HOOFDSTUK IIDE ZEKERHEID VAN DE OPSTANDINGDe zekerheid dat er inderdaad voor de m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> is, verkrijg<strong>en</strong> wijMet name uit Christus’ <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> <strong>en</strong> de betek<strong>en</strong>is daarvan.CHRISTUS IS WAARLIJK OPGESTAAN 5Het is helemaal begrijpelijk dat er in de Schrift zoveel nadruk gelegd wordt op Christus’ <strong>opstanding</strong>uit de dod<strong>en</strong>. Trouw<strong>en</strong>s als Christus niet is opgestaan, dan is er voor ons ook ge<strong>en</strong><strong>opstanding</strong>. In dit verband zijn Christus’ verschijning<strong>en</strong> ná zijn <strong>opstanding</strong> van het allergrootstebelang. Het grote doel van al deze verschijning<strong>en</strong> is om de m<strong>en</strong>sheid ervan te overtuig<strong>en</strong>dat Christus waarlijk opgestaan is uit de dod<strong>en</strong>. 6 Daarom maakt Paulus in 1 Kor. 15 ook zobreedvoerig melding van de verschill<strong>en</strong>de verschijning<strong>en</strong> van Jezus na zijn <strong>opstanding</strong>. AlsJezus nu ook alle<strong>en</strong> maar aan zijn apostel<strong>en</strong> versch<strong>en</strong><strong>en</strong> was of hier <strong>en</strong> daar aan e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kelepersoon, zou de duivel ons gemakkelijker kunn<strong>en</strong> overred<strong>en</strong> om te gelov<strong>en</strong> dat de <strong>opstanding</strong>van Jezus maar net e<strong>en</strong> verdichtsel was van e<strong>en</strong> paar m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die nauw aan Hem verbond<strong>en</strong>war<strong>en</strong>. Maar nu zegt Paulus dat Jezus bij e<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>heid versch<strong>en</strong><strong>en</strong> was "aan meer dan vijfhonderdbroeders tegelijk, waarvan de meest<strong>en</strong> nu nog lev<strong>en</strong>, maar sommig<strong>en</strong> al ontslap<strong>en</strong>zijn" (1 Kor. 15:6). Christus is zonder twijfel doelbewust aan deze grote m<strong>en</strong>igte versch<strong>en</strong><strong>en</strong>zodat er over zijn <strong>opstanding</strong> ge<strong>en</strong> twijfel kan bestaan. En als Lukas aan Theófilus schrijft dat"... ik van voor af alles nauwkeurig onderzocht heb, om het in volgorde aan u te schrijv<strong>en</strong>,zodat u met volle zekerheid kunt wet<strong>en</strong> de ding<strong>en</strong> waaromtr<strong>en</strong>t u onderricht b<strong>en</strong>t" (Luk. 1:3,4), dan geldt dat ook van Christus’ <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong>, want ook daarvan getuigt Lukasduidelijk <strong>en</strong> onomwond<strong>en</strong>. In dit nauwkeurige onderzoek zou Lukas zeker niet alle<strong>en</strong> navraaggedaan hebb<strong>en</strong> bij Jezus’ apostel<strong>en</strong>, maar ook bij "buit<strong>en</strong>staanders" <strong>en</strong> zeker ook bij sommigeof misschi<strong>en</strong> veel van de "meer dan vijfhonderd broeders" waarvan Paulus spreekt. Dit wet<strong>en</strong>schappelijkonderzoek <strong>en</strong> navorsing hebb<strong>en</strong> hem tot de onomstotelijke conclusie gebracht:Jezus Christus is waarlijk opgestaan uit de dod<strong>en</strong>.5 Hier wordt natuurlijk uitgegaan van de belijd<strong>en</strong>is dat de volle historische waarheid in het evangeliesaan ons meegedeeld wordt - teg<strong>en</strong>over opvatting<strong>en</strong> die beweg<strong>en</strong> in de teg<strong>en</strong>overgestelde richting.6 Vgl. R. Schippers: De <strong>opstanding</strong> van Jezus van Nazareth in net Nieuwe Testam<strong>en</strong>t, G.T.T.,68ste jaargang, februari 1968, bl. 57.2. CHRISTUS’ OPSTANDING BETEKENT ONZE OPSTANDINGIn zijn betoog in 1 Kor. 15 toont Paulus aan dat Christus’ <strong>opstanding</strong> per definitie moet betek<strong>en</strong><strong>en</strong>dat wij die aan Hom toebehor<strong>en</strong> ook zull<strong>en</strong> opstaan uit de dod<strong>en</strong>. 7 De dood is e<strong>en</strong> geweldigemacht die alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bedreigt. Nu heeft Christus wel door zijn goddelijke machtdrie person<strong>en</strong>, namelijk de zoon van de weduwe van Naïn, het dochtertje van Jaïrus <strong>en</strong> Lazarus,uit de greep van de dood teruggetrokk<strong>en</strong> maar dat was net tijdelijk. Later zijn deze m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>toch weer gestorv<strong>en</strong>. Maar to<strong>en</strong> Christus de dood inging <strong>en</strong> er weer uit opstond, was dithet tek<strong>en</strong> dat Hij de macht van de dood verbrok<strong>en</strong> had. Christus betoonde zich machtige als dedood. Daarom kan de dood zijn prooi niet meer houd<strong>en</strong>. Op bevel van Christus moet hij (dedood) h<strong>en</strong> loslat<strong>en</strong>. 8 Daarbij moet onthoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat Christus’ <strong>opstanding</strong> niet slechtsvoor Hem persoonlijk van betek<strong>en</strong>is is. Als onze Redder <strong>en</strong> Zaligmaker heeft Hij borgtochtelijkvoor ons de strijd teg<strong>en</strong> de dood aangedurfd, de dood overwonn<strong>en</strong> <strong>en</strong> de weg gebaandnaar onze eig<strong>en</strong> zalige <strong>opstanding</strong>. Christus heeft als Hoofd de dood overwonn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wat voorHem als Hoofd geldt, geld ook voor ons als led<strong>en</strong> die aan Hem, het Hoofd, verbond<strong>en</strong> zijn.Van bijzonder belang in dit verband is dat Christus g<strong>en</strong>oemd wordt de eersteling van h<strong>en</strong> die
ontslap<strong>en</strong> zijn (1 Kor. 15:20). Het woord eersteling hier is ontle<strong>en</strong>d aan de wett<strong>en</strong> die de Heredoor Mozes aan Israël gegev<strong>en</strong> heeft. 9 Volg<strong>en</strong>s deze moets Israël de eersteling<strong>en</strong> van de oogst(de eerste garv<strong>en</strong> van de nieuwe oogst, de eerste brod<strong>en</strong> gebakk<strong>en</strong> uit het kor<strong>en</strong> van de nieuweoogst, <strong>en</strong>z.) als e<strong>en</strong> offer aan de Here br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Door die daad wordt te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> dat dehele oogst, waarvan de eersteling<strong>en</strong> die geofferd word<strong>en</strong> de verteg<strong>en</strong>woordiging zijn, aan deHere gewijd wordt. De eersteling<strong>en</strong> staan dus niet los van de rest van de oogst maar zijn verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong>dvoor de hele oogst. Wat van de eersteling<strong>en</strong> geldt, geldt ook van de rest vande oogst. Zo is het nu ook met Christus in zijn <strong>opstanding</strong>. 10 Als eersteling is Hij opgestaanuit de dod<strong>en</strong>. Maar juist het woord eersteling toont aan dat Christus nooit los staat van h<strong>en</strong> dieaan Hem behor<strong>en</strong>. Wat hier van Hem als eersteling geldt, geld ook van all<strong>en</strong> van wie Hij deeersteling is, <strong>en</strong> dit zijn al de gelovig<strong>en</strong>. Zijn <strong>opstanding</strong> als eersteling betek<strong>en</strong>t dus dat al degelovig<strong>en</strong> die Hij als eersteling verteg<strong>en</strong>woordigt, ook zull<strong>en</strong> del<strong>en</strong> in de zalige <strong>opstanding</strong>waarin Hij gedeeld heeft. Daarom kan Paulus in 1 Thess. 4:14 verklar<strong>en</strong>: "Want als wij gelov<strong>en</strong>dat Jezus gestorv<strong>en</strong> <strong>en</strong> opgestaan is, dan zal God ook zo h<strong>en</strong> die in Jezus ontslap<strong>en</strong> zijn,sam<strong>en</strong> met Hem br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>". Onze geloofsverbond<strong>en</strong>heid aan Christus die de dood overwonn<strong>en</strong>heeft, is dus de waarborg dat wij ook gewis <strong>en</strong> zeker zull<strong>en</strong> opstaan uit de dod<strong>en</strong>. 117 Vgl. J.N. Sev<strong>en</strong>ster: Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood in de briev<strong>en</strong> van Paulus, Amsterdam, 1954, bl. 98 e.v.F.W. Grosheide: De eerste brief aan de kerk te Korinte (Comm<strong>en</strong>taar op het N.T.), Kamp<strong>en</strong>,1957, bl, 382 e.v. F.J. Pop: De eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs Nijkerk, bl. 360 e.v.8 Vgl. J.N. Sev<strong>en</strong>ster Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood in de Evangeliën, Amsterdam, 1952, bl. 119.9 Vgl. Ex. 23:19; 34:26; Lev. 2:12; 23:10, 17, 20; Num. 15:20, 21.10 Vgl. J.N. Sev<strong>en</strong>ster: Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood in de briev<strong>en</strong> van Paulus, bl. 99; F.J. Pop, a.w.bl. 366; F.W. Grosheide, a.w., bl. 399; H. Berkhof: Gegronde Verwachting, Nijkerk,1967, bl. 353. DE NATUUR LEERT DE OPSTANDING UIT DE DODENDe zekerheid dat er e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong> uit de dod<strong>en</strong> is, kan volg<strong>en</strong>s Paulus eig<strong>en</strong>lijk ook in d<strong>en</strong>atuur opgemerkt word<strong>en</strong>. Hij verwijst naar iemand die vraagt: "Hoe word<strong>en</strong> de dod<strong>en</strong> opgewekt<strong>en</strong> mete<strong>en</strong> hoedanige lichaam kom<strong>en</strong> zij?". Dan antwoordt hij: "Dwaas m<strong>en</strong>s! Wat jezaait, wordt niet lev<strong>en</strong>d als het niet gestorv<strong>en</strong> is. En wat je zaait -je zaait niet het lichaam watzal word<strong>en</strong>, maar <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> korrel, bijvoorbeeld van kor<strong>en</strong> of van iets anders. Maar God geefthet e<strong>en</strong> lichaam zoals Hij wil het, <strong>en</strong> aan iedere<strong>en</strong> van de zaadkorrels zijn eig<strong>en</strong> lichaam" (1Kor. 15:35-38). Die vrag<strong>en</strong>steller b<strong>en</strong>aderde de hele zaak van de <strong>opstanding</strong> <strong>en</strong>kel verstandelijk<strong>en</strong> kon niet verstaan hoe e<strong>en</strong> lichaam wat verteert of verbrand word of in de grond vergaanis weer tot lev<strong>en</strong> kan kom<strong>en</strong>. In zijn antwoord toont Paulus dat dit wat voor de vrag<strong>en</strong>stelleronmogelijk lijkt, elke dag in de natuur plaatsvindt. E<strong>en</strong> kor<strong>en</strong>korrel wordt bijvoorbeeldgezaaid. Hij wordt begrav<strong>en</strong> in de grond. Als kor<strong>en</strong>korrel sterft hij <strong>en</strong> houdt op bestaan. Maardaarmee loopt alles niet t<strong>en</strong> einde. Juist als de kor<strong>en</strong>korrel in zijn gedaante als korrel ophoudtte bestaan, kan hij in e<strong>en</strong> andere gedaante, namelijk als e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>de plant daaruit te voorschijnkom<strong>en</strong>. Anders gesteld: als de kor<strong>en</strong>korrel begrav<strong>en</strong> (gezaaid) wordt, is dit niet het eindedaarvan. Weldra staat de kor<strong>en</strong>korrel op uit zijn graf (uit de dod<strong>en</strong>) <strong>en</strong> komt te voorschijn ine<strong>en</strong> nieuwe <strong>en</strong> heerlijke gedaante. Zo leert ook de natuur ons dat daarin nu reeds e<strong>en</strong> <strong>opstanding</strong>uit de dod<strong>en</strong> is. En dat wat nu in de natuur gebeurd, zal e<strong>en</strong>maal ook met de m<strong>en</strong>s gebeur<strong>en</strong>bij de wederkomst van Christus. 1211 Natuurlijk zal de goddeloze ook opstaan om het eeuwige oordeel tegemoet te gaan maardaarover spreekt Paulus niet in 1 Kor. 15. Vgl. F. W. Grosheide, a.w., bl. 399.12 Vgl. F.W. Grosheide, a.w., bl. 417; F.J. Pop a.w. bl. 385; Johannes Calvijn:Institutie, Boek III, vertaal deur A. Sizoo, Deel II, Delft, s.j. bl. 552.