Anatomie blok 14: neuroanatomy
Anatomie blok 14: neuroanatomy
Anatomie blok 14: neuroanatomy
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Anatomie</strong> <strong>blok</strong> <strong>14</strong>: <strong>neuroanatomy</strong><br />
Hoofdstuk 1 Introductie en overzicht<br />
Componenten en organisatie van het zenuwstelsel<br />
Dendrieten: uitloper van een neuron met een receptieve functie<br />
Axon: uitloper van een neuron die van het neuron afloopt<br />
Neuroglia cellen hebben geen directe rol in de verwerking van informatie. Ze hebben een<br />
ondersteunde functie voor de functionering van de zenuwcellen. Er zijn drie typen:<br />
1) Oligodendrocyten: vormen myeline schede om de axonen<br />
2) Astrocyten: selectieve permeabele barrière tussen de circulatie en het ZS (bloedhersenbarrière)<br />
3) Microglia: fagocytose rol bij de reactie van het ZS op schade<br />
ZS verdeeld in een CZS en een PZS<br />
CZS: hersenen en ruggenmerg. Bevat de meeste zenuwcel lichamen.<br />
PZS: dit is de link tussen het CZS en perifere lichaamsdelen. Het bestaat uit craniale en spinale<br />
zenuwen en ganglia.<br />
Autonome ZS: detecteert veranderingen in de inwendige organen. De componenten zitten zowel in<br />
het CZS als in het PZS. Het wordt verdeeld in twee delen:<br />
1) Sympatische ZS<br />
2) Parasympatische ZS<br />
Afferente neuronen (sensorisch): informatie van het PZS naar het CZS<br />
Efferente neuronen(motorisch): informatie van het CZS naar het PZS<br />
Inter-neuronen: liggen volledig in het CZS<br />
Grijze stof: zenuwcellichamen<br />
Witte stof: gemyeliniseerde celuitlopers<br />
Ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel<br />
Ectoderm: huid van het zenuwstelsel<br />
Mesoderm: skelet, spieren en bindweefsel<br />
Endoderm: spijsverteringskanaal, luchtwegen, genitaliën<br />
Uit het ectoderm ontstaat de neurale plaat met de neurale groeve en dus uiteindelijk de neurale buis.<br />
Een aantal cellen verplaatsen zich en vormen neurale crests.<br />
Neurale buis: centrale kanaal en de ventrikels<br />
Neurale crests: sensorische en autonomische ganglia van de spinale en craniale zenuwen.<br />
De grijze stof zit om het centrale kanaal heen en de witte stof zit daar omheen. Het<br />
rostrale deel van de neurale buis ondergaat enorme groei en vormt in de 5 e week<br />
drie hersenblaasjes:<br />
- Prosencephalon<br />
Telencephalon: 2 hemisferen<br />
Diencephalon: thalamus<br />
- Mesencephalon<br />
- Rhomdencephalon<br />
Metencephalon: pons en cerebellum<br />
Myelencephalon: medulla oblongata<br />
Bij de 7 e week zijn dit 5 hersenblaasjes geworden. De centrale holte ontwikkelt zich tot de ventrikels<br />
met daarin de liquor.<br />
1
Overzicht van de anatomie van het centrale zenuwstelsel<br />
Het CZS wordt omgeven door drie membranen (meningen):<br />
- dura mater<br />
subdurale ruimte<br />
- arachnoidea<br />
subarachnoidale ruimte<br />
- pia mater<br />
De arteriële bloedtoevoer naar de hersenen komt de aa. Vertebralis en van de a. carotis interna. Deze<br />
vormen een anastomose en vormen daarmee de cirkel van Willis.<br />
Ruggenmerg: door de a. radicularis afkomstig van segmentale vaten van de a.<br />
vertebralis.<br />
Meningen: door de a. meningeal medius<br />
De ruggengraat bevat 31 spinale zenuwen die vlakbij het ruggenmerg splitsen in ventrale en dorsale<br />
takken.<br />
Dorsale takken: afferente vezels waarvan de cellichamen in de dorsale wortel ganglia liggen.<br />
Ventrale takken: efferente vezels waarvan de cellichamen in de spinale grijze stof liggen.<br />
De grijze stof van het ruggenmerg kent dorsale en ventrale uitsteeksels:<br />
De dorsale hoorn is het eindpunt van vele afferente neuronen die impulsen bevat van sensorische<br />
receptoren vanuit en lichaam. Het is ook het begin van de ascendens weg die sensorische impulsen<br />
naar de hersenen voert.<br />
De ventrale hoorn bevat motorische neuronen die de skeletspieren innerveren.<br />
Het perifere van het merg wordt gevormd door de witte stof en de zenuwvezels zijn daar<br />
georganiseerd in een ascendes weg en een descendens weg.<br />
Ascendens: informatie van de ledematen en spijsverteringskanaal, luchtwegen en genitaliën naar de<br />
hersenen<br />
Descendens: de hersenen regelen de activiteit van de neuronen in het ruggenmerg.<br />
Sensorische informatie gaat naar het CZS via de afferente zenuwvezels die lopen in de craniale en<br />
spinale zenuwen. De informatie kan worden verdeeld in speciale sensorische informatie en algemene<br />
informatie. De speciale gaan via de n. olfactorius, opticus, facialis, glossopharyngeus en de<br />
vestibularis. De algemene informatie gaat via de spinale zenuwen en deze informatie vanuit het hoofd<br />
gaat via de n. tricheminus. Tussen de perifere receptor en de perceptie van de gevoel in de cerebrale<br />
cortex zijn 3 neuronen nodig:<br />
- primaire afferente neuron: komt binnen in het ruggenmerg of de hersenstam via een spinale<br />
zenuw of de n. trigeminus, aan dezelfde kant van het lichaam als de perifere receptor zit. Het<br />
cellichaam van de First-order neuron zit in de dorsale wortel ganglion van de spinale<br />
zenuw/trigeminus ganglion. In het CZS blijft de neuron ipsilateraal lopen en synapteert dan op<br />
de tweede neuron<br />
- Tweede neuron: cellichaam in het ruggenmerg of in de hersenstam. De axon kruist naar de<br />
andere kant van het CZS en loopt naar de thalamus waar hij eindigt<br />
- Derde neuron: cellichaam in de thalamus en de axon projecteert op de somatosensorische<br />
cortex (lobus parietalis).<br />
De primaire afferente neuronen die algemene informatie (druk, pijn, temperatuur) vervoeren eindigen<br />
vlakbij het niveau waar ze in de het ruggenmerg binnenkomen. Ze synapteren dan op de tweede<br />
neuronen die dan kruisen en die dan de tractus spinothalamicus vormen.<br />
De primaire afferente neuronen die de proprioceptieve informatie bevatten en de fijne aanraking<br />
stijgen ononderbroken aan dezelfde kant van het ruggenmerg waar zij de dorsale column vormen.<br />
2
Deze eindigt dan in de dorsale column kern (nuclei gracilis en cuneatus) in de medulla. Vanuit hier<br />
gaan de tweede neuronen kruisen en stijgen dan op naar de thalamus als de mediale lemniscus.<br />
Primaire afferente neuronen die de hersenstam binnenkomen via de n. trigeminus einde gaan<br />
ipsilateraal naar de sensorische nuclei trigeminus en vanuit daar gaan de tweede neuronen gekruist<br />
verder naar thalamus als de tractus trigeminothalamica.<br />
De motor neuronen die direct de skeletspieren innerveren hebben hun cellichaam in de grijze stof van<br />
het ruggenmerg en van de hersenstam (lagere motor neuronen). De hogere motor neuronen hebben<br />
controle over de lagere motor neuronen. Dit zijn dus de dalende banen:<br />
- tractus corticospinalis (tractus pyramidalis): regelen de activiteit van motor neuronen in het<br />
ruggenmerg die de ledemaat spieren innerveren en de tracti innerveren. Deze axonen kruisen<br />
in de pyramide.<br />
- tractus corticobulbaris: regelen de activiteit van motor neuronen die liggen in de nuclei van de<br />
craniale zenuwen die de skelet spieren innerveren van het hoofd en de nek<br />
De axonen komen van de motorische regio van de cortex en gaan dan via de capsula interna naar de<br />
hersenstam. Hier kruisen de axonen. De functie van de twee tracti is het regelen van vrijwillige,<br />
aangeleerde bewegingen<br />
Er zijn ook een aantal hersenstructuren buiten deze twee dingen om die een rol spelen bij de regeling<br />
van beweging, houding en spiertonus. Dit worden de extrapyramidale banen genoemd. Hieronder<br />
vallen de:<br />
- vestibulaire kernen<br />
- nuclei reticularis<br />
- basale ganglia<br />
De vestibulaire en de reticularis hebben invloed op de motor neuronen in het ruggenmerg door een<br />
afdalende connectie via de tracti vestibulospinalis en reticulospinalis. Zij zijn belangrijk bij de houding<br />
en de spiertonus. De basale ganglia hebben invloed op de lagere motor neuronen in de hersenstam<br />
en het ruggenmerg van de contralaterale zijde door indirecte wegen/banen. Zoals via de thalamus<br />
naar de cerebrale cortex en naar de formatio reticularis van de hersenstam. De basale ganglia zijn<br />
belangrijk bij willekeurige onbewuste bewegingen.<br />
3
Hoofdstuk 4: Autonome zenuwstelsel<br />
Het autonome zenuwstelsel innerveert de viscerale organen, de gladde spiercellen en de secretoire<br />
klieren.<br />
Bij het autonome zenuwstelsel is er sprake van een preganglionair neuron (cellichaam in<br />
ruggenmerg/hersenstam) en een postganglionair neuron (autonoom ganglion). Dit in tegenstelling tot<br />
het somatische zenuwstelsel. De efferente neuronen vallen uiteen in twee categorieën:<br />
- sympathisch<br />
- parasympathisch<br />
Sympathische deel<br />
Preganglionaire neuronen: cellichamen in thoracale segmenten of lumbale 1-3. Liggen in de laterale<br />
hoorn van de grijze stof. Acetylcholine als transmitter stof<br />
Preganglionaire axonen: verlaten het ruggenmerg in de ventrale zenuw wortel en gaan daar samen<br />
met de spinale zenuw.<br />
Postganglionaire axonen: cellichamen in de sympathische keten van ganglia of de plexus (coeliaca,<br />
superior mesenterica, inferior mesenterica) van de abdominale aorta. Noradrenaline als transmitterstof<br />
alleen bij de zweetklieren acetylcholine.<br />
De vezels die gemoeid zijn met de innervatie van structuren van het hoofd en de thorax eindigen met<br />
postganglionaire neuronen in de sympathische keten.<br />
De preganglionaire vezels die gemoeid zijn met de innervatie van de pelvis en de abdominale organen<br />
passeren ononderbroken de sympathische keten en gaan dan naar de plexus.<br />
Het sympathische deel is vooral actief bij stress, opwinding en angst: fight or flight reactie. De<br />
hartslag en de bloeddruk zijn verhoogd. De bronchi zijn gedilateerd, vasodilatatie bij skelet spieren en<br />
de gastrointestinale bloedstroom en beweeglijkheid zijn verminderd. De bloedglucose gaat omhoog en<br />
men gaat zweten voor de afvoer van warmte.<br />
Parasympathisch deel<br />
Preganglionaire neuronen: hersenstam en ruggenmerg. In de hersenstam liggen in craniale zenuw<br />
nuclei van de n. oculomotorius, n. facialis, n. glossopharyngeus en n. vagus. Sacrale 2-4 innervatie<br />
van viscera van de pelvis.<br />
Postganglionaire neuronen: liggen in de ganglia vlakbij de structuren die ze innerveren (enterische<br />
zenuwstelsel).<br />
De neurotransmitter van beide neuronen is acetylcholine.<br />
Hoofdstuk 5: bedekkingen van het centrale zenuw stelsel<br />
Schedel<br />
De vloer van de craniale holte bevat drie fossae. Elk daarvan ondersteunt een specifiek deel van de<br />
hersenen. In de fossae zitten foramina waardoor de zenuwen en bloedvaten komen.<br />
Anterior craniale fossa<br />
Gevormd door:<br />
- os frontalis (grootste gedeelte): met de sinus frontalis air<br />
- os ehtmoidalis: ligt in het midden van de fossa met in het midden een scherpe richel, de crista<br />
galli waar de falx cerebri op aanhecht. Aan beide kanten van de crista galli liggen de<br />
cribriforme platen van het ethmoid die de bulbus olfactorius ondersteunen.<br />
- os sphenoidium<br />
4
Middelste craniale fossa<br />
- os sphenoidium: in het midden vormt het bot een hypofyse fossa met daarin de hypofyse.<br />
Lateraal van het lichaam van het sphenoid liggen de lobes temporalis.<br />
- os temporalis<br />
Verder bevat de fossa verschillende punten van in en uitgang voor zenuwen en bloedvaten:<br />
optische kanaal<br />
o n. opticus (II)<br />
o a. ophthalimica<br />
fissura orbitalis superior<br />
o n. oculomotorius (III)<br />
o n. trochlearis (IV)<br />
o n. abducens (VI)<br />
o het ophthalimische gedeelte van de n. trigeminus (V)<br />
foramen rotundum<br />
o maxillaris tak van de n. trigeminus (V)<br />
foramen ovale<br />
o mandibula tak van de n. trigeminus (V)<br />
foramen lacerum<br />
o aa. carotis interna<br />
foramen spinosum<br />
o a. meningealis medialis<br />
Posterior craniale fossa<br />
- os occipitalis<br />
- os temporalis<br />
Anterior, in het midden, vormt het de clivus waar de hersenstam op rust.<br />
foramen magnum<br />
o medulla<br />
o aa. Vertebralis<br />
o n. accesorius (XI)<br />
hypoglossal kanaal<br />
o n. hypoglossus (XII)<br />
foramen jugularis<br />
o v. jugularis interna<br />
o n. glossopharyngeus (IX)<br />
o n. vagus (X)<br />
o n. accessorius (XI)<br />
meatus acousticus<br />
o n. vestibulocochlearis (VIII)<br />
5
Craniale meningen<br />
o n. facialis (VII)<br />
Dura mater<br />
Het is een fibreus membraan dat als een losse zak om de hersenen heen zit. Er zijn twee grote<br />
reflecties die in de craniale holte gaan. Dit zijn de falx cerebri en het tentorium cerebelli.<br />
Arachnoid en de pia mater<br />
Het arachnoid is een zacht en doorzichtig membraan die los om de hersenen zit. Tussen de dura<br />
mater en het arachnoid zit een smalle subdurale ruimte waar venen doorheen lopen.<br />
De pia mater is een heel dunne laag die strak om de hersenen zit. Tussen het arachnoid en de pia<br />
mater zit de subarachnoidale ruimte met daarin een netwerk van bindweefsel (trabeculae) en arteriën<br />
en venen. Het bevat ook hersenvocht.<br />
Hoofdstuk 6 Ventriculaire systeem en cerebrospinaal vocht<br />
Topografische anatomie van het ventriculair systeem<br />
Voor de bouw zie netter.<br />
Cerebrospinaal vocht<br />
Dit wordt gemaakt in de plexus choroideus die in de derde en vierde ventrikel zit. Het is gevormd uit<br />
vasculair pia mater. Het vocht bevat weinig eiwitten en cellen. Het volume is ongeveer 150ml. Het<br />
wordt continue aangemaakt. Het meeste wordt gevormd in het laterale ventrikel vanuit daar gaat het<br />
door het interventriculair foramen naar het derde ventrikel en dan via het aquaduct naar het vierde<br />
ventrikel. Het vocht verlaat het vierde ventrikel door 3 openingen (2x foramen van Luschka en 1x<br />
foramen van magendie) naar de subarachnoidale ruimte. Het vocht wordt geabsorbeerd in het<br />
veneuze systeem naar de durale veneuze sinussen.<br />
Hoofdstuk 7: Bloedtoevoer van het centrale zenuwstelsel<br />
Bloedtoevoer van het ruggenmerg<br />
Arteriele toevoer van het ruggenmerg<br />
Er zijn drie longitudinale vaten die langs het ruggenmerg lopen: a. spinalis anterior en de aa. spinalis<br />
posterior.<br />
De a. spinalis anterior vormt bij de medulla de aa. vertebralis. De anterior en de posterior vormen een<br />
anastomose met de aa. radicularis die weer van de segmentale vaten komen.<br />
Veneuze drainage van het ruggenmerg<br />
Er zijn 6 paar venen:<br />
- anterior en posterior spinale venen<br />
- en de gepaarde anterolaterale en posterolaterale venen<br />
Al deze vaten komen uit op de interne vertebrale veneuze plexus via de anterior en de posterior<br />
radiculaire venen.<br />
Bloedtoevoer van de hersenen<br />
Arteriele toevoer van de hersenen<br />
Dit komt van de aa carotis interna en de aa vertebralis.<br />
De aa carotis interna geeft de volgende takken af:<br />
- a. hypofyse<br />
- a. ophthalamica<br />
- a. choroideus anterior<br />
- a. communis posterior<br />
6
Na het afgeven van deze takken vertakt de aa carotis interna in de a. cerebralis medialis en anterior.<br />
De a. cerebralis anterior komt uiteindelijk uit op de a. communis anterior.<br />
De a. cerebralis anterior:<br />
- motorische cortex lage extremiteiten<br />
- sensorische cortex lage extremiteiten<br />
De a. cerebralis medialis<br />
- laterale oppevlakte van de lobus frontalis, parietalis en temporalis<br />
- primaire sensorische en motorische cortex van het hele lichaam<br />
- auditorische cortex<br />
- insula<br />
De a. vertebralis komt de hersenen binnen via het foramen magnum. De aa vertebralis gaan samen<br />
en vormen dan de a. basilaris. Voordat gebeurt geeft het eerst nog een aantal takken af:<br />
- a. spinalis anterior en posterior: medulla en ruggenmerg<br />
- a. cerebellaris posterior inferior: inferior deel van het cerebellum<br />
De a. basilaris verdeeld zich in een a. cerebellaris superior (superior deel cerebellum) en posterior<br />
(visuele cortex en het inferiormediale aspect van de lobus temporalis)<br />
Het interne carotis systeem een het vertebrobasilaris systeem gaan samen in de aa communis<br />
posterior. Het vormt uiteindelijk de cirkel van Willis. Er takken een aantal arterien af van de cirkel: de<br />
a. perforates: anterior (basale ganglia, chiasma opticum, capsula interna en hypothalamus) en<br />
posterior (delen subthalamus en hypothalamus en het ventrale deel van het middenbrein).<br />
Veneuze drainage van de hersenen<br />
Drie paar vaten nemen hieraan deel:<br />
- superficiale venen: v cerebralis superior en medialis<br />
- diepe venen: v. thalamostriate en v. choroideus<br />
- durale veneuze sinussen<br />
Hoofdstuk 8: Ruggenmerg<br />
Externe kenmerken van het ruggenmerg<br />
Topografische anatomie<br />
De ruggengraad varieert van diameter op twee plekken: cervicaal en lumbaal. De cervicale vergroting<br />
loopt van C3-T1 en bevat de innervatie van de bovenste ledematen via de plexus brachialis. De<br />
lumbale vergroting loopt van L1-S3 en bevat de innervatie van de lagere ledematen via de plexus<br />
lumbalis en de plexus sacralis.<br />
Spinale zenuwen<br />
Er zijn 31 paar spinale zenuwen:<br />
- 8 cervicaal<br />
- 12 thoracaal<br />
- 5 lumbaal<br />
- 5 sacraal<br />
- 1 coccygeal<br />
De spinale zenuwen bevatten zowel afferente en efferente neuronen. De dorsale wortels bevatten de<br />
afferente neuronen die lopen van de perifere sensorische receptoren naar het ruggenmerg en de<br />
hersenstam. De cellichamen liggen in de dorsale wortel ganglia.<br />
De ventrale wortels bevatten vooral efferente neuronen met de cellichamen in de spinale grijze stof.<br />
Als de spinale zenuwen het intevertebrale foramen verlaten scheiden ze in een dorsale en een ventral<br />
eramus. De dorsale ramus gaat naar de spieren en de huid van de rug regio en de ventrale ramus<br />
gaat naar de spieren en de huid van de buik kant.<br />
7
Interne structuur van het ruggenmerg<br />
Het ruggenmerg wordt in twee helften verdeeld door een dorsale mediane sulcus en door een<br />
ventrale mediane fissura. In het centrum ligt het centrale kanaal wat in verbinding staat met het<br />
ventriculaire systeem. Om het centrale kanaal zit de grijze stof (cellichamen van neuronen) en daarom<br />
heen zit de witte stof (zenuw vezels).<br />
Grijze stof van het ruggenmerg<br />
Het heeft een ventrale en dorsale hoorn. De meeste afferente zenuwvezels die in de dorsale wortel<br />
binnenkort eindigt in de dorsale hoorn. De ventrale hoorn bevat cellichamen van motor neuronen die<br />
via de ventrale wortel het ruggenmerg verlaten en naar de skelet spieren toegaan.<br />
Dorsale hoorn<br />
De afferente vezels verdelen zich in ascendes takken en descendes takken. De meeste eindigen vlakbij<br />
het punt waar ze het ruggenmerg zijn binnengekomen, maar kunnen ook verder lopen in de<br />
dorsolaterale fasciculus.<br />
Witte stof van het ruggenmerg<br />
Dalende (ascending) spinale tractus<br />
Bevatten impulsen van:<br />
- pijn<br />
- warmte/koud<br />
- gevoel<br />
- spieren<br />
- gewrichten<br />
Een deel hiervan zal naar de cortex gaan (bewust) en een deel zal naar het cerebellum gaan<br />
(onbewust).<br />
Er is een sequentie van drie neuronen tussen de perifere receptor en de cerebrale cortex:<br />
1. neuron komt binnen via de dorsale wortel van de spinale zenuw en het cellichaam ligt in de<br />
dorsale wortel ganglion. De vezel blijft aan de ipsilaterale kant van het merg en eindigt in de<br />
grijze stof of in de medulla oblongata van de hersenstam<br />
2. cellichamen in de grijze stof of in de medulla. De axon kruist naar de andere kant van het CZS<br />
en gaat naar de thalamus waar het op een derde neuron eindigt<br />
3. het cellichaam in de thalamus en de axon gaat naar de somatosensorische cortex van de<br />
lobus parietalis.<br />
8
Er zijn twee grote systemen die dit patroon volgen:<br />
- de dorsale kolom<br />
- tractus spinothalamicus<br />
Dorsale kolom<br />
De dorsale kolom kent twee kanalen:<br />
- fasciculus gracilis (mediaal)<br />
- fasciculus cuneatus (lateraal)<br />
De kanalen geleiden impulsen van de propriocepes en de discriminerende aanraking (discriminative<br />
touch). Het bevat axonen van primaire afferente neuronen die het ruggenmerg binnenkomen via de<br />
dorsale wortelen.<br />
De fasciculus gracilis bevat vezels van het ruggenmerg op sacraal, lumbaal en het lage thoracale deel.<br />
De vezels van de fasciculus cuneatus komen van het hoge thoracale en van de cervicale dorsale<br />
wortels. Ze bevatten informatie van de ipsilaterale zijde van het lichaam. De primaire afferente axonen<br />
eindigen in de medulla oblongata in de nucleus gracilis en de nucleus cuneatus. De secundaire axonen<br />
kruisen in de medulla als interne arcuate vezels en stijgen dan verder als de mediale lemniscus. Deze<br />
eindigt in de nucleus ventrale posterior van de thalamus en gaan dan over in tertiare axonen die naar<br />
de somatosensorische cortex gaan.<br />
Tractus spinothalamicus<br />
Deze ligt lateraal en ventraal van de ventrale hoorn in de grijze stof. Het geeft impulsen door van pijn<br />
en temperatuur sensatie maar ook van niet-discriminatie aanrakingen (non-discriminative) en druk.<br />
Het bevat secundaire neuronen waarvan de cellichamen in de contralaterale dorsale hoorn liggen en<br />
dus ook informatie krijgen van primaire neuronen die daar eindigen. De spinothalamische axonen<br />
kruisen naar de andere kant van het ruggenmerg door het passeren van de ventrale witte<br />
commissure.<br />
De axonen van pijn en temperatuur kruisen over 1 segment van hun origine, en de andere axonen<br />
kunnen eerst vele segmenten passeren voordat ze kruisen. De hersenstam lopen de vezels als de<br />
spinale lemniscus en de meeste vezels eindigen in de thalamus in de ventrale posterior kern waar ze<br />
informatie overdragen op thalamocorticale neuronen die naar de somatosensorische cortex gaan.<br />
Spinoreticulothalamische systeem<br />
Hier stijgen sensorische impulsen naar hogere centra. De secundaire neuronen van de dorsale hoorn<br />
gaan naar de hersenstam en eindigen daar in de formatio reticularis. De reticulothalamische vezels<br />
stijgen naar de intralaminaire thalamische kernen die dan de cerebrale cortex activeren. Dit is<br />
waarschijnlijk de route van langzame pijn.<br />
Deze drie systemen zorgen ervoor dat alles bewust wordt maar er zijn ook gevoelens waarvan je je<br />
niet bewust bent, dat gebeurt via de tractus spinocerebellaris.<br />
Tractus spinocerebellaris<br />
Je hebt hier een ventraal en een dorsaal gedeelte. Beide bevatten informatie van spierspoeltjes,<br />
Goglie peesorganen en van tast receptoren. Deze gaan naar het cerebellum voor de controle van de<br />
houdingen en de coördinatie van de beweging. Het systeem bestaat uit twee neuronen. Ze bevatten<br />
secundaire neuronen waarvan de cellichamen in de dorsale hoorn liggen. De kanaal neuronen<br />
eindigen direct in de cerebellaire cortex.<br />
Vezels van het dorsale deel stammen af van een groep cellen: Clarke’s kolom. De axonen stijgen<br />
ipsilateraal en komen het cerebellum binnen via de peduncules cerebellaris inferior.<br />
Vezels van het ventrale deel kruisen en komen het cerebellum binnen via de perduncules cerebellairs<br />
superior. Sommige axonen kruisen dan weer in de witte stof van het cerebellum<br />
9
Stijgende spinale kanalen<br />
Tractus corticospinalis<br />
Dit deel houdt zich vooral bezig met de controle van vrijwillige, discrete en aangeleerde (skilled)<br />
bewegingen (gefractioneerde bewegingen) van het distale gedeelte van de ledematen. De neuronen<br />
stammen af van cellichamen in de cerebrale cortex (gyrus precentralis). De axonen verlaten de<br />
hemisfeer door het passeren van de corona radiata en de capsula interna waarna ze naar de crus<br />
cerebri van de middenhersenen gaan. Dan via het ventrale deel van de pons naar de medulla<br />
oblongata waar ze twee kolomen vormen: pyramide baan. In het caudale gedeelte van de medulla<br />
kruist het merendeel van de vezels en wordt dan de tractus corticospinalis lateralis die naar de dorsale<br />
tractus spinocerebellaris gaat.<br />
Een andere deel blijft ipsilateraal en vormt de tractus corticospinalis ventralis. Deze vezels kruisen pas<br />
vlakbij hun eind punt.<br />
Tractus rubrospinalis<br />
Deze begint in de rode kern. Het zorgt voor de controle over de tonus van flexor spieren in de<br />
ledematen. De vezels kruisen in de ventrale temgentum decussatie en dalen dan verder naar het<br />
ruggenmerg. De rode kern ontvangt vezels van de motorische cortex en van het cerebellum. Dit is dus<br />
de niet-pyramidale route.<br />
Tractus tectospinalis<br />
Vezels ontspringen van de colliculus superior van de middenhersenen. De vezels kruisen in de dorsale<br />
tegmentum decussatie. Ze eindigen in de cervicale segementen. De colliculus superior krijgt informatie<br />
van de visuele input en zorgt voor reflex bewegingen als reactie op visuele stimuli.<br />
Tractus venstibulospinalis<br />
Vezels beginnen bij de nuclei vestibularis in de pons. Het ontvangt informatie van het limbische<br />
systeem door de n. vestibularis en van het cerebellum. Axonen van de nucleus vestibularis lateralis<br />
dalen ipsilateraal als de tractus venstibulospinalis lateralis. Zij hebben controle over de tonus van<br />
extensie spieren in het behouden van houding tegen de zwaartekracht in.<br />
Vezels van de nucleus vestibularis medialis dalen ipsilateraal als de tractus vestibulospinalis medialis.<br />
Tractus reticulospinalis<br />
Er ontspringen vezels uit de formatio reticularis van de pons. De vezels vanuit het gedeelte van de<br />
pons dalen ipsilateraal als de tractus reticulospinalis medialis. De vezels vanuit het gedeelte van de<br />
medulla dalen billateraal als de tractus reticulopspinalis lateralis. Ze beïnvloeden vrijwillige<br />
bewegingen, reflex activiteit en spiertonus door de controle van de alfa en gamma motor neuronen.<br />
Een hoge cervicale ruggenmerg laesie:<br />
- spastische tetraplegie + hyperreflezie - extensie plantaire reactie<br />
- incontinentie - sensorische ataxie<br />
- sensorisch verlies beneden niveau laesie<br />
Lage cervicale ruggenmerg laesie:<br />
- zwakte + atrofie + fasciculaties van de spieren - sensorische ataxie<br />
- areflexie in de bovenste ledematen - incontinentie<br />
- spastische paraparese (onderste ledematen) - sensorisch verlies beneden niveau van laesie<br />
- hyperreflezie (onderste ledematen) - extensie plantaire reactie(onderste ledemaat<br />
Thoracale ruggenmerg laesie<br />
- spastische paraparese - sensorische ataxie<br />
- hyperreflezie - incontinentie<br />
- extensie plantiare reactie - sensorische verlies benden niveau van laesie<br />
Lumbale ruggenmerg laesie<br />
- zwakte + fasciculaties in spieren - sensorische ataxie<br />
- areflexie van de onderste lede maten - sensorisch verlies beneden niveau van laesie<br />
- incontinentie<br />
10
Hemisectie van het ruggenmerg Brown-Séquard syndroom<br />
- ipsilateraal verlies van proprioceptie<br />
- bovenste motor neuron signalen: hemiplegie, monoplegie<br />
- contralateraal verlies van pijn en temperatuur gevoel<br />
Hoofdstuk 9: Hersenstam<br />
De hersenstam bestaat uit de<br />
- medulla oblongata<br />
- pons<br />
- middenhersenen<br />
Interne structuur van de hersenstam<br />
Caudale medulla<br />
De distale hoorn van het ruggenmerg wordt vervangen door het caudale deel van de sensorische<br />
nucleus trigeminus. Het ontvangt primaire afferente vezels van algemene sensatie van het hoofd die<br />
de hersenstam binnenkomen via de n. trigeminus. Het caudale deel is vooral geassocieerd met<br />
modaliteiten van pijn en temperatuur. De vezels die eindigen in delen van het caudale deel van kern<br />
dalen verder als de tractus spinalis van de trigeminus.<br />
Midden medulla<br />
Aan het ventrale deel van de midden medulla zijn de pyramide prominent aan wezig. Aan het dorsale<br />
oppervlak eindig de dorsale kolom in de nucleus gracilis en cuneatus.<br />
Rostrale medulla<br />
Dit bevat de nucleus olivary inferior. Het heeft controle over de beweging en ontvangt afferente vezels<br />
van de motorische en sensorische cortex en van de rode kern. De efferente connectie is met het<br />
cerebellum via de peduncules cerebellairs inferior. Ook bevat het de nucleus hypoglossal en de<br />
dorsale kern van de vagus met preganglionaire parasympathische neuronen. Het caudale deel van de<br />
ventrikel vloer is de area postrema en in het laterale deel van de vierde ventrikel zit de kern van de<br />
vestibularis.<br />
Hersenstam laesie (unilateraal)<br />
- ipsilaterale hersenzenuw dysfunctie<br />
- contralaterale spastische hemiparese<br />
- hyperreflexie<br />
- extensie plantair reactie<br />
Hersenstam laesie (bilateraal)<br />
- vernietiging van de vitale centra: ademhaling en circulatie<br />
- coma dood<br />
Hoofdstuk 10: hersenzenuwen en hersenzenuw kernen<br />
I olfactorius VII Facialis<br />
II Opticus VIII: vestibulocochlearis<br />
III Oculomotorius IX glossopharyngeus<br />
IV Trochlearis X Vagus<br />
V Trigeminus XI Acessorius<br />
VI Abducens XII Hypoglossus<br />
11
Hersenzenuw kernen<br />
Afferente kernen<br />
Vezels met algemene informatie (druk, pijn, temperatuur, aanraking) vanuit het hoofd gaan de<br />
hersenen in via de n. trigeminus (V) bij de pons en eindigen in de sensorische nucleus trigeminus.<br />
Vezels die informatie bevatten over het gehoor en positie informatie lopen via de n.<br />
vestibulocochlearis (VIII). Ze eindigen in de nucleus vestibularis en de nucleus cochlearis in de<br />
medulla. Viscerale afferenten (waaronder smaak) eindigen in de nucleus solitarius van de medulla.<br />
Efferente kernen<br />
Dit kan worden verdeeld in drie groepen.<br />
1. kernen van de somatische efferente celkolom<br />
- oculomotorius (III): m. levator palpebrae superior en alle extraoculaire spieren (behalve<br />
de m. obliques superior en de m. rectus lateralis)<br />
- Trochlearis (IV): m. obliques superior<br />
- Abducens (VI): m. rectus lateralis<br />
- Hypoglossus (XII): intrisieke en extrisieke spieren van de tong<br />
2. kernen van de branchiomotor celkolom: het innerveert striated spieren afkomstig van de<br />
branchiale bogen.<br />
- Trigeminus (V): motorische nucleus trigeminus kauwspieren, tensor tympani, tensor<br />
velli palitini, m. mylohyoideus en de m. digasticus venter anterior.<br />
- Facialis (VII): spieren voor de gezichtsuitdrukking en m. stapedius<br />
- Nucleus ambiguus: motorische vezels in de glossopharyngeus (IX), vagus (X) en het<br />
craniale deel van de accessorius (XI) voor innervatie spieren van de pharynx en larynx.<br />
3. kernen van de parasympathische celkolom bestaat uit preganglionaire parasympathische<br />
neuronen van de:<br />
- oculomotorius (III)<br />
- facialis (VII)<br />
- Glossopharyngeus (IX)<br />
- Vagus (X)<br />
Er zijn een aantal kernen:<br />
- Edinger_Westphal nucleus: van de oculomotorius naar de sfincter pupilae en de ciliary<br />
spieren.<br />
- Nucleus salvitorius superior: facialis lacrimal gland en de nasale en orale mucose<br />
membranen<br />
- Nucleus salvitorius inferior: glossopharyngeus parotis klier<br />
- Nucleus vagus (dorsaal motorisch): thoracale en abdominale viscera<br />
Hersenzenuwen<br />
III n. oculomotorius<br />
Bevat de meerderheid van somatische motorische neuronen die de extraoculaire spieren innerveren<br />
en verantwoordelijk zijn voor de bewegingen van de ogen. Hij bevat ook preganglionaire<br />
parasympathische neuronen die controle hebben over de gladde spieren in de oog. Hij innerveert de<br />
m. obliques superior en de m. rectus lateralis niet. Maar de ogen eleveren, depressie en adduceren.<br />
Hij innerveert wel de m. levator palpebrae superior. Het zorgt ook voor de constrictie van de pupillen<br />
door de preganglionaire parasympathische vezels.<br />
De motor neuronen hebben de cellichamen in de nucleus oculomotorius<br />
De preganglionaire parasympathsiche neuronen hebben de cellichamen in de Edinger-Westphal<br />
nucleus<br />
12
Pupil licht reflex<br />
Directe licht reflex: vernauwing van de pupil bij licht dat op de retina valt<br />
Consensuele licht reflex: vernauwing van de pupil van het oog dat niet wordt belicht<br />
Accommodatie reflex<br />
Hierbij is er contractie van de ciliary spieren waardoor de lens boller of minder bol kan worden. Het<br />
gaat samen met constrictie van de pupil.<br />
IV n. trochlearis<br />
Bevat alleen somatische motorische neuronen die uit de nucleus trochlearis komen. Het innerveert de<br />
m. obliques superior waardoor het oog naar beneden kan kijken.<br />
VI n. abducens<br />
Bevat alleen somatische motorische neuronen. De cellichamen liggen in de nucleus abducens. Het<br />
innerveert de m. rectus lateralis. Hiermee kan het oog abduceren.<br />
V n. trigeminus<br />
Bevat zowel sensorische als motorische vezels. Het is de grootste sensorische vezels van de hersenen<br />
en innerveert de kauwspieren. De sensorische vezels geven informatie over pijn, druk, temperatuur en<br />
aanraking van het gezicht, schedel, cornea, nasale en orale holten en de dura mater. De cellichamen<br />
van de afferente vezels (muv de proproceptie) liggen in de trigeminus ganglion. Ze eindigen in de<br />
sesnorische trigeminus kern. Het heeft drie subkernen:<br />
- hoofd sensorische kern: eindigen van vezels met informatie over druk en aanraking<br />
- mesencephalische kern<br />
- spinale kern: eindigen van vezels met informatie over pijn en temperatuur en bereiken hun<br />
eindbestemming door daling in de tractus spinalis van de trigeminus.<br />
Axonen die voortkomen uit de secundaire neuronen in de trigeminus kern kruisen en vormen dan de<br />
tractus trigeminothalamicus contralateralis. Deze eindigt in de contralaterale ventrale posterior kern<br />
van de thalamus waarnaar er vezels lopen naar de sensorische cortex van de lobus parietalis.<br />
VII n. facialis<br />
Bevat sensorische, motorisch en parasympathische componenten.<br />
Sensorisch: smaak van twee-derde van het anterior deel van de tong, de vloer van de mond en het<br />
palatum en de cutane sensatie van een deel van het buiten oor. De cellcihamen van de primaire<br />
afferente neuronen liggen in het ganglion geniculate<br />
Motorisch: cornea reflex<br />
VII n. vestibulocochlearis<br />
N. vestibularis<br />
De meeste vezels eindigen in de nucleus vestibularis van de rostrale medulla. Het heeft controle over<br />
de positie, behouden evenwicht, coördinatie van het hoofd en oogbewegingen en bewustheid van<br />
vestibulaire stimulatie. Vezels van de laterale kern dalen via de tractus vestibulospinalis lateralis. De<br />
vestibulaire kernen dragen ook bij aal de mediale longitudinale fasciculus en wordt de tractus<br />
vestibulospinalis medialis. Het stijgende deel van deze fasciculus maakt verbinding met de kern van de<br />
abducens, trochlearis en de oculomotorius voor de coördinatie van het hoofd en oogbewegingen. De<br />
efferente vezels houden zich bezig met het evenwicht.<br />
N. cochlearis<br />
Vezels eindigen in de dorsale en ventrale cochlearis kernen. Van deze kernen stijgen axonen naar de<br />
pons sommige kruisen dan en worden dan het trapezium lichaam en sommige daarvan eindigen dan<br />
in de superior olijf kern (zorgen voor transmissie van gehoor informatie naar de n. cochlearis). Vanuit<br />
de superior olijf kern gaan de vezels naar de collicus inferior vanuit hier gaan impulsen naar de<br />
nucleus geniculate medialis van de thalamus en dan door de capsula interna naar de primaire gehoor<br />
cortex (gyri van Heschl’s).<br />
13
IX: n. glossopharyngeus<br />
Is vooral sensorisch maar ook een paar parasympathische en motorische vezels. De afferente vezels<br />
krijgen informatie van:<br />
- receptoren voor algemeen gevoel in de pharynx, een-derde van het posterior deel van de<br />
tong, buis van eustachius en midden oor<br />
- smaak puppilen van de pharynx en een-derde van het posterior deel van de tong<br />
- chemoreceptoren van de carotis lichaampjes en baroreceptoren in de sinus caroticus.<br />
Het zorgt voor de slik reflex oa door verbinding met de nucleus ambiguus en de nucleus<br />
hyppoglossus. De viscerale en smaak vezels eindigen in de nucleus solitarius van de medulla. De<br />
motorische component helpt bij het slikken. De parasympathsiche vezels innerveren de parotis klier.<br />
X: n. vagus<br />
Afferente vezels informatie van:<br />
- receptoren voor algemeen gevoel van de pharynx, larynx, oesophagus, trommelvlies,<br />
gehooruitgang<br />
- chemoreceptoren in de aorta lichaampjes en baroreceptoren in de aortaboog<br />
- receptoren in de thoracal en abdominale organen<br />
De motorische vezels komen vanuit de nucleus ambiguus en innerveren spieren van het zachte<br />
palatum (molle), pharynx, larynx en bovenste deel oesophagus en is dus belangrijk voor het slikken.<br />
De parasympathische vezels komen van de dorsale motorische vagus kern die naar het<br />
cardiovasculaire systeem lopen, respiratoir systeem en gastro-intestinaal systeem.<br />
XI: n. accessorius<br />
Alleen motorisch. Bestaat uit een craniaal en een spinaal deel. Het craniale deel komt vanuit het<br />
caudale deel van de nucleus ambiguus en gaat samen met de vagus naar het palatum molle, pharynx<br />
en larynx. De spinale wortel komt vanuit de ventrale hoorn vanuit de grijze stof (C1-C5) en innerveren<br />
de m. sternomastoideus en m. trapezius.<br />
XII: n. hypoglossus<br />
Puur motorisch. Het innerveert de intrinsieke en extrinsieke spieren van de tong. De axonen komen<br />
vanuit de hypoglossus kern en ontvangt vanuit de nucleus solitarius en de sensorische trigeminus<br />
kern. Die zijn betrokken bij de reflex beweging van slikken, zuigen en kauwen. Het ontvangt ook<br />
vezels van de contralaterale motorische cortex die zorgen voor vrijwillige bewegingen van de tong die<br />
nodig zijn voor de spraak.<br />
<strong>14</strong>
Hoofdstuk 11: cerebellum<br />
Interne structuur cerebellum<br />
In de witte stof zitten vier paar cerebellaire kernen.<br />
Cerebellaire cortex<br />
Bestaat uit verschillende folia. In de cortex liggen cellichamen, dendrieten en synaptische connectiesv<br />
van de meerderheid van de cerebellaire neuronen. Het bestaat uit drie lagen:<br />
- moleculaire laag: vezelrijk<br />
- Purkinje cellaag<br />
- Granulaire laag: granulatie cellen<br />
Afferente projectie op het cerebellum komen van het ruggenmerg (spinocerebellaire vezels), inferior<br />
olijf kern (olivocerebellaire vezles), nucleus vestibularis (vesitbulocerebellaire vezels) en van de pons<br />
(pontocerebellaire vezels). De meeste axonen eindigen in de cortex. De vezels komen binnen via de<br />
peduncules en gaan dan verder als mossige (mossy) vezels of klimmende (climbing) vezels afhankelijk<br />
van waar ze vandaan komen. Alle afferente vezels die niet uit de inferior olijf kern komen zijn mossige<br />
vezels. Deze vezels vertakken en gaan dan naar de folia en eindigen in de granulaire laag op<br />
granulatie cellen. De axonen van deze cellen gaan naar de moleculaire laag en daar vormen ze twee<br />
parallelle vezels.<br />
De Purkinje laag bestaat uit een unicellulaire laag van Purkinje neuronen. De dendrieten van deze<br />
cellen lopen door tot in de moleculaire laag. De parallelle vezels lopen hier mee samen en vanuit deze<br />
vezels krijgen de purkinje neuronen exciterende synaptische input. De inhibitie van het intracorticale<br />
circuit wordt geregeld door Golgi, basket en stellate cellen. De axonen van de Purkinje cellen zijn de<br />
enige die de cortex verlaten een aantal hiervan eindigen in de diepe cerebellaire kernen.<br />
De klimmende vezel komt van de olijf kern. Deze leveren een discrete exciterende synaptische input<br />
aan de Purkinje cellen. Ze exciteren vooral de neuronen van de diepe cerebellaire kernen.<br />
15
Cerebellaire kernen<br />
Van mediaal naar lateraal:<br />
- nucleus fastigial<br />
- nucleus globose<br />
- nucleus emboliform<br />
- nucleus dentate (grootste)<br />
hoofdstuk 12: Thalamus<br />
Interne organisatie<br />
In de thalamus heb je een dunne laag van zenuwvezels die bestaan uit afferente en efferente<br />
connecties van kernen van de thalamus. Deze laag heet de interne medullaire lamina. Het verdeeld de<br />
thalamus in drie kern delen:<br />
- anterior<br />
- mediaal<br />
- lateraal<br />
In de lamina zitten een aantal celgroepen: interlaminaire nuclei. Dan heb je ook nog de laterale<br />
medullaire lamina die bestaat uit thalamocorticale en corticothalamische vezels. Tussen deze lamina<br />
en de capsula interna zit de nucleus reticularis.<br />
Functionele organisatie<br />
Alle kernen (behalve de reticularis) projectern ipsilateraal op de cerebrale cortex. Je hebt specifieke<br />
kernen en niet-specifieke kernen. De eerste groep ontvangt specifieke informatie en projecteert dan<br />
ook op een klein gedeelte van de cortex.<br />
Laterale kern groep<br />
Deze bestaat uit specifieke kernen.<br />
Ventrale posterior kern (VP nucleus)<br />
Hier eindigen alle stijgende banen vanuit het ruggenmerg en de hersenstam die algemene sensorische<br />
informatie bevatten van de contralaterale helft van het lichaam op een bewust niveau:<br />
- tractus spinothalamicus<br />
- mediale lemniscus<br />
- tractus trigeminothalamicus<br />
Laterale geniculate nucleus<br />
Het is een onderdeel van het visuele systeem. Het is het eindpunt van de tractus opticus.<br />
Mediale geniculate nucleus<br />
Het is onderdeel van het gehoorsysteem. Het ontvangt stijgende banen vanuit de inferior colliculus.<br />
Het projecteert op de primaire gehoorcortex.<br />
Ventrale anterior nucleus<br />
Het heeft reciproke connecties met motor regio’s van de lobus frontalis. Het is een belangrijk<br />
mechanisme waardoor de basale ganglia hun invloed uitoefenen op de normale beweging en<br />
waardoor abnormale bewegingen worden ontwikkeld bij stoornissen in de basale ganglia.<br />
Ventrale laterale nucleus<br />
Anterior kerngroep<br />
Het is onderdeel van het limbische systeem. Het projecteert voornamelijk op de gyrus cingulatum. Het<br />
is belangrijk bij de controle van emotie, instinct reacties en gedrag en geheugen.<br />
Mediale kerngroep<br />
Het heeft vooral te maken met de controle van stemmingen en emoties.<br />
Intralaminaire kerngroep<br />
Het heeft te maken met de slaap.<br />
16
Hoofdstuk 13: cerebrale hemisfeer en cerebrale cortex<br />
De cerebrale hemisfeer komt van het telencephalon.<br />
Er zijn drie type vezels in de witte stof:<br />
- associatieve vezels<br />
- commissurale vezels<br />
- projectie vezels<br />
Associatieve vezels<br />
Deze maken een verbindingen tussen corticale plaatsten die liggen binnen 1 hemisfeer. De primaire<br />
sensorische regio’s in de lobus parietalis, temporalis en occipitalis zijn een voorbeeld hiervan.<br />
- superior longitudinale fasciculus: verbindingen tussen de lobus frontalis en occipitalis<br />
- inferior longitudinale fasciculus: anterior en inferior delen van de lobus frontalis met de gyri<br />
temporalis, belangrijk bij de structuur in het regelen van gedrag. Voorbeeld is het cingulum.<br />
Commissurale vezels<br />
Lopen van de ene hemisfeer naar de andere hemisfeer en maken een verbinding tussen functioneel<br />
gerelateerde structuren.<br />
- corpus callosum<br />
o splenium: occipitale delen (visueel)<br />
- anterior commissure: verbinding tussen inferior en mediale temporale gyri en de reuk<br />
gebieden<br />
- hippocampus commissure<br />
17
Projectie vezels<br />
Lopen tussen de cortex en de subcorticale structuren.<br />
Hoofdstuk <strong>14</strong> Corpus striatum<br />
In de cerebrale hemisferen liggen een aantal basale ganglia:<br />
- nucleus caudatus<br />
- putamen<br />
- globus pallidus<br />
- amygdala: is embryologisch hetzelfde maar heeft een totaal andere functie dan de rest.<br />
De nucleus caudatus, het putamen en de globus pallidus zijn samen het corpus striatum. Het heeft<br />
belangrijke verbindingen met de cortex, thalamus en de nucleus subthalamicus en de substantia<br />
nigra.<br />
Het putamen en de globus pallidus worden samen ook wel de nucleus lentiformis genoemd. Het<br />
globus pallidus is het oudste deel en wordt daarom ook wel het paleostriatum genoemd en de andere<br />
twee het neostriatum<br />
Functionele anatomie van het corpus striatum<br />
Verbindingen van het striatum<br />
Afferente van het striatum<br />
Er zijn drie bronnen: cortex, thalamus en substantia nigra.<br />
Corticostriatum vezels: komen van het de cortex voornamelijk van de ipsilaterale kant en dan vooral<br />
van lobus frontalis en parietalis. De motorische regio van de frontalis komt uit in het putamen. Andere<br />
regio’s komen uit in de nucleus caudatus.<br />
Thalamostriatum projectie: komt vanuit de intralaminaire nuclei van de ipsilaterale kant van de<br />
thalamus.<br />
Nigrostriatum projectie: komt van het pars compacta van de ipsilaterale kant van de substantia nigra.<br />
De neuronen van het pars compacta bevatten het donkere pigment neuromelanine (bijproductie van<br />
dopamine prodcutie).<br />
Efferente van het striatum<br />
Dit wordt verdeeld in twee delen: globus pallidus en naar het pars reticulata van de substantia nigra.<br />
De projectie heeft een remmende werking op deze twee delen van de hersenen.<br />
18
Verbindingen van de globus pallidus<br />
Afferente van de globus pallidus<br />
Komen vanuit het striatum en van de nucleus subthalamica. Er zijn twee type vezels. De vezels van de<br />
nucleus subthalamica zijn stimulerende vezels voor de neuronen in de globus pallidus.<br />
Efferente van de globus pallidus<br />
Het laterale segment van de pallidus projecteerd op de nucleus subthalamica. Het mediale segment<br />
projecteert op de thalamus. De vezels naar de thalamus geven uiteindelijke stimulerende vezels af<br />
naar de frontale motorische regio’s.<br />
Normale functie van de basale ganglia<br />
De basale ganglia worden gezien als een deel van het extrapyramidale motorische systeem. De functie<br />
van de basale ganglia is het mogelijk maken van gedrag en bewegingen die nodig en gepast zijn in<br />
welke context dan ook. Het remt niet gewilde (inappropriate) bewegingen.<br />
Wanneer een beweging is geïnitieerd vanuit de cortex gaan impulsen via de corticospinale,<br />
corticobulbare en corticostriatum wegen naar o.a. het neostriatum. Dit zorgt voor excitatie van de<br />
neuronen in het striatum. Het striatum heeft dan twee mogelijkheden om de activiteit van de basale<br />
ganglia output neuronen naar het mediale segment van de globus pallidus en het pars reticulata van<br />
de substantia nigra te controleren.<br />
De directe weg: bestaat uit striatopallidale en striatumnigrale neuronen die direct een remmende<br />
functie hebben op de globus pallidus en substantia nigra.<br />
Indirecte weg: deze loopt via de subthalamische kern. Het zorgt uiteindelijk voor het activeren van de<br />
pallidale en nigrale neuronen en dus remming van de thalamische en corticale cellen.<br />
19