2022-02

N°30
30/06/2022
België-Belgique • PB-PP /B 43 • P2A6221 • Afgiftekantoor 9099 Gent X • Driemaandelijks tijdschrift • Afz. VU: Iris Haentjens Maaidonk 15 9290 Uitbergen
Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
Nous, c’est vous!
Lu pour eux
Pépites à partager
Bonne pratiques Cinéma
L’approche tandem
Les passagers de la nuit

Onderwijsvernieuwing tweede graad
Ontdek ons lesmateriaal
CONFORM
ONDERWIJS-
VERNIEUWING
Nouveau Quartier français 3
Nouveau Quartier français 4
Doorstroomfinaliteit
Domeinoverschrijdend
• Aangepaste opdrachten voor
de studierichting Moderne talen
• Juiste mix van kennis en vaardigheden
• Hulp bij evaluatie en zelfevaluatie
Nouveau Quartier libre 3 /
Nouveau Quartier libre 3 Plus
Nouveau Quartier libre 4 /
Nouveau Quartier libre 4 Plus
Dubbele finaliteit,
Doorstroomfinaliteit Domeingebonden,
Dubbele finaliteit richtingen Taal en communicatie en Toerisme
• Tal van mogelijkheden voor een gedifferentieerde aanpak
• Juiste mix van kennis en vaardigheden
• Hulp bij evaluatie en zelfevaluatie
Nouveau Quartier couleurs 3
Nouveau Quartier couleurs 4
Arbeidsmarktfinaliteit
• Juiste mix van kennis en vaardigheden
• Geïntegreerd differentiatiemateriaal
• Hulp bij evaluatie en zelfevaluatie
Benieuwd naar het nieuwe lesmateriaal voor het
vierde jaar?
Herbekijk de online infosessie(s) via
infosessies2022.pelckmans.be of contacteer je
regioverantwoordelijke via
pelckmans.be/regioverantwoordelijken.
pelckmanssecundair
pelckmans_educatief

Profff
Éditorial
Table des matières
C’est du belge!
Une fois de plus, Jean-Pierre et Luc Dardenne ont décroché
un prix à Cannes. «Tori et Lokita», leur neuvième long
professionnels de la scène
musicale, partout dans
le monde. Influencé par
cette autre icône du jazz,
Django Reinhardt, il était
plus qu’un harmoniciste, car
excellent guitariste. «Echte
brusseleir», il incarne le métissage musical et culturel et en
a fait sa propre marque. «C’est un héros», dirait Stromae.
Dans ce 30e
numéro de
Profff
Éditorial 04
Points de vu
De Taalsector: sentimentanalyse 06
Lu pour vous
métrage, a été sélectionné pour l’édition 2022 du festival.
Après avoir remporté deux Palmes d’or, pour «Rosetta»
et «L’Enfant», les Sérésiens reçoivent un prix spécial, créé
à l’occasion du 75e festival de Cannes. Le film raconte
l’histoire de deux jeunes exilés venus s’établir en Belgique.
Tout en exploitant une de leurs thématiques privilégiées, les
frères, habitués de la Croisette, se réinventent à chaque fois
et réussissent à charmer jury et public. Ils parlent, eux, d’un
prix spécialement conçu pour eux. C’est dire à quel point les
deux Belges ont envahi la scène du festival.
Encore du belge. Angèle a été sacrée artiste féminine de
l’année et artiste pop au MIA (Music Industry Awards), les
prix de la musique en Flandre. Elle décroche aussi le hit de
l’année avec «Fever», son duo avec Dua Lipa. La Bruxelloise
était nominée dans six catégories et a déjà accumulé onze
MIA au fil des ans. Bravo pour la Belgique.
Dans ce 30e numéro de ProFFF, nous vous proposons
une série d’articles qui pourront vous inspirer en cette
fin d’année scolaire. Lectures, pour vous mais aussi pour
vos élèves, cinéma, bonnes pratiques, infos et actualités,
rencontre et autres bonnes ressources sont au programme
de ce numéro.
Qu’en est-il de la perception de l’enseignement des langues,
du «sentiment» qu’éprouvent les gens quand on parle du
métier d’enseignant et de tous les métiers en relation avec
les langues? Le «Taalsector» a réalisé une analyse dans ce
domaine dont les résultats sont exposés dans l’article «De
Taalsector: sentimentanalyse». Nous apprenons qu’on peut
faire mieux, qu’on devrait faire mieux et qu’il faudrait investir
dans de nouvelles pistes, aussi bien dans l’enseignement
que dans le secteur des langues en général. Rehausser le
niveau des études de langue à un niveau d’excellence et
ainsi attirer les meilleurs étudiants. Tout un projet!
Profitons surtout des vacances qui arrivent, osons nous
balader au rythme de haïkus et régalons-nous des parfums
de la cuisine méditerranéenne.
Bonnes vacances de la part de l’équipe de ProFFF!
Valeria Catalano
Colofon
ProFFF
Tijdschrift van PROFFF vzw
Verantwoordelijke uitgever: PROFFF vzw,
Iris Haentjens, iris.haentjens@telenet.be,
Maaidonk 15, 9290 Uitbergen
Ondernemingsnummer 0441 390 283
Redactie: Valeria Catalano (eindredactie),
Joke Baele, Giedo Custers, Joëlle De Pessemier,
Claudine De Rockere, Pascale Fierens, Daniël Leroy,
Iris Haentjens, Frédéric Hauwaert,
Vincent Kortleven, Jeannine Willemse
Lay-out: Julia Wolff (hello@designjw.de)
Publiciteit: Joke Baele (baele.joke@hotmail.com)
Druk: Mirto vzw Gent
Quelques suggestions pour un été-détente 10
Lu pour eux
Pépites à partager 12
Bonnes pratiques
L’approche tandem 15
Rencontre
Marcel van den Munckhof 20
Cinéma
Les passagers de la nuit 24
Ressources
Productieve leerstrategieën 27
Patrimoine
Le chanson du pain 31
Infos
Association des membres de l’Ordre
des Palmes Académiques 34
Pains, pépins et papilles
La bouillabaisse 36
Nous n’oublions pas, bien sûr, le 100e anniversaire de Toots
Thielemans, l’icône du jazz belge. Il aurait eu 100 ans ce
29 avril 2022. Depuis le 22 avril, concerts et expositions
Auteurs die niet behoren tot de redactie van
ProFFF vertolken enkel hun eigen standpunt.
Vie de Profff
Concours Haïku 38
Olyfran 41
se succèdent pour célébrer le centenaire du musicien.
Décédé en 2016, il continue à émerveiller amateurs et
4 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
5

Profff
Points de vue
De Taalsector:
sentimentanalyse 1
Louise Van Calenbergh (master meertalige communicatie, Universiteit
Gent) legt uit wat sentimentanalyse is en hoe het werkt.
41 taalgerelateerde onderwerpen werden geanalyseerd
met behulp van taaltechnologie en met de steun van de
Taalunie. Daarvoor werden 293 zogenaamde ‘mentions’
gebruikt en 616 190 berichten over taal op sociale media.
Het resultaat werd geformuleerd in de vorm van een schaal
gaande van nul tot tien.
Valeria Catalano
De Taalsector is een sectororganisatie in de taalsector. Het doel van De Taalsector is de taalsector in
zijn volle breedte te versterken. Dit doet zij door taalprofessionals en taalondernemers te verbinden,
over de grenzen van de ruim honderd taalberoepen, de verschillende segmenten van de taalsector en de
taalgrenzen heen. De Taalsector formuleert een duidelijke visie en bouwt via een ‘slimme community’
een netwerk op dat samenwerking, innovatie en communicatie bevordert tussen alle partners. Een
belangrijk aspect van het werk van De Taalsector is het bewustzijn bevorderen van het maatschappelijk,
economisch, politiek en cultureel belang van professioneel taalwerk, meertaligheid en taaldiversiteit. Zij
werkt hiervoor samen met beleidsorganisaties zoals de Taalunie, het onderwijsveld, andere economische
sectoren en de non-profit.
In 2021 werkte De Taalsector zelf ook aan een
sentimentenanalyse die naging hoe de mensen op sociale
media over de taalberoepen en taal in het algemeen praten
(bekijk het filmpje op de site van De Taalsector).
De bedoeling was te onderzoeken over welke taalzaken de
mensen positief of negatief praten. Dit om te werken aan
een beter imago van taal en taalberoepen en om zo meer
voldoening en waardering voor professioneel taalwerk te
creëren. Deze sentimentanalyse werd ook in 2019 voor
een eerste keer uitgevoerd. Men kan de twee analyses
dus vergelijken en de evolutie in kaart brengen. We leren
dat het sentiment rond de taalsector de afgelopen twee
jaar nauwelijks is verbeterd (5,9 tegenover 5,8 in 2019). De
meting in 2021 was weliswaar veel breder dan de nulmeting
in 2019, maar deze laatste meting was toch robuust
genoeg om een cijfer te bepalen voor het sentiment rond
de taalsector.
Globaal halen de taalberoepen een score van net geen zes.
Een verfijnder resultaat kan bekeken worden op de site van
De Taalsector waar men een overzicht krijgt van de taal- en
beroepsverenigingen die onder de loep werden genomen en
de resultaten per cluster kan bekijken. We zien verschillen
in functie van de taal (taaldocent Spaans scoort hoog,
taaldocent Frans boven het gemiddelde, taaldocent Duits
onder het gemiddelde), maar ook in functie van de manier
waarop taal leren gebeurt (taal leren via eender welke weg
scoort hoger dan taalonderwijs tout court).
Sentimentanalyse: taalberoepen en taal
Sentimentanalyse is een techniek om op basis van uitspraken en boodschappen op sociale media een beeld te
krijgen van de opinies en emoties rond een product, een dienst, een entiteit, een organisatie, een sociaal gegeven enz.
Sentimentanalyse analyseert grote hoeveelheden data en filtert deze data vervolgens om ze te kunnen objectiveren. Zowel
politieke als economische actoren gebruiken sentimentanalyse vaak om zich een idee te vormen over de manier waarop
mensen zich online uiten over een politieke figuur, een product, een dienst enz. Enkele filmpjes die meer uitleg geven over
sentimentanalyse vinden jullie via de site van De Taalsector.
1. Deze tekst is gebaseerd op de teksten die te vinden zijn op de site van detaalsector.be en in het bijzonder de tekst over de sentimentanalyse:
https://www.taalsector.be/cms/85-over-de-taalsector/4232-sentimentanalyse
Op de site van De Taalsector vindt men een lijst van verenigingen die in het
onderzoek werden opgenomen.
6 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
7

Profff
Waarover praten mensen?
In twee op de drie taalconversaties gaat het over het
leren van taal en talen (zie resultaten hierboven). In één
op de drie gaat het over vertalen, tolken, copywriting of
andere taaldiensten. We stellen vast dat het sentiment
rond taaldiensten (5,9) lichtjes beter is dan het sentiment
rond taalleren (5,2). Ook stellen we vast dat het niet de
conferentietolken of gerechtstolken zijn die mensen
over tolken doen praten, maar wel de tolken Vlaamse of
Nederlandse Gebarentaal. Dit is waarschijnlijk te wijten aan
het feit dat deze tolken een goede zichtbaarheid hadden
tijdens de Corona-periode. Globaal is men wel positief over
het tolkberoep (6,9).
Sociale media
De Taalsector onderzocht ook of de sentimenten wezenlijk
verschillen tussen de diverse sociale media. Als we
het beroep van taaldocent bekijken, zien we dat dit niet
het geval is en dat het sentiment over de taaldocent
nergens echt positief is (5,0). Het gaat hier dan over het
totaalconcept van de taaldocent in het algemeen. Men
spreekt positiever over de taaldocent als het over de
taaldocent Frans, Spaans, Engels gaat. Er werd vervolgens
ingezoomd op Twitter, omdat dit technisch het makkelijkste
medium is om grote hoeveelheden niet-gestructureerde
data te verkrijgen, ook in verschillende talen. Zo maakten
de onderzoekers een selectie van talen, focusten zij op
concepten zoals meertaligheid, taaldiversiteit en nog een
aantal basisconcepten zoals taal, talen, lezen, schrijven
enz. Ook vroeg men zich af of de Nederlandse taal in het
Frans positievere emoties oproept dan in het Engels en of
de attitude ten aanzien van het Nederlands in Franstalig
België positiever is dan in Frankrijk? Niet dus.
Conclusie? Aanbevelingen?
Zoals eerder vermeld zijn de resultaten sinds 2019 niet
veel verbeterd en is dit resultaat globaal niet uitgesproken
positief. Taaltechnologie (8,6) is net als in 2019 met
afstand het coolste segment in de taalsector. De Taalsector
spreekt zich dan ook volmondig positief uit over de nieuwe
doorstroomrichting Moderne talen in het Vlaams onderwijs
die vanaf september 2023 in voege treedt. Zij voegt hier
onmiddellijk aan toe dat ze hoopt dat in deze richting ruime
aandacht kan zijn voor taaltechnologie. De tegenstelling
tussen STEM enerzijds en talenstudies anderzijds is
vanuit taalsectorperspectief nogal zinloos, zo stelt De
Taalsector. De sector heeft nood aan hoger gekwalificeerde
professionals met nog meer creativiteit, métier,
intellectuele bagage, digitale skills én taaltechnologische
competenties zowel op het gebied van vertaaltechnologie,
spraaktechnologie als tekstanalyse.
Verder benadrukt De Taalsector dat het zou helpen
als het politieke discours rond taaldiversiteit en brede
meertaligheid in samenleving en onderwijs wat positiever
zou kunnen evolueren.
Studenten in taalrichtingen moeten een veel breder
perspectief op al het mogelijke taalwerk krijgen. Vooral
letterenstudenten hebben een te smalle kijk op hun eigen
mogelijkheden op de arbeidsmarkt.
Taalsector en talenonderwijs moeten hun dialoog met
elkaar een structureel karakter geven. De taalsector heeft
groot belang bij aantrekkelijke talenrichtingen die de
knapste studenten aantrekken.
Niet alleen de taalsector en het (talen)onderwijs zouden
een breder front moeten vormen om te praten over de
waarde en het belang van taal, maar ook andere sectoren
(hightech) zouden dit in het licht mogen stellen. Een mooi
voorbeeld hiervan wordt gegeven door Hans Maertens,
gedelegeerd bestuurder van Voka. Hij legt in een filmpje (zie
Facebookpagina De Taalsector) het cruciale belang uit van
taal voor de exporteconomie.
Globaal kunnen we concluderen dat de perceptie en
het beeld dat men zich over taalberoepen en taal in het
algemeen maakt, bijgesteld zouden moeten worden.
De sentimentanalyse wijst in ieder geval in die richting.
Maar ook wij, taalleerkrachten, voelen sterk aan dat ‘taal’
een prominentere plaats zou mogen krijgen, zowel in het
onderwijs als daarbuiten. Of we de aanpak die we hanteren
om dit beeld bij te stellen moeten enten op modellen die
ook ingezet worden in een concurrentieel en competitief
gegeven, is een kritische vraag. Dat we de studie van taal
en het taalberoep in het algemeen ernstiger moeten nemen,
is een feit.
B-stroom
en A-finaliteit
Deze methode wil de leerlingen het plezier
van het communiceren in een vreemde taal
bijbrengen. Dat gebeurt door de leerlingen
onmiddellijk inzetbare woordenschat
aan te reiken en gebruik te maken van fris,
authentiek en creatief tekstmateriaal.
www.max-frans.diekeure.be
Sluit volledig
aan op de nieuwe
eindtermen
Frans
met die Keure
Ontdek onze methodes voor Frans tijdens digitale
infosessies via www.webinarssecundair.diekeure.be
A-stroom,
D- en D&A-finaliteit
Om een vreemde taal te leren heb je een
portie lef nodig. Daarom hebben we
de nieuwe methode Audace genoemd.
De naam zegt het zelf: Audace daagt je
leerlingen uit om te durven. Om volop te
spreken, luisteren, schrijven en
lezen in het Frans.
www.audace.diekeure.be
8 Profff
Kleine Pathoekeweg 3, B - 8000 Brugge, T +32 (0)50 47 12 62, so@diekeure.be, www.diekeure.be

Profff
Lu pour vous
connaitra qu’arrachement, violence, abus, privation d’amour
Le terme «portrait» dans le titre de ce roman est utilisé à bon
Quelques suggestions pour un
et de considération…
Dans ce roman poignant, Véronique Olmi révèle l’engrenage
social et carcéral dans lequel furent happés des centaines
d’enfants défavorisés. Cependant, Le gosse est tout sauf un
escient. L’auteur n’a pas voulu raconter l’histoire d’une vie,
mais plutôt partager avec nous les facettes remarquables
de son personnage. Lire ce roman, c’est s’accorder un
moment de détente, le sourire aux lèvres, une parenthèse
été-détente
roman misérabiliste, car Joseph possède en lui une force
qu’il ne soupçonnait même pas. Il y aura des rencontres,
des coups de pouce du destin, il y aura la musique, et puis,
agréable dans le flux de notre vie trépidante.
Bernard Quininy, Portrait du baron d’Handrax, Rivages, 170 p.
Jeannine Willemse
Été-jardin, été-voyage, été-culture, été-plage… quelle que soit la formule choisie, nous vous souhaitons
de trouver quelques moments rien que pour vous, des occasions de vous plonger dans un roman qui
vous passionnera, vous intriguera, vous projettera dans un autre monde ou vous fera sourire. Bonnes
vacances et bonnes lectures!
3
il y aura un amour qui ne dira pas son nom. Tout cela fait de
cette histoire une magnifique ode à la vie.
Véronique Olmi, Le gosse, Albin Michel, 304 p.
Portrait du baron
d’Handrax
Bernard, le narrateur de ce
Un tesson d’éternité
Un tesson d’éternité, c’est l’histoire
d’Anna, une pharmacienne d’une
quarantaine d’années, qui vit dans
un petit village très chic de la Côte
d’Azur. Son mari, Hugues, travaille
dans le secteur culturel et est très
4
roman un peu loufoque, s’est
respecté dans le village. Leur fils
1
Numéro deux
En 1999 débutait le
casting de la saga la plus
attendue, la plus regardée,
la plus rémunératrice de
l’histoire du cinéma. Une
centaine d’enfants furent
auditionnés pour trouver
la perle rare, le jeune
acteur qui incarnerait le
personnage principal:
Harry Potter. Finalement, il
ne restait plus que deux candidats. Ce roman se penche
sur l’histoire de celui qui ne fut pas choisi et qui vit Daniel
Radcliffe devenir une star planétaire, juste parce qu’il avait
«ce petit quelque chose en plus».
Comment surmonter un tel échec? Comment accepter qu’il
faut parfois rater quelque chose pour pouvoir se réinventer
par la suite? C’est bien de cela qu’il s’agit dans ce roman qui
mêle réalité et fiction. Avant de l’écrire, Foenkinos a effectué
de nombreuses recherches sur le tournage des huit films
de la saga. Ensuite, il a imaginé le destin de Martin Hill, le
«numéro deux» qui a développé une véritable phobie pour
tout ce qui concerne Harry Potter. Difficile d’échapper à la
folie qui entoure la parution de chaque livre et la sortie de
chaque film, à moins de s’enfermer chez soi et de se couper
complètement du monde extérieur. Jusqu’à renoncer à faire
des études, pour devenir gardien au Louvre, où il se prendra
d’affection pour le tableau à côté de la Joconde…
Numéro deux est un roman plein d’empathie, mêlant
analyse psychologique et passages humoristiques, et
qui ne nécessite pas une connaissance approfondie du
personnage de Harry Potter. Un bon moment de détente!
David Foenkinos, Numéro deux, Gallimard, 240 p.
Le gosse
Le gosse, c’est Joseph, un
petit garçon de 8 ans, né
en 1919 dans les quartiers
pauvres de la Bastille, à Paris.
Il n’a aucun souvenir de son
père, une gueule cassée qui
est mort peu après la fin de
la guerre. Joseph vit heureux
entre sa mère, plumassière,
sa grand-mère, qui perd un
peu la boule, et ses voisins. Il
aime l’école, lire et écrire, rire
et jouer au ballon avec ses
copains. Jusqu’au jour où sa mère disparait. Cet enfant
doux et frêle est alors emmené par l’Assistance publique et
devient «pupille de la Nation». Cette désignation marquera
sa vie au fer rouge, le privant de toute liberté, l’empêchant
à jamais d’être considéré comme un bon garçon. Placé
d’abord dans une prison pour enfants, puis dans une ferme
de la Somme et enfin dans une colonie pénitentiaire, il ne
2
«entiché, un peu par hasard»
d’un peintre méconnu, Henri
Mouquin d’Handrax (1896-
1960), dont il a acheté une toile
chez un antiquaire. Voulant
se documenter sur l’artiste, il
constate qu’il n’existe quasi
aucun document à son sujet.
Afin de réparer cette injustice,
Bernard décide d’écrire lui-même un livre qui se situerait
entre la biographie et le catalogue raisonné. Pour cela,
il se rend dans le village natal du peintre, dans l’Allier, y
découvre un musée, apprend qu’on y cherche un gardien.
«Ainsi commença ma seconde vie», dit le narrateur. Bien
vite, il rencontre le personnage haut en couleur du lieu: le
baron Archibald d’Handrax, petit-neveu du peintre, qui vit
dans le manoir familial et a connu l’artiste. Cet hobereau
excentrique et attachant deviendra rapidement son ami,
partageant avec lui ses idées les plus folles. Bernard
découvre, par exemple, qu’Archibald est collectionneur de
maisons dont personne ne veut, laissées en l’état après la
disparition de leurs propriétaires, et datant de différentes
époques. Ainsi, quand le baron a envie de faire un long
voyage, il va passer quelques heures dans une maison de
1964 ou de 1981, et il en revient tout dépaysé. Organisateur
de concours de sosies de personnages célèbres, amateur de
cimetières, spécialiste de langues inconnues, bricoleur de
guillotines (avec son fils)…, Archibald d’Handrax ne fait rien
comme tout le monde. Pas étonnant, donc, que le narrateur
décide d’écrire son portrait, plutôt que la biographie de son
ancêtre.
Léo, 18 ans, s’apprête à passer
son bac et à intégrer une école
spécialisée dans les métiers
du numérique. Leur existence
semble «tranquille et rassurante»,
l’avenir de Léo semble sûr. Du moins, en apparence… Car
voilà qu’un matin de mai 2019, la gendarmerie frappe à
la porte et emmène Léo, menotté, pour l’incarcérer peu
après. À partir de là, le monde d’Anna va voler en éclats. Un
monde dont le lecteur va comprendre qu’elle l’a bâti pierre
après pierre, au prix d’énormes efforts, afin de se mettre
à distance d’une autre vie et d’un passé qui va bientôt la
rattraper inexorablement.
Dans ce roman obsédant, l’autrice creuse des thématiques
qui lui sont chères: le déterminisme social, celui des origines
(peut-on s’en affranchir?), la thématique de la liberté (quand
est-on vraiment libre?) faisant écho à celle de la vie en
milieu carcéral… Mais, surtout, elle a voulu illustrer l’impact
qu’exerce une incarcération non seulement sur le détenu
lui-même, mais aussi sur la vie de ses proches. Ceux-ci
se voient contraints de modifier l’organisation de leur vie,
subissent désarroi et sentiment d’impuissance, souffrent
de la transformation du regard des autres…
Un tesson d’éternité est un roman puissant, perturbant, qui
nous force à réfléchir au sens de la réussite et au poids du
passé.
Valérie Tong Cuong, Un tesson d’éternité, JC Lattès, 269 p.
10 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
11

Profff
Lu pour eux
Pépites à partager
Iris Haentjens
Stimuler des apprenants d’un niveau élémentaire à prendre goût à la lecture est parfois un défi, mais,
grâce à des perles comme les deux livres présentés ci-dessous, c’est aussi un régal. Dans la «Sélection
des Pépites 2021» (le prix littérature jeunesse du salon du livre et de la presse jeunesse organisé avec
France Télévisions et Oko), le texte de théâtre: «Pingouin (discours amoureux)», de Sarah Carré a retenu
notre attention. La présélection des «Pépites internationales 2021» de Culturethèque présente un album
illustré qui est en même temps une expérience visuelle et sonore: «Le grand livre des petits bruits», par
Zeina Abirached. Deux pépites à partager et à faire découvrir à vos élèves.
Le grand livre des
petits bruits
Dans une interview sur
TV5Monde 1 ,
l’illustratrice
Zeina Abichared explique
que ce texte, c’est le livre
du premier confinement,
le moment où elle s’était
retrouvée chez elle, comme
tout le monde, et où,
contrairement à la situation
habituelle, le monde
autour d’elle était devenu
ultrasilencieux. Elle s’est
alors imaginé neuf lieux et
les bruits qu’on pourrait y
entendre.
Les illustrations en couleurs
extrêmement vives fourmillent
de détails, et sont
accompagnées
d’onomatopées
ludiques. Impossible de remarquer chaque détail à
première vue, mais quel plaisir de retrouver différentes
petites énigmes (p. ex. une comptine sur chaque page) et
des personnages d’autres livres du même auteur.
Quant à l’exploitation en classe, il y a évidemment la
possibilité d’explorer le lexique en faisant décrire les
illustrations: les formes, les couleurs, les personnages, les
1. https://www.youtube.com/watch?v=2DvPh61yLIE
2. https://www.culturetheque.com/BEL/doc/SYRACUSE/11807/le-grand-livre-des-petits-bruits-fiche-pedagogique
3. https://www.youtube.com/watch?v=xo_LOGoRaOo
actions, les tableaux, les
lieux… On pourrait même
demander aux apprenants
de jouer un personnage
(éventuellement en faisant
du bruit) à retrouver dans
le livre par les autres
apprenants.
La découverte et l’imitation
des sons leur plaira même
davantage, surtout à ceux
qui sont moins forts du
point de vue linguistique.
Divertissement et bonne
humeur garantis!
D’autres idées sont à
retrouver dans la fiche
pédagogique 2 rédigée par
Adélaïde Tilly sur le site de
Culturethèque.
Le grand livre des petits bruits, Zeina Abichared,
Les albums Casterman (4/11/2020)
À découvrir également: la chanson «Mappemonde» 3 de
Hiba Tawaji, Ibrahim Maalouf et «-M-» (Mathieu Chedid),
pour laquelle Zeina Abichared a dessiné les images du clip.
Pingouin (discours amoureux)
Pour découvrir ce «discours amoureux», passons à l’action
sans introduction… Voici l’extrait du début de ce texte «à
lire, à dire, à écouter, à jouer». On vous conseille vivement
de faire exactement cela en classe: pour ne pas gâcher le
plaisir, ne commencez donc pas par une analyse guidée
de cet extrait, mais par une lecture à haute voix, une
interprétation «à vif» de l’extrait. Alors, peut-on dire «je
t’aime» comme ça?! Quelles sont les questions que l’on se
pose après ce début in medias res?
Extrait (p. 11-12) 1
Un «je t’aime» n’arrive jamais seul.
AMAZONE.– Je t’aime.
ABÉLARD.– Quoi ?
AMAZONE.– Je t’aime.
ABÉLARD.– On ne se connaît même pas.
AMAZONE.– Je t’aime.
ABÉLARD.– Quand on dit «je t’aime» au début, on ne sait
plus quoi dire à la fin.
Un temps.
AMAZONE.– Je t’aime.
ABÉLARD.– Encore? Pourquoi tu me dis «je t’aime»?
AMAZONE.– Je ne sais pas. Comme ça.
ABÉLARD.– Tu ne peux pas dire «je t’aime», comme ça!
AMAZONE.– Je l’ai dit comment?
ABÉLARD.– Comme ça. Comme si… comme si tu disais…
«bonjour».
AMAZONE.– Ah bon?
ABÉLARD.– Oui.
AMAZONE.– Excuse, je ne voulais pas dire «bonjour».
ABÉLARD.– Et pourquoi tu ne veux pas me dire «bonjour»?
AMAZONE.– Parce que je ne te connais pas. Et puis, dire
«bonjour», ça ne sert à rien.
ABÉLARD.– Et dire «je t’aime», ça sert à quoi?
(…)
Sarah Carré, l’auteure de cette pièce de théâtre, se présente
dans une interview sur Viméo 2 par les mots «vivre, vibrer,
virage» et décrit son univers comme «toi, moi, nous». Cet
univers renvoie clairement à ses thèmes préférés qui sont
l’altérité et la relation avec l’autre. Quand elle écrit, elle a
l’impression de lutter contre la frénésie du monde. Elle
définit son écriture comme elliptique et ludique.
Dans un dossier pédagogique de «La Tête Noire – La
compagnie» 3 , Sarah Carré s’exprime plus spécifiquement
sur les personnages de Pingouin:
«Amazone et Abélard représentent deux conceptions
de l’amour. Amazone incarne un amour léger, ludique,
pragmatique, assez connu de l’enfance, mais qu’on retrouve
aussi à l’adolescence et chez certains adultes. Un amour qui
s’accommode bien de notre époque faite d’instantanéité, de
satisfaction rapide. Amazone veut se trouver un amoureux,
pour jouer mais aussi pour être comme tout le monde;
parce que la solitude c’est suspect! Abélard incarne, quant
à lui, un amour lesté, par l’expérience peut-être, mais aussi
par d’autres stéréotypes issus de l’amour chevaleresque,
romantique, de ses valeurs, de ses codes. L’amour passionné
pour Abélard est le seul qui vaille, celui qui donne sens à la
vie. Rien de moins! Pour Amazone, l’amour est un ensemble
d’actes qui se voient, qui font preuve. Pour Abélard c’est un
ensemble de sentiments qui font sens. (…)
L’ambition avec ce texte est également d’écrire une pièce
qui mette en jeu avec jubilation une question complexe.
La question est sans réponse, sans doute, mais elle n’est
ni triste ni sombre. Il s’agit de l’aborder avec une certaine
légèreté́ et de la faire entendre avec humour.»
Autant dans le dossier pédagogique cité ci-dessus (voir
note 6) que dans celui publié sur le site des éditions
Théâtrales 4 , vous trouverez une série d’activités variées à
utiliser en classe avec le texte (ou des extraits) de la pièce.
4. Sur le site des éditions Théâtrales, utilisez le moteur de recherche pour ouvrir la
présentation de Pingouin (discours amoureux); un clic sur le lien «lire un extrait» donnera
accès à un document pdf présentant plusieurs extraits (p. 11-15).
5. https://vimeo.com/271433602
6. http://www.theatre-tete-noire.com/tinymce/source/Création%20:%20Pingouin/
Dossier%20pédagogique%20Pingouin.pdf
7. https://www.editionstheatrales.fr/livres/pingouin-discours-amoureux-1594.html
12 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
13

Profff
Dans la presse
«Subtil, joyeux et profond!»
Fanny Carel, dans La Revue des livres pour enfants (n° 318
- avril 2021)
«[...] un hymne à l’enfance, une ode aux jeux amoureux, qui
permettent d’éprouver des sentiments profonds tout en
basculant dans un joyeux chahut. Un texte qui donne envie
de sourire. À faire écouter aux jeunes ou moins jeunes
oreilles, sans aucune modération.»
Laurence Cazaux, sur le site de la revue
Le Matricule des Anges (avril 2021)
Prix & récompenses
Prix des Journées de Lyon des Auteurs de Théâtre 2020
Sélection 2021 des 1000 titres du Centre national de la
littérature pour la jeunesse (BnF), catégorie théâtre, 8-10
ans.
Pingouin (discours amoureux), Sarah Carré,
éditions Théâtrales Jeunesse (2021)
Nog geen lid van
PROFFF vzw?
Meld u aan: ga naar www.profff.be en kies voor de
rode knop ‘Registreren’ in de rechterbovenhoek.
Vul het formuliertje in. In uw mailbox krijgt u
vervolgens een betalingsuitnodiging. Let erop
uw spamfolder te controleren en het e-mailadres
van Profff uit uw spamfilter te halen om
onze nieuwsbrieven en belangrijke info over
nascholingen niet te missen!
Het lidgeld kan (jaarlijks) betaald worden via
overschrijving of online met bancontact.
Na ontvangst van uw betaling krijgt u een mail om
een wachtwoord te kiezen.
Daarna krijgt u onmiddellijk ledentoegang tot de
site. Dat betekent dat u (gedurende 1 jaar) 4x ons
tijdschrift in de bus krijgt, alle online vormingen en
activiteiten kan volgen, dat u kan deelnemen aan
de studiedag in maart, en dat u toegang krijgt tot
het (extra) online materiaal bij de vormingen en
het tijdschrift.
Bonnes pratiques
L’approche tandem ou comment stimuler la
communication interculturelle entre les élèves
francophones et néerlandophones de Belgique
Monique Marneffe, chargée de cours KU Leuven (Faculteit Letteren-Antwerpen)
L’approche tandem n’est certes pas neuve. En 1963, l’OFAJ (ou Office franco-allemand pour la jeunesse)
était créé pour permettre à la jeunesse française et allemande de mieux se comprendre, notamment en
organisant des rencontres et des échanges linguistiques.
À l’heure où, en Belgique, le français a de moins en moins la cote, côté néerlandophone du pays, et où le néerlandais est de
moins en moins choisi comme première langue étrangère, côté francophone du pays, il me semble important, en tant que
professeure (wallonne) de français en Flandre, de mettre en avant les atouts du tandem pour (re)dynamiser les échanges
entre nos élèves ou étudiants, de part et d’autre de la frontière linguistique.
Je mène personnellement une expérience tandem en partenariat avec l’ULiège depuis l’année académique 2015-2016.
Chaque étudiant KU Leuven (linguistique appliquée - baccalauréat niveau 1 / Campus Anvers) est mis en contact avec un
homologue francophone (linguistique appliquée - baccalauréat 1 et 2 / ULiège). L’objectif est principalement de dépasser
la barrière de la langue par des rencontres en visioconférence, une fois par semaine, en dehors des cours.
Un congé sabbatique de quelques mois (2021) m’a permis de constituer une synthèse de ma recherche appliquée
concernant l’approche tandem. J’ai fait appel à ma collègue, Marie-Claire Catoul, pour mener à bien ce travail. Marie-Claire
Catoul (professeure de français, 3e degré de l’enseignement secondaire en Flandre) est maintenant à la retraite, mais elle
poursuit l’objectif de continuer à faire connaitre l’approche tandem dans différents cadres de formation, afin de donner
l’envie aux collègues du secondaire, néerlandophones comme francophones, de «prendre le tandem en marche».
Étant donné que ma recherche appliquée est présentée sous la forme d’un Padlet très documenté, je me contenterai
de présenter ici brièvement les «chapitres» développés dans le Padlet; ces chapitres sont présentés sous la forme de
présentations Power Point sonorisées et l’information y est bien développée.
Avant d’aborder ce Padlet, je vous invite à écouter la capsule vidéo du lancement du projet commencé lors de mon congé
sabbatique, capsule où je tentais en février 2021 de rassembler un maximum de collègues intéressés par une expérience
tandem en Flandre et en communauté Wallonie-Bruxelles. L’objectif était de créer des partenariats entre collègues du nord
et du sud du pays.
1. La capsule vidéo, en guise d’introduction
En substance, voici les grandes lignes exposées dans la
capsule vidéo accessible sur Youtube (https://youtu.be/
fokjSit7zw8).
Cette introduction vise à préciser très simplement ce qu’est
l’approche tandem, pourquoi exploiter cette approche, quel
est le public ciblé et quelle méthodologie exploiter.
14 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
15

Profff
• Tout d’abord, l’approche tandem, cela renvoie à
Les niveaux A2/B1 permettent certainement de développer des
d’échanges, des idées pour des scénarios de conversation,
…ce qui permet de prendre contact avec les directions
quoi?
scénarios de conversations et de mener une pédagogie de projet.
les outils accompagnant le travail, comme le guide
d’écoles ou tout au moins les secrétariats qui peuvent alors
méthodologique et le carnet de bord, les «trucs et astuces»
rediriger vers les professeurs de néerlandais.
Le tandem est un moyen de stimuler nos élèves à interagir
• Comment procède-t-on en tandem?
pour construire mutuellement entre partenaires un feedback
avec des élèves d’une autre communauté linguistique
constructif, des exemples de fiches de travail, etc.
À ma connaissance, il n’existe pas (encore) de site
dans le but d’améliorer leurs connaissances langagières
et culturelles. L’apprentissage se fait par mutualisation
En fait, différentes options de travail sont possibles.
3. Le Webinaire du 26 mai 2021
spécifiquement dédié à la valorisation de l’approche
tandem en Belgique, francophone comme néerlandophone,
des connaissances et sur la base d’une entraide qui
On peut travailler l’oral en mode intercompréhension (ou
d’ailleurs. C’est un peu le règne de la «débrouille» et
fonctionne en alternance puisque les deux langues sont
«luistertaal», en néerlandais). Chacun parle sa propre langue et fait
Lors de ce webinaire, nous avons réuni un certain nombre de
cela implique une grande motivation, au départ, pour se
activées.
l’effort de comprendre celle de l’autre. L’accent est mis ici sur la
collègues qui se sont montrés intéressés par l’expérience,
mettre en quête d’un partenaire. Néanmoins, une fois les
L’accent est vraiment mis sur le communicatif et l’aspect
réception du message. Ce type d’interactions est particulièrement
dans l’espoir de générer des partenariats. J’ignore à ce
partenariats lancés, les élèves ou étudiants sont tellement
authentique de l’apprentissage d’une langue étrangère.
efficace au début des rencontres, parce qu’il met les locuteurs à
stade si des projets se sont mis en route, l’objectif du projet
enthousiastes que les efforts sont largement récompensés.
l’aise et lève en partie le frein du vocabulaire.
consistant simplement à créer une «amorce» pour une
• Pourquoi utiliser la méthode tandem?
expérience tandem. Il est vrai qu’en mai 2021, beaucoup de
Le mode «alternance des langues» est un autre mode d’interaction:
collègues et d’élèves éprouvaient une certaine saturation
La méthode tandem offre à chacun un locuteur natif «pour
il consiste à parler une langue une semaine, par exemple, et l’autre
pour les contacts virtuels. En quelque sorte, la conjoncture
soi tout seul». Les deux locuteurs occupent alors une
langue, la semaine suivante.
était plutôt «défavorable».
relation symétrique: il n’y a plus de hiérarchie professeur
– élèves, ni la peur d’être moins performant devant un
J’évoque l’oral mais dans une pédagogie du projet, on peut très
Pour ne pas conclure…
groupe classe. La parole est davantage «décomplexée»:
bien aussi travailler l’écrit.
des jeunes du même âge peuvent discuter de sujets qui
Si ce projet vous semble intéressant, n’hésitez pas à
les préoccupent avec un langage moins scolaire, plus
On peut aussi faire coopérer deux élèves ou deux classes. Les
consulter le Padlet, très documenté. Pour trouver un
branché. Ces rencontres s’accompagnent également
échanges virtuels peuvent déboucher sur des rencontres réelles.
partenaire tandem en Wallonie, il faut, à ce jour, se montrer
de découvertes culturelles et permettent de s’exercer à
Bref, les possibilités sont nombreuses.
proactifs, en consultant, par exemple, le site des «annuaires
l’interculturel.
2. Le Padlet documenté
des établissements d’enseignement et de l’administration
de la fédération Wallonie-Bruxelles»
Par ailleurs, de nombreuses études montrent que
l’acquisition langagière orale est favorisée lorsque
Le lien suivant renvoie au Padlet documenté synthétisant
http://www.enseignement.be/index.php?page=0&navi=149
les élèves interagissent entre eux. Ils apprennent à
les différents points de ma recherche appliquée et reprenant
paraphraser, lorsqu’un mot de vocabulaire n’est pas
également des fiches de travail de Marie-Claire Catoul:
En cliquant sur «enseignement secondaire», une recherche
compris, ils apprennent à lever les ambigüités du
par filtre s’affiche:
discours, ils s’exercent également à donner un feedback
https://padlet.com/moniquemarneffe5747/epf03rw7c318bgjd
constructif.
Enfin, nous sommes voisins, francophones et
néerlandophones, et il serait judicieux de faire profiter les
élèves de cette aubaine.
• À qui s’adresse l’approche tandem?
J’ai personnellement une expérience tandem en
première année de baccalauréat académique, mais je
suis persuadée qu’il serait intéressant de commencer
plus tôt, notamment dès le 3e degré de l’enseignement
Si vous êtes tentés par une expérience tandem, je vous invite à
secondaire.
consulter les informations reprises sur le Padlet, concernant
différentes rubriques: les fondements théoriques de l’approche
tandem, des témoignages d’étudiants, différentes modalités
16 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
17

BINNENKORT BESCHIKBAAR
1
ENGELSE EDITIE
Taalvakanties
CREATIEF FRANS OF ENGELS LEREN
Voor kinderen & jongeren
Lesmethode voor jongvolwassenen
en volwassenen
VRAAG EEN BEOORDELINGSEXEMPLAAR AAN VIA:
www.talenland.nl/defi/anglophone
Reserveer jouw plaats op onze taalkampen
Als ProFFF-lid krijg je 5% korting
code = lidnummer
• Een echt Frans of Engels taalbad
• Animatie, sport, uitstappen
• Toffe themakampen
• Taalateliers in kleine groepen
• 1 begeleider per 5 deelnemers
• Vrienden voor het leven
www.roeland.be
www.talenland.nl

Profff
Rencontre
Marcel van den Munckhof
Valeria Catano
Lors du congrès des professeurs de français à
Noordwijkerhout aux Pays-Bas, j’ai eu le plaisir
d’avoir un entretien avec monsieur Marcel van
den Munckhof, président du congrès.
2021 était le huitième, qui, à cause de Covid, a finalement
été déplacé à 2022.
pourquoi je ne veux pas aller dans les grands centres de
congrès à Utrecht ou à Amsterdam. Il est important que l’on
puisse se retrouver dans une ambiance agréable avec un
programme de soirée varié. Cette année, on a proposé de
vivre un karaoké, de participer à un quiz au pub, de voir un
film, de faire une ballade musicale ou de chanter ensemble
autour d’un orgue de barbarie.
Marcel, je vous connais comme l’organisateur du
Marcel lors de l’ouverture du congrès Frans de Levende Talen à Noordwijkerhout,
avril 2022
Congrès national des professeurs de français.
Vous êtes professeur de français, n’est-ce pas?
Depuis 38 ans, j’enseigne le français dans une école
secondaire à Weert (Pays-Bas). J’ai étudié la langue et
la littérature françaises à l’université de Nimègue, avec
une spécialisation en littérature. J’ai été diplômé dans les
années 80. C’étaient des années difficiles, des années avec
beaucoup de chômage. Heureusement, j’ai réussi à trouver
un poste dans l’enseignement. C’était mon plus grand
souhait depuis toujours.
Au début des années 90, on m’a demandé de rejoindre le
KPC - Centre Pédagogique Catholique. C’était l’époque où,
aux Pays-Bas, toutes sortes de réformes éducatives ont
été mises en œuvre, notamment dans la première classe
de l’enseignement secondaire, appelée «Basisvorming»
(enseignement de base). Pour accompagner ces réformes,
des centres pédagogiques ont été créés. Les 15 matières de
l’enseignement de base étaient réparties sur trois centres
pédagogiques. Le français était alloué au KPC à Den Bosch.
Notre tâche consistait à informer les écoles du nouveau
système, de la nouvelle façon d’enseigner, etc. À un certain
moment, je suis devenu, en quelque sorte, le coordinateur
national pour la langue française et j’ai géré une équipe
de 18 employés. J’avais un détachement à 50% pour ce
travail. Pendant l’autre moitié de mon temps, je continuais à
enseigner dans mon école.
J’ai fait cela pendant un certain nombre d’années, mais à
un moment donné, je me suis rendu compte que mon cœur
était davantage tourné vers les jeunes, vers l’enseignement.
Je suis donc retourné à l’école, au grand étonnement de
certains, qui pensaient qu’on pouvait faire une grande
carrière comme coordinateur national.
J’ai donc repris l’enseignement à temps plein. Entretemps,
par cette voie, j’étais aussi entré en contact avec le Bureau
de français de l’association «Levende Talen» (langues
vivantes), dont je suis devenu le trésorier, puis, par intérim,
le président en exercice. Avoir un emploi à temps plein à
l’école et avoir à se rendre régulièrement à La Haye pour
une réunion avec un ambassadeur ou pour une réunion
dans un ministère, c’est assez difficile pour quelqu’un qui
habite dans le Limbourg.
À un moment donné, mon mandat a pris fin. J’ai encore
ajouté une année supplémentaire pour former mon
successeur. Et alors on m’a demandé de présider le
Congrès national. J’avais déjà une certaine expertise en
organisant des journées d’étude pendant mon temps
au KPC. J’ai accepté à quelques conditions, dont la plus
importante était que j’aurais, avec les membres de mon
comité, la liberté d’organiser le congrès de la manière
dont nous pensions qu’il devait être organisé. Et nous
nous sommes donc mis au travail. Cela s’est si bien passé
et a été si agréable que nous sommes actuellement une
équipe bien rodée. Être président du Congrès signifie
diriger cette équipe et réaliser beaucoup de travail
volontaire. Par conséquent, il est important de pouvoir
compter sur une équipe efficace qui travaille dans une
ambiance aussi bien amicale que professionnelle.
2007 a été le premier congrès bisannuel que j’ai organisé.
Combien de temps travaillez-vous pour préparer
un congrès?
Environ un an et demi. En septembre 2022, nous
commençons à préparer le Congrès 2024.
Tout d’abord, en juin, je reçois tous les membres de mon
comité chez moi pour un diner – je leur sers des asperges,
bien sûr. Nous évaluons et concluons le Congrès 2022. En
juillet, je pose la question «Voulez-vous continuer?» et en
septembre, nous nous mettons au travail. Nous lançons
un appel mondial à contributions. Plus tard dans l’année,
nous procédons à la sélection. C’est un travail sérieux:
par exemple, pour le dernier Congrès, nous avions 140
propositions, que nous avons réduites à 70 ou 80.
En termes de sponsoring, nous ne demandons aucune
contribution financière. Un soutien matériel est plus
important pour nous. Les éditeurs, par exemple, se chargent
de l’impression et de l’envoi des documents du congrès et
des programmes. Une ambassade paie un apéritif ou prend
en charge les frais de déplacement d’un conférencier. C’est
grâce à ce soutien en nature que nous pouvons organiser
le congrès.
Vous avez dit que vous organisiez le congrès de
la manière dont vous pensez qu’il devrait être
organisé. Qu’est-ce que ça veut dire?
Mon point de départ est qu’il est important d’offrir quelque
chose de spécial à l’enseignant qui participe. Je ne veux
donc pas organiser le Congrès dans une école. Il est vrai
que ce serait beaucoup moins cher, mais je pense qu’il faut
aussi que ce soit un peu une sortie pour l’enseignant. C’est
En plus de ce travail bénévole, vous avez un
emploi à temps plein en tant qu’enseignant du
secondaire. À quels groupes d’âge enseignezvous?
J’enseigne aux élèves des dernières années, la tranche
d’âge de 15 à 18 ans. Aux Pays-Bas, il est très difficile de
trouver des personnes qualifiées pour enseigner dans le
cycle supérieur de l’école secondaire («Bovenbouw»). En
Belgique aussi, d’ailleurs, n’est-ce pas?
En Belgique, le français est obligatoire dans
une partie de l’enseignement primaire et tout
au long de l’enseignement secondaire. C’est
différent aux Pays-Bas, non?
Aux Pays-Bas, cela dépend de l’école. Dans la première
classe du secondaire, une deuxième langue vivante
étrangère doit être proposée en plus de l’anglais. Dans la
plupart des écoles, l’allemand et le français sont proposés.
Dans certains types d’écoles, une troisième langue est
choisie après trois ans.
Comment motivez-vous les élèves à choisir le
français?
Je pense que cela dépend principalement des enseignants
eux-mêmes. Bien sûr, il existe toutes sortes de méthodes
20 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
21

Profff
et de campagnes promotionnelles pour influencer le choix.
fonctionnent pour le français des affaires, mais dès que l’on
Jouer soi-même à la bibliothèque n’a guère de sens:
«Levende Talen» a également une composante syndicale:
Mais, soyons honnêtes, cela dépend aussi entièrement de
parle de littérature, d’émotion ou de sentiment, alors ces
l’investissement en temps et en argent est trop important
en tant que membre du syndicat des enseignants, on
la manière dont on enseigne, de ce que l’on fait en classe, et
programmes tombent à plat.
et dépasse les moyens du professeur. J’ai donc trouvé une
devient également membre d’un syndicat de fonctionnaires,
de la manière dont on parle de la France et de l’importance
du français, surtout dans les premières années. Je répète
souvent – et je suis persuadé que c’est très important – que
les élèves doivent choisir ce qu’ils savent faire le mieux et
ce qu’ils aiment faire.
Parfois, les professeurs se contentent de souligner l’utilité,
le rendement, etc. de leur matière. Je n’y crois pas tellement,
car je pense qu’on finit par choisir un sujet ou une profession
pour lesquels on est doué. Et si vous aimez le français, alors
vous devriez le choisir, et si vous ne l’aimez pas, alors il vaut
mieux ne pas le choisir.
En tant qu’enseignant, on a de nombreuses occasions
de rendre le français intéressant: montrer un film ou des
émissions de télévision, faire écouter une chanson, etc. Si
ce n’est que de la grammaire, eh bien, ce sera difficile, bien
Vous dites «littérature». Vos élèves aiment-ils
lire?
En principe, non. Mais j’ai été inspiré par un projet mené en
Wallonie. Chaque semaine, mes élèves doivent apporter
un livre de lecture. Il peut être en français, en allemand, en
anglais ou en néerlandais. Peu importe, tant qu’il s’agit d’un
livre de lecture et non d’un livre d’étude. Ils doivent lire en
silence pendant dix minutes. Ce sont dix minutes qui sont
prises sur mon cours, mais je veux qu’ils lisent. Au bout d’un
certain temps, il y a des élèves qui, en fait, le trouvent cela
amusant, relaxant, très apaisant et commencent à aimer
ces moments de lecture.
autre voie. Ce que je fais aujourd’hui avec la littérature,
c’est choisir moi-même un certain nombre de fragments,
d’extraits forts, qui, je pense, intéresseront les élèves. Je
travaille par thème et je fais travailler les élèves sur ce
thème à domicile. Je leur accorde trois ou quatre semaines
pour achever la tâche. Ils travaillent en groupes et chaque
groupe reçoit un extrait différent, ce qui les empêche de se
copier les uns les autres.
Par exemple, j’ai fait un thème sur «La gastronomie et les
friandises». Je leur ai fait chercher des choses sur ce qu’est
que la gastronomie. J’ai distribué des carambars. Ces
friandises contiennent une énigme ou une blague. Ils ont dû
la noter et essayer de la résoudre ou de l’expliquer, ce qui
est parfois difficile avec les carambars. Pour le deuxième
devoir, nous avons travaillé en classe avec des fragments.
J’ai utilisé Le ventre de Paris de Zola, qui parle des Halles.
le CMHF. Et cela vous donne certains avantages. Malgré
cela, nous constatons que l’association des enseignants a
de plus en plus de mal à recruter de nouveaux membres.
Avez-vous une influence sur la politique de
l’éducation?
Je pense que nous avons en fait peu d’influence. Les
membres du conseil d’administration de l’association
prétendent avoir beaucoup d’influence. Toutefois, aux Pays-
Bas, on a une longue tradition de compromis, c’est un pays
tellement consensuel, qu’en pratique, ils ne peuvent exercer
qu’une influence limitée. Nous avons un certain nombre
de discussions. Par exemple : faut-il rendre le français
ou l’allemand obligatoire en plus de l’anglais? Et quid de
l’espagnol ou du chinois? C’est un sujet de discussion
inépuisable.
sûr.
Y a-t-il un avenir pour les professeurs de langues
aux Pays-Bas?
Oui, je le pense bien. Les Pays-Bas se sont toujours profilés
comme un pays de savoirs. Nous ne produisons presque
rien. Nous transportons beaucoup. Malheureusement, nous
tournons souvent le dos aux mondes français et allemand.
Nous avons une perspective très atlantique. À la limite, ce
n’est ni sage ni correct. On constate que l’anglais en tant
que lingua franca nous permet d’accéder à n’importe quel
endroit. C’est indéniablement vrai. Mais, comme je le répète
à mes étudiants, je pense qu’en tant que Néerlandais, si on
veut vendre quelque chose en France ou dans certaines
régions d’Afrique, et que l’on s’adresse aux gens dans leur
propre langue, en français donc, alors on a une longueur
d’avance sur quelqu’un qui ne parle que l’anglais et qui
pense que les autres devraient aussi parler anglais.
L’application de traduction sur l’ordinateur ne
remplacera pas le professeur de langue?
Non, je ne pense pas. Je demande parfois aux élèves de
l’utiliser pour leur montrer à quel point ça peut être mauvais.
Il existe certainement des programmes de traduction qui
font un travail raisonnable, mais y exprimer les nuances
linguistiques est quasiment impossible. Ces applis
Marcel et l’écrivaine canadienne Kim Thuy
Vous le faites pour le plaisir de lire?
C’est pourquoi la lecture n’est pas un élément obligatoire
dans mon enseignement de la littérature. Le programme
littéraire que j’élabore pour mes élèves est complètement
différent de celui de beaucoup de mes collègues.
Auparavant, nous avions une bibliothèque modèle dans
notre école, avec son propre bibliothécaire. Des enseignants
d’autres écoles venaient même voir le fonctionnement de
cette bibliothèque. Mais ensuite, il y a eu des réductions
budgétaires. Le bibliothécaire a pris sa retraite et n’a pas
été remplacé. La bibliothèque a disparu.
Dans une bibliothèque publique, vous ne trouverez pas de
livres français ou allemands. Vous pouvez les demander sur
catalogue. Mais c’est loin de l’idéal. Avant de lire un bouquin,
les élèves veulent le voir, le toucher, savoir s’il est épais ou
mince, voir la police de caractères. C’est impossible si on ne
peut pas tenir le livre dans les mains.
À cette occasion, on a traité l’histoire des Halles. J’ai pris
un extrait de Proust et je leur ai servi une madeleine et une
tisane. Le Tour de Gaule d’Astérix est entré dans le jeu et
lorsque l’histoire se déroule à Cambrai, ils ont gouté les
Bêtises de Cambrai. C’est ainsi que j’amène la France dans
la classe. Lors de l’examen oral de littérature, il s’est avéré
que cela fonctionnait très bien.
Un autre exemple est La Belle Histoire de Leuk-le-Lièvre, le
recueil de contes de Léopold Sédar Senghor et Abdoulaye
Sadji. Chaque élève a reçu une illustration et un extrait et
chacun a donc travaillé sur un chapitre différent. De cette
façon, je fais également entrer la littérature africaine ou
canadienne dans la classe.
En comparant PROFFF à votre association,
Levende Talen (Langues Vivantes), je me rends
compte que votre association est bien différente
de la nôtre.
En effet, c’est le cas. «Levende Talen» est une association
de professeurs de toutes les langues enseignées aux Pays-
Bas. Elle comprend désormais 13 langues différentes.
De l’allemand et de l’anglais au langage des signes, au
limbourgeois et au chinois. Le français en fait partie.
Quelqu’un peut devenir membre à condition d’être un
enseignant qualifié ou un étudiant en langues.
Je ne sais pas si vous voulez ajouter quelque
chose?
Eh bien, au cours de l’année passée, nous avons bénéficié
d un certain intérêt de la part des enseignants flamands
pour notre Congrès. L’idéal serait que la prochaine fois,
nous puissions accueillir des collègues flamands comme
participants. Peut-être existe-t-il des possibilités de
collaboration en faisant appel à des bourses européennes.
Je vous invite à étudier le sujet avec nous.
L’idée est lancée. Merci, Marcel.
22 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
23

Profff
Cinéma
Les passagers de la nuit
Giedo Custers
«Parfois, on met du temps à aimer un film, dit la troublante Talulah». Les passagers de la nuit, le
nouveau film de Mikhaël Hers, plaira à tous ceux qui ont connu le Paris des années 80.
Le synopsis
L’histoire est située dans les
Paris, années 80. Élisabeth
années 1980-1990, les années
vient d’être quittée par
mitterrandiennes. L’ambiance de
son mari et doit assurer
le quotidien de ses deux
cette époque a été parfaitement
reconstituée. On vit deux élections
adolescents, Matthias et
présidentielles, celle de 1981 où
Judith. Elle trouve un emploi
comme standardiste associée
à une émission de radio de
nuit. D’abord au téléphone,
puis dans le studio, elle fait
la connaissance de Talulah,
jeune fille désœuvrée qu’elle
prend sous son aile. Talulah
découvre la chaleur d’un foyer
le socialiste François Mitterrand
remporte la victoire face au
président sortant, Valéry Giscard
d’Estaing, et celle de 1988 où
Mitterrand est réélu. Les affiches
des candidats placardées dans
la rue et les manifestations en
témoignent. On entre dans un
cinéma où l’on voit un fragment
et Matthias la possibilité
du film d’Éric Rohmer Les nuits
d’un premier amour, tandis
de la pleine lune (1984). La bande
qu’Élisabeth invente son
sonore, également, témoigne bien
chemin, pour la première fois peut-être. Tous s’aiment, se
débattent... leur vie recommencée?
de l’époque avec, notamment, la célèbre chanson de Joe
Dassin «Et si tu n’existais pas...».
Paris, décor ou personnage?
Le film se déroule dans 3 décors: l’intérieur d’un appartement
parisien, un studio de radio et la ville de Paris, plus
spécifiquement le quartier Beaugrenelle, dans l’ouest
du XVe arrondissement (rive gauche). Beaugrenelle est
le quartier parisien qui compte le plus d’immeubles de
grandes hauteurs. L’appartement est situé dans un de ces
immeubles. Et comme la célèbre Maison de la Radio, d’où
Radio France assure l’émission «Les passagers de la nuit»,
se trouve tout près de ce quartier, l’unité de lieu est bien
assurée dans le film.
Pour faire entrer la vie quotidienne dans le film, Mikhaël
Hers se sert de nombreuses images d’archives –
essentiellement des scènes anonymes – qui s’entremêlent
aux images du film. Pour rester dans le style, certaines
images du Paris quotidien sont filmées en 16mm, avec
une vieille caméra Bolex. Dans le dossier de presse, Hers
explique: «Quand on filme avec une Bolex, c’est fou comme
on peut faire croire au passé dans l’arrière-plan, faire croire
qu’une voiture d’aujourd’hui date des années 80. Parce que
le grain déforme beaucoup, mais aussi parce que dans
notre imaginaire, ce format d’images est associé à cette
époque passée.»
Tout au long du film, on voit comment Paris vit et évolue.
La ville occupe une place importante et attire l’attention
du spectateur. De plus en plus, on se rend compte qu’elle
joue un rôle qui dépasse largement celui de simple décor,
de toile de fond de l’action. L’interaction qui se développe
progressivement entre les protagonistes et la ville apparait
de plus en plus clairement. Et l’attention que le cinéaste
accorde à la reconstitution de la ville et de la vie de ses
habitants – sonorités de l’époque, l’architecture revêche
des tours de Beaugrenelle et de la Maison de la Radio –
fait que la ville et ses habitants font quasiment figure de
personnages à part entière.
Un film vraiment français
Si on cherche un exemple pour illustrer les différences entre
un film hollywoodien et un film français, Les passagers
de la nuit est un candidat de premier ordre. Bien qu'il
y ait beaucoup d'évènements dramatiques dans cette
histoire – une séparation, le début d'une histoire d'amour,
le passage d'enfant à l'âge adulte – à aucun moment ces
bouleversements ne débouchent sur un grand conflit. Tout
changement trouve sa solution, de façon naturelle. Les
personnages s’aident, se regardent, s’aiment, assument
leur part. Bien sûr, il y a conflit. Bien sûr, de temps en temps,
on claque une porte. Mais l’ensemble reste serein. À aucun
moment on n’oublie de se parler. La conversation est le
mot magique pour faire face aux problèmes. Cela se voit
déjà dans l’émission radio qui prête son titre au film, Les
passagers de la nuit, où Vanda Dorval invite ses écouteurs
à lui téléphoner pour parler de leur vécu. Cela se voit dans
la rencontre entre Élisabeth et Talulah. Cela se voit dans
les conversations entre
Élisabeth et ses enfants,
entre Mathias et Judith,
entre Élisabeth et son père.
Le cinéma français mis sur
son 31.
Trois portraits
Essentiellement, le film nous
brosse de beaux portraits. Il y a d’abord celui d’Élisabeth,
une femme et mère, fragile et «lionne» à la fois, protégeant
et accompagnant ceux qu’elle aime. Elle n’est pas
représentée comme femme forte, mais plutôt comme un
être en reconstruction, dont la séparation d’avec son mari la
force à se réinventer.
Puis, il y a le portrait de Mathias. Un ado un peu flottant, qui
se sent déchiré entre son père qui vient de quitter la famille
et sa mère qui cherche à lui donner toute la liberté qu’il peut
assumer, tout en le protégeant le plus possible. Mathias est
en plein éveil sensuel et amoureux. Il cherche une sortie à
travers ses poèmes et en même temps, il veut sortir de ses
feuilles de papier et vivre le réel.
Le troisième portrait est celui de Talulah, une jeune femme
toxicomane qui vit dans la rue. Elle a ses côtés forts et en
même temps elle est très fragilisée par son histoire et la vie
désœuvrée qu’elle mène. Au moment de sa rencontre avec
Élisabeth, elle cherche à se libérer des paradis artificiels
dans lesquels elle s’est perdue et cherche en même temps
à justifier sa façon de vivre.
Charlotte Gainsbourg
Le rôle d’Élisabeth est incarné par Charlotte Gainsbourg.
Les critiques sont unanimes. Voici quelques exemples:
«Mikhaël Hers offre à Charlotte Gainsbourg l’un de
ses films les plus clairs et doux» (Dernières Nouvelles
d’Alsace), «Dans le rôle principal, Charlotte Gainsbourg
est d’une sensibilité bouleversante» (Le Parisien), «Pour
son quatrième long métrage, Mikhaël Hers reconstitue le
Paris des années 80 et offre un rôle magnifique à Charlotte
Gainsbourg» (Paris Match). Ou encore: «Portée par une
magnifique Charlotte Gainsbourg, une œuvre remarquable
et surtout très émouvante» (Télé Loisirs), «La voix de
Charlotte Gainsbourg, avec sa douceur soufflée, passe bien
sur les ondes des Passagers de
la nuit. Charlotte Gainsbourg
entretient avec sa propre
voix un rapport paradoxal,
allant de la détestation à
l’appréciation, en passant par
l’indulgence» (Le Dauphiné
Libéré). © Christine Tamalet
Charlotte Gainsbourg, de
son côté, révéla dans un
entretien avec Claire Vassé:
«Je lis les scénarios comme une débutante, j’accroche ou
je n’accroche pas. Et là, j’ai accroché! Rétrospectivement,
j’imagine que j’ai été touchée par sa tendresse, le rapport
de cette mère à ses enfants, le temps qui passe, une
24 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
25

Profff
délicatesse dans le récit et les descriptions. La beauté et la poésie de ce projet, c’est de savoir opérer par petites touches.
Et je trouvais excitant de se replonger dans les années 80.»
Les passagers de la nuit
En guise de conclusion
Avec ce film, Mikhaël Hers nous offre une émouvante
chronique familiale avec, en toile de fond, la reconstitution
détaillée d’une époque révolue, le Paris des années 1980,
«ressuscité» grâce à des archives audiovisuelles, lardé
d’images gros grains, de couleurs d’époque, d’ambiances
joliment travaillées, nocturnes ou diurnes, mélancoliques
ou chaleureuses. Une œuvre qui montre la force du dialogue
et qui nous présente des protagonistes qui incarnent leur
personnage avec un naturel qui fait plaisir aux yeux.
À découvrir dans la salle.
Il ne faut pas confondre le film de Mikhaël Hers (2021) avec le film Dark Passage (1948) de Delmer David, avec
Humphrey Bogart, Lauren Bacall et Agnes Moorehead dans les rôles principaux, et qui est sorti en France sous le titre
Les passagers de la nuit. Ce dernier est un polar qui raconte l’histoire d’un homme qui s’évade de la prison où il se
trouve pour le meurtre de sa femme, crime qu’il n’a pas commis.
Ce film a été repris dans les salles en France en 2007.
Ressources
Productieve leerstrategieën
Iris Haentjens
Een van de 16 sleutelcompetenties waarvoor nieuwe eindtermen ontwikkeld werden, is die van de
leercompetenties. Inspiratie nodig om ermee aan het werk te gaan tijdens je lessen? Neem eens een kijkje
op de website van ExCEL 1 , het expertisecentrum voor effectief leren van hogeschool Thomas More, en op de
website van Klasse.
1 https://excel.thomasmore.be/
Leercompetenties
Leerstrategieën
Je eigen leren in handen nemen, flexibel en autonoom
nieuwe kennis en vaardigheden verwerven, problemen
oplossen in nieuwe leersituaties, kortom levenslang
kunnen leren… het is een vaardigheid die in de huidige
maatschappij onontbeerlijk is geworden. Als mens moeten
we leervaardigheden ontwikkelen om die autonoom in te
zetten, maar daarnaast is van en met elkaar kunnen leren
minstens even belangrijk. Beide moeten ook in de klas aan
bod komen.
Een van de uitgangspunten van de sleutelcompetentie
‘Leercompetenties’ is dan ook: “Leercompetenties worden
Studievaardigheden strategisch inzetten betekent enerzijds
weten welke leerstrategieën écht werken, anderzijds die
strategieën toepassen om leerinhouden op te slaan in het
langetermijngeheugen en om ze (later) te kunnen koppelen
aan nieuwe leerstof. Zo krijgt leerstof immers betekenis in
een groter geheel. Dit kunnen leerlingen niet alleen: we zien
hen nog te vaak leerstof overschrijven, herlezen, markeren...
terwijl we ondertussen weten dat dit niet werkt! Hoe kunnen
we hen helpen om het beter te doen?
Het ExCEL-team o.l.v. Tim Surma wil zich inzetten om de
professionaliteit van leraren op dit vlak te versterken. Zelf
geïntegreerd aangeboden in verschillende vakken, zeggen ze daarover het volgende: “Op basis van empirische
waardoor deze competenties betekenis krijgen en transfer
gestimuleerd wordt.” 1
wetenschappelijke inzichten, met een focus op (cognitieve)
psychologie en lerareneffectiviteit, willen we richtsnoeren
bieden voor effectief, efficiënt en voldoeninggevend leren.” 2
Een van de (nieuwe) eindtermen zelf, zowel voor
doorstroom-, dubbele als arbeidsmarktfinaliteit, luidt als Het Excel-team stelt zichzelf deze drie grote doelen:
volgt: “De leerlingen zetten studievaardigheden strategisch
in om zich leerinhouden eigen te maken.”
- wetenschappelijk (praktijkgericht) onderzoek uitvoeren en
relevant internationaal onderwijskundig onderzoek volgen.
Een van de (nieuwe) eindtermen zelf, zowel voor
doorstroom-, dubbele als arbeidsmarktfinaliteit, luidt als
volgt: “De leerlingen zetten studievaardigheden strategisch
- eigen onderzoeksresultaten en andere empirisch verkregen
data van onderwijskundig onderzoek verwerken en vertalen
in laagdrempelige en praktijkgerichte publicaties.
in om zich leerinhouden eigen te maken.”
- de professionaliteit van leraren, leerbegeleiders,
directieleden en alle andere onderwijsprofessionals
versterken.
Hoe brengt het team dit in de praktijk? Enerzijds door
onderzoek uit te voeren en vormingen te organiseren,
anderzijds door op regelmatige basis korte blogteksten
te publiceren waarin een aspect van effectief leren belicht
wordt.
26 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
27

Profff
BOUWSTENEN
Zichzelf als lerende begrijpen en positioneren ten aanzien van leren in het algemeen en van specifieke leerdomeinen.
In deze bouwsteen willen we dat de leerlingen de eigen leeropvattingen en rol als lerende beoordelen en bijsturen in functie van hun leertaken en
leerloopbaan. Daardoor kunnen ze bewust hun leermotivatie en leerstrategieën (bij)sturen.
Geschikte (leer-)activiteiten, strategieën en tools inzetten om informatie digitaal en niet-digitaal kritisch te verwerven, beheren en verwerken rekening
houdend met het beoogde leerresultaat en –proces.
Informatie kunnen begrijpen, maar ook onthouden, terugvinden en toepassen wanneer nodig is essentieel. Daarvoor zijn tal van zoek-, beheer- en
leeractiviteiten en -strategieën noodzakelijk die aangeleerd worden via deze bouwsteen.
Een (onderzoeks-)probleem (v)erkennen en een antwoord of oplossing zoeken gebruikmakend van geschikte (leer-)activiteiten, strategieën en tools.
Om bestaande en toekomstige problemen te kunnen oplossen is ‘probleemoplossend denken en handelen’ onontbeerlijk. Probleemoplossen is een proces
dat moet resulteren in de oplossing van een probleem of uitdaging. Hierbij is het proces zelf ontzettend belangrijk.
Leeropvattingen, -proces en -resultaten reguleren.
Om controle uit te oefenen over het eigen leren en om de leeropvattingen, het verloop en de resultaten van het leerproces positief te sturen moeten gepaste
activiteiten ingezet worden zoals oriënteren, plannen, bewaken van het proces enz.
Samen het leerproces vormgeven.
Leren gebeurt vandaag samen met anderen waarbij de groep een dimensie toevoegt aan het leerproces en -resultaat. Samen leren vraagt essentiële
competenties om het leren samen te kunnen plannen, uitvoeren en reguleren.
Domeinspecifieke terminologie, symbolen en voorstellingen hanteren.
LEERCOMPETENTIES
Er gaat aandacht naar het reguleren van leeropvattingen, -processen en -resultaten, onderzoekscompetenties, probleemoplossend en kritisch
denken, informatieverwerking en samenwerken.
In de huidige, snel evoluerende maatschappij is het belangrijk dat leerlingen bewust het eigen leren in handen nemen en levenslang kunnen
leren. Hiervoor moet de leerling zichzelf als lerende kennen en beschikken over een gevarieerd pakket aan strategieën waardoor hij in staat is om
de eigen leeropvattingen en het eigen leerproces (bij) te sturen. Op die manier kan hij flexibel en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden
verwerven en problemen oplossen in elke leersituatie. Naast het individueel leren liggen ook krachtige mogelijkheden in het samen leren. Dit
houdt in dat leerlingen van en met elkaar kunnen leren.
In deze bouwsteen komt domeinspecifieke taal aan bod die ervoor zorgt dat er eenduidig over besluiten, argumentaties, verklaringen… gecommuniceerd
kan worden.
NIET
Leren is een individueel proces.
Leren gaat over het vergaren van zoveel mogelijk kennis.
Leren verloopt voor iedereen gelijkaardig.
Aparte lessen ‘leren leren’ geven leerlingen de
nodige handvatten om aan de slag te kunnen
in verschillende vakken.
STEREOTYPEN
SAMENHANG
WEL NIET
Leren is naast een individueel ook een collectief proces;
we leren van en met elkaar.
Leren is meer dan kennis verwerven. Het is ook het zich eigen
maken van een gepaste houding en het vermogen om het eigen
leren te sturen en bij te sturen.
Leren kan op verschillende manieren gebeuren,
afhankelijk van de persoonlijkheid
van de leerling en van het doel.
Leercompetenties worden geïntegreerd aangeboden in
verschillende vakken, waardoor deze competenties betekenis
krijgen en transfer gestimuleerd wordt.
De sleutelcompetenties vertonen onderling veel samenhang. Dit geldt ook en vooral voor de Leercompetenties, die het realiseren van de andere
sleutelcompetenties kunnen ondersteunen.
Door de aard van de competenties voorzien in de Leercompetenties is de samenhang met andere sleutelcompetenties bijzonder groot. Door de
integratie van de Leercompetenties met inhouden van meerdere sleutelcompetenties wordt transfer gestimuleerd. Hoe vaker de leerinhouden
van de andere sleutelcompetenties gebruikt worden om de competenties van de Leercompetentie te verwerven, hoe beter de leerlingen in staat
zullen zijn om hun leerproces en leerresultaat te sturen en levenslang te leren.
Aan de slag met productieve
leerstrategieën
Onder deze titel publiceerde Tine Hoof acht blogteksten
over productieve (of generatieve) leerstrategieën uit het
werk Learning as a Generative Activity van Richard Mayer
en Logan Fiorella. Telkens wordt stilgestaan bij wat de
strategie inhoudt, waarom die effectief is, hoe die in de klas
kan worden ingezet en welke de mogelijke beperkingen zijn.
Als basisprincipe geldt dat leerlingen cognitief actief
met leerstof aan het werk moeten zijn om tot beter leren
te komen, m.a.w. dat ze diep moeten nadenken over
leerstof, dat ze er iets mee moeten doen, dat ze zelf de
leerstof moeten ‘herkneden’. Ze doorlopen drie cognitieve
processen als ze die leerstrategieën op een effectieve
manier toepassen.
Een voorbeeld: zelftesten
Een andere benaming voor deze strategie is ‘retrieval
practice’. Wat houdt dit precies in? Het komt erop neer dat
leerlingen proberen zich iets te herinneren dat ze geleerd
hebben. Dit proberen te doen, kan op zich al een verschil
maken, of het herinneren nu lukte of niet! Vergeten is
immers een belangrijk onderdeel van leren. Natuurlijk is
er wel degelijk meer leerwinst als leerlingen moeite deden
om zich iets te herinneren, en als dat uiteindelijk ook lukte.
De blog legt helder uit wat dit fenomeen (het ‘testeffect’)
precies betekent en hoe dit effect door onderzoek werd
aangetoond.
Waarom grijpen leerlingen toch nog zo vaak en telkens
opnieuw terug naar herlezen, markeren, overschrijven,
woordjes afdekken? Jezelf toetsen tijdens het leren is
confronterend: het voelt helemaal niet comfortabel aan
als je worstelt met de leerstof. Leerlingen gebruiken deze
strategie dan ook niet graag, ze geeft hen immers de indruk
dat het niet werkt. Als leraar helpen we hen door daar met
hen over te praten, de hinderpalen die ze voelen te erkennen,
en uit te leggen wat onderzoek over ‘retrieval practice’ heeft
aangetoond: dat jezelf testen wel degelijk werkt!
Daarnaast moeten we tijdens de lessen tijd maken om hen
te laten oefenen met deze leerstrategie: bv. door hen toetsof
quizvragen over de leerstof te laten bedenken, door
regelmatig een moment te voorzien waarop ze de leerstof
uitleggen aan elkaar, door te werken met flashcards
(eventueel in een soort van competitie), met een startquiz
om voorkennis te activeren of door hen op een wit blad alles
te laten noteren dat ze zich nog herinneren van een vorige
les. Deze opsomming is uiteraard niet exhaustief en het
oefenen gebeurt best gespreid in de tijd.
Ook de mogelijke beperkingen en de randvoorwaarden
van ‘retrieval practice’ komen aan bod in het blogartikel.
Zo blijkt het (natuurlijk!) belangrijk te zijn dat de leerkracht
waar mogelijk feedback geeft na een ‘herinneringspoging’,
en dat er variatie is in verschillende vormen van zelftesten.
Studeren met succes
Op de website van ExCEL
vind je ook twee twee
boekjes over effectief
studeren, die gratis
te downloaden zijn 1 .
Enerzijds is er een
boekje voor leerlingen
uit de derde graad
en studenten hoger
onderwijs, anderzijds
een gids die leraren inspiratie biedt om effectieve (meta-
) cognitieve strategieën expliciet aan te leren in de klas.
Leren, studeren en instructie zijn immers als drie poten van
een stoel, die omvalt als er één ontbreekt.
In de versie voor de leerlingen/studenten zijn de zogenaamde
‘studeerkaarten’ het snelst praktisch inzetbaar. In een
overzichtelijk schema, telkens op één bladzijde, wordt een
NL
28 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
29

Profff
leerstrategie uitgelegd aan de hand van een voorbeeld (al dan
niet met visuele ondersteuning), en worden ook de valkuilen
van deze strategie benoemd.
Het boekje voor leraren/docenten bevat extra
achtergrondinformatie bij elke bladzijde uit de versie voor de
leerlingen/studenten. In die extra stukjes tekst worden dan
bijvoorbeeld enkele hardnekkige mythes over leren weerlegd,
of wordt voor de leerstrategieën op de ‘studeerkaarten’
opgesomd welke voordelen ze hebben en hoe je ze kan laten
inoefenen tijdens je lessen.
Videoreeks leerstrategieën (Klasse)
Op de website van Klasse geven Tim Surma en Tine Hoof
in een videoreeks 2 uitleg over hoe je als leraar effectieve
leerstrategieën kan inzetten in de klas en waarom dat belangrijk
is. De reeks richt zich tot leraren maar je kan sommige filmpjes
(of fragmenten eruit) zeker ook aan je leerlingen tonen.
Ter illustratie een vraag die leerlingen (en ouders) ons vaak
stellen: “Waarom is het nodig om zoveel kenniselementen te
studeren, als je toch alles kan opzoeken op het Internet?” Een
kort filmpje met ludieke animaties en een glasheldere uitleg
helpt je als leraar de juiste argumenten op tafel te leggen om
aan te tonen dat kennis wel degelijk belangrijk is, en hoe ons
brein die kennis organiseert en gebruikt om zich verder te
ontwikkelen en steeds bij te leren.
Bekruipt je na het lezen van dit artikel het gevoel een
multitaskende superheld te moeten zijn als leraar?
Bedenk dan dat je de lestijd anders kan indelen door
bepaalde klassieke vormen van evaluatie te vervangen
door alternatieven zoals hierboven opgesomd, die niet
per se allemaal of altijd op punten hoeven te staan.
Hiermee kan je niet alleen de motivatie van je leerlingen
positief beïnvloeden (een ludieke of competitieve
activiteit heeft altijd dat effect), maar ook impliciet en
expliciet de boodschap meegeven dat je het leerproces
van leerlingen belangrijk vindt en wil ondersteunen.
Patrimoine
La chanson du pain
Maurice Roux
C’est l’histoire d’une petite chanson née par hasard en 2015.
Comme il le raconte, Wawapapi est parti acheter sa baguette que le boulanger emballe dans du papier.
Instinctivement, en rentrant chez lui, il place son futur petit-déjeuner comme une guitare et se met à en
«jouer». Chemin faisant, il trouve une mélodie entre grattage et percussion et le son, même s’il n’est pas
très fort, est intéressant. Et le thème de la chanson tombe sous le sens, ce sera la chanson du pain. Depuis,
elle a fait sa vie dans les écoles et enflammé la toile.
La symbolique du pain
Le pain sacré
1. https://excel.thomasmore.be/
2. https://www.kwalificatiesencurriculum.be/zestien-sleutelcompetenties
3. https://excel.thomasmore.be/startpagina/missie-en-doel/
4. https://excel.thomasmore.be/studeren-met-succes/
5. https://www.klasse.be/251761/videoreeks-leerstrategieen-met-effect/
Le pain est l’aliment de base de très nombreuses cultures
et symbolise à la fois la vie, le travail, le sacré et le partage.
Le symbole de la vie
Le pain est un aliment très simple mais essentiel. En effet, il
allie les quatre éléments fondamentaux que sont la terre (le
blé), l’eau, l’air (les bulles issues de la fermentation) et le feu
(la cuisson). Le pain est si étroitement lié à la vie humaine
qu’il a donné lieu à une multitudes d’expressions telles que
«gagner son pain», «avoir du pain sur la planche», etc.
Dès l’antiquité, le pain est considéré comme une marque
de générosité des dieux envers les hommes. D’ailleurs,
Osiris (dieu égyptien de l’agriculture) déclare être le pain de
vie et quelque mille ans plus tard, Jésus répand la même
idée. Ainsi, encore aujourd’hui, l’hostie de l’Eucharistie, pain
azyme non levé, représente-t-elle le corps du Christ.
La symbolique du partage
Le pain est intimement lié à la symbolique du partage.
En ce sens, le pain est semblable à la terre, avec ou sans
majuscule: la terre que nous partageons tous, la planète
que nous habitons tous. De la même manière que l’on
n’habite pas la Terre seul, on ne mange pas le pain seul.
30 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
31

Profff
Si j’avais un peu de pain
Au creux de ma main
J’invite mon voisin
Même s’il vient de loin
On se donne du courage
Voilà qu’on partage
Ce petit repas
Comme à chaque fois
Ce n’est qu’un peu de mie
Du blé de l’épi
Mais ça a suffi
Pour changer nos vies
On n’oubliera pas tous ceux
Qui ont un peu faim
Tous les miséreux
Ceux qui n’ont plus rien
Comme autour d’un feu de bois
On s’est retrouvé
Ce moment de joie
Nous a réchauffés
De la braise viendra la flamme
Jusque dans nos âmes
Juste pour être heureux
Il nous faut très peu
Questions
Que faut-il pour faire du pain?
Quand manges-tu du pain? Quelle sorte de pain préfèrestu?
Que représente le pain pour toi?
Quel est le message social de cette chanson?
Si tu avais un peu de pain, qu’en ferais-tu?
Qu’est-ce qui te rend heureux?
Voir le vidéo clip: https://www.youtube.com/
watch?v=RmNTKU7Rk_c
Tuto Comment jouer de la baguette sur la Chanson du
pain:
https://www.youtube.com/watch?v=Rtzv1cwvIhA&t=2s
En classe
Pour commencer une séquence et créer un horizon
d’attente, pourquoi ne pas partir de la première de
couverture de l’adaptation cinématographique puis
théâtrale qu’a faite Marcel Pagnol d’un épisode de Jean le
Bleu de Jean Giono, parue aux Éditions De Fallois en 2005?
Dans un village de Haute-Provence, un boulanger
récemment installé découvre un matin que sa jeune femme
est partie avec un berger. Il décide de faire la grève du pain
tant que sa femme n’est pas revenue. Le village se mobilise
afin de retrouver sa boulangère…
• Quelles pourraient être les raisons pour lesquelles
le rideau de la boulangerie est baissé? Comment
pourrait-on expliquer qu’il n’y ait plus de pain?
• Quel peut être le rôle de la femme du boulanger?
• Quelles conséquences le manque de pain peut-il
avoir sur cette société villageoise?
• Quelle importance le pain a-t-il pour vous?
• Quelles sont les différentes sortes de pain que vous
connaissez?
Idiotismes ou expressions idiomatiques autour du pain
Voici quelques expressions clé en main à ne pas prendre
au pied de la lettre, mais qui peuvent être utiles. Que
signifient-elles?
1 Long comme un jour sans pain
2 C’est pain béni
3 Casser la croûte
4 Ça ne mange pas de pain
5 Se vendre comme des petits pains
6 Pour une bouchée de pain
7 Gagne-pain
8 Avoir du pain sur la planche
9 Mettre un pain à quelqu’un
A Se vendre facilement
B Pas cher, pour presque rien
C C’est facile, c’est une chance
D Avoir beaucoup de choses à faire
E Frapper quelqu’un
F C’est peu risqué et sans grande conséquence
G Interminable et ennuyeux
h Ce qui permet à quelqu’un de gagner sa vie
I Manger simplement et rapidement
• Photocopier ou projeter l’illustration ci-contre.
• Poser les questions ci-dessous à vos apprenants:
Solutions:
1G - 2C - 3I - 4F - 5A - 6B - 7H - 8D - 9E
Ce n’est pas un grand festin
Oui mais c’est bien mieux
Quand y’en a pour un
Il y en a pour deux
S’il nous reste quelques miettes
Au fond de l’assiette
C’est pour les oiseaux
Avec un peu d’eau
• Où la scène se passe-t-elle?
• À quelle époque?
• Quels sont les personnages en présence?
• Qu’est-ce qui attire leur attention? Pourquoi?
• Quelles sont les différentes réactions des
personnes?
• Quelle différence faites-vous entre «pas de pain» et
«plus de pain»?
32 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
33

Profff
Infos
Association des
membres de l’Ordre des
Palmes académiques
Daniel Leroy
Les Palmes académiques ont été instituées sous cette dénomination par Napoléon 1er en 1808 pour honorer les membres
de l’Université (englobant alors les lycées) avec trois grades: les titulaires, les officiers de l’Université et les officiers des
Académies. Les modalités de leur attribution ont été étendues en 1866 à des personnes non enseignantes ayant rendu des
services éminents à l’éducation; elles deviennent une décoration.
avec passion et savoir-faire pour réaliser un enseignementapprentissage
de qualité du FLE. Ces enseignants, et leurs élèves, méritent une mise en lumière, un encouragement et une
reconnaissance de leur engagement et de leurs efforts.
Cet enseignement subit de plein fouet toutes les problématiques de la multiculturalité et du socioculturel. Un message
positif à son égard reste plus que nécessaire.
Objet et publics cible
Un concours de production écrite et/ou audiovisuelle en français, destiné aux élèves de l’enseignement professionnel en
Flandre, plus particulièrement des élèves du 3e degré de trois domaines: les filières Tourisme, Hôtellerie et Restauration;
les filières Soins aux personnes; les filières Vente & Bureau, étalage et administration.
Le concours s’organise chaque année scolaire entre octobre et fin avril. L’épreuve porte sur la production en français d’une
expérience ou formation liées aux services ou cours de pratique, le stage ou d’autres activités spécifiques dans les filières
mentionnées. Le format de cette production sera, au choix de l’école ou de la classe, une capsule vidéo en français de 2 à
3 minutes ou d’une brochure en français, format A4 de 2 à 3 pages.
Le décret du 4 octobre 1955, signé par le Président de la République, René Coty, a institué l’Ordre des Palmes académiques
comportant les grades de chevalier, d’officier et de commandeur.
Le jury est présidé par un administrateur de l’AMOPA et composé de membres de l’AMOPA et de professeurs enseignant
le FLE dans les filières susnommées et n’appartenant pas aux écoles présentant une production. Ces jurés représentent la
diversité des réseaux d’enseignement flamands.
Chaque école voulant participer effectuera une présélection des productions et présentera, au maximum 3 productions à
l’appréciation du jury du concours. On prévoit deux ou trois prix par catégorie. Les lauréats, et leurs écoles, reçoivent un
certificat attestant de la qualité accordée à l’usage et à la maitrise du français dans la formation de ses élèves.
Le règlement de ce Concours AMOPA-Belgique vous sera envoyé sur simple demande à daniel-leroy@télénet.be
Chevalier Officier Commandeur
En France et dans le monde
Le bureau AMOPA-Belgique:
Eric Nachtergaele, président
Daniel Leroy, vice-président
Stéphan Plumat, secrétaire-général
Les Palmes académiques peuvent être accordées
aux étrangers et aux Français résidant à l’étranger qui
contribuent activement à l’expansion de la culture française
dans le monde. Il faut avoir trente-cinq ans révolus pour être
nommé chevalier. Pour être promu officier ou commandeur
il faut, sauf cas exceptionnel, avoir une ancienneté de cinq
années dans le grade inférieur.
Nombres annuels de nominations et
de promotions
Les promotions et nominations, prises par décret du
Premier ministre sur proposition du ministre de l’Éducation
nationale, ont lieu deux fois par an, le 1er janvier et le
14 juillet. L’arrêté du 1er juillet 2016 définit la répartition
des contingents annuels de chevaliers, officiers et
commandeurs de nationalité française dans l’ordre des
Palmes académiques.
Le Concours AMOPA-Belgique en
Flandre
Depuis l’année scolaire 2017-2018, l’AMOPA – Belgique
a lancé un projet de Concours AMOPA pour la Flandre
d’après un concept de Monsieur Raymond Gevaert. Ce
projet vise à encourager les professeurs de l’enseignement
professionnel en Communauté flamande qui s’engagent
34 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
35

Profff
Pains, pépins et papilles
La bouillabaisse
Daniël Leroy
«Voilà une Marseillaise aussi connue que la Marseillaise! Une soupe de pêcheurs pauvres devenue la soupe
star du répertoire français. Il se pourrait même que vous puissiez la faire à la maison…»
Marie-Amal Bizalion
Cette fameuse soupe de poissons est originaire de la Grèce antique et s’est propagée dans tout le bassin méditerranéen. Cette
simple marmite aux poissons invendus est devenue un plat complexe. On peut dire que les récits concernant les origines de
cette recette classique sont aussi nombreux que ses variantes. La bouillabaisse tirerait son nom de «bouillepeisse» – bouillon
de poissons en provençal – ou de l’expression «Quand la marmite bout, baisse le feu.»
Les uns servent la soupe dans une assiette, avec la peau et les arêtes des poissons. Certains la font cuire dans un fond préparé
avec les têtes et parures de gros poissons et du «menu fretin». D’autres servent le poisson, les mollusques et les coquillages à
part. Le pain qu’on sert avec peut être grillé ou non et est accompagné de rouille ou d’aïoli. Tous, par contre, sont d’accord sur
un point: le fenouil et l’ail, parfumés de safran, sont indispensables.
Pour défendre son intégrité, cette soupe de poissons a été protégée par une charte rédigée en 1980 par un groupe de restaurateurs
locaux. À Martigues et à Toulon, on ajoute aussi des pommes de terre 20 minutes avant la fin de la cuisson.
Préparation:
1. Si le poissonnier ne l’a pas fait, nettoyez, écaillez, étêtez et éviscérez tous les poissons. Coupez-les en gros
morceaux et laissez les petits entiers. Mettez 3 litres d’eau à bouillir. Épluchez et hachez les oignons et l’ail, émincez
les poireaux. Mondez et concassez les tomates. Coupez la baguette en tranches d’1 cm et faites-les sécher au four
à 180 °C sans les griller.
2. Dans une grande marmite, mettez les oignons, l’ail, les poireaux, le fenouil, les tomates, tous les aromates, le safran,
du sel et du poivre. Ajoutez les poissons fermes (congre, vive, baudroie ou lotte, rascasse) et les moules et petits
crustacés. Versez l’huile et tournez la marmite dans tous les sens, plusieurs fois, pour que tout se mélange et que
les poissons s’imprègnent bien des parfums).
Versez alors l’eau bouillante et mettez la marmite sur un feu très vif: une violente et brève ébullition doit mêler l’huile
et l’eau. Baissez alors la flamme.
3. Au bout de 5 à 6 minutes, ajoutez les poissons tendres (merlan et saint-pierre). Laissez frémir pendant 5 à 6
minutes. Rectifiez l’assaisonnement qui doit être bien relevé.
4. Préparez la rouille. Épluchez et hachez les gousses d’ail. Hachez également les piments. Mettez les deux hachis
dans un mortier, salez puis pilez bien ce mélange. Prélevez un peu de bouillon chaud, trempez-en la mie de pain et
ajoutez-la au contenu du mortier ainsi que la pomme de terre écrasée et le safran. Mélangez avec soin; vous devez
obtenir une pâte épaisse. Incorporez alors l’huile d’olive.
5. Mettez les tranches de pain dans la soupière et versez la bouillabaisse par-dessus. Servez avec la rouille (on peut
aussi servir du pain grillé séparément)
Bon appétit!
Recette (d’après le Larousse des cuisines régionales)
Ingrédients (pour 6 pers.):
Pour la bouillabaisse:
2 kilos de poissons variés (congre, grondin, merlan,
baudroie = lotte en Belg., rascasse * , saint-pierre et
vive)
2 oignons
3 gousses d’ail
2 petits poireaux
4 belles tomates
1 baguette de pain
2 à 3 branches de fenouil
1 feuille de laurier
un peu de zeste d’orange
1 brin de thym frais
2 pincées de pistils de safran
½ kilo de moules (ou autres mollusques et petits
crustacés)
10 cl d’huile d’olive
sel, poivre
Pour la rouille:
2 ou 3 gousses d’ail
2 ou 3 piments rouges
2 tasses de mie de pain
1 pomme de terre cuite
1 pincée de pistils de safran
3 c. à soupe d’huile d’olive
* la rascasse est un poisson typique de la Méditerranée qu’on ne trouve malheureusement pas
toujours chez nous
36 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
37

Profff
Vie de Profff
CONCOURS de HAÏKU 2021-2022 :
les lauréats
Daniël Leroy
3ième lauréat:
Je me sens perdue
Moi sous le ciel étoilé
Moi et mon silence
Ximena Brootcoorens (A2)
Professeur: Mme Anneleen Heuleu
Onze-Lieve-Vrouwcollege Zottegem
2ième lauréat:
Quand les feuilles jaunissent
Et les écureuils arrivent
Tombent les noisettes.
Clara Schmitz (B2-C2)
Professeur: M. Mathieu Anciaux
César-Franck-Athenäum Kelmis
La douzième édition de notre Concours Haïku fut un grand succès avec plus de 70 écoles participantes
dont une dizaine pour la première fois. Un grand nombre d'écoles participent aux présélections. Par
catégorie, 4 haïkus sont sélectionnés. Au total, 1500 haïkus ont été écrits et 15 lauréats ont été nommés.
L’école qui n'a pas de lauréat retrouvera quand même le meilleur haïku de son école sur les marquepages.
Cette année, il y a trois prix spéciaux:
3ième lauréat:
Le Trophée de l’Ambassadeur du Japon
Ces oiseaux sont beaux
Le Prix de l’Ambassade de France (un stage en France) ils volent haut comme toi et moi
Le Prix de PROFFF (un séjour à Paris offert par MIJE) mon amour, je t'aime
Lumina Michiels (A1)
Catégorie A1:
Professeur: Mme Leroy Eline
Sint-Lodewijkscollege Brugge
1er lauréat:
Horizon de front
Catégorie A2:
Feu d'artifice vacillant
Essaim de cendres
1er lauréat:
Seul sur mon chameau
Alessio Beetens (A1)
Une chaleur envoûtante
Professeur: Mme Emily Wittevrongel
Sable à l’infini
GO! Brakel
Amine Ben Kaddour (A2)
Professeur: Mme Laurine Stijnen
2ième lauréat:
Tienerschool Anderlecht
Trophée de l’Ambassadeur du Japon
Assis sous le saule
Bruissement des feuilles au vent
2ième lauréat:
Doux chuchotement
Miroir du soleil
La lumière de la nuit
Hera Vanwing (A1)
La lune qui brille
Professeur: Mme Laurine Stijnen
Laura Gennen (A2)
Tienerschool Anderlecht
Professeur: Mme Fanny Evrard, Athénée Royal de Saint-Vith
Catégorie B1 – B1+:
1er lauréat:
Prix de l’Ambassade de France
Le doux ver luisant
Brûlant dans les nuits obscures
Me montre la route.
Awad Rahaf (B1-B1+)
Professeur: Mme Christine Lepeer
Atheneum Bellevue Izegem
2ième lauréat:
Oh le Cacao,
qui dormait dans un berceau,
Oh Chocolat chaud!
Billie Claes & Senne Schelfhout (B1 - B1+)
Professeur: Mme An Vos
Berkenboom Humaniora Sint-Niklaas
3ième lauréat:
Des enfants qui rient
Des boules de neige qui tombent
Le froid de tes mains
Edith Teirlynck (B1 - B1+)
Professeur: Mme Joke Descan
Sint-Jozef Humaniora Brugge
Catégorie B2 – C2:
1er lauréat:
Prix de PROFFF (offert par MIJE)
Un halo doré
Se faufile jusqu'à mon cœur.
Je scintille aussi.
Magali Poumes (B2-C2)
Professeur: Mme Ingrid Strubbe
VIVES Brugge
3ième lauréat:
Charbon entassé
abandonné, oublié
le labeur d’antan
Marie-Louise Bollen (B2-C2)
Professeur: Mme Marie-France Venet
Centrum voor Levende Talen Leuven
Catégorie PROFS:
1er lauréat:
Soleil sur ma joue
Gazouillis du rossignol
La vie me sourit
Mme Martine Peignois
GO ! School De Nova Kessel-Lo
2ième lauréat:
Le chat allongé
Absorbe tout le soleil
Ronronnant de joie
Mme Els Ameels
GO ! Atheneum Da Vinci Campus Ronse
3ième lauréat:
Le moment du thé
Macaron sur mon assiette
Matinée d'hiver
Mme Aleide Vanmol
ZAVO ster Zaventem
38 Profff
Revue des professeurs de français en Flandre
39

Profff
Vie de Profff
Haïku Coups de cœur
Daniël Leroy
Vie de Profff
Olyfran édition 35
Iris Haentjens
HAÏKUS DU
TEMPS PRÉSENT
MAYUZUMI
Madoka
Née en 1962, Mayuzumi
Madoka 1 , dont le père est
également un grand poète,
devient célèbre en 1994
quand elle obtient le prix
Kadokawa pour son recueil
La face B de l’été, remarqué pour sa sensibilité romantique
et urbaine. Depuis, elle a publié un grand nombre de livres
de haïkus, ainsi qu’un récit de voyage et plusieurs essais.
Elle a été nommée «Ambassadrice de la culture japonaise
en France» en 2010 et a enseigné le haïku à la Maison de la
Culture du Japon à Paris.
Dans cet ouvrage, Haïkus du temps présent, les 84 haïkus
présentés sont accompagnés chacun d’un commentaire
de la poétesse. Très souvent, il s’agit du contexte dans
lequel le haïku a été créé. L’ensemble brosse un tableau du
Japon d’aujourd’hui à travers le prisme d’une sensibilité à la
fois classique et contemporaine. (Éditions Picquier poche,
Arles)
L’EFFET HAÏKU
Pascale SENK
Pascale Senk est journaliste,
auteure et éditrice
spécialisée en psychologie.
Elle a notamment la charge
de la page hebdomadaire
«Psycho-Santé» du Figaro.
Dans cet ouvrage, Pascale
Senk synthétise l’âme du
haïku et initie au noble art de la lecture et de l’écriture de ces
condensés de vie. Elle invite le lecteur à découvrir les plus
beaux haïkus – à la fois de maîtres japonais et d’haïkistes
contemporains –, puis livre les secrets pour créer et
écrire ses propres poèmes courts. La magie opère: lire et
composer des haïkus intensifient le sentiment d’exister.
(Éditions Points, Paris)
PETIT MANUEL
POUR ÉCRIRE
DES HAÏKUS
Philippe COSTA
Le Petit manuel pour
écrire des haïkus est
le fruit de l’expérience
quadruple de Philippe
Costa: enseignant au
Japon, auteur de haïku,
animateur d’ateliers d’écriture de poésie et de haïku. Ce
livre est en fait une véritable boîte à outils littéraire pour
«bricoler» vos haïkus. La boîte est complète et les outils
qui y sont contenus rassemblent toutes les connaissances
théoriques et techniques nécessaires pour devenir un
parfait haïkiste. Il n’y manquera qu’un zeste de talent,
mais aussi du travail et du temps, de la pratique. Ce livre
vous fournit non seulement les clés techniques, mais vous
suggère aussi des sources d’inspiration et vous révèle des
«trucs» de poètes. Le Petit manuel pour écrire des haïkus
sera donc aussi, je pense, une aide précieuse pour les
enseignants qui souhaitent ouvrir leurs élèves tant à la
poésie tout court qu’à l’art du haïku en particulier. (Éditions
Picquier poche, Arles)
1. Au Japon, le nom de famille s’écrit et se dit avant le prénom, ce dernier étant appelé
"nom personnel".
Le 20 mai dernier a eu lieu la proclamation des lauréats de la 35e édition du concours Olyfran.
Profff y était présent... félicitations à tous les élèves qui ont participé et à leurs profs qui les ont encouragés!
101 jeux de FLE
Réviser et approfondir le vocabulaire des niveaux
A1 et A2
S'amuser avec une grande variété de typologies
d'activités ludiques : mots croisés, mêlés, cachés,
des rébus, des énigmes, des phrases codées, etc.
Revoir le lexique de 16 thématiques pour chaque
niveau
40 Profff

Un monde
Schrijf je in voor de
inspiratiemomenten
Focus Franse Film
JEF selecteert elk schooljaar recente Franse of
Franstalige films die door scholen aangevraagd
kunnen worden voor een schoolvoorstelling in een
bioscoop of cultuurcentrum in de buurt.
A-stroom &
doorstroomfinaliteit
(domeinoverschrijdend)
Mes frères et moi
Mon cirque à moi
Maak in september kennis met ons nieuw aanbod
voor schooljaar 2022-2023 en deel je ervaringen
met collega-leerkrachten. We trakteren op een
gratis filmvertoning en een vormingsmoment.
WOENSDAG 14 SEPTEMBER
Sphinx cinema (Gent), 13u
Vorming + filmvertoning Un monde + nagesprek
met regisseur Laura Wandel
WOENSDAG 21 SEPTEMBER
Lumière Antwerpen, 13u
Vorming + filmvertoning Mes frères et moi
Doorstroomfinaliteit
(domeingebonden)
Ga naar professionals.jeugdfilm.be/events
of scan de QR-code om je in te schrijven.
Dubbele finaliteit
Ouistreham
B-stroom
L’événement
Focus Franse Film maakt deel uit van het filmaanbod JEF in
de klas. Met een programma van films, lesmateriaal, nagesprekken,
workshops, vormingen en extra projecten maak je
jouw leerlingen filmwijs.
Meer info op focusfransefilm.be
In samenwerking met:
La brigade
AMBASSADE
DE FRANCE
EN BELGIQUE
www.vanin.be/frans

© RTBF