Woltjer - De ee ... der vrije universiteit.pdf - VU-DARE Home
Woltjer - De ee ... der vrije universiteit.pdf - VU-DARE Home
Woltjer - De ee ... der vrije universiteit.pdf - VU-DARE Home
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>De</strong> <strong>ee</strong>rste Vijfentwintig jaren<br />
<strong>der</strong> Vrije Universiteit.<br />
R E D E<br />
uitgesproken in de Verga<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Ver<strong>ee</strong>niging voor<br />
Hooger on<strong>der</strong>wijs op Gereform<strong>ee</strong>rden grondslag,<br />
gehouden den 6 d e n Juli te 's-Gravenhage<br />
DOOR<br />
DR. J. WOLTJER,<br />
Hoogl<strong>ee</strong>raar in de faculteit <strong>der</strong> Letteren en Wijsbeg<strong>ee</strong>rte.<br />
LEIDEN. - D. DONNER. - 1905.
<strong>De</strong> <strong>ee</strong>rste vijfentwintig jaren<br />
* <strong>der</strong> Vrije Universiteit<br />
R E D E<br />
uitgesproken in de Verga<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Ver<strong>ee</strong>niging voor<br />
Hooger on<strong>der</strong>wijs op Gereform<strong>ee</strong>rden grondslag,<br />
gehouden den 6 d e n Juli te 's-Gravenhage<br />
DOOR<br />
DR. J. WOLTJER,<br />
Hoogl<strong>ee</strong>raar in de faculteit <strong>der</strong> Letteren en Wijsbeg<strong>ee</strong>rte.<br />
LEIDEN. - D. DONNER. - 1905.
ZEER GEACHTE FEESTGENOOTEN, WAARDE TOEHOORDERS!<br />
,/t Zijn vijf en twintig jaar!" zoo begon DA COSTA zijn<br />
schoon, profetisch „lied in 1840":<br />
,/t Zijn vijf en twintig jaar! — 't Kanon van Waterloo<br />
„bromt in mijn ooren nog, als toen de vlugge Boö,<br />
„met losgelaten toom van 't slagveld afgezonden,<br />
„door Hollands steden rende";<br />
. . . „Triumf! g<strong>ee</strong>ft lof den God <strong>der</strong> legerscharen!<br />
„Hij h<strong>ee</strong>ft des Drijvers arm .... ontwricht!"<br />
En thans klinkt het ook on<strong>der</strong> ons, zij het dan op beschei<br />
dener toon: 't Zijn vijf en twintig jaar! Nog hooren wij den<br />
nagalm van dat hooge, koninklijke woord „Souvereiniieit in<br />
eigen kring", waarmede in 1880 in het Koor <strong>der</strong> Nieuwe Kerk<br />
te Amsterdam voor <strong>ee</strong>ne br<strong>ee</strong>de schare, uit alle oorden des<br />
lands samengekomen, de Vrije Universiteit werd ingewijd, <strong>ee</strong>n<br />
woord dat niet all<strong>ee</strong>n in Ne<strong>der</strong>lands steden en dorpen, maar tot<br />
verre over onze grenzen de blijde mare bracht van de stichting<br />
<strong>ee</strong>ner Hoogeschool op onze erve, die ook op het gebied <strong>der</strong><br />
wetenschap Christus als Koning wenschte te <strong>ee</strong>ren en on<strong>der</strong><br />
Hem voor die wetenschap hare souvereiniteitsrechten opeischte.<br />
Ook hier <strong>ee</strong>n begin van de ontwrichting van den arm des<br />
drijvers; ook dit <strong>ee</strong>n feit „grootsch in zijn voorbereiding, groot<br />
in zijn gevolgen"; ook die dag van 20 October 1880 „<strong>ee</strong>n dag<br />
des overwinnens."<br />
O! DA COSTA'S divinatorische g<strong>ee</strong>st had het wel verstaan,<br />
waar het om ging in den strijd <strong>der</strong> <strong>ee</strong>uw:
„<strong>De</strong> kennis,<br />
„ontworteld aan 't geloof, werd trots, werd heiligschennis.<br />
„Een andre g<strong>ee</strong>st stuwt thans de stoute raadren voort!<br />
,/t Is g<strong>ee</strong>n doorvorschen m<strong>ee</strong>r, maar richten van het Woord<br />
„des H<strong>ee</strong>ren, — God gedaagd ter vierschaar van de Rede, —<br />
„Zijn Waarheid, veil gesteld voor ingeb<strong>ee</strong>lden vrede<br />
„of wijsheid uit het stof! 't Is Heidendeugd en kracht<br />
„gepredikt aan de ziel, die naar vergeving smacht!<br />
„'t Is uit het Christendom den CHRISTUS weggenomen."<br />
Hij besefte dat Christelijk hooger on<strong>der</strong>wijs ter handhaving en<br />
bevestiging van het belijdend karakter onzer natie waarlijk niet<br />
min<strong>der</strong> noodig was dan Christelijk lager on<strong>der</strong>wijs !). Aan<br />
vankelijk m<strong>ee</strong>nde hij dat benoeming van Christelijke hoogl<strong>ee</strong>r<br />
aren aan de bestaande Universiteiten goed zou zijn. Toen<br />
echter prof. BOSSCHA in 1844 <strong>ee</strong>n voorstel d<strong>ee</strong>d om DA COSTA<br />
tot buitengewoon hoogl<strong>ee</strong>raar in de letterkundige faculteit aan<br />
het Athenaeum te Amsterdam te benoemen en het bl<strong>ee</strong>k dat<br />
dit voorstel <strong>ee</strong>nerzijds wel on<strong>der</strong>steuning en goedkeuring vond,<br />
maar van den an<strong>der</strong>en kant zóóv<strong>ee</strong>l bestrijding, dat <strong>ee</strong>n naam<br />
loos schrijven, aan den Gem<strong>ee</strong>nteraad <strong>der</strong> hoofdstad gericht,<br />
waarin op de gevaarlijke richting van DA COSTA werd gewezen,<br />
voldoende was om het voorstel te verwerpen, kwam DA COSTA<br />
tot an<strong>der</strong>e gedachten en schr<strong>ee</strong>f aan GROEN VAN PRINSTERER :<br />
„gaat het dus, dan zal men er wel moeten toe komen, om<br />
„voor zelfstandige inrichtingen ten behoeve <strong>der</strong> goede begin<br />
selen „te zorgen", terwijl GROEN denzelfden dag, zoodat de<br />
brieven elkan<strong>der</strong> kruisten, aan DA COSTA schr<strong>ee</strong>f: „Een gun<br />
stige uitwerking zou de afwijzing kunnen hebben, indien wij in<br />
Ne<strong>der</strong>land wat min<strong>der</strong> traag en slaperig waren; te weten, zoo<br />
de onmogelijkheid om op openbare inrichtingen Christelijke<br />
') W. VAN OOSTERWIJK BftUIJM! Isaiic da Costa. Amsterdam H. de Hoogh 1861;<br />
bldz. 76.
5<br />
beginselen te brengen, de noodzakelijkheid van eigene inrich<br />
tingen d<strong>ee</strong>d inzien" Zoo kwam dus bij deze beide groote<br />
mannen r<strong>ee</strong>ds kort na 1840 de gedachte op aan <strong>ee</strong>ne <strong>vrije</strong><br />
hoogeschool, als noodzakelijke voorwaarde voor de handhaving<br />
<strong>der</strong> Christelijke beginselen. <strong>De</strong> tijd was echter nog niet rijp, of<br />
laat ons liever zeggen: Gods ure had nog niet geslagen. En<br />
met alle erkenning van de hooge en uitnemende gaven en den<br />
geloofsmoed aan DA COSTA geschonken, is toch de vraag niet<br />
ongewettigd, of hij wel de man was om naast en buiten de<br />
bestaande Hoogeschool <strong>ee</strong>ne Christelijke inrichting voor hooger<br />
on<strong>der</strong>wijs te organis<strong>ee</strong>ren en te leiden. <strong>De</strong> school <strong>der</strong> „<strong>vrije</strong> en<br />
vrijgevige Kerk van Schotland", <strong>ee</strong>nige jaren later in Amsterdam<br />
opgericht, waaraan ook DA COSTA arbeidde, was zeker, hoez<strong>ee</strong>r<br />
zij ook niet ongezegend werkte, de inrichting niet, waaraan het<br />
Christelijke Ne<strong>der</strong>land behoefte had. Nog moesten er jaren voor<br />
bijgaan en de nood nog hooger klimmen, <strong>ee</strong>r de tijd aanbrak,<br />
waarin <strong>ee</strong>ne Vrije Universiteit kon worden gesticht en de man<br />
nen door God verwekt werden, tot zulk <strong>ee</strong>ne taak bekwaam.<br />
<strong>De</strong> Wet op het hooger on<strong>der</strong>wijs, van het jaar 1876, liet wel de<br />
theologische faculteit in naam bestaan, maar maakte haar in<strong>der</strong><br />
daad tot <strong>ee</strong>ne faculteit voor godsdienstwetenschap, van alles,<br />
wat den Christelijken godsdienst in 't bijzon<strong>der</strong> eigen is, beroofd,<br />
waarin g<strong>ee</strong>n plaats was voor dogmatiek, kerkgeschiedenis, kerk<br />
recht en Christelijke ethiek. Zij was daarmede w<strong>ee</strong>r <strong>ee</strong>n grooten<br />
stap ver<strong>der</strong> gegaan op den weg van ontkerstening van het<br />
Staatson<strong>der</strong>wijs, <strong>ee</strong>nen weg, door de Revolutie gebaand en<br />
r<strong>ee</strong>ds bij het begin <strong>der</strong> achttiende <strong>ee</strong>uw betreden. Het is deze<br />
wet, die wel niet de oorzaak van-, maar toch de aanleiding is<br />
gew<strong>ee</strong>st tot de stichting <strong>der</strong> Vrije Universiteit. Zij was het die<br />
het vroeger nog min of m<strong>ee</strong>r onbestemde gevoel maakte tot<br />
') Vergel. Mr. D. P. D. FABIUS: Voorh<strong>ee</strong>n en Thans, bldz. 65 en volgg.
6<br />
<strong>ee</strong>ne overtuiging, vast als <strong>ee</strong>ne rots: „toezien en stilzittten mag<br />
niet langer." En zoo werd in den Naam en de kracht des<br />
H<strong>ee</strong>ren truffel en zwaard ter hand genomen om den grondslag<br />
te leggen <strong>der</strong> Vrije Universiteit en af te weren de aanslagen<br />
<strong>der</strong> Sanballat's en <strong>der</strong> Tobia's<br />
Het is hier de plaats en de tijd niet, M. H., om de geschie<br />
denis onzer stichting vóór haren geboortedag, 20 October 1880,<br />
te verhalen, en ware het dat wel, mijne taak zou het niet kun<br />
nen zijn dat te doen, daar ik <strong>ee</strong>rst later tot den r<strong>ee</strong>ds volbrach<br />
ten arbeid <strong>der</strong> stichters heb mogen ingaan. Laat ons hopen dat<br />
aan Dr. RUTGERS, den man, die daartoe als het ware aangewezen<br />
is, de lust en de kracht gegeven worde dezen schoonen arbeid<br />
nog te verrichten; hij zou zijne aanspraken op onze dankbaar<br />
heid nog des te grooter maken. Dit ééne echter mag ik op<br />
grond van voldoende gegevens thans verklaren, dat van den<br />
beginne af de beginselen st<strong>ee</strong>ds dezelfde gebleven zijn: <strong>ee</strong>ne<br />
eigene stichting all<strong>ee</strong>n kon helpen, niet aanvulling van het r<strong>ee</strong>ds<br />
bestaande of aansluiting daaraan, zooals GROEN en DA COSTA<br />
r<strong>ee</strong>ds hadden gevoeld; <strong>ee</strong>ne stichting niet slechts voor de<br />
theologie, maar ook voor de an<strong>der</strong>e wetenschappen, g<strong>ee</strong>n semi<br />
narium, maar <strong>ee</strong>ne Universiteit, <strong>ee</strong>ne hoogeschool, die zelfstan<br />
dig zou zijn, niet all<strong>ee</strong>n met betrekking tot den Staat, maar<br />
ook met betrekking tot de Kerk, en, in de laatste, dat is hier,<br />
naar den eisch van <strong>ee</strong>n climax, in de <strong>ee</strong>rste plaats, <strong>ee</strong>ne univer<br />
siteit op beslist Christelijken, Christelijken in den objectieven,<br />
historischen, nationalen zin, dat is op Gereform<strong>ee</strong>rden grond<br />
slag. 2<br />
) Het zijn deze beginselen, die het karakter onzer Vrije<br />
Universiteit aangeven en, vergis ik mij niet, haar tot <strong>ee</strong>ne<br />
<strong>ee</strong>nige maken in de wereld. Vrije, ten opzichte van de Kerk<br />
en den Staat zelfstandige, <strong>universiteit</strong>en zijn er m<strong>ee</strong>r, maar<br />
') Nehem. 4.<br />
*) Zie: „<strong>De</strong> Heraut" van 31 Oct. 1880, n°. 150, bldz. 2.
7<br />
<strong>vrije</strong>, op den grondslag <strong>der</strong> gereform<strong>ee</strong>rde beginselen staande<br />
<strong>universiteit</strong>en is er slechts ééne. Ik zeg dit niet om te roemen;<br />
God gave dat er m<strong>ee</strong>r waren, of geve althans dat er m<strong>ee</strong>r<br />
komen; ik zeg het om Gods trouw te prijzen, die het verbond<br />
met onze va<strong>der</strong>en niet h<strong>ee</strong>ft gebroken.<br />
In het oog <strong>der</strong> wereld, <strong>der</strong> wetenschappelijke wereld bovenal,<br />
was en is dat wat onze hoogeschool van an<strong>der</strong>e on<strong>der</strong>scheidt,<br />
juist dat wat haar als wetenschappelijke inrichting onmogelijk<br />
maakt. Haar positief christelijke grondslag, waarop ze niet de<br />
Theologie all<strong>ee</strong>n, maar alle wetenschap wil opbouwen, maakt<br />
haar, zegt men, onvrij en onwetenschappelijk. Wij hebben die<br />
tegenstelling aanvaard; wij wisten, dat zóó het oord<strong>ee</strong>l over ons<br />
moest zijn. Maar wij gaan ook, ja vooral, in dit opzicht met<br />
goed vertrouwen voort, wetende dat wij niet beschaamd zullen<br />
worden. <strong>De</strong> vijf en twintig jaren van ons bestaan hebben ons<br />
in de wetenschappelijke wereld verschijnselen te zien gegeven,<br />
die ons vertrouwen versterken. Dat gelooven de grond moet<br />
zijn van weten, dat er <strong>ee</strong>ne kennis is van de onzienlijke din<br />
gen, dat er <strong>ee</strong>nheid moet zijn in den grondslag van alle weten<br />
schappen, dat zijn stellingen die in den tegenwoordigen tijd in<br />
v<strong>ee</strong>l ruimer kring worden erkend als waarheden, dan vijf en<br />
twintig jaren geleden. Ik w<strong>ee</strong>t wel dat met die form<strong>ee</strong>le<br />
erkenning het pleit voor ons nog niet gewonnen is en dat wij,<br />
van onzen kant, daaraan niet genoeg hebben. Maar die for<br />
m<strong>ee</strong>le erkenning brengt dan toch den strijd op effener terrein<br />
en bakent de grenzen op dat terrein v<strong>ee</strong>l nauwkeuriger af. En<br />
wann<strong>ee</strong>r het staat: geloof tegenover geloof, dan weten wij dat<br />
') Iets <strong>der</strong>gelijks, niet hetzelfde, merkt ook op Prof. v. D. VLUGT: „Onze Eeuw",<br />
Juni 1905, bldz. 337: „M<strong>ee</strong>r dan destijds (omstr<strong>ee</strong>ks 1878) laten thans de mannen<br />
<strong>der</strong> wetenschap zich er aan gelegen zijn, den compromitt<strong>ee</strong>renden bombast harer lofredenaars<br />
te temperen tot ingetogenheid. VOGT, BÜCHNER, MOLESCHOTT hebben hun<br />
tijd gehad. Het goed recht van verzekerdheid aangaande de bovenzinnelijke dingen<br />
wordt ondanks —, bij —, ja wegens al de won<strong>der</strong>e ontdekkingen <strong>der</strong> verklarende<br />
natuurstudie erkend."
8<br />
ons geloof de wereld overwint; wann<strong>ee</strong>r het aankomt op ken<br />
nis <strong>der</strong> onzienlijke dingen, dan hebben wij goeden grond om<br />
aan te nemen dat onze kennis op dat gebied ver<strong>der</strong> reikt en<br />
beter gefund<strong>ee</strong>rd is dan die van onze tegenpartij; en eindelijk,<br />
wann<strong>ee</strong>r het gaat om <strong>ee</strong>nheid in den grondslag <strong>der</strong> weten<br />
schappen, dan zijn wij daarvan zeker, dat vaster en dieper lig<br />
gende <strong>ee</strong>nheid dan wij hebben in de belijdenis van den drie<br />
<strong>ee</strong>nigen God, uit wien en door wien en tot wien alle dingen<br />
zijn, aan de overzijde nooit en nimmer te verkrijgen is.<br />
Wij erkennen dat er daarbij aan onze zijde st<strong>ee</strong>ds het gevaar<br />
dreigt van door<strong>ee</strong>nmenging, zoo niet verwarring, van geloof en<br />
wetenschap, dat niet altijd de grondslag goed on<strong>der</strong>scheiden<br />
wordt van het gebouw, dat op dien grondslag moet worden<br />
opgetrokken; maar wij weten ook, dat bij onze tegenstan<strong>der</strong>s<br />
nog v<strong>ee</strong>l m<strong>ee</strong>r het gevaar dreigt van <strong>ee</strong>n <strong>der</strong>ven of opgeven<br />
van eiken vasten grond, het gevaar van zich te verliezen in<br />
velerlei speciale kundigheden, zon<strong>der</strong> verband en samenhang,<br />
waarbij eigenlijke wetenschap teloor gaat. Daarenboven zullen<br />
de gevaren onzerzijds min<strong>der</strong> te duchten zijn, daar het leven<br />
zelf st<strong>ee</strong>ds dringt naar zoogenoemde positieve kennis, de kennis<br />
<strong>der</strong> ervaring, terwijl wie zon<strong>der</strong> correctief, 't zij dat in zijn ge<br />
loof, of in zijn philosophischen aanleg of ook in beide gegeven<br />
is, zich op het terrein <strong>der</strong> ervaring bew<strong>ee</strong>gt, de gevaren van<br />
het h<strong>ee</strong>rschende syst<strong>ee</strong>m van beoefening <strong>der</strong> wetenschap niet<br />
ontgaan zal.<br />
Na vijfentwintig jaren hebben wij dus, M. H. allen grond om<br />
met dankbaarheid te erkennen de groote wijsheid en diepe<br />
wetenschap, waarmede God de stichters onzer Universiteit h<strong>ee</strong>ft<br />
toegerust, toen zij hare beginselen vaststelden. En na onzen<br />
ootmoedigen dank en <strong>ee</strong>re, die wij in onze binnenkamer en in<br />
het openbaar toebrengen aan onzen God, den Va<strong>der</strong> <strong>der</strong> g<strong>ee</strong>sten<br />
van alle vl<strong>ee</strong>sch, den oorsprong en bewerker van alle goede<br />
gave, van elke vroede daad, zullen we ook in deze f<strong>ee</strong>stelijke
9<br />
samenkomst hulde brengen aan de „mannen, die voorgangers<br />
waren on<strong>der</strong> de broe<strong>der</strong>en", welke het <strong>ee</strong>rst zijn saamgekomen,<br />
in het einde van 1877 r<strong>ee</strong>ds, om de grondslagen te leggen<br />
onzer Vrije Universiteit; aan Dr. A. KUYPER die suo iure mag<br />
genoemd worden de stichter onzer hoogeschool, en Dr. F. L.<br />
RUTGERS, die van den beginne af st<strong>ee</strong>ds is gew<strong>ee</strong>st, zijn trouwe<br />
bondgenoot en rechterhand. Ons hart springt op van vreugde<br />
op dezen dag, nu God, na vijfentwintigjarigen strijd, hun het<br />
voorrecht schenkt, dat zij, naar wij hopen, <strong>ee</strong>rlang hunne ge<br />
liefde stichting als jongste, zij het ook nog niet volwassen<br />
zuster, in de wetgeving des lands naast de an<strong>der</strong>e zusters er<br />
kend mogen zien. Maar hulde brengen wij ook aan de broe<br />
<strong>der</strong>en zeiven, welke tot die stichting hebben medegewerkt en<br />
van die <strong>ee</strong>rste dagen af haar trouw zijn gebleven, die thans<br />
ook in ons midden dit f<strong>ee</strong>st <strong>der</strong> gedachtenis mogen vieren, aan<br />
de h<strong>ee</strong>ren W. HOVY en H. W. VAN MARLE. En <strong>ee</strong>n woord<br />
van dankbare herinnering wijden we aan de nagedachtenis van<br />
hen, die met dezen samenwerkten, maar thans r<strong>ee</strong>ds de ruste<br />
zijn ingegaan: van de broe<strong>der</strong>s I. ESSER, TH. SANDERS en<br />
W. KUHLER.<br />
In 1878 werd <strong>ee</strong>n voorloopig comité gevormd, waarvan, be<br />
halve de r<strong>ee</strong>ds genoemde broe<strong>der</strong>s, on<strong>der</strong> de thans nog levende<br />
leden onzer Ver<strong>ee</strong>niging d<strong>ee</strong>l uitmaakte de h<strong>ee</strong>r G. H. A. GROS<br />
HEIDE, die, nu bijna 30 jaren, met niet verflauwden ijver nog,<br />
zoov<strong>ee</strong>l hij kan, hare belangen behartigt en zijne drie talentvolle,<br />
des va<strong>der</strong>s voetspoor drukkende, zonen on<strong>der</strong> onze studenten<br />
telt, of in September, zoo de H<strong>ee</strong>re wil, zal tellen.<br />
Van de <strong>ee</strong>rste directeuren <strong>der</strong> Ver<strong>ee</strong>niging, wier statuten bij<br />
Koninklijk besluit van 12 Febr. 1879 (N N<br />
. 23) waren goedge<br />
keurd, zijn nog in leven de h<strong>ee</strong>ren W. HOVY, die st<strong>ee</strong>ds zijn<br />
geld, zijn tijd, zijne gaven, zijne zonen aan onze Universiteit h<strong>ee</strong>ft<br />
geschonken, en de h<strong>ee</strong>r S. J. SEEFAT, nu 26 jaren lang r<strong>ee</strong>ds<br />
onze trouwe directeur-penningm<strong>ee</strong>ster, wien ik hier <strong>ee</strong>n hartelijk
10<br />
woord van hulde wil wijden voor al den belangeloozen arbeid<br />
aan onze Ver<strong>ee</strong>niging en hare school al die jaren door best<strong>ee</strong>d.<br />
In hetzelfde jaar nog, 1879, werden de <strong>ee</strong>rste Curatoren <strong>der</strong><br />
op te richten Universiteit door Directeuren benoemd, mannen,<br />
aan wie onze hoogeschool in de <strong>ee</strong>rste jaren van haar bestaan<br />
zoo v<strong>ee</strong>l had te danken; Ds. FELIX van Utrecht, Dr. DE HARTOG<br />
van Rotterdam, Mr. KEUCHENIUS van 's Gravenhage, allen r<strong>ee</strong>ds<br />
ontslapen, en Jhr. Mr. DE SAVORNIN LOHMAN van 's Hertogen<br />
bosch en Mr. VAN BEECK CALKOEN van Utrecht nog on<strong>der</strong> de<br />
levenden. Het voorrecht was ons niet beschoren hen ook thans<br />
nog on<strong>der</strong> onze Curatoren te tellen.<br />
Van de hoogl<strong>ee</strong>raren, die r<strong>ee</strong>ds vóór de opening <strong>der</strong> Univer<br />
siteit waren benoemd, Dr. A. KUYPER en Dr. F. L. RUTGERS in<br />
September 1879, Dr. PH. J. HOEDEMAKER, Mr. D. P. D. FABIUS<br />
en Dr. F. W. J. DILLOO in het voorjaar van 1880, is het<br />
grootere d<strong>ee</strong>l ook thans nog aan de Universiteit verbonden, 't zij<br />
actief of non actief. Ook hun, den professoren Dr. A. KUYPER,<br />
Dr. RUTGERS en Mr. FABIUS, zij voor alles wat ze, niet het minst<br />
in hun hoogl<strong>ee</strong>raarsambt, voor de Universiteit en daardoor voor<br />
ons volk door Gods genade hebben mogen doen, op dezen<br />
f<strong>ee</strong>stdag dank en hulde toegebracht.<br />
Mij is, M. H., in de geschiedenis g<strong>ee</strong>n tijdperk bekend, waarin<br />
de H<strong>ee</strong>re groote daden ter handhaving <strong>der</strong> waarheid, tot ver-<br />
wakkering en versterking <strong>der</strong> belij<strong>der</strong>s van zijnen heiligen Naam<br />
en tot uitbreiding van zijn Rijk h<strong>ee</strong>ft verricht, waarin niet tevens<br />
het droeve feit zich voord<strong>ee</strong>d, dat vrienden, van wie men krach<br />
tige medewerking en hartelijken steun mocht verwachten, door<br />
<strong>ee</strong>n verk<strong>ee</strong>rd inzicht of ook wel door verschillen van min of<br />
m<strong>ee</strong>r persoonlijken aard geleid, als bestrij<strong>der</strong>s hunner broe<strong>der</strong>en<br />
optraden.<br />
Merkwaardig zijn in dit opzicht de woorden, die DA COSTA<br />
in 1854 van GROEN VAN PRINSTERER schr<strong>ee</strong>f: „zoo dikwerf met<br />
den gladden slingerst<strong>ee</strong>n uit de b<strong>ee</strong>k <strong>ee</strong>ne wonde toegebracht
11<br />
was aan den overmoedigen Tijdg<strong>ee</strong>st, namen zijne vrienden<br />
verontwaardigd uit den mod<strong>der</strong> keist<strong>ee</strong>nen op." *) 't Was dus<br />
niet te verwon<strong>der</strong>en dat dit ook geschiedde, nu door de op<br />
richting <strong>ee</strong>ner Vrije Universiteit op Gereform<strong>ee</strong>rden grondslag<br />
zulk <strong>ee</strong>ne grootsche en ernstige poging werd gewaagd om het<br />
gezag van Gods waarheid ook op het gebied <strong>der</strong> wetenschap<br />
te verdedigen tegen de machten dezer wereld. Dr. BRONSVELD<br />
ging zelfs zóó ver, dat hij aan de Ver<strong>ee</strong>niging voor Hooger<br />
On<strong>der</strong>wijs het recht betwistte <strong>ee</strong>ne Universiteit te stichten. Aan<br />
dezen strijd werd echter voor goed, in 't oog van allen, vrienden<br />
zoowel als vijanden, <strong>ee</strong>n einde gemaakt door Dr. KUYPER'S be<br />
roemde apologie, die on<strong>der</strong> den titel „Strikt genomen' in de<br />
maand September van 1880 versch<strong>ee</strong>n, waarin, uit historisch<br />
en staatsrechtelijk oogpunt, het goed recht onzer Ver<strong>ee</strong>niging<br />
schitterend en overtuigend werd gehandhaafd. Op dit punt<br />
althans is nooit w<strong>ee</strong>r <strong>ee</strong>n aanval gewaagd.<br />
Intusschen was het doel <strong>der</strong> Ver<strong>ee</strong>niging ook door <strong>ee</strong>ne voor<br />
treffelijke organisatie, over het geh<strong>ee</strong>le land verbreid, bekend<br />
geworden en uit alle d<strong>ee</strong>len van het Rijk werden de hartelijkste<br />
blijken van instemming ontvangen: op tal van verga<strong>der</strong>ingen<br />
en bij<strong>ee</strong>nkomsten werd de zaak <strong>der</strong> Vrije Universiteit besproken<br />
en bezwaren uit den weg geruimd, inlichtingen verschaft, op<br />
merkingen beantwoord, leden en begunstigers gewonnen.<br />
Zoo na<strong>der</strong>de de dag <strong>der</strong> opening, 20 October 1880. In het<br />
koor <strong>der</strong> Nieuwe Kerk waren bij<strong>ee</strong>n de directeuren, de pro<br />
vinciale directeuren en secretarissen onzer Ver<strong>ee</strong>niging, de cura<br />
toren en professoren onzer Universiteit en hare medestichters,<br />
de antirevolutionaire Kamerleden, de Minister van Binnenland-<br />
sche zaken Jhr. Mr. W. Six, de burgem<strong>ee</strong>ster <strong>der</strong> hoofdstad<br />
x<br />
) Aangehaald door VAN OOSTERWIJK BRUIJN (O. 1. bldz. 57) uit <strong>ee</strong>n „Brief aan<br />
Mr. G. GROEN VAN PRINSTERER, Haarlem 1854, bldz. 26."
12<br />
Mr. G. TIENHOVEN met de Wethou<strong>der</strong>s en den Secretaris, de<br />
Rector <strong>der</strong> Amsterdamsche Gem<strong>ee</strong>nte-Universiteit, Prof. Mr.<br />
C. PIJNACKER HORDIJK en haar Secretaris Prof. Dr. J. VERDAM,<br />
afgevaardigden van <strong>ee</strong>n groot aantal ver<strong>ee</strong>nigingen van allerlei<br />
aard, g<strong>ee</strong>stverwanten uit den vr<strong>ee</strong>mde, doctoren, predikanten<br />
en mannen van „de pers". Zij allen waren opgekomen met de<br />
leden en begunstigers onzer jeugdige Ver<strong>ee</strong>niging, mannen en<br />
vrouwen, van welke het w<strong>ee</strong>kblad <strong>De</strong> Amsterdammer in die<br />
dagen schr<strong>ee</strong>f: „Voor hen is als voor de m<strong>ee</strong>st bet<strong>ee</strong>kenende<br />
mannen on<strong>der</strong> onze voorva<strong>der</strong>en in de 17 dc<br />
<strong>ee</strong>uw het Calvijn-<br />
sche Christendom het merg van hun g<strong>ee</strong>stelijk leven", die ik<br />
zou durven noemen de echte typen van het Ne<strong>der</strong>landsche ras.<br />
„Men zou," schr<strong>ee</strong>f toen het Handelsblad, „die mannen, die,<br />
toen het orgel begon te spelen, onmiddellijk <strong>ee</strong>n psalm aan<br />
hieven, overal in de wereld gekend hebben als Hollan<strong>der</strong>s",<br />
als Ne<strong>der</strong>lan<strong>der</strong>s zeg ik liever.<br />
Gij verwacht niet, M. H., dat ik U thans het verloop van die<br />
„blijde inkomste" onzer Vrije Universiteit schil<strong>der</strong>e, ik, die zelf,<br />
zooals ik r<strong>ee</strong>ds zeide, het voorrecht niet had haar te aanschou<br />
wen en dus r<strong>ee</strong>ds het aller<strong>ee</strong>rste mis wat noodig zou zijn om<br />
dit <strong>ee</strong>nige feit in onze geschiedenis naar waarde te beschrijven;<br />
maar ook, wann<strong>ee</strong>r ik het kon, zou ik thans aan den geboorte<br />
dag niet te v<strong>ee</strong>l tijd mogen wijden, waar ik <strong>ee</strong>n leven van vijf<br />
entwintig jaren te herdenken heb.<br />
Laat mij slechts in <strong>ee</strong>n enkel woord den indruk w<strong>ee</strong>rgeven,<br />
dien de beschrijving van dezen dag op mij h<strong>ee</strong>ft gemaakt:<br />
Gelukkig en gezegend Ne<strong>der</strong>land, waar Gods trouw <strong>ee</strong>n volk<br />
in stand hield, dat, den g<strong>ee</strong>st <strong>der</strong> <strong>ee</strong>uw ten trots, den hoogen<br />
moed bezat om groote offers te brengen voor <strong>ee</strong>ne inrichting,<br />
die, in de oogen <strong>der</strong> wijzen en verstandigen <strong>ee</strong>ne onmogelijk<br />
heid, de wetenschap wil on<strong>der</strong>wijzen en opbouwen op Gerefor<br />
m<strong>ee</strong>rden grondslag.<br />
Gelukkig en gezegend het volk, aan hetwelk Gods genade,
13<br />
op zijnen tijd, <strong>ee</strong>nen man gaf, met moed en g<strong>ee</strong>stdrift, weten<br />
schap en genie door Hem bezield en toegerust om op dezen<br />
weg dat volk ten leidsman te zijn.<br />
Gelukkig en gezegend het volk dat, om des beginsels wille<br />
zijne zonen zendt en welks zonen lust hebben te gaan naar <strong>ee</strong>ne<br />
hoogeschool, die, behalve haren grondslag, niets vóór h<strong>ee</strong>ft boven,<br />
maar alles tegen in vergelijking met de openbare <strong>universiteit</strong>en.<br />
Wann<strong>ee</strong>r we thans op het vijfentwintigjarig tijdvak, dat van<br />
de opening <strong>der</strong> Vrije Universiteit af achter ons ligt, terugzien<br />
om te gedenken wat <strong>der</strong> gedachtenis waardig is, gevoelen we<br />
levendig de groote moeilijkheid daaraan verbonden. Wie van<br />
zijn eigen leven het vierde <strong>ee</strong>ner <strong>ee</strong>uw overziet, vindt daarin<br />
tal van kleine gebeurtenissen, die voor an<strong>der</strong>en van g<strong>ee</strong>ne<br />
waarde, voor hem zeiven echter in 't verband, waarin dat leven<br />
thans voor zijne ziel oprijst, van de grootste bet<strong>ee</strong>kenis zijn,<br />
gebeurtenissen die hij daarom waarschijnlijk in <strong>ee</strong>ne levensbe<br />
schrijving van zichzelven niet zou vermelden. Grooter wordt<br />
die moeilijkheid voor hem, die het vijfentwintigjarig leven van<br />
<strong>ee</strong>ne stichting als de onze te herdenken h<strong>ee</strong>ft, ook wann<strong>ee</strong>r<br />
hem het voorrecht geschonken is dat leven zoo goed als ge<br />
h<strong>ee</strong>l m<strong>ee</strong> te doorleven. Het leven <strong>der</strong> stichting als ideëele per<br />
soonlijkheid komt voort uit de daden van vele reëele personen,<br />
die bij het verrichten dier daden ie<strong>der</strong> zijn eigen inzichten en<br />
overleggingen ten opzichte dier stichting volgden. <strong>De</strong> feiten als<br />
zoodanig zijn spoedig vermeld, maar daarmede is het leven<br />
nog niet afgeb<strong>ee</strong>ld. Wann<strong>ee</strong>r ik zeg, de Vrije Universiteit had<br />
in <strong>ee</strong>n gegeven jaar 50 of wilt ge 100 studenten: wat zegt dan<br />
dit feit, wann<strong>ee</strong>r ik niet w<strong>ee</strong>t, wat het motief dier studenten<br />
was voor hun stud<strong>ee</strong>ren aan de Vrije Universiteit, wann<strong>ee</strong>r ik<br />
niet kan vermelden hunne gaven, hun ijver, hunne toewijding?<br />
Niet dat getal, maar deze laatstgenoemde omstandigheden zijn<br />
het wezenlijke in het leven onzer stichting. En wie zal daar-
14<br />
over <strong>ee</strong>n juist oord<strong>ee</strong>l vellen voor één jaar, laat staan voor<br />
vijfentwintig jaren?<br />
Hetzelfde geldt natuurlijk van hoogl<strong>ee</strong>raren en van allen, die<br />
aan onze Universiteit verbonden zijn. Het is noodig dit op te<br />
merken en st<strong>ee</strong>ds voor oogen te houden. Onze Universiteit<br />
staat en valt met haar beginsel en on<strong>der</strong>scheidt zich daardoor<br />
wezenlijk van alle Staatshoogescholen.<br />
Al wie dus van harte op de plaats, waar hij gesteld is, dat<br />
beginsel belijdt en daarvan uitgaat, en dat uitwerkt en toepast bij<br />
al zijnen arbeid aan onze Universiteit, die telt mede als <strong>ee</strong>n levend<br />
lid in dit organisme, die maakt in<strong>der</strong>daad mede hare geschiede<br />
nis, al wordt dan ook zijn naam niet in het bijzon<strong>der</strong> genoemd.<br />
Het is niet waar, wat zoo dikwijls rond verteld wordt, dat<br />
wij van hen, die bij ons komen stud<strong>ee</strong>ren, bij de toelating <strong>ee</strong>ne<br />
geloofsbelijdenis afvragen. Wij doen dat niet en wij zullen dat<br />
niet doen; maar wel plaatst <strong>ee</strong>n ie<strong>der</strong>, die zich bij ons laat<br />
inschrijven als student, zich on<strong>der</strong> de tucht, die door den Senaat<br />
wordt uitgeoefend, en wel willen wij aannemen, zoolang het<br />
tegend<strong>ee</strong>l niet blijkt, dat hij uit overtuiging, althans uit neiging<br />
of innerlijken drang zich bij ons voegt.<br />
En zoo kom ik van zelf terug tot het begin van dit d<strong>ee</strong>l<br />
mijner rede. Al kunnen wij over het innerlijke niet oord<strong>ee</strong>len,<br />
wij hebben grond om aan te nemen, dat onze studenten met<br />
m<strong>ee</strong>r of min<strong>der</strong> bewustheid willen staan op den grondslag onzer<br />
hoogeschool, en dat vooral .in de afgeloopen vijfentwintig jaren,<br />
waarin het voor het oog <strong>der</strong> wereld weinig <strong>ee</strong>r of voord<strong>ee</strong>l<br />
bracht student te zijn aan de Vrije Universiteit. Uit dat oog<br />
punt is het ons <strong>ee</strong>ne oorzaak van grooten dank aan onzen ge<br />
trouwen God, dat Hij het getal onzer studenten voortdurend<br />
verm<strong>ee</strong>r<strong>der</strong>de, zoodat er op de lijst van dit laatste jaar voor<br />
de drie faculteiten r<strong>ee</strong>ds niet min<strong>der</strong> dan 159 voorkomen, terwijl<br />
het geh<strong>ee</strong>le getal <strong>der</strong> bij ons ingeschrevenen van 1880 tot heden<br />
bedraagt: 415.
15<br />
Vele onzer discipelen uit de theologische faculteit staan r<strong>ee</strong>ds<br />
als dienaren des Woords in den dienst <strong>der</strong> gem<strong>ee</strong>nten, 't zij<br />
hier te lande of in Zuid-Afrika of in onze Oost-Indische bezit<br />
tingen, waar ook sommigen als missionair-predikant werkzaam<br />
zijn. Tw<strong>ee</strong> van hen zijn hoogl<strong>ee</strong>raar, één aan onze Universiteit,<br />
de an<strong>der</strong> aan de Theologische School te Kampen. Van onze<br />
juristen hebben velen <strong>ee</strong>nen werkkring als advocaat en procu<br />
reur in ons land, of als rechter in Zuid-Afrika; één is r<strong>ee</strong>ds lid<br />
van den Hoogen Raad, <strong>ee</strong>n an<strong>der</strong> burgem<strong>ee</strong>ster, <strong>ee</strong>n an<strong>der</strong><br />
hoogl<strong>ee</strong>raar, drie (thans tw<strong>ee</strong>) zijn lid van de Tw<strong>ee</strong>de Kamer<br />
<strong>der</strong> Staten-Generaal. Onze literatoren vonden <strong>ee</strong>ne plaats als<br />
l<strong>ee</strong>raar, conrector of rector aan bijzon<strong>der</strong>e gymnasia te Amster<br />
dam, Rotterdam, Kampen, Zetten en aan het instituut NOORTHEY<br />
te Voorschoten; één werd adjunct-archivaris <strong>der</strong> gem<strong>ee</strong>nte Am<br />
sterdam, <strong>ee</strong>n an<strong>der</strong> hoogl<strong>ee</strong>raar.<br />
Zoo h<strong>ee</strong>ft de H<strong>ee</strong>re tot dusver r<strong>ee</strong>ds geholpen en ons ruimte<br />
gemaakt.<br />
Dat liefde voor de wetenschap en bezit van geld en goed<br />
om aan die liefde te voldoen niet altijd samengaan, of, laat ik<br />
liever zeggen en m<strong>ee</strong>r naar waarheid, slechts zelden gepaard<br />
zijn, is <strong>ee</strong>ne waarheid, die de on<strong>der</strong>vinding de <strong>ee</strong>uwen door<br />
gel<strong>ee</strong>rd h<strong>ee</strong>ft en die uit zielkundig oogpunt z<strong>ee</strong>r wel verklaar<br />
baar is. Toch is de wetenschap noodig in en voor het leven.<br />
Vandaar dat overal, waar scholen ter beoefening <strong>der</strong> wetenschap<br />
ontstonden, ook daarvoor gezorgd werd, dat on- of weinig be<br />
middelde studenten on<strong>der</strong> den <strong>ee</strong>nen of an<strong>der</strong>en vorm steun<br />
ontvingen. Zoo werden in ons land te Leiden, Utrecht, Gronin<br />
gen, Franeker en Har<strong>der</strong>wijk tegelijk met of kort na de stich<br />
ting <strong>der</strong> hoogescholen middelen beraamd ter verzorging van<br />
studenten, die uit eigen middelen niet of niet voldoende in<br />
hunne behoeften konden voorzien, en nog kent onze wet op het<br />
hooger on<strong>der</strong>wijs voor datzelfde doel de instelling van beur<br />
zen. G<strong>ee</strong>n won<strong>der</strong> dan ook dat de Vrije Universiteit r<strong>ee</strong>ds kort
16<br />
na hare stichting op middelen bedacht was om aan den nood<br />
van min<strong>der</strong> met stoffelijke middelen bed<strong>ee</strong>lde studenten tegemoet<br />
te komen. <strong>De</strong> Directeuren kozen uit de verschillende instellingen,<br />
die daarvoor geschikt geoord<strong>ee</strong>ld werden, het r<strong>ee</strong>ds <strong>ee</strong>uwen<br />
lang bestaande instituut van gast<strong>vrije</strong> woning en verzorging in<br />
<strong>ee</strong>n gem<strong>ee</strong>nschappelijk tehuis. Het Hospitium <strong>der</strong> Vrije Univer<br />
siteit werd den 29 STEN Januari 1885, in tegenwoordigheid ook<br />
van Burgem<strong>ee</strong>ster en Wethou<strong>der</strong>s dezer gem<strong>ee</strong>nte, door den<br />
tot regent of bestuur<strong>der</strong> benoemden hoogl<strong>ee</strong>raar, Dr. A. H. DE<br />
HARTOG, geopend met <strong>ee</strong>ne voortreffelijke rede over: „Het doel<br />
en de inrichting van Hospitiê'n." i) Wie dezen rijkbegaafden en<br />
vriendelijken gel<strong>ee</strong>rde, dezen trouwen dienstknecht van Chris<br />
tus gekend h<strong>ee</strong>ft, vindt in dit schoone woord op ie<strong>der</strong>e blad<br />
zijde zijn rijk gemoed, zijn fijnen g<strong>ee</strong>st, zijne groote belezenheid,<br />
de hem eigene verbinding van humor en kunstgevoel, zijne oot<br />
moedige godsvrucht terug. Hij gevoelde zich den commilito,<br />
den makker zijner studenten en toonde dat, misschien wel <strong>ee</strong>ns<br />
m<strong>ee</strong>r dan voor hen goed was, maar zijn liefdevol hart, zijne<br />
gemoedelijke wijsheid, zijne oprechte vroomheid zullen zijne<br />
gedachtenis bij hen doen voortleven. Slechts tien jaren mocht<br />
hij aan het hoofd staan van het Hospitium. In den nacht van<br />
4 op 5 Februari 1895 nam de H<strong>ee</strong>re hem tot zich.<br />
Naast Dr. DE HARTOG stond aan het hoofd <strong>der</strong> huishouding<br />
in het Hospitium, van de oprichting af, Mevrouw de Wed. MOND.<br />
Na den dood van den Regent droeg zij, on<strong>der</strong> de Directeuren,<br />
de zorg all<strong>ee</strong>n. Zoo h<strong>ee</strong>ft zij tw<strong>ee</strong>maal tien jaren, uit liefde,<br />
met onbezweken trouw en toewijding en, ook bij het klimmen<br />
<strong>der</strong> jaren niet vermin<strong>der</strong>ende, zeldzame g<strong>ee</strong>stkracht op deze<br />
plaats de Universiteit gediend. In het begin van dit jaar vroeg<br />
en verkr<strong>ee</strong>g zij <strong>ee</strong>rvol ontslag. Gods zegen krone den avond<br />
haars levens met vrede, rust en blijde hope. In de plaats van<br />
') Rotterdam, J. H. DUNK, 1885.
17<br />
Mevr. MOND werd door Directeuren benoemd Mevr. T. H. JANS-<br />
SONIUS, die, evenz<strong>ee</strong>r uit liefde voor de zaak <strong>der</strong> Universiteit,<br />
deze benoeming aannam. Geve de H<strong>ee</strong>re ook haar de kracht<br />
en de wijsheid om de niet lichte taak tot zijne <strong>ee</strong>re en tot<br />
waren bloei van het Hospitium lange jaren te vervullen.<br />
Moest ik op dezen f<strong>ee</strong>stdag r<strong>ee</strong>ds spreken van <strong>ee</strong>ne droevige<br />
gebeurtenis in het leven onzer Universiteit, den dood van prof.<br />
DE HARTOG, nog droeviger gebeurtenissen mag ik niet verzwij<br />
gen. Grooter dan het l<strong>ee</strong>d dat ons treft door het h<strong>ee</strong>ngaan van<br />
hen, die de H<strong>ee</strong>re tot zich roept, is voor ons het l<strong>ee</strong>d, dat<br />
wij voelen door het weggaan uit onzen kring van hen, die om<br />
verschil van gevoelen m<strong>ee</strong>nen niet langer met ons te kunnen<br />
samenwerken. Was r<strong>ee</strong>ds in het einde van 1885 licenciaat F. W.<br />
J. DILLOO, professor in de semietische talen en de exegese<br />
van het Oude Testament tot zijn vroegeren werkkring in het<br />
Duitsche va<strong>der</strong>land teruggek<strong>ee</strong>rd, in het jaar 1887 vroeg ook<br />
de hoogl<strong>ee</strong>raar Dr. HOEDEMAKER zijn ontslag om terug te k<strong>ee</strong>ren<br />
tot het predikambt in het Hervormde kerkgenootschap. Grooter<br />
echter was ons verlies en zwaar<strong>der</strong> ons l<strong>ee</strong>d, toen <strong>ee</strong>n tiental<br />
jaren later, in 1896, <strong>ee</strong>rst Jhr. Mr. W. H. DE SAVORNIN LOHMAN<br />
in 1890 tot buitengewoon hoogl<strong>ee</strong>raar benoemd, en later, tegen<br />
het einde van dat jaar, ook diens va<strong>der</strong> Jhr. Mr. A. F. DE<br />
SAVORNIN LOHMAN, die se<strong>der</strong>t 1884 als hoogl<strong>ee</strong>raar aan onze<br />
Universiteit was verbonden, m<strong>ee</strong>nden hun ambt te moeten ne<strong>der</strong>-<br />
leggen. Kort daarop namen ook de h<strong>ee</strong>ren W. HOVY als direc<br />
teur onzer Ver<strong>ee</strong>niging en Mr. A. W. VAN BEECK CALKOEN als<br />
Curator onzer Universiteit ontslag.<br />
Ik kan hier niet an<strong>der</strong>s doen dan met hernieuwde droefheid<br />
deze feiten vermelden, zon<strong>der</strong> <strong>ee</strong>n oord<strong>ee</strong>l uit te spreken.<br />
Intusschen was in 1890 Dr. W. GEESINK tot buitengewoon, in<br />
1895 tot gewoon hoogl<strong>ee</strong>raar in de Theologische faculteit be<br />
noemd ; in 1900 volgde daarop de benoeming van Dr. H. H. KUYPER<br />
in dezelfde faculteit. Se<strong>der</strong>t is het getal <strong>der</strong> hoogl<strong>ee</strong>raren, Gode
18<br />
zij dank, sneller toegenomen dan in de voorgaande jaren. In<br />
1902 kwamen de professoren Dr. H. BAVINCK en P. BIESTER-<br />
VELD tot ons over; in 1904 werd Dr. R. H. WOLTJER in de<br />
litterarische, Mr. A. ANEMA en Mr. P. A. DIEPENHORST in de<br />
juridische faculteit tot gewoon hoogl<strong>ee</strong>raar en Dr. C. VAN GEL<br />
DEREN <strong>ee</strong>rst tot lector, in dit jaar tot gewoon hoogl<strong>ee</strong>raar in<br />
de literarische faculteit aangesteld.<br />
Daarmede was voor de drie faculteiten het getal hoogl<strong>ee</strong>raren<br />
bereikt, dat thans de hooger-on<strong>der</strong>wijswet eischt als minimum.<br />
In den loop <strong>der</strong> jaren was gebleken, dat onze biblioth<strong>ee</strong>k,<br />
hoe klein zij ook mocht zijn, <strong>ee</strong>ne betere verzorging noodig<br />
had dan haar tot dusver ten d<strong>ee</strong>l was gevallen. <strong>De</strong> Directeuren<br />
deden daarom <strong>ee</strong>n goed werk, toen zij in 1896 Dr. J. C. BREEN,<br />
adjunct-archivaris aan het archief van de gem<strong>ee</strong>nte Amsterdam<br />
tot bibliothecaris <strong>der</strong> Vrije Universiteit benoemden. On<strong>der</strong> zijn<br />
uitnemend beh<strong>ee</strong>r is onze boekerij thans in ordelijken toestand,<br />
maar st<strong>ee</strong>ds wachtende op z<strong>ee</strong>r gewenschte uitbreiding.<br />
Vraagt men naar den wetenschappelijken arbeid, dien de<br />
Vrije Universiteit leverde in deze vijfentwintig jaren, dan breng<br />
ik in herinnering, de redevoeringen door de aftredende rectoren<br />
telkens op 20 October gehouden. Zij on<strong>der</strong>scheiden zich in<br />
m<strong>ee</strong>r dan één opzicht van gelijksoortige oraties aan de open<br />
bare Universiteiten uitgesproken. Ik heb wel <strong>ee</strong>ns de opmerking<br />
hooren maken, dat ze te zwaar op de hand zijn. Wann<strong>ee</strong>r men<br />
daarmede bedoelt dat de inhoud niet altijd gemakkelijk te ver<br />
staan is voor hen, die niet tot de gel<strong>ee</strong>rden gerekend worden,<br />
dan willen wij niet ontkennen dat er waarheid is in die opmer<br />
king. Maar is dat werkelijk <strong>ee</strong>n bezwaar? <strong>De</strong>rgelijke redevoe<br />
ringen worden toch in de <strong>ee</strong>rste plaats gehouden voor <strong>ee</strong>n<br />
wetenschappelijk gevormd publiek, voor <strong>ee</strong>n academisch gehoor,<br />
en de spreker h<strong>ee</strong>ft m. i. niet all<strong>ee</strong>n het recht, maar zelfs den<br />
plicht daarmede rekening te houden. Doch daar komt voor <strong>ee</strong>n<br />
opkomende Universiteit, die uitgaat van bepaalde beginselen,
19<br />
nog bij, dat zij deze jaarlijks terugk<strong>ee</strong>rende gelegenheid als van<br />
zelf gebruikt om de hooge bet<strong>ee</strong>kenis, de draagkracht, het diep<br />
liggende verband dezer beginselen in het licht te stellen, om<br />
te toonen wat er op wetenschappelijk gebied uit voortvloeit,<br />
om de tegenstelling met <strong>ee</strong>ne opvatting uit an<strong>der</strong>e principia<br />
afgeleid, zoov<strong>ee</strong>l mogelijk klaar en bondig, voor oogen te hou<br />
den en alzoo het goed recht van haar bestaan te bewijzen.<br />
<strong>De</strong>ze redevoeringen zijn en moeten zijn getuigenissen van het<br />
verband, dat er voor ons bestaat tusschen onze wetenschap en<br />
ons geloof; zij moeten krachtige middelen zijn voor <strong>ee</strong>ne plicht<br />
matige propaganda. En daartoe hebben ze in<strong>der</strong>daad, de <strong>ee</strong>ne<br />
m<strong>ee</strong>r de an<strong>der</strong>e min<strong>der</strong>, naar ik m<strong>ee</strong>n, gediend.<br />
Merkwaardig is het, dat juist deze rectorale oraties, die men<br />
zoo zwaar vindt, <strong>ee</strong>n zoo groot debiet hebben gevonden, zoo<br />
v<strong>ee</strong>l gelezen zijn, terwijl men voor soortgelijke redevoeringen,<br />
aan de openbare Universiteiten gehouden, dikwijls nauwelijks<br />
<strong>ee</strong>nen uitgever kan vinden. Ons volk h<strong>ee</strong>ft er zijn geld en zijn<br />
tijd, zijne denkkracht en g<strong>ee</strong>stesinspanning voor over om deze<br />
geschriften te lezen en na te denken; het ziet er niet tegen op,<br />
het vindt er integend<strong>ee</strong>l genot in, wat hooger te reiken dan de<br />
plaats waar het gewone dagelijksche g<strong>ee</strong>stesvoedsel ligt; het<br />
wil juist, maar in gezonden zin, vooruit en hooger op. Ook dat<br />
is <strong>ee</strong>n zegenrijk gevolg van zijn dagelijkschen omgang met den<br />
Bijbel, met die wet Gods, die het wijzer maakt dan zijne vijan<br />
den zijn. Ps. 119:98.<br />
We hebben dus, naar mij voorkomt, weinig reden dat zwaarte-<br />
bezwaar z<strong>ee</strong>r zwaar te tillen en dat te min<strong>der</strong>, daar er on<strong>der</strong><br />
de zwaarste enkele zijn, die door den vorm, door het schitterend<br />
schoon van taal en dictie, de bewon<strong>der</strong>ing van voor- en tegen<br />
stan<strong>der</strong>s wekken. En wat den inhoud aangaat, is er gewenschte<br />
afwisseling: er zijn er van z<strong>ee</strong>r ruime strekking, van algem<strong>ee</strong>n<br />
wetenschappelijke, wijsg<strong>ee</strong>rige bet<strong>ee</strong>kenis, die grooter gebied<br />
bestrijken dan dat van ééne faculteit; an<strong>der</strong>e hebben beperkter
20<br />
strekking, maar betreffen toch niet <strong>ee</strong>n detailpunt, maar de<br />
beginselen <strong>ee</strong>ner bepaalde wetenschap, of <strong>ee</strong>n vraagstuk van<br />
algem<strong>ee</strong>ne bet<strong>ee</strong>kenis. Vergun mij ze nog <strong>ee</strong>nmaal voor uwe<br />
aandacht te laten voorbijgaan.<br />
Ik begin bij de m<strong>ee</strong>st algem<strong>ee</strong>ne, waartoe r<strong>ee</strong>ds dadelijk de<br />
<strong>ee</strong>rste behoort: „Souvereiniteit in eigen kring",die het goed<br />
recht <strong>der</strong> wetenschap in 't algem<strong>ee</strong>n, <strong>der</strong> Christelijke in 't bij<br />
zon<strong>der</strong> zoo klaar uit<strong>ee</strong>nzet, die aantoont hoe de tegenstelling<br />
van den mensch als gevallen zondaar of zich ontplooiend natuur<br />
wezen, in elke faculteit, in elke wetenschap en bij eiken on<strong>der</strong><br />
zoeker we<strong>der</strong>k<strong>ee</strong>rt, en het schoon program <strong>der</strong> Vrije Universiteit<br />
zoo logisch ontwikkelt.<br />
Over den machtigen invloed van het pantheïstisch denken<br />
van onzen tijd op wetenschap en zedelijk leven, over de spraak-<br />
en begripsverwarring, de onvastheid en het gebrek aan karak<br />
ter, die er het bedenkelijke gevolg van zijn, en in tegenstel<br />
ling daarmede over <strong>ee</strong>n eigen levenskring op den grondslag<br />
<strong>der</strong> we<strong>der</strong>geboorte en <strong>ee</strong>ne eigen levensbeschouwing te danken<br />
aan het licht, dat de Heilige G<strong>ee</strong>st op den kandelaar <strong>der</strong> Schrif<br />
tuur ontst<strong>ee</strong>kt, spr<strong>ee</strong>kt ons „<strong>De</strong> verflauwing <strong>der</strong> grenzen". Nauw<br />
verwant met deze rede, maar m<strong>ee</strong>r het gebied <strong>der</strong> natuur<br />
wetenschappen en <strong>der</strong> wijsbeg<strong>ee</strong>rte betredende, is die over de<br />
machtige en verleidelijke hypothese <strong>der</strong> „Evolutie" het fundamen-<br />
t<strong>ee</strong>le dogma <strong>der</strong> ongeloovige wetenschap van onzen tijd. Van<br />
z<strong>ee</strong>r algem<strong>ee</strong>ne strekking is evenz<strong>ee</strong>r de oratie over „Ideëel en<br />
Reëel," het gedachte en het werkelijke, <strong>ee</strong>ne tegenstelling, die<br />
den diepsten grond van het denken en <strong>der</strong> geh<strong>ee</strong>le wereld<br />
beschouwing raakt en all<strong>ee</strong>n in den drieëenigen God hare op<br />
lossing vindt. En eindelijk is van algem<strong>ee</strong>n-wetenschappclijken,<br />
wijsg<strong>ee</strong>rigen inhoud de laatst gehouden rectorale rede, die op<br />
zoo uitnemende wijze de hooge, alle an<strong>der</strong>e overtreffende,<br />
) <strong>De</strong> volledige titels zijn opgegeven in de Bijlage achter deze rede.
21<br />
waarde <strong>der</strong> „Christelijke wereldbeschouwing" ten opzichte <strong>der</strong><br />
diepste wijsg<strong>ee</strong>rige vraagstukken in het hel<strong>der</strong>ste licht plaatst.<br />
An<strong>der</strong>e rectorale redevoeringen, aan onze Universiteit gehou<br />
den in deze vijfentwintig jaren, betreden, zooals ik r<strong>ee</strong>ds zeide,<br />
<strong>ee</strong>n m<strong>ee</strong>r beperkt gebied, ofschoon ze g<strong>ee</strong>n on<strong>der</strong>d<strong>ee</strong>l, maar<br />
de diepste beginselen <strong>der</strong> afzon<strong>der</strong>lijke wetenschappen behan<br />
delen. Waar ik ook aan deze <strong>ee</strong>n enkel woord wil wijden,<br />
moet ik in de <strong>ee</strong>rste plaats u in herinnering brengen de m<strong>ee</strong>s<br />
terlijke redevoering over „Het Calvinisme en de Kunst," die de<br />
hooge bet<strong>ee</strong>kenis, welke de zoo dikwijls voor dor en abstract<br />
gehoudene wereldbeschouwing en levensrichting, waarvan CAL-<br />
VIJN de g<strong>ee</strong>stelijke va<strong>der</strong> genoemd mag worden, bezit voor <strong>ee</strong>n<br />
element in het leven, dat voor vele idealistisch gezinde g<strong>ee</strong>sten<br />
in onzen tijd <strong>ee</strong>n kostelijk surrogaat voor de, huns inziens,<br />
verou<strong>der</strong>de religie moet zijn. <strong>De</strong> ware religie, wel verre van<br />
vijandig tegen de kunst te zijn, die uitdrukking is van het ware,<br />
oprechte schoon, brengt haar niet toevallig, maar krachtens<br />
haar eigen wezen voort, zooals uit de geschiedenis van het<br />
Calvinisme wordt getoond.<br />
Op het terrein <strong>der</strong> theologische faculteit behandelt de tw<strong>ee</strong>de<br />
rectorale rede den valschen grond en de ver<strong>der</strong>felijke strekking<br />
<strong>der</strong> „Hedendaagsche Schriftcritiek", terwijl de voorlaatste op<br />
uitnemende wijze het dilemma „Evolutie of revelatie" ten opzichte<br />
van het Oude Testament, de Wet en de profeten, ontwikkelt<br />
en in aansluiting aan de zoo even genoemde en aan die over<br />
Evolutie, met de stukken bewijst, hoe de opgravingen in het<br />
verre Oosten, in het vroegere Babylonië en Assyrië, wel verre<br />
van het beginsel <strong>der</strong> Evolutie en zijne uitwerking in de heden<br />
daagsche schriftcritiek te staven, juist het karakter van het Oude<br />
Testament, als de bijzon<strong>der</strong>e openbaring Gods aan Israël, over<br />
<strong>ee</strong>nkomstig het geloof <strong>der</strong> Kerk in het hel<strong>der</strong>ste licht stelt.<br />
Met het biologische d<strong>ee</strong>l <strong>der</strong> evolutiel<strong>ee</strong>r, het Darwinisme, en<br />
zijne mislukte poging om het zedelijke leven te verklaren, houdt
22<br />
zich bezig de rede over: „<strong>De</strong> Ethiek van het Darwinisme".<br />
Eene an<strong>der</strong>e schetst „<strong>De</strong> herleving <strong>der</strong> Gereform<strong>ee</strong>rde beginselen<br />
in hare bet<strong>ee</strong>kenis voor de kerk, de prediking, de catecheze, het<br />
diakonaat en de zending."<br />
Uit het gebied <strong>der</strong> Kerkgeschiedenis breng ik in herinnering de<br />
rijk gedocument<strong>ee</strong>rde rede over „Calvijns invloed op de Refor<br />
matie in de Ne<strong>der</strong>landen, voor zoover die door hem zeiven is uit<br />
geoefend?', <strong>ee</strong>ne studie, waarvan zelfs <strong>ee</strong>n tw<strong>ee</strong>de druk het licht<br />
zag. Een an<strong>der</strong> on<strong>der</strong>d<strong>ee</strong>l, dat tegenwoordig <strong>ee</strong>ne belangrijke<br />
plaats inn<strong>ee</strong>mt, behandelt de redevoering over „de Ethiek in de<br />
Gereform<strong>ee</strong>rde Theologie" waarin de verhouding van beide his<br />
torisch en thetisch of systematisch wordt nagegaan en het on<strong>der</strong><br />
scheid tusschen de theologische en de philosophische ethiek, dat<br />
zoo gemakkelijk voorbijgezien of ontkend wordt, in het licht tr<strong>ee</strong>dt.<br />
Thans kom ik tot <strong>ee</strong>ne an<strong>der</strong>e groep van onze rectorale<br />
redevoeringen. <strong>De</strong> faculteiten zijn wel is waar door het object<br />
hunner wetenschap duidelijk genoeg van elkan<strong>der</strong> gescheiden,<br />
maar dat n<strong>ee</strong>mt niet weg dat er tusschen tw<strong>ee</strong> of m<strong>ee</strong>r <strong>ee</strong>n<br />
grensgebied bestaat, dat van uit het gezichtspunt <strong>der</strong> <strong>ee</strong>ne<br />
zoowel als <strong>der</strong> an<strong>der</strong>e kan en moet worden beschouwd. Het<br />
recht bijv. bestaat op het gebied van het bijzon<strong>der</strong>, het maat<br />
schappelijk en het staatkundig leven, maar het bestaat ook op<br />
het gebied, dat de Kerk bestrijkt. Er is <strong>ee</strong>n kerkrecht. Voor<br />
velen schijnt die verbinding van kerk en recht in den tegenwoor-<br />
digen tijd iets onbegrijpelijks, zoo niet tegenstrijdigs te bevatten.<br />
Het was daarom <strong>ee</strong>ne uitnemende gedachte „Het kerkrecht in<br />
zoo verre het de kerk met het recht in verbinding brengt" na<strong>der</strong><br />
uit<strong>ee</strong>n te zetten en de beginselen, die daarbij moeten leiden, op<br />
den voorgrond te plaatsen. Aan deze studie was r<strong>ee</strong>ds vooraf<br />
gegaan <strong>ee</strong>ne z<strong>ee</strong>r rijk gedocument<strong>ee</strong>rde rede over <strong>ee</strong>n verwant<br />
maar m<strong>ee</strong>r speciaal on<strong>der</strong>werp, namelijk: „Het kerkverband <strong>der</strong><br />
Ne<strong>der</strong>landsche Gereform<strong>ee</strong>rde Kerken, gelijk dat gekend wordt<br />
uit de handelingen van den Amsterdamschen Kerkeraad in den<br />
I
23<br />
aanvang <strong>der</strong> ijde <strong>ee</strong>uw", <strong>ee</strong>n titel die voor zich zelf de zaak,<br />
waar het over gaat, duidelijk aang<strong>ee</strong>ft. Voorts zette het ver<br />
band tusschen het verleden en het heden, wat betreft het kerk<br />
recht <strong>der</strong> Gereform<strong>ee</strong>rde Kerken, op hel<strong>der</strong>e wijze uit<strong>ee</strong>n <strong>ee</strong>ne<br />
redevoering over „<strong>De</strong> geldigheid van de oude Kerkenordening<br />
<strong>der</strong> hedendaagsche Gereform<strong>ee</strong>rde Kerken!'<br />
Op het grensgebied van theologie en recht, doch nu niet<br />
m<strong>ee</strong>r naar de zijde <strong>der</strong> theologie, maar naar die van het recht,<br />
ligt de rede over „Mozaïsch en Romeinsch recht," <strong>ee</strong>ne vergelij<br />
kende rechtsstudie, die, br<strong>ee</strong>d en grondig bewerkt, als het ware<br />
<strong>ee</strong>ne illustratie is van het woord <strong>der</strong> Schrift, waarmede zij sluit:<br />
„wat groot volk is er, dat zoo rechtvaardige inzettingen en<br />
rechten h<strong>ee</strong>ft, als deze gansche wet is, die ik heden voor uw<br />
aangezicht g<strong>ee</strong>f?" (<strong>De</strong>ut. 4 : 8).<br />
An<strong>der</strong>e rectorale redevoeringen aan onze Universiteit ge<br />
houden, liggen geh<strong>ee</strong>l op het gebied van het recht; want wel<br />
mag het voor hen, die tegenover ons staan, den schijn hebben<br />
alsof ze theologie en recht vermengen: m<strong>ee</strong>r dan schijn is dat<br />
niet. Velen hunner stellen er <strong>ee</strong>ne <strong>ee</strong>r in, naar men vooral ook<br />
in deze laatste dagen uit hunne woorden mag opmaken, dat zij<br />
van theologie en philosophie, van de diepere vraagstukken, van<br />
theoretische bespiegelingen, zooals zij zeggen, die de weten<br />
schap niet ver<strong>der</strong> brengen, niet weten, daarover niet kunnen<br />
spreken. Dat alles is niet all<strong>ee</strong>n onvruchtbaar, m<strong>ee</strong>nen zij, maar<br />
sticht slechts verwarring. Ze zouden hier wel het woord van<br />
SCHILLER'S Taucher tot het hunne willen maken en met schijn<br />
van vroomheid uitroepen:<br />
„Und <strong>der</strong> Mensch versuche die Götter nicht,<br />
„Und begehre nimmer und nimmer zu schauen<br />
„Was sie gnädig bedecken mit Nacht und Grauen."<br />
Met schijn van vroomheid; denk slechts aan het woord van<br />
LESSING ZOO dikwijls aangehaald: de waarheid is voor God
24<br />
all<strong>ee</strong>n, voor ons het zoeken naar waarheid, waarmede juist aan<br />
de waarheid Gods te kort wordt gedaan. An<strong>der</strong>s wordt het bij<br />
de ongeloovige wetenschap dan all<strong>ee</strong>n, wann<strong>ee</strong>r men m<strong>ee</strong>nt op<br />
rationalistische wijze, bijv. door de evolutiehypothese, den oor<br />
sprong van recht en zedelijkheid, van godsdienst en kunst te<br />
kunnen verklaren; dan wordt het op <strong>ee</strong>ns volkomen weten<br />
schappelijk naar den oorsprong en het diepste verband <strong>der</strong><br />
dingen on<strong>der</strong>zoek te doen. H<strong>ee</strong>ft men zulk <strong>ee</strong>ne hypothese<br />
niet, dan blijft men aan de oppervlakte en doet, als wann<strong>ee</strong>r<br />
<strong>ee</strong>n botanicus wel de bla<strong>der</strong>en en twijgen en takken van <strong>ee</strong>n<br />
plant, maar niet de wortels in den grond zou on<strong>der</strong>zoeken.<br />
Wij daarentegen trachten, steunende op de gegevens, die de<br />
Schrift ons verschaft aangaande het wezen en den wil Gods<br />
en de natuur des menschen, zooals hij <strong>ee</strong>nmaal was en thans is,<br />
door te dringen tot den grond en den diep liggenden samenhang<br />
<strong>der</strong> dingen. Dat is g<strong>ee</strong>n vermenging van theologie en an<strong>der</strong>e<br />
wetenschappen; want, ofschoon wij dankbaar gebruik maken<br />
van het licht, dat de theologie ons g<strong>ee</strong>ft bij het on<strong>der</strong>zoek <strong>der</strong><br />
Schrift, toch is deze zelf voor de an<strong>der</strong>e wetenschappen even<br />
z<strong>ee</strong>r als voor de theologie de <strong>ee</strong>nige bron, waaruit zij bij de<br />
verklaring <strong>der</strong> diepste vraagstukken het licht ontl<strong>ee</strong>nen, dat<br />
all<strong>ee</strong>n in staat is hier hel<strong>der</strong>heid te geven.<br />
<strong>De</strong>ze opmerking, M. H., m<strong>ee</strong>nde ik vooraf te moeten doen<br />
gaan, nu ik met <strong>ee</strong>n enkel woord de rectorale redevoeringen<br />
<strong>der</strong> juridische en <strong>der</strong> litterarische faculteit in herinnering ga<br />
, brengen, die niet op het grensgebied <strong>der</strong> theologie hun on<strong>der</strong><br />
werp hebben.<br />
Zoo werd gehandeld over „Zonde en recht". Alle weten<br />
schappen hebben te rekenen met het feit van dc oorspronkelijke<br />
gerechtigheid des menschen en den daarop gevolgden val, maar<br />
niet het minst de wetenschap van het recht: er is <strong>ee</strong>n rechts<br />
betrekking in het goddelijke wezen en tusschen God en zijne<br />
schepping ook vóór den val; door de zonde is er wijziging
25<br />
gekomen in de uiting van het recht; die wijziging komt echter<br />
niet uit de zonde voort, zij ontspruit uit de genade. Eene an<strong>der</strong>e<br />
belangrijke rede handelt over „Schuld en straf' en zet de val-<br />
sche en de ware beginselen van het geh<strong>ee</strong>le strafrecht uit<strong>ee</strong>n,<br />
in 't bijzon<strong>der</strong> tegenover de gevaarlijke theorieën, die in onzen<br />
tijd ingang vinden.<br />
<strong>De</strong> beginselen van het staatsrecht worden ten opzichte van<br />
tw<strong>ee</strong> belangrijke punten ter sprake gebracht in de redevoe<br />
ringen over „<strong>De</strong> hoogste vrijheid" en over „Volk en Overheid".<br />
Wat de vrijheid aangaat: de ware belij<strong>der</strong> van Christus be<br />
hoort zich niet tegen de volledige erkenning van godsdienst<br />
en gewetensvrijheid te verzetten; hij moet altijd, overal en op<br />
elk gebied zijnen H<strong>ee</strong>r belijden, openlijk en onbeschroomd, en<br />
de gevolgen van die belijdenis, hoe pijnlijk ze ook voor hem<br />
zijn mogen, aanvaarden; wann<strong>ee</strong>r hij zoo handelt, verwerft hij<br />
voor zich en voor geh<strong>ee</strong>l zijn volk die mate van conscientie-<br />
en godsdienstvrijheid, die met de grondslagen van <strong>ee</strong>n chris-<br />
telijken staat bestaanbaar is. En wat Volk en Overheid betreft:<br />
Wordt de Wet des H<strong>ee</strong>ren, voor alle volken en alle tijden<br />
dezelfde, st<strong>ee</strong>ds ernstiger betracht en hooger in <strong>ee</strong>re gehouden,<br />
en worden de zeden en menschelijke verordeningen st<strong>ee</strong>ds m<strong>ee</strong>r<br />
met de daarin ons geopenbaarde waarheid in over<strong>ee</strong>nstemming<br />
gebracht; — dan zal het geloof in den onzichtbaren, allesver-<br />
slindenden staat plaats maken voor het inzicht dat voor <strong>ee</strong>n<br />
volk, uit organisch samenhangende d<strong>ee</strong>len bestaande, <strong>ee</strong>ne over<br />
heid is gesteld, waaraan dat volk om des gewetenswille te<br />
gehoorzamen h<strong>ee</strong>ft; dan zal er niet zijn <strong>ee</strong>ne civitas-dea, <strong>ee</strong>n<br />
staat-god, maar dan zullen, in de Civitas <strong>De</strong>i, den staat Gods,<br />
Volk en Overheid beide, gebonden aan de <strong>ee</strong>nige Grondwet<br />
die niet door menschen gemaakt, maar door God zeiven ons<br />
geopenbaard is, de verwezenlijking zoeken van het recht.<br />
Eindelijk heb ik nog te vermelden <strong>ee</strong>ne rectorale rede over<br />
<strong>ee</strong>n bijzon<strong>der</strong>, maar z<strong>ee</strong>r belangrijk punt uit de rechtswetenschap.
26<br />
In de „Beschouwingen over het Huwelijk" wordt vier<strong>der</strong>lei<br />
beginsel van hoog belang ten opzichte van deze goddelijke<br />
instelling ontwikkeld; de echtgenooten vormen <strong>ee</strong>ne <strong>ee</strong>nheid;<br />
het huwelijk is uitteraard slechts mogelijk tusschen éénen man<br />
en ééne vrouw; het huwelijk is in wezen onontbindbaar, over<br />
spel all<strong>ee</strong>n br<strong>ee</strong>kt den huwelijksband.<br />
Zoo kom ik tot de faculteit <strong>der</strong> letteren en wijsbeg<strong>ee</strong>rte. Een<br />
detailpunt, dat zoowel tot de theologie als tot de letteren ge<br />
rekend kan worden, vindt gij on<strong>der</strong>zocht in de rede over „<strong>De</strong><br />
moe<strong>der</strong>taal van onzen H<strong>ee</strong>re Jezus Christus en van zijne Apos<br />
telen." <strong>De</strong> spreker komt tot de slotsom, dat de moe<strong>der</strong>taal van<br />
Jezus en zijne Apostelen was de Galil<strong>ee</strong>sche tongval, dat is<br />
Westaram<strong>ee</strong>sch (Syrisch), <strong>ee</strong>n met de Hebr<strong>ee</strong>uwsche taal nauw<br />
verwant dialect. Over de <strong>ee</strong>nige redevoering, die, in deze fa<br />
culteit, valt op het gebied <strong>der</strong> wijsbeg<strong>ee</strong>rte, namelijk die over<br />
Reëel en Ideëel, waarin het vraagstuk besproken wordt van de<br />
verhouding van datgene wat men gewoonlijk het werkelijke<br />
noemt ten opzichte van het gedachte, heb ik r<strong>ee</strong>ds <strong>ee</strong>n enkel<br />
woord gezegd.<br />
Bij g<strong>ee</strong>ne <strong>der</strong> faculteiten is het moeilijker het voorwerp van<br />
haren wetenschappelijken arbeid als <strong>ee</strong>ne <strong>ee</strong>nheid op te vatten,<br />
dan bij die <strong>der</strong> letteren en wijsbeg<strong>ee</strong>rte of, zooals ze beter ge<br />
noemd wordt, <strong>der</strong> philologie. Eene poging om die <strong>ee</strong>nheid aan<br />
te toonen als gelegen in den menschelijken logos, die woord en<br />
gedachte samenvat, en op verschillende wijzen het voorwerp<br />
is in de wetenschap van taal en letteren, van de geschiedenis<br />
en van de wijsbeg<strong>ee</strong>rte, de drie takken van den éénen stam<br />
<strong>der</strong> philologie, zulk <strong>ee</strong>ne poging, zeg ik, werd gewaagd in de<br />
rede over „<strong>De</strong> Wetenschap van den Logos." — Alles wat van<br />
hand tot hand, maar evenz<strong>ee</strong>r alles wat van mond tot oor of<br />
ook in geschrift wordt overgeleverd, is daarbij on<strong>der</strong>hevig aan<br />
afslijting, be<strong>der</strong>f, misverstand, vervalsching, 't zij opzettelijk of<br />
niet opzettelijk, en zij, die deze overlevering, somtijds duizend,
27<br />
tw<strong>ee</strong>- ja drieduizend of nog m<strong>ee</strong>r jaren oud, voor hunne tijd -<br />
genooten willen verklaren, hebben dus ook te on<strong>der</strong>zoeken en<br />
te oord<strong>ee</strong>len, of en in hoeverre het overgeleverde ongeschonden<br />
of bedorven is en te trachten het in den zuiversten vorm terug<br />
te brengen. <strong>De</strong> beginselen die daarbij, uit den aard <strong>der</strong> zaak<br />
en over<strong>ee</strong>nkomstig de natuur des menschen, tot richtsnoer moe<br />
ten dienen, worden aangewezen in <strong>ee</strong>ne rede, die ten titel h<strong>ee</strong>ft:<br />
„Overlevering en kritiek." En eindelijk tracht <strong>ee</strong>ne rectorale<br />
redevoering over „Beginsel en norm in de literatuur" door<br />
den oorsprong van <strong>ee</strong>n letterkundig kunstwerk uit den men-<br />
schelijken g<strong>ee</strong>st met de hem van God gegeven gaven, na te<br />
gaan, in het licht te stellen wat het beginsel en de maatstaf<br />
bij het toetsen van de waarde van zulk <strong>ee</strong>n kunstwerk, in proza<br />
of in poëzie, behoort te zijn.<br />
Ofschoon ik getracht heb, M. H., het verwarrende en ver<br />
moeiende, dat bij <strong>ee</strong>ne chronologische vermelding van vijfen<br />
twintig zoo verschillende redevoeringen noodzakerwijze U bij<br />
het hooren moest ontstemmen, zoov<strong>ee</strong>l mogelijk te vermijden<br />
door er, als bij de bonte glasscherfjes in <strong>ee</strong>n kaleidoskoop,<br />
<strong>ee</strong>nige symmetrie in te brengen, vr<strong>ee</strong>s ik toch, dat ik van uwe<br />
aandacht, waarover wij hoogl<strong>ee</strong>raren <strong>der</strong> Vrije Universiteit nooit<br />
te klagen hebben, zelfs niet, wann<strong>ee</strong>r wij van uwe welwillend<br />
heid zoo nu en dan misschien wel <strong>ee</strong>ns misbruik hebben ge<br />
maakt, in deze f<strong>ee</strong>stelijke ure wel wat al te v<strong>ee</strong>l heb gevraagd.<br />
Maar hoe kan ik an<strong>der</strong>s? Op het <strong>ee</strong>rste zilveren f<strong>ee</strong>st van <strong>ee</strong>ne<br />
Universiteit niet spreken van haren wetenschappelijken arbeid,<br />
dat ging niet; spreken over het on<strong>der</strong>wijs, dat er gegeven is,<br />
kon evenmin; daarover kunnen het best zij oord<strong>ee</strong>len, die het<br />
gevolgd hebben. Ook kon ik niet spreken over den inhoud <strong>der</strong><br />
dissertaties, <strong>ee</strong>n 24-tal, waarop l<strong>ee</strong>rlingen onzer Universiteit bij<br />
ons gepromov<strong>ee</strong>rd zijn. Sommige daarvan, ik mag wel zeggen<br />
vele, hebben opgang gemaakt en zijn in binnen- en buiten-<br />
landsche wetenschappelijke tijdschriften z<strong>ee</strong>r gunstig beoord<strong>ee</strong>ld.
28<br />
Maar de strekking en den inhoud dezer proefschriften hier mede<br />
te d<strong>ee</strong>len zou, uit den aard <strong>der</strong> zaak, voor mij nog moeilijker,<br />
het luisteren naar die meded<strong>ee</strong>ling voor U nog min<strong>der</strong> aantrek<br />
kelijk zijn gew<strong>ee</strong>st 1<br />
). Ook kan ik niet vermelden de redevoe<br />
ringen door de hoogl<strong>ee</strong>raren bij de aanvaarding van hun ambt<br />
uitgesproken 2<br />
), of de toespraken telken jare bij de opening <strong>der</strong><br />
lessen gehouden, en evenmin ging het aan van de wetenschap<br />
pelijke werken, van monographieën en studiën, door de hoog<br />
l<strong>ee</strong>raren uitgegeven, te gewagen, ofschoon zij, inzooverre ze de<br />
toepassing en uitwerking onzer beginselen op bepaalde d<strong>ee</strong>len<br />
van het terrein <strong>der</strong> wetenschap bevatten, ter kenschetsing van<br />
het streven en werken onzer hoogeschool van groote bet<strong>ee</strong>kenis<br />
zijn. Door de korte vermelding <strong>der</strong> rectorale redevoeringen<br />
kon ik het best U wijzen op den v<strong>ee</strong>lzins belangrijken arbeid,<br />
door de hoogl<strong>ee</strong>raren onzer Universiteit verricht om hare be<br />
ginselen op het gebied <strong>der</strong> wetenschap uit<strong>ee</strong>n te zetten en te<br />
propag<strong>ee</strong>ren. Ik m<strong>ee</strong>n te mogen zeggen, dat die arbeid niet<br />
onvruchtbaar is gew<strong>ee</strong>st, daar hij het bijzon<strong>der</strong> karakter onzer<br />
hoogeschool overtuigend h<strong>ee</strong>ft aangetoond en de bet<strong>ee</strong>kenis<br />
harer beginselen voor elke wetenschap in <strong>ee</strong>n klaar en hel<strong>der</strong><br />
licht h<strong>ee</strong>ft geplaatst.<br />
Ook <strong>ee</strong>ne f<strong>ee</strong>strede moet <strong>ee</strong>n einde hebben, M. H., ja <strong>ee</strong>ne<br />
f<strong>ee</strong>strede nog <strong>ee</strong>r dan <strong>ee</strong>ne an<strong>der</strong>e, daar f<strong>ee</strong>stvierenden niet in<br />
de stemming zijn om langen tijd, passief, hunne aandacht te<br />
schenken aan ééne zaak; zij verlangen, en terecht, actie. Ik<br />
kom dus tot het einde, 't Is echter mijne schuld niet dat dit<br />
einde tevens <strong>ee</strong>n begin is, dat het nog ééne herinnering vergt,<br />
maar ook <strong>ee</strong>n blik in de toekomst.<br />
Vijfentwintig jaren van het leven onzer Universiteit zijn ten<br />
') Zie de titels dezer dissertaties in de bijlage hier achter.<br />
") Ook deze zijn in de bijlage vermeld.
29<br />
einde, vijfentwintig jaren niet zon<strong>der</strong> l<strong>ee</strong>d, maar toch m<strong>ee</strong>r nog<br />
van geluk en voorspoed, rijke getuigen van de goede gunste<br />
Gods over ons. Een nieuw tijdperk opent zich, niet zooals<br />
na <strong>ee</strong>n zilveren f<strong>ee</strong>st^ het oude leven op gelijke wijze wordt<br />
voortgezet, zoodat de f<strong>ee</strong>stviering slechts <strong>ee</strong>ne door ons ge<br />
maakte korte on<strong>der</strong>breking was van den gelijkmatig voortschrij<br />
denden gang des levens. Gods bestel h<strong>ee</strong>ft het alzoo gewild,<br />
zooals, naar wij hopen, <strong>ee</strong>rlang blijken zal, dat die vijfentwintig<br />
jaren in<strong>der</strong>daad <strong>ee</strong>n afgesloten tijdperk vormen, <strong>ee</strong>n tijdperk, dat<br />
in vele, zij het ook niet in alle, opzichten te vergelijken is met<br />
dat van den min<strong>der</strong>jarige tegenover hem die m<strong>ee</strong>r<strong>der</strong>jarig, tot<br />
zelfstandig optreden door de wet gerechtigd, is verklaard.<br />
Wie had het den 2CH CI1<br />
October 1880 durven denken, dat hij,<br />
die toen de opening <strong>der</strong> Vrije Universiteit proclam<strong>ee</strong>rde, <strong>ee</strong>n<br />
goede twintig jaren later <strong>ee</strong>rste Minister <strong>der</strong> Kroon zou zijn en<br />
de souvereiniteit ook van het hooger on<strong>der</strong>wijs, in eigen kring,<br />
zulk <strong>ee</strong>ne groote schrede na<strong>der</strong> tot verwerkelijking zou hebben<br />
gebracht!<br />
Won<strong>der</strong>lijk zijn Gods wegen: niet ons, maar Hem all<strong>ee</strong>n zij<br />
de <strong>ee</strong>re!<br />
Thans h<strong>ee</strong>ft onze hoogeschool die mate van wasdom bereikt,<br />
dat onze geëerbiedigde Koningin haar kan aanwijzen, over<strong>ee</strong>n<br />
komstig artikel 184 <strong>der</strong> hooger-on<strong>der</strong>wijswet, als <strong>ee</strong>ne „die ten<br />
aanzien van uitdrukkelijk in de aanwijzing te vermelden, door<br />
haar te verl<strong>ee</strong>nen, doctorale graden, gelijke rechten h<strong>ee</strong>ft als<br />
de Rijks<strong>universiteit</strong>en."<br />
In beginsel is daarmede de vrijheid, de erkenning van de<br />
souvereiniteit in eigen kring, voor onze Universiteit bereikt.<br />
Wat haar, wann<strong>ee</strong>r zij de aanwijzing erlangt, ten opzichte van<br />
de graden nog ontbr<strong>ee</strong>kt, is <strong>ee</strong>n gevolg van hare onvolledig<br />
heid; het staat, menschelijkerwijze gesproken, in onze eigen<br />
hand, in de hand onzer Ver<strong>ee</strong>niging, door het uitbreiden van<br />
het getal <strong>der</strong> l<strong>ee</strong>rstoelen, die onvolledigheid weg te nemen
30<br />
en alzoo volkomen gelijkstelling op dit punt te verwerven.<br />
Ik w<strong>ee</strong>t wel, dat dit niet zoo gemakkelijk zal gaan, dat daar<br />
voor z<strong>ee</strong>r groote sommen gelds jaarlijks noodig zijn, dat het<br />
ook niet licht zal vallen, zelfs wann<strong>ee</strong>r het geld voor de kathe<br />
<strong>der</strong>s beschikbaar mocht zijn, de geschikte mannen, geschikt uit<br />
het oogpunt van beginsel zoowel als van wetenschap, te vin<br />
den, maar dat alles zijn, als ik het zoo zeggen mag, moeilijk<br />
heden van den tw<strong>ee</strong>den rang, bezwaren als bij den patiënt, die<br />
de crisis te boven is en nog slechts versterkende middelen<br />
noodig h<strong>ee</strong>ft. Onze studenten zullen, wann<strong>ee</strong>r de aanwijzing<br />
gekomen is, niet langer voor de tw<strong>ee</strong>de maal dezelfde examens<br />
behoeven af te leggen, en dat nog wel voor hun onbekende<br />
examinatoren, niet m<strong>ee</strong>r tw<strong>ee</strong>maal examengeld te betalen, niet<br />
m<strong>ee</strong>r tw<strong>ee</strong>maal te promov<strong>ee</strong>ren, met al de kosten en bezwaren<br />
daaraan verbonden. En zij, die, hoewel onze beginselen belij<br />
dende, door die bezwaren ten onrechte zich lieten leiden om<br />
aan de openbare Universiteiten, en niet bij ons, te stud<strong>ee</strong>ren,<br />
hebben allen grond om deze wet te prijzen, die hunne zwak<br />
heid tegemoet komt.<br />
Waarlijk, wij hebben ruimschoots stof om op onze knieën<br />
God te danken voor zijne genadige leiding! en na Hem ook<br />
onzen dank te brengen aan Dr. A. KUYPER, den Minister, die<br />
de wet indiende en met zoov<strong>ee</strong>l moed en beleid haar in de<br />
veilige haven bracht.<br />
Of deze wet ons dan g<strong>ee</strong>ft alles wat wij in billijkheid kunnen<br />
en mogen verlangen? Dat zal niemand onzer beweren. Maar zij<br />
g<strong>ee</strong>ft wat in den tegenwoordigen stand van zaken te verkrijgen<br />
was, de principiëele gelijkstelling <strong>der</strong> bijzon<strong>der</strong>e <strong>universiteit</strong>en<br />
met de openbare, en dat hebben wij te waard<strong>ee</strong>ren. Waar het<br />
principiëele, de hoofdzaak, verkregen is, daar hebben wij hoop<br />
dat op zijn tijd het overige wel volgen zal.<br />
Wann<strong>ee</strong>r we overwegen, hoe ontzaglijk groot de vooruitgang<br />
van het bijzon<strong>der</strong> lager en hooger on<strong>der</strong>wijs in de laatste vijf-
31<br />
entwintig jaar gew<strong>ee</strong>st is, dan zijn wij beschaamd over zoov<strong>ee</strong>l<br />
zegen en zeggen met den psalmdichter: „<strong>De</strong> H<strong>ee</strong>re is goed;<br />
Zijne goe<strong>der</strong>tierenheid is in <strong>der</strong> <strong>ee</strong>uwigheid en Zijne getrouw<br />
heid van geslacht tot geslacht." (Ps. 100: 5). Dat het middelbaar<br />
on<strong>der</strong>wijs nog ten achteren is, en ten gevolge <strong>der</strong> laatste ver<br />
kiezingen nog wel <strong>ee</strong>n tijdlang ten achteren zal blijven, betreu<br />
ren wij, maar komt voor rekening van die belij<strong>der</strong>s, die ook<br />
thans we<strong>der</strong>om naar de tegenpartij overliepen.<br />
Zoo gaan we dan met goeden moed het tw<strong>ee</strong>de vijfentwintig<br />
tal jaren <strong>der</strong> Vrije Universiteit in, met goeden moed, ofschoon<br />
wij weten welke verplichting er op ons rust.<br />
Wordt onze Ver<strong>ee</strong>niging aangewezen, dan zullen wij vijfen<br />
twintig jaren na de aanwijzing althans ééne faculteit m<strong>ee</strong>r<br />
moeten hebben, of de verkregen rechten gaan verloren; hooger-<br />
on<strong>der</strong>wijswet art. 199. We zullen dan moeten zorgen, dat, wan<br />
n<strong>ee</strong>r we ons gouden f<strong>ee</strong>st mogen vieren, er <strong>ee</strong>ne faculteit <strong>der</strong><br />
wis- en natuurkunde of <strong>der</strong> gen<strong>ee</strong>skunde aan onze Universiteit<br />
zij met ten minste drie hoogl<strong>ee</strong>raren. Gemakkelijk zal dat niet<br />
gaan, want voor beide deze faculteiten zijn niet all<strong>ee</strong>n de pro<br />
fessoren, maar ook kostbare laboratoria met dure instrumenten,<br />
klinieken met verzorgingsperson<strong>ee</strong>l en <strong>der</strong>gelijke noodig. Toch<br />
zullen we met ver<strong>ee</strong>nde krachten ook die bezwaren wel te boven<br />
komen; geld kan er in vijfentwintig jaren, wann<strong>ee</strong>r er <strong>ee</strong>n<br />
ernstige wil is, wel bij<strong>ee</strong>ngebracht worden en de mannen zullen<br />
ons, wann<strong>ee</strong>r we de t<strong>ee</strong>kenen <strong>der</strong> tijden recht verstaan, niet<br />
ontbreken. Is dit werk uit God, zooals wij vastelijk gelooven,<br />
dan zal het, trots alle bezwaren, bevestigd worden; dan zal Hij<br />
zorgen, gelijk Hij tot dusver gedaan h<strong>ee</strong>ft, want Hij laat niet<br />
varen de werken Zijner handen.<br />
Intusschen, M. H., we hebben voor die vierde en die vijfde<br />
faculteit nog jaren vóór ons, maar <strong>ee</strong>ne an<strong>der</strong>e vraag is deze:<br />
worden wij door de wet niet gebonden, hebben wij nog recht<br />
onze Universiteit <strong>ee</strong>ne <strong>vrije</strong> te noemen, zijn we niet afhankelijk
32<br />
geworden van den Staat? Hebben we niet de Souvereiniteit in<br />
eigen kring, ons sieraad en onze <strong>ee</strong>re, ingeboet?<br />
R<strong>ee</strong>ds het feit dat de va<strong>der</strong> onzer stichting ook de va<strong>der</strong> is<br />
van deze wet, g<strong>ee</strong>ft goeden grond voor de m<strong>ee</strong>ning, dat we<br />
op de bovengestelde vragen volmondig n<strong>ee</strong>n! kunnen antwoor<br />
den. Ik wil echter, omdat hier niet <strong>ee</strong>n bijkomstig, maar <strong>ee</strong>n<br />
wezenlijk kenmerk onzer Universiteit, <strong>ee</strong>n kenmerk dat ze niet<br />
verliezen kan of ze houdt op te zijn wat ze zijn wil, ter sprake<br />
komt, op deze vraag nog wat na<strong>der</strong> ingaan, zij het ook, daar<br />
de tijd dringt, slechts kortelijk.<br />
Is onze Ne<strong>der</strong>landsche natie <strong>ee</strong>n vrij volk, of is zij het niet?<br />
Natuurlijk antwoordt gij allen: zij is vrij! En toch is zij op<br />
allerlei wijzen gebonden, gebonden in de <strong>ee</strong>rste plaats door de<br />
eischen, die het begrip natie zelf stelt, waardoor er bijv. van<br />
<strong>ee</strong>ne Oostenrijksche natie g<strong>ee</strong>n sprake kan zijn. Zoo zou onze<br />
stichting ophouden <strong>ee</strong>ne <strong>vrije</strong> Universiteit te zijn, wann<strong>ee</strong>r ze<br />
niet langer <strong>ee</strong>ne Universiteit ware. <strong>De</strong>ze wet echter d<strong>ee</strong>rt ons<br />
in dit opzicht niet all<strong>ee</strong>n niet, maar versterkt ons, daar zij onze<br />
school als Universiteit naast an<strong>der</strong>e erkent en huldigt.<br />
Onze <strong>vrije</strong> natie is ver<strong>der</strong> innerlijk gebonden aan de grond<br />
wet, zoo onze Universiteit aan hare statuten. <strong>De</strong> Ne<strong>der</strong>landsche<br />
natie is voorts niet vrij in haar doen en laten tegenover an<strong>der</strong>e<br />
natiën, maar door verdragen en over<strong>ee</strong>nkomsten op velerlei<br />
wijze gebonden, en toch is zij vrij, in zooverre zij vrijwillig die<br />
verdragen en over<strong>ee</strong>nkomsten h<strong>ee</strong>ft aangegaan en ze ook, wan<br />
n<strong>ee</strong>r zij dat beter vindt, w<strong>ee</strong>r kan opzeggen. Zoo blijft <strong>ee</strong>ne<br />
Universteit vrij, ofschoon ze met den Staat <strong>ee</strong>ne over<strong>ee</strong>nkomst<br />
aangaat om zekere rechten te verkrijgen en daartegenover aan<br />
bepaalde voorwaarden te voldoen; zoo kan ze ook met de Kerk<br />
<strong>ee</strong>n accoord sluiten en verplichtingen op zich nemen, zon<strong>der</strong><br />
dat zij daarom ophoudt vrij te zijn: ze kan die over<strong>ee</strong>nkomst,<br />
dat accoord doen ophouden, wann<strong>ee</strong>r ze dat wil, zooals zij ze<br />
uit <strong>vrije</strong>n wil h<strong>ee</strong>ft aangegaan. Ophouden vrij te zijn zou ze
33<br />
<strong>ee</strong>rst dan, wann<strong>ee</strong>r ze <strong>ee</strong>ne over<strong>ee</strong>nkomst aanging en voor<br />
waarden aannam, die tegen haar wezen en doel ingingen. Zoo<br />
iets nu wordt in de hooger-on<strong>der</strong>wijswet van <strong>ee</strong>ne <strong>universiteit</strong><br />
in g<strong>ee</strong>n enkel opzicht gevraagd. Nooit is onzerzijds bew<strong>ee</strong>rd,<br />
dat de Overheid met het Hooger On<strong>der</strong>wijs g<strong>ee</strong>ne bemoeiing<br />
mocht hebben; van haren oorsprong af h<strong>ee</strong>ft onze Ver<strong>ee</strong>niging<br />
voldaan aan voorwaarden, die ook destijds r<strong>ee</strong>ds gesteld waren;<br />
bij de opening <strong>der</strong> Universiteit zoowel als bij die van het Hos<br />
pitium h<strong>ee</strong>ft zij de Overheid uitgenoodigd daarbij tegenwoordig<br />
te zijn. Maar hiertegen is st<strong>ee</strong>ds onze strijd gew<strong>ee</strong>st, dat de<br />
Overheid in hare bemoeienissen ver<strong>der</strong> ging dan met het recht<br />
<strong>der</strong> wetenschap ver<strong>ee</strong>nigbaar was; hiervoor is de Vrije Univer<br />
siteit opgericht en hiervoor hebben wij st<strong>ee</strong>ds gewaakt en waken<br />
wij nog, dat wij in het on<strong>der</strong>wijzen en in het on<strong>der</strong>zoeken de<br />
beginselen onverzwakt mogen volgen, die den grondslag onzer<br />
Ver<strong>ee</strong>niging en van hare school vormen. Daarin nu laat de<br />
hooger-on<strong>der</strong>wijswet de bijzon<strong>der</strong>e <strong>universiteit</strong>en volkomen vrij.<br />
Wel echter zijn er bepalingen in de wet die, wat niet essen-<br />
ti<strong>ee</strong>le zaken betreft, ons binden. Maar dat d<strong>ee</strong>rt ons niet en is<br />
bovendien onvermijdelijk. Rechten brengen verplichtingen m<strong>ee</strong>.<br />
Ons streven was erkenning <strong>der</strong> doctorale graden door ons ver<br />
l<strong>ee</strong>nd en toekenning daaraan van dezelfde bevoegdheden, die<br />
de wet toekent aan de graden <strong>der</strong> openbare Universiteiten. Nu<br />
kent de wet in ééne en dezelfde faculteit verschillende docto<br />
raten; in de rechtsgel<strong>ee</strong>rde, <strong>ee</strong>n doctoraat in de rechtsweten<br />
schap en <strong>ee</strong>n in de staatswetenschappen; in de faculteit van<br />
letterkunde en wijsbeg<strong>ee</strong>rte, <strong>ee</strong>n doctoraat in de klassieke let<br />
terkunde, <strong>ee</strong>n in de Semitische letterkunde, <strong>ee</strong>n in de Ne<strong>der</strong>-<br />
landsche letterkunde, <strong>ee</strong>n in de taal en letterkunde van den<br />
Oost-Indischen Archipel, <strong>ee</strong>n in de wijsbeg<strong>ee</strong>rte.<br />
Onze Universiteit daarentegen had, over<strong>ee</strong>nkomstig de wet<br />
die voor 1876 gold, voor elke faculteit slechts één graad. Dat<br />
kon natuurlijk zoo niet blijven; de bijzon<strong>der</strong>e <strong>universiteit</strong>en
34<br />
moeten op dit punt de bepalingen, die de wet had voorgeschre<br />
ven, volgen, totdat ook voor de openbare <strong>universiteit</strong>en in<br />
ie<strong>der</strong>e faculteit w<strong>ee</strong>r één doctoraat wordt ingevoerd en de be<br />
voegdheden worden verbonden met het doctoraal examen, in<br />
plaats van met de promotie.<br />
Ook wat de examenvakken betreft en de colleges daarin te<br />
geven, moesten wij ons natuurlijk regelen naar de bepalingen,<br />
die voor de openbare <strong>universiteit</strong>en gelden. <strong>De</strong> hooger-on<strong>der</strong>-<br />
wijswet kon daarin g<strong>ee</strong>n wijziging brengen zon<strong>der</strong> de geh<strong>ee</strong>le<br />
regeling van het universitair on<strong>der</strong>wijs aan te tasten. Welke<br />
veran<strong>der</strong>ingen eventu<strong>ee</strong>l met het oog op <strong>ee</strong>ne betere regeling,<br />
over<strong>ee</strong>nkomstig de eischen van den tegenwoordigen tijd, zullen<br />
moeten worden aangebracht, is <strong>ee</strong>ne vraag, welke de commis<br />
sie tot reorganisatie h<strong>ee</strong>ft te on<strong>der</strong>zoeken. Ons blijft intusschen<br />
de vrijheid vakken te on<strong>der</strong>wijzen en op het examen te vragen,<br />
die de wet niet voorschrijft, maar die door ons noodig worden<br />
geoord<strong>ee</strong>ld, bijv. de encyclopaedie <strong>der</strong> philologie. Onze examens<br />
worden dan ook niet lichter, maar zwaar<strong>der</strong> dan die aan de<br />
openbare Universiteiten. En dan klagen onze tegenstan<strong>der</strong>s nog<br />
dat de waarborgen voor het on<strong>der</strong>wijs niet voldoende zijn!<br />
Ik geloof dus, dat is mijne conclusie op dit punt, dat wij,<br />
wann<strong>ee</strong>r we on<strong>der</strong> de hooger-on<strong>der</strong>wijswet staan, onze Univer<br />
siteit met niet min<strong>der</strong> recht „de Vrije" kunnen noemen dan<br />
voorh<strong>ee</strong>n; van alles, waarin wij krachtens ons beginsel vrij wil<br />
len en moeten zijn, geven wij niets op. Van dien kant zie ik<br />
g<strong>ee</strong>n gevaar voor onze Universiteit. Maar laat ons niet blind<br />
zijn voor <strong>ee</strong>n an<strong>der</strong> gevaar, dat des te m<strong>ee</strong>r dreigt, naar mate<br />
wij er min<strong>der</strong> op letten: vertraging in ijver, verslapping in<br />
nauwgezetheid, verzwakking van den band <strong>der</strong> <strong>ee</strong>nheid.<br />
Vijfentwintig jaren in het leven <strong>ee</strong>ner Universiteit is niet m<strong>ee</strong>r<br />
dan de <strong>ee</strong>rste jeugd in <strong>ee</strong>n menschenleven. Is zij gezond, dan<br />
moet zij nu juist krachtig opbloeien, nu ze <strong>ee</strong>nige vastheid in<br />
haar organisme gaat verkrijgen. Voor den bloei <strong>ee</strong>ner univer-
35<br />
siteit is in de <strong>ee</strong>rste plaats noodig, laat ons dat niet vergeten,<br />
krachtig wetenschappelijk leven. Nu het getal onzer Hoog<br />
l<strong>ee</strong>raren is uitgebreid, kan er m<strong>ee</strong>r verd<strong>ee</strong>ling van den arbeid<br />
komen, kunnen we des te beter het terrein overzien, dat we<br />
hebben te bearbeiden, des te gemakkelijker de v<strong>ee</strong>lheid van<br />
feiten en theorieën, die het wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek onzer<br />
dagen op elk gebied telkens voor den dag brengt, toetsen aan<br />
de beginselen, waarvan wij uitgaan en zelf nieuwe feiten op<br />
sporen, betere verklaringen aanbieden, en kan ook die arbeid<br />
aan onze studenten ten goede komen.<br />
Ik verg<strong>ee</strong>t daarbij niet, dat er in de literarische en in de<br />
juridische faculteit nog niet het getal Hoogl<strong>ee</strong>raren is, dat voor<br />
<strong>ee</strong>ne ook maar betrekkelijk volledige faculteit vereischt wordt,<br />
dat er daardoor bijv. nog g<strong>ee</strong>n Ne<strong>der</strong>landsche taal- en letter<br />
kunde, g<strong>ee</strong>n geschiedenis van Ne<strong>der</strong>land, g<strong>ee</strong>n algem<strong>ee</strong>ne ge<br />
schiedenis van de middel<strong>ee</strong>uwen en den nieuwen tijd kan wor<br />
den on<strong>der</strong>wezen, terwijl toch van de Hoogl<strong>ee</strong>raren die er zijn,<br />
sommige r<strong>ee</strong>ds het werk van tw<strong>ee</strong> moeten verrichten; — ik zie<br />
niet voorbij, dat er behalve onzen arbeid aan de Universiteit,<br />
nog zoov<strong>ee</strong>l m<strong>ee</strong>r is, waaraan wij ons niet kunnen en niet mogen<br />
onttrekken, maar juist, omdat ik dit w<strong>ee</strong>t en zie, en omdat de<br />
on<strong>der</strong>vinding l<strong>ee</strong>rt, dat de arbeid buiten de Universiteit, in school<br />
en kerk, in maatschappij en staat verricht, door velen m<strong>ee</strong>r in<br />
rekening gebracht wordt, dan de arbeid op de stud<strong>ee</strong>rkamer<br />
en in de collegezaal, juist daarom m<strong>ee</strong>n ik mijzelven en an<strong>der</strong>en<br />
te moeten toeroepen: laat ons niet vertragen, noch in voor<br />
spoed, noch in tegenspoed, bovenal niet in onzen eigenlijken,<br />
wetenschappelijken arbeid, waardoor wij het m<strong>ee</strong>st onze Univer<br />
siteit en de Gereform<strong>ee</strong>rde beginselen kunnen dienen.<br />
In de verkiezingsdagen, die achter ons liggen, is door <strong>ee</strong>nen<br />
onzer tegenstan<strong>der</strong>s de opmerking gemaakt, dat de kring van<br />
voorstan<strong>der</strong>s <strong>der</strong> Vrije Universiteit te klein is, om ooit van<br />
haren arbeid <strong>ee</strong>n grooten invloed te verwachten. Dat was voor
36<br />
dezen staatsman klaarblijkelijk <strong>ee</strong>n troost. Dat onze kring klein<br />
is, zullen we niet ontkennen; maar het getuigt niet van diepe<br />
studie <strong>der</strong> geschiedenis te m<strong>ee</strong>nen, dat van <strong>ee</strong>n kleinen kring<br />
g<strong>ee</strong>n groote invloed kan uitgaan. Intusschen is het ons niet in<br />
de <strong>ee</strong>rste plaats om dien grooten invloed te doen, maar wel<br />
daarom, dat we voor onzen eigen kleinen kring mannen vormen,<br />
die de ware wijsheid en wetenschap liefhebben, wier beginsel<br />
de vr<strong>ee</strong>ze Gods is. Mogen we dat bereiken, dan zal ook van<br />
dit zuurd<strong>ee</strong>g <strong>ee</strong>ne voortplantende werking uitgaan in de wereld.<br />
In uitbreiding schuilt gevaar ook voor den band <strong>der</strong> <strong>ee</strong>nheid<br />
on<strong>der</strong> ons. Vergeten wij dat niet! In onze <strong>ee</strong>nheid ligt onze<br />
kracht, in de <strong>ee</strong>nheid <strong>der</strong> beginselen, maar ook in de uitwerking<br />
en toepassing daarvan. <strong>De</strong> bloei onzer Universiteit in de vol<br />
gende jaren zal voor <strong>ee</strong>n groot d<strong>ee</strong>l daarvan afhangen, of wij<br />
die <strong>ee</strong>nheid weten te bewaren. Niets is er wat ons m<strong>ee</strong>r ver<br />
zwakt dan innerlijke tw<strong>ee</strong>spalt. Nu het getal onzer Hoogl<strong>ee</strong>raren<br />
tot twaalf geklommen is, bestaat er zeker m<strong>ee</strong>r gevaar voor<br />
verschil van inzicht en opvatting, maar dat zal de zaak niet<br />
<strong>der</strong>en, wann<strong>ee</strong>r slechts de on<strong>der</strong>linge bespreking niet wordt<br />
nagelaten en de levendige beg<strong>ee</strong>rte bij allen bestaat om in <strong>ee</strong>n<br />
heid des g<strong>ee</strong>stes, ie<strong>der</strong> op zijn gebied en met zijne gaven, te<br />
werken aan de groote zaak, die ons is toevertrouwd. Laat ons<br />
ook hierin st<strong>ee</strong>ds gedachtig zijn aan de hoogepriesterlijke bede<br />
van onzen Heiland: „Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij,<br />
Va<strong>der</strong>, in Mij, en ik in U, dat ook zij in Ons één zijn, opdat<br />
de wereld geloove, dat Gij Mij gezonden hebt/' Tw<strong>ee</strong>spalt<br />
on<strong>der</strong> ons doet te kort aan de <strong>ee</strong>re van onzen Heiland en<br />
sterkt de wereld in hare vijandschap.<br />
Dat die <strong>ee</strong>nheid on<strong>der</strong> de Hoogl<strong>ee</strong>raren bewaard moge blijven,<br />
hoop ik ook met het oog op de colleges van Directeuren en<br />
Curatoren. <strong>De</strong> geschiedenis h<strong>ee</strong>ft ons gel<strong>ee</strong>rd, dat verschillen<br />
on<strong>der</strong> de professoren zoo licht hunne nawerking doen gevoelen<br />
in an<strong>der</strong>e colleges.
37<br />
Een hartelijk woord van dank zij op dezen dag gebracht aan<br />
de Directeuren onzer Ver<strong>ee</strong>niging, aan hen die ons in vorige<br />
jaren hebben gediend met hunne gaven, hunnen tijd en hunne<br />
zorg, en aan hen die thans nog het bestuur met zoov<strong>ee</strong>l trouw<br />
en toewijding uitoefenen, uit liefde voor het Hooger on<strong>der</strong>wijs<br />
over<strong>ee</strong>nkomstig Gods Woord. Wij kunnen u niet danken dan<br />
met ons woord en an<strong>der</strong>en dank dan erkenning verlangt gij<br />
niet; maar de H<strong>ee</strong>re geve u loon voor uwen arbeid in het<br />
bewustzijn, dat gij in deze zaak niet menschen dient, maar<br />
Hem, „die haastiglijk komt, en wiens loon met Hem is, om <strong>ee</strong>n<br />
iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn." (Openb. 22 : 12).<br />
Een hartelijk woord van dank komt niet min<strong>der</strong> toe, ook uit<br />
deze verga<strong>der</strong>ing, aan de Curatoren onzer Hoogeschool. Wij,<br />
Hoogl<strong>ee</strong>raren, weten het hoe moeilijk het valt Curatoren te vin<br />
den, die de zorg voor onze Universiteit, wat het wetenschappe<br />
lijke d<strong>ee</strong>l betreft, op zich kunnen en willen nemen. <strong>De</strong>s te m<strong>ee</strong>r<br />
komt <strong>ee</strong>re en dank toe aan hen, die in vroegeren tijd die taak<br />
op zich hebben genomen, en aan hen, die haar thans nog ver<br />
vullen. Geve de H<strong>ee</strong>re u kracht en bekwaamheid, om trots alle<br />
bezwaren, st<strong>ee</strong>ds voort te gaan en niet te vertragen. Hij zegene<br />
uwen arbeid en geve u de voldoening dat door uwe zorg onze<br />
Hoogeschool st<strong>ee</strong>ds toeneme in innerlijke kracht en langzaam<br />
maar zeker den vollen wasdom bereike. Ik w<strong>ee</strong>t het, wann<strong>ee</strong>r<br />
dat mag geschieden, dan zult Gij g<strong>ee</strong>n m<strong>ee</strong>r<strong>der</strong>e voldoening<br />
wenschen voor het offer van tijd en moeite, dat gij thans ge-<br />
williglijk brengt.<br />
En gij, leden en begunstigers onzer Ver<strong>ee</strong>niging, ontvangt<br />
ook gij op dezen f<strong>ee</strong>stdag onzen warmen dank voor alles wat<br />
gij doet in 't belang van het Christelijk Hooger on<strong>der</strong>wijs. Gij<br />
offert uwe gaven, groot of klein. En dat is r<strong>ee</strong>ds v<strong>ee</strong>l. <strong>De</strong><br />
m<strong>ee</strong>sten uwer hebben noch voor zichzelven, noch voor hunne<br />
kin<strong>der</strong>en, rechtstr<strong>ee</strong>ksch belang bij den bloei onzer Universiteit.<br />
Gij g<strong>ee</strong>ft uw geld, dikwijls met zwaren arbeid verdiend, voor
38<br />
<strong>ee</strong>ne zaak, die naar uw overtuiging door God gewild is. En<br />
alzoo dient gij daarin niet menschen, maar Hem.<br />
't Is waar, wij zijn nog klein, en het verwon<strong>der</strong>t ons niet dat<br />
er van de zijde van hen, die onze beginselen niet kennen en<br />
ons doel niet verstaan, bew<strong>ee</strong>rd wordt dat wij het nooit tot<br />
<strong>ee</strong>ne betrekkelijk volledige Gereform<strong>ee</strong>rde Universiteit zullen<br />
brengen. Ik acht dat echter wel mogelijk; maar of het geschie<br />
den zal, dat w<strong>ee</strong>t all<strong>ee</strong>n Hij, die de toekomst kent. Maar wat<br />
de geldmiddelen betreft, kan er door ver<strong>ee</strong>nigde krachten v<strong>ee</strong>l<br />
tot stand worden gebracht. Wann<strong>ee</strong>r allen, die onze beginselen<br />
belijden, doen wat zij kunnen voor deze zaak, de rijkeren m<strong>ee</strong>r,<br />
de onbemiddelden min<strong>der</strong>, dan is het z<strong>ee</strong>r wel mogelijk <strong>ee</strong>ne<br />
Universiteit te on<strong>der</strong>houden; waarom zouden de Gereform<strong>ee</strong>rden<br />
over het geh<strong>ee</strong>le land niet kunnen wat de burgerlijke gem<strong>ee</strong>nte<br />
Amsterdam doet? Indien er slechts de <strong>ee</strong>ndrachtige wil is. Laat<br />
daarom ie<strong>der</strong> onzer, 't zij hij lid of begunstiger is, ijverig en<br />
getrouw propagandist zijn voor onze Ver<strong>ee</strong>niging, om al wie<br />
van Gereform<strong>ee</strong>rde belijdenis is tot medewerking te bewegen;<br />
dat zal de beste vergelding zijn aan onze bestrij<strong>der</strong>s voor al<br />
den smaad en hoon, waarmede zij ons en bovenal des H<strong>ee</strong>ren<br />
Naam hebben bejegend.<br />
Maar uwe gaven all<strong>ee</strong>n, M. H., hoe noodig ook, zijn niet<br />
genoeg. Gij g<strong>ee</strong>ft ons m<strong>ee</strong>r door uwen zedelijken steun. Eene<br />
Universiteit, als de onze, kan van geld all<strong>ee</strong>n niet leven; zij<br />
moet gedragen worden door hen die hare beginselen belijden;<br />
hunne sympathie, hun geloof, hun gebed kunnen wij niet ont<br />
beren. En de waarheid dan, waarnaar gij op het gebied <strong>der</strong><br />
wetenschap wilt streven, is die afhankelijk van de sympathie,<br />
den zcdelijken steun van <strong>ee</strong>n bepaalden kring van menschen,<br />
en dat niet <strong>ee</strong>ns wetenschappelijke menschen ? zoo hoor ik r<strong>ee</strong>ds<br />
<strong>ee</strong>nen tegenstan<strong>der</strong> vragen. Ja, antwoord ik, voor zoover die<br />
kring van menschen „<strong>ee</strong>n even kostbaar geloof met ons verkre<br />
gen hebben." „Om de waarheid te zoeken, moet men onafhan-
39<br />
kelijk, geh<strong>ee</strong>l en al onafhankelijk zijn. Wann<strong>ee</strong>r wij willen han<br />
delen, daarentegen, wann<strong>ee</strong>r wij sterk willen zijn, dan moeten<br />
wij ver<strong>ee</strong>nigd wezen", zegt <strong>ee</strong>n Fransch gel<strong>ee</strong>rde x<br />
) dezer dagen.<br />
Maar de waarheid zoeken is ook handelen, antwoord ik; de<br />
waarheid is niet iets voor <strong>ee</strong>n individu all<strong>ee</strong>n: zij is individu<strong>ee</strong>l,<br />
maar zij is ook gem<strong>ee</strong>nschappelijk; zij is subjectief, maar zij is<br />
ook objectief. Wie uit de waarheid is die hoort de stem <strong>der</strong><br />
waarheid. En de waarheid op zedelijk en op wetenschappelijk<br />
gebied zijn in den grond één, daar zij dien grond hebben in<br />
het wezen en den wil van God. Ik kan deze stellingen hier<br />
niet na<strong>der</strong> toelichten.<br />
Maar dit staat voor ons allen vast: wat waar is in de weten<br />
schap, moet het ten slotte ook zijn voor het geloof, en wat wij<br />
als geloofswaarheden belijden staat niet buiten het gebied <strong>der</strong><br />
wetenschap.<br />
Een <strong>der</strong> scherpzinnigste en wijsg<strong>ee</strong>rigste on<strong>der</strong> de Fransche<br />
wis- en natuurkundigen van onzen tijd, van wien ik zooeven<br />
r<strong>ee</strong>ds <strong>ee</strong>n woord aanhaalde, gaf onlangs <strong>ee</strong>n boek uit over<br />
„de waarde <strong>der</strong> wetenschap", dat aldus eindigt: „Al wat g<strong>ee</strong>n<br />
gedachte is, is het zuivere niets; omdat wij slechts de gedachte<br />
kunnen denken en alle woorden, waarover wij beschikken om<br />
over de dingen te spreken, all<strong>ee</strong>n gedachten kunnen uitdrukken;<br />
te zeggen dat er iets an<strong>der</strong>s is dan de gedachte, is dus <strong>ee</strong>ne<br />
bewering die g<strong>ee</strong>n zin kan hebben."<br />
„En toch — <strong>ee</strong>ne vr<strong>ee</strong>mde tegenstrijdigheid voor hen die<br />
gelooven aan den tijd — de geschiedenis, die de geologie ons<br />
l<strong>ee</strong>rt kennen, toont ons dat het leven slechts <strong>ee</strong>ne korte episode<br />
is tusschen tw<strong>ee</strong> <strong>ee</strong>uwigheden van dood, en dat, zelfs in deze<br />
episode, de bewuste gedachte slechts h<strong>ee</strong>ft geduurd en zal<br />
duren <strong>ee</strong>n enkel oogenblik. <strong>De</strong> gedachte is slechts <strong>ee</strong>n bliksem<br />
straal te midden van <strong>ee</strong>n langen nacht."<br />
') H. POINCARÉ. La Valeur de La Science, bldz. 2.
40<br />
„Maar deze bliksemstraal is alles." i)<br />
Troosteloos maar noodzakelijk resultaat van <strong>ee</strong>ne wetenschap<br />
zon<strong>der</strong> God!<br />
Maar de wetenschap Gods zegt: „In het Woord was het<br />
leven en het leven was het licht des menschen. En het licht<br />
schijnt in de duisternis en de duisternis h<strong>ee</strong>ft het niet begrepen."<br />
„Alle dingen zijn door het Woord gemaakt." „Dit was het<br />
waarachtige licht, hetwelk verlicht <strong>ee</strong>n iegelijk mensch, komende<br />
in de wereld." (Joh. 1:4, 5, 3, 9.)<br />
Daarin ligt de waarde van onze wetenschap, dat zij ons niet<br />
is <strong>ee</strong>n flikkering van licht tusschen tw<strong>ee</strong> <strong>ee</strong>uwigheden van<br />
duisternis, maar <strong>ee</strong>n licht uit Hem, die gezegd h<strong>ee</strong>ft: „<strong>De</strong><br />
H<strong>ee</strong>re zal u wezen tot <strong>ee</strong>n <strong>ee</strong>uwig licht." (Jes. 60: 19.)<br />
IK HEB GEZEGD.<br />
') H. POINCARÉ, o. 1. bldz. 276: „Tout ce qui n'est pas pensée est le pur néant;<br />
puisque nous ne pouvons penser que la pensée et que tous les mots dont nous<br />
disposons pour parler des choses ne peuvent exprimer que des pensées; dire qu'il<br />
y a autre chose que la pensée, c'est donc une affirmation qui ne peut avoir de sens.<br />
Et cependant — étrange contradiction pour ceux qui croient au temps — l'histoire<br />
géologique nous montre que la vie n'est qu' un court épisode entre deux éternités<br />
de mort, et que, dans cet épisode même, la pensée consciente n'a duré et ne durera<br />
qu'un moment. La pensée n'est qu'un éclair au milieu d'une longue nuit."<br />
„Mais c'est cet éclair qui est tout."<br />
(
BIJLAGE.<br />
Rectorale Oraties.<br />
KUYPER, (Dr. A.), Souvereiniteit in eigen kring. Rede ter inwijding<br />
van de Vrije Universiteit, den 20 8teu October 1880 gehouden, in<br />
het Koor <strong>der</strong> Nieuwe Kerk te Amsterdam. 4°., 44 blz. Amsterdam,<br />
J. H. Kruyt, 1880.<br />
KUYPER, (Dr. A.), <strong>De</strong> Hedendaagsche Schriftcritiek in haar bedenkelijke<br />
strekking voor de gem<strong>ee</strong>nte des levenden Gods. Rede bij het<br />
overdragen van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, gehouden den<br />
20ten October 1881, gr. 8°., 64 blz. Amsterdam, ƒ H. Kruyt, 1881.<br />
RUTGERS, (Dr. F. L.)| Het Kerkverband <strong>der</strong> Ne<strong>der</strong>landsche Gereform<strong>ee</strong>rde<br />
Kerken, gelijk dat gekend wordt uit de handelingen van den Amsterdamschen<br />
Kerkeraad in den aanvang <strong>der</strong> 17 de<br />
<strong>ee</strong>uw. Rede, gehouden<br />
bij het overdragen van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, den<br />
20sten October 1882. 8°., 192 blz. Amsterdam, / // Kruyt, 1882.<br />
HOEDEMAKER, (Dr. PH. J.), <strong>De</strong> herleving <strong>der</strong> Gereform<strong>ee</strong>rde Beginselen<br />
in hare bet<strong>ee</strong>kenis voor de kerk, de prediking, de katecheze, het<br />
diakonaat en de zending. Redevoering bij de overdracht van het<br />
Rectoraat aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, uitgesproken den<br />
20sten October 1883. 8°., 51 blz. Amsterdam, B. van <strong>der</strong> Land, 1883.<br />
FABIUS, (Mr. D. P. D.), Beschouwingen over het Huwelijk, inzon<strong>der</strong>heid<br />
met betrekking tot de persoonlijke verhouding <strong>der</strong> echtgenooten<br />
on<strong>der</strong>ling. Rede, gehouden bij het overdragen van het Rectoraat<br />
<strong>der</strong> Vrije Universiteit, den 20 8ten October 1884, gr. 8°., 95 blz. Amsterdam,<br />
ƒ H. Kruyt, 1884.<br />
DILLOO, (F. W. J.), <strong>De</strong> Moe<strong>der</strong>taal van onzen H<strong>ee</strong>re Jezus Christus en<br />
van zijne Apostelen. Rede, gehouden bij het overdragen van het<br />
Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, den 20 8ten October 1885. 8°., 70 blz.<br />
Amsterdam, Sche/fer en Co., 1885.
42<br />
WOLTJER, (Dr. J.), Overlevering en Kritiek. Rede, gehouden bij het<br />
overdragen van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, den 20 8teu<br />
October 1886. Met <strong>ee</strong>ne Bijlage betreffende de Verisimilia van A.<br />
Pierson en S. A. Naber. 8°., 62 blz. Amsterdam, J. A. Wormser, 1886.<br />
LOHMAN, (Jhr. Mr. A. F. DE SAVORNIN), <strong>De</strong> Hoogste Vrijheid. Rede,<br />
gehouden bij het overdragen van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit,<br />
den 20 8ten<br />
Oct. 1887. 8°., 52 blz. Amsterd., ƒ A. Wormser, 1887.<br />
KUYPER, (Dr. A.), Het Calvinisme en de Kunst. Rede bij de overdracht<br />
van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit op 20 October 1888.<br />
gr. a, 0<br />
., 87 blz. Amsterdam, J. A. Wormser, 1888.<br />
RUTGERS, (Dr. F. L.), <strong>De</strong> geldigheid van de oude Kerkenordening <strong>der</strong><br />
Ne<strong>der</strong>landsche Gereform<strong>ee</strong>rde Kerken. Rede, gehouden bij de overdracht<br />
van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, den 21 8ten<br />
Oct. 1889.<br />
8°., 106 blz. Amsterdam, / A. Wormser, 1890.<br />
FABIUS, (Mr. D. P. D.), Mozaïsch en Romeinsch Recht. Eene vergelijkende<br />
Rechtsstudie. Rede, gehouden bij de overdracht van het<br />
Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, den 20 8ten<br />
October 1890. 8°., 87 blz.<br />
Amsterdam, J. A. Wormser, 1890.<br />
WOLTJER, (Dr. J.), <strong>De</strong> Wetenschap van den Logos. Rede bij de overdracht<br />
van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit te Amsterdam, op<br />
20 October 1891. 8°., 61 blz. Amsterdam, J. A. Wormser, 1891.<br />
KUYPER, (Dr. A.), <strong>De</strong> verflauwing <strong>der</strong> grenzen. Rede bij de overdracht<br />
van het Rectoraat aan de Vrije Universiteit, op 20 October 1892<br />
gehouden, gr. 8°., 99 blz. Amsterdam, J. A. Wormser, 1892.<br />
LOHMAN (Jhr. Mr. A. F. DE SAVORNIN), Volk en Overheid. Rede bij<br />
de overdracht van het Rectoraat aan de Vrije Universiteit op<br />
20 October 1893. 8°., 63 blz. 's Gravenhage, C. Blommendaal, 1893.<br />
RUTGERS, (Dr. F. L.), Het Kerkrecht, in zoover het de Kerk met het<br />
Recht in verband brengt. Rede, gehouden bij de overdracht van<br />
het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, den 20 8ten<br />
October 1894.<br />
8°., 44 blz. Amsterdam, J. A. Wormser, 1894.<br />
FABIUS, (Mr. D. P. D.), Zonde en Recht. Rede, gehouden bij het<br />
overdragen van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, den 21 sten<br />
October 1895. 8°., 90 blz. Leiden, D. Donner, 1895.<br />
WOLTJER, (Dr. J.), Ideëel en Reëel. Rede bij de overdracht van het<br />
Rectoraat aan de Vrije Universiteit, op 20 October 1896 gehouden.<br />
8°., 79 blz. Amsterdam, N. V. Boekhandel, voorh<strong>ee</strong>n Höveker en<br />
Wormser, 1896.<br />
(
43<br />
GEESINK, (Dr. W.), <strong>De</strong> Ethiek in de Gereform<strong>ee</strong>rde Theologie. Rede<br />
bij de overdracht van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit te Amsterdam<br />
op 20 October 1897. 8°., 86 blz. Amsterdam, W. Kirchner, 1897.<br />
RUTGERS, (Dr. F. L.), Calvijns invloed op de Reformatie in de Ne<strong>der</strong>landen,<br />
voor zoov<strong>ee</strong>l die door hemzelven is uitgeoefend. 8°., 236<br />
blz. Leiden, D. Donner, 1899. — 2« druk 8°, 250 blz. 1901.<br />
KUYPER, L. L. D. (Dr. A.), Evolutie. Rede, bij de overdracht van het<br />
Rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 October 1899 gehouden,<br />
gr. 8°., 56 blz. Amsterdam—Pretoria, Boekhandel voorh<strong>ee</strong>n Höveker<br />
en IVormser, 1899.<br />
FABIUS, (Mr. D. P. D.), Schuld en Straf. Rede, gehouden bij het overdragen<br />
van het Rectoraat <strong>der</strong> Vrije Universiteit, den 20 8ten<br />
October<br />
1900. 8°., 120 blz. Leiden, D. Donner, 1900.<br />
WOLTJER, (Dr. J.), Beginsel en Norm in de Literatuur. Rede bij de<br />
overdracht van het Rectoraat aan de Vrije Universiteit, op 28 October<br />
1901 gehouden. 8°., 40 blz. Leiden, D. Donner, 1901.<br />
GEESINK, (Dr. VV.), <strong>De</strong> Ethiek van het Darwinisme. Nog niet verschenen.<br />
KUYPER, (Dr. H. H.), Evolutie of Revelatie. Rede bij de overdracht<br />
van het Rectoraat aan de Vrije Universiteit, op 20 October 1903<br />
gehouden. 8°., 131 blz. Amsterdam—Pretoria, Boekhandel voorh<strong>ee</strong>n<br />
Höveker en IVormser, z. j.<br />
BAVINCK, (Dr. H.). Christelijke Wereldbeschouwing. Rede bij de overdracht<br />
van het Rectoraat aan de Vrije Universiteit te Amsterdam,<br />
op 20 October 1904 gehouden. 8°., 101 blz. Kampen, / H. Bos, 1904.<br />
Inaugur<strong>ee</strong>le Oraties.<br />
HOEDEMAKER, (Dr. PH. J.), Wijdingsrede bij de opening <strong>der</strong> Vrije<br />
LTniversiteit op Gereform<strong>ee</strong>rden grondslag. Uitgesproken den 19 den<br />
October 1880 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. 8°., 36 blz. Amsterdam,<br />
Höveker en Zoon, 1880.<br />
FABIUS, (Mr. D. P. D.), Het goddelijk karakter van het Recht. Rede,<br />
uitgesproken op 21 October 1880, ter inwijding van den l<strong>ee</strong>rstoel
44<br />
in het Staatsrecht, de Rechtswijsbeg<strong>ee</strong>rte en het Canonieke Recht<br />
aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. 8°., 44 blz. Amsterdam,<br />
/ H. Kruyt, 1880.<br />
HOEDEMAKER, (Dr. PH. J.), <strong>De</strong> verhouding <strong>der</strong> Ethiek tot de Dogmatiek<br />
en de Practijk <strong>der</strong> Godzaligheid. Ter opening van de lessen aan<br />
de Vrije Universiteit. 8°., 75 blz. Amsterdam, Höveker en Zoon, 1881.<br />
WOLTJER, (Dr. J.), Oratio de summi philologi imagine cuique philologiae<br />
studioso spectanda. 8°., 24 blz. Groningae apud J. B. Wolters,<br />
1881.<br />
LOHMAN (Jhr. Mr. A. F. DE SAVORNIN), Over het Hoogste Gezag.<br />
Redevoering bij de aanvaarding van het professoraat aan de Vrije<br />
Universiteit te Amsterdam, uitgesproken den 6 DEN<br />
Juni 1884. 8°.,<br />
40 blz. Utrecht, Kemink en Zoon, 1884.<br />
HARTOG, (Dr. A. H. DE), Het Doel en de Inrichting <strong>der</strong> Hospitién.<br />
Rede, gehouden bij de inwijding van hel Hospitium <strong>der</strong> Vrije Universiteit<br />
te Amsterdam, op den 29 8TEN<br />
Januari 1885. 8°., 51 blz. Rotterdam,<br />
J. H. Dunk, 1885.<br />
GEESINK, (Dr. W.), <strong>De</strong> Bet<strong>ee</strong>kenis van het l<strong>ee</strong>rstuk <strong>der</strong> oorspronkelijke<br />
gerechtigheid voor de Godgel<strong>ee</strong>rde Zedekunde. Rede bij de aanvaarding<br />
van het ambt van Buitengewoon Hoogl<strong>ee</strong>raar aan de Vrije<br />
Universiteit, op den 19 DEN<br />
September 1890 uitgesproken. 8°., 39 blz.<br />
Amsterdam, J. A. Wormser, 1890.<br />
LOHMAN AZN., (Jhr. Mr. W, H. DE SAVORNIN). <strong>De</strong> verhouding tusschen<br />
het Recht, den Staat en de Overheid. Rede bij de aanvaarding van<br />
het ambt van Buitengewoon Hoogl<strong>ee</strong>raar aan de Vrije Universiteit<br />
van Amsterdam, op den 3 DEN<br />
November 1890 uitgesproken. 8°.,<br />
47 blz. Amsterdam, / A. Wormser, 1890.<br />
KUYPER, (Dr. H. H.), Het Gereform<strong>ee</strong>rde Beginsel en de Kerkgeschiedenis.<br />
Rede, gehouden bij de aanvaarding van het Hoogl<strong>ee</strong>raarsambt<br />
in de Theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, op<br />
Vrijdag 26 Januari 1900. 8°., 57 blz. Leiden, D. Donner, 1900.<br />
BAVINCK, (Dr. H.), Godsdienst en Godgel<strong>ee</strong>rdheid. Rede, gehouden<br />
bij de aanvaarding van het Hoogl<strong>ee</strong>raarsambt in de Theologie aan<br />
de Vrije Universiteit te Amsterdam, op Woensdag 17 <strong>De</strong>cember 1902.<br />
8°., 68 blz. Wageningen, Naamlooze Vennootschap »Vada", 1902.<br />
BIESTERVELD, (P.), Het Object <strong>der</strong> Ambtelijke Vakken. Rede, gehouden<br />
bij de aanvaarding van het Hoogl<strong>ee</strong>raarsambt in de Theologie
45<br />
aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, op Don<strong>der</strong>dag 18 <strong>De</strong>c. 1902.<br />
8°., 62 blz. Wageningen, Naaml. Vennootschap „Vada", 1902.<br />
GELDEREN. (Dr. C. VAN), Het Principium Theologiae in zijne bet<strong>ee</strong>kenis<br />
voor de Archaeologia Sacra. Openbare Les, gehouden den<br />
22 8ten<br />
September 1904 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.<br />
8°., 30 blz. Wageningen, Ne<strong>der</strong>bragt en Co., voorh<strong>ee</strong>n „Vada", z. j.<br />
WOLTJER, (Dr. R. H.), Het mystiek-religieuze element in de Grieksche<br />
philologie. Rede, gehouden bij de aanvaarding van het ambt van<br />
Hoogl<strong>ee</strong>raar in de faculteit <strong>der</strong> Letteren en Wijsbeg<strong>ee</strong>rte aan de<br />
Vrije Universiteit te Amsterdam, op Vrijdag 23 September 1904.<br />
8°., 48 blz. Leiden, D. Donner, 1905.<br />
ANEMA, (Mr. ANNE), <strong>De</strong> Positie van het Privaatrecht in onzen Tijd.<br />
Rede, gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogl<strong>ee</strong>raar<br />
in de faculteit <strong>der</strong> Rechtsgel<strong>ee</strong>rdheid aan de Vrije Universiteit te<br />
Amsterdam, op Vrijdag den 28 8ten<br />
Oct. 1904. 8°., 45 blz. Wageningen,<br />
Ne<strong>der</strong>bragt en Co., voorh<strong>ee</strong>n „Vada", 1904.<br />
DIEPENHORST, (Mr. P. A.). <strong>De</strong> Klassieke school in de Economie. Rede,<br />
gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogl<strong>ee</strong>raar in de<br />
Economie en de Statistiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.<br />
8°., 66 blz. Amsterdam, ff. A. van Bottenburg, 1904.<br />
GELDEREN, (Dr. C. VAN), Israélietische Oudheidkunde en Archaeologia<br />
Sacra. Rede, gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogl<strong>ee</strong>raar<br />
in de Semietische Talen en Letteren aan de Vrije Universiteit<br />
te Amsterdam, op Don<strong>der</strong>dag 4 Mei 1905. 8"., 48 blz. Wageningen,<br />
Ne<strong>der</strong>bragt en Co., 1905.<br />
Dissertaties.<br />
LOHMAN (WITIUS HENDRIK DE SAVORNIN), <strong>De</strong> Kerkgebouwen van de<br />
Gereform<strong>ee</strong>rde (Hervormde) Kerk in Ne<strong>der</strong>land. Akademisch Proefschrift<br />
ter verkrijging van den graad van Doctor in de Rechtsgel<strong>ee</strong>rdheid,<br />
in het openbaar te verdedigen op Vrijdag 27 April 1888.<br />
8o., 246 blz. Amsterdam, ƒ A. Wormser, 1888.<br />
ESSER, (JOHANNES), L<strong>ee</strong>rdwang. Akademisch Proefschrift ter verkrijging<br />
van den graad van Doctor in de Rechtsgel<strong>ee</strong>rdheid... in het open-
46<br />
baar te verdedigen op Maandag 26 November 1888. 8°., 98 blz.<br />
Amsterdam, J. A. Wormser, 1888.<br />
KUYPER, (HERMAN HURER), <strong>De</strong> opleiding tot den Dienst des Woords<br />
bij de Gereform<strong>ee</strong>rden, I. — Academisch Proefschrift ter verkrijging<br />
van den graad van Doctor in de H. Godgel<strong>ee</strong>rdheid... in het openbaar<br />
te verdedigen op Dinsdag 6 Januari 1891. 8»., XVI en 639 blz.<br />
's Gravenhage, Mart. Nijhoff, 1891.<br />
FISCHER, (FRIEDERICH FRANZ CARL), <strong>De</strong> <strong>De</strong>o Aeschyleo. Disputatio<br />
Litteraria quam... pro gradu Doctoris summisque in pholosophia<br />
theoretica et litteris humanioribus honoribus ac privilegiis rite et<br />
legitime consequendis publico ac soliemni examini submittet. . . die<br />
XIX M. Octobris MDCCCLXXXXII. 8°., (X +) 160 pag. Amstelodami,<br />
apud J. A. Wormser, 1892.<br />
HONIG, (ANTHONIE GERRIT), Alexan<strong>der</strong> Comrie. Academisch Proefschrift<br />
ter verkrijging van den graad van Doctor in de H. Godgel<strong>ee</strong>rdheid,...<br />
in het openbaar te verdedigen op Woensdag 19 October<br />
1892. 8°., (X +) IV + 292 + LXIII (+ VIII) blz. Utrecht,<br />
H. Honig, 1892.<br />
ANUEL, (LIVINUS VAN), <strong>De</strong> Ind<strong>ee</strong>ling <strong>der</strong> strafbare feiten in Misdrijven<br />
en Overtredingen. Academisch Proefschrift ter verkrijging van den<br />
graad van Doctor in de Rechtsgel<strong>ee</strong>rdheid... in het openbaar te verdedigen<br />
op Vrijdag 15 Juni 1894. 8°., 115 blz. Leiden, D. Donner, 1894.<br />
BREEN, (JOHANNES CHRIS HAAN), Pieter Corneliszoon Hooft, als Schrijver<br />
<strong>der</strong> Ne<strong>der</strong>landsche Historiën. Academisch Proefschrift, ter verkrijging<br />
van den graad van Doctor in de Wijsbeg<strong>ee</strong>rte en Letteren...<br />
in het openbaar te verdedigen op Woensdag 20 Juni 1894. 8°.,<br />
VIII+ 317 blz. Amsterdam. / A. Wormser, 1894.<br />
SCHOKKING, (JAN), Historisch-Juridische Schets van de Wet van den<br />
10 den<br />
September 1853, tot regeling van het toezicht op de on<strong>der</strong>scheidene<br />
Kerkgenootschappen. (Staatsblad N°. 102). Proefschrift ter<br />
verkrijging van den graad van Doctor in de Rechtswetenschap ...<br />
in het openbaar te verdedigen op Vrijdag 22 Juni 1894. 8°., III<br />
+ 378 blz. Leiden, D. A. Daamen, 1894.<br />
HANIA PZN., (JAN), Wernerus Helmichius. Academisch Proefschrift ter<br />
verkrijging van den graad van Doctor in de H. Godgel<strong>ee</strong>rdheid...<br />
in het openbaar te verdedigen op Vrijdag 27 September 1895. 8°.,<br />
(X +) IV + 320 + LXXVI (+ VIII) blz. Utrecht, H. Honig, 1895.
47<br />
KRAMER, (G.), Het verband van Doop en We<strong>der</strong>geboorte. Nagelaten<br />
Dogmenhistorische Studie. Met <strong>ee</strong>n inleidend woord van Dr. A.<br />
Kuyper. 8 U<br />
., 362 blz. Breukelen, Uitgeversmaatschappij ,,<strong>De</strong> Vecht",<br />
Dir. A. G. D. Gerritsen, 1897.<br />
HOVY, (HENDRIK WILLEM), Burgem<strong>ee</strong>stersbenoeming. Academisch Proef<br />
schrift ter verkrijging van den graad van Doctor in de Rechtsweten<br />
schap ... in het openbaar te verdedigen op Vrijdag 11 Maart 1898.<br />
8°., 212 (+ VII) blz. Amsterdam— Pretoria, Boekh. voorh<strong>ee</strong>n Höveker<br />
en Wormser, 1898.<br />
WIJMINGA (PIELER JANSZN.), Festus Hommius. Academisch Proefschrift<br />
ter verkrijging van den graad van Doctor in de H. Godgel<strong>ee</strong>rd<br />
heid... in het openbaar te verdedigen op Vrijdag 3 Maart 1899.<br />
8°., (XII +) II + 409 + XLV blz. Met portret. Leiden, D. Donner, 1899.<br />
VRIES, (TIEMEN DE), Overheid en Zondagsviering. Academisch Proef<br />
schrift ter verkrijging van den graad van Doctor in de Rechtsge<br />
l<strong>ee</strong>rdheid... in het openbaar te verdedigen op Zaterdag 10 Juni<br />
1899. 8°., XVI-f 708 blz. Leiden, A. W. Sijthoff, z. j.<br />
KUYPER JR., (ABRAHAM), Johannes Maccovius. Academisch Proefschrift<br />
ter verkrijging van den graad van Doctor in de Heilige Godgel<strong>ee</strong>rd<br />
heid... in het openbaar te verdedigen op Vrijdag 23 Juni 1899.<br />
8°., (XVI +) III + 401 + XXIII blz. Leiden, D. Donner, 1899.<br />
CALKOEN, (A. J. L. VAN BEECK), Uitzetting van vr<strong>ee</strong>mdelingen in ver<br />
band met het Volkenrecht. Proefschrift ter verkrijging van den<br />
graad van Doctor in de Rechtswetenschap... in het openbaar te<br />
verdedigen op Woensdag 30 October 1901. 8°., 108 blz. Utrecht,<br />
P. den Boer, 1901.<br />
FLIPSE, (HENDRICUS JOANNES), <strong>De</strong> Vocis quae est Aoyog significatione<br />
atque usu. Disputatio Litteraria quam... pro gradu Doctoris sum-<br />
misque in philosophia theoretica et litteris humanioribus honoribus<br />
ac privilegiis rite et legitime consequendis publico ac sollemni exa-<br />
mini submittet... Die XXIII M. Mai MDCCCCII. 8°., (X+) 106 p.<br />
Lugduni Batavorum apud D. Donner, 1902.<br />
VALK, (JACOB VAN DER), <strong>De</strong> Lucretiano Carmine a poeta perfecto<br />
atque absoluto. Disputatio Litteraria quam... pro gradu Doctoris<br />
summisque in philosophia theoretica et litteris humanioribus hono<br />
ribus ac privilegiis rite et legitime consequendis publico ac sollemni<br />
examini submittet... Die VII M. Julii MDCCCCII. 8°., VIII-f-171 p.<br />
Campis apud Ph. Zalsman, MCMII.
48<br />
JONG, (ALBERTUS DE), Geschiedenis en Begrip van Gratie. Academisch<br />
Proefschrift, ter verkrijging van den graad van Doctor in de Rechts<br />
gel<strong>ee</strong>rdheid. ... in het openbaar te verdedigen op Zaterdag 25 Oc-<br />
tober 1902. 8°., XVI -f- 172 blz. Rotterdam, T. de Vries Dzn., 1902.<br />
ESSER (JOHANNES Jus rus), <strong>De</strong> Pauperum Cura apud Romanus. Dispu-<br />
tatio Litteraria quam . .. pro gradu Doctoris summisque in philo-<br />
sophia theoretica et litteris humanioribus honoribus ac privilegiis<br />
rite et legitime consequendis publico ac sollemni examini submit-<br />
tet... Die XIX M. <strong>De</strong>cembris MDCCCCII, 8°., X-f-300 p. Campis,<br />
apud Ph. Zalsman, MDCCCCII.<br />
Toir, (J. D. DU), Het Methodisme. Academisch Proefschrift ter ver<br />
krijging van den graad van doctor in de H. Godgel<strong>ee</strong>rdheid, in<br />
het openbaar te verdedigen op Don<strong>der</strong>dag 23 April 1903. 8°., IX<br />
en 180 blz. Amsterdam, Höveker en Wormser (z. j.).<br />
MOOR (JOHANNES CORNELIS DE), <strong>De</strong> Proph<strong>ee</strong>t Maleachi. Bijzon<strong>der</strong>e<br />
Canoniek en Exegese. Academisch Proefschrift ter verkrijging van<br />
den graad van Doctor in de H. Godgel<strong>ee</strong>rdheid ... in het openbaar<br />
te verdedigen op Vrijdag 16 October 1903. 8°., XVI-f-184<br />
(-f-8) blz. Amsterdam, Kirberger en Kesper, 1903.<br />
GREYDANUS, (S. KZ ), Menschwording en Verne<strong>der</strong>ing. Hist.-Crit. Studie.<br />
Grieksche Auteurs van de „Patres Apostolici" tot het Concilie<br />
van Chalcedon (451). Academisch Proefschrift ter verkrijging van<br />
den graad van Doctor in de H. Godgel<strong>ee</strong>rdheid ... in het open<br />
baar te verdedigen op Vrijdag 20 November 1903. 8°., XXVII +<br />
257 -4- VII blz. Wageningen, Naamlooze Vennootschap Drukkerij<br />
„Vada", Directeur: Johan A. Ne<strong>der</strong>bragl, 1903.<br />
WOLTJER (ROBERT HERMAN), <strong>De</strong> Platone Prae-Socraticorum Philoso-<br />
phorum existimatore et iudice. Disputatio Litteraria quam ... pro<br />
gradu Doctoris summisque in philosophia theoretica et literis huma<br />
nioribus honoribus ac privilegiis rite et legitime consequendis<br />
publico ac sollemni examini submittet . . . Die XXIIII M. Martii<br />
MCMIV. 8°., (XII -f-) 219 p. (pars prima). Lugduni Batavorum,<br />
apud E. J. Brill, MCMIV.<br />
DIEPENHORST (PIETER ARIE), Calvijn en de Economie. Academisch<br />
Proefschrift ter verkrijging van den graad van Doctor in de Rechts<br />
wetenschap ... in het openbaar te verdedigen op Maandag 4 Juli<br />
1904. 8°., (VIII-h) 336 + 7 blz. Wageningen, Naamlooze Vennoot<br />
schap Drukkerij „Vada", Directeur Johan A. Ne<strong>der</strong>bragt, 1904.
49<br />
ESSER (BERNARD JONATHAN), Zending en Polygamie. <strong>De</strong> gedragslijn<br />
<strong>der</strong> Christelijke Zending ten opzichte <strong>der</strong> v<strong>ee</strong>lwijverij historisch<br />
toegelicht. Academisch Proefschrift ter verkrijging van den graad<br />
van Doctor in de Heilige Godgel<strong>ee</strong>rdheid ... in het openbaar te<br />
verdedigen op Vrijdag 24 Februari 1905. 8°., (VIII -f-) 191 (+8) blz.<br />
Baarn, Hollandia Drukkerij, 1905.