Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
KOLONIAAL-AARDRIJKSKUNDIGE<br />
TENTOONSTELLING<br />
TER GELEGENHEID VAN HET VEERTIG-<br />
JARIG BESTAAN VAN HET KONINKLIJK<br />
NEDERLANDSCH AARDRIJKSKUNDIG<br />
GENOOTSCHAP.<br />
20 SEPT. —31 OCT. 1913.<br />
CATALOGUS<br />
STEDELIJK<br />
MUSEUM AMSTERDAM.
KOLONIAAL-AARDRIJKSKUNDIGE<br />
TENTOONSTELLING<br />
TER GELEGENHEID VAN HET VEERTIG-<br />
JARIG BESTAAN VAN HET KONINKLIJK<br />
NEDERLANDSCH AARDRIJKSKUNDIG<br />
GENOOTSCHAP.<br />
20 SEPT.—3I OCT. 1913.<br />
CATALOGUS<br />
STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM
KONINKLIJK NEDERLANDSCH<br />
AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP,<br />
J.<br />
Beschermvrouwe:<br />
H. M. de Koningin.<br />
Eere- Voorzitter:<br />
Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden.<br />
W. IJzerman,<br />
Voorzitter.<br />
Dr. H. F. R. Hubrecht,<br />
Ouder-Voorzitter.<br />
Dr. J. F. Hoekstra,<br />
Secretaris.<br />
L. A. Bakhuis.<br />
A. A. Beekman.<br />
A. Brandes Sz.<br />
Dr. L. Bolk.<br />
Th. F. A. Delprat.<br />
J. Dudok van Heel.<br />
J. J. C. van Dijk.<br />
Dr. C Easton.<br />
J. C. van Eerde.<br />
Dr. E. van Everdingen.<br />
E. Heldring.<br />
Dr. K. Martin.<br />
Dr. G. A. F. Molensraafe.<br />
Dr. H. P. N. Muller.<br />
Dr. J. J. A. Muller.<br />
Huishoudelijk Bestuur:<br />
Overige Bestuursleden:<br />
H. C. Rehbock,<br />
Penningmeester.<br />
J. IJzerman,<br />
Bibliothecaris.<br />
L. Roosenburg,<br />
Bibliothecaris.<br />
J. F. Niermeyer.<br />
Dr. A. W. Nieuwenhuis.<br />
J. R. van Osselen.<br />
S. M. Phaff.<br />
J. C. Ramaer.<br />
G. P. Rouffaer.<br />
W. Ruijs.<br />
R. Schuiling.<br />
J. J. Staal.<br />
Mr. S. R. Steinmetz.<br />
W. Toose,<br />
G. F. Tydeman.<br />
J. W. Welcker.<br />
Dr. F. C. Wieder.
COMMISSIE VOORDE INRICHTING<br />
DER TENTOONSTELLING.<br />
J. J. K. Enthoven, Oud-kolonel Chef van den<br />
Topographischen dienst in Ned.-Indië, Voorzitter.<br />
E. C. Abendanon, Oud-ingenieur van het Mijnwezen<br />
in Ned.-Indië.<br />
C. W. H. Baard, Conservator van het Stedelijk<br />
Museum te Amsterdam.<br />
J. F. Niermeyer, Hoogleeraar aan 's Rijks Universiteit<br />
te Utrecht.<br />
J. M. Phaff, Kapt.-luit. t/zee, Sous-chef der afd. Hydrographie<br />
a/h Departement van Marine.<br />
Dr. J. P. van der Stok, Directeur aan het Kon.<br />
Ned. Meteor. Instituut te De Bilt.<br />
G. F. Tydeman, Vice-admiraal, Directeur en Commandant<br />
der Marine te Amsterdam.<br />
Dr. R. D. M. Verbeek, Oud-hoofdingenieur van het<br />
Mijnwezen in Ned.-Indië.<br />
Dr. J. F. Hoekstra, Secretaris v/h Kon. Ned. Aardr.<br />
Genootschap, Secretaris.
VOORWOORD.<br />
Het Bestuur van het Koninklijk Nederlandsch<br />
Aardrijkskundig Genootschap heeft gemeend 's Genootschaps<br />
40-jarig bestaan op geen waardiger wijze<br />
te kunnen vieren, dan door het inrichten eener tentoonstelling<br />
welke een duidelijk beeld geeft van den<br />
grooten vooruitgang, dien onze aardrijkskundige<br />
kennis van Oost- en West-Indië in het afgeloopen<br />
veertigjarig tijdperk heeft te boekstaven.<br />
Een zoo aanschouwelijk en volledig mogelijk beeld<br />
zou derhalve gegeven moeten worden van den tegenwoordigen<br />
stand der aardrijkskundige wetenschap<br />
van Neerland's koloniaal gebied, als tegenstelling<br />
van de zoo veel geringere bekendheid met Oosten<br />
West-Indië omstreeks 1873, het stichtingsjaar<br />
van het Genootschap.<br />
Rekening houdende met de beschikbare middelen,<br />
heeft de Commissie, die zich op verzoek van 's Genootschaps<br />
Bestuur met de voorbereiding en inrichting<br />
dezer tentoonstelling heeft belast, zich moeten<br />
bepalen tot het bijeenbrengen van de graphische<br />
uitkomsten, die zoowel op algemeen aardrijkskundig<br />
gebied als op dat der voornaamste hulpwetenschappen<br />
der geographie — de geodesie, hydrographie,<br />
geologie, meteorologie, enz. — betreffende de Nederlandsche<br />
koloniën in ongeveer de laatste halve eeuw<br />
mochten worden verkregen.<br />
Kaarten en graphische voorstellingen op velerlei<br />
gebied en in de grootste verscheidenheid moesten<br />
derhalve wel een hoofdrol op deze Koloniaal Aardrijkskundige<br />
Tentoonstelling spelen, terwijl van het<br />
exposeeren van ethnographisch materiaal, ondanks<br />
de nauwe betrekking tusschen de beschrijvende<br />
aardrijkskunde en de volkenkunde, moest worden<br />
afgezien.
6<br />
Ten einde echter ook een levendiger voorstelling<br />
te geven van den tegenwoordigen stand der aardrijkskundige<br />
kennis van Oost- en West-Indië dan<br />
uitsluitend langs cartographischen weg mogelijk was,<br />
werd tevens een rijke collectie photographische afbeeldingen<br />
betreffende het Indische landschap bijeengebracht,<br />
terwijl bovendien een kleine verzameling<br />
van in Indië vervaardigde schilderijen een kleurrijk<br />
en artistiek beeld der tropische natuur zal geven.<br />
Uit de talrijke boekwerken, die voor de aardrijkskunde<br />
onzer Koloniën van belang zijn, kon, in verband<br />
met de beschikbare ruimte, slechts een beperkte<br />
keuze worden gedaan.<br />
Een afzonderlijke afdeeling voor de historische<br />
aardrijkskunde omvat een aantal der belangrijkste<br />
kaartwerken — waaronder zeer zeldzame — waarin<br />
de Nederlandsche koloniën van voorheen en thans<br />
zijn voorgesteld tot aan den aanvang der topographische<br />
opnemingen.<br />
Tot nadere toelichting van hetgeen in onze Koloniën<br />
op geographisch gebied in uitgebreiden zin<br />
is verricht, heeft de Commissie eindelijk gemeend<br />
in den Catalogus aan de lijst der tentoongestelde<br />
voorwerpen eenige monographiën te moeten doen<br />
voorafgaan, die samen een duidelijk overzicht geven<br />
van de inderdaad buitengewone ontwikkeling der<br />
geographische kennis van Oost- en West-Indië in<br />
het afgeloopen 40-jarig tijdperk.<br />
Dankbaar moet worden erkend, dat de Commissie<br />
over het algemeen bij haren arbeid op ruime schaal<br />
medewerking heeft mogen ondervinden, en zeker<br />
niet 't minst van Regeeringswege. Aan die even<br />
welwillende medewerking als krachtige hulp, zoowel<br />
van zeer vele autoriteiten als van particulieren hier<br />
te lande en in de koloniën, is het vooral te danken,<br />
dat de Commissie haar taak heeft kunnen volvoeren.<br />
Amsterdam, September 1913-
Plattegrond der Koloniaal-Aardrijkskundige Tentoonstelling van het Koninklijk Nederlandsch<br />
Aardrijkskundig Genootschap, in het Stedelijk Museum te Amsterdam.
INLEIDING.<br />
HET ONTSTAAN VAN HET KAARTBEELD<br />
VAN DEN INDISCHEN ARCHIPEL.<br />
Toen de Nederlanders voor het eerst op het eind<br />
der XVIe eeuw in Indië kwamen, waren zij er geen<br />
pioniers. Zij volgden het pad door Spanjaarden en<br />
Portugeezen gewezen. De cartographie van den<br />
Indischen Archipel is dan ook ouder dan het begin<br />
der Hollandsche periode.<br />
De Portugeezen, die sinds Magelhaen's tocht reeds<br />
bijna een eeuw de zeeën van het verre Oosten bevoeren,<br />
hadden zich reeds een cartographisch beeld<br />
gevormd van de grootere eilanden en de eilandengroepen.<br />
Wij kunnen hier in het midden laten hoe<br />
dit beeld zich langzamerhand bij hen ontwikkelde,<br />
't zij genoeg er op te wijzen, dat enkele trekken van dit<br />
beeld reeds in de oudheid door Ptolomaeus geschetst<br />
waren naar de verhalen van kustvaarders, die zeker<br />
de plaats van het latere Singapore en waarschijnlijk<br />
den omtrek van Canton en China bereikten.<br />
Men kan aannemen, dat de door de Spanjaarden<br />
en Portugeezen in de XVIe eeuw uitgegeven kaarten<br />
waren, met meer zekerheid<br />
hier te lande bekend<br />
weten wij dit van het werk der Italiaansche<br />
cartographen,<br />
die in de XVIe eeuw de cartographie tot<br />
een groote hoogte wisten op te voeren. Hun arbeid<br />
baseerde zich, voor Amerika en Indië, vooral op<br />
Spaansche en Portugeesche kaarten.<br />
De arbeid van mannen als Gastoldi was hier niet<br />
alleen bekend, maar zijn kaarten werden reeds sedert<br />
het midden der XVIe eeuw hier nagedrukt, soms<br />
met belangrijke wijzigingen en oorspronkelijke toe-
10<br />
voegsels. Men vergelijke hiertoe de twee te Antwerpen<br />
verschenen herdrukken van Gastoldi's beroemde<br />
wereldkaart, beide op de Tentoonstelling aanwezig.<br />
En de eerste atlassen hier te lande samengesteld,<br />
zooals die van Ortelius, Mercator en de Jode geven<br />
van Indië niet anders dan de Portugeesche opvatting.<br />
Het beeld<br />
van den Indischen Archipel was nog<br />
verre van volledig. Sumatra, Java's Noordkust en<br />
Borneo's Westkust waren vrij voldoende bekend.<br />
De Zuidkust van Java was onbekend en bleef het<br />
nog lang. Ten Oosten van Borneo is de groepeering<br />
der eilanden nog zeer onzeker. Van Celebes is nog<br />
slechts het Zuider-gedeelte eenigszins bekend, en<br />
de veel te groote schaal waarop Gilolo is voorgesteld,<br />
doet vermoeden, dat dit eiland met Celebes<br />
verward werd. Van kennis van het binnenland is<br />
nog nergens sprake.<br />
De uitvoerigste kaarten van Indië vonden de<br />
eerste Hollandsche zeevaarders in het Itinerario van<br />
Jan Huygen van Linschoten, die zelf met de<br />
Portugeezen in Indië geweest was, en die daarenboven<br />
de werken waaruit kennis van Indië te putten<br />
was, grondig bestudeerd had. In zijn bibliotheek<br />
bevond zich bijv. het werk van Ramusio, de<br />
meest uitgebreide verzameling reisbeschrijvingen in<br />
de XVIe eeuw verschenen. Één deel van het<br />
exemplaar dat aan Linschoten behoord heeft, is<br />
onlangs teruggevonden en is thans op de Tentoonstelling<br />
aanwezig.<br />
Linschoten's kaarten zijn getrouwe copieën van<br />
Portugeesche origineelen; zij waren zeer zeker van<br />
onschatbare waarde voor onze ondernemende handelsen<br />
zeelieden.<br />
Maar de behoefte tot verbetering der nog zoo<br />
gebrekkige voorstelling liet zich evenzeer gevoelen<br />
en het was een voorname zorg der eerste expedities<br />
die naar Indië uitgingen, cartographische gegevens<br />
te verzamelen.<br />
Wij weten slechts weinig van deze eerste<br />
cartographische werkzaamheid in Indië. Enkele<br />
kaarten op de reis van Van Neck in Indië ge-
11<br />
teekend, zijn in het archief der Oost-Indische Compagnie<br />
bewaard gebleven. Doch in den laatsten tijd<br />
zijn aan het licht gekomen gegraveerde kaarten uit<br />
dien tijd (hoogst zeldzame stukken) die, blijkens<br />
hun opschriften, verschenen zijn na het terugkeeren<br />
van Hollandsche expedities uit Indië, of waarop<br />
men duidelijk aanwijzingen aantreft van die expedities<br />
afkomstig. Door de voorkomende bereidvaardigheid<br />
van den Heer Dr. C. P. Burger Jr., bibliothecaris<br />
der Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek, is het<br />
ons mogelijk niet minder dan zeven .dezer kaarten<br />
ten toon te stellen.<br />
Hoewel deze kaarten in verschillende jaren verschenen<br />
zijn, door verschillende teekenaars en graveurs<br />
ontworpen, is er zoo groote overeenkomst<br />
onderling, dat men ze voor de resultaten van een<br />
vast plan moet aanzien, een plan door één man<br />
ontworpen en uitgevoerd. Verschillende gegevens,<br />
te veelvuldig om er hier verder op in te gaan,<br />
maken het zeer waarschijnlijk dat die man Petrus<br />
Plancius was, de bekende Amsterdamsche predikant,<br />
geograaf en zeevaartkundige, van wien een tijdgenoot<br />
bij zijn portret getuigde „Dit is des hemels-,<br />
aard- en zeebeschrijver".<br />
Zijn arbeid op cartographisch gebied vangt aan<br />
met een groote wereldkaart, in 1592 verschenen,<br />
die een wijde vermaardheid verkreeg. Een voor<br />
het eerst in 1594 verschenen bewerking van dezelfde<br />
kaart op wat kleiner schaal, op deze Tentoonstelling<br />
aanwezig, beleefde tal van herdrukken en<br />
werd aan alle edities van Linschoten's Itinerario<br />
toegevoegd.<br />
Deze kaarten wijken nog slechts in geringe bizonderheden<br />
van de Portugeesche voorstelling af. De<br />
resultaten der eerste reizen waren nog van te<br />
weinig beteekenis om het algemeene beeld van den<br />
Indischen Archipel ingrijpend te wijzigen.<br />
Eerst langzamerhand, nadat er meer sprake begint<br />
te komen van een vestiging der Hollanders in<br />
Indië, kunnen wij op de kaarten der verschillende<br />
atlassen, in Nederland verschenen, de langzame<br />
vooruitgang volgen. De groote eilanden nemen
12<br />
allengs een meer aan de werkelijkheid nabijkomenden<br />
vorm aan; in de Molukken komt meer orde, Nieuw-<br />
Guinea en zelfs een groot gedeelte van de Westkust<br />
van Australië beginnen te verschijnen.<br />
Omstreeks 1660 begint men de eerste grootere<br />
afzonderlijke kaarten van Java, Sumatra en Borneo<br />
uit te geven.<br />
Hoe deze verbeteringen en aanvullingen langzamerhand<br />
ontstaan zijn, moeten ons de oorspronkelijke<br />
ter plaatse geteekende kaarten en schetsen<br />
leeren; hiervan is veel, zeer veel verloren gegaan,<br />
ook nog in onze dagen. Waar is bijv. de prachtige<br />
collectie van 49 op perkament geteekende zeekaarten<br />
van Oost-Indië van ± 1650 gebleven, die in het<br />
bezit was van den bekenden Haarlemschen kunsthistoricus<br />
Van der Willigen en die in $875 in de<br />
veiling zijner bibliotheek verkocht werd?<br />
Omstreeks 1660 is een kaart-type van Oost-Indië<br />
ontstaan, dat men het „Hollandsche" type kan noemen.<br />
Dit type omvat niet slechts den Indischen Archipel,<br />
maar strekt zich veel verder Westelijk en Noordelijk<br />
uit. Te beginnen met de Kaap de Goede Hoop,<br />
zet het zich voort langs Afrika's Oostkust en Azie's<br />
Zuid- en Oostkust tot voorbij Japan. Zóó uitgebreid<br />
was het handelsgebied van de Oost-Indische Compagnie<br />
!<br />
De kustlijnen en de vorm der eilanden zijn over<br />
het algemeen vrij juist, de fijnere details echter<br />
ontbreken nog, zoo ook alle kennis van het binnenland.<br />
Dit kaarttype heeft zich langen tijd gehandhaafd,<br />
zelfs tot in de tweede helft der XVIIIe eeuw. Gedurende<br />
die lange periode is echter veel werk verricht<br />
en hebben tal van zeelieden verbeterde en<br />
uitgebi eidere kaarten van enkele eilanden en kortere<br />
kuststreken naar het vaderland medegebracht.<br />
En hier was lange jaren een handelshuis, dat<br />
als een centraal punt de resultaten van dien arbeid<br />
tot zich trok en door bekwame personen liet bearbeiden<br />
tot voor de praktijk geschikte kaarten. Dit<br />
was de beroemde uitgeverszaak Van Keulen, sedert<br />
ongeveer 1680 te Amsterdam gevestigd.
13<br />
Wij kennen slechts ten deele de bemoeiingen der<br />
Van Keulens, maar de ons ten dienste staande gegevens<br />
laten ons zien, dat reeds van het begin af<br />
aan bij hen het streven bestond een zoo volledig<br />
mogelijken zeeatlas van Oost-Indië uit te geven.<br />
Vooral sedert ongeveer 1720, nadat Gerard van<br />
Keulen zijn vader opgevolgd was, treffen wij tal<br />
van zeer uitvoerige zeekaarten aan van de verschillende<br />
gedeelten van den Archipel en van afzonderlijke<br />
eilanden; men zie de groote kaarten<br />
van Java, Sumatra en Borneo, die een sterken<br />
vooruitgang in details vormen op de kaarten van<br />
Janssonius.<br />
In 1753 hadden de Van Keulens hun doel bereikt,<br />
toen zij hun grooten Atlas van Oost-Indië lieten<br />
verschijnen, die ter tentoonstelling aanwezig is.<br />
Met de uitgave van dezen Atlas bereikte het huis<br />
Van Keulen zijn hoogtepunt, en hiermede had ook<br />
de cartographie van ons Indië voor dien tijd zijn<br />
hoogste ontwikkeling gevonden. Zijn de kustlijnen<br />
thans veel meer ontwikkeld dan op het type van<br />
1660, het binnenland blijft nog altijd even onbekend.<br />
Van opzettelijke cartographische opnamen is gedurende<br />
deze geheele periode in Indië nauwelijks<br />
sprake, het vaststellen van den omvang der landerijen<br />
waarover geschillen ontstonden, routekaarten van<br />
zeer zeldzaam in het binnenland ondernomen tochten,<br />
is zoowat alles wat de archieven der Compagnie<br />
opleveren.<br />
En ook de cartographie der kustlijn kwam met<br />
het jaar 1753 tot stilstand. Wat er sedert verschijnt<br />
is slechts zelden verbetering, gewoonlijk is het<br />
nadruk van steeds meer verouderend materiaal.<br />
In dien tijd waarin bij ons het verval intreedt,<br />
neemt de werkzaamheid der Engelschen meer en<br />
meer toe. De geschiedenis van het huis Van Keulen<br />
gaat nauw samen met die onzer cartographie. Van<br />
oorspronkelijke uitgevers, die bij voorkeur uit nog<br />
onbekende bronnen putten, worden de Van Keulens<br />
meer en meer debitanten, vooral van Engelsche<br />
kaarten. En ten slotte neemt de Engelsche cartographie,<br />
krachtig bestuurd door het Hydrographic
14<br />
Office, bij den stilstand der Hollandsche, zoozeer<br />
de overhand, dat het huis Van Keulen, dat als<br />
kaarten-uitgever eens een wereldvermaardheid bezat,<br />
in zijn Catalogus van 1824 voor de cartographie<br />
van ons Indië als het beste aanbeveelt „The English<br />
Pilot".<br />
Nederlandsch-Indië werd in die dagen bij voorkeur<br />
bevaren met Engelsche kaarten.<br />
F. C. Wieder.
DE CARTOGRAPHIE VAN NEDER-<br />
LANDSCH OOST-INDIË.<br />
Hoe het, wat de landkaarten betreft, omstreeks<br />
een eeuw geleden met het kaartbeeld van den<br />
Nederlandsch-Indischen Archipel gesteld was, blijkt<br />
zeker het best uit den in 1818 door Van den Bosch<br />
uitgegeven en thans tentoongestelden Atlas, waaromtrent<br />
de vervaardiger, die zich door zijn langdurig<br />
verblijf in de koloniën en zijn voortdurende<br />
bemoeienis met de opneming en kaarteering van<br />
den Archipel, in staat gesteld achtte de beste bescheiden<br />
te verzamelen, zelf meende te moeten verklaren<br />
: l<br />
)<br />
„Daar echter de meeste dezer bezittingen nog<br />
„niet behoorlijk topographisch opgenomen zijn, en<br />
„de gedane metingen veelal op de oogmaat geschied-<br />
„den, terwijl eene verbetering daarin, door vele,<br />
„bijna onoverkomelijke bezwaren nog lang zeer moei-<br />
„lijk zal zijn, zoo blijft deze Atlas, hoewel misschien<br />
„het volledigste wat wij tot nu toe bezitten, nog<br />
„altijd verre van de volkomenheid verwijderd.<br />
„Door de reizen van den majoor von Wollzogen,<br />
„die de Staten van Mataram bezocht, konden de<br />
„kaarten der Vorstenlandeh gegeven worden.<br />
„Van Sumatra was het niet mogelijk eene eenigs-<br />
„zins nauwkeurige schetskaart te geven, daar de<br />
„binnenlanden onbekend zijn en de kennis der<br />
„kusten, al nam men alle Engelsche en Neder-<br />
„landsche gegevens te samen, ten hoogste onzuiver<br />
„en onvolledig was.<br />
„Van Celebes, dat nooit opgenomen was, kan<br />
') Zie het artikel van R. F. De Seijff in het Natuurkundig<br />
Tijdschrift van Ned. Indië, jaargang 1856,deel XI
16<br />
„geen bizondere kaart gegeven worden, terwijl de<br />
„uitgestrektheid van Borneo den Europeanen het<br />
„indringen binnenlands heeft belet, en de ongezonde<br />
„lucht hen van de kusten verdrijft."<br />
Men stelde zich toch toenmaals het binnenland<br />
van Borneo voor als eene in den regentijd onder<br />
water staande moerassige vlakte; meende dat alle<br />
rivieren uit één groot meer ontstonden en dat het<br />
binnenland, van Noord naar Zuid door het zoogenaamde<br />
Kristalgebergte doorsneden, zich door<br />
vele aardbevingen en uitbarstingen kenmerkte.<br />
Maar zelfs voor Java beschikte men toen nog<br />
slechts over vrij ruwe schetskaarten, ten minste de<br />
in 1820 door de officieren van den Algemeenen<br />
Staf en der Genie bewerkte kaart van Java, veelal<br />
berustende op gegevens afkomstig van de Marineschool<br />
te Samarang, droeg nog een geheel schetsmatig<br />
karakter, en bij het uitbreken van den Javaoorlog<br />
in 1825 moest men zich met cartographisch<br />
materiaal behelpen, dat voor een goed deel tijdens<br />
het Engelsch tusschenbestuur door Raffles bijeengebracht<br />
was.<br />
In de eerste helft der 19e eeuw werden veel<br />
opmetingen verricht en cartographische gegevens<br />
verzameld tijdens de vele toen in den Archipel gevoerde<br />
oorlogen en ondernomen militaire expedities,<br />
en ook de toen plaats gehad hebbende verkenningsen<br />
ontdekkingsreizen droegen veel bij tot de vermeerdering<br />
der geographische kennis van het zoo<br />
uitgestrekte Indische eilandenrijk. Maar er bestond<br />
helaas weinig of geen verband tusschen al dat<br />
opnemingswerk. Alles bleef dan ook min of meer<br />
schetsmatig en van uit ons tegenwoordig standpunt<br />
bezien hoogst onvolledig.<br />
Tot de voornaamste kaartwerken, welke in die<br />
periode verschenen en die voor zooveel mogelijk<br />
thans tentoongesteld<br />
zijn, behooren:<br />
1833 eene „Esquisse de I'ile de Java, divisée en<br />
résidences avec indication des chefs-lieux" door<br />
F. V. A. de Stuers — een schetskaart vervaardigd<br />
naar de kaart van Raffles en aangevuld met alle<br />
gegevens tijdens den Java-Oorlog verzameld;
17<br />
1834 de „Kaart van Java" op 1 : 500.000 door<br />
von Schierbrandt;<br />
1836 de „Etappenkaart van Java"door W.Brouwer;<br />
1842 de „Algemeene kaart van Nederlandsch<br />
Oost-Indië", schaal 1 : 2.250.000, van Baron von<br />
Derfelden von Hinderstein;<br />
1845 de „Kaart van het eiland Java en omliggende<br />
eilanden en vaarwaters" schaal 1 : 500.000<br />
door P. Baron Melvill van Carnbée;<br />
1847 de „Algemeene kaart van Nederlandsch<br />
Oost-Indië" schaal<br />
1 : 5.000.000 uitgegeven door de<br />
Kon. Mil. Academie te Breda;<br />
1850 de „Kaart van Java en Madoera" 1:1.000.000<br />
door kapitein Ie Clercq;<br />
1853 de „Kaart van het Gouvernement Sumatra's<br />
Westkust", schaal 1 : 500.000 door kapitein L. W.<br />
Beyerinck;<br />
1856 de „Kaart van het eiland Java" schaal<br />
1 : 350.000 door Dr. F. Junghuhn (resultaat van<br />
diens onderzoekingen van 1835— x 848);<br />
1853—1862, de „Algemeene Atlas van Nederlandsch-Indië",<br />
door P. Baron Melvill van Carnbée<br />
en W. F. Versteeg.<br />
Laatstgenoemd hoogst merkwaardig kaartwerk,<br />
geheel naar officiëele bescheiden samengesteld en<br />
met goedkeuring der Regeering uitgegeven, onderscheidt<br />
zich door de uitvoerigheid en nauwkeurigheid<br />
der teekening, zoomede door zijn keurige bewerking,<br />
en zeker niet in 't minst door de waarde, die zelfs<br />
thans nog aan verscheidene der in dien Atlas voorkomende<br />
kaarten der kleinere eilanden kan worden<br />
toegekend.<br />
Door de uitgave van dit kaartwerk is in het<br />
midden der vorige eeuw ontegenzeggelijk op vrij<br />
voldoende en tevens weinig kostbare wijze voorzien<br />
in de toen reeds, en vooral uit een bestuursoogpunt,<br />
zoo dringende behoefte aan bruikbaar kaartmateriaal<br />
van ons zoo uitgestrekt koloniaal gebied.<br />
Maar al was ook hiermede het gehalte der kaarten<br />
van onze „Oost" niet onbeduidend verbeterd, het<br />
kaartbeeld beantwoordde toch nog geenszins aan de<br />
eischen, die omstreeks de hellt der vorige eeuw
18<br />
ook in Ned. Indië op den voorgrond traden, n.l.<br />
het ontwerpen van een verdedigingsplan voor Java<br />
tegen een Buitenlandschen vijand.<br />
Daartoe moest men toch kunnen beschikken over<br />
zoogenaamde topographische kaarten, dat zijn kaarten<br />
op betrekkelijk groote schaal, die o. m. een alleszins<br />
juiste voorstelling moeten geven van de configuratie,<br />
de bodemgesteldheid, de begroeïing en bebouwing<br />
van het terrein.<br />
Rekening houdende met die eischen, werd het<br />
Departement van Oorlog te Batavia in 1849 door<br />
de Indische Regeering gemachtigd om met de terreinopneming,<br />
noodig voor de samenstelling van<br />
zulke meer uitvoerige kaarten, een aanvang te doen<br />
maken.<br />
Aanvankelijk bepaalde dit opnemingswerk zich<br />
tot het terrein tusschen Batavia en Buitenzorg, dat<br />
naar men meende het eerst voor een verdediging<br />
tegen een Buitenlandschen vijand in aanmerking kon<br />
komen. Nadat dit terrein op de schaal 1 : 10.000<br />
in kaart was gebracht, werd besloten om die speciaal<br />
militaire opneming over de geheele toenmalige<br />
residentie Batavia uit te strekken.<br />
Toen men in 1853met geheel Batavia was gereed<br />
gekomen, hadden de met die meer uitvoerige metingen<br />
verkregen resultaten het nut eener opneming<br />
op groote schaal zóó duidelijk in het licht gesteld<br />
— die eerste topographische opneming had echter<br />
nog grootendeels op het oog en den pas plaats —<br />
dat in December van dat zelfde jaar tot de topographische<br />
opneming van de geheele residentie<br />
Cheribon werd besloten, welke opneming tevens<br />
met eene driehoeksmeting gepaard zou gaan, en<br />
derhalve ook zooveel mogelijk op een goeden wiskunstigen<br />
grondslag zou berusten.<br />
En hiermede deed ook de geodesie voor goed<br />
haar intree bij het opnemingswerk in ons Koloniaal<br />
gebied, zooals t.a.p. meer uitvoerig is uiteengezet.<br />
Dat echter de opvatting van het nut, dat uit<br />
driehoeksmetingen voor de topographie van een land<br />
kan getrokken worden, toenmaals een geheel andere<br />
was dan thans, moge blijken uit de in 1853 gegeven
19<br />
voorschriften betreffende de in de residentie Cheribon<br />
uit te voeren geodetische metingen, namelijk, dat<br />
„de vaste punten voor bovenbedoelde opname (Cheribon)<br />
zullen worden bepaald door de thans op Java<br />
aanwezige geographische ingenieurs, ten einde op<br />
die wijze den dirigeerenden officierder topographische<br />
opname in staat te stellen den trouwen en kundigen<br />
opnemer te onderscheiden van den ontrouwen en<br />
onkundigen, en opdat de samen te stellen kaart<br />
(i : 10.000) dié nauwkeurigheid en zekerheid erlange,<br />
welke bij zulk een belangrijk werk een eerste vereischte<br />
zijn: suilende de topographische opname die<br />
der geographische ingenieurs eenigen tijd vooruit<br />
moeten zijn."<br />
In 1853 spande men dus op geodetisch en topographisch<br />
gebied de paarden nog achter den wagen,<br />
en het behoeft wel geen nader betoog, dat in Cheribon<br />
de topographische opneming zoo goed als niet<br />
op het geodesisch <strong>net</strong> is gebaseerd geweest.<br />
Het is gelukkig geweest dat de Indische Regeering<br />
toenmaals in hare Geographische ingenieurs<br />
over deskundigen en raadgevers beschikte, die reeds<br />
in 1857, bij den aanvang der topographische opneming<br />
van de residentiën Banjoemas en Bagelen,<br />
tot eene meer rationeele zienswijze omtrent het<br />
noodzakelijk verband tusschen geodesie en topographie<br />
deden besluiten!<br />
Het Gouv. Besluit van 1853 (25 Dec. Np. 10),<br />
waarbij tot de geregelde topographische opneming<br />
van Cheribon werd besloten, kan gerekend worden<br />
de grondslag te zijn van het ontstaan der zoogenaamde<br />
„Militaire verkenningen" een diensttak waaruit<br />
in<br />
1874 (G.B. van 7 April No. 2) de Topographische<br />
dienst werd geboren, welke, als daartoe in de eerste<br />
plaats bestemd, zeker in den allerruimsten zin tot<br />
de geleidelijke ontwikkeling van de Indische cartographie<br />
heeft kunnen bijdragen.<br />
Met den aanvang der geregelde topographische<br />
opneming van Java in 1853 kan tevens gerekend<br />
worden dat het nieuwste tijdperk der Indische cartographie<br />
intrad.<br />
Het bestek van dezen <strong>catalogus</strong> gedoogt uit den
20<br />
aard der zaak niet hier in bizonderheden te treden<br />
omtrent de wijze, waarop de bescheiden diensttak<br />
van 1853—en ook nog van 1874— geleidelijk<br />
heeft kunnen ontwikkelen tot den belangrijken dienst,<br />
zooals wij dien tegenwoordig in Indië kennen, en<br />
evenmin om den geleidelijken voortgang van het<br />
opnemings- en kaarteeringswerk van dien dienst<br />
hier uitvoerig te bespreken.<br />
Wij meenen hiervoor te mogen verwijzen naar<br />
de literatuur over dit onderwerp, w.o. de brochure,<br />
welke het Topographisch bureau te Batavia in 189r<br />
het licht deed zien, waarin een beknopt overzicht<br />
van de wording en de geleidelijke ontwikkeling van<br />
dien dienst, zoomede gegevens omtrent de toenmalige<br />
organisatie en werkwijze zijn opgenomen, en voorts<br />
naar de door hetzelfde bureau ter toelichting van<br />
zijn hoogst belangrijke inzending op deze Tentoonstelling<br />
voor belangstellenden beschikbaar gestelde<br />
brochure, welke eveneens eenige gegevens omtrent<br />
de geschiedenis, zoomede de tegenwoordige organisatie<br />
en werkwijze van den meer genoemden<br />
dienst bevat.<br />
Vervulde de Topographische dienst reeds sedert<br />
lange jaren een hoogst belangrijke rol in de cartographie<br />
van Nederlandsch-Indië, ook omdat die dienst<br />
veelal pionierswerk te verrichten had, waar het<br />
goldt door opneming of terreinverkenning meerdere<br />
kennis van land en volk te vergaren, de na jarenlange<br />
voorbereiding in 1907 in Nederlandsch-Indië<br />
tot stand gekomen centralisatie op opnemings- en<br />
kaarteerings gebied heeft de arbeidssfeer van den<br />
Top. dienst nog zeer aanmerkelijk uitgebreid.<br />
Niet alleen alle geodetische, maar ook zooveel<br />
doenlijk alle terrein-opnemingswerkzaamheden, welke<br />
vroeger bij de verschillende Departementen van<br />
Algemeen Bestuur onafhankelijk van andere diensten<br />
werden verricht, zijn toch toen onder éénhoofdige<br />
leiding naar den Topographischen dienst overgebracht.<br />
In Ned. Indië is op die wijze in het opnemingswerk<br />
de meest mogelijke samenwerking en<br />
vereenvoudiging verkregen, waardoor tevens het<br />
vroeger herhaaldelijk opmeten van éénzelfde terrein
voor<br />
21<br />
verschillende doeleinden, met de daaraan onvermijdelijk<br />
verbonden groote geldelijke nadeelen<br />
voor den lande, ten eenemale werd uitgesloten.<br />
De Topographische dienst van Nederlandsch-<br />
Indië is dan ook geleidelijk eene organisatie ten<br />
bate der algemeene belangen van ons zoo uitgestrekt<br />
koloniaal gebied geworden en hiermede ontegenzeggelijk<br />
ook van een niet te miskennen centrale<br />
beteekenis voor geheel Indië.<br />
Het behoeft wel geen nader betoog, dat eene<br />
geregelde en nauwkeurige opneming en kaarteering<br />
van een zóó reusachtig arbeidsveld als de Oost-<br />
Indische Archipel, dat zich langs bijna een zesde<br />
deel van den omtrek der aarde uitstrekt, niet in enkele<br />
tientallen van jaren ten einde kon worden gebracht<br />
— die van Java kwam eerst in 1885 geheel gereed - ,<br />
en dat wij ons helaas zelfs thans nog voor enkele<br />
zeer belangrijke deelen van dienArchipel (Z.- en O.-<br />
Afdeeling van Borneo en het grootste deel van<br />
Celebes) met eenvoudige schetskaarten moeten<br />
tevreden stellen, terwijl andere, zelfs zeer uitgestrekte<br />
gedeelten van dat arbeidsveld (verscheidene<br />
der Kleine Soenda-eilanden en een groot deel van<br />
den Molukschen Archipel) als 't ware nog geheel<br />
braak liggen.<br />
In niet onbelangrijke mate is dit o.m. veroorzaakt<br />
door de zeer spoedige veroudering waaraan de<br />
Indische landkaarten blootgesteld zijn, als een gevolg<br />
van de gelukkig buitengewone economische ontwikkeling<br />
van ons koloniaal rijk, vooral sedert het<br />
begin dezer eeuw. Zeer uitgestrekte en voor betrekkelijk<br />
weinige jaren nog slechts met maagdelijk<br />
woud bezette landstreken worden toch, dank zij<br />
den particulieren ondernemingsgeest, hoe langer hoe<br />
meer in rijke cultuurgebieden herschapen ; het spoor-,<br />
tram- en gewone wegen<strong>net</strong>, zoomede het irrigatiewezen<br />
moest met dien grooten vooruitgang op<br />
cultuurgebied wel zooveel mogelijk gelijken tred<br />
nieuwe nederzettingen verrijzen alom, en<br />
houden;<br />
onze Indische landkaarten blijken helaas soms reeds<br />
enkele jaren na de tot standko'ming niet meer te<br />
beantwoorden aan de hooge eischen, die daaraan
22<br />
thans vooral uit een economisch oogpunt noodwendig<br />
moeten gesteld worden.<br />
Herziening, om- en bijwerking der topographische<br />
kaarten is dan ook voortdurend een onverbiddelijke<br />
eisch voor Nederlandsch-Indië, en om daaraan<br />
te voldoen moet noodwendig een niet onbelangrijk<br />
deel van het beschikbaar technisch personeel<br />
doorloopend met herzieningswerkzaamheden worden<br />
belast, in stede van te kunnen medewerken tot de<br />
opneming en kaarteering van nog niet nauwkeurig<br />
in kaart gebrachte gedeelten van den Archipel.<br />
Ter zake mag zeker evenmin over het hoofd<br />
worden gezien, dat de binnenlandsche politieke<br />
toestanden van Nederlandsch-Indië tot aan het begin<br />
dezer eeuw een niet onbelangrijk deel van ons<br />
koloniaal rijk voor een zeer intensieven opnemingsarbeid<br />
als 't ware ontoegankelijk maakte, en dat<br />
eerst sedert dien, in verband met de toen meer op<br />
den voorgrond getreden ,Buitenbezittingen-politiek"<br />
de directe bestuurs-bemoeienis met verscheidene tot<br />
dien tijd weinig bekende deelen van dien archipel<br />
een aanvang heeft genomen, en die landstreken<br />
eigenlijk ook toen eerst voor eene geregelde opneming<br />
werden ontsloten.<br />
De rijke inzending van den Topographischen<br />
dienst op deze Tentoonstelling, zoomede de voor<br />
belangstellenden beschikbaar gestelde volledige opgave<br />
van kaarten, enz., welke thans bij het hoofdbureau<br />
van dien dienst te Batavia, zoomede hier te<br />
lande voor het algemeen verkrijgbaar zijn, kunnen<br />
echter overtuigend doen blijken, dat men in Indië<br />
er met groote krachtsinspanning naar heeft gestreefd<br />
om de aardrijkskundige kennis van ons Koloniaal<br />
gebied in het algemeen en zeker ook de topographische<br />
kennis in 't bizonder, zooveel mogelijk te<br />
bevorderen.<br />
De reproductie van het in vroegere jaren meer<br />
eenvoudige Indische kaartwerk werd uitsluitend bij<br />
het Topographisch bureau te Batavia uitgevoerd,<br />
terwijl tot voor weinige jaren voor de zeer belangrijke<br />
cartogaphische uitgaven ook de medewerking<br />
werd ingeroepen van de Topographische Inrichting
23<br />
van het Departement van Oorlog te 's-Gravenhage,<br />
die de Indische cartographie ontegenzeggelijk heeft<br />
mogen verrijken niet ware meesterstukken op het<br />
gebied der kaartreproductie (de Residentiekaarten<br />
van Java op i : iooooo, de Atlas van Ned.-Indië<br />
van Stemfoort en ten Siethoff).<br />
Sedert het Lithographisch etablissement van de<br />
Topographische inrichting te Batavia echter geleidelijk<br />
de beschikking heeft gekregen over de<br />
meest moderne technische hulpmiddelen, maar vooral<br />
over een technischen leider, die dekaartreproductie<br />
aldaar geheel op de hoogte van den tegenwoordigen<br />
tijd heeft weten te brengen, is men te Batavia in<br />
staat tot de vervaardiging van de grootste en moeilijkste<br />
kaartwerken, die op reproductiegebied den<br />
toets eener vergelijking met hetgeen in Europa<br />
onder zoo oneindig veel gunstiger omstandigheden<br />
tot stand komt, zeker met glans kunnen doorstaan.<br />
De heer J. W. Teillers, die sedert 1900 aan het<br />
hoofd van bedoeld etablissement staat, verdient in<br />
dit verband hier zeker wel eene eervolle vermelding.<br />
Dat van Regeeringswege, ofmet behulp van haren<br />
grooten steun, gedurende de laatste 40 jaren ook<br />
nog in verschillende andere richtingen een zeer<br />
groote werkzaamheid aan den dag werd gelegd om<br />
de aardrijkskundige kennis van Nederlandsch-Indië<br />
belangrijk te bevorderen, en dat de van haar uitgegane<br />
kaartwerken, wetenschappelijke boekwerken en verslagen<br />
op natuurwetenschappelijk gebied in het<br />
algemeen daarmede gelijken tred hebben gehouden,<br />
zal zeker niet minder overtuigend uit het tentoongestelde<br />
kunnen blijken.<br />
Zoo zijn de van wege het Departement van Marine<br />
uitgevoerde, omvangrijke hydrographische opnemingen,<br />
welke hierachter meer in 't bizonder worden<br />
besproken, voor de cartographie van den Oost-<br />
Indischen eilandenwereld van het allergrootste belang<br />
geweest. Een zeer juiste kennis van vaarwaters, kustlijnen,<br />
baaien en havens, zoomede hoogst belangrijke<br />
gegevens op het gebied der Oceanographie
24<br />
in het algeme-en, hebben wij aan die nauwkeurige<br />
opnemingen te danken.<br />
Op het gebied der Natuurkundige aardrijkskunde<br />
werd voorts in Nederlandsch-Indië door het mede<br />
onder genoemd Departement ressorteerend Koninklijk<br />
Mag<strong>net</strong>isch en Meteorologisch Observatorium te<br />
Batavia, tevens het eenige Geophysisch Instituut<br />
in de tropen, een wetenschappelijke arbeid van<br />
groote beteekenis geleverd op het gebied van getijstroomingen,<br />
windrichting, aardmag<strong>net</strong>isme, seismologie,<br />
enz., en in het algemeen op het gebied<br />
der meteorologie en klimatologie, zooals in dezen<br />
<strong>catalogus</strong> nog nader wordt toegelicht, en zeker niet<br />
minder uit het thans tentoongestelde kaartwerk blijkt.<br />
Het geologisch opnemingswerk, dat in de laatste<br />
tientallen van jaren zoowel van Regeeringswege<br />
door den Dienst van het Mijnwezen, als door enkele<br />
groote Mijnbouwmaatschappijen, zoomede door tal<br />
van particuliere wetenschappelijke explorateurs in<br />
Ned.-Indië werd verricht, schonk het aanzijn aan<br />
waardevolle geologische kaarten, die voor den practischen<br />
mijnbouw van het allergrootste belang kunnen<br />
worden geacht.<br />
Ten behoeve der Irrigatie van Java werden door<br />
het Departement der Burgerlijke Openbare Werken<br />
verscheidene zeer omvangrijke irrigatie-opnemingen<br />
verricht en bevloeiingskaarten vervaardigd en uitgegeven.<br />
De dienst van het Boschwezen vervaardigde talrijke<br />
boschkaarten der djati-complexen op Java,<br />
welke echter niet zijn uitgegeven, evenmin als de<br />
tot voor weinige jaren nog door den Kadastralen<br />
dienst vervaardigde kaarten op landrente-gebied,<br />
waarvan de opneming en kaarteering sedert 1907<br />
naar den Topographischen dienst zijn overgebracht.<br />
Met betrekking tot hetgeen van Regeeringswege<br />
op deze Tentoonstelling werd ingezonden, vermeenen<br />
wij nog de bizondere aandacht te moeten<br />
vestigen op de door het Departement van Binnenlandsch<br />
Bestuur te Batavia tentoongestelde Overzichtskaart<br />
van Java op de schaal 1: 500.000, waarop
25<br />
in groote trekken de verschillende soorten van<br />
grondbezit zijn aangegeven, die uit een economischaardiïjkskundig<br />
oogpunt van belang zijn, en op de<br />
inzending van het onder hetzelfde Departement<br />
ressorteerend, eerst kortelings opgericht Encyclopaedisch<br />
Bureau, betreffende een exploratietocht door<br />
een deel van het eiland Celebes.<br />
Voorts op de belangrijke inzending van het Departement<br />
der Gouvernements-Bedrijven te Batavia,<br />
bestaande uit Spoor- en Tramwegkaarten, en uit<br />
kaarten betreffende den Post-Telegraaf- en Telefoondienst<br />
in Nederlandsch-Indië. waaruit o.m. de zoo<br />
buitengewone uitbreiding der verkeersmiddelen in<br />
het afgeloopen 40-jarig tijdperk kan blijken, zoomede<br />
uit kaartmateriaal betrekking hebbende op den mijnbouw<br />
in Ned.-Indië.<br />
Bizondere aandacht verdient niet minder de mede<br />
uit een economisch oogpunt zoo merkwaardige inzending<br />
van het Departement van Financiën te<br />
Batavia, bestaande uit graphische voorstellingen<br />
betreffende den In- en Uitvoer in ons tropengebied<br />
van 30 jaar geleden en thans, en uit eene voorstelling<br />
der Stoomvaartlijnen in en op Nederlandsch-<br />
Indië.<br />
Het vorenstaande samenvattende, kan worden<br />
getuigd, dat, rekening houdende met de financiëele<br />
draagkracht van Nederlandsch-Indië, van Regeeringswege<br />
op onbekrompen wijze is medegewerkt tot<br />
bevordering der geographische kennis van Tropisch<br />
Nederland, overtuigd als Zij was, dat kennis van<br />
land en volk in den meest uitgebreiden zin een<br />
hoofdvereischte is om het door Nederland als groote<br />
Koloniale Mogendheid overheerschte rijk en deszelfs<br />
bewoners tot meerdere ontwikkeling, beschaving en<br />
welvaart te brengen.<br />
En wanneer wij nog de aandacht hebben gevestigd<br />
op de talrijke bijdragen, die in de laatste<br />
40 jaren zoowel door Nederlandsche als door Buitenlandsche<br />
natuuronderzoekers aan de Indische cartographie<br />
zijn geleverd, en wij verder in 't licht<br />
hebben gesteld de vruchtbare werkzaamheid op dat<br />
gebied van de Maatschappij ter Bevordering van
26<br />
het Natuurkundig Onderzoek der Nederlandsche<br />
Koloniën en van het aan die Maatschappij nauw<br />
verwant Indisch Comité ie Batavia, op deze Tentoonstelling<br />
gedemonstreerd door hare kostbare<br />
uitgaven, betrekking hebbende op de expedities,<br />
welke door genoemde Maatschappij zijn uitgezonden<br />
of ondersteund, dan valt ten slotte nog te wijzen<br />
op het vele, dat door ons jubileerend Genootschap<br />
op het gebied der Indische cartographie werd verricht.<br />
De reeds lijvige serie deelen van 's Genootschaps<br />
Tijdschrift, zoomede de vele afzonderlijke wetenschappelijke<br />
werken door hetKoninklijk Nederlandsch<br />
Aardrijkskundig Genootschap uitgegeven, leggen<br />
daarvan op deze Tentoonstelling zeker het meest<br />
sprekend getuigenis af.<br />
J. J. K. Enthoven.
DRIEHOEKSMETINGEN IN NEDER-<br />
LANDSCH-INDIË.<br />
1873—1913-<br />
Toen in 1873 <strong>net</strong> Aardrijkskundig Genootschap<br />
werd opgericht, waren de werkzaamheden voor de<br />
driehoeksmeting van Java, welke in rB6i onder<br />
leiding van den Hoofdingenieur van den Geographischen<br />
dienst, Prof. Dr. J. A. C. Oudemans waren<br />
aangevangen, nog in vollen gang. Op de meeste<br />
stations van het driehoeks<strong>net</strong> waren de metingen<br />
reeds verricht en in dat zelfde jaar werd de eerste<br />
basis gemeten, nabij Simplak in West-Java, met<br />
den reeds in 1867 door Repsold te Hamburg geleverden<br />
toestel, die in 1872 uit Nederland was<br />
ontvangen.<br />
Deze driehoeksmeting had niet alleen ten doel<br />
het leveren van vaste punten voor het in kaart<br />
brengen van het eiland, waarvoor tevens een secundaire<br />
triangulatie werd uitgevoerd, maar in 1862<br />
was op voorstel van Oudemans, die daarbij werd<br />
ondersteund door de Koninklijke Akademie van<br />
Wetenschappen te Amsterdam, door de Regeering<br />
goed gevonden, dat zij tevens, als graadmeting een<br />
zuiver wetenschappelijk doel zou beoogen, namelijk<br />
het leveren van gegevens voor de bepaling van de<br />
gedaante der geoïde. Daartoe waren in het programma<br />
opgenomen de uitvoering van astronomische<br />
breedte- en azimutbepalingen op tal van driehoekspunten<br />
en de bepaling van een aantal lengteverschillen<br />
met den telegraaf.<br />
In 1875, kort voordat de meting eener tweede<br />
basis, bij Logantong in Midden-Java<br />
was afgeloopen,<br />
keerde Oudemans naar Nederland terug en werd
28<br />
de leiding der triangulatie opgedragen aan den<br />
Ingenieur 11. Th. Soeters. In 1877 werd de derde<br />
basis, bij Tangsil in Oost-Java, gemeten. In 1879<br />
overleed de Ingenieur C. Woldring, die in 1880<br />
wegens ziekte met verlof naar Europa vertrok en<br />
te Mentone overleed.<br />
In het laatst van 1881 kwam door de opheffing<br />
van den Geographischen dienst, die een onderdeel<br />
was van het Departement van Marine, een einde<br />
aan de werkzaamheden op Java. De eigenlijke<br />
triangulatie was geheel voltooid; van het programma<br />
waren een aantal breedte- en azimutbepalingen en<br />
alle voorgenomen telegraphische I'engtebepalingen<br />
onuitgevoerd gebleven<br />
Bijzonderheden omtrent de uitgevoerde werkzaamheden<br />
en de verkregen resultaten zijn doorOudemans<br />
gepubliceerd in „die Triangulation von Java", waarvan<br />
de eerste „Abtheilung" verscheen in 1875 D Ü<br />
de landsdrukkerij te Batavia, terwijl de vijf volgende<br />
van 1878 tot 1890 zijn uitgegeven bij Martinus<br />
Nijhoff te 's Gravenhage.<br />
Het hoofddriehoeks<strong>net</strong> bevat 114 punten, terwijl<br />
ten behoeve der topographische opneming nog ruim<br />
800 punten der tweede orde door secundaire<br />
triangulatie zijn vastgelegd.<br />
De opheffing van den Geographischen dienst<br />
hield verband met het voornemen om de uitvoering<br />
van triangulatiën voortaan op te dragen aan<br />
den onder het Departement van Oorlog ressorteerenden<br />
Topographischen dienst. Daardoor zou<br />
bij de uit te voeren triangulatie van Sumatra, die<br />
uitsluitend ten doel had eén betrouwbaren grondslag<br />
te leveren voor de topographische opneming,<br />
een beter verband worden verkregen tusschen trianguleerings-<br />
en opnemingswerkzaamheden, dan op<br />
Java het geval was geweest. De Kapitein van den<br />
Generalen Staf H. Helb, aan wien de leiding der<br />
triangulatie zou worden opgedragen, had zich voor<br />
zijn taak voorbereid tijdens eene detacheering bij<br />
het Departement van Marine; verder werden in het<br />
begin van 1882 twee officieren naar Nederland gezonden<br />
om daar een speciale opleiding te ontvangen
29<br />
van de hoogleeraren Ch. M. Schols te Delft en J.<br />
A. C. Oudemans te Utrecht.<br />
Toen de voorbereiding geheel was afgeloopen<br />
en het Legerbestuur het voorstel deed een aanvang<br />
te maken met de uitvoering, vond de toenmalige<br />
Gouverneur-Generaal het goed, uit een oogpunt van<br />
bezuiniging en uit vrees voor politieke verwikkelingen,<br />
onder nadere goedkeuring des Konings af<br />
te zien van de triangulatie van Sumatra. Het Gouvernements-Besluit<br />
van 2 Juni 1882 werd hier te<br />
lande bekend door een hoofdartikel in het Nieuws<br />
van-den Dag van 26 Juli 1882, waarin de geheele<br />
tekst werd openbaar gemaakt. De in dat artikel<br />
uitgesproken veroordeeling van den slecht gemotiveerden,<br />
voor de ontwikkeling van Sumatra zoo<br />
nadeeligen maatregel, die bovendien het voortbestaan<br />
van den Topographischen dienst in de waagschaal<br />
stelde, vond hier te lande allerwege weerklank<br />
blijkens talrijke artikelen in dagbladen en tijdschriften<br />
verschenen. Niet het minst gordde het Aardrijkskundig<br />
Genootschap zich aan om het besluit<br />
van den Gouverneur-Generaal ongedaan te maken.<br />
Reeds den 31 Juli 1882 richtte het bestuur met<br />
dit doel adressen aan den Minister van Koloniën<br />
en aan de beide Kamers der Staten-Generaal Den<br />
14 October werd in de 38ste Algemeene Vergadering<br />
te Amsterdam door den toenmaligen kapitein<br />
van den Generalen Staf F. de Bas een bespreking<br />
ingeleid betreffende de triangulatie van Sumatra,<br />
als gevolg waarvan door den Ondervoorzitter, den<br />
oud-kolonel der Genie van het Indisch Leger W.<br />
F. Versteeg een motie werd voorgesteld, die met<br />
algemeene stemmen werd aangenomen. Daarin sprak<br />
de vergadering haar leedwezen uit over den inhoud<br />
van het besluit van den Gouverneur-Generaal en<br />
gaf zij het verlangen te kennen, dat het Bestuur<br />
zich zou wenden tot de Volksvertegenwoordiging<br />
met het verzoek tot ondersteuning der pogingen<br />
van het Genootschap om 's Konings goedkeuring<br />
aan dat besluit te doen onthouden. Verder werd<br />
door het Genootschap als Bijblad No. 10 een stuk<br />
van den Kapitein de Bas over de triangulatie van
30<br />
Sumatra uitgegeven, waarin het ongemotiveerde en<br />
schadelijke van het besluit van den Gouverneur-<br />
Generaal op overtuigende wijze werd aangetoond. In<br />
het voorloopig verslag betreffende de begrooting<br />
van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1883<br />
werd dan ook door vele leden krachtig aangedrongen<br />
op de uitvoering der triangulatie van Sumatra.<br />
Het valt te betwijfelen of de aandrang bij de<br />
Regeering inderdaad noodzakelijk is geweest; waarschijnlijk<br />
heeft men er op het Plein nimmer aan<br />
gedacht het besluit ter goedkeuring aan den Koning<br />
voor te leggen. De Gouverneur-Generaal is verplicht<br />
geworden te verklaren, dat hij van zijne meening<br />
was teruggebracht; echter heeft hij zich niet gehaast<br />
den maatregel ongedaan te maken: eerst den 9 Maart<br />
1883 werd machtiging verleend tot uitvoering der<br />
triangulatie en in Mei van dat jaar werd met de<br />
werkzaamheden aangevangen in het Gouvernement<br />
van Sumatra's Westkust.<br />
De kapitein Helb, aan wien de leiding was opgedragen,<br />
werd in 1883 bevorderd tot majoor: hij<br />
moest in 1886 wegens ziekte met verlof naar Nederland<br />
vertrekken en werd vervangen door den kapitein<br />
van den Generalen Staf H. D. H. Bosboom.<br />
In 1889 werd het personeel der triangulatie,<br />
onder den naam van Triangulatie-brigade, in de<br />
vaste formatie van den Topografischen dienst opgenomen.<br />
Wegens zijn benoeming tot chef van den<br />
Topografischen dienst trad de heer Bosboom, die inmiddels<br />
tot luitenant-kolonel was bevorderd, in 1894<br />
af als brigadechef; hij werd opgevolgd door schrijver<br />
dezes. In 1896 was de triangulatie van het Gouvernement<br />
van Sumatra's Westkust, waartoe toenmaals<br />
ook de residentie Tapanoeli behoorde, afgeloopen.<br />
Het hoofddriehoeks<strong>net</strong> bevat 59 punten; een basis<br />
is nabij Padang gemeten, met een stalen meetband;<br />
men had de met dit eenvoudig instrument te bereiken<br />
nauwkeurigheid voldoende geacht in verband<br />
met het doel der triangulatie, terwijl de basistoestel<br />
van Repsold in 1883 naar Nederland was teruggezonden.<br />
Op twee stations zijn astronomische<br />
breedte- en azimutbepalingen uitgevoerd.
31<br />
Door secundaire triangulutie zijn 170 punten der<br />
tweede en 1484 punten der derde orde vastgelegd.<br />
De uitkomsten der triangulatie zijn in 1900 in het<br />
licht verschenen bij de Landsdrukkerij te Batavia.<br />
Bij de uitvoering dezer triangulatie is een voor<br />
de seismologische wetenschap belangrijk feit geconstateerd.<br />
In Mei 1892 had in de residentie<br />
Tapanoeli, waar de metingen toen in vollen gang<br />
waren, een hevige aardbeving plaats. Door een<br />
buitengewoon groote sluitingsfout in een der driehoeken,<br />
waarvan twee hoeken vóór de aardbeving<br />
waren gemeten, de derde daarna, rees het vermoeden,<br />
dat door het natuurverschijnsel verschuiving<br />
der driehoekspunten was veroorzaakt. Door uitvoering<br />
van hen<strong>net</strong>ingen op een aantal stations<br />
heeft men voor drie punten de verschuiving inderdaad<br />
kunnen constateeren en met een vrij groote<br />
nauwkeurigheid de richting en grootte daarvankunnen<br />
bepalen. Twee van deze, gelegen aan de westzijde<br />
der vulkanische spleet, die zich uitstrekt volgens<br />
de lengteas van Sumatra, bleken ruim 1,2 meter<br />
in noordwestelijke richting te zijn verplaatst, terwijl<br />
het derde op 12 kilometer beoosten de spleet gelegen,<br />
0,6 meter in zuidwestelijke richting was verschoven.<br />
Een horizontale verschuiving van uitgestrekte<br />
deelen van het aardoppervlak werd hierdoor<br />
voor de eerste maal met zekerheid aangetoond.<br />
Met de triangulatie van Zuid-Sumatra werd aangevangen<br />
in 1895; het driehoeks<strong>net</strong> is aangesloten<br />
aan dat van Java en de lengte der zijden afgeleid<br />
uit die der aansluitingszijden van het Java<strong>net</strong>, om<br />
zoodoende grooter nauwkeurigheid te verkrijgen dan<br />
bij het gebruik van een stalen meetband was te verkrijgen.<br />
Van de in 1868 door den Geographischen<br />
dienst in de Lampongsche Districten vastgelegde<br />
punten kon daarbij geen gebruik worden gemaakt,<br />
daar de pilaren waren vernield, zoodat een nieuwe<br />
verbinding over straat Soenda noodig was,<br />
De leiding der werkzaamheden berustte tot in 1903<br />
bij schrijver dezes, die echter in 1897 en 1898, gedurende<br />
afwezigheid met verlof in Europa, werd<br />
vervangen eerst door den majoor van den Generalen
32<br />
Staf J. J. K. Enthoven, en na diens benoeming tot<br />
Chef van den Topographischen dienst door den<br />
kapitein der Infanterie R. A. van Dorssen. In 1903<br />
trad op als Chef der Triangulatie-brigade de kapitein<br />
der Genie S. Blok, die in 1805 den miiitairen<br />
dienst verliet en met den titel van ingenieur aan<br />
het hoofd der brigade bleef.<br />
De verbinding aan het hoofddriehoeks<strong>net</strong> met het<br />
<strong>net</strong> van Sumatra's Westkust kwam in 1904 tot stand;<br />
in 1906 waren de metingen in Zuid-Sumatra geheel<br />
afgeloopen.<br />
Het hoofddriehoeks<strong>net</strong> bevat 41 punten; op één<br />
station zijn breedte- en azimutbepalingen uitgevoerd.<br />
Verder bevat het <strong>net</strong> 61 punten der tweede, en 680<br />
der derde orde. In de oostelijke laaglanden der<br />
residentiën Lampongsche Districten en Palembang,<br />
waar de terreinsgesteldheid triangulatie onmogelijk<br />
maakt, zijn de vaste punten voor een topographische<br />
opneming op kleine schaal verkregen door astronomische<br />
plaatsbepalingen. De lengteverschillen werden<br />
daarbij bepaald door het overbrengen van tijdmeters;<br />
alleen het lengteverschil Palembang-Lahat<br />
is telegraphisch bepaald. In het geheel zijn op deze<br />
wijze 61 punten vastgelegd. De uitkomsten der driehoeksmeting<br />
en der astronomische bepalingen zijn<br />
in 191 1 uitgegeven bij de Javasche Boekhandel en<br />
Drukkerij te Batavia.<br />
In 1906 werd door de bovenlanden van Djambi<br />
een nieuwe, meer gunstige verbinding tusschen de<br />
driehoeks<strong>net</strong>ten van Midden- en Zuid-Sumatra gezocht<br />
en verkregen, waaraan tevens de secundaire<br />
triangulatie van dat gewest kan worden aangesloten.<br />
Nadat op enkele stations reeds hoekmetingen waren<br />
uitgevoerd, werden in 1908 de werkzaamheden gestaakt,<br />
om vooreerst alle krachten te kunnen besteden<br />
aan de triangulatie van de residentie Oostkust<br />
van Sumatra.<br />
In dit zoo belangrijk gewest zijn de werkzaamheden<br />
in 1907 begonnen onder leiding van den<br />
ingenieur Blok. Toen deze in 1909 wegens ziekte<br />
niet verlof naar Europa moest vertrekken, werd hij<br />
als Brigadechef opgevolgd door den kapitein der
33<br />
artillerie A. van Lith, die in ign werd vervangen<br />
door den kapitein der infanterie V. E. Segov.<br />
Door de aanschaffing bij Carpentier te Parijs van<br />
een basistoestel volgens de door Benoit en Guillaume<br />
aangegeven constructie met draden van<br />
invar, een alliage van ijzer en nikkel met zeer<br />
kleinen uitzettingscoefficient, kwam de Triangulatie<br />
eindelijk in het bezit van een toestel voor<br />
basismeting volgens de door Jaderin ingevoerde<br />
methode. Met behulp der draden, die een lengte<br />
hebben van 24 meter, kunnen de metingen zeer<br />
snel en nauwkeurig worden uitgevoerd. In 1910 is<br />
met dezen toestel een basis gemeten nabij Sampoen<br />
op de hoogvlakte ten noorden van het Tobameer.<br />
Het volgend jaar werd, aansluitende aan het oude<br />
<strong>net</strong> van Tapanoeli en het <strong>net</strong> der residentie Oostkust<br />
van Sumatra, een driehoeksketting gebracht<br />
over de tot Tapanoeli behoorende landstreken ten<br />
westen van het Tobameer. De hoekmetingen in<br />
beide gewesten zijn nog in gang.<br />
Een deel van het personeel der Triangulatiebrigade<br />
ging in 1910 over naar Celebes, om aldaar<br />
een begin te maken met de triangulatie op het<br />
zuidwestelijk schiereiland; in 1911 werd in de<br />
nabijheid van Djeneponto met de invardraden een<br />
basis gemeten. Terwijl op Sumatra de geheele<br />
triangulatie wordt uitgevoerd door het personeel<br />
der Triangulatie-brigade, zal op Celebes de vastlegging<br />
van de punten der derde orde geschieden<br />
door het personeel der opnemings-brigades, die<br />
het eiland in kaart zullen brengen. Bij de te verwachten<br />
economische ontwikkeling van Celebes<br />
onder de gewijzigde bestuurstoestanden zal men<br />
later in verband met wegenaanleg, cultures en<br />
mijnbouw beter in staat zijn de vaste punten in<br />
het terrein oordeelkundig te kiezen, dan thans het<br />
geval zou zijn. De hoofddriehoekmeting en de vastlegging<br />
van punten der tweede orde zullen dien<br />
ten gevolge veel vlugger kunnen worden uitgevoerd.<br />
Door de opnemings-brigades, die vóór 1886 met<br />
het in kaart brengen der gewesten van West- en<br />
van Oost-Java waren belast, zijn aansluitende aan
34<br />
de hoofd- en secundaire driehoeksmeting van Oudemans,<br />
doch volgens voorloopige gegevens, detailtriangulaties<br />
uitgevoerd; de oude opnemingen in<br />
Midden-Java berusten niet op een triangulatie. Toen<br />
in 1895 aan de pas opgerichte Opleidings-brigade<br />
onder den naam van „herziening" der verouderde<br />
en onbruikbare kaarten een geheel nieuwe opneming<br />
van Midden-Java werd opgedragen, ging hiermede<br />
de uitvoering eener detailtriangulatie gepaard. Reeds<br />
dadelijk bleek daarbij, dat de gegevens betreffende<br />
de punten der tweede orde, voorkomende in de<br />
vijfde Afdeeling der „Triangulation von Java"<br />
onbruikbaar waren, daar de pilaren die indertijd<br />
na de uitvoering der hoekmetingen door de bevolking<br />
in heerendienst waren gebouwd, voor het<br />
meerendeel niet op de juiste plaats waren opgericht;<br />
dientengevolge moest een nieuwe bepaling<br />
der punten van de tweede orde worden uitgevoerd.<br />
Ook deze metingen worden nog voortgezet; de<br />
resultaten zijn reeds gepubliceerd voor de residentiën<br />
Banjoemas en Kedoe in 1903 bij Kolff en Co.<br />
te Batavia, voor de residentie Semarang in 1912<br />
bij de Javasche Boekhandel en Drukkerij te Batavia.<br />
Behalve door het personeel van den Topographischen<br />
dienst zijn verder op Java nog detailtriangulaties<br />
uitgevoerd door het Kadaster, het<br />
Boschwezen en het personeel der Irrigatie.<br />
J. J. A. Muller.
OVERZICHT VAN DEN OPNEMINGS<br />
EN KAARTEERINGSARBEID IN DE<br />
WEST-INDISCHE KOLONIËN.<br />
Hoewel onze West-Indische koloniën reeds eeuwen<br />
in ons bezit zijn, behoeft men den blik niet zoo<br />
heel ver achterwaarts te werpen om te kunnen<br />
nagaan wat daar aan cartografischen arbeid verricht<br />
is.<br />
Wel werd<br />
— wat Suriname betreft — hetgeen<br />
er buiten den kring der toenmaals bestaande plantages<br />
lag, eenigszins bekend door de vele tochten<br />
die, hoofdzakelijk in de laatste helft vandeiBdeen<br />
in de eerste helft van de 19de eeuw, werden ondernomen<br />
om weggeloopen slaven in de bosschen<br />
te sporen of ze tot de Boven Marowijne en de<br />
Suriname-rivier te vervolgen, doch toen die tochten<br />
met de erkenning van de vrijheid, welke die slaven<br />
zich zelven hadden verschaft, een einde hadden<br />
genomen, werd er niet meer naar de binnenlanden<br />
omgezien.<br />
In dien toestand kwam feitelijk eerst verandering<br />
toen de Heeren J. F. A. Cateau van Rosevelt en<br />
J. F. A. E. van Lansberge, met het doel een betrouwbare<br />
kaart van Suriname samen te stellen, in<br />
1860 de verschillende rivieren tot aan hunnen middenloop<br />
begonnen te verkennen en de ligging er<br />
van vaststelden met behulpvan tal van astronomisch<br />
bepaalde punten. Die werkzaamheden duurden tot<br />
1879 en hebben geleid tot de in 1882 van Regeeringswege<br />
uitgegeven kaart van Suriname in<br />
10 bladen, schaal 1: 200000, welke kaart thans nog<br />
als de officieele kaart van die kolonie geldt.<br />
Uit deze kaart, aangevuld met zijne eigene van<br />
op
36<br />
veel energie getuigende opmetingen in de binnenlanden<br />
tusschen de jaren 1876 tot 1897, met die<br />
van de Boven Corantijn door C. Barrington Brown,<br />
van de Marowijne kreek door H. Coudreau en van<br />
een deel van den bovenloop der Nickerie-rivier door<br />
den toenmaligen Districts-Commissaris Van Drimmelen,<br />
heeft daarop de toenmalige Gouvernementslandmeter<br />
W. L. Loth in 1899 een kaart van de<br />
kolonie Suriname, schaal 1: 500000, met handleiding<br />
samengesteld en het licht doen zien.<br />
Met dat al moest daarop nog ruim 2 /3 gedeelte<br />
vin de Kolonie als „onbekende wildernis" worden<br />
aangegeven. Dit beschamend feit leidde er toe dat<br />
van verschillende zijden ernstige stappen werden<br />
gedaan om het onderzoek van Suriname's binnenlanden<br />
met kracht door te zetten.<br />
De eerste uitingen daarvan waren de op zich<br />
zelf staande expeditie in 1900 onder leiding van<br />
Dr. H. van Cappelle, die een in hoofdzaak geologisch<br />
onderzoek van de Nickerie-rivier instelde, en de<br />
Coppename-expeditie, die in 1901 onder leiding van<br />
den oud-majoor L. A. Bakhuis de verkenning van<br />
den bovenloop en van de bronnen van de Coppename-rivier<br />
op zich nam.<br />
Deze laatstgenoemde tocht was georganiseerd dooide<br />
Vereeniging voor Suriname, de Maatschappij<br />
ter bevordering van het Natuurkundig onderzoek<br />
van<br />
de Nederlandsche Koloniën en het Koninklijk<br />
Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, die daarvoor<br />
uit hun midden een Commissie tot Wetenschappelijk<br />
Onderzoek benoemden, waarvan de oud-<br />
Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië Jhr.<br />
C. H. A. van der Wijck voorzitter werd.<br />
Deze Commissie heeft zich niet beperkt tot de<br />
eerste expeditie, doch, nadat gebleken was, dat deze<br />
belangrijke resultaten had opgeleverd, ook het patronaat<br />
op zich genomen van de zes volgende tochten,<br />
t. w. de Saramacca-expeditie in 1902 onderleiding<br />
van den luitenant ter zee ie klasse A. J. van<br />
Stockum, de Gonini-expeditie in 1903 en de Tapanahoni-expeditie<br />
in 1904 onder leiding van den<br />
ien luitenant van het O. I. leger A. Franssen Her-
37<br />
derschee, de Toemoekhoemak-expeditie in 1907 onder<br />
leiding van den luitenant ter zee 2de klasse C. H.<br />
de Goeje, de Suriname-expeditie (1908) onder leiding<br />
van den luitenant ter zee ie klasse J. G. W. J.<br />
Eilerts de Haan, en eindelijk de Corantijn-expeditie<br />
in 1910 onder leiding van laatstgenoemden zeeofficier<br />
en toen deze onderweg tengevolge van een<br />
hevigen malariaaanval bezweek, onder die van den<br />
luitenani ter zee 2e klasse C. C. Kayser.<br />
In het begin werkten de drie genoemde vereenigingen<br />
min of meer gelijkelijk samen om die tochten<br />
mogelijk te maken, ofschoon toch van het begin af<br />
het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap<br />
de moeilijkste taak daarbij te vervullen had,<br />
daar het voor het bijeenbrengen van de nog noodige<br />
geldmiddelen zorg droeg. Bij de latere expedities<br />
was het zelfs uitsluitend dit Genootschap dat ze<br />
organiseerde met steun van de andere genoemde<br />
Vereenigingen, terwijl de Commissie hierboven vermeld<br />
zich met de leiding in Nederland bleef belasten.<br />
De vereischte geldmiddelen werden verkregen ten<br />
deele door de voor elke expeditie verstrekte Regeerings-subsidies,<br />
ten deele door bijdragen van de genoemde<br />
Vereenigingen, of gelden door particulieren<br />
bijeengebracht.<br />
De resultaten van deze expeditiën op topografisch<br />
gebied vindt men hoofdzakelijk in de uitvoerige door<br />
de leiders bewerkte kaarten, die met de daarop<br />
betrekking hebbende verslagen achtereenvolgens zijn<br />
opgenomen in het tijdschrift van het Aardrijkskundig<br />
Genootschap, jaargang 1902, 1903, 1904, 1905, 1908,<br />
1910 en 1912, terwijl die van de hiervorengenoemde<br />
tochten van de H.H. van Drimmelen en Dr. van<br />
Cappelle worden aangetroffen op de Carte géognostique<br />
du Nickérie Supérieur, schaal 1 : 200000, in de<br />
in 1907 bij de Hollandia-drukkerij te Baarn verschenen<br />
„Essai sur la Constitution géologique de<br />
la Guiane Hollandaise (district occidental) door Dr.<br />
H. van Cappelle.<br />
Deze kaarten doen zien dat thans alle Surinaamsche<br />
rivieren tot aan haren oorsprong in kaart gebracht zijn,<br />
het verticaal verband in hoofdtrekken bepaald is en
38<br />
de grens met Brazilië met voldoende zekerheid is<br />
vastgesteld kunnen worden; in één woord, dat de<br />
groote witte plek die tot een dertien jaren geleden<br />
nog op elke kaart van Suriname voorkwam, geheel<br />
verdwenen is.<br />
De bedoeling is het, thans een geheel nieuwe<br />
kaart van Suriname te vervaardigen, waarop de in<br />
het binnenland verkregen resultaten worden verbonden<br />
aan een geheel te herziene kaart van de<br />
benedenlanden.<br />
Met dat doel is eenige jaren geleden de oudmajoor<br />
van den Topografischen dienst van het 0.1.<br />
Leger Spiriet in Suriname geplaatst geworden, werden<br />
het vorige jaar in de benedenlandental van plaatsen<br />
op nieuw astronomisch bepaald en zijn eenige intelligente<br />
Surinaamsche jongelieden naar Java gezonden<br />
om daar het vak van opnemer grondig te<br />
leeren, ten einde, in Suriname teruggekeerd, de<br />
kern te vormen van een uitgelezen opnemingsbrigade.<br />
De West-Indische eilanden kon men, in het algemeen<br />
gesproken, tot zelfs een halve eeuw geleden<br />
slechts vinden op algemeene kaarten van den West-<br />
Indischen Archipel, waarop ze uiteraard niet veel<br />
meer dan stippen vormen. Het Kon. Nederlandsch<br />
Aardrijkskundig Genootschap heeft zich zeer beijverd<br />
om in dien toestand verbetering te brengen door<br />
in zijn tijdschrift te publiceeren geologische kaarten<br />
van Curacao, Aruba en Bonaire van Prof. K. Martin<br />
(zie 2e serie, deelIV, afdeeling: Verslagen en mededeelingen)<br />
en speciale kaarten van St. Eustatius<br />
(1874), van Curacao (1882) en van St. Martin (1890).<br />
Deze kaarten waren echter alle min of meer<br />
schetsmatig, zoodat, toen het voornemen bestond op<br />
Curacao het bevloeiingswezen te herzien, het gemis<br />
van topografische kaarten zeer werd gevoeld en de<br />
Regeering besloot de voornaamste eilanden Curacao,<br />
Aruba en Bonaire topografisch te doen opnemen.<br />
Een bekwaam topograaf van den Topografischen<br />
dienst in Nederlandsch-Indië werd daarvoor in 1906<br />
naar Curacao gedetacheerd en in het begin van 1911<br />
kon reeds de Topografische kaart van het eiland
39<br />
Curaqao in kleurendruk, schaal i : 20000, in 18<br />
bladen in den handel worden gebracht. De uitgave<br />
van de Topografische kaart van het eiland Aruba,<br />
schaal 1: 20000, in 8 bladen mede in kleurendruk,<br />
volgde in 1912, terwijl een soortgelijke kaart van<br />
Bonaire, in 6 bladen en op dezelfde schaal, thans<br />
nog ter perse ligt.<br />
Voorts zag nog in 1912 het licht dekaart van het<br />
stadsdistrict van het eiland schaal 1 : 5000,<br />
in 2 bladen in kleurendruk.<br />
L. A. Bakhuis.
DE HYDROGRAPHIE VAN DEN<br />
OOST-INDISCHEN ARCHIPEL.<br />
De hydrographische dienst is te allen tijde een<br />
zorg geweest van onze voorouders en onder hen<br />
waren in de eerste plaats de bewindhebberen der<br />
Oost-Indische Compagnie overtuigd van het belang,<br />
dat men had bij goede zeekaarten, speciaal van den<br />
0.-I. Archipel.<br />
De gegevens daarvoor werden verzameld op de<br />
verschillende reizen en de „Examinateurs" met den<br />
„Baas Kaartenmaker" te Batavia zorgden voor het<br />
verwerken daarvan.<br />
Dat die gegevens, hoewel niet volledig, soms<br />
merkwaardig juist waren, bewees de jongste opneming<br />
van de golf van Tomini, waarbij de hooge<br />
waarde bleek van de kaart, welke de hoeker „de<br />
Brandtgans", schipper Jan van der Wal, in 1682<br />
daarvan heeft gemaakt; hoe lang zij dienst kunnen<br />
doen bewijst dekaart, welke het fregat „deGeelvinck,"<br />
de chaloup „de Kraanvogel" en de pantjalang „Nova<br />
Guinea" in 1705 hebben vervaardigd van de Geelvinkbaai,<br />
welke thans nog de grondslag is van onze<br />
zeer gebrekkige hydrographische kennis dier kust.<br />
In de laatste helft der 18e en het begin der 19e<br />
eeuw hebben de Engelschen kaarten gemaakt van<br />
gedeelten van onzen Archipel, speciaal van het<br />
N.lijk gedeelte van Sumatra en de eilanden op de<br />
O.kust, en de Fransche wetenschappelijke expedities<br />
daarvoor gegevens geleverd door vluchtige opnemingen<br />
in de Anambas-eilanden en op de NW.<br />
en N.kust van Nieuw-Guinea, zoodat in 1854, van<br />
de 827 manuscripten, aanwezig in het depot der<br />
zeekaarten, 121 van vreemden oorsprong waren
41<br />
Thans is dit getal geslonken tot enkele, de kaarten<br />
der Anambas-eilanden, in 1893 opgenomen door<br />
de Engelschen.<br />
De meer systematische verzameling en verwerking<br />
van gegevens dateert eerst van 1821, toen de Gouverneur-Generaal<br />
Van der Capellen een „Kommissie<br />
tot verbetering van Indische zeekaarten" instelde<br />
en bepaalde dat ten allen tijde een oorlogsvaartuig,<br />
met uitsluiting van alle andere diensten, belast zou<br />
worden met het doen van hydrographische opnemingen.<br />
In 1823 werd aan de Kommissie toegevoegd<br />
een „depot van zeekaarten, boeken en instrumenten"<br />
en daarbij geplaatst een zeeofficier als<br />
amanuensis.<br />
De eerste opnemingsvaartuigen (') waren de<br />
koloniale korvet „de Courier" en de brik „Jacoba<br />
Elisabeth", welke dadelijk een aanvang maakten<br />
met het in kaart brengen van drie voorname vaarwegen:<br />
de Gasparstraten, straat Karimata en straat<br />
Sapoedi. Doch die ijverige en productieve arbeid<br />
duurde slechts 2 jaren, vermoedelijk ook ten gevolge<br />
van den achteruitgang en de weinige veerkracht<br />
bij de Koloniale marine in de laatste jaren<br />
van haar bestaan. Daarna werd gedurende 35 jaren<br />
geen vaartuig meer voor dien specialen dienst aangewezen;<br />
de Kommissie ontving daardoor slechts<br />
weinige gegevens, haar arbeid werd onbelangrijk<br />
en bij de bezuinigingen, tijdens het bestuur van den<br />
Kommissaris-generaal du Bus ingevoerd, werd zij in<br />
1834 ontbonden en hare werkzaamheden provisioneel<br />
opgedragen aan den havenmeester te Batavia.<br />
Toen de Koloniale marine bij de Koninklijke<br />
Nederlandsche was ingelijfd, werd de Kommissie in<br />
1838 wederom in eere hersteld om nog bijna 30<br />
jaar te blijven bestaan; evenwel werd nog geen schip<br />
aangewezen voor de hydrographische opnemingen<br />
en eerst in 1858 werd de Schoenerbrik „Pylades"<br />
daartoe geschikt gemaakt.<br />
De opnemingen tusschen '24 en '58 verricht, zijn<br />
bijna uitsluitend te danken aan in dienst zijnde<br />
(!) Zie ook de bijlage.
42<br />
oorlogschepen, van daar dat de meeste gelegen zijn<br />
in de nabijheid van de stations dier schepen, Ambon,<br />
Makasser, Banjoewangie, Samarang, Sambas, Riouw<br />
en Padang. Ook zijn toen eenige speciale opdrachten<br />
op de Z.kust van Java, welke slechts geringe<br />
hulpmiddelen eischten, volvoerd.<br />
Van de groote reizen, welke dienstbaar werden<br />
gemaakt om de hydrographische kennis van den<br />
Archipel te vermeerderen, dienen in het bijzonder<br />
te worden genoemd die naar de ZW.kust van Nieuw-<br />
Guinea in 1826—35 ondernomen door de korvet<br />
„Triton," de brikken „Postiljon" en „Doerga" en de<br />
schoeners „Iris" en „Sireen." Na het bezoek dier<br />
schepen hebben zwijgende wapenborden het Nederlandsche<br />
gezag daar moeten hooghouden.<br />
Met de „Pylades" begint de onafgebroken rij opnemingsvaartuigen<br />
waarvan de namen met de bewerkte<br />
terreinen, hierachter worden vermeld. Gebrek<br />
aan praktijk, geringe hulpmiddelen en voortdurend<br />
afbreken der werkzaamheden wegens timmeren of<br />
ziekte, maakten evenwel, dat het werk in den beginne<br />
maar weinig opschoot. In 1868 scheen een betere<br />
tijd te zullen aanbreken met de vervanging van<br />
het zeilschip door het stoomschip „Stavoren" maar<br />
tevens werd een terrein, de N. en N.0.-kust van<br />
Banka, in bewerking genomen, waarvoor zelfs dit<br />
vaartuig zonder stoomsloepen niet berekend was.<br />
Hoewel daar jarenlang is vertoefd en de minuutbladen<br />
bezaaid zijn met cijfers ')> bleek toch in den<br />
loop der tijden het werk onvolledig en moest het<br />
later worden herzien.<br />
Een stap vooruit deed men in 1874, door het<br />
speciaal voor de opnemingen gebouwde stoomschip<br />
„Hydrograaf" in dienst te stellen en daaraan toe te<br />
voegen een stoombarkas en kruisprauw, maar in<br />
1883 deed men weer een stap terug, door de uitzending<br />
van twee zeilschepen, de „Melvill van Carnbée"<br />
en de „Blommendal," omdat men meende, dat<br />
met een zeilschip de opnemer het terrein zooveel beter<br />
leert kennen. Hoewel toen de opneming van ver-<br />
') Op de tentoonstelling aanwezig.
43<br />
scheidene vaarwegen o.a. Straat Makasser en die<br />
van de kleine Soenda-eilanden veel meer drong dan<br />
die van de N.kust van Java, O.kust van Sumatra,<br />
Riouw en Lingga Archipel, waarvan vrij bruikbare<br />
kaarten bestonden, moesten deze laatste toch<br />
wel worden gekozen omdat alleen daarankergrond<br />
en geregelde land- en zeewind het mogelijk maakten<br />
ook met zeilschepen op te nemen, en een woord<br />
van hulde mag hier wel worden gebracht aan de<br />
officieren die, met die hoogst gebrekkige en verouderde<br />
vaartuigen, betrekkelijk nog zoo veel tot<br />
stand wisten te brengen.<br />
Eerst met den aanvang der 20ste eeuw brak een<br />
betere tijd aan. De zeilvaartuigen werden vervangen<br />
door stoomschepen, aanvankelijk getransformeerde<br />
flottieljevaartuigen, later ook speciaal voor het doel<br />
gebouwde, maar toch vorderden de opnemingen<br />
nog te langzaam om te voldoen aan billijke eischen<br />
der scheepvaart, zoodat het aantal steeds in dienst<br />
zijnde opnemingsvaartuigen moest worden uitgebreid<br />
en in 1905 werd bepaald op 4. Ook hadden zich<br />
langzamerhand nieuwere denkbeelden over de wijze<br />
van opneming baan gebroken, welke er toe leidden<br />
een juister verband te vinden tusschen het terrein<br />
en de nauwkeurigheid, vereischt voor de schaal der<br />
uit te geven kaart en dit, gevoegd bij het groote<br />
aantal der jongeren, die een leerschool doorliepen<br />
op het terrein zelf dat zij later zouden moeten<br />
bewerken, maakte dat het opnemen nu vlugger<br />
opschoot. Het tijdvak 1905 t/m '9 zal wel een van<br />
de meest productieve blijven; l) sedert werd één<br />
der 4 vaartuigen meer speciaal bestemd voor herzieningen<br />
van partieele opnemingen.<br />
Maar de groote uitbreiding van het transportwezen<br />
te water stelde steeds hooger en dringender<br />
algemeene en plaatselijke eischen en daaraan is<br />
het wel toe te schrijven, dat niet stelselmatig kon<br />
worden voortgegaan met het in kaart brengen van den<br />
]<br />
) Zie de op de tentoonstelling aanwezige kaart, welke<br />
in kleuren aangeeft welke terreinen in de verschillende<br />
tijdvakken zijn opgenomen.
44<br />
Archipel en dat zich tusschen de opgenomen kusten<br />
hier en daar nog gedeelten vertoonen, welke steeds<br />
op karteering wachten.<br />
Dat door de verschillende oorlogsbodems niet<br />
meer zooveel wordt geleverd op hydrographisch<br />
gebied als vroeger, niettegenstaande op de vloot<br />
nu meer officieren dienen die het opnemen machtig<br />
zijn, vindt zijn oorzaak in het veel geringer aantal<br />
schepen dat in dienst is en in den weinigen tijd,<br />
welke voor zulk werk beschikbaar kan worden<br />
gesteld. De Gouvernements-Marine blijft zich steeds<br />
beijveren om bijdragen voor de hydrographie te<br />
leveren en zelfs de officieren derKoninklijke paketvaart<br />
vinden, niettegenstaande hun zeer drukken<br />
dienst, nog gelegenheid af en toe nuttige aanwijzingen<br />
in te zenden.<br />
Als buitengewone baten voor de hydrographie<br />
mogen worden genoemd de om haar wetenschappelijke<br />
resultaten zoo algemeen bekende Sibogaexpeditie<br />
en de belooding van de tracés der telegraaikabelsjava<br />
—Boeleleng—Ampenan,Boeleleng—<br />
Makasser, Makasser—Ambon—Ternate —Menado,<br />
Koeteimonden —Makasser, Koeteimonden—Menado<br />
en Menado —Yap.<br />
Werden en worden de hydrographische opnemingen<br />
te water gedaan, voorbereid kunnen zij ook<br />
gedeeltelijk worden te land.<br />
Reeds in 1852 vinden wij aan de Kommissie<br />
toegevoegd een hydrographisch ingenieur, die sterrekundige<br />
waarnemingen deed om de onzekerheid,<br />
welke bestond omtrent de lengte van de hoofdplaats<br />
van Nederlandsch Oost-Indië, op te heffen. ') Later<br />
neemt deze ingenieur deel aan de groote topographische<br />
opneming van Cheribon, ook voor de<br />
hydrographie van belang wegens het astronomisch<br />
i) Opgeheven is die onzekerheid toen evenwel niet.<br />
In 1882 werd de bepaalde lengte, tengevolge van het<br />
telegraphisch bepaalde lengteverschil met Madras en<br />
Singapoera, vermeerderd met 18" en in 1896,toen Singapoera<br />
in het wereld<strong>net</strong> was opgenomen, nogmaals met<br />
n",5, zoodat het nu is gebracht op i06°48'37' O.
45<br />
bekend worden van punten aan de kust, daarop<br />
vinden wij hem terug in de Minahassa.<br />
Van 1862 t/m '71 worden door den hoogleeraar<br />
1879 t/m '93 door verschillende<br />
Oudemans en van<br />
zeeofficieren reizen door den Archipel gedaan tot<br />
astronomische bepaling van punten, welke bepalingen<br />
vooral moesten dienen om de bestaande zeekaarten<br />
te verbeteren. Maar ook voor de latere opnemingen<br />
zijn deze van veel nut geweest, omdat deze punten<br />
op verschillende terreinen gelegenheid hebben<br />
gegeven tot controleeren en verbeteren van het<br />
uitgevoerde werk, al boden zij den opnemer niet<br />
zulk een prachtig sluitend triangulatie-<strong>net</strong> om op<br />
voort te werken, als de Geographische en de Topographische<br />
dienst dit op sommige gedeelten deden.<br />
Behalve voor Batavia valt er slechts melding te<br />
maken van één lengtebepaling door telegraaf, n.l. die<br />
van Java—Boeleleng—Makasser in 1891, terwijl<br />
door draadlooze telegrafie in 1912 het lengteverschil<br />
werd bepaald tusschen Penang en het seinstation<br />
Je Meule op Weh. Ook de astronomische bepaling<br />
van Ned. Engelsche grensbakens op Sibetik, Ö.kust<br />
Borneo, en die van den mond der Bensbach-rivier,<br />
de Ned. Engelsche grens op de Z.kust van Nieuw-<br />
Guinea, zijn de hydrographie ten goede gekomen.<br />
Het is zeer moeilijk, zoo niet ondoenlijk een<br />
denkbeeld te geven van de kosten van de opnemingen,<br />
omdat de kosten der vaartuigen in vroegere jaren<br />
bijna niet zijn na te gaan. Eerst in het Koloniaal<br />
verslag van 1910 vinden wij deze; daarbij gevoegd<br />
de posten „plaatsing van signalen, aankoop, onderhoud<br />
en transportkosten van instrumenten en verdere<br />
kosten", „opleiding van Commandanten voor de<br />
opnemingsvaartuigen" en „kosten van het hydrographisch<br />
bureau in Nederland", krijgt men de<br />
volgende cijfers<br />
hydrographie:<br />
voor de totaalkosten der Indische<br />
1909. 1910. 1911.<br />
/ 612.370.— / 752.031.— / 679.041.—<br />
De kaarten, naar deze opnemingen<br />
vervaardigd,
46<br />
werden uitgegeven gedeeltelijk in Indië, waar men<br />
slechts kon beschikken over lithographen, gedeeltelijk<br />
in Nederland, waar de firma Hulst van Keulen nog<br />
kopergraveurs in dienst had. Zoo geeft de <strong>catalogus</strong><br />
van 1853, voorkomende in het Natuurkundig tijdschrift<br />
voor Nederlandsch Indië deel VII, 1854,<br />
16 kaarten welke in Batavia. 36 welke in Nederland<br />
worden uitgegeven, terwijl het recht daarvoor uitsluitend<br />
aan genoemde firma was verleend.<br />
Deze lijst is bedroevend onvolledig. Zij bevat<br />
slechts 6 overzichtskaarten en 13 kustkaarten, de<br />
overige zijn detailkaartjes van reeden en ankerplaatsen,<br />
zoodat een groot deel van den Archipel<br />
toen, en nog jaren daarna, hoofdzakelijk werd bevaren<br />
op Engelsche kaarten.<br />
Van 1871 tot '76, ten tijde dat het hydrographisch<br />
bureau in Nederland was overgebracht, werden ook<br />
koperkaarten vervaardigd aan het Departement van<br />
Marine te 's-Gravenhage en gedrukt bij particulieren,<br />
maar daarna werden in Batavia uitsluitend lithographiën<br />
vervaardigd. De Catalogus van 1893ver '<br />
meldt nog slechts 8 koperkaarten, waarvan het<br />
uitgeversrecht intusschen was overgegaan aan de<br />
firma Seyffardt.<br />
Na 1894, het jaar van de tweede overbrenging<br />
naar Nederland, werden de lithographiën, naarmate<br />
de toestand der steenen dit noodig maakte, geleidelijk<br />
weder omgezet in kopergravures, waar het blijvende<br />
gegevens betrof, en in autographieën voor terreinen,<br />
waar de toestand aan veel verandering onderhevig<br />
is, en werden alle kaarten uitgegeven door het Departement<br />
van Marine zelf. Aangezien in Nederland<br />
geen koperkaartgraveurs meer worden gevonden,<br />
worden de gravures in het buitenland vervaardigd.<br />
Thans bedraagt het aantal zeekaarten van den<br />
Archipel reeds 308, maar volledig is dit stel nog<br />
niet; van de Z.kust van Sumatra beZ. de eilanden,<br />
de Z.kust van Java, de O.lijkste kleine Soenda, de<br />
Sangi- en Talaud-eilanden, de Molukken en de Noorden<br />
ZW-kusten van N. Guinea bestaan nog geen<br />
kustkaarten, aan die van de W.kust van Nieuw-<br />
Guinea is men eerst kortelings begonnen.
47<br />
Wat de zeemansgidsen aangaat, was men vroeger<br />
eveneens aangewezen op de Engelsche en tot 1900<br />
werden de East Indian Archipelago Pilot en Findlay<br />
druk gebruikt. Behalve enkele partieele zeilaanwijzingen<br />
') bestonden alleen een gids rondom Java,<br />
een voor de kleine Soenda-eilanden en een voor de<br />
Molukken.<br />
Eerst na de laatste overbrenging van het bureau<br />
naar<br />
Nederland is men begonnen met het samenstellen<br />
van gidsen voor den geheelen Archipel, welk<br />
werk in 1908 is gereed gekomen.<br />
J. M. Phaff.<br />
J) Alle op de tentoonstelling aanwezig.
Opnemingen, verricht in Oost-Indië door opnemingsvaartuigen<br />
BIJLAQE.<br />
of speciaal daarvoor aangewezen schepen.<br />
Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
1822i Brik Jacoba Elisabeth<br />
F. A. Fokke.<br />
1823I Korvet Courier<br />
J. Stolze.<br />
1824 —1857 geen opnemingsvaartuig.<br />
1843 6<br />
7<br />
1858 J<br />
9 j<br />
60/<br />
O. en N.-kust Madoera-eil. Karimata<br />
en Seroetoe.<br />
N.-kust Billiton en aangrenzende vaarwaters.<br />
M. H. Jansen. Vaarwaters naar Soerabaja.<br />
I G. D. A. Ampt.<br />
(J. W. van Rhijn.<br />
J. Vos.<br />
A. W. Keuchenius.<br />
1 ) Schoenerbrik Pylades. »<br />
Straat Banka.<br />
n<br />
* 3<br />
W. Enstie.<br />
5<br />
N.-kust Banka.<br />
61"<br />
W H!'F. van Oordt.<br />
48
Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
1867 ( Schoenerbrik Pylades.<br />
8 ( Stoomschip Stavoren.<br />
9 .. 11<br />
70<br />
1<br />
l » »<br />
2 1<br />
3 j geen opnemingsvaartuig.<br />
4 i Stoomschip Hydrograaf.<br />
5 | »<br />
7 11<br />
»<br />
8 I ■<br />
„<br />
9 1;<br />
„ Soembing.<br />
II<br />
1880 „ Hydrograaf.<br />
IJ<br />
W. H. F. v. Oordt.<br />
J. C. Smith.<br />
C. L. v. Woelderen.<br />
n<br />
11<br />
H. J. v. Broekhuizen.<br />
:• T. E. de Brauw.<br />
W. J. v. Loenen.<br />
H.A. deSmit v.d.Broecke<br />
H. Nijgh.<br />
H.A.deSmitv d.Broecke<br />
H. Nijgh.<br />
H.A.deSmitv d.Broecke<br />
N. en N.O.-kust Banka<br />
O.-kust Banka.<br />
„ en Gasparstraten.<br />
J Gasparstraten en vaarwaters rond<br />
Billiton.<br />
' Vaarwaters beW. en beZ. Billiton.<br />
Straat Siberoet.Gedeelte straat Soenda.<br />
Gasparstraten.<br />
Zeeloodingen N.O.-kust Banka. (*)<br />
Vaarwaters naar Soerabaja.<br />
1Zeeloodingen N.O.-kust Banka.<br />
JN, en N O.-kust Billiton.<br />
Vaarwaters naar Soerabaja.<br />
O.-kust Billiton.<br />
49<br />
(*) Van de periodieke opnemingen van het Westgat en Oostgat is, met uitzondering van de laatst verrichtte, geen melding gemankt.<br />
De eerste vallen in '82, '86, '00, '96, 1900, '4 en '8, de tweede in '82, '87- '94, '98, 1902 en '6.
I<br />
Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
1881<br />
2<br />
3<br />
Stoomschip Hydrograaf.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Hydrograaf.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Hydrograaf.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Hydrograaf.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Hydrograaf.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
M. C. v. Doorn. , Straat Karimata.<br />
H. F. Kouwenberg.<br />
ë | u , ,<br />
T. L. Hordijk. j N.kust Java.<br />
IM. C. v. Doorn. Krakatau en omgeving. Duizend eilani<br />
C. H. Cornelissen.<br />
den.<br />
f££&?"* i| N.kust Java.<br />
C. H. Cornelissen. Duizend eilanden.<br />
H. F. Kouwenberg. N.kust Java.<br />
S. K. Sybrandi. Z.O. kust Sumatra.<br />
K. W. Goetz. Tjilatjap.<br />
C. H. Cornelissen. Javazee.<br />
H. F. Kouwenberg. N.kust Java.<br />
* f W yb A F an di<br />
v 'Maren ■ ! zO-- Sumatra. N. gedeelte straat<br />
) ëernz. v. I Berg | Soenda-<br />
'<br />
N-kllst<br />
I C. H. Cornelissen. 1) T<br />
, ■ TV -, ■ ,<br />
) A.W F. C.v. Woerden. I<br />
Kanmon Djawa-eilanden. Java-zee.<br />
A. H. Hoekwater.<br />
Madoera-<br />
'<br />
N.kust Java.<br />
I<br />
.<br />
50
Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
.<br />
Schoener Blommendal.<br />
) J. W. A. F. v. Maren O. en Z.-kust Madoera.<br />
j Bentz. v. d. Berg.<br />
1888 Stoomschip Hydrograaf.<br />
A. W. F. C. v. Woerden.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée. A H. Hoekwater.<br />
„ Blommendal.<br />
\ J. W. A. F. v. Maren.<br />
Bentz. v. d. Berg.<br />
I J. H. Calmeyer.<br />
Stoomschip Hydrograaf.<br />
A. W. F. C. v. Woerden.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée. A. H. Hoekwater.<br />
„<br />
!J.<br />
W. A. F. v. Maren.<br />
Blommendal.<br />
Bentz. v. d. Berg.<br />
D. A. Krayenhoff v. d.<br />
Leur.<br />
,H.<br />
Stoomschip Hydrograaf.<br />
O. W. Planten. Key-eilanden<br />
1890<br />
Straten Sapoedi en Laoet.<br />
NO.-kust Sumatra.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Hydrograaf.<br />
„ Banda.<br />
•A.W. F. C. v. Woerden.<br />
\A. H. Hoekwater.<br />
/G. F. Tydeman.<br />
D. A. Krayenhoff v. d.<br />
Leur.<br />
H. O. W. Planten.<br />
11.A. T. J. F. van Oyen.<br />
Bawean. Java-zee.<br />
N.-kust Java Straat Madoera.<br />
Z.O. kust Sumatra. Gedeelte straat<br />
Soenda.<br />
Koninginne baai en Emmahaven.<br />
Bawean. Java zee.<br />
ZO.-kust Borneo.<br />
ZO.-kust Sumatra Gedeelte straat<br />
Soenda.<br />
ZO.-kust Sumatra. Gedeelte straat<br />
Banka.<br />
Key eilanden.<br />
ZO.-kust Borneo.<br />
51
aar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Banda.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Banda.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Banda.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Banda.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Banda.<br />
G F. Tydeman.<br />
.<br />
D. A. Krayenhoff v. d.<br />
Leur.<br />
L. A. T. J. F. v. Oyen.<br />
G. F. Tydeman.<br />
i D. A. Krayenhoff v. d.<br />
Leur.<br />
/ J. H. Hoogstraten.<br />
L. A. T. J. F. v. Oijen.<br />
G. F. Tydeman.<br />
J. H. v. Hoogstraten.<br />
G. P. v. Hecking Colenbrander.<br />
R. O. J. Verschoor.<br />
J. H. v. Hoogstraten.<br />
G. P. v. Hecking Colenbrander.<br />
! R. O. J. Verschoor.<br />
[( J. H. v. Hoogstraten.<br />
I W. Naudin ten Cate.<br />
I G. P. v. Hecking Coleni<br />
i_„<br />
NO.-kust Sumatra.<br />
ZO. en NO.-kust Sumatra.<br />
Z.O.kust Borneo.<br />
N.O.kust Sumatra.<br />
Kleine Paternoster-eil.<br />
N.O.kust Sumatra.<br />
O.wal Aroe-eilanden.<br />
N.O.kust Sumatra. Riouw-arch.<br />
Z.gedeelte Straat Makasser.<br />
Riouw-archipel.<br />
f N.O.kust Sumatra.<br />
Z.gedeelte Straat Makasser.<br />
52
|<br />
Jaar Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
1897<br />
8<br />
Schoener Melvill v. Carnbeé.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Borneo.<br />
„ Banda.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Banda.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip Java.<br />
„ Banda.<br />
„ Makassar.<br />
Schoener Melvill v. Carnbée.<br />
„ Blommendal.<br />
Stoomschip van Gogh.<br />
Stoomschip Java.<br />
1900 „ Makasser.<br />
„ Van Gogh.<br />
Bali.<br />
„ Makasser.<br />
H O. W. Planten.<br />
W. Naudin ten Cate.<br />
H. C. Velthuizen.<br />
E. E. Dullemond.<br />
H. O. W. Planten.<br />
W. Naudin ten cate.<br />
E. E. Dullemond.<br />
H. O. W. Planten.<br />
W. Naudin ten Cate.<br />
S. K. Sybrandi.<br />
E. E. Dullemond.<br />
H. F. Hoven.<br />
H. O. W. Planten.<br />
| J. M. P. Kluit.<br />
S. K. Sybrandi.<br />
H. F. Hoven.<br />
i 1. M. P. Kluit.<br />
| R. O. J. Verschoor.<br />
J. T. v. Slooten.<br />
H. F. Hoven.<br />
Riouw- en Lingga-archipel.<br />
I O.kust Sumatra. Lingga-arch.<br />
Gedeelte Z.kust Nieuw-Guinea.<br />
Z.gedeelte Straat Makassar.<br />
Riouw-archipel.<br />
i Lingga-archipel.<br />
i O.kust Borneo. N.kust Celebes.<br />
Lingga-archipel.<br />
, Gedeelte golf van Tomini.<br />
1 O.kust Borneo. W.kust Celebes.<br />
Lingga-archipel.<br />
Lingga-archipel en O.kust Sumatra.<br />
Gedeelten Golf van Tomini en N.kust<br />
Celebes<br />
O.kust Borneo. W. en N.kust Celebes.<br />
O.kust Sumatra.<br />
Straat Boeton.<br />
W.kust Celebes. O.kust Borneo.<br />
53
-<br />
Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
'<br />
Stoomschip Van Gogh.<br />
! F.' Bot J<br />
"<br />
VerSCh<br />
°° Straat Karimata.<br />
Bali.<br />
J. F. v. Slooten. O.kust Celebes.<br />
Ceram.<br />
D. A. P. Koning. Humboldtbaai en omgeving.<br />
1902<br />
Makasser<br />
H. F. Hoven. O.kust Borneo.<br />
Van Gogh.<br />
F. Bot. Kleine Soenda eilanden.<br />
Bali.<br />
J. T. v. Slooten. Saleyer en omgeving.<br />
3<br />
Makasser.<br />
H. M. v. Straaten. O.kust Borneo.<br />
„ Van Gogh. I F. Bot.<br />
Kleine Soenda-eilanden.<br />
v J.<br />
Bali.<br />
T. v. Slooten.<br />
' J. A. M. Bron. Golf v. Boni. Z.kust Celebes. Saleyer<br />
/ S. P. fHonoré Naber. en omgeving.<br />
\<br />
de<br />
SamPh baai<br />
- W.kust Borneo en eilanden<br />
T Haan.<br />
-<br />
„ Van Doorn.<br />
„ Van Gogh.<br />
Bali.<br />
„ Van Doorn.<br />
„ Van Gogh.<br />
Bali.<br />
F. Bot. Kleine Soenda-eilanden.<br />
S. P. 1'Honoré Naber. Golf van Boni. Z.O.kust Borneo. Z.-<br />
kust Celebes.<br />
J. G. W. J. Eilerts de W.kust Borneo en eilanden.<br />
Haan.<br />
L. P. W. v. d. Wal. | Kleine Soenda-eilanden.<br />
S. P. 1'Honoré Naber. ! Golf van Tomini.<br />
i<br />
54
Jaar. j Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
1906 11<br />
IJ<br />
JJ<br />
II<br />
II<br />
IJ<br />
JJ<br />
Jl<br />
H<br />
II<br />
II<br />
II<br />
M<br />
w<br />
JJ<br />
IJ<br />
JJ<br />
JJ<br />
IJ<br />
Van Doorn.<br />
Van Gogh.<br />
Bali.<br />
Borneo.<br />
Lombok.<br />
Van Doorn.<br />
Van Gogh.<br />
Sumbawa.<br />
Borneo.<br />
Lombok.<br />
Van Gogh<br />
Sumbawa.<br />
Van Doorn.<br />
Borneo.<br />
Lombok.<br />
Van Gogh.<br />
Van Doorn.<br />
Borneo.<br />
Lombok.<br />
J. G. W. J. Eilerts de<br />
Haan.<br />
L. P. W. v. d. Wal.<br />
S. P. 1'Honoré Naber.<br />
C. A. Fock.<br />
| J. F. Hosang.<br />
L. H. G. Krol.<br />
L. P. W. v. d. Wal.<br />
C. A. Fock.<br />
tF. . H. Hosang.<br />
G. Krol.<br />
. tF. H. Hosang.<br />
L. P. W. v. d. Wal.<br />
J. L. H. Luymes.<br />
C. A. Fock.<br />
G. Krol.<br />
J. L. H. Luymes.<br />
O. H. v. Persyn.<br />
D. E. Keus.<br />
W.kust Borneo en eilanden.<br />
Kleine Soenda-eilanden.<br />
Golf van Tomini en O.kust Celebes.<br />
Z.kust Borneo en rivieren.<br />
W.kust Borneo en eilanden.<br />
W. „ Sumatra „ „<br />
Kleine Soenda-eilanden.<br />
O. en N kust Celebes.<br />
Z.kust Borneo.<br />
W.kust Sumatra en eilanden.<br />
jKleine Soenda eilanden.<br />
O.kust Celebes. Golf van Boni.<br />
Z.kust Borneo en rivieren.<br />
W.kust Sumatra en eilanden.<br />
Kleine Soenda-eilanden.<br />
W.kust Aroe-eilanden.<br />
Z.kust Borneo en rivieren. N. en N.O.-<br />
kust Banka, kleine opdrachten.<br />
55
Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />
1910 Stoomschip Van Gogh.<br />
„ Van Doorn.<br />
„ Borneo.<br />
„ Lombok.<br />
„ Havik.<br />
Van Gogh.<br />
Van Doorn.<br />
Borneo.<br />
„ Sumbawa.<br />
Van Gogh.<br />
„ Van Doorn.<br />
Van Doorn.<br />
Lombok.<br />
„ Borneo.<br />
„ Sumbawa.<br />
„ Condor.<br />
F. C, Brust.<br />
f J. L. H. Luymes.<br />
I P. C. Coops.<br />
O. H. v. Persyn.<br />
D. E. Keus.<br />
C. L. v. Buuren.<br />
C. F. Brust.<br />
P. Kruys.<br />
O. H. v. Persyn.<br />
D. E. Keus.<br />
I F. C. Brust.<br />
] J. J. H. Cömmys.<br />
( G. L. Heeris.<br />
j P. Kruys.<br />
J. J. de Vries.<br />
J. P. Muller.<br />
P. C. Coops.<br />
W.-kust Sumatra en eilanden.<br />
Kleine Soenda-eilanden.<br />
W.kust Nieuw-Guinea.<br />
N. en O.kust Banka, Palembang,Djambi<br />
en Paneirivier en kleine opdrachten.<br />
Westervaarwater Soerabaja Drempel<br />
Kapoeas-rivier.<br />
Westkust Sumatra en eilanden.<br />
NW.kust Nieuw-Guinea.<br />
W.kust „<br />
Assahan-rivier. Kleine opdrachten.<br />
W.kust Sumatra en eilanden.<br />
N.W.kust Nieuw-Guinea.<br />
Reede Tg. Priok en Batavia. Vaarwater<br />
beW. Koender. Kleine opdrachten.<br />
Westgat Soerabaja.<br />
56
DE OCEANOGRAPHIE VAN DEN<br />
OOST-INDISCHEN ARCHIPEL.<br />
Hoewel waarnemingen de zee betreffende uit den<br />
aard der zaak door zeevarenden en kustbewoners<br />
sinds onheuchelijke tijden zijn gedaan, is de Oceanographie<br />
als wetenschap, welke in den ruimsten zin<br />
het systematisch onderzoek der zee beoogt, nog<br />
slechts weinig meer dan een halve eeuw oud. Bepaalde<br />
zich te voren het onderzoek voornamelijk<br />
tot de oppervlakte en tot de kennis van de diepten,<br />
rechtstreeks van belang voor de scheepvaart en<br />
visscherij, omstreeks het midden der vorige eeuw<br />
gaven de eischen van het allangs aangroeiend<br />
wereldverkeer aanleiding tot uitbreiding van het<br />
onderzoek tot de grootere diepten en tot het systematisch<br />
verzamelen, bewerken en publiceeren van<br />
wat er aan waarnemingen omtrent weer en wind<br />
en stroomen in tal van scheepsjournalen besloten<br />
lag. De telegraafkabel kwam den weg vragen langs<br />
den bodem van den oceaan; de Amerikaansche<br />
zeeofficier Brooke vond in 1854 het eerste doelmatige<br />
diepzeelood uit, en enkele jaren later, in<br />
1857, publiceerde een ander Amerikaansch zeeofficier,<br />
Maury, de eerste dieptekaart van den Atlantischen<br />
oceaan.<br />
Reeds een tiental jaren te voren had dezelfde<br />
Maury door de publicatie van zijne „Wind- en Stroomkaarten<br />
der Oceanen" (1848) eene eerste, belangrijke<br />
schrede gedaan op den weg, waarlangs sinds dien<br />
Meteorologie en Oceanographie zich hebben ontwikkeld.<br />
De ontdekking, dat ook op zeer groote diepten<br />
nog levende organismen voorkwamen, was oorzaak,
58<br />
dat vooral zoölogen het onderzoek der zee gingen<br />
ter hand nemen en de ook voor hunne wetenschap<br />
noodige oceanographische waarnemingen gingen<br />
doen. Het voorbeeld werd gegeven door Wyville<br />
Thomson, die in 1868met het Engelsch oorlogschip<br />
„Lightning" de eerste eigenlijke oceanografische<br />
expeditie leidde, welke sinds door tal van grootere<br />
en kleinere in alle deelen der wereldzee werd gevolgd.<br />
Een der meest bekende, die van den „Challenger,"<br />
welke van 1872 tot 1876 een reis om de wereld<br />
maakte, bezocht ook onzen Oostindischen archipel.<br />
Nadien werden ook door enkele andere onderzoekingsvaartuigen<br />
onder vreemde vlag in het gebied<br />
van dien archipel hier en daar eenige oceanografische<br />
waarnemingen gedaan. Onder eigen vlag werd daar<br />
door H.M. flottieljevaartuig „Siboga" onder leiding<br />
van Max Weber eene diepzee-expeditie gemaakt,<br />
welke een jaar duurde (1900 —1901) en uitsluitend<br />
het oostelijk deel van den Archipel tot haar terrein<br />
koos. De bewerking van de vooral op zoölogisch<br />
gebied zeer omvangrijke resultaten dezer expeditie<br />
is nog niet geheel afgeloopen. Met behulp van de<br />
door H.M. „Siboga" gedane loodingen en van die,<br />
welke uit andere bronnen tot het jaar 1903bekend<br />
waren, kon in laatstgenoemd jaar eene dieptekaart<br />
van den archipel worden uitgegeven, welke ter<br />
tentoonstelling aanwezig is.<br />
In een ander hoofdstuk van dezen <strong>catalogus</strong> vindt<br />
men aangegeven hoe het staat met de kennis van<br />
den horizontalen vorm, d.i. met de cartografie van<br />
de zeeën en kusten, en welke belangrijke vooruitgang<br />
er, tengevolge van den voortdurenden arbeid<br />
onzer opnemingsvaartuigen en de bijdragen van de<br />
schepen der Gouvernements-Marine op dit gebied<br />
te constateeren is; weder een ander hoofdstuk doet<br />
zien, dat, dank zij den omvangrijken arbeid van<br />
Van der Stok voor een groot aantal punten in den<br />
archipel een vrij volledig overzicht omtrent de vertikale<br />
waterbeweging door de getijen is verkregen,<br />
van de horizontale beweging — de getij- en moessonstroomingen<br />
— nog slechts weinig met nauwkeurigheid<br />
bekend is.
59<br />
De kennis van den vertikalen vorm dezer zeëen,<br />
d.i. van hare diepten, strekte zich een 40-tal jaren<br />
geleden nog slechts weinig verder uit dan tot de<br />
diepten, welke in voorkomend geval nog het ankeren<br />
van schepen toelieten. Diepten boven 100 vademen<br />
(-t- 180 M.) komen op de zeekaarten dezer streken<br />
van vóór 1870 slechts sporadisch voor. Betrouwbare<br />
gegevens omtrent de vraag of de diepten in<br />
de binnenzeeën van den archipel bij honderden,<br />
dan wel bij duizenden vademen waren te rekenen,<br />
had men nog slechts op enkele punten.<br />
De onzekerheid, welke er vooral bij eenigszins<br />
bewegelijk schip, bij gebrek aan bijzondere hulpmiddelen,<br />
voorbereiding en oefening, in vele gevallen<br />
bleef bestaan omtrent het oogenblik. waarop<br />
het lood, dalende aan een uit touw geslagen loodlijn,<br />
den bodem had bereikt, maakte, dat het ook voor<br />
den meest weetgierige weinig aanlokkelijk was zich<br />
met de toevallig aan boord aanwezige hulpmiddelen<br />
aan dat zeer tijdroovend experiment te wijden. Als<br />
voorbeeld hoe onzeker de dan verkregen resultaten<br />
konden zijn, kan worden gewezen op eene looding,<br />
welke indertijd door een onzer oorlogsschepen in<br />
de Banda-zee werd verricht bewesten de Bandagroep,<br />
en waarbij werd aangenomen, dat eerst met<br />
4000 vademen lijn de bodem werd bereikt, terwijl<br />
later dicht bij hetzelfde punt de loodingsmachine van<br />
H. M. „Siboga" slechts diepten van ruim 4000 M.<br />
vond.<br />
Eerst het gebruik van staaldraad in plaats van<br />
touw en van looden, welke volgens het door Brooke<br />
aangegeven beginsel een groot deel van hun gewicht<br />
op den zeebodem achterlaten, heeft in belangrijke<br />
mate tot de kennis van de groote diepten<br />
der oceanen en van de bekkens in onzen archipel<br />
bijgedragen. Uitbreiding van deze kennis behoorde<br />
mede tot de opgaven van de Siboga-expeditie, welke<br />
daartoe een aantal loodingen op doelmatig gekozen<br />
punten verrichtte.<br />
Hoezeer met de uitgave van de Siboga-kaart<br />
eene belangrijke schrede voorwaarts werd gedaan,<br />
waren en zijn ook nu nog over zoo groote uitge-
60<br />
strektheden van den zeebodem in onzen archipel<br />
de diepten onbekend, dat van het aangeven van<br />
het juiste beloop der dieptegrenzen in bijzonderheden<br />
op vele punten vooreerst nog geen sprake<br />
zal kunnen zijn. Daar uit den aard der zaak voor<br />
de opnemingsvaartuigen de opnemingen voor nautische<br />
doeleinden als regel voor moeten gaan, zullen<br />
loodingen van groote diepte, evenals tot dusverre,<br />
voornamelijk te wachten zijn van kabelleggers en<br />
van schepen, varende voor wetenschappelijk onderzoek.<br />
Dit neemt niet weg, dat sinds 1903 ook van<br />
de opnemingsvaartuigen, welke uitgerust waren met<br />
een diepzeeloodingstoestel, op vele punten zeer welkome<br />
gegevens werden verkregen. Daaronder valt<br />
in de eerste plaats te noemen H. M. „Bali", welk<br />
schip onder bevel van den luitenant ter zee iekl.<br />
S. P. I'Honoré Naber een groot aantal diepe<br />
loodingen verrichtte in de Golf van Tomini en daar<br />
beoosten in de Molukken-passage, alsmede een<br />
zeker aantal op doelmatig gekozen punten in het<br />
Noordwestelijk deel der Banda-zee, benoorden Straat<br />
Manipa, in Straat Makassar, de Flores-zee, de Balizee<br />
en bij Bonerate.<br />
Behalve door deze loodingen werd de uitbreiding<br />
van de kennis der grootere diepten in den O. I.<br />
archipel sinds de verschijning van de Siboga-kaart<br />
verkregen doorloodingen van de navolgende schepen<br />
ter aangeduider plaatse:<br />
H. M. Flottieljevaartuig „Edi", welk schip o. a.<br />
op de strekking Palao-Menado en in Straat Makassar<br />
een groot aantal loodingen verrichtte ten dienste<br />
van de Duitsch-Nederlandsche Telegraafmaatschappij.<br />
H. M. Opnemingsvaartuig „Borneo" in het Oostelijk<br />
gedeelte der Banda-zee (nabij de Banda-groep,<br />
de Watubela- en de Kei-eilanden) en in het Oostelijk<br />
gedeelte van de Ceram-zee bezuiden Nieuw-Guinea.<br />
H. M. Opnemingsvaartuig „van Gogh" in het<br />
Noordoostelijk gedeelte van de Ceram-zee aan den<br />
rand van het plateau ten ZW. van de Macluer-golf.<br />
Het Duitsche onderzoekingsschip „Pla<strong>net</strong>" in het<br />
Mentawei-bekken, in den Indischen Oceaan bewesten<br />
Sumatra en bezuiden Java, in het westelijk deel der
61<br />
Ceram-zee tusschen Obi Major en Misool, en in den<br />
Stillen Oceaan ter Noordkust van Nieuw-Guinea.<br />
Het Engelsch kabelschip „Mag<strong>net</strong>" in den Indischen<br />
Oceaan tusschen N. Keeling-eiland en Straat<br />
Soenda.<br />
Het Engelsch oorlogsschip „Fantome" in Straat<br />
Lombok en ten ZW. van Soemba.<br />
Deze loodingen hebben de ook uit de vroegere<br />
loodingen opgedane ondervinding bevestigd, dat<br />
bijna overal in het oostelijk deel van den archipel<br />
de zeebodem sterk afwisselende diepten vertoont<br />
en dat in het algemeen reeds op korten afstand uit<br />
de kust groote diepte wordt gevonden. Ook bevestigden<br />
o. a. de door de „Pla<strong>net</strong>" gedane loodingen<br />
het vermoeden, dat er bezuiden Java eene randdiepte<br />
zou bestaan, d. i. eene betrekkelijk smalle,<br />
sterke inzinking van den bodem, loopende evenwijdig<br />
aan de algemeene strekking van de kustlijn.<br />
Die loodingen doen het meer dan waarschijnlijk<br />
achten, dat er bezuiden Java twee dergelijke randdiepten<br />
bestaan, waarvan de noordelijkste, met diepten<br />
tot ruim 3000 M., de oostwaartsche voortzetting<br />
schijnt te vormen van het Mentawei-bekken, de<br />
zuidelijkste met diepten tot 7000 M., die van de<br />
reeds op de Siboga-kaart aangegeven aan Sumatra<br />
evenwijdig loopende inzinking van tuim 5000 M.<br />
diepte.<br />
In den Stillen Oceaan werd door H. M. „Edi"<br />
eene diepte van ruim 7200 M. gelood beoosten de<br />
Talauer-eilanden, welke diepte waarschijnlijk is te<br />
beschouwen als het zuidelijkste deel van eene randdiepte<br />
evenwijdig aan den oostrand der Philippijnen.<br />
Binnen het gebied der Siboga-kaart werd door<br />
hetzelfde schip nog eene dergelijke randdiepte gevonden<br />
beoosten de Palao-eilanden met ruim 6800 M.<br />
diepte.<br />
De loodingen van 11. M. „Bali" toonden o. a. aan,<br />
dat de Golf van Tomini tot dichtbij de kust ofden<br />
rand van het kustrif meer dan 1000 M. diep is, in<br />
het westelijk gedeelte over een groot oppervlak<br />
zelfs diepten van 1800 tot 2000 M. heeft, en in den<br />
oostelijken toegang diepten tot ruim 3700 M. Laatst-
62<br />
bedoelde inzinking schijnt, zij het met eene onderbreking<br />
van minder diepte, samen te hangen<br />
tot ééne randdiepte, evenwijdig aan het Noordelijk<br />
deel van Celebes, met de inzinking, welke zich<br />
tusschen de Sangir- en de Talaut-eilanden in<br />
Noordelijke richting tot nabij Mindanao schijnt uit<br />
te strekken.<br />
Ditzelfde schip constateerde in het Noordwestelijk<br />
deel van de Banda-zee eene diepte van 5098 M.,<br />
ongeveer 30 zeemijlen beZ. Straat Greyhound;<br />
ongeveer 50 zeemijlen verder zuidwaarts eene van<br />
4833 M. en dicht beoosten Wowoni eene van 3881 M.<br />
In Straat Makassar bleken de in het Noorden en<br />
Zuiden gevonden diepten van meer dan 2000 M.<br />
zich voort te zetten door het nauwe gedeelte tusschen<br />
de Borneo-bank en het kustgedeelte van Kaap Mandar<br />
tot Kaap Williams.<br />
Eene ter tentoonstelling aanwezige, onder leiding<br />
van Prof. Dr. G. A. F. Mole'ngraaff vervaardigde<br />
dieptekaart is samengesteld met gebruikmaking van<br />
alle hier genoemde gegevens.<br />
Blijft, ook na deze aanwinsten der laatste jaren,<br />
nog veel te doen over, wat betreft de meer gedetailleerde<br />
kennis van de diepere gedeelten van<br />
den Archipel, in hare groote trekken kunnen thans<br />
de diepteverhoudingen daar reeds vrij goed bekend<br />
worden genoemd.<br />
In zijn westelijk gedeelte maakt de zeebodem<br />
van den archipel deel uit van een uitgestrekt ondiep<br />
plateau, samenhangend met het aziatisch vasteland<br />
en aan zijn west- en zuidzijde begrensd door de<br />
groote diepte van den indischen oceaan; in het<br />
oostelijk gedeelte van den archipel een afwisseling<br />
van hoogte en diepte, met opvallend smalle, langgerekte<br />
en in vele gevallen gebogen bodemverheffingen.<br />
De daartusschen besloten inzinkingen van<br />
den bodem hebben over het algemeen groote diepten<br />
en zijn, hoewel aan de oppervlakte overal met elkaar<br />
en met de oceanen in verbinding staande, op bepaalde<br />
diepten van elkaar en van de oceanen geïsoleerd<br />
door onderzeesche ruggen.<br />
Als een gevolg van deze bodemformatie doet zich
63<br />
het verschijnsel voor, dat in tegenstelling met hetgeen<br />
in de oceanen wordt waargenomen, waar de<br />
temperatuur van het water tot op zeer groote diepte<br />
steeds afneemt, in de bekkens van den archipel de<br />
temperatuur afneemt tot aan de diepte, waarop zij<br />
van den oceaan zijn afgesloten en beneden die diepte<br />
verder genoegzaam constant is.<br />
Het aantal waarnemingen op verschillende diepten<br />
omtrent temperatuur en samenstelling van het zeewater<br />
was in den archipel tot dusverre nog gering,<br />
zoodat in dit opzicht nog veel te doen overblijft.<br />
Intusschen bleek reeds uit de onderzoekingen van<br />
den Challenger, later door die van „Valdivia",<br />
„Siboga", „Pla<strong>net</strong>", e. a. bevestigd, dat ook in de<br />
bekkens van den archipel zich in de temperatuurverdeeling<br />
eenzelfde verschijnsel voordoet, als in<br />
tropische gedeelten van de oceanen werd geconstateerd,<br />
en door de Duitschers met den naam „Sprung,<br />
schicht" wordt aangeduid. Hieronder wordt verstaandat<br />
de temperatuur van het zeewater op eene betrekkelijk<br />
geringe diepte (100 a 200 M.) snel afneemt,<br />
vervolgens met toenemende diepte langzaam. De<br />
oorzaak van dit verschijnsel, het eerst uiteengezet<br />
door den duitschen oceanograaf Dr. G. Schott bij<br />
de bewerking van de resultaten der „Valdivia"-<br />
expeditie, is te vinden in de sterke verdamping van<br />
het water aan de oppervlakte. Dit water verkrijgt<br />
daardoor een zoodanig zoutgehalte, dat het, ondanks<br />
zijne hoogere temperatuur, grooter soortgelijk gewicht<br />
heeft dan het daaronder gelegene, koelere<br />
water. Hierdoor ontstaat eene vertikale uitwisseling<br />
en menging tot op die diepte, waar het aanwezige<br />
koudere water hetzelfde soortelijk gewicht<br />
heeft als het zinkende, gemengde en warmere doch<br />
zoutere water der boven die diepte aanwezige waterlaag.<br />
Op die diepte houdt de menging door vertikale<br />
uitwisseling op en heeft warmteuitwisseling<br />
verder alleen door de zeer langzaam werkende geleiding<br />
plaats. Het gevolg is, dat even boven de<br />
bedoelde diepte het water nog eene tamelijk hooge<br />
temperatuur heeft, even daaronder eene merkbaar<br />
lagere. Deze waterlaag, waar aldus de temperatuur
64<br />
bij toenemende diepte als met een sprong afneemt,<br />
vormt de „Sprungschicht".<br />
Omtrent de samenstelling van den zeebodem in<br />
de groote diepten van den archipel is nog weinig<br />
onderzocht. Wel zijn door de Siboga-expeditie en<br />
o.a. ook door H.M. „Bali" een aantal bodemproeven<br />
bovengebracht, doch het tijdroovend onderzoek daarvan<br />
is nog niet afgeloopen. Het aantal punten, waarvan<br />
deze in vele gevallen kleine hoeveelheden bodemmaterie<br />
werd verkregen, is in vergelijking van het<br />
zeer groote oppervlak van dit zeegebied, nog altijd<br />
klein te noemen.<br />
Als een vrij algemeen kenmerk werd bij eene<br />
oppervlakkige beschouwing der verzamelde bodemproeven<br />
tijdens de Siboga-expeditie den indruk<br />
verkregen, dat overal binnen het eilandengebied<br />
de bezinkingsproducten in sterke mate van terrigenen<br />
aard zijn, d. w. z. dat een goed deel daarvan<br />
bestaat uit de door afwatering en wind naar zee<br />
gevoerde verweeringsproducten van het boven water<br />
reikende deel van de aardkorst en uit materie van<br />
plantaardigen ooreprong. Vulkanische producten<br />
komen veelvuldig op den zeebodem voor.<br />
Van de koraalriffen, waaraan vooral het oostelijk<br />
deel van den archipel zeer rijk is, is, uitgezonderd<br />
dan in zuiver zoölogisch opzicht, nog betrekkelijk<br />
weinig studie gemaakt. Ook omtrent deze riffen en<br />
de ondiepe kustwateren is de bestaande kennis door<br />
de onderzoekingen van Max Weber verrijkt geworden.<br />
Onder meer is daarbij ook gebleken, dat<br />
ook in onzen archipel uitgestrekte lithotamnionbanken<br />
voorkomen.<br />
De vroeger gehuldigde meening, als zouden in<br />
het westelijke deel van den archipel geene rifvormende<br />
koralen voorkomen, is gebleken niet juist<br />
te zijn.<br />
Omtrent de vraag, of in den archipel atollen en<br />
randriffen voorkomen, heerscht nog een verschil<br />
van meening. dat voornamelijk verband houdt met<br />
de vraag of de daarmede overeenkomende rifvormen,<br />
welker aanwezigheid in den archipel uit de hydrografische<br />
opnemingen is gebleken, ook wat hunne
65<br />
wordingsgeschiedenis betreft, gelijk zijn te stellen<br />
met die, welke elders tot de echte atollen en randriffen<br />
worden gerekend.<br />
Omtrent hetgeen in deze wateren tot dusverre<br />
is verricht op het gebied van de zoölogie en de<br />
botanie, welke niet tot de eigenlijke physische<br />
oceanographie zijn te rekenen, zij hier alleen vermeld,<br />
dat met name door de resultaten der Sibogaexpeditie<br />
de kennis dier wetenschappen belangrijke<br />
uitbreiding heeft ondergaan en dat sinds eenige<br />
jaren van gouvernementswege onderzoekingen worden<br />
gedaan, welke meer bepaaldelijk bevordering<br />
van visscherijbelangen beoogen.<br />
G. F. Tydeman.
NATUURKUNDIGE AARDRIJKS-<br />
KUNDE VAN DEN OOST-INDISCHEN<br />
ARCHIPEL.<br />
Bij het onderzoek van natuurverschijnselen op<br />
aarde en zee of in den dampkring zijn twee richtingen<br />
mogelijk: men kan op één plaats, maar<br />
gedurende langen tijd, volgens een bepaald systeem,<br />
nauwkeurige waarnemingen verrichten, of ook er<br />
zich op toeleggen om gegevens te verzamelen,<br />
minder in getal en uit den aard der zaak minder<br />
nauwkeurig, maar voor vele plaatsen van een streek,<br />
land of oceaan, die men de intensieve en extensieve<br />
zou kunnen noemen. Beide richtingen hebben haar<br />
voor- en nadeelen: voorkeur voor een van beiden<br />
houdt verband met aard en aanleg van den natuuronderzoeker<br />
en beide zijn onmisbaar, omdat zij<br />
elkander aanvullen en steunen.<br />
De oudste vertegenwoordigers dezer beide<br />
richtingen in Nederlandsch-Indië zijn zeker wel<br />
Dr. P. L. Onnen, die in 1841 te Buitenzorg een<br />
reeks van meteorologische waarnemingen aanving<br />
en Franz Junghuhn, die, in 1835in Indië aangekomen,<br />
overal waar hij kwam observaties deed en ze ook<br />
wist te vereenigen tot één geheel in zijn bekende<br />
beschrijving van het klimaat van Java in verschillende<br />
hoogtegordels.<br />
Een eerste organisatie, uitgegaan van de Kon.<br />
Akademie van Wetenschappen, waarbij den officieren<br />
van gezondheid was opgedragen meteorologische<br />
waarnemingen te verrichten, voerde natuurlijk tot<br />
teleurstelling, ofschoon voor enkele plaatsen als<br />
Buitenzorg, Banjoewangie, Padang, Bandjermassin<br />
en Ambon, bruikbare reeksen werden verkregen.<br />
In 1866 kon Dr. P.A.Bergsma, in 1861hiertoe uitgeonden,<br />
met behulp van 5 inlandsche assistenten
67<br />
in een daartoe gehuurde woning, de reeks van<br />
uurwaarnemingen aanvangen, die tot heden onafgebroken<br />
is voortgezet en, ofschoon de officiceele<br />
organisatie van het Observatorium te Batavia eerst<br />
in 1875 haar beslag kreeg, kan dus de geboorte<br />
van die instelling en de aanvang van systematisch<br />
onderzoek op 1 Januari 1866 worden gesteld. Hoe<br />
zich daarna het Observatorium op natuurlijke wijze<br />
heeft ontwikkeld en de stroomingen van wetenschappelijk<br />
onderzoek en methoden van onderzoek<br />
heeft gevolgd, moge blijken uit de volgende korte<br />
overzichten, die tot toelichting mogen dienen van de<br />
tentoongestelde boekwerken, kaarten en instrumenten.<br />
1. Het Jaarboek. In 1871 verscheen het eerste<br />
deel van de „Observations", bevattende uurwaarnemingen<br />
van meteorologische elementen en van<br />
mag<strong>net</strong>ische declinatie. De uitvoerige bewerking<br />
dezer gegevens werd destijds als een groote bijzonderheid<br />
beschouwd en kan als voorbeeld dienen<br />
van een uitmuntende toepassing van de intensieve<br />
methode.<br />
Volledige mag<strong>net</strong>ische observaties van de drie<br />
elementen (declinatie, horizontale kracht en verticale<br />
kracht) zijn verschenen in de jaarboeken van af<br />
September 1883 en resultaten van seismologische<br />
observaties zijn geregeld daarin gepubliceerd sinds<br />
Juli 1898.<br />
In deze Jaarboeken, waarvan op het oogenblik<br />
het 33 ste deel (1910) is gepubliceerd, zijn ook<br />
verschillende bijzondere onderzoekingen opgenomen<br />
in den vorm van Appendices, waarvan men de<br />
onderwerpen in de hierbijgaande lijst kan vinden.<br />
De bewerking van het 34 ste deel is gereed, maar<br />
de publicatie bleef achterwege wegens overmaat<br />
van werk op de Landsdrukkerij.<br />
2. Regenwaarnemingen. Vóór zijn vertrek uit Indië<br />
in 1882 werd door Dr. Bergsma een systeem van<br />
regenwaarnemingen in den Indischen Archipel georganiseerd,<br />
dat in 1879 in werking trad met 74<br />
stations op Java en 44 op de Buitenbezittingen.<br />
Hoe gering omstreeks dien tijd de algemeene<br />
belangstelling in dergelijke publicaties was, moge
68<br />
hieruit blijken, dat een Gouverneur-Generaal den<br />
steller van dit overzicht den raad gaf die uitgave<br />
te staken, omdat zich toch niemand voor den regenval<br />
interesseerde en hoezeer de tijden sedert veranderd<br />
zijn, uit van Bemmelen's publicatie „Regenval<br />
op Java" (1908), waarin van meer dan 700<br />
stations de verkregen resultaten zijn samengesteld;<br />
deze publicatie toch geschiedde onder den drang van<br />
belangstellenden bij cultures van allerlei aard, van<br />
het Departement van Landbouw en van denIrrigatiedienst.<br />
In 1911 werd een belangrijk bedrag door de<br />
Regeering toegestaan voor de systematische bewerking<br />
van gegevens betreffende den regenval op<br />
Java en op het eind van 1912 werden geregeld<br />
waarnemingen ontvangen van 1660 stations, waarvan<br />
1361 op Java en Madoera en 299 in de Buitenbezittingen.<br />
Kenmerkend voor de algemeene belangstelling<br />
is het, dat onder die 1361 stations 669<br />
behooren tot den Bevloeiingsdienst en 539 aan<br />
particulieren.<br />
Een tentoongestelde regenkaart van Java bevat<br />
de nieuwste gegevens, die op dit oogenblik beschikbaar<br />
waren.<br />
3. Aardmag<strong>net</strong>isme. Nadat in 1874—1879 Dr.<br />
E. van Rijckevorsel een mag<strong>net</strong>ische opneming van<br />
den Indischen Archipel had tot stand gebracht, kon<br />
30 jaren later, 1903—1907, door Dr. W. van<br />
Bemmelen een nieuwe opneming worden verricht;<br />
de resultaten hiervan zijn in een wandkaart tentoongesteld.<br />
4. Vulcanische verschijnselen en Aardbevingen. De<br />
macro-seismische waarnemingen in den geheelen<br />
archipel zijn jaarlijks te samen gesteld en gepubliceerd<br />
in het Natuurkundig Tijdschrift van Nederlandsch-Indië<br />
(Deel 46—71, 1883 —1912), eerst door<br />
de seismologische commissie, later, vanaf 1898, door<br />
het observatorium.<br />
Vanaf 1898 zijn in de jaarboeken de resultaten<br />
der macro-seismische waarnemingen gepubliceerd,<br />
verricht eerst met behulp van Milne's horizontalen<br />
slinger, in aansluiting aan de organisatie van de
69<br />
British Association, later door middel van horizontale<br />
slingers van Bosch en Ehlert en den vertikalen<br />
slinger (1000 KG.) van Wieehert. Ook een maandclijksch<br />
seismologisch bulletin wordt door het Observatorium<br />
uitgegeven, waardoor de verschillende<br />
observatoria zoo spoedig mogelijk in kennis worden<br />
gesteld met de Indische aardbevingen.<br />
5. Getijden. Kort nadat Darwin zijn nieuwe methode<br />
van bewerking van getijwaarnemingen had uitgewerkt<br />
en een getijdienst in Britsch-Indië was georganiseerd,<br />
werd een nieuwe methode, steunend op Darwin's<br />
grondslagen, maar geschikt voor waarnemingen op<br />
enkele uren per dag, uitgewerkt en een getijdienst<br />
voor 5 jaren georganiseerd, omvattende omstreeks<br />
80 stations. De eerste resultaten werden gepubliceerd<br />
in 1889(Verslagen en MededeelingenKon. Akademie)<br />
in het Tijdschrift van het Kon. Instituut van Ingenieurs<br />
(1890—1896) en in het Natuurkundig Tijdschrift<br />
van Ned. Indië (1896); een eerstesamenstelling<br />
der resultaten met kaarten is te vinden in het werk<br />
„Wind and Weather, Tides and Tidal Streams", 1897;<br />
een tweede volledig overzicht in de uitgave „Elementaire<br />
theorie der Getijden" (1910). Van 1908tot op<br />
heden werden door het Observatorium getijtafels berekend<br />
en uitgegeven voor Pontianak, Belawan Dcli,<br />
Oost- en Westgat van Soerabaia, Oedjoeng Pangka,<br />
Bandjermasin, Moeara-djawa en Palembang.<br />
6. Meteorologische waarnemingen in den Archipel.<br />
Het groote nut, dat men van meteorologische waarnemingen<br />
ook buiten Batavia kan trekken, bleek<br />
duidelijk in 1890, toen aan het Observatorium advies<br />
werd gevraagd omtrent de meest geschikte plaats<br />
voor legering van troepen in de Preanger. Op<br />
grond van observaties, verricht gedurende één jaar<br />
op 5 stations langs de lijn Batavia-Garoet, kon Tjimahi<br />
als de meest geschikte plaats worden aangewezen.<br />
Een andere methode, om een voor vele doeleinden<br />
(expedities, opnemingen) nuttige en noodzakelijke<br />
kennis te verkrijgen van meteorologische toestanden<br />
in den Archipel, werd gevolgd door uittrekking van<br />
de niet-instrumenteele waarnemingen, vastgelegd in<br />
de scheepsjournalen van oorlogsschepen, die van
70<br />
1814—1890 de Indische zeeën hadden bevaren,<br />
welke journalen voor dit doel uit het Archief te<br />
's Gravenhage naar Batavia werden opgezonden.<br />
De resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd<br />
in den atlas „Wind and Weather etc." 1907.<br />
Op dit oogenblik is een nieuwe organisatie in<br />
werking getreden, waarbij op vele plaatsen zoo op<br />
Java als<br />
in de Buitenbezittingen, meteorologische<br />
waarnemingen worden verricht, die door het Observatorium<br />
worden bewerkt. In dit jaar zag het eerste<br />
deel dezer publicatie het licht onder den titel<br />
„Observations made at secondary stations in Netherlands<br />
East India", 1913.<br />
7. Het onderzoek der hoogere luchtlagen. In het<br />
wolkenjaar 1896— 97, door Hildebrandsson georganiseerd,<br />
werd door het Observaterium aan de internationale<br />
coöperatie deelgenomen, en hoogte en drift<br />
van de verschillende wolkensoorten met behulp van<br />
twee photographische theodolieten gemeten.<br />
In 1909 werd met behulp van de nieuwste middelen:<br />
loodsballons, ballons met registreertoestel en<br />
vliegers, het eigenlijke onderzoek der hoogere luchtlagen<br />
aangevangen. De resultaten dezer onderzoekingen<br />
zijn en worden gepubliceerd in een nieuwe<br />
uitgave van het Observatorium onder den titel<br />
„Verhandelingen", waarvan op dit oogenblik twee<br />
nummers zijn verschenen. Een overzicht van de verkregen,<br />
hoogst belangrijke, resultaten vindt men in<br />
een verhandeling van Dr. van Bemmelen gepubliceerd<br />
in het werk „Luftfahrt und Wissenschaft," herausgegeben<br />
von J. Sticker. De ontdekking van verscheidene<br />
luchtstroomingen boven elkander en van een<br />
sterke westelijke strooming (oostenwind), die zich met<br />
een snelheid van 34 M. per seconde op een hoogte<br />
van 30.5 KM. beweegt en voorts het aantreffen van<br />
een temperatuur van — 87 0 C. op een hoogte van<br />
16 K.M. mogen hier alleen worden genoemd.<br />
8. Nadere bijzonderheden omtrent de werkzaamheden<br />
van het Observatorium en de daardoor noodzakelijk<br />
geworden uitbreiding van personeel vindt<br />
men in de jaarverslagen (1910 —1912), doorDr. van<br />
Bemmelen in de laatste jaren in het licht gegeven.
71<br />
Hieruit blijkt, dat de inrichting, die door Bergsma<br />
werd aangevangen met 5 inlandsche assistenten, nu<br />
arbeidt met een personeel van een 40-tal personen.<br />
9. Reizen naar Indië. Vanafde oprichting van het<br />
Kon. Ned. Meteor. Instituut heeft Prof. Buys Ballot<br />
het groote belang voor de zeevaart van kennis der<br />
oceanografische toestanden in den Indischen en Atlantischen<br />
Oceaan ingezien en gewaardeerd.<br />
Het oudste aanwezige journaal loopt over 1820-1825<br />
en is gehouden door den Kapitein Jacobus Boelen<br />
van het schip Delphina ; uit de verzameldejournalen<br />
werden reeds in 1855 belangrijke zeilaanwijzingen<br />
van het Kanaal naar Java en omgekeerd gepubliceerd.<br />
Was destijds kennis van de heerschende winden<br />
de meest belangrijke voor de zeilvaart, waardoor<br />
groote besparing aan tijd kon worden verkregen,<br />
thans zijn het voornamelijk de zeestroomingen, van<br />
wier mede- of tegenwerking op lange routes de duur<br />
van de vaart afhankelijk is. De verschillen in gewonnen<br />
tijd zijn geringer dan vroeger, maar daarin gelijke<br />
mate dekosten zijn gerezen, blijft het product constant.<br />
Journalen, bevattende reizen van en naar Oost-<br />
Indië, ontvangt het Instituut van de Maatschappij<br />
Nederland, Rotterdamsche Lloyd, Java—China—<br />
Japan Lijn, Java—Bengalen Lijn en de Indische<br />
Lloyd. Deze journalen nemen zonder twijfel een<br />
eerste plaats in onder de verzamelingen vanandere<br />
zeevarende naties, waaronder alleen Engeland,<br />
Duitschland en Amerika deelnemen aan de bewerking<br />
van Oceanografische gegevens. Op 31 December 1905<br />
bedroeg het aantal journalen 5191, op 31 December<br />
1912 6698, een gemiddelde toeneming van ongeveer<br />
200 journalen per jaar. In 1912 was dit aantal reeds<br />
263 en het is nog steeds toenemend.<br />
De tentoongestelde kaarten van zee- en windstroomingen<br />
zijn werkkaarten, geteekend ten behoeve van<br />
de gepubliceerde atlassen. Het aantal waarnemingen,<br />
gebruikt voor de samensteliing van het nieuwste deel<br />
(December, Januari, Februari 1856 —1910) van het<br />
werk over den Indischen Oceaan bedraagt 1.860.613.<br />
J. P. van der Stok.
DE VERMEERDERING ONZER<br />
GEOLOGISCHE KENNIS VAN DEN<br />
NEDERLANDSCH OOST-INDISCHEN<br />
ARCHIPEL IN DE LAATSTE<br />
40 JAREN.<br />
Ofschoon het natuurwetenschappelijk onderzoek<br />
onzer Koloniën in de laatste halve eeuw in allerlei<br />
richting krachtig werd voortgezet, zijn de resultaten,<br />
naar het mij wil voorkomen, op het gebied der<br />
geologie en aanverwante vakken zeker niet het<br />
minst belangrijk geweest.<br />
Wat vooreerst de praktische resultaten betreft,<br />
kan gewezen worden op de ontdekking van belangrijke<br />
kolenvelden (Sumatra's Westkust, Borneo's<br />
Oostkust), die gedeeltelijk reeds in ontginning zijn;<br />
op groote hoeveelheden petroleum, die door boringen<br />
aan den dag werden gebracht (Java, Sumatra<br />
Borneo); eindelijk op goudertsen, die op enkele<br />
punten van Sumatra en van Noord-Celebes in ontginbare<br />
afzettingen bleken voor te komen.<br />
Daarbij werd het wetenschappelijk onderzoek niet<br />
vergeten. Door de Gouvernements mijningenieurs,<br />
gedeeltelijk ook door Nederlandsche en buitenlandsche<br />
geleerden, werden uitgestrekte terreinen hetzij<br />
verkend, hetzij nauwkeurig opgenomen, en hunne<br />
bevindingen in den vorm van verslagen, met bijbehoorende<br />
geologische kaarten, gepubliceerd. Hier<br />
zijn vooral te noemen: Java, een groot gedeelte<br />
van Sumatra, geheel Bangka en Billiton, een gedeelte<br />
van West-Borneo, van Oost-Borneo en van Celebes,<br />
Lombok, eindelijk de Molukken, met inbegrip van<br />
Nederlandsch Nieuw-Guinea en den Timor-Archipel.
73<br />
Bij dit onderzoek bleek nu, dat de opvatting, die<br />
men vroeger over de geologische samenstelling van<br />
den Indischen Archipel had, ten eenenmale onjuist<br />
was. Uitgezonderd Java, dat door Junghuhn reeds<br />
goed bekend geworden was, wist men vóór 50 en<br />
zelfs vóór 40 jaren niet veel meer van dienArchipel,<br />
dan dat er werkzame vulkanen voorkwamen, dat<br />
er dikke sedimentaire lagen optraden, die in navolging<br />
van Junghuhn alle voor tertiair gehouden<br />
werden, en welke hier en daar steenkolen van<br />
goede kwaliteit bevatten, eindelijk, dat de eilanden<br />
Bangka en Billiton rijk aan tinerts waren. Tot dit<br />
weinige, en enkele andere verspreide, maar weinig<br />
vertrouwbare gegevens, was toen de geologische<br />
kennis van onze overzeesche bezittingen buiten Java<br />
beperkt.<br />
Op den algemeen als juist aangenomen regel,<br />
dat alle sedimenten tertiair waren, maakte alleen<br />
Timor een uitzondering, op welk eilandreeds door<br />
Macklot, een lid der vóór Junghuhn in Indië werkzame<br />
„Natuurkundige Commissie" versteeningen<br />
waren gevonden, die een oud karakter droegen.<br />
In 1858 kwamen eenige fossielen van Timor naar<br />
Batavia, waaronder encrinietcn en ammonieten herkend<br />
werden; in 1862 hield von Richthofen eenige<br />
versteeningen van Timor, die hij bij Junghuhn<br />
zag, zeer bepaald voor tot de Bergkalk behoorend,<br />
dus voor carbonisch; en nadat in 1864 Beyrich<br />
eene grootere suite versteeningen van Timor, als<br />
behoorend tot de kolenkalk had beschreven, was<br />
aan het optreden van paleozoïsche lagen op dat<br />
eiland niet meer te twijfelen. Latere onderzoekingen<br />
hebben aangetoond, dat deze fossielen iets jonger<br />
zijn, en tot de perm-formatie, dus tot het opperste<br />
paleozoïcum moeten gesteld worden.<br />
Eerst 10 jaren later, in 1874, werden op Sumatra,<br />
in de Padangsche Bovenlanden, door het Mijnwezen<br />
lagen met versteeningen {Phillipsia, fnsulinen, enz.)<br />
ontdekt, die eveneens paieozoïsch waren. Zij werden<br />
door Ferd. Roemer als kolenkalk beschreven, terwijl<br />
latere onderzoekers ze weder voor iets jonger, namelijk<br />
voor opper-carbonisch, houden.
74<br />
In 1883 werden door het Mijnwezen de eerste<br />
mesozoïsche versteeningen gevonden, namelijk in<br />
mergels van de Wester-Afdeeling van Borneo, die<br />
Geinitz als cretaceïsch bepaalde.<br />
In 1889 volgde de ontdekking door Wichmann<br />
van de eerste triassische lagen op het eiland Roté<br />
(Rotti), en van jurassische gesteenten op hetzelfde<br />
eiland, deze laatste echter niet in vaste lagen, maar<br />
als uitwerpsels van slikbronnen (z. g. slikvulkanen);<br />
terwijl Ten Kate in 1891 door het vinden van halobiënkalk<br />
als rolstukken in eene rivier van Midden-<br />
Timor bewees, dat de triasformatie ook op dat eiland<br />
voorhanden is.<br />
Van dit jaar volgen de ontdekkingen van mesozoïsche,<br />
gedeeltelijk ook van paleozoïsche formaties<br />
snel op elkaar. Successievelijk werd aangewezen:<br />
In 1892, jura op Boeroe, door Martin.<br />
In 1895 en 1896, jura op West-Borneo, door<br />
Martin, Vogel en Krause.<br />
In 1897, jura op Noord-Borneo (Serawak), door<br />
Bullen Newton.<br />
Daarna:<br />
In 1899, op verschillende eilanden vau het oostelijk<br />
gedeelte van den Archipel (Molukken), perm,<br />
trias, jura, krijt, eoceen en jong-tertiair, door Verbeek.<br />
In 1899, trias in Noord-Sumatra, door Volz.<br />
In 1900, perm, trias, jura, krijt, op verschillende<br />
Moluksche eilanden, door G. Boehm.<br />
In 1902, trias op West-Borneo, door Wing Easton<br />
en Vogel.<br />
In 1906, carboon en krijtformatie in Djambi fZuid-<br />
Sumatra), door Tobler.<br />
In 1907, trias in de Molukken op verschillende<br />
eilanden door Wanner, en in Portugeesch Timor<br />
door Hirschi.<br />
In 1908, de rhatische formatie in de Padang'sche<br />
Bovenlanden (Sumatra), door Miss M. Healey. Deze<br />
formatie is echter later gebleken een weinig ouder<br />
te zijn, en tot de opper-trias te behooren.<br />
In 1908, jura, in Djambi (Zuid-Sumatra), door<br />
Tobler.<br />
In 1909, trias op Boeroe, door Krumbeck.
75<br />
In 1911, paleozoïsche, mesozoïsche en tertiaire lagen<br />
in westelijk Zuid-Nieuw-Guinea, door Martin.<br />
In 1912, opper-trias in de Padangsche Bovenlanden,<br />
door Krumbeck.<br />
Terwijl men dus nog in 1882 meende, dat alle<br />
mesozoïsche lagen in Nederlandsch-Indië ontbraken,<br />
blijkt nu, dat lagen uit alle drie de hoofdafdeelingen<br />
van het mesozoïcum voorhanden zijn. De zee, die<br />
nu de eilanden van onzen Indischen Archipel omgeeft,<br />
was zooals uit verschillende gegevens blijkt,<br />
in het carboon reeds voorhanden, en scheidde toen<br />
reeds China van Australië. De groote landmassa,<br />
die Neumayr in de jura-periode tusschen die landen<br />
aannam, en als sino-australisch-continent aanduidde,<br />
heeft nooit bestaan, althans niet na het carboon,<br />
en waarschijnlijk vroeger evenmin.<br />
Volgens de boven opgegeven nieuwe ontdekkingen<br />
kunnen nu in den Archipel de volgende gesteentegroepen<br />
onderscheiden worden, die op de door den<br />
oud-mijningenieur E. C. Abendanon vervaardigde, en<br />
ten toon gestelde geologische schetskaart van den<br />
Archipel aangegeven zijn. Met het oog op de kleine<br />
schaal der kaart moesten echter sommige groepen<br />
vereenigd worden.<br />
1. Oude leigesteenten (schiefers) zonder versteeningen,<br />
van onbekenden ouderdom. Hieronder zijn<br />
waarschijnlijk zoowel azoïsche, als verschillende<br />
oud-paleozoïsche gesteenten. Tot de laatste behooren<br />
waarschijnlijk de kleileien met goudhoudende kwartsgangen,<br />
maar tot nog toe is zelfs geen spoor van<br />
versteeningen in deze leien aangetroffen.<br />
Deze gesteenten zijn zeer verspreid en komen<br />
waarschijnlijk overal in den ondergrond voor. Men<br />
kent ze van Sumatra, Bangka, Billiton, Karimondjawa,<br />
Borneo, Celebes en talrijke eilanden van de<br />
Molukken (de Molukken hier in uitgebreiden zin genomen,<br />
dat is, met inbegrip van Nieuw-Guinea, den<br />
Timor-Archipel en de Kleine Soenda-eilanden).<br />
2. Groep der oude basische eruptiefgesteenten, van<br />
grootendeels prae-permischen ouderdom; een gedeelte
76<br />
is wellicht jonger (mesozoïsch). Hiertoe behooren<br />
peridotiet, serpentijn, gabbro, diabaas en diabaasporfieriet,met<br />
hunne tuffen, brecciën en schaalsteenen,<br />
die met de oude leigesteenten opgericht en geplooid<br />
zijn. Sumatra, Borneo, Celebes, Molukken.<br />
3. Granietgesteenten. Deze zijn in de Molukken<br />
jonger dan groep 2, daar zij o.a. op Ambon, Lirang<br />
en Wetar gangvormig in peridotiet, diabaas en<br />
gabbro optreden. Zij zijn echter tevens ouder dan<br />
triassisch, omdat gruis van granieten in de opperpaleozoïsche,<br />
of waarschijnlijker triassische zandsteenen<br />
van Ambon voorkomt. Andere granieten,<br />
namelijk sommige van Djambi en het Noordelijke<br />
gedeelte van Palembang (de Rawas), zijn echter<br />
stellig jonger, daar zij mesozoïsche (waarschijnlijk<br />
jurassische) sedimenten contact-metamorph veranderd<br />
hebben. Sumatra, Bangka, Billiton, Borneo, Celebes,<br />
Molukken.<br />
4. Paleozoïsch, grootendeels opper-carbonisch en<br />
permisch. Sumatra, Timor, Molukken.<br />
5. Trias-formatie. Sumatra, Borneo, Oost Celebes,<br />
talrijke Molukken-eilanden.<br />
6. Jura-formatie. Sumatra, Borneo, Oost-Celebes,<br />
verschillende Molukken-eilanden.<br />
7. Krijt-formatie. Sumatra, Java, West-Borneo,<br />
verschillende Molukken-eilanden.<br />
8. Eruptiefgesteenten dermesozoïsche periode. Hiertoe<br />
behooren sommige granieten, kwartsporfieren,<br />
diabazen en melafieren. Sumatra, Java, Borneo,<br />
Molukken.<br />
9. Oud-tertiaire (eoceene en oligoceene) afzettingen.<br />
Sumatra, Java, Borneo, Celebes, Molukken. Bevatten<br />
de goede Indische steenkolen.<br />
10. Jong-tertiaire (mioceene) eruptiefgesteente)!.<br />
Leuciet- en nephelien-gesteenten, andesieten, dacieten<br />
en bazalten. Gruis van deze gesteenten komt wel in<br />
de mioceene, maar niet in de eoceene gesteenten<br />
voor. Sumatra, Java, Bawean, Borneo, Celebes,<br />
Molukken.<br />
11. Jong-tertiaire (mioceene enplioceene) afzettingen.<br />
Zachte kleisteenen, mergels, zandsteenen en kalksteen,<br />
steeds met een gehalte aan gruis van de
77<br />
eruptiefgesteenten der groep 10. In de Molukken<br />
behooren de hoogstgelegene terrasvormige koraalkalken<br />
tot het plioceen. Mioceene afzettingen komen<br />
°p de meeste eilanden van den Archipel voor, maar<br />
niet op Bangka, Billiton, Ambon en enkele andere.<br />
12. Kwartaire afzettingen en Vulkanen. Hiertoe<br />
behooren de laaggelegen terraskalken der Molukken,<br />
losse zandsteenen van vulkanisch gruis en de vulkanen<br />
zelf, die voor het grootste gedeelte in den<br />
kwartairen tijd werden opgebouwd. De kwartaire<br />
sedimenten komen op bijna alle eilanden van den<br />
Archipel voor, de vulkanen, waarvan er verscheidene<br />
nog werkzaam zijn, daarentegen slechts op enkele<br />
eilanden, die in vier groepen zijn in te deelen. Tot<br />
de eerste groep behooren de vulkanen van Sumatra,<br />
Java en de kleine Soenda-eilanden tot Pantar. Het<br />
op Pantar oostelijk volgende eiland Alor bevat geen<br />
jonge vulkanen, maar wel mioceene eruptiepunten.<br />
I)e tweede groep bevat de ellipsvormig geranschikte<br />
vulkanen van de Banda-zee; hiertoe behoort de<br />
Banda-groep. De derde, of Menado-groep, strekt<br />
zich uit van het eilandje Oena-oena in de Tominibocht<br />
over de vulkanen in de Minahasa (Noord-<br />
Celebes) naar de Siau-Sangi-reeks en verder noordelijk<br />
naar de vulkanen der Philippijnen. De vierde<br />
groep eindelijk is samengesteld uit de reeks der<br />
Halmahera-vulkanen, die van den grooten Tobelovulkaan<br />
over den Gam Koenora, Ternate en Tidore<br />
tot aan Makian loopt. Alle eilanden, die niet tot<br />
deze 4 groepen behooren, bezitten geen vulkanen.<br />
13. De recente, ofhedendaagsche vormingen bestaan<br />
hoofdzakelijk uit uitwerpselen van nog werkzame<br />
vulkanen, uit afzettingen van kalksteen nabij de<br />
kusten of in ondiepe zee, door den bouw van<br />
koralen, foraminiferen en kalkalgen, uit aanslibbingen<br />
van rivieren bij hunne uitmonding in zee, en uit<br />
afzettingen van warme bronnen.<br />
Eene meer uitvoerige samenstelling van denieuwste<br />
onderzoekingen op geologisch gebied van den Archipel<br />
is te vinden in Verbeek's „Molukken-Verslag",<br />
Jaarboek van het Mijnwezen in Ned. Oost.-Indië,
78<br />
XXXVII, 1908, Wetensch. Ged., Batavia, 1908.<br />
De na dien tijd, tot ultimo 1912, verschenen<br />
mijnbouwkundige en geologische geschriften over<br />
onzen Archipel zijn opgenomen in Verbeek's „Opgave<br />
van geschriften over geologie en mijnbouw van<br />
Nederlandsch Oost-Indië," Verhandelingen van het<br />
Geol. Mijnb. Genootschap voor Nederland en Koloniën,<br />
Geol. Serie, Deel I, 's-Gravenhage, 1912.<br />
R. D. M. Verbeek.
DE VOLKENKUNDE.<br />
Nu het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig<br />
Genootschap ter gelegenheid van zijn veertigjarig<br />
jubileum schouw houdt over hetgeen gedurende zijn<br />
bestaan op aardrijkskundig gebied in de Nederlandsche<br />
koloniën aan wetenschappelijke winst is behaald,<br />
schijnt het een verklaarbaar verlangen, dat daarbij<br />
ook de uitkomsten van de Volkenkunde gedurende<br />
dat tijdvak<br />
onder de oogen worden gezien. Aardrijkskunde<br />
en Volkenkunde zijn te nauwer verwant<br />
naarmate — zooals in onze koloniën nog veelal<br />
het geval is en ook uit de statuten van het jubileerend<br />
Genootschap blijken kan — onderzoekingen<br />
van land en van volk veelvuldiger hand aan hand<br />
gaan. Bovendien is de mensch en vooral de primitieve<br />
mensch als „slaaf van de hem omringende<br />
natuur" in hooge mate afhankelijk van zijne omgeving<br />
in den ruimsten zin, van den bodem waarop hij<br />
leeft, van de planten- en dierenwereld en van het<br />
klimaat en de aardrijkskundige gesteldheid van zijn<br />
land, zoodat er uiteraard wisselwerking bestaat<br />
tusschen de Aardrijkskunde en de Volkenkunde, die<br />
zich ten plicht heeft gesteld het wezen te doorgronden<br />
van de volken, welke nog slechts oppervlakkig<br />
of nog niet in aanraking zijn gekomen met<br />
hetgeen wij als beschaving aanmerken. Bij de behandeling<br />
van de vraagstukken, welke met de toestanden<br />
bij dergelijke volken verband houden, speelt<br />
wederom de aardrijkskunde een rol, want zij kan<br />
inlichten met betrekking tot de wegen, welke verschillende<br />
volksstammen ofverschillende beschavingsuitingen<br />
hebben afgelegd. In dit opzicht valt er in<br />
den Indischen Archipel met zijn bonte mengeling<br />
van bevolkingsgroepen nog veel licht te ontsteken,
80<br />
zooals blijken kan aan dengene, die het stoffelijk<br />
beschavingsbezit van die bevolking vergelijkt met<br />
dat van de haar omringende volken. Er blijven bij<br />
de beschouwing van de kleeding, de sieraden, de<br />
wapenen, het huisraad, de gereedschappen voor<br />
landbouw, ambacht, jacht en visscherij nog zoovele<br />
vragen omtrent herkomst, of vreemde invloeden<br />
over, dat men uit een wetenschappelijk oogpunt<br />
wenschen mocht het aanwezige te kunnen behoeden<br />
voor verworden en verdwijnen, zoolang die vragen<br />
niet tot oplossing zijn gebracht, in aansluiting bij<br />
hetgeen taaivergelijking en somatische anthropologie<br />
leeren of leeren zullen nopens de plaats, die de<br />
Indonesiërs in de rij der volken innemen.<br />
Met het geestelijk beschavingsbezit is het niet<br />
anders; vreemde invloeden in het godsdienstig en<br />
maatschappelijk leven wijzen op nauwe aanrakingen<br />
met de bewoners van Azië, de in den Archipel<br />
gesproken talen getuigen bovendien nog van de<br />
gemeenschap met de oostelijk gelegen eilandengroepen,<br />
de inheemsche ondergrond van het geestelijk<br />
wezen der oudste bewoners van den Indischen Archipel,<br />
hunne primitieve, godsdienstige en zedelijke<br />
begrippen, hunne instellingen, rechtsbeginselen en<br />
mythen eischen nog in velerlei opzicht stage bestudeering<br />
tot vermeerdering van de kennis nopens<br />
verwantschap met elders levende volken, een gemeenschappelijk<br />
uitgangspunt of bepaalde wegen van<br />
aanraking. Hieruit volgt reeds eenigszins het belang,<br />
dat er voor de wetenschap der volkenkunde in het<br />
algemeen gelegen is in elke vermeerdering van de<br />
kennis nopens het zieleleven, de maatschappelijke<br />
toestanden, de economische verhoudingen en de<br />
voorwaarden om tot een hooger beschavingspeil te<br />
komen van de volken in den Indischen Archipel.<br />
Die kennis toch kan nog belangrijke bijdragen leveren<br />
voor het inzicht in de geschiedenis van het ontstaan<br />
en verdwijnen van beschavingsuitingen van die<br />
volken en van de menschheid in het algemeen,<br />
omdat zich bij de natuurvolken van Insulinde nog<br />
primitieve toestanden laten waarnemen, die voor<br />
het begrip nopens de ontwikkelingsgeschiedenis van
81<br />
elders heerschende of geheerscht hebbende verhoudingen<br />
licht kunnen geven. Er zijn weiniglandstreken<br />
op den aardbol, die in dit opzicht zulk een<br />
belangrijke rol kunnen vervullen als het Indonesische<br />
eilandenrijk, dat aan de zorgen van Nederland is<br />
toevertrouwd, want elk van die eilanden is op zich<br />
zelf een wereld of een wereldje, waar thans nog<br />
(voor hoe lang nog?) schatten aan stoffelijk en<br />
geestelijk ethnologisch materiaal liggen opgehoopt<br />
en voor den belangstellende te verzamelen zijn<br />
In engeren zin laat zich het belang der Indische<br />
Volkenkunde tastbaar gevoelen aan iedereen, die<br />
geroepen is die volken te leiden op de banen, welke<br />
aan de onderdanen van eene koloniale mogendheid<br />
voor hen begeerenswaard toeschijnen. Immers zal<br />
niemand in dezen tijd meer ontkennen, dat die leiding<br />
alleen dan, zonder steeds voor beide partijen<br />
te betreuren misverstand, mogelijk en vruchtdragend<br />
kan zijn, wanneer zij rekening houdt met den aard<br />
en den geestelijken aanleg van hen, aan wie wereldlijk<br />
of geestelijk heil zal worden gebracht, een heil,<br />
dat trouwens dan alleen wordt aanvaard en behoorlijk<br />
ten nutte gemaakt, wanneer het gewenscht en<br />
als een behoefte gevoeld wordt. Denkt men zich<br />
die wereldlijke of geestelijke leiders alleen als bestuursambtenaren,<br />
rechters, zendelingen en onderwijzers,<br />
dan trekt men den kring te eng. Ook de<br />
handel vraagt naar den aard van de behoeften,<br />
naar de ontwikkeling van smaak en kunstgevoel<br />
bij zijne afnemers; eene goede kennis van land en<br />
volk geeft trouwens voordeel aan iedereen, die uit<br />
die kennis waardeering weet te putten voor andersdenkenden<br />
; dan schenkt zij een verruimden blik en<br />
kan zij nieuwe gezichtspunten openen ook ten aanzien<br />
van de fundamenteele denkbeelden van onze<br />
Westersche maatschappij; dan geeft zij eene verruimde<br />
menschenliefde, zooals zij den kunstenaar<br />
nieuwe motieven schaft en verlustiging in eenvoudige<br />
en daardoor vaak zuivere uitingen van schoonheidsdrang.<br />
In het licht van de practijk bezien, moet dus<br />
elke vermeerdering van onze kennis nopens de
82<br />
bewoners van onze koloniën, afgescheiden van het<br />
nut voor de wetenschap, dankbaar worden erkend<br />
door allen, die maatregelen ten behoeve van die<br />
bewoners beramen of uitvoeren en in nog ruimeren<br />
kring door allen, welke betrokken zijn bij het wel<br />
en wee van de koloniën, dat zijn alle onderdanen<br />
van eene koloniale mogendheid. Zoowel uit een<br />
wetenschappelijk als uit een practisch koloniaal oogpunt<br />
is het dus gewenscht van tijd tot tijd stil te<br />
staan en monstering te houden over hetgeen de<br />
uitkomsten zijn van een tijdvak van het onderzoek<br />
naar en de bearbeiding van gegevens op het gebied<br />
der Volkenkunde van onze koloniën.<br />
Als uitgangspunt van dat doel leent zich het jaar<br />
1873, waarin het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig<br />
Genootschap werd opgericht, zeer goed,<br />
omdat er omstreeks dien tijd op het gebied der<br />
Volkenkunde nieuw levea ontstond. In Duitschland<br />
was toen (in 1869) voor het eerst een leerstoel<br />
voor anthropologie opgericht te München; in Engeland<br />
verscheen in 1871 E. B. Tylor's werk Primiiive<br />
Culture, een boek, dat in verschillende landen<br />
aan tal van ethnologen den weg heeft gewezen ten<br />
aanzien van de verzameling en de bewerkingsmethode<br />
van gegevens met betrekking tot de maatschappelijke<br />
instellingen, de zeden en de godsdienstige<br />
voorstellingen van de zoogenaamde primitieve<br />
of wilde volken. Nederland bleef niet achter; daar<br />
werd in 1876 vóór<br />
—<br />
andere landen — aan de<br />
hoogescholen plaats gegeven aan de vergelijkende<br />
godsdienstgeschiedenis, die bij haar onderzoek ook<br />
rekening wenschte te houden met de uitkomsten<br />
van de Volkenkunde en die met de namen van<br />
Tiele en Chantepie de la Saussaye den Nederlandschen<br />
roem heeft hooggehouden. De Volkenkunde,<br />
aldus medegeplaatst op den troon der geestelijke<br />
wetenschappen, ging meer en meer vergelijkenderwijs<br />
de door de ethnographie van heinde en ver<br />
aangebrachte gegevens verwerken tot ethnologische<br />
studiën, die de leer van den mensch verrijkten en<br />
tot wasdom deden komen. Kern's Buddhisme verscheen<br />
spoedig daarna (1881 —1883); zijne studiën
83<br />
over het Sanskrit en de Indogermaansche talen en<br />
zijne ver over de grenzen van den Indischen Archipel<br />
reikende kennis van inlandsche talen droegen<br />
bij tot de ontsluiting van de gedachten van vverelddeelen.<br />
Zooals hij en Brandes de beteekenis van<br />
den Hindutijd voor de bevolking van den Archipel<br />
vaststelden, zoo kwam Snouck Hurgronje,<br />
die te Mekka het Mohammedanisme in eigen huis<br />
had opgezocht en verkend (1884—'85), in tal van<br />
geschriften verkonden, hoe de Islam door natuurvolken<br />
wordt aanvaard en welke zijn beteekenis<br />
kan zijn voor onze koloniale politiek, een taak, die<br />
hij op zich kon nemen, omdat hij èn de roerselen<br />
van het Islamitische hart èn de ziel van den<br />
inlander èn het wezen van ons koloniaal regeeringsbeleid<br />
had doorgrond. Wilken, die in het geboortejaar<br />
van het Aardrijkskundig Genootschap reeds<br />
gedurende eenigen tijd bestuursambtenaar in Indië<br />
was geweest, begon toen reeds met het uitgeven<br />
van zijne eerste verhandelingen, die gevolgd zijn<br />
door een reeks van meesterlijke opstellen op het<br />
gebied der Volkenkunde, een reeks, die in 1885<br />
toen Wilken Veth als hoogleeraar te Leiden opvolgde,<br />
haar hoogtepunt bereiken zou met het opstel<br />
over het Animisme bij de volken van den Indischen<br />
Archipel. Door de zorg van Mr. van Ossenbruggen,<br />
onlangs in vier kloeke deelen verzameld uitgegeven,<br />
hebben Wilkens geschriften het bewijs geleverd voor<br />
hare beteekenis tot ver over den huidigen dag. De<br />
huidige dag, die de breed opgezette fundamenten<br />
laat zien, waarop van Vollenhoven bezig is het<br />
grootsche gebouw te stichten, dat den aard en de<br />
waarde der rechtsbeginselen van de bevolking van<br />
den Indischen Archipel zal vertoonen en waarin<br />
haar rechtsleven op het voetstuk wordt gezet, dat<br />
het verdient. Ten aanzien van een ander gedeelte<br />
van het geestelijk beschavingsbezit van die bevolking<br />
— de kunst — dient zulk een arbeid nog te<br />
geschieden. Wie het boek over de Indonesische<br />
kunst zal schrijven, vindt reeds een belangrijke<br />
hoeveelheid bouwstoffen verzameld ; een verblijdend<br />
verschijnsel, omdat het wijst op den vooruitgang
84<br />
van onze kennis in de laatste tientallen jaren. In<br />
1875 was in van der Lith's handboek nog slechts<br />
sprake van de „groote handigheid" van den inlander<br />
en van zijne hooge mate van „kunstvaardigheid";<br />
sedert de laatste kwarteeuw is het ieder duidelijk<br />
geworden uit de geschriften van Hein, Haddon,<br />
Foy en Richter, Rouffaer en Juynboll, von Saher,<br />
Pleyte, Jasper, Loubèr, Nieuwenkamp, Nieuwenhuis<br />
en anderen, dat door de inlandsche bewoners echte<br />
kunst wordt beoefend en dat de veelal „anonieme<br />
kunstenaars" soms aanspraak hebben op groote<br />
waardeering. Nog in ander opzicht valt er winst<br />
te boeken. Groeneveldt deed (in 1876) licht opgaan<br />
uit Chineesche bronnen over de geschiedenis en de<br />
oude zeden en gewoonten van de bevolking in den<br />
Indischen Archipel; van der Lith droeg materiaal<br />
van Arabische zijde aan (1883 —'86); Kern en<br />
Brandes ontcijferden de geheimen van steenen en<br />
metalen en lontar-oorkonden; de te vroeg overleden<br />
Dr. Brandes kwam in 1896 met zijn Pararatoncommentaar<br />
en in 1902 met de Negarakretagama,<br />
die Kern ontsluiten zou; Rouffaer deed met veel<br />
scherpzinnigheid menig punt van nieuwe en oude<br />
vondsten naar behooren uitkomen; eene in het leven<br />
geroepen oudheidkundige dienst ondernam systematisch<br />
en wetenschappelijk, wat enkelen, soms zeer<br />
verdienstelijk, reeds hadden verricht tot vermeerdering<br />
van de kennis nopens de bouwkundige monumenten<br />
van het verleden; ook andere inlandsche<br />
geschiedboeken werden in den laatsten tijd, mede<br />
door den Javaanschen deskundige Dr. Hoesein<br />
Djajadiningrat bewerkt en hun objectieve waarde<br />
vastgesteld.<br />
Het valt niet te ontkennen, dat de belangstelling<br />
voor de Volkenkunde zoowel in het Moederland<br />
als in de koloniën wast. Aan meer dan één Nederlandsche<br />
universiteit wordt de Volkenkunde beoefend;<br />
het nieuw opgerichte Koloniaal Instituut<br />
wees er een werkplaats voor aan; het Leidsche<br />
museum draagt zijne schatten aan het licht in een<br />
rij van kwartijnen, die gewagen van zijn rijke bezit,<br />
dat een paleis waardig, in het duister wordt opge-
85<br />
schuurd; het Bataviaasch museum doet den vreemdeling<br />
steeds duidelijker kond van het belangwekkende<br />
cultuurbezit van de bevolking van Insulinde;<br />
verscheidene andere verzamelingen wedijveren om<br />
het bezit van de Indonesische ethnographica; fraaie<br />
afbeeldingen van het inlandsche leven werden verkrijgbaar<br />
gesteld; tentoonstellingen in Indië en in<br />
Europa (Parijs 1900, Brussel 1910)riepen om waardeering<br />
voor het inlandsche wezen en het inlandsche<br />
kunnen, niet het minst in het buitenland.<br />
Ook uit het verschijnen van op Nederlandsch-<br />
Indië betrekking hebbende verzamelwerken, welke<br />
een ruime plaats afstaan aan de gegevens, welke<br />
het stoffelijke en het geestelijke leven van de bevolking<br />
betreffen, kan vermeerdering van de belangstelling<br />
voor die bevolking blijken. Om bij de buitenlanders<br />
te beginnen: Chailley, Cabaton, Clive Day,<br />
The twentieth century impressions, zij allen getuigen<br />
in woord of in beeld van die belangstelling buiten<br />
onze grenzen. Het fraai verluchte boek, dat onder<br />
Colyn's leiding verscheen (1911 — '12) en het Handboek<br />
van Insulinde van D. van Hinlopen Labberton<br />
(1910) zijn er de bewijzen voor, hoezeer na van der<br />
Lith's handboek (2e druk 1893—'95) hier te lande<br />
behoefte bestond aan algemeene voorlichting betreffende<br />
land en volk van Neerlands-Indië. Daarom<br />
wordt nog het gemis gevoeld aan een boek als<br />
Strachey's India (4e druk 1911), dat in een boeiende<br />
zelfdoorleefde eenheid van het geheel van land en<br />
volk in beknopten vorm eene voorstelling geeft. Wat<br />
de Volkenkunde betreft, zijn de gegevens voor zulk<br />
een boek voorhanden. Zij zijn in de eerste plaats te<br />
vinden in de uitmuntende werken, welke reeds met<br />
betrekking tot sommige ethnische eenheden van die<br />
bevolking werden geschreven. Om enkele te noemen:<br />
de Atjèhers van Snouck Hurgronje (1893—94' Engcd.<br />
1906); zijn Gajo-land (1903), dat werd geschreven<br />
op een tijdstip, toen wij nog geen voet in de Gajo-<br />
Loeos hadden gezet en waarvan de juistheid werd<br />
geroemd toen onze bestuursvestiging daar reeds verscheidene<br />
jaren oud was. Dan: Quer durch Borneo<br />
van Nieuwenhuis (1904), dat door een Nederlander
86<br />
zonder afgunst gelegd wordt naast The pagan tribes<br />
of Borneo door Hose en Mc. Dougall (1912); de<br />
Batakspiegel (1910) onze eerste gazetteer; Veth's Java<br />
(2e druk, deel IV, bewerkt door Snelleman 1907; de<br />
Barèesprekende Toradja's 1(1912), door Adriani en<br />
Kruyt, wiens Animisme (1906) hier ook genoemd<br />
moge worden; Riedel's sluik- en kroesharige rassen<br />
(1886); voorts van Hasselts Volksbeschrijving van<br />
Midden-Sumatra (1882), die later door de werken van<br />
Ijzerman es. (1895), Kleiweg de Zwaan (1908, 1910)<br />
en Maass (1910) isaangevuld. Ook deboeken vanVolz,<br />
die Batak-Lander (1909) en die Gajo-lander (1912) en<br />
P: en F. Sarasin (Anthropologie Celebes, Reisen<br />
Celebes 1905) behooren tot de belangrijke ethnographische<br />
werken, die door vreemdelingen zijn geleverd.<br />
Wat Nieuw-Guinea betreft, dat „om zoo te<br />
zeggen een klein vastland is, dat de verschillendste<br />
primitieve overblijfselen van de menschheid bevat"<br />
(Ruggeri), de toeneming van de kennis der bevolking<br />
van dit eiland in de laatste tien jaren is van groot<br />
belang. Onder de Nederlanders was het vooral van<br />
der Sande, die een standaardwerk (1907) over die<br />
bevolking schreef, onder de Engelschen Seligmann<br />
(1910), onder de Duitschers Neuhaus (i9ii)ennog<br />
telkens verschijnen er geschriften (Wollaston, van<br />
Nouhuys, Lorentz) en berichten van ontdekkingsreizigers<br />
en militaire explorateurs met betrekking<br />
tot Nieuw-Guinea, die wijzen op een uiterst merkwaardige<br />
bevolking, waaronder het voorkomen van<br />
dwergmenschen nu vaststaat. Vooral de Maatschappij<br />
tot bevordering van het natuurkundig onderzoek der<br />
Nederlandsche Koloniën en het Indisch comité van<br />
wetenschappelijke onderzoekingen maakten zich verdienstelijk<br />
ten aanzien van de ethnographische verkenning<br />
van Nieuw-Guinea.<br />
Een niet geringe vermeerdering van de kennis<br />
omtrent een deel van de bevolking van Nederlandsch-Indië<br />
is het gevolg geweest van de uitbreiding<br />
van den bestuursinvloed over een groot gedeelte<br />
van de buitenbezittingen in de laatste vijftien jaren;<br />
tijdens en na de vestiging van ons gezag werd<br />
door militair en civiel personeel allerlei materiaal
87<br />
verzameld, dat de tijdschriften van Genootschappen<br />
en Instituten en Vereenigingen vult en blijft vullen;<br />
vooral Celebes, Borneo, de kleine Soenda-eilanden<br />
en sommige eilanden van de Molukken leverden<br />
belangrijke gegevens, ook dank zij den ethnographische<br />
arbeid van sommige zendelingen.<br />
Van de uitkomsten van sommige wetenschappelijke<br />
expeditiën in Nederlandsch-Indië werd reeds<br />
gewag gemaakt; aan het Aardrijkskundig Genootschap<br />
komt de verdienste toe van de Midden-Sumatraexpeditde<br />
(1877 —'79), het onderzoek van de Keieilanden<br />
en van Flores (1887), van dekleine Soendaeilanden,<br />
waar Dr. ten Kate in 1891 anthropologïsch<br />
en ethnographisch materiaal verzamelde, de Zuid<br />
Nieuw-Guinea expeditie in 1903 en de exploratie<br />
van Midden-Celebes in 1909—'10. Het is hier ook<br />
de plaats om melding te maken van de reeks van<br />
de zeven onderzoekingstochten in Suriname, die<br />
zulke belangrijke gegevens hebben verzameld omtrent<br />
de Indianen en de Boschnegers in het Nederlandsche<br />
gebied. Die gegevens zijn in hoofdzaak<br />
te vinden in de jaargangen van het tijdschrift van<br />
het K. N. Aardrijkskundig Genootschap 1902 (Coppename),<br />
1903 (Saramacca), 1904 (Gonini), 1905<br />
(Tapanahoni), 1908 (Toemoek Hoemak), 1910<br />
(Suriname-rivier), en 1912 (Corantijn), zoomede in<br />
de afzonderlijke geschriften van de Goeje (1906,<br />
1908).<br />
Voor wie de ziel der inlanders van onze koloniën<br />
beluisteren wil in zijne letterkunde, ware hier nu<br />
nog eene uitvoerige opgave op te nemen van taaigeleerden<br />
en hunne geschriften, waaruit blijken zou,<br />
dat de taalvorsching in de laatste decenniën een<br />
berg van gegevens aan het licht heeft gebracht, die<br />
evenals de tijdschriftenreeksen van Bataviaasch<br />
Genootschap, Koninklijk Instituut voor de Taailand-<br />
en volkenkunde, Indisch Genootschap,Aardrijkskundig<br />
Genootschap en van vele andere, ook<br />
zendingsvereenigingen, een schat van gegevens<br />
nopens de inlandsche volken bevatten. Doch waartoe<br />
hier nog meer namen te vermelden? Het spreekt<br />
immers vanzelf, dat in het vorenstaande bij lange
na<br />
88<br />
niet alle geschriften, welke op de volkenkunde<br />
van onze koloniën betrekking hebben, zijn opgesomd<br />
of aangeduid. Naar volledigheid is hier niet gestreefd.<br />
Wie volledigheid wil, raadplege boeken-<strong>catalogus</strong><br />
en repertorium en encyclopaedie. I lier is slechts<br />
getracht een indruk te wekken; den indruk, dat er<br />
in den tijd van het bestaan van het Aardrijkskundig<br />
Genootschap en vooral in de tweede helft van zijn<br />
leven, zeer veel is verzameld en verwerkt, dat van<br />
groot belang voor de volkenkunde van onze koloniën<br />
is. Wanneer wij thans het terrein overzien en ons<br />
rekenschap geven van het standpunt waarop de<br />
kennis van de bevolking onzer koloniën is gekomen,<br />
dan kan worden gezegd, dat die bevolking in hoofdzaak<br />
ethnographisch verkend — dat is nog iets<br />
anders dan gekend — is, dat omtrent sommige van<br />
de groepen, waarin die bevolking te verdeden is,<br />
evenals van sommige onderdeden van de Indische<br />
ethnographie reeds voortreffelijke samenvattende<br />
beschrijvingen en studies bestaan en dat omtrent<br />
andere groepen of onderwerpen een min of meer<br />
uitgebreide literatuur op verspreide plaatsen is te<br />
vinden. Daarmede is dan tevens aangegeven wat<br />
in de naaste toekomst de opdracht van de verdere<br />
beoefening der Volkenkunde zal moeten zijn. Haar<br />
taak is in hoofdzaak tweeledig. Vooreerst zal zij<br />
hebben te streven naar verdieping van de kennis<br />
omtrent de koloniale bevolking en naar de aanvulling<br />
van de leemten, die te dien aanzien nog<br />
bestaan. Om die leemten te kennen — en ziehier<br />
een tweede opdracht — zullen de reeds voorhanden<br />
gegevens, voor zooveel nog noodig, verwerkt dienen<br />
te worden tot overzichtelijke samenvattingen, die<br />
den huidigen stand onzer kennis kunnen weergeven<br />
en een grondslag kunnen vormen voor nader onderzoek,<br />
ook in verband met de leemten die dan<br />
duidelijk aan het licht komen. Voor het betreden<br />
van die nieuwe banen heeft dekoloniale volkenkunde<br />
naast meer belangstelling in alle lagen van de<br />
Nederlandsche bevolking echter noodig, dat hare<br />
beoefenaren, meer dan tot nu toe het geval was,<br />
zijn deskundigen, die na eene speciale opleiding
89<br />
voor dien arbeid, een levenstaak vinden in de studie<br />
betreffende de inlandsche volkeren. Want naast de<br />
dankbare erkenning van het vele, dat door belangstellenden<br />
soms met voortreffelijken uitslag in dit<br />
opzicht is en wordt verricht, schijnt thans de tijd<br />
wel aangebroken, waarin meer en meer aan speciale<br />
deskundigen de verdere verdieping van de kennis<br />
en de vruchtdragende bewerking van de voorhanden<br />
gegevens dient te worden opgedragen in het vooruitzicht,<br />
dat in afzienbaren tijd tot goede uitkomsten<br />
zal worden geraakt. Ook te dien aanzien kan de<br />
medewerking van het Koninklijk Nederlandsch<br />
Aardrijkskundig Genootschap van veel nut blijken<br />
te zijn.<br />
J. C. van Eerde.
LANDBESCHRIJVING.<br />
Het is zeker ditmaal een gelukkige omstandigheid,<br />
dat men bij het bezoeken eener aardrijkskundige<br />
tentoonstelling allereerst verwacht kaarten te zien;<br />
daarnaast afbeeldingen, reliëfs, grafieken —, maar<br />
dat men niet zoozeer verlangt naar de boeken,<br />
die veelal mede worden neergezet. Een tentoonstelling<br />
is niet de plaats om rustig te gaan zitten<br />
lezen, en ook wie een algemeen denkbeeld mocht<br />
wenschen te krijgen van wat er over eenig onderwerp<br />
geschreven is, gaat beter naar een bibliotheek.<br />
Weliswaar beslaat de literatuur over onze koloniën,<br />
in de laatste veertig jaren verschenen, een<br />
aanzienlijk aantal boekenkasten. Maar de inrichters<br />
eener tentoonstelling, uitgaande van een Aardrijkskundig<br />
Genootschap, zouden, allereerst zoekende<br />
naar aardrijkskundige beschrijvingen, met een paar<br />
kleine plankjes hebben moeten volstaan. Zoozeer<br />
staat de landbeschrijving met het woord nog achter<br />
bij die door de kaart.<br />
Omtrent onze koloniale topografische kaarten<br />
mag worden getuigd, dat ieder die eenmaal met de<br />
signatuur vertrouwd is (en deze is in den regel<br />
zeer rationeel), een aantal belangrijke elementen der<br />
landbeschrijving daarvan met veel grooter gemak<br />
en genoegen afleest dan uit de beste beschrijving in<br />
woorden mogelijk is. Daar is ten eerste het bodemrelief,<br />
op de detailbladen weergeven door hoogtelijnen,<br />
die op de best opgenomen kaarten in zuiver<br />
beloop het karakter der terreinvormen uitnemend<br />
weergeven; daar is verder de begroeiing van het<br />
terrein, waarvan de uitnemende voorstelling deze<br />
kaarten tegelijk tot kultuurkaarten maakt.
91<br />
Maar het spreekt vanzelf, dat ook naast de beste<br />
kaarten een tekst noodig blijft. Dat is gevoeld door<br />
de leiders van den Topographischen dienst zelve,<br />
die bij de karteering der residentiën van Java beschrijvingen<br />
lieten samenstellen, welke veel belangrijks<br />
bevatten en waarvan sommige stellig verdiend<br />
hadden gedrukt te worden, wat echter niet is geschied<br />
'). Evenmin is dat gebeurd met de uitvoerige<br />
en zeer verdienstelijke landschapsmonografieën,<br />
op initiatief van F. A. Liefrinck samengesteld bij<br />
het landrente-onderzoek in de Preanger Regentschappen,<br />
die vooral voor de kennis der economische<br />
toestanden van groot gewicht waren.<br />
Ook voor de Buitenbezittingen is het aantal monografieën<br />
te gering gebleven; de meeste zijn in het<br />
Tijdschrift van ons Genootschap te vinden, andere<br />
in de publicatien van het Kon. Instituut voor de<br />
taal-, land- en volkenkunde en van het Bataviaasch<br />
genootschap, en ook in de Encyclopedie van Nederlandsch-Indië<br />
-).<br />
Aan beschrijvingen van grootere gebieden heerscht,<br />
buiten Java, volkomen gemis. En zoo moet helaas<br />
worden bekend, dat Nederland, vooraan staand in<br />
de rij der koloniale mogendheden wat de kartografie<br />
betreft, in de landbeschrijving niet alleen<br />
door Engeland en Frankrijk, maar ook al door<br />
Duitschland is overvleugeld en dat dit ook door<br />
de Vereenigde Staten van Amerika staat te gebeuren.<br />
Gelukkig kan op één gunstig teeken worden gewezen:<br />
de oprichting van het „Encyclopedisch<br />
Bureau voor de Buitenbezittingen." Dit heeft de<br />
taak van het samenstellen van monografieën aanvaard.<br />
Maar men verheele zich niet, dat die taak<br />
alleen goed zal kunnen worden volbracht, wanneer<br />
'<br />
Enkele gegevens er uit zijn in het Tijdschrift Aardr.<br />
Gen. gepubliceerd.<br />
2 ) Titels behoeven hier niet genoemd omdat dekoloniale<br />
bibliographie goed is verzorgd Repertorium van Hartmann,<br />
met vervolg van Schalker en Muller; Catalogus<br />
der Koloniale Bibliotheek, met vervolgen, doorRouffaer<br />
en Muller.
92<br />
\<br />
men aan dat Bureau een voldoend aantal wetenschappelijk<br />
geschoolde krachten weet te verbinden.<br />
En dan zal ook aan een nieuwe, dieper gaande<br />
beschrijving van Java de hand dienen te worden<br />
geslagen.<br />
Thans moet hij, die van eenig stuk in den Archipel<br />
een denkbeeld wil trachten te krijgen, nog veelal<br />
verwezen worden naar reisverhalen. Gelukkig zijn<br />
er vele onderzoekers die een levendigen stijl vereenigen<br />
met ruimen wetenschappelijken zin en ook<br />
buiten eigen studievak hun blik laten gaan. Dat geldt<br />
vooral van een aantal geologen, van enkele andere<br />
natuuronderzoekers en van eenige ethnografen.<br />
Gaan wij thans nog na hoe het gesteld is met<br />
het systematisch verkregen materiaal omtrent bodem,<br />
water, klimaat, plantengroei en de werken van den<br />
mensch, dat voor elke grondige beschrijving onmisbaar<br />
is.<br />
Met de studie der bodemsoorten is Dcli vooraangegaan<br />
en is ook in de laatste jaren voor Java een<br />
organisatie tot stand gekomen, die reeds goede<br />
vrucht heeft gegeven maar noodzakelijk dient uitgebreid,<br />
en aangevuld met de studie der bodembacteriologie.<br />
Buiten de genoemde gebieden is de<br />
Archipel nog nagenoeg één witte vlek, wat de<br />
bodemkennis aangaat. Gegevens omtrent hetregime<br />
der rivieren zijn alleen voor enkele Javaansche<br />
aanwezig, en de limnologie, de studie der meren,<br />
heeft in den Archipel nog nauwelijks haar intree<br />
gedaan.<br />
De oprichting van klimaatstations buiten het groote<br />
Observatorium te Batavia, waarop reeds lange jaren<br />
van aardrijkskundige zijde is aangedrongen, wordt,<br />
blijkens het laatste, pas verschenen jaarverslagvan<br />
dat observatorium, thans eindelijk stelselmatig ter<br />
hand genomen. Het aantal klimatografische monografieën,<br />
berustend op de waarnemingen van particuliere<br />
onderzoekers, is nog zeer gering.<br />
Is er in deze beide dingen, althans vooruitgang,<br />
datzelfde kan moeilijk worden getuigd van de studie<br />
der plantbekleeding; d. w. z. aan goede beschrijvingen<br />
van het plantenkleed eener bepaalde streek,
93<br />
waarbij ook gelet wordt op het verband met bodem<br />
en klimaat, blijft groot gebrek heerschen.<br />
Vraagt men ten slotte naar de werken van den<br />
mensch in het landschap, naar de studie van de<br />
vorm en inrichting van huizen, dorpen, steden en<br />
hun verband met bodemgesteldheid, watemet en<br />
plantenkleed; naar de verschillende landbouwvormen,<br />
die mede zoozeer het uiterlijk van het landschap<br />
beheerschen en met de natuurlijke gesteldheid<br />
in zoo nauw verband staan, dan kan gezegd, dat<br />
daaromtrent zeker een zeer uitgebreid materiaal<br />
bestaat, dat echter zeer versnipperd is, groote<br />
leemten bezit en dus rangschikking en aanvulling<br />
nog sterk behoeft.<br />
Voor West-Indië is het materiaal, benoodigd<br />
tot een aardrijkskundige beschrijving, nog evenzeer<br />
onvoldoende aanwezig als voor de meeste streken<br />
van Oost-Indië.<br />
J. F. NIERMEYER.
ECONOMISCHE<br />
AARDRIJKSKUNDE.<br />
De statistische gegevens voor den economischen<br />
toestand onzer koloniën zijn in de laatste jaren<br />
sterk vermeerderd en verbeterd. Het Koloniaal Verslag<br />
geeft daarvan een volledige lijst, voor zoover<br />
de officieële publicatiën betreft. Daarnaast vallen te<br />
noemen belangrijke jaarverslagen van handelslichamen,<br />
allereerst dat der Nederlandsche Handc!-<br />
maatschappij; vele uitnemend bewerkte overzichten<br />
in de Indische Mereuur, in 't bizonder haar Jaaroverzicht<br />
van den handel in koloniale producten;<br />
verslagen van Kamers van Koophandel in den<br />
Archipel (die echter een vergelijking met de verslagen<br />
der Kamers van Amsterdam en Rotterdam<br />
niet wel kunnen doorstaan). Ook voor zoover deze<br />
gegevens rechtstreeks vooral betrekking hebben op<br />
onder Europeesche leiding gedreven cultures en op<br />
buitenlandschen handel en scheepvaart, zijn zij toch<br />
van gewicht voor de kennis van de economische<br />
gesteldheid der inlandsche maatschappij, die daarmede<br />
in nauw verband staat en bij het doordringen<br />
van Nederlandschen invloed in de binnenlanden der<br />
buitenbezittingen in steeds enger betrekking komt.<br />
Maar, evenals voor de landbeschrijving, ontbreekt<br />
het ook hier nog aan een kritische verwerking van<br />
al dit materiaal, waarbij de leemten tevens aan het<br />
licht zouden komen. Die verwerking zou hier te<br />
lande hoogstens alleen kunnen worden ondernomen<br />
voor de beschrijving van den buitenlandschen handel<br />
en scheepvaart, en voor de Europeesche cultures,<br />
en ook voor die beide zou het beter in Indië zelve<br />
kunnen geschieden. Uitsluitend daar kan zij worden<br />
verricht, wanneer men een volledige beschrijving
95<br />
van den economischen toestand der Indische Maatschappij<br />
in al haar geledingen wil verkrijgen, die<br />
wel het best wordt opgebouwd uit monografieën,<br />
de afzonderlijke eilanden en hun onderdeden behandelend.<br />
De organisatie van dezen arbeid kan<br />
alleen goed geschieden van Regeeringswege en<br />
niemand zal willen betwisten, dat het op den weg<br />
der Regeering ligt, tot dit doel een bureau in te<br />
richten, door wetenschappelijk gevormde ambtenaren<br />
geleid.<br />
Voor de kennis van Java's economischen toestand<br />
is een hoogst gewichtig en omvangrijk materiaal<br />
bijeengebracht en uitgegeven door de eerbiedwekkende<br />
werkkracht der Welvaart-Commissie.<br />
Het getuigt zeker van de groote belangstelling<br />
der Indische Regeering in de studie der economische<br />
toestanden, dat verschillende Bestuurs-Departementen<br />
zich de moeite hebben gegeven belangrijke kaarten<br />
en grafieken voor deze afdeeling der Tentoonstelling<br />
te doen samenstellen.<br />
Op de meeste daarvan is reeds hiervoor (blz. 25)<br />
de aandacht gevestigd. Daarbij moge nog worden<br />
gewezen op de belangwekkende kaart derbevloeiingsgebieden<br />
van Java en Madoera, ingezonden door<br />
het Departement der Burgerlijke Openbare Werken.<br />
De overzichtskaart der soorten van grondbezit op<br />
Java en Madoera, hoe belangrijk ook, maakt geen<br />
onderscheid tusschen „communaal bezit" en „erfelijk<br />
individueel bezit" en maakt dus niet overbodig een<br />
nieuwe<br />
uitgaaf der kaart van het grondbezit door<br />
K. F. Holle, gevoegd bij het Koloniaal Verslag van<br />
1895. Zulk een uitgaaf zou vooral ter vergelijking<br />
met Holle's kaart van gewicht zijn.<br />
De kaart der Stoomvaartlijnen in en op Nederlandsch-Indië<br />
geeft voor het eerst daarvan een<br />
volledig overzicht, wat vooral van beteekenis is<br />
omdat de talrijke Chineesche lijnen nooit, zoover<br />
bekend, volledig op een kaart waren aangegeven,<br />
en hun beteekenis hier duidelijk blijkt.<br />
Hoogelijk moet inzonderheid worden gewaardeerd,<br />
dat het Departement van Financiën zich niet bepaalde<br />
tot het inzenden van deze kaart en van een
96<br />
aantal duidelijke grafieken betreffende den in- en<br />
uitvoer van Nederlandsch-Indië, maar bovendien<br />
een allerbelangrijkste brochure, met tal van tabellen<br />
en graphische voorstellingen, voor deze Tentoonstelling<br />
liet samenstellen en daarvan een groot<br />
aantal ter verspreiding beschikbaar stelde.<br />
De economische toestanden in West-Indië zijn, bij<br />
zooveelkleiner omvang en, wat Suriname betreft, zooveel<br />
geringere bevolkingsdichtheid, veel eenvoudiger<br />
en dus gemakkelijker te overzien dan die van Oost-<br />
Indië. Aan goede economisch-geographische beschrijvingen<br />
ontbreekt het echter ook hier.<br />
J. F. NIERMEYER.
LIJST DER INZENDINGEN.<br />
A. NEDERLANDSCH OOST-INDIË.<br />
I. LANDKAARTEN.<br />
a. Topographische Kaarten.<br />
Inzending van den Topographischen<br />
dienst (IXe Afd. van het Dep. van Oorlog) te<br />
Batavia 1 ).<br />
Algemeene Overzichtskaarten.<br />
No. i. Overzichtskaart van den Oost-Indischen<br />
Archipel, i : 2.500.000, 6 bladen, met<br />
alph. naamregister, uitgegeven in 1908.<br />
No. 2. Overzichtskaartje van den 0.1. Archipel,<br />
1 : 10.000.000 1910.<br />
No. 3. Overzicht van den stand der cartographie<br />
in het jaar 1910.<br />
(Geplaatst in de historisch-geographische<br />
afdeeling, C).<br />
No. 4.<br />
Java en Madoera.<br />
Overzichtskaart van Java en Madoera<br />
(Etappe-kaart), 1: 500.000, 4 bl. 2 ) 1878.<br />
ld. id., 1 : 500.000, 8 bl. 1905.<br />
ld. id., 1 : 2,000,000 Ibl , 1909.<br />
Id. id., 1<br />
: 500.000, 4 bl., 1912.<br />
x ) Eenige kaarten zijn bijgevoegd uit de verzamelingen<br />
van het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap en van<br />
het Geographisch Instituut der Rijksuniversiteit te Utrecht,<br />
voornamelijk bladen van oudere opnemingen, ter vergelijking<br />
met de nieuwere. Bij de nummers van die kaarten<br />
is een A gevoegd.<br />
-) Met later bijgedrukte spoor- en tramlijnen.
98<br />
No. 5. Spoor- en tramwegkaart van Java en<br />
Madoera, 1 : 1.000.000, 2 bl., 1900.<br />
Id. id., 1 : 1.000.000, 2 bl., 1909.<br />
No. 6. Blad-indeelingskaart voor de graadafdeelingsbladen,<br />
1:1.000000,2b1., 1909.<br />
No. 7. Overzichtskaartderresidentießatavia,<br />
1 : 250.000, 1 bl 1898.<br />
Id. id., 1 : 250.000, 1 bl. . . . 1909.<br />
No. 8. Overzicht der residentie Banjoemas,<br />
1 : 250.000, 1 bl 1910.<br />
No. 9. Id. id., Kediri, 1 : 250.000, 1 bl. 1891.<br />
No. 10. Id. id. Besoeki, 1 : 250.000, 1 bl. 1899.<br />
Id. id. id. id. 1 bl. 1912.<br />
No. 11. Id. id. Pasoeroean, 1 : 250.000, 1 bl. 1885.<br />
Id. id. id. id. 1 bl. 1907.<br />
No. 12.<br />
Id. id. Preanger-Regentschappen,<br />
1:250.000 (herdruk) 1 bl. . . 1911.<br />
Deze overzichtkaarten 12<br />
7— staan bekend<br />
onder den naam van „Reiskaarten".<br />
No. 13. Topographische kaarten der voormalige<br />
residentiën Bagelen, Japara, Krawang,<br />
Probolinggo en Tegal, en van de residentiën<br />
Bantam, Besoeki, Cheribon,<br />
Djokjakarta, Kediri, Madioen, Pasoeroean,<br />
Pekalongan, Preanger-Regentschappen.<br />
Rembang, Soerabaja en Soerakarta,<br />
1 : 100.000<br />
1877—1910.<br />
Deze chromolithographische kaarten, bekend<br />
onder den naam van „Residentiekaarten<br />
van Java" zijn vervaardigd bij de<br />
Topographische Inrichting te 's-Gravenhage.<br />
No. 14.<br />
Kaart van de residentie Batavia, behalve<br />
de afdeeling Krawang, omvattende 10<br />
graadafdeelingsbladen . . 1 : 100.000,<br />
1910—1913
99<br />
Hierbij ter vergelijking opgehangen: 14A,<br />
de Residentiekaart van Batavia, naar de<br />
opneming van J87-<br />
9 15. Militaire kaart der residentie Batavia, behalve<br />
de afdeeling Krawang. 16 bl.,<br />
1 : 50.000 1902—1908.<br />
Voor nadere bijzonderheden betreffende<br />
deze nieuwe militaire kaarten wordt verwezen<br />
naar het opstel „De Militaire Cartographie<br />
in Nederlandsch-Indie (Ind. Mil.<br />
Tijdschrift 1905, No. 3). Zij dragen den<br />
naam van „militaire kaarten" omdatbij de<br />
troepenbewegingen uitsluitend van deze<br />
kaarten wordt gebruik gemaakt.<br />
No. 16. Kaart van het gedeelte der residentie Batavia<br />
tusschen Tangerang en Bekasi en benoorden<br />
Depok, 1 : 50.000 4 bl. . 1888.<br />
No, 17. Vier bladen van de militaire kaart der<br />
residentie Preanger-Regentschappen,<br />
1:50.000 1908—1912.<br />
No. 18. Eenige bladen der kaart van de residentie<br />
Pasoeroean, 1: 20.000.<br />
Nieuwe uitgave in kleuren, herzien volgens<br />
de landrente-opneming. . 1912.<br />
Hierbij is gevoegd, ter vergelijking een<br />
kaart van dezelfde bladen der oude uitgave,<br />
in zwartdruk, uit de jaren 1874—80.<br />
No. 19. Gedeelte van het bergland langs de Zuidkust<br />
der residentie Preanger-Regentschappen,<br />
1 : 20.000,<br />
54 bl. 1871—1886.<br />
De nummers 19, 23, 24 en 25 zijn samengesteld<br />
omeenige der voornaamste terreinvormen<br />
van<br />
Java voor te stellen.<br />
Uitnemend toont kaart 19 hoe door hoogtelijnen<br />
(hier op 10 M. verticalen afstand)<br />
een duidelijk beeld van een sterk ingesneden<br />
bergland wordt verkregen.<br />
Het geheel geeft een afbeelding van het<br />
meest woeste deel van het Zuid-Preanger<br />
hellingland, dat zich uitstrekt beZ. de vulkaanrijen,<br />
die de meervlakten van Bandoeng<br />
en Garoetafsluiten. Het noordoostelijkste,<br />
hoogste deel bestaat uitharde, dikke<br />
banken van vulkanische puinbrokken.
No. 20,<br />
100<br />
Junghuhn, wiens beschrijving van deze<br />
terreinen nog steeds onovertroffen bleef",<br />
zegt er van: „Nergens op het gansche eiland<br />
worden reusachtiger dalen en dalkloven<br />
aangetroffen, nergens zulke woeste, steile<br />
bergvormen, jukken, ribben, loodrechte<br />
muren, hoog oprijzende pilaren en bergtoppen<br />
gezien als hier, nergens zijn de<br />
dalen zoo ontzaglijk diep en ten deele geheel<br />
en al ontoegankelijk."<br />
Westwaarts en zuidwaarts is het land opgebouwd<br />
uit zeer zachte lagen, vooral zandsteenen<br />
en mergels, de in zee afgezette<br />
producten aan den voet der eruptieve gebergten<br />
uit de tertiaire tijden.<br />
De kaart geeft van dit terrein een nog<br />
fraaier beeld, door deafwisseling van vlakke<br />
gedeelten en steile dalwanden Vroeger<br />
vormde dit gebied één hoogvlakte, thans<br />
is het doorploegd door een menigte dalen,<br />
van zeer groote diepte en steilte en met<br />
zoo merkwaardig regelmatige vormen als<br />
nergens anders op Java.<br />
De dalwanden, waarvan vele watervallen<br />
afstorten, worden met rotanladders beklommen.<br />
Dikwijls hebben hier aardstortingen<br />
plaats.<br />
Nabij de kust zijn de ruggen breeder en<br />
platter, en niet loodrecht op de kustlijn<br />
gericht, maar meer evenwijdig daaraan. De<br />
rivierdalen zijn hierbreeder, methorizontale<br />
dalbodems. Het tropische oerwoud maakt<br />
hier plaats voor rietvelden, kreupelhout,<br />
bamboebosschen en wouden van gebangpalmen,<br />
terwijl de dalbodems bedekt zijn<br />
met frisch gras en verspreide boomgroepen.<br />
Terreingedeeite in het Zuiden derresidentie<br />
Kedoe, 1:25,000, 2 bl. 1903—1909.<br />
No. 21. Kaart van de rcsidentiën Banjoemas en<br />
Kedoe, 1 : 100.000, 17 bl. 1901 —1913.<br />
Ter vergelijking is bij deze kaart gevoegd<br />
als 21A een kaart hetzelfde gebied omvattend,<br />
samengesteld uitdeßesidentiekaarten<br />
van Kedoe, Bagelen (thans tot de residentie<br />
Kedoe behoorend) en Banjoemas, vervaardigd<br />
naar opnemingen in de jaren 1857<br />
Men ziet —61.<br />
met een oogopslag dat groote<br />
moerassen in de kustvlakten in de tweede<br />
helft der 19e eeuw voor de kuituur zijn<br />
veroverd. Het sterkst was de uitbreiding
101<br />
der bevolking in de oostelijke kustvlakte<br />
van Banjoemas; in de westelijke daarentegen,<br />
de omtrek der Segara Anakan, is<br />
ze nog zeer gering. Ook in de bergdalen<br />
en bergvlakten breidde de bevolking zich<br />
uit. Het voorgestelde gebied is het dichtst<br />
bevolkte deel van gansch Java.<br />
De eigenaardige evenwijdige ligging der<br />
dorpsreeksen langs de kust is een gevolg<br />
van de aanwezigheid van hoogere terreinstrooken,<br />
voormalige strandwallen; de tegenwoordige<br />
strandwal draagt kleine duinen.<br />
Duidelijk is een en ander te zien op<br />
de Irrigatiekaart van Karanganjar, waarop<br />
hoogtelijnen van i M. en 0.5 M. verticalen<br />
afstand zijn getrokken.<br />
Naarmate de opneming der omliggende<br />
residentiën vordert, worden de bladen,<br />
waarover de residentiegrenzen loopen, samengedrukt,<br />
wat o. a. voor de terreinstudie<br />
van groot nut is.<br />
Men vergelijke verder voor dat gebied de<br />
kaarten 20 en 22.<br />
No. 22. Gedeelte der militaire kaart van Midden-<br />
Java (res. Kedoe en O. deel van Banjoemas),<br />
1 : 50.000, 30 bl. 1904—1909.<br />
No. 23. Het Oostelijk deel van den GoenoengSewoe<br />
'(res. Madioen, afd. Patjitan), 1 : 20.000.<br />
1864—1871.<br />
De titel van deze kaart is niet geheel juist,<br />
door dat daarop een grooter gebied is<br />
, voorgesteld dan gevraagd was, wat het<br />
voordeel heeft, dat zoodoende het contrast<br />
uitkomt tusschen den terreinvorm van den<br />
GoenoengSewoe, die zich bewesten de baai<br />
van Patjitan uitstrekten het oostwaarts daarvan<br />
gelegen deel van het Zuidergebergte.<br />
De Goenoeng Sewoe (= Duizend gebergte)<br />
is een kalklandschap, genoemd naar de<br />
duizenden topjes, die zich hier geïsoleerd<br />
verheffen, meestal gescheiden doorkleine<br />
dalkommen, die ondergrondsche afwatering<br />
hebben. Behalve door Junghuhn is het beschreven<br />
door Danes in Tijdschr. Aardr.<br />
Gen. 1910, blz. 247.<br />
No. 24. Het Tengger-Smeroe gebergte (res. Pasoeroean),<br />
1: 20.000, 8 bl. 1873— T BB3.<br />
Typische vulkaankegel en kratercircus.
No. 25.<br />
No. 26.<br />
No. 27.<br />
102<br />
Het Argapoera of Jang-gebergte (res. Pasoeroean<br />
en Besoeki), 1.20.000,<br />
.<br />
35 bl.<br />
1875—1883.<br />
Typische vulkaanruïne.<br />
Kaart van de hoofdplaats Batavia en omstreken,<br />
1: 50.000, 1 bl. 1904.<br />
Id. 1 :20.000, 1 bl. . . 1904.<br />
De kaarten der hoofdplaatsen, 26—32, geven<br />
duidelijk de groote uitgestrektheid der<br />
Indische steden aan, in 't bizonder van de<br />
inlandsche wijken.<br />
Kaart van de hoofdplaats Bandoeng,<br />
1 : 20.000, 1 bl. 1882.<br />
Id. id. 1 : 10.000, 1 bl. 1910.<br />
No. 28. Kaart van de hoofdplaats Magelang en<br />
omstreken, 1 : 20.000, 1 bl. 1895—1896.<br />
No. 29. Salatiga en omstreken, 1 : 20.000, 1 bl.,<br />
omstreeks 1870.<br />
Kaart van<br />
Salatiga—Ambarawa en omstreken,<br />
1 : 50.000, 1 bl. 1891.<br />
Id. 1 : 50.000, 1 bl. 1907.<br />
No. 30. Kaart van de hoofdplaats Semarang en<br />
omstreken, 1 : 10.000, 2 bl. 1892.<br />
Id. id. 1 : 10.000, 2 „ 1909.<br />
No. 31. Kaart van de hoofdplaats Kediri 1 : 5000,<br />
1 bl. 1913.<br />
No. 32. Soerabaja en omstreken en een gedeelte<br />
van Straat Madoera, 1: 20.000, 4b!. 1905.<br />
Sumatra.<br />
No. 33. Overzichtskaart van het eiland Sumatra<br />
(z.g. economische kaart), 1 : 200.000,<br />
1 bl. Uitgave 1908, herdruk . 1910.<br />
No. 34. Kaart van Groot-Atjeh, 1:50.000, 2 bl.<br />
1883.<br />
No. 35. Kaart van Groot-Atjeh en onderhoorigheden,<br />
1 : 750.000, 1 bl. 1886.
No. 36.<br />
103<br />
Kaart van het bezet gebied in Groot-Atjeh,<br />
1 : 20.000, 4 bl. 1895.<br />
Id. id. 1: 40.000, 1 bl. 1895.<br />
Id. id. 1 : 40.000, 1 bl. 1898.<br />
No. 42.<br />
No. 37. Kaart van Groot-Atjeh en aangrenzende<br />
kuststaten, 1 : 200.000, 1 bl. . 1898.<br />
No. 38.<br />
Kaart van Groot-Atjeh en Pedië, 1:200.000,<br />
1 bl 1900.<br />
No. 39. Kaart van Atjeh en onderhoorigheden,<br />
1 : 500.000, 1 bl 1901.<br />
No. 40. Overzichtskaart van Atjeh en onderhoorigheden,<br />
1 : 200.000, 16 bl. . . 1903.<br />
No. 41. Gedeelte der kaart van Atjeh en onderhoorigheden,<br />
1 : 400.000, 8 bl. 1905.<br />
Figuratieve schetskaart van de Pediëstreek,<br />
I : 500.000, 1 bl 1898.<br />
No. 43. Gedeelte der detailkaart van Sumatra's<br />
Westkust, 1 : 20.000, 6 bl. 1885—1887.<br />
Atlas der detailkaarten van Sumatra's<br />
Westkust, 1 : 20.000.<br />
Kaart van de hoofdplaats Padang en<br />
omstreken, 1 : 10.000, . . . 1900.<br />
No. 44.<br />
Gedeelte der militaire kaart van Sumatra's<br />
Westkust, 1 : 40.000, 15 bl. 1893—1895.<br />
Atlas der militaire kaarten van Sumatra's<br />
Westkust, 1 : 40.000.<br />
No. 45. Gedeelte der kaart van Sumatra's Westkust<br />
en Tapanoeli, 1 :80.000, 4 bl.<br />
1885-1894.<br />
Atlas der graadafdeelingsbladen van Sumatra's<br />
Westkust, 1 : 80.000.<br />
No. 46. Gedeelte der kaart van Zuid-Sumatra,<br />
1:25.000, 12 bl. . . . 1908—1911.<br />
No. 47. Gedeelte der kaart van Zuid-Sumatra<br />
1 : 100.000, 6 bl. . . . 1909—1912.<br />
Atlas der graadafdeelingsbladen van Zuid-<br />
Sumatra en Java, 1 : 100.000.
104<br />
No. 48. Schetskaart van de afd. Koerintji (res.<br />
Djambi), 1 : 200.000, 1 bl. . . 1907.<br />
No. 49.<br />
Schetskaart van Djambi, 1 : 500.000, 1 bl.<br />
1906.<br />
Id. id. 1 : 300.000, 2 bl. 1910.<br />
No. 50. Kaart der Bataklanden en van het eiland<br />
Nias, 1 : 250.000, 16 bl.. . . 1890.<br />
No. 51. Schetskaart van een deel der Bataklanden,<br />
1 : 250.000, 1 bl. . . . . . 1905.<br />
No. 52. Id. van het Toba-meer en aangrenzende<br />
landstreken, 1 : 250.000, 2 bl. 1909.<br />
No. 53.<br />
No. 54.<br />
No. 55.<br />
No. 56.<br />
Id. van het eiland Nias, 1 : 150.000, 1 bl.<br />
1910.<br />
Id. id. id., 1 : 200.000, 1 bl. 1909.<br />
Id. van de Mentawei-eilanden (verschillende<br />
schalen) 1910.<br />
Id. (gedeelte) van deresidentie Oostkust van<br />
Sumatra, 1 : 200.000, 36bl. 1889—1896.<br />
Id. van het Noordelijk deel van Sumatra,<br />
1 : 200.000, 4 bl 1912.<br />
De vluchtige opnemingen, waarop de beide<br />
laatste kaarten berusten, wordt thans gevolgd<br />
door een topographische opneming,<br />
waarvan de triangulatie bijna voltooid is.<br />
No. 57. Kaart van de hoofdplaats Medan, 1:10.000,<br />
1 bl. 1893.<br />
Id. id. 1: 5 000, 1 bl. 1913.<br />
No. 58. Schetskaart van het stroomgebied der<br />
Indragiri-rivier en aangrenzende landstreken,<br />
1 : 500.000, 1 bl. . . 1907.<br />
No. 59. Schetskaart van het N. deel der Batang<br />
Hari-districten en IX koto, 1 : 250.000,<br />
1 bl. 1910.<br />
No. 60.<br />
Schetskaart van Indragiri en Zuid-Pelawan,<br />
1 : 250.000, 2 bl 1910.
105<br />
No. 61. Schetskaart van deresidentieLampongsche<br />
districten, 1:200.000, 4 bl. . 1911.<br />
Vervaardigd naar de gegevens der triangulatie-brigade.<br />
Banka en Billiton.<br />
No. 62. Kaart van het eiland Banka, 1 : 300.000,<br />
2 bl. 1896.<br />
Overzichtskaart van het eiland Banka,<br />
1 : 600.000, 1 bl 1911.<br />
No. 63. Kaart van het eiland Billiton, vluchtig<br />
opgenomen 1877—1878, 1:200.000,<br />
bijgewerkt tot 1894.<br />
Borneo.<br />
No. 64. Overzichtskaart van het eiland Borneo<br />
(z. g. economische kaart), 1 : 2.000.000,<br />
1 bl 1902.<br />
Id. id. id. id. id. 1909.<br />
No. 65.<br />
Overzichtskaart (geteekend exemplaar) der<br />
Wester-Afdeeling van Borneo, door<br />
Carlinsky von Carlowitz, 1 : 500.000,<br />
1 bl 1870.<br />
Toen in 1886 met de topographische opneming<br />
van Borneo's Westkust werd begonnen,<br />
was van dit gewest niet meer<br />
bekend dan op deze kaart is voorgesteld.<br />
No. 66. Kaart der Wester-Afdeeling van Borneo,<br />
1 : 500.000, 4 bl. (herdruk). . 1911.<br />
No. 67. Overzichtskaart der Wester-Afdeeling van<br />
Borneo, 1 : 200.000, 26 bl. in album<br />
en 4 bladen opgeplakt 1886—1895.<br />
De topographische beschrijving van het<br />
stroomgebied der Kapoewas werd onder<br />
den titel van „Bijdragen tot de geographie<br />
van Borneo's Wester-Afdeeling door J. J.<br />
K. Enthoven" als afzonderlijk werk door<br />
het Kon. Ned. Aardr. Genootschap in 1903<br />
gepubliceerd.<br />
No. 68. De bladen VII e —g der weg- en rivierkaart<br />
van de Wester-Afdeeling van<br />
Borneo, 1 : 50.000 1890.
106<br />
Bij de topographische opneming der Wester-Afdeeling<br />
van Borneo, in de jaren<br />
1886—1895 werden, behalve de overzichtskaarten<br />
1: 200.000 en 1 : 500.000 (boven<br />
N os . 66 en 67) deze weg- en rivierkaarten<br />
1:50.000 samengesteld, die zoowel voor<br />
de practijk als voor de wetenschap van<br />
nut gebleken zijn. Bij het uitgeven van concessies<br />
voorkultuurondernemingen hebben<br />
zij goede diensten bewezen; en o.a. verschaften<br />
zij aan Prof. Dr. Molengraaff den<br />
topographischen grondslag voor zijn geologische<br />
onderzoekingen (zie G. A. F. Molengraaff.<br />
Geologische Verkenningstochten in<br />
Centraal-Borneo; Voorwoord, blz. XI; Inleiding,<br />
blz. XIV).<br />
No. 69. Kaart van Mandor en omstreken, 1:20.000,<br />
1 bl 1888.<br />
No. 70. Kaart van den vierk. paal gouvernements<br />
grondgebied te Pontianak, 1: 5000, 1887.<br />
No. 71. Schetskaart van Midden-Borneo en het<br />
landschap Koetei, 1 : 1.000.000, 1905.<br />
No. 72. Schetskaart van de res. Zuider- en Oosterafdeeling<br />
van Borneo, 1 : 750.000, met<br />
kaart voor de administratieve indeeling<br />
1 : 1.500.000 1913-<br />
De jongst verschenen kaart der Topographische<br />
Inrichting; zij bevat vele nieuwe<br />
gegevens.<br />
Celebes.<br />
No. 73. Overzichtskaart van het eiland Celebes,<br />
1 : 1.250.000, 1 bl 1909.<br />
No. 74.<br />
Schetskaart van Midden- en Zuid-Celebes,<br />
1 : 1.000.000, 1 bl 1906.<br />
No. 75. Id. van Midden-Celebes, 1 : 500.000,<br />
2 bl 1907-<br />
No. 76. Id. van het stroomgebied van de Posso<br />
en van een deel van het stroomgebied<br />
van de Laa, 1 : 100.000 . . . 1912.<br />
No. 77. Kaart van de vlakte van Gowa, 1:50.000,<br />
1 bl 1900.<br />
Kaart van het rijk Gowa, 1 : 100.000,<br />
1 bl 1902.
107<br />
No. 78. Kaart van de hoofdplaats Makasser en<br />
omstreken, 1 : 20.000, 1 bl. . 1894.<br />
Overige eilanden.<br />
No. 79. Schetskaart van het eiland Bali, 1 : 250.000,<br />
1 bl. T897.<br />
Id. id. 1 : 250.000,<br />
1 bl. 1909.<br />
No. 80. Schetskaart van Midden-Bali, 1 : 100.000.<br />
1 bl. 1906.<br />
No. 81. Kaart van het eiland Lombok, vluchtige<br />
opneming, 1: 200.000, 1 bl. 1895—1896.<br />
Id. id. herdruk, 1 bl. 1908.<br />
No. 82. Kaart van Midden-Lombok, vluchtige opneming,<br />
1 : 100.000, 1 bl. 1895—1896.<br />
Id. id. herdruk, 1 bl. 1908.<br />
No. 83. Schetskaart van het eiland Soemba,<br />
1 : 500.000, 1 bl. 1897.<br />
ld. id. id. , 1 „ 1907.<br />
Id. id. id. , 1 „ 1911.<br />
No. 84.<br />
No. 85.<br />
Schetskaart van de onderafdeeling Boeroe,<br />
1 : 250.000, 1 bl 1910.<br />
Id. van Halmaheira en omliggende eilanden,<br />
1 : 600.000, 1 bl 1911.<br />
No. 86. Id. van het eiland Leti, 1: 25.000, ibl. 1912.<br />
No. 87. Id. van het eiland Wetar, 1 : 150.000,<br />
1 bl 1911.<br />
No. 88. Id. van het eiland Adonare, 1 : 100.000,<br />
1 bl 1911.<br />
No. 89.<br />
Id. van Nederlandsch Timor en omliggende<br />
eilanden, 1:500.000, 1 bl. . . 1911.<br />
No. 90. Id. van het eiland Soembawa, 1:250.000<br />
1 bl 1910.<br />
No. 91.<br />
Id. van het eiland Flores en omliggende<br />
eilanden, 1 : 250.000, 1 bl. . . 1911.
108<br />
No. 92. Id. van Banda Neira en Goenoeng Api,<br />
1 : 20.000, 1 bl 1901.<br />
No. 93. Id. van Nederlandsch Nieuw-Guinea en<br />
omliggende eilanden,<br />
1 :2.000.000, 1 bl.<br />
1897.<br />
No. 94. Id. van Nederlandsch Nieuw-Guinea,<br />
1 : 1.000.000, 4bl, bijgewerkt tot 1912.<br />
Krater-kaarten.<br />
Deze krater-kaarten zijn gepubliceerd in verschillende<br />
deelen van het Jaarverslag van denTopographischen dienst.<br />
No. 95.<br />
1. TopvandenG ng Oengaran(Midden-Java),<br />
1 : 10.000, opneming van 1905—1907.<br />
2. Kraterveld op de Westelijke helling<br />
van den G" g Goentoer (Preanger-Regentschappen),<br />
1 : 10.000 .... 1908.<br />
3. Krater van den G"- Gede, 1 : 10.000<br />
T906.<br />
4. Top van den vulkaan Tampomas<br />
(Preanger-Regentsch.), 1 : 20.000, 1907.<br />
5. Krater van den vulkaan Tangkoeban<br />
Prahoe (Batavia), 1 : 10.000. . 1908.<br />
6. Krater van den G Dg Galoenggoeng<br />
(Preanger Regentsch.), 1 : 10.000, 1908.<br />
7. Krater van den vulkaan Tjikoeraj<br />
(Preanger Regentsch.), 1 : 10.000, 1911.<br />
8. Top vanden G ng Semeroe(Pasoeroean)<br />
I : 20.000 einde 1909.<br />
Id. id einde 1911.<br />
Hierbij is gevoegd een kaartje van den top<br />
in 1879 (eerste opneming door den Topographischen<br />
dienst) en in 1885 (opneming<br />
door het Mijnwezen, onder leiding van R.<br />
Fennema).<br />
9. Top van den G ng Merbaboe (Midden-<br />
Java), 1:10.000 . . 1905—1907.<br />
10. Top van den vulkaan Kaba (Palembang),<br />
1 : 10.000 1907-<br />
---11. Top van den G ng Dempo (Palembang),<br />
1 : 10.000 1910.<br />
.
109<br />
12. Top van den G ng Sekintjau (Benkoelen),<br />
1:25.000 1911.<br />
13. Top van den G" s Betoeng (Lampongsche<br />
districten), 1 : 25.000 1907.<br />
14. Top van den G ng Radjo baso (id.)<br />
1 : 25.000 19°1-<br />
-15. Toppen van het Pasawaran-Rataigebergte<br />
(Lampongsche-districten),<br />
1 : 25.000 1907.<br />
16. Top van den G"s Tanggamoes (Lampongsche<br />
districten), 1 : 25.000, 1907.<br />
17. Top van den Boer-ni-Telong (Atjeh<br />
en onderhoorigheden, Meergebied),<br />
1 : 10.000 1909.<br />
Relief-kaarten.<br />
I let relief werd verkregen door exemplaren derkaarten,<br />
gedrukt op carton van l \i millimeter dikte, langs de<br />
hoogtelijnen (Isohypsen) af te snijden en de zoo verkregen<br />
lagen achtereenvolgens op elkaar te plakken. De<br />
horizontale en verticale verhoudingen zijn derhalve overeenkomstig<br />
met die in de natuur. Bij het kleuren werden<br />
de conventioneele kleuren gebruikt, die gewoonlijk<br />
worden toegepast om bepaalde soorten begroeiing enz.<br />
aan te duiden; de tinten werden alleen iets minder vlak<br />
genomen, om zooveel mogelijk een natuurlijk geheel te<br />
verkrijgen.<br />
No. 96. De Krakatau-groep in straat Soenda,<br />
schaal<br />
1:25.000; elke hoogtelijn stelt<br />
een verschil van 12,5 M. in de werketijkheid<br />
voor. De isobathen zijn aangegeven<br />
door blauwe tinten met 50 M.<br />
diepteverschil.<br />
Dit relief is vervaardigd na afloop der<br />
opnemings-expeditie, welke in 1908 — dus<br />
25 jaren na de laatste groote eruptie —<br />
door den Topographischen dienst naar de<br />
Krakatau-groep werd uitgerust. De resultaten<br />
dier expeditie zijn vervat in het jaarverslag<br />
over 1908 van den genoemden<br />
dienst; zie de bijgevoegde brochure.<br />
No. 97. Krater van den vulkaan Dempo in de<br />
residentie Palembang, schaal 1 : 10.000.<br />
Het platte vlak stelt een hoogte voor van<br />
2750 M., de hoogste top ligt 3173 M. boven<br />
den zeespiegel.
110<br />
No. 98. Krater van den Goenoeng Slamet in<br />
Midden-Java, schaal 1<br />
: 10.000.<br />
Het platte vlak stelt een hoogte voor van<br />
3100 M., de hoogste top van 3432 M. boven<br />
den zeespiegel.<br />
No. 99.<br />
No.<br />
Top van den vulkaan Tjikoeraj, in de residentie<br />
Preanger-Regentschappen, schaal<br />
1 : 10.000.<br />
Het platte vlak stelt een hoogte voor van<br />
2000 M., de hoogste top van 2820 M.<br />
boven den zeespiegel.<br />
100 Kraters van den vulkaan Tangkoeban Prahoe<br />
op de grens der residenties Batavia<br />
en Preanger-Regentschappen, schaal<br />
1 : 10.000.<br />
Het platte vlak stelt een hoogte voor van<br />
1750 M., de hoogste top van 2076 M. boven<br />
den zeespiegel.<br />
No. 101. De vulkaan Papandajan in de residentie<br />
Preanger-Regentschappen, schaal<br />
1 : 10.000.<br />
Het platte vlak komt overeenmet het zeeniveau,<br />
het laagste punt van het relief met<br />
een hoogte van ± 1530 M. en het hoogste<br />
punt met 2662 M. boven den zeespiegel.<br />
No. 102. Terreingedeelte aan den bovenloop der<br />
Kali Serajoe tusschen Wonosobo en het<br />
Diëngplateau in Midden-Java, schaal<br />
1 : 25.000.<br />
Het laagste punt van het relief komt overeen<br />
met een hoogte van ± 600 M., het<br />
hoogste punt met 2599 M. boven den zeespiegel.<br />
No.<br />
103. De vlakte van Kedoe, met de hoofdplaats<br />
Magelang in het midden, de bergen Sendoro<br />
en Soembing aan de west- en de Merbaboe<br />
en de Merapi aan de oostzijde. Schaal<br />
1 : 50.000.<br />
Het laagste punt van hetreliefkomt overeen<br />
met een hoogte van ± 174 M., het<br />
hoogste met 3371 M.boven den zeespiegel.
111<br />
Inzending van het Geographisch Instiuut<br />
der Rij ks- Universiteit te Utrecht.<br />
No. 104. Relief-teekening van het Idjen-plateau en<br />
omgeving, in Java's Oosthoek, 1:250.000,<br />
vervaardigd door A. van der Zweep.<br />
Inzending van de Maatschappij tot bevordering<br />
van het Natuurkundig Onderzoek<br />
der Neder 1. Koloniën.<br />
No. 105. Kaart van Nederlandsch Nieuw-Guinea,<br />
1 : 500.000.<br />
Inzending van de<br />
te Amsterdam.<br />
firma J. H. de Bussy<br />
No. 106. Kaart van den Nederl. Ind. Archipel,<br />
1 : 6.500.000.<br />
No. 107. Kaart van Ned. Oost-Indië, 1 : 5.000.000,<br />
door H. Ph. Th. Witkamp.<br />
No. 108. Wandkaart van Java en Madoera,<br />
1: 500.000.<br />
Inzending van de Vereeniging „Toeristenverkeer"<br />
te Batavia.<br />
No. 109. Reliefkaart van de residentie Preanger-<br />
Regentschappen, 1 : 250.000.<br />
School-uitgaven.<br />
Inzending van de Ui tgeversfirma Joh.<br />
IJkema te 'sGravenhage.<br />
No. 110. i. De Overzeesche bezittingen der Republiek<br />
in de 17e eeuw, door J. W. De<br />
Jongh.<br />
2. Groei en bloei van onze Oost-Indische<br />
bezittingen, door J. W. de Jongh.<br />
No. in. Schoolkaart van Oost-Indië, 1:800.000,<br />
3e druk in 4 bl. door J. J. ten Have.<br />
Inzending van J. B. Wolter s. Ui tgever<br />
te Groningen.<br />
No. 112. Schoolkaart van Nederlandsch Oost-Indië,<br />
op nieuw bewerkt door J. F. Niermeyer<br />
en W. van Gelder, 4e druk.
112<br />
No. 113. Kaart van Java, 4 bl., door P. R. Bos,<br />
W. van Gelder en R. R. Rijkens, 4e.<br />
druk.<br />
b. Geologische Kaarten.<br />
Inzending van het Koninklijk Nederlandsen<br />
Aardrijkskundig Genootschap.<br />
No. 114. Eerste geologische Schetskaart van Nederlandsch<br />
Oost-indië, 1: 2,500.000.<br />
Ten behoeve van hetKon. Ned. Aardr. Genootschap<br />
samengesteld door E. C. Abendanon,<br />
op grond der bestaande gegevens<br />
en met medewerking van Dr. J. Ahlburg,<br />
de Bataafsche Petroleum Maatschappij,<br />
prof. Dr. H. Bücking, prof. Dr. K. Deninger,<br />
N. Wing Easton, Dr. J.K. van Gelder,<br />
Dr. M. Mühlberg, prof. Dr. G. A. F. Molengraaff,<br />
Jhr. Dr. C. G. S. Sandberg, de<br />
Singkep Tin Maatschappij, Dr. A. Tobler,<br />
Dr. R. D. M. Verbeek, prof. Dr. W. Volz<br />
en prof. Dr. J. Wanner, 1913.<br />
Inzending van het Departement der<br />
Gouve rnements Bedrijven te Batavia.<br />
No. 115. Overzichtskaart van den mijnbouw in<br />
Nederlandsch Indië OP3I December 1912,<br />
1 : 2.500.000, geteekend op het Hoofdbureau<br />
van het Mijnwezen, 1913.<br />
Inzending van Dr. J. F. Hoekstra te Amsterdam.<br />
No. 116. Twee geologische kaarten van het Oembilien-kolenveld,<br />
Sumatra's Westkust,<br />
1: 10.000 en 1: 25.000, van Dr. R.<br />
D. M. Verbeek, 1875.<br />
No. 117. Zuid-Sumatra, 1: 500.000, van Dr. R. D. M.<br />
Verbeek, 1881.<br />
Inzending van den Heer C. J. M. Wertheim,<br />
m. i. te 'sHage.<br />
No. 118. Gedeelte van Sumatra's Westkust, in 8<br />
bladen, 1 : 100.000; en overzichtkaart,<br />
1<br />
: 500.000, van Dr.R. D. M Verbeek,<br />
1883.
No.<br />
113<br />
119. Noordelijk gedeelte van Sumatra's Westkust,<br />
1: 500.000, van R. Fennema, 1887.<br />
No. 120. Gedeelte der afdeeling Martapoera, Z. en O.<br />
afdeeling van Borneo, 1: 50.000, van J.A.<br />
Hooze, 1893.<br />
No. i2i. Java en Madoera, 1:500.000, van Dr. R.<br />
D. M. Verbeek en R. Fennema, 1896.<br />
No. 122. Banka, 1: 300.000, Billiton, 1: 100.000,<br />
Gaspar Straten, 1: 200.000, van Dr. R.<br />
D. M. Verbeek, 1897.<br />
No. 123. Banda Neira en Goenoeng Api, 1: 20.000,<br />
met een panorama, van Dr. R. D. M. Verbeek,<br />
1900.<br />
No. 124. Gedeelte van Midden-Sumatra, 1: 100.000,<br />
van E. A. Neeb, 1900—1901.<br />
No. 125. Vallei van Groot-Atjeh, 1:200.000, van<br />
P. J. Jansen, 1903.<br />
No.<br />
126. Gedeelte der Wester-Afdeeling van Borneo,<br />
1:100.000, van N. WingEaston, 1904.<br />
No. 127. Ambon, 1: 100.000, Leitimor, 1: 20.000.<br />
Goenoeng Nona, 1: 10.000, van Dr. R,<br />
D. M. Verbeek, 1905.<br />
No. 128. Oostelijk gedeelte van den Ned. Ind. Archipel,<br />
1: 3.000.000, van Dr. R. D. M.<br />
Verbeek, 1908.<br />
No. 129. Lombok, 1: 200 000, van J. G. B. van<br />
Heek, 1909.<br />
No. 130. Gedeelte vanZuid-Nieuw-Guinea, 1125.000,<br />
van O. G. Heldring, 1909.<br />
No. 131. Djambi en aangrenzende landstreken,<br />
1<br />
: 1 000 000, van Dr. A. Tobler, 1910.<br />
No. 132. Mamberano-rivier (Noord Nieuw-Guinea),<br />
1 ".500.000, vanDr. J.K. van Gelder, 1910.
114<br />
Inzending van Prof. Dr. W. Volz te Erlangen.<br />
No. 133. Gajo- en Alaslanden (Atjeh), 1 : 400.000,<br />
van Dr. W. Volz, 1912.<br />
No.<br />
Inzending van Dr. J. Ahlburg te Berlijn.<br />
134. Landschap Abouton en landstreek tusschen<br />
Kasimbar en Tamboe (Tomini-bocht),<br />
1 : 400.000, van Dr. J. Ahlburg, 1913.<br />
C. Abenda-<br />
Inzending van den Heer E.<br />
non, m. i., te 's Hage.<br />
No. 135. Latimodjong-gebergte en stroomgebied der<br />
Saadang-rivier (Midden-Celebes),<br />
1: 100.000. Route-kaart der Midden-<br />
Celebes expeditie, onder leiding van E. C.<br />
Abendanon; topographische opneming<br />
door J. L. Lefèvre, Sergeant-majoor<br />
opnemer van den Topographischen<br />
dienst, 1913.<br />
No. 136. Verbeek-gebergte en stroomgebied der<br />
Malili-rivier(Midden-Celebes), 1:100.000,<br />
als voren, 1913.<br />
c. Economische Kaarten.<br />
Inzending van het Departement der<br />
Burgerlijke Openbare Werken te Batavia.<br />
No. 137. Irrigatiekaart van Java en Madoera, schaal<br />
1 : 500.000 1913-<br />
Inzending van het Geographisch Instituut<br />
der Rijks Universiteit te Utrecht.<br />
Irrigatiekaarte.it.<br />
No.<br />
138. Irrigatiewerken in Noord-Tegal. Calques,<br />
vervaardigd in 1899.<br />
1. Bladverdeeling, 1 : 100.000.<br />
2. Bevloeiing Tjomal-Tjatjaban.
115<br />
a. Schetskaart van den tegenwoordigen<br />
toestand, i : 50.000.<br />
b. Schetskaart der ontworpen bevloeiing,<br />
1 : 50.000.<br />
3. Overzichtskaart Tjomal-Ramboet,<br />
1 : 20.000.<br />
4. Id Ramboet-Tjatjaban, 1 : 20.000.<br />
5. Id. Tjatjaban-Gangsa, 1 : 20.000.<br />
6. Id. der bevloeiingsgebieden tusschen<br />
Gangsa en Losari, 1 : 50.000.<br />
7. Id. Gangsa—Pemali, 1 : 20.000.<br />
8. Id. Pemali—Babakan, 1: 20.000.<br />
9. Id. Babakan—Losari, 1 : 20.000.<br />
10. Id. Boven-Kaboejoesan, 1:20.000.<br />
Dat voor kaarten op de schaal 1 :20.000<br />
de term „overzichtskaart" gebruikt wordt,<br />
vindt zijn verklaring in de gedetailleerde<br />
werkwijze van den Waterstaat, waarbij<br />
de opnemingsbladen in de vlakte op 1:5000,<br />
in bergland op 1:2 000 worden vervaardigd.<br />
Het doel der kaarten eischt een zeer<br />
nauwkeurige waterpassing; de hoogtelijnen<br />
zijn getrokken op 0.5 M. afstand.<br />
Doordat de topographische opneming van<br />
Tegal een der oudste is (1863—65) en<br />
alleen op de schaal 1: 100.000 is gepubliceerd,<br />
zijn deze kaarten van den Waterstaat<br />
voor de aardrijkskundige beschrijving<br />
der vlakte onontbeerlijk geweest. Vgl.Veth,<br />
Java, 2e druk, Deel 111, blz. 439 vlg.<br />
No. 139. Kaart van het Zuidelijk gedeelte der<br />
residentie Bagelen. Bevloeiingswerken,<br />
(Calque), 1 : 50.000.<br />
No. 140. Bevloeiingskaarten der Irrigatie-afdeeling<br />
Brantas, 1: 20.000, met legenda en met<br />
register der bevloeiingen in de Brantasdelta;<br />
in omslag.<br />
Vgl o a. het opstel „De Bevloeiingswerken<br />
op Java" in Tijdschr. Kon. Ned Aard.<br />
Gen. XX, 1903, blz. 489.<br />
Voor oudere kaarten der bevloeiingswerken<br />
zie men de Verslagen der Burgerlijke<br />
Openbare Werken.<br />
No.<br />
141. Ontbreekt.
116<br />
Inzending van het Departement van<br />
Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />
No. 142. Overzichtskaart van Java en Madoera,<br />
schaal 1 : 500.000, waarop in groote<br />
trekken de verschillende soorten van<br />
grondbezit zijn voorgesteld. 1 9 13-<br />
Inzending van het Departement der<br />
Gouvernements Bedrijven te Batavia.<br />
a. Afdeeling Spoor- en Tramwegen.<br />
No. 143. Spoor- en Tramwegkaart van Java en<br />
Madoera, schaal 1 : 500.000, aangevende<br />
de op het einde van 1912 bestaande,<br />
in uitvoering zijnde, en, voor zoover<br />
de tot standkoming zoo goed als verzekerd<br />
mag heeten, ook de ontworpen<br />
spoor- en tramwegen op die eilanden.<br />
No. 144. Overzichtskaart van den groeivan het spooren<br />
tramweg<strong>net</strong> op Java en Madoera,<br />
van den aanvang af tot ultimo 191 2.<br />
No. 165. Kaart van Java en Madoera, schaal<br />
1 : 1.000.000, aangevende de dichtheid<br />
van het personen- en van het goederenvervoer<br />
op de verschillende baanvakken<br />
der spoor- en tramwegen in 191 1 (zoogenaamde<br />
intensiteits-kaart).<br />
No. 146. Spoor- en tramwegkaart van Sumatra,<br />
schaal 1 : 2.000.000, aangevende de op<br />
het einde van 1912 bestaande, in uitvoering<br />
zijnde, en, voor zoover de totstandkoming<br />
zoo goed als verzekerd<br />
mag heeten, ook de ontworpen spooren<br />
tramwegen.<br />
b. Afdeeling post-, telegraaf- en telefoondienst.<br />
No. 147. Kaart, schaal 1 : 2.500.000, van de omstreeks<br />
1870 bestaande postkantoren<br />
en postroutes in Nederlandsch-Indië,<br />
(met uitzondering van Java).
No.<br />
117<br />
148. Kaart, schaal 1: 500.000, van de omstreeks<br />
1870 bestaande postkantoren en postroutes<br />
op Java en Madoera.<br />
No. 149. Kaart, schaal 1 : 2.500.000, van de in<br />
1912 bestaande postkantoren en postroutes<br />
in Nederlandsch-Indië (met uitzondering<br />
van Java).<br />
No. 150. Kaart, schaal 1: 500.000, van de in 1912<br />
bestaande postkantoren en postrouten<br />
op Java en Madoera.<br />
No. 151. Kaart, schaal 1:2.500.000, van de omstreeks<br />
1870 bestaande telegraaflijnen<br />
en telegraafkantoren in Nederlandsch-<br />
Indië (met uitzondering van Java.)<br />
No. 152. Kaart, schaal 1:500.000, van de omstreeks<br />
1870 bestaande telegraaflijnen en<br />
telegraafkantoren op Java en Madoera.<br />
No. 153. Kaart, schaal 1: 2.500.000, van de in 1912<br />
bestaande telegraaflijnen en telegraafkantoren<br />
in Nederlandsch-Indië (uitgezonderd<br />
Java).<br />
No. 154. Kaart, schaal 1: 500.000 van de in 1912<br />
bestaande telegraaflijnen en telegraafkantoren<br />
op Java en Madoera.<br />
No. 155. Kaart, schaal 1:2.500.000, van de omstreeks<br />
1885 bestaande telefoon<strong>net</strong>ten<br />
(concessies) in Nederlandsch-Indië (uitgezonderd<br />
Java).<br />
No.<br />
156. Kaart, schaal 1: 500.000, van de omstreeks<br />
1885 bestaande telefoonlijnen en <strong>net</strong>ten<br />
(inclusief concessies) op Java en Madoera.<br />
No. 157. Kaart, schaal 1:2.500.00, van deinigi2<br />
bestaande telefoon<strong>net</strong>ten (concessies) in<br />
Nederlandsch-Indië (met uitzondering van<br />
Java).
118<br />
No. 158. Kaart, schaal 1: 500.000, van de in 1912<br />
bestaande telefoonlijnen en <strong>net</strong>ten (inclusief<br />
concessies) op Java.<br />
Inzending van het Departement van<br />
Financiën te Batavia.<br />
a. Hoofdbureau der In- en Uitvoerrechten en<br />
Accijnsen.<br />
No. 159. Graphische voorstelling van den invoer<br />
van Java en Madoera (1871 — 1911).<br />
No. 160. Graphische voorstelling van den invoer<br />
der Buitenbezittingen (1881 —1911).<br />
No. 161. Graphische voorstelling van den uitvoer<br />
van Java en Madoera (1871 — 191 1).<br />
No. 162. Graphische voorstelling van den uitvoer<br />
der Buitenbezittingen (1881 — 1911).<br />
Eene brochure met toelichtingen op de<br />
grafieken No. 159—162,getiteld „De handel<br />
van Nederlandsch-Indië in 1911" is ter beschikking<br />
van belangstellenden.<br />
No. 163. Overzichtskaart van Nederlandsch-Indië,<br />
schaal 1 : 2.500.000, aangevende de verschillende<br />
scheepvaartverbindingen tusschen<br />
de havens onderling.<br />
b. Pandhuisdienst.<br />
No. 164. Overzichtskaart van Java en Madoera,<br />
waarop jaarsgewijze de successieve uitbreiding<br />
van den Pandhuisdienst is aangegeven.<br />
Hierbij zijn gevoegd: „Het onderzoek naar<br />
de werking der pandhuispacht" en de reeds<br />
verschenen jaarverslagen van den Pandhuisdienst.<br />
Inzending van het Geographisch Instituut<br />
der Rijksuniversiteit te Utrecht.<br />
No.<br />
165. Kaart, voorstellende de dichtheid van bevolking<br />
der afdeelingen van.Nederlandsch<br />
Oost-Indië. aan het einde van het jaar
119<br />
1912, schaal 1 : 2 500.000, volgens door<br />
de Indische Regeering verstrekte gegevens<br />
van de hevolkingssterkte. Vervaardigd<br />
door A. van der Zweep.<br />
Inzending van de firma J. H. de Bussy te<br />
Amsterdam.<br />
No.<br />
166. Kaart van het Spoor- en Tramweg<strong>net</strong> der<br />
Deli-spoorweg Maatschappij, 1 : 200.000.<br />
No. 167. Kaart der Tabaksondernemingen in Badagei,<br />
Langkat, Dcli, Serdang, Padang,<br />
Batoe Bahra en Asahan (Oostkust v.<br />
Sumatra), 1 : 200.000.<br />
No. 168. Map of the Rubber-Estates in Java,<br />
1 : 1.000 000.<br />
No. 169. Rubber Estates in the East-Coast of Sumatra,<br />
1 : 600.000.<br />
11. ZEEKAARTEN.<br />
Inzending van het Hydrographisch<br />
Bureau van het Departement van Marine<br />
te 's Gravenhage.<br />
De oudere kaarten, meerendeels van vóór<br />
1870, zijn voor bepaalde gedeelten van den<br />
Archipel met die van reeenten datum tot<br />
groepen vereenigd.<br />
De jaartallen geven het jaar van verschijning<br />
aan; het jaar, waarin de laatsteverbeteringen<br />
in de gravure werden aangebracht,<br />
is tusschen haakjes bijgevoegd.<br />
No. 170. Overzichtskaart van den O. I. Archipel,<br />
aangevende den stand der hydrographische<br />
opneming op verschillende tijdstippen.<br />
No. 171. a. Nederl. Oost-Indië, Westblad. 1867.<br />
b. id. id. Middenblad. 1867.<br />
Het Oostblad dezer uitgave is niet verschenen.<br />
e. O. I. archipel, Westblad. 1897 (3)- I-9I<br />
--d. id. id. , Oostblad. 1897 (Ï910).
120<br />
No. 172. a, b. Westkust Sumatra en Straat Malakka<br />
in 2 bladen. 1861.<br />
c. Sumatra, N-lijk gedeelte. 1902 (1912).<br />
d. Westkust Sumatra, Padang tot Vlakke<br />
hoek. 1898 (191 j).<br />
No. 173. a, b. Westkust Sumatra in 2 bladen. 1857.<br />
Op deze kaarten zijn vele namen ook in<br />
Maleisch schrift aangegeven.<br />
c. Westkust Sumatra, Sinkel tot Padang.<br />
1913-<br />
--d. id. id. , SibolgatotTamang<br />
en Nias, 1912.<br />
No. 174. a. Westkust Sumatra. Padang tot Taboejoeng,<br />
1841 (1843).<br />
b. id. id. . Singkel totSibolga.<br />
1911.<br />
No. 175. a. Eilanden nabij Padang. 1861.<br />
b. Reede Singkel. 1865.<br />
c. Vaarwaters en ankerplaatsen W-kust<br />
Sumatra, 1911.<br />
No' 176. a. Noordoostkust Sumatra, Dilhie tot Roepat.<br />
1864.<br />
Deze kaart werd vervaardigd volgens<br />
Engelsche opnemingen.<br />
b. Oostkust Sumatra, Diamantpunt tot<br />
Asahan-rivier. 1906 (1913).<br />
c. Oostkust Sumatra, Asahan-rivier tot<br />
Singapoera. 1906 (1913).<br />
No.<br />
177. a, b. Zuidelijk gedeelte Chineesche zee in<br />
2 bladen. 1864.<br />
c. Zuidelijke Chineesche zee, Westblad,<br />
1899 (1912).<br />
d. Zuidelijke Chineesche zee, Oostblad,<br />
1900 (1912).<br />
No. 178. a,b.Riouw-enLingga-archipelin2bl. 1863.<br />
c. Riouw- en Lingga-archipel, Noordbl.<br />
1901 (1913).<br />
d. Riouw- en Langga-archipel, Zuidbl.<br />
1902 (1913).
121<br />
No. 179. a. Straat Riouw. 1863.<br />
b. id. id. 1910 (1913).<br />
No. 180. a. Bangka. 1866.<br />
b. Straat Banka. 1909 (1913).<br />
No. 181. a. Gaspar-straten. 1863.<br />
b. id. id. 1907 (1913).<br />
No. 182. a, b. Westkust Borneo in 2 bl. 1862.<br />
c. Zuid-Chineesche zee, Anambas- en Natoena-eilanden.<br />
1909.<br />
d. Westkust Borneo, St. Petrus tot Seroetoe.<br />
1907(1912).<br />
e. id. id. , Straat Karimata.<br />
1910 (1911).<br />
f. id. id. , Pontianak tot eil.<br />
Maja. 1907.<br />
g. id id. , Vaarwaters en ankerplaatsen.<br />
1908.<br />
No. 183. a, b. Java-zee in 2 bl. 1861.<br />
c. id. , Westblad. 1900 (1913).<br />
d. id. , Oostblad. 1910 (1912).<br />
No. 184. a, b, c. Java in 3 bl. 1865.<br />
d. id. , Westblad. 1907 (1913).<br />
e. id. , Middenblad. 1907 (1912).<br />
f. id. , Oostblad. 1907 (1912).<br />
No.<br />
185. a. Straat Soenda en Kust van Java tot en<br />
met reede Batavia. 1862.<br />
b. Straat Soenda 1899 (1912).<br />
Na. 186. a. Reede Batavia. 1868.<br />
b. Westelijke vaarwaters naar Batavia en<br />
Tj. Priok. 1913.<br />
No. 187. a. Reede Samarang. 1868<br />
b. Vaarwaters van Soerabaja. 1847(1868).<br />
Deze uitgave was de derde; de tweede<br />
verscheen in 1864.<br />
c. Reeden Onrusten Tj. Priok. 1913.<br />
d. id. Samarang en Soerabaja. 1907.<br />
e. Westervaarwater Soerabaja. 1913.<br />
f. Oostervaarwater id. 1911.
122<br />
No. 188. a. Straat Madoera. 1864.<br />
b. Noordkust Java, Soerabaja tot Straat<br />
Bali. 191 1 (1912).<br />
No. 189. a, b. Eilanden en vaarwaters beO. Java,<br />
in 2 bl. 1861.<br />
c. id. id. id. id. Westbl. 1912.<br />
d. id. id. id. id. Oostbl. 1913.<br />
No. 190. a. Straten Bali en Lombok. 1864.<br />
b. Soembawa. 1867.<br />
c. Flores. 1869.<br />
d. Kleine Soenda-eilanden. Straat Bali.<br />
1908 (1910).<br />
e. id. id. id. Straat Lombok. 1908.<br />
f. id. id. id. Straat Alas. 1908.<br />
No. 191. a. Kleine Soenda-eilanden. Straten tusschen<br />
Soembawa en Flores. 1909.<br />
b. id. id. Soemba. 1911.<br />
c. id. id. Vaarwaters en ankerplaatsen.<br />
1908.<br />
d. Zuidwest-Timor en Roti. 1912.<br />
Van deze gedeelten bestaan geene oudere<br />
kaarten op overeenkomstige schalen.<br />
No. 192. a. Straat Mangkasar. N.-lijk deel. 1875<br />
(1883).<br />
b. id. id. Z.-lijk deel. 1871.<br />
No. 193. a, b. Westkust Celebes, van Kekean tot<br />
en met de baai van Pare Pare, in 2 bl.<br />
1868.<br />
c. Reede Mangkasar. 1866.<br />
d. Straat Makassar, N.-blad. 1903 (1911).<br />
e. id. id. Middenblad. 1901 (1913).<br />
f. id. id. Z.-blad. 1903 (1912).<br />
No. 194. a, b. Vaarwater beN. Makasser in 2 bl.<br />
1851.<br />
No. 195. a. Mahakam- of Koeitei-rivier. 1862.<br />
b. ZW.-kust Celebes. 1866 (4de uitgave).<br />
De eerste opneming voor deze kaart geschiedde<br />
in 1841.<br />
c. ZW-gedeelte Golf van Boni. 1860.
123<br />
No. 196. a, b. Oostkust Celebes in 2 bl. 1866.<br />
No. 197. a. Baai van Ambon. 1840.<br />
b. id. id. 1895 ( I 9I °)-<br />
No. 198. a. Moluksche eilanden en vaarwaters.<br />
1847.<br />
b. Moluksche archipel. Noordblad. 1902<br />
(1913)-<br />
--c. id. id. Zuidblad 1902 (1913).<br />
No. 199. a. Noordkust Nieuw-Guinea. 1912.<br />
b. Aroe-eilanden. 1911.<br />
c. Zuidwest- en Zuidkust Nieuw-Guinea.<br />
1908 (1912).<br />
d. Zuidwestkust Nieuw-Guinea. Kaap van<br />
den Bosch tot Etna-baai. 1913.<br />
No. 200.<br />
a. Constructie- tevens minuutblad O-kust<br />
Banka, Tj. Berikat tot Salinta. Z. M.<br />
„Stavoren", 1870.<br />
b. Als voren, Tj. Salinta tot Toeing.<br />
Z. M. „Pylades". 1867.<br />
c. Constructieblad O-kust Banka. Tj. Berikat<br />
tot Soengei Liat, H. M. „Lombok",<br />
1909 —10.<br />
d. Minuutblad van de opneming sub c.<br />
e. Constructieblad ZO-kust Sumatra. Lucipara-punt<br />
tot Sekopong. H. M. „Blommendal",<br />
1891.<br />
f. Minuutblad van de opneming sub e.<br />
No. 201. Depth of the Sea in the Indian Archipelago,<br />
scale 1:1.700.000, by prof. Dr.<br />
G. A. F. Molengraaff.<br />
Deze kaart is de geheel bijgewerkte kaart<br />
der Siboga-expeditie op vergroote schaal.<br />
No. 202.<br />
Depth of the Sea in theEastern Part ofthe<br />
Indian Archipelago, scale 1:3.000.000,<br />
by G. F. Tydeman.<br />
No. 203. Depth of the Sea in the Indian Archi-
124<br />
pelago, scale 1 : 5.000.000, by G. F.<br />
Tydeman.<br />
De laatste twee kaarten zijn de dieptekaarten<br />
der Siboga-expeditie, en zijn door<br />
den vervaardiger voor de tentoonstelling<br />
afgestaan.<br />
111. METEOROLOGISCHE KAARTEN.<br />
Inzending van het Koninklijk Nederlandsen<br />
Meteorologisch Instituut te De<br />
Bilt, en van het Kon. Ned. Meteorologisch<br />
Observatorurn te Batavia.<br />
No. 204. Windkaart, Januari. Indische Oceaan<br />
(1856—1910).<br />
No. 205. Stroomkaan, Januari. Indische Oceaan,<br />
(1856- 1910).<br />
No. 206. Kaart van Stoom- en zeilroutes, Stormbanen,<br />
mist- en ijsgrenzen. Grenzen van<br />
Passaten en Moessons voor December.<br />
No. 207. Getijkaart voor getij M,. (1907).<br />
No. 208. Getijkaart voor getij K|. (1907).<br />
No. 209. Moesson- en Regenkaart, Januari. (1897).<br />
No. 210. Moesson- en Regenkaart, Agustus. (1897).<br />
No. 211. Getijkaart (Homokumenen) van getij M...<br />
No. 212. Getijkaart (Homokumenen) van getij K t .<br />
No. 213. Algemeene Windkaart. (1860).<br />
No. 214. Kaart van de Regenstations op Java.<br />
No. 215. Kaart van de Meteorologische stations in<br />
den N.I. Archipel.<br />
No. 216. Kaart betreffende de Mag<strong>net</strong>ische opneming<br />
van den N.I. Archipel.
125<br />
IV. BOEKWERKEN, ATLASSEN, IN-<br />
STRUMENTEN »).<br />
Inzending van de Maatschappij tot bevordering<br />
van het Natuurkundig Onderzoek<br />
der Nederlandsche Koloniën te Amsterdam.<br />
No. 217. 1. 57 deelen der publicatie betreffende<br />
de Siboga-expeditie<br />
2. 10 deelen van de uitgave „Nova<br />
Guinea".<br />
3. 2 deelen Bulletins der Maatschappij.<br />
4. „Een jaar aan boord H.M. „Siboga",<br />
door Mevr. Weber- van Bosse.<br />
5. „Eenige maanden onder de Papoea's",<br />
door Mr. H. A. Lorentz.<br />
6. „Zwarte menschen — Witte bergen",<br />
door Mr. H. A. Lorentz.<br />
7. De „Borneo-expeditie" met Atlas, door<br />
Dr. G. A. F. Molengraaff.<br />
8. Geological exploration in Central<br />
Borneo", doorDr. G. A. F. Molengraaff.<br />
9. „Quer durch Borneo" 2 dln., door Dr.<br />
W. A Nieuwenhuis.<br />
Inzending van het Hydrographisch<br />
Bureau van het Departement van Marine<br />
te 'sGravenhage.<br />
Oudere werken, niet meer in gebruik<br />
No. 218. 1. Beschrijving van het vaarwater langs<br />
de Westkust van Sumatra tusschen<br />
Padang en Tapanoly, doorH.L. Osthoff.<br />
Batavia. 1840.<br />
2. Zeemansgids door de straten Banka<br />
en Gaspar, door H. D. A. Smits.<br />
Batavia. 1847.<br />
3. Zeemansgids voor de vaarwaters rondom<br />
het eiland Java, door C. baron<br />
!) De boekwerken en atlassen uit de boekerij van het<br />
Kon. Ned. Aard. Genootschap, welke tot aanvulling der<br />
tentoonstelling dienen, zijn niet in den <strong>catalogus</strong> vermeld.
Thans<br />
126<br />
Melvill van Carnbée. Uitgeg. door Jacob<br />
Swart. Amsterdam, Wed. G. Hulst van<br />
Keulen. Derde verb. uitgave, 1859.<br />
4. Zeemansgids voor de eilanden en vaarwaters<br />
beO. Java, door wijlen H. D.<br />
A. Smits. Tweede druk. Amsterdam.<br />
Wed. G. Hulst van Keulen. 1859.<br />
5. Zeilaanwijzing of beschrijving der vaarwaters<br />
van Makasser tot in de baai van<br />
Pare Pare door J. van Gogh en H. A.<br />
Modderman. Amsterdam. Wed. G. Hulst<br />
van Keulen. 1853.<br />
6. De Moluksche Archipel, door F. A. A.<br />
Gregory. Uitgeg. door Jacob Swart.<br />
Amsterdam. Wed. G. Hulst van Keulen.<br />
1853-<br />
in gebruik zijnde Zeemansgidsen, enz.<br />
7. Zeemansgids voor den Oost-Indischen<br />
archipel. Deel 1 t/m. 5, resp. 1912—<br />
13—09—12-08.<br />
8. Landverkenningen, behoorende bij den<br />
Zeemansgids voor den O. I. Archipel.<br />
Deel 1 t/m. 6, resp. 1902 02—03—<br />
06—08—12.<br />
9. Lichtenlijst van Nederl. Oost- en West-<br />
Indië. 1913-<br />
-10. Catalogus van kaarten en boekwerken.<br />
De boekwerken 7 t/m. 10 worden uitgegeven<br />
door het Departement van Marine<br />
te 's Gravenhagc.<br />
11. Tafelen benoodigd bij het hydrographisch<br />
opnemen, 1913.<br />
Instrumenten, enz. ten dienste van hydrographische<br />
opnemingen.<br />
Inzending van de Verificatie van'sßijks<br />
zee-instrumenten te Leiden en van het<br />
Departement van Marine te'sGravenhage.<br />
Zeevaartkundige instrumenten.<br />
Model van een opnemingsvaartuig (H.M.<br />
„van Doorn").
127<br />
Inzending van het Koninklijk Meteorologisch<br />
Instituut te De Bilt.<br />
No. 219. Verzameling boekwerken, instrumenten,<br />
photographieën enz., betrekking hebbend<br />
op het geophysisch onderzoek van<br />
den Nederl. Indischen Archipel en den<br />
Indischen Oceaan.<br />
1. Jaarboek van het Kon. Ned. Meteorol.<br />
Instituut, 6 dln. 1854—1859, bevattende<br />
meteorologische waarnemingen verricht<br />
te:<br />
Paramaribo, 1851-1854; Buitenzorg,<br />
1848—1854; Amboina, 1850—1854;<br />
Padang, 1850—1856; Palembang, 1850<br />
—1856; Bandjermassing, 1850—1858.<br />
2. Dr. Buys Ballot. Uitkomsten vanmeteor.<br />
waarnemingen te Lahat, op Sumatra,<br />
District Palembang, 1858.<br />
3. Wenckebach en Swaving. Meteorologische<br />
waarnemingen te Buitenzorg op<br />
het eiland Java, door P. L. Onnen, 1858.<br />
4. Dr. H. Zollinger. Ueber die Gewitter<br />
und andere<br />
damit verwandten meteorologischen<br />
Erscheinungen im Indischen<br />
Archipel. 1858 (Bevat de oudste literatuur-opgaven).<br />
5. Observations made at the Royal Mag<strong>net</strong>ical<br />
and Meteorological Observatory<br />
at Batavia, Vol. I, 11, 111 (1866-1875),<br />
Batavia, 1873,1878. Vol. XXXI, XXXII,<br />
XXXIII (1908 —1910), Batavia, 1911,<br />
1912, 1913.<br />
6. Regenwaarnemingen in Nederlandsch-<br />
Indië, Vol. I, 11, 111 (1879, 1880, 1881)<br />
Vol. XXX, XXXI, XXXII (1909, 1910,<br />
1911).<br />
7. Observations made at secondary stations<br />
in Netherlands East-India. Vol. I, 1913.<br />
8. Jaarverslag van het Kon. Magn. en<br />
Meteor. Observatorium te Batavia, 1910,<br />
1911, 1912.
128<br />
9- Dr. W. van Bemmelen. Die Windverhaltnisse<br />
in den oberen Luftschichten<br />
nach Ballonvisierungen in Batavia. Kon.<br />
Magn. Meteor. Observ. Verhandelingen<br />
No. i, 1910.<br />
10. Dr. C. Braak. Draehen und Fesselballonbeobachtungen,<br />
11.Wissenschaftliche Ergebnisse<br />
der Aufstiege mit dem Freiballon<br />
„Batavia". Kon. Magn. Meteorol.<br />
Observ. Verhandelingen No. 2, 1912.<br />
11. Dr. W. van Bemmelen. Mag<strong>net</strong>ic Survey<br />
of the Dutch East-Indies (1903—<br />
1907). Batavia, 1909.<br />
12. E. van Rijckevorsel. Mag<strong>net</strong>ische opnemingen<br />
van den Indischen Archipel<br />
(1874—1877). 3 dln.<br />
13. Dr. Bergsma en Backer-Overbeek. Bijdrage<br />
tot de kennis der Weergesteldheid<br />
ter kuste van Atjeh, 1877.<br />
14. Dr. Buys Ballot. De winden op de kust<br />
van Atjeh, 1878.<br />
15. Institut Botanique de I'Etat de Buitenzorg.<br />
Observations météorologiques.<br />
7 dln. 1901—1911.<br />
16. Dr. J. P. van der Stok. Studiën over<br />
getijden in den Indischen Archipel,<br />
1890—1896.<br />
17. Id. Wind and Weather, Currents, Tides<br />
and Tidal Streams in the East-Indian<br />
Archipelago, 1907.<br />
18. Id. Elementaire Theorie der Getijden,<br />
Getijconstanten in den Indischen Archipel,<br />
1910.<br />
19. Dr. S. Figee. Meteor. waarnemingen<br />
in Nederl. Indië (1886, 1887, 1888).<br />
Uitgegeven door de Kon. Natuurk. Vereenigingin<br />
Ned. Indië(1888-1889)2dln.<br />
20. Dr. W. van Bemmelen. Meteor. waarnemingen<br />
verricht gedurende de<br />
„Sneeuwgebergte"-expeditie van 1909<br />
en 1910.<br />
Natuurk. Tijdschrift 62, 1912.
129<br />
2i. Dr. S. Figee. Report on Cloud-observations<br />
at Batavia made during the International<br />
Cloud-year, 1896-1897,1910.<br />
22. Dr. W. van Bemmelen. Die Erforschung<br />
des tropischen Luftozeans in Niederlandisch<br />
Ost-Indiën. Berlin, 1913.<br />
23. Id. Air-pressure, Temperature, Humidity<br />
and Wind on Days of Bright Sunshine<br />
at Batavia (1889 —1906).<br />
24. Dr. C. Braak. A long range weatherforecast<br />
for the East-monsoon in Java,<br />
1913<br />
25. Smits. Harmonische Analyse der Watergetijden,<br />
1911.<br />
26. Id. Cloud-Observations at Batavia, Frequency<br />
of different forms of clouds<br />
during thethreeyears 1903 —1905,1907.<br />
27. Dr. Buys Ballot. Klimatologie van onze<br />
Koloniën en Aardmag<strong>net</strong>isme (voordracht).<br />
1883.<br />
28. Dr. J. P. van der Stok. Het klimaat in<br />
Nederlandsch-Indië, 1912.<br />
29. Kon. Nederl. Meteor. Instituut. Waarnemingen<br />
in den Indischen Oceaan.<br />
Maart, April, Mei. Atlas, 1913.<br />
30. Id. Oceanographische enMeteorologische<br />
waarnemingen in den Indischen Oceaan.<br />
Tabellen en Atlas.<br />
Sept., Oct., Nov. 1856—1904. 1908.<br />
Juni, Juli, Aug. 1856—1908. 1911.<br />
Dcc, Jan., Febr. 1856—1910.1913.<br />
31. Id. Oceanographische enMeteorologische<br />
Waarnemingen bij Kaap Guardafui. Atlas,<br />
1909.<br />
32. Id. Lijst der uitgaven van het Kon. Ned.<br />
Meteor. Instituut. 1913.<br />
33. Id. Routen voor Stoomschepen tusschen<br />
Aden en Nederl. Oost-Indië, 1891.<br />
34. Id. Zeilaanwijzingen van het Kanaal<br />
naar Java, 1877.<br />
35. ld. Zeilaanwijzingen van Java naar het<br />
Kanaal, I, 1868, 11, 1877.
130<br />
36. Id. Uitkomsten van Wetenschap en<br />
Ervaring, 2 dln. 1858 en 1859.<br />
37. Een meteorologisch Journal (No. 6879)<br />
van den Gezagvoerder van Ewijk, gehouden<br />
aan boord van het Stoomschip<br />
„Flores". Reis van Amsterdam naar<br />
Oost-Indië en terug. April—Aug. 1913.<br />
38. Een Journaal van denkapitein d'Arnaud<br />
Gerkens, gehouden aan boord van het<br />
Fregat „India". Reis van en naar Java,<br />
1855—1856.<br />
No. 220. Een zilveren medaille, als model van de<br />
uitgereiktebelooningen (in goud enzilver.)<br />
No. 221. Een<br />
verzameling photographieën van wolken,<br />
genomen te Batavia, 1894 en 1895,<br />
door J. P. van der Stok.<br />
No. 222. Een ballon voor het onderzoek der hooge<br />
luchtlagen.<br />
No. 223. Een vlieger voor onderzoek der hooge<br />
luchtlagen.<br />
No. 224. Een zelfregistreerend toestel voor gebruik<br />
met ballon en vlieger.<br />
Inzending van de Firma Martinus Nijhoff<br />
te 's-Gravenhage.<br />
No. 225. Eene verzameling boekwerken uit den<br />
Fonds<strong>catalogus</strong>, betrekking hebbende op<br />
de geographie van Oost- en West-Indië,<br />
(Vergelijk den afzonderlijken <strong>catalogus</strong><br />
dier inzending).<br />
Inzending van de Firma E.<br />
Leiden.<br />
J. Brill te<br />
No. 226. Eene verzameling boekwerken uit den<br />
Fonds<strong>catalogus</strong>, betrekking hebbende op<br />
de Land- en Volkenkunde van Oost- en<br />
West-Indië (Vergelijk den afzonderlijken<br />
<strong>catalogus</strong> dier inzending).
131<br />
Inzending van de Uitgevers-Maatschappij<br />
),Elsevier" te Amsterdam.<br />
No. 227. „Neerlands Indie" door H. Colijn, 2 dln.<br />
Inzending van de Koninklijke Militaire<br />
Academie te Breda.<br />
No. 228.<br />
Leerboek der MilitaireAardrijkskunde en<br />
Statistiek van Nederlandsch Oost-Indië.<br />
Inzending van J. J. K. En tho ven te 's-Graven<br />
hage.<br />
No. 229.<br />
1. Driehoeks<strong>net</strong> van Sumatra's Westkust.<br />
De coördinaten der driehoekpunten, 1900.<br />
2. De coördinaten der driehoekspunten<br />
gebezigd bij de herziening der topographische<br />
kaarten van Midden-Java. Eerste<br />
gedeelte. De residenties Banjoemas en<br />
Kedoe, 1903.<br />
3. ld. id. Tweede gedeelte. De residentie<br />
Semarang, 1912.<br />
4. Geodetische formules en tafels ten<br />
gebruike bij de triangulatie van het eiland<br />
Sumatra, 1884.<br />
5. Technische voorschriften ten gebruike<br />
bij de triangulatie-brigade van den Topographischen<br />
dienst, 1904.<br />
6. Handleiding voor de uitvoering van<br />
secundaire triangulaties, 1900.<br />
7. Handleiding voor het bepalen van de<br />
correctie eener boussole en van den tijd,<br />
samengesteld ten behoeve van het personeel<br />
van den Topographische dienst,<br />
1899.<br />
8. De rekenliniaal in gebruik bij den<br />
Topographischen dienst, door J. van<br />
Roon, 1905.<br />
9. Beknopt voorschrift betreffende de<br />
opstelling, het onderzoek en de regeling<br />
van de boussole tranche-montagne, 1900.<br />
10. Instructiën voor de triangulatie-brigade,<br />
den chef der opnemingsbrigades en<br />
de opnemers van den Topographischen<br />
dienst, 1904.
132<br />
ii. Overzicht van de organisatie en de<br />
werkwijze van den Topographischen<br />
dienst in Nederlandsch-Indië, 1901.<br />
12. De Meetinstrumenten in gebruik bij<br />
den Topographischen dienst in Nederlandsch-Indië,<br />
1893, met atlas.<br />
13. Terreinleer. Samengesteld bij de<br />
Vlle Afd. van het Departement van<br />
Oorlog(Onderafd.Topographischedienst),<br />
1902.<br />
14. Geographischeplaatsbepalingen,door<br />
J. J. K. Enthoven (Overdruk uit het<br />
Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr-<br />
Genootschap, Jaargang 1903).<br />
15. De militaire cartographie in Nederlandsch-Indië,<br />
door J. J. K. Enthoven<br />
(overdruk uit het Ind. Militair tijdschrift.<br />
36e Jaargang, No. 3).<br />
16. De topographische opneming der<br />
Wester-Afdeeling van Borneo, door J. J.<br />
K. Enthoven (Overdruk uit het Album<br />
der Natuur, 1892).<br />
17. Hoe een groote kaart tot stand komt,<br />
door W. B. Oort (Overdruk uit „Onze<br />
Eeuw", 1909).<br />
18. De opneming van deKrakatau-groep<br />
in Mei 1909 (Overdruk uit het Jaarverslag<br />
van den Top. dienst in Ned. Indië<br />
over 1908).<br />
19. Een Trans-Borneo Spoorreisje.<br />
Visioenen en Droomen van een Amsterdammer,<br />
1893.<br />
20. Bijdragen tot de geographie van<br />
Borneo's Wester-Afdeeling, door J. J. K.<br />
Enthoven. 1903. Supplement bij het<br />
Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr.<br />
Genootschap.<br />
21. De basismeting te Sampoen met<br />
Jaderin's basistoestel, door J. H. G.<br />
Schepers, c. i., Ingenieur bij de triangulatie-brigade<br />
van den Topogr. dienst<br />
in Ned. Indië (Overdruk uit het week-
133<br />
blad „de Ingenieur" van 25 Mei en<br />
1 Juni 1912, Nos. 21 en 22).<br />
Inzending van de firma J. H. de Bussy<br />
te Amsterdam.<br />
No. 230. Eene verzameling boekwerken, betrekking<br />
hebbende op de Economische geographie<br />
van Oost- en West-Indië (Vergelijk den<br />
afzonderlijken <strong>catalogus</strong> dier inzending).<br />
Atlassen.<br />
Inzending van de firma J. Smulders en<br />
C° te 's-Gravenhage.<br />
No. 231. Atlas der Nederlandsche Bezittingen in<br />
Oost-Indië, door J. W. Stemfoort en J. J.<br />
ten Siethoff, in 16bl. èn titelblad. Nieuwe,<br />
geheel bijgewerkte en herziene herdruk<br />
van 1906.<br />
Dezelfde atlas, ieeditie, van 1883—1885.<br />
Inzending van J. B. Wolters, uitgever<br />
te Groningen.<br />
No. 232. 1. Schoolatlas van Nederlandsch Oost-<br />
Indië, 11e druk, door W. van Gelder.<br />
2. Atlas Ketjil Hindia Nederland, dengan<br />
Kitab Peta, terkarang oleh W. van<br />
Gelder.<br />
3. Dezelfde blinde atlas, bestemd voor<br />
invul-teekenatlas, door W. van Gelder.<br />
Instrumenten.<br />
Inzending van P. J. Kipp en Zonen, J. W.<br />
Giltay, opvolger, te Delft.<br />
No. 233. Eene verzameling meet- en teekeninstrumenten<br />
als in gebruik bij de driehoeksmetingen<br />
en de terrein-opnemingswerkzaamheden<br />
in Oost- en West-Indië.<br />
In deze verzamelingkomen ook enkelehoekmeetinstrumenten<br />
van verouderd model<br />
voor, zooals bij de oudste opnemingen van<br />
den Topographischen dienst werden gebruikt.
134<br />
V. VOORSTELLINGEN<br />
VAN HET INDISCHE LANDSCHAP, ENZ.<br />
DOOR SCHILDERIJEN, TEEKENINGEN, PHOTOGRAPHIËN, ENZ.<br />
a. Schilderijen, teêkeningen.<br />
Inzending van den Nederlandsch-Indischen<br />
Kunstkring te Batavia.<br />
No. 234. Zie afzonderlijken Catalogus.<br />
b. Photographiën.<br />
Inzending vanDr. A.H. Blaauw, Haarlem.<br />
No. 235. Kleurenphoto's uit de tropische natuur van<br />
Java en Sumatra.<br />
Deze inzending bestaat uit 26 kleurenphoto's<br />
(meest Lumière- en enkele Dufayplaten)<br />
door den inzender in 1911 —1912<br />
op Javaen Sumatra opgenomen.De waarde<br />
van deze verzameling bestaat daarin, dat<br />
dit de eerste serie kleurenphoto's is, die<br />
uit de tropen naar Holland is gebracht.<br />
Daarmee is aangetoond, dat de kleurenphotografie,<br />
die nog maar door enkelen in<br />
de tropen is beproefd, even goed als de<br />
gewone photografie in de vochtig-warme<br />
gewesten is toe te passen. Daar tot nu<br />
toe het klimaat der vochtige tropen nog<br />
den grootsten hinderpaal bood aan het<br />
opnemen met Lumière-platen, is het thans<br />
zeker, dat de kleurenphotografie op reizen<br />
in alle streken uitvoerbaar is.<br />
Uitvoeriger vindt men dit allesbeschreven<br />
in de „Tropische Natuur", eerste uitgave<br />
van het Koloniaal Instituut (verkrijgbaar<br />
bij J. H. de Bussy, Amsterdam), waarin<br />
alle kleurenphoto's afgedrukt zijn.<br />
De bezoeker vindt de platen gerangschikt<br />
in een vijftal groepen: I. Bloemen en<br />
bladen. 11. Kleeding. 111. Landschappen.<br />
IV. Uit 'sLands Plantentuin, en V. Vruchten.<br />
Deze groepen zijn telkens gescheiden door<br />
een<br />
viertal zwarte lantaarnplaatjes. Verderen<br />
uitleg vindt men bij de plaatjes zelf.<br />
Java.<br />
Inzending van Dr. J. Ahlburg te Berlijn.<br />
No. 236. West-Java, 16 vulkaan-studies, meest eigen<br />
opnamen.
135<br />
Inzending van den Heer J. Bosman,<br />
Resident van Besoeki.<br />
No. 237. Banjoewangi (O. Java), 6 diversen.<br />
Inzending van het Departement van<br />
Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />
No. 238. Preanger-Regentschappen, 35 landschapsbeelden<br />
en volkstypen.<br />
No. 239. Cheribon, 4 landschapsbeelden.<br />
No. 240. Semarang, 7<br />
id.<br />
No. 241. Djokjakarta, 21 volkstypen.<br />
No. 242. Madioen,<br />
10 landschapsbeelden.<br />
No. 243. Kediri, 2 id.<br />
No. 244. Besoeki (Idjen-plateau), 23 landschapsbeelden.<br />
Inzending van Dr. Am. Heim te Zürich.<br />
No. 245. Tengger-gebergte en Tjikorai (W. Java),<br />
19 landschapsbeelden, eigen opnamen.<br />
Inzending van Dr. H. Hirschi te Zürich.<br />
No. 246. Tengger-gebergte en West-Java, 4 landschapsbeelden,<br />
eigen opnamen.<br />
Inzending van<br />
Soerabaja.<br />
No. 247. Preanger-Regentschappen,<br />
den Heer J. E. Jasper te<br />
6 diversen.<br />
No. 248. Keloet-eruptie van 22—23 Mei 1910,<br />
26 photo's.<br />
No. 249. Oost-Java, 36 vulkaan-studies en diversen.<br />
Inzending van Dr. J. P. Kleiweg de<br />
Zwaan te Amsterdam.<br />
No. 250. West- en Oost-Java, 17 diversen.<br />
No. 251. Het Smeroe en Tengger-gebergte, 10<br />
vulkaan-studies, opname van Kurkdjian.
136<br />
Inzending van Dr. •M.<br />
A a r a u.<br />
No. 252. Papandajan,<br />
3 vulkaan-studies.<br />
Mühlberg te<br />
Inzending van Dr. W. Roepke te<br />
Salat i g a.<br />
No. 253. Oost-Java, 96 vulkaan-, wolken- en florastudies,<br />
eigen opnamen.<br />
Inzending van den Heer J. F. Ruijter<br />
de Wildt te Malang.<br />
No. 254. De vulkaan Salak, 2 krater-studies.<br />
Inzending van de Vereeniging „Toeristenverkeer"<br />
te Batavia.<br />
No. 255. Oost-Java, Preanger-RegentschapDen, Boroboedor,<br />
32 landschapsbeelden en volkstypen.<br />
Sumatra.<br />
Inzending van het Koninklijk Nederlandsen<br />
Aardrijkskundig Genootschap.<br />
No. 256. Karo-landen, 24 landschapsbeelden, clichés<br />
van eigen opnamen door den Heer<br />
Ch. Palmer van den Broek, resident van<br />
Ternate, afgestaan.<br />
No. 257. Moeara Laboek (onderafdeeling Soengai<br />
Pagoe en de XII Kota's), 27 landschapsbeelden,<br />
als voren.<br />
No. 258. Midden-Sumatra, 17 landschapsbeelden,<br />
als voren.<br />
Inzending van het Departement van<br />
Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />
No. 259. Sabang, 6 landschapsbeelden.<br />
No. 260. De Alaslanden, 5 volkstypen.<br />
No. 261. De nieuw aangelegde weg van de kust<br />
naar de Laoet (= meer) Tawar; 36<br />
landschapsbeelden en volkstypen.
137<br />
37 landschaps-<br />
No. 262. Tapanoeli (Bataklanden),<br />
beelden en volkstypen.<br />
No. 263. Djambi, 4 landschapsbeelden.<br />
No. 264. Sumatra's Westkust, 27 landschapsbeelden<br />
en volkstypen.<br />
No. 265. Palembang, 10 landschapsbeelden en volkstypen.<br />
Inzending van den Heer Th. F. A. Delprat<br />
te Amsterdam.<br />
No. 266. Midden-Sumatra en Sumatra's Westkust,<br />
120 landschapsbeelden en volkstypen.<br />
Inzending van Dr. Am. Heim te Zürich,<br />
No. 267. Zuid-Sumatra, 20 landschapsbeelden en<br />
volkstypen.<br />
Inzending van Dr. H. Hirschi te Zürich,<br />
No. 268. Langsar en Gajoland, 11 landschapsbeelden,<br />
eigen opnamen.<br />
Inzending van Dr. J. P. Kleiweg de<br />
Zwaan te Amsterdam.<br />
No. 269. Nias, 12 diversen, eigen opnamen gedurende<br />
het Nias-onderzoek, 1910.<br />
No. 270. Palembang,<br />
2 diversen.<br />
Inzending van prof. Dr. A. Maass te<br />
B e r 1ij n.<br />
No. 271. Midden-Sumatra, 23 diversen, eigen opnamen<br />
gedurende de Midden-Sumatraexpeditie,<br />
1907.<br />
Inzending van Dr. A. Tobler te Basel.<br />
No. 272. Djambi, 24 landschapsbeelden, eigen opnamen<br />
gedurende het Djambi-onderzoek,<br />
1907—1912.
138<br />
Inzending van den Heer W. L. Troostenburg<br />
de Bruijn te Nijmegen.<br />
No. 273. Palembang, 12 beelden van het stroomgebied<br />
van de Moesi en Lematangrivieren,<br />
eigen opnamen.<br />
Inzending van prof. Dr. W. V o 1z te<br />
Erlangen.<br />
No. 274. Atjeh, Gajo-, Alas- en Bataklanden, 85<br />
landschapsbeelden, eigen opnamen gedurende<br />
de Noord-Sumatra-expeditie,<br />
1904—1906.<br />
Borneo.<br />
Inzending van Dr. J. P. Kleiweg de<br />
Zwaan te Amsterdam.<br />
No. 275. Bandjermasin, 2 diversen.<br />
Inzending van Dr. M. Mühlberg teAarau.<br />
No. 276. Tarakan en de Oostkust van Borneo, 7<br />
landschapsbeelden.<br />
Inzending van Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis<br />
te Leiden.<br />
No. 277. Centraal-Borneo, 15 landschapsbeelden.<br />
Commissie-reis 1898—1900.<br />
Inzending van den Heer D. Merens te<br />
Koeta radja.<br />
No. 277a. Bem-Brem stroomversnellingen in de<br />
Kajan-rivier (tocht Maart—Mei 1909),<br />
22 landschapsbeelden.<br />
Celebes.<br />
Inzending van den Heer E. C. Abendanon,<br />
m. i. te 's Hage.<br />
No. 278. Midden-Celebes, 60 landschapsbeelden,<br />
eigen opnamen gedurende de Midden-<br />
Celebes-expeditie, 1909—1910.<br />
Inzending van Dr. J. Ahl burg te Berlijn.<br />
No. 279. Noord-Celebes, 38 landschapsbeelden en<br />
volkstypen, eigen opnamen.
139<br />
Inzending van het Departement van<br />
Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />
No. 280. Taloet-eilanden, 9 diversen.<br />
No. 281. Menado, 12 diversen.<br />
No. 282. Mongondow, 8 diversen.<br />
No. 283. Gorontalo, 17 diversen.<br />
No. 284. Kolonedale, 6 landschapsbeelden.<br />
Inzending van<br />
Dr. J. Elbert te Frankfurt<br />
a/M.<br />
No. 285. Kabaena, Boeton en Moena, 6 landschapsbeelden,<br />
eigen opnamen gedurende de<br />
Soenda-expeditie, 1909.<br />
Inzending van Dr. H. Hirschi te Zürich.<br />
No. 286. Oostkust van Celebes en Noordkust van<br />
de Golf van Tomini, 6 kustlandschapsbeelden,<br />
eigen opnamen.<br />
Inzending van Dr. M Mühlberg te Aarau.<br />
No. 287. Westkust van Celebes van Makassar tot<br />
Donggala, 14 kustlandschapsbeelden.<br />
Inzending van Drs. P. en F. Sarasin te<br />
Basel.<br />
No. 288. Celebes, 63 landschapsbeelden en volkstypen,<br />
eigen opnamen gedurende het<br />
Celebes-onderzoek, 1893—1896 en<br />
1902—1903.<br />
Inzending van den Heer I.<br />
tijdelijk te Batavia.<br />
Troostwijk,<br />
No. 289. Baai van Kolonedale van Zuid naar Noord.<br />
Inzending van het Encyclopaedisch<br />
Bureau (Departement van Binnenlandsch<br />
Bestuur) te Batavia.<br />
No. 290.<br />
1. Album met photo's van de Boegineesche<br />
landen (Gouv. Celebes en onderhoorigheden,<br />
afd. Boni en Para Pare en kuststaten<br />
van Mandar).
140<br />
2. Drie kistjes met lantaarnplaatjes naar<br />
die photo's.<br />
3. Schetskaart van de streken, waarop<br />
de onder 1 bedoelde photo's betrekking<br />
hebben.<br />
Kleine Soenda-eilanden.<br />
Inzending van het Kon. Ned. Aardrijkskundig<br />
Genootschap.<br />
No. 291. Soembawa, 40 landschapsbeelden en volkstypen,<br />
opnamen van den Heer H. Witkamp,<br />
m.i.,tijdelijk te Balik Papan, clichés<br />
door het Koloniaal Instituut afgestaan.<br />
Inzending van den Heer J. Bosman, Resident<br />
van Besoeki.<br />
No. 292. Bali en Lombok, 6 diversen..<br />
Inzending van het Departement van<br />
Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />
No. 293. Timor, 6 diversen.<br />
Inzending van Prof. Dr. K. Deninger te<br />
Freiburg im Breisgau.<br />
No. 294. Bali, 3 landschapsbeelden, eigen opnamen.<br />
Inzending van den Heer J. C. van Eerde<br />
te Amsterdam.<br />
No. 295. Bali, 20 diversen.<br />
Inzending van Dr. J. EIbert te Frankfurt a/M.<br />
No. 296. Lombok, 14landschapsbeelden en vulkaanstudies.<br />
No. 297. Soembawa, 2 landschapsbeelden<br />
No. 298. Wetar, 2 landschapsbeelden.<br />
Inzending van den Heer R. A. Kunst,<br />
tijdelijk te Bussurn.<br />
No. 299. Timor, 12 landschapsbeelden en volkstypen,<br />
eigen opnamen gedurende de<br />
Timor-expedities in 1909 en 191 1.
141<br />
Inzending van Prof. Dr. J. Wanner te<br />
Bonn.<br />
No. 300. Timor, 35 landschapsbeelden en volkstypen,<br />
eigen opnamen gedurende de<br />
Timor-expedities in 1909 en 1911.<br />
Molukken, enz.<br />
Inzending van het Kon. Ned. Aardrijkskundig<br />
Genootschap.<br />
No. 301. Noord-Nieuw-Guinea, 26 landschapsbeelden<br />
en volkstypen der Mamberano-expeditie,<br />
1910-1911, clichés door het<br />
Koloniaal Instituut afgestaan.<br />
No. 302. Nieuw-Guinea, 22 landschapsbeelden, clichés<br />
van eigen opnamen door den Heer<br />
Ch. Palmer van den Broek, Resident<br />
van Ternate, afgestaan.<br />
Inzending van den Heer O. G. Heldring,<br />
m.i. te Moeara Aman (Sumatra).<br />
No. 303. Zuid-Nieuw-Guinea, 12 landschapsbeelden,<br />
eigen opnamen (H. was als geoloog toegevoegd<br />
aan het exploratie-detachement,<br />
1907 —1908).<br />
Inzending van den Heer P. E. Mooienburgh,<br />
tijdelijk te Nijmegen.<br />
No. 304. Noord-Nieuw-Guinea, 22 landschapsbeelden<br />
en volkstypen, eigen opnamen.<br />
Inzending van de Maatschappij tot bevordering<br />
van het Natuurkundig Onderzoek<br />
der Nederlandsche Koloniën.<br />
No. 305. Nieuw-Guinea, 9 landschapsbeelden der<br />
Sneeuwgebergte-expeditie, onder Mr. H.<br />
A. Lorentz, 1909.<br />
Inzending van Prof. Dr. K. Deninger en<br />
den Heer E. Kresemann te Freiburg i/B.<br />
No. 306. Boeroe en Ceram, 55 landschapsbeelden<br />
en volkstypen, eigen opnamen gedurende<br />
de 2de Freiburger Molukken-expeditie,<br />
1910—1912.
142<br />
Inzending van den Heer A. M. Hens te<br />
Endeh.<br />
No. 307. Flores, 13 landschapsbeelden en volkstypen,<br />
eigen opnamen.<br />
Inzending van Dr. H. Hirschi te Zürich.<br />
No. 308. Ambon, Banda, enz., Nieuw-Guinea, 13<br />
landschapsbeelden, eigen opnamen.<br />
Inzending van Dr. M. Mühlberg te Aarau.<br />
No. 309. Ambon, Banda en Ceram, 10 landschapsbeelden.<br />
Inzending van den Heer H. J. A. Raedt<br />
van Oldenbarneveldt, Resident van Amboina.<br />
No. 310. Ambon, 27 diversen.<br />
No. 311. Boeroe, 4 landschapsbeelden.<br />
No. 312. Aroe-, Kei- en Tanimber-eilanden, 15 diversen.<br />
No. 313. Nieuw-Guinea, 19 landschapsbeelden en<br />
volkstypen.<br />
Oost- en West-Indië (lichtdrukken).<br />
Inzending van Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis<br />
te Leiden.<br />
No. 314. 78 lichtdrukken van landschappen en volkstypen.<br />
Inzending van de firma Kleijnenberg<br />
en Co. te Haarlem.<br />
No. 315. 3 portefeuilles, inhoudende 170 lichtdrukken<br />
van landschappen en volkstypen.<br />
Inzending van het Handelsmuseum van<br />
het Koloniaal Instituut te Amsterdam.<br />
No. 316.<br />
Album, bevattende de platen der ondervolgende<br />
Schoolalbums I t/m V.<br />
Schoolalbum I.<br />
1. Klapper of Kokospalm.<br />
2. Rijstvelden (sawah's).<br />
3. Suikerriet.
143<br />
4. Liberiakoffie-oogst.<br />
5. Assamthee-aanplant.<br />
6. Sorteeren van thee.<br />
7. Indische Gomelastiek-boom.<br />
8. Kina-tnin.<br />
9. Cacao-boom.<br />
10. Pepertuin.<br />
11. Kapokboom en -vruchten.<br />
12. Arrowroot.<br />
Schoolalbum 11.<br />
1. Pinangpalm.<br />
2. Tak van de Gambier-plant; vrucht<br />
tros van den Pinangpalm.<br />
3. Pandanen.<br />
4. Nipa- en Kokospalmen.<br />
5. Waringin.<br />
6. Nootmuskaat-vruchten.<br />
7. Tabaksveld.<br />
8. Droogschuur; fermenteerschuur<br />
(tabak).<br />
9. Para-caoutchoucboom.<br />
10. Suikerrietveld.<br />
11. Vervoer van suikerriet naar de<br />
fabriek.<br />
12. Koffieland.<br />
Schoolalbum 111.<br />
1. Bamboestoel,<br />
2. Reuzen-Bamboe.<br />
3. Strandbosch (Mangrove-vegetatie);<br />
Rotanpalmen.<br />
4. Boomvarens; Waringin's.<br />
5. Djati-boom; Rasamala-boom.<br />
6. Sago-palm; Papaja.<br />
7. Vruchtdragende tak van den Tamarinde-boom;<br />
laan van Tamarindeboomen.<br />
8. Indische vruchten.<br />
9. Vanille.<br />
ïo. Ontginning van terrein voor tabaksteelt.
ii. Bloem-<br />
144<br />
en vruchtdragende tak van<br />
den Cacao-boom.<br />
12. Sisal-aanplant op Java.<br />
Schoolalbum IV.<br />
i. Vruchtdragende tak van den Mangistan.<br />
2. Bloem- en vruchtdragende tak van<br />
Liberia-koffie.<br />
3. Getah-pertja onderneming op Java.<br />
4. Boroboedoer.<br />
5. Chineesch graf.<br />
6. Bamboe-woning en dos-a-dos te<br />
Batavia.<br />
7. Chineesche wijk te Batavia.<br />
8. Veer over de Tji Taroem.<br />
9. Pasar (markt) te Fort de Cock.<br />
10. Spoorweg nabij Moeara Kalaban.<br />
11. Bataksche Hoeta (dorp) bij het Tobameer.<br />
12. Kamponghuis met bewoners (Mentawei-eilanden).<br />
Schoolalbum V.<br />
1. Ploegen en eggen der rijstvelden.<br />
2. Rijstoogst.<br />
3. Rijstvelden (uitplanten van de jonge<br />
plantjes).<br />
4. Java-Abaca (Manilla-hennep).<br />
5. Bruidsstoet in de Vorstenlanden;<br />
Javaansche danseres.<br />
6. Pottenbaksters aan den arbeid.<br />
7. Batikken.<br />
8. Bij den waschman; badende karbouwen.<br />
9. Weefster; groente-verkooper.<br />
10. Rijststampen.<br />
11. Draagbaar etenskraampje bij een<br />
kampongwoning te Batavia.<br />
12. Ontpitten, uitpluizen en spinnen van<br />
katoen.<br />
Prijs per album van 12 lichtdrukken ƒ 2.50<br />
Voor scholen zijn de albums verkrijgbaar<br />
a contant en zonder korting . . . „ 1.50<br />
.
145<br />
B. WEST-INDISCHE KOLONIËN.<br />
Inzending van het Gouvernement van<br />
Suriname.<br />
No. 317. Kaart van Suriname, de z. g. „kaart van<br />
Rosevelt", 1<br />
: 500.000, vergroot met<br />
de bladen aantoonend het werk verricht<br />
door de verschillende topographische<br />
expedities naar het binnenland,<br />
sedert 1900.<br />
No. 318. Kaart (vergroote) uit het verslag van den<br />
ingenieur Middelberg, gewezen leider<br />
der Mijn-exploratie van gouvernementswege<br />
in Suriname van 1908.<br />
No. 319.<br />
Lengte-profielkaart van den kolonialen<br />
spoorweg, waarop de formatie van het<br />
terrein uitkomt.<br />
No. 320. Graphische voorstelling van de meteorologische<br />
waarnemingen in Suriname<br />
sedert de laatste halve eeuw.<br />
No. 321. Voorstellingen aangaande de geologische,<br />
hydrographische en topographische expedities<br />
van de laatste 40 jaren, en de<br />
naar aanleiding van die expedities uitgegeven<br />
werken.<br />
No. 322. Verzameling van<br />
Suriname.<br />
50 photo's betreffende<br />
Inzending van het Gouvernement van<br />
Curafao.<br />
No. 323. Topographische kaart van het eiland<br />
Curacao, 1:20.000, 18 bl., 1911.<br />
No. 324. Kaart van het Stadsdistrict van het eiland<br />
Curacao, 2 bl., 1912.<br />
No. 325. Topographische kaart van het eiland<br />
Aruba, 1 : 20.000, 8 bl., 1912.<br />
De nieuwe topographische kaart van het<br />
eiland Bonaire, op dezelfde schaal en in<br />
6 bl. ligt nog ter perse.
146<br />
No. 326. Album met verschillende historische documenten<br />
betreffende de Kolonie Curacao.<br />
Inzending van het Kon. Ned. Aardrijkskundig<br />
Genootschap te Amsterdam.<br />
No. 327. Kaart van Suriname, 1 : 50.000, waarop<br />
de tot heden bekende geologische gegevens<br />
zijn aangegeven. Samengesteld<br />
door Prof. J. A. Grutterink, m.i., 1913.<br />
Inzending van de firma J. H. de Bussy<br />
te Amsterdam.<br />
No. 328. Kaart van Suriname, 1 : 500.000, naar<br />
opmetingen van J. J. A. Cateau v.<br />
Rosenfelt en J. F. A. E. van Lansberge,<br />
aangevuld tot 1898 door W. L. Loth.<br />
Inzending van Prof. J. A. Grutterink,<br />
m. i. te 's-Gravenhage.<br />
No. 329. Hoogtekaart van Curacao, 1 : 20.000.<br />
Dezelfde kaart als No. 323, maar waarop<br />
de hoogtevlakken door verschillende lichte<br />
tinten zijn verduidelijkt.<br />
Inzending van het Hydrographisch<br />
Bureau van het Departement van Marine<br />
te 's-Gravenhage.<br />
No. 330. a. Kust van Guyana, Essequebo-rivier tot<br />
Cayenne, 1887 (1897).<br />
b. Monden der Coppename en Saramaccarivier,<br />
1911.<br />
c. Curacao, Bonaire en Aruba, 1899.<br />
d. Baaien op de Z.W. kust van Curacao,<br />
1912.<br />
e Plannen en ankerplaatsen op Aruba,<br />
Bonaire en klein-Curacao, 1903(1909).<br />
f. St. Martijn, Saba, St. Eustatius en omliggende<br />
eilanden, 1903.<br />
No. 331. Kaart van het eiland Curacao met plan<br />
van stad en haven, 1836.<br />
Deze kaart, een zeer goede kopergravure<br />
van de firma Hulst van Keulen, is vooral<br />
1 merkwaardig om het groot aantal daarop<br />
aangegeven plantages.
147<br />
No. 332. 1. Beschrijving van de kust van Guyana<br />
en zeilaanwijzingen voor het bevaren<br />
zijner rivieren, 1867.<br />
2. Zeevaartkundige beschrijving van de<br />
Nederlandsche West-Indische bezittingen,<br />
door J. Modera, 1843.<br />
Inzending van Van Stockum's Antiquariaat<br />
te 's-Gravenhage.<br />
No. 333. Curacao. — Gezicht op de reede en de<br />
stad Curac/ao. Teekening in kleuren uit<br />
het begin der 18e eeuw. Hoogst merkwaardig<br />
document.<br />
Rechts het fort met de poort, waarboven<br />
de initialen der West.-Ind. Cie. Naar links<br />
strekt zich de stad uit: witte huizen met<br />
roode daken en veranda's, waarboven Holl.<br />
vlaggen. Op den voorgrond Hollandsche<br />
en Engelsche oorlogschepen en sloepen.<br />
Inzending van het Kon. Ned. Meteorologisch<br />
Instituut te De Bilt.<br />
No. 334. 1. Meteorologische waarnemingen, gedaan<br />
op de meteorologische stations in de<br />
kolonie Suriname en Curacao, 7 dl.,<br />
1905 1911.<br />
2. „Goede tijding". Nieuws- en Advertentieblad<br />
der kolonie Suriname. Meteorologie<br />
door C. J. Hering, 2 st., 1894.<br />
Inzending van Joh. IJkema, uitgever<br />
te 's-Gravenhage.<br />
No. 335. Schoolkaart van West-Indië, 1 : 500.000,<br />
4 bl., door J. J. Ten Have.<br />
Inzending van Prof. J. A. Grutterink<br />
te 's-Gravenhage.<br />
No. 336. Suriname, Aruba en Curacao, 28 photo's.<br />
Inzending van Dr. H. van Cappelle te<br />
's-Gravenhage.<br />
No. 337. Suriname, 44 landschapsbeelden en volkstypen,<br />
eigen opnamen gedurende de<br />
Nickerie-expeditie, 1900.
148<br />
Inzending van het Kon. Ned. Aardrijkskundig<br />
Genootschap te Amsterdam.<br />
No. 338. Suriname, 120 landschapsbeelden en volkstypen,<br />
opnamen gedurende zeven Suriname-expedities,<br />
1901—1911.<br />
C. HISTORISCH-GEOGRAPHISCHE<br />
AFDEELING<br />
samengesteld met medewerking vanDr. F. C. Wieder.<br />
De stukken, waarbij geen inzender vermeld wordt, zijn<br />
het eigendom van het Kon. Nederl. Aardrijkskundig<br />
Genootschap.<br />
A. KAARTEN<br />
DE VOORHISTORIE. INDIË IN DE XVIe EEUW,<br />
NOG NIET DOOR HOLLANDERS BEZOCHT.<br />
No. 339. Dubbel-hartvormige Wereldkaart door<br />
Gekard Mercator, uitgegeven te Rome<br />
door A. Lafreri, omstreeks 1560. —<br />
32.5 X 5i cM.<br />
Op dezekaart van den grooten Vlaamschen<br />
cartograaf vindt men nog slechts een primitieve<br />
voorstelling van den Indischen<br />
Archipel. Toch moet men aannemen dat<br />
Mercator reeds gegevens bezat, die aan zijn<br />
voorgangers onbekend waren.<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
No. 340. Wereldkaart van Gerard de Jode, gebaseerd<br />
op den „Universale" van den<br />
beroemden Italiaanschen cartograaf<br />
Giacomo Gastaldi. Antwerpen, 1555. —<br />
505 X 80 cM.<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
No. 341.<br />
Latere uitgave van de Wereldkaart<br />
van Gerard de Jode. Zonder jaartal,<br />
(omstreeks 1600). — 48 X 80 cM.
149<br />
Beide kaarten van De Jode en die van<br />
Mercator toonen welke voorstelling men<br />
zich hier te lande van Oost-Indië maakte,<br />
vóór de gedachte opkwam zelf de reis<br />
daarheen te ondernemen.<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
No. 342. Abraham Ortelius, Oost-Indië. 1570.<br />
DE HOLLANDSCHE VOORSTELLING VAN INDIË<br />
BIJ HET BEGIN EN TIJDENS DE EERSTE REIZEN<br />
DAARHEEN ONDERNOMEN.<br />
De hier volgende kaarten werden kort vóór het vertrek<br />
en langzamerhand na het terugkeeren der eerste expedities<br />
uit Indië, te Amsterdam bij Cornelis Claesz uitgegeven.<br />
Het is zeer waarschijnlijk, dat wij daarbij aan het initiatief<br />
van Petrus Plancius moeten denken.<br />
De unieke verzameling dezer zeldzame en kostbare<br />
kaarten, op de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek<br />
aanwezig, is voor de Tentoonstelling afgestaan.<br />
No. 343. Petrus Plancius, „Orbis terrarum typus<br />
de integro multis in locis emendatus.<br />
1594. Joannes a Duetecum juniorfecit".<br />
41 X 58 cM,<br />
Proefdruk van Plancius' wereldkaart. —<br />
Latere afdrukken werden gevouwen opgenomen<br />
in Linschoten's Itinerario.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 344. „AfbeeldinghedercustendeslandtsGuinea,<br />
Manicongo ende Angola na d'allerbeste<br />
Indische pascaerten oversien. Arnoldus<br />
F. a Langren delineavit et sculpsit",<br />
omstr. 1595. 39 53.5 cent.<br />
Proefdruk. — Latere afdrukken werden<br />
toegevoegd aan Linschoten's Itinerario.<br />
Deze proefdruk is zeer scherp en ongevouwen<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 345. „Afbeeldinghe van alle de zee-custen des<br />
gheheelen Zuyderschen deels van America,<br />
genaempt Peruviana, na d'allerbeste<br />
Spaensche pas-caerten oversien. Arnoldus
150<br />
Florentius a Langren author et sculptor".<br />
39-5 X 5 6 cent.<br />
Proefdruk. — Ook van deze kaart komen<br />
latere afdrukken, gevouwen, inLinschoten's<br />
Itinerario voor.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 346. „Europa. Baptista a Doetechum fecit."<br />
[1594].<br />
— 39.5 X 56 cent.<br />
Een speciaal-kaartje geeft een schets van<br />
de omgeving van Nova Zembla. Blijkens<br />
een daaronder geplaatst inschrift waren<br />
kort vóór het verschijnen dezer kaart de<br />
schepen van Heemskerk en Willem Barendtsz.<br />
uitgezeild, om deze streken nader<br />
te exploreeren.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 347. „Tabella hydrographicé oras maritimas<br />
Africae a promontorio dicto Capo de<br />
Cantin, Angolam usque. Joannes a Doetechum<br />
fecit." [1594J. — 39 X 55 cent.<br />
Deze kaart sluit precies bij de vorige aan<br />
en is waarschijnlijk te gelijkertijd verschenen.<br />
Een vig<strong>net</strong> geeft een afbeelding<br />
van St. Helena, „quae refocillationi et adaquationi<br />
navium euntium in Indiam Orientalem<br />
inservit."<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 348. „Beschrijvinghe van de drie seylagien door<br />
de Hollanders gedaen aen de Noordt<br />
syde van Noorweghen, Moscovia, Nova<br />
Sembla, ende door de Weygats ofte<br />
Strate de Nassou, etc. door Willem<br />
Barents van Amstelredam de vermaerde<br />
Piloot. Auctore Wilhelmo Bernardo.<br />
Cornelius Nicolai excudebat. Baptista<br />
a Doetechum sculp. A° 1598." —<br />
4 1 -5 X 57 cent.<br />
Een der oudste kaarten van de Poolstreken<br />
in Nederland verschenen, door Willem<br />
Barendtsz. vervaardigd. Zij werd opgenomen<br />
in de Latijnsche uitgave van Linschoten's<br />
Itinerario, die in 1598 verscheen.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.
151<br />
No. 349. „Asiae nova descriptie Henricus F. a<br />
Langeren fecit". [1598]. — 38 X 52 cent.<br />
Twee vig<strong>net</strong>ten ontleend aan het reisverhaal<br />
van Cornelis de Houtman (een Chineeschetempel,<br />
en plattegrond van Bantam)<br />
wijzen erop, dat deze kaart kort na Houtmans<br />
terugkeer werd uitgegeven.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 350. „Nieuwe caerte op Java gheteeckent, van<br />
de eylandcn van Java, Sumatra, Borneo<br />
tot Malacca toe, daar in dat alle de<br />
bijleggende eylanden naar t'leven gestelt,<br />
ende op haer plaetse geleyt zijn<br />
door G. M. A. L[odewijckx]." [1598].—<br />
38 X 54 cent<br />
Ook deze kaart verscheen kort na Houtmens<br />
terugkeer. Zij werd op Java geteekend<br />
door Lodewijckx, auteur van Houtmans<br />
reisverhaal. Als versiering bevat<br />
ze zeven afbeeldingen aan datreisverhaal<br />
ontleend. In de onderschriften wordt naar<br />
het journaal verwezen: „describuntur in<br />
itinerario in Javam Insulam."<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 351.' „Insulae Moluccae. Joannes a Doetechum<br />
fecit". [1600]. — 39 X 55.5 cent.<br />
De oudste kaart der Molukken (met inbegrip<br />
van de Philippijnen en Nieuw-Guinea)<br />
in Nederland verschenen. Waarschijnlijk<br />
uitgegeven kort na de terugkeer van Van<br />
Neck en Van Warwijck's expeditie.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 352. „Effigies ampli Regni auriferi Guineae in<br />
Africa siti, delineata per S. Rovelascum<br />
et politioribus lineamentis figurata per<br />
Ludovicum Texeram, protocosmographum<br />
Regis Hispaniarum. Baptista Doetechomius<br />
sculpsit [1602]. Hugo Allardt<br />
excudit." — 46 X 60.5 cent.<br />
Deze kaart van de kust van Guinea verscheen<br />
in hetzelfde jaar als Pieter de Marees'<br />
beschrijving zijner reis naardiekust,<br />
blijkens een opschrift op de kaart: „Eodem<br />
anno editus est liber, amplam harumregio,<br />
num descriptionem continens, perP.D.M.'
152<br />
Twee groote vig<strong>net</strong>ten zijn aan de reis van<br />
De Marees ontleend.<br />
Het adres van Hugo Allardt is een later<br />
toevoegsel.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 353. „Asiae tabula nova multis locis, tam ex<br />
terrestri peregrinatione quam recentiori<br />
navigatione ab exploratissimis naucleris<br />
emendata & multo quam antea exactior<br />
edita." (Gegraveerd door de Van Deutecum's<br />
en uitgegeven te Amsterdam,<br />
bij Corn. Claesz. omstr. 1605). —<br />
101 X 147 cM.<br />
Op deze kaart van Azië, geheel in denzelfden<br />
stijl als de voorgaande, zijn deresultaten<br />
der eerste Hollandsche reizen naar<br />
Oost-Indië verwerkt. Dit blijkt vooral uit<br />
tal van vig<strong>net</strong>ten waarmedezij versierd is,<br />
die ontleend zijn aan de eerste reisjournalen.<br />
Zoo wordt bijv. melding gemaakt<br />
van W. van Warwijck in 1599.<br />
's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />
DE ALGEMEENE VOORSTELLING VAN INDIË<br />
IN DE XVIIe EEUW.<br />
No. 354. (Jud. Hondius), Oost-Indië, omstr. 161o.<br />
No. 355. Henricus Hondius, Oost-Indië, omstr. 1630.<br />
No. 356. W. Blaeu, Oost-Indië, (1635).<br />
No. 357. Joh. Janssonius, Oost-Indië, omstr. 1640.<br />
No. 358. Joh. Janssonius, Indische Oceaan, omstreeks<br />
1640.<br />
No. 359. Pieter Goos, Oost-Indien. Amsterdam,<br />
omstr. 1660. Groote zeekaart op perka-<br />
88 cM.<br />
ment gedrukt. — 68.5 X<br />
No. 360. Pieter Goos, West-Indische paskaart.<br />
Amsterdam, omstr. 1660. Groote zeekaart<br />
op perkament gedrukt. 78 X 98 cM.
153<br />
No. 361. Pieter Goos, Wassende paskaart van<br />
Europa. Amsterdam, omstr. 1660. Groote<br />
zeekaart op perkament gedrukt. —<br />
70 X 89 cM.<br />
Vooral merkwaardig om de voorstelling<br />
der Poolstreken.<br />
Deze drie groote paskaarten op perkament<br />
sluiten bij elkaar aan en geven een voorstelling<br />
van alle toen bevaren kusten der<br />
wereld.<br />
No. 362. Hendr. Doncker, Zeekaart van Oost-Indië<br />
van Kaap de Goede Hoop tot Japan. 1666.<br />
No. 363. Nic. Visscher, Oost-Indië, omstr. 1680.<br />
No. 364. Twee geteekende kaarten van den Indischen<br />
Archipel met Maleisch en Makassaarsch<br />
schrift. Door inlanders vervaardigd in<br />
de XVIIIe eeuw.<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
De eenige oude kaarten door inlanders<br />
vervaardigd, welke bekend<br />
zij n.<br />
UIT HET ARCHIEF DER OOST-INDISCHE<br />
COMPAGNIE.<br />
(Inzending Algemeen Rijksarchief<br />
's Gravenhage).<br />
Dank zij de zeer gewaardeerde medewerking van de<br />
autoriteiten die het beheer voeren over het Archief der<br />
Oost-Indische Compagnie (berustend op het Algemeen<br />
Rijksarchief te 's Gravenhage) is het mogelijk geworden<br />
verscheidene documentaire kaarten tentoontestellen, die<br />
herinneren aan belangrijke ontdekkingsreizen en zeldzame<br />
verkenningstochten uit ons koloniaal verleden.<br />
Wij verwijzen naar: Inventaris der verzameling kaarten<br />
berustende in het Rijksarchief. (Door P. A. Leupe). I.<br />
's Gravenhage, 1867.<br />
No. 365. Jacob van Neck op Sumatra en Java.<br />
Kaarten vervaardigd op<br />
de tweede Hollandsche<br />
expeditie naar Oost-Indië onder<br />
het bevel van Jacob van Neck, 1598—<br />
1600. 4 oorspronkelijke stukken.<br />
Inventaris Leupe, Nos. 331, 339, 378, 447.
154<br />
a. „Vera delineatio Insulla Mauritius de<br />
Nassou Illust. Princeps Orangia".<br />
b. Sumatra van den Vlakken hoek Ganday<br />
(de Varkenshoek) en Java tot aan de<br />
Bocht van Bantam.<br />
c. De Bocht van Bantam tot aan de tweede<br />
Versche Rivier.<br />
d. Lombok, Soembawa, enz.<br />
Dit zijn de oudste oorspronkelijke<br />
kaarten door Hollanders in Indië<br />
vervaardigd, welke bewaard gebleven<br />
zijn.<br />
No. 366. Java's Zuidkust. — Paulus Paulusz.,<br />
kaartemaker, „Generale pascaart van de<br />
Zuyd-Cust Java, ondersogt in Jan. 1739."<br />
Oorspronkelijke handschriftkaart in 6<br />
bladen.<br />
Inventaris Leupe, no. 443.<br />
Een der eerste, zoo niet de allereerste<br />
J<br />
opname van Java s Zuidkust, welke nog<br />
zeer lang onbezocht bleef.<br />
De Instructie voor Paulusz., alsmede zijn<br />
Rapport over de opname, zijn beide bewaard<br />
gebleven.<br />
No. 367. Java. — Speciaalkaarten van gedeelten van<br />
Java, alle uit de XVIIe eeuw.<br />
a. „Plan van 't fort en omleggende land<br />
Jacatra 1619". (Leupe, no. 1176).<br />
b. Twee kaarten van het beleg van Batavia<br />
in 1628, 1629, door Frans Florisz. van<br />
Berckenrode en Jacob Cuyck, gezworen<br />
landmeters. Batavia, 1629. (Leupe,<br />
nos. 1178, 1179).<br />
c. Route van Batavia naar de Zuydzee door<br />
Pieter Scipio, sergeant. 1687. (Leupe,<br />
no. 1172).<br />
d. Cheribon tot Golongong en de negory<br />
Madoera, 1684. 1 Leupe, no. 1162).<br />
e. Samarang J s omgeving, door M. de Roy,<br />
1695.<br />
(Leupe, no. 1257).<br />
/. Soerabaja en omstreken. XVIIe eeuw.<br />
(Leupe, no. 1279).<br />
No. 368. Makassar. — „Caarte ende teykeninge van<br />
Macassar, in 1693 door my ondergesz.<br />
bereyst, opgesteld ende verdeeld enz."<br />
Handschrift-kaart in 7 bladen.<br />
Inventaris Leupe, No. 1293.
155<br />
Zeer uitvoerige kaart van ditgedeelte van<br />
Celebes, volgens het opschrift het resultaat<br />
eener speciale opname. De vervaardiger<br />
is onbekend.<br />
No. 369. — Amboina. Herman van Speult, „Ontwerpinghe<br />
van Amboyna. 1623". Handschrift-kaart<br />
met beschrijving, 12 bladen.<br />
Inventaris Leupe, No. 1324.<br />
De eerste Hollandschekaart van Amboina.<br />
No. 370. Nieuw-Guinea door Jax Carstensz. —<br />
„Caerte van de ontdecte Custe ende<br />
plaetsen van Nova Guinea, in 1623,<br />
door Arent Martsz. de Leeuw opperstierman".<br />
Oorspronkelijke handschriftkaart.<br />
Deze<br />
Inventaris Leupe, no. 493.<br />
kaart is afkomstig van de ontdekkingsreis<br />
naar Nieuw-Guineavan dejachten<br />
Pera en Arnhem onder bevel van Jan<br />
Carstensz. — Arent Martsz. deLeeuw was<br />
stuurman aan boord van de Pera.<br />
No. 371. Australië. — Hessel Gerritsz, „Caert<br />
van 't Landt van dEendracht, uit de<br />
Journalen ende affteyckeningen der stierluyden<br />
t'samengestelt". Amsterdam,<br />
Hessel Gerritsz. 1627. Kopergravure.<br />
Inventaris Leupe, no. 502.<br />
De oudste kaart van een gedeelte van<br />
Australië, afzonderlijk in druk verschenen.<br />
Zij bevat de resultaten der waarnemingen<br />
gedurende de laatst verloopen jaren door<br />
Hollandsche schippers gedaan.<br />
No. 372. Australië. —Willem de Vlamingh, „Kaart<br />
van 't Zuydland door den schipper<br />
Willem de Vlamingh, in de maanden<br />
January en February, Anno 1697, met<br />
't jacht de Geelvink, de hoecker de<br />
Nyptangh, ende 't galjoot 't Weseltje<br />
enz." Oorspronkelijke handschrift-kaart<br />
in drie bladen.<br />
Deze kaart beeldt het resultaat af der opzettelijk<br />
tot verkenning van Australië
156<br />
uitgezonden expeditie onder De Vlamingh.<br />
Een nog onbekend gedeelte van de Westkust<br />
werd geëxploreerd, vooral het eiland<br />
„Rottenest", dat afzonderlijk op de kaart<br />
voorkomt (omgeving van het latere Swan<br />
river).<br />
No. 373. Ceylon. — J. C. Toorzee, Ingenieur,<br />
„Kaarte van 't Eyland Ceylon, benevens<br />
een gedeelte der Kusten Malabar en<br />
Cormandal, etc." Handschrift-kaart op<br />
perkament, XVIIe eeuw.<br />
Inventaris Leupe, no. 923.<br />
Een der fraaiste en uitvoerigste kaarten van<br />
Ceylon tijdens de Hollandschenederzetting.<br />
No. 374. Japan. — Marten Gerritsz Vries, Kaart<br />
van het Noord-Oostelijk gedeelte van<br />
Japan en Jeso, het Statenland, Compagniesland,<br />
enz. waarop de route van Vries'<br />
ontdekkingstocht in de Japansche wateren<br />
is aangeteekend. 1643.Handschrift-kaart.<br />
Inventaris Leupe, n». 284.<br />
Door Vries werden voor het eerst in het<br />
Noordelijk gedeelte van het Japansche<br />
eilandenrijk belangrijke verkenningen gedaan.<br />
No. 375. De Kaap onder Jan van ■—<br />
Riebeeck.<br />
„Affteyckeningh van deTaeffelbay so men<br />
in 't fort staet, met aenwysinge van de<br />
vlacke landeryen, seer schone weyden<br />
ende boulanden, synde voor d'Generale<br />
Nederl. Geoctr. Oost-Indische Comp. in<br />
possessie genomen, by Jan van Riebeeck,<br />
door last van d'Ed. Heeren Bewinth. de<br />
gem. Comp., gesticht het fort de Goede<br />
Hoop 1652." Oorspronkelijke handschrift-kaart<br />
op Japansch papier.<br />
Inventaris Leupe, n°. 801.<br />
De oudste kaart van de Hollandsche ne<br />
derzetting aan De Kaap. Ter plaatse geteekend,<br />
werd zij in 1653 door Van Riebeeck<br />
naar Europa gezonden.
157<br />
AFZONDERLIJKE EILANDEN VAN DEN<br />
INDISCHEN ARCHIPEL.<br />
No. 376. Java. Joh. Janssonius, omstr. 1660.<br />
De oudste afzonderlijke kaart van Java.<br />
No. 377. Java. Hadr. Relandus, omstr. 1720.<br />
's Gravenhage, J. W. IJzerman.<br />
No. 378. De kust van Java van Bantam tot Batavia.<br />
Zeekaart geteekend op perkament. Begin<br />
XVIIIe eeuw. — 41 X 105 cent.<br />
No. 379. De reede van Batavia. Gerard van Keulen,<br />
omstr. 1720.<br />
No. 380. „Afbeeldinge van 't Casteel en de Stad<br />
Batavia gelegen op 't groot Eijlandt<br />
Java-major, in 't Coninkrijk van Jaccatra.<br />
Amsterdam, Fred. de Wit, 1653." —<br />
70 X 97 cent.<br />
De oudste plattegrond van Batavia, in druk<br />
verschenen.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 381. Batavia. Plattegrond en gezicht, uitgegeven<br />
te Neurenberg, bij de erven Homan,<br />
1733-<br />
No. 382. Straat Soenda. Joh. van Keulen, omstr.<br />
i7s°-<br />
No. 383. Sumatra. Joh. Janssonius, omstr. 1660.<br />
De oudste afzonderlijke kaart van Sumatra.<br />
No. 384<br />
Sumatra. ~t'Amsterdam. Bij Isaak de Graaf,<br />
1710". Zeekaart geteekend op perkament.<br />
— 99 X 80 cent.<br />
No. 385. Sumatra. Joh. van Keulen, omstr. 1750.<br />
No. 386. Pisang en Poeloewai. Joh. van Keulen,<br />
omstr. 1750.<br />
No. 387. De omgeving van Singapore.<br />
Joh. van<br />
Keulen, omstr. 1750.<br />
No. 388. Borneo. Joh. Janssonius, omstreeks 1660.<br />
De oudste afzonderlijke kaart van Borneo.
158<br />
No. 389. Borneo. Joh. van Keulen, omstr. 1750.<br />
No. 390. De kusten van Borneo, Malakka en<br />
Siam. Joh. van Keulen, omstr. 1750.<br />
No. 391. De Molukken. W. Blaeu, omstr. 1630.<br />
No. 392. DeMolukken. Joh. Janssonius,omstr. 1640.<br />
DE OOST-INDISCHE COMPAGNIE OP CEYLON,<br />
IN CHINA EN JAPAN, EN AAN DE KAAP.<br />
No. 393.<br />
Ceylon. Petrus Plancius, omstr. 1610.<br />
No. 394.<br />
Ceylon. Nic. Visscher, omstr. 1680.<br />
No. 395. Punta Gala op Ceylon. Op perkament<br />
geteekende paskaart. Begin XVIIIe eeuw.<br />
37-5 X 86 cent.<br />
No. 396. De baai van Nilewelle op Ceylon.<br />
Zeekaart geteekend op perkament. Begin<br />
XVIIIe eeuw. 41 X 51 cent.<br />
No. 397. Aria atol aan de Westzijde van de<br />
Maladiven. ~t' Middelburg, bij Abrm.<br />
Anias, Ao. 1728". Zeekaart geteekend<br />
op perkament. 63.5 •; 77.5 cent.<br />
No. 398. Japan. Abr. Ortelius naar Lud. Texeira.<br />
1595-<br />
No. 399. Japan met Staten Eijlant en Compagniesland.<br />
Joh. Janssonius, omstr. 1660.<br />
No.<br />
400. Kaart van de jaarlijksche Hofreis der Hollandsche<br />
gezanten in Japan van Nagasaki<br />
naar Osacca, en van Osacca naar<br />
Jedo. Door P. van der Aa, omstr. 1710.<br />
No. 401. China. — J. Blaeu, Nova et accuratissima<br />
Sinarum imperii tabula. Amsterdam,<br />
1655. — 108 ;•: 125 c.M.<br />
De belangrijkste kaart van China in Nederland<br />
uitgegeven.
159<br />
No. 402. Zuid-Afrika. [W. J. Blaeu] omstr. 1640.<br />
No. 403. Zuidkust van Afrika door Jodocus Hondius,<br />
met daaronder gedrukt verhaal<br />
van de reis van vijfschepen in 1651/52<br />
gedaan [1652]. — Reproductie.<br />
No. 404. Land- en zeekaart der Kaffersche kust<br />
en de Caap de Bonne Esperance. Verschenen<br />
omstr. 1695. — 60 X 50 c.M.<br />
De oudste afzonderlijk verschenen kaart<br />
van de Hollandsche nederzetting aan De<br />
Kaap. Men lette op de namen der eerste<br />
kolonisten!<br />
Auteur noch uitgever zijn bekend.<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
No. 405. Zuid-Afrika. Wed. N. Visscher omstr. 1740.<br />
Met speciaal-kaart van de boerenplaatsen<br />
rondom De Kaap.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 406. Joh. van Keulen, Paskaart van 't Zuydelijkste<br />
gedeelte van Africa. Amsterdam,<br />
omstr. 1750. — 59.5 X<br />
101 cM.<br />
De uitvoerigste kaart van De Kaap als<br />
Hollandsche kolonie. Een vergelijking van<br />
deze kaart met die van de vorige nummers<br />
doet den vooruitgang der kolonie zien<br />
gedurende een halve eeuw.<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
DE HOLLANDERS IN AMERIKA, GUIANA,<br />
WEST-INDISCHE EILANDEN, BRAZILIË, CHILI.<br />
No. 407. Paskaart van de Westkust van Afrika<br />
en de Oostkust van Brazilië. Geteekend<br />
op perkament. Begin XVIIIe eeuw.<br />
92-5 X 77-5 c.M.<br />
No. 408. Guiana, door Henricus Hondius, omstr.<br />
1630.
160<br />
No. 409. Suriname. — „Caerte ofte vertooninge<br />
vande rivieren van Suriname en Commewijne<br />
met verscheyde creken uyt deselve<br />
spruytende als Para, Surinoo en Cotteca<br />
ende Ander meer gelyck die nu tegenwoordich<br />
—<br />
bewoont werden. Anno 1671."<br />
51.5 X 4°-5 cM.<br />
De oudste kaart van Suriname.<br />
Alle plantages en suikermolens zijn aangegeven<br />
met de namen der eigenaars.<br />
Eenig bekend exemplaar.<br />
's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />
No. 410. Suriname.<br />
— Dezelfde kaart, tweede uitgave,<br />
waarop namen van nieuwe kolonisten<br />
zijn aangebracht en de veranderingen<br />
in de eigenaars zijn bijgewerkt, fol.<br />
Eenig bekend exemplaar.<br />
's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />
No. 411. „Alex. de Lavaux, Generale Caart van<br />
de provintie Suriname, rivieren en districten<br />
met alle dOndekkingen van militaire<br />
togten mitsgaders<br />
de groote der<br />
gemeetene plantagien, gecarteert A°.<br />
1737-"<br />
Groote kaart van Suriname omgeven door<br />
een rijk geornamenteerden rand met de<br />
wapens der Directeuren van de Sociëteit<br />
van Suriname. — 164 X 1895 cent.<br />
Gedrukt op blanke zijde.<br />
's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />
No. 412. Opmetingen van plantages in Suriname,<br />
voornamelijk door denlandmeterG. Palm,<br />
1716 en volgende jaren.<br />
6 oorspronkelijke, in kleuren geteekende<br />
schetskaarten, met beschrijving in handschrift.<br />
No. 413, 414. Suriname (Westelijk en Oostelijk gedeelte)<br />
door M. D. Teenstra, 1832.<br />
2 kaarten.
161<br />
No. 415.<br />
Demerary „van ouds Immenary", door<br />
L. L. van Bercheyck, 1759,metaanwijzing<br />
van alle plantages. — 51.5 X 101 cent.<br />
No. 416. F. von Bouchenroeder, Carte d'Essequebe<br />
& Demerarie rédigée et dédiée au Comité<br />
des colonies & possessions de la République<br />
batave en Amérique & a la Cöte<br />
de Guinee. 1798. — 64.5 X 98 cent.<br />
No. 417. Berbice met de Hollandsche plantages,<br />
door Hendr. de Leth, omstr. 1730.<br />
No. 418. Curac\ao door Gerard van Keulen, omstr.<br />
1720.<br />
No. 419, 420. Oorspronkelijke kaarten van HeSdrik<br />
Brouwers expeditie naar Brazilië en<br />
Chili, 1642,43. 4 geteekende bladen.<br />
Afkomstig uit de verzameling van Johan<br />
Maurits van Nassau, gouverneur van Brazilië<br />
tijdens Brouwers expeditie.<br />
Vergelijk de opschriften der kaarten met<br />
de aanteekening op het ex. van De Laet,<br />
dat tot Johan Maurits'bibliotheek behoord<br />
heeft (No. 488 van deze Tentoonstelling).<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
B. ATLASSEN.<br />
No. 421. Abr. Ortelius, Theatrum orbis terrarum.<br />
Antwerpia, Aegid. Coppenius Diesth,<br />
XX Maïi 1570. Met 53 kaarten, folio.<br />
Editio princeps van den beroemden atlas<br />
van Ortelius, de eerste atlas van moderne<br />
geographie, gedurende ongeveer 40 jaren<br />
tallooze malen herdrukt in verschillende<br />
talen.<br />
No. 422. Abr. Ortelius, Theatro de la tierra<br />
universal. Anveres, por Christ. Plantino.<br />
1588. Met 100 kaarten, folio.<br />
Eerste uitgave in het Spaansch, de wereldtaal<br />
dier dagen; — deze vertaling is een<br />
bewijs van de internationale beteekenis<br />
van Ortelius' Atlas.<br />
Particuliere inzending.
162<br />
No. 423. Abr. Ortelius, Theatrum orbis terrarum.<br />
Antwerpia, Plantin, 1595. Met 147<br />
kaarten, folio.<br />
Een der volledigste uitgaven. Velekaarten<br />
der eerste uitgave zijn door betere vervangen.<br />
No. 424. Gerard de Judaeis, Speculum orbis terrae.<br />
Antwerpiae, sumptibus Viduae et<br />
etHeredum Gerardide Judaeis, 1593.folio.<br />
De Atlas van Gerard de Judaeis of De<br />
Jode is niet minder belangrijk dan die<br />
van Ortelius, hij bleef echter veel minder<br />
bekend.<br />
De Jode is een voorganger van Ortelius,<br />
en de vroegste kaarten door Ortelius vervaardigd,<br />
werden door De Jode uitgegeven.<br />
Het schijnt echter dat Ortelius meer<br />
ondernemingsgeest bezat; in 1569 verzekerde<br />
hij<br />
zich het uitsluitend privilege<br />
tot het uitgeven van een Atlas. De Jode<br />
moest daardoor met de uitgave van zijn<br />
atlas wachten tot Ortelius' privilege verstreken<br />
was Toen, in 1578, kon zijn atlas<br />
zich naast die van Ortelius geen plaats<br />
meer veroveren, en hij werd niet eerder<br />
herdrukt dan in 1593 door zijn zoon Cornelis,<br />
die er verscheidene hoogst belangrijke<br />
kaarten aan toevoegde.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 425. Gerard Mercator, Atlas sive cosmographicae<br />
meditationes de fabrica mundi<br />
et fabricati figura. Duisburgi Clivorum.<br />
(Colophon:) Dusseldorpii, excudebat<br />
Albertus Busius sumptibus haeredum<br />
Gerardi Mercatoris. 1595. 5 stukken in<br />
1 bd. folio.<br />
Eerste volledige uitgave van den<br />
Atlas van Mercator, bezorgd door zijn<br />
zoon Rumoldus.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 426. Het eerste proef-exemplaar van Blaeu's<br />
wereld-atlas. [1629].<br />
Serie van 42 gegraveerde kaarten, alle op<br />
hetzelfde papier gedrukt, aan de keerzijde
163<br />
in gelijktijdig handschrift genummerd, en<br />
alle door dezelfde hand gekleurd; sommige<br />
gedateerd van 1610 af tot 1629.In den oorspronkelijken<br />
verguld perkamenten band,<br />
verguld op snede. Fol.<br />
Na sedert het begin der XVIIe eeuw verscheidene<br />
landkaarten te hebben uitgegeven,<br />
begon langzamerhand het idee bij<br />
Blaeu op te komen een Atlas der wereld<br />
samen te stellen. De oudste uitgave die<br />
men tot heden van een proeve van zulk<br />
een atlas kon aanwijzen, was het eenig<br />
bekende exemplaar, ophetBritsch Museum,<br />
van "Atlantis Appendix, sive pars altera,<br />
continens tab. geographicas diversarum<br />
Orbis regionum, nunc primum editas.<br />
Amsterdami, apud Guiljelmum Blaeuw,<br />
1630". fol. Van de 60 kaarten welke dit<br />
"Appendix" bevat, komen er 38 voorin den<br />
hier tentoongestelden band. Zij dragen<br />
hier echter niet het adres van<br />
Blaeu, maar de meeste dat van<br />
Judocus Hondius. Vergelijkt men<br />
elke kaart van het Appendix met de respectieve<br />
in dezen band onderling, dan blijkt<br />
dat zij telkens beide van dezelfde koperplaat<br />
gedruktzijn, maar dat in het Appendix<br />
het adres van Judocus Hondius is weggeslepen<br />
en dat van Blaeu daarvoor in<br />
de plaats gesteld.<br />
Geen dezer Judocus Ilondius-kaarten komen<br />
ergens elders in een atlas voor, en<br />
daar één dezer kaarten (no. 41, Palestina)<br />
het jaartal 1629 draagt en alle op hetzelfde<br />
papier gedrukt zijn, moet onze band dagteekenen<br />
van 1629 en van vóór 1630,toen<br />
in het Appendix het adres van Judocus<br />
Hondius reeds weggeslepen was.<br />
Daar Jud. Hondius omstreeks 1630 stierf,<br />
moeten wij aannemen, dat de koperplaten<br />
na of kort vóór zijn dood door Blaeu<br />
werden overgenomen, die er enkele exemplaren<br />
van afdrukte vóór hij het adres<br />
veranderde<br />
Hij voegde er enkele kaarten afkomstig<br />
van C J. Visscher aan toe, en twee van<br />
Hessel Gerritsz, nl. no. 2 Rusland, 1614,<br />
die later in Blaeu's Atlas vooikomt met<br />
Blaeu's adres, en no. 36 (Gulick) welke<br />
Blaeu (toen nog „Willem lans') tezamen<br />
met Hessel Gerritsz reeds in 1610 had<br />
uitgegeven.
164<br />
In dezen band bevinden zich o.a. een kaart<br />
van de Molukken en een van Guiana,<br />
beide met adres van Judocus Hondius,<br />
die dus van 1629 dagteekenen.<br />
Het is hoogst waarschijnlijk dat er door<br />
Blaeu slechts één exemplaar op deze wijze<br />
werd samengesteld, welk exemplaar door<br />
een gelukkig toeval in een zeer fraaien<br />
staat bewaard is gebleven.<br />
's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />
No. 427. W. en J. Blaeu, Tooneel des aerdrijcx<br />
ofte nieuwe atlas. Amsterdam, 1635.<br />
No. 428. Joh.<br />
2 dln. met 203 kaarten, folio.<br />
Eerste uitgave van Blaeu's beroemden<br />
Atlas.<br />
Hij bestaat nog slechts uit twee deelen<br />
Voortdurend uitgebreid en bijgewerkt, bereikte<br />
de laatste uitgave een omvang van<br />
12 deelen.<br />
Janssonius, Atlantis majoris quinta<br />
pars, orbem maritimum seu omnium<br />
marium totius Orbis Terrarum navigationibus<br />
frequentatorum descriptionem continens.<br />
Amstelodami, 1650. groot folio.<br />
Eerste druk van<br />
Janssonius' Zee-atlas,<br />
verschenen als vijfde deel van zijn grooten<br />
Wereld-Atlas in zes deelen.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 429. Joh. Janssonius, Hetzelfde werk. Amstelodami,<br />
1657. groot folio.<br />
Deze uitgave is aanzienlijk uitgebreid, o.a.<br />
met een zeer uitvoerige kaart van Nieuw-<br />
Nederland. Verschillende kaarten zijn bijgewerkt.<br />
Men vergelijke bijv. de twee<br />
edities van de kaart van het Zuidelijk<br />
halfrond. In den atlas van 1657zijn de ontdekkingen<br />
van Tasman in den Grooten<br />
Oceaan aangegeven. Deze ontbreken nog<br />
geheel in de uitgave van 1650.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 430. Arnold Colom, Zee-atlas oftewaterwereldt,<br />
inhoudende een korte beschrijvinge van<br />
alle de bekende zee-kusten des aardtrycks.<br />
Amsterdam, omstr. 1660. Met<br />
18 kaarten, groot folio.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.
165<br />
No. 431. Hendrick Doncker, De zee-atlas ofte waterwaereld,<br />
vertoonende alle de zee-kusten<br />
van het bekende deel des aerd-bodems.<br />
Amsterdam, 1660. Met 31 kaarten in<br />
goud en kleuren, groot folio.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 432. Joh. van Loon, Klaer lichtende noortster<br />
ofte zee-atlas. Amsterdam, 1661. Met<br />
44 kaarten, folio.<br />
Eerste uitgave.<br />
No. 433. Pieter Goos, De zee-atlas ofte waterwereld,<br />
waer in vertoont werden alle de zeekusten<br />
van het bekende des aerd-bodems.<br />
Amsteldam, wed. Pieter Goos, 1675.<br />
Met 41 kaarten, groot folio.<br />
Exemplaar in verguld perkamenten band,<br />
versierd met het wapen der Admiraliteit;<br />
de kaarten fraai gekleurd en met goud<br />
gehoogd.<br />
No. 434. Geteekende Atlas der Hollandsche nederzettingen<br />
in Azië, Afrika en Amerika,<br />
omstr. 1660. Verzameling van 115 in<br />
kleuren geteekende kaarten, plattegronden<br />
en gezichten, bijna alle van één hand<br />
en in denzelfden stijl uitgevoerd, gebonden<br />
in een ouden lederen band,<br />
groot-folio.<br />
Deze merkwaardige verzamelingwerd voor<br />
het eerst beschreven door Frederik Muller<br />
in den Catalogus zijner boekverkooping<br />
op 18—22 Mei 1869, no. 877. Volgens<br />
Frederik Muller zou de verzameling bijeengebracht<br />
zijn in de eerste jaren der XVIIIe<br />
eeuw door C. Beudeker, „bibliophile distingué<br />
a Amsterdam dans ce temps", die<br />
er een titelbladvoorliet drukken. De kaarten<br />
dagteekenen echter uit een vroegeren<br />
tijd, van omstr. 1660.<br />
De band bevat zeer fraai uitgevoerde afbeeldingen<br />
der Hollandsche nederzettingen<br />
in den Indischen Archipel, Atjeh, Ceylon,<br />
Malabar, Cambodja, Japan, De Kaap de<br />
Goede Hoop, de Kust van Guinea, Nieuw<br />
Nederland, Brazilië, enz.
166<br />
Hoewel de oorsprong van dezenband niet<br />
meer is na te gaan, is het toch waarschijnlijk<br />
dat hij behoord heeft aan de Van<br />
Keulens. Men vindt in hun atlas verschillende<br />
kaarten uit deze verzameling terug.<br />
In de XlXe eeuw raakte het archief van<br />
Van Keulens los en kwam deze band in<br />
bezit van Frederik Muller en later in het<br />
Rijksarchief te Den Haag.<br />
's Gravenhage, Algemeen Rijksarchief.<br />
No. 435. Arent Roggeveen, Het eerste deel van<br />
het brandende veen, verlichtende geheel<br />
West-Indiën, de vaste kust en de eylanden,<br />
beginnende van Rio Amasones, en<br />
eyndigende benoorde Terranova.<br />
Amsteldam, uytgegeven door Pieter<br />
Goos in compagnie met den Autheur.<br />
[1 675-<br />
Met 32 kaarten in goud en<br />
kleuren, groot folio.<br />
De oudste zee-atlas van de Oostelijke<br />
kusten van Noord-Amerika en van West-<br />
Indië.<br />
De auteur beschikte over een groote verzameling<br />
handschriftkaarten van alle kusten<br />
van den aardbodem. Zijn plan was een<br />
volledigen Zee-atlas der wereld uit te geven.<br />
Het is echterbij dit ééne deel gebleven.<br />
Wat er van zijn verzameling terecht gekomen<br />
is, weet men niet. Waarschijnlijk<br />
kwam zij in handen van Van Keulen.<br />
No. 436. Johannes Loots, Zee-atlas. Amsterdam,<br />
omstr. 1700. Met 126 gekleurde kaarten,<br />
groot folio.<br />
Een concurreerende uitgave van den atlas<br />
van Van Keulen. Zij bevat vele kaarten<br />
die Van Keulen's werk aanvullen. Later<br />
ging het fonds van Loots op Van Keulen<br />
over.<br />
No. 437. Johannes van Keulen, De groote nieuwe<br />
vermeerderde zee-atlas of waterwerelt,<br />
vertoonende in sigh alle de zee-kusten<br />
des aardtrijks. Amsterdam, 1688. 2 dln.<br />
groot folio.<br />
Een der oudste uitgaven van den beroemden<br />
zee-atlas van Van Keulen. Met bijna ge-
167<br />
heele verdringing van alle bestaande zeeatlassen,<br />
bleef Van Keulen's atlas het<br />
standaardwerk gedurende meer dan een<br />
eeuw.<br />
Merkwaardig exemplaar in rijk vergulde<br />
perkamenten banden, versierdmet het wapen<br />
van Amsterdam en het opschrift:<br />
„Oude Sydts Hnys Zitten Armen, Anno<br />
i6Bg." Waarschijnlijk een geschenk van<br />
Van Keulen aan de Regenten. De kaarten<br />
fraai gekleurd en met goud gehoogd.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 438. Johannes van Keulen, La nueva, y grande<br />
relumbrante antorcha de la mar, que<br />
contiene todas las costas .... de Gujana,<br />
Florida, Virginia, Nueva Francia, Guinea,<br />
Angola, Brazil, Mar meredional, etc.<br />
per Nicolas Jansz. Voogt geometra, y<br />
maestre de matematica. En Amsterdam<br />
en casa de Joannes van Keulen, mercador<br />
de libros, y cartas marinas,<br />
maestre de balestrillas, en el Cabo del<br />
Puente Nuebo, en la Incignia del Piloto<br />
Coronado. 17)00]. groot folio.<br />
Spaansche uitgave van Van Keulen's<br />
grooten Zeeatlas.<br />
Merkwaardig exemplaar, waarin bijgevoegd<br />
zijn tal van groote kaarten door VanKeulen<br />
afzonderlijk uitgegeven.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 439. Gerard van Keulen, De groote nieuwe vermeerderde<br />
zee-atlas ofte water-wereld.<br />
Amsterdam, 1708. 5 dln. zeer groot folio.<br />
Een der volledigste uitgaven van den<br />
grooten Atlas van Van Keulen.<br />
Exemplaar op groot en zwaar papier, gebonden<br />
in vijf zware deelen, waarvan deel<br />
IV tentoongesteld wordt.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No 440. Johannes van Keulen. „Oost-Indische<br />
Zeeboeck". Verzameling zeekaarten van<br />
Oost-Indië, van Kaap de Goede Hoop<br />
tot Japan, grootendeels uitgegeven door<br />
Johannes van Keulen.<br />
Eerste helft der XVIIIe eeuw, groot folio.
168<br />
Vele dezer kaarten werden door Van<br />
Keulen opgenomen in het „Zesde deel"<br />
van zijn Zee-atlas (zie n0.442 dezer Tentoonstelling).<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 441. Johannes van Keulen. Een dergelijke<br />
atlas als de vorige, doch in vele opzichten<br />
verschillend, perk. groot folio.<br />
Deze beide atlassen geven een idee van<br />
het langzamerhand ontstaan van den grooten<br />
atlas van Oost-Indië, in 1753 bij Van<br />
Keulen verschenen. Zie no. 442.<br />
's Gravenhage, J. W. IJzerman.<br />
No. 442. Jan de Marre en Joannes<br />
van Keulen,<br />
De nieuwe groote lichtende zeefakkel,<br />
het zesde deel. Amsterdam, 1753. Met<br />
57 kaarten en 7 bladen met „landopdoeningen",<br />
te zamen op 55 gegraveerde<br />
bladen, groot folio.<br />
De volledigste atlas van Oost-Indië tijdens<br />
de Compagnie'verschenen.VanKeulen heeft<br />
hierin in zijn kwaliteit van „kaartmaker<br />
der Oost-Indische Compagnie" alles vereenigd<br />
wat hij te voren reeds op ditgebied<br />
uitgegeven had en wat hij kon putten „uit<br />
de ongedrukte schriften en dagregisters<br />
der oude en hedendaagsche zee-omeieren<br />
der Oost-Indische Compagnie".<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
No. 443. Ph. F. von Siebold. — Atlas von Landund<br />
Seekarten vom Japanischen Reiche.<br />
Leyden, 1851. Met 17 kaarten, groot<br />
folio, — Met een deel tekst 4 0 .<br />
Dit werk, één der laatste bewijzen van de<br />
betrekkingen tusschen Nederland en Japan,<br />
heeft nog altijd een groot deel van zijn<br />
waarde voor de ontdekkingsgeschiedenis<br />
van Japan behouden.<br />
Eén der 25 exemplaren met een oorspronkelijke<br />
Japansche kaart in vier bladen.<br />
Particuliere inzending.
169<br />
C. REISBESCHRIJVINGEN.<br />
Door de welwillende medewerking van den Heer Mr.<br />
Dr. C. P. Burger Jr., bibliothecaris der Universiteits-<br />
Bibliotheek van Amsterdam, werd het ons mogelijk een<br />
zoo goed als volledige verzameling van de eerste<br />
uitgaven der oudste reizen naarIndië tentoontestellen.<br />
No. 444. Ramusio, Primo volume et Seconda editione<br />
delle Navigatione et Viaggi. Ve<strong>net</strong>ia,<br />
Giunta, 1554. perk. band. folio.<br />
Hoogst merkwaardig exemplaar hetwelk<br />
behoort heeft aan Linschoten. Op den<br />
titel leest men, eigenhandig door hem geschreven:<br />
„Johannes Hitgonis A. Linschoten<br />
Haerlemensis".<br />
Een boek, waaruit Linschoten ongetwijfeld<br />
veel geput heeft voor zijn „Itinerario 1<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 445. Linschoten. — Itinerario, voyage ofte<br />
schipvaert van Jan Huygen van Linschoten<br />
naer Oost of te Portugaels<br />
Indien. Amstelredam, Cornelis Claesz.<br />
1596. Met platen en kaarten, fol.<br />
Het eerste Hollandsche standaardwerk<br />
overOost-Indië, dat toen nog„Portugeesch"<br />
Indië heette.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 446. Linschoten. — Navigatio et itinerarium<br />
Johannis Hugonis Linscotani in Orientalem<br />
sive Lusitanorum Indiam. Hagae-<br />
Comitis, Alb. Henricus, impensis Authoris<br />
& Cornelii Nicolai, prostantque apud<br />
Aeg. Elsevirum, 1599. Met kaarten en<br />
platen, fol.<br />
Eerste Latijnsche uitgave, vermeerderd<br />
met een hoofdstuk over de<br />
reizen naar het Noorden.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 447. Thomas Cavendish. — Beschrijvinge<br />
van de overtreffelijcke ende wijdtvermaerde<br />
zeevaerdt van Thomas Candish,
170<br />
uytghevaren 1586. Beschreven door<br />
Francais Prettie. Amstelredam, Cornelis<br />
Claesz., 1598. breed 4 0 .<br />
Een der eerste Engelsche reizen om de<br />
wereld.<br />
Merkwaardig is dat dezeeerste Hollandsche<br />
uitgave verscheen vóór de oorspronkelijke<br />
Engelsche.<br />
Amsterdam,<br />
Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 448. Walter Raleigh. — Waerachtighe ende<br />
grondighe beschrijvinge van het groot<br />
ende goudtrijck ConinckrijckvanGuiana<br />
in America, ontdeckt ende beschreven<br />
in 1595 ende 1596 door Walter Ralegh<br />
ende Laurens Keymis. Amstelredam,<br />
Cornelis Claesz. 1598. breed 4 0 .<br />
Eerste Hollandsche uitgave.<br />
De reizen van Cavendish en van Raleigh,<br />
die groote vermaardheid verwierven, vonden<br />
hier een leesgraag publiek in die<br />
dagen van de eerste opwekking tot groote<br />
reizen.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 449. Heemskerck en Barendtsz. — Waerachtighe<br />
beschrijvinghe van drie seylagien,<br />
ter werelt noyt soo vreemt ghehoort,<br />
door de Hollandtsche ende<br />
Zeelandtsche schepen by Noorden Noorweghen,<br />
Moscovia ende Tartaria, na de<br />
Coninckrijcken van Catthay ende China,<br />
. . . hoe t volck op Nova Sembla een huys<br />
ghetimmert, ende 10 maendenhaeraldaer<br />
onthouden hebben. Gedaen deur Gerrit<br />
de Veer. Amstelredam, Cornelis Claesz.<br />
1598. Met kaarten en platen, breed 40 .<br />
Eerste uitgave van het verhaal van<br />
Heemskerck en Barendtsz' reizen om de<br />
Noord en de overwintering op Nova<br />
Zembla.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.
171<br />
No. 450. Heemskerck en Barendtsz. — Vraye description<br />
de trois voyages de mer tres<br />
admirables, faicts par les navires d'Hollande<br />
et Zélande, au Nord. Par Gerard<br />
Le Ver. Amsterdam, Cornille Nicolas.<br />
1598. Met kaarten en platen, fol.<br />
Eerste Fransche uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 451. Heemskerck en Barendtsz. — Diarium<br />
nauticum seu vera descriptio triurn navigationum<br />
a Hollandicis et Zelandicis<br />
navibus ad Septentrionem. Auctore<br />
Gerardo de Vera. Amstelrodami, ex<br />
officina Corn. Nicolaij, 1598. Met kaarten<br />
en platen, fol.<br />
Eerste Latijnsche uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 452. Heemskerck en Barendtsz.<br />
—<br />
Voyagie ofte<br />
schipvaert van Jan Huyghen van Linschoten,<br />
van bij Noorden om langs<br />
Noorwegen enz. door de Strate ofEngte<br />
van Nassau tot voorby de Revier Oby.<br />
1594—95. Franeker, Gerard Ketel, 1601.<br />
Met kaarten en platen, fol.<br />
Uitvoerig rapport, vooral belangrijk om<br />
de kaarten, van Barendtsz' eerste reis naar<br />
het Noorden. Linschoten bevond zich op<br />
het tweede schip, dat tijdens Barendtsz'<br />
verblijf op Nova Zembla de Karazee exploreerde.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 453. Cornelis de Houtman. — D'eerste boeck,<br />
historie van Indien, waar inne verhaelt<br />
is de avontueren die de Hollandtsche<br />
schepen bejeghent zijn. Door G. M. A.<br />
W. L(odewijckx). Amstelredam, Cornelis<br />
Claesz. 1598. breed 4<br />
0.<br />
Eerste uitgave van het journaal van<br />
Lodewijckx, het meest volledige verslag<br />
dat over de eerste Hollandsche expeditie<br />
naar Indië in druk verscheen.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.
172<br />
No. 454.<br />
Cornelis de Houtman. — Premier livre<br />
de I'histoire de la navigation aux Indes<br />
Orientales, par les Hollandois. Par G.<br />
M. A. W. Lfodewijckx]. Amstelredam,<br />
par Cornille Nicolas, 1598. Met kaarten<br />
en platen, fol.<br />
Eerste Fransche uitgave van Lodewijckx'<br />
journaal.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 455. Cornelis de Houtman. — Prima pars<br />
descriptionis itineris navalis in Indiam<br />
Orientalem, earumque rerum quae navibus<br />
Battavis occurrerunt. Authore G.<br />
M. A. W. L(odewijckx). Amstelrodami,<br />
ex officina Cornelij Nicolaij, 1598. Met<br />
platen en kaarten, fol.<br />
Eerste Latijnsche uitgave van Lodewijckx'<br />
Journaal.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 456. Cornelis de Houtman. — Diarium nauticum<br />
itineris Batavorum in Indiam<br />
Orientalem. Parisiis, Adr. Perier. 1598.<br />
Met kaarten en platen, breed 4<br />
0.<br />
Eerste Latijnsche uitgave van het<br />
eerste verhaal van Houtmansreis.Te Parijs<br />
verschenen. Gebonden in een gelijktijdigen<br />
Franschen marokkijnen band.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 457. Van Neck en Van Warwijck. — Het<br />
tweede boeck, journael vande reyse,<br />
gedaen door de acht schepen van Amstelredamme,<br />
gheseylt in Martij 1598<br />
onder Admirael Jacob Cornelisz. Neck<br />
ende Wybrant van Warwijck als Vice-<br />
Admiraeï. Middelburch, Barent Langhe-<br />
0<br />
nes. 1601. Met platen, breed 4 .<br />
Journaal<br />
van de tweede Hollandsche expeditie<br />
naar Oost-Indië, onmiddellijk na<br />
Houtmans terugkeer uitgezonden.<br />
Eerste uitgave met een jaartal.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.
173<br />
No. 458. Van Neck en Van Warwijck. — Le second<br />
livre, journal ou comptoir, contenant<br />
le discours du voyage faict par les huict<br />
navires d'Amsterdam, au mois de Mars<br />
I'an 1598 soubs la conduicte de I'Admiral<br />
Jaques Corneille Necq et du Vice-<br />
Admiral Wibrant de Warwicq. Amsterdam,<br />
Corneille Nicolas, pour Bonaventure<br />
Dacivelle libraire a Calais, 1601. fol.<br />
Eerste Fransche uitgave, gedrukt<br />
voor een uitgever in Calais.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 459. Sebald de Weert. — Wijdtloopigh verhael<br />
van tgene de vijf schepen (in 1598<br />
tot Rotterdam toegherust) om door de<br />
Straat Magellana haren handel te drijven,<br />
wedervaren is. Amsterdam, Zach. Heyns,<br />
1601. Met platen, breed 4 .<br />
0<br />
Journaelvan de eerste Hollandsche scheepstocht<br />
door de Straat van Magelhaen. Zij<br />
liep zeer ongelukkig af, de schepen raakten<br />
van elkander, en alleen het schip van De<br />
Weert keerde, onverrichterzake, naar het<br />
vaderland terug.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 460. Olivier van Noort. — Beschryvinghe<br />
vande voyagie omden geheelen Werelt<br />
Cloot, ghedaen door Olivier van Noort<br />
van Utrecht, generael over vier schepen.<br />
Rotterdam, Jan van Waesberghen en<br />
Amstelredam bij Cornelis Claessz. 1602.<br />
Met kaarten en platen, breed 4 0 .<br />
Journaal van de eerste reis om de wereld<br />
door een Hollander volbracht.<br />
Eerste uitgave,<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 461. Olivier van Noort. — Description du<br />
pénible voyage faict entour de I'Univers<br />
par Olivier du Nort d'Utrecht. Amstel-
174<br />
redame, Cornille Claessz. 1602. Met<br />
kaarten en platen, fol.<br />
Eerste Fransche uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 462. Heemskerck en Harmensz. — Derde voornaemste<br />
zee-getogt (der verbondene vrye<br />
Nederlanderen) na de Oost-Indien gedaan<br />
met de Achinsche en Moluksche<br />
vloten, onder de Admiralen Jacob Heemskerck<br />
en Wolfert Harmansz. 1601—1603.<br />
Door H. Soeteboom. Amsteldam, Gerrit<br />
van Goedesberg, 1648. Met platen. 4 0 .<br />
De eerste uitgave van deze derde expeditie<br />
naar Indië verscheennieteerder dan in 1648.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 463. Pieter de Marees. — Beschrijvinge ende<br />
historische verhael vant gout koninckrijck<br />
van Gunea anders de goutcuste de Mina<br />
door eenen persoon die daer tot verscheyden<br />
tyden gheweest heeft. P(ieter)<br />
D(e) M(arees). Amstelredam, Cornelis<br />
Claesz. 1602. Met platen, breed 4<br />
0.<br />
Een der beste oude beschrijvingen van de<br />
kust van Guinea.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 464. Pieter de Marees. — Description et récit<br />
historial du riche royaume dor de<br />
Gunea. [Par] P. D[e] Mfarees]. Amsterdamme,<br />
Cornille Claesson, 1605. Met<br />
kaarten en platen, fol.<br />
Eerste Fransche uitgave van De<br />
Marees.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
— Journael van<br />
No. 465. Bicker en Heemskerck.<br />
de voyagie na Rio de Plata, ghedaen<br />
met het schip de Silveren Werelt, onder<br />
't admiraelschap van Laurens Bicker
175<br />
ende het bevel van Cornelis van Heemskerck.<br />
Amstelredam, Cornelis Claesz.<br />
1603. Met platen, breed 4°.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 465A. Frederick de Houtman, Spraeck ende<br />
woordboeck der Maleische tale.Amsterdam,<br />
1603. breed 4°.<br />
De oudste Maleisch-Hollandsche spraakkunst.<br />
Curieus zijn vooral de samenspraken<br />
tusschen het Hollandsche scheepsvolk en<br />
de inlanders.<br />
Rotterdam, W. A. Engelbrecht.<br />
No. 466. Joris van Spilbergen. — 't Historiael Journael,<br />
van tghene ghepasseert is van<br />
weghen drie schepen, ghenaemt den<br />
Ram, Schaep ende t'Lam, ghevaren uit<br />
Camp-Vere naar d'Oost-Indien, onder<br />
Joris van Spilbergen. Delff, Floris<br />
Balthasar, 1605. Met platen, breed 4 0 .<br />
De eersteHollandsche expeditie diehandelsbetrekkingen<br />
met het eiland Ceylon aanknoopte.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 467. — Cornelis Matelief de Jonghe. Historiale<br />
ende ware beschrijvinge vande reyse<br />
des Admiraels Cornelis Matelief de<br />
Jonghe,naar deOost-Indien, wtghetrocken<br />
in 1605.Rotterdam, Jan Janssz. 1608.4 .<br />
0<br />
Eerste bericht van<br />
naar Indië.<br />
MateliePs tocht<br />
No. 468. Schouten en Lemaire.<br />
— Journal ou description<br />
du merveilleux voyage de Guilliaume<br />
Schouten, 1615—1617, comme<br />
il a descouvert vers le Zud du destroit<br />
de Magellan vn nouveau passage, jusques<br />
a la grande Mer de Zud. Amstredam,
176<br />
Guillaume Janson [Blaeu], 1618. Met<br />
platen en kaarten. 4 .<br />
0<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 469. Schouten en Lemaire. — Diarium vel<br />
descriptio itineris facti a Guilielmo Cornelis<br />
Schoutenio, 1615—1617. Amsterdam,<br />
Petrus Kaerius, 1619. Met platen<br />
en kaarten. 4°.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 470. Schouten en Lemaire. — Spieghel der<br />
Australische navigatie door den wijt<br />
vermaerden ende cloeckmoedighen zeeheldt<br />
Jacob Le Maire, president ende<br />
overste over de twee schepen, dEendracht<br />
ende Hoorn, uytghevaren den<br />
14 Junij 1615.Amsterdam, Michiel Colijn,<br />
1622. Met platen en kaarten, folio.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
De reis om de wereld door Schouten en<br />
Le Maire werd door de tijdgenooten verschillend<br />
beoordeeld. Van de eene zijde<br />
werd het succes van de reis, waarop een<br />
nieuwe straat ten Z.O. van de Straat van<br />
Magelhaen werd ontdekt, die de reisroute<br />
oneindig vergemakkelijkte, toegeschreven<br />
aan Schouten; anderen zagen in Le Maire<br />
de ziel der onderneming. De straat kreeg<br />
en behield den naam van Le Maire.<br />
No. 471. Joris van Spilbergen. —<br />
0. .<br />
Oost ende West-<br />
Indische Spiegel der twee leste navigatien,<br />
gedaen 1614 —18: .... Joris<br />
van Spilbergen door de Magellanes de<br />
werelt rontom. . . Met de Australische<br />
navigatien van Jacob le Maire. Leyden,<br />
Nic. van Geelkercken, 1619. Met platen,<br />
breed 4<br />
Eerste uitgave van het journaal van<br />
Spilbergen's reis om de wereld, waaraan<br />
een verkorting van Lemaire's journaal is<br />
toegevoegd. De laatste ontdekte op zijn<br />
reis de straat die naarhem genoemd werd
177<br />
ten O. van de Straat van Magelhaen. Door<br />
deze nieuwe straat werd de toegang tot<br />
den Grooten Oceaan veel vergemakkelijkt.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 472. W. IJz. Bontekoe, Journael van de Oost-<br />
Indische reijse, 1618—25. Hoorn, J. J.<br />
Deutel, 1648. Met platen. 4 .<br />
0<br />
Een der oudste uitgaven van Bontekoes<br />
spreekwoordelijk geworden reisavonturen.<br />
Amsterdam,<br />
0.<br />
Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 473. Pieter van den Broecke, Historiael van<br />
de reysen nae Cabo Verde, Angola,<br />
Oost-Indien. Haerlem, Hans Passchiers<br />
van Wesbusch, 1634. Met fraai portret<br />
naar Frans Hals en platen door A. Matham.<br />
breed 4<br />
Eerste uitgave van de reizen van<br />
Pieter van den Broecke. Hij was deeerste<br />
Europeaan die dwars door Hindostan trok.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 474. Seyger van Rechteren. — Journael gehouden<br />
op de reyse ende wederkomste<br />
van Oost-Indien door Seyger van Rechteren<br />
voor desen Kranck-besoeker in de<br />
voorgenoemde landen. Den tweeden druk.<br />
Zwolle, Jan Gerritsz ende Frans Jorryaensz.<br />
1639. Met kaarten en platen. 4 .<br />
0<br />
Van Rechteren bezocht in het bijzonder<br />
Formosa en de kust van China.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 475. Hendrick Brouwer, Journael van de<br />
reyse naar Chili, met beschryvinghe van<br />
het eylandt Eso ghelegen omtrent 30<br />
mylen van Japan. Amsterdam, Broer<br />
Jansz. 1646. Met platen en kaarten. 4 0 .<br />
Door Brouwer werden belangrijke waarnemingen<br />
gedaan aan de kusten van Chili<br />
en in Japan.<br />
Zie origineele kaarten, van deze expeditie<br />
afkomstig, No. 419-420 der Tentoonstelling.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.
178<br />
No. 476. Francoys Pelsaert. — Ongeluckige voyagie<br />
van 't schip Batavia nae de Oost-<br />
Indien, gebleven op de Abrolhos van<br />
Frederick Houtman, 1628 en 1629.Amsterdam,<br />
Jan Jansz. 1647.Met platen. 4<br />
0.<br />
Pelsaert leed schipbreuk op de toen nog<br />
zoo goed als onbekende Westkust van Australië.<br />
Zijn naam werd gegeven aan een<br />
eilandengroep.<br />
Eerste uitgave.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 477. Joh. van Twist, Generaele beschrijvinghe<br />
van Indien. Amsterdam, 1651. Met platen.<br />
4 .<br />
0<br />
Een der oudste handboeken voor dekennis<br />
van Oost-Indië.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 478. Glanius, A new voyage to the East Indies,<br />
containing an account of the Kingdome<br />
of Bantam. Londen, 1682. Met frontispice.<br />
12°.<br />
Een der weinige Engelsche berichten over<br />
Java uit de XVIL' eeuw.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 479. Francoys Caron, Beschrijvinghe van het<br />
machtigh Coninckrijcke Japan. Amsterdam,<br />
Joost Hartgers, 1648. 4°.<br />
Caron was gedurende vele jaren „Directeur<br />
des Compagnies negotie" in Japan.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
No. 480. Henry Hamel, Relation du naufrage dun<br />
vaisseau hollandais sur la coste de I'lsle<br />
de Quelpaerts, avec la description du<br />
Royaume de C orée. Traduite du flamand,<br />
par Minutoli. Paris, 1670. 12 0 .<br />
Verhaal van een merkwaardige Hollandsche<br />
ontdekkingsreis in de wateren van Japan.<br />
De reizigers waren de eerste die zekere<br />
berichten over Korea in Europa brachten<br />
De eilanden der Quelpaert-groep dragen<br />
hun naam naar het Hollandsche schip.<br />
Particuliere inzending
179<br />
No. 481. Beschreibungen (Wahrhaftige) dreyer<br />
machtigen Königreiche Japan, Siam und<br />
Corea. Mit Anmerkungen von Chr.<br />
Arnold. Nürnberg, 1672. Met kaarten en<br />
platen. 8°<br />
Deze band van 1200 bladzijden bevat een<br />
verzameling Hollandsche reisbeschrijvingen<br />
naar Japan, Siam en Korea: Caron,<br />
Hagenaer, Reyer Gijsbertsz, Coenraet<br />
Krammer, Leon. Campe, Joost Schouten,<br />
Jacob van Neck, Hendr. Hamel, e.a.<br />
Een dergelijke verzameling werd in Holland<br />
nooit uitgegeven.<br />
Particuliere inzending.<br />
D. DE OUDE HOOFDWERKEN<br />
OVER DE HOLLANDSCHE NEDER<br />
ZETTINGEN BUITEN EUROPA.<br />
No. 482. Begin ende Voortgangh van de Vereenigde<br />
Nederl. Geoctr. Oost-Indische Compagnie,<br />
vervatende de voornaemste<br />
reysen, by de inwoonderen derselver<br />
Provinciën, derwaarts gedaan. Amsterdam,<br />
J. Commelin, 1646. Met meer dan<br />
200 kaarten en platen. 2 dln. breed 4<br />
0.<br />
De volledigste verzameling Nederlandsche<br />
reizen naar Oost-Indië; standaardwerk<br />
over de eers!e Hollandsche nederzettingen<br />
in Oost-Indië.<br />
No. 483. Francois Valentijn, Oud en Nieuw Oost-<br />
Indiën, vervattende eene verhandeling<br />
van Nederlands mogentheyd<br />
in die gewesten.<br />
Amsterdam, 1724. 8 dln. Met<br />
talrijke platen en kaarten, folio.<br />
Het standaardwerk over Nederlandsch-<br />
Indië tijdens de Compagnie.<br />
No. 484. Francois Valentijn. — De zee- en landcaarten,<br />
en gezigten van steeden en<br />
landvertooningen van Oost-Indiën, eertijds<br />
in 't ligt gegeeven door F. Valentijn,<br />
en nu te bekomen bij Joannes van<br />
Keulen. Amsterdam, omstr. 1730. folio.
180<br />
De kaarten en prenten van Valentijn tot<br />
een afzonderlijk deel vereenigd, vormen<br />
hier een fraai album van Oost-Indië tijdens<br />
de Oost-Indische Compagnie.<br />
No. 485. J. W. Heydt, Allerneuester geographischund<br />
topographischer Schau-Platz von<br />
den der Hollandisch-Ost-Indischen Compagnie<br />
in Africa und Asia zugehörigen<br />
Landern. Wilhermsdorff, 1744, breed<br />
folio.<br />
Bevat 115 prenten door den auteur zelf<br />
ter plaatse geteekend. Zij geven een uitvoerige<br />
voorstelling van de nederzettingen<br />
der O. I. Compagnie in Oost-Indië, Japan<br />
en aan De Kaap.<br />
Utrecht, Geographisch Instituut.<br />
No. 486. Nic. Witsen, Noord- en Oost-Tartarije.<br />
2e druk. Amsterdam, 1705. Met vele<br />
kaarten en platen. 2 dln. folio.<br />
Het Oud-Hollandsche standaardwerk over<br />
het Verre Oosten, grootendeels gebaseerd<br />
op handschriften en kaarten van Hollandsche<br />
reizigers. De kostbare verzameling,<br />
door Witsen voor ditboek bijeengebracht,<br />
werd door hem voor een groote som gelds<br />
aan den Koning van Spanje verkocht. Het<br />
schip dat de schatten zou overbrengen,<br />
verging echter op reis.<br />
Een gedeelte van de copiën, doorWitsen<br />
behouden, dook eens op in een veiling in<br />
het midden der XlXe eeuw, doch verdween<br />
weder, als een komeet, uit het oog.<br />
De eerste uitgave van dit werk, in 1692<br />
verschenen, was nog zeer onvolledig.<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 487. P. Koi.be, Beschrijving van de Kaap de<br />
Goede Hoop. Amsterdam,<br />
1727. 2 dln.<br />
Met kaarten en platen, folio.<br />
Standaardwerk over De Kaap tijdens het<br />
Hollandsche bewind.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.
181<br />
No. 488. Joh. de Laet, Novus orbis seu descriptio<br />
lndiae Occidentalis Lugd. Batav. apud<br />
Elzevirios 1633. Met kaarten, perk.<br />
band. fol.<br />
Beschrijving van Amerika door een der<br />
directeuren der West-Indische Compagnie,<br />
waarin de Hollandsche nederzettingen in<br />
Noord- en Zuid-Amerika uitvoerig behandeld<br />
worden. Brazilië komt in deze uitgave<br />
voor het eerst voor.<br />
Merkwaardig exemplaar door den schrijver<br />
ten geschenke gegeven aan<br />
JohanMaurits<br />
van Nassau den gouverneurvan Hollandsch<br />
Brazilië. Op den titel leest men in handschrift:<br />
„ Tohannis Mauritii ex donoauctoris<br />
MDCXXXVin."<br />
Particuliere inzending.<br />
No. 489.<br />
Caspar Barlaeus, Rerum per octo-ennium<br />
in Brasilia et alibi nuper gestarum sub<br />
praefectura Comitis Johanni Mauritii<br />
Nassaviae historia. Amsterdam, Joh.<br />
Blaeu, 1647. Met talrijke platen en<br />
kaarten, verguld perkamenten band.<br />
groot folio.<br />
Prachtwerk over de Hollandsche kolonie<br />
in Brazilië, welke slechts een kort leven<br />
had. Vooral door de fraaie platen, geëtst<br />
door Jan van Brosterhuizen naar de ter<br />
plaatse geteekende origineelen van Frans<br />
Post, munt dit boek uit boven de meeste<br />
andere oudere werken aan de koloniën<br />
gewijd.<br />
Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />
E. KAARTWERKEN BETREFFENDE<br />
NEDERLANDSCH OOST-INDIË<br />
UIT DE EERSTE HELFT DER XlXe EEUW.<br />
(Uit de verzameling van het Koninklijk<br />
Neder 1. Aardrijkskundig Genootschap).<br />
No. 490. Nieuwe kaart van het eiland Java, door<br />
den kolonel Van den Bosch, 1816.
182<br />
No. 491. Atlas van Nederlandsch Oost-Indië, door<br />
den kolonel Van den Bosch, 1818.<br />
No. 492. Esquisse de I'ïle de Java, door F. O. A.<br />
de Stuers, 1833.<br />
No. 493. Algemeene kaart van Nederlandsch Oost-<br />
Indië, 1:2.250.000, door Baron von<br />
Derfelden von Hinderstein, 1842.<br />
No. 494. Kaart van het eiland Java, 1 : 700.000, door<br />
C. W. M. Van de Velde, 1845.<br />
No. 495. Algemeene kaart van Nederlandsch Oost-<br />
Indië,<br />
1:5.000.000, uitgegeven door de<br />
Kon. Mil. Academie te Breda, 1847.<br />
No. 496. Kaart van het eiland Timor, door G. H.<br />
Heymering, 1847.<br />
No. 497. Kaart van Java en Madoera, 1: 1.000.000,<br />
door kapitein le Clercq, 1850.<br />
No. 498. Kaart van het Gouvernement Sumatra's<br />
Westkust, 1:500,000, door L. W.<br />
Beijerinck, 1853.<br />
No. 499. Kaart van het eiland Java, 1:350,000,<br />
door F. Junghuhn, 1856.<br />
No. 500. Algemeene Atlas van Nederlandsch-Indie,<br />
door P. Baron Melvill van Carnbée en<br />
W F. Versteeg, 1853 —1861.<br />
KAARTEN, IN OPDRACHT VAN HET<br />
KON. NED. AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP.<br />
samengesteld aan hetGeographischlnstituut<br />
der Rijksuniversiteit te Utrecht,<br />
door J. Schokkenkamp.<br />
No. 501. Kaart der Ontdekkingstochten en Wetenschappelijke<br />
reizen in Nederlandsch Oost-<br />
Indië, 1873—1913. Schaal 1 : i.0c0.000.<br />
No. 502. Kaart der Ontdekkingstochten en Wetenschappelijke<br />
reizen in Suriname, 1836—<br />
1911. Schaal 1:500.000.
183<br />
Met deze kaarten is voor de eerste maal<br />
een poging gewaagd, den gang der ontdekkingen<br />
en van het wetenschappelijk<br />
onderzoek in Nederlandsen Oost-Indië zoowel<br />
als in Suriname cartografisch voor te<br />
stellen, op een groote schaal en door duidelijk<br />
aangeven der reisroutes.<br />
Voor Nederlandsch Oost-Indië heeft de<br />
samensteller zich daarbij bepaald tot de<br />
laatste veertig jaren, in overeenstemming<br />
met het doel dezer tentoonstelling. Deze<br />
beperking is bovendien rationeel, omdat<br />
dicht aan het begin van dit 40-jarig tijdperk<br />
staat de door het Aardrijkskundig Genootschap<br />
uitgezonden Sumatra-expeditie, met<br />
welke een periode van nieuw krachtig<br />
onderzoek van den Archipel werd ingeleid,<br />
na een langdurig tijdperk van verslapping.<br />
Voor Suriname begon het intensiefonderzoek<br />
eerst veel later en zou het jaar 1873<br />
een willekeurige tijdbegrenzing hebben gegeven.<br />
Daarom zijn ook hier eenige oudere<br />
expedities opgenomen, waarmee de tochten<br />
naar het binnenland aanvangen.<br />
Op volkomen volledigheid kan voor deze<br />
kaarten geen aanspraak worden gemaakt.<br />
Immers er zijn een aantaltochten van wetenschappelijke<br />
onderzoekers, ook in onbekende<br />
landstreken, waarvan nooit een kaart<br />
der reisroute is gepubliceerd, en dikwijls<br />
is het dan ondoenlijk de juiste route uit<br />
den tekst van het reisverhaal af te leiden.<br />
Vaak ook kon dat niet geschieden, doordat<br />
de topographische gegevens op de tegenwoordige<br />
kaarten niet meer terug te vinden<br />
zijn. Soms ontbreekt zelfs dat verhaal en<br />
heeft de onderzoeker zich alleen tot het<br />
verwerken zijner wetenschappelijke waarnemingen<br />
en verzamelingen bepaald. Dat<br />
komt vooral voor bij zoölogen en botanici,<br />
wat zeer begrijpelijk is. Ook geologen en<br />
mijningenieurs, slechts enkele uitgezonderd,<br />
geven meestal hun resultaten meer<br />
in een beschrijving en een geologischekaart,<br />
zonder hun routes op deze kaart aan te<br />
geven. Men vergelijke daarom ook de<br />
„Eerste geologische Schetskaart van Nederlandsch-Indië",<br />
voor deze Tentoonstelling<br />
vervaardigd.<br />
In de gevallen, waarin de route niet kon<br />
worden ingeteekend, en door den reiziger<br />
een belangrijk onderzoek is verricht of een
184<br />
belangrijke beschrijving uitgegeven, is zijn<br />
naam met jaartal ter plaatse op de kaart<br />
ingeschreven.<br />
Voor de kustopnemingen moet naar de<br />
kaarten, die op den arbeid der Marine<br />
betrekking hebben, worden verwezen.<br />
Wat het zee-onderzoekbetreft, zijn de reiswegen<br />
der wetenschappelijke expedities<br />
opgenomen; niet die, waarop alleen loodingen<br />
verricht werden. ! )<br />
In elk geval hebben deze kaarten dit nut,<br />
dat ze de ligging der terreinen, waar het<br />
onderzoek nog niet is doorgedrongen, duidelijk<br />
doen zien. Maar de kaart van Oost-<br />
Indië vertoont bovendien één witte plek<br />
van volkomen omgekeerde beteekenis:<br />
Java, waar de eerste topographische opneming<br />
grootendeels reeds vóór en in het<br />
begin der voorgestelde periode valt en<br />
waar het wetenschappelijk onderzoek niet<br />
langs lijnvormige reiswegen beperkt is.<br />
Ook voor de topographisch opgenomen<br />
gedeelten der Buitenbezittingen dient deze<br />
kaart vergeleken te worden met die, welke<br />
den stand der opneming aangeeft.<br />
]) Van ëéne landexpeditie zijn ook de overzeesche routes aangegeven, nl.<br />
van de reis van Dr. R. D. M. Verbeek door de Oosthelft van den Archipel<br />
in 1899; het verband tusschen diens tochten was anders niet aan te geven.
INHOUD.<br />
Blz.<br />
Bestuur van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig<br />
Genootschap 3.<br />
Commissie voor de inrichting der Tentoonstelling<br />
. . . . : 4.<br />
Voorwoord, door J. J. K. Enthoven ... 5.<br />
Plattegrond der Tentoonstelling 7.<br />
Inleiding. Het ontstaan van hetkaartbeeld van<br />
den Indischen Archipel, doorDr. F. C.Wieder. 9.<br />
De cartographie van Nederlandsch Oost-Indië,<br />
door J. J. K. Enthoven 15.<br />
Driehoeksmetingen in Nederlandsch-Indië,<br />
1873—1913, door Dr. J. J. A. Muller . . 27.<br />
Overzicht van den opnemings- en kaarteeringsarbeid<br />
in de West-Indische Koloniën, door<br />
L. A. Bakhuis 35.<br />
De hydrographie van den Oost-Indischen Archipel,<br />
door J. M. Phaff 40.<br />
De oceanographie van den Oost-Indischen<br />
Archipel, door G. F. Tydeman .... 57.<br />
Natuurkundige aardrijkskunde van den Oost-<br />
Indischen Archipel, door Dr. J. P. van der<br />
Stok 66.<br />
De vermeerdering onzer geologische kennis<br />
van den Nederlandsch Oost-Indischen Archipel<br />
in de laatste 40 jaren, door Dr. R.<br />
D. M. Verbeek 72.<br />
De volkenkunde, door J. C. van Eerde 79.<br />
Landbeschrijving, door J. F. Niermeyer . . 90.<br />
Economische aardrijkskunde, door J. F. Niermeyer<br />
94.<br />
.
186<br />
Lijst der Inzenders.<br />
A. Nederlandsch Oost-Indië.<br />
Blz.<br />
I. Landkaarten 97.<br />
a. Topographische kaarten 97.<br />
Topographische dienst van Ned.-Indië . 97.<br />
Geographisch Instituut des Rijksuniversiteit<br />
te Utrecht 111.<br />
Maatschappij tot bevordering van het<br />
Natuurkundig Onderzoek der Ned.<br />
koloniën, Amsterdam 111.<br />
J. H. de Bussy, Amsterdam in.<br />
Vereeniging „Toeristenverkeer", Batavia 111.<br />
Joh. Ykema, Uitgever, 's Gravenhage,<br />
Schooluitgaven 111.<br />
J. B. Wolters, Uitgever, Groningen . . 111.<br />
b. Geologische kaarten 112.<br />
Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig<br />
.<br />
Genootschap, Amsterdam 112.<br />
Departement der Gouvernements Bedrijven,<br />
Batavia 112.<br />
Dr. J. F. Hoekstra, Amsterdam . . 112.<br />
C. J. M. Wertheim, m.i., 'sGravenhage 112.<br />
Prof. Dr. W. Volz, Erlangen . .114.<br />
Dr. J. Ahlburg, Berlijn 114.<br />
E. C. Abendanon, m.i., 's Gravenhage . 114.<br />
c. Economische kaarten 114.<br />
Departement der Burgerlijke Openbare<br />
Werken, Batavia 114.<br />
Geographisch Instituut der Rijksuniversiteit<br />
te Utrecht<br />
114.'<br />
Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />
Batavia 116.<br />
Departement der Gouvernements Bedrijven,<br />
Batavia<br />
ri6.<br />
a. Afdeeling Spoor- en Tramwegen 116.<br />
b. Afdeeling Post-, Telegraaf- en Telefoondienst<br />
116.<br />
.
187<br />
Blz.<br />
Departement van Financiën, Batavia. . 118.<br />
a. Hoofdbureau der In- en Uitvoerrechten<br />
en Accijnsen 118.<br />
b. Pandhuisdienst nB.<br />
Geographisch Instituut der Rijksuniversiteit<br />
te Utrecht 118.<br />
J. H. de Bussy, Amsterdam .... 119.<br />
11. Zeekaarten 119.<br />
Hydrographisch Bureau van het Departement<br />
van Marine, 's Gravenhage. . 119.<br />
111. Meteorologische kaarten<br />
Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch<br />
Instituut te De Bilt, en Koninklijk<br />
Nederlandsch Meteorologisch Observatorium,<br />
Batavia 124.<br />
IV. Boekwerken, atlassen, instrumenten . . 125.<br />
Maatschappij tot bevordering v/h Natuurkundig<br />
Onderzoek der Ned. Koloniën,<br />
Amsterdam 125.<br />
Hydrographisch Bureau van het Departement<br />
van Marine, 's Gravenhage. . 125.<br />
Koninklijk Meteorologisch Instituut, DeBilt 127.<br />
Martinus Nijhoff, 's Gravenhage . . . 130.<br />
Boekhandel en Drukkerij, voorheen E. J.<br />
Brill, Leiden . 130.<br />
Uitgevers-Maatschappij „Elsevier", Amsterdam<br />
131.<br />
Koninklijke Militaire Academie, Breda . 131.<br />
J. J. K. Enthoven, 's Gravenhage . . 131.<br />
J. H. de Bussy, Amsterdam . . . . 133.<br />
J. Smulders en Co., 's Gravenhage . . 133.<br />
J. B. Wolters, Groningen 133<br />
P. J. Kipp & Zonen, J. W. Giltay, opvolger,<br />
Delft 133.<br />
V. Voorstellingen van het Indische landschap,<br />
enz. door schilderijen, teekeningen, photographiën,<br />
enz. 134.
188<br />
Blz.<br />
a. Schilderijen, teekeningen . . . 134.<br />
Nederlandsch-Indische Kunstkring, Batavia 134.<br />
b. Photographiën, enz 134.<br />
Dr. A. H. Blaauw, Haarlem .... 134.<br />
Dr. J. Ahlburg, Berlijn 134.<br />
J. Bosman, Resident van Besoeki . . 135.<br />
Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />
Batavia 135.<br />
Dr. Am. Heim, Zürich 135.<br />
Dr. H. Hirschi, Zürich 135.<br />
J. E. Jasper, Soerabaja 135.<br />
Dr. J.P. Kleiweg de Zwaan, Amsterdam. 135.<br />
Dr. M. Mühlberg, Aarau 135.<br />
Dr. W. Roepke, Salatiga 136.<br />
J. F. Ruijter de Wildt, Malang . . . 136.<br />
Vereeniging „Toeristenverkeer", Batavia. 136.<br />
Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap,<br />
Amsterdam 136.<br />
Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />
Batavia 136.<br />
Th. F. A. Delprat, Amsterdam . . 137.<br />
Dr. Am. Heim, Zürich 137.<br />
Dr H. Hirschi, Zürich 137.<br />
Dr. J. P. Kleiweg de Zwaan, Amsterdam. 137.<br />
Prof. Dr. A. Maass, Berlijn 137.<br />
Dr. A. Tobler, Basel 137.<br />
W. L, Troostenburg de Bruyn, Nijmegen. 138.<br />
Prof. Dr. W. Volz, Erlangen .... 138.<br />
Dr. J. P. Kleiweg de Zwaan, Amsterdam. 138.<br />
Dr. M. Mühlberg, Aarau 138.<br />
Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis, Leiden . 138.<br />
D. Merens, te Koeta radja 138.<br />
E. C. Abendanon, m. i., 's Gravenhage 138.<br />
Dr. J. Ahlburg, Berlijn 138.<br />
Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />
Batavia. . 139.<br />
Dr. J. Elbert, Frankfurt a M. ... 139.<br />
Dr. H. Hirschi, Zürich 139.<br />
Dr. M. Mühlberg, Aarau. ..... 139.<br />
Drs. P. en F. Sarasin, Basel .... 139.<br />
J. Troostwijk, Batavia 139.<br />
.
.<br />
189<br />
Blz.<br />
Encyclopedisch Bureau v/h Departement<br />
van Binnenlandsch Bestuur, Batavia 139.<br />
Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap,<br />
Amsterdam 140.<br />
J. Bosman, Resident van Besoeki . . 140.<br />
Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />
Batavia 140.<br />
Prof. Dr K Deninger, Freiburg im Br. 140.<br />
J. C. van Eerde, Amsterdam .... 140.<br />
Dr. J. Elbert, Frankfurt a. M. ... 140.<br />
R. A. Kunst, Bussurn 140.<br />
Prof. Dr. J. Wanner, Bonn .... 141.<br />
Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap<br />
141.<br />
O. G. Heldring, ni. i., Moeara Aman . 141.<br />
P. E. Moolenburgh, Nijmegen. . . . 141.<br />
Maatschappij tot bevordering van het<br />
Natuurkundig Onderzoek der Nederl.<br />
Koloniën, Amsterdam 141.<br />
Prof. Dr. K. Deninger en E. Kresemann,<br />
Freiburg i/Br 141.<br />
A. M. Hens, Endeh 142.<br />
Dr. H. Hirschi, Zürich 142.<br />
Dr. M. Mühlberg, Aarau 142.<br />
H. J. A. Raedt van Oldenbarnevelt,<br />
Resident van Amboina 142.<br />
Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis, Leiden 142.<br />
Kleijnenberg & Co., Haarlem .... 142.<br />
Handelsmuseum van het Koloniaal Instituut,<br />
Amsterdam 142.<br />
B. West-Indische Koloniën 145.<br />
Gouvernement van Suriname .... 145.<br />
Gouvernement van Curacao .... 145.<br />
Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap,<br />
Amsterdam 146.<br />
J. H. de Bussy, Amsterdam .... 146.<br />
Prof. J.A. Grutterink, m.i., 's Gravenhage 146.<br />
Hydrographisch Bureau van het Departement<br />
van Marine, 's Gravenhage . 146.
Van<br />
190<br />
Blz.<br />
Stockum's Antiquariaat, 's Gravenhage<br />
147.<br />
Konink. Nederl. Meteorologisch Instituut,<br />
De Bilt. , 147.<br />
Joh. IJkema, 's-Gravenhage 147.<br />
Prof. J. A. Grutterink, m.i., 's-Gravenhage 147.<br />
Dr. H. van Cappelle, 's-Gravenhage . . 147.<br />
Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap,<br />
Amsterdam 148.<br />
C. Historisch-geographische afdeeling, samengesteld<br />
met medewerking van Dr. F. C.<br />
Wieder 148.<br />
. .<br />
a Kaarten 148.<br />
Geographisch Instituut, Utrecht 148.<br />
Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam 149.<br />
Jhr. J. W. Six, 's-Gravenhage. . 152.<br />
Geographisch Instituut, Utrecht. . 153.<br />
Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage<br />
153.<br />
Geographisch Instituut, Utrecht. . 159, 161.<br />
Jhr. J. W. Six, 's-Gravenhage . 160.<br />
Koninkl. Nederl Aardrijkskundig Genoot-<br />
.<br />
schap, Amsterdam . . 152, 157, 159, 161.<br />
b. Atlassen 161.<br />
Particuliere inzendingen .... 161, 164.<br />
Jhr. J. W. Six, 's-Gravenhage. 162.<br />
Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam 164.<br />
Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage 165.<br />
Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam 166.<br />
J. W. IJzerman, 's-Gravenhage 168.<br />
Geographisch Instituut, Utrecht . . . 168.'<br />
c. Reisbeschrijvingen 169.<br />
Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam . . 169.<br />
Particuliere inzendingen .... 169, 178.<br />
d. De oude hoofdwerken over de Hollandsche<br />
nederzettingen buiten Europa<br />
. .<br />
179.<br />
.
191<br />
Blz.<br />
Geographisch Instituut, Utrecht . . . 180.<br />
Particuliere inzending 180.<br />
Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam . 180.<br />
Particuliere inzending 181.<br />
Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam . 181.<br />
e. Kaartwerken betreffende Nederlandsch<br />
Oost-Indië, uit de eerste helft der<br />
XlXe eeuw 181.<br />
Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap<br />
181.<br />
Kaarten in opdracht van het Koninkl.<br />
Nederl. Aardrijkskundig Genootschap<br />
samengesteld door J. Schokkenkamp 182.<br />
.
DRUKKERIJ MOUTON & Co., DEN HAAG.