12.07.2015 Views

Zorgwijzer 20 - Zorgnet Vlaanderen

Zorgwijzer 20 - Zorgnet Vlaanderen

Zorgwijzer 20 - Zorgnet Vlaanderen

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

zorgwijzer<strong>20</strong> Magazine | Mei <strong>20</strong>11<strong>Zorgwijzer</strong> verschijnt acht keer per jaar | Jg. 3 nr. <strong>20</strong> | ISSN <strong>20</strong>34 - 211 x | <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>, Guimardstraat 1, 1040 Brussel | Afgiftekantoor Antwerpen X Mass Post | P 90<strong>20</strong>10Bouwen aan morgenNieuwe wegen ontdekken06 Zorgsector prioritair voor Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen10 VIPA niet doof voor verzuchtingen sector26 Prof. Buyens: “Ouderenzorg is geen paar schoenen dat je koopt”


Inhoud <strong>20</strong>03 Editoriaal04 Korte berichtencolofon<strong>Zorgwijzer</strong> is het magazine van<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> (voorheen VVI).<strong>Zorgwijzer</strong> verschijnt acht keer per jaar.ISSN <strong>20</strong>34 - 211 xRedactie: CommadInterne coördinatie:Lieve Dhaene, Catherine ZennerWerkten mee aan dit nummer:Filip Decruynaere, Dominique Willaert,Wim Verdoodt, Catherine ZennerVormgeving: www.dotplus.beFotografie: Jan Locus, Gianni Barbieux,Thamas Vanhaute, Martin Hogeboom,Patrick Holderbeke, Miet LassuytVerantwoordelijke uitgever:Guido Van Oevelenp/a <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>Guimardstraat 1, 1040 Brussel<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> – tel. 02-511 80 08.www.zorgnetvlaanderen.beHet volgende nummer van <strong>Zorgwijzer</strong>verschijnt in de week van 24 juni <strong>20</strong>11.Wenst u <strong>Zorgwijzer</strong> toegestuurd te krijgenof een adreswijziging door te geven,contacteer dan Chris Teugels,ct@zorgnetvlaanderen.be.Voor advertenties in <strong>Zorgwijzer</strong>,contacteer Els De Smedt, tel. 09-363 02 44,els.desmedt@dotplus.be.Dossier Bouwen06 Interview Peter Swinnen:“We moeten durven nadenken over nieuwe concepten”10 Interview VIPA: “Een goed bouwteam maakthet verschil”12 Roger Albertijn – Voorzitter Vereniging TechnischeDiensthoofden Verzorgingsinstellingen14 Huis van de toekomst16 De Wingerd Leuven, Rudiger De Belie18 Drie bouwprojecten: Kortrijk, Ten Kerselaere, Knokke22 AZ Damiaan wint hoofdprijs met interne campagneover patiëntveiligheid24 Op zoek naar zin: De kracht van verhalenen herinneringen26 GPS <strong>20</strong>21 – Prof. Dirk Buyens: “Ouderenzorg is geenpaar schoenen dat je koopt”28 Boeken - De Conversation Manager enHet Conversity Model29 Momentopname: Hilde Keppers, Zorgkundige woon- enzorgcentrum Salvator in Hasselt30 Spiegeling: Frederik Cousséezorgwijzer | 0


editoriaalArchitectuur en maatschappijPeter DegadtEen tijd geleden bracht <strong>Zorgwijzer</strong> al eenseen bouwdossier. Toen ging het vooralover de moeizame financiering en de kafkaiaansebureaucratie die van veel bouwdossierseen processie van Echternachmaken. Hoewel lang niet alle knelpuntenvan de baan zijn, focussen we in ditnummer op andere aspecten, met namearchitectuur en duurzaamheid. Daar isalle reden toe.Architectuur, en bij uitbreiding ruimtelijkeordening, heeft een enorme invloed,zowel op de bewoners en de patiëntenals op de organisatie en de samenleving.Meer zelfs, architectuur en ruimtelijkeordening geven mee vorm aan een organisatieen aan de samenleving. Ze bepalenin hoge mate hoe we ons organiseren,hoe we leven, werken, contact hebben,samenwerken en elkaar ontmoeten.Als de geestelijke gezondheidszorg wilevolueren naar meer zorg in de maatschappij,dan kan dat alleen maar slagenals op het gebied van ruimtelijke ordeningen architectuur mee in die richting wordtgedacht. Als de ouderenzorg streeft naareen sterker sociaal weefsel, zodat ouderemensen met een zorgbehoefte kunnen rekenenop de steun van buren, familie envrienden, dan moet de ruimtelijke ordeningdaarop afgestemd worden. Slimmearchitectuur en ruimtelijke ordening zijnvaak een noodzakelijke voorwaarde omiets te doen slagen.Dat geldt ook op het niveau van de organisatie.Ziekenhuizen maken de omslagvan aanbodgestuurde naar vraaggestuurdezorg. Wie dat optimaal wil realiseren,moet ook op het vlak van architectuurbijsturen. Veel woonzorgcentra evoluerennaar zorg op maat en meer autonomie inkleinere leefgroepen. Ook dat heeft consequentiesop concept, inplanting en inrichtingvan de gebouwen.Al deze ontwikkelingen zijn in het belangvan de patiënt of de bewoner. Goede zorgin een ziekenhuis en hoge kwaliteit vanleven in een woonzorgcentrum zijn maarmogelijk met een goede organisatie.En een goede organisatie vergt een aangepasteinfrastructuur. Voor patiëntenen bewoners speelt de omgeving bovendieneen rol in het genezingsproces enhet welbevinden. Een fraaie en groeneomgeving, vernieuwende architectuur,een rustige locatie of net met voldoendestadsdrukte en beweging: elke situatie isanders als we de behoefte van de specifiekezorgvrager centraal stellen.Ook op het gebied van duurzaamheidneemt de zorgsector zijn verantwoordelijkheid.Het VIPA heeft de normen vorigjaar scherper gesteld. Dat kon, wantde bouwtechnische mogelijkheden zijntoegenomen en we hebben er, als maatschappij,met zijn allen belang bij dat weop een duurzame en ecologisch zuinigemanier bouwen. Veel zorgvoorzieningengaan trouwens vrijwillig nog een stap verderdan wat de normen voorschrijven.Nadenken over architectuur en ruimtelijkeordening, over duurzaam en ecologischbouwen, is vandaag meer dan ooitactueel. Niet alleen door de hierbovengeschetste evoluties in de zorg, maar ookomdat de komende jaren nog heel watnieuwe bouwprojecten nodig zijn in deouderenzorg. Hoe sterker onze visie opzorg en maatschappij, hoe groter onzekans op slagen om ook in de toekomst betaalbareen toegankelijke zorg van hoogniveau te kunnen aanbieden.Peter Degadt,Gedelegeerd bestuurder0 | mei <strong>20</strong>11


Fonds Gert NoëlondersteuntziekenhuisprojectenHet Fonds Gert Noël werd in 1999 opgericht binnen de KoningBoudewijnstichting om de luisterbereidheid, het informeren ende menselijke begeleiding van de patiënt en zijn familie in hetziekenhuismilieu te verbeteren.Het fonds bekroont jaarlijks een vernieuwend project ten voordelevan de patiënten en hun familie in de kritieke fase van hetbegin van een ernstige ziekte en tijdens haar behandeling. Hetbekroonde project maakt de zorg menselijker dankzij luisterbereidheid,het informeren en/of de begeleiding van de patiënt enzijn familie.Kandidaten kunnen een dossier indienen tot 12 september <strong>20</strong>11.Beoordelingscriteria zijn de impact op de patiënt en zijn familie,de creatieve en vernieuwende benadering van het thema, hetmultiplicatoreffect, de inpassing van het project in de instellingof in het zorgnetwerk, het voortbestaan van het project ende overeenstemming met de geest van het Fonds Gert Noël. Hetfonds geeft een financiële steun van 25.000 euro.Meer informatie op de website van de Koning Boudewijnstichting –www.kbs-frb.be.Ouderenzorg, eenopdracht voor iedereen‘Ouderenzorg vandaag en morgen: een opdracht vooriedereen’ was het motto op een recente discussieavondvan de CM-kern Kluisbergen. Gedelegeerd bestuurderPeter Degadt van <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> schetste er de uitdagingenvan de toekomst. Zowel in de thuiszorg als inde residentiële zorg wordt het alle hens aan dek. Tegen<strong>20</strong><strong>20</strong> zijn maar liefst 14.000 nieuwe woongelegenhedenvoor zorgbehoevende ouderen nodig. Tegelijk zal ook dethuiszorgcapaciteit moeten worden verhoogd.kortHonderd samenwerkingsprojectenwonen-welzijnDe vraag van de Vlaamse ministers Freya Van den Bossche (Wonen) en Jo Vandeurzen(Welzijn, Volksgezondheid en Gezin) om experimentele projecten van samenwerkingtussen de sociale huisvesting en de welzijnssector in te dienen, heeft honderd voorstellenopgeleverd. De oproep dateert van oktober vorig jaar. Elf projecten werden geselecteerdvoor betoelaging. Eerst bepaalden Freya Van den Bossche en Jo Vandeurzenin een afsprakennota hoe ze hun onderlinge samenwerking zien. Vervolgens riepen zealle huisvestingsmaatschappijen en welzijnsactoren op om projecten uit te werken dieuitgaan van samenwerking tussen wonen en welzijn. Op het vlak van wonen en welzijnzijn er heel wat uitdagingen die alleen een oplossing kunnen krijgen als beide beleidsdomeinenstructureel gaan samenwerken. Mogelijk moet daarvoor ook de regelgevinganders, luidt het in een gezamenlijk persbericht van de ministers.zorgwijzer | 0


Sector geestelijke gezondheid gluurt bij de burenGGZInspiratie voor veranderingOp 3 en 4 mei verzamelden 180 binnen- en buitenlandse deelnemers uit de geestelijkegezondheidszorg (GGZ) voor een internationaal seminarie. Daar steldenbuitenlandse experts - die al een hervorming achter de rug hebben van een bedgeoriënteerdezorg naar zorg in de samenleving - hun functionele modellen voor.“Zorgverstrekkers staan voor enorme uitdagingen door de nieuwe werkvormen inde GGZ. Als koepel willen wij onze leden hier zo veel mogelijk in bijstaan“, verteltJef Van Holsbeke, GGZ-sectorcoördinator van <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>.Er vloeide al heel wat inkt over het legendarischeartikel 107. “Een goede zaak”,meent Jef van Holsbeke. “<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>hecht enorm veel belang aan de transformatiein de GGZ. De overheid schiep albelangrijke kaders, maar nu willen we dehulpverleners en zorgvoorzieningen bijstaanom nieuwe praktijken mogelijk temaken.”Toen de Europese Commissie in juli <strong>20</strong>10de financieringslijn Progress lanceerdevoor projecten van wederzijds leren tussenEuropese landen om sociale inclusieen gelijke kansen te stimuleren, aarzelde<strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong> geen moment. Samenmet de FOD Volksgezondheid, de Franstaligezusterorganisatie FIH en de andereNederlands- en Franstalige koepels vanGGZ-voorzieningen diende de organisatieeen projectaanvraag in. De concretebedoeling van dit project is de Belgischeexperimenten 107 te ondersteunen met deinbreng van internationale experts en zode sociale inclusie van psychiatrische patiëntente bevorderen. Het internationaleseminarie begin mei vormde een eerstestap in dit twee jaar durende project.Workshopskenland, Malta, Noorwegen, Roemenië enSlovenië) in gesprek traden met expertsuit Frankrijk (Lille), Ierland (Monaghan),Nederland (Leiden en Maastricht), de UK(Birmingham) en Zwitserland (Lausanne).Elke workshop focuste op een anderefunctie, zoals beschreven in de Gids naareen betere GGZ door de realisatie van zorgcircuitsen zorgnetwerken. Samen met dedeelnemers gingen de experts per functiedieper in op de doelstellingen, de opdrachten,de dagelijkse werkwijze, hetbeoogde doelpubliek van patiënten, desamenstelling van het team, de gehanteerdeinstrumenten en de relaties metandere teams. Dat alles gebracht in eenformule van ‘het leven zoals het is in eenambulant team in land X’. Veel aandachtging ook naar de moeilijkheden en de valkuilendie gepaard gaan met de opzet vandeze nieuwe teams.Zowel de deelnemers als de experts kondende formule erg smaken. Zo verteltMervyn Morris uit Birmingham: “Voor mijwas dit een uiterst geschikte vorm voor dediscussie die de organisatoren op gangwilden brengen. We hoopten op een praktischemanier de werking van verschillendeorganisatievormen en diensten uit dedoeken te doen. Dankzij het interactievekarakter van de workshops krijgen mensende kans om vragen te stellen en allesHet seminarie bestond uit <strong>20</strong> workshopswaarin de Belgische deelnemersen vertegenwoordigers van de Europesepartners van het Progress-project (Griegoedte begrijpen. En wij als ‘experts’ krijgende kans om de verschillende contextente leren kennen en eens extra te toetsen ofonze ideeën en ervaringen wel goed zijndoorgedrongen.”In diverse workshops volgden de deelnemersgeboeid het debat, wat bleek uit devele vragen. Het gonsde ook van bruisendeideeën die aanleiding gaven tot inspirerendetips: “Iemand moet steeds de vlagdragen en de richting blijven aangeven.Zonder vlag, geen project”, klonk het. Anderenverwoordden het al even poëtisch:“Laat die bakstenen van organisatiesachter je, vergeet ze, alles draait om depatiënt.”Deelnemer Christine Vandamme van PZOnze-Lieve-Vrouw Brugge vatte het kort enbondig samen: “Het was een bijzonderetweedaagse die ons vanuit het inspirerendevoorbeeld van de verschillende inter-Het tweedaagse seminarie lokte heelwat mensen en kende veel bijval.De interessante voorbeelden uit hetbuitenland brachten dan ook veelinspiratie voor de op til staandeveranderingen in eigen land.nationale modellen deed nadenken overde vertaalslag naar onze eigen Belgischecontext, ondanks de fundamentele verschillen.De verduidelijking van hoe hetin andere landen vorm krijgt, is absoluutprikkelend en inspirerend.”CZ0 | mei <strong>20</strong>11


Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen maakt van zorgsector een prioriteit“We moeten durven nadenkenover nieuwe concepten”BouwenOnlangs stelde Peter Swinnen, de nieuwe Vlaams Bouwmeester,zijn ambitienota voor. In de tekst ‘Zeven memo’s voor een verlichtebouwcultuur’ zet hij de lijnen uit voor zijn mandaat dat loopt tot<strong>20</strong>15. En heel opvallend: de zorgsector is een prioriteit.Reden te over voor een uitgebreid gesprek.Wat verstaat u onder een ‘verlichtebouwcultuur’?Peter Swinnen: <strong>Vlaanderen</strong> heeft eenzekere bouwcultuur. De eerste VlaamsBouwmeester, Bob Van Reeth, heeft opdat gebied grensverleggend werk verricht.Hij effende het pad, zodat wij vandaagmeer kunnen doen dan louter hetlenigen van noden. Wij kunnen bouwenaan een cultuur. Gebouwen en openruimte zijn getuigen van een cultuur. Zezijn de afspiegeling van het beleid en dekeuzes van een bepaald tijdsgewricht.Een ‘verlichte’ bouwcultuur is scherpen beredeneerd, er is over nagedacht.De Vlaams Bouwmeester heeft eenrol als adviseur en kwaliteitsbewaker.Hoe wilt u die rol invullen?De Vlaams Bouwmeester wordt aangestelddoor de Vlaamse regering ommee een kwaliteitswaarborg te ontwikkelen.Ik kan adviezen geven, maar diezijn niet bindend. In het verleden zijninstrumenten ingevoerd die een zekerekwaliteitswaarborg betekenden: deOpen Oproep, de Prijs Bouwmeesteren de Meesterproef voor jonge ontwerpers.Maar de tijden veranderen. Meeren meer initiatieven worden met privateinbreng of in publiek-private samenwerking(PPS) ontwikkeld. Alleen ontbrekenbinnen het Team Vlaams Bouwmeestervandaag nog de tools om hierop een verstandige manier mee om tegaan. De verschillende partners in eenPPS hebben andere en soms tegenstrijdigebelangen. De Vlaams Bouwmeesterkan hier een rol opnemen, bijvoorbeeldbij de begeleiding van het opstellen vanhet ‘programma van eisen’. In de zorgsectoren de sociale huisvesting zijnde noden vandaag heel hoog. Tegelijkmoeten we naar meer levenskwaliteitstreven. Dat kan, als we de zaken verstandigaanpakken.U stelt in uw ambitienota dat we moeten‘durven kiezen’. Hebben we devoorbije jaren dan te weinig keuzesgemaakt?Voor mij ligt de nadruk op het durven.Met durf kiezen betekent dat je een richtinguitstippelt. We hebben niks aan eenflou gebied of een grijze entiteit. Durvenkiezen is een attitude. Let wel, als VlaamsBouwmeester maken we bij het ontwerpenvan een gebouw in principe zelf geenkeuzes. We begeleiden wel het keuzeprocesen we reiken mogelijkheden aan. Opbeleidsgebied maken wij natuurlijk welkeuzes. Mijn prioriteiten zijn de zorgsectoren de sociale huisvesting. Ik had ookvoor cultuur kunnen gaan, dat was eenvoudigergeweest. Maar zorg en socialehuisvesting zijn vandaag prioritair. Wemoeten er met zijn allen onze schoudersonder zetten. Ik wil in beide sectoren eenaantal voorbeeldprojecten realiseren. Ikwil ook nadenken over de regelgeving: totwaar kunnen we de huidige reglementering‘oprekken’ en waar is aanscherpingnodig? Regelgeving wordt vaak kwantitatiefgestuurd. We moeten dat op eenslimme manier overstijgen. Ik wil in elkgeval inzetten op levenskwaliteit, watnauw samenhangt met mijn keuze vooreen bouwcultuur. De noden in de zorgzijn groot, maar ze vormen tegelijk eenmaatschappelijke opportuniteit.U pleit voor het werken met masterplannen?Een masterplan is erg belangrijk. Het gaatover het ruimere plaatje. Een bouwcultuuris meer dan architectuur alleen. Het gaatover de context. Een woonzorgcentrummoet uiteraard op zichzelf kunnen functionerenals woonzorgcentrum. Maar eenwoonzorgcentrum heeft tegelijk een groteimpact op de buurt. En omgekeerd heeftde buurt zelf een impact op het woonzorgcentrum.Een gebouw staat nooit los vanzijn context. Elk gebouw vormt een stukjevan een grotere puzzel. Mij interesseertdat grotere geheel. We moeten durven nadenkenover nieuwe concepten. Hoe kunnenwe er bijvoorbeeld voor zorgen dat dezorg volwaardig verankerd wordt in hetstedelijk weefsel? Het stedelijk weefselgarandeert nabijheid en gaat versnipperingtegen. Dat is een maatschappelijkekeuze. Op dit ogenblik lopen twee studiesover nieuwe concepten van zorg in combinatiemet andere functies, alsook eenstudie over collectief wonen.Denkt u dan aan een concept zoals de‘brede scholen’ in het onderwijs?De brede school wil het schoolgebouwtoegankelijker maken, met nieuwe func-zorgwijzer | 0


© Martin HogeboomPeter Swinnen: “Ik pleit voor generositeit. Ik ben een voorstander van overmaat.Hebben we ergens strikt genomen 100m² oppervlakte voor nodig, dan wil ik daargraag 10% bijdoen . Dat geeft zuurstof en ruimte voor creativiteit. Ik ben ervanovertuigd dat dit niet duurder hoeft uit te vallen. Je kunt compenseren met anderebeslissingen.”ties, zodat het ook na de schooluren optimaalgebruikt wordt. In de zorgsector isdat minder voor de hand liggend. Maar ikzie wel mogelijkheden in het schakelen,in zogenaamde verzamelgebouwen.Je kunt bijvoorbeeld een stedelijk blokontwerpen waar verschillende functiesgeïntegreerd zijn: wonen, werken, ontspanningen ook zorg als een vanzelfsprekendestedelijke functie. Zo wordthet verlenen van zorg een wezenlijk onderdeelvan de maatschappij. Je plaatstzorg in een groter geheel. Intelligentegebouwen kunnen ervoor zorgen dat zorg‘minder uitzonderlijk’ wordt. Dat is geenbanalisering van de zorg. Integendeel. Ikpleit voor generositeit. Ik ben een voorstandervan overmaat. Hebben we ergensstrikt genomen 100m² oppervlakte voornodig, dan wil ik daar graag 10% bijdoen.Dat geeft zuurstof en ruimte voor creativiteit.Die extra ruimte kan zowel voorbinnen- als voor buitenruimte aangewendworden. Ik ben ervan overtuigd datdit niet duurder hoeft uit te vallen. Je kuntcompenseren met andere beslissingen.Sommige ruimtes hebben nood aan eenhoogstaande behandeling en afwerking,terwijl andere ruimtes meer basic aangepaktkunnen worden. Ook hier moetenwe keuzes durven maken.U ziet een evolutie naar nieuwe typologieën?Als we de zorg op een meer inclusievemanier benaderen, dan kunnen we evoluerennaar nieuwe vormen en typologieën.Ik heb hier zelf niet alle antwoordenin petto. Ik wil samen met de sector opontdekkingstocht gaan. Er zijn zowel opstedelijk niveau als op kamerniveau nieuweconcepten mogelijk. Ook binnen destrenge regels die vandaag gelden. Wemoeten creatief omspringen met demarge die er is. In een woonzorgcentrumbrengen bewoners veel tijd op hun kamerdoor. Hoe kunnen we die omgeving aangenamermaken? Is het nodig dat elke kamereen simpele rechthoek als grondplanheeft, of kunnen we creatiever omspringenmet de beschikbare oppervlakte?Misschien kunnen we ook de gang eennieuwe functie geven als we die een meterbreder maken?Laat u zich inspireren door voorbeeldenuit het buitenland?Ik heb geen concrete voorbeelden voorogen, maar we kunnen zowel van hetnoorden als van het zuiden leren. De zuiderselanden hechten over het algemeenmeer belang aan familiebanden. Dat vertaaltzich ook in de huistypologie. Veelmeer dan bij ons bouwen ze huizen diegeneratielang meegaan. In het noordenis men dan weer meer ontvoogd. Daarspringen ze iets genereuzer om met deomgeving. Daar wordt minder tegen deminimumgrenzen gebouwd.Hoe willen we onze laatste levensjarendoorbrengen? In een soort van kippenhokom toch maar iedereen te kunnenhelpen? Of gaan we alsnog proberen een0 | mei <strong>20</strong>11


huiselijk gevoel te creëren? Iemand die oplatere leeftijd uit zijn vertrouwde omgevingmoet verhuizen, ervaart dat sowiesoals een schok. Dikwijls gaan mensendan zienderogen achteruit. We moetenmensen zo lang mogelijk in hun eigenomgeving laten wonen en als dat nietmeer kan, dan moeten we de overgangzo soepel mogelijk laten verlopen. Datbetekent een omgeving creëren die nauwaansluit bij de vertrouwde huiselijkeomgeving. Niets is zo erg als op oudereleeftijd verplicht worden om te verhuizenen maar één kast te mogen meenemen.Ik besef dat het niet altijd eenvoudig is.In psychiatrische en forensische centraspelen ook veiligheidscriteria. Dat maaktde uitdaging nog groter. Toch moetenwe ook hier streven naar een warme enbeschermende omgeving, geen koelemachine. Met het Team Vlaams Bouwmeesterbegeleiden we op dit ogenblikeen aantal projecten. We blijven binnende vooropgestelde timing en binnen definanciële normen, maar we proberentoch het verschil te maken. We vertrekkenvan de mens in zijn omgeving. In een forensischcentrum maken de mensen eengrote evolutie door. Stap voor stap werkenze aan een terugkeer naar de maatschappij.Tijdens de laatste fase van hun opname,vlak voor ze naar hun thuisomgevingterugkeren, moet de context dan ooknauw aansluiten bij die thuisomgeving,zodat de overstap zo soepel mogelijk kanverlopen. Het gebouw moet dus rekeninghouden met de evolutie van de mensendie er verblijven, en dat vertaalt zich in dearchitectuur.© Martin HogeboomTal van directeurs en bestuurders van zorgvoorzieningenkoesteren bouwplannen of zijn ervolop mee bezig. Voor hen vroegen we VlaamsBouwmeester Peter Swinnen nog wat extra raad.Peter Swinnen: “Elke context is zo specifiek dat ikmij liever niet aan algemeen geldende tips waag. Ofmisschien toch één tip: probeer het bouwproject tebekijken als een opportuniteit en niet als een probleemdat opgelost moet worden. Ik weet dat dit nietgemakkelijk is. Het is een andere manier van denken.Maar vaak leidt het tot boeiende en inspirerendeinzichten. Reculer pour mieux sauter: probeer de nodente overstijgen door een masterplan op te stellen datrekening houdt met de ruimere context. Het is altijdgoed om er een externe ontwerper bij te halen. Vaakzorgt die als buitenstaander voor een frisse kijk opde zaak. Bouwen vergt expertise en ervaring. Laat jeadviseren en inspireren. Hoe vroeger, hoe beter. Hiervoorkan men terecht bij het Team Vlaams Bouwmeester.”zorgwijzer | 0


BouwenAnn Beusen en Ivan De Boom van hetVIPA: “Een Nederlandse studie toontaan dat de initiële bouwkost van eenziekenhuis maar 2% van de totale‘Life Cycle Cost’ uitmaakt. Dat toontde relativiteit van de initiële bouwkost.Maar met verstandige keuzes eneen efficiënt organisatieconcept, kanje door de jaren heen toch heel watgeld uitsparen.”“Een goed bouwteammaakt het verschil”Het VIPA hecht meer en meerbelang aan duurzaam bouwen.Met een nieuw ministerieelbesluit begin vorig jaar zijn deregels hierover strenger geworden.<strong>Zorgwijzer</strong> ging praten metafdelingshoofd Ivan De Boom enbouwtechnisch adviseurAnn Beusen.Ivan De Boom: Het VIPA is al jaren begaanmet het thema duurzaam bouwen. Al in<strong>20</strong>03 was er een omzendbrief ‘ecologischbouwen’. We waren veeleer trendsettersdan volgers. In januari <strong>20</strong>10 zijn nieuwecriteria vastgelegd in een ministerieel besluit.De eerste projecten onder die nieuweregelgeving staan vandaag in de steigers.Ann Beusen: Er is veel veranderd sinds<strong>20</strong>03. Toen was er bijvoorbeeld nog geensprake van eisen voor energieprestatie enbinnenklimaat (de zogeheten EPB-eisen).Toch wilden we met VIPA toen al houvastbieden aan bouwheren. Onze leidraad isaltijd tweeledig geweest: een goed wooncomforten een gezond binnenklimaatvoor de bewoners, op een ecologisch verantwoordemanier.Ivan De Boom: Mensen in een ziekenhuisof een woonzorgcentrum hebben meestalniet te kiezen. Dat geeft ons een extra verantwoordelijkheidvoor het realiseren vangoede gebouwen. De criteria waaraan eengoed gebouw moet voldoen, evoluerendoor de jaren heen. De wereld staat nietstil. Het ministerieel besluit van <strong>20</strong>10 iszorgwijzer | 10


VIPA zet in op duurzaam bouwendan ook een stap vooruit tegenover de omzendbriefvan <strong>20</strong>03.Waar liggen de grootste verschillen?Ann Beusen: De omzendbrief maakte noggeen onderscheid in sectoren. Het besluitgeeft wel andere criteria voor rusthuizendan voor ziekenhuizen of kinderdagverblijven.We houden meer dan vroeger rekeningmet specifieke situaties. De nieuwecriteria zijn ook strenger. Dat heeft metde toegenomen mogelijkheden te maken,maar ook met een maatschappelijke evolutie.Wij streven nu naar een E80. De Estaat voor energieprestatie, de 80 vooreen bepaald peil dat we willen behalen.Dat peil is gebaseerd op een studie die hetgemiddelde verbruik in zorgvoorzieningenin kaart bracht. Als dat gemiddelde 100 is,dan ligt ons streefdoel nu dus <strong>20</strong>% lager,op 80. Dat is een haalbare kaart, want eennieuwe studie mikt al op een E60. Met hetVIPA kiezen we echter altijd voor de wegvan de geleidelijkheid, zodat zorgvoorzieningende tijd hebben om zich aan te passen.Maar de evolutie is onomkeerbaar:duurzaam bouwen wordt meer en meerde norm. Tegen <strong>20</strong>14 wil de Vlaamse overheidbijvoorbeeld voor een groot aantalgebouwtypes een E60 invoeren.Ivan De Boom: Een andere nieuwigheid isde weging van diverse aspecten. We concentrerenons niet op één factor, maar zoekeneen evenwicht tussen vijf criteria: deenergiebeheersing, het gebruikscomfort,het gebruik van duurzame materialen engrondstoffen, een geïntegreerde benaderingen het duurzaam gebouwenbeheer.Vooral het belang van een geïntegreerdebenadering mag niet worden onderschat.Bouwheren laten zich best van bij het prillebegin van hun project bijstaan door eensterk bouwteam. De tijd dat één persoonalle kennis in huis had om een degelijk‘programma van eisen’ op te stellen, ligtver achter ons.Ann Beusen: Onveranderd in de nieuweregelgeving is onze doelstelling om bouwherenhouvast te bieden bij bepaalde keuzes.Een aantal criteria is verplicht na televen, maar er zijn ook vrije criteria. Zo iser een niet-verplicht item over akoestischekwaliteit; bouwheren die daarvan werkwillen maken, krijgen handvatten aangereikt.Hoe zijn de reacties uit de sector op hetnieuwe ministerieel besluit?Ivan De Boom: Wij hebben hierovervooral contact met studiebureaus. Hunreacties zijn over het algemeen positief.We merken dat meer en meer overduurzaamheid wordt nagedacht. Elkebouwheer moet vooraf goed zijn huiswerkmaken. Daar varen we allemaal welbij, in de eerste plaats de bouwheer zelf.Natuurlijk begrijpen we de verzuchtingvan de sector voor meer financiële middelenom de nieuwe regels na te leven. Tochmoeten we met zijn allen werk maken vanduurzaam bouwen. Dat vergt een inspanning,maar het is onze maatschappelijkeplicht.Ann Beusen: Er is ook een tegemoetkominggeweest met de verhoging van dealgemene kosten van 7% naar 10%. Dieverhoging is bedoeld om de bijkomendestudiekosten te helpen betalen.Wat zijn de te verwachten trends voorde komende jaren?Ivan De Boom: Het begrip ‘Life Cycle Cost’(LCC) wint aan belang. Het betekent datwe de kostprijs van een gebouw over zijnhele levensduur bekijken, rekening houdendmet alle aspecten. Recent heeft deK.U.Leuven voor het VIPA een instrumentontwikkeld dat toelaat om voor verschillendetypologieën van woonzorgcentra deinvloed van bepaalde keuzes op de ‘LifeCycle Cost’ van een gebouw in te schatten.Zo kan bijvoorbeeld de invloed vande gebouwkeuze op de loopafstandennagegaan worden. Hoe groter de loopafstandenin een woonzorgcentrum, hoegroter de belasting op het personeel – enook die factor kan in rekening gebrachtworden. Want in een voorziening vormtniet het gebouw de hoogste kost, maar welde exploitatie en het personeel. De investeringin een bouwproject moet dus overde hele levensduur en met de impact op detotale exploitatie bekeken worden. We willeneen instrumentarium aanbieden datbouwheren toelaat om gefundeerde keuzeste maken. In de toekomst kan het ‘LCCinstrument’daarom uitgebreid worden omandere parameters te toetsen.Ann Beusen: Uit studies blijkt dat de initiëlebouwkost van een zorgvoorzieningmaar een fractie is van de totale ‘Life CycleCost’. In de zorgvoorzieningen bedragende kosten voor uitbating meer dan 90%.Een groot deel daarvan zijn personeelskosten.Ivan De Boom: Voor woonzorgcentra bestaanook financiële studies die de hoogtevan de initiële investering in het juiste perspectiefplaatsen. De bouw op zich is nietdé grote focus, maar wel het concept dat erachterzit: de organisatie en de personeelsinzetdie ermee gepaard gaan. Vandaar ookhet grote belang van een goed bouwteam.In zo’n team hoort niet alleen een architecten een technicus te zitten, maar ookeen expert in onderhoud, iemand die dezorgorganisatie in kaart brengt enzovoort.VIPA krijgt vaak het verwijt dat bouwprojecteneen te hoge dossierlast met zichmeebrengen. Ik begrijp die klacht. Maarook wie zonder het VIPA bouwt moet voorafheel goed nadenken en een ‘programmavan eisen’ opstellen. Bovendien, als deoverheid een toelage toekent, dan mag zede lat iets hoger leggen. De overheid heefteen voorbeeldfunctie te vervullen, ook metde gebouwen die ze subsidieert.De Vlaams Bouwmeester wil graag nauwersamenwerken met het VIPA. Hoeziet u een eventuele samenwerking?Ivan De Boom: We hebben al een eerstegesprek met Peter Swinnen gehad. En wijzijn erg blij met zijn aandacht voor de zorgsector.We zijn beide Vlaamse overheidsdienstenen we kunnen elkaar zeker versterken.In de eerstkomende weken zullenwe verder concreet invulling geven aan diesamenwerking.Ann Beusen: Vorig jaar hebben we samenmet de vorige Vlaams Bouwmeester eenstudiedag georganiseerd over de relatievan een woonzorgcentrum met zijn omgeving.Peter Swinnen was daar trouwenseen van de gastsprekers. Hij trekt die lijnnu door in zijn ambitienota. Dat is eenkeuze die we toejuichen.Hoe ziet u het VIPA de komende jarenevolueren?Ivan De Boom: We willen ons meer toeleggenop een praktisch instrumentariumvoor het maken van bewuste keuzes. Wijwillen het bouwheerschap versterken.Veel bestuurders en directies van zorgvoorzieningenbouwen maar één keer inhun carrière. Ze starten zonder ervaringen met heel veel vragen. Het is te gek datiedereen het warm water moet uitvinden.Daarom willen we nu een staalkaart vangoede praktijkvoorbeelden samenstellen.Zo kunnen bestuurders en directies lerenvan elkaars ervaringen, inspiratie opdoen,nieuwe technieken ontdekken en dies meer.Daarnaast is het VIPA niet doof voorkritiek vanuit de sector. We willenonze regelgeving laten screenen omde administratieve lasten te verlagen.En we graven ook dieper. Er is zopas eenexterne studie gestart die de effectiviteitvan het VIPA doorlicht. De centrale vraagis: maakt het VIPA het verschil op het terrein?Waar nodig zullen de doelstellingenof de organisatie bijgesteld worden.Het volgende Vlaamse regeerakkoordwordt daarom ongetwijfeld een scharniermomentvoor het VIPA.11 | mei <strong>20</strong>11


Interview met Roger Albertijn, voorzitter Vereniging TechnischeDiensthoofden Verzorgingsinstellingen“Levenscyclus van gebouwendaalt zienderogen”Roger Albertijn is technisch directeurbij de GasthuisZusters Antwerpen(GZA). In die functie was hij van heelnabij betrokken bij de realisatie vanhet demonstratieproject voor ‘boorgatenergie opslag’ (BEO) in het Sint-Vincentiusziekenhuis. Bovendienis Roger Albertijn voorzitter van deVereniging voor Technische Diensthoofdenin de Verzorgingsinstellingen.Wij gingen met hem praten over zorg,bouwen en duurzaamheid.“We moeten met meer en meer normeringen wetgeving rekening houden”,opent Roger Albertijn. “Normen voorbrandveiligheid, hygiëne, veiligheid enpatiëntveiligheid… Die regelgeving zal inde toekomst alleen nog verstrengen. Datis een realiteit waarmee we moeten lerenleven. Daarom is het ook zo belangrijk omvooraf een goede inschatting te maken enheel veel overleg te plegen. Een goedevoorbereiding is de sleutel tot succes inbouwprojecten.In de zorgsector gaat het altijd om grotegebouwen, waarin er bovendien 24 uurop 24 activiteit is. Daardoor zijn we relatiefgrote energieverbruikers. Ik begrijpdat de eisen en de normen hoog liggen,hoger dan bij doorsneebouwwerken.Maar het knelpunt is dat de financieringachterop blijft. Op termijn is investeren inrationeel energieverbruik een besparing.Ik geloof dat graag, maar initieel moet ertoch meer geld op tafel gelegd worden.Een simpel voorbeeld: voor een goedeverluchting in woonzorgcentra zette menvroeger op tijd en stond de ramen open.Vandaag moeten we hiervoor een duurventilatiesysteem installeren, dat bovendienhet nodige onderhoud vergt.Om alles nog betaalbaar te houden, moetenwe creatieve oplossingen vinden. Alternatieveenergie, passief bouwen, deinertie van het gebouw verhogen… VeelBouwenRoger Albertijn: “We zijnvoortdurend op zoek naarbudgettair haalbareoplossingen.”Boorgatenergie opslagBoorgat energie opslag (BEO) is eenefficiënte en duurzame manier omeen zorgvoorziening in de winter teverwarmen en koel te houden in dezomer. Een BEO-veld in combinatiemet een warmtepomp kan een aanzienlijkebesparing betekenen op deenergiefactuur. Ook de CO 2-uitstootvermindert aanzienlijk.Het Sint-Vincentiusziekenhuis van deGasthuisZusters Antwerpen zal vanafhet najaar <strong>20</strong>11 warmte/koude uit degrond halen. Het principe is eenvoudig.Op een diepte van 10 tot 100 meteronder de grond bedraagt de temperatuurconstant 12°C. Die temperatuurstijgt met 2 tot 3°C per 100m diepte.Zo kan je winterkoude opslaan onderde grond om te koelen in de zomer enwarmte bewaren om in de winter teverwarmen.zorgwijzer | 12


architecten hebben al de klik gemaakt enintegreren nieuwe technieken. Een mooivoorbeeld is de ‘boorgat energie opslag’(BEO, zie kaderstuk). We zijn voortdurendop zoek naar budgettair haalbare oplossingen.In plaats van water kan je bijvoorbeeldook lucht onderaards laten circuleren,waarmee je in de zomer het gebouwafkoelt en in de winter opwarmt. Maartelkens weer moet een haalbaarheidsstudiegemaakt worden. Elke context, elkesituatie is anders. Er bestaat geen mirakeloplossingdie altijd en overal ingezet kanworden.In de toekomst moeten we nog meer dekaart trekken van passieve systemen.In kantoorgebouwen heb je nu soms alnachtventilatie om de ruimtes in de zomer’s nachts grondig af te koelen, zodat het’s morgens weer heerlijk fris is. Dat kan jeniet realiseren in ruimtes waar patiëntenof bewoners liggen te slapen, maar wel inadministratieve of technische gebouwen.Meer en meer zien we dan ook een afsplitsingvan die diensten: terwijl alles vroegerin één groot gebouw was ondergebracht,evolueren we naar gedifferentieerde oplossingen.”Elke context anders“Windmolens en zonnepanelen zijn nietevident voor zorgvoorzieningen”, meentRoger Albertijn. “Voor zonnepanelen hebje bijvoorbeeld voldoende netto dakoppervlaktenodig, terwijl het dak op ziekenhuizenvaak al ingenomen wordt voor technischeinstallaties en liftkokers. Ik ben danook geen voorstander van de subsidiesvoor zonnepanelen zoals die vandaagbestaan. Het zou veel eerlijker zijn als deoverheid CO 2-certificaten toekende op basisvan resultaten. Hoe die resultaten behaaldworden, dat moet elke voorzieningzelf kunnen beslissen, afhankelijk van deeigen context en mogelijkheden. Waaromworden vandaag zonnepanelen wel gesubsidieerden boorgat energie opslagniet? Dat is niet correct.Een belangrijke evolutie is het dalen vande ‘levenscyclus’ van een gebouw. Dat kaneventueel meer mogelijkheden bieden.Een zorgvoorziening moet zijn gebouwafschrijven over 33 jaar. Het VIPA gaat uitvan een levensduur van <strong>20</strong> jaar voor eropnieuw geïnvesteerd kan worden. Maarin de praktijk zien we dat de levenscyclusvandaag tussen de 13 en de 17 jaar schommelt,afhankelijk van de functie van hetgebouw. Gebouwen met een sterke hotelfunctie,zoals een kraamafdeling, zijn na13 jaar al sterk verouderd en aan renovatietoe.Hoogtechnologische ruimtes zoals eenoperatiekwartier gaan doorgaans wat langermee, maar ook hier zien we de levenscyclusverminderen. Als er nieuwe technologieënzijn, moet vaak een groot deel vande infrastructuur worden aangepast. Denkaan LED-technologie en PACS-digitalisatie(Picture Archiving and CommunicationSystem), die voor een ingrijpende bijsturingvan de operatiekwartieren hebbengezorgd. Hoe korter de levenscyclus, hoegoedkoper je in principe kunt bouwen enhoe meer je up-to-date kunt blijven.Het probleem is dat de overheid te weinigmiddelen heeft. Binnenkort zit ze op droogzaad en zijn tot <strong>20</strong>14 alle middelen op. Erwordt veel verwacht van het PPS-model,maar daar zijn nog heel wat onduidelijkheden.Als er derde partijen bijkomenzoals banken en investeerders, dan zullendie dat niet gratis doen. Allicht zullenze de onderhoudscontracten claimen enmeer commerciële activiteiten willen ontplooien.Een verregaand voorbeeld is sinds enkelemaanden in Japan gestart. In Tokyo is eenkinderziekenhuis (Tokyo MetropolitanChildren’s Medical Center) met 609 beddengebouwd door drie ziekenhuizen samen.De medische zorg is van hoog niveau,maar van de rest trekken ze zich niets aan.Het gebouw, het onderhoud, de facilitairediensten, de aankoopdienst, de bewaking…alles is uitbesteed. Alleen de zorgdoen ze zelf. Het ziekenhuis is gebouwdvoor een levensduur van 15 jaar. Na die 15jaar mag het gebouw dus rijp voor de sloopzijn. Hiermee is rekening gehouden bij dekeuze van het materiaal. Je kunt je dus welafvragen hoe het gebouw er na 8 of 10 jaarzal uitzien. Het ziekenhuis is gebouwd in27 maanden met een totale projectdoorlooptijdvan 49 maanden, van concept totingebruikname.Zo zie je meteen ook dat overheden enzorgvoorzieningen zowat overal met dezelfdeuitdagingen kampen. We moetenkeuzes maken, want we staan voor groteuitdagingen, zowel op financieel als opecologisch gebied en op vlak van duurzaamheid.Als VTDV willen we graagonze stem laten horen in dat debat.”Wat doet de VTDV?De Vereniging voor Technische Diensthoofdenin de Verzorgingsinstellingenis een pluralistische vzw van leidinggevendenuit alle zorgsectoren: geestelijkegezondheidszorg, algemene enuniversitaire ziekenhuizen, woonzorgcentra,Kind & Gezin… Vandaag telt deVTDV 243 leden.Vooral uit de woonzorgcentra is er dejongste jaren een sterke aangroei vanleden. Meer en meer rusthuizen bouweneen eigen technische dienst uit.De VTDV organiseert een aantal activiteiten.Het belangrijkst is de kringwerking,die de contacten tussen de leden op lo-kaal gebied verstevigt. Er is een kringwerkingin Antwerpen, Limburg, Vlaams-Brabant en in Oost- en West-<strong>Vlaanderen</strong>.Elk jaar zijn er drie tot vier studiedagen,waaronder één themadag. Jaarlijks is erook een congres. Dat vindt dit jaar plaatsop 27 mei in Flanders Expo in Gent. Aanhet congres is een vakbeurs gekoppeld,waar dit jaar 143 firma’s aanwezig zijn.Het congres kent veel succes.Ongeveer 80% van de leden komt eropaf, net als veel collega’s van de aankoopdienst,de facilitaire diensten, overheidsdienstenenzovoort. In totaal worden op27 mei zowat 700 deelnemers verwacht.Verder organiseert de VTDV de BouwAward, die projecten bekroont van‘integraal bouwen in de zorgsector’.De volgende uitreiking van de BouwAward vindt plaats in <strong>20</strong>12.Technische diensten hebben uiteraardmeer omhanden dan bouwdossiers. Zestaan in voor alle technische elementenin zorgvoorzieningen: verwarming,elektriciteit, elektronica, veiligheid,patiëntveiligheid en dies meer.“Dat maakt onze job complex en boeiendtegelijk”, zegt Roger Albertijn.“Wij zijn 7 dagen op 7 in de weer, staan24 uur op 24 paraat.”13 | mei <strong>20</strong>11


Zorg in het huis van de toekomstBouwenDirecteur Joachim De Vos van het Huis van deToekomst: “Dankzij technologie kan de patiënt eendeel van de handelingen op zich nemen die andersin het ziekenhuis plaatsvinden. We beleven eenrevolutie zoals IKEA die destijds heeft ontketenddoor mensen zelf hun meubels in elkaar te latensteken.”Een IKEA-revolutie in de zorg?Living Tomorrow, in de volksmond het ‘Huis van de Toekomst’, opende in 1995 voor het eerst zijn deuren.Aangezien de toekomst wel erg snel heden wordt, verandert het huis om de vijf jaar van gedaante.Het vorige project wordt dan afgesloten. “Iets oneindigs bouwen is gewoon onmogelijk en kan niet debedoeling zijn van ons project”, meent directeur Joachim De Vos. Omdat het huis ook een blik werpt opde zorg van de toekomst, gingen we even een kijkje nemen naar wat ons te wachten staat.De gedachte die Bill Gates uitte bij deopening van de eerste editie van LivingTomorrow hangt nog altijd in de inkomhalen blijft een stokpaardje van directeurDe Vos: “Gates vond dat, aangezienonze samenleving de komende decenniahet hoofd moet bieden aan zoveel uitdagingen,het verstandig is mensen naareen tastbare verwezenlijking van huntoekomst te brengen. Zo maken ze zelfkennis met producten en diensten die dekwaliteit van wonen, leven en werken inde nabije toekomst kunnen verbeteren.Ze worden uitgenodigd hun feedback tegeven en eigen suggesties te doen. LivingTomorrow ondersteunt die gedachtegangvolledig en wil een dergelijke discussieook op gang brengen in de zorgsector,zodat verdere professionaliseringmogelijk is.”Living Tomorrow zag al snel het belangvan technologie in de zorg. Niet alleenomdat bezoekers steeds meer vroegenzorgwijzer | 14


naar hoe ze levensbestendig kondenbouwen, maar ook omdat een aantal gekendeproblemen zich scherp stelden.De Vos: “Denk aan de verzilvering vande maatschappij of de toename van ouderdomsziekten.Of aan de cardiovasculaireaandoeningen die aan belang winnen,onder meer door onze gebrekkigeaandacht voor welzijn en gezondheid,de zogenaamde zelfzorg.” Daarom werdbeslist om in de derde editie van LivingTomorrow, die liep van <strong>20</strong>03 tot <strong>20</strong>08 inAmsterdam, al een deeltje over zorg teintegreren aan de hand van een aantaltechnologieën, concepten en dienstendie de levenskwaliteit ten goede moetenkomen. In het vierde project in Vilvoorde,dat nog loopt tot <strong>20</strong>12, staat nu ookeen flat die focust op levensbestendigwonen.ParticipatieDe vergrijzing is enorm. <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>berekende vorig jaar dat er tegen<strong>20</strong><strong>20</strong> minstens 14.000 extra plaatsen inwoonzorgcentra moeten komen, en dattegelijkertijd ook de capaciteit van dethuiszorg drastisch moet worden verhoogd.“Hoe kunnen we de kosten beheersen?Mensen thuis verzorgen kostbeduidend minder geld dan een opnamein een ziekenhuis, tenminste zolang dezorgbehoefte dat toelaat. Daarom hebbenwe een traject ontwikkeld, dat startbij het Hospital Out Of the Box, waarbijhet ziekenhuis als het ware aan huiskomt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan denierdialyse, die mensen meer en meerzelf thuis kunnen uitvoeren. Natuurlijk,als het zelfs met de extra diensten thuisniet meer lukt en de zorgverstrekker tevaak moet langskomen, worden alternatievenals de serviceflats, woonzorgcentra,sociale verpleging, het zorghotelof het ziekenhuis goedkoper voor de samenleving”,duidt Joachim De Vos.Om mensen langer thuis te laten wonen,is het belangrijk om er al bij de bouw vande woning voor te zorgen dat de verschillendevertrekken rolstoeltoegankelijkzijn. Boosdoeners zijn bijvoorbeeld trappen,te smalle deuren of te enge ruimtes.“Maar ook subtielere elementen verdienenaandacht: de kookplaten zoals weze nu kennen zijn bijvoorbeeld best gevaarlijk.Om aan de achterste rij platente kunnen, moeten rolstoelgebruikerszich over de eerste rij heen buigen en datis natuurlijk gevaarlijk voor brandwonden.Daarom kozen we ervoor de kookplatenallemaal naast elkaar te plaatsen.Om brand te vermijden hebben we eendampkamp ontwikkeld die een signaalgeeft wanneer iets aan het verbranden isen automatisch het vuur uitzet.”Revolutie in IKEA-stijlDe directeur van Living Tomorrow hechtin de hele werking sterk aan het systeemvan de vier P’s: predictief, preventief,participatief en gepersonaliseerd werken.Predictieve geneeskunde laat toebepaalde aandoeningen te voorspellenvia DNA, wat uiteraard een enorme evolutieis. Ook meer zelfzorg werkt een langergezond leven in de hand. Daarnaastgelooft De Vos sterk in participatie vande patiënt: “Dankzij technologie kan depatiënt een deel van de handelingen opzich nemen die anders in het ziekenhuisplaatsvinden. We beleven een revolutiezoals IKEA die destijds heeft ontketenddoor mensen zelf hun meubels in elkaarte laten steken. In de geneeskunde startteeen dergelijk proces met de zwangerschapspredictor.Als je bedenkt hoe langhet vroeger duurde om te weten of er eenkindje op komst was, dan zie je toch welhet grote verschil dat dergelijke methodenmaken.” Soortgelijke gebruiksvriendelijkeapparaten zullen meer en meerhun intrede doen. In de seniorenflatvind je bijvoorbeeld een tandenborsteldie tegelijk de lichaamstemperatuur,bloeddruk en hartslag van de mensenmeet. De resultaten worden op de spiegelgeafficheerd. “Dat zal de rol van dezorgverstrekker helemaal omgooien.Vroeger moest de arts op tien minuutjestijd zoveel metingen uitvoeren dat hetgesprek er soms bij inschoot. Door de patiëntpermanent op te volgen via de modernetechnologie, kan de arts zijn tijdnuttiger invullen.” Een ander voordeelvan deze veelvuldige metingen is datmedicatie beter kan worden afgestemdop de patiënt, gepersonaliseerd als hetware. “Bovendien is het vandaag al mogelijkhet geneesmiddel via een biochipte volgen tot wanneer het aankomt op dejuiste plaats in het lichaam.”Tafelgenoot in 3DTechnologie zal volgens Joachim De Vosniet leiden tot minder sociale contacten,maar wel tot een andere invulling vandie contacten. “Of al die technologieverantwoordelijk zal zijn voor meer eenzaamheid?Ik hoop van niet. Eigenlijkgeloof ik niet dat de patiënt of ouderemedemens veel heeft aan de zogenaamdesociale contacten in het ziekenhuisof de supermarkt. Door patiënten meerzelf te laten doen thuis of door de boodschappenaan huis te brengen, komttijd vrij die kwaliteitsvoller kan wordeningevuld. Het verenigingsleven zal zijnaanbod hierop nog beter moeten afstemmen.Ook is het belangrijk momenten tecreëren waarop ouderen samen kunneneten, bijvoorbeeld in het dagcentrum.Daarmee kunnen we het probleem vande ondervoeding al voor een groot deelopvangen. Wanneer het echt niet mogelijkis de oudere te verplaatsen, liggener ook mogelijkheden bij het opzettenvan een virtual presence, een persoonin 3D als het ware, waarmee de ouderesamen eet. Dat voorstel wordt soms welop hoongelach onthaald, maar net zoalsvideoconferencing bij de consumenteningeburgerd raakt, zal dat ook zo in dezorg zijn. Daarvan ben ik overtuigd.”Technologie krijgt niet alleen het verwijtde eenzaamheid in de hand te werken,ze zou ook de privacy in het gedrangbrengen. Ook daar is De Vos het niet helemaalmee eens: “Enerzijds geven weenorm veel informatie prijs via socialenetwerken, anderzijds vinden we dat hetdelen van informatie te ver gaat. Dankzijtechnologie kunnen we vermijden datiemand maanden na zijn dood teruggevondenwordt in zijn appartement. Ikben het ermee eens dat we onze privacymoeten beschermen, maar ik pleit vooralvoor een betere reglementering. Hoeveelwerknemers weten vandaag dat ze methun smartphone perfect getraceerd kunnenworden door hun werkgever?”Voor directeur De Vos komt het er uiteindelijkop neer zo goed mogelijk gebruikte maken van mensgerichte technologie,die aanvullend werkt en veel tijdswinstinhoudt. “Wat ik wil, is dat technologiebasisactiviteiten overneemt die je nietgraag doet en tijd laat voor dingen dieje wél graag doet. Als je kan kiezen tussensociale contacten in het ziekenhuisof sociale contacten bij een stukje taartin het dagcentrum, dan is de keuze tochsnel gemaakt?”CZLiving Tomorrow biedt diverse rondleidingenaan over de toekomst van degezondheidszorg. Voor professionelen inde gezondheidszorg worden innovatieworkshops-op-maatgeorganiseerd. Meerinformatie op www.livingtomorrow.com15 | mei <strong>20</strong>11


Rudiger De Belie, directeur van wzc De Wingerd en extern lid van de VIPA-commissie“Bouw voor jezelfniet voor een ander”BouwenRudiger De Belie: “Zorginnovatiebegint bij een goed bouwconcept.”Zorgstrategisch planvan groot belangIn <strong>20</strong>09 werd De Wingerd in Leuven bekroond met de Bouw Award.De Wingerd biedt zorg aan dementerende ouderen in een context van‘kleinschalig genormaliseerd wonen’. Voor directeur Rudiger De Belieis collectieve zorg totaal voorbijgestreefd. “Aandacht voor de autonomievan de bewoner en zorg op maat beginnen bij een aangepasteinfrastructuur”, zegt hij.“De Wingerd werd door de jury gewaardeerdomdat het zorginnovatie realiseertbinnen een ‘haalbaar budget’ en maximaalde mogelijkheden heeft benut”, lichtdirecteur De Belie toe. “We hebben ookeen aantal ecologische elementen geïntegreerd,zoals zonnepanelen en de recuperatievan regenwater voor het sanitair.Na 25 jaar in een kloosterpand met leefgroepenvan vijftien dementerende bejaarden,zijn we ons bouwproject begonnenmet de vraag: wat willen we anders?Hoe kunnen we de levenskwaliteit van debewoners verhogen?Heel snel zijn we dan tot een aantal basisprincipesgekomen. Zo vonden we deleefgroepen van vijftien mensen te groot.Dementerende bejaarden lijden onder eenteveel aan prikkels. Het bezorgt hen eengevoel van onveiligheid. Kleinere leefgroepenvan acht mensen bieden meer geborgenheiden dus meer welzijn.Rudiger De Belie is ook extern lid van deVIPA-commissie die de zorgstrategischeplannen mee beoordeelt. “Het VIPA, dejury van de zorgstrategische plannen ende bouwheren dragen een verpletterendeverantwoordelijkheid”, vindt De Belie.“We mogen echt niet werken met een visieop vier tot vijf jaar: onze focus moetgericht zijn op twintig tot dertig jaar. Datmaakt een hemelsbreed verschil.Ik merk dat de zorginnovatie volop opgang komt. Al is er bij veel bouwherennog koudwatervrees om nieuwe wegenin te slaan. Ik pleit ervoor dat de jury diede zorgstrategische plannen beoordeelt,zich nog meer op het inhoudelijke concentreert.Aandacht voor de autonomievan de bewoners en de organisatie van dezorg moeten voorop staan. Natuurlijk zijnnormen belangrijk, maar de visie op zorgis minstens even belangrijk. Elke initiatiefnemermoet goed nadenken over de zorgstrategie.Het is een goede oefening om datallemaal eens op papier te zetten. Dat steltde dingen scherp.”zorgwijzer | 16


Een tweede aandachtspunt was de herkenbaarheid.Dementerenden ouderenhebben nood aan een huiselijke, duidelijkherkenbare omgeving: een woonkamer,een keuken, een eigen kamer… We stimulereneen overzichtelijke huishouding metaandacht voor het eigen dagritme: zelf kiezenwanneer ze opstaan, hoe laat ze eten,hoe laat ze gaan slapen. In groepen vanvijftien is dat alweer niet evident, in groepenvan acht is dat meer haalbaar.In kleinere leefgroepen kun je bovendieneen persoonlijke relatie tussen medewerkersen bewoners nastreven. Medewerkerskrijgen diverse opdrachten, zodat er eenhechte band kan ontstaan met de bewoners,wat de zorg en het welzijn opnieuwten goede komt. Ook de familie beleeftkleinschalig wonen anders, omdat ze totde huiselijke omgeving van de bewonershoren. Idem dito voor de vrijwilligers, diezich beter in hun sas voelen in de kleinegroep bewoners en medewerkers.Dat zijn allemaal welzijnsverhogendeelementen. Zorginnovatie heeft veel metde woon- en leefomgeving te maken. Eenstukje autonomie en zelfstandigheid teruggevenaan dementerende ouderen is nieteenvoudig in een rusthuis. Een goede infrastructuurkan hiervoor meer mogelijkhedencreëren. Autonomie betekent ondermeer dat de bewoner keuzemogelijkhedenheeft voor zijn eigen dagbesteding en dehele dag over zijn eigen kamer kan beschikken.Het betekent dat we rekeninghouden met de mogelijkheden van elk individu,niet alleen met zijn beperkingen.”Meer contact“De nieuwe Wingerd is nu twee jaar open.We beschikken over acht woningen voortelkens acht personen. Ik durf te bewerendat de communicatie tussen de bewonersverbeterd is. De bewoners zoeken meercontact met elkaar. Omdat er minder prikkelszijn en minder storend gedrag, voelenze zich beter in hun vel en zijn er mindervalincidenten. Er is ook minder ondervoeding,omdat de bewoners de maaltijdenzien bereiden en er voldoende tijd en betrokkenheidis rond de maaltijden.Ook bij de medewerkers is de tevredenheidtoegenomen. Zij zijn aan één woningtoegewezen en dragen een grotere verantwoordelijkheiddan vroeger, met een ruimertakenpakket. Zij ervaren dat als eenerkenning voor hun werk en ze voelen zichmeer betrokken bij hun job en bij de bewoners.Dat geldt niet alleen voor het zorgpersoneel,maar ook voor de kinesitherapeuten,de ergotherapeuten, de logistiekemedewerkers en de poetsvrouwen.In het begin was het natuurlijk wat zoeken,ook voor de familie. De mensen waren diegrotere collectiviteit gewend. Het rusthuishad vroeger alle touwtjes in handen, dehele regie. Nu hebben de bewoners meerautonomie. Voor sommige familieleden enmedewerkers was dat even wennen, hetwerd als onveilig beschouwd. Het heeftwel wat tijd gevergd, want het vraagt eenandere kijk op wonen en zorg. Belevingsgerichtezorg is onze leidraad bij ons doenen laten. We kunnen het leven van demensen niet verlengen, maar wel de kwaliteitvan hun leven verhogen.Natuurlijk loopt ook vandaag niet allesvanzelf. Elke dag opnieuw is er sturingnodig, zodat we niet in oude gewoontesvervallen. Hier ligt een opdracht voor onzeleidinggevenden. Zij waken erover dat debeoogde effecten van het concept wordengerealiseerd en dat zorg op maat effectiefop de werkvloer aanwezig is. Want ook ineen één-op-éénrelatie kan je de autonomievan de bewoner afnemen. De valkuilenblijven. De architectuur en de infrastructuurzijn één element. Maar de attitude, devaardigheden en de organisatie wegen uiteraardnog altijd door. Zorg op maat is mogelijkin dit nieuwe concept, niet alleen inwoorden maar ook in daden, maar je moethet nog altijd elke dag waarmaken. Eenvanzelfsprekendheid wordt het nooit.”Collectieve zorg voorbijgestreefd“Van meet af aan hebben we het budgetstreng bewaakt. We zijn erin geslaagd ombinnen het gesubsidieerde plafond vanGouden tip: bouw voor jezelf65m² te blijven door het schrappen vantraditionele grote ruimtes zoals kinezaal,vergaderzaal en een centrale receptie. Bezoekerskunnen rechtstreeks in de woningbinnen. Er zijn dus geen gangen meer dieoppervlakte kosten. Alles is goed uitgekiend.Je moet vooral het collectieve kunnenloslaten.We kunnen trouwens goed vergelijken. Wehebben ervoor gekozen om niet alle vergundeplaatsen per acht te centreren. Wehebben nog drie woningen voor vijftienmensen. Daar hebben we nu spijt van. Wehadden gedacht dat we een buffer nodigzouden hebben voor mensen bij wie hetniet lukt in een woning van acht. Maar datblijkt niet nodig te zijn. In de woningenvan vijftien mensen proberen we hetzelfdeconcept toe te passen: meer autonomie,meer betrokkenheid en zorg op maat.Maar het is moeilijker. De kans op terugvalin oude gewoontes en collectieve zorg is erveel groter. We zijn daarom op zoek naarmiddelen om die woningen om te vormennaar leefgroepen van acht mensen.Ik geloof sterk in dit model. Dat bewonerszich moeten aanpassen aan de infrastructuur,is totaal voorbijgestreefd. De infrastructuurmoet zich integendeel aanpassenaan de behoefte aan autonomie enzorg op maat van de bewoners. In traditionelewoonzorgcentra gebeurt het vaak datbewoners in het begin te veel zorg krijgenen naar het einde toe te weinig. Dat is hetnadeel van collectieve zorg. Met een kleinschaligereaanpak kun je echt op maatwerken en meer ruimte laten voor zelfzorgen autonomie.”WZC De Wingerd maakt deel uit vanhet samenwerkingsverband Woonzorgnet-Dijleland.Rudiger De Belie heeft drie eenvoudige tips voor bouwheren uit de zorgsector.1. Bouw niet voor anderen, maar voor jezelf of je eigen ouders. Wil jij alsbestuurder of directeur in het woonzorgcentrum wonen dat je bouwt?2. Vraag al je medewerkers of ze hun eigen ouders in het woonzorgcentrumzouden willen laten wonen. Zo niet, wat moet er dan veranderen?Hou rekening met de feedback.3. Vraag je medewerkers hoe ze het liefst zouden werken. Welke relatiemet de bewoners ervaren ze als het meest prettig en zinvol?“Met eerlijke vragen en eerlijke antwoorden kan je een sterke visie uitbouwen.Ik word zelf al een dagje ouder en ik besef heel goed: de woonzorgcentra die vandaaggebouwd worden, zijn ook voor mijn generatie bedoeld”, besluit RudigerDe Belie.17 | mei <strong>20</strong>11


De toekomstkrijgt vormwzh Ten Kerselaere in Heist-op-den-BergDrie praktijkvoorbeelden tonenhoe ziekenhuizen en woonzorgcentrain heel <strong>Vlaanderen</strong> vandaagbouwen aan de zorg vanmorgen.Het woon- en zorghuis Ten Kerselaere inHeist-op-den-Berg werd in <strong>20</strong>09 ingehuldigd.Veertien woningen bieden plaatsaan elk acht bewoners. Hoewel de bewonerszwaar zorgbehoevend zijn, werdbewust gekozen om zo dicht mogelijkde woonsituatie van thuis te benaderen.Ook in wzh Hof van Arenberg in Duffel ensinds vorige maand in wzh Ambroos inHofstade past ouderenzorg Emmaüs hetzelfdeconcept toe.Financieel en administratief directeurArmand Hermans begeleidde het bouwproject.“De keuze voor leefgroepenvan acht personen kwam er na een testmet verschillende groottes van groepentijdens tijdelijke verbouwingen. Achtbleek het ideale aantal te zijn. Vandaagben ik daar nog altijd van overtuigd. Wegaan voor ‘genormaliseerd’ wonen, waarmeewe bedoelen ‘zo normaal mogelijk’.De mensen wonen als in een groot gezinvan weleer, met zijn achten. Voor demaaltijden hebben we lang twee groepenbij elkaar gebracht. We werken met een‘warme keuken’, wat betekent dat allemaaltijden tegelijk klaar zijn. Nu zijn weaan het testen of we kunnen diversifiërenin tijdstip: een groep om 12 uur, eengroep om 12.30 uur, een derde groep om13 uur. Zo kunnen we kleinere groepenaanhouden en wordt het ook organisatorischeen stuk gemakkelijker.De huisjes zijn heel simpel en herkenbaar:vierkante woningen met een hellend daken zonder verdieping. Die herkenbaarheidals individuele woning is uniek inons land. Er zijn uiteraard nog projectenvan kleinschalig wonen, maar meestalbiedt de organisatie aan de buitenkantde aanblik van een grote voorziening. InTen Kerselaere is dat niet het geval, watvoor een aparte beleving zorgt. Een nadeelis dat je iets meer ruimte nodig hebt,Kleinschaligheid troefook al omdat we niet in de hoogte wildenwerken, alles zit dus op de gelijkvloerseverdieping. Hiermee wilden we eensynergie tussen de kleinschalige organisatieen kleinschalige architectuur.Een ander nadeel van aparte, kleine woonentiteitenzijn de lange loopafstandenvoor medewerkers die niet aan één oftwee woningen zijn toegewezen. De zorgmedewerkershoren daar niet bij, maarbijvoorbeeld wel iemand van de socialedienst, van de technische dienst of vande directie. Het duurt een tijdje voor je dehele toer hebt gemaakt. Maar dat nemenwe er graag bij.In Ten Kerselaere wonen vooral dementerendeouderen. Zij kunnen zomer en wintergenieten van de binnentuin. Toen detuin en het groen pas aangelegd waren,weerklonk af en toe kritiek op de zwarteleien daken die nogal donker oogden.Maar nu alle aanplantingen ontwikkeldzijn, is dat heel mooi geïntegreerd in hetgroen en is alle kritiek gaan liggen.In Ambroos kiezen we ook voor kleinschaligwonen, maar daar hadden we nietde mogelijkheid om aparte woningen tebouwen. Bovendien konden we niet andersdan in twee verdiepingen te werken.Maar wat de leefkwaliteit betreft, trekkenwij de kaart van de kleinschaligheid.Grootschaligheid heeft afgedaan. Hetgaat vooral om een manier van organisatie,maar de architectuur is ook zo belangrijk.Grootschalig bouwen en kleinschaligorganiseren, dat vloekt met elkaar.”zorgwijzer | 18


gezondheidszorg oostkust in knokkeBouwenAls een wolk boven het polderlandschapIn 1993 werden de ziekenhuizen AZKoningin Fabiola (Blankenberge) enAZ Onze-Lieve-Vrouw Ter Linden (Knokke-Heist)samengebracht onder de koepelvzw Gezondheidszorg Oostkust. InKnokke worden plannen gesmeed vooreen nieuwbouw.Philip Detavernier, verantwoordelijkevoor de nieuwbouw: “Wij willen een ziekenhuisdat niet aanvoelt als een ziekenhuis.‘Ceci n’est pas un hôpital’, luidt hetmotto, verwijzend naar René Magritte.Het is echter meer dan een spielerei. Wezijn overtuigd van het principe van eenhealing environment. De architectuur,de groene omgeving en de rust komenhet verblijf en het genezingsproces vande patiënt ten goede. Patiënten verblijvenalmaar korter in het ziekenhuis, hetis dus erg belangrijk dat zij zich meteenthuis voelen en geen drie dagen moetenacclimatiseren.We hebben het geluk om in Knokke naasthet toekomstige golfterrein te kunnenbouwen. Dat golfterrein zal 100 hectaregroot zijn, een immense groene vlakte.Wij zorgen ervoor dat alle patiënten uitzichthebben op het groen, zelfs als ze inbed liggen. Hiervoor maken we de borstweringvan de ramen zo laag mogelijk.We hebben er ook voor gekozen om deloopafstanden zo kort mogelijk te houden,zowel voor de patiënten als voor deartsen en de medewerkers.Er komen poliklinieken op elke verdieping,altijd aan een verblijfsafdeling gekoppeld.Het principe is: de zorg moet bijde patiënt komen, niet omgekeerd.Uiteraard kiezen we voor een ‘groen’ enenergievriendelijk gebouw. Het ontwerpdateert al van <strong>20</strong>06. Het was toen ergvooruitstrevend, maar de tijd staat nietstil natuurlijk. Gelukkig kunnen we bijsturentot op het laatste moment, midden<strong>20</strong>12, wanneer de bouw effectief start. Inelk geval zullen we een stuk strenger zijndan de VIPA-normen opleggen, zowelwat isolatieniveau als energieverbruikbetreft.Kenmerkend aan het gebouw is het veleglas. We willen hiermee buiten naar binnentrekken. Overal zal er daglicht zijn: inalle gangen, in alle kamers, in alle ruimtesvoor medewerkers zijn buitenramenvoorzien. Dat is uniek. Hiervoor hebbenwe wel extra oppervlakte moeten creëren.We zullen uitkomen op ongeveer 110m²per bed. Dat is veel, maar zeker niet uitzonderlijk.Het gebouw ziet eruit als een wolk, eennevel die boven het polderlandschaphangt. De gelijkvloerse verdieping is helemaalin glas en zal alleen het centrale onthaalen een zorgstraat met winkels, eencafetaria en enkele diensten omvatten.Zo zorgen we ervoor dat je op de benedenverdiepingals het ware dwars door hetgebouw heen kunt kijken, zodat het openzicht op het golflandschap behoudenblijft.De bouw van het ziekenhuis is overigensmaar een eerste stap. We willen evoluerennaar een totale zorgcampus, metbijvoorbeeld ook een zorghotel, een kinderdagverblijf,voorzieningen voor ouderenenzovoort. Maar dat is voorlopig nogtoekomstmuziek.”19 | mei <strong>20</strong>11


BouwenAZ groeninge in kortrijkFlexkamersom pieken op te vangenachter het ziekenhuis tot een ‘huis voorbeweging’ waar therapie en begeleidingkan worden gegeven. Na bouwstap 2 is zowat90% van de diensten gecentraliseerdin het nieuwe ziekenhuisgebouw. Daarnavolgt bouwstap 3 met enkel nog de centralisatievan de Sp-bedden.AZ Groeninge lag vroeger verspreid overvier campussen in Kortrijk. Aan de randvan de stad, in de Kennedylaan, verrijsteen gloednieuw ziekenhuis. De eerstebouwfase is klaar en is ondertussen precieséén jaar in gebruik.Directeur infrastructuur en masterplan JoDendauw: “Fase 2 van het bouwproject zaltegen eind <strong>20</strong>16 klaar zijn, fase 3 is voor<strong>20</strong><strong>20</strong>-<strong>20</strong>25. Die timing hangt nauw samenmet het zorgstrategisch plan. Fase 2 hebbenwe vorig jaar grondig hertekend. Injuni <strong>20</strong>10 werden de nieuwe VIPA-normenvan kracht. Alle lopende projecten moestenworden bijgestuurd. De ‘buitenbouw’ isongewijzigd gebleven, maar binnenin zijnheel wat aanpassingen gebeurd. In fase 1moesten we werken met 80m² oppervlakte‘per bed’, in fase 2 konden we tot 110m²gaan. Dat verschil kan tellen. We hebbende extra ruimte prioritair aangewend voorruimere kamers en meer eenpersoonska-mers. Bovendien hebben we een nieuwsoort kamers ingevoerd: de flexkamers.Door het schrappen van de meerpersoonskamersin de nieuwbouw, is het immersmoeilijker om winterpieken met een overvloedaan patiënten op te vangen. Vroegergebeurde dat net op die meerpersoonskamers.Met de flexkamers kiezen we nu voordrie extra grote eenpersoonskamers perafdeling van dertig bedden, met de mogelijkheidom er tweepersoonskamers vante maken op piekmomenten. Per afdelingzorgen we dus voor een marge van 10%.Bouwstap 2 omvat vijf projecten: tweenieuwe ziekenhuisblokken; een parkeergebouwmet zeven lagen voor 2.500 wagens;een congrescentrum in Villa Het Notenhofmet vergaderzalen, een auditoriummet 2<strong>20</strong> plaatsen en een polyvalente ruimte;de vervollediging van het CLT-gebouwvoor de catering, de logistiek en de technieken;de renovatie van een oude hoeveHet nieuwe ziekenhuis zal uiteindelijkpas na <strong>20</strong><strong>20</strong> helemaal klaar zijn, maar deeerste plannen dateren van <strong>20</strong>00. Toen alhadden we veel aandacht voor duurzaambouwen, nog voor de hype uitbrak. HetVIPA zet vooral in op flexibele gebouwen,die mee met de tijd en met nieuwe technologieënkunnen evolueren. AZ Groeningepast perfect in dat plaatje. De structuur iserg stevig, maar binnenin kan je vrij gemakkelijkde ruimtes herinrichten.De koeling van de patiëntenvleugels gebeurtvia ondergrondse horizontale buizenwaarin de lucht gekoeld wordt tot op13°C. Gratis koeling, en bovendien is hiermeede typische ‘ziekenhuisgeur’ uit hetgebouw gebannen. Voorts is er een groendak, zorgen de schuine gevelelementenvoor licht zonder te hoge temperaturen enis overal voor energiezuinige verlichtinggekozen. Het gebouw is bovendien uitstekendgeïsoleerd, wat ook al een groot verschilmaakt.”zorgwijzer | <strong>20</strong>


Lees ook de Zorgblogvan <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>www.zorgblog.beZORGDOSSIER FACTURATIE RIZIV-SIMULATIE MEDICATIEKASSA KWALITEITS-MANAGEMENT STATISTIEK SERVICESCARE SOLUTIONS ONTWIKKELT...VOOR DE ZORGSECTOR,SOFTWAREOPLOSSINGEN...REDENEREND VANUIT DE PRAKTIJK.Wij bieden u softwareoplossingen met een concreet engagementGebruiksvriendelijkBetaalbaarSoftware voor de zorg door de zorg, dat verschil merk je!TEL. FAXHELPDESK21 | mei <strong>20</strong>11


az damiaan wint hoofdprijs met interne campagne over patiëntveiligheid“Allemaal specialist”CommunicatieNathalie Bailleul en Willy Sibiet: “We zijn erin geslaagdom op een positieve en leuke manier campagne tevoeren, zonder opgeheven vingertje.”Niets is zo moeilijk als een mentaliteit of een heersende cultuur veranderen. AZ Damiaan uitOostende kreeg het echter voor mekaar met een sterke en aansprekende campagne over patiëntveiligheid.Zo sterk zelfs dat de campagne op 1 april de hoofdprijs kreeg op het congres van deBVIC, de Belgische Vereniging voor Interne Communicatie. Stafmedewerker Willy Sibiet en projectmedewerkerNathalie Bailleul geven tekst en uitleg bij hun aanpak.“Patiëntveiligheid is de jongste jaren eenhot item”, vertelt Willy Sibiet. “Op vraagvan de overheid organiseerden ook wijeen tijd terug een nulmeting over veiligheidscultuur.We scoorden daarop niet erggoed. Onze medewerkers bleken weiniggeneigd om incidenten te rapporteren enze hadden ook niet het gevoel dat het managementdaar erg op aanstuurde. Er wasdus werk aan de winkel, want patiëntveiligheidmaakt expliciet deel uit van onzemissie en onze visie. Maar blijkbaar werddat te weinig uitgedragen.”“We wilden het thema patiëntveiligheidsterk op de kaart zetten”, zegt NathalieBailleul, projectmedewerker kwaliteit enpatiëntveiligheid. “Bij artsen en zorgmedewerkers,maar ook bij alle andere collega’s.Tenslotte is patiëntveiligheid het werk vaniedereen. Omdat we het grondig wildenaanpakken, hebben we aan verschillendecommunicatiebureaus ideeën en eenofferte gevraagd. Uiteindelijk zijn we inzee gegaan met het agentschap Ghost.”Campagne in fasen“In een eerste fase hebben we gewerkt opde awareness om het probleem onder deaandacht te brengen”, vervolgt NathalieBailleul. “Dat hebben we gedaan met eenpostercampagne. Op de posters prijktenfoto’s van eigen medewerkers van alle beroepsgroepen,met als tekst ‘Als het gaatover patiëntveiligheid, zijn we allemaalspecialist’.”“Foto’s van eigen medewerkers verhogende betrokkenheid”, verklaart Willy Sibiet.“Overal zag je de posters hangen, je moestecht met je ogen dicht lopen om ze niet op temerken. En net omdat het collega’s warenop de foto’s, werden de posters snel onderwerpvan gesprek. Precies wat we wilden!Een maand later volgde de tweede fase inhet communicatieproces, met een zoge-zorgwijzer | 22


Op de campagneposters prijktenfoto’s van collega’s. Dat verhoogtde betrokkenheid.naamde call for action. Elke medewerkerkreeg een persoonlijke brief, getekenddoor de algemeen directeur, met de vraagnaar suggesties om de patiëntveiligheid teverbeteren. Ook hier was de teneur heel positiefen zeker niet belerend of betuttelend.Toegegeven, de respons viel wat tegen, alkwamen er wel enkele goede suggestiesuit. En nogmaals belangrijk: er werd overgepraat in het hele ziekenhuis.”“In een derde fase zijn we dan dieperbeginnen te werken”, vertelt Nathalie.“We hebben vijf thema’s geselecteerd, inlijn met de overheidscampagne en metICURO: handhygiëne, bloedtransfusie,patiëntenidentificatie, dossiervorming enthuismedicatie. Voor elk thema lieten weconform de huisstijl een logo ontwerpendat voortdurend terugkeerde op heel watdragers. Er werd een speciale editie vanhet personeelsblad aan gewijd en per themamaakten we een brochure. Om de medewerkerste betrekken, organiseerden weeen rebuswedstrijd, waarvan je de oplossingenkon vinden in de brochures en inhet personeelsblad. Er waren twee prijzente winnen: één voor de winnaar die hetdichtst de schiftingsvraag benaderde enéén voor de dienst met het hoogste aantaldeelnemers aan de wedstrijd. Uiteindelijknamen zowat 400 medewerkers deel, ongeveeréén derde van het ziekenhuis.”Apotheose“In de week van de patiëntveiligheid beleefdenwe uiteindelijk de apotheose”,vertelt Willy Sibiet. “Elke medewerkerkreeg een pin met de tekst ‘Patiëntveiligheid,daar zorgen we samen voor’.De hele week liep er een teamwedstrijdonder de titel ‘Fata Morgana’. Per themawas er een opdracht, telkens in twee versies:een versie voor zorgmedewerkers eneen voor niet-zorgmedewerkers. Liefst 32afdelingen hebben hieraan meegedaan. Intotaal kon je vijf ‘schildjes’ behalen en zesafdelingen slaagden daarin met glans. Onderdie winnaars hebben we een prijs van750 euro en een prijs van 250 euro verloot,te besteden aan een teambuilding.”“Ook dit jaar zetten we de campagne voortmet dezelfde thema’s”, zegt Nathalie Bailleul.“Nu gaan we een stap verder, met interneaudits en aandacht voor indicatoren.Om de interne campagne in goede banente leiden, doen we opnieuw een beroep ophet externe bureau.”“Alles samen kostte de voorbije campagne25.000 euro”, zegt Willy Sibiet. “Dat is eenpak geld, maar het is de investering waard.Ook al moet de nameting nog plaatsvinden,ik ben ervan overtuigd dat het themanu volop leeft bij onze medewerkers. Wezijn erin geslaagd om op een positieve enleuke manier campagne te voeren, zonderopgeheven vingertje.Een extern bureau als partner maakt eenverschil, vooral op het gebied van ideeën,het stroomlijnen van de campagne, hetopbouwen ervan en de visuele vertaling.Natuurlijk kun je niet voor elke campagnezo breed uitpakken. Je moet je objectievenbekijken en dan heel gericht beslissenwat je zelf kunt doen en wat je beteruitbesteedt. Communicatiediensten inziekenhuizen worden in elk geval alsmaarprofessioneler. De bekroning door de beroepsverenigingBVIC is daarvan nog maareens een bewijs.”Voor de volledigheid geven we nog meedat de tweede prijs van de BVIC behaaldwerd door de stad Mechelen met een campagneover administratieve vereenvoudiging.De derde prijs was voor ZNA metde campagne ‘Kom eens nuchter naar hetwerk’, die medewerkers ertoe aanzette omeen prediabetestest te laten uitvoeren.23 | mei <strong>20</strong>11


Op zoek naar zinDe krachtvan verhalen en herinneringenOUDEREN­ZORGEen verhaaluit een doosje‘Op zoek naar zin’ brengt ouderen in kleine groepjes samen om op een gestructureerdemanier hun leven te herinneren. Dat gebeurt aan de hand van twaalfthema’s: je eigen naam, geuren van vroeger, het huis waar je woonde, normenen waarden, handen, foto’s, vriendschap, levenslijn en keerpunten, leeftijd, levensbeschouwingen zingeving, verlangen, identiteit.Bij elk thema heeft wzc Sint-Vincentius een passende doos samengesteld, mettelkens een aantal voorwerpen die de herinneringen oproepen. Zo bevat dedoos ‘geuren van vroeger’ onder meer motteballen, koffie en bruine zeep. Daarnaastworden de deelnemende bewoners ook uitgenodigd om zelf voorwerpenof foto’s mee te brengen.De opleiding werd intussen al enkelekeren met succes herhaald in wzc Sint-Vincentius. Drie zorgmedewerkers tredenop als begeleiders: Kathleen Vercruysse,Doris Doornaert en Christine Polfliet, dieniet bij het gesprek aanwezig kon zijn.Waren wel mee op het appel: directeurJohan Himpe en zorgcoördinator EvelineBreye.Met de opleiding ‘Op zoek naar zin’wil wzc Sint-Vincentius uit Kortrijkde veerkracht van chronisch ziekeouderen verhogen, zodat ze meer zinkrijgen in het leven. Daarvoor wordenherinneringen opgehaald en wordtstilgestaan bij het eigen levensverhaal.De resultaten zijn erg bemoedigend.Het project kreeg onlangs ook de publieksprijsop de Innovatiebeurs vande vormingswerkgroep van CaritasWest- en Oost-<strong>Vlaanderen</strong>.“De directe aanleiding was een dame van90 jaar die zat te treuren”, vertelt zorgassistenteDoris Doornaert. “Die mevrouwhad niets meer om naar uit te kijken, verteldeze mij. Het leek wel alsof wachtenop het einde het enige was dat nog restte.Dat maakte indruk op mij. Hoe kunnenwij het leven van die oude mensen terugzorgwijzer | 24


zin geven, vroeg ik me af. Zo is de bal aanhet rollen gegaan.”“We hebben hierover raad gevraagd aanethicus Linus Vanlaere”, zegt directeurJohan Himpe. “Hij bevestigde dat één opde vier oudere mensen kampt met symptomenvan een depressie. Bij één op detien bejaarden is er zelfs sprake van eenechte depressie. Vragen naar zingevinghebben daar veel mee te maken. Linuswees ons op de Nederlandse cursus vanhet Trimbos-instituut ‘Op zoek naar zin’,gemaakt op maat van jonge, thuiswonendeNederlandse senioren. Hij stelde voordat wij een hertaling zouden maken vandie cursus, op maat van oudere seniorenin de context van een woonzorgcentrumof een serviceflat.”Sleutelmomenten“De Nederlandse cursus telt twaalf sessies,waarin elke keer een ander onderwerpaan bod komt”, vervolgt Johan Himpe.“Omdat het een gevalideerde opleidingbetreft, met bewezen waarde dus, zijn wezo dicht mogelijk bij het oorspronkelijkeconcept gebleven. In essentie komt deopleiding erop neer dat je met een groepoudere mensen terugkeert naar het verleden,op zoek naar belangrijke sleutelmomenten.De cursus zet de mensen aan hetdenken. Eerst heel oppervlakkig, maarna enkele keren dieper en dieper, tot webij fundamentele dingen aanbelanden.Die herinneringen bezorgen de ouderenvaak een goed gevoel. Ze dragen bij tot deaanvaarding. Terugkijken op je leven laatzien dat het niet zinloos is geweest, welintegendeel. Vandaar ook de titel van deopleiding: ‘Op zoek naar zin’.”“Dat die gesprekken in een groep van zestot acht mensen plaatsvinden, draagt bijtot hun succes”, meent woonzorgassistenteKathleen Vercruysse. “Herinneringenworden graag gedeeld. Het ene verhaalbrengt het andere met zich mee. Erwordt gelachen, maar ook gehuild. Veelvan die oudere mensen hebben hetzelfdemeegemaakt, of toch iets gelijkaardigs. Zehebben in dezelfde tijd geleefd. Een tijddie wij ons nauwelijks nog kunnen voorstellen,maar die wel een band schepttussen leeftijdsgenoten onder elkaar. Ookdat gevoel van verbondenheid maakt deeluit van het zin verlenen.”“Niemand van de deelnemers wordt verplichtom over zijn leven te vertellen”,verduidelijkt zorgcoördinator EvelineBreye. “Gewoon komen luisteren kan inprincipe ook. Alhoewel iedereen op deduur wel loskomt als het ijs eenmaal gebrokenis. We zijn ook geen psychologen.Als we merken dat een bewoner echt aaneen depressie lijdt, schakelen we natuurlijkprofessionele hulp in. De drempelvoor onze opleiding is heel laag. Je kuntde opleiding zonder problemen ook inandere woonzorgcentra overnemen. Hetenige wat je nodig hebt, zijn mensen diegraag zo’n opleiding begeleiden. Je moetbereid zijn er wat tijd voor vrij te makenen een eind op weg te gaan met de bewoners,mee te stappen in hun verhaal.”“In het begin is het dikwijls niet gemakkelijk.Mensen van 85 tot zelfs 95 jaarvertellen niet zo vlot over hun gevoelens.Dat hoorde niet, vroeger. Maar als deherinneringen eenmaal komen, genietenze ervan. Door de gesprekken leer je alszorgkundige de bewoners een stuk beterkennen. Soms komen we zelfs sluimerendedepressieve gevoelens op het spoor,wat ons toelaat om meer zorg op maataan te bieden”, vertelt Doris.“Mensen die naar een woonzorgcentrumof een serviceflat verhuizen zijn bijnaper definitie erg kwetsbaar”, zegt JohanHimpe. “Ze stellen zich vragen bij hunverdere leven. Wat zit ik hier nog te doen?Moet ik hier nog wel zijn? Daarondergaat een groot gevoel van hopeloosheidschuil, een gevolg van een verminderdeveerkracht. Wij proberen die veerkrachtopnieuw te versterken. Door de nadrukte leggen op de eigen identiteit van debewoners, op hun eigen verhaal, op wathen uniek maakt. Het is een verhaal vannormen en waarden, van omgaan met hetleven.”“Wie zijn thuis moet verlaten en in eenvreemde omgeving terechtkomt, heeftinderdaad een grote verlieservaring”, bevestigtEveline Breye. “Elke bewoner laatiets achter. Een hoofdstuk wordt afgesloten.Door te focussen op het eigen levensverhaal,stellen we de identiteit van elkebewoner toch weer centraal. Bovendienzien ze dat er andere mensen zijn die noginteresse hebben voor hun verhaal, voorwat ze denken en voelen. Die verhalen lerenons trouwens ook erg veel. Wij vindenalles zo vanzelfsprekend, maar er zijnandere tijden geweest! Die oude mensenhebben vaak heel wat meegemaakt. Datopent ons de ogen en we krijgen nog meerwaardering voor die mensen.”“Dat klopt”, beaamt Kathleen. “Het geeftde zorg een extra dimensie. We makenmeer tijd voor de mensen, we zien zeopenbloeien. Je kunt je zelfs afvragen wieer het meest heeft aan die opleiding: debewoners of de begeleiders? Ook als deopleiding al lang achter de rug is, zien wedat de mensen dichter bij elkaar staan.Het sociaal contact tussen de bewonersneemt toe. Dikwijls hebben ze elkaar goedleren kennen. De verhalen kunnen bij momentenimmers heel intiem worden. Datschept een band die lang blijft nawerken.En waar mensen gelukkiger van worden.Daar was het ons om te doen.”“Een opleiding duurt ongeveer een jaar:twaalf sessies, ongeveer één per maand.Nadien komen de mensen vragen om datnog te doen. En dat kan natuurlijk, maardan met een lossere context in praatgroepenof aan de koffietafel. We proberen erop die manier een vervolg aan te breien,zodat de resultaten langere tijd doorwerken”,besluit Johan Himpe.Voor meer informatie over de cursus ‘Opzoek naar zin’ kunt u terecht bij zorgcoördinatorEveline Breye – eveline.breye@gvo.be of 056 22 59 35.DoelstellingenbehaaldMet het project ‘Op zoek naar zin’stelde wzc Sint-Vincentius vier doelstellingenvoorop.1. Het welbevinden bij chronischzieke ouderen verhogen endepressie voorkomen.2. De cursus ‘Op zoek naar zin’aanpassen aan een residentiëlesetting en de opleiding herhaaldelijkgeven.3. Deskundigheidsbevordering vanmedewerkers, zodat meerderezorgmedewerkers met kennisen kunde deze cursus kunnenbegeleiden.4. De verspreiding van de ervaringenen de overdracht van de kennisdoor het bekendmaken van de aangepastecursus binnen de ouderenzorg.Laatstgenoemde doelstelling werdverwezenlijkt door het project voorte stellen op de Innovatiebeurs vanCaritas West- en Oost-<strong>Vlaanderen</strong>.En door dit artikel, uiteraard.25 | mei <strong>20</strong>11


Prof. dr. Dirk Buyens van Vlerick Leuven Gent Management School“Ouderenzorgis geen paar schoenen dat je koopt”Zit de professionalisering van de ouderenzorgin een stroomversnelling?Prof. Dirk Buyens: “Ik denk van wel. Daarzijn diverse redenen voor. Ten eerste vertegenwoordigtde ouderenzorg een gigantischebudget aan overheidsmiddelen.Bovendien neemt de maatschappelijkerelevantie van de ouderenzorg toe. En danis er nog het pijnpunt van de schaarsteaan medewerkers. Die laat zich voelen inde hele zorgsector, maar het hardst in deouderenzorg. Als antwoord op die ontwikkelingengrijpt men terug naar economischeprincipes als schaalvergroting enstrategische keuzes. Dat veronderstelt eenprofessionalisering.Verandert daarmee ook de rol van eenraad van bestuur?We zien in elk geval dat zorginstellingenexterne bestuurders aantrekken om dieprofessionalisering te ondersteunen: collega’suit de sector of mensen met eenbepaalde professionele kwalificatie. Deinbreng vanuit die beide hoeken kan eenversterking betekenen van de equipe.Op het congres GPS <strong>20</strong>21 werd gepleitvoor een slimme samenstelling van deraad van bestuur: een financieel expert,Prof. dr. Dirk Buyens is niet alleen voorzitter van het ‘CompetenceCentre People and Organisation’ aan de Vlerick Leuven GentManagement School, hij is ook bestuurder van woonzorgcentrumDe Vliet in Zele. De perfecte partner voor een gesprek over strategieen professionalisering, over het groeiende belang van marketingén over de zinvolheid van werken in de zorgsector.een communicatiespecialist… Anderenvinden dat bestuursleden in de eersteplaats geëngageerde mensen moetenzijn, die geloven in de missie van deorganisatie. Financieel advies en communicatiedienstenkun je kopen, klinkthet dan.Elk bestuurslid moet vierkant achterde missie en de visie van de organisatiestaan. Dat is het belangrijkste. Maareenmaal die voorwaarde vervuld is, kanje best mensen kiezen die daarbovenopnog een zekere expertise in huis hebben.Je kunt inderdaad alles kopen wat je aanadvies en diensten nodig hebt, maar metde juiste relaties in huis kan dat dikwijlssneller en goedkoper. Een sterk netwerkkan een organisatie alleen maar ten goedekomen.De ouderenzorgsector is in volle evolutie.Maakt dat de uitdaging extra aantrekkelijkvoor een bestuurder?Het is in elk geval een boeiende sector.Maar tegelijk heel complex. Het duurteen tijdje voor je als externe bestuurderiets zinnigs te zeggen hebt over de ouderenzorg.De financiering is complex, hetsysteem van de zorgtegraden is een kluwen,de ‘techniciteit’ ligt hoog. Maar bijal die ontwikkelingen kan je natuurlijkwel terugvallen op kennis en ervaring uitandere sectoren. Op het vlak van veranderingsmanagement,kostenmanagement,insourcen of outsourcen, het sluiten vanpartnerships enzovoort. Hier kan de ervaringvan externe bestuurders het verschilmaken.Op welke terreinen kan de ouderenzorgnog leren uit de privésector?De ouderenzorg is in wezen een serviceindustry, een dienstverlenend bedrijf.Medewerkers spelen een cruciale rol indat soort organisaties. In de ouderenzorghebben die medewerkers een moeilijke,maar tegelijk erg zinvolle opdracht meteen grote verantwoordelijkheid. Hoed afvoor al die mensen! Het werk is niet slechtbetaald, maar ook niet overdreven goed.En toch zie je dat grote engagement. Privébedrijvenkunnen hieruit nog wat leren.Een valkuil voor de woonzorgcentra ligt inhun kleinschaligheid. Als een hoofdverpleegkundigein een ziekenhuis de organisatieverlaat, dan valt dat relatief eenvoudigop te lossen, er zijn immers nogvele andere hoofdverpleegkundigen. Ineen woonzorgcentrum is dat anders. Alszorgwijzer | 26


Prof. dr. Dirk Buyens: “Enerzijdsmoeten we het thema van de toekomstvan de ouderzorg op een strategischemanier benaderen, anderzijds moetenwe straks onze eigen vader en moedernaar een woonzorgcentrum brengen.Die dubbele invalshoek maakt hetdebat erg complex, vooral omdat je pasop latere leeftijd de draagwijdte vandie beslissingen ten volle begrijpt.”GPS <strong>20</strong>21de hoofdverpleegkundige daar opstapt,dan is de impact groter. Als kleine organisatieben je meer afhankelijk van eenaantal sleutelfiguren. In de privésector isdat net zo: kleine en middelgrote organisatieszijn kwetsbaarder. Maar daar kan jeaan werken. Bijvoorbeeld door te zorgenvoor een betere borging, zodat de kennisen de ervaring in de organisatie zit en nietbij één of twee sleutelfiguren. Vooral ophet gebied van kwaliteitszorg is dat enormbelangrijk. Best practices moet je interndoorgeven in een organisatie, zodat zeniet verloren gaan als er plots iemandwegvalt.De komende jaren zijn heel wat bijkomendeplaatsen nodig in de residentiëleouderenzorg. Hebt u de indrukdat bestuurders daar volop mee bezigzijn?Ja, het thema leeft sterk en er wordenplannen gesmeed. Soms is het met de‘trein der traagheid’, maar dat soort dossiersvergt nu eenmaal tijd. Daarnaast iser het wetgevende kader, dat een weerspiegelingvormt van de maatschappelijkeevoluties. De regelgeving verandertgeregeld. Ook strategisch trouwens:welk ouderenzorgbeleid willen we in detoekomst? Het antwoord daarop is nietstatisch, maar verandert voortdurend.Het aantal ouderen met dementie neemttoe. Die mensen zijn in hun thuissituatievaak moeilijk op te vangen. Dat kanleiden naar een specialisatie binnen deresidentiële ouderenzorg. En misschienkomen er nog specialisaties? Gaan wevoor elke specialisatie aparte voorzieningenbouwen? Of krijgen we voorzieningenzoals ziekenhuizen, met verschillende afdelingen?Om maar te zeggen: er beweegtvan alles en het is koffiedik kijken hoe detoekomst eruit zal zien. Uiteindelijk zalde maatschappelijke kijk op ouderenzorgook het investeringsbeleid sturen.Het beleid is een weerspiegeling vanwat er leeft in de maatschappij, zegtu. Hebben we geen nood aan een meerexpliciet maatschappelijk debat overde ouderenzorg?Ja, misschien wel. Het beleid heeft de neigingom af en toe het geweer van schouderte veranderen en te veel wispelturigheidis niet goed. Maar ik zie niet meteenwie dat maatschappelijk debat dan moetvoeren. Enerzijds moeten we het themavan de toekomst van de ouderzorg op eenstrategische manier benaderen, anderzijdsmoeten we straks onze eigen vaderen moeder naar een woonzorgcentrumbrengen. Die dubbele invalshoek maakthet debat heel complex, vooral omdat jepas op latere leeftijd de draagwijdte vandie beslissingen ten volle begrijpt. Alsjongvolwassene kijk je op een totaal anderemanier naar de ouderenzorg dan als50-jarige. Bovendien is elk maatschappelijkdebat hoe dan ook tijdsgeboden.Het aanbod aan ouderenzorg is kleinerdan de vraag. Missen ouderenzorgvoorzieningenop die manier de prikkel dieuitgaat van ‘gezonde concurrentie’?Neen. Voorzieningen die het puur economischniet goed zouden doen, komen sowiesoin de problemen. Eerder vroeg danlaat worden ze ter verantwoording geroepen.Bovendien speelt de concurrentie opeen ander niveau, bijvoorbeeld op het gebiedvan kwaliteit. Vandaar het groeiendebelang van enquêtes allerhande. Op diemanier doet zelfs een stukje marketingzijn intrede in de ouderenzorg. Wat biedenwe de bewoners aan? Hoe ervaren debewoners onze dienstverlening? Dat zijnpertinente vragen. Vergelijk het met de situatievan de gemeenten: het is niet omdatelke gemeente een monopolie heeft, datde burger alles pikt. De mensen wordenmondiger, ook de bewoners. Zorg is trouwenseen high involvment-product; het isgeen paar schoenen dat je koopt, het gaataltijd om iemands vader of moeder.Zullen communicatie en marketing aanbelang winnen in de ouderenzorg?Ongetwijfeld. De behoefte aan profileringzal nog toenemen. Als er al geennood is aan marketing om ‘klanten’ tevinden, dan des te meer om ‘personeel’aan te trekken. Je imago als organisatie,je branding of corporate identity wordenvan doorslaggevend belang, ook voor dearbeidsmarkt.Wat was eigenlijk uw persoonlijkemotivatie om bestuurder van eenwoonzorgcentrum te worden?De zoektocht naar zingeving. Ik heb de intellectuelebehoefte om te begrijpen hoede zorgsector in mekaar zit, maar daarnaastis er die bezieling die uitgaat vande zorg. Ik heb een grote bewonderingvoor medewerkers in de ouderenzorg.Telkens opnieuw zetten zij zich in omde laatste levensfase van mensen meerkwaliteit van leven te geven, goed beseffenddat hoe hard ze ook hun best doen,elk verhaal onvermijdelijk eindigt met dedood. Het risico op burn-out is groot alsje niet het gezonde evenwicht vindt tussenwarm en oprecht engagement enerzijdsen professionele afstand anderzijds.Tegelijk is niets zo zinvol als werk in dezorgsector.27 | mei <strong>20</strong>11


De Conversation Manager en Het Conversity ModelLuisteren, praten en innoverenboekTwee managementboeken krijgen de jongste tijd heel wat aandacht.En terecht. Maar valt er ook voor de ziekenhuizen, de woonzorgcentraen andere zorgorganisaties iets uit te leren? Zeker en vast. ZowelDe Conversation Manager van Steven Van Belleghem als Het ConversityModel van Clo Willaerts stemmen tot nadenken en tot handelen.De Conversation Manager heeft twee ondertitels:‘de kracht van de hedendaagseconsument’ en ‘het einde van de traditioneleadverteerder’. De vertaling van consumentnaar patiënt, cliënt, bewoner ofzorgvrager is snel gemaakt. Met adverterenhebben we in de zorg minder affiniteit. Entoch, haak niet te vlug af, ook voor directiesen communicatieverantwoordelijkenin de zorg vallen hier interessante dingente leren.Waarover gaat het? Het internet heeft nietzozeer de consument veranderd, steltSteven Van Belleghem, maar wel zijnmogelijkheden. En daardoor wordenbepaalde dingen die er altijd al zijngeweest, plots enorm versterkt. Neem demond-tot-mondreclame. Ook in woonzorgcentraen ziekenhuizen weten we datwat mensen tegen elkaar in vertrouwenvertellen, een grote impact heeft. Goedeervaringen, slechte ervaringen, we vertellenhet allemaal door aan familie, vriendenen kennissen en we beïnvloeden elkaarvoortdurend.Internet heeft de mond-tot-mondreclamenaar een ander niveau getild. Aanvankelijkwerd internet vooral gebruikt als eeninformatief platform: bedrijven, ziekenhuizenen woonzorgcentra zetten informatieop hun website die weleens nuttig zoukunnen zijn voor de ‘consument’. Vandaagis het internet een sociaal platform geworden.Mensen communiceren online voortdurendmet elkaar via blogs, Facebook,LinkedIn, Twitter… Veel prietpraat en onzin,jawel. Maar ook meer en meer zinnigeinformatie. Via internet vinden gelijkgezindenelkaar, worden contacten gelegden ervaringen uitgewisseld. En dat gebeurtallemaal op een veel grotere schaal dan totvoor kort voor mogelijk werd gehouden.Net zoals in de gesprekken in de supermarktof op familiefeestjes, spelen nietalleen rationele elementen, maar vaakook emotionele. Van Belleghem geeft eensprekend voorbeeld: “Mensen die net eendiagnose van een arts hebben vernomen,komen dikwijls onwetend thuis. Patiëntenzijn op een dergelijk moment teleurgesteldin de empathie van de arts. Wel,die rol wordt vandaag overgenomen doorlotgenoten op gespecialiseerde discussieplatformen.Ze vinden steun op fora waarpatiënten meer details over hun ziektegeven. Ervaringen die op dergelijke foraworden gedeeld, leiden soms zelfs tot eenverandering van therapie. Het delen vanemoties beïnvloedt het beslissingsprocesvan consumenten.”Hebben we dan vanuit de organisaties totaalgeen controle meer op de communicatie?Niemand heeft de controle, stelt hetboek. Iedereen staat op gelijke voet. VanBelleghem pleit daarom voor een ConversationManager die luistert naar de consumenten(lees: zorgvrager), die feedbackvraagt, die de discussies volgt en er ookaan deelneemt, die meepraat.Onlangs verscheen bij dezelfde uitgeverhet boek Het Conversity Model van Clo Willaerts.Ook haar boek krijgt veel aandachten bijval. Willaerts gaat nog een stapje verderdan Van Belleghem. Haar ondertitelluidt: ‘Winst maken met social media’. Ookhier: staar u niet blind op de term ‘winst’,het gaat niet (louter) om financiële winst.Het centrale punt in haar betoog is hetconversitymodel. Dat model bestaat uitvier lagen: observatie, conversatie, conversieen innovatie. Samen helpen die een“betekenisvolle interactie met je klanten”uit te bouwen.Het boek bevat heel wat praktische tips.Zo vindt u onder het item ‘conversatie’ideeën om uw website relevant te maken,hoe u Facebook kunt inzetten of hoe u eenYouTube-kanaal start. Maar conversatie isgeen doel op zich. Er moet iets uit volgen:de conversie. “In dit boek heeft conversieniets te maken met het verkopen van spullenaan mensen, of ze daar nu iets aanhebben of niet. Ik laat liever zien hoe jemensen kunt helpen om te kopen wat zeecht willen. Door deze aanpak leer je namelijkje klanten beter kennen”, schrijftWillaerts. En dat brengt ons uiteindelijkbij de echte ‘winst’ waar de ondertitel naarverwijst. Voor Willaerts ligt de echte Returnon Investment van social media in de innovatie.Door te luisteren naar de mensen,door ermee te praten en door rekening tehouden met de waardevolle feedback dieje zo krijgt, kan je innovaties ontwikkelendie de kwaliteit van de dienstverleningsteeds verder verbeteren.‘De Conversation Manager’ van Steven VanBelleghem (<strong>20</strong>10) en ‘Het Conversity Model’van Clo Willaerts (<strong>20</strong>11), beide uitgegeven bijLannoo Campus.zorgwijzer | 28


hilde keppers, zorgkundige woon- en zorgcentrum salvator in hasselt“Ik wil vooral goed zijnvoor de mensen”“Twintig jaar werk ik hier al als zorgkundigein het centrum. Ik heb hier vroegerook stage gelopen, tijdens mijn studiesin het secundair als gezins- en sanitairehulp. Ik ben hier dus al even, maar ik herinnerme nog goed hoe het er hier aan toegingtoen ik startte. We waren met minder.En dat geldt zowel voor het personeelals voor het aantal bewoners.Overdag hou ik me vooral bezig met hetwassen en verzorgen van de mensen. ‘sMiddags help ik met de lunch en in denamiddag staat er opnieuw verzorgendwerk op het programma. Ik help ook demensen die even willen slapen mee inbed.Ik werk op drie gangen. Elke gang telt elfbewoners. We werken in teams van drie:twee zorgkundigen en één verpleegkundige.Wij nemen vooral het wassen vande mensen op ons. Als er medicatie moetworden gegeven, is dat een taak voor deverpleegkundige. Moeten er wonden verzorgdworden, doen zij dat ook. Wij mogendat ook wel, maar enkel de ‘kleinere’wonden. We krijgen regelmatig bijscholing,over dementie bijvoorbeeld.daar behoefte aan. Als ik er een week nietben, door vakantie bijvoorbeeld, zijn eraltijd bewoners die vragen waarom ik erniet ben en wanneer ik terugkom. ‘Komtdie niet meer werken?’, vragen ze dan(lacht).Deze job heeft natuurlijk ook mindermooie kanten. Sommige mensen wordenziek en zie je aftakelen, zelfs sterven. Ookdat blijft je bij, zeker van de mensen metwie je goed opschiet. Er zijn er die ik echtnooit zal vergeten.Door te werken en te leven met onze bewonersdenk ik ook vaak aan mijn eigenoude dag, en nu vooral aan die van mijnouders. Ik hou me altijd voor dat ik voorde mensen hier zo goed wil zorgen alsvoor mijn eigen ouders.Dat ‘zorgen voor’ vergt trouwens enigeervaring. Die heb ik met mijn twintig jaaranciënniteit in overvloed. Als er een nieuwezorgkundige is, ben ik meestal degenedie hem of haar inwerkt. Jongeren merkenmeestal vlug dat dit een job is die je nietmag onderschatten. Om vol te houden,moet je dit echt graag doen. Bij sommigenieuwkomers ontbreekt dat engagementweleens, maar er zijn natuurlijk ook veelgoede nieuwe collega’s.Mijn geheim? Willen ‘goed zijn’ voor demensen. Die wil heb je echt nodig om hetalleen al fysiek vol te houden. Elke dagmensen ondersteunen en verplaatsen, isbest een zware job. Ook mentaal kan hetbelastend zijn. Maar over het algemeenvalt het best mee. Ik ben er zeker van datik deze job nog jaren zal doen.”WVmomentopnameHet omgaan met de bewoners bevalt megoed, zeker na al die jaren, alhoewel jemet de ene persoon toch wat gemakkelijkerovereenkomt dat met de andere. Datmaakt vooral het contact met sommigenaangenamer. Op de zorg die we verlenen,heeft dat geen effect.Als je dag na dag in contact komt met dezelfdemensen en hen verzorgt, word jena een tijdje echt wel ‘eigen’ met hen. Jeleert hen kennen, ze vertellen al eens iets,en ze beginnen je te vertrouwen. Eigenlijkvertellen ze mij heel veel. Over hun familie,hun leven...Als zorgkundige sta je dichter bij de mensendan als verpleegkundige. Onze functieis iets socialer. Het gebeurt dat ik voeldat ik echt een vertrouwenspersoon vooriemand ben geworden. Mensen hebben29 | mei <strong>20</strong>11


SpiegelingopinieLeven op krediet berokkent devolksgezondheid ernstige schadeHet internationale ratingbureau Standard& Poors kondigde enige tijd geleden aandat het zijn oordeel over de kredietwaardigheidvan ons land naar beneden zoubijstellen als er tegen de zomer geen nieuweregering is. Hoewel de optimist in mijde mogelijkheid van een regeerakkoordniet onmiddellijk naar de prullenmandverwijst, durf ik er toch niet veel geld opte verwedden. Daarvoor zijn de politieketegenstellingen te groot.Het snel-snel in elkaar flansen van eennieuwe federale regering zonder een consensusover een langetermijnoplossingvoor de fundamentele problemen van onsland, zou enkel een doekje voor het bloedenzijn. Ratingbureaus zouden snel inziendat zo’n regering niet meer zoden aande dijk brengt dan die in lopende zaken.Integendeel, nieuwe ministers zullen hundaadkracht in de verf willen zetten metnieuwe beleidsmaatregelen die extra uitgavenmet zich meebrengen. In die zin zijnlopende zaken zelfs goed voor de federalebegroting. De terughoudendheid die menaan de dag moet leggen, vermijdt dat deuitvoerende macht al te kwistig nieuwighedenuit de hoge hoed tovert.Frederik CousséeEen en ander betekent wel dat we met z’nallen de huidige politieke impasse duurzullen betalen. Als de rating van ons landdaalt, dan zal de federale staat meer interestmoeten betalen op het geleende geld.Om zijn financiële verplichtingen na tekomen, zit ons land steeds vaker verlegenom vers geld. Daarom geeft de federaleoverheid meerdere keren per jaar staatsobligatiesof ander schuldpapier uit. Zo’nuitgifte beloopt algauw enkele miljardeneuro’s en dus scheelt een half procentjemeer interest meteen een flinke slok op deborrel. Zo haalde de federale overheid op18 april nog bijna 3 miljard euro vers geldop tegen 4,25%. In de veronderstelling datwe plots 0,5% extra rente moeten betalen,is er sprake van een meerkost van 15 miljoeneuro per jaar.Iedere goede huisvader weet dat je elkeeuro slechts één keer kan uitgeven en datgratis niet bestaat. Die extra rentelastenzullen dus in de zakken van de institutionelebeleggers en andere financiers belanden.Het is geld dat niet meer kan wordenbesteed aan initiatieven waarvan de burgersof de bedrijven echt beter worden.Dit alles is evenwel maar klein bier in vergelijkingmet een ander recent rapport vanStandard & Poors, dat de impact van devergrijzing op onze staatsfinanciën onderde loep neemt. De studie waarschuwt vooreen bankroet van ons land als de beleidvoerders,ook binnen de sociale zekerheid,niet dringend actie ondernemen om ordeop zaken te stellen. Niets doen maakt dekosten van de vergrijzing onbetaalbaar.De studie vertrekt van de hypothese datons land tegen <strong>20</strong>16 een begrotingsevenwichtbereikt. Ook de Europese Commissielegt ons dit streefdoel op. Er zullen nog onpopulairemaatregelen genomen moetenworden om het huidige begrotingstekortvan 4,1% van het BBP weg te werken.Maar zelfs als dat lukt, zullen de kostenvan de vergrijzing op middellange termijnzo’n vlucht nemen dat extra geld geleendmoet worden om de pensioenen en degezondheids- en welzijnskosten van onzeouderen te kunnen blijven betalen. Dat alleszou tegen <strong>20</strong>50 resulteren in een staatsschulddie stijgt van de huidige 100% naar185% van het BBP.Met die vooruitzichten waarschuwtStandard & Poors dat de langetermijnratingvan ons land in <strong>20</strong><strong>20</strong> zal zakkenvan het huidige AA+ naar A. In <strong>20</strong>25 zouhet zelfs BBB worden. Dat betekent datde kredietwaardigheid van ons land daaltvan zeer goed naar zeer middelmatig. Hetzal dus steeds duurder worden om op deinternationale markten geld te lenen.Willen we onze welvaartsstaat vrijwaren,dan is dringend actie nodig. De overheidsinkomstenmoeten structureel omhoog ende kosten even structureel naar beneden.Dat zal zich uiteraard ook laten voelenin de zorgsector, die voor een belangrijkdeel gefinancierd wordt vanuit de socialezekerheid. Megalomane kanker- enandere plannen, dure sociale akkoorden,ongebreidelde therapeutische vrijheid,de ongelimiteerde vrije keuze van de patiëntvoor een zorgverstrekker... Het zijnallemaal evidenties die in de toekomst opde helling staan, want we zullen met hetzelfdebudget simpelweg meer zorg moetenaanbieden. Geen prettig vooruitzicht,maar we moeten de waarheid onder ogendurven zien en actie ondernemen. De tijddringt.Frederik Coussée,stafmedewerker <strong>Zorgnet</strong> <strong>Vlaanderen</strong>zorgwijzer | 30


Helptde zorg vooruitIn de huidige turbulente markt is het realiseren van betere zorg tegen lagere kosten belangrijkerdan ooit. De Assist aanpak is daarbij uniek: we zoeken een langdurig samenwerkingsverband,waarbinnen we de verantwoordelijkheden met onze partners delen. In de praktijk wordt vaak eenberoep gedaan op een combinatie van onze vier specialismen:Assist Healthcare PeopleInternationale rekrutering van verpleegkundigen.Flexpool “en “in house interim.Assist Healthcare FacilitiesAdvies, coaching, opleiding van medewerkers.(Tijdelijk) beheer van facilitaire processen vanzorgorganisaties.Assist Home ServicesOrganisatie van verzorgende en verpleegkundigetaken in de thuiszorg. Comfortzorg met dienstencheques.Graag lichten wij onze visiepersoonlijk aan u toe.Contacteer Bart Baert op0498 88 42 00.AssistLuchthavenlei 7B - DeurneAssist Social IntegrationSamenwerking met lokale partners uit de socialeeconomie.31 | mei <strong>20</strong>11

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!