29.01.2013 Views

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

Juridische haken en ogen aan arbeidscontracten voor bepaalde tijd

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Juridische</strong> <strong>hak<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> og<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong> arbeidscontract<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

Reader<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong><br />

Cursusdatum 15 november 2011<br />

Cursus<strong>tijd</strong> 13.30 – 17.00 uur<br />

Cursusplaats Vergaderc<strong>en</strong>trum Vred<strong>en</strong>burg<br />

Vred<strong>en</strong>burg 19<br />

3511 BB Utrecht<br />

Telefoon OSR 030-2 315 314<br />

Fax OSR 030-236 72 98<br />

mr. Paul Tillemans<br />

opleidingsmanager


Programma<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong><br />

Datum: 15 november 2011<br />

Tijd: 13:30 tot 17:00 uur<br />

Locatie: Vergaderc<strong>en</strong>trum Vred<strong>en</strong>burg<br />

Vred<strong>en</strong>burg 19<br />

3511 BB Utrecht<br />

Telefoon OSR: 030 – 2 31 5314<br />

Doc<strong>en</strong>t: dhr. prof. mr. dr. A.R. Houweling Hoogleraar <strong>aan</strong> de<br />

Faculteit arbeidsrecht van de universiteit Rotterdam<br />

Tijd Onderwerp Doc<strong>en</strong>t<br />

13:15 – 13:30 uur Ontvangst met koffie <strong>en</strong> thee<br />

13:30 - 15:15 uur Start programma. Dhr.prof.mr.dr. A.R.<br />

Aan de orde kom<strong>en</strong> onder andere: Houweling<br />

-wanneer is sprake van e<strong>en</strong> arbeids-<br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>?<br />

-arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

<strong>en</strong> het concurr<strong>en</strong>tiebeding<br />

- einde van rechtswege <strong>en</strong> ket<strong>en</strong>regeling<br />

- uitbreiding ket<strong>en</strong>regeling jonger<strong>en</strong><br />

tot 27 jaar<br />

- internationale regelgeving teg<strong>en</strong> misbruik<br />

opvolg<strong>en</strong>de contract<strong>en</strong><br />

- ragetlie <strong>en</strong> ket<strong>en</strong>regeling<br />

15:15 – 15:30 uur Koffie-/theepauze<br />

15:30 - 17:00 uur vervolg programma<br />

17:00 uur Einde


Inhoudsopgave<br />

Comm<strong>en</strong>taar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 668 (artikeltekst geldig vanaf 01-01-<br />

1999)................................................................................................................... 2<br />

Comm<strong>en</strong>taar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 668a (artikeltekst geldig vanaf 09-07-<br />

2010 tot 01-01-2012) ...........................................................................................27<br />

HvJ EG 22 november 2005, JAR 2005,289 (Mangold) ................................................56<br />

HvJ EG 4 juli 2006, JAR 2006,175 (Ad<strong>en</strong>eler) ...........................................................71<br />

HvJ EG 19 januari 2010, JAR 2010,53 (Kücükdeveci) ................................................94<br />

HR 14 juli 2006, JAR 2006,190 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik) ............................................. 106<br />

HR 29 juni 2007, JAR 2007,215 (Gre<strong>en</strong>peace) ........................................................ 128<br />

HR 19 oktober 2007, JAR 2007,284 (Emergis) ....................................................... 152<br />

Hof Leeuward<strong>en</strong> 22 februari 2011, JAR 2011,89 ..................................................... 171<br />

Ktr Amsterdam 30 augustus 2010, JAR 2010,237 (Ernst & Young) ............................ 178<br />

Ktr Helmond 3 november 2010, JAR 2010, 301 ...................................................... 184<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 1


Comm<strong>en</strong>taar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 668 (artikeltekst geldig vanaf<br />

01-01-1999)<br />

Artikel 668<br />

1. Indi<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst na het verstrijk<strong>en</strong> van de <strong>tijd</strong>, bedoeld in artikel<br />

667 lid 1, door partij<strong>en</strong> zonder teg<strong>en</strong>spraak wordt <strong>voor</strong>tgezet, wordt zij geacht<br />

<strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong>, doch telk<strong>en</strong>s t<strong>en</strong> hoogste <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar, op de vroegere<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.<br />

2. Hetzelfde geldt, wanneer in de gevall<strong>en</strong> waarin opzegging nodig is, <strong>tijd</strong>ige<br />

opzegging achterwege blijft <strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> van de <strong>voor</strong>tzetting der<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet opzettelijk zijn geregeld.<br />

A: Inleiding<br />

Dit comm<strong>en</strong>taar is bijgewerkt tot 01-08-2011 door prof. mr. A.R. Houweling.<br />

Artikel 7:668 BW heeft betrekking op de <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. In het eerste lid van artikel 7:668 BW wordt verwez<strong>en</strong> naar artikel 7:667<br />

lid 1 BW. Artikel 7:667 lid 1 BW ziet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong><br />

geeft <strong>aan</strong> dat e<strong>en</strong> dergelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt. Dat einde van<br />

rechtswege vindt volg<strong>en</strong>s het artikellid plaats “ wanneer de <strong>tijd</strong> verstrek<strong>en</strong> is”. Wanneer<br />

daarvan sprake is <strong>en</strong> welke soort<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> er zijn zal<br />

hierna <strong>aan</strong> de orde kom<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> bespreking van de overige led<strong>en</strong> van artikel 7:667<br />

BW wordt verwez<strong>en</strong> naar de behandeling van het thema ‘Opzegging <strong>en</strong> onregelmatig<br />

ontslag’.<br />

Artikel 7:668 BW regelt twee zak<strong>en</strong>: de gevolg<strong>en</strong> van <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak <strong>en</strong><br />

de gevolg<strong>en</strong> van het achterwege lat<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>ige opzegging wanneer <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de<br />

opzegging is bedong<strong>en</strong>. Zowel wanneer de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is<br />

<strong>voor</strong>tgezet zonder teg<strong>en</strong>spraak als wanneer de b<strong>en</strong>odigde opzegging achterwege is<br />

geblev<strong>en</strong>, wordt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst geacht <strong>voor</strong> dezelfde periode, maar t<strong>en</strong><br />

hoogste <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar, wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>. Onder<br />

‘wederom <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>’ di<strong>en</strong>t in dit verband te word<strong>en</strong> verst<strong>aan</strong> het <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> van de<br />

oorspronkelijke overe<strong>en</strong>komst.1<br />

E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> eindigt als regel van rechtswege. Tijdige<br />

opzegging is nodig in de in artikel 667 led<strong>en</strong> 2, 4 <strong>en</strong> 5 BW g<strong>en</strong>oemde gevall<strong>en</strong>.<br />

B: Wetstechnische informatie<br />

Zie onder<strong>aan</strong><br />

C: Kernproblematiek<br />

C.1 Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

C.1.1 Inleiding<br />

E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> of <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong>. Bij e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> staat niet vast hoe lang de<br />

arbeidsrelatie zal dur<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is dat in zoverre<br />

wel het geval dat <strong>voor</strong>af vaststaat dan wel bepaalbaar is wanneer de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst zal eindig<strong>en</strong>.<br />

De Nederlandse wetgever heeft – in teg<strong>en</strong>stelling tot bij<strong>voor</strong>beeld de Franse <strong>en</strong> de Duitse<br />

wetgever – niet <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> in welke gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> mag word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>. 2 Partij<strong>en</strong> zijn daar vrij in. Wel bevatt<strong>en</strong> cao’s nogal<br />

e<strong>en</strong>s beperk<strong>en</strong>de bepaling<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de het gebruik van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 2


epaalde <strong>tijd</strong>. In het ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>recht zijn <strong>voor</strong> het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ambtelijke<br />

<strong>aan</strong>stelling in <strong>tijd</strong>elijke di<strong>en</strong>st ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s beperk<strong>en</strong>de grond<strong>en</strong> gesteld, zie artikel 6 ARAR.<br />

Uit de aard der zaak is de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> bij uitstek geschikt<br />

<strong>voor</strong> <strong>tijd</strong>elijke werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> waarneming van functies.3 Daarnaast word<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke<br />

contract<strong>en</strong> ook op grote schaal gebruikt om nieuw personeel te beoordel<strong>en</strong>. Het <strong>voor</strong>deel<br />

daarvan is dat de werkgever niet is gebond<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de string<strong>en</strong>te regels rondom het<br />

proef<strong>tijd</strong>beding (artikel 7:652 BW).4<br />

C.1.2 Artikel 667 (oud) <strong>en</strong> de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid<br />

Aanvankelijk was het verschil in rechtsbescherming tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet groot. Gesteld zou zelfs kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> de werknemer meer bescherming bood dan e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. In de eerste helft van de 20e eeuw was de<br />

ontslagbescherming immers gering. Voor opzegging van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> hoefde meestal alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> korte opzegtermijn in acht te word<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Daarbij hoefde de werkgever ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de opzegging. De<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> bood de werknemer meer vastigheid omdat deze<br />

in beginsel niet tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s opzegbaar was. De werknemer was zodo<strong>en</strong>de gedur<strong>en</strong>de de<br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> verzekerd van werk.5<br />

Na de Tweede Wereldoorlog nam de ontslagbescherming toe. Zo werd met het<br />

Buit<strong>en</strong>gewoon Besluit Arbeidsverhouding<strong>en</strong> (BBA) de prev<strong>en</strong>tieve ontslagtoets ingevoerd.<br />

Later kwam<strong>en</strong> daar de civielrechtelijke opzegverbod<strong>en</strong> bij, zoals het opzegverbod bij<br />

ziekte of zwangerschap. De opzegtermijn<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> opzegging kon door<br />

de rechter als k<strong>en</strong>nelijk onredelijk word<strong>en</strong> gekwalificeerd. Door deze wijziging<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong><br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>en</strong> die <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong> ander<br />

perspectief te st<strong>aan</strong>. Waar <strong>voor</strong>he<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> meer<br />

vastigheid bood, werd nu de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> synoniem <strong>voor</strong><br />

‘vast’ werk. Werkgevers ging<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> gebruik<strong>en</strong> als<br />

instrum<strong>en</strong>t om relatief e<strong>en</strong>voudig van werknemers af te kom<strong>en</strong>.<br />

In de jar<strong>en</strong> 90 van de vorige eeuw groeide de behoefte <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> flexibeler ontslagrecht,<br />

waarbij met name van de kant van de vakbeweging werd b<strong>en</strong>adrukt dat naast de<br />

flexibiliteit de zekerheid niet uit het oog mocht word<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>. Het proces van<br />

flexibilisering van de arbeid moest op e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werkgevers <strong>en</strong> werknemers verantwoorde<br />

<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtige wijze verlop<strong>en</strong>.<br />

Over deze problematiek is door het kabinet Kok e<strong>en</strong> nota opgesteld, naar <strong>aan</strong>leiding<br />

waarvan op 4 december 1995 e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal vrag<strong>en</strong> <strong>voor</strong> advies is <strong>voor</strong>gelegd <strong>aan</strong> de<br />

Stichting van de Arbeid.6 De Stichting bracht op 3 april 1996 haar advies uit.7 Op 7<br />

maart 1997 werd het wets<strong>voor</strong>stel Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid bij de Tweede Kamer<br />

ingedi<strong>en</strong>d.8 De Eerste Kamer <strong>aan</strong>vaardde het <strong>voor</strong>stel op 12 mei 1998. Daarna is nog<br />

e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde reparatiewet tot stand gebracht <strong>en</strong> verwerkt in de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong><br />

zekerheid.9 Op 1 januari 1999 trad de wet in werking.10<br />

In de redactie van artikel 7:667 BW, zoals die gold <strong>voor</strong> de invoering van de Wet<br />

Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, eindigde de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, net als<br />

nu, van rechtswege. Dat betek<strong>en</strong>de dat ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de opzegging was vereist <strong>voor</strong><br />

de beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Er gold<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> bijzonder opzegverbod<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de opzegtermijn<strong>en</strong> war<strong>en</strong> niet van kracht. Werknemers met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> hadd<strong>en</strong> daardoor e<strong>en</strong> kwetsbare positie. Tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se opzegging van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> was <strong>voor</strong> 1 januari 1999 alle<strong>en</strong> mogelijk<br />

wanneer partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se opzeggingsmogelijkheid overe<strong>en</strong> war<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> of,<br />

wanneer dat niet zo was, in de proef<strong>tijd</strong> of weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong>. Daarnaast gold<br />

de regel dat wanneer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werd <strong>voor</strong>tgezet, de<br />

<strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> moest word<strong>en</strong> opgezegd met<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 3


inachtneming van de <strong>voor</strong> opzegging geld<strong>en</strong>de bepaling<strong>en</strong> (zie het oude artikel 7:668 lid<br />

3 BW), met uitzondering van de bijzondere opzegverbod<strong>en</strong>.<br />

De roep om e<strong>en</strong> grotere verscheid<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> flexibiliteit <strong>aan</strong> de <strong>en</strong>e kant <strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere<br />

zekerheid <strong>voor</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met losse contract<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de andere kant is in de Wet<br />

Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid gerealiseerd, met name in de bepaling<strong>en</strong> over de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Werkgevers kunn<strong>en</strong> werknemers nu meermal<strong>en</strong><br />

achter elkaar inzett<strong>en</strong> zonder direct te word<strong>en</strong> geconfronteerd met de in hun og<strong>en</strong> veelal<br />

gecompliceerde ontslagbepaling<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers wet<strong>en</strong> dat zij op termijn zekerheid<br />

over hun rechtspositie zull<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>.<br />

C.1.3 Verbinding met andere bepaling<strong>en</strong> uit het arbeidsrecht<br />

Het werkzaam zijn op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> dan wel<br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan, los van de wijze van beëindiging, nog andere consequ<strong>en</strong>ties hebb<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal gevall<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> werknemers pas na zekere <strong>tijd</strong> recht<strong>en</strong> ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> wett<strong>en</strong>. Zo bestaat recht op ouderschapsverlof wanneer de arbeidsverhouding<br />

t<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> jaar heeft geduurd (zie artikel 6:3 lid 1 WARZO) <strong>en</strong> wordt het actief <strong>en</strong><br />

passief kiesrecht in de Wet op de ondernemingsrad<strong>en</strong> (WOR) gekoppeld <strong>aan</strong> de duur van<br />

het di<strong>en</strong>stverband (zie artikel 6 led<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 WOR). Strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> levert dat ge<strong>en</strong><br />

direct verschil in behandeling op tuss<strong>en</strong> werknemers werkzaam op basis van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> dan wel on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, maar de eerst<strong>en</strong> zull<strong>en</strong><br />

eerder met g<strong>en</strong>oemde wettelijke beperking<strong>en</strong> geconfronteerd word<strong>en</strong>.<br />

Onderscheid mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> werknemers op grond van het al dan niet <strong>tijd</strong>elijke karakter<br />

van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst is verbod<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zij e<strong>en</strong> dergelijk onderscheid objectief<br />

gerechtvaardigd is. Dat is te vind<strong>en</strong> in artikel 7:649 BW. Artikel 7:649 BW is het resultaat<br />

van e<strong>en</strong> omzetting van verplichting<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>s Richtlijn 1999/70/EG (clausule 4).<br />

Clausule 4 van de Richtlijn verbiedt om met betrekking tot de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

werknemers met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> louter op grond van het<br />

feit dat zij <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werk<strong>en</strong>, minder gunstig te behandel<strong>en</strong> dan vergelijkbare<br />

werknemers in vaste di<strong>en</strong>st, t<strong>en</strong>zij verschil in behandeling om objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

gerechtvaardigd is. Alle arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> <strong>aan</strong> dit verbod word<strong>en</strong> getoetst; niet<br />

alle<strong>en</strong> de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> die zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> individuele<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst, ook die uit e<strong>en</strong> cao.<br />

In het Impact-arrest heeft het Hof van Justitie van de Europese Geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

geoordeeld dat gelet op de doelstelling<strong>en</strong> die <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong> uit artikel<strong>en</strong> 136, 137 <strong>en</strong> 139<br />

EG (oud), clausule 4 moet word<strong>en</strong> opgevat als de uitdrukking van e<strong>en</strong> beginsel van<br />

communautair sociaal recht dat niet restrictief mag word<strong>en</strong> uitgelegd. In casu had dit tot<br />

gevolg dat onder het begrip arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> mede p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>afsprak<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

verst<strong>aan</strong>. 11 Tev<strong>en</strong>s werd geoordeeld dat private partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> direct beroep op clausule 4<br />

toekom<strong>en</strong>. Onderscheid kan zowel direct als indirect plaatsvind<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld van<br />

direct onderscheid is de bepaling dat werknemers werkzaam op basis van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> duur niet kunn<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de collectieve<br />

ziektekost<strong>en</strong>verzekering. Bij indirect onderscheid kan m<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> bepaling op<br />

grond waarvan werknemers die twaalf m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> of langer in di<strong>en</strong>st zijn gebruik kunn<strong>en</strong><br />

mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> studiekost<strong>en</strong>regeling. Werknemers werkzaam op basis van e<strong>en</strong> contract<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zull<strong>en</strong> daar vaker dan deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in di<strong>en</strong>st zijn<br />

ge<strong>en</strong> gebruik van kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>.<br />

Wanneer de werkgever <strong>voor</strong> het gemaakte onderscheid e<strong>en</strong> rechtvaardiging heeft, hoeft<br />

er van verbod<strong>en</strong> onderscheid ge<strong>en</strong> sprake te zijn. Het leerstuk van de objectieve<br />

rechtvaardiging is op andere terrein<strong>en</strong> van de gelijke behandelingswetgeving uitgewerkt<br />

<strong>en</strong> ingevuld door het Hof van Justitie. De regering heeft <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>, dat die<br />

jurisprud<strong>en</strong>tie ook <strong>voor</strong> artikel 7:649 BW moet word<strong>en</strong> gevolgd.<br />

Het is niet e<strong>en</strong>voudig om regels te gev<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het al dan niet gerechtvaardigd zijn van<br />

<strong>bepaalde</strong> vorm<strong>en</strong> van onderscheid. Tijd<strong>en</strong>s de parlem<strong>en</strong>taire behandeling heeft de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 4


egering weinig concrete <strong>aan</strong>wijzing<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> van e<strong>en</strong> lijn in de rechtspraak is nog<br />

ge<strong>en</strong> sprake.<br />

Volg<strong>en</strong>s de regering is uitsluiting van e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regeling in het algeme<strong>en</strong> niet mogelijk<br />

<strong>en</strong>kel vanwege het feit dat e<strong>en</strong> werknemer e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst heeft. Wel<br />

is het mogelijk om werknemers die slechts gedur<strong>en</strong>de ‘e<strong>en</strong> zeer korte periode’ <strong>voor</strong> het<br />

bedrijf werk<strong>en</strong> uit te zonder<strong>en</strong> van deelname <strong>aan</strong> de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regeling.<br />

Onderscheid op grond van contractduur bij het verstrekk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>wettelijke<br />

suppletie bij ziekte <strong>en</strong> arbeidsongeschiktheid zal niet snel objectief gerechtvaardigd zijn.<br />

Volg<strong>en</strong>s de regering gaat het ev<strong>en</strong>min <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> winstuitkering, bonus of<br />

eindejaarsuitkering <strong>en</strong>kel te verstrekk<strong>en</strong> <strong>aan</strong> werknemers met e<strong>en</strong> vast di<strong>en</strong>stverband.<br />

Ook <strong>voor</strong> het opbouw<strong>en</strong> van vakantie <strong>en</strong> verlof geldt dat de werkgever ge<strong>en</strong> onderscheid<br />

mag mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> werknemers werkzaam op e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>en</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

duur.12<br />

Om de werknemer werkzaam op basis van e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong>igszins<br />

tegemoet te tred<strong>en</strong>, heeft de werkgever e<strong>en</strong> informatieplicht bij vacatures. Artikel 7:657<br />

lid 1 BW verplicht de werkgever om de werknemer met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>tijd</strong>ig <strong>en</strong> duidelijk in k<strong>en</strong>nis te stell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vacature ter zake van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Het is onduidelijk in hoeverre deze<br />

verplichting in de praktijk wordt nageleefd. De werknemer zal vaak op bewijsrechtelijke<br />

problem<strong>en</strong> stuit<strong>en</strong>, wanneer hij het neger<strong>en</strong> van dit artikel <strong>aan</strong> de kaak zou will<strong>en</strong> stell<strong>en</strong>.<br />

Omdat artikel 7:657 BW ge<strong>en</strong> sanctie bevat, zal hij e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele rechtsvordering<br />

moet<strong>en</strong> baser<strong>en</strong> op artikel 7:611 BW.<br />

De wet stelt ge<strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de duur van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong>. Wel vermeldt artikel 7:684 BW dat ingeval van e<strong>en</strong> langdurig <strong>tijd</strong>elijk contract de<br />

werknemer na 5 jaar de arbeidsovere<strong>en</strong>komst kan opzegg<strong>en</strong> met inachtneming van e<strong>en</strong><br />

opzegtermijn van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong> ope<strong>en</strong>volging van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan toepassing van artikel 7:668a BW ertoe<br />

leid<strong>en</strong> dat op <strong>en</strong>ig mom<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontstaat (zie<br />

comm<strong>en</strong>taar bij artikel 7:668a BW hierna).<br />

C.1.4 De <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

De contractduur van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan door partij<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> of door de wet of het gebruik zijn bepaald. Er zijn ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong><br />

bek<strong>en</strong>d van gevall<strong>en</strong> waarin de duur wettelijk is bepaald. Het straks te besprek<strong>en</strong><br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>beding kan wellicht word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> gebruik dat de duur van het contract<br />

bepaalt.<br />

E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst is <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, wanneer<br />

de einddatum objectief bepaalbaar is. Is dat niet het geval, dan is de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst ge<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Het criterium van<br />

objectieve bepaalbaarheid is door de Hoge Raad al geformuleerd in 1952 in het<br />

St<strong>en</strong><strong>en</strong>campagne-arrest.13 In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat ge<strong>en</strong> sprake was<br />

van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, omdat partij<strong>en</strong> de duur van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong>kel bij b<strong>en</strong>adering hadd<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>. Omdat het einde van de<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> afhankelijk was van de weersomstandighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>tgang van het<br />

werk, achtte de Hoge Raad het noodzakelijk dat de werkgever teg<strong>en</strong> het einde van de<br />

campagne de datum zou vaststell<strong>en</strong> waarop het di<strong>en</strong>stverband zou aflop<strong>en</strong>: ge<strong>en</strong> einde<br />

van rechtswege dus.<br />

In latere jurisprud<strong>en</strong>tie wordt deze lijn gehandhaafd. Zo oordeelde de Rechtbank<br />

Amsterdam op 9 april 198614 ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s dat opzegging nodig was in het geval dat e<strong>en</strong><br />

radio-operator was <strong>aan</strong>gesteld <strong>voor</strong> werk<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> booreiland, totdat het booreiland zou<br />

word<strong>en</strong> ‘opgelegd’. Dat ‘oplegg<strong>en</strong>’ was e<strong>en</strong> zodanig onzeker <strong>voor</strong>val, dat van e<strong>en</strong> einde<br />

van rechtswege ge<strong>en</strong> sprake kon zijn.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 5


In e<strong>en</strong> uitspraak van de Kantonrechter Alph<strong>en</strong> <strong>aan</strong> d<strong>en</strong> Rijn van 2 december 199715<br />

kreeg e<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> de duur van het seizo<strong>en</strong>, <strong>aan</strong>gestelde touringcarchauffeur op 19<br />

september van zijn werkgever bericht dat zijn werkzaamhed<strong>en</strong> per 1 november zoud<strong>en</strong><br />

eindig<strong>en</strong>. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigde derhalve van rechtswege op 31 oktober. De<br />

werknemer beriep zich op de nietigheid van het per 1 november gegev<strong>en</strong> ontslag. De<br />

werkgever motiveerde het einde van rechtswege door te verwijz<strong>en</strong> naar de toelichting bij<br />

de toepasselijke cao, waaruit blijkt dat het seizo<strong>en</strong> gewoonlijk loopt van mei tot oktober<br />

<strong>en</strong> dat de exacte einddatum afhangt van de hoeveelheid werk. De cao gaat er daarbij<br />

uitdrukkelijk van uit dat seizo<strong>en</strong> contract<strong>en</strong> van rechtswege eindig<strong>en</strong>. De kantonrechter<br />

gaf de werknemer gelijk, omdat de werkgever, afhankelijk van het <strong>aan</strong>tal opdracht<strong>en</strong>,<br />

moet bepal<strong>en</strong> wanneer het seizo<strong>en</strong> precies eindigt, bevat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong><br />

subjectief elem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> kan derhalve niet van rechtswege eindig<strong>en</strong>, de bedoeling van de<br />

cao t<strong>en</strong> spijt.<br />

In 2007 oordeelde de Kantonrechter Leeuward<strong>en</strong> in gelijke zin. In deze zaak betrof het<br />

e<strong>en</strong> werknemer die op 1 juni 2005 op basis van e<strong>en</strong> schriftelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst in<br />

di<strong>en</strong>st was getred<strong>en</strong> bij de werkgever. In deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt gesprok<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, zonder dat er e<strong>en</strong> objectieve<br />

einddatum wordt vermeld. De eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt met ingang van 1<br />

augustus 2006 verl<strong>en</strong>gd <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, <strong>en</strong> wel <strong>voor</strong> de duur van neg<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.<br />

Werknemer wordt vervolg<strong>en</strong>s ziek. Na verloop van de neg<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> me<strong>en</strong>t de<br />

werkgever dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege is geëindigd <strong>en</strong> stopt met het<br />

betal<strong>en</strong> van loon. Volg<strong>en</strong>s werknemer was de eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst echter <strong>aan</strong> te<br />

merk<strong>en</strong> als zijnde e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Doordat deze<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is <strong>voor</strong>tgezet met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> was volg<strong>en</strong>s werknemer ingevolge de Ragetlie-regel opzegging vereist.<br />

De kantonrechter overweegt dat weliswaar bov<strong>en</strong><strong>aan</strong> de overe<strong>en</strong>komst staat dat deze<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is, maar in de overe<strong>en</strong>komst is vervolg<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong> objectief bepaalbare<br />

termijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Bij gebreke van e<strong>en</strong> objectief bepaalbare termijn geldt de<br />

betreff<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, aldus de kantonrechter.16<br />

Voor e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is derhalve vereist dat het einde<br />

objectief bepaalbaar is. Het ligt in de rede dat doorg<strong>aan</strong>s de einddatum of omstandigheid<br />

in e<strong>en</strong> schriftelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Op grond van artikel 7:655<br />

BW di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> werkgever zijn werknemer wel schriftelijk te informer<strong>en</strong> over de aard <strong>en</strong> de<br />

duur van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, maar overtreding van deze verplichting heeft ge<strong>en</strong><br />

gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de geldigheid van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Het ontbrek<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> schriftelijke afspraak waaruit de objectieve einddatum blijkt, br<strong>en</strong>gt immers niet mee<br />

dat er ge<strong>en</strong> sprake kan zijn van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. E<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan in beginsel mondeling word<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>.17 Vanuit bewijsrechtelijk oogpunt verdi<strong>en</strong>t het <strong>aan</strong>beveling de<br />

afsprak<strong>en</strong> goed op schrift te stell<strong>en</strong>.<br />

Verschijningsvorm<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> komt in verschill<strong>en</strong>de verschijningsvorm<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>. In het hierna volg<strong>en</strong>de word<strong>en</strong> de belangrijkste behandeld.(18)<br />

De meest <strong>voor</strong> de hand ligg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is de<br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> kal<strong>en</strong>dermatig <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Deze overe<strong>en</strong>komst geldt <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

duidelijk van tevor<strong>en</strong> omschrev<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vak. In het contract wordt e<strong>en</strong> concrete einddatum<br />

g<strong>en</strong>oemd, bij<strong>voor</strong>beeld 31 maart 2006, dan wel wordt in het contract de periode<br />

waar<strong>voor</strong> het contract is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> g<strong>en</strong>oemd, bij<strong>voor</strong>beeld twaalf m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere veel <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>de verschijningsvorm van het contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> betrekkelijk <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. (19) Deze overe<strong>en</strong>komst wordt<br />

ook wel arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> (objectief) bepaalbare duur g<strong>en</strong>oemd.<br />

Gedacht kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong> bij<strong>voor</strong>beeld di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> project of<br />

ter vervanging van e<strong>en</strong> zieke werknemer. Het is in zo’n geval duidelijk dat de<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> vroeg of laat afgelop<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zijn, maar de exacte einddatum staat niet<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 6


op <strong>voor</strong>hand vast. Volg<strong>en</strong>s het Hof D<strong>en</strong> Haag leidt de bepaling dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt in het geval <strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat de<br />

loonkost<strong>en</strong>subsidie t<strong>en</strong> behoeve van werkneemster eindigt of vermindert door wijziging<br />

of intrekking van de Regeling extra werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>voor</strong> langdurig werkloz<strong>en</strong> 1996 <strong>en</strong><br />

1997 of van latere regeling<strong>en</strong> ter vervanging van g<strong>en</strong>oemde regeling, niet tot e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> betrekkelijk <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> nu de <strong>voor</strong>waarde niet te duid<strong>en</strong> is<br />

als e<strong>en</strong> toekomstige zekere gebeurt<strong>en</strong>is.(20)<br />

In de wet is ge<strong>en</strong> expliciete bepaling opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de de overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

betrekkelijk <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Impliciet wordt deze vorm van overe<strong>en</strong>komst wel g<strong>en</strong>oemd in<br />

artikel 7:652 BW, de regeling van de proef<strong>tijd</strong>, waar lid 5 stelt dat indi<strong>en</strong> het einde van<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet op e<strong>en</strong> kal<strong>en</strong>derdatum is gesteld, e<strong>en</strong><br />

proef<strong>tijd</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> van t<strong>en</strong> hoogste e<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d.<br />

Bij e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>stelling <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> project eindigt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst alle<strong>en</strong><br />

van rechtswege bij afsluiting van het project. In het geval dat de werknemer <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de<br />

loop<strong>tijd</strong> van het project niet blijkt te voldo<strong>en</strong> of niet meer nodig is, eindigt de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst dus niet van rechtswege.(21)<br />

E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van de vervanging van e<strong>en</strong> zieke werknemer<br />

levert in de praktijk nogal e<strong>en</strong>s onduidelijkhed<strong>en</strong> op. In e<strong>en</strong> zaak die <strong>aan</strong> de<br />

Kantonrechter in Nijmeg<strong>en</strong> werd <strong>voor</strong>gelegd, nam e<strong>en</strong> werknemer <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de ziekte van<br />

e<strong>en</strong> arts di<strong>en</strong>s praktijk waar. Op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t legde de zieke arts zijn praktijk<br />

definitief neer. Volg<strong>en</strong>s de Kantonrechter Nijmeg<strong>en</strong> kon de arbeidsovere<strong>en</strong>komst alle<strong>en</strong><br />

door opzegging eindig<strong>en</strong>, omdat het einde onvoldo<strong>en</strong>de objectief bepaald was.(22)<br />

In e<strong>en</strong> ander <strong>aan</strong> de Hoge Raad <strong>voor</strong>gelegde situatie was per 1 augustus 1994 e<strong>en</strong><br />

vervanger <strong>aan</strong>gesteld <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> zieke leraar weg<strong>en</strong>s <strong>en</strong> <strong>voor</strong> de duur van de afwezigheid<br />

van die leraar, doch uiterlijk tot <strong>en</strong> met 31 juli 1995. De zieke leraar overleed op 21<br />

november 1994. Volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad (23) eindigde de arbeidsovere<strong>en</strong>komst pas van<br />

rechtswege op 31 juli 1995: het einde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst was immers niet<br />

afhankelijk gesteld van het overlijd<strong>en</strong> van de leraar, maar van di<strong>en</strong>s afwezigheid.<br />

To<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de Kantonrechter Groning<strong>en</strong> de vraag werd <strong>voor</strong>gelegd of de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst ter vervanging van e<strong>en</strong> zieke collega van rechtswege eindigt<br />

wanneer de zieke collega wel hersteld wordt verklaard, maar niet het werk hervat,<br />

verwees de kantonrechter naar het hier<strong>voor</strong> <strong>aan</strong>gehaalde arrest van de Hoge Raad. Naar<br />

de m<strong>en</strong>ing van de kantonrechter was de <strong>voor</strong> de vervanging <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> nog niet<br />

verstrek<strong>en</strong>, nu de daadwerkelijke terugkeer naar de arbeidsplek van de vervang<strong>en</strong><br />

werknemer niet had plaatsgevond<strong>en</strong>. (24)<br />

Problem<strong>en</strong> over de duur van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> door<br />

(mede) e<strong>en</strong> kal<strong>en</strong>derdatum als einddatum te noem<strong>en</strong>. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt<br />

dan in elk geval van rechtswege op die datum. Dat is zeker <strong>aan</strong> te bevel<strong>en</strong> wanneer de<br />

werkgever e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wil <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> in verband met<br />

ziektevervanging. Immers, wanneer de zieke collega weliswaar herstelt maar om e<strong>en</strong><br />

andere red<strong>en</strong> niet meer terugkeert, is de rechter g<strong>en</strong>eigd de recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> plicht<strong>en</strong> uit de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met de vervanger als <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> te<br />

kwalificer<strong>en</strong>.(25) In de woord<strong>en</strong> van de Rechtbank Zwolle: Ratio van het contract is<br />

immers de vervanging <strong>en</strong> de noodzaak daartoe eindigt niet met de uitdi<strong>en</strong>sttreding van<br />

de zieke.(26)<br />

Naast de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> bepaald <strong>tijd</strong>svlak of project, komt<br />

ook de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> maximumduur <strong>voor</strong>. De bek<strong>en</strong>dste is wel de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst die van rechtswege eindigt bij het bereik<strong>en</strong> van de<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde of de 65-jarige leef<strong>tijd</strong>.(27) In de literatuur bestaat ev<strong>en</strong>wel<br />

discussie omtr<strong>en</strong>t de vraag of e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> dergelijke clausule<br />

moet word<strong>en</strong> beschouwd als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> dan wel e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (met ontbind<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>waarde). De typering<br />

van e<strong>en</strong> dergelijk di<strong>en</strong>stverband is bij<strong>voor</strong>beeld relevant <strong>voor</strong> de beantwoording van de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 7


vraag of bij <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst de Ragetlie-regeling van<br />

toepassing is.(28) Het eerder g<strong>en</strong>oemde Balashi-arrest is in dit verband<br />

vermeld<strong>en</strong>swaardig. In deze Arub<strong>aan</strong>se zaak stelde de werknemer zich op het standpunt<br />

dat het zog<strong>en</strong>oemde p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding niet leidde tot e<strong>en</strong> einde van rechtswege, nu<br />

de Arub<strong>aan</strong>se wetgeving e<strong>en</strong> limitatieve opsomming k<strong>en</strong>t van gevall<strong>en</strong> waarin de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt zonder dat <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de toestemming<br />

nodig is (artikel 1613x BW Aruba). De Hoge Raad oordeelde als volgt. Met de limitatieve<br />

opsomming in het tweede lid van artikel 1613x, het gevolg dat in het derde lid wordt<br />

verbond<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de vaststelling dat sprake is van e<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> die opsomming vall<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> het <strong>bepaalde</strong> in artikel 1615g e.v., k<strong>en</strong>t het<br />

Arub<strong>aan</strong>se recht op het punt van de beëindiging van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> van<br />

werknemers in die zin e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> stelsel dat uitsluit<strong>en</strong>d <strong>voor</strong> de beëindiging van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die voldo<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het <strong>bepaalde</strong> in artikel 1613x<br />

lid 2, onder a, b, c of d, ge<strong>en</strong> opzegging na daartoe verkreg<strong>en</strong> toestemming van de<br />

Directeur van de Directie Arbeid is vereist. In dit stelsel wordt ge<strong>en</strong> uitzondering gemaakt<br />

<strong>voor</strong> de beëindiging van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> als gevolg van e<strong>en</strong><br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding. Daarom is het oordeel van het hof dat dit stelsel niet toelaat dat<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt <strong>en</strong>kel als gevolg van e<strong>en</strong> daarin in <strong>en</strong>igerlei vorm<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding juist. (29) Uit dit arrest zou m<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds kunn<strong>en</strong><br />

afleid<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding, k<strong>en</strong>nelijk wordt<br />

beschouwd als niet geoorloofde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Dit zou<br />

betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat in de hier<strong>voor</strong> g<strong>en</strong>oemde discussie, het pleit in het <strong>voor</strong>deel van de<br />

‘<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>sleer’ is beslecht. E<strong>en</strong> andere – <strong>en</strong> mijns inzi<strong>en</strong>s – juistere lezing van dit<br />

arrest is dat het p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding e<strong>en</strong> ontbind<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>waarde is, welke <strong>en</strong>kel is<br />

toegest<strong>aan</strong> – aldus de Hoge Raad in Mungra/Van Meir – indi<strong>en</strong> dit ge<strong>en</strong> strijdigheid met<br />

het geslot<strong>en</strong> stelsel van het ontslagrecht oplevert. De str<strong>en</strong>ge(re) eis<strong>en</strong> die de Arub<strong>aan</strong>se<br />

wet <strong>en</strong> regelgeving stell<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het eindig<strong>en</strong> van rechtswege, mak<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding aldaar in strijd is met het geslot<strong>en</strong> stelsel van het ontslagrecht.<br />

Het gaat te ver daaruit verg<strong>aan</strong>de conclusies te trekk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de Nederland.<br />

Hoewel in het licht van de leef<strong>tijd</strong>sdiscriminatie het van rechtswege eindig<strong>en</strong> van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst bij het bereik<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>leef<strong>tijd</strong> regelmatig bij de rechter is<br />

<strong>aan</strong>gevocht<strong>en</strong>,(30) wordt dit beding als zodanig door de rechtspraak als geldig erk<strong>en</strong>d.<br />

Ontslag weg<strong>en</strong>s het bereik<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leef<strong>tijd</strong> is op grond van artikel<br />

7 lid 1 sub b WGBL immers e<strong>en</strong> rechtvaardigingsgrond. Bij het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

dergelijk beding kan echter niet word<strong>en</strong> gesteld dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van<br />

rechtswege eindigt op de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leef<strong>tijd</strong> op grond van ‘algeme<strong>en</strong><br />

gebruik’.(31) In het licht van artikel 7 lid 1 sub c WGBL di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslag vóór<br />

het bereik<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leef<strong>tijd</strong> (bij<strong>voor</strong>beeld het functioneel<br />

leef<strong>tijd</strong>sontslag) steeds objectief gerechtvaardigd te word<strong>en</strong>.(32)<br />

T<strong>en</strong> slotte kan e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindig<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> dit door het<br />

gebruik is <strong>aan</strong>gev<strong>en</strong>. Als <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong> van ‘het gebruik’ treft m<strong>en</strong> in de rechtspraak met<br />

name p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagzak<strong>en</strong> <strong>aan</strong>. Zo oordeelde de Kantonrechter Dordrecht dat tuss<strong>en</strong><br />

partij<strong>en</strong> was kom<strong>en</strong> vast te st<strong>aan</strong> dat niets is bepaald omtr<strong>en</strong>t het einde van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst bij het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 65 jaar. Numafa Holding, de<br />

werkgever, had ev<strong>en</strong>wel e<strong>en</strong> beroep ged<strong>aan</strong> op ‘het gebruik in de bedrijfstak’ dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt bij het bereik<strong>en</strong> van de 65-jarige leef<strong>tijd</strong>.<br />

Onder verwijzing naar artikel 7:667 lid 1 BW, wordt het door Numafa Holding gestelde<br />

gebruik <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> waarbij steun wordt gevond<strong>en</strong> in de uitspraak van de Hoge Raad<br />

van 13 januari 1995, «JAR» 1995/35 (Codfried-arrest).(33)<br />

E<strong>en</strong> einde van rechtswege <strong>aan</strong>gev<strong>en</strong> bij wet, komt in het huidige recht niet <strong>voor</strong>.<br />

C.1.5 Einde van rechtswege<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 8


Volg<strong>en</strong>s artikel 7:667 lid 1 BW eindigt e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> geslot<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst in beginsel van rechtswege, dat wil zegg<strong>en</strong> automatisch. Voor het<br />

einde van rechtswege is dan ge<strong>en</strong> opzegging nodig <strong>en</strong> zijn de opzegbepaling<strong>en</strong> niet van<br />

toepassing. Dat betek<strong>en</strong>t, dat ge<strong>en</strong> toestemming van het UWV WERKbedrijf nodig is, dat<br />

er ge<strong>en</strong> opzegtermijn in acht g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> hoeft te word<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de bijzondere<br />

ontslagverbod<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min van toepassing zijn.<br />

Wanneer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt, kan ook ge<strong>en</strong> oordeel van de<br />

rechter gevraagd word<strong>en</strong> over de mogelijke k<strong>en</strong>nelijke onredelijkheid van het einde<br />

ervan. Er is immers niet opgezegd.<br />

Het einde van rechtswege heeft plaats op de <strong>voor</strong>af <strong>bepaalde</strong> datum of <strong>aan</strong> het einde van<br />

de in het contract g<strong>en</strong>oemde periode. Wanneer het einde van rechtswege is gekoppeld<br />

<strong>aan</strong> e<strong>en</strong> objectief bepaalbare datum leidt dat soms tot interpretatieverschill<strong>en</strong>. Dat was<br />

onder meer <strong>aan</strong> de orde in de uitspraak van de Kantonrechter Utrecht van 24 mei<br />

1995.(34) Werknemer was in di<strong>en</strong>st g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> detacheringsbureau <strong>voor</strong> de duur<br />

van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> inl<strong>en</strong>er uit te voer<strong>en</strong> project, met e<strong>en</strong> minimum van 16 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. De<br />

werknemer wordt bij de inl<strong>en</strong>er gedetacheerd als projectleider, maar wordt na <strong>en</strong>ige <strong>tijd</strong><br />

ontslag<strong>en</strong> vanwege ernstige problem<strong>en</strong> in de werksituatie. Het detacheringsbureau stelt<br />

zich op het standpunt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege is geëindigd.<br />

De kantonrechter vindt dat het project pas als beëindigd kan word<strong>en</strong> beschouwd wanneer<br />

het in het project gestelde doel is bereikt, of het project om e<strong>en</strong> andere red<strong>en</strong> <strong>voor</strong><strong>tijd</strong>ig<br />

is afgeslot<strong>en</strong>. Om dat ge<strong>en</strong> van beide het geval is, was naar m<strong>en</strong>ing van de<br />

kantonrechter opzegging noodzakelijk.<br />

In e<strong>en</strong> zaak die <strong>aan</strong> de Rechtbank Middelburg werd <strong>voor</strong>gelegd handelde het om 2<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> ‘project De Schelde’. De werkgever me<strong>en</strong>de dat<br />

het einde van deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> was gekoppeld <strong>aan</strong> het mom<strong>en</strong>t dat de<br />

Scheldegroep <strong>aan</strong>gaf, dat er <strong>voor</strong> de werknemers ge<strong>en</strong> werk meer was bij De Schelde.<br />

De werknemers bestrijd<strong>en</strong> dat.<br />

In lijn met de hier<strong>voor</strong> behandelde jurisprud<strong>en</strong>tie stelt de rechtbank dat bij deze uitleg<br />

van de werkgever het einde van het di<strong>en</strong>stverband afhankelijk zou word<strong>en</strong> gesteld van<br />

e<strong>en</strong> wilsbeschikking van e<strong>en</strong> belanghebb<strong>en</strong>de bij de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Daarmee<br />

wordt de ontslagbescherming illusoir gemaakt. De rechtbank bepaalt dat als het tuss<strong>en</strong><br />

partij<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> eind<strong>tijd</strong>stip moet word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt het <strong>tijd</strong>stip waarop er<br />

<strong>voor</strong> beide werknemers in het geheel ge<strong>en</strong> werkzaamhed<strong>en</strong> meer te verricht<strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> project De Schelde; dan kan pas word<strong>en</strong> gezegd dat de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> taak t<strong>en</strong><br />

volle is uitgevoerd.(35)<br />

Voor meer jurisprud<strong>en</strong>tie<strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong> zie C.1.4.<br />

E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> eindigt niet van rechtswege, indi<strong>en</strong> in de<br />

schriftelijk <strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst is bepaald dat <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de opzegging<br />

nodig is of indi<strong>en</strong> uit de wet of het gebruik <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de opzegging behoort plaats te<br />

vind<strong>en</strong> (zie artikel 7:667 lid 2 BW). Volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad geldt – indi<strong>en</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de<br />

opzegging vereist is – het algem<strong>en</strong>e opzegverbod van artikel 6 BBA in dergelijke<br />

gevall<strong>en</strong>.(36) De werkgever zal dus <strong>tijd</strong>ig toestemming moet<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> <strong>voor</strong> beëindiging<br />

van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> het UWV WERKbedrijf. Van e<strong>en</strong> ‘<strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de<br />

opzeggingsbeding’ moet het zog<strong>en</strong>oemde ‘waarschuwingsbeding’ word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>.<br />

Met e<strong>en</strong> waarschuwingsbeding, wordt e<strong>en</strong> beding in de arbeidsovere<strong>en</strong>komst of cao<br />

bedoeld waarin staat opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> werkgever uiterlijk x-<strong>aan</strong>tal m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

einde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> de werknemer te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t<br />

te gev<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging zal plaatsvind<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> zuiver waarschuwingsbeding, is ge<strong>en</strong><br />

opzeggingsbeding zodat het achterwege blijv<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>ige waarschuwing (of <strong>aan</strong>zegging)<br />

niet leidt tot sch<strong>en</strong>ding van artikel 6 BBA. Wel zou e<strong>en</strong> werknemer e<strong>en</strong> beroep kunn<strong>en</strong><br />

do<strong>en</strong> op artikel 7:611 BW (sch<strong>en</strong>ding van het goed werkgeverschap) <strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 9


schadevergoeding kunn<strong>en</strong> vorder<strong>en</strong>. Of sprake is van e<strong>en</strong> zuiver waarschuwingsbeding of<br />

e<strong>en</strong> opzeggingsbeding, zal via de gebruikelijke uitlegregels moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vastgesteld.(37)<br />

Het kan zijn dat e<strong>en</strong> van beide partij<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wil beëindig<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

einde van de loop<strong>tijd</strong>. Op grond van artikel 7:667 lid 3 BW zijn partij<strong>en</strong> daartoe in<br />

beginsel <strong>en</strong>kel bevoegd, indi<strong>en</strong> zij dat zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Zegt e<strong>en</strong> der partij<strong>en</strong><br />

desalniettemin de arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s op, dan is de opzegging als zodanig<br />

niet nietig of vernietigbaar, maar moet word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat deze partij de opzegging<br />

jeg<strong>en</strong>s de wederpartij schadeplichtig maakt.(38) E<strong>en</strong> wettelijke tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se<br />

opzegbevoegdheid treft m<strong>en</strong> <strong>aan</strong> in artikel 7:684 BW. Het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> beding als<br />

bedoeld in artikel 7:667 lid 3 BW staat e<strong>en</strong> beroep op artikel 7:684 BW niet in de weg.<br />

Wanneer wederzijds goedvind<strong>en</strong> niet tot de mogelijkhed<strong>en</strong> behoort <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min e<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se opzeggingsmogelijkheid (lid 3) is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (39) , kan deze partij zich tot<br />

de rechter w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst door de rechter te lat<strong>en</strong> ontbind<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s Aanbeveling 3.6 di<strong>en</strong>t de kantonrechter dan als uitgangspunt te nem<strong>en</strong> dat in<br />

beginsel e<strong>en</strong> vergoeding wordt toegek<strong>en</strong>d t<strong>en</strong> bedrage van het <strong>aan</strong>tal m<strong>aan</strong>dsalariss<strong>en</strong><br />

dat de werknemer nog zou hebb<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van<br />

rechtswege zou zijn geëindigd door het verstrijk<strong>en</strong> van de duur waar<strong>voor</strong> zij werd<br />

<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. De ratio van deze <strong>aan</strong>beveling is geleg<strong>en</strong> in het beginsel van ‘pacta sunt<br />

servanda’. Verwijtbaar gedrag van de werknemer of (ernstige) bedrijfseconomische<br />

omstandighed<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wel <strong>aan</strong>leiding vorm<strong>en</strong> de vergoeding naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> toe bij<br />

te stell<strong>en</strong>.(40)<br />

C.2 Voortzetting arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

C.2.1 Inleiding<br />

Tot de inwerkingtreding van de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid was conform het oude<br />

artikel 7:668 lid 3 <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gde of niet <strong>tijd</strong>ig opgezegde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> opzegging nodig. Dat hield in, dat alle <strong>voor</strong> opzegging geld<strong>en</strong>de bepaling<strong>en</strong><br />

van toepassing war<strong>en</strong>. De laatste drie led<strong>en</strong> van het oude artikel 7:668 zijn in het huidige<br />

artikel weggevall<strong>en</strong>. Zij kom<strong>en</strong> – herzi<strong>en</strong> – terug in het nieuwe artikel 7:668a BW.<br />

Onder het oude recht (van <strong>voor</strong> de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid) is door de Hoge Raad<br />

bepaald dat artikel 7:668 BW ge<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>d recht is <strong>en</strong> dat er bij cao van mag word<strong>en</strong><br />

afgewek<strong>en</strong>. In de des<strong>tijd</strong>s <strong>aan</strong> de orde zijnde casus was bij cao bepaald dat e<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tgezette di<strong>en</strong>stbetrekking ge<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong>, maar e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou zijn.(41) Er is ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om <strong>aan</strong> te<br />

nem<strong>en</strong> dat dit onder de huidige redactie van artikel 7:668 BW niet meer mogelijk is.<br />

E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> br<strong>en</strong>gt <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> werknemer onzekerheid<br />

met zich mee in die zin, dat doorg<strong>aan</strong>s na afloop van het <strong>tijd</strong>elijke contract <strong>voor</strong> de<br />

werkgever ge<strong>en</strong> verplichting bestaat de arbeidsrelatie <strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong>. Doorg<strong>aan</strong>s, maar<br />

niet al<strong>tijd</strong>. Er zijn <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong> uit de jurisprud<strong>en</strong>tie bek<strong>en</strong>d, waarbij de rechter oordeelde<br />

dat de norm van goed werkgeverschap meebr<strong>en</strong>gt dat e<strong>en</strong> werkgever e<strong>en</strong> nieuw contract<br />

moet <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld omdat hij daarover toezegging<strong>en</strong> heeft ged<strong>aan</strong> of bij de<br />

werknemer verwachting<strong>en</strong> heeft gewekt. Het gaat dan vaak om e<strong>en</strong> situatie waarin de<br />

werknemer gedur<strong>en</strong>de langere <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong> de werkgever heeft gewerkt op basis van<br />

contract<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> duur <strong>en</strong> om onduidelijke of ondeugdelijke red<strong>en</strong><strong>en</strong> ge<strong>en</strong> nieuw<br />

contract wordt afgeslot<strong>en</strong>.(42)<br />

De werkgever mag ev<strong>en</strong>min <strong>voor</strong>tzetting weiger<strong>en</strong> in strijd met de wet. In e<strong>en</strong> zaak die<br />

werd <strong>voor</strong>gelegd <strong>aan</strong> het Hof van Justitie EG ging het om e<strong>en</strong> weigering van de<br />

werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> vanwege de<br />

zwangerschap van werkneemster. Het Hof van Justitie EG <strong>bepaalde</strong> op 4 oktober<br />

2001(43) dat het niet vernieuw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet gelijk<br />

gesteld kan word<strong>en</strong> met ontslag <strong>en</strong> als zodanig niet in strijd is met artikel 10 van Richtlijn<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 10


92/85.(44) Het niet vernieuw<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst kan volg<strong>en</strong>s het Hof echter in<br />

sommige omstandighed<strong>en</strong> hetzelfde zijn als e<strong>en</strong> weigering tot <strong>aan</strong>werving. Dit is niet<br />

toelaatbaar als zwangerschap daarvan de red<strong>en</strong> is. Het Hof concludeert dat dit derhalve<br />

ook geldt bij het niet vernieuwing van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke <strong>aan</strong>stelling.<br />

In de praktijk zal het vaak moeilijk zijn om <strong>aan</strong> te ton<strong>en</strong> dat het niet verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> verband<br />

houdt met de zwangerschap. De werkgever zal immers meestal e<strong>en</strong> neutrale red<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

het niet verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van het <strong>tijd</strong>elijke di<strong>en</strong>stverband gev<strong>en</strong>. Wanneer er ge<strong>en</strong> werk meer is<br />

of het functioner<strong>en</strong> van de werkneemster te w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> overlaat zonder dat dit met de<br />

zwangerschap te mak<strong>en</strong> heeft, dan mag de werkgever <strong>voor</strong>tzetting van het <strong>tijd</strong>elijke<br />

contract vanzelfsprek<strong>en</strong>d weiger<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> zaak die werd <strong>voor</strong>gelegd <strong>aan</strong> de Presid<strong>en</strong>t van de Rechtbank Haarlem klaagde<br />

e<strong>en</strong> werkneemster over discriminatie, omdat haar detacheringsovere<strong>en</strong>komst met drie in<br />

plaats van vijf jaar was verl<strong>en</strong>gd. Werkneemster stelde dat haar mannelijke collega's e<strong>en</strong><br />

verl<strong>en</strong>ging van vijf jaar hadd<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>. De CGB oordeelde dat de werkgever<br />

onderscheid naar geslacht had gemaakt door de mannelijke werknemers e<strong>en</strong> contract<br />

van vijf jaar <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkneemster, de <strong>en</strong>ige vrouw, niet. Daarop w<strong>en</strong>dde<br />

werkneemster zich tot de presid<strong>en</strong>t met de vordering de werkgever te verplicht<strong>en</strong> haar<br />

e<strong>en</strong> nieuw contract <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong>. De presid<strong>en</strong>t wees de vordering af, omdat naar zijn<br />

m<strong>en</strong>ing ongelijke behandeling niet <strong>aan</strong>nemelijk was. Zo er al sprake was geweest van<br />

discriminatie, dan had dat naar m<strong>en</strong>ing van deze presid<strong>en</strong>t slechts kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

recht op schadevergoeding.(45)<br />

C.2.2 Voortzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak (lid 1)<br />

Vanzelfsprek<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> <strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong>. Ze sprek<strong>en</strong> dan af <strong>voor</strong> welke periode <strong>en</strong> op welke <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zij<br />

wederom met elkaar in zee g<strong>aan</strong>. Lid 1 ziet op de situatie dat partij<strong>en</strong> zonder nadere<br />

afsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met elkaar verderg<strong>aan</strong>. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

wordt dan geacht <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong>, doch <strong>voor</strong> t<strong>en</strong> hoogste e<strong>en</strong> jaar, op de vroegere<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.(46) Van <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak is in<br />

elk geval sprake wanneer partij<strong>en</strong> na het einde van rechtswege de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

feitelijk <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. D<strong>en</strong>k daarbij <strong>aan</strong> de situatie dat de werknemer zich na het einde<br />

van rechtswege meldt op zijn werk, de werknemer wordt toegelat<strong>en</strong> <strong>en</strong> zet zijn<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong>t. Wanneer de werkgever wil <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt <strong>voor</strong>tgezet, dan moet hij in dat geval de werknemer de<br />

toegang tot de werkplek ontzegg<strong>en</strong>. Doet hij dat niet, dan wekt hij de schijn met de<br />

<strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in te stemm<strong>en</strong>.<br />

De vraag wanneer sprake is van <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak deed zich in 2007 <strong>voor</strong><br />

bij de Hoge Raad. Werknemer was in casu werkzaam op basis van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar, einddatum 31 juli 2002. In juni <strong>en</strong> juli 2002 heeft<br />

werkgever e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>. Werknemer heeft het <strong>aan</strong>bod<br />

niet ondertek<strong>en</strong>d, maar heeft tot 18 september 2002 doorgewerkt. Op die dag heeft de<br />

werkgever medegedeeld dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op 30 september 2002 zou<br />

eindig<strong>en</strong>. De Hoge Raad heeft – ev<strong>en</strong>als het hof <strong>en</strong> de rechtbank sector kanton –<br />

geoordeeld dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet “zonder teg<strong>en</strong>spraak” is <strong>voor</strong>tgezet. De<br />

Hoge Raad oordeelde dat het <strong>voor</strong> de toepassing van artikel 7:668 lid 1 BW erop<br />

<strong>aan</strong>komt of de werknemer op grond van gedraging<strong>en</strong> van de werkgever heeft mog<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>nem<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst na afloop van de <strong>tijd</strong> waar<strong>voor</strong> deze was<br />

<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> stilzwijg<strong>en</strong>d werd <strong>voor</strong>tgezet. Het hof heeft dit volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad<br />

ge<strong>en</strong>szins misk<strong>en</strong>d. Emergis heeft er na 24 juni 2002 jeg<strong>en</strong>s werkneemster nimmer<br />

onzekerheid over lat<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> dat zij de arbeidsovere<strong>en</strong>komst slechts <strong>voor</strong> de duur van<br />

twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> wilde <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. Bij dat uitgangspunt heeft het hof met juistheid<br />

geoordeeld dat er na 31 juli 2002 ge<strong>en</strong> sprake is geweest van “<strong>voor</strong>zetting zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak” als bedoeld in artikel 7:668 lid 1 BW. (47)<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 11


E<strong>en</strong> overschrijding van de oorspronkelijke termijn met slechts <strong>en</strong>kele dag<strong>en</strong> kan al<br />

word<strong>en</strong> geïnterpreteerd als e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.(48) De<br />

rechtspraak hanteert hier e<strong>en</strong> strikte maatstaf. Dat is anders slechts als <strong>voor</strong> het<br />

verstrijk<strong>en</strong> van de <strong>aan</strong>vankelijk overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> termijn door de werkgever te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

wordt gegev<strong>en</strong> dat het contract niet zal word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet (toepassing van het hier<strong>voor</strong><br />

g<strong>en</strong>oemde Emergis-criterium). E<strong>en</strong> dergelijke situatie werd ter beoordeling <strong>voor</strong>gelegd<br />

<strong>aan</strong> de Kantonrechter Gouda. (49) Iemand werkte tweemaal e<strong>en</strong> halfjaar via e<strong>en</strong><br />

uitz<strong>en</strong>dbureau als schoonmaker bij e<strong>en</strong> inl<strong>en</strong>er. Na afloop van de tweede<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst werkte de betreff<strong>en</strong>de werknemer nog drie dag<strong>en</strong> door. Als gevolg<br />

van dat doorwerk<strong>en</strong> was volg<strong>en</strong>s de kantonrechter ge<strong>en</strong> sprake van <strong>voor</strong>tzetting zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak, omdat het uitz<strong>en</strong>dbureau van tevor<strong>en</strong> duidelijk <strong>aan</strong> de werknemer te<br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> had gegev<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigde op de afgesprok<strong>en</strong><br />

einddatum. De werkgever had over de extra dag<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> loon betaald <strong>en</strong> deze dag<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>min bij de inl<strong>en</strong>er in rek<strong>en</strong>ing gebracht. De werknemer mocht dus niet <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong><br />

dat de werkgever instemde met <strong>voor</strong>tzetting na de einddatum. Van ‘<strong>voor</strong>tzetting zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak’ is ev<strong>en</strong>min sprake wanneer partij<strong>en</strong> over de ev<strong>en</strong>tuele <strong>voor</strong>tzetting in<br />

overleg zijn zonder dat daarover overe<strong>en</strong>stemming is bereikt <strong>en</strong> de werknemer <strong>voor</strong>lopig<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> blijft verricht<strong>en</strong>. Die situatie deed zich <strong>voor</strong> in het arrest van het Hof<br />

Leeuward<strong>en</strong>. Werknemer had e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van e<strong>en</strong> jaar<br />

met werkgever die op 1 april 2003 zou eindig<strong>en</strong>. Werknemer heeft tot 11 april 2003<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> verricht <strong>en</strong> vordert vervolg<strong>en</strong>s doorbetaling van het loon over de periode<br />

11 april 2003 tot 1 april 2004 weg<strong>en</strong>s stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Het hof is ev<strong>en</strong>als de rechter in eerste <strong>aan</strong>leg van oordeel dat van<br />

e<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting ge<strong>en</strong> sprake meer kan zijn, nu uitdrukkelijk over e<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele <strong>voor</strong>tzetting is gesprok<strong>en</strong>. Dat werknemer nog <strong>en</strong>ige <strong>tijd</strong> werkzaamhed<strong>en</strong> heeft<br />

verricht doet daar niet <strong>aan</strong> af (volg<strong>en</strong>s werkgever was namelijk overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat<br />

werknemer tot <strong>aan</strong> zijn oogziekte behandeling op 14 april 2003 werkzaam zou blijv<strong>en</strong> bij<br />

werkgever).(50) E<strong>en</strong> soortgelijk geval deed zich <strong>voor</strong> in de zaak die tot het arrest van het<br />

Hof Amsterdam van 27 september 2007 heeft geleid. Werkgever <strong>en</strong> werknemer war<strong>en</strong> in<br />

overleg over e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele <strong>voor</strong>tzetting. Werkgever spreekt af dat na zijn vakantie de<br />

gesprekk<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet, maar dat <strong>voor</strong>alsnog niet vaststaat dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst zal word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd.<br />

Volg<strong>en</strong>s het hof moet deze periode (<strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de onderhandeling<strong>en</strong>) word<strong>en</strong> beschouwd als<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, te wet<strong>en</strong> de duur van de onderhandeling<strong>en</strong>.<br />

Er is in elk geval ge<strong>en</strong> sprake van stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting.(51)<br />

In e<strong>en</strong> zaak die <strong>aan</strong> de Kantonrechter Amsterdam werd <strong>voor</strong>gelegd was sprake van e<strong>en</strong><br />

verl<strong>en</strong>ging van e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met e<strong>en</strong> half jaar. De<br />

bevestigingsbrief met de verl<strong>en</strong>ging heeft de werknemer niet ondertek<strong>en</strong>d. De<br />

werknemer stelt zich nu op het standpunt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst stilzwijg<strong>en</strong>d <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> jaar is verl<strong>en</strong>gd. De kantonrechter gaat daarin niet mee: de werknemer kan zich niet<br />

te goeder trouw op e<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de verl<strong>en</strong>ging beroep<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel omdat hij e<strong>en</strong><br />

bevestigingsbrief niet heeft getek<strong>en</strong>d.(52) Ook de Kantonrechter Delft oordeelde op 22<br />

april 2004(53) dat van <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak als bedoeld in artikel 7:668 lid 1<br />

ge<strong>en</strong> sprake was. In deze zaak ging het om e<strong>en</strong> werknemer die gebruik had gemaakt van<br />

de binn<strong>en</strong> de bedrijfstak geld<strong>en</strong>de vroegp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regeling. De geld<strong>en</strong>de cao maakt het<br />

mogelijk dat partij<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>, die<br />

eindig<strong>en</strong> van rechtswege zonder <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de opzegging. Werknemer treedt <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

jaar in di<strong>en</strong>st. Per 1 november 2001 is deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst verl<strong>en</strong>gd tot 1<br />

november 2002. De werknemer gaat op 4 november (de eerste werkdag na 1 november)<br />

naar zijn werk. Diezelfde middag wordt hem door zijn leidinggev<strong>en</strong>de medegedeeld dat<br />

het contract niet werd verl<strong>en</strong>gd <strong>en</strong> dus per direct was afgelop<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de<br />

kantonrechter bleek uit deze handelswijze van de werkgever duidelijk dat de werkgever<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet wilde <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. De kantonrechter verwijst daarbij tev<strong>en</strong>s<br />

naar het feit dat de op grond van de cao <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de opzegging van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet vereist is.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 12


De Kantonrechter Berg<strong>en</strong> op Zoom moest oordel<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> kwestie waarin partij<strong>en</strong> bij<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> wild<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>. Omdat zij het niet e<strong>en</strong>s kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> over de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, kwam<br />

die overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> er niet. Intuss<strong>en</strong> bleef de werknemer wel<br />

werkzaam <strong>voor</strong> de werkgever op grond van de oorspronkelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Naar m<strong>en</strong>ing van de werkgever eindigde die arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> – na <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak – van rechtswege. De kantonrechter<br />

oordeelde in gelijke zin: over de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werd<strong>en</strong> de<br />

partij<strong>en</strong> het niet e<strong>en</strong>s, over de oorspronkelijk tuss<strong>en</strong> h<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst was<br />

echter ge<strong>en</strong> discussie geweest.(54) E<strong>en</strong> soortgelijke situatie deed zich <strong>voor</strong> in het arrest<br />

van het Hof Leeuward<strong>en</strong>. Werknemer is werkzaam op basis van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> welke op 1 november 2003 zou eindig<strong>en</strong>. Op 3<br />

oktober 2003 doet de werkgever e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Nadat <strong>en</strong>kele wijziging<strong>en</strong> zijn doorgevoerd doet werkgever op 24 oktober 2003 opnieuw<br />

e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>bod. Werknemer voert op 30 oktober 2003 overleg met werkgever <strong>en</strong> merkt op<br />

dat hij het op e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal onderdel<strong>en</strong> niet e<strong>en</strong>s is met het huidige <strong>voor</strong>stel. Op 3<br />

november 2003 deelt de werkgever <strong>aan</strong> werknemer mede dat per 1 november 2003 zijn<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege tot e<strong>en</strong> einde is gekom<strong>en</strong>, omdat hij zijn <strong>voor</strong>stel<br />

niet heeft <strong>aan</strong>vaard. Het hof is van m<strong>en</strong>ing dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst inderdaad van<br />

rechtswege (art. 7:667 BW) is geëindigd, nu <strong>tijd</strong>ige <strong>aan</strong>vaarding van het nieuwe <strong>aan</strong>bod<br />

achterwege is geblev<strong>en</strong>.(55)<br />

Als werkgever <strong>en</strong> werknemer zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat indi<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zal word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet deze zal hebb<strong>en</strong> te geld<strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, dan mag de werkgever zich niet beroep<strong>en</strong> op<br />

het feit dat er sprake is van e<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting op grond van artikel 7:668 BW<br />

(<strong>voor</strong> maximaal e<strong>en</strong> jaar) waardoor de arbeidsovere<strong>en</strong>komst alsnog van rechtswege zal<br />

eindig<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de werkgever van deze gemaakte afspraak wil afwijk<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t hij de<br />

ondubbelzinnige instemming van werknemer te hebb<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>.(56) Het Hof<br />

Amsterdam moest e<strong>en</strong> oordeel gev<strong>en</strong> over de situatie waarin partij<strong>en</strong> <strong>voor</strong>af hadd<strong>en</strong><br />

afgesprok<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> tweede <strong>voor</strong>tzetting <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> jaar zou zijn. Tijd<strong>en</strong>s de<br />

tweede arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, stelde de werkgever e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>voor</strong>. Werknemer weigerde akkoord te g<strong>aan</strong> met<br />

deze kortere arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Volg<strong>en</strong>s werkgever gold de verl<strong>en</strong>ing met e<strong>en</strong> jaar<br />

<strong>en</strong>kel bij stilzwijg<strong>en</strong>de verl<strong>en</strong>ging. Daar e<strong>en</strong> ander <strong>aan</strong>bod te do<strong>en</strong>, is van stilzwijg<strong>en</strong>de<br />

verl<strong>en</strong>ging ge<strong>en</strong> sprake. Nu werknemer feitelijk is kom<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>, heeft hij daarmee<br />

stilzwijg<strong>en</strong>d de nieuwe afspraak <strong>aan</strong>vaard, aldus werkgever. Het hof oordeelt ev<strong>en</strong>wel<br />

anders. Aan het <strong>en</strong>kele feit dat werkneemster haar werkzaamhed<strong>en</strong> op de gebruikelijke<br />

wijze heeft <strong>voor</strong>tgezet kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet de<br />

gevolgtrekking word<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> dat werkneemster alsnog akkoord is geg<strong>aan</strong> met de<br />

verkorte periode van de verl<strong>en</strong>ging. Integ<strong>en</strong>deel, het had op de weg van werkgever<br />

geleg<strong>en</strong> om, na de door werkneemster geuite bezwar<strong>en</strong>, van haar e<strong>en</strong> uitdrukkelijke<br />

schriftelijke bevestiging te verkrijg<strong>en</strong> dat zij met de gewijzigde verl<strong>en</strong>gingstermijn<br />

akkoord was.(57)<br />

C.2.3 Achterwege blijv<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>ige opzegging (lid 2)<br />

Op grond van het tweede lid is van <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s sprake<br />

wanneer was bedong<strong>en</strong> dat opzegging noodzakelijk was, maar de opzegging uiteindelijk<br />

niet, niet rechtsgeldig of te laat plaatsvindt. Ook in dat geval geldt de <strong>voor</strong>tzettingsregel<br />

van lid 1.<br />

Van e<strong>en</strong> niet-geldige opzegging is sprake, wanneer wordt opgezegd in strijd met e<strong>en</strong><br />

opzegverbod <strong>en</strong> de werknemer <strong>tijd</strong>ig e<strong>en</strong> beroep doet op de nietigheid van de opzegging.<br />

De woord<strong>en</strong> ‘<strong>tijd</strong>ige opzegging’ stond<strong>en</strong> reeds in het oorspronkelijke artikel 1639f (1907).<br />

In de memorie van toelichting bij dit artikel, wordt niet <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong> wat onder ‘<strong>tijd</strong>ige<br />

opzegging’ wordt verst<strong>aan</strong>. Er wordt wel verdedigd dat de opzegging <strong>tijd</strong>ig is, wanneer<br />

het einde van de opzegtermijn binn<strong>en</strong> de <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> valt.(58) Is er toestemming ex<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 13


artikel 6 BBA vereist, dan moet de werkgever die in zijn bezit hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dat hij<br />

rechtsgeldig kan opzegg<strong>en</strong>. Als de einddatum van e<strong>en</strong> jaarcontract bij<strong>voor</strong>beeld 31 maart<br />

is <strong>en</strong> er is e<strong>en</strong> opzegtermijn van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, dan moet de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

1 februari word<strong>en</strong> opgezegd. De toestemming van het UWV WERKbedrijf moet dan reeds<br />

in bezit van de werkgever zijn (zie het thema BBA-procedure). Dat betek<strong>en</strong>t dat, gezi<strong>en</strong><br />

de <strong>tijd</strong> die met de toestemmingsprocedure is gemoeid, de <strong>aan</strong>vraag <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> opzegging<br />

uiterlijk begin december van het <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de jaar moet word<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong>.<br />

Wanneer de werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wel rechtsgeldig heeft opgezegd maar<br />

niet <strong>tijd</strong>ig, zijn twee standpunt<strong>en</strong> verdedigbaar. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt, maar<br />

pas op de datum waarteg<strong>en</strong> is opgezegd. In dat geval is de opzegging niet <strong>tijd</strong>ig <strong>en</strong> dus<br />

onregelmatig. De werknemer kan dan de schadevergoeding van artikel 7: 677 lid 4<br />

vorder<strong>en</strong>.(59) Verdedigd kan ook word<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt <strong>voor</strong>tgezet<br />

<strong>voor</strong> de wettelijke periode van één jaar <strong>en</strong> dat binn<strong>en</strong> die periode opnieuw <strong>en</strong> <strong>tijd</strong>ig moet<br />

word<strong>en</strong> opgezegd.(60)<br />

De Kantonrechter Lelystad is laatstg<strong>en</strong>oemde m<strong>en</strong>ing toeged<strong>aan</strong> in e<strong>en</strong> zaak waarin e<strong>en</strong><br />

verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet <strong>tijd</strong>ig was opgezegd.(61) Naar<br />

het oordeel van de kantonrechter betek<strong>en</strong>de dat, dat het di<strong>en</strong>stverband met de<br />

werknemer niet rechtsgeldig was beëindigd zodat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst geacht moest<br />

word<strong>en</strong> te zijn <strong>voor</strong>tgezet. De werkgever was gehoud<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de werknemer het salaris te<br />

voldo<strong>en</strong> tot de dag waarop het di<strong>en</strong>stverband rechtsgeldig zou zijn beëindigd.<br />

Tot slot is het mogelijk dat partij<strong>en</strong> zelf de rechtsgevolg<strong>en</strong> van het achterwege lat<strong>en</strong> van<br />

<strong>tijd</strong>ige opzegging hebb<strong>en</strong> geregeld (of bij cao is bepaald). Die regeling treedt dan in de<br />

plaats van het <strong>bepaalde</strong> in artikel 7:668 lid 2 BW.<br />

C.2.4 Voortzetting <strong>en</strong> bijzondere beding<strong>en</strong><br />

Het is de vraag of de zinsnede ‘geacht wordt op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wederom te<br />

zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>’ inhoudt dat beding<strong>en</strong> die in de oorspronkelijke overe<strong>en</strong>komst war<strong>en</strong><br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (d<strong>en</strong>k <strong>aan</strong> het concurr<strong>en</strong>tiebeding of het boetebeding) ook betrekking<br />

hebb<strong>en</strong> op de <strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Vrij algeme<strong>en</strong> wordt <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat<br />

dit <strong>voor</strong> het concurr<strong>en</strong>tiebeding het geval is.(62) De Kantonrechter Helmond oordeelde<br />

ev<strong>en</strong>wel anders. Volg<strong>en</strong>s de kantonrechter br<strong>en</strong>gt het feit dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van rechtswege eindigt (artikel 7:667 BW) alsmede dat in artikel<br />

7:668 BW wordt gesprok<strong>en</strong> van het feit dat zij 'wordt geacht <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong> (...) op de<br />

vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>'; met zich dat er e<strong>en</strong> nieuwe<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot stand komt, zodat het concurr<strong>en</strong>tiebeding opnieuw schriftelijk<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong>.(63) De kantonrechter zoekt <strong>aan</strong>sluiting bij e<strong>en</strong> eerder<br />

verdedigde opvatting van Luttmer-Katt, dat uit de bewoording<strong>en</strong> van artikel 7:668 BW<br />

volgt dat de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> opnieuw word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, hetge<strong>en</strong> niet wegneemt<br />

dat <strong>voor</strong> het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van sommige arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> de wet extra eis<strong>en</strong> stelt, zoals<br />

het schriftelijkheidsvereiste. In e<strong>en</strong> reactie op deze uitspraak wijs Vegter er terecht op<br />

dat met de woord<strong>en</strong> ‘opnieuw te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>’ in feite werd bedoeld ‘te zijn<br />

<strong>voor</strong>tgezet’.(64) T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van andere in de arbeidsovere<strong>en</strong>komst opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

bijzondere beding<strong>en</strong>, zoals het boetebeding, het relatiebeding <strong>en</strong> het<br />

geheimhoudingsbeding, ligt het <strong>voor</strong> de hand dezelfde b<strong>en</strong>adering te kiez<strong>en</strong>. Wez<strong>en</strong>lijk is<br />

daarbij wel, dat het gaat om e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak. Word<strong>en</strong> bij de<br />

<strong>voor</strong>tzetting andere arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wel gewijzigd, dan zull<strong>en</strong> ook de bijzondere<br />

beding<strong>en</strong> waar<strong>voor</strong> het schriftelijkheidsvereiste geldt opnieuw moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vastgelegd.<br />

E<strong>en</strong> proef<strong>tijd</strong>, die in de oorspronkelijke overe<strong>en</strong>komst was opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, zal in de<br />

<strong>voor</strong>tgezette overe<strong>en</strong>komst niet terugker<strong>en</strong> als de maximaal toegestane duur daarvan al<br />

<strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de loop<strong>tijd</strong> van de <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst is verstrek<strong>en</strong> (zie<br />

de bespreking van artikel 7:652 BW in thema Proef<strong>tijd</strong>ontslag incl. proef<strong>tijd</strong>beding).<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 14


Ook de aard van het proef<strong>tijd</strong>beding verzet zich teg<strong>en</strong> herhaling. E<strong>en</strong> proef<strong>tijd</strong>beding is<br />

volg<strong>en</strong>s vaste rechtspraak nietig wanneer het geslot<strong>en</strong> wordt in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

die direct of e<strong>en</strong> nag<strong>en</strong>oeg direct <strong>aan</strong>sluit op e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst die eerder tuss<strong>en</strong><br />

dezelfde partij<strong>en</strong> gold. Het moet in beide overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> dan wel g<strong>aan</strong> om dezelfde of<br />

vrijwel dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong>.(65)<br />

De vraag of de proef<strong>tijd</strong> wel mee over gaat als de werknemer na <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

eerste overe<strong>en</strong>komst andere werkzaamhed<strong>en</strong> gaat verricht<strong>en</strong>, lijkt e<strong>en</strong> theoretische<br />

exercitie. In die situatie zal er immers ge<strong>en</strong> sprake zijn van <strong>voor</strong>tzetting zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak. Wanneer de werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>aan</strong>merkelijk g<strong>aan</strong> verschill<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

daarover immers contact gehad moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Partij<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> in die situatie e<strong>en</strong><br />

nieuwe proef<strong>tijd</strong> overe<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, wanneer de nieuwe werkzaamhed<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk<br />

andere vaardighed<strong>en</strong> van de werknemer vrag<strong>en</strong>.<br />

Het feit dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst stilzwijg<strong>en</strong>d wordt <strong>voor</strong>tgezet, neemt niet weg dat<br />

de <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt. Dit br<strong>en</strong>gt met zich dat e<strong>en</strong><br />

werknemer zijn nog op<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de vakantieverlof (ook het wettelijke deel) in geld vergoed<br />

zou kunn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> (aldus artikel 7:641 BW). Net als hierbov<strong>en</strong> bij het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding besprok<strong>en</strong>, zou ook hier verdedigbaar zijn dat veeleer bedoeld is dat<br />

<strong>aan</strong> het einde van de arbeidsverhouding tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> (<strong>en</strong> niet de overe<strong>en</strong>komst) de<br />

afkoop van vakantiedag<strong>en</strong> mogelijk moet zijn.<br />

C.2.5 Voortzetting op vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

Na de <strong>voor</strong>tzetting blijv<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong> op basis van de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> die zij in de<br />

oorspronkelijke overe<strong>en</strong>komst met elkaar hebb<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong>. Helemaal dezelfde<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zijn dat overig<strong>en</strong>s niet.<br />

Allereerst bepaalt de wet dat de <strong>voor</strong>tzetting zal plaatsvind<strong>en</strong> <strong>voor</strong> t<strong>en</strong> hoogste e<strong>en</strong> jaar,<br />

ook wanneer de oorspronkelijke overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> langere periode was <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.<br />

Deze beperking in <strong>tijd</strong> is bewust in de wet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, omwille van de<br />

rechtszekerheid.(66)<br />

Verder is het mogelijk dat na stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> op grond van artikel 7:668a BW op <strong>en</strong>ig mom<strong>en</strong>t e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontstaat.<br />

Bijzondere <strong>aan</strong>dacht verdi<strong>en</strong>t in dit kader artikel 7:628 led<strong>en</strong> 5 tot <strong>en</strong> met 7 BW. Artikel<br />

7:628 lid 1 BW bepaalt, dat de werknemer recht houdt op loon indi<strong>en</strong> hij niet werkt door<br />

e<strong>en</strong> oorzaak die <strong>voor</strong> rek<strong>en</strong>ing van de werkgever komt. Lid 5 voegt daar <strong>aan</strong> toe, dat van<br />

deze regel <strong>en</strong>kel t<strong>en</strong> nadele van de werknemer kan word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> periode<br />

van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Lid 6 bepaalt, dat die periode van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s geldt<br />

wanneer er sprake is van elkaar opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in de zin van artikel<br />

7:668a BW. Na zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> kan t<strong>en</strong> nadele van de werknemer nog <strong>en</strong>kel van artikel<br />

7:628 BW word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong> bij cao: zie het zev<strong>en</strong>de lid.<br />

Stel dat twee arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> elkaar opvolg<strong>en</strong>. Strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

is dan van e<strong>en</strong> situatie als bedoeld in artikel 7:668a BW (nog) ge<strong>en</strong> sprake. Op grond<br />

van de parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is kan geconcludeerd word<strong>en</strong>, dat partij<strong>en</strong> in dat geval<br />

toch <strong>aan</strong> de maximumtermijn van 6 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong> zijn. Het is dus niet mogelijk bij<br />

iedere nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> opnieuw de 6 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>termijn<br />

van artikel 7:628 BW van toepassing te verklar<strong>en</strong>.(67)<br />

Over de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> na <strong>voor</strong>tzetting wordt blijkbaar, gezi<strong>en</strong> het <strong>aan</strong>tal<br />

gepubliceerde uitsprak<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de, relatief weinig geprocedeerd. De Kantonrechter<br />

’s-Hertog<strong>en</strong>bosch oordeelde dat afsprak<strong>en</strong> over onbetaald verlof opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

schriftelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> blijv<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> na stilzwijg<strong>en</strong>de<br />

<strong>voor</strong>tzetting van die arbeidsovere<strong>en</strong>komst.(68)<br />

D: Jurisprud<strong>en</strong>tie uitgebreid<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 15


D.1 Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

Hof van Justitie EG 4 oktober 2001, «JAR» 2001, 219:<br />

Het niet vernieuw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> vanwege de zwangerschap van<br />

werkneemster is in strijd met de wet <strong>en</strong> daarmee niet toelaatbaar.<br />

HR 8 januari 1952, NJ 1952, 243:<br />

E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst kan alle<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gekwalificeerd als arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, wanneer de einddatum objectief bepaalbaar is; ge<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> omdat partij<strong>en</strong> de duur van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong>kel bij b<strong>en</strong>adering hebb<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>.<br />

HR 27 november 1998, «JAR» 1999, 13:<br />

Waarneming van zieke leraar; arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt niet van rechtswege bij het<br />

overlijd<strong>en</strong> van de zieke leraar.<br />

Hof Amsterdam 12 november 1992, «JAR» 1993, 30:<br />

Einde van rechtswege bij het bereik<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leef<strong>tijd</strong>.<br />

Pres. Rb. Haarlem 15 juni 2001, «JAR» 2001, 221:<br />

Ge<strong>en</strong> ongelijke behandeling op grond van geslacht bij bepal<strong>en</strong> duur verl<strong>en</strong>ging contract<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Rb. Amsterdam 9 april 1986, NJ 1987, 335:<br />

Einde arbeidsovere<strong>en</strong>komst afhankelijk gesteld van zodanig onzeker <strong>voor</strong>val, dat van<br />

einde van rechtswege ge<strong>en</strong> sprake kan zijn.<br />

Rb. Middelburg 26 februari 1997, «JAR» 1998, 11:<br />

Bij e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>stelling <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> project eindigt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst alle<strong>en</strong><br />

van rechtswege bij afsluiting van het project.<br />

Rb. Zwolle 7 juni 2000, «JAR» 2000, 235:<br />

Oneig<strong>en</strong>lijk gebruik vervangingscontract bij ziekte; uitdi<strong>en</strong>sttreding van zieke werknemer<br />

br<strong>en</strong>gt niet mee dat het contract met de vervanger van rechtswege eindigt.<br />

Ktr. Nijmeg<strong>en</strong> 23 januari 1987, Prg. 1987, nr. 2674:<br />

Waarneming van praktijk <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s ziekte arts; wanneer de zieke arts zijn praktijk neerlegt,<br />

kan de arbeidsovere<strong>en</strong>komst alle<strong>en</strong> door opzegging eindig<strong>en</strong> omdat het einde<br />

onvoldo<strong>en</strong>de objectief bepaald is.<br />

Ktr. Utrecht 13 mei <strong>en</strong> 23 september 1993, «JAR» 1994, 51:<br />

Norm van goed werkgeverschap br<strong>en</strong>gt mee, dat werkgever <strong>aan</strong> de werknemer e<strong>en</strong><br />

nieuw contract moet <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong> na het einde van rechtswege van het eerdere contract<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Utrecht 24 mei 1995, «JAR» 1995, 201:<br />

Bij e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>stelling <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> project eindigt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst alle<strong>en</strong><br />

van rechtswege bij afsluiting van het project.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 16


Ktr. Heer<strong>en</strong>ve<strong>en</strong> 20 november 1996, «JAR» 1997, 17:<br />

Norm van goed werkgeverschap br<strong>en</strong>gt mee, dat werkgever <strong>aan</strong> de werknemer e<strong>en</strong><br />

nieuw contract moet <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong> na het einde van rechtswege van het eerdere contract<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Alph<strong>en</strong> <strong>aan</strong> d<strong>en</strong> Rijn 2 december 1997, «JAR» 1998, 43:<br />

Omdat de werkgever moet bepal<strong>en</strong> wanneer het seizo<strong>en</strong> eindigt, bevat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> subjectief elem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> kan niet van rechtswege eindig<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Arnhem 30 oktober 1998, «JAR» 1999, 18:<br />

Tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se ontbinding van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>; werknemer<br />

moet vergoeding betal<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Dordrecht 4 november 1999, «JAR» 1999, 264:<br />

Bij e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>stelling <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> project eindigt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst alle<strong>en</strong><br />

van rechtswege bij afsluiting van het project.<br />

Ktr. Tilburg 8 februari 2001, «JAR» 2001, 74:<br />

Voortzetting arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>; ge<strong>en</strong> verplichting <strong>voor</strong> werknemer<br />

tot mededeling van op hand<strong>en</strong> zijnde operatie.<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 7 maart 2001, «JAR» 2001, 102:<br />

Waarneming bij ziekte; arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt niet van rechtswege wanneer de<br />

zieke wel hersteld wordt verklaard, maar niet het werk hervat.<br />

Ktr. ’s-Grav<strong>en</strong>hage 25 april 2002, Prg. 2002, 5909:<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in strijd met cao door rechter als rechtmatig<br />

geoordeeld, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> bij het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van de overe<strong>en</strong>komst met de red<strong>en</strong> van<br />

<strong>tijd</strong>elijkheid goed bek<strong>en</strong>d war<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Zwolle 21 januari 2003, Prg. 2003, 6081:<br />

Bewijslast <strong>en</strong> bewijsrisico duur overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> werkgever in situatie dat werkgever –<br />

zieke – werknemer alsnog arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> heeft lat<strong>en</strong><br />

ondertek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Ktr. Leeuward<strong>en</strong> 5 maart 2003, Prg. 2003, 6013:<br />

Tijdelijke functiewijziging met hoger loon; onder omstandighed<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong><br />

functiewijziging zo ingrijp<strong>en</strong>d zijn dat sprake kan zijn van e<strong>en</strong> ‘in-de-plaatsstelling’ van<br />

e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Middelburg 24 januari 2005, Prg. 2005, 94:<br />

Voorwaarde in contract ‘bij geblek<strong>en</strong> geschiktheid wordt arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong>tgezet’ niet geheel vrijblijv<strong>en</strong>d; marginale toetsing afweging<br />

<strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de geschiktheid werknemer <strong>voor</strong> de functie.<br />

Ktr. Amsterdam 12 juli 2006, «JAR» 2006/176:<br />

Indi<strong>en</strong> wordt afgesprok<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zal hebb<strong>en</strong><br />

te geld<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, dan mag de werkgever<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 17


slechts anders overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> hij de uitdrukkelijke instemming van de werknemer<br />

heeft ontvang<strong>en</strong>. Schuil<strong>en</strong> achter artikel 7:668 BW biedt in ieder geval ge<strong>en</strong> soelaas.<br />

Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong> 20 september 2006, «JAR» 2006/260:<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege geëindigd, nu werknemer niet <strong>tijd</strong>ig nieuwe<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> heeft <strong>aan</strong>vaard. Ge<strong>en</strong> sch<strong>en</strong>ding goed<br />

werkgeverschap.<br />

Hof Leeuward<strong>en</strong> 7 maart 2007, RAR 2007/67:<br />

Ge<strong>en</strong> sprake van <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak wanneer overleg heeft plaatsgevond<strong>en</strong><br />

over ev<strong>en</strong>tuele verl<strong>en</strong>ging zonder resultaat <strong>en</strong> toch <strong>en</strong>ige dag<strong>en</strong> wordt gewerkt na<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> periode.<br />

CAO-adviescommissie ABN AMRO Bank NV 21 maart 2007, «JAR» 2007/94:<br />

E<strong>en</strong> terugkeergarantie in het kader van e<strong>en</strong> outsourcingstraject is niet gelijk te stell<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst ex art. 7:668 BW.<br />

Ktr. Ass<strong>en</strong> 3 juli 2007, «JAR» 2007/183:<br />

Ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting op grond van goed werkgeverschap; marginale toetsing afweging<br />

<strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de geschiktheid <strong>voor</strong> de functie.<br />

Ktr. Leeuward<strong>en</strong> 31 augustus 2007, LJN: BB2669:<br />

Bij gebreke van e<strong>en</strong> objectief bepaalbare termijn geldt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Ragetlie-regel uit artikel 7:667 lid 4 BW onverkort van toepassing op<br />

daaropvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Winschot<strong>en</strong> 8 december 2009, LJN BK6007:<br />

Cao bepaalt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt indi<strong>en</strong> gebruik wordt<br />

gemaakt van de prep<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regeling. Dit is in strijd met de Wet gelijke behandeling op<br />

grond van leef<strong>tijd</strong> bij de arbeid. Het leef<strong>tijd</strong>sonderscheid is niet pass<strong>en</strong>d, redelijk <strong>en</strong><br />

objectief gerechtvaardigd.<br />

Ktr. Arnhem 22 februari 2010, LJN BL6596, (werknemer/A.T.U. Autotechniek Unger BV:<br />

Uitleg verl<strong>en</strong>gingsclausule <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na verl<strong>en</strong>ging<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Einde van rechtswege ondanks gevraagde toestemming <strong>voor</strong><br />

opzegging arbeidsovere<strong>en</strong>komst on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> door werkgever.<br />

Ktr. Alkmaar 24 maart 2010, LJN BM3729:<br />

Tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se ontbinding arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> weg<strong>en</strong>s<br />

positieverbetering werknemer.<br />

Hoge Raad 29-10-2010, LJN BN7053, (Brouwerij Nacional Balashi/werknemer):<br />

P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding is in strijd met het geslot<strong>en</strong> stelsel van het Arub<strong>aan</strong>se<br />

ontslagstelsel.<br />

Hof 's-Grav<strong>en</strong>hage 1 maart 2011, LJN BP6836, (werkneemster/HTM Person<strong>en</strong>vervoer<br />

NV):<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 18


Einde van rechtswege weg<strong>en</strong>s beëindiging loonsubsidie overheid is e<strong>en</strong> nietige<br />

ontbind<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>waarde in de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Ev<strong>en</strong>min sprake van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>kosmt <strong>voor</strong> betrekkelijk <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Dordrecht 14 april 2011, LJN BQ2159, (werknemer/Numafa Holding BV):<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt van rechtswege op 65 jaar weg<strong>en</strong>s gebruik in de branche<br />

ex artikel 7:667 BW. Ge<strong>en</strong> analoge toepassing p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslag op grond van de cao.<br />

D.2 Voortzetting arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

HR 20 oktober 1978, NJ 1979, 80:<br />

Afwijking bij cao van artikel 7:668 mogelijk geacht.<br />

HR 21 december 2001, «JAR» 2002, 19:<br />

Reeks opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>; <strong>voor</strong> toepassing van<br />

artikel 7:628 lid 1 moet het begrip ‘de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> arbeid’ word<strong>en</strong> opgevat als het<br />

soort werkzaamhed<strong>en</strong> waartoe de werknemer zich in de <strong>voor</strong>tgezette<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst had verplicht.<br />

Ktr. Rotterdam 15 april 1993, «JAR» 1993, 142:<br />

Overschrijding oorspronkelijke termijn met <strong>en</strong>kele dag<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>tzetting<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Gouda 4 april 1996, «JAR» 1996, 106:<br />

Overschrijding oorspronkelijke termijn met <strong>en</strong>kele dag<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak wanneer werkgever te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> heeft gegev<strong>en</strong> dat contract niet wordt<br />

verl<strong>en</strong>gd.<br />

Ktr. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 22 januari 1998, Prg. 1998, 4927:<br />

Afsprak<strong>en</strong> over onbetaald verlof blijv<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> na stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Ktr. Amsterdam 23 september 1999, «JAR» 1999, 257:<br />

Werknemer kan zich niet te goeder trouw op stilzwijg<strong>en</strong>de verl<strong>en</strong>ging beroep<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<br />

omdat bevestigingsbrief met verl<strong>en</strong>ging van het contract <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> half jaar niet door hem<br />

is getek<strong>en</strong>d.<br />

Ktr. Lelystad 8 januari 2003, «JAR» 2003, 30:<br />

Verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet <strong>tijd</strong>ig opgezegd;<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt geacht te zijn <strong>voor</strong>tgezet.<br />

Ktr. Berg<strong>en</strong> op Zoom 11 maart 2004, «JAR» 2004, 87:<br />

Voortzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak van contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>; discussie tuss<strong>en</strong><br />

partij<strong>en</strong> ging <strong>en</strong>kel over beoogd contract <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Delft 22 april 2004, «JAR» 2004, 227:<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>; ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting ‘zonder teg<strong>en</strong>spraak’ omdat<br />

werkgever <strong>tijd</strong>ig te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> heeft gegev<strong>en</strong> het contract niet te will<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Amsterdam 9 juni 2006, «JAR» 2006/158:<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 19


De kantonrechter is van oordeel dat het <strong>en</strong>kel verricht<strong>en</strong> van werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

poging<strong>en</strong> van de werkgever om daar<strong>aan</strong> e<strong>en</strong> eind te mak<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> concrete datum te<br />

stell<strong>en</strong>, niet e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> heeft do<strong>en</strong> ontst<strong>aan</strong>.<br />

Hof ’s-Grav<strong>en</strong>hage 20 oktober 2006, RAR 2007, 43:<br />

Het hof overweegt dat bij feitelijke <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst uit de<br />

gedraging<strong>en</strong> van de partij vóór of op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> einddatum moet blijk<strong>en</strong> dat zij<br />

– ongewijzigde – <strong>voor</strong>tzetting niet w<strong>en</strong>st. Ook gedraging<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> partij na de<br />

einddatum kunn<strong>en</strong> relevant zijn, indi<strong>en</strong> zij e<strong>en</strong> bevestiging inhoud<strong>en</strong> dat de partij ge<strong>en</strong><br />

ongewijzigde <strong>voor</strong>tzetting w<strong>en</strong>st.<br />

Hof Amsterdam 7 maart 2007, RAR 2007, 67:<br />

Bij de beoordeling van de vraag of in e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> geval partij<strong>en</strong> elkaar stilzwijg<strong>en</strong>d hun<br />

wil te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> afgelop<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong>, mag<br />

gelet word<strong>en</strong> zowel op gedraging<strong>en</strong> die zich <strong>voor</strong>, als op gedraging<strong>en</strong> die zich na het<br />

aflop<strong>en</strong> van de oude overe<strong>en</strong>komst hebb<strong>en</strong> afgespeeld.<br />

Ktr. Zwolle 16 mei 2007, Prg. 2007, 114:<br />

Na emotionele ontslagname hervat werknemer zijn werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> andere bv<br />

behor<strong>en</strong>d tot e<strong>en</strong> groep van gelieerde bv’s in hetzelfde kantoorpand. Verwev<strong>en</strong>heid van<br />

bv’s leidt tot <strong>voor</strong>zetting arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Hof Amsterdam 26 juli 2007, RAR 2008, 16:<br />

Aanbod werkgever om arbeidsovere<strong>en</strong>komst te verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de duur van zes<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, in plaats van afspraak dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst stilzwijg<strong>en</strong>d zou kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar. Aan het <strong>en</strong>kele feit dat werkneemster haar<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> op de gebruikelijke wijze heeft <strong>voor</strong>tgezet volgt niet dat werkneemster<br />

alsnog akkoord is geg<strong>aan</strong> met de verkorte periode van de verl<strong>en</strong>ging.<br />

Gerechtshof ’s-Grav<strong>en</strong>hage 20 juli 2007, LJN: BB3804:<br />

Werknemer had moet<strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong> dat – zonder nadere afsprak<strong>en</strong> over <strong>voor</strong>tzetting van<br />

het di<strong>en</strong>stverband – de (<strong>voor</strong>tgezette) arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege zou<br />

eindig<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Leeuward<strong>en</strong> 31 augustus 2007, LJN: BB2669:<br />

Ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> objectief bepaalbare termijn in arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaald<br />

<strong>tijd</strong> heeft te geld<strong>en</strong> als arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Ragetlie-regeling,<br />

loondoorbetaling, rechtsvermoed<strong>en</strong> arbeidsomvang, wettelijke verhoging.<br />

Gerechtshof Amsterdam 27 september 2007, RAR 2008, 39:<br />

Ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>zetting arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Mislukte onderhandeling<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>stemming over <strong>voor</strong>tzetting.<br />

HR 19 oktober 2007, «JAR» 2007/284:<br />

Voor de toepassing van artikel 7:668 lid 1 BW komt het erop <strong>aan</strong> of de werknemer op<br />

grond van gedraging<strong>en</strong> van de werkgever heeft mog<strong>en</strong> <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong> dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst na afloop van de <strong>tijd</strong> waar<strong>voor</strong> deze was <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> stilzwijg<strong>en</strong>d<br />

werd <strong>voor</strong>tgezet. In casu ge<strong>en</strong> sprake van <strong>voor</strong>zetting zonder teg<strong>en</strong>spraak.<br />

Hof Amsterdam 27 september 2007, RAR 2008, 39:<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 20


Naar het oordeel van het hof heeft de feitelijke <strong>voor</strong>tzetting van de werkzaamhed<strong>en</strong> door<br />

werknemer plaatsgevond<strong>en</strong> met het oog op de mogelijkheid dat zij – na hernieuwd<br />

overleg – alsnog tot overe<strong>en</strong>stemming zoud<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat het uitvoer<strong>en</strong> van<br />

de werkzaamhed<strong>en</strong> geschiedde <strong>voor</strong> zolang deze situatie zou dur<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong> in<br />

afwachting van mogelijk nog te bereik<strong>en</strong> cons<strong>en</strong>sus over de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tzetting. Nu overe<strong>en</strong>stemming terzake ev<strong>en</strong>wel niet werd bereikt, kwam daarmee de<br />

grondslag <strong>voor</strong> de werkzaamhed<strong>en</strong> door werknemer <strong>en</strong> de loondoorbetalingsverplichting<br />

van werkgever te vervall<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Haarlem 5 juni 2008, LJN: BD4031:<br />

Ragetlie-regel niet van toepassing bij p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>leef<strong>tijd</strong>ontslag. Door zonder <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de<br />

zekerheid over de einddatum di<strong>en</strong>stverband de werknemer in te rooster<strong>en</strong>, heeft<br />

werkgever risico gelop<strong>en</strong> dat dit als e<strong>en</strong> signaal zou word<strong>en</strong> opgevat dat werkgever<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst stilzwijg<strong>en</strong>d wilde <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Zwolle 24 juni 2008, «JAR» 2008/199:<br />

Op grond van gedraging<strong>en</strong> van werkgever <strong>en</strong> werkneemster mag word<strong>en</strong> geconcludeerd<br />

dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet stilzwijg<strong>en</strong>d is <strong>voor</strong>tgezet, maar wel dat partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. Toepassing algem<strong>en</strong>e regel dat<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> tot stand is gekom<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>bepaling<br />

is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Utrecht 29 januari 2009, «JAR» 2009/99:<br />

Vast is kom<strong>en</strong> te st<strong>aan</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet op dezelfde voet zou word<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tgezet. Er is derhalve ge<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> ongewijzigde <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

best<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> derhalve ev<strong>en</strong>min van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst zonder teg<strong>en</strong>spraak. Concurr<strong>en</strong>tiebeding heeft haar gelding<br />

verlor<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Leeuward<strong>en</strong> 10 februari 2009, LJN: BI9318:<br />

Aangezi<strong>en</strong> beide partij<strong>en</strong> de int<strong>en</strong>tie hadd<strong>en</strong> om de arbeidsrelatie <strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze<br />

ook feitelijk is <strong>voor</strong>tgezet, wordt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst gelet op artikel 7:668 lid 1 BW<br />

geacht te zijn verl<strong>en</strong>gd met één jaar. Op grond van artikel 7:668a lid 1 <strong>en</strong> lid 2 BW di<strong>en</strong>t<br />

deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> echter te word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt als zijnde<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Dordrecht 12 juni 2009, LJN: BI9086:<br />

P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslag. De <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslag di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> beschouwd als zijnde e<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tzetting ex artikel 7:668 BW. Bijgevolg eindigt e<strong>en</strong> na het bereik<strong>en</strong> van de 65-jarige<br />

leef<strong>tijd</strong> <strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege, geld<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> opzegverbod<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> is de Ragetlie-regeling niet van toepassing.<br />

Ktr. Zwolle 21 augustus 2009, LJN BK0852:<br />

Ge<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting weg<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong>spraak.<br />

Ktr. Arnhem 22 februari 2010, LJN BL6596:<br />

Partij<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gingsclausule overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> (indi<strong>en</strong> bedrijfseconomische<br />

omstandighed<strong>en</strong> dit toelat<strong>en</strong> zal de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> word<strong>en</strong><br />

omgezet in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>). Door stilzwijg<strong>en</strong>de<br />

verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is ge<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>, nu dit in strijd zou zijn met artikel 7:668 BW.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 21


Ktr. Helmond 3 november 2010, LJN BO3195:<br />

Concurr<strong>en</strong>tiebeding di<strong>en</strong>t ook bij stilzwijg<strong>en</strong>de verl<strong>en</strong>ging opnieuw schriftelijk<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>.<br />

Gerechtshof Arnhem 5 januari 2010, LJN BM2005:<br />

Bepaalde <strong>tijd</strong>; stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting; ket<strong>en</strong>regeling. Voor conversie in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> moet word<strong>en</strong> getoetst <strong>aan</strong> artikel 7:688a BW.<br />

Stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting leidt in casu niet tot conversie arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong> 22 februari 2011, LJN BQ1403:<br />

Naar het oordeel van het hof hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> met de <strong>aan</strong>vulling op de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet beoogd e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong>, maar<br />

hebb<strong>en</strong> zij de best<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst — op de onderdel<strong>en</strong> duur <strong>en</strong> salaris —<br />

gewijzigd. Daarom was er ge<strong>en</strong> noodzaak om het concurr<strong>en</strong>tiebeding te herbevestig<strong>en</strong>.<br />

Dit had anders kunn<strong>en</strong> zijn, aldus het hof, als het concurr<strong>en</strong>tiebeding door de verl<strong>en</strong>ging<br />

van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zwaarder was g<strong>aan</strong> drukk<strong>en</strong>, maar dat is niet het geval.<br />

E: Jurisprud<strong>en</strong>tie nieuw<br />

[jurisprud<strong>en</strong>tie-nieuw]<br />

F: Literatuurverwijzing<br />

• A.E. Bles, De wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst 1907, deel IV, p. 7.<br />

• L.H. van d<strong>en</strong> Heuvel, Tuss<strong>en</strong> vrijheid <strong>en</strong> bescherming, De arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> betrekkelijk <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (oratie VU), Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1988.<br />

• L.H. van d<strong>en</strong> Heuvel <strong>en</strong> A.M. Luttmer-Kat, ‘Tijdige opzegging van de <strong>voor</strong>tgezette<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking’, SR 1997, p. 115 e.v.<br />

• K.W.M. Bodewes, Stilzwijg<strong>en</strong>de verl<strong>en</strong>ging van het concurr<strong>en</strong>tiebeding,<br />

ArbeidsRecht 1997/2/14.<br />

• G.J.J. Heerma van Voss, Actualiteit<strong>en</strong> Sociaal Recht, Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid,<br />

Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1998, hoofdstuk 1 <strong>en</strong> 6.<br />

• M.D. Ruizeveld, Het concurr<strong>en</strong>tiebeding in de <strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: stilzwijg<strong>en</strong>d verl<strong>en</strong>gd of vanzelfsprek<strong>en</strong>d ongeldig?,<br />

ArbeidsRecht 1999, 1/1.<br />

• D.J.B. de Wolff, Monografieën Sociaal Recht, De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1999, hoofdstuk 3 <strong>en</strong> 5.<br />

• E. Verhulp, Monografieën Sociaal Recht, Flexibele arbeidsrelaties, Dev<strong>en</strong>ter:<br />

Kluwer 2002, hoofdstuk 3<br />

• D.J.B. de Wolff, Actualiteit<strong>en</strong> Sociaal Recht, Arbeid <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: nieuwe<br />

regels <strong>en</strong> rechtspraak, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2003.<br />

• C.J. Loonstra <strong>en</strong> W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, D<strong>en</strong> Haag: Boom<br />

<strong>Juridische</strong> uitgevers 2010.<br />

• A.L. Hylkema, Rec<strong>en</strong>te rechtspraak over <strong>en</strong>kele facett<strong>en</strong> van het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding, ArbeidsRecht 2000/2/10<br />

• M. Heemskerk, ‘Ontslagrecht <strong>voor</strong> 65-plussers is onduidelijk’, SMA 2005, p. 127<br />

e.v.<br />

• A.T.J.M. Jacobs, Kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> bij de toelaatbaarheid van verplichte vervroegde<br />

p<strong>en</strong>sionering: HR 8 oktober 2004, «JAR» 2004/258 (Van Pelt/Martinair), ArA<br />

2005-1, p. 33-47.<br />

• A.R. Houweling, Het schriftelijkheidsvereiste bij het concurr<strong>en</strong>tiebeding ex artikel<br />

7:653 BW anno 2006, ArA 2006-2, p. 63-79.<br />

• M. Heemskerk, De gevolg<strong>en</strong> van verbod<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslag, SR 2006, 74.<br />

• S.J. de Jong, Werk<strong>en</strong> na 65 jaar: de houdbaarheidsdatum <strong>voor</strong>bij, ArbeidsRecht<br />

2006, 1.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 22


• D.J.B. de Wolff, De bescherming van de werknemer bij <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, SR 2008, 39, p. 173-179.<br />

• E. van Otterloo, ‘Wie zwijgt …’, ArbeidsRecht 2009, 17.<br />

• R.L. van Heusd<strong>en</strong>, ‘Voortzetting van <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> onder<br />

teg<strong>en</strong>spraak’, TRA 2009, 55.<br />

• M.S.A. Vegter, Het concurr<strong>en</strong>tiebeding in de verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, TRA 2011-50.<br />

1<br />

D.J.B. de Wolff, Monografieën Sociaal Recht, De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer<br />

1999, blz. 177-178.<br />

2<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1996-1997, 25 263, nr. 6, blz. 10. Overig<strong>en</strong>s zij opgemerkt dat in <strong>bepaalde</strong> del<strong>en</strong> van het<br />

Koninkrijk der Nederland<strong>en</strong> – in het bijzonder Aruba – wel limitatief is <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> wanneer <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Vergelijk artikel 1613x BWAruba <strong>en</strong> het arrest van de<br />

Hoge Raad ter zake: Hoge Raad 29 oktober 2010, LJN BN7053, (Brouwerij Nacional Balashi/werknemer).<br />

Omdat de Arub<strong>aan</strong>se wetgeving het zog<strong>en</strong>oemde p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding niet rek<strong>en</strong>t tot e<strong>en</strong> van de g<strong>en</strong>oemde<br />

omstandighed<strong>en</strong> die tot einde van rechtswege leid<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> dergelijke bepaling nietig. Zie ook: F.M. Dekker,<br />

Ontslagrecht in het Koninkrijk der Nederland<strong>en</strong> (1) <strong>en</strong> (2), in ArA 2010-2 <strong>en</strong> 2010-3.<br />

3<br />

Voor het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> hoev<strong>en</strong> de werkzaamhed<strong>en</strong> echter niet van<br />

<strong>tijd</strong>elijke aard te zijn, zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1996-1997, 25 263, nr. 6, blz. 12.<br />

4<br />

Het komt ook <strong>voor</strong> dat e<strong>en</strong> werknemer met e<strong>en</strong> beroep op de proef<strong>tijd</strong> <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s zijn arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt ontslag<strong>en</strong>, om <strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong>. Het<br />

komt ook <strong>voor</strong> dat e<strong>en</strong> werknemer met e<strong>en</strong> beroep op de proef<strong>tijd</strong>regeling <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s zijn <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt ontslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

(maar met e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong>lijk kortere duur) <strong>aan</strong>gaat. Over deze constructies wordt wissel<strong>en</strong>d geoordeeld. Zie<br />

onder meer: Kantongerecht 's-Hertog<strong>en</strong>bosch 5 mei 2010, LJN BN6214 <strong>en</strong> Kantonrechter Wag<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> 1<br />

november 2010, LJN BO4467. Zie ook het comm<strong>en</strong>taar van Bodewes <strong>en</strong> Van Ud<strong>en</strong>, bij artikel 7:667 BW, onder<br />

C.1.6<br />

5<br />

Zie in gelijke zin: D. Christe, De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, in: E. Verhulp (red.), Monografieën<br />

Sociaal Recht, ‘Flexibele arbeidsrelaties’, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2002, p. 79.<br />

6<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1995-1996, 24 543, nrs. 1-2.<br />

7<br />

Stichting van de Arbeid, Nota ‘Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid’, nr. 2/96, ’s- Grav<strong>en</strong>hage 1996.<br />

8<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1996-1997, 25 263, nrs. 1-2.<br />

9<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1996-1997, 26 257.<br />

10<br />

Stb. 1998, 330.<br />

11<br />

R.o. 114 HvJ EG 15 april 2008, «JAR» 2008/130.<br />

12<br />

Zie ook D.J.B. de Wolff, ‘Actualiteit<strong>en</strong> Sociaal Recht, Arbeid <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: nieuwe regels <strong>en</strong> rechtspraak’,<br />

Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2003, blz. 29-51.<br />

13<br />

HR 8 januari 1952, NJ 1952, 243.<br />

14<br />

NJ 1987, 335.<br />

15<br />

Ktr. Alph<strong>en</strong> a/d Rijn 2 december 1997, «JAR» 1998/43.<br />

16<br />

Zie Ktr. Leeuward<strong>en</strong> 31 augustus 2007, LJN: BB2669. Zie ook Ktr. Zwolle 24 juni 2008, LJN BD5419.<br />

17<br />

Door werknemersverteg<strong>en</strong>woordigers van de STAR is in 2007 geadviseerd e<strong>en</strong> schriftelijkheidsvereiste in de<br />

wet op te nem<strong>en</strong>. In het verled<strong>en</strong> is door de commissie Rood ook e<strong>en</strong> dergelijk <strong>voor</strong>stel ged<strong>aan</strong>. Zie STARadvies<br />

30 augustus 2007, Comm<strong>en</strong>taar van de Stichting van de Arbeid op de advies<strong>aan</strong>vraag ‘Hoofdlijn<strong>en</strong><br />

heroverweging arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>recht <strong>en</strong> het ontslagrecht’, publicati<strong>en</strong>ummer 5/07, p. 46; Rapport van<br />

de Adviescommissie Duaal Ontslagstelsel, november 2000, p. 98.<br />

18<br />

Voor e<strong>en</strong> uitputt<strong>en</strong>d overzicht <strong>en</strong> literatuurverwijzing<strong>en</strong> zie D.J.B. de Wolff, Monografieën Sociaal Recht, ‘De<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1999, blz. 68-101.<br />

19<br />

Kritische kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> bij dit type overe<strong>en</strong>komst plaatst o.m. L.H. van d<strong>en</strong> Heuvel, Tuss<strong>en</strong> vrijheid <strong>en</strong><br />

bescherming, ‘De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> betrekkelijk <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’ (oratie VU), Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1988.<br />

20<br />

Gerechtshof 's-Grav<strong>en</strong>hage 1-3-2011, LJN BP6836, (werkneemster/HTM Person<strong>en</strong>vervoer NV).<br />

21<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 23


Zie bij<strong>voor</strong>beeld de uitspraak van de Ktr. Dordrecht van 4 november 1999, «JAR» 1999/264.<br />

22<br />

Ktr. Nijmeg<strong>en</strong> 23 januari 1987, Prg. 1987, nr. 2674.<br />

23<br />

HR 27 november 1998, «JAR» 1999/13 (Kool/Hageveld).<br />

24<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 7 maart 2001, «JAR» 2001/102.<br />

25<br />

D.J.B. de Wolff, ‘Ontslagrecht: rec<strong>en</strong>te ontwikkeling<strong>en</strong> rond de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’, SR<br />

2002, p. 44.<br />

26<br />

Rb. Zwolle 7 juni 2000, «JAR» 2000/235.<br />

27<br />

Zie <strong>voor</strong> de rechtspositie van 65-plussers M. Heemskerk, ‘Ontslagrecht <strong>voor</strong> 65-plussers is onduidelijk’, SMA<br />

2005, p. 127 e.v.<br />

28<br />

Zie uitvoerig: S.J. de Jong, Werk<strong>en</strong> na 65 jaar: de houdbaarheidsdatum <strong>voor</strong>bij, ArbeidsRecht 2006, 1; M.<br />

Heemskerk, De gevolg<strong>en</strong> van verbod<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslag, SR 2006, 74; A.T.J.M. Jacobs, Kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> bij de<br />

toelaatbaarheid van verplichte vervroegde p<strong>en</strong>sionering: HR 8 oktober 2004, «JAR» 2004/258 (Van<br />

Pelt/Martinair), ArA 2005-1, p. 33-47. Zie ook Hof D<strong>en</strong> Haag 12 juni 2008, BD6316. Volg<strong>en</strong>s het hof is de<br />

Ragetlie-regeling niet van toepassing bij p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslag. Vergelijk ook Hof Leeuward<strong>en</strong> 19 juli 2011, LJN<br />

BR2361: het feit dat in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding staat<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, converteert de overe<strong>en</strong>komst niet in e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

29<br />

Hoge Raad 29 oktober 2010, LJN BN7053, (Brouwerij Nacional Balashi/werknemer).<br />

30<br />

Zie bij<strong>voor</strong>beeld Hof Amsterdam 12 november 1992, «JAR» 1993/30.<br />

31<br />

Zie Kantonrechter Delft 23 april 2009, «JAR» 2009/116.<br />

32<br />

Volg<strong>en</strong>s de Kantonrecher Winschot<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> prep<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontslagbeding in strijd met de WGBL; Kantonrechter<br />

Winschot<strong>en</strong> 8 december 2009, LJN BK6007. Zie over deze materie onder andere HvJ EG 16 oktober 2007,<br />

«JAR» 2007/288 (Palacios de la Villa) <strong>en</strong> van meer rec<strong>en</strong>te datum Hof van Justitie EU 21 juli 2011, C-159/10 <strong>en</strong><br />

C-160/10 (Fuchs <strong>en</strong> Köhler/Land Hess<strong>en</strong>). Zie kritisch P.C. Vas Nunes, ouder<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> gewoon doorwerk<strong>en</strong>,<br />

NJB 2008, 915, afl. 19, p. 1165-1168. Zie ook uitvoerig hieromtr<strong>en</strong>t de <strong>aan</strong>gehaalde werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de verwijzing<strong>en</strong><br />

aldaar in de <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de voetnot<strong>en</strong>. Zie tev<strong>en</strong>s de bijdrage over de WGBL door P.C. Vas Nunes opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in<br />

deze bundel.<br />

33<br />

Kantonrechter Dordrecht 14-4-2011, LJN BQ2159, (werknemer/Numafa Holding BV).<br />

34<br />

Ktr. Utrecht 24 mei 1995, «JAR» 1995/201.<br />

35<br />

Rb. Middelburg 26 februari 1997, «JAR» 1998/11.<br />

36<br />

HR 21 oktober 1983, NJ 1984, 109.<br />

37<br />

Vgl. HR 10 juni 1983, NJ 1984, 60. Indi<strong>en</strong> het waarschuwingsbeding in de arbeidsoverkomst staat, zal de uitleg<br />

plaatsvind<strong>en</strong> op grond van het Haviltexcriterium. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dergelijke bepaling in de cao staat, zal de uitleg<br />

geschied<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de hand van de zog<strong>en</strong>oemde objectieve Haviltexnorm oftewel de cao-norm. Zie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> mooi<br />

<strong>voor</strong>beeld: Kantongerecht Arnhem 22 februari 2010, LJN BL6596, (werknemer/A.T.U. Autotechniek Unger BV).<br />

38<br />

HR 19 februari 1988, NJ 1988, 468. In de literatuur wordt ev<strong>en</strong>wel gediscussieerd of het oordeel van de Hoge<br />

Raad nog steeds recht<strong>en</strong>s is, nu artikel 7:667 lid 3 BW nadi<strong>en</strong> in de wet is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (te wet<strong>en</strong> per 1 januari<br />

1999). Vrij algeme<strong>en</strong> wordt <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat opzegging – ook zonder tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s opzegbeding – mogelijk moet<br />

zijn, zij het dat de wederpartij dan schadeplichtig is. Zie uitvoerig: C.J. Loonstra <strong>en</strong> W.A. Zondag,<br />

Arbeidsrechtelijke Themata, D<strong>en</strong> Haag: BJu 2010, p. 495.<br />

39<br />

Zie comm<strong>en</strong>taar bij artikel 7:667 BW.<br />

40<br />

E<strong>en</strong> dergelijke situatie deed zich <strong>voor</strong> in Kantonrechter Alkmaar 24 maart 2010, LJN BM3729. Werknemer<br />

verzocht ontbinding weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>merkelijke positieverbetering.<br />

41<br />

HR 20 oktober 1978, NJ 1979, 80.<br />

42<br />

Zie bij<strong>voor</strong>beeld Ktr. Utrecht 13 mei <strong>en</strong> 23 september 1993, «JAR» 1994/51 alsmede Ktr. Heer<strong>en</strong>ve<strong>en</strong> 20<br />

november 1996, «JAR» 1997/17. Zie ook: Ktr. Ass<strong>en</strong> 3 juli 2007, «JAR» 2007/183. (De arbeidsovere<strong>en</strong>komst is<br />

van rechtswege op de voet van artikel 7:667 BW geëindigd derhalve zonder dat daarbij plaats is <strong>voor</strong><br />

(rechterlijke) toetsing <strong>voor</strong>af of achteraf. Het systeem van het arbeidsrecht br<strong>en</strong>gt naar het oordeel van de<br />

kantonrechter mee dat het in beginsel niet zo kan zijn dat via de toetsing <strong>aan</strong> het “goed werkgeverschap” de<br />

opvatting<strong>en</strong> of beslissing<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> werkgever omtr<strong>en</strong>t geschiktheid van e<strong>en</strong> werknemer of omtr<strong>en</strong>t het niet<br />

verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van die arbeidsovere<strong>en</strong>komst alsnog langs die weg ter toetsing <strong>aan</strong> de rechter <strong>voor</strong>gelegd kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. In zeer uitzonderlijke situaties zou dat wellicht anders kunn<strong>en</strong> zijn. Van dergelijke uitzonderlijke<br />

situaties was ev<strong>en</strong>wel niets geblek<strong>en</strong>). In gelijke zin oordeelde het Hof Arnem 24 juli 2011, LJN BR2729. Onder<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 24


ijzondere omstandighed<strong>en</strong> kan uit de redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> werkgever gehoud<strong>en</strong> is<br />

e<strong>en</strong> werknemer (opnieuw) e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong>.<br />

43<br />

HvJ EG 4 oktober 2001, «JAR» 2001/219. Verwez<strong>en</strong> wordt naar de annotatie bij deze uitspraak van A.G.<br />

Veldman in ArA 2002/2, p. 49 e.v.<br />

44<br />

Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de t<strong>en</strong>uitvoerlegging van maatregel<strong>en</strong> ter<br />

bevordering van de verbetering van de veiligheid <strong>en</strong> de gezondheid op het werk van werkneemsters <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de<br />

zwangerschap, na de bevalling <strong>en</strong> <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de lactatie (ti<strong>en</strong>de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1,<br />

van richtlijn 89/391/EEG) (PbEG L 348, blz. 1).<br />

45<br />

Pres. Rb. Haarlem, 15 juni 2001, «JAR» 2001/221.<br />

46<br />

Deze regeling stamt uit 1907 <strong>en</strong> werd nodig gevond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de rechtszekerheid van de werknemer. Zie: A.E.<br />

Bles, ‘De wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst 1907’, deel IV, p. 7.<br />

47<br />

Hoge Raad 19 oktober 2007, «JAR» 2007/284; «JIN» 2007/626, m.nt. Houweling. Zie over dit arrest <strong>en</strong> de<br />

<strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak E. van Otterloo, ‘Wie zwijgt …’, ArbeidsRecht 2009, 17 <strong>en</strong> R.L. van Heusd<strong>en</strong>,<br />

‘Voortzetting van <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> onder teg<strong>en</strong>spraak’, TRA 2009, 55. Zie ook: Ktr. Utrecht 29<br />

januari 2009, «JAR» 2009/99 <strong>en</strong> Ktr. Zwolle 24 juni 2008,«JAR» 2008/199.<br />

48<br />

Ktr. Rotterdam 15 april 1993, «JAR» 1993/142.<br />

49<br />

Ktr. Gouda 4 april 1996, «JAR» 1996/106.<br />

50<br />

Hof Leeuward<strong>en</strong> 7 maart 2007, RAR 2007, 67, LJN: BA0207.<br />

51<br />

Hof Amsterdam 27 september 2007, RAR 2008, 39.<br />

52<br />

Ktr. Amsterdam 23 september 1999, «JAR» 1999/257.<br />

53<br />

Ktr. Delft 22 april 2004, «JAR» 2004/227.<br />

54<br />

Ktr. Berg<strong>en</strong> op Zoom 11 maart 2004, «JAR» 2004/87.<br />

55<br />

Hof Leeuward<strong>en</strong> 20 september 2006, «JAR» 2006/260.<br />

56<br />

Ktr. Amsterdam 12 juli 2006, «JAR» 2006/176. Zie ook: «JAR» Verklaard 10 oktober 2006, p. 3-4.<br />

57<br />

Hof Amsterdam 26 juli 2007, RAR 2008, 16.<br />

58<br />

Vgl. Asser/Heerma van Voss 7-V 2008, nr. 315.<br />

59<br />

D. Christe in: E. Verhulp, Monografieën Sociaal Recht, ‘Flexibele arbeidsrelaties’, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2002, blz.<br />

93. Christe wijst daarbij op de mogelijkheid dat de schadevergoeding gematigd wordt op grond van artikel<br />

7:680 lid 5 BW.<br />

60<br />

Zie de discussie tuss<strong>en</strong> L.H. van d<strong>en</strong> Heuvel <strong>en</strong> A.M. Luttmer-Kat, ‘Tijdige opzegging van de <strong>voor</strong>tgezette<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking’, SR 1997, p. 9 <strong>en</strong> 115. De vraag is of e<strong>en</strong> werkgever dan <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> tweede keer met<br />

gebruikmaking van dezelfde toestemming mag opzegg<strong>en</strong>, of dat hernieuwde toestemming van het UWV<br />

WERKbedrijf is vereist. Zie het thema ‘BBA’ <strong>en</strong> de overweging<strong>en</strong> inzake het Lypack-arrest.<br />

61<br />

Ktr. Lelystad 8 januari 2003, «JAR» 2003/30.<br />

62<br />

Zie uitvoerig A.R. Houweling, Het schriftelijkheidsvereiste bij het concurr<strong>en</strong>tiebeding ex artikel 7:653 BW anno<br />

2006, ArA 2006-2, p. 77-78; A.L. Hylkema, Rec<strong>en</strong>te rechtspraak over <strong>en</strong>kele facett<strong>en</strong> van het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding, ArbeidsRecht 2000, 2/10; M.D. Ruizeveld, Het concurr<strong>en</strong>tiebeding in de <strong>voor</strong>tgezette<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: stilzwijg<strong>en</strong>d verl<strong>en</strong>gd of vanzelfsprek<strong>en</strong>d ongeldig?, ArbeidsRecht<br />

1999, 1/1; K.W.M. Bodewes, Stilzwijg<strong>en</strong>de verl<strong>en</strong>ging van het concurr<strong>en</strong>tiebeding, ArbeidsRecht 1997, 2/14.<br />

Zie a contrario ook Ktr. Utrecht 29 januari 2009, «JAR» 2009/99: nu ge<strong>en</strong> sprake is van stilzwijg<strong>en</strong>de<br />

<strong>voor</strong>tzetting, is het concurr<strong>en</strong>tiebeding kom<strong>en</strong> te vervall<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s sch<strong>en</strong>ding van het vereiste van geschrift.<br />

Zie instemm<strong>en</strong>d Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong> 22 februari 2011, LJN BQ1403, «JIN» 2011/229 m.nt. Houweling.<br />

63<br />

Kantonrechter Helmond 3 november 2010, LJN BO3195.<br />

64<br />

Zie over deze materie onder meer M.S.A. Vegter, Het concurr<strong>en</strong>tiebeding in de verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, TRA 2011-50. Zie <strong>voor</strong>ts A.E. Bles, Wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, D<strong>en</strong> Haag: Belinfante<br />

1909 (deel 4), p. 7.<br />

65<br />

Zie onder meer HR 14 september 1984, NJ 1985, 244.<br />

66<br />

Zie A.E. Bles, Wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, D<strong>en</strong> Haag: Belinfante 1909 (deel 4), p. 6.<br />

67<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 25


D.J.B. de Wolff, Monografieën Sociaal Recht, ‘De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer<br />

1999, blz. 176 alsmede Kamerstukk<strong>en</strong> II 1996-1997, 25 263, nr. 38, blz. 1.<br />

68<br />

Ktr. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 22 januari 1998, Prg. 1998, 4927.<br />

Wetstechnische informatie<br />

datum van terugwerk<strong>en</strong>de betreft ontst<strong>aan</strong>sbron inwerkingtreding opmerking<br />

inwerkingtreding kracht<br />

ondertek<strong>en</strong>ing bek<strong>en</strong>dmaking kamerstukk<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>dmaking<br />

01-01-1999 Wijziging 14-05-1998 Stb 1998, 300 25263 Stb 1998, 332<br />

01-04-1997 Nieuw 06-06-1996 Stb 1996, 406 23438 Stb 1997, 37<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 26


Comm<strong>en</strong>taar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 668a (artikeltekst geldig vanaf<br />

09-07-2010 tot 01-01-2012)<br />

Artikel 668a<br />

1. Vanaf de dag dat tuss<strong>en</strong> dezelfde partij<strong>en</strong>:<br />

a. arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> elkaar met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer<br />

dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> opgevolgd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> periode van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, deze<br />

tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> inbegrep<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> overschred<strong>en</strong>, geldt met ingang van die dag de<br />

laatste arbeidsovere<strong>en</strong>komst als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>;<br />

b. meer dan 3 <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> elkaar hebb<strong>en</strong><br />

opgevolgd met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan 3 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, geldt de laatste<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

2.Lid 1 is van overe<strong>en</strong>komstige toepassing op elkaar opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de werkgevers, die t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de verrichte<br />

arbeid redelijkerwijze geacht moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> elkanders opvolger te zijn.<br />

3.Lid 1, onderdeel a <strong>en</strong> laatste zinsnede, is niet van toepassing op e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> niet meer dan 3 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> die onmiddellijk volgt op<br />

e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> dezelfde partij<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> of<br />

langer.<br />

4.De termijn van opzegging wordt berek<strong>en</strong>d vanaf het <strong>tijd</strong>stip van totstandkoming van de<br />

eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst als bedoeld onder a of b van lid 1.<br />

5.Van de led<strong>en</strong> 1 tot <strong>en</strong> met 4 <strong>en</strong> lid 6 kan slechts bij collectieve arbeidsovere<strong>en</strong>komst of<br />

bij regeling door of nam<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> daartoe bevoegd bestuursorg<strong>aan</strong> word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

nadele van de werknemer.<br />

6.Voor werknemers jonger dan 27 jaar wordt in lid 1 onder a <strong>en</strong> in lid 3 in plaats van «36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>» gelez<strong>en</strong>: 48 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> in lid 1 onder b in plaats van «3 <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

<strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>»: 4 <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>gegane<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>.<br />

A: Inleiding<br />

Dit comm<strong>en</strong>taar is bijgewerkt tot 01-08-2011 door prof. mr. A.R. Houweling.<br />

Artikel 7:668a BW is ingevoerd op 1 januari 1999 als onderdeel van de Wet Flexibiliteit<br />

<strong>en</strong> zekerheid.(1) Het is in de plaats gekom<strong>en</strong> van artikel 7:668 (oud) BW <strong>en</strong> artikel<br />

7:673 (oud) BW. Met artikel 7:668a BW is tev<strong>en</strong>s invulling gegev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de<br />

verplichting<strong>en</strong> die <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong> uit Richtlijn 1999/70/EG (arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>)(.)2 In deze Richtlijn is in clausule 5 bepaald dat de lidstat<strong>en</strong> zijn gehoud<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> of meer van de volg<strong>en</strong>de wettelijke maatregel<strong>en</strong> in te voer<strong>en</strong>:<br />

a) vaststelling van objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong> vernieuwing van <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>;<br />

b) vaststelling van de maximale totale duur van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>;<br />

c) vaststelling van het <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> dat dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of<br />

verhouding<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vernieuwd.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 27


Zoals hierna zal blijk<strong>en</strong> voldoet de Nederlandse regelgeving op dit punt <strong>aan</strong> de vereist<strong>en</strong><br />

b <strong>en</strong> c. Objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>voor</strong> het al dan niet gebruik mak<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong><br />

wilde de wetgever niet opnem<strong>en</strong> (optie a). Het gebruik van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wilde hij <strong>voor</strong>al <strong>aan</strong> de markt zelf over lat<strong>en</strong>.(3) De vaststelling van<br />

objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> heeft de wetgever dus niet noodzakelijk geacht <strong>en</strong> niet gewild.<br />

Daartoe was hij ook niet verplicht, nu reeds de invoering van e<strong>en</strong> van de maatregel<strong>en</strong><br />

voldo<strong>en</strong>de zou zijn om de verplichting<strong>en</strong> van de Richtlijn na te kom<strong>en</strong>. Nederland voldeed<br />

reeds <strong>aan</strong> twee van de drie facultatieve <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>.(4) In het Impact-arrest is<br />

uitgemaakt dat de hier relevante clausule 5 niet direct door particulier<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong><br />

ingeroep<strong>en</strong>, maar dat het slechts e<strong>en</strong> resultaatsverplichting jeg<strong>en</strong>s lidstat<strong>en</strong><br />

bewerkstelligd. (5) Bijgevolg kan e<strong>en</strong> werknemer zich niet direct op de richtlijn beroep<strong>en</strong><br />

inzake ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Deze vaststelling is<br />

met name van belang met betrekking tot het hierna te besprek<strong>en</strong> artikel 7:668a lid 5 BW<br />

(afwijking bij cao).(6)<br />

In artikel 7:668a lid 1 BW wordt <strong>en</strong>erzijds de flexibiliteit <strong>en</strong> anderzijds de zekerheid die<br />

de nieuwe wet beoogde te bied<strong>en</strong> goed zichtbaar. Waar <strong>voor</strong> 1 januari 1999 de verl<strong>en</strong>gde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> moest word<strong>en</strong> opgezegd, eindigt volg<strong>en</strong>s het<br />

nieuwe systeem e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> tot driemaal toe<br />

van rechtswege. Na e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> periode – 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> – of na e<strong>en</strong> drietal verl<strong>en</strong>ging<strong>en</strong><br />

ontstaat echter e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Op deze wijze kunn<strong>en</strong><br />

werkgevers hun werknemers meerdere mal<strong>en</strong> achter elkaar op <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong><br />

inzett<strong>en</strong> zonder te word<strong>en</strong> geconfronteerd met ontslagbepaling<strong>en</strong>. Daar staat teg<strong>en</strong>over<br />

dat werknemers op termijn zekerheid krijg<strong>en</strong> over hun rechtspositie.<br />

Artikel 7:668a BW bevat verder in het derde lid e<strong>en</strong> uitzondering op de conversieregel,<br />

e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>wijzing <strong>voor</strong> de berek<strong>en</strong>ing van de opzegtermijn (lid 4) <strong>en</strong> de bepaling dat<br />

afwijking bij cao mogelijk is (lid 5).<br />

Per 9 juli 2010 is het zesde lid in werking getred<strong>en</strong>. Met deze nieuwe bepaling wordt de<br />

ket<strong>en</strong>regeling <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> tot 27 jaar verruimd met e<strong>en</strong> extra schakel in de ket<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> verruiming van de totale duur waarbinn<strong>en</strong> ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong>. De maatregel is van <strong>tijd</strong>elijke aard <strong>en</strong><br />

beoogt jeugdwerkloosheid t<strong>en</strong> gevolge van de economische crisis te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.7 In<br />

paragraaf C.6 zal uitvoerig <strong>aan</strong>dacht word<strong>en</strong> besteed <strong>aan</strong> deze <strong>tijd</strong>elijke maatregel.<br />

Hierna zal steeds de hoofdregel – maximaal drie <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

maximale periode van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> – als uitgangspunt word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Steeds als<br />

wordt gesprok<strong>en</strong> van drie contract<strong>en</strong> of 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> geldt <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> tot 27 jaar<br />

ev<strong>en</strong>wel vier contract<strong>en</strong> of 48 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.<br />

B: Wetstechnische informatie<br />

Zie onder<strong>aan</strong><br />

C: Kernproblematiek<br />

C.1 De ket<strong>en</strong>regeling (lid 1)<br />

Lid 1 van artikel 7:668a BW bepaalt, dat wanneer<br />

- verschill<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>,<br />

- die zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> tuss<strong>en</strong> dezelfde partij<strong>en</strong>,<br />

- elkaar opvolg<strong>en</strong> met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>,<br />

de laatste overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> geldt als e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, indi<strong>en</strong><br />

- de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> e<strong>en</strong> termijn van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> overschred<strong>en</strong><br />

(onder a) of<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 28


- sprake is van meer dan drie arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> (onder b).<br />

Partij<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> dus twee keer <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>,<br />

zonder dat <strong>voor</strong> de beëindiging opzegging nodig is; e<strong>en</strong> vierde of latere<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst in de reeks is al<strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

behoud<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong>tuele uitzondering<strong>en</strong> op grond van lid 5. Zie hierna C.5. Wordt <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de<br />

loop<strong>tijd</strong> de gr<strong>en</strong>s van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> overschred<strong>en</strong>, dan wordt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> vanaf dat mom<strong>en</strong>t (de overschrijding) e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. In de reeks tell<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> mee.<br />

Dit is <strong>en</strong>kel anders bij toepassing van lid 2. Zie hierna C.2. Het Gerechtshof Arnhem (8)<br />

<strong>bepaalde</strong> dat na de vierde verl<strong>en</strong>ging ge<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

ontstond, omdat de eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst op grond van de cao als e<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> moest word<strong>en</strong> beschouwd. Daarmee werd het vierde<br />

contract derhalve het derde contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>; ge<strong>en</strong> toepassing van artikel<br />

7:668a lid 1 BW dus.<br />

E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die <strong>voor</strong> vier of <strong>voor</strong> vijf jaar wordt<br />

afgeslot<strong>en</strong> eindigt – behoud<strong>en</strong>s hetge<strong>en</strong> is bepaald in artikel 7:684 BW – gewoon van<br />

rechtswege. De regel van artikel 7:668a lid 1 BW ziet immers op e<strong>en</strong> reeks van<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, <strong>en</strong> niet op e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele. Volg<strong>en</strong>s de Kantonrechter ’s-<br />

Grav<strong>en</strong>hage telt e<strong>en</strong> ambtelijke <strong>aan</strong>stelling ook mee bij de bepaling van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in de zin van artikel 7:668a BW. Hoewel strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> artikel<br />

7:668a BW alle<strong>en</strong> spreekt van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus niet van <strong>aan</strong>stelling<strong>en</strong>,<br />

blijkt uit de formulering van Richtlijn 1999/70/EG die t<strong>en</strong> grondslag ligt <strong>aan</strong> artikel<br />

7:668a BW dat e<strong>en</strong> dergelijke strikte uitleg van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet strookt<br />

met de bedoeling van de richtlijn. De richtlijn beoogt immers misbruik als gevolg van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> vast te stell<strong>en</strong>. (9)<br />

Opgemerkt moet word<strong>en</strong> dat het ARAR in artikel 6 <strong>voor</strong>ziet in e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> ket<strong>en</strong>regeling die<br />

nag<strong>en</strong>oeg overe<strong>en</strong>komt met artikel 7:668a BW.<br />

E<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal zak<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>t de <strong>aan</strong>dacht.<br />

Allereerst is het bij de opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet<br />

belangrijk welke werkzaamhed<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> zijn afgesprok<strong>en</strong>. Het gegev<strong>en</strong> van<br />

dezelfde partij<strong>en</strong> is voldo<strong>en</strong>de. Het is dus niet noodzakelijk dat dezelfde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt <strong>voor</strong>tgezet. Ook indi<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt<br />

geslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> geheel andere functie telt deze toch mee als opvolg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst, zolang het – als gezegd – maar e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst betreft tuss<strong>en</strong><br />

dezelfde partij<strong>en</strong>.(10)<br />

Dit is anders in de situatie beschrev<strong>en</strong> in het tweede lid (zie hierna) <strong>en</strong> artikel 7:667 lid 5<br />

BW: er di<strong>en</strong>t uitdrukkelijk sprake te zijn van dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong> wil de werkgever<br />

beschouwd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als opvolg<strong>en</strong>d werkgever in de zin van deze artikelled<strong>en</strong>.<br />

Naast deze overe<strong>en</strong>komst is er ook e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> artikel 7:667 lid 5 BW <strong>en</strong> artikel<br />

7:668a lid 2 BW. Artikel 7:667 lid 5 BW is alle<strong>en</strong> van toepassing als de oorspronkelijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is “geëindigd anders dan door rechtsgeldige<br />

opzegging of ontbinding door de rechter” <strong>en</strong> door e<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>de werkgever <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is <strong>voor</strong>tgezet. Bij artikel 7:668a lid 2 BW is niet van belang hoe de<br />

verschill<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> t<strong>en</strong> einde zijn gekom<strong>en</strong>. Zie<br />

<strong>voor</strong> artikel 7:667 lid 5 BW het comm<strong>en</strong>taar bij artikel 7:667 BW.<br />

De termijn van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> begint te lop<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t waarop de eerste<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>vang neemt.(11) Voor de periode van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> tell<strong>en</strong><br />

onderbreking<strong>en</strong> van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> of korter mee. Dat volgt uit de formulering van lid 1<br />

sub a, waar sprake is van “36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, deze tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> inbegrep<strong>en</strong>”. E<strong>en</strong><br />

onderbreking van exact drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> is dus niet g<strong>en</strong>oeg om de ketting te brek<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 29


Op de dag dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> de duur van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong><br />

overschrijdt wordt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst omgezet in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. De omzetting heeft ge<strong>en</strong> terugwerk<strong>en</strong>de kracht.(12) Dus pas na 36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1 dag ontstaat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Indi<strong>en</strong> de<br />

aldus ontstane arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> opgezegd,<br />

wordt op grond van het <strong>bepaalde</strong> in lid 4 de opzegtermijn wel berek<strong>en</strong>d vanaf de datum<br />

van totstandkoming van de eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Vanaf het mom<strong>en</strong>t dat de conversie is opgetred<strong>en</strong>, geld<strong>en</strong> alle opzeggingsbepaling<strong>en</strong>.<br />

Zodra partij<strong>en</strong> langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> plus één dag) niet <strong>aan</strong> elkaar<br />

verbond<strong>en</strong> zijn, dan is de ket<strong>en</strong>regeling van artikel 7:668a lid 1 BW doorbrok<strong>en</strong> <strong>en</strong> kan in<br />

beginsel opnieuw e<strong>en</strong> ket<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. De vraag is,<br />

wat de rechter zal do<strong>en</strong> wanneer partij<strong>en</strong> <strong>voor</strong> langere <strong>tijd</strong> contract<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

met elkaar <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>, maar op het mom<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zal<br />

ontst<strong>aan</strong>, e<strong>en</strong> ‘gat’ van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> om vervolg<strong>en</strong>s na deze<br />

onderbreking weer opnieuw op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

werkzaamhed<strong>en</strong> te verricht<strong>en</strong>. Deze situatie deed zich onder andere <strong>voor</strong> in het<br />

Gre<strong>en</strong>peace-arrest.(13) Het betrof e<strong>en</strong> werknemer die e<strong>en</strong> belangrijke rol speelde bij e<strong>en</strong><br />

nieuwe grootschalige campagne van Gre<strong>en</strong>peace. De derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van de werknemer zou echter eindig<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat de campagne<br />

van start zou g<strong>aan</strong>, terwijl met e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>de vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong> (op grond van<br />

artikel 7:668a lid 1 sub b BW), wat de werkgever (Gre<strong>en</strong>peace) niet w<strong>en</strong>selijk achtte.<br />

Tijd<strong>en</strong>s de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kom<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong><br />

Gre<strong>en</strong>peace daarom overe<strong>en</strong> dat de huidige arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s zal word<strong>en</strong><br />

beëindigd onder toezegging dat werknemer na drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> – bij de start van de<br />

campagne – weer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zal word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>,<br />

wat ook is gebeurd. De werknemer vordert na beëindiging van de vierde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> verklaring <strong>voor</strong> recht dat hij inmiddels werkzaam is op basis<br />

van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> weg<strong>en</strong>s het overschrijd<strong>en</strong> van 36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> termijn ex artikel 7:668a lid 1 sub a BW. De onderbreking van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong><br />

plus één dag moet volg<strong>en</strong>s hem word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt als misbruik van recht geleg<strong>en</strong> in<br />

het omzeil<strong>en</strong> van ontslagbescherming. De Hoge Raad oordeelde echter dat van<br />

ongeoorloofde ontduiking of uitholling van artikel 7:668a BW niet reeds sprake is door<br />

het <strong>en</strong>kele feit dat werkgever <strong>en</strong> werknemer overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> dat de werknemer na het<br />

verstrijk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>poos van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> als bedoeld in dat artikel<br />

weer in di<strong>en</strong>st van de werkgever zal tred<strong>en</strong>.(14) Het e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander zou wellicht anders<br />

kunn<strong>en</strong> uitpakk<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> sprake zou zijn van e<strong>en</strong> schijnonderbreking. E<strong>en</strong> formele<br />

onderbreking van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, waarin feitelijk gewoon (<strong>en</strong>ige)<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verricht. De Hoge Raad kwam op formele grond<strong>en</strong> in de<br />

Gre<strong>en</strong>peace-zaak niet toe <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> beoordeling van deze verme<strong>en</strong>de schijnhandeling. In<br />

dezelfde lijn ligt de uitspraak van de Kantonrechter Dordrecht. Werkgever heeft het<br />

<strong>tijd</strong>elijke di<strong>en</strong>stverband met werknemer tweemaal <strong>voor</strong>tgezet. Vervolg<strong>en</strong>s heeft<br />

werkgever de werkzaamhed<strong>en</strong> van werknemer lat<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dkracht<br />

<strong>en</strong> werknemer pas na drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> plus e<strong>en</strong> dag weer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>. De kantonrechter oordeelde dat e<strong>en</strong> dergelijke handelswijze –<br />

mede gezi<strong>en</strong> de nodige flexibiliteit in de litigieuze branche waarin werkgever actief is –<br />

ge<strong>en</strong> misbruik van recht opleverde.(15) E<strong>en</strong> vraag van geheel andere orde is of het<br />

repeter<strong>en</strong>d gebruik van deze ‘doorbrekingstermijn’ van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> is toegest<strong>aan</strong>.(16)<br />

De minister van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid heeft <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de parlem<strong>en</strong>taire<br />

behandeling van deze bepaling <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>, dat in e<strong>en</strong> dergelijke situatie op <strong>en</strong>ig<br />

mom<strong>en</strong>t sprake kan zijn van misbruik van recht t<strong>en</strong> einde de ontslagbepaling<strong>en</strong> te<br />

omzeil<strong>en</strong>.(17) Wanneer precies sprake is van ‘<strong>en</strong>ig mom<strong>en</strong>t’ blijkt niet uit de<br />

parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is. Volg<strong>en</strong>s de Kantonrechter Groning<strong>en</strong> leverde het gedur<strong>en</strong>de<br />

zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> repeter<strong>en</strong>d <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> met steeds e<strong>en</strong><br />

onderbreking van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> misbruik van artikel 7:668a BW op.<br />

Ev<strong>en</strong>min zou dit strijdigheid met Richtlijn 1999/70/EG oplever<strong>en</strong> (zie hieromtr<strong>en</strong>t hierna<br />

C.5). Het <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong> van alle<strong>en</strong> maar <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> was vanwege de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 30


seizo<strong>en</strong>sgebond<strong>en</strong> arbeid gerechtvaardigd. (18) Toch kan het goed werkgeverschap<br />

(artikel 7:611 BW) met zich br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> dat ondanks de doorbrekingstermijn van drie<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, de nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> alsnog geconverteerd<br />

wordt in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.(19) Deze situatie kan zich<br />

bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong>do<strong>en</strong> wanneer er sprake is van e<strong>en</strong> gerechtvaardigd opgewekt<br />

vertrouw<strong>en</strong> bij de werknemer, dat zijn nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zal zijn.(20)<br />

In e<strong>en</strong> zaak die <strong>aan</strong> de Kantonrechter Apeldoorn (21) werd <strong>voor</strong>gelegd was sprake van<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> waarvan de omvang tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s drie keer<br />

werd uitgebreid. Volg<strong>en</strong>s de kantonrechter betroff<strong>en</strong> deze uitbreiding<strong>en</strong> period<strong>en</strong> binn<strong>en</strong><br />

de <strong>en</strong>kele arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> kond<strong>en</strong> ze niet word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt als afzonderlijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die de ‘hoofdovere<strong>en</strong>komst’ hebb<strong>en</strong> opgevolgd in de zin van<br />

artikel 7:668a lid 1 BW. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> eindigde volg<strong>en</strong>s de<br />

hoofdregel van rechtswege. In e<strong>en</strong> zaak bij de Rechtbank Maastricht had de werkgever<br />

het <strong>aan</strong>tal ur<strong>en</strong> van werkneemster vanaf 2003 steeds op <strong>tijd</strong>elijke basis verhoogd van 10<br />

uur <strong>en</strong> 45 minut<strong>en</strong> per week naar (t<strong>en</strong> slotte) 22 uur <strong>en</strong> 15 minut<strong>en</strong> per week. De<br />

rechtbank oordeelde dat er ge<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> was<br />

ontst<strong>aan</strong>, nu het steeds ging over e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke verhoging van het <strong>aan</strong>tal ur<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> periode. Deze <strong>tijd</strong>elijke uitbreiding van het <strong>aan</strong>tal ur<strong>en</strong> werd niet gezi<strong>en</strong> als<br />

ope<strong>en</strong>volging van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>.(22)<br />

De Kantonrechter Zwolle oordeelde onlangs anders. Volg<strong>en</strong>s hem is uitbreiding of<br />

vermindering van arbeidsduur wel degelijk <strong>aan</strong> te merk<strong>en</strong> als nieuwe <strong>tijd</strong>elijke<br />

contract<strong>en</strong>. Zodo<strong>en</strong>de leidt het driemaal wijzig<strong>en</strong> van arbeidsomvang <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> tot conversie in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Indi<strong>en</strong> dit niet het geval zou zijn, dan zou de ket<strong>en</strong>regeling gemakkelijk<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omzeild door e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong><br />

van beperkte omvang <strong>en</strong> binn<strong>en</strong> deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst steeds <strong>tijd</strong>elijke<br />

‘uuruitbreiding<strong>en</strong>’ af te sprek<strong>en</strong>.(23) Vanuit de bescherming <strong>voor</strong> werknemer bezi<strong>en</strong>, valt<br />

veel <strong>voor</strong> deze opvatting te zegg<strong>en</strong>. Het zou immers theoretisch d<strong>en</strong>kbaar zijn dat e<strong>en</strong><br />

werkgever e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van ti<strong>en</strong> jaar sluit met e<strong>en</strong><br />

geringe omvang (1 uur per m<strong>aan</strong>d). Vervolg<strong>en</strong>s zou de werkgever per m<strong>aan</strong>d of kwartaal<br />

‘<strong>tijd</strong>elijke uitbreiding<strong>en</strong>’ kunn<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> tot 32 uur per m<strong>aan</strong>d. Anderzijds kan<br />

word<strong>en</strong> betoogd dat het doel de ket<strong>en</strong>regeling is geleg<strong>en</strong> in het verschaff<strong>en</strong> van<br />

zekerheid omtr<strong>en</strong>t het einde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Bij het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, is die zekerheid van meet af <strong>aan</strong> gegev<strong>en</strong>. Dat<br />

tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s de omvang van de arbeidsduur wijzigt, doet daar niet <strong>aan</strong> af. Vanuit Europese<br />

context zou m<strong>en</strong> hier<strong>aan</strong> toe kunn<strong>en</strong> voeg<strong>en</strong> dat de richtlijn lidstat<strong>en</strong> verplicht om<br />

misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

De overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zelf st<strong>aan</strong> hier c<strong>en</strong>traal, niet de inhoudelijke wijziging binn<strong>en</strong> de<br />

<strong>tijd</strong>elijke overe<strong>en</strong>komst. Het verdi<strong>en</strong>t daarom de <strong>voor</strong>keur om de b<strong>en</strong>adering van de<br />

Kantonrechter Apeldoorn <strong>en</strong> Rechtbank Maastricht te volg<strong>en</strong>. (24) Mocht daadwerkelijk<br />

sprake zijn van misbruik of ontduiking van de ket<strong>en</strong>regeling, dan is al<strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> beroep op<br />

artikel 7:611 BW jo 3:13 BW (misbruik van ket<strong>en</strong>regeling) mogelijk.<br />

Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst gekwalificeerd wordt als e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>overe<strong>en</strong>komst, dan leidt<br />

iedere oproep steeds tot e<strong>en</strong> korte arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

werknemer meer dan drie keer <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> oproep gevolg heeft gegev<strong>en</strong> met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong><br />

van niet meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, dan geldt de vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst als<br />

<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.(25) Daarmee is echter nog niets gezegd over de<br />

omvang van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Daar<strong>voor</strong> zal m<strong>en</strong> mogelijk<br />

e<strong>en</strong> beroep kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op de rechtsvermoed<strong>en</strong>s van artikel 7:610b BW naar analogie.<br />

De gedachte die <strong>aan</strong> artikel 7:668a BW t<strong>en</strong> grondslag ligt is bescherming van<br />

werknemers. Ook de richtlijn is onomstotelijk opgesteld om misbruik door ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d<br />

gebruik van <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. Op grond van deze ratio is<br />

het verdedigbaar dat alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer e<strong>en</strong> beroep op artikel 7:668a BW toekomt.<br />

Doorg<strong>aan</strong>s zal e<strong>en</strong> werknemer daar ook alle belang bij hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> speelt deze vraag ge<strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 31


ol. Toch is het d<strong>en</strong>kbaar dat e<strong>en</strong> werknemer belang heeft bij instandhouding van zijn<br />

<strong>tijd</strong>elijke contract bov<strong>en</strong> conversie in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Deze situatie deed zich <strong>voor</strong> in de zog<strong>en</strong>oemde Rasmuss<strong>en</strong>-zaak. Nadat in rechte was<br />

kom<strong>en</strong> vast te st<strong>aan</strong> dat het ontslag op st<strong>aan</strong>de voet op 26 juli 2007 t<strong>en</strong> onrechte was<br />

verle<strong>en</strong>d, kwam de vraag <strong>aan</strong> de orde over welke periode de werkgever schadeplichtig<br />

was weg<strong>en</strong>s onregelmatige opzegging. Werknemer Rasmuss<strong>en</strong> stelde zich op het<br />

standpunt dat hij e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> had tot 31 december<br />

2007. Omdat partij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s opzegbeding hadd<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> was naar<br />

de stelling van Rasmuss<strong>en</strong> de werkgever gehoud<strong>en</strong> het loon tot <strong>aan</strong> 31 december 2007<br />

te betal<strong>en</strong>. De werkgever beriep zich op 7:668a BW stell<strong>en</strong>de dat sprake was van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> welke gewoon opzegbaar was met<br />

inachtneming van e<strong>en</strong> opzegtermijn van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. De kantonrechter oordeelde dat<br />

het betoog van Rasmuss<strong>en</strong> dat alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer zich op de bescherm<strong>en</strong>de bepaling<br />

van artikel 7:668a BW kan beroep<strong>en</strong> onjuist is. (26)<br />

De ket<strong>en</strong>regeling is in 2002 <strong>en</strong> 2007 geëvalueerd in opdracht van het ministerie van<br />

Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid.(27) Volg<strong>en</strong>s het evaluatierapport 2002 heeft de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> populariteit onder werkgevers gewonn<strong>en</strong>.<br />

De meeste cao’s hebb<strong>en</strong> de ket<strong>en</strong>regeling van lid 1 overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkgevers hebb<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>thousiaster gebruik gemaakt van verl<strong>en</strong>gingsmogelijkhed<strong>en</strong> dan de wetgever<br />

verwachtte.<br />

Werkgevers klag<strong>en</strong> over (extra) administratieve last<strong>en</strong>, omdat zij g<strong>en</strong>oodzaakt zijn om<br />

meer <strong>en</strong> zorgvuldiger te administrer<strong>en</strong> met welke werknemer zij welke contract<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong>. De ket<strong>en</strong>regeling heeft er ook toe geleid dat in veel gevall<strong>en</strong> na<br />

verloop van drie jaar of na drie <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> omzetting heeft plaatsgevond<strong>en</strong> in<br />

e<strong>en</strong> vast contract. Tot slot is het vermoed<strong>en</strong> uitgekom<strong>en</strong> dat werkgevers <strong>tijd</strong>elijke<br />

contract<strong>en</strong> meer zoud<strong>en</strong> g<strong>aan</strong> gebruik<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gde proefperiode.(28) Het<br />

evaluatierapport 2007 stelt vast dat werkgevers thans minder dan in 2002 gebruik<br />

mak<strong>en</strong> van <strong>voor</strong> flexwerknemers ongunstige opties (zoals het niet <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> of het gebruik mak<strong>en</strong> van de<br />

onderbrekingstermijn van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> om <strong>aan</strong> de rechtsgevolg<strong>en</strong> van artikel 7:668a lid<br />

1 BW te ontkom<strong>en</strong>). Wel wordt vastgesteld dat met name jongere werknemers (22-26<br />

jaar) <strong>en</strong> oudere werknemers (55-64 jaar) vaker geconfronteerd word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

onderbreking van t<strong>en</strong> minste drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, dan andere werknemers. T<strong>en</strong> slotte wordt<br />

opgemerkt dat uit onderzoek is geblek<strong>en</strong> dat veelvuldig <strong>en</strong> ongelimiteerd gebruik wordt<br />

gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid bij cao.(29) Het kabinet heeft mede naar<br />

<strong>aan</strong>leiding van dit rapport <strong>aan</strong>gekondigd <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> om deze<br />

afwijkingsmogelijkheid bij cao (art. 7:668a lid 5 BW) <strong>aan</strong> band<strong>en</strong> te legg<strong>en</strong>. Zie uitvoerig<br />

hierna C.5.(30)<br />

C.2 Opvolg<strong>en</strong>de werkgevers (lid 2)<br />

In artikel 7:668a lid 2 BW is e<strong>en</strong> regeling opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om de zog<strong>en</strong>oemde<br />

draaideurconstructie onmogelijk te mak<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> draaideurconstructie houdt in dat e<strong>en</strong><br />

tweetal elkaar opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> tuss<strong>en</strong> dezelfde<br />

partij<strong>en</strong> wordt onderbrok<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> periode waarin de betrokk<strong>en</strong> werknemer hetzelfde<br />

werk blijft verricht<strong>en</strong> op dezelfde plaats, maar (<strong>tijd</strong>elijk) via e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau (of<br />

derd<strong>en</strong>) <strong>aan</strong> de werkgever wordt ingele<strong>en</strong>d. Formeel heeft de werknemer gedur<strong>en</strong>de<br />

deze periode e<strong>en</strong> andere werkgever. Op deze wijze werd <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, dat e<strong>en</strong> bezwar<strong>en</strong>d<br />

geachte wettelijke regeling – zoals de ontslagbepaling<strong>en</strong> – van toepassing werd.(31)<br />

Op grond van lid 2 wordt <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat omzetting in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt omzeild doordat e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijk contract met de <strong>en</strong>e werkgever wordt<br />

opgevolgd door e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijk contract met e<strong>en</strong> (<strong>tijd</strong>elijk) andere werkgever. In de<br />

memorie van toelichting staat opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat lid 2 de ‘opbouw van recht<strong>en</strong>’ van de<br />

werknemer beoogt te bescherm<strong>en</strong>. Wat precies met deze zinsnede wordt bedoeld valt<br />

niet uit de memorie van toelichting af te leid<strong>en</strong>. Waarschijnlijk wordt bedoeld de opbouw<br />

van recht<strong>en</strong> in het licht van artikel 7:668a lid 1 BW. De opbouw van arbeidsjar<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 32


arbeidscontract<strong>en</strong> om in <strong>aan</strong>merking te kom<strong>en</strong> <strong>voor</strong> conversie ex lid 1. (32) Verdedigbaar<br />

is echter ook dat opbouw van recht<strong>en</strong> zoals anciënniteit wordt bedoeld.<br />

De regeling ter <strong>voor</strong>koming van misbruik lijkt heel evid<strong>en</strong>t. In de praktijk blijkt echter<br />

lang niet al<strong>tijd</strong> ev<strong>en</strong> gemakkelijk vast te stell<strong>en</strong> wanneer sprake is van ‘opvolg<strong>en</strong>d<br />

werkgeverschap’.(33) Uit de parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is zou m<strong>en</strong> in ieder geval de<br />

volg<strong>en</strong>de gezichtspunt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> afleid<strong>en</strong>. Er is sprake van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap<br />

indi<strong>en</strong> de werknemer (a) dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong>, op (b) dezelfde werkplek blijft<br />

verricht<strong>en</strong>.(34) In de praktijk werk<strong>en</strong> deze criteria niet (al<strong>tijd</strong>). Wat nu als werknemer<br />

<strong>voor</strong> 90% dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong> blijft verricht<strong>en</strong>, maar de functie op papier is<br />

gewijzigd. Betek<strong>en</strong>t dit dat werknemer zijn volledige rechtsbescherming kwijtraakt? En<br />

wat te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van het feit dat e<strong>en</strong> werkgever e<strong>en</strong> bedrijfsonderdeel uit faillissem<strong>en</strong>t<br />

overneemt <strong>en</strong> integreert in zijn eig<strong>en</strong> onderneming. De werknemer blijft dezelfde<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>, met dezelfde machines teg<strong>en</strong> min of meer dezelfde<br />

arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, maar op e<strong>en</strong> andere locatie. Ge<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>de werkgeverschap?<br />

Daarnaast vereis<strong>en</strong> deze criteria niet uitdrukkelijk dat er tuss<strong>en</strong> ex-werkgever <strong>en</strong> nieuwe<br />

werkgever e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> band moet best<strong>aan</strong>, terwijl dit toch wel het geval zal moet<strong>en</strong><br />

zijn. Dit valt af te leid<strong>en</strong> uit de term ‘opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap’ zelf, alsmede indirect<br />

uit de gelijksoortigheid van werk <strong>en</strong> werkplek. Het kan immers niet zo zijn dat e<strong>en</strong><br />

werknemer die bij verschill<strong>en</strong>de werkgevers als monteur heeft gewerkt, bij wisseling van<br />

b<strong>aan</strong> onmiddellijk <strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d nog op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan word<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. (35) In navolging van het Advies van de<br />

STAR is in de rechtspraak onder meer gewicht toegek<strong>en</strong>d <strong>aan</strong> de vraag of sprake is van<br />

e<strong>en</strong> groep als bedoeld in artikel 2:24b BW. Zo oordeelde de Kantonrechter Amsterdam<br />

dat verschill<strong>en</strong>de tot de Ernst&Young Group behor<strong>en</strong>de <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> als elkaars opvolg<strong>en</strong>d<br />

werkgever beschouwd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Dat werknemer niet langer op dezelfde werkplek<br />

werkzaam was (Georgië versus Nederland) doet niet terzake, omdat dit ge<strong>en</strong> hard<br />

vereiste is volg<strong>en</strong>s de kantonrechter.(36)<br />

In de literatuur wordt wel verdedigd dat sprake moet zijn van e<strong>en</strong> zeker ‘behoud van<br />

id<strong>en</strong>titeit’. Dit valt ook met zoveel woord<strong>en</strong> uit de toelichting bij hetzelfde begripp<strong>en</strong>paar<br />

in artikel 7:677 lid 4 BW (Ragetlie-regel) op te mak<strong>en</strong>. De toelichting luidt als volgt: “Van<br />

<strong>voor</strong>tzetting in de zin van lid 4 is alle<strong>en</strong> dan sprake indi<strong>en</strong> de opvolg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst, anders dan qua rechtskarakter, niet wez<strong>en</strong>lijk verschilt van de<br />

<strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Van <strong>voor</strong>tzetting in de zin van<br />

lid 4 is dus ge<strong>en</strong> sprake als de id<strong>en</strong>titeit van beide arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> te zeer<br />

verschilt. Dit kan bij<strong>voor</strong>beeld het geval zijn <strong>voor</strong> wat betreft de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> arbeid<br />

of de salaris- <strong>en</strong> andere arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>."(37) Behoud van id<strong>en</strong>titeit ziet in de<br />

gevall<strong>en</strong> van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap op de aard van de werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> de door<br />

de werknemer beklede functie(s). Of <strong>en</strong> in hoeverre die werkzaamhed<strong>en</strong> mog<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong> hangt af van de omstandighed<strong>en</strong> van het geval. E<strong>en</strong> antwoord op de vraag<br />

naar behoud van id<strong>en</strong>titeit kan dan ook niet zomaar uit de gevarieerde jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

word<strong>en</strong> afgeleid.(38) Als regel zal hebb<strong>en</strong> te geld<strong>en</strong> dat de inhoud van het werk <strong>en</strong> de<br />

omstandighed<strong>en</strong> waaronder wordt gewerkt in wez<strong>en</strong> hetzelfde moet<strong>en</strong> zijn.(39) Zo<br />

oordeelde bij<strong>voor</strong>beeld de Kantonrechter Zwolle dat er ge<strong>en</strong> sprake was van opvolg<strong>en</strong>d<br />

werkgeverschap omdat de standplaats <strong>en</strong> werkplek van werknemer was gewijzigd,<br />

alsmede de inhoud van de oorspronkelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst. De oorspronkelijke<br />

praktijkleerovere<strong>en</strong>komst was volledig opgeg<strong>aan</strong> in e<strong>en</strong> ‘volwaardige<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst’.(40) De Kantonrechter Hilversum oordeelde dat de standplaats<br />

niet zozeer doorslaggev<strong>en</strong>d is, maar veelmeer het antwoord op de vraag of de<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> dezelfde of nag<strong>en</strong>oeg dezelfde zijn.(41) Zo ook de Kantonrechter Berg<strong>en</strong><br />

op Zoom van 16 februari 2005.(42) De werknemer heeft eerst als uitz<strong>en</strong>dkracht <strong>voor</strong> de<br />

werkgever werkzaamhed<strong>en</strong> verricht in de functie van automatiseringsmedewerker. Later<br />

treedt hij bij de werkgever in di<strong>en</strong>st als assist<strong>en</strong>t technisch beheer binn<strong>en</strong> de afdeling<br />

automatisering. De vraag is of het uitz<strong>en</strong>dbureau <strong>en</strong> de werkgever als opvolg<strong>en</strong>d<br />

werkgevers in de zin van artikel 7:668a lid 2 BW te beschouw<strong>en</strong> zijn. Volg<strong>en</strong>s de<br />

kantonrechter is daarvan ge<strong>en</strong> sprake, omdat de werknemer in de functie van assist<strong>en</strong>t<br />

technisch beheer <strong>voor</strong> het eerst eig<strong>en</strong> verantwoordelijkhed<strong>en</strong> kreeg. De werkzaamhed<strong>en</strong><br />

als automatiseringsmedewerker <strong>en</strong> als assist<strong>en</strong>t technisch beheer kunn<strong>en</strong> daarmee niet<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 33


als gelijksoortig in de zin van lid 2 word<strong>en</strong> gekwalificeerd. Dat gold ook <strong>voor</strong> de functie<br />

van medewerker onderhoudsadministratie <strong>en</strong> die van medewerker grootboek.(43) In<br />

deze zaak merkt de kantonrechter expliciet op, dat het best zo kan zijn dat e<strong>en</strong><br />

werknemer <strong>bepaalde</strong> onderdel<strong>en</strong> van de taak niet uitvoert, maar dat <strong>voor</strong> de<br />

toepasselijkheid van de bepaling<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap telt of die<br />

specifieke onderdel<strong>en</strong> tot de functie behor<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> andere zaak was de werknemer eerst verteg<strong>en</strong>woordiger, later werd hij<br />

accountmanager apothek<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> salarisverhoging van 650 guld<strong>en</strong> per m<strong>aan</strong>d. Toch<br />

oordeelde de Kantonrechter Amsterdam (44) dat in de feitelijke situatie de id<strong>en</strong>titeit van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst bewaard was geblev<strong>en</strong>. Naar de m<strong>en</strong>ing van de kantonrechter<br />

was de aard van de arbeid dezelfde geblev<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> de secundaire arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

niet veranderd <strong>en</strong> was de plaats van de werknemer in de lijn van rapporter<strong>en</strong> niet<br />

veranderd. Dat binn<strong>en</strong> de nieuwe functie meer reiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> overnachting<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gemaakt deed daar<strong>aan</strong> niet af.<br />

Wanneer e<strong>en</strong> werknemer werkzaam is binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d geheel van<br />

v<strong>en</strong>nootschapp<strong>en</strong>, maar verschill<strong>en</strong>de werkzaamhed<strong>en</strong> heeft verricht <strong>voor</strong> twee<br />

verschill<strong>en</strong>de onderneming<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> die groep, br<strong>en</strong>gt het feit dat de v<strong>en</strong>nootschapp<strong>en</strong><br />

tot de groep behor<strong>en</strong> op zichzelf niet mee dat die v<strong>en</strong>nootschapp<strong>en</strong> t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van het<br />

werkgeverschap met elkaar vere<strong>en</strong>zelvigd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.(45) Dit neemt ev<strong>en</strong>wel niet<br />

weg dat de werkgevers binn<strong>en</strong> de groep wel opvolg<strong>en</strong>de werkgevers ter zake de<br />

verrichte arbeid kunn<strong>en</strong> zijn (zie hierbov<strong>en</strong> met verwijzing naar 2:24b BW).<br />

Zoals gezegd, de bepaling opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in lid 2 van artikel 7:688a BW wordt ook wel de<br />

anti-draaideurbepaling g<strong>en</strong>oemd. Tijd<strong>en</strong>s de gehele parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is treft m<strong>en</strong><br />

steeds deze b<strong>en</strong>aming <strong>aan</strong>, waar gesprok<strong>en</strong> wordt over het tweede lid.(46) Deze<br />

b<strong>en</strong>aming is ev<strong>en</strong>wel misleid<strong>en</strong>d omdat het de suggestie wekt dat het tweede lid alle<strong>en</strong><br />

van toepassing zou zijn indi<strong>en</strong> sprake is van misbruik van de ket<strong>en</strong>regeling.(47) De Hoge<br />

Raad heeft echter in het arrest Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik geoordeeld dat artikel 7:668a lid 2<br />

BW van toepassing is, ongeacht de vraag of er al dan niet sprake is van<br />

misbruiksituaties. Dit volgt, aldus de Raad, uit de strekking <strong>en</strong> de tekst van het artikellid.<br />

(48)<br />

E<strong>en</strong> verschil met lid 1 is, dat ook arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> word<strong>en</strong><br />

meegerek<strong>en</strong>d in de reeks arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met opvolg<strong>en</strong>de werkgevers.(49) Dat<br />

betek<strong>en</strong>t, dat eerder conversie intreedt bij e<strong>en</strong> reeks arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

opvolg<strong>en</strong>de werkgevers dan bij e<strong>en</strong> vergelijkbare reeks tuss<strong>en</strong> juridisch dezelfde partij<strong>en</strong>.<br />

(50)<br />

Lid 2 is van belang bij bedrijfsovernames <strong>en</strong> wanneer gebruik gemaakt wordt van<br />

uitz<strong>en</strong>dkracht<strong>en</strong>. Opvolg<strong>en</strong>de werkgevers kunn<strong>en</strong> ook tot verschill<strong>en</strong>de organisatorische<br />

e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> organisatie behor<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo voldo<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het gestelde in lid 2.(51)<br />

Let op, bij e<strong>en</strong> overgang van onderneming op grond van artikel 7:662 BW wordt de<br />

nieuwe werkgever juridisch als dezelfde werkgever als de oude beschouwd; hij neemt als<br />

het ware de plaats in van de oude werkgever. Dat betek<strong>en</strong>t, dat bij de beoordeling van<br />

opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> lid 1 <strong>en</strong> niet lid 2 van toepassing<br />

is.(52)<br />

Is e<strong>en</strong>maal vastgesteld dat sprake is van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap (7:688a lid 2 BW),<br />

dan is vervolg<strong>en</strong>s de vraag of de ket<strong>en</strong>regeling van lid 1 met zich br<strong>en</strong>gt dat sprake is<br />

van conversie. Heeft e<strong>en</strong> werknemer reeds op basis van drie <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong><br />

werkzaamhed<strong>en</strong> verricht, dan zal het vierde <strong>tijd</strong>elijke contract onmiddellijk word<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>gemerkt als zijnde e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Hetzelfde geldt<br />

uiteraard <strong>voor</strong> overschrijding van de 36-m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s. Wat gecompliceerder ligt het bij<br />

opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na detachering. Stel, werknemer is in di<strong>en</strong>st van werkgever A<br />

in de functie van CAD-tek<strong>en</strong>aar op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Deze overe<strong>en</strong>komst wordt e<strong>en</strong>maal verl<strong>en</strong>gd <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s <strong>voor</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 34


on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong>tgezet. Werknemer is inmiddels vier jaar in di<strong>en</strong>st, als werkgever<br />

weg<strong>en</strong>s teruglop<strong>en</strong>de bedrijvigheid werknemer uitle<strong>en</strong>t <strong>aan</strong> (detacheert bij) werkgever B<br />

in de functie van CAD-tek<strong>en</strong>aar. Werknemer werkt aldaar gedur<strong>en</strong>de neg<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s besluit werkgever B werknemer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

<strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong> <strong>voor</strong> zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Er zijn dan twee opvatting<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kbaar. De eerste<br />

opvatting is dat werkgever B moet word<strong>en</strong> beschouwd als opvolg<strong>en</strong>d werkgever van<br />

werkgever A <strong>en</strong> dat het hele arbeidsverled<strong>en</strong> van werknemer di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong><br />

in de berek<strong>en</strong>ing van de ket<strong>en</strong>regeling. Op grond van lid 1 zou het <strong>tijd</strong>elijke contract van<br />

werkgever B onmiddellijk word<strong>en</strong> geconverteerd in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (de 36-m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s wordt immers ruimschoots overschred<strong>en</strong>). De<br />

tweede opvatting is dat werkgever B <strong>en</strong>kel t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de periode van detachering<br />

als opvolg<strong>en</strong>d werkgever kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt. Dit betek<strong>en</strong>t dat <strong>en</strong>kel de neg<strong>en</strong><br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (bij werkgever A) in de ket<strong>en</strong> mag word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Het gevolg zou zijn<br />

dat er nog (lang) ge<strong>en</strong> sprake is van conversie. Deze tweede opvatting komt het meest<br />

juist <strong>voor</strong>. Deze opvatting past ook beter in het hier<strong>voor</strong> g<strong>en</strong>oemde toetsingsmodel van<br />

‘dezelfde werkplek, dezelfde arbeid’.<br />

Voor de relatie van artikel 7:668a BW met de bepaling<strong>en</strong> rond de uitz<strong>en</strong>dovere<strong>en</strong>komst,<br />

zie het comm<strong>en</strong>taar bij artikel 7:691 BW.<br />

Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap kan van belang zijn <strong>voor</strong> de berek<strong>en</strong>ing van de anciënniteit.<br />

De Regionaal Directeur Arbeids<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing Gelderland-WMO (<strong>voor</strong>loper van het huidige<br />

UWV WERKbedrijf) <strong>bepaalde</strong> dat werkzaamhed<strong>en</strong> verricht op detacheringsbasis meetell<strong>en</strong><br />

bij het bepal<strong>en</strong> van de anciënniteit. De RDA verwijst daarbij naar het <strong>bepaalde</strong> in artikel<br />

7:668a BW.(53) De Kantonrechter Alph<strong>en</strong> <strong>aan</strong> d<strong>en</strong> Rijn oordeelde daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> dat artikel<br />

7:668a lid 2 BW niet tot gevolg heeft het di<strong>en</strong>stverled<strong>en</strong> van de werknemer bij de<br />

<strong>voor</strong>ganger onverkort van toepassing is op de hoogte van de A-factor bij e<strong>en</strong><br />

ontbindingsvergoeding. Volg<strong>en</strong>s hem beoogt de regeling van artikel 7:668a lid 2 BW<br />

<strong>en</strong>kel arbeidsrechtelijke zekerheid te bied<strong>en</strong> in de zin van conversie van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> bij opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. (54) In gelijke zin oordeelde de<br />

Kantonrechter Groning<strong>en</strong>. Het opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap leidt <strong>en</strong>kel tot conversie <strong>en</strong><br />

niet tot behoud van anciënniteit.(55)<br />

Wanneer er sprake is van – verme<strong>en</strong>d – opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na faillissem<strong>en</strong>t van<br />

de eerste werkgever kan e<strong>en</strong> beroep word<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong> op artikel 7:668a lid 2 BW. De Hoge<br />

Raad heeft immers geoordeeld dat in artikel 7:666 BW de toepasselijkheid van artikel<br />

7:668a lid 2 BW niet wordt uitgeslot<strong>en</strong> op de overgang van e<strong>en</strong> onderneming indi<strong>en</strong> de<br />

werkgever in staat van faillissem<strong>en</strong>t is verklaard <strong>en</strong> de onderneming tot de boedel<br />

behoort. (56) De Kantonrechter Nijmeg<strong>en</strong> had reeds eerder in gelijke zin geoordeeld,<br />

stell<strong>en</strong>de dat <strong>voor</strong> faillissem<strong>en</strong>tssituaties in artikel 7:668a BW ge<strong>en</strong> uitzondering wordt<br />

gemaakt.(57)Het feit dat de curator de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op rechtsgeldige wijze heeft<br />

geëindigd, staat daarbij de toepassing van artikel 7:668a lid 2 jo. lid 1 BW niet in de<br />

weg.(58) Bij e<strong>en</strong> doorstart van e<strong>en</strong> onderneming na faillissem<strong>en</strong>t di<strong>en</strong>t de doorstarter<br />

zich ervan bewust te zijn dat de ket<strong>en</strong>regeling onverkort van toepassing blijft <strong>en</strong> op<br />

grond van lid 2 ook arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> meetell<strong>en</strong> in de<br />

ket<strong>en</strong>regeling van lid 1 (zie hierbov<strong>en</strong>). Zo oordeelde de Kantonrechter Eindhov<strong>en</strong> dat hij<br />

ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> ziet om artikel 7:668a BW zo uit te legg<strong>en</strong> dat het niet van toepassing zou<br />

zijn als de laatste arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> het faillissem<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou<br />

zijn.(59)Met name werknemers met e<strong>en</strong> lang di<strong>en</strong>stverband bij het failliete bedrijf, zull<strong>en</strong><br />

na doorstart op grond van de ket<strong>en</strong>regeling vaak onmiddellijk op basis van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werkzaam zijn (dikwijls vanwege<br />

overschrijding van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ex artikel 7:668a lid 2 jo. lid 1 sub a BW). De opvolg<strong>en</strong>de<br />

werkgever kan <strong>aan</strong> de toepassing van de ket<strong>en</strong>regeling ontkom<strong>en</strong> door de werknemer<br />

e<strong>en</strong> geheel andere functie <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong> of na het einde van het di<strong>en</strong>stverband met de<br />

<strong>voor</strong>ganger e<strong>en</strong> periode van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> te wacht<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dat hij de<br />

werknemer in di<strong>en</strong>st neemt.60 Volg<strong>en</strong>s de Kantonrechter Lelystad wordt ev<strong>en</strong>wel niet in<br />

strijd met de wet gehandeld door in e<strong>en</strong> vaststellingovere<strong>en</strong>komst te bepal<strong>en</strong> dat de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 35


doorstart<strong>en</strong>de werkgever nimmer kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt als opvolg<strong>en</strong>de<br />

werkgever.(61)<br />

E<strong>en</strong> probleemstuk dat de literatuur <strong>en</strong> de jurisprud<strong>en</strong>tie tot op hed<strong>en</strong> verdeeld houdt, is<br />

de sam<strong>en</strong>loop van de ket<strong>en</strong>regeling bij opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap (artikel 7:668a lid 2<br />

BW) <strong>en</strong> de Ragetlieregeling (artikel 7:667 lid 4 jo. lid 5 BW). Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst, die anders dan door rechtsgeldige opzegging of<br />

door ontbinding door de rechter is geëindigd, is <strong>voor</strong>tgezet door e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan drie<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, is <strong>voor</strong> de beëindiging van die laatste arbeidsovere<strong>en</strong>komst opzegging nodig<br />

op grond van de Ragetlie-regeling. Artikel 7:667 lid 5 BW verklaart deze regeling van<br />

overe<strong>en</strong>komstige toepassing op elkaar opvolg<strong>en</strong>de werkgevers. Bij opvolg<strong>en</strong>d<br />

werkgeverschap inzake de ket<strong>en</strong>regeling telt e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> bij de <strong>voor</strong>ganger ook mee in de ket<strong>en</strong>reeks van artikel 7:668a lid 1 BW. Wanneer –<br />

<strong>en</strong> dat doet zich met name <strong>voor</strong> bij doorstart na faillissem<strong>en</strong>t – e<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgever<br />

e<strong>en</strong> werknemer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>biedt, dan wordt deze<br />

werkgever geconfronteerd met twee regeling<strong>en</strong>. Enerzijds de Ragetlie-regeling<br />

(beëindiging <strong>tijd</strong>elijk di<strong>en</strong>stverband door middel van opzegging) <strong>en</strong> anderzijds de<br />

ket<strong>en</strong>regeling (conversie van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>). Is het <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de di<strong>en</strong>stverband door de<br />

curator rechtsgeldig opgezegd, dan vindt toepassing van de Ragetlie-regeling niet plaats<br />

<strong>en</strong> eindigt in beginsel de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> bij opvolg<strong>en</strong>d<br />

werkgeverschap van rechtswege. Op grond van artikel 7:668a lid 2 jo. lid 1 BW kan het<br />

echter zo zijn dat vanwege het di<strong>en</strong>stverled<strong>en</strong> bij de <strong>voor</strong>ganger de nieuwe<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> bij opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap van rechtswege<br />

wordt geconverteerd in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Deze<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt niet van rechtswege, maar zal door middel van opzegging<br />

of ontbinding e<strong>en</strong>zijdig beëindigd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De Ragetlie-regeling impliceert dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst onder omstandighed<strong>en</strong> van rechtswege tot e<strong>en</strong> einde komt, terwijl<br />

de ket<strong>en</strong>regeling nu juist impliceert dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet eindigt. De<br />

bepaling<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> elkaar teg<strong>en</strong> te sprek<strong>en</strong>.(62) Tijd<strong>en</strong>s de parlem<strong>en</strong>taire behandeling van<br />

wets<strong>voor</strong>stel 26257 heeft de minister van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid diverse<br />

mal<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adrukt dat van teg<strong>en</strong>strijdigheid ge<strong>en</strong> sprake is. De Ragetlie-regeling regelt de<br />

wijze waarop e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt beëindigd (opzegging of van rechtswege),<br />

terwijl de ket<strong>en</strong>regeling de aard van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst regelt (<strong>bepaalde</strong> of<br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>). Van e<strong>en</strong> rangorde tuss<strong>en</strong> beide regeling<strong>en</strong> is derhalve ge<strong>en</strong> sprake,<br />

aldus de minister. (63) Naast instemming met dit standpunt van de minister, treft m<strong>en</strong> in<br />

de literatuur ook afwijk<strong>en</strong>de standpunt<strong>en</strong> <strong>aan</strong>.(64) De rechtspraak vertoont op dit punt<br />

absoluut (nog) ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidig beeld. Zo oordeelde de Kantonrechter Roermond dat op<br />

basis van e<strong>en</strong> redelijke uitleg van de parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is de Ragetlie-regeling (als<br />

rec<strong>en</strong>tere wetgeving) <strong>voor</strong> artikel 7:668a lid 2 BW di<strong>en</strong>t te g<strong>aan</strong>.(65) De<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter Ass<strong>en</strong> <strong>en</strong> het Hof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> oordeeld<strong>en</strong> dat de<br />

Ragetlie-regeling nev<strong>en</strong>schikk<strong>en</strong>d is t<strong>en</strong> opzichte van de ket<strong>en</strong>regeling ex artikel 7:668a<br />

BW.(66) Kantonrechter Sittard-Gele<strong>en</strong> toetst <strong>aan</strong> beide regeling<strong>en</strong>, zonder <strong>en</strong>ige<br />

rangorde <strong>aan</strong> te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s hem is niet vold<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> de vereist<strong>en</strong> van artikel<br />

7:668a lid 1 sub a of sub b BW, maar is de Ragetlie-regeling wel van toepassing. (67) De<br />

Hoge Raad heeft zich over deze materie nog niet (expliciet) uitgelat<strong>en</strong>. In de conclusie<br />

onder het meerg<strong>en</strong>oemde arrest Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik gaat de A-G wel in op de<br />

sam<strong>en</strong>loopproblematiek <strong>en</strong> is hij de m<strong>en</strong>ing toeged<strong>aan</strong> dat beide bepaling<strong>en</strong> naast elkaar<br />

kunn<strong>en</strong> best<strong>aan</strong>. De opvatting van de minister – dat van <strong>en</strong>ige rangorde ge<strong>en</strong> sprake zou<br />

zijn – di<strong>en</strong>t in zijn og<strong>en</strong> navolging.(68)<br />

C.3 Verl<strong>en</strong>ging van niet meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (lid 3)<br />

Artikel 7:668a lid 3 formuleert e<strong>en</strong> uitzondering op de hoofdregel van het eerste lid onder<br />

a: ge<strong>en</strong> omzetting naar e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> vindt plaats als<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> periode van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze<br />

onmiddellijk volgt op e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst geslot<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> dezelfde partij<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 36


loop<strong>tijd</strong> van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> of langer. Beide arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> elkaar naadloos<br />

op te volg<strong>en</strong> <strong>en</strong> er mag dus ge<strong>en</strong> wisseling van werkgever zijn.<br />

Deze uitzondering komt tegemoet <strong>aan</strong> werkgevers die de duur van e<strong>en</strong> project niet goed<br />

hebb<strong>en</strong> ingeschat <strong>en</strong> zo de kans krijg<strong>en</strong> het karwei af te lat<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> zonder dat zij<br />

gebond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. De wetgever vond het niet<br />

nodig deze uitzondering te lat<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> wanneer de korte arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt geslot<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>de werkgever in de zin van lid 2.(69)<br />

De uitzondering van lid 3 doet wat gewrong<strong>en</strong> <strong>aan</strong>. Wanneer partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> project will<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>, kunn<strong>en</strong> zij ook e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> betrekkelijk <strong>bepaalde</strong> duur sluit<strong>en</strong>. De arbeidsrelatie eindigt<br />

dan bij de voltooiing van het project. Zie het comm<strong>en</strong>taar op artikel 7:667 BW, onder<br />

C.1.3.<br />

Opmerkelijk is, dat partij<strong>en</strong> die bij<strong>voor</strong>beeld e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 34 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong><br />

zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>en</strong> deze verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> met de<br />

conversieregel van lid 1, terwijl partij<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> contract van vier jaar hadd<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />

zonder die consequ<strong>en</strong>tie e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> afsprek<strong>en</strong>.(70)<br />

C.4 Berek<strong>en</strong>ing opzegtermijn (lid 4)<br />

In het vierde lid van artikel 7:668a BW wordt specifiek bepaald dat de opzegtermijn,<br />

wanneer de ontstane arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt opgezegd, di<strong>en</strong>t<br />

te word<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d vanaf het <strong>tijd</strong>stip van totstandkoming van de eerste<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst als bedoeld onder a of b van lid 1.<br />

Onder meer Christe (71) <strong>en</strong> Verhulp (72) merk<strong>en</strong> op, dat het redelijk lijkt ook de<br />

anciënniteit vanaf dat <strong>tijd</strong>stip te berek<strong>en</strong><strong>en</strong>. Anciënniteit is van belang <strong>voor</strong> de volgorde<br />

van ontslag, zie artikel 4:2 lid 1 Ontslagbesluit. Steun <strong>voor</strong> die opvatting kan word<strong>en</strong><br />

gevond<strong>en</strong> in de uitspraak van de Regionaal Directeur Arbeids<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing Gelderland-<br />

WMO (<strong>voor</strong>loper van het UWV WERKbedrijf), die <strong>bepaalde</strong> dat werkzaamhed<strong>en</strong> verricht<br />

op detacheringsbasis meetell<strong>en</strong> bij het bepal<strong>en</strong> van de anciënniteit. De RDA verwijst<br />

daarbij uitdrukkelijk naar het <strong>bepaalde</strong> in artikel 7:668a BW.(73) Rechtspraak van<br />

rec<strong>en</strong>tere datum wijst deze b<strong>en</strong>adering af.(74) Omdat de wetgever de bescherming van<br />

recht<strong>en</strong> van werknemers <strong>voor</strong> og<strong>en</strong> stond, is verdedigbaar dat ook anciënniteit behoud<strong>en</strong><br />

blijft (zie ook uitvoerig hierbov<strong>en</strong> onder C.2).<br />

De regel van lid 4 heeft <strong>en</strong>kel betrekking op <strong>voor</strong>gezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> als bedoeld in artikel 7:668a lid 1 BW. Wanneer meerdere<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> elkaar opvolg<strong>en</strong> los van de regeling van artikel 7:668a BW, is de<br />

regel uit het vierde lid niet van toepassing.<br />

C.5 Afwijking bij cao (lid 5)<br />

De wetgever heeft uit het oogpunt van flexibiliteit<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW biedt de mogelijkheid om bij cao of andere regeling door of<br />

nam<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> daartoe bevoegd bestuursorg<strong>aan</strong> t<strong>en</strong> nadele van de werknemer af te wijk<strong>en</strong><br />

van het <strong>bepaalde</strong> in de led<strong>en</strong> 1 tot <strong>en</strong> met 4.(75) Veel cao’s hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> op de<br />

branche toegesned<strong>en</strong> regeling getroff<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de arbeidsrechtelijke gevolg<strong>en</strong> van<br />

<strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.(76) Het verdi<strong>en</strong>t dan ook<br />

<strong>aan</strong>beveling in e<strong>en</strong> concreet geval de toepasselijke cao te raadpleg<strong>en</strong>.<br />

Voor afwijking van de ket<strong>en</strong>regeling op grond van lid 5 is volg<strong>en</strong>s de Kantonrechter<br />

Amersfoort vereist dat de litigieuze cao-bepaling uitdrukkelijk afwijkt van het systeem<br />

van artikel 7:668a BW. E<strong>en</strong> (algem<strong>en</strong>e) ontbind<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>waarde in de cao waarin staat<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt wanneer de<br />

werknemer zijn vakopleiding heeft beëindigd, kan niet word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt als e<strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 37


afwijking van de ket<strong>en</strong>regeling ex artikel 7:668a lid 5 BW. Volg<strong>en</strong>s de kantonrechter zou<br />

dit immers tot gevolg hebb<strong>en</strong> dat feitelijk van artikel 7:668a lid 1 BW zou word<strong>en</strong><br />

afgewek<strong>en</strong>, zonder dat in e<strong>en</strong> dergelijke afwijking uitdrukkelijk was <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> bij cao.(77)<br />

In e<strong>en</strong> zaak <strong>voor</strong> de Kantonrechter Utrecht werd geoordeeld dat het beroep door de<br />

werkgever op de horeca-cao in deze naar maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid<br />

on<strong>aan</strong>vaardbaar was. Daarbij was van belang dat de tekst van het incorporatiebeding in<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet ondubbelzinnig is <strong>en</strong> dat niet is geblek<strong>en</strong> dat <strong>aan</strong> de<br />

werknemer duidelijke mededeling<strong>en</strong> zijn ged<strong>aan</strong> over ev<strong>en</strong>tuele gevolg<strong>en</strong> van de horecacao.<br />

In de horeca-cao was in afwijking van artikel 7:668a BW bepaald dat zes contract<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.(78) E<strong>en</strong> afwijking bij cao sorteert alle<strong>en</strong><br />

effect als niet reeds <strong>voor</strong> het van toepassing word<strong>en</strong> van de cao-bepaling de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is geconverteerd. Dit was het geval in de zaak<br />

van Vzngr. Rb. Amsterdam 13 november 2008, RAR 2009, 17. In casu werd het ontst<strong>aan</strong><br />

van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> door incorporatie van<br />

artikel 6 lid 5 van de cao, nu dit artikel pas in de individuele arbeidsovere<strong>en</strong>komst is<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> nadat van rechtswege al e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> was<br />

ontst<strong>aan</strong>.<br />

Zoals hier<strong>voor</strong> is opgemerkt is Nederland op grond van de Richtlijn 1999/70/EG verplicht<br />

e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal maatregel<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong> om misbruik van <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> te g<strong>aan</strong>. Daartoe heeft Nederland zowel het maximum <strong>aan</strong>tal ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

<strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> alsmede de totale maximale totale duur van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> conversie in <strong>aan</strong>merking do<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong>.<br />

Naar <strong>aan</strong>leiding van het Ad<strong>en</strong>eler-arrest is de vraag gerez<strong>en</strong> in hoeverre bij cao van deze<br />

ket<strong>en</strong>regeling kan word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong>, zonder inbreuk te mak<strong>en</strong> op doel <strong>en</strong> strekking van<br />

deze Richtlijn (79) In deze zaak kreeg het Hof onder andere de prejudiciële vraag<br />

<strong>voor</strong>gelegd of het wettelijke verbod in de Griekse op<strong>en</strong>bare sector om ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> om te zett<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>,<br />

ver<strong>en</strong>igbaar is met de Richtlijn inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

wanneer de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in werkelijkheid <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoefte van de werkgever. Het Hof stelde dat de Richtlijn niet<br />

dwingt tot het omzett<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. In zoverre is het wettelijke verbod tot<br />

omzetting niet strijdig met deze Richtlijn. Dit wordt echter anders indi<strong>en</strong> in de Griekse<br />

op<strong>en</strong>bare sector niet is <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> andere effectieve maatregel tot <strong>voor</strong>koming <strong>en</strong><br />

bestraffing van het misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong>.(80) In de literatuur is er op gewez<strong>en</strong> dat deze overweging met name e<strong>en</strong> kritische<br />

herijking van het gebruik van artikel 7:668a lid 5 BW rechtvaardigt. Wanneer gebruik<br />

wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid van de ket<strong>en</strong>regeling, di<strong>en</strong>t deze<br />

afwijk<strong>en</strong>de regeling te voldo<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de doelstelling van Richtlijn om misbruik van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.(81) Het <strong>en</strong>kele<br />

feit dat lid 5 de mogelijkheid biedt om van de ket<strong>en</strong>regeling af te wijk<strong>en</strong>, vormt in ieder<br />

geval ge<strong>en</strong> toereik<strong>en</strong>de grond om onbeperkt van de ket<strong>en</strong>regeling af te wijk<strong>en</strong>. Het Hof<br />

merkt hierover op dat steeds concrete feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>getoond die het <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong>, dan wel continuer<strong>en</strong>, van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijk di<strong>en</strong>stverband<br />

rechtvaardig<strong>en</strong>. Wel merkt het Hof in Ad<strong>en</strong>eler-arrest op dat het nastrev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

rechtmatige doelstelling van sociaal beleid van e<strong>en</strong> lidstaat onder omstandighed<strong>en</strong> het<br />

sluit<strong>en</strong> van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan<br />

rechtvaardig<strong>en</strong>. Cao-partij<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> dus steeds <strong>aan</strong> de hand van concrete feit<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

omstandighed<strong>en</strong> de afwijking van artikel 7:668a lid 1 BW moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

rechtvaardig<strong>en</strong>. Kunn<strong>en</strong> zij dit niet, dan di<strong>en</strong>t de rechter de afwijk<strong>en</strong>de regeling buit<strong>en</strong><br />

toepassing te lat<strong>en</strong> <strong>en</strong> de hoofdregel toe te pass<strong>en</strong>. (82) Sinds het Ad<strong>en</strong>eler-arrest is het<br />

onbeperkt gebruik mak<strong>en</strong> van de afwijkingsmogelijkheid kracht<strong>en</strong>s artikel 7:668a lid 5<br />

BW in beginsel niet meer mogelijk, t<strong>en</strong>zij hier<strong>voor</strong> objectieve rechtvaardigingsgrond<strong>en</strong><br />

best<strong>aan</strong>. E<strong>en</strong> objectieve rechtvaardigingsgrond zou bij<strong>voor</strong>beeld sterk seizo<strong>en</strong>sgebond<strong>en</strong><br />

arbeid in e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> branche kunn<strong>en</strong> zijn. (8384) De uitspraak van het Gerechtshof<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 38


Leeuward<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld van misbruik van de afwijkingsmogelijkhed<strong>en</strong> van lid 5. Het<br />

plaats<strong>en</strong> <strong>en</strong> herplaats<strong>en</strong> van werknemer door twee uitz<strong>en</strong>donderneming<strong>en</strong> behor<strong>en</strong>de tot<br />

hetzelfde concern werd <strong>aan</strong>gemerkt als misbruik van recht om e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. De uitzondering in de van toepassing zijnde cao was<br />

daarom niet van toepassing.(85) E<strong>en</strong> belangrijke kanttek<strong>en</strong>ing bij het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de is dat<br />

particulier<strong>en</strong> in beginsel ge<strong>en</strong> direct beroep op deze bepaling<strong>en</strong> van de richtlijn kunn<strong>en</strong><br />

do<strong>en</strong> (zie inleiding hoofdstuk). Voor e<strong>en</strong> mooie uitspraak waarin wel e<strong>en</strong> direct beroep op<br />

de richtlijn werd ged<strong>aan</strong>, zie Rechtbank Maastricht 4 september 2008, «JAR» 2008/270.<br />

Naar <strong>aan</strong>leiding van het Ad<strong>en</strong>eler-arrest heeft het kabinet in 2007 te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> te zull<strong>en</strong> do<strong>en</strong> die de mogelijkheid om van de ket<strong>en</strong>regeling bij cao af te<br />

wijk<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong>lijk zull<strong>en</strong> g<strong>aan</strong> beperk<strong>en</strong>. In zijn advies<strong>aan</strong>vraag <strong>aan</strong> de STAR inzake<br />

“Heroverweging arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>recht <strong>en</strong> ontslagrecht” geeft de minister van<br />

SZW invulling <strong>aan</strong> dit <strong>voor</strong>nem<strong>en</strong>. Hij stelt <strong>voor</strong> afwijking van de onderbrekingsperiode<br />

van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> t<strong>en</strong> nadele van werknemers niet langer mogelijk te mak<strong>en</strong>. Ook<br />

uitsluiting van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap bij cao behoort wat de minister betreft niet<br />

meer tot de mogelijkhed<strong>en</strong>. In de <strong>voor</strong>gestelde regeling zou alle<strong>en</strong> nog maar t<strong>en</strong> nadele<br />

van de werknemer kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong> van de periode van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet<br />

langer van het <strong>aan</strong>tal contract<strong>en</strong>. Daarbij wordt als <strong>aan</strong>vull<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>waarde gesteld, dat<br />

bij e<strong>en</strong> dergelijke afwijking de minimale contractsduur per contract 1 jaar bedraagt.(86)<br />

De STAR heeft e<strong>en</strong> verdeeld advies uitgebracht. Volg<strong>en</strong>s werkgeversverteg<strong>en</strong>woordigers<br />

voldoet de huidige regelgeving <strong>aan</strong> Europese norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> is er ge<strong>en</strong> <strong>aan</strong>leiding tot<br />

wijziging. De werknemersverteg<strong>en</strong>woordigers steld<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nog verderg<strong>aan</strong>de<br />

maatregel <strong>voor</strong>. E<strong>en</strong> wets<strong>voor</strong>stel is <strong>voor</strong>alsnog niet ingedi<strong>en</strong>d.(87)<br />

Afwijking t<strong>en</strong> gunste van de werknemer kan mondeling of schriftelijk tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

geschied<strong>en</strong>.(88)<br />

Afwijking bij cao is geregeld <strong>aan</strong> de orde in de jurisprud<strong>en</strong>tie.<br />

Zo moest<strong>en</strong> twee kantonrechters oordel<strong>en</strong> over dezelfde cao-bepaling. Het ging om de<br />

uitleg van artikel 3:4 van de cao van Cadans inhoud<strong>en</strong>d dat, indi<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> sam<strong>en</strong> niet langer dan 48 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> dur<strong>en</strong>, zij telk<strong>en</strong>s van rechtswege<br />

eindig<strong>en</strong>. In beide procedures was de vraag <strong>aan</strong> de orde of met deze bepaling beoogd<br />

was <strong>en</strong>kel af te wijk<strong>en</strong> van het loop<strong>tijd</strong>criterium van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> of tev<strong>en</strong>s van het<br />

<strong>aan</strong>tal criterium van maximaal drie arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> op e<strong>en</strong> rij.<br />

De Kantonrechter Utrecht gaat uit van dat laatste <strong>en</strong> overweegt dat het strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

niet nodig is dat de cao e<strong>en</strong> bepaling k<strong>en</strong>t met betrekking tot het <strong>aan</strong>tal m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

daarnaast ook nog e<strong>en</strong>s regelt dat het <strong>aan</strong>tal arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> mag word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd. (89) gaat uit van dat laatste <strong>en</strong> overweegt dat<br />

het strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> niet nodig is dat de cao e<strong>en</strong> bepaling k<strong>en</strong>t met betrekking tot het<br />

<strong>aan</strong>tal m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarnaast ook nog e<strong>en</strong>s regelt dat het <strong>aan</strong>tal arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> mag word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd.<br />

De Eindhov<strong>en</strong>se kantonrechter (90) is het daarmee niet e<strong>en</strong>s: nu de cao niet expliciet<br />

afweek van het <strong>aan</strong>tal criterium, gold het vierde contract <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Naar het<br />

oordeel van deze kantonrechter wordt onduidelijkheid geschap<strong>en</strong> door het feit dat in<br />

artikel 7:668a BW het <strong>tijd</strong>scriterium <strong>en</strong> het <strong>aan</strong>tal criterium naast elkaar figurer<strong>en</strong>, terwijl<br />

in de cao uitsluit<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>scriterium is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

De Kantonrechter Rotterdam(91) <strong>bepaalde</strong> in e<strong>en</strong> soortgelijke zaak dat de daar <strong>aan</strong> de<br />

orde zijnde cao-bepaling niet anders kon word<strong>en</strong> uitgelegd dan dat beoogd was af te<br />

wijk<strong>en</strong> van het loop<strong>tijd</strong>- <strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal criterium van artikel 7:668a lid 1 sub a BW, terwijl<br />

strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit de cao niet kon word<strong>en</strong> afgeleid dat niet meer dan drie <strong>tijd</strong>elijke<br />

di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> alvor<strong>en</strong>s de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> gaat geld<strong>en</strong>. Deze kantonrechter volgt derhalve dezelfde red<strong>en</strong>ering als<br />

de Utrechtse kantonrechter.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 39


De Kantonrechter Amsterdam legde e<strong>en</strong> onduidelijke cao-afwijking t<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dele van de<br />

werknemer uit.(92)<br />

Het komt <strong>voor</strong> dat e<strong>en</strong> cao bepaalt, dat eerdere uitz<strong>en</strong>dperiodes niet meetell<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

opbouw van recht<strong>en</strong> als bedoeld in artikel 7:668a BW. Dat was <strong>aan</strong> de orde in de zaak<br />

die in kort geding werd <strong>voor</strong>gelegd <strong>aan</strong> de Kantonrechter Zwolle.(93) Werkneemster stelt<br />

dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is ontst<strong>aan</strong> <strong>en</strong> vordert op die grond<br />

doorbetaling van loon. De vordering van werkneemster werd onder meer afgewez<strong>en</strong>,<br />

omdat het naar m<strong>en</strong>ing van de kantonrechter de vraag is of de werkgever geacht kan<br />

word<strong>en</strong> de opvolger te zijn van het uitz<strong>en</strong>dbureau, terwijl zijn eig<strong>en</strong> cao bepaalt dat e<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de uitz<strong>en</strong>drelatie met dezelfde werknemer niet wordt meegerek<strong>en</strong>d in de<br />

ket<strong>en</strong> van artikel 7:668a BW.<br />

Tot slot twee uitsprak<strong>en</strong> van het Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> uitspraak van 17 maart<br />

2004 (94) over de uitleg van e<strong>en</strong> cao-bepaling oordeelt het hof, dat de van toepassing<br />

zijnde cao niet afwijkt van het gestelde in artikel 7:668a BW t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van het<br />

meetell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dovere<strong>en</strong>komst. De werkgever heeft als opvolg<strong>en</strong>d werkgever<br />

de feitelijke arbeidsrelatie tuss<strong>en</strong> de werkneemster <strong>en</strong> het uitz<strong>en</strong>dbureau dus te<br />

accepter<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> verwijzing naar de toepasselijke cao blijft geld<strong>en</strong> zolang partij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> nieuwe<br />

afsprak<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Op 24 maart 2004 overwoog het Hof Leeuward<strong>en</strong> (95) dat partij<strong>en</strong><br />

blijk<strong>en</strong>s de <strong>aan</strong>stellingsbrief door middel van e<strong>en</strong> verwijzing naar de cao van de<br />

to<strong>en</strong>malige werkgever e<strong>en</strong> afwijking van artikel 7:668a BW zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Omdat<br />

noch bij de oprichting van de onderneming van de nieuwe werkgever, noch bij de<br />

totstandkoming van de cao van deze werkgever e<strong>en</strong> ander beding is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>, is<br />

het oude beding blijv<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>.<br />

C.6 Tijdelijke verruiming ket<strong>en</strong>regeling jonger<strong>en</strong> tot 27 jaar (lid 6)<br />

Op 9 juli 2010 is de wet <strong>tijd</strong>elijke verruiming ket<strong>en</strong>regeling in werking getred<strong>en</strong>. Met<br />

deze wet wordt beoogd jonger<strong>en</strong> tot 27 jaar langer <strong>aan</strong> het werk te houd<strong>en</strong> <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de<br />

economische crisis. Door het mogelijk te mak<strong>en</strong> meer <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

langere periode af te sluit<strong>en</strong>, zoud<strong>en</strong> werkgevers eerder bereid zijn de arbeidsrelatie met<br />

jonge werknemers <strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong>, waardoor jeugdwerkloosheid wordt <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.(96)<br />

De wetgever heeft gekoz<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke maatregel die op 1 januari 2012 vervalt.<br />

Er is ev<strong>en</strong>wel <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> mogelijkheid tot verl<strong>en</strong>ging van de werkingsduur bij<br />

koninklijk besluit tot uiterlijk 1 januari 2014.(97) Met het oog op de mogelijkheid tot<br />

verl<strong>en</strong>ging zal e<strong>en</strong> onderzoek naar de effectiviteit van de maatregel plaatsvind<strong>en</strong>.(98) Dit<br />

onderzoek zal op e<strong>en</strong> zodanig <strong>tijd</strong>stip plaatsvind<strong>en</strong> dat vóór 1 januari 2012 e<strong>en</strong><br />

afgewog<strong>en</strong> beslissing kan word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> over de vraag of de werkingsduur van de<br />

maatregel moet word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd.<br />

In afwijking van de hoofdregel geldt <strong>voor</strong> de categorie werknemers tot 27 jaar dat e<strong>en</strong><br />

werkgever vier <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> (in plaats van drie) gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

periode van 48 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (in plaats van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>) mag overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>. Pas bij de<br />

vijfde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> of e<strong>en</strong> ope<strong>en</strong>volging van <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die de maximale duur van 48 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> overschrijdt, ontstaat<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. De doorbrekingstermijn van drie<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> twee ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> blijft<br />

ongewijzigd. Zodra <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de werknemer de leef<strong>tijd</strong> van 27 jaar heeft bereikt, dan<br />

geldt de hoofdregel van artikel 7:668a BW. Dit betek<strong>en</strong>t dat als op het <strong>tijd</strong>stip waarop<br />

e<strong>en</strong> werknemer 27 jaar wordt arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> elkaar met<br />

tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> opgevolgd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> periode van 36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> overschred<strong>en</strong> of de werknemer meer dan drie <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

<strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn afgeslot<strong>en</strong>, de laatste op dat mom<strong>en</strong>t lop<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst geldt <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.(99)<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 40


De <strong>tijd</strong>elijke regeling heeft onmiddellijke werking. Werknemers jonger dan 27 jaar die op<br />

9 juli 2010 niet <strong>aan</strong> de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

uit artikel 7:668a lid 1 <strong>en</strong> 3 BW voldo<strong>en</strong> (minder dan 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> of derde contract)<br />

vall<strong>en</strong> onder de nieuwe regeling. Dit betek<strong>en</strong>t dat <strong>aan</strong> deze jonger<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vierde<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> zonder<br />

dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontstaat (dat ontstaat pas na 48<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> of bij het vijfde contract). Werknemers die bij de inwerkingtreding al <strong>aan</strong> de<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> voldo<strong>en</strong> (meer dan 36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> of vierde contract) vall<strong>en</strong> niet onder de nieuwe regeling. Deze werknemers<br />

hebb<strong>en</strong> immers al e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> op grond van artikel<br />

668a lid 1 <strong>en</strong> 3 BW.(100)<br />

Werknemers die onder de nieuwe regeling vall<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij het vervall<strong>en</strong> daarvan (op 1<br />

januari 2012 of in geval van verl<strong>en</strong>ging op 1 januari 2014) in het vierde contract zitt<strong>en</strong> of<br />

de periode van dan 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gepasseerd, krijg<strong>en</strong> op dat mom<strong>en</strong>t ge<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, maar pas bij het vijfde contract of na afloop<br />

van de periode van 48 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.(101) Zodra de werknemer de leef<strong>tijd</strong> van 27 jaar<br />

bereikt, dan geldt lid 6 niet meer.<br />

Van het zesde lid kan bij cao of andere regeling door of nam<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> daartoe bevoegd<br />

bestuursorg<strong>aan</strong> t<strong>en</strong> nadele van de werknemer word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong>. Dit volgt uit het<br />

nieuwe vijfde lid (zie verder C.5).<br />

De nieuwe regeling maakt e<strong>en</strong> duidelijk onderscheid op grond van leef<strong>tijd</strong>. Dit doet de<br />

vraag rijz<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> dergelijk onderscheid niet in strijd is met de Wet gelijke behandeling<br />

op grond van leef<strong>tijd</strong> bij de arbeid (WGBL). Volg<strong>en</strong>s de wetgever is dit niet het geval,<br />

omdat het onderscheid objectief kan word<strong>en</strong> gerechtvaardigd. De bevordering van<br />

arbeidsparticipatie van jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestrijd<strong>en</strong> van jeugdwerkloosheid is e<strong>en</strong> legitiem<br />

doel. Voorts zou de maatregel pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn.(102) Het Hof van Justitie<br />

acht e<strong>en</strong> dergelijke doelstelling inderdaad legitiem. Het is ev<strong>en</strong>wel de vraag of de<br />

maatregel voldoet <strong>aan</strong> de eis<strong>en</strong> van pass<strong>en</strong>dheid <strong>en</strong> noodzakelijkheid.(103)<br />

D: Jurisprud<strong>en</strong>tie uitgebreid<br />

HR 22 november 1991, NJ 1992, 707:<br />

Artikel 1639f BW (oud). Di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die telk<strong>en</strong>s <strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>d<br />

word<strong>en</strong> afgewisseld met tewerkstelling<strong>en</strong> als uitz<strong>en</strong>dkracht zijn <strong>aan</strong> te merk<strong>en</strong> als<br />

<strong>voor</strong>tgezette di<strong>en</strong>stbetrekking in de zin van artikel 1639f BW (oud)<br />

(‘draaideurconstructie’). Naar m<strong>en</strong>ing van de rechter le<strong>en</strong>t deze constructie zich er naar<br />

haar aard toe om te ontkom<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de werking van de dwing<strong>en</strong>drechtelijke<br />

wetsbepaling<strong>en</strong> ter bescherming teg<strong>en</strong> ontslag.<br />

RDA Gelderland WMO 18 juni 1999, «JAR» 1999/150:<br />

Artikel 7:668a BW. Werkzaamhed<strong>en</strong> verricht op detacheringsbasis tell<strong>en</strong> mee bij het<br />

bepal<strong>en</strong> van de anciënniteit.<br />

Ktr. Amsterdam 23 september 1999, «JAR» 1999/257:<br />

Artikel 7:668a BW. Id<strong>en</strong>titeit opvolg<strong>en</strong>de arbeidscontract<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Utrecht 22 mei 2000, «JAR» 2001/45:<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW. Wanneer bij cao wordt afgewek<strong>en</strong> van het loop<strong>tijd</strong>criterium mag<br />

daaruit word<strong>en</strong> afgeleid dat ook afwijking van het <strong>aan</strong>talcriterium is beoogd.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 41


Gerechtshof Amsterdam 28 september 2000, «JAR» 2000/259:<br />

Artikel 7:668a lid 1 BW. Seizo<strong>en</strong>arbeid. Voortgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst ex art.<br />

7:668a BW; hoogte loon laatste arbeidsovere<strong>en</strong>komst bepal<strong>en</strong>d.<br />

Hoge Raad 1 december 2000, «JAR» 2001/12:<br />

Artikel 7:668a BW. Werknemer stelt in di<strong>en</strong>st van wederpartij te zijn. Ge<strong>en</strong><br />

vere<strong>en</strong>zelviging t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van het werkgeverschap van v<strong>en</strong>nootschapp<strong>en</strong> behor<strong>en</strong>d tot<br />

e<strong>en</strong> groep<br />

Ktr. Eindhov<strong>en</strong> 8 februari 2001, «JAR» 2001/46:<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW. Wanneer bij cao wordt afgewek<strong>en</strong> van het loop<strong>tijd</strong>criterium mag<br />

daaruit niet word<strong>en</strong> afgeleid dat ook afwijking van het <strong>aan</strong>tal criterium is beoogd.<br />

Ktr. Meppel 15 maart 2001, «JAR» 2001/73:<br />

Artikel 7:668a lid 1 BW. Op grond van oproepovere<strong>en</strong>komst ontstond telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Na drie verl<strong>en</strong>ging<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Terneuz<strong>en</strong> 18 juli 2001, «JAR» 2001/167:<br />

Artikel 7:668a lid 2 BW. De werknemer die zelf ontslag neemt <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s bij e<strong>en</strong><br />

zusterv<strong>en</strong>nootschap in di<strong>en</strong>st treedt om bij dezelfde inl<strong>en</strong>er te g<strong>aan</strong> werk<strong>en</strong> kan op de<br />

bescherming van artikel 7:668a BW ge<strong>en</strong> <strong>aan</strong>spraak mak<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Amsterdam 13 december 2001, «JAR» 2002/2:<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW. Uitleg onduidelijke afwijking bij cao in het <strong>voor</strong>deel van de<br />

werknemer.<br />

Ktr. Rotterdam 27 februari 2002, «JAR» 2002/112:<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW. Wanneer bij cao wordt afgewek<strong>en</strong> van het loop<strong>tijd</strong>criterium mag<br />

daaruit word<strong>en</strong> afgeleid dat ook afwijking van het <strong>aan</strong>tal criterium is beoogd.<br />

Ktr. Zwolle 8 juli 2002, «JAR» 2002/197:<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW. Op grond van de van toepassing zijnde cao tell<strong>en</strong> eerdere<br />

uitz<strong>en</strong>dperiodes niet mee <strong>voor</strong> de opbouw van recht<strong>en</strong> als bedoeld in artikel 7:668a BW.<br />

HR 20 december 2002, NJ 2003, 153 (met noot TK):<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW. Partij<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bij individuele arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong><br />

afwijking overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> die overe<strong>en</strong>komt met e<strong>en</strong> afwijking die bij cao is vastgelegd,<br />

ook ingeval die cao niet rechtstreeks van toepassing is.<br />

Ktr. Nijmeg<strong>en</strong> 28 februari 2003 «JAR» 2003/270:<br />

Artikel 7:668a lid 2 BW. Wanneer sprake is van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na<br />

faillissem<strong>en</strong>t van de eerste werkgever kan e<strong>en</strong> beroep word<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong> op artikel 7:668a<br />

lid 2.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 42


Gerechtshof Arnhem 15 april 2003, «JAR» 2003/197:<br />

Artikel 7:668a lid 1 BW. In de reeks bedoeld in artikel 7:668a lid 1 tell<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> mee. In casu eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, rechtsgevolg artikel 7:668a lid 1 BW treedt derhalve niet in.<br />

Ktr. Rotterdam 24 april 2003, «JAR» 2003/122:<br />

Artikel 7:668a lid 2 BW. Indi<strong>en</strong>sttreding uitz<strong>en</strong>dkracht bij inl<strong>en</strong>er. Hoewel werknemer<br />

<strong>bepaalde</strong> – specialistische – tak<strong>en</strong> niet uitvoert, behor<strong>en</strong> ze wel tot de functie. Functies<br />

verschill<strong>en</strong> derhalve, ge<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap.<br />

Ktr. Apeldoorn 2 juli 2003, «JAR» 2003/170:<br />

Artikel 7:668a lid 1 BW. Uitbreiding van de omvang van de arbeidsduur binn<strong>en</strong> de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>; einde van rechtswege.<br />

Ktr. Amsterdam 16 februari 2004, «JAR» 2004/55:<br />

Artikel 7:668a lid 2 BW. Drie arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na<br />

uitz<strong>en</strong>dovere<strong>en</strong>komst, arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>. Uitzondering<br />

van artikel 7:691 lid 1 BW niet van toepassing.<br />

Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong> 17 maart 2004, «JAR» 2004/99:<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW. Uitleg cao-bepaling. De cao wijkt t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van het meetell<strong>en</strong><br />

van de uitz<strong>en</strong>dovere<strong>en</strong>komst niet af van artikel 7:668a BW.<br />

Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong> 24 maart 2004, «JAR» 2004/100:<br />

Artikel 7:668a lid 5 BW. E<strong>en</strong> verwijzing naar de toepasselijke cao ter afwijking van artikel<br />

7:668a blijft geld<strong>en</strong> zolang partij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> nieuwe afsprak<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>.<br />

Ktr. Berg<strong>en</strong> op Zoom 16 februari 2005, «JAR» 2005/71:<br />

Artikel 7:668a lid 2 BW. Indi<strong>en</strong>sttreding bij werkgever na periode van uitz<strong>en</strong>dwerk. Niet<br />

dezelfde of soortgelijke werkzaamhed<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap.<br />

Ktr. Sittard-Gele<strong>en</strong> 9 maart 2005, «JAR» 2005/93:<br />

Artikel 7:668a BW. In de reeks bedoeld in artikel 7:668a BW tell<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> mee. Opvolg<strong>en</strong>de werkgevers? Ge<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong><br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 14 juli 2005, «JOR» 2005/255, RAR 2005, 93:<br />

Artikel 7:668a lid 2 BW. Artikel 7:668a lid 2 BW is van toepassing in e<strong>en</strong><br />

faillissem<strong>en</strong>tssituatie, de ket<strong>en</strong> van artikel 7:668a BW begint na faillissem<strong>en</strong>t niet<br />

opnieuw te lop<strong>en</strong> (104)<br />

Ktr. 20 juli 2005, «JAR» 2005/211:<br />

Ambtelijke <strong>aan</strong>stelling<strong>en</strong> tell<strong>en</strong> ook mee in de ket<strong>en</strong>reeks van artikel 7:668a BW. Niet<br />

nakom<strong>en</strong> van concrete toezegging<strong>en</strong> dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zal<br />

word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in strijd met goed<br />

werkgeverschap.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 43


Gerechtshof Amsterdam 25 augustus 2005, «JAR» 2005/234:<br />

Hoger beroep van de Gre<strong>en</strong>peace-zaak (HR 29 juni 2007). Onderbreking van de<br />

ket<strong>en</strong>regeling om vervolg<strong>en</strong>s weer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> te<br />

g<strong>aan</strong> levert nog ge<strong>en</strong> misbruik op.<br />

Ktr. Hilversum 25 november 2005, «JAR» 2006/4:<br />

Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap. Dezelfde of nag<strong>en</strong>oeg dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong>.<br />

Toepasselijkheid van artikel 7:668a BW niet beperkt tot misbruiksituaties.<br />

Ktr. Gorinchem 24 februari 2006, «JAR» 2006/72; «JIN» 2006/182 m.nt. Zondag:<br />

Rechtsgeldige opzegging door curator staat toepasselijkheid artikel 7:668a BW in de<br />

weg. Sam<strong>en</strong>loop Ragetlieregeling <strong>en</strong> ket<strong>en</strong>regeling. Ragetlieregeling gaat <strong>voor</strong>.<br />

Ktr. Zwolle 14 maart 2006, «JAR» 2006/150:<br />

Ge<strong>en</strong> sprake van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap. Standplaats <strong>en</strong> werkinhoud war<strong>en</strong><br />

wez<strong>en</strong>lijk veranderd. Artikel 7:668a lid 2 BW alle<strong>en</strong> van toepassing bij misbruiksituaties.<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 17 maart 2006, «JIN» 2006/232 m.nt. Houweling:<br />

Artikel 7:668a lid 2 BW niet van toepassing omdat er ge<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong><br />

zog<strong>en</strong>aamde draaideurconstructie. Sam<strong>en</strong>loop Ragetlieregeling <strong>en</strong> ket<strong>en</strong>regeling.<br />

Ktr. Amersfoort 5 april 2006, «JAR» 2006/103:<br />

Afwijking bij cao di<strong>en</strong>t uitdrukkelijk plaats te vind<strong>en</strong>. Ontbind<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>waarde in cao is<br />

niet gelijk te stell<strong>en</strong> met uitdrukkelijke afwijking ex artikel 7:668a lid 5 BW.<br />

Voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter Rechtbank Ass<strong>en</strong> 26 april 2006, LJN: AX0491:<br />

Voorafg<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> telt mee in ket<strong>en</strong>reeks bij<br />

toepassing van Artikel 7:668a lid 2 BW. Sam<strong>en</strong>loop Ragetlieregeling <strong>en</strong> ket<strong>en</strong>regeling.<br />

Ket<strong>en</strong>regeling gaat <strong>voor</strong>.<br />

Ktr. Rotterdam 18 juli 2006, LJN: AY4887:<br />

Voorafg<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> telt mee in ket<strong>en</strong>reeks bij<br />

toepassing van artikel 7:668a lid 2 BW.<br />

HvJ EG 4 juli 2006, zaak C-212/04 «JAR» 2006/175 (Ad<strong>en</strong>eler):<br />

Wettelijk verbod tot conversie arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

strijdig met de doelstelling <strong>en</strong> strekking van Richtlijn 1999/70/EG. Maatregel<strong>en</strong> om<br />

misbruik van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> te g<strong>aan</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> doeltreff<strong>en</strong>d te zijn. Onbeperkt<br />

<strong>aan</strong>bied<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t objectief gerechtvaardigd te word<strong>en</strong>.<br />

HR 14 juli 2006 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik), «JAR» 2006/190; «JOR» 2006/227; «JIN»<br />

2006/316 m.nt. Houweling:<br />

Artikel 7:668a BW ook van toepassing bij doorstart na faillissem<strong>en</strong>t. De rechtsgeldige<br />

opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst door de curator doet daar niet <strong>aan</strong> af. De<br />

toepasselijkheid van dit artikel is niet beperkt tot alle<strong>en</strong> misbruiksituaties.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 44


HvJ EG 7 september 2006, zaak C-53/04 (Marrosu <strong>en</strong> Sardino); HvJ EG 7 september<br />

2006, zaak C-180/04 (Vassallo):<br />

Richtlijn 1999/70/EG ook van toepassing op de op<strong>en</strong>bare sector. Het verbod in op<strong>en</strong>bare<br />

sector om arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> om te zett<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, is alle<strong>en</strong> dan toegest<strong>aan</strong> wanneer de intern<br />

rechtsorde <strong>voor</strong>ziet in e<strong>en</strong> andere maatregel ter <strong>voor</strong>koming <strong>en</strong> bestraffing van het<br />

mak<strong>en</strong> van misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Alph<strong>en</strong> <strong>aan</strong> d<strong>en</strong> Rijn 10 oktober 2006, «JAR» 2006/269:<br />

Artikel 7:668a lid 2 BW heeft niet tot gevolg dat het di<strong>en</strong>stverled<strong>en</strong> van de werknemer bij<br />

de <strong>voor</strong>ganger onverkort van toepassing is op de hoogte van de A-factor bij e<strong>en</strong><br />

ontbindingsvergoeding.<br />

Ktr. Amersfoort 3 november 2006, «JAR» 2007/2:<br />

Afwijking ket<strong>en</strong>regeling op grond van lid 5. Acht arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vlak van niet meer dan twee jaar. In casu is ge<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>.<br />

Gerechtshof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 7 november 2006, LJN: BA4209:<br />

Ratio van artikel 7:668a lid 2 BW is te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat werknemer de bescherming van lid<br />

1 moet ontber<strong>en</strong> doordat t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van dezelfde arbeid telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> andere werkgever<br />

wordt ingeschakeld of tuss<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong>loop Ragetlie-regeling <strong>en</strong> ket<strong>en</strong>regeling.<br />

Ket<strong>en</strong>regeling gaat <strong>voor</strong>..<br />

Ktr. Dordrecht 8 februari 2007, «JIN» 2007/100:<br />

Het (e<strong>en</strong>malig) gebruik mak<strong>en</strong> van de onderbrekingstermijn van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> plus e<strong>en</strong><br />

dag om vervolg<strong>en</strong>s weer e<strong>en</strong> ket<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong><br />

misbruik van de ket<strong>en</strong>regeling. De desbetreff<strong>en</strong>de branche rechtvaardigt e<strong>en</strong> flexibel<br />

personeelsbestand.<br />

Ktr. Gorinchem 12 maart 2007, LJN: BA0478:<br />

Artikel 7:668a BW ook van toepassing bij doorstart na faillissem<strong>en</strong>t.<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 14 maart 2007, «JAR» 2007/102:<br />

Repeter<strong>en</strong>d gebruik van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> gedur<strong>en</strong>de 17 jaar,<br />

ge<strong>en</strong> misbruik. Objectieve rechtvaardigingsgrond.<br />

Ktr. Roermond 5 april 2007, «JOR» 2007/279:<br />

Sam<strong>en</strong>loop Ragetlie-regeling <strong>en</strong> ket<strong>en</strong>regeling. Ragetlie-regeling gaat <strong>voor</strong>.<br />

HR 29 juni 2007, «JAR» 2007/215 (Gre<strong>en</strong>peace):<br />

Het onderbrek<strong>en</strong> van de ket<strong>en</strong>regeling <strong>voor</strong> meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> om <strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>d weer<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> overe<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>, levert nog ge<strong>en</strong> misbruik<br />

op. Dit kan onder omstandighed<strong>en</strong> anders zijn, maar die omstandighed<strong>en</strong> st<strong>aan</strong> in<br />

cassatie niet ter discussie.<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 14 juli 2007, LJN: AT9355:<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na faillissem<strong>en</strong>t. Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> vóór faillissem<strong>en</strong>t telt mee in de ket<strong>en</strong> van artikel 7:668a BW.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 45


Ktr. Eindhov<strong>en</strong> 17 juli 2007, «JAR» 2007/218:<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na faillissem<strong>en</strong>t. Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> vóór faillissem<strong>en</strong>t telt mee in de ket<strong>en</strong> van artikel 7:668a BW.<br />

Gerechtshof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 24 juli 2007, LJN: BB1936:<br />

Voorovere<strong>en</strong>komst, bij iedere oproep steeds opnieuw e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

korte <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Dit heeft op grond van artikel 7:668a lid 1 <strong>aan</strong>hef <strong>en</strong> sub b BW tot<br />

gevolg dat wanneer er meer dan drie oproep<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> plaatsgevond<strong>en</strong> met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong><br />

van niet meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, de laatste arbeidsovere<strong>en</strong>komst geldt als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong><br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Gerechtshof Amsterdam 26 juli 2007, «JAR» 2007/243:<br />

Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap. Positie eerste <strong>en</strong> tweede violiste niet onderling uitwisselbaar.<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>.<br />

Hof van Justitie EG 13 september 2007, «JAR» 2007/251:<br />

Richtlijn 1999/70 is ook van toepassing op overheidsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> van de<br />

publieke sector. Anciënniteitstoelage valt onder het begrip ‘arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>’ in<br />

clausule 4 punt 1 van de raamovere<strong>en</strong>komst.<br />

Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong> 26 september 2007, «JAR» 2007/267:<br />

Misbruik van recht door uitz<strong>en</strong>dbureaus in concern om arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. Dat de werknemer van deze constructie op de hoogte<br />

was, maakt dat niet anders. Uitzondering in cao niet van toepassing.<br />

Hof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 7 november 2006, RAR 2007, 90:<br />

Volg<strong>en</strong>s het hof moet de Ragetlie-regeling in art. 7:667 lid 4 <strong>en</strong> 5 BW als nev<strong>en</strong>geschikt<br />

word<strong>en</strong> beschouwd <strong>aan</strong> de regeling van art. 7 :668a lid 1 BW .<br />

Ktr. Roermond 5 april 2007, RAR 2007, 95:<br />

Kantonrechter oordeelt dat de duur van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

<strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> faillissem<strong>en</strong>t niét mee moet tell<strong>en</strong> in de 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>termijn van<br />

artikel 7:668a lid 1 BW. De kantonrechter baseert zich <strong>voor</strong> zijn oordeel op de<br />

parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is van de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, waarvan artikel 7 668a<br />

BW deel uitmaakt.<br />

CRvB 3 oktober 2007, «USZ» 2007/314:<br />

Voorovere<strong>en</strong>komst, telk<strong>en</strong>s wanneer betrokk<strong>en</strong>de gehoor gaf <strong>aan</strong> oproep<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>. Vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst geldt als<br />

<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Ktr. Utrecht 5 december 2007, «JAR» 2008/6; «JIN» 2008/290 m.nt. Vermeul<strong>en</strong>:<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst beroepswielr<strong>en</strong>ner Rabobank-ploeg. Aansluiting bij regeling<br />

beroepsvoetballers, waarbij toepassing is gegev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> artikel 7:668a lid 5 <strong>en</strong> bij cao is<br />

geregeld dat nooit e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontstaat.<br />

Ktr. Utrecht 12 december 2007, «JAR» 2008/30:<br />

Beroep op afwijking in horeca-cao van artikel 7:668a BW is on<strong>aan</strong>vaardbaar.<br />

Incorporatiebeding in arbeidsovere<strong>en</strong>komst is niet ondubbelzinnig<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 46


Rb. Maastricht 27 februari 2008, «USZ» 2008/146:<br />

Tijdelijke verhoging<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal ur<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> periode, ge<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>.<br />

Ktr. Gorinchem 5 maart 2008, «JAR» 2008/97:<br />

Faillissem<strong>en</strong>t. E<strong>en</strong> door de werknemer zelf opgezegde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> telt mee in de reeks van artikel 7:668a BW. Ragetlie-regel niet van<br />

toepassing vanwege opzegging door werknemer.<br />

Hof van Justitie EG 15 april 2008, «JAR» 2008/130:<br />

Opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> tot acht jaar. Clausule 5, punt 1<br />

Raamovere<strong>en</strong>komst behor<strong>en</strong>de bij Richtlijn 1999/70/EG heeft ge<strong>en</strong> directe werking.<br />

Lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee werkgevers in publieke sector zijn wel gebond<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het beoogde<br />

resultaat (ge<strong>en</strong> misbruik) <strong>en</strong> mog<strong>en</strong> daarom niet <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ongebruikelijk<br />

lange <strong>tijd</strong> verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de periode tuss<strong>en</strong> het verstrijk<strong>en</strong> van de implem<strong>en</strong>tatietermijn <strong>en</strong><br />

de inwerkingtreding van de implem<strong>en</strong>tatiewet.<br />

Ktr. Utrecht 2 juli 2008, «JAR» 2008/198:<br />

Rasmuss<strong>en</strong>-zaak. Werkgever komt beroep toe op artikel 7:668a BW om<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> te nem<strong>en</strong>. Betoog dat alle<strong>en</strong> werknemer<br />

beroep op deze bepaling toekomt niet toereik<strong>en</strong>d.<br />

Rb. Maastricht 4 september 2008, «JAR» 2008/270:<br />

Strijd met richtlijn 1999/70/EG, nu sprake is van zes ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de contract<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong>szins <strong>aan</strong>nemelijk is dat de werknemer ongeschikt is om nog e<strong>en</strong> keer b<strong>en</strong>oemd te<br />

word<strong>en</strong>. Doc<strong>en</strong>t in het <strong>voor</strong>tgezet onderwijs.<br />

Ktr. Amersfoort 14 oktober 2008, «JAR» 2009/3:<br />

Art. 7:668a lid 2 BW gaat vóór Ragetlie-regel.<br />

CRvB 15 oktober 2008, «USZ» 2008/340:<br />

Voorovere<strong>en</strong>komst. Standpunt werkgever dat nu oproepkracht net als haar vaste<br />

werknemers per week werd ingeroosterd, sprake was van één oproep volgt de CrvB niet.<br />

Gelet op tekst <strong>en</strong> strekking van de overe<strong>en</strong>komst ontstond iedere week waarin<br />

oproepkracht werd ingeroosterd <strong>en</strong> hij daadwerkelijk versche<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Ex art. 7:668a BW e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>.<br />

Vrzngr. Rb. Amsterdam 13 november 2008, RAR 2009, 17:<br />

Afwijking bij CAO in de zin van art. 7:668a lid 5 BW. In casu wordt het ontst<strong>aan</strong> van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> door incorporatie van art. 6<br />

lid 5 van de cao, nu dit artikel pas in de individuele arbeidsovere<strong>en</strong>komst is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

nadat van rechtswege al e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> was ontst<strong>aan</strong>.<br />

Ktr. Utrecht 12 december 2008, «JAR» 2009/31:<br />

Doc<strong>en</strong>t Itali<strong>aan</strong>s heeft structureel jaar in jaar uit op basis van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> gewerkt met telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> onderbreking van ongeveer drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Door<br />

de werknemer op deze wijze ontslagbescherming te onthoud<strong>en</strong>, handelt de werkgever<br />

niet als e<strong>en</strong> goed werkgever.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 47


Hof ’s-Grav<strong>en</strong>hage 3 maart 2009, «JAR» 2009/108; «JIN» 2009/308 m.nt. Houweling:<br />

Doorstart na faillissem<strong>en</strong>t. Ex artikel 7:668a BW is e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>. Uit de wetsgeschied<strong>en</strong>is volgt niet dat de Ragetlie-regel e<strong>en</strong><br />

uitzondering zou vorm<strong>en</strong> op het <strong>bepaalde</strong> in artikel 7:668a BW in die zin dat, als e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst rechtsgeldig is geëindigd als bedoeld in artikel 7:667 led<strong>en</strong> 4 of 5<br />

BW, deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet meer zou kunn<strong>en</strong> meetell<strong>en</strong> in de ket<strong>en</strong> van artikel<br />

7:668a BW.<br />

Ktr. Zwolle 3 maart 2009, «JAR» 2009/102:<br />

Uitbreiding arbeidsomvang (<strong>aan</strong>tal ur<strong>en</strong>) is <strong>aan</strong> te merk<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

in de zin van artikel 7:668a BW.<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 13 maart 2009, LJN: BI2789:<br />

Het verricht<strong>en</strong> van dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong> middels e<strong>en</strong> andere werkgever, levert nog<br />

ge<strong>en</strong> ‘opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap’ ex artikel 7:668a lid 2 BW op. Tev<strong>en</strong>s is er ge<strong>en</strong><br />

sprake van overgang van onderneming omdat er ge<strong>en</strong> contractuele relatie bestaat tuss<strong>en</strong><br />

de overgang van vervoerscontract <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de werkgevers van werkneemster.<br />

Ktr. Alkmaar 8 juli 2009, LJN: BJ1960:<br />

Uitleg Cao waarin wordt bepaald dat werknemers- <strong>en</strong> werkgeversorganisaties van artikel<br />

7:668a BW afwijk<strong>en</strong>de bind<strong>en</strong>de afsprak<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Met de tekst van de Cao is<br />

onver<strong>en</strong>igbaar dat de bepaling<strong>en</strong> van artikel 7:668a BW geld<strong>en</strong>, ook al zou eiseres<br />

ruimschoots voldo<strong>en</strong> <strong>aan</strong> vereist<strong>en</strong> <strong>voor</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Ge<strong>en</strong><br />

misbruik van recht.<br />

Ktr. Middelburg 27 oktober 2009, LJN BK 9739:<br />

Op grond van de cao is het in afwijking van artikel 7:668a BW toegest<strong>aan</strong> om 6<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> overe<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>. Werkgever maakt misbruik<br />

van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> door <strong>tijd</strong>elijke add<strong>en</strong>da per schooljaar waardoor de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (waarbij het <strong>aan</strong>tal ur<strong>en</strong> was verlaagd na<br />

zwangerschap) steeds met e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal ur<strong>en</strong> wordt uitgebreid.<br />

Ktr. Lelystad 25 november 2009, LJN BK6649:<br />

Partij<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> vaststellingsovere<strong>en</strong>komst overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> (na doorstart faillissem<strong>en</strong>t),<br />

waarin is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat bij het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, de werkgever<br />

nooit als opvolg<strong>en</strong>d werkgever kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt ex artikel 7:668a lid 2 <strong>en</strong> dat de<br />

beoogde arbeidsovere<strong>en</strong>komst op de overe<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> datum van rechtswege zal<br />

eindig<strong>en</strong>. Dit is niet in strijd met de wet.<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 1 februari 2010, LJN BL1618:<br />

Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap ex artikel 7:668a lid 2 leidt niet tot behoud van anciënniteit<br />

bij toepassing afspiegelingsbeginsel/vergoeding.<br />

Gerechtshof ’s-Grav<strong>en</strong>hage 16 maart 2010, LJN BM5878:<br />

Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na faillissem<strong>en</strong>t. Verwijzing naar Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel <strong>en</strong> Vege<br />

Motor<strong>en</strong>. De Ragetlie-regel <strong>en</strong> artikel 7:668a lid 2 BW regel<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de situaties,<br />

zodat beide artikel<strong>en</strong> naast elkaar van toepassing zijn. Het feit dat sprake was van<br />

faillissem<strong>en</strong>t doet niet ter zake, nu artikel 7:668a BW niet is uitgeslot<strong>en</strong> in artikel 7:666<br />

BW.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 48


Gerechtshof Arnhem 5 januari 2010, LJN BM2005:<br />

Stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting leidt in casu niet tot conversie arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Gerechtshof Amsterdam 19 januari 2010, LJN BM3048:<br />

M<strong>aan</strong>delijks fulltime te werk stell<strong>en</strong> van werknemer <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

de duur van 12 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, leidt tot conversie arbeidsovere<strong>en</strong>komst ex artikel 7:668a BW.<br />

Gerechtshof 's-Grav<strong>en</strong>hage 16 maart 2010, LJN BM5878:<br />

Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na faillissem<strong>en</strong>t werkgever. Het vierde <strong>en</strong> vijfde lid van<br />

artikel 7:667 BW st<strong>aan</strong> niet in de weg <strong>aan</strong> de toepassing van artikel 7:668a lid 2 BW.<br />

Ook de strekking van die bepaling<strong>en</strong> verzet zich niet teg<strong>en</strong> toepassing van artikel 7:668a<br />

lid 2 BW. Ook het feit dat sprake is van e<strong>en</strong> faillissem<strong>en</strong>t doet niet ter zake omdat artikel<br />

7:688a BW niet is uitgeslot<strong>en</strong> in artikel 7:666 BW. T<strong>en</strong> slotte merkt het hof op dat de<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemer ongeveer gelijk blev<strong>en</strong>, zodat sprake is van opvolg<strong>en</strong>d<br />

werkgeverschap.<br />

Ktr. Amsterdam 30 augustus 2010, AR 2010-0712:<br />

Werkgever vormt groep ex artikel 2:24b BW, hetge<strong>en</strong> tot opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> leidt bij internationale<br />

werknemer. Er is sprake van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong> 12 oktober 2010, LJN BO0510:<br />

Verkrijger her<strong>aan</strong>besteding vervoersconcessie is ge<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgever in de zin van<br />

artikel 7:668a lid 2 BW van ex-concessiehouder. Doel richtlijn 99/70 EG niet beperkt tot<br />

misbruik.<br />

Ktr. Heer<strong>en</strong>ve<strong>en</strong> 24 november 2010, LJN BO5134:<br />

Verkrijger gunning WMO-vervoer is ge<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgever in de zin van de<br />

ket<strong>en</strong>regeling. E<strong>en</strong> duidelijke band tuss<strong>en</strong> werkgevers ontbreekt in casu. Nu er ge<strong>en</strong><br />

sprake is van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap, is er tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> géén<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong> <strong>en</strong> is de arbeidsrelatie van<br />

rechtswege geëindigd.<br />

Ktr. Heer<strong>en</strong>ve<strong>en</strong> 24 november 2010, LJN BO5134:<br />

Verkrijger gunning WMO-vervoer is ge<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgever in de zin van de<br />

ket<strong>en</strong>regeling. E<strong>en</strong> duidelijke band tuss<strong>en</strong> werkgevers ontbreekt in casu. Nu er ge<strong>en</strong><br />

sprake is van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap, is er tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> géén<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong> <strong>en</strong> is de arbeidsrelatie van<br />

rechtswege geëindigd.<br />

HR 24 december 2010, LJN BO5801:<br />

Inle<strong>en</strong>constructie is <strong>aan</strong> te merk<strong>en</strong> als uitz<strong>en</strong>dovere<strong>en</strong>komst ex artikel 7:690 BW. Er is<br />

ge<strong>en</strong> geruisloze vervanging van de arbeidsrelatie <strong>en</strong> ook ge<strong>en</strong> conversie middels de<br />

ket<strong>en</strong>regeling.<br />

Ktr. Nijmeg<strong>en</strong> 16 maart 2011, LJN BP8248:<br />

Voorovere<strong>en</strong>komst opgevolgd door arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> leidt tot<br />

conversie kracht<strong>en</strong>s de ket<strong>en</strong>regeling.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 49


E: Jurisprud<strong>en</strong>tie nieuw<br />

[jurisprud<strong>en</strong>tie-nieuw]<br />

F: Literatuurverwijzing<br />

• G.J.J. Heerma van Voss, Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid, Actualiteit<strong>en</strong> Sociaal Recht,<br />

Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1998, hoofdstuk 1 <strong>en</strong> 6.<br />

• W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s , Kettingrelaties, De nieuwe regeling <strong>voor</strong> het repeter<strong>en</strong>d<br />

gebruik van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, SMA 1999, 1, p. 5 e.v.<br />

• D.J.B. de Wolff, De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Monografieën Sociaal<br />

Recht, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 1999, hoofdstuk 5.<br />

• E. Verhulp, Flexibele arbeidsrelaties, Monografieën Sociaal Recht, Dev<strong>en</strong>ter:<br />

Kluwer 2002, hoofdstuk 3.<br />

• M. Margadant <strong>en</strong> P.C. Vas Nunes, Ik wou dat ik twee hondjes was, Arbeidsrecht,<br />

2003, 56, p. 20-27.<br />

• D.J.B. de Wolff, Arbeid <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: nieuwe regels <strong>en</strong> rechtspraak,<br />

Actualiteit<strong>en</strong> Sociaal Recht, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2003.<br />

• F.K. Doornbos, Ik wou dat ik e<strong>en</strong> hondje was geblev<strong>en</strong>, ArbeidsRecht 2004, 4, p.<br />

21 e.v.<br />

• F. van Westrh<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> S. de Lange, Toepasselijkheid van artikel 7:668a BW in<br />

faillissem<strong>en</strong>t, ArbeidsRecht 2006, 4, p. 3 e.v.<br />

• E.W. de Groot, Doorstart na faillissem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> artikel 7:668a BW, SR 2006, 10.<br />

• W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s, Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na faillissem<strong>en</strong>t, SMA 2007-3,<br />

p. 101 e.v.<br />

• E.M. Loesberg, ‘De Hoge Raad <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: beschouwing<strong>en</strong> naar <strong>aan</strong>leiding van het arrest van de Hoge Raad<br />

van 14 juli 2006’, ArA 2007-1, p. 102-110.<br />

• A.G. Veldman, Europese bescherming in geval van <strong>tijd</strong>elijk di<strong>en</strong>stverband: carrière<br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> flexibele arbeidsmarkt?, SMA 2007-3.<br />

• K.D. Haz<strong>en</strong>berg, Flexibiliteit k<strong>en</strong>t Europese gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>, ArbeidsRecht 2008, 3, p. 10<br />

e.v.<br />

• D.J.B. de Wolff, De bescherming van de werknemer bij <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, SR 2008, 39, p. 173-179.<br />

• P.W.H.M. Willems, ‘De verhouding tuss<strong>en</strong> de Ragetlie-regel versus de<br />

ket<strong>en</strong>regeling’, ArbeidsRecht 2009, 34.<br />

• D.J.B. de Wolff, Ti<strong>en</strong> jaar ket<strong>en</strong>regeling, TAP special 2009-3.<br />

• V.G.G. Bergwerf, W.F. van Dijk <strong>en</strong> A.R. Houweling, Ti<strong>en</strong> jaar Wet Flexibiliteit <strong>en</strong><br />

Zekerheid: red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> feestje?, TAP special 2009-3.<br />

• G.C. Boot, Vier <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>: over<br />

killerapplicaties <strong>en</strong> sunset-clausules, ArbeidsRecht 2010-41.<br />

• N. Gundt, Verruiming ket<strong>en</strong>regeling e<strong>en</strong> dode letter dankzij het Hof van Justitie<br />

EU?, TRA 2010, 88.<br />

• A.R. Houweling, Wet <strong>tijd</strong>elijke verruiming ket<strong>en</strong>regeling tot 27 jaar: haastige<br />

spoed is zeld<strong>en</strong> goed’, TAP 2010-6.<br />

1<br />

Stb. 1998, 330..<br />

2<br />

PbEG 10 juli 1999, L 175/43.<br />

3<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996-1997, 25 263, nr. 6, p. 12.<br />

4<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I, 2001/2002, 27 661, nr. 322b, p. 2 <strong>en</strong> W. Vandeputte, Ope<strong>en</strong>volging van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: Hof van Justitie verkiest zekerheid bov<strong>en</strong> flexibiliteit, ArA 2007-1,<br />

p. 95.<br />

5<br />

Zie HvJ EG 15 april 2008, «JAR» 2008/130. In het arrest van het Hof van Justitie EU 24 juni 2010, C-98/09,<br />

AR-updates 2010-0551 is <strong>voor</strong>ts bepaald dat ook de zog<strong>en</strong>oemde non-regressiebepaling (clausule 8) ge<strong>en</strong><br />

directe werking heeft.<br />

6<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 50


E<strong>en</strong> werknemer zou zich wel direct op het EU-recht kunn<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> sprake is van sch<strong>en</strong>ding van<br />

algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> van geme<strong>en</strong>schapsrecht. Daarvan is sprake bij discriminatie op grond van <strong>tijd</strong>elijke<br />

<strong>aan</strong>stelling<strong>en</strong>. Vgl. HvJ EU 19 januari 2010, C-555/07, Kücükdeveci/Swedex.<br />

7<br />

Wet van 30 juni 2010 tot <strong>tijd</strong>elijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk<br />

Wetboek om arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong> in verband met het bevorder<strong>en</strong> van de<br />

arbeidsparticipatie van jonger<strong>en</strong>, Stb. 2010 / 274.<br />

8<br />

Hof Arnhem 15 april 2003, «JAR» 2003/197.<br />

9<br />

Ktr. 20 juli 2005, «JAR» 2005/211. Zie ook: HvJ EG 7 september 2006, zaak C-53/04 (Marrosu <strong>en</strong> Sardino) <strong>en</strong><br />

HvJ EG 7 september 2006, zaak C-180/04 (Vassallo).<br />

10<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I, 1997-1998, 25 263, nr. 132b, p. 10.<br />

11<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996-1997, 25 263, nr. 3, p. 8.<br />

12<br />

Zie o.a. Kamerstukk<strong>en</strong> I, 1997-1998, 25 263, nr. 132d, p. 9. Zie ook F.C. Boel, De reparatie van art. 7:668a<br />

BW; e<strong>en</strong> naschrift, ArbeidsRecht 1999, 3, p. 18.<br />

13<br />

HR 29 juni 2007, «JAR» 2007/215.<br />

14<br />

Het Hof had reeds in gelijke zin geoordeeld. Zie Hof Amsterdam 25 augustus 2005, «JAR» 2005/234.<br />

15<br />

Sector kanton Rechtbank Dordrecht, 8 februari 2007, «JIN» 2007/100.<br />

16<br />

Zie hieromtr<strong>en</strong>t o.a. W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s , Kettingrelaties, De nieuwe regeling <strong>voor</strong> het repeter<strong>en</strong>d gebruik van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, SMA 1999, 1, p. 5-17. Volg<strong>en</strong>s auteur is e<strong>en</strong> dergelijke constructie<br />

bed<strong>en</strong>kelijk <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> maar toegest<strong>aan</strong> wanneer er sprake is van objectieve rechtvaardigingsgrond<strong>en</strong>.<br />

17<br />

Handeling<strong>en</strong> I, 1997-1998, p. 29-1514.<br />

18<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 14 maart 2007, «JAR» 2007/102. In gelijke zin oordeelde het Hof Arnhem 24 juli 2011, LJN<br />

BR2729.<br />

19<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I, 2001-2002, 27 661, nr. 322b, p. 3.<br />

20<br />

Sector kanton Rechtbank Dordrecht, 8 februari 2007, «JIN» 2007/100 (ge<strong>en</strong> gerechtvaardigd opgewekt<br />

vertrouw<strong>en</strong>); Ktr. ’s Hertog<strong>en</strong>bosch 5 februari 2007, «JAR» 2007/190 LJN: BA8999 (Werkgeversverklaring<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> behoeve van hypothecaire financiering afgegev<strong>en</strong> door administratieve medewerker van bedrijf levert ge<strong>en</strong><br />

gerechtvaardigd vertrouw<strong>en</strong> op dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zal word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet <strong>en</strong> daarmee<br />

zou word<strong>en</strong> omgezet in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>); Ktr. Groning<strong>en</strong> 14 maart 2007, «JAR»<br />

2007/102 (De arbeidsverhouding tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> strekte zich uit over 17 jaar. E<strong>en</strong> zodanig duurzaam karakter<br />

van de arbeidsrelatie br<strong>en</strong>gt met zich dat de werkgever niet zomaar mocht besluit<strong>en</strong> de werknemer ge<strong>en</strong><br />

nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> meer <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong>); Ktr. 20 juli 2005, «JAR» 2005/211 (Niet<br />

nakom<strong>en</strong> van concrete toezegging<strong>en</strong> dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zal word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd met e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in strijd met goed werkgeverschap).<br />

21<br />

Kantonrechter Apeldoorn 2 juli 2003, «JAR» 2003/170.<br />

22<br />

Rb. Maastricht 27 februari 2008, «USZ» 2008/146.<br />

23<br />

Ktr. Zwolle 3 maart 2009, «JAR» 2009/102. Zie ook Ktr. Middelburg 27 oktober 2009, LJN BK 9739.<br />

24<br />

Zie ook M. Margadant <strong>en</strong> P.C. Vas Nunes, Ik wou dat ik twee hondjes was, Arbeidsrecht, 2003, 56, p. 20-27.<br />

25<br />

Zie Gerechtshof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 24 juli 2007, LJN: BB1936 <strong>en</strong> CRvB 3 oktober 2007, «USZ» 2007/314. Zie<br />

ook Kantonrechter Nijmeg<strong>en</strong> 16 maart 2011, LJN BP8248 (Voorovere<strong>en</strong>komst opgevolgd door<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> leidt tot conversie kracht<strong>en</strong>s de ket<strong>en</strong>regeling).<br />

26<br />

Ktr. Utrecht 2 juli 2008, «JAR» 2008/198.<br />

27<br />

J.P. van d<strong>en</strong> Tor<strong>en</strong> e.a., ‘Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, effect<strong>en</strong> <strong>en</strong> doeltreff<strong>en</strong>dheid van de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong><br />

zekerheid’, ’s-Grav<strong>en</strong>hage 2002. R. Knegt e.a., ‘Tweede evaluatie Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid’, Amsterdam<br />

2007.<br />

28<br />

D.J.B. de Wolff, ‘Actualiteit<strong>en</strong> Sociaal Recht, Arbeid <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: nieuwe regels <strong>en</strong> rechtspraak’,<br />

Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2003, p. 81-82.<br />

29<br />

W. Smits <strong>en</strong> A. van d<strong>en</strong> Ameele, ‘De wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid: e<strong>en</strong> onderzoek naar de ¾ bepaling<strong>en</strong> in de<br />

cao’s van 2006’, D<strong>en</strong> Haag, Ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid, Directie Uitvoeringstak<strong>en</strong><br />

Arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>wetgeving 2007.<br />

30<br />

Brief van 3 juli 2007, k<strong>en</strong>merk: AV/IR/2007/23064, p. 20.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 51


31<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996-1997, 25 263, nr. 6, p. 11, met verwijzing naar het Campina-arrest HR 22 november<br />

1991, NJ 1992, 707. In het Campina-arrest heeft de Hoge Raad afgerek<strong>en</strong>d met de zog<strong>en</strong>oemde<br />

draaideurconstructie, de situatie waarin e<strong>en</strong> werknemer afwissel<strong>en</strong>d op uitz<strong>en</strong>dbasis <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s op grond<br />

van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met de inl<strong>en</strong>er dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong> verricht. Artikel<br />

7:668a lid 2 BW beoogt gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het gebruik van deze draaideur.<br />

32<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996-1997, 25 263, nr. 3, p. 9 <strong>en</strong> p. 26.<br />

33<br />

Zie hierover F.K. Doornbos, Ik wou dat ik e<strong>en</strong> hondje was geblev<strong>en</strong>, ArbeidsRecht 2004/4, blz. 21 e.v., met<br />

verwijzing<strong>en</strong> naar literatuur <strong>en</strong> (oudere) jurisprud<strong>en</strong>tie.<br />

34<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 21 479, nr. 32, p. 1. Zie ook P.W.H.M. Willems, De verhouding tuss<strong>en</strong> de Ragetlie-regel<br />

versus ket<strong>en</strong>regeling, Arbeidsrecht, 2009, 34, p. 36.<br />

35<br />

In de rechtspraak wordt deze eis van ‘verbond<strong>en</strong>heid’ wel gesteld. Zie onder meer Kantonrechter Heer<strong>en</strong>ve<strong>en</strong><br />

24 november 2010, LJN BO5134 (Verkrijger gunning WMO-vervoer is ge<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgever in de zin van<br />

de ket<strong>en</strong>regeling. Duidelijke band tuss<strong>en</strong> werkgevers ontbreekt) <strong>en</strong> in gelijke zin Hof Leeuward<strong>en</strong> 12 oktober<br />

2010, LJN BO0510 (Verkrijger her<strong>aan</strong>besteding vervoersconcessie is ge<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgever in de zin van<br />

artikel 7:668a lid 2 BW van ex-concessiehouder).<br />

36<br />

Kantonrechter Amsterdam 30 augustus 2010, «JAR» 2010/237 (werkneemster/Ernst & Young Accountants LLP)<br />

Ernst & Young Group vormt groep ex artikel 2:24b BW, hetge<strong>en</strong> tot opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> leidt bij internationale werknemer).<br />

37<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II 1998-1999, 26 257, nr. 3, p. 4. Zie ook de conclusie van de A-G Strikwerda onder Hoge Raad<br />

8 juli 2011, LJN BQ5082, (werknemer/Stichting Cardia).<br />

38<br />

Zie hierover F.K. Doornbos, Ik wou dat ik e<strong>en</strong> hondje was geblev<strong>en</strong>, ArbeidsRecht 2004/4, p. 21 e.v., met<br />

verwijzing<strong>en</strong> naar literatuur <strong>en</strong> (oudere) jurisprud<strong>en</strong>tie.<br />

39<br />

Loesberg wijst erop dat artikel 7:668a lid 2 BW is overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> am<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t op wets<strong>voor</strong>stel 21479<br />

(Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1991-1992, 21 479, nr. 32; Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996-1997, 25 263, nr. 6, p. 11). Uit de<br />

toelichting op dat am<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t zou blijk<strong>en</strong> dat het erom gaat dat de werknemer op dezelfde werkplek dezelfde<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> blijft verricht<strong>en</strong>. Zie: E. Loesberg, De Hoge Raad <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: beschouwing<strong>en</strong> naar <strong>aan</strong>leiding van het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2006, ArA<br />

2007-1, p. 106-107. Loonstra <strong>en</strong> Zondag bepleit<strong>en</strong> dat artikel 7:668a lid 2 BW ook van toepassing kan zijn in<br />

het geval sprake is van verschill<strong>en</strong>de functies (niet strikt dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong>). Zie: C.J. Loonstra & W.A.<br />

Zondag, ‘Arbeidsrechtelijke themata’, D<strong>en</strong> Haag: Boom <strong>Juridische</strong> uitgevers 2010.<br />

40<br />

Ktr. Zwolle 14 maart 2006, «JAR» 2006/150.<br />

41<br />

Ktr. Hilversum 25 november 2005, «JAR» 2006/4.<br />

42<br />

Ktr. Berg<strong>en</strong> op Zoom 16 februari 2005, «JAR» 2005/71.<br />

43<br />

Ktr. Rotterdam 24 april 2003, «JAR» 2003/122.<br />

44<br />

Kantongerecht Amsterdam 23 september 1999, «JAR» 1999/257.<br />

45<br />

Hoge Raad 1 december 2000, «JAR» 2001/12.<br />

46<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996-1997, 25 263, nr. 3, p.; nr. 5, p. 15, nr. 6, p. 11, nr. 33, p. 4, Kamerstukk<strong>en</strong> I, 1997-<br />

1998, 25 263, nr. 132b, p. 18.<br />

47<br />

Zie bij<strong>voor</strong>beeld: Ktr. Groning<strong>en</strong> 17 maart 2006, «JIN» 2006/232 m.nt. Houweling (Artikel 7:668a lid 2 BW niet<br />

van toepassing omdat er ge<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde draaideurconstructie); Hof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 7<br />

november 2006, LJN: BA4209 (Ratio van artikel 7:668a lid 2 BW is te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat werknemer de<br />

bescherming van lid 1 moet ontber<strong>en</strong> doordat t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van dezelfde arbeid telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> andere werkgever<br />

wordt ingeschakeld of tuss<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong>); Ktr. Zwolle 14 maart 2006, «JAR» 2006/150 (Artikel 7:688a lid 2 BW<br />

alle<strong>en</strong> van toepassing bij misbruiksituaties).<br />

48<br />

HR 14 juli 2006 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik), «JAR» 2006/190; «JOR» 2006/227; «JIN» 2006/316 m.nt. Houweling.<br />

Zie reeds: Ktr. Hilversum 25 november 2005, «JAR» 2006/4. Zie ook: E. Loesberg, De Hoge Raad <strong>en</strong> de<br />

<strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: beschouwing<strong>en</strong> naar <strong>aan</strong>leiding van het arrest van de<br />

Hoge Raad van 14 juli 2006, ArA 2007-1, p. 102-110. Zie nadi<strong>en</strong> onder meer: Kantonrechter Amsterdam 30<br />

augustus 2010, «JAR» 2010/237 (werkneemster/Ernst & Young Accountants LLP).<br />

49<br />

Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996-1997, 25 263, nr. 6, p. 11 <strong>en</strong> 40. Zie ook: Vzr. Rb. Ass<strong>en</strong> 26 april 2006, LJN:<br />

AX0491 (Voorafg<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> telt mee in ket<strong>en</strong>reeks bij toepassing van<br />

artikel 7:668a lid 2 BW); Ktr. Rotterdam 18 juli 2006, LJN: AY4887 (Na uitgebreide motivering <strong>en</strong> verwijzing<br />

naar parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is, concludeert de kantonrechter – met verbazing – dat bij toepassing van artikel<br />

7:668a lid 2 BW e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> meetelt in de ket<strong>en</strong>regeling van<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 52


lid 1); Ktr. Gorinchem 5 maart 2008, «JAR» 2008/97 (De opgezegde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

telt wel mee in de reeks van artikel 7:668a BW).<br />

50<br />

A.M. Luttmer-Kat, De puntjes op de (Ragetlie) i, SR 1998, p. 338-340.<br />

51<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996-1997, 25 263, nr. 3, p. 26; nr. 6, p. 11.<br />

52<br />

Zie in gelijke zin: W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s, Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na faillissem<strong>en</strong>t, SMA 2007-3, p. 106.<br />

53<br />

RDA Gelderland WMO 18 juni 1999, «JAR» 1999/150.<br />

54<br />

Ktr. Alph<strong>en</strong> <strong>aan</strong> d<strong>en</strong> Rijn 10 oktober 2006, «JAR» 2006/269. Zie anders: J.J.W. van Ladesteijn, De A-factor van<br />

de kantonrechtersformule nader beschouwd, ArbeidsRecht 2006, 26 <strong>en</strong> de aldaar g<strong>en</strong>oemde jurisprud<strong>en</strong>tie. Zie<br />

<strong>voor</strong>ts uitgebreid comm<strong>en</strong>taar op artikel 7:685 BW, C.5.2.1.<br />

55<br />

Kantonrechter Groning<strong>en</strong> 1-2-2010, LJN BL1618.<br />

56<br />

HR 14 juli 2006 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik), «JAR» 2006/190; «JOR» 2006/227; «JIN» 2006/316 m.nt. Houweling.<br />

Zie hieromtr<strong>en</strong>t uitvoerig: W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s, Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na faillissem<strong>en</strong>t, SMA 2007-3, p.<br />

101-107; E. Loesberg, De Hoge Raad <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>:<br />

beschouwing<strong>en</strong> naar <strong>aan</strong>leiding van het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2006, ArA 2007-1, p. 102-110;<br />

E.W. de Groot, Doorstart na faillissem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> artikel 7:668a BW, SR, 2006-10, p. 301-303; P. Willems,<br />

Voortgezet di<strong>en</strong>stverband ook na faillissem<strong>en</strong>t: e<strong>en</strong> pyrrusoverwinning?, ArbeidsRecht 2007-2, p. 26-30;<br />

W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s, Kettingrelaties. De nieuwe regeling <strong>voor</strong> het repeter<strong>en</strong>d gebruik van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, SMA 1999-1, p. 12-13. Zie ook Gerechtshof 's-Grav<strong>en</strong>hage 16<br />

maart 2010, LJN BM5878.<br />

57<br />

Ktr. Nijmeg<strong>en</strong> 28 februari 2003, «JAR» 2003/270. Zie ook: Ktr. Groning<strong>en</strong> 14 juli 2005, RAR 2005/93; Ktr.<br />

Gorinchem 12 maart 2007, LJN: BA0478; Rb. Groning<strong>en</strong> 14 juli 2007, LJN: AT9355.<br />

58<br />

Zie HR 14 juli 2006 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik), «JAR» 2006/190; «JOR» 2006/227; «JIN» 2006/316 m.nt.<br />

Houweling. Zie anders: Ktr. Gorinchem 24 februari 2006, «JAR» 2006/72; «JIN» 2006/182 m.nt. Zondag.<br />

59<br />

Ktr. Eindhov<strong>en</strong> 17 juli 2007, «JAR» 2007/218.<br />

60<br />

Ontle<strong>en</strong>d <strong>aan</strong>: E. Loesberg, De Hoge Raad <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>tgezette arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>:<br />

beschouwing<strong>en</strong> naar <strong>aan</strong>leiding van het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2006, ArA 2007-1, p. 106-107.<br />

61<br />

Ktr. Lelystad 25 november 2009, LJN BK6649.<br />

62<br />

Zie reeds: A.M. Luttmer-Kat, De puntjes op de (Ragetlie) i, SR 1998, p. 338-340.<br />

63<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1998-1999, 26257, nr. 7, p. 5 <strong>en</strong> p. 8; Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1998-1999, 26257, nr. 12, p. 5, p.<br />

11, p. 17.<br />

64<br />

Met instemming: F. van Westrh<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> S. de Lange, Toepasselijkheid van artikel 7:668a BW in faillissem<strong>en</strong>t,<br />

ArbeidsRecht 2006, 4, 20; C.J. Loonstra, Vrag<strong>en</strong> over artikel 7:668a lid 1 <strong>en</strong> 2 BW <strong>en</strong> artikel 7:667 lid 4 <strong>en</strong> 5<br />

BW, DAR Special 2006; noot onder Ktr. Groning<strong>en</strong> 17 maart 2006, «JIN» 2006/232 m.nt. Houweling <strong>en</strong> HR 14<br />

juli 2006 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik) «JIN» 2006/316 m.nt. Houweling. Anders: P.R.W. Schaink <strong>en</strong> H. Smolders,<br />

Faillissem<strong>en</strong>tstr<strong>en</strong>ds (3); ArbeidsRecht 2005, 1, p. 17-18. Volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> gaat de Ragetlieregel <strong>voor</strong> omdat deze<br />

bepaling met de Reparatiewet Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid is ingevoerd, terwijl artikel 7:668a lid 2 BW reeds t<strong>en</strong><br />

<strong>tijd</strong>e van de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid zelf is ingevoerd. Neutraal: E. Verhulp, «JAR» Verklaard 14 oktober<br />

2006, p. 6.<br />

65<br />

Ktr. Roermond 5 april 2007, «JOR» 2007/279. Zie ook: Ktr. Gorinchem 24 februari 2006, «JAR» 2006/72;<br />

«JIN» 2006/182 m.nt. Zondag.<br />

66<br />

Voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter Rechtbank Ass<strong>en</strong> 26 april 2006, LJN: AX0491; Hof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 7 november 2006,<br />

LJN: BA4209.<br />

67<br />

Ktr. Sittard-Gele<strong>en</strong> 9 maart 2005, «JAR» 2005/93.<br />

68<br />

Zie HR 14 juli 2006 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik), «JAR» 2006/190 conclusie onder punt 2.15. Zie ook Hof ’s-<br />

Grav<strong>en</strong>hage 3 maart 2009, «JAR» 2009/108; «JIN» 2009/308 m.nt. Houweling <strong>en</strong> Hof ’s-Grav<strong>en</strong>hage 16 maart<br />

2010, LJN BM5878.<br />

69<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I, 1997-1998, 25 263, nr. 132b, p. 19.<br />

70<br />

zie D.J.B. de Wolff, Monografieën Sociaal Recht, ‘De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer<br />

1999, p. 190.<br />

71<br />

D. Christe in E. Verhulp, Flexibele arbeidsrelaties, Monografieën Sociaal Recht, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2002, p. 97.<br />

72<br />

E. Verhulp, Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid, D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers 2001, p. 193.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 53


73<br />

RDA Gelderland WMO 18 juni 1999, «JAR» 1999/150. Ktr. Alph<strong>en</strong> <strong>aan</strong> d<strong>en</strong> Rijn 10 oktober 2006, «JAR»<br />

2006/269.<br />

74<br />

Kantonrechter Groning<strong>en</strong> 1-2-2010, LJN BL1618.<br />

75<br />

Zie bij<strong>voor</strong>beeld Ktr. Alkmaar 8 juli 2009, LJN: BJ1960.<br />

76<br />

Zie D.J.B. de Wolff, De ket<strong>en</strong>regeling bij opvolg<strong>en</strong>de contract<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in de CAO-praktijk, SMA<br />

2002, p. 524 e.v.<br />

77<br />

Ktr. Amersfoort 5 april 2006, «JAR» 2006/103.<br />

78<br />

Zie Ktr. Utrecht 12 december 2007, «JAR» 2008/30.<br />

79<br />

HvJ EG 4 juli 2006, zaak C-212/04 «JAR» 2006/175 (Ad<strong>en</strong>eler). Zie ook: HvJ EG 7 september 2006, zaak C-<br />

53/04 (Marrosu <strong>en</strong> Sardino) <strong>en</strong> HvJ EG 7 september 2006, zaak C-180/04 (Vassallo).<br />

80<br />

W. Vandeputte, “Ope<strong>en</strong>volging van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>: Hof van Justitie verkiest<br />

zekerheid bov<strong>en</strong> flexibiliteit”, ArA 2007-1, p. 85.<br />

81<br />

A.G. Veldman, Misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Sociaal Recht 2007, p.<br />

307-311. Zie ook K.D. Haz<strong>en</strong>berg, Flexibiliteit k<strong>en</strong>t Europese gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>, ArbeidsRecht 2008/3, p. 10-15.<br />

82<br />

Zie in gelijke zin: A.G. Veldman, Europese bescherming in geval van <strong>tijd</strong>elijk di<strong>en</strong>stverband: carrière <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

flexibele arbeidsmarkt?, SMA 2007-3, p. 92-99.<br />

83<br />

Ktr. Groning<strong>en</strong> 14 maart 2007, «JAR» 2007/102. Zie ook Hof Arnhem 24 juli 2011, LJN BR2729.<br />

84<br />

Brief van 3 juli 2007, k<strong>en</strong>merk: AV/IR/2007/23064, p. 20.<br />

85<br />

Zie Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong> 26 september 2007, «JAR» 2007/267.<br />

86<br />

Brief van 3 juli 2007, k<strong>en</strong>merk: AV/IR/2007/23064, p. 20.<br />

87<br />

Advies 30 augustus 2007, STAR, publicati<strong>en</strong>ummer 5-07. Zie ook: D.J.B. de Wolff, De bescherming van de<br />

werknemer bij <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, SR 2008, 39.<br />

88<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I, 1997-1998, 25 263, nr. 132d, p. 14.<br />

89<br />

Ktr. Utrecht 22 mei 2000, «JAR» 2001/45.<br />

90<br />

Ktr. Eindhov<strong>en</strong> 8 februari 2001,«JAR» 2001/46.<br />

91<br />

Ktr. Rotterdam 27 februari 2002, «JAR» 2002/112.<br />

92<br />

Ktr. Amsterdam 13 december 2001, «JAR» 2002/2.<br />

93<br />

Ktr. Zwolle 8 juli 2002, «JAR» 2002/197.<br />

94<br />

Hof Leeuward<strong>en</strong> 17 maart 2004, «JAR» 2004/99.<br />

95<br />

Hof Leeuward<strong>en</strong> 24 maart 2004 «JAR» 2004/100.<br />

96<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2008–2009, 32 058, nr. 3, p. 2-3.<br />

97<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I, 2009–2010, 32 058, nr. A, p. 2.<br />

98<br />

Zie <strong>voor</strong> juridische implicaties <strong>en</strong> praktische gevolg<strong>en</strong> van deze nieuwe regeling: G.C. Boot, Vier <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>: over killerapplicaties <strong>en</strong> sunset-clausules, ArbeidsRecht 2010-10, p. 3;<br />

A.R. Houweling, Wet <strong>tijd</strong>elijke verruiming ket<strong>en</strong>regeling tot 27 jaar: haastige spoed is zeld<strong>en</strong> goed’, TAP 2010-<br />

6.<br />

99<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2008–2009, 32 058, nr. 3, p. 8.<br />

100<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2008–2009, 32 058, nr. 3, p. 7.<br />

101<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2008–2009, 32 058, nr. 3, p. 7.<br />

102<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2008–2009, 32 058, nr. 3, p. 4 <strong>en</strong> 5. Zie <strong>voor</strong>ts het debat in Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2009–2010,<br />

32 058, nr. 6, p. 5-6.<br />

103<br />

Vgl. HvJ EU 19 januari 2010, C-555/07, Kücükdeveci/Swedex. Zie in dit kader ook het Mangold-arrest HvJ EG<br />

22 november 2005, zaak C-144/04, «JAR» 2005/289 (Mangold) alsmede HvJ EG 18 juni 2009, C-88/08<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 54


(Hutter/Gras) <strong>en</strong> HvJ EU 21 juli 2011, C-159/10 <strong>en</strong> C-160/10 (Fuchs <strong>en</strong> Köhler/Land Hess<strong>en</strong>. Zie ook N. Gundt,<br />

Verruiming ket<strong>en</strong>regeling e<strong>en</strong> dode letter dankzij het Hof van Justitie EU?, TRA 2010, 88.<br />

104<br />

Zie over deze uitspraak F. van Westrh<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> S. de Lange, Toepasselijkheid van artikel 7:668a BW in<br />

faillissem<strong>en</strong>t, ArbeidsRecht 2006/4, p. 3 e.v.<br />

Wetstechnische informatie<br />

datum van terugwerk<strong>en</strong>de betreft ontst<strong>aan</strong>sbron inwerkingtreding opmerking<br />

inwerkingtreding kracht<br />

ondertek<strong>en</strong>ing bek<strong>en</strong>dmaking kamerstukk<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>dmaking<br />

01-01-2012 Wijziging 30-06-2010 Stb 2010, 274 32058 Stb 2010, 274 Inh. 1)<br />

09-07-2010 Wijziging 30-06-2010 Stb 2010, 274 32058 Stb 2010, 274 Inh. 2)<br />

01-01-1999 Nieuw 14-05-1998 Stb 1998, 300 25263 Stb 1998, 332<br />

Wijziging 24-12-1998 Stb 1998, 741 26257 Stb 1998, 332 Inwtr. 3)<br />

Opmerking<strong>en</strong><br />

Lid 6 blijft van toepassing op de werknemer van wie de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op 1 januari 2012, of het later<br />

vast te stell<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>stip, voldoet <strong>aan</strong> de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, bedoeld in lid 1 <strong>en</strong> lid 3.<br />

Artikel II van Stb. 2010/274 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.<br />

Treedt in werking als de Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek, het Buit<strong>en</strong>gewoon Besluit Arbeidsverhouding<strong>en</strong><br />

1945 <strong>en</strong>z. (Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid) (Stb. 1998, 300) in werking treedt.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 55


HvJ EG 22 november 2005, JAR 2005,289 (Mangold)<br />

JAR 2005/289 (Mangold)<br />

Hof van Justitie EG<br />

22 november 2005, C-144/04.<br />

( Mr. Jann<br />

Mr. Timmermans<br />

Mr. Rosas<br />

Mr. Schiemann<br />

Mr. Schintg<strong>en</strong><br />

Mr. Von Bahr<br />

Mr. Cunha Rodrigues<br />

Mr. Silva de Lapuerta<br />

Mr. L<strong>en</strong>aerts<br />

Mr. Juhász<br />

Mr. Arestis<br />

Mr. Borg Barthet<br />

Mr. Ilesic )<br />

Werner Mangold,<br />

teg<strong>en</strong><br />

Rüdiger Helm.<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong> werknemers van 52 jaar <strong>en</strong> ouder, Ge<strong>en</strong><br />

grond <strong>voor</strong> <strong>tijd</strong>elijkheid nodig, Verbod<strong>en</strong> onderscheid naar leef<strong>tijd</strong><br />

[Richtlijn 1999/70/EG - 2; 5; 8; Richtlijn 2000/78/EG - 6]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

In de Duitse wetgeving is bepaald dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> alle<strong>en</strong><br />

is toegest<strong>aan</strong> als dit door e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> gerechtvaardigd is. E<strong>en</strong> uitzondering geldt<br />

<strong>voor</strong> werknemers van 52 jaar <strong>en</strong> ouder. Indi<strong>en</strong> met h<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt geslot<strong>en</strong>, is ge<strong>en</strong> rechtvaardiging vereist. Tot 1 januari 2003 gold<br />

deze uitzondering alle<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemers van 58 jaar <strong>en</strong> ouder. T<strong>en</strong>einde de<br />

arbeidsmarktpositie <strong>voor</strong> oudere werknemers te verbeter<strong>en</strong>, is de leef<strong>tijd</strong>sgr<strong>en</strong>s vanaf die<br />

datum naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> bijgesteld. De werknemer is op 1 juli 2003 op 56-jarige leef<strong>tijd</strong> bij<br />

de werkgever in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. De <strong>tijd</strong>elijkheid van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst is gemotiveerd met e<strong>en</strong> verwijzing naar de uitzondering <strong>voor</strong><br />

oudere werknemers. De werknemer stelt dat deze bepaling in strijd is met het<br />

‘‘verslechteringsverbod’’ dat is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in Richtlijn 1999/70/EG betreff<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, <strong>en</strong> met het verbod op discriminatie naar<br />

leef<strong>tijd</strong>, zoals neergelegd in Richtlijn 2000/78/EG. De Duitse rechter stelt prejudiciële<br />

vrag<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het HvJ EG.<br />

Met betrekking tot het verslechteringsverbod stelt het HvJ EG vast dat de Duitse<br />

wetgever de leef<strong>tijd</strong> waarbov<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />

zonder objectieve red<strong>en</strong>, niet heeft verlaagd vanwege de uitvoering van de bepaling<strong>en</strong><br />

van de richtlijn, maar om red<strong>en</strong><strong>en</strong> verband houd<strong>en</strong>d met de noodzaak de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid te bevorder<strong>en</strong>. Het verslechteringsverbod is daarom niet van<br />

toepassing. Met betrekking tot het beroep op het verbod op onderscheid naar leef<strong>tijd</strong><br />

overweegt het HvJ EG dat e<strong>en</strong> dergelijk onderscheid op grond van de richtlijn<br />

gerechtvaardigd is als daarmee e<strong>en</strong> legitieme doelstelling op het terrein van de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding wordt nagestreefd <strong>en</strong> de<br />

middel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het bereik<strong>en</strong> van dat doel pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn. In onderhavig<br />

geval is sprake van e<strong>en</strong> legitiem doel omdat de Duitse wetgever beoogt de opneming in<br />

het arbeidsproces van werkloze oudere werknemers te bevorder<strong>en</strong>, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> deze<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 56


slechts met veel moeite nieuw werk vind<strong>en</strong>. Het gekoz<strong>en</strong> middel acht het HvJ EG echter<br />

niet pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk. Door het onbeperkt kunn<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>elijke<br />

contract<strong>en</strong> met oudere werknemers loopt, aldus het hof, e<strong>en</strong> omvangrijke categorie<br />

werknemers het gevaar om gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> substantieel deel van de beroepsloopb<strong>aan</strong> te<br />

word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong> van het g<strong>en</strong>ot van vaste di<strong>en</strong>stbetrekking<strong>en</strong>, iets dat nu juist e<strong>en</strong><br />

ess<strong>en</strong>tieel onderdeel vormt van de werknemersbescherming. Dergelijke wetgeving gaat<br />

verder dan wat pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk is <strong>voor</strong> het bereik<strong>en</strong> van het nagestreefde doel,<br />

<strong>voor</strong> zover zij de leef<strong>tijd</strong> van de betrokk<strong>en</strong> werknemer als <strong>en</strong>ig criterium hanteert <strong>voor</strong><br />

het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, zonder dat is <strong>aan</strong>getoond<br />

dat die leef<strong>tijd</strong>sgr<strong>en</strong>s, los van iedere andere overweging terzake van de structuur van de<br />

betrokk<strong>en</strong> arbeidsmarkt <strong>en</strong> de persoonlijke situatie van de betrokk<strong>en</strong>e, objectief<br />

noodzakelijk is <strong>voor</strong> het verbeter<strong>en</strong> van de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers.<br />

Uitspraak<br />

1. Het verzoek om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de clausules 2, 5<br />

<strong>en</strong> 8 van de op 18 maart 1999 geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (hierna: ‘‘raamovere<strong>en</strong>komst’’), welke t<strong>en</strong><br />

uitvoer is gelegd bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreff<strong>en</strong>de de<br />

door het EVV, de UNICE <strong>en</strong> het CEEP geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (PB L 175, blz. 43), alsmede artikel 6 van<br />

richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong><br />

kader <strong>voor</strong> gelijke behandeling in arbeid <strong>en</strong> beroep (PB L 303, blz. 16).<br />

2. Dit verzoek is ingedi<strong>en</strong>d in het kader van e<strong>en</strong> geding tuss<strong>en</strong> W. Mangold <strong>en</strong> R. Helm,<br />

terzake van de tuss<strong>en</strong> h<strong>en</strong> beid<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

(hierna: ‘‘arbeidsovere<strong>en</strong>komst’’).<br />

Toepasselijke bepaling<strong>en</strong><br />

Communautaire wetgeving<br />

De raamovere<strong>en</strong>komst<br />

3. Volg<strong>en</strong>s clausule 1 is het doel van deze raamovere<strong>en</strong>komst:<br />

‘‘a. de kwaliteit van arbeid <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te verbeter<strong>en</strong> door de toepassing<br />

van het non-discriminatiebeginsel te waarborg<strong>en</strong>;<br />

b. e<strong>en</strong> kader vast te stell<strong>en</strong> om misbruik als gevolg van het gebruik van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>’’.<br />

4. Clausule 2, punt 1, van de overe<strong>en</strong>komst bepaalt het volg<strong>en</strong>de:<br />

‘‘Deze overe<strong>en</strong>komst is van toepassing op werknemers met e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> die werk<strong>en</strong> uit hoofde van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst of e<strong>en</strong> arbeidsverhouding, als<br />

omschrev<strong>en</strong> bij wet, collectieve overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of gebruik<strong>en</strong> in iedere lidstaat.’’<br />

5. Clausule 5, punt 1, van de raamovere<strong>en</strong>komst luidt als volgt:<br />

‘‘T<strong>en</strong>einde misbruik als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, voer<strong>en</strong><br />

de lidstat<strong>en</strong>, na raadpleging van de sociale partners overe<strong>en</strong>komstig de nationale<br />

wetgeving, collectieve overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of gebruik<strong>en</strong>, <strong>en</strong>/of de sociale partners, wanneer<br />

er ge<strong>en</strong> gelijkwaardige wettelijke maatregel<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming van misbruik best<strong>aan</strong>, op<br />

e<strong>en</strong> wijze die rek<strong>en</strong>ing houdt met de behoeft<strong>en</strong> van <strong>bepaalde</strong> sector<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of categorieën<br />

werknemers, e<strong>en</strong> of meer van de volg<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> in:<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 57


a. vaststelling van objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong> vernieuwing van dergelijke<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>;<br />

b. vaststelling van de maximale totale duur van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>;<br />

c. vaststelling van het <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> dat dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of<br />

verhouding<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vernieuwd.’’<br />

6. Clausule 8, punt 3, van de raamovere<strong>en</strong>komst bepaalt het volg<strong>en</strong>de:<br />

‘‘De uitvoering van de bepaling<strong>en</strong> van deze overe<strong>en</strong>komst vormt ge<strong>en</strong> geldige red<strong>en</strong> om<br />

het algem<strong>en</strong>e niveau van bescherming van de werknemers op het door deze<br />

overe<strong>en</strong>komst bestrek<strong>en</strong> gebied te verlag<strong>en</strong>.’’<br />

Richtlijn 2000/78<br />

7. Richtlijn 2000/78 is vastgesteld op basis van artikel 13 EG. De punt<strong>en</strong> 1, 4, 8 <strong>en</strong> 25<br />

van de considerans van deze richtlijn luid<strong>en</strong> als volgt:<br />

‘‘1. Overe<strong>en</strong>komstig artikel 6 van het Verdrag betreff<strong>en</strong>de de Europese Unie is de<br />

Europese Unie gegrondvest op de beginsel<strong>en</strong> van vrijheid, democratie, eerbiediging van<br />

de recht<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de fundam<strong>en</strong>tele vrijhed<strong>en</strong>, <strong>en</strong> van de rechtsstaat, welke<br />

beginsel<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong> geme<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> eerbiedigt de Unie de grondrecht<strong>en</strong>, zoals die<br />

word<strong>en</strong> gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de recht<strong>en</strong> van de<br />

m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de fundam<strong>en</strong>tele vrijhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> zoals die uit de geme<strong>en</strong>schappelijke<br />

constitutionele tradities van de lidstat<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>, als algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> van het<br />

Geme<strong>en</strong>schapsrecht.<br />

[...]<br />

4. Gelijkheid <strong>voor</strong> de wet <strong>en</strong> bescherming van e<strong>en</strong> ieder teg<strong>en</strong> discriminatie is als<br />

universeel recht erk<strong>en</strong>d door de Universele Verklaring van de recht<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s, door<br />

het Verdrag van de Ver<strong>en</strong>igde Naties inzake de uitbanning van alle vorm<strong>en</strong> van<br />

discriminatie van vrouw<strong>en</strong>, door de Internationale Verdrag<strong>en</strong> van de Ver<strong>en</strong>igde Naties<br />

inzake burgerrecht<strong>en</strong> <strong>en</strong> politieke recht<strong>en</strong>, respectievelijk inzake economische, sociale <strong>en</strong><br />

culturele recht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> door het Europees Verdrag tot bescherming van de recht<strong>en</strong> van de<br />

m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de fundam<strong>en</strong>tele vrijhed<strong>en</strong>, die door alle lidstat<strong>en</strong> zijn ondertek<strong>en</strong>d; Verdrag nr.<br />

111 van de Internationale Arbeidsorganisatie verbiedt discriminatie op het terrein van<br />

arbeid <strong>en</strong> beroep.<br />

[...]<br />

8. De door de Europese Raad van Helsinki op 10 <strong>en</strong> 11 december 1999 goedgekeurde<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heidsrichtsnoer<strong>en</strong> <strong>voor</strong> 2000 b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> de noodzaak e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de sociale<br />

integratie gunstige arbeidsmarkt te bevorder<strong>en</strong> door formulering van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d<br />

geheel van beleidsmaatregel<strong>en</strong> ter bestrijding van discriminatie van groep<strong>en</strong> zoals<br />

person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> handicap. Tev<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> zij de noodzaak bijzondere <strong>aan</strong>dacht te<br />

sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de steun <strong>voor</strong> oudere werknemers t<strong>en</strong>einde hun deelname <strong>aan</strong> het<br />

arbeidsproces te do<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />

[...]<br />

25. Het verbod op discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> vormt e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>teel elem<strong>en</strong>t<br />

om de in de werkgeleg<strong>en</strong>heidsrichtsnoer<strong>en</strong> gestelde doel<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong> <strong>en</strong> de diversiteit<br />

bij de arbeid te bevorder<strong>en</strong>; niettemin kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in behandeling op grond van<br />

leef<strong>tijd</strong> in <strong>bepaalde</strong> omstandighed<strong>en</strong> gerechtvaardigd zijn <strong>en</strong> derhalve specifieke<br />

bepaling<strong>en</strong> nodig mak<strong>en</strong> die naargelang de situatie in de lidstat<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>;<br />

het is derhalve van ess<strong>en</strong>tieel belang onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in<br />

behandeling die gerechtvaardigd zijn, met name door legitieme doelstelling<strong>en</strong> van het<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 58


eleid op het terrein van de werkgeleg<strong>en</strong>heid, de arbeidsmarkt <strong>en</strong> de beroepsopleiding,<br />

<strong>en</strong> discriminatie die verbod<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>.’’<br />

8. Volg<strong>en</strong>s artikel 1 van richtlijn 2000/78 heeft deze tot doel ‘‘met betrekking tot arbeid<br />

<strong>en</strong> beroep e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader te creër<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de bestrijding van discriminatie op grond<br />

van godsdi<strong>en</strong>st of overtuiging, handicap, leef<strong>tijd</strong> of seksuele geaardheid zodat in de<br />

lidstat<strong>en</strong> het beginsel van gelijke behandeling toegepast kan word<strong>en</strong>.’’<br />

9. Artikel 2, led<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 2, sub a, van richtlijn 2000/78, met het opschrift ‘‘Het begrip<br />

discriminatie’’, luidt als volgt:<br />

‘‘1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder het beginsel van gelijke<br />

behandeling verst<strong>aan</strong> de afwezigheid van elke vorm van directe of indirecte discriminatie<br />

op basis van e<strong>en</strong> van de in artikel 1 g<strong>en</strong>oemde grond<strong>en</strong>.<br />

2. Voor de toepassing van lid 1 is er:<br />

a. ‘directe discriminatie’, wanneer iemand ongunstiger wordt behandeld dan e<strong>en</strong> ander in<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbare situatie wordt, is of zou word<strong>en</strong> behandeld op basis van e<strong>en</strong> van de in<br />

artikel 1 g<strong>en</strong>oemde grond<strong>en</strong>’’.<br />

10. Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2000/78, met het opschrift ‘‘Werkingssfeer’’, luidt als<br />

volgt:<br />

‘‘Binn<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de <strong>aan</strong> de Geme<strong>en</strong>schap verle<strong>en</strong>de bevoegdhed<strong>en</strong>, is deze<br />

richtlijn zowel in de overheidssector als in de particuliere sector, met inbegrip van<br />

overheidsinstanties, op alle person<strong>en</strong> van toepassing met betrekking tot:<br />

a. de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> toegang tot arbeid in loondi<strong>en</strong>st of als zelfstandige <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

beroep, met inbegrip van de selectie- <strong>en</strong> <strong>aan</strong>stellingscriteria, ongeacht de tak van<br />

activiteit <strong>en</strong> op alle niveaus van de beroepshiërarchie, met inbegrip van<br />

bevorderingskans<strong>en</strong>;<br />

[...]<br />

c. werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, met inbegrip van ontslag <strong>en</strong> beloning;<br />

[...]’’<br />

11. Artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 luidt als volgt:<br />

‘‘Nietteg<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de artikel 2, lid 2, kunn<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> dat verschill<strong>en</strong> in<br />

behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong> ge<strong>en</strong> discriminatie vorm<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> zij in het kader van<br />

de nationale wetgeving objectief <strong>en</strong> redelijk word<strong>en</strong> gerechtvaardigd door e<strong>en</strong> legitiem<br />

doel, met inbegrip van legitieme doelstelling<strong>en</strong> van het beleid op het terrein van de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, <strong>en</strong> de middel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

bereik<strong>en</strong> van dat doel pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn.<br />

Dergelijke verschill<strong>en</strong> in behandeling kunn<strong>en</strong> onder meer omvatt<strong>en</strong>:<br />

a. het creër<strong>en</strong> van bijzondere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> toegang tot arbeid <strong>en</strong> beroepsopleiding,<br />

van bijzondere arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> -omstandighed<strong>en</strong>, met inbegrip van <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> ontslag <strong>en</strong> beloning <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>, oudere werknemers <strong>en</strong> werknemers met<br />

person<strong>en</strong> t<strong>en</strong> laste, t<strong>en</strong>einde hun opneming in het arbeidsproces te bevorder<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hun<br />

bescherming te verzeker<strong>en</strong>;<br />

b. de vaststelling van minimum<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> met betrekking tot leef<strong>tijd</strong>, beroepservaring<br />

of -anciënniteit in e<strong>en</strong> functie <strong>voor</strong> toegang tot de arbeid of <strong>bepaalde</strong> daar<strong>aan</strong> verbond<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>del<strong>en</strong>;<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 59


c. de vaststelling van e<strong>en</strong> maximumleef<strong>tijd</strong> <strong>voor</strong> <strong>aan</strong>werving, gebaseerd op de<br />

opleidingseis<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de betrokk<strong>en</strong> functie of op de noodzaak van e<strong>en</strong> <strong>aan</strong> p<strong>en</strong>sionering<br />

<strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d redelijk <strong>aan</strong>tal arbeidsjar<strong>en</strong>.’’<br />

12. Overe<strong>en</strong>komstig artikel 18, eerste alinea, van richtlijn 2000/78 di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong><br />

de nodige wettelijke <strong>en</strong> bestuursrechtelijke bepaling<strong>en</strong> in werking te do<strong>en</strong> tred<strong>en</strong> om<br />

uiterlijk op 2 december 2003 <strong>aan</strong> deze richtlijn te voldo<strong>en</strong>. De tweede alinea van dit<br />

artikel bepaalt echter het volg<strong>en</strong>de:<br />

‘‘T<strong>en</strong>einde met bijzondere omstandighed<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> nodig beschikk<strong>en</strong> over drie extra jar<strong>en</strong> vanaf 2 december 2003, ofwel e<strong>en</strong> totaal<br />

van maximaal 6 jaar, om de bepaling<strong>en</strong> met betrekking tot discriminatie op grond van<br />

leef<strong>tijd</strong> <strong>en</strong> handicap uit te voer<strong>en</strong>. In dat geval stell<strong>en</strong> zij de Commissie daarvan<br />

onverwijld in k<strong>en</strong>nis. Iedere lidstaat die van deze extra periode gebruik w<strong>en</strong>st te mak<strong>en</strong>,<br />

br<strong>en</strong>gt jaarlijks verslag uit <strong>aan</strong> de Commissie over de maatregel<strong>en</strong> die hij neemt om<br />

discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> <strong>en</strong> handicap <strong>aan</strong> te pakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> over de <strong>voor</strong>uitgang die<br />

bij de uitvoering van de richtlijn is geboekt. De Commissie br<strong>en</strong>gt jaarlijks verslag uit <strong>aan</strong><br />

de Raad.’’<br />

13. Aangezi<strong>en</strong> de Bondsrepubliek Duitsland heeft verzocht om e<strong>en</strong> dergelijke extra<br />

termijn <strong>voor</strong> de omzetting van deze richtlijn, zal deze termijn <strong>voor</strong> deze lidstaat pas op 2<br />

december 2006 verstrijk<strong>en</strong>.<br />

De nationale wetgeving<br />

14. Par. 1 van het Beschäftigungsförderungsgesetz (Duitse wet ter bevordering van de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid), zoals gewijzigd bij de wet van 25 september 1996 (BGBl. 1996 I, blz.<br />

1476, hierna: ‘‘BeschFG 1996’’), <strong>bepaalde</strong> het volg<strong>en</strong>de:<br />

‘‘1. Arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zijn toegest<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> maximumduur<br />

van twee jaar. Binn<strong>en</strong> deze maximumduur van twee jaar mag e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> hoogst<strong>en</strong>s drie maal word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd.<br />

2. Arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zijn toegest<strong>aan</strong> zonder dat de in lid 1<br />

g<strong>en</strong>oemde <strong>voor</strong>waarde hoeft te word<strong>en</strong> vervuld, wanneer de werknemer bij <strong>aan</strong>vang van<br />

de arbeids-verhouding <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> 60 jaar of ouder is.<br />

3. Arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in de zin van de led<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 2 zijn niet toegest<strong>aan</strong> wanneer er<br />

e<strong>en</strong> nauw zakelijk verband bestaat met e<strong>en</strong> eerdere arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> of met e<strong>en</strong> eerdere arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in de zin van<br />

lid 1 met dezelfde werkgever. Van e<strong>en</strong> dergelijk nauw zakelijk verband is met name<br />

sprake wanneer de <strong>tijd</strong>spanne tuss<strong>en</strong> beide arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> minder dan vier<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> bedraagt.<br />

4. De mogelijkheid de duur van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> op andere grond<strong>en</strong> te beperk<strong>en</strong><br />

blijft ongewijzigd.<br />

[...]’’<br />

15. Kracht<strong>en</strong>s par. 1, lid 6, van het BeschFG 1996 was deze regeling van toepassing tot<br />

<strong>en</strong> met 31 december 2000.<br />

16. Richtlijn 1999/70 tot t<strong>en</strong>uitvoerlegging van de raamovere<strong>en</strong>komst is in Duits recht<br />

omgezet bij het Gesetz über Teilzeitarbeit und befristete Arbeitsverträge und zur<br />

Änderung und Aufhebung arbeitsrechtlicher Bestimmung<strong>en</strong> (Duitse wet inzake<br />

deel<strong>tijd</strong>arbeid <strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> houd<strong>en</strong>de wijziging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

intrekking van arbeidsrechtelijke bepaling<strong>en</strong>) van 21 december 2000 (BGBl. 2000 I, blz.<br />

1966, hierna ‘‘TzBfG’’). Deze wet is op 1 januari 2001 in werking getred<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 60


17. Par. 1 van het TzBfG, met het opschrift ‘‘Doelstelling<strong>en</strong>’’, luidt als volgt:<br />

‘‘De wet beoogt deel<strong>tijd</strong>arbeid te bevorder<strong>en</strong>, de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> vast te stell<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

sluit<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, <strong>en</strong> discriminatie van<br />

deel<strong>tijd</strong>werknemers <strong>en</strong> werknemers met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te<br />

verhinder<strong>en</strong>.’’<br />

18. Par. 14 van het TzBfG, dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> regelt, luidt als<br />

volgt:<br />

‘‘1. Het opter<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is toegest<strong>aan</strong>, indi<strong>en</strong><br />

dit door e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> gerechtvaardigd is. Van e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> is met name<br />

sprake indi<strong>en</strong>:<br />

1 <strong>aan</strong> de arbeidsprestatie slechts <strong>tijd</strong>elijk behoefte bestaat,<br />

2 de overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> volgt op e<strong>en</strong> opleiding of studie, om de overgang<br />

van de werknemer naar e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>de bezigheid te vergemakkelijk<strong>en</strong>,<br />

3 de werknemer e<strong>en</strong> andere werknemer vervangt,<br />

4 de aard van de te verricht<strong>en</strong> arbeid e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

rechtvaardigt,<br />

5 de overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> proef<strong>tijd</strong> betreft,<br />

6 met de persoon van de werknemer verband houd<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>,<br />

7 de werknemer wordt betaald uit begrotingsgeld<strong>en</strong>, die uit hoofde van de<br />

begrotingsbepaling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> indi<strong>en</strong>stneming <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zijn bestemd, <strong>en</strong> hij<br />

di<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komstig te werk wordt gesteld, of,<br />

8 de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is gebaseerd op e<strong>en</strong> gerechtelijke<br />

schikking.<br />

2. Bij ontst<strong>en</strong>t<strong>en</strong>is van e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de duur van maximaal twee jaar; binn<strong>en</strong> deze totale<br />

duur van twee jaar mag e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> hoogst<strong>en</strong>s drie<br />

maal word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd. Het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in de<br />

zin van lid 1 is niet toegest<strong>aan</strong>, wanneer met dezelfde werkgever reeds eerder e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> of on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> heeft best<strong>aan</strong>. Bij collectieve<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst kan van het <strong>bepaalde</strong> in de eerste zin word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

bepaling van het <strong>aan</strong>tal verl<strong>en</strong>ging<strong>en</strong> of de maximumduur waarbinn<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> het<br />

toepassingsgebied van e<strong>en</strong> dergelijke collectieve arbeidsovere<strong>en</strong>komst kunn<strong>en</strong><br />

werkgevers <strong>en</strong> werknemers die daarbij niet zijn <strong>aan</strong>geslot<strong>en</strong>, overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> dat de<br />

bepaling<strong>en</strong> van de collectieve arbeidsovere<strong>en</strong>komst van toepassing zijn.<br />

3. Voor het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is ge<strong>en</strong> objectieve<br />

red<strong>en</strong> vereist, wanneer de werknemer bij de <strong>aan</strong>vang van de arbeidsverhouding <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> 58 jaar of ouder is. Het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> is niet toegest<strong>aan</strong>, wanneer e<strong>en</strong> nauw zakelijk verband bestaat met e<strong>en</strong> eerdere<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met dezelfde werkgever. E<strong>en</strong> dergelijk nauw<br />

zakelijk verband wordt in het bijzonder geacht <strong>aan</strong>wezig te zijn, indi<strong>en</strong> de <strong>tijd</strong>spanne<br />

tuss<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> minder dan zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> bedraagt.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 61


4. T<strong>en</strong>einde rechtsgeldig te zijn di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

schriftelijk te word<strong>en</strong> vastgelegd.’’<br />

19. Par. 14, lid 3, van het TzBfG is gewijzigd bij het Erste Gesetz für moderne<br />

Di<strong>en</strong>stleistung<strong>en</strong> am Arbeitsmarkt (Duitse eerste wet <strong>voor</strong> moderne di<strong>en</strong>stverrichting<strong>en</strong><br />

op de arbeidsmarkt) van 23 december 2002 (BGBl. 2002 I, blz. 14607, hierna: ‘‘wet van<br />

2002’’). De nieuwe versie van g<strong>en</strong>oemde bepaling, die op 1 januari 2003 in werking is<br />

getred<strong>en</strong>, luidt als volgt:<br />

‘‘Voor het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is ge<strong>en</strong> objectieve<br />

red<strong>en</strong> vereist, wanneer de werknemer bij de <strong>aan</strong>vang van de arbeidsverhouding <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> 58 jaar of ouder is. Het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> is niet toegest<strong>aan</strong>, wanneer e<strong>en</strong> nauw zakelijk verband bestaat met e<strong>en</strong> eerdere<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met dezelfde werkgever. E<strong>en</strong> dergelijk nauw<br />

zakelijk verband wordt in het bijzonder geacht <strong>aan</strong>wezig te zijn, indi<strong>en</strong> de <strong>tijd</strong>spanne<br />

tuss<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> minder dan zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> bedraagt. Tot <strong>en</strong> met 31<br />

december 2006 di<strong>en</strong>t de eerste volzin aldus te word<strong>en</strong> toegepast, dat ‘58 jaar of ouder’<br />

di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gelez<strong>en</strong> als ‘52 jaar of ouder’’’.<br />

Het hoofdgeding <strong>en</strong> de prejudiciële vrag<strong>en</strong><br />

20. Op 26 juni 2003 heeft Mangold, die to<strong>en</strong> 56 jaar was, de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

geslot<strong>en</strong> met Helm, die werkzaam is als advocaat; deze overe<strong>en</strong>komst trad met ingang<br />

van 1 juli 2003 in werking.<br />

21. Artikel 5 van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst luidt als volgt:<br />

‘‘1. De arbeidsverhouding vangt <strong>aan</strong> op 1 juli 2003 <strong>en</strong> loopt tot 28 februari 2004.<br />

2. De duur van de overe<strong>en</strong>komst is gebaseerd op de wetsbepaling ter vere<strong>en</strong>voudiging<br />

van het sluit<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met oudere werknemers<br />

(par. 14, lid 3, vierde zin, juncto par. 14, lid 3, eerste zin van het TzBfG. [...]), <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong><br />

de werknemer ouder dan 52 jaar is.<br />

3. Partij<strong>en</strong> zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat de onderhavige arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

duur is geslot<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel op de grond vermeld in het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de punt 2. De door de<br />

wetgever <strong>en</strong> de rechtspraak in beginsel toelaatbaar geachte overige grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, zijn in de onderhavige overe<strong>en</strong>komst<br />

uitdrukkelijk uitgeslot<strong>en</strong>.’’<br />

22. Volg<strong>en</strong>s Mangold is g<strong>en</strong>oemd artikel 5, <strong>voor</strong>zover het de duur van zijn<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst beperkt, onver<strong>en</strong>igbaar met de raamovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> richtlijn<br />

2000/78, ook al is e<strong>en</strong> dergelijke beperking in overe<strong>en</strong>stemming met par. 14, lid 3, van<br />

het TzBfG.<br />

23. Helm merkt op dat clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst de lidstat<strong>en</strong> verplicht<br />

maatregel<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming van misbruik als gevolg van het sluit<strong>en</strong> van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> duur, met name door te eis<strong>en</strong> dat<br />

objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

rechtvaardig<strong>en</strong>, door vaststelling van e<strong>en</strong> maximale totale duur van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, dan wel door<br />

beperking van het <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> dat dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong> mog<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd.<br />

24. Zijns inzi<strong>en</strong>s vermeldt par. 14, lid 3, vierde volzin, van het TzBfG e<strong>en</strong> dergelijke<br />

beperking weliswaar niet uitdrukkelijk met betrekking tot oudere werknemers, doch is de<br />

objectieve red<strong>en</strong> in de zin van clausule 5, punt 1, sub a, van de raamovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, dat deze werknemers<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 62


moeilijkhed<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong> bij het zoek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> b<strong>aan</strong> gelet op de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de<br />

arbeidsmarkt.<br />

25. Het Arbeitsgericht Münch<strong>en</strong> betwijfelt of par. 14, lid 3, eerste volzin, van het TzBfG<br />

ver<strong>en</strong>igbaar is met het geme<strong>en</strong>schapsrecht.<br />

26. Allereerst is dit gerecht van oordeel dat deze bepaling in strijd is met het in clausule<br />

8, punt 3, van de raamovere<strong>en</strong>komst neergelegde ‘‘verslechteringsverbod’’, doordat zij in<br />

het kader van de omzetting van richtlijn 1999/70 de leef<strong>tijd</strong> van person<strong>en</strong> die niet<br />

word<strong>en</strong> beschermd teg<strong>en</strong> het niet door e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> gerechtvaardigde gebruik<br />

van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, heeft verlaagd van 60 naar 58 jaar <strong>en</strong><br />

bijgevolg ook het algem<strong>en</strong>e beschermingsniveau <strong>voor</strong> deze categorie werknemers heeft<br />

verlaagd. De bepaling is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in strijd met clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst, die<br />

beoogt misbruik van dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>zover zij het sluit<strong>en</strong><br />

van dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> door talrijke werknemers die tot e<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d door de<br />

leef<strong>tijd</strong> <strong>bepaalde</strong> categorie behor<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong>szins beperkt.<br />

27. In de tweede plaats vraagt de verwijz<strong>en</strong>de rechter zich af of e<strong>en</strong> bepaling als par. 14,<br />

lid 3, van het TzBfG ver<strong>en</strong>igbaar is met artikel 6 van richtlijn 2000/78, omdat de bij de<br />

wet van 2002 ingevoerde verlaging van 58 naar 52 jaar van de leef<strong>tijd</strong> waarop het<br />

sluit<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zonder objectieve red<strong>en</strong> is<br />

toegest<strong>aan</strong>, de bescherming van ouder<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt niet waarborgt. Voorts is<br />

het ev<strong>en</strong>redigheidsbeginsel niet in acht g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

28. G<strong>en</strong>oemd gerecht stelt vast dat weliswaar op het mom<strong>en</strong>t dat de overe<strong>en</strong>komst werd<br />

geslot<strong>en</strong>, te wet<strong>en</strong> 26 juni 2003, de termijn <strong>voor</strong> omzetting van richtlijn 2000/78 in<br />

nationaal recht nog niet was verstrek<strong>en</strong>, maar herinnert er<strong>aan</strong> dat e<strong>en</strong> lidstaat waar<strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> richtlijn bestemd is, volg<strong>en</strong>s punt 45 van het arrest van 18 december 1997, Inter-<br />

Environnem<strong>en</strong>t Wallonie (C-129/96, Jurispr. blz. I-7411), zich gedur<strong>en</strong>de deze<br />

omzettingstermijn di<strong>en</strong>t te onthoud<strong>en</strong> van maatregel<strong>en</strong> die de verwez<strong>en</strong>lijking van het<br />

door deze richtlijn <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> resultaat ernstig in gevaar zoud<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

29. In het hoofdgeding is de wijziging van par. 14, lid 3, van het TzBfG bij de wet van<br />

2002 in werking getred<strong>en</strong> op 1 januari 2003, dat wil zegg<strong>en</strong> na de bek<strong>en</strong>dmaking van<br />

richtlijn 2000/78 in het Publicatieblad van de Europese Geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, maar vóór het<br />

verstrijk<strong>en</strong> van de in artikel 8 daarvan gestelde omzettingstermijn.<br />

30. In de derde plaats stelt de verwijz<strong>en</strong>de rechter de vraag <strong>aan</strong> de orde of de nationale<br />

rechter gehoud<strong>en</strong> is om in e<strong>en</strong> geschil tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong> bepaling<strong>en</strong> van nationaal<br />

recht die niet ver<strong>en</strong>igbaar zijn met het geme<strong>en</strong>schapsrecht, buit<strong>en</strong> toepassing te lat<strong>en</strong>.<br />

Hij is in dit opzicht van oordeel dat op grond van het primaat van dit recht par. 14, lid 3,<br />

van het TzBfG in zijn geheel niet toepasselijk is <strong>en</strong> dat bijgevolg de in lid 1 van dit artikel<br />

neergelegde fundam<strong>en</strong>tele regel moet word<strong>en</strong> toegepast volg<strong>en</strong>s welke er e<strong>en</strong> objectieve<br />

red<strong>en</strong> moet zijn <strong>voor</strong> het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

31. In deze omstandighed<strong>en</strong> heeft het Arbeitsgericht Münch<strong>en</strong> de behandeling van de<br />

zaak geschorst <strong>en</strong> het Hof de volg<strong>en</strong>de prejudiciële vrag<strong>en</strong> <strong>voor</strong>gelegd:<br />

1.a. Moet clausule 8, lid 3, van de raamovere<strong>en</strong>komst [...] aldus word<strong>en</strong> uitgelegd, dat<br />

zij in het kader van de omzetting in nationaal recht e<strong>en</strong> verslechtering door verlaging van<br />

de leef<strong>tijd</strong> van 60 naar 58 jaar verbiedt?<br />

b. Moet clausule 5, lid 1, van de raamovere<strong>en</strong>komst [...] aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij in<br />

de weg staat <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> nationale bepaling die, zoals de hier in geding zijnde, ge<strong>en</strong><br />

beperking<strong>en</strong> in de zin van de drie in lid 1 g<strong>en</strong>oemde alternatiev<strong>en</strong> oplegt?<br />

2. Moet artikel 6 van richtlijn 2000/78/EG [...] aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat het in de weg<br />

staat <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> nationale bepaling die, zoals de hier in geding zijnde, het sluit<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met werknemers van 52 jaar <strong>en</strong> ouder – in<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 63


afwijking van het beginsel dat e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> noodzakelijk is – toestaat zonder dat<br />

van e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> sprake is?<br />

3. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> van deze drie vrag<strong>en</strong> bevestig<strong>en</strong>d wordt beantwoord: di<strong>en</strong>t de nationale<br />

rechter de met het EG-recht strijdige nationale bepaling buit<strong>en</strong> toepassing te lat<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

geldt dan het algem<strong>en</strong>e beginsel van het nationale recht, volg<strong>en</strong>s hetwelk<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> alle<strong>en</strong> zijn toegest<strong>aan</strong> als er sprake is van e<strong>en</strong><br />

objectieve red<strong>en</strong>?’’<br />

De ontvankelijkheid van de prejudiciële verwijzing<br />

32. Ter terechtzitting heeft de Bondsrepubliek Duitsland de ontvankelijkheid van het<br />

verzoek om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing <strong>aan</strong>gevocht<strong>en</strong> op grond dat het hoofdgeding fictief<br />

dan wel gekunsteld is. Helm heeft immers in het verled<strong>en</strong> terzake van de<br />

onrechtmatigheid van par. 14, lid 3, van het TzBfG publiekelijk e<strong>en</strong>zelfde standpunt<br />

verdedigd als Mangold thans.<br />

33. Di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de zij allereerst er<strong>aan</strong> herinnerd, dat wanneer e<strong>en</strong> vraag omtr<strong>en</strong>t de<br />

uitlegging van het Verdrag of van de door de instelling<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>schap verrichte<br />

handeling<strong>en</strong> wordt opgeworp<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> rechterlijke instantie van e<strong>en</strong> lidstaat, die<br />

instantie, indi<strong>en</strong> zij e<strong>en</strong> beslissing op dat punt noodzakelijk acht <strong>voor</strong> het wijz<strong>en</strong> van haar<br />

vonnis, kracht<strong>en</strong>s artikel 234 EG-Verdrag het Hof kan verzoek<strong>en</strong> over die vraag e<strong>en</strong><br />

uitspraak te do<strong>en</strong> (zie onder meer arrest van 21 maart 2002, Cura Anlag<strong>en</strong>, C-451/99,<br />

Jurispr. blz. I-3193, punt 22).<br />

34. In het kader van deze verwijzingsprocedure is de nationale rechter, die als <strong>en</strong>ige<br />

rechtstreeks k<strong>en</strong>nis heeft van de feit<strong>en</strong> van het geding, het best in staat om, gelet op de<br />

bijzonderhed<strong>en</strong> van de zaak, de noodzaak van e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing <strong>voor</strong> het wijz<strong>en</strong><br />

van zijn vonnis te beoordel<strong>en</strong> (zie arrest<strong>en</strong> van 16 juli 1992, Meilicke, C-83/91, Jurispr.<br />

blz. I-4871, punt 23; 7 juli 1994, McLachlan, C-146/93, Jurispr. blz. I-3229, punt 20; 9<br />

februari 1995, Leclerc-Siplec, C-412/93, Jurispr. blz. I-179, punt 10, <strong>en</strong> 30 september<br />

2003, Inspire Art, C-167/01, Jurispr. blz. I-10155, punt 43).<br />

35. Wanneer de door de nationale rechterlijke instantie gestelde vrag<strong>en</strong> betrekking<br />

hebb<strong>en</strong> op de uitlegging van e<strong>en</strong> bepaling van geme<strong>en</strong>schapsrecht, is het Hof van Justitie<br />

derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoord<strong>en</strong> (zie arrest van 8 november 1990,<br />

Gmurzynska-Bscher, C-231/89, Jurispr. blz. I-4003, punt 20; arrest Leclerc-Siplec, reeds<br />

<strong>aan</strong>gehaald, punt 11; arrest van 23 februari 1995, Bordessa e.a., C-358/93 <strong>en</strong> C-416/93,<br />

punt 10, <strong>en</strong> arrest Inspire Art, reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 44).<br />

36. Het Hof di<strong>en</strong>t ev<strong>en</strong>wel, ter toetsing van zijn bevoegdheid, e<strong>en</strong> onderzoek in te stell<strong>en</strong><br />

naar de omstandighed<strong>en</strong> waaronder de nationale rechter hem om e<strong>en</strong> prejudiciële<br />

beslissing heeft verzocht. De geest van sam<strong>en</strong>werking die in het verloop van de<br />

verwijzingsprocedure moet heers<strong>en</strong>, houdt namelijk ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in dat de nationale rechter<br />

zijnerzijds oog di<strong>en</strong>t te hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de <strong>aan</strong> het Hof opgedrag<strong>en</strong> taak, welke bestaat in<br />

het bijdrag<strong>en</strong> tot de rechtsbedeling in de lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet in het gev<strong>en</strong> van<br />

rechtsgeleerde adviez<strong>en</strong> over algem<strong>en</strong>e of hypothetische vrag<strong>en</strong> (arrest van 3 februari<br />

1983, Robards, 149/82, Jurispr. blz. 171, punt 19, <strong>en</strong> reeds <strong>aan</strong>gehaald arrest<strong>en</strong><br />

Meilicke, punt 25, <strong>en</strong> Inspire Art, punt 45).<br />

37. Gelet op deze taak heeft het Hof geoordeeld, ge<strong>en</strong> uitspraak te kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> over<br />

e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> nationale rechter opgeworp<strong>en</strong> prejudiciële vraag wanneer duidelijk blijkt<br />

dat de uitlegging van het geme<strong>en</strong>schapsrecht ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel verband houdt met e<strong>en</strong> reëel<br />

geschil of met het <strong>voor</strong>werp van het hoofdgeding.<br />

38. In de onderhavige zaak valt ev<strong>en</strong>wel nauwelijks te betwist<strong>en</strong> dat het verzoek van de<br />

nationale rechter om uitlegging van het geme<strong>en</strong>schapsrecht daadwerkelijk beantwoordt<br />

<strong>aan</strong> e<strong>en</strong> objectieve behoefte, die inher<strong>en</strong>t is <strong>aan</strong> de oplossing van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> hem<br />

<strong>aan</strong>hangig geschil. Zo wordt niet betwist dat de overe<strong>en</strong>komst feitelijk is uitgevoerd <strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 64


dat de uitvoering daarvan e<strong>en</strong> vraag oproept over de uitlegging van het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht. De omstandigheid dat partij<strong>en</strong> in het hoofdgeding het e<strong>en</strong>s zijn over<br />

de uitlegging van par. 14, lid 3, van het TzBfG, neemt niet weg dat sprake is van e<strong>en</strong><br />

reëel geschil.<br />

39. Derhalve di<strong>en</strong>t het verzoek om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing ontvankelijk te word<strong>en</strong><br />

verklaard.<br />

De prejudiciële vrag<strong>en</strong><br />

De eerste vraag, sub b<br />

40. Met zijn eerste vraag, sub b, die als eerste di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> onderzocht, w<strong>en</strong>st de<br />

verwijz<strong>en</strong>de rechter te vernem<strong>en</strong> of clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst aldus moet<br />

word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij in de weg staat <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> nationale bepaling als de in het<br />

hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde zijnde, die ge<strong>en</strong> van de in deze clausule g<strong>en</strong>oemde beperking<strong>en</strong><br />

oplegt <strong>voor</strong> het sluit<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

41. In dit verband moet word<strong>en</strong> opgemerkt dat clausule 5, punt 1, van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst ertoe strekt ‘‘misbruik als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>’’.<br />

42. Zoals partij<strong>en</strong> in het hoofdgeding ter terechtzitting hebb<strong>en</strong> bevestigd, is de<br />

overe<strong>en</strong>komst de eerste <strong>en</strong> <strong>en</strong>ige arbeidsovere<strong>en</strong>komst die tuss<strong>en</strong> h<strong>en</strong> is geslot<strong>en</strong>.<br />

43. In deze omstandighed<strong>en</strong> is de uitlegging van clausule 5, punt 1, van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst k<strong>en</strong>nelijk irrelevant <strong>voor</strong> de beslechting van het <strong>aan</strong> de verwijz<strong>en</strong>de<br />

rechter <strong>voor</strong>gelegde geschil <strong>en</strong> behoeft de eerste vraag, sub b, bijgevolg niet te word<strong>en</strong><br />

beantwoord.<br />

De eerste vraag, sub a<br />

44. Met zijn eerste vraag, sub a, w<strong>en</strong>st de verwijz<strong>en</strong>de rechter te vernem<strong>en</strong> of clausule<br />

8, punt 3, van de raamovere<strong>en</strong>komst aldus moet word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij zich verzet<br />

teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale bepaling als die welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, waarbij in<br />

het kader van de omzetting van richtlijn 1999/70 de leef<strong>tijd</strong> waarbov<strong>en</strong> onbeperkt<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>, is verlaagd van 60<br />

naar 58 jaar.<br />

45. Allereerst moet word<strong>en</strong> vastgesteld dat de in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde zijnde<br />

overe<strong>en</strong>komst is geslot<strong>en</strong> op 26 juni 2003, dat wil zegg<strong>en</strong> onder de gelding van het<br />

TzBfG, zoals gewijzigd bij de wet van 2002, die de leef<strong>tijd</strong> waarbov<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> heeft verlaagd van 58<br />

naar 52 jaar. In het onderhavige geval staat vast dat Mangold op 56-jarige leef<strong>tijd</strong> door<br />

Helm in di<strong>en</strong>st is g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

46. De nationale rechter is echter van oordeel dat de uitlegging van deze clausule 8, punt<br />

3, <strong>voor</strong> hem nuttig is ter beoordeling van de rechtmatigheid van par. 14, lid 3, van het<br />

TzBfG, in zijn oorspronkelijke versie, omdat onver<strong>en</strong>igbaarheid van deze laatste bepaling<br />

met het geme<strong>en</strong>schapsrecht de ongeldigheid tot gevolg zou hebb<strong>en</strong> van de wijziging<br />

ervan bij de wet van 2002.<br />

47. Hoe dan ook moet word<strong>en</strong> vastgesteld dat de Duitse wetgever reeds in het kader van<br />

de omzetting van richtlijn 1999/70 in nationaal recht de leef<strong>tijd</strong>gr<strong>en</strong>s <strong>voor</strong> het sluit<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> had verlaagd van 60 naar 58 jaar<br />

48. Volg<strong>en</strong>s Mangold is deze verslechtering, ev<strong>en</strong>als die welke is ingevoerd bij de wet van<br />

2002, in strijd met clausule 8, punt 3, van de raamovere<strong>en</strong>komst.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 65


49. De Duitse regering betoogt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> dat de verlaging van de leef<strong>tijd</strong>sgr<strong>en</strong>s wordt<br />

gecomp<strong>en</strong>seerd doordat werknemers met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

nieuwe sociale zekerhed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d, zoals e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> discriminatieverbod<br />

<strong>en</strong> de uitbreiding van de <strong>voor</strong> het sluit<strong>en</strong> van dit soort overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>de<br />

beperking<strong>en</strong> tot kleine onderneming<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> van korte duur.<br />

50. In dit verband blijkt reeds uit de bewoording<strong>en</strong> van clausule 8, punt 3, van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst, dat de uitvoering van de bepaling<strong>en</strong> daarvan <strong>voor</strong> de lidstat<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

geldige red<strong>en</strong> kan zijn <strong>voor</strong> verlaging van het algem<strong>en</strong>e niveau van de <strong>voor</strong>he<strong>en</strong> in de<br />

nationale rechtsorde gewaarborgde bescherming van de werknemers op het door deze<br />

overe<strong>en</strong>komst bestrek<strong>en</strong> gebied.<br />

51. De uitdrukking ‘‘uitvoering’’, die in clausule 8, punt 3, van de raamovere<strong>en</strong>komst<br />

zonder nadere <strong>aan</strong>duiding wordt gebruikt, kan niet <strong>en</strong>kel betrekking hebb<strong>en</strong> op de<br />

oorspronkelijke omzetting van richtlijn 1999/70, met name de bijlage daarbij met daarin<br />

de raamovere<strong>en</strong>komst, maar strekt zich uit tot iedere nationale maatregel die beoogt te<br />

verzeker<strong>en</strong> dat het met de richtlijn nagestreefde doel wordt bereikt, daaronder begrep<strong>en</strong><br />

de maatregel<strong>en</strong> die na de eig<strong>en</strong>lijke omzetting de reeds vastgestelde nationale regels<br />

<strong>aan</strong>vull<strong>en</strong> of wijzig<strong>en</strong>.<br />

52. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> is vermindering van de bescherming die de werknemers is verzekerd op<br />

het gebied van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, als zodanig door de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst niet verbod<strong>en</strong> wanneer zij ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel verband houdt met de<br />

uitvoering van deze laatste.<br />

53. Zowel uit de verwijzingsbeslissing als uit de door de Duitse regering ter terechtzitting<br />

ingedi<strong>en</strong>de opmerking<strong>en</strong> blijkt dat, zoals de advocaat-g<strong>en</strong>eraal in de punt<strong>en</strong> 75 tot <strong>en</strong><br />

met 77 van zijn conclusie heeft opgemerkt, de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de verlaging<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong><br />

waarbov<strong>en</strong> het sluit<strong>en</strong> van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> onbeperkt is toegest<strong>aan</strong>,<br />

niet zijn gerechtvaardigd op grond van de noodzaak de raamovere<strong>en</strong>komst t<strong>en</strong> uitvoer te<br />

legg<strong>en</strong>, maar op grond van de noodzaak de werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> in Duitsland<br />

te bevorder<strong>en</strong>.<br />

54. Derhalve moet op de eerste vraag, sub a, word<strong>en</strong> geantwoord dat clausule 8, punt 3,<br />

van de raamovere<strong>en</strong>komst aldus moet word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij zich niet verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

nationale bepaling als die welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, waarbij om red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

verband houd<strong>en</strong>d met de noodzaak de werkgeleg<strong>en</strong>heid te bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> onafhankelijk<br />

van de uitvoering van deze raamovere<strong>en</strong>komst, de leef<strong>tijd</strong> waarbov<strong>en</strong> het sluit<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> onbeperkt is toegest<strong>aan</strong>, is verlaagd.<br />

De tweede <strong>en</strong> de derde vraag<br />

55. Met de tweede <strong>en</strong> de derde vraag, die tezam<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onderzocht, w<strong>en</strong>st de<br />

verwijz<strong>en</strong>de rechter in wez<strong>en</strong> te vernem<strong>en</strong> of artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 aldus<br />

word<strong>en</strong> uitgelegd dat het zich verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale bepaling als die welke in het<br />

hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, die het sluit<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> onbeperkt toestaat wanneer de werknemer 52 of ouder is, t<strong>en</strong>zij er e<strong>en</strong> nauw zakelijk<br />

verband bestaat met e<strong>en</strong> eerdere arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met<br />

dezelfde werkgever. Ingeval deze vraag bevestig<strong>en</strong>d wordt beantwoord, w<strong>en</strong>st hij te<br />

vernem<strong>en</strong> welke gevolgtrekking<strong>en</strong> de nationale rechter <strong>aan</strong> deze uitlegging moet<br />

verbind<strong>en</strong>.<br />

56. Di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de zij er<strong>aan</strong> herinnerd dat volg<strong>en</strong>s artikel 1 van richtlijn 2000/78 deze<br />

ertoe strekt, met betrekking tot arbeid <strong>en</strong> beroep e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader te creër<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

bestrijding van discriminatie op e<strong>en</strong> van de in dit artikel g<strong>en</strong>oemde grond<strong>en</strong>, waaronder<br />

leef<strong>tijd</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 66


57. Door werknemers de mogelijkheid te bied<strong>en</strong> om onbeperkt arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> beperkte <strong>tijd</strong> te sluit<strong>en</strong> met werknemers van 52 jaar <strong>en</strong> ouder, schept 14, lid 3, van<br />

het TzBfG e<strong>en</strong> rechtstreeks op leef<strong>tijd</strong> gebaseerde ongelijke behandeling.<br />

58. Juist met betrekking tot verschill<strong>en</strong> in behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong> bepaalt<br />

artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 dat de lidstat<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> dat dergelijke<br />

verschill<strong>en</strong> in behandeling ge<strong>en</strong> ‘‘discriminatie vorm<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> zij in het kader van de<br />

nationale wetgeving objectief <strong>en</strong> redelijk word<strong>en</strong> gerechtvaardigd door e<strong>en</strong> legitiem doel,<br />

met inbegrip van legitieme doelstelling<strong>en</strong> van het beleid op het terrein van de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, <strong>en</strong> de middel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

bereik<strong>en</strong> van dat doel pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn’’. Dergelijke verschill<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>s de tweede alinea, sub a, van hetzelfde lid onder meer omvatt<strong>en</strong> ‘‘het creër<strong>en</strong> van<br />

bijzondere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> toegang tot arbeid <strong>en</strong> beroepsopleiding, van bijzondere<br />

arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> - omstandighed<strong>en</strong> [...] <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>, oudere werknemers <strong>en</strong><br />

werknemers met person<strong>en</strong> t<strong>en</strong> laste, t<strong>en</strong>einde hun opneming in het arbeidsproces te<br />

bevorder<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hun bescherming te verzeker<strong>en</strong>’’, alsmede, sub b, <strong>en</strong> c, de vaststelling<br />

van <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> met betrekking tot leef<strong>tijd</strong> in <strong>bepaalde</strong> bijzondere gevall<strong>en</strong>.<br />

59. Blijk<strong>en</strong>s het door de verwijz<strong>en</strong>de rechter <strong>aan</strong> het Hof overgelegde dossier heeft deze<br />

wetgeving duidelijk tot doel, de opneming in het arbeidsproces van werkloze oudere<br />

werknemers te bevorder<strong>en</strong>, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> deze laatst<strong>en</strong> slechts met veel moeite nieuw werk<br />

vind<strong>en</strong>.<br />

60. De rechtmatigheid van e<strong>en</strong> dergelijk doel van algeme<strong>en</strong> belang kan redelijkerwijze<br />

niet in twijfel word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong>, zoals de Commissie overig<strong>en</strong>s zelf heeft erk<strong>en</strong>d.<br />

61. Bijgevolg moet e<strong>en</strong> dergelijk doel in beginsel word<strong>en</strong> geacht e<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> lidstaat<br />

<strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> verschil in behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong> ‘‘objectief <strong>en</strong> redelijk’’ te<br />

rechtvaardig<strong>en</strong> in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2000/78.<br />

62. Vervolg<strong>en</strong>s moet nog word<strong>en</strong> of onderzocht of de middel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het bereik<strong>en</strong> van dat<br />

legitieme doel, in de bewoording<strong>en</strong> van deze bepaling, ‘‘pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn’’.<br />

63. De lidstat<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> in dit verband onbetwistbaar over e<strong>en</strong> ruime<br />

beoordelingsvrijheid bij hun keuze van de maatregel<strong>en</strong> die geschikt zijn <strong>voor</strong> het<br />

verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong> van hun doelstelling<strong>en</strong> op het gebied van sociaal beleid <strong>en</strong><br />

werkgeleg<strong>en</strong>heidsbeleid.<br />

64. Zoals de verwijz<strong>en</strong>de rechter ev<strong>en</strong>wel heeft opgemerkt, leidt de toepassing van e<strong>en</strong><br />

nationale wetgeving als die welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is tot e<strong>en</strong> situatie<br />

waarin <strong>aan</strong> alle werknemers van 52 jaar <strong>en</strong> ouder zonder onderscheid, ongeacht of zij<br />

vóór het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst werkloos war<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongeacht de duur van deze<br />

ev<strong>en</strong>tuele werkloosheid, tot zij de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leef<strong>tijd</strong> hebb<strong>en</strong> bereikt<br />

rechtsgeldig arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> die<br />

e<strong>en</strong> onbepaald <strong>aan</strong>tal ker<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd. Deze omvangrijke, uitsluit<strong>en</strong>d op<br />

grond van leef<strong>tijd</strong> <strong>bepaalde</strong> categorie werknemers loopt aldus het gevaar om gedur<strong>en</strong>de<br />

e<strong>en</strong> substantieel deel van de beroepsloopb<strong>aan</strong> te word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong> van het g<strong>en</strong>ot van<br />

vaste di<strong>en</strong>stbetrekking<strong>en</strong>, wat juist, zoals uit de raamovere<strong>en</strong>komst blijkt, e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel<br />

onderdeel vormt van de werknemersbescherming.<br />

65. E<strong>en</strong> dergelijke wetgeving moet word<strong>en</strong> geacht verder te g<strong>aan</strong> dan pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong><br />

noodzakelijk is <strong>voor</strong> het bereik<strong>en</strong> van het nagestreefde doel, <strong>voor</strong>zover zij de leef<strong>tijd</strong> van<br />

de betrokk<strong>en</strong> werknemer als <strong>en</strong>ige criterium hanteert <strong>voor</strong> het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, zonder dat is <strong>aan</strong>getoond dat de vaststelling<br />

van e<strong>en</strong> leef<strong>tijd</strong>sgr<strong>en</strong>s als zodanig, los van iedere andere overweging terzake van de<br />

structuur van de betrokk<strong>en</strong> arbeidsmarkt <strong>en</strong> de persoonlijke situatie van de betrokk<strong>en</strong>e,<br />

objectief noodzakelijk is <strong>voor</strong> de verwez<strong>en</strong>lijking van het doel, de opneming in het<br />

arbeidsproces van oudere werkeloze werknemers te bevorder<strong>en</strong>. De inachtneming van<br />

het ev<strong>en</strong>redigheidsbeginsel impliceert immers dat iedere afwijking van e<strong>en</strong> individueel<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 67


echt zoveel mogelijk e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht tot stand br<strong>en</strong>gt tuss<strong>en</strong> de eis<strong>en</strong> van het beginsel<br />

van gelijke behandeling <strong>en</strong> van het beoogde doel (zie in die zin arrest van 19 maart<br />

2002, Lommers, C-476/99, Jurispr. blz. I-2891, punt 39). E<strong>en</strong> dergelijke nationale<br />

wetgeving kan dus niet word<strong>en</strong> gerechtvaardigd uit hoofde van artikel 6, lid 1, van<br />

richtlijn 2007/78.<br />

66. De omstandigheid dat op de datum waarop de overe<strong>en</strong>komst werd geslot<strong>en</strong> de<br />

termijn <strong>voor</strong> omzetting van richtlijn 2000/78 nog niet was verstrek<strong>en</strong>, doet <strong>aan</strong> deze<br />

vaststelling niets af.<br />

67. In de eerste plaats heeft het Hof immers reeds geoordeeld, dat de lidstat<strong>en</strong> zich<br />

<strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de termijn <strong>voor</strong> omzetting van e<strong>en</strong> richtlijn di<strong>en</strong><strong>en</strong> te onthoud<strong>en</strong> van maatregel<strong>en</strong><br />

die de verwez<strong>en</strong>lijking van het door deze richtlijn <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> resultaat ernstig in<br />

gevaar zoud<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> (arrest Inter-Environnem<strong>en</strong>t Wallonie, reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt<br />

45).<br />

68. Daarbij is van weinig belang of de betrokk<strong>en</strong>, na de inwerkingtreding van de<br />

betrokk<strong>en</strong> richtlijn vastgestelde bepaling van nationaal recht al dan niet de omzetting<br />

daarvan beoogt (zie in die zin arrest van 8 mei 2003, ATRAL, C-14/02, Jurispr. blz. I-<br />

4431, punt<strong>en</strong> 58 <strong>en</strong> 59).<br />

69. In het hoofdgeding dateert de in par. 14, lid 3, van het TzBfG <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>e verlaging<br />

van 58 naar 52 jaar van de leef<strong>tijd</strong> waarbov<strong>en</strong> het sluit<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is toegest<strong>aan</strong>, van december 2000 <strong>en</strong> deze maatregel zou tot <strong>en</strong> met<br />

31 december 2006 van kracht moet<strong>en</strong> zijn.<br />

70. Het <strong>en</strong>kele feit dat in het onderhavige geval deze bepaling haar geldigheid verliest op<br />

31 december 2006, derhalve slechts <strong>en</strong>kele wek<strong>en</strong> na het verstrijk<strong>en</strong> van de door de<br />

betrokk<strong>en</strong> lidstaat in acht te nem<strong>en</strong> omzettingstermijn, is als zodanig niet<br />

doorslaggev<strong>en</strong>d.<br />

71. In de eerste plaats volgt immers reeds uit de bewoording<strong>en</strong> van artikel 18, tweede<br />

alinea, van richtlijn 2000/78 dat indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lidstaat, zoals in casu de Bondsrepubliek<br />

Duitsland, met ingang van 2 december 2003 gebruik w<strong>en</strong>st te mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> extra<br />

periode van drie jaar <strong>voor</strong> de omzetting van deze richtlijn, deze lidstaat ‘‘jaarlijks verslag<br />

uit[br<strong>en</strong>gt] <strong>aan</strong> de Commissie over de maatregel<strong>en</strong> die hij neemt om discriminatie op<br />

grond van leef<strong>tijd</strong> [...] <strong>aan</strong> te pakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> over de <strong>voor</strong>uitgang die bij de uitvoering van de<br />

richtlijn is geboekt’’.<br />

72. Deze bepaling impliceert dus dat de lidstaat, waar<strong>voor</strong> aldus bij wijze van<br />

uitzondering e<strong>en</strong> langere omzettingstermijn geldt, stapsgewijs concrete maatregel<strong>en</strong><br />

neemt om zijn regelgeving <strong>aan</strong> te pass<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het door deze richtlijn <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong><br />

resultaat. Deze verplichting zou ieder nuttig effect word<strong>en</strong> ontnom<strong>en</strong> wanneer het de<br />

lidstaat was toegest<strong>aan</strong> om <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de termijn <strong>voor</strong> uitvoering van de betrokk<strong>en</strong> richtlijn<br />

maatregel<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> die onver<strong>en</strong>igbaar zijn met de doelstelling<strong>en</strong> daarvan.<br />

73. In de tweede plaats zal, zoals de advocaat- g<strong>en</strong>eraal in punt 96 van zijn conclusie<br />

heeft opgemerkt, e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong>lijk deel van de werknemers die <strong>aan</strong> de litigieuze regeling<br />

onderworp<strong>en</strong> zijn – waaronder Mangold – op 31 december 2006 reeds de leef<strong>tijd</strong> van 58<br />

jaar hebb<strong>en</strong> bereikt <strong>en</strong> dus onder de bij par. 14, lid 3, van het TzBfG ingevoerde regeling<br />

blijv<strong>en</strong> vall<strong>en</strong>, zodat deze categorie person<strong>en</strong> definitief het risico lop<strong>en</strong> te word<strong>en</strong><br />

uitgeslot<strong>en</strong> van de waarborg van e<strong>en</strong> vaste di<strong>en</strong>stbetrekking in de vorm van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, ongeacht het feit dat de leef<strong>tijd</strong>sgr<strong>en</strong>s van 52<br />

jaar maar tot einde 2006 geldt.<br />

74. In de tweede plaats <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>al is het beginsel van gelijke behandeling in arbeid <strong>en</strong><br />

beroep niet in richtlijn 2000/78 zelf verankerd. Luid<strong>en</strong>s artikel 1 van deze richtlijn heeft<br />

deze <strong>en</strong>kel tot doel ‘‘e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader te creër<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de bestrijding van discriminatie<br />

op grond van godsdi<strong>en</strong>st of overtuiging, handicap, leef<strong>tijd</strong> of seksuele geaardheid’’,<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 68


terwijl het beginsel dat deze vorm<strong>en</strong> van discriminatie verbod<strong>en</strong> zijn, blijk<strong>en</strong>s de punt<strong>en</strong><br />

1 <strong>en</strong> 4 van de considerans van deze richtlijn zijn oorsprong vindt in diverse internationale<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>schappelijke constitutionele tradities van de lidstat<strong>en</strong>.<br />

75. Het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> moet derhalve word<strong>en</strong><br />

beschouwd als e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> beginsel van geme<strong>en</strong>schapsrecht. Wanneer e<strong>en</strong> nationale<br />

wettelijke regeling binn<strong>en</strong> de werkingssfeer van dat recht komt, wat met par. 14, lid 3,<br />

van het bij de wet van 2002 gewijzigde TzBfG, als uitvoeringsmaatregel van richtlijn<br />

1999/70, het geval is (zie in dit verband ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s de punt<strong>en</strong> 51 <strong>en</strong> 64 van het<br />

onderhavige arrest), moet het Hof wanneer het om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing wordt<br />

verzocht, alle uitleggingsgegev<strong>en</strong>s verschaff<strong>en</strong> die de nationale rechter nodig heeft om te<br />

kunn<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong> of die regeling ver<strong>en</strong>igbaar is met e<strong>en</strong> dergelijk beginsel (zie in die<br />

zin arrest van 12 december 2002, Rodríguez Caballero, C-442/00, Jurispr. blz. I-11915,<br />

punt<strong>en</strong> 30 tot <strong>en</strong> met 32).<br />

76. Bijgevolg kan de inachtneming van het algem<strong>en</strong>e beginsel van gelijke behandeling,<br />

met name op grond van leef<strong>tijd</strong>, als zodanig niet afhang<strong>en</strong> van het verstrijk<strong>en</strong> van de<br />

termijn die de lidstat<strong>en</strong> is gelat<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de omzetting van e<strong>en</strong> richtlijn die ertoe strekt e<strong>en</strong><br />

algeme<strong>en</strong> kader te creër<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de bestrijding van discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong>,<br />

<strong>voor</strong>al wat betreft de organisatie van pass<strong>en</strong>de beroepsmogelijkhed<strong>en</strong>, de bewijslast, de<br />

bescherming teg<strong>en</strong> represailles, de sociale dialoog, positieve acties <strong>en</strong> andere specifieke<br />

maatregel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de t<strong>en</strong>uitvoerlegging van e<strong>en</strong> dergelijke richtlijn.<br />

77. In deze omstandighed<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t de nationale rechter <strong>aan</strong> wie e<strong>en</strong> geschil is <strong>voor</strong>gelegd<br />

waarbij het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> in geding is, in het kader<br />

van zijn bevoegdheid de <strong>voor</strong> de justitiabel<strong>en</strong> uit het geme<strong>en</strong>schapsrecht <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>de<br />

rechtsbescherming te verzeker<strong>en</strong> <strong>en</strong> de volle werking daarvan te waarborg<strong>en</strong>, waarbij hij<br />

elke ev<strong>en</strong>tueel strijdige bepaling van nationaal recht buit<strong>en</strong> toepassing moet lat<strong>en</strong> (zie in<br />

die zin arrest<strong>en</strong> van 9 maart 1978, Simm<strong>en</strong>thal, 106/77, Jurispr. blz. 629, punt 21, <strong>en</strong> 5<br />

maart 1998, Solred, C-347/96, Jurispr. blz. I-937, punt 30).<br />

78. Gelet op het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de di<strong>en</strong>t op de tweede <strong>en</strong> de derde vraag te word<strong>en</strong><br />

geantwoord dat het geme<strong>en</strong>schapsrecht, met name artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78,<br />

aldus moet word<strong>en</strong> uitgelegd dat het zich verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale regeling als die<br />

welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, op grond waarvan het sluit<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> onbeperkt is toegest<strong>aan</strong> wanneer de<br />

werknemer 52 jaar of ouder is, t<strong>en</strong>zij er e<strong>en</strong> nauw zakelijk verband bestaat met e<strong>en</strong><br />

eerdere arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met dezelfde werkgever.<br />

Het is <strong>aan</strong> de nationale rechter om de volle werking van het algem<strong>en</strong>e beginsel van nondiscriminatie<br />

op grond van leef<strong>tijd</strong> te verzeker<strong>en</strong> door elke strijdige bepaling van<br />

nationaal recht buit<strong>en</strong> toepassing te lat<strong>en</strong>, ook wanneer de termijn <strong>voor</strong> omzetting van<br />

deze richtlijn nog niet is verstrek<strong>en</strong>.<br />

Kost<strong>en</strong><br />

79. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> in het hoofdgeding is de procedure als e<strong>en</strong> aldaar<br />

gerez<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>t te beschouw<strong>en</strong>, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kost<strong>en</strong><br />

heeft te besliss<strong>en</strong>. De door ander<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s indi<strong>en</strong>ing van hun opmerking<strong>en</strong> bij het Hof<br />

gemaakte kost<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> niet <strong>voor</strong> vergoeding in <strong>aan</strong>merking.<br />

Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart <strong>voor</strong> recht<br />

1. Clausule 8, punt 3, van de op 18 maart 1999 geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, welke t<strong>en</strong> uitvoer is gelegd bij richtlijn<br />

1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreff<strong>en</strong>de de door het EVV, de UNICE <strong>en</strong><br />

het CEEP geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>,<br />

moet aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij zich niet verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale bepaling als die<br />

welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, waarbij om red<strong>en</strong><strong>en</strong> verband houd<strong>en</strong>d met de<br />

noodzaak de werkgeleg<strong>en</strong>heid te bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> onafhankelijk van de uitvoering van deze<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 69


aamovere<strong>en</strong>komst, de leef<strong>tijd</strong> waarbov<strong>en</strong> het sluit<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> onbeperkt is toegest<strong>aan</strong>, is verlaagd.<br />

2. Het geme<strong>en</strong>schapsrecht, met name artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 van de Raad<br />

van 27 november 2000 tot instelling van e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader van gelijke behandeling in<br />

arbeid <strong>en</strong> beroep, moet aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat het zich verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale<br />

regeling als die welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, op grond waarvan het sluit<strong>en</strong><br />

van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> onbeperkt is toegest<strong>aan</strong> wanneer de<br />

werknemer 52 jaar of ouder is, t<strong>en</strong>zij er e<strong>en</strong> nauw zakelijk verband bestaat met e<strong>en</strong><br />

eerdere arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met dezelfde werkgever<br />

3. Het is <strong>aan</strong> de nationale rechter om de volle werking van het algem<strong>en</strong>e beginsel van<br />

non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> te verzeker<strong>en</strong> door elke strijdige bepaling van<br />

nationaal recht buit<strong>en</strong> toepassing te lat<strong>en</strong>, ook wanneer de termijn <strong>voor</strong> omzetting van<br />

deze richtlijn nog niet is verstrek<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 70


HvJ EG 4 juli 2006, JAR 2006,175 (Ad<strong>en</strong>eler)<br />

JAR 2006/175 (Ad<strong>en</strong>eler)<br />

Hof van Justitie EG<br />

4 juli 2006, C-212/04.<br />

( Mr. Skouris<br />

Mr. Jann<br />

Mr. Timmermans<br />

Mr. Rosas<br />

Mr. Mal<strong>en</strong>ovsky<br />

Mr. Puissochet<br />

Mr. Schintg<strong>en</strong><br />

Mr. Colneric<br />

Mr. Kluèka<br />

Mr. Lõhmus<br />

Mr. Levits )<br />

Konstantinos Ad<strong>en</strong>eler,<br />

Pandora Kosa-Valdirka,<br />

Nikolaos Markou,<br />

Agapi Pantelidou,<br />

Christina Topalidou,<br />

Apostolos Alexopoulos,<br />

Konstantinos Vasiniotis,<br />

Vasiliki Karagianni,<br />

Apostolos Tsitsionis,<br />

Aristeidis Andreou,<br />

Evangelia Vasila,<br />

Kalliopi Peristeri,<br />

Spyridon Sklivanitis,<br />

Dimosth<strong>en</strong>is Tselefis,<br />

Theopisti Patsidou,<br />

Dimitrios Vogiatsis,<br />

Rousas Voskakis,<br />

Vasileios Giatakis,<br />

teg<strong>en</strong><br />

Ellinikos Organismos Galaktos (ELOG).<br />

Objectieve grond vereist <strong>voor</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die <strong>voor</strong>ziet in<br />

perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> werkgever, Onbeperkt kunn<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van <strong>tijd</strong>elijke<br />

contract<strong>en</strong>, met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong>, in strijd met EG-recht<br />

[Richtlijn 1999/70/EG; Raamovere<strong>en</strong>komst inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> clausule 1 sub b, 5]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

De werknemers zijn tuss<strong>en</strong> mei 2001 <strong>en</strong> juni/september 2003 bij e<strong>en</strong> tot de op<strong>en</strong>bare<br />

sector behor<strong>en</strong>de privaatrechtelijke rechtspersoon, gevestigd in Griek<strong>en</strong>land, in di<strong>en</strong>st<br />

geweest op basis van e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong>. Deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duur van acht m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de<br />

verschill<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> was e<strong>en</strong> periode van t<strong>en</strong> minste 22 dag<strong>en</strong>. De<br />

werknemers stell<strong>en</strong> dat hun arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt als<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> war<strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> ‘‘objectieve<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong>’’ in de zin van Richtlijn 1999/70/EG <strong>en</strong> de Raamovere<strong>en</strong>komst inzake<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, waarop de richtlijn berust, die meebracht<strong>en</strong><br />

dat het steeds opnieuw <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> gerechtvaardigd was. De<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 71


Griekse rechter stelt prejudiciële vrag<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het HvJ EG over de uitleg van de richtlijn <strong>en</strong><br />

de raamovere<strong>en</strong>komst.<br />

Het HvJ EG stelt allereerst vast dat Richtlijn 1999/70/EG <strong>en</strong> de raamovere<strong>en</strong>komst ook<br />

van toepassing zijn op arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> met overheidsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> van de op<strong>en</strong>bare sector. T<strong>en</strong> tweede<br />

overweegt het HvJ EG dat het feit dat het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> door e<strong>en</strong> wettelijke regeling wordt opgelegd, zoals in deze zaak t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong><br />

van (semi)-overheidspersoneel, niet meebr<strong>en</strong>gt dat sprake is van e<strong>en</strong> objectieve grond<br />

<strong>voor</strong> het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong>, zoals wordt vereist door richtlijn <strong>en</strong><br />

raamovere<strong>en</strong>komst. Het begrip ‘‘objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong>’’ in de richtlijn vereist integ<strong>en</strong>deel<br />

dat het gebruik van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> wordt gerechtvaardigd door concrete elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

die met name verband houd<strong>en</strong> met de betrokk<strong>en</strong> activiteit <strong>en</strong> de<br />

uitoef<strong>en</strong>ings<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> ervan. In de derde plaats is het HvJ EG van oordeel dat e<strong>en</strong><br />

nationaal <strong>voor</strong>schrift, dat bepaalt dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

ongelimiteerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> zolang de <strong>tijd</strong> ertuss<strong>en</strong> niet meer dan twintig<br />

werkdag<strong>en</strong> bedraagt, in strijd is met de richtlijn <strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst. E<strong>en</strong> dergelijke<br />

regeling maakt het mogelijk om werknemers jar<strong>en</strong>lang in e<strong>en</strong> onzekere arbeidssituatie te<br />

lat<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>, ongeacht het <strong>aan</strong>tal jaar dat de werknemer hetzelfde werk heeft<br />

uitgevoerd <strong>en</strong> ongeacht het feit dat de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> niet in <strong>tijd</strong>elijke, maar in<br />

perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> van de werkgever <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>. Verder st<strong>aan</strong> de richtlijn<br />

<strong>en</strong> de raamovere<strong>en</strong>komst in de weg <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> regeling zoals de Griekse, die <strong>voor</strong>ziet in<br />

e<strong>en</strong> verbod van omzetting in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die in werkelijkheid<br />

‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong>’’ van de werkgever dekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> waarmee aldus<br />

misbruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong>.<br />

» Uitspraak<br />

1. Het verzoek om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van clausules 1 <strong>en</strong> 5<br />

van de op 18 maart 1999 geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (hierna: ‘‘raamovere<strong>en</strong>komst’’), die is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de bijlage bij<br />

richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreff<strong>en</strong>de de door het EVV, de<br />

UNICE <strong>en</strong> het CEEP geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (PB L 175, blz. 43), alsmede de draagwijdte van de op de rechterlijke<br />

instanties van de lidstat<strong>en</strong> rust<strong>en</strong>de verplichting tot conforme uitlegging.<br />

2. Dit verzoek is ingedi<strong>en</strong>d in het kader van e<strong>en</strong> geding tuss<strong>en</strong> Ad<strong>en</strong>eler <strong>en</strong> 17 andere<br />

werknemers <strong>en</strong> hun werkgever Ellinikos Organismos Galaktos (Grieks melkbureau,<br />

hierna: ‘‘ELOG’’) betreff<strong>en</strong>de de niet-vernieuwing van hun arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Toepasselijke bepaling<strong>en</strong><br />

De geme<strong>en</strong>schapsregeling<br />

3. Richtlijn 1999/70 is gebaseerd op artikel 139, lid 2, EG, <strong>en</strong> zij is, volg<strong>en</strong>s artikel 1<br />

ervan ‘‘gericht op de uitvoering van de [...] door de algem<strong>en</strong>e brancheoverkoepel<strong>en</strong>de<br />

organisaties (EVV, UNICE, CEEP) geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst [...], die in de bijlage is<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>’’.<br />

4. Uit de derde, de zesde, de zev<strong>en</strong>de, de derti<strong>en</strong>de tot <strong>en</strong> met de vijfti<strong>en</strong>de <strong>en</strong> de<br />

zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de overweging van de considerans van die richtlijn alsmede de eerste tot <strong>en</strong><br />

met de derde alinea van de preambule <strong>en</strong> de punt<strong>en</strong> 3, 5 tot <strong>en</strong> met 8 <strong>en</strong> 10 van de<br />

algem<strong>en</strong>e overweging<strong>en</strong> van de raamovere<strong>en</strong>komst blijkt het volg<strong>en</strong>de:<br />

• de verwez<strong>en</strong>lijking van de interne markt moet leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verbetering van de<br />

lev<strong>en</strong>sstandaard <strong>en</strong> arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in de Europese<br />

Geme<strong>en</strong>schap door onderlinge opwaartse <strong>aan</strong>passing van die <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, betreff<strong>en</strong>de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 72


met name andere arbeidsvorm<strong>en</strong> dan arbeid <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, t<strong>en</strong>einde e<strong>en</strong> beter<br />

ev<strong>en</strong>wicht tuss<strong>en</strong> flexibele arbeids<strong>tijd</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> zekerheid <strong>voor</strong> de werknemers tot stand te<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>;<br />

• deze doelstelling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> door de lidstat<strong>en</strong> niet voldo<strong>en</strong>de word<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong>lijkt,<br />

zodat het pass<strong>en</strong>d werd geacht gebruik te mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> juridisch bind<strong>en</strong>de<br />

communautaire maatregel die in nauwe sam<strong>en</strong>werking met de repres<strong>en</strong>tatieve sociale<br />

partners is opgesteld;<br />

• de partij<strong>en</strong> bij de raamovere<strong>en</strong>komst erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds dat<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> de normale arbeidsverhouding zijn <strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> zij bijdrag<strong>en</strong> tot de lev<strong>en</strong>skwaliteit van de betrokk<strong>en</strong><br />

werknemers <strong>en</strong> tot hun r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>tsverhoging, maar ook dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in sommige omstandighed<strong>en</strong> in de behoeft<strong>en</strong> van zowel de werkgever<br />

als de werknemer <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>;<br />

• de raamovere<strong>en</strong>komst bevat de algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> minimumeis<strong>en</strong> met<br />

betrekking tot arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, waar zij met name e<strong>en</strong><br />

algeme<strong>en</strong> kader vaststelt om de gelijke behandeling van werknemers met<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te waarborg<strong>en</strong> door h<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> discriminatie te<br />

bescherm<strong>en</strong>, <strong>en</strong> om misbruik als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, maar tegelijker<strong>tijd</strong> naar de<br />

lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong> de sociale partners verwijst <strong>voor</strong> de vaststelling van de nadere<br />

toepassingsbepaling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> die beginsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> norm<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>einde rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met<br />

de specifieke nationale, sectoriële <strong>en</strong> seizo<strong>en</strong>situaties;<br />

• de Raad van de Europese Unie was daarom van m<strong>en</strong>ing dat het pass<strong>en</strong>de besluit<br />

<strong>voor</strong> de uitvoering van deze raamovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> richtlijn is, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> deze de<br />

lidstat<strong>en</strong> verbindt wat het te bereik<strong>en</strong> resultaat betreft, maar hun de bevoegdheid laat<br />

om de vorm <strong>en</strong> de middel<strong>en</strong> daartoe te bepal<strong>en</strong>;<br />

• wat meer in het bijzonder de term<strong>en</strong> in de raamovere<strong>en</strong>komst betreft die daarin<br />

niet nauwkeurig zijn gedefinieerd, laat richtlijn 1999/70 het <strong>aan</strong> de lidstat<strong>en</strong> over om<br />

deze zelf te definiër<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig hun nationale recht <strong>en</strong>/of praktijk<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>zover zij<br />

zich daarbij <strong>aan</strong> de raamovere<strong>en</strong>komst houd<strong>en</strong>;<br />

• volg<strong>en</strong>s de overe<strong>en</strong>komst sluit<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong> is het gebruik van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> op basis van objectieve grond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> manier<br />

om misbruik t<strong>en</strong> nadele van de werknemers te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

5. Volg<strong>en</strong>s clausule 1 ervan ‘‘[is] het doel van [de] raamovere<strong>en</strong>komst:<br />

a. de kwaliteit van arbeid <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te verbeter<strong>en</strong> door de toepassing van het<br />

non-discriminatiebeginsel te waarborg<strong>en</strong>;<br />

b. e<strong>en</strong> kader vast te stell<strong>en</strong> om misbruik als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>’’.<br />

6. Clausule 2 van de raamovere<strong>en</strong>komst luidt:<br />

‘‘1. Deze overe<strong>en</strong>komst is van toepassing op werknemers met e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die werk<strong>en</strong> uit hoofde van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst of e<strong>en</strong><br />

arbeidsverhouding, als omschrev<strong>en</strong> bij wet, collectieve overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of gebruik<strong>en</strong> in<br />

iedere lidstaat.<br />

2. De lidstat<strong>en</strong> – na raadpleging van de sociale partners – <strong>en</strong>/of de sociale partners<br />

kunn<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> dat deze overe<strong>en</strong>komst niet van toepassing is op:<br />

a. leerovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> het leerlingwez<strong>en</strong>;<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 73


. arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> die zijn geslot<strong>en</strong> in het kader van e<strong>en</strong><br />

speciaal door of met steun van de overheid uitgevoerd opleidings-, arbeidsinpassings- <strong>en</strong><br />

omscholingsprogramma.’’<br />

7. In clausule 3 van de raamovere<strong>en</strong>komst heet het:<br />

‘‘In deze overe<strong>en</strong>komst wordt verst<strong>aan</strong> onder:<br />

1. ‘werknemer met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’: iemand met e<strong>en</strong><br />

rechtstreeks tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer <strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

of arbeidsverhouding <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> waarvan het einde wordt bepaald door<br />

objectieve <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zoals het bereik<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaald <strong>tijd</strong>stip, het voltooi<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> taak of het intred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> gebeurt<strong>en</strong>is;<br />

2. ‘vergelijkbare werknemer in vaste di<strong>en</strong>st’: e<strong>en</strong> werknemer met e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst of arbeidsverhouding <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, in dezelfde vestiging,<br />

die hetzelfde of soortgelijk werk verricht of dezelfde of e<strong>en</strong> soortgelijke functie uitoef<strong>en</strong>t,<br />

waarbij rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong> met kwalificaties/bekwaamhed<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> in dezelfde<br />

vestiging ge<strong>en</strong> vergelijkbare werknemer in vaste di<strong>en</strong>st werkzaam is, wordt de<br />

vergelijking gemaakt op basis van de geld<strong>en</strong>de collectieve overe<strong>en</strong>komst of, bij<br />

ontst<strong>en</strong>t<strong>en</strong>is van e<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>de collectieve overe<strong>en</strong>komst, overe<strong>en</strong>komstig de wetgeving,<br />

de nationale collectieve overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of gebruik<strong>en</strong>.’’<br />

8. Clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst luidt:<br />

‘‘1. T<strong>en</strong>einde misbruik als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, voer<strong>en</strong><br />

de lidstat<strong>en</strong>, na raadpleging van de sociale partners overe<strong>en</strong>komstig de nationale<br />

wetgeving, collectieve overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of gebruik<strong>en</strong>, <strong>en</strong>/of de sociale partners, wanneer<br />

er ge<strong>en</strong> gelijkwaardige wettelijke maatregel<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming van misbruik best<strong>aan</strong>, op<br />

e<strong>en</strong> wijze die rek<strong>en</strong>ing houdt met de behoeft<strong>en</strong> van <strong>bepaalde</strong> sector<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of categorieën<br />

werknemers, e<strong>en</strong> of meer van de volg<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> in:<br />

a. vaststelling van objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong> vernieuwing van dergelijke<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>;<br />

b. vaststelling van de maximale totale duur van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>;<br />

c. vaststelling van het <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> dat dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vernieuwd.<br />

2. De lidstat<strong>en</strong>, na raadpleging van de sociale partners, <strong>en</strong>/of, waar nodig, de sociale<br />

partners bepal<strong>en</strong> onder welke <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of<br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>:<br />

a. als ‘ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d’ word<strong>en</strong> beschouwd;<br />

b. geacht word<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te geld<strong>en</strong>.’’<br />

9. In clausule 8 van de raamovere<strong>en</strong>komst heet het:<br />

‘‘1. De lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of de sociale partners kunn<strong>en</strong> bepaling<strong>en</strong> handhav<strong>en</strong> of invoer<strong>en</strong> die<br />

gunstiger zijn dan die welke in deze overe<strong>en</strong>komst zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

[...]<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 74


3. De uitvoering van de bepaling<strong>en</strong> van deze overe<strong>en</strong>komst vormt ge<strong>en</strong> geldige red<strong>en</strong> om<br />

het algem<strong>en</strong>e niveau van bescherming van de werknemers op het door deze<br />

overe<strong>en</strong>komst bestrek<strong>en</strong> gebied te verlag<strong>en</strong>.<br />

[...]’’<br />

10. Artikel 2, eerste <strong>en</strong> tweede alinea, van richtlijn 1999/70 bepaalt:<br />

‘‘De lidstat<strong>en</strong> do<strong>en</strong> de nodige wettelijke <strong>en</strong> bestuursrechtelijke bepaling<strong>en</strong> in werking<br />

tred<strong>en</strong> om uiterlijk op 10 juli 2001 hier<strong>aan</strong> te voldo<strong>en</strong> of verzeker<strong>en</strong> zich er uiterlijk op<br />

die datum van dat de sociale partners de nodige bepaling<strong>en</strong> bij overe<strong>en</strong>komst hebb<strong>en</strong><br />

ingevoerd; de lidstat<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> alle nodige maatregel<strong>en</strong> treff<strong>en</strong> om de in deze richtlijn<br />

<strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> te all<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>e te kunn<strong>en</strong> waarborg<strong>en</strong>. Zij stell<strong>en</strong> de Commissie<br />

daarvan onverwijld in k<strong>en</strong>nis.<br />

De lidstat<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> in geval van bijzondere moeilijkhed<strong>en</strong> of uitvoering door middel van<br />

e<strong>en</strong> collectieve overe<strong>en</strong>komst zo nodig <strong>en</strong> na raadpleging van de sociale partners<br />

maximaal e<strong>en</strong> jaar extra krijg<strong>en</strong>. In dat geval stell<strong>en</strong> zij de Commissie daarvan<br />

onverwijld in k<strong>en</strong>nis.’’<br />

11. Artikel 3 van de richtlijn luidt:<br />

‘‘Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bek<strong>en</strong>dmaking in het Publicatieblad<br />

van de Europese Geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>.’’<br />

De nationale regeling<br />

12. Volg<strong>en</strong>s de verklaring<strong>en</strong> van de Commissie heeft de Griekse regering haar<br />

medegedeeld dat zij gebruik w<strong>en</strong>ste te mak<strong>en</strong> van de in artikel 2, tweede alinea, van<br />

richtlijn 1999/70 vastgestelde mogelijkheid om over e<strong>en</strong> extra termijn te beschikk<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

de vaststelling van uitvoeringsmaatregel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> deze richtlijn. Ingevolge deze verl<strong>en</strong>ging<br />

verstreek de omzettingstermijn pas op 10 juli 2002.<br />

13. In april 2003 is de richtlijn in de Griekse rechtsorde omgezet.<br />

14. Presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003 houd<strong>en</strong>de regeling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemers met<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (FEK A’ 77/2.4.2003), de eerste maatregel tot<br />

uitvoering van richtlijn 1999/70, is immers op 2 april 2003 in werking getred<strong>en</strong>.<br />

15. Artikel 2, lid 1, van bedoeld besluit preciseert dat het ‘‘van toepassing is op<br />

werknemers met e<strong>en</strong> bezoldigde arbeidsovere<strong>en</strong>komst of -verhouding <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong>’’.<br />

16. Artikel 1 van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 180/2004 (FEK A’ 160/23.8.2004), dat op 23<br />

augustus 2004 in werking trad, heeft artikel 2, lid 1, van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr.<br />

81/2003 als volgt gewijzigd:<br />

‘‘Dit presid<strong>en</strong>tieel besluit is van toepassing op bezoldigde werknemers in de particuliere<br />

sector met e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst of -verhouding <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> [...]’’<br />

17. De oorspronkelijke versie van artikel 5 van presid<strong>en</strong>tieel decreet nr. 81/2003, met als<br />

opschrift ‘‘bepaling<strong>en</strong> ter bescherming van werknemers <strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming van<br />

wetsontduiking in hun nadeel’’, luidde:<br />

‘‘1. De onbeperkte vernieuwing van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is<br />

geoorloofd wanneer daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> bestaat.<br />

a. Er bestaat met name e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong>:<br />

[...] wanneer de sluiting van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt opgelegd door<br />

e<strong>en</strong> wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling [...]<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 75


. T<strong>en</strong>zij de werknemer het teg<strong>en</strong>deel bewijst, wordt <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> objectieve<br />

red<strong>en</strong> bestaat in de sector<strong>en</strong> die zich daartoe l<strong>en</strong><strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s de aard ervan of het werk<br />

dat erin wordt verricht [...]<br />

[...]<br />

3. Wanneer de totale duur van de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -<br />

verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> meer dan twee jaar bedraagt zonder dat sprake is van<br />

e<strong>en</strong> van de in lid 1 van dit artikel bedoelde red<strong>en</strong><strong>en</strong>, wordt <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat daarmee<br />

wordt beoogd perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> van de onderneming of de exploitatie<br />

te dekk<strong>en</strong>, zodat zij word<strong>en</strong> omgezet in arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Indi<strong>en</strong> in de loop van de hier<strong>voor</strong> bedoelde periode van twee jaar meer<br />

dan drie vernieuwing<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> plaatsgevond<strong>en</strong> die ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d zijn in de zin van lid 4<br />

van dit artikel, zonder dat sprake is van e<strong>en</strong> van de in lid 1 bedoelde red<strong>en</strong><strong>en</strong>, wordt<br />

<strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat daarmee wordt beoogd perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> van de<br />

onderneming of de exploitatie te dekk<strong>en</strong>, zodat de betrokk<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

omgezet in arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

In alle gevall<strong>en</strong> draagt de werkgever de bewijslast van het teg<strong>en</strong>deel.<br />

4. Als ‘ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d’ word<strong>en</strong> beschouwd arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die teg<strong>en</strong> dezelfde of vergelijkbare <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> tuss<strong>en</strong><br />

dezelfde werkgever <strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> zonder dat de tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong> meer dan twintig<br />

werkdag<strong>en</strong> bedraagt.<br />

5. Dit artikel is van toepassing op arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, op vernieuwing<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, of op arbeidsverhouding<strong>en</strong> die na de inwerkingtreding van het<br />

onderhavige besluit zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.’’<br />

18. Sinds de inwerkingtreding van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 180/2004, luidt artikel 5 als<br />

volgt:<br />

‘‘1. De onbeperkte vernieuwing van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is<br />

geoorloofd wanneer daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> bestaat. E<strong>en</strong> dergelijke objectieve<br />

red<strong>en</strong> bestaat met name:<br />

wanneer de vernieuwing wordt gerechtvaardigd door de vorm, de aard of de activiteit<br />

van de werkgever of de onderneming, of op grond van speciale red<strong>en</strong><strong>en</strong> of <strong>voor</strong>schrift<strong>en</strong>,<br />

<strong>voor</strong>zover deze omstandighed<strong>en</strong> direct of indirect uit de betrokk<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld in geval van de <strong>tijd</strong>elijke vervanging van e<strong>en</strong> werknemer, de<br />

uitvoering van <strong>tijd</strong>elijke werk<strong>en</strong>, <strong>tijd</strong>elijk extra werk, of wanneer de <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> verband<br />

houdt met opleiding of scholing, wanneer de vernieuwing van de overe<strong>en</strong>komst tot doel<br />

heeft de overgang van de werknemer naar e<strong>en</strong> vergelijkbare betrekking gemakkelijker te<br />

mak<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> welbepaald werk of programma te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>, of wanneer de<br />

vernieuwing verband houdt met e<strong>en</strong> wel<strong>bepaalde</strong> gebeurt<strong>en</strong>is [...]<br />

[...]<br />

3. Wanneer de totale duur van de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -<br />

verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> meer dan twee jaar bedraagt, wordt <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat<br />

daarmee wordt beoogd perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> van de onderneming of de<br />

exploitatie te dekk<strong>en</strong>, zodat zij word<strong>en</strong> omgezet in arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -<br />

verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Indi<strong>en</strong> in de loop van de hier<strong>voor</strong> bedoelde periode<br />

van twee jaar meer dan drie vernieuwing<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> plaatsgevond<strong>en</strong> die ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d<br />

zijn in de zin van lid 4 van dit artikel, wordt <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat met die vernieuwing<strong>en</strong><br />

wordt beoogd perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> van de onderneming of de exploitatie<br />

te dekk<strong>en</strong>, zodat de betrokk<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omgezet in<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

In alle gevall<strong>en</strong> draagt de werkgever de bewijslast van het teg<strong>en</strong>deel.<br />

4. Als ‘ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d’ word<strong>en</strong> beschouwd arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die teg<strong>en</strong> dezelfde of vergelijkbare <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 76


dezelfde werkgever <strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> zonder dat de tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong> meer dan<br />

vijf<strong>en</strong>veertig dag<strong>en</strong> bedraagt, waarbij het er niet toe doet of dit werkdag<strong>en</strong> dan wel<br />

andere dag<strong>en</strong> zijn.<br />

In geval van e<strong>en</strong> groep moet <strong>voor</strong> de toepassing van de vorige alinea onder ‘dezelfde<br />

werkgever’ ook de onderneming<strong>en</strong> van die groep word<strong>en</strong> verst<strong>aan</strong>.<br />

5. Dit artikel is van toepassing op arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, op vernieuwing<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, of op arbeidsverhouding<strong>en</strong> die na de inwerkingtreding van het<br />

onderhavige besluit zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.’’<br />

19. Artikel 21 van wet nr. 2190/1994 tot oprichting van e<strong>en</strong> onafhankelijke autoriteit<br />

<strong>voor</strong> de selectie van personeel <strong>en</strong> de regeling van administratieve problem<strong>en</strong> (FEK A’<br />

28/3.3.1994), bepaalt:<br />

‘‘1. Op<strong>en</strong>bare di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong> rechtsperson<strong>en</strong> [...] mog<strong>en</strong> personeel <strong>aan</strong>werv<strong>en</strong> met<br />

privaatrechtelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> om het hoofd te bied<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />

seizo<strong>en</strong>sgebond<strong>en</strong> of andere <strong>tijd</strong>elijke of <strong>voor</strong>bijg<strong>aan</strong>de behoeft<strong>en</strong>, onder de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de procedure die hierna zijn vastgesteld.<br />

2. Het in lid 1 bedoelde personeel mag niet meer dan acht m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> per periode van in<br />

totaal twaalf m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tewerkgesteld. Wanneer <strong>tijd</strong>elijk personeel wordt<br />

<strong>aan</strong>geworv<strong>en</strong> om, overe<strong>en</strong>komstig de geld<strong>en</strong>de bepaling<strong>en</strong>, het hoofd te bied<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />

dring<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> die het gevolg zijn van de afwezigheid van personeel of van vacante<br />

betrekking<strong>en</strong>, mag dezelfde persoon t<strong>en</strong> hoogste vier m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tewerkgesteld.<br />

De verl<strong>en</strong>ging van de overe<strong>en</strong>komst of de sluiting van e<strong>en</strong> nieuwe overe<strong>en</strong>komst <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s<br />

hetzelfde jaar zijn nietig, net als de omzetting in e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong>.’’<br />

20. Presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 164/2004, houd<strong>en</strong>de regeling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemers in de<br />

op<strong>en</strong>bare sector met overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (FEK A’ 134/19.7.2004), heeft<br />

richtlijn 1999/70 omgezet in de Griekse wettelijke regeling betreff<strong>en</strong>de het personeel van<br />

de Staat <strong>en</strong> van de op<strong>en</strong>bare sector in ruime zin. Op 19 juli 2004 is het besluit in werking<br />

getred<strong>en</strong>.<br />

21. Artikel 2, lid 1, van bedoeld presid<strong>en</strong>tieel besluit luidt:<br />

‘‘Dit besluit is van toepassing op het personeel van de op<strong>en</strong>bare sector [...] <strong>en</strong> van de<br />

geme<strong>en</strong>tebedrijv<strong>en</strong> dat is <strong>aan</strong>geworv<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong> bezoldigde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst of -verhouding <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, of op basis van e<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>nemingsovere<strong>en</strong>komst of <strong>en</strong>ige andere vorm van arbeidsovere<strong>en</strong>komst of -<br />

verhouding waarbij het ondergeschikt verband verborg<strong>en</strong> is.’’<br />

22. Artikel 5 van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 164/2004 bepaalt met name:<br />

‘‘1. Ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die teg<strong>en</strong> dezelfde of vergelijkbare<br />

arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> dezelfde werkgever <strong>en</strong> werknemer zijn geslot<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

uitgevoerd, <strong>en</strong> betrekking hebb<strong>en</strong> op hetzelfde of e<strong>en</strong> vergelijkbaar vakgebied, zijn<br />

verbod<strong>en</strong> wanneer de tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong> minder dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> bedraagt.<br />

2. Bij uitzondering kunn<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>, wanneer<br />

daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> bestaat. E<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> bestaat, wanneer de<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d op de <strong>aan</strong>vankelijke overe<strong>en</strong>komst word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> om te<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in bijzondere gelijkaardige behoeft<strong>en</strong> die direct of indirect verband houd<strong>en</strong> met<br />

de vorm, de aard, of de activiteit van de onderneming.<br />

[...]<br />

4. In ge<strong>en</strong> geval mog<strong>en</strong> er meer dan drie ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn [...]’’<br />

23. Artikel 11 van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 164/2004 bevat de volg<strong>en</strong>de<br />

overgangsbepaling<strong>en</strong>:<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 77


‘‘1. Voorzover zij vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit zijn geslot<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bij de inwerkingtreding ervan nog lop<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in de<br />

zin van artikel 5, lid 1, vanaf hed<strong>en</strong> omgezet in overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

indi<strong>en</strong> is vold<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> elk van de volg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>:<br />

a vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit bedraagt de totale duur van de<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> t<strong>en</strong> minste vier<strong>en</strong>twintig m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, ongeacht het <strong>aan</strong>tal<br />

vernieuwing<strong>en</strong>, of er zijn na de <strong>aan</strong>vankelijke overe<strong>en</strong>komst t<strong>en</strong> minste drie<br />

vernieuwing<strong>en</strong> geweest in de zin van artikel 5, lid 1, [van dit besluit], met e<strong>en</strong> totale<br />

tewerkstellingsduur van t<strong>en</strong> minste achtti<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> periode van vier<strong>en</strong>twintig<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> vanaf de <strong>aan</strong>vankelijke overe<strong>en</strong>komst;<br />

b de totale duur van de sub a bedoelde tewerkstelling moet zijn volbracht bij dezelfde<br />

instelling, in dezelfde of e<strong>en</strong> vergelijkbare hoedanigheid, <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> dezelfde of<br />

vergelijkbare <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> als die van de <strong>aan</strong>vankelijke overe<strong>en</strong>komst [...];<br />

c de overe<strong>en</strong>komst moet werkzaamhed<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong> die rechtstreeks <strong>en</strong> onmiddellijk<br />

verband houd<strong>en</strong> met perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> van de betrokk<strong>en</strong> instelling,<br />

zoals deze <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong> uit de opdracht van algeme<strong>en</strong> belang waarmee deze instelling is<br />

belast;<br />

d de totale tewerkstellingsduur als hier<strong>voor</strong> bedoeld moet in e<strong>en</strong> vol- of deel<strong>tijd</strong>se<br />

arbeidsduurregeling zijn volbracht <strong>en</strong> de verrichte tak<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> dezelfde of vergelijkbaar<br />

zijn geweest als die welke in de <strong>aan</strong>vankelijke overe<strong>en</strong>komst zijn vermeld [...]<br />

4. Dit artikel is van toepassing op de werknemers in de op<strong>en</strong>bare sector [...] <strong>en</strong> op de<br />

werknemers van geme<strong>en</strong>tebedrijv<strong>en</strong> [...]<br />

5. Lid 1 van dit artikel is ook van toepassing op de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

<strong>tijd</strong>vak van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de inwerkingtreding van dit besluit zijn verstrek<strong>en</strong>; die<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geacht ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> te zijn die nog liep<strong>en</strong> bij<br />

de inwerkingtreding van het onderhavige besluit. De in lid 1, sub a, van het onderhavige<br />

artikel bedoelde <strong>voor</strong>waarde moet bij het einde van de overe<strong>en</strong>komst zijn vervuld.<br />

[...]’’<br />

Het hoofdgeding <strong>en</strong> de prejudiciële vrag<strong>en</strong><br />

24. Uit de processtukk<strong>en</strong> die door de verwijz<strong>en</strong>de rechter <strong>aan</strong> het Hof zijn overgelegd<br />

blijkt dat verzoekers in het hoofdgeding, die als bemonsteraars,<br />

secretariaatsmedewerkers, technici <strong>en</strong> veearts<strong>en</strong> werkzaam zijn, vanaf mei 2001 <strong>en</strong> vóór<br />

10 juli 2002, de datum waarteg<strong>en</strong> richtlijn 1999/70 in de Griekse rechtsorde had moet<strong>en</strong><br />

zijn omgezet, met ELOG, e<strong>en</strong> tot de op<strong>en</strong>bare sector behor<strong>en</strong>de privaatrechtelijke<br />

rechtspersoon, die te Thessaloniki is gevestigd, e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> hebb<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>, waarvan de laatste tuss<strong>en</strong><br />

juni <strong>en</strong> september 2003 afliep<strong>en</strong>, zonder te zijn vernieuwd (hierna: ‘‘betrokk<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>’’). Zowel de <strong>aan</strong>vankelijke als de daaropvolg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duur van 8 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> was er e<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong> van t<strong>en</strong> minste 22 dag<strong>en</strong> <strong>en</strong> t<strong>en</strong> hoogste 10 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> 26 dag<strong>en</strong>.<br />

Verzoekers in het hoofdgeding werd<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s opnieuw <strong>aan</strong>geworv<strong>en</strong> om dezelfde functie<br />

uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong> als die waar<strong>voor</strong> de <strong>aan</strong>vankelijke overe<strong>en</strong>komst was geslot<strong>en</strong>. Alle<br />

betrokk<strong>en</strong> werknemers hadd<strong>en</strong> bij de inwerkingtreding van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr.<br />

81/2003 e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

25. De betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn sinds de niet-vernieuwing van hun arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

werkloos dan wel ingevolge rechterlijke beslissing<strong>en</strong> in kort geding <strong>voor</strong>lopig bij ELOG<br />

tewerkgesteld.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 78


26. Verzoekers in het hoofdgeding hebb<strong>en</strong> dan bij het Monomeles Protodikeio<br />

Thessalonikis beroep ingesteld tot vaststelling, dat de betrokk<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

conform de raamovere<strong>en</strong>komst moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geacht arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te zijn. Daartoe voer<strong>en</strong> zij <strong>aan</strong> dat zij bij ELOG regelmatige prestaties<br />

hebb<strong>en</strong> verricht die <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in ‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong>’’ in de zin van de<br />

nationale regeling, zodat de sluiting van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> met hun werkgever e<strong>en</strong> misbruik vormde, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong><br />

bestond die e<strong>en</strong> rechtvaardiging vormde <strong>voor</strong> het in artikel 21, lid 2, van wet nr.<br />

2190/1994 gestelde verbod om de betrokk<strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> in<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> om te zett<strong>en</strong>.<br />

27. Volg<strong>en</strong>s de verwijz<strong>en</strong>de rechter is e<strong>en</strong> dergelijke herkwalificatie van de betrokk<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> noodzakelijk <strong>voor</strong>dat kan word<strong>en</strong> beslist op de andere vordering<strong>en</strong> van<br />

verzoekers in het hoofdgeding, zoals het herstel in hun betrekking <strong>en</strong> de betaling van<br />

hun achterstallige bezoldiging.<br />

28. Stell<strong>en</strong>de dat clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst de lidstat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ruime<br />

beoordelingsmarge laat bij de omzetting in hun nationale rechtsorde <strong>en</strong> niet voldo<strong>en</strong>de<br />

nauwkeurig <strong>en</strong> on<strong>voor</strong>waardelijk is om rechtstreekse werking te hebb<strong>en</strong>, vraagt de<br />

verwijz<strong>en</strong>de rechter zich om te beginn<strong>en</strong> af vanaf wanneer het nationale recht, in geval<br />

van te late omzetting van richtlijn 1999/70, richtlijnconform moet word<strong>en</strong> uitgelegd.<br />

Daarbij d<strong>en</strong>kt hij <strong>aan</strong> verschill<strong>en</strong>de mogelijke <strong>tijd</strong>stipp<strong>en</strong>, te wet<strong>en</strong> het <strong>tijd</strong>stip van<br />

publicatie van bedoelde richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>,<br />

wat ook het <strong>tijd</strong>stip van inwerkingtreding van de richtlijn is, het <strong>tijd</strong>stip van het<br />

verstrijk<strong>en</strong> van de omzettingstermijn, <strong>en</strong> het <strong>tijd</strong>stip van de inwerkingtreding van<br />

presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003.<br />

29. Vervolg<strong>en</strong>s gaat de verwijz<strong>en</strong>de rechter nader in op de vraag wat precies de<br />

strekking is van het begrip ‘‘ objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong>’’ als bedoeld in clausule 5, punt 1, sub a,<br />

van de raamovere<strong>en</strong>komst, die e<strong>en</strong> vernieuwing van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -<br />

verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kunn<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>, in het licht van artikel 5, lid 1,<br />

sub a, van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003, op grond waarvan de onbeperkte<br />

vernieuwing van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met name geoorloofd is<br />

wanneer dit wordt opgelegd door e<strong>en</strong> wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling.<br />

30. De verwijz<strong>en</strong>de rechter vraagt zich ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s af of de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

vernieuwing van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van artikel 5, led<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> 4,<br />

van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003 ver<strong>en</strong>igbaar zijn met het ev<strong>en</strong>redigheidsbeginsel <strong>en</strong><br />

het nuttig effect van richtlijn 1999/70.<br />

31. Na te hebb<strong>en</strong> vastgesteld dat het gebruik, in de praktijk, van artikel 21 van wet nr.<br />

2190/1994 als grondslag <strong>voor</strong> de sluiting van privaatrechtelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, terwijl die overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> ‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong>’’<br />

dekk<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> misbruik inhoudt, vraagt de verwijz<strong>en</strong>de rechter zich t<strong>en</strong> slotte af of het<br />

verbod van artikel 21, lid 2, laatste zin, om overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> om te<br />

zett<strong>en</strong> in overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, in e<strong>en</strong> dergelijk geval ge<strong>en</strong> afbreuk doet<br />

<strong>aan</strong> het nuttig effect van het geme<strong>en</strong>schapsrecht, <strong>en</strong> of het in overe<strong>en</strong>stemming is met<br />

de in clausule 1, sub b, van de raamovere<strong>en</strong>komst vastgestelde doelstelling om misbruik<br />

als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

32. In deze omstandighed<strong>en</strong> heeft het Monomeles Protodikeio Thessalonikis de<br />

behandeling van de zaak geschorst <strong>en</strong> het Hof de volg<strong>en</strong>de prejudiciële vrag<strong>en</strong>, zoals<br />

door hem gerectificeerd bij beschikking van 5 juli 2004, gesteld:<br />

‘‘1. Moet de nationale rechter zijn nationale recht – zoveel mogelijk – uitlegg<strong>en</strong> in<br />

overe<strong>en</strong>stemming met e<strong>en</strong> richtlijn die te laat in zijn nationale recht is omgezet,<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 79


a vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn,<br />

b vanaf het <strong>tijd</strong>stip waarop de termijn <strong>voor</strong> omzetting in nationaal recht is verstrek<strong>en</strong>, of<br />

c vanaf de inwerkingtreding van de nationale omzettingsmaatregel?<br />

2. Moet clausule 5, [punt] 1, sub a, van de [...] raamovere<strong>en</strong>komst [...] aldus word<strong>en</strong><br />

uitgelegd dat als objectieve red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de herhaalde vernieuwing of de sluiting van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet alle<strong>en</strong> red<strong>en</strong><strong>en</strong> in verband<br />

met de aard, de soort of het karakter van het werk of andere soortgelijke red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>vaard, maar ook het <strong>en</strong>kele feit dat de sluiting van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt opgelegd door wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling<strong>en</strong>?<br />

3. a. Is e<strong>en</strong> nationale regeling zoals die van artikel 5, lid 4, van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr.<br />

81/2003, volg<strong>en</strong>s welke als ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd<br />

de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die teg<strong>en</strong> dezelfde of vergelijkbare <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> dezelfde werkgever <strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> zonder dat de tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong> meer dan<br />

twintig werkdag<strong>en</strong> bedraagt, ver<strong>en</strong>igbaar met clausule 5, [punt<strong>en</strong>] 1 <strong>en</strong> 2, van de [...]<br />

raamovere<strong>en</strong>komst [...]?<br />

b. Kan clausule 5, [punt<strong>en</strong>] 1 <strong>en</strong> 2, van de [...] raamovere<strong>en</strong>komst [...] aldus word<strong>en</strong><br />

uitgelegd dat e<strong>en</strong> arbeidsverhouding tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkgever slechts<br />

kan word<strong>en</strong> geacht <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> indi<strong>en</strong> is vold<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> de<br />

<strong>voor</strong>waarde van artikel 5, lid 1, van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003?<br />

4. Is het verbod van artikel 21 van wet nr. 2190/1994 om ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> om te zett<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in overe<strong>en</strong>stemming met het beginsel van het nuttig effect van het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht <strong>en</strong> met het doel van clausule 5, [punt<strong>en</strong>] 1 <strong>en</strong> 2, juncto clausule 1<br />

van de [...] raamovere<strong>en</strong>komst [...], wanneer die overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, die in beginsel <strong>voor</strong><br />

het dekk<strong>en</strong> van uitzonderlijke of seizo<strong>en</strong>sgebond<strong>en</strong> behoeft<strong>en</strong> van de werkgever word<strong>en</strong><br />

geslot<strong>en</strong>, eig<strong>en</strong>lijk <strong>voor</strong> het dekk<strong>en</strong> van perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>?’’<br />

Ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag<br />

Bij het Hof ingedi<strong>en</strong>de opmerking<strong>en</strong><br />

33. De Commissie voert weliswaar niet expliciet <strong>aan</strong> dat de eerste vraag niet-<br />

ontvankelijk is, maar zij stelt dat onduidelijk is hoe deze relevant zou zijn <strong>voor</strong> de<br />

beslechting van het hoofdgeding. Haar twijfels di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de houd<strong>en</strong> verband met de<br />

omstandigheid dat de betrokk<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> pas na de inwerkingtreding van<br />

presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003 afliep<strong>en</strong>, dat er juist toe strekte in de Griekse<br />

rechtsorde uitvoering te gev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> richtlijn 1999/70. Bijgevolg is niet duidelijk waarom<br />

de verwijz<strong>en</strong>de rechter de vraag stelt betreff<strong>en</strong>de de reeds vóór de omzetting van die<br />

richtlijn op hem rust<strong>en</strong>de verplichting om het nationale recht in overe<strong>en</strong>stemming<br />

daarmee te interpreter<strong>en</strong>.<br />

34. De Griekse regering heeft twijfels over de relevantie van de tweede <strong>en</strong> de derde<br />

vraag <strong>voor</strong> de beslechting van het hoofdgeding.<br />

35. Di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de merkt zij op dat de bepaling<strong>en</strong> van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003<br />

volg<strong>en</strong>s artikel 2, lid 1, ervan, zoals gewijzigd bij presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 180/2004,<br />

<strong>en</strong>kel van toepassing war<strong>en</strong> op bezoldigde werknemers in de particuliere sector met e<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

36. Wat daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> werknemers van de Staat <strong>en</strong> werknemers in de op<strong>en</strong>bare sector in<br />

ruime zin betreft, stelt de Griekse regering dat richtlijn 1999/70 bij presid<strong>en</strong>tieel besluit<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 80


nr. 164/2004 is omgezet. Volg<strong>en</strong>s de regering heeft dit besluit, gelet op de<br />

overgangsbepaling<strong>en</strong> van artikel 11 ervan, de gevolg<strong>en</strong> van de te late omzetting van die<br />

richtlijn verholp<strong>en</strong>.<br />

37. Immers, ingevolge bedoeld artikel 11 zijn de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

die in juli 2002 – de uiterste datum <strong>voor</strong> de omzetting van richtlijn 1999/70 – met de<br />

werknemers in de op<strong>en</strong>bare sector zijn geslot<strong>en</strong>, omgezet in overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, mits die overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> op 19 juli 2004, de datum van<br />

inwerkingtreding van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 164/2004, nog liep<strong>en</strong> dan wel war<strong>en</strong><br />

verstrek<strong>en</strong> in de drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> vóór die datum.<br />

38. Bijgevolg, aldus de Griekse regering, zijn de tweede <strong>en</strong> de derde vraag, die verband<br />

houd<strong>en</strong> met de bepaling<strong>en</strong> van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003, zonder <strong>voor</strong>werp<br />

geraakt bij de inwerkingtreding van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 164/2004, nu eerstg<strong>en</strong>oemd<br />

besluit niet van toepassing is op het hoofdgeding. Afgezi<strong>en</strong> daarvan volded<strong>en</strong> neg<strong>en</strong> van<br />

de achtti<strong>en</strong> verzoekers in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> omzetting van hun<br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong> in overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, overe<strong>en</strong>komstig het<br />

<strong>bepaalde</strong> in artikel 11 van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 164/2004.<br />

Beoordeling door het Hof<br />

39. Di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de zij er<strong>aan</strong> herinnerd, dat wanneer e<strong>en</strong> vraag omtr<strong>en</strong>t de uitlegging<br />

van het EG-Verdrag of van de door de instelling<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>schap verrichte<br />

handeling<strong>en</strong> wordt opgeworp<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> rechterlijke instantie van e<strong>en</strong> lidstaat, die<br />

instantie, indi<strong>en</strong> zij e<strong>en</strong> beslissing op dat punt noodzakelijk acht <strong>voor</strong> het wijz<strong>en</strong> van haar<br />

vonnis, kracht<strong>en</strong>s artikel 234 EG-Verdrag het Hof van Justitie kan, of in <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d<br />

geval moet, verzoek<strong>en</strong> over die vraag e<strong>en</strong> uitspraak te do<strong>en</strong> (zie, met name, arrest<strong>en</strong><br />

van 21 maart 2002, Cura Anlag<strong>en</strong>, C-451/99, Jurispr. blz. I-3193, punt 22, <strong>en</strong> 22<br />

november 2005, Mangold, C-144/04, Jurispr. blz. I-9981, punt 33).<br />

40. Volg<strong>en</strong>s vaste rechtspraak is de procedure van artikel 234 EG e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t van de<br />

sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> het Hof van Justitie <strong>en</strong> de nationale rechterlijke instanties,<br />

waarmee het Hof de nationale rechterlijke instanties de gegev<strong>en</strong>s betreff<strong>en</strong>de de<br />

uitlegging van het geme<strong>en</strong>schapsrecht verschaft die deze <strong>voor</strong> de beslechting van de bij<br />

h<strong>en</strong> <strong>aan</strong>hangige geding<strong>en</strong> nodig hebb<strong>en</strong> (zie met name arrest van 12 juni 2003,<br />

Schmidberger, C-112/00, Jurispr. blz. I-5659, punt 30 <strong>en</strong> de aldaar <strong>aan</strong>gehaalde<br />

rechtspraak).<br />

41. In het kader van deze sam<strong>en</strong>werking is de nationale rechter <strong>aan</strong> wie het geschil is<br />

<strong>voor</strong>gelegd, die als <strong>en</strong>ige rechtstreeks k<strong>en</strong>nis heeft van de feitelijke achtergrond van het<br />

geschil <strong>en</strong> de verantwoordelijkheid moet drag<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de te gev<strong>en</strong> rechterlijke beslissing,<br />

het best in staat om, gelet op de bijzonderhed<strong>en</strong> van de zaak, de noodzaak van e<strong>en</strong><br />

prejudiciële beslissing <strong>voor</strong> het wijz<strong>en</strong> van zijn vonnis te beoordel<strong>en</strong> alsmede de<br />

relevantie van de vrag<strong>en</strong> die hij <strong>aan</strong> het Hof <strong>voor</strong>legt. Wanneer de gestelde vrag<strong>en</strong> dus<br />

over de uitlegging van geme<strong>en</strong>schapsrecht g<strong>aan</strong>, is het Hof in beginsel verplicht<br />

uitspraak te do<strong>en</strong> (zie met name de reeds <strong>aan</strong>gehaalde arrest<strong>en</strong> Schmidberger, punt 31,<br />

<strong>en</strong> Mangold, punt<strong>en</strong> 34 et 35).<br />

42. Het Hof di<strong>en</strong>t ev<strong>en</strong>wel, ter toetsing van zijn bevoegdheid, e<strong>en</strong> onderzoek in te stell<strong>en</strong><br />

naar de omstandighed<strong>en</strong> waaronder de nationale rechter hem om e<strong>en</strong> prejudiciële<br />

beslissing heeft verzocht. De geest van sam<strong>en</strong>werking die in de loop van de<br />

verwijzingsprocedure moet heers<strong>en</strong>, houdt namelijk ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in dat de nationale rechter<br />

zijnerzijds oog di<strong>en</strong>t te hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de <strong>aan</strong> het Hof opgedrag<strong>en</strong> taak, welke erin bestaat<br />

bij te drag<strong>en</strong> tot de rechtsbedeling in de lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet rechtsgeleerde adviez<strong>en</strong> te<br />

gev<strong>en</strong> over algem<strong>en</strong>e of hypothetische vrag<strong>en</strong> (zie met name arrest Mangold, reeds<br />

<strong>aan</strong>gehaald, punt 36, <strong>en</strong> de aldaar <strong>aan</strong>gehaalde rechtspraak).<br />

43. Gelet op deze taak heeft het Hof geoordeeld, ge<strong>en</strong> uitspraak te kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> over<br />

e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> nationale rechter opgeworp<strong>en</strong> prejudiciële vraag wanneer duidelijk blijkt<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 81


dat de uitlegging van het geme<strong>en</strong>schapsrecht ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel verband houdt met e<strong>en</strong> reëel<br />

geschil of met het <strong>voor</strong>werp van het hoofdgeding (zie arrest Mangold, reeds <strong>aan</strong>gehaald,<br />

punt 37).<br />

44. In casu moet echter word<strong>en</strong> vastgesteld dat de door de verwijz<strong>en</strong>de rechter gestelde<br />

vrag<strong>en</strong> niet k<strong>en</strong>nelijk onder e<strong>en</strong> dergelijke categorie vall<strong>en</strong>.<br />

45. Wat in de eerste plaats de twijfel van de Commissie betreff<strong>en</strong>de de relevantie van de<br />

eerste vraag betreft, blijkt uit de door de verwijz<strong>en</strong>de rechter <strong>aan</strong> het Hof overgelegde<br />

processtukk<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> niet on<strong>aan</strong>zi<strong>en</strong>lijk deel van de verzoekers in het hoofdgeding vóór<br />

10 juli 2002, uiterste datum <strong>voor</strong> omzetting van richtlijn 1999/70, of zelfs vóór 10 juli<br />

2001, het <strong>tijd</strong>stip waarop de richtlijn normaliter in de rechtsordes van de lidstat<strong>en</strong> had<br />

moet<strong>en</strong> zijn uitgevoerd, e<strong>en</strong> eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> acht m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

geslot<strong>en</strong> met ELOG. Voorts blijkt uit de processtukk<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal verzoekers reeds<br />

22 dag<strong>en</strong> na afloop van de eerdere overe<strong>en</strong>komst opnieuw e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met dezelfde werkgever hebb<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>.<br />

46. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong>, zelfs zo de Helle<strong>en</strong>se Republiek de formaliteit<strong>en</strong> om rechtsgeldig gebruik<br />

te kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> van de mogelijkheid om de omzettingstermijn <strong>voor</strong> richtlijn 1999/70 te<br />

verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> tot 10 juli 2002, in acht zou hebb<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, is de omzetting hoe dan ook te<br />

laat gebeurd, hetge<strong>en</strong> de Griekse regering erk<strong>en</strong>t, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> de eerste<br />

uitvoeringsmaatregel pas in april 2003 in die lidstaat in werking is getred<strong>en</strong> (zie punt<strong>en</strong><br />

13 <strong>en</strong> 14 van het onderhavige arrest). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is bij het stell<strong>en</strong> van de eerste vraag<br />

duidelijk uitgeg<strong>aan</strong> van e<strong>en</strong> dergelijke te late omzetting in nationaal recht. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong><br />

zijn de bepaling<strong>en</strong> van artikel 5 van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003 niet van toepassing<br />

op overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn geslot<strong>en</strong>.<br />

47. In die omstandighed<strong>en</strong> is de verwijz<strong>en</strong>de rechter gerechtigd te vrag<strong>en</strong> vanaf wanneer<br />

de rechterlijke instanties in de lidstat<strong>en</strong> zich hebb<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de verplichting tot<br />

richtlijnconforme uitlegging van het interne recht, <strong>en</strong> met name, of e<strong>en</strong> dergelijke<br />

verplichting bestaat vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn, of althans vanaf het<br />

verstrijk<strong>en</strong> van de termijn waarbinn<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong> de omzetting ervan moet<strong>en</strong><br />

verzeker<strong>en</strong>.<br />

48. Ev<strong>en</strong>wel kan de vraag betreff<strong>en</strong>de de strekking van de op de nationale rechterlijke<br />

instanties rust<strong>en</strong>de verplichting tot conforme uitlegging maar nuttig word<strong>en</strong> onderzocht<br />

<strong>voor</strong>zover het antwoord van het Hof op minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> van de andere prejudiciële vrag<strong>en</strong><br />

de verwijz<strong>en</strong>de rechter ertoe kan br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> e<strong>en</strong> interne rechtsnorm <strong>aan</strong> het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht te toets<strong>en</strong>. De eerste vraag zal dus in <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d geval als laatste<br />

word<strong>en</strong> onderzocht.<br />

49. Wat in de tweede plaats de tweede <strong>en</strong> de derde vraag betreft, zij opgemerkt dat de<br />

vraag welk van de presid<strong>en</strong>tiële besluit<strong>en</strong>, nr. 81/2003, nr. 164/2004 dan wel nr.<br />

180/2004, op de situatie van verzoekers in het hoofdgeding van toepassing is, <strong>voor</strong> de<br />

verwijz<strong>en</strong>de rechter ter discussie blijft st<strong>aan</strong>, <strong>en</strong> dat het <strong>en</strong>kel <strong>aan</strong> die rechter staat om<br />

over dit punt uitspraak te do<strong>en</strong>.<br />

50. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is onbetwist dat niet alle verzoekers in het hoofdgeding hun <strong>voor</strong>deel<br />

kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> met de overgangsbepaling<strong>en</strong> in de reglem<strong>en</strong>tering die de Helle<strong>en</strong>se<br />

Republiek in 2004 speciaal <strong>voor</strong> de op<strong>en</strong>bare sector heeft vastgesteld.<br />

51. Gelet op e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander kan niet op goede grond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld dat het Hof in casu<br />

om e<strong>en</strong> uitspraak wordt verzocht over vrag<strong>en</strong> die niet ter zake do<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het door de<br />

verwijz<strong>en</strong>de rechter te wijz<strong>en</strong> vonnis.<br />

52. Niets in de verwijzingsbeschikking of de door de nationale rechter <strong>aan</strong> het Hof<br />

overgelegde processtukk<strong>en</strong> wijst er immers op dat in het hoofdgeding ge<strong>en</strong> sprake is van<br />

e<strong>en</strong> reëel geschil of dat vraagtek<strong>en</strong>s kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geplaatst bij de beoordeling door de<br />

nationale rechter van de noodzaak van e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing om hem in staat te<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 82


stell<strong>en</strong>, <strong>aan</strong> de hand van de antwoord<strong>en</strong> van het Hof op de gestelde vrag<strong>en</strong>, het geding<br />

te beslecht<strong>en</strong>.<br />

53. Het verzoek om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing is derhalve ontvankelijk.<br />

Beantwoording van de prejudiciële vrag<strong>en</strong><br />

Opmerking<strong>en</strong> <strong>voor</strong>af<br />

54. Voor e<strong>en</strong> zinvol antwoord op de gestelde vrag<strong>en</strong> moet allereerst word<strong>en</strong> gepreciseerd<br />

dat richtlijn 1999/70 <strong>en</strong> de raamovere<strong>en</strong>komst ook toepassing kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> op<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die met overheidsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> andere <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> van de op<strong>en</strong>bare sector zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.<br />

55. Niets in die twee handeling<strong>en</strong> wijst er namelijk op, dat <strong>en</strong>kel arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> tuss<strong>en</strong> werknemers <strong>en</strong> werkgevers uit de particuliere sector binn<strong>en</strong> de<br />

werkingssfeer ervan zoud<strong>en</strong> vall<strong>en</strong>.<br />

56. Integ<strong>en</strong>deel, in de eerste plaats volgt uit de bewoording<strong>en</strong> van clausule 2, lid 1, van<br />

de raamovere<strong>en</strong>komst dat de werkingssfeer van die overe<strong>en</strong>komst ruim is opgevat, nu zij<br />

in het algeme<strong>en</strong> geldt <strong>voor</strong> ‘‘werknemers met e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die werk<strong>en</strong><br />

uit hoofde van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst of e<strong>en</strong> arbeidsverhouding, als omschrev<strong>en</strong> bij<br />

wet, collectieve overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of gebruik<strong>en</strong> in iedere lidstaat’’. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> omvat de<br />

definitie in clausule 3, lid 1, van de raamovere<strong>en</strong>komst van het begrip ‘‘werknemers <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’’ in de zin van die overe<strong>en</strong>komst, alle werknemers, zonder onderscheid naar<br />

de op<strong>en</strong>bare dan wel particuliere aard van hun werkgever.<br />

57. In de tweede plaats sluit clausule 2, punt 2, van de raamovere<strong>en</strong>komst<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met e<strong>en</strong> werkgever in de<br />

op<strong>en</strong>bare sector niet uit, maar zij maakt het de lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of sociale partners <strong>en</strong>kel<br />

mogelijk ‘‘leerovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> het leerlingwez<strong>en</strong>’’ <strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> -<br />

verhouding<strong>en</strong> ‘‘die zijn geslot<strong>en</strong> in het kader van e<strong>en</strong> speciaal door of met steun van de<br />

overheid uitgevoerd opleidings-, arbeidsinpassings- <strong>en</strong> omscholingsprogramma’’ <strong>aan</strong> de<br />

werkingssfeer van deze raamovere<strong>en</strong>komst te onttrekk<strong>en</strong>.<br />

Tweede vraag<br />

58. Deze vraag betreft de uitlegging van het begrip ‘‘objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong>’’, die volg<strong>en</strong>s<br />

clausule 5, punt 1, sub a, van de raamovere<strong>en</strong>komst de vernieuwing rechtvaardig<strong>en</strong> van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

59. In dat verband w<strong>en</strong>st de verwijz<strong>en</strong>de rechter meer in het bijzonder te vernem<strong>en</strong> of<br />

de loutere omstandigheid dat de sluiting van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> door<br />

e<strong>en</strong> wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling van e<strong>en</strong> lidstaat wordt opgelegd, zoals<br />

bij<strong>voor</strong>beeld in e<strong>en</strong> nationale regeling als die in de oorspronkelijke versie van artikel 5,<br />

lid 1, sub a, van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003, e<strong>en</strong> dergelijke objectieve red<strong>en</strong> kan<br />

zijn.<br />

60. Nu de raamovere<strong>en</strong>komst ge<strong>en</strong> definitie bevat van het begrip ‘‘objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong>’’,<br />

moet<strong>en</strong> de betek<strong>en</strong>is <strong>en</strong> strekking ervan word<strong>en</strong> bepaald <strong>aan</strong> de hand van de met die<br />

overe<strong>en</strong>komst nagestreefde doelstelling <strong>en</strong> van de context van clausule 5, punt 1, sub a<br />

(zie in die zin met name arrest<strong>en</strong> van 7 juni 2005, VEMW e.a., C-17/03, Jurispr. blz. I-<br />

4983, punt 41, <strong>en</strong> de aldaar <strong>aan</strong>gehaalde rechtspraak, <strong>en</strong> 9 maart 2006,<br />

Commissie/Spanje, C-323/03, nog niet gepubliceerd in de Jurisprud<strong>en</strong>tie, punt 23).<br />

61. In dit verband gaat de raamovere<strong>en</strong>komst ervan uit dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> de normale arbeidsverhouding zijn, maar zij erk<strong>en</strong>t tegelijker<strong>tijd</strong> dat<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> typisch zijn <strong>voor</strong> sommige sector<strong>en</strong>, beroep<strong>en</strong><br />

of activiteit<strong>en</strong> (zie punt<strong>en</strong> 6 <strong>en</strong> 8 van de algem<strong>en</strong>e overweging<strong>en</strong> van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst).<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 83


62. Het g<strong>en</strong>ot van vaste di<strong>en</strong>stbetrekking<strong>en</strong> wordt dus opgevat als e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel<br />

onderdeel van de werknemersbescherming (zie arrest Mangold, reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt<br />

64), terwijl arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> maar in sommige omstandighed<strong>en</strong><br />

in de behoeft<strong>en</strong> van zowel de werkgever als de werknemer kunn<strong>en</strong> <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> (zie tweede<br />

alinea van de preambule <strong>en</strong> punt 8 van de algem<strong>en</strong>e overweging<strong>en</strong> van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst).<br />

63. Met het oog daarop beoogt de raamovere<strong>en</strong>komst het ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de gebruik te<br />

regel<strong>en</strong> van die laatste categorie van arbeidsverhouding<strong>en</strong>, die wordt beschouwd als e<strong>en</strong><br />

mogelijke bron van misbruik t<strong>en</strong> nadele van de werknemers, door de vaststelling van e<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>tal minimale bescherm<strong>en</strong>de bepaling<strong>en</strong> om te vermijd<strong>en</strong> dat werknemers in e<strong>en</strong><br />

precaire situatie zoud<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> te verker<strong>en</strong>.<br />

64. Zo strekt clausule 5, punt 1, van de raamovere<strong>en</strong>komst er specifiek toe ‘‘misbruik als<br />

gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of<br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>’’.<br />

65. Daartoe verplicht die clausule de lidstat<strong>en</strong> om in hun rechtsorde e<strong>en</strong> of meer van de<br />

in punt 1, sub a tot <strong>en</strong> met c, ervan opgesomde maatregel<strong>en</strong> in te voer<strong>en</strong>, wanneer in de<br />

betrokk<strong>en</strong> lidstaat nog ge<strong>en</strong> gelijkwaardige wettelijke <strong>voor</strong>schrift<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> om het<br />

misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> efficiënt te<br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

66. E<strong>en</strong> van bedoelde maatregel<strong>en</strong> is vastgesteld in clausule 5, lid 1, sub a: ‘‘objectieve<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong> vernieuwing van dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong><br />

rechtvaardig<strong>en</strong>’’.<br />

67. De partij<strong>en</strong> bij de raamovere<strong>en</strong>komst war<strong>en</strong> immers van m<strong>en</strong>ing dat het gebruik van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> op basis van objectieve grond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> manier is<br />

om misbruik te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> (zie punt 7 van de algem<strong>en</strong>e overweging<strong>en</strong> van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst).<br />

68. Het is juist dat de raamovere<strong>en</strong>komst naar de lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociale partners verwijst<br />

<strong>voor</strong> de vaststelling van de nadere toepassingsbepaling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de daarin vermelde<br />

beginsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> norm<strong>en</strong>, om er<strong>voor</strong> te zorg<strong>en</strong> dat zij in overe<strong>en</strong>stemming zijn met het<br />

nationale recht <strong>en</strong>/of de nationale praktijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat naar behor<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing wordt<br />

gehoud<strong>en</strong> met de specifieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de concrete situaties (zie punt 10 van de<br />

algem<strong>en</strong>e overweging<strong>en</strong> van de raamovere<strong>en</strong>komst). Dat de lidstat<strong>en</strong> aldus op dit punt<br />

e<strong>en</strong> ruime beoordelingsmarge g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>, neemt niet weg dat zij gehoud<strong>en</strong> zijn het door<br />

het geme<strong>en</strong>schapsrecht <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> resultaat te waarborg<strong>en</strong>, zoals niet alle<strong>en</strong> uit<br />

artikel 249, derde alinea, EG volgt, maar ook uit artikel 2, eerste alinea, juncto de<br />

zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de overweging van richtlijn 1999/70.<br />

69. In die omstandighed<strong>en</strong> moet het begrip ‘‘objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong>’’, als bedoeld in clausule<br />

5, punt 1, sub a, van de raamovere<strong>en</strong>komst, aldus word<strong>en</strong> opgevat dat het ziet op<br />

precieze <strong>en</strong> concrete omstandighed<strong>en</strong> welke e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> activiteit k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, zodat zij<br />

kunn<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong> dat in die bijzondere context gebruik wordt gemaakt van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

70. Die omstandighed<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> met name <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong> uit de bijzondere aard van de<br />

tak<strong>en</strong> waar<strong>voor</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn geslot<strong>en</strong> <strong>en</strong> uit de inher<strong>en</strong>te k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

ervan, of ev<strong>en</strong>tueel, uit het nastrev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rechtmatige doelstelling van sociaal beleid<br />

van e<strong>en</strong> lidstaat.<br />

71. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> zou e<strong>en</strong> nationaal <strong>voor</strong>schrift, dat zich ertoe zou beperk<strong>en</strong> via e<strong>en</strong><br />

wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling in het algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> op abstracte wijze de<br />

mogelijkheid te creër<strong>en</strong> gebruik te mak<strong>en</strong> van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, niet voldo<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de in de vorige punt<strong>en</strong> gepreciseerde vereist<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 84


72. E<strong>en</strong> dergelijk louter formeel <strong>voor</strong>schrift, waarbij het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet specifiek wordt gerechtvaardigd door<br />

objectieve elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in verband met de bijzondere k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de betrokk<strong>en</strong><br />

activiteit <strong>en</strong> de uitoef<strong>en</strong>ings<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> ervan, br<strong>en</strong>gt e<strong>en</strong> reëel risico met zich van<br />

misbruik van dit type overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, zodat het in strijd is met de doelstelling <strong>en</strong> het<br />

nuttig effect van de raamovere<strong>en</strong>komst.<br />

73. Zou word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>vaard dat e<strong>en</strong> nationaal <strong>voor</strong>schrift van rechtswege <strong>en</strong> zonder<br />

verdere precisering ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan<br />

rechtvaardig<strong>en</strong>, dan zou word<strong>en</strong> gehandeld in strijd met de doelstelling van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst, die erin bestaat werknemers te bescherm<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> werkonzekerheid,<br />

<strong>en</strong> zou het beginsel dat overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> de normale<br />

arbeidsverhouding zijn, elke betek<strong>en</strong>is verliez<strong>en</strong>.<br />

74. Meer in het bijzonder kunn<strong>en</strong> uit het gebruik van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, wanneer dit <strong>en</strong>kel op e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e wettelijke of bestuursrechtelijke<br />

bepaling is gebaseerd die ge<strong>en</strong> verband houdt met de concrete inhoud van de betrokk<strong>en</strong><br />

activiteit, ge<strong>en</strong> objectieve <strong>en</strong> transparante criteria word<strong>en</strong> afgeleid om na te g<strong>aan</strong> of de<br />

vernieuwing van dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> beantwoordt <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> werkelijke behoefte,<br />

geschikt is om de nagestreefde doelstelling te bereik<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daartoe noodzakelijk is.<br />

75. Derhalve moet op de tweede vraag word<strong>en</strong> geantwoord dat clausule 5, punt 1, sub a,<br />

van de raamovere<strong>en</strong>komst aldus moet word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij zich verzet teg<strong>en</strong> het<br />

gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, wanneer dit<br />

gebruik zijn rechtvaardiging <strong>en</strong>kel vindt in het feit dat e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e wettelijke of<br />

bestuursrechtelijke bepaling van e<strong>en</strong> lidstaat daarin <strong>voor</strong>ziet. Het begrip ‘‘objectieve<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong>’’ in de zin van die clausule vereist integ<strong>en</strong>deel dat het in de nationale regeling<br />

bedoelde gebruik van dit specifieke type arbeidsverhouding<strong>en</strong>, zijn rechtvaardiging vindt<br />

in concrete elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die met name verband houd<strong>en</strong> met de betrokk<strong>en</strong> activiteit <strong>en</strong> de<br />

uitoef<strong>en</strong>ings<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> ervan.<br />

Derde vraag<br />

76. Met zijn derde vraag, die uit twee onderling nauw verbond<strong>en</strong> onderdel<strong>en</strong> bestaat, die<br />

daarom tezam<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onderzocht, verzoekt de verwijz<strong>en</strong>de rechter om<br />

verduidelijking van het begrip ‘‘ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de’’ arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -<br />

verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, zoals bedoeld in clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst.<br />

77. Blijk<strong>en</strong>s de overweging<strong>en</strong> van de verwijzingsbeschikking betreft bedoelde vraag in<br />

wez<strong>en</strong> de in de oorspronkelijke versie van artikel 5, lid 4, van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr.<br />

81/2003 opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>voor</strong>waarde, dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong>kel<br />

als ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd indi<strong>en</strong> de tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong> niet meer dan<br />

twintig werkdag<strong>en</strong> bedraagt.<br />

78. De verwijz<strong>en</strong>de rechter w<strong>en</strong>st in dat verband in het bijzonder te vernem<strong>en</strong>, of e<strong>en</strong> zo<br />

str<strong>en</strong>g opgevatte definitie van het ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d zijn van arbeidsverhouding<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

dezelfde werkgever <strong>en</strong> werknemer, teg<strong>en</strong> dezelfde of vergelijkbare <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, niet<br />

afdoet <strong>aan</strong> de doelstelling <strong>en</strong> het nuttig effect van de raamovere<strong>en</strong>komst, <strong>voor</strong>al nu <strong>aan</strong><br />

die <strong>voor</strong>waarde moet zijn vold<strong>aan</strong> opdat de werknemer op grond van artikel 5, lid 3, van<br />

het hier<strong>voor</strong> g<strong>en</strong>oemde presid<strong>en</strong>tieel besluit in <strong>aan</strong>merking zou kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

omzetting in e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van de arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> waarvan de duur meer dan twee jaar bedraagt, in de loop waarvan zij meer<br />

dan drie maal zijn vernieuwd.<br />

79. Ter beantwoording van deze vraag zij er<strong>aan</strong> herinnerd dat de raamovere<strong>en</strong>komst<br />

blijk<strong>en</strong>s clausules 1, sub b, <strong>en</strong> 5, punt 1, ervan, tot doel heeft e<strong>en</strong> kader vast te stell<strong>en</strong><br />

om misbruik als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -<br />

verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 85


80. Daartoe <strong>voor</strong>ziet de raamovere<strong>en</strong>komst, in het bijzonder clausule 5, punt 1, sub a tot<br />

<strong>en</strong> met c, ervan, in e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal maatregel<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming van bedoelde misbruik<strong>en</strong>,<br />

waarbij de lidstat<strong>en</strong> verplicht zijn t<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> van die maatregel<strong>en</strong> in hun nationale<br />

wetgeving op te nem<strong>en</strong>.<br />

81. Voor het overige laat punt 2 van bedoelde clausule het in beginsel <strong>aan</strong> de lidstat<strong>en</strong><br />

over om te bepal<strong>en</strong> onder welke <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> -verhouding<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, <strong>en</strong>erzijds, als ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> beschouwd <strong>en</strong>, anderzijds,<br />

word<strong>en</strong> geacht <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.<br />

82. Hoewel e<strong>en</strong> dergelijke verwijzing naar de nationale autoriteit<strong>en</strong> met het oog op het<br />

definiër<strong>en</strong> van de concrete toepassings<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> van de begripp<strong>en</strong> ‘‘ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d’’ <strong>en</strong><br />

‘‘<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’’, in de zin van de raamovere<strong>en</strong>komst, haar verklaring vindt in de<br />

w<strong>en</strong>s om de verscheid<strong>en</strong>heid van de desbetreff<strong>en</strong>de nationale regeling<strong>en</strong> te bewar<strong>en</strong>, zij<br />

er toch <strong>aan</strong> herinnerd, dat de aldus <strong>aan</strong> de lidstat<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong> beoordelingsmarge gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>t, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> zij niet zo ruim kan zijn dat daarmee afbreuk wordt ged<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> de<br />

doelstelling of het nuttig effect van de raamovere<strong>en</strong>komst (zie punt 68 van het<br />

onderhavige arrest). In het bijzonder mog<strong>en</strong> nationale instanties hun<br />

beoordelingsvrijheid niet uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> op e<strong>en</strong> wijze die tot misbruik<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

aldus in de weg van die doelstelling zou kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> te st<strong>aan</strong>.<br />

83. Deze uitlegging geldt in het bijzonder wanneer het gaat om e<strong>en</strong> cruciaal begrip, zoals<br />

dat betreff<strong>en</strong>de het ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d zijn van arbeidsverhouding<strong>en</strong>, dat bepal<strong>en</strong>d is <strong>voor</strong> de<br />

definitie van de werkingssfeer zelf van de nationale <strong>voor</strong>schrift<strong>en</strong> tot uitvoering van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst.<br />

84. In dat verband zij vastgesteld, dat e<strong>en</strong> nationaal <strong>voor</strong>schrift, volg<strong>en</strong>s hetwelk<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong>kel als ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d zijn <strong>aan</strong> te merk<strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> de <strong>tijd</strong> ertuss<strong>en</strong> niet meer dan twintig werkdag<strong>en</strong> bedraagt, geacht moet word<strong>en</strong><br />

het <strong>voor</strong>werp, de doelstelling <strong>en</strong> het nuttig effect van de raamovere<strong>en</strong>komst in gevaar te<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

85. Zoals de verwijz<strong>en</strong>de rechter, de Commissie, alsmede, in de punt<strong>en</strong> 67 tot <strong>en</strong> met 69<br />

van haar conclusie, de advocaat-g<strong>en</strong>eraal hebb<strong>en</strong> opgemerkt, zou e<strong>en</strong> zo str<strong>en</strong>ge <strong>en</strong><br />

restrictieve definitie van de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d zijn van e<strong>en</strong> reeks<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, het mogelijk mak<strong>en</strong> werknemers jar<strong>en</strong>lang in e<strong>en</strong> onzekere<br />

arbeidssituatie te lat<strong>en</strong>, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> de werknemer in de praktijk meestal niet anders kan<br />

dan onderbreking<strong>en</strong> van ongeveer 20 werkdag<strong>en</strong> te <strong>aan</strong>vaard<strong>en</strong> in het kader van e<strong>en</strong><br />

reeks overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met zijn werkgever.<br />

86. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> zou e<strong>en</strong> nationale regeling als die welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde<br />

is er niet <strong>en</strong>kel toe kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> dat tal van arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

feitelijk niet de werknemersbescherming zull<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> die met richtlijn 1999/70 <strong>en</strong> de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst wordt beoogd, door de verreg<strong>aan</strong>de uitholling van de daarmee<br />

nagestreefde doelstelling, maar ook dat werkgevers misbruik kunn<strong>en</strong> g<strong>aan</strong> mak<strong>en</strong> van<br />

dergelijke verhouding<strong>en</strong>.<br />

87. In het hoofdgeding zou e<strong>en</strong> dergelijke regeling zelfs nog ernstiger gevolg<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de werknemers, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> zij de nationale maatregel waarmee de Griekse<br />

autoriteit<strong>en</strong> specifiek uitvoering hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> clausule 5 van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst, nag<strong>en</strong>oeg buit<strong>en</strong> werking stelt, volg<strong>en</strong>s welke maatregel <strong>bepaalde</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> word<strong>en</strong> geacht <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te zijn<br />

geslot<strong>en</strong>, mits zij ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d zijn in de zin van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003.<br />

88. Bij het einde van iedere arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou de werkgever<br />

dus <strong>en</strong>kel 21 werkdag<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong> verstrijk<strong>en</strong> alvor<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> nieuwe overe<strong>en</strong>komst<br />

van dezelfde aard te sluit<strong>en</strong>, om automatisch te vermijd<strong>en</strong> dat de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> vastere arbeidsverhouding zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omgezet, ongeacht<br />

het <strong>aan</strong>tal jaar dat de betrokk<strong>en</strong> werknemer hetzelfde werk heeft uitgevoerd, <strong>en</strong> het feit<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 86


dat die overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> niet in <strong>tijd</strong>elijke, maar in ‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong>’’<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>. In die omstandighed<strong>en</strong> wordt afbreuk ged<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> de door clausule 5 van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst beoogde bescherming van de werknemers teg<strong>en</strong> het misbruik van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

89. Gelet op deze overweging<strong>en</strong> moet op de derde vraag word<strong>en</strong> geantwoord dat<br />

clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst aldus moet word<strong>en</strong> opgevat, dat zij zich verzet<br />

teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale regeling als die welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, op grond<br />

waarvan arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong>kel als<br />

‘‘ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d’’ in de zin van die clausule moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd, wanneer de<br />

tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong> niet meer dan twintig werkdag<strong>en</strong> bedraagt.<br />

Vierde vraag<br />

90. Met zijn vierde vraag w<strong>en</strong>st de verwijz<strong>en</strong>de rechter in wez<strong>en</strong> te vernem<strong>en</strong> of de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst aldus moet word<strong>en</strong> uitgelegd, dat zij in de weg staat <strong>aan</strong> de<br />

toepassing van e<strong>en</strong> nationale wettelijke regeling die t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de op<strong>en</strong>bare sector<br />

<strong>voor</strong>ziet in e<strong>en</strong> verbod om ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, die<br />

in werkelijkheid <strong>voor</strong>zag<strong>en</strong> in ‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong>’’ van de werkgever,<br />

om te zett<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

91. In de eerste plaats zij hierbij <strong>aan</strong>getek<strong>en</strong>d dat de raamovere<strong>en</strong>komst de lidstat<strong>en</strong><br />

niet in het algeme<strong>en</strong> de verplichting oplegt om te <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in de omzetting van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong>. Ev<strong>en</strong>min zijn daarin in bijzonderhed<strong>en</strong> de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> vastgesteld waaronder<br />

gebruik kan word<strong>en</strong> gemaakt van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

92. Wél verplicht de raamovere<strong>en</strong>komst de lidstat<strong>en</strong> om t<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> van de<br />

maatregel<strong>en</strong> vast te stell<strong>en</strong> die zijn vermeld in punt 1, sub a tot <strong>en</strong> met c, van clausule 5<br />

van die overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> tot doel hebb<strong>en</strong> om misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of -verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> efficiënt te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

93. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn de lidstat<strong>en</strong> in het kader van de hun door artikel 249, derde alinea,<br />

EG gelat<strong>en</strong> vrijheid verplicht, de meest pass<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> middel<strong>en</strong> te kiez<strong>en</strong> om het<br />

nuttig effect van richtlijn<strong>en</strong> te verzeker<strong>en</strong>, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de doelstelling ervan<br />

(zie arrest<strong>en</strong> van 8 april 1976, Royer, 48/75, Jurispr. blz. 497, punt 75, <strong>en</strong> 12 september<br />

1996, Gallotti e.a., C-58/95, C-75/95, C-112/95, C-119/95, C-123/95, C-135/95, C-<br />

140/95, C-141/95, C-154/95 <strong>en</strong> C-157/95, Jurispr. blz. I-4345, punt 14).<br />

94. Wanneer, zoals in casu, het geme<strong>en</strong>schapsrecht niet <strong>voor</strong>ziet in specifieke sancties<br />

<strong>voor</strong> het geval dat toch misbruik<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vastgesteld, staat het dus <strong>aan</strong> de nationale<br />

overheidsinstanties om, t<strong>en</strong>einde het hoofd te bied<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> dergelijke situatie,<br />

pass<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> vast te stell<strong>en</strong>, die niet alle<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redig moet<strong>en</strong> zijn, maar<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s voldo<strong>en</strong>de effectief <strong>en</strong> afschrikk<strong>en</strong>d om er<strong>voor</strong> te zorg<strong>en</strong> dat de kracht<strong>en</strong>s de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst vastgestelde norm<strong>en</strong> hun volle uitwerking krijg<strong>en</strong>.<br />

95. Hoewel de wijze waarop dergelijke norm<strong>en</strong> t<strong>en</strong> uitvoer word<strong>en</strong> gelegd kracht<strong>en</strong>s het<br />

beginsel van de procedurele autonomie van de lidstat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zaak is van de interne<br />

rechtsorde van die stat<strong>en</strong>, mag zij echter niet ongunstiger zijn dan die <strong>voor</strong> vergelijkbare<br />

vordering<strong>en</strong> op basis van nationaal recht (gelijkwaardigheidsbeginsel) <strong>en</strong> mag zij<br />

ev<strong>en</strong>min de uitoef<strong>en</strong>ing van de door de communautaire rechtsorde verle<strong>en</strong>de recht<strong>en</strong> in<br />

de praktijk nag<strong>en</strong>oeg onmogelijk of uiterst moeilijk mak<strong>en</strong> (effectiviteitsbeginsel) (zie<br />

met name arrest van 14 december 1995, Peterbroeck, C-312/93, Jurispr. blz. I-4599,<br />

punt 12, <strong>en</strong> de aldaar <strong>aan</strong>gehaalde rechtspraak).<br />

96. Wat in de tweede plaats meer in het bijzonder de context betreft waarin de vierde<br />

vraag werd gesteld, moet<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de opmerking<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 87


97. Om te beginn<strong>en</strong> blijkt uit de door de verwijz<strong>en</strong>de rechter <strong>aan</strong> het Hof overgelegde<br />

processtukk<strong>en</strong>, dat de Griekse wetgever bij wege van uitvoeringsmaatregel <strong>voor</strong> de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst heeft gekoz<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de omzetting, onder <strong>bepaalde</strong> <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (zie<br />

artikel 5, lid 3, van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 81/2003), maar de werkingssfeer van die<br />

regeling is kracht<strong>en</strong>s artikel 1 van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr. 180/2004, beperkt tot de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van werknemers in de particuliere sector.<br />

98. Wat daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> de op<strong>en</strong>bare sector betreft, verbiedt artikel 21, lid 2, van wet nr.<br />

2190/1994 op absolute wijze <strong>en</strong> op straffe van nietigheid iedere herkwalificatie van de in<br />

lid 1 van dat artikel bedoelde arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

99. Voorts blijkt uit de verwijzingsbeschikking dat artikel 21 van wet nr. 2190/1994 in de<br />

praktijk oneig<strong>en</strong>lijk zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt, nu die bepaling niet <strong>en</strong>kel wordt<br />

gebruikt als grondslag <strong>voor</strong> de sluiting van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> om het<br />

hoofd te bied<strong>en</strong> <strong>aan</strong> louter <strong>tijd</strong>elijke behoeft<strong>en</strong>, maar ook lijkt te word<strong>en</strong> gebruikt om<br />

dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> te sluit<strong>en</strong> die in werkelijkheid ‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de<br />

behoeft<strong>en</strong>’’ dekk<strong>en</strong>. De verwijz<strong>en</strong>de rechter heeft om die red<strong>en</strong> reeds in de motivering<br />

van zijn beschikking vastgesteld dat het gebruik, in het hoofdgeding, van artikel 21 als<br />

grondslag <strong>voor</strong> de sluiting van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die in feite<br />

‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong>’’ beog<strong>en</strong> te dekk<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> misbruik in de zin van de<br />

raamovere<strong>en</strong>komst inhoudt. De verwijz<strong>en</strong>de rechter stelt dus alle<strong>en</strong> de vraag, of het in<br />

die bepaling vastgestelde algem<strong>en</strong>e verbod van omzetting van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong> dergelijk geval ge<strong>en</strong> afbreuk<br />

doet <strong>aan</strong> de doelstelling <strong>en</strong> het nuttig effect van de raamovere<strong>en</strong>komst.<br />

100. T<strong>en</strong> slotte is <strong>voor</strong> het Hof niet <strong>aan</strong>gevoerd dat het Griekse recht, wat de op<strong>en</strong>bare<br />

sector betreft, – t<strong>en</strong> minste tot de inwerkingtreding van presid<strong>en</strong>tieel besluit nr.<br />

164/2004 – <strong>voor</strong>zag in <strong>en</strong>ige maatregel om het misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> op pass<strong>en</strong>de wijze te<br />

bestraff<strong>en</strong>.<br />

101. Zoals in de punt<strong>en</strong> 91 tot <strong>en</strong> met 95 van het onderhavige arrest reeds opgemerkt,<br />

legt de raamovere<strong>en</strong>komst de lidstat<strong>en</strong> niet in het algeme<strong>en</strong> de verplichting op om te<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in de omzetting van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, maar punt 1 van clausule 5 bepaalt dat t<strong>en</strong> minste<br />

e<strong>en</strong> van de in die bepaling vermelde maatregel<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming van het misbruik van<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> dwing<strong>en</strong>d moet word<strong>en</strong> vastgesteld,<br />

<strong>voor</strong>zover het nationale recht nog ge<strong>en</strong> gelijkwaardige maatregel<strong>en</strong> bevat.<br />

102. Vindt e<strong>en</strong> dergelijk misbruik toch plaats, dan moet bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> maatregel kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> toegepast die <strong>voor</strong>ziet in effectieve <strong>en</strong> op het vlak van de<br />

werknemersbescherming gelijkwaardige garanties, t<strong>en</strong> einde dit misbruik naar behor<strong>en</strong><br />

te bestraff<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> van de sch<strong>en</strong>ding van het geme<strong>en</strong>schapsrecht onged<strong>aan</strong> te<br />

mak<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de tekst zelf van artikel 2, eerste alinea, van richtlijn 1999/70, moet<strong>en</strong><br />

de lidstat<strong>en</strong> immers ‘‘alle nodige maatregel<strong>en</strong> treff<strong>en</strong> om de in deze richtlijn<br />

<strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> te all<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>e te kunn<strong>en</strong> waarborg<strong>en</strong>’’.<br />

103. De uitlegging van het interne recht komt het Hof niet toe, maar is uitsluit<strong>en</strong>d e<strong>en</strong><br />

taak van de verwijz<strong>en</strong>de rechter, die in casu di<strong>en</strong>t te bepal<strong>en</strong> of de <strong>voor</strong>schrift<strong>en</strong> van de<br />

relevante nationale regeling voldo<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de in het vorige punt vermelde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>.<br />

104. Oordeelt bedoelde rechter dat dit niet het geval is, dan moet word<strong>en</strong> geconcludeerd<br />

dat de raamovere<strong>en</strong>komst zich teg<strong>en</strong> de toepassing van die nationale wettelijke regeling<br />

verzet.<br />

105. Op de vierde vraag moet dus word<strong>en</strong> geantwoord dat de raamovere<strong>en</strong>komst, in<br />

omstandighed<strong>en</strong> als die van het hoofdgeding, aldus moet word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij,<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 88


<strong>voor</strong>zover de interne rechtsorde van de betrokk<strong>en</strong> lidstaat <strong>voor</strong> de betrokk<strong>en</strong> sector niet<br />

<strong>voor</strong>ziet in e<strong>en</strong> andere effectieve maatregel ter <strong>voor</strong>koming, <strong>en</strong> in <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d geval ter<br />

bestraffing, van het misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, in<br />

de weg staat <strong>aan</strong> de toepassing van e<strong>en</strong> nationale wettelijke regeling die alle<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

op<strong>en</strong>bare sector geldt <strong>en</strong> <strong>voor</strong>ziet in e<strong>en</strong> absoluut verbod van omzetting in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, die in werkelijkheid ‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong>’’ van de<br />

werkgever dekt<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geacht e<strong>en</strong> misbruik op te lever<strong>en</strong>.<br />

Eerste vraag<br />

106. Gelet op de antwoord<strong>en</strong> op de laatste drie vrag<strong>en</strong> van de verwijz<strong>en</strong>de rechter,<br />

waaruit blijkt dat het mogelijk is dat die rechter, in omstandighed<strong>en</strong> als die van het<br />

hoofdgeding, e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal bepaling<strong>en</strong> van de relevante nationale wettelijke regeling zal<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> te toets<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het <strong>bepaalde</strong> in richtlijn 1999/70 <strong>en</strong> de raamovere<strong>en</strong>komst, moet<br />

ook op de eerste vraag word<strong>en</strong> geantwoord.<br />

107. Zoals uit de motivering van de verwijzingsbeschikking blijkt, betreft deze vraag in<br />

wez<strong>en</strong> de vaststelling van het <strong>tijd</strong>stip vanaf wanneer de nationale rechterlijke instanties<br />

het interne recht richtlijnconform moet<strong>en</strong> uitlegg<strong>en</strong>, wanneer de richtlijn te laat in de<br />

interne rechtsorde van de betrokk<strong>en</strong> lidstaat is omgezet <strong>en</strong> de relevante bepaling<strong>en</strong><br />

ervan ge<strong>en</strong> rechtstreekse werking hebb<strong>en</strong>. De verwijz<strong>en</strong>de rechter w<strong>en</strong>st in dat verband<br />

meer in het bijzonder te vernem<strong>en</strong>, of is uit te g<strong>aan</strong> van de datum van publicatie van de<br />

betrokk<strong>en</strong> richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, die<br />

overe<strong>en</strong>stemt met de datum van de inwerkingtreding ervan t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de lidstat<strong>en</strong><br />

tot wie zij is gericht, van de datum van het verstrijk<strong>en</strong> van de omzettingstermijn <strong>voor</strong> de<br />

richtlijn, dan wel van de datum van de inwerkingtreding van de nationale<br />

uitvoeringsbepaling<strong>en</strong> van de richtlijn.<br />

108. Er zij <strong>aan</strong> herinnerd dat de nationale rechter bij de toepassing van het nationale<br />

recht, dit zoveel mogelijk moet uitlegg<strong>en</strong> in het licht van de bewoording<strong>en</strong> <strong>en</strong> het doel<br />

van de betrokk<strong>en</strong> richtlijn, t<strong>en</strong>einde het daarmee beoogde resultaat te bereik<strong>en</strong> <strong>en</strong> aldus<br />

<strong>aan</strong> artikel 249, derde alinea, EG te voldo<strong>en</strong> (zie met name, arrest van 5 oktober 2004,<br />

Pfeiffer e.a., C-397/01-C-403/01, Jurispr. blz. I-8835, punt 113, <strong>en</strong> de aldaar<br />

<strong>aan</strong>gehaalde rechtspraak). Deze verplichting tot richtlijnconforme uitlegging slaat op alle<br />

bepaling<strong>en</strong> van nationaal recht, ongeacht of deze dater<strong>en</strong> van eerdere of latere datum<br />

dan de betrokk<strong>en</strong> richtlijn (zie met name arrest<strong>en</strong> van 13 november 1990, Marleasing, C-<br />

106/89, Jurispr. blz. I-4135, punt 8, <strong>en</strong> Pfeiffer e.a., reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 115).<br />

109. Het vereiste van e<strong>en</strong> richtlijnconforme uitlegging van het nationale recht is namelijk<br />

inher<strong>en</strong>t <strong>aan</strong> het systeem van het Verdrag, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> het de nationale rechter in staat<br />

stelt binn<strong>en</strong> het kader van zijn bevoegdhed<strong>en</strong> de volle werking van het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht te verzeker<strong>en</strong> bij de beslechting van het bij hem <strong>aan</strong>hangige geding<br />

(zie met name arrest Pfeiffer e.a., reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 114).<br />

110. Het is juist dat de verplichting van de nationale rechter om bij de uitlegging <strong>en</strong><br />

toepassing van de relevante bepaling<strong>en</strong> van zijn nationale recht te referer<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de<br />

inhoud van e<strong>en</strong> richtlijn, wordt begr<strong>en</strong>sd door de algem<strong>en</strong>e rechtsbeginsel<strong>en</strong>, met name<br />

het rechtszekerheidsbeginsel <strong>en</strong> het verbod van terugwerk<strong>en</strong>de kracht, <strong>en</strong> niet kan<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> niet als grondslag <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> uitlegging contra legem van het nationale recht (zie in<br />

overe<strong>en</strong>komstige zin arrest van 16 juni 2005, Pupino, C-105/03, Jurispr. blz. I-5285,<br />

punt<strong>en</strong> 44 <strong>en</strong> 47).<br />

111. Het beginsel van richtlijnconforme uitlegging vereist niettemin dat de nationale<br />

rechter binn<strong>en</strong> zijn bevoegdhed<strong>en</strong> al het mogelijke doet om, het gehele nationale recht in<br />

beschouwing nem<strong>en</strong>d <strong>en</strong> onder toepassing van de daarin erk<strong>en</strong>de uitleggingsmethod<strong>en</strong>,<br />

de volle werking van de betrokk<strong>en</strong> richtlijn te verzeker<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> oplossing te kom<strong>en</strong><br />

die in overe<strong>en</strong>stemming is met de daarmee nagestreefde doelstelling (zie arrest Pfeiffer<br />

e.a., reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt<strong>en</strong> 115, 116, 118 <strong>en</strong> 119).<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 89


112. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn de lidstat<strong>en</strong>, wanneer het door e<strong>en</strong> richtlijn <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> resultaat<br />

niet via uitlegging kan word<strong>en</strong> bereikt, volg<strong>en</strong>s het arrest van 19 november 1991,<br />

Francovich e.a. (gevoegde zak<strong>en</strong> C-6/90 <strong>en</strong> C-9/90, Jurispr. 1991, blz. I-5357, punt 39),<br />

kracht<strong>en</strong>s het geme<strong>en</strong>schapsrecht gehoud<strong>en</strong> tot vergoeding van de schade die <strong>aan</strong><br />

particulier<strong>en</strong> is veroorzaakt doordat die richtlijn niet in nationaal recht is omgezet, mits<br />

<strong>aan</strong> drie <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> is vold<strong>aan</strong>. In de eerste plaats moet de richtlijn ertoe strekk<strong>en</strong>,<br />

<strong>aan</strong> particulier<strong>en</strong> recht<strong>en</strong> toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. In de tweede plaats moet de inhoud van die<br />

recht<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vastgesteld op basis van de bepaling<strong>en</strong> van bedoelde richtlijn. En<br />

t<strong>en</strong> slotte moet er e<strong>en</strong> causaal verband best<strong>aan</strong> tuss<strong>en</strong> de sch<strong>en</strong>ding van de op de staat<br />

rust<strong>en</strong>de verplichting <strong>en</strong> de geled<strong>en</strong> schade (zie in die zin arrest van 14 juli 1994, Faccini<br />

Dori, C-91/92, Jurispr. blz. I-3325, punt 27).<br />

113. T<strong>en</strong> einde nauwkeuriger het <strong>tijd</strong>stip te bepal<strong>en</strong> vanaf wanneer de nationale rechter<br />

het beginsel van de richtlijnconforme uitlegging di<strong>en</strong>t toe te pass<strong>en</strong>, zij erop gewez<strong>en</strong> dat<br />

die verplichting, die <strong>voor</strong>tvloeit uit artikel 10, tweede alinea, EG <strong>en</strong> artikel 249, derde<br />

alinea, EG, alsmede uit de betrokk<strong>en</strong> richtlijn zelf, met name geldt wanneer e<strong>en</strong> bepaling<br />

van e<strong>en</strong> richtlijn ge<strong>en</strong> rechtstreekse werking heeft, omdat zij niet voldo<strong>en</strong>de duidelijk,<br />

nauwkeurig <strong>en</strong> on<strong>voor</strong>waardelijk is om e<strong>en</strong> dergelijke werking te krijg<strong>en</strong>, dan wel omdat<br />

het geding er e<strong>en</strong> is tuss<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d particulier<strong>en</strong>.<br />

114. Hierbij zij nog <strong>aan</strong>tek<strong>en</strong><strong>en</strong>d dat de lidstat<strong>en</strong> niet het verwijt kan word<strong>en</strong> gemaakt<br />

dat zij de richtlijn niet in nationaal recht hebb<strong>en</strong> omgezet vóór het verstrijk<strong>en</strong> van de<br />

termijn <strong>voor</strong> de omzetting ervan (zie arrest van 18 december 1997, Inter-Environnem<strong>en</strong>t<br />

Wallonie, C-129/96, Jurispr. blz. I-7411, punt 43).<br />

115. Hieruit volgt dat in geval van te late omzetting van e<strong>en</strong> richtlijn <strong>voor</strong> de nationale<br />

rechter pas vanaf het verstrijk<strong>en</strong> van de omzettingstermijn de algem<strong>en</strong>e verplichting<br />

geldt om het interne recht richtlijnconform uit te legg<strong>en</strong>.<br />

116. Hieruit vloeit noodzakelijkerwijs <strong>voor</strong>t dat, in geval van te late omzetting van e<strong>en</strong><br />

richtlijn het – door de verwijz<strong>en</strong>de rechter in zijn eerste vraag, sub c, bedoelde – <strong>tijd</strong>stip<br />

waarop de nationale omzettingsmaatregel<strong>en</strong> in de betrokk<strong>en</strong> lidstaat daadwerkelijk in<br />

werking tred<strong>en</strong>, niet het relevante criterium is. E<strong>en</strong> dergelijke oplossing zou immers<br />

ernstig afbreuk kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de volle werking van het geme<strong>en</strong>schapsrecht <strong>en</strong> <strong>aan</strong> de<br />

uniforme toepassing ervan met name door middel van richtlijn<strong>en</strong>.<br />

117. Wat de in de eerste vraag, sub a, bedoelde datum betreft, zij, om die vraag volledig<br />

te beantwoord<strong>en</strong>, bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> gepreciseerd dat reeds uit de rechtspraak van het Hof blijkt<br />

dat de uit artikel 10, tweede alinea, EG <strong>en</strong> artikel 249, derde alinea, EG, alsmede uit de<br />

betrokk<strong>en</strong> richtlijn zelf <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>de verplichting van de lidstat<strong>en</strong> om alle maatregel<strong>en</strong><br />

te treff<strong>en</strong> die nodig zijn om het door die richtlijn <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> resultaat te bereik<strong>en</strong>,<br />

geldt <strong>voor</strong> alle nationale overheidsinstanties <strong>en</strong> dus, binn<strong>en</strong> het kader van hun<br />

bevoegdhed<strong>en</strong>, ook <strong>voor</strong> de rechterlijke instanties (zie met name de reeds <strong>aan</strong>gehaalde<br />

arrest<strong>en</strong> Inter-Environnem<strong>en</strong>t Wallonie, punt 40, <strong>en</strong> Pfeiffer e.a., punt 110, <strong>en</strong> de aldaar<br />

<strong>aan</strong>gehaalde rechtspraak).<br />

118. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> word<strong>en</strong> richtlijn<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig artikel 254, lid 1, EG<br />

bek<strong>en</strong>dgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, in welk geval zij in werking<br />

tred<strong>en</strong> op de datum die zij daartoe bepal<strong>en</strong> of, bij gebreke daarvan, op de twintigste dag<br />

volg<strong>en</strong>de op die van hun bek<strong>en</strong>dmaking, of wordt er overe<strong>en</strong>komstig lid 3 van bedoeld<br />

artikel k<strong>en</strong>nis van gegev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> h<strong>en</strong> tot wie zij zijn gericht, in welk geval zij door deze<br />

k<strong>en</strong>nisgeving van kracht word<strong>en</strong>.<br />

119. Hieruit volgt dat e<strong>en</strong> richtlijn t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de lidstaat tot wie zij is gericht – <strong>en</strong><br />

dus t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van alle nationale overheidsinstanties – al naar gelang van het geval<br />

rechtsgevolg<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong> roept vanaf de publicatie dan wel vanaf de k<strong>en</strong>nisgeving<br />

ervan.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 90


120. In casu preciseert artikel 3 van richtlijn 1999/70 dat zij in werking treedt op de dag<br />

van haar bek<strong>en</strong>dmaking in het Publicatieblad van de Europese Geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, dus op<br />

10 juli 1999.<br />

121. Volg<strong>en</strong>s de rechtspraak van het Hof volgt uit artikel 10, tweede alinea, EG in<br />

sam<strong>en</strong>hang met artikel 249, derde alinea, EG <strong>en</strong> met de betrokk<strong>en</strong> richtlijn zelf, dat de<br />

lidstat<strong>en</strong> tot wie de richtlijn is gericht zich <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de omzettingstermijn ervan di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />

onthoud<strong>en</strong> van maatregel<strong>en</strong> die de verwez<strong>en</strong>lijking van het door deze richtlijn<br />

<strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> resultaat ernstig in gevaar zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> (arrest Inter-<br />

Environnem<strong>en</strong>t Wallonie, reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 45; arrest van 8 mei 2003, ATRAL, C-<br />

14/02, Jurispr. blz. I-4431, punt 58, <strong>en</strong> arrest Mangold, reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 67).<br />

Daarbij is van weinig belang of de betrokk<strong>en</strong>, na de inwerkingtreding van de betrokk<strong>en</strong><br />

richtlijn vastgestelde bepaling van nationaal recht al dan niet de omzetting daarvan<br />

beoogt (reeds <strong>aan</strong>gehaald arrest<strong>en</strong> ATRAL, punt 59, <strong>en</strong> Mangold, punt 68).<br />

122. Nu alle overheidsinstanties van de lidstat<strong>en</strong> de volle werking van het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht di<strong>en</strong><strong>en</strong> te verzeker<strong>en</strong> (zie arrest Francovich e.a., reeds <strong>aan</strong>gehaald,<br />

punt 32; arrest van 13 januari 2004, Kühne & Heitz, C-453/00, Jurispr. blz. I-837, punt<br />

20, <strong>en</strong> arrest Pfeiffer e.a., reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 111), geldt de in het vorige punt<br />

geformuleerde verplichting om zich te onthoud<strong>en</strong>, ook <strong>voor</strong> de nationale rechter.<br />

123. Hieruit volgt dat de rechterlijke instanties van de lidstat<strong>en</strong> zich vanaf het <strong>tijd</strong>stip<br />

van inwerkingtreding van e<strong>en</strong> richtlijn zoveel mogelijk di<strong>en</strong><strong>en</strong> te onthoud<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

uitlegging van het interne recht die, na het verstrijk<strong>en</strong> van de omzettingstermijn, de<br />

verwez<strong>en</strong>lijking van de met deze richtlijn nagestreefde doelstelling ernstig in gevaar zou<br />

kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

124. Gelet op e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander, moet op de eerste vraag word<strong>en</strong> geantwoord dat de<br />

nationale rechterlijke instanties, wanneer e<strong>en</strong> richtlijn te laat in de rechtsorde van de<br />

betrokk<strong>en</strong> lidstaat is omgezet <strong>en</strong> de relevante bepaling<strong>en</strong> ervan ge<strong>en</strong> directe werking<br />

hebb<strong>en</strong>, vanaf het verstrijk<strong>en</strong> van de omzettingstermijn het interne recht zoveel mogelijk<br />

in het licht van de bewoording<strong>en</strong> <strong>en</strong> het doel van de betrokk<strong>en</strong> richtlijn moet<strong>en</strong> uitlegg<strong>en</strong>,<br />

t<strong>en</strong>einde de daarmee beoogde resultat<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>, waarbij zij de <strong>voor</strong>keur gev<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />

e<strong>en</strong> uitlegging van de nationale <strong>voor</strong>schrift<strong>en</strong> die zoveel mogelijk in overe<strong>en</strong>stemming is<br />

met dat doel, om aldus te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> uitlegging die ver<strong>en</strong>igbaar is met de bepaling<strong>en</strong><br />

van die richtlijn.<br />

Kost<strong>en</strong><br />

125. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> in het hoofdgeding is de procedure als e<strong>en</strong> aldaar<br />

gerez<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>t te beschouw<strong>en</strong>, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kost<strong>en</strong><br />

heeft te besliss<strong>en</strong>. De door ander<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s indi<strong>en</strong>ing van hun opmerking<strong>en</strong> bij het Hof<br />

gemaakte kost<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> niet <strong>voor</strong> vergoeding in <strong>aan</strong>merking.<br />

Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart <strong>voor</strong> recht<br />

1. Clausule 5, punt 1, sub a, van de raamovere<strong>en</strong>komst van 18 maart 1999 inzake<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, die is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in bijlage bij richtlijn<br />

1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreff<strong>en</strong>de de door het EVV, de UNICE <strong>en</strong><br />

het CEEP geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>,<br />

moet aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij zich verzet teg<strong>en</strong> het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, wanneer dit gebruik zijn rechtvaardiging<br />

<strong>en</strong>kel vindt in het feit dat e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling van<br />

e<strong>en</strong> lidstaat daarin <strong>voor</strong>ziet. Het begrip ‘‘objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong>’’ in de zin van die clausule<br />

vereist integ<strong>en</strong>deel dat het in de nationale regeling bedoelde gebruik van dit specifieke<br />

type arbeidsverhouding<strong>en</strong>, zijn rechtvaardiging vindt in concrete elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die met<br />

name verband houd<strong>en</strong> met de betrokk<strong>en</strong> activiteit <strong>en</strong> de uitoef<strong>en</strong>ings<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> ervan.<br />

2. Clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> moet aldus word<strong>en</strong> opgevat, dat zij zich verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale regeling als die<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 91


welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is, op grond waarvan arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> -<br />

verhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong>kel als ‘‘ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d’’ in de zin van die clausule<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd, wanneer de tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong> niet meer dan twintig<br />

werkdag<strong>en</strong> bedraagt.<br />

3. In omstandighed<strong>en</strong> als die van het hoofdgeding moet de raamovere<strong>en</strong>komst inzake<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat zij, <strong>voor</strong>zover de<br />

interne rechtsorde van de betrokk<strong>en</strong> lidstaat <strong>voor</strong> de betrokk<strong>en</strong> sector niet <strong>voor</strong>ziet in<br />

e<strong>en</strong> andere effectieve maatregel ter <strong>voor</strong>koming, <strong>en</strong> in <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d geval ter bestraffing,<br />

van het misbruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, in de weg staat<br />

<strong>aan</strong> de toepassing van e<strong>en</strong> nationale wettelijke regeling die alle<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de op<strong>en</strong>bare<br />

sector geldt <strong>en</strong> <strong>voor</strong>ziet in e<strong>en</strong> absoluut verbod van omzetting in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, die in werkelijkheid ‘‘perman<strong>en</strong>te <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de behoeft<strong>en</strong>’’ van de<br />

werkgever dekt<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geacht e<strong>en</strong> misbruik op te lever<strong>en</strong>.<br />

4. Wanneer e<strong>en</strong> richtlijn te laat in de rechtsorde van de betrokk<strong>en</strong> lidstaat is omgezet <strong>en</strong><br />

de relevante bepaling<strong>en</strong> ervan ge<strong>en</strong> directe werking hebb<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> de nationale<br />

rechterlijke instanties vanaf het verstrijk<strong>en</strong> van de omzettingstermijn het interne recht<br />

zoveel mogelijk in het licht van de bewoording<strong>en</strong> <strong>en</strong> het doel van de betrokk<strong>en</strong> richtlijn<br />

uitlegg<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>einde de daarmee beoogde resultat<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>, waarbij zij de <strong>voor</strong>keur<br />

gev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> uitlegging van de nationale <strong>voor</strong>schrift<strong>en</strong> die zoveel mogelijk in<br />

overe<strong>en</strong>stemming is met dat doel, om aldus te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> uitlegging die ver<strong>en</strong>igbaar<br />

is met de bepaling<strong>en</strong> van die richtlijn.<br />

» Noot<br />

Tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in het licht van de Europese richtlijn<br />

In Richtlijn 1999/70, die is gebaseerd op de raamovere<strong>en</strong>komst als bedoeld in artikel 139<br />

tweede lid EG, is e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal bepaling<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met betrekking tot de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, gericht op het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van misbruik van het<br />

gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. In de Richtlijn is bepaald<br />

dat de lidstat<strong>en</strong> zijn gehoud<strong>en</strong> e<strong>en</strong> of meer van de volg<strong>en</strong>de wettelijke maatregel<strong>en</strong> in te<br />

voer<strong>en</strong>:<br />

a) vaststelling van objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong> vernieuwing dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of<br />

verhouding<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>,<br />

b) vaststelling van de maximale totale duur van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>,<br />

c) vaststelling van het <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> dat dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vernieuwd.<br />

In Griek<strong>en</strong>land is terzake e<strong>en</strong> nationale regeling opgesteld die er toe leidt dat e<strong>en</strong><br />

onbeperkte vernieuwing van de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst is toegest<strong>aan</strong> wanneer<br />

daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong> bestaat. Vervolg<strong>en</strong>s is bepaald dat e<strong>en</strong> objectieve red<strong>en</strong><br />

bestaat wanneer het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt opgelegd door<br />

e<strong>en</strong> wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling. De zo heel grof weergegev<strong>en</strong> regeling kan<br />

volg<strong>en</strong>s het Hof van Justitie EG niet door de beugel, omdat het niet <strong>aan</strong> de eis<strong>en</strong> van de<br />

richtlijn voldoet: HvJ EG 4 juli 2006, JAR 2006/175. De vraag is of dit arrest gevolg<strong>en</strong><br />

heeft <strong>voor</strong> de Nederlandse regeling. In Nederland is met de kettingregeling van artikel<br />

7:668a BW invulling <strong>aan</strong> de verplichting<strong>en</strong> uit de richtlijn gegev<strong>en</strong>. Aan vereiste a) is niet<br />

vold<strong>aan</strong>: de Nederlandse regeling stelt ge<strong>en</strong> eis<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de red<strong>en</strong> van de <strong>tijd</strong>elijkheid van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Daartoe is ook ge<strong>en</strong> noodzaak naar het oordeel van de<br />

regering, omdat <strong>aan</strong> de andere twee eis<strong>en</strong> in ruime mate is vold<strong>aan</strong> <strong>en</strong> dat in het kader<br />

van de richtlijn volstaat (MvA Kamerstukk<strong>en</strong> I, 2001/02, 27 661, nr. 322b). Ik d<strong>en</strong>k dat<br />

dit standpunt juist is, zij het dat mogelijk is om bij cao af te wijk<strong>en</strong> van de andere twee,<br />

wel in de Nederlandse wet geregelde eis<strong>en</strong>, zodat de werknemer toch nog langdurig in<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 92


onzekerheid zou kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> te verker<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> dergelijk geval geldt, volg<strong>en</strong>s de<br />

minister naar <strong>aan</strong>leiding van vrag<strong>en</strong>, het volg<strong>en</strong>de: Wat betreft de vraag van deze led<strong>en</strong>,<br />

of e<strong>en</strong> werknemer iets kan ondernem<strong>en</strong> als hem nooit e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, kan erop word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> dat het beginsel van<br />

«goed werkgeverschap» (artikel 611 Boek 7 BW) kan word<strong>en</strong> geschond<strong>en</strong> als er nimmer<br />

e<strong>en</strong> conversie kan plaatsvind<strong>en</strong> van opvolg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Het goed werkgeverschap kan er toe leid<strong>en</strong><br />

dat e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer geld<strong>en</strong>de afspraak niet van toepassing is <strong>voor</strong><br />

zover dat in de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> naar maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid<br />

on<strong>aan</strong>vaardbaar zou zijn. In <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d geval zal de rechter hierover di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />

oordel<strong>en</strong>. (MvA, p. 3). Of de verwijzing naar goed werkgeverschap voldo<strong>en</strong>de is om <strong>aan</strong><br />

de richtlijn te voldo<strong>en</strong>, betwijfel ik.<br />

Prof. mr. E. Verhulp<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 93


HvJ EG 19 januari 2010, JAR 2010,53 (Kücükdeveci)<br />

JAR 2010/53 (Kücükdeveci)<br />

Hof van Justitie EG<br />

19 januari 2010, C-555/07.<br />

( Mr. Skouris<br />

Mr. Cunha Rodrigues<br />

Mr. L<strong>en</strong>aerts<br />

Mr. Bonichot<br />

Mr. Silva de Lapuerta<br />

Mr. Lindh<br />

Mr. Toader<br />

Mr. Timmermans<br />

Mr. Rosas<br />

Mr. Kuris<br />

Mr. Von Danwitz<br />

Mr. Arabadjiev<br />

Mr. Kasel )<br />

Seda Kücükdeveci,<br />

teg<strong>en</strong><br />

Swedex GmbH & Co KG.<br />

1. Het verzoek om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van het beginsel van<br />

non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> <strong>en</strong> van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27<br />

november 2000 tot instelling van e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader <strong>voor</strong> gelijke behandeling in arbeid<br />

<strong>en</strong> beroep (PB L 303, blz. 6).<br />

2. Dit verzoek is ingedi<strong>en</strong>d in het kader van e<strong>en</strong> geding tuss<strong>en</strong> S. Kücükdeveci <strong>en</strong> haar<br />

vroegere werkgever, Swedex GmbH & Co. KG (hierna: “Swedex”), over de berek<strong>en</strong>ing<br />

van de <strong>voor</strong> haar ontslag geld<strong>en</strong>de opzegtermijn.<br />

Niet meetell<strong>en</strong> van vóór 25-jarige leef<strong>tijd</strong> gewerkte <strong>tijd</strong>vakk<strong>en</strong> bij berek<strong>en</strong>ing<br />

opzegtermijn, Verbod<strong>en</strong> onderscheid naar leef<strong>tijd</strong><br />

[Richtlijn 2000/78/EG - 6 lid 1]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

De werkgever heeft de werkneemster bij brief van 19 december 2006 ontslag<strong>en</strong> per 31<br />

januari 2007 met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. Daarbij heeft de<br />

werkgever drie jaar <strong>aan</strong> anciënniteit meegeteld, hoewel de werkneemster al ti<strong>en</strong> jaar,<br />

namelijk vanaf haar 18e jaar, <strong>voor</strong> de werkgever had gewerkt. Op grond van de Duitse<br />

wet hoev<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vakk<strong>en</strong> van arbeid die vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar zijn<br />

vervuld, namelijk niet in <strong>aan</strong>merking te word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de berek<strong>en</strong>ing van de<br />

opzegtermijn. De werkneemster heeft gesteld dat dit e<strong>en</strong> met het EG-recht strijdige<br />

discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> vormt. De Duitse rechter stelt prejudiciële vrag<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />

het EG-hof.<br />

Het HvJ EG stelt vast dat de wettelijke regeling over de opzegtermijn onderscheid naar<br />

leef<strong>tijd</strong> maakt. Achtergrond van de bepaling is de inschatting van de wetgever dat<br />

jongere werknemers doorg<strong>aan</strong>s met minder moeite <strong>en</strong> sneller erin slag<strong>en</strong> om op het<br />

verlies van hun arbeidsplaats te reager<strong>en</strong> <strong>en</strong> de opvatting dat van h<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere<br />

flexibiliteit mag word<strong>en</strong> verwacht. Verder zoud<strong>en</strong> jongere werknemers sneller in di<strong>en</strong>st<br />

word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> als <strong>voor</strong> h<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kortere opzegtermijn geldt <strong>en</strong> zou e<strong>en</strong> kortere<br />

opzegtermijn de flexibiliteit op het gebied van het personeelsbeheer verhog<strong>en</strong>. Het hof<br />

stelt vast dat deze doelstelling<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> onder e<strong>en</strong> beleid op het terrein van<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 94


werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> de arbeidsmarkt in de zin van art. 6 lid 1 Richtlijn 2000/78. De<br />

kortere opzegtermijn is echter niet pass<strong>en</strong>d om de doelstelling<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>. In de<br />

eerste plaats geldt de regeling namelijk <strong>voor</strong> alle werknemers die vóór het bereik<strong>en</strong> van<br />

de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar in di<strong>en</strong>st zijn getred<strong>en</strong>, ongeacht hun leef<strong>tijd</strong> op het <strong>tijd</strong>stip van<br />

ontslag. Verder treft de regeling jonge werknemers op ongelijke wijze, omdat zij<br />

jonger<strong>en</strong> treft die op jonge leef<strong>tijd</strong> zonder of slechts na e<strong>en</strong> korte beroepsopleiding g<strong>aan</strong><br />

werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet jonger<strong>en</strong> die pas na e<strong>en</strong> langere opleiding <strong>aan</strong> de slag g<strong>aan</strong>. De conclusie<br />

is derhalve dat de regeling niet objectief gerechtvaardigd is <strong>en</strong> dus in strijd met het EGrecht.<br />

Dat betek<strong>en</strong>t dat de nationale rechter de regeling richtlijnconform moet uitlegg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> dat, als dat niet mogelijk is, hij de bepaling buit<strong>en</strong> beschouwing moet lat<strong>en</strong>. Hij is niet<br />

verplicht om daar<strong>aan</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d eerst het Europese hof om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing<br />

te vrag<strong>en</strong>.<br />

» Uitspraak<br />

Toepasselijke bepaling<strong>en</strong><br />

Geme<strong>en</strong>schapsregeling<br />

3. Richtlijn 2000/78 is vastgesteld op grond van artikel 13 EG. De punt<strong>en</strong> 1, 4 <strong>en</strong> 25 van<br />

de considerans van deze richtlijn luid<strong>en</strong> als volgt:<br />

“1. Overe<strong>en</strong>komstig artikel 6 van het Verdrag betreff<strong>en</strong>de de Europese Unie is de<br />

Europese Unie gegrondvest op de beginsel<strong>en</strong> van vrijheid, democratie, eerbiediging van<br />

de recht<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de fundam<strong>en</strong>tele vrijhed<strong>en</strong>, <strong>en</strong> van de rechtsstaat, welke<br />

beginsel<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong> geme<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> eerbiedigt de Unie de grondrecht<strong>en</strong>, zoals die<br />

word<strong>en</strong> gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de recht<strong>en</strong> van de<br />

m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de fundam<strong>en</strong>tele vrijhed<strong>en</strong> [,ondertek<strong>en</strong>d te Rome op 4 november 1950,] <strong>en</strong><br />

zoals die uit de geme<strong>en</strong>schappelijke constitutionele tradities van de lidstat<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>, als algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> van het Geme<strong>en</strong>schapsrecht.<br />

[...]<br />

4. Gelijkheid <strong>voor</strong> de wet <strong>en</strong> bescherming van e<strong>en</strong>ieder teg<strong>en</strong> discriminatie is als<br />

universeel recht erk<strong>en</strong>d door de Universele Verklaring van de recht<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s, door<br />

het Verdrag van de Ver<strong>en</strong>igde Naties inzake de uitbanning van alle vorm<strong>en</strong> van<br />

discriminatie van vrouw<strong>en</strong>, door de Internationale Verdrag<strong>en</strong> van de Ver<strong>en</strong>igde Naties<br />

inzake burgerrecht<strong>en</strong> <strong>en</strong> politieke recht<strong>en</strong>, respectievelijk inzake economische, sociale <strong>en</strong><br />

culturele recht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> door het Europees Verdrag tot bescherming van de recht<strong>en</strong> van de<br />

m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de fundam<strong>en</strong>tele vrijhed<strong>en</strong>, die door alle lidstat<strong>en</strong> zijn ondertek<strong>en</strong>d; Verdrag nr.<br />

111 van de Internationale Arbeidsorganisatie verbiedt discriminatie op het terrein van<br />

arbeid <strong>en</strong> beroep.<br />

[...]<br />

25. Het verbod op discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> vormt e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>teel elem<strong>en</strong>t<br />

om de in de werkgeleg<strong>en</strong>heidsrichtsnoer<strong>en</strong> gestelde doel<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong> <strong>en</strong> de diversiteit<br />

bij de arbeid te bevorder<strong>en</strong>; niettemin kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in behandeling op grond van<br />

leef<strong>tijd</strong> in <strong>bepaalde</strong> omstandighed<strong>en</strong> gerechtvaardigd zijn <strong>en</strong> derhalve specifieke<br />

bepaling<strong>en</strong> nodig mak<strong>en</strong> die naargelang de situatie in de lidstat<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>;<br />

het is derhalve van ess<strong>en</strong>tieel belang onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in<br />

behandeling die gerechtvaardigd zijn, met name door legitieme doelstelling<strong>en</strong> van het<br />

beleid op het terrein van de werkgeleg<strong>en</strong>heid, de arbeidsmarkt <strong>en</strong> de beroepsopleiding,<br />

<strong>en</strong> discriminatie die verbod<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>.”<br />

4. Volg<strong>en</strong>s artikel 1 van richtlijn 2000/78 heeft deze tot doel met betrekking tot arbeid<br />

<strong>en</strong> beroep e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader te creër<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de bestrijding van discriminatie op grond<br />

van godsdi<strong>en</strong>st of overtuiging, handicap, leef<strong>tijd</strong> of seksuele geaardheid, zodat in de<br />

lidstat<strong>en</strong> het beginsel van gelijke behandeling kan word<strong>en</strong> toegepast.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 95


5. Artikel 2 van de richtlijn luidt:<br />

“1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder het beginsel van gelijke<br />

behandeling verst<strong>aan</strong> de afwezigheid van elke vorm van directe of indirecte discriminatie<br />

op basis van e<strong>en</strong> van de in artikel 1 g<strong>en</strong>oemde grond<strong>en</strong>.<br />

2. Voor de toepassing van lid 1 is er:<br />

a. ‘directe discriminatie’ wanneer iemand ongunstiger wordt behandeld dan e<strong>en</strong> ander in<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbare situatie wordt, is of zou word<strong>en</strong> behandeld op basis van e<strong>en</strong> van de in<br />

artikel 1 g<strong>en</strong>oemde grond<strong>en</strong>;<br />

[...]”<br />

6. Artikel 3, lid 1, van de richtlijn preciseert:<br />

“1. Binn<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de <strong>aan</strong> de Geme<strong>en</strong>schap verle<strong>en</strong>de bevoegdhed<strong>en</strong>, is deze<br />

richtlijn zowel in de overheidssector als in de particuliere sector, met inbegrip van<br />

overheidsinstanties, op alle person<strong>en</strong> van toepassing met betrekking tot:<br />

[...]<br />

c. werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, met inbegrip van ontslag <strong>en</strong> beloning;<br />

[...]”<br />

7. Artikel 6, lid 1, van de richtlijn bepaalt:<br />

“Nietteg<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de artikel 2, lid 2, kunn<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> dat verschill<strong>en</strong> in<br />

behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong> ge<strong>en</strong> discriminatie vorm<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> zij in het kader van<br />

de nationale wetgeving objectief <strong>en</strong> redelijk word<strong>en</strong> gerechtvaardigd door e<strong>en</strong> legitiem<br />

doel, met inbegrip van legitieme doelstelling<strong>en</strong> van het beleid op het terrein van de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, <strong>en</strong> de middel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

bereik<strong>en</strong> van dat doel pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn.<br />

Dergelijke verschill<strong>en</strong> in behandeling kunn<strong>en</strong> onder meer omvatt<strong>en</strong>:<br />

a. het creër<strong>en</strong> van bijzondere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> toegang tot arbeid <strong>en</strong> beroepsopleiding,<br />

van bijzondere arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> -omstandighed<strong>en</strong>, met inbegrip van <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> ontslag <strong>en</strong> beloning <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>, oudere werknemers <strong>en</strong> werknemers met<br />

person<strong>en</strong> t<strong>en</strong> laste, t<strong>en</strong>einde hun opneming in het arbeidsproces te bevorder<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hun<br />

bescherming te verzeker<strong>en</strong>;<br />

b. de vaststelling van minimum<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> met betrekking tot leef<strong>tijd</strong>, beroepservaring<br />

of -anciënniteit in e<strong>en</strong> functie <strong>voor</strong> toegang tot de arbeid of <strong>bepaalde</strong> daar<strong>aan</strong> verbond<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>del<strong>en</strong>;<br />

c. de vaststelling van e<strong>en</strong> maximumleef<strong>tijd</strong> <strong>voor</strong> <strong>aan</strong>werving, gebaseerd op de<br />

opleidingseis<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de betrokk<strong>en</strong> functie of op de noodzaak van e<strong>en</strong> <strong>aan</strong> p<strong>en</strong>sionering<br />

<strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d redelijk <strong>aan</strong>tal arbeidsjar<strong>en</strong>.”<br />

8. Ingevolge artikel 18, eerste alinea, van richtlijn 2000/78 moest<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong> deze<br />

richtlijn uiterlijk op 2 december 2003 uitvoer<strong>en</strong>. In artikel 18, tweede alinea, is echter<br />

bepaald:<br />

“T<strong>en</strong>einde met bijzondere omstandighed<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> nodig beschikk<strong>en</strong> over drie extra jar<strong>en</strong> vanaf 2 december 2003, ofwel e<strong>en</strong> totaal<br />

van maximaal 6 jaar, om de bepaling<strong>en</strong> met betrekking tot discriminatie op grond van<br />

leef<strong>tijd</strong> <strong>en</strong> handicap uit te voer<strong>en</strong>. In dat geval stell<strong>en</strong> zij de Commissie daarvan<br />

onverwijld in k<strong>en</strong>nis [...].”<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 96


9. De Bondsrepubliek Duitsland heeft van deze mogelijkheid gebruikgemaakt <strong>en</strong> moest<br />

de bepaling<strong>en</strong> van richtlijn 2000/78 inzake discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> <strong>en</strong><br />

handicap dus uiterlijk op 2 december 2006 uitvoer<strong>en</strong>.<br />

Nationale regeling<br />

Allgemeines Gleichbehandlungsgesetz<br />

10. De par. 1, 2 <strong>en</strong> 10 van het Allgemeine Gleichbehandlungsgesetz (algem<strong>en</strong>e wet<br />

inzake gelijke behandeling) van 14 augustus 2006 (BGBl. 2006 I. blz. 1897), dat richtlijn<br />

2000/78 in nationaal recht heeft omgezet, luid<strong>en</strong> als volgt:<br />

“Par. 1 – Doel van de wet<br />

Deze wet heeft tot doel elke b<strong>en</strong>adeling op grond van ras of etnische afstamming,<br />

geslacht, godsdi<strong>en</strong>st of overtuiging, handicap, leef<strong>tijd</strong> of seksuele geaardheid te<br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> of weg te werk<strong>en</strong>.<br />

Par. 2 – Werkingssfeer<br />

[...]<br />

4. Op ontslag<strong>en</strong> zijn uitsluit<strong>en</strong>d de bepaling<strong>en</strong> inzake algem<strong>en</strong>e <strong>en</strong> bijzondere<br />

ontslagbescherming van toepassing.<br />

[...]<br />

Par. 10 – Toelaatbare verschill<strong>en</strong> in behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong><br />

Nietteg<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de par. 8 is e<strong>en</strong> verschil in behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong> toelaatbaar<br />

indi<strong>en</strong> het objectief <strong>en</strong> redelijk wordt gerechtvaardigd door e<strong>en</strong> legitiem doel. De <strong>voor</strong> het<br />

bereik<strong>en</strong> van dat doel <strong>aan</strong>gew<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn.<br />

Dergelijke verschill<strong>en</strong> in behandeling kunn<strong>en</strong> onder meer omvatt<strong>en</strong>:<br />

1. het creër<strong>en</strong> van bijzondere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> toegang tot arbeid <strong>en</strong> beroepsopleiding,<br />

van bijzondere arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> -omstandighed<strong>en</strong>, met inbegrip van <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> ontslag <strong>en</strong> beloning <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>, oudere werknemers <strong>en</strong> werknemers met<br />

person<strong>en</strong> t<strong>en</strong> laste, t<strong>en</strong>einde hun opneming in het arbeidsproces te bevorder<strong>en</strong> of hun<br />

bescherming te verzeker<strong>en</strong>;<br />

[...]”<br />

Regeling inzake opzegtermijn<strong>en</strong><br />

11. Par. 622 van het Bürgerliches Gesetzbuch (Duits burgerlijk wetboek; hierna: “BGB”),<br />

met als opschrift “Opzegtermijn<strong>en</strong> in arbeidsverhouding<strong>en</strong>”, luidt:<br />

“1. De arbeidsverhouding van e<strong>en</strong> werknemer kan word<strong>en</strong> opgezegd met inachtneming<br />

van e<strong>en</strong> termijn van vier wek<strong>en</strong> ing<strong>aan</strong>de op de 15e dag of <strong>aan</strong> het eind van e<strong>en</strong><br />

kal<strong>en</strong>derm<strong>aan</strong>d.<br />

2. In geval van ontslag door de werkgever bedraagt de opzegtermijn, indi<strong>en</strong> de<br />

arbeidsverhouding in het bedrijf of de onderneming:<br />

– twee jaar geduurd heeft, één m<strong>aan</strong>d ing<strong>aan</strong>de <strong>aan</strong> het eind van e<strong>en</strong> kal<strong>en</strong>derm<strong>aan</strong>d;<br />

– vijf jaar geduurd heeft, twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ing<strong>aan</strong>de <strong>aan</strong> het eind van e<strong>en</strong> kal<strong>en</strong>derm<strong>aan</strong>d;<br />

– acht jaar geduurd heeft, drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ing<strong>aan</strong>de <strong>aan</strong> het eind van e<strong>en</strong> kal<strong>en</strong>derm<strong>aan</strong>d;<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 97


– ti<strong>en</strong> jaar geduurd heeft, vier m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ing<strong>aan</strong>de <strong>aan</strong> het eind van e<strong>en</strong> kal<strong>en</strong>derm<strong>aan</strong>d;<br />

– twaalf jaar geduurd heeft, vijf m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ing<strong>aan</strong>de <strong>aan</strong> het eind van e<strong>en</strong><br />

kal<strong>en</strong>derm<strong>aan</strong>d;<br />

– vijfti<strong>en</strong> jaar geduurd heeft, zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ing<strong>aan</strong>de <strong>aan</strong> het eind van e<strong>en</strong><br />

kal<strong>en</strong>derm<strong>aan</strong>d;<br />

– twintig jaar geduurd heeft, zev<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ing<strong>aan</strong>de <strong>aan</strong> het eind van e<strong>en</strong><br />

kal<strong>en</strong>derm<strong>aan</strong>d.<br />

Bij de berek<strong>en</strong>ing van de duur van de arbeid word<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vakk<strong>en</strong> van arbeid die de<br />

werknemer vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar heeft vervuld, niet meegeteld.”<br />

Hoofdgeding <strong>en</strong> prejudiciële vrag<strong>en</strong><br />

12. Kücükdeveci is gebor<strong>en</strong> op 12 februari 1978. Zij was sinds 4 juni 1996, dat wil<br />

zegg<strong>en</strong> vanaf de leef<strong>tijd</strong> van 18 jaar, werkzaam bij Swedex.<br />

13. Swedex heeft deze werkneemster bij brief van 19 december 2006, met inachtneming<br />

van de wettelijke opzegtermijn, per 31 januari 2007 ontslag<strong>en</strong>. De werkgever berek<strong>en</strong>de<br />

de opzegtermijn alsof de werkneemster 3 jaar anciënniteit had, terwijl zij al ti<strong>en</strong> jaar<br />

<strong>voor</strong> de onderneming had gewerkt.<br />

14. Kücükdeveci is teg<strong>en</strong> haar ontslag opgekom<strong>en</strong> bij het Arbeitsgericht<br />

Mönch<strong>en</strong>gladbach. Voor deze rechter heeft zij betoogd dat de opzegtermijn<br />

overe<strong>en</strong>komstig par. 622, lid 2, eerste alinea, punt 4, BGB minst<strong>en</strong>s vier m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> had<br />

moet<strong>en</strong> bedrag<strong>en</strong> vanaf 31 december 2006, zodat haar ontslag pas na 30 april 2007 kon<br />

ing<strong>aan</strong>. Deze opzegtermijn geldt <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stbetrekking van ti<strong>en</strong> jaar. Het geschil in<br />

het hoofdgeding betreft dus twee particulier<strong>en</strong>, namelijk Kücükdeveci <strong>en</strong> Swedex.<br />

15. Kücükdeveci stelt dat par. 622, lid 2, tweede alinea, BGB, dat bepaalt dat <strong>tijd</strong>vakk<strong>en</strong><br />

van arbeid die vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar zijn vervuld niet in<br />

<strong>aan</strong>merking word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de berek<strong>en</strong>ing van de opzegtermijn, e<strong>en</strong> met het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht strijdige discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> uitmaakt, zodat deze<br />

bepaling buit<strong>en</strong> beschouwing moet blijv<strong>en</strong>.<br />

16. Het Landesarbeitsgericht Düsseldorf heeft in hoger beroep vastgesteld dat de termijn<br />

<strong>voor</strong> uitvoering van richtlijn 2000/78 op het <strong>tijd</strong>stip van het ontslag was verstrek<strong>en</strong>. Dit<br />

gerecht oordeelde ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s dat par. 622 BGB e<strong>en</strong> verschil in behandeling bevat dat<br />

rechtstreeks te mak<strong>en</strong> heeft met de leef<strong>tijd</strong>. Die rechter twijfelt niet zozeer <strong>aan</strong> de<br />

grondwettigheid van die bepaling, maar wel <strong>aan</strong> de overe<strong>en</strong>stemming met het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht. Hij vraagt zich in dit verband af of het ev<strong>en</strong>tuele best<strong>aan</strong> van e<strong>en</strong><br />

directe discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> moet word<strong>en</strong> getoetst <strong>aan</strong> het primaire<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht, zoals het arrest van 22 november 2005, Mangold (C-144/04,<br />

Jurispr. blz. I-9981) lijkt te suggerer<strong>en</strong>, dan wel <strong>aan</strong> richtlijn 2000/78. Hij beklemtoont<br />

dat de betrokk<strong>en</strong> nationale bepaling duidelijk is <strong>en</strong> in <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d geval niet<br />

richtlijnconform kan word<strong>en</strong> uitgelegd, <strong>en</strong> hij vraagt zich ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s af of hij, <strong>voor</strong>aleer te<br />

besliss<strong>en</strong> om die bepaling in e<strong>en</strong> geding tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> beschouwing te lat<strong>en</strong>,<br />

het Hof ter bescherming van het gewettigd vertrouw<strong>en</strong> van de justitiabel<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>s<br />

artikel 234 EG e<strong>en</strong> prejudiciële vraag moet stell<strong>en</strong>, zodat het Hof de strijdigheid van die<br />

bepaling met het geme<strong>en</strong>schapsrecht kan bevestig<strong>en</strong>.<br />

17. Daarom heeft het Landesarbeitsgericht Düsseldorf de behandeling van de zaak<br />

geschorst <strong>en</strong> het Hof de volg<strong>en</strong>de prejudiciële vrag<strong>en</strong> gesteld:<br />

“1.a. Sch<strong>en</strong>dt e<strong>en</strong> nationale wettelijke regeling die de door de werkgever bij ontslag in<br />

acht te nem<strong>en</strong> opzegtermijn trapsgewijs verl<strong>en</strong>gt naargelang van de duur van het<br />

di<strong>en</strong>stverband, doch die di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> die vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar zijn<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 98


vervuld, niet meetelt, het geme<strong>en</strong>schapsrechtelijke verbod van discriminatie op grond<br />

van leef<strong>tijd</strong>, in het bijzonder het primaire EG-recht of richtlijn 2000/78 [...]?<br />

b. Kan de omstandigheid dat de werkgever bij het ontslag van jongere werknemers<br />

slechts e<strong>en</strong> basisopzegtermijn in acht hoeft te nem<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> gerechtvaardigd door het<br />

feit dat wordt erk<strong>en</strong>d dat de werkgever e<strong>en</strong> bedrijfseconomisch belang bij e<strong>en</strong> flexibel<br />

personeelsbeheer heeft – hetge<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong> ondermijnd door langere opzegtermijn<strong>en</strong> –<br />

<strong>en</strong> dat jongere werknemers niet de (door langere opzegtermijn<strong>en</strong> <strong>aan</strong> oudere<br />

werknemers gewaarborgde) bescherming van verworv<strong>en</strong> recht<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

omdat zij op grond van hun leef<strong>tijd</strong> <strong>en</strong>/of geringere sociale, gezins- <strong>en</strong><br />

privéverplichting<strong>en</strong> geacht word<strong>en</strong> beroepsmatig <strong>en</strong> persoonlijk over e<strong>en</strong> grotere<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> mobiliteit te beschikk<strong>en</strong>?<br />

2. Indi<strong>en</strong> de eerste vraag, sub a, bevestig<strong>en</strong>d <strong>en</strong> de eerste vraag, sub b, ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>d<br />

word<strong>en</strong> beantwoord:<br />

Moet de rechterlijke instantie van e<strong>en</strong> lidstaat in e<strong>en</strong> geding tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong> de<br />

uitdrukkelijk met het geme<strong>en</strong>schapsrecht strijdige wettelijke regeling dan buit<strong>en</strong><br />

beschouwing lat<strong>en</strong>? Of moet op zodanige wijze rek<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met het<br />

vertrouw<strong>en</strong> van de justitiabel<strong>en</strong> in de toepassing van geld<strong>en</strong>de nationale wett<strong>en</strong>, dat pas<br />

sprake is van niet-toepasselijkheid nadat het Hof van Justitie uitspraak heeft ged<strong>aan</strong> over<br />

de litigieuze of e<strong>en</strong> in wez<strong>en</strong> daarmee vergelijkbare regeling?”<br />

Beantwoording van de prejudiciële vrag<strong>en</strong><br />

Eerste vraag<br />

18. Met de eerste vraag w<strong>en</strong>st de verwijz<strong>en</strong>de rechter in wez<strong>en</strong> te vernem<strong>en</strong> of e<strong>en</strong><br />

nationale regeling als die in het hoofdgeding, die bepaalt dat <strong>tijd</strong>vakk<strong>en</strong> van arbeid die<br />

e<strong>en</strong> werknemer vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar heeft vervuld niet in<br />

<strong>aan</strong>merking word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de berek<strong>en</strong>ing van de duur van de opzegtermijn, e<strong>en</strong><br />

geme<strong>en</strong>schapsrechtelijk verbod<strong>en</strong> verschil in behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong>, met<br />

name op grond van het primaire recht of van richtlijn 2000/78 vormt. Hij vraagt zich in<br />

het bijzonder af of e<strong>en</strong> dergelijke regeling haar rechtvaardiging hierin vindt dat <strong>voor</strong><br />

jongere werknemers slechts e<strong>en</strong> basisopzegtermijn hoeft te geld<strong>en</strong>, <strong>en</strong>erzijds om de<br />

werkgevers de mogelijkheid te gev<strong>en</strong> hun personeel flexibel te beher<strong>en</strong>, wat bij langere<br />

opzegtermijn<strong>en</strong> niet mogelijk zou zijn, <strong>en</strong> anderzijds omdat van jonge werknemers<br />

redelijkerwijs e<strong>en</strong> grotere persoonlijke <strong>en</strong> professionele mobiliteit kan word<strong>en</strong> verlangd<br />

dan van oudere werknemers.<br />

19. Om die vraag te kunn<strong>en</strong> beantwoord<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t, zoals de verwijz<strong>en</strong>de rechter heeft<br />

gevraagd, <strong>voor</strong>af te word<strong>en</strong> uitgemaakt of die vraag moet word<strong>en</strong> getoetst <strong>aan</strong> het<br />

primaire geme<strong>en</strong>schapsrecht dan wel <strong>aan</strong> richtlijn 2000/78.<br />

20. Di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de zij er t<strong>en</strong> eerste <strong>aan</strong> herinnerd dat de Raad van de Europese Unie,<br />

op grond van artikel 13 EG, richtlijn 2000/78 heeft vastgesteld, waaromtr<strong>en</strong>t het Hof<br />

heeft geoordeeld dat niet in die richtlijn zelf het beginsel is neergelegd van de gelijke<br />

behandeling in arbeid <strong>en</strong> beroep, dat zijn oorsprong vindt in diverse internationale<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>schappelijke constitutionele tradities van de lidstat<strong>en</strong>, maar<br />

dat de richtlijn <strong>en</strong>kel beoogt inzake die materies e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader te creër<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

bestrijding van discriminatie op grond van diverse red<strong>en</strong><strong>en</strong>, waaronder de leef<strong>tijd</strong> (zie<br />

arrest Mangold, reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 74).<br />

21. In die context heeft het Hof het best<strong>aan</strong> erk<strong>en</strong>d van e<strong>en</strong> beginsel van nondiscriminatie<br />

op grond van leef<strong>tijd</strong> dat als e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> beginsel van<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht moet word<strong>en</strong> beschouwd (zie arrest Mangold, reeds <strong>aan</strong>gehaald,<br />

punt 75). Richtlijn 2000/78 concretiseert dat beginsel (zie, naar analogie, arrest van 8<br />

april 1976, Defr<strong>en</strong>ne, 43/75, Jurispr. blz. 455, punt 54).<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 99


22. Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s moet erop word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> dat artikel 6, lid 1, VEU bepaalt dat het<br />

Handvest van de grondrecht<strong>en</strong> van de Europese Unie dezelfde juridische waarde als de<br />

Verdrag<strong>en</strong> heeft. Artikel 21, lid 1, van dat Handvest bepaalt dat elke discriminatie, met<br />

name op grond van leef<strong>tijd</strong>, verbod<strong>en</strong> is.<br />

23. Het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> geldt in e<strong>en</strong> situatie als in<br />

het hoofdgeding alle<strong>en</strong> als die situatie binn<strong>en</strong> de werkingssfeer van het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht valt.<br />

24. Anders dan in de zaak die leidde tot het arrest van 23 september 2008, Bartsch (C-<br />

427/06, Jurispr. blz. I-7245), deed de gestelde discriminer<strong>en</strong>de handelswijze in het<br />

hoofdgeding op grond van de <strong>aan</strong> de orde zijnde nationale regeling zich <strong>voor</strong> na het<br />

verstrijk<strong>en</strong> van de termijn <strong>voor</strong> de omzetting door de betrokk<strong>en</strong> lidstaat van richtlijn<br />

2000/78, wat de Bondsrepubliek Duitsland betreft, op 2 december 2006.<br />

25. Vanaf die datum had de richtlijn tot gevolg dat de in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde<br />

zijnde nationale regeling, die e<strong>en</strong> materie behandelt die onder diezelfde richtlijn valt, in<br />

casu de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag, binn<strong>en</strong> de werkingssfeer van het geme<strong>en</strong>schapsrecht<br />

valt.<br />

26. E<strong>en</strong> nationale bepaling namelijk als par. 622, lid 2, tweede alinea, BGB, die bepaalt<br />

dat de <strong>tijd</strong>vakk<strong>en</strong> van arbeid die e<strong>en</strong> werknemer vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25<br />

jaar heeft vervuld niet in <strong>aan</strong>merking word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de berek<strong>en</strong>ing van de<br />

opzegtermijn, betreft immers de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag van de werknemers. E<strong>en</strong><br />

dergelijke regeling moet bijgevolg geacht word<strong>en</strong> regels in te voer<strong>en</strong> inzake de<br />

ontslag<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>.<br />

27. Bijgevolg moet op basis van het algem<strong>en</strong>e beginsel van het geme<strong>en</strong>schapsrecht dat<br />

elke discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> verbiedt, zoals nader uitgewerkt in richtlijn<br />

2000/78, word<strong>en</strong> nageg<strong>aan</strong> of het geme<strong>en</strong>schapsrecht zich verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale<br />

regeling als die welke in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde is.<br />

28. Wat t<strong>en</strong> tweede de vraag betreft of de in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde zijnde<br />

regeling e<strong>en</strong> verschil in behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong> behelst, di<strong>en</strong>t er<strong>aan</strong> te word<strong>en</strong><br />

herinnerd dat volg<strong>en</strong>s artikel 2, lid 1, van richtlijn 2000/78 <strong>voor</strong> de toepassing van deze<br />

richtlijn onder het “beginsel van gelijke behandeling” wordt verst<strong>aan</strong>, de afwezigheid van<br />

elke vorm van directe of indirecte discriminatie op basis van e<strong>en</strong> van de in artikel 1 van<br />

deze richtlijn g<strong>en</strong>oemde grond<strong>en</strong>. Artikel 2, lid 2, sub a, van de richtlijn preciseert dat er<br />

<strong>voor</strong> de toepassing van lid 1 van dit artikel sprake is van directe discriminatie wanneer<br />

iemand op basis van e<strong>en</strong> van de in artikel 1 van de richtlijn g<strong>en</strong>oemde grond<strong>en</strong><br />

ongunstiger wordt behandeld dan e<strong>en</strong> ander in e<strong>en</strong> vergelijkbare situatie (zie arrest<strong>en</strong><br />

van 16 oktober 2007, Palacios de la Villa, C-411/05, Jurispr. blz. I-8531, punt 50, <strong>en</strong> 5<br />

maart 2009, Age Concern England, C-388/07, Jurispr. blz. I-00000, punt 33).<br />

29. In casu word<strong>en</strong> werknemers die nog ge<strong>en</strong> 25 jaar oud war<strong>en</strong> to<strong>en</strong> zij in di<strong>en</strong>st van<br />

de werkgever trad<strong>en</strong>, op grond van par. 622, lid 2, tweede alinea, BGB ongunstiger<br />

behandeld. Deze nationale regeling levert dus e<strong>en</strong> verschil in behandeling op tuss<strong>en</strong><br />

person<strong>en</strong> met dezelfde anciënniteit naar gelang van de leef<strong>tijd</strong> waarop zij in di<strong>en</strong>st trad<strong>en</strong><br />

van de onderneming.<br />

30. Van twee werknemers met beide twintig jaar anciënniteit, heeft de werknemer die<br />

op achtti<strong>en</strong>jarige leef<strong>tijd</strong> in di<strong>en</strong>st van de onderneming trad, dus recht op e<strong>en</strong><br />

opzegtermijn van vijf m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, terwijl de werknemer die vijf<strong>en</strong>twintig was bij zijn<br />

indi<strong>en</strong>sttreding, recht zal hebb<strong>en</strong> op zev<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Zoals de advocaat-g<strong>en</strong>eraal in punt<br />

36 van zijn conclusie heeft vastgesteld, word<strong>en</strong> jongere werknemers door de betrokk<strong>en</strong><br />

nationale regeling bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeeld t<strong>en</strong> opzichte van oudere werknemers,<br />

<strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> zij, zoals blijkt uit de situatie van verzoekster in het hoofdgeding, ondanks<br />

meerdere jar<strong>en</strong> anciënniteit bij de onderneming kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong> van de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 100


trapsgewijze verl<strong>en</strong>ging van de opzegtermijn<strong>en</strong> naarmate meer <strong>tijd</strong> in de onderneming<br />

werd doorgebracht, terwijl oudere werknemers met e<strong>en</strong> vergelijkbare anciënniteit daar<br />

wel kunn<strong>en</strong> van g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>.<br />

31. De betrokk<strong>en</strong> nationale regeling bevat dus e<strong>en</strong> verschil in behandeling op grond van<br />

het criterium leef<strong>tijd</strong>.<br />

32. T<strong>en</strong> derde di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> nageg<strong>aan</strong> of dit verschil in behandeling e<strong>en</strong> door het<br />

beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong>, dat werd geconcretiseerd door<br />

richtlijn 2000/78, verbod<strong>en</strong> discriminatie kan uitmak<strong>en</strong>.<br />

33. Volg<strong>en</strong>s artikel 6, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2000/78 vormt e<strong>en</strong> verschil in<br />

behandeling op grond van leef<strong>tijd</strong> ge<strong>en</strong> discriminatie indi<strong>en</strong> het in het kader van de<br />

nationale wetgeving objectief <strong>en</strong> redelijk wordt gerechtvaardigd door e<strong>en</strong> legitiem doel,<br />

met inbegrip van legitieme doelstelling<strong>en</strong> van het beleid op het terrein van de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, <strong>en</strong> de middel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

bereik<strong>en</strong> van dat doel pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn.<br />

34. Uit de door de verwijz<strong>en</strong>de rechter verstrekte gegev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de toelichting van de<br />

Duitse regering ter terechtzitting blijkt dat par. 622 BGB teruggaat op e<strong>en</strong> wet van 1926.<br />

De vastlegging van de leef<strong>tijd</strong>sgr<strong>en</strong>s van 25 jaar in die wet was het resultaat van e<strong>en</strong><br />

compromis tuss<strong>en</strong> in de eerste plaats de to<strong>en</strong>malige regering die de opzegtermijn <strong>voor</strong><br />

werknemers van meer dan 40 jaar uniform met drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> wilde verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, in de<br />

tweede plaats de <strong>voor</strong>standers van e<strong>en</strong> trapsgewijze verl<strong>en</strong>ging van die opzegtermijn<br />

<strong>voor</strong> alle werknemers, <strong>en</strong> in de derde plaats de <strong>voor</strong>standers van e<strong>en</strong> trapsgewijze<br />

verl<strong>en</strong>ging van de opzegtermijn, maar zonder het <strong>aan</strong>tal di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> in <strong>aan</strong>merking te<br />

nem<strong>en</strong>, waarbij die regeling beoogt de werkgevers gedeeltelijk te lat<strong>en</strong> ontsnapp<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />

de langere opzegtermijn<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemers die jonger zijn dan 25 jaar.<br />

35. Par. 622, lid 2, tweede alinea, BGB weerspiegelt volg<strong>en</strong>s de verwijz<strong>en</strong>de rechter de<br />

inschatting van de wetgever dat jongere werknemers doorg<strong>aan</strong>s met minder moeite <strong>en</strong><br />

sneller erin slag<strong>en</strong> om op het verlies van hun arbeidsplaats te reager<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat van h<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> grotere flexibiliteit mag word<strong>en</strong> verwacht. T<strong>en</strong> slotte word<strong>en</strong> jongere werknemers<br />

sneller in di<strong>en</strong>st g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> als <strong>voor</strong> h<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kortere opzegtermijn geldt <strong>en</strong> verhoogt e<strong>en</strong><br />

kortere opzegtermijn de flexibiliteit op het gebied van het personeelsbeheer.<br />

36. De door de Duitse regering <strong>en</strong> de verwijz<strong>en</strong>de rechter g<strong>en</strong>oemde doelstelling<strong>en</strong><br />

vall<strong>en</strong> dus onder e<strong>en</strong> beleid op het terrein van werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> de arbeidsmarkt in de<br />

zin van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78.<br />

37. Volg<strong>en</strong>s die bepaling moet nog word<strong>en</strong> nageg<strong>aan</strong> of de ter bereiking van e<strong>en</strong><br />

dergelijke legitieme doelstelling gebruikte middel<strong>en</strong> “pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk” zijn.<br />

38. Di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de beschikk<strong>en</strong> de lidstat<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> ruime beoordelingsvrijheid bij de<br />

keuze van de maatregel<strong>en</strong> die geschikt zijn ter verwez<strong>en</strong>lijking van hun doelstelling<strong>en</strong> op<br />

het gebied van sociaal beleid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsbeleid (zie reeds <strong>aan</strong>gehaalde arrest<strong>en</strong><br />

Mangold, punt 63, <strong>en</strong> Palacios de la Villa, punt 68).<br />

39. De verwijz<strong>en</strong>de rechter geeft <strong>aan</strong> dat met de in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde zijnde<br />

nationale regeling wordt beoogd de werkgever meer flexibiliteit bij het personeelsbeheer<br />

te gev<strong>en</strong> door de last<strong>en</strong> van die werkgever te verlag<strong>en</strong> bij ontslag van jonge werknemers<br />

waarvan redelijkerwijs e<strong>en</strong> grotere persoonlijke <strong>en</strong> professionele mobiliteit mag word<strong>en</strong><br />

verwacht.<br />

40. Die regeling is echter niet pass<strong>en</strong>d ter verwez<strong>en</strong>lijking van die doelstelling <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong><br />

zij geldt <strong>voor</strong> alle werknemers die vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar in di<strong>en</strong>st<br />

trad<strong>en</strong> van de onderneming, ongeacht hun leef<strong>tijd</strong> op het <strong>tijd</strong>stip van ontslag.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 101


41. Aang<strong>aan</strong>de het door de Duitse regering in herinnering gebrachte doel van de<br />

wetgever bij de vaststelling van de in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde zijnde nationale<br />

regeling, namelijk de werknemers meer bescherming te bied<strong>en</strong> naar gelang van de duur<br />

van de tewerkstelling bij de onderneming, blijkt dat ingevolge die regeling de verl<strong>en</strong>ging<br />

van de opzegtermijn naar gelang van de anciënniteit van de werknemer niet geldt <strong>voor</strong><br />

werknemers die vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar in di<strong>en</strong>st trad<strong>en</strong> van de<br />

onderneming, ook niet wanneer die werknemer er bij zijn ontslag e<strong>en</strong> groot <strong>aan</strong>tal<br />

arbeidsjar<strong>en</strong> bij die onderneming heeft opzitt<strong>en</strong>. Die regeling kan dus niet geschikt<br />

word<strong>en</strong> geacht om de <strong>aan</strong>gevoerde doelstelling te bereik<strong>en</strong>.<br />

42. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> treft de in het hoofdgeding <strong>aan</strong> de orde zijnde nationale regeling, zoals de<br />

verwijz<strong>en</strong>de rechter in herinnering br<strong>en</strong>gt, de jonge werknemers op ongelijke wijze,<br />

<strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> zij jonger<strong>en</strong> treft die op jonge leef<strong>tijd</strong> zonder of slechts na e<strong>en</strong> korte<br />

beroepsopleiding g<strong>aan</strong> werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet jonger<strong>en</strong> die pas na e<strong>en</strong> langere opleiding <strong>aan</strong> de<br />

slag g<strong>aan</strong>.<br />

43. Bijgevolg moet op de eerste vraag word<strong>en</strong> geantwoord dat het geme<strong>en</strong>schapsrecht,<br />

<strong>en</strong> in het bijzonder het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong>, zoals<br />

geconcretiseerd door richtlijn 2000/78, aldus moet word<strong>en</strong> uitgelegd dat het zich verzet<br />

teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale regeling als in het hoofdgeding die bepaalt dat <strong>tijd</strong>vakk<strong>en</strong> van arbeid<br />

die e<strong>en</strong> werknemer vóór het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar heeft vervuld, niet in<br />

<strong>aan</strong>merking word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de berek<strong>en</strong>ing van de opzegtermijn.<br />

Tweede vraag<br />

44. Met de tweede vraag w<strong>en</strong>st de verwijz<strong>en</strong>de rechter in wez<strong>en</strong> te vernem<strong>en</strong> of hij, in<br />

e<strong>en</strong> geding tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> nationale regeling die hij strijdig acht met het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht eerst dan buit<strong>en</strong> beschouwing kan lat<strong>en</strong> nadat hij het Hof ter<br />

bescherming van het gewettigd vertrouw<strong>en</strong> van de justitiabel<strong>en</strong> kracht<strong>en</strong>s artikel 267<br />

VWEU e<strong>en</strong> prejudiciële vraag heeft gesteld <strong>en</strong> het Hof de onver<strong>en</strong>igbaarheid van die<br />

regeling met het geme<strong>en</strong>schapsrecht heeft vastgesteld.<br />

45. Aang<strong>aan</strong>de t<strong>en</strong> eerste de rol van de nationale rechter bij de beslechting van e<strong>en</strong><br />

geschil tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong> waarbij blijkt dat de betrokk<strong>en</strong> nationale regeling strijdig is<br />

met het geme<strong>en</strong>schapsrecht, heeft het Hof geoordeeld dat het <strong>aan</strong> de nationale<br />

rechterlijke instanties staat om de <strong>voor</strong> de justitiabel<strong>en</strong> uit het geme<strong>en</strong>schapsrecht<br />

<strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>de rechtsbescherming te verzeker<strong>en</strong> <strong>en</strong> de volle werking ervan te<br />

waarborg<strong>en</strong> (zie arrest<strong>en</strong> van 5 oktober 2004, Pfeiffer e.a., C-397/01-C-403/01, Jurispr.<br />

blz. I-8835, punt 111, <strong>en</strong> 15 april 2008, Impact, C-268/06, Jurispr. blz. I-2483, punt 42).<br />

46. Inzake geding<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong> is het vaste rechtspraak van het Hof dat e<strong>en</strong><br />

richtlijn uit zichzelf <strong>aan</strong> particulier<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong> kan oplegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

bepaling van e<strong>en</strong> richtlijn als zodanig niet teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> particulier kan word<strong>en</strong><br />

ingeroep<strong>en</strong> (zie met name arrest<strong>en</strong> van 26 februari 1986, Marshall, 152/84, Jurispr. blz.<br />

723, punt 48; 14 juli 1994, Faccini Dori, C-91/92, Jurispr. blz. I-3325, punt 20, <strong>en</strong> arrest<br />

Pfeiffer e.a., reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 108).<br />

47. De uit e<strong>en</strong> richtlijn <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>de verplichting van de lidstat<strong>en</strong> om het ermee<br />

beoogde doel te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>, alsook de op h<strong>en</strong> rust<strong>en</strong>de verplichting om alle<br />

algem<strong>en</strong>e of bijzondere maatregel<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong> die geschikt zijn om de nakoming van die<br />

verplichting te verzeker<strong>en</strong>, geld<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wel <strong>voor</strong> alle autoriteit<strong>en</strong> van de lidstat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus,<br />

binn<strong>en</strong> het kader van hun bevoegdhed<strong>en</strong>, ook <strong>voor</strong> de rechterlijke instanties (zie met<br />

name in die zin arrest<strong>en</strong> van 10 april 1984, von Colson <strong>en</strong> Kamann, 14/83, Jurispr. blz.<br />

1891, punt 26; 13 november 1990, Marleasing, C-106/89, Jurispr. blz. I-4135, punt 8;<br />

arrest Faccini Dori, reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 26; 18 december 1997, arrest Inter-<br />

Environnem<strong>en</strong>t Wallonie, C-129/96, Jurispr. blz. I-7411, punt 40; arrest Pfeiffer e.a.,<br />

reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 110, <strong>en</strong> arrest 23 april 2009, Angelidaki e.a., C-378/07-C-<br />

380/07, Jurispr. blz. I-00000, punt 106).<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 102


48. Derhalve moet de nationale rechter bij de toepassing van het nationale recht dit<br />

zoveel mogelijk uitlegg<strong>en</strong> in het licht van de bewoording<strong>en</strong> <strong>en</strong> het doel van die richtlijn,<br />

t<strong>en</strong>einde het met de richtlijn beoogde resultaat te bereik<strong>en</strong> <strong>en</strong> aldus <strong>aan</strong> artikel 288,<br />

derde alinea, VWEU te voldo<strong>en</strong> (zie in die zin de reeds <strong>aan</strong>gehaalde arrest<strong>en</strong> von Colson<br />

<strong>en</strong> Kamann, punt 26; Marleasing, punt 8; Faccini Dori, punt 26, alsook Pfeiffer e.a., punt<br />

113). Het vereiste van e<strong>en</strong> richtlijnconforme uitlegging van het nationale recht is<br />

inher<strong>en</strong>t <strong>aan</strong> het systeem van het Verdrag, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> het de nationale rechter in staat<br />

stelt binn<strong>en</strong> het kader van zijn bevoegdhed<strong>en</strong> de volle werking van het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht bij de beslechting van het bij hem <strong>aan</strong>hangige geschil te verzeker<strong>en</strong><br />

(zie arrest Pfeiffer e.a., reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 114).<br />

49. De verwijz<strong>en</strong>de rechter me<strong>en</strong>t echter dat par. 622, lid 2, tweede alinea, BGB, gelet<br />

op de duidelijkheid <strong>en</strong> de precisie ervan, niet conform richtlijn 2000/78 kan word<strong>en</strong><br />

uitgelegd.<br />

50. Di<strong>en</strong><strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de moet er<strong>aan</strong> word<strong>en</strong> herinnerd, zoals werd uite<strong>en</strong>gezet in punt 20<br />

van het onderhavige arrest, dat richtlijn 2000/78 het beginsel van gelijke behandeling in<br />

arbeid <strong>en</strong> beroep slechts concretiseert, zonder dat dit beginsel in de richtlijn verankerd is,<br />

<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> dat het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong><br />

beginsel van geme<strong>en</strong>schapsrecht is <strong>voor</strong> zover het e<strong>en</strong> bijzondere toepassing is van het<br />

algem<strong>en</strong>e beginsel van gelijke behandeling (zie arrest Mangold, reeds <strong>aan</strong>gehaald,<br />

punt<strong>en</strong> 74 tot <strong>en</strong> met 76).<br />

51. In deze omstandighed<strong>en</strong> moet de nationale rechter <strong>aan</strong> wie e<strong>en</strong> geschil is <strong>voor</strong>gelegd<br />

waarbij het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong>, zoals geconcretiseerd in<br />

richtlijn 2000/78, <strong>aan</strong> de orde is, in het kader van zijn bevoegdhed<strong>en</strong> de <strong>voor</strong> de<br />

justitiabel<strong>en</strong> uit het geme<strong>en</strong>schapsrecht <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>de rechtsbescherming verzeker<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de volle werking daarvan waarborg<strong>en</strong>, waarbij hij indi<strong>en</strong> nodig elke met dit beginsel<br />

strijdige nationale regeling buit<strong>en</strong> beschouwing moet lat<strong>en</strong> (zie in die zin arrest Mangold,<br />

reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 77).<br />

52. Aang<strong>aan</strong>de t<strong>en</strong> tweede de verplichting <strong>voor</strong> de nationale rechter <strong>aan</strong> wie e<strong>en</strong> geschil<br />

tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong> werd <strong>voor</strong>gelegd, om <strong>voor</strong>aleer te besliss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale bepaling<br />

die hij strijdig acht met het geme<strong>en</strong>schapsrecht buit<strong>en</strong> beschouwing te lat<strong>en</strong>, het Hof om<br />

e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing inzake de uitlegging van het geme<strong>en</strong>schapsrecht te verzoek<strong>en</strong>,<br />

moet erop word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> dat dit deel van de vraag blijk<strong>en</strong>s de verwijzingsbeslissing<br />

van de nationale rechter werd gesteld omdat de verwijz<strong>en</strong>de rechter op grond van het<br />

nationale recht e<strong>en</strong> van kracht zijnde bepaling van de nationale wettelijke regeling niet<br />

buit<strong>en</strong> beschouwing mag lat<strong>en</strong> zolang het Bundesverfassungsgericht die bepaling niet<br />

ongrondwettig heeft verklaard.<br />

53. De noodzaak de volle werking van het beginsel van non-discriminatie op grond van<br />

leef<strong>tijd</strong>, zoals geconcretiseerd door richtlijn 2000/78, te verzeker<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t dat de<br />

nationale rechter die me<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de werkingssfeer van het geme<strong>en</strong>schapsrecht<br />

vall<strong>en</strong>de nationale bepaling onver<strong>en</strong>igbaar is met dit beginsel van geme<strong>en</strong>schapsrecht <strong>en</strong><br />

niet richtlijnconform kan word<strong>en</strong> uitgelegd, die bepaling buit<strong>en</strong> beschouwing moet lat<strong>en</strong>;<br />

daarbij is hij niet verplicht het Hof <strong>voor</strong>af om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing te verzoek<strong>en</strong>,<br />

maar dit kan hem ev<strong>en</strong>min word<strong>en</strong> verhinderd.<br />

54. De bepaling in het nationale recht dat de nationale rechter e<strong>en</strong> door hem met de<br />

grondwet strijdig geachte nationale bepaling niet buit<strong>en</strong> beschouwing mag lat<strong>en</strong> zolang<br />

het Bundesverfassungsgericht niet de ongrondwettigheid van die bepaling heeft<br />

bevestigd, mag er niet toe leid<strong>en</strong> dat de mogelijkheid die de nationale rechter kracht<strong>en</strong>s<br />

artikel 267, tweede alinea, VWEU heeft om het Hof om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing te<br />

verzoek<strong>en</strong> <strong>voor</strong>aleer e<strong>en</strong> met het geme<strong>en</strong>schapsrecht strijdige bepaling buit<strong>en</strong><br />

beschouwing te lat<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> verplichting wordt. Volg<strong>en</strong>s het beginsel van <strong>voor</strong>rang van het<br />

geme<strong>en</strong>schapsrecht, dat ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s geldt <strong>voor</strong> het beginsel van non-discriminatie op<br />

grond van leef<strong>tijd</strong>, moet namelijk e<strong>en</strong> daarmee strijdige nationale regeling die binn<strong>en</strong> de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 103


werkingssfeer van het geme<strong>en</strong>schapsrecht valt, buit<strong>en</strong> beschouwing blijv<strong>en</strong> (zie in die zin<br />

arrest, Mangold, reeds <strong>aan</strong>gehaald, punt 77).<br />

55. Uit deze overweging<strong>en</strong> volgt dat de nationale rechter <strong>aan</strong> wie e<strong>en</strong> geschil tuss<strong>en</strong><br />

particulier<strong>en</strong> werd <strong>voor</strong>gelegd, niet verplicht is maar de mogelijkheid heeft om het Hof<br />

om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing te verzoek<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de uitlegging van het beginsel van<br />

non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong>, zoals geconcretiseerd door richtlijn 2000/78,<br />

<strong>voor</strong>aleer te besliss<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> bepaling van e<strong>en</strong> nationale regeling die hij met dit beginsel<br />

strijdig acht buit<strong>en</strong> beschouwing te lat<strong>en</strong>. Het facultatieve karakter van deze procedure<br />

staat los van de naar nationaal recht <strong>voor</strong> de nationale rechter geld<strong>en</strong>de modaliteit<strong>en</strong> om<br />

e<strong>en</strong> door die rechter ongrondwettig geachte nationale bepaling buit<strong>en</strong> beschouwing te<br />

lat<strong>en</strong>.<br />

56. Gelet op het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de, di<strong>en</strong>t op de tweede vraag te word<strong>en</strong> geantwoord dat de<br />

nationale rechter <strong>aan</strong> wie e<strong>en</strong> geschil tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong> werd <strong>voor</strong>gelegd, de naleving<br />

moet verzeker<strong>en</strong> van het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong>, zoals<br />

geconcretiseerd in richtlijn 2000/78, <strong>en</strong> daarbij indi<strong>en</strong> nodig elke strijdige bepaling van<br />

de nationale regeling buit<strong>en</strong> beschouwing lat<strong>en</strong>, ongeacht de mogelijkheid waarover hij<br />

beschikt om in de in artikel 267, tweede alinea, VWEU bedoelde gevall<strong>en</strong> het Hof om e<strong>en</strong><br />

prejudiciële beslissing inzake de uitlegging van dit beginsel te verzoek<strong>en</strong>.<br />

Kost<strong>en</strong><br />

57. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> in het hoofdgeding is de procedure als e<strong>en</strong> aldaar<br />

gerez<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>t te beschouw<strong>en</strong>, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kost<strong>en</strong><br />

heeft te besliss<strong>en</strong>. De door ander<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s indi<strong>en</strong>ing van hun opmerking<strong>en</strong> bij het Hof<br />

gemaakte kost<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> niet <strong>voor</strong> vergoeding in <strong>aan</strong>merking.<br />

Het Hof (Grote kamer) verklaart <strong>voor</strong> recht<br />

1. Het geme<strong>en</strong>schapsrecht, <strong>en</strong> in het bijzonder het beginsel van non-discriminatie op<br />

grond van leef<strong>tijd</strong>, zoals geconcretiseerd door richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27<br />

november 2000 tot instelling van e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader <strong>voor</strong> gelijke behandeling in arbeid<br />

<strong>en</strong> beroep, moet aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat het zich verzet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nationale regeling<br />

als die in het hoofdgeding, die bepaalt dat <strong>tijd</strong>vakk<strong>en</strong> van arbeid die e<strong>en</strong> werknemer vóór<br />

het bereik<strong>en</strong> van de leef<strong>tijd</strong> van 25 jaar heeft vervuld, niet in <strong>aan</strong>merking word<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de berek<strong>en</strong>ing van de duur van de opzegtermijn.<br />

2. De nationale rechter <strong>aan</strong> wie e<strong>en</strong> geschil tuss<strong>en</strong> particulier<strong>en</strong> werd <strong>voor</strong>gelegd, moet<br />

de naleving verzeker<strong>en</strong> van het beginsel van non-discriminatie op grond van leef<strong>tijd</strong>,<br />

zoals geconcretiseerd in richtlijn 2000/78, <strong>en</strong> daarbij indi<strong>en</strong> nodig elke strijdige bepaling<br />

van de nationale regeling buit<strong>en</strong> beschouwing lat<strong>en</strong>, ongeacht de mogelijkheid waarover<br />

hij beschikt om in de in artikel 267, tweede alinea, VWEU bedoelde gevall<strong>en</strong> het Hof van<br />

Justitie van de Europese Unie om e<strong>en</strong> prejudiciële beslissing inzake de uitlegging van dit<br />

beginsel te verzoek<strong>en</strong>.<br />

Algeme<strong>en</strong> verbind<strong>en</strong>d verklaring van CAO-bepaling<strong>en</strong><br />

– Metaal & Techniek Isolatiebedrijf Opleidings- <strong>en</strong> Ontwikkelingsfonds 2010/2014, Besl.<br />

13 januari 2010, Stcrt. 823<br />

– Architect<strong>en</strong>bureaus Aanvullingsregeling <strong>en</strong> afwikkeling vrijwillig vervroegd uittred<strong>en</strong><br />

2010, Besl. 25 januari 2010, Stcrt. 1339<br />

– Schilders-, Afwerkings- <strong>en</strong> Glaszetbedrijf in Nederland 2010/2011,<br />

Besl. 25 januari 2010, Stcrt. 1350<br />

– Carrosseriebedrijf 2010/2014 Opleidings- <strong>en</strong> Ontwikkelingsfonds,<br />

Besl. 25 januari 2010, Stcrt. 1340<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 104


– Huisarts in di<strong>en</strong>st bij e<strong>en</strong> huisarts 2010, Besl. 28 januari 2010, Stcrt. 1612<br />

– Vleessector 2010/2011, Besl. 28 januari 2010, Stcrt. 1585<br />

– Handel in Bouwmaterial<strong>en</strong> 2010, Besl. 28 januari 2010, Stcrt. 1610<br />

– Vlakglas, het Glasbewerkings- <strong>en</strong> het Glaz<strong>en</strong>iersbedrijf, Groothandel in, 2010/2011,<br />

1 februari 2010, Stcrt. 1708<br />

– Kartonnage- <strong>en</strong> Flexibele Verpakking<strong>en</strong>bedrijf Fonds Collectieve Belang<strong>en</strong> 2010/2014,<br />

Besl. 2 februari 2010, Stcrt.1773<br />

– Vleeswar<strong>en</strong>industrie 2010, Besl. 1 februari 2010, Stcrt. 1774<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 105


HR 14 juli 2006, JAR 2006,190 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik)<br />

JAR 2006/190 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik)<br />

Hoge Raad<br />

14 juli 2006, C05/089HR; LJN AY3782.<br />

( Mr. Fleers<br />

Mr. Kop<br />

Mr. Numann<br />

Mr. Van Sch<strong>en</strong>del<br />

Mr. Asser )<br />

(Concl. A-G Timmerman )<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel BV te Almere,<br />

eiseres tot cassatie,<br />

advocaat: mr. R.A.A. Duk,<br />

teg<strong>en</strong><br />

Gurbet Isik te H<strong>en</strong>gelo (Ov.),<br />

verweerster in cassatie,<br />

advocaat: mr. E. Grabandt.<br />

Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap na faillissem<strong>en</strong>t, Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

ontst<strong>aan</strong>, Ge<strong>en</strong> matiging loonvordering<br />

[BW Boek 7 - 666; 668a lid 2; 680a]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

De werknemer heeft op basis van twee arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

gewerkt <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> werkgever, die failliet gaat. De curator zegt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

op. De onderneming wordt overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> nieuwe werkgever, bij wie werknemer<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in di<strong>en</strong>st treedt. Zij stelt dat er op basis van art. 7:668 lid 2 BW e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is ontst<strong>aan</strong>.<br />

De nieuwe werkgever betoogt dat deze bepaling toepassing mist in geval van doorstart<br />

na faillissem<strong>en</strong>t, zeker als de curator de arbeidsovere<strong>en</strong>komst heeft opgezegd. Voor het<br />

geval de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet van rechtswege zou zijn geëindigd, verzoekt de<br />

werkgever de loonvordering te matig<strong>en</strong> op basis van art. 7:680a BW. Het hof verwerpt<br />

dit betoog van de werkgever.<br />

De Hoge Raad overweegt het volg<strong>en</strong>de. In art. 7:666 BW wordt art. 7:668a lid 2 BW niet<br />

uitgeslot<strong>en</strong> van toepassing op de overgang van e<strong>en</strong> onderneming indi<strong>en</strong> de werkgever in<br />

staat van faillissem<strong>en</strong>t is verklaard <strong>en</strong> de onderneming tot de boedel behoort. Anders dan<br />

het middel tot uitgangspunt neemt, is toepassing van art. 7:668a lid 2 BW naar tekst <strong>en</strong><br />

strekking van die bepaling niet beperkt tot de in het middel bedoelde gevall<strong>en</strong> waarin,<br />

kort gezegd, opvolging van werkgevers wordt misbruikt bij de hantering van <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Aan de in het tweede lid van art. 7:668a BW <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komstige toepassing van de in het eerste lid <strong>bepaalde</strong> omzetting in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, staat in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige niet in<br />

de weg dat de curator de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van werknemer met de failliete<br />

werkgever regelmatig heeft opgezegd.<br />

Ingevolge art. 7:680a BW is de rechter slechts bevoegd om e<strong>en</strong> vordering tot<br />

doorbetaling van loon te matig<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> deze is gegrond op de vernietigbaarheid van de<br />

opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst (vgl. HR 26 maart 2004, «JAR» 2004/111, r.o.<br />

3.3) of daarmee op e<strong>en</strong> lijn te stell<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong> van het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rechtsgeldige<br />

opzegging (vgl. HR 23 september 2005, «JAR» 2005/252). Anders dan het middel<br />

betoogt, is er ge<strong>en</strong> grond <strong>voor</strong> (overe<strong>en</strong>komstige) toepassing van deze bepaling op e<strong>en</strong><br />

geval als het onderhavige.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 106


eslissing/besluit<br />

» Uitspraak<br />

Hof Arnhem<br />

23 november 2004<br />

(...; red.)<br />

3. De beoordeling van het geschil in hoger beroep<br />

3.1. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel Holding B.V. was ge<strong>en</strong> partij in eerste <strong>aan</strong>leg, terwijl Isik in de<br />

memorie van griev<strong>en</strong> slechts Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel als wederpartij vermeld <strong>en</strong> niet ook<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel Holding B.V. Aldus is Isik in het beroep teg<strong>en</strong> deze laatste v<strong>en</strong>nootschap<br />

niet-ontvankelijk.<br />

3.2. Teg<strong>en</strong> de vaststelling van de feit<strong>en</strong> in het bestred<strong>en</strong> vonnis onder 2 is ge<strong>en</strong> grief<br />

gericht, red<strong>en</strong> waarom het hof van deze feit<strong>en</strong> zal uitg<strong>aan</strong>.<br />

3.3. De griev<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tot strekking de zaak in volle omvang <strong>aan</strong> het oordeel van het<br />

hof <strong>voor</strong> te legg<strong>en</strong>. Derhalve zal het hof deze griev<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk behandel<strong>en</strong>.<br />

3.4. C<strong>en</strong>traal staat de vraag of Isik de bescherming van artikel 7:668a lid 2 BW toekomt.<br />

Vast staat dat de tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> volg<strong>en</strong><br />

op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon B.V. war<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>. Aldus<br />

di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> beoordeeld of Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de door Isik verrichte<br />

arbeid t<strong>en</strong> opzichte van Octagon B.V. redelijkerwijze geacht moet word<strong>en</strong> haar<br />

opvolgster te zijn.<br />

3.5. Vast staat dat Isik <strong>voor</strong> Octagon B.V. laatstelijk werkzaam was als filiaalchef van de<br />

Knaaklandvestiging in Enschede <strong>en</strong> dat (onder meer) deze vestiging door Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

op 20 juli 2001 is overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van de curator van Octagon B.V. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft<br />

(onder meer) deze vestiging <strong>voor</strong>tgezet onder de naam Euroland. Vervolg<strong>en</strong>s heeft zij<br />

met ingang van 23 juli 2001 Isik <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, eindig<strong>en</strong>de op 21 januari 2002,<br />

<strong>aan</strong>getrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het verricht<strong>en</strong> van werkzaamhed<strong>en</strong> in deze vestiging, waarbij<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel de oude arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> die tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon B.V. gold<strong>en</strong><br />

zoveel mogelijk heeft overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voorts is daarbij afgesprok<strong>en</strong> dat Isik vanaf 1<br />

november 2001 <strong>voor</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel werkzaam zal zijn als (plaatsvervang<strong>en</strong>d)<br />

bedrijfsleider. Vervolg<strong>en</strong>s heeft Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel met Isik op 22 januari 2002 e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar geslot<strong>en</strong>, waarbij Isik de functie van<br />

(plaatsvervang<strong>en</strong>d) bedrijfsleider vervult. De werkzaamhed<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> uit het leiding<br />

gev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> afdeling of winkel waarin maximaal vier full timers werkzaam zijn.<br />

Daarmee staat vast dat Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel Isik heeft <strong>aan</strong>getrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het verricht<strong>en</strong> van<br />

dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong> als die welke zij <strong>voor</strong> Octagon B.V. verrichtte <strong>en</strong> dat Isik deze<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> ook daadwerkelijk <strong>voor</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft verricht. Aldus moet<strong>en</strong><br />

(het in faillissem<strong>en</strong>t verker<strong>en</strong>de) Octagon B.V. <strong>en</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de<br />

verrichte arbeid geacht word<strong>en</strong> elkanders opvolger te zijn. De tekst noch de strekking<br />

van artikel 7:668a lid 2 (jo lid 1) BW sluit<strong>en</strong> de toepassing van deze bepaling in het<br />

onderhavige geval uit. Daar<strong>aan</strong> doet niet af dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die word<strong>en</strong><br />

opgevolgd door opzegging door de curator in het faillissem<strong>en</strong>t van de vorige werkgever<br />

zijn beëindigd, noch het feit dat de nieuwe werkgever het desbetreff<strong>en</strong>de<br />

bedrijfsonderdeel van deze vorige werkgever uit de faillissem<strong>en</strong>tsboedel heeft<br />

overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Anders dan ingevolge artikel 7:666 BW het geval is met artikel 7:663 BW,<br />

is van artikel 7:668a BW de toepasselijkheid immers niet uitgeslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het geval van<br />

faillissem<strong>en</strong>t. De toepassing van artikel 7:668a lid 2 BW in het onderhavige geval volgt<br />

ook uit de strekking van de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, waarbij (onder meer) deze<br />

bepaling is ingevoerd <strong>en</strong> die onder andere beoogt meer arbeidsrechtelijke zekerheid te<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 107


ied<strong>en</strong> <strong>aan</strong> werknemers die langdurig op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werkzaam zijn.<br />

3.6. Gelet op hetge<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> is overwog<strong>en</strong> geldt de tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> met ingang van 22<br />

januari 2002 geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, zodat deze niet van rechtswege op 21 januari 2003 is geëindigd.<br />

Derhalve slag<strong>en</strong> de griev<strong>en</strong> <strong>en</strong> zal het bestred<strong>en</strong> vonnis word<strong>en</strong> vernietigd. De onder A<br />

ingestelde vordering is niet door Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel bestred<strong>en</strong>, red<strong>en</strong> waarom het hof deze<br />

vordering zal toewijz<strong>en</strong>. Daarbij zal de dwangsom word<strong>en</strong> gemaximeerd. Voorts is<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel gehoud<strong>en</strong> het <strong>aan</strong> Isik toekom<strong>en</strong>de salaris door te betal<strong>en</strong>, zodat ook de<br />

onder B1 ingestelde vordering <strong>voor</strong> toewijzing in <strong>aan</strong>merking komt. Voor de door<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel gevraagde matiging bestaat ge<strong>en</strong> grond, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> artikel 7:680a BW in<br />

het onderhavige geval – waarin het gaat om de vraag of de tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> met ingang<br />

van 22 januari 2002 geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege op 21 januari 2003 is<br />

geëindigd <strong>en</strong> niet om e<strong>en</strong> vernietigbare opzegging – toepassing mist. De gevorderde<br />

wettelijke verhoging zal word<strong>en</strong> gematigd tot nihil. Isik heeft op dit punt immers<br />

(slechts) gerefereerd, terwijl de loonvordering (reeds) niet wordt gematigd De<br />

gevorderde wettelijke r<strong>en</strong>te zal word<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong>. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel is immers kracht<strong>en</strong>s<br />

de tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst gehoud<strong>en</strong> het <strong>aan</strong> Isik toekom<strong>en</strong>de<br />

salaris ‘‘per einde van de m<strong>aan</strong>d’’ te voldo<strong>en</strong>, waarmee zij volg<strong>en</strong>s artikel 6:119 jo 83<br />

sub a BW in verzuim is. Isik heeft niet <strong>aan</strong>getoond dat zij andere werkzaamhed<strong>en</strong> dan<br />

die tot <strong>voor</strong>bereiding van het onderhavige geding heeft verricht of heeft lat<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>,<br />

terwijl zij hiervan ev<strong>en</strong>min gespecificeerd bewijs heeft <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>. Aldus zal de<br />

vordering tot betaling van buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontzegd. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

zal, als de (grot<strong>en</strong>deels) in het ongelijk te stell<strong>en</strong> partij, word<strong>en</strong> veroordeeld in de<br />

proceskost<strong>en</strong> van het onderhavige geding in beide instanties, zoals hierna wordt bepaald.<br />

(...; red.)<br />

Conclusie Advocaat-G<strong>en</strong>eraal<br />

(mr. Timmerman)<br />

1. Feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> procesverloop [noot:1]<br />

1.1. Isik is op 22 februari 1997 bij Octagon B.V. (verder: Octagon) in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> als<br />

oproepkracht winkelbedi<strong>en</strong>de <strong>voor</strong> het filiaal van ‘‘Knaakland’’ in Enschede. [noot:2] Op<br />

25 september 2000 slot<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, [noot:3] waarbij Isik werd <strong>aan</strong>gesteld als filiaalchef. Op 25<br />

december 2000 slot<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur<br />

van neg<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. [noot:4]<br />

1.2. Octagon is medio 2001 failliet verklaard. De curator in haar faillissem<strong>en</strong>t heeft de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met Isik rechtsgeldig opgezegd teg<strong>en</strong> 1 juli 2001.<br />

1.3. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft Isik op 17 juli 2001 onder meer geschrev<strong>en</strong>: [noot:5]<br />

‘‘Als oud werknemer <strong>en</strong> direct betrokk<strong>en</strong>e will<strong>en</strong> wij u graag op de hoogte br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van<br />

het feit dat wij (...) de formule van Knaakland will<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> (...). Uit de<br />

administratie leid<strong>en</strong> wij af dat u werkzaam b<strong>en</strong>t geweest bij Knaakland. Omdat wij het<br />

niet alle<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, will<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> beroep do<strong>en</strong> op uw k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring. Wij will<strong>en</strong><br />

inv<strong>en</strong>tariser<strong>en</strong> wie geïnteresseerd is, om sam<strong>en</strong> met ons de Knaakland formule nieuw<br />

lev<strong>en</strong> in te blaz<strong>en</strong>.<br />

Heeft u er net zoveel zin in als wij, vul dan zo snel mogelijk het bijgevoegde formulier in<br />

(...).’’<br />

1.4. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft drie dag<strong>en</strong> later, op 20 juli 2001, <strong>aan</strong> Isik onder meer<br />

geschrev<strong>en</strong>: [noot:6]<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 108


‘‘(...)Bij deze(...) je nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst in tweevoud. Zoals je weet hebb<strong>en</strong> wij<br />

in deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst jouw oude arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zoals die ook bij Knaakland<br />

gold<strong>en</strong> zoveel mogelijk overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Enige uitzondering<strong>en</strong> hierop zijn:<br />

• dat alle medewerkers (...) e<strong>en</strong> proef<strong>tijd</strong> krijg<strong>en</strong> van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (...);<br />

• dat de CAO (...) <strong>voor</strong> de boekhandel <strong>en</strong> kantoorvakhandel geldt (...).’’<br />

In de bij deze brief gevoegde bijlage is de navolg<strong>en</strong>de passage opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>:<br />

‘‘(...) Beste medewerkers van Knaakland (...)<br />

Daarom bied<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> ieder van jullie, die in <strong>aan</strong>merking kom<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

gewijzigde arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> (...). Dit<br />

betek<strong>en</strong>t ook dat bij e<strong>en</strong> ieder die al langer dan e<strong>en</strong> half jaar in di<strong>en</strong>st was de<br />

proef<strong>tijd</strong> komt te vervall<strong>en</strong> (...).’’<br />

1.5. Isik is per 23 juli 2001 [noot:7] in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel <strong>voor</strong> de<br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Zij is per 1 november 2001 bevorderd tot<br />

(plaatsvervang<strong>en</strong>d) bedrijfsleider. [noot:8] Aansluit<strong>en</strong>d hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van één jaar, tot 22 januari 2003, geslot<strong>en</strong>. [noot:9]<br />

Het laatstg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> salaris van Isik bedroeg € 1.595,22 bruto per m<strong>aan</strong>d. [noot:10]<br />

1.6. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft bij brief van 13 januari 2003 [noot:11] <strong>aan</strong> Isik onder andere<br />

geschrev<strong>en</strong>:<br />

‘‘Op 21 januari a.s. verloopt uw arbeidsovere<strong>en</strong>komst (...). Hierbij moet<strong>en</strong> wij u<br />

mededel<strong>en</strong> dat wij hebb<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong> uw arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet te verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Deze<br />

eindigt van rechtswege op 21 januari 2003.’’<br />

Op 14 januari 2003 heeft Isik zich ziek gemeld.<br />

1.7. Nam<strong>en</strong>s Isik heeft mr. E.M. Werger bij brief van 29 januari 2003 [noot:12] <strong>aan</strong><br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel geschrev<strong>en</strong>:<br />

‘‘(...) Op 21 januari 2001 heeft u de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met [Isik] beëindigd. Deze<br />

beëindiging (...) is (...) nietig. [Isik] houdt zich beschikbaar om haar werkzaamhed<strong>en</strong> te<br />

verricht<strong>en</strong> (...)<br />

U stelt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege is beëindigd (...), volg<strong>en</strong>s [Isik] is er<br />

sprake van e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Immers op grond van artikel 668a<br />

lid 2 boek 7 BW wordt [Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel] geacht rechtsopvolger te zijn. Tev<strong>en</strong>s is er ge<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong>poos geweest van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de elkaar opvolg<strong>en</strong>de<br />

contract<strong>en</strong>. Alle contract<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ruimschoots e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>speriode van meer dan 36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> [beslag<strong>en</strong>], derhalve is hier sprake van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>,<br />

zie artikel 668a lid 1 (...).’’<br />

1.8. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft op 7 februari 2003 <strong>aan</strong> mr. Werger geantwoord:<br />

‘‘(...) Zoals u weet heeft [Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel] medio 2001 e<strong>en</strong> deel van de winkels van<br />

Knaakland uit het faillissem<strong>en</strong>t van [Octagon] overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Daarbij is <strong>aan</strong> het personeel<br />

e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst (...) <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> onder vrijwel dezelfde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

(...), dit op nadrukkelijk verzoek van de curator (...). Overig<strong>en</strong>s heeft de curator kort na<br />

het uitsprek<strong>en</strong> van het faillissem<strong>en</strong>t de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met [Isik] reeds opgezegd<br />

(...).<br />

Juist om deze risico’s <strong>voor</strong> de betrokk<strong>en</strong> werknemers te beperk<strong>en</strong> heeft de wetgever<br />

artikel 7:666 BW toegevoegd waarin wordt bepaald dat de regels rondom overgang van<br />

onderneming niet van toepassing zijn in de situatie waarin de werknemers na<br />

faillissem<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Hiermee heeft de wetgever e<strong>en</strong> scheidslijn getrokk<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de periode <strong>voor</strong> <strong>en</strong> de periode na faillissem<strong>en</strong>t.<br />

In uw schrijv<strong>en</strong> beroept u zich op artikel 7:668a BW. Zoals u weet is dit artikel bij de Wet<br />

Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid in 1999 toegevoegd (...) om e<strong>en</strong> einde te mak<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de<br />

zog<strong>en</strong>aamde draaideurconstructies (...).<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 109


E<strong>en</strong> dergelijke interpretatie van de arbeidsrechtelijke gedachte van artikel 7:666 BW in<br />

relatie tot de duur van het di<strong>en</strong>stverband <strong>voor</strong> <strong>en</strong> na faillissem<strong>en</strong>t is al e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong> de orde geweest in de jurisprud<strong>en</strong>tie. Wij verwijz<strong>en</strong> u in dat kader naar Ktg. Gouda,<br />

16 juni 2000, JAR 2000/198 (...): ‘Verder verdraagt het meetell<strong>en</strong> van het di<strong>en</strong>stverband<br />

van werknemer in de pre-faillissem<strong>en</strong>tsperiode zich niet met de bedoeling van artikel<br />

7:666 BW welk artikel e<strong>en</strong> cesuur creëert tuss<strong>en</strong> de periode <strong>voor</strong> <strong>en</strong> na faillissem<strong>en</strong>t’.<br />

Uit het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de blijkt dan ook dat arbeidsrechtelijk e<strong>en</strong> scherp (...) onderscheid<br />

gemaakt di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de periode <strong>voor</strong> <strong>en</strong> na faillissem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> dat<br />

[Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel] <strong>en</strong> [Octagon] daarom niet als elkaars rechtsopvolgers in de zin van<br />

artikel 7:668a BW gezi<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Voor uw uitleg van artikel 7:668a BW is ook<br />

ge<strong>en</strong> steun te vind<strong>en</strong> in de literatuur of jurisprud<strong>en</strong>tie.’’<br />

1.9. De kantonrechter te Enschede heeft bij <strong>voor</strong>lopige <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>vonnis van 3 april<br />

2003 [noot:13] de vordering van Isik, om te word<strong>en</strong> toegelat<strong>en</strong> tot haar werk alsmede<br />

(e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>schot) op de betaling van haar salaris met bijkom<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong> te ontvang<strong>en</strong>,<br />

afgewez<strong>en</strong>. [noot:14]<br />

1.10. Isik heeft Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel gedagvaard <strong>en</strong> de veroordeling van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

gevorderd om haar – na herstel – tot haar werk toe te lat<strong>en</strong> op straffe van e<strong>en</strong><br />

dwangsom alsmede betaling van haar loon vanaf 22 januari 2003, vergezeld g<strong>aan</strong>de van<br />

de gebruikelijke nev<strong>en</strong>vordering<strong>en</strong>.<br />

1.11. Isik heeft hiertoe <strong>aan</strong>gevoerd dat Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel de opvolg<strong>en</strong>de werkgever is van<br />

Octagon op grond van artikel 7:662 ev. BW, in het bijzonder artikel 7:668a BW.<br />

Indi<strong>en</strong> de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> bij elkaar word<strong>en</strong> opgeteld, is er<br />

sprake van e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband van meer dan 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, zodat zij <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

in di<strong>en</strong>st is van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel. Reeds <strong>voor</strong> het faillissem<strong>en</strong>t was Isik meer dan drie jaar<br />

werkzaam <strong>voor</strong> Octagon. Aangezi<strong>en</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel ook bij andere oud-werknemers van<br />

Octagon de best<strong>aan</strong>de rechtstoestand heeft gerespecteerd, had zij bij Isik e<strong>en</strong><br />

opzeggingsverplichting in de arbeidsovere<strong>en</strong>komst moet<strong>en</strong> opnem<strong>en</strong>. Nu Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

dit niet heeft ged<strong>aan</strong> wordt er e<strong>en</strong> ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> de<br />

verschill<strong>en</strong>de werknemers.<br />

1.12. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft gemotiveerd verweer gevoerd teg<strong>en</strong> de vordering <strong>en</strong> is<br />

m<strong>en</strong>ing dat de vordering<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewez<strong>en</strong> althans slechts gematigd kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong>. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft <strong>aan</strong>gevoerd dat het di<strong>en</strong>stverband tuss<strong>en</strong><br />

Octagon <strong>en</strong> Isik door de curator rechtsgeldig is opgezegd. Van e<strong>en</strong> overgang van<br />

onderneming in de zin van artikel 7:662 ev. BW kan ge<strong>en</strong> sprake zijn, omdat artikel<br />

7:666 BW dit uitsluit. Hierdoor is ev<strong>en</strong>min sprake van elkaar opvolg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in de zin van art. 7:668a BW, die bij elkaar<br />

geteld meer dan 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geduurd. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft <strong>aan</strong> Isik e<strong>en</strong> zelfde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> als zij dat heeft ged<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> de overige exwerknemers<br />

van Octagon die bij haar in di<strong>en</strong>st zijn getred<strong>en</strong>. Van e<strong>en</strong> ongerechtvaardigd<br />

onderscheid tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de werknemers is dan ook ge<strong>en</strong> sprake. Indi<strong>en</strong> de<br />

vordering<strong>en</strong> van Isik di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong>, di<strong>en</strong><strong>en</strong> deze te word<strong>en</strong> gematigd<br />

omdat Isik zich op 14 januari 2003 heeft ziek gemeld.<br />

1.13. De kantonrechter overweegt dat art. 7:666 BW uitdrukkelijk de toepasselijkheid<br />

van de regels omtr<strong>en</strong>t de arbeidsrechtelijke gevolg<strong>en</strong> van overgang van onderneming<strong>en</strong><br />

(boek 7, titel 10, afdeling 8 BW) uitsluit. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel is hierdoor niet als overnemer<br />

in de zin van die bepaling<strong>en</strong> te beschouw<strong>en</strong>. De laatste arbeidsovere<strong>en</strong>komst is door<br />

opzegging geëindigd. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel is naar het oordeel van de kantonrechter ook niet<br />

redelijkerwijs als de opvolger van Octagon te beschouw<strong>en</strong> in de zin van artikel 7:668a lid<br />

2 BW. De bedoeling van de wetgever is geweest om met die bepaling zog<strong>en</strong>aamde<br />

‘‘draaideurconstructies’’ te verhinder<strong>en</strong>: situaties waarbij e<strong>en</strong> werknemer dezelfde arbeid<br />

blijkt te verricht<strong>en</strong> op basis van nu e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> dan weer e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met de inl<strong>en</strong>er óf op basis van e<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de juridische e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> die tot dezelfde<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 110


organisatie (e<strong>en</strong> concern) behor<strong>en</strong>. Daarvan is hier ge<strong>en</strong> sprake: Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel <strong>en</strong><br />

Octagon behor<strong>en</strong> niet tot dezelfde organisatie <strong>en</strong> zijn ook niet elkanders opvolger. Op<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel rustte naar het oordeel van de kantonrechter niet de verplichting om <strong>aan</strong><br />

ex-werknemers van Octagon e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst met dezelfde recht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verplichting<strong>en</strong> <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong> als deze bij Octagon hadd<strong>en</strong>. Juist het faillissem<strong>en</strong>t van<br />

Octagon <strong>en</strong> de overname van del<strong>en</strong> van activiteit<strong>en</strong> van Octagon uit de boedel, maakte<br />

het <strong>voor</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel mogelijk om met die onderdel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuwe start te mak<strong>en</strong>. De<br />

kantonrechter oordeelt nog dat uit niets blijkt dat met Isik andere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zijn<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dan in met haar vergelijkbare gevall<strong>en</strong>.<br />

1.14. De kantonrechter wijst de vordering<strong>en</strong> van Isik bij vonnis van 9 december 2003 af.<br />

1.15. Isik heeft hoger beroep <strong>aan</strong>getek<strong>en</strong>d teg<strong>en</strong> dit vonnis <strong>en</strong> klaagt met name over het<br />

oordeel van de kantonrechter dat artikel 7: 668a BW niet van toepassing is in de<br />

onderhavige situatie. De griev<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tot strekking de zaak in volle omvang <strong>aan</strong> het<br />

oordeel van het hof <strong>voor</strong> te legg<strong>en</strong>.<br />

1.16. Het hof heeft de griev<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk behandeld, waarbij c<strong>en</strong>traal is gesteld de<br />

vraag of Isik de bescherming van artikel 7:668a lid 2 BW toekomt. Vast staat dat de<br />

tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> volgt op de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon B.V. war<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>. Derhalve di<strong>en</strong>t<br />

te word<strong>en</strong> beoordeeld of Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de door Isik verrichte arbeid<br />

t<strong>en</strong> opzichte van Octagon B.V. redelijkerwijze geacht moet word<strong>en</strong> haar opvolgster te<br />

zijn.<br />

1.17. De laatste Knaakland-vestiging van Octagon B.V. waar Isik als filiaalchef werkzaam<br />

is geweest is overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel [noot:15] <strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet onder de naam<br />

Euroland. Met ingang van 23 juli 2001 is Isik <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (eindig<strong>en</strong>de op 21<br />

januari 2002) in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> bij Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel waarbij de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

zoals deze gold<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon B.V. zoveel mogelijk zijn overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Afgesprok<strong>en</strong> werd dat Isik met ingang van 1 november 2001 <strong>voor</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

werkzaam zou zijn als (plaatsvervang<strong>en</strong>d) bedrijfsleider. Vervolg<strong>en</strong>s heeft<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel met Isik op 22 januari 2002 e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar<br />

geslot<strong>en</strong>, waarbij Isik de functie van (plaatsvervang<strong>en</strong>d) bedrijfsleider heeft vervuld.<br />

1.18. De werkzaamhed<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> uit het leiding gev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> afdeling of<br />

winkel waarin maximaal vier full timers werkzaam zijn.<br />

1.19. Volg<strong>en</strong>s het hof staat vast dat Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel Isik heeft <strong>aan</strong>getrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

verricht<strong>en</strong> van dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong> als die welke zij <strong>voor</strong> Octagon B.V. verrichtte <strong>en</strong><br />

Isik deze werkzaamhed<strong>en</strong> ook daadwerkelijk heeft verricht. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de verrichte<br />

arbeid moet<strong>en</strong> (het in faillissem<strong>en</strong>t verker<strong>en</strong>de) Octagon B.V. <strong>en</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel geacht<br />

word<strong>en</strong> elkaars opvolger te zijn. Tekst noch strekking van artikel 7:668a lid 2 (jo lid 1)<br />

BW sluit<strong>en</strong> de toepassing van deze bepaling in het onderhavige geval uit. Daar<strong>aan</strong> doet<br />

niet af dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> opgevolgd door opzegging door de<br />

curator in het faillissem<strong>en</strong>t van de vorige werkgever zijn beëindigd <strong>en</strong> ook niet de<br />

omstandigheid dat de nieuwe werkgever het desbetreff<strong>en</strong>de bedrijfsonderdeel van deze<br />

vorige werkgever uit de faillissem<strong>en</strong>tsboedel heeft overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Anders dan ingevolge<br />

artikel 7:666 BW het geval is met artikel 7:663 BW, is van artikel 7:668a BW de<br />

toepasselijkheid niet uitgeslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het geval van faillissem<strong>en</strong>t. De toepassing van<br />

artikel 7:668a lid 2 BW in het onderhavige geval volgt ook uit de strekking van de Wet<br />

Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, waarbij (onder meer) deze bepaling is ingevoerd <strong>en</strong> die onder<br />

andere beoogt meer arbeidsrechtelijke zekerheid te bied<strong>en</strong> <strong>aan</strong> werknemers die langdurig<br />

op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werkzaam zijn.<br />

1.20. Het hof heeft geoordeeld dat de laatstelijk geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst geldt als<br />

e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zodat deze niet van rechtswege op 21 januari<br />

2003 is geëindigd.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 111


1.21. De door Isik ingestelde vordering om na betermelding op het werk te word<strong>en</strong><br />

toegelat<strong>en</strong> wordt toegewez<strong>en</strong>, omdat teg<strong>en</strong> deze vordering ge<strong>en</strong> verweer is gevoerd.<br />

Voorts wordt de vordering van Isik toegewez<strong>en</strong> om het haar toekom<strong>en</strong>de salaris te<br />

betal<strong>en</strong>. Hiertoe wordt Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel veroordeeld, terwijl de door Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

gevraagde matiging wordt afgewez<strong>en</strong>. Artikel 7:680a BW mist toepassing, omdat het niet<br />

gaat om e<strong>en</strong> vernietigbare opzegging. De gevorderde wettelijke verhoging is door het hof<br />

gematigd tot nihil <strong>en</strong> de gevorderde wettelijke r<strong>en</strong>te wordt door het hof toegewez<strong>en</strong> De<br />

vordering tot betaling van buit<strong>en</strong>gerechtelijke kost<strong>en</strong> wordt ontzegd <strong>en</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

wordt als de grot<strong>en</strong>deels in het ongelijk te stell<strong>en</strong> partij in de kost<strong>en</strong> veroordeeld.<br />

1.22. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in zijn arrest van 23 november 2004<br />

vernietigd <strong>en</strong> heeft opnieuw rechtged<strong>aan</strong> zoals hierbov<strong>en</strong> is weergegev<strong>en</strong>.<br />

1.23. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft <strong>tijd</strong>ig [noot:16] <strong>en</strong> regelmatig cassatieberoep ingesteld. Isik<br />

heeft do<strong>en</strong> concluder<strong>en</strong> tot verwerping van het cassatieberoep. Beide partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

hun standpunt<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s schriftelijk do<strong>en</strong> toelicht<strong>en</strong>, waarna Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel nog<br />

heeft gerepliceerd.<br />

2. Bespreking van de cassatiemiddel<strong>en</strong><br />

2.1. De cassatiedagvaarding bevat twee cassatiemiddel<strong>en</strong>. Het eerste middel is gericht<br />

teg<strong>en</strong> rechtsoverweging 3.5 van het bestred<strong>en</strong> arrest. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel voert <strong>aan</strong> dat de<br />

tekst <strong>en</strong> de strekking van artikel 7:668a lid 2 BW toepassing van het artikel in e<strong>en</strong> geval<br />

als het onderhavige uitsluit<strong>en</strong>. Het tweede middel is gericht teg<strong>en</strong> rechtsoverweging 3.6<br />

<strong>en</strong> bestrijdt de afgewez<strong>en</strong> matiging van de loonvordering; deze is volg<strong>en</strong>s<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel niet slechts mogelijk bij vernietigbaarheid van de opzegging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Het eerste cassatiemiddel<br />

2.2. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel voert <strong>aan</strong> dat tekst <strong>en</strong> strekking van artikel 7:668a lid 2 BW<br />

toepassing van dit artikellid in het onderhavige geval uitsluit<strong>en</strong>. De werkgeefster is van<br />

m<strong>en</strong>ing dat zij in de omstandighed<strong>en</strong>, zoals het hof deze beschrijft, <strong>voor</strong> de door Isik<br />

verrichte arbeid t<strong>en</strong> opzichte van Octagon B.V. niet redelijkerwijze geacht kan word<strong>en</strong><br />

haar opvolgster te zijn. Het artikellid geldt <strong>voor</strong> zogehet<strong>en</strong> draaideurconstructies. Dit zijn<br />

gevall<strong>en</strong> waarin werknemers als uitz<strong>en</strong>dkracht werkzaam zijn <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in di<strong>en</strong>st van<br />

de inl<strong>en</strong>er tred<strong>en</strong> of op basis van opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> tot e<strong>en</strong> zelfde<br />

concern behor<strong>en</strong>de rechtsperson<strong>en</strong> arbeid verricht<strong>en</strong>. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel betoogt dat het<br />

artikellid geldt <strong>voor</strong> situaties waarin materieel onder gezag van dezelfde werkgever is<br />

gewerkt <strong>en</strong> de k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring van de betrokk<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>de werkgevers<br />

vere<strong>en</strong>zelvigd mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Het artikellid geldt niet bij overgang van onderneming<strong>en</strong>.<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel is van m<strong>en</strong>ing dat zij e<strong>en</strong> beroep kon do<strong>en</strong> op het einde van rechtswege<br />

van de laatst geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel betoogt<br />

dat dit naar haar m<strong>en</strong>ing in het algeme<strong>en</strong> geldt, doch in ieder geval behoud<strong>en</strong>s<br />

bijzondere omstandighed<strong>en</strong> die vere<strong>en</strong>zelviging tuss<strong>en</strong> de gefailleerde werkgever <strong>en</strong> de<br />

werkgever die (e<strong>en</strong> onderdeel van) e<strong>en</strong> gefailleerde onderneming overneemt,<br />

rechtvaardig<strong>en</strong>. Dergelijke omstandighed<strong>en</strong> heeft het hof niet vastgesteld.<br />

2.3. Ik geef de rechtsoverweging<strong>en</strong> 3.4 <strong>en</strong> 3.5 van het bestred<strong>en</strong> arrest weer:<br />

‘‘3.4. C<strong>en</strong>traal staat de vraag of Isik de bescherming van artikel 7:668a lid 2 BW<br />

toekomt. Vast staat dat de tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel geslot<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> volg<strong>en</strong> op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon<br />

B.V. war<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>. Aldus di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> beoordeeld of Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong><br />

van de door Isik verrichte arbeid t<strong>en</strong> opzichte van Octagon B.V. redelijkerwijze geacht<br />

moet word<strong>en</strong> haar opvolgster te zijn.<br />

3.5. Vast staat dat Isik <strong>voor</strong> Octagon B.V. laatstelijk werkzaam was als filiaalchef van de<br />

Knaaklandvestiging in Enschede <strong>en</strong> dat (onder meer) deze vestiging door Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 112


is overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van de curator van Octagon B.V. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft (onder meer)<br />

deze vestiging <strong>voor</strong>tgezet onder de naam Euroland. Vervolg<strong>en</strong>s heeft zij met ingang van<br />

23 juli 2001 Isik <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, eindig<strong>en</strong>de op 21 januari 2002, <strong>aan</strong>getrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

het verricht<strong>en</strong> van werkzaamhed<strong>en</strong> in deze vestiging, waarbij Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel de oude<br />

arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> die tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon B.V. gold<strong>en</strong> zoveel mogelijk heeft<br />

overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voorts is daarbij afgesprok<strong>en</strong> dat Isik vanaf 1 november 2001 <strong>voor</strong><br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel werkzaam zal zijn als (plaatsvervang<strong>en</strong>d) bedrijfsleider. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

heeft Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel met Isik op 22 januari 2002 e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

jaar geslot<strong>en</strong>, waarbij Isik de functie van (plaatsvervang<strong>en</strong>d) bedrijfsleider vervult. De<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> uit het leiding gev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> afdeling of winkel waarin<br />

maximaal vier full timers werkzaam zijn. Daarmee staat vast dat Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel Isik<br />

heeft <strong>aan</strong>getrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het verricht<strong>en</strong> van dezelfde werkzaamhed<strong>en</strong> als die welke zij<br />

<strong>voor</strong> Octagon B.V. verrichtte <strong>en</strong> dat Isik deze werkzaamhed<strong>en</strong> ook daadwerkelijk <strong>voor</strong><br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft verricht. Aldus moet<strong>en</strong> (het in faillissem<strong>en</strong>t verker<strong>en</strong>de) Octagon<br />

B.V. <strong>en</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de verrichte arbeid geacht word<strong>en</strong> elkanders<br />

opvolger te zijn. De tekst noch de strekking van artikel 7:668a lid 2 (jo. lid 1) BW sluit<strong>en</strong><br />

de toepassing van deze bepaling in het onderhavige geval uit. Daar<strong>aan</strong> doet niet af dat<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> opgevolgd door opzegging door de curator in het<br />

faillissem<strong>en</strong>t van de vorige werkgever zijn beëindigd, noch het feit dat de nieuwe<br />

werkgever het desbetreff<strong>en</strong>de bedrijfsonderdeel van deze vorige werkgever uit de<br />

faillissem<strong>en</strong>tsboedel heeft overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Anders dan ingevolge artikel 7:666 BW het<br />

geval is met artikel 7:663 BW, is van artikel 7:668a BW de toepasselijkheid immers niet<br />

uitgeslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het geval van faillissem<strong>en</strong>t. De toepassing van artikel 7:668a lid 2 BW in<br />

het onderhavige geval volgt ook uit de strekking van de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid,<br />

waarbij (onder meer) deze bepaling is ingevoerd <strong>en</strong> die onder andere beoogt meer<br />

arbeidsrechtelijke zekerheid te bied<strong>en</strong> <strong>aan</strong> werknemers die langdurig op basis van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werkzaam zijn.’’<br />

Artikel 7:668a BW: anti-draaideurconstructie<br />

2.4. Voordat ik middel 1 bespreek, vang ik <strong>aan</strong> met <strong>en</strong>ige beschouwing<strong>en</strong>. Artikel 668a<br />

BW luidt:<br />

‘‘1. Vanaf de dag dat tuss<strong>en</strong> dezelfde partij<strong>en</strong>:<br />

a arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> elkaar met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan<br />

drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> opgevolgd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> periode van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, deze tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong><br />

inbegrep<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> overschred<strong>en</strong>, geldt met ingang van die dag van de laatste<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>;<br />

b meer dan 3 <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> elkaar hebb<strong>en</strong><br />

opgevolgd met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan 3 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, geldt de laatste<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

2. Lid 1 is van overe<strong>en</strong>komstige toepassing op elkaar opvolg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de werkgevers, die t<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> elkanders<br />

opvolger te zijn (cursivering door LT).<br />

3. (...)<br />

4. (...)<br />

5. Van de led<strong>en</strong> 1 tot <strong>en</strong> met 4 kan slechts bij collectieve arbeidsovere<strong>en</strong>komst of bij<br />

regeling door of nam<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> daartoe bevoegd bestuursorg<strong>aan</strong> word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

nadele van de werknemer.’’<br />

2.5. Artikel 668a BW is e<strong>en</strong> onderdeel van de Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid. Uit de<br />

parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is blijkt:<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 113


‘‘Het tweede lid van artikel 668a strekt tot ondervanging van de zog<strong>en</strong>aamde<br />

draaideurconstructie. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van deze constructie, die strekt tot ontduiking van de<br />

ontslagbescherming, heeft de Hoge Raad in het arrest van 22 november 1991, NJ 1992,<br />

707 het vereiste van opzegging <strong>voor</strong> beëindiging van de arbeidsrelatie van toepassing<br />

verklaard. In het arrest overweegt de Hoge Raad dat deze constructie erop neerkomt dat<br />

de werkgever gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> langere periode werk in zijn onderneming doet verricht<strong>en</strong><br />

door arbeidskracht<strong>en</strong> met wie hij daartoe e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> achtere<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> sluit <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, telk<strong>en</strong>s afgewisseld door <strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>de<br />

period<strong>en</strong> (van telk<strong>en</strong>s meer dan 31 dag<strong>en</strong>) waarin diezelfde werknemers hetzelfde werk<br />

in zijn onderneming verricht<strong>en</strong> als uitz<strong>en</strong>dkracht<strong>en</strong>. (...) Overig<strong>en</strong>s bevatte het inmiddels<br />

ingetrokk<strong>en</strong> wets<strong>voor</strong>stel Herzi<strong>en</strong>ing ontslagrecht (Kamerstukk<strong>en</strong> I, 1995/’96, 21 479)<br />

e<strong>en</strong> soortgelijke regeling. (...)’’ [noot:17]<br />

Uit e<strong>en</strong> bijlage bij de Memorie van Antwoord [noot:18] komt het volg<strong>en</strong>de naar vor<strong>en</strong>:<br />

‘‘(...) In artikel 668a lid 2 is <strong>aan</strong>geslot<strong>en</strong> bij de in de jurisprud<strong>en</strong>tie gevormde zgn.<br />

draaideurbescherming. De bepaling beoogt te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat werkgevers de ket<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> doorbrek<strong>en</strong> door de betrokk<strong>en</strong> werknemer na drie <strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong> bijv. via<br />

e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau in di<strong>en</strong>st te nem<strong>en</strong>. (...) Op die manier zou de rechtsbescherming van<br />

artikel 668a lid 1 ontwek<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. (...)<br />

De <strong>voor</strong>gestelde wettelijke regeling biedt de werknemer rechtsbescherming teg<strong>en</strong><br />

gevall<strong>en</strong> van misbruik van rechtsopvolging als hier<strong>voor</strong> bedoeld. Aldus kan wisseling van<br />

werkgevers, uitsluit<strong>en</strong>d <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> om rechtsbescherming van artikel 668a lid [2,<br />

toevoeging LT] te ontwijk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>geg<strong>aan</strong>. (...)’’<br />

De – meer algem<strong>en</strong>e – achtergrond van de Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid spreekt n.m.m.<br />

uit het hierna opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> citaat uit de Parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is:<br />

‘‘Met verwijzing naar de kabinetsnota inzake flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid <strong>en</strong> het advies<br />

hierover van de Stichting van de Arbeid m<strong>en</strong><strong>en</strong> wij dat de <strong>voor</strong>gestelde verruiming van<br />

het gebruik van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> noodzakelijkerwijze tegemoet<br />

komt <strong>aan</strong> de behoefte van werkgevers om onder meer de factor arbeid snel <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> zo<br />

gering mogelijk kost<strong>en</strong> <strong>aan</strong> te pass<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de verandering<strong>en</strong> op de markt. (...) De<br />

hierdoor noodzakelijke flexibiliteit in de bedrijfsvoering vereist dat in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate<br />

gebruik kan word<strong>en</strong> gemaakt van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met name<br />

<strong>voor</strong> die gevall<strong>en</strong> waarin sprake is van <strong>tijd</strong>elijke arbeid, dan wel als niet kan word<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> of de arbeid e<strong>en</strong> (meer) perman<strong>en</strong>t karakter zal krijg<strong>en</strong>. (...) Anders dan in het<br />

huidige recht zal e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> op e<strong>en</strong> zeker mom<strong>en</strong>t (na<br />

drie schakels, dan wel bij verl<strong>en</strong>ging in e<strong>en</strong> periode langer dan 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>) van<br />

rechtswege word<strong>en</strong> geconverteerd in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. De<br />

<strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> naar ons oordeel tegemoet <strong>aan</strong> de algem<strong>en</strong>e economische behoefte<br />

van werkgevers <strong>aan</strong> meer mogelijkheid van flexibiliteit in (kortdur<strong>en</strong>de) arbeidsrelaties<br />

<strong>en</strong> – op termijn – <strong>aan</strong> meer arbeidsrechtelijke zekerheid <strong>voor</strong> flexibele werknemers. (...)<br />

Wij m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat binn<strong>en</strong> de <strong>voor</strong>gestelde wettelijke begr<strong>en</strong>zing<strong>en</strong> het gebruik van <strong>tijd</strong>elijk<br />

arbeidscontract<strong>en</strong> volledig kan word<strong>en</strong> overgelat<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de markt. Indi<strong>en</strong> in <strong>bepaalde</strong><br />

sector<strong>en</strong> echter behoefte zou best<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> verdere verruiming van het gebruik van<br />

<strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, dan kan dit alle<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> hierover tuss<strong>en</strong> de betrokk<strong>en</strong><br />

sociale partners in het kader van e<strong>en</strong> collectieve arbeidsovere<strong>en</strong>komst afsprak<strong>en</strong> zijn<br />

gemaakt. Aldus zal naar ons oordeel e<strong>en</strong> verantwoord gebruik van <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidscontract<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de gewaarborgd zijn. (...)’’ [noot:19]<br />

2.6. Uit de geciteerde parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is blijkt m.i. niet zonder meer dat<br />

des<strong>tijd</strong>s bij de invoering van artikel 7:668a, lid 2 BW alle<strong>en</strong> is beoogd misbruik van<br />

<strong>tijd</strong>elijke contract<strong>en</strong>, te wet<strong>en</strong> gebruik van dergelijke contract<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> te g<strong>aan</strong> met het<br />

oogmerk om de bescherming die artikel 7:668a BW <strong>aan</strong> werknemers biedt te<br />

ondermijn<strong>en</strong> door bij<strong>voor</strong>beeld e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> na elkaar e<strong>en</strong> formeel andere, maar<br />

materieel zelfde werkgever met telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> nieuw <strong>tijd</strong>elijk arbeidscontract in te zett<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 114


E<strong>en</strong> betrekkelijk ruime, niet alle<strong>en</strong> op bestrijding van misbruik gerichte reikwijdte van<br />

art. 7:668, lid 2 BW is in de literatuur verdedigd. Ik citeer Loonstra <strong>en</strong> Zondag:<br />

‘‘In het tweede lid van art. 7:668a BW wordt de draaideurconstructie teg<strong>en</strong>gewerkt: de<br />

ketting van lid 1 wordt niet doorbrok<strong>en</strong> als de werknemer ope<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de werkgevers sluit, die t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de te<br />

verricht<strong>en</strong> arbeid redelijkerwijs geacht moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> elkaars opvolger te zijn. Die<br />

situatie doet zich bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> als e<strong>en</strong> arbeidskracht achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s met<br />

verschill<strong>en</strong>de rechtsperson<strong>en</strong> uit één concern e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijk contract sluit. Ook bij e<strong>en</strong><br />

onderlinge uitruil van <strong>tijd</strong>elijke kracht<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau kan<br />

redelijkerwijs word<strong>en</strong> geconcludeerd dat de twee elkaars opvolger zijn’’. [noot:20]<br />

De beide hier gegev<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong> behoev<strong>en</strong> niets van do<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> met het oogmerk<br />

van e<strong>en</strong> werkgever om art. 7:668a, lid 1 BW te ontduik<strong>en</strong>. De betrokk<strong>en</strong> auteurs acht<strong>en</strong><br />

het redelijk dat bij <strong>voor</strong>beeld in het geval van diverse in één concern verbond<strong>en</strong><br />

werkgevers waarbij de werknemer in di<strong>en</strong>st treedt, art. 7: 668a, lid 1 BW wordt<br />

toegepast, ook al best<strong>aan</strong> er goede grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de overheveling van de werknemer van<br />

de <strong>en</strong>e naar de andere concernmaatschappij. Hierop sluit de opvatting van Bouw<strong>en</strong>s <strong>aan</strong>.<br />

Hij wijst erop dat art. 7: 668a, lid 2 ook bescherming biedt in gevall<strong>en</strong> waarin de<br />

opvolg<strong>en</strong>de werkgevers e<strong>en</strong> objectieve rechtvaardigingsgrond hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de constructie<br />

van elkaar opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. [noot:21] Het gevolg<br />

van deze opvatting is dat art. 7: 668, lid 2 BW niet alle<strong>en</strong> op misbruik-gevall<strong>en</strong><br />

betrekking heeft. Dit standpunt lijkt mij juist. Ik kan in de tekst van art. 7: 668, lid 2 BW<br />

niet lez<strong>en</strong> dat deze beperkt is tot misbruikgevall<strong>en</strong>. Veeleer wijst het gebruik van het<br />

woord ‘‘redelijkerwijs’’ op het teg<strong>en</strong>deel. Art. 7:668a, lid 2 BW legt objectieve<br />

beperking<strong>en</strong> op <strong>aan</strong> het repeter<strong>en</strong>d gebruik van <strong>tijd</strong>elijke arbeidscontract<strong>en</strong> door deze op<br />

e<strong>en</strong> zeker mom<strong>en</strong>t in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te converter<strong>en</strong>.<br />

Artikel 7:662 BW ev.: overgang van onderneming<br />

2.7. Om de recht<strong>en</strong> van werknemers te behoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> te bescherm<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> ontslag bij<br />

overgang van onderneming (vestiging<strong>en</strong> of onderdel<strong>en</strong> daarvan) zijn de artikel<strong>en</strong> 7:662<br />

ev. BW in de wet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Van overgang van onderneming is sprake bij e<strong>en</strong> overgang<br />

t<strong>en</strong> gevolge van overe<strong>en</strong>komst, fusie of splitsing. Het moet daarbij g<strong>aan</strong> om de<br />

overdracht van ondernemingsactiviteit<strong>en</strong>. De recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong> die op grond van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de vervreemder t<strong>en</strong> opzichte van de werknemer best<strong>aan</strong>,<br />

g<strong>aan</strong> van rechtswege over op de verkrijger. E<strong>en</strong> ontslag door de vervreemder of de<br />

verkrijger weg<strong>en</strong>s of met het oog op de overgang van onderneming is niet geoorloofd. De<br />

regeling is gebaseerd op e<strong>en</strong> EG-richtlijn van 14 februari 1977 (PbEG van 5 maart 1977,<br />

L 61/26). Deze richtlijn is nadi<strong>en</strong> – twee maal – vervang<strong>en</strong>. [noot:22]<br />

2.8. E<strong>en</strong> verkrijger van e<strong>en</strong> onderneming welke toekwam <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> vervreemder die niet<br />

failliet is kan mijns inzi<strong>en</strong>s beschouwd word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> werkgever die <strong>voor</strong> wat betreft de<br />

te verricht<strong>en</strong> arbeid redelijkerwijs geacht wordt de opvolger te zijn van de<br />

oorspronkelijke werkgever die de betrokk<strong>en</strong> ondernemingsactiviteit<strong>en</strong> overdraagt met het<br />

gevolg dat deze verkrijger op grond van art. 7:668a, lid 2 BW <strong>aan</strong> art. 7: 668a, lid 1 BW<br />

is gebond<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> zover <strong>aan</strong> de overige <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> van art. 668a, lid 2 is vold<strong>aan</strong>. In<br />

zo’n geval kan van opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap gesprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omdat de beide<br />

werkgevers met elkaar door de overdracht van de onderneming e<strong>en</strong> relatie onderhoud<strong>en</strong>.<br />

In verband met de toepassing van art. 7: 668a, lid 2 BW is het ook van belang dat de<br />

werknemer bij de verkrijger dezelfde arbeid als bij vervreemder verricht. Dit tweede<br />

vereiste volgt uit de tekst van art. 7:668a, lid 2 BW. Deze maakt gewag van opvolg<strong>en</strong>d<br />

werkgeverschap <strong>voor</strong> wat betreft te verricht<strong>en</strong> arbeid. [noot:23] Het vereiste van gelijke<br />

arbeid geldt overig<strong>en</strong>s niet <strong>voor</strong> de toepassing van lid 1 van art. 7: 668a, lid 1 BW. In lid<br />

1 is <strong>voor</strong>al de gelijkheid van de werkgever van belang. In lid 2 ligt het acc<strong>en</strong>t meer op de<br />

gelijkheid van de te verricht<strong>en</strong> arbeid.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 115


2.9. Uit de memorie van toelichting op art. 7:668a, lid 2 BW blijkt waar<strong>aan</strong> de wetgever<br />

heeft gedacht bij het opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap. Ik citeer:<br />

‘‘Met dit lid wordt beoogd de opbouw van recht<strong>en</strong> van werknemers te bescherm<strong>en</strong> van<br />

wie het di<strong>en</strong>stverband van de <strong>en</strong>e werkgever overgaat op e<strong>en</strong> andere werkgever, terwijl<br />

de werkgevers t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de te verricht<strong>en</strong> arbeid te beschouw<strong>en</strong> zijn als elkaars<br />

opvolgers. Gedacht kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong> bedrijfsovernames(...).’’ [noot:24] (cursivering door<br />

LT).<br />

Onder bedrijfsovernames valt mijns inzi<strong>en</strong>s de figuur van de overgang van de<br />

onderneming, zoals gedefinieerd in art. 7:662 BW.<br />

Art. 7:668a, lid 2 BW <strong>en</strong> de failliete vervreemder<br />

2.10. Artikel 7:666 BW bepaalt dat de regeling van overgang van onderneming niet van<br />

toepassing is op e<strong>en</strong> overgang in e<strong>en</strong> faillissem<strong>en</strong>tssituatie. Artikel 7: 666 lid 1 BW luidde<br />

op 21 januari 2002:<br />

‘‘1. Deze afdeling is niet van toepassing op de overgang van e<strong>en</strong> onderneming indi<strong>en</strong> de<br />

werkgever in staat van faillissem<strong>en</strong>t is verklaard <strong>en</strong> de onderneming tot de boedel<br />

behoort.’’<br />

Het artikellid is vervolg<strong>en</strong>s in 2002 gewijzigd (in werking getred<strong>en</strong> op 1 juli 2002). Het<br />

luidt sinds die <strong>tijd</strong>:<br />

‘‘1. De artikel<strong>en</strong> 662 tot <strong>en</strong> met 665, <strong>en</strong> artikel 670, lid 8, zijn niet van toepassing op de<br />

overgang van e<strong>en</strong> onderneming indi<strong>en</strong> de werkgever in staat van faillissem<strong>en</strong>t is<br />

verklaard <strong>en</strong> de onderneming tot de boedel behoort.’’<br />

2.11. Uit de tekst van artikel 7:666 lid 1 BW blijkt dat toepassing van artikel 7:668a BW<br />

niet uitgeslot<strong>en</strong> is in faillissem<strong>en</strong>tssituaties. Toepassing van artikel 7:668a lid 2 BW in<br />

faillissem<strong>en</strong>tssituaties heeft tot gevolg dat de verkrijger die werknemers in di<strong>en</strong>st neemt<br />

die eerder bij de vervreemder in di<strong>en</strong>st war<strong>en</strong> (al dan niet na opzegging door de curator,<br />

mits <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst plaatsvindt binn<strong>en</strong> drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> na<br />

afloop van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met de vervreemder) er rek<strong>en</strong>ing mee di<strong>en</strong>t te<br />

houd<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met de vervreemder meetell<strong>en</strong> in de zog<strong>en</strong>aamde<br />

ket<strong>en</strong> van artikel 7:668a, lid 1 BW.<br />

2.12. Is dat nu redelijk? Ik me<strong>en</strong> dat dit in ieder geval niet zeer onredelijk g<strong>en</strong>oemd mag<br />

word<strong>en</strong>. De verkrijger is in het geval van e<strong>en</strong> failliete vervreemder niet verplicht om de<br />

desbetreff<strong>en</strong>de werknemer in di<strong>en</strong>st te nem<strong>en</strong>. Neemt de verkrijger e<strong>en</strong> werknemer in<br />

di<strong>en</strong>st, dan di<strong>en</strong>t hij zich te realiser<strong>en</strong> dat, indi<strong>en</strong> hij de werknemer e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>biedt, dit contract op grond van art. 7:668a lid 2 jo lid 1 BW in ieder<br />

geval als tweede contract in de ket<strong>en</strong> wordt beschouwd [noot:25] (ook als het contract<br />

bij de vervreemder e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> was) [noot:26] <strong>voor</strong> zover <strong>voor</strong> het<br />

overige wordt vold<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> de vereist<strong>en</strong> van artikel 7:668a lid 2 BW. Ik kan dat wel als<br />

<strong>en</strong>igszins bezwaarlijk, maar niet als heel bezwaarlijk <strong>voor</strong> de verkrijger beschouw<strong>en</strong>.<br />

Over deze kwestie best<strong>aan</strong> <strong>en</strong>kele rechterlijke uitsprak<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal daarvan kom<strong>en</strong><br />

de betrokk<strong>en</strong> rechters tot de conclusie dat artikel 668a lid 2 BW in faillissem<strong>en</strong>tssituaties<br />

di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> toegepast. [noot:27] De meest rec<strong>en</strong>te uitspraak is die van de sector<br />

kanton van de Rechtbank Groning<strong>en</strong> van 14 juli 2005. [noot:28] De betrokk<strong>en</strong><br />

kantonrechter overwoog als volgt:<br />

‘‘Anders dan in geval van de bepaling<strong>en</strong> inzake de overgang van onderneming (art.<br />

7:662 e.v. BW) vermeldt de wet in geval van art. 7:668a lid 2 BW niet dat<br />

toepasselijkheid in geval van faillissem<strong>en</strong>t niet <strong>aan</strong> de orde is. Er is ook goede grond om<br />

in geval van e<strong>en</strong> doorstart na faillissem<strong>en</strong>t art. 7: 668a lid 2 BW wel toepasselijk te<br />

acht<strong>en</strong>: weliswaar geldt dat de doorstart<strong>en</strong>de ondernemer onder toezicht van de curator<br />

<strong>en</strong> rechter-commissaris ‘vrijelijk’ e<strong>en</strong> keuze kan mak<strong>en</strong> uit het personeelsbestand (art. 7:<br />

662 BW e.v. geldt immers niet), maar als hij e<strong>en</strong> werknemer in di<strong>en</strong>st neemt behoort die<br />

werknemer zich te kunn<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong> op het gehele ‘oude’ pakket van<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 116


arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>. Wat betreft dit laatste geldt <strong>voor</strong> werknemers als eisers met name<br />

dat zij niet ‘beroofd’ kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van hun arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>;<br />

zij hoev<strong>en</strong> niet te accepter<strong>en</strong> dat zij ine<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

blijk<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>’’.<br />

Regelmatige opzegging arbeidsovere<strong>en</strong>komst door de curator<br />

2.13. Loesberg heeft onder de hierbov<strong>en</strong> geciteerde uitspraak e<strong>en</strong> interessante annotatie<br />

geschrev<strong>en</strong>. Hij me<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> regelmatige opzegging van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

door de curator tot gevolg heeft dat de ket<strong>en</strong> van art. 7: 668a, lid 1 BW doorbrok<strong>en</strong><br />

wordt. Het argum<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> dit standpunt is dat na e<strong>en</strong> regelmatige opzegging de<br />

arbeidsrechtelijke ontslagbescherming van de werknemer is gerealiseerd. [noot:29] Ik<br />

me<strong>en</strong> dat de wetgever anders heeft bedoeld dan hetge<strong>en</strong> Loesberg bepleit. Deze heeft<br />

namelijk bij nota van wijziging de woord<strong>en</strong> ‘‘<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>’’ uit lid 2 van<br />

art. 7: 668a BW geschrapt. [noot:30] Hij wil hiermee ook de situatie van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die wordt opgevolgd door e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> onder lid 2 van art. 7: 668a BW lat<strong>en</strong> vall<strong>en</strong>. [noot:31] Het br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

van deze situatie onder lid 2 betek<strong>en</strong>t mijns inzi<strong>en</strong>s dat de wetgever er ge<strong>en</strong> bezwaar<br />

teg<strong>en</strong> heeft dat de conversie van lid 1 toegepast wordt in e<strong>en</strong> geval van opvolging van<br />

e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, ook al<br />

is geeindigd, bij <strong>voor</strong>beeld door e<strong>en</strong> regelmatige opzegging <strong>en</strong> is de ontslagbescherming<br />

van de werknemer to<strong>en</strong> gerealiseerd. Hetzelfde di<strong>en</strong>t mijns inzi<strong>en</strong>s ook te geld<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

het geval van de opvolging van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die door e<strong>en</strong><br />

curator regelmatig beeindigd is <strong>en</strong> wordt gevolgd door e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong>.<br />

2.14. Loesberg merkt nog op dat toepassing van art. 7:668a, lid 2 BW bij e<strong>en</strong> doorstart<br />

in geval van faillissem<strong>en</strong>t contraproductief kan zijn. Hij kan zich <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> dat de<br />

verkrijger van de onderneming alle<strong>en</strong> met werknemers verder gaat die minder dan 36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> bij de failliete vervreemder in di<strong>en</strong>st zijn geweest. Dit argum<strong>en</strong>t vind ik niet<br />

sterk: omdat de wetgever in art. 7:668a, lid 2 BW het vereiste van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de<br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> heeft geschrapt, kan zich te <strong>en</strong>iger <strong>tijd</strong> bij alle<br />

werknemers die de verkrijger van de vervreemder overneemt het effect van de conversie<br />

van lid 1 (g<strong>aan</strong>) <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>zover de verkrijger de betrokk<strong>en</strong> werknemers e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>biedt.<br />

2.15. Aan Loesberg di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> toegegev<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> regelmatige opzegging van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> de ket<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> van art.<br />

7: 667, lid 4 <strong>en</strong> lid 5 BW <strong>voor</strong> de daar geregelde Ragetlie-problematiek wel doorbreekt <strong>en</strong><br />

daarmee in zo’n geval ge<strong>en</strong> opzegging van de laatst afgeslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in de ket<strong>en</strong> vereist. De wetgever heeft in geval van e<strong>en</strong> ket<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> mijns inzi<strong>en</strong>s de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> die geld<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de door art. 7:<br />

667 BW vereiste opzegging <strong>en</strong> die <strong>voor</strong> de door art. 668a, lid 2 <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong> conversie<br />

van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

<strong>en</strong>igszins verschill<strong>en</strong>d geregeld, zoals ook art. 7:668a, lid 1 <strong>en</strong> art. 668a, lid 2 k<strong>en</strong>nelijk<br />

door de wetgever gewilde discrepanties verton<strong>en</strong> (lid 1: niet dezelfde arbeid is vereist <strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zijn relevant; lid 2, wel dezelfde arbeid<br />

vereist; ook arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> relevant). De wetgever<br />

beschouwt de problematiek van het opzeggingsvereiste in geval van beeindiging van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> die van de conversie van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong> van on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> als verschill<strong>en</strong>d.<br />

[noot:32] M<strong>en</strong> kan zich afvrag<strong>en</strong> of deze verschill<strong>en</strong>de opzet van art. 7:667 <strong>en</strong> art. 7:<br />

668a, lid 1 <strong>en</strong> lid 2 juist is geweest. [noot:33] Ik zie ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> <strong>aan</strong> duidelijke<br />

wetstekst<strong>en</strong> <strong>en</strong> toelichting<strong>en</strong> <strong>voor</strong>bij te g<strong>aan</strong>. Ik vind het bij e<strong>en</strong> doorstart <strong>voor</strong> de<br />

verkrijger van e<strong>en</strong> onderneming wel <strong>en</strong>igszins bezwaarlijk, maar niet heel bezwaarlijk dat<br />

art. 7: 668a, lid 2 BW conversie van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in één<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> ingeval daar<strong>aan</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

(on)<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is <strong>voor</strong>afgeg<strong>aan</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 117


Vervolg cassatiemiddel 1<br />

2.16. Ik keer terug naar de behandeling van cassatiemiddel 1. Na het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de kom ik<br />

tot de conclusie dat het middel van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel di<strong>en</strong>t te fal<strong>en</strong>.<br />

Materiële opvolging bij werkgevers<br />

2.17. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel betoogt in het middel dat artikel 7:668a lid 2 BW slechts di<strong>en</strong>t te<br />

word<strong>en</strong> toegepast in het geval van twee werkgevers die elkaar materieel hebb<strong>en</strong><br />

opgevolgd. Dit criterium past in de misbruik-b<strong>en</strong>adering waarin Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel de<br />

toepasselijkheid van het wetsartikel w<strong>en</strong>st te plaats<strong>en</strong>. Zoals ik hierbov<strong>en</strong> in 2.6 heb<br />

<strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>, heeft art. 7:668a, lid 2 BW e<strong>en</strong> ruimere strekking.<br />

Strekking van art. 7:668a,lid 2 BW<br />

2.18. De stelling van het middel dat het van toepassing zijn van artikel 7:668a lid 2 BW<br />

op faillissem<strong>en</strong>tssituaties op gespann<strong>en</strong> voet staat met de regeling van artikel 7:662 ev.<br />

BW, in het bijzonder artikel 666 BW, is op zich zelf juist, maar mijns inzi<strong>en</strong>s niet zonder<br />

meer doorslaggev<strong>en</strong>d. Ik acht de toepasselijkheid van art. 7:668a, lid 2 BW, zoals ik<br />

hierbov<strong>en</strong> heb uite<strong>en</strong>gezet, <strong>voor</strong> de verkrijger wel <strong>en</strong>igszins bezwaarlijk, maar niet zeer<br />

bezwaarlijk. Ik zou alle<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> ernstige bezwaarlijkheid van de gevolg<strong>en</strong> van de op<br />

zich zelf duidelijke wetstekst van art. 7:666 BW <strong>en</strong> art 7:668a, lid 2 BW will<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong>.<br />

Hierbij is van belang dat art. 7:666 BW dat toepasselijkheid van <strong>bepaalde</strong> regels bij<br />

faillissem<strong>en</strong>t uitsluit, in 2002 nog is gewijzigd <strong>en</strong> de wetgever art. 7:668a, lid 2 BW to<strong>en</strong><br />

niet heeft uitgeslot<strong>en</strong>. Ik wijs er nog e<strong>en</strong>s op dat, omdat art. 668a, lid 2 BW zowel<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> als die <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> meetelt, alle<br />

werknemers die verkrijger van de vervreemder overneemt <strong>en</strong> e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> krijg<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> zich in de toekomst in beginsel op de conversie kunn<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong><br />

ingeval later <strong>aan</strong> de daar<strong>voor</strong> geld<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wordt vold<strong>aan</strong>. Er kan zich mijns<br />

inzi<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong> situatie <strong>voor</strong>do<strong>en</strong> waarbij <strong>bepaalde</strong> werknemers wel <strong>en</strong> andere werknemers<br />

in beginsel niet met de problematiek van art. 668a, lid 2 zijn belast. [noot:34]<br />

Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d: Art. 7:666 BW heeft tot gevolg dat de verkrijger bij e<strong>en</strong> doorstart van<br />

e<strong>en</strong> onderneming niet gehoud<strong>en</strong> is werknemers die in di<strong>en</strong>st war<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> failliete<br />

vervreemder over te nem<strong>en</strong>. Als hij dergelijke werknemers overneemt, di<strong>en</strong>t hij op de<br />

problematiek van art. 7:668a, lid 2 BW bedacht te zijn.<br />

Cassatiemiddel 2<br />

2.19. Dit cassatiemiddel richt e<strong>en</strong> rechtsklacht teg<strong>en</strong> rechtsoverweging 3.6 van het<br />

bestred<strong>en</strong> arrest <strong>en</strong> bestrijdt de afgewez<strong>en</strong> matiging van de loonvordering. Matiging van<br />

e<strong>en</strong> loonvordering is niet slechts mogelijk bij vernietigbaarheid van de opzegging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst, maar ook in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige, waarin in geschil is of<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst al dan niet van rechtswege is afgelop<strong>en</strong>.<br />

2.20. De tekst van artikel 7:680a BW luidt:<br />

‘‘De rechter is bevoegd e<strong>en</strong> vordering tot doorbetaling van loon die gegrond is op de<br />

vernietigbaarheid van de opzegging van arbeidsovere<strong>en</strong>komst te matig<strong>en</strong>, (...)’’<br />

Op grond van deze wettekst <strong>en</strong> de plaatsing van het desbetreff<strong>en</strong>de artikel in afdeling 9<br />

[noot:35] (van titel 10 boek 7 BW) is matiging alle<strong>en</strong> mogelijk bij e<strong>en</strong> vernietigbare<br />

opzegging. [noot:36] Des<strong>tijd</strong>s heeft de Hoge Raad in HR 5 januari 1979, NJ 1979, 207<br />

geoordeeld dat vordering<strong>en</strong> tot doorbetaling van loon in geval van (des<strong>tijd</strong>s:) nietige (nu:<br />

vernietigbare) opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> daarmee op e<strong>en</strong> lijn te stell<strong>en</strong><br />

gevall<strong>en</strong> – op g<strong>en</strong>oemde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> – door de rechter kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gematigd.<br />

Artikel 7:680a BW is ingevoerd bij de op 1 januari 1999 in werking getred<strong>en</strong> Wet<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid waarbij deze jurisprud<strong>en</strong>tie is gecodificeerd. Tot dan toe ontbrak<br />

e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e bepaling over matiging van loonvordering<strong>en</strong>. De wettelijke<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 118


matigingsbevoegdheid strekt zich naar de letter niet uit tot gevall<strong>en</strong> die op één lijn zijn te<br />

stell<strong>en</strong> met het geval van e<strong>en</strong> vernietigbare opzegging. Tijd<strong>en</strong>s de behandeling van<br />

wets<strong>voor</strong>stel 25 263 in de Eerste Kamer is deze kwestie <strong>aan</strong> de orde gekom<strong>en</strong>. De<br />

to<strong>en</strong>malige bewindslied<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> medegedeeld dat in dergelijke gevall<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel e<strong>en</strong><br />

beroep kan word<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong> op de redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid als bedoeld in artikel 6:248<br />

BW. [noot:37] Er is hierover des<strong>tijd</strong>s het volg<strong>en</strong>de opgemerkt:<br />

‘‘Ontwerp-artikel 680a <strong>en</strong> toepassing van de matigingsbevoegdheid <strong>voor</strong> ‘op e<strong>en</strong> lijn te<br />

stell<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong>’. Verhulp me<strong>en</strong>t dat de <strong>voor</strong>gestelde beperking van de<br />

matigingsbevoegdheid van de rechter – in teg<strong>en</strong>stelling tot de geld<strong>en</strong>de jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

van de Hoge Raad – zich niet langer uitstrekt tot andere gevall<strong>en</strong> dan loonvordering<strong>en</strong><br />

die zijn gebaseerd op e<strong>en</strong> nietige beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. (...) In de<br />

memorie van antwoord bij bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemd wets<strong>voor</strong>stel (Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1990–’91, 21<br />

479, nr. 6, blz. 11) wordt opgemerkt dat de nieuwe bepaling toepassing kan vind<strong>en</strong><br />

zowel wanneer de in (...) geregelde nietighed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingeroep<strong>en</strong> als ook wanneer bij<br />

e<strong>en</strong> ontslag op st<strong>aan</strong>de voet weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> de nietigheid van het ontslag<br />

(...) wordt ingeroep<strong>en</strong>. In andere gevall<strong>en</strong> kan ev<strong>en</strong>tueel e<strong>en</strong> beroep word<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong> op<br />

artikel 248 lid 2 Boek 6 BW. Volg<strong>en</strong>s dit artikel is e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> als gevolg van de<br />

overe<strong>en</strong>komst geld<strong>en</strong>de regel niet van toepassing <strong>voor</strong> zover dit in de gegev<strong>en</strong><br />

omstandighed<strong>en</strong> naar maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid on<strong>aan</strong>vaardbaar zou<br />

zijn.’’<br />

2.21. In de jurisprud<strong>en</strong>tie met betrekking tot artikel 7:680a BW wordt hierbij<br />

<strong>aan</strong>geslot<strong>en</strong>. Ik wijs bij<strong>voor</strong>beeld op Hoge Raad 26 maart 2004, JAR 2004, 111<br />

rechtsoverweging 3.3.:<br />

‘‘(...)Ingevolge art. 7:680a BW is de rechter slechts bevoegd om e<strong>en</strong> vordering tot<br />

doorbetaling van loon die gegrond is op de vernietigbaarheid van de opzegging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst te matig<strong>en</strong>, (...)’’ (cursivering toevoeging van LT)<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>ter arrest van de Hoge Raad van 23 september 2005, JOL 2005, 511 wordt<br />

artikel 7:680a BW van overe<strong>en</strong>komstige toepassing verklaard. Rechtsoverweging 3.5 van<br />

dat arrest luidt:<br />

‘‘Indi<strong>en</strong> het hof heeft geoordeeld dat het beroep op matiging van de loonvordering<br />

(...)reeds afstuitte op het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> wettelijke grondslag <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> dergelijke<br />

matiging, dan had het zijn beslissing op dit punt moet<strong>en</strong> motiver<strong>en</strong>. Hierbij verdi<strong>en</strong>t<br />

opmerking dat in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige art. 7:680a BW zich le<strong>en</strong>t <strong>voor</strong><br />

overe<strong>en</strong>komstige toepassing. Blijk<strong>en</strong>s de in cassatie niet bestred<strong>en</strong> vaststelling<strong>en</strong> van het<br />

hof is immers <strong>voor</strong> de in dit geding tot twistpunt geword<strong>en</strong> overgang van onderneming<br />

van [B] naar [eiser] door [B] <strong>aan</strong> [verweerder] ontslag <strong>aan</strong>gezegd <strong>en</strong> <strong>aan</strong> de Regionaal<br />

Directeur <strong>voor</strong> de Arbeids<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing toestemming gevraagd <strong>voor</strong> de beëindiging van het<br />

di<strong>en</strong>stverband, maar kon de na die overgang verle<strong>en</strong>de toestemming naar het oordeel<br />

van de rechter ge<strong>en</strong> gevolg meer hebb<strong>en</strong> doordat [verweerder] inmiddels van<br />

rechtswege in di<strong>en</strong>st was bij [eiser].’’<br />

De gedane opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst door [B] kon in het geval van het<br />

geciteerde arrest ge<strong>en</strong> gevolg hebb<strong>en</strong>. Immers, <strong>voor</strong>dat [B] de vereiste toestemming had<br />

verkreg<strong>en</strong> is [verweerder] (t<strong>en</strong> gevolge van de overgang van de onderneming) van<br />

rechtswege in di<strong>en</strong>st betred<strong>en</strong> bij [eiser]. Er was in dat geval sprake van e<strong>en</strong> opzegging<br />

van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst welke niet rechtsgeldig heeft plaatsgevond<strong>en</strong>. Er is dan<br />

<strong>aan</strong>leiding om art. 7:680a BW toe te pass<strong>en</strong>.<br />

2.22. In de onderhavige zaak is ge<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> vernietigbare opzegging. Het gaat<br />

hier om de vraag of de betrokk<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst al dan niet van rechtswege is<br />

geeindigd. Van belang is dat de wetgever de <strong>aan</strong>beveling van de werkgroep Ontslagrecht<br />

van de Ver<strong>en</strong>iging <strong>voor</strong> Arbeidsrecht, om de matigingsbevoegdheid ook toe te lat<strong>en</strong> bij<br />

e<strong>en</strong> geschil over de vraag of de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege is geëindigd (door<br />

in de wettekst tuss<strong>en</strong> te voeg<strong>en</strong> ‘‘of het niet van rechtswege of anderszins niet<br />

rechtsgeldig beëindigd zijn’’), [noot:38] niet heeft gevolgd. De minister reageerde<br />

des<strong>tijd</strong>s als volgt op de <strong>aan</strong>beveling: ‘‘Ik betwijfel zeer of e<strong>en</strong> dergelijke regeling nodig is<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 119


nu de vraag rijst of er in de praktijk vaak geschill<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> ontst<strong>aan</strong> over het einde van<br />

e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst’’. [noot:39]<br />

2.23. De conclusie van het bov<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de di<strong>en</strong>t mijns inzi<strong>en</strong>s te zijn dat, als er in het<br />

onderhavige geval gematigd di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong>, deze matiging niet via art. 7:680a BW<br />

gevraagd had di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong>, maar op basis van art. 6: 248, lid 2 BW verzocht had<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (zie <strong>voor</strong>al de hierbov<strong>en</strong> onder 2.20 geciteerde wetsgeschied<strong>en</strong>is). Nu dit<br />

niet is geschied, faalt het middel.<br />

3. Conclusie<br />

Deze strekt tot verwerping van het cassatieberoep.<br />

Hoge Raad<br />

1. Het geding in feitelijke instanties<br />

Verweerster in cassatie – verder te noem<strong>en</strong>: Isik – heeft bij exploot van 21 juli 2003<br />

eiseres tot cassatie – verder te noem<strong>en</strong>: Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel – gedagvaard <strong>voor</strong> de<br />

rechtbank, sector kanton, te Almelo, locatie Enschede, <strong>en</strong> gevorderd bij vonnis, <strong>voor</strong><br />

zover mogelijk uitvoerbaar bij <strong>voor</strong>raad:<br />

A Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel op te drag<strong>en</strong> Isik toe te lat<strong>en</strong> tot haar werkzaamhed<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> twee<br />

dag<strong>en</strong> nadat zij door de Arbodi<strong>en</strong>st van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel hersteld is gemeld,<br />

respectievelijk binn<strong>en</strong> twee dag<strong>en</strong> nadat de Arbodi<strong>en</strong>st om andere red<strong>en</strong><strong>en</strong> tot<br />

werkhervatting door Isik heeft geadviseerd, zulks onder verbeurte van e<strong>en</strong> dwangsom<br />

van € 500,= <strong>voor</strong> elke dag dat Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel weigert <strong>aan</strong> het op dit onderdeel te<br />

wijz<strong>en</strong> vonnis te voldo<strong>en</strong>;<br />

B Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel te veroordel<strong>en</strong> om <strong>aan</strong> Isik te betal<strong>en</strong>:<br />

1 het haar toekom<strong>en</strong>de loon vanaf 22 januari 2003 tot <strong>aan</strong> de dag dat het di<strong>en</strong>stverband<br />

rechtsgeldig zal zijn geëindigd, zijnde het netto-equival<strong>en</strong>t van e<strong>en</strong> bedrag van €<br />

1.595,22 bruto per m<strong>aan</strong>d, te verhog<strong>en</strong> met 8% vakantiegeld;<br />

2 de wettelijke verhoging op grond van art. 7:625 BW van 50% over de bedrag<strong>en</strong><br />

verschuldigd op grond van het gevorderde onder B1;<br />

3 e<strong>en</strong> bedrag van € 545,= ter zake van buit<strong>en</strong>gerechtelijke incassokost<strong>en</strong>;<br />

4 de wettelijke r<strong>en</strong>te over alle <strong>voor</strong>noemde gevorderde bedrag<strong>en</strong> vanaf de dag dat die<br />

bedrag<strong>en</strong> zijn verschuldigd;<br />

5 de kost<strong>en</strong> van het geding.<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft de vordering<strong>en</strong> bestred<strong>en</strong>.<br />

De kantonrechter heeft bij vonnis van 9 december 2003 de vordering<strong>en</strong> afgewez<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Isik in de kost<strong>en</strong> van dit geding veroordeeld.<br />

Teg<strong>en</strong> het vonnis van de kantonrechter heeft Isik hoger beroep ingesteld bij het<br />

gerechtshof te Arnhem.<br />

Bij arrest van 23 november 2004 heeft het hof <strong>voor</strong>meld vonnis van de kantonrechter<br />

vernietigd <strong>en</strong>, opnieuw rechtdo<strong>en</strong>de, de vordering<strong>en</strong> van Isik grot<strong>en</strong>deels toegewez<strong>en</strong>,<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel in de kost<strong>en</strong> van de beide instanties veroordeeld, <strong>en</strong> dit arrest tot zover<br />

uitvoerbaar bij <strong>voor</strong>raad verklaard.<br />

(...; red.)<br />

2. Het geding in cassatie<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 120


(...; red.)<br />

3. Beoordeling van de middel<strong>en</strong><br />

3.1. In cassatie kan van het volg<strong>en</strong>de word<strong>en</strong> uitgeg<strong>aan</strong>.<br />

i. Isik is op 22 februari 1997 bij Octagon B.V. (hierna: Octagon) in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> als<br />

oproepkracht winkelbedi<strong>en</strong>de <strong>voor</strong> het filiaal van ‘‘Knaakland’’ in Enschede. Op 25<br />

september 2000 is tuss<strong>en</strong> Isik <strong>en</strong> Octagon e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst geslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong> de duur van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, waarbij Isik werd <strong>aan</strong>gesteld als filiaalchef.<br />

Aansluit<strong>en</strong>d zijn Isik <strong>en</strong> Octagon e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> de<br />

duur van neg<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.<br />

ii. Octagon is medio 2001 failliet verklaard. De curator in haar faillissem<strong>en</strong>t heeft de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met Isik rechtsgeldig opgezegd teg<strong>en</strong> 1 juli 2001.<br />

iii. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft Isik op 17 juli 2001 onder meer geschrev<strong>en</strong>:<br />

‘‘Als oud werknemer <strong>en</strong> direct betrokk<strong>en</strong>e will<strong>en</strong> wij u graag op de hoogte br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van<br />

het feit dat wij (...) de formule van Knaakland will<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> (...). Uit de<br />

administratie leid<strong>en</strong> wij af dat u werkzaam b<strong>en</strong>t geweest bij Knaakland. Omdat wij het<br />

niet alle<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>, will<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> beroep do<strong>en</strong> op uw k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring. Wij will<strong>en</strong><br />

inv<strong>en</strong>tariser<strong>en</strong> wie geïnteresseerd is, om sam<strong>en</strong> met ons de Knaakland formule nieuw<br />

lev<strong>en</strong> in te blaz<strong>en</strong>.<br />

Heeft u er net zoveel zin in als wij, vul dan zo snel mogelijk het bijgevoegde formulier in<br />

(...).’’<br />

iv. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft op 20 juli 2001 <strong>aan</strong> Isik onder meer geschrev<strong>en</strong>:<br />

‘‘(...)Bij deze(...) je nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst in tweevoud. Zoals je weet hebb<strong>en</strong> wij<br />

in deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst jouw oude arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zoals die ook bij Knaakland<br />

gold<strong>en</strong> zoveel mogelijk overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Enige uitzondering<strong>en</strong> hierop zijn:<br />

– dat alle medewerkers (...) e<strong>en</strong> proef<strong>tijd</strong> krijg<strong>en</strong> van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (...)’’<br />

In de bij deze brief gevoegde bijlage is de navolg<strong>en</strong>de passage opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>:<br />

‘‘(...) Beste medewerkers van Knaakland (...)<br />

Daarom bied<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> ieder van jullie, die in <strong>aan</strong>merking kom<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> gewijzigde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> (...). Dit betek<strong>en</strong>t ook dat bij<br />

e<strong>en</strong> ieder die al langer dan e<strong>en</strong> half jaar in di<strong>en</strong>st was de proef<strong>tijd</strong> komt te vervall<strong>en</strong><br />

(...).’’<br />

v. Isik is per 23 juli 2001 op grond van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong><br />

de duur van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel. Zij is per 1 november<br />

2001 bevorderd tot (plaatsvervang<strong>en</strong>d) bedrijfsleider. Aansluit<strong>en</strong>d hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van één jaar, tot 22 januari 2003, geslot<strong>en</strong>. Het<br />

laatstg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> salaris van Isik bedroeg € 1.595,22 bruto per m<strong>aan</strong>d.<br />

vi. Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft bij brief van 13 januari 2003 <strong>aan</strong> Isik onder andere geschrev<strong>en</strong>:<br />

‘‘Op 21 januari a.s. verloopt uw arbeidsovere<strong>en</strong>komst (...). Hierbij moet<strong>en</strong> wij u<br />

mededel<strong>en</strong> dat wij hebb<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong> uw arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet te verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Deze<br />

eindigt van rechtswege op 21 januari 2003.’’<br />

vii. Nam<strong>en</strong>s Isik heeft mr. E.M. Werger bij brief van 29 januari 2003 <strong>aan</strong> Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

geschrev<strong>en</strong>:<br />

‘‘(...) Op 21 januari 2001 heeft u de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met [Isik] beëindigd. Deze<br />

beëindiging (...) is (...) nietig. [Isik] houdt zich beschikbaar om haar werkzaamhed<strong>en</strong> te<br />

verricht<strong>en</strong> (...).<br />

U stelt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege is beëindigd (...), volg<strong>en</strong>s [Isik] is er<br />

sprake van e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Immers op grond van artikel 668a<br />

lid 2 boek 7 BW wordt [Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel] geacht rechtsopvolger te zijn. Tev<strong>en</strong>s is er ge<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong>poos geweest van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de elkaar opvolg<strong>en</strong>de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 121


contract<strong>en</strong>. Alle contract<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ruimschoots e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>speriode van meer dan 36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> [beslag<strong>en</strong>], derhalve is hier sprake van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>,<br />

zie artikel 668a lid 1 (...).’’<br />

3.2. Isik heeft bij de kantonrechter gevorderd als onder 1 vermeld, kort gezegd,<br />

veroordeling van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel om haar tot haar werk toe te lat<strong>en</strong> op straffe van e<strong>en</strong><br />

dwangsom <strong>en</strong> tot betaling van haar loon vanaf 22 januari 2003, met nev<strong>en</strong>vordering<strong>en</strong>.<br />

Isik heeft <strong>aan</strong> haar vordering<strong>en</strong> onder meer t<strong>en</strong> grondslag gelegd dat Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel de<br />

opvolg<strong>en</strong>de werkgever is van Octagon op grond van art. 7:662 e.v. BW, dat ingevolge<br />

art. 7:668a BW de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> bij elkaar moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

opgeteld <strong>en</strong> dat dan sprake is van e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband van meer dan 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, zodat<br />

zij <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in di<strong>en</strong>st is van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel.<br />

De kantonrechter heeft de vordering<strong>en</strong> afgewez<strong>en</strong>.<br />

3.3. In hoger beroep heeft het hof de vordering<strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels toegewez<strong>en</strong>. Daartoe<br />

heeft het hof, <strong>voor</strong> zover in cassatie van belang, sam<strong>en</strong>gevat het volg<strong>en</strong>de overwog<strong>en</strong>.<br />

Beoordeeld di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> of Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de door Isik verrichte<br />

arbeid redelijkerwijze geacht moet word<strong>en</strong> de opvolger, in de zin van art. 7:668a lid 2<br />

BW, te zijn van Octagon. Op grond van de vastst<strong>aan</strong>de feit<strong>en</strong> moet die vraag bevestig<strong>en</strong>d<br />

word<strong>en</strong> beantwoord. Tekst noch strekking van art. 7:668a lid 2 (in verbinding met lid 1)<br />

BW sluit<strong>en</strong> de toepassing van deze bepaling in het onderhavige geval uit. Daar<strong>aan</strong> doet<br />

niet af dat de met Octagon geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> als gevolg van opzegging<br />

door de curator zijn beëindigd <strong>en</strong> ook niet dat Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel het bedrijfsonderdeel<br />

Knaakland uit de faillissem<strong>en</strong>tsboedel heeft overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Anders dan ingevolge art.<br />

7:666 BW het geval is met art. 7:663 BW, is van art. 7:668a BW de toepasselijkheid niet<br />

uitgeslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het geval van faillissem<strong>en</strong>t. De toepassing van art. 7:668a lid 2 BW in<br />

het onderhavige geval volgt ook uit de strekking van de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid,<br />

waarbij deze bepaling is ingevoerd; deze wet beoogt onder andere meer<br />

arbeidsrechtelijke zekerheid te bied<strong>en</strong> <strong>aan</strong> werknemers die langdurig op basis van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werkzaam zijn. (rov. 3.5)<br />

Gelet op hetge<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> is overwog<strong>en</strong> geldt de laatstelijk geslot<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst als e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, zodat deze niet van<br />

rechtswege op 21 januari 2003 is geëindigd. Voor de door Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel gevraagde<br />

matiging bestaat ge<strong>en</strong> grond, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> het in dit geval niet gaat om e<strong>en</strong> vernietigbare<br />

opzegging (rov. 3.6).<br />

3.4.1. Middel 1 komt met e<strong>en</strong> rechtsklacht op teg<strong>en</strong> het oordeel van het hof in rov. 3.5<br />

dat Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de door Isik verrichte arbeid t<strong>en</strong> opzichte van<br />

Octagon redelijkerwijze geacht moet word<strong>en</strong> haar opvolgster te zijn. Daartoe wordt het<br />

volg<strong>en</strong>de <strong>aan</strong>gevoerd. Art. 7:668a lid 2 BW geldt uitsluit<strong>en</strong>d <strong>voor</strong> zogehet<strong>en</strong><br />

draaideurconstructies, gevall<strong>en</strong> waarin werknemers eerst als uitz<strong>en</strong>dkracht werkzaam<br />

zijn geweest <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in di<strong>en</strong>st van de inl<strong>en</strong>er zijn getred<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong> opvolg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met tot e<strong>en</strong>zelfde concern behor<strong>en</strong>de rechtsperson<strong>en</strong>. Tekst <strong>en</strong><br />

strekking van art. 7:668a lid 2 BW sluit<strong>en</strong> toepassing van deze bepaling uit in e<strong>en</strong> geval<br />

als het onderhavige, waarin de oorspronkelijke werkgever is gefailleerd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderdeel<br />

van de gefailleerde onderneming door de curator uit het faillissem<strong>en</strong>t wordt verkocht,<br />

terwijl de arbeidsovere<strong>en</strong>komst rechtsgeldig is opgezegd door de curator. Geldt zulks al<br />

niet in het algeme<strong>en</strong>, dan geldt het in ieder geval behoud<strong>en</strong>s bijzondere omstandighed<strong>en</strong><br />

die vere<strong>en</strong>zelviging tuss<strong>en</strong> de gefailleerde werkgever <strong>en</strong> de werkgever die het onderdeel<br />

overneemt, rechtvaardig<strong>en</strong>, welke bijzondere omstandighed<strong>en</strong> het hof niet heeft<br />

vastgesteld.<br />

3.4.2. Het middel faalt. In art. 7:666 BW wordt art. 7:668a lid 2 BW niet uitgeslot<strong>en</strong> van<br />

toepassing op de overgang van e<strong>en</strong> onderneming indi<strong>en</strong> de werkgever in staat van<br />

faillissem<strong>en</strong>t is verklaard <strong>en</strong> de onderneming tot de boedel behoort. Anders dan het<br />

middel tot uitgangspunt neemt, is toepassing van art. 7:668a lid 2 BW naar tekst <strong>en</strong><br />

strekking van die bepaling niet beperkt tot de in het middel bedoelde gevall<strong>en</strong> waarin,<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 122


kort gezegd, opvolging van werkgevers wordt misbruikt bij de hantering van <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Aan de in het tweede lid van art. 7:668a BW <strong>voor</strong>geschrev<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komstige toepassing van de in het eerste lid <strong>bepaalde</strong> omzetting in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, staat in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige niet in<br />

de weg dat de curator de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van Isik met Octagon regelmatig heeft<br />

opgezegd.<br />

3.5.1. Middel 2 behelst de klacht dat het hof t<strong>en</strong> onrechte in rov. 3.6 heeft geoordeeld<br />

dat <strong>voor</strong> matiging van de loonvordering ingevolge art. 7: 680a BW ge<strong>en</strong> grond bestaat.<br />

Daartoe wordt <strong>aan</strong>gevoerd dat matiging op grond van deze bepaling ook mogelijk is in<br />

e<strong>en</strong> geval als het onderhavige, waarin in geschil is of e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst van<br />

rechtswege is afgelop<strong>en</strong>.<br />

3.5.2. Het middel faalt. De opvatting van het hof is juist. Ingevolge art. 7:680a BW is de<br />

rechter slechts bevoegd om e<strong>en</strong> vordering tot doorbetaling van loon te matig<strong>en</strong> indi<strong>en</strong><br />

deze is gegrond op de vernietigbaarheid van de opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

(vgl. HR 26 maart 2004, nr. C02/285, NJ 2004, 322, rov. 3.3) of daarmee op e<strong>en</strong> lijn te<br />

stell<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong> van het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rechtsgeldige opzegging (vgl. HR 23<br />

september 2005, nr. C04/185, JOL 2005, 511). Anders dan het middel betoogt, is er<br />

ge<strong>en</strong> grond <strong>voor</strong> (overe<strong>en</strong>komstige) toepassing van deze bepaling op e<strong>en</strong> geval als het<br />

onderhavige.<br />

4. Beslissing<br />

De Hoge Raad:<br />

verwerpt het beroep;<br />

veroordeelt Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel in de kost<strong>en</strong> van het geding in cassatie, tot op deze<br />

uitspraak <strong>aan</strong> de zijde van Isik begroot op € 362,34 <strong>aan</strong> verschott<strong>en</strong> <strong>en</strong> € 2.200,= <strong>voor</strong><br />

salaris.<br />

» Noot<br />

Tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong>tgezet na faillissem<strong>en</strong>t<br />

Die Nederlandse regeling met betrekking tot de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt<br />

ondertuss<strong>en</strong> door de rechtspraak steeds meer verduidelijkt. Lange <strong>tijd</strong> is onduidelijk<br />

geweest wat recht<strong>en</strong>s is indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst na opzegging door de<br />

curator wordt <strong>voor</strong>tgezet door de ‘doorstart<strong>en</strong>de’ werkgever. Geldt dan de laatste<br />

overe<strong>en</strong>komst als e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst die reeds door de<br />

failliete werkgever is geslot<strong>en</strong> of niet. Het belang is duidelijk: indi<strong>en</strong> er doorgeteld moet<br />

word<strong>en</strong> loopt de doorstart<strong>en</strong>de werkgever het risico dat de werknemer die hij in <strong>tijd</strong>elijke<br />

di<strong>en</strong>st neemt, door die indi<strong>en</strong>stneming de vierde schakel <strong>aan</strong> de ket<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> kan zett<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich daarmee terecht op het standpunt kan stell<strong>en</strong><br />

dat hij <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in di<strong>en</strong>st is. Over deze vraag war<strong>en</strong> twee opvatting<strong>en</strong>. De<br />

<strong>en</strong>e me<strong>en</strong>de dat door het <strong>bepaalde</strong> in artikel 7:666 BW e<strong>en</strong> faillissem<strong>en</strong>t leidt tot e<strong>en</strong><br />

geheel nieuwe ket<strong>en</strong>, de andere dat op grond van artikel 7:668a BW gewoon doorgeteld<br />

mocht word<strong>en</strong>. In zijn arrest van 14 juli 2006, JAR 2006/190 (Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel BV/Isik)<br />

heeft de Hoge Raad gekoz<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de laatste opvatting. In zijn zeer lez<strong>en</strong>swaardige<br />

conclusie <strong>voor</strong> dit arrest zet A-G Timmermans de verschill<strong>en</strong>de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong>s<br />

uite<strong>en</strong>. Hij wijst op het verschil tuss<strong>en</strong> de led<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 2 van artikel 7:668a BW. Het eerste<br />

lid legt de nadruk op de gelijkheid van de werkgever bij het <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst, het tweede lid legt de nadruk op de gelijkheid van de te verricht<strong>en</strong><br />

arbeid. Kracht<strong>en</strong>s lid 1 word<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> ‘doorgeteld’ <strong>en</strong> dus<br />

onderdeel van de ket<strong>en</strong> als ze tuss<strong>en</strong> dezelfde partij<strong>en</strong> zijn geslot<strong>en</strong>. Kracht<strong>en</strong>s lid 2<br />

word<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> ‘doorgeteld’ als de werkgevers t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de te<br />

verricht<strong>en</strong> arbeid als elkanders opvolger kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd. Bij de parlem<strong>en</strong>taire<br />

behandeling van lid 2 is uitdrukkelijk gesprok<strong>en</strong> over bedrijfsovernames, waaronder<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 123


volg<strong>en</strong>s de A-G de figuur van overgang van onderneming als gedefinieerd in artikel 7:662<br />

BW moet word<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong>. Nu uit de tekst van artikel 7:666 BW niet valt af te leid<strong>en</strong><br />

dat de toepassing van artikel 7:668a BW is uitgeslot<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het door toepassing bereikte<br />

gevolg niet onredelijk is, althans niet zo zeer onredelijk, dat daarin red<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong><br />

gevond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere uitkomst te bepleit<strong>en</strong>. Zoals gezegd: de Hoge Raad volgt deze<br />

red<strong>en</strong>ering <strong>en</strong> telt de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die zijn <strong>voor</strong>afgeg<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> het<br />

faillissem<strong>en</strong>t door als de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt <strong>voor</strong>tgezet met de verkrijger. De<br />

overnem<strong>en</strong>de werkgever di<strong>en</strong>t zich dus te realiser<strong>en</strong> dat hij de <strong>voor</strong> het faillissem<strong>en</strong>t<br />

geslot<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> moet meetell<strong>en</strong> in de ket<strong>en</strong> van <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>.<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong>tgezet na faillissem<strong>en</strong>t<br />

Het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de betek<strong>en</strong>t dat de overnem<strong>en</strong>de werkgever niet e<strong>en</strong>voudig kan doorstart<strong>en</strong><br />

door met de reeds <strong>voor</strong> de failliet in <strong>tijd</strong>elijke di<strong>en</strong>st werk<strong>en</strong>de werknemers e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst te sluit<strong>en</strong>. Dat geldt ook <strong>voor</strong> de werknemers die bij de failliet <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in di<strong>en</strong>st war<strong>en</strong> <strong>en</strong> waarvan de arbeidsovere<strong>en</strong>komst door de curator<br />

rechtsgeldig is opgezegd. Ook deze werknemers kan de overnem<strong>en</strong>de werkgever niet<br />

zonder meer in <strong>tijd</strong>elijke di<strong>en</strong>st nem<strong>en</strong>. Dit komt door de toepasselijkheid van artikel<br />

7:668a lid 2 BW ook in dit geval. Vaak wordt gedacht dat de kous af is door de<br />

rechtsgeldige opzegging van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Op grond<br />

van artikel 7:667 lid 4 BW geldt dat indi<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

rechtsgeldig is opgezegd, de daarop volg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst van<br />

rechtswege kan aflop<strong>en</strong>. Deze bepaling ziet ev<strong>en</strong>wel toe op de toepassing van de<br />

Ragetlie-regel <strong>en</strong> bepaalt dat de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst die volgt op e<strong>en</strong> niet<br />

rechtsgeldig opgezegde of ontbond<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, niet<br />

van rechtswege kan eindig<strong>en</strong>. Artikel 7:668a regelt, nog steeds volg<strong>en</strong>s de A-G, iets<br />

anders, te wet<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ket<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> de conversie van <strong>tijd</strong>elijk naar<br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Lid 2 van artikel 7:668a BW stelt niet de <strong>voor</strong>waarde dat het moet g<strong>aan</strong><br />

om arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Volg<strong>en</strong>s de uitdrukkelijke bedoeling van<br />

de wetgever ‘schakel<strong>en</strong>’ ook arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> mee in de<br />

ket<strong>en</strong>regeling, als het maar gaat om arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de<br />

werkgevers, die t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> elkanders opvolger te zijn. Indi<strong>en</strong> de doorstart<strong>en</strong>de werkgever e<strong>en</strong> werknemer<br />

van de failliet overneemt die op grond van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> meer dan 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft gewerkt, kan dat niet geschied<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, althans wordt de tuss<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong><br />

doorstart<strong>en</strong>de werkgever geslot<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst geconverteerd in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> op grond van artikel 7:668a lid 2 BW. Zie<br />

hierover <strong>en</strong> in dezelfde zin ook reeds JAR –Verklaard 5 november 2005, blz. 5 – 8.<br />

Prof. mr. E. Verhulp<br />

Matiging van de loonvordering, bij misverstand over einde van rechtswege<br />

Voor <strong>en</strong> in hetzelfde arrest van 14 juli 2006, JAR 2006/190, g<strong>aan</strong> de A-G <strong>en</strong> de Hoge<br />

Raad ook in op de vraag of de regeling van de loonmatiging bredere toepassing verdi<strong>en</strong>t.<br />

In artikel 7:680a BW is bepaald dat “de rechter (is) bevoegd e<strong>en</strong> vordering tot<br />

doorbetaling van loon die gegrond is op de vernietigbaarheid van de opzegging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst te matig<strong>en</strong>.” De letterlijke tekst van deze bepaling leidt tot de<br />

conclusie dat indi<strong>en</strong> de loonvordering is gegrond op e<strong>en</strong> discussie over het best<strong>aan</strong> van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, over de vraag of die van rechtswege is overgeg<strong>aan</strong> naar de<br />

verkrijger, of op e<strong>en</strong> discussie over de vraag of de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege<br />

is geëindigd, er ge<strong>en</strong> matiging van de loonvordering op grond van deze bepaling kan<br />

plaatsvind<strong>en</strong>. Eerder heb ik betoogd (zie JAR Verklaard 2 juli 2005, p. 4, met daarbij e<strong>en</strong><br />

bespreking van lagere rechtspraak) dat er voldo<strong>en</strong>de grond is <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> analogische<br />

toepassing van de arbeidsrechtelijke loonmatiging. In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>tere JAR Verklaard, die<br />

van 8 mei 2006, schreef ik dat de Hoge Raad nu ook de analogische toepassing van de<br />

loonmatigingsleer had omarmd, <strong>en</strong> wel in het arrest van 23 september 2005, JAR<br />

2005/252, waarin de Hoge Raad overweegt: “Hierbij verdi<strong>en</strong>t opmerking dat in e<strong>en</strong> geval<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 124


als het onderhavige artikel 7:680a BW zich le<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> overe<strong>en</strong>komstige toepassing.” Het<br />

ging in dat geval om e<strong>en</strong> werkgever die toestemming verkreeg om de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst op te zegg<strong>en</strong>: to<strong>en</strong> de werkgever van die toestemming gebruik<br />

maakte bleek de arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> werkgever door overgang<br />

van onderneming van rechtswege te zijn overgeg<strong>aan</strong> naar e<strong>en</strong> andere werkgever.<br />

Volg<strong>en</strong>s de A-G is in dit geval sprake van e<strong>en</strong> opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst die<br />

niet rechtsgeldig heeft plaatsgevond<strong>en</strong> <strong>en</strong> is er dan <strong>aan</strong>leiding om artikel 7:680a BW toe<br />

te pass<strong>en</strong>, maar is daarvan in dit geval ge<strong>en</strong> sprake. Daarom ziet de A-G ge<strong>en</strong> ruimte<br />

<strong>voor</strong> toepassing van artikel 7:680a BW. Loonmatiging had wel kunn<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> op<br />

grond van artikel 6:248 lid 2 BW, maar dan moet er sprake van e<strong>en</strong> vordering tot<br />

nakoming van de verplichting tot doorbetaling van loon, <strong>aan</strong> welke verplichting de<br />

werkgever naar maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid niet kan word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>.<br />

Het is zeer de vraag of dat i.c. <strong>aan</strong> de orde is, de weergegev<strong>en</strong> feit<strong>en</strong> do<strong>en</strong> mij dat niet<br />

vermoed<strong>en</strong>. Nu op artikel 6:248 lid2 BW ge<strong>en</strong> beroep is ged<strong>aan</strong> maar slechts op<br />

(analogische) toepassing van artikel 7:680a BW, hoeft de Hoge Raad zich daarover niet<br />

uit te lat<strong>en</strong>. Over de toepassing van artikel 7:680a BW is de Hoge Raad kort: “Ingevolge<br />

art. 7:680a BW is de rechter slechts bevoegd om e<strong>en</strong> vordering tot doorbetaling van loon<br />

te matig<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> deze is gegrond op de vernietigbaarheid van de opzegging (…) of<br />

daarmee op e<strong>en</strong> lijn te stell<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong> van het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rechtsgeldige<br />

opzegging. Anders dan het middel betoogt, is er ge<strong>en</strong> grond <strong>voor</strong> (overe<strong>en</strong>komstige)<br />

toepassing van deze bepaling op e<strong>en</strong> geval als het onderhavige.” Los van mijn opvatting<br />

over de w<strong>en</strong>selijkheid van toepassing van artikel 7:680a BW, lijkt het me dat deze<br />

overweging makkelijk ook anders had kunn<strong>en</strong> zijn.<br />

Het gaat hier immers om e<strong>en</strong> geval waarbij de werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

‘feitelijk’ doet eindig<strong>en</strong> door mede te del<strong>en</strong> dat er sprake is van e<strong>en</strong> einde van<br />

rechtswege. De mededeling dat er sprake is van e<strong>en</strong> einde van rechtswege is naar mijn<br />

m<strong>en</strong>ing gelijk te stell<strong>en</strong> met de opzegging. Tot 1999 heeft het arbeidsrecht de<br />

mogelijkheid van de ‘beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zonder opzegging’ steeds<br />

uitdrukkelijk g<strong>en</strong>oemd. De wetgever <strong>bepaalde</strong> dat deze beëindigingwijze wat betreft de<br />

sanctie gelijk gesteld wordt met de opzegging zonder inachtneming van de <strong>voor</strong> de<br />

opzegging geld<strong>en</strong>de bepaling<strong>en</strong> (zie art. 7:677 lid 1 oud BW). Omdat het BBA tot 1999<br />

sprak van ‘beëindig<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> niet van ‘opzegg<strong>en</strong>’ werd ook de beëindiging zonder opzegging<br />

bedreigd met nietigheid kracht<strong>en</strong>s het BBA. Met de wetswijziging<strong>en</strong> van 1999 heeft de<br />

wetgever deze figuur, waar in dit geval sprake van is, niet bedoeld weg te nem<strong>en</strong>. De<br />

regering me<strong>en</strong>de dat de woord<strong>en</strong> “do<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong> zonder opzegging” te veel verwarring<br />

zoud<strong>en</strong> wekk<strong>en</strong> omdat de wilsverklaring waarmee de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt<br />

beëindigd ook in e<strong>en</strong> gedraging kan ligg<strong>en</strong>. Ook in dergelijke gevall<strong>en</strong> kan, volg<strong>en</strong>s de<br />

regering, van e<strong>en</strong> opzegging word<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> (zie Kamerstukk<strong>en</strong> II 1993/94, 23 438,<br />

nr. 3, p. 45), zodat deze woord<strong>en</strong> overbodig zijn. Hoewel deze opvatting op e<strong>en</strong><br />

misverstand berust, is wel duidelijk dat met het schrapp<strong>en</strong> van de woord<strong>en</strong> “anders dan<br />

door opzegging do<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>” in ieder geval ge<strong>en</strong> inhoudelijke wijziging is beoogd. Dat<br />

betek<strong>en</strong>t dat de mededeling van de werkgever dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van<br />

rechtswege is geëindigd, <strong>voor</strong> de wettelijke gevolg<strong>en</strong> nog steeds gelijkgesteld moet<br />

word<strong>en</strong> met de opzegging zonder inachtneming van de daar<strong>voor</strong> geld<strong>en</strong>de regels <strong>en</strong> dat<br />

beëindiging (lees: opzegging) kan word<strong>en</strong> vernietigd op grond van het BBA. Uit de casus<br />

die <strong>aan</strong> de Hoge Raad is <strong>voor</strong>gelegd blijkt dat ook: de werknemer heeft op 29 januari<br />

2003 geschrev<strong>en</strong> dat de beëindiging nietig is <strong>en</strong> zich beschikbaar gehoud<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

verricht<strong>en</strong> van de bedong<strong>en</strong> arbeid. Voor zover de gelijkstelling tuss<strong>en</strong> het ‘do<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong><br />

zonder opzegging’ <strong>en</strong> de opzegging al niet zonder meer opgaat, lijkt het me toe dat die<br />

gelijkstelling meer <strong>voor</strong> de hand ligt dan die, op grond waarvan de Hoge Raad wel<br />

loonmatiging op grond van artikel 7:680a BW toelaat. Zie overig<strong>en</strong>s in dit verband ook<br />

JAR Verklaard 22 november 2004, p. 18, waarin meer over het do<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong> zonder<br />

opzegging staat.<br />

Prof. mr. E. Verhulp<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 125


» Voetnot<strong>en</strong><br />

[1]<br />

Zie het vonnis van de rechtbank d.d. 16 april 2003, rov. 2 (2.1 t.m 2.11) <strong>en</strong> het<br />

bestred<strong>en</strong> arrest, rov. 1<br />

[2]<br />

Dagvaarding, prod. 1<br />

[3]<br />

Dagvaarding, prod. 2<br />

[4]<br />

Dagvaarding, prod. 3<br />

[5]<br />

Dagvaarding, prod. 11<br />

[6]<br />

Dagvaarding, prod. 12<br />

[7]<br />

Ruim drie wek<strong>en</strong> na het ontslag<br />

[8]<br />

Dagvaarding, prod. 4<br />

[9]<br />

Dagvaarding, prod. 5<br />

[10]<br />

Dagvaarding, prod. 6<br />

[11]<br />

Dagvaarding, prod. 7<br />

[12]<br />

Dagvaarding, prod. 8<br />

[13]<br />

Rolnummer 1324/03, zaaknummer 139193<br />

[14]<br />

CvA, prod. 1 t/m 3<br />

[15]<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel heeft e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal vestiging<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van Octagon B.V. E<strong>en</strong><br />

financieel nieuwsblad van des<strong>tijd</strong>s vermeldt 22 overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> Knaakland-vestiging<strong>en</strong> door<br />

Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel<br />

[16]<br />

Art. 402 Rv: het bestred<strong>en</strong> eindarrest dateert van 23 november 2004 <strong>en</strong> de<br />

cassatiedagvaarding is op 16 februari 2005 uitgebracht<br />

[17]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996–’97, 25 263, Nota naar <strong>aan</strong>leiding van het verslag d.d 20 juni<br />

1997, nr. 6, p. 11<br />

[18]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I, 1996–’97, 25 263, Bijlage bij de MvA, p. 11–12<br />

[19]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1996–’97, 25 263, Nota naar <strong>aan</strong>leiding van het verslag d.d 20 juni<br />

1997, nr. 6, p. 12<br />

[20]<br />

C.J. Loonstra <strong>en</strong> W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, tweede druk, p. 368–369<br />

[21]<br />

W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s, Kettingrelaties, SMA 1999, p. 15<br />

[22]<br />

Richtlijn 98/50 van 29 juni 1998, Pb van 17 juli 1998, L. 201/88 <strong>en</strong> Richtlijn 2001/23 van<br />

12 maart 2001, Pb van 22 maart 2001, L. 82/16<br />

[23]<br />

Bouw<strong>en</strong>s, a.w., p. 15<br />

[24]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 25 263, Memorie van toelichting, nr. 3, p. 26<br />

[25]<br />

Afhankelijk van het arbeidsverled<strong>en</strong> bij de vervreemder: minimum-norm <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong><br />

[26]<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 126


Zie noot hier<strong>voor</strong>; zie bijv. ook A.M. Luttmer-Kat, Losbladige arbeidsrecht, art. 7:668a<br />

BW, <strong>aan</strong>tek. 4, blz. 12, laatste al<br />

[27]<br />

Zie sector kanton van de rechtbank Groning<strong>en</strong> d.d. 14 juli 2005, JOR, 2005, 255, m.nt.<br />

E. Loesberg, van diezelfde datum in dezelfde zaak de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter, JAR 2005,<br />

181 <strong>en</strong> Kantonrechter Nijmeg<strong>en</strong> d.d. 28 februari 2003, JAR 2003, 270<br />

[28]<br />

JOR 2005, 255 nt E. Loesberg<br />

[29]<br />

Zie ook in deze zin sector kanton Rechtbank Zwolle 16 juli 2003, LJN AH9805<br />

[30]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 25 263, Nota naar <strong>aan</strong>leiding van het verslag, nr. 6, p. 11. Over deze<br />

kwestie is <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de parlem<strong>en</strong>taire uitvoerig gediscusieerd: Kamerstukk<strong>en</strong> I, 25 263, nr.<br />

132b, p. 18 <strong>en</strong> 132d, p. 10<br />

[31]<br />

Bouw<strong>en</strong>s heeft erop gewez<strong>en</strong> dat <strong>bepaalde</strong> incongru<strong>en</strong>ties tuss<strong>en</strong> lid 1 <strong>en</strong> lid 2 tot gevolg<br />

heeft, a.w., p. 12<br />

[32]<br />

Zie de niet <strong>voor</strong> twijfel vatbare uitlating<strong>en</strong> van de minister in Kamerstukk<strong>en</strong> II, 25 257<br />

(Reparatiewet), nr. 7, p. 5: ‘‘Mevrouw Luttmer-Kat (die had gesteld dat de afbak<strong>en</strong>ing<br />

tuss<strong>en</strong> art. 7:667, lid 4 <strong>en</strong> lid 5 BW <strong>en</strong> art. 668a lid 2 niet goed is geregeld, LT) legt dan<br />

ook t<strong>en</strong> onrechte e<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> art. 668a <strong>en</strong> <strong>en</strong> de Ragetlie-regel’’. Op dit punt<br />

wordt in nr 14 <strong>en</strong> 15 van de schriftelijke toelichting van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel e<strong>en</strong> ander<br />

standpunt ontvouwd dan de minister des<strong>tijd</strong>s innam<br />

[33]<br />

Aan deze vraag is het hierbov<strong>en</strong> al diverse mal<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gehaalde artikel van Bouw<strong>en</strong>s<br />

gewijd<br />

[34]<br />

In de CvR van Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel onder 3 wordt op dit punt e<strong>en</strong> ander standpunt<br />

ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

[35]<br />

Afdeling 9 draagt als titel: Einde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst (geheel titel 10 van boek 7<br />

is geheel gewijd <strong>aan</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst)<br />

[36]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1997–’98, 25 263, nr. 3, blz. 31 <strong>en</strong> 32<br />

[37]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I, Bijlage bij de MvA, 25 263, 132b, p. 15<br />

[38]<br />

Zie SR 1997, blz. 218 <strong>en</strong> 219<br />

[39]<br />

Het desbetreff<strong>en</strong>de deel van de brief van de minister is te vind<strong>en</strong> in S.W. Kuip <strong>en</strong> G.C.<br />

Scholt<strong>en</strong>s, Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is, p. 808<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 127


HR 29 juni 2007, JAR 2007,215 (Gre<strong>en</strong>peace)<br />

JAR 2007/215 (Gre<strong>en</strong>peace)<br />

Hoge Raad<br />

29 juni 2007, C06/080HR; LJN BA2504.<br />

( Mr. Fleers<br />

Mr. Numann<br />

Mr. Hammerstein<br />

Mr. Van Ov<strong>en</strong><br />

Mr. Bakels )<br />

(Concl. A-G Langemeijer )<br />

Walter Clark Simpson te Purmer<strong>en</strong>d,<br />

eiser tot cassatie,<br />

advocaat: mr. E. van Stad<strong>en</strong> t<strong>en</strong> Brink,<br />

teg<strong>en</strong><br />

Stichting Gre<strong>en</strong>peace Council te Amsterdam,<br />

verweerster in cassatie,<br />

advocaat: mr. R.A.A. Duk.<br />

Ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, Onderbreking van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>,<br />

Ge<strong>en</strong> schijnhandeling<br />

[BW Boek 7 - 668a]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

Tuss<strong>en</strong> de werknemer, kapitein op e<strong>en</strong> actieschip, <strong>en</strong> Gre<strong>en</strong>peace zijn achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s<br />

drie arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> afgeslot<strong>en</strong>. De laatste zou lop<strong>en</strong> tot 30<br />

november 2001. Volg<strong>en</strong>s Gre<strong>en</strong>peace is deze overe<strong>en</strong>komst begin juli 2001 met<br />

wederzijds goedvind<strong>en</strong> beëindigd; in e-mails van 1 <strong>en</strong> 2 juli zou dat afgesprok<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong><br />

ook dat werknemer na meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> weer in di<strong>en</strong>st zou tred<strong>en</strong>. Zo kon de<br />

werknemer eind 2001 <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> actie in Antarctica word<strong>en</strong> ingezet, zonder dat er door<br />

e<strong>en</strong> reeks van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> e<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong>. De werknemer is vervolg<strong>en</strong>s weer in<br />

di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> van 8 oktober 2001 tot 8 juni 2002.<br />

De werknemer vordert e<strong>en</strong> verklaring <strong>voor</strong> recht dat tuss<strong>en</strong> hem <strong>en</strong> Gre<strong>en</strong>peace e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is ontst<strong>aan</strong> <strong>en</strong> loondoorbetaling. Het hof wijst<br />

de vordering<strong>en</strong> af. In cassatie betoogt de werknemer dat het hof <strong>voor</strong>bij is geg<strong>aan</strong> <strong>aan</strong><br />

zijn betoog dat er tuss<strong>en</strong> juli <strong>en</strong> oktober 2001 loon <strong>aan</strong> hem is betaald <strong>en</strong> dat de<br />

beëindigingsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> schijnhandeling inhoudt.<br />

De Hoge Raad overweegt het volg<strong>en</strong>de. Het onderdeel kan niet tot cassatie leid<strong>en</strong> omdat<br />

het hof niet <strong>aan</strong> <strong>voor</strong>meld betoog is <strong>voor</strong>bijgeg<strong>aan</strong>, maar dit heeft verworp<strong>en</strong>. In de<br />

bestred<strong>en</strong> uitspraak ligt immers beslot<strong>en</strong> dat het hof het betaald verlof <strong>en</strong> de vergoeding<br />

van de door werknemer in verband met het actualiser<strong>en</strong> van zijn kapiteinspapier<strong>en</strong> te<br />

mak<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> niet heeft beschouwd als teg<strong>en</strong>prestaties <strong>voor</strong> werkzaamhed<strong>en</strong> in de<br />

periode van 5 juli tot 8 oktober 2001, maar als prestaties waartoe Gre<strong>en</strong>peace op grond<br />

van de in de e-mails van 1 <strong>en</strong> 2 juli 2001 vastgelegde overe<strong>en</strong>komst – <strong>en</strong> dus juist niet<br />

in verband met het verricht<strong>en</strong> van werkzaamhed<strong>en</strong> in g<strong>en</strong>oemde periode – gehoud<strong>en</strong><br />

was.<br />

Van e<strong>en</strong> ongeoorloofde ontduiking of uitholling van art. 7:668a is niet reeds sprake door<br />

het <strong>en</strong>kele feit dat werkgever <strong>en</strong> werknemer overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> dat de werknemer na het<br />

verstrijk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>poos van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> als bedoeld in dat artikel<br />

weer in di<strong>en</strong>st van de werkgever zal tred<strong>en</strong>. Het verwijt <strong>aan</strong> het hof dat het niet is<br />

ingeg<strong>aan</strong> op werknemers stelling dat de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> schijnhandeling<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 128


inhoudt, stuit af op de regel dat de uitleg van de gedingstukk<strong>en</strong> is <strong>voor</strong>behoud<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de<br />

rechter die over de feit<strong>en</strong> oordeelt. Het hof heeft in de gedingstukk<strong>en</strong> niet gelez<strong>en</strong> dat<br />

werknemer zich erop beriep dat het bij de beëindiging om e<strong>en</strong> schijnhandeling ging,<br />

maar (slechts) daarop dat die beëindiging in strijd met de wet (art. 7:668a) was of door<br />

misbruik van omstandighed<strong>en</strong> tot stand was gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> derhalve op grond van art.<br />

3:40 lid 2, althans art. 3:44 vernietigd di<strong>en</strong>de te word<strong>en</strong>.<br />

beslissing/besluit<br />

» Uitspraak<br />

Hof Amsterdam<br />

25 augustus 2005<br />

(...; red.)<br />

3. De beoordeling in hoger beroep<br />

3.1. Simpson heeft – <strong>voor</strong>zover <strong>voor</strong> dit geschil van belang – vier<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met Stichting Marine Services (hierna: SMS)<br />

geslot<strong>en</strong>. Partij<strong>en</strong> zijn het erover e<strong>en</strong>s dat SMS te beschouw<strong>en</strong> is als dezelfde partij als<br />

SGC. Het betreft de volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>:<br />

• de eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 1 april 1999 tot 1 december 1999;<br />

• de tweede arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 1 december 1999 tot 15 april 2000;<br />

• de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 15 april 2000 tot 30 november 2001;<br />

• de vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 8 oktober 2001 tot 8 juli 2002.<br />

3.2. Over de beëindiging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst staat het volg<strong>en</strong>de vast.<br />

– Begin 2001 was m<strong>en</strong> zich binn<strong>en</strong> SCG bezig g<strong>aan</strong> houd<strong>en</strong> met de organisatie van e<strong>en</strong><br />

grootscheepse campagne bij Antarctica in de periode november 2001 tot april 2002.<br />

Deze campagne, de Southern Ocean Whale Campaign (hierna: SO campagne), was<br />

bedoeld om <strong>aan</strong>dacht te vrag<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de commerciële walvisvangst die daar plaatsvond.<br />

– Simpson was mede vanwege zijn grote ervaring bij uitstek geschikt om de logistiek van<br />

e<strong>en</strong> dergelijke campagne <strong>voor</strong> zijn rek<strong>en</strong>ing te nem<strong>en</strong>. Het campagneteam hechtte sterk<br />

<strong>aan</strong> de betrokk<strong>en</strong>heid van Simpson bij de SO campagne. De derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

van Simpson zou echter eindig<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat de SO campagne van start zou<br />

g<strong>aan</strong>, terwijl met e<strong>en</strong> (<strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>de) vierde overe<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong>, hetge<strong>en</strong> SGC niet w<strong>en</strong>ste.<br />

– Tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> is gesprok<strong>en</strong> over de mogelijkheid Simpson na de afloop van zijn derde<br />

arbeidscontract via e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau te werk te stell<strong>en</strong> (e-mail van 25 juni 2001 van<br />

Harry van der Heijd<strong>en</strong> <strong>aan</strong> Simpson, productie 7 bij inleid<strong>en</strong>de dagvaarding), maar<br />

hiervan is afgezi<strong>en</strong> omdat aldus niet zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong>.<br />

– Uiteindelijk hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> dat Simpson begin juli 2001 drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> uit<br />

di<strong>en</strong>st zou g<strong>aan</strong> <strong>en</strong> dat hij begin oktober 2001 weer zou beginn<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> is in<br />

geschil van wie het initiatief tot deze afspraak is uitgeg<strong>aan</strong>. In e<strong>en</strong> e-mail van 1 juli 2001<br />

<strong>aan</strong> Van der Heijd<strong>en</strong> schrijft Simpson over deze constructie (overgelegd door Simpson als<br />

productie 11 t<strong>en</strong> behoeve van de comparitie in eerste <strong>aan</strong>leg):<br />

‘‘As I indicated in our meeting with John Bowler on Friday, I will decide early this week<br />

whether to leave for three months or complete my pres<strong>en</strong>t contract. There are family and<br />

financial considerations, as well as campaign and IMAD ones that I must sort through. I<br />

hope to give a definite answer on Tuesday or Wednesday at the latest.<br />

It would help if you could confirm that you agree with these points. I’ve changed a few<br />

things to reflect our conversation on Friday.<br />

1. I resign from SMS on or about the 4th of July.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 129


2. Three months later I return to work as logistics coordinator for the Southern Ocean<br />

Expedition with a contract for at least 9 months.<br />

3. During the last two months of the contract I am allowed to att<strong>en</strong>d classes to revalidate<br />

my Masters lic<strong>en</strong>se. Gre<strong>en</strong>peace will share the cost of these classes in line with normal<br />

IMAD policies.<br />

4. I am allowed to go back to work on GP ships wh<strong>en</strong> an op<strong>en</strong>ing exists for someone with<br />

my qualifications.<br />

5. My net salary during the new contract will remain the same as it is now.’’<br />

– In e<strong>en</strong> e-mail van 2 juli 2001 reageert Van der Heijd<strong>en</strong> hierop instemm<strong>en</strong>d. T<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van punt 2 schrijft hij onder meer: ‘‘(...) accepted and agreed (but to be<br />

perfectly clear with refer<strong>en</strong>ce to your ‘at least’: 9 months, no further guarantees)’’. T<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van punt 4 schrijft hij: ‘‘(...) accepted and agreed. To be clear again: I spoke<br />

with Marci and Tanya, and they are not aware of any serious discussion with you on this<br />

subject, and we can not say her and now if you can come back as a Master.’’<br />

– Simpson heeft op 4 juli 2001 e<strong>en</strong> e-mail <strong>aan</strong> Van der Heijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Geerk<strong>en</strong> gestuurd met<br />

(<strong>voor</strong>zover relevant) de volg<strong>en</strong>de inhoud:<br />

‘‘This is to confirm that I am resigning, with mutual cons<strong>en</strong>t, my curr<strong>en</strong>t position with<br />

Marine Services effective 05 July 2001.’’<br />

3.3. Partij<strong>en</strong> strijd<strong>en</strong> erover of – gelet op de hier<strong>voor</strong> geciteerde e-mail van 4 juli 2001 –<br />

de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst met wederzijds goedvind<strong>en</strong> is beëindigd of door<br />

e<strong>en</strong>zijdige opzegging door Simpson. Hieronder gaat het hof er veronderstell<strong>en</strong>derwijs van<br />

uit dat sprake is van beëindiging met wederzijds goedvind<strong>en</strong>.<br />

3.4. Simpson vordert e<strong>en</strong> verklaring <strong>voor</strong> recht dat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> geldt vanaf 1 april 2002, althans (subsidiair)<br />

vanaf 8 oktober 2001. Voorts vordert hij betaling van salaris door SGC van juli 2002 tot<br />

<strong>aan</strong> 1 april 2003 (de dag waarop de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong>waardelijk is ontbond<strong>en</strong><br />

door de kantonrechter).<br />

3.5. Primair voert Simpson <strong>aan</strong> dat tuss<strong>en</strong> hem <strong>en</strong> SGC e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is g<strong>aan</strong> geld<strong>en</strong> op grond van artikel 7:668a lid 1 sub a BW omdat er<br />

begin juli 2001 ge<strong>en</strong> sprake was van e<strong>en</strong> rechtsgeldige beëindiging. Dit betek<strong>en</strong>t, aldus<br />

Simpson, dat hij op 1 april 2002 – na e<strong>en</strong> reeks van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> – 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st was.<br />

3.6. De kantonrechter is <strong>aan</strong> de behandeling van deze grondslag niet toegekom<strong>en</strong>,<br />

<strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> zij de vordering van Simpson reeds op de subsidiaire (hieronder in r.o. 3.11<br />

e.v. te behandel<strong>en</strong>) grondslag heeft toegewez<strong>en</strong>. Het incid<strong>en</strong>teel hoger beroep strekt t<strong>en</strong><br />

betoge dat de kantonrechter de vordering (ook) op grond van de primaire grondslag had<br />

moet<strong>en</strong> toewijz<strong>en</strong>.<br />

3.7. Simpson voert ter zake van de primaire grondslag <strong>aan</strong> dat de beëindiging begin juli<br />

2001 in strijd is met de wet (artikel 3:40 lid 2 BW). Volg<strong>en</strong>s Simpson is in juli 2001 de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst gedur<strong>en</strong>de drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> beëindigd, uitsluit<strong>en</strong>d om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong><br />

dat Simpson vier ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de contract<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> duur zou krijg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

daarmee e<strong>en</strong> contract <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. De beëindiging is naar zijn m<strong>en</strong>ing in strijd<br />

met de ontslagbescherming die hem kracht<strong>en</strong>s artikel 7:668a BW toekomt.<br />

3.8. Naar het oordeel van het hof is de onderhavige beëindigingsovere<strong>en</strong>komst niet in<br />

strijd met de wet. Artikel 7:668a BW verbiedt partij<strong>en</strong> niet de derde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><strong>tijd</strong>ig te beëindig<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij af te sprek<strong>en</strong> dat (iets meer<br />

dan) drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> later e<strong>en</strong> vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst zal ing<strong>aan</strong>, ook al is daarbij de<br />

achterligg<strong>en</strong>de gedachte te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> ontstaat. Overig<strong>en</strong>s acht het hof (de strekking van) de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 130


ook niet anderszins in strijd met artikel 3:40 BW. Het hof neemt daarbij in <strong>aan</strong>merking<br />

dat uit de wijze waarop de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst tot stand is gekom<strong>en</strong> (r.o. 3.2)<br />

ge<strong>en</strong>szins blijkt dat SGC Simpson op onoirbare wijze ertoe heeft bewog<strong>en</strong> mee te werk<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong> de beëindiging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

3.9. Voorts voert Simpson <strong>aan</strong> dat hij onder zware druk stond om <strong>aan</strong> de door SGC<br />

<strong>voor</strong>gestelde constructie mee te werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat hij daardoor niet in vrijheid zijn wil heeft<br />

kunn<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong>. Simpson beroept erop dat SGC misbruik van omstandighed<strong>en</strong> heeft<br />

gemaakt (artikel 3:44 lid 4 BW).<br />

3.10. Naar het oordeel van het hof kunn<strong>en</strong> de door Simpson <strong>aan</strong>gevoerde<br />

omstandighed<strong>en</strong> niet tot de conclusie leid<strong>en</strong> dat sprake is van misbruik van<br />

omstandighed<strong>en</strong>. Dat Simpson kostwinner was <strong>en</strong> dat hij al jar<strong>en</strong> vanuit zijn grote<br />

persoonlijke betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> deskundigheid werd ingeschakeld bij iedere campagne<br />

teg<strong>en</strong> de commerciële walvisvangst, is daartoe onvoldo<strong>en</strong>de. Het hof neemt bij dit<br />

oordeel tev<strong>en</strong>s in <strong>aan</strong>merking dat hetge<strong>en</strong> is kom<strong>en</strong> vast te st<strong>aan</strong> over de wijze waarop<br />

de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst tot stand is gekom<strong>en</strong>, ook overig<strong>en</strong>s niet erop duidt dat<br />

SGC misbruik heeft gemaakt van de omstandighed<strong>en</strong> waarin Simpson verkeerde.<br />

Simpson heeft <strong>voor</strong>ts onvoldo<strong>en</strong>de <strong>aan</strong>gevoerd om te kunn<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> dat SGC wist of<br />

moest begrijp<strong>en</strong> dat zij Simpson behoorde te weerhoud<strong>en</strong> van het sluit<strong>en</strong> van de<br />

beëindigingsovere<strong>en</strong>komst. Immers, <strong>voor</strong> Simpson was ge<strong>en</strong> (<strong>voor</strong> SGC k<strong>en</strong>baar) nadeel<br />

<strong>aan</strong>wezig: de door partij<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> constructie betek<strong>en</strong>de dat Simpson per saldo (na de<br />

onderbreking van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>) langer bij SGC in di<strong>en</strong>st kon blijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat hij – zoals hij<br />

graag wilde – mee kon do<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de SO campagne.<br />

3.11. Vor<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de betek<strong>en</strong>t dat het hof de primaire grondslag <strong>voor</strong> de vordering<br />

verwerpt. Dit br<strong>en</strong>gt mee dat het incid<strong>en</strong>tele hoger beroep faalt.<br />

3.12. Subsidiair stelt Simpson zich op het standpunt dat er sprake is van e<strong>en</strong> reeks van<br />

vier arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, die niet is onderbrok<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> periode<br />

van langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Hierdoor is volg<strong>en</strong>s hem ingevolge artikel 7:668a lid 1 sub<br />

b BW e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontst<strong>aan</strong>.<br />

3.13. De kantonrechter heeft, zoals gezegd, de vordering van Simpson op deze grondslag<br />

toegewez<strong>en</strong>. Het principale hoger beroep richt zich teg<strong>en</strong> deze beslissing.<br />

3.14. Ter zake van de subsidiaire grondslag voert Simpson <strong>aan</strong> dat hij in de periode 5 juli<br />

tot 8 oktober 2001 feitelijk nimmer uit di<strong>en</strong>st is geweest. Simpson heeft (na zijn vakantie<br />

van 14 juli tot 14 augustus 2001) <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>d in contact gest<strong>aan</strong> met alle medewerkers<br />

van het coördinatieteam <strong>en</strong> gewoon vanuit zijn huis doorgewerkt. Het voltallige<br />

campagneteam, inclusief e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal iets hoger in de hiërarchie geplaatste person<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> SGC (in het bijzonder Mario Damato <strong>en</strong> Matthew Gianni), was volg<strong>en</strong>s Simpson<br />

daarvan op de hoogte. Simpson heeft ter onderbouwing hiervan e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal verklaring<strong>en</strong><br />

van medewerkers van de SO campagne overgelegd (producties 14 tot <strong>en</strong> met 17 t<strong>en</strong><br />

behoeve van de comparitie in eerste <strong>aan</strong>leg). Uit die verklaring<strong>en</strong> blijkt volg<strong>en</strong>s Simpson<br />

tev<strong>en</strong>s dat de campagne in november 2001 niet <strong>tijd</strong>ig van start had kunn<strong>en</strong> g<strong>aan</strong> als<br />

Simpson zich in die periode niet t<strong>en</strong> volle had ingezet. Simpson heeft <strong>voor</strong>ts e<strong>en</strong> reeks<br />

van e-mailbericht<strong>en</strong> overgelegd dater<strong>en</strong>d van 30 augustus 2001 tot <strong>en</strong> met begin oktober<br />

2001 (productie 9 bij inleid<strong>en</strong>de dagvaarding), waaruit volg<strong>en</strong>s hem ook blijkt dat hij in<br />

die periode diverse werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de SO campagne heeft verricht. Tot slot heeft<br />

Simpson e<strong>en</strong> door hem zelf vervaardigd overzicht van zijn werkzaamhed<strong>en</strong> in de bewuste<br />

periode in het geding gebracht (productie D bij memorie van antwoord).<br />

3.15. Het hof oordeelt als volgt.<br />

3.16. Van belang is dat Simpson <strong>en</strong> Van der Heijd<strong>en</strong> (nam<strong>en</strong>s SGC) begin juli 2001<br />

expliciet zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat de vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst (iets meer dan) drie<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> na de beëindiging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst zou <strong>aan</strong>vang<strong>en</strong>, dit om te<br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong>. Gesteld<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 131


noch geblek<strong>en</strong> is dat Simpson met Van der Heijd<strong>en</strong> (of e<strong>en</strong> andere daartoe bevoegde<br />

persoon binn<strong>en</strong> SGC) andersluid<strong>en</strong>de afsprak<strong>en</strong> over de <strong>aan</strong>vangsdatum heeft gemaakt.<br />

Teg<strong>en</strong> die achtergrond mocht Simpson er dan ook niet zonder meer op vertrouw<strong>en</strong> dat<br />

SGC stilzwijg<strong>en</strong>d zou instemm<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> eerdere <strong>aan</strong>vangsdatum van de vierde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Al hetge<strong>en</strong> Simpson heeft <strong>aan</strong>gevoerd – kort gezegd: dat hij met<br />

medewet<strong>en</strong> van alle campagneled<strong>en</strong> al vanaf eind augustus 2001 werkzaamhed<strong>en</strong> heeft<br />

verricht t<strong>en</strong> behoeve van de SO campagne zonder dat SGC te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> gaf dit niet<br />

w<strong>en</strong>selijk te acht<strong>en</strong> – is onvoldo<strong>en</strong>de <strong>voor</strong> de conclusie dat hij er redelijkerwijs van mocht<br />

uitg<strong>aan</strong> dat er op <strong>en</strong>ig <strong>tijd</strong>stip vóór 8 oktober 2001 e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst SGC tot<br />

stand was gekom<strong>en</strong>.<br />

3.17. Simpson heeft nog <strong>aan</strong>gevoerd dat uit de e-mail van Van der Heijd<strong>en</strong> van 25 juni<br />

2001 (productie 7 bij inleid<strong>en</strong>de dagvaarding) blijkt dat deze van hem verwachtte dat hij<br />

tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001 werkzaamhed<strong>en</strong> zou blijv<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> (inleid<strong>en</strong>de<br />

dagvaarding, nr. 7). Hij ziet er echter <strong>aan</strong> <strong>voor</strong>bij dat Van der Heijd<strong>en</strong> in deze e-mail nog<br />

uitgaat van e<strong>en</strong> andere constructie, te wet<strong>en</strong> dat Simpson zijn derde contract zou<br />

uitdi<strong>en</strong><strong>en</strong>, waarna hij op uitz<strong>en</strong>dbasis <strong>voor</strong> SGC zou deelnem<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de SO campagne.<br />

3.18. Ook uit de e-mail van 10 september 2001 van Guido Verbist (die direct onder Van<br />

der Heijd<strong>en</strong> ressorteerde) (productie C bij memorie van antwoord) kan niet word<strong>en</strong><br />

opgemaakt dat SGC ermee instemde dat Simpson vóór 8 oktober 2001 weer in di<strong>en</strong>st<br />

zou tred<strong>en</strong>.<br />

3.19. Voorts heeft Simpson zich beroep<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal ‘‘bijkom<strong>en</strong>de omstandighed<strong>en</strong>’’,<br />

te wet<strong>en</strong> dat hij na 5 juli 2001 de beschikking bleef houd<strong>en</strong> over de kantoorsleutels, de<br />

e-mail<strong>aan</strong>sluiting, de mobiele telefoon <strong>en</strong> de op<strong>en</strong>baar vervoerskaart van SGC. Voorts<br />

ontving Simpson in augustus 2001 e<strong>en</strong> nieuwe creditcard van SGC t<strong>en</strong> behoeve van zijn<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de SO campagne <strong>en</strong> betaalde SGC gedur<strong>en</strong>de de bewuste drie<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> de ziektekost<strong>en</strong>verzekering van het hele gezin van Simpson. Naar het oordeel<br />

van het hof legg<strong>en</strong> deze omstandighed<strong>en</strong> echter onvoldo<strong>en</strong>de gewicht in de schaal. Het<br />

hof neemt daarbij in <strong>aan</strong>merking dat partij<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> dat Simpson (slechts)<br />

drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> uit di<strong>en</strong>st zou g<strong>aan</strong>. Onder die omstandighed<strong>en</strong> komt het het hof niet<br />

on<strong>aan</strong>nemelijk <strong>voor</strong> dat SGC de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde faciliteit<strong>en</strong> om praktische red<strong>en</strong><strong>en</strong> heeft<br />

lat<strong>en</strong> doorlop<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander merkt het hof onder de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> ook niet<br />

<strong>aan</strong> als overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> loon als bedoeld in artikel 7:610 BW.<br />

3.20. Het vor<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de br<strong>en</strong>gt mee dat ook de subsidiaire grondslag de vordering van<br />

Simpson niet kan drag<strong>en</strong>. Het principaal hoger beroep is derhalve gegrond. Het hof zal de<br />

bestred<strong>en</strong> vonniss<strong>en</strong> vernietig<strong>en</strong> <strong>en</strong> de desbetreff<strong>en</strong>de loonvordering<strong>en</strong> van Simpson<br />

afwijz<strong>en</strong>.<br />

3.21. Simpson vordert na vermeerdering van eis in hoger beroep <strong>voor</strong>ts:<br />

A. betaling van € 3.186,85 bruto ter zake van 23 niet-opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vakantiedag<strong>en</strong> over de<br />

periode 8 oktober 2001 tot 8 juli 2002;<br />

B. betaling van € 2.563,34 ter zake van 18,5 niet-opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vakantiedag<strong>en</strong> over de<br />

periode 8 juli 2002 tot 1 april 2003;<br />

C. betaling van € 1.445,= ter zake van kost<strong>en</strong> van het actualiser<strong>en</strong> door Simpson van<br />

zijn kapiteinspapier<strong>en</strong> <strong>en</strong> de daarmee verband houd<strong>en</strong>de opleidingskost<strong>en</strong>.<br />

3.22. Ter zake van de vakantiedag<strong>en</strong> in de periode 8 oktober 2001 tot 8 juli 2002<br />

(vordering A) heeft SGC niet (althans onvoldo<strong>en</strong>de gemotiveerd) bestred<strong>en</strong> dat Simpson<br />

29 vakantiedag<strong>en</strong> war<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d, waarvan er zes zijn uitbetaald. Volg<strong>en</strong>s SGC zijn de<br />

rester<strong>en</strong>de vakantiedag<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> te vervall<strong>en</strong> omdat Simpson vanaf medio april 2002<br />

ge<strong>en</strong> werk meer heeft verricht <strong>voor</strong> SGC, <strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> de walviscampagne to<strong>en</strong> was<br />

afgelop<strong>en</strong> <strong>en</strong> er daarna ge<strong>en</strong> werk meer was <strong>voor</strong> Simpson.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 132


3.23. Het hof verwerpt dit verweer. De omstandigheid dat – naar het hof begrijpt –<br />

Simpson vanaf medio april 2002 door SGC is vrijgesteld van werkzaamhed<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t<br />

niet dat hij geacht kan word<strong>en</strong> in die periode zijn vakantiedag<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

3.24. SGC kan Simpson ook niet teg<strong>en</strong>werp<strong>en</strong> dat Simpson zijn vordering eerder had<br />

moet<strong>en</strong> instell<strong>en</strong> omdat zij inmiddels niet meer beschikt over de vakantiekaart van<br />

Simpson zodat zij de opgave van Simpson niet kan controler<strong>en</strong>. De vordering tot<br />

uitbetaling van vakantiedag<strong>en</strong> verjaart immers pas vijf jaar na het einde van het<br />

di<strong>en</strong>stverband. SGC had er daarmee rek<strong>en</strong>ing moet<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>. Voor het overige heeft<br />

SGC de vordering van Simpson niet voldo<strong>en</strong>de gemotiveerd weersprok<strong>en</strong>. Deze vordering<br />

komt derhalve <strong>voor</strong> toewijzing in <strong>aan</strong>merking.<br />

3.25. De vordering tot betaling van de vakantiedag<strong>en</strong> over de periode 8 juli 2002 tot 1<br />

april 2003 (vordering B) behoeft – gelet op hetge<strong>en</strong> het hof heeft overwog<strong>en</strong> met<br />

betrekking tot de duur van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst – ge<strong>en</strong> bespreking meer.<br />

3.26. Ter zake van de vordering tot betaling van € 1.445,= ter zake van opleidingskost<strong>en</strong><br />

(vordering C) overweegt het hof als volgt. SGC heeft niet weersprok<strong>en</strong> dat Simpson op<br />

haar kost<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> bedrag van $ 6.000,= mocht bested<strong>en</strong> <strong>aan</strong> opleidingskost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

actualiser<strong>en</strong> van zijn kapiteinspapier<strong>en</strong>. Zij voert ev<strong>en</strong>wel <strong>aan</strong> dat Simpson deze<br />

opleiding in de periode van 8 mei 2002 tot 8 juli 2002 di<strong>en</strong>de te volg<strong>en</strong> (memorie van<br />

antwoord in het incid<strong>en</strong>teel appèl nr. 28). Dit blijkt volg<strong>en</strong>s haar uit de door Simpson<br />

overgelegde e-mailwisseling van 1 <strong>en</strong> 2 juli 2001 tuss<strong>en</strong> Simpson <strong>en</strong> Van der Heyd<strong>en</strong>.<br />

3.27. Het hof verwerpt dit verweer. Uit de door Simpson overgelegde e-mail wisseling<br />

tuss<strong>en</strong> Simpson <strong>en</strong> Willem Geerk<strong>en</strong>, die dateert van begin september 2002, blijkt immers<br />

dat SGC Simpson naderhand toestemming heeft verle<strong>en</strong>d de desbetreff<strong>en</strong>de opleiding<br />

later die m<strong>aan</strong>d te volg<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t derhalve dat ook deze vordering <strong>voor</strong> toewijzing<br />

in <strong>aan</strong>merking komt.<br />

(...; red.)<br />

Conclusie Advocaat-G<strong>en</strong>eraal<br />

(mr. Langemeijer)<br />

Deze zaak betreft de problematiek van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Is e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> tot stand gekom<strong>en</strong>?<br />

1. De feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> het procesverloop<br />

1.1. In cassatie kan word<strong>en</strong> uitgeg<strong>aan</strong> van het volg<strong>en</strong>de: [noot:1]<br />

1.1.1. Eiser tot cassatie, Simpson, heeft, <strong>voor</strong> zover van belang <strong>voor</strong> dit geschil, vier<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> geslot<strong>en</strong> met (to<strong>en</strong>) de Stichting Marine<br />

Services. Partij<strong>en</strong> zijn het erover e<strong>en</strong>s dat – in elk geval <strong>voor</strong> dit geding – deze stichting<br />

te vere<strong>en</strong>zelvig<strong>en</strong> is met verweerster in cassatie, de Stichting Gre<strong>en</strong>peace Council. Hierna<br />

wordt kortweg gesprok<strong>en</strong> van: de Stichting.<br />

1.1.2. Het gaat om de volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>:<br />

a de eerste arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 1 april 1999 tot 1 december 1999;<br />

b de tweede arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 1 december 1999 tot 15 april 2000;<br />

c de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 15 april 2000 tot 30 november 2001.<br />

d e<strong>en</strong> vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 8 oktober 2001 tot 8 juli 2002, met als functieomschrijving:<br />

Marine Logistic Coordinator for the Whaling Campaign.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 133


1.1.3. De Stichting heeft met betrekking tot deze vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst het loon<br />

doorbetaald tot 8 juli 2002.<br />

1.2. Omtr<strong>en</strong>t de beëindiging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst staat het volg<strong>en</strong>de vast:<br />

1.2.1. Begin 2001 is m<strong>en</strong> zich binn<strong>en</strong> de Stichting g<strong>aan</strong> bezighoud<strong>en</strong> met de organisatie<br />

van e<strong>en</strong> grootscheepse campagne bij Antartica <strong>voor</strong> de periode november 2001 tot april<br />

2002. Deze campagne, de Southern Ocean Whale Campaign (hierna: ‘‘S.O.-campagne’’),<br />

was bedoeld om <strong>aan</strong>dacht te vrag<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de commerciële walvisvangst die daar<br />

plaatsvond.<br />

1.2.2. Simpson was vanwege zijn grote ervaring bij uitstek geschikt om de logistiek van<br />

e<strong>en</strong> dergelijke campagne <strong>voor</strong> zijn rek<strong>en</strong>ing te nem<strong>en</strong>. Het campagneteam hechtte sterk<br />

<strong>aan</strong> de betrokk<strong>en</strong>heid van Simpson bij de S.O.-campagne. De derde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst zou echter eindig<strong>en</strong> juist op het mom<strong>en</strong>t dat de S.O.-campagne<br />

van start zou g<strong>aan</strong>. Door het sluit<strong>en</strong> van vierde overe<strong>en</strong>komst zou e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong>, hetge<strong>en</strong> de Stichting niet<br />

w<strong>en</strong>ste.<br />

1.2.3. Tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> is gesprok<strong>en</strong> over de mogelijkheid Simpson na afloop van zijn<br />

derde arbeidscontract via e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau te werk te stell<strong>en</strong>, [noot:2] maar hiervan is<br />

afgezi<strong>en</strong> omdat op deze wijze niet zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong>. [noot:3]<br />

1.2.4. Uiteindelijk hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> dat Simpson begin juli 2001 uit di<strong>en</strong>st<br />

van de Stichting zou tred<strong>en</strong> <strong>en</strong> na het verstrijk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> periode langer dan drie<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, begin oktober 2001, weer bij de Stichting in di<strong>en</strong>st zou tred<strong>en</strong>.<br />

1.2.5. Bij e-mail van 4 juli 2001 [noot:4] heeft Simpson <strong>aan</strong> de Stichting medegedeeld:<br />

‘‘This is to confirm that I am resigning, with mutual cons<strong>en</strong>t, my curr<strong>en</strong>t position with<br />

Marine Services effective 05 July 2001’’.<br />

1.3. Bij inleid<strong>en</strong>de dagvaarding d.d. 19 november 2002 heeft Simpson de Stichting<br />

gedagvaard <strong>voor</strong> de rechtbank te Amsterdam (sector kanton). Hij heeft gevorderd dat<br />

<strong>voor</strong> recht zal word<strong>en</strong> verklaard dat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> geldt vanaf 1 april 2002, althans vanaf 8 oktober 2001. Voorts heeft hij<br />

gevorderd dat de Stichting zal word<strong>en</strong> veroordeeld om hem tot zijn werkzaamhed<strong>en</strong> toe<br />

te lat<strong>en</strong>, op straffe van verbeurte van e<strong>en</strong> dwangsom. Tot slot vorderde hij doorbetaling<br />

van het loon vanaf de m<strong>aan</strong>d juli 2002 tot de dag waarop de di<strong>en</strong>stbetrekking<br />

rechtsgeldig zal zijn beëindigd, [noot:5] te vermeerder<strong>en</strong> met de wettelijke verhoging als<br />

bedoeld in art. 7:625 BW, de wettelijke r<strong>en</strong>te <strong>en</strong> vergoeding van buit<strong>en</strong>gerechtelijke<br />

incassokost<strong>en</strong>.<br />

1.4. Aan zijn vordering<strong>en</strong> heeft Simpson primair t<strong>en</strong> grondslag gelegd dat hij vanaf 1<br />

april 2002, na e<strong>en</strong> reeks arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, langer dan 36<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> bij deze werkgeefster in di<strong>en</strong>st is. Op grond van art. 7:668a, eerste lid, <strong>aan</strong>hef<br />

<strong>en</strong> onder a, BW geldt derhalve tuss<strong>en</strong> hem <strong>en</strong> de Stichting e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Volg<strong>en</strong>s Simpson is de ket<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> niet <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> periode langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> onderbrok<strong>en</strong> geweest: de tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se beëindiging<br />

van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst per 5 juli 2001 is volg<strong>en</strong>s hem uitsluit<strong>en</strong>d geschied<br />

t<strong>en</strong>einde te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat Simpson per 1 december 2001 e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>de (vierde)<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst zou krijg<strong>en</strong> met het door art. 7:668a, lid 1 onder b, daar<strong>aan</strong><br />

verbond<strong>en</strong> rechtsgevolg. Simpson acht deze tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se beëindiging in strijd met de<br />

ontslagbescherming die hem kracht<strong>en</strong>s art. 7:668a BW toekomt.<br />

1.5. Subsidiair heeft Simpson gesteld dat, óók ingeval de tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se beëindiging per 5<br />

juli 2001 als geldig wordt beschouwd, sprake is van e<strong>en</strong> reeks van vier<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> die niet is onderbrok<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> periode<br />

langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Hij stelt dat hij vanaf eind augustus 2001, in elk geval vóór 5<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 134


oktober 2001 zijn werkzaamhed<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st van de Stichting heeft hervat. [noot:6] Het<br />

rechtsgevolg hiervan is dat hij sedert 8 oktober 2001 geacht wordt e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te hebb<strong>en</strong> (art. 7:668a, eerste lid, <strong>aan</strong>hef <strong>en</strong><br />

onder b, BW).<br />

1.6. Nadat de Stichting verweer had gevoerd, heeft de kantonrechter bij tuss<strong>en</strong>vonnis<br />

van 18 februari 2003 e<strong>en</strong> comparitie van partij<strong>en</strong> gelast. Bij eindvonnis van 6 mei 2003<br />

heeft de kantonrechter de primaire grondslag verworp<strong>en</strong>, maar op de subsidiaire<br />

grondslag de vordering in hoofdzaak toegewez<strong>en</strong>. [noot:7] De kantonrechter overwoog<br />

dat niet vanaf 8 oktober 2001, maar in feite reeds vanaf de m<strong>aan</strong>d september 2001<br />

sprake was van e<strong>en</strong> herleving van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>. Van e<strong>en</strong><br />

onderbreking van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de derde <strong>en</strong> de vierde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst is volg<strong>en</strong>s het vonnis ge<strong>en</strong> sprake geweest (rov. 4 onder g, Ktr).<br />

1.7. De Stichting heeft teg<strong>en</strong> beide vonniss<strong>en</strong> hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof<br />

te Amsterdam. Simpson heeft incid<strong>en</strong>teel geappelleerd teg<strong>en</strong> de verwerping van de<br />

primaire grondslag. Daarnaast heeft Simpson in hoger beroep zijn eis vermeerderd met<br />

e<strong>en</strong> geldvordering, strekk<strong>en</strong>de tot uitbetaling van niet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vakantiedag<strong>en</strong> <strong>en</strong> pro<br />

resto $ 1.445,=[noot:8] uit hoofde van e<strong>en</strong> toegezegde kost<strong>en</strong>vergoeding.<br />

1.8. Bij arrest van 25 augustus 2005 heeft het hof de beide vonniss<strong>en</strong> van de<br />

kantonrechter vernietigd. [noot:9] Het hof veroordeelde de Stichting tot betaling van €<br />

3.186,85 ter zake van niet-opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vakantiedag<strong>en</strong> <strong>en</strong> van € 1.445,= bruto ter zake<br />

van de kost<strong>en</strong>vergoeding, telk<strong>en</strong>s vermeerderd met wettelijke r<strong>en</strong>te. Het hof wees het<br />

meer of anders gevorderde af. Ook het hof verwierp de primaire grondslag van de<br />

vordering (rov. 3.7-3.11). Anders dan de kantonrechter verwierp het hof de subsidiaire<br />

grondslag van de vordering (rov. 3.14-3.20).<br />

1.9. Nam<strong>en</strong>s Simpson is – <strong>tijd</strong>ig – beroep in cassatie ingesteld. De Stichting heeft<br />

geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> hun standpunt<strong>en</strong><br />

schriftelijk do<strong>en</strong> toelicht<strong>en</strong>, waarna de Stichting nog heeft gedupliceerd.<br />

2. Inleid<strong>en</strong>de beschouwing<strong>en</strong><br />

2.1. Art. 7:668a BW, dat in deze zaak c<strong>en</strong>traal staat, is in het Burgerlijk Wetboek<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> als gevolg van de wet van 14 mei 1998,Stb. 300 (de zgn. Wet flexibiliteit <strong>en</strong><br />

zekerheid), [noot:10] in werking getred<strong>en</strong> op 1 januari 1999. Het eerste lid luidt:<br />

‘‘Vanaf de dag dat tuss<strong>en</strong> dezelfde partij<strong>en</strong>:<br />

a arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> elkaar met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan<br />

drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> opgevolgd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> periode van 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, deze tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong><br />

inbegrep<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> overschred<strong>en</strong>, geldt met ingang van die dag de laatste<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>;<br />

b meer dan 3 <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> elkaar hebb<strong>en</strong><br />

opgevolgd met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan 3 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, geldt de laatste<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.’’<br />

In het vijfde lid is bepaald dat van deze regels slechts bij collectieve<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst [noot:11] kan word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong> t<strong>en</strong> nadele van de werknemer.<br />

2.2. In art. 1639f (oud) BW was bepaald dat indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>gegane<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking is <strong>voor</strong>tgezet, <strong>voor</strong> haar beëindiging <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de opzegging nodig is.<br />

[noot:12] Voor de toepassing van deze regel werd<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stbetrekking<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> dezelfde<br />

partij<strong>en</strong>, welke elkander met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van niet meer dan 31 dag<strong>en</strong> zijn opgevolgd,<br />

geacht e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezette di<strong>en</strong>stbetrekking te vorm<strong>en</strong>, behoud<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> thans niet ter zake<br />

do<strong>en</strong>de uitzondering. Het opzeggingsvereiste vormde naar het oordeel van de minister in<br />

de toelichting op het ontwerp van de Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid e<strong>en</strong> te starre regel<br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> flexibele arbeidsmarkt. De hoofdregel zou <strong>voor</strong>t<strong>aan</strong> moet<strong>en</strong> zijn dat e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van rechtswege eindigt door het verstrijk<strong>en</strong> van<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 135


de periode waar<strong>voor</strong> zij is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. Anderzijds bestond behoefte om <strong>aan</strong> werknemers<br />

<strong>en</strong>ige zekerheid te bied<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de continuering van hun di<strong>en</strong>stbetrekking. Daartoe<br />

strekt het, zo-ev<strong>en</strong> geciteerde, eerste lid van art. 7:668a BW.<br />

2.3. In de parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is van deze bepaling is <strong>aan</strong>dacht besteed <strong>aan</strong> het<br />

risico van oneig<strong>en</strong>lijk gebruik van de wettelijke regeling door werkgevers die <strong>voor</strong>keur<br />

hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> reeks arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> bov<strong>en</strong> het sluit<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Dit euvel deed zich in de praktijk <strong>voor</strong> in<br />

de vorm van zgn. ‘‘draaideur-constructies’’, waarbij arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> bij één werkgever werd<strong>en</strong> afgewisseld met period<strong>en</strong> van meer dan 31<br />

dag<strong>en</strong>, waarin de betrokk<strong>en</strong> werknemer in di<strong>en</strong>st was van e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau of van e<strong>en</strong><br />

andere werkgever terwijl hij in feite hetzelfde werk bleef do<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de eerstg<strong>en</strong>oemde<br />

werkgever. Nadat de Hoge Raad al e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>s had gesteld <strong>aan</strong> deze praktijk, [noot:13]<br />

heeft de wetgever <strong>voor</strong> ‘‘draaideur-constructies’’ e<strong>en</strong> regeling getroff<strong>en</strong> in de Wet<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid (het huidige tweede lid van art. 7:668a BW).<br />

2.4. De <strong>voor</strong>gestelde regeling heeft de vraag do<strong>en</strong> rijz<strong>en</strong> of het e<strong>en</strong> werkgever onbeperkt<br />

vrij staat, e<strong>en</strong> werknemer arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong>,<br />

afgewisseld door period<strong>en</strong> van telk<strong>en</strong>s langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> zonder dat de<br />

werknemer bij hem in di<strong>en</strong>st is. Op deze wijze zoud<strong>en</strong> werknemers jaar in, jaar uit<br />

<strong>aan</strong>gewez<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn op arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, die nu e<strong>en</strong>maal<br />

minder best<strong>aan</strong>szekerheid bied<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Het is niet zo e<strong>en</strong>voudig, hier<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e regel te gev<strong>en</strong>. Enerzijds zijn er<br />

bedrijfstakk<strong>en</strong> waarin uitsluit<strong>en</strong>d of hoofdzakelijk seizo<strong>en</strong>sgebond<strong>en</strong> arbeid <strong>voor</strong>hand<strong>en</strong> is<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkgever weinig andere mogelijkhed<strong>en</strong> heeft dan jaar in, jaar uit, telk<strong>en</strong>s<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> korte <strong>tijd</strong> te sluit<strong>en</strong>. Anderzijds best<strong>aan</strong> ondernemers bij<br />

wie het hele jaar door pass<strong>en</strong>de arbeid <strong>voor</strong>hand<strong>en</strong> is <strong>en</strong> die – met de wettelijke regeling<br />

in de hand – volst<strong>aan</strong> met het <strong>aan</strong>bied<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

omdat zij zich, om bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong> niet durv<strong>en</strong> bind<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. [noot:14]<br />

2.5. In de parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is van de Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid is<br />

gediscussieerd over de vraag of het vereiste van e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>d <strong>tijd</strong>vak van langer<br />

dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> wel voldo<strong>en</strong>de is. [noot:15] Ook vanuit de Eerste Kamer is hierover<br />

e<strong>en</strong> vraag gesteld:<br />

‘‘Vervolg<strong>en</strong>s bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> omroepwerkgevers, als ik goed geïnformeerd b<strong>en</strong>, creatieve<br />

constructies om e<strong>en</strong> vast di<strong>en</strong>stverband te vermijd<strong>en</strong>. Zij bied<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>m<strong>aan</strong>dscontract<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong> <strong>en</strong> will<strong>en</strong> de medewerkers in de drie zomerm<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> naar de WW afschuiv<strong>en</strong>. Ik vind<br />

dat oneig<strong>en</strong>lijk gebruik. Ik vraag de minister, met mij na te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> hoe we hiermee<br />

moet<strong>en</strong> omg<strong>aan</strong> <strong>en</strong> wat we hier<strong>aan</strong> kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>.’’<br />

De minister antwoordde:<br />

‘‘(...) Als jaar in, jaar uit contract<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> word<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong> met steeds e<strong>en</strong><br />

onderbreking van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, kan op <strong>en</strong>ig mom<strong>en</strong>t sprake zijn van misbruik van recht<br />

om ontslagbescherming van de werknemer teg<strong>en</strong> te g<strong>aan</strong>. Ik moet constater<strong>en</strong> dat het<br />

<strong>aan</strong> de rechter is om in e<strong>en</strong> dergelijke situatie e<strong>en</strong> oordeel te vell<strong>en</strong>. Met andere<br />

woord<strong>en</strong>: ik zie niet goed hoe je deze mogelijkheid in de wet kan teg<strong>en</strong>g<strong>aan</strong>. Er werd e<strong>en</strong><br />

termijn van vier m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> gesuggereerd, maar dezelfde situatie kan zich <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>, met<br />

welke termijn je ook werkt. Dat lijkt mij moeilijk te ondervang<strong>en</strong> in de termijn<strong>en</strong> die je in<br />

de wet kunt stell<strong>en</strong>.’’ [noot:16]<br />

2.6. Bouw<strong>en</strong>s acht situaties waarin e<strong>en</strong> werkgever structureel arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong>biedt met tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong> van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (door hem<br />

<strong>aan</strong>geduid als ‘‘klapdeurconstructie’’) bed<strong>en</strong>kelijk. [noot:17] Hij stelt dat wanneer <strong>voor</strong><br />

zo’n constructie ge<strong>en</strong> objectieve rechtvaardigingsgrond kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gevoerd, de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst heeft te geld<strong>en</strong> als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Deze opvatting<br />

heeft naar mijn indruk niet zoveel steun gekreg<strong>en</strong> dat zij kan geld<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> thans in<br />

Nederland geld<strong>en</strong>de rechtsovertuiging (art. 3:12 BW). Vooralsnog ziet het ernaar uit dat<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 136


e<strong>en</strong> werkgever zich mag richt<strong>en</strong> naar hetge<strong>en</strong> art. 7:668a lid 1 BW <strong>aan</strong>geeft als de gr<strong>en</strong>s,<br />

waar e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> overgaat in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat sprake is van e<strong>en</strong> daadwerkelijke uitdi<strong>en</strong>sttreding,<br />

mag de werkgever na het verstrijk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vak van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> de<br />

desbetreff<strong>en</strong>de werknemer opnieuw in di<strong>en</strong>st nem<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. [noot:18] E<strong>en</strong> beroep op misbruik van recht<br />

(art. 3:13 BW) biedt slechts soelaas in uitzonderlijke gevall<strong>en</strong>. Informatie over de vraag<br />

of <strong>en</strong>, zo ja, hoe vaak oneig<strong>en</strong>lijk gebruik van de regeling in art. 7:668a BW <strong>voor</strong>komt is<br />

schaars. Uit e<strong>en</strong> evaluatieonderzoek van de Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid blijkt niet dat<br />

deze wet tot grote verschuiving<strong>en</strong> op dit punt <strong>aan</strong>leiding heeft gegev<strong>en</strong>. [noot:19]<br />

2.7. Zelfs indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> objectieve rechtvaardiging <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> ‘‘klapdeur-constructie’’ bestaat,<br />

behoeft volg<strong>en</strong>s Bouw<strong>en</strong>s t.a.p. de werknemer niet met lege hand<strong>en</strong> te st<strong>aan</strong>. Aan de<br />

hand van de norm van het goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) wordt beoordeeld of de<br />

werkgever verplicht is, de werknemer e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> te bied<strong>en</strong>.<br />

De vraag is kort <strong>aan</strong> de orde geweest in het kader van de totstandkoming van de<br />

hieronder te besprek<strong>en</strong> wet van 7 november 2002,Stb. 560. Op e<strong>en</strong> vraag vanuit de<br />

Eerste Kamer, of e<strong>en</strong> werknemer iets kan ondernem<strong>en</strong> als hem nooit e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, antwoordde de minister:<br />

[noot:20]<br />

‘‘(...)dat het beginsel van ‘goed werkgeverschap’ (artikel 611Boek 7 BW) kan word<strong>en</strong><br />

geschond<strong>en</strong> als er nimmer e<strong>en</strong> conversie kan plaatsvind<strong>en</strong> van opvolg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Het goed<br />

werkgeverschap kan ertoe leid<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer geld<strong>en</strong>de<br />

afspraak niet van toepassing is <strong>voor</strong> zover dat in de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> naar<br />

maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid on<strong>aan</strong>vaardbaar zou zijn. In <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d geval<br />

zal de rechter hierover di<strong>en</strong><strong>en</strong> te oordel<strong>en</strong>.’’<br />

2.8. Na de invoering van de Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid is dit deel van het arbeidsrecht<br />

door Europees recht ingekaderd. Richtlijn 99/70/EG [noot:21] is gericht op de uitvoering<br />

(uiterlijk 10 juli 2001) van e<strong>en</strong> op 18 maart 1999 geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst. Deze<br />

raamovere<strong>en</strong>komst, die als bijlage bij de richtlijn is gevoegd, heeft tot doel (clausule 1):<br />

‘‘a. de kwaliteit van arbeid <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te verbeter<strong>en</strong> door toepassing van het<br />

nondiscriminatiebeginsel te waarborg<strong>en</strong><br />

b. e<strong>en</strong> kader vast te stell<strong>en</strong> om misbruik als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.’’<br />

Ter implem<strong>en</strong>tatie van deze richtlijn <strong>en</strong> met het oog op het onder a g<strong>en</strong>oemde doel is het<br />

huidige art. 7:649 BW ingevoegd. Het non-discriminatiebeginsel heeft mede betrekking<br />

op arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>de het einde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. [noot:22] In<br />

art. 7:657 BW is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de werkgever zijn werknemers met e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>tijd</strong>ig in k<strong>en</strong>nis stelt van vacatures ter zake van<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. [noot:23]<br />

2.9. Ter <strong>voor</strong>koming van misbruik noemt clausule 5 van de raamovere<strong>en</strong>komst de<br />

volg<strong>en</strong>de te nem<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong>:<br />

‘‘1. T<strong>en</strong>einde misbruik als gevolg van het gebruik van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, voer<strong>en</strong><br />

de lidstat<strong>en</strong>, na raadpleging van de sociale partners overe<strong>en</strong>komstig de nationale<br />

wetgeving, collectieve arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of gebruik<strong>en</strong>, <strong>en</strong>/of de sociale partners,<br />

wanneer er ge<strong>en</strong> gelijkwaardige wettelijke maatregel<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming van misbruik<br />

best<strong>aan</strong>, op e<strong>en</strong> wijze die rek<strong>en</strong>ing houdt met de behoeft<strong>en</strong> van <strong>bepaalde</strong> sector<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of<br />

categorieën werknemers, e<strong>en</strong> of meer van de volg<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> in:<br />

a. vaststelling van objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong> vernieuwing van dergelijke<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 137


. vaststelling van de maximale duur van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of<br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

c. vaststelling van het <strong>aan</strong>tal mal<strong>en</strong> dat dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of verhouding<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vernieuwd.<br />

2. De lidstat<strong>en</strong>, na raadpleging van de sociale partners, <strong>en</strong>/of, waar nodig, de sociale<br />

partners bepal<strong>en</strong> onder welke <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> of<br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>:<br />

a. als ‘ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d’ word<strong>en</strong> beschouwd;<br />

b. geacht word<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> te geld<strong>en</strong>.’’<br />

2.10. Deze formulering biedt de lidstat<strong>en</strong> de nodige vrijheid. [noot:24] De regering heeft<br />

te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> dat <strong>voor</strong> de implem<strong>en</strong>tatie van clausule 5 ge<strong>en</strong> wetgev<strong>en</strong>de arbeid<br />

meer nodig is, omdat de ingevoerde Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid reeds daarin <strong>voor</strong>ziet.<br />

[noot:25] Daarbij heeft zij uitdrukkelijk gewez<strong>en</strong> op art. 7:668a BW, waarin zowel de<br />

maximale duur van opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> (clausule 5, onderdeel 1 onder<br />

b) als het <strong>aan</strong>tal schakels (onderdeel 1 onder c) word<strong>en</strong> vastgelegd. In Nederland is niet<br />

er<strong>voor</strong> gekoz<strong>en</strong> specifieke beperking<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de omstandighed<strong>en</strong> waaronder <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> mag word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>. [noot:26]<br />

2.11. In HvJ EG 4 juli 2006, [noot:27] waar e<strong>en</strong> prejudiciële vraag was gesteld over de<br />

uitleg van deze richtlijn, overwoog het HvJ EG dat e<strong>en</strong> (Griekse) nationale regel die<br />

meebr<strong>en</strong>gt dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong>kel als ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>d zijn te<br />

beschouw<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de <strong>tijd</strong> ertuss<strong>en</strong> niet meer dan twintig werkdag<strong>en</strong> bedraagt, geacht<br />

moet word<strong>en</strong> de doelstelling <strong>en</strong> het nuttig effect van de raamovere<strong>en</strong>komst in gevaar te<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. [noot:28] De praktische betek<strong>en</strong>is van het arrest <strong>voor</strong> de Nederlandse situatie<br />

op dit punt wordt als gering <strong>aan</strong>gemerkt. [noot:29]<br />

3. Bespreking van het cassatiemiddel<br />

3.1. Onderdeel 1 heeft betrekking op de vraag of Simpson in het <strong>tijd</strong>vak tuss<strong>en</strong> 5 juli<br />

2001 <strong>en</strong> 8 oktober 2001 recht had op loon, ook al is daar<strong>aan</strong> door partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere<br />

b<strong>en</strong>aming gegev<strong>en</strong>. Onderdeel 2 betreft de primaire grondslag van de vordering <strong>en</strong><br />

klaagt dat het hof ge<strong>en</strong> <strong>aan</strong>dacht heeft besteed <strong>aan</strong> de stelling dat het hier niet ging om<br />

e<strong>en</strong> daadwerkelijke beëindiging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst per 5 juli 2001, maar<br />

om e<strong>en</strong> constructie tot ontduiking van het rechtsgevolg van art. 7:668a BW. Onderdeel 3<br />

betreft de subsidiaire grondslag van de vordering (is Simpson eerder dan op 8 oktober<br />

2001 weer in di<strong>en</strong>st van de Stichting getred<strong>en</strong>?).<br />

3.2. Onderdeel 1 klaagt dat het hof t<strong>en</strong> onrechte ge<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is heeft toegek<strong>en</strong>d <strong>aan</strong><br />

hetge<strong>en</strong> Simpson heeft gesteld omtr<strong>en</strong>t zijn loon over het <strong>tijd</strong>vak tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8<br />

oktober 2001. Simpson had gesteld dat door de Stichting <strong>aan</strong> hem is toegezegd i. dat de<br />

Stichting over dit <strong>tijd</strong>vak de premies ziektekost<strong>en</strong>verzekering <strong>voor</strong> Simpson <strong>en</strong> zijn gezin<br />

zou doorbetal<strong>en</strong>; ii. dat Simpson gedur<strong>en</strong>de de twee laatste m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> van de vierde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst zou word<strong>en</strong> vrijgesteld van alle werkzaamhed<strong>en</strong>; iii. dat <strong>aan</strong><br />

Simpson werd toegest<strong>aan</strong> tot $ 6.000,= kost<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> in verband met e<strong>en</strong> opleiding in<br />

de V.S. om zijn kapiteinsdiploma te actualiser<strong>en</strong>.<br />

Simpson heeft <strong>aan</strong>gevoerd dat het totaal van deze tegemoetkoming<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere<br />

waarde verteg<strong>en</strong>woordigt dan de drie bruto m<strong>aan</strong>dsalariss<strong>en</strong> die hij zou derv<strong>en</strong> door per<br />

5 juli 2001 formeel ontslag te nem<strong>en</strong>. Simpson verbond hier<strong>aan</strong> de gevolgtrekking: ‘‘Er is<br />

dus wel degelijk loon betaald’’. [noot:30] De klacht houdt in dat het hof weliswaar in rov.<br />

3.19 <strong>aan</strong>dacht heeft besteed <strong>aan</strong> de stelling omtr<strong>en</strong>t het doorbetal<strong>en</strong> van de premies<br />

ziektekost<strong>en</strong>verzekering, maar niet <strong>aan</strong> de beide andere stelling<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 138


3.3. Het doorbetal<strong>en</strong> van de premies ziektekost<strong>en</strong>verzekering (i) is door het hof<br />

behandeld in rov. 3.19. Het hof heeft ook de onder (ii) <strong>en</strong> (iii) bedoelde stelling<strong>en</strong> niet<br />

over het hoofd gezi<strong>en</strong>. In rov. 3.2 heeft het hof onder de vastst<strong>aan</strong>de feit<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat Simpson in e<strong>en</strong> e-mail van 1 juli 2001 <strong>aan</strong> de Stichting had bedong<strong>en</strong>: [noot:31]<br />

‘‘1. I resign from SMS on or about the 4th of July.<br />

2. Three months later I return to work as logistics coordinator for the Southern Ocean<br />

Expedition with a contract for at least 9 months.<br />

3. During the last two months of the contract I am allowed to att<strong>en</strong>d classes to revalidate<br />

my Masters lic<strong>en</strong>se. Gre<strong>en</strong>peace will share the cost of these classes in line with normal<br />

IMAD policies.<br />

4. I am allowed to go back to work on GP ships wh<strong>en</strong> an op<strong>en</strong>ing exists for someone with<br />

my qualifications.<br />

5. My net salary during the new contract will remain the same as it is now.’’<br />

<strong>en</strong> dat de Stichting daarmee heeft ingestemd. Aan de bedong<strong>en</strong> vergoeding van<br />

studiekost<strong>en</strong> (iii) heeft het hof bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> nog <strong>aan</strong>dacht besteed in rov. 3.26.<br />

3.4. De betaling van loon is e<strong>en</strong> van de ess<strong>en</strong>tiële bestanddel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. De betaling van loon kan derhalve bijdrag<strong>en</strong> tot het oordeel dat in<br />

e<strong>en</strong> concreet geval sprake is van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst; zie ook art. 7:610a BW. In<br />

beginsel kan loon ook word<strong>en</strong> uitgekeerd in e<strong>en</strong> andere vorm dan geld. [noot:32] Loon<br />

moet word<strong>en</strong> vold<strong>aan</strong> uiterlijk op het in art. 7:623 BW bedoelde <strong>tijd</strong>stip, maar de<br />

werknemer kan afzi<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> beroep op de desbetreff<strong>en</strong>de vernietigingsgrond indi<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> uitgestelde loonbetaling is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> (zie het derde lid van art. 7:623 BW).<br />

Het hof heeft de toezegging van de werkgever met betrekking tot de twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong><br />

betaald verlof <strong>aan</strong> het einde van de vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> de vergoeding van<br />

studiekost<strong>en</strong> niet beschouwd als e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>prestatie van de Stichting <strong>voor</strong><br />

werkzaamhed<strong>en</strong> die Simpson in het <strong>tijd</strong>vak tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001 <strong>voor</strong> de<br />

Stichting verrichtte, zoals Simpson had <strong>aan</strong>gevoerd. Dat oordeel komt toe <strong>aan</strong> de rechter<br />

die over de feit<strong>en</strong> oordeelt. Het is, ook zonder nadere motivering, niet onbegrijpelijk. In<br />

de red<strong>en</strong>ering van het hof maakt de vastst<strong>aan</strong>de toezegging m.b.t. de twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong><br />

betaald verlof <strong>en</strong> vergoeding van studiekost<strong>en</strong> deel uit van de in juli 2001 gemaakte<br />

afspraak <strong>en</strong> was de Stichting nakoming van deze toezegging verschuldigd ongeacht het<br />

antwoord op de vraag of Simpson tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001 <strong>en</strong>igerlei<br />

werkzaamheid t<strong>en</strong> behoeve van de Stichting verrichtte. Het hof heeft deze toezegging<strong>en</strong><br />

niet beschouwd als e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>prestatie <strong>voor</strong> verrichte of nog te verricht<strong>en</strong> arbeid.<br />

3.5. Voor zover onderdeel 1 betrekking heeft op de subsidiaire grondslag van de<br />

vordering, geldt m.i. hetzelfde. In het oordeel dat vóór 8 oktober 2001 niet (ook niet<br />

stilzwijg<strong>en</strong>d) e<strong>en</strong> nieuwe di<strong>en</strong>stbetrekking tuss<strong>en</strong> Simpson <strong>en</strong> de Stichting tot stand is<br />

gekom<strong>en</strong> ligt beslot<strong>en</strong> dat het hof de toezegging<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t betaald verlof <strong>en</strong> vergoeding<br />

van studiekost<strong>en</strong> niet heeft beschouwd als e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>prestatie van de Stichting <strong>voor</strong><br />

werkzaamhed<strong>en</strong> die Simpson tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001 <strong>voor</strong> de Stichting heeft<br />

verricht. Onderdeel 1 treft om deze red<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> doel.<br />

3.6. Onderdeel 2 bestrijdt de verwerping van de primaire grondslag van de vordering.<br />

Subonderdeel 2.1 di<strong>en</strong>t slechts ter inleiding. Subonderdeel 2.2 klaagt dat het hof heeft<br />

misk<strong>en</strong>d dat art. 7:668a lid 1 BW partij<strong>en</strong> weliswaar de ruimte geeft om e<strong>en</strong> pauze van<br />

langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> in te lass<strong>en</strong>, waarna e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, maar dat dit niet mag leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> constructie<br />

welke beoogt de ontslagbescherming op e<strong>en</strong> ontoelaatbare wijze te ontwijk<strong>en</strong> resp. uit te<br />

holl<strong>en</strong>, althans dit effect heeft. Het antwoord op de vraag of hiervan sprake is, zal<br />

afhang<strong>en</strong> van de omstandighed<strong>en</strong> van het geval. Subonderdeel 2.3 voegt hier<strong>aan</strong> toe dat<br />

met name van belang kan zijn of er sprake is van e<strong>en</strong> werkelijke onderbreking van de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 139


arbeidsrelatie; dit di<strong>en</strong>t <strong>aan</strong> de hand van objectieve omstandighed<strong>en</strong> te word<strong>en</strong><br />

vastgesteld. Ook later (d.w.z. na 5 juli 2001) geblek<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s<br />

het middelonderdeel licht werp<strong>en</strong> op de vraag of partij<strong>en</strong> echt de bedoeling hadd<strong>en</strong> de<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking <strong>voor</strong> langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> te onderbrek<strong>en</strong> <strong>en</strong> of hier ge<strong>en</strong> sprake<br />

was van e<strong>en</strong> schijnhandeling, gericht op het ontduik<strong>en</strong> van de door art. 668a BW<br />

gebod<strong>en</strong> ontslagbescherming. In de subonderdel<strong>en</strong> 2.3.1-2.3.6 noemt het middel e<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>tal omstandighed<strong>en</strong> die Simpson <strong>voor</strong> de beoordeling relevant acht.<br />

3.7. Van e<strong>en</strong> ongeoorloofde ontwijking of uitholling van het <strong>bepaalde</strong> in art. 7:668a BW is<br />

– ook in de red<strong>en</strong>ering van het middel – niet reeds sprake door de <strong>en</strong>kele omstandigheid<br />

dat e<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer afsprek<strong>en</strong> dat de werknemer na het verstrijk<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vak van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> weer in di<strong>en</strong>st van de werkgever zal tred<strong>en</strong>.<br />

In zoverre deel ik het oordeel van het hof dat art. 7:668a BW partij<strong>en</strong> niet verbood de<br />

derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><strong>tijd</strong>ig te beëindig<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij af te sprek<strong>en</strong> dat iets<br />

meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> later e<strong>en</strong> nieuwe (vierde) arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> zou ing<strong>aan</strong>, zelfs indi<strong>en</strong> daarbij de achterligg<strong>en</strong>de gedachte was te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontstaat.<br />

3.8. Dit kan anders zijn, wanneer sprake is van e<strong>en</strong> constructie (het woord ‘‘constructie’’<br />

in dit verband te lez<strong>en</strong> als: e<strong>en</strong> stelsel van sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de afsprak<strong>en</strong>) die zich naar haar<br />

aard ertoe le<strong>en</strong>t om te ontkom<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de werking van de dwing<strong>en</strong>drechtelijke<br />

wetsbepaling<strong>en</strong> die beog<strong>en</strong> de werknemer bescherming teg<strong>en</strong> hem verle<strong>en</strong>d ontslag te<br />

bied<strong>en</strong> (vgl. rov. 3.4 van HR 22 november 1991, NJ 1992, 707 m.nt. PAS). Anders dan in<br />

die zaak, is in de huidige zaak ge<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> constructie waarbij Simpson in het<br />

<strong>tijd</strong>vak van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st van e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau hetzelfde werk bleef<br />

do<strong>en</strong>.<br />

3.9. Het middelonderdeel komt erop neer dat niettemin sprake kan zijn van e<strong>en</strong> met art.<br />

7:668a BW onver<strong>en</strong>igbare constructie, indi<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> afsprek<strong>en</strong> dat formeel de<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking per 5 juli 2001 wordt beëindigd <strong>en</strong> tegelijker<strong>tijd</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> dat de<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking met de werkgever in werkelijkheid wordt <strong>voor</strong>tgezet in het <strong>tijd</strong>vak van<br />

meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001). Ik b<strong>en</strong> het met de steller van<br />

het middel e<strong>en</strong>s dat, indi<strong>en</strong> de begin juli 2001 tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> bereikte<br />

wilsovere<strong>en</strong>stemming ertoe strekte dat de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst formeel – <strong>voor</strong> de<br />

og<strong>en</strong> van de buit<strong>en</strong>wereld – zou word<strong>en</strong> beëindigd per 5 juli 2001, doch in werkelijkheid<br />

tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet, Simpson e<strong>en</strong> beroep kan do<strong>en</strong> op de<br />

bescherming van art. 7:668a BW. Het probleem is ev<strong>en</strong>wel, dat dit argum<strong>en</strong>t als zodanig<br />

in het debat in de feitelijke instanties niet is <strong>aan</strong>gevoerd, althans dat de stelling van de<br />

Simpson door het hof is opgevat als e<strong>en</strong> beroep op nietigheid/vernietigbaarheid van de<br />

tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se beëindiging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

3.10. De klacht noopt tot e<strong>en</strong> nadere blik in de gedingstukk<strong>en</strong>. In de inleid<strong>en</strong>de<br />

dagvaarding heeft Simpson gesteld dat ge<strong>en</strong> beëindiging met wederzijds goedvind<strong>en</strong><br />

heeft plaatsgevond<strong>en</strong>, dat de opzegging per 5 juli 2001 [noot:33] <strong>en</strong> de <strong>aan</strong>vaarding<br />

daarvan slechts met het doel van wetsontduiking hebb<strong>en</strong> plaatsgevond<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst na 5 juli 2001 in feite is <strong>voor</strong>tgezet. Van e<strong>en</strong> onderbreking van de<br />

ket<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vak langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> is volg<strong>en</strong>s<br />

Simpson ge<strong>en</strong> sprake geweest. Simpson vatte zijn standpunt als volgt sam<strong>en</strong>:<br />

‘‘(...) dat per 7 juli 2001 ge<strong>en</strong> beëindiging met wederzijds goedvind<strong>en</strong> heeft<br />

plaatsgevond<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat er alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beëindiging heeft plaatsgevond<strong>en</strong> met het <strong>en</strong>kele<br />

doel dat Simpson niet op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in<br />

di<strong>en</strong>st van SGC zou kom<strong>en</strong>. Het <strong>en</strong>ige oogmerk van de beëindiging was derhalve<br />

ontduiking van de ontslagbescherming.’’<br />

In de brief van Simpsons gemachtigde van 24 maart 2003 <strong>aan</strong> de kantonrechter, ter<br />

<strong>voor</strong>bereiding op de comparitie, luidt het:<br />

‘‘Voorts wordt bevestigd dat cliënt ‘instemde’ met e<strong>en</strong> vertrek van drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>,<br />

<strong>aan</strong>gezi<strong>en</strong> dit <strong>voor</strong> hem de <strong>en</strong>ige mogelijkheid was om de lop<strong>en</strong>de campagne tot e<strong>en</strong><br />

goed einde te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij <strong>en</strong> de heer Van der Heijd<strong>en</strong> de afspraak hadd<strong>en</strong> dat hij<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 140


afloop van het ‘nieuwe’ contract op de Gre<strong>en</strong>peace schep<strong>en</strong> werkzaamhed<strong>en</strong> kon g<strong>aan</strong><br />

verricht<strong>en</strong>.’’<br />

3.11. De kantonrechter heeft deze stelling<strong>en</strong> opgevat als e<strong>en</strong> beroep van Simpson op de<br />

nietigheid van de beëindiging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst (art. 3:40 BW).<br />

[noot:34] E<strong>en</strong> beroep op de nietigheid van de beëindiging weg<strong>en</strong>s strijd met de wet<br />

veronderstelt dát de beëindiging heeft plaatsgevond<strong>en</strong>. De kantonrechter heeft uit e<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ander afgeleid dat het feit van de beëindiging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst per 5<br />

juli 2001 tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> vaststond <strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong> beslissing behoefde te word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong><br />

over de vraag of deze beëindiging in strijd was met de wet, omdat zij volg<strong>en</strong>s Simpson<br />

strekte tot ontduiking van de ontslagbescherming die hij <strong>aan</strong> art. 7:668a BW kon<br />

ontl<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

3.12. In hoger beroep heeft Simpson het bezwaar gemaakt dat ‘‘de gevraagde verklaring<br />

<strong>voor</strong> recht (...) niet is gegev<strong>en</strong> op de primair door Simpson daar<strong>aan</strong> gelegde grondslag,<br />

te wet<strong>en</strong> vernietiging van zijn tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se opzegging per 5 juli 2001 (...) <strong>en</strong> wel op<br />

grond van artikel 3:40 dan wel 3:44 BW’’. [noot:35] Simpson heeft in appel niet gesteld<br />

dat hier sprake zou zijn van e<strong>en</strong> schijnhandeling. [noot:36] Simpson heeft weliswaar in<br />

hoger beroep gesteld ‘‘dat er ge<strong>en</strong> daadwerkelijke beëindiging met wederzijds<br />

goedvind<strong>en</strong> per 5 juli 2001 heeft plaatsgevond<strong>en</strong>’’, maar ter toelichting op deze stelling<br />

<strong>aan</strong>gevoerd dat de rechtshandeling van Simpson [noot:37] nietig of vernietigbaar is op<br />

grond van strijd met de wet (art. 3:40 BW) of op grond van misbruik van<br />

omstandighed<strong>en</strong> (art. 3:44 BW). [noot:38] In de MvA/MvG incid., onder 16, verbond<br />

Simpson <strong>aan</strong> de nietigheid/vernietigbaarheid de gevolgtrekking dat er ge<strong>en</strong> sprake is van<br />

e<strong>en</strong> onderbreking van de ket<strong>en</strong> van di<strong>en</strong>stbetrekking<strong>en</strong>.<br />

3.13. Het hof heeft in het midd<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong> of hier sprake was van e<strong>en</strong> (e<strong>en</strong>zijdige)<br />

opzegging van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst door Simpson welke door de Stichting is<br />

<strong>aan</strong>vaard, dan wel sprake was van e<strong>en</strong> beëindiging met wederzijds goedvind<strong>en</strong> van de<br />

derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst per 5 juli 2001. Het hof is veronderstell<strong>en</strong>derwijs uitgeg<strong>aan</strong><br />

van e<strong>en</strong> beëindiging met wederzijds goedvind<strong>en</strong> (rov. 3.3, in cassatie niet bestred<strong>en</strong>).<br />

Het hof heeft de primaire grondslag van de vordering aldus begrep<strong>en</strong> dat het feit van de<br />

beëindiging vaststond <strong>en</strong> dat Simpson stelde dat deze beëindiging in strijd was met de<br />

wet (rov. 3.7), dan wel tot stand is gekom<strong>en</strong> onder invloed van misbruik van<br />

omstandighed<strong>en</strong> (rov. 3.9). Het hof heeft beide stelling<strong>en</strong> verworp<strong>en</strong>, onderscheid<strong>en</strong>lijk<br />

in rov. 3.8 <strong>en</strong> in rov. 3.10. Omdat het hof ervan uitging dat het feit van de beëindiging<br />

van de derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst vaststond, is het hof niet toegekom<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de – in het<br />

middelonderdeel bedoelde – vraag of hier sprake was van e<strong>en</strong> reële beëindiging dan wel<br />

van e<strong>en</strong> schijnhandeling.<br />

3.14. De interpretatie van de gedingstukk<strong>en</strong> komt toe <strong>aan</strong> het hof als de rechter die over<br />

de feit<strong>en</strong> oordeelt. De wijze waarop het hof de stelling<strong>en</strong> van Simpson heeft opgevat is<br />

m.i. niet onbegrijpelijk. De klacht stuit hierop af.<br />

3.15. Subonderdeel 2.3 berust op de opvatting dat het hof zich niet had mog<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong><br />

tot hetge<strong>en</strong> is <strong>voor</strong>gevall<strong>en</strong> vóór <strong>en</strong> <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst, maar ook had<br />

moet<strong>en</strong> lett<strong>en</strong> op de uitvoering die partij<strong>en</strong> <strong>aan</strong> hun arbeidsrelatie hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> in het<br />

<strong>tijd</strong>vak tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001. Voor zover de Hoge Raad <strong>aan</strong> deze klacht<br />

toekomt, vindt de in het middel verdedigde opvatting steun in één van de zgn.<br />

‘‘draaideur-arrest<strong>en</strong>’’. In HR 12 april 1996, NJ 1997, 195 m.nt. PAS onder nr. 196, waar<br />

e<strong>en</strong> werknemer beurtelings <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> in di<strong>en</strong>st werd g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vak<br />

van meer dan 31 dag<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> andere werkgever werd ingele<strong>en</strong>d, overwoog de Hoge<br />

Raad dat niet van belang is in hoeverre de werkgever de subjectieve bedoeling heeft<br />

gehad om de wettelijke bepaling<strong>en</strong> met betrekking tot het einde van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst te ontg<strong>aan</strong>. De omstandighed<strong>en</strong> van dat geval liet<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de<br />

Hoge Raad ge<strong>en</strong> andere slotsom toe dan dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst geacht moest<br />

word<strong>en</strong> ook in de – to<strong>en</strong> – litigieuze periode te zijn <strong>voor</strong>tgezet. Subonderdeel 2.3 komt<br />

echter slechts <strong>aan</strong> de orde indi<strong>en</strong> de Hoge Raad, anders dan het hof, van oordeel zou zijn<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 141


dat de in alinea 3.6 hier<strong>voor</strong> bedoelde stelling (er was ge<strong>en</strong> beëindigingsovere<strong>en</strong>komst,<br />

maar slechts e<strong>en</strong> schijnhandeling) ter beoordeling <strong>aan</strong> het hof <strong>voor</strong> lag.<br />

3.16. In de cassatiedagvaarding onder 2.3.1-2.3.6 is de klacht van onderdeel 2.3 nader<br />

uitgewerkt in e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal deelklacht<strong>en</strong>. In het kort kom<strong>en</strong> deze hierop neer dat het hof<br />

óók had moet<strong>en</strong> lett<strong>en</strong> op:<br />

• de later geblek<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong>, in het bijzonder de stelling<strong>en</strong> van Simpson<br />

omtr<strong>en</strong>t de mate waarin hij tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001 feitelijk<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de Stichting heeft verricht (2.3.1);<br />

• de vraag of de Stichting de werkkracht van Simpson behoefde (2.3.2);<br />

• het feit dat de Stichting Simpson <strong>aan</strong>vankelijk via e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau in di<strong>en</strong>st had<br />

will<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> <strong>en</strong> vanwege de arbeidsrechtelijke consequ<strong>en</strong>tie daarvan heeft<br />

afgezi<strong>en</strong> (2.3.3);<br />

• het door de Stichting lat<strong>en</strong> doorlop<strong>en</strong> van de faciliteit<strong>en</strong> die zij <strong>aan</strong> Simpson ter<br />

beschikking stelde <strong>voor</strong> het uitvoer<strong>en</strong> van zijn werkzaamhed<strong>en</strong> (2.3.4);<br />

• hiervan in het bijzonder: het vernieuw<strong>en</strong> van de zakelijke creditcard, in verband<br />

waarmee Simpson e<strong>en</strong> (niet door het hof gehonoreerd) bewijs<strong>aan</strong>bod heeft<br />

ged<strong>aan</strong> (2.3.5);<br />

• de stelling van Simpson dat de financiële tegemoetkoming in de vorm van betaald<br />

studieverlof <strong>en</strong> vergoeding van studiekost<strong>en</strong> (in combinatie met het doorbetal<strong>en</strong><br />

van de premies ziektekost<strong>en</strong>verzekering) in feite moet word<strong>en</strong> beschouwd als loon<br />

dat de Stichting hem verschuldigd was over het <strong>tijd</strong>vak van die drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong><br />

(2.3.6).<br />

3.17. Het hof heeft deze <strong>aan</strong>gevoerde feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> niet beschouwd als e<strong>en</strong><br />

onderbouwing door Simpson van de primaire grondslag van zijn vordering, maar als e<strong>en</strong><br />

onderbouwing van de subsidiaire grondslag, welke inhield dat Simpson eerder dan op 8<br />

oktober 2001 (stilzwijg<strong>en</strong>d) weer bij de Stichting in di<strong>en</strong>st is getred<strong>en</strong>. Of dit juist is,<br />

moet <strong>voor</strong> iedere stelling afzonderlijk word<strong>en</strong> beoordeeld.<br />

3.18. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de onder 2.3.1 bedoelde werkzaamhed<strong>en</strong> heeft Simpson bij<br />

MvA/MvG incid. onder 9 onder meer gesteld:<br />

‘‘Formeel was het (...) niet de bedoeling dat Simpson <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s zijn drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong><br />

gedwong<strong>en</strong> afwezigheid werkzaamhed<strong>en</strong> zou verricht<strong>en</strong>, maar in de praktijk was dat<br />

ge<strong>en</strong>szins haalbaar. Zo verklar<strong>en</strong> alle bij de campagne betrokk<strong>en</strong> medewerkers dat de<br />

campagne ge<strong>en</strong> doorgang had kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> Simpson niet tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s, vanuit zijn<br />

huis, mee hielp organiser<strong>en</strong>, brainstorm<strong>en</strong>, plann<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> etc. (...) Weliswaar was er<br />

formeel <strong>tijd</strong>elijk iemand <strong>aan</strong>getrokk<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> gedeelte van de werkzaamhed<strong>en</strong> van<br />

Simpson over te nem<strong>en</strong>, te wet<strong>en</strong> de heer A. von Koettlitz, maar zoals de heer John<br />

Fritzell verklaarde kwam de heer Von Koettlitz absoluut niet toe <strong>aan</strong> de werkzaamhed<strong>en</strong><br />

t.b.v. de S.O. campagne.’’<br />

Deze stelling behoeft niet erop te wijz<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> discrepantie bestond tuss<strong>en</strong> hetge<strong>en</strong><br />

partij<strong>en</strong> begin juli 2001 formeel zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> hetge<strong>en</strong> zij in werkelijkheid zijn<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. De stelling kan ev<strong>en</strong>zeer erop wijz<strong>en</strong> dat hetge<strong>en</strong> formeel was<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> (e<strong>en</strong> beëindiging van de arbeidsrelatie <strong>voor</strong> de periode tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong><br />

8 oktober 2001) spoorde met hetge<strong>en</strong> in werkelijkheid in juli 2001 was overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>,<br />

doch in de praktijk niet e<strong>en</strong> werkbare oplossing bleek te zijn. Het is daarom niet<br />

verwonderlijk dat het hof de stelling<strong>en</strong> van Simpson omtr<strong>en</strong>t de door hem in dit <strong>tijd</strong>vak<br />

verrichte werkzaamhed<strong>en</strong> heeft geplaatst in het verband van de subsidiaire grondslag<br />

van de vordering. Voor de (in onderdeel 2.3.2 bedoelde) vraag of de Stichting <strong>voor</strong> het<br />

welslag<strong>en</strong> van de S.O.-campagne was <strong>aan</strong>gewez<strong>en</strong> op de werkzaamhed<strong>en</strong> van Simpson,<br />

<strong>en</strong> niemand anders, geldt mutatis mutandis hetzelfde.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 142


3.19. De in subonderdeel 2.3.3 bedoelde <strong>voor</strong>geschied<strong>en</strong>is, waarbij de Stichting heeft<br />

onderzocht of e<strong>en</strong> ‘‘draaideur-constructie’’ mogelijk was, kan hoogst<strong>en</strong>s als bijkom<strong>en</strong>d<br />

argum<strong>en</strong>t van belang zijn. Het hof is immers ervan uitgeg<strong>aan</strong> dat de achterligg<strong>en</strong>de<br />

gedachte was: te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

ontstaat.<br />

3.20. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van het lat<strong>en</strong> doorlop<strong>en</strong> van de in subonderdeel 2.3.4 <strong>en</strong> 2.3.5<br />

bedoelde faciliteit<strong>en</strong>, heeft het hof in rov. 3.19 overwog<strong>en</strong> dat deze stelling onvoldo<strong>en</strong>de<br />

gewicht in de schaal legt om <strong>aan</strong> te nem<strong>en</strong> dat de di<strong>en</strong>stbetrekking vóór het verstrijk<strong>en</strong><br />

van het <strong>tijd</strong>vak van langer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> weer is hervat. Het hof acht niet<br />

on<strong>aan</strong>nemelijk dat de Stichting deze faciliteit<strong>en</strong> slechts om praktische red<strong>en</strong><strong>en</strong> heeft<br />

lat<strong>en</strong> doorlop<strong>en</strong>. Het hof bedoelt hiermee k<strong>en</strong>nelijk: uit administratief gemak. Het lat<strong>en</strong><br />

doorlop<strong>en</strong> van deze faciliteit<strong>en</strong> kan inderdaad, zoals het middel wil, erop wijz<strong>en</strong> dat van<br />

meet af <strong>aan</strong> is beoogd dat Simpson zijn werkzaamhed<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st van de Stichting<br />

gewoon zou <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> ondanks de formele beëindiging van zijn di<strong>en</strong>stverband per 5 juli<br />

2001. Echter, dit argum<strong>en</strong>t is door Simpson niet <strong>aan</strong>gevoerd ter onderbouwing van de<br />

primaire grondslag van zijn vordering. Zoals in de s.t. nam<strong>en</strong>s de Stichting al is<br />

opgemerkt, heeft Simpson zijn desbetreff<strong>en</strong>de stelling<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> gebracht in het<br />

kader van zijn bestrijding van het principaal hoger beroep van de Stichting, dus in het<br />

kader van de subsidiaire grondslag van zijn vordering.<br />

3.21. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de in subonderdeel 2.3.6 bedoelde stelling, is juist dat de betaling<br />

van loon – e<strong>en</strong> van de ess<strong>en</strong>tiële k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst – kán<br />

bijdrag<strong>en</strong> tot bewijs dat in werkelijkheid ge<strong>en</strong> beëindiging van de di<strong>en</strong>stbetrekking per 5<br />

juli 2001 is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de wilsovere<strong>en</strong>stemming was gericht op e<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tzetting daarvan. Het hof is k<strong>en</strong>nelijk van oordeel dat de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

toezegging<strong>en</strong> <strong>aan</strong> Simpson op e<strong>en</strong> andere grond zijn ged<strong>aan</strong> dan als beloning <strong>voor</strong> in het<br />

<strong>tijd</strong>vak tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001 door hem te verricht<strong>en</strong> werkzaamhed<strong>en</strong>. Deze<br />

kwestie is reeds besprok<strong>en</strong> in het kader van onderdeel 1. De slotsom is dat onderdeel 2<br />

niet tot cassatie behoeft te leid<strong>en</strong>.<br />

3.22. Onderdeel 3 heeft betrekking op de subsidiaire grondslag van de vordering. Deze<br />

grondslag hield in dat Simpson met goedvind<strong>en</strong> van de Stichting eind augustus 2001, in<br />

elk geval vóór 8 oktober 2001, zijn werkzaamhed<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st van de Stichting heeft<br />

hervat. Het debat in de feitelijke instanties gaat grot<strong>en</strong>deels over de vraag of Simpson<br />

eig<strong>en</strong>er beweging alvast met de logistieke <strong>voor</strong>bereiding van de S.O.-campagne is<br />

begonn<strong>en</strong> dan wel dat de Stichting <strong>en</strong> Simpson – bij nader inzi<strong>en</strong> – hebb<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong> de<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking op e<strong>en</strong> eerder <strong>tijd</strong>stip dan op 8 oktober 2001 te hervatt<strong>en</strong>.<br />

3.23. De kernoverweging van het hof (rov. 3.16) houdt in dat partij<strong>en</strong> uitdrukkelijk met<br />

elkaar zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat de vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst pas na het verstrijk<strong>en</strong><br />

van het <strong>tijd</strong>vak van (iets meer dan) drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> zou <strong>aan</strong>vang<strong>en</strong>. Gesteld noch geblek<strong>en</strong><br />

is dat Simpson met e<strong>en</strong> bevoegde persoon binn<strong>en</strong> de Stichting andersluid<strong>en</strong>de afsprak<strong>en</strong><br />

over de <strong>aan</strong>vangsdatum heeft gemaakt. Teg<strong>en</strong> die achtergrond mocht Simpson volg<strong>en</strong>s<br />

het hof niet zonder meer erop vertrouw<strong>en</strong> dat de Stichting stilzwijg<strong>en</strong>d zou instemm<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> eerdere <strong>aan</strong>vangsdatum van de vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst dan 8 oktober<br />

2001. Al hetge<strong>en</strong> Simpson heeft <strong>aan</strong>gevoerd – kort gezegd: dat hij met medewet<strong>en</strong> van<br />

alle campagneled<strong>en</strong> al vanaf eind augustus 2001 werkzaamhed<strong>en</strong> heeft verricht t<strong>en</strong><br />

behoeve van de S.O.-campagne, zonder dat de Stichting te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> gaf dit niet w<strong>en</strong>selijk<br />

te acht<strong>en</strong> – acht het hof onvoldo<strong>en</strong>de <strong>voor</strong> de gevolgtrekking dat Simpson redelijkerwijs<br />

ervan mocht uitg<strong>aan</strong> dat op <strong>en</strong>ig <strong>tijd</strong>stip vóór 8 oktober 2001 e<strong>en</strong> nieuwe<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot stand is gekom<strong>en</strong>.<br />

3.24. Subonderdeel 3.1 klaagt dat het hof hiermee e<strong>en</strong> te <strong>en</strong>ge maatstaf heeft<br />

gehanteerd. Subonderdeel 3.2 voegt hier<strong>aan</strong> toe dat in e<strong>en</strong> geval als dit, waarin Simpson<br />

weer werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de werkgeefster is g<strong>aan</strong> verricht<strong>en</strong> zonder dat daarover<br />

duidelijke afsprak<strong>en</strong> zijn gemaakt, het antwoord op de vraag of e<strong>en</strong> nieuwe<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot stand is gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo ja, vanaf welke datum, mede acht di<strong>en</strong>t<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 143


te word<strong>en</strong> geslag<strong>en</strong> op de wijze waarop partij<strong>en</strong> feitelijk uitvoering <strong>en</strong> aldus inhoud <strong>aan</strong><br />

hun arbeidsverhouding hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>.<br />

3.25. Beide partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in hun s.t. in cassatie gewez<strong>en</strong> op de rechtspraak van de<br />

Hoge Raad in gevall<strong>en</strong> waarin discussie bestaat over de vraag: wel of ge<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. In HR 14 november 1997, NJ 1998, 149, stond vast dát tuss<strong>en</strong> de<br />

betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst bestond, maar niet of deze moest word<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>gemerkt als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst. De Hoge Raad overwoog:<br />

‘‘(post alia) ‘Hiermee heeft de Rechtbank k<strong>en</strong>nelijk <strong>en</strong> terecht tot uitgangspunt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat partij<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst sluit<strong>en</strong> die strekt tot het verricht<strong>en</strong> van werk teg<strong>en</strong><br />

betaling, deze overe<strong>en</strong>komst op verschill<strong>en</strong>de wijz<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> inricht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat wat tuss<strong>en</strong><br />

h<strong>en</strong> heeft te geld<strong>en</strong> wordt bepaald door hetge<strong>en</strong> hun bij het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> og<strong>en</strong> stond, mede in <strong>aan</strong>merking g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> de wijze waarop zij feitelijk <strong>aan</strong> de<br />

overe<strong>en</strong>komst uitvoering hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> aldus daar<strong>aan</strong> inhoud hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>’.<br />

(rov. 3.4, cursivering van mij, A-G).’’<br />

In HR 5 april 2002, NJ 2003, 124 m.nt. G.J.J. Heerma van Voss, bestond e<strong>en</strong> geschil over<br />

de <strong>voor</strong>vraag óf tuss<strong>en</strong> de betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst tot stand was gekom<strong>en</strong>.<br />

De Hoge Raad overwoog:<br />

‘‘Het door de Rechtbank toegepaste, <strong>aan</strong> het arrest van de Hoge Raad van 14 november<br />

1997 (...) ontle<strong>en</strong>de criterium – hoe hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> feitelijk uitvoering <strong>en</strong> aldus inhoud<br />

gegev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> hun arbeidsverhouding – is op zijn plaats in situaties waarin het gaat om de<br />

vraag hoe e<strong>en</strong> – op zichzelf vastst<strong>aan</strong>de – overe<strong>en</strong>komst kracht<strong>en</strong>s welke e<strong>en</strong> van de<br />

partij<strong>en</strong> bij die overe<strong>en</strong>komst werkzaamhed<strong>en</strong> verricht <strong>voor</strong> de ander, moet word<strong>en</strong><br />

gekwalificeerd. Het gaat in deze zaak echter niet om die vraag of de daarmee verwante<br />

vraag of, <strong>en</strong> zo ja vanaf wanneer, moet word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot stand is gekom<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> iemand zonder duidelijke afsprak<strong>en</strong><br />

daarover werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> ander is g<strong>aan</strong> verricht<strong>en</strong>.’’ (rov. 3.4, cursivering van<br />

mij, A-G).<br />

Na <strong>en</strong>ige andere overweging<strong>en</strong> besloot de Hoge Raad dat, om het best<strong>aan</strong> van e<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> te nem<strong>en</strong> niet nodig is dat partij<strong>en</strong> zich uitdrukkelijk jeg<strong>en</strong>s elkaar<br />

hebb<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong>. Het antwoord op de vraag of zij zich jeg<strong>en</strong>s elkaar verbond<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>, is afhankelijk van hetge<strong>en</strong> zij over <strong>en</strong> weer hebb<strong>en</strong> verklaard <strong>en</strong> uit elkaars<br />

verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> afgeleid <strong>en</strong> redelijkerwijze mocht<strong>en</strong> afleid<strong>en</strong>.<br />

3.26. Het standpunt van Simpson in cassatie komt hierop neer, dat het hof zich t<strong>en</strong><br />

onrechte heeft lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> door het criterium <strong>voor</strong> de vraag óf tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst tot stand gekom<strong>en</strong> is. Volg<strong>en</strong>s Simpson had het hof zich moet<strong>en</strong> lat<strong>en</strong><br />

leid<strong>en</strong> door het criterium <strong>voor</strong> de vraag of e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot stand is<br />

gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong>, zo ja, vanaf wanneer, ingeval iemand zonder duidelijke afsprak<strong>en</strong> daarover<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> ander is g<strong>aan</strong> verricht<strong>en</strong>. De s.t. van de Stichting in cassatie<br />

bepleit het teg<strong>en</strong>deel.<br />

3.27. Indi<strong>en</strong> inderdaad sprake zou zijn geweest van e<strong>en</strong> situatie waarin Simpson, zonder<br />

duidelijke afsprak<strong>en</strong> daarover, met goedvind<strong>en</strong> van de werkgeefster weer <strong>aan</strong> het werk<br />

zou zijn geg<strong>aan</strong>, zou de steller van het middel m.i. gelijk hebb<strong>en</strong>. Echter, in de<br />

red<strong>en</strong>ering van het hof is tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijke afspraak gemaakt, te wet<strong>en</strong> dat<br />

de vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet zou <strong>aan</strong>vang<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dat e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vak van (iets meer<br />

dan) drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> zou zijn verstrek<strong>en</strong>. Van e<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de totstandkoming van e<strong>en</strong><br />

nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst kan m.i. ge<strong>en</strong> sprake zijn wanneer partij<strong>en</strong> uitdrukkelijk<br />

anders hebb<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong>.<br />

3.28. Ik wil <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong> dat, wanneer nabij Antarctica e<strong>en</strong> maritieme campagne teg<strong>en</strong> de<br />

walvisvangst is gepland <strong>voor</strong> de periode november 2001 tot april 2002, al m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> van<br />

tevor<strong>en</strong> zal moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gewerkt <strong>aan</strong> de logistieke <strong>voor</strong>bereiding van e<strong>en</strong> zodanige<br />

maritieme operatie. Simpson stelde in dit verband dat de persoon, die de Stichting in zijn<br />

plaats had <strong>aan</strong>gesteld <strong>voor</strong> het <strong>tijd</strong>vak tot 8 oktober 2001, in de praktijk onvoldo<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong><br />

<strong>aan</strong> de <strong>voor</strong>bereiding kon bested<strong>en</strong>, zodat de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> bij de <strong>voor</strong>bereiding van de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 144


S.O.-campagne zich toch rechtstreeks tot Simpson richtt<strong>en</strong> <strong>en</strong> Simpson reeds vóór 8<br />

oktober 2001 <strong>voor</strong> de Stichting werkte <strong>aan</strong> de <strong>voor</strong>bereiding van deze campagne. Anders<br />

dan Simpson me<strong>en</strong>t, noopte dit gegev<strong>en</strong> het hof niet tot de gevolgtrekking dat de<br />

Stichting geacht moet word<strong>en</strong> te zijn teruggekom<strong>en</strong> op de eerder gemaakte afspraak dat<br />

Simpson niet vóór 8 oktober 2001 in di<strong>en</strong>st zou tred<strong>en</strong>. Het hof heeft ook tot het oordeel<br />

kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> dat Simpson niet mocht vertrouw<strong>en</strong> op de gedraging<strong>en</strong> van<br />

personeelsled<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrijwilligers die niet bevoegd war<strong>en</strong> de Stichting te<br />

verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong>.<br />

3.29. Subonderdeel 3.3 klaagt dat het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de meebr<strong>en</strong>gt dat het hof had moet<strong>en</strong><br />

lett<strong>en</strong> op al hetge<strong>en</strong> Simpson had <strong>aan</strong>gevoerd omtr<strong>en</strong>t de werkzaamhed<strong>en</strong> die hij feitelijk<br />

<strong>voor</strong> de Stichting heeft uitgevoerd tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001. Het betreft dezelfde<br />

stelling<strong>en</strong> die in de subonderdel<strong>en</strong> 2.3.1 tot <strong>en</strong> met 2.3.6 al werd<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd.<br />

3.30. Aangezi<strong>en</strong> subonderdeel 3.3 <strong>voor</strong>tbouwt op de subonderdel<strong>en</strong> 3.1 <strong>en</strong> 3.2, deelt<br />

deze klacht het lot van die subonderdel<strong>en</strong>. Aan het slot van subonderdeel 3.3 wordt in<br />

het bijzonder gewez<strong>en</strong> op hetge<strong>en</strong> van de zijde van Simpson is <strong>aan</strong>gevoerd over de<br />

toegezegde financiële tegemoetkoming<strong>en</strong>. Te di<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> moge word<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> naar<br />

de bespreking van onderdeel 1 hier<strong>voor</strong>.<br />

3.31. Subonderdeel 3.4 klaagt tot slot dat het hof art. 7:610a BW had moet<strong>en</strong> toepass<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> derhalve had moet<strong>en</strong> uitg<strong>aan</strong> van het vermoed<strong>en</strong> dat Simpson de arbeid die hij in het<br />

<strong>tijd</strong>vak tuss<strong>en</strong> 5 juli <strong>en</strong> 8 oktober 2001 <strong>voor</strong> de Stichting verrichte, heeft verricht<br />

kracht<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

3.32. Art. 7:610a BW bepaalt dat hij die t<strong>en</strong> behoeve van e<strong>en</strong> ander teg<strong>en</strong> beloning door<br />

die ander gedur<strong>en</strong>de drie ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, wekelijks dan wel gedur<strong>en</strong>de t<strong>en</strong><br />

minste twintig ur<strong>en</strong> per m<strong>aan</strong>d arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verricht<strong>en</strong><br />

kracht<strong>en</strong>s arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Simpson heeft in de feitelijke instanties ge<strong>en</strong> beroep<br />

ged<strong>aan</strong> op dit wettelijk vermoed<strong>en</strong>, zodat het hof ge<strong>en</strong> <strong>aan</strong>leiding had om hier<strong>aan</strong> e<strong>en</strong><br />

bijzondere overweging te wijd<strong>en</strong>. Ook overig<strong>en</strong>s baat deze bepaling Simpson niet. Dit<br />

wettelijk vermoed<strong>en</strong> is van belang <strong>voor</strong> arbeidsrelaties t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> waarvan<br />

onduidelijkheid bestaat over de aard van de relatie <strong>en</strong> de omvang van de arbeidsduur.<br />

Doet die onduidelijkheid zich niet <strong>voor</strong>, dan zal op de rechtsvermoed<strong>en</strong>s ook ge<strong>en</strong> beroep<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong>. [noot:39] In de red<strong>en</strong>ering van het hof was er ge<strong>en</strong><br />

onduidelijkheid: de uitdrukkelijke afspraak dat Simpson niet vóór 8 oktober 2001<br />

wederom in di<strong>en</strong>st zou word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> staat volg<strong>en</strong>s het hof er<strong>aan</strong> in de weg dat<br />

Simpson erop heeft mog<strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> dat hij stilzwijg<strong>en</strong>d vóór die datum weer in di<strong>en</strong>st<br />

is getred<strong>en</strong>. Anders gezegd, e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel uit de wet <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>d vermoed<strong>en</strong> werd<br />

door deze uitdrukkelijke afspraak weerlegd. Onderdeel 3.4 leidt om deze red<strong>en</strong> niet tot<br />

cassatie. Daarmee faalt ook onderdeel 3.<br />

4. Conclusie<br />

De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.<br />

Hoge Raad<br />

1. Het geding in feitelijke instanties<br />

Simpson heeft bij exploot van 19 november 2002 Gre<strong>en</strong>peace gedagvaard <strong>voor</strong> de<br />

kantonrechter te Amsterdam <strong>en</strong> gevorderd, kort gezegd,<br />

– te verklar<strong>en</strong> <strong>voor</strong> recht dat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> geldt vanaf 1 april 2002, althans vanaf 8 oktober 2001;<br />

• Gre<strong>en</strong>peace te veroordel<strong>en</strong> om <strong>aan</strong> Simpson tot zijn werkzaamhed<strong>en</strong> toe te lat<strong>en</strong>,<br />

op straffe van e<strong>en</strong> dwangsom;<br />

• Gre<strong>en</strong>peace te veroordel<strong>en</strong> tot doorbetaling van loon vanaf de m<strong>aan</strong>d juli 2002 tot<br />

de dag waarop de di<strong>en</strong>st betrekking rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 145


vermeerder<strong>en</strong> met de wettelijke verhoging, wettelijke r<strong>en</strong>te <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>gerechtelijke<br />

incassokost<strong>en</strong>.<br />

Gre<strong>en</strong>peace heeft de vordering bestred<strong>en</strong>.<br />

De kantonrechter heeft na e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>vonnis van 18 februari 2003, bij eindvonnis van 6<br />

mei 2003 <strong>voor</strong> recht verklaard dat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> vanaf 1 april 2002 sprake was van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Gre<strong>en</strong>peace veroordeeld tot betaling van €<br />

28.981,26 <strong>aan</strong> loon <strong>en</strong> vakantiegeld, € 7.250,= bruto <strong>aan</strong> vertragingsschade, met r<strong>en</strong>te<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bedrag van € 1.000,= <strong>aan</strong> buit<strong>en</strong>gerechtelijke incassokost<strong>en</strong>.<br />

Teg<strong>en</strong> beide vonniss<strong>en</strong> van de kantonrechter heeft Gre<strong>en</strong>peace hoger beroep ingesteld<br />

bij het gerechtshof te Amsterdam. Simpson heeft incid<strong>en</strong>teel hoger beroep ingesteld <strong>en</strong><br />

zijn eis vermeerderd.<br />

Bij arrest van 25 augustus 2005 heeft het hof de vonniss<strong>en</strong> van de rechtbank vernietigd,<br />

Gre<strong>en</strong>peace veroordeeld tot betaling van € 3.186,85 bruto ter zake van 23 nietopg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

vakantiedag<strong>en</strong>, vermeerderd met r<strong>en</strong>te, € 1.445,= bruto vermeerderd met<br />

r<strong>en</strong>te <strong>en</strong> het meer of anders gevorderde afgewez<strong>en</strong>.<br />

(...; red.)<br />

2. Het geding in cassatie<br />

(...; red.)<br />

3. Beoordeling van het middel<br />

3.1. In cassatie kan word<strong>en</strong> uitgeg<strong>aan</strong> van het volg<strong>en</strong>de.<br />

i. Simpson heeft in de jar<strong>en</strong> 1999-2001 vier arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

geslot<strong>en</strong> met de, wat dit geding betreft, met Gre<strong>en</strong>peace te vere<strong>en</strong>zelvig<strong>en</strong> Stichting<br />

Marine Services.<br />

ii. De eerste van deze vier arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> liep van 1 april tot 1 december 1999,<br />

de tweede betrof e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging tot 15 april 2000, <strong>en</strong> de derde had e<strong>en</strong> loop<strong>tijd</strong> van 15<br />

april 2000 tot 30 november 2001.<br />

iii. Aang<strong>aan</strong>de de beëindiging van deze derde overe<strong>en</strong>komst staat het volg<strong>en</strong>de vast.<br />

Begin 2001 is m<strong>en</strong> zich binn<strong>en</strong> Gre<strong>en</strong>peace g<strong>aan</strong> bezighoud<strong>en</strong> met de organisatie van<br />

e<strong>en</strong> grootscheepse campagne bij Antarctica in de periode november 2001 tot april 2002.<br />

Deze campagne, de Southern Ocean Whale Campaign (SO campagne), was bedoeld om<br />

<strong>aan</strong>dacht te vrag<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de commerciële walvisvangst die daar plaatsvond. Simpson was<br />

mede vanwege zijn grote ervaring bij uitstek geschikt om de logistiek van die campagne<br />

<strong>voor</strong> zijn rek<strong>en</strong>ing te nem<strong>en</strong>; het campagneteam hechtte er sterk <strong>aan</strong> dat hij bij de<br />

campagne betrokk<strong>en</strong> zou zijn. De derde arbeidsovere<strong>en</strong>komst zou echter eindig<strong>en</strong> op het<br />

mom<strong>en</strong>t dat de SO campagne van start zou g<strong>aan</strong>, terwijl met e<strong>en</strong> (<strong>aan</strong>sluit<strong>en</strong>de) vierde<br />

overe<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong>, hetge<strong>en</strong><br />

Gre<strong>en</strong>peace niet wilde. Tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> is gesprok<strong>en</strong> over de mogelijkheid Simpson na<br />

afloop van die derde overe<strong>en</strong>komst te werk te stell<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dbureau, maar<br />

daarvan is afgezi<strong>en</strong> omdat zo niet zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou ontst<strong>aan</strong>. Afgesprok<strong>en</strong> is uiteindelijk dat<br />

Simpson begin juli 2001 drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> uit di<strong>en</strong>st zou g<strong>aan</strong> <strong>en</strong> dat hij begin oktober 2001<br />

weer zou beginn<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> e-mail van 1 juli 2001 <strong>aan</strong> Gre<strong>en</strong>peace, in de persoon van H.<br />

van der Heijd<strong>en</strong>, schrijft Simpson over deze constructie:<br />

‘‘As I indicated in our meeting with B. on Friday, I will decide early this week whether to<br />

leave for three months or complete my pres<strong>en</strong>t contract. (...)<br />

It would help if you could confirm that you agree with these points. I’ve changed a few<br />

things to reflect our conversation on Friday.<br />

1. I resign from SMS on or about the 4th of July.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 146


2. Three months later a return to work as logistics coordinator for the Southern Ocean<br />

Expedition with a contract for at least 9 months.<br />

3. During the last two months of the contract I am allowed to att<strong>en</strong>d classes to revalidate<br />

my Masters lic<strong>en</strong>ce. Gre<strong>en</strong>peace will share the costs of these classes in line with normal<br />

IMAD policies.<br />

4. I am allowed to go back to work on GP ships wh<strong>en</strong> an op<strong>en</strong>ing exists for someone with<br />

my qualifications.<br />

5. My net salary during the new contract will remain the same as it is now.’’<br />

Van der Heijd<strong>en</strong> heeft hierop in e<strong>en</strong> e-mail van 2 juli 2001 instemm<strong>en</strong>d gereageerd. T<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van punt 2 schrijft hij onder meer:<br />

‘‘(...) accepted and agreed (but to be perfectly clear with refer<strong>en</strong>ce to your ‘at least’: 9<br />

months, no further guarantees),’’<br />

<strong>en</strong> t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van punt 4:<br />

‘‘(...) accepted and agreed. To be clear again: I spoke with M. and T., and they are not<br />

aware of any serious discussion with you on this subject, and we can not say here and<br />

now if you can come back as a Master.’’<br />

Simpson heeft op 4 juli 2001 e<strong>en</strong> e-mail gestuurd <strong>aan</strong> Van der Heijd<strong>en</strong>, luid<strong>en</strong>de onder<br />

meer:<br />

‘‘This is to confirm that I am resigning, with mutual cons<strong>en</strong>t, my curr<strong>en</strong>t position with<br />

Marine Services effective 05 July 2005.’’<br />

iv. Met ingang van 8 oktober 2001 is tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> geslot<strong>en</strong>, ditmaal lop<strong>en</strong>de tot 8 juli 2002.<br />

3.2. Aan zijn hier<strong>voor</strong> onder 1 vermelde vordering<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> zover in cassatie nog <strong>aan</strong> de<br />

orde, heeft Simpson – naar het oordeel van het hof (rov. 3.5, 3.7 <strong>en</strong> 3.9) – primair t<strong>en</strong><br />

grondslag gelegd dat tuss<strong>en</strong> hem <strong>en</strong> Gre<strong>en</strong>peace e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is g<strong>aan</strong> geld<strong>en</strong> op grond van art. 7:668a lid 1, onder a, BW omdat er<br />

begin juli 2001 ge<strong>en</strong> sprake was van e<strong>en</strong> rechtsgeldige beëindiging, hetge<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t<br />

dat hij op 1 april 2002 – na e<strong>en</strong> reeks van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> –<br />

36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st was. Die beëindiging, die uitsluit<strong>en</strong>d ertoe di<strong>en</strong>de te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong><br />

dat met ingang van 1 december 2001 e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zou<br />

g<strong>aan</strong> geld<strong>en</strong>, is in strijd met de ontslagbescherming die art. 7:668a biedt <strong>en</strong> dus in strijd<br />

met de wet (art. 3:40 lid 2 BW), <strong>en</strong> is overig<strong>en</strong>s ook door misbruik van omstandighed<strong>en</strong><br />

tot stand gekom<strong>en</strong>. Subsidiair heeft Simpson gesteld dat sprake is van e<strong>en</strong> reeks van<br />

vier arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die in de tweede helft van 2001 niet <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> periode langer<br />

dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> is onderbrok<strong>en</strong>, nu hij in elk geval vóór 5 oktober 2001 zijn<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st van Gre<strong>en</strong>peace heeft hervat.<br />

3.3. De kantonrechter heeft de vordering<strong>en</strong> van Simpson op de subsidiaire grondslag<br />

toegewez<strong>en</strong>, maar het hof heeft die vordering<strong>en</strong> afgewez<strong>en</strong>, behoud<strong>en</strong>s <strong>voor</strong> zover zij<br />

betrekking hebb<strong>en</strong> op niet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vakantiedag<strong>en</strong> over de periode 8 oktober 2001 tot<br />

1 april 2002 <strong>en</strong> op opleidingskost<strong>en</strong>.<br />

3.4.1. Onderdeel 1 klaagt dat het hof bij de beoordeling van het door Simpson met<br />

betrekking tot beide grondslag<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> standpunt, dat Gre<strong>en</strong>peace hem over de<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> juli, augustus <strong>en</strong> september 2001 loon heeft betaald, t<strong>en</strong> onrechte, althans<br />

zonder <strong>en</strong>ige motivering is <strong>voor</strong>bijgeg<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> de stelling van Simpson dat de hem<br />

toegezegde twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> betaald verlof <strong>aan</strong> het einde van de vierde<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> het bedrag dat hem was toegezegd ter zake van scholing <strong>en</strong><br />

opleiding war<strong>en</strong> bedoeld als comp<strong>en</strong>satie <strong>voor</strong> zijn werkzaamhed<strong>en</strong> in de periode van 5<br />

juli tot 8 oktober 2001.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 147


3.4.2. Het onderdeel kan niet tot cassatie leid<strong>en</strong> omdat het hof niet <strong>aan</strong> <strong>voor</strong>meld betoog<br />

is <strong>voor</strong>bijgeg<strong>aan</strong>, maar dit heeft verworp<strong>en</strong>. In de bestred<strong>en</strong> uitspraak ligt immers<br />

beslot<strong>en</strong> dat het hof het betaald verlof <strong>en</strong> de vergoeding van de door Simpson in verband<br />

met het actualiser<strong>en</strong> van zijn kapiteinspapier<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> niet heeft beschouwd<br />

als teg<strong>en</strong>prestaties <strong>voor</strong> werkzaamhed<strong>en</strong> in de periode van 5 juli tot 8 oktober 2001,<br />

maar als prestaties waartoe Gre<strong>en</strong>peace op grond van de in de e-mails van 1 <strong>en</strong> 2 juli<br />

2001 vastgelegde overe<strong>en</strong>komst – <strong>en</strong> dus juist niet in verband met het verricht<strong>en</strong> van<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> in g<strong>en</strong>oemde periode – gehoud<strong>en</strong> was.<br />

3.5.1. Onderdeel 2 keert zich teg<strong>en</strong> de verwerping van de primaire grondslag van de<br />

vordering. Het klaagt – na e<strong>en</strong> inleiding in onderdeel 2.1 – in onderdeel 2.2 dat het hof<br />

heeft misk<strong>en</strong>d dat art. 7:668a partij<strong>en</strong> weliswaar de ruimte geeft om na het einde van<br />

e<strong>en</strong> reeks arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> als bedoeld in het eerste lid van dat<br />

artikel e<strong>en</strong> ‘‘pauze’’ van t<strong>en</strong> minste drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> in te lass<strong>en</strong>, waarna e<strong>en</strong> nieuwe<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, zonder dat deze geldt<br />

als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, maar dat dit niet mag leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> constructie die<br />

beoogt de ontslagbescherming van art. 7:668a op ontoelaatbare wijze te ontwijk<strong>en</strong> of uit<br />

te holl<strong>en</strong>, althans dit tot effect heeft. Ter motivering van het oordeel dat van e<strong>en</strong><br />

zodanige constructie ge<strong>en</strong> sprake is, kan niet word<strong>en</strong> volst<strong>aan</strong> met hetge<strong>en</strong> het hof in dit<br />

verband heeft overwog<strong>en</strong>, te wet<strong>en</strong> – kort gezegd – dat het partij<strong>en</strong> vrijstaat e<strong>en</strong><br />

beëindigingsovere<strong>en</strong>komst als de onderhavige te sluit<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij af te sprek<strong>en</strong> dat (iets<br />

meer dan) drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> later e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zal<br />

ing<strong>aan</strong>, alsmede dat ge<strong>en</strong>szins blijkt dat Gre<strong>en</strong>peace Simpson op onoorbare wijze ertoe<br />

heeft bewog<strong>en</strong> daar<strong>aan</strong> mee te werk<strong>en</strong>. Onderdeel 2.3 werkt dit laatste aldus uit dat het<br />

hof heeft verzuimd in dit verband in te g<strong>aan</strong> op e<strong>en</strong> reeks, deels na begin juli 2001<br />

geblek<strong>en</strong>, omstandighed<strong>en</strong> die licht zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> werp<strong>en</strong> op de vraag of partij<strong>en</strong> wel<br />

echt de bedoeling hadd<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> te<br />

onderbrek<strong>en</strong> <strong>en</strong> te dez<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> sprake was van schijnhandeling<strong>en</strong> gericht op het<br />

ontduik<strong>en</strong> van g<strong>en</strong>oemde ontslagbescherming.<br />

3.5.2. Deze onderdel<strong>en</strong>, die – gezi<strong>en</strong> ook de parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is van de Wet van<br />

14 mei 1998, Stb. 300 (Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid) – terecht tot uitgangspunt nem<strong>en</strong> dat<br />

van e<strong>en</strong> ongeoorloofde ontduiking of uitholling van art. 7:668a niet reeds sprake is door<br />

het <strong>en</strong>kele feit dat werkgever <strong>en</strong> werknemer overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> dat de werknemer na het<br />

verstrijk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>poos van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> als bedoeld in dat artikel<br />

weer in di<strong>en</strong>st van de werkgever zal tred<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk word<strong>en</strong> behandeld. Zij<br />

behelz<strong>en</strong> het verwijt dat het hof heeft verzuimd in te g<strong>aan</strong> op hetge<strong>en</strong> Simpson heeft<br />

<strong>aan</strong>gevoerd ter staving van zijn stelling dat hij <strong>en</strong> Gre<strong>en</strong>peace bij het sluit<strong>en</strong> van de<br />

overe<strong>en</strong>komst van begin juli 2001 niet echt de bedoeling hadd<strong>en</strong> de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> te onderbrek<strong>en</strong>, maar dat sprake is<br />

geweest van e<strong>en</strong> schijnhandeling ter ontduiking van de door art. 7:668a gebod<strong>en</strong><br />

ontslagbescherming.<br />

Dit verwijt stuit af op de regel dat de uitleg van de gedingstukk<strong>en</strong> is <strong>voor</strong>behoud<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />

de rechter die over de feit<strong>en</strong> oordeelt. Het hof heeft in de gedingstukk<strong>en</strong> niet gelez<strong>en</strong> dat<br />

Simpson zich erop beriep dat het bij de beëindiging om e<strong>en</strong> schijnhandeling ging, maar<br />

(slechts) daarop dat die beëindiging in strijd met de wet (art. 7:668a) was of door<br />

misbruik van omstandighed<strong>en</strong> tot stand was gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> derhalve op grond van art.<br />

3:40 lid 2, althans art. 3:44 vernietigd di<strong>en</strong>de te word<strong>en</strong>. Deze lezing is niet<br />

onbegrijpelijk, in <strong>aan</strong>merking g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat<br />

a Simpson in de inleiding van zijn memorie van antwoord tev<strong>en</strong>s memorie van griev<strong>en</strong> in<br />

incid<strong>en</strong>teel appel tev<strong>en</strong>s akte vermeerdering van eis stelt dat hij zich niet kan vind<strong>en</strong> in<br />

het vonnis van de kantonrechter <strong>voor</strong> zover zijn vordering<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gevraagde verklaring<br />

<strong>voor</strong> recht niet zijn toegewez<strong>en</strong> ‘‘op de primair door Simpson daar<strong>aan</strong> gelegde grondslag,<br />

te wet<strong>en</strong> vernietiging van zijn tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se opzegging per 5 juli 2001’’;<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 148


de slotsom van de incid<strong>en</strong>tele grief luidt dat de kantonrechter t<strong>en</strong> onrechte heeft<br />

‘‘overwog<strong>en</strong> dat Simpson onvoldo<strong>en</strong>de had gesteld om de conclusie te kunn<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> dat<br />

er sprake was van e<strong>en</strong> nietige dan wel vernietigbare rechtshandeling’’;<br />

c Simpson in de toelichting op die grief onder verwijzing naar punt 15 van de<br />

dagvaarding concludeert dat er, nu de opzegging nietig dan wel vernietigbaar is, in juli<br />

2001 ge<strong>en</strong> sprake is geweest van beëindiging van het di<strong>en</strong>stverband <strong>en</strong><br />

d Simpson in hoger beroep zijn eis aldus heeft gewijzigd dat hij primair vordert de<br />

‘‘opzegging (alsnog) te vernietig<strong>en</strong> omdat de tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se beëindiging in strijd is met de<br />

wet zodat het di<strong>en</strong>stverband nimmer is geëindigd’’.<br />

De klacht<strong>en</strong> van onderdeel 2 treff<strong>en</strong> dus ev<strong>en</strong>min doel.<br />

3.6. Onderdeel 3 richt rechts- <strong>en</strong> motiveringsklacht<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het oordeel van het hof dat<br />

ook de subsidiaire grondslag – kort gezegd: van e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>poos van meer dan drie<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> is in 2001 ge<strong>en</strong> sprake geweest nu Simpson zijn werkzaamhed<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st van<br />

Gre<strong>en</strong>peace in elk geval vóór 8 oktober 2001 heeft hervat – de vordering niet kan<br />

drag<strong>en</strong>. Deze klacht<strong>en</strong> fal<strong>en</strong> alle, nu het bestred<strong>en</strong> oordeel niet blijk geeft van e<strong>en</strong><br />

onjuiste rechtsopvatting – noch <strong>voor</strong> zover het gaat om de maatstaf die het hof heeft<br />

gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of van de gestelde hervatting sprake was<br />

noch <strong>voor</strong> zover het hof niet ambtshalve is uitgeg<strong>aan</strong> van het wettelijk vermoed<strong>en</strong> van<br />

art. 7:610a BW – <strong>en</strong> <strong>voor</strong> het overige ge<strong>en</strong> nadere motivering behoefde dan door het hof<br />

is gegev<strong>en</strong>.<br />

4. Beslissing<br />

De Hoge Raad:<br />

verwerpt het beroep;<br />

veroordeelt Simpson in de kost<strong>en</strong> van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak <strong>aan</strong><br />

de zijde van Gre<strong>en</strong>peace begroot op € 176,34 <strong>aan</strong> verschott<strong>en</strong> <strong>en</strong> € 2.200,= <strong>voor</strong> salaris.<br />

» Voetnot<strong>en</strong><br />

[1]<br />

Zie rov. 2, 3.1 <strong>en</strong> 3.2 van het bestred<strong>en</strong> arrest, in verbinding met rov. 2 (onder a-e) van<br />

het tuss<strong>en</strong>vonnis van de rechtbank (sector kanton) van 18 februari 2003, hier <strong>en</strong>igszins<br />

verkort weergegev<strong>en</strong><br />

[2]<br />

Zie prod. 7 bij de inleid<strong>en</strong>de dagvaarding<br />

[3]<br />

Zie art. 7:668a, lid 1 in verbinding met lid 2 <strong>en</strong> lid 5, BW<br />

[4]<br />

Prod. 1 bij CvA; de daar<strong>aan</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de e-mail correspond<strong>en</strong>tie is in rov. 3.2 van het<br />

bestred<strong>en</strong> arrest geciteerd <strong>en</strong> komt hierna nog <strong>aan</strong> de orde<br />

[5]<br />

Inmiddels is de arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> het geval deze nog zou<br />

best<strong>aan</strong>, ontbond<strong>en</strong> met ingang van 1 april 2003 (zie rov. 4 onder i van het vonnis van 6<br />

mei 2003)<br />

[6]<br />

(Simpson) was van 14 juli 2001 tot 14 augustus 2001 met vakantie. Na zijn terugkeer<br />

medio augustus zou hij weer zijn begonn<strong>en</strong> met zijn werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de Stichting<br />

ter <strong>voor</strong>bereiding van de S.O.-campagne (zie de MvA van Simpson, onder 9)<br />

[7]<br />

De vordering tot toelating tot het werk kon niet word<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong> omdat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst inmiddels was ontbond<strong>en</strong>. De gedeeltelijke ontzegging van de<br />

nev<strong>en</strong>vordering<strong>en</strong> behoeft thans ge<strong>en</strong> bespreking<br />

[8]<br />

Het hof (rov. 3.21 <strong>en</strong> dictum) maakt hiervan: € 1.445,=<br />

[9]<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 149


JAR 2005, 234<br />

[10]<br />

Zoals gewijzigd bij wet van 24 december 1998, Stb. 741<br />

[11]<br />

Of bij regeling door of nam<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> daartoe bevoegd bestuursorg<strong>aan</strong>; dat is in deze zaak<br />

niet <strong>aan</strong> de orde<br />

[12]<br />

Dit had niet alle<strong>en</strong> gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de opzegtermijn (art. 1639h e.v. (oud) BW), maar ook<br />

<strong>voor</strong> het vereiste van e<strong>en</strong> ontslagvergunning van – to<strong>en</strong> nog – de directeur van het<br />

Gewestelijk Arbeidsbureau (art. 6 BBA 1945)<br />

[13]<br />

Zie HR 22 november 1991, NJ 1992, 707 m.nt. PAS (<strong>en</strong> later nog: HR 12 april 1996, NJ<br />

1997, 195 <strong>en</strong> HR 25 oktober 1996, NJ 1997, 196 m.nt. PAS); A.M. Luttmer-Kat, De<br />

draaideurconstructie naar huidig <strong>en</strong> kom<strong>en</strong>d recht, Sociaal Recht 1997, blz. 80-84<br />

[14]<br />

Zie meer in het algeme<strong>en</strong> over deze problematiek: C.J. Loonstra <strong>en</strong> W.A. Zondag,<br />

Arbeidsrechtelijke themata, 2006, blz. 365-370; H.L. Bakels, (bew. I.P. Asscher-Vonk <strong>en</strong><br />

W.J.P.M. Fase), Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, 2005, blz. 167-170; A.M.<br />

Luttmer-Kat, Arbeidsovere<strong>en</strong>komst (losbl.), <strong>aan</strong>t. op art. 7:668a BW; D. Christe, De<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, in: Flexibele arbeidsrelaties (red. E. Verhulp),<br />

2002, blz. 79-112; D.J.B. de Wolff, De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (diss.),<br />

1999, blz. 179-189; W.H.A.C.M. Bouw<strong>en</strong>s, Kettingrelaties, SMA 1999, blz. 5-17; R.<br />

Hansma, Artikel 7:668 Verl<strong>en</strong>ging arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Sociaal Recht<br />

1997, blz. 208-210<br />

[15]<br />

In verband hiermee is e<strong>en</strong> am<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t-Marijniss<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d, dat de tuss<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de<br />

periode wilde uitbreid<strong>en</strong> van drie tot twaalf m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> (S.W. Kuip <strong>en</strong> C.G. Scholt<strong>en</strong>s<br />

(red.), Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, Parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is van de Wet flexibiliteit <strong>en</strong><br />

zekerheid, 1999, blz. 511-512). Na verzet van de minister van Sociale Zak<strong>en</strong> is het<br />

am<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t verworp<strong>en</strong> (Parl. Gesch. Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, blz. 520-524)<br />

[16]<br />

Parl. Gesch. Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, blz. 546<br />

[17]<br />

SMA 1999, blz. 15<br />

[18]<br />

Hiervan gaat ook Simpson uit: zie s.t. onder 2.2<br />

[19]<br />

Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, effect<strong>en</strong> <strong>en</strong> doeltreff<strong>en</strong>dheid van de Wet flexibiliteit <strong>en</strong><br />

zekerheid, rapport uitgebracht <strong>aan</strong> de minister van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid,<br />

2002, (J.P. van d<strong>en</strong> Tor<strong>en</strong>, G.H.M. Evers <strong>en</strong> E.J. Commissaris, red.). Zie i.h.b.<br />

deelrapport I, blz. 23 <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>vatting in het eindrapport (blz. vii)<br />

[20]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> I 2001/02, 27 661, nr. 322b, blz. 3<br />

[21]<br />

Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999, betreff<strong>en</strong>de de door het EVV, de<br />

UNICE <strong>en</strong> het CEEP geslot<strong>en</strong> raamovere<strong>en</strong>komst inzake arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Pb EG L 175/43<br />

[22]<br />

Verslag van e<strong>en</strong> schriftelijk overleg, Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2001/02, 27 661, nr. 10, blz. 2 <strong>en</strong><br />

6; MvA I, Kamerstukk<strong>en</strong> I 2001/02, 27 661, nr. 322b, blz. 4<br />

[23]<br />

Wet van 7 november 2002, Stb. 560<br />

[24]<br />

Zie echter HvJ EG 4 juli 2006, hieronder te besprek<strong>en</strong><br />

[25]<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2000/01, 27 661, nr. 3, blz. 4<br />

[26]<br />

Parl. Gesch. Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, blz. 501<br />

[27]<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 150


Zaak C-212/04, NJ 2006, 593 m.nt. MRM; JAR 2006, 175; besprok<strong>en</strong> door A.G. Veldman<br />

in Sociaal Recht 2006, blz. 307-311 <strong>en</strong> door M.S.A. Vegter, Bb 2006, 52<br />

[28]<br />

Daarnaast oordeelde het HvJEG dat het begrip objectieve red<strong>en</strong><strong>en</strong> uit clausule 5, punt 1,<br />

sub a van de raamovere<strong>en</strong>komst aldus word<strong>en</strong> uitgelegd dat vereist is dat het gebruik<br />

zijn rechtvaardiging vindt in concrete elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die met name verband houd<strong>en</strong> met de<br />

betrokk<strong>en</strong> activiteit <strong>en</strong> de uitoef<strong>en</strong>ings<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> ervan<br />

[29]<br />

Zie noot 26<br />

[30]<br />

MvA, tev<strong>en</strong>s MvG incid., alinea 23<br />

[31]<br />

Deze e-mail is overgelegd als prod. 11 bij brief van 24 maart 2003 <strong>aan</strong> de kantonrechter.<br />

De afkorting IMAD staat <strong>voor</strong> International Marine and Actions Division, e<strong>en</strong> onderdeel<br />

van de Gre<strong>en</strong>peace organisatie<br />

[32]<br />

Zie art. 7:617 BW <strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld, HR 12 oktober 2001, NJ 2001, 635<br />

[33]<br />

Zie rubriek 1.2.5 hier<strong>voor</strong>. In de tekst van de inleid<strong>en</strong>de dagvaarding was nog sprake van<br />

e<strong>en</strong> beëindiging per 7 juli 2001<br />

[34]<br />

Vonnis 6 mei 2003, rov. 4 onder b<br />

[35]<br />

MvA/MvG incid. blz. 2<br />

[36]<br />

Het <strong>en</strong>ige dat in deze richting gaat is de mededeling (MvA/MvG incid. onder 8) dat (eiser)<br />

‘‘pour besoin de la cause’’ zijn arbeidsovere<strong>en</strong>komst, die formeel per 1 november 2001<br />

zou eindig<strong>en</strong>, per e-mail met ingang van 5 juli 2001 heeft opgezegd<br />

[37]<br />

Bedoeld is k<strong>en</strong>nelijk de opzegging door Simpson van de derde arbeidovere<strong>en</strong>komst per 5<br />

juli 2001, althans de medewerking van Simpson <strong>aan</strong> de tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se beëindiging<br />

[38]<br />

In gelijke zin: pleitnota in hoger beroep zijd<strong>en</strong>s Simpson, par. 4 <strong>en</strong> 5<br />

[39]<br />

Parl. Gesch. Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, blz. 310; zie ook de s.t. nam<strong>en</strong>s de Stichting,<br />

onder 26 <strong>en</strong> 27<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 151


HR 19 oktober 2007, JAR 2007,284 (Emergis)<br />

JAR 2007/284 (Emergis)<br />

Hoge Raad<br />

19 oktober 2007, C05/333HR; LJN BA6755.<br />

( Mr. Fleers<br />

Mr. Numann<br />

Mr. Hammerstein<br />

Mr. Bakels<br />

Mr. Asser )<br />

(Concl. plv. P-G De Vries L<strong>en</strong>tsch-Kost<strong>en</strong>se )<br />

José Brigitte Bauer-Vermue te Ovezande, geme<strong>en</strong>te<br />

Borsele,<br />

eiseres tot cassatie,<br />

advocaat: mr. S.F. Sagel,<br />

teg<strong>en</strong><br />

Stichting Emergis te Kloetinge, geme<strong>en</strong>te Goes,<br />

verweerster in cassatie,<br />

advocaat: mr. E. van Stad<strong>en</strong> t<strong>en</strong> Brink.<br />

Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Voortzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak<br />

[BW Boek 7 - 668 lid 1]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

Werknemer is werkzaam op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar,<br />

einddatum 31 juli 2002. In juni <strong>en</strong> juli 2002 heeft werkgever e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging met twee<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>. De werknemer heeft het <strong>aan</strong>bod niet ondertek<strong>en</strong>d, maar heeft tot<br />

18 september doorgewerkt, Op die dag is werknemer meegedeeld dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst op 30 september 2002 zou eindig<strong>en</strong>. Werknemer stelt dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst op de voet van art. 7:668 lid 1 BW ‘‘zonder teg<strong>en</strong>spraak’’ is<br />

<strong>voor</strong>tgezet, <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> jaar dus.<br />

De Hoge Raad overweegt het volg<strong>en</strong>de. Voor de toepassing van art. 7:668 lid 1 komt het<br />

– zoals nader uite<strong>en</strong>gezet in de conclusie van de plaatsvervang<strong>en</strong>d Procureur-G<strong>en</strong>eraal<br />

onder 9 – in e<strong>en</strong> geval als dit erop <strong>aan</strong> of de werknemer op grond van gedraging<strong>en</strong> van<br />

de werkgever heeft mog<strong>en</strong> <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst na afloop van de <strong>tijd</strong><br />

waar<strong>voor</strong> deze was <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> stilzwijg<strong>en</strong>d werd <strong>voor</strong>tgezet. Het hof heeft dit ge<strong>en</strong>szins<br />

misk<strong>en</strong>d. In zijn oordeel ligt immers beslot<strong>en</strong> dat werkgever er na 24 juni 2002 jeg<strong>en</strong>s<br />

werknemer nimmer onzekerheid over heeft lat<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> dat zij de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

(anders dan werknemer, niet <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar doch) slechts <strong>voor</strong> de duur van twee<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> wilde <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. Bij dat uitgangspunt heeft het hof met juistheid geoordeeld<br />

dat na 31 juli 2002 ge<strong>en</strong> sprake is geweest van ‘‘<strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak’’ als<br />

bedoeld in art. 7:668 lid 1.<br />

beslissing/besluit<br />

» Uitspraak<br />

Hof ’s-Grav<strong>en</strong>hage<br />

26 augustus 2005<br />

(...; red.)<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 152


Beoordeling van het hoger beroep<br />

1. Het gaat in deze zaak, sam<strong>en</strong>gevat, om het volg<strong>en</strong>de.<br />

1.1. Werkneemster is per 1 augustus 2001 bij Emergis in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> als servicedesk<br />

medewerker op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> jaar.<br />

1.2. Op 20 <strong>en</strong> 24 juni 2002 hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> over verl<strong>en</strong>ging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>, waarbij Emergis werkneemster op 24 juni 2002<br />

e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>.<br />

1.3. Bij brief van Emergis d.d. 17 juli 2002, die door werkneemster is ontvang<strong>en</strong>, heeft<br />

Emergis werkneemster e<strong>en</strong> wijziging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst ter ondertek<strong>en</strong>ing<br />

<strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, inhoud<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot (uiterlijk) 1<br />

oktober 2002.<br />

1.4. De gewijzigde arbeidsovere<strong>en</strong>komst is nooit door werkneemster ondertek<strong>en</strong>d.<br />

1.5. Op 18 september 2002 heeft tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gesprek plaatsgevond<strong>en</strong>, waarin<br />

Emergis zich op het standpunt heeft gesteld dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op 30<br />

september 2002 t<strong>en</strong> einde liep.<br />

1.6. Werkneemster heeft na 18 september 2002 niet meer bij Emergis gewerkt.<br />

1.7. Bij brief van 19 september 2002 heeft Emergis werkneemster bericht dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na 30 september 2002 niet zal word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd.<br />

1.8. Emergis heeft tot 1 oktober 2002 loon betaald.<br />

1.9. Werkneemster vordert in dit geding veroordeling van Emergis tot doorbetaling van<br />

loon vanaf 1 oktober 2002 tot de dag dat het di<strong>en</strong>stverband tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> rechtsgeldig<br />

zal zijn geëindigd.<br />

1.10. De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet <strong>en</strong> heeft de vordering van Werkneemster afgewez<strong>en</strong>.<br />

2. De grief legt het geschil in volle omvang <strong>aan</strong> het oordeel van het hof <strong>voor</strong>.<br />

Werkneemster bepleit dat sprake is van <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak <strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> jaar is verl<strong>en</strong>gd, nu de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst na 31 juli 2002 feitelijk is <strong>voor</strong>tgezet zonder dat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>stemming bestond omtr<strong>en</strong>t de duur van de verl<strong>en</strong>ging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Werkneemster stelt dat zij Emergis op 20 juni 2002 te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

heeft gegev<strong>en</strong> dat zij <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

w<strong>en</strong>ste <strong>en</strong> dat Emergis haar op 24 juni 2002 e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft<br />

<strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, waarop zij <strong>aan</strong> Emergis heeft lat<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> het daar niet mee e<strong>en</strong>s te zijn.<br />

3. Het hof overweegt als volgt.<br />

Uit de stelling<strong>en</strong> van werkneemster, die erop neerkom<strong>en</strong> dat Emergis niet heeft<br />

ingestemd met <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> dat zij,<br />

werkneemster, het niet e<strong>en</strong>s was met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, volgt dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet. Het feit dat Emergis<br />

werkneemster na 31 juli 2002 tot het werk heeft toegelat<strong>en</strong>, doet daar<strong>aan</strong> niet af. De<br />

grief faalt dus.<br />

4. De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep zal word<strong>en</strong> bekrachtigd. Werkneemster<br />

zal als de in het ongelijk gesteld partij word<strong>en</strong> veroordeeld in de kost<strong>en</strong> van het hoger<br />

beroep.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 153


(...; red.)<br />

Conclusie plv. Procureur-G<strong>en</strong>eraal<br />

(mr. De Vries L<strong>en</strong>tsch-Kost<strong>en</strong>se)<br />

Inleiding<br />

1. Deze zaak betreft e<strong>en</strong> geval waarin de werkgever teg<strong>en</strong> het einde van de loop<strong>tijd</strong> van<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>aan</strong> de werknemer e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, over de duur van de<br />

verl<strong>en</strong>ging ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming is bereikt <strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst na verloop van de<br />

<strong>bepaalde</strong> duur feitelijk is <strong>voor</strong>tgezet gedur<strong>en</strong>de twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. C<strong>en</strong>traal staat de vraag<br />

of in e<strong>en</strong> zodanig geval sprake is van ‘‘<strong>voor</strong>zetting zonder teg<strong>en</strong>spraak’’ in de zin van art.<br />

7:668 lid 1 BW, dat <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> zodanige <strong>voor</strong>tzetting het gevolg verbindt dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt geacht <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong>, doch t<strong>en</strong> hoogste <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar, op<br />

de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. Het hof heeft – ev<strong>en</strong>als de<br />

rechtbank, sector kanton – geoordeeld dat uit de stelling<strong>en</strong> van de werknemer in deze<br />

zaak volgt dat de overe<strong>en</strong>komst niet zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet. Teg<strong>en</strong> dat<br />

oordeel richt zich het middel.<br />

2. Tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> – verder: werkneemster <strong>en</strong> Emergis – staat het volg<strong>en</strong>de vast (zie<br />

rechtsoverweging 1.1-1.10 van het in cassatie bestred<strong>en</strong> arrest):<br />

i Werkneemster is per 1 augustus 2001 bij Emergis in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> als servicedesk<br />

medewerker op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> jaar.<br />

ii. Op 20 <strong>en</strong> 24 juni 2002 hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> over verl<strong>en</strong>ging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>, waarbij Emergis <strong>aan</strong> werkneemster op 24 juni<br />

2002 e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>.<br />

iii. Bij brief van Emergis van 17 juli 2002, die door werkneemster is ontvang<strong>en</strong>, heeft<br />

Emergis werkneemster e<strong>en</strong> wijziging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst ter ondertek<strong>en</strong>ing<br />

<strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, inhoud<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot (uiterlijk) 1<br />

oktober 2002.<br />

iv. De gewijzigde arbeidsovere<strong>en</strong>komst is nooit door werkneemster ondertek<strong>en</strong>d.<br />

v Op 18 september 2002 heeft tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gesprek plaatsgevond<strong>en</strong>, waarin<br />

Emergis zich op het standpunt heeft gesteld dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op 30<br />

september 2002 t<strong>en</strong> einde liep.<br />

vi. Werkneemster heeft na 18 september 2002 niet meer bij Emergis gewerkt.<br />

vii. Bij brief van 19 september 2002 heeft Emergis werkneemster bericht dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na 30 september 2002 niet zou word<strong>en</strong><br />

verl<strong>en</strong>gd.<br />

viii. Emergis heeft tot 1 oktober 2002 loon betaald.<br />

3. Bij inleid<strong>en</strong>de dagvaarding van 6 december 2002 heeft werkneemster Emergis<br />

gedagvaard <strong>voor</strong> de rechtbank te Middelburg, sector kanton (verder: de kantonrechter),<br />

<strong>en</strong> daarbij gevorderd doorbetaling van loon vanaf 1 oktober 2002 t<strong>en</strong> bedrage van<br />

€ 1.917,= per m<strong>aan</strong>d met toebehor<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se verhoging<strong>en</strong>, met wettelijke<br />

verhoging <strong>en</strong> wettelijke r<strong>en</strong>te, tot de dag dat het di<strong>en</strong>stverband rechtsgeldig zal zijn<br />

geëindigd.<br />

Zij heeft daartoe <strong>aan</strong>gevoerd dat beide partij<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

w<strong>en</strong>st<strong>en</strong>, dat Emergis heeft nagelat<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>ig e<strong>en</strong> nieuwe overe<strong>en</strong>komst tot stand te<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 154


<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dat de overe<strong>en</strong>komst (op 31 juli 2002) expireerde, dat zij immers het door<br />

Emergis op 24 juni 2002 mondeling gedane <strong>aan</strong>bod de overe<strong>en</strong>komst met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong><br />

te verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de hand heeft gewez<strong>en</strong>, dat zij de brief van 17 juli 2002 waarin haar<br />

e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ter ondertek<strong>en</strong>ing is <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong><br />

pas na haar vakantie (zij vertrok op 21 juli 2002) heeft ontvang<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat zij het nieuwe<br />

contract ook niet heeft ondertek<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> dat derhalve de arbeidsovere<strong>en</strong>komst is verl<strong>en</strong>gd<br />

met e<strong>en</strong> gelijke duur als waar<strong>voor</strong> deze was <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, te wet<strong>en</strong> één jaar. Zij heeft<br />

daar<strong>aan</strong> toegevoegd dat als Emergis <strong>voor</strong>tzetting had will<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, zij<br />

werkneemster niet meer op het werk had moet<strong>en</strong> toelat<strong>en</strong> <strong>en</strong> haar ook ge<strong>en</strong> loon meer<br />

had moet<strong>en</strong> uitbetal<strong>en</strong>.<br />

4. Emergis heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft de stelling<strong>en</strong> van werkneemster<br />

op diverse punt<strong>en</strong> betwist, in het bijzonder de stelling van werkneemster dat zij op 24<br />

juni 2002 heeft lat<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> het niet e<strong>en</strong>s te zijn met verl<strong>en</strong>ging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met (slechts) twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> de stelling dat zij de brief waarbij<br />

de nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> ter ondertek<strong>en</strong>ing is <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>,<br />

pas na haar vakantie heeft ontvang<strong>en</strong>.<br />

5. De kantonrechter heeft de vordering<strong>en</strong> van werkneemster bij vonnis van 8 oktober<br />

2003 afgewez<strong>en</strong>, oordel<strong>en</strong>d dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet zonder teg<strong>en</strong>spraak als<br />

bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW is <strong>voor</strong>tgezet nu uit de eig<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong> van werkneemster<br />

teg<strong>en</strong>spraak door Emergis moet word<strong>en</strong> afgeleid.<br />

6. Het gerechtshof te ’s-Grav<strong>en</strong>hage heeft bij arrest van 26 augustus 2005 het bestred<strong>en</strong><br />

vonnis bekrachtigd, daartoe overweg<strong>en</strong>de als volgt:<br />

‘‘2. De grief legt het geschil in volle omvang <strong>aan</strong> het oordeel van het hof <strong>voor</strong>.<br />

Werkneemster bepleit dat sprake is van <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak <strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> jaar is verl<strong>en</strong>gd, nu de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst na 31 juli 2002 feitelijk is <strong>voor</strong>tgezet zonder dat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>stemming bestond omtr<strong>en</strong>t de duur van de verl<strong>en</strong>ging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. werkneemster stelt dat zij Emergis op 20 juni 2002 te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

heeft gegev<strong>en</strong> dat zij <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

w<strong>en</strong>ste <strong>en</strong> dat Emergis haar op 24 juni 2002 e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft<br />

<strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, waarop zij <strong>aan</strong> Emergis heeft lat<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> het daar niet mee e<strong>en</strong>s te zijn.<br />

3. Het hof overweegt als volgt. Uit de stelling<strong>en</strong> van werkneemster, die erop neerkom<strong>en</strong><br />

dat Emergis niet heeft ingestemd met <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> dat zij, werkneemster, het niet e<strong>en</strong>s was met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, volgt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet. Het<br />

feit dat Emergis werkneemster na 31 juli 2002 tot het werk heeft toegelat<strong>en</strong>, doet<br />

daar<strong>aan</strong> niet af. De grief faalt dus.’’<br />

7. Teg<strong>en</strong> dit arrest heeft werkneemster (<strong>tijd</strong>ig) cassatieberoep ingesteld. Emergis heeft<br />

geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Beide partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> hun standpunt<strong>en</strong><br />

schriftelijk toegelicht. Werkneemster heeft gerepliceerd <strong>en</strong> Emergis heeft gedupliceerd.<br />

Het cassatiemiddel<br />

8. Middelonderdeel 1 neemt tot uitgangspunt dat in rechtsoverweging 3 van ’s hofs arrest<br />

de rechtsopvatting ligt beslot<strong>en</strong> dat in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige – waarin partij<strong>en</strong> bij<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> het <strong>tijd</strong>stip waarop de<br />

overe<strong>en</strong>komst afloopt, hebb<strong>en</strong> overlegd over verl<strong>en</strong>ging maar ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming<br />

hebb<strong>en</strong> bereikt, <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s de arbeidsovere<strong>en</strong>komst feitelijk <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> – ge<strong>en</strong><br />

sprake is, althans kan zijn, van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak als bedoeld in art.<br />

7:668 lid 1 BW. Het onderdeel klaagt dat deze rechtsopvatting onjuist is daar zij zowel de<br />

letter als de ratio van g<strong>en</strong>oemde bepaling misk<strong>en</strong>t. Het middelonderdeel betoogt in dit<br />

verband dat het hof heeft misk<strong>en</strong>d dat gelet op de ratio van art. 7:668 lid 1 BW in e<strong>en</strong><br />

zodanig geval wel degelijk sprake is van <strong>voor</strong>tzetting ‘‘zonder teg<strong>en</strong>spraak’’, omdat op<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 155


het mom<strong>en</strong>t dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> afloopt <strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong><br />

feitelijke <strong>voor</strong>tzetting, ge<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong> de <strong>voor</strong>tzetting ‘‘teg<strong>en</strong>spreekt’’. Het onderdeel<br />

voert daartoe <strong>aan</strong> dat immers art. 7:668 lid 1 BW met zijn bepaling dat de overe<strong>en</strong>komst<br />

wordt geacht <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong> op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> ingeval zij<br />

zonder teg<strong>en</strong>spraak wordt <strong>voor</strong>tgezet, de werknemer rechtszekerheid beoogt te<br />

verschaff<strong>en</strong> ingeval de werkgever heeft nagelat<strong>en</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> de ingangsdatum van<br />

de opvolg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst afsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met betrekking tot de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

waaronder dat opvolg<strong>en</strong>d contract wordt <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>en</strong> aldus de werknemer in<br />

onzekerheid heeft gelat<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> waaronder dat opvolg<strong>en</strong>de<br />

arbeidscontract wordt <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>; het onderdeel betoogt dat de ratio van art. 7:668 lid 1<br />

BW zich ook <strong>voor</strong>doet in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige waarin <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> de<br />

expiratiedatum wel over <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst is gesprok<strong>en</strong> maar<br />

ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming is bereikt over de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> waaronder de overe<strong>en</strong>komst zal<br />

word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet. Het middelonderdeel stelt dat de werknemer bij gebreke van<br />

overe<strong>en</strong>stemming over de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> waaronder wordt verl<strong>en</strong>gd, e<strong>en</strong>voudigweg<br />

zekerheid had kunn<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> door de werknemer na afloop van de overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet meer toe te lat<strong>en</strong> tot het werk; het onderdeel betoogt dat ingeval de<br />

werkgever die zekerheid niet biedt, art. 7:668 lid 1 BW de werknemer de gew<strong>en</strong>ste<br />

rechtszekerheid behoort te bied<strong>en</strong>. Het onderdeel klaagt subsidiair dat mocht het hof e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ander niet hebb<strong>en</strong> misk<strong>en</strong>d, het zijn oordeel dat in het onderhavige geval desondanks<br />

ge<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting op de voet van artikel 7:668 lid 1 BW, onvoldo<strong>en</strong>de<br />

heeft gemotiveerd.<br />

9. Bij de beoordeling van het middel kan het volg<strong>en</strong>de word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>opgesteld. Art. 7:688<br />

lid 1 BW bevat e<strong>en</strong> uitzondering op art. 7:667 lid 1 BW dat inhoudt dat e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt wanneer de <strong>tijd</strong> is verstrek<strong>en</strong> die bij<br />

overe<strong>en</strong>komst, bij de wet of door het gebruik is <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>. Het bepaalt dat indi<strong>en</strong> de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst na het verstrijk<strong>en</strong> van de in het eerste lid van art. 7:667 BW<br />

bedoelde <strong>tijd</strong> door partij<strong>en</strong> zonder teg<strong>en</strong>spraak wordt <strong>voor</strong>tgezet, de overe<strong>en</strong>komst wordt<br />

geacht <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong>, doch t<strong>en</strong> hoogste <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar, op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. Zoals ook het middelonderdeel betoogt, ligt <strong>aan</strong> deze<br />

bepaling het belang van de rechtszekerheid t<strong>en</strong> grondslag. Dit blijkt uit de parlem<strong>en</strong>taire<br />

geschied<strong>en</strong>is van de <strong>voor</strong>ganger van het huidige art. 7:668 BW, het in verband met de<br />

invoering in 1907 van de Wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in het Burgerlijk Wetboek<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> art. 1639f BW (oud), dat in nag<strong>en</strong>oeg dezelfde bewoording<strong>en</strong> is<br />

overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in art. 7:668 BW zoals dat thans luidt. Zie in dit verband het Voorlopig<br />

Verslag der Tweede Kamer respectievelijk de Memorie van Antwoord (Bles, De wet op de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst, Geschied<strong>en</strong>is der Wet van d<strong>en</strong> 13d<strong>en</strong> juli 1907 (Staatsblad no<br />

193) vierde deel, p. 6-7):<br />

‘‘Enkele led<strong>en</strong> war<strong>en</strong> van oordeel, dat de bepaling van dit artikel in de praktijk tot<br />

moeilijkhed<strong>en</strong> <strong>aan</strong>leiding zal gev<strong>en</strong>, omdat het vaak zal <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, dat e<strong>en</strong> werkgever,<br />

die iemand bijv. <strong>voor</strong> d<strong>en</strong> <strong>tijd</strong> van ééne week in di<strong>en</strong>st heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> arbeider,<br />

wanneer de arbeid niet geheel voltooid blijkt, zonder nadere afspraak nog <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> paar<br />

dag<strong>en</strong> in het werk houdt; teg<strong>en</strong> des werkgevers bedoeling zal de di<strong>en</strong>stbetrekking dan<br />

word<strong>en</strong> geacht wederom <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> week te zijn verl<strong>en</strong>gd. Andere led<strong>en</strong> betoogd<strong>en</strong>, dat<br />

e<strong>en</strong> bepaling, als hier wordt <strong>voor</strong>gesteld, in het belang van de rechtszekerheid nodig is;<br />

de arbeider mag bij het stilzwijg<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> werkgever <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong>, dat zijn<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking <strong>voor</strong> d<strong>en</strong> zelfd<strong>en</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wordt verl<strong>en</strong>gd <strong>en</strong><br />

dat hij dus naar ander<strong>en</strong> arbeid niet behoeft om te zi<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> werkgever, die wel e<strong>en</strong>e<br />

nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst w<strong>en</strong>st <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong>, maar niet meer <strong>voor</strong> d<strong>en</strong>zelfd<strong>en</strong> <strong>tijd</strong> of<br />

op dezelfde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> als <strong>voor</strong> de best<strong>aan</strong>de di<strong>en</strong>stbetrekking geld<strong>en</strong>, behoort dit d<strong>en</strong><br />

arbeider uitdrukkelijk te zegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> mag hem daaromtr<strong>en</strong>t niet in onzekerheid lat<strong>en</strong>.’’<br />

‘‘De ondergetek<strong>en</strong>de kan zich alleszins ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> met het betoog der led<strong>en</strong>, die <strong>en</strong>e<br />

bepaling als de hier <strong>voor</strong>gestelde in het belang der rechtszekerheid nodig oordeeld<strong>en</strong>’’.<br />

Lid 1 van art. 7:668 BW berust op het beginsel dat ook op grond van gedraging<strong>en</strong> van<br />

partij<strong>en</strong> hun toetreding tot e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst mag word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Aldus uw Raad<br />

in zijn arrest van 29 december 1939, NJ 1940, 274, waar het ging om e<strong>en</strong> geval waarin<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 156


de werknemer e<strong>en</strong> beroep deed op e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak als bedoeld in<br />

art. 1639f BW (oud). De rechtbank had dat beroep afgewez<strong>en</strong> op de grond dat uit de t<strong>en</strong><br />

processe vastst<strong>aan</strong>de omstandighed<strong>en</strong> was geblek<strong>en</strong> dat het de werknemer reeds de dag<br />

na de beëindiging van het proefjaar duidelijk moest zijn dat van de zijde van de<br />

werkgever de bereidheid ontbrak om de di<strong>en</strong>stbetrekking opnieuw <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar op<br />

gelijke voet <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong> <strong>en</strong> dat de werknemer in redelijkheid niet op <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking mocht vertrouw<strong>en</strong>; de rechtbank kwam tot de slotsom dat onder deze<br />

omstandighed<strong>en</strong> de opzegging die twee dag<strong>en</strong> na de beëindiging van de proef<strong>tijd</strong><br />

plaatsvond, niet kon word<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> opzegging van e<strong>en</strong> reeds wederom<br />

<strong>aan</strong>gegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst, doch moest word<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> duidelijk mak<strong>en</strong><br />

dat de di<strong>en</strong>stbetrekking e<strong>en</strong> einde had g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Uw Raad verwierp het cassatieberoep<br />

<strong>en</strong> sanctioneerde daarmee het oordeel van de rechtbank dat van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak ge<strong>en</strong> sprake was met de overweging:<br />

‘‘dat (...) het eerste lid van art. 1639f B.W. berust op het algeme<strong>en</strong> beginsel, dat ook op<br />

grond van gedraging<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong> hun toetreding tot e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst mag word<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>; dat bij de beoordeling van de vraag, of in e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> geval partij<strong>en</strong><br />

elkander stilzwijg<strong>en</strong>d hun wil te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> om de afgelop<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong>, gelet mag word<strong>en</strong> zowel op gedraging<strong>en</strong> welke vóór, als op die welke<br />

zich na het aflop<strong>en</strong> van de oude overe<strong>en</strong>komst hebb<strong>en</strong> afgespeeld, terwijl de beslissing,<br />

of daarin in verband met de verdere omstandighed<strong>en</strong> van het geval e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting<br />

geleg<strong>en</strong> was, als van feitelijke aard in cassatie niet kan word<strong>en</strong> getoetst’’.<br />

Geconcludeerd kan word<strong>en</strong> dat het bij de vraag of de werknemer zich erop kan beroep<strong>en</strong><br />

dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet, erom<br />

gaat of de werknemer in e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> geval op grond van de gedraging<strong>en</strong> van de<br />

werkgever heeft mog<strong>en</strong> <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong> dat de overe<strong>en</strong>komst na afloop van de <strong>tijd</strong> waar<strong>voor</strong><br />

deze was <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, stilzwijg<strong>en</strong>d werd <strong>voor</strong>tgezet. Ter bescherming van de werknemer<br />

die in e<strong>en</strong> zodanig geval in onzekerheid verkeert omtr<strong>en</strong>t de vraag of de overe<strong>en</strong>komst<br />

op dezelfde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong> is <strong>voor</strong>tgezet, verbindt art. 7:668 lid 1 BW<br />

<strong>aan</strong> e<strong>en</strong> zodanig geval waarin de overe<strong>en</strong>komst ‘‘zonder teg<strong>en</strong>spraak’’ is <strong>voor</strong>tgezet, het<br />

rechtsgevolg dat de overe<strong>en</strong>komst wordt geacht te zijn <strong>voor</strong>tgezet op de vroegere<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> (telk<strong>en</strong>s t<strong>en</strong> hoogste <strong>voor</strong> één jaar). Met het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de strookt dat – zoals<br />

in de literatuur wordt <strong>aan</strong>gevoerd – van de werkgever consequ<strong>en</strong>t handel<strong>en</strong> wordt geëist<br />

om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de feitelijke <strong>voor</strong>tzetting zelf <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>gezette toelating tot het<br />

werk bij de werknemer (alsnog) het vertrouw<strong>en</strong> wekk<strong>en</strong> dat de overe<strong>en</strong>komst<br />

stilzwijg<strong>en</strong>d zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>gezet met het meerg<strong>en</strong>oemde, in art. 7:668 lid 1<br />

BW vermelde, gevolg. Zo zal in e<strong>en</strong> geval waarin de werkgever heeft <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong> de<br />

overe<strong>en</strong>komst in het geheel niet te will<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>, van hem kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verlangd<br />

de werknemer na afloop van de overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet langer tot het werk<br />

toe te lat<strong>en</strong>. Zie Losbl. Arbeidsovere<strong>en</strong>komst (Luttmer-Kat), art. 7:668, <strong>aan</strong>t. 3 <strong>en</strong> Van<br />

der Horst <strong>en</strong> Kron<strong>en</strong>burg-Willems, Aspect<strong>en</strong> van flexibele arbeidsvorm<strong>en</strong>, Alph<strong>en</strong> a/d Rijn<br />

1996, p. 67/68. Luttmer-Kat merkt in dit verband op van oordeel te zijn dat <strong>aan</strong> het in<br />

art. 7:668 lid 1 BW bedoelde criterium ‘‘zonder teg<strong>en</strong>spraak’’ ge<strong>en</strong> al te str<strong>en</strong>ge eis<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld, gelet op het in deze bepaling <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>e rechtsgevolg. Naar haar<br />

oordeel is zeker bij e<strong>en</strong> louter feitelijke <strong>voor</strong>tzetting verdedigbaar dat niet te snel uit de<br />

houding van de partij die ge<strong>en</strong> belang heeft bij automatische <strong>voor</strong>tzetting (meestal de<br />

werkgever) mag word<strong>en</strong> afgeleid dat deze inderdaad het contract op dezelfde voet w<strong>en</strong>st<br />

<strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong>. In het onderhavige geval is de overe<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> loop<strong>tijd</strong> van e<strong>en</strong><br />

jaar feitelijk <strong>voor</strong>tgezet nadat partij<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging <strong>voor</strong> korte <strong>tijd</strong> hadd<strong>en</strong><br />

gesprok<strong>en</strong>, doch – naar zegg<strong>en</strong> van de werknemer die e<strong>en</strong> langer di<strong>en</strong>stverband w<strong>en</strong>ste<br />

– ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming hadd<strong>en</strong> bereikt.<br />

10. Teg<strong>en</strong> de achtergrond van het hier <strong>voor</strong>opgestelde, geldt het volg<strong>en</strong>de met<br />

betrekking tot de in middelonderdeel 1 vervatte klacht<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het oordeel van het hof<br />

dat in het onderhavige geval ge<strong>en</strong> sprake was van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak.<br />

Voorzover het middel uitgaat van de veronderstelling dat het hof heeft geoordeeld dat<br />

ge<strong>en</strong> sprake is, althans kan zijn, van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak als bedoeld in<br />

art. 7:668 lid 1 BW ingeval partij<strong>en</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> het <strong>tijd</strong>stip waarop de<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 157


overe<strong>en</strong>komst afloopt, hebb<strong>en</strong> overlegd over de verl<strong>en</strong>ging maar ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming<br />

hebb<strong>en</strong> bereikt, <strong>en</strong> partij<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s de overe<strong>en</strong>komst ‘‘feitelijk’’ <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> doordat<br />

de werknemer de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> werkzaamhed<strong>en</strong> blijft verricht<strong>en</strong>, mist het middel<br />

feitelijke grondslag: in ’s hofs overweging<strong>en</strong> ligt e<strong>en</strong> dergelijk oordeel niet beslot<strong>en</strong>.<br />

Het hof heeft onder og<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> of in het onderhavige geval sprake is van e<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak, e<strong>en</strong> vraag die moet word<strong>en</strong> beoordeeld met toepassing<br />

van de juiste maatstaf <strong>en</strong> met medeweging van alle omstandighed<strong>en</strong> van het geval; ’s<br />

hof oordeel kan in zoverre dan ook weg<strong>en</strong>s de verwev<strong>en</strong>heid met waardering<strong>en</strong> van<br />

feitelijke aard in cassatie slechts beperkt word<strong>en</strong> getoetst. Het onderhavige geval wordt<br />

hierdoor gek<strong>en</strong>merkt dat partij<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> het aflop<strong>en</strong> van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst hebb<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging <strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>stemming hebb<strong>en</strong> bereikt, doch dat de werkgever Emergis <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s dat gesprek<br />

e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong>ts geruime <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong>dat de<br />

overe<strong>en</strong>komst afliep – bij brief – <strong>aan</strong> de werknemer werkneemster ter tek<strong>en</strong>ing e<strong>en</strong><br />

wijziging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst inhoud<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging <strong>voor</strong> de duur van 2<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> brief die werkneemster stelt in verband met haar<br />

vakantie eerst later te hebb<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong>. Voorts staat vast dat werkneemster deze<br />

overe<strong>en</strong>komst niet heeft ondertek<strong>en</strong>d, dat zij na het aflop<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst haar<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> heeft <strong>voor</strong>tgezet <strong>en</strong> dat Emergis werkneemster <strong>voor</strong> afloop van de<br />

nieuwe termijn waarmee in zijn visie de overe<strong>en</strong>komst was verl<strong>en</strong>gd, <strong>aan</strong> werkneemster<br />

heeft lat<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> dat de overe<strong>en</strong>komst niet verder zou word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd, waarna<br />

werkneemster ge<strong>en</strong> arbeid meer heeft verricht. Gelet op deze omstandighed<strong>en</strong> geeft ’s<br />

hofs oordeel dat uit de stelling<strong>en</strong> van werkneemster – die erop neerkom<strong>en</strong> dat Emergis<br />

niet heeft ingestemd met <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

<strong>en</strong> dat zij, werkneemster, het niet e<strong>en</strong>s was met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> –<br />

volgt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet <strong>en</strong> dat <strong>aan</strong> dat<br />

oordeel niet afdoet het feit dat de werkgever Emergis haar werknemer werkneemster na<br />

het einde van de loop<strong>tijd</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot het werk heeft toegelat<strong>en</strong>, niet<br />

blijk van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting omtr<strong>en</strong>t het in art. 7:668 lid 1 BW <strong>bepaalde</strong>; ’s<br />

hofs oordeel is ook niet onbegrijpelijk. In ’s hofs oordeel ligt beslot<strong>en</strong> dat Emergis niet in<br />

strijd met haar eerder ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>aan</strong> werkneemster meegedeelde standpunt heeft<br />

gehandeld door werkneemster na het verstrijk<strong>en</strong> – op 31 juli 2002 – van de termijn<br />

waar<strong>voor</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst was <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, tot het werk toe te lat<strong>en</strong>. Ook dit met<br />

waardering<strong>en</strong> van feitelijke aard verwev<strong>en</strong> oordeel van het hof geeft, gelet op het<br />

hier<strong>voor</strong> onder 9 overwog<strong>en</strong>e, ge<strong>en</strong> blijk van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting <strong>en</strong> is ev<strong>en</strong>min<br />

onbegrijpelijk. Het hof heeft, door te oordel<strong>en</strong> dat in het onderhavige geval ge<strong>en</strong> sprake<br />

was van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak in de zin van art. 7:668 lid 1 BW, de ratio<br />

van deze bepaling niet misk<strong>en</strong>d nu in ’s hofs oordeel ligt beslot<strong>en</strong> dat Emergis haar<br />

werkneemster werkneemster, door haar na 31 juli 2002 tot het werk toe te lat<strong>en</strong> in de<br />

hier<strong>voor</strong> <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong> bijzondere omstandighed<strong>en</strong> van dit geval, niet in onzekerheid heeft<br />

gelat<strong>en</strong> over de termijn waar<strong>voor</strong> <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> waaronder de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

naar haar oordeel werd <strong>voor</strong>tgezet.<br />

De klacht t<strong>en</strong> slotte dat het hof heeft misk<strong>en</strong>d dat in verband met art. 7:668 lid 1 BW<br />

van de werkgever wordt geëist dat <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> de <strong>voor</strong>tzetting overe<strong>en</strong>stemming is<br />

bereikt over de duur van e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele verl<strong>en</strong>ging, faalt ev<strong>en</strong>zeer. In art. 7:668 lid 1 BW<br />

ligt e<strong>en</strong> zodanig algeme<strong>en</strong> vereiste niet beslot<strong>en</strong>. Voor het in deze bepaling neergelegde<br />

rechtsgevolg is e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak vereist. Uit de redactie van de<br />

bepaling zelf volgt reeds dat mogelijk is de situatie dat de overe<strong>en</strong>komst met (na)<br />

teg<strong>en</strong>spraak wordt <strong>voor</strong>tgezet. Daarbij kan word<strong>en</strong> gedacht <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> situatie als de<br />

onderhavige, waarin de teg<strong>en</strong>spraak erin bestaat dat de werkgever slechts met e<strong>en</strong> korte<br />

verl<strong>en</strong>ging van de overe<strong>en</strong>komst w<strong>en</strong>st in te stemm<strong>en</strong> <strong>en</strong> in zoverre ook de werknemer<br />

niet in onzekerheid laat over de termijn waar<strong>voor</strong> <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> waaronder de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst althans naar het oordeel van de werkgever <strong>voor</strong>tduurt. In e<strong>en</strong><br />

zodanig geval kan – overe<strong>en</strong>komstig de algem<strong>en</strong>e regels <strong>voor</strong> de totstandkoming van<br />

e<strong>en</strong> (<strong>voor</strong>tgezette) arbeidsovere<strong>en</strong>komst (zie ook het hier<strong>voor</strong>, onder 9 g<strong>en</strong>oemde, arrest<br />

van uw Raad) – ook in de gedraging<strong>en</strong> van de werknemer na afloop van de<br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>vaarding van het bij de hier bedoelde<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 158


teg<strong>en</strong>spraak gedane <strong>aan</strong>bod van de werkgever beslot<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>. De hier bedoelde klacht<br />

berust in zoverre dan ook op e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting.<br />

11. De middelonderdel<strong>en</strong> 2, 3 <strong>en</strong> 4 richt<strong>en</strong> zich ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong> rechtsoverweging 3, met<br />

telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> andere uitleg van hetge<strong>en</strong> het hof in die overweging heeft geoordeeld<br />

omtr<strong>en</strong>t de beëindiging van de niet zonder teg<strong>en</strong>spraak <strong>voor</strong>tgezette overe<strong>en</strong>komst.<br />

Middelonderdeel 2 klaagt dat <strong>voor</strong>zover het hof in zijn gewraakte rechtsoverweging 3<br />

heeft geoordeeld dat tuss<strong>en</strong> Emergis <strong>en</strong> werkneemster met ingang van 1 augustus 2002<br />

overe<strong>en</strong>komstig de w<strong>en</strong>s van Emergis e<strong>en</strong> tweede, opvolg<strong>en</strong>de, arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> is totstandgekom<strong>en</strong> die per 1 oktober 2002 van rechtswege is<br />

geëindigd, het hof dat oordeel onvoldo<strong>en</strong>de heeft gemotiveerd. Het onderdeel voert<br />

daartoe <strong>aan</strong> dat het hof niet heeft vastgesteld dat werkneemster met e<strong>en</strong> zodanige<br />

verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft ingestemd <strong>en</strong> dat uit ’s hofs overweging dat<br />

werkneemster het niet e<strong>en</strong>s was met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, veeleer het<br />

teg<strong>en</strong>deel volgt.<br />

12. Dit middelonderdeel faalt. De kantonrechter heeft in zijn vonnis in rechtsoverweging<br />

3.2 vastgesteld dat de vordering van werkneemster is gebaseerd op art. 7:668 lid 1 BW.<br />

In appel heeft werkneemster zich uitsluit<strong>en</strong>d erop beroep<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet als bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW. Ook waar zij in<br />

appel in de toelichting op de grief heeft gesteld dat de kantonrechter k<strong>en</strong>nelijk heeft<br />

geoordeeld dat de overe<strong>en</strong>komst met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> was verl<strong>en</strong>gd, heeft zij haar stelling<br />

dat over de verl<strong>en</strong>ging ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming bestond slechts betrokk<strong>en</strong> op het door<br />

haar ingeroep<strong>en</strong> art. 7:668 BW <strong>en</strong> heeft zij gesteld dat onder die omstandighed<strong>en</strong> – ge<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>stemming over e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging – de werkgever haar de toegang tot het werk had<br />

moet<strong>en</strong> ontzegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat doordat de werkgever dat heeft nagelat<strong>en</strong>, de overe<strong>en</strong>komst is<br />

<strong>voor</strong>tgezet zonder teg<strong>en</strong>spraak <strong>en</strong> aldus is verl<strong>en</strong>gd op de voet van art. 7:668 lid 1 BW.<br />

Zij heeft niet <strong>aan</strong> de orde gesteld wat recht<strong>en</strong>s is ingeval moet word<strong>en</strong> geoordeeld dat de<br />

overe<strong>en</strong>komst niet is verl<strong>en</strong>gd op grond van g<strong>en</strong>oemde wetsbepaling maar op grond van<br />

partijafspraak, <strong>en</strong> in het bijzonder ook niet of de aldus verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

rechtsgeldig is beëindigd. Het hof – dat in rechtsoverweging 2 overwoog dat de grief het<br />

geschil in volle omvang <strong>aan</strong> het oordeel van het hof <strong>voor</strong>legt – heeft k<strong>en</strong>nelijk <strong>en</strong>, in het<br />

licht van het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de niet onbegrijpelijk, geoordeeld dat uitsluit<strong>en</strong>d de vraag was<br />

<strong>voor</strong>gelegd of de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> na 31 juli 2002 zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak was <strong>voor</strong>tgezet met het in art. 7:668 lid 1 BW geregelde gevolg dat deze<br />

wordt geacht te zijn verl<strong>en</strong>gd teg<strong>en</strong> de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, doch t<strong>en</strong> hoogste <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> jaar. Dit wordt misk<strong>en</strong>d door onderdeel 2, dat reeds daarom faalt.<br />

Het overig<strong>en</strong>s in ’s hofs overweging<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>de oordeel dat de overe<strong>en</strong>komst op<br />

grond van partijafspraak met twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> is verl<strong>en</strong>gd, gelet op de gedraging<strong>en</strong> van<br />

werkneemster na 31 juli 2002, waaruit de (alsnog gegev<strong>en</strong>) stilzwijg<strong>en</strong>de instemming<br />

met die beperkte verl<strong>en</strong>ging kan word<strong>en</strong> afgeleid, geeft niet blijk van e<strong>en</strong> onjuiste<br />

rechtsopvatting <strong>en</strong> is ev<strong>en</strong>min onbegrijpelijk, ook niet in het licht van ’s hofs overweging<br />

dat werkneemster heeft gesteld dat zij, werkneemster, het niet e<strong>en</strong>s was met e<strong>en</strong><br />

verl<strong>en</strong>ging van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Met deze overweging refereert het hof immers, naar uit<br />

zijn arrest blijkt, <strong>aan</strong> de stelling van werkneemster dat zij Emergis op 24 juni 2002 heeft<br />

lat<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> het niet e<strong>en</strong>s te zijn met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van slechts twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.<br />

13. Middelonderdeel 3 betoogt dat de beslissing in rechtsoverweging 3 recht<strong>en</strong>s onjuist is<br />

<strong>voor</strong>zover deze overweging aldus moet word<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong> dat het hof daarin heeft<br />

geoordeeld dat tuss<strong>en</strong> werkneemster <strong>en</strong> Emergis met ingang van 1 augustus 2002<br />

overe<strong>en</strong>komstig de w<strong>en</strong>s van werkneemster e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> is ontst<strong>aan</strong>, doch dat werkneemster vanaf 1 oktober 2002 ge<strong>en</strong> recht op loon heeft<br />

omdat zij haar werkzaamhed<strong>en</strong> na die datum niet langer heeft verricht.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 159


Dit middelonderdeel gaat uit van e<strong>en</strong> verkeerde lezing van ’s hofs gewraakte overweging<br />

<strong>en</strong> faalt dan ook bij gebrek <strong>aan</strong> feitelijke grondslag.<br />

14. Middelonderdeel 4 klaagt t<strong>en</strong> slotte dat, indi<strong>en</strong> het hof in rechtsoverweging 3 heeft<br />

beslist dat tuss<strong>en</strong> werkneemster <strong>en</strong> Emergis met ingang van 1 augustus 2002<br />

overe<strong>en</strong>komstig de w<strong>en</strong>s van werkneemster e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> is ontst<strong>aan</strong> welke overe<strong>en</strong>komst met ingang van 1 oktober 2002 is beëindigd, het hof<br />

zijn beslissing onvoldo<strong>en</strong>de heeft gemotiveerd nu het hof niets heeft vastgesteld omtr<strong>en</strong>t<br />

e<strong>en</strong> zodanige beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Ook dit middelonderdeel gaat uit van e<strong>en</strong> verkeerde lezing van ’s hofs gewraakte<br />

overweging <strong>en</strong> faalt derhalve ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s bij gebrek <strong>aan</strong> feitelijke grondslag.<br />

Conclusie<br />

De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.<br />

Hoge Raad<br />

1. Het geding in feitelijke instanties<br />

Werkneemster heeft bij exploot van 6 december 2002 Emergis gedagvaard <strong>voor</strong> de<br />

rechtbank Middelburg <strong>en</strong> gevorderd, kort gezegd, doorbetaling van haar loon van<br />

€ 1.917,= bruto per m<strong>aan</strong>d met toebehor<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>se verhoging<strong>en</strong>, met wettelijke<br />

verhoging, r<strong>en</strong>te <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>.<br />

Emergis heeft de vordering bestred<strong>en</strong>.<br />

De kantonrechter heeft bij vonnis van 12 mei 2003 de vordering afgewez<strong>en</strong>.<br />

Teg<strong>en</strong> dit vonnis heeft werkneemster hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ’s-<br />

Grav<strong>en</strong>hage.<br />

Bij arrest van 26 augustus 2005 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter<br />

bekrachtigd.<br />

(...; red.)<br />

2. Het geding in cassatie<br />

(...; red.)<br />

3. Beoordeling van het middel<br />

3.1. In cassatie, waar het met name gaat om de inhoud van het begrip ‘‘<strong>voor</strong>tzetting<br />

zonder teg<strong>en</strong>spraak’’ in de zin van art. 7:668 lid 1 BW, kan van het volg<strong>en</strong>de word<strong>en</strong><br />

uitgeg<strong>aan</strong>.<br />

i. werkneemster is met ingang van 1 augustus 2001 bij Emergis in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> als<br />

servicedesk medewerkster op basis van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong><br />

jaar.<br />

ii. Op 20 <strong>en</strong> 24 juni 2002 hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> over verl<strong>en</strong>ging van die<br />

overe<strong>en</strong>komst. Daarbij is – op 24 juni 2002 – <strong>aan</strong> werkneemster e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging met<br />

twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>.<br />

iii. Dit <strong>aan</strong>bod is schriftelijk herhaald: bij brief van 17 juli 2002, die door werkneemster is<br />

ontvang<strong>en</strong>, is haar e<strong>en</strong> wijziging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, inhoud<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

verl<strong>en</strong>ging tot (uiterlijk) 1 oktober 2002, ter ondertek<strong>en</strong>ing <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 160


iv. Werkneemster heeft die wijziging nooit ondertek<strong>en</strong>d.<br />

v. Op 18 september 2002 heeft Emergis zich in e<strong>en</strong> gesprek met werkneemster op het<br />

standpunt gesteld dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op 30 september 2002 t<strong>en</strong> einde liep.<br />

vi. werkneemster heeft na 18 september 2002 niet meer bij Emergis gewerkt.<br />

vii. Bij brief van 19 september 2002 heeft Emergis <strong>aan</strong> werkneemster bericht dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst na 30 september 2002 niet zou word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd. Tot <strong>en</strong> met deze<br />

datum heeft zij loon betaald.<br />

3.2. Aan haar hier<strong>voor</strong> onder 1 vermelde vordering tot doorbetaling van loon heeft<br />

werkneemster t<strong>en</strong> grondslag gelegd dat de in 2001 met Emergis geslot<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> met e<strong>en</strong> loop<strong>tijd</strong> van 1 augustus 2001 tot 1<br />

augustus 2002 met ingang van deze laatste datum op de voet van art. 7:668 lid 1 BW is<br />

<strong>voor</strong>tgezet, <strong>en</strong> dus geacht moet word<strong>en</strong> to<strong>en</strong> wederom <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> jaar op de<br />

vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.<br />

De rechtbank heeft de vordering afgewez<strong>en</strong> <strong>en</strong> het hof heeft de teg<strong>en</strong> die beslissing<br />

gerichte griev<strong>en</strong> verworp<strong>en</strong>: ‘‘Uit de stelling<strong>en</strong> van werkneemster, die erop neerkom<strong>en</strong><br />

dat Emergis niet heeft ingestemd met e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> dat zij, werkneemster, het niet e<strong>en</strong>s was met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van twee<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, volgt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet zonder teg<strong>en</strong>spraak is <strong>voor</strong>tgezet. Het<br />

feit dat Emergis werkneemster na 31 juli 2002 tot het werk heeft toegelat<strong>en</strong>, doet<br />

daar<strong>aan</strong> niet af’’, aldus het hof in rov. 3.<br />

3.3. Onderdeel 1 klaagt in de eerste plaats dat in dit oordeel de – onjuiste –<br />

rechtsopvatting beslot<strong>en</strong> ligt dat van ‘‘<strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak’’ als bedoeld in<br />

art. 7:668 lid 1 ge<strong>en</strong> sprake kan zijn ingeval partij<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

afloopt overleg hebb<strong>en</strong> gevoerd over verl<strong>en</strong>ging, daarbij ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming hebb<strong>en</strong><br />

bereikt, maar desondanks die overe<strong>en</strong>komst na de einddatum feitelijk hebb<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tgezet. E<strong>en</strong> dergelijke opvatting valt in de bestred<strong>en</strong> uitspraak echter niet te lez<strong>en</strong>,<br />

zodat het onderdeel in zoverre weg<strong>en</strong>s gemis <strong>aan</strong> feitelijke grondslag niet tot cassatie<br />

kan leid<strong>en</strong>.<br />

3.4. Voor de toepassing van art. 7:668 lid 1 komt het – zoals nader uite<strong>en</strong>gezet in de<br />

conclusie van de plaatsvervang<strong>en</strong>d Procureur-G<strong>en</strong>eraal onder 9 – in e<strong>en</strong> geval als dit<br />

erop <strong>aan</strong> of de werknemer op grond van gedraging<strong>en</strong> van de werkgever heeft mog<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>nem<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst na afloop van de <strong>tijd</strong> waar<strong>voor</strong> deze was<br />

<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> stilzwijg<strong>en</strong>d werd <strong>voor</strong>tgezet. Het hof heeft dit ge<strong>en</strong>szins misk<strong>en</strong>d. In zijn<br />

hier<strong>voor</strong> in 3.2 <strong>aan</strong>gehaalde oordeel ligt immers beslot<strong>en</strong> dat Emergis er na 24 juni 2002<br />

jeg<strong>en</strong>s werkneemster nimmer onzekerheid over heeft lat<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> dat zij de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst (anders dan werkneemster, niet <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar doch) slechts <strong>voor</strong><br />

de duur van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> wilde <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. Bij dat uitgangspunt heeft het hof met<br />

juistheid geoordeeld dat na 31 juli 2002 ge<strong>en</strong> sprake is geweest van ‘‘<strong>voor</strong>tzetting zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak’’ als bedoeld in art. 7:668 lid 1. Hierop stuit onderdeel 1 ook <strong>voor</strong> het<br />

overige af.<br />

3.5. De in de onderdel<strong>en</strong> 2, 3 <strong>en</strong> 4 <strong>aan</strong>gevoerde klacht<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min tot cassatie<br />

leid<strong>en</strong>. Zulks behoeft, gezi<strong>en</strong> art. 81 RO, ge<strong>en</strong> nadere motivering nu de klacht<strong>en</strong> niet<br />

nop<strong>en</strong> tot beantwoording van rechtsvrag<strong>en</strong> in het belang van de rechtse<strong>en</strong>heid of de<br />

rechtsontwikkeling.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 161


4. Beslissing<br />

De Hoge Raad:<br />

verwerpt het beroep;<br />

veroordeelt werkneemster in de kost<strong>en</strong> van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak<br />

<strong>aan</strong> de zijde van Emergis begroot op € 362,34 <strong>aan</strong> verschott<strong>en</strong> <strong>en</strong> € 2.200,= <strong>voor</strong> salaris.<br />

» Noot<br />

1 Ontslag op st<strong>aan</strong>de voet, de dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> vonnis van de presid<strong>en</strong>t van de Rechtbank Haarlem, gewez<strong>en</strong> op 17 oktober 2000<br />

(JAR 2001/9) is met regelmaat <strong>aan</strong>gehaald. In die zaak vorderde e<strong>en</strong> werknemer, die op<br />

st<strong>aan</strong>de voet was ontslag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s het et<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> retour gekom<strong>en</strong>, reeds door e<strong>en</strong><br />

passagier geop<strong>en</strong>d zakje ‘vliegtuigpinda’s’ in <strong>voor</strong>lopige <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing om<br />

wedertewerkstelling. De werkgever hanteert e<strong>en</strong> zeer strikt <strong>en</strong> consequ<strong>en</strong>t beleid met<br />

betrekking tot diefstal of toe-eig<strong>en</strong>ing van retour gekom<strong>en</strong> goeder<strong>en</strong>, draagt dat<br />

zorgvuldig uit <strong>en</strong> wijst er daarbij op dat het niet uitmaakt hoe gering of onbelangrijk het<br />

toegeëig<strong>en</strong>de goed ook lijkt. De vordering van de werknemer werd to<strong>en</strong> afgewez<strong>en</strong> onder<br />

verwijzing naar eerdere rechtspraak van de Kantonrechter Haarlem, waarin ook in toeeig<strong>en</strong>ing<br />

van goeder<strong>en</strong> met zeer geringe waarde of gering belang voldo<strong>en</strong>de dring<strong>en</strong>de<br />

red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> ontslag op st<strong>aan</strong>de voet werd geoordeeld. Op 2 januari 2008, JAR<br />

2008/26 heeft de kantonrechter te Haarlem opnieuw vonnis gewez<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> dergelijke<br />

zaak. Het handelt om e<strong>en</strong> werknemer van 43 jaar oud (de kantonrechter verschrijft zich<br />

k<strong>en</strong>nelijk waar hij de leef<strong>tijd</strong> van 34 noemt) <strong>en</strong> die op st<strong>aan</strong>de voet is ontslag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s<br />

het et<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> cashewnoot uit e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> bakje van e<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> vliegtuig retour<br />

gekom<strong>en</strong> trolley. De kantonrechter overweegt: “In onderhavig geval gaat het om het<br />

pakk<strong>en</strong> van één of meer cashewnot<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> bakje dat op e<strong>en</strong> trolley lag, welke<br />

trolley retour kwam uit e<strong>en</strong> vliegtuig. Van bedoeld bakje not<strong>en</strong> staat als niet weersprok<strong>en</strong><br />

vast dat deze bestemd was om te word<strong>en</strong> weggegooid. Hoewel e<strong>en</strong> dergelijke<br />

overtreding niet moet word<strong>en</strong> goed gepraat, is de kantonrechter van oordeel dat hoe<br />

string<strong>en</strong>t dit beleid ook jeg<strong>en</strong>s alle werknemers wordt toegepast, bedoeld vergrijp niet<br />

zodanig ernstig is, dat van KCS redelijkerwijs niet meer kan word<strong>en</strong> gevergd het<br />

di<strong>en</strong>stverband met de werknemer te lat<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>. Immers de werknemer, thans 34<br />

jaar oud, heeft zijn werk gedur<strong>en</strong>de ruim vijf jaar naar alle tevred<strong>en</strong>heid verricht; hij<br />

beseft dat hij het beleid heeft geschond<strong>en</strong> <strong>en</strong> bagatelliseert e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander. Als gevolg van<br />

het ontslag zal hij met zijn gezin met twee minderjarige kinder<strong>en</strong> financieel in e<strong>en</strong><br />

slechte positie rak<strong>en</strong> die naar het oordeel van de kantonrechter niet in verhouding staat<br />

tot het pakk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> of meer not<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> bak. E<strong>en</strong> minder verstrekk<strong>en</strong>de<br />

maatregel had meer in de red<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>. Dat dit zou leid<strong>en</strong> tot onzekerheid bij de<br />

werknemers <strong>en</strong> tot beschadiging van de betrokk<strong>en</strong> belang<strong>en</strong>, acht de kantonrechter<br />

onvoldo<strong>en</strong>de om e<strong>en</strong> ontslag om st<strong>aan</strong>de voet te rechtvaardig<strong>en</strong>. ”De kantonrechter past<br />

hier e<strong>en</strong> weging toe van alle omstandighed<strong>en</strong> van het geval, waarbij de ernst van de<br />

overtreding <strong>en</strong> het besef van de werknemer dat zijn handelwijze onjuist is geweest,<br />

alsmede de persoonlijke belang<strong>en</strong> van de werknemer e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>. Zowel<br />

de methodiek als de uitkomst lijk<strong>en</strong> me juist: hoe zeer ook de werkgever belang heeft bij<br />

handhaving van e<strong>en</strong> string<strong>en</strong>t beleid kunn<strong>en</strong> de andere omstandighed<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot het<br />

oordeel dat e<strong>en</strong> ontslag op st<strong>aan</strong>de voet niet terecht kan word<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d. Dat blijkt ook,<br />

<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> nog wel duidelijker uit e<strong>en</strong> arrest van het gerechtshof te ’s-Grav<strong>en</strong>hage van<br />

17 augustus 2007, JAR 2007/279. E<strong>en</strong> vrachtwag<strong>en</strong>chauffeur die ook goeder<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

betaling aflevert, draagt e<strong>en</strong> door hem ontvang<strong>en</strong> bedrag van ruim _ 1800 niet af, maar<br />

zet op de afleveringbon die hij <strong>aan</strong> zijn werkgever geeft ‘afrek<strong>en</strong>ing volgt’. In het<br />

weekeinde schrijft de vrouw van de werknemer <strong>aan</strong> de werkgever e<strong>en</strong> brief waarin ze dit<br />

met excuses uit de doek<strong>en</strong> doet <strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stel tot terugbetaling doet. De werknemer<br />

wordt de dag na ontvangst van die brief uitg<strong>en</strong>odigd <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> gesprek, <strong>en</strong> betaalt het<br />

door hem achtergehoud<strong>en</strong> bedrag terug. De volg<strong>en</strong>de dag wordt de werknemer op<br />

st<strong>aan</strong>de voet ontslag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s verduistering. Het hof overweegt eerst wat het<br />

beoordelingskader is: “Ingevolge artikel 7:677 lid 1 in sam<strong>en</strong>hang niet artikel 7:678 BW<br />

is de werkgever bevoegd e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst onverwijld op te zegg<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 162


dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> van de werkgever t<strong>en</strong> gevolge van dad<strong>en</strong>, eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> of<br />

gedraging<strong>en</strong> van de werknemer redelijkerwijze niet kan word<strong>en</strong> gevergd de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst te lat<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>. Bij de beoordeling van de vraag of van<br />

zodanige dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> sprake is, moet<strong>en</strong> de omstandighed<strong>en</strong> van het geval, in<br />

onderling verband <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang, in <strong>aan</strong>merking word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Daarbij behor<strong>en</strong> in<br />

de eerste plaats in de beschouwing te word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> de aard <strong>en</strong> de ernst van<br />

hetge<strong>en</strong> de werkgever als dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> <strong>aan</strong>merkt, <strong>en</strong> verder onder meer de aard van<br />

de di<strong>en</strong>stbetrekking, de duur daarvan <strong>en</strong> de wijze waarop de werknemer die<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandighed<strong>en</strong> van de<br />

werknemer, zoals zijn leef<strong>tijd</strong> <strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> ontslag op st<strong>aan</strong>de voet <strong>voor</strong> hem<br />

zou hebb<strong>en</strong>. Ook indi<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>d zijn, kan e<strong>en</strong> afweging van deze<br />

persoonlijke omstandighed<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de aard <strong>en</strong> de ernst van de dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> tot de<br />

slotsom leid<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst toch<br />

gerechtvaardigd is. (HR 12 februari 1999, NJ 1999, 643).” Vervolg<strong>en</strong>s overweegt het hof<br />

dat de werknemer inderdaad verduistering heeft gepleegd, dat Compoxa dat als<br />

specifieke red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag heeft gemeld <strong>aan</strong> de werknemer, <strong>en</strong> gaat over tot e<strong>en</strong><br />

beoordeling van de omstandighed<strong>en</strong> van het geval. In e<strong>en</strong> mooie opsomming geeft het<br />

hof de in <strong>aan</strong>merking g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> weer, te wet<strong>en</strong>: de bijzondere, <strong>en</strong><br />

slechte financiële situatie waarin de werknemer verkeerde, de kom<strong>en</strong>de oplossing<br />

daarvan, het gev<strong>en</strong> van op<strong>en</strong>heid <strong>voor</strong>dat de werkgever de verduistering ontdekte, de<br />

int<strong>en</strong>tie van de werknemer die niet op blijv<strong>en</strong>d achterhoud<strong>en</strong> van het geld was gericht,<br />

het mete<strong>en</strong> terugbetal<strong>en</strong> van het geld, de duur van het di<strong>en</strong>stverband, de wijze van<br />

vervulling van dat di<strong>en</strong>stverband door de werknemer, <strong>en</strong> de leef<strong>tijd</strong> van de werknemer,<br />

<strong>en</strong> concludeert dat e<strong>en</strong> ontslag op st<strong>aan</strong>de voet e<strong>en</strong> te zwaar middel is. Uit de<br />

opsomming van de omstandighed<strong>en</strong> van het geval blijkt het belang van het stell<strong>en</strong> van<br />

de persoonlijke omstandighed<strong>en</strong> van de werknemer: die kunn<strong>en</strong> de dring<strong>en</strong>dheid <strong>aan</strong> de<br />

red<strong>en</strong> die t<strong>en</strong> grondslag is gelegd <strong>aan</strong> het ontslag op st<strong>aan</strong>de voet ontnem<strong>en</strong>.<br />

De te mak<strong>en</strong> afweging wordt niet wez<strong>en</strong>lijk anders in het geval de werkgever ge<strong>en</strong><br />

toestemming van de CWI nodig heeft om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op te zegg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

daartoe overgaat als disciplinaire maatregel. Wel heeft dat invloed op de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

van de werknemer: hij kan – behoud<strong>en</strong>s weg<strong>en</strong>s sch<strong>en</strong>ding van de bijzondere<br />

opzegverbod<strong>en</strong> – de opzegging niet vernietig<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> dergelijke werkgever heeft de<br />

mogelijkheid om op st<strong>aan</strong>de voet op te zegg<strong>en</strong>, maar ook de mogelijkheid om de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst regelmatig, dus met inachtneming van de opzegtermijn, op te<br />

zegg<strong>en</strong> als minder verg<strong>aan</strong>de sanctie op (verme<strong>en</strong>d) verwijtbaar handel<strong>en</strong> van de<br />

werknemer. Zo’n werkgever is de Sociale verzekeringbank (SVB), die de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst opzegt met e<strong>en</strong> werknemer die 27 jaar in di<strong>en</strong>st is als<br />

systeembeheerder. Deze werknemer wordt verwet<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> pc die de bank <strong>aan</strong> andere<br />

e<strong>en</strong> werknemer heeft overged<strong>aan</strong>, illegale software te hebb<strong>en</strong> geplaatst. Tijd<strong>en</strong>s de<br />

opzegtermijn vraagt de werknemer ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst onder<br />

toek<strong>en</strong>ning van e<strong>en</strong> vergoeding. De kantonrechter overweegt in zijn beschikking van 21<br />

januari 2008, JAR 2008/43 dat het ontslag, verle<strong>en</strong>d bij wijze van disciplinaire<br />

bestraffing, op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele manier in ev<strong>en</strong>wicht is met de ernst van de door de SVB<br />

gewraakte handel<strong>en</strong> van de werknemer, <strong>en</strong> ontbindt onder toek<strong>en</strong>ning van e<strong>en</strong><br />

vergoeding.<br />

2 Onverwijld meedel<strong>en</strong> van de dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><br />

Het arrest van het hof te Amsterdam van 19 januari 2006, te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> uit het arrest van<br />

de Hoge Raad van 5 oktober 2007, JAR 2007/283, handelt om de onverwijldheid van het<br />

ontslag op st<strong>aan</strong>de voet. De zaak handelt om e<strong>en</strong> werkgever die e<strong>en</strong> werknemer bij brief<br />

van 7 juli 2003 meedeelt dat hij wordt geschorst <strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> verzoek tot ontbinding van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zal word<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d. Dit alles weg<strong>en</strong>s de uitkomst<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

onderzoek, die op 6 juli 2003 bek<strong>en</strong>d zijn geword<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> brief van 11 juli 2003 wordt<br />

de werknemer ontslag<strong>en</strong> op st<strong>aan</strong>de voet, zonder dat van nieuwe feit<strong>en</strong> of<br />

omstandighed<strong>en</strong> blijkt. Nu de werkgever ge<strong>en</strong> verklaring heeft <strong>voor</strong> de vertraging in de<br />

opzegging, neemt het hof <strong>aan</strong> dat niet onverwijld is opgezegd. Hoewel dit oordeel<br />

wellicht verbazing kan wekk<strong>en</strong> omdat het maar gaat om vier dag<strong>en</strong>, gaat het wel om vier<br />

werkdag<strong>en</strong> <strong>en</strong> belangrijker nog, heeft de werkgever ge<strong>en</strong> verklaring <strong>voor</strong> de vertraging.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 163


Het vereiste dat de opzegging weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> onverwijld di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong><br />

gegev<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t niet dat het ontslag direct op de constatering van de dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><br />

verle<strong>en</strong>d moet word<strong>en</strong>, maar dat de werkgever <strong>voor</strong>tvar<strong>en</strong>d te werk zal moet<strong>en</strong> g<strong>aan</strong> <strong>en</strong><br />

steeds moet kunn<strong>en</strong> toelicht<strong>en</strong> waarom niet eerder tot ontslag kan word<strong>en</strong> overgeg<strong>aan</strong>.<br />

Op deze wijze kan de werkgever ruimte <strong>voor</strong> onderzoek of nadere besluitvorming<br />

verkrijg<strong>en</strong>, maar dan moet hij wel duidelijk kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> dat de vertraging daar<strong>aan</strong> te<br />

wijt<strong>en</strong> is geweest <strong>en</strong> dat onderwijl steeds <strong>voor</strong>tvar<strong>en</strong>d is gehandeld.<br />

Ook <strong>aan</strong> de mededeling van de dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door de Hoge Raad str<strong>en</strong>ge<br />

eis<strong>en</strong> gesteld. Het is d<strong>en</strong>kbaar dat van de <strong>aan</strong>gevoerde dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> niet alle in<br />

rechte kom<strong>en</strong> vast te st<strong>aan</strong> (zie HR 1 september 2006, JAR 2006/228 <strong>en</strong> JAR Verklaard<br />

14 oktober 2006, p. 9). Ook d<strong>en</strong>kbaar is dat de werkgever op st<strong>aan</strong>de voet ontslag<br />

verle<strong>en</strong>t <strong>en</strong> daarna pas ontdekt dat de werknemer ook andere dan de medegedeelde<br />

dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> heeft gegev<strong>en</strong> om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op te zegg<strong>en</strong>. De<br />

werkgever kan in dat geval e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>waardelijk ontslag op st<strong>aan</strong>de voet overweg<strong>en</strong> (zie<br />

mijn vorige JAR Verklaard, 18 oktober 2007, p. 8), hij kan ook die latere omstandighed<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>voer<strong>en</strong> <strong>en</strong> die “kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> tot bewijs van de dad<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> of<br />

gedraging<strong>en</strong> van de werknemer, welke de dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het ontslag zijn<br />

geweest.” (HR 16 november 1973, NJ 1974, 262). In dit licht bezi<strong>en</strong> is de overweging<br />

van de kantonrechter te Haarlem van 19 december 2007, JAR 2008/25, dat bij de<br />

beantwoording van de vraag of de werknemers terecht op st<strong>aan</strong>de voet zijn ontslag<strong>en</strong><br />

c<strong>en</strong>traal moet st<strong>aan</strong> wat de werkgever in het gesprek van 30 oktober 2006 <strong>en</strong> in de<br />

daaropvolg<strong>en</strong>de brief van 6 november 2006 als ontslaggrond heeft <strong>aan</strong>gevoerd,<br />

kwestieus. Het is, behoud<strong>en</strong>s bijzondere omstandighed<strong>en</strong>, waarvan in deze casus niet<br />

blijkt, de werkgever niet toegest<strong>aan</strong> na de opzegging alsnog niet gelijk<strong>tijd</strong>ig met de<br />

opzegging medegedeelde dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>aan</strong> de opzegging t<strong>en</strong> grondslag te legg<strong>en</strong>.<br />

Nu de kantonrechter in deze zaak vaststelt dat die mededeling<strong>en</strong> gelijkluid<strong>en</strong>d zijn, is dat<br />

in deze zaak niet van belang. Het hier gesignaleerde punt, dat de werkgever niet later<br />

<strong>aan</strong> de dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> andere grond<strong>en</strong> kan toevoeg<strong>en</strong>, doet zich ook <strong>voor</strong> in e<strong>en</strong> zaak<br />

die heeft geleid tot e<strong>en</strong> vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 12 december 2007,<br />

JAR 2008/30. De werknemer is ontslag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s werkweigering na e<strong>en</strong> opdracht van<br />

e<strong>en</strong> leidinggev<strong>en</strong>de. De kantonrechter neemt ge<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> <strong>aan</strong> <strong>en</strong> motiveert dat<br />

als volgt: “De ontslagbrief d.d. 4 september 2006 vermeldt als ontslagred<strong>en</strong><br />

werkweigering op 3 september 2006. Dat er sprake was geweest van e<strong>en</strong> hardnekkige<br />

weigering te voldo<strong>en</strong> <strong>aan</strong> redelijke bevel<strong>en</strong>, is in die brief niet <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>min is in<br />

de brief mede als red<strong>en</strong> vermeld, dat de werkweigering gepaard is geg<strong>aan</strong> met e<strong>en</strong><br />

woord<strong>en</strong>wisseling tuss<strong>en</strong> Abou <strong>en</strong> zijn leidinggev<strong>en</strong>de De Ridder, waarin Abou De Ridder<br />

zou hebb<strong>en</strong> uitgeschold<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ''vuile hond''. Dat laatste is wel nader gemotiveerd<br />

gesteld door De Winter, maar betwist door Abou. Noch gesteld noch geblek<strong>en</strong> is dat het<br />

Abou <strong>aan</strong>stonds duidelijk was dat ook dat pret<strong>en</strong>se uitscheld<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het ontslag t<strong>en</strong><br />

grondslag was gelegd. Verder verdi<strong>en</strong>t opmerking dat het uitscheld<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> collega of<br />

leidinggev<strong>en</strong>de <strong>voor</strong> ''vuile hond'' hoogst ernstig kan word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Dit neemt<br />

echter niet weg dat <strong>voor</strong> het kwalificer<strong>en</strong> van dergelijke scheldwoord<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> grovelijke<br />

belediging als bedoeld in artikel 7:678, lid 2, <strong>aan</strong>hef <strong>en</strong> sub e, BW vereist is dat nadere<br />

feit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de omstandighed<strong>en</strong> waaronder dat scheld<strong>en</strong> plaats<br />

vond. Dat geldt te meer nu k<strong>en</strong>nelijk sprake is geweest van e<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>wisseling,<br />

waarin het <strong>en</strong>e woord het andere kan hebb<strong>en</strong> uitgelokt. De Winter heeft te di<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong><br />

echter niets naders gesteld. Geoordeeld moet word<strong>en</strong> dat hij ook op dit punt niet <strong>aan</strong> zijn<br />

stelplicht heeft vold<strong>aan</strong>. De slotsom met betrekking tot dit verweer is dat niet is vold<strong>aan</strong><br />

<strong>aan</strong> de formele vereiste van artikel 7: 677, lid 1, BW. Nu <strong>tijd</strong>ig e<strong>en</strong> beroep op de<br />

vernietigbaarheid van het ontslag op st<strong>aan</strong>de voet is ged<strong>aan</strong>, is door dat ontslag de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet geëindigd.“ Uit deze overweging blijkt het belang van e<strong>en</strong><br />

juiste <strong>en</strong> volledige weergave van de red<strong>en</strong><strong>en</strong> die t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong> <strong>aan</strong> het ontslag op<br />

st<strong>aan</strong>de voet. Indi<strong>en</strong> die red<strong>en</strong> niet juist wordt medegedeeld, zal dat al snel leid<strong>en</strong> tot de<br />

gevolgtrekking dat het ontslag op st<strong>aan</strong>de voet terecht is vernietigd.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 164


3 Matiging van de loonvordering<br />

De matiging van de loonvordering is lange <strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> ste<strong>en</strong> des <strong>aan</strong>stoots geweest. De<br />

Hoge Raad introduceerde deze matiging in zijn arrest van 5 januari 1979, NJ 1979, 206<br />

(Swa<strong>en</strong>/Van Hees). Daar<strong>voor</strong> was to<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> specifieke wettelijke grondslag: de Hoge<br />

Raad kwam tot matiging door art. 1939r BW (thans art. 7:680 lid 5 BW) van analoge<br />

toepassing te acht<strong>en</strong>. In art. 7:680 lid 5 BW wordt de rechter de mogelijkheid gebod<strong>en</strong><br />

de gefixeerde schadevergoeding, <strong>voor</strong> zover die niet berust op e<strong>en</strong> wettelijke of<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> opzegtermijn, te matig<strong>en</strong>. Deze matiging van de wettelijke verhoging is<br />

vervolg<strong>en</strong>s tot vaste rechtspraak g<strong>aan</strong> hor<strong>en</strong>. De Hoge Raad heeft overwog<strong>en</strong> dat red<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> loonmatiging kan zijn dat de werknemer elders inkomst<strong>en</strong> heeft verworv<strong>en</strong> (HR 30<br />

november 1979, NJ 1980, 289), financieel onvermog<strong>en</strong> van de werkgever <strong>en</strong> de<br />

mogelijkheid van de werknemer zijn nev<strong>en</strong>inkomst<strong>en</strong> te verhog<strong>en</strong> (HR 28 september<br />

1984, NJ 1985, 245) of dat er sprake is van e<strong>en</strong> wanverhouding tuss<strong>en</strong> het te betal<strong>en</strong><br />

loon <strong>en</strong> de periode waarin de werknemer daadwerkelijk arbeid heeft verricht (HR 2<br />

januari 1986, NJ 1987, 600). In 1985 overweegt de Hoge Raad dat de matiging van de<br />

loonvordering er toe di<strong>en</strong>t te strekk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> on<strong>aan</strong>vaardbaar resultaat te vermijd<strong>en</strong> (HR 26<br />

april 1985, NJ 1985, 663). In zijn arrest van 1 juni 1990 (NJ 1990, 715) heeft de Hoge<br />

Raad dat herhaald <strong>en</strong> toegevoegd dat “de rechter terzake van de uitoef<strong>en</strong>ing van deze<br />

bevoegdheid e<strong>en</strong> mate van terughoud<strong>en</strong>dheid in acht di<strong>en</strong>t te nem<strong>en</strong> die met dat<br />

uitgangspunt strookt.” Deze rechtspraak legt ook de werkgever verplichting<strong>en</strong> op om<br />

poging<strong>en</strong> te ondernem<strong>en</strong> de loonvordering te beperk<strong>en</strong>. In het arrest van 30 oktober<br />

1998, JAR 1999/11 (Özturk) overwoog de Hoge Raad dat indi<strong>en</strong> de werkgever nalaat<br />

hetzij e<strong>en</strong> ontslagvergunning <strong>voor</strong> zover vereist, hetzij <strong>voor</strong>waardelijke ontbinding te<br />

vrag<strong>en</strong>, dat één van de omstandighed<strong>en</strong> is die meegewog<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bij de<br />

beantwoording van de vraag of t<strong>en</strong> volle toewijzing van de loonvordering tot<br />

on<strong>aan</strong>vaardbare gevolg<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Het langer wacht<strong>en</strong> door de werknemer<br />

(ongeveer e<strong>en</strong> half jaar) <strong>voor</strong>dat hij de werkgever dagvaart tot doorbetaling van loon,<br />

zonder eerder e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>lopige <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing tot tewerkstelling te vrag<strong>en</strong> rechtvaardigt<br />

zonder nadere motivering ge<strong>en</strong> matiging van de loonvordering, volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad in<br />

zijn arrest van 13 september 2002, JAR 2002/247 (da Silva/Heinek<strong>en</strong> Beheer Nederland<br />

BV). Ondertuss<strong>en</strong>, per 1 januari 1999, is de door de Hoge Raad geïntroduceerde<br />

bevoegdheid tot matiging van de loonvordering gecodificeerd in art. 7:680a BW. In deze<br />

bepaling is de rechter de bevoegdheid gegev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vordering tot doorbetaling van loon<br />

die gegrond is op de vernietigbaarheid van de opzegging te matig<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> toewijzing in<br />

de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> tot on<strong>aan</strong>vaardbare gevolg<strong>en</strong> zou leid<strong>en</strong>.<br />

Met deze codificatie is de hier<strong>voor</strong> g<strong>en</strong>oemde rechtspraak niet overbodig geword<strong>en</strong>. Wel<br />

k<strong>en</strong>t de codificatie e<strong>en</strong> beperking tot de loonvordering gegrond op de vernietigbaarheid<br />

van de opzegging. Dat zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> loonvordering is gegrond op het<br />

best<strong>aan</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, terwijl de werkgever ontk<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot stand is gekom<strong>en</strong>, matiging van die vordering niet op grond van<br />

art. 7:680a BW mogelijk is. Bij de parlem<strong>en</strong>taire behandeling van het wets<strong>voor</strong>stel ter<br />

invoering van art. 7:680a BW is hierover wel gesprok<strong>en</strong>. De minister verwees <strong>voor</strong> de<br />

matiging van e<strong>en</strong> loonvordering in de gevall<strong>en</strong> waarin de vordering niet is gebaseerd op<br />

e<strong>en</strong> vernietiging van de opzegging naar het <strong>bepaalde</strong> in art. 6:248 lid 2 BW. Op grond<br />

van de rechtspraak van de Hoge Raad was eerder e<strong>en</strong> ruime toepassing van de<br />

bevoegdheid e<strong>en</strong> loonvordering te matig<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, de Hoge Raad vond de<br />

bevoegdheid tot loonmatiging toepasselijk ‘<strong>voor</strong> de vordering tot doorbetaling van loon<br />

gegrond op de vernietigbaarheid van de opzegging <strong>en</strong> daarmee op één lijn te stell<strong>en</strong><br />

gevall<strong>en</strong>’. Dit gebeurde in de arrest<strong>en</strong> van 1 juni 1990, NJ 1990, 715 <strong>en</strong> 1 juli 1993, JAR<br />

1993/177. Eerder (zie JAR Verklaard 8 mei 2006) heb ik er op gewez<strong>en</strong> dat de Hoge<br />

Raad deze jurisprud<strong>en</strong>tie niet zou hebb<strong>en</strong> verlat<strong>en</strong> na 1999, nu hij in e<strong>en</strong> ‘terzijdezin’ in<br />

het arrest van 23 september 2005, JAR 2005/252 dat met zoveel woord<strong>en</strong> zegt. Deze zin<br />

luidt: “Hierbij verdi<strong>en</strong>t opmerking dat in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige art. 7:680a BW<br />

zich le<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> overe<strong>en</strong>komstige toepassing.” In mijn volg<strong>en</strong>de JAR Verklaard van 14<br />

oktober 2006 moest ik hierop al terugkom<strong>en</strong>: in het arrest van 14 juli 2006, JAR<br />

2006/190 (Isik/Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel) heeft de Hoge Raad duidelijk overwog<strong>en</strong> dat de<br />

matiging van de loonvordering op de voet van art. 7:6980a BW alle<strong>en</strong> mogelijk is indi<strong>en</strong><br />

“de vordering is gegrond op de vernietigbaarheid van de opzegging of daarmee op e<strong>en</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 165


lijn te stell<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong> van het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rechtsgeldige opzegging”. De vraag is<br />

welke ruimte dit nu nog biedt. In het arrest van 2 maart 2007, JAR 2007/141, stelt het<br />

gerechtshof te ’s-Grav<strong>en</strong>hage de vernietiging van de ontslagname van de werknemer op<br />

e<strong>en</strong> lijn met de vernietiging van de opzegging <strong>en</strong> matigt de deswege toegek<strong>en</strong>de<br />

loonvordering. Betoogd kan word<strong>en</strong> dat het hier gaat om e<strong>en</strong> vernietiging van de<br />

opzegging, zij het e<strong>en</strong> opzegging door de werknemer, zodat de tekst van art. 7:680a BW<br />

hierop direct toeziet. Er is dan ge<strong>en</strong> sprake van op één lijn stell<strong>en</strong>, maar van directe<br />

toepasselijkheid van art. 7:680a BW.<br />

Overig<strong>en</strong>s is er ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> <strong>aan</strong> te nem<strong>en</strong> dat de grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> matiging van de<br />

loonvordering zoals die uit eerderg<strong>en</strong>oemde jurisprud<strong>en</strong>tie blijkt, zou zijn verlat<strong>en</strong>. Met<br />

name <strong>voor</strong> de motivering van de matiging van loonvordering blijft die rechtspraak dus<br />

van belang. Voor die motivering geldt volg<strong>en</strong>s het arrest 19 januari 2001, JAR 2001/25<br />

(Gerrits/De Bie) dat “Indi<strong>en</strong> de rechter tot matiging van e<strong>en</strong> loonvordering wil overg<strong>aan</strong>,<br />

hij (is) gehoud<strong>en</strong> alle bijzonderhed<strong>en</strong> van het geval in onderling verband in <strong>aan</strong>merking<br />

te nem<strong>en</strong>. Tot die bijzonderhed<strong>en</strong> kan behor<strong>en</strong> dat de werknemer, die de bedong<strong>en</strong><br />

arbeid niet meer behoefde te verricht<strong>en</strong>, zich al dan niet voldo<strong>en</strong>de heeft ingespann<strong>en</strong><br />

om elders <strong>aan</strong> de slag te kom<strong>en</strong>.” Deze matigingsgrondslag komt regelmatig terug,<br />

laatstelijk weer in e<strong>en</strong> zaak gepubliceerd in JAR 2008/16, opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de JAR vanwege<br />

de conclusie van de A-G <strong>voor</strong> het arrest van de HR 21 december 2007. Dat arrest zelf<br />

bevat niet veel meer dan e<strong>en</strong> verwijzing naar art. 81 RO, maar in de conclusie gaat A-G<br />

Strikwerda nader in op de rechterlijke motiveringsplicht, waarbij hij wijst op de<br />

motiveringsplicht zoals uit het citaat blijkt. Ook het arrest van de Hoge Raad van 5<br />

oktober 2007, JAR 2007/283 (Linger/Corio) is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vanwege de conclusie van A-G<br />

Strikwerda <strong>voor</strong> dit arrest. De zaak, die hier<strong>voor</strong> reeds is besprok<strong>en</strong>, handelt om e<strong>en</strong><br />

werknemer die op st<strong>aan</strong>de voet wordt ontslag<strong>en</strong>. De werknemer roept naar het oordeel<br />

van het gerechtshof terecht de vernietiging van de opzegging in, omdat het ontslag op<br />

st<strong>aan</strong>de voet niet onverwijld is verle<strong>en</strong>d, hoewel van de red<strong>en</strong> van het ontslag op<br />

st<strong>aan</strong>de voet de werknemer in ieder geval e<strong>en</strong> serieus verwijt te mak<strong>en</strong> valt. De<br />

loonvordering van de werknemer wordt gematigd tot de minimale periode van drie<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. De werknemer di<strong>en</strong>t teg<strong>en</strong> deze matiging tevergeefs cassatieberoep in. E<strong>en</strong><br />

van de klacht<strong>en</strong> luidt dat het gerechtshof bij de beslissing tot matiging van de vordering<br />

e<strong>en</strong> onjuiste maatstaf heeft <strong>aan</strong>gelegd <strong>en</strong> ook had behor<strong>en</strong> te onderzoek<strong>en</strong> of de<br />

persoonlijke omstandighed<strong>en</strong> van de werknemer opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de aard <strong>en</strong> de ernst van<br />

de gevolg<strong>en</strong> van de loonmatiging in <strong>tijd</strong>. De A-G stelt <strong>voor</strong> deze klacht te verwerp<strong>en</strong><br />

omdat uit de gedingstukk<strong>en</strong> niet blijkt dat de werknemer e<strong>en</strong> beroep heeft ged<strong>aan</strong> op die<br />

persoonlijke omstandighed<strong>en</strong>. Maar niet omdat het beroep op die persoonlijke<br />

omstandighed<strong>en</strong> op zich hem onjuist <strong>voor</strong>komt. Dat betek<strong>en</strong>t dat de advocaat van de<br />

werknemer er verstandig <strong>aan</strong> doet om op die persoonlijke omstandighed<strong>en</strong> – indi<strong>en</strong><br />

matiging van de loonvordering dreigt – te wijz<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> loonvordering vaak zal<br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met de vernietiging van e<strong>en</strong> ontslag op st<strong>aan</strong>de voet. In het kader van die<br />

vernietiging is e<strong>en</strong> beroep op de persoonlijke omstandighed<strong>en</strong> van de werknemer toch al<br />

noodzakelijk: daarop moet uitdrukkelijk e<strong>en</strong> beroep word<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong>, zoals hier<strong>voor</strong> al<br />

bleek.<br />

Indi<strong>en</strong> de loonvordering is gegrond op de vernietiging van e<strong>en</strong> ontslag op st<strong>aan</strong>de voet,<br />

lijkt het er sterk op dat de (gegrondheid van de) red<strong>en</strong> van de opzegging mee weegt bij<br />

de beslissing tot loonmatiging. Dat is ook wel begrijpelijk: het voelt niet rechtvaardig als<br />

de werknemer wel degelijk e<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> heeft gegev<strong>en</strong> maar de opzegging op<br />

st<strong>aan</strong>de voet wordt vernietigd weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> formaliteit <strong>en</strong> deswege e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong>lijke<br />

loonvordering zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong>. De indruk zou dan kunn<strong>en</strong> ontst<strong>aan</strong> dat<br />

de werknemer door het veroorzak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> <strong>en</strong> de deswege gedane<br />

opzegging op st<strong>aan</strong>de voet, beter af is dan wanneer ge<strong>en</strong> opzegging zou hebb<strong>en</strong><br />

plaatsgevond<strong>en</strong>. Nu immers kan de werknemer e<strong>en</strong> dubbel inkom<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Bij de<br />

beoordeling van de (on-)<strong>aan</strong>vaardbaarheid van het resultaat word<strong>en</strong> alle<br />

omstandighed<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>, ook die, die tot de loonvordering <strong>aan</strong>leiding zijn geweest, <strong>en</strong><br />

daarmee het resultaat kleur<strong>en</strong>. Wel valt op dat door de loonmatiging de beslissing van de<br />

kantonrechter om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet <strong>voor</strong>waardelijk te ontbind<strong>en</strong>, wordt<br />

doorkruist. Naar mijn waarneming, die <strong>tijd</strong><strong>en</strong>s cursuss<strong>en</strong> ook wel wordt bevestigd,<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 166


word<strong>en</strong> verzoek<strong>en</strong> tot <strong>voor</strong>waardelijke ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wat meer<br />

geweigerd dan <strong>voor</strong>he<strong>en</strong>. In de kolomm<strong>en</strong> van de JAR is dat nog niet duidelijk terug te<br />

vind<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld van het weiger<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong>waardelijk te<br />

ontbind<strong>en</strong> is de hier<strong>voor</strong> besprok<strong>en</strong> zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad<br />

van 5 oktober 2007, JAR 2007/283, zie conclusie A-G onder v <strong>en</strong> de beschikking van de<br />

kantonrechter te Wag<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van 10 januari 2007, JAR 2007/201.<br />

4 Ontbinding van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst in de sport, wielr<strong>en</strong>ner<br />

Hoewel het gaat om e<strong>en</strong> ontbinding is er red<strong>en</strong> onder dit hoofdstukje eerst e<strong>en</strong><br />

beschikking te besprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> wel die van de kantonrechter te Utrecht van 5 december<br />

2007, JAR 2008/6. Het verzoek betreft de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van e<strong>en</strong><br />

beroepswielr<strong>en</strong>ner, waarvan de laatste <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst op grond van art.<br />

7:668a BW wordt geacht te zijn geslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. In deze laatste<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst is ev<strong>en</strong>wel opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst per 31<br />

december 2007 wordt ontbond<strong>en</strong>, zonder dat <strong>aan</strong> de werknemer e<strong>en</strong> vergoeding<br />

toekomt. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zonder <strong>aan</strong> de werknemer<br />

e<strong>en</strong> vergoeding toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, hoewel hij daarom wel had gevraagd, omdat hij me<strong>en</strong>t<br />

dat deze zaak zich niet le<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> toepassing van de in de kantonrechtersformule<br />

g<strong>en</strong>oemde uitgangspunt<strong>en</strong>. De kantonrechter ziet <strong>aan</strong>leiding “<strong>aan</strong>sluiting te zoek<strong>en</strong> bij<br />

hetge<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> andere, grotere, groep professionele topsporters is geregeld, te wet<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> beroepsvoetballers. Voor deze beroepsgroep is toepassing gegev<strong>en</strong> <strong>aan</strong> artikel<br />

7:668a, lid 5, BW <strong>en</strong> is bij CAO geregeld dat nooit e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontstaat.” De kantonrechter komt daarom niet meer <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> vergoeding<br />

toe. E<strong>en</strong> merkwaardige beschikking, omdat e<strong>en</strong> arbeidsrechtelijke gelijkstelling tuss<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> voetballer <strong>en</strong> e<strong>en</strong> wielr<strong>en</strong>ner al merkwaardig <strong>voor</strong>komt, maar zeker omdat de<br />

arbeidsrechtelijke positie van de voetballer <strong>voor</strong>al is geregeld door e<strong>en</strong> cao <strong>en</strong> die van de<br />

wielr<strong>en</strong>ner niet. In de voetbal-cao zijn niet alle<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> gemaakt over de hoogte van<br />

de lon<strong>en</strong>, maar is ook e<strong>en</strong> afwijking van de ket<strong>en</strong>regeling overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Deze<br />

afwijking, waar de kantonrechter op doelt, is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> in artikel 6 van die cao<br />

<strong>voor</strong> de Contractspelers Betaald Voetbal. In datzelfde artikel is ev<strong>en</strong>wel bepaald dat de<br />

werkgever die de arbeidsovere<strong>en</strong>komst laat eindig<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> werknemer die reeds vijf<br />

jaar of langer in di<strong>en</strong>st is <strong>en</strong> die niet meer dan drie keer het maximumdagloon verdi<strong>en</strong>t,<br />

recht heeft op e<strong>en</strong> vergoeding van minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> m<strong>aan</strong>dsalaris per di<strong>en</strong>stjaar. De<br />

wielr<strong>en</strong>ner in deze zaak voldoet <strong>aan</strong> de norm<strong>en</strong> van de voetbal-cao om <strong>voor</strong> die<br />

vergoeding in <strong>aan</strong>merking te kom<strong>en</strong>. Als de kantonrechter dus al e<strong>en</strong> vergelijking met<br />

e<strong>en</strong> voetballer wil mak<strong>en</strong>, zou het <strong>voor</strong> de hand hebb<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> dat hij dat dan ook goed<br />

zou hebb<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong>, dus met toepassing van de cao, maar dat lijkt niet het geval. En dat<br />

terwijl de cao e<strong>en</strong>voudig is te raadpleg<strong>en</strong> op de website van het ministerie van Sociale<br />

Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid (www.cao.szw.nl). Iets anders is dat uitdrukkelijk is<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat de werknemer ge<strong>en</strong> vergoeding toekomt. De rechter is <strong>aan</strong> die<br />

bepaling niet gebond<strong>en</strong>, maar kan zich daar<strong>aan</strong> wel wat geleg<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>. De<br />

vergelijking met de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> vergoeding dringt zich in dit kader wellicht op.<br />

Hoewel de Hoge Raad zich rec<strong>en</strong>telijk niet meer over de exclusiviteit van de<br />

ontbindingsvergoeding heeft uitgelat<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>t deze leer nog steeds ook dat indi<strong>en</strong><br />

partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>bepaalde</strong> beëindigingsvergoeding zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>, als uitgangspunt<br />

di<strong>en</strong>t te geld<strong>en</strong> dat die overe<strong>en</strong>komst wordt nagekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat die nakoming naast de in<br />

de ontbindingsprocedure toegek<strong>en</strong>de vergoeding staat. Andersom is dat minder goed<br />

d<strong>en</strong>kbaar: de rechter kan bij het bepal<strong>en</strong> van de vergoeding er ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing mee<br />

houd<strong>en</strong> dat de overe<strong>en</strong>komst, dat zonder vergoeding zal word<strong>en</strong> beëindigd, zal word<strong>en</strong><br />

nagekom<strong>en</strong> als hij toch e<strong>en</strong> vergoeding toek<strong>en</strong>t. Als de rechter me<strong>en</strong>t dat partij<strong>en</strong> <strong>aan</strong><br />

het beding (dat wordt beëindigd zonder vergoeding t<strong>en</strong> laste van de werkgever <strong>aan</strong> de<br />

werknemer) partij<strong>en</strong> bindt <strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> is dat beding naar maatstav<strong>en</strong> van<br />

redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid on<strong>aan</strong>vaardbaar te acht<strong>en</strong>, zou de rechter de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst op die grond zonder toek<strong>en</strong>ning van e<strong>en</strong> vergoeding kunn<strong>en</strong><br />

ontbind<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 167


5 Tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> afwijking van art. 7:668a BW bij cao<br />

En met de voetbal-cao vergelijkbare cao komt <strong>aan</strong> de orde in het arrest van het<br />

gerechtshof te Amsterdam van 26 juli 2007, JAR 2007/243. De zaak handelt om de<br />

vordering van e<strong>en</strong> concertvioliste die stelt dat ze e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> heeft. Zij was laatstelijk in di<strong>en</strong>st van de Stichting Remplaçant<strong>en</strong> van het<br />

Concertgebouworkest, <strong>en</strong> had in de loop van de <strong>tijd</strong> daar <strong>en</strong> bij de rechts<strong>voor</strong>gangers e<strong>en</strong><br />

fors <strong>aan</strong>tal (honderd<strong>en</strong>) <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>. Op de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de stichting <strong>en</strong> de violiste zijn steeds de bepaling<strong>en</strong> van<br />

de cao <strong>voor</strong> remplaçant<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de Nederlandse orkest<strong>en</strong> van toepassing verklaard. In<br />

deze cao is bepaald: “Het di<strong>en</strong>stverband wordt <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Artikel<br />

668a van het BW is niet van toepassing, waardoor in ge<strong>en</strong> geval e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> ontstaat.” De cao k<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> loop<strong>tijd</strong> van 1<br />

november 2000 tot 31 oktober 2001 <strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de cao trad in werking (ik laat het<br />

probleem van art. 4 van de Wet op de Loonvorming hier maar buit<strong>en</strong> beschouwing, zie<br />

daarover laatstelijk: E. Verhulp, De terugwerk<strong>en</strong>de kracht van bepaling<strong>en</strong> van de cao <strong>en</strong><br />

art. 4 WLV: <strong>en</strong>ige beschouwing<strong>en</strong> naar <strong>aan</strong>leiding van e<strong>en</strong> website, in: E<strong>en</strong> inspirer<strong>en</strong>de<br />

Fase in het sociaal recht, liber <strong>voor</strong> prof. mr. Wil Fase, Zutph<strong>en</strong> 2007, p. 99 e.v.) op 1<br />

april 2002 <strong>en</strong> expireerde op 1 april 2004. In de periode tuss<strong>en</strong> de gelding van deze cao’s<br />

(van 31 oktober 2001 tot 1 april 2002) hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> vijf <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> zonder onderbreking van meer dan drie m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>.<br />

Steeds is in deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> de cao <strong>voor</strong> de remplaçant<strong>en</strong> van toepassing<br />

verklaard. Het hof overweegt dat nu de cao niet heeft gegold<strong>en</strong> in die periode, <strong>en</strong> de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> steeds zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>en</strong> geëindigd in de periode dat de cao was<br />

geëxpireerd, zodat van nawerking van de cao ge<strong>en</strong> sprake kan zijn, de afwijking van art.<br />

7:668a BW niet geldig heeft plaatsgevond<strong>en</strong>. Nu in de cao-loze periode meer dan drie<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn geslot<strong>en</strong> wordt de laatste geacht te zijn geslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>.<br />

Opvall<strong>en</strong>d is dat het hof t<strong>en</strong> overvloede overweegt; “Het hof merkt op dat e<strong>en</strong> CAO als de<br />

onderhavige, waarin het ontst<strong>aan</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> zonder<br />

meer <strong>voor</strong> al<strong>tijd</strong> is uitgeslot<strong>en</strong>, waarschijnlijk in strijd is met de Richtlijn 1999/70/EG. Het<br />

hof kan dit verder onbesprok<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>….” In de g<strong>en</strong>oemde richtlijn is bepaald dat de<br />

regeling van <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in de lidstat<strong>en</strong> in ieder geval moet voldo<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong> e<strong>en</strong> van de volg<strong>en</strong>de beperking<strong>en</strong> van de mogelijkheid om onbeperkt <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> te sluit<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> beperking in <strong>aan</strong>tal ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> beperking in duur van de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

of e<strong>en</strong> beperking in de red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het sluit<strong>en</strong> van de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>.<br />

De Nederlandse wetgeving voldoet <strong>aan</strong> twee uit drie: art. 7:668a BW beperkt de<br />

<strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zowel in <strong>aan</strong>tal (niet meer dan drie) als in duur (niet<br />

langer dan 36 m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>). Dat wordt anders als cao-partij<strong>en</strong> gebruik mak<strong>en</strong> van de<br />

bevoegdheid af te wijk<strong>en</strong> van deze wettelijke bepaling <strong>en</strong> de beperking<strong>en</strong> die de wet<br />

stelt, alsnog helemaal uitsluit<strong>en</strong>. Nu <strong>voor</strong>al in de kunst<strong>en</strong>sector e<strong>en</strong> dergelijke gehele<br />

uitsluiting niet ongebruikelijk is, kan het di<strong>en</strong>stig zijn cao-partij<strong>en</strong> <strong>aan</strong> te bevel<strong>en</strong> hun cao<br />

op dit punt <strong>aan</strong> te pass<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> beroep op afwijking kracht<strong>en</strong>s de cao van driekwart dwing<strong>en</strong>d recht komt de<br />

werkgever niet zonder meer toe. Dat kan <strong>aan</strong> de orde zijn als het gaat om de toepassing<br />

van e<strong>en</strong> cao waar<strong>aan</strong> de werkgever weliswaar gebond<strong>en</strong> is, maar de werknemer niet,<br />

terwijl de incorporatie van die cao niet duidelijk <strong>en</strong> ondubbelzinnig is geschied. Van dat<br />

laatste kan sprake zijn als de cao sterk is gewijzigd (t<strong>en</strong> nadele van de werknemer), wat<br />

vaak sam<strong>en</strong>hangt met e<strong>en</strong> verandering van de vakbond<strong>en</strong> die de cao hebb<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> mooi <strong>voor</strong>beeld van die problematische toepassing is te vind<strong>en</strong> bij de laatste Horecacao.<br />

De laatste versie van deze cao geldt van 1 juli 2005 tot 31 augustus 2008, <strong>en</strong> is<br />

alle<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> met de vakbond De Unie. De <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de Horeca-cao’s werd<strong>en</strong> mede<br />

geslot<strong>en</strong> door de FNV– <strong>en</strong> CNV horecabond<strong>en</strong>, maar deze laatste niet, wat tot e<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>zi<strong>en</strong>lijke verslechtering van de rechtspositie van werknemers heeft geleid. Zo k<strong>en</strong>t de<br />

laatste versie van de cao e<strong>en</strong> gehele uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting in<br />

geval de werknemer ge<strong>en</strong> arbeid verricht, hoewel het niet verricht<strong>en</strong> van de arbeid <strong>voor</strong><br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 168


isico van de werkgever komt. Deze bepaling uit de cao hebb<strong>en</strong> de kantonrechter te<br />

Hilversum in zijn <strong>voor</strong>lopige <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ingsvonnis van 1 februari 2006, JAR 2006/ 57 <strong>en</strong> de<br />

kantonrechter te Utrecht in het vonnis van 25 juli 2006, JAR 2007/81 eerder buit<strong>en</strong><br />

toepassing verklaard <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> werknemer, van wie in de arbeidsovere<strong>en</strong>komst de<br />

toepassing van de Horeca-cao was overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Beide rechters vond<strong>en</strong> de<br />

toepassing van de loonuitsluitingsbepaling naar maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid<br />

on<strong>aan</strong>vaardbaar. Ook k<strong>en</strong>t de laatste cao e<strong>en</strong> afwijking van art. 7:668a BW, die er op<br />

neer komt dat de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst pas wordt geacht te zijn e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> periode van zestig m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> wordt<br />

overschred<strong>en</strong> dan wel indi<strong>en</strong> meer dan zes <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> elkaar<br />

hebb<strong>en</strong> opgevolgd zonder onderbreking van meer dan één m<strong>aan</strong>d. In het eerder<br />

besprok<strong>en</strong> vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 12 december 2007, JAR 2008/30,<br />

wordt de rechterlijke lijn t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de afwijking van art. 7:628 BW <strong>voor</strong>tgezet ook<br />

t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de afwijking van art. 7:668a BW. De kantonrechter overweegt: “Het<br />

incorporatiebeding in de considerans van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst beperkt zich weliswaar<br />

niet expliciet tot de CAO-Horeca welke gold op het <strong>tijd</strong>stip van het sluit<strong>en</strong> van de<br />

overe<strong>en</strong>komst. E<strong>en</strong> bezwaar teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ruime uitleg van dat beding is ev<strong>en</strong>wel, dat eerst<br />

de nadi<strong>en</strong> tot stand gekom<strong>en</strong> CAO-Horeca 2005 de <strong>voor</strong> de werknemer minder gunstige<br />

afwijking van artikel 7:668a lid 1 BW behelsde. Die bepaling kwam immers in de<br />

algeme<strong>en</strong> verbind<strong>en</strong>d verklaarde CAO-Horeca 2003/2004 niet <strong>voor</strong>. Zoals de<br />

kantonrechter alhier in zijn door beide partij<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde vonnis d.d. 25 juli 2006 (JAR<br />

2007/81) heeft overwog<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t in beginsel te word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>vaard dat ook met e<strong>en</strong><br />

(kleinere) vakbond <strong>en</strong> zonder dat met name FNV <strong>en</strong> CNV meedo<strong>en</strong>, toch e<strong>en</strong><br />

rechtsgeldige CAO kan word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> waarin van dwing<strong>en</strong>de wetsbepaling<strong>en</strong> kan<br />

word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong>. Zoals in dat vonnis is overwog<strong>en</strong> moet HR (JAR 2003/19) niet aldus<br />

word<strong>en</strong> uitgelegd dat t<strong>en</strong>minste twee vakorganisaties nodig zijn bij e<strong>en</strong> door de Hoge<br />

Raad bedoelde legitimatie van afwijking via driekwart dwing<strong>en</strong>d recht. In lijn met het<br />

vonnis d.d. 25 juli 2006 acht de kantonrechter in het onderhavige geval (ook)<br />

omstandighed<strong>en</strong> <strong>aan</strong>wezig welke het naar maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong> billijkheid<br />

on<strong>aan</strong>vaardbaar do<strong>en</strong> zijn dat de werkgever e<strong>en</strong> beroep doet op de substantiële afwijking<br />

via driekwart dwing<strong>en</strong>d recht.” E<strong>en</strong> afwijking in de cao van het <strong>bepaalde</strong> in art. 7:668a<br />

BW is dus niet zonder meer rechtsgeldig: steeds zal moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beoordeeld of de<br />

werknemer <strong>aan</strong> die afwijking kan word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>.<br />

6 Stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting van de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

Art. 7:668 BW regelt de rechtspositie van partij<strong>en</strong> in het geval de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

stilzwijg<strong>en</strong>d wordt <strong>voor</strong>tgezet. In dat geval geldt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt<br />

geacht te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong>, doch t<strong>en</strong> hoogste <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar, onder de<br />

vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>. Op grond van deze bepaling heeft de werkgever het risico van<br />

het stilzwijg<strong>en</strong>d <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. Het gebeurt wel in moderne organisaties, waar het<br />

personeelswerk deels wordt overgelat<strong>en</strong> <strong>aan</strong> managers, dat e<strong>en</strong> werknemer teg<strong>en</strong> het<br />

einde van de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst niets te hor<strong>en</strong> krijgt <strong>en</strong> daarom het werk<br />

blijft <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. Als de werkgever de werknemer langdurig toelaat, <strong>en</strong> de werknemer<br />

<strong>aan</strong> het einde van de m<strong>aan</strong>d om zijn loon vraagt, zal over het algeme<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Maar in ons juridisch systeem, dat<br />

gericht is op wilsovere<strong>en</strong>stemming, kan e<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet al te snel word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De werknemer die e<strong>en</strong> paar<br />

dag<strong>en</strong> na einde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst doorwerkt <strong>en</strong> niet mete<strong>en</strong> huiswaarts wordt<br />

gezond<strong>en</strong>, laat – indi<strong>en</strong> die werknemer weet dat de werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

niet wil <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> – daarmee ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting van de <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

ontst<strong>aan</strong>. Ik b<strong>en</strong> hierop al uitvoeriger ingeg<strong>aan</strong> in JAR-Verklaard 14 oktober 2006, p. 3<br />

<strong>en</strong> 4. Op 19 oktober 2007, JAR 2007/284 heeft de Hoge Raad arrest gewez<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zaak<br />

over de stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Het handelt<br />

om e<strong>en</strong> werkneemster die na e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst van e<strong>en</strong> jaar e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> krijgt <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>, die ze niet<br />

<strong>aan</strong>vaardt. Het toegezond<strong>en</strong> contract ondertek<strong>en</strong>t ze niet <strong>en</strong> stuurt ze niet terug. Ze blijft<br />

ev<strong>en</strong>wel haar werkzaamhed<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> twee wek<strong>en</strong> <strong>voor</strong> afloop de door de<br />

werkgever <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> duur van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst laat de werkgever wet<strong>en</strong> dat<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege zal eindig<strong>en</strong>. De werkneemster verzet zich daar<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 169


teg<strong>en</strong> met de stelling dat nu de tweede <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> de duur van<br />

twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> niet tot stand is gekom<strong>en</strong>, er vanuit geg<strong>aan</strong> moet word<strong>en</strong> dat de <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst stilzwijg<strong>en</strong>d is verl<strong>en</strong>gd <strong>voor</strong> de duur van e<strong>en</strong> jaar. De werkgever<br />

laat e<strong>en</strong> onzekerheid in stand die de wetgever met het <strong>bepaalde</strong> in art. 7:668 BW nu<br />

juist heeft will<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> door in geval van die onzekerheid e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzetting <strong>voor</strong><br />

dezelfde duur onder dezelfde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> te schrijv<strong>en</strong>. De werkneemster me<strong>en</strong>t<br />

dat als de werkgever dit gevolg niet had gewild, het op de weg van werkgever had<br />

geleg<strong>en</strong> nadere maatregel<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong>, zoals haar de toegang tot het werk te weiger<strong>en</strong>.<br />

In ieder geval me<strong>en</strong>t de werkneemster dat de nu best<strong>aan</strong>de onduidelijkheid over de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> risico van de werkgever di<strong>en</strong>t te kom<strong>en</strong>. De Hoge Raad<br />

verwerpt die stelling: “Voor de toepassing van art. 7:668 lid 1 komt het – zoals nader<br />

uite<strong>en</strong>gezet in de conclusie van de plaatsvervang<strong>en</strong>d Procureur-G<strong>en</strong>eraal onder 9 – in<br />

e<strong>en</strong> geval als dit erop <strong>aan</strong> of de werknemer op grond van gedraging<strong>en</strong> van de werkgever<br />

heeft mog<strong>en</strong> <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst na afloop van de <strong>tijd</strong> waar<strong>voor</strong> deze<br />

was <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> stilzwijg<strong>en</strong>d werd <strong>voor</strong>tgezet. Het hof heeft dit ge<strong>en</strong>szins misk<strong>en</strong>d. In zijn<br />

hier<strong>voor</strong> in 3.2 <strong>aan</strong>gehaalde oordeel ligt immers beslot<strong>en</strong> dat Emergis er<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst (anders dan werkneemster, niet <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> jaar doch) slechts <strong>voor</strong><br />

de duur van twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> wilde <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. Bij dat uitgangspunt heeft het hof met<br />

juistheid geoordeeld dat na 31 juli 2002 ge<strong>en</strong> sprake is geweest van ''<strong>voor</strong>tzetting zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak'' als bedoeld in art. 7:668 lid 1. Hierop stuit onderdeel 1 ook <strong>voor</strong> het<br />

overige af.” Deze overweging is overe<strong>en</strong>komstig de lez<strong>en</strong>swaardige conclusie van A-G De<br />

Vries L<strong>en</strong>tsch – Kost<strong>en</strong>se, die schrijft dat het: “erom gaat of de werknemer in e<strong>en</strong><br />

gegev<strong>en</strong> geval op grond van de gedraging<strong>en</strong> van de werkgever heeft mog<strong>en</strong> <strong>aan</strong>nem<strong>en</strong><br />

dat de overe<strong>en</strong>komst na afloop van de <strong>tijd</strong> waar<strong>voor</strong> deze was <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, stilzwijg<strong>en</strong>d<br />

werd <strong>voor</strong>tgezet. Ter bescherming van de werknemer die in e<strong>en</strong> zodanig geval in<br />

onzekerheid verkeert omtr<strong>en</strong>t de vraag of de overe<strong>en</strong>komst op dezelfde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong> is <strong>voor</strong>tgezet, verbindt art. 7:668 lid 1 BW <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> zodanig geval<br />

waarin de overe<strong>en</strong>komst ''zonder teg<strong>en</strong>spraak” is <strong>voor</strong>tgezet, het rechtsgevolg dat de<br />

overe<strong>en</strong>komst wordt geacht te zijn <strong>voor</strong>tgezet op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> (telk<strong>en</strong>s t<strong>en</strong><br />

hoogste <strong>voor</strong> één jaar)”. De werkgever heeft er ge<strong>en</strong> misverstand over lat<strong>en</strong> best<strong>aan</strong><br />

<strong>voor</strong> t<strong>en</strong> hoogste twee m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te will<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>. Nu niet<br />

volgehoud<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> dat de werkneemster in deze zaak in onzekerheid verkeerde<br />

over de bedoeling<strong>en</strong> van de werkgever, ligt het <strong>voor</strong> de hand ge<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de<br />

<strong>voor</strong>tzetting –dus zonder teg<strong>en</strong>spraak – <strong>aan</strong> te nem<strong>en</strong>. Ook dit arrest bevestigt de lijn<br />

dat niet e<strong>en</strong>voudig <strong>voor</strong>tzetting zonder teg<strong>en</strong>spraak kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> als de<br />

werknemer de andere bedoeling van de werkgever k<strong>en</strong>t. Het is dan wel zaak daarover<br />

t<strong>en</strong> opzichte van de werknemer ge<strong>en</strong> onduidelijkheid te lat<strong>en</strong> best<strong>aan</strong>.<br />

Prof. mr. E. Verhulp<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 170


Hof Leeuward<strong>en</strong> 22 februari 2011, JAR 2011,89<br />

JAR 2011/89<br />

Gerechtshof Leeuward<strong>en</strong><br />

22 februari 2011, 200.078.172/01.<br />

( mr. De Hek<br />

mr. Groefsema<br />

mr. Wind )<br />

X BV te Oosterhout,<br />

appellante,<br />

in eerste <strong>aan</strong>leg: eiseres in conv<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> verweerster in reconv<strong>en</strong>tie,<br />

advocaat: mr. P.H. Louwers, kantoorhoud<strong>en</strong>de te ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch,<br />

die tev<strong>en</strong>s gepleit heeft,<br />

teg<strong>en</strong><br />

1. de werknemer te Nieuwehorne, geme<strong>en</strong>te Heer<strong>en</strong>ve<strong>en</strong>,<br />

2. Y BV te Paes<strong>en</strong>s, geme<strong>en</strong>te Dongeradeel,<br />

geïntimeerd<strong>en</strong>,<br />

in eerste <strong>aan</strong>leg: gedaagd<strong>en</strong> in conv<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> eisers in reconv<strong>en</strong>tie,<br />

advocaat: mr. T.S. Nicolaï, kantoorhoud<strong>en</strong>de te Groning<strong>en</strong>,<br />

die tev<strong>en</strong>s gepleit heeft.<br />

Concurr<strong>en</strong>tiebeding, arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> schriftelijkheidsvereiste<br />

[BW - 7:653]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

De werknemer is op 1 september 2003 <strong>voor</strong> zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> bij de werkgever in di<strong>en</strong>st<br />

getred<strong>en</strong> als technisch adviseur buit<strong>en</strong>di<strong>en</strong>st. De werkgever verkoopt hang- <strong>en</strong> sluitwerk.<br />

Daartoe behor<strong>en</strong> ook draaideurautomat<strong>en</strong>. In de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de werknemer verbiedt om gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> jaar na<br />

het einde van het di<strong>en</strong>stverband werkzaam te zijn in e<strong>en</strong> bedrijf dat gelijksoortig of<br />

verwant is <strong>aan</strong> dat van de werkgever. Op 27 februari 2004 wordt de <strong>tijd</strong>elijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst verl<strong>en</strong>gd, opnieuw <strong>voor</strong> de duur van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Dit wordt<br />

vastgelegd in e<strong>en</strong> schriftelijke <strong>aan</strong>vulling op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Ook het salaris<br />

wordt <strong>aan</strong>gepast. In de <strong>aan</strong>vulling wordt vermeld dat de overige bepaling<strong>en</strong> in de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst ongewijzigd blijv<strong>en</strong>. Op 20 augustus 2004 wordt de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst omgezet in e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. Wederom<br />

wordt dit vastgelegd in e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>vulling op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Ook daarin wordt<br />

<strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong> dat de overige bepaling<strong>en</strong> ongewijzigd blijv<strong>en</strong>. Per 1 augustus 2010 neemt<br />

de werknemer ontslag <strong>en</strong> treedt hij als verkoopleider in di<strong>en</strong>st bij e<strong>en</strong> bedrijf dat zich<br />

richt op de verkoop, de montage <strong>en</strong> het onderhoud van automat<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het automatisch<br />

op<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> van deur<strong>en</strong>. De werkgever stelt dat dit in strijd is met het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding. Hij vordert in kort geding naleving van het concurr<strong>en</strong>tiebeding. De<br />

kantonrechter wijst de vordering af op de grond dat ge<strong>en</strong> sprake is van concurr<strong>en</strong>tie. De<br />

werkgever gaat in hoger beroep.<br />

Het hof behandelt eerst het verweer van de werknemer dat het concurr<strong>en</strong>tiebeding niet<br />

rechtsgeldig is, omdat dit bij de verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> <strong>en</strong> de omzetting daarvan in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> expliciet<br />

opnieuw had moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Het hof volgt dit standpunt niet. Naar het<br />

oordeel van het hof hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> met de <strong>aan</strong>vulling op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet<br />

beoogd e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong>, maar hebb<strong>en</strong> zij de best<strong>aan</strong>de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst – op de onderdel<strong>en</strong> duur <strong>en</strong> salaris – gewijzigd. Daarom was er<br />

ge<strong>en</strong> noodzaak om het concurr<strong>en</strong>tiebeding te herbevestig<strong>en</strong>. Dit had anders kunn<strong>en</strong> zijn,<br />

aldus het hof, als het concurr<strong>en</strong>tiebeding door de verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

zwaarder was g<strong>aan</strong> drukk<strong>en</strong>, maar dat is niet het geval. Het hof deelt het standpunt van<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 171


de kantonrechter dat de werknemer zich niet schuldig maakt <strong>aan</strong> door het beding<br />

verbod<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tie. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> valt e<strong>en</strong> belang<strong>en</strong>afweging in zijn <strong>voor</strong>deel uit, gelet<br />

op de positieverbetering die de werknemer bij zijn nieuwe werkgever krijgt. De vordering<br />

van de werkgever wordt dus ook in appèl afgewez<strong>en</strong>.<br />

NB. Over de vraag of e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding expliciet moet word<strong>en</strong> herbevestigd bij<br />

verl<strong>en</strong>ging van e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>elijk contract verschill<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Zie anders: Ktr Helmond,<br />

«JAR» 2010/301. E<strong>en</strong> discussiepunt is ook wanneer sprake is van e<strong>en</strong> nieuw of wanneer<br />

van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet contract. Vgl. ook Hof Amsterdam, «JAR» 1998/125.<br />

beslissing/besluit<br />

» Uitspraak<br />

Het geding in eerste instantie<br />

(...; red.)<br />

Het geding in hoger beroep<br />

(...; red.)<br />

De griev<strong>en</strong><br />

(...; red.)<br />

De beoordeling<br />

Vastst<strong>aan</strong>de feit<strong>en</strong><br />

1. Teg<strong>en</strong> de vaststelling van de feit<strong>en</strong> in rechtsoverweging 2 (2.1 tot <strong>en</strong> met 2.16) van<br />

het vonnis van de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter zijn ge<strong>en</strong> griev<strong>en</strong> gericht, zodat ook in appel van<br />

deze feit<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> uitgeg<strong>aan</strong>. Deze feit<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, tezam<strong>en</strong> met hetge<strong>en</strong> in appel<br />

verder nog over de feit<strong>en</strong> is geblek<strong>en</strong> – in het kort – op het volg<strong>en</strong>de neer.<br />

1.1. De werknemer is op 1 september 2003 op basis van e<strong>en</strong> schriftelijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst d.d. 2 mei 2003 <strong>voor</strong> de duur van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong><br />

bij H. van Nelf<strong>en</strong> Bouwbeslag B.V., e<strong>en</strong> rechts<strong>voor</strong>gangster van X, in de functie van<br />

technisch adviseur buit<strong>en</strong>di<strong>en</strong>st. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst bevatte, in artikel 8, e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding, waar<strong>aan</strong> e<strong>en</strong> boetebeding verbond<strong>en</strong> was. Lid 1 van deze bepaling<br />

luidde als volgt:<br />

“De werknemer verplicht zich bij het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van de di<strong>en</strong>stbetrekking bij de werkgever,<br />

gedur<strong>en</strong>de de di<strong>en</strong>stbetrekking <strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> periode van één jaar na het beëindig<strong>en</strong><br />

van de di<strong>en</strong>stbetrekking niet op te tred<strong>en</strong> als zelfstandig ondernemer, als loontrekk<strong>en</strong>de<br />

in di<strong>en</strong>st van derd<strong>en</strong>, dan wel anderszins direct of indirect om niet of teg<strong>en</strong> betaling, of<br />

hierbij op <strong>en</strong>igerlei wijze belang te hebb<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bedrijf gelijksoortig of verwant <strong>aan</strong> het<br />

bedrijf van de werkgever.”<br />

1.2. Op 27 februari 2004 zijn partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> schriftelijke “<strong>aan</strong>vulling op de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst” overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. In deze overe<strong>en</strong>komst zijn zij <strong>en</strong>kele<br />

wijziging<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 2 mei 2003 overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>, te wet<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tzetting van de duur van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> periode van zes<br />

m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>aan</strong>passing van het salaris.<br />

1.3. Op 20 augustus 2004 hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> opnieuw e<strong>en</strong> als “<strong>aan</strong>vulling op de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst” <strong>aan</strong>geduid stuk ondertek<strong>en</strong>d. In dat stuk is <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong> dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt omgezet in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> dat het salaris van de werknemer met ingang van 1 september 2004<br />

wordt gewijzigd. Verder wordt in het stuk, ev<strong>en</strong>als in dat van 27 februari 2004, vermeld:<br />

“De overige bepaling<strong>en</strong> in de arbeidsovere<strong>en</strong>komst blijv<strong>en</strong> ongewijzigd.”<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 172


1.4. X heeft drie afdeling<strong>en</strong>:<br />

– de afdeling kunststof, die zich toelegt op de advisering van mechanisch hang- <strong>en</strong><br />

sluitwerk <strong>aan</strong> de kunststofkozijn<strong>en</strong>industrie;<br />

– de afdeling aluminium, die zich toelegt op de advisering <strong>en</strong> verkoop van mechanisch<br />

hang- <strong>en</strong> sluitwerk <strong>aan</strong> de aluminiumkozijn<strong>en</strong>industrie;<br />

– de afdeling elektro, die is gespecialiseerd in de advisering <strong>en</strong> verkoop van het<br />

elektrisch beslag. Verkoop hiervan vindt plaats <strong>aan</strong> beveiligingsbedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>aan</strong> de<br />

aluminiumkozijn<strong>en</strong>industrie.<br />

1.5. De werknemer was bij X werkzaam bij de afdeling aluminiumindustrie. Zijn<br />

verkoopgebied was Noord Nederland, met inbegrip van Overijssel, Utrecht <strong>en</strong> Noord<br />

Holland. Hij werkte vanuit huis. De werknemer was ongeveer e<strong>en</strong>maal per 14 dag<strong>en</strong> in<br />

Oosterhout, op het hoofdkantoor van X, <strong>aan</strong>wezig.<br />

1.6. Op 20 mei 2010 heeft de werknemer de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met X schriftelijk<br />

opgezegd teg<strong>en</strong> 1 augustus 2010. Diezelfde dag zijn de werknemer <strong>en</strong> Y e<strong>en</strong> schriftelijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Op grond van deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst treedt de werknemer per<br />

1 augustus 2010 <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> bij Y in di<strong>en</strong>st als verkoopleider.<br />

1.7. Op 27 mei 2010 was in het handelsregister opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat Y (to<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong><br />

v<strong>en</strong>nootschap in oprichting) zich bezig houdt met verkoop <strong>en</strong> montage <strong>en</strong> onderhoud van<br />

automat<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het automatisch op<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> van deur<strong>en</strong>, in de ruimste zin van het<br />

woord.<br />

1.8. In e<strong>en</strong> brief van 11 juni 2010 heeft X de werknemer lat<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> dat zijn<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> bij Y rechtstreeks concurrer<strong>en</strong>d zull<strong>en</strong> zijn met de werkzaamhed<strong>en</strong> van<br />

X <strong>en</strong> dat dit hem niet is toegest<strong>aan</strong>.<br />

1.9. Nadi<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> gecorrespondeerd over de vraag of sprake is van e<strong>en</strong><br />

sch<strong>en</strong>ding van het concurr<strong>en</strong>tiebeding. In die correspond<strong>en</strong>tie heeft X zich ook op het<br />

standpunt gesteld dat Y onrechtmatig jeg<strong>en</strong>s haar handelt door de werknemer in di<strong>en</strong>st<br />

te nem<strong>en</strong>.<br />

1.10. X heeft de werknemer bij brief van 18 juni 2010 op non actief gesteld.<br />

1.11. De werknemer is op 1 augustus 2010 bij Y in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong>.<br />

Procedure in eerste <strong>aan</strong>leg<br />

2. X heeft de werknemer <strong>en</strong> Y gedagvaard <strong>en</strong> na wijziging van eis gevorderd dat de<br />

werknemer gelast wordt zijn activiteit<strong>en</strong> <strong>voor</strong> Y te beëindig<strong>en</strong> op straffe van verbeurte<br />

van e<strong>en</strong> dwangsom. T<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van Y heeft X gevorderd, primair, dat Y wordt<br />

veroordeeld de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met de werknemer te beëindig<strong>en</strong> <strong>en</strong>, subsidiair, dat<br />

Y wordt veroordeeld de werknemer niet langer <strong>voor</strong> haar actief te lat<strong>en</strong> zijn, zowel<br />

primair als subsidiair op straffe van verbeurte van e<strong>en</strong> dwangsom.<br />

3. De <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter heeft de vordering<strong>en</strong> van X afgewez<strong>en</strong>. Zij heeft daartoe<br />

allereerst overwog<strong>en</strong> dat de werknemer door <strong>voor</strong> Y, e<strong>en</strong> bedrijf dat<br />

schuifdeurautomat<strong>en</strong> verkoopt, werkzaam te zijn niet in di<strong>en</strong>st is bij e<strong>en</strong> bedrijf dat<br />

verwant is <strong>aan</strong> X, e<strong>en</strong> bedrijf dat draaideurautomat<strong>en</strong> verkoopt. De <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter<br />

heeft verder overwog<strong>en</strong> dat niet <strong>aan</strong>nemelijk is dat de werknemer t<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>e van zijn<br />

ontslagname wist dat X zich zou g<strong>aan</strong> toelegg<strong>en</strong> op de verkoop van elektrische<br />

schuifdeurautomat<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte heeft de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter overwog<strong>en</strong> dat X haar<br />

vrees dat Y draaideurautomat<strong>en</strong> zal g<strong>aan</strong> verkop<strong>en</strong> niet <strong>aan</strong>nemelijk heeft gemaakt. Nu<br />

van sch<strong>en</strong>ding van het concurr<strong>en</strong>tiebeding door de werknemer ge<strong>en</strong> sprake is, strand<strong>en</strong><br />

de vordering<strong>en</strong> van X, aldus de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 173


4. De <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter heeft de reconv<strong>en</strong>tionele vordering van de werknemer tot<br />

schorsing van het concurr<strong>en</strong>tiebeding tot op het mom<strong>en</strong>t waarop in de bodemprocedure<br />

vonnis zal zijn gewez<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong>. Zij heeft daartoe overwog<strong>en</strong> dat nu de werknemer<br />

het concurr<strong>en</strong>tiebeding niet heeft overtred<strong>en</strong> de <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> schorsing van het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding noodzakelijk belang<strong>en</strong>afweging in zijn <strong>voor</strong>deel uitvalt.<br />

Wijziging van eis <strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>d belang<br />

5. Bij geleg<strong>en</strong>heid van het pleidooi in hoger beroep heeft X haar primaire vordering op Y<br />

ingetrokk<strong>en</strong>. Het hof zal van deze aldus gewijzigde vordering uitg<strong>aan</strong>.<br />

6. X heeft, nu de loop<strong>tijd</strong> van het concurr<strong>en</strong>tiebeding nog niet verstrek<strong>en</strong> is, ook in appel<br />

e<strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>d belang bij haar vordering<strong>en</strong>.<br />

Bespreking van de grief<br />

7. Het hof stelt vast dat X met (de toelichting op) haar grief opkomt teg<strong>en</strong> de eerste<br />

twee hier<strong>voor</strong> in rechtsoverweging 3 onderscheid<strong>en</strong> onderdel<strong>en</strong> van het oordeel van de<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter. De grief keert zich niet teg<strong>en</strong> het oordeel van de<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter dat niet <strong>aan</strong>nemelijk is dat Y draaideurautomat<strong>en</strong> zal g<strong>aan</strong><br />

verkop<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>min richt de grief zich teg<strong>en</strong> het oordeel van de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter dat<br />

de vordering<strong>en</strong> van X op Y niet toewijsbaar zijn omdat de werknemer het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding niet heeft geschond<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte komt X niet op teg<strong>en</strong> het verband<br />

dat de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter heeft gelegd tuss<strong>en</strong> het niet overtred<strong>en</strong> door de werknemer<br />

van het concurr<strong>en</strong>tiebeding <strong>en</strong> de toewijsbaarheid van de reconv<strong>en</strong>tionele vordering.<br />

Wanneer het hof, met de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter, van oordeel is dat X de werknemer in dit<br />

geval niet <strong>aan</strong> het concurr<strong>en</strong>tiebeding kan houd<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>t dit, gelet op de reikwijdte<br />

van de grief, dat ook het oordeel van de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter over de vordering op Y <strong>en</strong><br />

over de reconv<strong>en</strong>tionele vordering van de werknemer in stand kan blijv<strong>en</strong>. In appel staat<br />

dan ook de vraag c<strong>en</strong>traal of de vordering van X, tot nakoming van het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding, toewijsbaar is.<br />

8. Bij de bespreking van de grief zal het hof zo nodig ook ing<strong>aan</strong> op de in eerste <strong>aan</strong>leg<br />

gevoerde maar to<strong>en</strong> niet behandelde <strong>en</strong> in appel niet uitdrukkelijk prijsgegev<strong>en</strong> verwer<strong>en</strong><br />

van de werknemer c.s. Wanneer de grief zou slag<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t het hof deze verwer<strong>en</strong> op<br />

grond van de devolutieve werking van het appel, immers alsnog te behandel<strong>en</strong>.<br />

9. Het hof stelt <strong>voor</strong>op dat <strong>voor</strong> de toewijsbaarheid van de vordering van X op de<br />

werknemer vereist is dat met voldo<strong>en</strong>de mate van zekerheid kan word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat in e<strong>en</strong> bodemprocedure wordt geoordeeld dat X de werknemer in dit geval <strong>aan</strong> het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding kan houd<strong>en</strong>.<br />

10. De werknemer c.s. hebb<strong>en</strong> zich er, <strong>voor</strong> het eerst in appel, op beroep<strong>en</strong> dat het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding niet rechtsgeldig is. Volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> heeft het beding zijn werking<br />

verlor<strong>en</strong> doordat het bij de verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong><br />

met e<strong>en</strong> halfjaar <strong>en</strong> bij de omzetting van de verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> niet opnieuw schriftelijk is<br />

overe<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong>. Het hof zal dit, meest verstrekk<strong>en</strong>de, verweer van de werknemer c.s.<br />

eerst behandel<strong>en</strong>.<br />

11. Het hof volgt de werknemer c.s. niet in dit betoog. Vaststaat dat de schriftelijke (<strong>en</strong><br />

door de werknemer ondertek<strong>en</strong>de) arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 2 mei 2003 e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding bevat. Partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de verl<strong>en</strong>ging <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> de<br />

omzetting van de verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> vormgegev<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> schriftelijk vastgelegde<br />

<strong>en</strong> door de werknemer ondertek<strong>en</strong>de “<strong>aan</strong>vulling op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst” (de<br />

oorspronkelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>) <strong>en</strong> in deze <strong>aan</strong>vulling is<br />

uitdrukkelijk vastgelegd dat de overige bepaling<strong>en</strong> van deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

ongewijzigd blijv<strong>en</strong>. Met de <strong>aan</strong>vulling op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> dan<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 174


ook niet beoogd e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong>, maar hebb<strong>en</strong> zij de<br />

best<strong>aan</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst – op de onderdel<strong>en</strong> duur arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong><br />

salaris – gewijzigd. Gesteld noch geblek<strong>en</strong> is dat deze wijziging in de arbeidsverhouding<br />

tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> zodanig is dat het concurr<strong>en</strong>tiebeding daardoor <strong>aan</strong>merkelijk zwaarder is<br />

g<strong>aan</strong> drukk<strong>en</strong>. Het hof overweegt in dit verband dat e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> daaropvolg<strong>en</strong>de omzetting van de<br />

verl<strong>en</strong>gde arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in combinatie met e<strong>en</strong> (overig<strong>en</strong>s niet excessieve) verhoging van het<br />

salaris van de werknemer, bij goed functioner<strong>en</strong> van de werknemer, behoud<strong>en</strong>s<br />

bijzondere omstandighed<strong>en</strong> in de lijn der verwachting<strong>en</strong> ligt. Onder deze<br />

omstandighed<strong>en</strong> was e<strong>en</strong> hernieuwde schriftelijke vastlegging van het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding naar het <strong>voor</strong>lopig oordeel van het hof niet vereist (vgl. Hoge Raad 5<br />

januari 2007, LJN AZ 2221, JAR 2007, 38).<br />

12. Het hof gaat er in het hierna volg<strong>en</strong>de, bij wijze van veronderstelling, vanuit dat Y<br />

e<strong>en</strong> bedrijf is dat gelijksoortig of verwant is <strong>aan</strong> X. Dat betek<strong>en</strong>t ook dat het hof er,<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s bij wijze van veronderstelling, vanuit gaat dat de indi<strong>en</strong>sttreding van de<br />

werknemer bij Y in beginsel onder de reikwijdte van het concurr<strong>en</strong>tiebeding valt. Daaruit<br />

volgt nog niet dat X de werknemer met e<strong>en</strong> beroep op dat beding kan verbied<strong>en</strong> om bij Y<br />

in di<strong>en</strong>st te tred<strong>en</strong>. Wanneer, zoals de werknemer c.s. zowel in eerste <strong>aan</strong>leg als in appel<br />

hebb<strong>en</strong> betoogd, de werknemer door het beding in verhouding tot het te bescherm<strong>en</strong><br />

belang van X onbillijk wordt b<strong>en</strong>adeeld, kan de bodemrechter het beding immers geheel<br />

of gedeeltelijk vernietig<strong>en</strong> (artikel 7:653 lid 2 BW), met als gevolg dat het beding niet<br />

<strong>aan</strong> de indi<strong>en</strong>sttreding van de werknemer bij Y in de weg staat. Het hof zal dan ook<br />

nag<strong>aan</strong> of e<strong>en</strong> beroep van de werknemer op artikel 7:653 lid 2 BW voldo<strong>en</strong>de kans van<br />

slag<strong>en</strong> heeft. Wanneer dat het geval is, kan reeds daarom niet met voldo<strong>en</strong>de mate van<br />

zekerheid word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> vordering van X tot nakoming van het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding in e<strong>en</strong> bodemprocedure zal slag<strong>en</strong>.<br />

13. Naar <strong>voor</strong>lopig oordeel van het hof wordt het door het beding te bescherm<strong>en</strong> belang<br />

van X door de indi<strong>en</strong>sttreding van de werknemer bij Y slechts in geringe mate<br />

geschond<strong>en</strong>, zodat X slechts e<strong>en</strong> beperkt belang heeft bij handhaving van het geding.<br />

Het hof neemt daarbij het volg<strong>en</strong>de in <strong>aan</strong>merking:<br />

– het is onvoldo<strong>en</strong>de <strong>aan</strong>nemelijk geword<strong>en</strong> dat Y (in elk geval gedur<strong>en</strong>de de loop<strong>tijd</strong> van<br />

het beding) andere product<strong>en</strong> zal verkop<strong>en</strong> dan elektrische schuifdeurautomat<strong>en</strong>;<br />

– ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s is onvoldo<strong>en</strong>de <strong>aan</strong>nemelijk geword<strong>en</strong> dat draaideurautomat<strong>en</strong>, zoals die<br />

door X word<strong>en</strong> verkocht, e<strong>en</strong> reëel alternatief vorm<strong>en</strong> <strong>voor</strong> elektrische<br />

schuifdeurautomat<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat tot de <strong>aan</strong>schaf van e<strong>en</strong> dergelijk systeem<br />

beslot<strong>en</strong> is. De werknemer c.s. hebb<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de duidelijk gemaakt dat wanneer in de<br />

bestekfase wordt gekoz<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> schuifdeur het niet <strong>voor</strong> de hand ligt dat nadi<strong>en</strong><br />

alsnog wordt beslot<strong>en</strong> e<strong>en</strong> draaideurconstructie toe te pass<strong>en</strong>, ook omdat de fase van de<br />

bestekvorming <strong>voor</strong>afgaat <strong>aan</strong> die van het bestell<strong>en</strong> van of e<strong>en</strong> draaideur of e<strong>en</strong><br />

schuifdeur, terwijl de partij die de bestelling doet – doorg<strong>aan</strong>s e<strong>en</strong> onder<strong>aan</strong>nemer die<br />

gespecialiseerd is in deur<strong>en</strong> <strong>en</strong> kozijn<strong>en</strong> – meestal niet bij de bestekvorming betrokk<strong>en</strong><br />

is. Draaideur<strong>en</strong> <strong>en</strong> schuifdeur<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> – in de fase dat pot<strong>en</strong>tiële afnemers zich tot X of<br />

Y w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> – dan ook ge<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong>de product<strong>en</strong>;<br />

– de heer Smits, de directeur van X, heeft bij geleg<strong>en</strong>heid van het pleidooi in hoger<br />

beroep, verklaard dat de omzet van X betreff<strong>en</strong>de elektrische schuifdeur<strong>en</strong> in 2010 €<br />

100.000,= heeft bedrag<strong>en</strong>. Vóór mei 2010 zou één schuifdeur zijn verkocht, resulter<strong>en</strong>d<br />

in e<strong>en</strong> omzet van € 10.000,=. Daargelat<strong>en</strong> dat de werknemer c.s. deze bedrag<strong>en</strong><br />

bestred<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> X ook ge<strong>en</strong> bewijsstukk<strong>en</strong> in het geding heeft gebracht waaruit<br />

volgt dat zij (vóór mei 2010) <strong>en</strong>ige omzet heeft gerealiseerd in elektrische schuifdeur<strong>en</strong>,<br />

betreft ook wanneer wordt uitgeg<strong>aan</strong> van de opgave van Smits het <strong>aan</strong>deel schuifdeur<strong>en</strong><br />

slechts e<strong>en</strong> zeer gering deel van de totale omzet van X, die in 2010 volg<strong>en</strong>s de heer Smit<br />

ongeveer € 18.500.000,= heeft bedrag<strong>en</strong>;<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 175


– het is niet <strong>aan</strong>nemelijk geword<strong>en</strong> dat in de productcatalogus 2010 <strong>en</strong> op de website<br />

van X elektrische schuifdeur<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> to<strong>en</strong> de werknemer de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met X opzegde;<br />

– de werknemer was werkzaam op de afdeling aluminium van X. Het is onvoldo<strong>en</strong>de<br />

<strong>aan</strong>nemelijk geword<strong>en</strong> dat medewerkers van deze afdeling beschikk<strong>en</strong> over meer dan<br />

globale productinformatie (de prijz<strong>en</strong> daaronder begrep<strong>en</strong>) van door de afdeling elektro<br />

van X <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> product<strong>en</strong>. Vaststaat dat thans zowel elektrische schuifdeur<strong>en</strong> als<br />

draaideur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> door de afdeling elektro, <strong>en</strong> niet door de afdeling<br />

aluminium, van X. Dat de werknemer beschikt over (laat st<strong>aan</strong> gedetailleerde) informatie<br />

over de door X <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong> elektrische schuifdeur<strong>en</strong> is dan ook ge<strong>en</strong>szins <strong>aan</strong>nemelijk<br />

geword<strong>en</strong>. In dit verband overweegt het hof dat wanneer medewerkers van X al e<strong>en</strong><br />

verkooptraining betreff<strong>en</strong>de schuifdeur<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong> – de werknemer c.s. hebb<strong>en</strong><br />

dat gemotiveerd betwist –, gesteld noch geblek<strong>en</strong> is dat ook de werknemer e<strong>en</strong><br />

dergelijke training heeft ontvang<strong>en</strong>.<br />

14. Uit de hier<strong>voor</strong> vermelde feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> volgt naar <strong>voor</strong>lopig oordeel van<br />

het hof dat het <strong>aan</strong> elektrische schuif- <strong>en</strong> draaideur<strong>en</strong> gerelateerde bedrijfsdebiet van X –<br />

daargelat<strong>en</strong> of elektrische schuifdeur<strong>en</strong> t<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>e van het einde van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met de werknemer al tot het bedrijfsdebiet van X gerek<strong>en</strong>d kond<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> – niet serieus door de indi<strong>en</strong>sttreding van de werknemer bij Y wordt bedreigd.<br />

Daar<strong>aan</strong> doet niet af dat de werknemer in zijn nieuwe functie bij Y mogelijk contact heeft<br />

met klant<strong>en</strong> van X. Niet valt in te zi<strong>en</strong> welk recht<strong>en</strong>s te respecter<strong>en</strong> belang X heeft om de<br />

werknemer te belett<strong>en</strong> contact te hebb<strong>en</strong> met haar relaties wanneer niet is vastgesteld<br />

dat die contact<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bedreiging vorm<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het <strong>aan</strong> elektrische schuif- <strong>en</strong> draaideur<strong>en</strong><br />

gerelateerde bedrijfsdebiet van X. In dit verband overweegt het hof dat het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding de werknemer niet verbiedt om contact te hebb<strong>en</strong> met klant<strong>en</strong> van X.<br />

15. Teg<strong>en</strong>over het – naar zich <strong>voor</strong>shands laat <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> – betrekkelijk geringe belang van<br />

X bij handhaving van het concurr<strong>en</strong>tiebeding staat het belang van de werknemer. Het<br />

staat niet ter discussie dat de werknemer zich door de indi<strong>en</strong>sttreding bij Y heeft kunn<strong>en</strong><br />

verbeter<strong>en</strong>. De werknemer heeft e<strong>en</strong> salarisverbetering gerealiseerd (van € 2.900,= naar<br />

€ 3.275,= bruto per m<strong>aan</strong>d). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> heeft hij bij Y e<strong>en</strong> leidinggev<strong>en</strong>de functie. Het<br />

hof neemt ook in <strong>aan</strong>merking dat X zich pas <strong>en</strong>kele wek<strong>en</strong> na de opzegging van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst door de werknemer op het standpunt heeft gesteld dat de<br />

werknemer in zijn nieuwe functie het concurr<strong>en</strong>tiebeding zou overtred<strong>en</strong>, terwijl zij al<br />

vanaf het mom<strong>en</strong>t van de opzegging op de hoogte was van de nieuwe functie van de<br />

werknemer. Aldus heeft X de werknemer niet in de geleg<strong>en</strong>heid gesteld zijn beslissing<br />

<strong>tijd</strong>ig te heroverweg<strong>en</strong>. Door deze nalatigheid van X is de werknemer nog zwaarder<br />

getroff<strong>en</strong> door (het beroep van X op) het concurr<strong>en</strong>tiebeding.<br />

16. Alles afweg<strong>en</strong>d acht het hof de kans reëel dat e<strong>en</strong> bodemrechter – indi<strong>en</strong> hij tot het<br />

oordeel komt dat het bedrijf van Y gelijksoortig of verwant is <strong>aan</strong> dat van X – het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding zal vernietig<strong>en</strong>. Er kan in deze procedure dan ook niet met voldo<strong>en</strong>de<br />

mate van zekerheid van word<strong>en</strong> uitgeg<strong>aan</strong> dat e<strong>en</strong> vordering van X tot handhaving van<br />

het concurr<strong>en</strong>tiebeding in e<strong>en</strong> bodemprocedure zal slag<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t, gelet op wat<br />

hier<strong>voor</strong> is overwog<strong>en</strong>, dat de vordering<strong>en</strong> van X in conv<strong>en</strong>tie niet toewijsbaar zijn <strong>en</strong> de<br />

beslissing van de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter op de reconv<strong>en</strong>tionele vordering van de<br />

werknemer c.s. in stand kan blijv<strong>en</strong>. Het hof zal het vonnis van de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter<br />

dan ook bekrachtig<strong>en</strong>.<br />

17. Het hof zal X veroordel<strong>en</strong> in de proceskost<strong>en</strong> van het geding in hoger beroep<br />

(geliquideerd salaris van de advocaat: 3 punt<strong>en</strong>, tarief II).<br />

De beslissing<br />

Het gerechtshof:<br />

bekrachtigt het bestred<strong>en</strong> vonnis;<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 176


veroordeelt X in de kost<strong>en</strong> van het geding in hoger beroep <strong>en</strong> begroot deze kost<strong>en</strong>, <strong>voor</strong><br />

zover tot op hed<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de zijde van de werknemer c.s. gevall<strong>en</strong>, op € 280,= <strong>aan</strong><br />

verschott<strong>en</strong> <strong>en</strong> € 2.682,= <strong>voor</strong> geliquideerd salaris van de advocaat;<br />

verklaart deze proceskost<strong>en</strong>veroordeling uitvoerbaar bij <strong>voor</strong>raad.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 177


Ktr Amsterdam 30 augustus 2010, JAR 2010,237 (Ernst & Young)<br />

JAR 2010/237<br />

Voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter Kantonrechter Amsterdam<br />

30 augustus 2010, 795/10.<br />

( mr.Ellerbroek )<br />

De werkneemster te Amsterdam,<br />

eiseres in conv<strong>en</strong>tie,<br />

gedaagde in reconv<strong>en</strong>tie,<br />

gemachtigde: mr. M.A. van Haelst,<br />

teg<strong>en</strong><br />

de v<strong>en</strong>nootschap naar buit<strong>en</strong>lands recht Ernst & Young Accountants LLP in het Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk <strong>en</strong> te Amsterdam,<br />

gedaagde in conv<strong>en</strong>tie,<br />

eiseres in reconv<strong>en</strong>tie,<br />

gemachtigd<strong>en</strong>: mr. J.S. Pastink <strong>en</strong> mr. drs. J.J.W. van Ladesteijn.<br />

Opvolg<strong>en</strong>d werkgeverschap, Di<strong>en</strong>stverband met buit<strong>en</strong>landse werkgever telt mee bij art.<br />

7:668a lid 2 BW<br />

[BW - 2:24b; BW - 7:668a; lid 1 <strong>en</strong> 2]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

De werkneemster, met de Georgische nationaliteit, is op 1 september 2007 in di<strong>en</strong>st<br />

getred<strong>en</strong> van de werkgever <strong>voor</strong> de duur van twee jaar. Tuss<strong>en</strong><strong>tijd</strong>s is e<strong>en</strong> nieuwe<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst geslot<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de periode van 1 juli 2009 tot 1 september 2010.<br />

Het laatstelijk door de werkneemster verdi<strong>en</strong>de salaris bedraagt € 3.443,09 bruto per<br />

m<strong>aan</strong>d. De werkgever stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op<br />

1 september 2010 van rechtswege is geëindigd. De werkneemster stelt zich op het<br />

standpunt dat sprake is van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> omdat de<br />

werkgever in Nederland moet word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als de opvolg<strong>en</strong>d werkgever van haar<br />

werkgever in Tbilisi in Georgië.<br />

De kantonrechter oordeelt dat de werkneemster e<strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>d belang heeft nu zij<br />

afhankelijk is van haar salaris <strong>en</strong> zij haar titel tot verblijf in Nederland zal verliez<strong>en</strong><br />

wanneer de arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt. Er is ge<strong>en</strong> sprake van <strong>en</strong>ig restitutierisico, nu<br />

teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> loonbetaling de verplichting zal st<strong>aan</strong> om arbeid te verricht<strong>en</strong>. Het <strong>en</strong>kele<br />

feit dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in Tbilisi niet werd beheerst door Nederlands recht staat<br />

niet in de weg <strong>aan</strong> toepasselijkheid van art. 7:668a BW. Relevant is of ook die<br />

overe<strong>en</strong>komst kwalificeert als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst, hetge<strong>en</strong> het geval is. De<br />

werkgever heeft niet bestred<strong>en</strong> dat de werkgever onderdeel uitmaakt van e<strong>en</strong> groep in<br />

de zin van art. 2:24b BW. Uit de wetsgeschied<strong>en</strong>is volgt dat uitdrukkelijk is beoogd art.<br />

7:668a lid 2 BW ook van toepassing te do<strong>en</strong> zijn wanneer de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

overgaat naar e<strong>en</strong> andere werkgever die net als de vorige werkgever behoort tot e<strong>en</strong><br />

groep als bedoeld in art. 2:24b BW. Toepasselijkheid van art. 7:668a BW is niet beperkt<br />

tot gevall<strong>en</strong> van misbruik, zoals draaideurconstructies. Voorts is niet relevant of beide<br />

rechtsperson<strong>en</strong> zijn te vere<strong>en</strong>zelvig<strong>en</strong> of zijn verwev<strong>en</strong>, nu art. 7:668a lid 2 BW dat niet<br />

als <strong>voor</strong>waarde stelt. Uit de kamerstukk<strong>en</strong> blijkt niet dat de werkzaamhed<strong>en</strong> op dezelfde<br />

werkplek moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verricht. Relevant is hier <strong>voor</strong>ts dat de werkneemster via haar<br />

deelname <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> internationaal project in contact is gekom<strong>en</strong> met de Nederlandse<br />

werkgever. Ook war<strong>en</strong> de werkzaamhed<strong>en</strong> niet in relevante mate verschill<strong>en</strong>d van elkaar<br />

<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> na de overstap ge<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijke andere vaardighed<strong>en</strong> verlangd. Of sprake is<br />

van e<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>d werkgever di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> beoordeeld naar de situatie op het <strong>tijd</strong>stip<br />

van de overgang. De conclusie is dan ook dat de werkgever redelijkerwijze geacht moet<br />

word<strong>en</strong> de opvolger te zijn van de werkgever in Tbilisi <strong>en</strong> dat inmiddels sprake is van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>. (NB: Zie ook «JAR» 2005/211 <strong>voor</strong> het<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 178


meetell<strong>en</strong> van de ambtelijke rechtsverhouding, «JAR» 2004/55 <strong>voor</strong> de<br />

uitz<strong>en</strong>dovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> «JAR» 1996/98 <strong>voor</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met de werkgever<br />

<strong>voor</strong> het faillissem<strong>en</strong>t.)<br />

beslissing/besluit<br />

» Uitspraak<br />

Verloop van de procedure<br />

(...; red.)<br />

Grond<strong>en</strong> van de beslissing<br />

1. Feit<strong>en</strong><br />

1.1. In dit geding wordt uitgeg<strong>aan</strong> van het volg<strong>en</strong>de.<br />

1.2. De werkneemster, die de Georgische nationaliteit heeft, is met ingang van 1<br />

september 2007 kracht<strong>en</strong>s arbeidsovere<strong>en</strong>komst in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> van Ernst & Young<br />

Accountants LLP als “S<strong>en</strong>ior Staff Audit MNC”. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong><br />

<strong>voor</strong> de duur van twee jaar.<br />

1.3. Gedur<strong>en</strong>de de loop<strong>tijd</strong> van die overe<strong>en</strong>komst is tuss<strong>en</strong> Ernst & Young Transaction<br />

Advisory Services b.v. (TAS) <strong>en</strong> de werkneemster e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> geslot<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> de periode van 1 juli 2009 tot 1 september 2010, waarbij de<br />

werkneemster werd <strong>aan</strong>gesteld als “Junior Manager TAS FSO”. Per 1 januari 2010 zijn de<br />

activiteit<strong>en</strong> van Ernst & Young Transaction Advisory Services b.v. (TAS) overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

door Ernst & Young Accountants LLP.<br />

1.4. Als salaris is sinds 1 oktober 2009 € 3.443,09 bruto per m<strong>aan</strong>d betaald.<br />

1.5. Ernst & Young Accountants LLP heeft op 22 april 2010 <strong>aan</strong> de werkneemster<br />

meegedeeld dat zij het di<strong>en</strong>stverband na 1 september 2010 niet wil verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

1.6. Ernst & Young Accountants LLP maakt met – onder meer – de juridisch zelfstandige<br />

onderneming Ernst & Young Audit LLC te Tbilisi in Georgië (verder: Ernst & Young Tbilisi)<br />

deel uit van e<strong>en</strong> wereldwijde organisatie die opereert onder de naam Ernst & Young<br />

Group. Beid<strong>en</strong> zijn ingedeeld in de “area” EMEIA (Europa, Midd<strong>en</strong>-Oost<strong>en</strong>, India <strong>en</strong><br />

Afrika). Binn<strong>en</strong> die “area” zijn ze ondergebracht in verschill<strong>en</strong>de “sub-areas”.<br />

2. Vordering<strong>en</strong> <strong>en</strong> verweer<br />

2.1. Het geschil heeft allereerst betrekking op de vraag of de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op 1<br />

september a.s. eindigt.<br />

2.2. De werkneemster stelt dat zij van 1 oktober 2004 tot 1 september 2007 kracht<strong>en</strong>s<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> in di<strong>en</strong>st is geweest van Ernst &<br />

Young Tbilisi.<br />

2.3. Met e<strong>en</strong> beroep op artikel 7:668a BW stelt zij dat de overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

geldt als <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, omdat Ernst & Young Accountants LLP in de<br />

zin van het tweede lid van die bepaling moet geld<strong>en</strong> als opvolger van Ernst & Young<br />

Tbilisi.<br />

2.4. De werkneemster vordert doorbetaling van het loon <strong>en</strong> toelating tot haar<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> na 1 september 2010.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 179


2.5. Ernst & Young Accountants LLP werpt op dat toewijzing van de vordering<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

declaratoire of constitutieve uitspraak zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de vordering<strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>d<br />

belang ontber<strong>en</strong>.<br />

2.6. Ook acht zij het slag<strong>en</strong> van de vordering<strong>en</strong> niet <strong>aan</strong>nemelijk <strong>en</strong> bestaat naar haar<br />

opvatting e<strong>en</strong> restitutierisico.<br />

2.7. Ernst & Young Accountants LLP bestrijdt dat <strong>aan</strong> de werkneemster e<strong>en</strong> beroep op<br />

artikel 7:668a BW toekomt.<br />

2.8. Al deze punt<strong>en</strong> van verweer kom<strong>en</strong> hierna meer gedetailleerd <strong>aan</strong> de orde.<br />

2.9. In de tweede plaats bestaat geschil over de hoogte van het verschuldigde loon.<br />

2.10. Met e<strong>en</strong> beroep op bij Ernst & Young Accountants LLP gehanteerde salarisschal<strong>en</strong><br />

stelt de werkneemster dat haar al vanaf 1 juli 2009 € 3.443,09 per m<strong>aan</strong>d betaald had<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat het salaris vanaf 1 oktober 2009 minimaal € 3.526,= bruto per<br />

m<strong>aan</strong>d had moet<strong>en</strong> bedrag<strong>en</strong>. Zij vordert betaling van het in haar opvatting<br />

achterstallige loon, met wettelijke verhoging <strong>en</strong> r<strong>en</strong>te.<br />

2.11. Ernst & Young Accountants LLP bestrijdt ook die vordering.<br />

2.12. Voorwaardelijk, <strong>voor</strong> het geval van toewijzing van vordering<strong>en</strong> in conv<strong>en</strong>tie,<br />

vordert Ernst & Young Accountants LLP in reconv<strong>en</strong>tie zekerheidsstelling door de<br />

werkneemster <strong>en</strong> matiging van wettelijke verhoging.<br />

2.13. De werkneemster bestrijdt die vordering.<br />

3. Beoordeling<br />

In conv<strong>en</strong>tie<br />

3.1. De prealabele verwer<strong>en</strong> van Ernst & Young Accountants LLP g<strong>aan</strong> niet op.<br />

3.2. E<strong>en</strong> declaratoire of constitutieve uitspraak is niet gevorderd. Dat het geschil gepaard<br />

gaat met rechtsvrag<strong>en</strong> staat niet <strong>aan</strong> beoordeling in kort geding in de weg.<br />

3.3. Niet <strong>aan</strong>nemelijk is gemaakt dat de werkneemster <strong>voor</strong> haar lev<strong>en</strong>sonderhoud kan<br />

putt<strong>en</strong> uit andere bronn<strong>en</strong> dan haar salaris. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is niet weersprok<strong>en</strong> dat haar titel<br />

tot verblijf in Nederland zal vervall<strong>en</strong> wanneer de arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt. Zowel<br />

om de <strong>en</strong>e als om de andere red<strong>en</strong> heeft zij spoedeis<strong>en</strong>d belang bij de gevorderde<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Daar<strong>aan</strong> doet niet af dat de vordering niet eerder is ingesteld, al was het<br />

maar omdat nadat de werkneemster te hor<strong>en</strong> kreeg dat Ernst & Young Accountants LLP<br />

het di<strong>en</strong>stverband per 1 september 2010 geëindigd wilde zi<strong>en</strong>, redelijkerwijs niet te<br />

verwacht<strong>en</strong> was dat e<strong>en</strong> bodemprocedure nog <strong>voor</strong> laatstg<strong>en</strong>oemde datum zou zijn<br />

voltooid.<br />

3.4. In ieder geval <strong>voor</strong> wat betreft e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele veroordeling tot doorbetaling van het<br />

loon na 1 september 2010 kan niet word<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> restitutierisico. Teg<strong>en</strong>over<br />

de loonbetaling zal immers de verplichting van de werkneemster st<strong>aan</strong> om t<strong>en</strong> profijte<br />

van Ernst & Young Accountants LLP arbeid te verricht<strong>en</strong>. De vordering ter zake van<br />

beweerd achterstallig loon komt nog <strong>aan</strong> de orde.<br />

3.5. Voorshands kan Ernst & Young Accountants LLP niet word<strong>en</strong> gevolgd in haar<br />

betwisting dat de werkneemster tot de <strong>aan</strong>vang van het di<strong>en</strong>stverband tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> in<br />

di<strong>en</strong>st is geweest van Ernst & Young Tbilisi. Ernst & Young Accountants LLP heeft erk<strong>en</strong>d<br />

dat zij dat niet eerder dan ter zitting in twijfel heeft getrokk<strong>en</strong>, zij heeft zelf (prod. 7) het<br />

c.v. van de werkneemster overgelegd waarin het di<strong>en</strong>stverband met Ernst & Young Tbilisi<br />

is vermeld, er moet van word<strong>en</strong> uitgeg<strong>aan</strong> dat zij bij het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van het onderhavige<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 180


di<strong>en</strong>stverband k<strong>en</strong>nis heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van het c.v. <strong>en</strong> zij moet in staat geacht word<strong>en</strong><br />

desgew<strong>en</strong>st e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander via de Ernst & Young Group te verifiër<strong>en</strong>.<br />

3.6. Daarom zal hier van e<strong>en</strong> zodanig <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d di<strong>en</strong>stverband word<strong>en</strong> uitgeg<strong>aan</strong>.<br />

3.7. Anders dan Ernst & Young Accountants LLP <strong>aan</strong>voert, staat niet reeds het feit dat de<br />

overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> de werkneemster <strong>en</strong> Ernst & Young Tbilisi niet werd beheerst door<br />

Nederlands recht er <strong>aan</strong> in de weg dat laatstg<strong>en</strong>oemde overe<strong>en</strong>komst wordt betrokk<strong>en</strong> in<br />

de in artikel 7:668a BW bedoelde ket<strong>en</strong> van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Niet is weerlegd dat de<br />

werkneemster ingevolge de overe<strong>en</strong>komst met Ernst & Young Tbilisi gedur<strong>en</strong>de zekere<br />

<strong>tijd</strong> arbeid heeft verricht in loondi<strong>en</strong>st. Daarmee is de overe<strong>en</strong>komst naar Nederlands<br />

recht (artikel 7:610 BW) gekwalificeerd als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Er is dan ge<strong>en</strong><br />

grond om de overe<strong>en</strong>komst niet mee te tell<strong>en</strong> bij de toepassing van artikel 7:668a BW.<br />

3.8. Ernst & Young Accountants LLP heeft niet bestred<strong>en</strong> dat Ernst & Young Group moet<br />

word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt als e<strong>en</strong> groep in de zin van artikel 2:24b BW (“e<strong>en</strong> economische<br />

e<strong>en</strong>heid waarin rechtsperson<strong>en</strong> <strong>en</strong> v<strong>en</strong>nootschap organisatorisch zijn verbond<strong>en</strong>”), e<strong>en</strong><br />

wettelijk begrip dat niet is beperkt tot e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> met louter nationale led<strong>en</strong>. Dat Ernst &<br />

Young Accountants LLP <strong>en</strong> Ernst & Young Tbilisi zijn ingedeeld in verschill<strong>en</strong>de “subareas”<br />

doet niet af <strong>aan</strong> hun lidmaatschap van de groep.<br />

3.9. Uit de wetsgeschied<strong>en</strong>is volgt dat uitdrukkelijk is beoogd het tweede lid van artikel<br />

7:668a BW mede van toepassing te do<strong>en</strong> zijn op de situatie waarin het di<strong>en</strong>stverband<br />

overgaat van e<strong>en</strong> werkgever op e<strong>en</strong> andere werkgever die beide behor<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> groep<br />

als bedoeld in artikel 2:24b BW. Dat is met zoveel woord<strong>en</strong> vermeld in het advies van de<br />

Stichting van de Arbeid (pag. 18), dat door het kabinet is overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (Tweede Kamer<br />

1996-1997, 25 263 nr. 3, pag. 9).<br />

3.10. Ook is de toepassing van artikel 7:668a BW blijk<strong>en</strong>s de wetsgeschied<strong>en</strong>is niet<br />

beperkt tot gevall<strong>en</strong> van misbruik zoals “draaideurconstructies” (vgl. ook HR 14 juli 2006<br />

(Boek<strong>en</strong><strong>voor</strong>deel/Isik, NJ 2007/101, JAR 2006/190).<br />

3.11. Het tweede lid van artikel 7:668a BW kan slechts <strong>aan</strong> de orde kom<strong>en</strong> wanneer e<strong>en</strong><br />

werknemer achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s in di<strong>en</strong>st treedt van juridisch verschill<strong>en</strong>de werkgevers. Aan<br />

toepassing van die bepaling staat daarom niet in de weg dat, zoals Ernst & Young<br />

Accountants LLP opwerpt, Ernst & Young Accountants LLP <strong>en</strong> Ernst & Young Tbilisi<br />

verschill<strong>en</strong>de rechtsperson<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> dat de werkneemster de arbeidsrelatie met<br />

eerstg<strong>en</strong>oemde heeft beëindigd <strong>en</strong> met laatstg<strong>en</strong>oemde e<strong>en</strong> nieuwe overe<strong>en</strong>komst heeft<br />

geslot<strong>en</strong>. Of beide rechtsperson<strong>en</strong> zijn te vere<strong>en</strong>zelvig<strong>en</strong> of zijn verwev<strong>en</strong> is niet van<br />

belang, omdat artikel 7:668a lid 2 BW dat niet als <strong>voor</strong>waarde stelt.<br />

3.12. Ev<strong>en</strong>min is er grond om, zoals Ernst & Young Accountants LLP me<strong>en</strong>t, artikel<br />

7:668a lid 2 BW slechts van toepassing te acht<strong>en</strong> wanneer de werknemer de<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> op dezelfde werkplek blijft verricht<strong>en</strong>. Het door Ernst & Young<br />

Accountants LLP <strong>aan</strong>gehaalde kamerstuk (Tweede Kamer 1991-1992, 21 479, nr. 32)<br />

stamt uit 1992 <strong>en</strong> heeft betrekking op e<strong>en</strong> wets<strong>voor</strong>stel dat is achterhaald door het<br />

huidige artikel 7:668a BW. In het andere kamerstuk waarop Ernst & Young Accountants<br />

LLP zich beroept (Tweede Kamer 1996-1997, 25 263 nr. 6, pag. 11) wordt, anders dan<br />

zij stelt, niet het vereiste g<strong>en</strong>oemd dat de arbeid op dezelfde plaats wordt verricht.<br />

3.13. In het door de werkneemster overgelegde “Transparacy Report 2009” (prod. 5)<br />

pres<strong>en</strong>teert Ernst & Young Accountants LLP zich als onderdeel van e<strong>en</strong> wereldwijd<br />

netwerk, dat zich richt op internationale di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing door juridisch zelfstandige<br />

onderneming<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s geme<strong>en</strong>schappelijke method<strong>en</strong> <strong>en</strong> kwaliteitseis<strong>en</strong>.<br />

3.14. E<strong>en</strong> door de werkneemster geciteerde tekst op e<strong>en</strong> website van Ernst & Young<br />

Group luidt:<br />

“And being a truly global organization, we support individuals who wish to apply their<br />

skills and experi<strong>en</strong>ces in new <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts. Whether it’s a new service line, office or<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 181


country they aspire to work in, we help them match their goals to our cli<strong>en</strong>ts’ needs,<br />

around the world”.<br />

Blijk<strong>en</strong>s die tekst <strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> tweede door de werkneemster geciteerde passage<br />

ondersteunt de Ernst & Young Group mobiliteit van de werknemers van haar led<strong>en</strong>, met<br />

e<strong>en</strong> internationale dim<strong>en</strong>sie.<br />

3.15. Ernst & Young Accountants LLP heeft niet gemotiveerd weersprok<strong>en</strong> dat de<br />

werkneemster via haar deelname <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> internationaal project in contact is gekom<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> Nederlandse medewerker van Ernst & Young Accountants LLP die haar heeft<br />

gewez<strong>en</strong> op de mogelijkheid over te stapp<strong>en</strong> naar Ernst & Young Accountants LLP, <strong>en</strong> dat<br />

zij door e<strong>en</strong> Russische partner van Ernst & Young Accountants LLP bij laatstg<strong>en</strong>oemde is<br />

<strong>aan</strong>bevol<strong>en</strong>.<br />

3.16. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is niet weerlegd dat de werkneemster zowel <strong>voor</strong> Ernst & Young Tbilisi<br />

als <strong>voor</strong> Ernst & Young Accountants LLP <strong>voor</strong>namelijk audit-werkzaamhed<strong>en</strong> heeft<br />

verricht. Ernst & Young Accountants LLP heeft <strong>aan</strong>gevoerd dat die werkzaamhed<strong>en</strong><br />

anders dan <strong>voor</strong> de overstap werd<strong>en</strong> verricht <strong>voor</strong> financiële instelling<strong>en</strong>, op meer<br />

internationale basis, onder vigeur van andere (Arbo-)regelgeving, met “verschill<strong>en</strong> van<br />

cultuur, klimaat, bestuur, economie, politiek <strong>en</strong> degelijke” <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> veel grotere<br />

organisatie, dat de werkneemster na de overstap is g<strong>aan</strong> operer<strong>en</strong> in de Engelse in plaats<br />

van de Georgische taal <strong>en</strong> minder “face-to-face klant<strong>en</strong>contact” had, maar zij heeft bij<br />

dat alles <strong>voor</strong>shands niet <strong>aan</strong>nemelijk gemaakt dat de werkzaamhed<strong>en</strong> zelf <strong>voor</strong> wat<br />

betreft de toepassing van artikel 7:668a BW in relevante mate hebb<strong>en</strong> verschild <strong>en</strong>/of<br />

dat na de overstap wez<strong>en</strong>lijk andere vaardighed<strong>en</strong> vereist war<strong>en</strong>.<br />

3.17. Of sprake is van opvolg<strong>en</strong>de werkgevers in de zin van artikel 7:668a BW moet in<br />

dit geval word<strong>en</strong> beoordeeld naar de situatie op het <strong>tijd</strong>stip van overgang, in dit geval 1<br />

september 2007. Niet ter zake doet in hoeverre de aard van de werkzaamhed<strong>en</strong> is<br />

veranderd per 1 juli 2009.<br />

3.18. Het vor<strong>en</strong>st<strong>aan</strong>de leidt tot het <strong>voor</strong>lopig oordeel dat Ernst & Young Tbilisi <strong>en</strong> Ernst<br />

& Young Accountants LLP t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de door de werkneemster verrichte arbeid<br />

redelijkerwijze geacht moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> elkaars opvolger te zijn <strong>en</strong> dat daarom ingevolge<br />

artikel 7:668a lid 1 BW thans sprake is van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong><br />

<strong>tijd</strong> die niet is opgezegd <strong>en</strong> daarom na 1 september 2010 zal <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>.<br />

3.19. Dat de werkneemster <strong>aan</strong>vankelijk, tot op het mom<strong>en</strong>t waarop zij juridisch advies<br />

inwon in de veronderstelling heeft verkeerd dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op 1 september<br />

2010 zou eindig<strong>en</strong> staat er niet <strong>aan</strong> in de weg dat zij zich alsnog beroept op artikel<br />

7:668a BW.<br />

3.20. De vordering<strong>en</strong> tot doorbetaling van het onbetwiste loonbedrag <strong>en</strong> tot <strong>voor</strong>tzetting<br />

van de toelating tot het werk zull<strong>en</strong> daarom word<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> wat betreft<br />

laatstg<strong>en</strong>oemde veroordeling met beperking van de gevorderde dwangsom.<br />

3.21. Of de werkneemster tot 1 oktober 2009 is betaald overe<strong>en</strong>komstig de to<strong>en</strong><br />

gehanteerde salarisschaal <strong>en</strong> of Ernst & Young Accountants LLP niet gerechtigd was na<br />

die datum – zoals zij erk<strong>en</strong>t te hebb<strong>en</strong> ged<strong>aan</strong> – om economische red<strong>en</strong><strong>en</strong> af te wijk<strong>en</strong><br />

van die schaal, kan slechts beoordeeld word<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de hand van nader feitelijk onderzoek<br />

dat het kader van dit kort geding te buit<strong>en</strong> gaat. De hierop betrekking hebb<strong>en</strong>de<br />

vordering<strong>en</strong> zijn daarom niet toewijsbaar.<br />

In reconv<strong>en</strong>tie<br />

3.22. Uit hetge<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> onder 3.4 is overwog<strong>en</strong> volgt dat de reconv<strong>en</strong>tionele<br />

vordering tot zekerheidsstelling zal word<strong>en</strong> afgewez<strong>en</strong>. Nu de <strong>aan</strong> de vordering tot<br />

matiging van de wettelijke verhoging gestelde <strong>voor</strong>waarde niet is vervuld, geldt dit<br />

onderdeel van de vordering in reconv<strong>en</strong>tie als niet ingesteld.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 182


In conv<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> in reconv<strong>en</strong>tie<br />

3.23. Ernst & Young Accountants LLP di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>gemerkt als grot<strong>en</strong>deels in het<br />

ongelijk gestelde partij <strong>en</strong> te word<strong>en</strong> veroordeeld in de kost<strong>en</strong> van het geding.<br />

Beslissing<br />

In conv<strong>en</strong>tie<br />

De volg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing wordt getroff<strong>en</strong>:<br />

Ernst & Young Accountants LLP wordt veroordeeld tot nakoming van alle verplichting<strong>en</strong><br />

uit hoofde van de tuss<strong>en</strong> haar <strong>en</strong> de werkneemster geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst,<br />

waaronder doorbetaling van salaris ad € 3.443,09 bruto per m<strong>aan</strong>d plus toelag<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

overige emolum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, ook na 1 september 2010, totdat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

rechtsgeldig zal zijn geëindigd.<br />

Ernst & Young Accountants LLP wordt veroordeeld om de werkneemster toe te lat<strong>en</strong> tot<br />

haar werkzaamhed<strong>en</strong> als junior manager TAS FSO te Amsterdam <strong>en</strong> haar die<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> met alle daarbij behor<strong>en</strong>de bevoegdhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> recht<strong>en</strong> onbelemmerd te<br />

lat<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong>, ook na 1 september 2010, totdat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst rechtsgeldig<br />

zal zijn geëindigd, op verbeurte van e<strong>en</strong> dwangsom van € 500,= <strong>voor</strong> iedere werkdag of<br />

gedeelte daarvan gedur<strong>en</strong>de welke Ernst & Young Accountants LLP zou nalat<strong>en</strong> <strong>aan</strong> deze<br />

veroordeling te voldo<strong>en</strong>, met di<strong>en</strong> verstande dat Ernst & Young Accountants LLP niet<br />

meer dan € 75.000,= <strong>aan</strong> dwangsomm<strong>en</strong> zal verbeur<strong>en</strong>.<br />

In reconv<strong>en</strong>tie<br />

De vordering wordt afgewez<strong>en</strong>.<br />

In conv<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> in reconv<strong>en</strong>tie<br />

Ernst & Young Accountants LLP wordt veroordeeld in de kost<strong>en</strong> van het geding, <strong>aan</strong> de<br />

zijde van de werkneemster tot op deze uitspraak begroot op € 608,= waarvan € 400,=<br />

als salaris van de gemachtigde van de werkneemster.<br />

Dit vonnis is tot zover uitvoerbaar bij <strong>voor</strong>raad.<br />

Het meer of anders gevorderde wordt afgewez<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 183


Ktr Helmond 3 november 2010, JAR 2010, 301<br />

JAR 2010/301<br />

Voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter Kantonrechter Helmond<br />

3 november 2010, 715187, 4037/10; LJN BO3195.<br />

( mr.Cremers )<br />

De werknemer te Helmond,<br />

eiser,<br />

gemachtigde: mr. S.J.W.C. Lipman te ’s Hertog<strong>en</strong>bosch,<br />

teg<strong>en</strong><br />

de beslot<strong>en</strong> v<strong>en</strong>nootschap O BV te Deurne,<br />

gedaagde,<br />

gemachtigde: mr. E.H.J. van Gerv<strong>en</strong> te Helmond.<br />

Concurr<strong>en</strong>tiebeding, Arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, Schriftelijkheidsvereiste<br />

[Burgerlijk Wetboek Boek 7, Bijzondere overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> - 653; Burgerlijk Wetboek Boek<br />

7, Bijzondere overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> - 668; lid 1]<br />

» Sam<strong>en</strong>vatting<br />

De werknemer is op 8 december 2003 bij de werkgever in di<strong>en</strong>st getred<strong>en</strong> als monteur<br />

buit<strong>en</strong>di<strong>en</strong>st. In de arbeidsovere<strong>en</strong>komst is bepaald dat de werknemer gedur<strong>en</strong>de twee<br />

jaar na afloop van de di<strong>en</strong>stbetrekking ge<strong>en</strong> soortgelijke werkzaamhed<strong>en</strong> als bij de<br />

werkgever zal verricht<strong>en</strong>, binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> straal van 25 kilometer van de werkgever. De<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Na ommekomst van deze periode<br />

heeft de werknemer zijn werkzaamhed<strong>en</strong> bij de werkgever <strong>voor</strong>tgezet. Er is echter ge<strong>en</strong><br />

nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst geslot<strong>en</strong>. In 2005 heeft de werkgever de werknemer e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding <strong>voor</strong>gelegd dat zou geld<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> straal van 50 kilometer. De<br />

werknemer heeft dat niet will<strong>en</strong> tek<strong>en</strong><strong>en</strong>. De werknemer wil nu in di<strong>en</strong>st tred<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong><br />

ander bedrijf. Hij stelt dat het concurr<strong>en</strong>tiebeding is kom<strong>en</strong> te vervall<strong>en</strong>, omdat dit na<br />

afloop van de eerste <strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet opnieuw schriftelijk is<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>.<br />

De kantonrechter overweegt in dit verband dat <strong>aan</strong> het vereiste van schriftelijke<br />

vastlegging van e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding niet lichtvaardig mag word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>bijgeg<strong>aan</strong>, nu<br />

de consequ<strong>en</strong>ties van e<strong>en</strong> dergelijk beding <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> werknemer ernstig kunn<strong>en</strong> zijn. Dit<br />

br<strong>en</strong>gt mee dat, als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt verl<strong>en</strong>gd, e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding in principe opnieuw moet word<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> eindigt van rechtswege door verloop van de<br />

bedong<strong>en</strong> termijn. Wordt de overe<strong>en</strong>komst vervolg<strong>en</strong>s zonder teg<strong>en</strong>spraak <strong>voor</strong>tgezet,<br />

dan zegt art. 7:668 lid 1 BW dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst “wordt geacht <strong>voor</strong> dezelfde<br />

<strong>tijd</strong> (...) op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>”. Na afloop van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong>, wordt dus e<strong>en</strong> nieuwe overe<strong>en</strong>komst<br />

“<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>”. Het moge zo zijn dat art. 7:6681 lid 1 BW vermeldt dat de overe<strong>en</strong>komst<br />

“op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>” is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, maar <strong>voor</strong> zover <strong>aan</strong> die <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

vormvereist<strong>en</strong> zijn verbond<strong>en</strong>, blijv<strong>en</strong> die vormvereist<strong>en</strong>, waaronder het<br />

schriftelijkheidsvereiste, dus ook van kracht. In onderhavig geval komt daar nog bij dat<br />

de werknemer e<strong>en</strong> hem in mei 2005 <strong>voor</strong>gelegd beding niet heeft will<strong>en</strong> tek<strong>en</strong><strong>en</strong>. De<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 8 juni 2005, de derde verl<strong>en</strong>ging, is dus niet “zonder<br />

teg<strong>en</strong>spraak” geschied. Het Gerechtshof Amsterdam heeft in maart 1998 («JAR»<br />

1998/125) geoordeeld dat, bij e<strong>en</strong> bevestiging dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt <strong>voor</strong>tgezet, e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding opnieuw moet word<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Dat geldt dan des te sterker als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst stilzwijg<strong>en</strong>d<br />

wordt <strong>voor</strong>tgezet, zoals in onderhavig geval. De conclusie is dat de werknemer niet<br />

langer <strong>aan</strong> het concurr<strong>en</strong>tiebeding is gebond<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 184


(NB. In de rechtspraak zijn wissel<strong>en</strong>de standpunt<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> over deze materie. Zie<br />

onder meer «JAR» 2009/134, «JAR» 2009/99 <strong>en</strong> de annotatie bij deze uitsprak<strong>en</strong>.)<br />

beslissing/besluit<br />

» Uitspraak<br />

1. De procedure<br />

(...; red.)<br />

2. Het geschil<br />

1.1. De werknemer vordert – zakelijk weergegev<strong>en</strong> – dat de kantonrechter bij wege van<br />

<strong>voor</strong>lopige <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing, uitvoerbaar bij <strong>voor</strong>raad, primair e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> best<strong>aan</strong>d<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding geheel of gedeeltelijk zal schors<strong>en</strong> of vernietig<strong>en</strong> om de werknemer<br />

in staat te stell<strong>en</strong> bij X in di<strong>en</strong>st te tred<strong>en</strong>, subsidiair e<strong>en</strong> billijke vergoeding zal<br />

toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de werknemer op voet van het <strong>bepaalde</strong> in artikel 7:653, lid 4 BW, met<br />

veroordeling van O B.V. in de kost<strong>en</strong> van het geding.<br />

1.2. De werknemer legt daar<strong>aan</strong> t<strong>en</strong> grondslag dat hij op 8 december 2003 <strong>voor</strong><br />

<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> (zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>) in di<strong>en</strong>st is getred<strong>en</strong> van O B.V. In de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

was e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Na ommekomst van de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

termijn is de arbeidsovere<strong>en</strong>komst (telk<strong>en</strong>s) stilzwijg<strong>en</strong>d verl<strong>en</strong>gd. Daarbij is het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding niet opnieuw schriftelijk vastgelegd.<br />

Het concurr<strong>en</strong>tiebeding maakt het de werknemer onmogelijk om gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> periode<br />

van twee jaar in di<strong>en</strong>st te tred<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> soortgelijk bedrijf als dat van O B.V., <strong>voor</strong> zover<br />

dat bedrijf is gevestigd binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> straal van 25 kilometer vanaf de vestigingsplaats van<br />

O B.V. De werknemer kan nu in di<strong>en</strong>st tred<strong>en</strong> bij X, waar hij op termijn zijn<br />

inkom<strong>en</strong>spositie kan verbeter<strong>en</strong>.<br />

1.3. Het concurr<strong>en</strong>tiebeding heeft in 2004 zijn werking verlor<strong>en</strong>, omdat het bij de<br />

verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst opnieuw schriftelijk had moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vastgelegd. Dat is niet gebeurd. Mocht dit standpunt word<strong>en</strong> verworp<strong>en</strong>, dan geldt dat<br />

het bedrijf van X buit<strong>en</strong> de in het concurr<strong>en</strong>tiebeding g<strong>en</strong>oemde straal is gevestigd, zodat<br />

het concurr<strong>en</strong>tiebeding niet <strong>aan</strong> indi<strong>en</strong>sttreding bij X in de weg staat. De werknemer<br />

heeft er belang bij dit in rechte vastgesteld te krijg<strong>en</strong>. Meer subsidiair voert de<br />

werknemer <strong>aan</strong> dat bij e<strong>en</strong> afweging van zijn belang<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> die van O B.V. bij<br />

handhaving van het beding zijn belang<strong>en</strong> van groter gewicht zijn.<br />

2. O B.V. heeft hierteg<strong>en</strong> – zakelijk weergegev<strong>en</strong> – tot verweer <strong>aan</strong>gevoerd dat het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding uit 2003 wel degelijk van kracht is geblev<strong>en</strong>. Het bedrijf waar de<br />

werknemer bij in di<strong>en</strong>st wil tred<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> directe concurr<strong>en</strong>t van O B.V. <strong>en</strong> het is<br />

gevestigd binn<strong>en</strong> de straal van 25 kilometer die is g<strong>en</strong>oemd in het beding. O B.V. heeft<br />

er e<strong>en</strong> groot belang bij dat de werknemer zich <strong>aan</strong> het beding houdt. Rec<strong>en</strong>t is e<strong>en</strong><br />

andere monteur van O B.V. ook naar X overgestapt <strong>en</strong> die bleek na korte <strong>tijd</strong> door X<br />

ingeschakeld te zijn bij de verkoop. O B.V. heeft moet<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal offertes<br />

haar niet zijn gegund, maar wel <strong>aan</strong> X, die e<strong>en</strong> lager bedrag had <strong>aan</strong>gebod<strong>en</strong>. Sedert het<br />

vertrek van die monteur is de omzet van O B.V. teruggelop<strong>en</strong>. O B.V. vreest dat X ook de<br />

werknemer in de verkoop zal g<strong>aan</strong> inzett<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat dat e<strong>en</strong> nog verderg<strong>aan</strong>de<br />

omzetdaling met zich mee zal br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

O B.V. heeft er om die red<strong>en</strong> belang bij dat de werknemer, die k<strong>en</strong>nis heeft van de<br />

calculatie <strong>en</strong> door O B.V. gehanteerde marges, <strong>aan</strong> het beding wordt gehoud<strong>en</strong>. X <strong>en</strong> O<br />

B.V. operer<strong>en</strong> – anders dan de werknemer stelt – wel degelijk in hetzelfde werkgebied.<br />

Om die red<strong>en</strong> heeft O B.V. nog gepoogd om de werknemer te bind<strong>en</strong> <strong>aan</strong> e<strong>en</strong><br />

verderstrekk<strong>en</strong>d concurr<strong>en</strong>tiebeding, in die zin dat de werking daarvan zou word<strong>en</strong><br />

uitgebreid tot bedrijv<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> straal van 50 kilometer rondom de vestigingsplaats van O<br />

B.V. Hierover hebb<strong>en</strong> in 2005 onderhandeling<strong>en</strong> plaatsgevond<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> nieuwe<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> dergelijk beding is to<strong>en</strong> door de werknemer niet<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 185


ondertek<strong>en</strong>d, omdat hij niet met e<strong>en</strong> uitbreiding van de geografische werking van het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding kon instemm<strong>en</strong>.<br />

3. Bij geleg<strong>en</strong>heid van de mondelinge behandeling heeft de werknemer ter onderbouwing<br />

van zijn belang verklaard dat dit niet zo zeer van materiële aard is (over e<strong>en</strong> concreet bij<br />

X te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> salaris heeft nog ge<strong>en</strong> bespreking plaatsgevond<strong>en</strong>), maar meer<br />

immaterieel. De klik tuss<strong>en</strong> hem <strong>en</strong> (de directie van) O B.V. is er niet meer, waardoor hij<br />

ge<strong>en</strong> plezier meer heeft in het werk. Dat werd tot <strong>en</strong>ige <strong>tijd</strong> terug nog ondervang<strong>en</strong><br />

doordat hij met e<strong>en</strong> collega op karwei ging <strong>en</strong> hij het met die collega goed kon vind<strong>en</strong>,<br />

maar die is vertrokk<strong>en</strong> bij O B.V. <strong>en</strong> nu z<strong>en</strong>dt O B.V. hem veelal alle<strong>en</strong> naar<br />

opdrachtgevers. Dat is mede de oorzaak van organisatorische problem<strong>en</strong>, waar de<br />

werknemer mee wordt geconfronteerd. Hij moet opdrachtgevers vrag<strong>en</strong> om hem te<br />

help<strong>en</strong> bij het uitvoer<strong>en</strong> van het werk. Voorts is de organisatie binn<strong>en</strong> het bedrijf van O<br />

B.V. niet best, waardoor hij, als verteg<strong>en</strong>woordiger van O B.V. op het werk bij de klant,<br />

geregeld wordt geconfronteerd met klacht<strong>en</strong> van opdrachtgevers. Om die red<strong>en</strong> wil hij bij<br />

O B.V. weg. Bij X kan hij <strong>aan</strong> de slag. Dat bedrijf heeft de organisatie van het werk beter<br />

<strong>voor</strong> elkaar <strong>en</strong> daar d<strong>en</strong>kt de werknemer weer met plezier te kunn<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>.<br />

4. O B.V. heeft bij die geleg<strong>en</strong>heid (onder meer) nog opgemerkt dat de werknemer <strong>voor</strong><br />

ander werk niet is <strong>aan</strong>gewez<strong>en</strong> op X, omdat hij vóór indi<strong>en</strong>sttreding bij O B.V. in de bouw<br />

werkzaam is geweest, hij redelijk all round is <strong>en</strong> hij dus ook buit<strong>en</strong> de branche in de<br />

bouw <strong>aan</strong> ander werk kan kom<strong>en</strong>.<br />

5. Voor de toelichting op <strong>en</strong> onderbouwing van de standpunt<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong> zij verwez<strong>en</strong><br />

naar de stukk<strong>en</strong> van het geding.<br />

3. De beoordeling<br />

6. Als <strong>en</strong>erzijds gesteld <strong>en</strong> anderzijds niet, dan wel onvoldo<strong>en</strong>de gemotiveerd<br />

weersprok<strong>en</strong> staat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> vast dat de werknemer op 8 december 2003 in di<strong>en</strong>st<br />

is getred<strong>en</strong> van O B.V. als monteur buit<strong>en</strong>di<strong>en</strong>st. Bij die geleg<strong>en</strong>heid is e<strong>en</strong> schriftelijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst opgemaakt <strong>en</strong> ondertek<strong>en</strong>d, welke onder meer in artikel 6 het<br />

navolg<strong>en</strong>de beding bevat:<br />

“De werknemer zal zonder toestemming van A. Valckx gedur<strong>en</strong>de het best<strong>aan</strong> der<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking <strong>en</strong>, na beëindiging van de di<strong>en</strong>stbetrekking binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>tijd</strong>vak van twee<br />

jaar, niet in <strong>en</strong>igerlei vorm e<strong>en</strong> zaak gelijk, gelijksoortig of <strong>aan</strong>verwant <strong>aan</strong> die van<br />

werkgever vestig<strong>en</strong>, drijv<strong>en</strong>, mededrijv<strong>en</strong> of do<strong>en</strong> drijv<strong>en</strong>, hetzij direct, hetzij indirect,<br />

alsook in of daar<strong>voor</strong> op <strong>en</strong>igerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in di<strong>en</strong>stbetrekking,<br />

hetzij teg<strong>en</strong> vergoeding, hetzij om niet, of daarin <strong>aan</strong>deel van welke aard ook hebb<strong>en</strong>,<br />

zulks op verbeurte van e<strong>en</strong> direct opeisbare boete van € 5.000,= per gebeurt<strong>en</strong>is <strong>en</strong><br />

tev<strong>en</strong>s € 500,= <strong>voor</strong> iedere dag dat hij in overtreding is, te betal<strong>en</strong> <strong>aan</strong> werkgever<br />

onverminderd het recht van werkgever om volledige schadevergoeding te vorder<strong>en</strong> van<br />

de werknemer, indi<strong>en</strong> deze meer mocht belop<strong>en</strong>.<br />

(...) Dit concurr<strong>en</strong>tiebeding geldt <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> straal van 25 kilometer.”<br />

Deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> periode van zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>. Na<br />

ommekomst van deze periode heeft de werknemer zijn werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> O B.V.<br />

<strong>voor</strong>tgezet. Om hem mover<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> wil de werknemer in di<strong>en</strong>st tred<strong>en</strong> van X. Dit<br />

bedrijf is gevestigd <strong>aan</strong> [adres]. O B.V. is gevestigd <strong>aan</strong> [adres].<br />

7. De onderhavige procedure betreft e<strong>en</strong> geding tot verkrijging van e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>lopige<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing, waarbij de beslissing afhangt van e<strong>en</strong> inschatting van de kans<strong>en</strong> die partij<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> op succes in e<strong>en</strong> te voer<strong>en</strong> bodemgeding. In e<strong>en</strong> dergelijk geding zal allereerst<br />

de vraag <strong>aan</strong> de orde kom<strong>en</strong> of tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding van kracht is.<br />

De meest verstrekk<strong>en</strong>de stellingname in dit geding is immers dat bij de verl<strong>en</strong>ging van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst het beding opnieuw schriftelijk had moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vastgelegd.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 186


8. Het vereiste van e<strong>en</strong> schriftelijke vastlegging van e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding is<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in artikel 7:653, lid 1 BW. Juist omdat de consequ<strong>en</strong>ties van e<strong>en</strong> dergelijk<br />

beding <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> werknemer bijzonder ernstig kunn<strong>en</strong> zijn, heeft de wetgever verlangd<br />

dat <strong>voor</strong> de rechtsgeldigheid van dit beding <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> <strong>aan</strong>tal <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> wordt vold<strong>aan</strong>.<br />

Gelet op deze achtergrond, die berust op de gedachte dat binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> partijverhouding<br />

waarbij één partij e<strong>en</strong> sterkere positie inneemt dan de andere de zwakkere partij<br />

bescherming verdi<strong>en</strong>t, is de kantonrechter van oordeel dat niet lichtvaardig mag word<strong>en</strong><br />

<strong>aan</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat <strong>aan</strong> deze <strong>voor</strong>waarde is vold<strong>aan</strong>.<br />

9. De jurisprud<strong>en</strong>tie rondom deze bepaling biedt wel rec<strong>en</strong>te uitsprak<strong>en</strong> over de vraag<br />

wanneer e<strong>en</strong> beding schriftelijk is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>, maar biedt ge<strong>en</strong> concrete regel <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> geval als het onderhavige, waarin na ommekomst van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> termijn<br />

e<strong>en</strong> arbeidsverhouding wordt <strong>voor</strong>tgezet zonder dat daaromtr<strong>en</strong>t iets nader is besprok<strong>en</strong>,<br />

laat st<strong>aan</strong> schriftelijk vastgelegd. De vraag is dan of de verhouding tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> op<br />

dezelfde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, waaronder het concurr<strong>en</strong>tiebeding, wordt <strong>voor</strong>tgezet, of dat e<strong>en</strong><br />

geheel nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst ontstaat waarvan de inhoud wordt bepaald door de<br />

wijze waarop partij<strong>en</strong> daar feitelijk uitvoering <strong>aan</strong> hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>.<br />

10. Als argum<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> de eerste red<strong>en</strong>ering wordt wel verwez<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> Haviltexinterpretatie,<br />

waarbij wordt verdedigd dat – nu ge<strong>en</strong> der partij<strong>en</strong> bij geleg<strong>en</strong>heid van de<br />

<strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsverhouding heeft “gepiept” – het k<strong>en</strong>nelijk de bedoeling is<br />

geweest van partij<strong>en</strong> de best<strong>aan</strong>de recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong> onverminderd <strong>en</strong> in volle<br />

omvang in stand te houd<strong>en</strong>, derhalve met inbegrip van het concurr<strong>en</strong>tiebeding. Voorts<br />

kan hier<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> in het <strong>bepaalde</strong> in artikel 7:668, lid 1 BW,<br />

welke bepaling uitdrukkelijk vermeldt dat bij e<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de verl<strong>en</strong>ging de vroegere<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> van kracht blijv<strong>en</strong>. best<strong>aan</strong>de jurisprud<strong>en</strong>tie in die richting is op die<br />

bepaling gestoeld.<br />

11. Als argum<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> de tweede red<strong>en</strong>ering wordt verwez<strong>en</strong> naar de wet, waarin in<br />

artikel 7:667, lid 1 BW wordt bepaald dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst die is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> van rechtswege eindigt wanneer de <strong>tijd</strong> is verstrek<strong>en</strong> die bij<br />

overe<strong>en</strong>komst is <strong>aan</strong>gegev<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong>ering is dan dat het, wanneer e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

van rechtswege eindigt, bij e<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsrelatie niet<br />

anders kan dan dat e<strong>en</strong> nieuwe, mondelinge arbeidsovere<strong>en</strong>komst van kracht is<br />

geword<strong>en</strong>. Ook hier<strong>voor</strong> kunn<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> <strong>aan</strong> de bewoording van<br />

artikel 7:668, lid 1 BW.<br />

12. De kantonrechter is van oordeel dat <strong>voor</strong> wat betreft het schriftelijkheidsvereiste e<strong>en</strong><br />

strikte interpretatie di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gevolgd. Nu de wet expliciet <strong>voor</strong>schrijft dat e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding schriftelijk di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, zal e<strong>en</strong> dergelijk beding ook<br />

alle<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> best<strong>aan</strong> als <strong>aan</strong> dat vereiste is vold<strong>aan</strong>. Van e<strong>en</strong> werkgever mag word<strong>en</strong><br />

verwacht dat hij op de hoogte is van deze regel <strong>en</strong> dat hij, als direct belanghebb<strong>en</strong>de bij<br />

e<strong>en</strong> dergelijk beding, er ook op toeziet dat, op die mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waarop zulks <strong>aan</strong> de orde<br />

kan kom<strong>en</strong>, met inachtneming van die regel wordt gehandeld. De consequ<strong>en</strong>ties van het<br />

nalat<strong>en</strong> om <strong>aan</strong> die regel gevolg te gev<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> dan ook <strong>voor</strong> rek<strong>en</strong>ing te blijv<strong>en</strong> van de<br />

werkgever.<br />

13. De kantonrechter volgt daarom de weg zoals die logischerwijs <strong>voor</strong>tvloeit uit de<br />

wettelijke bepaling<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> eindigt van<br />

rechtswege door verloop van de bedong<strong>en</strong> termijn. Wordt deze vervolg<strong>en</strong>s door partij<strong>en</strong><br />

zonder teg<strong>en</strong>spraak <strong>voor</strong>tgezet, dan zegt artikel 7:668, lid 1 BW dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst “wordt geacht <strong>voor</strong> dezelfde <strong>tijd</strong> (...) op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>.” Ook uit deze formulering volgt dat na afloop van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> <strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> e<strong>en</strong> nieuwe overe<strong>en</strong>komst wordt <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>,<br />

wat blijkt uit het gebruik van de woord<strong>en</strong> “wederom te zijn <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>”. Het moge zo zijn<br />

dat deze bepaling vermeldt dat de overe<strong>en</strong>komst “op de vroegere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>” is<br />

<strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>, maar <strong>voor</strong> zover <strong>aan</strong> die <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> vormvereist<strong>en</strong> zijn verbond<strong>en</strong>, blijv<strong>en</strong><br />

die dus ook van kracht <strong>en</strong> wanneer vastgesteld moet word<strong>en</strong> dat bij het “wederom<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 187


<strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>” van die overe<strong>en</strong>komst niet <strong>aan</strong> die vormvereist<strong>en</strong> is vold<strong>aan</strong>, di<strong>en</strong>t die<br />

vaststelling de consequ<strong>en</strong>ties te hebb<strong>en</strong> die de wet daar<strong>aan</strong> verbindt.<br />

14. Op dit punt zij overig<strong>en</strong>s ook het navolg<strong>en</strong>de opgemerkt. Naar O B.V. heeft gesteld<br />

(<strong>en</strong> met productie 3 bij fax d.d. 27 oktober 2010 onderbouwd), heeft zij op of omstreeks<br />

8 juni 2005 e<strong>en</strong> concept-arbeidsovere<strong>en</strong>komst ter tek<strong>en</strong>ing <strong>aan</strong> de werknemer<br />

<strong>voor</strong>gelegd, waarin de tekst van het concurr<strong>en</strong>tiebeding was <strong>aan</strong>gepast. De werknemer<br />

heeft die <strong>aan</strong>passing niet will<strong>en</strong> accepter<strong>en</strong>.<br />

Niet is gesteld of geblek<strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het mom<strong>en</strong>t van indi<strong>en</strong>sttreding (8<br />

december 2003) <strong>en</strong> medio 2005 ooit over de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong>. De<br />

werknemer is werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> O B.V. blijv<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>, zonder dat e<strong>en</strong> nieuwe<br />

schriftelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong> of daaromtr<strong>en</strong>t iets door de werkgever<br />

schriftelijk <strong>aan</strong> de werknemer is bevestigd. De na 8 juni 2004 verrichte arbeid berustte<br />

dus op e<strong>en</strong> (telk<strong>en</strong>s) van rechtswege opnieuw <strong>aan</strong>gegane overe<strong>en</strong>komst die (telk<strong>en</strong>s)<br />

niet nader schriftelijk is vastgelegd. In dat geval moet word<strong>en</strong> geconstateerd dat de<br />

<strong>tijd</strong>elijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst van 8 december 2003 ingevolge artikel 7:668, lid 1 BW op<br />

8 juni 2004 is verl<strong>en</strong>gd <strong>voor</strong> zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong>, waarna op 8 december 2004 e<strong>en</strong> tweede<br />

verl<strong>en</strong>ging <strong>voor</strong> zes m<strong>aan</strong>d<strong>en</strong> heeft plaatsgevond<strong>en</strong> <strong>en</strong> op 8 juni 2005 de derde<br />

verl<strong>en</strong>ging <strong>aan</strong> de orde was. Gelet op de discussie die op dat mom<strong>en</strong>t heeft<br />

plaatsgevond<strong>en</strong> t<strong>en</strong> <strong>aan</strong>zi<strong>en</strong> van de uitbreiding van de werking van het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding <strong>en</strong> de weigering van de werknemer om daarmee in te stemm<strong>en</strong>, kan<br />

niet word<strong>en</strong> geoordeeld dat die verl<strong>en</strong>ging (waardoor e<strong>en</strong> vierde arbeidsovere<strong>en</strong>komst tot<br />

stand is gekom<strong>en</strong>, die ingevolge artikel 7:668a, lid 1 <strong>aan</strong>hef <strong>en</strong> sub b BW <strong>voor</strong><br />

on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> was) “zonder teg<strong>en</strong>spraak” is geschied.<br />

15. Verwez<strong>en</strong> wordt t<strong>en</strong> slotte naar het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26<br />

maart 1998, gepubliceerd in de JAR 1998, nr. 125. De casus die daar <strong>aan</strong> de orde was<br />

wijkt in zoverre van het onderhavige geval af dat in die zaak na afloop van de<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> termijn door de werkgever schriftelijk was bevestigd dat de<br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> werd <strong>voor</strong>tgezet. Daar was dus ge<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong><br />

stilzwijg<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>tzetting <strong>en</strong> dus ev<strong>en</strong>min van toepasselijkheid van artikel 7:668 BW.<br />

Het Hof verwierp in dat geval het beroep dat was ged<strong>aan</strong> op de bedoeling van de<br />

werkgever bij <strong>voor</strong>tzetting van de overe<strong>en</strong>komst.<br />

De kantonrechter ziet niet in waarom e<strong>en</strong> werknemer in het geval waarin e<strong>en</strong> werkgever<br />

na verloop van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> termijn helemaal niets van zich laat hor<strong>en</strong> (<strong>en</strong><br />

partij<strong>en</strong> de facto de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong>) nog wel<br />

gebond<strong>en</strong> zou moet<strong>en</strong> zijn <strong>aan</strong> e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding, terwijl hij dat niet zou zijn in het<br />

geval waarin e<strong>en</strong> werkgever na ommekomst van de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> termijn schriftelijk<br />

(dus ook formeel) bevestigt dat de arbeidsrelatie <strong>voor</strong> on<strong>bepaalde</strong> <strong>tijd</strong> wordt <strong>voor</strong>tgezet,<br />

zonder dat daarbij het concurr<strong>en</strong>tiebeding opnieuw schriftelijk wordt <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. In beide<br />

gevall<strong>en</strong> geldt immers dat van de werkgever, tot bescherming van wi<strong>en</strong>s belang het<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding strekt, verlangd mag word<strong>en</strong> dat deze alert is op de noodzaak om bij<br />

<strong>voor</strong>tzetting van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst die eindigt door verloop van e<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> termijn het beding opnieuw schriftelijk <strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong>.<br />

16. Het <strong>voor</strong>g<strong>aan</strong>de voert de kantonrechter tot de slotsom dat de vastst<strong>aan</strong>de feit<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>alsnog leid<strong>en</strong> tot het oordeel dat het concurr<strong>en</strong>tiebeding haar werking heeft verlor<strong>en</strong>,<br />

doordat het bij verl<strong>en</strong>ging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst na ommekomst van de<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> loop<strong>tijd</strong> niet opnieuw schriftelijk is <strong>aan</strong>geg<strong>aan</strong>. De werkingsduur van<br />

het oorspronkelijk beding (twee jaar na afloop van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst) is daarom<br />

verstrek<strong>en</strong> op 8 december 2005. Waar ge<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding meer bestaat, valt er<br />

ook niets te schors<strong>en</strong> of te vernietig<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestaat ev<strong>en</strong>min <strong>en</strong>ige grond om <strong>aan</strong> de<br />

werknemer e<strong>en</strong> vergoeding toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> op voet van artikel 7:653, lid 4 BW. Bij<br />

gebreke <strong>aan</strong> grond<strong>en</strong> daartoe kan het gevorderde dan ook niet word<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong>.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 188


17. Hoewel strikt formeel g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> de vordering<strong>en</strong> van de werknemer niet toewijsbaar<br />

zijn, komt de beslissing er in materiële zin wel op neer dat het gelijk met betrekking tot<br />

de mogelijkheid om bij X in di<strong>en</strong>st te tred<strong>en</strong> bij de werknemer ligt. In dat gegev<strong>en</strong> vindt<br />

de kantonrechter <strong>aan</strong>leiding om de proceskost<strong>en</strong> te comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>.<br />

4. De beslissing<br />

De kantonrechter:<br />

wijst de vordering<strong>en</strong> van de werknemer af;<br />

comp<strong>en</strong>seert de kost<strong>en</strong> des dat iedere partij de eig<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> draagt.<br />

OSR <strong>Juridische</strong> Opleiding<strong>en</strong> 189

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!