03.05.2015 Views

catalogus - theobakker.net

catalogus - theobakker.net

catalogus - theobakker.net

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KOLONIAAL-AARDRIJKSKUNDIGE<br />

TENTOONSTELLING<br />

TER GELEGENHEID VAN HET VEERTIG-<br />

JARIG BESTAAN VAN HET KONINKLIJK<br />

NEDERLANDSCH AARDRIJKSKUNDIG<br />

GENOOTSCHAP.<br />

20 SEPT. —31 OCT. 1913.<br />

CATALOGUS<br />

STEDELIJK<br />

MUSEUM AMSTERDAM.


KOLONIAAL-AARDRIJKSKUNDIGE<br />

TENTOONSTELLING<br />

TER GELEGENHEID VAN HET VEERTIG-<br />

JARIG BESTAAN VAN HET KONINKLIJK<br />

NEDERLANDSCH AARDRIJKSKUNDIG<br />

GENOOTSCHAP.<br />

20 SEPT.—3I OCT. 1913.<br />

CATALOGUS<br />

STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM


KONINKLIJK NEDERLANDSCH<br />

AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP,<br />

J.<br />

Beschermvrouwe:<br />

H. M. de Koningin.<br />

Eere- Voorzitter:<br />

Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden.<br />

W. IJzerman,<br />

Voorzitter.<br />

Dr. H. F. R. Hubrecht,<br />

Ouder-Voorzitter.<br />

Dr. J. F. Hoekstra,<br />

Secretaris.<br />

L. A. Bakhuis.<br />

A. A. Beekman.<br />

A. Brandes Sz.<br />

Dr. L. Bolk.<br />

Th. F. A. Delprat.<br />

J. Dudok van Heel.<br />

J. J. C. van Dijk.<br />

Dr. C Easton.<br />

J. C. van Eerde.<br />

Dr. E. van Everdingen.<br />

E. Heldring.<br />

Dr. K. Martin.<br />

Dr. G. A. F. Molensraafe.<br />

Dr. H. P. N. Muller.<br />

Dr. J. J. A. Muller.<br />

Huishoudelijk Bestuur:<br />

Overige Bestuursleden:<br />

H. C. Rehbock,<br />

Penningmeester.<br />

J. IJzerman,<br />

Bibliothecaris.<br />

L. Roosenburg,<br />

Bibliothecaris.<br />

J. F. Niermeyer.<br />

Dr. A. W. Nieuwenhuis.<br />

J. R. van Osselen.<br />

S. M. Phaff.<br />

J. C. Ramaer.<br />

G. P. Rouffaer.<br />

W. Ruijs.<br />

R. Schuiling.<br />

J. J. Staal.<br />

Mr. S. R. Steinmetz.<br />

W. Toose,<br />

G. F. Tydeman.<br />

J. W. Welcker.<br />

Dr. F. C. Wieder.


COMMISSIE VOORDE INRICHTING<br />

DER TENTOONSTELLING.<br />

J. J. K. Enthoven, Oud-kolonel Chef van den<br />

Topographischen dienst in Ned.-Indië, Voorzitter.<br />

E. C. Abendanon, Oud-ingenieur van het Mijnwezen<br />

in Ned.-Indië.<br />

C. W. H. Baard, Conservator van het Stedelijk<br />

Museum te Amsterdam.<br />

J. F. Niermeyer, Hoogleeraar aan 's Rijks Universiteit<br />

te Utrecht.<br />

J. M. Phaff, Kapt.-luit. t/zee, Sous-chef der afd. Hydrographie<br />

a/h Departement van Marine.<br />

Dr. J. P. van der Stok, Directeur aan het Kon.<br />

Ned. Meteor. Instituut te De Bilt.<br />

G. F. Tydeman, Vice-admiraal, Directeur en Commandant<br />

der Marine te Amsterdam.<br />

Dr. R. D. M. Verbeek, Oud-hoofdingenieur van het<br />

Mijnwezen in Ned.-Indië.<br />

Dr. J. F. Hoekstra, Secretaris v/h Kon. Ned. Aardr.<br />

Genootschap, Secretaris.


VOORWOORD.<br />

Het Bestuur van het Koninklijk Nederlandsch<br />

Aardrijkskundig Genootschap heeft gemeend 's Genootschaps<br />

40-jarig bestaan op geen waardiger wijze<br />

te kunnen vieren, dan door het inrichten eener tentoonstelling<br />

welke een duidelijk beeld geeft van den<br />

grooten vooruitgang, dien onze aardrijkskundige<br />

kennis van Oost- en West-Indië in het afgeloopen<br />

veertigjarig tijdperk heeft te boekstaven.<br />

Een zoo aanschouwelijk en volledig mogelijk beeld<br />

zou derhalve gegeven moeten worden van den tegenwoordigen<br />

stand der aardrijkskundige wetenschap<br />

van Neerland's koloniaal gebied, als tegenstelling<br />

van de zoo veel geringere bekendheid met Oosten<br />

West-Indië omstreeks 1873, het stichtingsjaar<br />

van het Genootschap.<br />

Rekening houdende met de beschikbare middelen,<br />

heeft de Commissie, die zich op verzoek van 's Genootschaps<br />

Bestuur met de voorbereiding en inrichting<br />

dezer tentoonstelling heeft belast, zich moeten<br />

bepalen tot het bijeenbrengen van de graphische<br />

uitkomsten, die zoowel op algemeen aardrijkskundig<br />

gebied als op dat der voornaamste hulpwetenschappen<br />

der geographie — de geodesie, hydrographie,<br />

geologie, meteorologie, enz. — betreffende de Nederlandsche<br />

koloniën in ongeveer de laatste halve eeuw<br />

mochten worden verkregen.<br />

Kaarten en graphische voorstellingen op velerlei<br />

gebied en in de grootste verscheidenheid moesten<br />

derhalve wel een hoofdrol op deze Koloniaal Aardrijkskundige<br />

Tentoonstelling spelen, terwijl van het<br />

exposeeren van ethnographisch materiaal, ondanks<br />

de nauwe betrekking tusschen de beschrijvende<br />

aardrijkskunde en de volkenkunde, moest worden<br />

afgezien.


6<br />

Ten einde echter ook een levendiger voorstelling<br />

te geven van den tegenwoordigen stand der aardrijkskundige<br />

kennis van Oost- en West-Indië dan<br />

uitsluitend langs cartographischen weg mogelijk was,<br />

werd tevens een rijke collectie photographische afbeeldingen<br />

betreffende het Indische landschap bijeengebracht,<br />

terwijl bovendien een kleine verzameling<br />

van in Indië vervaardigde schilderijen een kleurrijk<br />

en artistiek beeld der tropische natuur zal geven.<br />

Uit de talrijke boekwerken, die voor de aardrijkskunde<br />

onzer Koloniën van belang zijn, kon, in verband<br />

met de beschikbare ruimte, slechts een beperkte<br />

keuze worden gedaan.<br />

Een afzonderlijke afdeeling voor de historische<br />

aardrijkskunde omvat een aantal der belangrijkste<br />

kaartwerken — waaronder zeer zeldzame — waarin<br />

de Nederlandsche koloniën van voorheen en thans<br />

zijn voorgesteld tot aan den aanvang der topographische<br />

opnemingen.<br />

Tot nadere toelichting van hetgeen in onze Koloniën<br />

op geographisch gebied in uitgebreiden zin<br />

is verricht, heeft de Commissie eindelijk gemeend<br />

in den Catalogus aan de lijst der tentoongestelde<br />

voorwerpen eenige monographiën te moeten doen<br />

voorafgaan, die samen een duidelijk overzicht geven<br />

van de inderdaad buitengewone ontwikkeling der<br />

geographische kennis van Oost- en West-Indië in<br />

het afgeloopen 40-jarig tijdperk.<br />

Dankbaar moet worden erkend, dat de Commissie<br />

over het algemeen bij haren arbeid op ruime schaal<br />

medewerking heeft mogen ondervinden, en zeker<br />

niet 't minst van Regeeringswege. Aan die even<br />

welwillende medewerking als krachtige hulp, zoowel<br />

van zeer vele autoriteiten als van particulieren hier<br />

te lande en in de koloniën, is het vooral te danken,<br />

dat de Commissie haar taak heeft kunnen volvoeren.<br />

Amsterdam, September 1913-


Plattegrond der Koloniaal-Aardrijkskundige Tentoonstelling van het Koninklijk Nederlandsch<br />

Aardrijkskundig Genootschap, in het Stedelijk Museum te Amsterdam.


INLEIDING.<br />

HET ONTSTAAN VAN HET KAARTBEELD<br />

VAN DEN INDISCHEN ARCHIPEL.<br />

Toen de Nederlanders voor het eerst op het eind<br />

der XVIe eeuw in Indië kwamen, waren zij er geen<br />

pioniers. Zij volgden het pad door Spanjaarden en<br />

Portugeezen gewezen. De cartographie van den<br />

Indischen Archipel is dan ook ouder dan het begin<br />

der Hollandsche periode.<br />

De Portugeezen, die sinds Magelhaen's tocht reeds<br />

bijna een eeuw de zeeën van het verre Oosten bevoeren,<br />

hadden zich reeds een cartographisch beeld<br />

gevormd van de grootere eilanden en de eilandengroepen.<br />

Wij kunnen hier in het midden laten hoe<br />

dit beeld zich langzamerhand bij hen ontwikkelde,<br />

't zij genoeg er op te wijzen, dat enkele trekken van dit<br />

beeld reeds in de oudheid door Ptolomaeus geschetst<br />

waren naar de verhalen van kustvaarders, die zeker<br />

de plaats van het latere Singapore en waarschijnlijk<br />

den omtrek van Canton en China bereikten.<br />

Men kan aannemen, dat de door de Spanjaarden<br />

en Portugeezen in de XVIe eeuw uitgegeven kaarten<br />

waren, met meer zekerheid<br />

hier te lande bekend<br />

weten wij dit van het werk der Italiaansche<br />

cartographen,<br />

die in de XVIe eeuw de cartographie tot<br />

een groote hoogte wisten op te voeren. Hun arbeid<br />

baseerde zich, voor Amerika en Indië, vooral op<br />

Spaansche en Portugeesche kaarten.<br />

De arbeid van mannen als Gastoldi was hier niet<br />

alleen bekend, maar zijn kaarten werden reeds sedert<br />

het midden der XVIe eeuw hier nagedrukt, soms<br />

met belangrijke wijzigingen en oorspronkelijke toe-


10<br />

voegsels. Men vergelijke hiertoe de twee te Antwerpen<br />

verschenen herdrukken van Gastoldi's beroemde<br />

wereldkaart, beide op de Tentoonstelling aanwezig.<br />

En de eerste atlassen hier te lande samengesteld,<br />

zooals die van Ortelius, Mercator en de Jode geven<br />

van Indië niet anders dan de Portugeesche opvatting.<br />

Het beeld<br />

van den Indischen Archipel was nog<br />

verre van volledig. Sumatra, Java's Noordkust en<br />

Borneo's Westkust waren vrij voldoende bekend.<br />

De Zuidkust van Java was onbekend en bleef het<br />

nog lang. Ten Oosten van Borneo is de groepeering<br />

der eilanden nog zeer onzeker. Van Celebes is nog<br />

slechts het Zuider-gedeelte eenigszins bekend, en<br />

de veel te groote schaal waarop Gilolo is voorgesteld,<br />

doet vermoeden, dat dit eiland met Celebes<br />

verward werd. Van kennis van het binnenland is<br />

nog nergens sprake.<br />

De uitvoerigste kaarten van Indië vonden de<br />

eerste Hollandsche zeevaarders in het Itinerario van<br />

Jan Huygen van Linschoten, die zelf met de<br />

Portugeezen in Indië geweest was, en die daarenboven<br />

de werken waaruit kennis van Indië te putten<br />

was, grondig bestudeerd had. In zijn bibliotheek<br />

bevond zich bijv. het werk van Ramusio, de<br />

meest uitgebreide verzameling reisbeschrijvingen in<br />

de XVIe eeuw verschenen. Één deel van het<br />

exemplaar dat aan Linschoten behoord heeft, is<br />

onlangs teruggevonden en is thans op de Tentoonstelling<br />

aanwezig.<br />

Linschoten's kaarten zijn getrouwe copieën van<br />

Portugeesche origineelen; zij waren zeer zeker van<br />

onschatbare waarde voor onze ondernemende handelsen<br />

zeelieden.<br />

Maar de behoefte tot verbetering der nog zoo<br />

gebrekkige voorstelling liet zich evenzeer gevoelen<br />

en het was een voorname zorg der eerste expedities<br />

die naar Indië uitgingen, cartographische gegevens<br />

te verzamelen.<br />

Wij weten slechts weinig van deze eerste<br />

cartographische werkzaamheid in Indië. Enkele<br />

kaarten op de reis van Van Neck in Indië ge-


11<br />

teekend, zijn in het archief der Oost-Indische Compagnie<br />

bewaard gebleven. Doch in den laatsten tijd<br />

zijn aan het licht gekomen gegraveerde kaarten uit<br />

dien tijd (hoogst zeldzame stukken) die, blijkens<br />

hun opschriften, verschenen zijn na het terugkeeren<br />

van Hollandsche expedities uit Indië, of waarop<br />

men duidelijk aanwijzingen aantreft van die expedities<br />

afkomstig. Door de voorkomende bereidvaardigheid<br />

van den Heer Dr. C. P. Burger Jr., bibliothecaris<br />

der Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek, is het<br />

ons mogelijk niet minder dan zeven .dezer kaarten<br />

ten toon te stellen.<br />

Hoewel deze kaarten in verschillende jaren verschenen<br />

zijn, door verschillende teekenaars en graveurs<br />

ontworpen, is er zoo groote overeenkomst<br />

onderling, dat men ze voor de resultaten van een<br />

vast plan moet aanzien, een plan door één man<br />

ontworpen en uitgevoerd. Verschillende gegevens,<br />

te veelvuldig om er hier verder op in te gaan,<br />

maken het zeer waarschijnlijk dat die man Petrus<br />

Plancius was, de bekende Amsterdamsche predikant,<br />

geograaf en zeevaartkundige, van wien een tijdgenoot<br />

bij zijn portret getuigde „Dit is des hemels-,<br />

aard- en zeebeschrijver".<br />

Zijn arbeid op cartographisch gebied vangt aan<br />

met een groote wereldkaart, in 1592 verschenen,<br />

die een wijde vermaardheid verkreeg. Een voor<br />

het eerst in 1594 verschenen bewerking van dezelfde<br />

kaart op wat kleiner schaal, op deze Tentoonstelling<br />

aanwezig, beleefde tal van herdrukken en<br />

werd aan alle edities van Linschoten's Itinerario<br />

toegevoegd.<br />

Deze kaarten wijken nog slechts in geringe bizonderheden<br />

van de Portugeesche voorstelling af. De<br />

resultaten der eerste reizen waren nog van te<br />

weinig beteekenis om het algemeene beeld van den<br />

Indischen Archipel ingrijpend te wijzigen.<br />

Eerst langzamerhand, nadat er meer sprake begint<br />

te komen van een vestiging der Hollanders in<br />

Indië, kunnen wij op de kaarten der verschillende<br />

atlassen, in Nederland verschenen, de langzame<br />

vooruitgang volgen. De groote eilanden nemen


12<br />

allengs een meer aan de werkelijkheid nabijkomenden<br />

vorm aan; in de Molukken komt meer orde, Nieuw-<br />

Guinea en zelfs een groot gedeelte van de Westkust<br />

van Australië beginnen te verschijnen.<br />

Omstreeks 1660 begint men de eerste grootere<br />

afzonderlijke kaarten van Java, Sumatra en Borneo<br />

uit te geven.<br />

Hoe deze verbeteringen en aanvullingen langzamerhand<br />

ontstaan zijn, moeten ons de oorspronkelijke<br />

ter plaatse geteekende kaarten en schetsen<br />

leeren; hiervan is veel, zeer veel verloren gegaan,<br />

ook nog in onze dagen. Waar is bijv. de prachtige<br />

collectie van 49 op perkament geteekende zeekaarten<br />

van Oost-Indië van ± 1650 gebleven, die in het<br />

bezit was van den bekenden Haarlemschen kunsthistoricus<br />

Van der Willigen en die in $875 in de<br />

veiling zijner bibliotheek verkocht werd?<br />

Omstreeks 1660 is een kaart-type van Oost-Indië<br />

ontstaan, dat men het „Hollandsche" type kan noemen.<br />

Dit type omvat niet slechts den Indischen Archipel,<br />

maar strekt zich veel verder Westelijk en Noordelijk<br />

uit. Te beginnen met de Kaap de Goede Hoop,<br />

zet het zich voort langs Afrika's Oostkust en Azie's<br />

Zuid- en Oostkust tot voorbij Japan. Zóó uitgebreid<br />

was het handelsgebied van de Oost-Indische Compagnie<br />

!<br />

De kustlijnen en de vorm der eilanden zijn over<br />

het algemeen vrij juist, de fijnere details echter<br />

ontbreken nog, zoo ook alle kennis van het binnenland.<br />

Dit kaarttype heeft zich langen tijd gehandhaafd,<br />

zelfs tot in de tweede helft der XVIIIe eeuw. Gedurende<br />

die lange periode is echter veel werk verricht<br />

en hebben tal van zeelieden verbeterde en<br />

uitgebi eidere kaarten van enkele eilanden en kortere<br />

kuststreken naar het vaderland medegebracht.<br />

En hier was lange jaren een handelshuis, dat<br />

als een centraal punt de resultaten van dien arbeid<br />

tot zich trok en door bekwame personen liet bearbeiden<br />

tot voor de praktijk geschikte kaarten. Dit<br />

was de beroemde uitgeverszaak Van Keulen, sedert<br />

ongeveer 1680 te Amsterdam gevestigd.


13<br />

Wij kennen slechts ten deele de bemoeiingen der<br />

Van Keulens, maar de ons ten dienste staande gegevens<br />

laten ons zien, dat reeds van het begin af<br />

aan bij hen het streven bestond een zoo volledig<br />

mogelijken zeeatlas van Oost-Indië uit te geven.<br />

Vooral sedert ongeveer 1720, nadat Gerard van<br />

Keulen zijn vader opgevolgd was, treffen wij tal<br />

van zeer uitvoerige zeekaarten aan van de verschillende<br />

gedeelten van den Archipel en van afzonderlijke<br />

eilanden; men zie de groote kaarten<br />

van Java, Sumatra en Borneo, die een sterken<br />

vooruitgang in details vormen op de kaarten van<br />

Janssonius.<br />

In 1753 hadden de Van Keulens hun doel bereikt,<br />

toen zij hun grooten Atlas van Oost-Indië lieten<br />

verschijnen, die ter tentoonstelling aanwezig is.<br />

Met de uitgave van dezen Atlas bereikte het huis<br />

Van Keulen zijn hoogtepunt, en hiermede had ook<br />

de cartographie van ons Indië voor dien tijd zijn<br />

hoogste ontwikkeling gevonden. Zijn de kustlijnen<br />

thans veel meer ontwikkeld dan op het type van<br />

1660, het binnenland blijft nog altijd even onbekend.<br />

Van opzettelijke cartographische opnamen is gedurende<br />

deze geheele periode in Indië nauwelijks<br />

sprake, het vaststellen van den omvang der landerijen<br />

waarover geschillen ontstonden, routekaarten van<br />

zeer zeldzaam in het binnenland ondernomen tochten,<br />

is zoowat alles wat de archieven der Compagnie<br />

opleveren.<br />

En ook de cartographie der kustlijn kwam met<br />

het jaar 1753 tot stilstand. Wat er sedert verschijnt<br />

is slechts zelden verbetering, gewoonlijk is het<br />

nadruk van steeds meer verouderend materiaal.<br />

In dien tijd waarin bij ons het verval intreedt,<br />

neemt de werkzaamheid der Engelschen meer en<br />

meer toe. De geschiedenis van het huis Van Keulen<br />

gaat nauw samen met die onzer cartographie. Van<br />

oorspronkelijke uitgevers, die bij voorkeur uit nog<br />

onbekende bronnen putten, worden de Van Keulens<br />

meer en meer debitanten, vooral van Engelsche<br />

kaarten. En ten slotte neemt de Engelsche cartographie,<br />

krachtig bestuurd door het Hydrographic


14<br />

Office, bij den stilstand der Hollandsche, zoozeer<br />

de overhand, dat het huis Van Keulen, dat als<br />

kaarten-uitgever eens een wereldvermaardheid bezat,<br />

in zijn Catalogus van 1824 voor de cartographie<br />

van ons Indië als het beste aanbeveelt „The English<br />

Pilot".<br />

Nederlandsch-Indië werd in die dagen bij voorkeur<br />

bevaren met Engelsche kaarten.<br />

F. C. Wieder.


DE CARTOGRAPHIE VAN NEDER-<br />

LANDSCH OOST-INDIË.<br />

Hoe het, wat de landkaarten betreft, omstreeks<br />

een eeuw geleden met het kaartbeeld van den<br />

Nederlandsch-Indischen Archipel gesteld was, blijkt<br />

zeker het best uit den in 1818 door Van den Bosch<br />

uitgegeven en thans tentoongestelden Atlas, waaromtrent<br />

de vervaardiger, die zich door zijn langdurig<br />

verblijf in de koloniën en zijn voortdurende<br />

bemoeienis met de opneming en kaarteering van<br />

den Archipel, in staat gesteld achtte de beste bescheiden<br />

te verzamelen, zelf meende te moeten verklaren<br />

: l<br />

)<br />

„Daar echter de meeste dezer bezittingen nog<br />

„niet behoorlijk topographisch opgenomen zijn, en<br />

„de gedane metingen veelal op de oogmaat geschied-<br />

„den, terwijl eene verbetering daarin, door vele,<br />

„bijna onoverkomelijke bezwaren nog lang zeer moei-<br />

„lijk zal zijn, zoo blijft deze Atlas, hoewel misschien<br />

„het volledigste wat wij tot nu toe bezitten, nog<br />

„altijd verre van de volkomenheid verwijderd.<br />

„Door de reizen van den majoor von Wollzogen,<br />

„die de Staten van Mataram bezocht, konden de<br />

„kaarten der Vorstenlandeh gegeven worden.<br />

„Van Sumatra was het niet mogelijk eene eenigs-<br />

„zins nauwkeurige schetskaart te geven, daar de<br />

„binnenlanden onbekend zijn en de kennis der<br />

„kusten, al nam men alle Engelsche en Neder-<br />

„landsche gegevens te samen, ten hoogste onzuiver<br />

„en onvolledig was.<br />

„Van Celebes, dat nooit opgenomen was, kan<br />

') Zie het artikel van R. F. De Seijff in het Natuurkundig<br />

Tijdschrift van Ned. Indië, jaargang 1856,deel XI


16<br />

„geen bizondere kaart gegeven worden, terwijl de<br />

„uitgestrektheid van Borneo den Europeanen het<br />

„indringen binnenlands heeft belet, en de ongezonde<br />

„lucht hen van de kusten verdrijft."<br />

Men stelde zich toch toenmaals het binnenland<br />

van Borneo voor als eene in den regentijd onder<br />

water staande moerassige vlakte; meende dat alle<br />

rivieren uit één groot meer ontstonden en dat het<br />

binnenland, van Noord naar Zuid door het zoogenaamde<br />

Kristalgebergte doorsneden, zich door<br />

vele aardbevingen en uitbarstingen kenmerkte.<br />

Maar zelfs voor Java beschikte men toen nog<br />

slechts over vrij ruwe schetskaarten, ten minste de<br />

in 1820 door de officieren van den Algemeenen<br />

Staf en der Genie bewerkte kaart van Java, veelal<br />

berustende op gegevens afkomstig van de Marineschool<br />

te Samarang, droeg nog een geheel schetsmatig<br />

karakter, en bij het uitbreken van den Javaoorlog<br />

in 1825 moest men zich met cartographisch<br />

materiaal behelpen, dat voor een goed deel tijdens<br />

het Engelsch tusschenbestuur door Raffles bijeengebracht<br />

was.<br />

In de eerste helft der 19e eeuw werden veel<br />

opmetingen verricht en cartographische gegevens<br />

verzameld tijdens de vele toen in den Archipel gevoerde<br />

oorlogen en ondernomen militaire expedities,<br />

en ook de toen plaats gehad hebbende verkenningsen<br />

ontdekkingsreizen droegen veel bij tot de vermeerdering<br />

der geographische kennis van het zoo<br />

uitgestrekte Indische eilandenrijk. Maar er bestond<br />

helaas weinig of geen verband tusschen al dat<br />

opnemingswerk. Alles bleef dan ook min of meer<br />

schetsmatig en van uit ons tegenwoordig standpunt<br />

bezien hoogst onvolledig.<br />

Tot de voornaamste kaartwerken, welke in die<br />

periode verschenen en die voor zooveel mogelijk<br />

thans tentoongesteld<br />

zijn, behooren:<br />

1833 eene „Esquisse de I'ile de Java, divisée en<br />

résidences avec indication des chefs-lieux" door<br />

F. V. A. de Stuers — een schetskaart vervaardigd<br />

naar de kaart van Raffles en aangevuld met alle<br />

gegevens tijdens den Java-Oorlog verzameld;


17<br />

1834 de „Kaart van Java" op 1 : 500.000 door<br />

von Schierbrandt;<br />

1836 de „Etappenkaart van Java"door W.Brouwer;<br />

1842 de „Algemeene kaart van Nederlandsch<br />

Oost-Indië", schaal 1 : 2.250.000, van Baron von<br />

Derfelden von Hinderstein;<br />

1845 de „Kaart van het eiland Java en omliggende<br />

eilanden en vaarwaters" schaal 1 : 500.000<br />

door P. Baron Melvill van Carnbée;<br />

1847 de „Algemeene kaart van Nederlandsch<br />

Oost-Indië" schaal<br />

1 : 5.000.000 uitgegeven door de<br />

Kon. Mil. Academie te Breda;<br />

1850 de „Kaart van Java en Madoera" 1:1.000.000<br />

door kapitein Ie Clercq;<br />

1853 de „Kaart van het Gouvernement Sumatra's<br />

Westkust", schaal 1 : 500.000 door kapitein L. W.<br />

Beyerinck;<br />

1856 de „Kaart van het eiland Java" schaal<br />

1 : 350.000 door Dr. F. Junghuhn (resultaat van<br />

diens onderzoekingen van 1835— x 848);<br />

1853—1862, de „Algemeene Atlas van Nederlandsch-Indië",<br />

door P. Baron Melvill van Carnbée<br />

en W. F. Versteeg.<br />

Laatstgenoemd hoogst merkwaardig kaartwerk,<br />

geheel naar officiëele bescheiden samengesteld en<br />

met goedkeuring der Regeering uitgegeven, onderscheidt<br />

zich door de uitvoerigheid en nauwkeurigheid<br />

der teekening, zoomede door zijn keurige bewerking,<br />

en zeker niet in 't minst door de waarde, die zelfs<br />

thans nog aan verscheidene der in dien Atlas voorkomende<br />

kaarten der kleinere eilanden kan worden<br />

toegekend.<br />

Door de uitgave van dit kaartwerk is in het<br />

midden der vorige eeuw ontegenzeggelijk op vrij<br />

voldoende en tevens weinig kostbare wijze voorzien<br />

in de toen reeds, en vooral uit een bestuursoogpunt,<br />

zoo dringende behoefte aan bruikbaar kaartmateriaal<br />

van ons zoo uitgestrekt koloniaal gebied.<br />

Maar al was ook hiermede het gehalte der kaarten<br />

van onze „Oost" niet onbeduidend verbeterd, het<br />

kaartbeeld beantwoordde toch nog geenszins aan de<br />

eischen, die omstreeks de hellt der vorige eeuw


18<br />

ook in Ned. Indië op den voorgrond traden, n.l.<br />

het ontwerpen van een verdedigingsplan voor Java<br />

tegen een Buitenlandschen vijand.<br />

Daartoe moest men toch kunnen beschikken over<br />

zoogenaamde topographische kaarten, dat zijn kaarten<br />

op betrekkelijk groote schaal, die o. m. een alleszins<br />

juiste voorstelling moeten geven van de configuratie,<br />

de bodemgesteldheid, de begroeïing en bebouwing<br />

van het terrein.<br />

Rekening houdende met die eischen, werd het<br />

Departement van Oorlog te Batavia in 1849 door<br />

de Indische Regeering gemachtigd om met de terreinopneming,<br />

noodig voor de samenstelling van<br />

zulke meer uitvoerige kaarten, een aanvang te doen<br />

maken.<br />

Aanvankelijk bepaalde dit opnemingswerk zich<br />

tot het terrein tusschen Batavia en Buitenzorg, dat<br />

naar men meende het eerst voor een verdediging<br />

tegen een Buitenlandschen vijand in aanmerking kon<br />

komen. Nadat dit terrein op de schaal 1 : 10.000<br />

in kaart was gebracht, werd besloten om die speciaal<br />

militaire opneming over de geheele toenmalige<br />

residentie Batavia uit te strekken.<br />

Toen men in 1853met geheel Batavia was gereed<br />

gekomen, hadden de met die meer uitvoerige metingen<br />

verkregen resultaten het nut eener opneming<br />

op groote schaal zóó duidelijk in het licht gesteld<br />

— die eerste topographische opneming had echter<br />

nog grootendeels op het oog en den pas plaats —<br />

dat in December van dat zelfde jaar tot de topographische<br />

opneming van de geheele residentie<br />

Cheribon werd besloten, welke opneming tevens<br />

met eene driehoeksmeting gepaard zou gaan, en<br />

derhalve ook zooveel mogelijk op een goeden wiskunstigen<br />

grondslag zou berusten.<br />

En hiermede deed ook de geodesie voor goed<br />

haar intree bij het opnemingswerk in ons Koloniaal<br />

gebied, zooals t.a.p. meer uitvoerig is uiteengezet.<br />

Dat echter de opvatting van het nut, dat uit<br />

driehoeksmetingen voor de topographie van een land<br />

kan getrokken worden, toenmaals een geheel andere<br />

was dan thans, moge blijken uit de in 1853 gegeven


19<br />

voorschriften betreffende de in de residentie Cheribon<br />

uit te voeren geodetische metingen, namelijk, dat<br />

„de vaste punten voor bovenbedoelde opname (Cheribon)<br />

zullen worden bepaald door de thans op Java<br />

aanwezige geographische ingenieurs, ten einde op<br />

die wijze den dirigeerenden officierder topographische<br />

opname in staat te stellen den trouwen en kundigen<br />

opnemer te onderscheiden van den ontrouwen en<br />

onkundigen, en opdat de samen te stellen kaart<br />

(i : 10.000) dié nauwkeurigheid en zekerheid erlange,<br />

welke bij zulk een belangrijk werk een eerste vereischte<br />

zijn: suilende de topographische opname die<br />

der geographische ingenieurs eenigen tijd vooruit<br />

moeten zijn."<br />

In 1853 spande men dus op geodetisch en topographisch<br />

gebied de paarden nog achter den wagen,<br />

en het behoeft wel geen nader betoog, dat in Cheribon<br />

de topographische opneming zoo goed als niet<br />

op het geodesisch <strong>net</strong> is gebaseerd geweest.<br />

Het is gelukkig geweest dat de Indische Regeering<br />

toenmaals in hare Geographische ingenieurs<br />

over deskundigen en raadgevers beschikte, die reeds<br />

in 1857, bij den aanvang der topographische opneming<br />

van de residentiën Banjoemas en Bagelen,<br />

tot eene meer rationeele zienswijze omtrent het<br />

noodzakelijk verband tusschen geodesie en topographie<br />

deden besluiten!<br />

Het Gouv. Besluit van 1853 (25 Dec. Np. 10),<br />

waarbij tot de geregelde topographische opneming<br />

van Cheribon werd besloten, kan gerekend worden<br />

de grondslag te zijn van het ontstaan der zoogenaamde<br />

„Militaire verkenningen" een diensttak waaruit<br />

in<br />

1874 (G.B. van 7 April No. 2) de Topographische<br />

dienst werd geboren, welke, als daartoe in de eerste<br />

plaats bestemd, zeker in den allerruimsten zin tot<br />

de geleidelijke ontwikkeling van de Indische cartographie<br />

heeft kunnen bijdragen.<br />

Met den aanvang der geregelde topographische<br />

opneming van Java in 1853 kan tevens gerekend<br />

worden dat het nieuwste tijdperk der Indische cartographie<br />

intrad.<br />

Het bestek van dezen <strong>catalogus</strong> gedoogt uit den


20<br />

aard der zaak niet hier in bizonderheden te treden<br />

omtrent de wijze, waarop de bescheiden diensttak<br />

van 1853—en ook nog van 1874— geleidelijk<br />

heeft kunnen ontwikkelen tot den belangrijken dienst,<br />

zooals wij dien tegenwoordig in Indië kennen, en<br />

evenmin om den geleidelijken voortgang van het<br />

opnemings- en kaarteeringswerk van dien dienst<br />

hier uitvoerig te bespreken.<br />

Wij meenen hiervoor te mogen verwijzen naar<br />

de literatuur over dit onderwerp, w.o. de brochure,<br />

welke het Topographisch bureau te Batavia in 189r<br />

het licht deed zien, waarin een beknopt overzicht<br />

van de wording en de geleidelijke ontwikkeling van<br />

dien dienst, zoomede gegevens omtrent de toenmalige<br />

organisatie en werkwijze zijn opgenomen, en voorts<br />

naar de door hetzelfde bureau ter toelichting van<br />

zijn hoogst belangrijke inzending op deze Tentoonstelling<br />

voor belangstellenden beschikbaar gestelde<br />

brochure, welke eveneens eenige gegevens omtrent<br />

de geschiedenis, zoomede de tegenwoordige organisatie<br />

en werkwijze van den meer genoemden<br />

dienst bevat.<br />

Vervulde de Topographische dienst reeds sedert<br />

lange jaren een hoogst belangrijke rol in de cartographie<br />

van Nederlandsch-Indië, ook omdat die dienst<br />

veelal pionierswerk te verrichten had, waar het<br />

goldt door opneming of terreinverkenning meerdere<br />

kennis van land en volk te vergaren, de na jarenlange<br />

voorbereiding in 1907 in Nederlandsch-Indië<br />

tot stand gekomen centralisatie op opnemings- en<br />

kaarteerings gebied heeft de arbeidssfeer van den<br />

Top. dienst nog zeer aanmerkelijk uitgebreid.<br />

Niet alleen alle geodetische, maar ook zooveel<br />

doenlijk alle terrein-opnemingswerkzaamheden, welke<br />

vroeger bij de verschillende Departementen van<br />

Algemeen Bestuur onafhankelijk van andere diensten<br />

werden verricht, zijn toch toen onder éénhoofdige<br />

leiding naar den Topographischen dienst overgebracht.<br />

In Ned. Indië is op die wijze in het opnemingswerk<br />

de meest mogelijke samenwerking en<br />

vereenvoudiging verkregen, waardoor tevens het<br />

vroeger herhaaldelijk opmeten van éénzelfde terrein


voor<br />

21<br />

verschillende doeleinden, met de daaraan onvermijdelijk<br />

verbonden groote geldelijke nadeelen<br />

voor den lande, ten eenemale werd uitgesloten.<br />

De Topographische dienst van Nederlandsch-<br />

Indië is dan ook geleidelijk eene organisatie ten<br />

bate der algemeene belangen van ons zoo uitgestrekt<br />

koloniaal gebied geworden en hiermede ontegenzeggelijk<br />

ook van een niet te miskennen centrale<br />

beteekenis voor geheel Indië.<br />

Het behoeft wel geen nader betoog, dat eene<br />

geregelde en nauwkeurige opneming en kaarteering<br />

van een zóó reusachtig arbeidsveld als de Oost-<br />

Indische Archipel, dat zich langs bijna een zesde<br />

deel van den omtrek der aarde uitstrekt, niet in enkele<br />

tientallen van jaren ten einde kon worden gebracht<br />

— die van Java kwam eerst in 1885 geheel gereed - ,<br />

en dat wij ons helaas zelfs thans nog voor enkele<br />

zeer belangrijke deelen van dienArchipel (Z.- en O.-<br />

Afdeeling van Borneo en het grootste deel van<br />

Celebes) met eenvoudige schetskaarten moeten<br />

tevreden stellen, terwijl andere, zelfs zeer uitgestrekte<br />

gedeelten van dat arbeidsveld (verscheidene<br />

der Kleine Soenda-eilanden en een groot deel van<br />

den Molukschen Archipel) als 't ware nog geheel<br />

braak liggen.<br />

In niet onbelangrijke mate is dit o.m. veroorzaakt<br />

door de zeer spoedige veroudering waaraan de<br />

Indische landkaarten blootgesteld zijn, als een gevolg<br />

van de gelukkig buitengewone economische ontwikkeling<br />

van ons koloniaal rijk, vooral sedert het<br />

begin dezer eeuw. Zeer uitgestrekte en voor betrekkelijk<br />

weinige jaren nog slechts met maagdelijk<br />

woud bezette landstreken worden toch, dank zij<br />

den particulieren ondernemingsgeest, hoe langer hoe<br />

meer in rijke cultuurgebieden herschapen ; het spoor-,<br />

tram- en gewone wegen<strong>net</strong>, zoomede het irrigatiewezen<br />

moest met dien grooten vooruitgang op<br />

cultuurgebied wel zooveel mogelijk gelijken tred<br />

nieuwe nederzettingen verrijzen alom, en<br />

houden;<br />

onze Indische landkaarten blijken helaas soms reeds<br />

enkele jaren na de tot standko'ming niet meer te<br />

beantwoorden aan de hooge eischen, die daaraan


22<br />

thans vooral uit een economisch oogpunt noodwendig<br />

moeten gesteld worden.<br />

Herziening, om- en bijwerking der topographische<br />

kaarten is dan ook voortdurend een onverbiddelijke<br />

eisch voor Nederlandsch-Indië, en om daaraan<br />

te voldoen moet noodwendig een niet onbelangrijk<br />

deel van het beschikbaar technisch personeel<br />

doorloopend met herzieningswerkzaamheden worden<br />

belast, in stede van te kunnen medewerken tot de<br />

opneming en kaarteering van nog niet nauwkeurig<br />

in kaart gebrachte gedeelten van den Archipel.<br />

Ter zake mag zeker evenmin over het hoofd<br />

worden gezien, dat de binnenlandsche politieke<br />

toestanden van Nederlandsch-Indië tot aan het begin<br />

dezer eeuw een niet onbelangrijk deel van ons<br />

koloniaal rijk voor een zeer intensieven opnemingsarbeid<br />

als 't ware ontoegankelijk maakte, en dat<br />

eerst sedert dien, in verband met de toen meer op<br />

den voorgrond getreden ,Buitenbezittingen-politiek"<br />

de directe bestuurs-bemoeienis met verscheidene tot<br />

dien tijd weinig bekende deelen van dien archipel<br />

een aanvang heeft genomen, en die landstreken<br />

eigenlijk ook toen eerst voor eene geregelde opneming<br />

werden ontsloten.<br />

De rijke inzending van den Topographischen<br />

dienst op deze Tentoonstelling, zoomede de voor<br />

belangstellenden beschikbaar gestelde volledige opgave<br />

van kaarten, enz., welke thans bij het hoofdbureau<br />

van dien dienst te Batavia, zoomede hier te<br />

lande voor het algemeen verkrijgbaar zijn, kunnen<br />

echter overtuigend doen blijken, dat men in Indië<br />

er met groote krachtsinspanning naar heeft gestreefd<br />

om de aardrijkskundige kennis van ons Koloniaal<br />

gebied in het algemeen en zeker ook de topographische<br />

kennis in 't bizonder, zooveel mogelijk te<br />

bevorderen.<br />

De reproductie van het in vroegere jaren meer<br />

eenvoudige Indische kaartwerk werd uitsluitend bij<br />

het Topographisch bureau te Batavia uitgevoerd,<br />

terwijl tot voor weinige jaren voor de zeer belangrijke<br />

cartogaphische uitgaven ook de medewerking<br />

werd ingeroepen van de Topographische Inrichting


23<br />

van het Departement van Oorlog te 's-Gravenhage,<br />

die de Indische cartographie ontegenzeggelijk heeft<br />

mogen verrijken niet ware meesterstukken op het<br />

gebied der kaartreproductie (de Residentiekaarten<br />

van Java op i : iooooo, de Atlas van Ned.-Indië<br />

van Stemfoort en ten Siethoff).<br />

Sedert het Lithographisch etablissement van de<br />

Topographische inrichting te Batavia echter geleidelijk<br />

de beschikking heeft gekregen over de<br />

meest moderne technische hulpmiddelen, maar vooral<br />

over een technischen leider, die dekaartreproductie<br />

aldaar geheel op de hoogte van den tegenwoordigen<br />

tijd heeft weten te brengen, is men te Batavia in<br />

staat tot de vervaardiging van de grootste en moeilijkste<br />

kaartwerken, die op reproductiegebied den<br />

toets eener vergelijking met hetgeen in Europa<br />

onder zoo oneindig veel gunstiger omstandigheden<br />

tot stand komt, zeker met glans kunnen doorstaan.<br />

De heer J. W. Teillers, die sedert 1900 aan het<br />

hoofd van bedoeld etablissement staat, verdient in<br />

dit verband hier zeker wel eene eervolle vermelding.<br />

Dat van Regeeringswege, ofmet behulp van haren<br />

grooten steun, gedurende de laatste 40 jaren ook<br />

nog in verschillende andere richtingen een zeer<br />

groote werkzaamheid aan den dag werd gelegd om<br />

de aardrijkskundige kennis van Nederlandsch-Indië<br />

belangrijk te bevorderen, en dat de van haar uitgegane<br />

kaartwerken, wetenschappelijke boekwerken en verslagen<br />

op natuurwetenschappelijk gebied in het<br />

algemeen daarmede gelijken tred hebben gehouden,<br />

zal zeker niet minder overtuigend uit het tentoongestelde<br />

kunnen blijken.<br />

Zoo zijn de van wege het Departement van Marine<br />

uitgevoerde, omvangrijke hydrographische opnemingen,<br />

welke hierachter meer in 't bizonder worden<br />

besproken, voor de cartographie van den Oost-<br />

Indischen eilandenwereld van het allergrootste belang<br />

geweest. Een zeer juiste kennis van vaarwaters, kustlijnen,<br />

baaien en havens, zoomede hoogst belangrijke<br />

gegevens op het gebied der Oceanographie


24<br />

in het algeme-en, hebben wij aan die nauwkeurige<br />

opnemingen te danken.<br />

Op het gebied der Natuurkundige aardrijkskunde<br />

werd voorts in Nederlandsch-Indië door het mede<br />

onder genoemd Departement ressorteerend Koninklijk<br />

Mag<strong>net</strong>isch en Meteorologisch Observatorium te<br />

Batavia, tevens het eenige Geophysisch Instituut<br />

in de tropen, een wetenschappelijke arbeid van<br />

groote beteekenis geleverd op het gebied van getijstroomingen,<br />

windrichting, aardmag<strong>net</strong>isme, seismologie,<br />

enz., en in het algemeen op het gebied<br />

der meteorologie en klimatologie, zooals in dezen<br />

<strong>catalogus</strong> nog nader wordt toegelicht, en zeker niet<br />

minder uit het thans tentoongestelde kaartwerk blijkt.<br />

Het geologisch opnemingswerk, dat in de laatste<br />

tientallen van jaren zoowel van Regeeringswege<br />

door den Dienst van het Mijnwezen, als door enkele<br />

groote Mijnbouwmaatschappijen, zoomede door tal<br />

van particuliere wetenschappelijke explorateurs in<br />

Ned.-Indië werd verricht, schonk het aanzijn aan<br />

waardevolle geologische kaarten, die voor den practischen<br />

mijnbouw van het allergrootste belang kunnen<br />

worden geacht.<br />

Ten behoeve der Irrigatie van Java werden door<br />

het Departement der Burgerlijke Openbare Werken<br />

verscheidene zeer omvangrijke irrigatie-opnemingen<br />

verricht en bevloeiingskaarten vervaardigd en uitgegeven.<br />

De dienst van het Boschwezen vervaardigde talrijke<br />

boschkaarten der djati-complexen op Java,<br />

welke echter niet zijn uitgegeven, evenmin als de<br />

tot voor weinige jaren nog door den Kadastralen<br />

dienst vervaardigde kaarten op landrente-gebied,<br />

waarvan de opneming en kaarteering sedert 1907<br />

naar den Topographischen dienst zijn overgebracht.<br />

Met betrekking tot hetgeen van Regeeringswege<br />

op deze Tentoonstelling werd ingezonden, vermeenen<br />

wij nog de bizondere aandacht te moeten<br />

vestigen op de door het Departement van Binnenlandsch<br />

Bestuur te Batavia tentoongestelde Overzichtskaart<br />

van Java op de schaal 1: 500.000, waarop


25<br />

in groote trekken de verschillende soorten van<br />

grondbezit zijn aangegeven, die uit een economischaardiïjkskundig<br />

oogpunt van belang zijn, en op de<br />

inzending van het onder hetzelfde Departement<br />

ressorteerend, eerst kortelings opgericht Encyclopaedisch<br />

Bureau, betreffende een exploratietocht door<br />

een deel van het eiland Celebes.<br />

Voorts op de belangrijke inzending van het Departement<br />

der Gouvernements-Bedrijven te Batavia,<br />

bestaande uit Spoor- en Tramwegkaarten, en uit<br />

kaarten betreffende den Post-Telegraaf- en Telefoondienst<br />

in Nederlandsch-Indië. waaruit o.m. de zoo<br />

buitengewone uitbreiding der verkeersmiddelen in<br />

het afgeloopen 40-jarig tijdperk kan blijken, zoomede<br />

uit kaartmateriaal betrekking hebbende op den mijnbouw<br />

in Ned.-Indië.<br />

Bizondere aandacht verdient niet minder de mede<br />

uit een economisch oogpunt zoo merkwaardige inzending<br />

van het Departement van Financiën te<br />

Batavia, bestaande uit graphische voorstellingen<br />

betreffende den In- en Uitvoer in ons tropengebied<br />

van 30 jaar geleden en thans, en uit eene voorstelling<br />

der Stoomvaartlijnen in en op Nederlandsch-<br />

Indië.<br />

Het vorenstaande samenvattende, kan worden<br />

getuigd, dat, rekening houdende met de financiëele<br />

draagkracht van Nederlandsch-Indië, van Regeeringswege<br />

op onbekrompen wijze is medegewerkt tot<br />

bevordering der geographische kennis van Tropisch<br />

Nederland, overtuigd als Zij was, dat kennis van<br />

land en volk in den meest uitgebreiden zin een<br />

hoofdvereischte is om het door Nederland als groote<br />

Koloniale Mogendheid overheerschte rijk en deszelfs<br />

bewoners tot meerdere ontwikkeling, beschaving en<br />

welvaart te brengen.<br />

En wanneer wij nog de aandacht hebben gevestigd<br />

op de talrijke bijdragen, die in de laatste<br />

40 jaren zoowel door Nederlandsche als door Buitenlandsche<br />

natuuronderzoekers aan de Indische cartographie<br />

zijn geleverd, en wij verder in 't licht<br />

hebben gesteld de vruchtbare werkzaamheid op dat<br />

gebied van de Maatschappij ter Bevordering van


26<br />

het Natuurkundig Onderzoek der Nederlandsche<br />

Koloniën en van het aan die Maatschappij nauw<br />

verwant Indisch Comité ie Batavia, op deze Tentoonstelling<br />

gedemonstreerd door hare kostbare<br />

uitgaven, betrekking hebbende op de expedities,<br />

welke door genoemde Maatschappij zijn uitgezonden<br />

of ondersteund, dan valt ten slotte nog te wijzen<br />

op het vele, dat door ons jubileerend Genootschap<br />

op het gebied der Indische cartographie werd verricht.<br />

De reeds lijvige serie deelen van 's Genootschaps<br />

Tijdschrift, zoomede de vele afzonderlijke wetenschappelijke<br />

werken door hetKoninklijk Nederlandsch<br />

Aardrijkskundig Genootschap uitgegeven, leggen<br />

daarvan op deze Tentoonstelling zeker het meest<br />

sprekend getuigenis af.<br />

J. J. K. Enthoven.


DRIEHOEKSMETINGEN IN NEDER-<br />

LANDSCH-INDIË.<br />

1873—1913-<br />

Toen in 1873 <strong>net</strong> Aardrijkskundig Genootschap<br />

werd opgericht, waren de werkzaamheden voor de<br />

driehoeksmeting van Java, welke in rB6i onder<br />

leiding van den Hoofdingenieur van den Geographischen<br />

dienst, Prof. Dr. J. A. C. Oudemans waren<br />

aangevangen, nog in vollen gang. Op de meeste<br />

stations van het driehoeks<strong>net</strong> waren de metingen<br />

reeds verricht en in dat zelfde jaar werd de eerste<br />

basis gemeten, nabij Simplak in West-Java, met<br />

den reeds in 1867 door Repsold te Hamburg geleverden<br />

toestel, die in 1872 uit Nederland was<br />

ontvangen.<br />

Deze driehoeksmeting had niet alleen ten doel<br />

het leveren van vaste punten voor het in kaart<br />

brengen van het eiland, waarvoor tevens een secundaire<br />

triangulatie werd uitgevoerd, maar in 1862<br />

was op voorstel van Oudemans, die daarbij werd<br />

ondersteund door de Koninklijke Akademie van<br />

Wetenschappen te Amsterdam, door de Regeering<br />

goed gevonden, dat zij tevens, als graadmeting een<br />

zuiver wetenschappelijk doel zou beoogen, namelijk<br />

het leveren van gegevens voor de bepaling van de<br />

gedaante der geoïde. Daartoe waren in het programma<br />

opgenomen de uitvoering van astronomische<br />

breedte- en azimutbepalingen op tal van driehoekspunten<br />

en de bepaling van een aantal lengteverschillen<br />

met den telegraaf.<br />

In 1875, kort voordat de meting eener tweede<br />

basis, bij Logantong in Midden-Java<br />

was afgeloopen,<br />

keerde Oudemans naar Nederland terug en werd


28<br />

de leiding der triangulatie opgedragen aan den<br />

Ingenieur 11. Th. Soeters. In 1877 werd de derde<br />

basis, bij Tangsil in Oost-Java, gemeten. In 1879<br />

overleed de Ingenieur C. Woldring, die in 1880<br />

wegens ziekte met verlof naar Europa vertrok en<br />

te Mentone overleed.<br />

In het laatst van 1881 kwam door de opheffing<br />

van den Geographischen dienst, die een onderdeel<br />

was van het Departement van Marine, een einde<br />

aan de werkzaamheden op Java. De eigenlijke<br />

triangulatie was geheel voltooid; van het programma<br />

waren een aantal breedte- en azimutbepalingen en<br />

alle voorgenomen telegraphische I'engtebepalingen<br />

onuitgevoerd gebleven<br />

Bijzonderheden omtrent de uitgevoerde werkzaamheden<br />

en de verkregen resultaten zijn doorOudemans<br />

gepubliceerd in „die Triangulation von Java", waarvan<br />

de eerste „Abtheilung" verscheen in 1875 D Ü<br />

de landsdrukkerij te Batavia, terwijl de vijf volgende<br />

van 1878 tot 1890 zijn uitgegeven bij Martinus<br />

Nijhoff te 's Gravenhage.<br />

Het hoofddriehoeks<strong>net</strong> bevat 114 punten, terwijl<br />

ten behoeve der topographische opneming nog ruim<br />

800 punten der tweede orde door secundaire<br />

triangulatie zijn vastgelegd.<br />

De opheffing van den Geographischen dienst<br />

hield verband met het voornemen om de uitvoering<br />

van triangulatiën voortaan op te dragen aan<br />

den onder het Departement van Oorlog ressorteerenden<br />

Topographischen dienst. Daardoor zou<br />

bij de uit te voeren triangulatie van Sumatra, die<br />

uitsluitend ten doel had eén betrouwbaren grondslag<br />

te leveren voor de topographische opneming,<br />

een beter verband worden verkregen tusschen trianguleerings-<br />

en opnemingswerkzaamheden, dan op<br />

Java het geval was geweest. De Kapitein van den<br />

Generalen Staf H. Helb, aan wien de leiding der<br />

triangulatie zou worden opgedragen, had zich voor<br />

zijn taak voorbereid tijdens eene detacheering bij<br />

het Departement van Marine; verder werden in het<br />

begin van 1882 twee officieren naar Nederland gezonden<br />

om daar een speciale opleiding te ontvangen


29<br />

van de hoogleeraren Ch. M. Schols te Delft en J.<br />

A. C. Oudemans te Utrecht.<br />

Toen de voorbereiding geheel was afgeloopen<br />

en het Legerbestuur het voorstel deed een aanvang<br />

te maken met de uitvoering, vond de toenmalige<br />

Gouverneur-Generaal het goed, uit een oogpunt van<br />

bezuiniging en uit vrees voor politieke verwikkelingen,<br />

onder nadere goedkeuring des Konings af<br />

te zien van de triangulatie van Sumatra. Het Gouvernements-Besluit<br />

van 2 Juni 1882 werd hier te<br />

lande bekend door een hoofdartikel in het Nieuws<br />

van-den Dag van 26 Juli 1882, waarin de geheele<br />

tekst werd openbaar gemaakt. De in dat artikel<br />

uitgesproken veroordeeling van den slecht gemotiveerden,<br />

voor de ontwikkeling van Sumatra zoo<br />

nadeeligen maatregel, die bovendien het voortbestaan<br />

van den Topographischen dienst in de waagschaal<br />

stelde, vond hier te lande allerwege weerklank<br />

blijkens talrijke artikelen in dagbladen en tijdschriften<br />

verschenen. Niet het minst gordde het Aardrijkskundig<br />

Genootschap zich aan om het besluit<br />

van den Gouverneur-Generaal ongedaan te maken.<br />

Reeds den 31 Juli 1882 richtte het bestuur met<br />

dit doel adressen aan den Minister van Koloniën<br />

en aan de beide Kamers der Staten-Generaal Den<br />

14 October werd in de 38ste Algemeene Vergadering<br />

te Amsterdam door den toenmaligen kapitein<br />

van den Generalen Staf F. de Bas een bespreking<br />

ingeleid betreffende de triangulatie van Sumatra,<br />

als gevolg waarvan door den Ondervoorzitter, den<br />

oud-kolonel der Genie van het Indisch Leger W.<br />

F. Versteeg een motie werd voorgesteld, die met<br />

algemeene stemmen werd aangenomen. Daarin sprak<br />

de vergadering haar leedwezen uit over den inhoud<br />

van het besluit van den Gouverneur-Generaal en<br />

gaf zij het verlangen te kennen, dat het Bestuur<br />

zich zou wenden tot de Volksvertegenwoordiging<br />

met het verzoek tot ondersteuning der pogingen<br />

van het Genootschap om 's Konings goedkeuring<br />

aan dat besluit te doen onthouden. Verder werd<br />

door het Genootschap als Bijblad No. 10 een stuk<br />

van den Kapitein de Bas over de triangulatie van


30<br />

Sumatra uitgegeven, waarin het ongemotiveerde en<br />

schadelijke van het besluit van den Gouverneur-<br />

Generaal op overtuigende wijze werd aangetoond. In<br />

het voorloopig verslag betreffende de begrooting<br />

van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1883<br />

werd dan ook door vele leden krachtig aangedrongen<br />

op de uitvoering der triangulatie van Sumatra.<br />

Het valt te betwijfelen of de aandrang bij de<br />

Regeering inderdaad noodzakelijk is geweest; waarschijnlijk<br />

heeft men er op het Plein nimmer aan<br />

gedacht het besluit ter goedkeuring aan den Koning<br />

voor te leggen. De Gouverneur-Generaal is verplicht<br />

geworden te verklaren, dat hij van zijne meening<br />

was teruggebracht; echter heeft hij zich niet gehaast<br />

den maatregel ongedaan te maken: eerst den 9 Maart<br />

1883 werd machtiging verleend tot uitvoering der<br />

triangulatie en in Mei van dat jaar werd met de<br />

werkzaamheden aangevangen in het Gouvernement<br />

van Sumatra's Westkust.<br />

De kapitein Helb, aan wien de leiding was opgedragen,<br />

werd in 1883 bevorderd tot majoor: hij<br />

moest in 1886 wegens ziekte met verlof naar Nederland<br />

vertrekken en werd vervangen door den kapitein<br />

van den Generalen Staf H. D. H. Bosboom.<br />

In 1889 werd het personeel der triangulatie,<br />

onder den naam van Triangulatie-brigade, in de<br />

vaste formatie van den Topografischen dienst opgenomen.<br />

Wegens zijn benoeming tot chef van den<br />

Topografischen dienst trad de heer Bosboom, die inmiddels<br />

tot luitenant-kolonel was bevorderd, in 1894<br />

af als brigadechef; hij werd opgevolgd door schrijver<br />

dezes. In 1896 was de triangulatie van het Gouvernement<br />

van Sumatra's Westkust, waartoe toenmaals<br />

ook de residentie Tapanoeli behoorde, afgeloopen.<br />

Het hoofddriehoeks<strong>net</strong> bevat 59 punten; een basis<br />

is nabij Padang gemeten, met een stalen meetband;<br />

men had de met dit eenvoudig instrument te bereiken<br />

nauwkeurigheid voldoende geacht in verband<br />

met het doel der triangulatie, terwijl de basistoestel<br />

van Repsold in 1883 naar Nederland was teruggezonden.<br />

Op twee stations zijn astronomische<br />

breedte- en azimutbepalingen uitgevoerd.


31<br />

Door secundaire triangulutie zijn 170 punten der<br />

tweede en 1484 punten der derde orde vastgelegd.<br />

De uitkomsten der triangulatie zijn in 1900 in het<br />

licht verschenen bij de Landsdrukkerij te Batavia.<br />

Bij de uitvoering dezer triangulatie is een voor<br />

de seismologische wetenschap belangrijk feit geconstateerd.<br />

In Mei 1892 had in de residentie<br />

Tapanoeli, waar de metingen toen in vollen gang<br />

waren, een hevige aardbeving plaats. Door een<br />

buitengewoon groote sluitingsfout in een der driehoeken,<br />

waarvan twee hoeken vóór de aardbeving<br />

waren gemeten, de derde daarna, rees het vermoeden,<br />

dat door het natuurverschijnsel verschuiving<br />

der driehoekspunten was veroorzaakt. Door uitvoering<br />

van hen<strong>net</strong>ingen op een aantal stations<br />

heeft men voor drie punten de verschuiving inderdaad<br />

kunnen constateeren en met een vrij groote<br />

nauwkeurigheid de richting en grootte daarvankunnen<br />

bepalen. Twee van deze, gelegen aan de westzijde<br />

der vulkanische spleet, die zich uitstrekt volgens<br />

de lengteas van Sumatra, bleken ruim 1,2 meter<br />

in noordwestelijke richting te zijn verplaatst, terwijl<br />

het derde op 12 kilometer beoosten de spleet gelegen,<br />

0,6 meter in zuidwestelijke richting was verschoven.<br />

Een horizontale verschuiving van uitgestrekte<br />

deelen van het aardoppervlak werd hierdoor<br />

voor de eerste maal met zekerheid aangetoond.<br />

Met de triangulatie van Zuid-Sumatra werd aangevangen<br />

in 1895; het driehoeks<strong>net</strong> is aangesloten<br />

aan dat van Java en de lengte der zijden afgeleid<br />

uit die der aansluitingszijden van het Java<strong>net</strong>, om<br />

zoodoende grooter nauwkeurigheid te verkrijgen dan<br />

bij het gebruik van een stalen meetband was te verkrijgen.<br />

Van de in 1868 door den Geographischen<br />

dienst in de Lampongsche Districten vastgelegde<br />

punten kon daarbij geen gebruik worden gemaakt,<br />

daar de pilaren waren vernield, zoodat een nieuwe<br />

verbinding over straat Soenda noodig was,<br />

De leiding der werkzaamheden berustte tot in 1903<br />

bij schrijver dezes, die echter in 1897 en 1898, gedurende<br />

afwezigheid met verlof in Europa, werd<br />

vervangen eerst door den majoor van den Generalen


32<br />

Staf J. J. K. Enthoven, en na diens benoeming tot<br />

Chef van den Topographischen dienst door den<br />

kapitein der Infanterie R. A. van Dorssen. In 1903<br />

trad op als Chef der Triangulatie-brigade de kapitein<br />

der Genie S. Blok, die in 1805 den miiitairen<br />

dienst verliet en met den titel van ingenieur aan<br />

het hoofd der brigade bleef.<br />

De verbinding aan het hoofddriehoeks<strong>net</strong> met het<br />

<strong>net</strong> van Sumatra's Westkust kwam in 1904 tot stand;<br />

in 1906 waren de metingen in Zuid-Sumatra geheel<br />

afgeloopen.<br />

Het hoofddriehoeks<strong>net</strong> bevat 41 punten; op één<br />

station zijn breedte- en azimutbepalingen uitgevoerd.<br />

Verder bevat het <strong>net</strong> 61 punten der tweede, en 680<br />

der derde orde. In de oostelijke laaglanden der<br />

residentiën Lampongsche Districten en Palembang,<br />

waar de terreinsgesteldheid triangulatie onmogelijk<br />

maakt, zijn de vaste punten voor een topographische<br />

opneming op kleine schaal verkregen door astronomische<br />

plaatsbepalingen. De lengteverschillen werden<br />

daarbij bepaald door het overbrengen van tijdmeters;<br />

alleen het lengteverschil Palembang-Lahat<br />

is telegraphisch bepaald. In het geheel zijn op deze<br />

wijze 61 punten vastgelegd. De uitkomsten der driehoeksmeting<br />

en der astronomische bepalingen zijn<br />

in 191 1 uitgegeven bij de Javasche Boekhandel en<br />

Drukkerij te Batavia.<br />

In 1906 werd door de bovenlanden van Djambi<br />

een nieuwe, meer gunstige verbinding tusschen de<br />

driehoeks<strong>net</strong>ten van Midden- en Zuid-Sumatra gezocht<br />

en verkregen, waaraan tevens de secundaire<br />

triangulatie van dat gewest kan worden aangesloten.<br />

Nadat op enkele stations reeds hoekmetingen waren<br />

uitgevoerd, werden in 1908 de werkzaamheden gestaakt,<br />

om vooreerst alle krachten te kunnen besteden<br />

aan de triangulatie van de residentie Oostkust<br />

van Sumatra.<br />

In dit zoo belangrijk gewest zijn de werkzaamheden<br />

in 1907 begonnen onder leiding van den<br />

ingenieur Blok. Toen deze in 1909 wegens ziekte<br />

niet verlof naar Europa moest vertrekken, werd hij<br />

als Brigadechef opgevolgd door den kapitein der


33<br />

artillerie A. van Lith, die in ign werd vervangen<br />

door den kapitein der infanterie V. E. Segov.<br />

Door de aanschaffing bij Carpentier te Parijs van<br />

een basistoestel volgens de door Benoit en Guillaume<br />

aangegeven constructie met draden van<br />

invar, een alliage van ijzer en nikkel met zeer<br />

kleinen uitzettingscoefficient, kwam de Triangulatie<br />

eindelijk in het bezit van een toestel voor<br />

basismeting volgens de door Jaderin ingevoerde<br />

methode. Met behulp der draden, die een lengte<br />

hebben van 24 meter, kunnen de metingen zeer<br />

snel en nauwkeurig worden uitgevoerd. In 1910 is<br />

met dezen toestel een basis gemeten nabij Sampoen<br />

op de hoogvlakte ten noorden van het Tobameer.<br />

Het volgend jaar werd, aansluitende aan het oude<br />

<strong>net</strong> van Tapanoeli en het <strong>net</strong> der residentie Oostkust<br />

van Sumatra, een driehoeksketting gebracht<br />

over de tot Tapanoeli behoorende landstreken ten<br />

westen van het Tobameer. De hoekmetingen in<br />

beide gewesten zijn nog in gang.<br />

Een deel van het personeel der Triangulatiebrigade<br />

ging in 1910 over naar Celebes, om aldaar<br />

een begin te maken met de triangulatie op het<br />

zuidwestelijk schiereiland; in 1911 werd in de<br />

nabijheid van Djeneponto met de invardraden een<br />

basis gemeten. Terwijl op Sumatra de geheele<br />

triangulatie wordt uitgevoerd door het personeel<br />

der Triangulatie-brigade, zal op Celebes de vastlegging<br />

van de punten der derde orde geschieden<br />

door het personeel der opnemings-brigades, die<br />

het eiland in kaart zullen brengen. Bij de te verwachten<br />

economische ontwikkeling van Celebes<br />

onder de gewijzigde bestuurstoestanden zal men<br />

later in verband met wegenaanleg, cultures en<br />

mijnbouw beter in staat zijn de vaste punten in<br />

het terrein oordeelkundig te kiezen, dan thans het<br />

geval zou zijn. De hoofddriehoekmeting en de vastlegging<br />

van punten der tweede orde zullen dien<br />

ten gevolge veel vlugger kunnen worden uitgevoerd.<br />

Door de opnemings-brigades, die vóór 1886 met<br />

het in kaart brengen der gewesten van West- en<br />

van Oost-Java waren belast, zijn aansluitende aan


34<br />

de hoofd- en secundaire driehoeksmeting van Oudemans,<br />

doch volgens voorloopige gegevens, detailtriangulaties<br />

uitgevoerd; de oude opnemingen in<br />

Midden-Java berusten niet op een triangulatie. Toen<br />

in 1895 aan de pas opgerichte Opleidings-brigade<br />

onder den naam van „herziening" der verouderde<br />

en onbruikbare kaarten een geheel nieuwe opneming<br />

van Midden-Java werd opgedragen, ging hiermede<br />

de uitvoering eener detailtriangulatie gepaard. Reeds<br />

dadelijk bleek daarbij, dat de gegevens betreffende<br />

de punten der tweede orde, voorkomende in de<br />

vijfde Afdeeling der „Triangulation von Java"<br />

onbruikbaar waren, daar de pilaren die indertijd<br />

na de uitvoering der hoekmetingen door de bevolking<br />

in heerendienst waren gebouwd, voor het<br />

meerendeel niet op de juiste plaats waren opgericht;<br />

dientengevolge moest een nieuwe bepaling<br />

der punten van de tweede orde worden uitgevoerd.<br />

Ook deze metingen worden nog voortgezet; de<br />

resultaten zijn reeds gepubliceerd voor de residentiën<br />

Banjoemas en Kedoe in 1903 bij Kolff en Co.<br />

te Batavia, voor de residentie Semarang in 1912<br />

bij de Javasche Boekhandel en Drukkerij te Batavia.<br />

Behalve door het personeel van den Topographischen<br />

dienst zijn verder op Java nog detailtriangulaties<br />

uitgevoerd door het Kadaster, het<br />

Boschwezen en het personeel der Irrigatie.<br />

J. J. A. Muller.


OVERZICHT VAN DEN OPNEMINGS<br />

EN KAARTEERINGSARBEID IN DE<br />

WEST-INDISCHE KOLONIËN.<br />

Hoewel onze West-Indische koloniën reeds eeuwen<br />

in ons bezit zijn, behoeft men den blik niet zoo<br />

heel ver achterwaarts te werpen om te kunnen<br />

nagaan wat daar aan cartografischen arbeid verricht<br />

is.<br />

Wel werd<br />

— wat Suriname betreft — hetgeen<br />

er buiten den kring der toenmaals bestaande plantages<br />

lag, eenigszins bekend door de vele tochten<br />

die, hoofdzakelijk in de laatste helft vandeiBdeen<br />

in de eerste helft van de 19de eeuw, werden ondernomen<br />

om weggeloopen slaven in de bosschen<br />

te sporen of ze tot de Boven Marowijne en de<br />

Suriname-rivier te vervolgen, doch toen die tochten<br />

met de erkenning van de vrijheid, welke die slaven<br />

zich zelven hadden verschaft, een einde hadden<br />

genomen, werd er niet meer naar de binnenlanden<br />

omgezien.<br />

In dien toestand kwam feitelijk eerst verandering<br />

toen de Heeren J. F. A. Cateau van Rosevelt en<br />

J. F. A. E. van Lansberge, met het doel een betrouwbare<br />

kaart van Suriname samen te stellen, in<br />

1860 de verschillende rivieren tot aan hunnen middenloop<br />

begonnen te verkennen en de ligging er<br />

van vaststelden met behulpvan tal van astronomisch<br />

bepaalde punten. Die werkzaamheden duurden tot<br />

1879 en hebben geleid tot de in 1882 van Regeeringswege<br />

uitgegeven kaart van Suriname in<br />

10 bladen, schaal 1: 200000, welke kaart thans nog<br />

als de officieele kaart van die kolonie geldt.<br />

Uit deze kaart, aangevuld met zijne eigene van<br />

op


36<br />

veel energie getuigende opmetingen in de binnenlanden<br />

tusschen de jaren 1876 tot 1897, met die<br />

van de Boven Corantijn door C. Barrington Brown,<br />

van de Marowijne kreek door H. Coudreau en van<br />

een deel van den bovenloop der Nickerie-rivier door<br />

den toenmaligen Districts-Commissaris Van Drimmelen,<br />

heeft daarop de toenmalige Gouvernementslandmeter<br />

W. L. Loth in 1899 een kaart van de<br />

kolonie Suriname, schaal 1: 500000, met handleiding<br />

samengesteld en het licht doen zien.<br />

Met dat al moest daarop nog ruim 2 /3 gedeelte<br />

vin de Kolonie als „onbekende wildernis" worden<br />

aangegeven. Dit beschamend feit leidde er toe dat<br />

van verschillende zijden ernstige stappen werden<br />

gedaan om het onderzoek van Suriname's binnenlanden<br />

met kracht door te zetten.<br />

De eerste uitingen daarvan waren de op zich<br />

zelf staande expeditie in 1900 onder leiding van<br />

Dr. H. van Cappelle, die een in hoofdzaak geologisch<br />

onderzoek van de Nickerie-rivier instelde, en de<br />

Coppename-expeditie, die in 1901 onder leiding van<br />

den oud-majoor L. A. Bakhuis de verkenning van<br />

den bovenloop en van de bronnen van de Coppename-rivier<br />

op zich nam.<br />

Deze laatstgenoemde tocht was georganiseerd dooide<br />

Vereeniging voor Suriname, de Maatschappij<br />

ter bevordering van het Natuurkundig onderzoek<br />

van<br />

de Nederlandsche Koloniën en het Koninklijk<br />

Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, die daarvoor<br />

uit hun midden een Commissie tot Wetenschappelijk<br />

Onderzoek benoemden, waarvan de oud-<br />

Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië Jhr.<br />

C. H. A. van der Wijck voorzitter werd.<br />

Deze Commissie heeft zich niet beperkt tot de<br />

eerste expeditie, doch, nadat gebleken was, dat deze<br />

belangrijke resultaten had opgeleverd, ook het patronaat<br />

op zich genomen van de zes volgende tochten,<br />

t. w. de Saramacca-expeditie in 1902 onderleiding<br />

van den luitenant ter zee ie klasse A. J. van<br />

Stockum, de Gonini-expeditie in 1903 en de Tapanahoni-expeditie<br />

in 1904 onder leiding van den<br />

ien luitenant van het O. I. leger A. Franssen Her-


37<br />

derschee, de Toemoekhoemak-expeditie in 1907 onder<br />

leiding van den luitenant ter zee 2de klasse C. H.<br />

de Goeje, de Suriname-expeditie (1908) onder leiding<br />

van den luitenant ter zee ie klasse J. G. W. J.<br />

Eilerts de Haan, en eindelijk de Corantijn-expeditie<br />

in 1910 onder leiding van laatstgenoemden zeeofficier<br />

en toen deze onderweg tengevolge van een<br />

hevigen malariaaanval bezweek, onder die van den<br />

luitenani ter zee 2e klasse C. C. Kayser.<br />

In het begin werkten de drie genoemde vereenigingen<br />

min of meer gelijkelijk samen om die tochten<br />

mogelijk te maken, ofschoon toch van het begin af<br />

het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap<br />

de moeilijkste taak daarbij te vervullen had,<br />

daar het voor het bijeenbrengen van de nog noodige<br />

geldmiddelen zorg droeg. Bij de latere expedities<br />

was het zelfs uitsluitend dit Genootschap dat ze<br />

organiseerde met steun van de andere genoemde<br />

Vereenigingen, terwijl de Commissie hierboven vermeld<br />

zich met de leiding in Nederland bleef belasten.<br />

De vereischte geldmiddelen werden verkregen ten<br />

deele door de voor elke expeditie verstrekte Regeerings-subsidies,<br />

ten deele door bijdragen van de genoemde<br />

Vereenigingen, of gelden door particulieren<br />

bijeengebracht.<br />

De resultaten van deze expeditiën op topografisch<br />

gebied vindt men hoofdzakelijk in de uitvoerige door<br />

de leiders bewerkte kaarten, die met de daarop<br />

betrekking hebbende verslagen achtereenvolgens zijn<br />

opgenomen in het tijdschrift van het Aardrijkskundig<br />

Genootschap, jaargang 1902, 1903, 1904, 1905, 1908,<br />

1910 en 1912, terwijl die van de hiervorengenoemde<br />

tochten van de H.H. van Drimmelen en Dr. van<br />

Cappelle worden aangetroffen op de Carte géognostique<br />

du Nickérie Supérieur, schaal 1 : 200000, in de<br />

in 1907 bij de Hollandia-drukkerij te Baarn verschenen<br />

„Essai sur la Constitution géologique de<br />

la Guiane Hollandaise (district occidental) door Dr.<br />

H. van Cappelle.<br />

Deze kaarten doen zien dat thans alle Surinaamsche<br />

rivieren tot aan haren oorsprong in kaart gebracht zijn,<br />

het verticaal verband in hoofdtrekken bepaald is en


38<br />

de grens met Brazilië met voldoende zekerheid is<br />

vastgesteld kunnen worden; in één woord, dat de<br />

groote witte plek die tot een dertien jaren geleden<br />

nog op elke kaart van Suriname voorkwam, geheel<br />

verdwenen is.<br />

De bedoeling is het, thans een geheel nieuwe<br />

kaart van Suriname te vervaardigen, waarop de in<br />

het binnenland verkregen resultaten worden verbonden<br />

aan een geheel te herziene kaart van de<br />

benedenlanden.<br />

Met dat doel is eenige jaren geleden de oudmajoor<br />

van den Topografischen dienst van het 0.1.<br />

Leger Spiriet in Suriname geplaatst geworden, werden<br />

het vorige jaar in de benedenlandental van plaatsen<br />

op nieuw astronomisch bepaald en zijn eenige intelligente<br />

Surinaamsche jongelieden naar Java gezonden<br />

om daar het vak van opnemer grondig te<br />

leeren, ten einde, in Suriname teruggekeerd, de<br />

kern te vormen van een uitgelezen opnemingsbrigade.<br />

De West-Indische eilanden kon men, in het algemeen<br />

gesproken, tot zelfs een halve eeuw geleden<br />

slechts vinden op algemeene kaarten van den West-<br />

Indischen Archipel, waarop ze uiteraard niet veel<br />

meer dan stippen vormen. Het Kon. Nederlandsch<br />

Aardrijkskundig Genootschap heeft zich zeer beijverd<br />

om in dien toestand verbetering te brengen door<br />

in zijn tijdschrift te publiceeren geologische kaarten<br />

van Curacao, Aruba en Bonaire van Prof. K. Martin<br />

(zie 2e serie, deelIV, afdeeling: Verslagen en mededeelingen)<br />

en speciale kaarten van St. Eustatius<br />

(1874), van Curacao (1882) en van St. Martin (1890).<br />

Deze kaarten waren echter alle min of meer<br />

schetsmatig, zoodat, toen het voornemen bestond op<br />

Curacao het bevloeiingswezen te herzien, het gemis<br />

van topografische kaarten zeer werd gevoeld en de<br />

Regeering besloot de voornaamste eilanden Curacao,<br />

Aruba en Bonaire topografisch te doen opnemen.<br />

Een bekwaam topograaf van den Topografischen<br />

dienst in Nederlandsch-Indië werd daarvoor in 1906<br />

naar Curacao gedetacheerd en in het begin van 1911<br />

kon reeds de Topografische kaart van het eiland


39<br />

Curaqao in kleurendruk, schaal i : 20000, in 18<br />

bladen in den handel worden gebracht. De uitgave<br />

van de Topografische kaart van het eiland Aruba,<br />

schaal 1: 20000, in 8 bladen mede in kleurendruk,<br />

volgde in 1912, terwijl een soortgelijke kaart van<br />

Bonaire, in 6 bladen en op dezelfde schaal, thans<br />

nog ter perse ligt.<br />

Voorts zag nog in 1912 het licht dekaart van het<br />

stadsdistrict van het eiland schaal 1 : 5000,<br />

in 2 bladen in kleurendruk.<br />

L. A. Bakhuis.


DE HYDROGRAPHIE VAN DEN<br />

OOST-INDISCHEN ARCHIPEL.<br />

De hydrographische dienst is te allen tijde een<br />

zorg geweest van onze voorouders en onder hen<br />

waren in de eerste plaats de bewindhebberen der<br />

Oost-Indische Compagnie overtuigd van het belang,<br />

dat men had bij goede zeekaarten, speciaal van den<br />

0.-I. Archipel.<br />

De gegevens daarvoor werden verzameld op de<br />

verschillende reizen en de „Examinateurs" met den<br />

„Baas Kaartenmaker" te Batavia zorgden voor het<br />

verwerken daarvan.<br />

Dat die gegevens, hoewel niet volledig, soms<br />

merkwaardig juist waren, bewees de jongste opneming<br />

van de golf van Tomini, waarbij de hooge<br />

waarde bleek van de kaart, welke de hoeker „de<br />

Brandtgans", schipper Jan van der Wal, in 1682<br />

daarvan heeft gemaakt; hoe lang zij dienst kunnen<br />

doen bewijst dekaart, welke het fregat „deGeelvinck,"<br />

de chaloup „de Kraanvogel" en de pantjalang „Nova<br />

Guinea" in 1705 hebben vervaardigd van de Geelvinkbaai,<br />

welke thans nog de grondslag is van onze<br />

zeer gebrekkige hydrographische kennis dier kust.<br />

In de laatste helft der 18e en het begin der 19e<br />

eeuw hebben de Engelschen kaarten gemaakt van<br />

gedeelten van onzen Archipel, speciaal van het<br />

N.lijk gedeelte van Sumatra en de eilanden op de<br />

O.kust, en de Fransche wetenschappelijke expedities<br />

daarvoor gegevens geleverd door vluchtige opnemingen<br />

in de Anambas-eilanden en op de NW.<br />

en N.kust van Nieuw-Guinea, zoodat in 1854, van<br />

de 827 manuscripten, aanwezig in het depot der<br />

zeekaarten, 121 van vreemden oorsprong waren


41<br />

Thans is dit getal geslonken tot enkele, de kaarten<br />

der Anambas-eilanden, in 1893 opgenomen door<br />

de Engelschen.<br />

De meer systematische verzameling en verwerking<br />

van gegevens dateert eerst van 1821, toen de Gouverneur-Generaal<br />

Van der Capellen een „Kommissie<br />

tot verbetering van Indische zeekaarten" instelde<br />

en bepaalde dat ten allen tijde een oorlogsvaartuig,<br />

met uitsluiting van alle andere diensten, belast zou<br />

worden met het doen van hydrographische opnemingen.<br />

In 1823 werd aan de Kommissie toegevoegd<br />

een „depot van zeekaarten, boeken en instrumenten"<br />

en daarbij geplaatst een zeeofficier als<br />

amanuensis.<br />

De eerste opnemingsvaartuigen (') waren de<br />

koloniale korvet „de Courier" en de brik „Jacoba<br />

Elisabeth", welke dadelijk een aanvang maakten<br />

met het in kaart brengen van drie voorname vaarwegen:<br />

de Gasparstraten, straat Karimata en straat<br />

Sapoedi. Doch die ijverige en productieve arbeid<br />

duurde slechts 2 jaren, vermoedelijk ook ten gevolge<br />

van den achteruitgang en de weinige veerkracht<br />

bij de Koloniale marine in de laatste jaren<br />

van haar bestaan. Daarna werd gedurende 35 jaren<br />

geen vaartuig meer voor dien specialen dienst aangewezen;<br />

de Kommissie ontving daardoor slechts<br />

weinige gegevens, haar arbeid werd onbelangrijk<br />

en bij de bezuinigingen, tijdens het bestuur van den<br />

Kommissaris-generaal du Bus ingevoerd, werd zij in<br />

1834 ontbonden en hare werkzaamheden provisioneel<br />

opgedragen aan den havenmeester te Batavia.<br />

Toen de Koloniale marine bij de Koninklijke<br />

Nederlandsche was ingelijfd, werd de Kommissie in<br />

1838 wederom in eere hersteld om nog bijna 30<br />

jaar te blijven bestaan; evenwel werd nog geen schip<br />

aangewezen voor de hydrographische opnemingen<br />

en eerst in 1858 werd de Schoenerbrik „Pylades"<br />

daartoe geschikt gemaakt.<br />

De opnemingen tusschen '24 en '58 verricht, zijn<br />

bijna uitsluitend te danken aan in dienst zijnde<br />

(!) Zie ook de bijlage.


42<br />

oorlogschepen, van daar dat de meeste gelegen zijn<br />

in de nabijheid van de stations dier schepen, Ambon,<br />

Makasser, Banjoewangie, Samarang, Sambas, Riouw<br />

en Padang. Ook zijn toen eenige speciale opdrachten<br />

op de Z.kust van Java, welke slechts geringe<br />

hulpmiddelen eischten, volvoerd.<br />

Van de groote reizen, welke dienstbaar werden<br />

gemaakt om de hydrographische kennis van den<br />

Archipel te vermeerderen, dienen in het bijzonder<br />

te worden genoemd die naar de ZW.kust van Nieuw-<br />

Guinea in 1826—35 ondernomen door de korvet<br />

„Triton," de brikken „Postiljon" en „Doerga" en de<br />

schoeners „Iris" en „Sireen." Na het bezoek dier<br />

schepen hebben zwijgende wapenborden het Nederlandsche<br />

gezag daar moeten hooghouden.<br />

Met de „Pylades" begint de onafgebroken rij opnemingsvaartuigen<br />

waarvan de namen met de bewerkte<br />

terreinen, hierachter worden vermeld. Gebrek<br />

aan praktijk, geringe hulpmiddelen en voortdurend<br />

afbreken der werkzaamheden wegens timmeren of<br />

ziekte, maakten evenwel, dat het werk in den beginne<br />

maar weinig opschoot. In 1868 scheen een betere<br />

tijd te zullen aanbreken met de vervanging van<br />

het zeilschip door het stoomschip „Stavoren" maar<br />

tevens werd een terrein, de N. en N.0.-kust van<br />

Banka, in bewerking genomen, waarvoor zelfs dit<br />

vaartuig zonder stoomsloepen niet berekend was.<br />

Hoewel daar jarenlang is vertoefd en de minuutbladen<br />

bezaaid zijn met cijfers ')> bleek toch in den<br />

loop der tijden het werk onvolledig en moest het<br />

later worden herzien.<br />

Een stap vooruit deed men in 1874, door het<br />

speciaal voor de opnemingen gebouwde stoomschip<br />

„Hydrograaf" in dienst te stellen en daaraan toe te<br />

voegen een stoombarkas en kruisprauw, maar in<br />

1883 deed men weer een stap terug, door de uitzending<br />

van twee zeilschepen, de „Melvill van Carnbée"<br />

en de „Blommendal," omdat men meende, dat<br />

met een zeilschip de opnemer het terrein zooveel beter<br />

leert kennen. Hoewel toen de opneming van ver-<br />

') Op de tentoonstelling aanwezig.


43<br />

scheidene vaarwegen o.a. Straat Makasser en die<br />

van de kleine Soenda-eilanden veel meer drong dan<br />

die van de N.kust van Java, O.kust van Sumatra,<br />

Riouw en Lingga Archipel, waarvan vrij bruikbare<br />

kaarten bestonden, moesten deze laatste toch<br />

wel worden gekozen omdat alleen daarankergrond<br />

en geregelde land- en zeewind het mogelijk maakten<br />

ook met zeilschepen op te nemen, en een woord<br />

van hulde mag hier wel worden gebracht aan de<br />

officieren die, met die hoogst gebrekkige en verouderde<br />

vaartuigen, betrekkelijk nog zoo veel tot<br />

stand wisten te brengen.<br />

Eerst met den aanvang der 20ste eeuw brak een<br />

betere tijd aan. De zeilvaartuigen werden vervangen<br />

door stoomschepen, aanvankelijk getransformeerde<br />

flottieljevaartuigen, later ook speciaal voor het doel<br />

gebouwde, maar toch vorderden de opnemingen<br />

nog te langzaam om te voldoen aan billijke eischen<br />

der scheepvaart, zoodat het aantal steeds in dienst<br />

zijnde opnemingsvaartuigen moest worden uitgebreid<br />

en in 1905 werd bepaald op 4. Ook hadden zich<br />

langzamerhand nieuwere denkbeelden over de wijze<br />

van opneming baan gebroken, welke er toe leidden<br />

een juister verband te vinden tusschen het terrein<br />

en de nauwkeurigheid, vereischt voor de schaal der<br />

uit te geven kaart en dit, gevoegd bij het groote<br />

aantal der jongeren, die een leerschool doorliepen<br />

op het terrein zelf dat zij later zouden moeten<br />

bewerken, maakte dat het opnemen nu vlugger<br />

opschoot. Het tijdvak 1905 t/m '9 zal wel een van<br />

de meest productieve blijven; l) sedert werd één<br />

der 4 vaartuigen meer speciaal bestemd voor herzieningen<br />

van partieele opnemingen.<br />

Maar de groote uitbreiding van het transportwezen<br />

te water stelde steeds hooger en dringender<br />

algemeene en plaatselijke eischen en daaraan is<br />

het wel toe te schrijven, dat niet stelselmatig kon<br />

worden voortgegaan met het in kaart brengen van den<br />

]<br />

) Zie de op de tentoonstelling aanwezige kaart, welke<br />

in kleuren aangeeft welke terreinen in de verschillende<br />

tijdvakken zijn opgenomen.


44<br />

Archipel en dat zich tusschen de opgenomen kusten<br />

hier en daar nog gedeelten vertoonen, welke steeds<br />

op karteering wachten.<br />

Dat door de verschillende oorlogsbodems niet<br />

meer zooveel wordt geleverd op hydrographisch<br />

gebied als vroeger, niettegenstaande op de vloot<br />

nu meer officieren dienen die het opnemen machtig<br />

zijn, vindt zijn oorzaak in het veel geringer aantal<br />

schepen dat in dienst is en in den weinigen tijd,<br />

welke voor zulk werk beschikbaar kan worden<br />

gesteld. De Gouvernements-Marine blijft zich steeds<br />

beijveren om bijdragen voor de hydrographie te<br />

leveren en zelfs de officieren derKoninklijke paketvaart<br />

vinden, niettegenstaande hun zeer drukken<br />

dienst, nog gelegenheid af en toe nuttige aanwijzingen<br />

in te zenden.<br />

Als buitengewone baten voor de hydrographie<br />

mogen worden genoemd de om haar wetenschappelijke<br />

resultaten zoo algemeen bekende Sibogaexpeditie<br />

en de belooding van de tracés der telegraaikabelsjava<br />

—Boeleleng—Ampenan,Boeleleng—<br />

Makasser, Makasser—Ambon—Ternate —Menado,<br />

Koeteimonden —Makasser, Koeteimonden—Menado<br />

en Menado —Yap.<br />

Werden en worden de hydrographische opnemingen<br />

te water gedaan, voorbereid kunnen zij ook<br />

gedeeltelijk worden te land.<br />

Reeds in 1852 vinden wij aan de Kommissie<br />

toegevoegd een hydrographisch ingenieur, die sterrekundige<br />

waarnemingen deed om de onzekerheid,<br />

welke bestond omtrent de lengte van de hoofdplaats<br />

van Nederlandsch Oost-Indië, op te heffen. ') Later<br />

neemt deze ingenieur deel aan de groote topographische<br />

opneming van Cheribon, ook voor de<br />

hydrographie van belang wegens het astronomisch<br />

i) Opgeheven is die onzekerheid toen evenwel niet.<br />

In 1882 werd de bepaalde lengte, tengevolge van het<br />

telegraphisch bepaalde lengteverschil met Madras en<br />

Singapoera, vermeerderd met 18" en in 1896,toen Singapoera<br />

in het wereld<strong>net</strong> was opgenomen, nogmaals met<br />

n",5, zoodat het nu is gebracht op i06°48'37' O.


45<br />

bekend worden van punten aan de kust, daarop<br />

vinden wij hem terug in de Minahassa.<br />

Van 1862 t/m '71 worden door den hoogleeraar<br />

1879 t/m '93 door verschillende<br />

Oudemans en van<br />

zeeofficieren reizen door den Archipel gedaan tot<br />

astronomische bepaling van punten, welke bepalingen<br />

vooral moesten dienen om de bestaande zeekaarten<br />

te verbeteren. Maar ook voor de latere opnemingen<br />

zijn deze van veel nut geweest, omdat deze punten<br />

op verschillende terreinen gelegenheid hebben<br />

gegeven tot controleeren en verbeteren van het<br />

uitgevoerde werk, al boden zij den opnemer niet<br />

zulk een prachtig sluitend triangulatie-<strong>net</strong> om op<br />

voort te werken, als de Geographische en de Topographische<br />

dienst dit op sommige gedeelten deden.<br />

Behalve voor Batavia valt er slechts melding te<br />

maken van één lengtebepaling door telegraaf, n.l. die<br />

van Java—Boeleleng—Makasser in 1891, terwijl<br />

door draadlooze telegrafie in 1912 het lengteverschil<br />

werd bepaald tusschen Penang en het seinstation<br />

Je Meule op Weh. Ook de astronomische bepaling<br />

van Ned. Engelsche grensbakens op Sibetik, Ö.kust<br />

Borneo, en die van den mond der Bensbach-rivier,<br />

de Ned. Engelsche grens op de Z.kust van Nieuw-<br />

Guinea, zijn de hydrographie ten goede gekomen.<br />

Het is zeer moeilijk, zoo niet ondoenlijk een<br />

denkbeeld te geven van de kosten van de opnemingen,<br />

omdat de kosten der vaartuigen in vroegere jaren<br />

bijna niet zijn na te gaan. Eerst in het Koloniaal<br />

verslag van 1910 vinden wij deze; daarbij gevoegd<br />

de posten „plaatsing van signalen, aankoop, onderhoud<br />

en transportkosten van instrumenten en verdere<br />

kosten", „opleiding van Commandanten voor de<br />

opnemingsvaartuigen" en „kosten van het hydrographisch<br />

bureau in Nederland", krijgt men de<br />

volgende cijfers<br />

hydrographie:<br />

voor de totaalkosten der Indische<br />

1909. 1910. 1911.<br />

/ 612.370.— / 752.031.— / 679.041.—<br />

De kaarten, naar deze opnemingen<br />

vervaardigd,


46<br />

werden uitgegeven gedeeltelijk in Indië, waar men<br />

slechts kon beschikken over lithographen, gedeeltelijk<br />

in Nederland, waar de firma Hulst van Keulen nog<br />

kopergraveurs in dienst had. Zoo geeft de <strong>catalogus</strong><br />

van 1853, voorkomende in het Natuurkundig tijdschrift<br />

voor Nederlandsch Indië deel VII, 1854,<br />

16 kaarten welke in Batavia. 36 welke in Nederland<br />

worden uitgegeven, terwijl het recht daarvoor uitsluitend<br />

aan genoemde firma was verleend.<br />

Deze lijst is bedroevend onvolledig. Zij bevat<br />

slechts 6 overzichtskaarten en 13 kustkaarten, de<br />

overige zijn detailkaartjes van reeden en ankerplaatsen,<br />

zoodat een groot deel van den Archipel<br />

toen, en nog jaren daarna, hoofdzakelijk werd bevaren<br />

op Engelsche kaarten.<br />

Van 1871 tot '76, ten tijde dat het hydrographisch<br />

bureau in Nederland was overgebracht, werden ook<br />

koperkaarten vervaardigd aan het Departement van<br />

Marine te 's-Gravenhage en gedrukt bij particulieren,<br />

maar daarna werden in Batavia uitsluitend lithographiën<br />

vervaardigd. De Catalogus van 1893ver '<br />

meldt nog slechts 8 koperkaarten, waarvan het<br />

uitgeversrecht intusschen was overgegaan aan de<br />

firma Seyffardt.<br />

Na 1894, het jaar van de tweede overbrenging<br />

naar Nederland, werden de lithographiën, naarmate<br />

de toestand der steenen dit noodig maakte, geleidelijk<br />

weder omgezet in kopergravures, waar het blijvende<br />

gegevens betrof, en in autographieën voor terreinen,<br />

waar de toestand aan veel verandering onderhevig<br />

is, en werden alle kaarten uitgegeven door het Departement<br />

van Marine zelf. Aangezien in Nederland<br />

geen koperkaartgraveurs meer worden gevonden,<br />

worden de gravures in het buitenland vervaardigd.<br />

Thans bedraagt het aantal zeekaarten van den<br />

Archipel reeds 308, maar volledig is dit stel nog<br />

niet; van de Z.kust van Sumatra beZ. de eilanden,<br />

de Z.kust van Java, de O.lijkste kleine Soenda, de<br />

Sangi- en Talaud-eilanden, de Molukken en de Noorden<br />

ZW-kusten van N. Guinea bestaan nog geen<br />

kustkaarten, aan die van de W.kust van Nieuw-<br />

Guinea is men eerst kortelings begonnen.


47<br />

Wat de zeemansgidsen aangaat, was men vroeger<br />

eveneens aangewezen op de Engelsche en tot 1900<br />

werden de East Indian Archipelago Pilot en Findlay<br />

druk gebruikt. Behalve enkele partieele zeilaanwijzingen<br />

') bestonden alleen een gids rondom Java,<br />

een voor de kleine Soenda-eilanden en een voor de<br />

Molukken.<br />

Eerst na de laatste overbrenging van het bureau<br />

naar<br />

Nederland is men begonnen met het samenstellen<br />

van gidsen voor den geheelen Archipel, welk<br />

werk in 1908 is gereed gekomen.<br />

J. M. Phaff.<br />

J) Alle op de tentoonstelling aanwezig.


Opnemingen, verricht in Oost-Indië door opnemingsvaartuigen<br />

BIJLAQE.<br />

of speciaal daarvoor aangewezen schepen.<br />

Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

1822i Brik Jacoba Elisabeth<br />

F. A. Fokke.<br />

1823I Korvet Courier<br />

J. Stolze.<br />

1824 —1857 geen opnemingsvaartuig.<br />

1843 6<br />

7<br />

1858 J<br />

9 j<br />

60/<br />

O. en N.-kust Madoera-eil. Karimata<br />

en Seroetoe.<br />

N.-kust Billiton en aangrenzende vaarwaters.<br />

M. H. Jansen. Vaarwaters naar Soerabaja.<br />

I G. D. A. Ampt.<br />

(J. W. van Rhijn.<br />

J. Vos.<br />

A. W. Keuchenius.<br />

1 ) Schoenerbrik Pylades. »<br />

Straat Banka.<br />

n<br />

* 3<br />

W. Enstie.<br />

5<br />

N.-kust Banka.<br />

61"<br />

W H!'F. van Oordt.<br />

48


Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

1867 ( Schoenerbrik Pylades.<br />

8 ( Stoomschip Stavoren.<br />

9 .. 11<br />

70<br />

1<br />

l » »<br />

2 1<br />

3 j geen opnemingsvaartuig.<br />

4 i Stoomschip Hydrograaf.<br />

5 | »<br />

7 11<br />

»<br />

8 I ■<br />

„<br />

9 1;<br />

„ Soembing.<br />

II<br />

1880 „ Hydrograaf.<br />

IJ<br />

W. H. F. v. Oordt.<br />

J. C. Smith.<br />

C. L. v. Woelderen.<br />

n<br />

11<br />

H. J. v. Broekhuizen.<br />

:• T. E. de Brauw.<br />

W. J. v. Loenen.<br />

H.A. deSmit v.d.Broecke<br />

H. Nijgh.<br />

H.A.deSmitv d.Broecke<br />

H. Nijgh.<br />

H.A.deSmitv d.Broecke<br />

N. en N.O.-kust Banka<br />

O.-kust Banka.<br />

„ en Gasparstraten.<br />

J Gasparstraten en vaarwaters rond<br />

Billiton.<br />

' Vaarwaters beW. en beZ. Billiton.<br />

Straat Siberoet.Gedeelte straat Soenda.<br />

Gasparstraten.<br />

Zeeloodingen N.O.-kust Banka. (*)<br />

Vaarwaters naar Soerabaja.<br />

1Zeeloodingen N.O.-kust Banka.<br />

JN, en N O.-kust Billiton.<br />

Vaarwaters naar Soerabaja.<br />

O.-kust Billiton.<br />

49<br />

(*) Van de periodieke opnemingen van het Westgat en Oostgat is, met uitzondering van de laatst verrichtte, geen melding gemankt.<br />

De eerste vallen in '82, '86, '00, '96, 1900, '4 en '8, de tweede in '82, '87- '94, '98, 1902 en '6.


I<br />

Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

1881<br />

2<br />

3<br />

Stoomschip Hydrograaf.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Hydrograaf.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Hydrograaf.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Hydrograaf.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Hydrograaf.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

M. C. v. Doorn. , Straat Karimata.<br />

H. F. Kouwenberg.<br />

ë | u , ,<br />

T. L. Hordijk. j N.kust Java.<br />

IM. C. v. Doorn. Krakatau en omgeving. Duizend eilani<br />

C. H. Cornelissen.<br />

den.<br />

f££&?"* i| N.kust Java.<br />

C. H. Cornelissen. Duizend eilanden.<br />

H. F. Kouwenberg. N.kust Java.<br />

S. K. Sybrandi. Z.O. kust Sumatra.<br />

K. W. Goetz. Tjilatjap.<br />

C. H. Cornelissen. Javazee.<br />

H. F. Kouwenberg. N.kust Java.<br />

* f W yb A F an di<br />

v 'Maren ■ ! zO-- Sumatra. N. gedeelte straat<br />

) ëernz. v. I Berg | Soenda-<br />

'<br />

N-kllst<br />

I C. H. Cornelissen. 1) T<br />

, ■ TV -, ■ ,<br />

) A.W F. C.v. Woerden. I<br />

Kanmon Djawa-eilanden. Java-zee.<br />

A. H. Hoekwater.<br />

Madoera-<br />

'<br />

N.kust Java.<br />

I<br />

.<br />

50


Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

.<br />

Schoener Blommendal.<br />

) J. W. A. F. v. Maren O. en Z.-kust Madoera.<br />

j Bentz. v. d. Berg.<br />

1888 Stoomschip Hydrograaf.<br />

A. W. F. C. v. Woerden.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée. A H. Hoekwater.<br />

„ Blommendal.<br />

\ J. W. A. F. v. Maren.<br />

Bentz. v. d. Berg.<br />

I J. H. Calmeyer.<br />

Stoomschip Hydrograaf.<br />

A. W. F. C. v. Woerden.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée. A. H. Hoekwater.<br />

„<br />

!J.<br />

W. A. F. v. Maren.<br />

Blommendal.<br />

Bentz. v. d. Berg.<br />

D. A. Krayenhoff v. d.<br />

Leur.<br />

,H.<br />

Stoomschip Hydrograaf.<br />

O. W. Planten. Key-eilanden<br />

1890<br />

Straten Sapoedi en Laoet.<br />

NO.-kust Sumatra.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Hydrograaf.<br />

„ Banda.<br />

•A.W. F. C. v. Woerden.<br />

\A. H. Hoekwater.<br />

/G. F. Tydeman.<br />

D. A. Krayenhoff v. d.<br />

Leur.<br />

H. O. W. Planten.<br />

11.A. T. J. F. van Oyen.<br />

Bawean. Java-zee.<br />

N.-kust Java Straat Madoera.<br />

Z.O. kust Sumatra. Gedeelte straat<br />

Soenda.<br />

Koninginne baai en Emmahaven.<br />

Bawean. Java zee.<br />

ZO.-kust Borneo.<br />

ZO.-kust Sumatra Gedeelte straat<br />

Soenda.<br />

ZO.-kust Sumatra. Gedeelte straat<br />

Banka.<br />

Key eilanden.<br />

ZO.-kust Borneo.<br />

51


aar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Banda.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Banda.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Banda.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Banda.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Banda.<br />

G F. Tydeman.<br />

.<br />

D. A. Krayenhoff v. d.<br />

Leur.<br />

L. A. T. J. F. v. Oyen.<br />

G. F. Tydeman.<br />

i D. A. Krayenhoff v. d.<br />

Leur.<br />

/ J. H. Hoogstraten.<br />

L. A. T. J. F. v. Oijen.<br />

G. F. Tydeman.<br />

J. H. v. Hoogstraten.<br />

G. P. v. Hecking Colenbrander.<br />

R. O. J. Verschoor.<br />

J. H. v. Hoogstraten.<br />

G. P. v. Hecking Colenbrander.<br />

! R. O. J. Verschoor.<br />

[( J. H. v. Hoogstraten.<br />

I W. Naudin ten Cate.<br />

I G. P. v. Hecking Coleni<br />

i_„<br />

NO.-kust Sumatra.<br />

ZO. en NO.-kust Sumatra.<br />

Z.O.kust Borneo.<br />

N.O.kust Sumatra.<br />

Kleine Paternoster-eil.<br />

N.O.kust Sumatra.<br />

O.wal Aroe-eilanden.<br />

N.O.kust Sumatra. Riouw-arch.<br />

Z.gedeelte Straat Makasser.<br />

Riouw-archipel.<br />

f N.O.kust Sumatra.<br />

Z.gedeelte Straat Makasser.<br />

52


|<br />

Jaar Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

1897<br />

8<br />

Schoener Melvill v. Carnbeé.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Borneo.<br />

„ Banda.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Banda.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip Java.<br />

„ Banda.<br />

„ Makassar.<br />

Schoener Melvill v. Carnbée.<br />

„ Blommendal.<br />

Stoomschip van Gogh.<br />

Stoomschip Java.<br />

1900 „ Makasser.<br />

„ Van Gogh.<br />

Bali.<br />

„ Makasser.<br />

H O. W. Planten.<br />

W. Naudin ten Cate.<br />

H. C. Velthuizen.<br />

E. E. Dullemond.<br />

H. O. W. Planten.<br />

W. Naudin ten cate.<br />

E. E. Dullemond.<br />

H. O. W. Planten.<br />

W. Naudin ten Cate.<br />

S. K. Sybrandi.<br />

E. E. Dullemond.<br />

H. F. Hoven.<br />

H. O. W. Planten.<br />

| J. M. P. Kluit.<br />

S. K. Sybrandi.<br />

H. F. Hoven.<br />

i 1. M. P. Kluit.<br />

| R. O. J. Verschoor.<br />

J. T. v. Slooten.<br />

H. F. Hoven.<br />

Riouw- en Lingga-archipel.<br />

I O.kust Sumatra. Lingga-arch.<br />

Gedeelte Z.kust Nieuw-Guinea.<br />

Z.gedeelte Straat Makassar.<br />

Riouw-archipel.<br />

i Lingga-archipel.<br />

i O.kust Borneo. N.kust Celebes.<br />

Lingga-archipel.<br />

, Gedeelte golf van Tomini.<br />

1 O.kust Borneo. W.kust Celebes.<br />

Lingga-archipel.<br />

Lingga-archipel en O.kust Sumatra.<br />

Gedeelten Golf van Tomini en N.kust<br />

Celebes<br />

O.kust Borneo. W. en N.kust Celebes.<br />

O.kust Sumatra.<br />

Straat Boeton.<br />

W.kust Celebes. O.kust Borneo.<br />

53


-<br />

Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

'<br />

Stoomschip Van Gogh.<br />

! F.' Bot J<br />

"<br />

VerSCh<br />

°° Straat Karimata.<br />

Bali.<br />

J. F. v. Slooten. O.kust Celebes.<br />

Ceram.<br />

D. A. P. Koning. Humboldtbaai en omgeving.<br />

1902<br />

Makasser<br />

H. F. Hoven. O.kust Borneo.<br />

Van Gogh.<br />

F. Bot. Kleine Soenda eilanden.<br />

Bali.<br />

J. T. v. Slooten. Saleyer en omgeving.<br />

3<br />

Makasser.<br />

H. M. v. Straaten. O.kust Borneo.<br />

„ Van Gogh. I F. Bot.<br />

Kleine Soenda-eilanden.<br />

v J.<br />

Bali.<br />

T. v. Slooten.<br />

' J. A. M. Bron. Golf v. Boni. Z.kust Celebes. Saleyer<br />

/ S. P. fHonoré Naber. en omgeving.<br />

\<br />

de<br />

SamPh baai<br />

- W.kust Borneo en eilanden<br />

T Haan.<br />

-<br />

„ Van Doorn.<br />

„ Van Gogh.<br />

Bali.<br />

„ Van Doorn.<br />

„ Van Gogh.<br />

Bali.<br />

F. Bot. Kleine Soenda-eilanden.<br />

S. P. 1'Honoré Naber. Golf van Boni. Z.O.kust Borneo. Z.-<br />

kust Celebes.<br />

J. G. W. J. Eilerts de W.kust Borneo en eilanden.<br />

Haan.<br />

L. P. W. v. d. Wal. | Kleine Soenda-eilanden.<br />

S. P. 1'Honoré Naber. ! Golf van Tomini.<br />

i<br />

54


Jaar. j Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

1906 11<br />

IJ<br />

JJ<br />

II<br />

II<br />

IJ<br />

JJ<br />

Jl<br />

H<br />

II<br />

II<br />

II<br />

M<br />

w<br />

JJ<br />

IJ<br />

JJ<br />

JJ<br />

IJ<br />

Van Doorn.<br />

Van Gogh.<br />

Bali.<br />

Borneo.<br />

Lombok.<br />

Van Doorn.<br />

Van Gogh.<br />

Sumbawa.<br />

Borneo.<br />

Lombok.<br />

Van Gogh<br />

Sumbawa.<br />

Van Doorn.<br />

Borneo.<br />

Lombok.<br />

Van Gogh.<br />

Van Doorn.<br />

Borneo.<br />

Lombok.<br />

J. G. W. J. Eilerts de<br />

Haan.<br />

L. P. W. v. d. Wal.<br />

S. P. 1'Honoré Naber.<br />

C. A. Fock.<br />

| J. F. Hosang.<br />

L. H. G. Krol.<br />

L. P. W. v. d. Wal.<br />

C. A. Fock.<br />

tF. . H. Hosang.<br />

G. Krol.<br />

. tF. H. Hosang.<br />

L. P. W. v. d. Wal.<br />

J. L. H. Luymes.<br />

C. A. Fock.<br />

G. Krol.<br />

J. L. H. Luymes.<br />

O. H. v. Persyn.<br />

D. E. Keus.<br />

W.kust Borneo en eilanden.<br />

Kleine Soenda-eilanden.<br />

Golf van Tomini en O.kust Celebes.<br />

Z.kust Borneo en rivieren.<br />

W.kust Borneo en eilanden.<br />

W. „ Sumatra „ „<br />

Kleine Soenda-eilanden.<br />

O. en N kust Celebes.<br />

Z.kust Borneo.<br />

W.kust Sumatra en eilanden.<br />

jKleine Soenda eilanden.<br />

O.kust Celebes. Golf van Boni.<br />

Z.kust Borneo en rivieren.<br />

W.kust Sumatra en eilanden.<br />

Kleine Soenda-eilanden.<br />

W.kust Aroe-eilanden.<br />

Z.kust Borneo en rivieren. N. en N.O.-<br />

kust Banka, kleine opdrachten.<br />

55


Jaar. Naam van het Vaartuig. Commandant. Verrichte opneming.<br />

1910 Stoomschip Van Gogh.<br />

„ Van Doorn.<br />

„ Borneo.<br />

„ Lombok.<br />

„ Havik.<br />

Van Gogh.<br />

Van Doorn.<br />

Borneo.<br />

„ Sumbawa.<br />

Van Gogh.<br />

„ Van Doorn.<br />

Van Doorn.<br />

Lombok.<br />

„ Borneo.<br />

„ Sumbawa.<br />

„ Condor.<br />

F. C, Brust.<br />

f J. L. H. Luymes.<br />

I P. C. Coops.<br />

O. H. v. Persyn.<br />

D. E. Keus.<br />

C. L. v. Buuren.<br />

C. F. Brust.<br />

P. Kruys.<br />

O. H. v. Persyn.<br />

D. E. Keus.<br />

I F. C. Brust.<br />

] J. J. H. Cömmys.<br />

( G. L. Heeris.<br />

j P. Kruys.<br />

J. J. de Vries.<br />

J. P. Muller.<br />

P. C. Coops.<br />

W.-kust Sumatra en eilanden.<br />

Kleine Soenda-eilanden.<br />

W.kust Nieuw-Guinea.<br />

N. en O.kust Banka, Palembang,Djambi<br />

en Paneirivier en kleine opdrachten.<br />

Westervaarwater Soerabaja Drempel<br />

Kapoeas-rivier.<br />

Westkust Sumatra en eilanden.<br />

NW.kust Nieuw-Guinea.<br />

W.kust „<br />

Assahan-rivier. Kleine opdrachten.<br />

W.kust Sumatra en eilanden.<br />

N.W.kust Nieuw-Guinea.<br />

Reede Tg. Priok en Batavia. Vaarwater<br />

beW. Koender. Kleine opdrachten.<br />

Westgat Soerabaja.<br />

56


DE OCEANOGRAPHIE VAN DEN<br />

OOST-INDISCHEN ARCHIPEL.<br />

Hoewel waarnemingen de zee betreffende uit den<br />

aard der zaak door zeevarenden en kustbewoners<br />

sinds onheuchelijke tijden zijn gedaan, is de Oceanographie<br />

als wetenschap, welke in den ruimsten zin<br />

het systematisch onderzoek der zee beoogt, nog<br />

slechts weinig meer dan een halve eeuw oud. Bepaalde<br />

zich te voren het onderzoek voornamelijk<br />

tot de oppervlakte en tot de kennis van de diepten,<br />

rechtstreeks van belang voor de scheepvaart en<br />

visscherij, omstreeks het midden der vorige eeuw<br />

gaven de eischen van het allangs aangroeiend<br />

wereldverkeer aanleiding tot uitbreiding van het<br />

onderzoek tot de grootere diepten en tot het systematisch<br />

verzamelen, bewerken en publiceeren van<br />

wat er aan waarnemingen omtrent weer en wind<br />

en stroomen in tal van scheepsjournalen besloten<br />

lag. De telegraafkabel kwam den weg vragen langs<br />

den bodem van den oceaan; de Amerikaansche<br />

zeeofficier Brooke vond in 1854 het eerste doelmatige<br />

diepzeelood uit, en enkele jaren later, in<br />

1857, publiceerde een ander Amerikaansch zeeofficier,<br />

Maury, de eerste dieptekaart van den Atlantischen<br />

oceaan.<br />

Reeds een tiental jaren te voren had dezelfde<br />

Maury door de publicatie van zijne „Wind- en Stroomkaarten<br />

der Oceanen" (1848) eene eerste, belangrijke<br />

schrede gedaan op den weg, waarlangs sinds dien<br />

Meteorologie en Oceanographie zich hebben ontwikkeld.<br />

De ontdekking, dat ook op zeer groote diepten<br />

nog levende organismen voorkwamen, was oorzaak,


58<br />

dat vooral zoölogen het onderzoek der zee gingen<br />

ter hand nemen en de ook voor hunne wetenschap<br />

noodige oceanographische waarnemingen gingen<br />

doen. Het voorbeeld werd gegeven door Wyville<br />

Thomson, die in 1868met het Engelsch oorlogschip<br />

„Lightning" de eerste eigenlijke oceanografische<br />

expeditie leidde, welke sinds door tal van grootere<br />

en kleinere in alle deelen der wereldzee werd gevolgd.<br />

Een der meest bekende, die van den „Challenger,"<br />

welke van 1872 tot 1876 een reis om de wereld<br />

maakte, bezocht ook onzen Oostindischen archipel.<br />

Nadien werden ook door enkele andere onderzoekingsvaartuigen<br />

onder vreemde vlag in het gebied<br />

van dien archipel hier en daar eenige oceanografische<br />

waarnemingen gedaan. Onder eigen vlag werd daar<br />

door H.M. flottieljevaartuig „Siboga" onder leiding<br />

van Max Weber eene diepzee-expeditie gemaakt,<br />

welke een jaar duurde (1900 —1901) en uitsluitend<br />

het oostelijk deel van den Archipel tot haar terrein<br />

koos. De bewerking van de vooral op zoölogisch<br />

gebied zeer omvangrijke resultaten dezer expeditie<br />

is nog niet geheel afgeloopen. Met behulp van de<br />

door H.M. „Siboga" gedane loodingen en van die,<br />

welke uit andere bronnen tot het jaar 1903bekend<br />

waren, kon in laatstgenoemd jaar eene dieptekaart<br />

van den archipel worden uitgegeven, welke ter<br />

tentoonstelling aanwezig is.<br />

In een ander hoofdstuk van dezen <strong>catalogus</strong> vindt<br />

men aangegeven hoe het staat met de kennis van<br />

den horizontalen vorm, d.i. met de cartografie van<br />

de zeeën en kusten, en welke belangrijke vooruitgang<br />

er, tengevolge van den voortdurenden arbeid<br />

onzer opnemingsvaartuigen en de bijdragen van de<br />

schepen der Gouvernements-Marine op dit gebied<br />

te constateeren is; weder een ander hoofdstuk doet<br />

zien, dat, dank zij den omvangrijken arbeid van<br />

Van der Stok voor een groot aantal punten in den<br />

archipel een vrij volledig overzicht omtrent de vertikale<br />

waterbeweging door de getijen is verkregen,<br />

van de horizontale beweging — de getij- en moessonstroomingen<br />

— nog slechts weinig met nauwkeurigheid<br />

bekend is.


59<br />

De kennis van den vertikalen vorm dezer zeëen,<br />

d.i. van hare diepten, strekte zich een 40-tal jaren<br />

geleden nog slechts weinig verder uit dan tot de<br />

diepten, welke in voorkomend geval nog het ankeren<br />

van schepen toelieten. Diepten boven 100 vademen<br />

(-t- 180 M.) komen op de zeekaarten dezer streken<br />

van vóór 1870 slechts sporadisch voor. Betrouwbare<br />

gegevens omtrent de vraag of de diepten in<br />

de binnenzeeën van den archipel bij honderden,<br />

dan wel bij duizenden vademen waren te rekenen,<br />

had men nog slechts op enkele punten.<br />

De onzekerheid, welke er vooral bij eenigszins<br />

bewegelijk schip, bij gebrek aan bijzondere hulpmiddelen,<br />

voorbereiding en oefening, in vele gevallen<br />

bleef bestaan omtrent het oogenblik. waarop<br />

het lood, dalende aan een uit touw geslagen loodlijn,<br />

den bodem had bereikt, maakte, dat het ook voor<br />

den meest weetgierige weinig aanlokkelijk was zich<br />

met de toevallig aan boord aanwezige hulpmiddelen<br />

aan dat zeer tijdroovend experiment te wijden. Als<br />

voorbeeld hoe onzeker de dan verkregen resultaten<br />

konden zijn, kan worden gewezen op eene looding,<br />

welke indertijd door een onzer oorlogsschepen in<br />

de Banda-zee werd verricht bewesten de Bandagroep,<br />

en waarbij werd aangenomen, dat eerst met<br />

4000 vademen lijn de bodem werd bereikt, terwijl<br />

later dicht bij hetzelfde punt de loodingsmachine van<br />

H. M. „Siboga" slechts diepten van ruim 4000 M.<br />

vond.<br />

Eerst het gebruik van staaldraad in plaats van<br />

touw en van looden, welke volgens het door Brooke<br />

aangegeven beginsel een groot deel van hun gewicht<br />

op den zeebodem achterlaten, heeft in belangrijke<br />

mate tot de kennis van de groote diepten<br />

der oceanen en van de bekkens in onzen archipel<br />

bijgedragen. Uitbreiding van deze kennis behoorde<br />

mede tot de opgaven van de Siboga-expeditie, welke<br />

daartoe een aantal loodingen op doelmatig gekozen<br />

punten verrichtte.<br />

Hoezeer met de uitgave van de Siboga-kaart<br />

eene belangrijke schrede voorwaarts werd gedaan,<br />

waren en zijn ook nu nog over zoo groote uitge-


60<br />

strektheden van den zeebodem in onzen archipel<br />

de diepten onbekend, dat van het aangeven van<br />

het juiste beloop der dieptegrenzen in bijzonderheden<br />

op vele punten vooreerst nog geen sprake<br />

zal kunnen zijn. Daar uit den aard der zaak voor<br />

de opnemingsvaartuigen de opnemingen voor nautische<br />

doeleinden als regel voor moeten gaan, zullen<br />

loodingen van groote diepte, evenals tot dusverre,<br />

voornamelijk te wachten zijn van kabelleggers en<br />

van schepen, varende voor wetenschappelijk onderzoek.<br />

Dit neemt niet weg, dat sinds 1903 ook van<br />

de opnemingsvaartuigen, welke uitgerust waren met<br />

een diepzeeloodingstoestel, op vele punten zeer welkome<br />

gegevens werden verkregen. Daaronder valt<br />

in de eerste plaats te noemen H. M. „Bali", welk<br />

schip onder bevel van den luitenant ter zee iekl.<br />

S. P. I'Honoré Naber een groot aantal diepe<br />

loodingen verrichtte in de Golf van Tomini en daar<br />

beoosten in de Molukken-passage, alsmede een<br />

zeker aantal op doelmatig gekozen punten in het<br />

Noordwestelijk deel der Banda-zee, benoorden Straat<br />

Manipa, in Straat Makassar, de Flores-zee, de Balizee<br />

en bij Bonerate.<br />

Behalve door deze loodingen werd de uitbreiding<br />

van de kennis der grootere diepten in den O. I.<br />

archipel sinds de verschijning van de Siboga-kaart<br />

verkregen doorloodingen van de navolgende schepen<br />

ter aangeduider plaatse:<br />

H. M. Flottieljevaartuig „Edi", welk schip o. a.<br />

op de strekking Palao-Menado en in Straat Makassar<br />

een groot aantal loodingen verrichtte ten dienste<br />

van de Duitsch-Nederlandsche Telegraafmaatschappij.<br />

H. M. Opnemingsvaartuig „Borneo" in het Oostelijk<br />

gedeelte der Banda-zee (nabij de Banda-groep,<br />

de Watubela- en de Kei-eilanden) en in het Oostelijk<br />

gedeelte van de Ceram-zee bezuiden Nieuw-Guinea.<br />

H. M. Opnemingsvaartuig „van Gogh" in het<br />

Noordoostelijk gedeelte van de Ceram-zee aan den<br />

rand van het plateau ten ZW. van de Macluer-golf.<br />

Het Duitsche onderzoekingsschip „Pla<strong>net</strong>" in het<br />

Mentawei-bekken, in den Indischen Oceaan bewesten<br />

Sumatra en bezuiden Java, in het westelijk deel der


61<br />

Ceram-zee tusschen Obi Major en Misool, en in den<br />

Stillen Oceaan ter Noordkust van Nieuw-Guinea.<br />

Het Engelsch kabelschip „Mag<strong>net</strong>" in den Indischen<br />

Oceaan tusschen N. Keeling-eiland en Straat<br />

Soenda.<br />

Het Engelsch oorlogsschip „Fantome" in Straat<br />

Lombok en ten ZW. van Soemba.<br />

Deze loodingen hebben de ook uit de vroegere<br />

loodingen opgedane ondervinding bevestigd, dat<br />

bijna overal in het oostelijk deel van den archipel<br />

de zeebodem sterk afwisselende diepten vertoont<br />

en dat in het algemeen reeds op korten afstand uit<br />

de kust groote diepte wordt gevonden. Ook bevestigden<br />

o. a. de door de „Pla<strong>net</strong>" gedane loodingen<br />

het vermoeden, dat er bezuiden Java eene randdiepte<br />

zou bestaan, d. i. eene betrekkelijk smalle,<br />

sterke inzinking van den bodem, loopende evenwijdig<br />

aan de algemeene strekking van de kustlijn.<br />

Die loodingen doen het meer dan waarschijnlijk<br />

achten, dat er bezuiden Java twee dergelijke randdiepten<br />

bestaan, waarvan de noordelijkste, met diepten<br />

tot ruim 3000 M., de oostwaartsche voortzetting<br />

schijnt te vormen van het Mentawei-bekken, de<br />

zuidelijkste met diepten tot 7000 M., die van de<br />

reeds op de Siboga-kaart aangegeven aan Sumatra<br />

evenwijdig loopende inzinking van tuim 5000 M.<br />

diepte.<br />

In den Stillen Oceaan werd door H. M. „Edi"<br />

eene diepte van ruim 7200 M. gelood beoosten de<br />

Talauer-eilanden, welke diepte waarschijnlijk is te<br />

beschouwen als het zuidelijkste deel van eene randdiepte<br />

evenwijdig aan den oostrand der Philippijnen.<br />

Binnen het gebied der Siboga-kaart werd door<br />

hetzelfde schip nog eene dergelijke randdiepte gevonden<br />

beoosten de Palao-eilanden met ruim 6800 M.<br />

diepte.<br />

De loodingen van 11. M. „Bali" toonden o. a. aan,<br />

dat de Golf van Tomini tot dichtbij de kust ofden<br />

rand van het kustrif meer dan 1000 M. diep is, in<br />

het westelijk gedeelte over een groot oppervlak<br />

zelfs diepten van 1800 tot 2000 M. heeft, en in den<br />

oostelijken toegang diepten tot ruim 3700 M. Laatst-


62<br />

bedoelde inzinking schijnt, zij het met eene onderbreking<br />

van minder diepte, samen te hangen<br />

tot ééne randdiepte, evenwijdig aan het Noordelijk<br />

deel van Celebes, met de inzinking, welke zich<br />

tusschen de Sangir- en de Talaut-eilanden in<br />

Noordelijke richting tot nabij Mindanao schijnt uit<br />

te strekken.<br />

Ditzelfde schip constateerde in het Noordwestelijk<br />

deel van de Banda-zee eene diepte van 5098 M.,<br />

ongeveer 30 zeemijlen beZ. Straat Greyhound;<br />

ongeveer 50 zeemijlen verder zuidwaarts eene van<br />

4833 M. en dicht beoosten Wowoni eene van 3881 M.<br />

In Straat Makassar bleken de in het Noorden en<br />

Zuiden gevonden diepten van meer dan 2000 M.<br />

zich voort te zetten door het nauwe gedeelte tusschen<br />

de Borneo-bank en het kustgedeelte van Kaap Mandar<br />

tot Kaap Williams.<br />

Eene ter tentoonstelling aanwezige, onder leiding<br />

van Prof. Dr. G. A. F. Mole'ngraaff vervaardigde<br />

dieptekaart is samengesteld met gebruikmaking van<br />

alle hier genoemde gegevens.<br />

Blijft, ook na deze aanwinsten der laatste jaren,<br />

nog veel te doen over, wat betreft de meer gedetailleerde<br />

kennis van de diepere gedeelten van<br />

den Archipel, in hare groote trekken kunnen thans<br />

de diepteverhoudingen daar reeds vrij goed bekend<br />

worden genoemd.<br />

In zijn westelijk gedeelte maakt de zeebodem<br />

van den archipel deel uit van een uitgestrekt ondiep<br />

plateau, samenhangend met het aziatisch vasteland<br />

en aan zijn west- en zuidzijde begrensd door de<br />

groote diepte van den indischen oceaan; in het<br />

oostelijk gedeelte van den archipel een afwisseling<br />

van hoogte en diepte, met opvallend smalle, langgerekte<br />

en in vele gevallen gebogen bodemverheffingen.<br />

De daartusschen besloten inzinkingen van<br />

den bodem hebben over het algemeen groote diepten<br />

en zijn, hoewel aan de oppervlakte overal met elkaar<br />

en met de oceanen in verbinding staande, op bepaalde<br />

diepten van elkaar en van de oceanen geïsoleerd<br />

door onderzeesche ruggen.<br />

Als een gevolg van deze bodemformatie doet zich


63<br />

het verschijnsel voor, dat in tegenstelling met hetgeen<br />

in de oceanen wordt waargenomen, waar de<br />

temperatuur van het water tot op zeer groote diepte<br />

steeds afneemt, in de bekkens van den archipel de<br />

temperatuur afneemt tot aan de diepte, waarop zij<br />

van den oceaan zijn afgesloten en beneden die diepte<br />

verder genoegzaam constant is.<br />

Het aantal waarnemingen op verschillende diepten<br />

omtrent temperatuur en samenstelling van het zeewater<br />

was in den archipel tot dusverre nog gering,<br />

zoodat in dit opzicht nog veel te doen overblijft.<br />

Intusschen bleek reeds uit de onderzoekingen van<br />

den Challenger, later door die van „Valdivia",<br />

„Siboga", „Pla<strong>net</strong>", e. a. bevestigd, dat ook in de<br />

bekkens van den archipel zich in de temperatuurverdeeling<br />

eenzelfde verschijnsel voordoet, als in<br />

tropische gedeelten van de oceanen werd geconstateerd,<br />

en door de Duitschers met den naam „Sprung,<br />

schicht" wordt aangeduid. Hieronder wordt verstaandat<br />

de temperatuur van het zeewater op eene betrekkelijk<br />

geringe diepte (100 a 200 M.) snel afneemt,<br />

vervolgens met toenemende diepte langzaam. De<br />

oorzaak van dit verschijnsel, het eerst uiteengezet<br />

door den duitschen oceanograaf Dr. G. Schott bij<br />

de bewerking van de resultaten der „Valdivia"-<br />

expeditie, is te vinden in de sterke verdamping van<br />

het water aan de oppervlakte. Dit water verkrijgt<br />

daardoor een zoodanig zoutgehalte, dat het, ondanks<br />

zijne hoogere temperatuur, grooter soortgelijk gewicht<br />

heeft dan het daaronder gelegene, koelere<br />

water. Hierdoor ontstaat eene vertikale uitwisseling<br />

en menging tot op die diepte, waar het aanwezige<br />

koudere water hetzelfde soortelijk gewicht<br />

heeft als het zinkende, gemengde en warmere doch<br />

zoutere water der boven die diepte aanwezige waterlaag.<br />

Op die diepte houdt de menging door vertikale<br />

uitwisseling op en heeft warmteuitwisseling<br />

verder alleen door de zeer langzaam werkende geleiding<br />

plaats. Het gevolg is, dat even boven de<br />

bedoelde diepte het water nog eene tamelijk hooge<br />

temperatuur heeft, even daaronder eene merkbaar<br />

lagere. Deze waterlaag, waar aldus de temperatuur


64<br />

bij toenemende diepte als met een sprong afneemt,<br />

vormt de „Sprungschicht".<br />

Omtrent de samenstelling van den zeebodem in<br />

de groote diepten van den archipel is nog weinig<br />

onderzocht. Wel zijn door de Siboga-expeditie en<br />

o.a. ook door H.M. „Bali" een aantal bodemproeven<br />

bovengebracht, doch het tijdroovend onderzoek daarvan<br />

is nog niet afgeloopen. Het aantal punten, waarvan<br />

deze in vele gevallen kleine hoeveelheden bodemmaterie<br />

werd verkregen, is in vergelijking van het<br />

zeer groote oppervlak van dit zeegebied, nog altijd<br />

klein te noemen.<br />

Als een vrij algemeen kenmerk werd bij eene<br />

oppervlakkige beschouwing der verzamelde bodemproeven<br />

tijdens de Siboga-expeditie den indruk<br />

verkregen, dat overal binnen het eilandengebied<br />

de bezinkingsproducten in sterke mate van terrigenen<br />

aard zijn, d. w. z. dat een goed deel daarvan<br />

bestaat uit de door afwatering en wind naar zee<br />

gevoerde verweeringsproducten van het boven water<br />

reikende deel van de aardkorst en uit materie van<br />

plantaardigen ooreprong. Vulkanische producten<br />

komen veelvuldig op den zeebodem voor.<br />

Van de koraalriffen, waaraan vooral het oostelijk<br />

deel van den archipel zeer rijk is, is, uitgezonderd<br />

dan in zuiver zoölogisch opzicht, nog betrekkelijk<br />

weinig studie gemaakt. Ook omtrent deze riffen en<br />

de ondiepe kustwateren is de bestaande kennis door<br />

de onderzoekingen van Max Weber verrijkt geworden.<br />

Onder meer is daarbij ook gebleken, dat<br />

ook in onzen archipel uitgestrekte lithotamnionbanken<br />

voorkomen.<br />

De vroeger gehuldigde meening, als zouden in<br />

het westelijke deel van den archipel geene rifvormende<br />

koralen voorkomen, is gebleken niet juist<br />

te zijn.<br />

Omtrent de vraag, of in den archipel atollen en<br />

randriffen voorkomen, heerscht nog een verschil<br />

van meening. dat voornamelijk verband houdt met<br />

de vraag of de daarmede overeenkomende rifvormen,<br />

welker aanwezigheid in den archipel uit de hydrografische<br />

opnemingen is gebleken, ook wat hunne


65<br />

wordingsgeschiedenis betreft, gelijk zijn te stellen<br />

met die, welke elders tot de echte atollen en randriffen<br />

worden gerekend.<br />

Omtrent hetgeen in deze wateren tot dusverre<br />

is verricht op het gebied van de zoölogie en de<br />

botanie, welke niet tot de eigenlijke physische<br />

oceanographie zijn te rekenen, zij hier alleen vermeld,<br />

dat met name door de resultaten der Sibogaexpeditie<br />

de kennis dier wetenschappen belangrijke<br />

uitbreiding heeft ondergaan en dat sinds eenige<br />

jaren van gouvernementswege onderzoekingen worden<br />

gedaan, welke meer bepaaldelijk bevordering<br />

van visscherijbelangen beoogen.<br />

G. F. Tydeman.


NATUURKUNDIGE AARDRIJKS-<br />

KUNDE VAN DEN OOST-INDISCHEN<br />

ARCHIPEL.<br />

Bij het onderzoek van natuurverschijnselen op<br />

aarde en zee of in den dampkring zijn twee richtingen<br />

mogelijk: men kan op één plaats, maar<br />

gedurende langen tijd, volgens een bepaald systeem,<br />

nauwkeurige waarnemingen verrichten, of ook er<br />

zich op toeleggen om gegevens te verzamelen,<br />

minder in getal en uit den aard der zaak minder<br />

nauwkeurig, maar voor vele plaatsen van een streek,<br />

land of oceaan, die men de intensieve en extensieve<br />

zou kunnen noemen. Beide richtingen hebben haar<br />

voor- en nadeelen: voorkeur voor een van beiden<br />

houdt verband met aard en aanleg van den natuuronderzoeker<br />

en beide zijn onmisbaar, omdat zij<br />

elkander aanvullen en steunen.<br />

De oudste vertegenwoordigers dezer beide<br />

richtingen in Nederlandsch-Indië zijn zeker wel<br />

Dr. P. L. Onnen, die in 1841 te Buitenzorg een<br />

reeks van meteorologische waarnemingen aanving<br />

en Franz Junghuhn, die, in 1835in Indië aangekomen,<br />

overal waar hij kwam observaties deed en ze ook<br />

wist te vereenigen tot één geheel in zijn bekende<br />

beschrijving van het klimaat van Java in verschillende<br />

hoogtegordels.<br />

Een eerste organisatie, uitgegaan van de Kon.<br />

Akademie van Wetenschappen, waarbij den officieren<br />

van gezondheid was opgedragen meteorologische<br />

waarnemingen te verrichten, voerde natuurlijk tot<br />

teleurstelling, ofschoon voor enkele plaatsen als<br />

Buitenzorg, Banjoewangie, Padang, Bandjermassin<br />

en Ambon, bruikbare reeksen werden verkregen.<br />

In 1866 kon Dr. P.A.Bergsma, in 1861hiertoe uitgeonden,<br />

met behulp van 5 inlandsche assistenten


67<br />

in een daartoe gehuurde woning, de reeks van<br />

uurwaarnemingen aanvangen, die tot heden onafgebroken<br />

is voortgezet en, ofschoon de officiceele<br />

organisatie van het Observatorium te Batavia eerst<br />

in 1875 haar beslag kreeg, kan dus de geboorte<br />

van die instelling en de aanvang van systematisch<br />

onderzoek op 1 Januari 1866 worden gesteld. Hoe<br />

zich daarna het Observatorium op natuurlijke wijze<br />

heeft ontwikkeld en de stroomingen van wetenschappelijk<br />

onderzoek en methoden van onderzoek<br />

heeft gevolgd, moge blijken uit de volgende korte<br />

overzichten, die tot toelichting mogen dienen van de<br />

tentoongestelde boekwerken, kaarten en instrumenten.<br />

1. Het Jaarboek. In 1871 verscheen het eerste<br />

deel van de „Observations", bevattende uurwaarnemingen<br />

van meteorologische elementen en van<br />

mag<strong>net</strong>ische declinatie. De uitvoerige bewerking<br />

dezer gegevens werd destijds als een groote bijzonderheid<br />

beschouwd en kan als voorbeeld dienen<br />

van een uitmuntende toepassing van de intensieve<br />

methode.<br />

Volledige mag<strong>net</strong>ische observaties van de drie<br />

elementen (declinatie, horizontale kracht en verticale<br />

kracht) zijn verschenen in de jaarboeken van af<br />

September 1883 en resultaten van seismologische<br />

observaties zijn geregeld daarin gepubliceerd sinds<br />

Juli 1898.<br />

In deze Jaarboeken, waarvan op het oogenblik<br />

het 33 ste deel (1910) is gepubliceerd, zijn ook<br />

verschillende bijzondere onderzoekingen opgenomen<br />

in den vorm van Appendices, waarvan men de<br />

onderwerpen in de hierbijgaande lijst kan vinden.<br />

De bewerking van het 34 ste deel is gereed, maar<br />

de publicatie bleef achterwege wegens overmaat<br />

van werk op de Landsdrukkerij.<br />

2. Regenwaarnemingen. Vóór zijn vertrek uit Indië<br />

in 1882 werd door Dr. Bergsma een systeem van<br />

regenwaarnemingen in den Indischen Archipel georganiseerd,<br />

dat in 1879 in werking trad met 74<br />

stations op Java en 44 op de Buitenbezittingen.<br />

Hoe gering omstreeks dien tijd de algemeene<br />

belangstelling in dergelijke publicaties was, moge


68<br />

hieruit blijken, dat een Gouverneur-Generaal den<br />

steller van dit overzicht den raad gaf die uitgave<br />

te staken, omdat zich toch niemand voor den regenval<br />

interesseerde en hoezeer de tijden sedert veranderd<br />

zijn, uit van Bemmelen's publicatie „Regenval<br />

op Java" (1908), waarin van meer dan 700<br />

stations de verkregen resultaten zijn samengesteld;<br />

deze publicatie toch geschiedde onder den drang van<br />

belangstellenden bij cultures van allerlei aard, van<br />

het Departement van Landbouw en van denIrrigatiedienst.<br />

In 1911 werd een belangrijk bedrag door de<br />

Regeering toegestaan voor de systematische bewerking<br />

van gegevens betreffende den regenval op<br />

Java en op het eind van 1912 werden geregeld<br />

waarnemingen ontvangen van 1660 stations, waarvan<br />

1361 op Java en Madoera en 299 in de Buitenbezittingen.<br />

Kenmerkend voor de algemeene belangstelling<br />

is het, dat onder die 1361 stations 669<br />

behooren tot den Bevloeiingsdienst en 539 aan<br />

particulieren.<br />

Een tentoongestelde regenkaart van Java bevat<br />

de nieuwste gegevens, die op dit oogenblik beschikbaar<br />

waren.<br />

3. Aardmag<strong>net</strong>isme. Nadat in 1874—1879 Dr.<br />

E. van Rijckevorsel een mag<strong>net</strong>ische opneming van<br />

den Indischen Archipel had tot stand gebracht, kon<br />

30 jaren later, 1903—1907, door Dr. W. van<br />

Bemmelen een nieuwe opneming worden verricht;<br />

de resultaten hiervan zijn in een wandkaart tentoongesteld.<br />

4. Vulcanische verschijnselen en Aardbevingen. De<br />

macro-seismische waarnemingen in den geheelen<br />

archipel zijn jaarlijks te samen gesteld en gepubliceerd<br />

in het Natuurkundig Tijdschrift van Nederlandsch-Indië<br />

(Deel 46—71, 1883 —1912), eerst door<br />

de seismologische commissie, later, vanaf 1898, door<br />

het observatorium.<br />

Vanaf 1898 zijn in de jaarboeken de resultaten<br />

der macro-seismische waarnemingen gepubliceerd,<br />

verricht eerst met behulp van Milne's horizontalen<br />

slinger, in aansluiting aan de organisatie van de


69<br />

British Association, later door middel van horizontale<br />

slingers van Bosch en Ehlert en den vertikalen<br />

slinger (1000 KG.) van Wieehert. Ook een maandclijksch<br />

seismologisch bulletin wordt door het Observatorium<br />

uitgegeven, waardoor de verschillende<br />

observatoria zoo spoedig mogelijk in kennis worden<br />

gesteld met de Indische aardbevingen.<br />

5. Getijden. Kort nadat Darwin zijn nieuwe methode<br />

van bewerking van getijwaarnemingen had uitgewerkt<br />

en een getijdienst in Britsch-Indië was georganiseerd,<br />

werd een nieuwe methode, steunend op Darwin's<br />

grondslagen, maar geschikt voor waarnemingen op<br />

enkele uren per dag, uitgewerkt en een getijdienst<br />

voor 5 jaren georganiseerd, omvattende omstreeks<br />

80 stations. De eerste resultaten werden gepubliceerd<br />

in 1889(Verslagen en MededeelingenKon. Akademie)<br />

in het Tijdschrift van het Kon. Instituut van Ingenieurs<br />

(1890—1896) en in het Natuurkundig Tijdschrift<br />

van Ned. Indië (1896); een eerstesamenstelling<br />

der resultaten met kaarten is te vinden in het werk<br />

„Wind and Weather, Tides and Tidal Streams", 1897;<br />

een tweede volledig overzicht in de uitgave „Elementaire<br />

theorie der Getijden" (1910). Van 1908tot op<br />

heden werden door het Observatorium getijtafels berekend<br />

en uitgegeven voor Pontianak, Belawan Dcli,<br />

Oost- en Westgat van Soerabaia, Oedjoeng Pangka,<br />

Bandjermasin, Moeara-djawa en Palembang.<br />

6. Meteorologische waarnemingen in den Archipel.<br />

Het groote nut, dat men van meteorologische waarnemingen<br />

ook buiten Batavia kan trekken, bleek<br />

duidelijk in 1890, toen aan het Observatorium advies<br />

werd gevraagd omtrent de meest geschikte plaats<br />

voor legering van troepen in de Preanger. Op<br />

grond van observaties, verricht gedurende één jaar<br />

op 5 stations langs de lijn Batavia-Garoet, kon Tjimahi<br />

als de meest geschikte plaats worden aangewezen.<br />

Een andere methode, om een voor vele doeleinden<br />

(expedities, opnemingen) nuttige en noodzakelijke<br />

kennis te verkrijgen van meteorologische toestanden<br />

in den Archipel, werd gevolgd door uittrekking van<br />

de niet-instrumenteele waarnemingen, vastgelegd in<br />

de scheepsjournalen van oorlogsschepen, die van


70<br />

1814—1890 de Indische zeeën hadden bevaren,<br />

welke journalen voor dit doel uit het Archief te<br />

's Gravenhage naar Batavia werden opgezonden.<br />

De resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd<br />

in den atlas „Wind and Weather etc." 1907.<br />

Op dit oogenblik is een nieuwe organisatie in<br />

werking getreden, waarbij op vele plaatsen zoo op<br />

Java als<br />

in de Buitenbezittingen, meteorologische<br />

waarnemingen worden verricht, die door het Observatorium<br />

worden bewerkt. In dit jaar zag het eerste<br />

deel dezer publicatie het licht onder den titel<br />

„Observations made at secondary stations in Netherlands<br />

East India", 1913.<br />

7. Het onderzoek der hoogere luchtlagen. In het<br />

wolkenjaar 1896— 97, door Hildebrandsson georganiseerd,<br />

werd door het Observaterium aan de internationale<br />

coöperatie deelgenomen, en hoogte en drift<br />

van de verschillende wolkensoorten met behulp van<br />

twee photographische theodolieten gemeten.<br />

In 1909 werd met behulp van de nieuwste middelen:<br />

loodsballons, ballons met registreertoestel en<br />

vliegers, het eigenlijke onderzoek der hoogere luchtlagen<br />

aangevangen. De resultaten dezer onderzoekingen<br />

zijn en worden gepubliceerd in een nieuwe<br />

uitgave van het Observatorium onder den titel<br />

„Verhandelingen", waarvan op dit oogenblik twee<br />

nummers zijn verschenen. Een overzicht van de verkregen,<br />

hoogst belangrijke, resultaten vindt men in<br />

een verhandeling van Dr. van Bemmelen gepubliceerd<br />

in het werk „Luftfahrt und Wissenschaft," herausgegeben<br />

von J. Sticker. De ontdekking van verscheidene<br />

luchtstroomingen boven elkander en van een<br />

sterke westelijke strooming (oostenwind), die zich met<br />

een snelheid van 34 M. per seconde op een hoogte<br />

van 30.5 KM. beweegt en voorts het aantreffen van<br />

een temperatuur van — 87 0 C. op een hoogte van<br />

16 K.M. mogen hier alleen worden genoemd.<br />

8. Nadere bijzonderheden omtrent de werkzaamheden<br />

van het Observatorium en de daardoor noodzakelijk<br />

geworden uitbreiding van personeel vindt<br />

men in de jaarverslagen (1910 —1912), doorDr. van<br />

Bemmelen in de laatste jaren in het licht gegeven.


71<br />

Hieruit blijkt, dat de inrichting, die door Bergsma<br />

werd aangevangen met 5 inlandsche assistenten, nu<br />

arbeidt met een personeel van een 40-tal personen.<br />

9. Reizen naar Indië. Vanafde oprichting van het<br />

Kon. Ned. Meteor. Instituut heeft Prof. Buys Ballot<br />

het groote belang voor de zeevaart van kennis der<br />

oceanografische toestanden in den Indischen en Atlantischen<br />

Oceaan ingezien en gewaardeerd.<br />

Het oudste aanwezige journaal loopt over 1820-1825<br />

en is gehouden door den Kapitein Jacobus Boelen<br />

van het schip Delphina ; uit de verzameldejournalen<br />

werden reeds in 1855 belangrijke zeilaanwijzingen<br />

van het Kanaal naar Java en omgekeerd gepubliceerd.<br />

Was destijds kennis van de heerschende winden<br />

de meest belangrijke voor de zeilvaart, waardoor<br />

groote besparing aan tijd kon worden verkregen,<br />

thans zijn het voornamelijk de zeestroomingen, van<br />

wier mede- of tegenwerking op lange routes de duur<br />

van de vaart afhankelijk is. De verschillen in gewonnen<br />

tijd zijn geringer dan vroeger, maar daarin gelijke<br />

mate dekosten zijn gerezen, blijft het product constant.<br />

Journalen, bevattende reizen van en naar Oost-<br />

Indië, ontvangt het Instituut van de Maatschappij<br />

Nederland, Rotterdamsche Lloyd, Java—China—<br />

Japan Lijn, Java—Bengalen Lijn en de Indische<br />

Lloyd. Deze journalen nemen zonder twijfel een<br />

eerste plaats in onder de verzamelingen vanandere<br />

zeevarende naties, waaronder alleen Engeland,<br />

Duitschland en Amerika deelnemen aan de bewerking<br />

van Oceanografische gegevens. Op 31 December 1905<br />

bedroeg het aantal journalen 5191, op 31 December<br />

1912 6698, een gemiddelde toeneming van ongeveer<br />

200 journalen per jaar. In 1912 was dit aantal reeds<br />

263 en het is nog steeds toenemend.<br />

De tentoongestelde kaarten van zee- en windstroomingen<br />

zijn werkkaarten, geteekend ten behoeve van<br />

de gepubliceerde atlassen. Het aantal waarnemingen,<br />

gebruikt voor de samensteliing van het nieuwste deel<br />

(December, Januari, Februari 1856 —1910) van het<br />

werk over den Indischen Oceaan bedraagt 1.860.613.<br />

J. P. van der Stok.


DE VERMEERDERING ONZER<br />

GEOLOGISCHE KENNIS VAN DEN<br />

NEDERLANDSCH OOST-INDISCHEN<br />

ARCHIPEL IN DE LAATSTE<br />

40 JAREN.<br />

Ofschoon het natuurwetenschappelijk onderzoek<br />

onzer Koloniën in de laatste halve eeuw in allerlei<br />

richting krachtig werd voortgezet, zijn de resultaten,<br />

naar het mij wil voorkomen, op het gebied der<br />

geologie en aanverwante vakken zeker niet het<br />

minst belangrijk geweest.<br />

Wat vooreerst de praktische resultaten betreft,<br />

kan gewezen worden op de ontdekking van belangrijke<br />

kolenvelden (Sumatra's Westkust, Borneo's<br />

Oostkust), die gedeeltelijk reeds in ontginning zijn;<br />

op groote hoeveelheden petroleum, die door boringen<br />

aan den dag werden gebracht (Java, Sumatra<br />

Borneo); eindelijk op goudertsen, die op enkele<br />

punten van Sumatra en van Noord-Celebes in ontginbare<br />

afzettingen bleken voor te komen.<br />

Daarbij werd het wetenschappelijk onderzoek niet<br />

vergeten. Door de Gouvernements mijningenieurs,<br />

gedeeltelijk ook door Nederlandsche en buitenlandsche<br />

geleerden, werden uitgestrekte terreinen hetzij<br />

verkend, hetzij nauwkeurig opgenomen, en hunne<br />

bevindingen in den vorm van verslagen, met bijbehoorende<br />

geologische kaarten, gepubliceerd. Hier<br />

zijn vooral te noemen: Java, een groot gedeelte<br />

van Sumatra, geheel Bangka en Billiton, een gedeelte<br />

van West-Borneo, van Oost-Borneo en van Celebes,<br />

Lombok, eindelijk de Molukken, met inbegrip van<br />

Nederlandsch Nieuw-Guinea en den Timor-Archipel.


73<br />

Bij dit onderzoek bleek nu, dat de opvatting, die<br />

men vroeger over de geologische samenstelling van<br />

den Indischen Archipel had, ten eenenmale onjuist<br />

was. Uitgezonderd Java, dat door Junghuhn reeds<br />

goed bekend geworden was, wist men vóór 50 en<br />

zelfs vóór 40 jaren niet veel meer van dienArchipel,<br />

dan dat er werkzame vulkanen voorkwamen, dat<br />

er dikke sedimentaire lagen optraden, die in navolging<br />

van Junghuhn alle voor tertiair gehouden<br />

werden, en welke hier en daar steenkolen van<br />

goede kwaliteit bevatten, eindelijk, dat de eilanden<br />

Bangka en Billiton rijk aan tinerts waren. Tot dit<br />

weinige, en enkele andere verspreide, maar weinig<br />

vertrouwbare gegevens, was toen de geologische<br />

kennis van onze overzeesche bezittingen buiten Java<br />

beperkt.<br />

Op den algemeen als juist aangenomen regel,<br />

dat alle sedimenten tertiair waren, maakte alleen<br />

Timor een uitzondering, op welk eilandreeds door<br />

Macklot, een lid der vóór Junghuhn in Indië werkzame<br />

„Natuurkundige Commissie" versteeningen<br />

waren gevonden, die een oud karakter droegen.<br />

In 1858 kwamen eenige fossielen van Timor naar<br />

Batavia, waaronder encrinietcn en ammonieten herkend<br />

werden; in 1862 hield von Richthofen eenige<br />

versteeningen van Timor, die hij bij Junghuhn<br />

zag, zeer bepaald voor tot de Bergkalk behoorend,<br />

dus voor carbonisch; en nadat in 1864 Beyrich<br />

eene grootere suite versteeningen van Timor, als<br />

behoorend tot de kolenkalk had beschreven, was<br />

aan het optreden van paleozoïsche lagen op dat<br />

eiland niet meer te twijfelen. Latere onderzoekingen<br />

hebben aangetoond, dat deze fossielen iets jonger<br />

zijn, en tot de perm-formatie, dus tot het opperste<br />

paleozoïcum moeten gesteld worden.<br />

Eerst 10 jaren later, in 1874, werden op Sumatra,<br />

in de Padangsche Bovenlanden, door het Mijnwezen<br />

lagen met versteeningen {Phillipsia, fnsulinen, enz.)<br />

ontdekt, die eveneens paieozoïsch waren. Zij werden<br />

door Ferd. Roemer als kolenkalk beschreven, terwijl<br />

latere onderzoekers ze weder voor iets jonger, namelijk<br />

voor opper-carbonisch, houden.


74<br />

In 1883 werden door het Mijnwezen de eerste<br />

mesozoïsche versteeningen gevonden, namelijk in<br />

mergels van de Wester-Afdeeling van Borneo, die<br />

Geinitz als cretaceïsch bepaalde.<br />

In 1889 volgde de ontdekking door Wichmann<br />

van de eerste triassische lagen op het eiland Roté<br />

(Rotti), en van jurassische gesteenten op hetzelfde<br />

eiland, deze laatste echter niet in vaste lagen, maar<br />

als uitwerpsels van slikbronnen (z. g. slikvulkanen);<br />

terwijl Ten Kate in 1891 door het vinden van halobiënkalk<br />

als rolstukken in eene rivier van Midden-<br />

Timor bewees, dat de triasformatie ook op dat eiland<br />

voorhanden is.<br />

Van dit jaar volgen de ontdekkingen van mesozoïsche,<br />

gedeeltelijk ook van paleozoïsche formaties<br />

snel op elkaar. Successievelijk werd aangewezen:<br />

In 1892, jura op Boeroe, door Martin.<br />

In 1895 en 1896, jura op West-Borneo, door<br />

Martin, Vogel en Krause.<br />

In 1897, jura op Noord-Borneo (Serawak), door<br />

Bullen Newton.<br />

Daarna:<br />

In 1899, op verschillende eilanden vau het oostelijk<br />

gedeelte van den Archipel (Molukken), perm,<br />

trias, jura, krijt, eoceen en jong-tertiair, door Verbeek.<br />

In 1899, trias in Noord-Sumatra, door Volz.<br />

In 1900, perm, trias, jura, krijt, op verschillende<br />

Moluksche eilanden, door G. Boehm.<br />

In 1902, trias op West-Borneo, door Wing Easton<br />

en Vogel.<br />

In 1906, carboon en krijtformatie in Djambi fZuid-<br />

Sumatra), door Tobler.<br />

In 1907, trias in de Molukken op verschillende<br />

eilanden door Wanner, en in Portugeesch Timor<br />

door Hirschi.<br />

In 1908, de rhatische formatie in de Padang'sche<br />

Bovenlanden (Sumatra), door Miss M. Healey. Deze<br />

formatie is echter later gebleken een weinig ouder<br />

te zijn, en tot de opper-trias te behooren.<br />

In 1908, jura, in Djambi (Zuid-Sumatra), door<br />

Tobler.<br />

In 1909, trias op Boeroe, door Krumbeck.


75<br />

In 1911, paleozoïsche, mesozoïsche en tertiaire lagen<br />

in westelijk Zuid-Nieuw-Guinea, door Martin.<br />

In 1912, opper-trias in de Padangsche Bovenlanden,<br />

door Krumbeck.<br />

Terwijl men dus nog in 1882 meende, dat alle<br />

mesozoïsche lagen in Nederlandsch-Indië ontbraken,<br />

blijkt nu, dat lagen uit alle drie de hoofdafdeelingen<br />

van het mesozoïcum voorhanden zijn. De zee, die<br />

nu de eilanden van onzen Indischen Archipel omgeeft,<br />

was zooals uit verschillende gegevens blijkt,<br />

in het carboon reeds voorhanden, en scheidde toen<br />

reeds China van Australië. De groote landmassa,<br />

die Neumayr in de jura-periode tusschen die landen<br />

aannam, en als sino-australisch-continent aanduidde,<br />

heeft nooit bestaan, althans niet na het carboon,<br />

en waarschijnlijk vroeger evenmin.<br />

Volgens de boven opgegeven nieuwe ontdekkingen<br />

kunnen nu in den Archipel de volgende gesteentegroepen<br />

onderscheiden worden, die op de door den<br />

oud-mijningenieur E. C. Abendanon vervaardigde, en<br />

ten toon gestelde geologische schetskaart van den<br />

Archipel aangegeven zijn. Met het oog op de kleine<br />

schaal der kaart moesten echter sommige groepen<br />

vereenigd worden.<br />

1. Oude leigesteenten (schiefers) zonder versteeningen,<br />

van onbekenden ouderdom. Hieronder zijn<br />

waarschijnlijk zoowel azoïsche, als verschillende<br />

oud-paleozoïsche gesteenten. Tot de laatste behooren<br />

waarschijnlijk de kleileien met goudhoudende kwartsgangen,<br />

maar tot nog toe is zelfs geen spoor van<br />

versteeningen in deze leien aangetroffen.<br />

Deze gesteenten zijn zeer verspreid en komen<br />

waarschijnlijk overal in den ondergrond voor. Men<br />

kent ze van Sumatra, Bangka, Billiton, Karimondjawa,<br />

Borneo, Celebes en talrijke eilanden van de<br />

Molukken (de Molukken hier in uitgebreiden zin genomen,<br />

dat is, met inbegrip van Nieuw-Guinea, den<br />

Timor-Archipel en de Kleine Soenda-eilanden).<br />

2. Groep der oude basische eruptiefgesteenten, van<br />

grootendeels prae-permischen ouderdom; een gedeelte


76<br />

is wellicht jonger (mesozoïsch). Hiertoe behooren<br />

peridotiet, serpentijn, gabbro, diabaas en diabaasporfieriet,met<br />

hunne tuffen, brecciën en schaalsteenen,<br />

die met de oude leigesteenten opgericht en geplooid<br />

zijn. Sumatra, Borneo, Celebes, Molukken.<br />

3. Granietgesteenten. Deze zijn in de Molukken<br />

jonger dan groep 2, daar zij o.a. op Ambon, Lirang<br />

en Wetar gangvormig in peridotiet, diabaas en<br />

gabbro optreden. Zij zijn echter tevens ouder dan<br />

triassisch, omdat gruis van granieten in de opperpaleozoïsche,<br />

of waarschijnlijker triassische zandsteenen<br />

van Ambon voorkomt. Andere granieten,<br />

namelijk sommige van Djambi en het Noordelijke<br />

gedeelte van Palembang (de Rawas), zijn echter<br />

stellig jonger, daar zij mesozoïsche (waarschijnlijk<br />

jurassische) sedimenten contact-metamorph veranderd<br />

hebben. Sumatra, Bangka, Billiton, Borneo, Celebes,<br />

Molukken.<br />

4. Paleozoïsch, grootendeels opper-carbonisch en<br />

permisch. Sumatra, Timor, Molukken.<br />

5. Trias-formatie. Sumatra, Borneo, Oost Celebes,<br />

talrijke Molukken-eilanden.<br />

6. Jura-formatie. Sumatra, Borneo, Oost-Celebes,<br />

verschillende Molukken-eilanden.<br />

7. Krijt-formatie. Sumatra, Java, West-Borneo,<br />

verschillende Molukken-eilanden.<br />

8. Eruptiefgesteenten dermesozoïsche periode. Hiertoe<br />

behooren sommige granieten, kwartsporfieren,<br />

diabazen en melafieren. Sumatra, Java, Borneo,<br />

Molukken.<br />

9. Oud-tertiaire (eoceene en oligoceene) afzettingen.<br />

Sumatra, Java, Borneo, Celebes, Molukken. Bevatten<br />

de goede Indische steenkolen.<br />

10. Jong-tertiaire (mioceene) eruptiefgesteente)!.<br />

Leuciet- en nephelien-gesteenten, andesieten, dacieten<br />

en bazalten. Gruis van deze gesteenten komt wel in<br />

de mioceene, maar niet in de eoceene gesteenten<br />

voor. Sumatra, Java, Bawean, Borneo, Celebes,<br />

Molukken.<br />

11. Jong-tertiaire (mioceene enplioceene) afzettingen.<br />

Zachte kleisteenen, mergels, zandsteenen en kalksteen,<br />

steeds met een gehalte aan gruis van de


77<br />

eruptiefgesteenten der groep 10. In de Molukken<br />

behooren de hoogstgelegene terrasvormige koraalkalken<br />

tot het plioceen. Mioceene afzettingen komen<br />

°p de meeste eilanden van den Archipel voor, maar<br />

niet op Bangka, Billiton, Ambon en enkele andere.<br />

12. Kwartaire afzettingen en Vulkanen. Hiertoe<br />

behooren de laaggelegen terraskalken der Molukken,<br />

losse zandsteenen van vulkanisch gruis en de vulkanen<br />

zelf, die voor het grootste gedeelte in den<br />

kwartairen tijd werden opgebouwd. De kwartaire<br />

sedimenten komen op bijna alle eilanden van den<br />

Archipel voor, de vulkanen, waarvan er verscheidene<br />

nog werkzaam zijn, daarentegen slechts op enkele<br />

eilanden, die in vier groepen zijn in te deelen. Tot<br />

de eerste groep behooren de vulkanen van Sumatra,<br />

Java en de kleine Soenda-eilanden tot Pantar. Het<br />

op Pantar oostelijk volgende eiland Alor bevat geen<br />

jonge vulkanen, maar wel mioceene eruptiepunten.<br />

I)e tweede groep bevat de ellipsvormig geranschikte<br />

vulkanen van de Banda-zee; hiertoe behoort de<br />

Banda-groep. De derde, of Menado-groep, strekt<br />

zich uit van het eilandje Oena-oena in de Tominibocht<br />

over de vulkanen in de Minahasa (Noord-<br />

Celebes) naar de Siau-Sangi-reeks en verder noordelijk<br />

naar de vulkanen der Philippijnen. De vierde<br />

groep eindelijk is samengesteld uit de reeks der<br />

Halmahera-vulkanen, die van den grooten Tobelovulkaan<br />

over den Gam Koenora, Ternate en Tidore<br />

tot aan Makian loopt. Alle eilanden, die niet tot<br />

deze 4 groepen behooren, bezitten geen vulkanen.<br />

13. De recente, ofhedendaagsche vormingen bestaan<br />

hoofdzakelijk uit uitwerpselen van nog werkzame<br />

vulkanen, uit afzettingen van kalksteen nabij de<br />

kusten of in ondiepe zee, door den bouw van<br />

koralen, foraminiferen en kalkalgen, uit aanslibbingen<br />

van rivieren bij hunne uitmonding in zee, en uit<br />

afzettingen van warme bronnen.<br />

Eene meer uitvoerige samenstelling van denieuwste<br />

onderzoekingen op geologisch gebied van den Archipel<br />

is te vinden in Verbeek's „Molukken-Verslag",<br />

Jaarboek van het Mijnwezen in Ned. Oost.-Indië,


78<br />

XXXVII, 1908, Wetensch. Ged., Batavia, 1908.<br />

De na dien tijd, tot ultimo 1912, verschenen<br />

mijnbouwkundige en geologische geschriften over<br />

onzen Archipel zijn opgenomen in Verbeek's „Opgave<br />

van geschriften over geologie en mijnbouw van<br />

Nederlandsch Oost-Indië," Verhandelingen van het<br />

Geol. Mijnb. Genootschap voor Nederland en Koloniën,<br />

Geol. Serie, Deel I, 's-Gravenhage, 1912.<br />

R. D. M. Verbeek.


DE VOLKENKUNDE.<br />

Nu het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig<br />

Genootschap ter gelegenheid van zijn veertigjarig<br />

jubileum schouw houdt over hetgeen gedurende zijn<br />

bestaan op aardrijkskundig gebied in de Nederlandsche<br />

koloniën aan wetenschappelijke winst is behaald,<br />

schijnt het een verklaarbaar verlangen, dat daarbij<br />

ook de uitkomsten van de Volkenkunde gedurende<br />

dat tijdvak<br />

onder de oogen worden gezien. Aardrijkskunde<br />

en Volkenkunde zijn te nauwer verwant<br />

naarmate — zooals in onze koloniën nog veelal<br />

het geval is en ook uit de statuten van het jubileerend<br />

Genootschap blijken kan — onderzoekingen<br />

van land en van volk veelvuldiger hand aan hand<br />

gaan. Bovendien is de mensch en vooral de primitieve<br />

mensch als „slaaf van de hem omringende<br />

natuur" in hooge mate afhankelijk van zijne omgeving<br />

in den ruimsten zin, van den bodem waarop hij<br />

leeft, van de planten- en dierenwereld en van het<br />

klimaat en de aardrijkskundige gesteldheid van zijn<br />

land, zoodat er uiteraard wisselwerking bestaat<br />

tusschen de Aardrijkskunde en de Volkenkunde, die<br />

zich ten plicht heeft gesteld het wezen te doorgronden<br />

van de volken, welke nog slechts oppervlakkig<br />

of nog niet in aanraking zijn gekomen met<br />

hetgeen wij als beschaving aanmerken. Bij de behandeling<br />

van de vraagstukken, welke met de toestanden<br />

bij dergelijke volken verband houden, speelt<br />

wederom de aardrijkskunde een rol, want zij kan<br />

inlichten met betrekking tot de wegen, welke verschillende<br />

volksstammen ofverschillende beschavingsuitingen<br />

hebben afgelegd. In dit opzicht valt er in<br />

den Indischen Archipel met zijn bonte mengeling<br />

van bevolkingsgroepen nog veel licht te ontsteken,


80<br />

zooals blijken kan aan dengene, die het stoffelijk<br />

beschavingsbezit van die bevolking vergelijkt met<br />

dat van de haar omringende volken. Er blijven bij<br />

de beschouwing van de kleeding, de sieraden, de<br />

wapenen, het huisraad, de gereedschappen voor<br />

landbouw, ambacht, jacht en visscherij nog zoovele<br />

vragen omtrent herkomst, of vreemde invloeden<br />

over, dat men uit een wetenschappelijk oogpunt<br />

wenschen mocht het aanwezige te kunnen behoeden<br />

voor verworden en verdwijnen, zoolang die vragen<br />

niet tot oplossing zijn gebracht, in aansluiting bij<br />

hetgeen taaivergelijking en somatische anthropologie<br />

leeren of leeren zullen nopens de plaats, die de<br />

Indonesiërs in de rij der volken innemen.<br />

Met het geestelijk beschavingsbezit is het niet<br />

anders; vreemde invloeden in het godsdienstig en<br />

maatschappelijk leven wijzen op nauwe aanrakingen<br />

met de bewoners van Azië, de in den Archipel<br />

gesproken talen getuigen bovendien nog van de<br />

gemeenschap met de oostelijk gelegen eilandengroepen,<br />

de inheemsche ondergrond van het geestelijk<br />

wezen der oudste bewoners van den Indischen Archipel,<br />

hunne primitieve, godsdienstige en zedelijke<br />

begrippen, hunne instellingen, rechtsbeginselen en<br />

mythen eischen nog in velerlei opzicht stage bestudeering<br />

tot vermeerdering van de kennis nopens<br />

verwantschap met elders levende volken, een gemeenschappelijk<br />

uitgangspunt of bepaalde wegen van<br />

aanraking. Hieruit volgt reeds eenigszins het belang,<br />

dat er voor de wetenschap der volkenkunde in het<br />

algemeen gelegen is in elke vermeerdering van de<br />

kennis nopens het zieleleven, de maatschappelijke<br />

toestanden, de economische verhoudingen en de<br />

voorwaarden om tot een hooger beschavingspeil te<br />

komen van de volken in den Indischen Archipel.<br />

Die kennis toch kan nog belangrijke bijdragen leveren<br />

voor het inzicht in de geschiedenis van het ontstaan<br />

en verdwijnen van beschavingsuitingen van die<br />

volken en van de menschheid in het algemeen,<br />

omdat zich bij de natuurvolken van Insulinde nog<br />

primitieve toestanden laten waarnemen, die voor<br />

het begrip nopens de ontwikkelingsgeschiedenis van


81<br />

elders heerschende of geheerscht hebbende verhoudingen<br />

licht kunnen geven. Er zijn weiniglandstreken<br />

op den aardbol, die in dit opzicht zulk een<br />

belangrijke rol kunnen vervullen als het Indonesische<br />

eilandenrijk, dat aan de zorgen van Nederland is<br />

toevertrouwd, want elk van die eilanden is op zich<br />

zelf een wereld of een wereldje, waar thans nog<br />

(voor hoe lang nog?) schatten aan stoffelijk en<br />

geestelijk ethnologisch materiaal liggen opgehoopt<br />

en voor den belangstellende te verzamelen zijn<br />

In engeren zin laat zich het belang der Indische<br />

Volkenkunde tastbaar gevoelen aan iedereen, die<br />

geroepen is die volken te leiden op de banen, welke<br />

aan de onderdanen van eene koloniale mogendheid<br />

voor hen begeerenswaard toeschijnen. Immers zal<br />

niemand in dezen tijd meer ontkennen, dat die leiding<br />

alleen dan, zonder steeds voor beide partijen<br />

te betreuren misverstand, mogelijk en vruchtdragend<br />

kan zijn, wanneer zij rekening houdt met den aard<br />

en den geestelijken aanleg van hen, aan wie wereldlijk<br />

of geestelijk heil zal worden gebracht, een heil,<br />

dat trouwens dan alleen wordt aanvaard en behoorlijk<br />

ten nutte gemaakt, wanneer het gewenscht en<br />

als een behoefte gevoeld wordt. Denkt men zich<br />

die wereldlijke of geestelijke leiders alleen als bestuursambtenaren,<br />

rechters, zendelingen en onderwijzers,<br />

dan trekt men den kring te eng. Ook de<br />

handel vraagt naar den aard van de behoeften,<br />

naar de ontwikkeling van smaak en kunstgevoel<br />

bij zijne afnemers; eene goede kennis van land en<br />

volk geeft trouwens voordeel aan iedereen, die uit<br />

die kennis waardeering weet te putten voor andersdenkenden<br />

; dan schenkt zij een verruimden blik en<br />

kan zij nieuwe gezichtspunten openen ook ten aanzien<br />

van de fundamenteele denkbeelden van onze<br />

Westersche maatschappij; dan geeft zij eene verruimde<br />

menschenliefde, zooals zij den kunstenaar<br />

nieuwe motieven schaft en verlustiging in eenvoudige<br />

en daardoor vaak zuivere uitingen van schoonheidsdrang.<br />

In het licht van de practijk bezien, moet dus<br />

elke vermeerdering van onze kennis nopens de


82<br />

bewoners van onze koloniën, afgescheiden van het<br />

nut voor de wetenschap, dankbaar worden erkend<br />

door allen, die maatregelen ten behoeve van die<br />

bewoners beramen of uitvoeren en in nog ruimeren<br />

kring door allen, welke betrokken zijn bij het wel<br />

en wee van de koloniën, dat zijn alle onderdanen<br />

van eene koloniale mogendheid. Zoowel uit een<br />

wetenschappelijk als uit een practisch koloniaal oogpunt<br />

is het dus gewenscht van tijd tot tijd stil te<br />

staan en monstering te houden over hetgeen de<br />

uitkomsten zijn van een tijdvak van het onderzoek<br />

naar en de bearbeiding van gegevens op het gebied<br />

der Volkenkunde van onze koloniën.<br />

Als uitgangspunt van dat doel leent zich het jaar<br />

1873, waarin het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig<br />

Genootschap werd opgericht, zeer goed,<br />

omdat er omstreeks dien tijd op het gebied der<br />

Volkenkunde nieuw levea ontstond. In Duitschland<br />

was toen (in 1869) voor het eerst een leerstoel<br />

voor anthropologie opgericht te München; in Engeland<br />

verscheen in 1871 E. B. Tylor's werk Primiiive<br />

Culture, een boek, dat in verschillende landen<br />

aan tal van ethnologen den weg heeft gewezen ten<br />

aanzien van de verzameling en de bewerkingsmethode<br />

van gegevens met betrekking tot de maatschappelijke<br />

instellingen, de zeden en de godsdienstige<br />

voorstellingen van de zoogenaamde primitieve<br />

of wilde volken. Nederland bleef niet achter; daar<br />

werd in 1876 vóór<br />

—<br />

andere landen — aan de<br />

hoogescholen plaats gegeven aan de vergelijkende<br />

godsdienstgeschiedenis, die bij haar onderzoek ook<br />

rekening wenschte te houden met de uitkomsten<br />

van de Volkenkunde en die met de namen van<br />

Tiele en Chantepie de la Saussaye den Nederlandschen<br />

roem heeft hooggehouden. De Volkenkunde,<br />

aldus medegeplaatst op den troon der geestelijke<br />

wetenschappen, ging meer en meer vergelijkenderwijs<br />

de door de ethnographie van heinde en ver<br />

aangebrachte gegevens verwerken tot ethnologische<br />

studiën, die de leer van den mensch verrijkten en<br />

tot wasdom deden komen. Kern's Buddhisme verscheen<br />

spoedig daarna (1881 —1883); zijne studiën


83<br />

over het Sanskrit en de Indogermaansche talen en<br />

zijne ver over de grenzen van den Indischen Archipel<br />

reikende kennis van inlandsche talen droegen<br />

bij tot de ontsluiting van de gedachten van vverelddeelen.<br />

Zooals hij en Brandes de beteekenis van<br />

den Hindutijd voor de bevolking van den Archipel<br />

vaststelden, zoo kwam Snouck Hurgronje,<br />

die te Mekka het Mohammedanisme in eigen huis<br />

had opgezocht en verkend (1884—'85), in tal van<br />

geschriften verkonden, hoe de Islam door natuurvolken<br />

wordt aanvaard en welke zijn beteekenis<br />

kan zijn voor onze koloniale politiek, een taak, die<br />

hij op zich kon nemen, omdat hij èn de roerselen<br />

van het Islamitische hart èn de ziel van den<br />

inlander èn het wezen van ons koloniaal regeeringsbeleid<br />

had doorgrond. Wilken, die in het geboortejaar<br />

van het Aardrijkskundig Genootschap reeds<br />

gedurende eenigen tijd bestuursambtenaar in Indië<br />

was geweest, begon toen reeds met het uitgeven<br />

van zijne eerste verhandelingen, die gevolgd zijn<br />

door een reeks van meesterlijke opstellen op het<br />

gebied der Volkenkunde, een reeks, die in 1885<br />

toen Wilken Veth als hoogleeraar te Leiden opvolgde,<br />

haar hoogtepunt bereiken zou met het opstel<br />

over het Animisme bij de volken van den Indischen<br />

Archipel. Door de zorg van Mr. van Ossenbruggen,<br />

onlangs in vier kloeke deelen verzameld uitgegeven,<br />

hebben Wilkens geschriften het bewijs geleverd voor<br />

hare beteekenis tot ver over den huidigen dag. De<br />

huidige dag, die de breed opgezette fundamenten<br />

laat zien, waarop van Vollenhoven bezig is het<br />

grootsche gebouw te stichten, dat den aard en de<br />

waarde der rechtsbeginselen van de bevolking van<br />

den Indischen Archipel zal vertoonen en waarin<br />

haar rechtsleven op het voetstuk wordt gezet, dat<br />

het verdient. Ten aanzien van een ander gedeelte<br />

van het geestelijk beschavingsbezit van die bevolking<br />

— de kunst — dient zulk een arbeid nog te<br />

geschieden. Wie het boek over de Indonesische<br />

kunst zal schrijven, vindt reeds een belangrijke<br />

hoeveelheid bouwstoffen verzameld ; een verblijdend<br />

verschijnsel, omdat het wijst op den vooruitgang


84<br />

van onze kennis in de laatste tientallen jaren. In<br />

1875 was in van der Lith's handboek nog slechts<br />

sprake van de „groote handigheid" van den inlander<br />

en van zijne hooge mate van „kunstvaardigheid";<br />

sedert de laatste kwarteeuw is het ieder duidelijk<br />

geworden uit de geschriften van Hein, Haddon,<br />

Foy en Richter, Rouffaer en Juynboll, von Saher,<br />

Pleyte, Jasper, Loubèr, Nieuwenkamp, Nieuwenhuis<br />

en anderen, dat door de inlandsche bewoners echte<br />

kunst wordt beoefend en dat de veelal „anonieme<br />

kunstenaars" soms aanspraak hebben op groote<br />

waardeering. Nog in ander opzicht valt er winst<br />

te boeken. Groeneveldt deed (in 1876) licht opgaan<br />

uit Chineesche bronnen over de geschiedenis en de<br />

oude zeden en gewoonten van de bevolking in den<br />

Indischen Archipel; van der Lith droeg materiaal<br />

van Arabische zijde aan (1883 —'86); Kern en<br />

Brandes ontcijferden de geheimen van steenen en<br />

metalen en lontar-oorkonden; de te vroeg overleden<br />

Dr. Brandes kwam in 1896 met zijn Pararatoncommentaar<br />

en in 1902 met de Negarakretagama,<br />

die Kern ontsluiten zou; Rouffaer deed met veel<br />

scherpzinnigheid menig punt van nieuwe en oude<br />

vondsten naar behooren uitkomen; eene in het leven<br />

geroepen oudheidkundige dienst ondernam systematisch<br />

en wetenschappelijk, wat enkelen, soms zeer<br />

verdienstelijk, reeds hadden verricht tot vermeerdering<br />

van de kennis nopens de bouwkundige monumenten<br />

van het verleden; ook andere inlandsche<br />

geschiedboeken werden in den laatsten tijd, mede<br />

door den Javaanschen deskundige Dr. Hoesein<br />

Djajadiningrat bewerkt en hun objectieve waarde<br />

vastgesteld.<br />

Het valt niet te ontkennen, dat de belangstelling<br />

voor de Volkenkunde zoowel in het Moederland<br />

als in de koloniën wast. Aan meer dan één Nederlandsche<br />

universiteit wordt de Volkenkunde beoefend;<br />

het nieuw opgerichte Koloniaal Instituut<br />

wees er een werkplaats voor aan; het Leidsche<br />

museum draagt zijne schatten aan het licht in een<br />

rij van kwartijnen, die gewagen van zijn rijke bezit,<br />

dat een paleis waardig, in het duister wordt opge-


85<br />

schuurd; het Bataviaasch museum doet den vreemdeling<br />

steeds duidelijker kond van het belangwekkende<br />

cultuurbezit van de bevolking van Insulinde;<br />

verscheidene andere verzamelingen wedijveren om<br />

het bezit van de Indonesische ethnographica; fraaie<br />

afbeeldingen van het inlandsche leven werden verkrijgbaar<br />

gesteld; tentoonstellingen in Indië en in<br />

Europa (Parijs 1900, Brussel 1910)riepen om waardeering<br />

voor het inlandsche wezen en het inlandsche<br />

kunnen, niet het minst in het buitenland.<br />

Ook uit het verschijnen van op Nederlandsch-<br />

Indië betrekking hebbende verzamelwerken, welke<br />

een ruime plaats afstaan aan de gegevens, welke<br />

het stoffelijke en het geestelijke leven van de bevolking<br />

betreffen, kan vermeerdering van de belangstelling<br />

voor die bevolking blijken. Om bij de buitenlanders<br />

te beginnen: Chailley, Cabaton, Clive Day,<br />

The twentieth century impressions, zij allen getuigen<br />

in woord of in beeld van die belangstelling buiten<br />

onze grenzen. Het fraai verluchte boek, dat onder<br />

Colyn's leiding verscheen (1911 — '12) en het Handboek<br />

van Insulinde van D. van Hinlopen Labberton<br />

(1910) zijn er de bewijzen voor, hoezeer na van der<br />

Lith's handboek (2e druk 1893—'95) hier te lande<br />

behoefte bestond aan algemeene voorlichting betreffende<br />

land en volk van Neerlands-Indië. Daarom<br />

wordt nog het gemis gevoeld aan een boek als<br />

Strachey's India (4e druk 1911), dat in een boeiende<br />

zelfdoorleefde eenheid van het geheel van land en<br />

volk in beknopten vorm eene voorstelling geeft. Wat<br />

de Volkenkunde betreft, zijn de gegevens voor zulk<br />

een boek voorhanden. Zij zijn in de eerste plaats te<br />

vinden in de uitmuntende werken, welke reeds met<br />

betrekking tot sommige ethnische eenheden van die<br />

bevolking werden geschreven. Om enkele te noemen:<br />

de Atjèhers van Snouck Hurgronje (1893—94' Engcd.<br />

1906); zijn Gajo-land (1903), dat werd geschreven<br />

op een tijdstip, toen wij nog geen voet in de Gajo-<br />

Loeos hadden gezet en waarvan de juistheid werd<br />

geroemd toen onze bestuursvestiging daar reeds verscheidene<br />

jaren oud was. Dan: Quer durch Borneo<br />

van Nieuwenhuis (1904), dat door een Nederlander


86<br />

zonder afgunst gelegd wordt naast The pagan tribes<br />

of Borneo door Hose en Mc. Dougall (1912); de<br />

Batakspiegel (1910) onze eerste gazetteer; Veth's Java<br />

(2e druk, deel IV, bewerkt door Snelleman 1907; de<br />

Barèesprekende Toradja's 1(1912), door Adriani en<br />

Kruyt, wiens Animisme (1906) hier ook genoemd<br />

moge worden; Riedel's sluik- en kroesharige rassen<br />

(1886); voorts van Hasselts Volksbeschrijving van<br />

Midden-Sumatra (1882), die later door de werken van<br />

Ijzerman es. (1895), Kleiweg de Zwaan (1908, 1910)<br />

en Maass (1910) isaangevuld. Ook deboeken vanVolz,<br />

die Batak-Lander (1909) en die Gajo-lander (1912) en<br />

P: en F. Sarasin (Anthropologie Celebes, Reisen<br />

Celebes 1905) behooren tot de belangrijke ethnographische<br />

werken, die door vreemdelingen zijn geleverd.<br />

Wat Nieuw-Guinea betreft, dat „om zoo te<br />

zeggen een klein vastland is, dat de verschillendste<br />

primitieve overblijfselen van de menschheid bevat"<br />

(Ruggeri), de toeneming van de kennis der bevolking<br />

van dit eiland in de laatste tien jaren is van groot<br />

belang. Onder de Nederlanders was het vooral van<br />

der Sande, die een standaardwerk (1907) over die<br />

bevolking schreef, onder de Engelschen Seligmann<br />

(1910), onder de Duitschers Neuhaus (i9ii)ennog<br />

telkens verschijnen er geschriften (Wollaston, van<br />

Nouhuys, Lorentz) en berichten van ontdekkingsreizigers<br />

en militaire explorateurs met betrekking<br />

tot Nieuw-Guinea, die wijzen op een uiterst merkwaardige<br />

bevolking, waaronder het voorkomen van<br />

dwergmenschen nu vaststaat. Vooral de Maatschappij<br />

tot bevordering van het natuurkundig onderzoek der<br />

Nederlandsche Koloniën en het Indisch comité van<br />

wetenschappelijke onderzoekingen maakten zich verdienstelijk<br />

ten aanzien van de ethnographische verkenning<br />

van Nieuw-Guinea.<br />

Een niet geringe vermeerdering van de kennis<br />

omtrent een deel van de bevolking van Nederlandsch-Indië<br />

is het gevolg geweest van de uitbreiding<br />

van den bestuursinvloed over een groot gedeelte<br />

van de buitenbezittingen in de laatste vijftien jaren;<br />

tijdens en na de vestiging van ons gezag werd<br />

door militair en civiel personeel allerlei materiaal


87<br />

verzameld, dat de tijdschriften van Genootschappen<br />

en Instituten en Vereenigingen vult en blijft vullen;<br />

vooral Celebes, Borneo, de kleine Soenda-eilanden<br />

en sommige eilanden van de Molukken leverden<br />

belangrijke gegevens, ook dank zij den ethnographische<br />

arbeid van sommige zendelingen.<br />

Van de uitkomsten van sommige wetenschappelijke<br />

expeditiën in Nederlandsch-Indië werd reeds<br />

gewag gemaakt; aan het Aardrijkskundig Genootschap<br />

komt de verdienste toe van de Midden-Sumatraexpeditde<br />

(1877 —'79), het onderzoek van de Keieilanden<br />

en van Flores (1887), van dekleine Soendaeilanden,<br />

waar Dr. ten Kate in 1891 anthropologïsch<br />

en ethnographisch materiaal verzamelde, de Zuid<br />

Nieuw-Guinea expeditie in 1903 en de exploratie<br />

van Midden-Celebes in 1909—'10. Het is hier ook<br />

de plaats om melding te maken van de reeks van<br />

de zeven onderzoekingstochten in Suriname, die<br />

zulke belangrijke gegevens hebben verzameld omtrent<br />

de Indianen en de Boschnegers in het Nederlandsche<br />

gebied. Die gegevens zijn in hoofdzaak<br />

te vinden in de jaargangen van het tijdschrift van<br />

het K. N. Aardrijkskundig Genootschap 1902 (Coppename),<br />

1903 (Saramacca), 1904 (Gonini), 1905<br />

(Tapanahoni), 1908 (Toemoek Hoemak), 1910<br />

(Suriname-rivier), en 1912 (Corantijn), zoomede in<br />

de afzonderlijke geschriften van de Goeje (1906,<br />

1908).<br />

Voor wie de ziel der inlanders van onze koloniën<br />

beluisteren wil in zijne letterkunde, ware hier nu<br />

nog eene uitvoerige opgave op te nemen van taaigeleerden<br />

en hunne geschriften, waaruit blijken zou,<br />

dat de taalvorsching in de laatste decenniën een<br />

berg van gegevens aan het licht heeft gebracht, die<br />

evenals de tijdschriftenreeksen van Bataviaasch<br />

Genootschap, Koninklijk Instituut voor de Taailand-<br />

en volkenkunde, Indisch Genootschap,Aardrijkskundig<br />

Genootschap en van vele andere, ook<br />

zendingsvereenigingen, een schat van gegevens<br />

nopens de inlandsche volken bevatten. Doch waartoe<br />

hier nog meer namen te vermelden? Het spreekt<br />

immers vanzelf, dat in het vorenstaande bij lange


na<br />

88<br />

niet alle geschriften, welke op de volkenkunde<br />

van onze koloniën betrekking hebben, zijn opgesomd<br />

of aangeduid. Naar volledigheid is hier niet gestreefd.<br />

Wie volledigheid wil, raadplege boeken-<strong>catalogus</strong><br />

en repertorium en encyclopaedie. I lier is slechts<br />

getracht een indruk te wekken; den indruk, dat er<br />

in den tijd van het bestaan van het Aardrijkskundig<br />

Genootschap en vooral in de tweede helft van zijn<br />

leven, zeer veel is verzameld en verwerkt, dat van<br />

groot belang voor de volkenkunde van onze koloniën<br />

is. Wanneer wij thans het terrein overzien en ons<br />

rekenschap geven van het standpunt waarop de<br />

kennis van de bevolking onzer koloniën is gekomen,<br />

dan kan worden gezegd, dat die bevolking in hoofdzaak<br />

ethnographisch verkend — dat is nog iets<br />

anders dan gekend — is, dat omtrent sommige van<br />

de groepen, waarin die bevolking te verdeden is,<br />

evenals van sommige onderdeden van de Indische<br />

ethnographie reeds voortreffelijke samenvattende<br />

beschrijvingen en studies bestaan en dat omtrent<br />

andere groepen of onderwerpen een min of meer<br />

uitgebreide literatuur op verspreide plaatsen is te<br />

vinden. Daarmede is dan tevens aangegeven wat<br />

in de naaste toekomst de opdracht van de verdere<br />

beoefening der Volkenkunde zal moeten zijn. Haar<br />

taak is in hoofdzaak tweeledig. Vooreerst zal zij<br />

hebben te streven naar verdieping van de kennis<br />

omtrent de koloniale bevolking en naar de aanvulling<br />

van de leemten, die te dien aanzien nog<br />

bestaan. Om die leemten te kennen — en ziehier<br />

een tweede opdracht — zullen de reeds voorhanden<br />

gegevens, voor zooveel nog noodig, verwerkt dienen<br />

te worden tot overzichtelijke samenvattingen, die<br />

den huidigen stand onzer kennis kunnen weergeven<br />

en een grondslag kunnen vormen voor nader onderzoek,<br />

ook in verband met de leemten die dan<br />

duidelijk aan het licht komen. Voor het betreden<br />

van die nieuwe banen heeft dekoloniale volkenkunde<br />

naast meer belangstelling in alle lagen van de<br />

Nederlandsche bevolking echter noodig, dat hare<br />

beoefenaren, meer dan tot nu toe het geval was,<br />

zijn deskundigen, die na eene speciale opleiding


89<br />

voor dien arbeid, een levenstaak vinden in de studie<br />

betreffende de inlandsche volkeren. Want naast de<br />

dankbare erkenning van het vele, dat door belangstellenden<br />

soms met voortreffelijken uitslag in dit<br />

opzicht is en wordt verricht, schijnt thans de tijd<br />

wel aangebroken, waarin meer en meer aan speciale<br />

deskundigen de verdere verdieping van de kennis<br />

en de vruchtdragende bewerking van de voorhanden<br />

gegevens dient te worden opgedragen in het vooruitzicht,<br />

dat in afzienbaren tijd tot goede uitkomsten<br />

zal worden geraakt. Ook te dien aanzien kan de<br />

medewerking van het Koninklijk Nederlandsch<br />

Aardrijkskundig Genootschap van veel nut blijken<br />

te zijn.<br />

J. C. van Eerde.


LANDBESCHRIJVING.<br />

Het is zeker ditmaal een gelukkige omstandigheid,<br />

dat men bij het bezoeken eener aardrijkskundige<br />

tentoonstelling allereerst verwacht kaarten te zien;<br />

daarnaast afbeeldingen, reliëfs, grafieken —, maar<br />

dat men niet zoozeer verlangt naar de boeken,<br />

die veelal mede worden neergezet. Een tentoonstelling<br />

is niet de plaats om rustig te gaan zitten<br />

lezen, en ook wie een algemeen denkbeeld mocht<br />

wenschen te krijgen van wat er over eenig onderwerp<br />

geschreven is, gaat beter naar een bibliotheek.<br />

Weliswaar beslaat de literatuur over onze koloniën,<br />

in de laatste veertig jaren verschenen, een<br />

aanzienlijk aantal boekenkasten. Maar de inrichters<br />

eener tentoonstelling, uitgaande van een Aardrijkskundig<br />

Genootschap, zouden, allereerst zoekende<br />

naar aardrijkskundige beschrijvingen, met een paar<br />

kleine plankjes hebben moeten volstaan. Zoozeer<br />

staat de landbeschrijving met het woord nog achter<br />

bij die door de kaart.<br />

Omtrent onze koloniale topografische kaarten<br />

mag worden getuigd, dat ieder die eenmaal met de<br />

signatuur vertrouwd is (en deze is in den regel<br />

zeer rationeel), een aantal belangrijke elementen der<br />

landbeschrijving daarvan met veel grooter gemak<br />

en genoegen afleest dan uit de beste beschrijving in<br />

woorden mogelijk is. Daar is ten eerste het bodemrelief,<br />

op de detailbladen weergeven door hoogtelijnen,<br />

die op de best opgenomen kaarten in zuiver<br />

beloop het karakter der terreinvormen uitnemend<br />

weergeven; daar is verder de begroeiing van het<br />

terrein, waarvan de uitnemende voorstelling deze<br />

kaarten tegelijk tot kultuurkaarten maakt.


91<br />

Maar het spreekt vanzelf, dat ook naast de beste<br />

kaarten een tekst noodig blijft. Dat is gevoeld door<br />

de leiders van den Topographischen dienst zelve,<br />

die bij de karteering der residentiën van Java beschrijvingen<br />

lieten samenstellen, welke veel belangrijks<br />

bevatten en waarvan sommige stellig verdiend<br />

hadden gedrukt te worden, wat echter niet is geschied<br />

'). Evenmin is dat gebeurd met de uitvoerige<br />

en zeer verdienstelijke landschapsmonografieën,<br />

op initiatief van F. A. Liefrinck samengesteld bij<br />

het landrente-onderzoek in de Preanger Regentschappen,<br />

die vooral voor de kennis der economische<br />

toestanden van groot gewicht waren.<br />

Ook voor de Buitenbezittingen is het aantal monografieën<br />

te gering gebleven; de meeste zijn in het<br />

Tijdschrift van ons Genootschap te vinden, andere<br />

in de publicatien van het Kon. Instituut voor de<br />

taal-, land- en volkenkunde en van het Bataviaasch<br />

genootschap, en ook in de Encyclopedie van Nederlandsch-Indië<br />

-).<br />

Aan beschrijvingen van grootere gebieden heerscht,<br />

buiten Java, volkomen gemis. En zoo moet helaas<br />

worden bekend, dat Nederland, vooraan staand in<br />

de rij der koloniale mogendheden wat de kartografie<br />

betreft, in de landbeschrijving niet alleen<br />

door Engeland en Frankrijk, maar ook al door<br />

Duitschland is overvleugeld en dat dit ook door<br />

de Vereenigde Staten van Amerika staat te gebeuren.<br />

Gelukkig kan op één gunstig teeken worden gewezen:<br />

de oprichting van het „Encyclopedisch<br />

Bureau voor de Buitenbezittingen." Dit heeft de<br />

taak van het samenstellen van monografieën aanvaard.<br />

Maar men verheele zich niet, dat die taak<br />

alleen goed zal kunnen worden volbracht, wanneer<br />

'<br />

Enkele gegevens er uit zijn in het Tijdschrift Aardr.<br />

Gen. gepubliceerd.<br />

2 ) Titels behoeven hier niet genoemd omdat dekoloniale<br />

bibliographie goed is verzorgd Repertorium van Hartmann,<br />

met vervolg van Schalker en Muller; Catalogus<br />

der Koloniale Bibliotheek, met vervolgen, doorRouffaer<br />

en Muller.


92<br />

\<br />

men aan dat Bureau een voldoend aantal wetenschappelijk<br />

geschoolde krachten weet te verbinden.<br />

En dan zal ook aan een nieuwe, dieper gaande<br />

beschrijving van Java de hand dienen te worden<br />

geslagen.<br />

Thans moet hij, die van eenig stuk in den Archipel<br />

een denkbeeld wil trachten te krijgen, nog veelal<br />

verwezen worden naar reisverhalen. Gelukkig zijn<br />

er vele onderzoekers die een levendigen stijl vereenigen<br />

met ruimen wetenschappelijken zin en ook<br />

buiten eigen studievak hun blik laten gaan. Dat geldt<br />

vooral van een aantal geologen, van enkele andere<br />

natuuronderzoekers en van eenige ethnografen.<br />

Gaan wij thans nog na hoe het gesteld is met<br />

het systematisch verkregen materiaal omtrent bodem,<br />

water, klimaat, plantengroei en de werken van den<br />

mensch, dat voor elke grondige beschrijving onmisbaar<br />

is.<br />

Met de studie der bodemsoorten is Dcli vooraangegaan<br />

en is ook in de laatste jaren voor Java een<br />

organisatie tot stand gekomen, die reeds goede<br />

vrucht heeft gegeven maar noodzakelijk dient uitgebreid,<br />

en aangevuld met de studie der bodembacteriologie.<br />

Buiten de genoemde gebieden is de<br />

Archipel nog nagenoeg één witte vlek, wat de<br />

bodemkennis aangaat. Gegevens omtrent hetregime<br />

der rivieren zijn alleen voor enkele Javaansche<br />

aanwezig, en de limnologie, de studie der meren,<br />

heeft in den Archipel nog nauwelijks haar intree<br />

gedaan.<br />

De oprichting van klimaatstations buiten het groote<br />

Observatorium te Batavia, waarop reeds lange jaren<br />

van aardrijkskundige zijde is aangedrongen, wordt,<br />

blijkens het laatste, pas verschenen jaarverslagvan<br />

dat observatorium, thans eindelijk stelselmatig ter<br />

hand genomen. Het aantal klimatografische monografieën,<br />

berustend op de waarnemingen van particuliere<br />

onderzoekers, is nog zeer gering.<br />

Is er in deze beide dingen, althans vooruitgang,<br />

datzelfde kan moeilijk worden getuigd van de studie<br />

der plantbekleeding; d. w. z. aan goede beschrijvingen<br />

van het plantenkleed eener bepaalde streek,


93<br />

waarbij ook gelet wordt op het verband met bodem<br />

en klimaat, blijft groot gebrek heerschen.<br />

Vraagt men ten slotte naar de werken van den<br />

mensch in het landschap, naar de studie van de<br />

vorm en inrichting van huizen, dorpen, steden en<br />

hun verband met bodemgesteldheid, watemet en<br />

plantenkleed; naar de verschillende landbouwvormen,<br />

die mede zoozeer het uiterlijk van het landschap<br />

beheerschen en met de natuurlijke gesteldheid<br />

in zoo nauw verband staan, dan kan gezegd, dat<br />

daaromtrent zeker een zeer uitgebreid materiaal<br />

bestaat, dat echter zeer versnipperd is, groote<br />

leemten bezit en dus rangschikking en aanvulling<br />

nog sterk behoeft.<br />

Voor West-Indië is het materiaal, benoodigd<br />

tot een aardrijkskundige beschrijving, nog evenzeer<br />

onvoldoende aanwezig als voor de meeste streken<br />

van Oost-Indië.<br />

J. F. NIERMEYER.


ECONOMISCHE<br />

AARDRIJKSKUNDE.<br />

De statistische gegevens voor den economischen<br />

toestand onzer koloniën zijn in de laatste jaren<br />

sterk vermeerderd en verbeterd. Het Koloniaal Verslag<br />

geeft daarvan een volledige lijst, voor zoover<br />

de officieële publicatiën betreft. Daarnaast vallen te<br />

noemen belangrijke jaarverslagen van handelslichamen,<br />

allereerst dat der Nederlandsche Handc!-<br />

maatschappij; vele uitnemend bewerkte overzichten<br />

in de Indische Mereuur, in 't bizonder haar Jaaroverzicht<br />

van den handel in koloniale producten;<br />

verslagen van Kamers van Koophandel in den<br />

Archipel (die echter een vergelijking met de verslagen<br />

der Kamers van Amsterdam en Rotterdam<br />

niet wel kunnen doorstaan). Ook voor zoover deze<br />

gegevens rechtstreeks vooral betrekking hebben op<br />

onder Europeesche leiding gedreven cultures en op<br />

buitenlandschen handel en scheepvaart, zijn zij toch<br />

van gewicht voor de kennis van de economische<br />

gesteldheid der inlandsche maatschappij, die daarmede<br />

in nauw verband staat en bij het doordringen<br />

van Nederlandschen invloed in de binnenlanden der<br />

buitenbezittingen in steeds enger betrekking komt.<br />

Maar, evenals voor de landbeschrijving, ontbreekt<br />

het ook hier nog aan een kritische verwerking van<br />

al dit materiaal, waarbij de leemten tevens aan het<br />

licht zouden komen. Die verwerking zou hier te<br />

lande hoogstens alleen kunnen worden ondernomen<br />

voor de beschrijving van den buitenlandschen handel<br />

en scheepvaart, en voor de Europeesche cultures,<br />

en ook voor die beide zou het beter in Indië zelve<br />

kunnen geschieden. Uitsluitend daar kan zij worden<br />

verricht, wanneer men een volledige beschrijving


95<br />

van den economischen toestand der Indische Maatschappij<br />

in al haar geledingen wil verkrijgen, die<br />

wel het best wordt opgebouwd uit monografieën,<br />

de afzonderlijke eilanden en hun onderdeden behandelend.<br />

De organisatie van dezen arbeid kan<br />

alleen goed geschieden van Regeeringswege en<br />

niemand zal willen betwisten, dat het op den weg<br />

der Regeering ligt, tot dit doel een bureau in te<br />

richten, door wetenschappelijk gevormde ambtenaren<br />

geleid.<br />

Voor de kennis van Java's economischen toestand<br />

is een hoogst gewichtig en omvangrijk materiaal<br />

bijeengebracht en uitgegeven door de eerbiedwekkende<br />

werkkracht der Welvaart-Commissie.<br />

Het getuigt zeker van de groote belangstelling<br />

der Indische Regeering in de studie der economische<br />

toestanden, dat verschillende Bestuurs-Departementen<br />

zich de moeite hebben gegeven belangrijke kaarten<br />

en grafieken voor deze afdeeling der Tentoonstelling<br />

te doen samenstellen.<br />

Op de meeste daarvan is reeds hiervoor (blz. 25)<br />

de aandacht gevestigd. Daarbij moge nog worden<br />

gewezen op de belangwekkende kaart derbevloeiingsgebieden<br />

van Java en Madoera, ingezonden door<br />

het Departement der Burgerlijke Openbare Werken.<br />

De overzichtskaart der soorten van grondbezit op<br />

Java en Madoera, hoe belangrijk ook, maakt geen<br />

onderscheid tusschen „communaal bezit" en „erfelijk<br />

individueel bezit" en maakt dus niet overbodig een<br />

nieuwe<br />

uitgaaf der kaart van het grondbezit door<br />

K. F. Holle, gevoegd bij het Koloniaal Verslag van<br />

1895. Zulk een uitgaaf zou vooral ter vergelijking<br />

met Holle's kaart van gewicht zijn.<br />

De kaart der Stoomvaartlijnen in en op Nederlandsch-Indië<br />

geeft voor het eerst daarvan een<br />

volledig overzicht, wat vooral van beteekenis is<br />

omdat de talrijke Chineesche lijnen nooit, zoover<br />

bekend, volledig op een kaart waren aangegeven,<br />

en hun beteekenis hier duidelijk blijkt.<br />

Hoogelijk moet inzonderheid worden gewaardeerd,<br />

dat het Departement van Financiën zich niet bepaalde<br />

tot het inzenden van deze kaart en van een


96<br />

aantal duidelijke grafieken betreffende den in- en<br />

uitvoer van Nederlandsch-Indië, maar bovendien<br />

een allerbelangrijkste brochure, met tal van tabellen<br />

en graphische voorstellingen, voor deze Tentoonstelling<br />

liet samenstellen en daarvan een groot<br />

aantal ter verspreiding beschikbaar stelde.<br />

De economische toestanden in West-Indië zijn, bij<br />

zooveelkleiner omvang en, wat Suriname betreft, zooveel<br />

geringere bevolkingsdichtheid, veel eenvoudiger<br />

en dus gemakkelijker te overzien dan die van Oost-<br />

Indië. Aan goede economisch-geographische beschrijvingen<br />

ontbreekt het echter ook hier.<br />

J. F. NIERMEYER.


LIJST DER INZENDINGEN.<br />

A. NEDERLANDSCH OOST-INDIË.<br />

I. LANDKAARTEN.<br />

a. Topographische Kaarten.<br />

Inzending van den Topographischen<br />

dienst (IXe Afd. van het Dep. van Oorlog) te<br />

Batavia 1 ).<br />

Algemeene Overzichtskaarten.<br />

No. i. Overzichtskaart van den Oost-Indischen<br />

Archipel, i : 2.500.000, 6 bladen, met<br />

alph. naamregister, uitgegeven in 1908.<br />

No. 2. Overzichtskaartje van den 0.1. Archipel,<br />

1 : 10.000.000 1910.<br />

No. 3. Overzicht van den stand der cartographie<br />

in het jaar 1910.<br />

(Geplaatst in de historisch-geographische<br />

afdeeling, C).<br />

No. 4.<br />

Java en Madoera.<br />

Overzichtskaart van Java en Madoera<br />

(Etappe-kaart), 1: 500.000, 4 bl. 2 ) 1878.<br />

ld. id., 1 : 500.000, 8 bl. 1905.<br />

ld. id., 1 : 2,000,000 Ibl , 1909.<br />

Id. id., 1<br />

: 500.000, 4 bl., 1912.<br />

x ) Eenige kaarten zijn bijgevoegd uit de verzamelingen<br />

van het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap en van<br />

het Geographisch Instituut der Rijksuniversiteit te Utrecht,<br />

voornamelijk bladen van oudere opnemingen, ter vergelijking<br />

met de nieuwere. Bij de nummers van die kaarten<br />

is een A gevoegd.<br />

-) Met later bijgedrukte spoor- en tramlijnen.


98<br />

No. 5. Spoor- en tramwegkaart van Java en<br />

Madoera, 1 : 1.000.000, 2 bl., 1900.<br />

Id. id., 1 : 1.000.000, 2 bl., 1909.<br />

No. 6. Blad-indeelingskaart voor de graadafdeelingsbladen,<br />

1:1.000000,2b1., 1909.<br />

No. 7. Overzichtskaartderresidentießatavia,<br />

1 : 250.000, 1 bl 1898.<br />

Id. id., 1 : 250.000, 1 bl. . . . 1909.<br />

No. 8. Overzicht der residentie Banjoemas,<br />

1 : 250.000, 1 bl 1910.<br />

No. 9. Id. id., Kediri, 1 : 250.000, 1 bl. 1891.<br />

No. 10. Id. id. Besoeki, 1 : 250.000, 1 bl. 1899.<br />

Id. id. id. id. 1 bl. 1912.<br />

No. 11. Id. id. Pasoeroean, 1 : 250.000, 1 bl. 1885.<br />

Id. id. id. id. 1 bl. 1907.<br />

No. 12.<br />

Id. id. Preanger-Regentschappen,<br />

1:250.000 (herdruk) 1 bl. . . 1911.<br />

Deze overzichtkaarten 12<br />

7— staan bekend<br />

onder den naam van „Reiskaarten".<br />

No. 13. Topographische kaarten der voormalige<br />

residentiën Bagelen, Japara, Krawang,<br />

Probolinggo en Tegal, en van de residentiën<br />

Bantam, Besoeki, Cheribon,<br />

Djokjakarta, Kediri, Madioen, Pasoeroean,<br />

Pekalongan, Preanger-Regentschappen.<br />

Rembang, Soerabaja en Soerakarta,<br />

1 : 100.000<br />

1877—1910.<br />

Deze chromolithographische kaarten, bekend<br />

onder den naam van „Residentiekaarten<br />

van Java" zijn vervaardigd bij de<br />

Topographische Inrichting te 's-Gravenhage.<br />

No. 14.<br />

Kaart van de residentie Batavia, behalve<br />

de afdeeling Krawang, omvattende 10<br />

graadafdeelingsbladen . . 1 : 100.000,<br />

1910—1913


99<br />

Hierbij ter vergelijking opgehangen: 14A,<br />

de Residentiekaart van Batavia, naar de<br />

opneming van J87-<br />

9 15. Militaire kaart der residentie Batavia, behalve<br />

de afdeeling Krawang. 16 bl.,<br />

1 : 50.000 1902—1908.<br />

Voor nadere bijzonderheden betreffende<br />

deze nieuwe militaire kaarten wordt verwezen<br />

naar het opstel „De Militaire Cartographie<br />

in Nederlandsch-Indie (Ind. Mil.<br />

Tijdschrift 1905, No. 3). Zij dragen den<br />

naam van „militaire kaarten" omdatbij de<br />

troepenbewegingen uitsluitend van deze<br />

kaarten wordt gebruik gemaakt.<br />

No. 16. Kaart van het gedeelte der residentie Batavia<br />

tusschen Tangerang en Bekasi en benoorden<br />

Depok, 1 : 50.000 4 bl. . 1888.<br />

No, 17. Vier bladen van de militaire kaart der<br />

residentie Preanger-Regentschappen,<br />

1:50.000 1908—1912.<br />

No. 18. Eenige bladen der kaart van de residentie<br />

Pasoeroean, 1: 20.000.<br />

Nieuwe uitgave in kleuren, herzien volgens<br />

de landrente-opneming. . 1912.<br />

Hierbij is gevoegd, ter vergelijking een<br />

kaart van dezelfde bladen der oude uitgave,<br />

in zwartdruk, uit de jaren 1874—80.<br />

No. 19. Gedeelte van het bergland langs de Zuidkust<br />

der residentie Preanger-Regentschappen,<br />

1 : 20.000,<br />

54 bl. 1871—1886.<br />

De nummers 19, 23, 24 en 25 zijn samengesteld<br />

omeenige der voornaamste terreinvormen<br />

van<br />

Java voor te stellen.<br />

Uitnemend toont kaart 19 hoe door hoogtelijnen<br />

(hier op 10 M. verticalen afstand)<br />

een duidelijk beeld van een sterk ingesneden<br />

bergland wordt verkregen.<br />

Het geheel geeft een afbeelding van het<br />

meest woeste deel van het Zuid-Preanger<br />

hellingland, dat zich uitstrekt beZ. de vulkaanrijen,<br />

die de meervlakten van Bandoeng<br />

en Garoetafsluiten. Het noordoostelijkste,<br />

hoogste deel bestaat uitharde, dikke<br />

banken van vulkanische puinbrokken.


No. 20,<br />

100<br />

Junghuhn, wiens beschrijving van deze<br />

terreinen nog steeds onovertroffen bleef",<br />

zegt er van: „Nergens op het gansche eiland<br />

worden reusachtiger dalen en dalkloven<br />

aangetroffen, nergens zulke woeste, steile<br />

bergvormen, jukken, ribben, loodrechte<br />

muren, hoog oprijzende pilaren en bergtoppen<br />

gezien als hier, nergens zijn de<br />

dalen zoo ontzaglijk diep en ten deele geheel<br />

en al ontoegankelijk."<br />

Westwaarts en zuidwaarts is het land opgebouwd<br />

uit zeer zachte lagen, vooral zandsteenen<br />

en mergels, de in zee afgezette<br />

producten aan den voet der eruptieve gebergten<br />

uit de tertiaire tijden.<br />

De kaart geeft van dit terrein een nog<br />

fraaier beeld, door deafwisseling van vlakke<br />

gedeelten en steile dalwanden Vroeger<br />

vormde dit gebied één hoogvlakte, thans<br />

is het doorploegd door een menigte dalen,<br />

van zeer groote diepte en steilte en met<br />

zoo merkwaardig regelmatige vormen als<br />

nergens anders op Java.<br />

De dalwanden, waarvan vele watervallen<br />

afstorten, worden met rotanladders beklommen.<br />

Dikwijls hebben hier aardstortingen<br />

plaats.<br />

Nabij de kust zijn de ruggen breeder en<br />

platter, en niet loodrecht op de kustlijn<br />

gericht, maar meer evenwijdig daaraan. De<br />

rivierdalen zijn hierbreeder, methorizontale<br />

dalbodems. Het tropische oerwoud maakt<br />

hier plaats voor rietvelden, kreupelhout,<br />

bamboebosschen en wouden van gebangpalmen,<br />

terwijl de dalbodems bedekt zijn<br />

met frisch gras en verspreide boomgroepen.<br />

Terreingedeeite in het Zuiden derresidentie<br />

Kedoe, 1:25,000, 2 bl. 1903—1909.<br />

No. 21. Kaart van de rcsidentiën Banjoemas en<br />

Kedoe, 1 : 100.000, 17 bl. 1901 —1913.<br />

Ter vergelijking is bij deze kaart gevoegd<br />

als 21A een kaart hetzelfde gebied omvattend,<br />

samengesteld uitdeßesidentiekaarten<br />

van Kedoe, Bagelen (thans tot de residentie<br />

Kedoe behoorend) en Banjoemas, vervaardigd<br />

naar opnemingen in de jaren 1857<br />

Men ziet —61.<br />

met een oogopslag dat groote<br />

moerassen in de kustvlakten in de tweede<br />

helft der 19e eeuw voor de kuituur zijn<br />

veroverd. Het sterkst was de uitbreiding


101<br />

der bevolking in de oostelijke kustvlakte<br />

van Banjoemas; in de westelijke daarentegen,<br />

de omtrek der Segara Anakan, is<br />

ze nog zeer gering. Ook in de bergdalen<br />

en bergvlakten breidde de bevolking zich<br />

uit. Het voorgestelde gebied is het dichtst<br />

bevolkte deel van gansch Java.<br />

De eigenaardige evenwijdige ligging der<br />

dorpsreeksen langs de kust is een gevolg<br />

van de aanwezigheid van hoogere terreinstrooken,<br />

voormalige strandwallen; de tegenwoordige<br />

strandwal draagt kleine duinen.<br />

Duidelijk is een en ander te zien op<br />

de Irrigatiekaart van Karanganjar, waarop<br />

hoogtelijnen van i M. en 0.5 M. verticalen<br />

afstand zijn getrokken.<br />

Naarmate de opneming der omliggende<br />

residentiën vordert, worden de bladen,<br />

waarover de residentiegrenzen loopen, samengedrukt,<br />

wat o. a. voor de terreinstudie<br />

van groot nut is.<br />

Men vergelijke verder voor dat gebied de<br />

kaarten 20 en 22.<br />

No. 22. Gedeelte der militaire kaart van Midden-<br />

Java (res. Kedoe en O. deel van Banjoemas),<br />

1 : 50.000, 30 bl. 1904—1909.<br />

No. 23. Het Oostelijk deel van den GoenoengSewoe<br />

'(res. Madioen, afd. Patjitan), 1 : 20.000.<br />

1864—1871.<br />

De titel van deze kaart is niet geheel juist,<br />

door dat daarop een grooter gebied is<br />

, voorgesteld dan gevraagd was, wat het<br />

voordeel heeft, dat zoodoende het contrast<br />

uitkomt tusschen den terreinvorm van den<br />

GoenoengSewoe, die zich bewesten de baai<br />

van Patjitan uitstrekten het oostwaarts daarvan<br />

gelegen deel van het Zuidergebergte.<br />

De Goenoeng Sewoe (= Duizend gebergte)<br />

is een kalklandschap, genoemd naar de<br />

duizenden topjes, die zich hier geïsoleerd<br />

verheffen, meestal gescheiden doorkleine<br />

dalkommen, die ondergrondsche afwatering<br />

hebben. Behalve door Junghuhn is het beschreven<br />

door Danes in Tijdschr. Aardr.<br />

Gen. 1910, blz. 247.<br />

No. 24. Het Tengger-Smeroe gebergte (res. Pasoeroean),<br />

1: 20.000, 8 bl. 1873— T BB3.<br />

Typische vulkaankegel en kratercircus.


No. 25.<br />

No. 26.<br />

No. 27.<br />

102<br />

Het Argapoera of Jang-gebergte (res. Pasoeroean<br />

en Besoeki), 1.20.000,<br />

.<br />

35 bl.<br />

1875—1883.<br />

Typische vulkaanruïne.<br />

Kaart van de hoofdplaats Batavia en omstreken,<br />

1: 50.000, 1 bl. 1904.<br />

Id. 1 :20.000, 1 bl. . . 1904.<br />

De kaarten der hoofdplaatsen, 26—32, geven<br />

duidelijk de groote uitgestrektheid der<br />

Indische steden aan, in 't bizonder van de<br />

inlandsche wijken.<br />

Kaart van de hoofdplaats Bandoeng,<br />

1 : 20.000, 1 bl. 1882.<br />

Id. id. 1 : 10.000, 1 bl. 1910.<br />

No. 28. Kaart van de hoofdplaats Magelang en<br />

omstreken, 1 : 20.000, 1 bl. 1895—1896.<br />

No. 29. Salatiga en omstreken, 1 : 20.000, 1 bl.,<br />

omstreeks 1870.<br />

Kaart van<br />

Salatiga—Ambarawa en omstreken,<br />

1 : 50.000, 1 bl. 1891.<br />

Id. 1 : 50.000, 1 bl. 1907.<br />

No. 30. Kaart van de hoofdplaats Semarang en<br />

omstreken, 1 : 10.000, 2 bl. 1892.<br />

Id. id. 1 : 10.000, 2 „ 1909.<br />

No. 31. Kaart van de hoofdplaats Kediri 1 : 5000,<br />

1 bl. 1913.<br />

No. 32. Soerabaja en omstreken en een gedeelte<br />

van Straat Madoera, 1: 20.000, 4b!. 1905.<br />

Sumatra.<br />

No. 33. Overzichtskaart van het eiland Sumatra<br />

(z.g. economische kaart), 1 : 200.000,<br />

1 bl. Uitgave 1908, herdruk . 1910.<br />

No. 34. Kaart van Groot-Atjeh, 1:50.000, 2 bl.<br />

1883.<br />

No. 35. Kaart van Groot-Atjeh en onderhoorigheden,<br />

1 : 750.000, 1 bl. 1886.


No. 36.<br />

103<br />

Kaart van het bezet gebied in Groot-Atjeh,<br />

1 : 20.000, 4 bl. 1895.<br />

Id. id. 1: 40.000, 1 bl. 1895.<br />

Id. id. 1 : 40.000, 1 bl. 1898.<br />

No. 42.<br />

No. 37. Kaart van Groot-Atjeh en aangrenzende<br />

kuststaten, 1 : 200.000, 1 bl. . 1898.<br />

No. 38.<br />

Kaart van Groot-Atjeh en Pedië, 1:200.000,<br />

1 bl 1900.<br />

No. 39. Kaart van Atjeh en onderhoorigheden,<br />

1 : 500.000, 1 bl 1901.<br />

No. 40. Overzichtskaart van Atjeh en onderhoorigheden,<br />

1 : 200.000, 16 bl. . . 1903.<br />

No. 41. Gedeelte der kaart van Atjeh en onderhoorigheden,<br />

1 : 400.000, 8 bl. 1905.<br />

Figuratieve schetskaart van de Pediëstreek,<br />

I : 500.000, 1 bl 1898.<br />

No. 43. Gedeelte der detailkaart van Sumatra's<br />

Westkust, 1 : 20.000, 6 bl. 1885—1887.<br />

Atlas der detailkaarten van Sumatra's<br />

Westkust, 1 : 20.000.<br />

Kaart van de hoofdplaats Padang en<br />

omstreken, 1 : 10.000, . . . 1900.<br />

No. 44.<br />

Gedeelte der militaire kaart van Sumatra's<br />

Westkust, 1 : 40.000, 15 bl. 1893—1895.<br />

Atlas der militaire kaarten van Sumatra's<br />

Westkust, 1 : 40.000.<br />

No. 45. Gedeelte der kaart van Sumatra's Westkust<br />

en Tapanoeli, 1 :80.000, 4 bl.<br />

1885-1894.<br />

Atlas der graadafdeelingsbladen van Sumatra's<br />

Westkust, 1 : 80.000.<br />

No. 46. Gedeelte der kaart van Zuid-Sumatra,<br />

1:25.000, 12 bl. . . . 1908—1911.<br />

No. 47. Gedeelte der kaart van Zuid-Sumatra<br />

1 : 100.000, 6 bl. . . . 1909—1912.<br />

Atlas der graadafdeelingsbladen van Zuid-<br />

Sumatra en Java, 1 : 100.000.


104<br />

No. 48. Schetskaart van de afd. Koerintji (res.<br />

Djambi), 1 : 200.000, 1 bl. . . 1907.<br />

No. 49.<br />

Schetskaart van Djambi, 1 : 500.000, 1 bl.<br />

1906.<br />

Id. id. 1 : 300.000, 2 bl. 1910.<br />

No. 50. Kaart der Bataklanden en van het eiland<br />

Nias, 1 : 250.000, 16 bl.. . . 1890.<br />

No. 51. Schetskaart van een deel der Bataklanden,<br />

1 : 250.000, 1 bl. . . . . . 1905.<br />

No. 52. Id. van het Toba-meer en aangrenzende<br />

landstreken, 1 : 250.000, 2 bl. 1909.<br />

No. 53.<br />

No. 54.<br />

No. 55.<br />

No. 56.<br />

Id. van het eiland Nias, 1 : 150.000, 1 bl.<br />

1910.<br />

Id. id. id., 1 : 200.000, 1 bl. 1909.<br />

Id. van de Mentawei-eilanden (verschillende<br />

schalen) 1910.<br />

Id. (gedeelte) van deresidentie Oostkust van<br />

Sumatra, 1 : 200.000, 36bl. 1889—1896.<br />

Id. van het Noordelijk deel van Sumatra,<br />

1 : 200.000, 4 bl 1912.<br />

De vluchtige opnemingen, waarop de beide<br />

laatste kaarten berusten, wordt thans gevolgd<br />

door een topographische opneming,<br />

waarvan de triangulatie bijna voltooid is.<br />

No. 57. Kaart van de hoofdplaats Medan, 1:10.000,<br />

1 bl. 1893.<br />

Id. id. 1: 5 000, 1 bl. 1913.<br />

No. 58. Schetskaart van het stroomgebied der<br />

Indragiri-rivier en aangrenzende landstreken,<br />

1 : 500.000, 1 bl. . . 1907.<br />

No. 59. Schetskaart van het N. deel der Batang<br />

Hari-districten en IX koto, 1 : 250.000,<br />

1 bl. 1910.<br />

No. 60.<br />

Schetskaart van Indragiri en Zuid-Pelawan,<br />

1 : 250.000, 2 bl 1910.


105<br />

No. 61. Schetskaart van deresidentieLampongsche<br />

districten, 1:200.000, 4 bl. . 1911.<br />

Vervaardigd naar de gegevens der triangulatie-brigade.<br />

Banka en Billiton.<br />

No. 62. Kaart van het eiland Banka, 1 : 300.000,<br />

2 bl. 1896.<br />

Overzichtskaart van het eiland Banka,<br />

1 : 600.000, 1 bl 1911.<br />

No. 63. Kaart van het eiland Billiton, vluchtig<br />

opgenomen 1877—1878, 1:200.000,<br />

bijgewerkt tot 1894.<br />

Borneo.<br />

No. 64. Overzichtskaart van het eiland Borneo<br />

(z. g. economische kaart), 1 : 2.000.000,<br />

1 bl 1902.<br />

Id. id. id. id. id. 1909.<br />

No. 65.<br />

Overzichtskaart (geteekend exemplaar) der<br />

Wester-Afdeeling van Borneo, door<br />

Carlinsky von Carlowitz, 1 : 500.000,<br />

1 bl 1870.<br />

Toen in 1886 met de topographische opneming<br />

van Borneo's Westkust werd begonnen,<br />

was van dit gewest niet meer<br />

bekend dan op deze kaart is voorgesteld.<br />

No. 66. Kaart der Wester-Afdeeling van Borneo,<br />

1 : 500.000, 4 bl. (herdruk). . 1911.<br />

No. 67. Overzichtskaart der Wester-Afdeeling van<br />

Borneo, 1 : 200.000, 26 bl. in album<br />

en 4 bladen opgeplakt 1886—1895.<br />

De topographische beschrijving van het<br />

stroomgebied der Kapoewas werd onder<br />

den titel van „Bijdragen tot de geographie<br />

van Borneo's Wester-Afdeeling door J. J.<br />

K. Enthoven" als afzonderlijk werk door<br />

het Kon. Ned. Aardr. Genootschap in 1903<br />

gepubliceerd.<br />

No. 68. De bladen VII e —g der weg- en rivierkaart<br />

van de Wester-Afdeeling van<br />

Borneo, 1 : 50.000 1890.


106<br />

Bij de topographische opneming der Wester-Afdeeling<br />

van Borneo, in de jaren<br />

1886—1895 werden, behalve de overzichtskaarten<br />

1: 200.000 en 1 : 500.000 (boven<br />

N os . 66 en 67) deze weg- en rivierkaarten<br />

1:50.000 samengesteld, die zoowel voor<br />

de practijk als voor de wetenschap van<br />

nut gebleken zijn. Bij het uitgeven van concessies<br />

voorkultuurondernemingen hebben<br />

zij goede diensten bewezen; en o.a. verschaften<br />

zij aan Prof. Dr. Molengraaff den<br />

topographischen grondslag voor zijn geologische<br />

onderzoekingen (zie G. A. F. Molengraaff.<br />

Geologische Verkenningstochten in<br />

Centraal-Borneo; Voorwoord, blz. XI; Inleiding,<br />

blz. XIV).<br />

No. 69. Kaart van Mandor en omstreken, 1:20.000,<br />

1 bl 1888.<br />

No. 70. Kaart van den vierk. paal gouvernements<br />

grondgebied te Pontianak, 1: 5000, 1887.<br />

No. 71. Schetskaart van Midden-Borneo en het<br />

landschap Koetei, 1 : 1.000.000, 1905.<br />

No. 72. Schetskaart van de res. Zuider- en Oosterafdeeling<br />

van Borneo, 1 : 750.000, met<br />

kaart voor de administratieve indeeling<br />

1 : 1.500.000 1913-<br />

De jongst verschenen kaart der Topographische<br />

Inrichting; zij bevat vele nieuwe<br />

gegevens.<br />

Celebes.<br />

No. 73. Overzichtskaart van het eiland Celebes,<br />

1 : 1.250.000, 1 bl 1909.<br />

No. 74.<br />

Schetskaart van Midden- en Zuid-Celebes,<br />

1 : 1.000.000, 1 bl 1906.<br />

No. 75. Id. van Midden-Celebes, 1 : 500.000,<br />

2 bl 1907-<br />

No. 76. Id. van het stroomgebied van de Posso<br />

en van een deel van het stroomgebied<br />

van de Laa, 1 : 100.000 . . . 1912.<br />

No. 77. Kaart van de vlakte van Gowa, 1:50.000,<br />

1 bl 1900.<br />

Kaart van het rijk Gowa, 1 : 100.000,<br />

1 bl 1902.


107<br />

No. 78. Kaart van de hoofdplaats Makasser en<br />

omstreken, 1 : 20.000, 1 bl. . 1894.<br />

Overige eilanden.<br />

No. 79. Schetskaart van het eiland Bali, 1 : 250.000,<br />

1 bl. T897.<br />

Id. id. 1 : 250.000,<br />

1 bl. 1909.<br />

No. 80. Schetskaart van Midden-Bali, 1 : 100.000.<br />

1 bl. 1906.<br />

No. 81. Kaart van het eiland Lombok, vluchtige<br />

opneming, 1: 200.000, 1 bl. 1895—1896.<br />

Id. id. herdruk, 1 bl. 1908.<br />

No. 82. Kaart van Midden-Lombok, vluchtige opneming,<br />

1 : 100.000, 1 bl. 1895—1896.<br />

Id. id. herdruk, 1 bl. 1908.<br />

No. 83. Schetskaart van het eiland Soemba,<br />

1 : 500.000, 1 bl. 1897.<br />

ld. id. id. , 1 „ 1907.<br />

Id. id. id. , 1 „ 1911.<br />

No. 84.<br />

No. 85.<br />

Schetskaart van de onderafdeeling Boeroe,<br />

1 : 250.000, 1 bl 1910.<br />

Id. van Halmaheira en omliggende eilanden,<br />

1 : 600.000, 1 bl 1911.<br />

No. 86. Id. van het eiland Leti, 1: 25.000, ibl. 1912.<br />

No. 87. Id. van het eiland Wetar, 1 : 150.000,<br />

1 bl 1911.<br />

No. 88. Id. van het eiland Adonare, 1 : 100.000,<br />

1 bl 1911.<br />

No. 89.<br />

Id. van Nederlandsch Timor en omliggende<br />

eilanden, 1:500.000, 1 bl. . . 1911.<br />

No. 90. Id. van het eiland Soembawa, 1:250.000<br />

1 bl 1910.<br />

No. 91.<br />

Id. van het eiland Flores en omliggende<br />

eilanden, 1 : 250.000, 1 bl. . . 1911.


108<br />

No. 92. Id. van Banda Neira en Goenoeng Api,<br />

1 : 20.000, 1 bl 1901.<br />

No. 93. Id. van Nederlandsch Nieuw-Guinea en<br />

omliggende eilanden,<br />

1 :2.000.000, 1 bl.<br />

1897.<br />

No. 94. Id. van Nederlandsch Nieuw-Guinea,<br />

1 : 1.000.000, 4bl, bijgewerkt tot 1912.<br />

Krater-kaarten.<br />

Deze krater-kaarten zijn gepubliceerd in verschillende<br />

deelen van het Jaarverslag van denTopographischen dienst.<br />

No. 95.<br />

1. TopvandenG ng Oengaran(Midden-Java),<br />

1 : 10.000, opneming van 1905—1907.<br />

2. Kraterveld op de Westelijke helling<br />

van den G" g Goentoer (Preanger-Regentschappen),<br />

1 : 10.000 .... 1908.<br />

3. Krater van den G"- Gede, 1 : 10.000<br />

T906.<br />

4. Top van den vulkaan Tampomas<br />

(Preanger-Regentsch.), 1 : 20.000, 1907.<br />

5. Krater van den vulkaan Tangkoeban<br />

Prahoe (Batavia), 1 : 10.000. . 1908.<br />

6. Krater van den G Dg Galoenggoeng<br />

(Preanger Regentsch.), 1 : 10.000, 1908.<br />

7. Krater van den vulkaan Tjikoeraj<br />

(Preanger Regentsch.), 1 : 10.000, 1911.<br />

8. Top vanden G ng Semeroe(Pasoeroean)<br />

I : 20.000 einde 1909.<br />

Id. id einde 1911.<br />

Hierbij is gevoegd een kaartje van den top<br />

in 1879 (eerste opneming door den Topographischen<br />

dienst) en in 1885 (opneming<br />

door het Mijnwezen, onder leiding van R.<br />

Fennema).<br />

9. Top van den G ng Merbaboe (Midden-<br />

Java), 1:10.000 . . 1905—1907.<br />

10. Top van den vulkaan Kaba (Palembang),<br />

1 : 10.000 1907-<br />

---11. Top van den G ng Dempo (Palembang),<br />

1 : 10.000 1910.<br />

.


109<br />

12. Top van den G ng Sekintjau (Benkoelen),<br />

1:25.000 1911.<br />

13. Top van den G" s Betoeng (Lampongsche<br />

districten), 1 : 25.000 1907.<br />

14. Top van den G ng Radjo baso (id.)<br />

1 : 25.000 19°1-<br />

-15. Toppen van het Pasawaran-Rataigebergte<br />

(Lampongsche-districten),<br />

1 : 25.000 1907.<br />

16. Top van den G"s Tanggamoes (Lampongsche<br />

districten), 1 : 25.000, 1907.<br />

17. Top van den Boer-ni-Telong (Atjeh<br />

en onderhoorigheden, Meergebied),<br />

1 : 10.000 1909.<br />

Relief-kaarten.<br />

I let relief werd verkregen door exemplaren derkaarten,<br />

gedrukt op carton van l \i millimeter dikte, langs de<br />

hoogtelijnen (Isohypsen) af te snijden en de zoo verkregen<br />

lagen achtereenvolgens op elkaar te plakken. De<br />

horizontale en verticale verhoudingen zijn derhalve overeenkomstig<br />

met die in de natuur. Bij het kleuren werden<br />

de conventioneele kleuren gebruikt, die gewoonlijk<br />

worden toegepast om bepaalde soorten begroeiing enz.<br />

aan te duiden; de tinten werden alleen iets minder vlak<br />

genomen, om zooveel mogelijk een natuurlijk geheel te<br />

verkrijgen.<br />

No. 96. De Krakatau-groep in straat Soenda,<br />

schaal<br />

1:25.000; elke hoogtelijn stelt<br />

een verschil van 12,5 M. in de werketijkheid<br />

voor. De isobathen zijn aangegeven<br />

door blauwe tinten met 50 M.<br />

diepteverschil.<br />

Dit relief is vervaardigd na afloop der<br />

opnemings-expeditie, welke in 1908 — dus<br />

25 jaren na de laatste groote eruptie —<br />

door den Topographischen dienst naar de<br />

Krakatau-groep werd uitgerust. De resultaten<br />

dier expeditie zijn vervat in het jaarverslag<br />

over 1908 van den genoemden<br />

dienst; zie de bijgevoegde brochure.<br />

No. 97. Krater van den vulkaan Dempo in de<br />

residentie Palembang, schaal 1 : 10.000.<br />

Het platte vlak stelt een hoogte voor van<br />

2750 M., de hoogste top ligt 3173 M. boven<br />

den zeespiegel.


110<br />

No. 98. Krater van den Goenoeng Slamet in<br />

Midden-Java, schaal 1<br />

: 10.000.<br />

Het platte vlak stelt een hoogte voor van<br />

3100 M., de hoogste top van 3432 M. boven<br />

den zeespiegel.<br />

No. 99.<br />

No.<br />

Top van den vulkaan Tjikoeraj, in de residentie<br />

Preanger-Regentschappen, schaal<br />

1 : 10.000.<br />

Het platte vlak stelt een hoogte voor van<br />

2000 M., de hoogste top van 2820 M.<br />

boven den zeespiegel.<br />

100 Kraters van den vulkaan Tangkoeban Prahoe<br />

op de grens der residenties Batavia<br />

en Preanger-Regentschappen, schaal<br />

1 : 10.000.<br />

Het platte vlak stelt een hoogte voor van<br />

1750 M., de hoogste top van 2076 M. boven<br />

den zeespiegel.<br />

No. 101. De vulkaan Papandajan in de residentie<br />

Preanger-Regentschappen, schaal<br />

1 : 10.000.<br />

Het platte vlak komt overeenmet het zeeniveau,<br />

het laagste punt van het relief met<br />

een hoogte van ± 1530 M. en het hoogste<br />

punt met 2662 M. boven den zeespiegel.<br />

No. 102. Terreingedeelte aan den bovenloop der<br />

Kali Serajoe tusschen Wonosobo en het<br />

Diëngplateau in Midden-Java, schaal<br />

1 : 25.000.<br />

Het laagste punt van het relief komt overeen<br />

met een hoogte van ± 600 M., het<br />

hoogste punt met 2599 M. boven den zeespiegel.<br />

No.<br />

103. De vlakte van Kedoe, met de hoofdplaats<br />

Magelang in het midden, de bergen Sendoro<br />

en Soembing aan de west- en de Merbaboe<br />

en de Merapi aan de oostzijde. Schaal<br />

1 : 50.000.<br />

Het laagste punt van hetreliefkomt overeen<br />

met een hoogte van ± 174 M., het<br />

hoogste met 3371 M.boven den zeespiegel.


111<br />

Inzending van het Geographisch Instiuut<br />

der Rij ks- Universiteit te Utrecht.<br />

No. 104. Relief-teekening van het Idjen-plateau en<br />

omgeving, in Java's Oosthoek, 1:250.000,<br />

vervaardigd door A. van der Zweep.<br />

Inzending van de Maatschappij tot bevordering<br />

van het Natuurkundig Onderzoek<br />

der Neder 1. Koloniën.<br />

No. 105. Kaart van Nederlandsch Nieuw-Guinea,<br />

1 : 500.000.<br />

Inzending van de<br />

te Amsterdam.<br />

firma J. H. de Bussy<br />

No. 106. Kaart van den Nederl. Ind. Archipel,<br />

1 : 6.500.000.<br />

No. 107. Kaart van Ned. Oost-Indië, 1 : 5.000.000,<br />

door H. Ph. Th. Witkamp.<br />

No. 108. Wandkaart van Java en Madoera,<br />

1: 500.000.<br />

Inzending van de Vereeniging „Toeristenverkeer"<br />

te Batavia.<br />

No. 109. Reliefkaart van de residentie Preanger-<br />

Regentschappen, 1 : 250.000.<br />

School-uitgaven.<br />

Inzending van de Ui tgeversfirma Joh.<br />

IJkema te 'sGravenhage.<br />

No. 110. i. De Overzeesche bezittingen der Republiek<br />

in de 17e eeuw, door J. W. De<br />

Jongh.<br />

2. Groei en bloei van onze Oost-Indische<br />

bezittingen, door J. W. de Jongh.<br />

No. in. Schoolkaart van Oost-Indië, 1:800.000,<br />

3e druk in 4 bl. door J. J. ten Have.<br />

Inzending van J. B. Wolter s. Ui tgever<br />

te Groningen.<br />

No. 112. Schoolkaart van Nederlandsch Oost-Indië,<br />

op nieuw bewerkt door J. F. Niermeyer<br />

en W. van Gelder, 4e druk.


112<br />

No. 113. Kaart van Java, 4 bl., door P. R. Bos,<br />

W. van Gelder en R. R. Rijkens, 4e.<br />

druk.<br />

b. Geologische Kaarten.<br />

Inzending van het Koninklijk Nederlandsen<br />

Aardrijkskundig Genootschap.<br />

No. 114. Eerste geologische Schetskaart van Nederlandsch<br />

Oost-indië, 1: 2,500.000.<br />

Ten behoeve van hetKon. Ned. Aardr. Genootschap<br />

samengesteld door E. C. Abendanon,<br />

op grond der bestaande gegevens<br />

en met medewerking van Dr. J. Ahlburg,<br />

de Bataafsche Petroleum Maatschappij,<br />

prof. Dr. H. Bücking, prof. Dr. K. Deninger,<br />

N. Wing Easton, Dr. J.K. van Gelder,<br />

Dr. M. Mühlberg, prof. Dr. G. A. F. Molengraaff,<br />

Jhr. Dr. C. G. S. Sandberg, de<br />

Singkep Tin Maatschappij, Dr. A. Tobler,<br />

Dr. R. D. M. Verbeek, prof. Dr. W. Volz<br />

en prof. Dr. J. Wanner, 1913.<br />

Inzending van het Departement der<br />

Gouve rnements Bedrijven te Batavia.<br />

No. 115. Overzichtskaart van den mijnbouw in<br />

Nederlandsch Indië OP3I December 1912,<br />

1 : 2.500.000, geteekend op het Hoofdbureau<br />

van het Mijnwezen, 1913.<br />

Inzending van Dr. J. F. Hoekstra te Amsterdam.<br />

No. 116. Twee geologische kaarten van het Oembilien-kolenveld,<br />

Sumatra's Westkust,<br />

1: 10.000 en 1: 25.000, van Dr. R.<br />

D. M. Verbeek, 1875.<br />

No. 117. Zuid-Sumatra, 1: 500.000, van Dr. R. D. M.<br />

Verbeek, 1881.<br />

Inzending van den Heer C. J. M. Wertheim,<br />

m. i. te 'sHage.<br />

No. 118. Gedeelte van Sumatra's Westkust, in 8<br />

bladen, 1 : 100.000; en overzichtkaart,<br />

1<br />

: 500.000, van Dr.R. D. M Verbeek,<br />

1883.


No.<br />

113<br />

119. Noordelijk gedeelte van Sumatra's Westkust,<br />

1: 500.000, van R. Fennema, 1887.<br />

No. 120. Gedeelte der afdeeling Martapoera, Z. en O.<br />

afdeeling van Borneo, 1: 50.000, van J.A.<br />

Hooze, 1893.<br />

No. i2i. Java en Madoera, 1:500.000, van Dr. R.<br />

D. M. Verbeek en R. Fennema, 1896.<br />

No. 122. Banka, 1: 300.000, Billiton, 1: 100.000,<br />

Gaspar Straten, 1: 200.000, van Dr. R.<br />

D. M. Verbeek, 1897.<br />

No. 123. Banda Neira en Goenoeng Api, 1: 20.000,<br />

met een panorama, van Dr. R. D. M. Verbeek,<br />

1900.<br />

No. 124. Gedeelte van Midden-Sumatra, 1: 100.000,<br />

van E. A. Neeb, 1900—1901.<br />

No. 125. Vallei van Groot-Atjeh, 1:200.000, van<br />

P. J. Jansen, 1903.<br />

No.<br />

126. Gedeelte der Wester-Afdeeling van Borneo,<br />

1:100.000, van N. WingEaston, 1904.<br />

No. 127. Ambon, 1: 100.000, Leitimor, 1: 20.000.<br />

Goenoeng Nona, 1: 10.000, van Dr. R,<br />

D. M. Verbeek, 1905.<br />

No. 128. Oostelijk gedeelte van den Ned. Ind. Archipel,<br />

1: 3.000.000, van Dr. R. D. M.<br />

Verbeek, 1908.<br />

No. 129. Lombok, 1: 200 000, van J. G. B. van<br />

Heek, 1909.<br />

No. 130. Gedeelte vanZuid-Nieuw-Guinea, 1125.000,<br />

van O. G. Heldring, 1909.<br />

No. 131. Djambi en aangrenzende landstreken,<br />

1<br />

: 1 000 000, van Dr. A. Tobler, 1910.<br />

No. 132. Mamberano-rivier (Noord Nieuw-Guinea),<br />

1 ".500.000, vanDr. J.K. van Gelder, 1910.


114<br />

Inzending van Prof. Dr. W. Volz te Erlangen.<br />

No. 133. Gajo- en Alaslanden (Atjeh), 1 : 400.000,<br />

van Dr. W. Volz, 1912.<br />

No.<br />

Inzending van Dr. J. Ahlburg te Berlijn.<br />

134. Landschap Abouton en landstreek tusschen<br />

Kasimbar en Tamboe (Tomini-bocht),<br />

1 : 400.000, van Dr. J. Ahlburg, 1913.<br />

C. Abenda-<br />

Inzending van den Heer E.<br />

non, m. i., te 's Hage.<br />

No. 135. Latimodjong-gebergte en stroomgebied der<br />

Saadang-rivier (Midden-Celebes),<br />

1: 100.000. Route-kaart der Midden-<br />

Celebes expeditie, onder leiding van E. C.<br />

Abendanon; topographische opneming<br />

door J. L. Lefèvre, Sergeant-majoor<br />

opnemer van den Topographischen<br />

dienst, 1913.<br />

No. 136. Verbeek-gebergte en stroomgebied der<br />

Malili-rivier(Midden-Celebes), 1:100.000,<br />

als voren, 1913.<br />

c. Economische Kaarten.<br />

Inzending van het Departement der<br />

Burgerlijke Openbare Werken te Batavia.<br />

No. 137. Irrigatiekaart van Java en Madoera, schaal<br />

1 : 500.000 1913-<br />

Inzending van het Geographisch Instituut<br />

der Rijks Universiteit te Utrecht.<br />

Irrigatiekaarte.it.<br />

No.<br />

138. Irrigatiewerken in Noord-Tegal. Calques,<br />

vervaardigd in 1899.<br />

1. Bladverdeeling, 1 : 100.000.<br />

2. Bevloeiing Tjomal-Tjatjaban.


115<br />

a. Schetskaart van den tegenwoordigen<br />

toestand, i : 50.000.<br />

b. Schetskaart der ontworpen bevloeiing,<br />

1 : 50.000.<br />

3. Overzichtskaart Tjomal-Ramboet,<br />

1 : 20.000.<br />

4. Id Ramboet-Tjatjaban, 1 : 20.000.<br />

5. Id. Tjatjaban-Gangsa, 1 : 20.000.<br />

6. Id. der bevloeiingsgebieden tusschen<br />

Gangsa en Losari, 1 : 50.000.<br />

7. Id. Gangsa—Pemali, 1 : 20.000.<br />

8. Id. Pemali—Babakan, 1: 20.000.<br />

9. Id. Babakan—Losari, 1 : 20.000.<br />

10. Id. Boven-Kaboejoesan, 1:20.000.<br />

Dat voor kaarten op de schaal 1 :20.000<br />

de term „overzichtskaart" gebruikt wordt,<br />

vindt zijn verklaring in de gedetailleerde<br />

werkwijze van den Waterstaat, waarbij<br />

de opnemingsbladen in de vlakte op 1:5000,<br />

in bergland op 1:2 000 worden vervaardigd.<br />

Het doel der kaarten eischt een zeer<br />

nauwkeurige waterpassing; de hoogtelijnen<br />

zijn getrokken op 0.5 M. afstand.<br />

Doordat de topographische opneming van<br />

Tegal een der oudste is (1863—65) en<br />

alleen op de schaal 1: 100.000 is gepubliceerd,<br />

zijn deze kaarten van den Waterstaat<br />

voor de aardrijkskundige beschrijving<br />

der vlakte onontbeerlijk geweest. Vgl.Veth,<br />

Java, 2e druk, Deel 111, blz. 439 vlg.<br />

No. 139. Kaart van het Zuidelijk gedeelte der<br />

residentie Bagelen. Bevloeiingswerken,<br />

(Calque), 1 : 50.000.<br />

No. 140. Bevloeiingskaarten der Irrigatie-afdeeling<br />

Brantas, 1: 20.000, met legenda en met<br />

register der bevloeiingen in de Brantasdelta;<br />

in omslag.<br />

Vgl o a. het opstel „De Bevloeiingswerken<br />

op Java" in Tijdschr. Kon. Ned Aard.<br />

Gen. XX, 1903, blz. 489.<br />

Voor oudere kaarten der bevloeiingswerken<br />

zie men de Verslagen der Burgerlijke<br />

Openbare Werken.<br />

No.<br />

141. Ontbreekt.


116<br />

Inzending van het Departement van<br />

Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />

No. 142. Overzichtskaart van Java en Madoera,<br />

schaal 1 : 500.000, waarop in groote<br />

trekken de verschillende soorten van<br />

grondbezit zijn voorgesteld. 1 9 13-<br />

Inzending van het Departement der<br />

Gouvernements Bedrijven te Batavia.<br />

a. Afdeeling Spoor- en Tramwegen.<br />

No. 143. Spoor- en Tramwegkaart van Java en<br />

Madoera, schaal 1 : 500.000, aangevende<br />

de op het einde van 1912 bestaande,<br />

in uitvoering zijnde, en, voor zoover<br />

de tot standkoming zoo goed als verzekerd<br />

mag heeten, ook de ontworpen<br />

spoor- en tramwegen op die eilanden.<br />

No. 144. Overzichtskaart van den groeivan het spooren<br />

tramweg<strong>net</strong> op Java en Madoera,<br />

van den aanvang af tot ultimo 191 2.<br />

No. 165. Kaart van Java en Madoera, schaal<br />

1 : 1.000.000, aangevende de dichtheid<br />

van het personen- en van het goederenvervoer<br />

op de verschillende baanvakken<br />

der spoor- en tramwegen in 191 1 (zoogenaamde<br />

intensiteits-kaart).<br />

No. 146. Spoor- en tramwegkaart van Sumatra,<br />

schaal 1 : 2.000.000, aangevende de op<br />

het einde van 1912 bestaande, in uitvoering<br />

zijnde, en, voor zoover de totstandkoming<br />

zoo goed als verzekerd<br />

mag heeten, ook de ontworpen spooren<br />

tramwegen.<br />

b. Afdeeling post-, telegraaf- en telefoondienst.<br />

No. 147. Kaart, schaal 1 : 2.500.000, van de omstreeks<br />

1870 bestaande postkantoren<br />

en postroutes in Nederlandsch-Indië,<br />

(met uitzondering van Java).


No.<br />

117<br />

148. Kaart, schaal 1: 500.000, van de omstreeks<br />

1870 bestaande postkantoren en postroutes<br />

op Java en Madoera.<br />

No. 149. Kaart, schaal 1 : 2.500.000, van de in<br />

1912 bestaande postkantoren en postroutes<br />

in Nederlandsch-Indië (met uitzondering<br />

van Java).<br />

No. 150. Kaart, schaal 1: 500.000, van de in 1912<br />

bestaande postkantoren en postrouten<br />

op Java en Madoera.<br />

No. 151. Kaart, schaal 1:2.500.000, van de omstreeks<br />

1870 bestaande telegraaflijnen<br />

en telegraafkantoren in Nederlandsch-<br />

Indië (met uitzondering van Java.)<br />

No. 152. Kaart, schaal 1:500.000, van de omstreeks<br />

1870 bestaande telegraaflijnen en<br />

telegraafkantoren op Java en Madoera.<br />

No. 153. Kaart, schaal 1: 2.500.000, van de in 1912<br />

bestaande telegraaflijnen en telegraafkantoren<br />

in Nederlandsch-Indië (uitgezonderd<br />

Java).<br />

No. 154. Kaart, schaal 1: 500.000 van de in 1912<br />

bestaande telegraaflijnen en telegraafkantoren<br />

op Java en Madoera.<br />

No. 155. Kaart, schaal 1:2.500.000, van de omstreeks<br />

1885 bestaande telefoon<strong>net</strong>ten<br />

(concessies) in Nederlandsch-Indië (uitgezonderd<br />

Java).<br />

No.<br />

156. Kaart, schaal 1: 500.000, van de omstreeks<br />

1885 bestaande telefoonlijnen en <strong>net</strong>ten<br />

(inclusief concessies) op Java en Madoera.<br />

No. 157. Kaart, schaal 1:2.500.00, van deinigi2<br />

bestaande telefoon<strong>net</strong>ten (concessies) in<br />

Nederlandsch-Indië (met uitzondering van<br />

Java).


118<br />

No. 158. Kaart, schaal 1: 500.000, van de in 1912<br />

bestaande telefoonlijnen en <strong>net</strong>ten (inclusief<br />

concessies) op Java.<br />

Inzending van het Departement van<br />

Financiën te Batavia.<br />

a. Hoofdbureau der In- en Uitvoerrechten en<br />

Accijnsen.<br />

No. 159. Graphische voorstelling van den invoer<br />

van Java en Madoera (1871 — 1911).<br />

No. 160. Graphische voorstelling van den invoer<br />

der Buitenbezittingen (1881 —1911).<br />

No. 161. Graphische voorstelling van den uitvoer<br />

van Java en Madoera (1871 — 191 1).<br />

No. 162. Graphische voorstelling van den uitvoer<br />

der Buitenbezittingen (1881 — 1911).<br />

Eene brochure met toelichtingen op de<br />

grafieken No. 159—162,getiteld „De handel<br />

van Nederlandsch-Indië in 1911" is ter beschikking<br />

van belangstellenden.<br />

No. 163. Overzichtskaart van Nederlandsch-Indië,<br />

schaal 1 : 2.500.000, aangevende de verschillende<br />

scheepvaartverbindingen tusschen<br />

de havens onderling.<br />

b. Pandhuisdienst.<br />

No. 164. Overzichtskaart van Java en Madoera,<br />

waarop jaarsgewijze de successieve uitbreiding<br />

van den Pandhuisdienst is aangegeven.<br />

Hierbij zijn gevoegd: „Het onderzoek naar<br />

de werking der pandhuispacht" en de reeds<br />

verschenen jaarverslagen van den Pandhuisdienst.<br />

Inzending van het Geographisch Instituut<br />

der Rijksuniversiteit te Utrecht.<br />

No.<br />

165. Kaart, voorstellende de dichtheid van bevolking<br />

der afdeelingen van.Nederlandsch<br />

Oost-Indië. aan het einde van het jaar


119<br />

1912, schaal 1 : 2 500.000, volgens door<br />

de Indische Regeering verstrekte gegevens<br />

van de hevolkingssterkte. Vervaardigd<br />

door A. van der Zweep.<br />

Inzending van de firma J. H. de Bussy te<br />

Amsterdam.<br />

No.<br />

166. Kaart van het Spoor- en Tramweg<strong>net</strong> der<br />

Deli-spoorweg Maatschappij, 1 : 200.000.<br />

No. 167. Kaart der Tabaksondernemingen in Badagei,<br />

Langkat, Dcli, Serdang, Padang,<br />

Batoe Bahra en Asahan (Oostkust v.<br />

Sumatra), 1 : 200.000.<br />

No. 168. Map of the Rubber-Estates in Java,<br />

1 : 1.000 000.<br />

No. 169. Rubber Estates in the East-Coast of Sumatra,<br />

1 : 600.000.<br />

11. ZEEKAARTEN.<br />

Inzending van het Hydrographisch<br />

Bureau van het Departement van Marine<br />

te 's Gravenhage.<br />

De oudere kaarten, meerendeels van vóór<br />

1870, zijn voor bepaalde gedeelten van den<br />

Archipel met die van reeenten datum tot<br />

groepen vereenigd.<br />

De jaartallen geven het jaar van verschijning<br />

aan; het jaar, waarin de laatsteverbeteringen<br />

in de gravure werden aangebracht,<br />

is tusschen haakjes bijgevoegd.<br />

No. 170. Overzichtskaart van den O. I. Archipel,<br />

aangevende den stand der hydrographische<br />

opneming op verschillende tijdstippen.<br />

No. 171. a. Nederl. Oost-Indië, Westblad. 1867.<br />

b. id. id. Middenblad. 1867.<br />

Het Oostblad dezer uitgave is niet verschenen.<br />

e. O. I. archipel, Westblad. 1897 (3)- I-9I<br />

--d. id. id. , Oostblad. 1897 (Ï910).


120<br />

No. 172. a, b. Westkust Sumatra en Straat Malakka<br />

in 2 bladen. 1861.<br />

c. Sumatra, N-lijk gedeelte. 1902 (1912).<br />

d. Westkust Sumatra, Padang tot Vlakke<br />

hoek. 1898 (191 j).<br />

No. 173. a, b. Westkust Sumatra in 2 bladen. 1857.<br />

Op deze kaarten zijn vele namen ook in<br />

Maleisch schrift aangegeven.<br />

c. Westkust Sumatra, Sinkel tot Padang.<br />

1913-<br />

--d. id. id. , SibolgatotTamang<br />

en Nias, 1912.<br />

No. 174. a. Westkust Sumatra. Padang tot Taboejoeng,<br />

1841 (1843).<br />

b. id. id. . Singkel totSibolga.<br />

1911.<br />

No. 175. a. Eilanden nabij Padang. 1861.<br />

b. Reede Singkel. 1865.<br />

c. Vaarwaters en ankerplaatsen W-kust<br />

Sumatra, 1911.<br />

No' 176. a. Noordoostkust Sumatra, Dilhie tot Roepat.<br />

1864.<br />

Deze kaart werd vervaardigd volgens<br />

Engelsche opnemingen.<br />

b. Oostkust Sumatra, Diamantpunt tot<br />

Asahan-rivier. 1906 (1913).<br />

c. Oostkust Sumatra, Asahan-rivier tot<br />

Singapoera. 1906 (1913).<br />

No.<br />

177. a, b. Zuidelijk gedeelte Chineesche zee in<br />

2 bladen. 1864.<br />

c. Zuidelijke Chineesche zee, Westblad,<br />

1899 (1912).<br />

d. Zuidelijke Chineesche zee, Oostblad,<br />

1900 (1912).<br />

No. 178. a,b.Riouw-enLingga-archipelin2bl. 1863.<br />

c. Riouw- en Lingga-archipel, Noordbl.<br />

1901 (1913).<br />

d. Riouw- en Langga-archipel, Zuidbl.<br />

1902 (1913).


121<br />

No. 179. a. Straat Riouw. 1863.<br />

b. id. id. 1910 (1913).<br />

No. 180. a. Bangka. 1866.<br />

b. Straat Banka. 1909 (1913).<br />

No. 181. a. Gaspar-straten. 1863.<br />

b. id. id. 1907 (1913).<br />

No. 182. a, b. Westkust Borneo in 2 bl. 1862.<br />

c. Zuid-Chineesche zee, Anambas- en Natoena-eilanden.<br />

1909.<br />

d. Westkust Borneo, St. Petrus tot Seroetoe.<br />

1907(1912).<br />

e. id. id. , Straat Karimata.<br />

1910 (1911).<br />

f. id. id. , Pontianak tot eil.<br />

Maja. 1907.<br />

g. id id. , Vaarwaters en ankerplaatsen.<br />

1908.<br />

No. 183. a, b. Java-zee in 2 bl. 1861.<br />

c. id. , Westblad. 1900 (1913).<br />

d. id. , Oostblad. 1910 (1912).<br />

No. 184. a, b, c. Java in 3 bl. 1865.<br />

d. id. , Westblad. 1907 (1913).<br />

e. id. , Middenblad. 1907 (1912).<br />

f. id. , Oostblad. 1907 (1912).<br />

No.<br />

185. a. Straat Soenda en Kust van Java tot en<br />

met reede Batavia. 1862.<br />

b. Straat Soenda 1899 (1912).<br />

Na. 186. a. Reede Batavia. 1868.<br />

b. Westelijke vaarwaters naar Batavia en<br />

Tj. Priok. 1913.<br />

No. 187. a. Reede Samarang. 1868<br />

b. Vaarwaters van Soerabaja. 1847(1868).<br />

Deze uitgave was de derde; de tweede<br />

verscheen in 1864.<br />

c. Reeden Onrusten Tj. Priok. 1913.<br />

d. id. Samarang en Soerabaja. 1907.<br />

e. Westervaarwater Soerabaja. 1913.<br />

f. Oostervaarwater id. 1911.


122<br />

No. 188. a. Straat Madoera. 1864.<br />

b. Noordkust Java, Soerabaja tot Straat<br />

Bali. 191 1 (1912).<br />

No. 189. a, b. Eilanden en vaarwaters beO. Java,<br />

in 2 bl. 1861.<br />

c. id. id. id. id. Westbl. 1912.<br />

d. id. id. id. id. Oostbl. 1913.<br />

No. 190. a. Straten Bali en Lombok. 1864.<br />

b. Soembawa. 1867.<br />

c. Flores. 1869.<br />

d. Kleine Soenda-eilanden. Straat Bali.<br />

1908 (1910).<br />

e. id. id. id. Straat Lombok. 1908.<br />

f. id. id. id. Straat Alas. 1908.<br />

No. 191. a. Kleine Soenda-eilanden. Straten tusschen<br />

Soembawa en Flores. 1909.<br />

b. id. id. Soemba. 1911.<br />

c. id. id. Vaarwaters en ankerplaatsen.<br />

1908.<br />

d. Zuidwest-Timor en Roti. 1912.<br />

Van deze gedeelten bestaan geene oudere<br />

kaarten op overeenkomstige schalen.<br />

No. 192. a. Straat Mangkasar. N.-lijk deel. 1875<br />

(1883).<br />

b. id. id. Z.-lijk deel. 1871.<br />

No. 193. a, b. Westkust Celebes, van Kekean tot<br />

en met de baai van Pare Pare, in 2 bl.<br />

1868.<br />

c. Reede Mangkasar. 1866.<br />

d. Straat Makassar, N.-blad. 1903 (1911).<br />

e. id. id. Middenblad. 1901 (1913).<br />

f. id. id. Z.-blad. 1903 (1912).<br />

No. 194. a, b. Vaarwater beN. Makasser in 2 bl.<br />

1851.<br />

No. 195. a. Mahakam- of Koeitei-rivier. 1862.<br />

b. ZW.-kust Celebes. 1866 (4de uitgave).<br />

De eerste opneming voor deze kaart geschiedde<br />

in 1841.<br />

c. ZW-gedeelte Golf van Boni. 1860.


123<br />

No. 196. a, b. Oostkust Celebes in 2 bl. 1866.<br />

No. 197. a. Baai van Ambon. 1840.<br />

b. id. id. 1895 ( I 9I °)-<br />

No. 198. a. Moluksche eilanden en vaarwaters.<br />

1847.<br />

b. Moluksche archipel. Noordblad. 1902<br />

(1913)-<br />

--c. id. id. Zuidblad 1902 (1913).<br />

No. 199. a. Noordkust Nieuw-Guinea. 1912.<br />

b. Aroe-eilanden. 1911.<br />

c. Zuidwest- en Zuidkust Nieuw-Guinea.<br />

1908 (1912).<br />

d. Zuidwestkust Nieuw-Guinea. Kaap van<br />

den Bosch tot Etna-baai. 1913.<br />

No. 200.<br />

a. Constructie- tevens minuutblad O-kust<br />

Banka, Tj. Berikat tot Salinta. Z. M.<br />

„Stavoren", 1870.<br />

b. Als voren, Tj. Salinta tot Toeing.<br />

Z. M. „Pylades". 1867.<br />

c. Constructieblad O-kust Banka. Tj. Berikat<br />

tot Soengei Liat, H. M. „Lombok",<br />

1909 —10.<br />

d. Minuutblad van de opneming sub c.<br />

e. Constructieblad ZO-kust Sumatra. Lucipara-punt<br />

tot Sekopong. H. M. „Blommendal",<br />

1891.<br />

f. Minuutblad van de opneming sub e.<br />

No. 201. Depth of the Sea in the Indian Archipelago,<br />

scale 1:1.700.000, by prof. Dr.<br />

G. A. F. Molengraaff.<br />

Deze kaart is de geheel bijgewerkte kaart<br />

der Siboga-expeditie op vergroote schaal.<br />

No. 202.<br />

Depth of the Sea in theEastern Part ofthe<br />

Indian Archipelago, scale 1:3.000.000,<br />

by G. F. Tydeman.<br />

No. 203. Depth of the Sea in the Indian Archi-


124<br />

pelago, scale 1 : 5.000.000, by G. F.<br />

Tydeman.<br />

De laatste twee kaarten zijn de dieptekaarten<br />

der Siboga-expeditie, en zijn door<br />

den vervaardiger voor de tentoonstelling<br />

afgestaan.<br />

111. METEOROLOGISCHE KAARTEN.<br />

Inzending van het Koninklijk Nederlandsen<br />

Meteorologisch Instituut te De<br />

Bilt, en van het Kon. Ned. Meteorologisch<br />

Observatorurn te Batavia.<br />

No. 204. Windkaart, Januari. Indische Oceaan<br />

(1856—1910).<br />

No. 205. Stroomkaan, Januari. Indische Oceaan,<br />

(1856- 1910).<br />

No. 206. Kaart van Stoom- en zeilroutes, Stormbanen,<br />

mist- en ijsgrenzen. Grenzen van<br />

Passaten en Moessons voor December.<br />

No. 207. Getijkaart voor getij M,. (1907).<br />

No. 208. Getijkaart voor getij K|. (1907).<br />

No. 209. Moesson- en Regenkaart, Januari. (1897).<br />

No. 210. Moesson- en Regenkaart, Agustus. (1897).<br />

No. 211. Getijkaart (Homokumenen) van getij M...<br />

No. 212. Getijkaart (Homokumenen) van getij K t .<br />

No. 213. Algemeene Windkaart. (1860).<br />

No. 214. Kaart van de Regenstations op Java.<br />

No. 215. Kaart van de Meteorologische stations in<br />

den N.I. Archipel.<br />

No. 216. Kaart betreffende de Mag<strong>net</strong>ische opneming<br />

van den N.I. Archipel.


125<br />

IV. BOEKWERKEN, ATLASSEN, IN-<br />

STRUMENTEN »).<br />

Inzending van de Maatschappij tot bevordering<br />

van het Natuurkundig Onderzoek<br />

der Nederlandsche Koloniën te Amsterdam.<br />

No. 217. 1. 57 deelen der publicatie betreffende<br />

de Siboga-expeditie<br />

2. 10 deelen van de uitgave „Nova<br />

Guinea".<br />

3. 2 deelen Bulletins der Maatschappij.<br />

4. „Een jaar aan boord H.M. „Siboga",<br />

door Mevr. Weber- van Bosse.<br />

5. „Eenige maanden onder de Papoea's",<br />

door Mr. H. A. Lorentz.<br />

6. „Zwarte menschen — Witte bergen",<br />

door Mr. H. A. Lorentz.<br />

7. De „Borneo-expeditie" met Atlas, door<br />

Dr. G. A. F. Molengraaff.<br />

8. Geological exploration in Central<br />

Borneo", doorDr. G. A. F. Molengraaff.<br />

9. „Quer durch Borneo" 2 dln., door Dr.<br />

W. A Nieuwenhuis.<br />

Inzending van het Hydrographisch<br />

Bureau van het Departement van Marine<br />

te 'sGravenhage.<br />

Oudere werken, niet meer in gebruik<br />

No. 218. 1. Beschrijving van het vaarwater langs<br />

de Westkust van Sumatra tusschen<br />

Padang en Tapanoly, doorH.L. Osthoff.<br />

Batavia. 1840.<br />

2. Zeemansgids door de straten Banka<br />

en Gaspar, door H. D. A. Smits.<br />

Batavia. 1847.<br />

3. Zeemansgids voor de vaarwaters rondom<br />

het eiland Java, door C. baron<br />

!) De boekwerken en atlassen uit de boekerij van het<br />

Kon. Ned. Aard. Genootschap, welke tot aanvulling der<br />

tentoonstelling dienen, zijn niet in den <strong>catalogus</strong> vermeld.


Thans<br />

126<br />

Melvill van Carnbée. Uitgeg. door Jacob<br />

Swart. Amsterdam, Wed. G. Hulst van<br />

Keulen. Derde verb. uitgave, 1859.<br />

4. Zeemansgids voor de eilanden en vaarwaters<br />

beO. Java, door wijlen H. D.<br />

A. Smits. Tweede druk. Amsterdam.<br />

Wed. G. Hulst van Keulen. 1859.<br />

5. Zeilaanwijzing of beschrijving der vaarwaters<br />

van Makasser tot in de baai van<br />

Pare Pare door J. van Gogh en H. A.<br />

Modderman. Amsterdam. Wed. G. Hulst<br />

van Keulen. 1853.<br />

6. De Moluksche Archipel, door F. A. A.<br />

Gregory. Uitgeg. door Jacob Swart.<br />

Amsterdam. Wed. G. Hulst van Keulen.<br />

1853-<br />

in gebruik zijnde Zeemansgidsen, enz.<br />

7. Zeemansgids voor den Oost-Indischen<br />

archipel. Deel 1 t/m. 5, resp. 1912—<br />

13—09—12-08.<br />

8. Landverkenningen, behoorende bij den<br />

Zeemansgids voor den O. I. Archipel.<br />

Deel 1 t/m. 6, resp. 1902 02—03—<br />

06—08—12.<br />

9. Lichtenlijst van Nederl. Oost- en West-<br />

Indië. 1913-<br />

-10. Catalogus van kaarten en boekwerken.<br />

De boekwerken 7 t/m. 10 worden uitgegeven<br />

door het Departement van Marine<br />

te 's Gravenhagc.<br />

11. Tafelen benoodigd bij het hydrographisch<br />

opnemen, 1913.<br />

Instrumenten, enz. ten dienste van hydrographische<br />

opnemingen.<br />

Inzending van de Verificatie van'sßijks<br />

zee-instrumenten te Leiden en van het<br />

Departement van Marine te'sGravenhage.<br />

Zeevaartkundige instrumenten.<br />

Model van een opnemingsvaartuig (H.M.<br />

„van Doorn").


127<br />

Inzending van het Koninklijk Meteorologisch<br />

Instituut te De Bilt.<br />

No. 219. Verzameling boekwerken, instrumenten,<br />

photographieën enz., betrekking hebbend<br />

op het geophysisch onderzoek van<br />

den Nederl. Indischen Archipel en den<br />

Indischen Oceaan.<br />

1. Jaarboek van het Kon. Ned. Meteorol.<br />

Instituut, 6 dln. 1854—1859, bevattende<br />

meteorologische waarnemingen verricht<br />

te:<br />

Paramaribo, 1851-1854; Buitenzorg,<br />

1848—1854; Amboina, 1850—1854;<br />

Padang, 1850—1856; Palembang, 1850<br />

—1856; Bandjermassing, 1850—1858.<br />

2. Dr. Buys Ballot. Uitkomsten vanmeteor.<br />

waarnemingen te Lahat, op Sumatra,<br />

District Palembang, 1858.<br />

3. Wenckebach en Swaving. Meteorologische<br />

waarnemingen te Buitenzorg op<br />

het eiland Java, door P. L. Onnen, 1858.<br />

4. Dr. H. Zollinger. Ueber die Gewitter<br />

und andere<br />

damit verwandten meteorologischen<br />

Erscheinungen im Indischen<br />

Archipel. 1858 (Bevat de oudste literatuur-opgaven).<br />

5. Observations made at the Royal Mag<strong>net</strong>ical<br />

and Meteorological Observatory<br />

at Batavia, Vol. I, 11, 111 (1866-1875),<br />

Batavia, 1873,1878. Vol. XXXI, XXXII,<br />

XXXIII (1908 —1910), Batavia, 1911,<br />

1912, 1913.<br />

6. Regenwaarnemingen in Nederlandsch-<br />

Indië, Vol. I, 11, 111 (1879, 1880, 1881)<br />

Vol. XXX, XXXI, XXXII (1909, 1910,<br />

1911).<br />

7. Observations made at secondary stations<br />

in Netherlands East-India. Vol. I, 1913.<br />

8. Jaarverslag van het Kon. Magn. en<br />

Meteor. Observatorium te Batavia, 1910,<br />

1911, 1912.


128<br />

9- Dr. W. van Bemmelen. Die Windverhaltnisse<br />

in den oberen Luftschichten<br />

nach Ballonvisierungen in Batavia. Kon.<br />

Magn. Meteor. Observ. Verhandelingen<br />

No. i, 1910.<br />

10. Dr. C. Braak. Draehen und Fesselballonbeobachtungen,<br />

11.Wissenschaftliche Ergebnisse<br />

der Aufstiege mit dem Freiballon<br />

„Batavia". Kon. Magn. Meteorol.<br />

Observ. Verhandelingen No. 2, 1912.<br />

11. Dr. W. van Bemmelen. Mag<strong>net</strong>ic Survey<br />

of the Dutch East-Indies (1903—<br />

1907). Batavia, 1909.<br />

12. E. van Rijckevorsel. Mag<strong>net</strong>ische opnemingen<br />

van den Indischen Archipel<br />

(1874—1877). 3 dln.<br />

13. Dr. Bergsma en Backer-Overbeek. Bijdrage<br />

tot de kennis der Weergesteldheid<br />

ter kuste van Atjeh, 1877.<br />

14. Dr. Buys Ballot. De winden op de kust<br />

van Atjeh, 1878.<br />

15. Institut Botanique de I'Etat de Buitenzorg.<br />

Observations météorologiques.<br />

7 dln. 1901—1911.<br />

16. Dr. J. P. van der Stok. Studiën over<br />

getijden in den Indischen Archipel,<br />

1890—1896.<br />

17. Id. Wind and Weather, Currents, Tides<br />

and Tidal Streams in the East-Indian<br />

Archipelago, 1907.<br />

18. Id. Elementaire Theorie der Getijden,<br />

Getijconstanten in den Indischen Archipel,<br />

1910.<br />

19. Dr. S. Figee. Meteor. waarnemingen<br />

in Nederl. Indië (1886, 1887, 1888).<br />

Uitgegeven door de Kon. Natuurk. Vereenigingin<br />

Ned. Indië(1888-1889)2dln.<br />

20. Dr. W. van Bemmelen. Meteor. waarnemingen<br />

verricht gedurende de<br />

„Sneeuwgebergte"-expeditie van 1909<br />

en 1910.<br />

Natuurk. Tijdschrift 62, 1912.


129<br />

2i. Dr. S. Figee. Report on Cloud-observations<br />

at Batavia made during the International<br />

Cloud-year, 1896-1897,1910.<br />

22. Dr. W. van Bemmelen. Die Erforschung<br />

des tropischen Luftozeans in Niederlandisch<br />

Ost-Indiën. Berlin, 1913.<br />

23. Id. Air-pressure, Temperature, Humidity<br />

and Wind on Days of Bright Sunshine<br />

at Batavia (1889 —1906).<br />

24. Dr. C. Braak. A long range weatherforecast<br />

for the East-monsoon in Java,<br />

1913<br />

25. Smits. Harmonische Analyse der Watergetijden,<br />

1911.<br />

26. Id. Cloud-Observations at Batavia, Frequency<br />

of different forms of clouds<br />

during thethreeyears 1903 —1905,1907.<br />

27. Dr. Buys Ballot. Klimatologie van onze<br />

Koloniën en Aardmag<strong>net</strong>isme (voordracht).<br />

1883.<br />

28. Dr. J. P. van der Stok. Het klimaat in<br />

Nederlandsch-Indië, 1912.<br />

29. Kon. Nederl. Meteor. Instituut. Waarnemingen<br />

in den Indischen Oceaan.<br />

Maart, April, Mei. Atlas, 1913.<br />

30. Id. Oceanographische enMeteorologische<br />

waarnemingen in den Indischen Oceaan.<br />

Tabellen en Atlas.<br />

Sept., Oct., Nov. 1856—1904. 1908.<br />

Juni, Juli, Aug. 1856—1908. 1911.<br />

Dcc, Jan., Febr. 1856—1910.1913.<br />

31. Id. Oceanographische enMeteorologische<br />

Waarnemingen bij Kaap Guardafui. Atlas,<br />

1909.<br />

32. Id. Lijst der uitgaven van het Kon. Ned.<br />

Meteor. Instituut. 1913.<br />

33. Id. Routen voor Stoomschepen tusschen<br />

Aden en Nederl. Oost-Indië, 1891.<br />

34. Id. Zeilaanwijzingen van het Kanaal<br />

naar Java, 1877.<br />

35. ld. Zeilaanwijzingen van Java naar het<br />

Kanaal, I, 1868, 11, 1877.


130<br />

36. Id. Uitkomsten van Wetenschap en<br />

Ervaring, 2 dln. 1858 en 1859.<br />

37. Een meteorologisch Journal (No. 6879)<br />

van den Gezagvoerder van Ewijk, gehouden<br />

aan boord van het Stoomschip<br />

„Flores". Reis van Amsterdam naar<br />

Oost-Indië en terug. April—Aug. 1913.<br />

38. Een Journaal van denkapitein d'Arnaud<br />

Gerkens, gehouden aan boord van het<br />

Fregat „India". Reis van en naar Java,<br />

1855—1856.<br />

No. 220. Een zilveren medaille, als model van de<br />

uitgereiktebelooningen (in goud enzilver.)<br />

No. 221. Een<br />

verzameling photographieën van wolken,<br />

genomen te Batavia, 1894 en 1895,<br />

door J. P. van der Stok.<br />

No. 222. Een ballon voor het onderzoek der hooge<br />

luchtlagen.<br />

No. 223. Een vlieger voor onderzoek der hooge<br />

luchtlagen.<br />

No. 224. Een zelfregistreerend toestel voor gebruik<br />

met ballon en vlieger.<br />

Inzending van de Firma Martinus Nijhoff<br />

te 's-Gravenhage.<br />

No. 225. Eene verzameling boekwerken uit den<br />

Fonds<strong>catalogus</strong>, betrekking hebbende op<br />

de geographie van Oost- en West-Indië,<br />

(Vergelijk den afzonderlijken <strong>catalogus</strong><br />

dier inzending).<br />

Inzending van de Firma E.<br />

Leiden.<br />

J. Brill te<br />

No. 226. Eene verzameling boekwerken uit den<br />

Fonds<strong>catalogus</strong>, betrekking hebbende op<br />

de Land- en Volkenkunde van Oost- en<br />

West-Indië (Vergelijk den afzonderlijken<br />

<strong>catalogus</strong> dier inzending).


131<br />

Inzending van de Uitgevers-Maatschappij<br />

),Elsevier" te Amsterdam.<br />

No. 227. „Neerlands Indie" door H. Colijn, 2 dln.<br />

Inzending van de Koninklijke Militaire<br />

Academie te Breda.<br />

No. 228.<br />

Leerboek der MilitaireAardrijkskunde en<br />

Statistiek van Nederlandsch Oost-Indië.<br />

Inzending van J. J. K. En tho ven te 's-Graven<br />

hage.<br />

No. 229.<br />

1. Driehoeks<strong>net</strong> van Sumatra's Westkust.<br />

De coördinaten der driehoekpunten, 1900.<br />

2. De coördinaten der driehoekspunten<br />

gebezigd bij de herziening der topographische<br />

kaarten van Midden-Java. Eerste<br />

gedeelte. De residenties Banjoemas en<br />

Kedoe, 1903.<br />

3. ld. id. Tweede gedeelte. De residentie<br />

Semarang, 1912.<br />

4. Geodetische formules en tafels ten<br />

gebruike bij de triangulatie van het eiland<br />

Sumatra, 1884.<br />

5. Technische voorschriften ten gebruike<br />

bij de triangulatie-brigade van den Topographischen<br />

dienst, 1904.<br />

6. Handleiding voor de uitvoering van<br />

secundaire triangulaties, 1900.<br />

7. Handleiding voor het bepalen van de<br />

correctie eener boussole en van den tijd,<br />

samengesteld ten behoeve van het personeel<br />

van den Topographische dienst,<br />

1899.<br />

8. De rekenliniaal in gebruik bij den<br />

Topographischen dienst, door J. van<br />

Roon, 1905.<br />

9. Beknopt voorschrift betreffende de<br />

opstelling, het onderzoek en de regeling<br />

van de boussole tranche-montagne, 1900.<br />

10. Instructiën voor de triangulatie-brigade,<br />

den chef der opnemingsbrigades en<br />

de opnemers van den Topographischen<br />

dienst, 1904.


132<br />

ii. Overzicht van de organisatie en de<br />

werkwijze van den Topographischen<br />

dienst in Nederlandsch-Indië, 1901.<br />

12. De Meetinstrumenten in gebruik bij<br />

den Topographischen dienst in Nederlandsch-Indië,<br />

1893, met atlas.<br />

13. Terreinleer. Samengesteld bij de<br />

Vlle Afd. van het Departement van<br />

Oorlog(Onderafd.Topographischedienst),<br />

1902.<br />

14. Geographischeplaatsbepalingen,door<br />

J. J. K. Enthoven (Overdruk uit het<br />

Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr-<br />

Genootschap, Jaargang 1903).<br />

15. De militaire cartographie in Nederlandsch-Indië,<br />

door J. J. K. Enthoven<br />

(overdruk uit het Ind. Militair tijdschrift.<br />

36e Jaargang, No. 3).<br />

16. De topographische opneming der<br />

Wester-Afdeeling van Borneo, door J. J.<br />

K. Enthoven (Overdruk uit het Album<br />

der Natuur, 1892).<br />

17. Hoe een groote kaart tot stand komt,<br />

door W. B. Oort (Overdruk uit „Onze<br />

Eeuw", 1909).<br />

18. De opneming van deKrakatau-groep<br />

in Mei 1909 (Overdruk uit het Jaarverslag<br />

van den Top. dienst in Ned. Indië<br />

over 1908).<br />

19. Een Trans-Borneo Spoorreisje.<br />

Visioenen en Droomen van een Amsterdammer,<br />

1893.<br />

20. Bijdragen tot de geographie van<br />

Borneo's Wester-Afdeeling, door J. J. K.<br />

Enthoven. 1903. Supplement bij het<br />

Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr.<br />

Genootschap.<br />

21. De basismeting te Sampoen met<br />

Jaderin's basistoestel, door J. H. G.<br />

Schepers, c. i., Ingenieur bij de triangulatie-brigade<br />

van den Topogr. dienst<br />

in Ned. Indië (Overdruk uit het week-


133<br />

blad „de Ingenieur" van 25 Mei en<br />

1 Juni 1912, Nos. 21 en 22).<br />

Inzending van de firma J. H. de Bussy<br />

te Amsterdam.<br />

No. 230. Eene verzameling boekwerken, betrekking<br />

hebbende op de Economische geographie<br />

van Oost- en West-Indië (Vergelijk den<br />

afzonderlijken <strong>catalogus</strong> dier inzending).<br />

Atlassen.<br />

Inzending van de firma J. Smulders en<br />

C° te 's-Gravenhage.<br />

No. 231. Atlas der Nederlandsche Bezittingen in<br />

Oost-Indië, door J. W. Stemfoort en J. J.<br />

ten Siethoff, in 16bl. èn titelblad. Nieuwe,<br />

geheel bijgewerkte en herziene herdruk<br />

van 1906.<br />

Dezelfde atlas, ieeditie, van 1883—1885.<br />

Inzending van J. B. Wolters, uitgever<br />

te Groningen.<br />

No. 232. 1. Schoolatlas van Nederlandsch Oost-<br />

Indië, 11e druk, door W. van Gelder.<br />

2. Atlas Ketjil Hindia Nederland, dengan<br />

Kitab Peta, terkarang oleh W. van<br />

Gelder.<br />

3. Dezelfde blinde atlas, bestemd voor<br />

invul-teekenatlas, door W. van Gelder.<br />

Instrumenten.<br />

Inzending van P. J. Kipp en Zonen, J. W.<br />

Giltay, opvolger, te Delft.<br />

No. 233. Eene verzameling meet- en teekeninstrumenten<br />

als in gebruik bij de driehoeksmetingen<br />

en de terrein-opnemingswerkzaamheden<br />

in Oost- en West-Indië.<br />

In deze verzamelingkomen ook enkelehoekmeetinstrumenten<br />

van verouderd model<br />

voor, zooals bij de oudste opnemingen van<br />

den Topographischen dienst werden gebruikt.


134<br />

V. VOORSTELLINGEN<br />

VAN HET INDISCHE LANDSCHAP, ENZ.<br />

DOOR SCHILDERIJEN, TEEKENINGEN, PHOTOGRAPHIËN, ENZ.<br />

a. Schilderijen, teêkeningen.<br />

Inzending van den Nederlandsch-Indischen<br />

Kunstkring te Batavia.<br />

No. 234. Zie afzonderlijken Catalogus.<br />

b. Photographiën.<br />

Inzending vanDr. A.H. Blaauw, Haarlem.<br />

No. 235. Kleurenphoto's uit de tropische natuur van<br />

Java en Sumatra.<br />

Deze inzending bestaat uit 26 kleurenphoto's<br />

(meest Lumière- en enkele Dufayplaten)<br />

door den inzender in 1911 —1912<br />

op Javaen Sumatra opgenomen.De waarde<br />

van deze verzameling bestaat daarin, dat<br />

dit de eerste serie kleurenphoto's is, die<br />

uit de tropen naar Holland is gebracht.<br />

Daarmee is aangetoond, dat de kleurenphotografie,<br />

die nog maar door enkelen in<br />

de tropen is beproefd, even goed als de<br />

gewone photografie in de vochtig-warme<br />

gewesten is toe te passen. Daar tot nu<br />

toe het klimaat der vochtige tropen nog<br />

den grootsten hinderpaal bood aan het<br />

opnemen met Lumière-platen, is het thans<br />

zeker, dat de kleurenphotografie op reizen<br />

in alle streken uitvoerbaar is.<br />

Uitvoeriger vindt men dit allesbeschreven<br />

in de „Tropische Natuur", eerste uitgave<br />

van het Koloniaal Instituut (verkrijgbaar<br />

bij J. H. de Bussy, Amsterdam), waarin<br />

alle kleurenphoto's afgedrukt zijn.<br />

De bezoeker vindt de platen gerangschikt<br />

in een vijftal groepen: I. Bloemen en<br />

bladen. 11. Kleeding. 111. Landschappen.<br />

IV. Uit 'sLands Plantentuin, en V. Vruchten.<br />

Deze groepen zijn telkens gescheiden door<br />

een<br />

viertal zwarte lantaarnplaatjes. Verderen<br />

uitleg vindt men bij de plaatjes zelf.<br />

Java.<br />

Inzending van Dr. J. Ahlburg te Berlijn.<br />

No. 236. West-Java, 16 vulkaan-studies, meest eigen<br />

opnamen.


135<br />

Inzending van den Heer J. Bosman,<br />

Resident van Besoeki.<br />

No. 237. Banjoewangi (O. Java), 6 diversen.<br />

Inzending van het Departement van<br />

Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />

No. 238. Preanger-Regentschappen, 35 landschapsbeelden<br />

en volkstypen.<br />

No. 239. Cheribon, 4 landschapsbeelden.<br />

No. 240. Semarang, 7<br />

id.<br />

No. 241. Djokjakarta, 21 volkstypen.<br />

No. 242. Madioen,<br />

10 landschapsbeelden.<br />

No. 243. Kediri, 2 id.<br />

No. 244. Besoeki (Idjen-plateau), 23 landschapsbeelden.<br />

Inzending van Dr. Am. Heim te Zürich.<br />

No. 245. Tengger-gebergte en Tjikorai (W. Java),<br />

19 landschapsbeelden, eigen opnamen.<br />

Inzending van Dr. H. Hirschi te Zürich.<br />

No. 246. Tengger-gebergte en West-Java, 4 landschapsbeelden,<br />

eigen opnamen.<br />

Inzending van<br />

Soerabaja.<br />

No. 247. Preanger-Regentschappen,<br />

den Heer J. E. Jasper te<br />

6 diversen.<br />

No. 248. Keloet-eruptie van 22—23 Mei 1910,<br />

26 photo's.<br />

No. 249. Oost-Java, 36 vulkaan-studies en diversen.<br />

Inzending van Dr. J. P. Kleiweg de<br />

Zwaan te Amsterdam.<br />

No. 250. West- en Oost-Java, 17 diversen.<br />

No. 251. Het Smeroe en Tengger-gebergte, 10<br />

vulkaan-studies, opname van Kurkdjian.


136<br />

Inzending van Dr. •M.<br />

A a r a u.<br />

No. 252. Papandajan,<br />

3 vulkaan-studies.<br />

Mühlberg te<br />

Inzending van Dr. W. Roepke te<br />

Salat i g a.<br />

No. 253. Oost-Java, 96 vulkaan-, wolken- en florastudies,<br />

eigen opnamen.<br />

Inzending van den Heer J. F. Ruijter<br />

de Wildt te Malang.<br />

No. 254. De vulkaan Salak, 2 krater-studies.<br />

Inzending van de Vereeniging „Toeristenverkeer"<br />

te Batavia.<br />

No. 255. Oost-Java, Preanger-RegentschapDen, Boroboedor,<br />

32 landschapsbeelden en volkstypen.<br />

Sumatra.<br />

Inzending van het Koninklijk Nederlandsen<br />

Aardrijkskundig Genootschap.<br />

No. 256. Karo-landen, 24 landschapsbeelden, clichés<br />

van eigen opnamen door den Heer<br />

Ch. Palmer van den Broek, resident van<br />

Ternate, afgestaan.<br />

No. 257. Moeara Laboek (onderafdeeling Soengai<br />

Pagoe en de XII Kota's), 27 landschapsbeelden,<br />

als voren.<br />

No. 258. Midden-Sumatra, 17 landschapsbeelden,<br />

als voren.<br />

Inzending van het Departement van<br />

Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />

No. 259. Sabang, 6 landschapsbeelden.<br />

No. 260. De Alaslanden, 5 volkstypen.<br />

No. 261. De nieuw aangelegde weg van de kust<br />

naar de Laoet (= meer) Tawar; 36<br />

landschapsbeelden en volkstypen.


137<br />

37 landschaps-<br />

No. 262. Tapanoeli (Bataklanden),<br />

beelden en volkstypen.<br />

No. 263. Djambi, 4 landschapsbeelden.<br />

No. 264. Sumatra's Westkust, 27 landschapsbeelden<br />

en volkstypen.<br />

No. 265. Palembang, 10 landschapsbeelden en volkstypen.<br />

Inzending van den Heer Th. F. A. Delprat<br />

te Amsterdam.<br />

No. 266. Midden-Sumatra en Sumatra's Westkust,<br />

120 landschapsbeelden en volkstypen.<br />

Inzending van Dr. Am. Heim te Zürich,<br />

No. 267. Zuid-Sumatra, 20 landschapsbeelden en<br />

volkstypen.<br />

Inzending van Dr. H. Hirschi te Zürich,<br />

No. 268. Langsar en Gajoland, 11 landschapsbeelden,<br />

eigen opnamen.<br />

Inzending van Dr. J. P. Kleiweg de<br />

Zwaan te Amsterdam.<br />

No. 269. Nias, 12 diversen, eigen opnamen gedurende<br />

het Nias-onderzoek, 1910.<br />

No. 270. Palembang,<br />

2 diversen.<br />

Inzending van prof. Dr. A. Maass te<br />

B e r 1ij n.<br />

No. 271. Midden-Sumatra, 23 diversen, eigen opnamen<br />

gedurende de Midden-Sumatraexpeditie,<br />

1907.<br />

Inzending van Dr. A. Tobler te Basel.<br />

No. 272. Djambi, 24 landschapsbeelden, eigen opnamen<br />

gedurende het Djambi-onderzoek,<br />

1907—1912.


138<br />

Inzending van den Heer W. L. Troostenburg<br />

de Bruijn te Nijmegen.<br />

No. 273. Palembang, 12 beelden van het stroomgebied<br />

van de Moesi en Lematangrivieren,<br />

eigen opnamen.<br />

Inzending van prof. Dr. W. V o 1z te<br />

Erlangen.<br />

No. 274. Atjeh, Gajo-, Alas- en Bataklanden, 85<br />

landschapsbeelden, eigen opnamen gedurende<br />

de Noord-Sumatra-expeditie,<br />

1904—1906.<br />

Borneo.<br />

Inzending van Dr. J. P. Kleiweg de<br />

Zwaan te Amsterdam.<br />

No. 275. Bandjermasin, 2 diversen.<br />

Inzending van Dr. M. Mühlberg teAarau.<br />

No. 276. Tarakan en de Oostkust van Borneo, 7<br />

landschapsbeelden.<br />

Inzending van Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis<br />

te Leiden.<br />

No. 277. Centraal-Borneo, 15 landschapsbeelden.<br />

Commissie-reis 1898—1900.<br />

Inzending van den Heer D. Merens te<br />

Koeta radja.<br />

No. 277a. Bem-Brem stroomversnellingen in de<br />

Kajan-rivier (tocht Maart—Mei 1909),<br />

22 landschapsbeelden.<br />

Celebes.<br />

Inzending van den Heer E. C. Abendanon,<br />

m. i. te 's Hage.<br />

No. 278. Midden-Celebes, 60 landschapsbeelden,<br />

eigen opnamen gedurende de Midden-<br />

Celebes-expeditie, 1909—1910.<br />

Inzending van Dr. J. Ahl burg te Berlijn.<br />

No. 279. Noord-Celebes, 38 landschapsbeelden en<br />

volkstypen, eigen opnamen.


139<br />

Inzending van het Departement van<br />

Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />

No. 280. Taloet-eilanden, 9 diversen.<br />

No. 281. Menado, 12 diversen.<br />

No. 282. Mongondow, 8 diversen.<br />

No. 283. Gorontalo, 17 diversen.<br />

No. 284. Kolonedale, 6 landschapsbeelden.<br />

Inzending van<br />

Dr. J. Elbert te Frankfurt<br />

a/M.<br />

No. 285. Kabaena, Boeton en Moena, 6 landschapsbeelden,<br />

eigen opnamen gedurende de<br />

Soenda-expeditie, 1909.<br />

Inzending van Dr. H. Hirschi te Zürich.<br />

No. 286. Oostkust van Celebes en Noordkust van<br />

de Golf van Tomini, 6 kustlandschapsbeelden,<br />

eigen opnamen.<br />

Inzending van Dr. M Mühlberg te Aarau.<br />

No. 287. Westkust van Celebes van Makassar tot<br />

Donggala, 14 kustlandschapsbeelden.<br />

Inzending van Drs. P. en F. Sarasin te<br />

Basel.<br />

No. 288. Celebes, 63 landschapsbeelden en volkstypen,<br />

eigen opnamen gedurende het<br />

Celebes-onderzoek, 1893—1896 en<br />

1902—1903.<br />

Inzending van den Heer I.<br />

tijdelijk te Batavia.<br />

Troostwijk,<br />

No. 289. Baai van Kolonedale van Zuid naar Noord.<br />

Inzending van het Encyclopaedisch<br />

Bureau (Departement van Binnenlandsch<br />

Bestuur) te Batavia.<br />

No. 290.<br />

1. Album met photo's van de Boegineesche<br />

landen (Gouv. Celebes en onderhoorigheden,<br />

afd. Boni en Para Pare en kuststaten<br />

van Mandar).


140<br />

2. Drie kistjes met lantaarnplaatjes naar<br />

die photo's.<br />

3. Schetskaart van de streken, waarop<br />

de onder 1 bedoelde photo's betrekking<br />

hebben.<br />

Kleine Soenda-eilanden.<br />

Inzending van het Kon. Ned. Aardrijkskundig<br />

Genootschap.<br />

No. 291. Soembawa, 40 landschapsbeelden en volkstypen,<br />

opnamen van den Heer H. Witkamp,<br />

m.i.,tijdelijk te Balik Papan, clichés<br />

door het Koloniaal Instituut afgestaan.<br />

Inzending van den Heer J. Bosman, Resident<br />

van Besoeki.<br />

No. 292. Bali en Lombok, 6 diversen..<br />

Inzending van het Departement van<br />

Binnenlandsch Bestuur te Batavia.<br />

No. 293. Timor, 6 diversen.<br />

Inzending van Prof. Dr. K. Deninger te<br />

Freiburg im Breisgau.<br />

No. 294. Bali, 3 landschapsbeelden, eigen opnamen.<br />

Inzending van den Heer J. C. van Eerde<br />

te Amsterdam.<br />

No. 295. Bali, 20 diversen.<br />

Inzending van Dr. J. EIbert te Frankfurt a/M.<br />

No. 296. Lombok, 14landschapsbeelden en vulkaanstudies.<br />

No. 297. Soembawa, 2 landschapsbeelden<br />

No. 298. Wetar, 2 landschapsbeelden.<br />

Inzending van den Heer R. A. Kunst,<br />

tijdelijk te Bussurn.<br />

No. 299. Timor, 12 landschapsbeelden en volkstypen,<br />

eigen opnamen gedurende de<br />

Timor-expedities in 1909 en 191 1.


141<br />

Inzending van Prof. Dr. J. Wanner te<br />

Bonn.<br />

No. 300. Timor, 35 landschapsbeelden en volkstypen,<br />

eigen opnamen gedurende de<br />

Timor-expedities in 1909 en 1911.<br />

Molukken, enz.<br />

Inzending van het Kon. Ned. Aardrijkskundig<br />

Genootschap.<br />

No. 301. Noord-Nieuw-Guinea, 26 landschapsbeelden<br />

en volkstypen der Mamberano-expeditie,<br />

1910-1911, clichés door het<br />

Koloniaal Instituut afgestaan.<br />

No. 302. Nieuw-Guinea, 22 landschapsbeelden, clichés<br />

van eigen opnamen door den Heer<br />

Ch. Palmer van den Broek, Resident<br />

van Ternate, afgestaan.<br />

Inzending van den Heer O. G. Heldring,<br />

m.i. te Moeara Aman (Sumatra).<br />

No. 303. Zuid-Nieuw-Guinea, 12 landschapsbeelden,<br />

eigen opnamen (H. was als geoloog toegevoegd<br />

aan het exploratie-detachement,<br />

1907 —1908).<br />

Inzending van den Heer P. E. Mooienburgh,<br />

tijdelijk te Nijmegen.<br />

No. 304. Noord-Nieuw-Guinea, 22 landschapsbeelden<br />

en volkstypen, eigen opnamen.<br />

Inzending van de Maatschappij tot bevordering<br />

van het Natuurkundig Onderzoek<br />

der Nederlandsche Koloniën.<br />

No. 305. Nieuw-Guinea, 9 landschapsbeelden der<br />

Sneeuwgebergte-expeditie, onder Mr. H.<br />

A. Lorentz, 1909.<br />

Inzending van Prof. Dr. K. Deninger en<br />

den Heer E. Kresemann te Freiburg i/B.<br />

No. 306. Boeroe en Ceram, 55 landschapsbeelden<br />

en volkstypen, eigen opnamen gedurende<br />

de 2de Freiburger Molukken-expeditie,<br />

1910—1912.


142<br />

Inzending van den Heer A. M. Hens te<br />

Endeh.<br />

No. 307. Flores, 13 landschapsbeelden en volkstypen,<br />

eigen opnamen.<br />

Inzending van Dr. H. Hirschi te Zürich.<br />

No. 308. Ambon, Banda, enz., Nieuw-Guinea, 13<br />

landschapsbeelden, eigen opnamen.<br />

Inzending van Dr. M. Mühlberg te Aarau.<br />

No. 309. Ambon, Banda en Ceram, 10 landschapsbeelden.<br />

Inzending van den Heer H. J. A. Raedt<br />

van Oldenbarneveldt, Resident van Amboina.<br />

No. 310. Ambon, 27 diversen.<br />

No. 311. Boeroe, 4 landschapsbeelden.<br />

No. 312. Aroe-, Kei- en Tanimber-eilanden, 15 diversen.<br />

No. 313. Nieuw-Guinea, 19 landschapsbeelden en<br />

volkstypen.<br />

Oost- en West-Indië (lichtdrukken).<br />

Inzending van Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis<br />

te Leiden.<br />

No. 314. 78 lichtdrukken van landschappen en volkstypen.<br />

Inzending van de firma Kleijnenberg<br />

en Co. te Haarlem.<br />

No. 315. 3 portefeuilles, inhoudende 170 lichtdrukken<br />

van landschappen en volkstypen.<br />

Inzending van het Handelsmuseum van<br />

het Koloniaal Instituut te Amsterdam.<br />

No. 316.<br />

Album, bevattende de platen der ondervolgende<br />

Schoolalbums I t/m V.<br />

Schoolalbum I.<br />

1. Klapper of Kokospalm.<br />

2. Rijstvelden (sawah's).<br />

3. Suikerriet.


143<br />

4. Liberiakoffie-oogst.<br />

5. Assamthee-aanplant.<br />

6. Sorteeren van thee.<br />

7. Indische Gomelastiek-boom.<br />

8. Kina-tnin.<br />

9. Cacao-boom.<br />

10. Pepertuin.<br />

11. Kapokboom en -vruchten.<br />

12. Arrowroot.<br />

Schoolalbum 11.<br />

1. Pinangpalm.<br />

2. Tak van de Gambier-plant; vrucht<br />

tros van den Pinangpalm.<br />

3. Pandanen.<br />

4. Nipa- en Kokospalmen.<br />

5. Waringin.<br />

6. Nootmuskaat-vruchten.<br />

7. Tabaksveld.<br />

8. Droogschuur; fermenteerschuur<br />

(tabak).<br />

9. Para-caoutchoucboom.<br />

10. Suikerrietveld.<br />

11. Vervoer van suikerriet naar de<br />

fabriek.<br />

12. Koffieland.<br />

Schoolalbum 111.<br />

1. Bamboestoel,<br />

2. Reuzen-Bamboe.<br />

3. Strandbosch (Mangrove-vegetatie);<br />

Rotanpalmen.<br />

4. Boomvarens; Waringin's.<br />

5. Djati-boom; Rasamala-boom.<br />

6. Sago-palm; Papaja.<br />

7. Vruchtdragende tak van den Tamarinde-boom;<br />

laan van Tamarindeboomen.<br />

8. Indische vruchten.<br />

9. Vanille.<br />

ïo. Ontginning van terrein voor tabaksteelt.


ii. Bloem-<br />

144<br />

en vruchtdragende tak van<br />

den Cacao-boom.<br />

12. Sisal-aanplant op Java.<br />

Schoolalbum IV.<br />

i. Vruchtdragende tak van den Mangistan.<br />

2. Bloem- en vruchtdragende tak van<br />

Liberia-koffie.<br />

3. Getah-pertja onderneming op Java.<br />

4. Boroboedoer.<br />

5. Chineesch graf.<br />

6. Bamboe-woning en dos-a-dos te<br />

Batavia.<br />

7. Chineesche wijk te Batavia.<br />

8. Veer over de Tji Taroem.<br />

9. Pasar (markt) te Fort de Cock.<br />

10. Spoorweg nabij Moeara Kalaban.<br />

11. Bataksche Hoeta (dorp) bij het Tobameer.<br />

12. Kamponghuis met bewoners (Mentawei-eilanden).<br />

Schoolalbum V.<br />

1. Ploegen en eggen der rijstvelden.<br />

2. Rijstoogst.<br />

3. Rijstvelden (uitplanten van de jonge<br />

plantjes).<br />

4. Java-Abaca (Manilla-hennep).<br />

5. Bruidsstoet in de Vorstenlanden;<br />

Javaansche danseres.<br />

6. Pottenbaksters aan den arbeid.<br />

7. Batikken.<br />

8. Bij den waschman; badende karbouwen.<br />

9. Weefster; groente-verkooper.<br />

10. Rijststampen.<br />

11. Draagbaar etenskraampje bij een<br />

kampongwoning te Batavia.<br />

12. Ontpitten, uitpluizen en spinnen van<br />

katoen.<br />

Prijs per album van 12 lichtdrukken ƒ 2.50<br />

Voor scholen zijn de albums verkrijgbaar<br />

a contant en zonder korting . . . „ 1.50<br />

.


145<br />

B. WEST-INDISCHE KOLONIËN.<br />

Inzending van het Gouvernement van<br />

Suriname.<br />

No. 317. Kaart van Suriname, de z. g. „kaart van<br />

Rosevelt", 1<br />

: 500.000, vergroot met<br />

de bladen aantoonend het werk verricht<br />

door de verschillende topographische<br />

expedities naar het binnenland,<br />

sedert 1900.<br />

No. 318. Kaart (vergroote) uit het verslag van den<br />

ingenieur Middelberg, gewezen leider<br />

der Mijn-exploratie van gouvernementswege<br />

in Suriname van 1908.<br />

No. 319.<br />

Lengte-profielkaart van den kolonialen<br />

spoorweg, waarop de formatie van het<br />

terrein uitkomt.<br />

No. 320. Graphische voorstelling van de meteorologische<br />

waarnemingen in Suriname<br />

sedert de laatste halve eeuw.<br />

No. 321. Voorstellingen aangaande de geologische,<br />

hydrographische en topographische expedities<br />

van de laatste 40 jaren, en de<br />

naar aanleiding van die expedities uitgegeven<br />

werken.<br />

No. 322. Verzameling van<br />

Suriname.<br />

50 photo's betreffende<br />

Inzending van het Gouvernement van<br />

Curafao.<br />

No. 323. Topographische kaart van het eiland<br />

Curacao, 1:20.000, 18 bl., 1911.<br />

No. 324. Kaart van het Stadsdistrict van het eiland<br />

Curacao, 2 bl., 1912.<br />

No. 325. Topographische kaart van het eiland<br />

Aruba, 1 : 20.000, 8 bl., 1912.<br />

De nieuwe topographische kaart van het<br />

eiland Bonaire, op dezelfde schaal en in<br />

6 bl. ligt nog ter perse.


146<br />

No. 326. Album met verschillende historische documenten<br />

betreffende de Kolonie Curacao.<br />

Inzending van het Kon. Ned. Aardrijkskundig<br />

Genootschap te Amsterdam.<br />

No. 327. Kaart van Suriname, 1 : 50.000, waarop<br />

de tot heden bekende geologische gegevens<br />

zijn aangegeven. Samengesteld<br />

door Prof. J. A. Grutterink, m.i., 1913.<br />

Inzending van de firma J. H. de Bussy<br />

te Amsterdam.<br />

No. 328. Kaart van Suriname, 1 : 500.000, naar<br />

opmetingen van J. J. A. Cateau v.<br />

Rosenfelt en J. F. A. E. van Lansberge,<br />

aangevuld tot 1898 door W. L. Loth.<br />

Inzending van Prof. J. A. Grutterink,<br />

m. i. te 's-Gravenhage.<br />

No. 329. Hoogtekaart van Curacao, 1 : 20.000.<br />

Dezelfde kaart als No. 323, maar waarop<br />

de hoogtevlakken door verschillende lichte<br />

tinten zijn verduidelijkt.<br />

Inzending van het Hydrographisch<br />

Bureau van het Departement van Marine<br />

te 's-Gravenhage.<br />

No. 330. a. Kust van Guyana, Essequebo-rivier tot<br />

Cayenne, 1887 (1897).<br />

b. Monden der Coppename en Saramaccarivier,<br />

1911.<br />

c. Curacao, Bonaire en Aruba, 1899.<br />

d. Baaien op de Z.W. kust van Curacao,<br />

1912.<br />

e Plannen en ankerplaatsen op Aruba,<br />

Bonaire en klein-Curacao, 1903(1909).<br />

f. St. Martijn, Saba, St. Eustatius en omliggende<br />

eilanden, 1903.<br />

No. 331. Kaart van het eiland Curacao met plan<br />

van stad en haven, 1836.<br />

Deze kaart, een zeer goede kopergravure<br />

van de firma Hulst van Keulen, is vooral<br />

1 merkwaardig om het groot aantal daarop<br />

aangegeven plantages.


147<br />

No. 332. 1. Beschrijving van de kust van Guyana<br />

en zeilaanwijzingen voor het bevaren<br />

zijner rivieren, 1867.<br />

2. Zeevaartkundige beschrijving van de<br />

Nederlandsche West-Indische bezittingen,<br />

door J. Modera, 1843.<br />

Inzending van Van Stockum's Antiquariaat<br />

te 's-Gravenhage.<br />

No. 333. Curacao. — Gezicht op de reede en de<br />

stad Curac/ao. Teekening in kleuren uit<br />

het begin der 18e eeuw. Hoogst merkwaardig<br />

document.<br />

Rechts het fort met de poort, waarboven<br />

de initialen der West.-Ind. Cie. Naar links<br />

strekt zich de stad uit: witte huizen met<br />

roode daken en veranda's, waarboven Holl.<br />

vlaggen. Op den voorgrond Hollandsche<br />

en Engelsche oorlogschepen en sloepen.<br />

Inzending van het Kon. Ned. Meteorologisch<br />

Instituut te De Bilt.<br />

No. 334. 1. Meteorologische waarnemingen, gedaan<br />

op de meteorologische stations in de<br />

kolonie Suriname en Curacao, 7 dl.,<br />

1905 1911.<br />

2. „Goede tijding". Nieuws- en Advertentieblad<br />

der kolonie Suriname. Meteorologie<br />

door C. J. Hering, 2 st., 1894.<br />

Inzending van Joh. IJkema, uitgever<br />

te 's-Gravenhage.<br />

No. 335. Schoolkaart van West-Indië, 1 : 500.000,<br />

4 bl., door J. J. Ten Have.<br />

Inzending van Prof. J. A. Grutterink<br />

te 's-Gravenhage.<br />

No. 336. Suriname, Aruba en Curacao, 28 photo's.<br />

Inzending van Dr. H. van Cappelle te<br />

's-Gravenhage.<br />

No. 337. Suriname, 44 landschapsbeelden en volkstypen,<br />

eigen opnamen gedurende de<br />

Nickerie-expeditie, 1900.


148<br />

Inzending van het Kon. Ned. Aardrijkskundig<br />

Genootschap te Amsterdam.<br />

No. 338. Suriname, 120 landschapsbeelden en volkstypen,<br />

opnamen gedurende zeven Suriname-expedities,<br />

1901—1911.<br />

C. HISTORISCH-GEOGRAPHISCHE<br />

AFDEELING<br />

samengesteld met medewerking vanDr. F. C. Wieder.<br />

De stukken, waarbij geen inzender vermeld wordt, zijn<br />

het eigendom van het Kon. Nederl. Aardrijkskundig<br />

Genootschap.<br />

A. KAARTEN<br />

DE VOORHISTORIE. INDIË IN DE XVIe EEUW,<br />

NOG NIET DOOR HOLLANDERS BEZOCHT.<br />

No. 339. Dubbel-hartvormige Wereldkaart door<br />

Gekard Mercator, uitgegeven te Rome<br />

door A. Lafreri, omstreeks 1560. —<br />

32.5 X 5i cM.<br />

Op dezekaart van den grooten Vlaamschen<br />

cartograaf vindt men nog slechts een primitieve<br />

voorstelling van den Indischen<br />

Archipel. Toch moet men aannemen dat<br />

Mercator reeds gegevens bezat, die aan zijn<br />

voorgangers onbekend waren.<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

No. 340. Wereldkaart van Gerard de Jode, gebaseerd<br />

op den „Universale" van den<br />

beroemden Italiaanschen cartograaf<br />

Giacomo Gastaldi. Antwerpen, 1555. —<br />

505 X 80 cM.<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

No. 341.<br />

Latere uitgave van de Wereldkaart<br />

van Gerard de Jode. Zonder jaartal,<br />

(omstreeks 1600). — 48 X 80 cM.


149<br />

Beide kaarten van De Jode en die van<br />

Mercator toonen welke voorstelling men<br />

zich hier te lande van Oost-Indië maakte,<br />

vóór de gedachte opkwam zelf de reis<br />

daarheen te ondernemen.<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

No. 342. Abraham Ortelius, Oost-Indië. 1570.<br />

DE HOLLANDSCHE VOORSTELLING VAN INDIË<br />

BIJ HET BEGIN EN TIJDENS DE EERSTE REIZEN<br />

DAARHEEN ONDERNOMEN.<br />

De hier volgende kaarten werden kort vóór het vertrek<br />

en langzamerhand na het terugkeeren der eerste expedities<br />

uit Indië, te Amsterdam bij Cornelis Claesz uitgegeven.<br />

Het is zeer waarschijnlijk, dat wij daarbij aan het initiatief<br />

van Petrus Plancius moeten denken.<br />

De unieke verzameling dezer zeldzame en kostbare<br />

kaarten, op de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek<br />

aanwezig, is voor de Tentoonstelling afgestaan.<br />

No. 343. Petrus Plancius, „Orbis terrarum typus<br />

de integro multis in locis emendatus.<br />

1594. Joannes a Duetecum juniorfecit".<br />

41 X 58 cM,<br />

Proefdruk van Plancius' wereldkaart. —<br />

Latere afdrukken werden gevouwen opgenomen<br />

in Linschoten's Itinerario.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 344. „AfbeeldinghedercustendeslandtsGuinea,<br />

Manicongo ende Angola na d'allerbeste<br />

Indische pascaerten oversien. Arnoldus<br />

F. a Langren delineavit et sculpsit",<br />

omstr. 1595. 39 53.5 cent.<br />

Proefdruk. — Latere afdrukken werden<br />

toegevoegd aan Linschoten's Itinerario.<br />

Deze proefdruk is zeer scherp en ongevouwen<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 345. „Afbeeldinghe van alle de zee-custen des<br />

gheheelen Zuyderschen deels van America,<br />

genaempt Peruviana, na d'allerbeste<br />

Spaensche pas-caerten oversien. Arnoldus


150<br />

Florentius a Langren author et sculptor".<br />

39-5 X 5 6 cent.<br />

Proefdruk. — Ook van deze kaart komen<br />

latere afdrukken, gevouwen, inLinschoten's<br />

Itinerario voor.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 346. „Europa. Baptista a Doetechum fecit."<br />

[1594].<br />

— 39.5 X 56 cent.<br />

Een speciaal-kaartje geeft een schets van<br />

de omgeving van Nova Zembla. Blijkens<br />

een daaronder geplaatst inschrift waren<br />

kort vóór het verschijnen dezer kaart de<br />

schepen van Heemskerk en Willem Barendtsz.<br />

uitgezeild, om deze streken nader<br />

te exploreeren.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 347. „Tabella hydrographicé oras maritimas<br />

Africae a promontorio dicto Capo de<br />

Cantin, Angolam usque. Joannes a Doetechum<br />

fecit." [1594J. — 39 X 55 cent.<br />

Deze kaart sluit precies bij de vorige aan<br />

en is waarschijnlijk te gelijkertijd verschenen.<br />

Een vig<strong>net</strong> geeft een afbeelding<br />

van St. Helena, „quae refocillationi et adaquationi<br />

navium euntium in Indiam Orientalem<br />

inservit."<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 348. „Beschrijvinghe van de drie seylagien door<br />

de Hollanders gedaen aen de Noordt<br />

syde van Noorweghen, Moscovia, Nova<br />

Sembla, ende door de Weygats ofte<br />

Strate de Nassou, etc. door Willem<br />

Barents van Amstelredam de vermaerde<br />

Piloot. Auctore Wilhelmo Bernardo.<br />

Cornelius Nicolai excudebat. Baptista<br />

a Doetechum sculp. A° 1598." —<br />

4 1 -5 X 57 cent.<br />

Een der oudste kaarten van de Poolstreken<br />

in Nederland verschenen, door Willem<br />

Barendtsz. vervaardigd. Zij werd opgenomen<br />

in de Latijnsche uitgave van Linschoten's<br />

Itinerario, die in 1598 verscheen.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.


151<br />

No. 349. „Asiae nova descriptie Henricus F. a<br />

Langeren fecit". [1598]. — 38 X 52 cent.<br />

Twee vig<strong>net</strong>ten ontleend aan het reisverhaal<br />

van Cornelis de Houtman (een Chineeschetempel,<br />

en plattegrond van Bantam)<br />

wijzen erop, dat deze kaart kort na Houtmans<br />

terugkeer werd uitgegeven.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 350. „Nieuwe caerte op Java gheteeckent, van<br />

de eylandcn van Java, Sumatra, Borneo<br />

tot Malacca toe, daar in dat alle de<br />

bijleggende eylanden naar t'leven gestelt,<br />

ende op haer plaetse geleyt zijn<br />

door G. M. A. L[odewijckx]." [1598].—<br />

38 X 54 cent<br />

Ook deze kaart verscheen kort na Houtmens<br />

terugkeer. Zij werd op Java geteekend<br />

door Lodewijckx, auteur van Houtmans<br />

reisverhaal. Als versiering bevat<br />

ze zeven afbeeldingen aan datreisverhaal<br />

ontleend. In de onderschriften wordt naar<br />

het journaal verwezen: „describuntur in<br />

itinerario in Javam Insulam."<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 351.' „Insulae Moluccae. Joannes a Doetechum<br />

fecit". [1600]. — 39 X 55.5 cent.<br />

De oudste kaart der Molukken (met inbegrip<br />

van de Philippijnen en Nieuw-Guinea)<br />

in Nederland verschenen. Waarschijnlijk<br />

uitgegeven kort na de terugkeer van Van<br />

Neck en Van Warwijck's expeditie.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 352. „Effigies ampli Regni auriferi Guineae in<br />

Africa siti, delineata per S. Rovelascum<br />

et politioribus lineamentis figurata per<br />

Ludovicum Texeram, protocosmographum<br />

Regis Hispaniarum. Baptista Doetechomius<br />

sculpsit [1602]. Hugo Allardt<br />

excudit." — 46 X 60.5 cent.<br />

Deze kaart van de kust van Guinea verscheen<br />

in hetzelfde jaar als Pieter de Marees'<br />

beschrijving zijner reis naardiekust,<br />

blijkens een opschrift op de kaart: „Eodem<br />

anno editus est liber, amplam harumregio,<br />

num descriptionem continens, perP.D.M.'


152<br />

Twee groote vig<strong>net</strong>ten zijn aan de reis van<br />

De Marees ontleend.<br />

Het adres van Hugo Allardt is een later<br />

toevoegsel.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 353. „Asiae tabula nova multis locis, tam ex<br />

terrestri peregrinatione quam recentiori<br />

navigatione ab exploratissimis naucleris<br />

emendata & multo quam antea exactior<br />

edita." (Gegraveerd door de Van Deutecum's<br />

en uitgegeven te Amsterdam,<br />

bij Corn. Claesz. omstr. 1605). —<br />

101 X 147 cM.<br />

Op deze kaart van Azië, geheel in denzelfden<br />

stijl als de voorgaande, zijn deresultaten<br />

der eerste Hollandsche reizen naar<br />

Oost-Indië verwerkt. Dit blijkt vooral uit<br />

tal van vig<strong>net</strong>ten waarmedezij versierd is,<br />

die ontleend zijn aan de eerste reisjournalen.<br />

Zoo wordt bijv. melding gemaakt<br />

van W. van Warwijck in 1599.<br />

's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />

DE ALGEMEENE VOORSTELLING VAN INDIË<br />

IN DE XVIIe EEUW.<br />

No. 354. (Jud. Hondius), Oost-Indië, omstr. 161o.<br />

No. 355. Henricus Hondius, Oost-Indië, omstr. 1630.<br />

No. 356. W. Blaeu, Oost-Indië, (1635).<br />

No. 357. Joh. Janssonius, Oost-Indië, omstr. 1640.<br />

No. 358. Joh. Janssonius, Indische Oceaan, omstreeks<br />

1640.<br />

No. 359. Pieter Goos, Oost-Indien. Amsterdam,<br />

omstr. 1660. Groote zeekaart op perka-<br />

88 cM.<br />

ment gedrukt. — 68.5 X<br />

No. 360. Pieter Goos, West-Indische paskaart.<br />

Amsterdam, omstr. 1660. Groote zeekaart<br />

op perkament gedrukt. 78 X 98 cM.


153<br />

No. 361. Pieter Goos, Wassende paskaart van<br />

Europa. Amsterdam, omstr. 1660. Groote<br />

zeekaart op perkament gedrukt. —<br />

70 X 89 cM.<br />

Vooral merkwaardig om de voorstelling<br />

der Poolstreken.<br />

Deze drie groote paskaarten op perkament<br />

sluiten bij elkaar aan en geven een voorstelling<br />

van alle toen bevaren kusten der<br />

wereld.<br />

No. 362. Hendr. Doncker, Zeekaart van Oost-Indië<br />

van Kaap de Goede Hoop tot Japan. 1666.<br />

No. 363. Nic. Visscher, Oost-Indië, omstr. 1680.<br />

No. 364. Twee geteekende kaarten van den Indischen<br />

Archipel met Maleisch en Makassaarsch<br />

schrift. Door inlanders vervaardigd in<br />

de XVIIIe eeuw.<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

De eenige oude kaarten door inlanders<br />

vervaardigd, welke bekend<br />

zij n.<br />

UIT HET ARCHIEF DER OOST-INDISCHE<br />

COMPAGNIE.<br />

(Inzending Algemeen Rijksarchief<br />

's Gravenhage).<br />

Dank zij de zeer gewaardeerde medewerking van de<br />

autoriteiten die het beheer voeren over het Archief der<br />

Oost-Indische Compagnie (berustend op het Algemeen<br />

Rijksarchief te 's Gravenhage) is het mogelijk geworden<br />

verscheidene documentaire kaarten tentoontestellen, die<br />

herinneren aan belangrijke ontdekkingsreizen en zeldzame<br />

verkenningstochten uit ons koloniaal verleden.<br />

Wij verwijzen naar: Inventaris der verzameling kaarten<br />

berustende in het Rijksarchief. (Door P. A. Leupe). I.<br />

's Gravenhage, 1867.<br />

No. 365. Jacob van Neck op Sumatra en Java.<br />

Kaarten vervaardigd op<br />

de tweede Hollandsche<br />

expeditie naar Oost-Indië onder<br />

het bevel van Jacob van Neck, 1598—<br />

1600. 4 oorspronkelijke stukken.<br />

Inventaris Leupe, Nos. 331, 339, 378, 447.


154<br />

a. „Vera delineatio Insulla Mauritius de<br />

Nassou Illust. Princeps Orangia".<br />

b. Sumatra van den Vlakken hoek Ganday<br />

(de Varkenshoek) en Java tot aan de<br />

Bocht van Bantam.<br />

c. De Bocht van Bantam tot aan de tweede<br />

Versche Rivier.<br />

d. Lombok, Soembawa, enz.<br />

Dit zijn de oudste oorspronkelijke<br />

kaarten door Hollanders in Indië<br />

vervaardigd, welke bewaard gebleven<br />

zijn.<br />

No. 366. Java's Zuidkust. — Paulus Paulusz.,<br />

kaartemaker, „Generale pascaart van de<br />

Zuyd-Cust Java, ondersogt in Jan. 1739."<br />

Oorspronkelijke handschriftkaart in 6<br />

bladen.<br />

Inventaris Leupe, no. 443.<br />

Een der eerste, zoo niet de allereerste<br />

J<br />

opname van Java s Zuidkust, welke nog<br />

zeer lang onbezocht bleef.<br />

De Instructie voor Paulusz., alsmede zijn<br />

Rapport over de opname, zijn beide bewaard<br />

gebleven.<br />

No. 367. Java. — Speciaalkaarten van gedeelten van<br />

Java, alle uit de XVIIe eeuw.<br />

a. „Plan van 't fort en omleggende land<br />

Jacatra 1619". (Leupe, no. 1176).<br />

b. Twee kaarten van het beleg van Batavia<br />

in 1628, 1629, door Frans Florisz. van<br />

Berckenrode en Jacob Cuyck, gezworen<br />

landmeters. Batavia, 1629. (Leupe,<br />

nos. 1178, 1179).<br />

c. Route van Batavia naar de Zuydzee door<br />

Pieter Scipio, sergeant. 1687. (Leupe,<br />

no. 1172).<br />

d. Cheribon tot Golongong en de negory<br />

Madoera, 1684. 1 Leupe, no. 1162).<br />

e. Samarang J s omgeving, door M. de Roy,<br />

1695.<br />

(Leupe, no. 1257).<br />

/. Soerabaja en omstreken. XVIIe eeuw.<br />

(Leupe, no. 1279).<br />

No. 368. Makassar. — „Caarte ende teykeninge van<br />

Macassar, in 1693 door my ondergesz.<br />

bereyst, opgesteld ende verdeeld enz."<br />

Handschrift-kaart in 7 bladen.<br />

Inventaris Leupe, No. 1293.


155<br />

Zeer uitvoerige kaart van ditgedeelte van<br />

Celebes, volgens het opschrift het resultaat<br />

eener speciale opname. De vervaardiger<br />

is onbekend.<br />

No. 369. — Amboina. Herman van Speult, „Ontwerpinghe<br />

van Amboyna. 1623". Handschrift-kaart<br />

met beschrijving, 12 bladen.<br />

Inventaris Leupe, No. 1324.<br />

De eerste Hollandschekaart van Amboina.<br />

No. 370. Nieuw-Guinea door Jax Carstensz. —<br />

„Caerte van de ontdecte Custe ende<br />

plaetsen van Nova Guinea, in 1623,<br />

door Arent Martsz. de Leeuw opperstierman".<br />

Oorspronkelijke handschriftkaart.<br />

Deze<br />

Inventaris Leupe, no. 493.<br />

kaart is afkomstig van de ontdekkingsreis<br />

naar Nieuw-Guineavan dejachten<br />

Pera en Arnhem onder bevel van Jan<br />

Carstensz. — Arent Martsz. deLeeuw was<br />

stuurman aan boord van de Pera.<br />

No. 371. Australië. — Hessel Gerritsz, „Caert<br />

van 't Landt van dEendracht, uit de<br />

Journalen ende affteyckeningen der stierluyden<br />

t'samengestelt". Amsterdam,<br />

Hessel Gerritsz. 1627. Kopergravure.<br />

Inventaris Leupe, no. 502.<br />

De oudste kaart van een gedeelte van<br />

Australië, afzonderlijk in druk verschenen.<br />

Zij bevat de resultaten der waarnemingen<br />

gedurende de laatst verloopen jaren door<br />

Hollandsche schippers gedaan.<br />

No. 372. Australië. —Willem de Vlamingh, „Kaart<br />

van 't Zuydland door den schipper<br />

Willem de Vlamingh, in de maanden<br />

January en February, Anno 1697, met<br />

't jacht de Geelvink, de hoecker de<br />

Nyptangh, ende 't galjoot 't Weseltje<br />

enz." Oorspronkelijke handschrift-kaart<br />

in drie bladen.<br />

Deze kaart beeldt het resultaat af der opzettelijk<br />

tot verkenning van Australië


156<br />

uitgezonden expeditie onder De Vlamingh.<br />

Een nog onbekend gedeelte van de Westkust<br />

werd geëxploreerd, vooral het eiland<br />

„Rottenest", dat afzonderlijk op de kaart<br />

voorkomt (omgeving van het latere Swan<br />

river).<br />

No. 373. Ceylon. — J. C. Toorzee, Ingenieur,<br />

„Kaarte van 't Eyland Ceylon, benevens<br />

een gedeelte der Kusten Malabar en<br />

Cormandal, etc." Handschrift-kaart op<br />

perkament, XVIIe eeuw.<br />

Inventaris Leupe, no. 923.<br />

Een der fraaiste en uitvoerigste kaarten van<br />

Ceylon tijdens de Hollandschenederzetting.<br />

No. 374. Japan. — Marten Gerritsz Vries, Kaart<br />

van het Noord-Oostelijk gedeelte van<br />

Japan en Jeso, het Statenland, Compagniesland,<br />

enz. waarop de route van Vries'<br />

ontdekkingstocht in de Japansche wateren<br />

is aangeteekend. 1643.Handschrift-kaart.<br />

Inventaris Leupe, n». 284.<br />

Door Vries werden voor het eerst in het<br />

Noordelijk gedeelte van het Japansche<br />

eilandenrijk belangrijke verkenningen gedaan.<br />

No. 375. De Kaap onder Jan van ■—<br />

Riebeeck.<br />

„Affteyckeningh van deTaeffelbay so men<br />

in 't fort staet, met aenwysinge van de<br />

vlacke landeryen, seer schone weyden<br />

ende boulanden, synde voor d'Generale<br />

Nederl. Geoctr. Oost-Indische Comp. in<br />

possessie genomen, by Jan van Riebeeck,<br />

door last van d'Ed. Heeren Bewinth. de<br />

gem. Comp., gesticht het fort de Goede<br />

Hoop 1652." Oorspronkelijke handschrift-kaart<br />

op Japansch papier.<br />

Inventaris Leupe, n°. 801.<br />

De oudste kaart van de Hollandsche ne<br />

derzetting aan De Kaap. Ter plaatse geteekend,<br />

werd zij in 1653 door Van Riebeeck<br />

naar Europa gezonden.


157<br />

AFZONDERLIJKE EILANDEN VAN DEN<br />

INDISCHEN ARCHIPEL.<br />

No. 376. Java. Joh. Janssonius, omstr. 1660.<br />

De oudste afzonderlijke kaart van Java.<br />

No. 377. Java. Hadr. Relandus, omstr. 1720.<br />

's Gravenhage, J. W. IJzerman.<br />

No. 378. De kust van Java van Bantam tot Batavia.<br />

Zeekaart geteekend op perkament. Begin<br />

XVIIIe eeuw. — 41 X 105 cent.<br />

No. 379. De reede van Batavia. Gerard van Keulen,<br />

omstr. 1720.<br />

No. 380. „Afbeeldinge van 't Casteel en de Stad<br />

Batavia gelegen op 't groot Eijlandt<br />

Java-major, in 't Coninkrijk van Jaccatra.<br />

Amsterdam, Fred. de Wit, 1653." —<br />

70 X 97 cent.<br />

De oudste plattegrond van Batavia, in druk<br />

verschenen.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 381. Batavia. Plattegrond en gezicht, uitgegeven<br />

te Neurenberg, bij de erven Homan,<br />

1733-<br />

No. 382. Straat Soenda. Joh. van Keulen, omstr.<br />

i7s°-<br />

No. 383. Sumatra. Joh. Janssonius, omstr. 1660.<br />

De oudste afzonderlijke kaart van Sumatra.<br />

No. 384<br />

Sumatra. ~t'Amsterdam. Bij Isaak de Graaf,<br />

1710". Zeekaart geteekend op perkament.<br />

— 99 X 80 cent.<br />

No. 385. Sumatra. Joh. van Keulen, omstr. 1750.<br />

No. 386. Pisang en Poeloewai. Joh. van Keulen,<br />

omstr. 1750.<br />

No. 387. De omgeving van Singapore.<br />

Joh. van<br />

Keulen, omstr. 1750.<br />

No. 388. Borneo. Joh. Janssonius, omstreeks 1660.<br />

De oudste afzonderlijke kaart van Borneo.


158<br />

No. 389. Borneo. Joh. van Keulen, omstr. 1750.<br />

No. 390. De kusten van Borneo, Malakka en<br />

Siam. Joh. van Keulen, omstr. 1750.<br />

No. 391. De Molukken. W. Blaeu, omstr. 1630.<br />

No. 392. DeMolukken. Joh. Janssonius,omstr. 1640.<br />

DE OOST-INDISCHE COMPAGNIE OP CEYLON,<br />

IN CHINA EN JAPAN, EN AAN DE KAAP.<br />

No. 393.<br />

Ceylon. Petrus Plancius, omstr. 1610.<br />

No. 394.<br />

Ceylon. Nic. Visscher, omstr. 1680.<br />

No. 395. Punta Gala op Ceylon. Op perkament<br />

geteekende paskaart. Begin XVIIIe eeuw.<br />

37-5 X 86 cent.<br />

No. 396. De baai van Nilewelle op Ceylon.<br />

Zeekaart geteekend op perkament. Begin<br />

XVIIIe eeuw. 41 X 51 cent.<br />

No. 397. Aria atol aan de Westzijde van de<br />

Maladiven. ~t' Middelburg, bij Abrm.<br />

Anias, Ao. 1728". Zeekaart geteekend<br />

op perkament. 63.5 •; 77.5 cent.<br />

No. 398. Japan. Abr. Ortelius naar Lud. Texeira.<br />

1595-<br />

No. 399. Japan met Staten Eijlant en Compagniesland.<br />

Joh. Janssonius, omstr. 1660.<br />

No.<br />

400. Kaart van de jaarlijksche Hofreis der Hollandsche<br />

gezanten in Japan van Nagasaki<br />

naar Osacca, en van Osacca naar<br />

Jedo. Door P. van der Aa, omstr. 1710.<br />

No. 401. China. — J. Blaeu, Nova et accuratissima<br />

Sinarum imperii tabula. Amsterdam,<br />

1655. — 108 ;•: 125 c.M.<br />

De belangrijkste kaart van China in Nederland<br />

uitgegeven.


159<br />

No. 402. Zuid-Afrika. [W. J. Blaeu] omstr. 1640.<br />

No. 403. Zuidkust van Afrika door Jodocus Hondius,<br />

met daaronder gedrukt verhaal<br />

van de reis van vijfschepen in 1651/52<br />

gedaan [1652]. — Reproductie.<br />

No. 404. Land- en zeekaart der Kaffersche kust<br />

en de Caap de Bonne Esperance. Verschenen<br />

omstr. 1695. — 60 X 50 c.M.<br />

De oudste afzonderlijk verschenen kaart<br />

van de Hollandsche nederzetting aan De<br />

Kaap. Men lette op de namen der eerste<br />

kolonisten!<br />

Auteur noch uitgever zijn bekend.<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

No. 405. Zuid-Afrika. Wed. N. Visscher omstr. 1740.<br />

Met speciaal-kaart van de boerenplaatsen<br />

rondom De Kaap.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 406. Joh. van Keulen, Paskaart van 't Zuydelijkste<br />

gedeelte van Africa. Amsterdam,<br />

omstr. 1750. — 59.5 X<br />

101 cM.<br />

De uitvoerigste kaart van De Kaap als<br />

Hollandsche kolonie. Een vergelijking van<br />

deze kaart met die van de vorige nummers<br />

doet den vooruitgang der kolonie zien<br />

gedurende een halve eeuw.<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

DE HOLLANDERS IN AMERIKA, GUIANA,<br />

WEST-INDISCHE EILANDEN, BRAZILIË, CHILI.<br />

No. 407. Paskaart van de Westkust van Afrika<br />

en de Oostkust van Brazilië. Geteekend<br />

op perkament. Begin XVIIIe eeuw.<br />

92-5 X 77-5 c.M.<br />

No. 408. Guiana, door Henricus Hondius, omstr.<br />

1630.


160<br />

No. 409. Suriname. — „Caerte ofte vertooninge<br />

vande rivieren van Suriname en Commewijne<br />

met verscheyde creken uyt deselve<br />

spruytende als Para, Surinoo en Cotteca<br />

ende Ander meer gelyck die nu tegenwoordich<br />

—<br />

bewoont werden. Anno 1671."<br />

51.5 X 4°-5 cM.<br />

De oudste kaart van Suriname.<br />

Alle plantages en suikermolens zijn aangegeven<br />

met de namen der eigenaars.<br />

Eenig bekend exemplaar.<br />

's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />

No. 410. Suriname.<br />

— Dezelfde kaart, tweede uitgave,<br />

waarop namen van nieuwe kolonisten<br />

zijn aangebracht en de veranderingen<br />

in de eigenaars zijn bijgewerkt, fol.<br />

Eenig bekend exemplaar.<br />

's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />

No. 411. „Alex. de Lavaux, Generale Caart van<br />

de provintie Suriname, rivieren en districten<br />

met alle dOndekkingen van militaire<br />

togten mitsgaders<br />

de groote der<br />

gemeetene plantagien, gecarteert A°.<br />

1737-"<br />

Groote kaart van Suriname omgeven door<br />

een rijk geornamenteerden rand met de<br />

wapens der Directeuren van de Sociëteit<br />

van Suriname. — 164 X 1895 cent.<br />

Gedrukt op blanke zijde.<br />

's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />

No. 412. Opmetingen van plantages in Suriname,<br />

voornamelijk door denlandmeterG. Palm,<br />

1716 en volgende jaren.<br />

6 oorspronkelijke, in kleuren geteekende<br />

schetskaarten, met beschrijving in handschrift.<br />

No. 413, 414. Suriname (Westelijk en Oostelijk gedeelte)<br />

door M. D. Teenstra, 1832.<br />

2 kaarten.


161<br />

No. 415.<br />

Demerary „van ouds Immenary", door<br />

L. L. van Bercheyck, 1759,metaanwijzing<br />

van alle plantages. — 51.5 X 101 cent.<br />

No. 416. F. von Bouchenroeder, Carte d'Essequebe<br />

& Demerarie rédigée et dédiée au Comité<br />

des colonies & possessions de la République<br />

batave en Amérique & a la Cöte<br />

de Guinee. 1798. — 64.5 X 98 cent.<br />

No. 417. Berbice met de Hollandsche plantages,<br />

door Hendr. de Leth, omstr. 1730.<br />

No. 418. Curac\ao door Gerard van Keulen, omstr.<br />

1720.<br />

No. 419, 420. Oorspronkelijke kaarten van HeSdrik<br />

Brouwers expeditie naar Brazilië en<br />

Chili, 1642,43. 4 geteekende bladen.<br />

Afkomstig uit de verzameling van Johan<br />

Maurits van Nassau, gouverneur van Brazilië<br />

tijdens Brouwers expeditie.<br />

Vergelijk de opschriften der kaarten met<br />

de aanteekening op het ex. van De Laet,<br />

dat tot Johan Maurits'bibliotheek behoord<br />

heeft (No. 488 van deze Tentoonstelling).<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

B. ATLASSEN.<br />

No. 421. Abr. Ortelius, Theatrum orbis terrarum.<br />

Antwerpia, Aegid. Coppenius Diesth,<br />

XX Maïi 1570. Met 53 kaarten, folio.<br />

Editio princeps van den beroemden atlas<br />

van Ortelius, de eerste atlas van moderne<br />

geographie, gedurende ongeveer 40 jaren<br />

tallooze malen herdrukt in verschillende<br />

talen.<br />

No. 422. Abr. Ortelius, Theatro de la tierra<br />

universal. Anveres, por Christ. Plantino.<br />

1588. Met 100 kaarten, folio.<br />

Eerste uitgave in het Spaansch, de wereldtaal<br />

dier dagen; — deze vertaling is een<br />

bewijs van de internationale beteekenis<br />

van Ortelius' Atlas.<br />

Particuliere inzending.


162<br />

No. 423. Abr. Ortelius, Theatrum orbis terrarum.<br />

Antwerpia, Plantin, 1595. Met 147<br />

kaarten, folio.<br />

Een der volledigste uitgaven. Velekaarten<br />

der eerste uitgave zijn door betere vervangen.<br />

No. 424. Gerard de Judaeis, Speculum orbis terrae.<br />

Antwerpiae, sumptibus Viduae et<br />

etHeredum Gerardide Judaeis, 1593.folio.<br />

De Atlas van Gerard de Judaeis of De<br />

Jode is niet minder belangrijk dan die<br />

van Ortelius, hij bleef echter veel minder<br />

bekend.<br />

De Jode is een voorganger van Ortelius,<br />

en de vroegste kaarten door Ortelius vervaardigd,<br />

werden door De Jode uitgegeven.<br />

Het schijnt echter dat Ortelius meer<br />

ondernemingsgeest bezat; in 1569 verzekerde<br />

hij<br />

zich het uitsluitend privilege<br />

tot het uitgeven van een Atlas. De Jode<br />

moest daardoor met de uitgave van zijn<br />

atlas wachten tot Ortelius' privilege verstreken<br />

was Toen, in 1578, kon zijn atlas<br />

zich naast die van Ortelius geen plaats<br />

meer veroveren, en hij werd niet eerder<br />

herdrukt dan in 1593 door zijn zoon Cornelis,<br />

die er verscheidene hoogst belangrijke<br />

kaarten aan toevoegde.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 425. Gerard Mercator, Atlas sive cosmographicae<br />

meditationes de fabrica mundi<br />

et fabricati figura. Duisburgi Clivorum.<br />

(Colophon:) Dusseldorpii, excudebat<br />

Albertus Busius sumptibus haeredum<br />

Gerardi Mercatoris. 1595. 5 stukken in<br />

1 bd. folio.<br />

Eerste volledige uitgave van den<br />

Atlas van Mercator, bezorgd door zijn<br />

zoon Rumoldus.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 426. Het eerste proef-exemplaar van Blaeu's<br />

wereld-atlas. [1629].<br />

Serie van 42 gegraveerde kaarten, alle op<br />

hetzelfde papier gedrukt, aan de keerzijde


163<br />

in gelijktijdig handschrift genummerd, en<br />

alle door dezelfde hand gekleurd; sommige<br />

gedateerd van 1610 af tot 1629.In den oorspronkelijken<br />

verguld perkamenten band,<br />

verguld op snede. Fol.<br />

Na sedert het begin der XVIIe eeuw verscheidene<br />

landkaarten te hebben uitgegeven,<br />

begon langzamerhand het idee bij<br />

Blaeu op te komen een Atlas der wereld<br />

samen te stellen. De oudste uitgave die<br />

men tot heden van een proeve van zulk<br />

een atlas kon aanwijzen, was het eenig<br />

bekende exemplaar, ophetBritsch Museum,<br />

van "Atlantis Appendix, sive pars altera,<br />

continens tab. geographicas diversarum<br />

Orbis regionum, nunc primum editas.<br />

Amsterdami, apud Guiljelmum Blaeuw,<br />

1630". fol. Van de 60 kaarten welke dit<br />

"Appendix" bevat, komen er 38 voorin den<br />

hier tentoongestelden band. Zij dragen<br />

hier echter niet het adres van<br />

Blaeu, maar de meeste dat van<br />

Judocus Hondius. Vergelijkt men<br />

elke kaart van het Appendix met de respectieve<br />

in dezen band onderling, dan blijkt<br />

dat zij telkens beide van dezelfde koperplaat<br />

gedruktzijn, maar dat in het Appendix<br />

het adres van Judocus Hondius is weggeslepen<br />

en dat van Blaeu daarvoor in<br />

de plaats gesteld.<br />

Geen dezer Judocus Ilondius-kaarten komen<br />

ergens elders in een atlas voor, en<br />

daar één dezer kaarten (no. 41, Palestina)<br />

het jaartal 1629 draagt en alle op hetzelfde<br />

papier gedrukt zijn, moet onze band dagteekenen<br />

van 1629 en van vóór 1630,toen<br />

in het Appendix het adres van Judocus<br />

Hondius reeds weggeslepen was.<br />

Daar Jud. Hondius omstreeks 1630 stierf,<br />

moeten wij aannemen, dat de koperplaten<br />

na of kort vóór zijn dood door Blaeu<br />

werden overgenomen, die er enkele exemplaren<br />

van afdrukte vóór hij het adres<br />

veranderde<br />

Hij voegde er enkele kaarten afkomstig<br />

van C J. Visscher aan toe, en twee van<br />

Hessel Gerritsz, nl. no. 2 Rusland, 1614,<br />

die later in Blaeu's Atlas vooikomt met<br />

Blaeu's adres, en no. 36 (Gulick) welke<br />

Blaeu (toen nog „Willem lans') tezamen<br />

met Hessel Gerritsz reeds in 1610 had<br />

uitgegeven.


164<br />

In dezen band bevinden zich o.a. een kaart<br />

van de Molukken en een van Guiana,<br />

beide met adres van Judocus Hondius,<br />

die dus van 1629 dagteekenen.<br />

Het is hoogst waarschijnlijk dat er door<br />

Blaeu slechts één exemplaar op deze wijze<br />

werd samengesteld, welk exemplaar door<br />

een gelukkig toeval in een zeer fraaien<br />

staat bewaard is gebleven.<br />

's Gravenhage, Jhr. J. W. Six.<br />

No. 427. W. en J. Blaeu, Tooneel des aerdrijcx<br />

ofte nieuwe atlas. Amsterdam, 1635.<br />

No. 428. Joh.<br />

2 dln. met 203 kaarten, folio.<br />

Eerste uitgave van Blaeu's beroemden<br />

Atlas.<br />

Hij bestaat nog slechts uit twee deelen<br />

Voortdurend uitgebreid en bijgewerkt, bereikte<br />

de laatste uitgave een omvang van<br />

12 deelen.<br />

Janssonius, Atlantis majoris quinta<br />

pars, orbem maritimum seu omnium<br />

marium totius Orbis Terrarum navigationibus<br />

frequentatorum descriptionem continens.<br />

Amstelodami, 1650. groot folio.<br />

Eerste druk van<br />

Janssonius' Zee-atlas,<br />

verschenen als vijfde deel van zijn grooten<br />

Wereld-Atlas in zes deelen.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 429. Joh. Janssonius, Hetzelfde werk. Amstelodami,<br />

1657. groot folio.<br />

Deze uitgave is aanzienlijk uitgebreid, o.a.<br />

met een zeer uitvoerige kaart van Nieuw-<br />

Nederland. Verschillende kaarten zijn bijgewerkt.<br />

Men vergelijke bijv. de twee<br />

edities van de kaart van het Zuidelijk<br />

halfrond. In den atlas van 1657zijn de ontdekkingen<br />

van Tasman in den Grooten<br />

Oceaan aangegeven. Deze ontbreken nog<br />

geheel in de uitgave van 1650.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 430. Arnold Colom, Zee-atlas oftewaterwereldt,<br />

inhoudende een korte beschrijvinge van<br />

alle de bekende zee-kusten des aardtrycks.<br />

Amsterdam, omstr. 1660. Met<br />

18 kaarten, groot folio.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.


165<br />

No. 431. Hendrick Doncker, De zee-atlas ofte waterwaereld,<br />

vertoonende alle de zee-kusten<br />

van het bekende deel des aerd-bodems.<br />

Amsterdam, 1660. Met 31 kaarten in<br />

goud en kleuren, groot folio.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 432. Joh. van Loon, Klaer lichtende noortster<br />

ofte zee-atlas. Amsterdam, 1661. Met<br />

44 kaarten, folio.<br />

Eerste uitgave.<br />

No. 433. Pieter Goos, De zee-atlas ofte waterwereld,<br />

waer in vertoont werden alle de zeekusten<br />

van het bekende des aerd-bodems.<br />

Amsteldam, wed. Pieter Goos, 1675.<br />

Met 41 kaarten, groot folio.<br />

Exemplaar in verguld perkamenten band,<br />

versierd met het wapen der Admiraliteit;<br />

de kaarten fraai gekleurd en met goud<br />

gehoogd.<br />

No. 434. Geteekende Atlas der Hollandsche nederzettingen<br />

in Azië, Afrika en Amerika,<br />

omstr. 1660. Verzameling van 115 in<br />

kleuren geteekende kaarten, plattegronden<br />

en gezichten, bijna alle van één hand<br />

en in denzelfden stijl uitgevoerd, gebonden<br />

in een ouden lederen band,<br />

groot-folio.<br />

Deze merkwaardige verzamelingwerd voor<br />

het eerst beschreven door Frederik Muller<br />

in den Catalogus zijner boekverkooping<br />

op 18—22 Mei 1869, no. 877. Volgens<br />

Frederik Muller zou de verzameling bijeengebracht<br />

zijn in de eerste jaren der XVIIIe<br />

eeuw door C. Beudeker, „bibliophile distingué<br />

a Amsterdam dans ce temps", die<br />

er een titelbladvoorliet drukken. De kaarten<br />

dagteekenen echter uit een vroegeren<br />

tijd, van omstr. 1660.<br />

De band bevat zeer fraai uitgevoerde afbeeldingen<br />

der Hollandsche nederzettingen<br />

in den Indischen Archipel, Atjeh, Ceylon,<br />

Malabar, Cambodja, Japan, De Kaap de<br />

Goede Hoop, de Kust van Guinea, Nieuw<br />

Nederland, Brazilië, enz.


166<br />

Hoewel de oorsprong van dezenband niet<br />

meer is na te gaan, is het toch waarschijnlijk<br />

dat hij behoord heeft aan de Van<br />

Keulens. Men vindt in hun atlas verschillende<br />

kaarten uit deze verzameling terug.<br />

In de XlXe eeuw raakte het archief van<br />

Van Keulens los en kwam deze band in<br />

bezit van Frederik Muller en later in het<br />

Rijksarchief te Den Haag.<br />

's Gravenhage, Algemeen Rijksarchief.<br />

No. 435. Arent Roggeveen, Het eerste deel van<br />

het brandende veen, verlichtende geheel<br />

West-Indiën, de vaste kust en de eylanden,<br />

beginnende van Rio Amasones, en<br />

eyndigende benoorde Terranova.<br />

Amsteldam, uytgegeven door Pieter<br />

Goos in compagnie met den Autheur.<br />

[1 675-<br />

Met 32 kaarten in goud en<br />

kleuren, groot folio.<br />

De oudste zee-atlas van de Oostelijke<br />

kusten van Noord-Amerika en van West-<br />

Indië.<br />

De auteur beschikte over een groote verzameling<br />

handschriftkaarten van alle kusten<br />

van den aardbodem. Zijn plan was een<br />

volledigen Zee-atlas der wereld uit te geven.<br />

Het is echterbij dit ééne deel gebleven.<br />

Wat er van zijn verzameling terecht gekomen<br />

is, weet men niet. Waarschijnlijk<br />

kwam zij in handen van Van Keulen.<br />

No. 436. Johannes Loots, Zee-atlas. Amsterdam,<br />

omstr. 1700. Met 126 gekleurde kaarten,<br />

groot folio.<br />

Een concurreerende uitgave van den atlas<br />

van Van Keulen. Zij bevat vele kaarten<br />

die Van Keulen's werk aanvullen. Later<br />

ging het fonds van Loots op Van Keulen<br />

over.<br />

No. 437. Johannes van Keulen, De groote nieuwe<br />

vermeerderde zee-atlas of waterwerelt,<br />

vertoonende in sigh alle de zee-kusten<br />

des aardtrijks. Amsterdam, 1688. 2 dln.<br />

groot folio.<br />

Een der oudste uitgaven van den beroemden<br />

zee-atlas van Van Keulen. Met bijna ge-


167<br />

heele verdringing van alle bestaande zeeatlassen,<br />

bleef Van Keulen's atlas het<br />

standaardwerk gedurende meer dan een<br />

eeuw.<br />

Merkwaardig exemplaar in rijk vergulde<br />

perkamenten banden, versierdmet het wapen<br />

van Amsterdam en het opschrift:<br />

„Oude Sydts Hnys Zitten Armen, Anno<br />

i6Bg." Waarschijnlijk een geschenk van<br />

Van Keulen aan de Regenten. De kaarten<br />

fraai gekleurd en met goud gehoogd.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 438. Johannes van Keulen, La nueva, y grande<br />

relumbrante antorcha de la mar, que<br />

contiene todas las costas .... de Gujana,<br />

Florida, Virginia, Nueva Francia, Guinea,<br />

Angola, Brazil, Mar meredional, etc.<br />

per Nicolas Jansz. Voogt geometra, y<br />

maestre de matematica. En Amsterdam<br />

en casa de Joannes van Keulen, mercador<br />

de libros, y cartas marinas,<br />

maestre de balestrillas, en el Cabo del<br />

Puente Nuebo, en la Incignia del Piloto<br />

Coronado. 17)00]. groot folio.<br />

Spaansche uitgave van Van Keulen's<br />

grooten Zeeatlas.<br />

Merkwaardig exemplaar, waarin bijgevoegd<br />

zijn tal van groote kaarten door VanKeulen<br />

afzonderlijk uitgegeven.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 439. Gerard van Keulen, De groote nieuwe vermeerderde<br />

zee-atlas ofte water-wereld.<br />

Amsterdam, 1708. 5 dln. zeer groot folio.<br />

Een der volledigste uitgaven van den<br />

grooten Atlas van Van Keulen.<br />

Exemplaar op groot en zwaar papier, gebonden<br />

in vijf zware deelen, waarvan deel<br />

IV tentoongesteld wordt.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No 440. Johannes van Keulen. „Oost-Indische<br />

Zeeboeck". Verzameling zeekaarten van<br />

Oost-Indië, van Kaap de Goede Hoop<br />

tot Japan, grootendeels uitgegeven door<br />

Johannes van Keulen.<br />

Eerste helft der XVIIIe eeuw, groot folio.


168<br />

Vele dezer kaarten werden door Van<br />

Keulen opgenomen in het „Zesde deel"<br />

van zijn Zee-atlas (zie n0.442 dezer Tentoonstelling).<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 441. Johannes van Keulen. Een dergelijke<br />

atlas als de vorige, doch in vele opzichten<br />

verschillend, perk. groot folio.<br />

Deze beide atlassen geven een idee van<br />

het langzamerhand ontstaan van den grooten<br />

atlas van Oost-Indië, in 1753 bij Van<br />

Keulen verschenen. Zie no. 442.<br />

's Gravenhage, J. W. IJzerman.<br />

No. 442. Jan de Marre en Joannes<br />

van Keulen,<br />

De nieuwe groote lichtende zeefakkel,<br />

het zesde deel. Amsterdam, 1753. Met<br />

57 kaarten en 7 bladen met „landopdoeningen",<br />

te zamen op 55 gegraveerde<br />

bladen, groot folio.<br />

De volledigste atlas van Oost-Indië tijdens<br />

de Compagnie'verschenen.VanKeulen heeft<br />

hierin in zijn kwaliteit van „kaartmaker<br />

der Oost-Indische Compagnie" alles vereenigd<br />

wat hij te voren reeds op ditgebied<br />

uitgegeven had en wat hij kon putten „uit<br />

de ongedrukte schriften en dagregisters<br />

der oude en hedendaagsche zee-omeieren<br />

der Oost-Indische Compagnie".<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

No. 443. Ph. F. von Siebold. — Atlas von Landund<br />

Seekarten vom Japanischen Reiche.<br />

Leyden, 1851. Met 17 kaarten, groot<br />

folio, — Met een deel tekst 4 0 .<br />

Dit werk, één der laatste bewijzen van de<br />

betrekkingen tusschen Nederland en Japan,<br />

heeft nog altijd een groot deel van zijn<br />

waarde voor de ontdekkingsgeschiedenis<br />

van Japan behouden.<br />

Eén der 25 exemplaren met een oorspronkelijke<br />

Japansche kaart in vier bladen.<br />

Particuliere inzending.


169<br />

C. REISBESCHRIJVINGEN.<br />

Door de welwillende medewerking van den Heer Mr.<br />

Dr. C. P. Burger Jr., bibliothecaris der Universiteits-<br />

Bibliotheek van Amsterdam, werd het ons mogelijk een<br />

zoo goed als volledige verzameling van de eerste<br />

uitgaven der oudste reizen naarIndië tentoontestellen.<br />

No. 444. Ramusio, Primo volume et Seconda editione<br />

delle Navigatione et Viaggi. Ve<strong>net</strong>ia,<br />

Giunta, 1554. perk. band. folio.<br />

Hoogst merkwaardig exemplaar hetwelk<br />

behoort heeft aan Linschoten. Op den<br />

titel leest men, eigenhandig door hem geschreven:<br />

„Johannes Hitgonis A. Linschoten<br />

Haerlemensis".<br />

Een boek, waaruit Linschoten ongetwijfeld<br />

veel geput heeft voor zijn „Itinerario 1<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 445. Linschoten. — Itinerario, voyage ofte<br />

schipvaert van Jan Huygen van Linschoten<br />

naer Oost of te Portugaels<br />

Indien. Amstelredam, Cornelis Claesz.<br />

1596. Met platen en kaarten, fol.<br />

Het eerste Hollandsche standaardwerk<br />

overOost-Indië, dat toen nog„Portugeesch"<br />

Indië heette.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 446. Linschoten. — Navigatio et itinerarium<br />

Johannis Hugonis Linscotani in Orientalem<br />

sive Lusitanorum Indiam. Hagae-<br />

Comitis, Alb. Henricus, impensis Authoris<br />

& Cornelii Nicolai, prostantque apud<br />

Aeg. Elsevirum, 1599. Met kaarten en<br />

platen, fol.<br />

Eerste Latijnsche uitgave, vermeerderd<br />

met een hoofdstuk over de<br />

reizen naar het Noorden.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 447. Thomas Cavendish. — Beschrijvinge<br />

van de overtreffelijcke ende wijdtvermaerde<br />

zeevaerdt van Thomas Candish,


170<br />

uytghevaren 1586. Beschreven door<br />

Francais Prettie. Amstelredam, Cornelis<br />

Claesz., 1598. breed 4 0 .<br />

Een der eerste Engelsche reizen om de<br />

wereld.<br />

Merkwaardig is dat dezeeerste Hollandsche<br />

uitgave verscheen vóór de oorspronkelijke<br />

Engelsche.<br />

Amsterdam,<br />

Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 448. Walter Raleigh. — Waerachtighe ende<br />

grondighe beschrijvinge van het groot<br />

ende goudtrijck ConinckrijckvanGuiana<br />

in America, ontdeckt ende beschreven<br />

in 1595 ende 1596 door Walter Ralegh<br />

ende Laurens Keymis. Amstelredam,<br />

Cornelis Claesz. 1598. breed 4 0 .<br />

Eerste Hollandsche uitgave.<br />

De reizen van Cavendish en van Raleigh,<br />

die groote vermaardheid verwierven, vonden<br />

hier een leesgraag publiek in die<br />

dagen van de eerste opwekking tot groote<br />

reizen.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 449. Heemskerck en Barendtsz. — Waerachtighe<br />

beschrijvinghe van drie seylagien,<br />

ter werelt noyt soo vreemt ghehoort,<br />

door de Hollandtsche ende<br />

Zeelandtsche schepen by Noorden Noorweghen,<br />

Moscovia ende Tartaria, na de<br />

Coninckrijcken van Catthay ende China,<br />

. . . hoe t volck op Nova Sembla een huys<br />

ghetimmert, ende 10 maendenhaeraldaer<br />

onthouden hebben. Gedaen deur Gerrit<br />

de Veer. Amstelredam, Cornelis Claesz.<br />

1598. Met kaarten en platen, breed 40 .<br />

Eerste uitgave van het verhaal van<br />

Heemskerck en Barendtsz' reizen om de<br />

Noord en de overwintering op Nova<br />

Zembla.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.


171<br />

No. 450. Heemskerck en Barendtsz. — Vraye description<br />

de trois voyages de mer tres<br />

admirables, faicts par les navires d'Hollande<br />

et Zélande, au Nord. Par Gerard<br />

Le Ver. Amsterdam, Cornille Nicolas.<br />

1598. Met kaarten en platen, fol.<br />

Eerste Fransche uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 451. Heemskerck en Barendtsz. — Diarium<br />

nauticum seu vera descriptio triurn navigationum<br />

a Hollandicis et Zelandicis<br />

navibus ad Septentrionem. Auctore<br />

Gerardo de Vera. Amstelrodami, ex<br />

officina Corn. Nicolaij, 1598. Met kaarten<br />

en platen, fol.<br />

Eerste Latijnsche uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 452. Heemskerck en Barendtsz.<br />

—<br />

Voyagie ofte<br />

schipvaert van Jan Huyghen van Linschoten,<br />

van bij Noorden om langs<br />

Noorwegen enz. door de Strate ofEngte<br />

van Nassau tot voorby de Revier Oby.<br />

1594—95. Franeker, Gerard Ketel, 1601.<br />

Met kaarten en platen, fol.<br />

Uitvoerig rapport, vooral belangrijk om<br />

de kaarten, van Barendtsz' eerste reis naar<br />

het Noorden. Linschoten bevond zich op<br />

het tweede schip, dat tijdens Barendtsz'<br />

verblijf op Nova Zembla de Karazee exploreerde.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 453. Cornelis de Houtman. — D'eerste boeck,<br />

historie van Indien, waar inne verhaelt<br />

is de avontueren die de Hollandtsche<br />

schepen bejeghent zijn. Door G. M. A.<br />

W. L(odewijckx). Amstelredam, Cornelis<br />

Claesz. 1598. breed 4<br />

0.<br />

Eerste uitgave van het journaal van<br />

Lodewijckx, het meest volledige verslag<br />

dat over de eerste Hollandsche expeditie<br />

naar Indië in druk verscheen.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.


172<br />

No. 454.<br />

Cornelis de Houtman. — Premier livre<br />

de I'histoire de la navigation aux Indes<br />

Orientales, par les Hollandois. Par G.<br />

M. A. W. Lfodewijckx]. Amstelredam,<br />

par Cornille Nicolas, 1598. Met kaarten<br />

en platen, fol.<br />

Eerste Fransche uitgave van Lodewijckx'<br />

journaal.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 455. Cornelis de Houtman. — Prima pars<br />

descriptionis itineris navalis in Indiam<br />

Orientalem, earumque rerum quae navibus<br />

Battavis occurrerunt. Authore G.<br />

M. A. W. L(odewijckx). Amstelrodami,<br />

ex officina Cornelij Nicolaij, 1598. Met<br />

platen en kaarten, fol.<br />

Eerste Latijnsche uitgave van Lodewijckx'<br />

Journaal.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 456. Cornelis de Houtman. — Diarium nauticum<br />

itineris Batavorum in Indiam<br />

Orientalem. Parisiis, Adr. Perier. 1598.<br />

Met kaarten en platen, breed 4<br />

0.<br />

Eerste Latijnsche uitgave van het<br />

eerste verhaal van Houtmansreis.Te Parijs<br />

verschenen. Gebonden in een gelijktijdigen<br />

Franschen marokkijnen band.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 457. Van Neck en Van Warwijck. — Het<br />

tweede boeck, journael vande reyse,<br />

gedaen door de acht schepen van Amstelredamme,<br />

gheseylt in Martij 1598<br />

onder Admirael Jacob Cornelisz. Neck<br />

ende Wybrant van Warwijck als Vice-<br />

Admiraeï. Middelburch, Barent Langhe-<br />

0<br />

nes. 1601. Met platen, breed 4 .<br />

Journaal<br />

van de tweede Hollandsche expeditie<br />

naar Oost-Indië, onmiddellijk na<br />

Houtmans terugkeer uitgezonden.<br />

Eerste uitgave met een jaartal.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.


173<br />

No. 458. Van Neck en Van Warwijck. — Le second<br />

livre, journal ou comptoir, contenant<br />

le discours du voyage faict par les huict<br />

navires d'Amsterdam, au mois de Mars<br />

I'an 1598 soubs la conduicte de I'Admiral<br />

Jaques Corneille Necq et du Vice-<br />

Admiral Wibrant de Warwicq. Amsterdam,<br />

Corneille Nicolas, pour Bonaventure<br />

Dacivelle libraire a Calais, 1601. fol.<br />

Eerste Fransche uitgave, gedrukt<br />

voor een uitgever in Calais.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 459. Sebald de Weert. — Wijdtloopigh verhael<br />

van tgene de vijf schepen (in 1598<br />

tot Rotterdam toegherust) om door de<br />

Straat Magellana haren handel te drijven,<br />

wedervaren is. Amsterdam, Zach. Heyns,<br />

1601. Met platen, breed 4 .<br />

0<br />

Journaelvan de eerste Hollandsche scheepstocht<br />

door de Straat van Magelhaen. Zij<br />

liep zeer ongelukkig af, de schepen raakten<br />

van elkander, en alleen het schip van De<br />

Weert keerde, onverrichterzake, naar het<br />

vaderland terug.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 460. Olivier van Noort. — Beschryvinghe<br />

vande voyagie omden geheelen Werelt<br />

Cloot, ghedaen door Olivier van Noort<br />

van Utrecht, generael over vier schepen.<br />

Rotterdam, Jan van Waesberghen en<br />

Amstelredam bij Cornelis Claessz. 1602.<br />

Met kaarten en platen, breed 4 0 .<br />

Journaal van de eerste reis om de wereld<br />

door een Hollander volbracht.<br />

Eerste uitgave,<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 461. Olivier van Noort. — Description du<br />

pénible voyage faict entour de I'Univers<br />

par Olivier du Nort d'Utrecht. Amstel-


174<br />

redame, Cornille Claessz. 1602. Met<br />

kaarten en platen, fol.<br />

Eerste Fransche uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 462. Heemskerck en Harmensz. — Derde voornaemste<br />

zee-getogt (der verbondene vrye<br />

Nederlanderen) na de Oost-Indien gedaan<br />

met de Achinsche en Moluksche<br />

vloten, onder de Admiralen Jacob Heemskerck<br />

en Wolfert Harmansz. 1601—1603.<br />

Door H. Soeteboom. Amsteldam, Gerrit<br />

van Goedesberg, 1648. Met platen. 4 0 .<br />

De eerste uitgave van deze derde expeditie<br />

naar Indië verscheennieteerder dan in 1648.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 463. Pieter de Marees. — Beschrijvinge ende<br />

historische verhael vant gout koninckrijck<br />

van Gunea anders de goutcuste de Mina<br />

door eenen persoon die daer tot verscheyden<br />

tyden gheweest heeft. P(ieter)<br />

D(e) M(arees). Amstelredam, Cornelis<br />

Claesz. 1602. Met platen, breed 4<br />

0.<br />

Een der beste oude beschrijvingen van de<br />

kust van Guinea.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 464. Pieter de Marees. — Description et récit<br />

historial du riche royaume dor de<br />

Gunea. [Par] P. D[e] Mfarees]. Amsterdamme,<br />

Cornille Claesson, 1605. Met<br />

kaarten en platen, fol.<br />

Eerste Fransche uitgave van De<br />

Marees.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

— Journael van<br />

No. 465. Bicker en Heemskerck.<br />

de voyagie na Rio de Plata, ghedaen<br />

met het schip de Silveren Werelt, onder<br />

't admiraelschap van Laurens Bicker


175<br />

ende het bevel van Cornelis van Heemskerck.<br />

Amstelredam, Cornelis Claesz.<br />

1603. Met platen, breed 4°.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 465A. Frederick de Houtman, Spraeck ende<br />

woordboeck der Maleische tale.Amsterdam,<br />

1603. breed 4°.<br />

De oudste Maleisch-Hollandsche spraakkunst.<br />

Curieus zijn vooral de samenspraken<br />

tusschen het Hollandsche scheepsvolk en<br />

de inlanders.<br />

Rotterdam, W. A. Engelbrecht.<br />

No. 466. Joris van Spilbergen. — 't Historiael Journael,<br />

van tghene ghepasseert is van<br />

weghen drie schepen, ghenaemt den<br />

Ram, Schaep ende t'Lam, ghevaren uit<br />

Camp-Vere naar d'Oost-Indien, onder<br />

Joris van Spilbergen. Delff, Floris<br />

Balthasar, 1605. Met platen, breed 4 0 .<br />

De eersteHollandsche expeditie diehandelsbetrekkingen<br />

met het eiland Ceylon aanknoopte.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 467. — Cornelis Matelief de Jonghe. Historiale<br />

ende ware beschrijvinge vande reyse<br />

des Admiraels Cornelis Matelief de<br />

Jonghe,naar deOost-Indien, wtghetrocken<br />

in 1605.Rotterdam, Jan Janssz. 1608.4 .<br />

0<br />

Eerste bericht van<br />

naar Indië.<br />

MateliePs tocht<br />

No. 468. Schouten en Lemaire.<br />

— Journal ou description<br />

du merveilleux voyage de Guilliaume<br />

Schouten, 1615—1617, comme<br />

il a descouvert vers le Zud du destroit<br />

de Magellan vn nouveau passage, jusques<br />

a la grande Mer de Zud. Amstredam,


176<br />

Guillaume Janson [Blaeu], 1618. Met<br />

platen en kaarten. 4 .<br />

0<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 469. Schouten en Lemaire. — Diarium vel<br />

descriptio itineris facti a Guilielmo Cornelis<br />

Schoutenio, 1615—1617. Amsterdam,<br />

Petrus Kaerius, 1619. Met platen<br />

en kaarten. 4°.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 470. Schouten en Lemaire. — Spieghel der<br />

Australische navigatie door den wijt<br />

vermaerden ende cloeckmoedighen zeeheldt<br />

Jacob Le Maire, president ende<br />

overste over de twee schepen, dEendracht<br />

ende Hoorn, uytghevaren den<br />

14 Junij 1615.Amsterdam, Michiel Colijn,<br />

1622. Met platen en kaarten, folio.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

De reis om de wereld door Schouten en<br />

Le Maire werd door de tijdgenooten verschillend<br />

beoordeeld. Van de eene zijde<br />

werd het succes van de reis, waarop een<br />

nieuwe straat ten Z.O. van de Straat van<br />

Magelhaen werd ontdekt, die de reisroute<br />

oneindig vergemakkelijkte, toegeschreven<br />

aan Schouten; anderen zagen in Le Maire<br />

de ziel der onderneming. De straat kreeg<br />

en behield den naam van Le Maire.<br />

No. 471. Joris van Spilbergen. —<br />

0. .<br />

Oost ende West-<br />

Indische Spiegel der twee leste navigatien,<br />

gedaen 1614 —18: .... Joris<br />

van Spilbergen door de Magellanes de<br />

werelt rontom. . . Met de Australische<br />

navigatien van Jacob le Maire. Leyden,<br />

Nic. van Geelkercken, 1619. Met platen,<br />

breed 4<br />

Eerste uitgave van het journaal van<br />

Spilbergen's reis om de wereld, waaraan<br />

een verkorting van Lemaire's journaal is<br />

toegevoegd. De laatste ontdekte op zijn<br />

reis de straat die naarhem genoemd werd


177<br />

ten O. van de Straat van Magelhaen. Door<br />

deze nieuwe straat werd de toegang tot<br />

den Grooten Oceaan veel vergemakkelijkt.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 472. W. IJz. Bontekoe, Journael van de Oost-<br />

Indische reijse, 1618—25. Hoorn, J. J.<br />

Deutel, 1648. Met platen. 4 .<br />

0<br />

Een der oudste uitgaven van Bontekoes<br />

spreekwoordelijk geworden reisavonturen.<br />

Amsterdam,<br />

0.<br />

Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 473. Pieter van den Broecke, Historiael van<br />

de reysen nae Cabo Verde, Angola,<br />

Oost-Indien. Haerlem, Hans Passchiers<br />

van Wesbusch, 1634. Met fraai portret<br />

naar Frans Hals en platen door A. Matham.<br />

breed 4<br />

Eerste uitgave van de reizen van<br />

Pieter van den Broecke. Hij was deeerste<br />

Europeaan die dwars door Hindostan trok.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 474. Seyger van Rechteren. — Journael gehouden<br />

op de reyse ende wederkomste<br />

van Oost-Indien door Seyger van Rechteren<br />

voor desen Kranck-besoeker in de<br />

voorgenoemde landen. Den tweeden druk.<br />

Zwolle, Jan Gerritsz ende Frans Jorryaensz.<br />

1639. Met kaarten en platen. 4 .<br />

0<br />

Van Rechteren bezocht in het bijzonder<br />

Formosa en de kust van China.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 475. Hendrick Brouwer, Journael van de<br />

reyse naar Chili, met beschryvinghe van<br />

het eylandt Eso ghelegen omtrent 30<br />

mylen van Japan. Amsterdam, Broer<br />

Jansz. 1646. Met platen en kaarten. 4 0 .<br />

Door Brouwer werden belangrijke waarnemingen<br />

gedaan aan de kusten van Chili<br />

en in Japan.<br />

Zie origineele kaarten, van deze expeditie<br />

afkomstig, No. 419-420 der Tentoonstelling.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.


178<br />

No. 476. Francoys Pelsaert. — Ongeluckige voyagie<br />

van 't schip Batavia nae de Oost-<br />

Indien, gebleven op de Abrolhos van<br />

Frederick Houtman, 1628 en 1629.Amsterdam,<br />

Jan Jansz. 1647.Met platen. 4<br />

0.<br />

Pelsaert leed schipbreuk op de toen nog<br />

zoo goed als onbekende Westkust van Australië.<br />

Zijn naam werd gegeven aan een<br />

eilandengroep.<br />

Eerste uitgave.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 477. Joh. van Twist, Generaele beschrijvinghe<br />

van Indien. Amsterdam, 1651. Met platen.<br />

4 .<br />

0<br />

Een der oudste handboeken voor dekennis<br />

van Oost-Indië.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 478. Glanius, A new voyage to the East Indies,<br />

containing an account of the Kingdome<br />

of Bantam. Londen, 1682. Met frontispice.<br />

12°.<br />

Een der weinige Engelsche berichten over<br />

Java uit de XVIL' eeuw.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 479. Francoys Caron, Beschrijvinghe van het<br />

machtigh Coninckrijcke Japan. Amsterdam,<br />

Joost Hartgers, 1648. 4°.<br />

Caron was gedurende vele jaren „Directeur<br />

des Compagnies negotie" in Japan.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

No. 480. Henry Hamel, Relation du naufrage dun<br />

vaisseau hollandais sur la coste de I'lsle<br />

de Quelpaerts, avec la description du<br />

Royaume de C orée. Traduite du flamand,<br />

par Minutoli. Paris, 1670. 12 0 .<br />

Verhaal van een merkwaardige Hollandsche<br />

ontdekkingsreis in de wateren van Japan.<br />

De reizigers waren de eerste die zekere<br />

berichten over Korea in Europa brachten<br />

De eilanden der Quelpaert-groep dragen<br />

hun naam naar het Hollandsche schip.<br />

Particuliere inzending


179<br />

No. 481. Beschreibungen (Wahrhaftige) dreyer<br />

machtigen Königreiche Japan, Siam und<br />

Corea. Mit Anmerkungen von Chr.<br />

Arnold. Nürnberg, 1672. Met kaarten en<br />

platen. 8°<br />

Deze band van 1200 bladzijden bevat een<br />

verzameling Hollandsche reisbeschrijvingen<br />

naar Japan, Siam en Korea: Caron,<br />

Hagenaer, Reyer Gijsbertsz, Coenraet<br />

Krammer, Leon. Campe, Joost Schouten,<br />

Jacob van Neck, Hendr. Hamel, e.a.<br />

Een dergelijke verzameling werd in Holland<br />

nooit uitgegeven.<br />

Particuliere inzending.<br />

D. DE OUDE HOOFDWERKEN<br />

OVER DE HOLLANDSCHE NEDER<br />

ZETTINGEN BUITEN EUROPA.<br />

No. 482. Begin ende Voortgangh van de Vereenigde<br />

Nederl. Geoctr. Oost-Indische Compagnie,<br />

vervatende de voornaemste<br />

reysen, by de inwoonderen derselver<br />

Provinciën, derwaarts gedaan. Amsterdam,<br />

J. Commelin, 1646. Met meer dan<br />

200 kaarten en platen. 2 dln. breed 4<br />

0.<br />

De volledigste verzameling Nederlandsche<br />

reizen naar Oost-Indië; standaardwerk<br />

over de eers!e Hollandsche nederzettingen<br />

in Oost-Indië.<br />

No. 483. Francois Valentijn, Oud en Nieuw Oost-<br />

Indiën, vervattende eene verhandeling<br />

van Nederlands mogentheyd<br />

in die gewesten.<br />

Amsterdam, 1724. 8 dln. Met<br />

talrijke platen en kaarten, folio.<br />

Het standaardwerk over Nederlandsch-<br />

Indië tijdens de Compagnie.<br />

No. 484. Francois Valentijn. — De zee- en landcaarten,<br />

en gezigten van steeden en<br />

landvertooningen van Oost-Indiën, eertijds<br />

in 't ligt gegeeven door F. Valentijn,<br />

en nu te bekomen bij Joannes van<br />

Keulen. Amsterdam, omstr. 1730. folio.


180<br />

De kaarten en prenten van Valentijn tot<br />

een afzonderlijk deel vereenigd, vormen<br />

hier een fraai album van Oost-Indië tijdens<br />

de Oost-Indische Compagnie.<br />

No. 485. J. W. Heydt, Allerneuester geographischund<br />

topographischer Schau-Platz von<br />

den der Hollandisch-Ost-Indischen Compagnie<br />

in Africa und Asia zugehörigen<br />

Landern. Wilhermsdorff, 1744, breed<br />

folio.<br />

Bevat 115 prenten door den auteur zelf<br />

ter plaatse geteekend. Zij geven een uitvoerige<br />

voorstelling van de nederzettingen<br />

der O. I. Compagnie in Oost-Indië, Japan<br />

en aan De Kaap.<br />

Utrecht, Geographisch Instituut.<br />

No. 486. Nic. Witsen, Noord- en Oost-Tartarije.<br />

2e druk. Amsterdam, 1705. Met vele<br />

kaarten en platen. 2 dln. folio.<br />

Het Oud-Hollandsche standaardwerk over<br />

het Verre Oosten, grootendeels gebaseerd<br />

op handschriften en kaarten van Hollandsche<br />

reizigers. De kostbare verzameling,<br />

door Witsen voor ditboek bijeengebracht,<br />

werd door hem voor een groote som gelds<br />

aan den Koning van Spanje verkocht. Het<br />

schip dat de schatten zou overbrengen,<br />

verging echter op reis.<br />

Een gedeelte van de copiën, doorWitsen<br />

behouden, dook eens op in een veiling in<br />

het midden der XlXe eeuw, doch verdween<br />

weder, als een komeet, uit het oog.<br />

De eerste uitgave van dit werk, in 1692<br />

verschenen, was nog zeer onvolledig.<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 487. P. Koi.be, Beschrijving van de Kaap de<br />

Goede Hoop. Amsterdam,<br />

1727. 2 dln.<br />

Met kaarten en platen, folio.<br />

Standaardwerk over De Kaap tijdens het<br />

Hollandsche bewind.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.


181<br />

No. 488. Joh. de Laet, Novus orbis seu descriptio<br />

lndiae Occidentalis Lugd. Batav. apud<br />

Elzevirios 1633. Met kaarten, perk.<br />

band. fol.<br />

Beschrijving van Amerika door een der<br />

directeuren der West-Indische Compagnie,<br />

waarin de Hollandsche nederzettingen in<br />

Noord- en Zuid-Amerika uitvoerig behandeld<br />

worden. Brazilië komt in deze uitgave<br />

voor het eerst voor.<br />

Merkwaardig exemplaar door den schrijver<br />

ten geschenke gegeven aan<br />

JohanMaurits<br />

van Nassau den gouverneurvan Hollandsch<br />

Brazilië. Op den titel leest men in handschrift:<br />

„ Tohannis Mauritii ex donoauctoris<br />

MDCXXXVin."<br />

Particuliere inzending.<br />

No. 489.<br />

Caspar Barlaeus, Rerum per octo-ennium<br />

in Brasilia et alibi nuper gestarum sub<br />

praefectura Comitis Johanni Mauritii<br />

Nassaviae historia. Amsterdam, Joh.<br />

Blaeu, 1647. Met talrijke platen en<br />

kaarten, verguld perkamenten band.<br />

groot folio.<br />

Prachtwerk over de Hollandsche kolonie<br />

in Brazilië, welke slechts een kort leven<br />

had. Vooral door de fraaie platen, geëtst<br />

door Jan van Brosterhuizen naar de ter<br />

plaatse geteekende origineelen van Frans<br />

Post, munt dit boek uit boven de meeste<br />

andere oudere werken aan de koloniën<br />

gewijd.<br />

Amsterdam, Universiteits-Bibliotheek.<br />

E. KAARTWERKEN BETREFFENDE<br />

NEDERLANDSCH OOST-INDIË<br />

UIT DE EERSTE HELFT DER XlXe EEUW.<br />

(Uit de verzameling van het Koninklijk<br />

Neder 1. Aardrijkskundig Genootschap).<br />

No. 490. Nieuwe kaart van het eiland Java, door<br />

den kolonel Van den Bosch, 1816.


182<br />

No. 491. Atlas van Nederlandsch Oost-Indië, door<br />

den kolonel Van den Bosch, 1818.<br />

No. 492. Esquisse de I'ïle de Java, door F. O. A.<br />

de Stuers, 1833.<br />

No. 493. Algemeene kaart van Nederlandsch Oost-<br />

Indië, 1:2.250.000, door Baron von<br />

Derfelden von Hinderstein, 1842.<br />

No. 494. Kaart van het eiland Java, 1 : 700.000, door<br />

C. W. M. Van de Velde, 1845.<br />

No. 495. Algemeene kaart van Nederlandsch Oost-<br />

Indië,<br />

1:5.000.000, uitgegeven door de<br />

Kon. Mil. Academie te Breda, 1847.<br />

No. 496. Kaart van het eiland Timor, door G. H.<br />

Heymering, 1847.<br />

No. 497. Kaart van Java en Madoera, 1: 1.000.000,<br />

door kapitein le Clercq, 1850.<br />

No. 498. Kaart van het Gouvernement Sumatra's<br />

Westkust, 1:500,000, door L. W.<br />

Beijerinck, 1853.<br />

No. 499. Kaart van het eiland Java, 1:350,000,<br />

door F. Junghuhn, 1856.<br />

No. 500. Algemeene Atlas van Nederlandsch-Indie,<br />

door P. Baron Melvill van Carnbée en<br />

W F. Versteeg, 1853 —1861.<br />

KAARTEN, IN OPDRACHT VAN HET<br />

KON. NED. AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP.<br />

samengesteld aan hetGeographischlnstituut<br />

der Rijksuniversiteit te Utrecht,<br />

door J. Schokkenkamp.<br />

No. 501. Kaart der Ontdekkingstochten en Wetenschappelijke<br />

reizen in Nederlandsch Oost-<br />

Indië, 1873—1913. Schaal 1 : i.0c0.000.<br />

No. 502. Kaart der Ontdekkingstochten en Wetenschappelijke<br />

reizen in Suriname, 1836—<br />

1911. Schaal 1:500.000.


183<br />

Met deze kaarten is voor de eerste maal<br />

een poging gewaagd, den gang der ontdekkingen<br />

en van het wetenschappelijk<br />

onderzoek in Nederlandsen Oost-Indië zoowel<br />

als in Suriname cartografisch voor te<br />

stellen, op een groote schaal en door duidelijk<br />

aangeven der reisroutes.<br />

Voor Nederlandsch Oost-Indië heeft de<br />

samensteller zich daarbij bepaald tot de<br />

laatste veertig jaren, in overeenstemming<br />

met het doel dezer tentoonstelling. Deze<br />

beperking is bovendien rationeel, omdat<br />

dicht aan het begin van dit 40-jarig tijdperk<br />

staat de door het Aardrijkskundig Genootschap<br />

uitgezonden Sumatra-expeditie, met<br />

welke een periode van nieuw krachtig<br />

onderzoek van den Archipel werd ingeleid,<br />

na een langdurig tijdperk van verslapping.<br />

Voor Suriname begon het intensiefonderzoek<br />

eerst veel later en zou het jaar 1873<br />

een willekeurige tijdbegrenzing hebben gegeven.<br />

Daarom zijn ook hier eenige oudere<br />

expedities opgenomen, waarmee de tochten<br />

naar het binnenland aanvangen.<br />

Op volkomen volledigheid kan voor deze<br />

kaarten geen aanspraak worden gemaakt.<br />

Immers er zijn een aantaltochten van wetenschappelijke<br />

onderzoekers, ook in onbekende<br />

landstreken, waarvan nooit een kaart<br />

der reisroute is gepubliceerd, en dikwijls<br />

is het dan ondoenlijk de juiste route uit<br />

den tekst van het reisverhaal af te leiden.<br />

Vaak ook kon dat niet geschieden, doordat<br />

de topographische gegevens op de tegenwoordige<br />

kaarten niet meer terug te vinden<br />

zijn. Soms ontbreekt zelfs dat verhaal en<br />

heeft de onderzoeker zich alleen tot het<br />

verwerken zijner wetenschappelijke waarnemingen<br />

en verzamelingen bepaald. Dat<br />

komt vooral voor bij zoölogen en botanici,<br />

wat zeer begrijpelijk is. Ook geologen en<br />

mijningenieurs, slechts enkele uitgezonderd,<br />

geven meestal hun resultaten meer<br />

in een beschrijving en een geologischekaart,<br />

zonder hun routes op deze kaart aan te<br />

geven. Men vergelijke daarom ook de<br />

„Eerste geologische Schetskaart van Nederlandsch-Indië",<br />

voor deze Tentoonstelling<br />

vervaardigd.<br />

In de gevallen, waarin de route niet kon<br />

worden ingeteekend, en door den reiziger<br />

een belangrijk onderzoek is verricht of een


184<br />

belangrijke beschrijving uitgegeven, is zijn<br />

naam met jaartal ter plaatse op de kaart<br />

ingeschreven.<br />

Voor de kustopnemingen moet naar de<br />

kaarten, die op den arbeid der Marine<br />

betrekking hebben, worden verwezen.<br />

Wat het zee-onderzoekbetreft, zijn de reiswegen<br />

der wetenschappelijke expedities<br />

opgenomen; niet die, waarop alleen loodingen<br />

verricht werden. ! )<br />

In elk geval hebben deze kaarten dit nut,<br />

dat ze de ligging der terreinen, waar het<br />

onderzoek nog niet is doorgedrongen, duidelijk<br />

doen zien. Maar de kaart van Oost-<br />

Indië vertoont bovendien één witte plek<br />

van volkomen omgekeerde beteekenis:<br />

Java, waar de eerste topographische opneming<br />

grootendeels reeds vóór en in het<br />

begin der voorgestelde periode valt en<br />

waar het wetenschappelijk onderzoek niet<br />

langs lijnvormige reiswegen beperkt is.<br />

Ook voor de topographisch opgenomen<br />

gedeelten der Buitenbezittingen dient deze<br />

kaart vergeleken te worden met die, welke<br />

den stand der opneming aangeeft.<br />

]) Van ëéne landexpeditie zijn ook de overzeesche routes aangegeven, nl.<br />

van de reis van Dr. R. D. M. Verbeek door de Oosthelft van den Archipel<br />

in 1899; het verband tusschen diens tochten was anders niet aan te geven.


INHOUD.<br />

Blz.<br />

Bestuur van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig<br />

Genootschap 3.<br />

Commissie voor de inrichting der Tentoonstelling<br />

. . . . : 4.<br />

Voorwoord, door J. J. K. Enthoven ... 5.<br />

Plattegrond der Tentoonstelling 7.<br />

Inleiding. Het ontstaan van hetkaartbeeld van<br />

den Indischen Archipel, doorDr. F. C.Wieder. 9.<br />

De cartographie van Nederlandsch Oost-Indië,<br />

door J. J. K. Enthoven 15.<br />

Driehoeksmetingen in Nederlandsch-Indië,<br />

1873—1913, door Dr. J. J. A. Muller . . 27.<br />

Overzicht van den opnemings- en kaarteeringsarbeid<br />

in de West-Indische Koloniën, door<br />

L. A. Bakhuis 35.<br />

De hydrographie van den Oost-Indischen Archipel,<br />

door J. M. Phaff 40.<br />

De oceanographie van den Oost-Indischen<br />

Archipel, door G. F. Tydeman .... 57.<br />

Natuurkundige aardrijkskunde van den Oost-<br />

Indischen Archipel, door Dr. J. P. van der<br />

Stok 66.<br />

De vermeerdering onzer geologische kennis<br />

van den Nederlandsch Oost-Indischen Archipel<br />

in de laatste 40 jaren, door Dr. R.<br />

D. M. Verbeek 72.<br />

De volkenkunde, door J. C. van Eerde 79.<br />

Landbeschrijving, door J. F. Niermeyer . . 90.<br />

Economische aardrijkskunde, door J. F. Niermeyer<br />

94.<br />

.


186<br />

Lijst der Inzenders.<br />

A. Nederlandsch Oost-Indië.<br />

Blz.<br />

I. Landkaarten 97.<br />

a. Topographische kaarten 97.<br />

Topographische dienst van Ned.-Indië . 97.<br />

Geographisch Instituut des Rijksuniversiteit<br />

te Utrecht 111.<br />

Maatschappij tot bevordering van het<br />

Natuurkundig Onderzoek der Ned.<br />

koloniën, Amsterdam 111.<br />

J. H. de Bussy, Amsterdam in.<br />

Vereeniging „Toeristenverkeer", Batavia 111.<br />

Joh. Ykema, Uitgever, 's Gravenhage,<br />

Schooluitgaven 111.<br />

J. B. Wolters, Uitgever, Groningen . . 111.<br />

b. Geologische kaarten 112.<br />

Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig<br />

.<br />

Genootschap, Amsterdam 112.<br />

Departement der Gouvernements Bedrijven,<br />

Batavia 112.<br />

Dr. J. F. Hoekstra, Amsterdam . . 112.<br />

C. J. M. Wertheim, m.i., 'sGravenhage 112.<br />

Prof. Dr. W. Volz, Erlangen . .114.<br />

Dr. J. Ahlburg, Berlijn 114.<br />

E. C. Abendanon, m.i., 's Gravenhage . 114.<br />

c. Economische kaarten 114.<br />

Departement der Burgerlijke Openbare<br />

Werken, Batavia 114.<br />

Geographisch Instituut der Rijksuniversiteit<br />

te Utrecht<br />

114.'<br />

Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />

Batavia 116.<br />

Departement der Gouvernements Bedrijven,<br />

Batavia<br />

ri6.<br />

a. Afdeeling Spoor- en Tramwegen 116.<br />

b. Afdeeling Post-, Telegraaf- en Telefoondienst<br />

116.<br />

.


187<br />

Blz.<br />

Departement van Financiën, Batavia. . 118.<br />

a. Hoofdbureau der In- en Uitvoerrechten<br />

en Accijnsen 118.<br />

b. Pandhuisdienst nB.<br />

Geographisch Instituut der Rijksuniversiteit<br />

te Utrecht 118.<br />

J. H. de Bussy, Amsterdam .... 119.<br />

11. Zeekaarten 119.<br />

Hydrographisch Bureau van het Departement<br />

van Marine, 's Gravenhage. . 119.<br />

111. Meteorologische kaarten<br />

Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch<br />

Instituut te De Bilt, en Koninklijk<br />

Nederlandsch Meteorologisch Observatorium,<br />

Batavia 124.<br />

IV. Boekwerken, atlassen, instrumenten . . 125.<br />

Maatschappij tot bevordering v/h Natuurkundig<br />

Onderzoek der Ned. Koloniën,<br />

Amsterdam 125.<br />

Hydrographisch Bureau van het Departement<br />

van Marine, 's Gravenhage. . 125.<br />

Koninklijk Meteorologisch Instituut, DeBilt 127.<br />

Martinus Nijhoff, 's Gravenhage . . . 130.<br />

Boekhandel en Drukkerij, voorheen E. J.<br />

Brill, Leiden . 130.<br />

Uitgevers-Maatschappij „Elsevier", Amsterdam<br />

131.<br />

Koninklijke Militaire Academie, Breda . 131.<br />

J. J. K. Enthoven, 's Gravenhage . . 131.<br />

J. H. de Bussy, Amsterdam . . . . 133.<br />

J. Smulders en Co., 's Gravenhage . . 133.<br />

J. B. Wolters, Groningen 133<br />

P. J. Kipp & Zonen, J. W. Giltay, opvolger,<br />

Delft 133.<br />

V. Voorstellingen van het Indische landschap,<br />

enz. door schilderijen, teekeningen, photographiën,<br />

enz. 134.


188<br />

Blz.<br />

a. Schilderijen, teekeningen . . . 134.<br />

Nederlandsch-Indische Kunstkring, Batavia 134.<br />

b. Photographiën, enz 134.<br />

Dr. A. H. Blaauw, Haarlem .... 134.<br />

Dr. J. Ahlburg, Berlijn 134.<br />

J. Bosman, Resident van Besoeki . . 135.<br />

Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />

Batavia 135.<br />

Dr. Am. Heim, Zürich 135.<br />

Dr. H. Hirschi, Zürich 135.<br />

J. E. Jasper, Soerabaja 135.<br />

Dr. J.P. Kleiweg de Zwaan, Amsterdam. 135.<br />

Dr. M. Mühlberg, Aarau 135.<br />

Dr. W. Roepke, Salatiga 136.<br />

J. F. Ruijter de Wildt, Malang . . . 136.<br />

Vereeniging „Toeristenverkeer", Batavia. 136.<br />

Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap,<br />

Amsterdam 136.<br />

Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />

Batavia 136.<br />

Th. F. A. Delprat, Amsterdam . . 137.<br />

Dr. Am. Heim, Zürich 137.<br />

Dr H. Hirschi, Zürich 137.<br />

Dr. J. P. Kleiweg de Zwaan, Amsterdam. 137.<br />

Prof. Dr. A. Maass, Berlijn 137.<br />

Dr. A. Tobler, Basel 137.<br />

W. L, Troostenburg de Bruyn, Nijmegen. 138.<br />

Prof. Dr. W. Volz, Erlangen .... 138.<br />

Dr. J. P. Kleiweg de Zwaan, Amsterdam. 138.<br />

Dr. M. Mühlberg, Aarau 138.<br />

Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis, Leiden . 138.<br />

D. Merens, te Koeta radja 138.<br />

E. C. Abendanon, m. i., 's Gravenhage 138.<br />

Dr. J. Ahlburg, Berlijn 138.<br />

Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />

Batavia. . 139.<br />

Dr. J. Elbert, Frankfurt a M. ... 139.<br />

Dr. H. Hirschi, Zürich 139.<br />

Dr. M. Mühlberg, Aarau. ..... 139.<br />

Drs. P. en F. Sarasin, Basel .... 139.<br />

J. Troostwijk, Batavia 139.<br />

.


.<br />

189<br />

Blz.<br />

Encyclopedisch Bureau v/h Departement<br />

van Binnenlandsch Bestuur, Batavia 139.<br />

Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap,<br />

Amsterdam 140.<br />

J. Bosman, Resident van Besoeki . . 140.<br />

Departement van Binnenlandsch Bestuur,<br />

Batavia 140.<br />

Prof. Dr K Deninger, Freiburg im Br. 140.<br />

J. C. van Eerde, Amsterdam .... 140.<br />

Dr. J. Elbert, Frankfurt a. M. ... 140.<br />

R. A. Kunst, Bussurn 140.<br />

Prof. Dr. J. Wanner, Bonn .... 141.<br />

Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap<br />

141.<br />

O. G. Heldring, ni. i., Moeara Aman . 141.<br />

P. E. Moolenburgh, Nijmegen. . . . 141.<br />

Maatschappij tot bevordering van het<br />

Natuurkundig Onderzoek der Nederl.<br />

Koloniën, Amsterdam 141.<br />

Prof. Dr. K. Deninger en E. Kresemann,<br />

Freiburg i/Br 141.<br />

A. M. Hens, Endeh 142.<br />

Dr. H. Hirschi, Zürich 142.<br />

Dr. M. Mühlberg, Aarau 142.<br />

H. J. A. Raedt van Oldenbarnevelt,<br />

Resident van Amboina 142.<br />

Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis, Leiden 142.<br />

Kleijnenberg & Co., Haarlem .... 142.<br />

Handelsmuseum van het Koloniaal Instituut,<br />

Amsterdam 142.<br />

B. West-Indische Koloniën 145.<br />

Gouvernement van Suriname .... 145.<br />

Gouvernement van Curacao .... 145.<br />

Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap,<br />

Amsterdam 146.<br />

J. H. de Bussy, Amsterdam .... 146.<br />

Prof. J.A. Grutterink, m.i., 's Gravenhage 146.<br />

Hydrographisch Bureau van het Departement<br />

van Marine, 's Gravenhage . 146.


Van<br />

190<br />

Blz.<br />

Stockum's Antiquariaat, 's Gravenhage<br />

147.<br />

Konink. Nederl. Meteorologisch Instituut,<br />

De Bilt. , 147.<br />

Joh. IJkema, 's-Gravenhage 147.<br />

Prof. J. A. Grutterink, m.i., 's-Gravenhage 147.<br />

Dr. H. van Cappelle, 's-Gravenhage . . 147.<br />

Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap,<br />

Amsterdam 148.<br />

C. Historisch-geographische afdeeling, samengesteld<br />

met medewerking van Dr. F. C.<br />

Wieder 148.<br />

. .<br />

a Kaarten 148.<br />

Geographisch Instituut, Utrecht 148.<br />

Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam 149.<br />

Jhr. J. W. Six, 's-Gravenhage. . 152.<br />

Geographisch Instituut, Utrecht. . 153.<br />

Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage<br />

153.<br />

Geographisch Instituut, Utrecht. . 159, 161.<br />

Jhr. J. W. Six, 's-Gravenhage . 160.<br />

Koninkl. Nederl Aardrijkskundig Genoot-<br />

.<br />

schap, Amsterdam . . 152, 157, 159, 161.<br />

b. Atlassen 161.<br />

Particuliere inzendingen .... 161, 164.<br />

Jhr. J. W. Six, 's-Gravenhage. 162.<br />

Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam 164.<br />

Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage 165.<br />

Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam 166.<br />

J. W. IJzerman, 's-Gravenhage 168.<br />

Geographisch Instituut, Utrecht . . . 168.'<br />

c. Reisbeschrijvingen 169.<br />

Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam . . 169.<br />

Particuliere inzendingen .... 169, 178.<br />

d. De oude hoofdwerken over de Hollandsche<br />

nederzettingen buiten Europa<br />

. .<br />

179.<br />

.


191<br />

Blz.<br />

Geographisch Instituut, Utrecht . . . 180.<br />

Particuliere inzending 180.<br />

Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam . 180.<br />

Particuliere inzending 181.<br />

Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam . 181.<br />

e. Kaartwerken betreffende Nederlandsch<br />

Oost-Indië, uit de eerste helft der<br />

XlXe eeuw 181.<br />

Koninkl. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap<br />

181.<br />

Kaarten in opdracht van het Koninkl.<br />

Nederl. Aardrijkskundig Genootschap<br />

samengesteld door J. Schokkenkamp 182.<br />

.


DRUKKERIJ MOUTON & Co., DEN HAAG.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!