Wederopbouw%20in%20Schiedam%20deel%201
Wederopbouw%20in%20Schiedam%20deel%201
Wederopbouw%20in%20Schiedam%20deel%201
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De wederopbouw in<br />
Schiedam 1940 -1965<br />
Deel 1<br />
Hebly Theunissen<br />
Architecten<br />
Onderzoek naar<br />
Schiedamse<br />
stedenbouw uit de<br />
wederopbouwperiode<br />
en een inventarisatie<br />
van architectuur en<br />
beeldende kunst in<br />
wederopbouwwijken.
De wederopbouw in Schiedam 1940-1965<br />
Deel 1 Stedenbouw
De Schiedamse Gemeenschap 13-09-1962, p. 16
SCHIEDAM<br />
De wederopbouw in Schiedam<br />
1940-1965<br />
Deel 1<br />
Stedenbouw<br />
Onderzoek naar Schiedamse stedenbouw uit de wederopbouwperiode en<br />
een inventarisatie van architectuur en beeldende kunst in wederopbouwwijken<br />
In opdracht van:<br />
Gemeente Schiedam<br />
Uitgevoerd door:<br />
Hebly Theunissen architecten<br />
Cees Boekraad, Arjan Hebly<br />
i.s.m. Dolf Broekhuizen<br />
Augustus 010
INHOUDSOPGAVE<br />
INLEIDING EN LEESWIJZER<br />
1 PAREL PAREL AAN DE NIEUWE MAAS MAAS<br />
1.1 Conclusies stedenbouw<br />
1.2 De wederopbouwperiode van Schiedam in vogelvlucht<br />
2 KETHEL<br />
2.1 Stedenbouw<br />
.1.1 Een wijk met bijzondere ensembles<br />
.1. Waardering<br />
2.2 Architectuur, beeldende kunst en bruggen<br />
. .1 Architectuur<br />
. . Beeldende kunst en bruggen<br />
3 NIEUWLAND<br />
3.1 Stedenbouw<br />
.1.1 Stempels en stroken in optima forma<br />
.1. Waardering<br />
3.2 Architectuur, beeldende kunst en bruggen<br />
. .1 Architectuur<br />
. . Beeldende kunst en bruggen<br />
4 GROENOORD<br />
4.1 Stedenbouw<br />
4.1.1 Licht, groen en ruimte<br />
4.1. Waardering<br />
4.2 Architectuur, beeldende kunst en bruggen<br />
4. .1 Architectuur<br />
4. . Beeldende kunst en bruggen<br />
5 PARK MAASBOULEVARD<br />
5.1 Stedenbouw<br />
5.1.1 Een open rivierpark<br />
5.1. Waardering<br />
5.2 Architectuur en beeldende kunst<br />
5. .1 Architectuur<br />
5. . Beeldende kunst<br />
6 PRINSES BEATRIXPARK EN BIJDORP<br />
6.1 Stedenbouw<br />
6.1.1 Een stedelijk activiteitenpark<br />
6.1. Waardering<br />
6.2 Bruggen<br />
7 SPORTPARK HARGA, VOLKSTUINCOMPLEX VIJFSLUIZEN EN<br />
BEGRAAFPLAATS BEUKENHOF<br />
7.1 Stedenbouw<br />
7.1.1. Volwaardige en ruime voorzieningen<br />
7.1. Waardering<br />
7.2 Architectuur en bruggen<br />
7. .1 Architectuur<br />
7. . Beeldende kunst en bruggen<br />
BIJLAGEN<br />
1 Omslagen De Schiedamse Gemeenschap<br />
2 Een geruisloze doorbraak<br />
7<br />
11<br />
4<br />
7<br />
5<br />
58<br />
66<br />
69<br />
88<br />
101<br />
117<br />
1 1<br />
1<br />
1 9<br />
148<br />
151<br />
160<br />
16<br />
168<br />
171<br />
180<br />
181<br />
18<br />
19<br />
197<br />
01<br />
04<br />
16<br />
5
6<br />
Eurobaak aan de Maasboulevard, ontwerp Swaneveld en Goslinga, 1959
INLEIDING EN LEESWIJZER<br />
Inleiding<br />
In de Wederopbouwperiode is met groot elan en enorme inzet ontworpen en<br />
gebouwd aan Nederland. De bouwnijverheid, industrialisatie en economie stonden<br />
tussen 1945 en 1965 vrijwel geheel in het teken van het verwerken van de<br />
emotionele en materiële schade van de Tweede Wereldoorlog. In geen enkele<br />
daaraan vooraf gaande periode is in zo korte tijd zoveel gebouwd. Dit kwam door<br />
de behoefte om verwoeste steden en dorpen zo snel mogelijk te herbouwen, de<br />
grote bevolkingsgroei en de ermee gepaard gaande grote woningnood. Vanaf het<br />
platteland was er de trek naar de steden, vooral naar die in de Randstad. Na 1945<br />
was het landelijke overheidsbeleid erop gericht om de Nederlandse samenleving<br />
te moderniseren, onder andere door geleide industrialisatie. Dat alles leidde tot<br />
grootschalige stadsuitbreidingen. Bovendien was er een al dan niet opgelegd<br />
nationaal besef dat voor de wederopbouw van het land collectief de schouders<br />
eronder gezet moesten worden. Schraalheid, hard werken en niet treuren over het<br />
verleden waren in de vroege naoorlogse jaren kenmerkend voor het verwerken van<br />
de verschrikkingen van de oorlog en materieel herstel.<br />
De naoorlogse ruimtelijke ontwikkeling van Schiedam sluit geheel aan op dit<br />
landelijke beeld. Hoewel het woonareaal van Schiedam in tegenstelling tot<br />
de havens relatief weinig directe oorlogsschade opliep, stonden ook hier de<br />
bouwactiviteiten in de naoorlogse periode grotendeels in het teken van de herstel<br />
van de havens en de leniging van de woningnood. Omvangrijke nieuwbouwwijken<br />
waren noodzakelijk. Bovendien telde Schiedam een aantal belangrijke grotere en<br />
kleinere fabrieken en scheepswerven die in de naoorlogse periode flink groeiden.<br />
Het resultaat was dat in deze periode ongeveer een verdubbeling van het aantal<br />
woningen in Schiedam heeft plaats gevonden. De stedenbouw en architectuur uit<br />
deze periode zijn beeldbepalend geworden voor de stad.<br />
De Wederopbouw is historisch gezien eveneens belangwekkend vanwege de<br />
grote veranderingen die optraden in planologie, stedenbouw, architectuur en<br />
bouwnijverheid. Het was een periode met een verscheidenheid in opvattingen<br />
daarover. Vooral tot eind jaren vijftig waren er felle discussies tussen diverse<br />
uitgesproken stromingen. In Schiedam worden deze ideologieën al in de oorlog<br />
manifest in de traditionele stedenbouwkundige uitbreidingsplannen voor Schiedam<br />
van Alphons Siebers die vanaf 1950 door de gemeentelijke stedenbouwkundige<br />
Joszef Horváth op een modernistische manier worden uitgewerkt.<br />
Bijzondere elementen van de Schiedamse naoorlogse stedenbouw zijn de<br />
aandacht voor het realiseren van een groene gordel om de stad, waarvan het<br />
Park Maasboulevard als het pronkstuk kan worden gezien, het ontwikkelen<br />
van een stelsel van parkways, zoals de Burgemeester Van Haarenlaan, en de<br />
prominente plaats van sport en recreatie, zoals sportpark Harga en het Prinses<br />
Beatrixpark. Bij de invulling van de woongebieden valt de grootschalige toepassing<br />
van bouwsystemen op. De woonwijken, Kethel, Nieuwland en Groenoord, zijn elk<br />
intern consistent uitgewerkt. Kethel is voornamelijk een laagbouwwijk. Nieuwland<br />
bestaat hoofdzakelijk uit middelhoogbouw met hoogteaccenten, scholen, kerken<br />
en bedrijfs- en winkelgebouwen op hoofdkruispunten, in centra en op zichtlijnen.<br />
In Groenoord vindt er een schaalsprong plaats van de bebouwing. De gebouwen<br />
vormen met elkaar vervolgens doorgaande vloeiende ruimten.<br />
Aanleiding en opdracht<br />
De gemeente Schiedam onderkent het cultuurhistorische belang van haar<br />
naoorlogse architectuur en stedenbouw. De afdeling Ruimtelijk Gebruik, cluster<br />
Stedelijke Ontwikkeling, heeft daarom dit onderzoek gestart tot inventarisatie,<br />
waardering en selectie van cultuurhistorisch waardevolle architectuur en<br />
stedenbouw uit de wederopbouwperiode 1940-1965.<br />
Met dit rapport sluit Schiedam tevens aan op landelijk onderzoek. Vanuit de<br />
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) is door het projectbureau Wederopbouw<br />
al enige jaren een omvattend onderzoek in uitvoering.<br />
7
8<br />
Uitvoering<br />
Voor dit onderzoek is opdracht verstrekt aan het bureau Hebly Theunissen<br />
Architecten te Delft. Het onderzoek is uitgevoerd door ir. Arjan Hebly (architect/<br />
onderzoeker) en ir. Cees Boekraad (bouwkundig ingenieur en onderzoeker) en de<br />
externe onderzoeker, dr. Dolf Broekhuizen (architectuurhistoricus/onderzoeker).<br />
Vanuit de gemeente is het onderzoek begeleid door ir. Paulina Buring.<br />
Bram Caris, Roy Gorrissen en Vincent de Wit (werkzaam bij Hebly Theunissen<br />
Architecten) hebben de teksten, onderzoeksresultaten en het beeldmateriaal<br />
overzichtelijk bijeengebracht in deze rapportage.<br />
Werkwijze<br />
De onderzoeksperiode beslaat de periode 1940-1965. Dit onderzoek is verricht<br />
op basis van veldwerk, literatuur- en archiefonderzoek. Het veldwerk hield in de<br />
primaire inventarisatie van gebieden en objecten in situ door de onderzoekers.<br />
Het archiefonderzoek vond hoofdzakelijk plaats in de gemeentelijk archieven<br />
van de gemeente Schiedam en de bouwdossiers van Bouw- en Woningtoezicht.<br />
Daarnaast zijn relevante architectenarchieven geraadpleegd in het Nederlands<br />
Architectuurinstituut in Rotterdam. De onderzochte literatuur omvat de landelijke<br />
vaktijdschriften en andere relevante publicaties uit de periode 1940-1970, en<br />
daarnaast meer recent verschenen bekende publicaties zoals monografieën en<br />
overzichtswerken.<br />
De door de projectgroep opgestelde selectiecriteria zijn analoog aan de voor het<br />
landelijke onderzoek gehanteerde criteria door het projectbureau Wederopbouw<br />
(RCE).<br />
Leeswijzer<br />
In het eerste deel van hoofdstuk één worden de conclusies van het onderzoek en<br />
de gebieden en deelgebieden met een bijzondere waardering opgesomd. In deel<br />
twee van het eerste hoofdstuk wordt de context van stedenbouw en architectuur<br />
van de gehele stad in de naoorlogse periode beschreven.<br />
In de hoofdstukken twee tot en met zeven worden per wijk, park of recreatiegebied<br />
een stedenbouwkaart afgebeeld, een beschrijving gegeven van de<br />
ontstaansgeschiedenis en de intenties van de ontwerpers en een analyse gegeven<br />
van het resultaat. Dit gebeurt steeds aan de hand van de volgende punten:<br />
ligging in de stad en begrenzing, culturele en sociale betekenis, programmatische<br />
en ruimtelijke typologie, verkaveling en typologie woningbouw (voor zover van<br />
toepassing), voorzieningen, openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur en<br />
herstructurering. Vervolgens worden de wijken of een afgerond gedeelte daarvan<br />
in hun geheel gewaardeerd met een standaard of een bijzondere kwaliteit. Dit heeft<br />
geresulteerd in vijf grotere gebieden met een bijzondere kwaliteit. In de gebieden<br />
worden daarnaast nog vijftien ensembles en bijzondere plekken onderscheiden die<br />
nader worden beschreven en gewaardeerd. Deze ensembles en plekken zijn op de<br />
stedenbouwkaart terug te vinden.<br />
In het tweede deel van deze hoofdstukken is de beeldbepalende architectuur<br />
in kaart gebracht en op een gestandaardiseerde manier geïnventariseerd en<br />
gewaardeerd volgens het puntensysteem, op een schaal van één tot vijf, van<br />
het RCE. In deze systematiek worden de volgende onderdelen onderscheiden:<br />
cultuurhistorische waarde, architectonische waarde, ensemblewaarde, gaafheid<br />
en zeldzaamheid. Als het gemiddelde uitkomt tussen ,5 en ,5 dan is het<br />
object cultuur historisch waardevol. Is de waardering hoger dan ,5 dan is het<br />
object beschermingswaardig. Dit heeft geresulteerd in twaalf objecten met een<br />
cultuurhistorische waarde en dertien objecten met een beschermingswaardige<br />
waardestelling. In de wijk Groenoord zijn acht objecten geïnventariseerd met een<br />
niet gespecificeerde waardering onder de ,5.<br />
Tenslotte zijn de beeldbepalende bruggen en de beeldende kunst die aanwezig is<br />
in de openbare ruimte in een lijst geïnventariseerd.
In de bijlagen is een reeks karakteristieke omslagen afgebeeld van het maandblad<br />
De Schiedamse Gemeenschap, een belangrijke bron voor dit onderzoek. De<br />
tweede bijlage bevat tekstgedeelten uit de toonaangevende publicatie Een<br />
geruisloze doorbraak. Hierin wordt de wederopbouw in een breed politiek, cultureel<br />
en economisch perspectief geplaatst.<br />
9
10<br />
Perspectieftekening recreatiegebied Het Hoofd, 1954<br />
(uit: De Schiedamse Gemeenschap, juni 1954, p. 58-59)
1 PAREL PAREL AAN DE NIEUWE MAAS MAAS<br />
1.1 CONCLUSIES STEDENBOUW<br />
1.1.1 Conclusies<br />
Voor de wederopbouwperiode is de voortvarende en planmatige uitleg van de<br />
stad kenmerkend. De uitbreiding van de stad geschiedde door op het beschikbare<br />
grondgebied van de gemeente in één keer grotere gebieden in ontwikkeling te<br />
nemen. De uitvoering verliep in fasen al naar gelang het Rijk en de beschikbare<br />
financiën het toestonden. De ontwerpen voor deze gebieden zijn gebaseerd<br />
op weloverwogen maatschappelijke visies en navenante stadsconcepten. De<br />
wijkgedachte is een dergelijke invloedrijke naoorlogse omvattende visie, die tot<br />
circa 1955 in brede kring werd aangehangen. In deze visie is de stadsuitleg geleed<br />
in overzichtelijke gebieden, die zich duidelijk onderscheiden van de historische<br />
stad. Iedere nieuwe wijk is op een eigen organische manier geordend rond<br />
een centrum en is voorzien van zelfstandige wijkvoorzieningen zoals winkels,<br />
kerken en scholen. Deze opvatting werd in de tweede helft van de jaren vijftig<br />
verdrongen door een strikt functionalistische benadering waarin functiescheiding,<br />
seriematigheid en rationaliteit de ordening bepaalden. De nieuwe wijken werden<br />
onderling gescheiden door tussengebieden die vooral bestaan uit ruim bemeten<br />
wegen met groen en water. De wijken zelf zijn geleed in kleinere ruimtelijke<br />
eenheden, met bouwblokken, straten, collectieve of openbare binnentuinen,<br />
plantsoenen, winkelstrips, bijzondere bebouwing en dergelijke.<br />
Kenmerkend voor de periode is ook de open stedenbouwkundige opzet met<br />
doorzichten vanuit de straten naar binnenterreinen en plantsoenen. Gebouwen,<br />
doorgaans met een rechthoekig grondvlak, staan als losse objecten in de ruimte<br />
met daartussen weldadig groen. De architectuur van de gebouwen, met name<br />
in de woongebieden, is terughoudend en ritmisch van karakter. De kleur van de<br />
bouwmaterialen, zoals beton en metselwerk, is eerder licht dan donker. In de<br />
gevels van de gebouwen uit deze periode overheerst vaak het glas. Door deze<br />
architectonische kenmerken vormen de gebouwen een passend decor van de<br />
open en groene stedelijke ruimte.<br />
In Schiedam, maar ook overal elders in Nederland, zijn verschillende kwaliteitsniveaus<br />
van de stedenbouwkundige uitwerkingen en onderdelen te onderscheiden.<br />
Bij het bepalen daarvan spelen naast ruimtelijke kwaliteiten ook aspecten als zeldzaamheid,<br />
belang voor de ontwikkeling van het vakgebied en/of het oeuvre van<br />
een ontwerper en gaafheid een rol.<br />
Waarderingscategorieën per schaalniveau<br />
In dit onderzoek zijn de naoorlogse uitbreidingsgebieden van Schiedam niet alleen<br />
in historisch perspectief bestudeerd en beschreven, maar ook gewaardeerd. In<br />
deze waardering worden drie schaalniveaus onderscheiden.<br />
Ten eerste zijn de uitbreidingswijken, enkele grotere onderdelen daarin en de<br />
recreatie- en sportparken in hun geheel gewaardeerd in twee categorieën, te<br />
weten een standaard kwaliteit en een bijzondere stedenbouwkundige kwaliteit.<br />
Een en ander heeft geleid tot de identificatie van vijf gebieden met een bijzondere<br />
stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit. Het gaat hier om de gebieden:<br />
Tuindorp Kethel, het centrale deel van Nieuwland tussen spoorbaan, Nieuwe<br />
Damlaan, Noordvestsingel, Piersonstraat en Hugo de Grootstraat; Park Maasboulevard,<br />
Prinses Beatrixpark en het Volkstuinencomplex Vijfsluizen.<br />
Het tweede schaalniveau betreft zogenoemde ensembles. Onder een ensemble<br />
wordt een deel van een gebied verstaan, dat op zich zelf een geheel is en waarin<br />
zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectuur van een hoge kwaliteit<br />
zijn en elkaar versterken. In dit onderzoek zijn vier ensembles onderscheiden:<br />
tien twee-onder-één–kapwoningen aan de Schiedamseweg, winkels en<br />
woningbouw aan de Mgr. Nolenslaan, Albardastraat, De Wildestraat,<br />
de Meesterstaar en de voorzieningenstrook aan de singel langs de<br />
Burgemeester Honnerlage Gretelaan en tenslotte het ensemble aan de<br />
Burgemeester Stulemeijerlaan.<br />
11
1<br />
Ten derde worden er bijzondere plekken benoemd. Dergelijke plekken<br />
zijn opvallend coherente delen van een gebied met een welomschreven<br />
stedenbouwkundig kwaliteit waarbij echter de kwaliteit van de architectuur minder<br />
prominent is. In totaal gaat het om elf plekken. (Zie p. 1 voor een volledig<br />
overzicht.<br />
De ensembles en bijzondere plekken worden op wijkkaarten aangeduid met de<br />
letters A tot en met O.<br />
1.1.2 Kaart van gebieden<br />
GROENOORD<br />
HARGA<br />
KETHEL<br />
HAVEN<br />
Gebiedsgrenzen<br />
In dit rapport besproken gebieden<br />
NIEUWLAND<br />
WEST<br />
PRINSES<br />
BEATRIXPARK<br />
EN BIJDORP<br />
CENTRUM<br />
SPAANSE POLDER &<br />
‘s GRAVELANDSE<br />
POLDER<br />
ZUID<br />
OOST<br />
PARK MAAS-<br />
BOULEVARD<br />
MATHENESSE
1.1.3 Waardevolle gebieden, ensembles en plekken<br />
Sterk samenhangende<br />
WIJK of GEBIED<br />
ENSEMBLE Combinatie<br />
van stedenbouwkundige en<br />
architectonische kwaliteit<br />
Kethel I Tuindorp Kethel A) Schiedamseweg B)<br />
C)<br />
Nieuwland II Tussen spoorbaan,<br />
Nieuwe Damlaan<br />
D) Mgr. Nolenslaan<br />
Albardastraat<br />
G)<br />
H)<br />
Bijzondere PLEK<br />
Laan van Spaland<br />
Meeuwensingel<br />
Burg. Van Haarenlaan<br />
Kappeyne vd Coppellolaan<br />
Noordvestsingel, Parkweg De Wildestraat Poldervaartpad<br />
Piersonstraat en De Meesterstraat Burg. Van Haarenlaan<br />
Hugo de Grootstraat E) Burg. Honnerlage<br />
Gretelaan<br />
F) Burg. Stulemeijerlaan<br />
I) Tussen Troelstralaan en Dr.<br />
Schaepmansingel<br />
Groenoord - - J) Tussen Sweelincksingel en<br />
Laan van Bol'Es<br />
Park Maasboulevard III totaal<br />
Prinses Beatrixpark en<br />
Bijdorp<br />
Sportpark Harga/<br />
Volkstuinencomplex<br />
Vijfsluizen + Begraafplaats<br />
Beukenhof<br />
IV Prinses Beatrixpark<br />
V Volkstuinencomplex<br />
Vijfsluizen<br />
K) Drie Z-flats langs park Van<br />
Beethovenplein, Chopinplein,<br />
Griegplein, Sibeliusplein<br />
L) Groenstrook ten noorden van<br />
Jozef Oreliosingel<br />
M) Puccinistraat, Verdistraat,<br />
Rossinistraat en Johann<br />
Straussplein<br />
N) Bachplein<br />
O) Olympiaweg<br />
1
14<br />
Nieuwland met in het midden het winkelcentrum aan de Mgr. Nolenslaan. Bron: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, november 1964, p. 174/175<br />
Tuindorp Kethel, 28 mei 1951. Bron: Schiedam van boven bekeken,<br />
Hoogeveen 2003
1.1.4 Toelichting criteria stedenbouw<br />
De waardering van de naoorlogse wijken in Schiedam is grotendeels gebaseerd<br />
op de criteria van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). De onderzoekers<br />
beoordeelden de wijken op cultuurhistorische waarden, stedenbouwkundige<br />
en architectonische waarden, ensemblewaarden, gaafheid/herkenbaarheid<br />
en zeldzaamheid. Bij cultuurhistorische waarden gaat het bijvoorbeeld om het<br />
belang van een gebied voor de stad en zijn bevolking. Bij stedenbouwkundige<br />
en architectonische waarden is het bijvoorbeeld van belang of een wijk<br />
typerend is voor een bepaalde stijl of een stroming. Per gebied is beoordeeld<br />
op de algehele aanleg, stratenpatroon, bebouwingsstructuur, groenstructuur<br />
en voorzieningenstructuur. Bij gaafheid en herkenbaarheid spelen de nu nog<br />
aanwezige oorspronkelijke toestand en het aantal typische naoorlogse kenmerken<br />
een rol. Bij zeldzaamheid wordt bijvoorbeeld gekeken of een ontwerp binnen<br />
het oeuvre van de ontwerper of in Schiedam relatief weinig voorkomt. De<br />
onderzoekers hebben de naoorlogse wijken, ensembles en bijzondere plekken<br />
gewaardeerd op al deze aspecten en daar is een score uitgekomen, die een<br />
vergelijkbare waardering van de gebieden, ensembles en plekken oplevert.<br />
1.1.5 Terminologie naoorlogse stedenbouw<br />
Organische stedenbouw<br />
De organische stedenbouw is een vorm van stedenbouw waarbij de stad wordt<br />
beschouwd als een levend organisme. De onderdelen van de stad worden<br />
beschreven alsof het lichaamsdelen zijn. In het concept van de organische<br />
stad zijn uitbreidingen (uitbreidingswijken) als organen onderdeel van het<br />
stadsorganisme. Groene urban motorways verbinden als aderen en zenuwbanen<br />
van de stad de wijken en buurten met elkaar. Open ruimtes functioneren als<br />
longen. Groene wiggen geleden de stad in wijken. Samen met kerken en scholen<br />
zorgen deze voorzieningen ervoor dat het organisme goed kan functioneren.<br />
In Schiedam is organische stedenbouw een vervolg op de vooroorlogse<br />
monumentale, op een coherent stadsbeeld gerichte vorm van stadsuitbreiding. Hét<br />
voorbeeld van organische stedenbouw in Schiedam is de wijk Nieuwland, waar de<br />
stedenbouwkundige in gemeentelijke dienst Joszef Horváth van 1950 tot 1960 zijn<br />
stempel op drukte.<br />
Wijkgedachte<br />
De wijkgedachte is in Nederland als begrip voornamelijk bekend geworden door<br />
een Rotterdamse studiegroep onder leiding van ir. A. Bos, adjunct-directeur van<br />
Publieke Werken in Rotterdam. In de studie De stad der toekomst, de toekomst<br />
der stad uit 1946 introduceerde Bos de wijkgedachte als centraal element voor<br />
stadsuitbreiding. Het idee was dat de stad niet oneindig kon uitbreiden. Nieuwe<br />
woonwijken dienden niet meer te worden opgezet als de volgende ring tegen<br />
de oude stad aan, maar moesten een satellietmodel volgen. In de wijk zijn alle<br />
voorzieningen, zoals kerken, winkels, scholen en woonbuurten, zodat deze wijk<br />
zelfstandig kon functioneren. De wijkgedachte gold niet alleen in ruimtelijke<br />
zin als richtinggevend, maar vooral ook in sociaal opzicht. Bij te grote steden<br />
zou het stedelijke leven tot chaos, vervreemding en anonimiteit leiden of zelfs<br />
tot criminaliteit, ziekte en sociale misstanden. Door een geleding in wijken<br />
van beperkte grootte (van circa 0.000 inwoners) kon daarentegen nog wel<br />
vreugdevolle en betekenisvolle gemeenschapsvorming ontstaan met hechte<br />
sociale verbanden tussen bewoners. Naast Tuindorp Kethel is Nieuwland een goed<br />
voorbeeld van een zelfstandige wijk, waarin de wijkgedachte een grote rol heeft<br />
gespeeld. Wel moet hierbij worden aangetekend dat Nieuwland is gerealiseerd<br />
uitgaande van een traditionalistisch uitbreidingsplan uit het begin van de jaren<br />
veertig, een plan dat juist was opgezet als een schakel in een ring die zeer nauw<br />
om de historische stad sluit.<br />
15
16<br />
Groenoord, Oreliosingel en omgeving. Foto 2010<br />
Nieuwland, tussen Burgemeester Van Haarenlaan en Johan de<br />
Wittsingel. Foto 2010<br />
Nieuwland, Albardastraat en omgeving. Foto 2010
De functionele stad<br />
Vanaf de jaren zestig wordt in Schiedam het werken met de organische<br />
uitbreidingswijken ingewisseld voor een meer functionele stadsopbouw. De<br />
functionele stad is technocratischer en grootschaliger. Bij het ontwerp voor de<br />
wijk wordt minder rekening gehouden met de omgeving: het landschap wordt<br />
gezien als een leeg veld (tabula rasa). De functionele stad wordt gekenmerkt door<br />
strenge functiescheiding van het stadsgebied met een geleding in ruimte voor<br />
wonen, werken, recreëren en verkeer, die nu meer als zelfstandige eenheden<br />
worden gezien. Vanwege economische motieven is sprake van een andere<br />
verkavelingwijze. De bouwwijze in de uitbreidingswijken wordt vrijwel volledig<br />
afgestemd op een seriematige bouwproductie. De ruimtelijke opbouw wordt<br />
daarmee ook eendimensionaler, in die zin dat de symbolische betekenis van de<br />
ruimte-vorm zoals in Nieuwland, geen rol meer speelt. Hét Schiedamse voorbeeld<br />
van de functionele stad is Groenoord.<br />
Open verkaveling<br />
De open verkaveling breekt met het grootstedelijke gesloten woonblok en de<br />
tuinstadverkaveling, die kenmerkend waren voor de vroeg twintigste-eeuwse<br />
stadsuitbreidingen. Een open verkaveling is te beschouwen als een opengeknipt<br />
blok waarin de bebouwing om grotendeels hygiënische redenen – licht, lucht en<br />
ruimte – los komt te staan van de straat. Niet meer aangesloten bebouwing rond<br />
binnenterreinen langs straten vormt het belangrijkste ruimtelijke kenmerk van een<br />
stadswijk, maar bebouwing met rechte stroken op grotendeels groene velden<br />
kenmerkt deze nieuwe verkavelingwijze. Deze open verkavelingwijze kan allerlei<br />
vormen aannemen. Bekend zijn de halfopen blokbebouwing en strokenbouw die<br />
omstreeks de jaren dertig ontstonden. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden<br />
ter voorkoming van monotonie allerlei varianten zoals hakenverkavelingen, de<br />
molenwiek, vrije compositie en Z-vormige verkavelingen. Het verkeerssysteem<br />
werd een hiërarchisch stelsel met gescheiden systemen zoals woonpaden,<br />
woonstraten, cul-de-sac (woonbuurt rond een verkeerslus) en autostraat. Alle<br />
wijken in Schiedam uit de wederopbouwperiode kennen deze open verkaveling in<br />
vele varianten.<br />
Wooneenheid<br />
De wooneenheid is een groep woonstroken op een veld waarin een vast<br />
stelsel van woningen is ondergebracht voor diverse huishoudens en<br />
gezinssamenstellingen. Een wooneenheid bestaat uit een vast, herhaalbaar cluster<br />
van verschillende woonvormen zodat wijkbewoners van de wieg tot het graf binnen<br />
een wooneenheid kunnen blijven wonen. De variatie in typologie van de woningen<br />
(de woningdifferentiatie) is aangepast aan de verschillende gezinssamenstelling<br />
in een woonwijk zoals woningen voor alleenstaanden, gezinnen en bejaarden.<br />
In de naoorlogse woonwijk is deze wooneenheid een sterk herkenbaar en<br />
gestandaardiseerd onderdeel van de hiërarchische opbouw van de wijk die<br />
loopt van wooncel, woonstrook, wooneenheid, woonbuurt, woonwijk naar stad.<br />
In Schiedam kennen de wooneenheden slechts een gering aantal woningtypen.<br />
In Nieuwland, Park Maasboulevard en Groenoord ontbreken bijvoorbeeld<br />
laagbouwwoningen nagenoeg geheel.<br />
17
18<br />
Groenoord, wandelpad in het groengebied tussen Van Beinumlaan,<br />
Oreliosingel en Van Beethovenlaan. Foto 2010<br />
Park Maasboulevard. Foto 2010<br />
Detail gevel woonstroken Albardastraat,<br />
Nieuwland midden (foto 2009)
Stempelverkaveling<br />
De stempelverkaveling is een voor de naoorlogse periode kenmerkende<br />
verkavelingwijze waarbij het open bouwblok in een dynamische compositie wordt<br />
opgenomen. Met een reeks stempels naast elkaar kan een wooneenheid worden<br />
gevormd. Een reeks wooneenheden vormt een woonbuurt. De buurten worden<br />
gerangschikt rond centrale voorzieningen in het centrum zoals winkels en scholen<br />
en vormen gezamenlijk een woonwijk. De stempelverkaveling is in Nederland<br />
vooral bekend geworden door de groep stedenbouwkundigen en architecten<br />
rond Lotte Stam-Beese die omstreeks 1950 voor de gemeente Rotterdam werkte<br />
aan uitbreidingsplannen voor de zuidelijke woonwijken, waarvan Pendrecht en<br />
Zuidwijk als eerste zijn gerealiseerd. In Nieuwland en Groenoord zijn enkele gave<br />
voorbeelden van een stempelverkaveling aanwezig.<br />
Groenvoorziening<br />
Kenmerkend voor de naoorlogse wijken is de ruime en vaak fraaie groenvoorziening.<br />
Niet zelden zijn de beplantingsvoorstellen goed in samenhang met<br />
de infrastructuur en bebouwing ontworpen. Net zoals er met de verkaveling in<br />
bouwhoogte en strookrichting een ruimtelijke compositie wordt gemaakt, zo<br />
creëren de tuin- en landschapsarchitecten met gras, heggen, struiken en bomen<br />
van verschillende groottes ruimtelijke kamers of schermen die van groot belang<br />
zijn voor het karakter van deze gebieden. In de naoorlogse periode wordt er een<br />
duidelijke hiërarchie aangebracht in gebruik van de groene ruimten: kenmerkend<br />
zijn de ‘privé-tuin’, ‘buurtgroen’ (gemeenschappelijke tuin, buurttuin), ‘wijkgroen’ en<br />
‘stadsdeelgroen’. Het recreatiegebied Prinses Beatrixpark, Park Maasboulevard<br />
en het Volkstuinencomplex Vijfsluizen zijn in de jaren vijftig aangelegd als een<br />
recreatieve voorziening voor de gehele gemeente Schiedam. In de terminologie<br />
van die tijd is dit park ‘stadsgeheelgroen’. In alle belangrijke groenontwerpen heeft<br />
het hoofd van de plantsoenendienst in Schiedam, de bekwame tuinarchitect J.J.<br />
Schipper, vanaf 19 6 tot zijn vertrek in 1965 de hand gehad. Dit heeft gezorgd voor<br />
een opvallend hoge, constante kwaliteit in het stadsgroen.<br />
Materiaalgebruik<br />
In de naoorlogse periode krijgen de gevels van bouwstroken door bijvoorbeeld<br />
portieken, galerijen of balkons een sterke ruimtelijke karakteristiek als<br />
overgangsgebied tussen het gebouw en de openbare ruimte. Materiaalgebruik,<br />
detaillering, kleur en functie van de gevels zijn een zeer zorgvuldig gecomponeerd<br />
en samenhangend geheel. Indien de gevels bijzonder dun zijn en vrijwel<br />
onafhankelijk van de draagconstructie functioneren worden ze vliesgevel of<br />
gordijngevel genoemd. Een ‘weefgevel’ duidt vaak op het subtiele grafische<br />
patroon van de gevelindeling en de textuur van de toegepaste materialen.<br />
Bijzonder voor de naoorlogse periode zijn gevels waarbij de constructiewijze van<br />
genormaliseerde, geprefabriceerde of gestandaardiseerde elementen zichtbaar,<br />
soms haast decoratief, is toegepast. Het Welschen- en Aireysysteem in Tuindorp<br />
Kethel waren hiervan de beste voorbeelden maar is door latere renovaties deels<br />
verloren gegaan. Kenmerkende venstervormen voor de naoorlogse periode zijn<br />
de zogeheten ‘vissenkommen’ of ‘televisievensters’, waarbij het venster in een<br />
uitgebouwd gedeelte (als een vissenkom of een beeldbuis) tegen de gevel is<br />
aangebracht, zoals toegepast aan de Burgemeester Van Haarenlaan ten westen<br />
van de Piersonstraat.<br />
19
0<br />
Bouwsysteem MUWI. Bron: R. van Houten, Muwi – De geschiedenis van een<br />
Rotterdams bouwbedrijf, Rotterdam 1999<br />
Bouwsysteem Airey. Bron: H. Priemus en R. van<br />
Elk, Niet-traditionele woningbouwmethoden in<br />
Nederland, Alphen aan den Rijn 1970
Bouwsystemen<br />
In Schiedam is hoofdzakelijk een vijftal niet-traditionele bouwsystemen toegepast..<br />
Bij traditionele bouw is de vloerconstructie van balken en planken of van beton die<br />
in niet-gestandaardiseerde bekistingen ter plekke wordt gestort. De draagwanden<br />
zijn van gemetselde bak- of kalkzandsteen. De vijf niet-traditionele bouwsystemen<br />
in Schiedam zijn Airey, Welschen, Muwi, Dura-Coignet en Elementum. Voorwaarde<br />
voor toepassing in de praktijk was een goedkeuring door de Stichting Ratiobouw.<br />
Het uit Engeland overgenomen Aireysysteem is een gemengd systeem<br />
waarbij onderdelen van staal, hout en trilbeton worden gecombineerd. Bij de<br />
Aireywoningen worden geprefabriceerde betonnen gevelpanelen schijnbaar<br />
gepotdekseld aangebracht op een lichte betonnen draagconstructie. Bijzonder is<br />
dat alle elementen zo licht waren dat ze door arbeiders met handkracht konden<br />
worden geplaatst. De woningen vertonen daardoor een menselijk maat, die ook<br />
aan de gevel afleesbaar is. Met dit systeem werden in Kethel eengezinshuizen en<br />
winkelwoningen gebouwd in twee bouwlagen met een kap.<br />
Het Welschensysteem is in de oorlog ontwikkeld door de Rotterdamse architect<br />
F.H. Welschen (1884-1961). Vanaf 1946 werd het door aannemingsbedrijf Muijs<br />
en De Winter (MUWI) in licentie op de markt gebracht. Kenmerkend voor het<br />
Welschensysteem is een droge stapeling van geprefabriceerde holle betonnen<br />
blokken en balken met standaardmaten. MUWI ontwikkelde in de loop der tijd<br />
onder eigen naam allerlei varianten van deze bouwmethode, die op grote schaal<br />
in Schiedam en in een reeks andere steden zijn toegepast. Kenmerkend voor het<br />
MUWI-bouwsysteem is de toepassing van holle betonblokken, die na plaatsing<br />
worden gevuld met betonmortel. De bouwstenen zijn met handkracht te tillen.<br />
Met deze stenen worden muren en wanden opgebouwd. Waar nodig wordt de<br />
constructie verstevigd met gewapend betonnen constructiedelen. Vloeren worden<br />
eveneens uit MUWI-elementen opgebouwd: uit holle betonnen systeemelementen<br />
bestaande liggers waarin holle blokken worden gelegd.<br />
Bij het in het midden van de jaren zestig in Schiedam op kleine schaal<br />
toegepaste Dura-Coignet systeem worden grootschalige elementen, zoals<br />
betonnen vloerplaten, wanden en puidelen in de fabriek geprefabriceerd, met<br />
de vrachtwagen naar het werk getransporteerd en met een kraan in het werk<br />
gehesen. Het systeem is oorspronkelijk ontwikkeld in Frankrijk. E.F. Groosman<br />
heeft het voor het bouwbedrijf Dura voor Nederland toepasbaar gemaakt.<br />
Het uit Denemarken afkomstige Elementum is eveneens een zwaar<br />
montagesysteem. Kamerbrede betonnen draagwandelementen, vloeren en<br />
verdiepinghoge separatiewanden en houten montagekozijnen werden vanaf de<br />
fabriek per vrachtwagen aangevoerd en met een torenkraan op hun plaats gezet.<br />
Hiervan zijn in Groenoord circa 900 woningen in hoogbouw neergezet.<br />
1
Overzicht Schiedam, 1971 (Bron:Schiedam,van boven bekeken 1922-1971)
4<br />
1.2 De wederopbouwperiode van Schiedam in vogelvlucht<br />
Inleiding<br />
De naoorlogse gebouwen en wijken nemen in Schiedam zowel in cultuurhistorisch<br />
als ruimtelijk opzicht nog steeds een opvallende plaats in. In korte tijd was de<br />
gemeente erin geslaagd het woningenaanbod sterk te vergroten. Daarmee werkte<br />
Schiedam effectief aan het terugdringen van de toenmalige woningnood. De<br />
realisatie van de ruime woongebieden Nieuwland, Maasboulevard, Kethel en de<br />
eerste fase van Groenoord, kwam tegemoet aan de sterke bevolkingsaanwas in<br />
deze periode. Het inwoneraantal nam toe van circa 65.000 in 1940 naar 8 .000<br />
in 1971. De bouw van de nieuwe naoorlogse woonwijken voldeed niet alleen<br />
aan een dringende behoefte aan woonruimte, het was tegelijk een technisch<br />
en organisatorisch hoogstandje: nooit eerder waren zo snel zoveel woningen<br />
en bijbehorende voorzieningen, parken en infrastructuur gebouwd. De nieuwe<br />
woonwijk Nieuwland was het summum van modern bouwen: ruime, lichte<br />
en gezonde woningen, scholen en winkels voor hoofdzakelijk arbeiders en<br />
middenstanders. Aan de Havendijk keken de bewoners vanuit de nieuwe flats<br />
op de efficiënte verkeersstructuur aan de ene zijde en een ruim wandelpark met<br />
uitzicht op de rivier aan de andere zijde. De aanleg van het recreatiegebied Prinses<br />
Beatrixpark (1954-1959) en het sportveldencomplex Harga (vanaf 195 ) leverden<br />
het bewijs dat de gemeente en zijn burgers zich inzetten voor de opbouw van een<br />
ontspannen, blije en gezonde samenleving.<br />
Niet op de laatste plaats waren de nieuwe wijken en gebouwen uitingen van de<br />
vooruitgang. Wie het grote flatgebouw met de toepasselijke naam ‘Grensflat’<br />
(1951) aan de Rotterdamsedijk passeerde, ervoer dat als een overtuigend<br />
teken van de nieuwe tijd en van voorspoed. Bij die flat kwam je Schiedam<br />
binnen. Cityvorming, schaalvergroting en modern comfort deden hun intrede.<br />
De Schiedammers die vanaf 1959 een kopje koffie dronken in het modernistisch<br />
vormgegeven Maasrestaurant Europoort namen deel aan een welvarende, van<br />
de oorlog herstelde samenleving. Vanuit het restaurant flaneerden ze over de<br />
natuurstenen terrassen langs de Maasboulevard. De vrouwen zwaaiden niet meer<br />
hun geliefde uit vanuit het schreihuisje, zoals ze dat eerder deden bij het Hoofd,<br />
maar ze genoten met het hele gezin van het riante uitzichtpunt en park dat hier<br />
was gerealiseerd. De mannen bleven nu dichter bij huis.<br />
De wederopbouw stond ook in het teken van een ononderbroken industriële<br />
en economische expansie. De groei van Schiedam was mogelijk doordat<br />
de florerende industrie veel werknemers kon gebruiken. Sinds omstreeks<br />
1900 heroriënteerde de stad zich op de scheepsbouw en metaalindustrie.<br />
Schiedam werkte eraan om af te rekenen met het verleden van branderijen<br />
en destilleerderijen, die ongezonde toestanden in de binnenstad hadden<br />
veroorzaakt. Die omslag van de wereld van moutwijn, jenever en branders naar<br />
metaalnijverheid en scheepsbouw verliep zo succesvol, dat burgemeester Peek<br />
eind jaren veertig verwachtte dat Schiedam rekening zou moeten houden met<br />
een bevolkingsverdubbeling tot 1 0.000 inwoners in de jaren tachtig. Overigens<br />
stond hij hierin niet alleen. Ook andere industriesteden hielden bij het opstellen van<br />
uitbreidingsplannen in de vroege naoorlogse jaren rekening met sterk optimistische<br />
scenario’s.<br />
Schiedam werkte in de jaren vijftig hard aan de ambitie om de tweede stad te<br />
worden langs de Nieuwe Waterweg, die de concurrentie aankon met grote buur<br />
Rotterdam. Het bestuur zette zich in voor vervolmaking van het rijkswegenstelsel<br />
en de aanleg van moderne bedrijventerreinen, zodat de economie zich kon<br />
ontwikkelen. Maar die infrastructuur was ook zeer dwingend voor de stadsopbouw.<br />
Schiedam raakte doorsneden door een bundel van snelwegen en spoorlijnen.<br />
Tegelijk diende de stad uit te breiden en de binnenstad gesaneerd. Dit inleidende<br />
hoofdstuk biedt een kader voor de hierna volgende delen over de wijkanalyses en<br />
de architectuurbeschrijvingen. Immers, de gebouwen en de ontwerpen voor de<br />
naoorlogse wijken kunnen niet goed worden begrepen zonder de context waarin ze<br />
ontstonden kort en bondig te schetsen.
Donkere schaduwen over Schiedam<br />
Sinds het begin van de jaren dertig kende de stad een periode van armoede<br />
en dagelijkse treurigheid, werkeloosheid en economische crisis. De historische<br />
binnenstad stond tot na de oorlog symbool voor stagnatie en achteruitgang. In de<br />
binnenstad heersten ongezonde woonomstandigheden in vochtige krotten. De<br />
bewoners hadden last van erbarmelijke stank van grachten, onveiligheid in stegen,<br />
het vastlopende verkeer bij de Koemarkt en ziekmakende rioleringssystemen.<br />
Met het werk van de naoorlogse architecten, stedenbouwkundigen en<br />
landschapsontwerpers werd een streep gezet door het somber stemmende<br />
verleden van het vooroorlogse Schiedam. Eindelijk was een nieuwe tijd<br />
aangebroken die hiermee afrekende. De eensgezindheid van het naoorlogs<br />
optimisme en de op volle toeren draaiende wederopbouwmachinerie zorgden in<br />
Schiedam voor een nieuwe periode van welvaart en ongekende groei.<br />
De oorlogsschade in Schiedam was relatief beperkt. De meeste woongebieden<br />
bleven gelukkig gespaard van vernielingen. De schade die er was, ontstond<br />
grotendeels door bombardementen die gericht waren op de industrie langs<br />
de Maasmond. Eerst, in mei 1940, waren het Duitse bombardementen gericht<br />
op de havens. In de jaren daarna voerden vervolgens de Geallieerden gericht<br />
bombardementen uit op Schiedam omdat de metaalindustrie en scheepswerven<br />
werden ingezet ten behoeve van de oorlogsvoering. In de dokken werden schepen<br />
klaargemaakt die in de oorlogsvloot werden ingezet. Veel bombardementen waren<br />
erop gericht om de levering aan de Duitsers een halt toe te roepen. Tijdens deze<br />
acties liepen bedrijven zoals Wilton-Feijenoord en Gusto veel schade op, maar<br />
enkele bombardementen troffen ook woongebieden zoals Schiedam-West en de<br />
Rotterdamsedijk, waarbij doden te betreuren vielen.<br />
Annexatie en toekomstvisie<br />
Het Schiedamse gemeentebestuur maakte direct na de Duitse inval in 1940<br />
plannen om de oorlogsschade te herstellen. Nationaal ontstond een speciaal<br />
stelsel van rijks-, regionale en plaatselijke supervisoren die de bouw ging<br />
coördineren. De overheid stemde in 1941 in met de annexatie van de gemeente<br />
Kethel en Spaland en een deel van Vlaardingerambacht. Daarmee kwam een eind<br />
aan de knellende banden van Schiedams grondgebied, waarvan de bebouwing<br />
in het oosten, zuiden en westen steeds meer de gemeentegrens naderde. Door<br />
grenswijzigingen in 1909 en 19 1 had Schiedam grondgebied langs de Maas<br />
verloren aan Rotterdam. De woonbebouwing en havenactiviteiten van Rotterdam<br />
richting Schiedam, zoals de aanleg van de Merwedehaven in de jaren twintig,<br />
schoven steeds meer op, totdat Oud-Mathenesse uiteindelijk in de naoorlogse<br />
jaren aan Schiedam vastgroeide. Met de annexatie in 1941 werd in één klap het<br />
beschikbare grondgebied ongeveer verdubbeld door de verwerving van noordelijke<br />
gronden. Zo kreeg Schiedam weer ruimte om de concurrentie aan te gaan met de<br />
twee buurgemeenten als aantrekkelijke woon- en winkelstad.<br />
De annexatie viel samen met het opstellen van een toekomstvisie voor Schiedam,<br />
een algemeen uitbreidingsplan, waarvan de contouren tussen 1941 en 1944<br />
op papier zijn gezet. Burgemeester en wethouders van Schiedam stelde dit<br />
‘Algemeen uitbreidingsplan in hoofdzaak’ in 1944 vast. Dit uitbreidings- en<br />
saneringsplan, dat vergezeld ging van een uitgebreide verantwoording, werd<br />
pas in 1949 gepubliceerd, toen het begin van de uitvoering aanstaande was.<br />
De oplossingen voor de ergste materiaalschaarste en gebrek aan financiën<br />
waren op dat moment in zicht. Dit ‘Memorandum over de stedenbouwkundige<br />
ontwikkeling van Schiedam’ (1949), of het Blauwe Boek zoals het ook genoemd<br />
werd, is zeer invloedrijk geweest voor de naoorlogse stedelijke ontwikkeling. Aan<br />
dit Memorandum ligt een survey ten grondslag, een wetenschappelijk onderzoek<br />
naar de historische en feitelijke ontwikkeling van de stad, met veel nadruk<br />
op de sociaal-economische aspecten. De survey resulteerde in een degelijk<br />
onderbouwde toekomstvisie. De concrete plannen worden door burgemeester J.W.<br />
Peek daarnaast met aan ‘onze grote Berlage’ ontleende woorden aangeprezen als<br />
het aangewezen middel om van de stad een ‘kunstwerk in opperste openbaring’ te<br />
maken.<br />
5
In het Memorandum wordt prioriteit toegekend aan het afbouwen van de<br />
bestaande stad. De vooroorlogse wijken in het oosten, zuiden en westen zullen<br />
als eerste worden voltooid. In het noorden komt een nieuw aaneengesloten<br />
woongebied, het uitbreidingsplan Nieuwland, als een vierde schil tegen het<br />
historische centrum. Hierin is plaats voor 7.000 woningen, waarvan twintig<br />
procent eengezinswoningen, dertig procent boven- en benedenwoningen en<br />
vijftig procent etagewoningen. Verder noordelijk, ten noorden van de spoorlijn en<br />
de geprojecteerde rijksweg Rotterdam-Vlaardingen, werd uitbreiding voorzien op<br />
de gronden van de voormalige gemeente Kethel en Spaland. Hier zijn diverse<br />
woonwijken met 5.000 eengezinswoningen in lage dichtheid geprojecteerd rondom<br />
een centraal gesitueerd park, het Prinses Beatrixpark.<br />
Tegelijk met de bouw van nieuwe woonwijken dienden slechte woningen, krotten<br />
en stegen in het centrum gesaneerd te worden. Het Memorandum besteedt<br />
hieraan uitgebreid aandacht. Zestien omvangrijke ingrepen, verbreding van straten,<br />
doorbraken en afbraak van hele bouwblokken, worden precies omschreven,<br />
evenals kaalslag van een vijftal terreinen ten behoeve van uitbreiding van de<br />
voorraad openbare gebouwen Van de bestaande woningvoorraad van 16.000<br />
woningen dienden er 1. 00 te verdwijnen. Overigens zou de uitvoering hiervan<br />
wel achter blijven bij de voortvarendheid waarmee de nieuwe wijken van de grond<br />
kwamen.<br />
In het Memorandum was naast de woonomstandigheden, veel aandacht voor<br />
de recreatie en industrie. Het voorzien in voldoende mogelijkheden om in de<br />
open lucht te recreëren wordt noodzakelijk geacht. Om de toekomstige opgave<br />
te definiëren wordt berekend welke soort en oppervlak aan recreatieterreinen<br />
nodig zijn, uitgesplitst naar vier opeenvolgende leeftijdsgroepen van de bevolking:<br />
kinderen in kinderwagens, nog niet leerplichtige jeugd, leerplichtige jeugd<br />
en jong volwassenen. Als terreinsoorten worden onderscheiden: wijkparkjes,<br />
groenstroken, speelterreinen, sportvelden, zwembaden, volkstuinen, het stadspark,<br />
vrije natuur en bijzondere terreinen. Normstelling per inwoner levert dan op<br />
eenvoudige wijze de benodigde oppervlakten op. Het nieuwe Schiedam moest<br />
er 85 ha recreatiegebied bij krijgen, voornamelijk sportterreinen, volkstuinen en<br />
een stadspark. Kenmerkend is dat in het algemeen uitbreidingsplan daarnaast<br />
een stelsel van groengordels is opgenomen waarbij het mogelijk is om langs de<br />
wijken te rijden terwijl automobilisten het gevoel hebben door de natuur te rijden.<br />
Dit samenstel van parkzones en zogenoemde parkways, met bomen beplante<br />
en deels van singels voorziene wegen met ruime rijbanen, moest voor lokaal en<br />
interlokaal verkeer de indruk wekken dat Schiedam geheel in het groen lag. Als<br />
bekroning van de groengordels wordt er een ‘rivierfrontpark’ met zwembad en<br />
jachthaventje bij het Hoofd geprojecteerd.<br />
De opstellers van het Memorandum voorzagen de aanleg van een nieuw<br />
industriegebied in het noord-oosten, ‘het industrieterrein bewesten de Schie’ dat nu<br />
bekend staat als ‘s-Gravenland. Verder werden de bestaande industriegebieden<br />
langs de Maas, die sinds ongeveer 1900 zijn ontwikkeld, afgemaakt. Hier was de<br />
scheepsbouw- en metaalnijverheid geconcentreerd, waarin omstreeks 1949 8.000<br />
van de in totaal 15.000 arbeiders werkzaam waren.<br />
Aan de wieg van het Memorandum stond het hoofd van de afdeling<br />
Stadsontwikkeling, de architect-stedenbouwkundige A.M. Siebers (189 -1978),<br />
een grote naam in zijn tijd. Hij was onder meer betrokken bij het ontwerp van de<br />
stadsuitbreiding (19 ) en het wederopbouwplan van Nijmegen (1944) en heeft<br />
meerdere gemeentelijke monumenten en zelfs een rijksmonument, de katholieke<br />
kerk H. Maria ten Hemelopneming te Philippine (1954), op zijn naam staan.<br />
Siebers groeide op in een katholiek gezin in Amsterdam. Hij studeerde in 1919<br />
af als bouwkundig ingenieur aan de TH Delft en vestigde zich twee jaar later<br />
als zelfstandig architect in Rotterdam. Hij richtte in 19 9 het Rooms Katholiek<br />
Bouwblad op, dat een architectuur propageerde gebaseerd op geloof, traditie en<br />
nationalisme, conform de denkbeelden van de Delftse School rond prof. ir. M.<br />
Granpré Molière. Doel was het bereiken van een betere maatschappij, die ‘net als<br />
in de Middeleeuwen een echte maatschappij is, een “natuurlijke orde”. Dit ideaal<br />
leidde tot een voorkeur voor ‘tuinsteden en wijken met eigen voorzieningen, van<br />
elkaar gescheiden door groenstroken. Hij had een afkeer van hoogbouw: laagbouw<br />
beschouwde hij als de beste vorm voor een stad waarin het gezin domineerde’.<br />
7
8<br />
Maar Siebers had ook een ander kant. In 19 6 vertrok hij voor een jaar naar<br />
de Verenigde Staten, waar hij de invloedrijke architect F.L. Wright (1957-1959)<br />
ontmoette, evenals de historicus, wetenschapsfilosoof en architectuurcriticus<br />
L. Mumford (1895-1990). Mumford was bevriend met de Schotse bioloog en<br />
stedenbouwkundige Patrick Geddes (1854-19 ), de grondlegger van de regionale<br />
planning. Het is niet toevallig dat Siebers ging werken op het bureau van het<br />
Regional Plan of New York and its Environments. Hier maakte hij in de praktijk<br />
kennis met de ‘survey-gedachte’, planning en ontwerp gebaseerd op kwantificering<br />
en statistiek, en met het door Clarence Perry in 19 ontwikkelde concept van de<br />
autonome neighbourhood unit. Terug in Nederland werd Siebers een voorvechter<br />
van het op wetenschappelijke wijze onderbouwen van samenhangende<br />
uitbreidingsplannen, streekplannen en nationale richtlijnen. (www.nai.nl/collectie/<br />
archievenverzamelingen/geinventariseerd, februari 008).<br />
Ontwerpers van toekomstig Schiedam<br />
Omstreeks 1950 kreeg Schiedam vanwege de eerste gerealiseerde projecten de<br />
zelfbewuste bijnaam ‘Parel aan de Nieuwe Maas’, aldus de Schiedamse historicus<br />
Hans van der Sloot in zijn publicatie over de naoorlogse ruimtelijke ontwikkeling<br />
in Schiedam (Van der Sloot, 1989, p. 0). In Schiedam heerste een nieuw<br />
cultureel elan. Nieuwe gebouwen als de bejaardenflats aan de Burgemeester<br />
Gijsenlaan (Spruijt en Den Butter, 1949) en de reeds genoemde Grensflat aan<br />
de Rotterdamsedijk gaven aan dat elan glans. Ze werden trots gepresenteerd<br />
in een nieuw maandschrift, De Schiedamse Gemeenschap. De bouw van de<br />
naoorlogse wijken werd begeleid door het creëren van een breed maatschappelijk<br />
draagvlak, zoals we dat tegenwoordig noemen. De oprichting van de Stichting<br />
De Schiedamse Gemeenschap was een initiatief van de wethouder van culturele<br />
zaken P. Alberts. ‘Hij verzamelde figuren om zich heen van verschillende<br />
levensovertuiging, maar voordurend geïnspireerd door de liefde en belangstelling<br />
in onze stad.’ Doel was het scheppen van een geestelijk en cultureel tegenwicht<br />
tegen – of liever aanvulling op – een sterk materieel technische ontwikkeling. Een<br />
praktische taak was ‘het vergemakkelijken van het contact tussen overheid en de<br />
Schiedamde bevolking, vooral op het terrein van het culturele leven’ (Redactie, De<br />
Schiedamse Gemeenschap, 1959).<br />
De concretisering van de toekomstvisie zoals verwoord in het Memorandum<br />
kon rekenen op steun van een brede groep betrokkenen die in De Schiedamse<br />
Gemeenschap een spreekbuis vonden. Vanaf de eerste uitgave in 1949 tot<br />
aan het laatste nummer in 1971 verschenen in dit toegankelijk geschreven<br />
tijdschrift maandelijks berichten over de ideeën, ontwerpen en voortgang van<br />
de wederopbouw in al zijn facetten. Een plan voor een cultureel centrum, een<br />
ontwerp van J.B. Bakema, dat krachtig werd aanbevolen, kreeg uiteindelijk net<br />
geen fiat van de gemeenteraad, maar de herhaalde publicaties over de bouw van<br />
een openluchttheater (architect Kammer en Pol, 195 ) in de Plantage zullen de<br />
realisatie hiervan ongetwijfeld vooruit hebben geholpen. Dit podium heette zelfs<br />
Podium Schiedams Gemeenschap.<br />
De Stichting De Schiedamse Gemeenschap en het gelijknamige maandblad<br />
stonden formeel los van de gemeente, maar gemeenteambtenaren presenteerden<br />
hierin wel hun visie en plannen. Zo publiceerde de stedenbouwkundige<br />
van Gemeentewerken J.M. Horváth (1907-1960) er menig artikel in over de<br />
stadsuitbreidingen. De tuinarchitect J.J. Schipper, vanaf 19 6 in dienst van<br />
Schiedam, verzorgde omstreeks 1954 een serie over de groenvoorzieningen ‘Het<br />
groen in onze stad’, zoals het Volkspark en Julianapark die na de oorlog werden<br />
aangepast, en over zijn hoofdwerk: het Prinses Beatrixpark. De toenmalige<br />
directeur van het Schiedams Museum Daan Schwagermann jr. berichtte over<br />
culturele evenementen.<br />
Meerdere ontwerpers die betrokken raakten bij Schiedamse bouwactiviteiten in<br />
de oorlogsjaren en de naoorlogse periode zijn van nationale allure. Hierboven<br />
kwam reeds de rol van A. Siebers naar voren bij de in het begin van de jaren<br />
veertig opgerichte afdeling Stadsontwikkeling. Prof. ir. J.T.P. Bijhouwer (1898-<br />
1974) en prof. dr. ir. C.H. Edelman (190 -1964) voerden de analyse uit van<br />
het grondonderzoek, dat ten grondslag ligt aan de bepaling waar nieuwe<br />
woongebieden komen en waar de grond geschikter was voor groen- of
ecreatievoorzieningen. Beiden waren vooraanstaande hoogleraren, respectievelijk<br />
in de landschapskunde en in de veldbodemkunde aan de Landbouw Hogeschool<br />
Wageningen. J.J. Schipper, hoofd plantsoenen van gemeente Schiedam,<br />
was medeauteur van een invloedrijke publicatie over tuinarchitectuur, het<br />
standaardwerk Tuinen waarvan de eerste editie in 19 9 verscheen. Architect E.F.<br />
Groosman (1917-1999) was een van de toonaangevende architecten gedurende<br />
de wederopbouw en was expert op het gebied van bouwsystemen. Hij was<br />
betrokken bij de transformatie van het Welschen-systeem tot het MUWI-systeem<br />
dat vooral in Nieuwland en daarnaast in meerdere Nederlandse gemeenten op<br />
grote schaal is toegepast. Later maakte hij het Franse Coignet-systeem geschikt<br />
voor de Nederlandse situatie.<br />
Enkele andere bureaus zijn ook intensief betrokken bij de naoorlogse uitbreidingen,<br />
vooral het Schiedamse bureau Spruijt en Den Butter en het Rotterdamse<br />
architectenbureau Swaneveld en Goslinga. Beide bureaus maakten ontwerpen<br />
van hoge kwaliteit, waarover in nationale vakbladen is gepubliceerd. Uit de<br />
inventarisatie is gebleken dat deze laatste twee bureaus, samen met Groosman,<br />
waarover uitgebreid is gepubliceerd, een groot deel van de naoorlogse<br />
architectuur in Schiedam op hun naam hebben staan.<br />
In presentaties van het nieuwe Schiedam in wording maakten de auteurs geregeld<br />
vergelijkingen met Verenigde Staten, het toonbeeld van moderniteit, vooruitgang<br />
en comfort. Dat is terecht omdat meerdere uitgangspunten van de wederopbouw<br />
gebaseerd zijn op uit Amerika afkomstige denkbeelden. Wellicht is een van de<br />
belangrijkste concepten de gemeenschapsgedachte en de gemeenschapsvorming.<br />
Zo is het systeem van wijken opgezet als satellieten afkomstig uit Amerika en<br />
gebaseerd op het sociologische concept van neighbourhoodplanning. Ook de<br />
parkway is een Amerikaans concept. Het winkelcentrum aan de Mgr. Nolenslaan<br />
werd vergeleken met Amerikaanse shopping-malls. Schiedam werd dankzij<br />
ambtenaren en politici met een grootse visie en de kansen die zij gaven aan<br />
vakkundige ontwerpers en onderzoekers een moderne stad.<br />
Realisatie<br />
De realisatie van het uitbreidingsplan kwam eind jaren veertig langzaam op gang.<br />
Daarvoor zijn talloze deelplannen opgesteld, die geregeld zijn aangepast. Als<br />
eerste werden gebieden in het oosten, zuiden en westen opgevuld, zoals de buurt<br />
aan de voet van de Vlaardingerdijk op het voormalige slachthuisterrein waarvan<br />
de woningen zijn ontworpen door het Schiedamse bureau Spruijt en Den Butter<br />
(1949). Langs de Burgemeester Gijsenlaan en Burgemeester Stulemeijerlaan zijn<br />
in diezelfde tijd, eveneens naar ontwerp van Spruijt en Den Butter, een buurtje<br />
met twee flats voor bejaarden gerealiseerd. Ook wijk Oost grenzend aan Oud-<br />
Mathenesse van Rotterdam werd opgevuld. Daarna ontstonden vanaf de jaren<br />
vijftig de andere woongebieden en het Prinses Beatrixpark en Harga. Vooral<br />
Nieuwland, delen van Kethel en Groenoord zijn zeer planmatig aangelegd.<br />
Na de oorlog kreeg Schiedam een nieuw gezicht aan de Nieuwe Maas. Aan de<br />
zuidkant ontwikkelden zich in de eerste helft van de twintigste eeuw vooral haven-<br />
gerelateerde werkgebieden zoals de Wilhelminahaven en Wiltonhaven. Na de<br />
Tweede Wereldoorlog veranderde het havenfront en ontstond een recreatie- en<br />
woongebied bij het Hoofd: het Park Maasbouleverd ten zuiden van de Havendijk<br />
is op en om het gedempte Balkengat aangelegd. Daarmee kreeg Schiedam na de<br />
oorlog een ander front aan de rivier.<br />
Een andere grote verandering is de ‘sprong’ van het woongebied over de<br />
noordelijke infrastructuur. De eerste bebouwing van ‘naoorlogs Kethel’ (1940-1965)<br />
ontwikkelt zich op drie gebieden: Tuindorp Kethel, de buurt rond de Zwaluwlaan en<br />
de luxe woningen langs de Laan van Spaland. Andere delen van Kethel zijn later,<br />
op basis van uitbreidingsplannen uit 1960-1964 van Rein Fledderus, gebouwd.<br />
Nieuwland ligt nog aan de stadszijde van de spoorlijn en grenst aan het historische<br />
stadscentrum. Deze wijk is vanaf begin jaren vijftig gefaseerd gerealiseerd in<br />
grotendeel drie bouwstromen: als eerste de meest westelijke buurt rond het<br />
Wibautplein. Daarna verrees Nieuwland II met de Mgr. Nolenslaan als centrum.<br />
Nieuwland III in het oosten is grotendeels in de jaren zestig gerealiseerd. Voor<br />
de bouw van Nieuwland werkte de stedenbouwkundige dienst onder leiding van<br />
Horváth nauw samen met het Rotterdamse bouwbedrijf MUWI dat een groot<br />
9
0<br />
Overzicht van de totale uitbreiding. Bron: Memorandum, bijlage 47
deel van Nieuwland in opdracht van de gemeente op basis van meerjarige<br />
langlopende contracten uitvoerde. Van Groenoord is vooral het zuidelijke deel,<br />
wat nu Groenoord Midden, Zuid en Oost wordt genoemd in de periode 1960-1965<br />
gebouwd of een aanvang gemaakt met het ontwerp.<br />
Ruimtelijk zijn de wijken verschillend van opzet. Kethel was bedoeld als tuindorp,<br />
met lage bebouwing en woningen met een eigen tuin. In vergelijking hiermee<br />
was Nieuwland opgezet als etagebouw. De wijk wordt gekarakteriseerd door<br />
portiekflats of galerijflats in reeksen identieke stroken met openbare binnentuinen.<br />
In Nieuwland vinden we goede voorbeelden van de typisch naoorlogse<br />
stempelverkaveling, waarbij reeksen identieke herhaalbare eenheden van<br />
verschillende woningtypen ‘gestempeld’ werden toegepast. Groenoord was een<br />
schaalsprong: ook hier veel strokenbouw met een bouwhoogte in drie tot vijf<br />
bouwlagen, zoals in Nieuwland, maar daarnaast was er meer hoogbouw in acht of<br />
meer lagen. Kethel mocht overigens juist zo’n kleinschalig karakter krijgen, omdat<br />
dat op de andere, dichter bebouwde wijken was afgestemd.<br />
In een interview in De Schiedamse Gemeenschap bestempelt Mr. J.W. Peek,<br />
burgemeester van Schiedam van 1946 tot 1964, het jaar 1959 als een mijlpaal<br />
in de geschiedenis van de stad: ‘Voor de komende decennia staat het beeld van<br />
onze tijd nu vast. Dat is het resultaat van al het voorbereidende werk der laatste<br />
acht à negen jaren. ... Eigelijk was de opening van Restaurant Europoort reeds<br />
de bekroning van ons recreatieplan. ... De Groene Gordel sluit als een geheel.<br />
... Bewust hebben wij gestreefd naar een gezonde harmonie tussen de stad als<br />
werkstad en als leef-stad, want het gaat er niet om een hoop mensen in onze stad<br />
op te bergen, maar om hen er gezond en gelukkig te laten leven.’ (G. Lutke Meijer,<br />
De Schiedamse Gemeenschap, 1959)<br />
Infrastructuur<br />
Grootschalige infrastructuur die in de naoorlogse jaren is gerealiseerd drukt een<br />
enorm stempel op Schiedam. Vooral de A 0 is bepalend en deelt Schiedam in<br />
twee delen op. Ook de spoordijk die langs de noordrand van Nieuwland loopt is<br />
zeer aanwezig. Die infrastructuur is tot op heden een barrière tussen een noordelijk<br />
en zuidelijk deel. Alhoewel de verbinding tussen de binnenstad en noordelijk<br />
Schiedam via drie brede viaducten in de Nieuwe Damlaan, Parkweg, en ’s-<br />
Gravelandseweg verloopt, vormt de infrastructuur een harde scheiding.<br />
De aanleg van deze infrastructuur en technische werken zijn integraal onderdeel<br />
van de uitbreidingsplannen. De gehele gemeente kreeg een nieuw systeem voor<br />
riolering en waterlozing. Onderdeel daarvan zijn twee elektrische rioolgemalen die<br />
in 1949-1951 in Nieuwland en Kethel gebouwd. Zowel het spoorwegplan als het<br />
Rijkswegenplan is voortdurend aangepast. Van Rijksweg 0 (de huidige A 0) werd<br />
in de naoorlogse jaren het definitieve tracé vastgesteld. De aanleg van het stuk<br />
Rijksweg tussen 1957 en 1965 zorgde ervoor dat regionaal verkeer Schiedamse<br />
woonbuurten kon ontwijken. De aanleg van de Beneluxtunnel (geopend 1967)<br />
was afgestemd op de Rijksweg 0. Bij het Kethelplein sloot deze aan op de A 0<br />
en zou via de Beneluxweg naar het noorden kunnen worden doorgetrokken, de<br />
geprojecteerde A4 richting Den Haag die tot op heden niet is uitgevoerd.<br />
In de naoorlogse jaren zijn ook nieuwe lokale wegen tot stand gekomen. De<br />
belangrijkste en meest kenmerkende naoorlogse lokale oost-west verbinding<br />
is de Burgemeester Van Haarenlaan, die een prominente plek had in Horváths<br />
deelplannen voor Nieuwland. Deze van singels en bomen voorziene laan kreeg<br />
in 1966 door de aanleg van de Horváthweg aansluiting met Rotterdam, zodat<br />
de bestaande verbindingen Marconiplein - Rotterdamsedijk - Burgemeester<br />
Knappertlaan en de Prof. Kamerlingh Onneslaan - Lorentzlaan werden ontlast. De<br />
Horvathweg sloot ook aan op het nieuwe treinstation, Station Schiedam centrum.<br />
In het westen sloten de Burgemeester Van Haarenlaan en de vooroorlogse<br />
Burgemeester Knappertlaan aan op de Vlaardingerdijk. De Burgemeester Van<br />
Haarenlaan wordt in noord-zuid richting op meerdere plekken doorkruist: onder<br />
meer door de ’s-Gravelandseweg, de Parklaan en de Nieuwe Damlaan. Deze<br />
laatste weg, de Nieuwe Damlaan en in het verlengde de Churchillweg, verving de<br />
oude vooroorlogse toegang tot Kethel: de Schiedamseweg die Bijdorp doorkruist.<br />
De bestaande spoorwegdijk voor het treinverkeer Rotterdam-Vlaardingen werd<br />
geleidelijk verhoogd. De bouw van een reeks viaducten maakte doorgaand<br />
1
verkeer voor diverse verkeersstromen mogelijk. Deze viaducten en verhoogde<br />
ligging – waarbij het spoor ongehinderd door het overige verkeer langs de<br />
binnenstad werd geleid – zijn gefaseerd gerealiseerd. Tot eind jaren zestig was de<br />
spoorwegovergang bij de Schiedamseweg naar Kethel bijvoorbeeld een obstakel.<br />
Het verkeer tussen Kethel en het centrum had hier veel hinder van. Pas met het<br />
viaduct bij de nieuw aangelegde Nieuwe Damlaan kwam hier een einde aan, en<br />
werd dit de belangrijkste route naar Kethel. Voor het treinverkeer verrees naast het<br />
oude station een imposant nieuw stationsgebouw Schiedam Centrum (K. van der<br />
Gaast, 1958-196 ). Die nieuwe infrastructurele werken met de stationsgebouwen,<br />
viaducten en gemalen waren sterke verbeteringen ten opzichte van oude<br />
knelpunten zoals de Koemarktbrug en onhygiënische toestanden door het lozen op<br />
de grachten.<br />
Sanering van de binnenstad<br />
Tijdens de bouw van de nieuwe wijken, de aanleg van grote parken en<br />
sportterreinen werd de sanering van de binnenstad niet vergeten. Een van de<br />
opvallendste naoorlogse invullingen in het oude stadslichaam is nog steeds het<br />
stadhuis. Horváth zag de locatie bij het Emmaplein als onderdeel van de uitbouw<br />
van het centrumgebied tussen stationsplein en stadskantoor. In 1951 publiceerde<br />
het tijdschrift Bouw de resultaten van de prijsvraag voor de bouw van een nieuw<br />
stadhuis in de omgeving van het huidige Stadserf, maar met de ontwerpen werd<br />
niets gedaan. Vele jaren later is het ontwerp van architectenbureau Kraaijvanger<br />
(1960-197 ) gerealiseerd. Het lage horizontaal volume met representatieve ruimtes<br />
en een opvallend hoge administratietoren markeerden het bestuurlijke hart van<br />
de gemeente in Schiedams stadslichaam. Van de vernieuwing van de as tussen<br />
station en stadskantoor is weinig terechtgekomen. Het langdurige proces van de<br />
realisatie van het stadhuis illustreert de moeizame omgang met de binnenstad.<br />
In een interview met Horváth eind jaren vijftig kwamen ruimtelijke ingrepen en<br />
doorbraken elders in de binnenstad voorzichtig ter sprake. De daadwerkelijke<br />
sanering stond vooral in het teken van verkeersdoorbraken en een betere<br />
verbinding met de nieuwe wijken. Andere aspecten van sanering, zoals op het<br />
gebied van volksgezondheid, volkshuisvesting, krotopruiming en uitbreiding van<br />
het winkelaanbod, kwamen minder goed aan bod.<br />
Horváth koppelde de sanering aan de aansluiting met de nieuwe wijken en aan<br />
het economisch en maatschappelijk slagen van de ontwikkeling van Schiedam<br />
als geheel. In het interview formuleerde de schrijver de vernieuwing behoedzaam:<br />
‘Het oude moeten wij vervangen door iets van deze tijd, iets dat de stijl van<br />
de hedendaagse samenleving weerspiegelt, altijd met behoud van het oude,<br />
voorzover het goed en historisch zinvol is.’ (L.M. 1958, p. 7). In 1958 wijst Horváth<br />
op drie grote doorbraken die tot doel hadden de aansluitingen van de ringwegen<br />
op de oude stadskern en de nieuwe wijken te verbeteren. Vanaf de Vlaardingerdijk<br />
werd gewerkt aan een doorbraak via Breedstraat, Raam, Groenewegje en<br />
Ooievaarsteeg. De tweede doorbraak had tot doel de aansluiting met Nieuwland te<br />
verbeteren via de Noordvestbrug. De derde doorbraak betrof de bouw van de brug<br />
bij het Proveniershuis: de Proveniersbrug, die de verbinding met Nieuwland Oost<br />
en het ‘industrieterrein bewesten de Schie’ (’s-Gravenland) moest verbeteren. Bij<br />
de aanleg van de spoorlijnen en rijkswegen werd met deze verbindingen rekening<br />
gehouden.<br />
Vergeleken met het vooroorlogse Schiedam, met de dichtbebouwde binnenstad,<br />
en de wijken Oost, West en De Gorzen, werd het naoorlogse Schiedam een<br />
ruime en groene stad. Door de ruime plaatsing van de woningen op de kavels kon<br />
frisse lucht en veel licht de woningen doorstromen. De woningen zelf waren op<br />
het gebied van hygiëne en comfort een grote verbetering. Om te voorkomen dat<br />
de bewoners de woningen verkeerd zouden gebruiken hielpen De Schiedamse<br />
Gemeenschap en het Stedelijk Museum Schiedam een handje. In samenwerking<br />
met het Centraal Vrouwencomité in Schiedam startte aan de vooravond van de<br />
bouw van Nieuwland (begin jaren vijftig) een voorlichtingscampagne en werd een<br />
tentoonstelling ingericht over Goed Wonen.
Een omgeving, blij en licht van kleur<br />
De tentoonstelling ‘Onze woning’ (195 ) hielp de bewoners te kiezen voor<br />
een doelmatige inrichting en instrueerde over gebruik en verantwoorde<br />
woninginrichting. De nieuwe bewoners van Nieuwland konden hier kennismaken<br />
met de eigentijdse beginselen van ‘Goed wonen’. Dat was niet geheel overbodig<br />
aangezien inspecteurs, die zo nu en dan woningen bezochten, geregeld<br />
misstanden tegenkwamen. Sommige bewoners gebruikten de badkuip als<br />
kolenberging, zodat ze niet naar de berging op het balkon of in de kelder van de<br />
flat hoefden te lopen. Andere bewoners bleven zich wassen in een teil voor de<br />
kachel terwijl een lavet in de badkamer is ingebouwd.<br />
Daar stelde deze tentoonstelling ander geluk tegenover. Aan de Schiedammers<br />
die binnenkort de nieuwe woningen zullen betrekken ‘wil de tentoonstelling<br />
oplossingen aan de hand doen om de hun toegemeten woonruimte zo nuttig,<br />
zo prettig en gerieflijk mogelijk te besteden’ aldus het Centraal Vrouwencomité.<br />
Volgens de directeur van het museum, D. Schwagermann, gaf een nagebouwd<br />
interieur het goede voorbeeld: ‘Een huiskamer, blij en licht van kleur. Een kamer<br />
om gelukkig in te zijn, een praktische kamer, een hoek om te eten en een zitje<br />
waar het echt uitrusten is en een plekje, een eigen domein voor de kruipende baby,<br />
alles in één, eerlijk van vorm en kleur, gemakkelijk in onderhoud.’ (Schwagermann,<br />
195 )<br />
Dit initiatief illustreert heel goed dat de bouw van de nieuwe wijken in Schiedam<br />
op allerlei fronten als een samenhangende eenheid werd beschouwd. Vanaf<br />
het stedenbouwkundig ontwerp met de sociaal-technische onderbouwing in het<br />
Memorandum tot aan de inrichting van de woning en het beroep op de burgers,<br />
het had steevast tot doel de bewoners meer geluk, gezondheid en voorspoed te<br />
brengen.<br />
Natuurlijk was niet alles succesvol. Tegenover de bouwijver in de nieuwe wijken,<br />
verliep vooral de sanering van de binnenstad uiterst moeizaam. De oude stad bleef<br />
een middeleeuwse stad en maakte maar beperkt de omslag naar een moderne<br />
winkelstad. Ondanks de vooroorlogse verbreding van de Koemarktbrug, Gerrit<br />
Verboonstraat, Oranjestraat en Oranjebrug bleef de binnenstedelijke verkeersader<br />
lange tijd een obstakel in de sterk toegenomen verkeersstromen. Ideologisch was<br />
de stimulerende kracht van De Schiedamse Gemeenschap niet optimaal geslaagd.<br />
In 1958 klaagde de voorzitter, terugkijkend op de resultaten van tien jaar, dat de<br />
participatie van de bevolking naar zijn mening te laag was (SG, mei 1958, p. 49-<br />
50) Ook sommige projecten voor de opbouw van de gemeenschapsgedachte<br />
gingen niet door zoals een cultureel centrum in de Plantage waar De Schiedamse<br />
Gemeenschap, met name de bekende Schiedamse advocaat Piet Sanders, zich<br />
jarenlang voor heeft ingezet, en waarvoor de jonge architect J.B. Bakema al in<br />
1949 een ontwerp had gemaakt.<br />
Eind jaren zestig kwam de transformatie van Schiedam in troebel vaarwater.<br />
Een invloedrijke factor was de economische teruggang en het stilvallen van de<br />
productie op de scheepswerven en in de metaalindustrie. Weer kreeg Schiedam te<br />
maken met het wegvallen van een groot deel van de werkgelegenheid. Maar ook<br />
cultureel verloor Schiedam zelfstandigheid aan Rotterdam en Vlaardingen. Eind<br />
jaren zestig was het vroegnaoorlogse optimisme omgeslagen in een defaitisme en<br />
kritiek. Jongeren verzetten zich tijdens de Teach-In Oude Binnenstad in 1967 met<br />
veel boe-geroep tegen de sloopplannen betreffende de Brandersbuurt. Tevergeefs.<br />
De planning lag overigens niet stil. Stedenbouwkundige Rein Fledderus<br />
presenteerde in 1968 een nieuwe visie op de structuur van de hele stad. Dit<br />
Structuurplan Schiedam (1968) kwam in de plaats van het Memorandum uit 1949<br />
waarvan meerdere uitgangspunten inmiddels verouderd waren.
4<br />
Bronnen:<br />
Literatuur<br />
G.C. Huigsloot, ‘Spoorwegplan in en om Rotterdam’, in: Polytechnisch Tijdschrift,<br />
nr - 4, 6 augustus 1948, p. PT46 b-471b;<br />
De Schiedamse Gemeenschap, Jaargangen 1949-1971, collectie gemeentearchief<br />
Schiedam;<br />
Gemeente Schiedam, Memorandum over de stedebouwkundige ontwikkeling van<br />
Schiedam, Schiedam [1949];<br />
R., ‘Ons Cultureel Centrum’ , in: De Schiedamse Gemeenschap, juli 1949, p. 74-<br />
78;<br />
C.M. van der Stad, ‘Een ontwikkelingsplan voor Schiedam’, in: Polytechnisch<br />
Tijdschrift, deel B, 1949, nr 17-18, p. 6 b- 67b, en nr - 4, p. 47b- 5 b (twee<br />
delen);<br />
Jury, ‘Schiedams nieuwe Raadhuis’, in: Bouw, 4 augustus 1951, p. 518-5 8;<br />
D. Schwagermann en Centraal vrouwencomité, ‘”Onze Woning” huist in het<br />
Stedelijk Museum’, in: De Schiedamse Gemeenschap, augustus 195 , p. 90-91;<br />
A. Veldhoen., ‘Het industrieterrein bewesten de Schie’ in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, juni 1957, p. 74-75;<br />
L.M., ‘In 1965 sluit Rijksweg 0 Randstad Holland aaneen’ in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, december 1957, p. 185-187;<br />
L.M., ‘Wat gebeurt er met de oude stadskern?’ in: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
april 1958, p. 7- ;<br />
Redactie, ‘Voor de mensen veel, maar met de mensen? Balans van tien jaar SG’,<br />
in: De Schiedamse Gemeenschap, mei 1958, p. 49-50;<br />
Red., Knooppunt van wegen, niet van verkeersknopen - ‘Station wordt kern van het<br />
nieuwe Schiedam’, in: De Schiedamse Gemeenschap, oktober 1959, p. 1 0-1 1;<br />
M.M. van Praag, ‘Schiedam’, speciaal nummer van De Schiedamse Gemeenschap<br />
naar aanleiding van het bezoek van H.M. de Koningin op 1 september 196 .<br />
Tekeningen van de Gebroeders Das, foto’s ir. J. den Butter, C.J. Breur, B. v/d Mast,<br />
J. Roovers, N. Vermeulen en Hans Visser;<br />
G. Lutke Meijer, ‘’n Gesprek met Mr. J.W. Peek’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, juli 1959, p. 6 ;<br />
J. Briër, ‘De Horvathweg’, in: De Schiedamse Gemeenschap, april 1966, p. 4 -44;<br />
J. Briër, ‘Schiedam en de Ruit’, in: De Schiedamse Gemeenschap, februari 1967,<br />
p. 94- 95;<br />
Hans van der Sloot, ‘Plannen met de Brandersbuurt’, in De Schiedamse<br />
Gemeenschap, februari 1967, p. 00- 0 ;<br />
R. Fledderus, ‘Structuurplan Schiedam’, in: Bouw, 0 april 1968, nr 16, p. 616-617;<br />
P. van den Boom, ‘Schiedam en z’n recreatie’, in: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
mei 1970, p. 50-5 ;<br />
H. van der Sloot, Een omgeving blij en licht van kleur. De stadsontwikkeling van<br />
Schiedam 1949-1989, Schiedam 1989;<br />
M.P. Zuydgeest, Schiedam, nog pas gisteren, Zaltbommel 199 ;<br />
B. van Bochove, S. Louis en H. Noordegraaf (red), Schaduwen over Schiedam.<br />
Gebeurtenissen en belevenissen tijdens de bezettingsjaren 1940-1945, Schiedam<br />
1995;<br />
M. Provoost, Asfalt. Automobiliteit in de Rotterdamse stedebouw, Rotterdam 1996;<br />
Alphons Siebers traditionalist met moderne aanpak, www.nai.nl/collectie/<br />
archievenverzamelingen/geinventariseerd, februari 008.
KETHEL<br />
6<br />
Churchillweg<br />
k<br />
Laan van Spaland<br />
S k<br />
k<br />
B<br />
Hargplein<br />
Noordeinde<br />
S<br />
Hof van Spaland<br />
Zwaluwlaan<br />
Seringenhof<br />
Tuindorp Kethel<br />
Molensingel<br />
Lijsterbeslaan<br />
S k<br />
Ligusterlaan<br />
C<br />
Meidoornlaan<br />
Ribeslaan<br />
Iepenlaan<br />
Populierenlaan<br />
Meeuwensingel<br />
I<br />
S<br />
Schiedamseweg<br />
A<br />
Kerklaan<br />
S<br />
Vogelbuurt<br />
Weide<br />
Hooiland<br />
1:5000<br />
S<br />
Oever<br />
Rietkraag<br />
straat, stoep, pad<br />
water<br />
openbaar groen<br />
collectief groen<br />
privé groen<br />
hoogbouw<br />
middelhoogbouw<br />
laagbouw, grondgebonden<br />
vooroorlogse bebouwing<br />
nieuwbouw<br />
openbare voorzieningen<br />
winkels<br />
kerk<br />
moskee<br />
onderwijsgebouw<br />
samenhangend gebied/wijk<br />
ensemble<br />
bijzondere plek<br />
0 20 40 60 80 100 m
2 Kethel<br />
Ontwerp en ontwerper, oa:<br />
1945: Uitbreidingsplan Tuindorp Kethel, Gemeentewerken Schiedam, Dienst<br />
stadsontwikkeling, vastgesteld door de Gemeenteraad, 6 mei 1946; goedgekeurd<br />
door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 7 augustus 1946<br />
1949: Gedeeltelijke herzieningen Tuindorp Kethel, vastgesteld, 0 september 1949<br />
en 4 februari 1950, goedgekeurd 1 september 1950<br />
1960, uitbreidingsplan in hoofdzaak Kethel, 1960, R. Fledderus, goedgekeurd<br />
raadsbesluit 4 februari 1961<br />
1964: Uitbreidingsplan Kethel Centrum, R. Fledderus<br />
Betrokken architectenbureaus ensembles o.a.:<br />
E.F. Groosman, Welschen woningen Tuindorp Kethel, 1950 (BIQ architecten,<br />
renovatie Tuindorp Kethel, 00 )<br />
H.T. Zwiers, Airey-woningen Tuindorp Kethel, 1950 (BIQ architecten, renovatie<br />
Tuindorp Kethel, 00 )<br />
Architectenbureau Lockhorst, Koldewijn, Van Eijk, -kappers Schiedamseweg 89-<br />
107, 1959<br />
2.1 Stedenbouw<br />
2.1.1 Een wijk met bijzondere ensembles<br />
Ligging in de stad en begrenzing<br />
De wijk Kethel is een van de uitbreidingsgebieden van Schiedam, die na de<br />
Tweede Wereldoorlog ten noorden van de snelweg A 0 zijn gerealiseerd. De<br />
huidige woonwijk Kethel wordt in het oosten begrensd door het naoorlogse Prinses<br />
Beatrixpark (inclusief sportpark Kethel, Thurlede en volkstuinen), de Prinses<br />
Beatrixlaan in het zuiden, de Churchillweg en de naoorlogse wijk Groenoord in het<br />
westen, en Noordeinde en Kerklaan in het noorden.<br />
Culturele en sociale betekenis<br />
De realisatie van de uitbreidingswijk Kethel wordt mogelijk na de annexatie door<br />
Schiedam van het oude dorp Kethel en het daarbij horende grondgebied in<br />
1941. Op dat moment is Kethel een kleine buurtschap, met bebouwing bij een<br />
Nederlands Hervormde kerk op een terp, omgeven door weidegebied. Deze<br />
historisch gegroeide oude kern is nog steeds goed herkenbaar.<br />
De geschiedenis van het uitbreidingsplan voor Kethel laat een ontwikkeling zien<br />
in stedenbouwkundig denken. Al voor de oorlog worden door de Schiedamse<br />
woningcorporatie ‘Volkshuisvesting’ plannen gemaakt om een tuinstad in de<br />
Nieuwlandse polder aan te leggen. Maar ook van Rotterdamse zijde was er grote<br />
belangstelling voor dit gebied: stadsarchitect W.G. Witteveen (1891-1971) ontwerpt<br />
in 19 8 een gewestelijk plan, waarin Kethel als een satelliet was opgenomen,<br />
omgeven door groengebieden en los van de bestaande stad. In 1940 ontwerpt<br />
Witteveen een algemeen uitbreidingsplan voor Rotterdam, waarin Schiedam en<br />
Kethel binnen een Rotterdamse ring liggen. Maar in 1941 wordt de gemeente<br />
Kethel en Spaland juist bij Schiedam gevoegd door een besluit van secretarisgeneraal<br />
van het Departement van Binnenlandse Zaken dr. J.A. Frederiks. Hij<br />
koos daarmee voor een meer decentrale regionale ontwikkeling. Dit maakt de<br />
weg vrij om tussen 194 en 1949 stapsgewijs te komen tot een nieuwe opzet met<br />
organische wijken die aan Schiedam zijn gehecht, op een manier die is afgestemd<br />
op de bodemgesteldheid.<br />
De wederopbouwdiensten, die op nationaal, regionaal en lokaal niveau de<br />
wederopbouw begeleiden, staan toe dat Kethel in laagbouw wordt uitgevoerd, bij<br />
wijze van compensatie voor de voorgenomen hoogbouw in Nieuwland. Kethel zou<br />
volgens het in 1946 goedgekeurde plan een lage dichtheid krijgen met overwegend<br />
eengezinswoningen. Als antwoord op de naoorlogse omstandigheden van<br />
woningnood, materiaalschaarste en een tekort aan geschoolde arbeiders, diende<br />
in Tuindorp Kethel echter systeembouw te worden toegepast. Het gevolg hiervan<br />
7
8<br />
Algemeen uitbreidingsplan Schiedam, 1945 (Bron: CSO, losse bijlage in Memorandum)
was dat het bestemmingsplan uit 1946 in 1949 is herzien: de verkaveling werd<br />
gewijzigd en de blokmaat verkleind en zo het plan alsnog sterk verdicht.<br />
Na 1949 zijn rond de kern van Kethel uitbreidingen gerealiseerd in de vorm<br />
van verschillende buurten: reeksen identieke woningstroken in verschillende<br />
gestandaardiseerde bouwsystemen (Tuindorp Kethel) en bouwwijzen (Vogelbuurt).<br />
Gezamenlijk worden die buurten gekenmerkt door een bebouwing in laagbouw, die<br />
ook het nieuwe Kethel de sfeer van een dorp geeft.<br />
Kethel is een herkenbaar gebied waar de bewoners zich naast Schiedammer, ook<br />
sterk inwoners van Kethel kunnen voelen. De bebouwing met het tuindorpkarakter<br />
is hier nadrukkelijk anders dan in de rest van Schiedam. Toen in 1951 de eerste<br />
bewoners in het Tuindorp Kethel trokken, lagen de nieuwe buurten sterk geïsoleerd<br />
midden in een weiland. Nu is het onderdeel van Schiedam Noord tussen de<br />
snelweg A 0 en Spaland en Sveaparken.<br />
Programmatische en ruimtelijke typologie<br />
Het naoorlogse Kethel is vanaf 1949 gebouwd als wijk met een kleinschalig<br />
tuindorpkarakter. De wijk onderscheidt zich nadrukkelijk van de strokenbebouwing<br />
elders in de gemeente, met name in de wijken Nieuwland en Groenoord,<br />
in overwegend twee, drie of vier lagen of flats in nog meer bouwlagen. De<br />
gemeentelijke diensten die het stedenbouwkundig ontwerp van Kethel maken,<br />
hebben bewust gezocht naar een contrast met de wijk Nieuwland en de afbouw<br />
van Schiedam-Oost die dichter zijn bebouwd en met hogere bebouwing. De<br />
woningen en voorzieningen in Kethel zijn overwegend een of twee bouwlagen<br />
hoog. Er is nauwelijks sprake van woningen met portiek- of galerijontsluiting. De<br />
woningen hebben een voordeur aan de straat en een eigen voor- en achtertuin.<br />
Het ontwerp voor Kethel is in fases tot stand gekomen. Al jaren voor de oorlog<br />
ontstaan de eerste plannen voor het gebied in het kader van regionale planning.<br />
Gedurende de oorlog komt niet alleen een andere bestuurlijke structuur tot stand<br />
(de wederopbouwdiensten) maar verfijnt tevens de regionale planning. Doordat<br />
in 194 een bouwverbod wordt afgekondigd, ontstaat gelegenheid tot uitvoerig<br />
onderzoek. In dat jaar brengt de burgemeester van Schiedam ter kennis dat<br />
een uitbreidingsplan wordt voorbereid. In dat plan, dat pas na de oorlog wordt<br />
goedgekeurd, zijn de vooroorlogse plannen voor een satelliet ten noorden van<br />
Schiedam ingewisseld voor een stelsel van tuindorpbebouwing met onder meer<br />
drie kernen: bij Kethel, Kethel-Noord en Bijdorp. Dit ontwerp doet uitspraken over<br />
de hoofdontsluiting en verkaveling. Het is opgesteld door landschapsarchitect<br />
dr.ir. J.T.P. Bijhouwer (1898-1974) en de bodemkundige en grondlegger van<br />
de bodemkartering prof.ir. C.H. Edelman (190 -1964), beiden hoogleraar aan<br />
de Landbouwhogeschool Wageningen. Bijhouwer en Edelman verknopen de<br />
noordelijke bebouwing met Schiedam. De bebouwing sluit op een organische<br />
wijze aan op de bestaande kernen en op de bodemgesteldheid. Zij situeerden de<br />
bebouwing met ‘tuindorp-wijkjes’ op de vastere bodem en bestemden de nattere<br />
gronden voor groengebieden. In een artikel in 1947 licht Bijhouwer toe op welke<br />
manier het ontwerp is afgestemd op de bodemgesteld: ‘Het uitbreidingsplan [voor<br />
Kethel] en parkplan [Prinses Beatrixpark] is zoo nauw mogelijk aangepast bij<br />
deze structuur van het land. De tuindorp-wijkjes hebben een plaats gevonden<br />
op de vastere bodem. Meerendeels liggen de straatjes en bouwblokjes zelfs<br />
op de breede deelen van de oude kreken, waar de vaste zand- en zavelgrond<br />
het verzakken van bestratingen en riolen zal voorkomen en waar normale<br />
eengezinswoningen zelfs op staal kunnen worden gebouwd. Eenige blokken<br />
moesten worden ontworpen op zware kleidekken boven het veen: daar zal dus<br />
paalfundering noodig zijn. Op ongezochte wijze ontstonden zoo charmante<br />
buurtjes. (…) Het aantrekkelijke van dit plan zit voor mij [Bijhouwer] in het feit, dat<br />
een logische, aangename indeeling werd verkregen van tuindorp en park, door<br />
de natuurlijke gegevens zoo nauw mogelijk te volgen, en dat het resultaat iets<br />
werd, dat nooit zou hebben kunnen ontstaan uit de “vormwil” van de ontwerpers.’<br />
(Bijhouwer, 1947, p. 7- 8)<br />
Dit uitbreidingsplan voor Kethel was onderdeel van een uitbreidingsplan in<br />
hoofdzaken voor geheel Schiedam waar Ir. Alphons Siebers (189 -1978) als<br />
9
40<br />
Uitbreidingsplan Tuindorp Kethel, 1945 (Bron: GAS ac 346, inv.nr. 3793)
Verdeling van bouwsystemen in Tuindorp Kethel (Bron: H. van der Heyden e.a., Tuindorp<br />
H. van der Heyden e.a., Tuindorp<br />
Kethel Schiedam. Noddy, Noddier, Noddiest, Bussum 2004)<br />
41
4<br />
Gedeeltelijke herziening Tuindorp Kethel,<br />
1949 (Bron: Van der Heijden (e.a.), Tuindorp<br />
Kethel, p. 67)<br />
Herzien bestemmingsplan Kethel Tuindorp, 1967 (Bron: CSO<br />
dossier 18)<br />
Uitbreidingsplan Kethel centrum, R. Fledderus, 1964 (Bron: Bouw, 24 april 1965, p. 646)
hoofd van de stedenbouwkundige afdeling van de Dienst gemeentewerken<br />
in die oorlogsjaren aan werkte. Hij coördineerde het onderzoek van Edelman<br />
en Bijhouwer. De veelzijdige Siebers is in zijn tijd een toonaangevende<br />
stedenbouwkundige en architect. Hij was enerzijds een krachtige propagandist<br />
van het traditionele tuindorp, maar was ook overtuigd van de waarde van<br />
het wetenschappelijke survey, een doortimmerde onderbouwing van het<br />
uitbreidingsplan. De resultaten van dat onderzoek en het Uitbreidingsplan in<br />
Hoofdzaak zijn in 1944 aan het gemeentebestuur aangeboden en vervolgens<br />
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Het is in 1949 met enkele aanvullingen<br />
gepubliceerd in het Memorandum over de stedenbouwkundige ontwikkeling van<br />
Schiedam. Het bestemmingsplan Tuindorp Kethel dat in 1946 wordt vastgesteld,<br />
staat officieel op naam van de toenmalige directeur van gemeentewerken, ir. H.B.J.<br />
Aikema (1888-1966). Bijhouwer, Edelman en Siebers hebben hier, naast anderen,<br />
belangrijke bijdragen aan geleverd.<br />
In 1949 werd het bestemmingsplan herzien en geschikt gemaakt voor<br />
bebouwingsvoorstellen voor woningen in systeembouw, waarvan de krappe<br />
maatvoering consequenties heeft voor de verkaveling. De blokmaat wordt kleiner.<br />
Het Memorandum omschrijft dat het tuindorp niet uitsluitend voor arbeiders is<br />
bedoeld: ‘Met het onderhavige tuindorp wordt bedoeld een betrekkelijk zelfstandig<br />
woongebied, waarvan de arbeidersbevolking het hoofdcontingent zal vormen,<br />
maar dat overigens huisvesting biedt aan gezinnen uit alle klassen die bijzondere<br />
waarde hechten aan de eengezinswoning met een tuin, die de gangbare<br />
afmetingen van een stadstuin overschrijdt. (…) In dit tuindorp zullen inrichtingen en<br />
bedrijven moeten zijn gevestigd voor de voorziening in alle dagelijkse behoeften<br />
van de bewoners.’ (Memorandum, p. 4 )<br />
De naoorlogse bebouwing in Kethel valt onder te verdelen in meerdere buurten<br />
met een eigen programmatisch karakter. Het meest zuidelijk ligt Tuindorp Kethel,<br />
met overwegend arbeiderswoningen in stroken van een of twee lagen met schuine<br />
kap, en langs de oostzijde een rij twee-onder-een-kapwoningen. Ten zuidoosten<br />
van de historische kern ligt de Vogelbuurt (ten noorden en zuiden van de<br />
Zwaluwlaan), met voornamelijk middenstandswoningen in lage strokenbouw met<br />
verschillende typologie. In het noord-westen ligt aan weerszijden van de Laan van<br />
Spaland, als het ware een nieuw ‘achteromlaantje’ van het oude dorp, een buurtje<br />
met luxe villa’s en twee-onder-een-kapwoningen. De woonwijk in het oosten (o.a.<br />
Weide, Oever, Hooiland en Rietkraag) is omstreeks de jaren tachtig gebouwd. De<br />
wijkvoorzieningen zijn geconcentreerd bij het Hargplein en het Hof van Spaland,<br />
dichtbij de historische kern.<br />
Verkaveling en typologie woningbouw<br />
Tuindorp Kethel<br />
De woonbuurt ‘Tuindorp Kethel’ is verkaveld in velden die grotendeels noordzuid<br />
en oost-west lopen. Langs de zuidzijde volgt de verkaveling een diagonale<br />
richting. De hoofdontsluitingsweg, de Iepenlaan, loopt eveneens schuin de buurt<br />
in alvorens zich te voegen naar de noord-zuid richting. De velden zijn bebouwd<br />
met woningen in relatief korte stroken langs de straten en korte stroken, garages<br />
of bergingen op de kopse kanten. Door deze verkaveling ontstaat ruimtelijk een<br />
zeer afwisselend straatbeeld. In het tuindorp komen drie verschillende woningtypen<br />
voor: voornamelijk arbeiderswoningen, maar ook middenstandswoningen en tweeonder-eenkappers.<br />
Het beantwoordt daarmee precies aan de doelstelling zoals<br />
verwoord in het Memorandum. Drie velden langs de centrale Iepenlaan zijn aan<br />
een zijde bebouwd met voorzieningen, waarbij de rest van het veld open is gelaten<br />
(ingericht als speelplein of plantsoen) en een relatief grotere straatruimte ontstaat.<br />
Rondom het tuindorp loopt een singel.<br />
Kenmerkend voor de wederopbouwarchitectuur in het tuindorp is de toepassing<br />
van bouwsystemen. Nationaal en internationaal kreeg de gestandaardiseerde<br />
bouwwijze van woningen omstreeks 1949-1950 veel aandacht omdat er snel en<br />
goedkoop moest worden gebouwd, om tegemoet te komen aan de woningnood en<br />
gebrek aan financiële middelen, bouwmaterialen en geschoolde arbeidskrachten.<br />
4
44<br />
Kethel omstreeks 1965, (Bron: Bestemmingsplan Kethel-Dorp,<br />
1990)<br />
Bron: De Schiedamse Gemeenschap, januari 1959, p. 213
Een kenmerkend ensemble twee-onder een kap woningen aan de Schiedamseweg, gebouwd<br />
in 1959 (foto 2009)<br />
Voormalig schoolgebouw tuindorp Kethel, (foto 2009)<br />
45
46<br />
Ensemble woningen Zwaluwlaan noord (foto 2009)<br />
Ensemble twee-onder-één-kapwoningen Laan van Spaland (foto 2010)
Bij gestandaardiseerde bouw worden grotere elementen (vloeren, geveldelen,<br />
bouwelementen) zoveel mogelijk in de fabriek geproduceerd en ter plaatse op een<br />
zo eenvoudig mogelijke wijze gemonteerd. In het tuindorp zijn meerdere systemen<br />
toegepast: hoofdzakelijk Airey en Welschen. Met dit systeem worden woningen<br />
gebouwd met twee soorten plattegronden: er zijn types met de woonkamer aan<br />
de straatzijde en aan achterzijde/tuin. Daarnaast is een proef gedaan met twee<br />
woningen in het Oostenrijkse systeem Fundo. De Schiedamse Gemeenschap<br />
bericht in december 1949 over de bouw van twee proefwoningen in het tuindorp<br />
naar een ontwerp van architectenbureau Spruijt en Den Butter in het ‘Frendosysteem’:<br />
‘De holle betonnen blokken worden volgens tekening gestapeld op<br />
bouwplaten, die onderheid zijn. De holten worden volgestort met beton.’ In 1950 is<br />
vanwege, een overigens tijdelijk, afnemend enthousiasme voor systeembouw en<br />
het beëindigen van subsidies op systeembouw door het Rijk, het resterende deel<br />
in traditionele bouw gerealiseerd, met baksteengevels. Over de toepassing van<br />
deze systeembouw in Schiedam wordt in de nationale architectuurbladen bericht.<br />
Architect E.F. Groosman publiceert een artikel over de toepassing in Schiedam van<br />
het systeem Welschen in het tijdschrift Forum (1951). In hetzelfde tijdschrift wordt<br />
ook over het systeem Airey gepuliceerd in 1951.<br />
De woningen tussen de Iepenlaan en Populierenlaan worden gebouwd volgens het<br />
uit Engeland afkomstige bouwsysteem Airey, dat op instigatie van de Nederlandse<br />
regering door bouwondernemer NeMaVo aan nationale eisen is aangepast. Het<br />
wordt het Nemavo-Airey-systeem genoemd. De woningen zijn ontworpen door<br />
de gerenommeerde architect prof. ir. H.T. Zwiers (1900-199 ). In 19 9 werd hij<br />
hoogleraar aan de Technische Hogeschool Delft. Zijn in 1957 gereed gekomen<br />
hoofdkantoor van de AKU in Arnhem (nu appartementencomplex De Grote Enk)<br />
staat op de lijst van honderd naoorlogse rijksmonumenten.<br />
De woningen tussen Molensingel en Iepenlaan zijn gebouwd als<br />
eengezinswoningen in stroken met een doorlopend zadeldak, volgens het<br />
Nederlandse systeem Welschen en ontworpen door Groosman. De velden<br />
zijn zeer regelmatig bebouwd in stroken met uitsluitend twee of zes woningen.<br />
Groosman is nationaal bekend geworden met de toepassing van de systemen<br />
Welschen en MUWI voor woningbouw. De projecten in Schiedam behoren tot<br />
de vroege voorbeelden. In Kethel is de Welschen-wijk relatief klein en zijn het<br />
eengezinswoningen. In Nieuwland bouwt Muijs en Winter volgens het Welschen<br />
systeem op grotere schaal etagewoningen naar ontwerp van Groosman en<br />
anderen.<br />
De woningen volgens de traditionele bouw in het zuidelijke deel en langs de<br />
Schiedamseweg ogen nog oorspronkelijk. Het experiment met de twee Fundo<br />
woningen is uitgevoerd op de noord-westelijk hoek van de Meidoornlaan en de<br />
Lijsterbeslaan.<br />
Aan de oostzijde van de Schiedamseweg (nrs 89-107, oneven) is een strook<br />
met 10 luxe woningen gebouwd als vijf identieke twee-onder-een-kapwoningen<br />
in traditionele bouw. Dit nog oorspronkelijke ensemble is ontworpen door<br />
architectenbureau Lockhorst, Koldewijn, Van Eijk, en werd opgeleverd in de<br />
tweede helft van de jaren vijftig. Kenmerkend zijn onder meer de gestaffelde<br />
plaatsing langs de Schiedamse weg, de wit geschilderde gevels van de begane<br />
grond, de donkere bruin gecarbolineerde beschieting van de verdieping, en het<br />
lessenaarsdak. In een beschrijving van de woningen in het vaktijdschrift Bouw van<br />
1 oktober 1959 staat dat de ‘woonkamerdeuren’ en garagedeuren donkerblauw<br />
waren geschilderd. Opvallend is de verschillende oriëntering: de linker woningen<br />
zijn met een groot woonkamerraam en terras op het noordwesten georiënteerd,<br />
terwijl de rechter woningen op het zuidoosten zijn georiënteerd. Aan de achterzijde<br />
staan de garageblokken. De woningen grenzen met de achtertuin aan een<br />
plantsoen en singel.<br />
Vogelbuurt<br />
De Vogelbuurt is voor een deel voor 1965 gerealiseerd. Het is minder bekend<br />
dat deze buurt ook uit de naoorlogse periode stamt. De bebouwing is typologisch<br />
gedifferentieerd. Bijzonder samenhangend en oorspronkelijk is de woonbebouwing<br />
langs de Zwaluwlaan. Typologisch bijzonder zijn de in 196 gebouwde drie schuin-<br />
47
48<br />
Bron: De Schiedamse Gemeenschap, november 1950, p. 135
geplaatste stroken langs de noordzijde van de Zwaluwlaan, met de toegang tot de<br />
woning via een trap aan voor- en achterzijde van de hoofdverdieping (Zwaluwlaan<br />
4 -70, architect onbekend).<br />
Laan van Spaland<br />
Aan weerszijde van de Laan van Spaland zijn luxe woningen gebouwd. Aan de<br />
westzijde zijn het bungalows, aan de oostzijde twee-onder-een-kapwoningen.<br />
De bungalows (even nrs 8-10, 14- 6) zijn vormverwant door de verspringende<br />
rechthoekige volumes, eenlaagse bouw en platte daken. Ze zijn begin jaren zestig<br />
door diverse architecten ontworpen. Een enkele villa is niet meer oorspronkelijk (nr<br />
1 ).<br />
Voorzieningen<br />
Het belangrijkste wijkvoorzieningencentrum van Kethel ligt rondom het Hof van<br />
Spaland en het Hargplein. In de woonbuurten bevinden zich enige cultuurhistorisch<br />
waardevolle buurtvoorzieningen uit de wederopbouwperiode.<br />
Tuindorp Kethel heeft diverse buurtvoorzieningen uit de wederopbouwperiode,<br />
die nu met een nieuwe sociaal-culturele functie in gebruik zijn. Op een<br />
geprononceerde plaats in de buurt, het centraal gelegen plantsoen op de hoek<br />
Meidoornlaan-Ribeslaan, ligt een voormalige lagere school, nu in gebruik als<br />
cultureel centrum, (Iepenlaan 45). Het gebouw is ontworpen door het bureau<br />
De Jong, Taen en Nix en gerealiseerd in 195 . Bij de entree tot de buurt ligt het<br />
voormalige hervormd gemeentecentrum De Rank aan de Schiedamseweg 1<br />
in de zuid-oosthoek, nu in gebruik voor kinderopvang (ontwerp Van de Vlis en<br />
Van Pelt, 1960). De naam De Rank is met sierlijke letters en een voorstelling in<br />
gebogen ijzer als een kunstwerk aan de gevel aangebracht.<br />
Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur<br />
De openbare ruimte in Kethel is gemêleerd. De Churchillweg en Zwaluwlaan<br />
zijn ruime doorgaande wegen. Ten noorden en zuiden van de Zwaluwlaan<br />
zijn buurtwegen in een hoofdzakelijk noord-zuid en oost-west ligging. De<br />
groenstructuur in Kethel wordt gekenmerkt door de grote hoeveelheid privétuinen<br />
aan voor- en achterzijde van de eengezinswoningen, wat sterk samenhangt met<br />
het tuindorpkarakter.<br />
Bijzonder aan de openbare ruimte in Tuindorp Kethel zijn de vrij smalle<br />
straatprofielen en de stegen en wandelpaden waarmee de voor- en achtertuinen<br />
toegankelijk zijn. Rondom het tuindorp loopt een singel, waardoor een besloten<br />
karakter ontstaat. In de wijk is het openbare groen van plantsoenen, bomen en<br />
heggen wat betreft hoogte en situering afgestemd op de bebouwing, dat er een<br />
sterk samenhangend geheel ontstaan.<br />
Kenmerkend voor de Vogelbuurt is de Zwaluwlaan als hoofdontsluitingsweg met<br />
de dwarsstraten. De openbare ruimte is afgestemd op de bebouwingstypologie van<br />
de woningen met voornamelijk voor- en achtertuinen bij stroken eengezinshuizen,<br />
maar ook collectief groen bij de twee stroken op de hoek Kerklaan-Meeuwensingel.<br />
De noordwestelijke villabuurt wordt gekenmerkt door een radiaalweg om de<br />
historische kern. Aan de oostzijde van de Laan van Spaland (oneven nummers)<br />
zijn de twee-onder-eenkapwoningen gesitueerd, met vrij open particuliere<br />
voortuinen die de bebouwing niet afschermen van de weg. Aan de westzijde<br />
staan de bungalows, meest losstaand, gedeeltelijk geschakeld. De tuinen zijn met<br />
heggen van de openbare weg afgeschermd.<br />
Kethel heeft een uitgesproken waterstructuur, die gedeeltelijk onafhankelijk van de<br />
wegenstructuur en gedeeltelijk juist ter ondersteuning ervan verloopt. Op enkele<br />
plaatsen sluit de waterstrucruur aan op de groenstructuur, zoals ten zuiden van de<br />
bebouwing aan de Kerklaan en de Nachtegaallaan en tussen de Schiedamseweg<br />
en het aangrenzende Beatrixpark.<br />
Ten noorden van de tien woningen aan de Schiedamseweg staat een voormalig<br />
gemaal, een ontwerp van Gemeentewerken Schiedam uit 1949, nu in gebruik<br />
door de Schiedamse aquarium en terrariumvereniging, dat nog grotendeels<br />
49
50<br />
oorspronkelijk oogt. In de gevel is onder meer een reliëfsteen, met een figuratieve<br />
voorstelling van een ketel, die de naam van het gemaal uitdrukt: Rioolgemaal<br />
Kethel.<br />
Herstructurering<br />
In de wijk Kethel heeft relatief weinig grootschalige transformatie plaats gevonden.<br />
Het meest opvallend is het wijkvoorzieningencentrum Hof van Spaland, waar<br />
een flinke schaalvergroting ten opzichte van de oorspronkelijke bebouwing heeft<br />
plaats gevonden. Daarnaast is sprake van renovatie en functieverandering.<br />
Zo zijn de voormalige centrale buurtvoorzieningen in Tuindorp Kethel niet als<br />
zodanig in gebruik. De Airey-woningen en Welschen-woningen zijn tussen 1998<br />
en 00 gerenoveerd (ontwerp BIQ architecten), waarbij noch de oorspronkelijke<br />
woningtypologie is behouden, noch de oorspronkelijke gevelbekleding, maar<br />
waarbij het ‘design’ van de nieuwe gevel en de wijzigingen in de plattegrond<br />
aangebracht door de bewoners als een historische continuïteit in het nieuwe<br />
ontwerp zijn verwerkt. Van de strook garages in de Ligusterlaan is het<br />
oorspronkelijk bouwsysteem grotendeels in tact gelaten.<br />
Tuindorp Kethel is nog steeds een in Schiedam uniek en herkenbaar fragment van<br />
de tuinstadgedachte zoals dat in het uitbreidingsplan Tuindorp Kethel uit 1945 en<br />
het Memorandum over de stedenbouwkundige ontwikkeling van Schiedam uit 1949<br />
is neergelegd (Tuindorp Kethel Schiedam 004, p. 80).
Bronnen:<br />
Gemeentearchief<br />
GAS, T 46, inv.nr 79 , Uitbreidingsplan Tuindorp Kethel, 1945<br />
GAS, T 8, inv.nr. 87, Uitbreidingsplan in hoofdzaak Kethel, R. Fledderus, 1961<br />
GAS, T 46, inv.nr 7 1 (195 -1 5), Iepenlaan 45, voormalige RK bassischool,<br />
195<br />
GAS, T 8, inv.nr. 54 (1960-169), Schiedamseweg 1 , voormalig hervormd<br />
gemeentecentrum, 1960<br />
GAS, T 541, inv.nr. 95, Schiedamseweg 89-107 (oneven), twee-onder-een-kap<br />
woningen, 1955-1956<br />
GAS, T DGW, inv.nr. L4 (fiches), Schiedamseweg 77, Rioolgemaal Tuindorp-<br />
Kethel, 1949<br />
GAS, T 8, inv.nr. 7 , 74, 87, 95, 109, 11 , Laan van Spaland 8, 10, 14- 6<br />
(even), bungalows, 196 -1965<br />
Cluster Stedelijke ontwikkeling<br />
CSO, oa: dossier 4, Uitbreidingsplan Tuindorp Kethel 1945; dossier 11<br />
Uitbreidingsplan Kethel Centrum 1964; dossier 18 Bestemmingsplan Kethel<br />
Tuindorp 1967<br />
Literatuur:<br />
J.T.P. Bijhouwer, ‘Een bodemkarteering ten behoeve van stedenbouw’, in:<br />
Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedenbouw, januari 1947, p. 6- 8;<br />
Memorandum over de stedebouwkundige ontwikkeling van Schiedam, Schiedam<br />
1949;<br />
Redactie, ’Ook te Schiedam montage-woningen’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, december 1949, p. 16 ;<br />
Redactie, ‘Zo wordt tuindorp Kethel’, in: De Schiedamse Gemeenschap, juni 1950,<br />
p. 70-71;<br />
Redactie, ’Kethel’, in: De Schiedamse Gemeenschap, april 1951, p. ;<br />
E.F. Groosman, ‘Woningbouw systeem Welschen’, in: Forum, 6 (1951), nr 10, p.<br />
79-186;<br />
J.F. Berghoef, ‘De N.-A. woningen’ [Airey-systeem], in: Forum, 6 (1951) nr 10, p.<br />
66- 7 ;<br />
Lockhorst, Koldewijn, Van Eijk, ‘Tien huizen te Kethel, gemeente Schiedam’, in:<br />
Bouw, 1 oktober 1959, p. 1 5 ;<br />
R. Fledderus, Uitbreidingsplan Kethel Centrum, in: Bouw, 4 april 1965, p. 646-<br />
647;<br />
H. Priemus en R. van Elk, Niet-traditionele woningbouwmethoden in Nederland,<br />
Alphen aan den Rijn 1970;<br />
H. van der Sloot, Een omgeving blij en licht van kleur. De stadsontwikkeling van<br />
Schiedam 1949-1989, Schiedam 1989, o.a. p. 1, 67-68;<br />
Gemeentewerken-Stadsontwikkeling, Bestemmingsplan Kethel-Dorp, Schiedam<br />
1990;<br />
R. van Houten, Muwi – De geschiedenis van een Rotterdams bouwbedrijf,<br />
Rotterdam 1999;<br />
H. Hellinga (e.a.), Ernest Groosman 1917-1999. Bouwer met grenzeloze ambities,<br />
Rotterdam 2001, p. 6- 8;<br />
H. van der Heyden (e.a.), Tuindorp Kethel Schiedam. Noddy, Noddier, Noddiest,<br />
Bussum 004;<br />
N. Mens, Witteveen en Rotterdam, Rotterdam 007;<br />
Z. Messchaert (e.a.) Pracht in Pre-fab Het Nemavo-Airey-systeem in Amsterdam,<br />
Amsterdam z.j. ( 008)<br />
51
5<br />
2.1.2 Waardering<br />
Sterk samenhangende<br />
WIJK of<br />
GEBIED<br />
ENSEMBLE stedenbouwkundige<br />
én<br />
architectonische<br />
kwaliteit<br />
Kethel I Tuindorp Kethel A) Schiedamseweg B)<br />
C)<br />
Bijzondere PLEK<br />
Laan van Spaland<br />
Meeuwensingel<br />
Nadat in het begin van de bezettingsperiode het grondgebied van de gemeente<br />
Kethel en Spaland bij Schiedam was gevoegd werd de kans gegrepen om<br />
een oude wens te vervullen: er werd een ontwerp gemaakt waarin rondom de<br />
historische dorpskern van Kethel een cluster van tuindorpen lagen. Dit ontwerp<br />
is mede gebaseerd op aanwezige landschappelijke waarden en bodemkundige<br />
gesteldheden. Het plan past in een algemeen stedenbouwkundig uitbreidingsplan<br />
dat in de oorlogsjaren door de gemeente is opgesteld en wetenschappelijk<br />
onderbouwd onder leiding van A. Siebers. In dat plan wist hij de traditionele<br />
tuindorpgedachte vaardig te combineren met eigentijdse uit het buitenland<br />
afkomstige concepten als survey (onderzoek), green belt (groengordel), parkway<br />
(boulevard) en neighbourhood unit (wijkgedachte). Deze wijze van planvorming<br />
voor een middelgrote stad is in Nederland in die periode zeldzaam.<br />
In de na de oorlog aangepaste en uitgevoerde plannen voor Kethel zijn belangrijke<br />
ingrediënten van het oorspronkelijke ontwerp terug te vinden. De belangrijkste<br />
zijn: de opbouw uit overzichtelijke laagbouwbuurten van een beperkte omvang;<br />
het enten van de groen- en waterstructuur op bestaande landschappelijke en<br />
geomorfologische elementen; en het handhaven van de historische hoofdwegen en<br />
dorpsstructuur. Hierdoor kreeg een ‘onopzettelijk stadsgroei’ op een overtuigende<br />
wijze in een beperkte tijdsspanne gestalte.<br />
Anderzijds zijn in de uitgevoerde plannen zodanige wijzigingen en toevoegingen<br />
aangebracht die de evenwichtige planopzet hebben verstoord. Door de bouw<br />
van Groenoord en later Woudhoek en Sveaparken, direct tegen Kethel aan, is<br />
de vrije ligging in het groen grotendeels verloren gegaan. De Zwaluwlaan en het<br />
winkelcentrum Hof van Spaland doorsnijden en overstijgen de intieme schaal<br />
van Kethel. De naoorlogse woningnood, schaarste aan geld en geschoolde<br />
bouwvakkers noopten in Tuindorp Kethel tot een vrij drastische verdichting van de<br />
verkaveling en het toepassen van systeembouw.
Sterk samenhangend gebied:<br />
I Tuindorp Kethel<br />
Een Schiedamse idylle<br />
Tuindorp Kethel is een uitmuntend voorbeeld van een vroeg naoorlogs kleinschalig tuindorp. Bij het<br />
ontwerp van de buurt is welbewust vormgegeven aan een gemeenschap. Dit gemeenschapsideaal<br />
is tot op de dag van vandaag nog steeds voelbaar in de ruimtelijke opzet van het geheel. De buurt<br />
is door de omsluitende singels, de duidelijke randbebouwing langs de Schiedamseweg, de school<br />
op het centrale plantsoen en de intieme woonstraten met laagbouwwoningen, een duidelijke<br />
zelfstandige eenheid in Schiedam. Bovendien werkt de eenvormigheid van de architectonische<br />
verschijning van de woningen, ook na de renovatie, ten gunste van de totaalbeleving van de<br />
buurt. De toepassing van twee niet-traditionele bouwwijzen, Airey en Welschen, verhoogt de<br />
zeldzaamheidswaarde van de buurt.<br />
De verkaveling en de inrichting van de straten van Tuindorp Kethel zijn een mooi voorbeeld van<br />
hoe er met een minimum aan middelen een maximum aan afwisseling tot stand kan worden<br />
gebracht. Deze middelen bestaan ondermeer uit kleine verspringingen in de rooilijn, afwisseling<br />
van langs- en dwarsrichting, hoekverdraaiingen en de toepassing van woningrijen met een<br />
beperkte lengte.<br />
5
54<br />
Waardevol ensemble:<br />
A Schiedamseweg 89-107 (oneven), strook twee-onder-een-kapwoningen (Tuindorp<br />
Kethel), architectenbureau Lockhorst, Koldewijn, Van Eijk, 1959<br />
Een levendig ritme van tweekappers<br />
De Schiedamseweg, de oude verbindingsweg tussen de stad Schiedam en het dorp Kethel<br />
fungeert als een snoer, waaraan de diverse delen van het naoorlogse Kethel zijn ‘opgehangen’.<br />
Tussen Tuindorp Kethel aan de westzijde en Sportpark Kethel aan de oostzijde ligt aan de<br />
Schiedamseweg in noord-west richting een smalle strook grond. Hierop ligt een ensemble van<br />
tweemaal vijf identieke twee-onder-één-kapwoningen met achterliggende garageboxen. Een<br />
voetpad scheidt de achtertuinen van een waterpartij, die grenst aan Sportpark Kethel.<br />
Deze vijf vrij in het groen liggende blokjes zijn zodanig gedraaid ten opzichte de as van de weg<br />
dat zij een ritme vormen. Deze gestaffelde situering wordt geaccentueerd door de hoekpunten<br />
van de lessenaarsdaken. De kleuren en materialisering van de gevels zijn horizontaal verdeeld<br />
in een wit geschilderde begane grond in baksteen en een donkere verdieping in hout. De<br />
plattegronden van de begane grond zijn zodanig dat er vanuit de woning vrij uitzicht is op de<br />
Schiedamseweg. Daarbij heeft de linkerwoning een groot raam en terras op het noordwesten,<br />
terwijl de rechter op het zuidwesten is georiënteerd. Deze optimistische architectonische<br />
vormgeving, die hier nog in oorspronkelijke staat verkeert, is typerend voor de tweede helft van de<br />
jaren vijftig.
Waardevol ensemble:<br />
B Laan van Spaland nr 8, 10, 14-26, eenlaagse bungalows, diverse architecten, circa<br />
1962-1965<br />
Bungalowstraat<br />
In de noordwest hoek van Kethel ligt de Laan van Spaland. De woningen aan deze straat zijn<br />
niet evenwijdig aan de straat gelegen maar zijn net iets gedraaid. Hierdoor heeft de straat<br />
een levendige ruimtelijke werking. Bovendien is het groen van de tuinen en de bomen van de<br />
groenzone aan de westkant goed voelbaar in de straat. Dit komt omdat de woningen aan de<br />
westkant slechts één laag hoog zijn waardoor de hoge, aan de groenzone gelegen, bomen tot in de<br />
Laan van Spaland goed zichtbaar zijn.<br />
Aan de westkant van de gekromde laan ligt zoals gezegd een serie vrijstaande bungalows en een<br />
enkele half vrijstaande bungalow. Deze particuliere woningen hebben ieder een eigen expressie in<br />
de typisch moderne architectuurstijl van na de oorlog. Diverse architecten ontwierpen er woningen,<br />
waaronder het bekende Schiedamse architectenbureau Spruijt en Den Butter (nummers: 8, 10,<br />
0 en ). De overall kleurstelling van de bungalows is, eveneens in overeenstemming met het<br />
optimistische elan van de naoorlogse tijd, licht van kleur. Aan de oostkant van de straat liggen fiere<br />
twee onder één kap woningen van twee lagen met een kap. Het kleurbeeld van deze gebouwen is<br />
rood.<br />
De Laan van Spaland is met zijn gevarieerde particuliere huizen in de typische naoorlogse<br />
architectuurstijl, zeker voor die tijd, een uniek en karakteristiek gebied in Schiedam.<br />
55
56<br />
Waardevolle plek:<br />
C Meeuwensingel e.o.<br />
Naoorlogse compositie met water, groen en woningen<br />
Het gedeelte van de Vogelbuurt tussen de Kerklaan en het Prinses Beatrixpark, waarin de<br />
zichtlijnen over een brede singel en luisterrijke waterpartijen lopen, biedt een verzameling<br />
prachtige perspectieven. Vanaf de brug in de Zwaluwlaan over de Meeuwensingel kijkt men<br />
in noordelijke richting tot aan twee korte drielaagse woningblokjes en in zuidelijke richting<br />
wordt de blik aan weerszijden ingekaderd door verzorgde rijenhuizen met voortuinen. Twee<br />
karakteristieke voetbruggen leiden naar de parkzone. Aan de noordzijde en aan de zuidzijde van<br />
deze bijzondere plek is de beëindiging op vergelijkbare wijze tot stand gebracht, namelijk door<br />
een harmonieuze combinatie van water, een rij schuin geplaatste twee-onder-éénkappers en<br />
bijzondere bebouwing in het groen. Aan de noordzijde zijn dat twee driedaagse blokjes met ieder<br />
zes woningen, inpandige garageboxen en achtertuinen, aan de zuidzijde een watergemaal en een<br />
schoolgebouw.
58<br />
2.2 Architectuur<br />
Architectuurkaart Kethel<br />
03/03/2010<br />
K6<br />
8<br />
10<br />
14<br />
16<br />
18<br />
20<br />
22<br />
24 26<br />
K7/K8<br />
K1<br />
K4<br />
K2<br />
K3<br />
K5<br />
geïnventariseerd gebouw<br />
gebouwen met gemiddelde erfgoedwaarde<br />
gebouwen met hoge erfgoedwaarde<br />
bestemmingsplangrens<br />
wijkgrens naoorlogse inventarisatie
2.2.1 Architectuur Kethel<br />
Nr. op<br />
kaart Adres<br />
k1 Iepenlaan 45 School<br />
k<br />
k<br />
Oorspronkelijke<br />
Functie<br />
Schiedamseweg 1<br />
(bij populierenlaan 7) Wijkgebouw<br />
Schiedamseweg 89-<br />
107 Woningen<br />
k4 Rioolgemaal<br />
Architect/<br />
ontwerper Bouwjaar<br />
De Jong en Taen,<br />
Utrecht; en Thomas Nix,<br />
Rotterdam 195 -195<br />
Jac. Van de Vlis,<br />
Vlaardingen en Joh.<br />
Van Pelt 1960<br />
Lockhorst, Koldewijn,<br />
Van Eijk 1956<br />
Gemeentewerken<br />
Schiedam;<br />
toegeschreven aan L.A.<br />
de Haas 1950<br />
k5 Zwaluwlaan 4 -70 Woningen - Ca. 196<br />
k6<br />
Laan van Spaland 8,<br />
10, 14- 6 Woningen<br />
Nr. 8, 10, 0 en<br />
: Spruijt en Den<br />
Butter nr. 1 : J.<br />
van Eerden (niet<br />
meer oorspronkelijk)<br />
nr. 14: A.D. de Vos<br />
nr. 16: L.P. van der<br />
Gaag<br />
nr. 18: Jac. V.d. Vlis en<br />
Joh. van Pelt<br />
nr. 4: onbekend<br />
nr. 6: onbekend<br />
Nr. 8, 10, 0<br />
en : 196<br />
nr. 1 : 1964<br />
nr. 14:1965<br />
nr. 16:196<br />
nr. 18:1965<br />
nr. 4:196<br />
nr. 6:196<br />
59
60<br />
Schiedam, Kethel<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
k 1<br />
Straat + huisnummers: Iepenlaan 45<br />
Gebouwtype: School, (voormalige R.K. ULO school)<br />
Bouwsysteem / materialen: metselwerk (deels geschilderd) en gewapend beton kolommen, deels houten<br />
en stalen kozijnen, pannendekking.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1952-1953<br />
Kunst / kunstnijverheid: Luidklok hoog in gevel van het gebouw.<br />
Architect / ontwerper: De Jongh en Taen (Utrecht) en Thomas Nix (Rotterdam)<br />
Opdrachtgever bouw: Bestuur van de R.K. Sint. Willibrordus Stichting te Schiedam.<br />
Gebruik na oplevering / heden: School / cultureel centrum, ateliers beeldende kunstenaars<br />
Archief inventarisnummers: GAS T 346, inv.nr. 7312 (1952-125)<br />
Bijzonderheden: Gebouwd als R.K. lagere school: G.L.O. school. Gesitueerd in hart van<br />
Tuindorp Kethel. Lokalen met klasse-bovenlichten (tweezijdig licht), mogelijk<br />
door schuine dakvlak en de lagere afdekking gang. De rijwielberging is in<br />
1954 eveneens door De Jong, Taen en Nix ontworpen.<br />
Cultuurhistorische waarde: De school heeft voor de oud-leerlingen een bijzondere herinneringswaarde<br />
(3,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: Het gebouw is een goed voorbeeld van een gecombineerde bouwwijze met<br />
beton, baksteen en houten bouwmaterialen. Bijzondere relatie<br />
exterieur/interieur: door de wisselende dakhoogte is een bovenlicht in het<br />
klaslokaal ontstaan, waardoor tweezijdig licht in het lokaal valt, kenmerkend<br />
voor na-oorlogse scholenbouw (3,5)<br />
Ensemblewaarde: De stedenbouwkundige ligging van het langgerekte lage volume, omgeven<br />
door tuin en speelplein, min of meer centraal in de wijk. (3,5)<br />
Gaafheid: Architectonisch zijn het exterieur en delen van het interieur nog redelijk gaaf.<br />
3,5)<br />
Zeldzaamheid: Het voormalige schoolgebouw is een van de opvallendste openbare functies in<br />
Tuindorp Kethel (3,5)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een hoge erfgoedwaarde (3,5)<br />
Aanbevelingen: Het gebouw en de situering rechtvaardigen inspanning van eigenaar om de<br />
(semi-)openbare functie van het gebouw te behouden
Schiedam, Kethel<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
k 2<br />
Straat + huisnummers: Schiedamseweg 122 (bij Populierenlaan 7)<br />
Naam Gebouw Hervorm Gemeentecentrum De Rank<br />
Gebouwtype: wijkgebouw met zaal en podium, vergaderruimten<br />
Bouwsysteem / materialen: gevels metselwerk, stalen en betonnen constructie versterkingen, kozijnen en<br />
boeiborden van hout, vlakken oostgevel van Glasal blauw, vloer opgebouwd<br />
uit ‘Kwaaitaal’ vormbeton elementen.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1960<br />
Architect / ontwerper: Jac. van de Vlis, Vlaardingen en Joh. van Pelt<br />
Opdrachtgever bouw: College van Kerkvoogden der Hervormde gemeente in Kethel.<br />
Gebruik na oplevering / heden: Wijkgebouw / kinderdagverblijf<br />
Archief inventarisnummers: GAS T 338, inv nr 54 (1960-169)<br />
Cultuurhistorische waarde: Het gebouw is een bijzondere uitdrukking van een wijkgebouw van een<br />
geloofsgemeenschap in de wijk. (3,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: De esthetische kwaliteiten en materiaalgebruik zijn van een gemiddelde<br />
waarde. (2,5)<br />
Ensemblewaarde: Het gebouw ligt stedenbouwkundig opvallend, bij de entree van de wijk. (3,5)<br />
Gaafheid: Het exterieur van het gebouw is nog grotendeels gaaf. (4)<br />
Zeldzaamheid: Het is een goed voorbeeld van een wijkgebouw in het Tuindorp. (2,5)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een gemiddelde erfgoedwaarde. (3,2)<br />
Aanbevelingen: Het gebouw in zijn huidige staat zoveel mogelijk behouden<br />
61
6<br />
Schiedam, Kethel<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
k 3<br />
Straat + huisnummers: Schiedamseweg 89 – 107 (oneven nummers)<br />
Gebouwtype: Serie van 10 twee-onder-één-kap-woningen met garages.<br />
Bouwsysteem / materialen: Traditionele bouw met gemetselde baksteen muren, gevel verdieping<br />
gepotdekseld, houten vloer- en dakconstructie.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1955 / 1956<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Lockhorst, Koldewijn, Van Eijk<br />
Opdrachtgever bouw: H. van der Kraan’s Bouwbedrijf te Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: in gebruik met oorspronkelijke functie (woningen)<br />
Archief inventarisnummers: GAS T 541, inv.nr. 395 (zonder dossier nr)<br />
Literatuur Lockhorst, Koldewijn, Van Eijk, ‘Tien huizen te Kethel, gemeente Schiedam’,<br />
in: Bouw, 31 oktober 1959, p. 1252-1253.<br />
Bijzonderheden De woonkamers van de rechter woningen zijn op het zuiden georiënteerd, de<br />
linker woningen op het westen. Het artikel in Bouw over de twee-onder-eenkap-woningen<br />
noemt de oorspronkelijke kleurtoepassing: de gevelvlakken<br />
(van de begane grond verdieping) van de woningen en garages zijn wit<br />
geverfd, woonkamerdeuren en garagedeuren zijn donkerblauw geschilderd,<br />
en de houten beschieting van de verdieping is bruin gecarbolineerd<br />
(carbolineum). Opvallend is dat de voortuinen van de woningen in de huidige<br />
situatie nog vrij open zijn, waardoor goed zicht is op deze rij woningen.<br />
Cultuurhistorische waarde: Van gemiddeld belang als voorbeeld van luxere woningtypes in het tuindorp<br />
(2,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: De woningen hebben een hoogwaardige esthetische kwaliteit. (4)<br />
Ensemblewaarde: De woningen vormen een goed ingepaste randbebouwing (‘gouden randje’) in<br />
het tuindorp, waarbij de gestaffelde situering, de twee woningtypes<br />
(orientatie) en het materiaalgebruik een hoogwaardige eenheid vormen. (4)<br />
Gaafheid: Vooral het exterieur van de woningen is nog bijzonder gaaf, waardoor de<br />
eenheid van een hoogwaardige kwaliteit is. (4)<br />
Zeldzaamheid: Voor Schiedam is de gaafheid van deze typologie zeldzaam (3)<br />
Waardestelling: Het ensemble heeft een hoge erfgoedwaarde (3,5)<br />
Aanbevelingen: De originele staat zoveel mogelijk handhaven. Ook de openheid van de tuinen<br />
proberen te bevorderen.
Schiedam, Kethel<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers: Schiedamseweg 77<br />
Gebouwtype: rioolgemaal<br />
Bouwsysteem / materialen: gewapend beton constructie en onderbouw, gevels metselwerk<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1949 / 1950<br />
Kunst / kunstnijverheid: Reliëfsteen in voorgevel.<br />
De reliëfsteen is waarschijnlijk door de dienst zelf ontworpen en door een<br />
ambachtsman van een steenhouwerij uitgevoerd: voorstelling van een ketel,<br />
verwijzend naar de naam van de polder Kethel en het tuindorp waar het<br />
gemaal is gesitueerd.<br />
Architect / ontwerper: Gemeentewerken Schiedam, toegeschreven aan gemeentearchitect L.A. de<br />
Haas<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeente Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: Rioolgemaal / verenigingsgebouw<br />
Archief inventarisnummers: GAS: DGW L4 (fiches) Ontwerp bestek no 228 uit 1949<br />
k 4<br />
Cultuurhistorische waarde: Van belang als onderdeel van de aanleg van de openbare werken voor de<br />
nieuwe, naoorlogse woonwijk Kethel. (3,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van een gemaal naar ontwerp van de Dienst Gemeentewerken<br />
van Schiedam. Zorgvuldig vormgegeven detailleringen en materiaalgebruik,<br />
alhoewel sober ogend, passend bij de functie (4)<br />
Ensemblewaarde: Zichtbaar (bovengronds) element van de grotendeels ondergronds<br />
rioleringssysteem (3)<br />
Gaafheid: Nog bijzonder gaaf exterieur (4,5)<br />
Zeldzaamheid: Het hoofdrioolgemaal voor Kethel (3)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een hoge erfgoedwaarde (3,6)<br />
Aanbevelingen: De originele materialen en detaillering zorgvuldig onderhouden.<br />
6
64<br />
Schiedam, Kethel<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers: Zwaluwlaan 42-70<br />
Gebouwtype: eengezinswoningen met verhoogde begane grond en garage in kelder. Drie<br />
identieke stroken.<br />
Bouwsysteem / materialen: Gewapend betonconstructie en baksteen, mozaïeksteentjes in voorgevel,<br />
metalen balustrade.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: Ca 1963<br />
Architect / ontwerper: Onbekend<br />
Opdrachtgever bouw: D. Baron<br />
Gebruik na oplevering / heden: in gebruik met oorspronkelijke functie<br />
Archief inventarisnummers: T 338, bouwdossier nummer 1963-103 (dossier niet aangetroffen)<br />
Cultuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van een vrij zeldzame typologie in Schiedam: geschakeld<br />
woonhuis in strokenbouw met een verhoogde woonverdieping en de<br />
particuliere garage in de onderbouw. Randbebouwing langs de Zwaluwlaan.<br />
(2,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: Kenmerkende typologie, compositie en materiaalgebruik voor de<br />
wederopbouwperiode. (3,5)<br />
Ensemblewaarde: Door situering een sterke afstemming op de doorgaande Zwaluwlaan (3,5)<br />
Gaafheid: Het gebouw is nog grotendeels gaaf (4)<br />
Zeldzaamheid: Een van weinige, nog gave voorbeelden van deze woningtypologie (3)<br />
Waardestelling: Het complex heeft een gemiddelde erfgoedwaarde (3,3)<br />
Aanbevelingen: Zoveel mogelijk de originele staat behouden.<br />
k 5
Schiedam, Kethel<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
k 6<br />
Straat + huisnummers: Laan van Spaland 8, 10, 14-26<br />
Gebouwtype: Vrijstaande en geschakelde bungalows met garage.<br />
Bouwsysteem / materialen: gemetselde muren<br />
Jaar van ontwerp / bouw: circa 1962 / 1965<br />
Architect / ontwerper: Architect / ontwerper: diverse architectenbureau’s<br />
nr 8, 10, 20 en 22, ontwerp Spruyt en Den Butter, opdracht J. van Dort<br />
(T 338, inv.nr. 73, 1962-106)<br />
nr 12, niet meer oorspronkelijk (oorspronkelijk ontwerp J. van Eeden,<br />
opdracht P. Dijkstra (T 338, inv.nr. 95, 1964-029)<br />
nr 14, ontwerp A.D. de Vos, opdracht J. van Elk (T 338, inv.nr. 113, 1965-157)<br />
nr 16, ontwerp L.P. van der Gaag, opdracht K.H. Oosterhof (T 338, inv.nr. 74,<br />
1962-123)<br />
nr 18, ontwerp Jac. v.d. Vlis en Joh. van Pelt, opdracht A.J. Kranenburg (T 338,<br />
inv.nr. 109, 1965-060)<br />
nr 24, ontwerp onbekend, opdracht D. Baron (bouwdossier nr 1963-105<br />
onvindbaar)<br />
nr 26, ontwerp onbekend, opdracht D. Baron (bouwdossier nr 1963-104<br />
onvindbaar)<br />
Gebruik na oplevering / heden: woningen<br />
Bijzonderheden De bungalows zijn door diverse architectenbureaus ontworpen, maar komen<br />
homogeen over. Gebouwd met min of meer uniforme opzet: één-laags,<br />
verspringende geschakelde kubische volumes, metselwerk gevels en plat dak,<br />
met garage. Soms aan elkaar gekoppeld. Niet alle woningen zijn goed vanaf<br />
de openbare weg te zien, zodat niet goed te zien is of ze nog allemaal<br />
oorspronkelijk zijn. In ieder geval nr 12 is niet meer oorspronkelijk.<br />
Cultuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van woningen voor de hogere inkomengroepen in naoorlogs<br />
Schiedam (4)<br />
Architectuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van een ensemble eenlaagse bungalows uit de naoorlogse<br />
periode (4)<br />
Ensemblewaarde: De bungalows vormen samen een geheel, en zijn bovendien onderdeel van<br />
een buurt met luxere woningen in de wijk (2)<br />
Gaafheid: De architectonische gaafheid van het exterieur is van gemiddelde kwaliteit (2)<br />
Zeldzaamheid: In Schiedam is dit ensemble van eenlaagse naoorlogse bungalows van meer<br />
dan gemiddelde kwaliteit (3)<br />
Waardestelling: Het ensemble heeft een gemiddelde erfgoedwaarde (3)<br />
Aanbevelingen: De hoofdstructuur van het ensemble zoveel mogelijk behouden<br />
Laan van Spaland nr. 8<br />
65
66<br />
2.2.2 Beeldende kunst en bruggen<br />
Beeldende kunst<br />
Schiedamseweg 1 (hoek Iepenlaan), metalen wandplastiek aan de gevel van<br />
de voormalige school, gebogen geschilderd metaal, met de naam De Rank en een<br />
geabstraheerde voorstelling verwijzend naar de zon. Kunstenaar Jaap de Raat,<br />
uitgevoerd door Schellekens Staalbouw, jaartal niet bekend.<br />
Schiedamseweg 77, reliëfsteen aan de gevel van het voormalig Rioolgemaal<br />
Tuindorp-Kethel, met een ketel als voorstelling, vermoedelijk ontworpen door de<br />
dienst gemeentewerken, 1949
Bruggen<br />
Duiker/verkeersbrug over de Molensingel in de Schiedamseweg, 1950<br />
Duiker/verkeersbrug over de Meeuwensingel in de Zwaluwlaan, 1964<br />
Voetbrug over de Meeuwensingel naar de Nachtegaallaan, 1964<br />
67
NIEUWLAND<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
H<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
Dr. Schaepmansingel<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
Burgemeester van Haarenlaan<br />
Troelstralaan<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
S k<br />
G<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
Dr. Wibautplein<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
S k<br />
W.H. Vliegenstr.<br />
Van den Tempelstraat<br />
Van Karnebeekstraat<br />
Cort v. d. Lindenpad<br />
Dr. Kuyperlaan<br />
Nieuwe Damlaan<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
Johan de Wittsingel<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
S k<br />
E<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
Burgemeester Honnerlage Gretelaan<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
0 20 40 60 80 100 Sm k<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
S k<br />
D<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
Mgr. Nolenslaan<br />
Albardastraat<br />
S k<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
0 40 80 120 160 0200 40 m 80 120 160 200 m<br />
Burg. Stulemeijerlaan<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
F<br />
De Wildestraat<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
De Meesterstraat<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
Vlaardingerdijk<br />
Hugo de Grootstraat<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
0 40 80 120 160 200 m S k<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
Tamboerstraat<br />
veld<br />
Schutters-<br />
II<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
Noordvestsingel<br />
Parkweg<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
I kerk<br />
0 40 80 120 160 200 m<br />
‘s-Gravelandseweg<br />
straat, stoep, pad<br />
water<br />
openbaar groen<br />
collectief groen<br />
privé groen<br />
hoogbouw<br />
middelhoogbouw<br />
1:5000<br />
0 20 40 60 80 100 m<br />
S k<br />
Schiedamse Schie<br />
laagbouw, grondgebonden<br />
vooroorlogse bebouwing<br />
nieuwbouw<br />
openbare voorzieningen<br />
winkels<br />
moskee<br />
onderwijsgebouw<br />
samenhangend gebied/wijk<br />
ensemble<br />
bijzondere plek
3 Nieuwland<br />
Ontwerp en ontwerper, oa:<br />
1949-1960: diverse deelplannen voor Nieuwland. Van 1950 tot 1960 was J.M.<br />
Horváth in dienst van gemeente hiervoor verantwoordelijk, daarna voert R.<br />
Fledderus als extern stedenbouwkundig adviseur de supervisie.<br />
1961: Uitbreidingsplan in onderdelen Nieuwland, Dienst Gemeentewerken<br />
Schiedam, vastgesteld door de Gemeenteraad, 8 november 1961; goedgekeurd<br />
door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 1 juni 196 .<br />
Betrokken architectenbureau’s en bouwbedrijven o.a.:<br />
E.F. Groosman i.s.m. bouwbedrijf Muijs en De Winter;<br />
Spruijt en Den Butter i.s.m. bouwbedrijf Muijs en De Winter, winkels en woningen<br />
Mgr. Nolenslaan<br />
3.1 Stedenbouw<br />
3.1.1 Stempels en stroken<br />
Ligging in de stad en begrenzing<br />
Nieuwland vormt de noordwestelijke schil die langs de rand van de binnenstad<br />
ligt. De wijk wordt aan de noordzijde begrensd door de spoorlijn Rotterdam - Hoek<br />
van Holland. Aan de zuidzijde zijn de Noordvest en de Vlaardingerdijk grenzen.<br />
De Schiedamse Schie vormt de oostgrens, terwijl in het westen de grens ligt bij de<br />
Poldervaart.<br />
Culturele en sociale betekenis<br />
Voor Nieuwland en delen ervan zijn in de loop der tijd diverse uitbreidingsplannen<br />
en herzieningen opgesteld. De toelichting op het Uitbreidingsplan in onderdelen<br />
Nieuwland uit 1961 noemt voorafgaande plannen uit 19 5 en 19 9, vervolgens<br />
194 , 1944 en1946 en tenslotte 1960. Cruciaal voor de planvorming is de<br />
annexatie van het grondgebied van de gemeente Kethel en Spaland in 1941.<br />
In de oorlogsperiode is de ervaren architect-stedenbouwkundige ir. A. Siebers<br />
als adviseur enkele jaren in Schiedam werkzaam om aan de nieuwe afdeling<br />
Stadsontwikkeling sturing te geven. In 1944 is het Memorandum over de<br />
stedenbouwkundige ontwikkeling van Schiedam gereed, waarin een algemeen<br />
uitbreidingsplan voor de hele gemeente en een sanering van de binnenstad wordt<br />
neergelegd en getalsmatig onderbouwd. Hierin is de hoofdstructuur van Nieuwland<br />
reeds vastgelegd. Deze omvangrijke nieuwbouwwijk is enerzijds opgezet als een<br />
afronding van een te moderniseren binnenstad aan de noordwestzijde, maar<br />
anderzijds als een stadswijk die zelfstandig kan functioneren.<br />
De daadwerkelijke bouw van Nieuwland start rond 1950, juist in de periode dat<br />
de gemeente Schiedam een stedenbouwkundige als directeur van de afdeling<br />
Stadsontwikkeling in vaste dienst neemt, J.M. Horváth.<br />
Vanwege de naoorlogse omstandigheden met materiaalschaarste, gebrek aan<br />
geschoolde arbeiders en krappe financiën is het plan voor Nieuwland aangepast<br />
aan bebouwing in open blokken die in systeembouw konden worden opgetrokken.<br />
Dit gebeurde per deelplan al naar gelang woningcontingenten ter beschikking<br />
werden gesteld door het Rijk. De omvang van de contingenten is tot 1951<br />
vastgesteld aan de hand van de ‘voortvarendheid waarmee tijdig plannen voor<br />
woningbouw werden ontworpen’ (De Schiedamse Gemeenschap, 1951-195 , p.<br />
107). Na 1951 worden voor drie jaar richtcontingenten vastgesteld, waarvan de<br />
preciese omvang afhangt van de aanwezige financiering.<br />
In 1961, als de voltooiing van Nieuwland in zicht komt, stelt de gemeenteraad voor<br />
de wijk een afrondend uitbreidingsplan in onderdelen vast, waarin de voorgaande<br />
deelplannen en partiële wijzigingen zijn verwerkt.<br />
Nieuwland is in vijftien jaar tijd gebouwd, tussen circa 1950 en 1965. Deze tour<br />
de force onder moeilijke omstandigheden kon plaatsvinden omdat de bebouwing<br />
hoofdzakelijk op grootschalige en gestandaardiseerde wijze tot stand is gekomen.<br />
69
70<br />
Uitbreidingsplan in onderdelen Nieuwland, 1961, dienst gemeentewerken Schiedam (CSO, dossier 10)
7<br />
Blad met profielen, behorend bij het Uitbreidingsplan in onderdelen Nieuwland, 1961,<br />
dienst gemeentewerken Schiedam (CSO, dossier 10)<br />
Uitsnede met de bebouwing van Nieuwland op een<br />
kaart uit 1960. Uit: Gedeeltelijke herziening van<br />
het uitbreidingsplan in hoofdzaak Schiedam, 1960<br />
(Bron: CSO dossier 12)<br />
Pagina met woningtypen in Nieuwland (Bron:<br />
publicatie Key, Woonmogelijkheden en woningvormen<br />
1958, afb 31-32)
Uitzonderlijk is dat een groot deel van de woningen, scholen en winkels slechts<br />
door één bouwondernemer is gerealiseerd, het Rotterdamse bouwbedrijf Muijs<br />
en De Winter (afgekort tot MUWI). Het sloot twee keer met het gemeentebestuur<br />
een vijfjarencontract om 500 woningen te realiseren. Door deze langlopende<br />
contracten was de bouw minder gevoelig voor bureaucratie en vertraging door<br />
Rijksbeleid. Februari 195 startte MUWI de bouw in Nieuwland west, en in 1964<br />
werd de 5000ste woning opgeleverd.<br />
Voor het ontwerp van de bebouwing werkt MUWI voor het merendeel van de<br />
projecten samen met twee architectenbureaus: de Rotterdamse architect E.F.<br />
Groosman (1917-1999) en het Schiedamse bureau Spruijt en Den Butter. Om<br />
de huizenzee uit de grond te stampen maakten de dienst gemeentewerken, de<br />
architecten en het bouwbedrijf gebruik van op grote schaal doorgevoerde reeksen<br />
identieke verkavelingen, gestandaardiseerde bouwmethoden en een beperkte<br />
reeks uniforme plattegronden. Bij deze verkavelingen in stempels is nauwelijks<br />
aandacht voor de specifieke historische landschapskarakteristiek. Er moet<br />
vooral snel en goed worden gebouwd, en daarvoor is het bouwen van uniforme<br />
bouwblokken op rechthoekige bebouwingsvelden bijzonder geschikt.<br />
Lokale periodieken en nationale publicaties besteden geregeld aandacht aan<br />
de nieuwe wijk in de Nieuwlandpolder. In de publicatie Woonmogelijkheden en<br />
woningvormen van de populaire serie Wonen in de lage landen zijn de Muwiwoningen<br />
in Schiedam als voorbeeldprojecten op meerdere pagina’s opgenomen<br />
(Key, 1958, afb 9- ). De stempelverkaveling, die in vele varianten voorkomt,<br />
is zeer karakteristiek voor de naoorlogse periode en is vooral in delen van<br />
Nieuwland-midden nog goed herkenbaar.<br />
De verkaveling in Nieuwland vormt een radicale breuk met de verkavelingswijze<br />
in Schiedam Oost, waar de bouwstroken ingevoegd worden in een vooroorlogs<br />
stedenbouwkundig ontwerp. Het gesloten bouwblok wordt ingeruild voor het open<br />
bouwblok, een verworvenheid van het Nieuwe Bouwen. Horváth, Hongaar van<br />
geboorte, had in de jaren dertig gewerkt op de afdeling Stadsontwikkeling van<br />
de gemeente Amsterdam, waar Cornelis van Eesteren (1897-1988) de scepter<br />
zwaaide. Met zijn medewerkers voltooide hij in 19 4 het beroemde Algemeen<br />
Uitbreidingsplan van Amsterdam, volgens de beginselen van de C.I.A.M, de<br />
internationale vereniging van moderne architecten en stedenbouwers, waarvan<br />
hij van 19 0 tot 1947 voorzitter was. Horváth bracht deze nieuwe denkbeelden<br />
en methoden – licht, lucht en ruimte – mee naar Schiedam en kon er direct mee<br />
aan het werk. ‘De inrichting van Nieuwland is voor een groot deel Horváth’s werk.<br />
Een wijk die sterk afwijkt van het beeld van Schiedam van de jaren dertig. ...<br />
Overal een royaler opzet dan voorheen, meer open ruimte, afwisselend gesloten<br />
straatwanden en woonblokken haaks op de straat geplaatst, met ziet het in alle<br />
Nederlandse steden. Maar het nieuwe Schiedam heeft iets eigens: een rara avis<br />
in onze tijd, waarin de nivellering zich op elk gebied manifesteert.’ Aldus mr. ir. M.<br />
van Praag (1896-1965), een zeer veelzijdig persoon, die bij uitstek in staat was dit<br />
te te beoordelen aangezien hij van 19 0 tot 1961 directeur van de gemeentelijk<br />
woningdienst van Schiedam was. (K. Hazelet, 1960; M.M. van Praag, 1960)<br />
Ook architect Groosman, die intensief met hem samenwerkt aan de bebouwing<br />
in Nieuwland, prijst Horváth (Groosman, 1960) en kwalificeert de nieuwe<br />
wijze van verkaveling als een vooruitgang. In De Schiedamse Gemeenschap,<br />
het lokale tijdschrift dat de gemeenschapsgedachte propageert, meldt hij<br />
over de bouwactiviteiten: ‘De woningbouw staat dusdanig in het centrum van<br />
ieders belangstelling, dat het de scherpe opmerker niet kan zijn ontgaan, dat<br />
de volkswoningbouw na de tweede wereldoorlog weer een belangrijke stap<br />
voorwaarts is gedaan. De woningen zelf zijn in vele opzichten ruimer van opzet<br />
en aan de straten en tussenruimten wordt veel meer aandacht besteed. In Oud-<br />
Mathenesse kan men dit verschil, deze vooruitgang duidelijk zien wanneer men<br />
de Franse-, Finse-, Portugesestraat enzovoort vergelijkt met de nieuwe wijk ten<br />
noorden daarvan langs de spoorlijn.’ (Groosman, augustus 195 )<br />
Aan de vormgeving van de stedenbouwkundige en architectonische ruimte ligt<br />
niet alleen een economisch idee ten grondslag, maar ook een sterke opvatting<br />
over sociale wijkopbouw. Het sociale idee achter Nieuwland is dat de wijk wordt<br />
7
74<br />
Woningen en winkels aan de hoek van de P.J. Troelstralaan en de Van Houtenlaan<br />
Plattegrond drie- en vierkamer-portiekwoningen, ontwerp E.F. Groosman. Bron: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
augustus 1952, p. 92
opgevat als een zelfstandige eenheid. Binnen de wijk kunnen de wijkbewoners<br />
terecht voor vrijwel alle noodzakelijke voorzieningen, zoals winkels, kerken,<br />
recreatie en onderwijs. De wijk wordt opgevat als een afgeronde eenheid, die als<br />
een orgaan functioneert ten opzichte van het stadslichaam. De wijk is opgebouwd<br />
uit buurten. Nieuwland heeft een duidelijk wijkcentrum dat het midden vormt<br />
van de wijk, en twee nevencentra (‘s-Gravelandseweg en Dr. Wibautplein). Aan<br />
deze wijk- en buurtopbouw ligt een uit Amerika afkomstig idee ten grondslag<br />
dat neigbourhoodplanning wordt genoemd, in het Nederlands vertaald: ‘de<br />
wijkgedachte’. De woningen en voorzieningen in de wijk zijn zo opgebouwd dat<br />
tussen de bewoners in de wijk sterke sociale verbanden kunnen ontstaan. Vanuit<br />
dit idee zijn ook diverse typen woningen in de wijk aanwezig voor verschillende<br />
gezinssamenstellingen. Het is de bedoeling dat een bewoner van Nieuwland, van<br />
de wieg tot het graf, in de wijk terecht kan. Daarom wordt een mix van woningtypes<br />
van begin af aan ingepast in het stedenbouwkundig ontwerp. Zo’n combinatie<br />
van woningtypes op een woonveld heeft de benaming ‘wooneenheid’. Met die<br />
wooneenheden worden buurten gevormd, rond een buurtcentrum. De buurten<br />
gezamenlijk vormen de wijk.<br />
De woningen in Nieuwland zijn voor het merendeel bestemd voor de<br />
arbeidersklasse en middenstand. Groosman schrijft in De Schiedamse<br />
Gemeenschap dat in Nieuwland West in 195 de volgende types in aanbouw zijn:<br />
‘Er zijn nu vier woningtypen in uitvoering, respectievelijk geschikt voor drie, vier,<br />
vijf en zes gezinsleden. Uiteraard zit in de vierkamerwoningen nog wel zoveel<br />
reserve, dat daarin met wat goede wil zeven of acht personen kunnen worden<br />
gehuisvest.’ (Groosman, 195 ) De verbeterde huisvesting van de gezinnen,<br />
de welvaart en groei van Schiedam na de oorlog zijn onlosmakelijk met elkaar<br />
verbonden. Om inspiratie op te doen voor de inrichting van de nieuwe woning in<br />
Nieuwland, kunnen de toekomstige bewoners al in 195 , als de eerste bouwfase<br />
van de Muwi-woningen van start gaat, naar het Historisch museum in Schiedam,<br />
waar een tentoonstelling over Goed Wonen is te zien. In de museumzalen is een<br />
modelwoning ingericht, volgens de opvattingen van de stichting Goed Wonen,<br />
die moderne woninginterieurs propageerde. Zowel in de opzet van de wijk als in<br />
de inrichting van de woning staan ‘lucht, licht en ruimte’ hoog in het vaandel. De<br />
nieuwe bevolking dient gezond en gelukkig te zijn.<br />
Het nieuwe stadsdeel ligt dicht tegen de toenmalige bestaande stadskern<br />
aan. Nieuwland werd letterlijk en figuurlijk gezien als de afronding daarvan.<br />
De stapsgewijze uitvoering ervan is in de verslagen ervan in De Schiedamse<br />
Gemeenschap vrij goed te volgen. Journalist Willem O. Duys gaat in 1956, vier<br />
jaar na aanvang van de bouwwerkzaamheden, op verkenning in Nieuwland.<br />
Er staan dan al ‘1500 woningen, bewoond door vele duizenden burgers.<br />
“Nieuwland” is als het ware een stad IN de stad geworden. ... Vijf scholen zijn<br />
reeds klaargekomen en voor nog vijf andere bestaan min of meer vergevorderde<br />
plannen. ... Zo fris en licht als de huizen er zijn, zo zijn ook de winkels, zonder<br />
welke een reusachtig stadsdeel als dit het niet zou kunnen stellen. Voeg bij dit<br />
alles het in aanbouw zijnde wijkcentrum, de prachtige plantsoenen, charmante<br />
singeltjes en frisse groenstroken en wéér komt men tot de conclusie: dit is werkelijk<br />
een hyper-moderne stad-in-de-stad.’ Enkele maanden later juicht Duys dat er<br />
aan de Havendijk, vlak naast de rivier, binnen afzienbare tijd zes flats met ieder<br />
zeven woonlagen komen en langs de Vlaardingerdijk, recht tegenover Wilton-<br />
Feijenoord twee gigantische identieke flatgebouwen, het ‘ei van Columbus’, want<br />
er hoefde maar één ontwerp gemaakt te worden. Hierdoor markeert de hoogst<br />
mogelijk hoogbouw zowel aan de oostelijke (de Grensflat), aan de zuidelijke<br />
als aan de westelijke grens Schiedam. In het oosten, zuiden en westen was<br />
de uitbreidingsmogelijkheid aan het eind van de jaren vijftig vrijwel bereikt. In<br />
de toelichting op het Uitbreidingsplan in onderdelen Nieuwland uit 1961 werd<br />
geconcludeerd: ‘Door dit uitbreidingsplan in onderdelen wordt de oude stad tot aan<br />
de opgeschoven spoorbaan Rotterdam-Hoek van Holland tot één geheel afgerond.’<br />
(archief DSO, dossier 10, p. ). Maar daarmee was Schiedam nog allerminst<br />
voltooid.<br />
75
76<br />
Winkelcentrum Mgr. Nolenslaan (foto 2010)<br />
Detail gevel woonstroken Albardastraat,<br />
Nieuwland midden (foto 2009)
In januari 1958 spoort Groosman de lezers van De Schiedamse Gemeenschap<br />
aan ’op een vrij uurtje eens een paar waterdichte schoenen aan te trekken en<br />
een wandeling te maken door de in aanbouw zijnde woningcomplexen aan de<br />
noordkant van de stad.’ Hij raadt een route van west naar oost aan, waar van<br />
Vlaardingen komend torenflats een ‘waardige entree’ vormen van de stad: ‘Vrijwel<br />
nog nergens in Nederland vindt men de moderne schaal van werken en wonen<br />
in een zo duidelijke relatie tot elkaar.’ Vanaf een derde torenflat aan de Van<br />
Haarenlaan ontwaart het helderziende oog van Groosman de satellietstad Kethel<br />
met 0.000 inwoners, Vlaardingen met 80.000 inwoners, om nog maar te zwijgen<br />
van de grote verkeerswegen, de Benelux-weg en de nieuwe spoorlijn die ‘tussen<br />
de woonwijken door’ hun weg zoeken. (Groosman, 1958)<br />
Systeembouw<br />
In Nieuwland is op grote schaal systeembouw toegepast, hoofdzakelijk het<br />
systeem MUWI. De realisatie van grote aantallen woningen werd vergemakkelijkt<br />
door de bouw te standaardiseren. Door het MUWI-systeem was snel en goedkoop<br />
bouwen mogelijk.Een voorbeeld van de architectonische mogelijkheden van<br />
dit MUWI-systeem is het winkelcentrum met woningen Mgr. Nolenslaan, waar<br />
architectenbureau Spruijt en Den Butter het op overtuigende wijze toepaste.<br />
Het latere in Schiedam op kleine schaal toegepaste Dura-Coignet systeem wijkt af<br />
van het MUWI-systeem. Bij het Dura-Coignet bouwsysteem worden grootschalige<br />
elementen, zoals vloerplaten, wanden en puidelen in de fabriek geprefabriceerd,<br />
met de vrachtwagen naar het werk getransporteerd en met de kraan in het werk<br />
gehesen. Het systeem is oorspronkelijk ontwikkeld in Frankrijk. Groosman heeft<br />
het voor het bouwbedrijf Dura voor Nederland toepasbaar gemaakt. In Nieuwland<br />
zijn aan de M.C.M. de Grootstraat 1-117, -118 en Parkweg 5 -169 Dura-Coignetwoningen<br />
gebouwd, waar de grote schaal van de elementen in de gevels goed<br />
zichtbaar is. (G. Lutke Meijer, 1960)<br />
Programmatische en ruimtelijke typologie<br />
Op het uitbreidingsplan in onderdelen Nieuwland (1961) is de wijk ruimtelijk<br />
geleed in vier buurten van west naar oost. Deze vier delen worden van elkaar<br />
gescheiden door min of meer wigvormige parkstroken waarin de verdraaiing wordt<br />
opgevangen. Dwars door elke buurt loopt een weg in radiale richting: dat zijn de<br />
P.J. Troelstralaan, de Nieuwe Damlaan, de Parkweg en de ‘s-Gravelandseweg.<br />
De buurten zijn ook te herkennen aan de licht verdraaide hoofdrichtingen van de<br />
bebouwingsstroken. De bebouwing is georiënteerd op een optimale bezonning en<br />
is afgestemd op de hoofdontsluitingswegen. In de twee oostelijke buurten zijn de<br />
stroken voornamelijk noord-zuid en oost-west georiënteerd. In de buurten Midden<br />
en West zijn de stroken afgestemd op de radiale richting van respectievelijk<br />
de Nieuwe Damlaan en de P.J. Troelstralaan. Het westelijk deel rond het Dr.<br />
Wibautplein en de bebouwing het dichtste tegen de binnenstad zijn als eerste<br />
gerealiseerd, vanaf omstreeks 1950. De andere buurten zijn later gerealiseerd.<br />
In zijn laatste interview in De Schiedamse Gemeenschap – er zijn dan 4.000 van<br />
de geplande ruim 6. 00 woningen gereed – zegt Horváth dat hij er op let dat<br />
er geen al te grote ruimten ontstaan tussen de flatblokken. Nieuwland is in dat<br />
opzicht ‘gematigd modern’ te noemen. Hij streeft naar ‘een grote eenheid waarin<br />
toch zoveel verscheidenheid wordt gebracht dat elke bewoner zijn eigen wijk en<br />
eigen blok onmiddellijk herkent’. Middelen hiertoe zijn een eigen gerichtheid per<br />
complex van blokken en het beperken van een reeks gelijke blokken tot maximaal<br />
vier. ‘Door de uiteenlopende gerichtheid der wooncomplexen heeft elke wijk een<br />
eigen karakteristieke lichtinval.’ Wel keren in Nieuwland vaste maatverhoudingen<br />
terug, die de wijk een duidelijk apart karakter verlenen. (v.R., De Schiedamse<br />
Gemeenschap, 1960)<br />
Horváth heeft in Nieuwland een heldere ruimtelijke en programmatische structuur<br />
kunnen realiseren. Een groot deel van de voorzieningen is geconcentreerd in<br />
centrale winkelcentra en een voorzieningenstrook. Daarnaast liggen nog over<br />
de buurten verdeeld kleinere winkels en openbare voorzieningen. Belangrijke<br />
ruimte- en structuurbepalende elementen zijn de concentrische en radiale<br />
hoofdverkeerswegen. De Burgemeester Van Haarenlaan is de belangrijkste<br />
77
78<br />
Nieuwland, 1955 (Bron:Schiedam,van boven bekeken 1922-1971)<br />
Nieuwland, 1958 (Bron:Schiedam,van boven bekeken 1922-1971)
verkeersweg door de wijk en vormt een hoofdschakel in de verbinding tussen<br />
Rotterdam en Vlaardingen. Hij is voorzien van een breed singelprofiel,<br />
boombeplanting en een trambaan. Door zijn kromming heeft het de allure van<br />
een parkway. De zuidelijker gelegen Burgemeester Honnerlage Gretelaan loopt<br />
min of meer evenwijdig hieraan en heeft meer een buurtfunctie. Hier langs ligt de<br />
genoemde voorzieningenstrook met een concentratie van scholen. Dwars op de<br />
concentrische wegen staan drie radiaalwegen. De Nieuwe Damlaan verbindt de<br />
binnenstad met Schiedam Noord (oa. Kethel en Groenoord). De Parkweg mondt uit<br />
in het Prinses Beatrixpark. De ’s Gravelandse weg ontsluit het industriegebied ten<br />
westen van de Schie.<br />
Deze breed opgezette wegenstructuur anticipeerde met een vooruitziende blik op<br />
de sterke toename van het gemotoriseerde verkeer in Nederland, zoals zich dat in<br />
de Verenigde Staten al had voorgedaan.<br />
Vanwege doelmatigheidseisen is de wijk grotendeels bebouwd met woningen in<br />
uniforme strokenbouw. De woonblokken staan in een strak orthogonaal grid. Het<br />
merendeel van de woningen is in etagebouw gerealiseerd, variërend van drie, vier<br />
of vijf lagen. Door die uniforme bouw komen de buurten sterk homogeen over.<br />
Tegelijkertijd zijn door de afwisseling in bouwhoogte, oriëntering en strooklengte<br />
ruimtelijk gevarieerde buurten gemaakt. Er zijn verschillende stempels toegepast.<br />
Daarnaast zijn in de wijk oriëntatiepunten aangebracht door hoogteaccenten van<br />
flats in tien tot twaalf lagen. De voorzieningen zoals scholen, kerken en winkels,<br />
vallen op door een afwijkende vorm. Met hoogbouw zijn bewust ruimtelijke ritmes<br />
gecreëerd, bijvoorbeeld met de reeks flats op de winkelstrook in het wijkcentrum<br />
Mgr. Nolenslaan en bij het Nieuwlandplein. Ook langs de doorgaande wegen staan<br />
hoge woongebouwen, als oriëntatiemogelijkheid en ter onderscheiding van de<br />
buurten met etagebouw.<br />
Verkaveling en typologie woningbouw<br />
Het merendeel van de woningbouw in Nieuwland is gerealiseerd als etagebouw<br />
in uniforme reeksen woningen die volgens het bouwsysteem Welschen/MUWI<br />
(vanaf ca 1949) zijn gerealiseerd. Bij de portieketagebouw betreft het vooral<br />
vier woonverdiepingen op een plint. De plaatflats in tien of twaalf verdiepingen<br />
zijn gebouwd met galerijontsluiting. Naast de etagebouw komt ook lagere<br />
woonbebouwing voor. Zo ligt in de noord-westhoek van Nieuwland een buurt<br />
met middenstandswoningen. Meer recent is nieuwbouw gerealiseerd met andere<br />
typologieën en gevarieerde bouwhoogte.<br />
In Nieuwland midden ligt tussen het winkelcentrum Mgr. Nolenslaan en de<br />
voorzieningenstrook langs de Burgemeester Honnerlage Gretelaan een strook met<br />
stempelverkavelingen. Een stempel bestaat uit een lage strook ouderenhuisvesting<br />
evenwijdig aan het winkelcentrum en langs de dwarsstraten twee stroken<br />
portieketagebouw in vier lagen. De dwars op elkaar staande stroken zijn met elkaar<br />
verbonden door een opengewerkt betonnen scherm. Langs de zuidrand, richting<br />
het voorzieningencentrum, is de stempel open gehouden. De woningen zijn in<br />
1956-1960 gebouwd volgens het MUWI-systeem.<br />
Een ander aaneengesloten reeks stempels ligt tegen de spoorbaan tussen de<br />
Nieuwe Damlaan en Piersonsstraat. Het is vanaf 1958 door MUWI gebouwd naar<br />
ontwerp van Spruijt en Den Butter. Achttien garages en zes winkels zijn goed<br />
geïntegreerd met de 1 6 woningen. In de zuid-westelijke strook zijn winkels in de<br />
plint. In de koppen bevinden zich hier en daar garages.<br />
Bij de Burgemeester Stulemeijerlaan en de Burgemeester Gijsenlaan is een<br />
ensemble woningen voor ‘ouden van dagen’, gebouwd omstreeks 1949-1950. Het<br />
omvat twee portiekflats in zes lagen en twee korte strookjes eengezinswoningen<br />
aan de straat. Het is ontworpen door architectenbureau Spruijt en Den Butter,<br />
met veel aandacht voor de detaillering. Zo hebben de half naar buiten stekende<br />
balkons aan één zijde een afgeronde hoek, bekleed met baksteen. De achtergevel<br />
en het interieur zijn gerenoveerd, maar de voor- en zijgevel zijn nog zeer<br />
karakteristiek.<br />
79
80<br />
De enige, nog met de oorspronkelijke functie in gebruik<br />
zijnde naoorlogse kerk in Nieuwland: Magnalia Dei, Albardastraat<br />
67, (foto 2010)<br />
De voormalige Opstandingskerk, Van den Broek en<br />
Bakema, Burgemeester Honnerlage Gretelaan 500, is<br />
recent verbouwd tot wooneenheden (foto 2010)
Een goed voorbeeld van een ensemble Dura-Coignetwoningen is gerealiseerd<br />
tussen Parkweg, Joop den Uyllaan en M.C.M. de Grootlaan. Hier staan nog<br />
drie noord-zuid stroken die na 1959 volgens dit systeem met grootschalige<br />
geprefabriceerde elementenbouw zijn gerealiseerd, naar ontwerp van Groosman.<br />
Woningbouw in kloeke plaatflats is gerealiseerd langs de Burgemeester Van<br />
Haarenlaan en de kruispunten met de radiaalwegen. Groosman ontwierp in<br />
opdracht van MUWI de flat op de hoek Van der Brugghenlaan en Burgemeester<br />
Van Haarenlaan, gebouwd 195 -1956. De flat bood plaats aan honderd huurders,<br />
tien per verdieping. Deze flat is gebouwd volgens het MUWI-systeem: om de<br />
zeven meter is een doorlopende wand aangebracht van ‘sintelbetonholblokstenen’.<br />
De koppen van deze wanden zijn gewapend betonkolommen, die tevens de<br />
loggiawanden vormen. De vloeren zijn van holle betonbalken.<br />
De plaatflat aan het Nieuwlandplein met winkels in de plint, is opgetrokken op basis<br />
van een gewapend betonconstructie. De gevel is levendig door de afwisseling van<br />
transparante en gesloten vlakken in afwisselende materialen. De winkels liggen<br />
als een schijnbaar losse bouwlaag onder het woningengedeelte dat als een apart<br />
opgetild volume op kolommen is geplaatst. Het gebouw is ontworpen door Spruijt<br />
en Den Butter en gerealiseerd in het midden van de jaren zestig. Het is onderdeel<br />
van de voltooiing van de vormgeving van het Nieuwlandplein, zoals de kruising van<br />
de Burgemeester Van Haarenlaan – Nieuwe Damlaan sinds 1964 genoemd wordt.<br />
Aan de overzijde van de Nieuwe Damlaan ligt een laag en breed bouwwerk, een<br />
ontwerp van het architectenbureau W.J. Fiolet. Op een hoge onderlaag liggen een<br />
drietal woonlagen. De gelijkvloerse ruimte wordt ingenomen door een hotel, café<br />
en restaurant, ernaast twee winkels. De zeventien hotelkamers liggen op de eerste<br />
woonlaag, er boven luxe flats van het maisonnette type. Voorts een garagebedrijf<br />
en nog een tankstation. (Het Nieuwlandplein, 1964)<br />
Voorzieningen<br />
Nieuwland heeft een duidelijk wijkcentrum, de winkelrij aan de Mgr. Nolenslaan,<br />
dat het hoofdwinkelcentrum van de wijk is. De andere winkelcentra zijn hieraan<br />
ondergeschikt zoals aan de Parkweg, het Dr. Wibautplein in Nieuwland West en<br />
bij de ’s-Gravelandseweg in Nieuwland Oost. De andere voorzieningen zoals<br />
kerken en scholen liggen rationeel verdeeld over de wijk. De strook met winkels en<br />
woningen tussen de Mgr. Nolenslaan 460-774 en de Colijnstraat is een opvallende<br />
reeks identieke eenheden. Dit expressieve complex is ontworpen door het Spruijt<br />
en Den Butter en gebouwd door MUWI rond 1960. Het laat uitstekend zien wat de<br />
architectonische mogelijkheden van MUWI-systeembouw zijn.<br />
Bij de Parkweg is een rij met winkels in vier losse paviljoens (Parkweg 5 , 106,<br />
160, ca 10). Deze zijn ontworpen door architect C.J.M. Weeber (geb. 19 8),<br />
werkzaam binnen het bureau Groosman. De winkels zijn tegelijk met de woningen<br />
in de stroken er achter (Parkweg 4- 08, even) gebouwd.<br />
Kenmerkend voor de naoorlogse scholenbouw is de bouw van ‘licht- en<br />
luchtscholen’, gebouwen met veel glas in de gevels, geplaatst op ruime<br />
groenstroken, zodat het onderwijs in een gezonde omgeving plaatsvindt. In<br />
Nieuwland is ten zuiden van het wijkcentrum langs de Burgemeester Honnerlage<br />
Gretelaan een voorzieningenstrook met een concentratie van scholen, waarvan<br />
nog enkele oorspronkelijk zijn. Andere scholen liggen verdeeld over de wijk waarbij<br />
de toenmalige lagere scholen en kleuterscholen verdeeld zijn over de buurten,<br />
rekening houdend met bereikbaarheid op loopafstand vanuit de woningen.<br />
De school voor praktijkonderwijs De Wegwijzer aan de Burgemeester Honnerlage<br />
Gretelaan 49 , 494, 496, 498 is een goed voorbeeld van een voormalige<br />
basisschool op een ruime groenstrook. Het gebouw is oorspronkelijk gebouwd ter<br />
huisvesting van drie aparte basisscholen voor speciaal onderwijs (kinderen met<br />
een verstandelijke beperking) en een gezondheidscentrum in het boogvormige<br />
paviljoen. Bijzonder aan dit gebouw is de glazen verbindingsgang tussen de<br />
lokaalvleugels. Dit schoolgebouw, ontworpen door de dienst gemeentewerken<br />
Schiedam en gebouwd in 195 -1955 was een van de eerste scholen in Nieuwland,<br />
en maakte deel uit van de eerste bouwstroom in Nieuwland West.<br />
De scholen voor voortgezet onderwijs liggen langs de hoofdverkeerswegen. Een<br />
81
8<br />
Zicht op een deel van het ensemble met de stempels met<br />
woningen ten noorden van de Burgemeester Van Haarenlaan<br />
in Nieuwland midden (foto 2009)<br />
Scholengemeenschap Schravenlant, Hugo de<br />
Grootstraat 4-6, aanzicht vanaf de singel (foto 2010)<br />
Scholengemeenschap Schravenlant, Hugo de Grootstraat<br />
4-6, bijgebouw (foto 2009)
school voor voortgezet onderwijs, een blikvanger aan een bocht in de singel<br />
van de Burgemeester Van Haarenlaan, is de Openbare school Schravenlant<br />
Atheneum en Havo, Hugo de Grootstraat 4, 6 (met conciërgewoning), ontworpen<br />
en gebouwd in 1957-1967, door C.C. Vollinga van de Rijksgebouwendienst. Het<br />
gebouw met de diverse gebouwonderdelen en buitenruimtes heeft een distincte<br />
architectuur en was oorspronkelijk een gecombineerde Rijks HBS en MMS.<br />
Dit is geen standaardschool, die meerdere keren werd uitgevoerd, maar een<br />
eenmalig ontwerp en bovendien met zorg ingepast in de omgeving. De school<br />
heeft verschillende kanten: een intiem besloten plein, een zichtbare ligging langs<br />
de singel en een meer openbaar plein. Door de afgewogen compositie van de<br />
verschillende volumes, de repeterende glazen puien, die de openingen in het<br />
uniforme en zeer zichtbare betonskelet geheel vullen, en de kleurstelling wit-groenzwart<br />
is het herkenbaar als architectuur uit de wederopbouwperiode.<br />
Op een stedenbouwkundig prominente plaats, namelijk op de hoek van de Nieuwe<br />
Damlaan en de Burgemeester Honnerlage Gretelaan ligt het schoolgebouw<br />
Accent-college. Deze voormalige Christelijke Lagere Technische school, ontworpen<br />
door architectenbureau Swaneveld en Goslinga, is gebouwd tussen 1955-1957<br />
en nog vrij oorspronkelijk. De voorgevel is voorzien van zeer grote betonreliëfs<br />
(ontwerper/kunstenaar niet bekend), die de raamstroken en het tracé van de<br />
verkeersweg accentueren. Het is een van de meest opvallende voorbeelden van in<br />
het gebouw geïntegreerde beeldende kunst in Nieuwland.<br />
De kerken in Nieuwland liggen verspreid over de wijk. Het enige, nog als zodanig<br />
in gebruik zijnde naoorlogse kerkgebouw, is de kerk Magnalia Dei, Albardastraat<br />
67. Deze gereformeerde kerk met voorzieningen voor jeugdwerk is in gebruik sinds<br />
kerstmorgen 196 en verkeert in nog vrij oorspronkelijke staat. Architectenbureau<br />
Swaneveld en Goslinga (tevens ontwerpers van voormalig café-restaurant<br />
Europoort aan de Maasboulevard) ontwierp de kerk als een heldere compositie van<br />
volumes: een kerkzaal, een voorzieningenvleugel en een toren. Kenmerkend is de<br />
materiaaltoepassing met onder meer de betonramen en het houtwerk. Deze kerk<br />
is bereikbaar vanuit de Albardastraat en ligt bij een brug over de singel. Doordat<br />
het gebouw langs de singel ligt, een wandelroute, en op de route ligt naar het<br />
winkelcentrum, ligt de Magnalia Dei-kerk voor buurtbewoners op een zichtbare<br />
plek in de wijk. De open betonnen klokkentoren, die in de as van de Burgemeester<br />
Honnerlage Gretelaan ligt, fungeert als oriëntatiepunt in dit deel van Nieuwland.<br />
De voormalige Opstandingskerk aan de Burgemeester Honnerlage Gretelaan<br />
500 is in 1958 geopend, en gebouwd naar ontwerp van architectenbureau<br />
Van den Broek en Bakema. Het ligt op een uitgelezen locatie op de hoek<br />
van de Burgemeester Honnerlage Gretelaan en de Troelstralaan, waar de<br />
vrijstaande klokketoren en de geheel beglaasde westgevel zich spiegelen in<br />
een waterpartij. Van den Broek en Bakema is een internationaal gerenommeerd<br />
bureau dat vernieuwende architectuur ontwierp. De enige andere kerk die dit<br />
architectenbureau heeft gerealiseerd bevindt zich in Nagele en staat op de<br />
Wereldunesco-lijst. De Nederlands Hervormde Opstandingskerk is na enige jaren<br />
leegstand na 00 verbouwd tot wooneenheden.<br />
Naast de genoemde kerken en scholen zijn nog tal van andere voorzieningen<br />
in Nieuwland gerealiseerd. Noemenswaard zijn de buurtwinkels, eenlaagse<br />
kleine paviljoens voor individuele ondernemers, waarmee binnenterreinen<br />
van wooneenheden worden afgeschermd. Voorbeelden hiervan zijn de vier<br />
paviljoens aan de Parkweg (ontwerp C. Weeber). Een kenmerkende naoorlogse<br />
architectuur heeft het garagebedrijf met woning aan de Burgemeester Honnerlage<br />
Gretelaan 7 (bedrijfsgedeelte) hoek Nieuwe Damlaan (bedrijfswoning). De<br />
functionele dispositie van deze functies in aparte volumes, de zeer zichtbare<br />
constructie en de kleurstelling bestempelen het als een onmiskenbare uiting van<br />
wederopbouwarchitectuur.<br />
Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur<br />
De groenstructuur in Nieuwland kent een grote hoeveelheid openbare<br />
groenvoorzieningen. Stedenbouwkundige Horváth en tuinarchitect Schipper<br />
konden aanknopen bij het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak met de toelichting<br />
8
84<br />
en de wetenschappelijke onderbouwing, neergelegd in het Memorandum over<br />
de stedenbouwkundige ontwikkeling van Schiedam uit 1949. Zij maken het<br />
groensysteem in Nieuwland onderdeel van de hiërarchische opbouw van de<br />
groenstructuur in de hele stad en zijn directe omgeving. Deze verloopt van<br />
groot naar klein: van vrije natuur buiten de stad en één groot stadspark, naar<br />
volkstuinen, sportterreinen, begraafplaatsen, groenstroken, om uit te komen op<br />
wijk- en buurtparkjes en speelterreinen en te sluiten bij openbare binnenterreinen<br />
en privé-tuinen.<br />
In een artikel in De Schiedamse Gemeenschap, ‘Een stadswijk in het groen’,<br />
legt Schipper de betekenis uit van de twintig ha openbaar groen in Nieuwland<br />
en de vele singels en waterpartijen. Zij nemen niet alleen de praktische taak van<br />
de verdwenen poldersloten over om water te bergen. ‘Het water brengt in iedere<br />
park- en plantsoenaanleg een aangename afwisseling en verlevendigt het geheel.<br />
De spiegeling van gebouwen en beplanting in het watervlak, de weerkaatsing<br />
hierin van de zon en de schaduwwerking van langs de oevers aangebrachte<br />
beplantingen hebben hun bekoorlijkheden. Voorts verhogen allerlei watervogels en<br />
siervissen de aantrekkelijkheid van het geheel.’ (J.J. Schipper, 1954)<br />
Vogelvlucht recreatiegebied Nieuwland, nabij de Vlaardingerdijk, J.J Schipper 1954<br />
In Nieuwland zijn de groenvoorzieningen ten noorden van de Vlaardingerdijk<br />
gedacht als wijk- en buurtparkjes en groenstroken. Ze zijn direct of indirect<br />
verbonden met de groene wig die vanuit het buitengebied met onder andere de<br />
Poldervaart diep in het stadscentrum dringt tot aan de Nieuwe Damlaan. Het<br />
groene ensemble In Nieuwland bestaat uit verschillende onderdelen, die direct<br />
aansluiten op Volkstuinencomplex Vijfsluizen en de begraafplaats Beukenhof (zie<br />
het betreffende hoofdstuk): het wandelpark tussen de Dr. Schaepmansingel en<br />
de Vlaardingerdijk, het recente metrostation Troelstralaan, de voormalige R.K.<br />
begraafplaats en een wandelgebied bij de Stulemeijerlaan.<br />
In bovengenoemd artikel schrijft Schipper over het Nieuwlandse recreatiegebied<br />
dat tussen de Vlaardingerdijk, de Burgemeester Van Haarenlaan en de Dr<br />
Schaepmansingel ligt: ‘Staande op de Vlaardingerdijk, die ongeveer 5 meter boven<br />
het niveau van Nieuwland ligt, voelt de beschouwer aanstonds te maken te hebben<br />
met een stadswijk die in poldergebied is gelegen.’ Just dat dijkbeeld wilde hij<br />
daarom behouden.<br />
De meeste doorgaande wegen zijn voorzien van laanbeplanting, zowel de<br />
cirkelwegen als radiaalwegen. Een bijzondere vorm van openbaar plantsoen is<br />
de met bomen beplante en van een singel voorziene parkway, de Burgemeester<br />
Van Haarenlaan. Deze parkway heeft nog een vrij oorspronkelijk karakter. In<br />
radiale richting vormt de Ruijs de Beerenbroucklaan en de Torbeckesingel<br />
een dwarsverbinding met de singel en groenstrook langs de Burgemeester<br />
Honnerlage Gretelaan. Dit versterkt het openbare karakter van de hieraan gelegen<br />
voorzieningen. Door recente transformatie heeft het een deel van het naoorlogse<br />
karakter verloren.
In de woonbuurten zijn de openbare binnengebieden kenmerkend voor de<br />
wederopbouwperiode. In de opzet van Nieuwland is geen sprake van nauwe<br />
straatruimte met nauwelijks groen bij de woning (zoals in Schiedam Oost) of ‘een<br />
huis met een tuin’ (zoals in Tuindorp Kethel), maar van composities van stroken<br />
en blokken op groene velden. De groene binnenhoven zijn oorspronkelijk ingericht<br />
in een landschapsstijl die nauw aansluit bij de vormgeving van het Nieuwe<br />
Bouwen. Als dit groen goed is onderhouden geeft dit veel extra kwaliteit aan de<br />
woongebieden. De structuur met de hoogte en situering van bomen en heggen en<br />
het tracé van paden is in samenhang met de bebouwing ontworpen. Een voorbeeld<br />
hiervan is het wandelpad bij de vier stempels ten zuiden van de Mgr. Nolenslaan.<br />
Tegenwoordig worden binnenterreinen die oorspronkelijk openbaar toegankelijk<br />
waren, vanuit beheersoverwegingen minder openbaar toegankelijk gemaakt.<br />
Het binnenterrein van het ensemble Schuttersveld/Tamboerstraat bijvoorbeeld is<br />
uitsluitend toegankelijk voor bewoners.<br />
Herstructurering<br />
De herstructurering van Nieuwland is in volle gang. Al in 1991 is voor Nieuwland<br />
een beheerplan onpgesteld. Sinds 000 wordt gewerkt met het wijkplan Nieuwland<br />
Vernieuwend Verder (VHP). In 007 is Nieuwland door minster Vogelaar<br />
aangewezen als een van 40 aandachtsgebieden (‘Vogelaarwijken’). De wijk telt<br />
ongeveer 14.000 inwoners, waarvan 60 % allochtoon en 40 % autochtoon (voor<br />
het grootste deel senioren). Wie nu met een geoefend oog door Nieuwland loopt<br />
kan de ingrepen herkennen als een mozaïek van projecten, die een oplossing<br />
bieden per deelgebied, en niet zijn gebaseerd op een analyse van de wijk als<br />
geheel.<br />
De afgelopen jaren zijn veel woningbouwcomplexen gerenoveerd, zoals de<br />
gestaffelde stroken aan de Damlaan, het ensemble rond de Van Kamebeekstraat,<br />
en het Schuttersveld. Soms is de renovatie zeer ingrijpend zoals bij de stroken<br />
aan de Schaepmanlaan en omgeving. Er heeft al veel sloop en nieuwbouw plaats<br />
gevonden. Sinds de bouw van Nieuwland zijn diverse gebieden getransformeerd<br />
door vervangende nieuwbouw, zoals de historiserende woningbouw rond de<br />
Burgemeester Honnerlage Gretehof, de eigentijdse uitstraling van de bebouwing<br />
aan de ’s-Gravenlandse Plas en C. van de Lindelaan. Terreinen liggen braak<br />
waarvoor nieuwe projecten zijn gepland, zoals aan de Noordvestsingel en bij de<br />
Parkweg. Ook de voorzieningen worden in de herstructurering meegenomen. De<br />
metrolijn op het tracé van de Burgemeester Honnerlage Gretelaan is aangelegd.<br />
De RK kerk aan het Lieftinckplein is afgebroken en vervangen door een nieuw<br />
kerkgebouw. Bij de Dr. Schaepmansingel is recent een moskee gebouwd.<br />
Sinds het wijkplan Nieuwland Vernieuwend Verder (VHP, november 000) is de<br />
toekomstige beoogde ontwikkeling gebaseerd op het versterken van drie ringen<br />
of schillen van Nieuwland. In de schil het dichtste tegen het centrum aan kan de<br />
bebouwing het dichtst en meest stedelijk zijn: dit is de binnenstad-schil. Daarna<br />
komt een middenschil, waar de bebouwing minder dicht is: de ‘tuinstad’-schil. De<br />
laatste schil, tegen de spoorlijn aan, is het meeste open. Hier is de gewenste sfeer<br />
‘parkstad’.<br />
Deze visie op de toekomstige transformatie sluit voor een deel aan bij de<br />
naoorlogse structuur van Nieuwland met de twee concentrische wegen. Het<br />
negeert echter de opbouw in stempels en stroken en de drie buurten west,<br />
midden en oost. Om het wederopbouwkarakter van de wijk te respecteren zou bij<br />
transformatie voortbouwen ook op deze hoofdkarakteristieken meer richtinggevend<br />
kunnen zijn. Die hoofdkarakteristieken van de woonvelden zijn de strokenbouw en<br />
de stempelverkaveling, en daarnaast de stroken met losstaande voorzieningen.<br />
Het strookt niet met het oorspronkelijke karakter deze stroken te ‘verstedelijken’.<br />
Bij vervangende nieuwbouw kan de architectuur eigentijds zijn. De historiserende<br />
woningbouw rond de Burgemeester Honnerlage Gretehof is bijvoorbeld een<br />
wezensvreemd element in Nieuwland en zoekt meer aansluiting met de historische<br />
binnenstad. De planvorming rond de Parkweg bouwt wel voort op strokenbouw en<br />
stempels.<br />
85
86<br />
Bronnen:<br />
Gemeentearchief<br />
GAS, T. 8, inv.nr. 19 (1957-015), Opstandingskerk, Burgemeester Honnerlage<br />
Gretelaan 500<br />
GAS, T. 46, inv.nr. 7 05 A, Praktijkschool De Wegwijzer, Burgemeester<br />
Honnerlage Gretelaan 49 -498 (even)<br />
GAS, T. 8, inv.nr. 69, (196 -0 4), Kerk Magnalia Dei, Albardastraat 65, 67, 69<br />
GAS, T. 541, inv.nr. 77- 80, bejaardenwoningen, Burgemeester Stoelemeijerlaan,<br />
Burgemeester Gijsenlaan<br />
GAS, T. 54 , inv.nr. 4 , winkelcentrum en woningen Mgr. Nolenslaan<br />
GAS, T. 54 , inv.nr. 51, woningensemble Loeffstraat, Albardastraat, De Wildestraat,<br />
Mackaystraat, Mgr. Nolenslaan zuid<br />
GAS T 8, inv.nr. 161 (1959-0 ), woningensemble Nieuwe Damlaan-<br />
Piersonstraat<br />
GAS, T. 54 , inv.nr. 78 (A1970-0676), Dura-Coignetwoningen, Parkweg, M.C.M. de<br />
Grootstraat<br />
GAS, T. 54 , inv.nr. 165 (A1970-155 ) (dossier voorontwerp 1960), Schravenlant<br />
Lyceum, Hugo de Grootstraat 4, 6<br />
GAS T 8, inv.nr. 6 (1957-1 4), Life College/Accent College, Nieuwe Damlaan<br />
76<br />
GAS T 8, inv.nr. 84 (196 -06 ), garage en woning Damlaan , Burgemeester<br />
Honnerlage Gretelaan 7<br />
GAS, DGW L7 en L8 (fiches), Rioolgemaal Nieuwland, Albardastraat 8<br />
Cluster Stedelijke ontwikkeling<br />
CSO, dossier 10, Uitbreidingsplan in onderdelen Nieuwland, 1961.<br />
Literatuur<br />
Redactie, ‘Schiedam geeft het voorbeeld’, in: De Schiedamse Gemeenschap, april<br />
1949, p. - ;<br />
Redactie, ‘Centrum voor 1 0.000 mensen. Er ligt een taak voor Schiedam’, in: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, juni 1950, p. 66-67;<br />
E.F. Groosman, ‘Woningbouw systeem Welschen’, in: Forum, 6 (1951), nr 10, p.<br />
79-186;<br />
Redactie, ‘Er komen 800 montagewoningen in Nieuwland’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, november 1951, p. 107-109;<br />
Centraal vrouwencomite, ‘Tentoonstelling “Onze woning”’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, augustus 195 , p. 90;<br />
D. Schwagermann, ‘”Onze woning” huist in het Stedelijk Museum’, in: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, augustus 195 , p. 90-91;<br />
E.F. Groosman, ‘Wat er gebeurt in de Nieuwlandpolder’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, augustus 195 , p. 9 -9 ;<br />
J.J. Schipper, ‘En stadswijk in het groen’, in: De Schiedamse Gemeenschap, juli<br />
1954, p. 8 -8 ;<br />
E.F. Groosman, ‘Twee torenflats in Nieuwland, in: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
december 1954, p. 178-179;<br />
W.O. Duys, ‘Op verkenning door Nieuwland (I), in: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
januari 1956, p. 170-171;<br />
W.O. Duys, ‘Op verkenning door Nieuwland (II)’, in De Schiedamse Gemeenschap,<br />
februari 1956, p. 194-195<br />
E.F. Groosman, ‘Hoog wonen in Schiedam’, in: Bouw, 7 september 1957, p. 878-<br />
884;<br />
E.F. Groosman, ‘Het nieuwe Nieuwland’, in : De Schiedamse Gemeenschap,<br />
januari 1958, p. 199- 00;<br />
A.M. Key, Woonmogelijkheden en woningvormen. Wonen in de lage landen,<br />
Rotterdam 1958;<br />
F. Koffijberg, ‘De Nieuwlandse huisvrouwen krijgen winkelboulevard thuis’, in: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, mei 1958, p. 6 -6 ;<br />
Redactie, ‘De Opstandingskerk’, De Schiedamse Gemeenschap, februari 1958, p.<br />
9- 1;
Van den Broek en Bakema, ‘De opstandingskerk (Ned. Hervormd) Schiedam’, in:<br />
Forum, februari 1959, p. 8 - 87;<br />
R., ‘Schiedamse stadslichaam wordt harmonisch afgerond’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, juni 1960, p.58-60;<br />
K. Hazelet, ‘Mr. Dr. Ir. Marinus Marius van Praag’, in De Schiedamse<br />
Gemeenschap, juli 1960, p.78-80;<br />
Marinus M. van Praag, ‘Horváth de mens –bouwer aan een nieuw Schiedam’, in:<br />
De Schiedamse Gemeenschap, november 1960, p.146-148;<br />
E.F. Groosman, ‘Gewetensvol stedebouwer’, in De Schiedamse Gemeenschap,<br />
november 1960, p 148;<br />
G. Lutke Meijer, ‘Nieuwe huizen rollen binnen’, in: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
december 1960, p. 194-195;<br />
J.R., ‘Bijzondere kerkbouw in Nederland: de Opstandingskerk’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, februari 1958, p. 9- 0;<br />
J. Joedicke, Architektur und Städtebau, Das Werk Van den Broek und Bakema,<br />
Stuttgart 196 ;<br />
Redactie, ‘Het Nieuwlandplein’, in: De Schiedamse Gemeenschap, april 1964, p.<br />
4 -4 ;<br />
A. Wagenaar, ‘5000 muwi-woningen’, in: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
november 1964, p. 174-175;<br />
R., ‘Industriële bouwmethoden. Dura-Coignet’, in: Bouwwereld, januari 1964,<br />
nr 1, p. - 9; Redactie, ‘Magnalia Dei-kerk’, in: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
augustus 1965, p. 110-111;<br />
H. van der Sloot, Een omgeving blij en licht van kleur. De stadsontwikkeling van<br />
Schiedam 1949-1989, Schiedam 1989, o.a. p. 0- 6;<br />
MUWI-Rotterdam (e.a.), De toekomst van de muwi-systeemwoning. Een nieuw<br />
perspectief voor ruim 34.000 woningen, Rotterdam 1990;<br />
J. Singelenberg, Licht en Lucht, Voorbeelden van transformaties van naoorlogse<br />
flatgebouwen, De Balie/SEV 199 , p. 84-89;<br />
Gemeentelijk woningbeheer, Woonkwaliteit vooropgesteld, Schiedam 199 ;<br />
H. Hellinga (e.a.), Ernest Groosman 1917-1999. Bouwer met grenzeloze ambities,<br />
Rotterdam 2001, p. 6- 8;<br />
J. de Heer, ‘Zero kant’, in: U. Barbieri (red. e.a.), Carel Weeber ‘ex’ architect,<br />
Rotterdam 00 , p. 46-47;<br />
VHP/Gemeente Schiedam, Bestemmingsplan Nieuwland 004, Schiedam<br />
september 005;<br />
M. Dicke, Dura Vermeer. 150 jaar ondernemen in de bouw, Rotterdam 005, p.<br />
46-54.<br />
87
88<br />
3.1.2 Waardering<br />
Sterk samenhangende<br />
WIJK of<br />
GEBIED<br />
Nieuwland II Tussen spoorbaan,<br />
Nieuwe Damlaan,<br />
Noordvestsingel,<br />
Parkweg,<br />
Piersonstraat en<br />
Hugo de Grootstraat<br />
ENSEMBLE<br />
stedenbouwkundige en<br />
architectonische kwaliteit<br />
D) Mgr. Nolenslaan<br />
Albardastraat<br />
De Wildestraat<br />
De Meesterstraat<br />
E) Burg. Honnerlage<br />
Gretelaan<br />
F) Burg. Stulemeijerlaan<br />
G)<br />
H)<br />
I)<br />
Bijzondere PLEK<br />
Burg. Van Haarenlaan<br />
Kappeyne vd Coppellolaan<br />
Poldervaartpad<br />
Burg. Van Haarenlaan<br />
Tussen Troelstralaan en Dr.<br />
Schaepmansingel<br />
De hoofdopzet van de nieuwbouwwijk is al vastgelegd in het algemeen uitbreidingsplan voor Schiedam<br />
dat in de oorlogsjaren onder leiding van de traditionalistische architect-stedenbouwer A. Siebers door<br />
medewerkers van de dienst Publiek Werken op papier werd gebracht. Nieuwland vulde het polderland<br />
tussen de Poldervaart, de Vlaardingerdijk, Noordvestsingel, de Schiedamse Schie en de spoorlijn naar Hoek<br />
van Holland. In de traditie van een concentrische stadsopbouw was dit het nog ontbrekende deel van de<br />
ring om Schiedam. De cirkelsegmentvorm van Nieuwland sluit direct aan op de Vlaardingerdijk en Schiedam<br />
West, de Westvest en het oude centrum en Schiedam Oost ter plaatse van de Schiedamse Schie.<br />
Nieuwland is vanaf 1949 uitgevoerd volgens de wijkgedachte: in alle opzichten zelfvoorzienend met een<br />
eigen winkelcentrum en samengesteld uit overzichtelijke gemêleerde buurten, waardoor gemeenschappen<br />
kunnen ontstaan.<br />
De wijk is zowel in de ringrichting als in de radiale richting op heldere wijze gestructureerd door belangrijke<br />
wegen. In lengterichting zijn dat de intercommunale Burgemeester Van Haarenlaan en de over de volle<br />
lengte van de wijk doorgaande Burgemeester Honnerlage Gretelaan. De eerste heeft de breedte van<br />
de Avenue des Champs-Elysées en verbindt de beide buurgemeenten. De tweede loopt langs een<br />
groenstrook waarin een reeks voorzieningen zijn opgenomen. Beide wegen worden begeleid door singels<br />
en waterpartijen. In radiale richting lopen twee wegen die aansluiting geven op de rijksweg A 0. De Nieuwe<br />
Damlaan sluit aan de stadszijde aan op de Nieuwe Haven en ontsluit de nieuwbouwwijken aan gene zijde<br />
van de snelweg. De ’s-Gravenlandseweg vertrekt van de Broervest en voert naar de industrieterreinen aan<br />
de Schie. Tussen beide in ligt de Parkweg, die het hartje van de historische stad verbindt met het Prinses<br />
Beatrixpark en de omliggende sportterreinen.<br />
Het gros van de woonbebouwing bestaat uit open bouwblokken van drie tot vijf lagen, die zijn gegroepeerd<br />
tot wooneenheden in een buurt. De woningbouw is grotendeels uitgevoerd in systeembouw door het<br />
Bouwbedrijf Muys en De Winter (MUWI) en ontworpen door E.F. Groosman en het bureau Spruijt en<br />
Den Butter. De richting van de bebouwing draait in vier stappen mee met de ronding van Nieuwland. De<br />
verandering in richting wordt ‘opgevangen’ door wigvormige groenstroken waarin singels en bijzondere<br />
bebouwing zijn gesitueerd. In het centrum van de wijk, op belangrijke kruisingen en in zichtlijnen staan<br />
hoogbouwflats.<br />
De wijk is rijk aan groenvoorzieningen. Aan de zijde van de Poldervaart is de luisterrijke parkenstrook aan<br />
de voet van de Vlaardingerdijk verbonden met het stadsgoen van het Volkstuinencomplex Vijfsluizen en<br />
vandaar in noordelijke richting met Sportpark Harga en het Beatrixpark langs de Poldervaart. De open<br />
bouwblokken zijn over het algemeen voorzien van fraai collectief groen.<br />
De wijk is gefaseerd uitgevoerd tussen 1949 en 1965. In die periode is op een zeer consistente wijze<br />
doorgewerkt, onder leiding van de gemeentelijke stedenbouwkundige J.M. Horváth (tot 1960), burgemeester<br />
J.W. Peek, wethouder M.J.M. van Kinderen en de directeur van de Gemeentelijke Woningdienst M.M. van<br />
Praag en het hoofd van de Gemeentelijke Plantsoenendienst J.J. Schipper.<br />
Grote delen van de wijk verdienen bijzondere waardering, maar het geheel is door ingrijpende sloop en<br />
vervangende nieuwbouw op vele plaatsen veranderd. De wijk heeft een standaard stedenbouwkundige<br />
kwaliteit.
Sterk samenhangend gebied:<br />
II Nieuwland midden (Tussen spoorbaan, Nieuwe Damlaan, Noordvestsingel, Piersonstraat en Hugo<br />
de Grootstraat<br />
Een stad in de stad<br />
In dit omvangrijke gebied zijn alle kenmerkende ruimtelijke kwaliteiten van Nieuwland op een<br />
samenhangende manier terug te vinden. De opzet van de open bouwblokken zelf, de regelmatige optelling<br />
ervan tot woonbuurten en de ligging van deze buurten aan hoofdverkeerswegen en centrumfuncties is<br />
als bijzonder fraai aan te merken. In het gebied is sprake van een uitgekiende zonering van woningbouw,<br />
gemengde centrumzones, voorzieningenzones, verkeersgebieden, groen- en waterstructuren. De<br />
Monseigneur Nolenslaan is een prachtig voorbeeld van een gemengde centrumzone met winkels en<br />
robuuste woningbouw en de zone ten noorden van de Burgemeester Honnerlage Gretelaan en de singel is<br />
een mooi voorbeeld van een voorzieningenstrook met scholen en kerken. Het gebied kent een rijke variatie<br />
van het open bouwblok. Zo wordt de woonbuurt aan de zuidoostkant van de Nieuwe Damlaan bepaald<br />
door appartementengebouwen in strokenbouw. De blokken aan de Albardastraat, De Wildestraat en De<br />
Meesterstraat bestaan uit U-vormige blokken van verschillende hoogten. De blokken tussen de Colijnstraat<br />
en Burgemeester Van Haarenlaan hebben een hofachtige opzet en het gebied tussen de Burgemeester Van<br />
Haarenlaan en de spoorbaan worden gekenmerkt door een stempelachtige configuratie van bouwblokken<br />
met geknikte wegen en een doorgaande groene ruimte daartussendoor.<br />
De hoofdverkeerswegen door en langs het gebied zijn op een onnadrukkelijke, maar toch bijzonder<br />
effectieve manier, ruimtelijk van elkaar onderscheiden. De Nieuwe Damlaan, met name op het kruispunt<br />
met de Burgemeester Van Haarenlaan, wordt verbijzonderd door hogere gebouwen. De Burgemeester<br />
Van Haarenlaan zelf wordt bepaald door een luisterrijk profiel met groen en water en een ritmische<br />
aaneenschakeling van woonblokken in middelhoogbouw en de prachtige Openbare Scholengemeenschap<br />
Schravenlant. De Burgemeester Honnerlage Gretelaan wordt ook bepaald door een ruime maatvoering<br />
met uitbundig groen en een singel maar het bebouwingsbeeld wordt juist hier gevormd door de<br />
gevarieerde bebouwing van voorzieningen ten noorden van de laan, waaronder het gemaal, de ... kerk en<br />
schoolgebouwen.<br />
Over het geheel kan worden gezegd dat de stedenbouwkundige opzet van en de architectonische<br />
uitdrukking in dit gebied wordt gekenmerkt door afwisselende ritmische motieven. Door deze ritmische<br />
kwaliteit, zowel in de plattegrond van het gebied, de hoogte van de gebouwen als de architectuur, heeft het<br />
gebied een weldadig rustige ruimtelijke werking en wordt het groen één van de hoofdelementen van het<br />
gebied.<br />
Al met al kan dit gebied als een uitzonderlijk geslaagde uitwerking van organische stedenbouw in Schiedam,<br />
maar zelfs daarbuiten gezien worden.<br />
89
90<br />
Hoogbouw hoek Nieuwe Damlaan - Burgemeester Van Haarenlaan, ontwerp Spruijt en Den Butter, ca. 1963
Galerijflats hoek Parkweg - Noordvestsingel<br />
Galerijwoningen en winkels Parkweg<br />
91
9<br />
Waardevol ensemble:<br />
D wijkcentrum Monseigneur Nolenslaan, Spruijt en Den Butter, 1957-1959<br />
Centrumgebied van de wijk<br />
In het hart van de wijk aan de Monseigneur Nolenslaan is een prachtig winkelcentrum gemengd<br />
met woningen gelegen. Het gehele complex, dat zich niet alleen beperkt tot de het robuuste<br />
winkelcomplex met de woningen, loopt tot aan de Albardastraat, De Wildestraat en De<br />
Meesterstraat. In zijn geheel is dit een ontwerp van het Schiedamse architectenbureau Spruijt en<br />
Den Butter.<br />
Het winkelcomplex bestaat uit een open winkelstraat georiënteerd op het zuiden. Dwars op de<br />
winkelruimten zijn, overstekend over de stoep, vier woontorens geplaatst van zes lagen hoog.<br />
De winkelstraat wordt verbijzonderd door een doorgaande luifel waarin gaten zijn aangebracht<br />
die worden versierd door draadstalen gedraaide korven, V-vormige ondersteuningsconstructies,<br />
en kolommen onder de kopgevel van de toren. Bijzonder strategisch zijn bovendien een drietal<br />
poorten naar de straten in het noorden gesitueerd. Al met al wordt door deze elementen een<br />
feestelijke ambiance van winkelen opgeroepen.<br />
Aan de zuidzijde bevinden zich aan de Albardastraat, De Wildestraat, De Meesterstraat een<br />
drietal U-vormige bouwblokken. De blokken evenwijdig aan de Monseigneur Nolenslaan zijn<br />
twee lagen hoog. Deze blokken zijn middels kunstig vormgegeven perforeerde betonnen wanden<br />
verbonden met de dwars daarop staande blokken van drie lagen hoog op een half verdiepte<br />
onderbouw. Aan de overzijde daarvan zijn de blokken vier lagen hoog, eveneens op een half<br />
verdiepte onderbouw.<br />
De straten tussen de blokken, alsook de groene hoven zijn bijzonder mooi geproportioneerd.<br />
De architectuur van alle gebouwen is uiterst zorgvuldig, verfijnd en typisch voor de naoorlogse<br />
periode. De gevels zijn fraaie composities van betonnen elementen, hier en daar voorzien van<br />
relief, en invullingen met lichtgele bakstenen, puien en balkons.<br />
Met recht kan dit complex worden aangemerkt als een bijzonder waardevol ensemble. Zowel de<br />
stedenbouwkundig als de architectonisch kwaliteiten springen bij dit complex direct in het oog.
94<br />
Waardevol ensemble:<br />
E Burgemeester Honnerlage Gretelaan<br />
Voorbeeldige voorzieningenzone<br />
De naoorlogse stedenbouw bedient zich van een duidelijke functionele zonering, zoals zones voor<br />
woningbouw, verkeer, groen en voorzieningen. Het stuk van de Honnerlage Gretelaan tussen de<br />
Nieuwe Damlaan en de Troelstralaan is een mooi voorbeeld van een dergelijke voorzieningenzone.<br />
Hier liggen aan de noordzijde een tweetal scholen en een kerk. Aan de Nieuwe Damlaan ligt in<br />
de knik van de laan de spectaculair vormgegeven voormalige Christelijke Lagere Technische<br />
School (nu Life College) naar een ontwerp van het architectenbureau Swaneveld en Goslinga. De<br />
kunsttoepassing op de gevel en het expressieve architectonische vormenspel zijn beeldbepalend<br />
voor de Nieuwe Damlaan. Meer naar het zuiden ligt de bijzonder gave voormalige basisschool<br />
voor kinderen met een verstandelijke beperking met drie vleugels, die verbonden zijn door een<br />
middengang. Aanvankelijk huisde per vleugel één van de gezindten. Nu is het gebouw in zijn<br />
geheel in gebruik voor het speciaal onderwijs. Het gebouw is ontworpen door gemeentewerken van<br />
Schiedam. Met name de gevels van de klaslokalen zijn met veel reliëf bijzonder fraai uitgewerkt. De<br />
drie vleugels geven bovendien een mooi ritme aan de laan. De laan wordt in het zuiden beëindigd<br />
door de voormalige Nederlands Hervormde Nieuwe Westerkerk naar een ontwerp van J.H. van<br />
den Broek van het architectenbureau Van den Broek en Bakema. Het gebouw ligt aan een riante<br />
waterpartij. De positie van de entree en de losstaande toren, de eenvoudige doosvorm en de<br />
uitgesproken modernistische gevels van beton en glas geven blijk van een bijzonder eigenzinnig<br />
modernistische en functionalistische visie op het eigentijdse kerkgebouw. Dit gebouw heeft niet<br />
alleen op zichzelf een hoge monumentale waarde maar ook in de gehele stedenbouwkundige<br />
setting van de Burgemeester Honnerlage Gretelaan. Dit geldt ook voor de Technische School aan<br />
de Nieuwe Damlaan. Sloop van deze school betekent een grove inbreuk op het gave karakter van<br />
deze voorzieningenzone en zou daarom vanuit cultuurhistorische waarden vermeden dienen te<br />
worden.<br />
Ten slotte wordt aan de hand van dit deel van de Burgemeester Honnerlage Gretelaan tevens<br />
zichtbaar dat de moderne stedenbouw niet alleen functionele argumenten hanteert voor haar<br />
ordenen van de stedelijke ruimte maar dat daarin ook formele aspecten een rol (blijven) spelen.<br />
Zo is de positie van de even verderop gelegen Magnalia Dei kerk en zijn toren zeker niet toevallig<br />
precies in de zichtlijn van de dit deel van de Honnerlage Gretelaan gelegen.
96<br />
Waardevol ensemble:<br />
F Burgemeester Stulemeijerlaan<br />
Naoorlogs stedelijk bouwblok<br />
Tegenover de begraafplaats Manuta ligt een bijzonder wooncomplex van het architectenbureau<br />
Spruijt en den Butter uit 1947-1950. Het complex bestaat uit twee lage rijen eengezinswoningen<br />
evenwijdig aan de Burgemeester Stulemeijerlaan en uit twee kloeke woongebouwen van ieder<br />
zes lagen hoog daar dwars op. Deze woongebouwen waren oorspronkelijk bestemd voor<br />
ouderen. Tussen de twee woongebouwen ligt een collectieve groene ruimte met een breedte van<br />
circa 0 meter. Deze setting heeft een voor Schiedam zeldzame stedelijke kwaliteit die meer weg<br />
heeft van het Berlijnse stadsblok dan van de gebruikelijke Nederlandse bouwblok. De architectuur<br />
is bovendien bijzonder uitgewerkt. zoals afgeronde balkons met speciaal vormgegeven<br />
hekwerken, een uitgesproken dakrand en glazen trappenhuizen met een licht gebogen dak<br />
als beëindiging. De koppen op het zuidwesten zijn heel fraai als voorgevels met balkons en<br />
woonkamerramen uitgewerkt. Het architectonische idioom van het complex doet denken aan<br />
de architectuur van de grensflat op de hoek van de Rotterdamsedijk en de Van Deventerstraat<br />
van het zelfde architectenbureau. De architectuur van dit architectenbureau evolueert in latere<br />
werken, zoals het winkelcentrum aan de Monseigneur Nolenslaan, naar een meer zakelijke<br />
naoorlogse stijl.
Waardevolle plek:<br />
G Burgemeester Van Haarenlaan<br />
Parkway<br />
De Burgemeester Van Haarenlaan is onderdeel van het naoorlogse systeem van<br />
hoofdverkeerswegen om Schiedam, die zijn vormgegeven als ‘parkways’ om de stad. Het profiel<br />
van de laan is met zijn breedte van circa 80 meter bijzonder ruim en luisterrijk te noemen. De<br />
weg is verdeeld in banen voor iedere verkeersdeelnemer, zoals voor auto’s, fietsen en de tram.<br />
De banen voor het verkeer worden van elkaar gescheiden door groene bermen met gras en<br />
bomen. De aan de laan grenzende woonbuurten hebben over het algemeen ook nog een eigen<br />
ventweg. Bovendien bevindt zich aan de noord- en westzijde een fraaie singel. De voetgangers- en<br />
fietsbruggen over deze singel zijn in hun ranke vormgeving, typisch voor de naoorlogse periode.<br />
De bebouwingstypologie van de laan wordt gekenmerkt door een afgewogen compositie van<br />
ritmisch geplaatste woonblokken, scholen en hoogteaccenten. Bijzonder strategisch gelegen is de<br />
naoorlogse flat, ontworpen door Ernest Groosman, in de zuidwesthoek van de laan. De ligging van<br />
deze flat reageert optimaal op de kromming van de Burgemeester Van Haarenlaan aldaar. Men<br />
beleeft de flat frontaal als een plaat-vormig volume, komend vanaf het zuiden en als een ranke<br />
schijf, komend vanuit het noordoosten. Ter hoogte van het kruispunt met de Nieuwe Damlaan<br />
verdicht de laan zich met hogere gebouwen en voorzieningen in de plint, tot een centraal punt<br />
voor de wijk Nieuwland. Bijzonder fraai tenslotte is de ligging van de monumentale Openbare<br />
Scholengemeenschap Schravenlant aan de Burgemeester Van Haarenlaan.<br />
Hoewel de Burgemeester Van Haarenlaan op diverse punten door sloop en vervangende<br />
nieuwbouw is aangetast, is het naoorlogse Parkway karakter nog altijd onverminderd aanwezig in<br />
de ruimtelijke beleving van de laan. Als belangrijke identiteitsdrager van de wijk Nieuwland en het<br />
hoofdwegenstelsel van Schiedam, zal dit karakter ook zeker behouden moeten blijven.<br />
97
98<br />
Waardevolle plek:<br />
H Tussen Kappeyne vd Coppellolaan, Poldervaartpad en burgemeester Van Haarenlaan<br />
Fraai laagbouweiland<br />
Van het totaal geplande aantal woningen van 6.600 voor Nieuwland bestaan er slechts 75 uit<br />
eengezinswoningen, dus circa 1,1 procent. In de uiterste noordwest hoek van Nieuwland bevindt<br />
zich dan ook een zeldzame laagbouwbuurt. De noord- en de zuidrand van het gebiedje worden<br />
gevormd door twee enkelvoudige rijen met halfvrijstaande woningen aan de noordkant van<br />
de Kappeyne van de Coppellolaan en een rij vrijstaande huizen met aangebouwde garages<br />
aan de zuidzijde van de Laan van Spieringshoek. Tussen deze randbebouwing bevinden<br />
zich twee ten opzichte van elkaar gedraaide bouwblokken met laagbouwwoningen. Door de<br />
draaiing van de bouwblokken ontstaan aan de Laan van Spieringshoek twee plantsoenen,<br />
één met een langgerekte vorm in het westen en één met een vierkante vorm in het oosten.<br />
Met name de woningen aan de noordzijde van de Kappeyne van de Coppellolaan hebben de<br />
typische optimistische stijlkenmerken van de naoorlogse architectuur, zoals het flauw hellende<br />
overstekende dak, balkons, een horizontale gevelordening, grote puiinvullingen, en een lichte<br />
kleurstelling van de gevels. Eveneens charmant is het twee lagen hoge oudercomplexje dat<br />
gelegen is tussen de Marchantlaan en de Van der Brugghenlaan. Aan de westkant van de buurt is<br />
de kloeke Scholengemeenschap Spieringshoek gelegen, naar een ontwerp van de Rotterdamse<br />
architect H. Nefkens. Later is bovendien een ietwat overgedimensioneerde sterflat verrezen aan<br />
de Laan van Spieringshoek. Maar ondanks deze toevoeging is de naoorlogse subtiliteit van de<br />
buurt nog bijzonder goed in tact gebleven.
Waardevolle plek:<br />
I Tussen Troelstralaan en Dr. Schaepmansingel<br />
Stedelijke menging op buurtniveau<br />
Bijzonder aan Nieuwland zijn de veel voorkomende kleine bedrijfs- en winkelruimten die<br />
geïntegreerd zijn in de woonblokken. Deze ruimten zijn niet alleen ruimtelijk een verbijzondering<br />
van de straten maar dragen ook bij aan de stedelijke diversiteit van de buurten. De zuidzijde<br />
van de Troelstralaan, met zijn voor die tijd karakteristieke staffeling van gebouwen, is hiervan<br />
een mooi voorbeeld. De voorzieningen zijn bovendien architectonisch verbijzonderd door<br />
etalages, terugspringende entree’s en een overstekend dak. Het ontwerp is van E.F. Groosman.<br />
De woonblokken zijn gerenoveerd en voorzien van gevelisolatie en de binnenterreinen<br />
zijn heringericht. Ondanks deze wijzigingen zijn in het ruimtelijke totaalbeeld nog altijd de<br />
oorspronkelijke intenties voelbaar. Andere straten waarbij voorzieningen geïntegreerd zijn in het<br />
woonblok zijn de Monseigneur Nolenslaan, ten westen van de Nieuwe Damlaan en de Parkweg<br />
tussen de Burgemeester Van Haarenlaan en de Joop den Uyllaan.<br />
99
3.2 Architectuur<br />
Architectuurkaart Nieuwland<br />
(N15)<br />
N6<br />
N14<br />
N13<br />
N5<br />
N12<br />
N10<br />
N1<br />
N9<br />
N11<br />
N8<br />
NIEUWLAND<br />
N3<br />
N4<br />
N7<br />
N2<br />
gebouwen met beperkte erfgoedwaarde<br />
gebouwen met gemiddelde erfgoedwaarde<br />
gebouwen met hoge erfgoedwaarde<br />
bestemmingsplangrens<br />
geïnventariseerd gebouw<br />
gebouwen met gemiddelde erfgoedwaarde<br />
gebouwen met hoge erfgoedwaarde<br />
bestemmingsplangrens<br />
wijkgrens naoorlogse inventarisatie
3.2.1 Architectuur Nieuwland<br />
Nr. op<br />
kaart Adres<br />
n1<br />
n<br />
n<br />
n4<br />
n5<br />
n6<br />
n7<br />
n8<br />
Burgemeester Stulemeijerlaan/Burgemeester<br />
Gijsenlaan Woningen<br />
Oorspronkelijke<br />
Functie Architect/ontwerper Bouwjaar<br />
Spruijt en den Butter,<br />
Schiedam 1947-1950<br />
Parkweg 5 -169<br />
(oneven),<br />
M.C.M. de Grootstraat<br />
1-117 (oneven), -118<br />
(even) Woningen E.F. Groosman, Rotterdam 1959-1965<br />
Mrg. Nolenslaan 460-<br />
774<br />
Winkelcentrum met<br />
woningen<br />
Mgr. Nolenslaan zuid<br />
(oa 141-155, 157-171<br />
oneven)<br />
De Wildstraat,<br />
Albardastraat (1-6 ,<br />
- 6),<br />
Loeffstraat,<br />
De Meesterstraat Woningen<br />
Stroken ten noorden<br />
van de Burgemeester<br />
Van Haarenlaan (tussen<br />
Nieuwe Damlaan<br />
en Piersonstraat) Woningen<br />
Nieuwlandplein 0-7<br />
(even en oneven),<br />
Dr. Kuyperlaan 60-7 Woningen<br />
Parkweg 5 , 106, 160,<br />
10 Winkelpaviljoens<br />
Hugo de Grootstraat<br />
4, 6<br />
n9 Albardastraat 65-69<br />
Schoolgebouw met conciërgewoning<br />
Kerkgebouw met kosterwoning<br />
n10 Albardastraat 8 Elektrisch rioolgemaal<br />
n11<br />
Burgemeester Honnerlage<br />
Gretelaan<br />
7 (garagebedrijf),<br />
Damlaan (woning) Garagebedrijf en woning<br />
n1 Nieuwe Damlaan 76 School<br />
n1<br />
n14<br />
Spruijt en den Butter,<br />
Schiedam 196<br />
Spruijt en den Butter,<br />
Schiedam -<br />
Spruijt en den Butter,<br />
Schiedam 1957-1959<br />
Spruijt en den Butter,<br />
Schiedam Ca. 196<br />
E.F. Groosman,<br />
Rotterdam Ca. 1960<br />
C.C. Vollinga, Rijksgebouwendienst<br />
1967<br />
Swaneveld en Goslinga,<br />
Rotterdam 1961-196<br />
Gemeentewerken Schiedam<br />
(L.A. de Haas) 1950-1951<br />
Spruijt en den Butter, Schiedam<br />
1964<br />
Swaneveld en Goslinga,<br />
Rotterdam 1955-1957<br />
Burgemeester Honnerlage<br />
Gretelaan<br />
49 -498 School Gemeentewerken Schiedam 195 -1955<br />
Burgemeester Honnerlage<br />
Gretelaan<br />
500-51 Kerk, nu woongebouw<br />
Van den Broek en Bakema<br />
(ontwerp Van den Broek)<br />
1958 (in 00 - 00<br />
verbouwd tot 6<br />
wooneenheden)<br />
101
10<br />
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 1<br />
Straat + huisnummers: Burgemeester Stulemeijerlaan / Burgemeester Gijsenlaan<br />
Naam gebouwen: Flat Nieuwland en Koningin Emmaflat, woningbouwcomplex voor bejaarden.<br />
Gebouwtype: ouderenhuisvesting, galerijontsluiting, met lift<br />
Bouwsysteem / materialen: Gewapend beton constructie en metselwerk<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1947-1950 (uitvoering: S.S.N.)<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Spruijt en den Butter, Schiedam<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeente Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: woningen<br />
Archief inventarisnummers: GAS, T 541, inv.nr. 377-380<br />
Bijzonderheid:<br />
De flats zijn gebouwd voor ‘ouden van dagen’, ouderen die nog zelfstandig<br />
kunnen wonen. De meest zuidelijke flat heet “Koningin Emmaflat”, de flat ten<br />
noorden daarvan heet “flat Nieuwland”. Het tuinontwerp is van<br />
plantsoenendienst.<br />
Cultuurhistorische waarde: Het complex is van belang als uitdrukking van het bouwen van voorzieningen<br />
voor ‘ouden van dagen’. Een van de vroegste na-oorlogse voorbeelden van<br />
ouderenwoningen van deze grote schaal in Schiedam (4)<br />
Architectuurhistorische waarde: Van groot belang vanwege de typologie en de zorgvuldige details van de<br />
voorgevels en kopse gevels. Goed voorbeeld van ouderenwoningen in het<br />
oeuvre van architectenbureau Spruijt en den Butter (4)<br />
Ensemblewaarde: De hoge stroken, lage strookjes langs de staat en de binnentuinen, die als een<br />
ensemble zijn ontworpen, vormen een rustige woonbuurt, in aansluiting op de<br />
functie van het complex (4)<br />
Gaafheid: Vooral de voorgevels en kopse gevels van het exterieur zijn gaaf, de<br />
achtergevel is sterk gewijzigd (3)<br />
Zeldzaamheid: Als vroeg naoorlogs voorbeeld van een complex bejaardenwoningen in<br />
Schiedam zeer zeldzaam (5)<br />
Waardestelling: Het complex heeft een hoge erfgoedwaarde (4)<br />
Aanbevelingen: Het ensemble zoveel mogelijk behouden
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 2<br />
Straat + huisnummers:<br />
Parkweg 53-169 (oneven), M.C.M. de Grootstraat 1-117 (oneven), 2-118<br />
(even)<br />
Gebouwtype: woningen en garages<br />
Bouwsysteem / materialen: montagebouw Dura-Coignet, grootschalige prefab elementen; grindbeton,<br />
isolatiebeton, vloerplaten van isolatiebeton, ‘polistirene’, kalkzansteen en in<br />
het werk gestort beton<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1959-1965<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau E.F. Groosman<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeentebestuur van Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: Woningen<br />
Archief inventarisnummers: GAS, T 542, inv.nr. 78 (A1970-0675 t/m 0681), zie ook T 542, inv.nr 24<br />
(dossier A1970-355) en 78 (A1970-0676)<br />
Bijzonderheden Gebouwd volgens het systeem Dura-Coignet, met grootschalige, in de fabriek<br />
geprefabriceerde betonelementen, naar ontwerp van architect Ernest<br />
Groosman. Het beloofde voordeel van dit bouwsysteem voor grootschalige<br />
montagebouw is: de arbeidsbesparing, de verkorting van de bouwtijd, de<br />
lagere prijs. In 1998 zijn asbesthoudende eternietplaten in de gevel van 144<br />
woningen gesloopt (BWT 1998-284)<br />
Cultuurhistorische waarde: Cultuurhistorisch waardevol als voorbeeld van een wooncomplex gebouwd<br />
volgens het systeem Dura-Coignet. (2,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van bijzonder materiaalgebruik (Dura-Coignet) (3)<br />
Ensemblewaarde: De drie stroken en binnenterreinen vormen een samenhangend ritme. (2,5)<br />
Gaafheid: De materiaaltoepassing is nog redelijk gaaf (2,5)<br />
Zeldzaamheid: In nationaal opzicht niet bijzonder (2,5)<br />
Waardestelling: Het complex heeft ene gemiddelde erfgoedwaarde (2,6)<br />
Aanbevelingen: Bij onderhoud onderzoeken of het Dura-Coignet systeem behouden kan<br />
blijven<br />
10
104<br />
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 3<br />
Straat + huisnummers: Mgr. Nolenslaan 460 -774<br />
Gebouwtype: winkelcentrum in plint met woningen in flats daarboven<br />
Bouwsysteem / materialen: Muwi-systeembouw: combinatie van betonskelet, dwarsmuren en vloeren van<br />
Muwi-systeem blokken, gevelvullingen deels van metselwerk.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1959 / 1962<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Spruijt en den Butter, Schiedam<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeentebestuur van Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: Woningen / winkels<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T 542, inv.nr. 42<br />
Literatuur F. Koffijberg, ‘De Nieuwlandse huisvrouwen krijgen winkelboulevard thuis’,<br />
in: De Schiedamse Gemeenschap, mei 1958, p. 62-63.<br />
Bijzonderheden Gebouwd door het Rotterdamse bedrijf Muys en De Winter (MUWI) als<br />
hoofdwinkelcentrum in Nieuwland. Het oorspronkelijke complex bestaat uit<br />
132 woningen en 28 winkels. In het oorspronkelijke ontwerp zijn de<br />
woningen gerealiseerd in 4 flatgebouwen van 6 woonlagen met 24 woningen<br />
(in 1 woonlaag) en 36 woningen in 2 woonlagen boven de winkels. De<br />
flatstroken staan dwars op de hoofdas van de Mgr. Nolenslaan. De meest<br />
oostelijke hoektoren bij de Piersonstraat is later gerealiseerd en behoort niet<br />
tot het oorspronkelijke ontwerp.<br />
Cultuurhistorische waarde: Het belangrijkste winkelcentrum van de wijk Nieuwland. (3,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: Van bijzonder belang in het oeuvre van het Schiedamse architectenbureau<br />
Spruijt en den Butter: het belangrijkste winkelcentrum in een van de meest<br />
kenmerkende naoorlogse wijken van Schiedam. Van belang vanwege de<br />
combinatie van winkels en woningen, gebouwd volgens het MUWI-systeem. (4)<br />
Ensemblewaarde: Van grote betekenis als essentieel onderdeel van de wijk Nieuwland. Door de<br />
bouwhoogte en de compositie van de volumes zeer kenmerkend onderdeel<br />
van de wijk. (4)<br />
Gaafheid: Het complex is nog vrij gaaf. (3,5)<br />
Zeldzaamheid: Qua schaal zeldzaam in Schiedam (3)<br />
Waardestelling: Het complex heeft een hoge erfgoedwaarde (3,6)<br />
Aanbevelingen: Bij onderhoud de originele materialen en kleuren zoveel mogelijk behouden
Mgr. Nolenslaan, winkelcentrum n 3<br />
105
106<br />
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 4<br />
Straat + huisnummers:<br />
Mgr. Nolenslaan zuid (oa 141-155, 157-171 oneven nummers), De<br />
Wildestraat, Albardastraat (1-63, 2-36), Loeffstraat, De Meesterstraat<br />
Gebouwtype: portiek-etagewoningen, ouderenwoningen.<br />
Bouwsysteem / materialen: Muwi-systeembouw: combinatie van betonskelet, dwarsmuren en vloeren van<br />
Muwi-systeem blokken, gevelvullingen deels van metselwerk.<br />
Jaar van ontwerp / bouw:<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Spruijt en den Butter, Schiedam<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeentebestuur van Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: Woningen<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T 542, inv.nr. 51 (A1970-0540 t/m 0542)<br />
Bijzonderheden Het project wordt genoemd: ‘266 woningen, gemeentelijke woningbouw’.<br />
Gebouwd door het Rotterdamse bedrijf Muys en de Winter (MUWI). In 1981 is<br />
een deel van de houten kozijnen vervangen door kunststof kozijnen (BWT<br />
dossier nr 1981-055). De opengewerkte betonnen verbindingsmuur tussen de<br />
stroken is oorspronkelijk, het staat aangegeven op de tekeningen: het is in<br />
een licht gewijzigde vorm uitgevoerd.<br />
Cultuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van een gestempelde wooneenheid, een samenhangende<br />
eenheid met verschillende typen woningen (hier gezinswoningen en<br />
bejaardenwoningen) en het binnenterrein (3,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: Van architectuurhistorische waarde wegens de kenmerkende typologie van de<br />
wooneenheid en hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp (3,5)<br />
Ensemblewaarde: Van waarde vanwege de wijze van verkaveling en als onderdeel van een reeks<br />
van gestempelde eenheden (4)<br />
Gaafheid: Het exterieur van de woningen is nog grotendeels gaaf (4)<br />
Zeldzaamheid: In Schiedam is het een goed voorbeeld van stempelverkaveling (3)<br />
Waardestelling: Het complex heeft een hoge erfgoedwaarde (3,6)<br />
Aanbevelingen: Het complex zoveel mogelijk in de huidige staat behouden
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 5<br />
Straat + huisnummers:<br />
stroken ten noorden van de Burg. van Haarenlaan (tussen Nieuwe Damlaan en<br />
Piersonstraat)<br />
Gebouwtype: 136 woningen, 6 winkels en 18 garages<br />
Bouwsysteem / materialen: Muwi-systeembouw: combinatie van betonskelet, muwi-blokken en gevels van<br />
baksteen; zogeheten televisie-vensters in de kopgevels<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1957-1959<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Spruijt en den Butter, Schiedam<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeentebestuur van Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: Woningen, winkels, garages<br />
Archief inventarisnummers: GAS, T 338, inv.nr. 1613 (1959-022)<br />
Bijzonderheden Het project wordt genoemd: ‘136 woningen, 6 winkels en 18 garages op een<br />
terrein aan de Burgemeester van Haarenlaan’. Gebouwd door het Rotterdamse<br />
bedrijf Muys en de Winter (MUWI). In de plint van de meest westelijke strook<br />
winkels. Kenmerkende televisie-vensters in de kopgevels. Ook inpandige<br />
garages in de kopgevels.<br />
Cultuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van gestempelde wooneenheden: een samenhangende<br />
eenheid van verschillende typen woningen, met garages en binnenterrein op<br />
identieke wijze herhaald. In dit geval zijn incidenteel ook winkelvoorzieningen<br />
in de stempels opgenomen. (3)<br />
Architectuurhistorische waarde: Van architectuurhistorische waarde wegens de kenmerkende typologie van de<br />
wooneenheid en de sobere doelmatige esthetische kwaliteiten van het<br />
ontwerp. (3)<br />
Ensemblewaarde: Van waarde vanwege de wijze van verkaveling en als onderdeel van een reeks<br />
van gestempelde eenheden. (3)<br />
Gaafheid: Het exterieur van het complex is nog grotendeels gaaf. (3)<br />
Zeldzaamheid: Een goed voorbeeld van zeer kenmerkende stempelverkaveling in Schiedam.<br />
(3)<br />
Waardestelling: Het ensemble heeft een gemiddelde erfgoedwaarde (3)<br />
Aanbevelingen: De oorspronkelijke staat bij onderhoud en renovatie zoveel mogelijk<br />
behouden<br />
107
108<br />
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers: Nieuwlandplein 20-73 (even en oneven), Dr. Kuyperlaan 60-72<br />
Gebouwtype: flat met woningen, winkels en garages in de plint.<br />
Bouwsysteem / materialen: gewapend beton, baksteen, waarschijnlijk MUWI-systeem<br />
Jaar van ontwerp / bouw: Ca. 1963<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Spruijt en den Butter<br />
Opdrachtgever bouw: N.V. Bouw- en Exploitatie Mij. ‘Stadhuisplein’<br />
Gebruik na oplevering / heden: Woningen / winkels<br />
Archief inventarisnummers: GAS: geen dossier gevonden.<br />
Bijzonderheden:<br />
Project wordt genoemd: ‘flatgebouw 48 woningen en 6 winkels en 2 winkels<br />
(laagbouw) voor N.V. bouw- en exploitatie Mij “Stadhuisplein”’<br />
n 6<br />
Cultuurhistorische waarde: Het gebouw markeert het Nieuwlandplein op de kruising van twee belangrijke<br />
naoorlogse wegen: de Burgemeester van Haarenlaan (ringweg) de Nieuwe<br />
Damlaan (radiaalweg). (4)<br />
Architectuurhistorische waarde: Het gebouw is van belang vanwege hoogwaardige esthetische kwaliteiten<br />
door de zorgvuldige compositie, detaillering en het materiaalgebruik. (3)<br />
Ensemblewaarde: Het gebouw is van belang als markering van het plein. Landmark aan het<br />
Nieuwlandplein en aan de Burgemeester van Haarenlaan. (4)<br />
Gaafheid: Het gebouw is van belang vanwege de architectonische gaafheid van de<br />
hoofdstructuur en het exterieur. (3)<br />
Zeldzaamheid: Het gebouw heeft een gemiddelde zeldzaamheidswaarde (3,5)<br />
Waardestelling: Het complex heeft een hoge erfgoedwaarde (3,5)<br />
Aanbevelingen: Het complex zoveel mogelijk in de huidige staat behouden.
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 7<br />
Straat + huisnummers:<br />
Parkweg 52, 106, 160, 210<br />
Gebouwtype: winkel-paviljoens aan voet van woonstroken<br />
Bouwsysteem / materialen: MUWI-systeembouw<br />
Jaar van ontwerp / bouw: Ca. 1960<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau E.F. Groosman: ontwerp C. Weeber (in dienst bij Groosman)<br />
Opdrachtgever bouw: MUWI<br />
Gebruik na oplevering / heden: in gebruik met oorspronkelijke functie (winkelruimte)<br />
Archief inventarisnummers: GAS: dossier niet aangetroffen<br />
Literatuur J. de Heer, ‘Zero kant’, in: U. Barbieri (red. e.a.), Carel Weeber ‘ex’ architect,<br />
Rotterdam 2003, p. 46-47<br />
Bijzonderheden Woningbouw is Parkweg (4-50), (54-104), (108-154), (158-206). Een van de<br />
vroegste projecten van de later bekend geworden architect Carel Weeber.<br />
Naast enkele architectuur-historisch belangrijke gebouwen (Peperklip,<br />
Schiegevangenis, Zwarte madonna) , onder andere bekend als voorzitter van<br />
de Bond van Nederlandse Architecten, polemist en columnist<br />
Cultuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van winkelpaviljoens in de voet van woonstroken, ontworpen<br />
door de later bekend geworden architect Carel Weeber (in dienst van<br />
Groosman) (4)<br />
Architectuurhistorische waarde: Van belang als jeugdwerk in het oeuvre van de architect Carel Weeber (4,5)<br />
Ensemblewaarde: onderdeel van een ensemble met woningen en een winkelstrook als<br />
buurtwinkelcentrum aan de Parkweg (3,2)<br />
Gaafheid: De winkels zijn nog in redelijk oorspronkelijke staat (2,5)<br />
Zeldzaamheid: De winkels zijn van een gemiddelde zeldzaamheid (2,8)<br />
Waardestelling: Het ensemble heeft een hoge erfgoedwaarde (3,5)<br />
Aanbevelingen: Bij onderhoud zoveel mogelijk het oorspronkelijke ontwerp en setting<br />
behouden<br />
109
110<br />
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 8<br />
Straat + huisnummers: Hugo de Grootstraat 4, 6<br />
Naam gebouw Openbare Scholengemeenschap Schravenlant<br />
Gebouwtype: schoolgebouw voor voortgezet onderwijs, middelbare school, met conciergewoning.<br />
Bouwsysteem / materialen: gewapend beton en metselwerk<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1957 / 1967<br />
Architect / ontwerper: C.C. Vollinga, Rijksgebouwendienst<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeente Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: Rijks HBS- MMS / Lyceum<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T. 542, inv.nr. 165 (doss. A1970-1552, voorontwerp 1960)<br />
Literatuur J. van Pelt (e.a.), Honderd jaar Rijks Hogere Burgerschool Schiedam, Schiedam<br />
1967<br />
Bijzonderheden Gebouwd ter vervanging van het bestaande HBS in de binnenstad die door<br />
verzakkingen niet meer voor het onderwijs geschikt was. Oorspronkelijk gebouwd<br />
als gecombineerde Rijks HBS (Hogere Burgerschool) en MMS (Middelbare<br />
Meisjesschool) naar ontwerp van de Rijksgebouwendienst. Programma<br />
van eisen in 1957 opgesteld, eerste paal 4 december 1964 en in 1967 in gebruik<br />
genomen.<br />
Cultuurhistorische waarde: Het schoolgebouw, is een typologisch zeer goed voorbeeld van een school<br />
voor voortgezet onderwijs, gebouwd in de naoorlogse periode in Schiedam.<br />
Het gebouw, een voormalige Rijks HBS en MMS, nu in gebruik als lyceum, is<br />
daarnaast van waarde vanwege de hoge belevingswaarde: diverse inwoners uit<br />
Schiedam hebben als leerling de school bezocht. (4)<br />
Architectuurhistorische waarde: Het schoolgebouw is van hoge waarde als voorbeeld van een schoolgebouw<br />
voor voortgezet onderwijs, ontworpen door een architect van de Rijksgebouwendienst<br />
(C.C. Vollinga). Het gebouw is zeer zorgvuldig ontworpen (geen<br />
standaardschool. De verschillende sferen van de buitenruimte rond het gebouw<br />
(singel, entree fietsers, hoofdenree) zijn van belang. (4)<br />
Ensemblewaarde: Het complex van diverse functies ondergebrachjt in aparte volumes, afgestemd<br />
op het schoolplein, de groenaanleg en de ligging aan de singel vormt<br />
een zeer krachtig gehel. (4)<br />
Gaafheid: Zowel de hoofdstructuur als materiaalgebruik zijn nog grotendeels gaaf (4)<br />
Zeldzaamheid: In Schiedam een zeer goed voorbeeld van een naoorlogs onderwijsgebouw,<br />
nationaal gezien minder zeldzaam (2,5)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een hoge erfgoedwaarde (3,7)<br />
Aanbevelingen: Zoveel mogelijk de oorspronkelijke staat behouden.
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers: Albardastraat 65, 67, 69<br />
Naam gebouw Gereformeerde kerk Magnalia Dei<br />
Gebouwtype: kerkgebouw (zaalkerk) met dienstruimten en kosterwoning<br />
Bouwsysteem / materialen: gewapend beton constructie en sierbetonstenen in de gevel<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1961-1962<br />
Kunst: metaalplastieken in interieur en exterieur uitgevoerd door leerlingen van<br />
technische school in Schiedam.<br />
Architect / ontwerper: Swaneveld en Goslinga architecten, Rotterdam<br />
Opdrachtgever bouw: Kerkenraad der Gereformeerde Kerk te Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: kerkgebouw<br />
Archief inventarisnummers: GAS, T 338, inv.nr 69 (doss. 1962/034)<br />
Literatuur Redactie, ‘Magnalia Dei-kerk’, in: De Schiedamse Gemeenschap, augustus<br />
1965, p. 110-111<br />
n 9<br />
Cultuurhistorische waarde: Uitdrukking van een de gereformerde kerk in Schiedam. Grote<br />
herinneringswaarde voor bewoners.<br />
Architectuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van een kerkgebouw in het oeuvre van Swaneveld en Goslinga<br />
architecten. Door de bouwmaterialen kenmerkend gebouw voor de periode.<br />
(3,9)<br />
Ensemblewaarde: Door de situering langs een singel en een route naar het wijkwinkelcentrum<br />
een opvallend gebouw. Door de compositie van samengestelde volumes een<br />
landmark. De toegepaste beeldende kunst ondersteunt de functie van het<br />
gebouw. (3,6)<br />
Gaafheid: Het gebouw is van belang vanwege de gaafheid van exterieur en interieur.<br />
(3,8)<br />
Zeldzaamheid: De enige naoorlogse kerk in de wijk Nieuwland die nog met de<br />
oorspronkelijke functie in gebruik is . (3,5)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een hoge erfgoedwaarde (3,7)<br />
Aanbevelingen: Het complex zoveel mogelijk in de huidige staat behouden<br />
111
11<br />
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 10<br />
Straat + huisnummers: Albardastraat 38<br />
Gebouwtype: elektrisch rioolgemaal<br />
Bouwsysteem / materialen: gevels metselwerk, ‘cementramen’ (betonelementen kozijnen), stalen ramen<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1950-1951<br />
Architect / ontwerper: Gemeentewerken Schiedam, afdeling Bouwkunde, bestek 271<br />
(toeschrijving ontwerp: gemeentearchitect L.A. de Haas)<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeente Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: rioolgemaal<br />
Archief inventarisnummers: GAS: DGW L7 (fiches 1-110) en L8 (fiches 1-102)<br />
Cultuurhistorische waarde: Hoofdgemaal voor de wijk Nieuwland. Van belang als onderdeel van de aanleg<br />
van de openbare werken voor de destijds nieuwe wijk. (2,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van een gemaal naar ontwerp van de Dienst gemeentewerken<br />
van Schiedam. Bijzondere architectonische vormgeving: oogt als een ‘tempel<br />
voor techniek’. (4)<br />
Ensemblewaarde: Ligt op een stedenbouwkundig opvallende plaats aan de singel. Zichtbaar<br />
(bovengronds) deel van een ondergronds systeem. (3)<br />
Gaafheid: Nog bijzonder gaaf exterieur. (3)<br />
Zeldzaamheid: Het hoofd rioolgemaal voor Nieuwland (3)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een gemiddelde erfgoedwaarde (3,1)<br />
Aanbevelingen: De originele materialen en detaillering zorgvuldig onderhouden, ook de<br />
kwetsbare, uit diverse materialen samengestelde raamkozijnen
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 11<br />
Straat + huisnummers:<br />
Burg. Honnerlage Gretelaan 273 (garagebedrijf), Damlaan 2 (woning)<br />
Gebouwtype: Garagebedrijf met verkoopkantoor, onderhoudsruimte en woning<br />
Bouwsysteem / materialen: Combinatie van gewapend betonconstructie met baksteen vullingen, sierbeton<br />
gevelelementen, aluminium pui en redwood houtwerk.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1963 / 1964,.<br />
Architect / ontwerper: architectenbureau Spruyt en Den Butter, Schiedam<br />
Opdrachtgever bouw: D.C. Koster jr., Garagebedrijf Koster. In 1995 verbouwd door Kwik-Fit bv.<br />
Gebruik na oplevering / heden: garagebedrijf Kwik-Fit en woning<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T 338, inv.nr. 84 (doss. 1963-63)<br />
Cultuurhistorische waarde: Van belang als typologisch goed voorbeeld van een garagebedrijf en woning.<br />
(3)<br />
Architectuurhistorische waarde: Van belang als voorbeeld van een garagebedrijf met woning, ontworpen door<br />
het Schiedamse architectenbureau Spruyt en Den Butter. Daarnaast van<br />
belang als hoogwaardig ontwerp. (3,4)<br />
Ensemblewaarde: Ligt aan een singel. (3)<br />
Gaafheid: Het gebouw is van belang vanwege de grote gaafheid. (3,6)<br />
Zeldzaamheid: Het garagegebouw met woning is in nationaal opzicht van gemiddeld belang.<br />
(2.8)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een gemiddelde erfgoedwaarde. (3,2)<br />
Aanbevelingen: De bestaande staat van het complex zoveel mogelijk behouden<br />
11
114<br />
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 12<br />
Straat + huisnummers: Nieuwe Damlaan 762<br />
Naam gebouw School voor voortgezet onderwijs: Life College, Accent College<br />
Oorspronkelijk Christelijke Lagere Technische School.<br />
Gebouwtype: Technische school met theorielokalen, praktijklokalen en gymzaalvleugel.<br />
Bouwsysteem / materialen: gewapend beton constructie, gevels met onder andere schoon metselwerk en<br />
pleisterlaag, houten puien en stalen puien, kap van praktijklokalen met glazen<br />
kap en draadglas.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1955-1957<br />
Kunst: In het interieur oa: natuursteen plastiek in hoofdhal en gekleurd glas in<br />
venster van hoofdhal.<br />
In het exterieur: groot gekleurd betonreliëf in twee delen aan voorgevel<br />
Architect / ontwerper: Swaneveld en Goslinga architecten, Rotterdam<br />
Opdrachtgever bouw: Vereniging van Christelijke Nijverheidsscholen voor Schiedam en omstreken.<br />
Gebruik na oplevering / heden: in gebruik als school voor voortgezet onderwijs (binnenkort leegstand,<br />
mogelijk sloop)<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T 338, inv.nr. 26 (doss. 1957-134)<br />
Cultuurhistorische waarde: Deze VMBO-school is van belang als typologisch goed voorbeeld van een<br />
technische school met verschillende lokalen: zoals technieklokalen,<br />
theorielokalen en gymnastiekzaal. Het gebouw is daarnaast van belang<br />
vanwege de belevingswaarde als schoolgebouw voor inwoners van Schiedam.<br />
(3,6)<br />
Architectuurhistorische waarde: Het gebouw is een goed voorbeeld van een technische school in het oeuvre<br />
van het Rotterdamse architectenbureau Swaneveld en Goslinga. Het is<br />
daarnaast van belang vanwege de zorgvuldige detaillering, zoals de<br />
hoofdentree en de betonreliefs aan de gevel. (3,6)<br />
Ensemblewaarde: De samenstellende eenheden vormen een samenhangende compositie. (3,3)<br />
Gaafheid: Het gebouw is nog grotendeels gaaf (3,3)<br />
Zeldzaamheid: Een schoolgebouw op een stedenbouwkundig zo herkende plaats met<br />
dergelijk opvallende beeldende kunst in de voorgevel, is zeldzaam in<br />
Schiedam (3.8)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een hoge erfgoedwaarde (3,5)<br />
Aanbevelingen: Zoveel mogelijk de oorspronkelijke staat behouden
Schiedam, Nieuwland<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
n 13<br />
Straat + huisnummers: Burg. Honnerlage Gretelaan 492 – 498 (even)<br />
Gebouwtype: basisschool met drie lokaalvleugels en glazen verbindingsgang<br />
Bouwsysteem / materialen: combinatie van gewapend beton, baksteen en houten puien<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1953-1955<br />
Architect / ontwerper: Gemeentewerken Schiedam, afdeling Bouwkunde<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeentebestuur van Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: in gebruik als praktijkschool De Wegwijzer, school voor praktijkonderwijs.<br />
Archief inventarisnummers: GAS, T 346, inv.nr 7205A<br />
Bijzonderheden: Oorspronkelijk in 1955 gebouwd als drie aparte lagere scholen voor kinderen<br />
met een verstandelijke beperking en een medische dienst in de wijk Nieuwland.<br />
Een Protestants-christelijke, Rooms-katholieke en een Openbare ‘school<br />
voor buitengewoon lager onderwijs aan zwakzinnige kinderen’. Elke school<br />
met 6 leslokalen was ondergebracht in een eigen lokaalvleugel. De aparte<br />
medische afdeling was ondergebracht in de boogvormige vleugel aan een<br />
vijver. De glazen verbindingsgang tussen de drie vleugels verbond de medische<br />
afdeling met alle drie de scholen. Deze opzet creëerde diverse besloten<br />
speelpleinen.<br />
Cultuurhistorische waarde: Het schoolgebouw is van belang als een typologisch goed voorbeeld van een<br />
school voor drie denominaties in een gebouw met een gezamenlijke medische<br />
afdeling. (4)<br />
Architectuurhistorische waarde: Architectuurhistorisch is het gebouw van belang vanwege de kwaliteit van het<br />
ontwerp, als een school met gestandaardiseerd opgezette lokaalvleugels, en<br />
lokalen doorstroomt met licht en ruimte. (3,9)<br />
Ensemblewaarde: Door het ritme van de drie vleugels aan de doorgaande weg stedenbouwkundig<br />
een opvallend element (3,7)<br />
Gaafheid: Het gebouw is nog grotendeels gaaf (3,6)<br />
Zeldzaamheid: Een zeldzaam goed onderhouden schoolgebouw in Schiedam, gebouwd volgens<br />
gestandaardiseerde onderdelen typerend voor de wederopbouwperiode.<br />
(3,6)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een hoge erfgoedwaarde (3,8)<br />
Aanbevelingen: Het bestaande gebouw zorgvuldig onderhouden<br />
115
116<br />
Schiedam, Nieuwland<br />
n 14<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers: Burg. Honnerlage Gretelaan 500-512 (even)<br />
Gebouwtype: Voormalig kerkgebouw, verbouwd tot 6 wooneenheden<br />
Naam gebouw Nieuwe Westerkerk, Opstandingskerk<br />
Bouwsysteem / materialen: Gewapend betonconstructie, gevel trilbetonelementen en gedeeltelijk<br />
metselwerk van hardgrauw baksteen.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1956 / 1958 in 2002-2003 verbouwd tot 6 wooneenheden<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Van den Broek en Bakema (ontwerp ban de Broek)<br />
Opdrachtgever bouw: Hervormde gemeente Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: Kerk / woongebouw<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T.338 Inv.nr.19 Doss.nr 1957-015<br />
Literatuur Van den Broek en Bakema, ‘De Opstandingskerk (Ned. Hervormd) Schiedam’,<br />
in: Forum, februari 1959, p. 382-387.<br />
H. Ibelings (red), De functie van de vorm. Van den Broek en Bakema, 1948-<br />
1988, Rotterdam 2000, p. 58-61, 118-119<br />
J.R., ‘Bijzondere kerkbouw in Nederland:de Opstandingskerk’, in: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, februari 1958, p. 229-230<br />
Bijzonderheid:<br />
De voormalige Opstandingskerk is in 2002-2003 verbouwd tot zes<br />
wooneenheden. Verwierf in 2005 de Nationale Renovatieprijs, in de categorie<br />
Woningbouw Herbestemming.<br />
Cultuurhistorische waarde: De voormalige kerk, nu in gebruik als wooneenheden, is van belang als uiting<br />
van de hervormde gemeente van Schiedam. Door de vroegere openbare functie<br />
een hoge belevingswaarde. (4,5)<br />
Architectuurhistorische waarde: Van hoge architectuurhistorische waarde in het oeuvre van de ontwerpers, Van<br />
den broek en Bakema, in die tijd (1956-1958) nationaal en internationaal<br />
toonaangevend. Het ontwerp is zeer typerend voor de wederopbouwperiode.<br />
Van belang vanwege de esthetische waarde als een paviljoen in het groen,<br />
opgebouwd als compositie van grote volumes, water aan de voet, een hoge<br />
sculpturale toren en zorgvuldige materiaaltoepassing. (4,5)<br />
Ensemblewaarde: Het gebouw ligt op een stedenbouwkundig zeer opvallende plaats (landmark),<br />
langs een dijk, aan een van de uiteinden van de voorzieningenstrook langs de<br />
Burg. Honnerlage Gretelaan. (4,5)<br />
Gaafheid: Ondanks de verbouwing nog van grote waarde. De verbouwing is een geslaagd<br />
voorbeeld van herbestemming (2,5)<br />
Zeldzaamheid: Een van de weinige ontwerpen voor een kerk in het oeuvre van dit<br />
toonaangevende architectenbureau, en daarom zeer zeldzaam. (4,5)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft, ondanks de herbestemming, een hoge erfgoedwaarde (4,1)<br />
Aanbevelingen: Bij onderhoud zoveel mogelijk de huidige staat behouden
3.2.2 Beeldende kunst en bruggen<br />
Beeldende kunst<br />
A) Burgemeester Van Haarenlaan 871, ‘olifantje’, Hans Petri, 196 (betonnen<br />
speelobject bij basisschool, vrij plastiek)<br />
B) Burgemeester Van Haarenlaan 954-960, stadsgezicht, kunstenaar niet bekend,<br />
1958, (mozaïek aan gevel van schoolgebouw, met naïeve voorstelling van stad)<br />
C) Albardastraat 67, diverse beeldende kunst, oa metaalplastiek aan gevel en in<br />
interieur van R.K. Kerk Magnalia Dei, ca 196<br />
D) Nieuwe Damlaan 759, ‘geborgenheid’, P. van Stuivenberg (Schiedamse<br />
kunstenaar), 1968 (vrij plastiek bij voorzieningencentrum)<br />
E) Nieuwe Damlaan 76 , titel, kunstenaar, bouw van school 1957, (gekleurd<br />
betonreliëf in gevel school (Life-college/Accent-college)<br />
F) Willem Passtoorsstraat 5 (bij Johan Braakensiekstraat), tegeltableau aan gevel<br />
van schoolgebouw, (ROC Zadkine), met tekst: ‘zie ik verkondig U’, ontwerp H. van<br />
der Jagt, tijdstip van plaatsing 1970<br />
A<br />
C<br />
B<br />
D<br />
117
118<br />
E<br />
F
Bruggen<br />
A) Spoelingbrug over de Noordvest tussen het Spinhuispad en de Parkweg<br />
B) Voetgangersbrug over de Burgemeester Van Haarensingel<br />
A<br />
B<br />
119
GROENOORD<br />
1 0<br />
Smetanalaan<br />
straat, stoep, pad<br />
water<br />
openbaar groen<br />
collectief groen<br />
privé groen<br />
hoogbouw<br />
middelhoogbouw<br />
laagbouw, grondgebonden<br />
vooroorlogse bebouwing<br />
nieuwbouw<br />
openbare voorzieningen<br />
winkels<br />
kerk<br />
moskee<br />
onderwijsgebouw<br />
samenhangend gebied/wijk<br />
ensemble<br />
bijzondere plek<br />
Brederoweg<br />
Borodinlaan<br />
S<br />
Verdistraat<br />
K<br />
Van Beethovenplein<br />
Vivaldilaan<br />
S<br />
Johan Straussplein<br />
Mozartlaan<br />
Jozef Oreliosingel<br />
S k<br />
M<br />
Eduard van Beinumlaan<br />
S<br />
Toon Verheystraat<br />
Laan van Bol ‘Es<br />
S<br />
Bachplein<br />
S<br />
S k<br />
L<br />
S k<br />
N<br />
S k<br />
J<br />
Churchillweg<br />
Hof van Spaland<br />
1:5000<br />
S<br />
Zwaluwlaan<br />
0 20 40 60 80 100 m
4 Groenoord<br />
Ontwerp en ontwerper, oa:<br />
1960: Gedeeltelijke herziening van het uitbreidingsplan in hoofdzaken, Dienst<br />
gemeentewerken Schiedam, september 1960<br />
1964: Uitbreidingsplan in onderdelen Groenoord [midden, zuid en west],<br />
Gemeentewerken Schiedam, vastgesteld door de Gemeenteraad, 4 februari<br />
1964; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 18 november<br />
1964.<br />
1965: Uitbreidingsplan in onderdelen Groenoord Noord, Gemeentewerken<br />
Schiedam, vastgesteld door de Gemeenteraad, 4 mei 1965; goedgekeurd door<br />
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 8 december 1965.<br />
1966: Uitbreidingsplan in onderdelen Randbebouwing Groenoord [West],<br />
Gemeentewerken Schiedam, vastgesteld door de Gemeenteraad, 5 september<br />
1966; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 4 mei 1967.<br />
Ontwerp: vanaf 1960 was Rein Fledderus vaste extern stedenbouwkundig adviseur<br />
voor de gemeente Schiedam<br />
Betrokken architectenbureau’s en bouwbedrijven o.a.:<br />
Bouwbedrijf Muijs en Winter, architectenbureau Swaneveld en Goslinga,<br />
architectenbureau Spruijt en Den Butter, architect Groosman<br />
4.1 Stedenbouw<br />
4.1.1 Licht, groen en ruimte<br />
Ligging in de stad en begrenzing<br />
De wijk Groenoord, in het noordwesten van Schiedam, wordt omgeven door<br />
infrastructuur. De wijk is gebouwd ten noorden van snelweg A 0 en ligt tegen<br />
het tracé van de geprojecteerde A4 naar Delft. Aan de oostzijde wordt de wijk<br />
begrensd door de Churchillweg. In het noorden door de Brederoweg en het<br />
Bachplein.<br />
Culturele en sociale betekenis<br />
Groenoord is de laatste naoorlogse wijk die gerealiseerd is in grootschalige<br />
uniforme bebouwing. In latere wijken in Schiedam-Noord zoals Woudhoek en<br />
Spaland is de bebouwing overwegend lager en minder massaal. Na het overlijden<br />
van stedenbouwkundige J.M. Horváth in 1960 wordt Rein Fledderus extern<br />
adviseur voor stedenbouwkundige aangelegenheden van de gemeente Schiedam.<br />
Groenoord is grotendeels onder zijn supervisorschap tot stand gekomen.<br />
In Groenoord stond snel en goedkoop bouwen voorop. Net als in Nieuwland en<br />
Tuindorp-Kethel, zijn grote delen van Groenoord gerealiseerd door toepassing<br />
van ver doorgevoerde standaardisatie in woningplattegrond en bouwmethode.<br />
De wijk is onderverdeeld in ensembles die volgens een uniforme wijze zijn<br />
verkaveld. Kenmerkend voor Groenoord is de toenemende grootschaligheid van de<br />
complexen van zuid naar noord en west. De flats aan de westrand van de wijk, die<br />
vanwege de langgerekte Z-vormige footprint, de Z-flats worden genoemd, zijn wat<br />
betreft grootschaligheid van de gebouwen het meest extreem. De Z-flats vormen<br />
een lange hoge wand die Schiedam-noord afschermt van de buurgemeente<br />
Vlaardingen.<br />
Stedenbouwkundig is de wijk opgezet als een van de vier kwadranten<br />
van Schiedam-Noord, zoals dat werd getekend in de herziening van het<br />
uitbreidingsplan in hoofdzaken uit 1960. De voorzieningen zijn daarop afgestemd.<br />
In vergelijking met Nieuwland, dat een verdeling in drie buurten kent, met duidelijke<br />
buurt- en wijkcentra, liggen de voorzieningen in Groenoord meer verspreid over de<br />
wijk en wordt ook rekening gehouden met de afstemming op de vier kwadranten.<br />
1 1
Bron: De Schiedamse Gemeenschap, speciaal nummer, 1962<br />
1
1 4<br />
Structuurplan met Groenoord als onderdeel van vier kwadranten in Schiedam Noord, deel van<br />
‘Gedeeltelijke herziening van het uitbreidingsplan in hoofdzaak Schiedam, 1960 (CSO dossier<br />
12)<br />
‘Matenplan woningbouw Groenoord-midden’, 1964 (CSO dossier 12)
Groenoord is grotendeels in de jaren zestig gebouwd. Het meest zuidelijke deel,<br />
ten zuiden van de Laan van Bol‘Es, is als eerste gerealiseerd, tussen circa 1960<br />
en 1965. Voor de verkaveling en bebouwing van andere delen worden al voor 1965<br />
plannen gemaakt, maar de uitvoering daarvan of herzieningen komen na 1965 tot<br />
stand. Strikt genomen is een deel van Groenoord dus na 1965 gerealiseerd en<br />
behoort formeel niet tot de wederopbouwperiode, waar doorgaans de jaren 1940-<br />
1965 mee wordt aangeduid.<br />
Op donderdag oktober 1964 wappert er voor een flat aan de Willem<br />
Pijperstraat de witte MUWI-vlag. Dit ter gelegenheid van de 5000ste woning<br />
die het Rotterdamse aannemingsbedrijf in Schiedam oplevert. Ter gelegenheid<br />
daarvan publiceert De Schiedamse Gemeenschap twee interviews. Het eerste<br />
is met M.J.M. van der Kinderen, de wethouder die vanaf 1951 deel uitmaakt van<br />
het college van burgemeester en wethouders. Hij klaagt over de moeizame start<br />
van de bouw in Groenoord net als 10 jaar eerder in Nieuwland. Nu ligt het aan<br />
de hoge rentestanden en aan de grote vraag naar vrijesectorwoningen, ‘waar er<br />
in Groenoord eigenlijk helemaal geen plek is voor de vrije sector’. Uitkomst moet<br />
een tweede meerjarencontract voor 500 woningen met MUWI bieden, de vaste<br />
aannemer waarmeee de gemeente al 15 jaar samenwerkt, ‘een bedrijf dat we<br />
hebben zien groeien, zoals zij ons hebben zien groeien’.<br />
Het tweede interview is met de tweeënzeventig jarige Dirk de Winter sr., die in<br />
1941 een samenwerking aanging met D. Muijs. Deze selfmade man klom op van<br />
krullenjongen tot concernleider, die met 1000 man personeel na de oorlog in twintig<br />
jaar 0.000 woningen en 00 scholen bouwde: ‘Alles wat ik geleerd heb, heb ik zelf<br />
betaald. ... Ik heb voor miljoenen zelf getekend. Ik doe het nog.’ (A. Wagenaar, De<br />
Schiedamse Gemeenschap, november 1964)<br />
Vierenhalf jaar later is Groenoord inderdaad bijna gereed. In De Schiedamse<br />
Gemeenschap verschijnt een kritische beschouwing over Groenoord van de<br />
hand van een bewoner: ‘Groenoord is hard op weg het grote zorgenkindje van<br />
Schiedam te worden. Steeds meer mensen gaan zich met de patiënt bezighouden.<br />
De bewoners zelf gaan zich roeren.’ Waaraan ligt dat? Niet aan de woningen<br />
op zich, maar wel aan de woningdichtheid. In plaats van de voorgenomen 00<br />
woningen zijn er 4500 gebouwd. Dit zou te wijten zijn aan de ‘de enorm hoge<br />
funderingskosten in een grond die tot de slechtste van ons land behoort. ...<br />
Zo is dat plan ingekrompen tot wat het nu is. Wat al op het kantje af was, blijkt<br />
nu net aan de negatieve zijde te zijn gekomen.’ Het ligt ook aan de pleinen.<br />
‘Groenoord ademt niet’, luidt de volgende klacht, die alleen opgelost kan worden<br />
door een ‘pleinoloog’. Ook de contrasten met de omgeving zijn te sterk. De<br />
schrijver ziet de kostbare bungalows in Kethel ‘verpletterd’ worden door de<br />
Groenoordse Elementumflats. En tenslotte ontbreken er voorzieningen: ‘Kan<br />
een gemeentebestuur anno 1969 een wijk bouwen zonder hart, zonder een<br />
trefcentrum, zonder communicatiemogelijkheden?’ (H. Willemse, De Schiedamse<br />
Gemeenschap, maart 1969) Dit is het begin van een jarenlange discussie, die in<br />
Groenoord zelf pas na 000 geleid heeft tot grotere transformaties in de wijk.<br />
Als gevolg van de in de loop der tijd veranderde bevolkingssamenstelling staan<br />
de oorspronkelijke woningtypes en voorzieningen onder druk. Toen begin jaren<br />
zestig de eerste bewoners in de woningen in Groenoord trokken, waren dat voor<br />
het merendeel starters. In het huidige Groenoord woont nog een groot deel van<br />
die oorspronkelijke bewoners. Het gevolg is dat de wijk sterk is vergrijsd en de<br />
behoefte aan voorzieningen en woningen is veranderd.<br />
Programmatische en ruimtelijke typologie<br />
De verkaveling in Groenoord is onder te verdelen in vier buurten – Zuid, Midden,<br />
West en Noord – met ieder een eigen ruimtelijke typologie. De woningbouw is<br />
gerealiseerd in reeksen identieke wooneenheden in hoofdzakelijk strokenbouw.<br />
In Goenoord-Zuid en -Midden zien we een doorontwikkeling van de stempels<br />
zoals die in Nieuwland werden toegepast, in Groenoord-West en -Noord is meer<br />
sprake van stroken op velden dan van bebouwing rond binnenterreinen, zoals<br />
in Nieuwland. De bebouwingseenheden verschillen per buurt. In Groenoord<br />
is de woningbouw in enkele opzichten anders dan in Nieuwland. Er is meer<br />
1 5
Overzicht van de collectieve voorzieningen in Groenoord,<br />
situatie in 2003 (uit: BGSV, Bestemmingsplan<br />
Groenoord 2003, p. 26)<br />
De Schiedamse Gemeenschap, april 1966, p. 33<br />
1 6<br />
‘Wegprofielen behorend bij het uitbreidingsplan in onderdelen<br />
Groenoord’, 1963 (CSO dossier 12)
hoogbouw en er zijn meer eengezinswoningen met privétuinen. Een deel van de<br />
buurten is in etagebouw van vier lagen verkaveld, maar wordt afgewisseld door<br />
hogere bebouwing in bijvoorbeeld acht of dertien lagen of juist door laagbouw. In<br />
Groenoord-Noord en -West is vaak uitsluitend hoogbouw toegepast.<br />
Anders van in Nieuwland worden in Groenoord met de stroken soms haken<br />
gevormd (L-vormige footprint) of schuin ten opzichte van elkaar aaneen<br />
geschakeld, zodat een langgerekte Z-vorm ontstaat: de vijf Z-flats langs de<br />
west- en noordrand, die als een scherm werken. Door deze schaalvergroting en<br />
schakeling treedt er ook in de ruimtevorming een schaalvergroting op en tevens<br />
een vervloeiing van de hoven in elkaar.<br />
Een torenflat met ouderenwoningen aan het van Beethovenplein markeert de<br />
wijkrand langs de A 0 en de geprojecteerde A4 aan het Kethelplein. Door de<br />
meerdere typen woningen is de spronkelijke wijk geschikt voor kleine en grote<br />
gezinnen en voor ouderen. De voorzieningen in Groenoord liggen incidenteel<br />
verspreid over de wijk, als paviljoenachtige, losse bebouwing op ruime kavels.<br />
Verkaveling en typologie woningbouw<br />
De meest zuidelijke buurt, zoals gezegd het oudste deel van Groenoord,<br />
bestaat oorspronkelijk uit wat betreft hoogte en functie gemêleerde bebouwing<br />
zoals eengezinshuizen, winkelhuizen, bejaardenwoningen in twee woonlagen,<br />
meergezinshuizen in drie en vier woonlagen op onderbouw, garageboxen en een<br />
kleine bedrijfsruimte. Deze functies zijn ondergebracht in verschillende stempels<br />
met strokenbouw in verschillende hoogtes die oorspronkelijk in reeksen op<br />
identieke wijze zijn toegepast.<br />
De bouw van Groenoord-Midden startte circa 1965. De woningstroken in dit<br />
gebied zijn gebouwd door MUWI, naar ontwerp van twee architectenbureaus.<br />
In het oorspronkelijk ontwerp voor Groenoord-Midden domineren stempels met<br />
strokenbouw in twee typen. De hogere stroken galerijflats in 8 bouwlagen (7<br />
woonverdiepingen en garages of bergingen in de plint), zijn hoofdzakelijk in oostwest<br />
richting geplaatst. Deze zijn alle ontworpen door het bureau Swaneveld<br />
en Goslinga. De lagere strookjes van vier bouwlagen, consequent met drie<br />
woonverdiepingen en plint, zijn noord-zuid georiënteerd. Deze stroken zijn<br />
ontworpen door het bureau Spruijt en Den Butter. De stroken zijn toegepast is<br />
stempels en zijn spiegelbeeldig ten opzichte van de centrale as, de Eduard van<br />
Beijnumlaan, uitgevoerd.<br />
In Groenoord-West zijn vanaf de tweede helft van de jaren zestig Z-flats<br />
gerealiseerd. Deze galerijflats aan de rand van de wijk zijn na 1965 in een<br />
gewijzigd uitbreidingsplan toegevoegd. In het uitbreidingsplan van 1964 waren ze<br />
in deze vorm nog niet zo gedacht. Wel is hier van begin af aan een rand met hoge<br />
bebouwing geprojecteerd. De Z-flats zijn dertien verdiepingen hoog. De huurflats,<br />
ontworpen door architect E.F. Groosman met gebruikmaking van het systeem<br />
MUWI, hebben twee woningtypes: er zijn uitsluitend twee- en vijfkamerwoningen.<br />
De rand van de wijk wordt verder nog gemarkeerd door de torenflat met<br />
twintig verdiepingen ten zuiden van deze strook met plaatflats. Deze flat, de<br />
Heijermansflat, aan het Van Beethovenplein is bestemd voor ouderenwoningen.<br />
Groenoord-Noord is typologisch het meest gemêleerd. Langs de noordrand ligt een<br />
ensemble met nog twee Z-flats die een wand vormen. Daarnaast zijn gevarieerd<br />
verkavelde ensembles met geclusterde eenheden rond het Bachplein, het Johan<br />
Straussplein, drie haken bij de Verdistraat en omgeving, en het buurtje bij de<br />
Smethanalaan.<br />
Voorzieningen<br />
In het uitbreidingsplan voor Groenoord zijn de centrale voorzieningen verdeeld<br />
over de wijk. De scholen staan als losse bebouwing op groene velden.<br />
Een concentratie hiervan is te vinden in de groene kamer in het hart van<br />
Groenoord-Midden: de Toon Verheystraat. De winkels zijn voor het grootste deel<br />
ondergebracht in eenlaagse paviljoens. Op de hoek Vivaldilaan/Borodinlaan is<br />
een eenlaags winkelcentrum. Bij het Bachplein, tegenover het Hof van Spaland, is<br />
een voorzieningencentrum als een conglomeraat van gebouwen met onder meer<br />
medische dienstverlening, bibliotheek en winkels. Langs de Laan van Bol‘Es, als<br />
afsluiting van de Eduard van Beijnumlaan, is een nieuw centrum geprojecteerd.<br />
1 7
1 8<br />
Een van de karakteristieke stempels met woningbouw in Groenoord-Midden, (foto 2009)<br />
Een van de Z-flats in Groenoord-West (foto 2009)
In 006 is de R.K. St. Martinuskerk, in 1966-1967 gebouwd naar ontwerp van de<br />
Rotterdamse architect W.J. Fiolet langs de Churchillweg, afgebroken.<br />
Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur<br />
Groenoord wordt gekenmerkt door ruime straatprofielen, die hiërarchisch zijn<br />
gedimensioneerd. Groots van aanleg door de laanbeplanting zijn de Churchillweg,<br />
Zwaluwlaan, Mozartlaan en Laan van Bol‘Es, met gescheiden verkeersbanen.<br />
Vanaf deze hoofdstructuur vertakken de wegen zich de wijk in. De Churchillweg is<br />
bovendien de hoofdontsluitingsweg van Schiedam-Noord vanuit de binnenstad, die<br />
aansluit op de ringvormige ontsluiting van de vier kwadranten, waar de Zwaluwlaan<br />
en Mozartlaan onderdeel van zijn.<br />
Vanaf de doorgaande wegen zijn op diverse plaatsen langs de orthogonaal<br />
geplaatste stroken doorzichten schuin de buurt in. Een deel van de binnenterreinen<br />
van de woonvelden is bestemd als openbare groenvoorziening. Parkeren vindt<br />
niet plaats langs de weg maar op velden bij wooneenheden. Bijzonder aan de<br />
parkeervoorzieningen in Groenoord is het streven naar parkeerterreinen die<br />
gescheiden liggen van de rijbanen. In de toelichting voor het uitbreidingsplan<br />
Groenoord midden staat omschreven: ‘In de meeste gevallen is het mogelijk<br />
de woonbebouwing per auto te bereiken via van de rijweg gescheiden<br />
parkeerplaatsen.’ (‘Toelichting behorende bij het uitbreidingsplan in onderdelen<br />
Groenoord’ 1964, p. 1) Dat hield in dat de terreinen aan de voet van flats<br />
gedeeltelijk als parkeerveld waren ingericht.<br />
Door Groenoord-Midden, een buurt met relatief veel scholen, loopt een systeem<br />
van langzaamverkeerroutes, zodat kinderen en ouders een veilige route tussen<br />
woning en school kunnen nemen en wandelaars en fietsers er autovrij de<br />
voorzieningen kunnen bereiken. Het parkeren vindt op pleinen plaats. In de<br />
eerder genoemde toelichting worden deze voetpaden die in noord-zuid richting<br />
lopen, prominent gemeld: ‘Een tweede structuurbepalend uitgangspunt voor<br />
het plan is geweest, een systeem van voetpaden en pleintjes zodanig langs de<br />
woonbebouwing te voeren dat een door het autoverkeer ononderbroken verbinding<br />
verkregen wordt in de noord-zuidrichting, waaraan behalve het grootste gedeelte<br />
van het woningaantal tevens de bijzondere voorzieningen gelegen zijn.’<br />
Zorgvuldig van aanleg is de groenstrook langs de Z-flats aan de westrand.<br />
Deze groenstrook gaat over in het talud van de geprojecteerde snelweg A-4<br />
Schiedam-Delft. Het plantsoen aan de voet van de flats is hier goed onderhouden<br />
en bovendien door de ruime dimensionering afgestemd op de hoogte van de<br />
flatgebouwen. Door de hoge wandbebouwing en de parkstrook ontstaat een zeer<br />
krachtige stadsrand. Het is een scherp contrast tussen een duidelijk vormgegeven<br />
stadsrand waarbij vanuit de weilanden in de verte de hoge flats opdoemen, en<br />
omgekeerd vanuit de flats de lege ommelanden zichtbaar zijn.<br />
De waterstructuur is nauwelijks onderdeel van de hoofdverkeersstructuur van de<br />
wijk. Een van de weinige opvallende waterelementen is de singel langs de Jozef<br />
Oreliosingel die dwars op de Eduard van Beinumlaan ligt. Deze singel is prominent<br />
aanwezig en geeft veel kwaliteit aan de ruimte. De twee voetgangersbruggen over<br />
de singel maken onderdeel uit van het tracé van kinderveilige voetpaden.<br />
Herstructurering<br />
Groenoord is de laatste wederopbouwwijk van Schiedam. Tot ongeveer 000<br />
was nauwelijks sprake van transformatie. Maar de wijk vergrijst en er komt<br />
een andere behoefte aan woningen en voorzieningen. Scholen komen leeg te<br />
staan. In Groenoord zuid zijn relatief weinig winkels, zodat hier behoefte is aan<br />
aanpassing van het winkelaanbod. In 000 is een wijkontwikkelingsvisie gemaakt<br />
om verloedering van de wijk te voorkomen. In het bestemmingsplan Groenoord uit<br />
00 is sprake van enkele transformatiegebieden.<br />
Op diverse plaatsen zijn reeds nieuwe gebouwen gerealiseerd of zijn projecten<br />
in vergevorderd stadium. In Groenoord zuid zijn langs de Laan van Bol‘Es<br />
enkele stempels afgebroken om plaats te maken voor winkels. Er is sprake van<br />
herstructurering van enkele woonvelden langs de strook Vivaldilaan-Zwaluwlaan<br />
(De Beatles, Madonna, Elvis en Elton) en langs de centrale as Eduard van<br />
1 9
1 0<br />
De centrale Jozef Oreliosingel, de groene as van Groenoord-Midden (foto 2009)<br />
Voorbeeld van recente herstructurering in Groenoord waarbij de woningbouw is ingepast in<br />
de naoorlogse opzet met strokenbouw en stempelverkaveling. Groenoord-Midden (foto 2010)
Beinumlaan en omgeving (De Concertmeester). Bij het voorzieningencentrum<br />
Bachplein is sprake van herstructurering (De Cantate). Vanwege de leegstand in<br />
schoolgebouwen in de scholenstrook Toon Verheystraat ligt transformatie voor de<br />
hand.<br />
Een groot deel van de nieuwbouw in Groenoord vindt plaats met oog voor de<br />
oorspronkelijke strokenbouw en stempelverkaveling. In vergelijking met de vroege<br />
transformatieprojecten in Nieuwland wordt in Groenoord meer aansluiting gezocht<br />
met het bestaande karakter van de wijk. De oorspronkelijke karakteristiek wordt<br />
juist versterkt. In herstructureringsplannen voor delen van Groenoord-midden<br />
bijvoorbeeld worden verkaveling en bouwhoogte in de nieuwbouw gehandhaafd.<br />
Drie lagen met plint komt terug als vier woonlagen, en zeven lagen met plint komt<br />
terug als acht woonlagen. In de plintlaag, waar voorheen bergingen of garages<br />
waren ondergebracht, komen in de nieuwbouw woningen met toegangen aan de<br />
straat en privétuinen voor terug, zodat meer verband ontstaat met de straatruimte.<br />
De grote openheid van de wijk, een kwaliteit van de openbare ruimte, blijft<br />
gehandhaafd.<br />
Het bestemmingsplan Groenoord 00 vermeldt dat het de bedoeling is dat de<br />
verharde binnenterreinen verzacht/vergroend zullen worden. Dit zou een breuk<br />
betekenen met de oorspronkelijke opzet.<br />
Bronnen:<br />
Gemeentearchief<br />
GAS, T. 54 , inv.nr. 6 , Groenoord midden, MUWI, 1965<br />
GAS, T. 8, inv.nr. 15 (197 -18 ), Stedelijk Gymnasium, Valeriusstraat 9, 1<br />
Cluster Stedelijke ontwikkeling<br />
CSO, dossier 1 , Gedeeltelijke herziening van uitbreidingsplan in hoofdzaak<br />
Schiedam, 1960; Uitbreidingsplan in onderdelen Groenoord, 1964; Matenplan<br />
Groenoord Midden, 1964<br />
Literatuur<br />
A. Wagenaar, ‘5000 MUWI-woningen. Maar: “Het is met de bouw in onze stad nog<br />
nooit zo beroerd gegaan als nu”, in: De Schiedamse Gemeenschap, november<br />
1964 p. 174-179;<br />
H. Willemse, ‘Groenoord in de botsing der meningen’, in De Schiedamse<br />
Gemeenschap, maart 1969, p. 10-14;<br />
H. van der Sloot, Een omgeving blij en licht van kleur. De stadsontwikkeling van<br />
Schiedam 1949-1989, Schiedam 1989, o.a. p. 8 -86;<br />
H. Hellinga (e.a.), Ernest Groosman 1917-1999. Bouwer met grenzeloze ambities,<br />
Rotterdam 2001, p. 6- 8;<br />
BGSV/Gemeente Schiedam, Bestemmingsplan Groenoord 004, Schiedam 004;<br />
1 1
1<br />
4.1.2 Waardering<br />
Sterk<br />
samenhangende<br />
WIJK of GEBIED<br />
ENSEMBLE<br />
stedenbouwkundige<br />
en architectonische<br />
kwaliteit<br />
Bijzondere PLEK<br />
Groenoord - - J) Tussen Sweelincksingel en<br />
Laan van Bol‘Es<br />
K) Drie Z-flats langs park<br />
Van Beethovenplein,<br />
Chopinplein, Griegplein,<br />
Sibeliusplein<br />
L) Groenstrook ten noorden<br />
van Jozef Oreliosingel<br />
M) Puccinistraat, Verdistraat,<br />
Rossinistraat en Johann<br />
Straussplein<br />
N) Bachplein<br />
De wijk Groenoord, met zijn 4.500 woningen, wordt in ruimtelijke zin gedomineerd door<br />
grootschaligheid. Deze wijze van bouwen kan worden gezien als de laatste fase van<br />
de naoorlogse architectonische en stedenbouwkundige planningspraktijk. Volksvijand<br />
nummer één, de woningnood, kon volgens de toenmalige minister P.C.W.M. Boogaers,<br />
minister van 196 tot 1966, het best worden beteugeld door een grootschalige aanpak.<br />
Arbeid- en tijdbesparende industriële bouwwijzen, zoals de zware montagebouw van<br />
het bouwsysteem Elementum, kregen in die tijd ruim baan. In Groenoord zijn ruim 900<br />
woningen in dit bouwsysteem gebouwd. Groenoord staat daarmee in de traditie van<br />
wijken als de Bijlmermeer in Amsterdam, Ommoord in Rotterdam en de Voorhof in Delft.<br />
Het deel ten noorden van de Laan van Bol’Es, gerealiseerd tussen 1964 en 1968, draagt<br />
alle ruimtelijke kenmerken van deze wijze van bouwen.<br />
De realisering van Groenoord is grotendeels onder supervisorschap van Rein<br />
Fledderus tot stand gekomen. Naast grootschaligheid zijn ook hoogbouw, repetitie,<br />
open verkavelingen en ruim bemeten verkeers- en groengebieden kenmerkend voor<br />
Groenoord. Imposant zijn de geknikte hoogbouwflats aan de west- en noordrand van<br />
de wijk en de hof rond het Bachplein. De woongebouwen vormen met elkaar geen open<br />
bouwblokken, zoals dat in Nieuwland de standaard was, maar staan als vrijstaande<br />
objecten in een doorgaande groene ruimte. Het eerst gebouwde deel van Groenoord,<br />
gebouwd tussen circa 1960 en 1965, ten zuiden van de laan van Bol’Es, draagt nog de<br />
ruimtelijke kenmerken van de organische stadsopbouw van Nieuwland.<br />
Vanaf het begin is er wel kritiek geweest op de opzet van Groenoord. Deze kritiek<br />
spitste zich niet zozeer toe op de kwaliteit van de woningen als wel op de te grote<br />
woningdichtheid en het wat schamele voorzieningenniveau van een wijk met een<br />
dergelijke omvang. Achteraf, nu het groen volgroeid is geraakt, kan men ook bewondering<br />
hebben voor de combinatie van het grote aantal woningen en het groene karakter van de<br />
wijk als geheel. Het is lovenswaardig dat de vernieuwingen van Groenoord geënt worden<br />
op de geheel eigen ruimtelijke kwaliteiten van de oorspronkelijke wijk. De wijk heeft in<br />
haar geheel een standaard stedenbouwkundige kwaliteit.
Bijzondere plek:<br />
J Tussen Sweelincksingel en Laan van Bol’Es<br />
Ruimtelijk ritmische minimal art<br />
Ingeklemd tussen de Laan van Bol‘Es en de groene taluds van rijksweg A 0 ligt een bijzonder<br />
subtiel geproportioneerd gebied. Vanaf de Laan van Bol‘Es leiden twee grote groene hoven<br />
naar het zuidelijk deel van de buurt. De woongebouwen direct dwars op de Laan van<br />
Bol‘Es zijn vijf lagen hoog, de daarachter gelegen appartementenblokken zijn vier lagen op<br />
een halve onderlaag. De meest zuidelijke drie blokken bestaan uit noord zuid geplaatste<br />
appartementenblokken en zes verschoven rijen met eengezinswoningen van twee lagen<br />
hoog. Door de verschuiving ten opzichte van elkaar ontstaat aan beide zijden van het blok<br />
een groen plantsoentje die door een achterpad met elkaar verbonden zijn. Bijzonder fraai zijn<br />
de open kopgevels van de eengezinswoningen die gericht zijn op deze plantsoenen. Voor<br />
de architectuur van het gebied tekende het architectenbureau Spruijt en den Butter. De in<br />
het midden gelegen Obrechtstraat loopt op een mooie manier naar het oosten toe uit in het<br />
entreeplein van het Stedelijk Gymnasium van Schiedam. De Sweelincklaan, met zijn grote<br />
bomen, water en boerderij Landvreugd is ten slotte een luisterrijke beëindiging van de buurt.<br />
1
1 4<br />
Bijzondere plek:<br />
K Drie Z-flats langs Park van Beethovenplein, Chopinplein, Griegplein en Sibeliusplein<br />
Stadrandmarkering<br />
De westrand van Groenoord wordt gevormd door drie zeer robuuste geknikte galerijflats. De flats<br />
zijn dertien lagen hoog. De schaal van deze flats is vooral verklaarbaar als stadsmarkering naar<br />
de geplande, maar nog immer niet gerealiseerde, rijksweg A4 tussen Schiedam en Vlaardingen.<br />
Aan de oostzijde van de flats, aan de Groenoordse kant, liggen grote parkeerterreinen en enkele<br />
winkels. Aan de westkant ligt een parkzone. Met name ter plaatse van de waterpartij, ter hoogte<br />
van de Oreliosingel, is de parkzone op een mooie manier verbonden met de wijk. Het knikken<br />
van flats werd in Nederland op meerdere plaatsen toegepast. Het bekendste voorbeeld is de<br />
Bijlmermeer in Amsterdam, waarvan de flats echter ‘slechts’ elf lagen tellen. Door de bouwvolumes<br />
te knikken wordt de massaliteit van de galerijflats enigszins gebroken en anderzijds worden door<br />
geknikte gebouwen ook meer omsloten ruimten gevormd dan door series van gelijke plaatvormige<br />
gebouwen. De galerijflats zijn ontworpen door het architectenbureau E.F. Groosman in het bekende<br />
Muwi bouwsysteem. Het complex is een rigoureuze afsluiting van de wijk Groenoord naar het<br />
westen en in zijn grote schaal uniek voor Schiedam.
Bijzondere plek:<br />
L Jozef Oreliosingel, waterloop met boombeplanting, een van de weinige waterpartijen in het zicht<br />
Central Park Groenoord<br />
In het hart van Groenoord, tussen de twee hoofdwegen, de Van Beethovenlaan en de Churchillweg, is<br />
in oost west richting de fraaie Oreliosingel met zijn parkzone gelegen. De 85 meter brede ruimte van het<br />
park wordt duidelijk bepaald door acht robuuste galerijblokken van acht lagen hoog aan de noord- en de<br />
zuidrand van het park. De vier blokken aan de noord en de zuidrand, liggen niet tegenover elkaar maar<br />
zijn op een regelmatige manier ten opzichte van elkaar verschoven. In het westen en het oosten wordt de<br />
ruimte beëindigd door twee vier lagen hoge galerijblokken. Door het midden van de parkruimte loopt de<br />
Eduard van Beinumlaan die niet alleen de symmetrieas is van het park maar ook van de twee woonbuurten<br />
ten noorden en ten zuiden van het park. Het padenverloop van twee secundaire groenzones worden op<br />
een mooie manier gecontinueerd in het park. Ter hoogte van de singel bevinden zich hier twee elegante<br />
voetgangersbruggen. De inrichting van het park zelf wordt bepaald door grasvlakten, solitaire bomen en<br />
sport en spelvoorzieningen. In de oostelijke helft van het park ligt een school. Het zijn met name dit soort<br />
hoogwaardige groene ruimtes die de geheel eigen en steeds zeldzamer wordende ruimtelijke kwaliteit van<br />
Groenoord en daarmee de naoorlogse stad bepalen.<br />
1 5
1 6<br />
Bijzondere plek:<br />
M Puccinistraat, Verdistraat, Rossinistraat en Johann Straussplein<br />
Parkstedelijk wonen<br />
De identiteit van dit gebied wordt gevormd door een schuin verlopende groene ruimte in het<br />
midden. Deze ruimte is op een open manier verbonden met woonhoven die op hun beurt weer zijn<br />
gelegen aan de wegen rondom het gebied. De rechthoekige woonblokken volgen in een gestaffelde<br />
vorm, een typisch naoorlogs stedenbouwkundig motief, het schuine verloop van de straten rond het<br />
gebied, de Borodinlaan in het westen en noorden en de Mozartlaan in het oosten. De haakvormige<br />
blokken ten westen van het groene middengebied zijn vier lagen hoog. De woningen worden<br />
ontsloten door portieken die in de architectuur zijn gearticuleerd door verticale spleetvormige<br />
ramen. De architectuur is van Architectenbureau E.F. Groosman. Ten oosten van het middengebied<br />
zijn de woongebouwen vijf lagen hoog en worden de woningen ontsloten door brede galerijen.<br />
Bijzonder aan het gebied is hoe een hoge dichtheid aan woningen en de daarbij behorende<br />
parkeergelegenheid wordt gecombineerd met een weldadige en afwisselende groenstructuur. De<br />
gebouwen zijn zowel in hun menselijke hoogtemaat als in hun rustige ritmische architectuur een<br />
passend decor van het groen.
Bijzondere plek:<br />
N Bachplein<br />
Superblok<br />
In de noordoost hoek van Groenoord bevindt zich een opvallende, grootse hof. De vier noordelijke forse<br />
galerijflats van ieder elf lagen hoog omsluiten een groot binnengebied. In dit binnengebied, die recentelijk<br />
een geslaagde herinrichting heeft ondergaan, zijn groen, sport en spelruimten gecombineerd met een<br />
kronkelende straat met parkeren. De galerijflats zijn gebouwd in het Elementum bouwsysteem. Opvallend<br />
element van de architectuur zijn de gemêlleerd gekleurde mozaïek tegels in de borstweringen van de<br />
woningen. Tijdens de renovatie is een extra terug liggende laag met woningen aan de flat toegevoegd.<br />
Anonimiteit is bij dit grote wooncomplexen op een bijzondere manier voorkomen door de gebouwen<br />
samen te groeperen rond een grote collectieve hof. Deze grote hof werkt ruimtelijk en functioneel als een<br />
samenbindend element van het geheel en heeft ook stedelijke allure.<br />
1 7
1 8<br />
4.2 Architectuur<br />
Architectuurkaart Groenoord<br />
03/03/2010<br />
G7<br />
G7<br />
G7<br />
G7<br />
G7<br />
G6<br />
G3<br />
G3<br />
G8<br />
G4<br />
G5<br />
G5<br />
G4<br />
G3<br />
GROENOORD<br />
G3<br />
G4<br />
G3<br />
G8<br />
G4 G8<br />
G3<br />
G3<br />
G2<br />
G2<br />
G2<br />
G3<br />
G2<br />
G2<br />
G2<br />
G4<br />
G1<br />
geïnventariseerd gebouw<br />
gebouwen met gemiddelde erfgoedwaarde<br />
gebouwen met hoge erfgoedwaarde<br />
bestemmingsplangrens<br />
wijkgrens naoorlogse inventarisatie
4.2.1 Architectuur Groenoord<br />
Nr. op<br />
kaart Adres<br />
g1 Valeriusstraat 9- 1 School<br />
g<br />
g<br />
g4<br />
Gebied tussen Laan van<br />
Bol’Es. Valeriusstraat,<br />
Sweelincksingel en Willem<br />
Pijperstraat<br />
Bar van Hallenplein,<br />
Willem Landreplein,<br />
Kor Kullerstraat,<br />
Toon Verheystraat,<br />
Henriëtte Bosmansplein,<br />
Cornelia van Zantenplein,<br />
Jaques Urlusplein,<br />
Dirk Schaferplein,<br />
Sem Dresdenplein,<br />
Louis Zimmermannplein,<br />
Vivaldilaan Woningen<br />
Bart van Hallenplein,<br />
Louis Zimmermannplein,<br />
Cornelia van Zantenplein,<br />
Henriette Bosmansplein, Kor<br />
Kullerstraat Woningen<br />
Oorspronkelijke<br />
Functie Architect/ontwerper Bouwjaar<br />
Woningen, garages en<br />
winkels<br />
Van Hunnik en Lambrechts,<br />
Rotterdam 1970-197<br />
Spruijt en den Butter,<br />
Schiedam 196<br />
Swaneveld &<br />
Goslinga, Rotterdam 1966<br />
Spruijt en den Butter,<br />
Schiedam 1966<br />
g5 Gebouwen rond Bachplein Woningen Elementum 1966<br />
g6<br />
g7<br />
g8<br />
Puccinistraat, Verdistraat,<br />
Rossinistraat Woningen E.F. Groosman, Rotterdam 1967<br />
Chopinplein, Griegplein,<br />
Sibeliusplein, Schubertplein,<br />
Lisztplein Woningen E.F. Groosman, Rotterdam 1966-1968<br />
Eduard van Beinumlaan 64-66<br />
en P. van Anrooylaan School<br />
Gemeentewerken<br />
Schiedam, afdeling<br />
utiliteitsbouw<br />
1 9
140<br />
Schiedam, Groenoord<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
g 1<br />
Straat + huisnummers:<br />
Valeriusstraat 29 - 31<br />
Naam gebouw Stedelijk Gymnasium<br />
Gebouwtype: school<br />
Bouwsysteem / materialen: gewapend beton constructie, met baksteen gevels.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1970-1973<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Van Hunnik en Lambrechts, Rotterdam<br />
Opdrachtgever bouw: Bestuur van de Huishoud- en Industrieschool voor Schiedam en Omstreken,<br />
Schiedam.<br />
Gebruik na oplevering / heden: School, gymnasium<br />
Archief inventarisnummers: GAS T 338 inv.nr. 215 (1973-183) (dossier fietsenstalling)<br />
Het Stedelijk Gymnasium wordt beschouwd als de oudste school in Schiedam,<br />
Cultuurhistorische waarde: waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1346, als in archieven sprake is van<br />
een stadsschool. In 1879 wordt het een gymnasium. Het huidige gymnasium<br />
is gehuisvest in een gebouw dat 1971-1973 is gebouwd. Het is een openbare<br />
school. Het is een van de ca 35 categorale gymnasia in Nederland.<br />
Architectuurhistorische waarde: Goed voorbeeld van een categoraal gymnasium, gebouwd in een sobere<br />
zakelijke stijl, kenmerkend voor begin jaren zeventig. (2)<br />
Ensemblewaarde: De compositie van gebouw, buitenruimte en ligging aan singel is van een<br />
hoogwaardige kwaliteit. (2,3)<br />
Gaafheid: Het gebouw is in vrijwel originele staat (2,8)<br />
Zeldzaamheid: Zeldzaam voorbeeld van een categoraal gymnasium uit 1970-1973 (3)<br />
Waardestelling: Het schoolgebouw heeft een gemiddelde erfgoedwaarde (2,6)<br />
Aanbevelingen: De gaafheid bij onderhoud zo veel mogelijk handhaven.
Schiedam, Groenoord<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Gebied tussen Laan van Bol‘Es, Valeriusstraat, Sweelincksingl en Willem<br />
Straat + huisnummers:<br />
Pijperstraat<br />
Naam pand / complex: Groenoord-Zuid<br />
Gebouwtype: 421 Woningen, 40 garages, 9 winkels<br />
Bouwsysteem / materialen:<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1962<br />
Kunst:<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Spruit en den Butter<br />
Opdrachtgever bouw: Woningbouwverenigingen: Volkshuisvesting en Onze Woning<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventarisnummers: Dossier 1962, inventarisnummer 050<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Cultuurhistorische waarde:<br />
Architectuurhistorische waarde:<br />
Ensemblewaarde:<br />
Gaafheid:<br />
Zeldzaamheid:<br />
Waardestelling:
14<br />
Schiedam, Groenoord<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Bar van Hallenplein, Willem Landréplein, Kor Kullerstraat, Toon Verheystraat,<br />
Straat + huisnummers:<br />
Henriëtte Bosmansplein, Cornelia van Zantenplein, Jaques Urlusplein, Dirk<br />
Schaferplein, Sem Dresdenplein, Louis Zimmermannplein, Vivaldilaan, Jozef<br />
Oreliosingel<br />
Naam pand / complex: Groenoord-midden, 19 blokken, 8 verdiepingen<br />
Gebouwtype: 798 woningen, 19 hoogbouwflats, 39 garages<br />
Bouwsysteem / materialen:<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1964-1966<br />
Kunst:<br />
Architect / ontwerper: Swaneveld & Goslinga<br />
Opdrachtgever bouw:<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventarisnummers:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Cultuurhistorische waarde:<br />
Architectuurhistorische waarde:<br />
Ensemblewaarde:<br />
Gaafheid:<br />
Zeldzaamheid:<br />
Waardestelling:
Schiedam, Groenoord<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers:<br />
Bart van Hallenplein, Louis Zimmermannplein, Cornelia van Zantenplein,<br />
Henriëtte Bosmansplein, Kor Kullerstraat, Jozef Oreliosingel<br />
Naam pand / complex: Groenoord-midden, 9 blokken, 4 verdiepingen<br />
Gebouwtype: 315 woningen, 9 hoogbouwflats, 182 garages<br />
Bouwsysteem / materialen:<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1964-1966<br />
Kunst:<br />
Architect / ontwerper: Spruijt en Den Butter, Schiedam<br />
Opdrachtgever bouw:<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventarisnummers:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Cultuurhistorische waarde:<br />
Architectuurhistorische waarde:<br />
Ensemblewaarde:<br />
Gaafheid:<br />
Zeldzaamheid:<br />
Waardestelling:
144<br />
Schiedam, Groenoord<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers: Bachplein<br />
Naam pand / complex: Gebouwen rond Bachplein<br />
Gebouwtype: 549 Woningen, 5 hoogbouwflats in 9 woonlagen<br />
Bouwsysteem / materialen:<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1966<br />
Kunst:<br />
Architect / ontwerper: Elementum nv<br />
Opdrachtgever bouw: Industriële Bouwmaatschappij Elementum<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventarisnummers: Dossier 1962, inventarisnummer 050 ( 338/1613)<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Cultuurhistorische waarde:<br />
Architectuurhistorische waarde:<br />
Ensemblewaarde:<br />
Gaafheid:<br />
Zeldzaamheid:<br />
Waardestelling:
Schiedam, Groenoord<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers: Puccinistraat, Verdistraat, Rossinistraat<br />
Naam pand / complex: Groenoord-Noord<br />
Gebouwtype: 549 Woningen, 5 hoogbouwflats in 9 woonlagen<br />
Bouwsysteem / materialen: MUWI<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1967<br />
Kunst:<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau E.F. Groosman<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeentelijke Woningdienst<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventarisnummers:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Cultuurhistorische waarde:<br />
Architectuurhistorische waarde:<br />
Ensemblewaarde:<br />
Gaafheid:<br />
Zeldzaamheid:<br />
Waardestelling:
146<br />
Schiedam, Groenoord<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers: Chopinplein, Griegplein, Sibeliusplein, Schubertplein en Lisztplein<br />
Naam pand / complex: Groenoord-West en -Noord<br />
Gebouwtype: Flatgebouwen<br />
Bouwsysteem / materialen: Muwi stysteem<br />
Jaar van ontwerp / bouw: Ontwerp 1966 bouw 1967-1968<br />
Kunst:<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau E.F. Groosman nv<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeentelijke Woningdienst,<br />
Voor Sibeliusplein: Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds<br />
Gebruik na oplevering: Woningen<br />
Archief inventarisnummers:<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Cultuurhistorische waarde:<br />
Architectuurhistorische waarde:<br />
Ensemblewaarde:<br />
Gaafheid:<br />
Zeldzaamheid:<br />
Waardestelling:
Schiedam, Groenoord<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers:<br />
Naam pand / complex: Eduard van Beinumlaan 64/65/66 en P. Van Anrooylaan<br />
Gebouwtype: 7 lokalige g.l.o.scholen, 3 lokalige kleuterscholen en 1 gymnastieklokaal<br />
Bouwsysteem / materialen:<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1968<br />
Kunst:<br />
Architect / ontwerper: Gemeentewerken Schiedam, afdeling utiliteitsbouw<br />
Opdrachtgever bouw: Directeur Gemeentewerken Schiedam<br />
Gebruik na oplevering:<br />
Archief inventarisnummers: Dosier 1969/052 toegangsnr.338, invent. 157<br />
Literatuur:<br />
Bijzonderheden:<br />
Cultuurhistorische waarde:<br />
Architectuurhistorische waarde:<br />
Ensemblewaarde:<br />
Gaafheid:<br />
Zeldzaamheid:<br />
Waardestelling:
148<br />
4.2.2 Beeldende kunst en bruggen<br />
Beeldende kunst<br />
Obrechtstraat binnenterrein, (bij nr 9) vrijstaand bronzen beeldje van meisje op<br />
binnenterrein, kunstenaar Anet van de Elzen, jaar van plaatsing niet bekend.<br />
Bruggen<br />
Voetbrug over de Oreliosingel, 1964
149
PARK MAASBOULEVARD<br />
straat, stoep, pad<br />
water<br />
openbaar groen<br />
collectief groen<br />
privé groen<br />
hoogbouw<br />
middelhoogbouw<br />
laagbouw, grondgebonden<br />
vooroorlogse bebouwing<br />
nieuwbouw<br />
openbare voorzieningen<br />
winkels<br />
kerk<br />
moskee<br />
onderwijsgebouw<br />
samenhangend gebied/wijk<br />
ensemble<br />
bijzondere plek<br />
150<br />
Spuihaven<br />
Jachthavenlaan<br />
Havendijk<br />
Maasboulevard<br />
Nieuwe Maas<br />
1:5000<br />
S<br />
Hoofdplein<br />
Voorhavenkade<br />
III<br />
S<br />
Voorhaven<br />
0 20 40 60 80 100 m
5 Park Maasboulevard<br />
Ontwerp en ontwerper:<br />
1951: Uitbreidingsplan in onderdelen Het Hoofd / Havendijk, J.M. Horváth,<br />
stedenbouwkundige gemeente Schiedam<br />
1951: Parkontwerp recreatiegebied Het Hoofd, J.J. Schipper, gemeentewerken<br />
Schiedam, afdeling plantsoenen; terrasontwerp afdeling bouwkunde<br />
Vastgesteld door Gemeenteraad: 5 juli 1951<br />
Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, 4 sept. 1951<br />
5.1 Stedenbouw<br />
5.1.1 Een open rivierpark<br />
Ligging in de stad en begrenzing<br />
Park Maasboulevard is een groene zone tussen de woonbuurt De Gorzen en de<br />
Nieuwe Maas aan de zuidrand van Schiedam. In de plattegrond van Schiedam<br />
is het een trapeziumvormig park langs de zuidelijke gemeentegrens, de rivier<br />
de Nieuwe Maas. Het park wordt omgeven door de Havendijk in het noorden,<br />
de Voorhavenkade in het oosten, de Maasboulevard langs de rivier en de<br />
Jachthavenlaan aan de westzijde. De landtong wordt aan drie zijden omgeven door<br />
water: de Voorhaven, Nieuwe Maas en Spuihaven.<br />
Culturele en sociale betekenis<br />
Tot op de dag van vandaag gebruiken vele Schiedammers Park Maasboulevard<br />
als uitzichtpunt op de Nieuwe Maas. Hier ervaren ze dat Schiedam aan de rivier<br />
ligt en een groot deel van haar ontstaansrecht en ontwikkeling daaraan ontleent.<br />
Het is het laatste punt tussen de zuidelijke woonwijken en de watervlakte. Hier<br />
namen ook de vrouwen afscheid van de uitvarende schepen en stonden ze te<br />
wachten op terugkomst. De straatnaam Hoofdplein herinnert nog aan die functie.<br />
Het Hoofd was het havenhoofd. Het ‘schreihuisje’ of ‘schreiershuisje’ bij het hoofd<br />
functioneerde als voormalig wachthuisje van een pontje dat hiervandaan vertrok.<br />
Het park is vanaf 1951 aangelegd op een voormalig haven- en sportterrein. Na<br />
de demping van het Balkengat wordt het gebied met de havenbebouwing en<br />
sportterrein getransformeerd tot park vanwege behoefte aan groenvoorzieningen<br />
dicht bij het centrum. Tussen 1945 en 1951 was het de bedoeling de jachthaven<br />
in het Balkengat te vestigen, maar daar werd om veiligheidsredenen van afgezien.<br />
In 1951 wordt op de locatie van het gedempte Balkengat een openluchtzwembad<br />
gedacht, maar dat plan vervalt ook al snel. Het zwembad werd opgenomen in de<br />
stadsuitbreiding in nooordelike richting en tussen Nieuwland en Groenoord worden<br />
gerealiseerd: zwembad Groenoord. Ruim na de opening van het park in 1954 zijn<br />
objecten geplaatst die verwijzen naar de geschiedenis van Schiedam en het water,<br />
zoals een scheepsboeg (ijsbrekerstuk dat voor de boeg werd gemonteerd), een<br />
sluisdeur en een scheepsbrug (ingericht als café/eethuisje).<br />
In het naoorlogs Schiedam was de opening van het park in 1954 een gebeurtenis<br />
van betekenis, die aangaf dat de wederopbouw goed functioneerde. Weer was<br />
een project af! Tegelijk toont de oplevering aan dat het stadsbestuur voor een<br />
goede en gezonde samenleving ook recreatieve voorzieningen essentieel acht. In<br />
Park Maasboulevard, toen recreatiegebied Het Hoofd genoemd, kon de bevolking<br />
ontspannen terwijl de kinderen op de speelweiden hun vertier zochten. Hoewel<br />
het park bedoeld is als stadspark voor de gehele gemeente, en ook door de<br />
Schiedammer bevolking zo wordt gebruikt, functioneert het voor de bewoners<br />
van de dicht bebouwde woonwijk De Gorzen als een wijkpark. De inwoners van<br />
deze buurt beschouwden de aanleg van Park Maasboulevard begin jaren vijftig<br />
terecht als compensatie voor het wegvallen van hun eerdere parkvoorziening,<br />
het Sterrenbos, dat vanaf 1950 voor de uitbreiding van de gebouwen voor Wilton<br />
Feijenoord aan de Wilhelminahaven moest wijken. De bebouwing langs de Prins<br />
Bernardlaan en het Volkspark herinnert ook nog aan de herinrichting van het<br />
voormalige Sterrenbos.<br />
151
15<br />
Uitbreidingsplan in onderdelen Het Hoofd, 1951 (CSO dossier 16)<br />
Bestemmingspan Havendijk-Maasbouleverd, 1966, met aanduiding ligging van de dijk, (CSO,<br />
dossier 16)
Daarnaast is Park Maasboulevard onderdeel van de aanleg van een naoorlogse<br />
parkway. In de toekomstvisie van het Uitbreidingsplan van Schiedam (1944)<br />
wordt Schiedam geschetst als een stad in het groen. Dat houdt in dat de<br />
stadswijken omgeven worden door groene zones en van elkaar gescheiden<br />
door groene wiggen. In die visie is het mogelijk om rondom Schiedam te rijden<br />
terwijl de automobilist ervaart dat hij voortdurend door een door groen (weiland,<br />
laanbeplanting, plantsoenen, singels, parken) omzoomde stad rijdt. Na de<br />
bevrijding wordt dit wensbeeld langzaam realiteit: de Havendijk met het Park<br />
Maasboulevard zijn onderdeel van een aaneengesloten parkway waar ook de<br />
Burgemeester Van Haarenlaan, Westfrankelandsedijk met het Volkspark, Maasdijk<br />
en Rotterdamsedijk deel van uitmaken. Het doorzicht vanaf de Havendijk, langs<br />
de bebouwing over de groene weiden naar het water, waar de stad ophoudt, is<br />
van wezenlijk belang om dit hoofdelement van de wederopbouw en uitbreiding van<br />
Schiedam te ervaren.<br />
In een interview in juli 1959 in De Schiedamse Gemeenschap noemt burgemeester<br />
Peek de realisatie van Restaurant Europoort de bekroning van het gehele<br />
recreatieplan. ( G. Lutke Meijer, 1959, p. 6 )<br />
In het allerlaatste nummer van De Schiedamse Gemeenschap, waarin meer en<br />
meer kritische geluiden klinken, wordt er naar het Park Maasboulevard en zijn hoge<br />
flats gekeken vanuit De Gorzen: ‘De Havendijk in de Gorzen scheidt twee soorten<br />
zielen die op een enkele uitzondering na verre van gloeiend aaneengesmeed zijn.’<br />
De enige band die er tussen de vijf luxueuze flats en huisjes bestaat is die van<br />
‘klant en winkelier en van mevrouw en hulp in de huishouding.’ (Denise van Alten,<br />
De Schiedamse Gemeenschap, 1971)<br />
Programmatische en ruimtelijke typologie<br />
Uniek voor park Maasboulevard is de relatie met de rivier. Dit is het enige<br />
stadspark in de gemeente waar een zo direct stedenbouwkundig verband tussen<br />
de stadswijken en de rivier gelegd is. Het park is een groen balkon aan de Nieuwe<br />
Maas. Tussen de vrijwel onafgebroken scheepsbedrijvigheid langs de Maasoevers<br />
in de gemeente Schiedam is Park Maasboulevard een groene oase. Het is een<br />
pregnante onderbreking van het bedrijvenlint met de havenactiviteiten langs de<br />
noordoever van de Nieuwe Maas.<br />
Programmatisch is het gebied opgezet als een recreatiegebied met een stedelijke<br />
functie voor alle Schiedammers. Strategisch geplaatste boomgroepen zorgen voor<br />
doorzichten naar de rivier. In het park staat slechts sporadisch bebouwing als losse<br />
objecten in een doorlopende groenvoorziening. Langs de noordelijke Havendijk<br />
ligt een randbebouwing met vijf flats uit de wederopbouwperiode. Langs de andere<br />
randen staan diverse voorzieningen die de recreatieve functie onderstrepen zoals<br />
een terras en kinderboerderij. Het voormalige Maasrestaurant Europoort ligt op<br />
een uitgelezen plek op de punt die in de Spuihaven steekt, maar is onttrokken aan<br />
openbaar recreatief gebruik. De zuidrand is vrijwel geheel open. Bij het Hoofdplein,<br />
een voormalige aanlegplaats, staat het zogenoemde ‘schreihuisje’.<br />
Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur<br />
Park Maasboulevard is in 1951 ontworpen door de tuinarchitect J.J. Schipper<br />
van de afdeling plantsoenen, dienst gemeentewerken Schiedam, in nauwe<br />
samenwerking met de stedenbouwkundige J.M. Horváth. Volgens de Schiedamse<br />
historicus H. van der Sloot is het idee van een park ter plekke afkomstig van<br />
Bart Wilton, Schiedams belangrijkste (economische en sociale) werkgever.<br />
Het park, dat op een landtong ligt, is in hoofdlijnen volgens het oorspronkelijke<br />
plan uitgevoerd: een zeer open park, met grasweides en hier en daar enkele<br />
boomgroepen. In de beplanting is rekening gehouden met de woonbebouwing<br />
langs de Havendijk. Een opvallend spatieuze weide ligt voor de drie plaatflats,<br />
zodat vanuit die flats uitzicht is op de rivier. Verspreid staan vooral bomen, niet veel<br />
struiken, zodat voor wandelaars de rivier onder het bladerdak van de bomen door<br />
zichtbaar blijft. De kade bij het Hoofdplein is in het uitbreidingsplan (1951) bestemd<br />
als loskade en aanlegplaats voor schepen: voor boten voor personenvervoer en als<br />
loswal voor beurtschippers.<br />
15
154<br />
Het terras aan de Maasboulevard, opname 1959 (uit: Roovers in Schiedam, deel 3, p. 70)<br />
Maasboulevard met cafe-restaurant Europoort, opname 1959 (uit: Roovers in Schiedam,<br />
deel 3, p. 73)
Bij de opening van het park in 1954 – het werk aan de openbare ruimte is dan<br />
grotendeels uitgevoerd – legde Horváth in zijn toelichting nadruk op het verband<br />
met de rivier: ‘Getracht is in de eerste plaats een open rivierpark te ontwerpen,<br />
d.w.z. een groene ruimte welke op de rivier afgestemd is en met deze als het ware<br />
één geheel vormt. Dus niet een park-type dat overal elders gemaakt zou kunnen<br />
worden met laantjes e.d., doch als het ware een grote weide met boomgroepen<br />
en op een zodanige hoogte dat van elk punt uit de Maas gezien kan worden.’<br />
(Horváth, 1954, p. 5 )<br />
De vrijliggende wandelpaden lopen dwars door het park, overwegend in noordzuid<br />
en oost-west richting. Een van de meest kenmerkende wandelgelegenheden<br />
is het esdoornlaantje tussen het Hoofd en het terras van het café-restaurant, dat<br />
evenwijdig aan de Maasboulevard loopt. Vooral deze promenade en de terrassen<br />
aan de zuidrand functioneren als een langgerekt uitzichtpunt over de Maas. Het<br />
autoverkeer wordt grotendeels langs de randen geleid. Vanaf de Havendijk heeft<br />
het doorgaande snelverkeer doorzichten, via de open weides, naar de rivier. De<br />
groene gazons zijn bedoeld als zit- en speelweiden. Betreedbaar groene gazons<br />
waren in die tijd overigens een noviteit. Voor die tijd mocht de parkbezoeker zich<br />
doorgaans niet buiten de wandelpaden begeven.<br />
In de oorspronkelijke uitvoering zijn Weser zandstenen toegepast voor muren<br />
en plaveisel bij het terras naast het café-restaurant: flagstones voor plaveisel<br />
en breuksteen voor muren. De grote hoeveelheid natuursteen was afkomstig<br />
uit Westfalen. Op de oorspronkelijk ontwerptekeningen zijn twee tinten Weser<br />
zandsteen vermeld: paars-rood en grijs-groen. Alle tekeningen van aanleg,<br />
steenwerk, boombeplanting en zelfs de aanlichting van de boulevard zijn in<br />
het archief aangetroffen. Bijzonder zijn de (nog steeds bestaande) ter plekke<br />
gebeeldhouwde ronde bloemenschalen die in hetzelfde rode natuursteen zijn<br />
uitgehakt. De materiaalkeuze sloot aan bij het enigszins ruwe karakter van de<br />
havenactiviteiten in de omgeving. (Schipper, 1954, p. 60) De drie terrassen liggen<br />
hoger dan de omliggende speelweiden, zodat zij een balkonfunctie vervullen.<br />
Vanaf deze verhoogde plateaus is goed uitzicht over de rivier. Om de terrassen wat<br />
windluw te maken en zitgelegenheid te creëren zijn halfhoge muren gemetseld.<br />
Schipper: ‘Deze terrassen, drie in getal, zijn hoger gelegen dan de omgevende<br />
wegen en ligweiden. Het grootste terras ligt 1 meter boven de weg, dan volgt een<br />
door brede trappen toegankelijk terras van geringere afmeting, dat 60 cm hoger<br />
ligt dan het eerstgenoemde en dat toegang verleent tot het bij het te stichten caférestaurant<br />
behorende terras.’ (Schipper, 1954, p. 61)<br />
Bijzonder onderdeel van het terrassencomplex was de Eurobaak. Dit door<br />
architectenbureau Swaneveld en Goslinga ontworpen beeld was een geschenk<br />
van een anonieme Schiedammer. Het kostte destijds het aanzienlijke bedrag van<br />
50.000 gulden. De 8-meter hoge metalen sculptuur, blauw van kleur, stond als<br />
een ‘ornament’ ten zuiden van de terrassen. Bij de plaatsing in 1959 markeerde<br />
het de voltooiing van het park. Het (inmiddels afgebroken beeld) markeerde de<br />
wederopbouw van Schiedam.<br />
Naar aanleiding van de Watersnoodramp in 195 moesten ook in Schiedam de<br />
dijken worden verhoogd. Daarom is de dijk bij Park Maasboulevard verhoogd tot<br />
‘Deltahoogte’. De verhoging met ongeveer een meter levert wel een verstoring<br />
van het oorspronkelijk ontwerp van Horváth op, maar kon ondanks weerstand<br />
vanuit de Schiedamse bevolking om veiligheidsredenen niet worden voorkomen.<br />
De dijkverhoging vormde een (geringe) fysieke en visuele barrière tussen de<br />
Havendijk met het park en rivier. In het huidige park is aan de voet van de flats een<br />
dijktalud dat het zicht vanaf de havendijk op de rivier ontneemt en omgekeerd.<br />
Verkaveling en typologie woningbouw<br />
De woonbebouwing is zo goed mogelijk afgestemd op de parkaanleg en de<br />
parkwayfunctie. Door de woningen te stapelen kan een groot deel van het<br />
grondoppervlak onbebouwd blijven en een groen karakter krijgen. Tevens is vanuit<br />
de woningen ver uitzicht over de omgeving mogelijk.<br />
De drie plaatflats aan de noordwestzijde zijn als eerste gerealiseerd als<br />
randbebouwing ten zuiden van de Havendijk. Deze drie stroken staan diagonaal<br />
155
156<br />
De Maasboulevard met het Europoort beeld, net na de oplevering, opname 1961. (uit:<br />
Roovers in Schiedam, deel 3, p. 72)<br />
Ontwerp voor de drie plaatflats langs de Havendijk, architect C.C. van Kluyven, maquette<br />
gepubliceerd in 1962. (uit: Bouw, 3 maart 1962, p. 313)
ten opzichte van de lengterichting van de dijk, zodat vanuit alle woningen zicht<br />
is op de rivier. Door de schuine plaatsing (een kenmerkende wijze voor de<br />
wederopbouw met name toegepast aan randen van wijken) ontstaan tegelijk<br />
doorzichten voor het verkeer vanaf de dijk naar de rivier. De drie flatgebouwen<br />
hebben namen die verwijzen naar watergoden Triton, Poseidon en Nereus. Zij<br />
zijn in 1959-196 gebouwd naar ontwerp van de Schiedamse architect C.C. van<br />
Kluyven. De identieke flats van zeven woonlagen, die in het oorspronkelijke plan<br />
van Horváth waren opgenomen, hebben elk 5 woningen met trappenhuis, lift<br />
en galerijontsluiting. In de onderbouw bevinden zich bergingen, garageboxen en<br />
technische installaties (C.V., hydrofoor en trafo-installaties). Alle woningen zijn<br />
vierkamerwoningen met een zitbalkon aan de zuidoost gevel. De flats zijn voorzien<br />
van beeldende kunst, die verwijst naar de maritieme geschiedenis van Schiedam:<br />
in de entreehal van de flats zijn kleurige mozaïeken in de wand aangebracht met<br />
een levendige maritieme voorstelling.<br />
In het oorspronkelijke uitbreidingsplan met bestemmingen (1951) reserveerde<br />
Horváth de gronden langs de dijk aan de oostzijde ook voor drie plaatflats. Hij<br />
situeerde deze stroken eveneens diagonaal ten opzichte van het dijklichaam,<br />
maar dan spiegelbeeldig geplaatst, zodat het lege midden een denkbeeldige<br />
middenas zou vormen dwars op het dijklichaam en de rivierloop. Deze drie flats<br />
zijn niet gerealiseerd. Op de plek zijn twee sterflats gebouwd, de Panoramaflats<br />
I en II, die door middel van een centraal trappenhuis worden ontsloten. In plaats<br />
van een betonskelet is een staalconstructie toegepast, die een snellere bouwtijd<br />
mogelijk maakte. Deze twee torenflats zijn gebouwd tussen 1960-1964 naar<br />
ontwerp van architectenbureau Heikens en Nuyt uit Vlaardingen, in opdracht<br />
van De Nederlanden van 1845. Elke van de in totaal elf woonlagen bestaat<br />
uit vier flatwoningen, waarvan één op de vier de beschikking heeft over een<br />
parkeergarage. De flats zijn vanaf de dijk toegankelijk via een half overdekte<br />
wandelpromenade, die aan een zijde is verlevendigd met een kleurige tegelwand.<br />
Voorzieningen<br />
Bij de opening in 1954 was het park voorzien van ‘vijfenzeventig zitbanken’ en<br />
een ‘grote zitmuur’ van natuursteen langs de rivier. Daarnaast zijn er terrassen<br />
en parkeergelegenheid voor fietsen en auto’s. Het schreiershuisje accentueert de<br />
functie van het Hoofdplein als loskade en aanlegplaats aan de Maasboulevard.<br />
Op de zuid-westhoek is eind jaren vijftig een café-restaurant gebouwd: het<br />
Maasrestaurant Europoort (1958-1959), ontworpen door architecten Swaneveld<br />
en Goslinga, Maasboulevard 7, 9. Dit was een overdekt en openbaar toegankelijk<br />
uitzichtpunt (nu in gebruik als makelaarskantoor), als tegenhanger van de meer<br />
leeg gelaten zuidoosthoek. In dit modernistische gebouw met de uitstekende<br />
balkons kon de bezoeker als het ware boven het water recreëren.<br />
Herstructurering<br />
Het huidige park Maasboulevard is nog grotendeels zoals de oorspronkelijke opzet<br />
en uitvoering. Op enkele punten is echter wel sprake van verval, transformatie of<br />
herstructurering:<br />
De dijkverhoging uit de jaren zestig is een visuele barrière.<br />
Halverwege het wandelpad langs de Maasboulevard is een restaurant gevestigd in<br />
een metalen witgeschilderde voormalige stuurhut (Barney bear).<br />
In de jaren negentig zijn twee torenflats met appartementen (1995) in de duurdere<br />
sector met parkeervoorziening gebouwd op de noord-oosthoek van het gebied,<br />
op een terrein waar in het bestemmingsplan van 1951 lage bedrijfsbebouwing is<br />
getekend. Door de hoogte functioneren deze twee flats als nieuwe bakens op het<br />
voorheen meer lege Hoofdplein.<br />
Het voormalige café-restaurant heeft geen openbare functie meer. Ook de<br />
tuin rondom het paviljoen is door middel van een metalen hek geprivatiseerd.<br />
Daardoor is het oorspronkelijke verband van de padenaanleg en de terrassen sterk<br />
verstoord.<br />
Aan de Jachthavenlaan is omstreeks 00 een kinderboerderij toegevoegd<br />
(gerealiseerd op particulier initiatief), bij de jachthaven en het café-restaurant.<br />
De leibomen op het terras zijn niet oorspronkelijk.<br />
157
158<br />
Terras op de Maas van Restaurant Europoort. Bron: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, mei 1959, p. 40
Er is sprake van achterstallig onderhoud. Het natuurstenen terras is vervallen<br />
en delen flagstones zijn vervangen door contrasterende, niet oorspronkelijke<br />
grindverharding. Een deel van de banken is niet meer aanwezig.<br />
Komende jaren is het doel de aansluiting te verbeteren tussen het park en de<br />
Gorzen: overwogen wordt het zebrapad halverwege de Havendijk anders vorm te<br />
geven en de beplanting langs de Havendijk terug te snoeien, zodat de doorzicht<br />
vergroot wordt.<br />
Bronnen:<br />
Gemeentearchief<br />
GAS, T 46, inv.nr. 71 4, dossier Uitbreidingsplan het Hoofd 194 -1956<br />
GAS, T. 541, inv.nr. 8- 40, aanleg en voltooiing terrassen, Eurobaak,<br />
Maasboulevard<br />
GAS, T 8, inv.nr. 57, dossier Havendijk 05-567, drie plaatflats<br />
GAS, T 8, inv.nr. 50, Havendijk 67- 0 , twee torenflats<br />
GAS, T 8, inv.nr. (dossier 1958-101), Maasboulevard 7,9, voormalig caférestaurant<br />
Europoort<br />
Cluster Stedelijke Ontwikkeling<br />
CSO, gemeente Schiedam, bestemmingsplannen, dossier 5 Het Hoofd en 16<br />
Bestemmingsplan Havendijk<br />
Literatuur<br />
Redactie, ‘Plannen wachten op uitvoering’, in: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
december 1951, p. 1 6;<br />
J.M. Horváth, ‘Het park aan de rivier in wording’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, juni 1954, p. 51-54;<br />
J.J. Schipper, ‘Het Maas-parkgebied uit tuinarchitectonisch oogpunt’, in: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, juni 1954, p. 60-6 ;<br />
L.M., ‘Het Maasrestaurant wordt een Randstad-attractie’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, februari 1958, p. 19- 0;<br />
L.M., ‘Europoort dekt in april (compleet met toren) de eerste tafel’, in: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, oktober 1958, p. 14 -144;<br />
C.M. Stouthamer, ‘Schiedams baken aan de Maas’, in De Schiedamse<br />
Gemeenschap’, mei 1959, p. 8-4 ;<br />
G. Lutke Meijer, ‘’n Gesprek Mr. J.W. Peek’, in: De Schiedamse Gemeenschap, juli<br />
1959, p. 6 -6 ;<br />
Denise van Atten, ‘Als die vrouwen iets tegen die flats hadden gingen ze er toch<br />
niet werken?’, in: De Schiedamse Gemeenschap, oktober 1971, p. 1 6-1 8;<br />
H. van der Sloot, Een omgeving blij en licht van kleur. De stadsontwikkeling van<br />
Schiedam 1949-1989, Schiedam 1989;<br />
C. van der Geer, Het Hoofd en omgeving, Schiedam 1995;<br />
L. Priester en H. Slechte, Roovers in Schiedam. Deel 3: De Gorzen, Schiedam<br />
009.<br />
159
160<br />
5.1.2 Waardering<br />
Pag. Sterk samenhangende<br />
WIJK of GEBIED<br />
Park Maasboulevard III totaal<br />
ENSEMBLE Combinatie<br />
van stedenbouwkundige<br />
en architectonische<br />
kwaliteit<br />
Bijzondere PLEK<br />
In het ontwikkelingsplan dat in de oorlog voor Schiedam is opgesteld is nadrukkelijk ‘een<br />
“rivierfront-park’ met zwembad en jachthaven bij het Hoofd’ opgenomen. Bij de uitwerking van<br />
dit plan door de stadsstedenbouwkundige J.M. Horváth en de plantsoenendienst onder leiding<br />
van tuinarchitect J.J. Schippers is een harmonisch, zeer breed en open parkstrook direct aan de<br />
Nieuwe Maas ontstaan. De arbeiderswijk De Gorzen werd hiermee aan zijn zuidzijde ontdaan van<br />
zijn alzijdige insluiting door industrie en werven.<br />
Park Maasboulevard completeert de overwegend naoorlogse groene gordel die door Schiedam<br />
loopt. De Maasboulevard is het hoogtepunt in het stelsel van parkways dat de automobilist<br />
versteld doet staan van het groene karakter van de industrie- en havenstad Schiedam. Restaurant<br />
Europoort op de uiterste zuidpunt van de landtong bood met zijn openbare terrassen, hypermodern<br />
interieur en architectuur het summum aan comfort, ontspanning en een spectaculair uitzicht over<br />
het water.<br />
Ook aan de wandelaar was gedacht: voor hen was een schaduwrijk esdoornlaantje evenwijdig<br />
aan de rivier aangelegd en een stelsel van paden door de grote open groene weide voor de vijf<br />
luxueuze hoogbouwflats aan de Havendijk.<br />
Een dergelijk naoorlogs stadspark aan een van de grote rivieren, dat bovendien nog grotendeels<br />
oorspronkelijk is, is een grote zeldzaamheid in de Nederlandse riviersteden.
161
16<br />
5.2 Architectuur<br />
Architectuurkaart Park Maasboulevard<br />
03/03/2010<br />
Z5<br />
Z4<br />
Z2<br />
Z3<br />
Z6<br />
Z7<br />
Z1<br />
gebouwen met beperkte erfgoedwaarde<br />
gebouwen met gemiddelde erfgoedwaarde<br />
gebouwen met hoge erfgoedwaarde<br />
bestemmingsplangrens
5.2.1 Opsomming architectuur Park Maasboulevard<br />
Nr. op<br />
kaart Adres<br />
z1<br />
z<br />
Oorspronkelijke<br />
Functie Architect/ontwerper Bouwjaar<br />
Havendijk 91-177 en<br />
17- 0 Woningen met garages<br />
J.M. Heikens, Vlaardingen en<br />
J. Nuyt 1959?<br />
Havendijk - 91 en<br />
411-479 en 499-567 Woningen met garages C.C. Van Kluyven, Schiedam 196<br />
z Maasboulevard 7/9 Restaurant met woning<br />
z6<br />
Maasboulevard<br />
(ten westen van<br />
Maasboulevard 7/9) Openlucht terras<br />
NB: Z4, Z5 en Z7 worden beschreven in deel<br />
Swaneveld en Goslinga,<br />
Rotterdam 1959<br />
J.J. Schipper,<br />
gemeentewerken Schiedam<br />
195 /1954<br />
(voltooiing 1959)<br />
16
164
165
166<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
café-restaurant, bedrijfswoning
Schiedam, Zuid<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
Straat + huisnummers:<br />
Maasboulevard (ten oosten van Maasboulevard nr.7/9)<br />
Gebouwtype: openlucht terras<br />
Bouwsysteem / materialen: Wezer zandsteen paarsrood flagstone, wezer zandsteen grijsgroen, breuksteen<br />
genuanceerd. Zandstenen bloemenbakken.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1952-1954 (voltooiing 1959)<br />
Kunst / kunstnijverheid: plaatsing van afgedankte scheepsboeg in het park na afbraak van Eurobaak.<br />
Architect / ontwerper: J.J. Schipper, gemeentewerken Schiedam, afdeling plantsoenen<br />
Opdrachtgever bouw: gemeente Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: in gebruik met oorspronkelijke functie<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T. 541, inv.nr. 338-340 (compleet dossier)<br />
Literatuur -J.M. Horváth, ‘Het park aan de rivier in wording’, In Schiedams Gemeenschap, juni<br />
1954, p. 51-54;<br />
-J.J. Schipper, ‘Het Maas-parkgebied uit tuinarchitectonisch oogpunt’, in: Schiedams<br />
Gemeenschap, juni 1954, p. 60-62.<br />
z 6<br />
Cultuurhistorische waarde: Als belangrijk onderdeel van de recreatieve zone langs de Maas heeft het terras een<br />
hoge cultuurhistorische waarde. (3)<br />
Architectuurhistorische waarde: Door de bijzonder materiaaltoepassing, trappen en muren heeft het terras een hoge<br />
architectuurhistorische waarde (4)<br />
Ensemblewaarde: Het terras vormt de essentiële ruimtelijke en functionele verbinding tussen het park aan<br />
de Maas en het oorspronkelijke restaurant Europoort (4)<br />
Gaafheid: Het terras is vrijwel geheel in originele staat (3)<br />
Zeldzaamheid: Voor Schiedam het enige voorbeeld van een steenachtig ingericht deel van een park. (4)<br />
Waardestelling: Het terras heeft een hoge erfgoedwaarde (3,6)<br />
Aanbevelingen: Aanwijzen tot gemeentelijk monument<br />
Het terras herstellen in originele staat. De functionele en landschappelijke relatie met<br />
het voormalige restaurant (z3) herstellen.<br />
167
168<br />
5.2.2 Beeldende kunst<br />
Havendijk 05-567, drie figuratieve keramisch wandmozaïeken met nautisch thema in de entrees van drie<br />
plaatflats (A).<br />
Havendijk 67- 0 , twee abstract keramisch wandreliëfs met geometrisch, meanderend motief, in de zijwand<br />
van de halfopen wandelgang naar de twee ‘Panoramaflats’ (B).<br />
Spuisluis/Havendijk, ‘Vis, mens, dier’, vrijstaand beeld van zandsteen, voorstellend een jongen met hond<br />
op de rug, symbool voor de strijd tegen het water, 1960, ontwerp Hans Petri. Het monument is geplaatst als<br />
herdenkingsmonument voor de slachtoffers van de watersnoodramp op 1 februari 195 (C).<br />
A<br />
B C
Afgebroken beeldende kunst:<br />
Maasboulevard, Eurobeeld, ook wel Eurobaak genoemd, abstracte hoge open<br />
constructie van metaal, geschonken door een anonieme Schiedammer, ontworpen<br />
door architecten Swaneveld en Goslinga, geplaatst in 1959 bij terrassen, is<br />
afgebroken.<br />
Foto ‘De strakke metalen klaarte van het Eurobaken’, M.J. Sterk, eerste<br />
prijs fotowedstrijd Europoort. Bron: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
september 1959, p. 115<br />
169
PRINSES BEATRIXPARK EN BIJDORP<br />
170<br />
Nieuwe Damlaan<br />
Hoek van Holland<br />
A20<br />
S<br />
Parck Hoeve<br />
Kinderboerderij<br />
Hazepad<br />
Den Haag<br />
straat, stoep, pad<br />
water<br />
openbaar groen<br />
collectief groen<br />
privé groen<br />
hoogbouw<br />
middelhoogbouw<br />
laagbouw, grondgebonden<br />
vooroorlogse bebouwing<br />
kerk<br />
1:7500<br />
S<br />
IV<br />
nieuwbouw<br />
openbare voorzieningen<br />
winkels<br />
moskee<br />
onderwijsgebouw<br />
Rotterdam<br />
samenhangend gebied/wijk<br />
ensemble<br />
bijzondere plek<br />
0 40 80 120 160 200 m
6 Prinses Beatrixpark en Bijdorp<br />
Ontwerp en ontwerper stedenbouw:<br />
1945: Uitbreidingsplan Tuindorp Kethel, Dienst Stadsontwikkeling, gemeente<br />
Schiedam, Alphons Siebers<br />
Vastgesteld:<br />
Uitbreidingsplan goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, 11 juli<br />
1945<br />
Ontwerp en ontwerper park:<br />
1950-54: Parkontwerp Prinses Beatrixpark, J.J. Schipper, Hoofd<br />
Gemeentebeplantingen Schiedam<br />
6.1 Stedenbouw<br />
6.1.1 Een stedelijk activiteitenpark<br />
Ligging in de stad en begrenzing<br />
Het Prinses Beatrixpark en Bijdorp liggen ten noorden van de naoorlogse wijk<br />
Nieuwland in het noordelijk deel van Schiedam. Het recreatiegebied is onderdeel<br />
van de groenzone die de noordelijke wijken van Schiedam scheidt van de stad<br />
ten zuiden van de spoorlijn Rotterdam-Hoek van Holland. Het gebied wordt voor<br />
het grootste deel omgeven door regionale infrastructuur: in het noord-oosten door<br />
de spoorlijn Schiedam-Delft, in het zuiden door de spoorlijn Rotterdam-Hoek van<br />
Holland, in het zuidwesten door de weg die Schiedam-centrum met Schiedamnoord<br />
verbindt: de Nieuwe Damlaan-Churchillweg. Aan de noordwest-zijde grenst<br />
het park aan de bebouwing van Kethel.<br />
Culturele en sociale betekenis<br />
Het Prinses Beatrixpark is het grootste stadspark van Schiedam. Het is goed<br />
bereikbaar voor zowel de bewoners in het stadscentrum als de noordelijke wijken.<br />
Het park is na de Tweede Wereldoorlog aangelegd als stedelijke recreatieve<br />
voorziening, na het verdwijnen van het populaire stadspark het Sterrenbos in het<br />
zuiden van Schiedam dat moest wijken voor de uitbreiding van het bedrijf Wilton-<br />
Fijenoord. De aanleg van het Beatrixpark werd beschouwd als belangrijkste<br />
parkvoorziening voor de stad: dit was hét nieuwe stadspark en daarmee cruciaal<br />
onderdeel van de realisering van het naoorlogse Schiedam met woonwijken in het<br />
groen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de woonwijken worden geleed door fors<br />
gedimensioneerde groenstructuren, zoals parkways, groene wiggen en wijk- en<br />
stadsparken.<br />
Het Prinses Beatrixpark, ontworpen door tuinarchitect J.J. Schipper in de jaren<br />
1950-1954, is het hoofdwerk van deze ontwerper in dienst van de gemeentewerken<br />
van Schiedam. Schipper genoot in de naoorlogse jaren landelijke bekendheid<br />
door zijn publicatie Tuinen, die hij samen met G.J. Pannekoek schreef. Dit<br />
standaardwerk in twee delen, dat in 19 8- 9 voor het eerst verscheen en daarna<br />
talloze malen werd herdrukt, was een algemeen gebruikt leerboek voor tuinontwerp<br />
op de belangrijkste opleidingen. De landschapsarchitect J.T.P. Bijhouwer, een<br />
autoriteit op dit gebied, stelde in 1954 dat het leerboek internationaal als een van<br />
de beste werd beschouwd.<br />
Schipper zag het park als een welkom en noodzakelijk contrast met de<br />
woonwijken. Door de sterke industrialisering dreigde de stedeling steeds meer te<br />
vervreemden van de natuur. Het leven wordt steeds meer door techniek beheerst.<br />
Daarom had de stedeling volgens Schipper behoefte aan een gebied waar rust<br />
heerste, zonder de drukte en het lawaai van de woon- en werkgebieden. Als<br />
Schipper in 1954 in De Schiedamse Gemeenschap bericht over de aanleg van het<br />
park legt hij er de nadruk op dat ‘het grootste deel van de Schiedamse bevolking<br />
er recreatie moet kunnen vinden’ (Schipper, 1954, p. 187). Voor hem is daarom het<br />
sociale karakter van het park het uitgangspunt geweest, waardoor alle geledingen<br />
van de bevolking van jong tot oud van het parkgebied konden profiteren. In het<br />
171
17<br />
Het Prinses Beatrixpark in het Uitbreidingsplan Tuindorp Kethel, 1945<br />
(Bron: Gemeentearchief, ac 346, inv 3793)<br />
Presentatietekening Prinses Beatrixpark, J.J. Schipper 1954 (Bron: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, december 1954, p. 189)
park kon de stadsmens zich passief (ligweide, uitzicht) en actief (sport, spel)<br />
ontspannen (Steenhuis Hooimeijer, 009, p. 74-76, 4 5).<br />
De aanleg van het nieuwe stadspark en de uitbreidingswijken wordt mogelijk<br />
na de annexatie van Kethel in 1941. In de oorlogsjaren wordt binnen de dienst<br />
gemeentewerken (directeur Ir. H.B.J. Aikema) de afdeling stadsontwikkeling<br />
opgericht. De leiding van deze dienst stadsontwikkeling komt in handen van<br />
de stedenbouwkundige Alphons Siebers, die als een in die tijd nationaal<br />
toonaangevende ontwerper werd beschouwd. De eerste schetsen voor<br />
de landschappelijke inpassing van het park worden gemaakt door de<br />
landschapsarchitect dr. ir. J.T.P. Bijhouwer en prof.ir. Edelman, die in 194<br />
bodemonderzoek uitvoeren naar het gebied. Bijhouwer tekent de wegenstructuur<br />
en verkaveling en hoofdontsluiting, waarbij hij rekening houdt met waterlopen<br />
en drogere en hogere gronden (Van der Heiden Klomp, 004, p. 64). Het<br />
uitbreidingsplan is gemaakt op basis van deze eerste opzet. De gronden in de<br />
West-Abtspolder waar het park zal te komen, worden te drassig geacht voor<br />
woningbouw en zijn geschikter voor parkbestemming.<br />
Schipper en het gemeentebestuur zien het park met de sportvelden als<br />
compensatie voor de stenen huizenzee die verrees in Nieuwland en Groenoord.<br />
De groene, lommerrijke aanleg was bewust als tegenhanger bedoeld van de<br />
harde, rechtlijnige stadswijken. De uitvoering ervan start begin jaren vijftig als<br />
werkverschaffingsproject voor werkloze Schiedamse arbeiders, maar wordt<br />
in 195 na de Watersnoodramp tijdelijk stilgelegd omdat de arbeiders voor de<br />
dijkverzwaring moeten worden ingezet. Het werk wordt eind jaren vijftig afgemaakt<br />
door de Heidemij.<br />
Dit naoorlogse activiteitenpark heeft nu landelijke bekendheid vanwege Fort<br />
Drakensteijn, een speeltuin voor kinderen met een beperking. In aansluiting op<br />
de oorspronkelijke speeltuin-opzet met (niet-elektrische) speeltoestellen zoals<br />
zandbak, klimrek, glijbaan, wip en schommel, kunnen kinderen in de huidige<br />
speeltuin in de ontspannen parkachtige omgeving spelen, of naar de levende<br />
dieren in de kinderboerderij gaan en naar het pannenkoekhuis.<br />
Programmatische en ruimtelijke typologie<br />
Het meest kenmerkende naoorlogse aspect van het Prinses Beatrixpark en<br />
Bijdorp is het overwegend groene karakter van het recreatiegebied als onderdeel<br />
van een grootschalige groenstructuur voor Schiedam, waarbij woongebieden<br />
worden gescheiden door groengebieden. In de wederopbouw is sprake van een<br />
hiërarchische opbouw: van stadspark, wijkpark, buurtpark en groenstroken. Het<br />
Prinses Beatrixpark staat in deze hiërarchie duidelijk bovenaan.<br />
Het huidige recreatiegebied Prinses Beatrixpark en Bijdorp zijn programmatisch<br />
verdeeld in gebieden met verschillende bestemmingen, zodat een gedifferentieerd<br />
activiteitenpark is gegroeid. Het hart wordt gevormd door het Prinses Beatrixpark<br />
met de bospartijen, grasvelden en waterpartijen en het centrale speeleiland met<br />
kinderboerderij, speeltuin (Fort Drakensteijn) en pannenkoekhuis. De Poldervaart,<br />
die in diagonale richting door het park loopt, is als bestaande historische waterloop<br />
met voormalige molens opgenomen in de parkaanleg. In het noorden liggen een<br />
heemtuin en een volkstuinencomplex Thurlede. Aan de oostzijde, grotendeels ten<br />
oosten van de Parkweg, ligt het sportveldencomplex Thurlede, dat als een buffer<br />
tussen het park en het bedrijventerrein Spaanse Polder functioneert. Aan de<br />
westzijde, ten westen van de Poldervaart, bevinden zich afwisselend sportvelden<br />
(Sportvelden Kethel) en clusterbebouwing (o.a. Zwembad Groenoord) in het<br />
groen. De beide genoemde sportvelden (Kethel en Thurlede) behoren tot het<br />
oorspronkelijke ontwerp van het recreatiegebied.<br />
Bijdorp ten zuiden van het Prinses Beatrixpark is min of meer een zelfstandig<br />
gebied door de doorsnijding van de A 0 een. In het westelijk deel ligt bebouwing<br />
met de historische kern Bijdorp en de naoorlogse sporthal Margriethal. In het<br />
17
174<br />
De speeltuin in het Prinses Beatrixpark net na de oplevering in 1959, (Bron: De Schiedamse Gemeenschap,<br />
juli 1959, p. 65/66)
oostelijk deel zijn sportvelden. In het uitbreidingsplan (1945) was dit gebied<br />
bestemd voor sportvelden (oost) en uitbreiding van de tuindorpbebouwing (west).<br />
Maar in plaats van de uitbreiding van de historische kern met woongebieden is<br />
langs de Nieuwe Damlaan de Margriethal gebouwd, zodat een voorzieningenstrook<br />
voor sport is ontstaan: van Sportpark Thurlede, Sportpark Bijdorp, Margriethal naar<br />
Sportpark Harga.<br />
Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur<br />
De aanleg van het park startte omstreeks 195 . In 1954, halverwege de uitvoering,<br />
beschrijft Schipper de kenmerken van het park, de aanleg en de functies ervan<br />
in De Schiedamse Gemeenschap. Met name noemt hij de afwisseling tussen de<br />
gebieden met park, waterpartijen en sportterreinen. Bodemonderzoek, uitgevoerd<br />
in de oorlogsjaren, heeft uitgewezen welke gronden het meest geschikt zijn voor<br />
boombeplanting. De boompartijen worden gelokaliseerd op terreinen waar de<br />
kleilaag het dikst is: 40-100 cm, rustende op een veenlaag. De waterpartijen<br />
worden aangelegd op gronden die uit een kleilaag van geringere dikte (40 cm) zijn<br />
opgebouwd.<br />
Schipper kiest voor inheemse beplanting die volgens hem regionaal logisch is:<br />
‘De beplanting van het park zal bestaan uit bomen en struiken, behorende tot<br />
de vertegenwoordigers van het West-Europese Woud, zoals populier, wilg, es,<br />
esdoorn, berk, eik e.d., met als onderhout zwarte els, meidoorn, vlier, wegedoorn,<br />
vogelkers, hazelaar, Gelderse roos enz. Ook aan kruidachtige gewassen zal een<br />
plaats worden ingeruimd. Onder de bomen en struiken komen talrijke besdragende<br />
planten, die vogelleven op grote schaal mogelijk maken.’ (Schipper, 1954, p. 189)<br />
Voor de vormgeving van het park liet Schipper zich inspireren door de<br />
landschappelijke vormen van de Engelse stadsparken uit de negentiende eeuw.<br />
Deze worden gekenmerkt door slingerende paden, kronkelige waterlopen en<br />
zorgvuldig geënsceneerde doorzichten. Het coulisselandschap biedt verrassende<br />
vergezichten. De bezoekers ervaren het contrast tussen open en begroeide<br />
gedeelten, met hier en daar doorzichten over weiden of waterpartijen. Kenmerkend<br />
zijn de afwisselende vormen en formaten van open en gesloten ruimten. De<br />
beplanting met boomgroepen zorgt voor windluwe speelweiden. Volgens Schipper<br />
bieden de bosranden aantrekkelijke gelegenheid om te zitten. Hij bestemt<br />
de speelweiden voor ‘de beoefening van de ongeorganiseerde sporten’, in<br />
tegenstelling tot de sportvelden die voor specifieke sporten zoals voetbal, korfbal,<br />
slagbal, hockey of tennis zijn ingericht.<br />
Met de kronkelige waterstructuur zijn meerdere eilanden gecreëerd, van<br />
verschillend formaat. Op het speeleiland, het grootste eiland, ligt het centrale<br />
paviljoen (het huidige Parck Hoeve), een speelvoorzieningen met speeltuin<br />
(huidige Fort Drakensteijn) en een kinderboerderij. Het centrale paviljoen ligt aan<br />
een van de grote watervlaktes. Het eiland ten noorden hiervan is nu ingericht als<br />
heemtuin. Het kleine eiland in het noord-oosten, het huidige vogeleiland, is niet<br />
toegankelijk voor wandelaars.<br />
Kenmerkend voor de aanleg van de paden in dit park is de dubbele wegenstructuur<br />
voor langzaam verkeer, met aparte paden voor voetgangers en voor wielrijders.<br />
Deze twee padensystemen worden door een groenstrook van elkaar gescheiden.<br />
De paden zijn tevens zo aangelegd, dat vrijwel elk deel van het park toegankelijk is<br />
gemaakt. Alleen bij Sportcomplex Thurlede en het gebouwencluster bij zwembad<br />
Groenoord is autoverkeer toegestaan. De Parkweg met de onderdoorgang onder<br />
de rijksweg maakt de sportvelden bij Thurlede voor autoverkeer vanuit Nieuwland<br />
toegankelijk. Bij Bijdorp en zwembad Groenoord vormen twee viaducten voor<br />
langzaam verkeer de verbinding tussen Bijdorp en Beatrixpark.<br />
De meeste bruggen over de centrale waterpartij in het park zijn nog oorspronkelijk,<br />
en zijn in de eerste helft van de jaren vijftig (195 ) naar ontwerp van de dienst<br />
gemeentewerken gerealiseerd. Met het licht-gebogen betonnen wegdek, de<br />
brugleuningen van metalen stijlen in een typerende gebogen vorm en de houten<br />
railing zijn ze kenmerkend voor de wederopbouwtijd. De bruggen zijn overwegend<br />
identiek geschilderd wat de herkenbaarheid als uniforme reeks vergroot. Deze<br />
bruggen zijn de weinige gebouwde elementen waaraan de tijd van ontstaan van<br />
175
176<br />
Publicatietekening van het parkenstelsel in Schiedam, J.J. Schipper 1954<br />
(Bron: De Schiedamse Gemeenschap, juli 1959, p. 62)
het park is af te lezen. Daarmee zijn ze cruciaal voor het naoorlogse karakter<br />
van het park. Juist door de herhaling van meerdere identieke bruggen komt dat<br />
karakter tot uitdrukking.<br />
De langgerekte Poldervaart, een historische waterloop uit de dertiende eeuw, is<br />
onveranderd in het parkontwerp opgenomen. Langs de vaart staan nog delen van<br />
twee molens (‘molenstompen’) bij een verbreding van de vaart. De bruggen over<br />
deze vaart zijn overwegend van hout. In de jaren zeventig is het zuidelijke deel van<br />
de vaart gedempt, maar dat is inmiddels weer open gegraven.<br />
Bijdorp heeft niet het ruime karakter van een wandelpark. Het ligt meer verscholen<br />
en is hoofdzakelijk ingericht met sportvelden in het oosten en vooroorlogse<br />
woonbebouwing aan weerszijden van de oude Schiedamseweg en de sport- en<br />
evenementenhal Margriet in het westelijk deel.<br />
Voorzieningen<br />
In het uitbreidingsplan (1945) wordt het nieuwe recreatiepark nog gedacht met<br />
weinig voorzieningen. Genoemd in de toelichting worden een stadspark met een<br />
hertenkamp en sportterreinen met onder meer een manege en ijsclubterrein. Op de<br />
vijvers kan de ‘canosport’ worden beoefend, terwijl op de Poldervaart de roeisport<br />
mogelijk is.<br />
Met het beschikbaar komen van voldoende financiële middelen groeit het aantal<br />
voorzieningen in het latere Prinses Beatrixpark. In 1954 noemt Schipper diverse<br />
gebouwde voorzieningen, die in de jaren vijftig geleidelijk worden gerealiseerd. Op<br />
het centrale eiland ligt aan een van de grote vijvers het huidige pannenkoekhuis,<br />
dat Schipper omschreef als café-restaurant. Oorspronkelijk was hier in 1960 een<br />
modern vormgegeven café-restaurant gebouwd, naar ontwerp van het Schiedamse<br />
architectenbureau Bokkens en Kleij, in opdracht van J. de Groot. De gevels<br />
bestonden voor een groot deel uit glas en er was een dansvloer. Dit gebouw is<br />
gesloopt en in 1980 is een nieuwe, grotere voorziening gerealiseerd met een<br />
rietendak die associaties oproept met een historische boerderij. Op dit eiland ligt<br />
ook het hertenkamp, annex kinderboerderij, waarvan de twee oudste gebouwen<br />
door de bouwwijze met rieten daken ogen als de historische bijgebouwen<br />
van de boerderij. Bezoekers kunnen hier levende dieren bekijken. Naast het<br />
pannenkoekhuis en kinderboerderij ligt de speeltuin, het huidige Fort Drakensteijn.<br />
Op foto’s is te zien dat de vroegere speeltuin bestond uit speeltuinobjecten zoals<br />
een glijbaan, wip en schommels. De voorzieningen van de huidige speeltuin zijn<br />
recent en bestaan uit speelattributen die geschikt zijn voor kinderen met een<br />
beperking.<br />
Herstructurering<br />
De huidige speeltuinobjecten zijn niet meer oorspronkelijk, maar de nieuwe<br />
toestellen zijn wel niet-elektrisch en rustig van karakter, gericht op lichamelijke<br />
ontwikkeling en spel.<br />
De moerastuin aan de zuidzijde bij het Hazepad is volgens recente ecologische<br />
ideeën aangelegd.<br />
De gemeente is voornemens de aanleg van het Beatrixpark te wijzigen. De<br />
ingreep heeft tot doel de veiligheid te vergroten en intensiever gebruik van het park<br />
mogelijk te maken. Daartoe zal de padenstructuur worden vereenvoudigd en een<br />
doorgaande (langzaam verkeer) route van Kethel naar stad worden verbeterd.<br />
Uitbreiding van de voorzieningen op het speeleiland heeft eveneens tot doel<br />
intensiever gebruik te stimuleren.<br />
De clusterbebouwing in de zuid-westhoek is vernieuwd en geïntensiveerd. Volgens<br />
het Groenstructuurplan Schiedam (1995) is hier meer bebouwing toegestaan, maar<br />
de karakteristieke bouwwijze blijft losse bebouwing in het groen. Het zwembad<br />
Groenoord is niet meer oorspronkelijk. De Poldervaartschool beschikt eveneens<br />
over een nieuw gebouw.<br />
De gemeente heeft een herstructurering van sportpark Bijdorp gepland. Het gebied<br />
van het sportcomplex zal opnieuw worden ingericht, mogelijk als moerastuin,<br />
waarbij het overwegend groene karakter behouden blijft.<br />
177
178<br />
Prinses Beatrixpark met coulissewerking, doorzichten via water en weides. Zicht op<br />
het pannenkoekhuis en de rustige speeltuin met uitzicht op het water (foto 2009)<br />
Het Prinses Beatrixpark heeft een kenmerkend padenstelsel met gescheiden banen<br />
voor wandelaars en wielrijders (foto 2009)
Bronnen:<br />
Gemeentearchief<br />
GAS, T 46, inv nr 79 , dossier Uitbreidingsplan Tuindorp Kethel 1945<br />
GAS, T 46, inv nr 95 , aanleg stadspark o.a. v.m. Kethel, 1951<br />
GAS, T 61, inv. nr. 79 -79 , voltooiing van de aanleg van het Beatrixpark, 1957-<br />
1959<br />
GAS, T. 88, inv.nr. 50 (dossier 1960-99), cafe-restaurant, 1960 (gesloopt)<br />
GAS, T. 88, inv.nr. 1447 (dossier 1964-0 ), sporthal Margriet<br />
Cluster Stedelijke Ontwikkeling<br />
CSO, dossier 4 Uitbreidingsplan Tuindorp Kethel 1945;<br />
Literatuur<br />
G.J. Pannekoek, J.J. Schipper, Ontwerpen, aanleggen en beplanten van tuinen,<br />
Amsterdam 19 8-19 9;<br />
C.M. van der Stad, ‘Een ontwikkelingsplan voor Schiedam (deel 1 en ), in:<br />
Polytechnisch Tijdschrift, PT deel B, 5 mei 1949 p. 6 b- 67b en 16 juni 1949 p.<br />
47B- 5 b;<br />
Redactie, ‘Groots opgezet sportpark in wording’, In De Schiedamse Gemeenschap,<br />
maart 1949, p. 11;<br />
Redactie, ‘Een nieuw zwembad voor 40.000 Schiedammers’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, mei 195 , p. 59;<br />
J.J. Schipper, ‘Tussen Schiedam en Kethel groeit ons stadspark’, in: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, december 1954, p. 187-189;<br />
Redactie, ‘Schiedams nieuwe recreatiegebied’, in De Schiedamse Gemeenschap,<br />
juli 1959, p. 64-66;<br />
‘J.J. Schipper verlaat Schiedam’, in De Schiedamse Gemeenschap, januari 1965,<br />
p. 49- 50;<br />
A. Snelleman, ‘Stichting Sporthal Schiedam zegt: “De sporthal zal en moet er<br />
komen!”’, in De Schiedamse Gemeenschap, februari 1965, p. 7 - 74;<br />
Architecten Apon, Van den Berg, Ter Braak, Tromp, ‘Sporthal Margriet te<br />
Schiedam’, in: Bouwkundig Weekblad, 1969, nr 14, p. 4- 5;<br />
H. van der Sloot, Een omgeving blij en licht van kleur. De stadsontwikkeling van<br />
Schiedam 1949-1989, Schiedam 1989, o.a. p. 4 , 61, 68-7 ;<br />
H. van der Heijden, B. Klomp (red.), Tuindorp Kethel Schiedam, Bussum 004;<br />
M. Steenhuis, Fr. Hooimeijer (ed.), Maakbaar landschap. Nederlandse<br />
landschapsarchitectuur 1945-1970, Rotterdam 009.<br />
179
180<br />
6.1.2 Waardering<br />
Sterk<br />
samenhangende<br />
WIJK of GEBIED<br />
Beatrixpark IV Beatrixpark<br />
ENSEMBLE<br />
stedenbouwkundige<br />
en architectonische<br />
kwaliteit<br />
Bijzondere PLEK<br />
De situering van het Prinses Beatrixpark is een gouden greep geweest van de ontwerpers die in oorlogstijd<br />
werkten aan het zeer doordachte algemeen uitbreidingsplan van Schiedam. Het park kan worden gezien als<br />
het hoofdwerk van tuinarchitect J.J. Schipper, die tot 1965 in Schiedam heeft gewerkt. Het heeft een centrale<br />
ligging ten opzichte van beide grote stadshelften aan weerszijden van rijksweg A 0. De driehoek tussen de<br />
historische Poldervaart, de spoorweg richting Delft en de A 0 is geheel voorbehouden aan sport en<br />
recreatie.<br />
Het Prinses Beatrixpark is opgezet als een modern activiteitenpark met gescheiden voet- en fietspaden.<br />
Ruimtelijk vertoont het een ogenschijnlijk grillig spel met waterpartijen, eilanden, verspreide boomgroepen en<br />
open ligweiden. In contrast met de strak opgezette nieuwbouwwijken is hier juist een informele en ‘zachte’<br />
vorm van ruimtelijkheid toegepast, die zorgt voor onvermoede perspectieven en coulissen. De witte sierlijke<br />
Schiedamse bruggen geven het geheel een luchtig en vrolijk accent.<br />
De aanleg van een park van deze omvang, allure en gunstige ligging ten tijde van de wederopbouw van een<br />
middelgrote stad is uitzonderlijk.<br />
Beatrixpark, 1959 (Bron:Schiedam,van boven bekeken 1922-1971)
6.2 Bruggen<br />
Bruggen Prinses Beatrixpark, 195 , met metalen brugleuning over waterpartij zijn als naoorlogse<br />
objecten waardevol.<br />
Boven en onder: Een van de reeks identieke bruggen in het Prinses Beatrixpark,<br />
ontwerp 1953 huidige situatie (foto 2009)<br />
181
Kethelplein<br />
SPORTPARK HARGA, VOLKSTUINCOMPLEX VIJFSLUIZEN<br />
EN BEGRAAFPLAATS BEUKENHOF<br />
Hoek van Holland<br />
18<br />
Trimpad<br />
A4<br />
Hargalaan<br />
Olympiaweg<br />
S<br />
V<br />
S<br />
O<br />
k<br />
Sportlaan<br />
Nieuwe Damlaan<br />
Vlietlandziekenhuis<br />
A20<br />
1:7500<br />
straat, stoep, pad<br />
water<br />
openbaar groen<br />
collectief groen<br />
privé groen<br />
hoogbouw<br />
middelhoogbouw<br />
kerk<br />
Rotterdam<br />
laagbouw, grondgebonden<br />
vooroorlogse bebouwing<br />
nieuwbouw<br />
openbare voorzieningen<br />
winkels<br />
moskee<br />
onderwijsgebouw<br />
samenhangend gebied/wijk<br />
ensemble<br />
bijzondere plek<br />
0 40 80 120 160 200 m
7 Sportpark Harga, Volkstuincomplex Vijfsluizen en<br />
Begraafplaats Beukenhof<br />
Ontwerp en ontwerper:<br />
1951: Gedeeltelijke herziening van het plan in hoofdzaak, gelegen ten westen van<br />
het dorp Kethel, gemeentewerken Schiedam, [Harga Noord]<br />
Vastgesteld:<br />
Vastgesteld door de Gemeenteraad, 0 maart 1951<br />
Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, 1 augustus 1951<br />
1951 vv: Fasegewijze ontwikkeling, ca 1951-1959, gemeentewerken Schiedam,<br />
afdeling plantsoenen, supervisie J.J. Schipper<br />
7.1 Stedenbouw<br />
7.1.1 Volwaardige en ruime voorzieningen<br />
Ligging in de stad en begrenzing<br />
Het sportveldencomplex Harga, volkstuincomplex Vijfsluizen en de begraafplaats<br />
Beukenhof liggen tussen de uitbreidingswijken Nieuwland en Groenoord. Het<br />
sportpark wordt begrensd door grootschalige infrastructuur. Aan de noord- en<br />
westzijde wordt het begrensd door de snelwegen A 0 en de A4 die hier bij<br />
het Kethelplein bij elkaar komen. Aan de zuidoost-zijde vormt de spoorlijn<br />
Rotterdam–Hoek van Holland op het verhoogde talud een harde grens. In het<br />
noordoosten is de grens de Nieuwe Damlaan. Op diverse plaatsen zijn afritten en<br />
onderdoorgangen voor bestemmingsverkeer.<br />
Vijfsluizen en de Beukenhof worden eveneens begrensd door infrastructuur. De<br />
begraafplaats ligt tussen de Burgemeester Van Haarenlaan en de Poldervaart.<br />
Vijfsluizen wordt omgeven door de Poldervaart, de A4 en de spoorlijn.<br />
Culturele en sociale betekenis<br />
Harga, Beukenhof en Vijfsluizen maken deel uit van het zeer omvangrijke<br />
groengebied dat in het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak werd geprojecteerd tussen<br />
Kethel en Schiedam ten westen van de spoorlijn naar Delft. ‘Tevens zal dit gebied<br />
langs de noordelijke begrenzing van de bestaande bebouwing in het westen der<br />
stad (de Vlaardingerdijk) zover mogelijk binnen de bebouwing moeten worden<br />
doorgevoerd om zo de laatste kans te benutten tot het verkrijgen van een<br />
parkstrook, die vanuit de nabijheid van het stadscentrum een ononderbroken<br />
verbinding met het open landschap zal vormen’ (Memorandum, 1949, p. 16).<br />
Sportpark Harga is het grootste sportveldencomplex in Schiedam. Dit ruime<br />
sportpark maakt, samen met de andere naoorlogse sportcomplexen zoals<br />
Thurlede en Kethel, duidelijk dat de gemeente in de naoorlogse jaren veel<br />
belang hechtte aan sport en recreatie. Schiedam behoort aan het eind van<br />
de wederopbouwperiode tot de gemeenten met relatief het grootste aantal<br />
sportaccommodaties in Nederland (Van der Sloot, 1989, p. 7 ). In de naam van<br />
het gebied wordt de herinnering aan een oude waterloop levend gehouden:<br />
de Harg. Het omliggende gebied heette de Hargpolder. Aanvankelijk noemde<br />
gemeentewerken het in de planvorming nog ‘sportcomplex bewesten de<br />
Poldervaart’, later omgedoopt in Sportpark Harga.<br />
Het ontwerp van het sportveldencomplex is van de Gemeentelijke dienst<br />
gemeentewerken, afdeling plantsoenen, waarbij tuinarchitect J.J. Schipper de<br />
supervisie had over de uitvoering van de deelplannen. Harga is in de jaren vijftig<br />
in fasen gebouwd, waarbij veel inzet is verlangd van de Schiedamse bevolking.<br />
Terwijl gemeentewerken zorg droeg voor het aanleggen van de terreinen, bouwden<br />
de leden van de sportverenigingen zelf in de avonduren mee aan de realisatie<br />
van de voorzieningen, zoals kantines, kleedlokalen, dug-outs en tribunes. Op<br />
en rondom de velden heeft zich een vaak rijke sport- en clubgeschiedenis<br />
18
184<br />
Gedeeltelijke herziening van het plan in hoofdzaak, gelegen ten westen van het dorp<br />
Kethel, 1951 (CSO dossier 7)<br />
Aanleg sportvelden bewesten de Poldervaart, een deelplan voor de uitvoering van<br />
enkele van de eerste velden, 1952 gemeentewerken (gemeentearchief ac 541, inv<br />
561)
afgespeeld van bijvoorbeeld cricket- en voetbalclub Hermes DVS (de vereniging<br />
bestaat sinds 1884), korfbalvereniging Harga, voetbalclub Schiedamse Boys en<br />
Hockeyvereniging Spirit, waarvan de herinneringen en trots verankerd liggen in de<br />
harten van de inwoners van Schiedam.<br />
Volkstuincomplex Vijfsluizen is vanaf de jaren vijftig aangelegd, onder<br />
supervisie van tuinarchitect J.J.Schipper. De vereniging heette aanvankelijk<br />
‘Volkstuinvereniging Klein Babberspolder’. Het complex tussen de Poldervaart en<br />
de Vlaardingerdijk bij Vijfsluizen was nadrukkelijk als recreatiegebied bedoeld,<br />
niet uitsluitend voor de opbrengst van de volkstuintjes. In De Schiedamse<br />
Gemeenschap van maart 1951 werd deze doelstelling uitgebreid omschreven:<br />
‘Niet alleen voor de volkstuinders, maar voor de gehele bevolking wordt dit<br />
een recreatiegebied.’ (pag. 10). Tien jaar later, in 1961 werd het recreatieve<br />
karakter nog eens onderstreept: ‘Meer en meer is het materiële element op<br />
de achtergrond geraakt en ziet men vooral het recreatieve karakter van de<br />
tuinen als de belangrijkste factor,’ (De Schiedamse Gemeenschap, mei 1961,<br />
p. 61). Geïntegreerd met het geheel is de Babbersmolen met bijgebouwen en<br />
terreinaanleg. Deze voormalige verhoogde poldermolen met scheprad (1710<br />
gebouwd, 1888 verhoogd) ligt aan een waterloop door het gebied.<br />
De Begraafplaats Beukenhof (Burgemeester Van Haarenlaan 1450) is in 19 0<br />
aangelegd en na de Tweede Wereldoorlog uitgebreid. De uitbreiding uit 1956 is<br />
naar ontwerp van de gemeentelijke tuinarchitect J.J. Schipper tot stand gekomen.<br />
Toen kreeg de begraafplaats ook de huidige entree aan de noord-oost zijde.<br />
Programmatische en ruimtelijke typologie<br />
Sportveldencomplex Harga bestaat uit ongeveer twintig velden die oorspronkelijk<br />
voor verschillende buitensporten, zoals voetbal, hockey, korfbal en wielersport<br />
zijn aangelegd. De verenigingen beschikten over een of meerdere speelvelden<br />
en voorzieningen van verschillend formaat. Het gebied is niet in een keer<br />
aangelegd, maar in gedeelten. Als eerste zijn vanaf 1951 langs de spoorlijn<br />
sportvelden aangelegd, dicht bij de bebouwing van de stad en de op dat moment<br />
in aanbouw zijnde wijk Nieuwland. In de loop van de jaren vijftig en begin jaren<br />
zestig worden steeds een of meerdere velden tegelijk toegevoegd. De terreinen<br />
worden grotendeels omzoomd door hoge bomen om windluwe gebieden<br />
voor de sportbeoefening te creëren. De boombeplanting zorgt ook voor een<br />
besloten ruimte, waar de aandacht op het spel geconcentreerd kan worden. Het<br />
sportveldencomplex ligt op een vrijwel monofunctioneel sportterreinengebied, dat<br />
praktisch volledig wordt omsloten door grootschalige infrastructuur.<br />
Langs de noordoostkant liggen enkele afwijkende voorzieningen. Bij de entree tot<br />
het gebied aan de Sportlaan is een voormalige boerderij in het geheel opgenomen.<br />
Het is in gebruik bij de dierenbescherming als dierenasiel (Sportlaan ). Langs de<br />
A- 0 staat het ruim na 1965 gebouwde Novotel. Recentelijk is bij Station Schiedam<br />
Nieuwland en de Nieuwe Damlaan het Vlietlandziekenhuis gerealiseerd met ruime<br />
parkeervelden.<br />
Bijzonder aan het Volkstuincomplex Vijfsluizen is de afstemming van<br />
de padenstructuur en de verkaveling van de tuintjes op de historische<br />
landschappelijke ondergrond.<br />
Het meeste kenmerkende van de ruimtelijke typologie van de begraafplaats is de<br />
ruimtelijke verdeling in vakken voor de grafvelden. Die vakken zijn afgebakend<br />
door heggen, bomen en wandelpaden.<br />
Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur<br />
De openbare ruimte in Harga heeft een overwegend parkachtig karakter, met<br />
hier en daar doorzichten naar de velden. De verkeerstructuur is grotendeels<br />
hiërarchisch opgebouwd. De hoofdontsluitingsweg de Hargalaan, toegankelijk<br />
via de Nieuwe Damlaan en Sportlaan, is het breedste gedimensioneerd met<br />
gescheiden rijbanen voor snel- en langzaam verkeer. De Hargalaan geeft<br />
toegang tot de centraal in het gebied gelegen Olympiaweg, met aan weerszijde<br />
parkeervoorzieningen. De Olympiaweg vormt min of meer de ruggengraat van het<br />
gebied. Hiervandaan vertakt het wegennetwerk zich in smallere wegen naar de<br />
velden. Rondom het complex loopt een trimpad (Trimpad en Sportlaan), dat voor<br />
185
186<br />
Volkstuinencomplex Vijfsluizen is tevens wandelgebied (foto 2010)<br />
De openluchtwielerbaan, een ovalen ring met hellingbanen,<br />
aangelegd in de jaren ‘60 (foto 2009)
langzaam verkeer toegang geeft tot de velden.<br />
De zorgvuldige profilering van de Olympiaweg versterkt de functie van<br />
hoofdontsluitingsweg. De gescheiden verkeersbanen en laanbeplanting met<br />
hoge bomen geeft de weg een monumentale allure. Lage heggen onttrekken de<br />
geparkeerde auto’s grotendeels aan het zicht. Met de hoge boombeplanting zijn<br />
niet alleen lanen beplant, maar ook vakken voor de velden omzoomd. De velden<br />
zelf zijn niet openbaar toegankelijk, maar met hekken, bruggen en waterlopen<br />
langs de rand van de velden van de openbare weg afgescheiden. De waterlopen<br />
versterken het parkkarakter van het gebied.<br />
Tot de afwisselende onderdelen van de inrichting van de openbare ruimte behoren<br />
de toegangen tot de velden. Deze zijn in veel gevallen gesitueerd bij een pad over<br />
een sloot en voorzien van uit baksteen opgetrokken kassa-gebouwtjes, gedeeltelijk<br />
geschilderd in de clubkleuren, met metalen hekken en de clubnaam.<br />
Vijfsluizen is ingericht als wandelgebied. In De Schiedamse Gemeenschap wordt<br />
de aanleg van de paden beschreven: ‘Het is ontworpen als een wandelpark met<br />
hoofdwandelwegen – er zal geen rijwielverkeer zijn toegestaan – langs de drie<br />
zijden van de grote driehoek en kleinere wegen naar de verschillende tuintjes. Aan<br />
beide zijden van deze zijwegen komen sloten, waardoor ieder tuintje begoten kan<br />
worden met water, dat uit het slootje “voor de deur” kan worden geput. (…) Het<br />
zou ideaal geweest zijn, als de Poldervaart betrokken had kunnen worden in de<br />
wandelweg, maar op het dijklichaam mag absoluut niet worden gelopen, zodat de<br />
nieuwe weg er door een groenstrook van gescheiden zal zijn.’ (De Schiedamse<br />
Gemeenschap, maart 1951, p. 11)<br />
Het naoorlogse gedeelte van Begraafplaats Beukenhof is in vergelijking met de<br />
symmetrische indeling en de omsloten grafkamers van het vooroorlogse deel, zijn<br />
de grafvelden in het naoorlogse deel minder besloten van opzet.<br />
Voorzieningen<br />
Bij het merendeel van de sportvelden op Harga zijn specifieke voorzieningen<br />
gerealiseerd zoals kantines, kleedkamers, dug-outs, tribunes, kassa-gebouwen en<br />
hekken. Deze zijn grotendeels in de jaren vijftig, zestig of nog later gerealiseerd. In<br />
de meeste gevallen zijn de architectonische ontwerpen van een standaardniveau,<br />
wat voor sportaccommodaties vaak karig is. Een enkel gebouw heeft een meer<br />
uitgesproken architectuur, zoals de overdekte tribune van de huidige vereniging<br />
Hermes DVS met een zaagtanddak. Dit gebouw, ontworpen door architect L. van<br />
der Gaag uit Delft, is in 1966-1967 gebouwd voor de cricketclub van Hermes DVS<br />
(Olympiaweg 0).<br />
De geschiedenis van de gebouwen is verbonden met de clubhistorie. Bij de bouw<br />
van een deel van de voorzieningen zijn de clubleden actief betrokken geweest. De<br />
grotere tribunes, kantines en kleedruimtes zijn door professionele ingenieurs- of<br />
architectenbureau’s ontworpen en door aannemers uitgevoerd. Maar enkele kleine<br />
onderdelen zijn zichtbaar door actieve clubleden of met geringe financiële middelen<br />
gerealiseerd. Een goed voorbeeld zijn enkele metalen hekken aan de Sportlaan<br />
die onprofessioneel ogen. In een artikel in De Schiedamse Gemeenschap wordt de<br />
trots en betrokkenheid van de Schiedamse bevolking bij de sportvelden gemeld,<br />
die met vereende krachten delen uitvoerde, zoals het houten clubhuis bij de<br />
wielerbaan (De Schiedamse Gemeenschap, juli 196 , p. 108-109).<br />
Cultuurhistorisch bijzonder is de nog bestaande openluchtwielerbaan, aangelegd<br />
in 1961-1971, die voorzien is van hellingbanen. De ovalen baan is gerealiseerd<br />
op een kunstmatige aarden helling en heeft oorspronkelijk een klinker verharding<br />
met een oppervlakafwerking. Jarenlang kon de baan niet afgebouwd worden<br />
omdat de aarden wal moest inklinken, maar al die tijd bleef wegzakken (De<br />
Schiedamse Gemeenschap, februari 196 , p. 40- 41; februari 1969, p. 80- 8<br />
en april 1971, p. 8- 9). Een dergelijke vaste baan voor wielerwedstrijden in de<br />
openlucht is niet meer gebruikelijk in Nederland. Deze baan, gebouwd voor de<br />
‘wielrennersclub Schiedam’, is in 1991 gesloten. De baan is nu in gebruik bij een<br />
hondensportvereniging.<br />
187
188<br />
Presentatietekening sporthal Margriet, ontwerp Apon, Van den Berg, Tromp, met gebruikmaking<br />
van onderdelen van een vliegtuighangar, 1965 (in: Schiedams Gemeenschap, februari 1965, p.<br />
273)<br />
Standaardhuisje, Volkstuinencomplex Vijfsluizen, foto 2010
Een kenmerkende naoorlogse voorziening in Bijdorp is de Margriethal, in 196<br />
ontworpen door architectenbureau Apon Van den Berg Ter Braak Tromp, en in<br />
1969 in gebruik genomen. Deze sporthal is geconstrueerd uit metaal-onderdelen<br />
van een oude vliegtuighangar, die na de oorlog functioneel overbodig was<br />
geworden. Ondernemende Schiedammers hadden de hal gekocht met het doel<br />
een sporthal te realiseren. Door gebruik te maken van de oude onderdelen,<br />
kon op betrekkelijk goedkope wijze een zeer grote overdekte sporthal<br />
worden gerealiseerd. De bestaande grondvorm van de ‘reeds aangekochte<br />
staalconstructie’ bepaalde het grondoppervlakte van de hal van 5 x 75 meter.<br />
De hal is naderhand verbouwd, ramen zijn dichtgemaakt en het entreegedeelte is<br />
herzien, maar de opzet is nog grotendeels oorspronkelijk. Nationaal gezien is een<br />
dergelijke hal met deze geschiedenis mogelijk vrij uitzonderlijk.<br />
Het was in 1951 de bedoeling de tuinen van Vijfsluizen met tuinhuisjes en al over<br />
te dragen aan de nieuwe eigenaren. Eigen bouwsels werden niet toegestaan.<br />
‘Eentonigheid wordt voorkomen door de verschillende vormen van huisjes.’ (De<br />
Schiedamse Gemeenschap, maart 1951, p. 11) Op een groot deel van de huidige<br />
stukjes land in Vijfsluizen staat een houten tuinhuisje volgens een identiek ontwerp.<br />
Hiervan zijn verschillende varianten. Kenmerkend zijn het schuine dakvlak, de<br />
grote raamvlakken aan drie zijden en de luifel aan de voorkant, de plaatsing<br />
achter op het terrein, en de oriëntatie op het hoofdpad (een voorbeeld hiervan is<br />
Lavendulapad 14).<br />
De padenstructuur van Vijfsluizen wordt doorbroken door een waterloop.<br />
Over de waterloop zijn twee bruggen die gebouwd zijn naar een ontwerp van<br />
Gemeentewerken uit de jaren vijftig (195 ). Deze kenmerkende bruggen zijn<br />
identiek aan de bruggen over de singels langs de Burgemeester Van Haarenlaan<br />
en de waterlopen in het Prinses Beatrixpark.<br />
De belangrijkste gebouwde voorziening op de Beukenhof is de aula, die<br />
tevens gebruikt wordt als crematorium. De oorspronkelijke aula, een ontwerp<br />
van architectenbureau Spruijt en De Butter (1969), is in 198 sterk verbouwd<br />
(Hulsman, 00 , p. 16- 1).<br />
Herstructurering<br />
De huidige sportvelden en gebouwde voorzieningen van Harga zijn voor een groot<br />
deel nog oorspronkelijk. Er vinden wel geregeld verhuizingen van clubs plaats.<br />
Om verschillende redenen transformeert het gebied. Vanwege de beschikbaarheid<br />
van kunstgrasvelden, die intensiever kunnen worden bespeeld dan natuurgras,<br />
is minder behoefte aan grote aantallen natuurgrasvelden. Bovendien vindt er<br />
een verschuiving plaats in vrijetijdsbesteding, en is de huidige behoefte aan<br />
voorzieningen voor hondensportverenigingen toegenomen.<br />
Het afgelopen decennium zijn diverse plannen gemaakt om delen van het<br />
gebied om te vormen tot terreinen voor hoogwaardige kantoren of andere<br />
bijzondere openbare voorzieningen in het groen. Het is de bedoeling dat het<br />
gebied ondanks de verdichting een overwegend groen karakter blijft behouden.<br />
In het Groenstructuurplan van Schiedam (1995) wordt het omschreven als<br />
‘clusterbebouwing in het groen’. De gewenste ontwikkeling is: ’Het behouden<br />
van het groene karakter van de plekken, waarbij het groen in dienst staat van de<br />
representatie van bedrijven en voorzieningen.’ (pag )<br />
In de noordoost-hoek van Harga heeft de meeste transformatie plaats gevonden.<br />
Hier is sprake van verdichting, zoals de bouw van het Novotel en het Vlietland<br />
ziekenhuis met parkeervoorzieningen. Ook zijn gebouwen vernieuwd en<br />
voormalige natuurgrasvelden veranderd in kunstgras (de hockeyvelden ten<br />
noorden van de Hargalaan).<br />
Bij Vijfsluizen en De Beukenhof is geen sprake van ingrijpende herstructurering<br />
van het gebied. Hier staat onderhoud in het teken van behoud.<br />
189
190
Bronnen:<br />
Gemeentearchief<br />
GAS, T 541, inv.nr. 561, stukken betreffende Sportpark Harga, 1951-1959<br />
GAS, T 8, inv.nr. 117 (1966-051), bouw overdekte tribune Olympiaweg 0<br />
Cluster Stedelijke ontwikkeling<br />
CSO, dossier 7, Gedeeltelijke herziening van het plan in hoofdzaak, gelegen ten<br />
westen van het dorp Kethel, 1951;<br />
Literatuur<br />
Memorandum over de stedenbouwkundige ontwikkeling van Schiedam, 1949;<br />
‘Het Schiedam van Polyantha wordt arm aan bloemen. Bezuinigingen op<br />
bestaande en grote sommen voor nieuwe recreatieterreinen’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, maart 1951, nr 1, jrg , p. 10-1 ;<br />
H. van der Meer, ‘De Volkstuinen. Niet om het boontje alleen’, De Schiedamse<br />
Gemeenschap, mei 1961, p. 60-61;<br />
N. van Loopik, ‘Groengordel groeit door sportief gemeenschapswerk’, in: De<br />
Schiedamse Gemeenschap, juli 196 , p. 108-109;<br />
N. van Loopik, ’ 0 jaar zelfwerkzaamheid levert ovalen ring op’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, februari 196 , p. 40- 41;<br />
Loet van Schellebeek, ‘Wielerbaan nadert voltooiing’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, februari 1969, p. 80- 8<br />
Loet van Schellenbeek, ‘Nog een paar meter, daar is de meet’, in: De Schiedamse<br />
Gemeenschap, april 1971, p. 8- 9;<br />
H. van der Sloot, Een omgeving blij en licht van kleur. De stadsontwikkeling van<br />
Schiedam 1949-1989, Schiedam 1989, o.a. p. 68-77;<br />
Gemeente Schiedam, Dienst gemeentewerken, Groenstructuurplan Schiedam,<br />
Schiedam 1995;<br />
Rita Hulsman, Funeraire cultuur. Regio Rotterdam, Soesterberg 00<br />
191
19<br />
7.1.2 Waardering<br />
Sportpark Harga/<br />
Volkstuinen-<br />
complex Vijfsluizen<br />
Sterk<br />
samenhangende<br />
WIJK of GEBIED<br />
V Volkstuinen-<br />
complex Vijfsluizen<br />
ENSEMBLE<br />
stedenbouwkundige<br />
en architectonische<br />
kwaliteit<br />
Bijzondere PLEK<br />
O) Olympiaweg en<br />
wielerbaan<br />
Net als bij de recreatieve voorzieningen ten noorden van de rijksweg A 0, is bij die ten zuiden<br />
ervan de meer dan 700 jaar oude Poldervaart tot richtsnoer genomen van de situering. Dit is al<br />
in de oorlogsjaren neergelegd in het doorwrochte algemeen uitbreidingsplan van Schiedam. De<br />
groepering van het sportpark, het volkstuinencomplex en de na de oorlog uitgebreide begraafplaats<br />
zorgt voor een zeer aanzienlijke en gevarieerde groenstrook ten westen van Nieuwland,<br />
tussen Groenoord en Schiedam West.<br />
De lastige ruimtelijke puzzel die er lag door de doorsnijding van het gebied door het verhoogde<br />
spoorwegtracé richting Hoek van Holland, de Hargalaan en de op- en afritten van de A 0 is op<br />
een vindingrijke wijze opgelost door de gemeentelijke tuinarchitect J.J. Schipper en zijn dienst.<br />
Uit de profilering van de Olympiaweg in Harga, de verfijnde paden- en waterstructuur in Vijfsluizen<br />
spreekt een meesterhand. Een reeks van voor het naoorlogse Schiedam karakteristieke<br />
bruggen verlevendigen het geheel.
Sterk samenhangend gebied of wijk:<br />
V Volktuinencomplex Vijfsluizen<br />
Een verborgen groene oase<br />
Op een driehoekig terrein, ingeklemd tussen Rijkweg A4, Poldervaart en spoorbaan ligt het<br />
verborgen volkstuinencomplex Vijfsluizen met 59 tuinen, een verenigingsgebouw en een<br />
tuinwinkel. Het complex is een groene oase van rust. Opvallend is de aansluiting van de<br />
volkstuinen aan de Poldervaart. De combinatie van het hoogteverschil van de dijk langs de<br />
Poldervaart en de lager gelegen tuinen, de verbrede parkzone met grote bomen en de scherpe<br />
hoeken van het padenpatroon levert een bijzonder fraaie rand op. Ter plaatse van de historische<br />
watermolen, de Babbersmolen, maken de paden een lus. Hierdoor is de plek van de molen<br />
enerzijds op een vanzelfsprekende manier opgenomen in het gehele complex maar daarin ook<br />
verbijzonderd. De profielkwaliteit van de hoofdpaden, met grasbermen, sloten en bomen is van een<br />
hoge kwaliteit. Tenslotte is de rechthoekige groene ruimte bij het clubhuis fraai monumentaal van<br />
opzet.<br />
19
194<br />
Bijzondere plek/structuur:<br />
O Olympiaweg.<br />
Een weg met allure en weidse uitzichten<br />
Het centrale ruimtelijke element van Sportpark Harga is de Olympiaweg. De verschillende<br />
sportterreinen worden aaneengesmeed door deze weg. De weg is ruim en heeft een weldadig<br />
groene inrichting. Het afwisselende ruimtelijke karakter wordt bereikt door verschillende elementen,<br />
zoals de waterpartij met fontein, grasbermen, verbredingen en versmallingen, een groene<br />
middenberm, een knik in de weg, begeleidende rijen bomen en solitaire bomen. Daarnaast heeft de<br />
weg weidse uitzichten over de sportterreinen.
195
196<br />
7.2 Architectuur<br />
Architectuurkaart Sportpark Harga, Volkstuincomplex Vijfsluizen en Begraafplaats Beukenhof<br />
03/03/2010<br />
HARGA<br />
Hr2<br />
Hr3<br />
Hr1<br />
geïnventariseerd gebouw<br />
gebouwen met gemiddelde erfgoedwaarde<br />
gebouwen met hoge erfgoedwaarde<br />
bestemmingsplangrens<br />
wijkgrens naoorlogse inventarisatie
7.2.1 Architectuur Sportpark Harga, Volkstuincomplex Vijfsluizen en Begraafplaats Beukenhof<br />
Nr. op<br />
kaart Adres<br />
hr1 Nieuwe Damlaan 5 Sporthal<br />
Oorspronkelijke<br />
Functie Architect/ontwerper Bouwjaar<br />
Apon, Van den Berg, Ter<br />
Braak, Tromp 1965<br />
hr Olympiaweg 0 Overdekte tribune L.P. van der Gaag, Delft 1966-1967<br />
hr Beukenhof Aula<br />
Spruijt en den Butter,<br />
Schiedam, door Den Butter 1969<br />
197
198<br />
Schiedam, Harga<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
hr 1<br />
Straat + huisnummers: Nieuwe Damlaan 5<br />
Gebouwtype: Sporthal Margriet<br />
Bouwsysteem / materialen: Staalconstructie van voormalige vliegtuighangar; gevel deels van metselwerk<br />
van paars gesinterde bakstenen<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1963 / 1965<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Apon, Van den Berg, Ter Braak, Tromp<br />
Opdrachtgever bouw: Stichting Sporthal Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: met oorspronkelijke functie (sporthal)<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T 338, inv.nr. 1447 (doss. 1964-032)<br />
Bijzonderheden: Ontworpen en gebouwd met gebruik van onderdelen van een metalen<br />
vliegtuighangar uit Engeland. De gedemonteerde hangar werd gekocht door<br />
ondernemende Schiedammers die hiermee de bouw van een sporthal<br />
probeerden te versnellen. Het is sterk verbonden met de oorlog: een oud<br />
onderdeel van de oorlogsindustrie werd na de oorlog ingezet voor<br />
wederopbouw.<br />
Cultuurhistorische waarde: De sporthal is een bijzondere uitdrukking van particulier initiatief. En van<br />
grote waarde als voorbeeld van hergebruik van bestaande onderdelen (4)<br />
Architectuurhistorische waarde: Bijzonder materiaalgebruik: een oude vliegtuighangar is getransformeerd tot<br />
een sporthal (2,5)<br />
Ensemblewaarde: Het gebouw ligt op een stedenbouwkundig herkenbare plaats bij een viaduct,<br />
langs de belangrijkste verbindingsweg naar Schiedam-Noord (2)<br />
Gaafheid: Het sportgebouw is diverse malen verbouwd en uitgebreid (2)<br />
Zeldzaamheid: Vanwege het particulier initiatief en de toepassing van oude gebouwdelen<br />
zeer zeldzaam voor Schiedam (4)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een gemiddelde erfgoedwaarde (2,9)<br />
Aanbevelingen: Vooral de metalen draagconstructie en de gemetselde uitbouwen zijn<br />
oorspronkelijk en zomogelijk bij renovaties handhaven.
Schiedam, Harga<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
hr 2<br />
Straat + huisnummers:<br />
Olympiaweg 20<br />
Naam gebouw tribunegebouw Hermes DVS<br />
Gebouwtype: overdekte tribune<br />
Bouwsysteem / materialen: stalen kolommen ingelaten in betonnen poeren, dak combinatie van stalen<br />
liggers en houten balken, houten tribune.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1966-1967<br />
Architect / ontwerper: Buro voor architectuur L.P. van der Gaag, Delft<br />
Opdrachtgever bouw: Hermes DVS, cricket en football vereniging Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: in gebruik met oorspronkelijke functie<br />
Archief inventarisnummers: GAS T 338, inv.nr. 117 (1966-051)<br />
Bijzonderheden: Tribune met zitplaatsen afgedekt door een zaagtand-dak (geen pre-fab<br />
ontwerp).<br />
Cultuurhistorische waarde: Hermes DVS is een van de oudste sportverenigingen in Schiedam, met een<br />
rijke clubhistorie. Het gebouw heeft een grote herinneringswaarde. (3)<br />
Architectuurhistorische waarde: De tribune met het zaagtand-dak is bijzonder omdat het zowel functioneel is,<br />
als een opvallende expressieve architectuur op het sportcomplex (4)<br />
Ensemblewaarde: De orientatie van het gebouw is afgestemd op de ligging van het sportveld (4)<br />
Gaafheid: Het gebouw is nog grotendeels oorspronkelijk (4)<br />
Zeldzaamheid: Binnen het oeuvre van Van der Gaag een goed voorbeeld van een eenvoudig<br />
sportgebouw (3)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een hoge erfgoedwaarde (3,7)<br />
Aanbevelingen: Het gebouw in originele staat behouden<br />
199
00<br />
Schiedam, Harga<br />
Beschrijving bouwwerken uit Wederopbouwperiode ( 1940 – 1965)<br />
hr 3<br />
Straat + huisnummers: Burgemeester van Haarenlaan 1450, Begraafplaats Beukenhof<br />
Gebouwtype: Aula op begraafplaats<br />
Bouwsysteem / materialen: Gewapend betonconstructie met gevels in baksteen en B2-blokken.<br />
Piramidevormig dak in hout.<br />
Jaar van ontwerp / bouw: 1969<br />
Kunst / kunstnijverheid: Tegenover de aula staat een muur met betonblokken (ontwerp architect)<br />
Tegen en voor deze muur is in 2001 een Indië-Korea monument geplaatst.<br />
(ontwerp Ella van de Ven, Amstelveen). Naderhand is een zwarte ongeveer<br />
twee meter hoge sculptuur met associaties aan een urn/siervaas geplaatst.<br />
Architect / ontwerper: Architectenbureau Spruijt en den Butter (ontwerp den Butter)<br />
Opdrachtgever bouw: Gemeente Schiedam<br />
Gebruik na oplevering / heden: Aula en crematorium<br />
Archief inventarisnummers: GAS: T.338 Inv.nr.167 Doss.nr. 169/173<br />
Bijzonderheden De begraafplaats is in 1930 aangelegd. In 1956 is het complex uitgebreid<br />
naar ontwerp van J.J. Schipper. Het aula-gebouw is gebouwd in 1969. In 1983<br />
is aan de aula een crematorium toegevoegd en is onder meer de entreepartij<br />
sterk gewijzigd. De lichtkapjes in de kap zijn vervangen door een lichtstrook<br />
langs de dakrand.<br />
Cultuurhistorische waarde: De Aula is het hoofdgebouw op de begraafplaats de Beukenhof. Dit is de<br />
belangrijkste algemene begraafplaats in Schiedam. (4)<br />
Architectuurhistorische waarde: Het oorspronkelijke gebouw had diverse hoogwaardige esthetische<br />
onderdelen, waarvan nu de hoofdstuctuur en elementen nog aanwezig zijn.<br />
Bijzonder zijn vooral het piramide-vormige dak en de deuren. ( 4,5)<br />
Ensemblewaarde: De aula ligt op een zichtlijn van het oude gedeelte (1930) en de nieuwe entree<br />
(1956) (4)<br />
Gaafheid: Het gebouw is sterk verbouwd (2)<br />
Zeldzaamheid: Het is de enige aula op een van de hoofdbegraafplaatsen van Schiedam (4)<br />
Waardestelling: Het gebouw heeft een hoge erfgoedwaarde 3,7<br />
Aanbevelingen: Overweeg of de verbouwingen van de aula uit 1983 bij nieuwe ingrepen deels<br />
ongedaan kunnen worden gemaakt, zoals het dichtzetten van de entreeluifel<br />
en de driehoekige openingen in het dak.
7.2.2 Beeldende kunst en bruggen<br />
Beeldende kunst<br />
Vrijstaand beeld, archaïsche vorm, ontwerp/kunstenaar D. Wiegman (1944,<br />
geboren Schiedam), materiaal polyester, 1975.<br />
Bruggen<br />
Brug over de Poldervaart van Nieuwland naar sportpark Harga.<br />
01
Bijlagen<br />
1 Omslagen van De Schiedamse Gemeenschap<br />
2 Een geruisloze doorbraak<br />
0
Omslagen van De Schiedamse Gemeenschap<br />
1 ste Jaargang nr 2, april 1949<br />
‘Achtentwintig van de 126 woningen, die in de Klein Babberspolder aan de<br />
Vlaardingerdijk tegenover de werf Wilton worden gebouwd, zijn op het ogenblik<br />
zover, dat zij in gebruik genomen kunnen worden. Het betreft hier zogenaamde<br />
strookbouw, huizenrijen van drie verdiepingen, die los van elkaar staan, zodat<br />
men aan alle kanten zon en licht ontvangt. De ruimten tussen de huizenstroken<br />
– circa 22 meter – wordt bestemd voor gemeenschappelijke tuinen en<br />
kinderspeelplaatsen.’<br />
2 de Jaargang nr 1 en 2, maart-april 1950<br />
‘Trots en krachtig rijst het moderne Schiedam op uit de vergane glorie van het oude<br />
stadje. Nog slechts vaag herinnert de bloeiende woon- en werkstad langs de Maas,<br />
dat steeds de trots van zijn burgers kon zijn, omdat het in eenvoud goede dingen<br />
tot stand bracht.<br />
Steef Zoetmulder heeft in een enkele gedachte het stille verleden met het<br />
vooruitstrevende heden op de omslag van dit nummer samengebracht en daarmee<br />
ook de inhoud gekarakteriseerd. Want Schiedam kijkt op 18 Maart bij de viering<br />
van het 675-jarige bestaan niet op de eerste plaats naar het verleden, al is het<br />
dankbaar voor wat voorgaande geslachten presteerden.’<br />
3 de Jaargang nr 3, juni 1951<br />
‘De Oostkant van de stad is nooit af geweest. Ongemerkt sprongen trams en<br />
auto’s over het stuk onbebouwd Rotterdam Schiedam binnen. Nu staat er de<br />
Torenflat als een kolossale affiche tegen de lucht gezet: “Dit is Schiedam. Het<br />
nieuwe Schiedam”. Het Schiedam, dat door particulier initiatief en stimulerende<br />
overheidszorg een gebouw rijker werd. ... Schiedam is een nieuw representatief<br />
gebouw rijk. Het heeft er zijn entree voor de komende tientallen jaren mee bepaald.<br />
Het is bezig de buitenkant in overeenstemming te brengen met zijn standing. Het<br />
oude hart wordt tegelijk aangepakt.’<br />
4 de Jaargang nr 1, maart 1952, Van Riebeecknummer<br />
‘In deze dagen valt van Riebeeck’s schaduw over Schiedam. Over de moderne<br />
stad met haar winkel- en woongalerijen, waarlangs het verkeer in nooit eindigende<br />
stroom een weg naar havens en industrieën zoekt. ... Verleden en heden zijn in<br />
zijn figuur samengeklonken, omdat de rustige vanzelfsprekendheid waarmee het<br />
stadhuis de eeuwen over zich heen zag gaan evenveel deel was van zijn wezen<br />
als de naarstige vooruitstrevendheid, waarmee nog geen jaar oude gebouwen aan<br />
de toekomst gestalte geven.’<br />
Ontwerp Steef Zoetmulder<br />
05
6 de Jaargang nr 4, juli 1954<br />
‘In Nieuwland staat een huis, in Nieuwland staan veel huizen en elke dag groeit<br />
de nieuwe stad daar in de polder verder. Bouwt Schiedam in Nieuwland goed? ’t<br />
Is moeilijk om daar nu een juist antwoord op te geven, maar wanneer we om ons<br />
heen kijken mogen wij toch constateren dat onze stad beslist geen slechte beurt<br />
maakt.’<br />
7 de Jaargang nr 4, juni-luli 1955<br />
”Wat stelt het voor?” heeft u zich misschien afgevraagd bij het zien van onze<br />
voorplaat. Het artikel over de Schiedamse E 55-stand geeft antwoordt op die<br />
vraag. De foto toont ons namelijk de inzending van de Verenigde Glasfabrieken,<br />
een compositie van flessen glazen bellen, die door kleurvariatie en knappe<br />
belichting een bijzonder fascinerend karakter heeft gekregen.’<br />
7 de Jaargang nr 8/9, december 1955<br />
‘Met deze magnifieke foto-montage heeft Ir.G. den Butter de eerste prijs van<br />
de fotowedstrijd “Schiedam in beeld” in de wacht gesleept. Volkomen terecht<br />
naar onze mening, want de plaat geeft een zeldzaam scherpe synthese van wat<br />
Schiedam tegenwoordig is: een oude stad overschaduwd en overvleugeld door<br />
een moderne industrie.’<br />
8 ste Jaargang nr 2, april 1956<br />
‘Kenmerkend voor de strakke zakelijkheid van het zich steeds vernieuwende<br />
Schiedam is de gevel met het trappenhuis van het gebouw van de Amsterdamse<br />
Bank-Incasso Bank aan de Gerrit Verboonstraat. Nuchter-zakelijk, zonder de<br />
tierlantijnen welke de architectuur uit vroegere periodes kenmerkt, maar tegelijk<br />
ook schoon, zelfs speels van lijn en evenwichtig van verhoudingen. Dit fraaie<br />
gebouw dat vorig jaar onder architectuur van het bureau Kraaijvangers gereed<br />
kwam, is wel een heel sprekend voorbeeld van de hoogstaande moderne<br />
Nederlandse architectuur.’<br />
Foto: A. Algra<br />
07
8 ste Jaargang nr 3, mei 1956<br />
‘De eerste prijswinnaar van de fotowedstrijd “Schiedam in beeld”, Ir.G den Butter,<br />
zond behalve zijn bekroonde foto ook deze van de Oranjebrug in.’<br />
Deze brug is in 1938 ontworpen door Ir. H.B.J. Aikema (1888-1966). Hij was vanaf<br />
1920 eerste ingenieur bij Gemeentewerken en van 1939 tot 1954 directeur van die<br />
dienst.<br />
8 ste Jaargang nr 10, februari 1957<br />
‘Daar staat hij dan, de gigantische torenflat van Nieuwland, waarin liefst 200<br />
gezinnen een nieuw leven zijn begonnen. Een prèttig leven. Want zeer comfortabel<br />
zijn de 3 en 4-kamerflats in deze wolkenkrabber, die Schiedams profiel zozeer<br />
veranderd heeft. Ze zijn centraal verwarmd, ruim, qua uitzicht onovertrefbaar,<br />
duchtig beschermd tegen kou en wind en van vele gemakken voorzien. En van<br />
buiten... Ach onze prachtige voorplaat spreekt voor zich zelf!’<br />
Jaargang 11, nr 3, juli 1959<br />
‘Daar staat hij: de EUROBAAK. Aan het water naast het nieuwe “EUROPOORT”.<br />
De middagzon tovert op het metaal een gloeiende ster.<br />
“Wat moet dan ding nou voorstellen?” grommen sommige wandelaars. Dat weten<br />
wij ook niet, maar wat het zou KUNNEN voorstellen is: TROTS op de nieuwe<br />
mogelijkheden van vertier in onze stad, waarover wij in dit nummer met vele<br />
pagina’s platen en woorden uitweiden.’<br />
Jaargang 11, nr 6, oktober 1959<br />
‘Oud en nieuw als zwart en blank in een strakke foto genomen vanaf het inmiddels<br />
afgedankte perron op de oude spoorbaan.’<br />
09
Jaargang 13, nr 7, oktober 1961<br />
‘Eindelijk een volwassen winkelgalerij aan de Mgr. Nolenslaan’<br />
Schiedam<br />
Speciaal nummer van De Schiedamse Gemeenschap naar aanleiding van het<br />
bezoek van H.M de Koningin op 13 september 1962.<br />
Tekeningen van de gebroeders Das, foto’s van Ir. G den Butter, C.J. Breur, B. v.d.<br />
Mast, J. Roovers, N. Vermeulen en Hans Visser. Tekst: M.M. van Praag.<br />
‘Verklaring van de nummers: 1 Nieuwe Stadhuis. 2 Ruïne. 3 Proveniershuis. 4.<br />
Kantoorgebouw. 5 Woonflat (ca. 10 verdiepingen). 6 Winkelcentrum met woonflat.<br />
7 Winkelcentrum met woonflats (4 woonlagen + winkels). 8 Flats. 9 Hoge flats<br />
met winkelgalerijen. 10 Zeer hoge flats (10-12 verdiepingen). 11 Spoordijk. 12<br />
Verhoogde weg naar Station. 13 Flat. 14 Nieuw hoofdgebouw van station. 15<br />
Lage vleugel van Station. 16 Tramhaltes. 17 Bushaltes. 18 Parkeerterrein. 19<br />
Beveiligd kruispunt. 20 Scie. 21 Rijksweg 20. 22 Fabriek “Hollandia”. 23 Bestaande<br />
bebouwing. 24 Bestaand industrieterrein.<br />
Jaargang 15, nr 5, juli 1963<br />
‘Nadat reeds in 1959 – in zeer nauwe samenwerking met de Gemeente – het zgn.<br />
hoogspoorplan en de perrons en overkapping van het station werden voltooid,<br />
is thans het moment aangebroken waarop het representatieve gedeelte van<br />
het stationsgebouw in gebruik kan worden genomen. Dit stemt ons tot grote<br />
voldoening. De allure van dit gebouw, ontworpen door Ir. K. Van der Gaast, is<br />
zódanig, dat wij van mening zijn dat Schiedam een entree rijker is geworden, welke<br />
past in de structuur en het uiterlijk van deze dynamische stad. ...<br />
N.V. Nederlandse Spoorwegen<br />
J. Lohman<br />
President’<br />
Jaargang 16, nr 3, mei 1964<br />
‘De voorplaat: “twee emmertjes”, foto Frits Henderickx.’<br />
11
Jaargang 16, nr 10, januari 1965<br />
‘Al direct in 1965 echter een afscheid: de chef van de gemeentelijke<br />
plantsoenendienst, de heer J.J. Schipper gaat de stad verlaten. Onze voorpagina<br />
is gewijd aan een van de voornaamste projecten, die onder de leiding van de heer<br />
Schipper gereedkwamen: het Beatrixpark.’<br />
Jaargang 17, nr 6, september 1965<br />
“Als het regent, ga je binnen zitten”, zo redeneert men op de Vijfsluizen en<br />
Thurlede, “gezellig is het altijd.” Voor die gezelligheid staat de kwaliteit van de<br />
huisjes op de volkstuinen borg. U ziet zo’n huisje op de foto. Ze worden gebouwd<br />
volgens vastgesteld model en zijn door een soepele regeling van de gemeente<br />
en het Algemeen Verbond van Volkstuindersverenigingen, op gemakkelijke<br />
betalingsvoorwaarden in eigendom te verwerven. Een regeling waarvan vele<br />
volkstuinders gebruik hebben gemaakt.<br />
Overigens – het is goed dat op deze plaats nog eens te benadrukken – kan<br />
Schiedam zeer tevreden zijn met de ruimte die het heeft voor de volkstuinders.<br />
Vergeleken bij de situatie in andere steden staat het gewas er bij ons goed bij!’<br />
Foto: A de Haan<br />
Jaargang 19, nr 3, mei/juni 1967<br />
‘De tunnel heeft een gebogen tracé van totaal 1.300 meter. De helling van het<br />
wegdek bedraagt 1 op 22 of 4,5 procent. In het gesloten gedeelte bevat de<br />
tunnel twee gescheiden rijbanen met ieder twee rijstroken. Ter plaatse van de<br />
ventilatiegebouwen wordt daaraan één strook toegevoegd – de kruipstrook<br />
– voor het langzaam klimmende verkeer. Het dwarsprofiel van de tunnel heeft<br />
twee verkeersbuizen met daartussen een kanaal voor kabeldoorvoer, leidingen,<br />
bediening en hulpventilatie. ...<br />
De tunnel is ontworpen door de directie Sluizen en stuwen van Rijkswaterstaat<br />
welke tevens was belast met het toezicht. Het werk is uitgevoerd door acht<br />
Nederlandse bouwondernemingen verenigd in de aannemerscombinatie Nestum<br />
II.’<br />
Jaargang 19, nr 7, oktober 1967<br />
‘De kantoorflat voor het station, waarin o.a. de Rijnmondraad is gehuisvest.’<br />
1
Jaargang 21, nr 1, maart 1969<br />
‘Het nummer, waarmee wij de 21ste jaargang beginnen, heeft en gevarieerde<br />
inhoud. Hoofdmoot is de beschouwing over de leefbaarheid van Groenoord, die<br />
wij in ons vorige nummer reeds aankondigden. In het artikel worden kool noch geit<br />
gespaard en wij zouden wensen dat het reacties opleverde van personen, die er<br />
een andere mening over de Schiedamse planologie op na houden.’<br />
Jaargang 22, nr 4, juni 1970<br />
‘De Harg, gereformeerd bejaardentehuis in Kethel, bij de Schiedamse weg; kosten<br />
bijna vier miljoen; 90 bewoners, waarvan 72 in éénkamer- en 18 in tweekamerflats.<br />
De Harg is in de plaats gekomen van het gereformeerde bejaardentehuis aan de<br />
Nieuwe Haven; en is in opdracht van de stichting Gereformeerde Bejaardenzorg<br />
ontworpen door prof. W.G. Quist. Voor de flat staat een, op een modern motel<br />
lijkend, gebouw, waarin 12 appartementen voor bejaarde echtparen, die helemaal<br />
voor zichzelf zorgen.’<br />
Foto: Ton de Haan<br />
De Harg is enkele jaren geleden afgebroken.<br />
Jaargang 22, nr 5, juli 1970<br />
‘Jack van Raay maakte deze plaat van Burgemeester Roelfsema, terwijl deze de<br />
eerste paal slaat van een torenflat van 20 verdiepingen, die zal verrijzen op de<br />
grens van Schiedam en Vlaardingen aan de Laan van Bol’es.’<br />
15
16<br />
Toelichting bijlage 2<br />
‘Architectuur en stedenbouw zijn als disciplines en als bundeling van ambities<br />
en activiteiten bij uitstek afhankelijk van de geschiedenis als bron van kennis en<br />
inzichten.’ Aldus Noud de Vreeze, toenmalig directeur van het Stimuleringsfonds<br />
voor Architectuur, in zijn voorwoord van het vuistdikke boek Een geruisloze<br />
doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting<br />
en wederopbouw van Nederland.<br />
Hét trefwoord van de wederopbouw is radicaliteit. Dit geldt op bijna alle terreinen:<br />
de vaak hardhandige, ingrijpende veranderingen van de bestaande realiteit; de<br />
knellende banden van een op gelijkheid gerichte cultuur; de opkomst van zeer<br />
dominante, overal aanwezige en doordringende massamedia; een toenemende<br />
grootschaligheid in het object van de besluitvorming over ruimtelijke ordening en<br />
stedenbouw. Ontwikkelingen op die gebieden, waaronder tevens infrastructuur,<br />
werkgelegenheid en recreatie, worden meer en meer op regionaal en nationaal<br />
niveau gecoördineerd en gestuurd. De architectonische vormgeving werd in<br />
toenemende mate ondergeschikt gemaakt aan de rationaliteit van het industriële<br />
denken. Overheden en gespecialiseerd bedrijven voor de uitvoering van<br />
bouwwerken bepaalden steeds meer de randvoorwaarden, waaronder het ontwerp<br />
van gebouwen tot stand kon komen.<br />
In dit boek worden nauwkeurig de contouren aangegeven van een radicale<br />
doorbraak die na de Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden in de<br />
maatschappelijke en ideologische inzet van architectuur en stedenbouw, een<br />
geruisloze doorbraak, die zich sindsdien verder verdiept heeft en fijnmaziger wordt.<br />
Een reeks tekstfragmenten uit deze zeer omvangrijke en caleidoscopische<br />
publicatie biedt de lezer van dit onderzoeksrapport enkele handvatten om<br />
de naoorlogse ontwikkelingen en verschijningsvormen van Schiedam in een<br />
verhelderend nationaal en zelfs internationaal kader te plaatsen.
Een geruisloze doorbraak<br />
Inleiding<br />
‘De maatschappijvernieuwing door een elite in de zin van wat gewoonlijk de<br />
Doorbraak wordt genoemd, bleek al snel een complete mislukking. Maar een<br />
andere doorbraak voltrok zich in stilte: het novum van een langdurige sturing van<br />
de woningbouw, het streven naar een nieuw stadsbeeld en het optimaal benutten<br />
van de mogelijkheden van de moderne techniek in het kader van de industrialisatie<br />
van Nederland.’<br />
‘In de geschiedenis van de twintigste eeuw zijn ontwikkelingen te onderscheiden<br />
die zich voordien niet in deze hoedanigheden voordeden. Te denken valt aan het<br />
ontstaan van totalitaire politieke stelsels (zoals het communisme, fascisme en<br />
maoïsme); het ontstaan van omvangrijke bureaucratische overheidsapparaten<br />
(ook buiten de totalitaire staten), en het gebruik van deze apparaten bij het tot<br />
stand brengen van nieuwe maatschappijvormen. Begrippen als ‘massa’ (van<br />
arbeiders, kleine burgers, of anderszins) of de ‘big numbers’ spelen een voorname<br />
rol. De twintigste eeuw is tot zekere hoogte de eeuw van de geüniformeerde<br />
massamaatschappij. Centraal thema in de wederopbouw is de plotselinge<br />
stroomversnelling in de wijze waarop nieuwe bestaansbronnen voor grote<br />
groepen burgers moesten worden aangeboord en de consequenties daarvan<br />
voor de omgang met de massa in de architectuur en stedebouw. Juist dit thema<br />
beïnvloedde de ruimtelijke vormgeving van Nederland meer dan de inspanningen<br />
van de ontwerpers.<br />
De opvattingen over de relatie tussen individu en maatschappij manifesteerden<br />
zich in tegenstellingen tussen totalitair blok en democratisch bestel, liberaal<br />
kapitalisme en staatsplanning. Dit fenomeen werd weerspiegeld in de (politieke)<br />
filosofie. Het personalisme (jaren dertig), het existentialisme (jaren veertig en<br />
vijftig) en de filosofen van de ‘counter culture’ (jaren zestig) lijken allen te zijn<br />
gefascineerd door de consequenties van de moderne massamaatschappij voor de<br />
manier waarop het individu tegenover de gemeenschap staat. (...)<br />
In de architectuur en de stedenbouw deed hetzelfde thema zich vanaf de<br />
bezettingsjaren gelden. Allereerst doemde de praktische vraag op naar de positie<br />
van de ontwerpende disciplines binnen de bureaucratische en technocratische<br />
planningsinstellingen die het voortouw namen bij de ruimtelijke reorganisatie<br />
van stad en land. Hoezeer de standpunten in het architectuurdebat tijdens en<br />
na de bezetting ook uiteenliepen, de basis was steeds het zoeken naar een<br />
antwoord op de versnelde gang naar de massamaatschappij en de verstrekkende<br />
consequenties daarvan voor het vak. Negeren van deze tendensen was geen<br />
reële optie; ook ‘conservatieve’ en ‘traditionele’ architecten probeerden ze te<br />
verwerken. De meeste architecten hadden tijdens de bezetting een buitengewone<br />
interesse voor typisch Nederlandse tradities: het nationale, de culturele identiteit,<br />
het streekeigene. In de architectuurdiscussie werden de betekenissen van de<br />
Nederlandse architectuurtraditie ontrafeld en in prijsvragen verwerkt. Steeds weer<br />
bleek echter het teruggrijpen op de traditie een doodlopend spoor. (...) Toen in<br />
de laatste bezettingsjaren de verwoestingen een dramatische omvang kregen,<br />
zagen de ontwerpers in dat de wederopbouw een planningsprobleem van de<br />
eerste orde was. De discussie over het lot van de oude steden ging niet over<br />
een oude of nieuwe esthetiek, maar over de nieuwe economische structuren en<br />
leefwijzen. Uiteindelijk spitste de vraag naar een eigentijdse architectonische<br />
en stedebouwkundige vormgeving zich toe op de nieuwe massamaatschappij,<br />
waarbij de vooroorlogse verzuiling van de architectuur als sneeuw voor de<br />
zon zou verdwijnen. De collectieve levensdrift van de architecten bedekte de<br />
puinhopen van de Nederlandse steden met radicale plannen die veel verder<br />
reikten dan een nieuwe vernislaag. (...) Gemeenschappelijke noemer was het<br />
fragmenteren en geleden van de stad in overzichtelijke en scherp begrensde<br />
territoriale gemeenschappen, die een regulerende stedeling met een beperkte<br />
mentale horizon zouden voortbrengen. De tijdens de bezetting ontwikkelde<br />
wijkgedachte werkte als ideologisch bindmiddel om de massa in een specifiek<br />
17
18<br />
vormgegeven woonmilieu te individualiseren. Massa en individualiteit leken<br />
gegoten te kunnen worden in een voorgeprogrammeerde levenswijze die, dankzij<br />
een geïndustrialiseerd bouwbedrijf, om de massawoning vroeg: gestandaardiseerd,<br />
sober, voorzien van gas en elektra en opklapmeubels. Maar de wijkgedachte vond<br />
vooral toepassing in de nieuwe buitenwijken. Hoe verwoest ook, de binnensteden<br />
toonden zich weerbarstig. De praktijk van grondpolitiek, landschappelijke en ideële<br />
overwegingen stonden averechts op de theorie van het blanco tekenvel. (...)<br />
De stad die schreeuwde om een nieuwe lotsbestemming zou een nieuwe orde, een<br />
nieuwe stoffering, een nieuwe hemellijn krijgen. In grote delen van het continent<br />
vielen steden ten prooi aan een dubbele vernietiging: na de bombardementen<br />
ondergingen de meeste steden nog eens een bewerking die was gericht op de<br />
opheffing van de verderfelijke metropool, die als een van de oorzaken van alle<br />
menselijke leed werd beschouwd.. (...)<br />
De meeste ontwerpers streefden naar een wederopbouwconcept waarbij de stenen<br />
stad werd aangepakt: een sterkere scheiding van functies, cityvorming, uitbreiding<br />
van het winkelapparaat, minder dichte bebouwing, verkeersdoorbraken, veel<br />
pleinen en groen, het wonen grotendeels overgeheveld naar buitenwijken.<br />
In de literatuur zijn vier ideaaltypische concepten te vinden die geschikt zijn<br />
om de architectonische en stedebouwkundige aspecten van de herstelde<br />
steden te interpreteren: het creëren van historische enclaves, traditionalistische<br />
stadreparatie, modernistische stadsreparatie en het blanco tekenvel.<br />
Het eerste concept komt neer op het bevriezen van steden. Een goed<br />
voorbeeld is Poznan, een van de grootste en oudste steden van Polen. (...)<br />
De traditionalistische stadsreparatie nam de oude stad tot uitgangspunt, maar<br />
resulteerde in nieuwe regionalistisch architectuur die op zichzelf kon staan en<br />
als substituut dienen voor de weggevaagde regionale identiteit. Voorbeelden<br />
hiervan zijn in Duitsland Freudenstadt en Münster, in Italie Livorno en Terni, en in<br />
Nederland de wederopbouw na de bombardementen van 1940.<br />
In het concept van de modernistische stadsreparatie werd gezocht naar nieuwe<br />
woonvormen binnen de oude stadscontour. Dit concept heeft in Frankrijk<br />
toepassing gevonden. Een geschikt voorbeeld is het stadje Maubeuge bij Parijs,<br />
dat tijdens de Blitzkrieg in 1940 bijna geheel werd vernietigd. De architect André<br />
Lurçat handhaafde het omstreden, maar toeristisch aantrekkelijke vestingstelsel<br />
en maakte het wegenstelsel hieraan ondergeschikt. Binnen de vestingwerken<br />
introduceerde hij de wooneenheid.<br />
Het vierde concept, het blanco tekenvel, kwam neer op het uitbuiten van de<br />
buitenkans die door zware bombardementen was ontstaan. Exemplarisch voor<br />
deze aanpak is Coventry, dat in 1940 4 Duitse luchtaanvallen te verduren<br />
kreeg. Stadsarchitect Donald Gibson, aanhanger van Le Corbusier, ontwierp een<br />
modernistisch wederopbouwplan dat volledig afscheid nam van de vooroorlogse<br />
stadsplattegrond. (...) Dit concept is ook uitgeprobeerd in Le Havre, Rotterdam,<br />
Warschau (het historische centrum uitgezonderd), bij het MARS-plan voor Londen,<br />
het plan voor Plymouth en talrijke Duitse steden.<br />
In Nederland domineerde het concept van de modernistische stadsreparatie.<br />
Om een nieuw stadsbeeld te realiseren was een eerste voorwaarde de steun<br />
aan het stelsel dat het Regeringscommissariaat voor de Wederopbouw en<br />
de Bouwnijverheid tijdens de bezetting had opgezet en dat na de bevrijding<br />
werd uitgebouwd door het College van Algemene Commissarissen voor den<br />
Wederopbouw. De staat eigende zich niet alleen de leiding van de bouwnijverheid<br />
toe, maar concentreerde zich bovenal op de bedrijfswetenschappelijke<br />
organisatie- en industriële productiemethoden die zouden moeten leiden tot<br />
een geïndustrialiseerde bouwsector. De grootste bouwstroom, die van de<br />
volkswoningen, was in een strak keurslijf gedrongen en zou voor een periode<br />
van tenminste tien jaar door de rijksoverheid worden gestuurd. De woningbouw<br />
ging als stuurwiel van de nationale economie functioneren. Tijdens de bezetting<br />
verzekerden het regeringscommissariaat zich van de hulp van de bekwaamste<br />
architecten. Daarbij werden hun technische en organisatorische vaardigheden<br />
nauwkeurig gescheiden van meer ontwerpgebonden architectonische en
stedebouwkundige opvattingen. Mede dankzij hun bijdrage aan de standaardisatie<br />
van de massawoningbouw ontstond een bouweconomische benadering van het<br />
wonen. (...)<br />
In plaats van het tijdens de bezetting zo gecultiveerde streekeigene werd na<br />
de bevrijding Nederland eerst overspoeld door gestandaardiseerde uitheemse<br />
noodwoningen, daarna door grote aantallen woningen in nieuwe buitenwijken die<br />
een zodanig gestandaardiseerde woonomgeving schiepen dat van een nieuw<br />
stadsbeeld en een nieuwe wooncultuur kon worden gesproken. Het tijdens de<br />
bezetting gecreëerde wederopbouwstelsel, de omvang van de vernietiging en<br />
de industrialisatiepolitiek legden de grondslag voor een nieuwe stedelijkheid die<br />
weliswaar al voor de oorlog vaag en in kleine kring was geformuleerd maar tijdens<br />
de bezetting door architecten en stedebouwkundigen werd geconcretiseerd en op<br />
een ongekende schaal werd toegepast. Een geruisloze doorbraak.’<br />
Deel 4<br />
De wederopbouw van Nederland 1945-1960<br />
Hoofdstuk 1<br />
Wederopbouw Idee en mentaliteit<br />
Oorlogsschade<br />
‘Het aantal doden bedroeg 0.000, onder hen 100.000 joden. Grote stromen<br />
militairen, vluchtelingen en evacués trokken door het verwoeste land; de 500.000<br />
gedeporteerde arbeiders keerden terug, evenals in krijgsgevangenschap<br />
weggevoerde deel van het leger. Van de voor de oorlog aanwezige<br />
kapitaalgoederen – fabrieksinstallaties, machines – was een groot deel<br />
weggeroofd. Shell, Philips, Unilever en de AKU (de voorloper van AKZO) moesten<br />
toezien hoe sommige vestigingen volledig werden ontmanteld. Ook het platteland<br />
werd zwaar getroffen: 8,5 procent van de bebouwde grond stond onder water,<br />
de veestapel was dramatisch ingekrompen. Van de grote bruggen waren er<br />
15 vernield en 4 zwaar beschadigd; honderden kleinere beschadigde bruggen<br />
maakten de binnenvaart onmogelijk. De zeesluizen bij IJmuiden en Vlissingen<br />
waren er ernstig aan toe, terwijl de stuwen en sluizen in de Maas gerepareerd<br />
moesten worden. Niettemin konden er al in mei 1945 Limburgse kolen per schip<br />
worden vervoerd, terwijl in juni het scheepvaartverkeer tussen Antwerpen en<br />
Rotterdam weer op gang kwam. Het volledig obstakelvrij maken van de rivieren<br />
nam twee jaar in beslag. Het herstel van de zeehavens kostte jaren: ‘Kranen,<br />
laadbruggen, kademuren, loodsen, pakhuizen, olietanks, scheepswerven, drijvende<br />
dokken waren in zodanige mate het slachtoffer van de totale oorlogsvoering en<br />
van de verschroeide-aarde-politiek geworden, dat de haven het beeld van een<br />
uitgestrekte ruïne opleverden.’ De Rijnvloot bestond niet meer, de helft van de<br />
koopvaardijvloot ging verloren, en de Spoorwegen hadden het merendeel van<br />
het rollend materieel naar Duitsland zien vertrekken. Van de personenauto’s reed<br />
nog een derde van het vooroorlogse aantal, van de vrachtwagens ongeveer de<br />
helft. De totale baanlengte van de spoorwegen was met 60 procent gekrompen.<br />
Dat de arbeidsproductiviteit, de hoeveelheid werk die een arbeider kan verzetten,<br />
in deze omstandigheden wel ver achter moest blijven bij het vooroorlogse peil is<br />
niet verwonderlijk; in 1945 lag het niveau op 60 procent van dat van 19 8, dat<br />
pas in 195 weer werd geëvenaard. Het economisch herstel was inderdaad een<br />
arbeidsintensief karwei. Het land was straatarm, de problemen erom, de middelen<br />
om de nood te lenigen gering. Maar daar stond tegenover dat het spook van de<br />
werkeloosheid was overwonnen.’<br />
Hoofdstuk 2<br />
Het politiek-organisatorische kader.<br />
Nieuwe structuren<br />
‘Op 17 mei 1946, ruim een jaar na de bevrijding, vonden de eerste naoorlogse<br />
verkiezingen plaats. Aan het overgangsbewind kwam een einde, het normale<br />
parlementair-democratische bedrijf werd in ere hersteld. (...) Op basis van de<br />
19
0<br />
uitslag werd het eerste van een lange reeks rooms-rode coalities gevormd. Van<br />
1948 tot 1958 werden die geleid door W. Drees – in de publieke verbeelding<br />
ongetwijfeld dé held van de wederopbouw.<br />
De doorbraak van sociaal-economische planning in Nederland kreeg gestalte<br />
in een aantal nieuwe organisaties en instellingen. Het stelsel dat zo ontstond<br />
is illustratief voor het steven naar een “derde weg” tussen liberalisme en<br />
collectivisme: “De economische ordening wordt aanvaard, maar alleen waar nodig<br />
en met behoud van de geestelijke vrijheid.”<br />
Al tijdens de bezetting vond informeel overleg plaats tussen werkgevers- en<br />
werknemersorganisaties. Dit resulteerde in een Stichting van de Arbeid, die de<br />
regering adviseerde over het te voeren sociale beleid. In 1950 mondde dit streven<br />
naar economische ordening uit in de Sociaal-Economische Raad (SER), eveneens<br />
een adviescollege voor sociaal-economische aangelegenheden maar daarnaast de<br />
overkoepelende organisatie van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO).<br />
(...) Duidelijk was dat de sociaal-economische planning het vigerende liberaal<br />
kapitalistisch bestel wel zou veranderen, maar niet vervangen: een vrije, althans zo<br />
vrij mogelijke economie bleef het uitgangspunt.<br />
Ook het Centraal Planbureau was, anders dan de naam doet vermoeden, een<br />
adviesbureau dat prognoses over macro-economische tendensen moest opstellen.<br />
Directeur J. Tinbergen had zich bij de wederopbouw van Rotterdam verdienstelijk<br />
gemaakt met het ontwerpen van een systeem om de prioriteitstelling van de<br />
distributie van arbeid en materialen te gebruiken voor het realiseren van een<br />
aantal zorgvuldig gedefinieerde voorzieningenniveaus, corresponderend met een<br />
aanvankelijk lage, daarna gestaag stijgende levensstandaard. Dit stelsel zou,<br />
aangepast aan de eisen van de nationale economie, tevens gebruikt worden als<br />
richtsnoer bij het economisch herstel van Nederland. (...)<br />
De positie van het Rijk was vooral aanvankelijk bijzonder sterk. De bevoegdheden<br />
van de lagere overheden werden bijvoorbeeld drastisch ingeperkt wanneer de<br />
regering dat nodig achtte. Dat was onder andere het geval bij de wederopbouw,<br />
die strikt centralistisch geregeld werd en ook in dat opzicht niet afweek van de<br />
tijdens de bezetting ontwikkelde procedures. Een van de hoekstenen van het<br />
economische beleid was het Bouwplan, dat de investeringen in de bouwnijverheid<br />
vastlegde. Zolang er sprake was van schaarste van arbeid en bouwmaterialen<br />
– en hierin kwam maar heel langzaam verbetering – beschikte het Rijk over een<br />
krachtig stuurmechanisme: de contingentering. Deze werd afhankelijk gemaakt<br />
van prioriteitschema’s die de mogelijkheid boden arbeid en materialen over<br />
verschillende categorieën bouwwerken te verdelen. Primair was het herstel van de<br />
productiecapaciteit; aanvankelijk werd het consumptieniveau – de levensstandaard<br />
– bewust zo laag mogelijk gehouden. (...)<br />
Toen de ergste schaarste voorbij was en het instrument van de contingentering<br />
langzaam aan kracht inboette ontstond een nieuw instrument: de ‘nota’. Een nota<br />
vat de beleidsvoornemens van de overheid samen zonder deze vast te leggen<br />
in voorschriften, wetten en maatregelen; de nota schept zo gunstig mogelijke<br />
randvoorwaarden waarbinnen het economische leven zo vrij mogelijk wordt<br />
gelaten.’ (...)<br />
Industrialisatie<br />
‘Stimulering van de industrialisatie, nodig geacht door het verlies van Indonesië en<br />
krachtig gesteund door het Marshallplan, moest het economische leven de zo bitter<br />
noodzakelijke impuls geven. Dit bracht uiteraard het op grote schaal invoeren van<br />
moderne industriële productiemethoden met zich mee. Het eerste punt in de ‘Nota<br />
inzake de industrialisatie van Nederland’, die in september 1949 werd uitgebracht<br />
en door acht industrialisatienota’s zou worden gevolgd, was het op peil brengen<br />
van het machinepark. (...) Besloten werd met de constatering dat verbetering van<br />
de infrastructuur noodzakelijk was, en dat verspreiding van industrie over het hele<br />
land wenselijk zou zijn. Deze laatste punten raakten aan het ruimtelijke beleid, dat<br />
hierna lange tijd in het teken van de industrialisatie zou staan. Dankzij de geleide<br />
economie stond Nederland nog tot in de jaren zestig bekend als een van de<br />
goedkoopste productielanden, een omstandigheid die gunstig werd geacht voor het<br />
aantrekken van op de export gerichte industrie.
Ondanks het feit dat de hand van de planners in de omvorming van Nederland<br />
sinds de bezetting overal onmiskenbaar aanwezig was lag er geen allesomvattend<br />
plan aan ten grondslag. In reeds sterk ontwikkelde industriegebieden die als<br />
speerpunten van de nationale economie werden beschouwd deed de rijksoverheid<br />
extra investeringen in de basisindustrieën: zeehavens, Schiphol, uitbreiding van<br />
Hoogovens, olieraffinaderijen in Pernis, chemische industrie van de Staatsmijnen<br />
en de stikstofindustrie. In regio’s met een sterk agrarische structuur en met<br />
een hoge werkloosheid werd ook actie ondernomen. Voor decentralisatie<br />
kwamen industriesectoren in aanmerking die niet plekgebonden waren, geen<br />
bijzondere transportproblemen opleverden en hoogwaardige, lichte en weinig<br />
volumineuze waren produceerden: voedingsmiddelen, elektrische apparaten,<br />
metaalwaren, kleding, textiel, chemische producten. Voor zover bekend is in<br />
Nederland, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland, nooit serieus overwogen<br />
om dwingend voor te schrijven waar industrie zich wel, en waar beslist niet<br />
mocht vestigen. Bepalend was derhalve de ‘vestigingsplaatsvoorkeur’ van het<br />
particuliere bedrijfsleven. Woningbouwcontingenten vloeiden in principe vooral<br />
naar gebieden waar de industrie het sterkst groeide. Want, alle modernisering ten<br />
spijt, de beschikbaarheid van voldoende arbeid was nog jaren een noodzakelijke<br />
voorwaarde voor de industriële opbloei.’<br />
Het Bouwplan<br />
‘Al tijdens de bezetting had het regeringscommissariaat groot belang gehecht aan<br />
het beheersbaar maken van de grootste bouwstroom: de volkshuisvesting. Ook<br />
dit resulteerde in standaard organisatiemodellen en standaard woningen. Deze<br />
vormden de bouwstenen van het bouwplan, dat werd gezien als een van de peilers<br />
van de geleide economie.<br />
Het in maart 1946 gepubliceerde Bouwplan 1946 was een ingenieus staaltje<br />
van (papieren) planning, waarin de tijdens de bezetting ontwikkelde visie op de<br />
wederopbouw terugkeerde. (...) Het zette ‘definitief een streep onder de periode<br />
der improvisatie en vormt het begin van een planmatig geleide wederopbouw’.<br />
De prioriteit voor het economisch herstel bleek duidelijk uit de verdeling van het<br />
programma: 55 procent van de beschikbare financiën ging naar de bouw van<br />
industriecomplexen, boerderijen en overige bedrijfsgebouwen en slechts 5<br />
procent naar de woningbouw. Naast dit ‘gebouwenplan’ kende het bouwplan<br />
nog een ‘openbare werken plan’ dat uit voorzorg ook enkele niet-urgente<br />
werken bevatte om arbeiders op te vangen die tengevolge van bijvoorbeeld<br />
materiaalschaarste tijdelijk werkloos dreigde te worden. (...)<br />
Het gebrek aan woningen na de bevrijding werd geraamd op 400.000 à 500.000;<br />
door de verwachte snelle bevolkingstoename zou de achterstand alleen maar<br />
groter worden. (...) Om de bouwproductie op een redelijk peil te brengen moest<br />
aan vier voorwaarden worden voldaan. Allereerst was er geld nodig. Geldgebrek<br />
was er immers de oorzaak van dat de vervaardiging van bouwmaterialen<br />
moeizaam op gang kwam. Pas na de Marshallhulp krabbelde de bouwnijverheid<br />
weer overeind. De tweede voorwaarde was een investering op middellange<br />
termijn: een snelle scholing van arbeiders in het bouwvak en aanverwante vakken.<br />
Vooral in de noordelijke provincies en in Zeeland werden talrijke ambachtsscholen<br />
gebouwd. (...) De vierde voorwaarde was de rationalisatie van het bouwproces die<br />
moest worden gericht op de vermindering van de stichtings- en arbeidskosten in de<br />
woningbouw. Daarom werd geïnvesteerd in onderzoek naar de organisatie van de<br />
bouwnijverheid, nieuwe materialen en constructiemethoden zoals voorgespannen<br />
beton en montagebouw. In principe toonde het minister van Openbare Werken<br />
en Wederopbouw zich geïnteresseerd in elk bouwsysteem dat de woningnood<br />
op zo kort mogelijke termijn hielp opheffen. De Stichting Ratiobouw toetste elk<br />
nieuw systeem en bevond slechts enkele geschikt voor proefbouw, waarvoor<br />
begin 1947 een aantal gemeentebesturen werd benaderd. (...) Er ging zelfs een<br />
delegatie voor een studiereis naar Engeland en Amerika. Alleen in Engeland vond<br />
men een systeem – het Airey-systeem – dat voor Nederland geschikt gemaakt kon<br />
worden. De Nederlandse regering had hiervoor de rechten verworven. Begin 1947<br />
verrezen de eerste 1.000 Airey-woningen. In Kampen werd een fabriek gebouwd<br />
die gespecialiseerd was in het vervaardigen van betonnen onderdelen van deze<br />
geprefabriceerde woningen. Verder bleven aankopen in het buitenland beperkt tot<br />
1
import van onbewerkt materiaal. (...)<br />
Ondanks al deze initiatieven waren de nationale bouwplannen steevast te<br />
optimistisch: van de geplande 10.000 woningen in 1946 kwamen er niet meer dan<br />
1.100 gereed. In 1947 ongeveer 10.000 van de geplande 8.000. (...)<br />
Zolang de bouwproductie achterbleef bij het noodzakelijke peil – en dat zou<br />
nog jaren het geval zijn – moest worden volstaan met een paardenmiddel: een<br />
nationaal noodwoningprogramma. (...) De internationale mix van noodwoningen<br />
die tussen 1945 en 1948 in alle getroffen gebieden in Nederland verscheen, was<br />
in 1944 voorzien noch gewenst. Niettemin deden zowel de bouwondernemers als<br />
de leiding van de wederopbouw in deze periode ervaring op met de industrieel<br />
vervaardigde minimumwoning. Zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken, vond<br />
de ongewenste verdringing van de streekeigen, ambachtelijk vervaardigde woning<br />
door het geprefabriceerde gestandaardiseerde huis ook in de nieuwbouwstromen<br />
plaats.’<br />
Hoofdstuk 3<br />
De woning als massaproduct<br />
Overheidsbeleid<br />
‘In de eerste tien jaar na de oorlog werd er gewoonweg veel te weinig gebouwd<br />
(...) Voor het achterblijven van de woningproductie zijn verschillende verklaringen<br />
te geven. In de eerste plaats moest de bouwnijverheid, die een aantal jaren<br />
stilgelegen had, weer worden opgebouwd. Bedrijven waren opgeheven en<br />
andere kampten met met een enorm tekort aanbouwmaterialen en geschoolde<br />
arbeidskrachten. In de tweede plaats was er een tekort aan financiële middelen en<br />
moesten er keuzes gemaakt worden. In het eerste jaar na de oorlog werd prioriteit<br />
gegeven aan de wederopbouw van economisch belangrijke bouwwerken.<br />
In 1946 begon Ringers met zijn pogingen volkshuisvesting onder te brengen bij zijn<br />
Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw. In de loop van 1947 – Ringers<br />
had toen al ontslag genomen – vond er inderdaad een ingrijpende verandering<br />
plaats, die ook tot uitdrukking kwam in de naamsverandering tot Ministerie<br />
van Wederopbouw en Volkshuisvesting.(...) Op provinciaal niveau werden de<br />
directies vamn de volkshuisvesting op dezelfde manier samengesmolten met<br />
de wederopbouwbureaus. De ook door de architecten van de Kerngroep zo<br />
gewenste centralisatie van de wederopbouw en volkshuisvesting leek hiermee<br />
gegarandeerd. Het ministerie stelde elk jaar een bouwprogramma op, bepaalde<br />
de omvang van de woningcontingenten (quota), hield scherp toezicht op de<br />
kosten van de woningbouwprojecten en nam commissies onder haar hoede, die<br />
de opdracht kregen te werken aan efficiënte woningbouwmethoden (normalisatie,<br />
standaardisatie, nieuwe productiewijzen). Het begrip “stedenbouw” kwam in de<br />
naam van het ministerie nier voor, hoewel dit wel onder haar hoede was gebracht.<br />
Het was kenmerkend voor de ondergeschoven positie die stedenbouw in de jaren<br />
veertig en vijftig in zou nemen.<br />
Pas in 1948, onder PvdA-minister In ’t Veld, kwam – onder andere door de<br />
Marshallhulp – de woningbouw enigszins op gang en overschreed in dat jaar<br />
zelfs het productieprogramma dat op 0.000 woningen gesteld was. In datzelfde<br />
jaar werd in opdracht van het Rijk en met medewerking van de Kerngroep<br />
Woningarchitectuur de ‘duplexwoning’ ontwikkeld en gepropagandeerd. (...)<br />
‘In 1949 verscheen het eerste meerjarenplan voor de woningbouw. Dit plan<br />
behelsde de bouw van 465.00 woningen in de periode 1950-1958, waarvan<br />
er 195.000 als duplex gebouwd zouden worden. (...) De woningproductie die<br />
[PvdA-minister] In ’t Veld nastreefde werd bij lange na niet gehaald. (...) Onder<br />
de opvolger van In ’t Veld, de KVP-er H.B.J. Witte (195 -1959) werd duidelijk, dat<br />
het woningtekort veel groter was dan eerder geraamd. Bovendien raakten bij de<br />
watersnoodramp van 195 enorm veel woningen beschadigd.<br />
In de troonrede van 1955 werd voor het eerst uitgesproken dat aan de woningbouw<br />
de hoogste prioriteit gegeven zou worden. In 1956 kon de wederopbouw vrijwel<br />
als afgerond worden beschouwd en kon het ministerie zich geheel en al richten op<br />
de volkswoningbouw. (...) In 1958 werd een topproductie gehaald: ruim 89.000.
Nog steeds veel te weinig. Telkens weer bleek dat het woningtekort te laag werd<br />
ingeschat en steeds bleken nieuwe stadsuitbreidingen noodzakelijk. De nood- en<br />
duplexwoningen bleven veel langer bestaan dan voorzien was: een deel ervan<br />
bestaat overigens nog steeds. (...)<br />
De kwaliteit van de woningbouw<br />
In de eerste jaren na de oorlog gaf het Rijk nog weinig voorschriften voor de<br />
grootte en de inrichting van de woningen. (...) In 1946 verschenen “Voorlopige<br />
Wenken voor het ontwerpen van eengezinshuizen” en een jaar alter “Voorlopige<br />
Wenken voor het ontwerpen voor eengezinshuizen”, bedoeld voor de bouw van<br />
woningen met rijkssteun, verreweg het grootste aandeel van de woningproductie.<br />
De voorschriften hadden betrekking op technische zaken, op afmetingen,<br />
indeling n vorm van de ruimten, evenals op de verkaveling en de tuinen. (...) In<br />
die beginperiode werd in het algemeen nog dicht tegen het maximum gebouwd.<br />
Anders was het met de definitieve “Voorschriften en Wenken voor het ontwerpen<br />
van woningen” die in 1951 vastgesteld werden en nauw samenhingen met de<br />
bijdrageregeling uit 1950. De voorstellen van de Kerngroep Woningarchitectuur<br />
bleken sterk geminimaliseerd: niet alleen waren de minimumnormen voor<br />
de oppervlakte van de keuken en de badkamer verlaagd, belangrijker was<br />
dat “de nieuwe bijdrageregeling de minima ven de Wenken in feite tot norm<br />
verhief”. (...) Daarin was geen plaats voor moderne apparatuur. Ook de centrale<br />
verwarming ontbrak. Ondanks de bezwaren die de architecten tegen de<br />
soberheids-maatregelen van de overheid inbrachten, was er in vergelijking met<br />
de vooroorlogse periode in het algemeen toch sprake van een vooruitgang in<br />
woonoppervlak en technische voorzieningen. Dat gold vooral voor woningbouw<br />
buiten de grote steden.<br />
In de jaren vijftig, met de komst van grotere bouwstromen, moest het ministerie<br />
schipperen tussen kwaliteit en kwantiteit, waarbij de nadruk steeds meer op de<br />
laatste kwam te liggen. (...)<br />
Gezinscultuur<br />
De kwaliteitseisen die van overheidswege gesteld werden hadden voor een<br />
belangrijk deel te maken met ideeën over de betekenis in het herstel van de door<br />
de oorlog ontwrichte sociale verhoudingen. (...) De woning was dus meer dan een<br />
massaproduct: hier moest zich het herstel van het gezinsleven voltrekken. Ook de<br />
woonomgeving was daarbij belangrijk. In de wijk speelde het sociale leven zich<br />
voor het grootste deel af, als een soort buffer tussen het gezin en de stad. In het<br />
architectonische concept van de wijkgedachte was dit al eerder geformuleerd.<br />
Rationaliseringstendensen<br />
Er moest veel, snel en goedkoop worden gebouwd. Een eerste vereiste was het<br />
doorvoeren van normalisatie en standaardisatie in maatvoering, bouwelementen<br />
en plattegronden. De Stichting Ratiobouw, die al sinds 194 bestond, kreeg tot<br />
taak de ontwikkeling van nieuwe bouwsystemen te bevorderen en te testen;<br />
de Stichting Studiegroep Efficiënte Woningbouw werd met de opdracht belast<br />
normalisatie en standaardisatie in de traditionele bouw door te voeren; de<br />
Stichting Bouw zorgde voor de verspreiding van de informatie via het gelijknamige<br />
weekblad en de Stichting Bouwcentrum had de functie van voorlichting- en<br />
documentatiecentrum. Deze stichtingen werkten vanaf 1945 nauw samen en de<br />
belangrijkste figuren, zoals J.P Mazure, directeur van Ratiobouw, J. van Ettinger,<br />
directeur van het Bouwcentrum en architect J.H van den Broek, bestuurslid van<br />
Ratiobouw, bekleedden in meerdere van deze stichtingen een functie en hadden<br />
ook zitting in belangrijke adviescommissies. (...)<br />
Naast de pogingen een standaardisatie op alle fronten door te voeren nam<br />
de Centrale Directie in 1948 het initiatief tot het ontwerpen van zogenaamde<br />
‘normaalwoningen’, die zowel als voorbeeld voor de architecten dienden, maar<br />
ook met bestek en al door gemeenten besteld konden worden. Deze woningen<br />
waren speciaal ontwikkeld voor kleinere gemeenten. (...) Het was de bedoeling dat<br />
er alleen kleine vrijstaande eengezinswoningen ontworpen zouden worden, geen<br />
rijtjeshuizen. Bovendien moesten de normaalwoningen, in tegenstelling tot wat de<br />
naam doet vermoeden, uitdrukking geven aan het typisch ‘streekeigene’. Er was
4<br />
dus sprake van een poging tot een typologisering van de hele woning, maar dan<br />
wel per streek.<br />
Een veel verdere doorvoering van dit principe, maar dan zonder het ‘streekeigene’<br />
en op veel grotere schaal, was vanaf 1960 de introductie van de keuzewoning.<br />
Voor alle typen (etagebouw, eengezinshuizen, hoogbouw, voor kleine en grote<br />
gezinnen) werden keuzewoningen ontwikkeld en verzameld in boekjes uitgegeven,<br />
die overal verspreid werden. Het waren dus een soort cataloguswoningen, die<br />
onafhankelijk van een bepaalde omgeving ontworpen waren. Een dergelijke<br />
uniformering ging wel erg ver maar architecten werkten er toch aan mee. (...) Er<br />
was echter maar een beperkt aantal architecten dat door de selectie kwam en dus<br />
verantwoordelijk was voor een groot aantal identieke woningen.<br />
De Stichting Ratiobouw hield zich aanvankelijk voornamelijk bezig met<br />
de systeembouw. Ze initieerde de ontwikkeling van nieuwe systemen,<br />
adviseerde daarin, liet proefwoningen bouwen en gaf keurmerken voor door<br />
haar goedgekeurde systemen af. Alleen goedgekeurde systemen konden<br />
bij de bouwproductie worden ingeschakeld. Deze stichting ontwikkelde zich<br />
langzamerhand (halverwege de jaren vijftig) tot een machtig adviesorgaan voor<br />
gemeenten en bouwbedrijven, zowel op technisch als op organisatorisch gebied.<br />
(...) Vanuit dit perspectief bemoeide de stichting zich ook met het stedebouwkundig<br />
plan, voorzover zij een zo rationeel mogelijke verkaveling – mede afhankelijk<br />
van het bouwsysteem – eiste. (...) Keerzijde van de medaille was dat in de<br />
volkshuisvesting andere belangen dan de kwantiteit ondergesneeuwd raakten. (...)<br />
Al deze rationaliseringsmaatregelen werden vanaf ongeveer 1950 doorgevoerd,<br />
terwijl er op bestuurlijk niveau gedecentraliseerd werd. De gemeenten kregen<br />
formeel een groot deel van de bevoegdheden terug, die Ringers hen in en kort<br />
na de oorlog ontnomen had. Maar dat betekende niet dat zij in werkelijkheid<br />
meer zeggenschap kregen over de volkshuisvesting. Omdat de volkshuisvesting<br />
meer dan ooit afhankelijk werd van subsidieregelingen, die aan bepaalde normen<br />
gebonden waren en de meeste gemeenten wel moesten bouwen, was het in feite<br />
in versterkte mate de overheid die bepaalde wat en hoe er gebouwd werd.’<br />
Systeembouw<br />
‘De ontwikkeling van systeembouw was een belangrijke factor in de algemene<br />
rationaliseringsoperaties. Het begrip ‘systeembouw’ is sinds 1970 de gebruikelijke<br />
benaming voor alle niet-traditionele woningbouw. Traditionele woningbouw<br />
verwijst naar de ambachtelijke arbeid op de bouwplaats: in het werk vervaardigde<br />
gemetselde draagwanden, gecombineerd met (meestal) houten vloerconstructies.<br />
Het gebruik van beton werd ook nog tot de traditionele bouw gerekend. Voorzover<br />
er geen gebruik wordt gemaakt van standaardbekistingen. (...) De traditionele<br />
woningbouw was nog ambachtelijk, wat ervaren werd als een technische<br />
achterstand. Het beeld dat men bij de geïndustrialiseerde bouwmethode voor ogen<br />
had was dat van het lopende-bandsysteem, de montagebouw (...) Maar in 1959<br />
waarschuwde de directeur van Ratiobouw, J.P. Mazure, dat een woning iets anders<br />
was elk ander industrieel vervaardigd product, vanwege het grote volume, de<br />
ingewikkelde structuur en de veelzijdige functies. De industriële woningbouw bleek<br />
in het algemeen ook niet goedkoper (...) Het waren specifieke maatschappelijke<br />
omstandigheden die noopten tot het omzien naar niet-traditionele bouwsystemen:<br />
een groot tekort aan geschoolde arbeidskrachten en – vlak na de oorlog – een<br />
tekort aan bouwmaterialen, voornamelijk baksteen. (...) De eerste systemen die na<br />
de oorlog werden toegepast bestonden vrijwel alle uit gestapelde betonblokken van<br />
een groter formaat dan baksteen, in feite nog dicht staand bij de traditionele bouw.<br />
(...)<br />
Er bestond weinig ervaring met systeembouw en vrijwel alle systemen moesten<br />
van de grond af worden ontwikkeld. Meestal kwamen ze uit het buitenland<br />
(Engeland, Frankrijk) en moesten dan aangepast worden aan de Nederlandse<br />
voorschriften. De overheid stimuleerde deze ontwikkeling krachtig en gaf daarbij<br />
de Stichting Ratiobouw een centrale positie. (...) In 1947 werd door de overheid<br />
zelf het uit Engeland afkomstige systeem Airey geïntroduceerd en de ontwikkeling<br />
ervan opgedragen aan de maatschappij NEMAVO, die de architecten J.F. Berghoef<br />
en H.T. Zwiers daarbij betrok. Het bedrijf kreeg van het Rijk financiële steun<br />
in de vorm van belastingfaciliteiten. Belangrijke figuren in de top onderhielden
het contact met het Rijk: na zijn aftreden als minister werd Ringers presidentcommissaris<br />
van dit bedrijf. (...)<br />
Het overheidsbeleid was nogal wisselend en dat was vooral voor de systeembouw<br />
niet gunstig vanwege de relatief hoge investeringen, die een continuïteit van de<br />
productie vereisten. Dus toen vanaf 1955 continucontracten tussen de gemeenten<br />
en bedrijven afgesloten konden worden betekende dit een stevige impuls voor de<br />
systeembouw, al bleef het aandeel daarvan jarenlang nog onder het niveau van<br />
1951.<br />
Systeembouw en architectuur<br />
Van Tijen, de grote voorstander van rationalisatie en industriële woningbouw,<br />
schreef in 1948: ‘Wanneer wij eerst de gevaren van prefabricage in woningbouw<br />
nagaan, dan zijn deze vrij duidelijk. In allerlei vormen dreigt het grote gevaar der<br />
nivellering.’ (...)<br />
Enkele traditionalisten richtten zich als een soort wanhoopsdaad op de<br />
prefabricage van ornamentele elementen die eerder als beeldbepalend voor<br />
de architectuur van de Delftse School opgang hadden gemaakt, zoals het<br />
afgeronde lijstwerk om de ramen, de luifels boven de ingang en ‘opengeweven’<br />
borstweringen voor de balkondeuren, gemaakt van een soort imitatie-beton. (...)<br />
Een dergelijke toepassing van ornamentiek kwam echter in de bouwplannen die<br />
na 1951 ontwikkeld werden nauwelijks meer voor als gevolg van de bepalingen<br />
in de Voorschriften en Wenken uit 1951, waarin elke opsmuk aan de gevel werd<br />
afgewezen.<br />
De eerste bouwsystemen die in Nederland na de oorlog werden toegepast,<br />
stapelmethoden als Airey, Welschen en de daaruit ontwikkelde systemen, waren<br />
aan de buitenkant duidelijk herkenbaar aan de in gevels zichtbare betonblokken<br />
(...) Tegen dit kale beton rezen echter bezwaren, zoals Van den Broek in 1955<br />
schreef. Systeembouwers gingen daarom steeds meer over tot het bekleden van<br />
het beton met bakstenen. Daaraan was eind jaren veertig geen gebrek meer (...)<br />
Halverwege de jaren vijftig werd de spouwmuur gangbaar, waarbij de buitenste<br />
spouw meestal opgetrokken werd van in het werk gemetselde baksteen. Een<br />
typisch verschijnsel in de etagebouw werd de horizontale betonnen band in de<br />
gemetselde buitenspouwmuur (de speklaag) ter hoogte van de verdieping. Dit was<br />
het resultaat van het voorschrift dat spouwmuren niet hoger mochten zijn dan drie<br />
meter, ter wille van de stabiliteit van de buitenspouw.<br />
Alle systemen gingen op elkaar lijken en ook het verschil met de traditionele<br />
bouw was meestal niet zo duidelijk meer, omdat de technische vooruitgang die<br />
in de systeembouw werd bereikt tot norm werd. Vaak werd in de langsgevels<br />
(voorgevels), zowel in de traditionele bouw als in de systeembouw, over de<br />
volle hoogte van de woning een prefab element van hout, kunststof of ander<br />
materiaal toegepast met over de volle breedte een vensteropening. Beglaasd en<br />
wel verlieten deze de fabriek. Dergelijk elementen werden kenmerkend voor de<br />
architectuur van de jaren vijftig en zestig. (...)<br />
Bedrijven werkten het liefst met een vaste architect, zelfs als het om een flexibel<br />
systeel als MUWI ging. Of misschien wel juist in dat geval, omdat ze dan niet<br />
te maken kregen met architecten die de mogelijkheden van het systeem wilden<br />
uitbuiten. Herhaling was nu eenmaal in systeembouw – maar ook in de traditionele<br />
bouw – het goedkoopste. Een beperking van woningtypen werd ook in de<br />
traditionele woningbouw nagestreefd. Alleen koos in het ene geval het bouwbedrijf<br />
voor de versobering en in het andere geval de opdrachtgever, maar beiden onder<br />
druk van het Rijk ofwel de Stichting Ratiobouw.<br />
Anders was het met de zogenaamde ‘gesloten systemen’, die voornamelijk<br />
beperkt bleven tot de montagebouw. Het aantal mallen voor de elementen was<br />
beperkt door de omvang van de fabriek en het aantal werkkrachten. Het ontwerp<br />
voor het gevelelement moest bijvoorbeeld al van het begin af aan vastliggen<br />
en variatie daarop kostte geld. Coördinatie van fabrikant en architect (en ook<br />
stedenbouwkundige) werd als dwingende eis gesteld en de architect moest zich<br />
daarom beperkingen opleggen.<br />
5
6<br />
Systeembouw en stedebouw<br />
Gemeenten die systeembouw wilden toepassen hadden meestal een beperkte<br />
keus. Er waren niet veel goedgekeurde systemen en bovendien hadden de<br />
meeste bedrijven door hun gebondenheid aan de fabriek maar een beperkte<br />
actieradius (ongeveer 50 km) met het oog op de transportkosten. Dit kon een<br />
bepaalde systeembouwer al in een machtspositie brengen ten opzichte van de<br />
opdrachtgevers. (...)<br />
De machtspositie van de systeembouwes werd zeer versterkt door de<br />
introductie van continucontracten, die een gemeente voor jaren verbond met<br />
een systeembouwer. Ook de toewijzing van extra contingenten door het Rijk aan<br />
bepaalde gemeenten, wanneer zij met een bepaalde systeembouwer in zee gingen<br />
(het geval-Dura), vergrootte de zeggenschap van het betreffende bouwbedrijf. (...)<br />
Het einde van de massawoningbouw?<br />
Rond 1960, toen de eerste grote uitbreidingswijken voltooid waren en het<br />
stadsbeeld danig veranderd was, bleek er een algemene ontevredenheid gegroeid<br />
te zijn. Niet zozeer bij de bewoners van nieuwe woningen: zij waren waarschijnlijk<br />
allang blij dat ze eindelijk een eigen woning hadden. Het waren vooral architecten<br />
en architect-stedebouwkundigen die deze kritiek uitten. In 1961 publiceerde de<br />
architect N.J. Habraken het boek De dragers en de mensen met de uitdagende<br />
ondertitel ‘het einde van de massawoningbouw’. Habraken stelde de onmacht aan<br />
de kaak van alle partijen om tot een bevredigende oplossing van de woningnood<br />
te komen. (...) De oorzaak daarvan zou zijn, dat het industrialisatieproces te zeer<br />
gericht was op ‘de massa’ en niet op het individu. Om aan individuele wensen<br />
tegemoet te komen en tegelijkertijd werkelijke industrialisatie door te voeren<br />
stelde hij een scheiding voor tussen ‘drager’ en ‘inbouw’. De drager zou dan de<br />
vaste hoofdstructuur vormen, waar individueel vervaardigde veranderbare en<br />
verwisselbare cellen ingeschoven konden worden. (...)<br />
Deze gedachte van Habraken is blijven voortleven op een minder utopisch niveau:<br />
juist in de traditionele bouw is er geëxperimenteerd met de scheiding van drager<br />
en inbouw door Dura-woningbouw. De industriële productie, die in de jaren zestig<br />
tot ongekende hoogte steeg, leidde juist tot een grotere verstarring. De groteelementenbouw,<br />
waaronder ook Dura-Coignet, werd meer en meer toegepast,<br />
resulterend in wijken met zeer hoge woongebouwen en weinig variatie in de<br />
verkaveling. De fabrieksmatige productie ging daarbij steeds meer in de richting<br />
van de bouw van steeds grotere elementen, zoals complete natte cellen.<br />
In de jaren zeventig werden alle fabrieken opgedoekt, omdat de fabrieksmatige<br />
bouw niet kon voldoen aan de nieuwste mode van kleinschaligheid en variatie. De<br />
gietbouw overleefde deze periode dankzij aanpassingen in het systeem.’<br />
Hoofdstuk 4<br />
De ruimte<br />
De stedebouwkundige verzorging van de wederopbouw<br />
‘Het brein achter de stedebouwkundige grondslag van de wederopbouw was ir. P.<br />
Verhagen. Hij zorgde ervoor dat naast de juridisch-financiële en technische ook<br />
de esthetische aspecten van de wederopbouw aandacht kregen. Waarschijnlijk<br />
reeds eind 1944 legde hij zijn opvattingen neer in een nota aan de staf van<br />
Ringers. In deze rudimentaire nota eiste Verhagen erkenning van het principe<br />
van de stedebouwkundige voorrang: in naam van het algemeen belang zou<br />
elk wederopbouwvoornemen eerst stedebouwkundig getoetst moeten worden.<br />
Uitgaande van dit basisprincipe stelde hij voor dat de gehele regeling van de<br />
stedebouwkundige voorrang in handen gelegd zou moeten worden van Ringers en<br />
zijn staf, dat de wederopbouwplannen door liefst particuliere stedebouwkundigen<br />
zouden moeten worden ontworpen in samenwerking met deskundigen, waarna<br />
een supervisor de architectuur ‘op de juiste stedebouwkundige grondslag’ zou<br />
brengen. (...) Als voordeel van het invoeren van de stedebouw (in plaats van de<br />
woningwetprocedure) als grondslag van de wederopbouw noemde Verhagen<br />
dat stedebouwkundige plannen niet pas na tientallen jaren werden uitgevoerd,
maar op zeer korte termijn en dat de stedebouwkunde ‘onder zulke vruchtbare<br />
omstandigheden’ wortel zou kunnen schieten en tot bloei zou kunnen komen.<br />
(...) Het lag voor de hand: de nieuwe adviseur van het College van Algemeene<br />
Commissarissen heette Verhagen. (...)<br />
Stedelijke dynamiek<br />
Verhagen besefte dat de toekomstprognoses waarop de stedebouw in de jaren<br />
dertig gebaseerd was door de oorlog hun betekenis hadden verloren. Waren<br />
statistici er in het interbellum nog van uitgegaan dat de bevolkingsomvang in de<br />
toekomst stabiel zou blijven, zodat de stedebouwkundige op de voor de toekomst<br />
verwachte definitieve grootte van steden en dorpen konden ontwerpen, nu waren<br />
dergelijke ‘eindplannen’ onmogelijk. Elk houvast was weggevallen en dat vroeg om<br />
plannen die behalve dynamische, ook groter van schaal werden: meer ruimte voor<br />
gemeenschappelijke voorzieningen, maar ook minder geconcentreerd. De visuele<br />
samenhang zou daardoor afnemen (‘de letterlijke compactheid zal veranderen in<br />
een functionele compactheid’), het reserveren van ruimte voor het toenemende<br />
verkeer (differentiatie, kruisingen en knopen), de effecten van industrieel<br />
vervaardigde woningcomplexen, de toepassing van ‘levend en bewegend groen’<br />
en het loslaten van concentrische stedelijke groei. Verhagen voorzag het afscheid<br />
van de vertrouwde hiërarchie van ruimte en massa, waardoor een nieuw stadbeeld<br />
opdoemde. In dit stadsbeeld waren stad en platteland in een regionaal concept<br />
verbonden en speelden verkeer en groen een belangrijker rol dan voorheen,<br />
terwijl de industrieel vervaardigde woningbouw tot andere verkavelingswijzen zou<br />
leiden. Hij wenste ook experimenten te doen en steunde ontwerpers die in die<br />
richting werkten. (...) In Middelburg en Venlo greep Verhagen eigenhandig in (...)<br />
uiteindelijk met het doel om eigentijdse stadsbeelden te realiseren.<br />
Basisprincipes van de naoorlogse stedebouw<br />
De stad van de wederopbouw was in de allereerste plaats open en ruim. Niet voor<br />
niets noemde een invloedrijk Duits handboek lucht, zon, wind, hemel, bomen,<br />
gras, bloemen en water de belangrijkste beeldende elementen van de moderne<br />
stedebouw, om vervolgens de sprong te maken naar hèt wondermiddel uit de<br />
wederopbouwperiode: het plein. Geen wederopbouwplan of er is wel een in het<br />
oog springend plein of pleinenreeks, niet zelden in samenhang met openbare<br />
gebouwen (van de kerkelijke en wereldlijke macht), die pas aan een plein optimaal<br />
tot hun recht zouden komen.<br />
Het verkeer werd zoveel mogelijk naar soort onderscheiden: aanvoerwegen<br />
en wegen voor doorgaand verkeer werden losgekoppeld van de bebouwing.<br />
Dat betekende een loskoppeling van de historisch gegroeide situatie, toen<br />
de bebouwing zich juist langs deze wegen concentreerde. Verwacht werd dat<br />
het toenemende autoverkeer in de stadskernen tot steeds grotere problemen<br />
zouden leiden, reden waarom soms zeer forse doorbraken onvermijdelijk werden<br />
geacht. Bovendien forceerden dergelijke doorbraken een grotere openheid in<br />
de stad. Stedebouwkundigen zagen het loskoppelen van met name woon- en<br />
werkgebieden – zonering –, als een historisch proces dat al aan het eind van<br />
de negentiende eeuw een aanvang had genomen, een dringende noodzaak die<br />
doorgevoerd kon worden nu de gelegenheid zich voordeed. De intensiteit en de<br />
richting van de belangrijkste verkeersstromen hingen hiermee samen. Het maakte<br />
de zonering tot de kern van de wederopbouwopgave. Het standaard model dat<br />
in stedebouwkundige kringen vrijwel unaniem werd aanvaard werd, voorzag in<br />
een zaken- en winkelcentrum als kern, met daaromheen woonwijken als losse<br />
modulen. Los omdat de nieuwe woonwijken meestal alleen verkeerstechnisch<br />
aan de binnensteden werden verbonden; voor het overige bestond de overgang<br />
van oud en nieuw vaak uit cosmetisch groen. De industrieterreinen werden langs<br />
de belangrijkste ontsluitingswegen, bij spoorwegemplacementen of bij havens<br />
ontworpen. (...)<br />
Dit basispatroon van een gelede stad maakte deel uit van grotere regionale of zelfs<br />
nationale structuren die weliswaar buiten het bereik van het stedebouwkundige<br />
ontwerp vielen, maar die toch deel uitmaakten van de mentale horizon van de<br />
ontwerpers. Al in 1948 kwam het ideaal van de ‘streek-stad’ naar voren. De regio<br />
speelde bovendien een niet te onderschatten rol bij het vervullen van de behoefte<br />
7
8<br />
aan terreinen voor industrie en openluchtrecreatie. In verstedelijkte regio’s, met<br />
name in het western van Nederland, kreeg het platteland er daardoor een functie<br />
bij, die het agrarische aspect op den duur naar de achtergrond verdrong. (...)<br />
Meningsverschillen<br />
Ondanks de soms zeer hartstochtelijke conflicten, en ondanks de nuancering die<br />
voortvloeide uit de specifieke kenmerken van de verschillende steden, de aard<br />
en de omvang van de verwoestingen en de opvattingen van stedebouwkundigen<br />
en architecten, blijkt de stad van de wederopbouw te zijn gebouwd met behulp<br />
van een aantal betrekkelijk eenvoudige basisprincipes. In de jaren vijftig bleken<br />
de meeste meningsverschillen bovendien overwonnen: het streven naar<br />
traditionele representativiteit en naar een besloten stadsbeeld werd opgegeven,<br />
en de architectuur tot op zekere hoogte vrijgelaten. Daarmee zouden tevens de<br />
voorwaarden zijn geschapen om de nieuwe tijd tot uitdrukking te laten komen<br />
in een nieuw stadsbeeld. Dat beeld was tot op zekere hoogte gefragmenteerd:<br />
de moderne naoorlogse stad kwam tot stand als een mozaïek en meer en meer<br />
zonder ideologische onderbouwing. Het bleek ook nu weer dat de veranderingen<br />
in de maatschappij voorafgingen aan de veranderingen in de architectuur en<br />
stedebouw. Natuurlijk zorgden de geïndustrialiseerde grote bouwstromen voor een<br />
gedeeltelijke eliminatie van niet gemotiveerde verscheidenheid in de wooncultuur.<br />
Maar de voorwaarden voor het verdwijnen van die verscheidenheid tijdens de<br />
jaren veertig en vijftig waren feitelijk niet bouwtechnisch, maar maatschappelijk<br />
gemotiveerd. Eerder dan in het bouwbedrijf deed de uniformering van het leven en<br />
het functieverlies van de woning zich in andere maatschappelijke sferen gelden.<br />
Allereerst speelde een demografische factor mee die in de wederopbouwperiode<br />
onvoldoende werd ingeschat: de snelle bevolkingstoename in een land dat<br />
industrialisatie nastreefde. Belangrijk was ook de penetratie van verkeer,<br />
vervoer, mechanisatie en nieuwe media in alle uithoeken van het land, waardoor<br />
maatschappelijke en regionale tegenstellingen en het streekeigene aan betekenis<br />
inboette: “Paard en wagen hadden het streekeigene en zij waren anders in Noord<br />
en Zuid, Oost en West. Maar de tractor, de aanhangwagen en de maaimachine zijn<br />
overal de zelfde en met hun invoering heeft de klederdracht plaats gemaakt voor<br />
de overall.”<br />
Infrastructuur<br />
De ambities van de Rijksdienst voor het Nationaal Plan konden [op het terrein<br />
van de streek- en nationale planning] niet worden gerealiseerd. (...) Op het<br />
herstel en de uitbouw van de nationale infrastructuur had de Rijksdienst voor<br />
het Nationaal Plan evenmin veel invloed. Rijkswaterstaat gaf de toon aan op dit<br />
bij uitstek civiel-technische terrein. (...) De intensiteit van het verkeer bereikte in<br />
1949 weer het niveau van 1940. Doordat Rijkswaterstaat een zeer snelle stijging<br />
van de automobiliteit verwachtte, en gezien het economisch belang dat daaraan<br />
werd gehecht, werd enorm geïnvesteerd in de uitbreiding van het wegennet en<br />
aansluiting op de internationale verbindingen die voor Nederland als distributieland<br />
zo cruciaal werden geacht.<br />
Door het eigen beleid van de Centrale Directie voor de Wederopbouw is,<br />
alle organisatorische inspanningen en studieuze voorbereidingen ten spijt,<br />
nooit een ruimtelijk plan voor Nederland opgesteld. Het vastleggen van<br />
nederzettingspatronen op grote schaal en het integreren daarin van nationale<br />
infrastructurele netwerken bleek onbegonnen werk; de aaneenschakeling van<br />
regionale plannen tot een Nationaal Plan, de grote ambitie uit het interbellum,<br />
was onhaalbaar. Toch stond de noodzaak van ruimtelijke ordening niet ter<br />
discussie. Ruimte was een schaars goed in het overbevolkte Nederland. En juist<br />
die (vermeende) overbevolking baarde de Rijksdienst voor het Nationale Plan<br />
zorg. De oplossing daarvoor zocht de directeur, F. Bakker Schut, aanvankelijk<br />
in een intensieve deelname aan plannen om delen van Duitsland te annexeren,<br />
vervolgens in het stimuleren van emigratie en het streven naar spreiding van<br />
industrie en bevolking over het hele land. Zijn dienst had opmerkelijk weinig invloed<br />
op de sturing van de ruimtelijke aspecten van de snelle naoorlogse industrialisatie.<br />
De wijziging in de sociaal-economische structuur van Nederland is in de eerste
plaats te verklaren uit de nadrukkelijke keuze om ons land te industrialiseren met<br />
behulp van een geleide economie en lage loonkosten. Tot 1960 stond Nederland<br />
bekend als een van de goedkoopste productielanden. Deze structuurverandering<br />
ging gepaard met een toenemend ruimtebeslag: stedelijke groei, de uitbreiding van<br />
het spoor-, water- en landwegennet. Geografisch gezien vond deze expansie niet<br />
in gelijke mate plaats: bepaalde regio’s stagneerden terwijl andere buitensporig<br />
groeiden. De regio’s met een overwegend agrarische bevolking kenden de<br />
snelst groeiende beroepsbevolking. In reactie op deze ruimtelijke verschijnselen<br />
ontstond een nationaal beleid dat regionaal sociaal-economisch beleid zou moeten<br />
sturen: voorwaarden scheppend in termen van de aanleg van infrastructuur<br />
– het zorgen voor havens, wegen, kanalen en voor alles wat er verder voor<br />
de aan- en afvoer van grondstoffen en afgewerkte producten nodig is – en<br />
premies voor bedrijfsvestiging in de door de overheden aangewezen gebieden.<br />
Daarbij hoorde een aanvullend beleid dat de bevolking mobiel moest maken,<br />
dat wil zeggen mentaal rijp voor industriearbeid, omscholen (vakopleidingen)<br />
en bereid om te verhuizen of grote afstanden te overbruggen tussen woon- en<br />
werkplaats. Gemeenschappelijke ruimtelijke noemer van de begeleidende nota’s<br />
was het openleggen van de regio’s door verkeersingrepen en het belonen van<br />
ondernemers die zich zouden vestigen op de aangewezen industrieterreinen,<br />
bijvoorbeeld de ‘Subsidieregeling industriehallenbouw Kerngemeenten’ (1946)<br />
en de regeling ‘Bevordering Industrialisatie Kerngemeenten’ (195 ). In de<br />
dorpen en steden waar industrievestiging zou gaan plaatsvinden moesten extra<br />
woningcontingenten worden toegewezen, terwijl ook geld vrijgemaakt zou moeten<br />
worden voor (om)scholing, recreatie, geestelijke en zedelijke opvang. (...)<br />
Pas toen de wederopbouw-in-engere-zin zijn voltooiing naderde en de ruimtelijke<br />
gevolgen daarvan zichtbaar werden, kreeg de regionale ruimtelijke planning<br />
een nieuwe impuls, waarbij de rapportages van de Werkcommissie Westen des<br />
Lands een sleutelrol vervulden. Pas toen ontstond een breed draagvlak voor<br />
grootschalige ruimtelijke ordening en kon voorzichtig gedebatteerd worden over<br />
departementale samenwerking op ruimtelijk terrein. Pas nadat de wederopbouw<br />
vrijwel was voltooid en nadat door goedkeuring van de Wet op de Ruimtelijke<br />
Ordening eindelijk werd afgerekend met de oorlogswetgeving nam de nationale<br />
ruimtelijke planning een grote vlucht. (..) Het tijdperk van de nota’s voor de<br />
ruimtelijke ordening van het Nederlandse territorium brak aan.’<br />
Koos Bosma en Cor Wagenaar (redactie),<br />
Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedenbouw<br />
tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland, Rotterdam 1995.<br />
Teksten: Koos Bosma, Cor Wagenaar en Helma Hellinga.<br />
9
0<br />
Colofon<br />
Opdrachtgever:<br />
Gemeente Schiedam<br />
Projectleiding: Paulina Buring<br />
Onderzoek:<br />
Hebly Theunissen architecten, Delft<br />
Cees Boekraad, Arjan Hebly<br />
m.m.v. Bram Caris, Roy Gorissen, Demian van Meerten, Vincent de Wit<br />
i.s.m. Dolf Broekhuizen, architectuurhistoricus, Rotterdam<br />
Fotografie (2009-2010):<br />
Cees Boekraad, Dolf Broekhuizen, Arjan Hebly, Rikkert Wijk<br />
Met dank aan<br />
Gemeente Schiedam:<br />
Roelof Lier (Stedelijke ontwikkeling)<br />
Piet Bliek (Parken)<br />
Geert Medema (Monumenten)<br />
Ciska Bakker (Monumenten)<br />
Johan Offermans (Bruggen)<br />
Roelof Geijteman (Stedelijke ontwikkeling)<br />
Nita Friedel (Gemeentearchief)<br />
Constant Kroeze (Gemeentearchief)<br />
Overigen:<br />
Rikkert Wijk (opmaak architectuurinventarisatie)<br />
Hans van der Sloot (commentaar)<br />
Delft, augustus 010