Bijlage 6 Archeologisch vervolgonderzoek Centrumplan
Bijlage 6 Archeologisch vervolgonderzoek Centrumplan
Bijlage 6 Archeologisch vervolgonderzoek Centrumplan
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Colofon<br />
Projectnummer 29160611<br />
Auteur drs. P.A. van den Bos<br />
Redactie drs. S. Moerman<br />
Versie 1.1<br />
Status concept<br />
Autorisatie<br />
drs. B.A. Corver Senior Archeoloog 15-09-2011<br />
Goedkeuring<br />
Dhr. Th. Li Gemeente Hilvarenbeek<br />
Opdrachtgever AGEL adviseurs<br />
Dhr. C. Machielsen<br />
Postbus 4156<br />
4900 CD Oosterhout<br />
© IDDS Archeologie<br />
Noordwijk, september 2011<br />
ISSN 1879-3711<br />
Inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven<br />
Biestsestraat, Biest-Houtakker<br />
Gemeente Hilvarenbeek<br />
B&G rapport 1288<br />
Protocol 4003<br />
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.
SAMENVATTING:<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
In opdracht van AGEL adviseurs heeft archeologisch onderzoeksbureau IDDS Archeologie 27 juli en<br />
7 september 2011 een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd aan<br />
de Biestsestraat 38-42 in Biest-Houtakker, gemeente Hilvarenbeek.<br />
De aanleiding voor dit onderzoek is de benodigde bestemmingsplanwijziging voor de voorgenomen<br />
nieuwbouw in het kader van de ontwikkeling van het centrumplan voor de woonkern Biest-Houtakker.<br />
Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen zullen zorgen voor een bodemverstoring<br />
tot een nog onbekende diepte. Voor het archeologisch onderzoek wordt uitgegaan van een<br />
standaarddiepte van maximaal 2,0 m beneden maaiveld. Het vooronderzoek heeft aangetoond dat<br />
voor een gedeelte van het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt. Voor dat deel is<br />
een proefsleuvenonderzoek geadviseerd. De bevoegde overheid (gemeente Hilvarenbeek) is akkoord<br />
gegaan met het advies.<br />
Uit de tijdens het proefsleuvenonderzoek gedocumenteerde profielen kan worden opgemaakt dat in<br />
een groot deel van het plangebied de originele bodemopbouw is verdwenen. Alleen in profiel 2 van<br />
werkput 1 en profiel 5 van werkput 3 zijn nog lagen aanwezig die waarschijnlijk de resten zijn van<br />
oude bodemvorming (B-horizont). In alle ander profielen zijn deze lagen verdwenen door (sub)recente<br />
afgravingen. Een plaggendek (esdek) is nergens aangetroffen. Dit wijkt af met de bevindingen van het<br />
vooronderzoek, waarin wordt gesteld dat het huidige plangebied weinig of niet-vergraven zou zijn. Dit<br />
is waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat met een booronderzoek de locale differentiatie van de<br />
bodemopbouw maar met een beperkte nauwkeurigheid in beeld kan worden gebracht.<br />
Tijdens het proefsleuvenonderzoek is slechts één spoor gevonden. Het gaat hier om een drie en een<br />
halve meter brede sloot (spoor 1) in werkput 2 (bijlage 3). Aan de hand van het vondstmateriaal en<br />
het ontbreken van de sloot op historisch kaartmateriaal vanaf 1811, kan de sloot gedateerd worden<br />
tussen de 16 e en 18 e eeuw. Het ontbreken van sporen in werkputten 1 en 3 komt wel overeen met het<br />
historische kaartmateriaal (bijlage 4).<br />
Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan worden gesteld dat er geen sprake is van een<br />
archeologische vindplaats en dus ook niet van behoudenswaardige archeologische resten.<br />
Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek adviseert IDDS Archeologie geen<br />
archeologisch <strong>vervolgonderzoek</strong> voor het plangebied.
INHOUDSOPGAVE:<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4<br />
1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5<br />
1.1. Onderzoekskader .................................................................................................................... 5<br />
1.2. Doel- en vraagstellingen van het onderzoek .......................................................................... 5<br />
1.3. Ligging van het plangebied ..................................................................................................... 5<br />
2. VOORONDERZOEK ......................................................................................................................... 7<br />
3. WERKWIJZE .................................................................................................................................. 10<br />
4. RESULTATEN VAN HET VELDWERK .......................................................................................... 11<br />
4. RESULTATEN VAN HET VELDWERK .......................................................................................... 11<br />
4.1. Fysische geografie ................................................................................................................ 11<br />
4.2. Sporen ................................................................................................................................... 14<br />
4.3. Vondsten ............................................................................................................................... 14<br />
5. CONCLUSIE ................................................................................................................................... 16<br />
5.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen ........................................................................... 16<br />
6. AANBEVELINGEN ......................................................................................................................... 18<br />
6.1. Punt van aandacht ................................................................................................................ 18<br />
LITERATUUR EN KAARTEN ............................................................................................................. 19<br />
LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .................................................................................. 20<br />
BIJLAGEN<br />
1. Topografische kaart<br />
2. Overzichtskaart<br />
3. Allesporenkaart<br />
4. Allesporenkaart op kadasterkaar minuutplan van 1811-1838<br />
5. Determinatielijsten vondsten<br />
6. Periodentabel
Administratieve gegevens van het plangebied<br />
Toponiem Biestsestraat<br />
Onderzoeksmeldingsnummer 47669<br />
Plaats Biest-Houtakker<br />
Gemeente Hilvarenbeek<br />
Kadastrale aanduiding Hilvarenbeek, sectie B, percelen 1019, 1020, 1238,<br />
Provincie Noord-Brabant<br />
Coördinaten<br />
Centrum<br />
Hoekpunten<br />
Oppervlakte plangebied 2650 m 2<br />
1239, 1452 en 1453 ; sectie N, perceel 1167<br />
139.107/391.068<br />
139.135/391.023 (ZO)<br />
139.136/391.135 (NO)<br />
139.031/391.072 (NW)<br />
139.073/391.013 (ZW)<br />
Onderzoekskader bestemmingsplanwijziging<br />
Opdrachtgever AGEL adviseurs<br />
Contactpersoon: Dhr. C. Machielsen<br />
Postbus 4156<br />
4900 CD Oosterhout<br />
Tel: 016-2456481<br />
Uitvoerder IDDS Archeologie<br />
Contactpersoon: dhr. P.A. van den Bos<br />
Postbus 126<br />
2200 AC Noordwijk (ZH)<br />
Tel: 071-4028586<br />
E-mail: pvdbos@idds.nl<br />
Bevoegde overheid Gemeente Hilvarenbeek<br />
Contactpersoon: dhr. Th. Li<br />
Beheer en plaats van<br />
documentatie<br />
Postbus 3<br />
5080 AA Hilvarenbeek<br />
Tel: 013 - 505 8383<br />
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de<br />
provincie Noord-Brabant<br />
Uitvoeringsperiode onderzoek 27 juli en 7 september 2011<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
4
1. Inleiding<br />
1.1. Onderzoekskader<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
In opdracht van AGEL adviseurs heeft archeologisch onderzoeksbureau IDDS Archeologie 27 juli en<br />
7 september 2011 een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd aan<br />
de Biestsestraat 38-42 in Biest-Houtakker, gemeente Hilvarenbeek.<br />
De aanleiding voor dit onderzoek is de benodigde bestemmingsplanwijziging voor de voorgenomen<br />
nieuwbouw in het kader van de ontwikkeling van het centrumplan voor de woonkern Biest-Houtakker.<br />
Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen zullen zorgen voor een bodemverstoring<br />
tot een nog onbekende diepte. Hier wordt uitgegaan van een standaarddiepte van maximaal 2,0 m<br />
beneden maaiveld. Het vooronderzoek heeft aangetoond dat voor een gedeelte van het plangebied<br />
een hoge archeologische verwachting geldt. Voor dat deel is een proefsleuvenonderzoek<br />
geadviseerd. De bevoegde overheid (gemeente Hilvarenbeek) is akkoord gegaan met het advies.<br />
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2 (KNA;<br />
Centraal College van Deskundigen 2010) en conform het Programma van Eisen (PvE) dat voor dit<br />
onderzoek is opgesteld door IDDS Archeologie (Moerman 2011). Het veldwerk is uitgevoerd door drs.<br />
P.A. van den Bos (KNA-archeoloog en projectleider) en C. Kaal MA (veldtechnicus). De<br />
verantwoordelijke senior KNA-archeoloog voor het project is drs. B.A. Corver.<br />
Deze rapportage bevat de resultaten van het proefsleuvenonderzoek.<br />
1.2. Doel- en vraagstellingen van het onderzoek<br />
De doelstelling van het proefsleuvenonderzoek is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde<br />
archeologische verwachting, zoals geformuleerd in het bureauonderzoek. Aan de hand van het<br />
veldonderzoek wordt informatie verkregen omtrent de aanwezige archeologische waarden (aard,<br />
omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit). Vervolgens wordt een waardering<br />
van de archeologische waarden in het plangebied opgesteld.<br />
De vraagstelling is gericht op het inzicht verschaffen in de archeologische relicten in het plangebied.<br />
Bij afwezigheid van archeologische resten dient daarvoor een verklaring gegeven te worden.<br />
Om de doelstelling te realiseren dient op de volgende onderzoeksvragen een antwoord te worden<br />
gegeven:<br />
Wat is de aard, omvang, kwaliteit en het verloop van de archeologische sporen en<br />
sporenclusters?<br />
Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?<br />
Wat is de fasering van de vindplaats(-en)?<br />
Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of<br />
vondstcategorieën behoren zij?<br />
Uit welke periode dateren de eventuele sporen?<br />
Wanneer is/zijn de vindplaats(en) in onbruik geraakt?<br />
Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten?<br />
Indien geen of nauwelijks archeologische resten worden aangetroffen: wat is de reden hiervoor?<br />
Kan er een datering worden gegeven aan het ontstaan van het esdek? Zo ja, welke? Zo nee,<br />
waarom niet?<br />
1.3. Ligging van het plangebied<br />
De ligging van het onderzochte gebied, oftewel het plangebied, is weergegeven in bijlage 1. Het<br />
huidige plangebied is dat deel van het originele plangebied dat in het vooronderzoek een hoge<br />
archeologische waarde toegekend heeft gekregen. Het gaat hier om een gebied van 2650 m 2 en<br />
omvat de bebouwing van de Biestsestraat 34 en 38, 40 en 42 en achterliggend terrein te Biest-<br />
Houtakker. Het plangebied wordt in het zuiden begrensd door de Biestsestraat en in het oosten door<br />
5
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
een weg richting de bebouwing van Biestsestraat 34. In het noorden wordt het plangebied begrensd<br />
door akkers en in het noordoostelijke deel door weiland. In het westen grenst het plangebied aan de<br />
bebouwing en tuinen van Biestsestraat 44-48.<br />
De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in bijlage 2. Ten tijde van<br />
het veldonderzoek was het plangebied (figuur 1) in gebruik als voortuin (werkput 2), schoolplein<br />
(werkput 3) en grasland (werkput 1).<br />
Figuur 1: Foto’s van het landgebruik voorafgaand het proefsleuvenonderzoek van de verschillende<br />
werkputten. Linksboven de locatie van werkput 2, rechtsboven de locatie van werkput 3 en<br />
onder de locatie van werkput 1.<br />
6
2. Vooronderzoek<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
In opdracht van AGEL adviseurs uit Oosterhout heeft archeologisch onderzoeksbureau IDDS<br />
Archeologie in januari 2011 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend<br />
veldonderzoek (IVO) verkennende fase, door middel van boringen, uitgevoerd in het plangebied<br />
(Kramer de 2011). Dit onderzoek besloeg een totaal oppervlak van 8660 m 2 . Aan de hand van de<br />
resultaten van het vooronderzoek is in het oostelijk deel van het plangebied een kleiner deel (2650<br />
m 2 ) geselecteerd voor het <strong>vervolgonderzoek</strong> dat is beschreven in dit rapport. Hieronder zijn de<br />
resultaten van het vooronderzoek beknopt beschreven.<br />
Het plangebied ligt in het Nederlandse zuidelijke zandgebied (Berendsen 2005). Dit is een relatief<br />
vlak gebied dat in de ijstijd nooit door het landijs bedekt is geweest. Het gebied wordt gekenmerkt<br />
door het voorkomen van pleistoceen dekzand dat onder invloed van de wind hier is afgezet in de<br />
vorm van ruggen en vlaktes. Deze terreinvormen worden doorsneden door (beek)dalen.<br />
Het plangebied behoort op de geomorfologische kaart tot bebouwd gebied. Uit nabij gelegen<br />
onbebouwd gebied blijkt het plangebied te behoren tot een hooggelegen zone met dekzandruggen,<br />
waarop al dan niet door bemesting van akkers een oud bouwlanddek is ontstaan. De top van de<br />
natuurlijke afzettingen van het plangebied bestaat uit laat pleistoceen dekzand. Dit dekzand dateert<br />
uit het Vroege en Late Dryas en behoort tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel.<br />
Het plangebied behoort op de bodemkaart tot bebouwd gebied. Uit nabij gelegen onbebouwd gebied<br />
blijkt dat in het plangebied (de resten van) hoge zwarte enkeerdgronden te verwachten zijn die<br />
gevormd zijn in lemig fijn zand. Enkeerdgronden zijn gronden met een onvergraven humeuze<br />
bovengrond die dikker is dan 50 cm. Deze bovengrond is ontstaan door langdurige bemesting vanaf<br />
de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd. Een dergelijk (opgebracht) humeus dek is een plaggendek, ook<br />
wel aangeduid met de veelal als verouderd beschouwde term ‘esdek’. Oorspronkelijk zal hier een<br />
podzolbodem gevormd zijn onder bos.<br />
Onder het plaggendek in het plangebied kunnen restanten aanwezig zijn van de bovengrond van de<br />
oudste akkers die dateren van vóór de ophoging met plaggen. Door het plaggendek worden<br />
eventuele onder die oude akkerlaag gelegen archeologische resten beschermd tegen verstoring door<br />
landbewerking.<br />
Het plangebied behoort op de IKAW tot bebouwd gebied waarvoor geen archeologische verwachting<br />
is gegeven. Uit nabij gelegen onbebouwd gebied blijkt dat moet worden uitgegaan van een hoge<br />
archeologische verwachting (bijlage 2). De hoge verwachting is gebaseerd op de hoge ligging in een<br />
gebied met dekzandruggen en door de aanwezigheid van een enkeerdgrond met een plaggendek die<br />
eventuele archeologische resten beschermt.<br />
In een straal van circa 500 m rond het plangebied zijn eerder archeologische onderzoeken uitgevoerd<br />
en archeologische waarnemingen en vondsten gedaan. De oudst bekende hier aangetroffen<br />
archeologische resten dateren uit het Neolithicum en betreffen vuurstenen afslagen en een stenen bijl<br />
die op circa 550 m ten noordoosten van het plangebied zijn gevonden (ARCHIS-waarneming 14617).<br />
Circa 230 m ten noordoosten van het plangebied zijn, bij een gravend onderzoek, paalsporen en<br />
kuilen uit de IJzertijd aangetroffen (ARCHIS-onderzoek 18583; ARCHIS-vondstmelding 405453).<br />
Ongeveer 550 m ten noordoosten van het plangebied zijn fragmenten handgevormd aardewerk uit de<br />
IJzertijd of Romeinse tijd en fragmenten gedraaid aardewerk uit de Romeinse tijd gevonden<br />
(ARCHIS-waarneming 14618).<br />
<strong>Archeologisch</strong>e resten uit de Middeleeuwen zijn aangetroffen bij een gravend onderzoek op circa 230<br />
m ten noordoosten van het plangebied. Hier zijn twee kuilen aangetroffen die vermoedelijk uit de<br />
Middeleeuwen dateren (ARCHIS-onderzoek 18583; ARCHIS-vondtmelding 405453). Op circa 550 m<br />
ten noordoosten van het plangebied zijn fragmenten aardewerk uit de Late Middeleeuwen B<br />
aangetroffen (ARCHIS-waarneming 14619). Op circa 420 m ten noordwesten van het plangebied zijn<br />
bij gravend onderzoek twee greppels aangetroffen uit de Late Middeleeuwen, vermoedelijk uit de 15 e<br />
eeuw (ARCHIS-onderzoek 18584; ARCHIS-vondstmelding 405454).<br />
Nabij het plangebied zijn ook twee archeologische onderzoeken uitgevoerd, waarbij geen<br />
archeologische resten zijn aangetroffen. De eerste ligt op circa 230 m ten zuidoosten van het<br />
plangebied. Hiervan is bekend dat bij een proefsleufonderzoek geen sporen zijn aangetroffen<br />
7
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
(ARCHIS-onderzoek 27725). De tweede ligt op circa 230 m ten zuidoosten van het plangebied. Er zijn<br />
bij een karterend booronderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen (ARCHIS-onderzoek<br />
22559). Daarnaast bleek hier de bodem geroerd te zijn en bleek uit ligging en bodemopbouw dat de<br />
landschappelijke condities in het verleden te ongunstig waren om nu archeologische resten van<br />
bewoning te kunnen verwachten.<br />
Uit het bureauonderzoek blijkt dat een groot aantal van de percelen van het plangebied beduidend<br />
lager liggen dan de omringende percelen (figuur 2). Het betreft het deel van het plangebied achter de<br />
Biestsestraat 40 en 42. De lage ligging is veroorzaakt door afgraving. De overgang naar nietafgegraven<br />
delen in en buiten het plangebied is scherp. Het hoogteverschil bedraagt circa 0,4 à 0,6<br />
m. Van het perceel van de Biestsestraat 42 is verder bekend dat de bodem aan de straatzijde is<br />
gesaneerd. Hier lag een ondergrondse benzinetank. Geen andere (milieukundige) bodemingrepen<br />
zijn bekend. Op de plaats van de huidige bebouwing is naar verwachting in ieder geval plaatselijk de<br />
bodem verstoord. Die mate van verstoring is onbekend.<br />
Figuur 2 Het plangebied op het AHN (bron: www.ahn.nl). De hoogtes lopen van rood (hoog) via geel<br />
en groen tot blauw (laag).<br />
Het booronderzoek volgde op het hier boven beschreven bureauonderzoek. Aan de hand van de<br />
resultaten van het booronderzoek kan gesteld worden dat de bodem in het gesaneerde deel is<br />
geroerd tot dieper dan 2,9 m –mv (11,4 m + NAP) en het afgegraven deel geroerd tot circa 1,3 à 1,4<br />
m –mv (12,4 à 12,3 m + NAP). In het niet-afgegraven oostelijke deel van het plangebied varieert de<br />
diepte tot waarop de moderne verstoring reikt en ligt de top van de natuurlijke afzettingen iets hoger,<br />
namelijk op 12,7 à 13,1 m + NAP. De basis van het plaggendek zal buiten de contouren van de<br />
bebouwing in een groot deel van het oostelijke deel van het plangebied nog intact zijn vanaf circa 0,9<br />
m –mv, vanaf circa +13,3 m NAP. Op de plaats van de bebouwing zal de bodem naar verwachting<br />
overwegend verstoord zijn tot in de top van de natuurlijke afzettingen door de aanwezigheid van<br />
funderingen en eventuele kelders.<br />
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het weinig of niet-vergraven oostelijke deel van het<br />
plangebied, rondom de bebouwing van de Biestsestraat 34-40, een hoge archeologische verwachting<br />
8
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
geldt doordat de top van de natuurlijke afzettingen intact is en plaatselijk ook de basis van het<br />
oorspronkelijke plaggendek. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt<br />
geadviseerd om in dit deel een <strong>vervolgonderzoek</strong> uit te laten voeren indien hier dieper wordt<br />
gegraven dan 0,9 m -mv. Eventuele archeologische waarden kunnen namelijk aanwezig zijn vanaf<br />
een diepte van circa 0,9 m –mv, vanaf circa +13,3 m NAP. Voor ondieper reikende<br />
graafwerkzaamheden en graafwerkzaamheden in het resterende deel van het plangebied zijn geen<br />
aanvullende archeologische maatregelen nodig.<br />
9
3. Werkwijze<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Oorspronkelijk zou het veldwerk op 27 en 28 juli 2011 plaatsvinden. De drie geplande putten zouden<br />
dan allemaal worden gegraven en gedocumenteerd. Door problemen met de toegankelijkheid en de<br />
aanwezigheid van leidingen in de bodem kon in eerste instantie alleen werkput 1 (bijlage 2) worden<br />
aangelegd. Doordat de contactpersonen van zowel de opdrachtgever als het bevoegd gezag met<br />
vakantie waren kon er niet snel een oplossing worden gevonden. Werkputten 2 en 3 (bijlage 2) zijn<br />
daarom op een later tijdstip (7 september) gegraven.<br />
Alle drie de werkputten zijn in principe op dezelfde manier opgegraven. Het enige verschil is dat door<br />
de beperkte toegankelijkheid van het schoolplein voor werkputten 2 en 3 een minikraan is gebruikt in<br />
plaats van de gebruikelijke 20 ton kraan die is gebruikt voor werkput 1. Dit heeft behalve op de<br />
snelheid van graven geen invloed gehad op de manier van opgraven. Door de aanwezigheid van<br />
kabels, leidingen en bebouwing zijn werkputten 2 en 3 ook iets kleiner geworden dan in het PvE is<br />
voorgesteld. Het totale oppervlak van de drie werkputten is nu ongeveer 165 m 2 , dat is ongeveer 100<br />
m 2 minder dan gepland. Dit betekent dat nu een totaal percentage van 6,2 % van het plangebied is<br />
opgegraven in plaats van de ideale 10 %. Dit percentage is echter nog steeds voldoende om een<br />
realistisch advies te geven voor een eventueel <strong>vervolgonderzoek</strong> in het plangebied.<br />
De werkputten zijn met behulp van een graafmachine met een dichte, gladde bak schavenderwijs<br />
verdiept. Bij de aanleg van de vlakken is een metaaldetector ingezet. Het vlak is aangelegd op het<br />
‘schone’ dekzand op een in iedere werkput verschillende diepte. In werkputten 1 en 2 zijn de<br />
noordelijke delen van de put ongeveer 20 cm dieper aangelegd dan de zuidelijke. Dit is gedaan om te<br />
kijken of er onder de daar aanwezige (sub)recente afgravingsporen nog archeologisch interessante<br />
sporen zaten. De diepte van de werkputten ten opzichte van het maaiveld was in werkput 1 ongeveer<br />
70 tot 100 cm (13,40 – 13,20 m + NAP). Voor werkput 2 was dit 80 tot 100 cm onder maaiveld (12,90<br />
- 13,20 m + NAP). In werkput 3 was dit doordat er veel grond was opgebracht 140 tot 160 cm onder<br />
maaiveld (12,50 – 12,70 m + NAP).<br />
Voor het fysisch-geografisch onderzoek zijn per werkput twee profielen gedocumenteerd van<br />
ongeveer 1,0 m breed. Uitzondering hierop is profiel 1 van werkput 1, deze is ca. 2,0 m breed. Er is in<br />
de drie proefsleuven slechts één spoor gevonden. Deze sloot is niet afzonderlijk gecoupeerd, maar in<br />
de profielen van werkput 2 gedocumenteerd.<br />
De aanlegvondsten zijn in vakken van 5 m bij de breedte van de werkput en zoveel mogelijk per<br />
stratigrafische eenheid verzameld. Vondsten uit sporen zijn per spoor verzameld. De vlaktekening is<br />
met de hand getekend aan de hand van de door AGEL adviseurs met GPS uitgezette en ingemeten<br />
hoofdmeetpunten. De vlaktekening is per werkput op papier (formaat A3 en A0, schaal 1:50)<br />
getekend. De profieltekeningen zijn op ditzelfde tekenvel getekend (schaal 1:20). Van het vlak en de<br />
profielen zijn foto’s met fotobord genomen. Vlakhoogtes zijn ingemeten met de waterpas aan de hand<br />
van de hoofdmeetpunten.<br />
Onmiddellijk na het veldwerk zijn de proefsleuven weer dichtgegooid.<br />
10
4. Resultaten van het veldwerk<br />
4.1. Fysische geografie<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Voor het fysisch geografisch onderzoek van de bodemopbouw zijn per werkput steeds twee profielen<br />
gedocumenteerd (bijlage 3). Dit was voldoende omdat de bodemopbouw in de werkputten steeds<br />
weinig variatie vertoonde. Hieronder worden de profielen per werkput beschreven.<br />
4.1.1. Beschrijving van de profielen van werkput 1<br />
Profiel 1 bevindt zich in het uiterste noordoosten van werkput 1 (bijlage 3). Met uitzondering van de<br />
meest zuidelijke 3 m is de bodemopbouw van werkput 1 gelijk aan die van profiel 1 (figuur 2). Dit<br />
komt omdat er in het overgrote deel van de werkput een grote verstoring aanwezig is door een<br />
(sub)recente afgraving van de bodem. Deze verstoringen zijn waarschijnlijk ontstaan door<br />
zandwinning en/of grondverbetering ten behoeve van de landbouw.<br />
Profiel 1 bestaat uit een recente bouwvoor van bijna 40 cm bestaande uit donker bruingrijs zand.<br />
Hieronder bevind zich een verrommelde laag van donkergrijs en lichtgrijsbruin zand met geoxideerd<br />
ijzer. Onder deze laag is bodem verstoord door min of meer noordoost – zuidwest lopende banen<br />
afgegraven grond. De banen zijn gevuld met donkergrijsbruin zand met lichtgrijsbruine vlekken en<br />
bevatten humus en houtskool. Onder deze verstoorde laag bevindt zich het ‘schone’ dekzand. Deze<br />
bevat vorstscheuren, leem en geoxideerd ijzer. Er zijn geen resten van een oude bodem of<br />
plaggendek meer aanwezig.<br />
Figuur 3: Profiel 1 van werkput 1<br />
11
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Profiel 2 is aangelegd in het uiterste zuidoosten van werkput 1. Deze wijkt iets af van profiel 1, omdat<br />
de bodem hier niet volledig verstoord is door de (sub)recente afgravingen die het grootste deel van de<br />
werkput verstoren.<br />
Dit profiel heeft ook een recente bouwvoor van ongeveer 40 cm dik bestaande uit donkerbruin<br />
humeus zand met geoxideerd ijzer, keramiek en ander vondstmateriaal. Onder de bouwvoor zit in het<br />
rechter deel van het profiel een recente verstoring, maar in het linker deel een laag donkerbruin zand.<br />
Deze laag is sterk humeus en gebioturbeerd en is waarschijnlijk een restand van een oude bodem.<br />
Hieronder bevindt zich het ‘schone’ dekzand met matig fijn zand, leem en geoxideerd ijzer.<br />
4.1.2. Beschrijving van de profielen van werkput 2<br />
De profielen van werkput 2 bevinden zich aan het begin en eind van de werkput in de oostwand<br />
(bijlage 3). De twee profielen 3 en 4 in werkput 2 zijn in veel opzichten gelijk aan elkaar. Ze hebben<br />
beide een bouwvoor van respectievelijk 40 en 60 cm dik. Het verschil in dikte komt, doordat richting<br />
het noordelijk gelegen woonhuis toe de bouwvoor meer opgehoogd is.<br />
Onder de bouwvoor bevindt zich in beide profielen een laag die overeenkomt met een vulling van de<br />
sloot (spoor 1) die in de werkput aangetroffen is. In profiel 3 gaat het om vulling 3. Deze vulling is hier<br />
een dunne laag van ongeveer 15 cm met donkergrijs / lichtgrijs verrommeld zand. Bij profiel 4 gaat<br />
het om vulling 1 van spoor 1. Deze vulling bestaat uit donkergrijs zwart humeus zand en loopt naar<br />
het zuiden schuin af. Doordat de vulling hier schuin loopt is hij in het noorden van het profiel ongeveer<br />
10 cm en in het zuiden ongeveer 40 cm dik.<br />
Onder de vullingen van spoor 1 bevindt zich in beide profielen het ‘schone’ dekzand. Het bestaat uit<br />
lichtgrijsoranje zand met vorstscheuren, leem en geoxideerd ijzer. In beide profielen zijn geen resten<br />
van een oude bodem of plaggendek aanwezig.<br />
4.1.3. Beschrijving van de profielen van werkput 3<br />
Ook in werkput 3 zijn twee profielen gedocumenteerd (profiel 5 en 6, bijlage 3). Deze zijn net als in de<br />
andere twee werkputten aan de beide uiteinden van de werkput geplaatst. Net als in werkput 1 is het<br />
vlak hier in de noordelijke helft verstoord door (sub)recente afgravingen. Hierdoor zijn de profielen in<br />
het onderste deel verschillend van elkaar. De bovenste lagen zijn voor profielen 5 en 6 gelijk.<br />
De bovenste laag van beide profielen bestaat uit een lichtgrijze zandlaag van ongeveer 30 cm dik.<br />
Deze laag is opgebracht zodat het schoolplein betegeld kon worden. Onder deze laag is nog een<br />
tweede ophooglaag bestaande uit donkergrijsbruin zand met veel puinresten aanwezig. Deze laag is<br />
bij profiel 5 ongeveer 75 cm dik en bij profiel 6 ruim 90 cm dik. Het is waarschijnlijk dat deze laag is<br />
opgebracht ten tijde van de bouw van de school.<br />
Beneden deze ophooglagen verschillen de twee profielen van elkaar. Profiel 6 is tot minimaal 80 cm<br />
onder de ophooglaag verstoord door (sub)recente afgravingen. Profiel 5 daarentegen heeft onder de<br />
ophooglaag een ongeveer 50 cm dikke donkergrijsbruine zandlaag. Zowel onder als bovenin deze<br />
laag zit een verrommelde, donkerbruinzwarte, 10 cm dikke zandlaag. Waarschijnlijk gaat het hier om<br />
een restant van bodemvorming.<br />
Hieronder bevindt zich in profiel 5 het ‘schone’ dekzand van lichtgrijsbruin zand met geoxideerd ijzer<br />
en veel natuurlijke verstoringen. Profiel 6 is tot de onderkant van het profiel verstoord.<br />
4.1.4. Samenvatting<br />
Samenvattend kan worden gesteld dat voor een groot deel van het plangebied de profielen geen<br />
originele opbouw meer vertonen. Alleen in profiel 2 van werkput 1 en profiel 5 van werkput 3 zijn nog<br />
lagen aanwezig die waarschijnlijk de restanten van een oude bodem (B-horizont) zijn. In alle ander<br />
profielen zijn deze lagen verdwenen door (sub)recente afgravingen. En plaggendek (esdek) is<br />
nergens aangetroffen. Dit wijkt af van de bevindingen uit het vooronderzoek, waarin wordt gesteld dat<br />
het huidige plangebied weinig of niet-vergraven zou zijn. Dit is waarschijnlijk veroorzaakt door het feit<br />
dat met een booronderzoek de locale differentiatie van de bodemopbouw maar met een beperkte<br />
nauwkeurigheid in beeld kan worden gebracht.<br />
12
Figuur 4: Profiel 5 in werkput 3<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
13
4.2. Sporen<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Tijdens het proefsleuvenonderzoek is slechts één spoor gevonden. Het gaat hier om een 3,5 m brede<br />
sloot (spoor 1) in werkput 2 (bijlage 3). De sloot heeft een oost-west oriëntatie en heeft een diepte van<br />
minimaal 40 cm onder vlakniveau.<br />
Figuur 5: De sloot (spoor 1) in werkput 2.<br />
Spoor 1 heeft in het vlak drie vullingen die in de lengterichting (oost – west) van het spoor lopen. De<br />
meest noordelijke vulling (1) bestaat uit donkergrijs zwart humeus zand en vormt de insteek van de<br />
sloot. De middelste vulling (2) bestaat uit donkergrijsbruin sterk humeus zand waarin brokken lichtgrijs<br />
‘schoon’ zand zijn gemengd. De zuidelijke vulling (3) bestaat uit lichtgrijs – donkergrijs verrommeld<br />
licht humeus zand.<br />
Er is gekeken of de sloot op historisch kaartmateriaal vanaf begin 19 e eeuw aanwezig is, maar dit is<br />
niet het geval. Het gebrek aan sporen in werkputten 1 en 3 komt wel overeen met het historische<br />
kaartmateriaal (bijlage 4).<br />
4.3. Vondsten<br />
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn in totaal zeven vondstnummers uitgegeven (bijlage 5). Vier<br />
vondstnummers (1 t/m 4) komen uit de bouwvoor en verstoorde bovengrond van werkput 1. Het gaat<br />
hier om een verzameling van aardewerk, glas en bouwmateriaal. De meeste vondsten dateren tussen<br />
de 15 e eeuw en heden. Twee stukken aardewerk zijn beduidend ouder en dateren uit de<br />
14
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Bronstijd/Vroege IJzertijd en de Romeinse tijd. Aangezien er in werkput 1 verder geen sporen zijn<br />
aangetroffen en het om een verstoorde context gaat, hebben deze vondsten weinig zeggingskracht.<br />
Uit werkput 2 komen twee vondstnummers. Vondstnummer 5 komt uit de bouwvoor en<br />
vondstnummer 6 is afkomstig uit spoor 1. De vondsten uit de bouwvoor zijn stukken dakpan en<br />
aardewerk uit de 18 e tot 20 e eeuw. Uit spoor 1 komen stukken aardewerk en baksteen die dateren<br />
tussen de 16 e en 18 e eeuw. Het is dus waarschijnlijk dat de sloot in die periode actief was. Aan de<br />
hand van de kadasterkaart minuutplan van 1811-1838 (bijlage 4) kan worden gesteld dat hij in ieder<br />
geval voor 1811 al weer gedempt was.<br />
Het laatste vondstnummer (7) is afkomstig uit de ophooglaag van werkput 3. Het gaat om stukken<br />
baksteen, dakpan, aardwerk en glas. De datering van de vondsten is vanaf de 17 e tot de 20 e eeuw.<br />
Dit komt overeen met de eerder gestelde hypothese dat deze laag is opgebracht bij de bouw van de<br />
school halverwege de 20 e eeuw.<br />
15
5. Conclusie<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
In opdracht van AGEL adviseurs heeft archeologisch onderzoeksbureau IDDS Archeologie 27 juli en<br />
7 september 2011 een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd aan<br />
de Biestsestraat 38-42 in Biest-Houtakker, gemeente Hilvarenbeek.<br />
Uit de profielen kan worden opgemaakt dat in een groot deel van het plangebied de originele<br />
bodemopbouw is verdwenen. Alleen in profiel 2 van werkput 1 en profiel 5 van werkput 3 zijn nog<br />
lagen aanwezig die waarschijnlijk de resten zijn van oude bodemvorming (B-horizont). In alle ander<br />
profielen zijn deze lagen verdwenen door (sub)recente afgravingen. Een plaggendek (esdek) is<br />
nergens aangetroffen. Dit wijkt af met de bevindingen van het vooronderzoek, waarin wordt gesteld<br />
dat het huidige plangebied weinig of niet-vergraven zou zijn. Dit is waarschijnlijk veroorzaakt door het<br />
feit dat met een booronderzoek de locale differentiatie van de bodemopbouw maar met een beperkte<br />
nauwkeurigheid in beeld kan worden gebracht.<br />
Tijdens het proefsleuvenonderzoek is slechts één spoor gevonden. Het gaat hier om een drie en een<br />
halve meter brede sloot (spoor 1) in werkput 2 (bijlage 3). Aan de hand van het vondstmateriaal en<br />
het ontbreken van de sloot op historisch kaartmateriaal vanaf 1811, kan de sloot gedateerd worden<br />
tussen de 16 e en 18 e eeuw. Het ontbreken van sporen in werkputten 1 en 3 komt wel overeen met het<br />
historische kaartmateriaal (bijlage 4).<br />
Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan worden gesteld dat er geen sprake is van een<br />
archeologische vindplaats en dus ook niet van behoudenswaardige archeologische resten.<br />
5.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen<br />
Wat is de aard, omvang, kwaliteit en het verloop van de archeologische sporen en<br />
sporenclusters?<br />
Tijdens het proefsleuvenonderzoek is slechts één spoor gevonden. Het gaat om een drie en een<br />
halve meter brede sloot (spoor 1) in werkput 2 (bijlage 3). Aan de hand van het vondstmateriaal en<br />
het ontbreken van de sloot op historisch kaartmateriaal vanaf 1811, kan de sloot gedateerd worden<br />
tussen de 16 e en 18 e eeuw.<br />
Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?<br />
Er is geen sprake van een vindplaats.<br />
Wat is de fasering van de vindplaats(-en)?<br />
Het enige spoor is een sloot die aan de hand van het vondstmateriaal gedateerd kan worden in de<br />
16 e tot 18 e eeuw.<br />
Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of<br />
vondstcategorieën behoren zij?<br />
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn in totaal zeven vondstnummers uitgegeven (bijlage 5).<br />
Vondstnummers 1 tot en met 4 komen uit de bouwvoor en verstoorde bovengrond van werkput 1. Het<br />
gaat om een verzameling van aardewerk, glas en bouwmateriaal. De meeste vondsten dateren<br />
tussen de 15 e eeuw en heden. Twee stukken aardewerk zijn beduidend ouder en dateren uit de<br />
Bronstijd/Vroege IJzertijd en de Romeinse tijd. Uit werkput 2 komen twee vondstnummers.<br />
Vondstnummer 5 komt uit de bouwvoor en vondstnummer 6 is afkomstig uit spoor 1. De vondsten uit<br />
de bouwvoor zijn stukken dakpan en aardewerk uit de 18 e tot 20 e eeuw. Uit spoor 1 komen stukken<br />
aardewerk en baksteen, die dateren tussen de 16 e en 18 e eeuw. Het laatste vondstnummer (7) is<br />
afkomstig uit de ophooglaag van werkput 3. Het gaat om stukken baksteen, dakpan, aardwerk en<br />
glas. De datering van de vondsten is vanaf de 17 e tot de 20 e eeuw.<br />
Uit welke periode dateren de eventuele sporen?<br />
Tijdens het proefsleuvenonderzoek is slechts één spoor gevonden. Het gaat hier om een drie en een<br />
halve meter brede sloot (spoor 1) in werkput 2 (bijlage 3). Aan de hand van het vondstmateriaal en<br />
het ontbreken van de sloot op historisch kaartmateriaal vanaf 1811, kan de sloot gedateerd worden<br />
tussen de 16 e en 18 e eeuw.<br />
16
Wanneer is/zijn de vindplaats(en) in onbruik geraakt?<br />
Er is geen sprake van een vindplaats.<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten?<br />
Het plangebied ligt in het Nederlandse zuidelijke zandgebied (Berendsen 2005). Dit is een relatief<br />
vlak gebied dat nooit door het landijs bedekt is geweest. Het gebied wordt gekenmerkt door het<br />
voorkomen van pleistoceen dekzand dat onder invloed van de wind hier is afgezet in de vorm van<br />
ruggen en vlaktes. Deze terreinvormen worden doorsneden door (beek)dalen.<br />
Het enige spoor dat is gevonden tijdens het onderzoek is de sloot in werkput 2. Deze is ingegraven in<br />
het dekzand. Op de vondsten uit deze sloot na komen alle andere vondsten uit de bouwvoor of<br />
recente ophooglagen.<br />
Indien geen of nauwelijks archeologische resten worden aangetroffen: wat is de reden hiervoor?<br />
Het nauwelijks aanwezig zijn van archeologische resten kan verklaard worden doordat het gebied<br />
grotendeels verstoord is door (sub)recente afgravingen. Slechts in een zeer klein deel van het<br />
onderzochte gebied is nog een stukje originele bodem aanwezig.<br />
Kan er een datering worden gegeven aan het ontstaan van het esdek? Zo ja, welke? Zo nee,<br />
waarom niet?<br />
Er is geen esdek aangetroffen. Deze is naar alle waarschijnlijkheid door de aangetoonde (sub)recente<br />
afgravingen verdwenen.<br />
17
6. Aanbevelingen<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek adviseert IDDS Archeologie geen<br />
archeologisch <strong>vervolgonderzoek</strong> voor het plangebied.<br />
NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in<br />
dit geval de Gemeente Hilvarenbeek. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen<br />
procedure. IDDS Archeologie wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan<br />
worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen.<br />
6.1. Punt van aandacht<br />
Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke<br />
inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht<br />
aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in<br />
het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef<br />
kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele<br />
archeologische waarden niet gegarandeerd worden.<br />
Wij wijzen u er graag op dat indien archeologische waarden worden aangetroffen deze conform de<br />
Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemeld<br />
dienen te worden. Dit kan door het invullen van het vondstmeldingsformulier op de website van de<br />
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.cultureelerfgoed.nl) of door contact op te nemen met het<br />
Archismeldpunt (archismeldpunt@cultureelerfgoed.nl).<br />
18
Literatuur en kaarten<br />
ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Noord-Brabant 1:25000, Den Haag.<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Berendsen, H.J.A., 2005 3 (1997): Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s, Assen.<br />
Centraal College van Deskundigen, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2,<br />
Gouda.<br />
Kramer, J. de, 2011, <strong>Archeologisch</strong> bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (met boringen),<br />
verkennende fase, Biestsestaat 38-42, Biest-Houtakker, Gemeente Hilvarenbeek, Noordwijk (B&G<br />
rapport 1124)<br />
Moerman, S., 2011: Programma van Eisen. Biestsestraat in Biest-Houtakker, gemeente<br />
Hilvarenbeek., IDDS, Noordwijk<br />
Ouwerkerk, L., 2011: Plan van aanpak. Biestsestraat in Biest-Houtakker, gemeente Hilvarenbeek.,<br />
IDDS, Noordwijk<br />
19
Lijst van afkortingen en begrippen<br />
Afkortingen<br />
Archis <strong>Archeologisch</strong> Informatie Systeem<br />
AMK <strong>Archeologisch</strong>e Monumenten Kaart<br />
GPS Global Positioning System<br />
IKAW Indicatieve Kaart van <strong>Archeologisch</strong>e Waarden<br />
KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie<br />
mv maaiveld (het landoppervlak)<br />
NAP Normaal Amsterdams Peil<br />
PvA Plan van Aanpak<br />
PvE Programma van Eisen<br />
RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed<br />
B&G rapport 1288<br />
Versie 1.0 (concept)<br />
Verklarende woordenlijst<br />
antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt<br />
esdek dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de<br />
oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen<br />
horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming<br />
humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in<br />
de bodem<br />
leem samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan<br />
25% klei<br />
silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm<br />
20
390000 391000 392000<br />
<strong>Bijlage</strong> 1: Topografische kaart<br />
138000 139000 140000<br />
Projectnummer: 29160611<br />
Projectnaam: Biest-Houtakker, Biestsestraat 38-42<br />
Legenda<br />
Plangebied<br />
º<br />
0 500 m
391050 391100<br />
<strong>Bijlage</strong> 2: Werkputtenoverzicht<br />
42<br />
40<br />
zandbak<br />
klinkers<br />
bomen<br />
tafeltennis<br />
Biestsestraat<br />
139050 139100 139150<br />
Projectnummer: 29160611<br />
Projectnaam: Biest-Houtakker, Biestsestraat 38-42<br />
Legenda<br />
Plangebied<br />
Werkput<br />
gesaneerd<br />
hoge archeologische verwachting<br />
lage archeologische verwachting<br />
wp2<br />
wp3<br />
38<br />
wp1<br />
34<br />
0 20 m
391020 391040 391060 391080 391100 391120<br />
<strong>Bijlage</strong> 3: Allesporenkaart<br />
wp2<br />
13,70<br />
13,11 V1<br />
V2<br />
13,01<br />
V3<br />
P 4<br />
12,69<br />
P 3<br />
14,10<br />
13,90<br />
13,78<br />
13,78<br />
S1<br />
14,14<br />
14,15<br />
14,15<br />
P 6<br />
14,24<br />
14,16<br />
14,05<br />
14,04<br />
12,01<br />
12,51<br />
12,52<br />
12,73<br />
P 5<br />
139100 139120 139140 139160<br />
13,24<br />
13,25<br />
matrix A<br />
13,20<br />
13,25<br />
wp3<br />
13,42<br />
P 1<br />
P 2<br />
wp1<br />
Projectnummer: 29160611<br />
Projectnaam: Biest-Houtakker,<br />
Biestsestraat 38-42<br />
Legenda<br />
Hoogte (m NAP)<br />
Profiel<br />
Spoor 1<br />
Verstoring<br />
Kijkgat<br />
Werkputgrens<br />
0 10 m
391000 391100<br />
<strong>Bijlage</strong> 4: Allesporenkaart op Kadasterkaart Minuutplan 1811-1832<br />
Projectnummer: 29160611<br />
Projectnaam: Biest-Houtakker, Biestsestraat 38-42<br />
Legenda<br />
Spoor 1<br />
Verstoring<br />
Werkputgrens<br />
Plangebied<br />
0 25 m<br />
139100 139200
<strong>Bijlage</strong> 5: Determinatielijsten vondsten
Projectnummer: 29160611<br />
Projectnaam: Biest-Houtakker, Biestsestraat Determinatielijst vondstmateriaal Blad: 1/2<br />
vondstn<br />
r<br />
codering codering<br />
(spec)<br />
baksel vorm R B H W G D aantal dikte<br />
afm.<br />
(mm)<br />
gew<br />
(g)<br />
kleur versiering<br />
plaats<br />
versiering<br />
geglazuurd<br />
engobe<br />
1 KER x wit pijpenkop 1 0,3 42 12,5 wit 18e eeuw<br />
plaats glazuur datering opmerkingen<br />
1 KER dakpan 2 1 67 41,5 dgr nieuwe tijd<br />
1 MFE SLAK slak 1 3 60 50 dgr Slak van ambachtproductie<br />
1 KER AWG FAYENCE bord/schaal 1 1 0,5 45 17 wit beide zijden<br />
18e-19e<br />
eeuw<br />
1 KER AWG PORSELEI kom/schaal 1 1 0,25 20 0,1 wit delfts blauw buitenzijde 18e eeuw<br />
1 KER AWG roodbakkend ? 1 1 0,35 21 0,1 oranje loodglazuur<br />
1 GLS x doorzichtig vensterglas 1 0,3 30 0,3<br />
door-<br />
zichtig<br />
binnenzijde,<br />
andere zijde<br />
spatglazuur<br />
2 KER AWH handgevormd kom/schaal 1 1 0,9cm 60 26,5 dgrbr<br />
bronstijd /<br />
vroege<br />
ijzertijd<br />
2 KBM x dakpan dakpan 1 1 1,4cm 45 21,5 dgrijs nieuwe tijd<br />
2 INDET x brok ? 3 0,5cm 50 17 dgr<br />
2 KER AWG roodbakkend schaal/kom/pot 1 1 0,7cm 48 15 oranje<br />
2 KER AWG roodbakkend kom 1 1 0,9cm 42 19 oranje<br />
gele engobe<br />
op rand<br />
binnenzijde,<br />
spatglazuur<br />
rand Loodglazuur buitenzijde<br />
2 KBM roodbakkend baksteen 1 1,8cm 35 15,5 oranje nieuwe tijd<br />
2 KER AWG roodbakkend ? 1 1 0,7 17 2 oranje<br />
15e-20e<br />
eeuw<br />
2 KER AWG roodbakkend ? 1 1 0,5cm 15 0,1 oranje loodglazuur 1 zijde<br />
17e-18e<br />
eeuw<br />
2 KER AWG roodbakkend kom/schaal 1 1 0,5 45 6 oranje<br />
ribbels aan<br />
buitenzijde<br />
loodglazuur buitenzijde<br />
2 KER AWG PORSELEI kom 1 1 2<br />
0,5 en<br />
0,2<br />
30 11,5 wit delfts blauw binnenzijde 18e eeuw<br />
2 KBM x roodbakkend baksteen 1 0,5 20 2 oranje nieuwe tijd<br />
3 KBM x roodbakkend baksteen 1 3,5 55 oranje nieuwe tijd<br />
3 KER x wit pijpensteeltje 1 0,5 35 0,1 wit<br />
18e-20e<br />
eeuw<br />
3 KER AWG FAYENCE kop 1 1 0,4 33 7,5 wit beide zijden<br />
18e-19e<br />
eeuw<br />
3 KER AWG roodbakkend schaal/bord 1 1 0,5 45 11 oranje<br />
glazuur met<br />
koperoxide<br />
beide zijden<br />
3 INDET x x x 1 0,7 18 2 oranje<br />
3 KER AWG ruwwandig kookpot? 1 1 0,3 30 3 grijs<br />
2e -6e<br />
eeuw?<br />
4 KER AWG roodbakkend 2 2 0,2 10 0,1 oranje loodglazuur 1 zijde<br />
15e-18e<br />
eeuw<br />
4 KBM roodbakkend baksteen 4 3 55 75,5 oranje nieuwe tijd<br />
15e-16e<br />
eeuw<br />
nieuwe tijd<br />
15e-16e<br />
eeuw<br />
17e-18e<br />
eeuw<br />
17e-18e<br />
eeuw<br />
17e-18e<br />
eeuw<br />
gele lijn op rand decoratie
Projectnummer: 29160611<br />
Projectnaam: Biest-Houtakker, Biestsestraat Determinatielijst vondstmateriaal Blad: 2/2<br />
vondstn<br />
r<br />
codering codering<br />
(spec)<br />
baksel vorm R B H W G D aantal dikte<br />
afm.<br />
(mm)<br />
5 KBM x roodbakkend dakpan 1 12 46 27 oranje<br />
5 KBM x roodbakkend dakpan 1 10 65 50 oranje<br />
gew<br />
(g)<br />
kleur versiering<br />
plaats<br />
versiering<br />
geglazuurd<br />
engobe<br />
glazuur op<br />
bovenzijde,<br />
engobe op<br />
onderzijde<br />
plaats glazuur datering opmerkingen<br />
bovenzijde<br />
5 KER AWG majolica bord 2 2 5 50 10 wit beide zijden<br />
5 KBM x witbakkend tegel 2 6 44 15,5 wit<br />
5 KER AWG steengoed water/jeneverfles 1 1 6 30 9,5 witgrijs<br />
oranje engobe<br />
op buitenzijde<br />
buitenzijde<br />
6 KBM x roodbakkend brokjes baksteen 3 16 25 10 oranje nieuwe tijd<br />
6 KER AWG roodbakkend kom? 1 1 2 6 37 12,5<br />
oranje met<br />
groen<br />
groene glazuur<br />
(koperoxide)<br />
beide zijden<br />
6 INDET x x slak 1 15 25 3 bruin/grijs nvt<br />
6 KER AWG roodbakkend schaal? 2 2 4 25 4 oranje<br />
6 KER AWG proto-steengoed kan? 1 1 6 37 9 grijs<br />
loodglazuur<br />
(spatglazuur)<br />
engobe<br />
blauwgrijs<br />
op buitenzijde<br />
op buitenzijde<br />
7 KBM x roodbakkend baksteen 1 27 46 33,5 oranje nieuwe tijd<br />
7 KBM x roodbakkend dakpan 1 17 92 167 oranje glazuur op bovenzijde<br />
18e-20e<br />
eeuw<br />
7 KER AWG majolica bordje 1 1 4 40 4 wit glazuur<br />
7 KER AWG PORSELEI bord 1 1 2 75 15 wit delfts blauw binnenzijde<br />
7 KER x pijpaarde steel 1 6 34 1 wit<br />
7 GLS x groen vensterglas 2 3<br />
92 en<br />
64<br />
29,5 groen relief<br />
aan beide<br />
zijden<br />
18e-20e<br />
eeuw<br />
18e-20e<br />
eeuw<br />
18e-19e<br />
eeuw<br />
19e-20e<br />
eeuw<br />
18e-19e<br />
eeuw<br />
16e-18e<br />
eeuw<br />
16e-18e<br />
eeuw<br />
14e-16e<br />
eeuw?<br />
18e-20e<br />
eeuw<br />
18e-19e<br />
eeuw<br />
17e-19e<br />
eeuw<br />
17e-19e<br />
eeuw<br />
twee fragmenten tegel, moderne<br />
achterzijde
<strong>Bijlage</strong> 6: Periodentabel