11.07.2015 Views

Dood en opstanding - AH Bogaards

Dood en opstanding - AH Bogaards

Dood en opstanding - AH Bogaards

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Gepubliceerd op:Deur Christus Alle<strong>en</strong>Thuisblad van dr. A.H. <strong>Bogaards</strong>www.<strong>en</strong>igstetroos.org


DOOD EN OPSTANDINGDs. P.J. de BruynGereformeerde kerk Pretoria-SunnysidePretoria 1970WOORD VOORAF ....................................................................................................... 3HOOFDSTUK I ........................................................................ .................................... 4HET GELOOF AAN DE OPSTANDING UIT DE DODEN .................................... 41. DE LOOCHENING VAN DE OPSTANDING. ...................................................... 42. GELOVIGE AANVAARDING VAN DE OPSTANDING ............................ 5HOOFDSTUK II............................................................................................................. 7DE ZEKERHEID VAN DE OPSTANDING .......................................................... 71. CHRISTUS IS WAARLIJK OPGESTAAN ................................................... 72. CHRISTUS SE OPSTANDING BETEKENT ONZE OPSTANDING. ........ .......... 83. DIE NATUUR LEERT DE OPSTANDING UIT DE DODEN…............................. 9HOOFDSTUK III.................................................................................................. ....... 10TUSSEN DOOD EN OPSTANDING ................................................................ ...... 101. BIJ DE DOOD ............................................................................................ ..... 102. HET VOORTBESTAAN VAN DE MENS NA DE DOOD. ...................... .... 123. HET BEWUSTE LEVEN NA DE DOOD ...................................................... ... 154. WEERZIEN NA DE DOOD? ......................................................................... . 165. DE RUST IN HET VADERHUIS ...................................................................... 186. GEEN BEKERING NA DE DOOD ................................................................ 197. CONTACT MET GESTORVENEN? (SPIRITISME) .................................. 208. VOORLOPIGE VREUGDE OF SMART ........................... ............................. 22HOOFDSTUK IV ....................................................................................................... 23WEDERKOMST EN OPSTANDING........................................................................ 231. WAT ZAL GEBEUREN? ..................................................................................... 232. DE DOOD VAN DE DOOD ......................................................................... 253. HET OPSTANDINGSLICHAAM ..................................................................... 254. VOLMAAKTE KENNIS ................ ................................................................. 305. BELONING ................... ............................................................................ ...... 326. ALTIJD BIJ DE HERE .... ............................................................................... 32HOOFDSTUK V ....................................................................................................... 34EINDOORDEEL EN EEUWIGE BESTEMMING.................................................. 341. DE OORDEELSDAG ...................................................................................... 342. DE EEUWIGE DOOD (DE HEL) ....................................................................... 363. HET EEUWIGE LEVEN (DE ZALIGHEID)....................................................... 393.3. WAT ZULLE WIJ DAAR DOEN? .................................................... ............... 41


WOORD VOORAFOm begrijpelijke red<strong>en</strong><strong>en</strong> ontstaan er veel vrag<strong>en</strong> over de dood <strong>en</strong> het lev<strong>en</strong> ná de dood bijgelovig<strong>en</strong> die dierbar<strong>en</strong> door de dood verlor<strong>en</strong>. Hier wordt e<strong>en</strong> poging gedaan om antwoord tegev<strong>en</strong> op sommige van die vrag<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> aanspraak wordt gemaakt op volledigheid. Ook ishet doel van dit schrijv<strong>en</strong> niet apologetisch. Derhalve is de behandeling <strong>en</strong> beoordeling vanandere standpunt<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> minimum beperkt.Mag het di<strong>en</strong>stbaar zijn in het koninkrijk van God.PRETORIANovember 1970 P.J. DE BRUYN


HOOFDSTUK IHET GELOOF AAN DE OPSTANDING UIT DE DODENHet geloof in de <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> is van beheers<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>is voor ons hele lev<strong>en</strong>,ook voor het lev<strong>en</strong> van dag tot dag in onze gewone, dagelijkse arbeid <strong>en</strong> ervaring<strong>en</strong>. Bewustof onbewust wordt alles wat ik doe daardoor bepaald: de manier waarop ik mijn dagelijksewerk verricht, de wijze waarop ik omga met m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, de ambitie <strong>en</strong> het idealisme wat ik koester- alles wordt beslist <strong>en</strong> duidelijk er door bepaald of er voor mij na dit lev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong>uit de dod<strong>en</strong> wacht of niet. Deze zaak heeft de apostel Paulus heel goed begrep<strong>en</strong>. Dit blijktmet name uit 1 Kor. 15 waarin hij breedvoerig spreekt over de <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>. Daartoont hij welke uitwerking de looch<strong>en</strong>ing van de <strong>opstanding</strong> op het lev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s heeft,maar ook wat het ware geloof in de <strong>opstanding</strong> voor het gewone lev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s heeft.1. DE LOOCHENING VAN DE OPSTANDINGWelke invloed de looch<strong>en</strong>ing van de <strong>opstanding</strong> op het lev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s heeft, toont Paulusals hij zegt: "Als de dod<strong>en</strong> niet opgewekt word<strong>en</strong>, laat ons dan et<strong>en</strong> <strong>en</strong> drink<strong>en</strong>, want morg<strong>en</strong>sterv<strong>en</strong> wij" (1 Kor. 15:32). Nu kunn<strong>en</strong> wij niet anders dan zegg<strong>en</strong> dat dit inderdaad de<strong>en</strong>ige slotsom is waartoe e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s kan kom<strong>en</strong> als er ge<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> is. Als wijalle<strong>en</strong> voor dit aardse lev<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarna alles voorbij is, dan spreekt het toch vanzelf date<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s zoveel geluk <strong>en</strong> g<strong>en</strong>ot als wat maar <strong>en</strong>igszins mogelijk is uit het aardse lev<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>putt<strong>en</strong>. Dan moet alles toegespitst zijn op e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> van et<strong>en</strong> <strong>en</strong> drink<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrolijk zijn,want morg<strong>en</strong> b<strong>en</strong> ik misschi<strong>en</strong> dood <strong>en</strong> dan is alles voorbij. Dan kan ik niet meer g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>.Daarom zou ik in dit geval alle<strong>en</strong> dwaas zijn als ik niet zoveel als mogelijk vleselijk <strong>en</strong> zinnelijkg<strong>en</strong>ot opzoek <strong>en</strong> uitbuit. Trouw<strong>en</strong>s, wat baat mijn geloof in Christus mij nog als de dod<strong>en</strong>niet opgewekt word<strong>en</strong>? Waarom zal ik Hem dan nog di<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> in zijn weg<strong>en</strong> wandel<strong>en</strong>?Waarom zal ik nog tot e<strong>en</strong> kerk behor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het Woord van de Here lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanhor<strong>en</strong> <strong>en</strong> totHem bidd<strong>en</strong>? Dan is het alles toch maar tevergeefs <strong>en</strong> nutteloos – e<strong>en</strong> verspilling van kostbaretijd waarin ik van het lev<strong>en</strong> kon g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>. Paulus toont de zinloosheid van het aardse lev<strong>en</strong>zonder geloof aan de <strong>opstanding</strong> als hij zegt: "Als wij alle<strong>en</strong> voor dit lev<strong>en</strong> op Christus hop<strong>en</strong>,dan zijn wij de ell<strong>en</strong>digste van alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>" (1 Kor. 15:19). En dat is helemaal niet overdrev<strong>en</strong>gesteld. Immers, als er ge<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> is, mak<strong>en</strong> wij, in vergelijking met andere m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,het lev<strong>en</strong> voor onszelf net onnodig moeilijk <strong>en</strong> onaang<strong>en</strong>aam door onszelf allerlei zondig g<strong>en</strong>otte ontzegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> ons bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> nog te kwell<strong>en</strong> over de zondes die wij gedaan hebb<strong>en</strong>. Uithet voorgaande kan geconcludeerd word<strong>en</strong> dat deg<strong>en</strong>e die er voortdur<strong>en</strong>d op uit is om zoveelmogelijk vermaak <strong>en</strong> g<strong>en</strong>ot te zoek<strong>en</strong>, voor praktisch alle doeleind<strong>en</strong> het geloof aan de <strong>opstanding</strong>looch<strong>en</strong>t hoewel zij er theoretisch schijnbaar nog aan vasthoud<strong>en</strong>. Eig<strong>en</strong>lijk zijn dezem<strong>en</strong>s<strong>en</strong> verschrikkelijk zwartgallig <strong>en</strong> pessimistisch. Zij zi<strong>en</strong> de dood als het einde van alles.Zij star<strong>en</strong> zich blind teg<strong>en</strong> de dood. Het zwarte gordijn van dedood is voor h<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>s van alles wat goed is. Daarom lev<strong>en</strong> zij - bewust of onbewust - inangst <strong>en</strong> vrees voor de dood. Om deze zwaarmoedigheid <strong>en</strong> gevoel dat alles toch tevergeefs isvoor h<strong>en</strong>zelf <strong>en</strong> voor ander<strong>en</strong> te bedekk<strong>en</strong>, legg<strong>en</strong> zij e<strong>en</strong> dikke laag uitbundige g<strong>en</strong>ot er overhe<strong>en</strong>.Met al hun et<strong>en</strong> <strong>en</strong> drink<strong>en</strong>, brasserij <strong>en</strong> drinkpartij<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> zij om e<strong>en</strong> sluier over dedood te legg<strong>en</strong> <strong>en</strong> de angst voor de dood te verget<strong>en</strong>.12. GELOVIGE AANVAARDING VAN DE OPSTANDINGZoals de ontk<strong>en</strong>ning van de <strong>opstanding</strong> aan het lev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> zekere kleur <strong>en</strong> karaktergeeft, zo geeft het ware geloof dat ook, hoewel dit natuurlijk radicaal anders is. Hoe hetgeloof aan de <strong>opstanding</strong> het lev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s moet beheers<strong>en</strong>, toont de apostel in 1 Kor.


15:58 als hij zegt: "Daarom, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onbeweeglijk, altijdovervloedig in het werk van de Here, omdat jullie wet<strong>en</strong> dat jullie arbeid in de Here niet tevergeefsis". Omdat er e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> is, heeft ons lev<strong>en</strong> hier op aarde zin <strong>en</strong>betek<strong>en</strong>is <strong>en</strong> is het niet tevergeefs.2 Terwijl de apostel tevor<strong>en</strong> gezegd heeft dat zonder hetgeloof aan de <strong>opstanding</strong> alles tevergeefs is (1 Kor. 15:14), komt hij nou <strong>en</strong> zegt dat met hetgeloof aan de <strong>opstanding</strong> alles niet tevergeefs is. Dit laat ons beseff<strong>en</strong> dat ons hele lev<strong>en</strong> metal ons do<strong>en</strong> <strong>en</strong> lat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geweldige betek<strong>en</strong>is, e<strong>en</strong> eeuwigheidsbetek<strong>en</strong>is heeft. Daarom vermaanthij de Korinthiërs (én ons) om standvastig, onbeweeglijk <strong>en</strong> altijd overvloedig te zijn inhet werk van de Here. Zij moet<strong>en</strong> vast staan in het geloof in de eeuwige God <strong>en</strong> zich niet doorander<strong>en</strong> tot struikeling in hun geloof lat<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Maar vooral moet<strong>en</strong> zij overvloedig, ja,ruimschoots bezig zijn in de di<strong>en</strong>st van de Here. Waarom? Omdat er e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> uit dedod<strong>en</strong> tot het eeuwige lev<strong>en</strong> is, <strong>en</strong> God dit wat wij hier op aarde in zijn di<strong>en</strong>st do<strong>en</strong>, uit g<strong>en</strong>adein het eeuwige lev<strong>en</strong> wil belon<strong>en</strong>. 3 Daarom is mijn arbeid voor de Here hier niet tevergeefs.Mijn arbeid in de Here, mijn strijd teg<strong>en</strong> de zonde, mijn opoffering voor zijn di<strong>en</strong>st, de smaad<strong>en</strong> spot die om zijn<strong>en</strong>twil mij opgelegd word<strong>en</strong> - ze zijn niet tevergeefs. Ze hebb<strong>en</strong> eeuwigheidsbetek<strong>en</strong>is.Dit grijpt vooruit naar het lev<strong>en</strong> in van eeuwige duur. Daar zal ik van Godvernem<strong>en</strong>: "Mooi zo, goede <strong>en</strong> getrouwe di<strong>en</strong>stknecht, over weinig was je getrouw, over veelzal Ik jou aanstell<strong>en</strong>; ga in in de vreugde van je Heer". Hieruit blijkt dus dat het geloof aan de<strong>opstanding</strong> werkelijk bevrijd<strong>en</strong>d werkt: het bevrijdt e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s van de angst <strong>en</strong> vrees voor dedood. 4 Het laat ons ons niet blind star<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de dood, maar laat ons zi<strong>en</strong> dat de dood omChristus wil slechts e<strong>en</strong> doorgang is na het eeuwige lev<strong>en</strong>. Zo krijgt ons hele lev<strong>en</strong> met alleswat we do<strong>en</strong> ook zin <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is. Zo word<strong>en</strong> wij in droefheid <strong>en</strong> smart ook getroost met hetwet<strong>en</strong> dat het e<strong>en</strong>maal anders zal zijn.1 Vgl. A.A. van Ruler: De dood wordt overwonn<strong>en</strong>, Nijkerk, s.j. bl. 97.2 Dit teg<strong>en</strong>over die Prediker die met zoveel nadruk zegt dat alles tchg tevergeefs is3 want alle zitgevang<strong>en</strong> in de greep van e<strong>en</strong> nooit eindig<strong>en</strong>de kringloop (Pred. 1:2, 14, <strong>en</strong>z.).Zonder Christus’ <strong>opstanding</strong>uit de dod<strong>en</strong> zou alles tevergeefs geweest zijn. Door zijn <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> is Hij echterdoor de schijnbaar oneindige kringloop gebrok<strong>en</strong> <strong>en</strong> heeft zo de weg gebaand naar het eeuwige nieuwe.Daarom is onze arbeid in de Here niet tevergeefs. Naar deze verlossing door Christus zag de Predikerverlang<strong>en</strong>d uit.3 Matt. 6:12; Luk. 17:10; Op<strong>en</strong>b. 14:33; vgl. ook Heid. Cat. vraag <strong>en</strong> antwoord 63.


HOOFDSTUK IIDE ZEKERHEID VAN DE OPSTANDINGDe zekerheid dat er inderdaad voor de m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> is, verkrijg<strong>en</strong> wijMet name uit Christus’ <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> <strong>en</strong> de betek<strong>en</strong>is daarvan.CHRISTUS IS WAARLIJK OPGESTAAN 5Het is helemaal begrijpelijk dat er in de Schrift zoveel nadruk gelegd wordt op Christus’ <strong>opstanding</strong>uit de dod<strong>en</strong>. Trouw<strong>en</strong>s als Christus niet is opgestaan, dan is er voor ons ook ge<strong>en</strong><strong>opstanding</strong>. In dit verband zijn Christus’ verschijning<strong>en</strong> ná zijn <strong>opstanding</strong> van het allergrootstebelang. Het grote doel van al deze verschijning<strong>en</strong> is om de m<strong>en</strong>sheid ervan te overtuig<strong>en</strong>dat Christus waarlijk opgestaan is uit de dod<strong>en</strong>. 6 Daarom maakt Paulus in 1 Kor. 15 ook zobreedvoerig melding van de verschill<strong>en</strong>de verschijning<strong>en</strong> van Jezus na zijn <strong>opstanding</strong>. AlsJezus nu ook alle<strong>en</strong> maar aan zijn apostel<strong>en</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong> was of hier <strong>en</strong> daar aan e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kelepersoon, zou de duivel ons gemakkelijker kunn<strong>en</strong> overred<strong>en</strong> om te gelov<strong>en</strong> dat de <strong>opstanding</strong>van Jezus maar net e<strong>en</strong> verdichtsel was van e<strong>en</strong> paar m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die nauw aan Hem verbond<strong>en</strong>war<strong>en</strong>. Maar nu zegt Paulus dat Jezus bij e<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>heid versch<strong>en</strong><strong>en</strong> was "aan meer dan vijfhonderdbroeders tegelijk, waarvan de meest<strong>en</strong> nu nog lev<strong>en</strong>, maar sommig<strong>en</strong> al ontslap<strong>en</strong>zijn" (1 Kor. 15:6). Christus is zonder twijfel doelbewust aan deze grote m<strong>en</strong>igte versch<strong>en</strong><strong>en</strong>zodat er over zijn <strong>opstanding</strong> ge<strong>en</strong> twijfel kan bestaan. En als Lukas aan Theófilus schrijft dat"... ik van voor af alles nauwkeurig onderzocht heb, om het in volgorde aan u te schrijv<strong>en</strong>,zodat u met volle zekerheid kunt wet<strong>en</strong> de ding<strong>en</strong> waaromtr<strong>en</strong>t u onderricht b<strong>en</strong>t" (Luk. 1:3,4), dan geldt dat ook van Christus’ <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>, want ook daarvan getuigt Lukasduidelijk <strong>en</strong> onomwond<strong>en</strong>. In dit nauwkeurige onderzoek zou Lukas zeker niet alle<strong>en</strong> navraaggedaan hebb<strong>en</strong> bij Jezus’ apostel<strong>en</strong>, maar ook bij "buit<strong>en</strong>staanders" <strong>en</strong> zeker ook bij sommigeof misschi<strong>en</strong> veel van de "meer dan vijfhonderd broeders" waarvan Paulus spreekt. Dit wet<strong>en</strong>schappelijkonderzoek <strong>en</strong> navorsing hebb<strong>en</strong> hem tot de onomstotelijke conclusie gebracht:Jezus Christus is waarlijk opgestaan uit de dod<strong>en</strong>.5 Hier wordt natuurlijk uitgegaan van de belijd<strong>en</strong>is dat de volle historische waarheid in het evangeliesaan ons meegedeeld wordt - teg<strong>en</strong>over opvatting<strong>en</strong> die beweg<strong>en</strong> in de teg<strong>en</strong>overgestelde richting.6 Vgl. R. Schippers: De <strong>opstanding</strong> van Jezus van Nazareth in net Nieuwe Testam<strong>en</strong>t, G.T.T.,68ste jaargang, februari 1968, bl. 57.2. CHRISTUS’ OPSTANDING BETEKENT ONZE OPSTANDINGIn zijn betoog in 1 Kor. 15 toont Paulus aan dat Christus’ <strong>opstanding</strong> per definitie moet betek<strong>en</strong><strong>en</strong>dat wij die aan Hom toebehor<strong>en</strong> ook zull<strong>en</strong> opstaan uit de dod<strong>en</strong>. 7 De dood is e<strong>en</strong> geweldigemacht die alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bedreigt. Nu heeft Christus wel door zijn goddelijke machtdrie person<strong>en</strong>, namelijk de zoon van de weduwe van Naïn, het dochtertje van Jaïrus <strong>en</strong> Lazarus,uit de greep van de dood teruggetrokk<strong>en</strong> maar dat was net tijdelijk. Later zijn deze m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>toch weer gestorv<strong>en</strong>. Maar to<strong>en</strong> Christus de dood inging <strong>en</strong> er weer uit opstond, was dithet tek<strong>en</strong> dat Hij de macht van de dood verbrok<strong>en</strong> had. Christus betoonde zich machtige als dedood. Daarom kan de dood zijn prooi niet meer houd<strong>en</strong>. Op bevel van Christus moet hij (dedood) h<strong>en</strong> loslat<strong>en</strong>. 8 Daarbij moet onthoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat Christus’ <strong>opstanding</strong> niet slechtsvoor Hem persoonlijk van betek<strong>en</strong>is is. Als onze Redder <strong>en</strong> Zaligmaker heeft Hij borgtochtelijkvoor ons de strijd teg<strong>en</strong> de dood aangedurfd, de dood overwonn<strong>en</strong> <strong>en</strong> de weg gebaandnaar onze eig<strong>en</strong> zalige <strong>opstanding</strong>. Christus heeft als Hoofd de dood overwonn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wat voorHem als Hoofd geldt, geld ook voor ons als led<strong>en</strong> die aan Hem, het Hoofd, verbond<strong>en</strong> zijn.Van bijzonder belang in dit verband is dat Christus g<strong>en</strong>oemd wordt de eersteling van h<strong>en</strong> die


ontslap<strong>en</strong> zijn (1 Kor. 15:20). Het woord eersteling hier is ontle<strong>en</strong>d aan de wett<strong>en</strong> die de Heredoor Mozes aan Israël gegev<strong>en</strong> heeft. 9 Volg<strong>en</strong>s deze moets Israël de eersteling<strong>en</strong> van de oogst(de eerste garv<strong>en</strong> van de nieuwe oogst, de eerste brod<strong>en</strong> gebakk<strong>en</strong> uit het kor<strong>en</strong> van de nieuweoogst, <strong>en</strong>z.) als e<strong>en</strong> offer aan de Here br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Door die daad wordt te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> dat dehele oogst, waarvan de eersteling<strong>en</strong> die geofferd word<strong>en</strong> de verteg<strong>en</strong>woordiging zijn, aan deHere gewijd wordt. De eersteling<strong>en</strong> staan dus niet los van de rest van de oogst maar zijn verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong>dvoor de hele oogst. Wat van de eersteling<strong>en</strong> geldt, geldt ook van de rest vande oogst. Zo is het nu ook met Christus in zijn <strong>opstanding</strong>. 10 Als eersteling is Hij opgestaanuit de dod<strong>en</strong>. Maar juist het woord eersteling toont aan dat Christus nooit los staat van h<strong>en</strong> dieaan Hem behor<strong>en</strong>. Wat hier van Hem als eersteling geldt, geld ook van all<strong>en</strong> van wie Hij deeersteling is, <strong>en</strong> dit zijn al de gelovig<strong>en</strong>. Zijn <strong>opstanding</strong> als eersteling betek<strong>en</strong>t dus dat al degelovig<strong>en</strong> die Hij als eersteling verteg<strong>en</strong>woordigt, ook zull<strong>en</strong> del<strong>en</strong> in de zalige <strong>opstanding</strong>waarin Hij gedeeld heeft. Daarom kan Paulus in 1 Thess. 4:14 verklar<strong>en</strong>: "Want als wij gelov<strong>en</strong>dat Jezus gestorv<strong>en</strong> <strong>en</strong> opgestaan is, dan zal God ook zo h<strong>en</strong> die in Jezus ontslap<strong>en</strong> zijn,sam<strong>en</strong> met Hem br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>". Onze geloofsverbond<strong>en</strong>heid aan Christus die de dood overwonn<strong>en</strong>heeft, is dus de waarborg dat wij ook gewis <strong>en</strong> zeker zull<strong>en</strong> opstaan uit de dod<strong>en</strong>. 117 Vgl. J.N. Sev<strong>en</strong>ster: Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood in de briev<strong>en</strong> van Paulus, Amsterdam, 1954, bl. 98 e.v.F.W. Grosheide: De eerste brief aan de kerk te Korinte (Comm<strong>en</strong>taar op het N.T.), Kamp<strong>en</strong>,1957, bl, 382 e.v. F.J. Pop: De eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs Nijkerk, bl. 360 e.v.8 Vgl. J.N. Sev<strong>en</strong>ster Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood in de Evangeliën, Amsterdam, 1952, bl. 119.9 Vgl. Ex. 23:19; 34:26; Lev. 2:12; 23:10, 17, 20; Num. 15:20, 21.10 Vgl. J.N. Sev<strong>en</strong>ster: Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood in de briev<strong>en</strong> van Paulus, bl. 99; F.J. Pop, a.w.bl. 366; F.W. Grosheide, a.w., bl. 399; H. Berkhof: Gegronde Verwachting, Nijkerk,1967, bl. 353. DE NATUUR LEERT DE OPSTANDING UIT DE DODENDe zekerheid dat er e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> is, kan volg<strong>en</strong>s Paulus eig<strong>en</strong>lijk ook in d<strong>en</strong>atuur opgemerkt word<strong>en</strong>. Hij verwijst naar iemand die vraagt: "Hoe word<strong>en</strong> de dod<strong>en</strong> opgewekt<strong>en</strong> mete<strong>en</strong> hoedanige lichaam kom<strong>en</strong> zij?". Dan antwoordt hij: "Dwaas m<strong>en</strong>s! Wat jezaait, wordt niet lev<strong>en</strong>d als het niet gestorv<strong>en</strong> is. En wat je zaait -je zaait niet het lichaam watzal word<strong>en</strong>, maar <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> korrel, bijvoorbeeld van kor<strong>en</strong> of van iets anders. Maar God geefthet e<strong>en</strong> lichaam zoals Hij wil het, <strong>en</strong> aan iedere<strong>en</strong> van de zaadkorrels zijn eig<strong>en</strong> lichaam" (1Kor. 15:35-38). Die vrag<strong>en</strong>steller b<strong>en</strong>aderde de hele zaak van de <strong>opstanding</strong> <strong>en</strong>kel verstandelijk<strong>en</strong> kon niet verstaan hoe e<strong>en</strong> lichaam wat verteert of verbrand word of in de grond vergaanis weer tot lev<strong>en</strong> kan kom<strong>en</strong>. In zijn antwoord toont Paulus dat dit wat voor de vrag<strong>en</strong>stelleronmogelijk lijkt, elke dag in de natuur plaatsvindt. E<strong>en</strong> kor<strong>en</strong>korrel wordt bijvoorbeeldgezaaid. Hij wordt begrav<strong>en</strong> in de grond. Als kor<strong>en</strong>korrel sterft hij <strong>en</strong> houdt op bestaan. Maardaarmee loopt alles niet t<strong>en</strong> einde. Juist als de kor<strong>en</strong>korrel in zijn gedaante als korrel ophoudtte bestaan, kan hij in e<strong>en</strong> andere gedaante, namelijk als e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>de plant daaruit te voorschijnkom<strong>en</strong>. Anders gesteld: als de kor<strong>en</strong>korrel begrav<strong>en</strong> (gezaaid) wordt, is dit niet het eindedaarvan. Weldra staat de kor<strong>en</strong>korrel op uit zijn graf (uit de dod<strong>en</strong>) <strong>en</strong> komt te voorschijn ine<strong>en</strong> nieuwe <strong>en</strong> heerlijke gedaante. Zo leert ook de natuur ons dat daarin nu reeds e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong>uit de dod<strong>en</strong> is. En dat wat nu in de natuur gebeurd, zal e<strong>en</strong>maal ook met de m<strong>en</strong>s gebeur<strong>en</strong>bij de wederkomst van Christus. 1211 Natuurlijk zal de goddeloze ook opstaan om het eeuwige oordeel tegemoet te gaan maardaarover spreekt Paulus niet in 1 Kor. 15. Vgl. F. W. Grosheide, a.w., bl. 399.12 Vgl. F.W. Grosheide, a.w., bl. 417; F.J. Pop a.w. bl. 385; Johannes Calvijn:Institutie, Boek III, vertaal deur A. Sizoo, Deel II, Delft, s.j. bl. 552.


HOOFDSTUK IIITUSSEN DOOD EN OPSTANDING1. BIJ DE DOODWat gebeurt er met de m<strong>en</strong>s op het og<strong>en</strong>blik dat hij of zij te sterv<strong>en</strong> komt? Op dat og<strong>en</strong>blikwordt de band verbrok<strong>en</strong> zie lichaam <strong>en</strong> ziel 13 tot e<strong>en</strong> wonderlijke e<strong>en</strong>heid 14 sam<strong>en</strong>bindt, zodatlichaam <strong>en</strong> ziel dan los van elkaar zijn. 15 Zo blijft het tot bij de wederkomst van Christuswanneer het lichaam opgewekt wordt uit de dod<strong>en</strong> <strong>en</strong> lichaam <strong>en</strong> ziel dan weer ver<strong>en</strong>igd word<strong>en</strong>.Daarin zi<strong>en</strong> we al e<strong>en</strong> oordeel van God. 16 God heeft de m<strong>en</strong>s immers geschap<strong>en</strong> als e<strong>en</strong>e<strong>en</strong>heid van lichaam <strong>en</strong> ziel, maar als gevolg van de zonde wordt deze e<strong>en</strong>heid met de doodverbrok<strong>en</strong>. Sterv<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t dus e<strong>en</strong> breuk, e<strong>en</strong> ontbinding van wat eig<strong>en</strong>lijk niet verbrok<strong>en</strong><strong>en</strong> ontbond<strong>en</strong> moest word<strong>en</strong>. Dat ziel <strong>en</strong> lichaam bij de dood van elkaar scheid<strong>en</strong>, zi<strong>en</strong> we ookbij Christus. Bij zijn sterv<strong>en</strong> heeft Hij zijn geest of ziel in de hand<strong>en</strong> van zijn Vader overgegev<strong>en</strong>(Luk. 23:46), terwijl zijn ontzielde lichaam daarna door Jozef van Arimathea <strong>en</strong> ander<strong>en</strong>in het graf neergelegd is (Luk. 23:50-53). Bij de dood van de gelovige wordt zijn ziel dadelijktot Christus, zijn Hoofd, opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 17 Er is dus ge<strong>en</strong> vagevuur waar de ziel<strong>en</strong> eerst van overblijv<strong>en</strong>dezond<strong>en</strong> gelouterd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, zoals de Roomse Kerk beweert. Ook zijn de ziel<strong>en</strong>ge<strong>en</strong> bleke schimm<strong>en</strong> die erg<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> hemel <strong>en</strong> hel wacht<strong>en</strong> op de wederkomst vanChristus. Nee, als onze ziel<strong>en</strong> afscheid nem<strong>en</strong> van onze licham<strong>en</strong>, gaan zij direct <strong>en</strong> onmiddellijknaar Christus in de hemel, naar het Vaderhuis met zijn vele woning<strong>en</strong>. Daarom kon Christusook teg<strong>en</strong> de misdadiger aan het kruis zegg<strong>en</strong>: "Voorwaar, Ik zeg u, vandaag zal je sam<strong>en</strong>met Mij in het Paradijs zijn" (Luk. 23:43). Niet morg<strong>en</strong> of met de wederkomst van Christus,maar nu, vandaag, 18 zal jij sam<strong>en</strong> met Mij 19 in het Paradijs zijn. Ook in de gelijk<strong>en</strong>is van derijke man <strong>en</strong> Lazarus zi<strong>en</strong> we dat de ziel van de gelovige dadelijk bij de dood in de hemelopg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt om daar onuitsprekelijke zaligheid <strong>en</strong> vreugde te smak<strong>en</strong> (Luk. 16:19-23).Welk e<strong>en</strong> zalige troost is het niet voor bedroefde achtergeblev<strong>en</strong><strong>en</strong> na de dood van e<strong>en</strong> dierbareom te wet<strong>en</strong> dat de medegelovige die gestorv<strong>en</strong> is terstond naar de heerlijkheid van de hemelopg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> is om daar in zalige geme<strong>en</strong>schap met Christus te verker<strong>en</strong>'. Terwijl zij nogw<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> grav<strong>en</strong> grav<strong>en</strong> <strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> naar zwarte kleding <strong>en</strong> begraf<strong>en</strong>isondernemers, is de gelovigedie gestorv<strong>en</strong> is al lang bij Christus in de hemel. Zo begrijp<strong>en</strong> wij hoe er stilheid in verscheurdehart<strong>en</strong> bij het graf van e<strong>en</strong> dierbare kan zijn. De wereld kijkt naar b<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Zij staartzich blind teg<strong>en</strong> het graf. Daar houdt voor h<strong>en</strong> alles op. Maar de blik van de gelovige stijgtomhoog. Wij zoek<strong>en</strong> niet de lev<strong>en</strong>de bij de dod<strong>en</strong>. Wij gelov<strong>en</strong> dat al onze dierbar<strong>en</strong> die inChristus ontslap<strong>en</strong> zijn dadelijk bij hun dood tot Christus opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn. Onze Catechismusspreekt ook uitdrukkelijk ervan dat de ziel<strong>en</strong> van de gelovig<strong>en</strong> bij hun dood tot Christus opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>word<strong>en</strong> (Heid. Cat. antw. 57). Dit opnemingswerk wordt volg<strong>en</strong>s Gods Woord gedaandoor de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong>. In de gelijk<strong>en</strong>is van de rijke man <strong>en</strong> Lazarus lez<strong>en</strong> we trouw<strong>en</strong>s: "En to<strong>en</strong> debedelaar stierf, is hij door <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> weggedrag<strong>en</strong> naar de boezem van Abraham" (Luk. 16:22).Deze woord<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> betrekking op zijn lichaam, want zijn lichaam is ongetwijfeldbegrav<strong>en</strong> net zoals dat van de rijke man. Deze woord<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op niets anders dan op zijnziel zi<strong>en</strong>. Engel<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> die naar de boezem van Abraham gebracht. 20 Het og<strong>en</strong>blik dat e<strong>en</strong>geliefde gelovige sterft <strong>en</strong> de bron van tran<strong>en</strong> bij ons geop<strong>en</strong>d wordt, kunn<strong>en</strong> wij in de geestzi<strong>en</strong> hoe <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> zijn of haar ziel wegnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> br<strong>en</strong>gt naar de zal<strong>en</strong> van eeuwig licht in hetVaderhuis bij Christus. Daarom kan elke ware gelovige sam<strong>en</strong> met Kohlbrugge zegg<strong>en</strong>: Wanneerik sterf - ik sterf niet meer - <strong>en</strong> iemand vindt mijn schedel, dan verkondigt de schedel nogaan hem: Ik heb ge<strong>en</strong> og<strong>en</strong>, nochtans zi<strong>en</strong> ik Hem, Jezus. Ik heb ge<strong>en</strong> hers<strong>en</strong>s, nochtans k<strong>en</strong> ikHem. Ik heb ge<strong>en</strong> lipp<strong>en</strong>, nochtans verkondig ik zijn lof. Ik b<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> harde schedel, nochtansleef ik door zijn liefde. Ik lig hier buit<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> kerkhof, nochtans leef ik in die heerlijkheidvan het Paradijs, <strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal zal mijn vlees met Hem lev<strong>en</strong>. 21 Natuurlijk verlat<strong>en</strong> de ziel<strong>en</strong>van de ongelovige of goddeloze m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hun licham<strong>en</strong> ook bij de dood. Maar net zoals in het


geval van de rijke man (Luk. 16:23), gaan hun ziel<strong>en</strong> naar de plaats waar zij smart<strong>en</strong> verdur<strong>en</strong><strong>en</strong> daar blijv<strong>en</strong> zij tot lichaam <strong>en</strong> ziel ook in hun geval bij de wederkomst van Christus ver<strong>en</strong>igdwordt om dan naar lichaam <strong>en</strong> ziel de eeuwige smart<strong>en</strong> van de hel in te gaan.13 Voor e<strong>en</strong> verduidelijking van wat hier onder "ziel" verstaan wordt, zie punt 2 van dit hoofdstukdat gaat over: Het voortbestaan van de m<strong>en</strong>s na de dood.14 Vgl. J.E. Wiskerke: Lév<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>opstanding</strong>, Goes, 1963, bl. 220, 224.15 Voor deze traditionele Christelijke beschouwing én nieuwere visies over de dood, vgl.H. Berkhof, a.w. bl. 73, 75, 76, 79. D.J. de Groot, in Christelijke Encyclopedie 112,Kamp<strong>en</strong>, 1957,(sub voce dood), bl. 460; William H<strong>en</strong>driks<strong>en</strong>: Visio<strong>en</strong><strong>en</strong> der Voleinding,Kamp<strong>en</strong>, 1952, bl. 60, 196; Th. Delleman: Alles nieuw, Franeker, 1968,bl. 49).16 Vgl. D.J. de Groot, a.w. bl. 4 60; J.E. Sev<strong>en</strong>ster: Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>Dood</strong> in de Evangeliën, bl. 95.17 Vgl. William H<strong>en</strong>driks<strong>en</strong>, a.w., bl. 60.18 J. van Andel: Het Evangelie naar het beschrijving van Lukas 2, Kamp<strong>en</strong>, 1932, bl.486; J.R.Wiskerke, a.w., bl. 99, 101, 102; K Schilder: Christus in zijn lijd<strong>en</strong> III2,Kamp<strong>en</strong>, 1952, bl.279.19 J.N. Sev<strong>en</strong>ster: Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>Dood</strong> in de Evangeliën, Amsterdam, 1952, bl. 130, 131.20 S. Greijdanus: Korte Verklaring der Heilige Schrift: Het Evangelie naar Lucas 2,Kamp<strong>en</strong>,1955, bl. 84, 85.21 Aangehaald door J. Verkuyl: Het raadsel van de dood, Kamp<strong>en</strong>, 1948, bl. 39, 40.2. HET VOORTBESTAAN VAN DE MENS NA DE DOODHet voortbestaan van de m<strong>en</strong>s na de dood is in de laatste tijd deur verschill<strong>en</strong>de person<strong>en</strong>sterk ontk<strong>en</strong>d, vooral als er in het verband gesprok<strong>en</strong> wordt van de ziel van de m<strong>en</strong>s na dedood. Zo is onder ander<strong>en</strong> verklaard dat de ziel<strong>en</strong> van de gelovig<strong>en</strong> die gestorv<strong>en</strong> zijn nietdirect bij hun dood in de hemel opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, maar dat zij sam<strong>en</strong> met het lichaam in dedoodstaat verker<strong>en</strong> tot op de dag van de <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> bij de wederkomst vanChristus. 2 2 Vooral is er bezwaar gemaakt teg<strong>en</strong> de uitdrukking "onsterflijkheid van de ziel",omdat er gerek<strong>en</strong>d wordt dat dit e<strong>en</strong> uitdrukking is die uit het heid<strong>en</strong>dom afkomstig is. Tochis het opmerkelijk dat Calvijn in zijn Institutie deze uitdrukking <strong>en</strong>erzijds schijnbaar met hetgrootste gemak gebruikt <strong>en</strong> anderzijds toch ontk<strong>en</strong>t dat hij daarin door de heid<strong>en</strong>se wijsger<strong>en</strong>beïnvloed is. 23 Dit bezwaar teg<strong>en</strong> de uitdrukking "onsterflijkheid van de ziel" kan door onsonderschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als er bij de spreek over het lev<strong>en</strong> na de dood uitgegaan wordt van deheid<strong>en</strong>se gedachte dat de ziel e<strong>en</strong> onvernietigbare goddelijke vonk is die reeds bestond voorhet lichaam er was <strong>en</strong> bij de geboorte in het lichaam geplaatst werd <strong>en</strong> daarin gevang<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>wordt tot ze met de dood weer daaruit ontsnapt. Het bezwaar kan ook begrep<strong>en</strong> word<strong>en</strong>in het licht daarvan dat de Schrift ons leert dat God alle<strong>en</strong> onsterflijkheid bezit (1 Tim.6:16). Daarbij moet onthoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat het woord "ziel" in de Schrift verschill<strong>en</strong>de <strong>en</strong>soms bijna uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> heeft. Daarteg<strong>en</strong>over kan het echter niet ontk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>dat de Schrift wel leert dat er e<strong>en</strong> bewust verdere lev<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s na de dood is. DeSchrift stelt dit duidelijk dat het God is die de m<strong>en</strong>s 24 op e<strong>en</strong> of andere manier of in één ofandere vorm láát voortlev<strong>en</strong> na zijn dood zodat Paulus kan zegg<strong>en</strong> dat ook de dood ons onderge<strong>en</strong> omstandigheid kan scheid<strong>en</strong> van de liefde van God die er in Christus Jezus onze Here is(Rom. 8:35, 38, 39). In de Schrift wordt de bepaalde vorm of wijze waarin de m<strong>en</strong>s na dedood voort bestaat verschill<strong>en</strong>de ker<strong>en</strong> "ziel" g<strong>en</strong>oemd (Matt. 10:28; Op<strong>en</strong>b. 6:9 <strong>en</strong> 20:4). 25Ter verduidelijking kunn<strong>en</strong> wij het zo stell<strong>en</strong> dat er "iets" van de m<strong>en</strong>s is waarin de gansem<strong>en</strong>s naar zijn diepste wez<strong>en</strong> (zijn volle "ik" begrep<strong>en</strong> is, 26 die God na zijn dood in onsterflijkheidlaat voortbestaan, <strong>en</strong> dit "iets" wordt "ziel" g<strong>en</strong>oemd in onderscheid met het lichaamwat begrav<strong>en</strong> wordt (Heid. Cat. antw. 57). Dit onderscheid wordt in de Bijbel zelf aangetrof-


f<strong>en</strong>, vooral waar er sprake is van de dood van e<strong>en</strong> persoon (G<strong>en</strong>. 35:18; I Kon. 17:21; Matt.10:28). 27 In Matt. 10:28 lez<strong>en</strong> wes: "En vrees niet voor h<strong>en</strong> die het lichaam dod<strong>en</strong>, naar de zielniet kunn<strong>en</strong> dod<strong>en</strong>; maar vrees Hem liever die de ziel zowel als het lichaam kan verderv<strong>en</strong> inde hel". Over deze woord<strong>en</strong> van Christus verklaart prof. Herman Ridderbos dat ziel hier teg<strong>en</strong>overlichaam staat als dat (het "iets") wat na de dood van de m<strong>en</strong>s als lev<strong>en</strong>d beginsel blijftvoortbestaan. Dit is onaantastbaar voor de aanvall<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t niet dat Christushet lichaam als minderwaardig beschouwt; integ<strong>en</strong>deel, m<strong>en</strong> zou eerder kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> datHij wijst op het eeuwige lot van beid<strong>en</strong> ziel <strong>en</strong> lichaam. Hij waarschuwt slechts dat de discipel<strong>en</strong>niet alle<strong>en</strong> bekommerd moet<strong>en</strong> zijns over het behoud van het aardse lichaam: zij moet<strong>en</strong>veel meer d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan het lot van de ziel, aangezi<strong>en</strong> het lot van het lichaam ook van de eeuwigebestemming van de ziel afhankelijk is. 28 Ds. J.R. Wiskerke geeft e<strong>en</strong> breedvoerige uite<strong>en</strong>zettingvan deze tekst <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele grep<strong>en</strong> van zijn uite<strong>en</strong>zetting gev<strong>en</strong> wij hier weer. Met "ziel"kan hier niet e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele lev<strong>en</strong>sgeme<strong>en</strong>schap met Christus bedoeld zijn, want er wordt juistgezegd dat ook de ziel verdorv<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> in de hel. Daarom zal "ziel" e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is moet<strong>en</strong>hebb<strong>en</strong> die op zichzelf niets zegt over redding óf ondergang, geloof óf ongeloof, lev<strong>en</strong> inChristus óf sterv<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> Christus. Derhalve blijft er niets anders over als om het zo te zi<strong>en</strong>dat de "ziel" iets aanduidt wat de m<strong>en</strong>s is of heeft als m<strong>en</strong>s, als schepsel van God <strong>en</strong> wat hijmet alle andere m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, gelovig<strong>en</strong> zowel als ongelovig<strong>en</strong> geme<strong>en</strong> heeft. Daarop wijst de teg<strong>en</strong>stellingin het eerste deel van de tekst <strong>en</strong> de nev<strong>en</strong>stelling met "lichaam" in het tweededeel. De "ziel" wordt in het tweede deel van de eerste helft van Matt. 28:10 uitdrukkelijk g<strong>en</strong>oemdals "iets" wat door de catastrofe van het proces van dod<strong>en</strong> he<strong>en</strong> komt, omdat er sprakeis van zij die "de ziel niet kunn<strong>en</strong> dod<strong>en</strong>". Als het dan duidelijk is dat "ziel" op het m<strong>en</strong>selijkelev<strong>en</strong> ziet wat door de dood he<strong>en</strong> <strong>en</strong> na de dood blijft voortbestaan, moet er ook gelet word<strong>en</strong>op het feit dat dit m<strong>en</strong>selijke lev<strong>en</strong> niet pas ontstaat op het og<strong>en</strong>blik dat de m<strong>en</strong>s sterft, maarreeds teg<strong>en</strong>woordig was to<strong>en</strong> de moord<strong>en</strong>aars h<strong>en</strong> gedood hebb<strong>en</strong>. Dit blijkt immers uit hetfeit dat gezegd wordt dat zij de ziel niet kunn<strong>en</strong> dod<strong>en</strong>. "Ziel" moet hier dus dezelfde plaatsinnem<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s als "geest" in zijn brede betek<strong>en</strong>is, die bij de dood uit hetgezichtsveld van aardse waarneembaarheid verdwijnt, maar dan ook als lev<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>sdie in zijn voortbestaan door God bewaard wordt. Wanneer die Heiland ons voorhoudt dat deziel niet gedood kan word<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus niet zal sterv<strong>en</strong> maar zal voortbestaan, doet Hij daarinniets af van de realiteit van het sterv<strong>en</strong> hier op aarde. In het sterv<strong>en</strong>slijd<strong>en</strong> is de "ziel" niet"kogelvrij". Allerminst. Wij kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: de ziel sterft weg; dan lett<strong>en</strong> we vooral op watvoor og<strong>en</strong> is. Terzelfdertijd kunn<strong>en</strong> wij echter ook zegg<strong>en</strong>: al wegsterv<strong>en</strong>de sterft de ziel tochniet. De ziel is begrep<strong>en</strong> in het sterv<strong>en</strong>, maar toch blijft hij gespaard in deze catastrofe waarvanhij niet los staat. En op grond van het Woord van God kunn<strong>en</strong> wij daaraan toevoeg<strong>en</strong>: hetwegsterv<strong>en</strong> én toch niet sterv<strong>en</strong>, het he<strong>en</strong>gaan én toch niet vernietigd word<strong>en</strong>, het ophoud<strong>en</strong>om hier b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> voor onze og<strong>en</strong> te bestaan én het feit dat hij desondanks voortbestaat buit<strong>en</strong>onze aardse ervaring, het <strong>en</strong>e zowel als het andere , is niet met elkaar in strijd, omdat hetWoord van God beid<strong>en</strong> leert. Als het lev<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> zijn dood <strong>en</strong> de <strong>opstanding</strong> uitde dod<strong>en</strong> in Matt. 10 aangeduid wordt met het woord "ziel" dan verbaas het ons niet dat dem<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die op deze wijze voortbestaan in de Schrift soms "ziel<strong>en</strong>" g<strong>en</strong>oemd word<strong>en</strong>. Wij vind<strong>en</strong>dit onder andere in Op<strong>en</strong>b. 6:9 <strong>en</strong> 20:4 (Vgl . ook Op<strong>en</strong>b. 13:14). 29 Uit deze verklaring<strong>en</strong>van Matt. 10:28 30 kunn<strong>en</strong> we in het licht van g<strong>en</strong>oemde tekst<strong>en</strong> uit Op<strong>en</strong>baring, niet andersdan om tot de gevolgtrekking kom<strong>en</strong> dat wij wel met vrijmoedigheid kunn<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> van deziel van de m<strong>en</strong>s in onderscheid van zijn lichaam <strong>en</strong> ook van het voortbestaan van de ziel vande m<strong>en</strong>s na de dood. Daarom is er ook ge<strong>en</strong> fout te vind<strong>en</strong> in onze Catechismus als deze zegtdat de ziel van de gelovige ná dit lev<strong>en</strong> dadelijk tot Christus, zijn Hoofd, opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt(Heid. Cat. antw. 57). Deze visie wordt echter door sommig<strong>en</strong> beschouwd als in strijd met ITim. 6:16 waarin verklaard wordt dat God alle<strong>en</strong> onsterflijkheid bezit. Augustinus probeerdedeze schijnbare teg<strong>en</strong>strijdigheid op te loss<strong>en</strong> door te verklar<strong>en</strong> dat de ziel op zijn eig<strong>en</strong> ma-


nier onsterflijkheid bezit. 31 Toch hoeft hier niet van e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>strijdigheid sprake te zijn. 32 In 1Tim. 6:16 wordt verklaard dat God alle<strong>en</strong> onsterflijkheid bezit. Omdat Hij eeuwig <strong>en</strong> onvergankelijkin zijn wez<strong>en</strong> is, is Hij inderdaad de <strong>en</strong>ige die "van nature" onsterflijkheid bezit.Maar al is Hij de <strong>en</strong>ige die dit op grond van <strong>en</strong> uit de kracht van zijn wez<strong>en</strong> bezit, betek<strong>en</strong>t ditnog niet dat Hij dit niet kan gev<strong>en</strong> aan wie Hij wil. De <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dit van Hem ontvang<strong>en</strong><strong>en</strong> die m<strong>en</strong>s zou dit ook op e<strong>en</strong> of andere wijze van Hem ontvang<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> als hij niet gezondigdhad (G<strong>en</strong>. 2:16,17). In het licht van Matt. 10:28 <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde verklaring vandeze woord<strong>en</strong> van Christus, kunn<strong>en</strong> wij dus tot ge<strong>en</strong> andere conclusie kom<strong>en</strong> dan dat God aande ziel van de m<strong>en</strong>s, die in zichzelf niet onsterflijk is, toch onsterflijkheid geeft <strong>en</strong> met dieonsterflijke ziel gaat hij na zijn dood óf de eeuwige vreugde óf de eeuwige smart tegemoet.De Schrift leert ons ook dat Christus in deze wereld gekom<strong>en</strong> is om aan h<strong>en</strong> die aan Hem behor<strong>en</strong>het eeuwige lev<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong>. Christus zelf zegt: "Mijn schap<strong>en</strong> luister<strong>en</strong> naar mijn stem,<strong>en</strong> Ik k<strong>en</strong> h<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zije volg<strong>en</strong> Mij, <strong>en</strong> Ik geef h<strong>en</strong> het eeuwige lev<strong>en</strong>" (Joh. 10:27, 28). Eldersverklaart Hij: "Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, wie in Mij gelooft heeft het eeuwige lev<strong>en</strong>"(Joh. 6:47).22 Ontk<strong>en</strong>ning van het voortbestaan van de m<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> dood <strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> word o.a.gevond<strong>en</strong> bij B. Telder: Sterv<strong>en</strong> ... <strong>en</strong> dan? Kamp<strong>en</strong>, 1960, <strong>en</strong> van dezelfde schrijver;Rondom het boek "Sterv<strong>en</strong> ... <strong>en</strong> dan?", Bar<strong>en</strong>drecht, 1963. Ook: C. Vonk: De dod<strong>en</strong>wet<strong>en</strong> niets, Franeker, s.j. (1969); K. Hanhart: The intermediate state in the NewTestam<strong>en</strong>t, Groning<strong>en</strong>, 1966. Voor grondige kritiek op het standpunt van B. Telder, vgl.J.R. Wiskerke, a.w. <strong>en</strong> L.F. Schulze: Het probleem van de tuss<strong>en</strong>toestand met bijzondere verwijzingnaar Telder, ongepubliceerde Th.M-scriptie. Voor kritiek op de gedacht<strong>en</strong> van C.Vonk, vgl. J. van Brugg<strong>en</strong> in: De Reformatie van 24/1/197031/1/1970, 7/2/1970. Voor kritiekop K. Hanhart, vgl. C. van der Waal in: De Reformatie, 25/5/1968.23 Johannes Calvijn, a.w., Deel I, bl. 173, 175, 182, 183. Vgl. ook J.A. Heyns: De onsterflijkheidvan de ziel, Kaapstad/Pretoria, 1959.24 Vgl. G.C. Berkouwer: De m<strong>en</strong>s het beeld Gods, Kamp<strong>en</strong>, 1957, bl. 221, 230, 258,267, 280, 294, 295, 297, 298, 309.25 Vgl. Th. Delleman, a.w., bl. 100. Hij beweert dat met zowel ziel als vlees in de Schriftsoms gewez<strong>en</strong> wordt op de hele m<strong>en</strong>s.26 Vgl. H. Berkhof, a.w., bl. 38, 39, 77.27 Vgl. W.J. de Klerk: Rousmart - De pastorale zorg over bedroefd<strong>en</strong> na het overlijd<strong>en</strong> vane<strong>en</strong> dierbare, Johannesburg, 1968, bl. 79, 80; G. van der Leeuw: Onsterflijkheid of<strong>opstanding</strong> Ass<strong>en</strong> 1936, bl. 35.28 Herman Ridderbos: Het Evangelie naar Matthéüs, (K.V. der H.S.) , Kamp<strong>en</strong>, 1952, bl. 208.Vgl. ook F.W. Grosheide: Het heilig Evangelie volg<strong>en</strong>s Matthéüs Kamp<strong>en</strong>, 1954, bl. 168.29 J.R. Wiskerke, a.w., bl. 213-227.30 Verklaring<strong>en</strong> door Herman Ridderbos, F.W. Grosheide <strong>en</strong> J.R. Wiskerke.31 J.R. Wiskerke, a.w., bl. 226.32 Vgl. J.H. Semmelink: Onsterfelijkheid <strong>en</strong> <strong>opstanding</strong>, in: Exegetica, reeks III, deelV, D<strong>en</strong> Haag, 1962, bl. 64, 65.NIEUWE VISIE?Het is zeker nodig om er hier de aandacht op te vestig<strong>en</strong> dat er vandaag ook theolog<strong>en</strong> zijn diewel gelov<strong>en</strong> dat er voor de m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> voortbestaan is na de dood, dus e<strong>en</strong> verder lev<strong>en</strong> directvan zijn sterv<strong>en</strong>sog<strong>en</strong>blik af, maar wat dan weer zo ver gaat door te zegg<strong>en</strong> dat ook het lichaamin e<strong>en</strong> of andere vorm of op e<strong>en</strong> of ander wijze deel heeft aan dit lev<strong>en</strong> in de tuss<strong>en</strong>toestandtuss<strong>en</strong> de dood van de m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de wederkomst van de Here. Deze visie wordt onderandere gehuldigd door Th. Delleman uit Nederland. 33 Hij verklaart dat het lichaam reeds zo-


danig deel heeft aan het lev<strong>en</strong> in de tuss<strong>en</strong>toestand dat er gesprok<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> van 'n lichamelijkeverrijz<strong>en</strong>is (<strong>opstanding</strong>) direct na de dood. De verschijning voor de rechterstoel vanChristus om deur Hem geoordeeld te word<strong>en</strong> (2 Kor. 5:10), vindt dan volg<strong>en</strong>s Dellemanplaats op het og<strong>en</strong>blik als de m<strong>en</strong>s sterft. Als deze opvatting van Delleman goed vertolktwordt, kunn<strong>en</strong> wij niet anders dan zegg<strong>en</strong> dat dit e<strong>en</strong> ander standpunt is dan wat we vind<strong>en</strong> inonze belijd<strong>en</strong>is. In onze Gereformeerde belijd<strong>en</strong>is wordt ons geleerd dat de opwekking van delicham<strong>en</strong> pass bij de wederkomst van Christus zal plaatsvind<strong>en</strong>. Dan word<strong>en</strong> onze licham<strong>en</strong>weer met onze ziel<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>igd <strong>en</strong> gelijkvormig gemaakt aan het heerlijke lichaam van Christus(Heid. Cat. antw. 57; Nederlandse Geloofsbelijd<strong>en</strong>is art. XXXVII). Dit Gereformeerdebelijd<strong>en</strong>isstandpunt is gegrond op Schriftgedeeltes zoals onder andere Matt. 10:28; Luk.16:19-31; Luk. 23:43; 1 Kor. 15; 1 Thess. 4:13-18; Fil. 3:21 <strong>en</strong> 1 Joh. 3:2. E<strong>en</strong> eerlijk onderzoekvan deze <strong>en</strong> andere Schriftgedeeltes toont duidelijk aan dat er in de Schrift ge<strong>en</strong> grond<strong>en</strong>of rechtvaardiging voor de visie van Delleman gevond<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. 343.HET BEWUSTE LEVEN NA DE DOODAls de gelovig<strong>en</strong> bij hun dood tot Christus in het Vaderhuis opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, verker<strong>en</strong> zijin e<strong>en</strong> bewuste toestand bij Christus. Dat blijkt reeds duidelijk uit het voorgaande. Toch is hetnodig om het weer sterk te beklemton<strong>en</strong> juist omdat er ook in onze tijd m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn die ditbeslist ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. 35 Teg<strong>en</strong>over dergelijke ontk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong> wij op grond van de Schriftdat de gelovig<strong>en</strong> na hun dood niet in e<strong>en</strong> toestand van bewusteloosheid of diepe slaap verker<strong>en</strong>waaruit zij pas met de wederkomst van Christus ontwak<strong>en</strong>. Nee, zij zijn bewust van allesom h<strong>en</strong> <strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> bewust de heerlijkheid die God voor h<strong>en</strong> beschikt heeft. Dat zij bewust déheerlijkheid bij Christus ervar<strong>en</strong>, blijkt uit verschill<strong>en</strong>de Schriftgegev<strong>en</strong>s. Zo verklaart Paulusin Fil. 1:21, 23: "Want voor mij is het lev<strong>en</strong> Christus, <strong>en</strong> het sterv<strong>en</strong> winst .... Ik verlang ernaar om he<strong>en</strong> te gaan <strong>en</strong> met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste". Dit spreekt tochvan e<strong>en</strong> bewust verkeer met Christus na de dood. 36 Het sterv<strong>en</strong> kan voor de gelovige tochge<strong>en</strong> winst zijns als hij in e<strong>en</strong> toestand van bewusteloosheid of diepe slaap verkeert. Pauluszou toch niet kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat het verreweg het beste is om met Christus te zijn als hij nazijn dood niet e<strong>en</strong>s bewust kan zijn van het feit dat hij bij Christus is. De hele gelijk<strong>en</strong>is vande rijke man <strong>en</strong> Lazarus spreekt van e<strong>en</strong> bewust bestaan van de m<strong>en</strong>s na de dood waarin derijke man bewust smart<strong>en</strong> lijdt <strong>en</strong> Lazarus bewust de heerlijke gelukzaligheid smaakt (Luk.16:19-32). Daarvan getuig<strong>en</strong> Op<strong>en</strong>b. 6:9 <strong>en</strong> 10 ook: "En to<strong>en</strong> Hij het vijfde zegel op<strong>en</strong>de, zagik onder het altaar de ziel<strong>en</strong> van h<strong>en</strong> die gedood zijn ter wille van het woord van God <strong>en</strong> hetgetuig<strong>en</strong>is dat zij hadd<strong>en</strong>. En zij riep<strong>en</strong> met luider stem <strong>en</strong> zeid<strong>en</strong>: Hoe lang, o heilige <strong>en</strong>waarachtige Heerser, oordeelt <strong>en</strong> wreekt U ons bloed niet op de bewoners van de aarde?". Opgrond van laatstg<strong>en</strong>oemde Schriftuitspraak komt prof. W.J. Snyman onder andere tot de conclusie"dat de Schrift hier leert e<strong>en</strong> welbewust <strong>en</strong> actief voortbestaan van de ziel<strong>en</strong> na dedood. Er is herinnering <strong>en</strong> vooruitzicht zoals blijkt uit de vraag: Hoe lang? Dit betek<strong>en</strong>t ookdater tijdsbesef aanwezig is. Er is ook de hoogste activiteit. Zij lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> reger<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> metChristus." 37 Het bewuste voortbestaan van de m<strong>en</strong>s na de dood blijkt ook uit de woord<strong>en</strong> vanChristus aan Martha: "Ik b<strong>en</strong> de <strong>opstanding</strong> <strong>en</strong> het lev<strong>en</strong>; wie in Mij gelooft zal lev<strong>en</strong> al is hijook gestorv<strong>en</strong>; <strong>en</strong> iedere<strong>en</strong> die leeft <strong>en</strong> m Mij gelooft, zal nooit sterv<strong>en</strong> tot in eeuwigheid"(Joh. 11:25, 26). Wij kunn<strong>en</strong> dus concluder<strong>en</strong> dat de gelovig<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bewuste toestand na dedood verker<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat er zelfs gesprekscontact - als m<strong>en</strong> het zo aards mag uitdrukk<strong>en</strong> - tuss<strong>en</strong>h<strong>en</strong> <strong>en</strong> Christus is. 3833 Th. Delleman: Al1es nieuw, Franeker, 1968. Delleman zegt dat hij tot deze visie geïnspireerd is doorde Nieuwe Catechismus van de Roomse Kerk die in Nederland versch<strong>en</strong><strong>en</strong> is (a.w. bl. 112). Vgl. DeNieuwe Catechismus - Geloofsverkondiging voor volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> van Nederland, Antwerp<strong>en</strong> - 's - Hertog<strong>en</strong>bosch-Roermond/Maaseik, 1966, bl. 554, 555.


34 Vgl. J.R. Wiskerke, a.w., bl. 52, 53, 54.35 Voor deze ontk<strong>en</strong>ning, vgl. C. Vonk: De dod<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> niets, Franeker, s.j. (2969). Voor kritiek op deuitlating van Vonk, vgl. J. van Brugg<strong>en</strong> in: De Reformatie van 24/1/1970, 31/1/1970, 7/2/1970.36 Vgl. Herman Ridderbos: Paulus-Ontwerp van zijn Theologie, Kamp<strong>en</strong>, 1966, bl. 557, 566568.37 W.J. Snyman: Lev<strong>en</strong>, dood <strong>en</strong> onsterflijkheid in het Nieuwe Testam<strong>en</strong>t, in: Koers, deel XXVIII,no. 10, April 1961, bl. 420.38 Herman Ridderbos: Paulus, bl. 566-568.1731/1/1970, 7/2/1970.4. WEERZIEN NA DE DOOD?Zull<strong>en</strong> de gelovig<strong>en</strong> elkaar hiernamaals in het Vaderhuis k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>? Zal er e<strong>en</strong>weerzi<strong>en</strong> na de dood zijn, niet slechts ná de lichamelijke <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>, maar reedsvóór de <strong>opstanding</strong>? Op deze vrag<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> wij op grond van Schriftgetuig<strong>en</strong>is bevestig<strong>en</strong>dantwoord<strong>en</strong>. Er is e<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>ning van elkaar na de dood reeds voor de lichamelijke <strong>opstanding</strong>.Dit weerzi<strong>en</strong> of herk<strong>en</strong>ning van elkaar wordt dikwijls bestred<strong>en</strong> op grond van het feitdat - zoals dan gezegd wordt - de ziel ge<strong>en</strong> zintuig<strong>en</strong> zoals og<strong>en</strong>, or<strong>en</strong>, hand<strong>en</strong>, <strong>en</strong>z. heeft dievoor de herk<strong>en</strong>ning van elkaar toch nodig zijn. Wie echter zo red<strong>en</strong>eert, red<strong>en</strong>eert over hemelsezake geheel <strong>en</strong> al in aardse term<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat mag niet. Trouw<strong>en</strong>s, de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ook ge<strong>en</strong>licham<strong>en</strong> <strong>en</strong> toch is er onderlinge contact <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schap tuss<strong>en</strong> h<strong>en</strong>. Wij moet<strong>en</strong> echter nietsteun<strong>en</strong> op allerlei m<strong>en</strong>selijke red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> maar alle<strong>en</strong> vasthoud<strong>en</strong> aan wat de Schrift onsleert. De Schrift toont ons dat er wel e<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>ning van elkaar na de dood is. Ook in dit verbandkunn<strong>en</strong> we verwijz<strong>en</strong> naar de gelijk<strong>en</strong>is van de rijke man <strong>en</strong> Lazarus. Abraham k<strong>en</strong>deLazarus <strong>en</strong> Lazarus Abraham. 39 En als Christus zegt: "Maakt u vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> door de onrechtvaardigeMammon, zodat wanneer jullie het lev<strong>en</strong> verlat<strong>en</strong>, zij u in de eeuwige t<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong>"(Luk. 16:9), dan veronderstel dit e<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>ning van elkaar na de dood. Deze vreugdevolleontvangst of verwelkoming in de eeuwige t<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, in het Vaderhuis, impliceert toch datde zalig<strong>en</strong> in het Vaderhuis moet<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> dat zij weldo<strong>en</strong>ers zijn die de eeuwige rust zijnbinn<strong>en</strong>gaan <strong>en</strong> zij dan ook als zodanig ontvang<strong>en</strong>. (Vgl. verder: Jes. 14:9, 10; Matt. 17:3).Toch moet<strong>en</strong> wij ervoor wak<strong>en</strong> om van deze herk<strong>en</strong>ning of weerzi<strong>en</strong> na de dood niet aards ted<strong>en</strong>k<strong>en</strong> alsof het zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de aardse band<strong>en</strong> die ons hier aan elkaar gebond<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>ook daar van grote betek<strong>en</strong>is zull<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>. Nee, onze vreugde in het Vaderhuis zal er niet inbestaan om daar weer bij man of vrouw of vader of moeder of kind te zijn, maar daarin dat webij Christus, onze Heiland <strong>en</strong> Zaligmaker zull<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>. Paulus zegt trouw<strong>en</strong>s in Fil. 1 ook: Ikheb e<strong>en</strong> verlang<strong>en</strong> om he<strong>en</strong> te gaan <strong>en</strong> met vader of moeder of deze of die persoon te zijnmaar hij zegt: "Ik heb verlang<strong>en</strong> om he<strong>en</strong> te gaan <strong>en</strong> met Christus te wez<strong>en</strong>, want dat is verreweghet beste" (Fil. 1:23). Sam<strong>en</strong> met prof. K. Dijk kunn<strong>en</strong> wij zegg<strong>en</strong>: Waar het in hethiernamaals gaat om de volkom<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st van de Here Jezus Christus <strong>en</strong> om de geme<strong>en</strong>schapmet Hem, valt ter wille van dé geme<strong>en</strong>schap de verbint<strong>en</strong>is met familieled<strong>en</strong> weg <strong>en</strong> zull<strong>en</strong>wij elkaar in het Vaderhuis niet meer bezitt<strong>en</strong> als man <strong>en</strong> vrouw of als ouders <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> ofals broers <strong>en</strong> zusters - hoe innig de band hier op aarde ook was <strong>en</strong> hoe sterk de liefde in onzehart<strong>en</strong> bleef lev<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> die he<strong>en</strong>gegaan zijn. Wij zull<strong>en</strong> h<strong>en</strong> wel weer zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>,maar alle<strong>en</strong> als kinder<strong>en</strong> van de hemelse Vader <strong>en</strong> als broeders <strong>en</strong> zusters van de Heilanddie met zijn <strong>opstanding</strong> ook ons glorieus verlost heeft van al het aardse <strong>en</strong> het stoffelijke tote<strong>en</strong> verheerlijkt lev<strong>en</strong>. 4039 Vgl. S. Greijdanus, a.w. bl. 85.40 K. Dijk: Over de laatste ding<strong>en</strong> I: Tuss<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>opstanding</strong>, Kamp<strong>en</strong>, 1955, bl. 140.Vgl. ook Helmut Thielicke: Ik Geloof, Wag<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, s.j. (1965), bl. 175, 176.18


5. DE RUST IN HET VADERHUISE<strong>en</strong> verdere vraag die beantwoord moet word<strong>en</strong> , is: Waarin bestaat de zaligheid van de gelovig<strong>en</strong>in het tijdperk tuss<strong>en</strong> hun dood <strong>en</strong> di <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>? Veel kunn<strong>en</strong> wij in ditverband niet zegg<strong>en</strong> omdat de Schrift er niet veel over zegt. Op grond van de Schrift kunn<strong>en</strong>we echter wel zegg<strong>en</strong> dat deze zaligheid vooral zal bestaan in rust. Zo lez<strong>en</strong> wij in Op<strong>en</strong>b.14:13: "Zalig zijn van nu af de dod<strong>en</strong> die in de Here sterv<strong>en</strong>. Ja, zegt de Geest, zodat zij kunn<strong>en</strong>rust<strong>en</strong> van hun arbeid". En in Hebr. 4 lez<strong>en</strong> we: "Er blijft dus 'n Sabbatsrust over voor hetvolk van God; want wie in zijn rust ingegaan is, rust ook zelf van zijn werk<strong>en</strong> zoals God vande zijne". De rust die de gelovige bij zijn of haar dood verkrijgt, is e<strong>en</strong> rust in verschill<strong>en</strong>deopzicht<strong>en</strong>. 41 Deze is eerst e<strong>en</strong> rust van de zonde die het aardse lev<strong>en</strong> van die kinders van Godzo verbitterd heeft. Mijn dood is ook de dood van mijn zond<strong>en</strong>. 42 In het Vaderhuis zal ik ge<strong>en</strong>last meer van de zonde <strong>en</strong> zijn gevolg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Het is verder e<strong>en</strong> rust van de strijd die hierop aarde gevoerd moest word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de duivel, de wereld <strong>en</strong> ons eig<strong>en</strong> vlees. Het is e<strong>en</strong> rustvan de aanvechting<strong>en</strong> van Satan waardoor hij ons hier gekweld heeft. Het is e<strong>en</strong> rust van deworsteling voor de eer van de Here op alle terrein<strong>en</strong> van het lev<strong>en</strong>. Het is eindelijk e<strong>en</strong> rustvan de taak die we hier op aarde moest<strong>en</strong> vervull<strong>en</strong> voor de verkrijging van ons dagelijksebrood. Toch moet<strong>en</strong> wij de rust in het Vaderhuis niet interpreter<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> in volkom<strong>en</strong>passiviteit <strong>en</strong> niets do<strong>en</strong>.43 Verschill<strong>en</strong>de Schriftgegev<strong>en</strong>s duid<strong>en</strong> erop dat de gelovig<strong>en</strong> danactief bezig zull<strong>en</strong> zijn. In Luk. 16:9 wordt gezegd dat de gestorv<strong>en</strong> gelovig<strong>en</strong> die in de hemel<strong>en</strong>zijn, deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die aan h<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s hun aardse lev<strong>en</strong> weldad<strong>en</strong> bewez<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bij hun doodin eeuwige t<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong>. Dit duidt op e<strong>en</strong> actieve daad. In Op<strong>en</strong>b. 6:9 <strong>en</strong> 10 wordtgezegd dat de ziel<strong>en</strong> van h<strong>en</strong> die ter wille van het Woord van God <strong>en</strong> het getuig<strong>en</strong>is aangaandeHem gedood zijn met Hem gesprok<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de gelijk<strong>en</strong>is in Luk. 16 heeftAbraham ook met de rijke man die smart<strong>en</strong> geled<strong>en</strong> heeft, gesprok<strong>en</strong>. En in Op<strong>en</strong>b. 20:4lez<strong>en</strong> wij dat de ziel<strong>en</strong> van h<strong>en</strong> die onthoofd zijn vanwege het getuig<strong>en</strong>is van Jezus <strong>en</strong> vanwegehet Woord van God als koning<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met Christus geregeerd hebb<strong>en</strong>. Ook dit wijst ope<strong>en</strong> actief bezig zijn. Zij zull<strong>en</strong> dus bezig zijn <strong>en</strong> alles wat zij do<strong>en</strong> zal op e<strong>en</strong> of andere maniere<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st aan God zijn waardoor Hij geloofd <strong>en</strong> geëerd zal word<strong>en</strong>. Het is heel duidelijkuit de Schrift dat op de nieuwe aarde, ná de wederkomst van Christus <strong>en</strong> nadat lichaam <strong>en</strong> zielver<strong>en</strong>igd zijn, de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> God dag <strong>en</strong> nacht zull<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> (Op<strong>en</strong>b. 7:15) <strong>en</strong> zing<strong>en</strong>d <strong>en</strong> juich<strong>en</strong>dzijn grootheid, goedheid <strong>en</strong> lof zull<strong>en</strong> verkondig<strong>en</strong> (Op<strong>en</strong>b. 15:2-4). Nu kan zeker metvrijmoedigheid aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat iets dergelijks - al is het in mindere mate - ook bij degelovig<strong>en</strong> in het Vaderhuis voor de wederkomst van Christus gevond<strong>en</strong> wordt. Al hun dad<strong>en</strong>in die periode kunn<strong>en</strong> daarom sam<strong>en</strong>gevat word<strong>en</strong> onder de uitdrukking: di<strong>en</strong>st aan God(Op<strong>en</strong>b. 7:15). De zaligheid van de gelovig<strong>en</strong> hiernamaals kan dus aangeduid word<strong>en</strong> als rust<strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st aan God anderzijds. Deze twee zijn niet met elkaar in strijd, want zelfs hierop aarde betek<strong>en</strong>t rust niet noodw<strong>en</strong>dig niets do<strong>en</strong> maar veelal iets anders do<strong>en</strong>. Het lev<strong>en</strong> inhet Vaderhuis zal dus wel e<strong>en</strong> rust zijn, maar dan specifiek e<strong>en</strong> rust van al het zondige <strong>en</strong>moeitevolle van het aardse lev<strong>en</strong>. Tezelfdertijd zal het lev<strong>en</strong> hiernamaals bestaan in e<strong>en</strong> zielsverkwikk<strong>en</strong>dedi<strong>en</strong>st aan God. Net zoals rust <strong>en</strong> arbeid bij God zelf tot e<strong>en</strong> wonderlijke e<strong>en</strong>heidsam<strong>en</strong>gebond<strong>en</strong> zijn (G<strong>en</strong>. 2:3; Joh. 5:17), zo zal het ook met de gelovig<strong>en</strong> na hun doodwez<strong>en</strong>.41 Vgl. Th. Delleman: a.w., bl. 90: Oor Op<strong>en</strong>b. 14:13 sê hy: "Het lev<strong>en</strong> van vel<strong>en</strong> is vol moeite<strong>en</strong> verdriet. Ons werk<strong>en</strong> is geword<strong>en</strong> tot arbeid<strong>en</strong>. En hieraan klev<strong>en</strong> bloed <strong>en</strong> tran<strong>en</strong>. In deHeer sterv<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t reeds nu - van nu aan! - rust, uitrust<strong>en</strong>, maar ook rust<strong>en</strong> van (niet meerte mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met) moeit<strong>en</strong>, bloed <strong>en</strong> tran<strong>en</strong>, <strong>en</strong> rust<strong>en</strong> in, zich gev<strong>en</strong> aan de hemelseeredi<strong>en</strong>st, zich verheug<strong>en</strong> in de hemelse saligheid."42 Vgl. Heid. Catechismus antw. 42.


43 Vgl. Th. Delleman, a.w., bl. 90, 99: "De hemelse rust is ge<strong>en</strong> perman<strong>en</strong>t slap<strong>en</strong> inde zin van nietsdo<strong>en</strong>, uitrust<strong>en</strong> .... Hemelse rust heeft ev<strong>en</strong>als hemellied ook zijn feestelijkeklank. Het duidt de blijde sfeer <strong>en</strong> stemming aan, waarin, van zorg ontslag<strong>en</strong>, geleefd <strong>en</strong> gewerktword in nieuwe creativiteit."6. GEEN BEKERING NA DE DOODUit de Schrift is het duidelijk dat er na de dood van e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s niet nog geleg<strong>en</strong>heid of mogelijkheidvoor bekering is. Met jouw dood valt ook de definitieve beslissing of je de eeuwigezaligheid of de eeuwige smart<strong>en</strong> zult ingaan. Er is ge<strong>en</strong> sprake van dat de ziel zich "kan beker<strong>en</strong>"na de dood <strong>en</strong> dat zo'n bekering ook het lichaam t<strong>en</strong> goede kan kom<strong>en</strong>, want in 2 Kor.5:10 lez<strong>en</strong> we: "Want wij moet<strong>en</strong> allemaal voor de rechterstoel van Christus verschijn<strong>en</strong>, zodate<strong>en</strong> ieder kan ontvang<strong>en</strong> wat hij door het lichaam verricht heeft, volg<strong>en</strong>s wat hij gedaanheeft, of het goed is of kwaad". Dit betek<strong>en</strong>t dat de eeuwige bestemming van de m<strong>en</strong>s in hetoordeel bepaald wordt door dit wat hij gedaan heeft voor zijn dood to<strong>en</strong> lichaam <strong>en</strong> ziel nogver<strong>en</strong>igd war<strong>en</strong>. Ook de gelijk<strong>en</strong>is van de rijke man <strong>en</strong> Lazarus leert dat je bij je dood directnaar de plaats van eeuwige vreugde of eeuwige smart gaat. Twee Schriftgedeelt<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> hieronze bijzondere aandacht omdat deze dikwijls t<strong>en</strong> onrechte aangehaald word<strong>en</strong> als bewijz<strong>en</strong>dat er nog bekering na de dood is.Het eerste is 1 Petr. 3:18-20. Hier wordt verklaard dat Christus "lev<strong>en</strong>d gemaakt is door deGeest in Wie Hij ook he<strong>en</strong>gegaan <strong>en</strong> gepreekt heeft voor de geest<strong>en</strong> in de gevang<strong>en</strong>is die eertijdsongehoorzaam war<strong>en</strong> to<strong>en</strong> de lankmoedigheid van God e<strong>en</strong>maal gewacht heeft in de dag<strong>en</strong>van Noach, terwijl de ark gereedgemaakt werd." Hier wordt niet gezegd, zoals sommig<strong>en</strong>het voordo<strong>en</strong>, dat Christus na zijn dood ging prek<strong>en</strong> voor de geest<strong>en</strong> of ziel<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>die in de tijd van Noach gezondigd hadd<strong>en</strong>.Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong>, al zou Hij voor h<strong>en</strong> gepreekt hebb<strong>en</strong>, waarom alle<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet ook voor deander<strong>en</strong>. Wat in dit Schriftgedeelte bedoeld wordt, is dat Christus destijds, tijd<strong>en</strong>s de bouwvan de ark, door zijn Geest bij monde van Noach voor deze m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gepreekt heeft maar zijhebb<strong>en</strong> zich niet bekeerd?Het tweede Schriftgedeelte is 1 Petr . 4:6. In deze tekst wordt gezegd: "Want daarom is ookaan de dod<strong>en</strong> het evangelie verkondigd...." Hier wordt niet bedoeld dat aan de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> diedood zijn ná hun dood nog het evangelie verkondigd wordt, maar dat aan deze bepaalde m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>van wie Petrus spreekt die nu dood zijn, vóór hun dood het evangelie verkondigd is. Wijverwerp<strong>en</strong> derhalve <strong>en</strong>ige gedachte van e<strong>en</strong> bekering na de dood. In aansluiting hiermee verwerp<strong>en</strong>wij ook de leer van de Roomse Kerk over het vagevuur (wat letterlijk betek<strong>en</strong>t: e<strong>en</strong>vuur wat reinigt of schoonveegt). Volg<strong>en</strong>s deze opvatting word<strong>en</strong> de ziel<strong>en</strong> bij die dood eerstin het vagevuur gehoud<strong>en</strong> waar zij dan de straf voor overgeblev<strong>en</strong> zond<strong>en</strong> uitdi<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> gereinigdword<strong>en</strong> van zondesmett<strong>en</strong> die h<strong>en</strong> nog aanklev<strong>en</strong>. Pas daarna gaan de ziel<strong>en</strong> naar de hemel.In de Bijbel wordt ons echter niets van zo'n vagevuur geleerd.7. CONTACT MET GESTORVENEN? (SPIRITISME)Tuss<strong>en</strong> de geest<strong>en</strong> van de gestorv<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die nog lev<strong>en</strong> , is er ge<strong>en</strong> contact. Ge<strong>en</strong>m<strong>en</strong>s of medium kan de breuk die door de dood bewerkt is, vernietig<strong>en</strong> <strong>en</strong> contact tuss<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong><strong>en</strong> dod<strong>en</strong> bewerk<strong>en</strong>. Uit de gelijk<strong>en</strong>is van de rijke man <strong>en</strong> Lazarus blijkt dat de rijkeman op ge<strong>en</strong> manier hoeg<strong>en</strong>aamd in verbinding kon tred<strong>en</strong> met zijn familie die nog leefde(Luk. 16). Alle poging<strong>en</strong> om wel contact met de geest<strong>en</strong> van de gestorv<strong>en</strong><strong>en</strong> te mak<strong>en</strong>, word<strong>en</strong>ook uitdrukkelijk door God verbod<strong>en</strong>. Zo beveelt God in Deut. 18:10-12: "Er mag niemandbij u gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> .... die e<strong>en</strong> geest van e<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong>e vraagt of e<strong>en</strong> geest diewaarzegt, of de dod<strong>en</strong> raadpleegt. Want ieder die deze ding<strong>en</strong> doet, is de Here e<strong>en</strong> gruwel".


En in Jes. 8:19 lez<strong>en</strong> we: "En als zij teg<strong>en</strong> u zegg<strong>en</strong>: Raadpleeg de geest<strong>en</strong> van de gestorv<strong>en</strong><strong>en</strong><strong>en</strong> de geest<strong>en</strong> die waarzegg<strong>en</strong>, die piep<strong>en</strong> <strong>en</strong> mompel<strong>en</strong> - moet e<strong>en</strong> volk niet zijn God raadpleg<strong>en</strong>;moet voor de lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de dod<strong>en</strong> gevraagd word<strong>en</strong>?" Teg<strong>en</strong>over deze Schriftuurlijkeopvatting staat er natuurlijk de visie van het Spiritisme die beweert dat daar wel contact tuss<strong>en</strong>gestorv<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> bestaat. Dit contact wordt vooral bewerkt door e<strong>en</strong> bepaalde persoondie dan als medium tuss<strong>en</strong> de geest van de gestorv<strong>en</strong>e <strong>en</strong> de lev<strong>en</strong>de optreedt. Op die wijze"sprek<strong>en</strong>" de dod<strong>en</strong> dan met de lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong> aan h<strong>en</strong> ding<strong>en</strong> die zij anderszins nietgewet<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Nu is het al gebeurd dat bepaalde ding<strong>en</strong> die de zog<strong>en</strong>aamde dod<strong>en</strong>door het mediums teg<strong>en</strong> de lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>, inderdaad geblek<strong>en</strong> zijn de waarheid te zijn. Zoheeft "Samuel" bijvoorbeeld door de toverheks van Endor teg<strong>en</strong> Saul gezegd dat hij de volg<strong>en</strong>dedag zou sterv<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit is inderdaad gebeurd. Hoe moet<strong>en</strong> wij als gelovig<strong>en</strong> dit ou verklar<strong>en</strong>?Afgezi<strong>en</strong> van het feit dat veel van de handeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> "boodschapp<strong>en</strong>" die van de dod<strong>en</strong>door het mediums naar de lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> op handigheid, bedrog, suggestie <strong>en</strong> hypnosegegrond zijn, moet<strong>en</strong> wij beseff<strong>en</strong> dat we hier ongetwijfeld te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met het werkvan de duivel. Het zog<strong>en</strong>aamde contact met de gestorv<strong>en</strong><strong>en</strong> is in werkelijkheid e<strong>en</strong> contactmet de boze geest<strong>en</strong>; de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong>, trawant<strong>en</strong> <strong>en</strong> handlangers van de duivel. Nu leert de Schriftons uitdrukkelijk dat de duivel de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die onder zijn macht verker<strong>en</strong> inderdaad in staatstelt om wonderdad<strong>en</strong> te verricht<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook voorspelling<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> die werkelijk bewaarheidword<strong>en</strong> (Deut. 13:1-3). Christus zelf zegt ook dat er aan het einde van de dag<strong>en</strong> valse christuss<strong>en</strong><strong>en</strong> valse profet<strong>en</strong> (m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die geheel onder de macht van de duivel zij) zull<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>die grote tek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> wonder<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> do<strong>en</strong> (Matt. 24:24). Op grond hiervan moet<strong>en</strong> we aannem<strong>en</strong>dat de duivel <strong>en</strong> zijn trawant<strong>en</strong> (boze geest<strong>en</strong> - Ef. 6:12) onder toelating van God demediums ook in staat stell<strong>en</strong> om wonderdadige ding<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> ding<strong>en</strong> te op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong> of tevoorspell<strong>en</strong> - die later werkelijk de waarheid blijk<strong>en</strong> te zijn - die slechts op bov<strong>en</strong>natuurlijkewijze bek<strong>en</strong>d gemaakt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. (God laat deze ding<strong>en</strong> toe omdat Hij volg<strong>en</strong>s Deut.13:1-3 de m<strong>en</strong>s op die wijze op de proef wil stell<strong>en</strong> of hij ondanks dit alles nog in het geloofaan Hem zal blijv<strong>en</strong> vasthoud<strong>en</strong>). Het zog<strong>en</strong>aamde contact van de Spiritist<strong>en</strong> met de geest<strong>en</strong>van gestorv<strong>en</strong><strong>en</strong> is dus in werkelijkheid ge<strong>en</strong> contact met h<strong>en</strong>, maar met de duivel <strong>en</strong> zijn bozegeest<strong>en</strong>. In het Spiritisme hebb<strong>en</strong> wij met niets anders te mak<strong>en</strong> dan met het werk van deduivel die probeert om de m<strong>en</strong>s los te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> af te trekk<strong>en</strong> van Gods op<strong>en</strong>baring in ChristusJezus <strong>en</strong> hem te misleid<strong>en</strong> door de wonder<strong>en</strong> <strong>en</strong> waarzeggerij van de valse profetie. In ditlicht moet<strong>en</strong> wij ook de geschied<strong>en</strong>is van Saul bij de toverheks van Endor zi<strong>en</strong> (1 Sam. 28).Wij moet<strong>en</strong> onthoud<strong>en</strong> dat deze vrouw leefde in de tijd van Samuel <strong>en</strong> hem waarschijnlijkdikwijls gezi<strong>en</strong> heeft <strong>en</strong> daarom gemakkelijk e<strong>en</strong> beschrijving van het "wez<strong>en</strong> dat uit ie aardeopkwam" kon gev<strong>en</strong> wat voor Saul helemaal aanvaardbaar was dat dit werkelijk Samuel was.Maar het was niet Samuel zelf die versche<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> boze geest, e<strong>en</strong> <strong>en</strong>gel van de duiveldie onder de toelating van God "als Samuel" aan de vrouw geop<strong>en</strong>baard werd zowel het feitdat het Saul was die met haar sprak, als het feit dat Saul de volg<strong>en</strong>de dag zou sterv<strong>en</strong>. Wijmoet<strong>en</strong> bij het lez<strong>en</strong> van dit gedeelte goed oplett<strong>en</strong> dat er nerg<strong>en</strong>s staat dat Saul werkelijkSamuel gezi<strong>en</strong> heeft. 44 Verder moet<strong>en</strong> we aannem<strong>en</strong> dat alles wat "Samuel" teg<strong>en</strong> Saul gezegdheeft, hij - zoals in alle gevall<strong>en</strong> bij di Spiritist<strong>en</strong> - door middel van de vrouw (het medium)teg<strong>en</strong> hem gezegd heeft. 45 Ook op grond van dit Schriftgedeelte kunn<strong>en</strong> we niet zegg<strong>en</strong>dat er contact tuss<strong>en</strong> de lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> de dod<strong>en</strong> is, omdat wij ook hier met het werk van de duivelonder de toelating van God te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.44 Vgl. A. de Bondt: <strong>Dood</strong> <strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> in het Oude Testam<strong>en</strong>t, Kamp<strong>en</strong>, 1938, bl.563 57.45 Van deze gebeurt<strong>en</strong>is zijn er verschill<strong>en</strong>de <strong>en</strong> zelfs uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de verklaring<strong>en</strong>. De hier gegev<strong>en</strong>verklaring, lijkt echter de meest aanvaardbare. Vgl. J.H. Kroeze: Koning Saul -De gezalfde van de Here, bevreesd voor de manschapp<strong>en</strong>, Potchefstroom, 1962, bl. 105-


8. VOORLOPIGE VREUGDE OF SMARTZowel de heerlijkheid van de gelovige na de dood als de smart<strong>en</strong> van de ongelovige erna zijneig<strong>en</strong>lijk voorlopig, want ze word<strong>en</strong> slechts ervar<strong>en</strong> voor zover het hun ziel<strong>en</strong> betreft. Pas metde wederkomst van Christus <strong>en</strong> de <strong>opstanding</strong> van het vlees tred<strong>en</strong> de volle heerlijkheid ofsmart<strong>en</strong> in werking. Dan word<strong>en</strong> lichaam <strong>en</strong> ziel ver<strong>en</strong>igd <strong>en</strong> gaan de gelovig<strong>en</strong> naar de nieuweaarde onder e<strong>en</strong> nieuwe hemel om nimmer eindig<strong>en</strong>de gelukzaligheid te smak<strong>en</strong>, maar deongelovig<strong>en</strong> gaan het eeuwige verderf in waar de rampzaligheid hun deel zal word<strong>en</strong>.HOOFDSTUK IVWEDERKOMST EN OPSTANDINGWAT ZAL GEBEUREN?Wat zal er gebeur<strong>en</strong> op de dag van de wederkomst van de Here waarop de <strong>opstanding</strong> uit dedod<strong>en</strong> ook zal plaatsvind<strong>en</strong>? In antwoord op deze vraag zijn er door bepaalde m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in deloop van de eeuw<strong>en</strong> allerlei ijdele fantasieën <strong>en</strong> bespiegeling<strong>en</strong> opgedist waarvoor er ge<strong>en</strong>steun in de Schrift te vind<strong>en</strong>. Trouw<strong>en</strong>s, het is nogal opvall<strong>en</strong>d dat de Schrift bijzonder soberis in zijn uitsprak<strong>en</strong> in dit verband <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> uitvoerige beschrijving geeft van al de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>op de jongste dag, Toch word<strong>en</strong> aan ons daarin <strong>en</strong>ige aanwijzing<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> wat er zalgebeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> op elkaar zull<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>. Nu spreekt het vanzelf dat als deSchrift spreekt over de ding<strong>en</strong> die veel grootser <strong>en</strong> heerlijker zijn dan wat e<strong>en</strong> oog gezi<strong>en</strong>, e<strong>en</strong>oor gehoord <strong>en</strong> in het hart van de m<strong>en</strong>s opgekom<strong>en</strong> is, hij dit niet anders kan do<strong>en</strong> dan inm<strong>en</strong>selijke woord<strong>en</strong> <strong>en</strong> begripsvorm<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarmee zal de grootsheid <strong>en</strong> heerlijkheid van degebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> op de jongste dag nooit t<strong>en</strong> volle weergegev<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Dit moet<strong>en</strong>wik steeds goed beseff<strong>en</strong>. Op grond van wat we op verschill<strong>en</strong>de plaats<strong>en</strong> in de Schrift lez<strong>en</strong>,moet<strong>en</strong> we het gebeur<strong>en</strong> op die dag ons min of meer zó voorstell<strong>en</strong>: Voorop staat de wederkomstvan onze Here. Christus zal kom<strong>en</strong> op de wolk<strong>en</strong> van de hemel, duidelijk, zichtbaar <strong>en</strong>k<strong>en</strong>baar voor alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Dit wordt uitdrukkelijk teg<strong>en</strong> ons gezegd in Op<strong>en</strong>b. 1: "Zie, Hijkomt net de wolk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> elk oog zal Hem zi<strong>en</strong>, ook zij die Hem doorstok<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>". Christus’komst is ge<strong>en</strong> geestelijke, onzichtbare wederkomst zoals in sommige kring<strong>en</strong> beweerd wordt,maar het zal e<strong>en</strong> lichamelijke wederkomst zijn, want bij zijn hemelvaart hebb<strong>en</strong> de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> de discipel<strong>en</strong> gezegd dat Jezus e<strong>en</strong>maal weer net zo zal kom<strong>en</strong> zoals zij Hem naar dehemel zag<strong>en</strong> var<strong>en</strong> het (Hand. 1:11). Hoe het mogelijk zal zijn voor alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> om Hem tezi<strong>en</strong> bij zijn wederkomst, gaat ons verstand te bov<strong>en</strong>. Wij moet<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> gelovig aanvaard<strong>en</strong>wat de Schrift zegt <strong>en</strong> beseff<strong>en</strong> dat God het wel zo kan beschikk<strong>en</strong> dat alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> Hem zull<strong>en</strong>zi<strong>en</strong> bij zijn komst. De wederkomst van de Here zal duidelijk aangekondigd word<strong>en</strong>, wantPaulus zegt: "Want de Here zelf zal van de hemel neerdal<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> geroep, met de stem vane<strong>en</strong> aarts<strong>en</strong>gel <strong>en</strong> met geklank van de bazuin van God" (1 Thess. 4:6). Het tek<strong>en</strong> bij de komstvan de Here is dus tweeledig: de roep<strong>en</strong>de stem van e<strong>en</strong> aarts<strong>en</strong>gel <strong>en</strong> het geklank van de bazuinvan God. Met het woord aarts<strong>en</strong>gel word hier ongetwijfeld gewez<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> van de allerhoogste<strong>en</strong>gel<strong>en</strong> van God. Zijn stem zal weerklink<strong>en</strong> over de ganse aarde. Tezam<strong>en</strong> met zijnroep<strong>en</strong>de stem zal het geklank van de bazuin van God zoals het sterke geluid van donder gehoordword<strong>en</strong>. In de Oud-Testam<strong>en</strong>tische tijd was het reeds zo dat machtige dad<strong>en</strong> van deHere door bazuingeklank aangekondigd werd<strong>en</strong>. Zo wordt Gods verschijning op de berg Sinaigek<strong>en</strong>merkt door e<strong>en</strong> sterk bazuingeschal (Ex. 19:16, 18; 20:18). De ur<strong>en</strong> van Jericho zijn ookomgevall<strong>en</strong> to<strong>en</strong> de bazuin geblaz<strong>en</strong> werd (Joz. 6:5,20). Zo zal de komst van Christus ookdoor 'n wereldomvatt<strong>en</strong>d bazuingeklank aangekondigd word<strong>en</strong> waardoor alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> als het


ware geforceerd zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om op te kijk<strong>en</strong> naar Hem die komt op de wolk<strong>en</strong> van de hemel.Deze tek<strong>en</strong>s zull<strong>en</strong> natuurlijk niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aankondiging van zijn komst zijn, maarerin zal ook de geweldige, de indrukwekk<strong>en</strong>de <strong>en</strong> de goddelijke majesteit van zijn komst totop<strong>en</strong>baring kom<strong>en</strong>. Zodra de bazuin over de aarde klinkt, word<strong>en</strong> de dod<strong>en</strong> opgewekt <strong>en</strong> delev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> word<strong>en</strong> veranderd. Paulus zegt het duidelijk: "Wij zull<strong>en</strong> wel niet all<strong>en</strong> ontslap<strong>en</strong>,maar wij zull<strong>en</strong> all<strong>en</strong> veranderd word<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> og<strong>en</strong>blik, in e<strong>en</strong> oogw<strong>en</strong>k bij de laatste bazuin;want de bazuin zal weerklink<strong>en</strong> <strong>en</strong> de dod<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> onvergankelijk opgewekt word<strong>en</strong>; <strong>en</strong>wij zull<strong>en</strong> veranderd word<strong>en</strong>" (1 Kor. 15:51,52). Het geklank van de bazuin heeft dus vooralbetrekking op de gestorv<strong>en</strong><strong>en</strong>. Het dringt door tot in de grav<strong>en</strong>, tot in al de verborg<strong>en</strong> hoek<strong>en</strong>van de aarde. De gestorv<strong>en</strong><strong>en</strong> word<strong>en</strong> daardoor als het ware uit hun doodslaap wakker geroep<strong>en</strong>.Hoewel uiteindelijk al de dod<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> opstaan, staan h<strong>en</strong> die in Christus gestorv<strong>en</strong> zijn,de gelovig<strong>en</strong> dus, eerste op (1 Thess. 4:16). De grav<strong>en</strong> gaan op<strong>en</strong>. De zee geeft de dod<strong>en</strong> diedaarin war<strong>en</strong> (Op<strong>en</strong>b. 20:13). Niemand zal achterblijv<strong>en</strong>; all<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> herrijz<strong>en</strong>. De gelovig<strong>en</strong>staan op uit de grav<strong>en</strong> met dezelfde, maar toch geweldig verheerlijkte licham<strong>en</strong>. De gelovig<strong>en</strong>die nog lev<strong>en</strong>d op de aarde zull<strong>en</strong> zijn, word<strong>en</strong> dan in e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel og<strong>en</strong>blik veranderd zodat hunbroze <strong>en</strong> vergankelijke licham<strong>en</strong> ook onvergankelijke <strong>en</strong> verheerlijkte licham<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (1Kor. 15:51-53).Hierna word<strong>en</strong> alle gelovig<strong>en</strong> door <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> verzameld. Christus zegt zelf, alsHij spreekt van zijn wederkomst, het volg<strong>en</strong>de: "En Hij (Christus) zal zijn <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> uitstur<strong>en</strong>met hard trompetgeluid <strong>en</strong> zij zull<strong>en</strong> zijn uitverkor<strong>en</strong><strong>en</strong> verzamel<strong>en</strong> uit de vier windstrek<strong>en</strong>,van het <strong>en</strong>e eind van de hemel<strong>en</strong> af tot het ander einde ervan" (Matt. 24:31). De ganse kerkvan Christus, al de gelovig<strong>en</strong> die geleefd hebb<strong>en</strong> door al de eeuw<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> hier als e<strong>en</strong>grote <strong>en</strong> indrukwekk<strong>en</strong>de e<strong>en</strong>heid sam<strong>en</strong>gebracht. Ook zij die over de wereld verstrooid war<strong>en</strong><strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> als <strong>en</strong>keling<strong>en</strong> te midd<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> Christus-vijandige wereld feitelijk aanzichzelf overgelat<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> dan als verloste kinder<strong>en</strong> van God geop<strong>en</strong>baard word<strong>en</strong> <strong>en</strong>door de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> met <strong>en</strong> bij al de uitverkor<strong>en</strong><strong>en</strong> vergaderd word<strong>en</strong>. Nadat al de gelovig<strong>en</strong> zodoor de <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> bije<strong>en</strong>gebracht zijn, zull<strong>en</strong> zij, volg<strong>en</strong>s Paulus, allemaal sam<strong>en</strong> opgehev<strong>en</strong>word<strong>en</strong> <strong>en</strong> in wolk<strong>en</strong> weggevoerd word<strong>en</strong>, de Here tegemoet in de lucht (1 Thes. 4:17). Zoalsde m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in de oude tijd de bruidegom bij zijn komst tegemoet trokk<strong>en</strong> (Matt. 25:6), zo zalde bruidskerk haar Bruidegom tegemoet gaan in de lucht om nog groter luister <strong>en</strong> glorie aanHem bij zijn komst te verl<strong>en</strong><strong>en</strong>. Zij zull<strong>en</strong> Hem begroet<strong>en</strong> <strong>en</strong> omhull<strong>en</strong> met hun hosanna’s <strong>en</strong>jubelzang<strong>en</strong>, want dan is het grote og<strong>en</strong>blik aangebrok<strong>en</strong> waarnaar de bruidskerk door deeeuw<strong>en</strong> he<strong>en</strong> met smacht<strong>en</strong>d verlang<strong>en</strong> uitgezi<strong>en</strong> heeft.2. DE DOOD VAN DE DOODNadat alles plaatsgevond<strong>en</strong> heeft zoals hierbov<strong>en</strong> aangeduid, zal, volg<strong>en</strong>s Paulus, de dooduiteindelijk definitief <strong>en</strong> totaal overwonn<strong>en</strong> zijn. Dan zal vervuld word<strong>en</strong> het woord wat geschrev<strong>en</strong>is: "De dood is verslond<strong>en</strong> in de overwinning" (1 Kor. 14:54). Paulus spreekt eldersvan de dood als de laatste vijand die vernietigd zal word<strong>en</strong> (1 Kor. 15:26). Hij noemt het zoomdat de dood ook ná de verlossingsarbeid van Christus <strong>en</strong> ná zijn <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>nog met zijn verwoestingswerk doorging. Oppervlakkig geoordeeld zal het lijk<strong>en</strong> alsof Christusde dood niet werkelijk overwonn<strong>en</strong> heeft. Maar bij de wederkomst van Christus <strong>en</strong> de <strong>opstanding</strong>van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> uit de dod<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> de volle kracht <strong>en</strong> heerlijkheid <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is vanChristus’ <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> ontplooid word<strong>en</strong>. Dan zal de dood geheel <strong>en</strong> al verslond<strong>en</strong>word<strong>en</strong> in de overwinning van Christus. Wij moet<strong>en</strong> erop lett<strong>en</strong> dat Paulus het woord verslind<strong>en</strong>gebruikt. "De dood is verslond<strong>en</strong> in de overwinning". Nu wet<strong>en</strong> wij dat iets verdwijnt alshet verslond<strong>en</strong> wordt. Het bestaat niet meer. Het is weg. Zo zal het met de dood gaan op dejongste dag: hij zal niet maar net ontwap<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> maar vernietigd word<strong>en</strong>; hij wordt nietalle<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong> maar verslond<strong>en</strong>. Met deze ding<strong>en</strong> in gedacht<strong>en</strong> komt de apostel Paulus bijvoorbaat al tot de blijde geloofsjubel: "<strong>Dood</strong>, waar is je angel? Dod<strong>en</strong>rijk, waar is je overwin-


ning?" (1Kor. 15:55). In zijn visio<strong>en</strong><strong>en</strong> op Patmos ziet Johannes het ook als één van de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>detrekk<strong>en</strong> van de nieuwe hemel <strong>en</strong> de nieuwe aarde dat er ge<strong>en</strong> dood meer zal wez<strong>en</strong>(Op<strong>en</strong>b. 21:4). Nadat al de g<strong>en</strong>oemde ding<strong>en</strong> plaatsgevond<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, breekt het einde vanalles aan, het einde wat tegelijkertijd e<strong>en</strong> nieuw begin zal wez<strong>en</strong>: voor de gelovig<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuwbegin van eeuwige vreugde; voor de ongelovig<strong>en</strong> <strong>en</strong> goddeloz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuw begin van eeuwigesmart<strong>en</strong>.3. HET OPSTANDINGSLICHAAMWat aard <strong>en</strong> karakter van het <strong>opstanding</strong>slichaam zull<strong>en</strong> zijn, wordt door Paulus aan onsvoorgehoud<strong>en</strong> in 1 Kor. 15:35-38 <strong>en</strong> 42-44 waar hij dit zegt: "Maar iemand zal zegg<strong>en</strong>: Hoeword<strong>en</strong> de dod<strong>en</strong> opgewekt, <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoedanig lichaam kom<strong>en</strong> zij? Dwaze m<strong>en</strong>s! Wat uzaait, wordt niet lev<strong>en</strong>d als het niet gestorv<strong>en</strong> is. En wat u zaait - u zaait niet het lichaam watzal word<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele korrel, bijvoorbeeld van kor<strong>en</strong> of van iets anders, Maar God gafhet e<strong>en</strong> lichaam zoals Hij gewild heeft, <strong>en</strong> aan ieder van de zaadkorrels zijn eig<strong>en</strong> lichaam ....Zo is ook de <strong>opstanding</strong> van de dod<strong>en</strong>: er wordt gezaaid in vergankelijkheid, er wordt opgewektin onvergankelijkheid; er wordt gezaaid in oneer, er wordt opgewekt in heerlijkheid, erwordt gezaaid in zwakheid, er wordt opgewekt in krcht. E<strong>en</strong> natuurlijk lichaam wordt gezaaid,e<strong>en</strong> geestelijk lichaam wordt opgewekt". Hier toont Paulus duidelijk aan <strong>en</strong>erzijds datwij hiernamaals hetzelfde lichaam zull<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> als wat wij nou hebb<strong>en</strong>, anderzijds laat hijook zi<strong>en</strong> dat onze licham<strong>en</strong> er toch geheel anders zull<strong>en</strong> uitzi<strong>en</strong> dan thans. 463.1. HETZELFDE LICHAAMAllereerst legt Paulus er de nadruk op dat ik met mijn <strong>opstanding</strong> hetzelfde lichaam zal hebb<strong>en</strong>als ik nu heb. Hoewel het lichaam van de gelovige dan verheerlijkt zal zijn <strong>en</strong> e<strong>en</strong> anderegedaante zal verton<strong>en</strong>, zal het toch hetzelfde lichaam zijn. Paulus verduidelijkt dit met hetbeeld van het zaad <strong>en</strong> de plant die eruit voortkomt. Het zaad dat gezaaid wordt, bepaalt immerswelke plant eruit gaat voortkom<strong>en</strong>. Al ik e<strong>en</strong> tarwekorrel in de grond plant, kan ik tochniet verwacht<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> vijg<strong>en</strong>boom zal opkom<strong>en</strong>. Nee, uit de tarwekorrel komt e<strong>en</strong> tarweplantte voorschijn. Anders gesteld: de tarwekorrel die gezaaid is, komt als ze ontkiemt zelfweer te voorschijn, maar dan net in e<strong>en</strong> nieuwe gedaante. Zo is het ook als de m<strong>en</strong>s opstaat uitde dod<strong>en</strong>. Ikzelf zal opgewekt word<strong>en</strong> met het lichaam dat ik nu heb, hoewel het e<strong>en</strong> nieuwe<strong>en</strong> veel heerlijker gedaante zal hebb<strong>en</strong>. 47 Dat de gelovige met de <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> hetzelfdelichaam zal hebb<strong>en</strong>, terwijl het toch anders eruit zal zi<strong>en</strong> dan nu, kan ook verduidelijktword<strong>en</strong> met het beeld van de vlinder. De vlinder is precies hetzelfde wez<strong>en</strong> dat vroeger e<strong>en</strong>rups <strong>en</strong> daarna e<strong>en</strong> popje was. Toch is de gedaante van de vlinder veel mooier <strong>en</strong> indrukwekk<strong>en</strong>derdan to<strong>en</strong> ze of e<strong>en</strong> rups óf e<strong>en</strong> popje was. Zo is het ook met de <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>:wij hebb<strong>en</strong> dezelfde licham<strong>en</strong> als nu; toch zijn ze anders <strong>en</strong> veel heerlijker dan nu. 48 Hetkomt er dus op neer dat daar bij onze <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>, Wat onze licham<strong>en</strong> betreft, ere<strong>en</strong> gedaanteverwisseling plaatsvindt, maar ge<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>sverandering. Hierop legt Paulus sterk<strong>en</strong>adruk, vooral als hij in verband met de korrels die gezaaid word<strong>en</strong>, zegt: "Maar God geeftdeze e<strong>en</strong> lichaam zoals Hij gewild heeft <strong>en</strong> aan ieder van de zaadkorrels zijn eig<strong>en</strong> lichaam".In de tarwekorrel is er e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>skiem. Oppervlakkig geoordeeld , mag het lijk<strong>en</strong> alsof die v<strong>en</strong>lev<strong>en</strong>skiem dood is, want ik kan zo'n korrel jar<strong>en</strong> bewar<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij zal precies zo blijv<strong>en</strong> zoalshij is. Maar het og<strong>en</strong>blik dat ik de korrel plant, ontkiemt de lev<strong>en</strong>skiem <strong>en</strong> uit de schijnbaardode korrel komt er e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>de plant te voorschijn. Zo is het nu ook met de m<strong>en</strong>s gesteld.Van elk m<strong>en</strong>selijk lichaam bewaart God e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>skiem op één of ander wijze die eij nietwet<strong>en</strong>. Nu doet het er niet toe of zo'n m<strong>en</strong>s door dier<strong>en</strong> verscheurd is of verbrand is of in dezee vergaan is of in het graf tot stof geword<strong>en</strong> is. God bewaart van iedere<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>skiem,<strong>en</strong> met de <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> laat God uit deze lev<strong>en</strong>skiem weer ieders eig<strong>en</strong> lichaam


groei<strong>en</strong>, maar dan alle<strong>en</strong> in veel heerlijker gedaante. 49 Daarom kan elke gelovige ook sam<strong>en</strong>met onze Catechismus zegg<strong>en</strong> "dat ditzelfde vlees van mij door de kracht van Christus opgewektzal word<strong>en</strong> (Heid. Cat. antw. 57). Deze zaak is heel belangrijk. Trouw<strong>en</strong>s, het feit datwij met deze zelfde licham<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> opstaan uit de dod<strong>en</strong>, op<strong>en</strong>baart aan ons de grootheid <strong>en</strong>heerlijkheid van Christus’ verlossingswerk. Want als wij bij de <strong>opstanding</strong> helemaal nieuwelicham<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> <strong>en</strong> de oude licham<strong>en</strong> in de grav<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, dan zou daarineig<strong>en</strong>lijk geop<strong>en</strong>baard word<strong>en</strong> dat Christus de dood niet t<strong>en</strong> volle overwonn<strong>en</strong> heeft. Dat zoudan betek<strong>en</strong><strong>en</strong> het dat Hij de oude licham<strong>en</strong> niet uit de dod<strong>en</strong> kan opwekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarom moestHij to<strong>en</strong> maar andere schepp<strong>en</strong>. Maar nu heeft Christus de dood t<strong>en</strong> volle overwonn<strong>en</strong>. Paulusstelt het duidelijk: "De dood is verslond<strong>en</strong> in de overwinning" (1 Kon. 15:54). Daarom zaliedere<strong>en</strong> dan hetzelfde lichaam hebb<strong>en</strong> dat hij of zij hier op aarde gehad heeft, hoewel net inveel heerlijker gedaante46 Vgl. K. Dijk: Over de laatste ding<strong>en</strong> III: De toekomst van Christus, Kamp<strong>en</strong>, 1953,bl. 106.47 Vgl. K. Dijk: De toekomst van Christus, bl. 101, 102.48 Vgl. J.G. Fe<strong>en</strong>stra: Leer <strong>en</strong> Lev<strong>en</strong>, Kamp<strong>en</strong>, 1956, bl. 306..3.2. TOCH VERSCHILDe andere zaak waarop Paulus in die aangehaalde verz<strong>en</strong> wijst, is op het verschil tuss<strong>en</strong> delicham<strong>en</strong> die wij nu hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> de wij hiernamaals zull<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Er zal e<strong>en</strong> geweldig verschilin heerlijkheid wez<strong>en</strong>. Ook dit blijkt uit het beeld van de korrel <strong>en</strong> de plant die eruit voortkomt.Daarom zegt Paulus: "En wat je zaait - je zaait niet het lichaam wat zal word<strong>en</strong>, maare<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele korrel, bijvoorbeeld van tarwe of iets anders. Maar God geeft deze e<strong>en</strong> lichaamzoals Hij gewild heeft <strong>en</strong> aan ieder van de zaadkorrels zijn eig<strong>en</strong> lichaam .... Zo is ook de <strong>opstanding</strong>van de dod<strong>en</strong>". Het is alsof de apostel met deze woord<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> ons zegt: Neem e<strong>en</strong><strong>en</strong>kele tarwekorrel <strong>en</strong> zet die aan de <strong>en</strong>e kant. Neem dan e<strong>en</strong> volgroeide tarweplant met devolle halm <strong>en</strong> aar <strong>en</strong> zet die aan de andere kant. De laatste is toch veel heerlijker dan de <strong>en</strong>kelekorrel. Het verschil dat er nu tuss<strong>en</strong> die twee is, is e<strong>en</strong> beeld van het verschil in heerlijkheidtuss<strong>en</strong> de licham<strong>en</strong> die de gelovig<strong>en</strong> hier op aarde hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> de licham<strong>en</strong> die zij e<strong>en</strong>maal zull<strong>en</strong>hebb<strong>en</strong> bij de <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>. 50 Als wij dit in dit licht beschouw<strong>en</strong>, schemert ietsdoor van de geweldige heerlijkheid die wacht op de kinder<strong>en</strong> van God. Dan beseff<strong>en</strong> wij ookdat Paulus waarlijk gelik heeft als hij zegt dat dé heerlijkheid groter is dan e<strong>en</strong> oog gezi<strong>en</strong>,e<strong>en</strong> oor gehoord <strong>en</strong> in het hart van e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s ooit opgekom<strong>en</strong> is.49 Vgl. K Dijk: De toekomst van Christus, bl. 103.Er zijn in onze tijd theolog<strong>en</strong> die dit standpunt vande "lev<strong>en</strong>skiem" niet will<strong>en</strong> onderschrijv<strong>en</strong>.Er is volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> wel id<strong>en</strong>titeit tuss<strong>en</strong> de licham<strong>en</strong> die wijthans hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> die wij hiernamaals zull<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. De grond daarvoor is volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>"slechts in ie wondermacht van God <strong>en</strong> in niets anders" Vgl. Herman Ridderbos: Paulus, bl. 615; Th.Delleman, a.w. bl. 64.50 Vgl. Th. Delleman, a.w. bl. 60.51 Vgl. K. Dijk: De toekomst van Christus, bl. 103-107; Th. Delleman, a.w. bl. 63.3.3. NATUURLIJK LICHAAM EN GEESTELIJK LICHAAM 51Paulus wijst echter op nog e<strong>en</strong> ander verschil tuss<strong>en</strong> onze licham<strong>en</strong> zoals die nu zijn <strong>en</strong> zoalsdeze hiernamaals zull<strong>en</strong> zijn als hij zegt: E<strong>en</strong> Natuurlijk lichaam wordt gezaaid, e<strong>en</strong> geestelijklichaam wordt opgewekt". Wat wij nu hier op aarde hebb<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> natuurlijk lichaam, maarhiernamaals zull<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> geestelijk lichaam hebb<strong>en</strong>. Met de uitdrukking "natuurlijk lichaam"bedoelt de apostel dat onze aardse licham<strong>en</strong> broos, vergankelijk, sterfelijk zijn, Onze


aardse licham<strong>en</strong> zijn gebond<strong>en</strong> aan het stof <strong>en</strong> het stoffelijke; ze zijn afhankelijk van de aardsemiddel<strong>en</strong>; ze gaan gebukt onder vele last<strong>en</strong>; ze word<strong>en</strong> gekweld door ziekte <strong>en</strong> pijn. Zo zijnde aardse, natuurlijke 1icham<strong>en</strong>. Door de <strong>opstanding</strong>skracht van Christus wordt het e<strong>en</strong>maalechter geheel <strong>en</strong> al anders, want in plaats van de natuurlijke licham<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong> wij dan geestelijkelicham<strong>en</strong>. Als hier van geestelijke licham<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> wordt, moet<strong>en</strong> wij niet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>aan iets spookachtigs, maar aan licham<strong>en</strong> die geheel <strong>en</strong> al beheerst word<strong>en</strong> door de Geest vanGod. Waar onze aardse licham<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong> zijn aan het stof <strong>en</strong> de lelijke letsels van de zondedrag<strong>en</strong>, daar zull<strong>en</strong> onze geestelijke licham<strong>en</strong> van hiernamaals geheel van alle zonde <strong>en</strong> zijngevolg<strong>en</strong> verlost zijn <strong>en</strong> ook niet meer zo'n gebond<strong>en</strong>heid aan het aardse ton<strong>en</strong>. Het zal veranderdword<strong>en</strong> om het heerlijke beeld van Christus te verton<strong>en</strong>. Het zal pass<strong>en</strong> in zich <strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong>bij het nieuwe Jeruzalem met zijn parelpoort<strong>en</strong> <strong>en</strong> strat<strong>en</strong> van goud. Het zal e<strong>en</strong> goddelijkeglans verton<strong>en</strong> <strong>en</strong> overal de lof van de Here verbreid<strong>en</strong> zonder <strong>en</strong>ige wanklank. Alles inverband met de <strong>opstanding</strong>slicham<strong>en</strong> zal dan staan in het tek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> oneindige, onuitsprekelijkeheerlijkheid - de vrucht van Christus’ verzo<strong>en</strong>ingswerk voor ons. Zoals de tarwekorrelin de halm <strong>en</strong> de ??? tot zijn volle ontplooiing <strong>en</strong> heerlijkheid komt, zo zull<strong>en</strong> onze aardse,natuurlijke licham<strong>en</strong> in de geestelijke licham<strong>en</strong> die wij bij de <strong>opstanding</strong> zull<strong>en</strong> verkrijg<strong>en</strong>, totvolle ontplooiing <strong>en</strong> heerlijkheid kom<strong>en</strong>. Dit is wat de apostel ook sterk beklemtoont als hijzegt: "Zo is ook die <strong>opstanding</strong> van de dod<strong>en</strong>: er wordt gezaaid in vergankelijkheid, er wordtopgewekt in onvergankelijkheid; er wordt gezaaid in oneer, er wordt opgewekt in heerlijkheid,er wordt gezaaid in zwakheid, er wordt opgewekt in kracht". Vergankelijkheid, oneer <strong>en</strong>zwakheid - dit is het beeld van het lichaam wat begrav<strong>en</strong>, of liever gezaaid wordt. Onvergankelijkheid,heerlijkheid <strong>en</strong> kracht - dat is het beeld van hetzelfde lichaam als het opgewektwordt uit de dod<strong>en</strong>.3.4. LICHAAMSVORMENE<strong>en</strong> belangrijke vraag waarop hier ook geantwoord moet word<strong>en</strong>, is die aangaande de1igchamsvorm<strong>en</strong>. Zull<strong>en</strong> h<strong>en</strong> die hier als bejaard<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong> zijn op de nieuwe aarde ookbejaard<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> de licham<strong>en</strong> van bejaard<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>? Zull<strong>en</strong> zij die hier als kinder<strong>en</strong> gestorv<strong>en</strong>zijn, daar ook kinder<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> de licham<strong>en</strong> van kinder<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>? In antwoord op dezevrag<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> we hier de visie van prof. K. Dijk uit Nederland. Volg<strong>en</strong>s hem vind<strong>en</strong> we hetantwoord op g<strong>en</strong>oemde vrag<strong>en</strong> in Fil. 3:21 waar Paulus verklaart dat Christus onze vernederdelicham<strong>en</strong> van gedaante zal verander<strong>en</strong> om gelijkvormig te word<strong>en</strong> aan het verheerlijktelichaam van Christus. Deze uitspraak betek<strong>en</strong>t niet slechts dat onze licham<strong>en</strong> verheerlijkt zull<strong>en</strong>word<strong>en</strong> zoals Christus’ lichaam verheerlijkt is. Het betek<strong>en</strong>t veel meer. Het woord "gelijkvormig"verdi<strong>en</strong>t hier bijzondere aandacht. Het woord betek<strong>en</strong>t dat iets gelijk is aan ietsanders of dat het in gedaante overe<strong>en</strong>komt met iets anders. Paulus verklaart hier dus dat onzelicham<strong>en</strong> in alles zo veranderd zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat ze ook in gedaante zull<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>met het verheerlijkte lichaam van Christus. En dit betek<strong>en</strong>t toch zeker ook dat in de <strong>opstanding</strong>het onderscheid tuss<strong>en</strong> oud <strong>en</strong> jong zal wegvall<strong>en</strong> omdat allemaal de gedaante van hetheerlijke lichaam van Christus zull<strong>en</strong> verton<strong>en</strong> die op drie <strong>en</strong> dertig jarige leeftijd opgevar<strong>en</strong>is naar de hemel. Prof. Dijk verklaart hierover verder het volg<strong>en</strong>de: De Heiland is in de vollekracht van zijn jar<strong>en</strong>, op drie-<strong>en</strong>-dertig-jarige leeftijd - naar de m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> in onze tijdsvorm gesprok<strong>en</strong>- gestorv<strong>en</strong>, is begrav<strong>en</strong> <strong>en</strong> opgewekt. Hij draagt in heerlijkheid het lichaam van e<strong>en</strong>volwass<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s in de volle bloei van zijn kracht <strong>en</strong> schoonheid, <strong>en</strong> .... aan dit lichaam zull<strong>en</strong>de licham<strong>en</strong> van de opgestane gelovig<strong>en</strong> gelijkvormig zijn .... Dieg<strong>en</strong>e die in de ouderdomgestorv<strong>en</strong> is, keert dan ook lichamelijk terug naar de heerlijkheid van de eeuwige jeugd. Dekleine kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jeugdig<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> dan door de wonderlijke herscheppingskracht van Goduit tot de grootte <strong>en</strong> de sterkte van volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> .... All<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dan hun eeuwige hoogtepuntbereikt .... Meer kunn<strong>en</strong> we hiervan niet zegg<strong>en</strong>. De Schrift biedt ons ge<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s om deze


licham<strong>en</strong> verder te beschrijv<strong>en</strong>. 52 Of deze visie van prof. Dijk juist is of niet is moeilijk aan tegev<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> de Schriftgegev<strong>en</strong>s over deze zaak maar schraal zijn <strong>en</strong> ook niet altijd ev<strong>en</strong>duidelijk, is het wijs om in dit verband maar redelijk gereserveerd te zijn. 53Op de vraag of h<strong>en</strong> die hier één of ander lichaamsgebrek gehad hebb<strong>en</strong> zich iets ervan hiernamaalsook zal verton<strong>en</strong>, kan met vrijmoedigheid geantwoord word<strong>en</strong> dat de verheerlijktelicham<strong>en</strong> op de nieuwe aarde op ge<strong>en</strong> wijze hoeg<strong>en</strong>aamd <strong>en</strong>ig 1ichaamsgebrek zull<strong>en</strong> verton<strong>en</strong>.Christus’ verlossing zal ook in dit opzicht volmaakt zijn, <strong>en</strong> alle letsels die door de zondeaangebracht zijn zull<strong>en</strong> dan voor goed iets van het verled<strong>en</strong> zijn. Ook van de licham<strong>en</strong> van degezaligd<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> de woord<strong>en</strong> van de Here: "Zie, Ik maak alles nieuw" (Op<strong>en</strong>b. 21:4 ,5).52 K. Dijk: De toekomst van Christus, bl. 110.53 Vgl. Herman Ridderbos: Vaulus, bl. 609. Van die woord "gelijkvormig" in Fil. 3:21 zegt hijhet volg<strong>en</strong>de "Daarbij zal m<strong>en</strong> het woord "gelijkvormig" niet slechts als e<strong>en</strong> gelijkheid in verschijningof gestalte moet<strong>en</strong> opvatt<strong>en</strong> maar in wijze van bestaan". S.Greijdanus is van oordeeldat het woord "gelijkvormig" hier betek<strong>en</strong>t "overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>d in gedaante <strong>en</strong> schittering ....zodat wij volkom<strong>en</strong> Zijn beeld verton<strong>en</strong>, ook lichamelijk <strong>en</strong> naar uitw<strong>en</strong>dige glorie, vgl. I Joh.3:2" (S. Greijdanus: K.V. der H.S.: De briev<strong>en</strong> van de apostel Paulus aan de Efeziërs <strong>en</strong> deFilipp<strong>en</strong>z<strong>en</strong>, Kamp<strong>en</strong>, 1962, bl. 221). De vraag mag ontstaan of g<strong>en</strong>oemde visie van m.n. K.Dijk niet in botsing is met Op<strong>en</strong>b. 20:12. Daar verklaart Johannes: "En ik heb de dod<strong>en</strong> klein<strong>en</strong> groot, voor God zi<strong>en</strong> staan". Waarschijnlijk moet<strong>en</strong> we "klein <strong>en</strong> groot" hier niet verstaanals e<strong>en</strong> aanduiding van lichaamsvorm<strong>en</strong>, maar van roem, eer status <strong>en</strong>z. S. Greijdanus zegthiervan: "All<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal gelijkelijk in het gericht Gods; het groote is dan aan hetkleine gelijk gemaakt; van ge<strong>en</strong>e uitnem<strong>en</strong>dheid des e<strong>en</strong><strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de ander is dan meer sprake.De hoogheid des m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zal gebog<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de Heere alle<strong>en</strong> zal in di<strong>en</strong> dag verhev<strong>en</strong>zijn. E<strong>en</strong>e gevolgtrekking aangaande de lichamelijke gesteldheid der voor dit oordeel opgewekt<strong>en</strong>moet<strong>en</strong> wij uit dit "groot<strong>en</strong> <strong>en</strong> klein<strong>en</strong>" dan ook niet mak<strong>en</strong>" (S. Greijdanus: De op<strong>en</strong>baringdes Heer<strong>en</strong> aan Johannes Doesburg, 1908, bl. 512). J.C. de Moor verklaart in dit verband:"Klein of groot3.5. MAN EN VROUWDat alle lichamelijke <strong>en</strong> geestelijke onderscheid tuss<strong>en</strong> man <strong>en</strong> vrouw hiernamaals zal wegvall<strong>en</strong>,wordt niet in de Schrift gezegd. Het is ook te betwijfel<strong>en</strong> of het onderscheid geheel <strong>en</strong>al zal wegvall<strong>en</strong>, want het lev<strong>en</strong> hiernamaals zal toch ook weer in e<strong>en</strong> mate het beeld verton<strong>en</strong>van het lev<strong>en</strong> in het paradijs voor de zondeval, <strong>en</strong> daar was er wel duidelijk onderscheid tuss<strong>en</strong>man <strong>en</strong> vrouw (G<strong>en</strong>. 1 <strong>en</strong> 2). Wel is het duidelijk dat het onderscheid tuss<strong>en</strong> de twee geslacht<strong>en</strong><strong>en</strong> hun aangetrokk<strong>en</strong>heid tot elkaar zoals we dit thans in aardse zin k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, niet opde nieuwe aarde gevond<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong>, want Christus zegt uitdrukkelijk: "In de <strong>opstanding</strong>trouw<strong>en</strong> zij niet <strong>en</strong> word<strong>en</strong> ook niet in t<strong>en</strong> huwelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar zijn zoals <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> vanGod in de hemel" (Matt. 22:30). Deze woord<strong>en</strong> van Christus implicer<strong>en</strong> dat daar hiernamaalsge<strong>en</strong> geslachtelijk verkeer tuss<strong>en</strong> man <strong>en</strong> vrouw of zelfs de behoefte ertoe zal zijn. Dit zal ookniet nodig zijn, want er zal ge<strong>en</strong> voortplanting meer zijn omdat het m<strong>en</strong>selijke geslacht dancompleet <strong>en</strong> het getal van de verlost<strong>en</strong> voltallig zal zijn. Het lev<strong>en</strong> hiernamaals is noch lichamelijknoch geestelijk op m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gericht, maar op God alle<strong>en</strong>. Daarom vall<strong>en</strong> alle aardse verhouding<strong>en</strong>dan weg.3.6. GEEN HONGER EN DORSTDat het verheerlijkte licham<strong>en</strong> hiernamaals totaal anders zal functioner<strong>en</strong> als hier op aardewordt heel duidelijk in de Schrift gezegd. Zo wordt van de verlost<strong>en</strong> gezegd dat zij nooit meer


honger <strong>en</strong> dorst zull<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> (Op<strong>en</strong>b. 7:16) <strong>en</strong> dus ook ge<strong>en</strong> behoefte aan et<strong>en</strong> <strong>en</strong> drink<strong>en</strong>zull<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Dit stemt ook overe<strong>en</strong> met het feit dat Paulus zegt dat God de maag zowel alshet voedsel tot niet zal mak<strong>en</strong> (1 Kor. 6:13).4. VOLMAAKTE KENNISDe zalige vreugde die de gelovig<strong>en</strong> hiernamaals zull<strong>en</strong> smak<strong>en</strong>, zal onder andere ook daarinbestaan dat zij e<strong>en</strong> volmaakte k<strong>en</strong>nis zull<strong>en</strong> bezitt<strong>en</strong>. Dit blijkt vooral duidelijk uit 1 Kor.13:9,10 <strong>en</strong> 12: "Want wij k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> t<strong>en</strong> dele <strong>en</strong> wij profeter<strong>en</strong> t<strong>en</strong> dele. Maar als het volmaaktegekom<strong>en</strong> is, dan zal wat t<strong>en</strong> dele is tot niet gaan .... Want nu zi<strong>en</strong> wij door e<strong>en</strong> spiegel in e<strong>en</strong>raadsel, maar e<strong>en</strong>s van aangezicht tot aangezicht. Nu k<strong>en</strong> ik t<strong>en</strong> dele, maar e<strong>en</strong>s zal ik t<strong>en</strong> vollek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, zoals ik t<strong>en</strong> volle gek<strong>en</strong>d b<strong>en</strong>". In deze woord<strong>en</strong> wordt aan ons voorgehoud<strong>en</strong> hoedanighet verschil is tuss<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis die wij nu hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> de k<strong>en</strong>nis die wij hiernamaals zull<strong>en</strong>hebb<strong>en</strong>. Het verschil wordt eerst aangeduid met de aanschouwing van e<strong>en</strong> beeld in e<strong>en</strong> spiegel<strong>en</strong> de aanschouwing van de werkelijkheid, namelijk van aangezicht tot aangezicht. Hier opaarde zi<strong>en</strong> wij van alles in <strong>en</strong> om ons <strong>en</strong> ook van Gods leiding <strong>en</strong> wereldbestuur slechts e<strong>en</strong>beeld, zoals in e<strong>en</strong> spiegel. In dit verband moet<strong>en</strong> we onthoud<strong>en</strong> dat de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in de tijd vanPaulus niet de prachtige verzilverde spiegels hadd<strong>en</strong> die wij vandaag hebb<strong>en</strong>. Hun spiegelswar<strong>en</strong> meestal niets anders dan blank gewrev<strong>en</strong> metaalplat<strong>en</strong> zodat het beeld wat m<strong>en</strong> daarinzag ge<strong>en</strong> bijzonder zuiver beeld was. Hiernamaals zull<strong>en</strong> we echter niet slechts de beeld<strong>en</strong>van ding<strong>en</strong> aanschouw<strong>en</strong>, maar de werkelijkheid. Onze k<strong>en</strong>nis zal niet maar e<strong>en</strong> vage, onduidelijkek<strong>en</strong>nis zijn die we verkrijg<strong>en</strong> door het aanschouw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> beeld, maar het zal e<strong>en</strong>heldere, duidelijke <strong>en</strong> doorzichtige k<strong>en</strong>nis zijn zoals wanneer e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s de werkelijkheid aanschouwt..T<strong>en</strong> tweede wordt het verschil tuss<strong>en</strong> onze k<strong>en</strong>nis van nu <strong>en</strong> hiernamaals aangeduid doordatgezegd wordt dat onze k<strong>en</strong>nis nu slechts t<strong>en</strong> dele is, maar e<strong>en</strong>maal zull<strong>en</strong> wij t<strong>en</strong> volle k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.Onze aardse k<strong>en</strong>nis van zak<strong>en</strong> is slechts t<strong>en</strong> dele: wij k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> ding<strong>en</strong> maar alle<strong>en</strong> in stukjes<strong>en</strong> brokjes; wij hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> geheelbeeld van zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ook niet altijd het verbandtuss<strong>en</strong> ding<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Daarbij komt nog dat wij ding<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk alle<strong>en</strong> maaraan de buit<strong>en</strong>kant k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Op de nieuwe aarde zull<strong>en</strong> wij echter niet meer t<strong>en</strong> dele k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>maar t<strong>en</strong> volle, net zoals wij t<strong>en</strong> volle door God gek<strong>en</strong>d zijn. Dit betek<strong>en</strong>t natuurlijk niet datonze k<strong>en</strong>nis op de nieuwe aarde met die van God gelijkgesteld wordt. Wat hier bedoeld wordt,is dat zoals God ons niet alle<strong>en</strong> maar aan de buit<strong>en</strong>kant k<strong>en</strong>t, maar met zijn k<strong>en</strong>nis ook onsinnerlijke wez<strong>en</strong> doorgrond, zo zull<strong>en</strong> wij ook hiernamaals de ding<strong>en</strong>, de wereld, de hemel,Gods werk<strong>en</strong> door de loop van de eeuw<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, niet slechts aan de buit<strong>en</strong>kant k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, maarwij zull<strong>en</strong> deze ook innerlijk k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze doorgrond<strong>en</strong> zoals ze werkelijk zijn, zodat onzek<strong>en</strong>nis daarvan werkelijk e<strong>en</strong> t<strong>en</strong> volle-k<strong>en</strong>nis zal wez<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet meer e<strong>en</strong> t<strong>en</strong> dele-k<strong>en</strong>niszoals we hier op aarde gehad hebb<strong>en</strong>. Deze volkom<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis zal uitgestrekt word<strong>en</strong> over alGods werk<strong>en</strong> zodat wat nu nog verborg<strong>en</strong> voor ons is in de natuur <strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> in hetverloop van zak<strong>en</strong> in het eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, dan op<strong>en</strong> <strong>en</strong> bloot voor ons zal ligg<strong>en</strong> <strong>en</strong> helder <strong>en</strong> duidelijkverstaanbaar zal wez<strong>en</strong>. Hier op aarde zijn er veel waaroms waarop wij nooit e<strong>en</strong> antwoordvind<strong>en</strong>. De antwoord<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> wij daar op de nieuwe aarde vind<strong>en</strong>. Dan zull<strong>en</strong> wij bemerk<strong>en</strong>dat veel ding<strong>en</strong> die wij hier op aarde als onaang<strong>en</strong>aam <strong>en</strong> bitter <strong>en</strong> smartelijk beschouw<strong>en</strong><strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, door Gods leiding toch heel goed war<strong>en</strong>, ja zo goed dat wijHem gedurig daarvoor zull<strong>en</strong> prijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> dank<strong>en</strong>. Dan zull<strong>en</strong> wij merk<strong>en</strong> dat <strong>en</strong> hoe alle ding<strong>en</strong>werkelijk t<strong>en</strong> goede meegewerkt hebb<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> die God liefheeft (Rom. 8:28). Deze volmaaktek<strong>en</strong>nis die wij dan zull<strong>en</strong> bezitt<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>t zeker niet dat wij God dan in zijn wez<strong>en</strong>zull<strong>en</strong> doorgrond<strong>en</strong> zoals Hij ons doorgrondt <strong>en</strong> k<strong>en</strong>t. Wij zull<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> zuivere <strong>en</strong> volkom<strong>en</strong>k<strong>en</strong>nis van God, van zijn wil <strong>en</strong> van zijn dad<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, maar ook daar zal de gr<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong>Schepper <strong>en</strong> schepsel duidelijk gehandhaafd blijv<strong>en</strong>.


5. BELONINGDat het kind van God hiernamaals beloning ontvangt voor zijn arbeid in de di<strong>en</strong>st van de Herewordt heel duidelijk in de Schrift geleerd. Zo verklaart Christus: "Zalig b<strong>en</strong>t u wanneer dem<strong>en</strong>s<strong>en</strong> u beledig<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong> <strong>en</strong> vals allerhande kwaad teg<strong>en</strong> u sprek<strong>en</strong> om Mijn<strong>en</strong>twil.Verblijd <strong>en</strong> verheugt u omdat uw loon groot is in de hemel<strong>en</strong>" (Matt. 5:11,12). Paulus zegtook: "Want wij moet<strong>en</strong> all<strong>en</strong> voor de rechterstoel van Christus verschijn<strong>en</strong>, zodat e<strong>en</strong> iederkan ontvang<strong>en</strong> wat hij door het lichaam verricht heeft, volg<strong>en</strong>s wat hij gedaan heeft, of ditgoed is of kwaad" (2 Kor. 5:10). Van Mozes wordt ook gezegd dat hij "de smaad van Christusgroter geacht heeft dan de schatt<strong>en</strong> van Egypte, want hij zag uit naar de beloning" (Hebr.11:26). Er wacht dus e<strong>en</strong> beloning voor de gelovig<strong>en</strong>, hoewel deze beloning niet uit verdi<strong>en</strong>steis maar uit g<strong>en</strong>ade (Luk. 17:10). Deze beloning veronderstelt dat er, afhankelijk van degrootte van de beloning, e<strong>en</strong> verschil in heerlijkheid tuss<strong>en</strong> de gelovig<strong>en</strong> die er hiernamaalszal zijn. Toch zal het niet zo zijn dat de e<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> mindere heerlijkheid afgunstig zal zijn opdeg<strong>en</strong>e met e<strong>en</strong> meerdere heerlijkheid. Om het voor ons begrijpelijk te mak<strong>en</strong>, verduidelijktds. J.G Fe<strong>en</strong>stra dit met het volg<strong>en</strong>de beeld: Ik neem ti<strong>en</strong> glaz<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de grootte <strong>en</strong>vul ze allemaal tot overlop<strong>en</strong>s toe met wijn. Nu kan ik inderdaad zegg<strong>en</strong> dat alle glaz<strong>en</strong> volwijn zijn, <strong>en</strong> toch zit er in het <strong>en</strong>e glas meer wijn dan in het andere. Zo is het nu ook hiernamaals:al de kinder<strong>en</strong> van God zull<strong>en</strong> vol zijn van de heerlijkheid van God <strong>en</strong> toch zal, afhankelijkvan ieders beloning, de heerlijkheid van de e<strong>en</strong> groter zijn dan die van de ander.54ZSozal de apostel Paulus, die zo veel gedaan heeft in het koninkrijk van God, e<strong>en</strong> grotere beloning<strong>en</strong> daarom e<strong>en</strong> grotere heerlijkheid hebb<strong>en</strong> dan de misdadiger die aan het kruis heel aanhet einde van zijn lev<strong>en</strong> tot bekering kwam. Toch zal deg<strong>en</strong>e met e<strong>en</strong> mindere heerlijkheidniet jaloers wez<strong>en</strong> op deg<strong>en</strong>e met e<strong>en</strong> meerdere heerlijkheid, want all<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> naar zijn ofhaar eig<strong>en</strong> mate zo vol zijn van de heerlijkheid van God dat er niets kan bijkom<strong>en</strong>.6. ALTIJD BIJ DE HEREHet einde <strong>en</strong> hoogtepunt van alles zal erin bestaan dat wij e<strong>en</strong>maal altijd bij de Here zull<strong>en</strong>zijn. Dit duidt Paulus kort <strong>en</strong> krachtig aan als hij zegt: "En zo zull<strong>en</strong> wij altijd bij de Herezijn" (1 Thess. 4:17). Altijd bij de Here!. De bruid altijd bij de Bruidegom!Daaruit zal di best<strong>en</strong>dige vreugde van de ganse ongedeelde kerk van Christus bestaan. Wijzull<strong>en</strong> bij Hem zijn die ons gekocht heeft met zijn bloed. En daarin: om altijd bij Hem te zijn,om ons altijd te kunn<strong>en</strong> verlustig<strong>en</strong> in de koester<strong>en</strong>de warmte van zijn nooit volprez<strong>en</strong> liefde -daarin zull<strong>en</strong> wij ons allemaal verheug<strong>en</strong> <strong>en</strong> daardoor zull<strong>en</strong> alle gelovig<strong>en</strong> ook aan elkaargebond<strong>en</strong> zijn. Wij zull<strong>en</strong> elkaar ook na die <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.Maar de vleselijke- <strong>en</strong> bloedbande die ons op aarde aan elkaar gebond<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> danhelemaal wegvall<strong>en</strong>. Slechts geestelijke band<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> ons dan aan elkaar bind<strong>en</strong>. Daarom zalonze grote vreugde er dan ook niet in bestaan om weer bij elkaar te zijn, maar om voor eeuwigsam<strong>en</strong> bij de Here te zijn.54 J.G. Fe<strong>en</strong>stra, a.w., bl. 302.


HOOFDSTUK VEINDOORDEEL EN EEUWIGE BESTEMMINGDE OORDEELSDAGAls de wereldgeschied<strong>en</strong>is afgelop<strong>en</strong> is, de laatste dag aangebrok<strong>en</strong> is, Christus gekom<strong>en</strong> is<strong>en</strong> de dod<strong>en</strong> opgewekt zijn, dan verschijn<strong>en</strong> alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> voor de rechterstoel van Jezus Christusom geoordeeld te word<strong>en</strong>. 55 Het is voor ons moeilijk om ons voor te stell<strong>en</strong> hoe het mogelijkis dat al de miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> voor Hem kunn<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>. Toch leert deSchrift ons dat dit wel zal gebeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> wij moet<strong>en</strong> maar wacht<strong>en</strong> op die dag om dan zelf tezi<strong>en</strong> hoe dit zal gebeur<strong>en</strong>. Welke verschill<strong>en</strong> er hier op aarde ook al tuss<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> war<strong>en</strong>,op de oordeelsdag zull<strong>en</strong> all<strong>en</strong> dit geme<strong>en</strong>schappelijk hebb<strong>en</strong> dat zij voor de rechterstoel vanChristus zull<strong>en</strong> staan om geoordeeld te word<strong>en</strong>. Voor Hem verschijn<strong>en</strong> dan: rijk<strong>en</strong>, maar zondergeld; rijkskanseliers, maar zonder waardigheid; koning<strong>en</strong>, maar zonder kron<strong>en</strong>; geleerd<strong>en</strong>,maar zonder graad <strong>en</strong> titels; deftige dames, maar zonder modieuze kleding. Niemand zal hetoordeel kunn<strong>en</strong> ontvlucht<strong>en</strong> of ervan verschoond word<strong>en</strong>. Al zull<strong>en</strong> sommig<strong>en</strong> de berg<strong>en</strong> <strong>en</strong>de heuvels smek<strong>en</strong> om h<strong>en</strong> te bedekk<strong>en</strong> voor Hem die op zijn rechtstroon zit, dit zal nie gebeur<strong>en</strong>(Op<strong>en</strong>b. 6:12-17). Hoewel zoveel miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> biljo<strong>en</strong><strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> voor de rechterstoelzull<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>, zal het toch ge<strong>en</strong> massaal oordeel zijn wat uitgesprok<strong>en</strong> wordt. Nee, hetoordeel zal persoonlijk <strong>en</strong> individueel wez<strong>en</strong>. Paulus beklemtoont dit ook als hij zegt: "Wantwij moet<strong>en</strong> allemaal voor de rechterstoel van Christus verschijn<strong>en</strong>, zodat e<strong>en</strong> ieder kan ontvang<strong>en</strong>wat hij door het lichaam verricht heeft, volg<strong>en</strong>s wat hij gedaan heeft, of het goed is ofkwaad" (2 Kor. 5:10). Daarbij komt dat iedere<strong>en</strong> publiek, voor allemaal, geoordeeld zal word<strong>en</strong>.Het zal ge<strong>en</strong> verhoor achter geslot<strong>en</strong> deur<strong>en</strong> zijn om ons zond<strong>en</strong> <strong>en</strong> schande voor de og<strong>en</strong><strong>en</strong> or<strong>en</strong> van ander<strong>en</strong> te bedekk<strong>en</strong>. Wat ik gedaan heb, zal aan all<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. Dezegrootse gebeurt<strong>en</strong>is wordt treff<strong>en</strong>d door prof. G.C. Berkouwer als volgt beschrev<strong>en</strong>: Met dewederkomst van Christus staan alle ding<strong>en</strong> onbedekt voor het aangezicht van God, voor detroon van Christus, voor de troon van het Lam. Hier wordt het slechte niet meer goed g<strong>en</strong>oemd<strong>en</strong> het goede niet slecht; de duisternis wordt niet meer voorgesteld als licht <strong>en</strong> hertlicht als duisternis, of wat bitter is als zoet <strong>en</strong> wat zoet is als bitter, omdat aan alle lieg<strong>en</strong> inhet lev<strong>en</strong> het einde, het radicale einde komt. Dit is het onontwijkbare van de wederkomst. 56Hoe dit zal gebeur<strong>en</strong>, tek<strong>en</strong>t Johannes voor ons in Op<strong>en</strong>b. 20:12: "En de boek<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> geop<strong>en</strong>d.... En de dod<strong>en</strong> zijn geoordeeld naar wat in de boek<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong> is, volg<strong>en</strong>s hun werk<strong>en</strong>"!Volg<strong>en</strong>s artikel 37 van onze Nederlandse Geloofsbelijd<strong>en</strong>is moet onder deze boek<strong>en</strong>verstaan word<strong>en</strong> de gewet<strong>en</strong>s van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat ieder van ons, of wij het will<strong>en</strong>wet<strong>en</strong> of niet, bezig zijn om e<strong>en</strong> boek te schrijv<strong>en</strong>, het boek van ons eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>. Onvergankelijkword<strong>en</strong> elke daad, woord <strong>en</strong> gedachte in dit boek ingegrift. Precies wat wij gedacht, gedaan<strong>en</strong> gezegd hebb<strong>en</strong> elke dag, elk uur <strong>en</strong> minuut van ons lev<strong>en</strong>, staat onuitwisbaar in hetboek opgetek<strong>en</strong>d. De diepste drijfver<strong>en</strong> achter elke daad <strong>en</strong> woord <strong>en</strong> gedachte word<strong>en</strong> daarinweergegev<strong>en</strong>. Daarom, als dé boek<strong>en</strong> geop<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>, zal ons ganse lev<strong>en</strong> van begin tot eindop<strong>en</strong> <strong>en</strong> bloot voor ons ligg<strong>en</strong>. Wij d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> soms dat ding<strong>en</strong> die wij gedaan hebb<strong>en</strong> voor goedvoorbij zijn <strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> haan ooit weer naar zal kraai<strong>en</strong>. Wij slag<strong>en</strong> er soms in om lelijkeding<strong>en</strong> die we gedaan hebb<strong>en</strong> te begrav<strong>en</strong> in de begraafplaats van vergetelheid, of om ze dichtte schroei<strong>en</strong> met het brandijzer van e<strong>en</strong> onverschillig lev<strong>en</strong> wat in lichtzinnig werelds vermaakontvluchting zoekt van e<strong>en</strong> aanklag<strong>en</strong>d gewet<strong>en</strong>. Wij krijg<strong>en</strong> het soms voor elkaar ome<strong>en</strong> gedaan onrecht ons hele lev<strong>en</strong> lang verborg<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong> voor man, vrouw of kind, voorvader of moeder, voor vri<strong>en</strong>d of vri<strong>en</strong>din. Maar voor God blijft niet één van al deze ding<strong>en</strong>verborg<strong>en</strong>. Hij zorgt dat ze haarfijn in de boek<strong>en</strong> van onze gewet<strong>en</strong>s opgetek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. Ene<strong>en</strong>maal, op de laatste dag .... dan word<strong>en</strong> ze aan alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> ver-


doem<strong>en</strong>de getuig<strong>en</strong>is teg<strong>en</strong> mij. Uitdrukkelijk zegt Christus dat wij rek<strong>en</strong>schap zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>gev<strong>en</strong> van elk ijdel woord dat we uitgesprok<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>t (Matt. 12:36). Christus zal ook rek<strong>en</strong>schapvan ons vorder<strong>en</strong> over wat wij gedaan hebb<strong>en</strong> met de tal<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die Hij aan ons gegev<strong>en</strong>heeft (Matt. 25:14-30). Ook zal Hij oordel<strong>en</strong> of er bij ons ware liefde tot onze naaste was diegeworteld<strong>en</strong> gegrond is in Christus’ grote liefde tot ons, zodat wij aan h<strong>en</strong> die hongerig war<strong>en</strong>voedsel gegev<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om te et<strong>en</strong> , aan de dorstig<strong>en</strong> iets te drink<strong>en</strong>, de ziek<strong>en</strong> bezochthebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong>z. (Matt. 25:31-46). H<strong>en</strong> die niet in Christus geloofd hebb<strong>en</strong> niet <strong>en</strong> zijn zo<strong>en</strong>verdi<strong>en</strong>stetot onze verlossing verworp<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> veroordeeld word<strong>en</strong> <strong>en</strong> weggestuurdword<strong>en</strong> naar de eeuwige smart<strong>en</strong> in de hel. Voor h<strong>en</strong> wacht het bitterste lijd<strong>en</strong> naar lichaam <strong>en</strong>ziel. H<strong>en</strong> die echter wel in Christus geloofd, Hem gedi<strong>en</strong>d <strong>en</strong> geëerd hebb<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> op grondvan zijn zo<strong>en</strong>verdi<strong>en</strong>ste vrijgesprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> het eeuwige lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> gelukzaligheid beërv<strong>en</strong>.Dit zijn zij wi<strong>en</strong>s nam<strong>en</strong> ook geschrev<strong>en</strong> zijn in het boek van het lev<strong>en</strong> (Op<strong>en</strong>b.20:12,15). Hoewel zij werkelijk schuldig zijn, zull<strong>en</strong> zij toch, uit g<strong>en</strong>ade door de verlossingsdaadvan de Here, eeuwige redding <strong>en</strong> zaligheid verkrijg<strong>en</strong>. Daarom hoev<strong>en</strong> zij de oordeelsdagdie komt ook niet met vrees <strong>en</strong> beving tegemoet te gaan, want zij wet<strong>en</strong> dat de Rechtervoor Wie zij zull<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong>, zelf met zijn eig<strong>en</strong> bloed voor al hun zond<strong>en</strong> t<strong>en</strong> volle betaaldheeft. Hij, de Rechter, die zelf e<strong>en</strong>maal in onze plaats <strong>en</strong> belad<strong>en</strong> met onze zond<strong>en</strong> voor Godals Aangeklaagde <strong>en</strong> Beschuldigde gestaan heeft, zal op grond van zijn eig<strong>en</strong> zo<strong>en</strong>verdi<strong>en</strong>stezijn kinder<strong>en</strong> vrijsprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> h<strong>en</strong> het eeuwige lev<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> beërv<strong>en</strong>.55 Th. Delleman huldigt het standpunt dat slechts de goddeloze m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bij de wederkomstvan Christus voor Hem verschijn<strong>en</strong> om geoordeeld te word<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> de gelovig<strong>en</strong> -volg<strong>en</strong>s hem - onmiddellijk bij hun dood reeds voor Christus verschijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> dan naar lichaam<strong>en</strong> ziel de eeuwige zaligheid beërv<strong>en</strong> (Th. Delleman, a.w. bl. 134). Teg<strong>en</strong>over deze opiniehoud<strong>en</strong> wij vast aan onze belijd<strong>en</strong>is die verklaart dat "alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, mann<strong>en</strong> zowel als vrouw<strong>en</strong><strong>en</strong> kinder<strong>en</strong>, die van het begin van de wereld af tot het einde toe bestaan hebb<strong>en</strong>" danvoor Christus zull<strong>en</strong> verschijn<strong>en</strong> om geoordeeld te word<strong>en</strong> (Nederlandse Geloofsbelijd<strong>en</strong>isArt 37).56 G.C. Berkouwer: De wederkomst van Christus I, Kamp<strong>en</strong>, 1961, bl. 201.2. DE EEUWIGE DOOD (DE HEL)In het voorgaande hebb<strong>en</strong> we gezi<strong>en</strong> dat de m<strong>en</strong>sheid op de oordeelsdag in twee groep<strong>en</strong>verdeeld wordt: de gelovig<strong>en</strong> die het eeuwige lev<strong>en</strong> (de zaligheid) ingaan <strong>en</strong> de ongelovig<strong>en</strong>die de eeuwige dood (de hel) ingaan. Aan de eindbestemmings van elk van deze groep<strong>en</strong> moetnu verder aandacht geschonk<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Eerst wijz<strong>en</strong> wij op de eindbestemming van de ongelovig<strong>en</strong>in de hel.2.1. DAT ER EEN HEL ISHet bestaan van de hel is in de loop van de eeuw<strong>en</strong> door veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ontk<strong>en</strong>d. De red<strong>en</strong><strong>en</strong> diezij daarvoor aangevoerd hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> nog aanvoer<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn velerlei. Meestal wordt gezegddat God liefde is <strong>en</strong> dat zo'n straf in strijd zou zijn met zijn liefde. Ander<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> weerdat zij ervan uitgaan dat de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> - althans sommig<strong>en</strong> - hun hel reeds hier op aarde hebb<strong>en</strong>.Nog ander<strong>en</strong> looch<strong>en</strong><strong>en</strong> het bestaan van de hel omdat zij er het nut niet van kunn<strong>en</strong> inzi<strong>en</strong>.Hoe deze visies omtr<strong>en</strong>t de hel ook van elkaar verschill<strong>en</strong>, ze hebb<strong>en</strong> allemaal dit geme<strong>en</strong> hetm<strong>en</strong>selijke opinies zijn die poging<strong>en</strong> van het m<strong>en</strong>selijke hart verrad<strong>en</strong> om de verschrikkelijkheidvan de eeuwige straf te omzeil<strong>en</strong> <strong>en</strong> de boodschap van het eindgericht voor de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>aannemelijker te mak<strong>en</strong>.


Teg<strong>en</strong>over deze m<strong>en</strong>selijke opinies staat er het getuig<strong>en</strong>is van de Schrift dat er wel e<strong>en</strong> hel is.Zo heeftt Christus zelf bijvoorbeeld verklaard: "Dan zal Hij ook teg<strong>en</strong> h<strong>en</strong> aan zijn linkerhandzegg<strong>en</strong>: Ga weg van Mij, jullie vervloekt<strong>en</strong>, in het eeuwige vuur wat bereid is voor de duivel<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> .... En zij zull<strong>en</strong> weggaan in de eeuwige straf" (Matt. 25:41,46). Wie het bestaanvan de hel looch<strong>en</strong>t, komt dus in botsing niet met de leer van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, maar met de leervan Jezus Christus zelf. Wij kunn<strong>en</strong> <strong>en</strong> mog<strong>en</strong> Gods liefde niet uitspel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> zijn toorn,want Gods liefde is e<strong>en</strong> heilige liefde, e<strong>en</strong> liefde die brandt <strong>en</strong> verteert als ze vertrapt <strong>en</strong> verachtwordt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> staat er niet alle<strong>en</strong> in de Bijbel dat God liefde is (1 Joh. 4:8), maar erstaat net zo duidelijk dat God e<strong>en</strong> verter<strong>en</strong>d vuur is (Hebr. 12:29).2.2. WAT DE HEL ISWat de hel precies is, wordt met verschill<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong> <strong>en</strong> beeld<strong>en</strong> aan ons voorgehoud<strong>en</strong>. Dewoord<strong>en</strong> waarmee de hel in de oorspronkelijke tal<strong>en</strong> aangeduid wordt zijn "gehinnom" of"geh<strong>en</strong>na" <strong>en</strong> deze zijn afgeleid van het dal van Hinnom dat dichtbij Jeruzalem geleg<strong>en</strong> is. Inde tijd van de koning<strong>en</strong> Agas <strong>en</strong> Manasse van Juda zijn in dit dal kinder<strong>en</strong> geofferd aan deafgod Moloch. Dit was e<strong>en</strong> gruwelijke, duivelse godsdi<strong>en</strong>st. Daarom heeft de vrome koningJosia de plaats lat<strong>en</strong> verwoest<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze onrein verklaard. Later is het de ashoop van Jerusalemgeword<strong>en</strong> waar allerlei onreinheid weggegooid <strong>en</strong> verbrand werd. Dode dier<strong>en</strong> <strong>en</strong> di licham<strong>en</strong>van veroordeeld<strong>en</strong> zijn daar gegooid om aan verrotting <strong>en</strong> verbranding overgegev<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>.Hier war<strong>en</strong> inderdaad vur<strong>en</strong> die niet uitgeblust zijn <strong>en</strong> worm<strong>en</strong> die voortdur<strong>en</strong>d verteerd<strong>en</strong>.Dit dal van Hinnom is nu op grond van alles wat erin plaatsvond in het Woord van Godhet symbool <strong>en</strong> profetie van de hel, het eeuwige huis van smart<strong>en</strong>, geword<strong>en</strong>. Rondom hetbeeld van deze verschrikkelijke plaats c<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> veel Schriftgedacht<strong>en</strong> van de hel. Zo noemtChristus de hel "het onuitblusbare vuur, waar hun worm niet sterft <strong>en</strong> het vuur niet uitgeblustwordt" (Mark. 9:45, 46). In Op<strong>en</strong>b. 14 word weer gesprok<strong>en</strong> van de rook van pijniging dieopgaat tot in alle eeuwigheid waar dag <strong>en</strong> nacht ge<strong>en</strong> rust is (Op<strong>en</strong>b. 14:11). Ook word ervangesprok<strong>en</strong> als de vuurov<strong>en</strong> (Matt. 13:42,50) <strong>en</strong> het verderf (Matt. 7:13). In e<strong>en</strong> ander verbandwordt de hel g<strong>en</strong>oemd de buit<strong>en</strong>ste duisternis waar gewe<strong>en</strong> zal zijn <strong>en</strong> gekners van de tand<strong>en</strong>(Matt. 25:30). Die vraag komt bij e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s op hoe het mogelijk is dat de hel zowel met vuurals met duisternis aangeduid kan word<strong>en</strong>, want vuur wat licht maakt <strong>en</strong> duisternis sluit<strong>en</strong> elkaartoch uit. Wij wet<strong>en</strong> het niet. Bij God zijn alle ding<strong>en</strong> echter mogelijk. Hij kan vuur lat<strong>en</strong>brand<strong>en</strong> zonder dat het licht maakt. In elk geval duid<strong>en</strong> deze twee b<strong>en</strong>aming<strong>en</strong> op de tweekant<strong>en</strong> van het hellelijd<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> negatieve <strong>en</strong> e<strong>en</strong> positieve. De duisternis wijst op de negatievekant: om verstok<strong>en</strong> te zijn van het licht <strong>en</strong> heerlijkheid <strong>en</strong> eeuwige vreugde. Deze negatievekant van het lijd<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> we ook in de woord<strong>en</strong> van Christus: "Ga weg van Mij, jullie vervloekt<strong>en</strong>"(Matt. 25:41). Dit wijst op uitsluiting <strong>en</strong> afzondering. Zij mog<strong>en</strong> niet del<strong>en</strong> in de heerlijkheidvan de geredd<strong>en</strong>. Zij mog<strong>en</strong> niet aanzitt<strong>en</strong> aan het bruiloftsmaal van het Lam. Ga wegvan Mij! Dit betek<strong>en</strong>t dat de band met God <strong>en</strong> met Christus geheel <strong>en</strong> al van h<strong>en</strong> losgemaaktwordt. Hier op aarde hebb<strong>en</strong> zij nietteg<strong>en</strong>staande hun zond<strong>en</strong> nog gedeeld in de gunst vanGod: Hij heeft zijn zon over h<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> schijn<strong>en</strong>; Hij heeft het op hun akkers lat<strong>en</strong> reg<strong>en</strong><strong>en</strong> Hijheeft hun arbeid gezeg<strong>en</strong>d. Maar van het og<strong>en</strong>blik af dat Christus teg<strong>en</strong> h<strong>en</strong> zegt: "Ga wegvan Mij ...." moet<strong>en</strong> zij deze goedheid van de Here ontber<strong>en</strong>. Dan zull<strong>en</strong> zij beginn<strong>en</strong> te ervar<strong>en</strong>wat Christus geled<strong>en</strong> heeft to<strong>en</strong> Hij uitriep: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mijverlat<strong>en</strong>?". Zij zull<strong>en</strong> echter niet alle<strong>en</strong> van God verlat<strong>en</strong> zijn, maar ook tuss<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> inde hel zal er ge<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> verbond<strong>en</strong>heid zijn. Waar e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s hier op aarde daaromnog naast<strong>en</strong>liefde of m<strong>en</strong>sliev<strong>en</strong>dheid krijgt waarin de <strong>en</strong>e m<strong>en</strong>s omziet naar de belang<strong>en</strong> <strong>en</strong>welstand van de ander, er zal in de hel van zo iets ge<strong>en</strong> sprake zijn. Daarom kan m<strong>en</strong> ookzegg<strong>en</strong> dat het in de hel ontzett<strong>en</strong>d koud zal zijn – koud omdat er hoeg<strong>en</strong>aamd ge<strong>en</strong> warmeliefde voor <strong>en</strong> medelijd<strong>en</strong> met elkaar zal zijn.


Ga weg van Mij! .... Verlat<strong>en</strong>! .... Buit<strong>en</strong>! Zo wordt de rampzaligheid negatief aangeduid.Dat lijd<strong>en</strong> heeft echter ook e<strong>en</strong> positieve kant: het vuur dat brand <strong>en</strong> nooit uitgedoofd wordt;de worm die aanhoud<strong>en</strong>d knaagt zonder te sterv<strong>en</strong>; er zal pijn <strong>en</strong> gewe<strong>en</strong> <strong>en</strong> knars<strong>en</strong> van tand<strong>en</strong>zijn; verdrukking <strong>en</strong> b<strong>en</strong>auwdheid zal ondervond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>; de ziel zal onophoudelijkverteerd word<strong>en</strong> door wroeging <strong>en</strong> spijt. Kortom, het lijd<strong>en</strong> daar zal onbeschrijfelijk wez<strong>en</strong>.Dan pas zal de volle diepte van het woord van Christus verstaan word<strong>en</strong> to<strong>en</strong> Hij zei: "Vreestniet voor h<strong>en</strong> die het lichaam kunn<strong>en</strong> dod<strong>en</strong>, maar de ziel niet kunn<strong>en</strong> dod<strong>en</strong>; maar vreesHem liever die de ziel zowel als het lichaam kunn<strong>en</strong> verderv<strong>en</strong> in de hel" (Matt. 10:28). Natuurlijkzull<strong>en</strong> niet all<strong>en</strong> hetzelfde lijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> smart<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong>. De Schrift leert ons dat erverschill<strong>en</strong>de grad<strong>en</strong> van straf zull<strong>en</strong> zijn. Het zal voor Sodom, de goddeloze stad, draaglijkerin de oordeelsdag zijn dan voor Kapernaüm, de bevoorrechte stad waar Christus zo veel gepreekt<strong>en</strong> zoveel van zijn tek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> wonder<strong>en</strong> verricht heeft. Op e<strong>en</strong> andere plaats zegtChristus dat zij die de weg gek<strong>en</strong>d hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze niet bewandeld hebb<strong>en</strong> met vele slag<strong>en</strong>geslag<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> , maar h<strong>en</strong> die de weg niet gek<strong>en</strong>d hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedaan hebb<strong>en</strong> die slag<strong>en</strong>verdi<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, met weinig slag<strong>en</strong> geslag<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (Luk. 12:47,48). Uit al dezeSchriftuitsprak<strong>en</strong> blijkt duidelijk dat de hel inderdaad e<strong>en</strong> oord van verschrikking <strong>en</strong> e<strong>en</strong> eeuwighuis van smart<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd kan word<strong>en</strong>.57 Vgl. H. Berkhof: Gegronde verwachting, Nijkerk, 1967a bl. 50, 51, 65, 70.2.3. VOOR WIE DE HEL BESTEMD ISBehalve dat de hel bestemd is voor de duivel <strong>en</strong> zij <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> (Matt. 25:41) <strong>en</strong> voor de Antichrist<strong>en</strong> de Valse Profeet (Op<strong>en</strong>b. 20:10), is ze verder de eindbestemming van al de ongelovige<strong>en</strong> goddeloze m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. In Op<strong>en</strong>b. 21:3 lez<strong>en</strong> we: "Maar wat de vreesachtig<strong>en</strong> aangaat <strong>en</strong>de ongelovig<strong>en</strong> <strong>en</strong> gruwelijke <strong>en</strong> moord<strong>en</strong>aars <strong>en</strong> hoereerders <strong>en</strong> tov<strong>en</strong>aars <strong>en</strong> afgod<strong>en</strong>di<strong>en</strong>aars<strong>en</strong> al de leug<strong>en</strong>aars - hun deel is in de poel die brandt met vuur <strong>en</strong> zwavel: dit is detweede dood". In Matt. 25 wordt gezegd dat Christus deg<strong>en</strong><strong>en</strong> aan zijn linkerkant weggestuurdheeft naar het eeuwige vuur. En wie zijn zij? Christus zegt dit zijn zij die to<strong>en</strong> de geringstevan zijn broeders honger had, aan h<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> et<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> heeft; toe zij dorst hadd<strong>en</strong>,aan h<strong>en</strong> niets te drink<strong>en</strong> gav<strong>en</strong>; to<strong>en</strong> zij ziek <strong>en</strong> in de gevang<strong>en</strong>is war<strong>en</strong>, h<strong>en</strong> niet bezocht hebb<strong>en</strong>.Met andere woord<strong>en</strong> , h<strong>en</strong> in wier lev<strong>en</strong>s er ge<strong>en</strong> werkelijke liefde tot hun medem<strong>en</strong>swas als dankbaar antwoord voor de grote liefde die Christus aan h<strong>en</strong> bewez<strong>en</strong> heeft. Dit komter dus op neer dat all<strong>en</strong> die helemaal niet of niet werkelijk in Christus geloofd hebb<strong>en</strong>, weggestuurdzull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar de eeuwige straf. De Schrift leert ons dat er vel<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zijn dieerop rek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat zij het recht hebb<strong>en</strong> om in de eeuwige heerlijkheid in te gaan maar dan zull<strong>en</strong>moet<strong>en</strong> hor<strong>en</strong>: "Ga weg van mij ..." Christus waarschuwt ons trouw<strong>en</strong>s ook: "Strijd hardom in te gaan door de <strong>en</strong>ge poort, want vel<strong>en</strong>, zegg<strong>en</strong> Ik voor jullie, zal prober<strong>en</strong> om in tegaan <strong>en</strong> zull<strong>en</strong> niet in staat zijn" (Luk. 13:24). Zij zull<strong>en</strong> zich erop beroep<strong>en</strong> dat ze in Christus’teg<strong>en</strong>woordigheid geget<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedronk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> - misschi<strong>en</strong> aan de Avondmaalstafel - <strong>en</strong>dat zij in zijn Naam vele kracht<strong>en</strong> gedaan hebb<strong>en</strong> - misschi<strong>en</strong> zoals de moderne "gebedsg<strong>en</strong>ezers"- maar Christus’ antwoord aan h<strong>en</strong> zal zijn: Ik k<strong>en</strong> u niet .... Ga weg van Mij!Uit het leerstuk aangaande de hel vloeit er voor de gelovige echter ook om Christus’ wil e<strong>en</strong>heerlijke troost voort. Daarop vestigt onze Catechismus heek duidelijk de aandacht. Als gevraagdwordt: "Waarom volgt er: Die neergedaald is naar de hel?", dan wordt geantwoord:"Dat ik in mijn zwaarste aanvechting<strong>en</strong> zeker kan zijn <strong>en</strong> mijzelf volkom<strong>en</strong> kan vertroost<strong>en</strong>dat mijn Here Jezus Christus door zijn onuitsprekelijke b<strong>en</strong>auwdheid, smart<strong>en</strong>, verschrikking<strong>en</strong> helse kwelling waarin Hij in zijn ganse lijd<strong>en</strong> (maar vooral aan het kruis verzonk<strong>en</strong> is, mijvan de helse b<strong>en</strong>auwdheid <strong>en</strong> pijn verlost heeft" (H. Cat. vr. <strong>en</strong> antw. 44).


3.HET EEUWIGE LEVEN (DE ZALIGHEID)De bestemming van de ware kinder<strong>en</strong> van God na de wederkomst van Christus is de nieweaarde waarop zij de onuitsprekelijke zaligheid <strong>en</strong> heerlijkheid van het eeuwige lev<strong>en</strong> zull<strong>en</strong>smak<strong>en</strong>. Dan ontvang<strong>en</strong> zij de onvergankelijke <strong>en</strong> onbesmette <strong>en</strong> onverwelkelijke erf<strong>en</strong>is dieChristus voor h<strong>en</strong> verworv<strong>en</strong> heeft <strong>en</strong> die in de hemel<strong>en</strong> door God voor h<strong>en</strong> bewaard is tot bijde wederkomst van de Here (1 Petr . 1:4,5). Als m<strong>en</strong> over het eeuwige lev<strong>en</strong> begint na te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>,kom<strong>en</strong> er veel vrag<strong>en</strong> op – vrag<strong>en</strong> waarop niet altijd antwoord<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,omdat het Woord van God ons daarop ge<strong>en</strong> antwoord<strong>en</strong> geeft. Aan de hand van wat wijechter wel hierover in de Schrift gebod<strong>en</strong> wordt, will<strong>en</strong> we op <strong>en</strong>kele vrag<strong>en</strong> hier antwoordprober<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong>.3.1. HOE ZAL HET OP DE NIEUWE AARDE ZIJN?Uit die wereldbrand van het einde waarin de werk<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s verbrand zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, zaldeze zelfde aarde waarop wij nu won<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> nieuwe, gelouterde, heerlijke <strong>en</strong> heilige gedaantete voorschijn kom<strong>en</strong>. God zelf zal alles nieuw mak<strong>en</strong>. En als God ze nieuw gemaaktheeft, dan blijft ze in de gloed van deze nieuwheid <strong>en</strong> heerlijkheid voor eeuwig prijk<strong>en</strong>. Watdeze nieuwheid van de nieuwe aarde betek<strong>en</strong>t, wordt nu in de Schrift feitelijk alle<strong>en</strong> op negatievewijze aan ons voorgehoud<strong>en</strong>. Er wordt eig<strong>en</strong>lijk alle<strong>en</strong> gezegd hoe het op de nieuweaarde niet zal zijn <strong>en</strong> wat er niet gevond<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong>, omdat de heerlijkheid van de nieuweaarde zo ver uitstijgt bov<strong>en</strong> ons m<strong>en</strong>selijke bevattingsvermog<strong>en</strong> dat het onmogelijk is om inm<strong>en</strong>selijke taal <strong>en</strong> woord<strong>en</strong> positief te zegg<strong>en</strong> hoe het op de nieuwe aarde zal zijn. Paulus zegtdat deze heerlijkheid zo zal zijn zoals ge<strong>en</strong> oog gezi<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> oor gehoord <strong>en</strong> in het hart vange<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s ooit opgekom<strong>en</strong> is (1 Kor. 2:9). Daarom wordt de huidige aarde als het ware metde nieuwe aarde vergelek<strong>en</strong> - zodat wij iets van de eeuwige heerlijkheid kunn<strong>en</strong> verstaan -wordt ons getoond wat er niet gevond<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong> wat thans nog op deze aarde gevond<strong>en</strong>wordt. Zo lez<strong>en</strong> we dat er op de nieuwe aarde ge<strong>en</strong> zee meer zal zijn (Op<strong>en</strong>b. 21:1). Hoewelde zee door God geschap<strong>en</strong> is voor de val van de m<strong>en</strong>s, heeft de zee toch in de Schrift e<strong>en</strong>minder gunstige betek<strong>en</strong>is. In deze bedeling is de zee eig<strong>en</strong>lijk het tek<strong>en</strong> van onrust <strong>en</strong> strijd.Het bruis<strong>en</strong>de, kok<strong>en</strong>de voortgedrev<strong>en</strong>, door storm<strong>en</strong> opgezweepte water, de golv<strong>en</strong> die metelkaar bots<strong>en</strong> - dit is het symbool van de naties van de wereld met hun onrust (Ps. 65:8; Dan.7:3; Op<strong>en</strong>b. 13:1). Zowel Daniël in zijn gezicht<strong>en</strong> als Johannes in zijn op<strong>en</strong>baring zi<strong>en</strong> danook de dier<strong>en</strong> die beeld <strong>en</strong> symbool is van de gruwelijkhed<strong>en</strong> van de aarde <strong>en</strong> van de Antichristuit de zee opkom<strong>en</strong>. Maar op de nieuwe aarde zal alles vrede zijn. Daarom zal de zeemet zijn bijzondere symboliek er ook niet meer zijn. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zal de hele nieuwe aarde e<strong>en</strong>paradijs zijn <strong>en</strong> het zou moeilijk kunn<strong>en</strong> zijn als zo'n grote oppervlakte door water ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>wordt. Op de nieuwe aarde zal het ook nooit nacht word<strong>en</strong> (Op<strong>en</strong>b. 21:25). De duisterniswaarin ongezi<strong>en</strong>e gevar<strong>en</strong> de woonplaats <strong>en</strong> het lev<strong>en</strong> van Gods kinder<strong>en</strong> bedreig<strong>en</strong>, zal vooraltijd weg zijn. Het zal e<strong>en</strong> eeuwige dag zijn. De ganse nieuwe aarde zal zonder e<strong>en</strong> <strong>en</strong>keleonderbreking verker<strong>en</strong> in het heerlijke stral<strong>en</strong>de licht dat van God <strong>en</strong> het Lara uitgaat. DeSchrift verklaart immers uitdrukkelijk dat, er ook ge<strong>en</strong> zon <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> maan op de nieuwe aardezull<strong>en</strong> zijn, want de heerlijkheid van God zal hem verlicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> het Lam zal zijn lamp zijn(Op<strong>en</strong>b. 21:23). E<strong>en</strong> woestijn met al de ell<strong>en</strong>de die ze herbergt, zal er ook niet gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,want Jesaja zegt dat de del<strong>en</strong> die vroeger woestijn war<strong>en</strong>, dan zull<strong>en</strong> juich<strong>en</strong> <strong>en</strong> bloei<strong>en</strong>;waterstrom<strong>en</strong> <strong>en</strong> fontein<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> er uitbrek<strong>en</strong> (Jes. 35). Ja, op de nieuwe aarde zal er ge<strong>en</strong>verdorring, veroudering of aftakeling kom<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> onkruid, ge<strong>en</strong> dor<strong>en</strong>s <strong>en</strong> distels die gevolg<strong>en</strong>van de zonde zijn, zull<strong>en</strong> er meer zijn. Alles zal nieuw zijn omdat het in de meestvolmaakte zin zal beantwoord<strong>en</strong> aan hun eeuwige bestemming. De hele aarde zal e<strong>en</strong> paradijs,de liefelijkste lusthof zijn <strong>en</strong> verker<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> eeuwige l<strong>en</strong>te. Ook tijd <strong>en</strong> ruimte zoals wij die


nu k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> er niet meer zijn. 58 De eeuwigheid van de m<strong>en</strong>s hiernamaals betek<strong>en</strong>t weliswaarniet dat de tijd geheel <strong>en</strong> al opgehev<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong>, maar dat tijd <strong>en</strong> eeuwigheid dansam<strong>en</strong>vloei<strong>en</strong> in die zin dat de tijdelijkheid, de vergankelijkheid, het ge<strong>en</strong> tijd hebb<strong>en</strong> om tedo<strong>en</strong> wat gedaan moest word<strong>en</strong> of we graag will<strong>en</strong> do<strong>en</strong>, dan zal verdwijn<strong>en</strong>. Het k<strong>en</strong>merkvan ons aardse lev<strong>en</strong> is juist dat wij ge<strong>en</strong> tijd hebb<strong>en</strong>. Dáár zull<strong>en</strong> wij altijd tijd hebb<strong>en</strong>. Deeeuwigheid van de m<strong>en</strong>s betek<strong>en</strong>t dat onbeperkte tijd die deel van het verloste kind van deHere op de nieuwe aarde zal wez<strong>en</strong>. De eeuwigheid van de m<strong>en</strong>s zal anders zijn dan de eeuwigheidvan God. God is immers verhev<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de tijd <strong>en</strong> is zonder verled<strong>en</strong>, hed<strong>en</strong> <strong>en</strong> toekomstzoals wij die k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, terwijl de eeuwigheid van de m<strong>en</strong>s betek<strong>en</strong>t dat hij in de tijd zalzijn maar dan in e<strong>en</strong> onbeperkte tijd. Ook de ruimte zal niet verdwijn<strong>en</strong>, maar de verheerlijktem<strong>en</strong>s zal er anders teg<strong>en</strong>over staan dan nu. Jezus Christus is met zijn verheerlijkte lichaam nazijn <strong>opstanding</strong> al aan Maria zo onopzichtelijk versch<strong>en</strong><strong>en</strong>, de discipel<strong>en</strong> achter geslot<strong>en</strong> deur<strong>en</strong>bezocht <strong>en</strong> is voor hun og<strong>en</strong> naar de hemel opgevar<strong>en</strong>. Net zo zull<strong>en</strong> onze verheer1ijktelicham<strong>en</strong> niet onderworp<strong>en</strong> zijn aan de teg<strong>en</strong>woordige natuurwett<strong>en</strong> <strong>en</strong> zwaartekracht <strong>en</strong> watdaarmee sam<strong>en</strong>hangt. Zo wordt ook voor ons verstaanbaar dat Paulus in zijn eerste brief aande Thessalonis<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kan zegg<strong>en</strong>: "H<strong>en</strong> die in Christus gestorv<strong>en</strong> zijn, zull<strong>en</strong> eerst opstaan.Daarna zull<strong>en</strong> wij die in het lev<strong>en</strong> overblijv<strong>en</strong>, sam<strong>en</strong> met h<strong>en</strong> in wolk<strong>en</strong> weggevoerd word<strong>en</strong>de Here tegemoet in de lucht" (1 Thess. 4:16,17). Ook hoe het met de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gesteld zal zijn,wordt hoofdzakelijk negatief in de Schrift beschrev<strong>en</strong>. Er zull<strong>en</strong> bij de m<strong>en</strong>s dan ge<strong>en</strong> tran<strong>en</strong>meer zijn, want God zelf zal al de tran<strong>en</strong> van hun og<strong>en</strong> af veg<strong>en</strong>: tran<strong>en</strong> van rouw, tran<strong>en</strong> vanleed, tran<strong>en</strong> van verlang<strong>en</strong>, tran<strong>en</strong> van pijn, tran<strong>en</strong> van berouw - dit alles zal voor goed wegzijn omdat God de oorzaak van tran<strong>en</strong> voor eeuwig zal wegnem<strong>en</strong>. We lez<strong>en</strong> immers dat erge<strong>en</strong> dood meer zal zijn; ook droefheid <strong>en</strong> gewe<strong>en</strong> <strong>en</strong> moeite zull<strong>en</strong> er niet meer zijn, want deeerste ding<strong>en</strong> zijn voorbijgegaan (Op<strong>en</strong>b. 21:4). Ge<strong>en</strong> ziekte of kwaal zal er bek<strong>en</strong>d wez<strong>en</strong>(Jes. 33:24). In plaats van tran<strong>en</strong> zal er e<strong>en</strong> onuitsprekelijk <strong>en</strong> ononderbrok<strong>en</strong> geluk kom<strong>en</strong>. Erzal ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> zijn om te klag<strong>en</strong>. Moeite zal iets vreemds zijn. Louter vreugde <strong>en</strong> volkom<strong>en</strong>geluk zal alles zijn wat ervar<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong>. Zo krijg<strong>en</strong> wij op grond van al deze Schriftgegev<strong>en</strong>se<strong>en</strong> gering idee hoe het op de nieuwe aarde zal zijn. Het is e<strong>en</strong> gering idee, want dit watwij van deze zaligheid vermoed<strong>en</strong> <strong>en</strong> uit de Schrift kunn<strong>en</strong> afleid<strong>en</strong>, is niet e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> druppelin de emmer. Wij kunn<strong>en</strong> ons niet bij b<strong>en</strong>adering e<strong>en</strong> voorstelling mak<strong>en</strong> van wat ons wacht.58 Over tijd <strong>en</strong> ruimte hiernamaals3 vgl. o.a. Th. Delleman, a.w., bl. 84-89; H. Berkhof,a.w. bl. 27-33; H. Berkhof: Christus - de zin der geschied<strong>en</strong>is, Nijkerk, 1958, bl. 176..2. WAT ZAL ONZE VERHOUDING TOT GOD ZIJN?Op deze vraag word<strong>en</strong> we in Op<strong>en</strong>b. 21 als volgt geantwoord: "Zie, de tabernakel van God isbij de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Hij zal bij h<strong>en</strong> won<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zij zull<strong>en</strong> zijn volk zijn; <strong>en</strong> God zelf zal bij h<strong>en</strong>zijns als hun God". Dit is het grootste <strong>en</strong> heerlijkste van alles wat ons over het eeuwige lev<strong>en</strong>meegedeeld wordt. Dit is het geheim van de zaligheid <strong>en</strong> de heerlijkheid. Het geheim van heteeuwige geluk ligt trouw<strong>en</strong>s niet in de strat<strong>en</strong> van goud <strong>en</strong> de parelpoort<strong>en</strong>, maar daarin datGod bij <strong>en</strong> in te midd<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zal zijn. Hij zal met zijn gezeg<strong>en</strong>de teg<strong>en</strong>woordigheidonder h<strong>en</strong> won<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> Hem <strong>en</strong> de verloste m<strong>en</strong>sheid zal e<strong>en</strong> eeuwige, innige geme<strong>en</strong>schapwez<strong>en</strong> <strong>en</strong> niets zal h<strong>en</strong> meer van elkaar scheid<strong>en</strong>. Deze innige geme<strong>en</strong>schap zal ook e<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong>g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> bij de verloste m<strong>en</strong>sheid teweeg br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Net zoals twee geliefd<strong>en</strong> die langvan elkaar gescheid<strong>en</strong> war<strong>en</strong> <strong>en</strong> oprecht naar elkaar verlangd<strong>en</strong>, er zo int<strong>en</strong>s van kunn<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>om weer bij elkaar te zijn, zo zull<strong>en</strong> de kinder<strong>en</strong> van God er eeuwig <strong>en</strong> int<strong>en</strong>s van g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>om zo bij dé God te zijn die h<strong>en</strong> zo liefgehad heeft. Ja, van al de heerlijkhed<strong>en</strong> dieweggelegd zijn voor het kind van God, zal dit het grootste zijn dat God bij ons zal won<strong>en</strong> <strong>en</strong>wij altijd bij Hem zull<strong>en</strong> zijn.


3.3. WAT ZULLEN WIJ DAAR DOEN?Op deze vraag kan kort <strong>en</strong> krachtig geantwoord word<strong>en</strong>: Wij zulle God di<strong>en</strong><strong>en</strong>. Johannes zegtin Op<strong>en</strong>b. 21 dat hij op de nieuwe aarde ge<strong>en</strong> tempel, ge<strong>en</strong> kerk gezi<strong>en</strong> heeft. Dit betek<strong>en</strong>t nietdat God daar niet gedi<strong>en</strong>d zal word<strong>en</strong>, maar juist het teg<strong>en</strong>overgestelde: God zal daar overalgedi<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aparte tempel zal helemaal niet meer nodig zijn, want alles op de nieuweaarde zal tempel <strong>en</strong> kerk zijn. De nieuwe aarde zal e<strong>en</strong> reusachtige tempel zijn waarvan d<strong>en</strong>ieuwe hemel het koepelgewelf zal vorm<strong>en</strong>. Elke di<strong>en</strong>s zal daar e<strong>en</strong> altaardi<strong>en</strong>st zijn, elkedaad e<strong>en</strong> offerande, elk woord e<strong>en</strong> liefelijke geur voor de Here. Onze di<strong>en</strong>st aan de Here zaldaar ge<strong>en</strong> last zijn zoals dat m<strong>en</strong>igmaal hier op aarde bij ons is, maar e<strong>en</strong> lust, ons grootstegeluk. In Op<strong>en</strong>b. 22 lez<strong>en</strong> we dat er <strong>en</strong>erzijds van de verloste m<strong>en</strong>sheid gezegd wordt: "Enzijn di<strong>en</strong>stknecht<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> Hem di<strong>en</strong><strong>en</strong>". Anderzijds wordt van h<strong>en</strong> gezegd: "En zij zull<strong>en</strong> alskoning<strong>en</strong> reger<strong>en</strong> tot in alle eeuwigheid". Zij zijn dus di<strong>en</strong>stknecht<strong>en</strong> <strong>en</strong> koning<strong>en</strong> tegelijk.Hun di<strong>en</strong>st is ge<strong>en</strong> slav<strong>en</strong>di<strong>en</strong>st maar koningsdi<strong>en</strong>st. Het zal e<strong>en</strong> vreugdevolle di<strong>en</strong>st zijnwaarin zij in alles wat ze do<strong>en</strong>, God zull<strong>en</strong> belijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Hem zull<strong>en</strong> verer<strong>en</strong> met hun lof <strong>en</strong>aanbidding. Waaruit onze di<strong>en</strong>st aan de Here zal bestaan, kan niet precies gezegd word<strong>en</strong>,omdat de Schrift ons daarover niet inlicht. Omdat er echter gezegd wordt dat Gods di<strong>en</strong>stknecht<strong>en</strong>Hem zull<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> (Op<strong>en</strong>b. 22:3) <strong>en</strong> dat zij als koning<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> reger<strong>en</strong> (Op<strong>en</strong>b.22:5), moet<strong>en</strong> we afleid<strong>en</strong> dat we in de eeuwigheid actief bezig zull<strong>en</strong> zijn. Ieder zal e<strong>en</strong> taakhebb<strong>en</strong> die hij moet verricht<strong>en</strong> - van welke aard die ook mag zijn. En uiteindelijk zal elke taak<strong>en</strong> elke daad die er verricht wordt erop neerkom<strong>en</strong> dat God geroemd, geprez<strong>en</strong> geëerd zaword<strong>en</strong>. In deze di<strong>en</strong>st aan God op de nieuwe aarde zal iedere<strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> specifieke tal<strong>en</strong>t<strong>en</strong><strong>en</strong> persoonlijkheid ontplooi<strong>en</strong> zoals e<strong>en</strong> bloem die op<strong>en</strong>gaat om zijn volle schoonheid <strong>en</strong>pracht te verton<strong>en</strong>. Dat kan hier op aarde niet gebeur<strong>en</strong>, vanwege al de beperking<strong>en</strong> waaraanwij hier als gevolg van de zonde onderworp<strong>en</strong> zijn. Maar daar zull<strong>en</strong> de tal<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> eig<strong>en</strong> aardvan iedere<strong>en</strong> zoals God die aan hem of haar gegev<strong>en</strong> heeft op de heerlijkste wijze tot ontplooiingkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> juist daarin zal ook de veelkleurige wijsheid van God geop<strong>en</strong>baard word<strong>en</strong>die aan elk m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> bijzondere karakter <strong>en</strong> gav<strong>en</strong> geschonk<strong>en</strong> heeft. Dwars door de di<strong>en</strong>stdie de gezaligd<strong>en</strong> dan zull<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>, zal echter altijd hun lofzang tot eer van God gehoordword<strong>en</strong> waarin zij God prijz<strong>en</strong> voor de heerlijke verlossing die Hij hun deel liet word<strong>en</strong>.Voortdur<strong>en</strong>d zull<strong>en</strong> zij juich<strong>en</strong>: "Het Lam wat geslacht is, is waardig om te ontvang<strong>en</strong> dekracht <strong>en</strong> rijkdom <strong>en</strong> wijsheid <strong>en</strong> sterkte <strong>en</strong> eer <strong>en</strong> heerlijkheid <strong>en</strong> lof .... Aan Hem die op detroon zit <strong>en</strong> aan het Lam komt toe de lof <strong>en</strong> de eer <strong>en</strong> de heerlijkheid <strong>en</strong> de krchtg tot in alleeeuwigheid" (Op<strong>en</strong>b. 5:12,13). Dit is de heerlijkheid die weggelegd is voor het kind van God,de heerlijkheid die Christus door Zijn bittere lijd<strong>en</strong> voor ons verworv<strong>en</strong> heeft - zo ver wij ernu iets van kunn<strong>en</strong> verstaan. Dit is wat wacht voor h<strong>en</strong> die waarlijk in Christus gelov<strong>en</strong>, maarwat zij voor eeuwig moet<strong>en</strong> miss<strong>en</strong>, die Christus verwerp<strong>en</strong>.HET NIEUWE JERUZALEMHij heeft mij de stad getoond,groot <strong>en</strong> van de hemel dal<strong>en</strong>d,<strong>en</strong>, door Gods lichtglans schoon,zoals e<strong>en</strong> kleurgeste<strong>en</strong>te stral<strong>en</strong>d,helder zoals e<strong>en</strong> kristallijndie in al zijn klaarheid schijnt.Maar e<strong>en</strong> tempel, schoon van bouw,(aan die was nog steeds gedachtig!)heeft mijn oog daar niet aanschouwd;want de Here God almachtig


is zijn tempel, <strong>en</strong> het Lamis de heldere altaarvlam.En ge<strong>en</strong> licht van zon <strong>en</strong> maan,Die zich w<strong>en</strong>tel<strong>en</strong> langs de trans<strong>en</strong>,zal daar op- <strong>en</strong> ondergaan;God zelf schijnt daar met zijn glans,<strong>en</strong> het Lam is zelf het lichtwaar e<strong>en</strong> eeuwige nacht voor zwicht.Er zal in het heiligdomniemand zijn die kwaad bedrijftooit of immer binnekom<strong>en</strong>.Zij van wie de naam geschrev<strong>en</strong>in het Lev<strong>en</strong>sboek zal staan,zij zull<strong>en</strong> daar binn<strong>en</strong>gaan.Schriftberijming 45:1,8,9,12.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!