11.07.2015 Views

2011 - Stichting Het Groninger Landschap

2011 - Stichting Het Groninger Landschap

2011 - Stichting Het Groninger Landschap

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Broedvogels enbroedsucces vankolonievogels in deKlutenplas in<strong>2011</strong>Peter de BoerSovon-rapport2012/24


Broedvogels en broedsucces van kolonievogelsin de Klutenplas in <strong>2011</strong>Peter de BoerSOVON-rapport 2012/24Dit rapport is opgesteld in opdracht van<strong>Het</strong> <strong>Groninger</strong> <strong>Landschap</strong>


ColofonWijze van citeren: Peter de Boer 2012. Broedvogels en broedsucces van kolonievogels in de Klutenplas in<strong>2011</strong>. SOVON-rapport 2012/24, Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.Samenstelling: Peter de BoerLay out: Dries OomenFoto’s: Peter de Boer1Sovon Vogelonderzoek Nederland2<strong>Het</strong> <strong>Groninger</strong> <strong>Landschap</strong>Sovon Vogelonderzoek NederlandToernooiveld 16525 ED Nijmegene-mail: info@sovon.nlwebsite: www.sovon.nl© 2012 Sovon Vogelonderzoek NederlandISSN 1382-6247


Broedvogels en broedsucces van kolonievogels in de Klutenplas in <strong>2011</strong>InhoudDankwoord 41. Inleiding 52. Beschrijving onderzoeksgebied 63. Methode 73.1 Veldwerk 73.2 Data 73.2 Veldbezoeken 74. Resultaten 84.1. Broedvogels 84.2. Broedsucces 85. Vergelijking voorgaande jaren 115.1 Broedvogelaantallen 115.2 Broedsucces 116. Conclusies 126.1 Aanbevelingen 12Literatuur 14Bijlagen 15I. Verspreidingskaarten 15II. Weersomstandigheden 153


Sovon inventarisatierapport 2012/24DankwoordArjan Hendriks was het aanspreekpunt binnen<strong>Stichting</strong> <strong>Het</strong> <strong>Groninger</strong> <strong>Landschap</strong>. Naast hulpbij veldwerk voorzag Arjan het conceptrapport vancommentaar. Jan Moerkerk plaatste het elektrischeraster rond het nieuwe gedeelte van de Klutenplas.Dries Oomen (SOVON) voorzag mij vanveldkaarten, maakte de verspreidingskaarten enverzorgde de lay-out. Symen Deuzeman en RoySlaterus (ook SOVON) verrichten veel werk in devoorbereidende fase.4


Broedvogels en broedsucces van kolonievogels in de Klutenplas in <strong>2011</strong>1. InleidingIn het voorjaar van <strong>2011</strong> heeft SOVONVogelonderzoek Nederland in opdracht van <strong>Stichting</strong><strong>Het</strong> <strong>Groninger</strong> <strong>Landschap</strong> (SGL) onderzoekverricht aan broedvogels van de Klutenplas;gelegen in Groningen ten noorden van Warffum.Dit onderzoek borduurde voort op de uitkomstenvan het onderzoek dat in de periode 2007-2010 (deBoer & Willems 2008, De Boer 2008, Van Kleunenet al. 2010) plaatsvond. Daarin werd vastgestelddat predatie door zoogdieren (o.a. Vos, Bunzing)de hoofdoorzaak van mislukken is. Aanleiding voorhet onderzoek vormde de terugloop in aantallen eneen niet optimaal broedsucces van kolonievogels interreinen van SGL. Daarvoor is zowel het oude als hetnieuwe gedeelte van de Klutenplas op broedvogelsgeïnventariseerd. Om na te gaan welke rol predatiemogelijk speelt op een niet optimaal broedsucces,is verder onderzoek gedaan naar het broedsuccesvan de belangrijkste kolonievogelsoorten (Kluut,Kokmeeuw en sterns) en karakteristieke kustvogels(Scholekster en Kievit).<strong>Het</strong> onderzoek richtte zich op de volgende vragen:• Welke soorten vogels broeden in voorjaar<strong>2011</strong> in het terrein en in welke aantallen?• Wat is het broedsucces van de aanwezigekolonievogels?In het rapport wordt achtereenvolgens ingegaanop het onderzoeksgebied, de gebruikte methodiek,de gegevensverwerking, de gevonden resultatenvoor broedvogels en broedsucces. Tot slot volgenenkele conclusies en aanbevelingen voor beheeren eventueel vervolgonderzoek. In de bijlagen zijnsoortkaarten van de broedvogels, de basisgegevensvan de nestcontroles en gegevens over het weergedurende de onderzoeksperiode te vinden.5


Sovon inventarisatierapport 2012/242. BeschrijvingonderzoeksgebiedDe Klutenplas bestaat uit een oud gedeeltebestaande uit een hoger gelegen terrein omgevendoor open water en een recent (2005) ingericht deelbestaande uit een laaggelegen terrein met slenkenen een aantal ondiepe plassen en is in zijn geheel 17hectare groot (Figuur 1).De oude Klutenplas ligt in de Noordpolder oostelijkvan het recentelijk ingerichte deel en is circa 6ha groot. De oude Klutenplas is een voormaligekleiwinput die eind jaren tachtig is ontstaan alsgevolg van kleiwinning voor het ophogen van dezeedijk. <strong>Het</strong> recent ingerichte westelijke deel (circa11 ha) is aangekocht en ingericht in het kader vancompensatie van brakke natuurwaarden als gevolgvan invoering van het Zoetwateraanvoerplan.Figuur 1. Luchtaanzicht van het nieuwe (west) en oude gedeelte (oost) vande Klutenplas. © GoogleEarth.Figuur 2. Ligging van de Klutenplas in Groningen6


Broedvogels en broedsucces van kolonievogels in de Klutenplas in <strong>2011</strong>3. Methode3.1 VeldwerkDe inventarisatie is uitgevoerd volgens de gangbareBMP-A-methode (van Dijk 2004). Daarvoor zijnvijf dagronden gelopen en twee nachtbezoekengebracht. Gedurende de ronden zijn alle aanwezigevogels die territoriumindicatief gedrag vertoondeningetekend op 1:10.000 veldkaarten.Voor de bepaling van het broedsucces zijn negenbezoeken aan de Klutenplas gebracht. Om zoveelmogelijk nesten op te sporen is gelet op nestindicatiefgedrag zoals een vogel in broedhouding op het nest,afleidingsgedrag of, bij kolonievogels als Kluut enKokmeeuw zijn stroken land systematisch ‘koud’afgezocht op nesten. Gevonden nesten werdengemarkeerd met een bamboestokje van 50 cm opdrie meter afstand van het nest. <strong>Het</strong> nest werd nietdichter dan drie meter benaderd om het trekkenvan een geurspoor vermijden en daarmee eventuelepredatoren zo min mogelijk in de kaart te spelen.Bij (na)controle van de nesten werd gelet opsporen die op succesvol uitkomen (eivliezen,kleine eischilfers) of mislukken duidden (eierenmet bijtsporen, opgedroogd struif in de nestkom).Indien mogelijk werd tevens de mislukkingsoorzaakbepaald.3.2 DataBroedindicatieve waarnemingen zijn na hetbroedseizoen van veldkaarten ingevoerd in WSN enautomatisch geclusterd volgens de criteria van VanDijk et al. (2012).Nestcontroles zijn ingevoerd in de Digitale Nestkaart;een database programma waarmee het broedsuccesvolgens de Mayfield-methode (Mayfield 1975)berekend kan worden. Deze Mayfield-methodecorrigeert voor de onderzoeksinspanning. <strong>Het</strong> aantaldagen wordt hierbij berekend dat een nest aanwezigwas vanaf het moment van vondst (nestdagen)en het aantal overleefde nestdagen, hetgeen hettotaal aan nestdagen is minus een dag als het nestmislukt is. De dagelijkse overlevingskans wordtop basis hiervan berekend als de fractie overleefdenestdagen van het totaal aan nestdagen. Doorbepaling van de dagelijkse overlevingskans wordtrekening gehouden met de lengte van de periodedat nesten gevolgd zijn en met eventuele nesten dieniet opgemerkt werden doordat deze reeds misluktwaren. Zie http://www.sovon.nl/default.asp?id=127voor verdere toelichting op en het downloaden vanhet programma.3.3 VeldbezoekenIn totaal zijn negen veldbezoeken aan de Klutenplasgebracht; negen voor de bepaling van hetbroedsucces, waarvan zes gecombineerd met deinventarisatie van broedvogels.Tabel 1. Veldbezoeken aan de Klutenplas in <strong>2011</strong> voorzowel broedvogelinventarisatie als broedsuccesbepaling.Datum veldbezoek broedvogelinventarisatiebroedsuccesbepaling2 april X26 april X X29 april X10 mei X X17 mei X23 mei X X7 juni X14 juni X X3 juli XFoto 1. Resten van struif bij een legsel van Kluut wijzen op predatie7


Sovon inventarisatierapport 2012/244. Resultaten4.1 BroedvogelsIn totaal zijn in de Klutenplas 22 soorten broedvogelsvastgesteld (tabel 2). De diversiteit bleek met 15soorten in het nieuwe en 14 soorten in het oudegedeelte nagenoeg gelijk.Kolonievogels werden alleen in de nieuwe Klutenplasvastgesteld: hier kwamen 61 paar Kluten, 57 paarKokmeeuwen, 4 Noordse Sterns en 1 Visdief totbroeden. Maar liefst acht broedvogelsoorten staanop de Rode Lijst (van Beusekom et al. 2005); eengroot aantal voor zo’n relatief klein gebied.Tabel 2. Broedvogels van de ‘nieuwe ’en de ‘oude’Klutenplas in <strong>2011</strong>. Vetgedrukt zijn soorten van de RodeLijst (Van Beusekom et al. 2005).Soort Totaal Nieuwe OudeKlutenplas gedeelte gedeelteBergeend 6 4 2Krakeend 1 1 0Wilde Eend 10 8 2Soepeend 1 0 1Slobeend 1 1 0Kuifeend 4 4 0Wintertaling 1 0 1Meerkoet 4 1 3Scholekster 9 8 1Kluut 61 61 0Kievit 5 4 1Grutto 2 2 0Tureluur 7 5 2Kokmeeuw 57 57 0Visdief 1 1 0Noordse Stern 4 4 0Houtduif 1 0 1Graspieper 2 1 1Blauwborst 1 0 1Kleine Karekiet 3 0 3Grasmus 1 0 1Rietgors 3 0 3Totaalsoorten 22 15 14broedparen 185 162 23Foto’s 2 en 3. Legsel van Kluut en Scholekster8


Broedvogels en broedsucces van kolonievogels in de Klutenplas in <strong>2011</strong>4.2 BroedsuccesZowel het oude gedeelte als het nieuwe gedeeltevan de Klutenplas zijn afgezocht op nesten vankolonievogels en karakteristieke kustsoorten. Alleenin het nieuwe gedeelte van de Klutenplas zijn vande betreffende relevante soorten nesten gevonden.4.2.1 ScholeksterVan Scholekster zijn 8 nesten gevonden (tabel3), terwijl negen territoria van deze soort werdenvastgesteld. Slechts twee van de 8 nesten kwamsuccesvol uit. De mislukkingsoorzaak bleef in achtgevallen onduidelijk (tabel 4). In drie gevallen waspredatie de reden van mislukking; tweemaal dooreen onbekend zoogdier en eenmaal door een Vos.4.2.2 KluutBij aanvang van het broedseizoen hielden zich meerKluten in de Klutenplas op dan het uiteindelijkvastgestelde aantal broedparen. Een mogelijkeinvloed vormt de aanwezigheid van aanwezigheidvan enkele duizenden Brandganzen die op debuitendijkse kwelders grazen en in de Klutenplaskomen drinken, poetsen en rusten.Op 12 april werd maximum van 164 Kluten geteld;wat omgerekend neer zou komen op ongeveer 109broedparen. Eind april was het aantal Kluten forsgedaald en werden ‘slechts’ 61 broedparen vanKluut in de Klutenplas vastgesteld.Om het aantal broedparen te bepalen zijn ishet maximaal tegelijkertijd broedende vogelsaangehouden. Van 61 broedparen is voor een selectievan 28 nesten het uitkomstsucces bepaald. Van hettotaal van 28 nesten kwamen slechts drie succesvoluit, wat een uitkomstsucces van 11% geeft.Oorzaak voor het lage uitkomstsucces is predatiedoor zoogdieren, voornamelijk Vos. In de eerste drieweken van de broedfase traden nauwelijks verliezenvan legsels op. In de derde decade van mei zoudende meeste nesten uit moeten komen. Op 23 meibleek echter dat het mis was. Bijna alle nesten warenverschoond van eieren; in veel gevallen restte alleenstruif in de nestkom, ten teken van predatie. Naastprenten van Vos, aangebeten eieren met bijtsporenvan een zoogdier van het formaat Vos werd ook eenverse vossenkeutel midden het afgerasterde gebiedgevonden.4.2.3 KokmeeuwVan Kokmeeuw werden 16 nesten met eierengevonden, tegen een drievoudig aantal lege maar welafgebouwde nesten. De legselgroottes bedroegen1 (10) en 2(6). Met een normale legselgroottevan drie eieren kunnen alle legsels las incompleetbeschouwd worden.De mislukkingsoorzaak bleef in elf van de 16 nestenonbekend. Predatie was de oorzaak van mislukkingin de vijf overige gevallen, eenmaal door eenzoogdier en viermaal door een onbekende soort.Tabel 3. Broedsucces van kolonievogels en Scholeksterbij de Klutenplas in <strong>2011</strong>Paren Nesten Nestsucces Vliegvlugge Broedsuccesjongen (jong/paar)Kluut 61 28 0,11 3 0,05Scholekster 9 8 0,25 2 0,22Kokmeeuw 57 25 0,00 0 0,00Noordse Stern 4 4 0,00 0 0,00Visdief 1 1 0,00 0 0,009


Sovon inventarisatierapport 2012/24Tabel 4. Mislukkingsoorzaken van 43 legsels van Scholekster, Kluut, Kieviten Kokmeeuw in het nieuwe gedeelte van de nieuwe Klutenplas in 2007Oorzaak Totaal Scholekster Kluut Kievit Kokmeeuwlegsel mislukt,oorzaak onbekend 28 8 7 2 11eieren gepredeerdsoort onbekend 7 2 1 4zoogdier 4 2 1 1Vos 2 1 1nest verlaten door predator (Vos) 1 1nest overstroomd 1 1Totaal 43 13 11 3 16broedparen200150100500broedparenbroedsucces2007 2008 2009 2010 <strong>2011</strong>1,000,800,600,400,200,00broedsucces (jong/paar)Figuur 3. Populatieverloop en broedsucces van Kluut in de Klutenplas 2007-<strong>2011</strong>broedparen400350300250200150100500broedparenbroedsucces2007 2008 2009 2010 <strong>2011</strong>1,000,900,800,700,600,500,400,300,200,100,00broedsuccesFiguur 4. Populatieverloop en broedsucces van Kokmeeuw in de Klutenplas 2007-<strong>2011</strong>10


Broedvogels en broedsucces van kolonievogels in de Klutenplas in <strong>2011</strong>5. Vergelijking voorgaande jaren5.1 BroedvogelaantallenIn <strong>2011</strong> zijn tijdens de broedvogelinventarisatie22 soorten broedvogels vastgesteld. Tijdens tweeeerdere recente integrale karteringen werdenrespectievelijk 18 (2007) en 23 soorten (2008)gevonden (De Boer & Willems 2008, De Boer2008). De soortenrijkdom is in de periode 2007-<strong>2011</strong> dan ook gelijk gebleven. Ten opzichtevan eerdere jaren waren er in <strong>2011</strong> een aantalnieuwkomers, waaronder Wintertaling (1 paar),Noordse Stern (4 paar, eerste vestiging in 2010) enVisdief (1 paar, eerste vestiging eveneens in 2010).Pioniersoorten als Kleine Plevier en in minderemate Veldleeuwerik verdwenen in dezelfde periodeTabel 5. Broedvogels van de Klutenplas voor de periode2007-<strong>2011</strong> (De Boer & Willems 2008, De Boer 2008, P.de Boer ongepubliceerd). Vetgedrukt zijn soorten vande Rode Lijst (Van Beusekom et al. 2005).- is soort nietgeteld.2007 2008 2009 2010 <strong>2011</strong>Bergeend 9 9 - - 6Krakeend 0 2 - - 1Wilde Eend 5 7 - - 10Soepeend 0 0 - - 1Pijlstaart 0 1 - 1 0Slobeend 1 1 - - 1Kuifeend 6 9 - - 4Zomertaling 1 0 - - 0Wintertaling 0 0 - - 1Meerkoet 4 6 - - 3Waterhoen 1 0 - - 0Scholekster 10 12 10 10 9Kluut 21 67 184 101 61Kleine Plevier 1 1 0 0 0Kievit 4 6 - - 5Grutto 2 2 - - 2Tureluur 5 6 - - 7Kokmeeuw 21 19 334 353 57Visdief 0 0 0 1 1Noordse Stern 0 0 0 2 4Houtduif 0 1 - - 1Veldleeuwerik 1 2 - - 0Graspieper 3 3 - - 2Blauwborst 0 1 - - 1Kleine Karekiet 3 3 - - 3Grasmus 2 1 - - 1Rietgors 0 2 - - 3Totaalsoorten 18 23 - - 22broedparen 100 161 528+ 468+ 185als broedvogel. Pijlstaart werd wel waargenomenmaar onvoldoende om een territorium op te voeren.Kolonievogels Kluut en Kokmeeuw lieten degrootste verandering zien. Kluut bereikte in 2009 depiek met 184 paren en nam in <strong>2011</strong> met een factordrie af.. Bij Kokmeeuw was de afname nog abruptervan maximaal 353 paren in 2010 naar 57 in <strong>2011</strong>.5.2 Broedsucces<strong>Het</strong> broedsucces van Kluut in <strong>2011</strong> bedroeg 0,05jong/paar. Wanneer de vergelijking met voorgaandejaren wordt getrokken is dat beduidend lager dan in2008 en 2010 en vergelijkbaar slecht met 2007 en2009 (figuur 3).In Waddenzeebreed perspectief bezien doen deKluten van de Klutenplas het vrij slecht. Voor eenstabiele populatie, zonder rekening met migratie tehouden, hebben Kluten een broedsucces van 0,5-1,0jong/paar nodig (Van Kleunen et al. 2010). Over deperiode van 5 jaren werd aan die waarde alleen in2008 gehaald.Voor Kokmeeuw valt de balans opgemaakt over2007-<strong>2011</strong> nog negatiever uit (figuur 4). Vooreen stabiele populatie hebben Kokmeeuwen eengemiddeld broedsucces van 1,0 jong/paar nodig.In drie jaren was het broedsucces echter 0,0 jong/paar en maximaal slechts 0,16 jong/paar in 2009;bij lange na niet voldoende om de populatie op peilte houden.<strong>Het</strong> overgrote deel van de nesten mislukte in de eifase.Restanten van eieren en sporen maakten duidelijkdat de belangrijkste bekende mislukkingsoorzaakpredatie door Vos is geweest.Pas 23 mei werden sporen van Vos en tevensgrootschalige predatie vastgesteld. <strong>Het</strong> elektrischeraster is wekelijks gecontroleerd op de kracht vande stroom. Vermoedelijk is door overhangend rietin combinatie met condensatie van dauw op riet opeen bepaald moment tussen 17 en 23 mei zoveelverlies van stroom ontstaan dat het raster niet meerafschrikwekkend tegen vossen werkte en een ofmeerdere vossen binnen het raster zijn gegaan.11


Sovon inventarisatierapport 2012/246. ConclusiesDe Klutenplas kenmerkt zich als een kleinschaligterrein met vegetatie in pionierstadium en in hetbroedseizoen geringe dynamiek van water.De kenmerkende broedvogels van de Klutenplaszijn kolonievogels als Kluut (what’s in a name)en Kokmeeuw. Beide soorten hebben een sterketerugval van zowel broedvogelaantallen alsbroedsucces laten zien.De afname van broedvogels is wordt waarschijnlijkveroorzaakt door een combinatie van factoren.Aanwezigheid van vossen in het oude gedeelte vande Klutenplas maken dat gebied ongeschikt voorkolonievogels. Daarnaast zorgde predatie door o.a.Vos in het omrasterde deel voor een laag uitkomsten broedsucces.Een mogelijke oorzaak van afname vankolonievogels vormen de duizenden Brandganzendie tot medio mei in het gebied verblijven. DeKlutenplas wordt door de ganzen voornamelijkgebruikt om te drinken en poetsen, maar ook omte grazen. Alle Brandganzen die op de kwelder vande Noordpolder grazen gebruiken de Klutenplas alsdrinkplaats. In de loop van de dag vindt dan ookeen continue doorstroming plaats van duizendenganzen. De ganzen nemen ruimte in beslag, watmogelijk Kluten beperkt in nestgelegenheid. Verderwordt vegetatie zo kort gegraasd dat het grotendeelsongeschikt wordt voor Kokmeeuwen. In eendergelijk terrein is gebleken dat het broedsuccesvan grondbroedende kolonievogels valt of staatbij het weren van vossen. Wanneer dat niet lukt ishet broedsucces vrijwel nihil. In <strong>2011</strong> vond sterkepredatie plaats doordat het elektrische raster in decruciale fase niet goed functioneerde; in eerderejaren is dat eveneens aangetoond.Indien de predator met zekerheid vastgesteldkon worden, betrof het in de meeste gevallen Vosen Bunzing. In de oude Klutenplas bevindt zicheen zandeiland van circa twee meter boven NAP.Hierin bevindt zich een bezette vossenburcht<strong>Het</strong> is waarschijnlijk dat de vastgestelde predatiein het nieuwe gedeelte van de Klutenplas wordtveroorzaakt door de Vos die in de oude Klutenplashuist.De aantallen broedvogels maken duidelijk dat hetgebied van belang is voor kolonievogels als Kluuten Kokmeeuw en kustsoorten als Scholekster enpotentieel eveneens voor Bontbekplevier en Visdief.De aantallen broedvogels kunnen echter veel hogerzijn, zoals het topjaar 2009 liet zien.De hoge mate van predatie laat zien dat de vogelswel in de Klutenplas tot broeden overgaan, maarniet tot nauwelijks jongen groot brengen. Daarmeeis de nieuwe Klutenplas een soort van ecologischeval, omdat het qua habitat en voedselaanbodwel geschikt is, maar door de aanwezigheid vaneen bezette Vossenburcht in de oude Klutenplasongeschikt is.Net als eerder, wordt dan ook in de eerste plaatsgepleit ervoor te zorgen dat het elektrische rastergoed functioneert zodat het nieuwe gedeelte van denieuwe Klutenplas ontoegankelijk is voor Vossen.Aanvullend kan gekozen worden het oude gedeelteminder geschikt voor vossen te maken. Omdat inde directe omgeving voldoende alternatieve locatieszijn om holen te graven zal dat echter weinig soelaasbieden.6.1 AanbevelingenBeheer gericht op een zo geschikt mogelijkehabitat voor Kluut en andere kolonievogels zouop een aantal manieren verbeterd kunnen worden.Hieronder volgen aanbevelingen voor verbeteringvan huidig beheer.• Weren van VossenDe belangrijkste aanbeveling is het inzettenvan een elektrisch raster dat daadwerkelijk Voswerendis. Dat betekent een raster van tenminste150 cm hoogte zodat vossen er nietoverheen kunnen springen. Om de spanning op hetraster voldoende hoog te houden dient eensmalle strook vegetatie langs het raster in de periodeapril-juni regelmatig gemaaid te worden,anders kan via vegetatie ‘lekkage’ van stroomoptreden waardoor de spanning te laag wordt envossen alsnog door of over het raster gaan.Aantalreductie van Vossen (bijvoorbeeld doorafschot) vooraf aan het broedseizoen wordtafgeraden. Door doden van vossen kan tijdelijk depopulatieomvang worden verkleind(Heydon & Reynolds 2000). Dat heeft alleen effectwanneer sprake is van een geïsoleerdepopulatie; door immigratie worden vrijgekomenplaatsen worden namelijk snelopgevuld (Rushton et al.2006). In het verleden isdeze methode al toegepast maar werdendesondanks vossen waargenomen.• Verbetering foerageermogelijkheden KluutOm meer foerageermogelijkheden voor Kluut tekrijgen kan de peildynamiek van het water vergootworden.12


Broedvogels en broedsucces van kolonievogels in de Klutenplas in <strong>2011</strong>• Verbeteren voedselaanbod voor jongeKlutenIn jaren voor <strong>2011</strong> leidden Kluten hun nog kleinejongen uit de Klutenplas, richting de kwelder. Demeest waarschijnlijke reden hiervoor is een tekort aanvoedsel in de Klutenplas. Slijkgarnalen (Corophiumspp.) vormt de voornaamste voedselbron van Kluut.Slijkgarnalen hebben voedselaanvoer in de vormvan kiezelwieren nodig. Voor de aanvoer is inlaatvan bij voorkeur vers zout water vereist.Verbetering van voedselaanbod kan verplaatsen vanjongen voorkomen en daarmee verdrinking in debermsloot van dijk.• Vergroting broedoppervlak kolonievogels<strong>Het</strong> plan bestaat voor het afgraven van het eiland inoude Klutenplas ter bevordering vanontwikkeling zilt grasland en vergroting (veilig)broedoppervlak koloniebroeders. Bijkomendvoordeel:ongeschikt vestigingsgebied voor vos! Infebruari 2012 is dit gerealiseerd.• Verbeteren broedhabitat sternsTer bevordering van de broedhabitat van sternsen plevieren kan een schelpenstrandje aangelegdworden.13


Sovon inventarisatierapport 2012/24Literatuurvan Beusekom, R., Huigen P., Hustings F., de PaterK. & Thissen J. (red.) 2005.Rode Lijst van de Nederlandse Broedvogels.Tirion Uitgevers B.V., Baarn.de Boer P. & Willems F. 2008. Broedvogels enbroedsucces van de Klutenplas in 2007. SOVONonderzoeksrapport2008/03. SOVONVogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.de Boer P. 2008. Broedvogels en broedsucces vande Klutenplas in 2008. SOVONonderzoeksrapport2008/11. SOVONVogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.van Dijk A.J., Noback M., Sierdsema H., TroostG. & Vergeer J.-W. 2012. Handleidingautoclustering in BMP (1.07 maart). SOVONVogelonderzoek Nederland, Nijmegen.van Dijk A.J. 2004. Handleiding BroedvogelMonitoring Project (Broedvogelinventarisatie inproefvlakken). SOVON VogelonderzoekNederland, Beek-Ubbergen.Heydon, M.J. & Reynolds, J.C. (2000). Demographyof rural foxes (Vulpes vulpes) in relation to cullintensity in three contrasting regions of Britain.Journal of Zoology, London, 251: 265-276.Kleunen A. van, Koffijberg K., Nienhuis J., Boer Pde, Smit C.J., Oosterbeek K. & Roomen M van.In prep. Broedsucces van kustbroedvogels in deWaddenzee in 2009 en 2010.Mayfield H. 1975. Suggestions for calculating nestsuccess. Wilson Bull. 87: 456-466.Rushton, S.P., Shirley, M.D.F., Macdonald, D.W.& Reynolds, J.C. (2006). Effects of culling foxpopulations at the landscape scale: A spatiallyexplicit population modeling approach. Journalof Wildlife Management, 70: 1102-1110.Willems F., Oosterhuis R., Dijksen L., Kats R. EnEns B. 2005. Broedsucces van kustbroedvogels inde Waddenzee 2005. SOVON-onderzoeksrapport2005/07 – Alterra-rapport 1265. SOVONVogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen –Alterra, Texel.Willems F. & Puijman S. 2007. Effect van plaatsingvan anti-vossenrasters op het broedsucces vankolonievogels in het Dollardgebied. SOVONonderzoeksrapport.SOVON VogelonderzoekNederland, Beek-Ubbergen.Kleunen A. van, Koffijberg K., de Boer P.,Nienhuis J., Camphuysen C.J., SchekkermanH., Oosterbeek K., de Jong M., Ens B. & SmitC. 2010. Broedsucces van kustbroedvogelsin de Waddenzee in 2007 en 2008. SOVONmonitoringrapport2010/04, IMARES-rapportC169/10. SOVON Vogelonderzoek Nederland,Nijmegen, IMARES, Texel. WOt-werkdocument227. WOT Natuur & Milieu, Wageningen.14


BijlagenI. VerspreidingskaartenII. Weersomstandigheden


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Bergeend 6 territoria#S#S#S#S#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Krakeend 1 territorium#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Wintertaling 1 territorium#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Wilde Eend 10 territoria#S#S#S#S#S#S#S#S#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Soepeend 1 territorium#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Slobeend 1 territorium#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Kuifeend 4 territoria#S#S#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Meerkoet 4 territoria#S#S#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Scholekster 9 territoria#S#S#S#S#S#S#S#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Kievit 5 territoria#S#S#S#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Grutto 4 territoria#S#S #S#S


0 100 200 Meters N#SKlutenplas <strong>2011</strong>Tureluur 7 territoria#S#S#S#S#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Visdief 1 territorium#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Noordse Stern 3 territoria#S#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Houtduif 1 territorium#S


0 100 200 Meters N#SKlutenplas <strong>2011</strong>Graspieper 2 territoria#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Blauwborst 1 territorium#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Kleine Karekiet 2 territoria#S#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Grasmus 1 territorium#S


0 100 200 Meters NKlutenplas <strong>2011</strong>Rietgors 3 territoria#S#S#S


II. Weersomstandigheden<strong>Het</strong> weer is van invloed op de activiteit van vogels endaardoor op de doelmatigheid van het inventariseren.Harde wind, neerslag en lage temperaturen zijnbelemmerende factoren. Veel territoriale activiteitneemt ook af bij hoge temperaturen. Daarom wordthier een korte beschrijving van het weer in hetbroedseizoen van <strong>2011</strong> gegeven aan de hand vande maandoverzichten van het KNMI. In tabel 1 zijnenkele variabelen samengevat.De maand maart kan kort worden samengevatals uitzonderlijk droog, zeer zonnig en metnormale temperaturen. De gemiddelde landelijketemperatuur kwam exact overeen met het langjariggemiddelde van 5,9 º C. Er waren echter behoorlijkeregionale verschillen. In het noorden van het landwas maart aan de koude kant, terwijl in het zuidenvan het land maart juist zacht was. <strong>Het</strong> weer wasoverwegend rustig, met weinig neerslag en veelzon. Tijdens de vaak heldere nachten kwam hetregelmatig tot vorst wat normaal is voor deze tijdvan het jaar. Gemiddeld over het land was maart met13,9 mm neerslag een uitzonderlijk droge maand,tegen een langjarig gemiddelde van 67,6 mm. Inhet noordwesten van het land was de droogte hetgrootst. Op een aantal plaatsen viel daar slechts 5mm neerslag. De meeste neerslag viel in het zuidenen midden van het land. <strong>Het</strong> grootste deel van dezeneerslagsom viel op 18 maart. Maart was een zeerzonnige maand, met gemiddeld over het land ruim185 zonuren, tegen 125 normaal. In Zeeland werdde zon het meest gezien, in het noorden scheen dezon het minst. Met het hoge aantal zonuren eindigdemaart op de vierde plaats in de rij van zonnigstemaartmaanden sinds 1901. Op de eerste plaats indeze lijst staat maart 2003 met 199 zonuren.In april lag de gemiddelde landelijke temperatuurmet 12,6 º C beduidend hoger dan het langjariggemiddelde van 8,9 º C. <strong>Het</strong> is de hoogste waardesinds 1706 en een evenaring van het record inapril 2007. Op 2 april werd in De Bilt met 23,2 ºC de eerste warme dag van het jaar genoteerd.<strong>Het</strong> totale aantal warme dagen (een dag met eenmaximumtemperatuur van 20,0 º C of hoger) inapril kwam uit op 13. Op 21 april werd met 25,0º C nipt de eerste zomerse dag (een dag met eenmaximumtemperatuur van 25,0 º C of hoger) vanhet seizoen geregistreerd. Op 22, 23 en 24 aprilwerd het in De Bilt ruim 26 graden, waarmee vierzomerse dagen op rij werden geregistreerd. Aprilmag dus beschreven worden als uitzonderlijk zacht.Ook kwam in De Bilt geen enkele vorstdag voorterwijl april normaal ca. vier vorstdagen telt. Aprilwas ook een zeer droge maand, met gemiddeld overhet land 11 mm neerslag tegen 44 mm normaal. Demeeste neerslag viel in het oosten van het land enin Limburg. April was een zeer zonnige maand metgemiddeld over het land 262 zonuren, tegen 178normaal. Langs de kusten was de zon het meest tezien, op een aantal plaatsen 285 uren. Op de minstzonnige plaats, Maastricht, scheen de zon nog altijd233 uren. April was een uitzonderlijke zachte, zeerzonnige en zeer droge maand.Mei was een vrij warme maand met een gemiddeldelandelijke temperatuur van 13,9 º C tegen normaal12,8 º C. In totaal werden in De Bilt twaalf warmedagen genoteerd, tegen 10 normaal. Op drie dagenwerd het zomers warm wat normaal is voor de maandmei. Op 30 mei werd het in het zuidoosten van hetland zelfs tropisch warm (een maximumtemperatuur30,0 º C of hoger). De landelijk hoogste temperatuurwerd gemeten in Arcen, namelijk 31,4 º C. Aan hetbegin van de maand koelde het tijdens de nachtenfors af. In het noordoosten van het land kwam hetop uitgebreide schaal nog op drie dagen tot lichtevorst. Mei was een zonnige maand met gemiddeldover het land 266 zonuren tegen 213 uren normaal.De minst zonnige plaatsen bevonden zich in hetmidden en oosten van het land. Gemiddeld overhet land is in mei 25 mm neerslag gevallen, tegeneen langjarig gemiddelde van 61 mm. Langs dewestkust en in het zuidoosten van het land viel opeen aantal plaatsen minder dan 10 mm. <strong>Het</strong> natstwas mei in het noordoosten van het land met 40 totruim 60 mm regen. Aangezien ook maart en aprilzeer droge maanden waren met zonnig weer (endaardoor grote verdamping) werd voor de tijd vanhet jaar een record hoog potentieel neerslagtekortgeregistreerd.In juni lag de gemiddelde landelijke temperatuur op16,0 º C, tegen een langjarig gemiddelde van 15,4º C. De eerste dagen van de maand vormden eenvoorzetting van het zonnige en warme weer datzo kenmerkend was voor de maanden maart t/mmei. Vanaf 5 juni werd het weer wisselvallig, metop vrijwel elke dag wel regen en een temperatuurdie normaal was voor de tijd van het jaar. Vanaf de26e werd kortdurend zeer warme lucht aangevoerd.De dagen 27 en 28 juni verliepen in een groot deelvan het land tropisch. Eén tropische dag is normaalvoor de maand juni. Op de 28e werd de hitte alweeruit ons land verdreven na actieve onweersbuien diein de avond over het land trokken. Hierbij viel opbepaalde plekken uitzonderlijk veel regen en werdenhoge windsnelheden bereikt. Na de 28e lag detemperatuur opnieuw rond het langjarig gemiddelde.Juni was een natte maand met gemiddeld over het


land 96 mm, neerslag tegen 68 mm normaal. Doorhet vaak buiige karakter van de neerslag waren demaandsommen neerslag bijzonder grillig over hetland verdeeld. In de droogste gebieden werd 50 tot80 mm regen gemeten terwijl de natste plaatsen 120tot 130 mm neerslag registreerden. In de Betuwewerd de meeste neerslag gemeten. Landelijk scheende zon gemiddeld 219 uren tegen 201 uren normaal.De zon was het meest te zien in het Waddengebied.In het oosten en zuidoosten van het land scheen dezon het minst, Maastricht kwam niet verder dan 188zonuren.Juli was een zeer natte maand met weinig zon enlage temperaturen. Gemiddeld over het land viel128 mm neerslag terwijl het langjarig gemiddelde78 mm is. Daarmee eindigde juli <strong>2011</strong> op de 6eplaats in de rij van natste julimaanden sinds 1901(op de eerste plaats staat juli 2007). Vooral hetmidden en westen van Nederland had te maken metveel regen, terwijl in het oosten en zuiden het drogerbleef. De omgeving van Hoek van Holland was hetnatst met 214 mm neerslag, de regio Maastricht hetdroogst met 31 mm. Door de vele regen nam hetlandelijke neerslagtekort drastisch af tot minder dan100 mm, een normale waarde voor juli. De maandjuli was ook koel met een gemiddelde temperatuurvan 15,8 º C, bijna twee graden onder het langjariggemiddelde van 17,7 º C. Er zijn deze maandminder warme, zomers en tropische dagen geteld(maximumtemperatuur minstens resp. 20,0 25,0en 30,0 º C). In het midden en westen van het landzijn alleen enkele warme dagen geregistreerd, inhet zuiden en oosten zijn 3 zomerse dagen geteld.De landelijk hoogste temperatuur, 28,3 º C, werdgemeten op 12 juli in Arcen. Landelijk gemiddeldscheen de zon 158 uren tegen 212 uren normaalwaarmee de maand juli ook een wat somber karakterhad.Tabel 1. Enkele weersvariabelen (Nederlands gemiddelde) in de periode maart-juli <strong>2011</strong>, opbasis van gegevens van het KNMI. De afkorting Ref staat voor de referentiewaarden (langjariggemiddelde 1981 - 2010).Gem. temp ºC Ref Neerslag in mm Ref Zonneschijn in % Ref Wind (m/s) RefMaart 5,9 5,9 13,9 67,6 50 34 4,1 5,4April 12,6 8,9 11,1 43,9 63 43 4,1 4,6Mei 13,9 12,8 24,5 60,9 55 44 4,7 4,4Juni 16,0 15,4 96,2 68,4 43 40 4,6 4,2Juli 15,8 17,7 127,7 78,3 31 42 4,3 4,2


Sovon Vogelonderzoek NederlandPostbus 65216503 GA NijmegenToernooiveld 16525 ED NijmegenT (024) 7 410 410E info@sovon.nlI www.sovon.nlIn het voorjaar van <strong>2011</strong> heeft SOVON VogelonderzoekNederland in opdracht van <strong>Stichting</strong> <strong>Het</strong> <strong>Groninger</strong><strong>Landschap</strong> (SGL) onderzoek verricht aanbroedvogels en het broedsucces van kolonievogelsvan de Klutenplas (noord-Groningen). Aanleidingvormden de teruglopende aantallen karakteristiekebroedvogels en het lage broedsucces van delaatste jaren, dit ondanks de aanwezigheid vaneen elektrisch, voswerend raster.Onderzoeksvragen waren het voorkomen en talrijkheidvan broedvogels en het broedsucces vankolonievogels en Scholekster.In <strong>2011</strong> zijn 22 broedvogelsoorten vastgesteld,waarvan 11 soorten van de Rode Lijst. In totaalzijn van vijf soorten 66 nesten gevolgd, voornamelijkvan Kluut en Kokmeeuw. Van Kluut kwameen gering percentage succesvol uit (0,11); hetnestsucces van Komeeuw was 0,0.Mislukkingsoorzakenwaren in de meeste gevallen predatie,merendeel door onbekende predator, verder zoogdieren Vos. Van 61 paren Kluut zijn uiteindelijkslechts 3 jongen uitgevlogen; wat een gemiddeldbroedsucces van 0,05 geeft.Oplossingen worden gezocht in een andere inrichting:met een hoger voswerend raster, meerdynamiek van waterpeil t.b.v. voedsel en vergrotingvan oppervlakte geschikt broedhabitat.Peter de Boer Broedvogels en broedsucces van kolonievogels in de Klutenplas in <strong>2011</strong> Sovon-rapport 2012/24

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!