Installatie-, Bediening- en OnderhoudinstructiesModel <strong>MP</strong>, <strong>MP</strong>A, <strong>MP</strong>AITijdens de werking van de pomp moet menovermatig stof vermijden (regelmatigschoonmaken), zodat het pompoppervlak nietwarmer dan de toegelaten temperatuur wordt.De operator van de machine moet ervoor zorgendat de werkingstemperatuur wordt nageleefd. Demax. toegelaten temperatuur van depompvloeistof aan de inlaat hangt af van despecifieke temperatuurklasse.Volgende tabel geeft de theoretischetemperatuurlimieten van de pompvloeistof weerrekening houdend met de temperatuurklassen volgensEN 13463-1.Temperatuurklassenvolgens EN 13463-1.Temperatuurlimiet van depompvloeistofT4 (135°C) 135°CT3 (200°C) 140°CT2 (300°C) 140°CT1 (450°C) 140°CDe specifieke toegelaten werkingstemperatuurvan de pomp wordt op de datasheet en / oforderbevestiging weergegeven resp. hettypeplaatje op de pomp.In de omgeving van de lager is de temperatuurklasseT4 gegarandeerd, op voorwaarde dat deomgevingstemperatuur 40°C is en de machinebehoorlijk bediend en onderhouden wordt.2.7.6 OnderhoudVoor een veilige en betrouwbare werking moetde machine regelmatig gecontroleerd wordenop goed onderhoud en goede technischeconditie.Bijvoorbeeld: Werking van de lagers. Werking- entoepassingsvoorwaarden dragen bij aan delevensduur.Door regelmatige controle van het smeermiddel en hetwerkingsgeluid wordt het gevaar op oververhittingdoor lagers die heet worden of defectelagerafdichtingen vermeden. Zie hoofdstuk 6.6 en 7.4.De werking van de asafdichting moet regelmatiggecontroleerd worden.Indien er hulpsystemen (bijv. extern spoelen, koeling,verwarming) genstalleerd zijn, moet er nagegaanworden of er controlesystemen nodig zijn om dewerking te garanderen.2.7.7 Elektrische schakelaars en controleapparaat,instrumenten en toebehorenElektrische schakelaars en controleapparaat,instrumenten en toebehoren zoals; spoeltanks,enz. moeten beantwoorden aan de geldigeveiligheidsvereisten en -voorschriften voorexplosiebescherming.2.8 Gebruik volgens voorschriften2.8.1 Snelheid, druk, temperatuurGeschikte veiligheidsvoorzieningen moetenvoor de installatie genomen worden om teverzekeren dat de snelheid, druk entemperatuur van de pomp en de asafdichting delimietwaarden niet overschrijden die in hetgegevensblad vermeld werden. De gegeveninlaatdruk (systeemdruk) moet ook voldoendehoog zijn.Drukschokken, die kunnen voorkomen door het tesnel uitschakelen van de machine, moeten uit de buurtvan de pomp gehouden worden, (bijv. door eenterugslagklep, vliegwielen, luchttank). Snelletemperatuurverschillen moeten vermeden worden. Ditkan een temperatuurschok veroorzaken en tot schadeleiden of de werking van een onderdeel verslechteren.2.8.2 Toegelaten pijplasten en draaimomenten2.8.3 NPSHEigenlijk moet de aanzuig- en uitlaatleidingen zoontworpen zijn dat er zo weinig mogelijkkrachten op de pomp werken. Als dit nietmogelijk is, mogen de waarden die in hoofdstuk3.5 worden weergegeven onder geen enkeleomstandigheid worden overschreden. Dit is vantoepassing voor zowel de werking als destilstand van de pomp en daarom voor allemogelijke drukken en temperaturen van deeenheid.De pompvloeistof moet een min. druk NPSHaan de rotorinlaat hebben, zodat cavitatievrijwerk verzekerd is, een "pauze" van depompflow wordt vermeden. Dit voorwaarde isvoldaan als de NPSH-waarde van het systeem(NSPH) onder alle werkomstandigheden bovende NPSH-waarde van de pomp ligt.Er moet vooral op de NPSH-waarde gelet worden vanpompvloeistoffen die in de buurt van dampdruk liggen.Als de NPSH-waarde van de pomp te laag is, kan ditvan schade aan het materiaal door cavitatie; totverwoesting door oververhitting leiden.De NPSH-waarde van de pomp (NPSHR) wordt in degrafische voorstelling van elk pomptype weergegeven.2.8.4 Afdichting, spoeling, koelingEr moeten geschikte voorzorgen voorzien worden voorde regeling en controle voor het spoelen of koelen enafsluiten.Bij het hanteren van gevaarlijke vloeistoffen ofwanneer de temperaturen hoog zijn, moet men er opletten dat de pomp blijft werken als de afsluiting-,spoel, of koelsystemen niet meer werken.De afsluit-, spoel- en koelsystemen moeten altijdwerken alvorens de pomp wordt opgestart. Ze mogenniet gestopt worden voor de pomp stopt, opvoorwaarde dat de werking dit toelaat.<strong>MP</strong> 100-<strong>dutch</strong> pagina 6 Revisie 04Artikelnr. <strong>771074011</strong> uitgegeven 11/2011
Installatie-, Bediening- en OnderhoudinstructiesModel <strong>MP</strong>, <strong>MP</strong>A, <strong>MP</strong>AI2.8.5 Minimale flowsIndien de pomp opgestart wordt tegen een geslotendrukleidingklep, moet men er rekening mee houdendat de door de pomp opgenomen stroom op debehandelde vloeistof in de vorm van warmte wordtovergedragen. Dit kan ervoor zorgen dat de vloeistofbinnen een relatieve korte tijd excessief opwarmt, watschade aan de interne fittingen van de pomp kanveroorzaken. Nadat de pomp zijn werksnelheid heeftbereikt, moet de uitlaatklep om die reden zo snelmogelijk geopend worden. Indiengebruiksomstandigheden betekenen dat Q=0onvermijdbaar is, of indien er warm water circuleert,moet er een vrijstroom retourklep, of, bij kleineresystemen, een omloopbuis voorzien worden. Wijadviseren u met alle plezier over de berekening vanhet minimum debiet of ontwerpen van de omloopbuis.3. Beschrijving3.1 ModellenOntwerp <strong>MP</strong>: Horizontale as met lagers aan beideuiteinden, aandrijfeinde aan ontlastzijde (standaard),rotatie in wijzerzin met aanzuigvertakking links enontlastvertakking radiaal omhoog. Vetsmering.Optioneel: Aanzuigvertakking rechts of radiaalomhoog, ontlastvertakking links of rechts,aandrijfuiteinde aan aanzuigzijde (rotatie integenwijzerzin).Ontwerp <strong>MP</strong>A: Eindaanzuigingtype, ontlastvertakkingomhoog. Aandrijfuiteinde aan ontlastzijde. Druklageraan aandrijfzijde, versmering, middelmatig gesmeerdeglijlager tussen eerste en tweede fase.Optioneel: Ontlastvertakking links of rechts.<strong>MP</strong>AI ontwerp: Zoals het <strong>MP</strong>A ontwerp, maar ookmet een inductor.De pompen zijn ontworpen als modulaire systemen enkunnen daarom in vele varianten geleverd worden(bijv. verschillende materialen, asafdichtingen,verschillende soorten smering, koeling / verwarming,enz.).De toegelaten gebruiksvoorwaarden en ontwerpdetailsvan de geleverde pomp worden in de bijgevoegdedatasheet en / of orderbevestiging weergegeven.3.2 AsafdichtingEr zijn twee soorten asafdichtingen: de pakking en demechanische afdichting, hoewel er vele varianten vanbeide soorten zijn. Op de datasheet en / of deorderbevestiging wordt de soort asafdichting van uwpomp weergegeven.Instructies voor het afsluiten van een pakkingdrukkerkunnen teruggevonden worden in Deel 7.3 en deinstructies voor de installatie en bediening vanmechanische afsluitingen in Deel 8 "Ontmanteling vande pomp en herstellingen".2.8.6 Bescherming tegen drooglopenDe pompen mogen onder geen enkele omstandigheidin werking gesteld worden zonder pompvloeistofomdat de hitte kan leiden tot de verwoesting vanpomponderdelen (bijv. de mechanische afsluiting).2.8.7 TerugstromingBij systemen waarin pompen in gesloten circuits onderdruk werken ( gaskussens, stoomdruk) mag de drukvan het gaskussen niet via de pomp verminderdworden, aangezien de terugstroomsnelheid veel hogerkan zijn dan de werksnelheid, wat de eenheid zoukunnen vernietigen.Meer gegevens over pakking en mechanischeafsluitingen, alsook de daarmee verbondengevaren, kunt u terugvinden in hoofdstuk 6.6 enin de hoofdstukken 7.2 en 7.3.In ruimtes met explosiegevaar is het gebruikvan pompen met pakking verboden!3.3 LagersOntwerp <strong>MP</strong>: Lagers aan beide uiteinden; druklageraan ontlastzijde, kogellager aan aanzuigzijde.Doorsmering: Vetsmering (standaard ontwerp) methersmeringmechanisme (smeernippel).eindaanzuiginOntwerp <strong>MP</strong>A, <strong>MP</strong>AI: Druklager aan ontlastzijde, Omiddelmatig gesmeerde glijlager tussen eerste entweede fase aan aanzuigzijde.Doorsmering: Vetsmering (standaard ontwerp) methersmeringmechanisme (smeernippel).LagertypesPompgrootteAanzuigzijde(enkel <strong>MP</strong>)VetsmeringLagertypeOntlastzijde(<strong>MP</strong>, <strong>MP</strong>A, <strong>MP</strong>AI)<strong>MP</strong>/<strong>MP</strong>A/<strong>MP</strong>AI 40.2 6306-C3 3306-C3<strong>MP</strong>/<strong>MP</strong>A/<strong>MP</strong>AI 40.3 6306-C3 3306-C3<strong>MP</strong>/<strong>MP</strong>A/<strong>MP</strong>AI 65.1 6307-C3 3307-C3<strong>MP</strong>/<strong>MP</strong>A/<strong>MP</strong>AI 65.2 6307-C3 3307-C3<strong>MP</strong>/<strong>MP</strong>A/<strong>MP</strong>AI 100.1 6308-C3<strong>MP</strong>/<strong>MP</strong>A/<strong>MP</strong>AI 100.2 6308-C3<strong>MP</strong>/<strong>MP</strong>A/<strong>MP</strong>AI 125.1 6310-C3<strong>MP</strong>/<strong>MP</strong>A/<strong>MP</strong>AI 125.2 6310-C32x 7308(X-opstelling)2x 7308(X-opstelling)2x 7310(X-opstelling)2x 7310(X-opstelling)<strong>MP</strong> 100-<strong>dutch</strong> pagina 7 Revisie 04Artikelnr. <strong>771074011</strong> uitgegeven 11/2011
- Page 1 and 2: nl VOGEL-MeertrapspompenBouwserie:
- Page 3 and 4: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 5 and 6: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 7: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 11 and 12: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 13 and 14: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 15 and 16: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 17: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 22 and 23: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 24 and 25: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 26 and 27: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 28 and 29: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 30 and 31: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 32 and 33: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 34 and 35: Installatie-, Bediening- en Onderho
- Page 36 and 37: Grootte: MP40.2, MP40.3, MP65.1, MP
- Page 38 and 39: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 40 and 41: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 42 and 43: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 44 and 45: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 46 and 47: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 48 and 49: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 50 and 51: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 52 and 53: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 54 and 55: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 56 and 57: Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 58 and 59:
Nr.Index van onderdelen1 rotor2 dif
- Page 60 and 61:
Nr.Index van onderdelen101 inductor
- Page 62 and 63:
Nr.Index van onderdelen101 inductor
- Page 64 and 65:
Standaardconstructie: RO/SGrootte: