1995 afl. lHet Land Van HerleDrie werkpaarden verlaten de oude herenhoeve Terlinden in Overbroek-Hoensbroek, ca . 1930. Het poortgebouwdateert van 1802; het woongebouw met torentje links ervan uit ca. 1700.(SAH, fotocollectie nr. 7742)20zuster Catharina en de dochter van zijnoverleden broer Hendrik Franssen, devroegere schout van Wijnandsrade. Dezedochter was de weduwe van MiehielCanisius en haar enige dochter wasgetrouwd met de advokaat Van derMeeren. Dat "nicht Canisius", zoals hijhaar noemt, niet méér krijgt uit de erfenisis daaraan te wijten dat zij "uniqueen ook maer eene eenssige dochter hebbende"is en bovendien voorzien vangenoegzame middelen. Maar desalnietteminwilde hij haar uit de nalatenschapvan haar halfzuster Maria Barbara tochnog iets geven wat hij tot nu toe onderzich had, te weten "ses sijlveren lepelsen ses sijlveren forchetten, gemarqueertmet de waepenen van Franssen enHeijendael" en verder een geel behangenledikant met het bed, een heupel (hoofdpeluw)en twee oorkussens en een "tortepanne"(po, kamerpot) met de tafelspiegel.Maar ook hier niets voor niets.Als tegenprestatie moest de nicht beloven"haere suster, die penitente (kloosterzustervan de orde der Penitenten), tegeven eene kleijne recreatie ofte dievaleur van dien", en zulks jaarlijks.Hiermee waren de goederen vergeven,maar schout Willem Franssen, hoeziek . ook misschien, had nog meerbedacht en bleef nog dagen lang nadenkenof hij alles wel goed geregeld had.Hij wilde nog meer mensen gelukkigmaken. Hij bepaalde in zijn testamentdat al zijn debiteuren '"t sij van capitaJen, capuijn als pachtgelders" een jaarrente kwijtgescholden kregen, voorzover de verplichtingen al in het jaar1726, dus zeven jaar geleden, bestonden.Dit gold overigens niet voor de huur vanzijn huis in Maastricht.
Het Land Van HerleHij wilde verder dat Frederik Jongen enzijn vrouw voor de rest van hun levenvrijgesteld zouden zijn van het betalenvan hun deel van de pacht van TenEsschen. Voor hun kinderen gold ditechter niet. Nu meende hij iedereen voldaante hebben en hij verklaarde datgeen van zijn verwanten zich kon beklagente kort te zijn gedaan, te meer nietomdat hij kon vaststellen "dat ick allesmet die gratie en benedictie Gods doormijn eijgen industrie hebbe geacquireert",uitgezonderd dan het vàderlijkerfdeel dat, zoals we hier terloops vernemen,300 pattacons bedroeg. Het testamentwas klaar en hij zette er zijn handtekeningonder. Gerust ging hij slapen.In de daarop volgende maanden ontdektehij dat het testament weliswaargoed was, maar dat een paar aanvullingenwel op zijn plaats waren. Mogelijkheeft hij er nog over gepraat met anderenof bij het doorlezen bepaalde lacunesontdekt. Toch liet hij het ongewijzigd,ook al omdat hij erin had opgenomendat hij zich het recht voorbehield "nochte meugen beneficeren mijne damestijekenen andere meer, oock te nominereneenen executeur testamentair". Tevredenwas hij ook met de bepaling dat hetbedrag van 500 pattacons, dat hij aanJacobus de Valzolio had toebedacht ompriester te kunnen worden, later weermoest terugkeren in het erfdeel waaraanhet onttrokken was. Hij wilde immersdat iedereen tevreden kon zijn en "allesnaer mijnen doodt sal worden sonderprocessen en kijvagien naergekomen".Hij las ook met voldoening wat hij overzijn eigen begrafenis had geschreven:"begeere niet, dat sulx met eene extraordinairepompe (praal) geschiede, streekendedickwijls tot hoeverdije en niet tottroost der zielen".Op 25 augustus liet hij de notaris entwee getuigen komen en werd het beslotentestament "gecachetteerd ofte toege-segelt met drie cachetten in roeden lack,waarop stonden uijtgedruckt de waepenenvan Wilhelmus Frans sen", en getekenddoor de twee getuigen Peter Horstmansen Hermanus Schiffeleers, WillemFranssen zelf en de notaris, Jos. l' Allemanduit Valkenburg.AanvullingenAl een week later, op 1 september, kwamWillem Franssen tot de conclusie dat hijtoch een aanvulling op het testamentmoest maken. Op een nieuw stuk papierschreef hij: "Nogh laete en geve aend'armen van Amstenraed vijfftigh guldenseens". Hij zette er zijn handtekeningen de datum onder en dat was het.Op 7 september nam hij weer de pen terhand en nu had hij meer te schrijven. Hijbepaalde dat het hooi en het stro in deschuur van Terlinden daar na zijn doodmoesten blijven, en ook de nodigevruchten voor mensen en beesten tot deaanstaande oogst, alsmede de mestvarkensdie voor de huishouding bestemdwaren. Het overige kon verkocht wordenvoor de betaling aan de armen, zoalsbepaald. De keukenmeid, Lisbet Jongen,zou boven het restant van haar loon voorhet lopende jaar 150 gulden extra krijgen,mét een rund. De knecht, AndriesJongen, kreeg boven het restant van zijnloon nog 60 gulden en diens zoontje, ookAndries geheten, geld voor een "rockskenen camisolken" (broek en vestje). Detweede meid, Cathrijn Boumans, kreegboven haar loon 40 gulden. ThomasBoumans mocht op Terlinden blijvenzolang hij kan werken en moest daarnabijgestaan worden, zodat hij "in sijnoude jaeren geene hongersnoot mach lijden".Mattheus Tosses, schout van Wijnandsradeen schepen van Hoensbroek,kreeg 20 vaten gerst, evenals de weduwevan Hendrik Daniëls. Tenslotte benoemdehij tot executeur-testamentair de1995 afl.l