Installatie-, Bediening- en OnderhoudinstructiesModel <strong>MP</strong>, <strong>MP</strong>A, <strong>MP</strong>AIEC-Ex MarkeringProducten bedoeld voor gebruik in explosieveatmosferen moeten aangeduid worden.Algemeen symbool voor gevaar!Personen kunnen in gevaar gebracht worden.Waarschuwing voor elektrisch voltage!De veiligheidsinstructies die aan de pomp bevestigdzijn moeten onder alle omstandigheden gevolgdworden. Ze moeten ook in een goede leesbare staatgehouden worden.Net zoals de Bedieninginstructies van de pompmoeten alle bevestigde Bedieninginstructies vantoebehoren (bijv. motor) opgemerkt worden enbeschikbaar gehouden worden.2.2 Gevaren bij het niet-naleven van deVeiligheidsvoorschriftenHet niet naleven van de Veiligheidsvoorschriften kanleiden tot verlies van vorderingen voorbeschadigingen.Verder kan het niet-naleven leiden tot volgenderisico's: Storing in belangrijke functies van de machine ofuitrusting. Storing van belangrijke apparaten enmeetinstrumenten door magnetische velden. Het in gevaar brengen van personen en hunpersoonlijke eigendommen door magnetischevelden. Het in gevaar brengen van personen doorelektrische, mechanische en chemischeinvloeden. Het in gevaar brengen van het milieu door hetlekken van gevaarlijke substanties.Als het apparaat gebruikt wordt in ruimtes waarer explosiegevaar is, moet er speciale aandachtgeschonken worden aan secties die met Ex.worden aangegeven.2.3 Veiligheidsvoorschriften voor deoperator/arbeider Afhankelijk van de gebruiksomstandighedenzullen slijtage, corrosie, of ouderdom delevensduur van de pomp/pompeenheid, en zijnspecifieke eigenschappen, beperken. De operatormoet instaan voor de uitvoering van regelmatigeinspectie en onderhoud, zodat alle onderdelen optijd worden vervangen, wat anders de veiligebediening van het systeem in gevaar zou kunnenbrengen. Indien ongewenste werking of schadewordt vastgesteld, moet de werking van de pomponmiddellijk worden beëindigd. Indien de storing of tekortkoming van om het evenwelk systeem of eenheid kan leiden totlichamelijke verwondingen of schade aaneigendommen, moet zo'n systeem uitgerustworden met alarmtoestellen en/ofreservemodules, en moeten ze regelmatiggecontroleerd worden om hun goede werking nate gaan. Indien er verwondinggevaar is door koude ofwarme machineonderdelen, moeten deze delenbeschermd worden tegen aanraking van degebruiker, of er moeten geschiktewaarschuwingstekens geplaatst worden. Contactbescherming bij onderdelen in beweging(bijv. verbindingafscherming) mag niet verwijderdworden van systemen die in werking zijn. Als het geluidsniveau van de pomp ofpompeenheid boven 85 dB(A) moet er eengehoorsbeschermingsmiddel gebruikt worden alsmen in de buurt van de pomp staat. Indien gevaarlijke middelen (bijv. springstoffen,gif, heet) weglekken (bij. van asdichtingen), moeter een gerichte uitweg zijn zodat er geen gevaar isvoor mensen of omgeving. De wettelijkebepalingen moeten nageleefd worden. Er moeten maatregelen getroffen worden om degevaren die voortkomen uit elektriciteit uit tesluiten (bijv. door de plaatselijke wetgeving inzakeelektrische apparaten na te leven). Indienwerkzaamheden aan elektrische bestanddelen dieonder spanning staan uitgevoerd worden, moetenze van de hoofdleiding ontkoppeld worden of moetde hoofdschakelaar uitgeschakeld worden en dezekering losgedraaid. Er moet een motorbescherm-schakelaarvoorzien worden.2.4 Veiligheidsvoorschriften voorInspecties, Onderhoud-, MontagewerkenDe operator is verantwoordelijk dat alle inspecties,onderhoud- en montagewerken door gemachtigdcompetent personeel, die de Bedieninginstructiesmoeten gelezen hebben, worden uitgevoerd.Alle werken aan de pomp of pompeenheid mogenenkel uitgevoerd worden wanneer de pompstationair is en niet onder druk staat. Deonderdelen moeten de tijd krijgen om terug tekeren naar de omgevingstemperatuur. Verzeker uervan dat niemand de motor kan opstarten tijdenszulke werkzaamheden. Het is van belang dat deprocedure voor het stopzetten van het systeem,zoals beschreven in de bedieningshandleiding,wordt nageleefd. Pompen of pompsystemen diestoffen vervoeren die gevaarlijk voor degezondheid zijn, moeten gezuiverd wordenalvorens ze gedemonteerd worden.Veiligheidgegevensbladen voor de verschillendeverwerkte vloeistoffen. Onmiddellijk nadat dewerkzaamheden beëindigd zijn, moeten allebeschermende en veiligheidstoestellenteruggeplaatst en opnieuw opgestart worden.2.5 Het onrechtmatig wijzigen enproducten van reserveonderdelenWijzigingen of veranderingen aan de machine zijnenkel toegelaten door overeenkomst met de fabrikant.<strong>MP</strong> 100-<strong>dutch</strong> pagina 4 Revisie 04Artikelnr. <strong>771074011</strong> uitgegeven 11/2011
Installatie-, Bediening- en OnderhoudinstructiesModel <strong>MP</strong>, <strong>MP</strong>A, <strong>MP</strong>AIDe originele reserveonderdelen en toebehoren diedoor de fabrikant werden goedgekeurd dienen deveiligheid.Het gebruik van andere onderdelen kan leiden tot hetverlies van verantwoordelijkheid voor voortvloeiendeconsequenties.2.6 Buitensporig gebruikDe werkingsveiligheid van de geleverde machine kanenkel gegarandeerd worden door het aangewezengebruik volgens de volgende hoofdstukken van deBedieninginstructies. De limieten die in de datasheeten / of orderbevestiging worden weergegeven, mogenonder geen enkele voorwaarde worden overschreden.2.7 Bescherming tegen explosieBij het gebruik van de machines in ruimtes metexplosiegevaar moeten de maatregelen in dehoofdstukken 2.7.1 tot 2.7.6 nageleefd worden, ombescherming tegen explosie te garanderen.2.7.1 Het vullen van de eenheidTijdens de werking van de pomp moet hetzuigsysteen en drukleiding en de pomp zellfvoortdurende gevuld zijn met de pompvloeistof.Zodat er zich geen explosieve atmosfeer kanontwikkelen en het gevaar voor drooglopen kanvermeden worden.Indien de operator dit niet kan garanderen,moetenovereenstemmendecontrolemaatregelen voorzien wordenOok moeten alle afsluitingen, hulpsystemen ende asafsluiting, alsook de opwarm- enafkoelsystemen, zorgvuldig gevuld worden.2.7.2 MarkeringDe markering van de pomp verwijst naar depomp zelf. Voor de koppeling en motor moet ereen bijkomende Conformiteitverklaring, alsookeen overeenstemmende markering,beschikbaar zijn.Voorbeeld van een markering op pomp:CE Ex II 2 G c T... .De markering geeft de theoretische geschikte bereikvan de temperatuurklasse weer. De verschillendetemperaturen, afhankelijk van het pompontwerp,worden weergegeven in hoofdstuk 2.7.5. Hetzelfde isvan toepassing voor de aandrijving.Voor een volledige eenheid (pomp, koppeling, motor)met een verschillende temperatuurklasse is de laagstevan de toepassing.2.7.3 RotatiecontroleVoer de rotatiecontrole enkel uit metafzonderlijke koppelinghelften! Zie ookhoofdstuk 5.5 en 6.1.Als er ook explosiegevaar bestaat tijdens deinstallatie, mag de rotatiecontrole nietuitgevoerd worden bij een korte opstart van delege pomp, om overmatigetemperatuurverhoging, bij het contact vanroterende en stationaire onderdelen, tevermijden.2.7.4 Bediening van de pompDe pomp mag enkel opgestart worden met vollediggeopende aanzuigzijde en licht geopendedrukzijdeklep. De opstart tegen een gesloteneenwegafsluiter is mogelijk. Onmiddellijk na de opstartmoet de ontlastzijklep afgesteld worden op hetwerkingspunt.Zie ook hoofdstuk 6.2.Het in werking stellen met een gesloten klep in deaanzuig- of ontlastleiding is niet toegelaten!Er bestaat het gevaar dat er zich op korte tijdhoge temperaturen ontwikkelen aan hetpomphuis door het snel opwaren van devloeistof in de pomp.Snelle drukverhoging in de pomp kan totoverbelasting leiden en kan de pomp latenbarsten.In hoofdstuk 6.4.1 wordt de minimum flow vermeld.Langere werkingsfases met deze flows en genoemdevloeistoffen veroorzaken geen bijkomendetemperatuursverhogingen aan de pomp.De verwijzingen in hoofdstuk 6 van dezebedieninginstructies moeten in aanmerking genomenworden.Bij pompen met mechanische afdichtingenkunnen de temperatuurlimieten door hetdrooglopen overschreden worden. Drooglopenkan niet alleen voorkomen bij onvoldoendegevulde afsluitbehuizing, maar ook door teveelgas in het medium.Het bedienen van de pomp buiten hettoegelaten werkingsbereik, kan eveneens totdrooglopen leiden.2.7.5 TemperatuurlimietenOnder normale werkomstandigheden zullen dehoogste temperaturen aan de oppervlakte vanhet pomphuis en in het gebied van de lagerszijn.De temperatuur aan het pomphuis komt overeen metde temperatuur van de pompvloeistof.Als de pomp verwarmd wordt (Bijv. metverwarmingsmantel), moet men er op toeziendat de temperatuurklassen, die voor demachine werden opgelegd, worden nageleefd.In het omgeving van de lagerbevestiging moet ervoldoende ruimte worden voorzien.<strong>MP</strong> 100-<strong>dutch</strong> pagina 5 Revisie 04Artikelnr. <strong>771074011</strong> uitgegeven 11/2011
- Page 1 and 2: nl VOGEL-MeertrapspompenBouwserie:
- Page 3 and 4: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 5: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 9 and 10: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 11 and 12: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 13 and 14: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 15 and 16: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 17: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 22 and 23: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 24 and 25: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 26 and 27: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 28 and 29: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 30 and 31: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 32 and 33: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 34 and 35: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 36 and 37: Grootte: MP40.2, MP40.3, MP65.1, MP
- Page 38 and 39: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 40 and 41: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 42 and 43: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 44 and 45: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 46 and 47: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 48 and 49: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 50 and 51: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 52 and 53: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 54 and 55: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 56 and 57:
Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 58 and 59:
Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 60 and 61:
Nr.Index van onderdelen101 inductor
- Page 62 and 63:
Nr.Index van onderdelen101 inductor
- Page 64 and 65:
Standaardconstructie: RO/SGrootte: