STURINGEN VOOR KOUDE-INSTALLATIES - Tasseron

2. Bovendien moet de regelaar elke ma om 20:00 uur eenontdooiing aanvragen:r41 = 1r42 = 4r43 = 20:00De overige schakelprocessen 5 tot 9 worden doorr51 = r61 = r71 = r81 = r91 = 0gedeactiveerdY1 Regelkring 2: Gewenste waardeHier wordt de gewenste waarde voor de 2de regelkring(thermostaat) ingesteld. Als een toets dienovereenkomstiggeparametreerd is, kan de gewenste waarde ook direct metdeze toets worden weergegeven en ingesteld.Y4 Regelkring 2: SchakelrichtingVerwarmingscontact of koelcontact.r99 Wachtwoord voor parameterniveau r--Met deze parameter kan het wachtwoord voor het parameterniveaulr--worden ingesteld.Y5 Regelkring 2: HystereseIn deze parameter wordt de regelhysterese aangegeven.Een kleine hysterese maakt een meer nauwkeurige regelingmogelijk, maar heeft tot gevolg dat het relais meer schakelt.U-- RELAISCONTACTEN EN LAMPENU1 ... U8 Function relay K1...K8Toewijzing van de interne uitgangssignalen aan de betreffenderelais.U11 ... U16 Function LED1-LED6Toewijzing van de status-LED‘s (signaallampen) aan deinterne signalen.U20 Function LED weekdaysAls hier een 1 wordt ingegeven, zijn de 7 LED‘s toegewezenaan de dagen van de week. De parameters U21 ... U27 zijndan niet actief. Als 2 wordt ingegeven, worden de LED‘stoegewezen overeenkomstig de parameters U21 ... U27.U21 ... U27 Function LED7-LED13Toewijzing van de weekdag-LED‘s aan bepaalde internesignalen (signaallampen).U99 Wachtwoord voor parameterniveau U--Met deze parameter kan het wachtwoord voor het parameterniveauU--worden ingesteld.Y-- REGELKRING 2Y6 Regelkring 2: HysteresemodusMet deze parameter kan worden bepaald of de hysterese ophet betreffende schakelpunt symmetrisch of eenzijdig actief is.Een eenzijdig geprogrammeerde hysterese werd bij deverwarmingsfunctie [Y4 = 0] onder en bij de koelfunctie[Y4 = 1]. boven de gewenste waarde vastgelegd. Bijsymmetrische hysterese bestaat er geen verschil.Y7 Regelkring 2: Bovenste begrenzing gewenste waardeY8 Regelkring 2: Onderste begrenzing gewenste waardeMet deze parameters wordt het instelbereik van de gewenstewaarde Y1 begrensd, zodat de eindgebruiker geen ontoelaatbarewaarden kan instellen.Y9 Regelkring 2: Werking bij sensorfoutHier wordt bepaald of bij een fout van de toegewezensensor het aangestuurde uitgangscontact opengaat of sluit.Y10 Regelkring 2: OntdooiingsintervalHet ontdooiingsinterval bepaalt de tijd waarna telkens eenontdooiing plaatsvindt. Bij het begin van de ontdooiingwordt het ontdooiingsinterval opnieuw gestart, wat resulteertin een periodiek ontdooien met vast tijdinterval.Y11 Regelkring 2: OntdooibegrenzingHiermee wordt de maximaal voor de ontdooiing beschikbaretijd ingesteld.Y0 Toewijzing sensor voor een onafhankelijke 2deregelkring (thermostaat)Met deze parameter wordt bepaald welke sensoringang aande 2de regelkring moet worden toegewezen.Y99 Wachtwoord voor parameterniveau Y--Met deze parameter kan het wachtwoord voor het parameterniveauY--worden ingesteld.46