01.12.2023 Views

Succulenta December 2023

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

6<br />

<strong>December</strong><br />

<strong>2023</strong><br />

Jaargang 102<br />

ISSN 0039-4467<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

245


Speciekuip<br />

Ben Wijffelaars<br />

Wat zenuwachtig geworden van paniekerige<br />

vragen op Facebook over de beste<br />

datum om je planten naar binnen te brengen,<br />

besloot ik toch maar wat voorbereidingen<br />

te treffen. Mijn vermoedens dat de<br />

in afgelopen zomer uit hun pot gegroeide<br />

aeoniums niet meer samen door één deur<br />

zouden kunnen of willen, bleken al snel<br />

juist. Het grootste exemplaar, een Aeonium<br />

arboreum ‘Zwartkop’ stond in een professionele<br />

zwarte speciekuip al te dringen om<br />

naar binnen te mogen en u begrijpt het<br />

al: te breed geworden voor de deur van<br />

mijn niet al te grote kasje. Dan moet hij<br />

maar weg! Mijn ondoordacht berichtje op<br />

de Facebookpagina van <strong>Succulenta</strong> was<br />

mogelijk iets te genereus: gratis ophalen,<br />

inclusief de speciekuip. Nou woon ik,<br />

onder de rook van ’s-Hertogenbosch zoals<br />

dat heet, in Rosmalen, in zo’n vinex-wijk<br />

achter het centrum, waar je status wordt<br />

afgemeten naar het merk en de afmetingen<br />

van de luxe bakfietsen waarin het grut<br />

naar en van hun campus wordt vervoerd.<br />

Dit terzijde. Van authentiek Rosmalen is<br />

niet veel meer te bespeuren. Nog niet zo<br />

heel lang geleden was driekwart van de<br />

inwoners hier van oudsher òf stukadoor òf<br />

getrouwd met een stukadoor. Het andere<br />

kwart was stratenmaker, zo eenvoudig zit<br />

Brabant soms in elkaar. Mijn aanbieding<br />

riep onverwachte reacties op. Een vraag<br />

als ”Wat is een speciekuip eigenlijk” zou bij<br />

niemand hier in het dorp zijn opgekomen,<br />

ze waren daar thuis immers grootgebracht<br />

met de speciekuipen van ‘ons Pap’. En<br />

anders wel op de dorpsschool toen de<br />

inhoudsmaten aan de beurt kwamen. Bij<br />

de bakfietsers hier lag dat duidelijk anders.<br />

Die mooie aeonium wilden ze allemaal wel,<br />

maar mijn ruimte op Facebook met persoonlijke<br />

berichten liep over met vragen<br />

als “Ik heb een Mini Clubman, kan daar wel<br />

een speciekuip in” of “Kun je een speciekuip<br />

gewoon tillen?”. Zelfs mijn hoofdredacteur<br />

schrok van het aanbod, en vroeg voorzichtig<br />

of ik onze hobby toch niet ging verlaten,<br />

mogelijk bevreesd voor een lege pagina 1<br />

in de toekomst. Het was moeilijk een keuze<br />

te maken. Er werden zelfs dozen Bossche<br />

bollen als tegenprestatie toegezegd en de<br />

vraag werd gesteld of ze langs mochten<br />

komen bij me om meer te weten te komen<br />

over aeoniums. Ik schrijf bewust “ze” want<br />

de communicatie werd niet gevoerd met de<br />

gebruikelijke grijze mannen uit het succulentencircuit<br />

maar nagenoeg alleen met net<br />

iets oudere dames, naast de jeugd toch de<br />

doelgroep die <strong>Succulenta</strong> zo graag aan zich<br />

zou willen binden. De oplossing voor het<br />

ledentekort ligt dus bij de aeoniums! Als u<br />

me niet gelooft, doe wat ik inmiddels ook<br />

heb gedaan, meld u aan bij de Facebookgroep<br />

‘Aeonium Addicts’ met 16.267 leden<br />

wereldwijd en de wereld van de aeoniums<br />

met haar grenzeloze hoeveelheid soorten<br />

en varianten gaat voor u open. Waar Jan<br />

Jaap de Morree destijds horendol werd van<br />

allerlei hybridevormen (<strong>Succulenta</strong> 88-5 en<br />

<strong>Succulenta</strong> 93-3), kunt u zich hier te buiten<br />

gaan aan naamgeving, kweektips, zaaien,<br />

stekken, kopen, ruilen, weggeven of wat<br />

u maar wilt met dit verrassende geslacht.<br />

Ik heb inmiddels besloten de speciekuip<br />

toch maar zelf te houden en heb mijn kasje<br />

maar aan de kuip aangepast. Met zoveel<br />

enthousiastelingen weet je maar nooit wat<br />

je over de vloer krijgt!<br />

bwijffelaars@planet.nl<br />

246<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Hamatocactus setispinus<br />

De borstel-haakcactus<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Een geheel andere soort is weer de Borstel-Haakcactus (Hamatocactus setispinus), welke langs<br />

de Coloradorivier en elders in Zuidelijk-Texas en het Noorden van Mexico voorkomt. Deze sterk<br />

gewapende cactus wordt omstreeks 15 cm hoog, en telt pl.m. 13 hooge, aan den rand gegolfde,<br />

dunne ribben, met talrijke witte en bruinachtige doorns, met één, in een haak uitloopende,<br />

lange middendoorn. De bloemen zijn tot 7 cm lang, geel van kleur met rood centrum. Het is de<br />

eenige soort van haar geslacht.<br />

Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade-album ‘Cactussen’ uit 1931. Zie de afbeelding<br />

hieronder.<br />

Bijna iedere cactusliefhebber zal Hamatocactus<br />

setispinus kennen. De Nederlandse<br />

naam die Van Laren gaf, is min of meer een<br />

vertaling van de botanische naam want hamatocactus<br />

betekent ‘haakcactus’ en setispinus<br />

betekent ‘met borstelige bedoorning’.<br />

De plant hoort volgens de boeken tot de<br />

makkelijkst te kweken soorten en wordt<br />

altijd geroemd om de grote bloeiwilligheid.<br />

Er wordt geschreven dat zelfs tweejarige<br />

zaailingen al tot bloei kunnen komen. De<br />

bloemen zelf zijn prachtig zijdeglanzend<br />

geel met een rood hart (afb. 1) en ze worden<br />

gevolgd door bijna ronde zaadbessen<br />

die eerst groen zijn, maar bij rijpheid prachtig<br />

rood kleuren (afb. 2) en de plant nog<br />

maandenlang blijven sieren. Tel daarbij op<br />

dat van april tot oktober de ene na de andere<br />

bloem verschijnt en je moet wel met<br />

de bijna ideale cactus van doen hebben.<br />

Toch zie ik de soort betrekkelijk weinig bij<br />

medeliefhebbers.<br />

De verzamelaar<br />

De eerste gedocumenteerde vondst van<br />

H. setispinus was door Ferdinand Jacob<br />

Lindheimer (1801 – 1879). Lindheimer is in<br />

Frankfurt am Main (Duitsland) geboren. Na<br />

zijn gymnasium studeerde hij onder andere<br />

in Wiesbaden, Jena en Bonn. Daar haalde<br />

hij zijn graad in de filologie (een tak in de<br />

taalwetenschappen). Hij werd leraar en was<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

247


1: De bloemen van Hamatocactus setispinus.<br />

2: De zaadbessen kleuren bij rijpheid prachtig rood. Let op de mier op de middelste zaadbes.<br />

248 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


ook politiek actief. In 1834 vertrok hij naar<br />

de Verenigde Staten om te ontkomen aan<br />

de politieke repressie waar veel intellectuelen<br />

in Duitsland onder te lijden hadden. Via<br />

New Orleans belandde hij in Mexico, waar<br />

hij de leiding kreeg over een ananas- en<br />

bananenplantage. Daar werd zijn interesse<br />

in planten en insecten gewekt. Toen in<br />

oktober 1835 de Texaanse revolutie begon<br />

(Texas wilde zich afscheiden van Mexico),<br />

besloot hij mee te vechten voor Texas. Het<br />

schip waarop hij naar het noorden voer,<br />

leed schipbreuk voor de kust van Alabama.<br />

Desondanks slaagde hij erin om zich aan<br />

te melden en hij diende 19 maanden in<br />

het leger van de nieuwe republiek. In die<br />

periode en na zijn ontslag in 1837 bracht hij<br />

zijn vrije uren door met het onderzoeken<br />

van de bloemen, bomen en grassen in zijn<br />

omgeving. Lindheimer kende Georg Engelmann<br />

(werkzaam als arts en botanicus in<br />

St. Louis, Missouri) nog uit Frankfurt en hij<br />

bezocht hem in de winter van 1839 – 1840.<br />

Hij liet Engelmann voorbeelden van zijn verzameld<br />

materiaal zien. Na een nieuw bezoek<br />

in de winter van 1842 – 1843 werd hij<br />

door Engelmann, met steun van de toen al<br />

beroemde botanicus Asa Gray van Harvard<br />

University, aangenomen om systematisch<br />

planten te verzamelen. De eerste tocht was<br />

in oktober 1843 vanuit Galveston, aan de<br />

oostkust van Texas. In de jaren erna schoof<br />

zijn onderzoeksgebied steeds verder naar<br />

het westen. In dertien jaar tijd liep het<br />

aantal door hem verzamelde exemplaren<br />

op tot, naar schatting, tussen de 80.000<br />

en 100.000. Het aantal soorten bedraagt<br />

ongeveer 1500, waaronder een paar honderd<br />

nieuwe. De soorten werden door Gray<br />

en Engelmann beschreven in hun ‘Plantae<br />

Lindheimerianae’.<br />

Tegen eind 1844 begeleidde Lindheimer de<br />

Duitse prins Carl zu Solms-Braunfels met<br />

een groep kolonisten van de Texaanse kust<br />

naar de plaats waar de prins een Duitse<br />

nederzetting wilde beginnen. Die plek was<br />

aan de weg van San Antonio naar Austin.<br />

Hier werd de stad New Braunfels gesticht.<br />

Als dank kreeg Lindheimer een stuk grond<br />

waar hij een huis kon bouwen. Hij begon er<br />

ook een botanische tuin. Lindheimer is er<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

tot zijn dood in 1879 blijven wonen.<br />

In 1852 begon Lindheimer in zijn woonplaats<br />

een Duitstalige krant, Die Neu-<br />

Braunfelser Zeitung. Tijd voor botanische<br />

verzamelreizen was er niet meer. Hij bleef<br />

hoofdredacteur tot 1872. Daarna stichtte<br />

hij nog een privéschool voor hoogbegaafde<br />

kinderen en hij was ook nog werkzaam als<br />

vrederechter.<br />

Lindheimer wordt wel de vader van de<br />

Texaanse botanie genoemd. Er is een plantengeslacht<br />

naar hem genoemd, Lindheimera.<br />

Verder komt zijn naam in ongeveer<br />

30 soortnamen van planten voor, waaronder<br />

Opuntia lindheimeri en de bekende<br />

tuinplant Gaura lindheimeri. Er is ook nog<br />

een subspecies van een slang naar hem<br />

genoemd, Pantherophis obsoletus lindheimeri<br />

(de Texas rattenslang).<br />

Zijn woning in New Braunfels is nu een museum.<br />

Het is opgenomen in het ‘National<br />

Register of Historic Places’.<br />

De eerste beschrijving (als Echinocactus<br />

setispinus)<br />

In 1844 verzamelde Lindheimer planten in<br />

Texas in een gebied dat ruwweg liep van de<br />

rivier de Brazos tot de Coloradorivier. Niet<br />

te verwarren met de meer bekende en veel<br />

langere Coloradorivier in het zuidwesten<br />

van de USA.<br />

In 1845 werden 318 van de verzamelde<br />

plantensoorten door Gray en Engelmann<br />

beschreven in het eerste deel van de hierboven<br />

al genoemde ‘Plantae Lindheimerianae’.<br />

In een voetnoot werden Echinocactus<br />

setispinus (de meeste bolcactussen heetten<br />

in die tijd nog Echinocactus) en nog zes<br />

andere nieuwe cactussen beschreven. Volgens<br />

Engelmann vond Lindheimer de soort<br />

aan de Coloradorivier tussen de ‘Musket<br />

thickets’ (doornig struikgewas van Prosopis<br />

glandulosa, ook wel ‘Honey mesquite’ genoemd).<br />

In 1850 verscheen een tweede deel van<br />

‘Plantae Lindheimerianae’. Hierin werden<br />

planten beschreven die Lindheimer in 1845<br />

en 1847 verzameld had. De beschrijving<br />

249


3: Deze driejarige zaailing<br />

kwam in 2021 al tot bloei.<br />

Het zaad is onder de naam<br />

H. setispinus var. orcuttii<br />

bij het Clichéfonds van<br />

<strong>Succulenta</strong> aangeschaft.<br />

4: Een doormidden gesneden vruchtje van<br />

de plant van afb. 2. De buitendiameter van<br />

het vruchtje is circa 8 mm. De vruchtmassa<br />

binnenin bestaat volgens Engelmann uit<br />

opgezwollen zaadstrengen.<br />

5: Hamatocactus setispinus in Blancs illustrated<br />

price-list van 1889. De soort was toen al erg<br />

gewoon en dus goedkoop.<br />

250 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


van Echinocactus setispinus werd nu<br />

door Engelmann verder aangevuld en<br />

hij beschreef meteen twee variëteiten:<br />

E. setispinus var. hamatus (= hakig) en E.<br />

setispinus var. setaceus (= borstelig). De<br />

eerstgenoemde was volgens Engelmann<br />

de grotere zuidelijke vorm met 10 - 12<br />

randdoorns van (omgerekend) 1,3 - 3,4 cm<br />

en een gehaakte middendoorn van 2,6 – 3,4<br />

cm. Dat komt goed overeen met de plant<br />

van afb. 2. Deze variëteit was al eerder<br />

(1848) door Mühlenpfordt beschreven als<br />

Echinocactus hamatus.<br />

De tweede, E. setispinus var. setaceus,<br />

was juist een kleinere, meer noordelijke,<br />

vorm met 14 -16 randdoorns van 1,1 – 2,1<br />

cm en, net als bij de eerste variëteit, een<br />

gehaakte middendoorn van 2,6 – 3,4 cm.<br />

De doorns zouden ook dunner zijn dan bij<br />

de var. hamatus. Deze variëteit had model<br />

gestaan voor de eerdere beschrijving uit<br />

1845. De plant van de cover is onder de<br />

naam H. setispinus var. setaceus gezaaid. Het<br />

zaad kwam van Steven Brack (veldnummer<br />

SB851, vindplaats in Texas, Jim Hogg<br />

County).<br />

In Europa behoorde vorst Salm-Dyck tot de<br />

eersten die de plant in bezit kregen. In 1850<br />

schreef hij in zijn boek over de cactussen<br />

die hij in 1849 in zijn verzameling had: “In<br />

hortis adhuc rarissima species” (Een tot nog<br />

toe in de tuinen zeer zeldzame soort). Daar<br />

kwam snel verandering in, want in 1856<br />

schreef Engelmann in zijn ‘Synopsis of the<br />

Cactaceae of the Territory of the United<br />

States and Adjacent Regions’ (vertaald):<br />

Het is niet nodig om deze bekende en goed<br />

gekarakteriseerde soort, die nu vaak wordt<br />

gekweekt, verder te beschrijven; de gecomprimeerde<br />

ribben, borstelige doorns, kleine rode<br />

bes en tuberculate zaden maken het onderscheid<br />

met alle verwante soorten gemakkelijk.<br />

(Opmerking: tuberculaat wil zeggen geknobbeld,<br />

zie ook afb. 4).<br />

Dat de soort algemeen bekend werd, bleek<br />

ook wel uit de prijslijst 1889 van de firma<br />

Blanc. Daarin werden plantjes aangeboden<br />

vanaf 25 dollarcent (afb. 5).<br />

6: Plaat 20 van Paulus Roetter in ‘Cactaceae of<br />

the Boundary’ van Georg Engelmann.<br />

Uitleg bij de nummers: 1. top van een plant<br />

met bloem; 2. een andere bloem; 3. bloemknop;<br />

4-6. doornbundels met twaalf rand- en<br />

één middendoorn; 7-9. doornbundels met<br />

meer rand- en soms meer middendoorns;<br />

10. doornbundel met twee bijna rechte<br />

middendoorns; 11. vrucht; 12. verschillende<br />

zaden vastzittend aan de zaadstreng, viermaal<br />

vergroot; 13. zaad van de gebruikelijke<br />

grootte en vorm; 14. groter zaad van een<br />

exemplaar van Eagle Pass waar de doorns<br />

van fig. 8 bij horen.<br />

De eerste gepubliceerde afbeelding<br />

In zijn ‘Cactaceae of the Boundary’(1859)<br />

noemt Engelmann de variëteiten niet meer.<br />

Wel schrijft hij dat er vele vormen verzameld<br />

zijn en dat de soort voorkomt van<br />

de Brazos zuidwaarts tot de Rio Grande<br />

en westwaarts tot de San Pedro rivier. Op<br />

plaat 20 in dit werk wordt de plant met veel<br />

detailtekeningen afgebeeld. Deze plaat<br />

(afb. 6) is, net als de 74 andere platen in dit<br />

boek, gemaakt door zijn medewerker Paulus<br />

Roetter (eigenlijk Rötter).<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

251


Het (voormalige) geslacht Hamatocactus<br />

Dit geslacht is in 1922 opgesteld door Britton<br />

& Rose.<br />

Het bevatte slechts één soort: Hamatocactus<br />

setispinus. Daaronder vielen ook<br />

de eerder als aparte soorten beschreven<br />

Echinocactus hamatus, E. cachetianus, E.<br />

muehlenpfordtii, E. hamulosus, E. nodosus en<br />

de eerdere variëteiten setaceus, orcuttii en<br />

mierensis. De beide laatste zijn ‘beschreven’<br />

door Schumann in zijn Gesammtbeschreibung.<br />

Maar die beschrijving is wel uiterst<br />

summier. Bij var. orcuttii bijvoorbeeld luidt<br />

die:<br />

„Körper cylindrisch; Mittelstacheln sehr lang,<br />

gelb, horizontal abstehend, angelhakig gekrümmt.“<br />

(Lichaam cilindrisch, middendoorns<br />

zeer lang, geel, horizontaal afstaand, gebogen<br />

als een vishaak.)<br />

Britton & Rose kozen voor een apart geslacht<br />

vanwege de onderscheidende eigenschappen<br />

die Engelmann al aangaf: de<br />

bouw van het plantenlichaam, de zaadbessen<br />

en het zaad.<br />

In 1969 vond Lyman Benson dat er geen<br />

reden was voor een apart geslacht en hij<br />

bracht Hamatocactus setispinus onder bij<br />

Ferocactus. Maar in 1987 deelde Anderson<br />

de soort in bij het geslacht Thelocactus.<br />

Hij baseerde dat vooral op de overeenkomsten<br />

van H. setispinus met Thelocactus<br />

bicolor. Thelocactus setispinus werd het dus.<br />

Daarvoor moest wel de definitie van het<br />

geslacht Thelocactus gewijzigd worden. Binnen<br />

dit geslacht wordt het onderscheid dan<br />

wel gemakkelijk. Het is de enige thelocactus<br />

met haakdoorns.<br />

Maar de toewijzing aan Thelocactus is niet<br />

onomstreden. In het jaar 2000 bijvoorbeeld<br />

betoogden de Italianen Alessandro Mosco<br />

en Carlo Zanovello in Bradleya dat het toewijzen<br />

van Hamatocactus setispinus aan het<br />

geslacht Thelocactus voorbijgaat aan twee<br />

wezenlijke kenmerken (volgens Britton &<br />

Rose) van het laatstgenoemde geslacht;<br />

namelijk de aanwezigheid van tuberkels,<br />

waarop de geslachtsnaam is gebaseerd<br />

(thelos betekent tepel) en de in principe<br />

openbarstende vruchten. De vruchten van<br />

H. setispinus zijn vlezig en ze scheuren niet<br />

open. Zij concludeerden dat H. setispinus<br />

niet in het geslacht Thelocactus past. In<br />

1998 hadden de heren Alsemgeest, Bregman<br />

en Van Veldhuisen in <strong>Succulenta</strong> ook<br />

al betoogd dat de zaadstructuur duidelijk<br />

anders is dan bij Thelocactus.<br />

In afwachting van nader DNA-onderzoek<br />

handhaaft Joël Lodé in zijn Taxonomy of the<br />

Cactaceae (2015) de naam Hamatocactus.<br />

De meeste auteurs zijn het er wel over eens<br />

dat alle beschreven variëteiten die status<br />

niet verdienen. Meestal gaat het alleen om<br />

niet-significante variaties in de bedoorning.<br />

Dat wil dus zeggen dat de variëteiten cachetianus,<br />

mierensis, muehlenpfordtii, orcuttii en<br />

setaceus alle komen te vervallen.<br />

Toch worden nog steeds planten en zaden<br />

onder de genoemde variëteitsnamen<br />

aangeboden. Ik zaaide in 2018 bijvoorbeeld<br />

zaden die door het Clichéfonds van <strong>Succulenta</strong><br />

onder de naam H. setispinus var.<br />

orcuttii aangeboden werden. In 2021 kwam<br />

een van die zaailingen al tot bloei (afb.<br />

3).De omschrijving van Schumann met “Mittelstacheln<br />

sehr lang“ vind ik echter niet van<br />

toepassing bij deze zaailingen.<br />

Bij sommige exemplaren worden de zaadbessen<br />

bij rijpheid niet rood, maar geel. Die<br />

worden wel als forma flavibaccatus (= met<br />

gele bessen) aangeduid.<br />

De soortnaam<br />

Ook de soortnaam is aan discussie onderhevig.<br />

In zijn hierboven al genoemde<br />

werk ‘Cactaceae of the Boundary’(1859)<br />

meldde Engelmann dat hij de plant al eerder<br />

onder de naam Echinocactus bicolor<br />

ontvangen had van Jean Louis Berlandier.<br />

Die had hem gevonden in de buurt van<br />

Matamoros (Mexico, Tamaulipas) bij de Rio<br />

Grande. Reeds in 1832 heeft Berlandier<br />

deze soort in een artikel in het tijdschrift<br />

‘Historia Natural Botanica’ beschreven.<br />

‘Bicolor’ (tweekleurig) zou betrekking hebben<br />

op de gele bloemen met rood hart.<br />

Volgens Britton & Rose (1922) betreft het<br />

hier echter een andere soort. Maar in 1924<br />

252 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


kwam de Amerikaanse botanicus Ivan<br />

Murray Johnston in het bezit van de handgeschreven<br />

documenten, met tekeningen,<br />

die aan het artikel ten grondslag lagen, en<br />

hij concludeerde dat het toch alleen maar<br />

H. setispinus kon betreffen. Aangezien de<br />

soortnaam van Berlandier, bicolor, ouder<br />

was dan de naam van Engelmann, setispinus,<br />

zou de naam volgens de regels dus<br />

veranderd moeten worden in Hamatocactus<br />

bicolor. Ook in deze tijd wordt er nog voor<br />

gepleit (bijvoorbeeld in 2007 door Jörg Ettelt)<br />

om de naam op deze manier aan te<br />

passen. Ook Powell et al. houden in hun<br />

‘Cacti of Texas, a Field Guide’ (2008) vast<br />

aan de naam Hamatocactus bicolor. Mocht<br />

de plant toch onder de geslachtsnaam<br />

Thelocactus gehandhaafd blijven, dan levert<br />

dat wel weer een probleem op, want de<br />

naam Thelocactus bicolor hoort al bij een<br />

andere soort. Die is ook voor het eerst beschreven<br />

als Echinocactus bicolor, maar dat<br />

was in 1848, dus later dan de Echinocactus<br />

bicolor van Berlandier. Volgens de taxonomieregels<br />

zou de huidige Thelocactus bicolor<br />

dan dus een andere naam moeten krijgen.<br />

Lookalikes<br />

In de tijd van de beschrijving van Echinocactus<br />

setispinus werden er nog meer cactussen<br />

gevonden met een overeenkomstig uiterlijk.<br />

Het gevolg was een haast duizelingwekkende<br />

wirwar van namen. In zijn hierboven al<br />

genoemde Synopsis enz. (1856) bracht Engelmann<br />

de haakdoornigen in het geslacht<br />

Echinocactus onder in de sectie ‘Hamati’ (=<br />

met haken). Daarin noemde hij naast E.<br />

setispinus nog 7 soorten, waaronder E. brevihamatus<br />

(= met korte haken), E. uncinatus<br />

(= van haken voorzien), E. sinuatus (= bochtig;<br />

eerder door Poselger beschreven als E.<br />

setispinus var. sinuatus) en E. longehamatus<br />

(verkeerd gespeld want hij bedoelde E. longihamatus<br />

= met lange haken; naam gegeven<br />

door Galeotti in 1846, die de beschrijving<br />

echter pas in 1848 publiceerde). Bij deze<br />

laatste onderscheidde Engelmann nog de<br />

variëteiten crassispinus (= met dikke doorns),<br />

gracilispinus (= met slanke doorns) en brevispinus<br />

(= met korte doorns).<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

Engelmann zelf vond kennelijk ook dat veel<br />

soorten erg op elkaar leken, want in zijn,<br />

eveneens hierboven al genoemde, werk<br />

Cactaceae of the Boundary (1859) vermeldt<br />

hij dat hij E. sinuatus zo uitgebreid beschrijft<br />

omdat deze wel heel erg nauw verwant is<br />

aan E. setispinus en nog meer aan E. longihamatus.<br />

Het feit dat bijna alle genoemde soorten in<br />

de regel 13 ribben hebben, maakt het er<br />

niet makkelijker op om niet bloeiende of<br />

vruchtdragende planten van elkaar te onderscheiden.<br />

En in de jaren erna verschenen er nog meer<br />

soorten en variëteiten.<br />

Taxonomisch doolhof<br />

In de delen 3 en 4 van hun werk The Cactaceae<br />

werd door het duo Britton & Rose een<br />

eerste ordening aangebracht.<br />

De hierboven genoemde soorten kwamen<br />

daarbij in drie verschillende, door hen gecreëerde<br />

geslachten, terecht. Hamatocactus<br />

uiteraard, maar daarnaast Ferocactus<br />

en Ancistrocactus. De naam Ancistrocactus<br />

(weerhaakcactus) overigens kwam van<br />

Schumann, die deze gebruikte als ondergeslacht<br />

van Echinocactus.<br />

De hierboven al genoemde E. longihamatus<br />

werd Ferocactus hamatacanthus. Zij kozen<br />

voor deze soortaanduiding omdat de betreffende<br />

plant in1846 al door Mühlenpfordt<br />

als Echinocactus hamatocanthus (met<br />

een o dus) beschreven was, nog voordat<br />

Galeotti de plant onder de naam E. longihamatus<br />

publiceerde. In een volgend artikel<br />

ga ik verder in op de soort Ferocactus hamatacanthus.<br />

Maar het bleef niet bij de bovengenoemde<br />

geslachten. Opeenvolgende deskundigen<br />

waren het niet met elkaar eens en sommige<br />

soorten kwamen in een waar taxonomisch<br />

doolhof terecht.<br />

De meest uitgebreide zwerftocht werd<br />

gemaakt door Echinocactus uncinatus (E.<br />

setispinus var. uncinatus). Britton & Rose<br />

maakten er een ferocactus van, maar via<br />

Echinomastus, Glandulicactus (Backeberg),<br />

Thelocactus, Hamatocactus en Ancistrocactus<br />

werd het in 1987 Sclerocactus (door Taylor).<br />

253


Van deze soort bestaat overigens ook nog<br />

de variëteit wrightii.<br />

Ook Echinocactus brevihamatus ging door de<br />

molen. Via E. scheeri var. brevihamata en Ancistrocactus<br />

brevihamatus (Britton & Rose),<br />

werd het in 1991 Sclerocactus brevihamatus.<br />

Maar later werden ook nog Pediocactus<br />

brevihamatus en Sclerocactus scheeri subsp.<br />

brevihamatus voorgesteld. Deze laatste namen<br />

zijn niet breed geaccepteerd.<br />

S. brevihamatus heeft ook nog een subspecies<br />

tobuschi.<br />

Nectarkliertjes<br />

In Cactaceae of the Boundary besteedde<br />

Engelmann ook aandacht aan de nectarkliertjes<br />

die sommige cactussen produceren<br />

(afb. 7 en afb. 8). In de beschrijving van<br />

E. longehamatus (nu Ferocactus hamatacanthus)<br />

schrijft hij (vertaald uit het Engels):<br />

Bloem vanuit een groef net boven de doorns, gescheiden<br />

van het doorns dragende areool door<br />

2 – 5 stompe cilindrische lichaampjes die vaak<br />

een heldere stroperige vloeistof uitscheiden.<br />

7: Twee nectarkliertjes met heldere, stroperige<br />

uitscheiding bij Ferocactus hamatacanthus.<br />

8: Nectarkliertjes en mier bij Hamatocactus<br />

setispinus.<br />

254 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Ik vind ze ook bij E. Setispinus, E. Emoryi, en<br />

vele andere en zij corresponderen ongetwijfeld<br />

met kliertjes in de groeven van Mamillaria<br />

Scheerii en anderen.<br />

Zij verschijnen tegelijk met de bloem en zijn<br />

dan zacht en vlezig; later worden ze hard,<br />

van dezelfde textuur als de doorns, en ze zijn<br />

blijvend.<br />

Hier ligt ook de oorsprong van de naam<br />

Glandulicactus (kliercactus) van Backeberg.<br />

Tegenwoordige gebruikt men de term<br />

extraflorale nectariën voor deze kliertjes.<br />

Schumann noemt ze ook in zijn Gesammtbeschreibung<br />

(“extranuptialen Nektarien”)<br />

maar op de functie ervan wordt door beide<br />

auteurs niet ingegaan. In mijn kas constateer<br />

ik dat er zich regelmatig mieren op en<br />

rond de kliertjes bevinden (zie afb. 2 en<br />

afb. 8). In latere literatuur wordt aangegeven<br />

dat de mieren de planten beschermen<br />

tegen vraatzuchtige belagers. Ze lijken in<br />

ieder geval geen rol te spelen bij de bestuiving,<br />

want ik heb nog nooit mieren in de<br />

bloemen gezien. Volgens Lodé worden de<br />

9: Hamatocactus setispinus op een groeiplaats<br />

in Texas.<br />

Foto van het internet<br />

bloemen door bijen bestoven. Ik heb ook<br />

de indruk dat de nectar pas na de bloei<br />

afgescheiden wordt. Het zou ook kunnen<br />

zijn dat de mieren moeten zorgen voor de<br />

verspreiding van zaden, maar dan is het<br />

niet logisch dat de kliertjes al verschijnen<br />

tijdens de bloei terwijl het nog maanden<br />

duurt voor de zaden rijp zijn.<br />

Hoewel mieren over het algemeen in de kas<br />

nogal hinderlijk zijn, is hun aanwezigheid in<br />

dit geval juist voordelig. Als zij er niet waren<br />

zou de afgescheiden nectar op de plant<br />

achterblijven en dienen als voedingsbodem<br />

voor een schimmelsoort die de areolen en<br />

de directe omgeving daarvan lelijk zwart<br />

doet kleuren.<br />

De natuurlijke groeiplaatsen<br />

Zoals in het citaat uit het Verkade-album<br />

al geschreven, ligt het verspreidingsgebied<br />

van H. setispinus in het zuiden van Texas<br />

(afb.9) en in de noordoostelijke deelstaten<br />

van Mexico (Coahuila, Nuevo León en Tamaulipas).<br />

Daar groeit de soort op hoogtes<br />

tussen zeeniveau en 550 meter op laagvlaktes<br />

tussen doornig struikgewas.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

255


Andere cactussen die in het groeigebied<br />

voorkomen zijn onder andere Astrophytum<br />

asterias, Mammillaria heyderi, Echinocereus<br />

stramineus, Wilcoxia tamaulipensis en Homalocephala<br />

texensis.<br />

Cultuur<br />

H. setispinus is een plant die naar verluidt<br />

zelfs op de vensterbank tot bloei komt.<br />

Maar pas op met de felle zon in het voorjaar.<br />

Dan kan de plant behoorlijk verkleuren<br />

en dan is het moeilijk om er weer groei<br />

in te krijgen. Als de plant in de winter nogal<br />

rimpelig wordt, dan is het goed om op een<br />

zonnige dag wat water te geven. De soort<br />

is beslist niet koudegevoelig. Sommige liefhebbers<br />

kweken hem in een onverwarmde<br />

kas.<br />

De plant spruit zelden en stekken is dus<br />

niet de manier om de plant te vermenigvuldigen.<br />

Maar zaaien gaat prima (afb. 10) en<br />

het zaad is ruim verkrijgbaar.<br />

10: Een 5,5 cm potje met zes maanden oude<br />

zaailingen van Hamatocactus setispinus.<br />

Literatuur<br />

Alsemgeest, W., Bregman, R. & Veldhuisen,<br />

R. van (1998). Het geslacht Thelocactus,<br />

<strong>Succulenta</strong> 77 (2): 85.<br />

Anderson, E. F. (1987). A revision of the<br />

genus Thelocactus B. & R., Bradleya 5: 59.<br />

Blanc, A. & Co. (1889). Illustrated Price List<br />

of Rare Cacti: 10.<br />

Britton, L. N.& Rose, J. N. (1922). The Cactaceae<br />

vol. 3: 104.<br />

Engelmann, G. & Gray, A. (1845). Plantae<br />

Lindheimerianae, Boston Journal of natural<br />

history 5 (2): 246.<br />

Engelmann, G. & Gray, A. (1850). Plantae<br />

Lindheimerianae, Part II, Boston Journal of<br />

natural history 6 (2): 201.<br />

Engelmann, G. (1856). Synopsis of the Cactaceae<br />

of the Territory of the United States<br />

and Adjacent Regions, Proceedings of the<br />

American Academy of Arts and Sciences 3:<br />

272.<br />

Engelmann, G. (1859). Cactaceae of the<br />

Boundary, United States and Mexican<br />

Boundary Survey: 21; plate 20.<br />

Ettelt, J. (2007). Hamatocactus bicolor: In<br />

difesa di un nome – Hamatocactus bicolor:<br />

In defence of a name. Cactus & Co 11 (3):<br />

186–196.<br />

Lodé, J. (2015). Taxonomy of the Cactaceae<br />

1: 283-284.<br />

Mier y Terán, M. de & Berlandier, J. L.<br />

(1832). Memorias de la Comision de limites<br />

a las ordenes del general Manuel de Mier y<br />

Teran. Historia Natural Botanica.<br />

Mosco, A. & Zanovello, C. (2000). A phenetic<br />

analysis of the genus Thelocactus, Bradleya<br />

18: 29-54.<br />

Mühlenpfordt, F. (1848). Beiträge zur Cacteenkunde.<br />

Allgemeine Gartenzeitung 16<br />

(3): 18.<br />

Salm Dyck, J. de (1850). Cactæ in Horto<br />

Dyckensi cultæ anno 1849: 154.<br />

Powell, A. M., Weedin, J. F. & Powell, S. F.<br />

(2008). Cacti of Texas, A Field Guide. Texas<br />

Tech University Press: 214–216.<br />

Taylor, N. P.(1987). New and unfamiliar<br />

names of Cactaceae to be used in the European<br />

Garden Flora, Bradleya 5: 94.<br />

th.heijnsdijk@gmail.com<br />

256 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Invloed van Superol op het kiempercentage<br />

van cactuszaden<br />

Henk Ruinaard<br />

Zaden zijn niet kieskeurig. Als ze er zin in hebben, ontkiemen ze op de ondergrond<br />

waarop ze toevallig terechtgekomen zijn. Wij, als succulentenliefhebbers, proberen dat<br />

in goede banen te leiden, maar als er wat zaden naast de zaaipotjes of op de bevloeiingsmat<br />

van het tablet vallen, ontkiemen ze daar net zo goed als in de zaaipotjes. Als je<br />

wilt weten of je zelf geoogste zaden of aangekochte zaden wel kiemkrachtig zijn, hoef<br />

je dat dus niet in een zaaipotje met ‘zaai & stekgrond’ te doen. Als ondergrond voldoet<br />

een stuk vochtig gemaakt keukenpapier, schoonmaakdoekje of dweil heel goed, als<br />

je tenminste alleen maar naar het ontkiemen wilt kijken. Natuurlijk doe je dat alleen<br />

maar als je veel zaden van dezelfde soort hebt.<br />

Kiempercentage<br />

Na vele jaren van wisselende zaairesultaten<br />

besloot ik in 2022 toch maar eens<br />

uit te zoeken of ik hiervoor een verklaring<br />

kon vinden. Hoewel zaaien in principe niet<br />

moeilijk is, blijkt vaak in de praktijk dat toch<br />

slechts een klein deel van de zaden tot een<br />

plantje uitgroeit.<br />

Als je 25 zaden uitzaait en je houdt daar 3<br />

plantjes aan over, is dat voor beginnende<br />

liefhebbers al een succes. Voor de meeste<br />

liefhebbers is 3 plantjes, gezien het gebrek<br />

aan ruimte in de meeste kassen, ook al<br />

goed genoeg. Maar het zaaien is pas echt<br />

een succes als 100% van de zaden ontkiemt<br />

en als plantje overleeft.<br />

Kan dat eigenlijk wel? En zo ja, hoe bereik je<br />

dat dan? En wat zijn de mogelijke oorzaken<br />

van een laag kiem- of overlevingspercentage?<br />

Dat zijn vragen die je met een kiemproef<br />

sneller en beter kan beantwoorden<br />

dan met de normale zaaiprocedure.<br />

Kiemproefmethode<br />

Het principe van een kiemproef is eenvoudig.<br />

Wat je nodig hebt is een vochtige,<br />

ondergrond waarop de zaden kunnen<br />

ontkiemen, een doorzichtig bakje met een<br />

deksel waarin de ondergrond vochtig blijft<br />

en een verwarmingsmatje om de gewenste<br />

zaaitemperatuur mee in<br />

te stellen.<br />

Mijn eerste experiment<br />

begon met een bakje van<br />

15 x 10 x 6 cm dat bestond<br />

uit perspexplaatjes,<br />

die met pvc-lijm<br />

aan elkaar waren geplakt.<br />

1: Kiembakjes met zaden<br />

in 5x5 patroon<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

257


Op de bodem lag een schuimplaatje<br />

(‘sponsdoekje’ dat je gebruikt om het aanrecht<br />

schoon te houden) van 5 mm dikte,<br />

met daarop vier schuimplaatjes van 4,5<br />

x 4,5 cm. Op elk plaatje werden 25 zaden<br />

gelegd in een 5x5 patroon (afb. 1) en de<br />

bovenkant werd afgesloten met een 3 mm<br />

dik deksel van polycarbonaatplaat.<br />

Op een verwarmingsmatje van 16 watt van<br />

het merk ExoTerra, met afmetingen van<br />

26,5 x 25,5 cm, pasten 4 bakjes (afb. 2). Bij<br />

continu verwarmen bleef de temperatuur<br />

van het sponsschuim 30 ± 2 °C.<br />

Deze opstelling stond in een kelder met een<br />

constante temperatuur van 18 °C. Om het<br />

daglicht na te bootsen was boven de bakjes<br />

een led-groeilamp aangebracht van 4 watt.<br />

In een viertal proeven werden de condities,<br />

en daarmee de reproduceerbaarheid,<br />

steeds verder geoptimaliseerd. Bij elke<br />

proef werden telkens zaden van dezelfde<br />

vier cactussoorten gebruikt.<br />

Elke dag om10 uur werd een foto van de<br />

zaden op de schuimplaatjes gemaakt. Door<br />

deze foto’s op een computerscherm te<br />

vergroten (afb. 3) kon het aantal ontkiemde<br />

zaden nauwkeurig geteld worden. Aangezien<br />

er steeds 25 zaden per soort gebruikt<br />

waren, betekent dit dat het kiempercentage<br />

gelijk is aan het aantal gekiemde zaden<br />

maal 4. Elk zaadje meer of minder dat ontkiemd<br />

is, geeft dus meteen een verschil van<br />

4% in het kiempercentage van die soort.<br />

Omdat er per bakje steeds 100 zaden waren,<br />

is het kiempercentage per bakje gelijk<br />

aan het totaal aantal ontkiemde zaden in<br />

dat bakje.<br />

Invloed van de Superol-dosering<br />

In een van de optimalisatieproeven werd<br />

nagegaan of het toevoegen van hulpstoffen,<br />

zoals meststoffen, ontsmettingsmiddelen<br />

of schimmelbestrijdingsmiddelen,<br />

invloed hebben op het ontkiemen van<br />

de zaden. Hiervoor werden de volgende<br />

toevoegingen gebruikt: de meststof Kristalon<br />

geel, het schimmelbestrijdingsmiddel<br />

Foram 80 WG en het ontsmettingsmiddel<br />

Superol.<br />

Bij deze proef bleek dat de kieming per<br />

bakje na 8 dagen, bij het gebruik van alleen<br />

leidingwater, vrij goed was, namelijk 68%.<br />

Bij water met Kristalon geel en Foram 80<br />

WG was dit iets minder, namelijk resp.<br />

58% en 58%. Een zeer opvallend resultaat<br />

was de zeer slechte kieming als gevolg van<br />

het gebruik van 0,5 g/l Superol in bakje 4.<br />

Slechts 1% van deze zaden ontkiemden.<br />

Toen ik dit zag, kon ik het eerst niet geloven,<br />

maar daarna herinnerde ik me dat<br />

Wolter ten Hoeve al eens verteld had over<br />

de mogelijke negatieve invloed van Superol<br />

op het zaairesultaat.<br />

Daar een proefresultaat wetenschappelijk<br />

pas geloofwaardig is als het gereproduceerd<br />

kan worden, heb ik deze kiemproef<br />

met de zaden van dezelfde soorten en bij<br />

dezelfde condities herhaald.<br />

In deze herhalingsproef werden bovenstaande<br />

resultaten bevestigd. Hoewel er<br />

2: Opstelling<br />

kiemproef<br />

258 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


kleine verschillen met de eerdere proef<br />

zijn, is de trend hetzelfde. Foram 80 WG<br />

presteert in de tweede proef zelfs iets beter<br />

dan met alleen water en Superol presteert<br />

opnieuw zeer slecht.<br />

Uit deze proef blijkt zeer duidelijk dat 0,5<br />

g/l Superol een desastreuze invloed heeft<br />

op het ontkiemen van de zaden. Kennelijk<br />

is 0,5 g/l te veel van het goede. Maar wat is<br />

dan de normaal voorgeschreven dosering?<br />

En welke lagere dosering heeft nog geen<br />

negatieve uitwerking?<br />

“Superol tabletten waren vroeger te koop in<br />

kleine plastic buisjes met 40 kleine gele tabletjes.<br />

Je loste 1 of meer van deze gele tabletten<br />

op in water en dat gebruikte je dan om er mee<br />

te gorgelen bij beginnende keelpijn. Op de<br />

verpakking stond: “Wordt als gorgel- of spoeldrank<br />

gebruikt bij beginnende keelpijn. Daarnaast<br />

kan het worden gebruikt als algemeen<br />

ontsmettingsmiddel bij kleine verwondingen<br />

of kleine brandwonden.”<br />

(Citaat van internetpagina https://vitaminshield.ch/superol-poeder/).<br />

De werkzame stof van de Superol-tabletten<br />

was oxychinolinesulfaat. Daarnaast hadden<br />

de tabletten nog een aantal hulpstoffen,<br />

vooral bedoeld om er tabletten van te kunnen<br />

maken. Iedere Superol-tablet bevatte<br />

2,5 mg oxychinolinesulfaat. Bij 40 tabletten<br />

in een buisje was dat dus 100 mg van de<br />

werkzame stof (zo stond dat op het buisje<br />

vermeld). Als je om te gorgelen een paar<br />

tabletten per keer gebruikte, bijvoorbeeld<br />

4 stuks in een beker van 200 ml, stond dat<br />

gelijk aan 10 mg per 200 ml of omgerekend:<br />

50 mg/liter.<br />

Nadat Superol in 1995 uit de handel genomen<br />

werd, is de werkzame stof tegenwoordig<br />

in poedervorm verkrijgbaar in potjes<br />

van 3 gram, bv. bij apotheek Bik&Bik. De<br />

aanbevelingen op hun website zijn:<br />

Dit voorschrift geeft aan dat je 0,1 g = 100<br />

mg per keer moet gebruiken. Als je die<br />

hoeveelheid in een liter water oplost is de<br />

dosering dus 100 mg/liter. Nu is een mespuntje<br />

wel een erg rekbaar begrip. Als ik 5<br />

maal een mestpuntje afweeg op een weegschaaltje<br />

dat op een milligram nauwkeurig<br />

kan meten, kom ik op 180 tot 280 mg, gemiddeld<br />

230 mg = 0,23 g. Mijn ‘mespuntje’<br />

is blijkbaar wat aan de grote kant.<br />

Superol-tabletten werden door succulentenliefhebbers<br />

gebruikt als ontsmettingsmiddel<br />

bij het zaaien. Zelf gebruikte ik<br />

vroeger 4 tabletjes per liter water, dus 10<br />

mg/liter.<br />

Bij het overstappen naar Superol-poeder<br />

was het voor mij onduidelijk hoeveel ik<br />

moest gebruiken. Omdat het bij het afwegen<br />

niet zo’n grote hoeveelheid leek, doseerde<br />

ik 0,5 g = 500 mg/per liter water. Achteraf<br />

gezien was dat dus wel heel erg veel.<br />

Opm.: Om het vergelijken van hoeveelheden<br />

en doseringen per liter water te<br />

vereenvoudigen, geef ik deze hierna aan in<br />

milligrammen, afgerond op 50 mg.<br />

Voor het bepalen van de invloed van de<br />

Superol-dosering op het kiempercentage<br />

werden telkens 25 zaden van de volgende<br />

echinocereushybriden gebruikt:<br />

HR22-038 = E. dasyacanthus (Big Bend) x<br />

E. coccineus<br />

HR22-048 = E. dasyacanthus (Big Bend) x<br />

E. coccineus *<br />

HR22-053 = E. polyacanthus x<br />

E. dasyacanthus<br />

HR22-069 = E. coccineus x E. arizonicus.<br />

(* Tweede kruisbestuiving met dezelfde soorten)<br />

“Gebruik 8-Hydroxyquinolinesulfaat uitsluitend<br />

uitwendig. Superol poeder is de oplossing<br />

bij problemen! Een ‘mespuntje’ per keer is al<br />

voldoende. Bakje Superol poeder (3 gram) is<br />

goed voor 30 doseringen. 100% werkzame<br />

stof, geen toevoegingen.”<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

259


De Superol-dosering werd gevarieerd van 100 mg/l t/m 400 mg/l (van 500 mg/l was al<br />

bekend dat het de kieming vrijwel volledig blokkeert). Na 3 dagen was, van de zaden<br />

die blootgesteld waren aan 100 mg/l Superol, 13% ontkiemd (tabel 1). Dat is ongeveer<br />

evenveel als eerder was vastgesteld bij het gebruik van zuiver leidingwater. Bij de<br />

zaden die blootgesteld waren aan resp. 200 en 300 mg/l Superol was bij diverse zaden<br />

wel het embryo zichtbaar, maar dit groeide verder niet door tot een kiemplantje. Bij<br />

de zaden die waren blootgesteld aan 400 mg/l Superol waren na 8 dagen wel enkele<br />

embryo’s te zien, maar die waren nog niet doorgegroeid tot kiemplantjes. Omdat er wel<br />

sprake was van een begin van kieming heb ik die wel meegeteld.<br />

Tabel 1<br />

Kiempercentage in % na aantal dagen<br />

Bakje Superol in mg/l 1 2 3 4 5 6 7 8<br />

1 100 0 0 13 38 51 55 55 59<br />

2 200 0 0 2 6 7 18 21 21<br />

3 300 0 0 5 4 8 11 16 18<br />

4 400 0 0 0 0 1 2 2 3<br />

Omdat bij 200 mg Superol de kieming al sterk is gereduceerd, werd een nieuwe<br />

proef uitgevoerd met resp. 50, 100, 150 mg en 200 mg Superol. De resultaten staan<br />

hieronder weergegeven in tabel 2.<br />

Tabel 2<br />

Kiempercentage in % na aantal dagen<br />

Bakje Superol in mg/l 1 2 3 4 5 6 7 8<br />

1 50 0 4 13 38 51 56 59 60<br />

2 100 0 4 19 42 52 56 59 62<br />

3 150 0 0 5 17 36 40 44 50<br />

4 200 0 0 0 11 11 13 17 18<br />

Na 2 dagen is er in bakje 1 en 2 een enkel<br />

zaadje (= 4%) ontkiemd. Na 8 dagen gaan<br />

bakje 1 en 2 gelijk op en de kiempercentages<br />

zijn bijna gelijk aan die van de eerdere<br />

kiemproef met 100 mg/l Superol (zie tabel<br />

1). Bij bakje 3 (= 150 mg/l Superol) loopt het<br />

kiempercentage terug naar 50% (tabel 2)<br />

en bij bakje 4 (= 200 mg/l Superol) ontkiemt<br />

nog maar 18% van de zaden. Dat is ook<br />

weer bijna gelijk aan de eerdere kiemproef<br />

met 200 mg/l Superol. Blijkbaar treden bij<br />

een dosering van 200 mg/liter problemen<br />

op met de kieming van de zaden.<br />

Een derde meting leverde voor 200 mg een<br />

beter resultaat (36%) en voor de andere<br />

doseringen nagenoeg hetzelfde resultaat<br />

op. Dit bevestigt dat er vanaf 200 mg een<br />

dalende tendens inzet.<br />

Van alle proeven die met Superol werden<br />

uitgevoerd, is het gemiddelde kiempercentage<br />

na 8 dagen per Superol-dosering<br />

weergegeven in tabel 3 hiernaast.<br />

Hierin is te zien dat er bij een dosering<br />

van 50, 100 en 150 mg/l nog maar weinig<br />

verschil in kiempercentage optreedt ten opzichte<br />

van leidingwater zonder Superol. Bij<br />

200 mg/l loopt het kiempercentage echter<br />

al sterk terug en bij 400 mg/l gaat het echt<br />

fout.<br />

De in tabel 3 genoemde kiempercentages<br />

zijn een gemiddelde van de kiempercentages<br />

van de zaden van de vier gebruikte<br />

echinocereushybriden. Deze zaden zijn in<br />

Superol in mg/l<br />

Tabel 3<br />

0 66%<br />

50 58%<br />

100 60%<br />

150 58%<br />

200 25%<br />

300 18%<br />

400 3%<br />

500 1%<br />

Kiempercentage na 8 dagen<br />

260 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Tabel 4<br />

Nr. Zaadnr. Soort Kiempercentage in %<br />

1 HR22-038 E. dasyacanthus (Big Bend) x E. coccineus 77<br />

2 HR22-048 E. dasyacanthus (Big Bend) x E. coccineus 74<br />

3 HR22-053 E. polyacanthus x E. dasyacanthus 74<br />

4 HR22-069 E. coccineus x E. arizonicus 22<br />

5 achtereenvolgende proeven gebruikt. Het<br />

gemiddelde kiempercentage na 8 dagen<br />

per echinocereushybride, bij het gebruik<br />

van leidingwater, is te zien in tabel 4.<br />

De zaden van E. coccineus x E. arizonicus<br />

kiemen in alle proeven veel slechter (22%)<br />

dan die van de beste van de vier gebruikte<br />

hybriden (77%). Dit verklaart waarom het<br />

gemiddelde van de vier hybriden in tabel 1,<br />

2 en 3 lager uitvalt, namelijk 60% tot 66%,<br />

dan die van de eerste drie soorten van<br />

tabel 4.<br />

Na het lezen van dit artikel zullen er ongetwijfeld<br />

succulentenliefhebbers zijn die zich<br />

niet kunnen herinneren ooit iets gemerkt<br />

te hebben van het negatieve effect van<br />

Superol op de kiemkracht.<br />

Daar nu pas is gebleken bij welke dosering<br />

dit effect merkbaar wordt, is het heel goed<br />

mogelijk dat je wel Superol gebruikt hebt,<br />

maar toch een goed zaairesultaat hebt<br />

gekregen.<br />

Gezien het mogelijke risico op slechte kieming<br />

en mijn twijfel of Superol überhaupt<br />

wel zinvol is als ontsmettings- of bacteriëndodend<br />

middel, ga ik het in elk geval niet<br />

meer gebruiken.<br />

henk.ruinaard@ziggo.nl<br />

3: Schuimplaatjes met ontkiemde zaden in bakje 1 op 07-04-<strong>2023</strong> bij een kiemtijd van 5 dagen.<br />

Linksboven =<br />

Rechtsboven =<br />

Linksonder =<br />

Rechtsonder =<br />

plaats 1: E. dasyacanthus (Big Bend) x E. coccineus<br />

plaats 2: E. dasyacanthus (Big Bend) x E. coccineus<br />

plaats 3: E. polyacanthus x E. dasyacanthus<br />

plaats 4: E. coccineus x E. arizonicus<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

261


Aeonium arboreum<br />

var. atropurpureum<br />

Een echte blikvanger in de verzameling.<br />

De oorspronkelijke groene vorm is<br />

afkomstig van de Canarische Eilanden<br />

(Gran Canaria). Deze planten groeien<br />

struikvormig tot wel een meter hoog,<br />

waarbij ze ook vertakken. In de zomer<br />

kunnen ze prima buiten gekweekt worden<br />

als kuipplant op een zonnige plaats.<br />

Aan de toppen van de takken vormen<br />

zich grote rozetten, van waaruit in het<br />

voorjaar de gele pluimvormige bloeiwijze<br />

ontspringt. Deze blijft enkele weken<br />

staan. Na de bloei sterven de betreffende<br />

takken af.<br />

Vermeerderen kan door zaaien en stekken.<br />

We planten ze in een zanderig doorlatend<br />

grondmengsel. Gedurende de<br />

groei geven we matig water, bij voorkeur<br />

van onderaf. In de winter kunnen we ze<br />

als kamerplant houden, liefst boven de<br />

15 graden, met om de 2 weken een minimale<br />

watergift.<br />

Gasteria brevifolia<br />

Deze soort is gevonden op een rotsachtige<br />

helling in Zuid-Afrika, in de omgeving<br />

van Steinkopf. Ze komen niet veel voor<br />

en zijn ook moeilijk te vinden, want ze<br />

groeien vaak onder struiken of in rotsspleten.<br />

Ze krijgen dus van nature ook<br />

niet veel zon.<br />

In cultuur zijn het gemakkelijke planten<br />

die weinig eisen stellen. We planten ze in<br />

een doorlatend grondmengsel met ook<br />

wat humus. Dit gaat prima in hangpotten,<br />

die we dan op een schaduwrijke plek<br />

hangen. Tijdens de groeiperiode geven<br />

we matig water, telkens als de potkluit<br />

opgedroogd is.<br />

In de winter houden we ze droog bij een<br />

minimumtemperatuur van 10-12 graden.<br />

Vermeerderen kan door zaaien, en ook<br />

opkweken uit bladstekken gaat prima.<br />

Als je een afgebroken blad in de grond<br />

stopt, komen er vanuit het breukvlak<br />

nieuwe plantjes tevoorschijn.<br />

262<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Grusonia invicta<br />

Deze plant is afkomstig uit het centrale gedeelte<br />

van Baja California. Ze groeit daar op<br />

een zeer zanderige ondergrond en de soort<br />

kan clusters vormen van wel een meter in<br />

diameter en 30-40 cm in hoogte. De helgele<br />

bloemen verschijnen vroeg in de zomer.<br />

De bloemen en zaadbessen vertonen veel<br />

gelijkenis met opuntia’s.<br />

We planten ze in een mineraalrijk zanderig<br />

substraat, in een terracotta schaal. Tijdens<br />

de groei met tussenpozen een flinke watergift<br />

en een zonnige luchtige plek. Op een<br />

beschutte plaats kunnen ze in de zomer<br />

ook buiten gekweekt worden. Ook als ze<br />

niet bloeien zijn het prachtige decoratieve<br />

planten.<br />

Tijdens de winterrust kunnen we ze droog<br />

houden bij een minimumtemperatuur van<br />

10 graden.<br />

Vermeerderen kan door stekken en zaaien.<br />

Het kan vrij lang duren tot de grote harde<br />

zaden ontkiemen.<br />

Gymnocalycium mihanovichii<br />

Een opvallend plantje, afkomstig uit<br />

Zuid-Amerika. Ze groeien in het grensgebied<br />

van Argentinië, Bolivia en Paraguay.<br />

Dit is een vrij droog en struikachtig gebied,<br />

dat maar 100-300 meter boven de zeespiegel<br />

ligt. Deze plantjes groeien hier vaak in<br />

de schaduw van het struikgewas.<br />

In cultuur zijn ze niet moeilijk, ze zijn prima<br />

uit zaad op te kweken. Ze groeien op eigen<br />

wortel vrij langzaam en spruiten zelden. Ze<br />

verlangen een mineraalrijk grondmengsel<br />

met ook wat humus, een matige watergift<br />

en een niet te zonnige plaats. In de winter<br />

kunnen we ze droog houden, bij voorkeur<br />

boven de 10 graden.<br />

In de handel worden deze plantjes volop<br />

aangeboden in de meest afschuwelijke<br />

kleuren, in vitro gekweekt en op een grote<br />

entstam, dus enkel gekweekt voor de wegwerpmaatschappij.<br />

Voor het<br />

voetlicht<br />

130<br />

Bertus Spee<br />

speedybert@zeelandnet.nl<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

263


Simpel zaaien<br />

Ruud Tropper<br />

Er is al veel geschreven over het zaaien van succulenten. Het zaaien en het grootbrengen<br />

van de zaailingen is natuurlijk een heel leuk onderdeel van de hobby.<br />

In het verleden heb ik van alles uitgeprobeerd<br />

om het zaaien zo eenvoudig en<br />

effectief mogelijk uit te voeren. In dit artikel<br />

beschrijf ik welke methode ik de laatste<br />

15 jaar met veel succes heb toegepast. De<br />

belangrijkste boodschap is, dat het eigenlijk<br />

heel eenvoudig is voor het overgrote deel<br />

van de soorten. Deze methode heb ik 6 jaar<br />

geleden ook in een YouTube-filmpje gepresenteerd.<br />

Met meer dan 300.000 views<br />

en 4000 likes is dit best een hit voor zo’n<br />

specifiek onderwerp. Ik heb daarbij ook<br />

veel positieve feedback ontvangen.<br />

De methode is eigenlijk heel simpel. De<br />

zaden moeten goed schoon zijn. Bij twijfel<br />

moet je ze nog een keer schoonmaken (met<br />

schoon water afspoelen en laten drogen).<br />

Je begint met een transparant afsluitbaar<br />

bakje te vullen met vermiculiet. Het vermiculiet<br />

licht bevochtigen met schoon water<br />

(uit de kraan). De zaden uitstrooien en licht<br />

aandrukken. Daarna eventueel afdekken<br />

met een dun laagje vermiculiet. Nu het<br />

vermiculiet verder bevochtigen, het bakje<br />

sluiten en een plekje zoeken uit de zon. De<br />

beste temperatuur is 20 – 25 °C. Binnen<br />

twee weken zullen de meeste zaden wel<br />

kiemen.<br />

De gekiemde zaden moeten regelmatig<br />

worden gecontroleerd op de eventuele<br />

aanwezigheid van schimmels. Als dat het<br />

geval is, kan het deksel van het bakje een<br />

beetje worden geopend. Hiermee kan het<br />

vocht in het bakje verdampen en moet er<br />

eventueel wat water worden toegevoegd. In<br />

mijn ervaring komt dit bij gebruik van deze<br />

methode weinig voor.<br />

Er moet geen water onder in het bakje<br />

staan. Als dat per ongeluk wel gebeurt kan<br />

het teveel aan water gemakkelijk met een<br />

stuk keukenpapier worden 'weggezogen'.<br />

Verscheidenheid<br />

aan geschikte<br />

bakjes<br />

264 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Er is natuurlijk wel wat licht nodig om de<br />

zaailingen niet te dun uit te laten groeien.<br />

De bakjes kun je meestal wel kwijt in de<br />

nabijheid van een raam. Als dat niet gaat<br />

kan een standaard ledlamp (2700 Kelvin,<br />

warm wit) uitkomst bieden. Deze lichtbron<br />

is prima geschikt voor het laten kiemen van<br />

zaden. Om een oppervlakte van 25 cm bij<br />

25 cm te verlichten is 5 watt aan ledlicht al<br />

voldoende. Dat licht moet wel zoveel mogelijk<br />

op de bakjes worden geconcentreerd<br />

(spotje). De bakjes zullen in dat geval iets<br />

worden verwarmd, maar dat zal niet meer<br />

bedragen dan enkele graden.<br />

Als je de zaailingen lange tijd in de bakjes<br />

wil laten staan, is het handig om van te<br />

voren een beetje perliet bij te mengen.<br />

Daardoor blijft de structuur van het vermiculiet<br />

beter behouden.<br />

De zaailingen kunnen, zodra ze vast te<br />

houden zijn, gemakkelijk uit het vermiculiet<br />

worden gelicht. In het YouTube-filmpje<br />

wordt getoond hoe je ze kunt verspenen.<br />

Opmerking redactie: Het is aan te bevelen<br />

om het vermiculiet nooit volledig uit te laten<br />

drogen, maar altijd licht vochtig te houden.<br />

Vermiculiet, dat volledig uitgedroogd is, slinkt<br />

sterk en neemt daarna zeer slecht water op.<br />

Zowel vermiculiet als perliet zijn van natuurlijke<br />

oorsprong. Vermiculiet is verder heel<br />

geschikt als substraat voor het bewortelen van<br />

stekjes.<br />

Gekiemde zaden<br />

Literatuur<br />

Tropper, R. (2012). Hoe doen we dat:<br />

Cactussen kweken uit zaad: https://www.<br />

youtube.com/watch?v=NvPPawMPQlM<br />

ruud.kenenvrien@outlook.com<br />

Het zaaien van Sclerocactus, Pediocactus<br />

en Toumeya<br />

Ruud Tropper<br />

In voorgaand artikel ‘Simpel zaaien’ is een methode beschreven waarmee vrijwel de<br />

meeste soorten probleemloos kunnen worden gezaaid. Er is echter een aantal soorten<br />

waarvan de zaden lastig kiemen. Zaden van soorten die onder extreem wisselende<br />

omstandigheden groeien hebben eigenschappen ontwikkeld waardoor ze niet allemaal<br />

gelijk kiemen, maar verspreid over langere perioden. Dat geeft statistisch gezien de<br />

beste kans op overleven voor de soort.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

265


Hoewel deze soorten op dezelfde manier<br />

kunnen worden gezaaid als beschreven<br />

in het artikel ‘Simpel zaaien’, vragen deze<br />

zaden een voorbehandeling. In de literatuur<br />

wordt hiervoor het woord ‘stratificatie’<br />

gebruikt. Daarbij worden de zaden bijvoorbeeld<br />

blootgesteld aan zwavelzuur, schuurpapier,<br />

cola, hoge temperaturen, chippen<br />

of vries/ontdooi-cyclussen.<br />

Met uitzondering van zwavelzuur heb ik<br />

verschillende van deze methoden toegepast,<br />

echter zonder overweldigend succes.<br />

Chippen houdt in dat een klein gedeelte<br />

van het zaadomhulsel wordt weggenomen,<br />

zodat water de zaadkorrel binnen kan<br />

dringen.<br />

Na veel proberen ben ik een combinatie<br />

gaan gebruiken van een behandeling met<br />

50% verdund bleekwater en chippen. Deze<br />

methode is toegepast op zaden van de<br />

geslachten Sclerocactus, Pediocactus en<br />

Toumeya. Ik kreeg met deze methode goede<br />

kiemingspercentages. Dat wil zeggen;<br />

opkomst van minimaal 50% en hoger. Deze<br />

methode is vervolgens in 2011 op YouTube<br />

geplaatst, met als titel “Germinating Sclerocactus<br />

Seeds” (Tropper, 2011) onder de<br />

naam DRCEVNL.<br />

In het kort komt deze methode op het<br />

volgende neer:<br />

- Doe de zaden in een koffiefilter en vouw<br />

dit op, zodat de zaden er niet uit kunnen<br />

vallen.<br />

- Week het koffiefilter met de zaden gedurende<br />

20 minuten in 50% verdund bleekwater.<br />

- Open het filter en plaats het in een koffiefilterhouder.<br />

- Spoel de zaden af in het filter.<br />

- Chip de zaden op de aangegeven plek.<br />

Het bleekwater zorgt voor een goede<br />

ontsmetting en wordt wel vaker gebruikt<br />

om de kiemkracht van zaden te verbeteren.<br />

Door het chippen kan water de zaadkorrel<br />

gemakkelijk binnendringen.<br />

In afb. 1 t/m 3 zijn achtereenvolgens een<br />

zaadje, de zaadinhoud en de aangegeven<br />

plek om te chippen te zien. Het chippen kan<br />

plaatsvinden door het zaadje op een vochtige<br />

tissue vast te houden met een pincet<br />

en vervolgens met een dikke naald op het<br />

uitstekende puntje te duwen. Dat puntje<br />

breekt vrij eenvoudig af. Later heb ik in een<br />

klein plankje een paar kleine gaatjes geboord<br />

van verschillende diameter. Als een<br />

zaadje een beetje in zo’n gaatje past, ligt<br />

het gedeeltelijk klem en wordt het chippen<br />

nog wat eenvoudiger.<br />

Ik heb deze methode toegepast op alle<br />

soorten van de geslachten Sclerocactus, Toumeya<br />

en Pediocactus. In het geval van het<br />

geslacht Pediocactus is dit overigens niet<br />

nodig voor Pediocactus knowltonii.<br />

Mijn aandacht werd onlangs getrokken<br />

door een proefschrift van een promovendus<br />

aan de Utah State University (Harding<br />

Close-up van een zaad<br />

De zaadkiem<br />

266 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


2017). Hierin wordt Sclerocactus wetlandicus<br />

als sterk bedreigde soort beschreven. Een<br />

belangrijk deel van de studie was erop<br />

gericht om betere zaairesultaten te behalen<br />

voor deze soort.<br />

Dit met als doel om het overleven van de<br />

soort veilig te stellen. Dat kan onder andere<br />

door deze soort opnieuw te introduceren<br />

op plaatsen waar deze ondertussen al<br />

verdwenen is. Vanaf pagina 55 wordt een<br />

methode beschreven met mijn methode<br />

(Tropper 2011) als basis. De eerste stappen<br />

zoals hierboven beschreven zijn exact gelijk,<br />

maar de zaaigrond en verspeengrond<br />

krijgen ook alle aandacht. De beste resultaten<br />

werden gerapporteerd met in het<br />

wild verzamelde zaden. Hiermee worden<br />

kiemingspercentages van 74% en hoger<br />

bereikt. Het deed me veel plezier te lezen<br />

dat ik op deze manier heb bijgedragen aan<br />

het behoud van deze prachtige soort.<br />

In een ander artikel (Riley & Riley 2018)<br />

wordt dezelfde methode beschreven.<br />

Hierover hebben we in 2015 ook persoonlijk<br />

gecommuniceerd. Riley gebruikte zaad<br />

van Sclerocactus glaucus om te onderzoeken<br />

of bovenstaande methode inderdaad<br />

werkt. Onbehandelde en behandelde<br />

zaden zijn op identieke wijze gezaaid om<br />

tot een eerlijke vergelijking te komen. Voor<br />

de onbehandelde zaden was de opkomst<br />

4,3% en voor de behandelde zaden lag dit<br />

percentage op 43,5%. Een verschil van een<br />

factor 10. Zowel in mijn ervaring als in de<br />

Harding-studie komt overigens naar voren<br />

dat natuurlijk ook de kwaliteit van de zaden<br />

een rol speelt.<br />

Je kunt je natuurlijk afvragen of het chippen<br />

van elk zaadje de moeite waard is. Het<br />

verschil is echter zo groot in vergelijking<br />

met niets doen, dat het zeker de moeite<br />

loont. Sommige soorten, zoals Pediocactus<br />

peeblesianus, produceren weinig zaad en<br />

elk zaadje is er één.<br />

Daarnaast zijn deze soorten voor een deel<br />

CITES 1 -soorten en ernstig bedreigd. Het<br />

is derhalve van belang deze soorten te<br />

kweken, zonder dat daarvoor de natuurlijke<br />

bronnen worden misbruikt.<br />

Het kan de moeite waard zijn om deze<br />

methode ook uit te proberen met andere<br />

zaden waarvan bekend is dat ze lastig kiemen.<br />

Te denken valt aan sommige Austrocactus-<br />

en Mammillaria-soorten.<br />

ruud.kenenvrien@outlook.com<br />

Literatuur<br />

Harding, K. T. (2017). Sclerocactus wetlandicus:<br />

Habitat Characterization, Seed<br />

Germination and Mycorrhizal Analysis. All<br />

Graduate Theses and Dissertations, Spring<br />

1920 to Summer <strong>2023</strong>: 6497.<br />

Riley, N. D. & Riley, T. Z. (2018). Chipping<br />

and Chemical Scarification Effects on<br />

Sclerocactus glaucus (K. Schum.) L.D. Benson<br />

(Cactaceae) Seed Germination. Cactus<br />

and Succulent Journal (U.S.) 90 (3): 216-221.<br />

Tropper. R. (2011). Germinating Sclerocactus<br />

Seeds. You Tube: https://www.youtube.<br />

com/watch?v=MGG2-YpGDWA<br />

Tropper, R. (<strong>2023</strong>). Simpel zaaien.<br />

<strong>Succulenta</strong> 102 (6): 264.<br />

Aangeven van de chipplek<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

267


Zaaien van succulenten,<br />

hoe doe ik dat?<br />

Aiko Talens<br />

In meer dan honderd jaar <strong>Succulenta</strong> zijn er de nodige zaai-adviezen beschreven. Logisch;<br />

er zijn natuurlijk meerdere wegen naar succes. Succes hangt af van veel factoren,<br />

waarvan je er maar een paar in eigen hand hebt. Heb je nog geen succesvolle methode<br />

gevonden, dan is het nuttig de adviezen van anderen over te nemen en te kijken<br />

of daar een werkbaar idee voor je tussen zit. Als ervaren zaaier met 25 jaar zaai-ervaring,<br />

waarvan de laatste tien jaar op redelijk grote schaal met de hieronder beschreven<br />

methode, heb ik meer dan genoeg potten met zelfgezaaide planten als resultaat om<br />

van een succesvolle methode te kunnen spreken. Reden voor mij om mijn methode op<br />

papier te zetten ter inspiratie voor anderen.<br />

De voorbereiding<br />

De voorbereiding op het zaaien is voor mij<br />

het meeste werk. De eerste stap is uiteraard<br />

de zaden in huis halen. Waar je zaden<br />

het beste kan halen, beschrijf ik achterin dit<br />

artikel. Als de zaden eenmaal in huis zijn,<br />

maak ik eerst een overzicht met daarin de<br />

namen van de soorten, eventueel bijbehorende<br />

vindplaats en het bestelnummer dat<br />

op het zakje van de zaden vermeld staat<br />

(veel zaadleveranciers sturen zaden in een<br />

zakje met daarop alleen het bestelnummer,<br />

dus je moet zelf uitvogelen in welk<br />

zakje welke soort zit en dan moet je dus<br />

het bestelnummer van elke bestelde soort<br />

bewaren).<br />

Hoe je de labels wilt maken is persoonlijk.<br />

Zelf vind ik het fijn de labels uit te printen<br />

met een Dymo labelprinter. Deze labels<br />

zijn watervast en lichtbestendig. In ieder<br />

geval gaan de mijne al heel veel jaren mee,<br />

zonder dat ze verkleuren of loslaten van de<br />

steeketiketten. Op de labels vermeld ik de<br />

soortnaam, het jaar van zaaien, de eventuele<br />

vindplaatsinformatie en een verwijzing<br />

naar mijn catalogus met een zelfgekozen<br />

nummer. Het laatste is voor mijn eigen<br />

administratie, zodat ik alle informatie ook<br />

digitaal en gecentraliseerd heb vastgelegd.<br />

De labels gaan straks bij het zaaien meteen<br />

in het potje. Om het zaaien zelf een beetje<br />

efficiënt te laten verlopen, is het fijn als de<br />

labels dan al klaar zijn. De labels plak ik op<br />

een, uit een aluminium luxaflex op maat<br />

geknipt, steeketiket. Aluminium luxaflex<br />

is een stevig materiaal, dat toch makkelijk<br />

op maat te knippen is met een gewone<br />

schaar. De opgeplakte labels blijven vele<br />

jaren prima zitten. Maar andere liefhebbers<br />

schrijven liever met een potlood op<br />

een kunststof label. Maakt eigenlijk niet<br />

uit, als de tekst maar bestand is tegen<br />

water, intense zonneschijn, wrijfvast is en<br />

vele jaren meegaat. Let er in ieder geval<br />

op dat de steeketiketten ook tegen intense<br />

zonnestraling (ultraviolet licht) kunnen; veel<br />

(maar niet alle) kunststof etiketten worden<br />

broos na een paar jaar in de zon en breken<br />

dan gemakkelijk. Aluminium luxaflex heeft<br />

dat probleem in ieder geval niet. Ook bij<br />

bepaalde watervaste pennen (waarmee je<br />

ook prima op aluminium luxaflex kan schrijven)<br />

is het verstandig te testen of deze ook<br />

lichtbestendig zijn over meerdere jaren; dat<br />

zijn ze zeker niet allemaal.<br />

Wanneer zaaien?<br />

Als de etiketten eenmaal klaar zijn, kan er<br />

eindelijk gezaaid worden. Zaai je met bodemverwarming<br />

en/of groeilampen, dan maakt<br />

het moment van zaaien niet veel uit. Ik houd<br />

het zelf liever bij een beetje ‘puur natuur’.<br />

268 Lees verder op pagina 269 >


Daarvoor wacht ik wel de juiste tijd af.<br />

Voornamelijk vetplanten zaai ik het liefst in<br />

maart, dit geldt voor zowel wintergroeiers<br />

als zomergroeiers. De nachten zijn dan nog<br />

lekker koud, en overdag wordt het in de<br />

kas behaaglijk, maar niet heet. Soms zaai ik<br />

wintergroeiende vetplanten ook in september,<br />

afhankelijk van hoe druk ik het heb, of<br />

als ik de zaden simpelweg in het voorjaar<br />

nog niet in huis heb. September kan nog<br />

wel vrij heet zijn, en je loopt het risico dat<br />

bij hete dagen de net ontkiemde zaailingen<br />

het moeilijk kunnen krijgen. In het voorjaar<br />

gezaaide wintergroeiende vetplanten<br />

kunnen ook prima groeien gedurende hun<br />

eerste zomer; ze gaan dan nog niet in zomerrust.<br />

Je kunt ze na die eerste zomer aan<br />

de groei houden tot de lente een jaar later,<br />

om ze dán pas in zomerrust te laten gaan.<br />

Cactussen zaai ik het liefst rond half april.<br />

Ik zaai al mijn planten in een onverwarmde<br />

broeikas, dus ik ben afhankelijk van het<br />

weer. Dan is er in principe geen stevige<br />

vorst meer (hele lichte vorst is geen probleem),<br />

maar wel al genoeg zonneschijn<br />

om de temperatuur in de kas overdag op<br />

te jagen. Een graad of 20 - 25 overdag is<br />

prima. En dat lukt meestal vanaf half april<br />

op de meeste dagen.<br />

‘s Nachts mag het rustig flink afkoelen, en<br />

zeker in april zakt de temperatuur geregeld<br />

nog wel eens richting vriespunt. Dit verschil<br />

in temperatuur is geen enkel probleem, en<br />

vermoedelijk zelfs bevorderlijk voor ontkieming.<br />

Mijn grondmengsel<br />

Welk grondmengsel je gebruikt is persoonlijk.<br />

Zaaien met potgrond gaat op zich prima,<br />

maar ik heb een zeer sterke voorkeur<br />

voor leem ontwikkeld. Meer informatie<br />

over leem als grondmengsel heb ik eerder<br />

beschreven in het artikel ‘Leem als substraat’,<br />

<strong>Succulenta</strong> nummer 2, 2013.<br />

Het grondmengsel dat ik gebruik voor<br />

het zaaien is een mengsel van leem en<br />

brekerzand in een verhouding van één<br />

op één. Hier voeg ik vervolgens een flinke<br />

hoeveelheid water aan toe zodat de brij de<br />

consistentie heeft van dunne erwtensoep.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

Dit mengsel kook ik eerst in een oude pan<br />

die ik altijd gebruik bij het zaaien. Door het<br />

koken maak ik het medium steriel zodat<br />

ik minder problemen met algengroei ga<br />

krijgen nadat er eenmaal gezaaid is. Het<br />

voordeel van leem bij het koken is dat er<br />

geen nare geur bij vrijkomt. Dit is wel het<br />

geval als je een meer organisch medium<br />

zoals potgrond gaat koken. Bij het koken<br />

verdampt een deel van het toegevoegde<br />

water. Ik kook de brij meestal zover door<br />

tot het mengsel stevig aanvoelt maar nog<br />

wel duidelijk vochtig is. Een beetje de<br />

consistentie van dikke erwtensoep waar<br />

nog net doorheen is te roeren. Heel precies<br />

op de juiste consistentie qua vochtigheid<br />

mikken is lastig.<br />

Terwijl de grond kookt heb ik de juiste<br />

etiketten bij de juiste zaden gelegd op een<br />

dienblad, zodat ik niet meer hoef op te letten<br />

bij het zaaien zelf dat ik het juiste etiket<br />

De ingrediënten: leem, zand en water.<br />

Leem en zand met water gemengd en klaar<br />

voor het koken.<br />

269


Alles staat klaar om te zaaien!<br />

Zaden van Mammillaria sonorensis uit de<br />

<strong>Succulenta</strong> zaadlijst.<br />

Klaar om gezaaid te worden.<br />

En vers gezaaid.<br />

in de juiste pot met zaden steek. Ook zet ik<br />

nu de potjes waarin ik de zaden wil zaaien<br />

klaar.<br />

Ik zaai het liefst in vierkante potjes van 5<br />

centimeter. Vierkante potjes sluiten goed<br />

op elkaar aan in een krat zodat ze minder<br />

snel omvallen of verschuiven wanneer ik<br />

de krat waarin de potjes komen te staan<br />

optil. Onder in de potjes zitten gaten om<br />

het water af te voeren. Maar dat kan ook<br />

gebruikt worden om water aan te voeren.<br />

Om zaailingen water te geven zet ik ze in<br />

een bak met water, zodat het mengsel van<br />

onderuit het water kan opnemen. Maar als<br />

je werkt met leem is er een risico wanneer<br />

je water van onderaf geeft. Leem wordt<br />

namelijk zacht als het nat wordt en leem<br />

mengt makkelijk in water. Als je de potten<br />

met zaailingen uit het water tilt, stroomt er<br />

elke keer wat leem vanuit de onderzijde van<br />

de pot met het water weg. Zo ontstaan na<br />

verloop van tijd holle ruimtes onder in de<br />

potjes, die op een gegeven moment zullen<br />

instorten en alle zaailingen in de potjes via<br />

de gaten meesleuren. Met veel pech heb je<br />

dan alle zaailingen door elkaar in het water<br />

drijven. Zie dan de juiste zaailingen nog in<br />

de juiste potjes terug te krijgen! Daarom<br />

beng ik onder in de potjes eerst een laagje<br />

steentjes aan, die net wat groter zijn dan de<br />

gaten in het potje en de gaten afsluiten. De<br />

steentjes onder in de pot voorkomen het<br />

wegspoelen.<br />

Is het mengsel eenmaal goed gekookt, dan<br />

schep ik het mengsel van leem en zand met<br />

behulp van een lepel in het potje terwijl het<br />

gewoon nog kokend heet is. Door het zachte<br />

vochtige leem vult het potje zich mooi<br />

en krijg je een fraaie gladde bovenzijde<br />

waarop het makkelijk zaaien is. Eventueel<br />

kan je met de bolle zijde van de lepel het<br />

nog extra aanstrijken tot een spiegelglad<br />

oppervlak. De potten zet ik vervolgens in<br />

een schaal waarin een laagje water staat.<br />

Mocht het mengsel toch iets teveel ingedikt<br />

zijn, dan kunnen de potten zo toch nog<br />

even wat extra vocht opnemen terwijl ik<br />

bezig ben met het zaaien van een ander<br />

potje. Ik heb het mengsel liever te vochtig<br />

dan te droog.<br />

270 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Het zaaien zelf<br />

Zaden zitten vaak verpakt in papieren zakjes,<br />

soms ook in kunststof zakjes. Papieren<br />

zakjes zijn makkelijk open te scheuren,<br />

maar bij sommige type zakjes blijven er<br />

altijd wel wat zaden ergens in een hoekje<br />

zitten of de papieren zakjes zijn van dusdanig<br />

dun papier gemaakt dat je er eigenlijk<br />

geen controle over hebt. Het kan dus wat<br />

gehannes zijn om de zaden uit het zakje<br />

netjes in een potje te krijgen. Dat hannesen<br />

heb ik jarenlang gedaan. Maar sinds<br />

een paar jaar gooi ik de zaden het liefst als<br />

tussenstap eerst nog in een schaaltje. Zo<br />

vang je de zaden op zonder moeilijk gedoe<br />

en kan je daarna makkelijker zaaien. Wel<br />

zo fijn. Zeker bij kunststof zakjes, die de<br />

neiging hebben wat statisch geladen te zijn,<br />

is het lastig om kleine zaden er gemakkelijk<br />

uit te krijgen, laat staan dat je ze dan nog in<br />

een klein potje moet mikken.<br />

Heb je eenmaal alle te zaaien zaden in het<br />

schaaltje, dan is het zaaien zelf zo gedaan. Ik<br />

houd gewoon het schaaltje scheef boven het<br />

potje, tik voorzichtig met de vingers tegen het<br />

schaaltje zodat de zaden een beetje bij elkaar<br />

rollen, en dan kan je door verder te tikken<br />

de zaden richting de rand van het schaaltje<br />

laten bewegen. Vervolgens laat je de zaden<br />

stuk voor stuk in het (nog steeds behoorlijke<br />

hete) mengsel in het potje vallen. Ik probeer<br />

de zaden een beetje te verspreiden, zodat het<br />

potje mooi gevuld wordt.<br />

De zaden duw ik met behulp van het etiketje<br />

meestal nog wat aan. Dat is het voordeel<br />

van leem; als het vochtig is, is het zo zacht<br />

als boter. De zaden kunnen makkelijk in het<br />

mengsel van leem geduwd worden en hebben<br />

daardoor goed contact met het mengsel<br />

en het vocht in het mengsel; aanraking met<br />

vocht hebben ze tenslotte nodig bij het ontkiemen.<br />

Ook blijven de zaden goed ‘plakken’,<br />

zodat de zaden niet zullen wegrollen als je<br />

het potje schuin zou houden. Ook zullen de<br />

zaden bij het aandrukken niet aan het etiket<br />

(of je vinger, als je dat makkelijker vindt) blijven<br />

plakken. Machtig mooi spul, dat leem!<br />

Zijn alle zaden gezaaid, dan gaat het bijbehorende<br />

etiketje in de pot. De pot gaat<br />

vervolgens meteen in een transparante<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

kunststof bak. De bakken beslaan bijna<br />

meteen door het vocht in het nog steeds<br />

warme mengel van zand en leem. Ik houd<br />

de versgezaaide zaden het liefst in een bak<br />

afgesloten met een transparant deksel. Dan<br />

zullen de potten niet snel door warmte of<br />

zonlicht kunnen uitdrogen, waaien er geen<br />

zaden van onkruid in en kan ongedierte er<br />

niet bij. De bak blijft bij mij een paar weken<br />

dicht. Helemaal luchtdicht zijn ze niet, dus<br />

uiteindelijk zal elk potje gaan uitdrogen,<br />

maar de vele weken dat dat duurt zijn voor<br />

de zaden genoeg om te ontkiemen. In de<br />

tussentijd zit er condens aan de binnenzijde<br />

op de deksel en de zijkant van de bak.<br />

Zolang die condens er is, zit het goed.<br />

In plaats van kunststof bakken gebruikte ik<br />

vroeger kunststof zakjes. Dat gaat op zich<br />

ook prima. Wel heeft het wat praktische<br />

minpunten ten opzichte van een kunststof<br />

bak. Een zakje is minder stevig en de potjes<br />

staan er minder stabiel in. Het is lastiger<br />

een potje in het zakje te doen of uit het<br />

zakje te halen zonder dat je een ander potje<br />

omstoot. Ook verliest een zakje sneller<br />

vocht. Daarbij kan een zakje een beetje<br />

gaan hangen (mede door het gewicht van<br />

condenswater) waardoor de binnenzijde<br />

tegen de zaailingen leunt, door het condenswater<br />

kan het gebeuren dat zaailingen<br />

(of nog niet ontkiemde zaden) in plaats van<br />

in het potje te blijven zitten aan het zakje<br />

blijven plakken.<br />

Ook kan condenswater zich op bepaalde<br />

plekken verzamelen en op de zaailingen<br />

druppen, waardoor deze ontwricht kunnen<br />

Een bak vol met versgezaaide zaden.<br />

271


aken (in een bak blijft het condenswater<br />

meestal op het deksel hangen doordat dit<br />

een egaal oppervlak heeft). Ik adviseer dus<br />

een stevige transparante kunststof bak. Bij<br />

bijvoorbeeld Ikea of Blokker kan je transparante<br />

bakken kopen met een transparante<br />

deksel in allerlei maten.<br />

De kraamkamer met meerdere bakken vol<br />

zaaigoed.<br />

De zaailingen vier weken na het zaaien.<br />

En zes weken na het zaaien.<br />

Mammillaria sonorensis, zes weken na het<br />

zaaien met ongeveer 50% opkomst (dat gaat<br />

meestal beter)!<br />

De kraamkamer<br />

In mijn broeikas heb ik speciaal voor het<br />

zaaien een tafel vrijgemaakt die als kraamkamer<br />

dient. Het is niets meer dan een<br />

schaduwdoek op een houten frame. De<br />

broeikas zelf heeft al een schaduwdoek<br />

voor alle andere planten, maar een extra<br />

schaduwdoek houdt de kleine plantjes nog<br />

wat beter uit het iets te intense zonlicht in<br />

hun eerste zomer. De bakken met de potten<br />

met versgezaaide zaden schuif ik onder<br />

het extra schaduwdoek. En dan is het rustig<br />

wachten. Ik verwacht bij de meeste soorten<br />

geen ontkieming binnen twee weken. Af en<br />

toe gluur ik even door de transparante bak<br />

heen om te kijken of ik al groene bolletjes<br />

zie verschijnen. Het deksel laat ik echter op<br />

de bak zitten.<br />

Na een week of drie komt meestal het eerste<br />

moment dat ik eens het deksel van een<br />

bak afneem. Hoewel het geen probleem<br />

is om zaailingen meerdere weken in een<br />

warme vochtige omgeving te laten, groeien<br />

zaailingen over het algemeen beter als ze<br />

in aanraking komen met frisse lucht en de<br />

grond ook eens kan uitdrogen. Er komt dus<br />

een moment dat je moet kiezen om een<br />

potje nog in de bak te houden of juist uit de<br />

bak te halen. Voor mij hangt dat ervan af<br />

of ik tevreden ben met de ontkieming. Als<br />

ik zie dat de meeste zaden ontkiemd zijn<br />

en ik niet meer ontkieming verwacht, dat is<br />

meestal pas na drie weken op z’n vroegst,<br />

haal ik het potje uit de bak en mag dit in de<br />

frisse lucht. Ik plaats de potjes dan in een<br />

krat, dat is makkelijk voor later als ik water<br />

geef. Meestal droogt een potje met zaailingen<br />

in een week volledig uit. Dat is geen<br />

probleem voor de zaailingen. Die kunnen<br />

zelfs al op een leeftijd van drie weken tegen<br />

droogte. Maar niet te lang. De potjes die<br />

eenmaal uit de bakken gehaald zijn en een<br />

272 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


week later volledig droog zijn, krijgen nu<br />

(ongeveer) eenmaal per week water.<br />

Er zullen ook wat potjes zijn waar op zich de<br />

ontkieming goed genoeg is, maar waar de<br />

zaailingen nog verschillen in grootte. Er zijn<br />

altijd wat zaailingen die laat ontkiemen, dus<br />

nog wat kleiner zijn dan z’n potgenoten.<br />

In dat geval laat ik het potje toch nog wat<br />

langer in de bak staan, zodat de kleinste<br />

van de zaailingen nog de tijd hebben in de<br />

vochtige omgeving iets groter te worden.<br />

Zijn er maar een paar zaailingen in een<br />

potje verschenen en zie ik vooral nog veel<br />

zaden die nog niet ontkiemd zijn, dan laat<br />

ik het potje ook nog in de bak zitten.<br />

Maar er komt een moment dat de potjes<br />

wel erg lang in de bak blijven zitten. Na een<br />

week of vier tot zes komt in sommige potjes<br />

onvermijdelijk wat algengroei. Op zich niet<br />

erg voor de al ontkiemde zaailingen, maar<br />

ik heb nooit het idee gehad dat algengroei<br />

bevorderlijk is voor de nog niet ontkiemde<br />

zaden. Dit is voor mij het moment om een<br />

potje met zaailingen uit de bakken te halen,<br />

ook als er maar één zaailing in zit.<br />

Potjes waarin na zes weken nog geen zaden<br />

ontkiemd zijn laat ik volledig uitdrogen.<br />

Daar houd ik me later wel weer mee bezig<br />

in een herkansing.<br />

En wat als er niets opkomt?<br />

Alle moeite ten spijt, soms komt er niets op.<br />

Dat hoeft zeker niet aan je methode te liggen,<br />

maar kan ook aan de zaden liggen, of<br />

pure pech doordat het weer niet meewerkt.<br />

Ik vreesde bij het zaaien in april <strong>2023</strong> even<br />

voor het matige voorjaar en het gebrek aan<br />

zonlicht om de kas op te warmen. Uiteindelijk<br />

bleek 90% van de ongeveer 180 potjes<br />

toch nog ontkieming op te leveren. Een geruststelling.<br />

En als het weer gewoon netjes<br />

meewerkt en je methode zich al bewezen<br />

heeft? Misschien waren de zaden al te oud,<br />

of juist te jong zoals dat bij cryptocarpische<br />

Mammillaria-soorten het geval kan zijn? Of<br />

een andere schuldige variabele? Wie zal het<br />

zeggen.<br />

De potjes die geen enkele ontkieming<br />

vertonen, laat ik volledig uitdrogen en zet<br />

ik een paar weken aan de kant. Weer een<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

paar weken later geef ik die potjes een<br />

herkansing, meestal wanneer het een stuk<br />

warmer geworden is. Ik plaats de potjes<br />

in een bak met water, zodat het mengsel<br />

waarin de zaden zitten weer vochtig worden.<br />

De vochtige potjes, waarbij het mengsel<br />

nu wel minder steriel is dan bij de eerste<br />

keer zaaien, plaats ik weer in een dichte<br />

bak. Daar laat ik ze weer een paar weken in<br />

zitten. Meestal tot de onvermijdelijke algengroei<br />

optreedt, ditmaal wat eerder...<br />

Ook na een eerste herkansing zal een<br />

meerderheid van de potjes met zaden<br />

nog steeds niet ontkiemd zijn. Ik bewaar<br />

potjes met niet ontkiemde zaden meestal<br />

een paar jaar in de broeikas, waar de hitte<br />

van de zomer en de kou van de winter<br />

misschien wel of juist niet bevorderlijk kan<br />

werken op een toekomstige ontkieming van<br />

de zaden. Elk jaar krijgen de niet ontkiemde<br />

zaden een paar weken de kans om nog<br />

eens te ontkiemen. Soms lukt dat nog wel<br />

eens, maar meestal niet. Na een paar jaar<br />

geef ik het wel op.<br />

Wat soms nog wel eens kan werken is het<br />

mengsel niet slechts alleen vochtig te laten<br />

worden, maar de potten continu in een laag<br />

water te laten staan zodat het mengsel een<br />

paar weken lang kletsnat is. Dan laat je de<br />

zaden geforceerd ontkiemen, maar het kan<br />

ook snel rot en schimmel veroorzaken. Ik<br />

gebruik het als een laatste poging, alles of<br />

niets.<br />

Water geven aan vers gezaaide zaailingen<br />

Eenmaal uit de bak, drogen de potjes met<br />

zaailingen bij warm weer vrij snel op. Ik<br />

geef mijn zaailingen ongeveer eens per<br />

week water. Dat doe ik niet door met een<br />

gieter water te geven; dan loop je het risico<br />

de tere zaailingen uit hun potje te spoelen.<br />

Eventueel kan je een kunststof fles nemen<br />

en in de dop een paar gaatjes maken met<br />

een kleine spijker. Als je de fles op de kop<br />

houdt, stroomt het water uit de fles via die<br />

kleine gaatjes.<br />

Zo kan je gecontroleerd kleine tere zaailingen<br />

water geven. Maar het is wat gedoe als<br />

je veel potjes water moet geven.<br />

273


De zaailingen krijgen water.<br />

Aztekium en Blossfeldia in een weckpot.<br />

Vooral veel groene bolletjes van Blossfeldia.<br />

Een Aztekium hintonii bos, gezaaid met de<br />

weckmethode in 2013.<br />

Ik geef mijn zaailingen altijd water van<br />

onderen, Alle potten staan in een krat van<br />

60 bij 40 centimeter. Daar passen 54 potjes<br />

met zaailingen in. Die hele krat zet ik in een<br />

grote bak waarin een laag water staat, dus<br />

dat is een stuk efficiënter water geven. Even<br />

tien minuten laten staan en dan hebben<br />

de meeste potjes wel genoeg water opgenomen.<br />

Dat is een voordeel van het zaaien<br />

in leem; je kan goed zien of het mengsel al<br />

vochtig is of nog droog.<br />

Zaaien van een paar moeilijke soorten<br />

Bijna alle succulenten zaai ik via de methode<br />

die ik hierboven beschreven heb.<br />

Voor een paar soorten doe ik het nét even<br />

anders. Dit geldt voor soorten van Aztekium,<br />

Blossfeldia en Strombocactus. Dit zijn<br />

soorten met kleine zaden die ook kleine<br />

zaailingen voortbrengen. Met name in het<br />

eerste jaar zullen de meeste zaailingen van<br />

deze geslachten het niet overleven. Ze zijn<br />

simpelweg te klein en te teer om de eerste<br />

zomer én de eerste winter (wanneer ze<br />

droog moeten staan) door te komen. Het<br />

zijn verder ook vreselijk trage groeiers,<br />

waardoor ze meerdere jaren te klein en te<br />

teer zullen blijven.<br />

De sleutel tot succes voor deze soorten is te<br />

zorgen dat ze in hun eerste jaar (of langer)<br />

in een vochtige en steriele omgeving staan.<br />

Een gewone kunststof bak zal in dat geval<br />

niet helpen; deze zal na verloop van tijd de<br />

potten toch laten uitdrogen. Een alternatief<br />

is om de potjes in een glazen weckpot, die<br />

normaal gebruikt wordt om groenten in te<br />

wecken, te plaatsen. Ik gebruik verder dezelfde<br />

voorbereiding als normaal. Afwijkend<br />

is, dat ik na het zaaien van de drie genoemde<br />

geslachten de (schone!) potjes met het<br />

nog hete (en dus steriele) leemmengsel in<br />

een (schone!) weckpot plaats, welke ik meteen<br />

met het glazen deksel op de rubberen<br />

ring afsluit en het deksel met klemmen<br />

vastzet. Zo blijft het vocht minimaal een<br />

jaar in de potjes aanwezig. De zaden zullen<br />

na een paar weken gewoon ontkiemen en<br />

heel gestaag groeien. Zet de weckpot weg<br />

in gematigd zonlicht. In de tussentijd hoef<br />

je je niet druk te maken over het waterge-<br />

274 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


ven. Op een gegeven moment kan er wat<br />

algengroei ontstaan. Dat is niet erg voor de<br />

zaailingen.<br />

Na een jaar haal ik de potjes uit de weckpot.<br />

Dan zijn de zaailingen sterk genoeg om<br />

gelijk met de andere zaailingen behandeld<br />

te worden. Twijfel je nog over de grootte<br />

en sterkte van de zaailingen, dan laat je de<br />

zaailingen gewoon nog een jaartje langer in<br />

de weckpot. Zorg wel dat je zeker weet dat<br />

het grondmengsel nog steeds vochtig is (bij<br />

leem kan je dit dus meestal zien). Helaas<br />

kan ook in een weckpot het grondmengsel<br />

uiteindelijk langzaam uitdrogen.<br />

Er zijn meer geslachten die als moeilijk te<br />

boek staan om te zaaien, zoals Sclerocactus<br />

en Tephrocactus. Sommige zaden hebben<br />

wat meer bewerking nodig. Het chippen<br />

van deze zaden (Sclerocactus, Pediocactus),<br />

of het behandelen met schuurpapier of<br />

zoutzuur (Opuntia, Tephrocactus) is voor<br />

een aantal soorten bevorderlijk. Uitgezonderd<br />

chippen, heb ik met deze technieken<br />

niet veel ervaring, dus laat ik de verdere<br />

beschrijving van deze technieken buiten<br />

dit artikel. Chippen van Sclerocactus gaat<br />

overigens prima. Een goede uitleg van deze<br />

techniek wordt door Ruud Tropper gegeven<br />

in een filmpje. Zoek op YouTube naar de<br />

video Germinating Sclerocactus seeds voor<br />

een heldere uitleg in het Engels.<br />

Zaaien van papierachtige zaden<br />

Bij soorten met papierachtige zaden, zoals<br />

die van de geslachten Habranthus,<br />

Zephyranthus en Cyrtanthus, is de makkelijkste<br />

methode om te zaaien de zaden<br />

gewoon in een laag water te laten drijven.<br />

In mijn geval gebruik ik het liefst glazen<br />

potten. Dan kan zonlicht gewoon bij de drijvende<br />

zaailingen zodra ze ontkiemd zijn. De<br />

pot zet ik in de kraamkamer bij de andere<br />

zaailingen in de broeikas. Nu is het gewoon<br />

wachten. Af en toe wel even controleren<br />

of er nog water in de pot zit, want dat kan<br />

in een warme broeikas snel verdampen,<br />

desgewenst wat water bijgieten of het<br />

water geheel eens verversen. Na een week<br />

of twee zie je kleine worteltjes verschijnen<br />

en soms zelfs al het eerste blad. Op het<br />

moment dat de worteltjes een tot twee centimeter<br />

lang zijn, pot ik de kleine zaailing op<br />

en behandel ik ze zoals elke andere prille<br />

zaailing. De rest van de zaden mogen nog<br />

even blijven drijven tot ze ook zo ver zijn.<br />

Oude zaden zullen zeer waarschijnlijk niet<br />

meer ontkiemen, maar je kan het altijd<br />

proberen! Papierachtige zaden die niet<br />

ontkiemen geef ik bij deze methode geen<br />

tweede kans meer. Wel laat ik de zaden in<br />

het water drijven tot het water groen van<br />

de algen geworden is, want je weet toch<br />

maar nooit. Daarna houdt het echt op!<br />

Strombocactus disciformis,<br />

gezaaid met de weckmethode<br />

in 2011.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

275


Zaadleveranciers<br />

Hieronder geef ik een overzicht van leveranciers<br />

van succulentenzaden (commercieel,<br />

particulier alsook verenigingen) die<br />

door mijn goede ervaring zijn aan te raden.<br />

Betaling internationaal kan via IBAN of<br />

PayPal. Uiteraard zijn er meer aanbieders<br />

te vinden die vast ook prima zullen zijn.<br />

ADBLPS (Frankrijk),<br />

www.adblps-graines-cactus.com<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in november,<br />

beschikbaar voor iedereen. Een zeer uitgebreide<br />

lijst van cactussen en vetplanten<br />

voor hele redelijke prijzen. Een persoonlijke<br />

favoriet.<br />

Atomic Plants (Duitsland),<br />

www.atomic-plant.de<br />

Zaadlijst wordt gedurende het jaar bijgewerkt,<br />

beschikbaar voor iedereen. Een<br />

niet al te uitgebreide lijst van voornamelijk<br />

vetplanten voor een heel redelijke prijs.<br />

BCSS (Engeland),<br />

www.bcss.org.uk<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in december, alleen<br />

voor leden beschikbaar. Een niet al te<br />

lange lijst van cactussen en vetplanten. Officieel<br />

door de Brexit nu lastig te bestellen.<br />

Bert Zaalberg (Nederland),<br />

www.massonia.com/contact<br />

Uitgifte van de zaadlijst tweemaal per jaar<br />

(wintergroeiers en zomergroeiers apart),<br />

beschikbaar voor iedereen. Een uitgebreide<br />

lijst van (Afrikaanse) bollen en zaden van<br />

soms zeer bijzondere soorten.<br />

Cact.cz (Tsjechië),<br />

www.cact.cz<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in oktober, beschikbaar<br />

voor iedereen. Een uitgebreide<br />

lijst van voornamelijk cactussen. U dient<br />

tijdig te bestellen, en daarna geduld te hebben,<br />

wat bij meer Tsjechische verenigingen<br />

noodzakelijk is omdat hun distributie tijd<br />

vraagt!<br />

Cactus-Hobby Brno (Tsjechië),<br />

www.cactus-hobby.eu<br />

Jaarlijks zaadlijst; uitgifte in oktober, beschikbaar<br />

voor iedereen. Een zeer uitgebreide<br />

lijst van voornamelijk cactussen. U<br />

dient tijdig te bestellen, en daarna geduld<br />

te hebben!<br />

Cactus Nursery (Tsjechië),<br />

www.cactus-nursery.eu<br />

Jaarlijks, uitgifte in het najaar, beschikbaar<br />

voor iedereen. Een uitgebreide lijst van<br />

voornamelijk cactussen.<br />

Cactus Succulent Jecminek (Tsjechië),<br />

www.cactus-succulent.com<br />

Jaarlijks, uitgifte in oktober, beschikbaar<br />

voor iedereen. Een zeer uitgebreide lijst van<br />

voornamelijk cactussen. U dient tijdig te<br />

bestellen, en daarna geduld te hebben!<br />

František Nechvíl (Tsjechië),<br />

www.kaktusynechvil.cz<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in september,<br />

beschikbaar voor iedereen. Een uitgebreide<br />

lijst van voornamelijk cactussen.<br />

František Šibal (Tsjechië),<br />

Sibal.kaktusy@seznam.cz<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in september,<br />

beschikbaar voor iedereen, zaadlijst aan te<br />

vragen via e-mail. Een uitgebreide lijst van<br />

voornamelijk Zuid-Amerikaanse cactussen.<br />

Kaktusy Cacti Growers Club Hradec Králové<br />

(Tsjechië), www.kaktusyhk.cz<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in oktober, beschikbaar<br />

voor iedereen. Een zeer uitgebreide<br />

lijst van voornamelijk cactussen. U<br />

dient tijdig te bestellen, en daarna geduld<br />

te hebben!<br />

KK Plzen (Tsjechië),<br />

www.kkplzen.eu<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in het najaar,<br />

beschikbaar voor iedereen. Een uitgebreide<br />

lijst van voornamelijk cactussen.<br />

276 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Köhres (Duitsland),<br />

www.kaktus-koehres.de<br />

Zaadlijst wordt gedurende het jaar bijgewerkt,<br />

beschikbaar voor iedereen. Een uitgebreide<br />

lijst van cactussen en vetplanten.<br />

Ladislav Fischer (Tsjechië),<br />

lobivia.cac@seznam.cz<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in september,<br />

beschikbaar voor iedereen, zaadlijst aan te<br />

vragen via e-mail. Een uitgebreide lijst van<br />

voornamelijk Zuid-Amerikaanse cactussen.<br />

Mammillarienfreunde (Duitsland),<br />

www.mammillaria.eu/shop<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in januari/februari,<br />

beschikbaar voor iedereen, maar leden krijgen<br />

een voorkeursbehandeling. Voornamelijk<br />

mammillaria’s en aanverwante geslachten.<br />

Mesa Garden (Verenigde Staten),<br />

www.mesagarden.com<br />

Zaadlijst wordt gedurende het jaar bijgewerkt,<br />

beschikbaar voor iedereen. Een<br />

uitgebreide lijst van cactussen en vetplanten.<br />

Sommige soorten zijn prijzig en ook de<br />

portokosten kunnen hoog zijn. Desondanks<br />

een prima bron met soms bijzondere soorten<br />

(die helaas ook snel uitverkocht raken).<br />

Mesemb Study Group (Engeland),<br />

www.mesemb.org<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in februari, alleen<br />

voor leden beschikbaar. Een lijst van bijna<br />

alleen mesems, maar hier staan geregeld<br />

moeilijk te vinden soorten op. Ondanks de<br />

Brexit zijn zaden te bestellen, maar u moet<br />

wat geduld hebben doordat distributie<br />

voor ontvangers in de EU via een omweg<br />

van een centraal afgiftepunt binnen de EU<br />

verloopt.<br />

Nederlandse Rotsplanten Vereniging,<br />

www.nrvwebsite.nl<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in najaar (voor<br />

leden) en januari/februari (voor niet-leden),<br />

in principe beschikbaar voor iedereen voor<br />

een erg redelijke prijs. Een uitgebreide lijst<br />

van voornamelijk rotsplanten, maar er zitten<br />

ook vetplanten en bollen tussen.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

Ralf Hillmann (Zwitserland),<br />

ralf.hillmann@stv.gr.ch<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in december,<br />

beschikbaar voor iedereen, zaadlijst aan te<br />

vragen via e-mail. Een uitgebreide lijst van<br />

voornamelijk cactussen.<br />

Silverhill Seeds (Zuid-Afrika),<br />

www.silverhillseeds.co.za<br />

Zaadlijst wordt gedurende het jaar bijgewerkt,<br />

beschikbaar voor iedereen. Voornamelijk<br />

Afrikaanse succulenten.<br />

Southern African Bulb Group (Engeland),<br />

www.sabg.tk<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in augustus,<br />

beschikbaar alleen voor leden (kosten eenmalig<br />

10 euro of 10 pond). Een uitgebreide<br />

lijst van planten en zaden van (Afrikaanse)<br />

bollen gedoneerd door leden. Officieel door<br />

de Brexit nu lastig te bestellen.<br />

Succseed (Zweden),<br />

www.succseed.com<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in oktober,<br />

hoewel de lijst door het jaar heen wordt<br />

bijgewerkt, beschikbaar voor iedereen.<br />

Een zeer uitgebreide lijst van cactussen en<br />

vetplanten.<br />

<strong>Succulenta</strong> (Nederland),<br />

www.succulenta.nl/zaadlijst<br />

Jaarlijkse zaadlijst; uitgifte in december, beschikbaar<br />

voor leden (met voorkeursbehandeling)<br />

en niet-leden. Een zeer uitgebreide<br />

lijst van cactussen en vetplanten voor hele<br />

redelijke prijzen. Uiteraard een aanrader!<br />

Volker Schaedlich (Duitsland),<br />

www.gymnos.de<br />

Jaarlijkse zaadlijst, uitgifte in november<br />

(maar de zaadlijst is meestal slechts kort<br />

openbaar doordat hij snel uitverkocht raakt,<br />

dus wees er snel bij!), beschikbaar voor<br />

iedereen. Een uitgebreide lijst van voornamelijk<br />

Zuid-Amerikaanse cactussen, vele met<br />

veldnummers van Volker Schaedlich zelf.<br />

aiko@talens.nl<br />

277


Zaaigekte, ervaringen van een<br />

beginner<br />

Đoan Tran<br />

Medio 2020 ben ik begonnen met het zaaien van diverse succulenten, vooral mesems.<br />

In eerste instantie op basis van de meegeleverde instructies van de betreffende<br />

zaadleverancier en later aangevuld met informatie van ‘amateur’ kwekers. Nog steeds<br />

leer ik van elk zaaitraject, of valt me iets op waar ik de volgende keer (extra) op moet<br />

letten. Tussen de eerste keer en half september, toen ik de laatste zaadjes zaaide, heb<br />

ik meer dan 300 porties gezaaid. Graag deel ik met u mijn ervaringen, successen en<br />

onzekerheden.<br />

De meest recente zaaiuitrusting bestaat<br />

uit een tandenstoker, een stukje van een<br />

aluminium hoekprofiel (dat als gootje<br />

dienst doet), een vierkant potje van 6x6 (of<br />

5x5) cm met een stukje gaas op de bodem,<br />

een etiket en een wit bord. Het ‘zaaigootje’,<br />

maar ook het zaaibakje heb ik ontleend<br />

aan de website van de heer W. Verheulpen<br />

(lithops-in-be.blogspot.com). Het gootje<br />

zorgt ervoor dat de zaden een voor een<br />

over het zaaisubstraat kunnen worden<br />

verspreid. De tandenstoker wordt gebruikt<br />

als ik meer controle wil hebben over waar<br />

het zaadje moet landen in het potje. Na<br />

het zaaien strooi ik nog wat grind erop of ik<br />

tik een paar keer met het potje lichtjes op<br />

een harde ondergrond, of doe het allebei.<br />

Tenslotte giet ik voorzichtig zoveel water<br />

erop dat het net (niet) door het potje er<br />

onderuit stroomt. Het gehele potje doe ik<br />

in een doorzichtig zaaibakje met deksel en<br />

zet het op de juiste plek. Nadat er naar mijn<br />

idee genoeg zaden zijn ontkiemd, begin<br />

ik met het luchten. Hiervoor open ik het<br />

deksel van het bakje steeds meer, totdat dit<br />

er helemaal af kan.<br />

Toen ik begon was het zaaisubstraat helemaal<br />

geen mengsel, maar enkel puimsteen.<br />

Doordat ik geen voeding gebruikte,<br />

groeiden de zaailingen uiterst langzaam. De<br />

plantjes uit latere zaaisels groeiden de oudere<br />

zichtbaar voorbij. Dat was les één, een<br />

beetje organisch materiaal doet wonderen.<br />

De grondmix die ik nu gebruik bevat 25%<br />

Zaai-spullen.<br />

Zaai-bakje.<br />

278 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


organisch materiaal: gezeefde potgrond en<br />

wormenmest. Dit mengsel wordt niet gesteriliseerd.<br />

Ik heb het geprobeerd, maar zowel<br />

de geur als de praktijk staat me tegen.<br />

Misschien ga ik het later weer proberen. De<br />

overige 75% bestaat uit puimsteen, aquariumgrind,<br />

een beetje akadama en soms wat<br />

split. Allemaal maximaal 4 mm groot. Heel<br />

erg fijn materiaal zeef ik eruit. Tweede les:<br />

bij het zeven in de buitenlucht goed letten<br />

op de windrichting. Dankzij de coronatijd<br />

heb ik nog een voorraad aan mondmaskers<br />

die goed van pas komen bij dit, overigens<br />

zeer ontspannend, werkje. Les drie: het<br />

zaaisubstraat moet goed worden aangedrukt.<br />

Deze les leerde ik pas na het zoveelste<br />

potje. De zaailingen kunnen zich beter<br />

vastzetten in de grond en het vermindert<br />

de hoeveelheid luchtholtes in de mix.<br />

Bij het vochtig houden van de zaaipotjes<br />

is het gebruik van een bevloeiingsmat<br />

fantastisch (les nummer vier). Ook voor<br />

volwassen planten is dit een mooie opvang<br />

tijdens afwezigheid en overbrugging<br />

tot de werkelijke bewatering. Over water<br />

gesproken, in het begin was ik te bang om<br />

Lithops otzeniana, van links naar rechts.<br />

- 2020: 25 zaden (Cono’s Paradise) ontkiemd, alleen puimsteen (bims) tijdens de eerste 2 jaren.<br />

Bang om water te geven.<br />

- 2021: 20 zaden (Kakteen Haage) ontkiemd, 25% organisch materiaal, nog steeds bang om voldoende<br />

water te geven in het eerste jaar.<br />

- 2022: 28 zaden (Clichéfonds) ontkiemd, 25% organisch materiaal, niet meer bang om water te<br />

geven.<br />

Lithops, naam onbekend. Deze foto illustreert de invloed van de grootte van de pot en het seizoen.<br />

Zaden van dezelfde oogst, gezaaid in december 2021 (linker pot) en februari 2022 (rechter<br />

twee potten). Het verschil tussen de twee potten rechts is dat de meest rechtse een grotere en<br />

diepere pot is. Tot nu toe geven mijn zaaipogingen rond februari de beste resultaten.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

279


egelmatig water te geven. Want ja, het zijn<br />

toch super-succulenten. In combinatie met<br />

enkel puimsteen zonder voeding is het niet<br />

onlogisch dat de zaailingen uit 2020 nog<br />

steeds erg compact zijn. Later leerde ik (les<br />

nummer 5) dat het vochtig houden van<br />

succulenten in het eerste jaar juist goed is.<br />

Maar om te geloven in deze theorie moest<br />

ik dapper genoeg zijn om het ook toe te<br />

passen. Dat heeft zeker een jaar geduurd.<br />

Les 6: ongedierte. Tsja, niet alles wat rondloopt<br />

is schadelijk. Als vuistregel hanteer ik<br />

nu, wat sneller is dan mijn pincet, is OK. De<br />

langzame moordenaars zijn rouwvliegen<br />

(sciara) en trips. Vooral die laatste zijn vervelende<br />

zuigers. Vooralsnog is bestrijding<br />

op basis van gele (zal binnenkort ook de<br />

blauwe aanschaffen) stickers, visuele waarnemingen<br />

en goede hand-oog coördinatie.<br />

Tenslotte ventilatie, ventilatie, ventilatie.<br />

Ik denk dat mijn usb-miniventilatoren mij<br />

voor diverse problemen hebben behoed.<br />

Daarom heb ik ook vrijwel continu ventilatoren<br />

(ook groter dan de mini-variant)<br />

draaien in mijn muurkas. Ook in de heetste<br />

weken van dit jaar hadden mijn planten het<br />

comfortabeler dan wij in de slaapkamer.<br />

Zoals gezegd zaai ik voornamelijk mesems,<br />

maar ik heb een zwak voor alle minisucculenten.<br />

Zoals Crassula ausensis subsp.<br />

titanopsis. Zaden van het Clichéfonds heb ik<br />

op 26 februari 2022 gezaaid. Dit keer met<br />

meer organisch materiaal, maar ik weet<br />

niet meer precies hoeveel. De zaailingen<br />

heb ik de eerste keer verpot in juni van<br />

dat jaar en medio september bloeiden<br />

de zaailingen al! In april dit jaar heb ik ze<br />

weer moeten verpotten en dit is een van<br />

de bloeiende plantjes in september <strong>2023</strong>.<br />

(Mocht iemand willen, ik heb nog veel<br />

plantjes om weg te geven.)<br />

Bovenstaande is gebaseerd op mijn interpretatie<br />

van mijn resultaten. Eigenlijk<br />

is het niet helemaal eerlijk om alleen de<br />

resultaten van de diverse zaaipogingen te<br />

vergelijken.<br />

Crassula ausensis subsp. titanopsis 3 maanden oud en in bloei met 19 maanden oud.<br />

280 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


De kwaliteit van het zaad bepaalt in grote<br />

mate de kiemkracht en sterkte van de<br />

zaailing. Het seizoen is ook van invloed.<br />

De lichtintensiteit, de temperatuur, mijn<br />

agenda de eerste paar weken van de<br />

groeiperiode. Ik streef ook niet naar een<br />

gedegen onderbouwing, maar wil graag dat<br />

fingerspitzengefühl ontwikkelen. Het voelt<br />

alsof ik op de juiste weg zit.<br />

ttd.tran@gmail.com<br />

Crassula ausensis subsp. titanopsis 5 maanden oud.<br />

Crassula ausensis subsp. titanopsis klaar om weg te geven.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

281


Freddy’s rariteitenkabinet (2)<br />

Met wat geluk<br />

Freddy Delabarre<br />

Jaren geleden leerde ik E.T. Claeys kennen.<br />

Hij was tuinarchitect, cactusliefhebber en<br />

voorzitter van ‘Cactusvreugde’, een Belgische<br />

afdeling van <strong>Succulenta</strong>.<br />

Tijdens een van mijn vele gesprekken met<br />

hem over de geschiedenis van de cactusclubs<br />

schonk hij mij zijn interessante<br />

archief, dat ik tot op heden koester.<br />

Het bestond uit de volledige uitgave van<br />

‘Kring der Belgische cactusliefhebbers’,<br />

twee verschillende penningen, foto’s, krantenknipsels,<br />

boeken en zijn correspondentie<br />

met verschillende bekende cactusliefhebbers<br />

en kwekers. Ook de drukplaat voor<br />

de kaft van dit bovenvermeld tijdschrift heb<br />

ik gekregen.<br />

E.T. Claeys<br />

Een tijd na zijn overlijden kreeg ik een belletje<br />

van zijn weduwe met de vraag: ”Freddy,<br />

zou je voor mij de laatstgehouden cactus,<br />

een Stenocereus beneckei, willen verpotten?”<br />

De beneckei is een cereus met een witbepoederd<br />

lichaam, een plant die men niet<br />

vaak ziet in verzamelingen en op beurzen.<br />

Tijdens de ELK waren er twee plantjes van<br />

ongeveer 10 cm te koop en ik dacht dat ze<br />

€ 15 kostten. Dit terzijde.<br />

Ik beantwoordde het telefoontje natuurlijk<br />

met “ik kom dit zeker doen”. Na het beëindigen<br />

van deze klus vroeg mevrouw Claeys<br />

of ik het bureel van haar man - een hoge<br />

kast - wat wilde verschuiven.<br />

Een kleine moeite, maar tijdens het verschuiven<br />

viel er een opgerolde krant van<br />

de kast. “Wat zit daar in” vroeg zij, “geen gedacht”<br />

was mijn antwoord. “Wil je dit open<br />

maken?” was de volgende vraag. “Graag”<br />

was het antwoord. Tot onze verbazing kwamen<br />

er drie diploma’s, respectievelijk uit<br />

het jaar 1933 en 1935, tevoorschijn en ook<br />

een foto van Arthur De Smet. De diploma’s<br />

waren erkenningen voor zijn deelname aan<br />

de tentoonstellingen te Ledeberg bij Gent.<br />

Twee andere diploma’s toonden zijn deelname<br />

aan de Gentse Floraliën. Zonder ze te<br />

vragen kon ik ook deze interessante zaken<br />

opbergen in mijn archief. Dan ziet u maar:<br />

weiger nooit een meubilair te verplaatsen!<br />

Ik hoop in de toekomst een plaats te vinden<br />

waar mijn archief voor het nageslacht<br />

bewaard kan worden.<br />

delavenne@skynet.be<br />

Onderscheiding van de<br />

tentoonstelling Ledeberg 1935<br />

282 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Opstellingen bij een tentoonstelling in Ledeberg<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

283


Succulentennieuwtjes<br />

Wolter ten Hoeve<br />

Kakteen und andere Sukkulenten (74-6)<br />

begint met een artikel van Ernst Kluge over<br />

de verbreiding van Pachycereus pringlei en<br />

P. pecten-aboriginum in Mexico. Thomas<br />

Brand kreeg enkele jaren geleden een<br />

Othonna refracta in bezit. Deze succulent<br />

wordt door hem belicht. Gerhard Lederhilger<br />

heeft gepoogd om Echinocereus nicholii<br />

en Echinocactus horizonthalonius var. nicholii<br />

in de Silver Bell Mountains van Arizona<br />

te vinden. De echinocereus vormde geen<br />

enkel probleem, maar de echinocactus<br />

werd pas bij een tweede bezoek ontdekt.<br />

Een bloeiende Beaucarnea recurvata in<br />

de verzameling van Spreckelmeyer nabij<br />

Münster wordt door Rüdiger Bamberg<br />

getoond. Deze olifantspoot staat van mei<br />

tot oktober in de buitenlucht. In de Karteikarten<br />

worden Sansevieria hyacinthoides en<br />

Tylecodon pearsonii ten tonele gevoerd. De<br />

vetplant Albuca bracteata wordt door Ernst<br />

Koch geportretteerd. Leidt een schildluis<br />

tot het uitsterven van opuntia’s? Die vraag<br />

wordt gesteld door Matthias Kist en Christine<br />

Heymann. Vooral rond de Middellandse<br />

Zee vormt een bepaalde cochenilleschildluis<br />

(Dactylopius opuntiae) een grote bedreiging<br />

voor opuntia’s. Zo vond Matthias Kist<br />

in 2022 in Zuidwest-Marokko geen enkele<br />

vitale opuntia meer, terwijl opuntia’s in droge<br />

gebieden juist van nut zijn voor de lokale<br />

bevolking door hun vruchten en doordat ze<br />

verwoestijning vertragen. De bijdrage van<br />

Manfred Geiβ betreft Lasiocereus rupicola,<br />

waarvan hij 2 exemplaren bezit, die hij 40<br />

jaar geleden zelf uitgezaaid heeft. Beide<br />

zuilcactussen zijn intussen volwassen en<br />

het grootste exemplaar produceert al<br />

meerdere jaren bloemen vanuit een cefalium<br />

(in de KuaS van augustus meldt Holger<br />

Wittner dat de toegekende naam onjuist is,<br />

het is waarschijnlijk Espostoa mirabilis).<br />

In Kakteen und andere Sukkulenten<br />

(74-7) maakt Franco Rosso reclame voor<br />

Ipomoea platensis. Deze caudexvormende<br />

plant uit de windefamilie is gemakkelijk te<br />

kweken en te vermeerderen en heeft grote,<br />

kortlevende bloemen. De Ruth Bancroft<br />

Garden in Walnut Creek ten oosten van San<br />

Francisco is absoluut de moeite van een bezoek<br />

waard, aldus Claudia Lange. De fraaie<br />

foto’s bevestigen haar verhaal. Thomas<br />

Brand stelt zijn Quaqua mammillaris voor,<br />

die hij ca. 5 jaar geleden als jong plantje<br />

verkreeg. Vanaf oktober 2022 werden een<br />

maand lang talrijke paarszwarte, onaangenaam<br />

geurende bloemen geproduceerd.<br />

In de Karteikarten maken Opuntia elata<br />

en Sansevieria ascendens hun opwachting.<br />

Reiner Pützschel heeft 20 jaar geleden een<br />

geslaagde poging gedaan om de bloemen<br />

van Buiningia brevicylindrica te bestuiven<br />

met Melocactus matanzanus. Uit de weinige<br />

ontstane zaden verkreeg hij uiteindelijk<br />

twee volwassen hybriden, die trekken van<br />

beide soorten vertonen. Frank Derer heeft<br />

in augustus 2022 door het middenwesten<br />

van de USA gereisd. In zijn reisverslag<br />

komen diverse cactussen voor, waaronder<br />

Pediocactus simpsonii. Een door Ingo Bartels<br />

geproduceerde Echinocereus-hybride (Bartels<br />

Purple Eye), waarvan de centrale vaatbundel<br />

volledig door wortelrot aangetast<br />

was, kon gered worden door nog gezond<br />

uitziende ribben te enten.<br />

Het augustusnummer van Kakteen und<br />

andere Sukkulenten (74-8) opent met een<br />

artikel van Sjef Theunissen over het (cactus)<br />

leven van Albert Buining, die meer dan 28<br />

jaar voorzitter was van <strong>Succulenta</strong> en in<br />

1976 overleden is. Thomas Frank focust op<br />

Duvalia sulcata en haar ondersoorten<br />

sulcata, seminuda en somalensis. De<br />

enorme zuilcactus Leucostele atacamensis<br />

subsp. pasacana vormt het onderwerp van<br />

de bijdrage van Wolfgang Papsch. Deze<br />

284 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


in 1886 onder de naam Pilocereus pasacana<br />

beschreven soort heeft in de loop der<br />

jaren meerdere naamswijzigingen moeten<br />

ondergaan. Papsch heeft deze soort op<br />

ettelijke locaties in Zuid-Amerika gezien en<br />

die locaties worden benoemd. De succulenten<br />

die in de Karteikarten figureren zijn<br />

Selenicereus pteranthus en Curio citriformis.<br />

Een oud familiealbum vond Ulrike Beltz ongeveer<br />

40 jaar geleden in een boekenkast<br />

bij haar grootmoeder. In dat album zaten<br />

diverse zwart-witfoto’s met cactussen,<br />

sommige van de bijna 100 jaar oude foto’s<br />

waren ingekleurd. Het bleek dat Ulrikes<br />

voorouders in 1865 een kwekerij begonnen<br />

waren, waartoe rond 1920 ook een cactuskas<br />

behoorde. Frank Derer heeft kerst 2021<br />

op Fuerteventura doorgebracht. Hij schrijft<br />

over de planten, vooral euforbia’s, die hij<br />

daar bij enkele uitstapjes tegenkwam. Heiko<br />

Zuppke heeft tijdens een reis naar Cuba<br />

een poging ondernomen om Melocactus<br />

guitartii te vinden. Met hulp van een lokale<br />

bewoner werd de gezochte melo gelokaliseerd.<br />

De auteur heeft de indruk dat de<br />

populatie sterk bedreigd is, vooral door<br />

rondlopende geiten en schapen.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

Het eerste artikel in Kakteen und andere<br />

Sukkulenten (74-9) is gewijd aan Curt<br />

Knebel, die tijdens zijn leven talrijke<br />

phyllocactus-hybriden (tegenwoordig epicactus-hybriden)<br />

gegenereerd heeft. Ernst<br />

Dorsch toont een aantal van die hydriden.<br />

Een groot deel van de collectie van Knebel<br />

ging verloren tijdens de strenge winter<br />

van 1945/1946. De nazi- sympathieën van<br />

Knebel kwamen duidelijk naar voren in hybriden<br />

met de naam van nazi-kopstukken.<br />

Die namen werden later overigens gewijzigd.<br />

De bijdrage van Michael Schwerdtfeger<br />

betreft Viscum minimum, de kleinste<br />

maretak. Deze parasiet gedijt goed in een<br />

aantal euforbia’s, produceert rode bessen<br />

met groene zaden en is vrijwel onschadelijk<br />

voor de waardplant. Martin Spörk maakt<br />

reclame voor het Valley of Fire State Park,<br />

een park met kleurrijke rotsformaties, dat<br />

80 km ten noordoosten van Las Vegas ligt.<br />

Diverse cactussoorten zijn hier aan te treffen.<br />

Michael Lange toont zijn Rhipsalidopsis<br />

‘Flore Pleno’, een zeer rijk bloeiende vorm,<br />

die als stekje van de in de KuaS in mei getoonde<br />

plant opgekweekt kon worden. De<br />

Karteikarten bieden plaats aan Pachyphytum<br />

kimnachii en Pseudolithos cubiformis. In<br />

2013 vond Gerhard Lederhilger in de staat<br />

Arizona een populatie van prachtig bloeiende<br />

echinocereussen en opuntia’s. In 2015<br />

zagen de planten er erbarmelijk slecht uit,<br />

waarschijnlijk door droogte. In 2018 was<br />

deze locatie helaas omgeturnd in bebouwd<br />

gebied.<br />

Johann Strobl schrijft over zijn reis door<br />

het zuidwesten van de USA in 2018. Alle<br />

facetten van de voorbereiding van die reis<br />

komen ter sprake, gevolgd door een verslag<br />

van de reis, waarbij hij in zijn eentje met<br />

een SUV reisde, waarin hij ook overnachtte.<br />

Een vriend van Massimo Afferni had op<br />

Tenerife een variëteit van Senecio kleinia<br />

gevonden. Afferni bezocht de vindplaats<br />

en heeft deze vorm als Senecio kleinia var.<br />

tuberculata beschreven.<br />

In Cactus World (41-2) buigen Elisabeth<br />

& Norbert Sarnes zich over het mysterie<br />

van Maihueniopsis atacamensis. Verwarring<br />

over deze, door Philippi in 1860 beschreven<br />

soort, blijkt gegenereerd te zijn door een<br />

onjuiste vertaling van de lengte van de middendoorns.<br />

Die lengte is bij Philippi veel geringer<br />

dan in de Duitse vertaling van Ritter.<br />

Uit veldonderzoek in de omgeving van San<br />

Pedro de Atacama concluderen de auteurs<br />

dat er in dit gebied drie soorten Maihueniopsis<br />

voorkomen, waaronder M. atacamensis.<br />

Paul Doyle gaat in op alternatieven voor de<br />

in Engeland gangbare John Innes compost.<br />

De reden is dat het ingrediënt turf vanaf<br />

mei 2024 in Engeland niet meer in deze<br />

potgrond verwerkt mag worden. Doyle<br />

bespreekt in zijn nogal technische verhaal<br />

allerlei aspecten van substraten en geeft<br />

zijn recept voor zelfgemaakt substraat. In<br />

de 19 e eeuw bestond er in Engeland een<br />

ongelooflijk grote plantenverzameling. Het<br />

was de verzameling van Saunders, met op<br />

285


Colofon<br />

Tijdschrift <strong>Succulenta</strong><br />

http://www.succulenta.nl<br />

E-mail: info@succulenta.nl<br />

Auteursrecht<br />

Gehele of gedeeltelijke overname<br />

van artikelen is alleen toegestaan<br />

na verkregen toestemming van<br />

de auteur/illustrator en met een<br />

duidelijke bronvermelding.<br />

Tenzij anders vermeld, zijn de foto’s<br />

bij alle artikelen van de schrijver.<br />

Redactiesecretariaat<br />

vacant<br />

Kopij sturen naar de hoofdredacteur.<br />

Hoofdredacteur<br />

Theo Heijnsdijk<br />

E-mail: hoofdredacteur@succulenta.nl<br />

Redactie<br />

Rob Bregman<br />

E-mail: r.bregman@contact.uva.nl<br />

Wolter ten Hoeve<br />

E-mail: tenho11@hetnet.nl<br />

Henk Ruinaard<br />

E-mail: redacteur3@succulenta.nl<br />

Vormgeving<br />

Erwin de Cock<br />

Tom Twijnstra (basis layout)<br />

Druk<br />

Senefelder Misset Doetinchem<br />

het hoogtepunt 20.000 soorten, waaronder vele<br />

succulenten. Er verschenen 360 gedetailleerde<br />

platen van Saunders’ planten in zijn meerdelige<br />

Refugium Botanicum. Julian Shaw bespreekt<br />

een aantal tekeningen van de succulenten. John<br />

Pilbeam bespreekt zeven Mexicaanse cactusgeslachten,<br />

welke maar één soort (met soms een<br />

ondersoort) bevatten. Ceropegia namibiensis<br />

wordt als nieuwe soort beschreven door Ralph<br />

Peckover. Hij vond deze soort met fraaie bloemen<br />

meer dan 20 jaar geleden in het noordoosten<br />

van Namibië. De ceropegia’s die er, morfologisch<br />

gezien, het meest op lijken zijn C. discoidea<br />

en C. incana. Die beide soorten groeien echter in<br />

Zuid-Afrika nabij Pretoria resp. Wolmaransstad,<br />

d.w.z. op zeer grote afstand van C. namibiensis.<br />

De favoriet van Zlatko Janeba is ditmaal Rebutia<br />

senilis van Santa Barbara met mooie, abrikooskleurige<br />

bloemen. Terry Goodfellow toont een<br />

aantal voorbeelden van de fluorescentie die<br />

optreedt wanneer cactussen en succulenten gefotografeerd<br />

worden onder uv-licht, een techniek<br />

die ‘ultraviolet induced visible fluorescence’ heet<br />

(UVIVF). De rubriek ‘In my greenhouse’ behoort<br />

deze keer toe aan de in Zwitserland wonende<br />

Vincent Zimmermann. Hij kweekt zijn cactussen<br />

in twee platte bakken. Martin Lowry en Nigel Taylor<br />

zijn toe aan deel twee van het verslag van hun<br />

reis in juni / juli 2022 door het deel van Brazilië<br />

dat rijk is aan succulenten. Talrijke cactussen en<br />

vetplanten werden gefotografeerd en besproken,<br />

waaronder Melocactus levitestatus, Uebelmannia<br />

pectinifera subsp. flavispina en U. gummifera<br />

subsp. meninensis. Tony Morris geeft zijn ervaringen<br />

weer met het kweken en tot bloei brengen<br />

van Aloe erinacea. Aan de oostkant van Baja<br />

California ligt het kleine eiland Isla la Ventana.<br />

Ian Woolnough belicht de cactussen die hij daar<br />

vond, waaronder Ferocactus gracilis subsp. gatesii<br />

en Mammillaria insularis. Barry Hickson en Detlef<br />

Schnabel beschrijven Ledebouria camdebooensis<br />

als nieuwe soort. Zij komt voor in de Camdeboo<br />

Plains in de Zuid-Afrikaanse provincie Oostkaap.<br />

Nauwe verwanten zijn L. apertiflora en L. ensifolia.<br />

Andries Cilliers heeft de bedreigde soort Conophytum<br />

depressum in Namaqualand gevonden.<br />

Hij gaat in op het feit dat conofytums geliefd<br />

zijn bij plantenstropers. De voorzittersplant in<br />

dit nummer is Notocactus linkii. Graham Charles<br />

schrijft er uitgebreid over.<br />

286<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Index jaargang 102 (<strong>2023</strong>):<br />

Artikelen<br />

Informatief 1 2 3 4 5 6<br />

‘Bolsucculenten’ op het balkon Aiko Talens 112<br />

De eenmalige cactuscatalogus van Krelage & Zn Peter Knippels 233<br />

De rol van Superol op het kiempercentage Henk Ruinaard 257<br />

Een kruidenboek Nadet Somers 22<br />

Freddy’s rariteitenkabinet Freddy Delabarre 136 282<br />

Het zaaien van succulenten Aiko Talens 268<br />

Koudebestendige succulenten (inleiding) Henk Ruinaard 158<br />

Koudebestendige succulenten (algemeen) Ruud Tropper 162<br />

Koudebestendige succulenten (3) Echinocereus Henk Ruinaard 212<br />

Op bezoek bij Sjaan Storsbergen Nadet Somers 208<br />

Patiokasje (2) Petra Romijn 11<br />

Simpel zaaien Ruud Tropper 264<br />

Succulentennieuwtjes Wolter ten Hoeve 41 90 139 187 241 284<br />

Summary Rob Bregman 47 95 143 191 243 291<br />

The genus Aeonium (boekrecensie) Theo Rengelink 138<br />

Voor het voetlicht Bertus Spee 14 58 110 156 206 262<br />

Vorstvrije open bak Ðoan Tran 218<br />

Zaaien in 2020 Ton Smit 117<br />

Zaaien van Sclerocactus, Pediocactus, Toumeya Ruud Tropper 265<br />

Zaaigekte, ervaringen van een beginner Ðoan Tran 278<br />

Planten<br />

Adromischus cristatus Theo Heijnsdijk 99<br />

Caputia tomentosa Theo Heijnsdijk 3<br />

Cleistocactus candelilla Rob Bregman 38<br />

Cleistocactus strausii Theo Heijnsdijk 51<br />

Cotyledon orbiculata Theo Heijnsdijk 195<br />

Echinofossulocactus multicostatus Theo Heijnsdijk 147<br />

Hamatocactus setispinus Theo Heijnsdijk 247<br />

Nieuwbeschrijving: Parodia acchillensis Lothar Diers, Hansjörg Jucker 81<br />

Op mijn vensterbank: Ceropegia bosseri Theo Heijnsdijk 166<br />

Soehrensia-Foutje-Bedankt Andre van Zuijlen 238<br />

Sosor bebek, Kalanchoe pinnata Nadet Somers 174<br />

Wat is er met de melocactussen van Buining gebeurd? Peter Knippels 121<br />

Welwitschia Peter Knippels 16<br />

Columns<br />

Column Ben Wijffelaars 2 50 98 146 194 246<br />

Column Tom Twijnstra 48 96 144 192 244 292<br />

Reisverhalen<br />

Apache Trail Henk Ruinaard 73<br />

Cactussen en mensen in Mexico Wolter ten Hoeve 25<br />

De agave in de botanische tuin van Kassel Nadet Somers 134<br />

Een bezoekje aan de woestijn Stan Oome 182<br />

Engeland revisited Peter Knippels 66<br />

Engelse plantenshows Peter Knippels 169<br />

Herinneringen aan Terlingua Henk Ruinaard 221<br />

Herinneringen: Reniala Riet Maessen 60<br />

Op cactusreis in Europa, deel 1 Henk de Groot 178<br />

Op de vindplaats van Mammillaria plumosa Andre van Zuijlen 226<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

287


Index: Afbeeldingen van planten<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (1) <strong>2023</strong><br />

1<br />

Februari <strong>2023</strong><br />

Jaargang 102<br />

ISSN 0039-4467<br />

1 Februari: pagina’s 1 t/m 48<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (2) <strong>2023</strong><br />

2<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (3) <strong>2023</strong><br />

3<br />

1<br />

April <strong>2023</strong><br />

Jaargang 102<br />

ISSN 0039-4467<br />

2 April: pagina’s 49 t/m 96<br />

Juni <strong>2023</strong><br />

Jaargang 102<br />

ISSN 0039-4467<br />

3 Juni: pagina’s 97 t/m 144<br />

49<br />

97<br />

Abronia villosa 145<br />

Acanthocalycium glaucum 117<br />

Adansonia rubrostipa 50<br />

Adromischus cooperi 101<br />

Adromischus cristatus var. clavifolius 104<br />

Adromischus cristatus var. cristatus 101<br />

Adromischus cristatus var. mzimvubuensis 107<br />

Adromischus cristatus var. schonlandii 102<br />

Adromischus cristatus var. zeyheri 106<br />

Adromischus cristatus 101, 103, 109<br />

Adromischus festivus 101<br />

Adromischus schonlandii 105<br />

Aeonium arboreum var. atropurpureum 262<br />

Aeonium arboreum ‘Zwartkop’ 246<br />

Aeonium morticia 209<br />

Aeonium ‘Roze heks’ 210<br />

Agave americana 135<br />

Agave deserti 183<br />

Aloe divaricata 61<br />

Aloe littoralis 156<br />

Aloe vera 23<br />

Amorphophallus atroviridis 48<br />

Ariocarpus agavoides 12<br />

Ariocarpus confusus 31<br />

Ariocarpus kotschoubeyanus 162<br />

Astrophytum capricorne 228<br />

Austrocactus bertinii 110<br />

Aztekium hintonii 274<br />

Aztekium ritteri 27<br />

Blossfeldia 274<br />

Californisch warkruid 186<br />

Caputia tomentosa 1 tm. 10<br />

Carnegiea gigantea 79<br />

Ceropegia bosseri 166, 167, 168<br />

Cleistocactus candelilla 38<br />

Cleistocactus species 85<br />

Cleistocactus strausii x Espostoa lanata 56<br />

Cleistocactus strausii x Oreocereus 57<br />

Cleistocactus strausii 51 t/m 57<br />

Cleistocactus tarijensis 70<br />

Copiapoa calderana 117<br />

Copiapoa gigantea 58<br />

Coryphantha nickelsiae 228<br />

Coryphantha octacantha 206<br />

Cotyledon cristatus 100<br />

Cotyledon orbiculata var. dactylopsis 203<br />

Cotyledon orbiculata var. higginsiae 203<br />

Cotyledon orbiculata var. spuria 200<br />

Cotyledon orbiculata 195 t/m 202<br />

Crasssula ausensis subsp. titanopsis 280<br />

Crasssula montana 58<br />

288 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Cylindropuntia bigelovii 145<br />

Cyrtanthus mackenii 115<br />

Delonix decaryi 62<br />

Denmoza rhodacantha 160, 238, 239, 240<br />

Didierea madagascariensis 64<br />

Dierama species 66<br />

Drosera cistiflora 50<br />

Dudleya pulverulenta 110<br />

Dudleya saxosa subsp. collomiae 79<br />

Echeveria agavoides 206<br />

Echinocactus multicostatus 148<br />

Echinocereus bonkerae subsp. apachensis 75, 76, 77<br />

Echinocereus brandegeei 156<br />

Echinocereus ctenoides 207<br />

Echinocereus dasyacanthus 224<br />

Echinocereus engelmannii subsp. fasciculatus 75<br />

Echinocereus engelmannii 184<br />

Echinocereus enneacanthus 223<br />

Echinocereus rigidisssimus subsp. rubispinus 13<br />

Echinocereus stramineus 193<br />

Echinofossulocactus multicostatus 147 t/m 155<br />

Echinopsis mammulosa 85<br />

Echinopsis obrepanda 12<br />

Eriosyce odieri subsp. glabrescens 12<br />

Escobaria nelliae 118<br />

Escobaria vivipara var. deserti 59<br />

Escobaria minima 164<br />

Euphorbia itremensis 14<br />

Euphorbia pervilleana 63<br />

Euphorbia primulifolia 15<br />

Euphorbia quartziticola 14<br />

Euphorbia radians 15<br />

Euphorbia stenoclada 63<br />

Ferocactus (aangevreten) 33<br />

Ferocactus cylindraceus 145, 183, 184, 185<br />

Ferocactus hamatacanthus 252<br />

Ferocactus wislizenii 79<br />

Gasteraloe ‘Green Ice’ 209<br />

Gasteria brevifolia 262<br />

Givotia madagascariensis 63<br />

Grusonia invicta 263<br />

Gymnocalycium baldianum 13<br />

Gymnocalycium mihanovichii 263<br />

Gymnocalycium piltziorum 192<br />

Gymnocalycium spegazzinii 119<br />

Habranthus martinezii 68<br />

Habranthus tubispathus 116<br />

Haemanthus coccineus 72<br />

Hamatocactus setispinus var. orcuttii 250<br />

Hamatocactus setispinus var. setaceus 245<br />

Hamatocactus setispinus 247 t/m 256<br />

Haworthia cooperi var. pilifera 209<br />

Hibiscus tiliaceus 23<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

6<br />

4<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (4) <strong>2023</strong> 145<br />

<strong>December</strong> <strong>2023</strong><br />

Jaargang 102<br />

ISSN 0039-4467<br />

6 <strong>December</strong>: pagina’s 245 t/m 292<br />

289<br />

Augustus <strong>2023</strong><br />

Jaargang 102<br />

ISSN 0039-4467<br />

4 Augustus: pagina’s 145 t/m 192<br />

5<br />

Oktober <strong>2023</strong><br />

Jaargang 102<br />

ISSN 0039-4467<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (5) <strong>2023</strong><br />

193<br />

5 Oktober: pagina’s 193 t/m 244<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

245


Index:<br />

Auteurs<br />

Bregman, Rob 38, 47, 95, 143, 191, 243, 291<br />

Delabarre, Freddy 136, 282<br />

Diers, Lothar en<br />

Jucker, Hansjörg<br />

Groot, Henk de 178<br />

Heijnsdijk, Theo 3, 51, 99, 147, 166, 195, 247<br />

Hoeve, Wolter ten 25, 41, 90, 139, 187, 241, 284<br />

Knippels, Peter 16, 66, 121, 169, 233<br />

Maessen, Riet 60<br />

Oome, Stan 182<br />

Rengelink, Theo 138<br />

Romijn, Petra 11<br />

Ruinaard, Henk 73, 158, 212, 221, 257<br />

Smit, Ton 117<br />

Somers, Nadet 22, 134, 174, 208<br />

Spee, Bertus 14, 58, 110, 156, 206, 262<br />

Talens, Aiko 112, 268<br />

Tran, Ðoan 218, 278<br />

Tropper, Ruud 162, 264, 265<br />

Twijnstra, Tom 48, 96, 144, 192, 244, 292<br />

Wijffelaars, Ben 2, 50, 98, 146, 194, 246<br />

Zuijlen, Andre van 226, 238<br />

81<br />

Hildewintera (in bloei) 180<br />

Jatropha mahafalensis 63<br />

Kalanchoe daigremontiana 177<br />

Kalanchoe pinnata 174<br />

Lithops lesliei 144<br />

Lithops otzeniana 279<br />

Lobivia ferox 119<br />

Lobivia grandiflora subsp. minuta 120<br />

Mammillaria dioica 184<br />

Mammillaria kruegeri 30<br />

Mammillaria lasiacantha 164<br />

Mammillaria laui 26<br />

Mammillaria melanocentra 228<br />

Mammillaria plumosa 229, 230, 231<br />

Mammillaria sartorii 29<br />

Mammillaria sonorensis 270<br />

Mammillaria weingartsiana 34<br />

Melocactus azureus HU 256 128<br />

Melocactus glaucescens HU 219 129<br />

Melocactus harlowii subsp. borhidii 59<br />

Melocactus neryi 125<br />

Melocactus pachyacantus HU 407 97<br />

Melocactus pachyacantus HU 407a 131<br />

Melocactus schulzianus 124<br />

Mila caespitosa 207<br />

Monvillea spegazzinii 157<br />

Neochilenia napina 120<br />

Opuntia (afwijking) 181<br />

Opuntia (in sneeuw) 161<br />

Opuntia (vruchten) 180<br />

Opuntia species 30<br />

Pachypodium geayi 62<br />

Pachypodium lamerei 72<br />

Parodia acchillensis HJ 1234 81, 82, 84<br />

Parodia acchillensis HJ 1235 86<br />

Parodia acchillensis 86<br />

Parodia subterranea WR 634 88<br />

Pilocereus strausii 52<br />

Portulacaria afra variegata 210<br />

Punotia lagopus 159<br />

Pyrrhocactus umadeave 157<br />

Rhipsalis species 292<br />

Scadoxus cinnabarinus 68<br />

Soehrensia formosa 238, 240<br />

Strombocactus disciformis 275<br />

Thelocactus lophothele subsp. rinconensis 227<br />

Thelocactus tulensis 111<br />

Turbinicarpus lophophoroides 111<br />

Uncarina grandidieri 70<br />

Welwitschia mirabilis 17, 19, 20<br />

Woestijnlupine 186<br />

Yucca (in sneeuw) 161<br />

Yucca filamentosa 244<br />

290 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>


Summary<br />

Rob Bregman<br />

In this last <strong>2023</strong> issue we focus on<br />

sowing. This popular element of our hobby<br />

is covered by contributions of four authors<br />

who describe their methods, everyone with<br />

his/her own ‘personal touch’.<br />

But first of all, Ben Wijffelaars tries to<br />

promote the genus Aeonium, also on facebook.<br />

His A. arboreum had grown too large<br />

to take it out of his greenhouse.<br />

In his series on the ‘Verkade’ handbooks<br />

published in the early 1930s Theo Heijnsdijk<br />

discusses Hamatocactus setispinus.<br />

This well-known cactus was collected for<br />

the first time in 1844 at the Colorado River<br />

bank in Texas by the German Ferdinand<br />

Lindheimer. A year later it was described as<br />

Echinocactus setispinus. In 1850 Georg Engelmann<br />

described 2 varieties: var. hamatus<br />

and var. setaceus. In 1922 the new genus<br />

Hamatocactus was introduced for this plant<br />

by Britton and Rose because of differences<br />

in spination, fruit and seed. Later, it was<br />

placed in Ferocactus (Benson, 1969) and<br />

Thelocactus (Anderson, 1987). Moreover,<br />

some authors created a taxonomic chaos<br />

by placing several more or less similar<br />

plants in different genera (with new names).<br />

A remarkable feature of H. setispinus<br />

is the presence of nectar glands just above<br />

each areole, This is considered to attract<br />

ants which protect the plant against small<br />

sap sucking animals. Cultivation is easy;<br />

flowers often appear all summer long.<br />

Henk Ruinaard examined the effect of<br />

Superol (a disinfectant) on the germination<br />

of cactus seeds. He used 4 samples of 100<br />

Echinocereus hybrids seeds, which were<br />

placed on sheets wetted with different<br />

concentrations of Superol (50 to 500 mg/l)<br />

in water. Germination percentages in 0-150<br />

mg/l Superol were around 60 %, but higher<br />

concentrations yielded worse results, with<br />

no germination at all in solutions above 500<br />

mg/l. Anyway, Henk’s conclusion is that a<br />

positive effect of Superol on germination<br />

remains doubtful.<br />

<strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong><br />

Bertus Spee presents part 130 of his<br />

series ‘In the spotlight’. Four nice succulents<br />

(Aeonium arboreum var. atropurpureum,<br />

Gasteria brevifolia, Grusonia invicta and Gymnocalycium<br />

mihanovichii) are shown and<br />

briefly discussed.<br />

Ruud Tropper outlines his method how<br />

to sow cactus seeds. He uses plastic boxes<br />

with vermiculite as substrate. In a second<br />

contribution, Ruud goes deeper into his<br />

method of sowing cacti, with details on sowing<br />

seeds of Sclerocactus, Pediocactus and<br />

Toumeya. He prepares these hard seeds by<br />

removing the hilar section (‘chipping’).<br />

Aiko Talens has adopted another method<br />

to sow cactus seeds. He uses loam as<br />

substrate and sows in April, in his greenhouse,<br />

without heating. A list of international<br />

seed suppliers is included.<br />

Đoan Tran is still trying to find out the<br />

most successful method for sowing her mesemb<br />

seeds. A 25 % organic substrate and<br />

sufficient water gave the best results.<br />

Freddy Delabarre acquired the archives<br />

of E.T. Claeys, a Belgian cactus lover and<br />

former chairman of a regional section of<br />

<strong>Succulenta</strong>. This included certificates and<br />

photos of plant expositions in 1933 and<br />

1935.<br />

Wolter ten Hoeve gives his usual summary<br />

of the most important articles in<br />

foreign journals on succulent plants, this<br />

time ‘Kakteen und andere Sukkulenten’ and<br />

‘Cactus World’.<br />

As usual at the end of the year, all plant<br />

and author names in the <strong>2023</strong> <strong>Succulenta</strong><br />

volume are listed alphabetically.<br />

Tom Twijnstra reports about an unknown<br />

rhipsalis in his holiday bungalow.<br />

The cutting he took was doing well hanging<br />

from a tree in his garden.<br />

R.Bregman@contact.uva.nl<br />

291


Ben Wijffelaars<br />

Column . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Hamatocactus setispinus ................... 247<br />

Henk Ruinaard<br />

Invloed van Superol op kiempercentage<br />

van cactuszaden .......................... 257<br />

Bertus Spee<br />

Voor het voetlicht 130 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262<br />

Ruud Tropper<br />

Simpel zaaien ..............................264<br />

Ruud Tropper<br />

Zaaien van Sclerocactus, Pediocactus, Toumeya . . 265<br />

Aiko Talens<br />

Het zaaien van succulenten. . . . . . . . . . . . . . . . . 268<br />

Ðoan Tran<br />

Zaaigekte, ervaringen van een beginner . . . . . . 278<br />

Freddy Delabarre<br />

Freddy’s rariteitenkabinet (2). ............... 282<br />

Wolter ten Hoeve<br />

Succulentennieuwtjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284<br />

Rob Bregman<br />

Summary ................................ 291<br />

Tom Twijnstra<br />

Rhipsalis? ................................ 292<br />

Op de voorpagina:<br />

Een plant die onder de naam Hamatocactus setispinus<br />

var. setaceus SB 381 gezaaid is.<br />

Foto: Andre van Zuijlen<br />

Inlichtingen over het lidmaatschap en ontvangst<br />

van nummers en adreswijzigingen aan:<br />

Inquiries about membership and receipt of issues<br />

and address changes to:<br />

Miranda Tap<br />

Koldijksterraklaan 218<br />

3544 PP Utrecht<br />

E-mail: ledenadministratie@succulenta.nl<br />

Rhipsalis sp.<br />

Rhipsalis?<br />

Tom Twijnstra<br />

Het vakantiehuisje in de Ardennen<br />

stond vol met mooie<br />

planten. De aardigste soort<br />

stond eigenlijk niet, maar hing.<br />

In de keuken. Een waterval aan<br />

lange sperzieboonvormige stengels<br />

uit een grote hangpot. Ik<br />

was nooit zo’n fan van dit soort<br />

rhipsalisachtige cactussen, maar<br />

een stek was natuurlijk snel<br />

gemaakt. Thuis netjes opgepot,<br />

maar helaas toch rap weer op<br />

de achtergrond geraakt. Nadat<br />

de stek een paar seizoenen buiten<br />

aan de magnolia had gehangen<br />

en flink was gegroeid, kreeg<br />

het deze zomer weer de aandacht<br />

die het verdiende, toen de<br />

stengels mij met een uitbundige<br />

bloei verrasten. Gelijk zoeken in<br />

de boeken, want nu wilde ik wel<br />

eens weten wat ik in de boom<br />

had hangen. Dat viel niet mee,<br />

de naslagwerken staan vol met<br />

dit slag planten: stengels in alle<br />

soorten en maten, dun en dik,<br />

de ene strak geordend, de ander<br />

in een grote kluwen. Uiteindelijk<br />

weet ik nu nog niks, misschien is<br />

het geeneens een rhipsalis? Wie<br />

het weet mag het zeggen!<br />

tomtwijnstra@hotmail.com<br />

292 <strong>Succulenta</strong> jaargang 102 (6) <strong>2023</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!