</strong>boom, 1996; Strauss, Sherman & Spreen, 2006; Lezak, Howieson & Loring, 2004;<br />
Evers, Van Vliet-Mul<strong>de</strong>r & Groot, 2000).<br />
127
Harcourt Publishers ontwikkelt een zeer uitgebrei<strong>de</strong> testbatterij, D-KEFS, voor het on<strong>de</strong>rzoeken<br />
van EF, met een uitgebrei<strong>de</strong> normgroep. In <strong>de</strong>ze batterij is o.a. <strong>de</strong> Color-Word interference test<br />
opgenomen, gebaseerd op <strong>de</strong> oorspronkelijke color-word Stroop. Er is momenteel nog weinig<br />
klinische ervaring met <strong>de</strong>ze test bij (SG)LVG.<br />
TCI en VTCI (Ne<strong>de</strong>rlandse Verkorte Temperament en Karakter vragenlijst)<br />
Naam instrument<br />
TCI en VTCI (Ne<strong>de</strong>rlandse Verkorte<br />
Temperament en Karakter vragenlijst)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats TCI: Duijsens & Spinhoven, 2000<br />
VTCI: Duijsens & Spinhoven, 2001<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
TCI is een bewerking van <strong>de</strong> Temperament and<br />
Character Inventory van Cloninger, 1994.<br />
Persoonlijkheidsaspecten, temperament en<br />
karakter in kaart brengen.<br />
Doelgroep Adolescenten en volwassenen van 15 tot 79<br />
jaar met een voldoen<strong>de</strong> leesvaardigheid.<br />
Beschrijving<br />
In respectievelijk 240 en 105 vragen wor<strong>de</strong>n<br />
temperaments- en karakterdimensies van <strong>de</strong><br />
persoonlijkheid in kaart gebracht (hoofdschalen<br />
prikkelzoekend, leedvermij<strong>de</strong>nd, sociaalgericht,<br />
volhar<strong>de</strong>nd, zelfsturend, coöperatief en<br />
zelftranscen<strong>de</strong>nt).<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Duur afname TCI: 25-40 minuten.<br />
Duur afname TCI-105 (VTCI): 15-20 minuten.<br />
Afname door diagnostische geschool<strong>de</strong><br />
psychologen, psychiaters of<br />
psychotherapeuten. Individueel en groepsgewijs<br />
af te nemen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling TCI 2000: op alle punten goed of voldoen<strong>de</strong>, behalve op criteriumvaliditeit.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Task Force hebben goe<strong>de</strong> ervaringen met <strong>de</strong>ze instrumenten bij <strong>de</strong> doelgroep.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Tower of London<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Tower of London<br />
Culbertson & Zillmer, 2005; Drexel University,<br />
2nd Edition, Culbertson, W.C.& Zillmer, E.A.,<br />
2007<br />
Nee.<br />
On<strong>de</strong>rzoekt het probleemoplossend vermogen<br />
Het instrument kan gebruikt wor<strong>de</strong>n voor het<br />
vaststellen van een planningsstoornis of<br />
planningsprobleem.<br />
De test is bedoeld voor klinische groepen<br />
waarbij sprake is van cognitieve problemen met<br />
het executief functioneren.<br />
128
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Er wordt een beroep gedaan op het vermogen<br />
tot het uitstippelen van een stappenplan om een<br />
specifiek doel te bereiken.<br />
Metho<strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> uit 16 (2005 versie) of 10<br />
(2007 versie) opgaven. De opdracht is om drie<br />
gekleur<strong>de</strong> blokjes te verplaatsen vanuit een<br />
standaardconfiguratie op drie staafjes met<br />
verschillen<strong>de</strong> lengte naar een doelpositie met<br />
een minimum aantal verplaatsingen. De<br />
opdrachten lopen op in moeilijkheidsgraad, het<br />
aantal noodzakelijke verplaatsingen loopt op<br />
van twee naar zeven. Voor elke opgave is een<br />
maximum tijd van 60 secon<strong>de</strong>n, er zijn twee<br />
pogingen mogelijk per opgave. Bij een lage<br />
testprestatie wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> testversie van 2005<br />
alleen <strong>de</strong> eerste 12 opgaven afgenomen.<br />
10-20 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
De normen, betrouwbaarheid en criteriumvaliditeit zijn onvoldoen<strong>de</strong>. De normen wor<strong>de</strong>n als niet<br />
representatief gezien (2007).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Met <strong>de</strong>ze test wor<strong>de</strong>n functies on<strong>de</strong>rzocht die uitermate belangrijk zijn bij het behan<strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />
doelgroep (Verberne, 2009).<br />
De ervaring van <strong>de</strong> Task Force is dat <strong>de</strong> Tower of London test erg moeilijk is voor gebruik bij <strong>de</strong><br />
LVB doelgroep.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Trailmaking test<br />
Naam instrument<br />
Trailmaking Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Reitan, 1956<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Ja.<br />
Meet planning, flexibiliteit en ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
aandacht. Wordt gebruikt om te screenen op<br />
hersenorganiciteit. A (en B) wordt <strong>hier</strong> gebruikt<br />
om tempo van informatieverwerking te<br />
beschrijven. In <strong>de</strong> rapportage gebruik je <strong>de</strong><br />
interferentiescore om <strong>de</strong> aandachtsfuncties te<br />
beoor<strong>de</strong>len.<br />
Vanaf 12 jaar mits intacte visuomotoriek.<br />
De Trailmaking Test, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Reitan-<br />
Halstead batterij, is een visuele zoektaak,<br />
waarbij snelheid van eenvoudige visuele<br />
informatieverwerking en cognitieve flexibiliteit<br />
en aandacht gemeten wor<strong>de</strong>n (vermogen tot<br />
conceptshifting en ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> aandachtsfunctie).<br />
Deze test bestaat uit vorm A, B en vorm C. A<br />
bestaat uit cijfers, B uit letters en C uit zowel<br />
cijfers als letters. Er bestaat ook een AB versie,<br />
<strong>hier</strong>bij bestaat A uit cijfers en B uit cijfers en<br />
letters. De interferentiescore is het verschil in<br />
tijd tussen vorm A en B.<br />
129
Van <strong>de</strong> Trail making Test zijn verschillen<strong>de</strong><br />
varianten in omloop. De meest recente wordt<br />
uitgegeven door Harcourt Test Publishers en is<br />
een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> D-KEFS. Deze Trail<br />
Making Test bestaat uit 5 condities, in plaats<br />
van 2 (Trail Making Test handleiding, Delis,<br />
Kaplan, Kramer, 2007). Ook <strong>de</strong>ze taak doet een<br />
uitspraak over <strong>de</strong> mentale flexibiliteit van een<br />
cliënt (switching).<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Ongeveer 10 minuten.<br />
Het is belangrijk om voor <strong>de</strong> aanvang van <strong>de</strong><br />
test te controleren in hoeverre <strong>de</strong> cliënt vloeiend<br />
kan tellen (minstens tot 24) en het alfabet heeft<br />
geautomatiseerd. Met name dit laatste is voor<br />
veel van onze cliënten moeilijk, waardoor <strong>de</strong>ze<br />
test niet vali<strong>de</strong> is af te nemen.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De COTAN-beoor<strong>de</strong>ling is op alle punten onvoldoen<strong>de</strong> (1992).<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Voor <strong>de</strong>el B (en C) moet het alfabet geautomatiseerd zijn, <strong>de</strong>el A is eenvoudiger en eer<strong>de</strong>r<br />
geschikt voor mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking.<br />
Ook zeer waar<strong>de</strong>vol bij observeren.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
UCL (Utrechtse Coping Lijst)<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
UCL (Utrechtse Coping Lijst)<br />
Schreurs, Van <strong>de</strong> Willige, Tellegen & Brosschot,<br />
1993<br />
N.v.t.<br />
Het doel van <strong>de</strong> UCL is het vaststellen van het<br />
karakteristieke copinggedrag bij confrontatie<br />
met problemen of aanpassingvereisen<strong>de</strong><br />
gebeurtenissen.<br />
Adolescenten en volwassenen vanaf 14 jaar.<br />
De UCL bevat 47 items en 7 subschalen:<br />
1. Actief aanpakken en confrontern (<br />
7items)<br />
2. Palliatieve reactie (8 items)<br />
3. Vermij<strong>de</strong>n en afwachten (8 items)<br />
4. Sociale steun zoeken (6 items)<br />
5. Passief reactiepatroon (7 items)<br />
6. Expressie van emoties/boosheid (3<br />
items)<br />
7. Geruststellen<strong>de</strong> en troosten<strong>de</strong><br />
gedachten (5 items)<br />
Men moet op een vierpuntsschaal (1 „zel<strong>de</strong>n of<br />
nooit‟, 2 „soms‟, 3 „vaak‟, 4 „zeer vaak‟)<br />
aangeven hoe vaak men in het algemeen op <strong>de</strong><br />
beschreven manier reageert op problemen of<br />
onplezierige gebeurtenissen.<br />
130
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
De afnameduur is ongeveer 5 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
COTAN-beoor<strong>de</strong>ling Utrechtse Coping Lijst 1994<br />
- Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: Goed<br />
- Kwaliteit van het testmateriaal: Goed<br />
- Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: Voldoen<strong>de</strong><br />
- Normen: Onvoldoen<strong>de</strong> (1)<br />
- Betrouwbaarheid : Voldoen<strong>de</strong><br />
- Begripsvaliditeit: Voldoen<strong>de</strong><br />
- Criteriumvaliditeit: Voldoen<strong>de</strong><br />
(1) Normen zijn niet representatief en|of <strong>de</strong> representativiteit is niet te beoor<strong>de</strong>len. De normen zijn<br />
verou<strong>de</strong>rd.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
De vragenlijst is niet primair ontwikkeld voor mensen die op zwakbegaafd of licht verstan<strong>de</strong>lijk<br />
beperkt niveau functioneren, maar is wel bruikbaar voor ie<strong>de</strong>reen die met <strong>de</strong>ze vragenlijst<br />
'testbaar' is, d.w.z. <strong>de</strong> vragen dusdanig goed begrijpt dat <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n tot een betrouwbaar beeld<br />
van <strong>de</strong> copingstrategieën lei<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong> normgroepen zijn ook mensen opgenomen die alleen lager on<strong>de</strong>rwijs hebben genoten.<br />
VABS (Vineland Adaptive Behavior Scales)<br />
Naam instrument<br />
VABS (Vineland Adaptive Behavior Scales)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Sparrow, Balla, & Cichetti, 1984; 2005 (versie 2)<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Adaptief gedrag in kaart brengen op vier<br />
domeinen: Communicatie, Dagelijkse<br />
Vaardighe<strong>de</strong>n, Socialisatie en<br />
Motoriek<br />
0-90 jaar.<br />
De VABS werkt met leeftijdsequivalenten. De<br />
VABS wordt afgenomen in <strong>de</strong> vorm van een<br />
interview waarbij naar vaardighe<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong><br />
geboorte wordt gevraagd.<br />
Voor het verantwoord kunnen afnemen van <strong>de</strong><br />
VABS is een cursus noodzakelijk.<br />
De afnameduur is ongeveer 60 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Geen Cotan-beoor<strong>de</strong>ling<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De afname van <strong>de</strong> volledige versie is tijdrovend.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er bestaan een verkorte versie, <strong>de</strong> Vineland Survey, en een versie voor kin<strong>de</strong>ren en jongeren met<br />
een verstan<strong>de</strong>lijke beperking, <strong>de</strong> Vineland-Z (Sparrow, Balla & Cicchetti, 2003). Volgens Kraijer,<br />
De Bildt, Sytema en Min<strong>de</strong>raa (2003) kan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rversie ook gebruikt wor<strong>de</strong>n bij volwassenen<br />
wanneer een omzettingstabel wordt gebruikt naar leeftijdsequivalenten. De differentiatie stopt bij<br />
twaalf jaar.<br />
131
Verkorte GIT<br />
Naam instrument<br />
Verkorte GIT (Verkorte Groninger<br />
Intelligentietest)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Kooreman & Luteijn, 1987<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
N.v.t.<br />
Intelligentietest<br />
Lager geschool<strong>de</strong>n, AAW/WAO<br />
uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>n<br />
Individueel af te nemen in ca. 25 minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 1989:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: onvoldoen<strong>de</strong><br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: voldoen<strong>de</strong><br />
Normen: onvoldoen<strong>de</strong><br />
Betrouwbaarheid: onvoldoen<strong>de</strong><br />
Begripsvaliditeit: onvoldoen<strong>de</strong><br />
Criteriumvaliditeit: onvoldoen<strong>de</strong><br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
In het verle<strong>de</strong>n werd <strong>de</strong> verkorte GIT gebruikt in twee vormen: drie of zes van <strong>de</strong> negen GIT-2<br />
subtests. Bij <strong>de</strong> scoring werd geëxtrapoleerd naar aanleiding van <strong>de</strong> afgenomen hoeveelheid<br />
subtests. In <strong>de</strong> praktijk wordt niet gekozen voor het gebruik van enkel 3 testen in verband met <strong>de</strong><br />
onbetrouwbaarheid in relatie tot <strong>de</strong> totaalscore. Bij niet-klinisch Pro Justitia on<strong>de</strong>rzoek is het<br />
gangbaar om <strong>de</strong> zes subtests variant af te nemen als screeningsinstrument voor een laag niveau<br />
van intellectueel functioneren. Het gaat dan om <strong>de</strong> subtesten woor<strong>de</strong>nlijst, legkaarten, figuur<br />
ont<strong>de</strong>kken, matrijzen, cijferen en woord opnoemen.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Van Toorn en Bon (2011) ra<strong>de</strong>n aan om als een on<strong>de</strong>rzochte op <strong>de</strong> verkorte GIT een lagere IQ<br />
score haalt dan 85, ook <strong>de</strong> totale WAIS-III af te nemen om een uitgebrei<strong>de</strong>r profiel te verkrijgen. Zo<br />
kunnen zowel <strong>de</strong> sterke als <strong>de</strong> zwakke vaardighe<strong>de</strong>n van een proefpersoon goed in kaart wor<strong>de</strong>n<br />
gebracht.<br />
Verkorte versie van <strong>de</strong> WAIS-III-NL<br />
Naam instrument<br />
Verkorte versie WAIS-III-NL<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
N.v.t.<br />
Intelligentietest<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
132
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Geen Cotan-beoor<strong>de</strong>ling.<br />
Afname van enkele subtests van <strong>de</strong> WAIS-III-<br />
NL<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
In een pilotstudy (Bon & Van Toorn, 2010) wer<strong>de</strong>n 50 scores op een verkorte versie van <strong>de</strong> WAIS-<br />
III vergeleken met die op <strong>de</strong> volledige versie. Deze verkorte WAIS-III bestond uit <strong>de</strong> eerste 3<br />
verbale en <strong>de</strong> eerste 3 performale subtesten (overeenkomsten, rekenen, cijferreeksen, onvolledige<br />
tekeningen, symbool substitutie co<strong>de</strong>ren en blokpatronen). De scores op <strong>de</strong> verkorte WAIS leken<br />
gemid<strong>de</strong>ld nauwelijks af te wijken van <strong>de</strong> scores op <strong>de</strong> volledige WAIS-III, waarmee <strong>de</strong> verkorte<br />
versie een re<strong>de</strong>lijk goe<strong>de</strong> voorspeller voor het scoreresultaat van <strong>de</strong> volledige versie lijkt. Op<br />
individueel niveau bleek echter dat het verschil tussen verkorte en volledige versie kan oplopen tot<br />
21 IQ-punten. Dit wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door disharmonische scoreresultaten, die<br />
slecht zichtbaar zijn op <strong>de</strong> verkorte versie.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Vineland-Z<br />
Naam instrument<br />
Vineland-Z<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Bildt & Kraijer, 2003.<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
De Vineland-Z is een vertaling en sterke<br />
inkorting van <strong>de</strong> Vineland Adaptive Behavior<br />
Scales (VABS), ontwikkeld in 1984 in <strong>de</strong><br />
Verenig<strong>de</strong> Staten.<br />
Doel van <strong>de</strong> Vineland-Z is een beeld te krijgen<br />
van <strong>de</strong> sociale redzaamheid van kin<strong>de</strong>ren en<br />
jongeren met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking.<br />
Jeugdigen van 4 tot 18 jaar met een<br />
verstan<strong>de</strong>lijke beperking.<br />
Beschrijving<br />
De Vineland-Z is een open interview met in<br />
totaal 225 items. Het interview beslaat drie<br />
subdomeinen: communicatie, dagelijkse<br />
vaardighe<strong>de</strong>n en socialisatie.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Het instrument wordt als interview afgenomen<br />
bij een ou<strong>de</strong>r, verzorger of begelei<strong>de</strong>r die het<br />
kind goed kent. Voordat een<br />
gedragswetenschapper of maatschappelijk<br />
werker <strong>de</strong> Vineland-Z mag afnemen, moet hij/zij<br />
eerst een training voor het gebruik van het<br />
instrument hebben gevolgd. De vakgroep<br />
Orthopedagogiek aan <strong>de</strong> Universiteit Lei<strong>de</strong>n<br />
geeft <strong>de</strong>ze training. De afname duurt 20 tot 60<br />
minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De COTAN beoor<strong>de</strong>elt <strong>de</strong> Vineland-Z op alle punten als goed.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
133
VKP-4 (Vragenlijst voor Kenmerken van <strong>de</strong> Persoonlijkheid)<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
VKP-4 (Vragenlijst voor Kenmerken van <strong>de</strong><br />
Persoonlijkheid)<br />
Duijsens, Eurelings-Bontekoe, Diekstra &<br />
Ouwersloot, 1995.<br />
De VKP is gebaseerd op <strong>de</strong> International<br />
Personality Disor<strong>de</strong>r Examination (IPDE),<br />
ontwikkeld on<strong>de</strong>r auspiciën van <strong>de</strong> World Health<br />
Organization (WHO).<br />
Het screenen van persoonlijkheidsstoornissen<br />
volgens <strong>de</strong> classificatiesystemen DSM IV/ICD<br />
10.<br />
Volwassenen vanaf 18 jaar met voldoen<strong>de</strong><br />
kennis van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taal.<br />
De VKP bestaat uit 197 vragen, te<br />
beantwoor<strong>de</strong>n met “waar”, “?” of “onwaar”. De<br />
uitspraken hebben betrekking op <strong>de</strong> laatste vijf<br />
jaar.<br />
De VKP meet twaalf<br />
persoonlijkheidsstoornissen volgens het DSM-<br />
IV classificatiesysteem en negen stoornissen<br />
volgens <strong>de</strong> ICD-10. Daarnaast is nog een<br />
experimentele stoornis, <strong>de</strong> <strong>de</strong>pressieve<br />
persoonlijkheidsstoornis opgenomen. Aan <strong>de</strong><br />
hand van <strong>de</strong> vragen wordt nagegaan of men<br />
voldoet aan <strong>de</strong> algemene criteria voor een<br />
persoonlijkheidsstoornis.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Schriftelijke of direct achter <strong>de</strong> computer af te<br />
nemen. Individueel en groepsgewijs. De<br />
afnameduur is 40 minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Schriftelijke of direct achter <strong>de</strong> computer af te nemen. Individueel en groepsgewijs. De afnameduur<br />
is 40 minuten.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Over <strong>de</strong> bruikbaarheid voor licht verstan<strong>de</strong>lijk beperkten is niets bekend.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
WAIS-III-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale)<br />
Naam instrument<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Uterwijk, 2000<br />
WAIS-III-NL; Wechsler Adult Intelligence Scale<br />
(Ne<strong>de</strong>rlandstalige bewerking)<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
N.v.t.<br />
Intelligentietest<br />
Substitutie: Dit is naast <strong>de</strong> Digit Span een test<br />
die hoog meet op <strong>de</strong> factoren aandacht en<br />
concentratie.<br />
Woor<strong>de</strong>nschat: Bij <strong>de</strong>ze subtest wordt <strong>de</strong><br />
proefpersoon gevraagd <strong>de</strong> betekenis van<br />
enkele woor<strong>de</strong>n te geven.<br />
Overeenkomsten: Bij <strong>de</strong>ze subtest wordt <strong>de</strong><br />
134
Doelgroep<br />
proefpersoon gevraagd <strong>de</strong> overeenkomst te<br />
noemen tussen 2 woor<strong>de</strong>n<br />
Werkgeheugen In<strong>de</strong>x (WgI): Rekenen,<br />
Cijferreeksen, Cijfers & Letters nazeggen: Deze<br />
in<strong>de</strong>x geeft informatie over <strong>de</strong> capaciteit van het<br />
werkgeheugen, aandacht en concentratie.<br />
Verwerkingssnelheid In<strong>de</strong>x (Vsl): Symbool<br />
Substitutie-Co<strong>de</strong>ren en Symbool Zoeken:<br />
Beoor<strong>de</strong>len verwerkingssnelheid.<br />
Perceptuele Organisatie In<strong>de</strong>x (POI):<br />
Onvolledige Tekeningen, Blokpatronen, Matrix<br />
Re<strong>de</strong>neren: Meten van perceptuele<br />
vaardighe<strong>de</strong>n.<br />
16-85 jaar<br />
Beschrijving Substitutie: De proefpersoon moet binnen 90<br />
secon<strong>de</strong>n zoveel mogelijk cijfers on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
bijbehoren<strong>de</strong> tekens invullen.<br />
Woor<strong>de</strong>nschat: Bij <strong>de</strong>ze subtest wordt <strong>de</strong><br />
proefpersoon gevraagd <strong>de</strong> betekenis van<br />
enkele woor<strong>de</strong>n te geven.<br />
Overeenkomsten: Bij <strong>de</strong>ze subtest wordt <strong>de</strong><br />
proefpersoon gevraagd <strong>de</strong> overeenkomst te<br />
noemen tussen 2 woor<strong>de</strong>n.<br />
Rekenen: rekenopdrachten die binnen een<br />
bepaal<strong>de</strong> tijdslimiet uit het hoofd opgelost<br />
moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
Cijferreeksen: <strong>de</strong> proefpersoon moet telkens in<br />
lengte toenemen<strong>de</strong> reeksen cijfers, die door <strong>de</strong><br />
proeflei<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n opgenoemd, in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
volgor<strong>de</strong> nazeggen (vooruit) of in omgekeer<strong>de</strong><br />
volgor<strong>de</strong> nazeggen (achteruit).<br />
Cijfers en letters nazeggen:<br />
Symbool zoeken:<br />
Blokpatronen: gevraagd wordt om met behulp<br />
van blokken, die aan 2 zij<strong>de</strong>n wit, 2 zij<strong>de</strong>n rood<br />
en 2 zij<strong>de</strong>n halfwit/halfrood zijn, plaatjes van<br />
patronen met overeenkomstige kleuren na te<br />
leggen.<br />
Onvolledige tekeningen: <strong>de</strong> proefpersoon moet<br />
bij tekeningen van voorwerpen of situaties<br />
aangeven welk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el er aan ontbreekt.<br />
Matrix re<strong>de</strong>neren: <strong>de</strong> proefpersoon moet door<br />
het kiezen van 1 van 5 opties het patroon<br />
compleet maken.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Individueel af te nemen testbatterij met een<br />
duur van 90 minuten.<br />
Voor <strong>de</strong> meeste subtesten geldt dat <strong>de</strong> afname<br />
ongeveer 10-15 minuten per subtest is. De<br />
afname door voor <strong>de</strong> subtest Substitutie is 3<br />
minuten.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 2006:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: goed<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: voldoen<strong>de</strong><br />
Betrouwbaarheid: goed<br />
135
Begripsvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Criteriumvaliditeit: onvoldoen<strong>de</strong> (geen on<strong>de</strong>rzoek naar gedaan)<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
In 2006 verscheen een studie naar <strong>de</strong> factorstructuur van <strong>de</strong> WAIS-III bij LVB en zwakbegaaf<strong>de</strong><br />
volwassenen (Jones, Van Schaik, & Witts, 2006). In dit on<strong>de</strong>rzoek werd geen on<strong>de</strong>rsteuning<br />
gevon<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> vierfactorstructuur die wel bij <strong>de</strong> normaalbegaaf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep werd<br />
aangetroffen. Er wer<strong>de</strong>n twee factoren gevon<strong>de</strong>n, die overeenkomen met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re verbale en<br />
performale factor. In 2010 constateer<strong>de</strong>n Thijs, Hoogervorst, Pesch en Ponsioen hetzelf<strong>de</strong>: <strong>de</strong><br />
vierfactorstructuur past niet op <strong>de</strong>ze doelgroep. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> subtest rekenen werd overigens wel<br />
voldaan aan <strong>de</strong> vierfactorstructuur. Bij zwakbegaafdheid en mensen met een LVB zou <strong>de</strong> subtest<br />
rekenen <strong>de</strong>rhalve beter buiten beschouwing gelaten kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
De WAIS-III-NL baseert zich sterk op schoolse vaardighe<strong>de</strong>n, terwijl die vaak juist in <strong>de</strong><br />
forensische LVB-groep slechter ontwikkeld zijn. Re<strong>de</strong>n daartoe zijn bijvoorbeeld een on<strong>de</strong>rbroken<br />
schoolcarrière als gevolg van uithuisplaatsing, slechte schoolprestaties als gevolg van<br />
gedragsproblemen of verwaarlozing en traumata in het stamgezin. Voor het schatten van het<br />
daadwerkelijke niveau van functioneren dient men zich in dat geval te richten op an<strong>de</strong>re aspecten<br />
van intelligentie. Zo zijn er tests die min<strong>de</strong>r gericht zijn op verworven (schoolse) kennis en<br />
vaardighe<strong>de</strong>n, ook wel samengevat met het begrip 'crystallized intelligence') en meer<br />
probleemoplossen<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>len. De zogenaam<strong>de</strong> 'fluid intelligence tests' zijn meer<br />
op <strong>de</strong>ze laatste vaardighe<strong>de</strong>n gericht. Voor een <strong>de</strong>el wordt dit getest met een aantal performale<br />
WAIS subtests (met name Matrix Re<strong>de</strong>neren). Het betrekken van het sociaal adaptatievermogen in<br />
bre<strong>de</strong>re zin dan <strong>de</strong> intelligentie blijft echter noodzakelijk om een indruk te krijgen van <strong>de</strong><br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n en onmogelijkhe<strong>de</strong>n van een persoon.<br />
Een an<strong>de</strong>r punt van aandacht is dat <strong>de</strong> score op <strong>de</strong> WAIS-III-NL lager kan uitvallen voor personen<br />
met een an<strong>de</strong>re etnische achtergrond.<br />
Substitutie: Het meet on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re ook <strong>de</strong> verwerkingssnelheid. Tevens geven <strong>de</strong> subtests<br />
Rekenen, Cijferreeksen en Cijfers&Letters nazeggen ook aanwijzingen voor zwakke concentratie<br />
en afleidbaarheid.<br />
Werkgeheugen In<strong>de</strong>x (WgI): Rekenen, Cijferreeksen, Cijfers & Letters nazeggen: Als het<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el Cijfers en Letters niet afgenomen kan wor<strong>de</strong>n omdat het alfabet niet gekend wordt, kan<br />
ook alleen gebruik gemaakt wor<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el Cijferreeksen (Digit span).<br />
Voor <strong>de</strong> WAIS wordt gesteld dat bij ASS het performale IQ vaak hoger zou zijn dan het verbale IQ.<br />
De on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len informatie, blokpatronen en figuurleggen kunnen relatief sterker zijn. De ruimtelijk<br />
analytische factor is sterker. Bij het Syndroom van Asperger zijn informatie en blokpatronen relatief<br />
sterk. Het begrijpen is relatief laag en substitutie zwak. Het verbale IQ is <strong>hier</strong> vaak hoger dan het<br />
performale. Bij PDD-NOS zou<strong>de</strong>n informatie en figuurleggen eveneens relatief sterk zijn en<br />
substitutie en begrijpen relatief zwak. Daarentegen stelt Van Berckelaer-Onnes (2007) dat op<br />
volwassen leeftijd IQ maten onvoldoen<strong>de</strong> informatie opleveren voor classificatie van ASS.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Een sterk disharmonisch profiel van subtesten, of een significant verschil in verbaal IQ en<br />
performaal IQ, moet uitdrukkelijk vermeld wor<strong>de</strong>n. Het is dan niet zinvol een totaalscore te<br />
berekenen. Indien gewenst kan een functieon<strong>de</strong>rzoek gedaan wor<strong>de</strong>n om eventuele specifieke<br />
leerstoornissen en hun mogelijke oorzaak te achterhalen (met name kijkend naar executieve<br />
functies als planning, strategie, or<strong>de</strong>ning en sociale adaptatie). Bij een <strong>de</strong>rgelijk verschil is het aan<br />
te ra<strong>de</strong>n <strong>de</strong> in<strong>de</strong>xscores te benoemen (Van <strong>de</strong>r Heij<strong>de</strong>n, Van <strong>de</strong>n Bos, Mol, & Kessels, 2010).<br />
Verwerkingssnelheid In<strong>de</strong>x (Vsl): Symbool Substitutie-Co<strong>de</strong>ren en Symbool Zoeken: Wees alert op<br />
As I problematiek, dyslexie/dyscalculie of een leerstoornis.<br />
WASI (Wechsler Abbreviated Scale of Intelligence)<br />
Naam instrument<br />
WASI (Wechsler Abbreviated Scale of<br />
Intelligence)<br />
136
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Wechsler, 1999<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
N.v.t.<br />
Intelligentietest<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
Verkorte vorm van WAIS-III-NL<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Geen Cotan-beoor<strong>de</strong>ling<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De WASI wordt slechts aangera<strong>de</strong>n als screeningsinstrument voor het on<strong>de</strong>rscheid tussen een<br />
zwakbegaafd en een (laag)gemid<strong>de</strong>ld begaafd niveau van intellectueel functioneren. In <strong>de</strong> praktijk<br />
wordt <strong>de</strong> WASI weinig gebruikt en wordt vaker gekozen voor het verkorten van <strong>de</strong> WAIS-III door<br />
slechts enkele subtests af te nemen.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Wisconsin Card Sorting Test<br />
Naam instrument<br />
Wisconsin Card Sorting Test<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Grant & Berg, 1984<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Nee.<br />
Het meten van het vermogen concepten af te<br />
lei<strong>de</strong>n en een <strong>de</strong>nkstrategie aan te passen aan<br />
veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n.<br />
De Wisconsin card Sorting Test is bedoeld om<br />
abstract re<strong>de</strong>neren en switching in kaart te<br />
brengen (Lezak et al., 2004).<br />
Doelgroep Boven IQ van 70<br />
Beschrijving<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)<br />
Dit is een discriminatie-leertaak waarbij<br />
gekeken wordt naar zogenoem<strong>de</strong><br />
schiftingproblematiek. Het is een taak die<br />
flexibiliteit vereist en problemen weergeeft in <strong>de</strong><br />
organisatie van gedrag.<br />
Er zijn verschillen<strong>de</strong> scoringsformats in omloop,<br />
waarbij <strong>de</strong> meest gebruikte papieren versie<br />
uitgegeven wordt door Psychological<br />
Assessment Resources, Inc. Daarnaast is er<br />
een Ne<strong>de</strong>rlandstalige computervariant,<br />
uitgegeven door Swets Test Services (WCST<br />
handleiding, Van Schijn<strong>de</strong>l, 1994).<br />
20-30 minuten<br />
137
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit<br />
Er is geen Cotan-on<strong>de</strong>rzoek gedaan.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Dit is een bruikbare test als cliënten boven een IQ van 70 functioneren (Verberne, 2009).<br />
Goed bruikbaar in <strong>de</strong> diagnostiek van schizofrenie en autismespectrumstoornissen.<br />
Het voor<strong>de</strong>el van een computervariant is dat het bijhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> testresultaten geautomatiseerd<br />
kan verlopen. In <strong>de</strong> pen-en-papier uitvoering vergt <strong>de</strong> scoring van <strong>de</strong>ze test <strong>de</strong> nodige moeite.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Er is ook een computerversie van <strong>de</strong>ze test: Wisconsin Card Sorting Test-64 (Psychological<br />
Assessment Resources, 2003).<br />
WNV-NL (Wechsler Non Verbale test –Ne<strong>de</strong>rlands)<br />
Naam instrument WNV-NL (Wechsler Non Verbale test –<br />
Ne<strong>de</strong>rlands)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Wechsler & Naglieri, 2008<br />
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
Doel<br />
Doelgroep<br />
Beschrijving<br />
N.v.t.<br />
Intelligentietest<br />
Kin<strong>de</strong>ren, adolescenten en jongvolwassenen<br />
van 4 tot 21 jaar. De test wordt aanbevolen bij<br />
individuen met gehoor- en taalproblemen, een<br />
stoornis binnen het autistisch spectrum, en<br />
allochtone kin<strong>de</strong>ren, adolescenten en<br />
jongvolwassenen.<br />
Er wordt gebruik gemaakt van pictogrammen.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Individueel af te nemen, afnameduur is ca. 45<br />
minuten<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
Cotan-beoor<strong>de</strong>ling 2009:<br />
Uitgangspunten bij <strong>de</strong> testconstructie: goed<br />
Kwaliteit van het testmateriaal: goed<br />
Kwaliteit van <strong>de</strong> handleiding: goed<br />
Normen: goed<br />
Betrouwbaarheid: voldoen<strong>de</strong> (betreft <strong>de</strong> totaalscore (van <strong>de</strong> volledige versie), <strong>de</strong><br />
betrouwbaarheid van <strong>de</strong> scores op <strong>de</strong> subtests is onvoldoen<strong>de</strong>)<br />
Begripsvaliditeit: goed<br />
Criteriumvaliditeit: voldoen<strong>de</strong><br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
Er zijn bij <strong>de</strong> TF geen ervaringen met dit instrument bekend bij <strong>de</strong> volwassen doelgroep. Wel zijn er<br />
positieve ervaringen bekend over het gebruik van dit instrument bij <strong>de</strong> jeugd.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
Een na<strong>de</strong>el is dat het duur in aanschaf is.<br />
ZALC (Zinnenaanvullijst Curium)<br />
Naam instrument<br />
ZALC (Zinnenaanvullijst Curium)<br />
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Kievit, Tak & Bosch, 2009<br />
138
Beschikbaarheid Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
N.v.t.<br />
Doel<br />
Het meten van <strong>de</strong> psycho-sociale of sociaalemotionele<br />
ontwikkeling van kin<strong>de</strong>ren en<br />
jongeren.<br />
Doelgroep<br />
De ZALC is bedoeld voor kin<strong>de</strong>ren en jongeren<br />
van 8 tot en met 25 jaar. Er zijn zes<br />
verschillen<strong>de</strong> versies van <strong>de</strong> ZALC: een versie<br />
voor 8-12-jarigen, 13-18-jarigen, en 19-25-<br />
jarigen. Voor elke leeftijdsgroep is er een aparte<br />
versie voor meisjes/vrouwen en<br />
jongens/mannen (Pearson uitgeverij, 2011).<br />
Beschrijving<br />
De ZALC is een bewerking van <strong>de</strong><br />
zinaanvulmetho<strong>de</strong>, gebaseerd op <strong>de</strong> egoontwikkelingstheorie<br />
van Loevinger. De ZALC is<br />
een vragenlijst bestaan<strong>de</strong> uit 32 items. De items<br />
bestaan uit onafgemaakte zinnen, waarbij <strong>de</strong><br />
invuller <strong>de</strong> zin afmaakt zoals hij dat zelf wil.<br />
Met <strong>de</strong> test wordt nagegaan hoe kin<strong>de</strong>ren of<br />
jongeren aankijken tegen relaties met an<strong>de</strong>ren,<br />
hoe zij zich opstellen naar an<strong>de</strong>ren en bij<br />
an<strong>de</strong>ren overkomen en wat zij vin<strong>de</strong>n van<br />
sociale regels en <strong>de</strong> overtredingen daarvan.<br />
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De test kan zowel individueel als groepsgewijs<br />
wor<strong>de</strong>n afgenomen. De afnameduur bedraagt<br />
tussen <strong>de</strong> 15 en <strong>de</strong> 45 minuten. De scoring<br />
vraagt training.<br />
Psychometrische kenmerken (Cotan, betrouwbaarheid, validiteit)<br />
De ZALC werd door Cotan (2005) als „voldoen<strong>de</strong>‟ tot „goed‟ beoor<strong>de</strong>eld, behalve op het gebied van<br />
<strong>de</strong> normen en <strong>de</strong> criteriumvaliditeit, die scoor<strong>de</strong>n een „onvoldoen<strong>de</strong>‟.<br />
Beoor<strong>de</strong>ling/ervaring<br />
De ZALC verdient als zinaanvullijst een bijzon<strong>de</strong>re vermelding. De antwoor<strong>de</strong>n op 32 aan te vullen<br />
zinnen kunnen wor<strong>de</strong>n gescoord met en zeer uitgebrei<strong>de</strong> handleiding. Het niveau van <strong>de</strong> egoontwikkeling<br />
wordt in kaart gebracht, probleemgedrag kan functioneel samenhangen met het<br />
ontwikkelingsstadium waar <strong>de</strong> persoon in verkeert. Juist in het verloop van <strong>de</strong> schaal kan <strong>de</strong><br />
ontwikkelingsachterstand van mensen met een LVB in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n.<br />
De uitwerking en interpretatie van <strong>de</strong> ZALC zijn tijdrovend.<br />
De zinaanvulvragen van <strong>de</strong> ZALC zijn toegankelijker voor LVB en zwakbegaaf<strong>de</strong> personen dan <strong>de</strong><br />
Zinnen Aanvul Test (ZAT). Als projectie-instrument kan hij nuttig zijn bij <strong>de</strong> doelgroep.<br />
An<strong>de</strong>re informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)<br />
139