Onder Uns - Psychology and Neuroscience
Onder Uns - Psychology and Neuroscience
Onder Uns - Psychology and Neuroscience
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Meten is weten<br />
Anton de Vries<br />
Een stukje schrijven over je promotie, terwijl je je proefschrift nog<br />
moet verdedigen, is vragen om problemen. Daarom is dit slechts<br />
een korte samenvatting van de strekking van het onderzoek zelf.<br />
Mijn promotieonderzoek is vooral puinruimen geweest. En degenen<br />
die mijn bureau kennen, zouden nu één, zo niet twee, wenkbrauwen<br />
kunnen optillen. Maar in mijn ogen is de kracht van mijn<br />
proefschrift vooral dat het drogredenen en misvattingen blootlegt.<br />
Misvattingen die al een tijdje meegaan. Want mijn onderzoek<br />
richt zich op ipsatief meten, een term die in 1944 door Raymond<br />
Cattell bedacht is. Het is afgeleid van het Latijnse woord ipse, wat<br />
‘zelf’ betekent. Ipsatief meten zou je dan ook het best kunnen<br />
vertalen als zelf-verwijzend meten. Nu zie ik me toch genoodzaakt<br />
in enig technisch detail te treden. Wat is nu ipsatief, oftewel zelfverwijzend<br />
meten? Om de uitslag van een meting aan te geven is<br />
meestal een meeteenheid nodig. Lengte wordt uitgedrukt in<br />
meters, gewicht in kilogrammen, en leeftijd in jaren. De psychologie<br />
heeft eigenlijk een schrijnend tekort aan dit soort duidelijke<br />
meeteenheden. Voor het uitdrukken van iem<strong>and</strong>s intelligentie<br />
wordt gebruik gemaakt van de verdeling van het resultaat van een<br />
intelligentietest in een groep vergelijkbare personen, de referentiegroep.<br />
De gemiddelde score levert de intelligentie 100 op. Heb<br />
je een hogere score dan gemiddeld, dan krijg je een IQ boven de<br />
100. Heb je echter een lagere score dan gemiddeld, dan krijg je<br />
een IQ beneden de 100. Hoeveel meer of minder dan het gemiddelde<br />
wordt uitgedrukt in iets wat lijkt op de gemiddelde afwijking<br />
van dat gemiddelde. Cattell noemde dit normatief meten. De<br />
meeteenheid wordt bepaald door de verdeling van dezelfde<br />
eigenschap in een groep vergelijkbare personen.<br />
<strong>Onder</strong> <strong>Uns</strong> | December 2006 | 15<br />
WAT IS NU IPSATIEF, OFTEWEL ZELF-VERWIJZEND METEN?<br />
De ipsatieve meeteenheid maakt hiernaast ook gebruik van een<br />
verdeling van metingen. Maar in dit geval wordt de verdeling<br />
bepaald door metingen van vergelijkbare eigenschappen bij<br />
dezelfde persoon. Intelligentie wordt wel gemeten aan de h<strong>and</strong><br />
van het benoemen van moeilijke woorden, het uitrekenen van sommen,<br />
het onthouden van getallenreeksen, en het oplossen van<br />
puzzels. Als één persoon alle opdrachten maakt, is er van hem ook<br />
een verzameling van scores die betrekking heeft op verschillende<br />
taken. Over deze verzameling kan eveneens een gemiddelde en<br />
een gemiddelde afwijking van dat gemiddelde berekend worden<br />
voor die specifieke persoon. Als dit gebruikt wordt als meeteenheid<br />
is er sprake van ipsatief meten. Iem<strong>and</strong> heeft bijvoorbeeld een<br />
ipsatieve score van 105 voor het benoemen van moeilijke woorden<br />
en een score van 95 voor het onthouden van getallenreeksen. Het<br />
suggereert de woordkennis beter is dan zijn dan geheugen.<br />
Ipsatieve scores leveren dus een scoreprofiel op. En daarmee is de<br />
relatie met de omslag gelegd: het zijn profielen. Intelligentie<br />
wordt nooit uitgedrukt in ipsatieve scores. In welke taak iem<strong>and</strong><br />
beter is en in welke minder goed, is voor het meten van intelligentie<br />
vrijwel niet interessant. Maar voor het<br />
meten van interesses geldt dat wel.<br />
Mensen die vooral geïnteresseerd zijn in<br />
kunst en cultuur krijgen een <strong>and</strong>er school-<br />
of loopbaanadvies dan diegenen die met<br />
name techniek leuk vinden. Interesses<br />
kunnen op twee manieren achterhaald<br />
worden. Ten eerste kan gevraagd worden:<br />
“Als je de zaterdagkrant openslaat,<br />
lees je dan eerder de wetenschapsbijlage<br />
of het katern over opinie?” Dit is een<br />
directe keuzevraag. Als iem<strong>and</strong> de wetenschapsbijlage<br />
verkiest, wijst dit op een<br />
sterkere theoretische dan politieke interesse.<br />
Ten tweede bestaat de mogelijkheid<br />
om te vragen naar hoe leuk iem<strong>and</strong> het vindt om de wetenschapsbijlage<br />
te lezen en daarnaast hoe er over het lezen van de<br />
katern over opinie wordt geoordeeld. De vergelijking tussen beide<br />
interesses wordt dan aan de h<strong>and</strong> van de twee antwoorden achteraf<br />
gemaakt.<br />
De centrale gedachte was dat de directe keuzevraag meer<br />
geschikt is voor profiel metingen en die verwachting is ook uitgekomen.<br />
Maar de meerwaarde is vrijwel verwaarloosbaar. En de<br />
directe keuzevraag heeft ook nadelen, omdat die vrij ernstig zijn.<br />
De ultrakorte samenvatting van mijn proefschrift luidt derhalve:<br />
Gebruik geen directe keuzevraag. Deze conclusie doet al de<br />
ronde sinds de jaren zeventig. Meer informatief is echter de vraag:<br />
“Waarom niet?”, omdat dan de weg vrijgemaakt wordt om deze<br />
vraagvorm te verbeteren. Die tegenargumenten heb ik in mijn<br />
proefschrift scherper voor het voetlicht proberen te plaatsen dan<br />
eerder het geval was. Een doel voor mij is dan ook om deze ook<br />
in de internationale literatuur gangbaar te maken. Voor een taak<br />
over ipsatief meten in het blok Psychodiagnostiek refereer ik op<br />
dit moment namelijk nog steeds aan een hoofdstuk uit mijn eigen<br />
proefschrift!