Pak Rhizoctonia effectief aanEen bestrijding van Rhizoctonia in tulpen met Rizolex vloeibaar betaalt zich in depraktijk altijd terug. Voorwaarde is wél dat de bestrijding nauwgezet wordt uitgevoerd.De volgende tips en wenken kunnen u daarbij helpen.• Gebruik de adviesdoseringen zoals ze in het onderstaande schema zijn aangegeven• Spuit bij een veurbehandeling bij voorkeur met twee doppen: één naar beneden gericht, overen rond de bollen, en één naar achteren gericht, op de vallende grond• Werk Rizolex zo goed mogelijk in (goed doorfrezen met een rijsnelheid van maximaal5 à 6 km/uur)• Beregen het perceel bij extreme droogte na het planten. Dit verhoogt de effectiviteit van Rizolex• Spuit een eventuele groenbemester op tijd dood en frees de dode zode kapot. Ploeg dezode daarna goed onder. In het verleden is gebleken dat slecht gedode bladrammenas eenverhoogde Rhizoctonia-druk kan geven• Zet geen Rhizoctonia-gevoelige tulpenrassen op geïnundeerde percelen. Dit kan eenverhoogde Rhizoctonia-druk geven• Plant niet te vroeg, bij voorkeur pas vanaf eind oktoberRhizoctonia in tulpRizolex-vloeibaar in 2010Eind 2009 loopt de Dringend Vereiste Toelating (DVT) voor de toepassing vanRizolex-vloeibaar in bloembollen af. Voor 2010 wordt samen met de KAVBopnieuw geprobeerd om een DVT te krijgen voor Rizolex vloeibaar. Ookworden er andere wegen bewandeld om de bloembollenteelt weer terug tekrijgen op het etiket. In de loop van de herfst zal duidelijk worden op welkewijze de toepassing geregeld zal zijn. Via de vakbladen zal de sector geïnformeerdworden over beslissingen van het Ctgb.plaats van toepassingcombinatie van bed-, veurenstrodektoepassingals vooral Rhizoctonia opde bol wordt verwachtals vooral Rhizoctonia vanuitde grond wordt verwachtals vooral Rhizoctonia uitgrond en stro wordt verwachtBedbehandeling(doorfrezen) 12 16 24 16Veurbehandeling(2 doppen)12 16 8 8Vlak voor strodekken 8 - - 8Resistentiestrategie staatcentraal in PPO-proef,,In onze vergelijkende proeven heeft Rizolex dit jaar uitstekend gewerkt’’ ,zegt Annette Bulle, onderzoeker gewasbescherming bijPPO Lisse. Zij heeft het middel samen met drie nieuwe - nog niet toegelaten - middelen ingezet tegen Rhizoctonia in tulpen omeen resistentiestrategie te kunnen ontwikkelen.De middelenproef tegen Rhizoctonia in tulp maakt deel uit van een groter project, waarbij ook de bestrijdingsmogelijkheden van Pythiumin hyacint en droogrot in gladiool onder de loep worden genomen. ,,De gemeenschappelijke deler voor alle drie ziekten is dat er op ditmoment geen of bijna geen middelen voorhanden zijn om ze te bestrijden. Voor alle drie zijn dus dringend nieuwe middelen gewenst’’, zolicht Annette Bulle toe.Om de toelating van mogelijk interessante stoffen voor deze drie knelpunten te ondersteunen, heeft PPO Lisse een tweejarig onderzoekingezet waarbij per teelt drie nieuwe middelen (of werkzame stoffen) en een standaardmiddel worden getest op hun werking. Voor het onderzoek- dat gefinancierd is door het Productschap Tuinbouw en een aantal middelenfabrikanten - is gekozen voor middelen met verschillendewerkingsmechanismen, waardoor ze zo breed mogelijk, in verschillende combinaties, kunnen worden ingezet. ,,Hopelijk wordt hierdoor ookduidelijk welke middelen elkaar kunnen versterken en welke combinaties gunstig zijn in relatie tot resistentiemanagement’’, zo geeft Bullede doelstellingen van de proef weer.Verschillende combinatiesBij de middelenproef tegen Rhizoctonia in tulp wordt de werking van Rizolex en drie nieuwe (niet toegelaten) middelen met elkaar vergeleken.In totaal zijn er 15 verschillende combinaties gemaakt die afgelopen najaar als plantbedbespuiting zijn toegepast. Om de effecten van de combinatiesgoed te kunnen vergelijken is bij alle combinaties een kunstmatige Rhizoctonia-besmetting aangebracht.Hoewel de definitieve conclusies pas volgend jaar worden getrokken, geven de resultaten van dit seizoen al wel een duidelijke richting aan, zostelt Bulle. Eén daarvan is dat Rizolex voorlopig nog niet gemist kan worden. ,,In de proeven heeft Rizolex zowel afzonderlijk als in combinatiemet andere middelen goed gewerkt. Van de andere drie middelen lijken er één of twee redelijk goed mee te kunnen komen met Rizolex. Hetderde middel presteert in de gebruikte dosering vooralsnog minder’’, zo licht de onderzoeker de voorlopige resultaten toe. Ze verwacht overigensdat deze verschillen bij de beoordeling van bollen nog wat verder uitvergroot zullen worden.Nieuw combi met Rizolex?Omdat van Rizolex bekend is dat het soms wat wisselende resultaten kan geven, hoopt Bulle dat het - vooralsnog - beste nieuwe middel komendseizoen weer goed mee kan komen met Rizolex. ,,Misschien kunnen beide middelen, plus mogelijk nog een derde of vierde middel, over een aantaljaren een mooie combi vormen tegen Rizoctonia. Dat zou voor de telers een flinke stap vooruit betekenen’’, zo blikt ze alvast positief vooruit.Annette Bulle is onderzoeker gewasbescherming bij PPO Lisse4 Bloembollen KoerierBloembollen4,5.indd 4 01-07-2009 17:27:19
Vervolg van voorpaginaTulpenmozaïekvirusduikt steeds vroeger opwerkingsmechanisme van de verschillende middelen aan de orde, want ook die werpt hier endaar best vragen op’’, zo stelt De Kock. Hij doelt hierbij vooral op de groep van pyrethroïden.Deze middelen hebben weliswaar een goede afwerende (repellent) en luisdodende werking,maar dit voorkomt niet dat er toch nog wat virus kan worden overgebracht. ,,Veel mooierzou zijn wanneer de luis na opname van het middel meteen verlamd raakt en daardoor nietmeer weg kan vliegen. Hierdoor krijgen bladluizen geen kans meer om andere planten teinfecteren’’, zo geeft De Kock de ideale situatie weer. Mogelijk kunnen ook andere methodenervoor zorgen dat de luis niet meer wegvliegt, zoals bijvoorbeeld het toevoegen van eensuikercomponent aan een luizenmiddel.Virus in tulpEen virus dat De Kock de afgelopen jaren behoorlijk intensief heeft onderzocht is het tulpenmozaïekvirus. Vanwege de warmerewinters duikt deze variant de laatste jaren steeds eerder op in het gewas. ,,Een paar jaar terug kon je als teler nog 1 mei of eenminimum temperatuur van 15 graden Celsius aanhouden als startdatum voor de bladluisvluchten. Maar de laatste jaren vindenwe soms begin april al luizen, vaak ook bij lagere temperaturen van zo rond de 12 à 13 graden’’, zo geeft hij de veranderingenweer. De bekende monitoring met behulp van gele vangbakken is volgens hem dan ook niet meer voldoende om tijdens deteelt van tulp een goed beeld van de luizenvluchten te krijgen (zie ook grafiek). ,,In het begin is de populatie nog vrij klein enis het altijd maar de vraag of je die voldoende registreert met de gele bakken. Bovendien is uit ons onderzoek gebleken dathet vluchtgedrag van de huidige luizenpopulatie mogelijk anders is dan vroeger en dat lang niet alle luizen zich aangetrokkenvoelen door de gele bakken. Dit betekent dat er dus meer luizen aanwezig zijn dan de bakken feitelijk aangeven.’’Eerder beginnen met luisbestrijdingOm de vroege vluchten op tijd op te merken, raadt hij telers aan om ook zelf scherp te zijn op bladluizen. Dit kan bijvoorbeeld door eenvangplaat voorop de trekker te plaatsen, waardoor plaatselijke verspreiding van luizen veel sneller wordt gesignaleerd. Ook is het volgensDe Kock zinvol om eerder te beginnen met de luisbestrijding. Welke strategie hierbij gevolgd moet worden - en of er na een vroegere startook eerder gestopt kan worden met de luisbestrijding - is nog volop in discussie. ,,Op dit moment bekijken we samen met een aantalmiddelenfabrikanten, waaronder <strong>Bayer</strong> <strong>CropScience</strong>, hoe we de veranderde situatie het beste aan kunnen pakken. Daarbij komt ook hetOok TVX steeds groter probleemEen ander virus dat steeds meer problemen veroorzaakt in de tulpenteelt is TVX. De Kock wijtdit vooral aan de schaalvergroting die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden in de sector.Behalve minder tijd voor ziek zoeken is ook de kans op beschadiging van bollen toegenomen,onder meer door mechanisch koppen en ontbollen.Ook bij de bewaring van tulpen is volgens De Kock nog wel het een en ander te verbeteren,onder meer door meer duidelijkheid te krijgen over de overdracht van het virus. Tot nu toe werdvooral de tulpengalmijt aangewezen als verspreider van TVX in de bewaring. Maar volgens DeKock zijn er aanwijzingen dat ook de stromijt hierbij een rol kan spelen. Uit overdrachtsproevendie het afgelopen seizoen zijn uitgevoerd is gebleken dat de stromijt het virus weliswaar veelminder efficiënt overdraagt dan de tulpengalmijt, maar dat de stromijt door zijn massale aanwezigheidtoch een factor van belang is. Om de rol van de stromijt verder te onderzoeken wordende overdrachtsproeven dit jaar herhaald. Ook wordt er een proef ingezet waarbij de verspreidingvan TVX via water wordt onderzocht. Volgens De Kock is vanuit de Hosta-teelt bekend dat er eensterke verspreiding via water plaats kan vinden. ,,Met een proef in de broeierij proberen we teachterhalen of dit ook voor tulp geldt.’’Een derde onderwerp dat dit jaar nader bekeken wordt is verspreiding van TVX via de grond.Volgens de onderzoeker zijn er vanuit Noorwegen aanwijzingen dat grasland, aardappelen ofaardbeien mogelijk waardplanten kunnen zijn voor het virus. ,,De onderbouwing voor dezebewering proberen we zo snel mogelijk te achterhalen, zodat we kunnen bepalen of we er inNederland ook iets mee moeten doen.’’Om TVX de komende jaren onder de duim te kunnen houden is volgens De Kock vooral meeraandacht nodig voor bedrijfshygiëne. Geen gewasresten in de bewaarplaats, geen stof en spinraggenwaar mijten op kunnen overleven en een goede scheiding van virusvrije en besmette partijenzijn volgens hem belangrijke voorwaarden om niet telkens achter de feiten aan te lopen.Virusverspreiding in lelie in kaart brengenIn de lelieteelt zijn bladluizen vooral verantwoordelijk voor de overdracht van leliemozaiekvirusen lelie symptoomloos virus. Het tijdstip waarop de verspreiding plaatsvindt en deoptimale omstandigheden daarvoor, zijn tot nu toe echter nooit goed onderzocht. Om diereden is dit jaar met financiering van Productschap Tuinbouw een onderzoek gestart waarbijin de eerste fase van het onderzoek (2009/2010) elke twee weken de virusverspreidingnauwkeurig in kaart wordt gebracht. De Kock hoopt dat dit in de tweede fase van het onderzoek(2011) een efficiëntere spuitstrategie oplevert, waarbij ook minder middelen hoeven teworden toegepast.Een tweede onderwerp waar het afgelopen jaar intensief naar gekeken is, is het vaccinerenvan lelies tegen leliemozaïekvirus. Door de planten met een zwak virus te vaccineren zijn zeniet meer vatbaar voor agressieve soorten, zoal het leliemozaïekvirus, zo is onder meer uitJapans onderzoek gebleken. Hoewel De Kock de methode als ‘interessant’ bestempelt, is hetvolgens hem geen optie om dit in Nederland toe te passen. Belangrijkste nadeel is dat dekeuringsdienst geen onderscheid kan maken tussen zwakke en agressieve virussen, waardooralle planten als virusziek worden aangemerkt. Hierdoor is export vrijwel onmogelijk. Verderlevert de werkwijze voorlopig geen voordeel op bij de gewasbescherming, omdat er nogsteeds tegen symptoomloze virussen gespoten moet worden.Verspreiding tulpenmozaïekvirus begint eerder dan gedachtMaarten de Kock is onderzoeker virologie bij PPO Lisse.De curve voor de verspreiding van tulpenmozaïekvirus (rode lijn) begint ongeveer twee weken eerder dan de curve van de opplaten en bakken gevangen bladluizen (groene lijn). Dit betekent dat de eerst-vliegende bladluizen, die niet of nauwelijks gevangenworden, een relatief groot risico vormen voor virusverspreiding.5 Bloembollen KoerierBloembollen4,5.indd 5 01-07-2009 17:27:44