04.05.2013 Views

de h. lambertus

de h. lambertus

de h. lambertus

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

DE H. LAMBERTUS,<br />

Bisschop van Maastricht en Martelaar.<br />

Zijn leven, werken en sterven,<br />

NAAR<br />

GODESCALK,<br />

met aanteekeningen voorzien<br />

DOOR<br />

Jac. Vrancken,<br />

pastoor <strong>de</strong>r St. Lambertuskerk<br />

TE<br />

R E U V E R .<br />

— ROERMOND. —<br />

-è*—»§< STOOMDRUK M. WATERREUS. >g


jSrfjïfs ons h ^eitgênsrjjaat', cif, tmwm mfa gttótfn,<br />

Pe K«r| nan f^oirlanft fen sbraao jijn gero^sf;<br />

Jerraejt DOOF ons nog, np&af je in 'f bami |ïöen<br />

j3o| ons, Ijun fyuhm, hplm mi fiun ge?sf.<br />

Br. Florentius aan <strong>de</strong>n W. E. H. P. A.


ï


6 -<br />

ook volkomen onoor<strong>de</strong>elkundig, enkele <strong>de</strong>zer schrijvers gemeend<br />

hebben, tot hooger verheerlijking van <strong>de</strong>n gelief<strong>de</strong>n Heilige, <strong>de</strong><br />

overleveringen, welke on<strong>de</strong>r het vrome volk van hun tijd beston<strong>de</strong>n,<br />

in hun verhaal te mogen opnemen.<br />

Dien ten gevolge vindt men vaak in hunne werken waarheid<br />

en verzinsel zoo <strong>de</strong>erlijk dooreengemengeld, dat daarvan zou<br />

kunnen gel<strong>de</strong>n wat nu wijlen /os. Habets over <strong>de</strong> vervaardigers<br />

van vele St. Servaaslegen<strong>de</strong>n misschien wat al te puntig schreef:<br />

„Het is een historische roman, waarin niet alleen <strong>de</strong> re<strong>de</strong>voeringen<br />

<strong>de</strong>r opgevoer<strong>de</strong> personen weergegeven, maar ook hunne<br />

geheime gemoedsaandoeningen bekendgemaakt wor<strong>de</strong>n. Overigens<br />

is het lezen (van <strong>de</strong>rgelijke verhalen) smakelijk en heeft het<br />

gewis op het gemoed van onze eenvoudige voorou<strong>de</strong>rs een diepen<br />

indruk gemaakt."<br />

Ongetwijfeld, God is, naar het woord <strong>de</strong>r H. Schrift, won<strong>de</strong>rbaar<br />

in zijne Heiligen, en met vollen luister doet Hij zijn<br />

macht en zijn barmhartigheid uitblinken in <strong>de</strong> heiliging zijner<br />

dienaren, — doch daarvoor achten wij het allerminst noodig,<br />

niet eens gewenscht, hun da<strong>de</strong>n en won<strong>de</strong>ren toe te schrijven,<br />

welke niet op <strong>de</strong>gelijk geschiedkundigen grondslag berusten.<br />

Bij het aanvaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>zen arbeid stel<strong>de</strong>n wij ons allereerst<br />

<strong>de</strong> vraag: welke on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vele levensbeschrijvers <strong>de</strong>s<br />

Heiligen wij tot leiddraad zou<strong>de</strong>n nemen.<br />

Na hunne werken gelezen en herlezen te hebben, gevóel<strong>de</strong>n<br />

wij ons voor het gelever<strong>de</strong> wel is waar dankbaar jegens allen,<br />

doch voldaan door geen enkele.<br />

De juiste tijdsbepaling <strong>de</strong>r verhaal<strong>de</strong> gebeurtenissen laat<br />

bij alle, en, gelijk hierboven werd aangestipt, <strong>de</strong> geschiedkundige<br />

vertrouwbaarheid bij meer<strong>de</strong>re heel veel te wenschen over.<br />

De oudste hunner is Go<strong>de</strong>scalcus, kanunnik van Luik, een<br />

man, die op bevel van Bisschop Agilfridus, vier<strong>de</strong>n opvolger van<br />

Lambertus, het leven van <strong>de</strong>zen Heilige, wel „in ongekuischte<br />

taal'', doch, volgens het getuigenis van Chapeaville, „naar waarheid<br />

heeft beschreven."<br />

In zijne „Etu<strong>de</strong> critique sur St. Latnbert et soit premier bio-


7<br />

graphe" betoogt <strong>de</strong> Luiksche hoogleeraar G. Kurth, dat Go<strong>de</strong>-<br />

scalk <strong>de</strong> hem toegeschreven Gesta Sti. Lamberti slechts be­<br />

werkt heeft naar een reeds bestaand levensbericht van <strong>de</strong>n<br />

Heilige.<br />

Hoofdzakelijk bewijst <strong>de</strong> hoogleeraar zijn beweren uit een<br />

zinsne<strong>de</strong>, voorkomen<strong>de</strong> in <strong>de</strong> „Vila Sti. ffuberti," geschreven<br />

door een tijdgenoot van <strong>de</strong>n H. Hubertus, voor het jaar 730,<br />

(later uitgegeven door <strong>de</strong>n Jezuiet Roberti) geschreven dus voor<br />

het jaar 76o,dat Agrilfried,op wiens verzoek Go<strong>de</strong>scalk zijn „Gestd"<br />

bijeenbracht, bisschop van Luik werd.<br />

Ziehier <strong>de</strong> zinsne<strong>de</strong>: Quantis autem qualibusve miraculis suum<br />

veile Dominus per omne iter reversionis eorum commendark, sce-<br />

dula gestorum ejus<strong>de</strong>m Sancti Pontificis annotaia continet.<br />

Daar bestond dus reeds in <strong>de</strong> eerste helft <strong>de</strong>r 8ste eeuw<br />

een geschreven levensverhaal van <strong>de</strong>n H. Lambertus: scedula<br />

gestorum.<br />

Ver<strong>de</strong>r betoogt schrijver, dat waarschijnlijk dit oorspronke­<br />

lijk levensbericht werd opgesteld tusschen <strong>de</strong> jaren 723 en 743<br />

in een <strong>de</strong>r talrijke kloosters, welke <strong>de</strong>stijds in Lotherrijk en<br />

Rijnland beston<strong>de</strong>n.<br />

Ten ein<strong>de</strong> echter verwarring te voorkomen, laten wij <strong>de</strong><br />

„Gesta Sti. Lamberti," door ons hier gevolgd, staan ten name<br />

van Go<strong>de</strong>scalk, ofschoon wij gaarne <strong>de</strong> meening van <strong>de</strong>n scherp-<br />

zinnigen hoogleeraar on<strong>de</strong>rteekenen.<br />

Houdt men in het oog, dat onze Go<strong>de</strong>scalk tenauwernood<br />

eenige jaren na <strong>de</strong>n marteldood <strong>de</strong>s Heiligen <strong>de</strong>zes leren te<br />

boek stel<strong>de</strong>, en <strong>de</strong> door hem verhaal<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n vernomen<br />

heeft, gelijk hij zelf in zijn „Prologus" verklaart, uit <strong>de</strong>n mond van<br />

geloofwaardige mannen, bevoeg<strong>de</strong> getuigen, „per fi<strong>de</strong>les viros et<br />

idoneos testes," inzon<strong>de</strong>rheid echter van Thiodoënus, een van Lam­<br />

bertus' dienaren, dan zal men niet aarzelen, hem een ongemeen<br />

groot gezag en onbeperkt vertrouwen toe te kennen.<br />

Hoofdzakelijk schijnt hij bij <strong>de</strong> samensteling van zijn „Ges-<br />

ia Sti. Lamberti" ten doel te hebben gehad, <strong>de</strong> heiligheid en<br />

bewon<strong>de</strong>renswaardige <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s Heiligen, tot opwekking en


8<br />

stichting <strong>de</strong>r vrome gemeente, in het daglicht te brengen.<br />

Uit dien hoof<strong>de</strong> beschouwt hij <strong>de</strong>n Heilige meer als pries­<br />

ter, kerkvoogd, geloofsverkondiger, Belij<strong>de</strong>r en Martelaar, door <strong>de</strong><br />

getrouwe vervulling <strong>de</strong>r Evangelische voorschriften priesterenen<br />

leeken een toonbeeld ter navolging, dan wel als geschiedkundig<br />

persoon, in verband met <strong>de</strong> gebeurtenissen en toestan<strong>de</strong>n van<br />

zijn tijd op staatkundig en Godsdienstig gebied.<br />

In <strong>de</strong> voorlaatste zinsne<strong>de</strong>, voorkomen<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n,,Prologus"<br />

heet het: „Het betaamt, dat wij telkens bij <strong>de</strong> jaarlijksche vie­<br />

ring <strong>de</strong>r Heiligen, uit hun leven het een en an<strong>de</strong>r, waardoor <strong>de</strong><br />

stichting <strong>de</strong>r geloovigen en <strong>de</strong> eer van God kan wor<strong>de</strong>n bevor­<br />

<strong>de</strong>rd, niet stilzwijgend voorbijgaan, want hetgeen wij lofwaardigs<br />

vin<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Heiligen, is in<strong>de</strong>rdaad aan niets an<strong>de</strong>rs toe te<br />

schrijven dan aan <strong>de</strong> werking van Christus' gena<strong>de</strong>gave."<br />

Bevreem<strong>de</strong>n zal het <strong>de</strong>rhalve niemand, dat wij bij <strong>de</strong> be­<br />

werking van onzen „St. Lambertus" het geschrift van <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n<br />

Go<strong>de</strong>scalk tot handleiding namen.<br />

Wij bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n lezer het verhaal aan van Lambertus' leven<br />

en sterven, beschreven naar Go<strong>de</strong>scalk en na<strong>de</strong>r toegelicht voor<br />

hetgeen wij „<strong>de</strong> St° Lamberto" aantroffen bij <strong>de</strong>n Bollandist<br />

Suijskenus, die in zijne van buitengewone scherpzinnigheid getui­<br />

gen<strong>de</strong> aanteekeningen herhaal<strong>de</strong>lijk en onverholen hoogschatting<br />

voor Go<strong>de</strong>scalks arbeid aan <strong>de</strong>n dag legt.<br />

Al wie ooit kennis maakte met <strong>de</strong>n reuzenarbeid <strong>de</strong>r Bol­<br />

landisten, en zich overtuig<strong>de</strong> van <strong>de</strong> nauwgezetheid, waarme<strong>de</strong><br />

zij <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r oudheid plegen te wikken en te wegen,<br />

zal geree<strong>de</strong>lijk bekennen, dat men bezwaarlijk veiliger leidsman<br />

kan volgen.<br />

Tevens hebben wij, waar het pas gaf, gebruik gemaakt van<br />

<strong>de</strong> latere schrijvers, naar wier geschriften wij <strong>de</strong>n wel willen<strong>de</strong>n<br />

lezer telkens aan <strong>de</strong>n voet <strong>de</strong>r bladxij<strong>de</strong> verwijzen.<br />

Gemakshalve laten wij hier hunne namen, alsme<strong>de</strong> die <strong>de</strong>r<br />

aangehaal<strong>de</strong> bronnen naar <strong>de</strong> door ons gebruikte uitgaven<br />

volgen.<br />

d e<br />

Na Go<strong>de</strong>scalk komt Sief anus, Bisschop van Luik, io opvol-


9<br />

ger van <strong>de</strong>n H. Lambertus. Hij bloei<strong>de</strong> omstreeks het jaar 903<br />

en was, naar Jos. Demarteau, in een werk, dat wij hierachter<br />

zullen bespreken, bewijst, niet alleen tijdgenoot, maar ook vriend<br />

van monnik Hucbald, die op eigenaardigen dichttrant <strong>de</strong>n H.<br />

Lambertus bezong.<br />

Vervolgens Anselmus, kanunnik van Luik, die, tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> in<br />

het voetspoor van Hariger, abt van Lobbes (anno 980), omstreeks<br />

het jaar 1050 <strong>de</strong> levens <strong>de</strong>r Maastrichtsche en Luiksche Bisschoppen,<br />

van S' Theodardus tot Wazo, beschreef, en wiens werk door<br />

Aegidius, monnik van Orval, anno 1240 met aanteekeningen werd<br />

voorzien. Deze goe<strong>de</strong> monnik vooral, Aegidius Aureavallensis<br />

namelijk, was nog al lichtgeloovig uitgevallen.<br />

Daarna komt Nicolaas, eveneens kanunnik van Luik, die<br />

omstreeks het jaar 1130 het leven van onzen Heilige, naar<br />

Chapeaville getuigt, „egregie vereque <strong>de</strong>scripsit."<br />

Omstreeks hetzelf<strong>de</strong> jaar gaf Renerus, Benedictijner monnik<br />

<strong>de</strong>r St. Laurens-abdij, bij Luik, zijne „Vita" in 't licht.<br />

De werken van genoem<strong>de</strong> schrijvers wer<strong>de</strong>n ten jare 16ra<br />

door Chapeaville, kanunnik en vicaris te Luik, verzameld en uitgegeven<br />

als „Ges/a Pontificum Tungrensium, Trajectensium et<br />

Leodiensium"<br />

Ver<strong>de</strong>r ston<strong>de</strong>n ons ten dienste:<br />

Gregorius Turonensis: „Historia Francorum." Bazel 1558.<br />

Barth Fisen. S. J.: „Historiarum Ecclesiae Leodiensts partes<br />

duo." Eerste Deel. Gedrukt te Luik 1696.<br />

Joannes Roberti. S. J.: „ Historia StiHuberti." Luxemburg 1621.<br />

Foullon. S. J. : ,,Sistoria Leodiensis" T. 1 pars i a<br />

, waarin<br />

meermalen wordt aangehaald een „ Vita Sti Lamberti" door Notgerus,<br />

Bisschop van Luik (971 — 1007). Luik 1735.<br />

„Historiae Leodiensis universae Compendium." Luik 1655.<br />

Aub, Miraeus'. „Rerum Belgicarum Chronicon." Antwerpen<br />

1636.<br />

Aub. Miraeus: „Fasti Belgici et Burgondici." Brussel 1622.<br />

Aub. Miraeus: „Rerum Belgicarum Annales." Brussel 1624.<br />

Molanus: „Natales Sanctorum Belgii." Leuven 1595.


10<br />

Molanus: „Indiculus Sanctorum Belgii". Leuven 1573.<br />

A. <strong>de</strong> Haisse: ,,Al Molani Nat. S nm<br />

Belgii auctarium."<br />

Douai 1626.<br />

Petrus Merssaeus: „Electorum Ecclesiasiicorum Catalogus!'<br />

Keulen 1680.<br />

M. Zuerius Boxhornius : „ De Leodiensi republica auctor es<br />

praecipui" Lei<strong>de</strong>n 1633.<br />

De Castillion: „Sacra Belgii Chronologia" Gend 1719.<br />

Gabriel Bucelinus: „Historiae universalis nucleus." Ulm 1652.<br />

Zach. Lippeloo: „Vitae Sanctorum." 3 <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>el, een verkorting<br />

van Surius. Keulen 1596.<br />

Marcellinus: „Vita Sti. Swiberti." Dusseldorp 1718.<br />

Knippenbergh: „Historia Ducatus Gelriae." Brussel 1719.<br />

Lambertus <strong>de</strong> Heers: „Levens <strong>de</strong>r Heijligen van Wintershoven."<br />

Maasrticht 1712.<br />

Ghesquierus: „Acta Sanctorum Belgii," <strong>de</strong> 5 eerste <strong>de</strong>clen<br />

Brussel 1789; het 6 <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>el, waarin Constantinus Suijskenus, van<br />

wiens hoognoodige voorlichting wij zulk een ruim gebruik hebben<br />

gemaakt, „Comme/itirius <strong>de</strong> Sto Lamberlo" voorkomt. Tongerloo<br />

1794.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nieuwe schrijvers, bij welke wij te ra<strong>de</strong> zijn gegaan,<br />

noemen wij:<br />

W. Heijnen: „Levensbeschrijving van <strong>de</strong>n H. Lambertus."<br />

Maastricht 1850.<br />

Dr. P. Alb e r ding k-Thijm.\ „De H. Willebrordus, apostel<br />

<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n". Amsterdam 1864.<br />

Jos.Habets: „Geschie<strong>de</strong>nis van het Bisdom Roermond." 1875.<br />

Jos. Daris: „Histoire du Diocese et <strong>de</strong> la Principautè <strong>de</strong><br />

Liége, <strong>de</strong>puis leur origine jusqu'au Jj me siècle." Luik 1890.<br />

De Lenarts: „Opkomst en voortgang <strong>de</strong>r stad Maastricht".<br />

1864.<br />

Polain: „Histoire <strong>de</strong> l'ancien pays <strong>de</strong> Liége." Luik 1844.<br />

Courtejoie: „Les Lllustrations dt Stavelot!' Luik 1848.<br />

Driesen: „Recherches historiques sur Tongres!' Tongeren<br />

1851.


II<br />

G. Kurth: „Les origines <strong>de</strong> la ville <strong>de</strong> Liége." Luik 1883.<br />

G. Kurth: „Etu<strong>de</strong> critique sur St. Lambert et son premier<br />

biographe." 1876.<br />

De Corswarem: „ Mémoire historique sur les anciennes limites<br />

et circonscriptions <strong>de</strong> la Province <strong>de</strong> Limbourg." Brussel 1857.<br />

Pèlérin: „Essais historiques et critiques sur le Depart. <strong>de</strong><br />

la Meuse inférieure." Maastricht 1803.<br />

AI. Willemsen: „Antiquités sacrées." Maastricht 1873.<br />

M. Willemsen: „Ue stiftkerk v. d. H. Petrus te St. Odilien-<br />

berg." Roermond 1880.<br />

M. Willemsen: „Observaiions relatives a quelques points <strong>de</strong><br />

1'histoire <strong>de</strong> Maestricht." Maastricht 1866.<br />

Ch. Thijs: „Monographie <strong>de</strong> l'Eglise N. D. a Tongres".<br />

Luik 1866.<br />

Le Comte <strong>de</strong> Montalembert: „Les moines d 1<br />

Occi<strong>de</strong>ni." Parijs.<br />

/. E. Darras: „Histoire générale <strong>de</strong> l'Eglise." T. XVI en<br />

XVII. Parijs 1872.<br />

Alb. Wolters: „De H. H. Wiro, Plechelmus en Otgerus".<br />

Roermond 1862.<br />

1878.<br />

Fr. Nulens : „De H. Lambertus." Antwerpen (zon<strong>de</strong>r jaartal).<br />

l'Abbé V. H: „Histoire <strong>de</strong> St. Hubert." Luik 1876.<br />

Mgr. JVamèche: „Histoire <strong>de</strong> la Principauté <strong>de</strong> Liége."<br />

„Annuaire <strong>de</strong> la province <strong>de</strong> Limbourg!' Maastricht 1825.<br />

„Annuaire <strong>de</strong> la province <strong>de</strong> Limbourg." Maastricht 1829.<br />

Jos. Demarteau : „St. Hubert, sa légen<strong>de</strong>, son histoire!' Luik<br />

Jos. Demarteau: ., Vie <strong>de</strong> St. Lambert, écrite en vers." Luik<br />

In dit werk betoogt schrijver, dat Hucbald, monnik <strong>de</strong>r<br />

St. Amands-abdij (io <strong>de</strong><br />

eeuw) <strong>de</strong> vervaardiger is van een Leven<br />

van <strong>de</strong>n H. Lambertus, in verzen verhaald. Dit doet <strong>de</strong> heer<br />

Demarteau, gelijk <strong>de</strong> scherpzinnige Kurth getuigt, „op goe<strong>de</strong><br />

gron<strong>de</strong>n." Blijkbaar is <strong>de</strong>ze dichterlijke monnik <strong>de</strong> „poeia<br />

anonymus", waarvan bij <strong>de</strong>n Bollandist Suijskenus meermalen<br />

wordt gewag gemaakt.


12<br />

Ein<strong>de</strong>lijk maakten wij kennis met het levensbericht „De<br />

H. Lambertus", van <strong>de</strong> hand <strong>de</strong>s eerw. P. P. Albers S. J., voorkomen<strong>de</strong><br />

in het „Jaarboekje" van Alberdingk Thijm voor 1896.<br />

En hierme<strong>de</strong> hebben wij, naar onze beschei<strong>de</strong>n meening,<br />

<strong>de</strong>n welwillen<strong>de</strong>n lezer genoegzaam aangetoond, op welk standpunt<br />

wij ons, bij <strong>de</strong> bewerking van dit „St. Lambertusboekje,"<br />

hebben geplaatst.<br />

De blij<strong>de</strong> hoop, iets te hebben bijgedragen tot <strong>de</strong> verheerlijking<br />

van <strong>de</strong>zen moedigen Kampioen voor <strong>de</strong> zaak Gods en voor<br />

<strong>de</strong> heiligheid van <strong>de</strong>n Christelijken huwelijksband, is ons een<br />

zoete belooning voor <strong>de</strong>n arbeid, dien wij met lief<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnamen.<br />

H. Lambertus, bid voor ons!


Soofdgtuk I.<br />

De geboorte en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong>n Heilige.<br />

GODESCALK. »De roemruchtige man, Bisschop Lambertus,<br />

werd in <strong>de</strong> stad Maastricht geboren uit ou<strong>de</strong>rs,<br />

die rijk, door stand en waardigheid on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voornaamsten<br />

geëerd, en afkomstig waren van een reeds<br />

se<strong>de</strong>rt lang herwaarts Christelijk voorgeslacht." l)<br />

In een werkje, door <strong>de</strong>n Rijksarchivaris Jos. Habets uitgegeven<br />

in 1864, verhaalt <strong>de</strong> Lenarts <strong>de</strong> „Opkomst en voortgang<br />

<strong>de</strong>r stad Maastricht" als volgt:<br />

Keizer Augustus, die leef<strong>de</strong> van het jaar 63 vóór tot 14<br />

na Christus, „zag met leedwezen <strong>de</strong>n droevigen toestand, waarin<br />

Cesar (Julius Caesar leef<strong>de</strong> van het jaar 100 tot 44 voor Christus)<br />

<strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n gedolven had, want niet alleen waren <strong>de</strong> woonplaatsen<br />

<strong>de</strong>r ingezetenen vernield, maar zelfs <strong>de</strong> volkeren, die<br />

aan zijne wraak ontsnapten, durf<strong>de</strong>n hunnen eigen naam niet<br />

meer voeren, maar had<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re aangenomen.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zen tel<strong>de</strong> men het volk <strong>de</strong>r Eburonen, dat <strong>de</strong>n<br />

1) Bij Chapeaville. T. I., bl. 326.


14<br />

mam van Tongenaren koos, dien het ge<strong>de</strong>eltelijk te voren had<br />

gevoerd, maar die aan Cesar onbekend was gebleven i)<br />

„Om <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n dan we<strong>de</strong>r tot stand te brengen, en<strong>de</strong><br />

van bewoon<strong>de</strong>n te voorzien, stel<strong>de</strong> Augustus er coloniën van<br />

zijne engen soldaten, die hem vele jaren trouw gedient hebben<strong>de</strong><br />

hunne ou<strong>de</strong> dagen aldaar in rust kon<strong>de</strong>n doorbrenghen 2)<br />

Ne<strong>de</strong>r-Duijtsland, waarvan <strong>de</strong> Tongenaren een ge<strong>de</strong>elte bek<br />

eed<strong>de</strong>n, was van <strong>de</strong> keijzerlijke goe<strong>de</strong>rtierentheijt niet berooft<br />

gebleven 3), want hij stel<strong>de</strong> in het mid<strong>de</strong>n van dit volk, op <strong>de</strong><br />

puijnhoopen van het ou<strong>de</strong> Aduatica, die beroem<strong>de</strong> colonie, welke<br />

CtaVië 4) b£kWam<br />

Jt ,T tv" °<br />

'<br />

e n n a<br />

-'W-n<br />

tijt tot hoofdplaats van het Tongersche volk is verheven, alwaar<br />

<strong>de</strong> H. Maternus zijne <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bidplaats, om <strong>de</strong> bekeer<strong>de</strong> heij<strong>de</strong>nen<br />

in het ware geloof te on<strong>de</strong>rrichten, heeft opgebouwd »<br />

Strabo, die on<strong>de</strong>r Augustus leef<strong>de</strong> en een beroemd aardrijkskun<strong>de</strong><br />

was, getuigt, dat, tij<strong>de</strong>ns hunnen strijd tegen <strong>de</strong>Ne<strong>de</strong>r-<br />

Dmtschers, <strong>de</strong> Romeinen in het land <strong>de</strong>r Tongerschen eene brug<br />

over <strong>de</strong> rivier had<strong>de</strong>n geworpen 5).<br />

„Deze brug, verhaalt <strong>de</strong> Lenarls ver<strong>de</strong>r, was gelegen op<br />

<strong>de</strong> Maas aan <strong>de</strong>n grooten wegh, dien Agrippa had aangelegd<br />

en waarbij Drusus een fort had gebouwd 6).<br />

„Bij <strong>de</strong>ze brug verzamel<strong>de</strong>n zich eenige Iandbewoon<strong>de</strong>rs<br />

t zij voor han<strong>de</strong>l of voor lijfsbehoud, en vorm<strong>de</strong>n er een dorp<br />

dat <strong>de</strong>n naam van Trecht of Maastrecht ontving.<br />

„De H. Maternus bouw<strong>de</strong> er tot on<strong>de</strong>rrichting <strong>de</strong>r bewoon<strong>de</strong>rs,<br />

die men Maaslan<strong>de</strong>rs noem<strong>de</strong>, eene christelijke bidplaats.»<br />

Tot hiertoe onze zegsman.<br />

Ver<strong>de</strong>r is bekend, dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> H. Maternus te Octavia,<br />

i) Assurrexerunt ergo Tungri ex Eburonum ruina. IFisen)<br />

Augustus' eigenlijke naam was Octavlanus. '<br />

I) rSnb P<br />

. U<br />

4,T 0 ROmani P<br />

66 ° n t e m a e d i f i C a n t<br />

- 4).


H •<br />

na<strong>de</strong>rhand Tongeren genaamd, een Bisschopszetel vestig<strong>de</strong>, welke<br />

omstreeks het jaar 383 door <strong>de</strong>n H. Servatius naar Maastricht<br />

werd overgebracht 1).<br />

De H. Servatius namelijk had van Godswege <strong>de</strong> droevige<br />

tijding ontvangen, dat weldra <strong>de</strong> stad Tongeren door barbaren<br />

verwoest, Maastricht evenwel gespaard zou<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n; daarom<br />

bracht hij <strong>de</strong> overblijfselen zijner heilige voorgangers, <strong>de</strong> gewij<strong>de</strong><br />

vaten en kostbaarhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Tongersche Kerk over naar <strong>de</strong> veste<br />

aan <strong>de</strong> Maas, welke, naar Fisen getuigt, reeds in het mid<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> 4 <strong>de</strong><br />

eeuw <strong>de</strong>n naam van oppidum, vesting, droeg 2).<br />

Den 13<strong>de</strong>" Mei 384 sliep <strong>de</strong> H. Servatius, te Maastricht,<br />

ter zalige rust in.<br />

Niet lang na zijn heilig verschei<strong>de</strong>n ging 's Mans voorspelling<br />

maar al te letterlijk in vervulling.<br />

Naar het gevoelen van <strong>de</strong>n grooten Bollandist Henschenius,<br />

is het niet onwaarschijnlijk, dat reeds in het jaar 384 <strong>de</strong> woeste<br />

Hunnen, van Keulen uit, waar zij <strong>de</strong> H. Ursula en hare Gezellinnen<br />

vermoord had<strong>de</strong>n, in het land <strong>de</strong>r Tongeren zijn gevallen 3).<br />

In 385 werd <strong>de</strong> stad verwoest door <strong>de</strong> Salische Franken, in<br />

406 door <strong>de</strong> Vandalen, in 450 nogmaals door <strong>de</strong> Hunnen.<br />

„Weinig ste<strong>de</strong>n, zegt Fr, Driesen, hebben eene lij<strong>de</strong>nsgeschie<strong>de</strong>nis,<br />

welke met die van Tongeren kan wor<strong>de</strong>n vergeleken" 4).<br />

De vestiging van <strong>de</strong>n Bisschopszetel te Maastricht, <strong>de</strong> voorspelling<br />

van <strong>de</strong>n H. Servatius, dat <strong>de</strong>ze stad bij <strong>de</strong> opeenvolgen<strong>de</strong><br />

schier algemeene verwoestingen, waarvan alom het land <strong>de</strong>r<br />

Tongeren het tooneel werd, gespaard zou<strong>de</strong> blijven, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

schitteren<strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren, welke bij <strong>de</strong> roemrijke grafste<strong>de</strong> <strong>de</strong>s<br />

Heiligen geschied<strong>de</strong>n, hebben ongetwijfeld veel er toe bijgedragen,<br />

om <strong>de</strong> sterke en veilige veste aan Maas en Jeker allengs<br />

in groei en bloei te doen toenemen.<br />

1) De Corswarem: Mémoire historique sur les anciennes limites <strong>de</strong> la province<br />

du Limbourg, pag. 20. Zie ver<strong>de</strong>r ook mijne St. Servatiuslegen<strong>de</strong>.<br />

Maastricht 1884.<br />

2) Obtricense Mosae oppidum. Fisen ad annum 359. Over Maastricht raadplege<br />

men ver<strong>de</strong>r Pélerin: Essais hist. et crit.<br />

3) G. Henschenius: „De Sto Servatio commentarius", cap. II, n, 13.<br />

4) Driesen: „Recherches historiques sur Tongres", p. 23.


i6<br />

In het jaar 445 verjoeg Clodio, Koning <strong>de</strong>r Franken <strong>de</strong><br />

laatste Romeinen uit zijn Rijk, en ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> het in Austrasië en<br />

Westrasië 1). Bij het eerste werd België en ook grooten<strong>de</strong>els ons<br />

land ingelijfd.<br />

„Se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> 7<strong>de</strong> eeuw, schrijft pastoor M. Willemsen, was<br />

<strong>de</strong> St. Servaaskerk te Maastricht een lichtend mid<strong>de</strong>npunt in het<br />

mid<strong>de</strong>n van het barbaarsch Austrasië" 2).<br />

Van dit „lichtend mid<strong>de</strong>npunt" uit ging, met het Christelijk<br />

Geloof, hein<strong>de</strong> en verre door Maastrichts heilige Bisschoppen<br />

gepredikt, ook <strong>de</strong> ware beschaving op over <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke<br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> eerste helft <strong>de</strong>r 7d« eeuw heerschte Koning Dagobert<br />

over <strong>de</strong> vereenig<strong>de</strong> Rijken Austrasië en Neustrie; over het eerstgenoem<strong>de</strong><br />

had hij se<strong>de</strong>rt het jaar 633 aangesteld zijn zoon Sigebertus<br />

d!e on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wijze leiding van <strong>de</strong>n Keulschen Aartsbisschop<br />

Cunibert en hertog A<strong>de</strong>lgisus <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n in vre<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>.<br />

Voor Austrasië was het een tijdvak van Christelijke we<strong>de</strong>rgeboorte.<br />

De oorlogen over landver<strong>de</strong>eling en erfopvolging had<strong>de</strong>n<br />

grooten<strong>de</strong>els opgehou<strong>de</strong>n. De keuze <strong>de</strong>r Bisschoppen, van<br />

wier toewijding <strong>de</strong>stijds zooveel, niet alleen op Godsdienstig en<br />

ze<strong>de</strong>lijk, maar ook op stoffelijk gebied af hing, was beter geregeld.<br />

Allerwegen rezen er kloosters en abdijen als uit <strong>de</strong>n grond op,<br />

hetgeen <strong>de</strong> vorming <strong>de</strong>r geestelijken, <strong>de</strong> verbreiding van het<br />

Christendom en <strong>de</strong> beschaving <strong>de</strong>s volks bijzon<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> hand<br />

werkte. De Koningen en vooral <strong>de</strong> hofmeiers, - want <strong>de</strong>ze tra<strong>de</strong>n<br />

meer en meer als han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> personen op <strong>de</strong>n voorgrond, terwijl<br />

hun meesters niets meer waren dan Vorsten in schijn —<br />

bescherm<strong>de</strong>n met loffelijken ijver <strong>de</strong>n Godsdienst en werkten<br />

<strong>de</strong> oprichting van kloosters, abdijen en kerken, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> verspreiding<br />

<strong>de</strong>r waarheid in <strong>de</strong> hand.<br />

Moge het ook al waar zijn, dat zij in <strong>de</strong> prediking van<br />

het Christendom een geschikt mid<strong>de</strong>l zagen, om hunnen invloed<br />

1) Miraeus: „Rerum Belgicorum Chronicon." (Melding).<br />

2) M. Utllemsen: „Antiquites sacrées." Introd. pag. 3


17 -<br />

op <strong>de</strong> nog niet óf sleehts kwalijk on<strong>de</strong>rworpen volksstammen<br />

te laten gel<strong>de</strong>n of te vermeer<strong>de</strong>ren, en dat zij bij voorkeur<br />

schuts en steun verleen<strong>de</strong>n aan Geloofsbo<strong>de</strong>n, die me<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />

vestiging <strong>de</strong>r Frankische heerschappij bevor<strong>de</strong>rlijk waren, — al<br />

zou<strong>de</strong>n dus hun bedoelingen ook niet altoos van baatzucht<br />

zijn vrij te pleiten, — een niet te loochenen geschiedkundig<br />

feit is het, dat <strong>de</strong> staatkun<strong>de</strong> en <strong>de</strong> macht <strong>de</strong>r Pepijnen aan <strong>de</strong><br />

invoering en <strong>de</strong>n bloei <strong>de</strong>s Christendoms in <strong>de</strong>ze streken zeer<br />

voor<strong>de</strong>elig geweest is.<br />

Omtrent <strong>de</strong> jaartallen van Dagoberts regeering zijn <strong>de</strong><br />

schrijvers het niet eens. Chapeaville plaatst ze tusschen <strong>de</strong><br />

jaren 626 en 644, Miraeus tusschen 623 en 644 1); wij volgen<br />

hier <strong>de</strong> meening, door Siegbert van Gembloux voorgestaan, ook<br />

door <strong>de</strong>n Bollandist Suijskens aangenomen 2).<br />

„De opkomen<strong>de</strong> stad Maastricht, schrijft F. Nulens, was<br />

voor een ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>s jaars <strong>de</strong> verblijfplaats van het hof <strong>de</strong>s<br />

Konings.<br />

„Daar woon<strong>de</strong>n dan ook vele groote heeren, in dienst bij<br />

<strong>de</strong>n Vorst, en aan zijn hof, geduren<strong>de</strong> zijn verblijf te Maastricht<br />

verbon<strong>de</strong>n 3).<br />

„Maastricht, zoo lezen wij in het bekend Annuaire <strong>de</strong> la<br />

province <strong>de</strong> Limbourg 1825, was <strong>de</strong>siijds reeds een zoo voorname<br />

plaats, dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Frankische Koningen, <strong>de</strong> Merovingers zoowel<br />

als later <strong>de</strong> Karolingers, er meermalen verblijf hiel<strong>de</strong>n. In<br />

552 hield Koning Chil<strong>de</strong>rik I er een plechtigen rechtsdag.<br />

Buitendien was Maastricht <strong>de</strong> hoofdstad <strong>de</strong>r Maasgouw,<br />

welker rechtsgebied zich uitstrekte van Visé tot Holland, en bijgevolg<br />

<strong>de</strong> zetel van een belangrijk bestuur."<br />

Hetzelf<strong>de</strong> Annuaire (1829) wijst in <strong>de</strong> nabijheid van St.<br />

Servaas <strong>de</strong> plaats aan, waar het Koninklijk paleis, dat in 881<br />

door <strong>de</strong> Noormannen verwoest werd, gestaan heeft.<br />

Chapeaville: T. I, „Res gestae", Miraeus: t. a. p. ad annum.<br />

2<br />

) Bij Ghesq: T. VI. De Sto Lamberto no 22.<br />

3) F- Nulens: De H. Lambertus, bl. 15.<br />

DE H. LAMBERTUS.


i8<br />

Uit dit paleis dagmerkte Koning Chil<strong>de</strong>rik, twee<strong>de</strong> van<br />

dien naam, <strong>de</strong>n 6<strong>de</strong>n September 667, <strong>de</strong> stichtingsoorkon<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<br />

abdijen Stavelot en Malmedij 1).<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n, die tot het gevolg <strong>de</strong>s Konings behoor<strong>de</strong>n,<br />

was een zekere graaf Aper.<br />

„De graaf, schrijft Jos. Heibels 2) was een ambtenaar, die<br />

door <strong>de</strong>n Koning uit eene <strong>de</strong>r rijkste en aanzienlijkste geslachten<br />

van <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong> werd gekozen.<br />

„Hij stond aan het hoofd van het burgerlijk en gerechtelijk<br />

bestuur van zijn kreits, was er aanvoer<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n heerban en<br />

belast met <strong>de</strong> handhaving van <strong>de</strong>n landvre<strong>de</strong>."<br />

Graaf Aper bezat bij Maastricht en in het Tongersche<br />

uitgestrekte erfgoe<strong>de</strong>ren; bij <strong>de</strong> bevolking was hij geacht om<br />

zijn rijkdom, zijn aanzien en zijn invloed aan het hof, bemind<br />

om zijn Godsdienstigheid, zijn rechtschapenheid en zijne mildheid<br />

jegens <strong>de</strong>n arme.<br />

Foullon is van oor<strong>de</strong>el, dat Aper van een Tongersch of<br />

oud-Romeinsch geslacht was, daar hij woon<strong>de</strong> te Maastricht,<br />

werwaarts zich, na <strong>de</strong> verwoesting van Tongeren en <strong>de</strong> wegdrijving<br />

<strong>de</strong>r Romeinen, naar het voorbeeld <strong>de</strong>r Bisschoppen, <strong>de</strong><br />

meeste Tongersche e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n begeven; <strong>de</strong> naam wijst<br />

op een Romeinsche afkomst, hetgeen te meer bevreem<strong>de</strong>nd<br />

mag schijnen in een tijd en een land, waar <strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n bijna<br />

uitsluitend Frankische namen droegen 3).<br />

Zijne gemalin was <strong>de</strong> vrome Harisplendis, een e<strong>de</strong>le loot<br />

van Frankischen stam, „e<strong>de</strong>l, schrijft <strong>de</strong> Benediktijner Renerus,<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Frankische e<strong>de</strong>len" 4).<br />

Uit het heilig echtverbond, door Aper gesloten met <strong>de</strong><br />

waardige Harisplindis, werd te Maastricht <strong>de</strong> H. Lambertus geboren.<br />

De oudste levensbeschrijver van onzen Heilige, Go<strong>de</strong>scalk,<br />

1) Zie Ghesq: T. III, pag. 391.<br />

2) In een aanteekening op genoem<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Lenarts, bl 20<br />

3) Foullon: Hist. Leod.. T. I, Deel I, bi. 101.<br />

4) Renerus: cap. 4.


19<br />

die, naar hij zelf getuigt, het voorrecht had, vele bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n<br />

u<br />

it <strong>de</strong>n mond van tijdgenooten, ja, van dienaren <strong>de</strong>s Heiligen<br />

te vernemen, heeft, won<strong>de</strong>r genoeg, <strong>de</strong>n naam <strong>de</strong>r gelukkige<br />

moe<strong>de</strong>r niet vermeld, wel dien <strong>de</strong>s va<strong>de</strong>rs, waar spraak is van<br />

Lambertus' begraafplaats (cap. X).<br />

Den naam Harisplindis zijn wij verschuldigd aan Notgerus,<br />

die hem het eerst noemt.<br />

Meer<strong>de</strong>re schrijvers beweren, dat zij was eene afstammelinge<br />

van Keizer Mauritius; an<strong>de</strong>re hou<strong>de</strong>n haar voor <strong>de</strong> dochter<br />

van Sigolas, heer van St. Pieter, bij Maastricht.<br />

Zekerheid hebben wij daaromtrent niet i).<br />

Naar luid eener alou<strong>de</strong> overlevering was graaf Apers' woning<br />

gelegen te Maastricht, ter plaatse, waar in 1575 het Jezuïetenklooster,<br />

thans tot schouwburg vervallen, werd gebouwd.<br />

Bij <strong>de</strong>n Bollandist Suijskens lezen wij daarover het volgen<strong>de</strong><br />

: „Een overlevering, waarvan <strong>de</strong> herkomst in 't duister<br />

ligt, wil dat het huis, waarin <strong>de</strong> H. Lambertus werd geboren,<br />

een ge<strong>de</strong>elte uitmaakt van ons klooster te Maastricht. Thans<br />

nog (anno 1755) heet dit ge<strong>de</strong>elte: huis van <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />

„In een <strong>de</strong>r vertrekken bevindt zich een beeld van <strong>de</strong>n<br />

Heilige, met een opschrift, mel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong>n<br />

Heilige aldaar 2)."<br />

In een aanteekening aan <strong>de</strong>n voet <strong>de</strong>r bladzij<strong>de</strong> meldt hij<br />

ver<strong>de</strong>r: „Toen in 't jaar 1787 ten behoeve van <strong>de</strong> kapel, gebouwd<br />

boven <strong>de</strong> plaats, waar het geboortehuis van <strong>de</strong>n Heilige<br />

zou hebben gestaan, eenige werkzaamhe<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n verricht, vond<br />

men er in <strong>de</strong>n grond, op een diepte van bijna 12 voet, eenig<br />

bijna verteerd menschelijk gebeente en een gou<strong>de</strong>n ring, voorzien<br />

van dit inschrift: Hari- vivas - Do-f- sto.<br />

„Ziehier hoe ik dit verklaar: Harisplendis, vivas Domino<br />

t sancto. Leef, o Harisplendis, <strong>de</strong>n heiligen gekruisig<strong>de</strong>n Heere I<br />

„Zeer goed kan die ring door een e<strong>de</strong>l en vroom man,<br />

1) Foullon: t. a. p. in margine.<br />

a) Bij Ghesq: T. VI, p. 29.


20<br />

wellicht door <strong>de</strong>n H. Lambertus-zelven, bij een feestelijke gelegenheid<br />

aan <strong>de</strong> godvruchtige e<strong>de</strong>lvrouw ten geschenke gegeven,<br />

en met het stoffelijk overschot <strong>de</strong>r overle<strong>de</strong>ne, gelijk<br />

<strong>de</strong>stijds placht te geschie<strong>de</strong>n, in het graf gelegd zijn."<br />

„Se<strong>de</strong>rt onheugelijke tij<strong>de</strong>n, getuigt Heijnen, pastoor van<br />

St. Pieter i), was ter herinnering aan dat geboortehuis een beeld<br />

van <strong>de</strong>n Heilige geplaatst in <strong>de</strong>n buitenmuur van het hoekhuis<br />

<strong>de</strong>r Hoenstraat, nabij <strong>de</strong>n schouwburg.<br />

„Jammer is het, dat <strong>de</strong> Maastrichtenaren het wegnemen van<br />

dit beeld hebben geduld."<br />

Omtrent het jaar zijner geboorte loopen <strong>de</strong> meeningen <strong>de</strong>r<br />

schrijvers nog al uiteen, <strong>de</strong> meest gezaghebben<strong>de</strong> wijren het<br />

jaar 6.35 daarvoor aan 2), Miraeus, Fisen en <strong>de</strong> Heers het<br />

jaar 636.<br />

Na een zeer oor<strong>de</strong>elkundig vergelijkend on<strong>de</strong>rzoek te<br />

hebben ingesteld tusschen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> meeningen <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong><br />

kroniekschrijvers, komt <strong>de</strong> scherpzinnige Bollandist Suijskens tot<br />

<strong>de</strong> slotsom, dat onze Heilige het levenslicht aanschouw<strong>de</strong> in 636.<br />

De naam wordt nog al verschillend geschreven.<br />

De „anonymus poeta", waarvan laatstgenoemd schrijver gewaagt,<br />

en die, naar <strong>de</strong> bevinding van Jos. Demarteau, niemand<br />

an<strong>de</strong>rs kan zijn dan <strong>de</strong> 10<strong>de</strong> eeuwsche Hucbald, monnik van<br />

St. Amand, schrijft Landbertus; „<strong>de</strong> Heilige immers, zoo dicht<br />

hij, zou <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diger van zijn va<strong>de</strong>rland wezen 3).»<br />

Land-bert, Berd, Bred, steun van zijn land. In <strong>de</strong>ze beteekenis<br />

vin<strong>de</strong>n wij het woord Berd bij Kiliaan opgegeven.<br />

In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kronijken ontmoeten wij ook Lantbertus en<br />

Lan<strong>de</strong>bertus.<br />

Op <strong>de</strong> lijst van eigennamen, voorkomen<strong>de</strong> in zijn „Etymologicum"<br />

schrijft Kiliaan: Lambert, Lam Pert, Langwerd _<br />

lang waard: diu charus, alsme<strong>de</strong> Landtprecht: ditionis potentia<br />

macht <strong>de</strong>s lands.<br />

2) fSi^ L<br />

vJ en5l<br />

? eSCh<br />

r jving v a n d e n H<br />

- Lambertus", bi. i<br />

2 Me Chapeaville, alsme<strong>de</strong> Comp. Hist. Leod.<br />

S. 5<br />

3) Ghesq : t. a. p., n 0 24; Demarteau: t. a. p., bl. 19,


21<br />

Ook Rhabanus, naar Suijskens oor<strong>de</strong>elt, goed kenner <strong>de</strong>r<br />

ou<strong>de</strong> Dietsche taal, hecht aan het woord Bert <strong>de</strong> beteekenis<br />

van roemwaardig, zoodat <strong>de</strong> naam van onzen Heilige beduidt:<br />

man, <strong>de</strong>n roem <strong>de</strong>s lands waardig.<br />

Go<strong>de</strong>scalk schrijft steeds: Lambertus.<br />

De geboortedag van <strong>de</strong>n Heilige is ons niet bekend, hetgeen<br />

wel jammer mag heeten, daar hij, naar Fisen i) terecht<br />

aanmerkt, wel verdien<strong>de</strong> met gou<strong>de</strong>n letterschrift op <strong>de</strong> geschiedrollen<br />

te wor<strong>de</strong>n aangeteekend.<br />

) Fisen: t. a. p„ no 14.


Öoofd^tuk II.<br />

De jeugd van onzen Heilige.<br />

Blijkbaar hebben <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kroniekschrijvers <strong>de</strong>n zin voor het<br />

Achterlijke, zoo eigen aan <strong>de</strong>n tijd, waarin zij leef<strong>de</strong>n, en aan<br />

<strong>de</strong> omgeving, waarin zij zich bewogen, niet weten te beteugelen,<br />

hetgeen toch <strong>de</strong>ngene, die zich ten taak stelt, <strong>de</strong> geschiedkund.ge<br />

waarheid, en niets dan <strong>de</strong> waarheid, te boeken, in<br />

hooge mate betaamt.<br />

En zoo is het geschied, dat <strong>de</strong> meesten hunner, uit kwalijk<br />

begrepen ijver voor <strong>de</strong> eer onzes Heiligen, zijne wieg als<br />

het ware met een krans van won<strong>de</strong>rverhalen hebben omvlochten<br />

De ou<strong>de</strong> Go<strong>de</strong>scalk, die zijn gegevens aan <strong>de</strong> beste bronnen<br />

kon putten, maakt daarop een alleszins loffelijke uitzon<strong>de</strong>ring.<br />

Gaarne vergeven wij hem, dat zijn taal min<strong>de</strong>r gekuischt<br />

is, nu hij slechts trouw weergeeft wat hij-zelf uit <strong>de</strong>n mond van<br />

oog- en oorgetuigen heeft vernomen.<br />

Zoo verhaalt Aegidius i) dat Lina, dochter van een Fran-<br />

I) In zijne aantekeningen op Anselmus, bij Chaf., p. ,o 7.


23<br />

kisch e<strong>de</strong>lman, door een Engel als voedster van het bevoorrecht<br />

kind naar Maastricht gezon<strong>de</strong>n en daar op won<strong>de</strong>rdadige wijze<br />

van hare blindheid genezen werd.<br />

ALgidius-izM verhaalt het slechts in het voorbijgaan en als<br />

een vertelsel: „dieilur", zegt hij, en hij laat er op volgen: „Nunc<br />

vero ad historiam re<strong>de</strong>amus', „gaan wij nu weer over tet<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis."<br />

Vóór hem maakt geen an<strong>de</strong>r geschiedschrijver daarvan<br />

melding.<br />

Des te meer bevreemdt het ons, dat he<strong>de</strong>n ten dage zulk<br />

een verdichtsel te goe<strong>de</strong>r rrouw nog in het leven van <strong>de</strong>n Heilige<br />

wordt naverteld.<br />

De eerw. heer Nulens wijdt aan <strong>de</strong> plotselinge verschijning<br />

van <strong>de</strong> lieftallige blin<strong>de</strong> maagd, „aan <strong>de</strong>n arm eener ou<strong>de</strong> vrouw,<br />

die hare moe<strong>de</strong>r was en hare stappen begeleid<strong>de</strong>", terwijl <strong>de</strong><br />

„jongelie<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> geslachten", ter viering van Lambertus'<br />

heugelijk geboortefeest, „met <strong>de</strong> vroolijkheid op het gelaat, met<br />

kransen op het hoofd, met bloemen in <strong>de</strong> hand, <strong>de</strong> Maasoevers<br />

bij het bruischen van <strong>de</strong>n stroom met hunne blij<strong>de</strong> gezangen<br />

<strong>de</strong><strong>de</strong>n weergalmen," eene heerlijk geschreven bladzij<strong>de</strong>, onzes<br />

erachtens, meer geschikt om in een „Bloemlezing" dan in een<br />

geschiedkundig werk een plaats te vin<strong>de</strong>n 1).<br />

Een twee<strong>de</strong> feit van dien aard, aan <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n Aigidius<br />

ontleend, wordt omstandig verhaald door <strong>de</strong>n ernstigen Fisen,<br />

die evenwel voorzichtigheidshalve erbij voegt: „Geloove het <strong>de</strong><br />

lezer indien hij wil 2)."<br />

Nog in <strong>de</strong> wieg liggen<strong>de</strong>, zou <strong>de</strong> kleine Heilige tot zijne<br />

voedster, Lina, hebben gesproken, om haar te verwijten, niet te<br />

hebben gedaan wat haar door gravin Harisplendis was opgedragen.<br />

Ook dit won<strong>de</strong>r vindt gretig geloof bij <strong>de</strong>n eerw. heer<br />

Nulens 3).<br />

1) Nulens: De H. Lambertus, bi. 22.<br />

2) sEgidius, t. a. p.; Fisen : No 14.<br />

3) Nulens : t. a. p.


2 4<br />

„Dergelijke verhalen, schrijft terecht Foullon, hebben hunnen<br />

oorsprong te danken aan „<strong>de</strong>clamatoren, die <strong>de</strong>n lust<br />

met kunnen bedwingen, onzen Heilige te maken tot een twee<strong>de</strong>n<br />

Joannes Baptista, met wien hij door zijn moedig optre<strong>de</strong>n<br />

voor <strong>de</strong> heiligheid van <strong>de</strong> huwelijkstrouw en door zijn hel<strong>de</strong>ndood<br />

een niet te miskennen gelijkenis heeft i)."<br />

De Bollandist Suijskens gispt vrij onzacht <strong>de</strong> vertellers van<br />

<strong>de</strong>rgelijke fabelen, welke bij <strong>de</strong> ernstige, ou<strong>de</strong>re schrijvers niet<br />

wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n, en tot wier geloofwaardigheid het „dicitur"<br />

van Aegtdius met toereikend wordt geacht.<br />

Het zij ons voldoen<strong>de</strong> hier aan te stippen, dat van zijne<br />

prilste jeugd af onze Heilige schitter<strong>de</strong> door alle die ongemeene<br />

gaven naar geest en leest, waarme<strong>de</strong> God meermalen hoogbevoorrechte<br />

kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>r menschen be<strong>de</strong>elt.<br />

De kronijkschrijver Siegbert van Gembloux beweert - aan<br />

<strong>de</strong>ze bewering schijnt <strong>de</strong> eerw. heer Nulens ook te hechten -<br />

dat <strong>de</strong> H. Remaclus het kind <strong>de</strong>r gelukkige echtelie<strong>de</strong>n Aper<br />

en Harisplendis gedoopt heeft. Aigidius <strong>de</strong>elt eveneens dat<br />

gevoelen.<br />

't Is evenwel niet waarschijnlijk, zegt onze Bollandist, wijl<br />

<strong>de</strong>stijds <strong>de</strong> H. Remaclus ver van Maastricht, in Neustrië vertoef<strong>de</strong><br />

en wel niet voor het toedienen van dit Sacrament naar<br />

<strong>de</strong> Maasgouw zal zijn overgekomen.<br />

Ook Fisen komt daartegen op. „De H. Remaclus, schrijft<br />

hij, verbleef toenmaals in <strong>de</strong> abdij van Solesmes'' 2).<br />

Laten wij nu 's Heiligen oudsten en gezaghebben<strong>de</strong>n levensbeschrijver<br />

Go<strong>de</strong>scalk aan het woord.<br />

stekenH Ree<br />

H d<br />

V n<br />

^ , kindsheid<br />

> ^ 3), was hij schoon en uitstekend<br />

e<strong>de</strong>l van geslacht en afkomst, goedig van aard<br />

W rT Z<br />

' Jn<br />

, k m d e r l i<br />

j k e I a a t la<br />

S S een lichtglans uitgegoten, die hem<br />

beminnelijk maakte bij huisgenooten en verwanten<br />

„En toen <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r zag hoe zijn dierbaar kind, hij het toenemen<br />

1) Foullon: p. 102.<br />

2) Fisen, bl. 54.<br />

3) Bij Chafeav. p. 326.


25<br />

in jaren, van allen bemind werd en uitmuntte door ijver voor <strong>de</strong>n<br />

Godsdienst, was er groote vreug<strong>de</strong> in zijn hart en dankte hij <strong>de</strong>n Heer.<br />

„Reeds van <strong>de</strong> eerste jaren af vertrouw<strong>de</strong> hij hem toe aan wijze<br />

en geleer<strong>de</strong> mannen, die hem in <strong>de</strong> gewij<strong>de</strong> wetenschappen on<strong>de</strong>rwezen.<br />

„Lambertus maakte, dank aan zijn groote leergierigheid en aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n<br />

ijver, snelle vor<strong>de</strong>ringen.<br />

„Toen hij door die wijze mannen ontwikkeld was, keer<strong>de</strong> hij terug<br />

in het huis zijns va<strong>de</strong>rs.<br />

„Aan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rschoenen ontwassen, oefen<strong>de</strong> hij zich, geduren<strong>de</strong><br />

het tijdperk zijner jongelingschap, met veel zorg en dagelijks ingoe<strong>de</strong><br />

werken; hij groei<strong>de</strong> op, en <strong>de</strong> geest <strong>de</strong>r wijsheid en <strong>de</strong>r bevallige ne<strong>de</strong>righeid<br />

blonk af van zijn aanschijn.<br />

„Door een beschikking <strong>de</strong>r God<strong>de</strong>lijke Voorzienigheid zetel<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>stijds op <strong>de</strong>n Maastrichtschen Bisschopsstoel Theodardus, wien <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r<br />

zijn zoon toevertrouw<strong>de</strong>, opdat hij zou<strong>de</strong> aanleeren <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijke leerstellingen<br />

en <strong>de</strong> kloosterlijke wetenschappen, aan het Koninklijk hof.<br />

„Toen nu, on<strong>de</strong>r Theodardus' leiding, <strong>de</strong> jonge man on<strong>de</strong>rwezen,<br />

volwassen in <strong>de</strong>ugd, minzaam van uiterlijk, hoffelijk in het gesprek en<br />

alleszins onberispelijk van gedrag was gewor<strong>de</strong>n, begon hij zoowel in<br />

het Bisschoppelijk huis als aan het hof <strong>de</strong>s Konings, over alle menschen,<br />

zon<strong>de</strong>r aanzien <strong>de</strong>s persoons, <strong>de</strong> lichtstroomen zijner wijsheid<br />

uit te storten.<br />

„Voortreffelijk door lichaamsbouw, sterk en vlug, bedreven in<br />

<strong>de</strong>n wapenhan<strong>de</strong>l, moedig van aard en uitstekend door schoonheid,<br />

was hij tevens grondig on<strong>de</strong>rlegd met <strong>de</strong> <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n van lief<strong>de</strong>, kuischheid<br />

en ootmoed.<br />

„Met terzij<strong>de</strong>stelling van alle wereldsche beslommeringen, hield hij<br />

zich uitsluitend onledig met het werk <strong>de</strong>r innerlijke vorming en stond<br />

hij zoo hoog in <strong>de</strong> gunst van <strong>de</strong>n Bisschop, dat <strong>de</strong>ze hem, indien <strong>de</strong><br />

Kerkelijke veror<strong>de</strong>ningen het had<strong>de</strong>n veroorloofd, als zijn zoon en erfgenaam<br />

aangenomen, als zijn opvolger verkoren zou hebben."<br />

Aldus <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kroniekschrijver.<br />

De uitdrukking „firmus in bello" wordt door <strong>de</strong>n Bollan­<br />

dist opgevat van <strong>de</strong>n geestelijken strijd; naar ons beschei<strong>de</strong>n<br />

oor<strong>de</strong>el is er niets tegen, te veron<strong>de</strong>rstellen, dat graaf Apers<br />

zoon, die aan het hof <strong>de</strong>s Konings zoo niet verbleef dan toch<br />

dagelijks moest verschijnen, ook in het hanteeren <strong>de</strong>r wapenen<br />

geoefend was; dit behoor<strong>de</strong> immers tot <strong>de</strong> opvoeding van een<br />

jeugdig e<strong>de</strong>lman, wiens va<strong>de</strong>r, gelijk wij bereids zagen, aan­<br />

voer<strong>de</strong>r was van <strong>de</strong>n heirban in zijn kreits.<br />

Zoo lezen wij in het leven van <strong>de</strong>n H. Wilfried, die om-


26 •<br />

streeks<strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>ntijdleef<strong>de</strong>, dat hij jongelie<strong>de</strong>n opleid<strong>de</strong> zoowel<br />

voor d e wereld als voor het klooster. De Angelsaksische dln<br />

vertrouwen <strong>de</strong>n H. Wilfried hun zoons toe ter opvoeding „<br />

<strong>de</strong> kloosterscholen; was <strong>de</strong>ze geëindigd, dan omhels<strong>de</strong>n <strong>de</strong>" on<br />

gezond Wilfried hen, » <strong>de</strong> wapenrusting gestoken, naar het<br />

Go<strong>de</strong>scalk, die van <strong>de</strong> voortreffelijke lichaams- en geestesgaven<br />

door God aan Lambertus geschonken, met bbj^<br />

voorlief<strong>de</strong> gewag maakt, meldt ons niet wie die „vrome en<br />

ge eer<strong>de</strong> mannen" waren, aan wie <strong>de</strong> eer toekomt, <strong>de</strong>n " g e,<br />

<strong>de</strong> beginse,en <strong>de</strong>r<br />

doaldu B<br />

sT P " 0tgerU<br />

' n<br />

° emt<br />

" ^ 6erSte<br />

^<br />

^<br />

H<br />

- L<br />

-<br />

schon Tijd<br />

V e r b H j f t C R<br />

Tr ° m e h a d d e H<br />

- Ama<br />

ndus, Bisschop<br />

van Maastncht, <strong>de</strong>zen vromen priester leeren kennen en<br />

Paus Maninus I weten over te halen, hem Landoaldus als d'eeL<br />

genoot van zijnen apostolischen arbeid af te staan<br />

In 't Maasland weergekeerd, begaf zich <strong>de</strong> H. Amandus<br />

«aar ,jn lievehngsverblijf, <strong>de</strong> abdij, na<strong>de</strong>rhand St. Amand ge<br />

heeten bij Doornik, hield zich van daar uit onledig met een<br />

vruchtbaar bekeeringswerk in <strong>de</strong> Kempen ea Brabant, en liethet<br />

bestuur van zijn Bisdom over aan <strong>de</strong>n H. Landoald<br />

^monnir/ 62611 L a n d<br />

° a M U S Z<br />

° U<br />

' ^<br />

k<br />

k<br />

<strong>de</strong>n<br />

Lmonnik Renerus, om slechts <strong>de</strong> oudste schrijvers te noemen<br />

graaf Aper <strong>de</strong> heerlijkheid Wintershoven, op <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Herck<br />

lente ^ " ^ ^ - -<br />

Mtgerus echter, die, naar Foullon 4) e n Fisen zeer juist<br />

aanmerken, als Bisschop gelegenheid had, om <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong>n zij-<br />

J^Kerk te raadplegen, schrijft, dat die heerlijkheid een bezit-<br />

L % m Zttpf'L<br />

8 z<br />

A e<br />

X k<br />

^TPlZTs.X" aieme<br />

E S M O I N E S D<br />

' ° « T<br />

- P. 2 4a.<br />

in fes,<br />

'<br />

° st<br />

- Land<br />

- et s<br />

"-


27 -<br />

ting was van het klooster, door St. Bavo te Gend gesticht en<br />

<strong>de</strong>swege St Baafsklooster genaamd.<br />

Deze H. Bavo, graaf van Haspengouw, had, na een vrij<br />

stormachtig leven door <strong>de</strong>n H. Amandus op het ware pad gevoerd,<br />

zich uit <strong>de</strong> wereld teruggetrokken in dit klooster, terwijl zijn<br />

vrome dochter, <strong>de</strong> H. A<strong>de</strong>ltrudis, welke door <strong>de</strong>n H. Bisschop<br />

Amandus heel bijzon<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> zorgen en <strong>de</strong> wijze leiding<br />

van zijn aartspriester Landoald was aanbevolen, stil en eenzaam,<br />

met God slechts bezig, in 's va<strong>de</strong>rs heerlijkheid Wintershoven<br />

hare dagen sleet.<br />

Hieromtrent lezen wij bij <strong>de</strong> Heers, pastoor van Wintershoven,<br />

wat volgt: „Mid<strong>de</strong>lertijdt als Lambertus tot Wintershoven<br />

stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, heeft Aper aldaer een kercke op zijn eijgen kosten<br />

doen bouwen, en oock <strong>de</strong> huijzinge van Landoaldus grooter<br />

doen maken, omdat hij (Lambertus) en zijne (Landoaldus') familie<br />

(die dagelycks aenwies van verscheij<strong>de</strong>n, die hem (Landoald)<br />

quaemen vin<strong>de</strong>n om zijn God<strong>de</strong>lijcke leere aen te hooren)<br />

gemacklijcker zou<strong>de</strong> gelogeert zijn i)."<br />

Het is heel goed mogelijk en van een vroom en rijk man,<br />

als Aper was, zeer aannemelijk, dat hij uit eerbied voor <strong>de</strong>n<br />

H. Landoaldus en zijne heilige Gezellen, te Wintershoven, gelijk<br />

<strong>de</strong> Heers wil, een kerk gebouwd hebbe, doch <strong>de</strong> vraag of dit<br />

geschied is uit erkentelijkheid voor <strong>de</strong> opvoeding, welke zijn<br />

zoon Lambertus aldaar van <strong>de</strong>n H. Landoaldus zou hebben genoten,<br />

mag daarom nog niet in bevestigen<strong>de</strong>n zin wor<strong>de</strong>n beantwoord.<br />

In zijn aanteekeningen op Henschenius' „Commentarius <strong>de</strong><br />

Sto Landoaldo" bewijst Ghesquierus, dat <strong>de</strong> H. Landoald in<br />

het gevolg van <strong>de</strong>n H. Amandus hier te lan<strong>de</strong> eerst is aangekomen<br />

in het jaar 651, toen bijgevolg <strong>de</strong> H. Lambertus reeds<br />

een jongeling van 15 & 16 jaren was 2).<br />

Op het minst genomen, oor<strong>de</strong>elt Suijskens 3), acht ik het<br />

1) De Heers, p. 73.<br />

2) Ghesq. T. III, p. 348.<br />

3) t. a. p. no 34.


28<br />

dus hoogst twijfelachtig, dat Lambertus zijne opleiding aan <strong>de</strong>n<br />

H. Landoaldus heeft te danken.<br />

Te meer daar Go<strong>de</strong>scalk, wiens tekst hierboven werd aangehaald,<br />

van <strong>de</strong>zen heiligen aartspriester geen melding maakt,<br />

wel echter van <strong>de</strong>n H. Theodardus.<br />

Ook Stefanus, na Go<strong>de</strong>scalk <strong>de</strong> oudste schrijver, zegt daar<br />

geen woord van.<br />

Niettemin wil Ghesquierus, in zijne aanteekeningen op<br />

Harigers „Vita Sti. Landoaldi et Sociorum", <strong>de</strong> zaak, hoe twijfelachtig<br />

zij hem toeschijne, niet geheel en al verwerpen i).<br />

Ongetwijfeld mag <strong>de</strong> H. Landoald, een man van beproef<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>ugd en uitgebrei<strong>de</strong> wetenschap, wel in staat geacht wor<strong>de</strong>n,<br />

<strong>de</strong> opvoeding van een Heilige te bezorgen, en indien men het"<br />

woord kindsheid „puerilia", door Go<strong>de</strong>scalk gebezigd, meent te<br />

mogen uitstrekken tot <strong>de</strong>n i S- of 16-jarigen leeftijd, kan men<br />

ook aannemen, dat <strong>de</strong> Heilige eenigen tijd te Wintershoven<br />

heeft doorgebracht, van 651-660, vooraleer hij naar het va<strong>de</strong>rlijk<br />

huis we<strong>de</strong>rkeer<strong>de</strong> en als jongeling, „adolescens" (Go<strong>de</strong>scalk)<br />

aan <strong>de</strong> leiding van <strong>de</strong>n H. Theodardus werd toevertrouwd.<br />

Ver<strong>de</strong>r is het niet onwaarschijnlijk, dat <strong>de</strong> jeugdige Lambertus<br />

ook on<strong>de</strong>rwijs genoten hebbe te Maastricht, waar, gelijk<br />

Jos. Habets meent, Bisschoppelijke scholen aan het hof <strong>de</strong>r<br />

Austrasische Vorsten gevestigd waren 2).<br />

Daar zou<strong>de</strong>n hem dan <strong>de</strong> op hoogere wetenschap voorberei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

vakken on<strong>de</strong>rwezen zijn, terwijl <strong>de</strong> H. Godgeleerdheid<br />

door <strong>de</strong>n H. Theodardus werd geleeraard.<br />

Bij Hariger, en vele schrijvers, die het blijkbaar bij hem<br />

ontleen<strong>de</strong>n, treffen wij een paar won<strong>de</strong>ren aan, welke tij<strong>de</strong>ns<br />

Lambertus' verblijf te Wintershoven zou<strong>de</strong>n hebben plaats gehad.<br />

Vermits wij <strong>de</strong> mogelijkheid van dit verblijf aldaar niet<br />

hebben uitgesloten, zelfs niet onwaarschijnlijk achten, geven wij<br />

onzen lezers volgaarne ten beste het verhaal daarvan, ontleend<br />

1) Ghesq. T. III, p. 3 S 4.<br />

2) Habets, Gesch. van het Bisdom Roermond, bi. 132.


2 9<br />

aan het reeds meermalen genoemd werkje van <strong>de</strong>n eerw. heer<br />

Nulens i):<br />

„God schepte behagen in <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugd van zijnen jongen<br />

dienaar en wil<strong>de</strong> (<strong>de</strong>zes) heiligheid door schitteren<strong>de</strong> mirakelen<br />

aan <strong>de</strong> wereld openbaren.<br />

„Toen Landoald <strong>de</strong> klachten van zijn werklie<strong>de</strong>n vernam,<br />

(bezig aan <strong>de</strong>n bouw <strong>de</strong>r kerk) namen hij en Lambertus hunne<br />

toevlucht tot Hem, die eertijds voor <strong>de</strong> Israëlieten het bitter<br />

water <strong>de</strong>r woestijn in een aangenaam vocht veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ; zij<br />

smeekten Hem, het werk, dat te zijner eere begonnen was, niet<br />

onvoltooid te laten.<br />

„Dan gingen zij vol betrouwen uit, naar <strong>de</strong> moerassen<br />

eener vlakte, aan <strong>de</strong>n voet van -een met hout bewassen heuveltje,<br />

maakten er het teeken <strong>de</strong>s kruizes over, staken er hunnen staf<br />

in, en zie ! een dikke straal hel<strong>de</strong>r water, zoo zoet als ooit fontein<br />

kon geven, wel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> oogen <strong>de</strong>r even verbaas<strong>de</strong> als<br />

verheug<strong>de</strong> werklie<strong>de</strong>n op.<br />

„Het verhaal van dit won<strong>de</strong>r is getrouw in <strong>de</strong> volksoverlevering<br />

bewaard gebleven, en he<strong>de</strong>n nog mogen <strong>de</strong> inwoners<br />

van Wintershoven, vol dankbaarheid voor <strong>de</strong> weldaad, door<br />

Lambertus aan <strong>de</strong> streek bewezen, <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen en be<strong>de</strong>vaartgangers<br />

er <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>nkstukken van aanwijzen; want <strong>de</strong> kerk,<br />

toen gebouwd, staat nog recht en <strong>de</strong> fontein is er nog niet uitgedroogd.<br />

„Eenigen tijd later gebeur<strong>de</strong> het, dat het vuur in <strong>de</strong>n<br />

haard van Landoald eu Lambertus uitgebrand was.<br />

„Het was winter en het weer was guur en koud.<br />

„Landoald sprak : Ga, mijn zoon, loop en haal wat vuur<br />

in het naaste huis.<br />

„Lambertus, gewoon op het eerste woord te gehoorzamen,<br />

spoedt zich naar buiten; daar blijft hij plotseling staan en keert<br />

terug.<br />

„Landoald schijnt verwon<strong>de</strong>rd en beziet zijnen leerling<br />

l) Nulens. bl. 36. Zie „Vita Sti Landoaldi, ai Harigero scrifta" bij Ghesq.<br />

T. Hf., p. 352.


30 •<br />

met een ernstig gelaat, alsof hij naar <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijner aarzeling<br />

vragen wil<strong>de</strong>.<br />

„Lambertus had <strong>de</strong>n blik van zijnen meester verstaan, en<br />

sprak: Meester, ik heb geen pan om er het vuur in te doen;<br />

hoe wilt gij dat ik het drage?<br />

„Mijn zoon, antwoord<strong>de</strong> Laudoald, hoe wilt gij uwen va<strong>de</strong>r<br />

langer laten wachten, als gij het vuur gemakkelijk in <strong>de</strong>n schoot<br />

van uw kleed kunt dragen?<br />

„Deze va<strong>de</strong>rlijke berisping trof <strong>de</strong>n jongeling; terstond<br />

keert hij terug en vraagt in het naaste huis om eenige van die<br />

houtkolen mogen me<strong>de</strong> te nemen, die in <strong>de</strong>n haard te bran<strong>de</strong>n<br />

lagen.<br />

„Lambertus.... ontving <strong>de</strong> bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kolen in zijn kleed<strong>de</strong>n<br />

keer<strong>de</strong> naar zijne woning terug.<br />

„De vreug<strong>de</strong> van Landoald was grooter dan zijne verwon<strong>de</strong>ring,<br />

toen hij zag, dat het kleed van Lambertus door het vuur<br />

niet beschadigd was gewor<strong>de</strong>n."<br />

Het eerste <strong>de</strong>zer won<strong>de</strong>ren vin<strong>de</strong>n wij opgeteekend in het<br />

Proprium Leod. (i December), alsme<strong>de</strong> in het Proprium Ruraem.<br />

(22 Maart), dat ook het twee<strong>de</strong> verhaalt, doch eenigszins gewijzigd.<br />

„Terwijl <strong>de</strong> H. Landoald — heet het daar — aan het altaar<br />

stond, ontbrak hem vuur in het wierooksvat, en toen beval<br />

hij Lambertus, vuur te brengen, waaraan <strong>de</strong>ze vol<strong>de</strong>ed."<br />

Naar het algemeen gevoelen <strong>de</strong>r geleer<strong>de</strong>n heeft <strong>de</strong> H.<br />

Remaclus <strong>de</strong> Bisschoppelijke waardigheid niet neergelegd vóór<br />

het jaar 660, zoodat <strong>de</strong> H. Theodardus, die hem opvolg<strong>de</strong>, onzen<br />

reeds 24-jarigen Heilige ver<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>ugd en wetenschap heeft<br />

opgeleid.<br />

Hierboven verhaal<strong>de</strong>n wij uit Go<strong>de</strong>scalk, dat <strong>de</strong> Heilige,<br />

na <strong>de</strong> beginselen <strong>de</strong>r gewij<strong>de</strong> wetenschap te hebben aangeleerd,<br />

on<strong>de</strong>r het ou<strong>de</strong>rlijk dak we<strong>de</strong>rkeer<strong>de</strong>, daar zijn jongelingsjaren<br />

doorbracht in <strong>de</strong> beoefening <strong>de</strong>r <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n, en tot voltooiing zijner<br />

opvoeding on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> leiding van <strong>de</strong>n H. Theodardus werd gesteld<br />

aan het Koninklijk hof, „in aula regio!'.<br />

Verwon<strong>de</strong>ring zal het wekken, dat een H. Bisschop zijn


3ï<br />

veelbeloven<strong>de</strong>n leerling en toekomstigen Heilige en Bisschopmartelaar<br />

in <strong>de</strong> Godsdienstleer, in kloostertucht en kloosterwetenschap<br />

on<strong>de</strong>rwijst aan een hof.<br />

Dat kan bezwaarlijk daarvoor een geschikte plaats wor<strong>de</strong>n<br />

genoemd.<br />

„On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> benaming: „Koninklijk hof" versta ik, schrijft<br />

Mabillon, <strong>de</strong> Bisschoppelijke woning. Het is immers niet waarschijnlijk,<br />

dat <strong>de</strong> H. Theodardus, die een heilig man was, voortdurend<br />

aan het hof verbleef" i).<br />

Met <strong>de</strong>ze uitlegging neemt onze Bollandist geen genoegen,<br />

daar Go<strong>de</strong>scalk, slechts eenige regelen ver<strong>de</strong>r, gewaagt zoowel<br />

van <strong>de</strong> Bisschoppelijke woning als van het Koninklijk paleis.<br />

„Liever vat ik, zegt hij, <strong>de</strong>n zin dier woor<strong>de</strong>n op als<br />

volgt:<br />

„De H. Theodardus zou Lambertus on<strong>de</strong>rwijzen in <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong><br />

wetenschappen, en in hetgeen een jeugdig e<strong>de</strong>lman, die<br />

door stand en geboorte voor 's Konings hof bestemd was, moest<br />

kennen."<br />

Om tot dien zin te komen, behoeven wij in <strong>de</strong>n Go<strong>de</strong>scalkschen<br />

tekst slechts twee woor<strong>de</strong>n in te lasschen: „et monasticis<br />

disciplinis (rebusque tractandis) in aula regia erudiendum<br />

commendavit."<br />

Geheel en al in overeenstemming met <strong>de</strong>ze alleszins schran<strong>de</strong>re<br />

verklaring is hetgeen Go<strong>de</strong>scalk onmid<strong>de</strong>llijk daarna getuigt<br />

van Lambertus' onberispelijk gedrag, zoowel ten opzichte<br />

van zijn heiligen leermeester, als „aan het hof <strong>de</strong>s Konings."<br />

Uit Siegbert van Gembloux wro<strong>de</strong>n tot staving van dit<br />

beweren, <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong>n Bollandist aangehaald :<br />

„Lambertus werd door zijn va<strong>de</strong>r toevertrouwd aan Theodardus,<br />

die met <strong>de</strong> (Maastrichtsche) Kerk zoowel als met het<br />

hof een druk verkeer on<strong>de</strong>rhield" 2).<br />

Voordat hij, namelijk, tot <strong>de</strong> Bisschoppelijke waardigheid<br />

X) Mabillon Saec. III, Bened. p. I. pag. 70, bij Suijskens no 35.<br />

») Sigeb. Gemb, bij Suijskens no 37.


32<br />

werd verheven, was Theodardus monnik on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n H. Remaclus,<br />

en zoo kon hij, Bisschop gewor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n jeugdigen Heilige<br />

on<strong>de</strong>rwijzen in alle kloosterlijke wetenschappen, zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong>ze<br />

evenwel, gelijk zijn leermeester, het kloosterleven had omhelsd.<br />

Ofschoon door geen enkelen schrijver daarvan gewag gemaakt<br />

wordt, nemen wij aan, dat niemand an<strong>de</strong>rs dan Theodardus<br />

<strong>de</strong>n vromen leerling on<strong>de</strong>r het getal <strong>de</strong>r priesteren Gods heeft<br />

opgenomen.<br />

De H. Bisschop Theodardus was een moedig strij<strong>de</strong>r, niet<br />

alleen voor het heil <strong>de</strong>r hem toevertrouw<strong>de</strong> kud<strong>de</strong>, maar ook<br />

voor <strong>de</strong> rechten zijner Kerk.<br />

Nu verdroot het hem niet weinig, te ontwaren, dat eenige<br />

gewetenlooze lie<strong>de</strong>n : landsgrooten en bedien<strong>de</strong>n van het Austranisch<br />

hof, verschillen<strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren zijner Kerk we<strong>de</strong>rrechtelijk<br />

in bezit had<strong>de</strong>n genomen, en daar lief<strong>de</strong>rijke vermaningen geen<br />

doel troffen, integen<strong>de</strong>el <strong>de</strong> onbeschaamdheid dier lie<strong>de</strong>n nog<br />

schenen op te wekken, begaf hij zich, vol vertouwen op God<br />

en alle lijfsgevaar trotseeren<strong>de</strong>, op reis, ten ein<strong>de</strong> hulp te vin<strong>de</strong>n<br />

bij Koning Hil<strong>de</strong>rik, die hofhield aan <strong>de</strong>n Boven-Rijn.<br />

Niet verre meer van <strong>de</strong> stad Spiers werd <strong>de</strong> moedige<br />

Bisschop in een woud, Biwalt geheeten, bij Landau, door <strong>de</strong><br />

beroovers zijner Kerk overvallen en wree<strong>de</strong>lijk vermoord.<br />

Bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong> voor zijne beulen, gaf hij <strong>de</strong>n geest.<br />

De marteldood van <strong>de</strong>n K. Theodardus had plaats <strong>de</strong>n<br />

TO<strong>de</strong>n September van het jaar 668 of 669.<br />

Aldus het Proprium Ecclesiae Ruraemun<strong>de</strong>nsis, alsme<strong>de</strong><br />

dat <strong>de</strong>r Leodiensis.<br />

Omtrent <strong>de</strong>ze jaargetallen komen <strong>de</strong> schrijvers nagenoeg<br />

allen overeen 1). Suijskens is meer genegen, laatstgenoemd jaar<br />

daarvoor vast te stellen.<br />

'tValt licht te begrijpen, met hoeveel droefheid <strong>de</strong> tijding<br />

van het overlij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s gelief<strong>de</strong>n Kerkvoogds te Maastricht werd<br />

1) Zie <strong>de</strong> aanteekeningen van <strong>de</strong>n Bollandist Lim-pens over St. Theodardus<br />

bij Ghesq. T. III, bl. 391.


33<br />

vernomen, en vooral hoe groot <strong>de</strong> smart was, welke <strong>de</strong> vrome<br />

Lambertus in zijn dankbaar hart moest gevoelen.<br />

Hij bezon zich niet lang, maar begaf zich op reis naar <strong>de</strong><br />

plaats, waar zijn gelief<strong>de</strong> leermeester voor <strong>de</strong> rechten <strong>de</strong>r Maas-<br />

trichtsche Kerk zijn bloed had vergoten, om het stoffelijk over­<br />

schot van <strong>de</strong>n Martelaar naar Maasland terug te voeren.<br />

Bij <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Heiligen waren intusschen reeds zoo­<br />

veel won<strong>de</strong>ren geschied, dat <strong>de</strong> bewoners dier streek zich hevig<br />

verzetten tegen <strong>de</strong> uitvoering van dit voornemen.<br />

Het omstandig verhaal van <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>ren kan men lezen<br />

bij <strong>de</strong>n ongenoem<strong>de</strong>n al ou<strong>de</strong>n schrijver, „auctor anonymus perve-<br />

tustus", uitgegeven door Limpens i).<br />

Het schijnt, dat <strong>de</strong> H. Lambertus zich gedwongen zag,<br />

voorloopig zijn vroom voornemen te laten varen en onverrichter<br />

zake naar Maastricht we<strong>de</strong>r te keeren.<br />

Dit althans is <strong>de</strong> meening van <strong>de</strong> schrijvers <strong>de</strong>r hierboven<br />

aangehaal<strong>de</strong> Propria, alsme<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n Bollandist Suijskens 2).<br />

Nauwelijks evenwel was hij op <strong>de</strong>n Bisschopsstoel <strong>de</strong>r<br />

Maasstad verheven, of hij waag<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rmaal een poging; en<br />

nu, verschijnend; als opvolger van <strong>de</strong>n roemvollen Martelaar,<br />

schijnt <strong>de</strong> bevolking zich tegen het overbrengen van het ver­<br />

heerlijkt lichaam <strong>de</strong>s Heiligen niet meer te hebben verzet.<br />

Nemen wij <strong>de</strong>ze lezing aan, dan is <strong>de</strong> moeilijkheid, waarin<br />

wij tengevolge van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge tegenspraak <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>kronijk-<br />

schrijvers omtrent dit punt verkeeren, uit <strong>de</strong>n weg geruimd.<br />

Siegbert en kanunnik Nicolaas, alsook Anselmus en<br />

y-Egiiius, maken van <strong>de</strong>ze overbrenging, door <strong>de</strong>n H. Lambertus<br />

bewerkstelligd, gewag, doch bei<strong>de</strong> eersten vermel<strong>de</strong>n het feit<br />

vóór, bei<strong>de</strong> laatsten na <strong>de</strong> Bisschopswijding van <strong>de</strong>n Heilige.<br />

Onze opvatting, schrijft Suijskens, wint in waarschijnlijk­<br />

heid door het feit, dat <strong>de</strong> H. Lambertus het kostbaar gebeente<br />

van zijnen heiligen leermeester en voorganger ter ruste heeft<br />

1) Ghesq. t. a. p., bi. 401.<br />

2) t. a. p., no 39.<br />

DE H. LAMBERTUS.


34<br />

besteld te Luik, waar <strong>de</strong> Maastrichtsche Bisschoppen een huis<br />

had<strong>de</strong>n en een erf, in <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> kapel, door <strong>de</strong>n<br />

H. Monulfus in <strong>de</strong> Vi<strong>de</strong> eeuw opgericht ter eere van <strong>de</strong> H.H.<br />

Cosmas en Damianus i).<br />

Go<strong>de</strong>scalk en Suf anus maken van <strong>de</strong>ze vrome daad onzes<br />

Heiligen geen melding hoegenaamd, doch wijl zij door bovengenoem<strong>de</strong><br />

schrijvers eenparig, alsme<strong>de</strong> door <strong>de</strong>n „anonymus<br />

pervetuslus," en door alle latere geschiedkundigen als een vaststaand<br />

feit wordt verhaald, bestaat er geene genoegzame re<strong>de</strong>n,<br />

om het teenemaal te verwerpen.<br />

i) t. a. p., no 39.


Öoofdgtuk III.<br />

De H. Lambertus, Bisschop.<br />

De Maastrichtsche Bisschopszetel, die tot dusverre geene<br />

an<strong>de</strong>re dan heilige Kerkvoog<strong>de</strong>n had opgeleverd en alom in<br />

<strong>de</strong>n lan<strong>de</strong> vermaard was gewor<strong>de</strong>n, stond nu ledig.<br />

Wie zal <strong>de</strong> man zijn, uitstekend door priester<strong>de</strong>ugd en<br />

wetenschap, waardig tot dit varheven ambt te wor<strong>de</strong>n uitverkoren<br />

?<br />

Wie, <strong>de</strong> Eliseüs, moedig genoeg om <strong>de</strong>n profetenmantel,<br />

nog rood en lauw van Theodardus' martelbloed, op <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>ren<br />

te hangen f<br />

Moedig genoeg ook, om het zwaar, vaak ondankbaar,<br />

altoos gevaarlijk werk <strong>de</strong>r Evangelieverkondiging on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nog<br />

talrijke hei<strong>de</strong>nen voort te zetten ?<br />

Go<strong>de</strong>scalk: „Toen Theodardus vermoord was, kwam een groot<br />

aantal bewoners, die het geloof en <strong>de</strong> werken en <strong>de</strong>n e<strong>de</strong>len levenswan<strong>de</strong>l<br />

van Lambertus ken<strong>de</strong>n, overeen hem voor <strong>de</strong>n openstaan<strong>de</strong>n<br />

zetel in aanmerking te brengen.<br />

„De voornaamste e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong>stijds aan het hof invloed<br />

had<strong>de</strong>n, verkondig<strong>de</strong>n Koning Hil<strong>de</strong>rik <strong>de</strong>n lof van Lambertus en


36<br />

Overreed<strong>de</strong>n hem, <strong>de</strong>n Heilige, als priester zoo waardig, tot Bisschop<br />

te laten wij<strong>de</strong>n.<br />

„En het geheele volk, on<strong>de</strong>r aanroeping <strong>de</strong>s H. Geestes verga<strong>de</strong>rd,<br />

stem<strong>de</strong> daarme<strong>de</strong> in.<br />

„Zoo werd <strong>de</strong> H. Lambertus, dien God reeds lang daarvoor had<br />

aangewezen, aan het hoofd <strong>de</strong>r Maastrichtsche Kerk geplaatst.<br />

„Eenmaal tot die waardigheid verheven, vermenigvuldig<strong>de</strong> hij,<br />

vervuld van <strong>de</strong> vreeze Gods, zijn goe<strong>de</strong> werken" i).<br />

Stefanus meldt het feit in eenigszins an<strong>de</strong>re bewoordingen,<br />

en voegt erbij, dat <strong>de</strong> Heilige zich tegen het aanvaar<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong>n Bisschopsstaf een geruimen tijd verzette.<br />

„De zachtmoedige en ne<strong>de</strong>rige man — schrijft hij — achtte<br />

zich die hooge geheimen onwaardig, en weiger<strong>de</strong>, hoezeer men<br />

hem ook daartoe trachtte over te halen.<br />

„Groot, mijne broe<strong>de</strong>rs, zei<strong>de</strong> hij, is <strong>de</strong> eer, doch zwaar<br />

ook <strong>de</strong> last <strong>de</strong>r Bisschoppelijke waardigheid. Ik verklaar mij<br />

daartoe onwaardig. Mij ontbreken zoowel <strong>de</strong> krachten als <strong>de</strong><br />

werken van heiligheid. Hoe wil ik, die mij bewust ben, geen<br />

onschuldig leven te lei<strong>de</strong>n, het roer <strong>de</strong>r Kerk in han<strong>de</strong>n<br />

nemen ?<br />

„Hiertegen kwamen <strong>de</strong> geloovigen van Maastricht op; zij<br />

maakten zelfs, gelijk zulks bij een groote menigte doorgaans geschiedt,<br />

misbaar en riepen uit: „Lambertus, onze me<strong>de</strong>burger,<br />

beroemd door <strong>de</strong> volheid <strong>de</strong>r werken, moet onze Bisschop wezen<br />

! Dat is <strong>de</strong> wil van God, het verlangen <strong>de</strong>r Rijksvorsten;<br />

hem heeft <strong>de</strong> Geestelijkheid gekozen, hem juicht het heele volk<br />

toe 1" 2).<br />

Ook Nicolaas maakt gewag van <strong>de</strong> pogingen, door Lambertus<br />

in het werk gesteld, om van het opnemen <strong>de</strong>r hooge<br />

waardigheid verschoond te blijven.<br />

„Vreezen<strong>de</strong> evenwel, voegt <strong>de</strong>ze eraan toe, <strong>de</strong>n dui<strong>de</strong>lijk<br />

blijken<strong>de</strong>n wil Gods weerstand te bie<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> grenzen <strong>de</strong>r lief<strong>de</strong><br />

en <strong>de</strong>r gehoorzaamheid te overschrij<strong>de</strong>n, in alles ootmoedig, aan<br />

God on<strong>de</strong>rdanig, eens<strong>de</strong>els beducht voor <strong>de</strong> menschelijke zwak-<br />

1) Chapeav, I, bl. 327.<br />

2) Chapeav. I, bl. 335.


37<br />

heid, an<strong>de</strong>r<strong>de</strong>els vertrouwen<strong>de</strong> op God, die hem riep, gaf hij<br />

ein<strong>de</strong>lijk toe.<br />

„En zoo besteeg hij, op het getuigenis, dat <strong>de</strong> Maastrichtenaren<br />

van hem afleg<strong>de</strong>n, met goedkeuring van <strong>de</strong> overige<br />

Bisschoppen <strong>de</strong>s lands, door <strong>de</strong> heilige zalving met <strong>de</strong> kracht<br />

<strong>de</strong>s H. Geestes begiftigd, <strong>de</strong>n Bisschopszetel" i).<br />

Over <strong>de</strong> Bisschopskeuze was in een Kerkverga<strong>de</strong>ring van<br />

79 Bisschoppen, waaron<strong>de</strong>r ook <strong>de</strong> H. Gondulfus van Maastricht<br />

wordt genoemd, 18 October 615 te Parijs on<strong>de</strong>r Koning Clotarius<br />

II, vastgesteld, dat bij het overlij<strong>de</strong>n van een Bisschop, zijn<br />

opvolger zou wor<strong>de</strong>n gekozen door <strong>de</strong>n Metropolitaan en <strong>de</strong><br />

overige Bisschoppen <strong>de</strong>s lands, alsme<strong>de</strong> door <strong>de</strong> Geestelijkheid<br />

en <strong>de</strong> bevolking <strong>de</strong>r zetelstad. De Koning evenwel behield<br />

zich het recht voor, <strong>de</strong> keuze te bevestigen.<br />

In 625 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze veror<strong>de</strong>ningen te Rheims opnieuw<br />

vastgesteld en bekrachtigd.<br />

In welk jaar werd <strong>de</strong> H. Lambertus Bisschop ?<br />

Ziedaar we<strong>de</strong>rom een vraag, waarover <strong>de</strong> schrijvers het<br />

volstrekt niet eens zijn.<br />

Kanunnik Nkolaas, en na hem Aigidius Aureavallensis,<br />

die 638 als het geboortejaar van <strong>de</strong>n Heilige aanwijzen, laten<br />

hem Bisschop wor<strong>de</strong>n op 20- of 2ijarigen leeftijd, in 659; Fisen<br />

gaat met sEgidius mee. Eveneens Placentius bij Boxhorn 2).<br />

De schrijver van het Eist. Leod. Compendium, <strong>de</strong> Castillion,<br />

Miraeus, Roberti hou<strong>de</strong>n aan het jaar 656.<br />

Henschenius echter verwerpt dit gevoelen, eveneens Foul­<br />

lon 3).<br />

, Zeker, zegt <strong>de</strong>ze laatste, is het meer gebeurd, dat iemand<br />

op zulk een jeugdigen leeftijd tot die waardigheid werd verheven,<br />

daar een voortreffelijke inborst en rijpheid in <strong>de</strong>ugd het<br />

gebrek in jaren kunnen aanvullen, doch op het gezag van<br />

1) Chapeav. t. a. p., bl. 379.<br />

2) Fisen, lib IV. no I. Boxh. pag. 263.<br />

3) Hensch. In zijn Commentarius <strong>de</strong> Ste Amando, no 91, bij Ghesq. T. IV;<br />

Foullon, lib. 3, cap. I, pag. 103.


38<br />

Atgidius alleen, wiens geloofwaardigheid nog al eens verdacht<br />

kan wor<strong>de</strong>n, het aan te nemen, waag ik niet."<br />

Veel waarschijnlijker is wat onze Bollandist Suijskens beweert,<br />

dat, namelijk, niet lang na <strong>de</strong>n marteldood <strong>de</strong>s H.Theodardus,<br />

Lambertus tot Bisschop werd verkozen omstreeks het<br />

jaar 670, toen hij <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>rdom van 32 of 33 jaren had bereikt<br />

1).<br />

Go<strong>de</strong>scalk vermeldt alleen, dat het geschied is on<strong>de</strong>r Koning<br />

Hil<strong>de</strong>rik, Sief anus eveneens; zoo ook Nicolaas, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

monnik Hucbald: „Tempore Hildrici r eg is" 2).<br />

Hier is bedoeld Hil<strong>de</strong>rik of Chil<strong>de</strong>rik II, die Koning van<br />

Austrasië was, volgens <strong>de</strong> tijdrekenkundige tafel van Daniël<br />

Papebroch tusschen <strong>de</strong> jaren 659 en 675, volgens die van Carolus<br />

Le Cointe tusschen 660 en 673 3).<br />

Gelijk wij in het eerste hoofdstuk zagen, vaardig<strong>de</strong> Koning<br />

Hil<strong>de</strong>rik te Maastricht <strong>de</strong> stichtingsbrieven <strong>de</strong>r abdijen<br />

Stavelot en Malmedy uit <strong>de</strong>n 6 <strong>de</strong>n<br />

September 667.<br />

Bijgevolg kan <strong>de</strong> H. Theodardus, die als Bisschop in die<br />

oorkon<strong>de</strong>n vermeld staat, naar Daris uit Miraeus meent, zelfs<br />

daarbij tegenwoordig was 4), niet vermoord zijn gewor<strong>de</strong>n slechts<br />

4 dagen later, wijl <strong>de</strong> aanslag op zijn leven plaats had nabij<br />

Spiers, toen hij op reis was naar <strong>de</strong>n Koning, die op een zijner<br />

landhuizen aan <strong>de</strong>n Bovenrijn verbleef, maar moet dit minstens<br />

een jaar later geschied zijn.<br />

In zijn „Commentarius <strong>de</strong> Sto Theodardo" komt Limpenus,<br />

na met Bollandistische scherpzinnigheid en nauwkeurigheid een<br />

tijdrekenkundig on<strong>de</strong>rzoek omtrent verschei<strong>de</strong>n regeeringsda<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>r Frankische Vorsten te hebben ingesteld, tot <strong>de</strong> slotsom, dat<br />

Lambertus als opvolger van <strong>de</strong>n H. Theodardus <strong>de</strong>n Bisschopszetel<br />

heeft bestegen op het ein<strong>de</strong> van 669, of in het begin van<br />

het volgend jaar 5).<br />

1) Ghesq. T. VI, bl. 37.<br />

2) Zie Jos. Demarteau, p. 18.<br />

3) Te vin<strong>de</strong>n bij Ghesq. T. II, bij bl. 228; Daris, p. 81.<br />

4) Daris, p. 96.<br />

5) Ghesq. T. III, p. 391; Daris, p. 101.


39<br />

Go<strong>de</strong>scalk: „Toen <strong>de</strong> Koning <strong>de</strong> heiligheid en voorzichtigheid<br />

van <strong>de</strong>n nieuwen Maastrichtschen Kerkvoogd had leeren kennen, had<br />

hij hem lief boven alle Bisschoppen en Rijksgrooten, en nam <strong>de</strong>ze <strong>de</strong><br />

hoogste plaats bij hem in.<br />

„En wel terecht, want Bisschop Lambertus was een <strong>de</strong>gelijk<br />

raadsman, volleerd in alle wijsheid.<br />

„Wat zal ik ver<strong>de</strong>r nog zeggen ? Hij was onberispelijk van het<br />

hoofd tot <strong>de</strong> voeten" i).<br />

Al spoedig was <strong>de</strong> mare van Lambertus' verheffing, hooge<br />

<strong>de</strong>ugd en wijsheid doorgedrongen tot in het eenzame woud,<br />

waar <strong>de</strong> H. Landrada, een bloedverwante van Pepijn van Lan­<br />

<strong>de</strong>n, beschut tegen het gewiegel <strong>de</strong>r wereld, hare dagen sleet<br />

in aanhou<strong>de</strong>nd gebed en har<strong>de</strong> zelfkastijding.<br />

Ter plaatse, thans Munsterbilsen geheeten, had zij zich<br />

een cel gebouwd en met eigen han<strong>de</strong>n, gelijk Die<strong>de</strong>rik, abt van<br />

St. Trui<strong>de</strong>n, haar oudste levensbeschrijver, getuigt, <strong>de</strong> bouw­<br />

stoffen in gereedheid gebracht, om er ter eere <strong>de</strong>r H. Maagd<br />

Maria eene kerk op te richten 2).<br />

Zij verzocht <strong>de</strong>n H. Lambertus, dit heiligdom te wij<strong>de</strong>n.<br />

Niet alleen willig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Heilige dit verzoek in, maar hij<br />

sier<strong>de</strong> haar hoofd met <strong>de</strong>n maag<strong>de</strong>lijken sluier en stel<strong>de</strong> haar<br />

aan het hoofd van <strong>de</strong> kloostergemeente, die weldra in het ge-<br />

heele land door <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>r H. Landrada en <strong>de</strong>n vromen<br />

levenswan<strong>de</strong>l harer geestelijke dochteren beroemd zou wor<strong>de</strong>n.<br />

Naar <strong>de</strong> Bollandisten Ghesquierus, Pinius en Suyskens<br />

verzekeren, leef<strong>de</strong> <strong>de</strong> H. Landrada tusschen <strong>de</strong> jaren 620 en<br />

700, en moet <strong>de</strong> wijding <strong>de</strong>zer kerk plaats hebben gehad in een<br />

<strong>de</strong>r eerste jaren na Lambertus' Bisschopswijding 3).<br />

I) Chapeav. T. I, p. 3=7-<br />

3) Ghesl'. T. V, 1'. l\% Pinius Actu Sim. T. n julii; Suijskens, U a. p. no 4S.


Öoofdjftuk IV.<br />

Xxlles scheen onzen Heilige een gelukkig en vruchtbaar apos­<br />

telschap te voorspellen, doch <strong>de</strong> vijand van 'smenschen heil<br />

wist handlangers te werven, die <strong>de</strong>n geestelijken voorspoed ver­<br />

hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n.<br />

De H. Lambertus in ballingschap.<br />

Go<strong>de</strong>scalk: „Toen <strong>de</strong> roemruchtige Koning Hil<strong>de</strong>rik door god<strong>de</strong>looze<br />

moor<strong>de</strong>naren was gedood, stak aanstonds <strong>de</strong> duivel, verbeten<br />

op alles wat goed is, met behulp van woeste tegenstan<strong>de</strong>rs, die tegen<br />

hem (Lamb.) onrecht en valschheid pleeg<strong>de</strong>n, ten ein<strong>de</strong> hem van zijn<br />

Bisschoppelijken stoel te verdrijven, tegen <strong>de</strong>n gelukzaligen man het<br />

hoofd op, en hunne ongerechtigheid slaag<strong>de</strong> er in, hem, alhoewel hij<br />

daartoe geen aanleiding had gegeven, uit zijn zetel en van <strong>de</strong> hem<br />

toekomen<strong>de</strong> waardigheid te berooven.<br />

„En nadat zij dit had<strong>de</strong>n volvoerd, plaatsten zij Faramundus op<br />

zijn (Lambertus) zetel.<br />

„Toen begaf zich <strong>de</strong> uitverkorene Gods, Bisschop Lambertus,<br />

door Gods ingeving vermaand, naar het klooster, dat Stavelot wordt<br />

genoemd."<br />

In het jaar 673 werd Koning Hil<strong>de</strong>rik door een jeugdig<br />

e<strong>de</strong>lman, met name Bodilo, uit wraakzucht gedood, en <strong>de</strong> ge-<br />

heele Regeering het on<strong>de</strong>rstboven gekeerd.


4-t<br />

De Bisschop van Maastricht, die steeds bij <strong>de</strong>n vermoor­<br />

<strong>de</strong>n Vorst in blaken<strong>de</strong> gunst had gestaan, werd al terstond het<br />

slachtoffer van Hil<strong>de</strong>riks meest verwoe<strong>de</strong>n tegenstan<strong>de</strong>r Ebroïn,<br />

die inmid<strong>de</strong>ls uit het klooster, waarin hij gevangen had gezeten,<br />

ontsnapt was, en zich in <strong>de</strong> gunst had gedrongen van Komng<br />

Theodorik I.<br />

De H. Lambertus werd van zijn Bisschopszetel ontzet, en<br />

een aanhanger van Ebroïn, een zekere Faramund, in zijne plaats<br />

aangesteld.<br />

Wat had <strong>de</strong> heilige Kerkvoogd, bij allen om zijn liefda­<br />

digheid en wijsheid, om zijn voorbeeldigen levenswan<strong>de</strong>l zoo<br />

gevierd, toch misdaan f<br />

De Bollandist Suijskens meent, dat hier geene an<strong>de</strong>re dan<br />

staatkundige re<strong>de</strong>nen in het spel waren.<br />

Ebroïn, dien men <strong>de</strong>n Bismarck van zijn tijd kan noemen,<br />

verlang<strong>de</strong> boven alles zijn persoonlijke macht aan het hof te<br />

bevestigen, zijn overwegen<strong>de</strong>n invloed op <strong>de</strong> Regeeringszaken<br />

te laten gel<strong>de</strong>n; daarom moesten allen, die bij machte waren,<br />

zijn willekeur te weerstreven, onscha<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />

Over <strong>de</strong>zen Ebroïn, „fallaciter agens, ut solebat" kan men<br />

nalezen het „Appendix Historiae Francorum', door een onge­<br />

noem<strong>de</strong> geschreven en aan het beken<strong>de</strong> werk <strong>de</strong>s H. Gregortus<br />

van Tours gevoegd in het jaar 735-<br />

Den H. Leo<strong>de</strong>garius (St. Léger), Bisschop van Autun, die<br />

weiger<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> partij, welke aan het bewind was gekomen, over<br />

te gaan, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> oogen uitgestoken, en <strong>de</strong> H. Lambertus<br />

moest er toe besluiten, een on<strong>de</strong>rkomen te zoeken m <strong>de</strong> abdij<br />

van Stavelot i).<br />

Onze Bollandist maakt gewag van een bewering van<br />

<strong>de</strong>n kroniekschrijver Siegbert van Gembloux, als had<strong>de</strong> die<br />

afzetting" onzes Heiligen plaats gehad in een verga<strong>de</strong>ring van<br />

Bisschoppen, door Koning Theodorik op aanra<strong>de</strong>n van Ebroïn<br />

beroepen.<br />

i) Suijskens bij Ghesq. t. a. p. no 54-


42 -<br />

In het jaar echter, dat <strong>de</strong>ze Syno<strong>de</strong> zou hebben plaats gehad,<br />

namelijk 678, was Lambertus reeds eenige jaren in ballingschap.<br />

Overigens blijkt uit het verhaal, geschreven door Go<strong>de</strong>scalk,<br />

die toch <strong>de</strong> zaak uit <strong>de</strong>n eigen mond van Thiodoënus,<br />

een <strong>de</strong>r me<strong>de</strong>ballingen <strong>de</strong>s Heiligen, had vernomen, dat <strong>de</strong><br />

Bisschop van Maastricht niet lang na het overlij<strong>de</strong>n van Hil<strong>de</strong>rik<br />

uit zijn zetelstad werd verdreven.<br />

Ook <strong>de</strong> tekst van Stefanus laat hieromtrent geen twijfel<br />

bestaan.<br />

„De H. Lambertus, zoo lezen wij daar, was ten hove zeer<br />

gezien; zijn beleid bestuur<strong>de</strong> <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen <strong>de</strong>r Landsgrooten,<br />

zijn wijsheid regel<strong>de</strong> <strong>de</strong> belangen tot nut van het Gemeenebest.<br />

„Alhoewel nu veel werd gedaan ten dienste van God,<br />

slaag<strong>de</strong> <strong>de</strong> booze erin, zijn venijn te storten in <strong>de</strong> harten van<br />

velen, want hij schept er behagen in, het menschelijk geslacht<br />

op <strong>de</strong>n slechten weg te voeren, opdat het niet ten Hemel belan<strong>de</strong><br />

„De Rijksvorst, Koning Hil<strong>de</strong>rik, wordt vermoord, en dra<br />

(mox) haat opgewekt tegen <strong>de</strong>n dienaar Gods, Lambertus" ij.<br />

Wie die Faramundus was, meldt Go<strong>de</strong>scalk niet.<br />

Stefanus heet hem „animarum latro, Ecclesiae publicus<br />

praedo," doch rept niet van 's mans verle<strong>de</strong>n.<br />

Evenmin <strong>de</strong> monnik Hucbald.<br />

Siegbert is <strong>de</strong> eerste, die iets na<strong>de</strong>rs schijnt te weten; hij<br />

houdt hem voor een geestelijke uit het Bisdom van Keulen,<br />

doch zekerheid heeft men daaromtrënt niet 2).<br />

Daris zegt, dat hij waarschijnlijk een verwant, of een<br />

„créaiure" van Ebroïn was.<br />

Zeker schijnt het intusschen, dat <strong>de</strong> tegenbisschop Faramundus<br />

niet, gelijk Gelenius 3) doet, moet verwisseld wor<strong>de</strong>n<br />

met Faramundus, Bisschop van Keulen, die een zeer vroom<br />

1) Chapeav. bl. 357.<br />

2) Ghesq. t. a. p. no 58 en 59.<br />

3) Bij Suijskens, no 59.


43 -<br />

Kerkvoogd was en overigens ook pas in het jaar 728 tot Bisschop<br />

werd aangesteld 1). Dr. Alb. Thijm intusschen houdt het<br />

met Gehnius 2).<br />

Dat <strong>de</strong> „booze geest", dien, natuurlijk, <strong>de</strong> prediking en <strong>de</strong><br />

vooruitgang van het Christendom in onze lan<strong>de</strong>n hevig moest<br />

verdrieten, in Ebroïn een geschikt werktuig had gevon<strong>de</strong>n,<br />

blijkt eveneens dui<strong>de</strong>lijk uit <strong>de</strong>zes houding tegenover <strong>de</strong>n H. Willebrordus<br />

3).<br />

Fisen noemt Ebroïn: „een man, bela<strong>de</strong>n met alle schan<strong>de</strong><br />

van misda<strong>de</strong>n en door zijn onmenschelijke lusten een diergelijk."<br />

„Ebroïn, zegt Monialembert, is een van die staatslie<strong>de</strong>n,<br />

gelijk Frankrijk er in zijn geschie<strong>de</strong>nis maar al te velen kan<br />

aanwijzen, een man, die, baatzuchtig, tot onheil van zijn land, <strong>de</strong><br />

zegepraal van zijn eigene grootheid slechts zocht in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdrukking<br />

van allen, die het waag<strong>de</strong>n hem te weerstreven."<br />

Darras noemt hem: „geesel van Frankrijk, vervolger <strong>de</strong>r<br />

Kerk, beul <strong>de</strong>r Merovingers" 4).<br />

„Het beste en grootste <strong>de</strong>el <strong>de</strong>s volks, zegt <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Fisen,<br />

wel beseffend hoe groot een sieraad aan <strong>de</strong> Maastrichtsche<br />

Kerk werd geroofd, was over zijn her<strong>de</strong>r bitter bedroefd, en<br />

daar het zeer goed begreep, dat zijn smeeken hem niet kon<strong>de</strong><br />

weerhou<strong>de</strong>n, daar hij niet uit eigen wil maar gedrongen door<br />

het god<strong>de</strong>loos besluit van een dwingeland, <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r ballingschap<br />

betrad, trachtte het door tranen zijn aanhankelijkheid<br />

en tevens zijn rechtmatige droefheid te uiten.<br />

Wat zal nu <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> her<strong>de</strong>r doen ?<br />

Overtuigd dat hij niet beter kon han<strong>de</strong>len dan door zichzelve<br />

en zijne kud<strong>de</strong> in <strong>de</strong> hoe<strong>de</strong> van God, <strong>de</strong>n oppersten Her<strong>de</strong>r<br />

te stellen, gebood hij <strong>de</strong>n langen stoet, die hem begeleid<strong>de</strong>,<br />

stil te staan: „Hier, sprak hij tot hen, zullen wij schei<strong>de</strong>n, met<br />

<strong>de</strong> harten echter nooit. Ik ga heen, want Ebroïn verdrijft uit<br />

<strong>de</strong> stad wat hij kan, <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> echter beletten kan hij niet, en<br />

1) Mcrssacus, bl. 28.<br />

2) Alb. Thijm, bl. 240.<br />

3) Zie Alb. Thijm, 3<strong>de</strong> Hoofdstuk.<br />

4) Fisen, lib. IV, no 12; De Montal. T. IV, p. 212; Darras, T. XVI, p. 241.


H -<br />

<strong>de</strong>ze neem ik me<strong>de</strong> in het diepst van mijn gemoed, overal waar<br />

zijn bevel mij heenzendt. Ik verlaat <strong>de</strong> stad, doch niet mijn<br />

ambt. Een an<strong>de</strong>r zal <strong>de</strong>n naam dragen, ik echter leg <strong>de</strong> be­<br />

diening niet neer. Voert hij <strong>de</strong> kud<strong>de</strong> niet op <strong>de</strong> wei<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<br />

Christelijke wijsheid, dan zal, en daarvoor wil ik aanhou<strong>de</strong>nd<br />

bid<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> Her<strong>de</strong>r Christus het doen.<br />

„De bezorgdheid voor u, mijn verlangen naar u zullen uit<br />

mijn hart niet wijken. Gaat nu heen, getroost door dit ver­<br />

trouwen. De Her<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r her<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> God, zal in zijn<br />

lief<strong>de</strong> zorgen, dat gij mijn afzijn niet gewaar wordt. Hij wil<br />

het nu zoo, weest <strong>de</strong>n Koning on<strong>de</strong>rdanig."<br />

Zon<strong>de</strong>r tranen kon <strong>de</strong> Kerkvorst <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n niet uit­<br />

spreken, het geloovige volk ze niet aanhooren; hij verhief han­<br />

<strong>de</strong>n en oogen ten hemel, zegen<strong>de</strong> hen en zond hen weg" i).<br />

De H. Lambertus begaf zich dus naar Stavelot.<br />

Go<strong>de</strong>scalk: „Meer dan twee bedien<strong>de</strong>n, vergezel<strong>de</strong>n hem niet.<br />

„Een <strong>de</strong>zer, Thiodoënus genaamd, placht ons veel te verhalen<br />

van het leven en werken <strong>de</strong>s Heiligen, on<strong>de</strong>r meer hoe hij (<strong>de</strong> Heilige)<br />

zeven jaren in hooggespannen godsvrucht, in arbeid en vasten,<br />

in nachtwaken en bid<strong>de</strong>n, in lief<strong>de</strong> en lankmoedigheid en in alle<br />

waakzaamheid eens reinen harten, doorbracht en <strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />

Heiligen navolg<strong>de</strong>.<br />

„De va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>s kloosters en <strong>de</strong> geheele kloostergemeente vereer<strong>de</strong>n<br />

hem met groote lief<strong>de</strong> en welwillendheid, want meer en meer<br />

blonk hij uit door <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugd van standvastigheid" 2).<br />

Hier kan <strong>de</strong> vraag gesteld wor<strong>de</strong>n of <strong>de</strong> H. Remaclus,<br />

die, Bisschop van Maastricht zijn<strong>de</strong>, <strong>de</strong> abdij had gesticht, nog<br />

in leven was, toen <strong>de</strong> heilige balling Lambertus daar zoo lief­<br />

<strong>de</strong>rijk werd opgenomen ?<br />

JVicolaas en Hariger meenen van ja, Fisen neemt het ook<br />

aan, Go<strong>de</strong>scalk zegt er niets van; Mabillon en vele an<strong>de</strong>re schrij­<br />

vers beweren, dat <strong>de</strong> H. Remaclus tusschen <strong>de</strong> jaren 667 en<br />

671 reeds ter ziele was gegaan, en <strong>de</strong> H. Sigolinus, die om­<br />

streeks 677 overleed en door <strong>de</strong>n H. God win (f 685) werd<br />

1) Fisen, lib. IV, no 13, p. 77.<br />

2) Chapeav. bl. 228.


45<br />

opgevolgd, aan het hoofd <strong>de</strong>r abdij stond, toen <strong>de</strong> H. Lamber­<br />

tus daarin een veilige schuilplaats kwam zoeken. Na <strong>de</strong>n H. Re­<br />

maclus, schrijft <strong>de</strong> Bollandist Veldius in zijn „Conto, <strong>de</strong> Sto.<br />

fiemaclo" werd <strong>de</strong> H. Babolenus tot abt verkozen, en na <strong>de</strong>zes<br />

dood <strong>de</strong> H. Sigolinus, die ten jare 674 <strong>de</strong>n heiligen balling<br />

Lambertus te Stavelot heeft ontvangen 1).<br />

Een twee<strong>de</strong> vraag is <strong>de</strong>ze: Heeft <strong>de</strong> Heilige daar als mon­<br />

nik geleefd, en <strong>de</strong>n kloosterregel on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n?<br />

De geleer<strong>de</strong> Mabiilon geeft hierop een bevestigend ant­<br />

woord en haalt tot staving van zijn gevoelen uit Stefanus <strong>de</strong>ze<br />

woor<strong>de</strong>n aan: „On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> monnikken was Lambertus <strong>de</strong> laatst-<br />

aangekomene, doch <strong>de</strong> eerste door heiligheid, naar tijdsor<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

minste, door ijver voor godsvrucht <strong>de</strong> voornaamste."<br />

Suijskens evenwel merkt zeer juist aan, dat <strong>de</strong> heilige<br />

balling, naar Go<strong>de</strong>scalk verzekert, twee bedien<strong>de</strong>n had meege­<br />

nomen, hetgeen toch met <strong>de</strong>n kloosterregel in strijd is 2).<br />

Uit hetgeen wij hierachter aan Go<strong>de</strong>scalk's verhaal zullen<br />

ontleenen, blijkt daarentegen weer, dat <strong>de</strong> Heilige op <strong>de</strong> ge­<br />

meenschappelijke slaapzaal <strong>de</strong>r monnikken zijn nachtrust placht<br />

te nemen, en ook door <strong>de</strong> monnikken niet als een hunner broe­<br />

<strong>de</strong>rs werd aangesproken en beschouwd.<br />

Go<strong>de</strong>scalk: „Terwijl <strong>de</strong> eerbiedwaardige Bisschop Lambertus in<br />

genoemd klooster verbleef, gebeur<strong>de</strong> het, dat hij, naar gewoonte, te mid<strong>de</strong>rnacht<br />

ontwaakte en alleen, met vromen zin, zich ten gebe<strong>de</strong> begaf.<br />

„Een <strong>de</strong>r sandalen, welke hij in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n droeg, viel op <strong>de</strong>n<br />

vloer en verwekte min of meer gerucht.<br />

„De kloosteroverste, die dit hoor<strong>de</strong>, doch niet wist wie het veroorzaakt<br />

had, gebood: Die dit gerucht maakte, begeve zich naar<br />

het kruis. „<br />

„De heilige man, terstond gehoorzaam, begaf zich onmid<strong>de</strong>llijk<br />

in stilte, ongeschoeid, op bloote voeten en gestoken in <strong>de</strong> ruwe<br />

hairen pij, naar het kruis.<br />

„Het was wintertijd, bij vinnige kou<strong>de</strong> en sneeuwvlage.<br />

„Daar, onbewegelijk staan<strong>de</strong>, met uitgestrekte armen, hield hij,<br />

1) Chapeav., bl, 383; Fisen, lib. IV, no 14; Mab. Ann. Bened. T. I, ad annum<br />

674; Ghesq. T. III, p. 453.<br />

2) „ nos 65 en 66.


46<br />

van kou<strong>de</strong> schier verstijfd, niet op, psalmen te zingen, even als een<br />

onverwinnelijk strij<strong>de</strong>r volhar<strong>de</strong>n<strong>de</strong> in het lij<strong>de</strong>n.<br />

„Intusschen had <strong>de</strong> sneeuw reeds zijn voeten over<strong>de</strong>kt.<br />

„Doch <strong>de</strong> Heer, die 't al beschikt en voorziet, ontferm<strong>de</strong> zich<br />

over zijn dienaar.<br />

„Terwijl <strong>de</strong>ze zingen<strong>de</strong>, in <strong>de</strong>n 4istenp salm gekomen was aan het<br />

vers: „Wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen?"<br />

hoor<strong>de</strong> men, door Gods goedheid vroeger dan gewooniijk in het<br />

nachtelijk uur het gekraai <strong>de</strong>r hanen.<br />

„Onverwijld kwamen, bij het gelui <strong>de</strong>r klok, <strong>de</strong> kloosterbroe<strong>de</strong>rs<br />

ten kore, en na afloop van <strong>de</strong>n H. Dienst, uit <strong>de</strong> kerk terug naar het<br />

klooster, ten ein<strong>de</strong> er hun verkleum<strong>de</strong> le<strong>de</strong>maten te warmen.<br />

„Mid<strong>de</strong>lerwijl bleef <strong>de</strong> strij<strong>de</strong>r Gods volhar<strong>de</strong>n in 't gebed, staan<strong>de</strong><br />

bij het kruis.<br />

„Toen <strong>de</strong> overste vroeg of alle broe<strong>de</strong>rs aanwezig waren, antwoord<strong>de</strong><br />

een hunner : „Dezen nacht heb ik gehoord, hoe gij, va<strong>de</strong>r,<br />

een <strong>de</strong>r onzen, die gerucht had veroorzaakt, naar het kruis hebt verwezen<br />

om er boete te doen voor hetgeen hij bij ongeval mis<strong>de</strong>ed; wie<br />

dat was, is mij niet bekend."<br />

„Terwijl <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>r nog sprak, trad een an<strong>de</strong>re binnen, die<br />

zei<strong>de</strong> : „In<strong>de</strong>rdaad, <strong>de</strong> heer Lambertus, staat reeds in <strong>de</strong>n nacht een<br />

geruimen tijd lang, ongeschoeid, bij het kruis."<br />

„Sid<strong>de</strong>rend wendt zich <strong>de</strong> abt tot <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs, en zegt: „IJlt<br />

naar buiten, werpt u ne<strong>de</strong>r aan zijne voeten en smeekt hem ootmoedig,<br />

dat hij terugkeere tot ons."<br />

„Zij spoed<strong>de</strong>n heen en von<strong>de</strong>n hem, staan<strong>de</strong> bij het kruis, hoofd<br />

en schou<strong>de</strong>ren en alom het lichaam be<strong>de</strong>kt met sneeuw, bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong> :<br />

,God versmaadt een vermorzeld en verne<strong>de</strong>rd harte niet."<br />

„Met vriendschappelijke bedoelingen, als afgezanten <strong>de</strong>s vre<strong>de</strong>s,<br />

riepen zij uit, zijn wij herwaarts gezon<strong>de</strong>n; onze gemeenschappelijke<br />

va<strong>de</strong>r smeekt en wij, broe<strong>de</strong>ren allen, bid<strong>de</strong>n, dat gij onverwijld tot<br />

ons we<strong>de</strong>rkeeret.<br />

„Hij nu, on<strong>de</strong>rdanig en ootmoedig, <strong>de</strong>ed wat zij verlang<strong>de</strong>n.<br />

„En toen hij, door hen begeleid, het huis <strong>de</strong>r broe<strong>de</strong>ren binnentrad,<br />

wierpen zich aan <strong>de</strong> voeten van <strong>de</strong>n Bisschop ter aar<strong>de</strong> ne<strong>de</strong>r,<br />

<strong>de</strong> kloosterva<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> schare monnikken, bid<strong>de</strong>nd om vergiffenis:<br />

„Vergeef, Va<strong>de</strong>r, smeekte <strong>de</strong> abt, schenk mij vergeving in uwe goe<strong>de</strong>rtierenheid,<br />

onwetend hebt ik dwaas gehan<strong>de</strong>ld. Scheld het ons, uwe<br />

toegenegen dienaren, kwijt."<br />

„Indien gij, dus antwoord<strong>de</strong> hij, onwijs en onvoorzichtig hadt<br />

gehan<strong>de</strong>ld, had<strong>de</strong> ik u van God ontferming afgebe<strong>de</strong>n, en u volgaarne<br />

van guller harte met verschuldig<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> vergiffenis geschonken; daar<br />

gij evenwel naar kloosterregel en passen<strong>de</strong> monnikstucht volkomen<br />

onberispelijk han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>t, heb ik, naar <strong>de</strong> mate mijner krachten, gelijk


47 -<br />

het een onwaardigen dienaar betaamt, aan uw bevel gehoorzaamd.<br />

„Naar Paulus' leer immers moet ik door kou<strong>de</strong> en naaktheid en<br />

dienstbaarheid mijn lichaam tot on<strong>de</strong>rwerping brengen, daar hij zegt:<br />

„Door veel beproevingen slechts tre<strong>de</strong>n wij het Hemelrijk binnen", en:<br />

„Het lij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zes levens is niet te vergelijken met <strong>de</strong> toekomstige<br />

heerlijkheid, welke in ons zal geopenbaard wor<strong>de</strong>n.<br />

„Want hoe feller wij hier door <strong>de</strong> geesels wor<strong>de</strong>n gestriemd, <strong>de</strong>s<br />

te heller is hiernamaals het licht <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, en daarom achte men<br />

niet hard een arbeid, niet lang een tijd, waardoor het eeuwig leven<br />

wordt gewonnen."<br />

„De broe<strong>de</strong>rs kusten hem <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> voeten, bereid<strong>de</strong>n<br />

hem tot verkwikking <strong>de</strong>s lichaams een bad en klee<strong>de</strong>ren, en zei<strong>de</strong>n<br />

tot elkan<strong>de</strong>r: „In <strong>de</strong>zen nacht heeft ons <strong>de</strong> Heer tot vermeer<strong>de</strong>ring<br />

zijner heerlijkheid en tot onze zaligheid <strong>de</strong>zes (Lambertus) werken,<br />

ongekend van 's menschen oog, doch klaar voor dat <strong>de</strong>s Heeren, bekend<br />

willen maken" i).<br />

Ziedaar een trek uit het leven van onzen lieven Heilige,<br />

gelijk hij door zijn oudsten levensbeschrijver Go<strong>de</strong>scalk voor <strong>de</strong><br />

nakomelingschap werd bewaard.<br />

Wij hebben ernaar getracht, zooveel mogelijk 's mans ongekunstel<strong>de</strong>n<br />

verhaaltrant we<strong>de</strong>r te geven.<br />

Ter plaatse willen wij grif bekennen, dat, na het moeizaam<br />

doorworstelen <strong>de</strong>r vele geschriften, welke bij het samenstellen<br />

van <strong>de</strong>ze levensschets voor ons ter leestafel liggen opeengestapeld,<br />

het nalezen <strong>de</strong>r bladzij<strong>de</strong> ons een zoete ontroering, aangename<br />

verpoozing tevens, heeft verschaft.<br />

Herhaal<strong>de</strong>lijk is hier sprake van een kruis, bij hetwelk <strong>de</strong><br />

Heilige, wegens <strong>de</strong> verstoring van <strong>de</strong>r broe<strong>de</strong>ren karig toegemeten<br />

nachtrust, op bevel <strong>de</strong>s „kloosterva<strong>de</strong>rs", gelijk Go<strong>de</strong>scalk<br />

hem zoo schoon noemt, in <strong>de</strong>n nacht heeft gebe<strong>de</strong>n.<br />

Dit was, merkt Nicolaas aan, een in <strong>de</strong> kloosters gebruikelijk<br />

tuchtmid<strong>de</strong>l 2).<br />

Dit kruis stond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n blauwen hemel, naar Siegbert<br />

getuigt, uit steen vervaardigd, tusschen het be<strong>de</strong>huis en <strong>de</strong> slaapzaal.<br />

Degenen, die zich tot levensdoel had<strong>de</strong>n gesteld, hun<br />

1) Chafeav. bl. 328 en vlg.<br />

2) „ t. a. p., bl. 384.


48<br />

vleesch met zijne lusten en begeerlijkhe<strong>de</strong>n te kruisigen, dien<strong>de</strong><br />

het tot een bemoediging op <strong>de</strong>n vaak langdurigen lij<strong>de</strong>nsweg,<br />

daar het hen herinner<strong>de</strong> aan het geduld van <strong>de</strong>n God<strong>de</strong>lijken<br />

Verlosser, die door zijn har<strong>de</strong>n kamp aan het kruis ons aller<br />

hoop en heil is gewor<strong>de</strong>n.<br />

En wel had<strong>de</strong>n zij een <strong>de</strong>rgelijke hartversterking noodig,<br />

die stoere Benedictijnen, dien <strong>de</strong> strenge tuchtregel een onver'<br />

poos<strong>de</strong>n har<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>narbeid opleg<strong>de</strong>, die <strong>de</strong> eeuwenheugen<strong>de</strong><br />

wou<strong>de</strong>n rooi<strong>de</strong>n, onafzienbare waterplassen droogleg<strong>de</strong>n, barre<br />

hei<strong>de</strong>n tot vruchtbare akkers ontgonnen, terwijl zij tegelijk- rijd<br />

<strong>de</strong> barbaarsche volksstammen tot <strong>de</strong> erkentenis <strong>de</strong>r Evanger' he<br />

leer en in het bezit <strong>de</strong>r Christelijke beschaving brachten i).<br />

Dat <strong>de</strong>stijds het bid<strong>de</strong>n voor het kruis, tot boete voor een<br />

overtreding <strong>de</strong>r kloostertucht, in voege was, maken wij op uit<br />

hetgeen wij lezen in het leven van <strong>de</strong> H. Austreberta, abdis van<br />

Pavillij en tijdgenoote van <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />

Deze vrome kloostervrouw placht zich met eigen oogente<br />

vergewissen omtrent het welzijn harer on<strong>de</strong>rhoorigen, en sloop<br />

vaak in stilte, <strong>de</strong>s nachts, over <strong>de</strong> slaapzaal <strong>de</strong>r zusters, om te<br />

zien of zij in ruste waren.<br />

Nu geschied<strong>de</strong> het, dat zij op een vroegen ochtend door<br />

een on<strong>de</strong>r-overste, die niet wist, dat zij met <strong>de</strong> abdis had te<br />

doen, werd aangesproken en berispt: „Maar zuster, wat doet gij<br />

tochl Laat uw me<strong>de</strong>zusters rusten, en begeef u naar het kruis."<br />

Onverwijld spoed<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> Heilige <strong>de</strong>rwaarts en bleef er<br />

bid<strong>de</strong>n totdat het teeken van opstaan werd gegeven 2).<br />

Ten tij<strong>de</strong> van Mabillon 3) stond te Stavelot dat kruis nog<br />

op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> plaats, me<strong>de</strong> tot aan<strong>de</strong>nken aan het stichtend voor­<br />

beeld van on<strong>de</strong>rdanigheid, door <strong>de</strong>n grooten Kerkvorst weleer<br />

gegeven.<br />

Ook Fisen getuigt, dat in zijn tijd zich terzelf<strong>de</strong>r plaatse<br />

1) Zie Polain Histoire <strong>de</strong> 1'ancien pays <strong>de</strong> Liége, 3<strong>de</strong> hoofdstuk.<br />

2) Ghesq. T. VI, t. a. p. no 62.<br />

3) „ T. V., bl. 44°-


49<br />

een kruis bevond, doch een ijzeren, en met zulk een schoone<br />

herinnering weinig overeenstemmen<strong>de</strong> i).<br />

Een priester van Stavelot, A. Courtejoie, van wiens hand<br />

in het jaar 1848 te Luik een werkje verscheen, getiteld: „Les<br />

illustraiions <strong>de</strong> Stavelot", getuigt daarin dat een ge<strong>de</strong>elte van<br />

<strong>de</strong>n tuin, nabij dat kruis gelegen, thans nog <strong>de</strong>n naam draagt<br />

van: Ut <strong>de</strong> St. Lambert: St. Lambertusbed 2).<br />

1) Fisen. lib. IV, no 15, bl. 79.<br />

2) A. Courtejoie. t. a. p. bl. 62.<br />

DE H. LAMBERTUS.


floofd^tuk V.<br />

De H. Lambertus keert terug naar zijne<br />

Bisschopstad Maastricht.<br />

JL erwijl onze lieve Heilige in <strong>de</strong> vreedzame Ar<strong>de</strong>nner-abdij<br />

aan <strong>de</strong> zonen van <strong>de</strong>n H. Remaclus, die onversaag<strong>de</strong> kampioenen<br />

voor <strong>de</strong> heerschappij <strong>de</strong>s geestes over vleesch en stof,<br />

het voorbeeld gaf van <strong>de</strong> meest verheven priester<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n,<br />

maakte <strong>de</strong> indringeling Faramundus zich alom in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong><br />

gehaat door <strong>de</strong> schennis van het Heilige.<br />

„Moest ik beschrijven, zegt Nicolaas, bij Fisen, hoe in dit<br />

ongelukkig tijdvak alle goed belemmerd, alle rechtschapenheid<br />

verdrukt, alle slechtheid daarentegen in <strong>de</strong> hand gewerkt werd,<br />

dan zou ik <strong>de</strong>n schijn aannemen als wil<strong>de</strong> ik in ste<strong>de</strong> van een<br />

geschiedverhaal een treurspel in 't licht geven" i).<br />

Ein<strong>de</strong>lijk, met zooveel leed begaan en niet het minst ook<br />

zon<strong>de</strong>r twijfel bewogen door het voortdurend gebed en <strong>de</strong> zelf-<br />

I) Fisen, t. a. p„ no 16.


5 1<br />

kastijdingen van <strong>de</strong>n heiligen balling, scheen God zich over <strong>de</strong><br />

verwees<strong>de</strong> Kerk van Maastricht te willen ontfermen.<br />

Hervatten wij het verhaal van Go<strong>de</strong>scalk:<br />

«Nadat zeven jaren verloopen waren, werd Faramund van «Jen<br />

Maastrichtschen Bisschopszetel ontzet en uit het gewest verbannen.<br />

»Toen verhieven <strong>de</strong> scharen <strong>de</strong>r geestelijken en <strong>de</strong> volksmenigte<br />

<strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> stammen lui<strong>de</strong> hun vrome gebe<strong>de</strong>n ten Hemel, opdat<br />

<strong>de</strong> Heer hun <strong>de</strong>n her<strong>de</strong>r, Lambertus, we<strong>de</strong>rgave.<br />

» Vorst Pepijn, die over vele lan<strong>de</strong>n en ste<strong>de</strong>n van Europa regeer<strong>de</strong>,<br />

had <strong>de</strong> da<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n heiligen man vernomen, en gaf bevel,<br />

hem met veel eerbewijzingen naar zijn zetel terug te voeren.<br />

»Hoe groot bij het geheele volk <strong>de</strong> blijdschap was, met welke<br />

lofgezangen en vreug<strong>de</strong>lie<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> priesters en <strong>de</strong> levieten, <strong>de</strong> monnikken<br />

en <strong>de</strong> tallooze geestelijken <strong>de</strong>n Heilige toejuichten, welke<br />

hul<strong>de</strong> zoowel <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> behoeftigen, <strong>de</strong> weduwen en weezen<br />

hem betuig<strong>de</strong>n, en hoeveel eerbewijzingen zijn we<strong>de</strong>rkomst begroetten,<br />

kan ik niet verhalen.<br />

«Voldoen<strong>de</strong> zij het, <strong>de</strong> algemeene en eenparige vreug<strong>de</strong>, bij diens<br />

terugkeer gebleken, te schetsen door te zeggen, dat alle bewoners van<br />

Frankenland zooveel hartelijke geestdrift aan <strong>de</strong>n dag leg<strong>de</strong>n, als ware<br />

hun het voorrecht geschonken, een <strong>de</strong>r Apostelen te ontvangen" 1).<br />

Men hoort het: <strong>de</strong> brave kronijkschrijver heeft, ondanks<br />

<strong>de</strong>n overvloed van woor<strong>de</strong>n, door hem gebruikt, geen woor<strong>de</strong>n<br />

genoeg om uit te drukken met hoeveel feestbetoon <strong>de</strong> heilige<br />

Bisschop, bij zijn gelukkige we<strong>de</strong>rkomst uit <strong>de</strong> ballingschap,<br />

binnen zijn goe<strong>de</strong> zetelstad aan <strong>de</strong> Maas door <strong>de</strong> geloovigen<br />

werd onthaald.<br />

Stefanus geeft nog <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n ten beste:<br />

„Het zoo fel geslagene en door Gods ontferming goedgunstig<br />

bevrij<strong>de</strong> volk drong nu met alle kracht er op aan, dat<br />

Lambertus, hun voortreffelijke Kerkvoogd en wijze va<strong>de</strong>r, teruggeroepen<br />

werd.<br />

Toen ten tij<strong>de</strong> stond Pepijn, een man geducht door <strong>de</strong><br />

wapenen en ijverig voorstan<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n Godsdienst, aan het<br />

hoofd van land en volk.<br />

Daar hem Lambertus' zachtmoedigheid en heiligheid goed<br />

bekend was, stuur<strong>de</strong> hij gezanten naar bovengenoemd klooster<br />

i) Chapcav. t. a. p., bl. 331.<br />

-


52<br />

óm Lambertus te verzoeken, wel te willen komen tot <strong>de</strong>n Koning<br />

en zijn Bisschoppelijke bediening .te hervatten.<br />

De gezon<strong>de</strong>nen gingen heen, en, daar aangekomen, spraken<br />

zij Lambertus aan in <strong>de</strong>zer voege: „U, Va<strong>de</strong>r, bidt <strong>de</strong> Koning,<br />

smeekt geheel het volk, dit klooster te verlaten, weer te keeren<br />

tot <strong>de</strong> kud<strong>de</strong>, waarvan gij tegen wil en dank zijt geschei<strong>de</strong>n<br />

gewor<strong>de</strong>n, en het werk Gods, gelijk gij het begonnen hadt,<br />

voort te zetten."<br />

„Ik beken, antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerbiedwaardige man, met tra­<br />

nen in <strong>de</strong> oogen, dat ik niet heb bestuurd gelijk het betaamt,<br />

niet heb geleefd gelijk het plicht was; ik ben onbekwaam, ver­<br />

<strong>de</strong>r mijn kud<strong>de</strong> te wei<strong>de</strong>n, verlang dan ook niet langer meer<br />

aan 't hoofd te staan, daar ik niet bij machte ben, iemands heil<br />

te bevor<strong>de</strong>ren."<br />

„U, voeg<strong>de</strong>n zij hem toe, u, e<strong>de</strong>lsten <strong>de</strong>r mannen, hei-<br />

ligsten <strong>de</strong>r priesters, bid<strong>de</strong>n wij om uwe lief<strong>de</strong> tot God en <strong>de</strong>n<br />

evenmensch, met ons weêr te keeren, ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong> leiding uwer<br />

schapen op u te nemen.''<br />

„Tegenspreken, mijne broe<strong>de</strong>rs, hernam <strong>de</strong> held, wil ik<br />

niet, het bevel <strong>de</strong>s Konings weerstreven mag ik niet, in <strong>de</strong><br />

behoeften mijner evennaasten te voorzien is mijn verlangen.<br />

Daarom zal ik niet weigeren, u te volgen, aan God overlaten<strong>de</strong><br />

te zorgen, dat alles door zijn macht volvoerd en tot het gewenscht<br />

doel gebracht wor<strong>de</strong>" i).<br />

't Is ons echter niet vergund, hierbij langer te verwijlen,<br />

daar wij <strong>de</strong>n lezer op <strong>de</strong> hoogte moeten stellen van <strong>de</strong> gebeurtenissen,<br />

welke dit heugelijk herstel mogelijk had<strong>de</strong>n gemaakt.<br />

In het jaar 681 werd Ebroïn vermoord en in zijne plaats<br />

Warado aangesteld als hofmeier van Koning Theodorik.<br />

Warado sloot vre<strong>de</strong> met Pepijn van Herstal, die als legeroverste<br />

aan het hoofd stond van <strong>de</strong> op Theodorik verbeten<br />

Austrasiërs-, het voornaamste beding hield in dat Pepijn Theo-<br />

I) Bij Chaptav., bl. 363.


53 -<br />

dorik als Koning van Austrasië erkennen, en zelf over dit Rijk<br />

het hofmeierschap aanvaar<strong>de</strong>n zou.^<br />

Een <strong>de</strong>r eerste regeeringsda<strong>de</strong>n van Pepijn was <strong>de</strong> terugroeping<br />

van <strong>de</strong>n H. Bisschop Lambertus, in het jaar 681 of<br />

682 1).<br />

Verschillen<strong>de</strong> schrijvers, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>n Nicolaas en<br />

Siegbert, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nieuwere Polain, Nulens, zijn <strong>de</strong> meening<br />

toegedaan, dat <strong>de</strong> terugkomst van <strong>de</strong>n Heilige eerst heeft plaats<br />

gehad na <strong>de</strong>n slag bij Testry.<br />

Na Warado's overlij<strong>de</strong>n namelijk was zijn schoonzoon<br />

Bertharius in zijn plaats tot hofmeier verkozen; <strong>de</strong>ze scheen <strong>de</strong><br />

voetstappen van <strong>de</strong>n beruchten Ebroïn te willen drukken.<br />

De Neuslriërs verzochten nu <strong>de</strong>n Austrasischen hofmeier<br />

Pepijn, hen van dien dwingeland te verlossen.<br />

De oorlog werd verklaard, en bij Testry Theodorik verslagen<br />

en Bertharius gedood.<br />

Dat had plaats in het jaar 687 2).<br />

Neemt men nu met bovengenoem<strong>de</strong> schrijvers aan, dat<br />

toen pas <strong>de</strong> Heilige op zijn zetel werd hersteld, dan moet men<br />

ook beweren, dat Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus, <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> oudste levensverhalers,<br />

met zich zeiven in tegenspraak zijn, zegt <strong>de</strong> schran<strong>de</strong>re<br />

Bollandist 3).<br />

Dui<strong>de</strong>lijk immers schrijft Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus, dat dra<br />

na het overlij<strong>de</strong>n van Hil<strong>de</strong>rik, Lambertus in ballingschap toog<br />

en na zeven jaren te Maastricht we<strong>de</strong>rkeer<strong>de</strong>.<br />

De eenige re<strong>de</strong>n om te vermoe<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong>ze terugkeer<br />

tot 687 moet wor<strong>de</strong>n verschoven, blijkt te liggen in een verkeer<strong>de</strong><br />

opvatting van Go<strong>de</strong>scalks gezeg<strong>de</strong>: „Vorst Pepijn, die<br />

over vele lan<strong>de</strong>n en ste<strong>de</strong>n van Europa regeer<strong>de</strong>, gaf bevel, <strong>de</strong>n<br />

Heilige terug te roepen."<br />

Dit is op Pepijn alleszins reeds toepasselijk van het jaar<br />

1) Habets, Gcsch. van het Bisdom Roermond, b'. 133.<br />

2) Roberti, Ratio temporum. Vita S. Huberti; Miraeus, Chronicon ad. annuni;<br />

Nhmèc/ie, bl 82; Hist. Leod. comp. ad. anrum.<br />

3) Bij Ghesq. t. a. p., no 69.


54<br />

681 af, toen hij nog slechts in Austrasië <strong>de</strong> heerschappij voer<strong>de</strong>,<br />

ofschoon het later, tevens over Neustrië en Burgondië aangesteld,<br />

met meer re<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n gezegd.<br />

Austrasië omvatte immers on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> Bisdommen<br />

Keulen, Trier, Maastricht, Metz, Kamerijk, Toul, Verdun, Maintz,<br />

Straatsburg en Laon i).<br />

«Te zijner ste<strong>de</strong> weergekeerd, schrijft Go<strong>de</strong>scalk, leg<strong>de</strong> hij, (<strong>de</strong><br />

H. Lambertus) er zich op toe, zijn levenswijze nog dagelijks te verbeteren.<br />

ïHoe hij leef<strong>de</strong> voor God, en allen ten voorbeeld strekte, wie<br />

zal dat naar verdienste beschrijven, wie heeft daarvoor woor<strong>de</strong>n genoeg<br />

en verheven genoeg te zijner beschikking?<br />

«Hij toch volhard<strong>de</strong> met onbezweken ijver in <strong>de</strong> Wet Gods<br />

zon<strong>de</strong>r zich ooit aan iets berispelijks in zijn gedrag schuldig te maken.'<br />

«Alle zijne han<strong>de</strong>lingen waren doordacht, en terwijl hij door aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

waakzaamheid zijn lichaam in tucht bewaar<strong>de</strong>, hield hij<br />

gestadig het oog zijns geestes, zijn zinnen en werken op God gevestigd,<br />

zijn schre<strong>de</strong>n tot God en <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> boodschap <strong>de</strong>s vre<strong>de</strong>s gericht.<br />

«Den door God aangestel<strong>de</strong>n trouwen en wijzen dienaar gelijk,<br />

beijver<strong>de</strong> hij zich, ten bekwamen tij<strong>de</strong> <strong>de</strong> hem toevertrouw<strong>de</strong> geloovigen<br />

met het brood <strong>de</strong>r heilige leer te sterken, want <strong>de</strong>ze is <strong>de</strong> spijze,<br />

waardoor <strong>de</strong> zielen gevoed, en met God in gemeenschap en eenheid<br />

vereenzelvigd wor<strong>de</strong>n.<br />

«Door gepaste vermaningen en opwekken<strong>de</strong> gesprekken bracht<br />

hij zijn on<strong>de</strong>rhoorigen er toe, zondige gewoonten af te leggen, en gewen<strong>de</strong><br />

hij hen aan <strong>de</strong> zelfbeheersching, welke voor <strong>de</strong> rechtschapenheid<br />

en reinheid <strong>de</strong>s levens wordt gevor<strong>de</strong>rd.<br />

«Hij duld<strong>de</strong> niet, dat zijn huisgenooten laakbare gewoonten aannamen,<br />

maar trachtte die te voorkomen, hetzij door een afkeurend<br />

stilzwijgen, hetzij door een b -risping, in het geheim en <strong>de</strong>snoods<br />

openlijk toegediend.<br />

»Hij was ijverig van geest, wakker in zorge, en, geplaatst tusschen<br />

rijken en armen, bracht hij, zon<strong>de</strong>r acht te slaan op <strong>de</strong>n persoon<br />

<strong>de</strong>s machtigen, hul<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n a<strong>de</strong>l <strong>de</strong>r ze<strong>de</strong>n; naar gelang iemand<br />

goed trachtte te leven, bewees hij hem achting.<br />

»Reikte hij <strong>de</strong>n behoeftige lief<strong>de</strong>gaven toe, dan blikten zijne<br />

oogen ten hemel, want hij strekte zijne hand uit om te geven, en verwachtte<br />

het loon daarvoor van boven.<br />

«Bezocht hij kloosters en sprak hij tot het volk het woord <strong>de</strong>s<br />

Heeren, dan volg<strong>de</strong> het uitreiken van aalmoezen het toedienen <strong>de</strong>r<br />

geestelijke spijze.<br />

l) Jos. Daris, bl. 115.


55<br />

»Wat hij <strong>de</strong>n behoeftige mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong> achtte hij Go<strong>de</strong> in blijdschap<br />

geofferd, steeds indachtig <strong>de</strong> belofte <strong>de</strong>s Heeren: »Wat gij <strong>de</strong>n<br />

minsten <strong>de</strong>r mijnen gedaan hebt, is Mij-zelve gedaan."<br />

«Beschei<strong>de</strong>n in zijn kleeding, wil<strong>de</strong> hij nooit in zijn huiselijk<br />

leven een gesmukten zetel innemen, en, wer<strong>de</strong>n hem soms, als voor<br />

Kerkvorsten gebruikelijk was, sierlijke gewa<strong>de</strong>n bereid, dan leg<strong>de</strong> hij<br />

die op zij<strong>de</strong>, en stak hij zich in een gewone, niet zel<strong>de</strong>n vrij havelooze<br />

kleedij, ten ein<strong>de</strong> zich te verootmoedigen door datgene, waardoor<br />

an<strong>de</strong>ren trachten zich te verheffen.<br />

»Zoo kampen<strong>de</strong> met krachtig gemoed en met godsvrucht gewapend,<br />

on<strong>de</strong>rwierp hij aan Christus én lichaam én geest, zijner hooge<br />

bediening steeds waardig.<br />

»Wereldschc eer en ij<strong>de</strong>le praal, zoo verlokkelijk voor die ze<br />

liefhebben, achtte hij een wufien droom, een ijlen rook, een snelvlietend<br />

water gelijk.<br />

«Tegenkantingen verduur<strong>de</strong> hij goedsmoeds, ten dage van voorspoed,<br />

waardoor zoo menigeen ten val wordt gebracht, was hij met<br />

verdubbel<strong>de</strong> waakzaamheid op zijn hoe<strong>de</strong>.<br />

«Door het trouw bewaren van <strong>de</strong> reinheid <strong>de</strong>s harten en <strong>de</strong>s<br />

hchaams toon<strong>de</strong> hij zijnen on<strong>de</strong>rgeschikten wat zij moesten duchten<br />

en liefhebben, wat zij voor hun <strong>de</strong>el moesten kiezen en nastreven.<br />

«Den Christen volke gaf hij heilzame voorschriften, <strong>de</strong> hem ter<br />

zielzorg aangewezen landstieek verlichtte hij met <strong>de</strong> fakkel <strong>de</strong>r Evangelische<br />

leer, terwijl hij <strong>de</strong> ellendige dwaling <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen te keer<br />

ging, en in hunne harten <strong>de</strong> kilheid <strong>de</strong>r ongeloovigheid door <strong>de</strong>n gloed<br />

<strong>de</strong>s waren Geloofs verdreef.<br />

«Zoodoen<strong>de</strong> verspreid<strong>de</strong> zich, zon<strong>de</strong>r dat hij naar iets an<strong>de</strong>rs<br />

haakte dan naar <strong>de</strong> stilte <strong>de</strong>r onbekendheid, <strong>de</strong> roep zijner heiligheid<br />

over alle lan<strong>de</strong>n van Europa, en gaarne had<strong>de</strong> hij, alle vermoeienissen<br />

trotseerend, als een an<strong>de</strong>re Paulus <strong>de</strong> geheele wereld doorkruist,<br />

om <strong>de</strong>n volkeren heil te doen gewor<strong>de</strong>n.<br />

«Zoo sleet hij zijn leven, zuiver en standvastig in het Geloof,<br />

roemwaardig door krachtdadige <strong>de</strong>ugd, e<strong>de</strong>lmoedig in barmhartigheid,<br />

welwillend en levendig in zijn on<strong>de</strong>rwijzingen, even bereid, voor het<br />

recht in <strong>de</strong> bres te springen als om beleedigingen te vergeven, lieftallig<br />

in zijn omgang met elkeen, en nooit falen<strong>de</strong> waar her<strong>de</strong>rplicht<br />

hem riep" i).<br />

I) Chapeav., t. a. r. bl. 331 en vlg.


Ti T T> T T T T> f T T T T T" T T<br />

Soota^tuk VI.<br />

De H. Lambertus, leeraar van Heiligen.<br />

De zeven<strong>de</strong> eeuw wordt met recht genoemd <strong>de</strong> „Eeuw <strong>de</strong>r<br />

Heiligen" voor ons va<strong>de</strong>rland, gelijk <strong>de</strong>n lezer uit eigen waarneming<br />

bereids zal zijn gebleken.<br />

Zeker, het was eene eeuw van geweldige gisting.<br />

Wel kon men het hei<strong>de</strong>ndom verslagen, het Christendom<br />

triomfeerend heeten, doch <strong>de</strong> wording van een groot volk, <strong>de</strong><br />

vorming van velerlei stammen tot een staatkundig en maatschappelijk<br />

geheel krijgt niet binnen het tijdsbestek van slechts<br />

ettelijke jaren zijn beslag.<br />

De Hemelsche dauw <strong>de</strong>r Christelijke beschaving kan slechts<br />

langzamerhand doorsijpelen tot in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste lagen <strong>de</strong>r maatschappij.<br />

Voeg daarbij <strong>de</strong> aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> invallen van barbaren, die<br />

zoo vaak een opkomen<strong>de</strong> schepping <strong>de</strong>s menschen te vuur en<br />

te zwaard verniel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> veelvuldige worstelingen van ras tegen<br />

ras, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> oorlogen, nu eens door <strong>de</strong>n Vorst tegen zijn<br />

kwalijk beteugel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdanen, dan weer door een misnoeg<strong>de</strong>


57<br />

bevolking tegen <strong>de</strong> dwingelandij harer gebie<strong>de</strong>rs, ofwel door<br />

<strong>de</strong>n eenen Gekroon<strong>de</strong>, om <strong>de</strong> heerschappij over een gewest<br />

tegen <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren, door <strong>de</strong> opeenvolgen<strong>de</strong> hofmeiers, tot be­<br />

vestiging of uitbreiding van macht en invloed tegen ambtge-<br />

nooten gevoerd.<br />

Zeker, het was een veelbewogen eeuw, een tijdsgewricht<br />

van heftig horten en stooten, maar tevens van we<strong>de</strong>rgeboorte,<br />

van voorbereiding op <strong>de</strong> vruchtbare wereldheerschappij van<br />

Karei <strong>de</strong>n Groote.<br />

De herschepping van het tot dusverre vormeloos West-<br />

Europa door <strong>de</strong> Christelijke beschaving was het werk van Hei­<br />

ligen, van uitverkoren mannen en vrouwen, die over dien woes-<br />

ten bajert het God<strong>de</strong>lijk zaad <strong>de</strong>s woords en <strong>de</strong>s voorbeelds<br />

strooi<strong>de</strong>n, terwijl zij God in <strong>de</strong>n eenvoud <strong>de</strong>s harten smeekten,<br />

over hun werken en zorgen vruchtbaarmaken<strong>de</strong>n zegen uit te<br />

storten.<br />

Alleen door Heiligen immers, alleen door allesopofferen<strong>de</strong>,<br />

vasten<strong>de</strong>, zich-zelven afbeulen<strong>de</strong>, dag en nacht in gebed ver-<br />

zonkene strij<strong>de</strong>ren Gods kan zulk een herschepping wor<strong>de</strong>n<br />

totstandgebracht.<br />

Verwijlen wij nu een spanne tijds bij dit hartverheffend<br />

tooneel, ons voorstellen<strong>de</strong> <strong>de</strong>n H. Lambertus, in betrekking met<br />

<strong>de</strong> tijdgenooten, die on<strong>de</strong>r zijn invloed en leiding tot het<br />

hoogste zieleleven, dat een mensch op aar<strong>de</strong> kan leven, wer<strong>de</strong>n<br />

opgevoerd.<br />

In <strong>de</strong> dagen dat Ebroïn, die, gelijk wij bereids zagen,<br />

onzen Heilige van zijn Bisschopszetel verdreef, in zijn euvelmoed<br />

<strong>de</strong> Franken van Neustrië verdrukte, leef<strong>de</strong> er in Aquitanië,<br />

(<strong>de</strong> landstreek, welke van het Pyreneesch gebergte zich uitstrekt<br />

tot aan <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Garonne en <strong>de</strong>n Oceaan), een jeugdig e<strong>de</strong>lman<br />

van Koninklijken bloe<strong>de</strong>, met <strong>de</strong> waardigheid van paleisgraaf<br />

aan 't hof van Koning Theodorik bekleed i).<br />

i) Zie <strong>de</strong> Geslachtslijst van <strong>de</strong>n Heilige bij Roberti bl. 545.-


58<br />

Hij was even on<strong>de</strong>rwezen in <strong>de</strong> schoone letteren als bedreven<br />

in <strong>de</strong>n wapenhan<strong>de</strong>l.<br />

Vol afschuw over Ebroïns dwingelandij, verliet HUBERTTJS<br />

— zoo was <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong>n e<strong>de</strong>len Aquitaniër — het land<br />

zijner geboorte en begaf zich naar Austrasië, dat on<strong>de</strong>r het<br />

krachtig en wijs bestuur van Pepijn dagen van vre<strong>de</strong> en welvaart<br />

beleef<strong>de</strong>.<br />

De aankomst van Hubertus in ons land moet dus hebben<br />

plaats gehad na het jaar 679, in <strong>de</strong>n tijd, dat <strong>de</strong> H. Lambertus<br />

te Stavelot vertoef<strong>de</strong>.<br />

Hubertus' onafscheidbare gezellin was zijne moei Oda,<br />

weduwe van Boggis, hertog van Aquitanië.<br />

Nauwelijks was in het jaar 681 <strong>de</strong> H. Lambeitus op zijn<br />

zetel hersteld, of Hubertus, die reeds over <strong>de</strong> hooge wetenschap<br />

en het stichtend leven van <strong>de</strong>n moedigen Bisschop veel had<br />

vernomen, begaf zich naar Maastricht.<br />

Al ras gevoel<strong>de</strong> hij zich met een onweerstaanbare kracht<br />

voor <strong>de</strong>zen grooten dienaar Gods genegen, en trachtte hij<br />

zooveel mogelijk van 's mans on<strong>de</strong>rricht en heilig voorbeeld<br />

partij te trekken.<br />

Gods gena<strong>de</strong> boezem<strong>de</strong> hem allengs zulk een grooten<br />

afkeer van <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lheid <strong>de</strong>r vergankelijke wereld in, dat hij<br />

vurig verlang<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r het getal <strong>de</strong>r Maastrichtsche geestelijken<br />

te wor<strong>de</strong>n opgenomen en zich te wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>n dienst <strong>de</strong>s<br />

Heeren, doch <strong>de</strong> huwelijksband verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hem voorshands dit<br />

voornemen ten uitvoer te leggen.<br />

Intusschen leef<strong>de</strong> hij min<strong>de</strong>r als leek, gehuwd man en<br />

a<strong>de</strong>llijk heer, dan als geestelijke, leerling van <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />

Nauwelijks echter was zijne gemalin, die hem een zoon<br />

had geschonken, Floribertus, later - anno 727 — opvolger van<br />

zijn va<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n Bisschopszetel van Luik en eveneens on<strong>de</strong>r<br />

het getal <strong>de</strong>r Heiligen opgenomen, naar een beter leven ingegaan,<br />

of hij volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> inspraken van zijn hart en werd door<br />

zijn heiligen leermeester tot priester gewijd.<br />

Dat <strong>de</strong> H. Hubertus een leerling van <strong>de</strong>n H. Lambertus


59<br />

geweest is, getuigt niet alleen Go<strong>de</strong>scalk i), maar ook <strong>de</strong> onbe­<br />

ken<strong>de</strong> schrijver, „tijdgenoot en leerling" tevens van <strong>de</strong>n H. Hu­<br />

bertus.<br />

Deze „onbeken<strong>de</strong>", die zelf bij het sterfbed van <strong>de</strong>n<br />

Heilige, met <strong>de</strong>zes „voortreffelijken zoon" Floribertus tegenwoordig<br />

was 2), getuigt, dat <strong>de</strong> vrome dienaar Gods Hubertus <strong>de</strong>s<br />

te gemakkelijker het voorbeeld van Christus kon navolgen, doordien<br />

hij het geluk had, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> leiding te staan van zijn<br />

heiligen voorganger Lambertus.<br />

Veilig mogen wij het dus een grooten vereer<strong>de</strong>r van bei<strong>de</strong><br />

Heiligen nazeggen: „On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eeretitels, die <strong>de</strong>n H.Lambertus<br />

toekomen, is het zeker niet <strong>de</strong> minste, dat hij een zoo e<strong>de</strong>len<br />

leerling en zich een zoo waardigen opvolger gevormd heeft, als<br />

<strong>de</strong> H. Hubertus was" 3).<br />

Over <strong>de</strong> H. ODA, wel te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van hare eveneens<br />

heilige tijd- en naamgenoote, <strong>de</strong> Schotsche Koningsdochter,<br />

die te Weert, Venraai en vooral te St. Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong> vereerd<br />

wordt, en die omtrent het jaar 710 op het graf van <strong>de</strong>n H. Lambertus<br />

het gebruik <strong>de</strong>r oogen heeft bekomen, lezen wij in het<br />

Luiksch Brevier on<strong>de</strong>r meer het volgen<strong>de</strong>: „Na het overlij<strong>de</strong>n<br />

van haren gemaal, toog zij naar Austrasië, waar zij vele erfgoe<strong>de</strong>ren<br />

bezat, en, reikhalzend als zij was naar een heilig leven,<br />

zocht zij <strong>de</strong>n omgang van <strong>de</strong>n H. Bisschop Lambertus, door<br />

wiens voorlichting en vermaningen zij tot <strong>de</strong> luisterrijkste <strong>de</strong>ugd<br />

werd opgevoerd.<br />

„Tn vele plaatsen richtte zij ziekenhuizen en kerken op,<br />

en <strong>de</strong> dienaren Gods voorzag zij van <strong>de</strong> noodige levensbehoefte.<br />

„Haar moe<strong>de</strong>rlijke zorge strekte zij vooral uit over een<br />

vlek, bij Hoei gelegen en Amay genaamd; daar bouw<strong>de</strong> en be­<br />

giftig<strong>de</strong> zij rijkelijk een kerk, <strong>de</strong>n H. Martelaar Georgius toe­<br />

gewijd.<br />

„Een aanzienlijk ge<strong>de</strong>elte van haar groot vermogen kwam<br />

1) Bij Chapcav. cap. 14.<br />

2) Bij Roberti, cap. 14. . „<br />

3) Jos. Demarteau, „St. Hubert, sa légen<strong>de</strong>, son histoire , bl. 19.


6o<br />

in het bezit van het St. Lambertskapittel en <strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Kerk<br />

van Luik.<br />

„Zij overleed te Amay, en haar bloedverwant, <strong>de</strong> H Floribertus,<br />

Bisschop van Luik, verhief er haar heilig overschot<br />

door won<strong>de</strong>ren vermaard, ten altare" i).<br />

Uit het huwelijk van <strong>de</strong>n gelukzaligen Pepijn van Lan<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> eveneens gelukzalige Itta of Iduberga was, behalve<br />

<strong>de</strong> H. Gertrudis, abdisse van Nivelles, eene an<strong>de</strong>re dochter gesproten,<br />

die huw<strong>de</strong> met hertog Ansigisus, broe<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n<br />

H. Arnulf, Bisschop van Metz.<br />

Haar naam was BEGGA, haar zoon, Pepijn van Herstal<br />

Na <strong>de</strong>n dood van haren gemaal, anno 673, besteed<strong>de</strong> zij<br />

haar leven en hare rijkdommen aan goe<strong>de</strong> werken.<br />

„Wij mogen er niet aan twijfelen, schrijft Daris, of zij<br />

vooral heeft bij haren zoon Pepijn aangedrongen op <strong>de</strong> terugroeping<br />

<strong>de</strong>s H. Lambertus uit <strong>de</strong> ballingschap" 2).<br />

Na een beêvaart ter H. Ste<strong>de</strong> stichtte zij een klooster te<br />

An<strong>de</strong>nne, tusschen Hoei en Namen gelegen, en bevolkte het<br />

met geestelijke dochters, afkomstig uit <strong>de</strong> Nivelsche abdij, door<br />

hare zuster Gertrudis en hare moe<strong>de</strong>r Itta gebouwd.<br />

Zelf omhels<strong>de</strong> zij het kloosterleven te An<strong>de</strong>nne, bracht er<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien laatste jaren haars levens door in boete en godsvrucht<br />

en overleed er in het jaar 695 3).<br />

Over <strong>de</strong> H. LANDRADA hebben wij in het 3* Hoofdstuk<br />

reeds gesproken.<br />

De H. Lambertus had haar opgenomen on<strong>de</strong>r het getal<br />

<strong>de</strong>r gesluier<strong>de</strong> kloostermaag<strong>de</strong>n, en was, naar Die<strong>de</strong>rik, haar<br />

levensbeschrijver, getuigt, ten allen tij<strong>de</strong> haar vertrouwd raadsman<br />

„Toen zij, zoo verhaalt Die<strong>de</strong>rik, na een langen kamp<br />

door <strong>de</strong>n geest tegen het vleesch gestre<strong>de</strong>n, waarin dit laatste'<br />

door t onbarmhartig vasten als het ware was uitgedroogd op<br />

het ziekbed werd geworpen, voorspel<strong>de</strong> zij haar na<strong>de</strong>rend ein<strong>de</strong>,<br />

1) Prop. Leod. en Molanus 25a Octobris.<br />

2) Dans, x. a. p. bl. 108.<br />

3> Zie Ghesq., T. H, Geslachtslijst bij bl. 228.


6i<br />

en ontbood zij uit het naburige Maastricht <strong>de</strong>n H. Bisschop<br />

Lambertus, opdat zij in 't sterven verkwikt wierd door <strong>de</strong> vermaningen<br />

van <strong>de</strong>n H. dienaar Gods, wiens raadgevingen tij<strong>de</strong>ns<br />

haar leven haar zoo dikwijls te sta<strong>de</strong> waren gekomen.<br />

„Nauwelijks vernam <strong>de</strong> heilige grijsaard <strong>de</strong> droevige mare,<br />

of hij begaf zich op weg naar Munsterbilsen, waar intusschen<br />

Landrada uit <strong>de</strong> stoffelijke naar <strong>de</strong> eeuwige woning verhuis<strong>de</strong>.<br />

„Op zijn weg werd Lambertus, — mid<strong>de</strong>lerwijl was <strong>de</strong><br />

avond gevallen — door een aangenaam droomgezicht verrast.<br />

„Als in geestverrukking opgetogen, zag hij <strong>de</strong> eerbiedwaardige<br />

maagd, omgeven van heerlijken luister; zij berispte <strong>de</strong>n<br />

grijsaard op dien gemeenzamen toon, waarin zij placht met hem<br />

te spreken, wegens zijne traagheid, en verweet hem, dat zij bij<br />

haar verschei<strong>de</strong>n niet uit zijne han<strong>de</strong>n <strong>de</strong> heilige Geheimen had<br />

mogen ontvangen.<br />

„Hij bracht verontschuldigingen bij en verklaar<strong>de</strong> zich be­<br />

reid, haar stoffelijk overschot ter aar<strong>de</strong> te beste<strong>de</strong>n.<br />

„Blik, hernam zij, strak voor u uit naar <strong>de</strong>n hemel, en<br />

aanschouw het teeken <strong>de</strong>s kruizes, omluisterd van een stralen­<br />

krans."<br />

„Lambertus richtte zich in zijn volle lengte op in <strong>de</strong><br />

hoogte en teeken<strong>de</strong> <strong>de</strong> plek, waarop het kruis ne<strong>de</strong>rstraal<strong>de</strong>.<br />

„Deze, sprak <strong>de</strong> maagd, is mijn begraafplaats, daar zal<br />

mijn assche rusten tot op-<strong>de</strong>n dag, bepaald door <strong>de</strong>n Heer."<br />

„Terwijl <strong>de</strong> maagd in <strong>de</strong> wolken verdwijnt, komt <strong>de</strong> Bisschop<br />

overeind terug op <strong>de</strong>n grond en wordt ijlings naar Bilsen<br />

gevoerd, waar hij <strong>de</strong> zusters aantreft, bezig met <strong>de</strong> toebereidselen<br />

voor <strong>de</strong> begrafenis binnen <strong>de</strong> kerk.<br />

„Na zijn gebed te hebben gestort, richt hij met <strong>de</strong> hem<br />

eigene zeggingskracht en zalving het woord tot <strong>de</strong> schare, en<br />

maakt haar <strong>de</strong> hem gedane openbaring bekend.<br />

„Daarop ontstond een groot misbaar, en alhoewel hij zijne<br />

re<strong>de</strong> nog niet had voleind, verhieven zij lui<strong>de</strong> hare stemmen<br />

tegen hem en klaag<strong>de</strong>n bitterlijk.<br />

„Hier, zei<strong>de</strong>n zij, werd zij <strong>de</strong>n Heer toegewijd en tot


62 -<br />

abdisse aangesteld, door haar toedoen rees <strong>de</strong>ze kerk in <strong>de</strong><br />

hoogte en breid<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>lijke schare uit. Hier gaf zij<br />

<strong>de</strong>n blin<strong>de</strong>n het gebruik <strong>de</strong>r oogen, <strong>de</strong>n kreupelen dat <strong>de</strong>r le<strong>de</strong>maten<br />

we<strong>de</strong>r; hier bood zij het hoofd aan alle beproevingen.<br />

Gij-zelf waart hier ter plaatse <strong>de</strong> helper van haren ijver, <strong>de</strong><br />

getuige van hare <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> inwij<strong>de</strong>r van haar kerkgebouw.<br />

Het past <strong>de</strong>n Bisschop niet, zijn volk te bedroeven, <strong>de</strong>n her<strong>de</strong>r<br />

niet, zijn schapen te willen berooven, zoodat wij na haar verschei<strong>de</strong>n<br />

zou<strong>de</strong>n moeten verliezen die wij tij<strong>de</strong>ns haar leven<br />

bezaten. Het is strijdig met <strong>de</strong> gehechtheid en lief<strong>de</strong>, haar verschuldigd,<br />

eene Heilige, eene won<strong>de</strong>rdoenster, aan vreem<strong>de</strong>n<br />

over te laten. Volbreng gij uw ambt, wij zullen naar plicht en<br />

vermogen voor het overige zorgen.<br />

,,'t Is gemakkelijk, zoo luid<strong>de</strong> Lambertus' bescheid, aan<br />

het hoofd te staan, doch moeilijk, allen te bevredigen. Aan<br />

God dient men meer te gehoorzamen dan aan <strong>de</strong> menschen,<br />

doch wijl ik overtuigd ben, dat hetgeen bij God is besloten,<br />

door menschen niet kan wor<strong>de</strong>n gewijzigd, voeg ik mij naar<br />

uw verlangen."<br />

„De H. abdisse werd begraven.<br />

„De H. Bisschop, wiens gemoed in zorge was, legt zich<br />

een vasten op, voegt gebe<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> lijfskastijding, en na drie<br />

dagen neemt hij we<strong>de</strong>rom het woord op.<br />

„Aan God, zei<strong>de</strong> hij, niet te willen gehoorzamen, is, beproeven<br />

een stroom in zijn vaart te stuiten met een arm. Met<br />

eigen oogen moeten wij ons nu overtuigen van hetgeen ons<br />

visioen beduidt; men legge het graf <strong>de</strong>r abdisse open, opdat<br />

aan alle onzekerheid een ein<strong>de</strong> kome."<br />

„Eenparig wordt die toespraak goedgekeurd.<br />

„Men opent <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong> en vindt er niet alleen het<br />

lichaam niet meer, doch ook <strong>de</strong> lijkkist, waarin het was neergelegd,<br />

bleek verdwenen.<br />

„Allen, <strong>de</strong> Bisschop slechts uitgezon<strong>de</strong>rd, verbleeken en<br />

zwijgen.<br />

„Hij echter betuigt zijn dank aan God en spreekt haar


63<br />

va<strong>de</strong>rlijk toe: „nu het wantrouwen is geweken, zullen wij ervaren<br />

wat Gods heerlijkheid vermag."<br />

„Hij stelt zich aan het hoofd van <strong>de</strong>n stoet, en "gaat <strong>de</strong>n<br />

weg in naar Wintershoven, werwaarts hem <strong>de</strong> menigte volgt.<br />

„Daar wordt op <strong>de</strong> door hem gemerkte plek <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<br />

opgedolven, en, o won<strong>de</strong>r! men vindt er het lichaam <strong>de</strong>r maagd<br />

liggen<strong>de</strong> in hare kist.<br />

„Zon<strong>de</strong>r twijfel, zoo eindigt Die<strong>de</strong>rik zijn verhaal, had<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> Engelen het heilig overschot daar met eerbied bijgezet" i).<br />

Dit kan, gelijk Ghesquierus aanmerkt, niet geschied zijn<br />

voor het jaar 700. Voor dien tijd toch kon men <strong>de</strong>n H. Lam­<br />

bertus niet noemen, gelijk Die<strong>de</strong>rik het tot tweemaal toe doet:<br />

een grijsaard.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> heilige en roemwaardige personen, die, zooals<br />

<strong>de</strong> geschiedschrijver van ons Bisdom zegt, „door hunne tegenwoordigheid<br />

het geestelijk grondgebied van <strong>de</strong>n H. Lambertus<br />

verheerlijkten" 2), mogen wij zeker niet vergeten melding te maken<br />

van <strong>de</strong> Heiligen WIRO, PLECHELMUS en OTGERUS, het beroem<strong>de</strong><br />

drietal van <strong>de</strong>n St. Pietersberg, geloofsverkondigers in<br />

het land van Gel<strong>de</strong>r, Gulik en Kleef.<br />

Omstreeks <strong>de</strong>n tijd, dat <strong>de</strong> H. Lambertus, zooals wij in<br />

het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk zullen verhalen, zich onledig hield met<br />

het bekeeringsweik in Kempenland, vestig<strong>de</strong>n zich in <strong>de</strong> omstreken<br />

van <strong>de</strong> later opgekomen stad Roermond, <strong>de</strong>ze drie<br />

Heiligen, afkomstig uit Schotland, ten ein<strong>de</strong> er <strong>de</strong> bevolking in<br />

<strong>de</strong> leer van Christus te on<strong>de</strong>rwijzen.<br />

Pepijn van Herstal schonk hun genoem<strong>de</strong>n berg, thans<br />

St. Odiliénberg genaamd, tot woonplaats, alwaar zij eene kerk<br />

en een klooster bouw<strong>de</strong>n 3).<br />

Pepijn had zulk een vereering voor <strong>de</strong>ze kloeke geloofs­<br />

bo<strong>de</strong>n, die alom, gevaar en dood trotseerend, het zaad <strong>de</strong>s<br />

1) Theodoricus bij Ghesq. T. V, bl. 213.<br />

2) 'Jos. Habets t. a. p. bl. 134. . , „ „,.„ ^ cm<br />

3 Alb. Wolters. „De H.H. Wiro, Plech. et Otg., bl. 48; Willemsen, De Stlftkerk<br />

v. d. H. Petnis te St. Odiliënberg, bl. 7.


64<br />

Evangelies uitstrooi<strong>de</strong>n, hei<strong>de</strong>nen bekeer<strong>de</strong>n en heiligdommen<br />

als uit <strong>de</strong>n grond <strong>de</strong><strong>de</strong>n oprijzen, dat hij jaarlijks, naar Daris,<br />

en ook het Proprium Ruraem. verzekeren, <strong>de</strong>n tocht naar<br />

St. Pietersberg aanvaard<strong>de</strong>, om er aan <strong>de</strong> voeten van <strong>de</strong>n H.<br />

Wiro, en, na <strong>de</strong>zes overlij<strong>de</strong>n, van <strong>de</strong>n H. Plechelmus, <strong>de</strong> kwijtschelding<br />

zijner zon<strong>de</strong>n te bekomen i).<br />

Daar <strong>de</strong> Maas- en Roerstreek behoor<strong>de</strong> tot het Bisdom<br />

Maastricht, heeft <strong>de</strong> door genoem<strong>de</strong> Heiligen on<strong>de</strong>rnomen Evangelieprediking<br />

ongetwijfeld plaats gehad in gemeenschappelijk<br />

overleg met <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />

In zijne „Gesta Sti Lamberti" verhaalt kanunnik Nicolaas,<br />

dat <strong>de</strong> H. WILLEBRORDÜS, <strong>de</strong> wijdvermaar<strong>de</strong> apostel <strong>de</strong>r<br />

Friezen en eerste Bisschop van Utrecht, bisdom grenzen<strong>de</strong> aan<br />

dat van Maastricht, naar eene alou<strong>de</strong> overlevering, ter plaatse<br />

Teisterbant genaamd, zeer dikwijls samenkomsten hield met <strong>de</strong>n<br />

H. Lambertus, ten ein<strong>de</strong> elkan<strong>de</strong>r tot <strong>de</strong>n har<strong>de</strong>n kamp voor<br />

<strong>de</strong> uitbreiding van het Godsrijk te bemoedigen en maatregelen<br />

te beramen, tot bevor<strong>de</strong>ring yan het bekeeringswerk, bei<strong>de</strong>n<br />

mannen zoo dierbaar 2).<br />

„De H. Willebrordüs, schrijft Suijskens, werd door Paus<br />

Sergius I op St. Caeciliadag 696 Bisschop <strong>de</strong>r Friezen gewijd,<br />

doch of hij op genoem<strong>de</strong> plaats aan <strong>de</strong> grenzen van bei<strong>de</strong>r<br />

grondgebied meermalen zijn H. ambtgenoot van Maastricht<br />

heeft aangetroffen, is niet boven twijfel verheven.<br />

„Vóór Nicolaas maakt geen schrijver melding daarvan,<br />

alhoewel <strong>de</strong> daar gebouw<strong>de</strong> kerk en volkstoeloop op St. Lambertusdag,<br />

alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> daor Nicolaas aangehaal<strong>de</strong> overlevering,<br />

ter gunsta daarvan schijnen te pleiten.<br />

„Wat niet kan betwijfeld wór<strong>de</strong>n, is het feit, dat <strong>de</strong> H.<br />

Willebrordüs reeds voor zijn wijding tot Bisschop kennis had<br />

aangeknoopt met <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />

„Alcuinus immers verhaalt, dat Pepijn van Herstal Wille-<br />

j) Daris, t. a. p., bl 106; Prop. Ruraem. in festo Sti Wironis.<br />

2) Nicol. bij Chapeav. t. a. p., bl. 391.


65<br />

brordus welwillend ontving en eenigen tijd in Austrasië <strong>de</strong>ed<br />

verblijven tot verbreiding <strong>de</strong>s Christendoms, alvorens hij hem<br />

naar Rome zond, om er door <strong>de</strong>n Paus tot Bisschop te wor<strong>de</strong>n<br />

gewijd.<br />

„Pepijn nu woon<strong>de</strong> doorgaans te Herstal, niet ver van<br />

Maastricht en in dit Bisdom gelegen, zoodat hij ongetwijfeld<br />

daarover zal hebben beraadslaagd met <strong>de</strong>n H. Lambertus, van<br />

wiens heiligheid en Apostolischen ijver hij een hoogen dunk had<br />

opgevat" i).<br />

Wat er ook van zij, zeker is het, dat, vermoe<strong>de</strong>lijk omstreeks<br />

het jaar 698, <strong>de</strong> H. Willebrord <strong>de</strong> vermaar<strong>de</strong> abdij Susteren<br />

stichtte en met rijke inkomsten begiftig<strong>de</strong> 2).<br />

Ongetwijfeld is dit niet geschied zon<strong>de</strong>r me<strong>de</strong>weten van<br />

<strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />

Tevens zou het niet onwaarschijnlijk zijn, dat daar bei<strong>de</strong><br />

geloofsverkondigers nu en dan ter bespreking <strong>de</strong>r Kerkelijke<br />

belangen zijn saamgekomen.<br />

„Ook is het zeker, dat onze Heilige, schrijft Suijskens, door<br />

<strong>de</strong> Mechelschen in hooge eere en voor hun eersten geloofsbo<strong>de</strong><br />

wordt gehou<strong>de</strong>n.<br />

„Nabij Hofsta<strong>de</strong> ligt een hoogte, St. Lambrechtsberg ge-<br />

heeten; daar zou hij <strong>de</strong>n hei<strong>de</strong>nschen bewoners dier streek,<br />

waar na<strong>de</strong>rhand <strong>de</strong> stad Mechelen ontstond, het Evangelie heb­<br />

ben verkondigd" 3).<br />

Te <strong>de</strong>zer plaatse mag ik niet verhelen, dat, naar luid van<br />

een alou<strong>de</strong> overlevering, <strong>de</strong> H. Lambertus, van Maastricht uit<br />

<strong>de</strong> Maas afzakken<strong>de</strong> tot tegenover <strong>de</strong> burcht van Kessel, aan<br />

<strong>de</strong> bewoners van <strong>de</strong>n rechteroever het Evangelie heeft ver­<br />

kondigd.<br />

1) t. a. p., no 81. ... . .<br />

2 Habets, t. a. p. bl. 134. Van Susteren wordt het eerst melding gemaakt<br />

omstreeks het jaar 711, in <strong>de</strong>n giftbrief eens monniks Ansbald, die zich „van<br />

Susteren" noemt en aan Willebrord zijn va<strong>de</strong>rlijk erfgoed ten geschenke geelt.<br />

In 714 schonk Pepijn, met zijne ga<strong>de</strong> Blittrudis, aan Willebrord te Susteren een<br />

bidcel en een kerkjen, welke op nieuwe grondslagen moesten wor<strong>de</strong>n herbouwd.<br />

Dr. P. Alb. Thijm: De H. Willebrordüs bl. 193.<br />

3) Suijskens. t. a. p. no 83.<br />

DE H. LAMBERTUS. 5


66<br />

Op een kleine verhevenheid lag <strong>de</strong>stijds, uit Maaskeien<br />

gebouwd, een wachthuis of hei<strong>de</strong>nsche tempel, door hem ten<br />

gerieve <strong>de</strong>r nieuwbekeer<strong>de</strong>n in een Christen be<strong>de</strong>huis herschapen,<br />

en later door het dankbaar geloovige volk aan hem toegewijd.<br />

Aan dit eeuwenoud St. Lambertuskerkje, thans slechts een<br />

kapelletje meer, heeft het kerspel Beesel, en later dat van <strong>de</strong>n<br />

H. Lambertus te Reuver, zijn ontstaan te danken.<br />

Merkwaardig is het feit, dat se<strong>de</strong>rt onheugelijke tij<strong>de</strong>n<br />

naast <strong>de</strong>n H. Lambertus, zijn me<strong>de</strong>helper in het Apostolaat, <strong>de</strong><br />

H. Willebrordüs, te Reuver in hooge vereering gestaan en in<br />

<strong>de</strong> kerk zijn beeld gehad heeft.<br />

Van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge besprekingen <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> Heiligen maakt<br />

ook het Proprium Ruraem. gewag. Eveneens Knippenbergh i).<br />

„Er heeft, schrijft Dr. P. Alb. Thym, tusschen <strong>de</strong>n H. Willebrord<br />

en Lambertus eene bepaal<strong>de</strong> verstandhouding bestaan,<br />

waarvan zich evenwel uit <strong>de</strong> Heiligenlevens geene bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n<br />

laten me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen" 2).<br />

„Lambert, Willebrord 1", roept gemel<strong>de</strong> schrijver uit, en<br />

daarme<strong>de</strong> kunnen wij dit hoofdstuk besluiten. „Wien klopt het<br />

geloovige hart niet bij <strong>de</strong> herinnering aan die groote mannen I"<br />

„Het streven <strong>de</strong>zer mannen was volkomen hetzelf<strong>de</strong>.<br />

„Waarover zullen zij zich an<strong>de</strong>rs bera<strong>de</strong>n hebben dan over<br />

<strong>de</strong> belangen <strong>de</strong>r Kerk ! Wat zullen zij an<strong>de</strong>rs dan eikaars oor<strong>de</strong>el<br />

ingewonnen hebben, elkan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Pauzen<br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen<strong>de</strong>, omtrent <strong>de</strong> uitbreiding <strong>de</strong>s Christendoms, elkan<strong>de</strong>r<br />

sterken<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n door alle eeuwen voortduren<strong>de</strong>n strijd<br />

tusschen <strong>de</strong> geestelijke en <strong>de</strong> wereldlijke macht."<br />

1) In festo Sti Willebr. 7a Nov. — Kntpfeniergh, Hist. Duc. Gelr. caput VI.<br />

2) In zijn „Willebrordüs" bl. 201.


in het voorgaand hoofdstuk zijn wij, door <strong>de</strong>n aard <strong>de</strong>r daarin<br />

behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> stof genoodzaakt, op <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis eenigszins<br />

vooruitgeloopen.<br />

Öoofëtëtuk VII.<br />

De H. Lambertus,<br />

Apostel van Kempenland en Brabant.<br />

Keeren wij <strong>de</strong>rhalve op onze schre<strong>de</strong>n terug tot het tijd­<br />

stip, onmid<strong>de</strong>llijk volgen<strong>de</strong> op <strong>de</strong> blij<strong>de</strong> we<strong>de</strong>r-inkomst <strong>de</strong>s<br />

Heiligen binnen zijne Bisschopsstad, aan Maas en Jeker gelegen.<br />

Wij geven het woord we<strong>de</strong>rom aan :<br />

Go<strong>de</strong>scalk: »In zijne her<strong>de</strong>rlijke bezorgdheid bezocht hij alom<br />

<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en plaatsen van zijn Bisdom, en <strong>de</strong>ed overal het licht <strong>de</strong>s<br />

Evangelies schijnen.<br />

»Hij versterkte het geloof <strong>de</strong>r Christenen, verdreef <strong>de</strong> pestwalmen<br />

<strong>de</strong>s hei<strong>de</strong>ndorns en trad onversaagd tegen die rampzalige dwaling<br />

op, aangevuurd door <strong>de</strong>n gloed <strong>de</strong>s geloofs.<br />

s>Zoo begaf hij zich naar Toxandrië, dat een niet onaanzienlijk<br />

ge<strong>de</strong>elte van zijn Kerkelijk gebied besloeg.<br />

»Tot dusverre had <strong>de</strong> afgo<strong>de</strong>ndienst <strong>de</strong> bewoners dier landstreek<br />

weerhou<strong>de</strong>n, tot <strong>de</strong> kennis van Christus te komen; <strong>de</strong> dwaling<br />

zat er zeer diep ingeworteld; zij kon<strong>de</strong>n zich niet voorstellen, dat <strong>de</strong>


68<br />

Wereld was geschapen en geregeerd wordt door iemand an<strong>de</strong>rs dan<br />

hunne afgo<strong>de</strong>n.<br />

«De heilige man, dien het hevig verdroot, dat een ge<strong>de</strong>elte van<br />

het aan zijn zielzorg toevertrouw<strong>de</strong> land zoo <strong>de</strong>erlijk op het dwaalspoor<br />

liep, wierp alle afgodsbeel<strong>de</strong>n en tempels omver.<br />

«Genoopt door zijne lief<strong>de</strong> voor Christus, en ter belij<strong>de</strong>nis van<br />

zijn geloof weerstond hij, in zijn strijd tegen <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nsche dwaalleer,<br />

door geen gewapen<strong>de</strong>n beschermd, aan <strong>de</strong> woe<strong>de</strong> <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen en<br />

predikte hun <strong>de</strong>n naam <strong>de</strong>r Allerheiligste Drievuldigheid, waarvan zij<br />

tot hieraan nog niets had<strong>de</strong>n vernomen.<br />

»Zoo bracht hij tallooze scharen van ongeloovigen van <strong>de</strong> logen<br />

tot <strong>de</strong> waarheid, van het hei<strong>de</strong>ndom tot <strong>de</strong>n Christelijken Godsdienst,<br />

van <strong>de</strong>n duivel tot Christus.<br />

«Degenen, die aanvankelijk, toen hij met <strong>de</strong> verkondiging van<br />

hetgeen zij valschheid waan<strong>de</strong>n, begon, hem wil<strong>de</strong>n verscheuren, leg<strong>de</strong>n<br />

later alle woestheid af.<br />

«Zij bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n <strong>de</strong> standvastigheid, waarme<strong>de</strong> hij het eenmaal<br />

opgevatte voornemen doorzette, en had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n moed niet meer,<br />

zich te verzetten tegen <strong>de</strong> voortvarendheid, bij <strong>de</strong> Christus-prediking<br />

aan <strong>de</strong>n dag gelegd, en tegen <strong>de</strong> overtuigingskracht, waarme<strong>de</strong> hij<br />

het zoo mannelijk tegen hen voor <strong>de</strong> waarheid opnam.<br />

«Allengs begonnen zij williger te wor<strong>de</strong>n, en aan hetgeen <strong>de</strong><br />

geloofsbo<strong>de</strong> hun verkondig<strong>de</strong>, niet alleen hunne ooren, maar ook én<br />

geest én hart te ontsluiten.<br />

«Verheugd over <strong>de</strong>zen gelukkigen ommekeer, ging <strong>de</strong> gelukzalige<br />

man voort, hen met Evangelische woor<strong>de</strong>n - te on<strong>de</strong>rrichten, en<br />

hen te leeren hoe zij zich van <strong>de</strong> dwaling, waarin zij waren geboren<br />

en opgegroeid, geheel en al mossten ontdoen, hoe zij dieper en dieper<br />

in het Christelijk geloof moesten doordringen, hoe zij, als dappere<br />

strij<strong>de</strong>rs, in <strong>de</strong>n kamp voor Christus moesten palstaan; hoe zij weerstand<br />

moesten bie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> bekoringen van <strong>de</strong>n vijand, dien het<br />

verdroot, dat zij hem, na <strong>de</strong>n afgo<strong>de</strong>ndienst te hebben verlaten, niet<br />

meer toebehoor<strong>de</strong>n, gelijk vroeger.<br />

«Nu <strong>de</strong> heiligschen<strong>de</strong>n<strong>de</strong> eeredienst <strong>de</strong>r barbaren was afgeschaft,<br />

verspreid<strong>de</strong> zich, in <strong>de</strong> plaats van <strong>de</strong>n verpesten<strong>de</strong>n reuk <strong>de</strong>r afgo<strong>de</strong>rij,<br />

hein<strong>de</strong> en verre <strong>de</strong> zoete balsemgeur (<strong>de</strong>r Christelijke beschaving).<br />

«Bij <strong>de</strong> opneming (<strong>de</strong>r bekeerlingen) in <strong>de</strong>n schoot <strong>de</strong>r Kerk en<br />

bij <strong>de</strong> verkondiging <strong>de</strong>r God<strong>de</strong>lijke leer hield hij zich steeds en stipt<br />

aan <strong>de</strong> Apostolische gebruiken, en heel<strong>de</strong> <strong>de</strong> zielewon<strong>de</strong>n met Hemelsche<br />

artsenij.<br />

«In alles betrachtte hij <strong>de</strong> eischen <strong>de</strong>r <strong>de</strong>ugd; <strong>de</strong>gelijk in het<br />

vertoog, goe<strong>de</strong>rtieren in het vergeven, on<strong>de</strong>rwees hij zijn on<strong>de</strong>rhoorigen<br />

eerst en vooral door zijn voorbeeld, en dan door het woord" i)<br />

l) Bij Chaf. t. a. p. cap. VI.


6Ü<br />

Dat onze Heilige, na een zevental jaren, verre van <strong>de</strong><br />

zijnen in ballingschap doorgebracht, en <strong>de</strong> zielzorg <strong>de</strong>r hem<br />

toevertrouw<strong>de</strong> en zoo innig in Christus dierbare kud<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n<br />

ingedrongen gunsteling van een Ebroïn te hebben moeten<br />

achterlaten, behoefte gevoel<strong>de</strong>, om zich door eigen beschouwing<br />

van <strong>de</strong>n toestand te vergewissen, kan allerminst verwon<strong>de</strong>ring<br />

baren.<br />

Zijn geestelijk kroost had veel gele<strong>de</strong>n,<br />

Staatkundige beroerten had<strong>de</strong>n zijn Bisdom geteisterd, en<br />

allengs waren ook hei<strong>de</strong>nsche begrippen, afgodische gebruiken<br />

ingeslopen.<br />

Daar moest wor<strong>de</strong>n afgebroken ter eene, opgebouwd ter<br />

an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong>, hier gezuiverd en verbeterd, daar bevestigd en<br />

opgewekt.<br />

Ook dien<strong>de</strong> hij, om duurzaam werk te verrichten, <strong>de</strong> kwaal<br />

met wortel en tak, het hei<strong>de</strong>ndom in zijn laatste schuilhoeken<br />

uit te roeien.<br />

Had<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> bovenaardsche wetenschap <strong>de</strong>r Heiligen,<br />

daarbij <strong>de</strong>n heldhaftigen moed <strong>de</strong>r Apostelen niet bezeten, om<br />

alles voor allen te wor<strong>de</strong>n, ware <strong>de</strong> H. Lambertus niet op <strong>de</strong><br />

hoogte van zijn ontilbaar zware, veelomvatten<strong>de</strong> taak geweest,<br />

clan ware wellicht, na een 300-jarig vruchtbaar en roemrijk bestaan,<br />

het reuzenwerk van <strong>de</strong>n grooten H. Servatius jammerlijk<br />

te gron<strong>de</strong> gericht.<br />

De Heer echter heeft gewaakt over <strong>de</strong> Kerk van Maastricht.<br />

Tij<strong>de</strong>ns zijn verblijf in <strong>de</strong> Ar<strong>de</strong>nnen, dag en nacht uitsluitend<br />

op <strong>de</strong> verheerlijking van Gods Naam en eigen lijfskastijding,<br />

eigen geestverheffing bedacht, had Lambertus, naar het<br />

voorbeeld <strong>de</strong>r kloeke monniken, in wier mid<strong>de</strong>n hij leef<strong>de</strong>, zich<br />

gehard voor <strong>de</strong>n arbeid, die hem wachtte, gestaald voor <strong>de</strong>n<br />

feilen kamp, die hem verbeid<strong>de</strong>.<br />

Zoo bracht <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwsche e<strong>de</strong>lman, alvorens hij als<br />

rid<strong>de</strong>r tot ver<strong>de</strong>diging van <strong>de</strong> heiligste rechten mocht opdagen,<br />

gewapend, een heelen nacht door in het heiligdom, wakend,<br />

boetend en bid<strong>de</strong>nd.


70<br />

Waarvan <strong>de</strong> naam Taxandrie, Toxandrië of Tessendrië,<br />

nog overgebleven in Tessen<strong>de</strong>rloo, afkomstig is, weten wij niet.<br />

Bij Dr. P. Alb. Thym, die zich op <strong>de</strong>n Romeinschen<br />

schrijver Plinius beroept, lezen wij, dat <strong>de</strong> benaming Taxan-<br />

driërs meer<strong>de</strong>re stammen omsloot, waartoe on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren <strong>de</strong><br />

Menapiërs en Eburonen moeten gerekend wor<strong>de</strong>n 1).<br />

„Uit eenige ou<strong>de</strong> schrijvers, zegt hij nog, kunnen wij al<br />

spoedig lezen, wat wij, met meer<strong>de</strong>re juistheid, door Taxandrië<br />

hebben te verstaan, al kunnen wij er overal <strong>de</strong> grenzen ook<br />

niet nauwkeurig van bepalen.<br />

„Voor ons on<strong>de</strong>rwerp is het genoeg te weten, dat <strong>de</strong> zui­<br />

<strong>de</strong>lijke grens zich tot Bilsen, tusschen Hasselt en Maastricht,<br />

uitstrekte. Het dorp Vucht, in <strong>de</strong> meierij van 's Hertogenbosch,<br />

was een <strong>de</strong>r noor<strong>de</strong>lijkste plaatsen. Oostelijk had men Vlier<strong>de</strong>n,<br />

Deurne en Bakel. De westelijke plaatsen waren Alfen en<br />

Northrewic, in het arrondissement Turnhout 2).<br />

„De H. Lambertus geldt voor <strong>de</strong>n zen<strong>de</strong>ling van Toxandrië.<br />

„Doch zijn arbeid heeft zich ook tot het prediken <strong>de</strong>r<br />

buiten Toxandrië wonen<strong>de</strong> stammen uitgestrekt, zooals ons in<br />

zijne levensgeschie<strong>de</strong>nis wordt me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld 3).<br />

„Ter prediking <strong>de</strong>s Evangelies, zoo luidt het daar, begaf<br />

hij zich naar <strong>de</strong> aan Toxandrië grenzen<strong>de</strong> stammen."<br />

„Deze had<strong>de</strong>n hunne woonplaats, zegt <strong>de</strong> levensbeschrijver,<br />

waar <strong>de</strong> Maas, met <strong>de</strong>n uitstroomen<strong>de</strong>n Rijn vermeer<strong>de</strong>rd, niet<br />

ver van <strong>de</strong> Engelsche zee, <strong>de</strong> Toxandriërs en an<strong>de</strong>re inwoners<br />

dier streek van <strong>de</strong> Friezen afscheidt," wel het noord-westelijk<br />

<strong>de</strong>el van Noord-Brabant, dat wij gewoonlijk Teijsterbant noemen.<br />

„Volgens <strong>de</strong>ze uitdrukking is het dus niet Toxandrië alleen,<br />

wat door Lambert is bekeerd gewor<strong>de</strong>n, maar tevens het daar­<br />

aan grenzen<strong>de</strong> volk, hetgeen <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling <strong>de</strong>s te meer<br />

grond geeft, dat Willebrord hem op eenige zijner tochten heeft<br />

vergezeld.<br />

1) Alb. Thym, t, a. p. bl. 126.<br />

2) Ibid. p. 125.<br />

3) Boll. Acta SS. Sept. D. V, bl. 609.


7i<br />

„Aan welke <strong>de</strong>zer tochten en hoeverre juist Willebrord<br />

aan die bekeeringen <strong>de</strong>elnam, kan niet met zekerheid gezegd<br />

wor<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> overlevering houdt hem naast Lambert aan <strong>de</strong><br />

Maasoevers in groote eere.<br />

„Zeker is het, dat <strong>de</strong> groote Lambertus <strong>de</strong>n jongeren Willebrord<br />

<strong>de</strong> hand toereikte, en hem, een tijd lang, op zijnen<br />

bekeeringstocht met zich nam, ten ein<strong>de</strong> hij hem meer en meer<br />

van <strong>de</strong>n geest <strong>de</strong>r Kerk mocht doordringen" i).<br />

Te Holset, hij Vaals, heeft, lui<strong>de</strong>ns een alou<strong>de</strong> overlevering,<br />

onze Heilige <strong>de</strong> reeds omstreeks het jaar 515 bekeer<strong>de</strong><br />

bevolking in het Christendom bevestigd en versterkt. In dien<br />

arbeid werd hij bijgestaan door Willebrord.<br />

Ook zegen<strong>de</strong> hij aldaar een bron, waaraan <strong>de</strong> geloovigen<br />

niet meer dorsten te putten, wijl het water door <strong>de</strong> afgodspriesters,<br />

die wegens het aannemen <strong>de</strong>r Christelijke leer op hen<br />

zeer gebelgd waren, was vergiftigd gewor<strong>de</strong>n.<br />

Se<strong>de</strong>rt onze Heilige daaraan zijn dorst heeft gelescht, borrelt<br />

een frisch en gezond water op uit <strong>de</strong> bron.<br />

In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kerk te Alfen, aan <strong>de</strong> Maas, even als te<br />

Blerik, en waarschijnlijk op talrijke an<strong>de</strong>re plaatsen, vindt men<br />

<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> Heiligen broe<strong>de</strong>rlijk bij elkan<strong>de</strong>r staan.<br />

Ter eerstgenoem<strong>de</strong> plaats, te Lit eveneens, zijn, indien<br />

men <strong>de</strong> overlevering mag vertrouwen, <strong>de</strong> H.H. Lambertus en<br />

Willebrordüs samengekomen, om het bekeeringswerk te bespreken.<br />

In het <strong>de</strong>kenaat Wassenberg, thans tot het Bisdom Keulen,<br />

vroeger tot dat van Luik behooren<strong>de</strong>, ligt <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> parochie<br />

(ecckiia integra) Birgelen, wier naam blijkbaar afkomstig is van<br />

het woord Bergelein, bergje.<br />

Op <strong>de</strong>n heuvel, waar vroeger tot <strong>de</strong> jaren 30 onzer eeuw,<br />

<strong>de</strong> om haren ou<strong>de</strong>rdom eerbiedwaardige parochiekerk zich verhief,<br />

zou <strong>de</strong> H. Lambertus een hei<strong>de</strong>nschen tempel hebben aangetroffen<br />

en in een Christen kerk herschapen.<br />

1) Alb. Thijm, t.. a, p. bl. 127.


• 72 •<br />

Daar verzamel<strong>de</strong> hij om zich <strong>de</strong> bewoners van hein<strong>de</strong> en<br />

verre, verkondig<strong>de</strong> hun <strong>de</strong> ware leer <strong>de</strong>s heils, en dien<strong>de</strong> hun<br />

bij een in het houtrijke dal ontspringen<strong>de</strong> waterwelle het Sacrament<br />

<strong>de</strong>r We<strong>de</strong>rgeboorte toe.<br />

Van toen af tot <strong>de</strong>n huidigen dag toe werd <strong>de</strong>ze bron<br />

niet an<strong>de</strong>rs meer dan „St. Lambertsput" geheeten en voortdurend<br />

bezocht door het vrome landvolk, dat, vol vertrouwen op<br />

<strong>de</strong> voorspraak <strong>de</strong>s Heiligen, het water gebruikt als een heilmid<strong>de</strong>l<br />

vooral tegen oogziekten.<br />

Op <strong>de</strong>n heuvel, die weleer <strong>de</strong> parochiekerk droeg, prijkt<br />

thans <strong>de</strong> grafkapel <strong>de</strong>r vrijheerlijke familie von Leikom, van<br />

Elsum, en boven <strong>de</strong> St. Lambertusbron welft zich een kapelletje,<br />

aan <strong>de</strong> Moe<strong>de</strong>r van Smarten toegewijd.<br />

Uit verschillen<strong>de</strong> plaatselijke benamingen kan men he<strong>de</strong>n<br />

ten dage nog aflei<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong>ze alou<strong>de</strong> St. Lambertus-parochie<br />

altoos een mid<strong>de</strong>lpunt van Christelijk leven in die streek is<br />

geweest.<br />

Niet alleen „aan <strong>de</strong> Maasoevers", maar ook in vele plaatsen<br />

van Ne<strong>de</strong>rlandsch en Belgisch Limburg, van Noord- en<br />

Zuid-Brabant en in <strong>de</strong> provincie Antwerpen, zooals blijkt uit <strong>de</strong><br />

talrijke kerken, te hunner eere gebouwd, wer<strong>de</strong>n en wor<strong>de</strong>n<br />

nog bei<strong>de</strong> Heiligen in eere gehou<strong>de</strong>n.<br />

DE H. LAMBERTUS IS KERKPATROON<br />

In Ne<strong>de</strong>rland:<br />

Te Bingelra<strong>de</strong>, Blerik, Haelen, Hel<strong>de</strong>n, Holset, Horst,<br />

Kerkra<strong>de</strong>, Mheer, Mid<strong>de</strong>laar, Ne<strong>de</strong>rweert, Neeritter, Oirsbeek,<br />

Reuver, Swalmen, Swolgen. (Bisd. Roermond).<br />

Te Alfen, Beers, Cromvoirt, Drunen, het Eind, Engelen,<br />

Escharen, Gemon<strong>de</strong>, Gestel en Blaarthem, Groot-Lin<strong>de</strong>n, Haaren,<br />

Haarsteeg, Haren, Hedikhuizen, Helmond, Huiseling, Lit,<br />

Maasbommel, Maren, Meereveldhoven, Ne<strong>de</strong>rwetten, Nistelro<strong>de</strong>,<br />

Orthen, Rosmalen, Seitaard, Someren, U<strong>de</strong>nhout, Veghel, Vessem,<br />

Vorstenbosch en Wouw. (Bisd. 's Bosch).<br />

Te Hengeloo. (Aartsb, Utrecht).<br />

Te Kralingen en Lammerschagen. (Bisd. Haarlem).


73<br />

In België:<br />

Te Antwerpen, Beersse, Eeckeren, Eijnthout, Gestel, Grobbendonck,<br />

Bell, Eijckevliet, Kessel, Westerloo en Varendonck.<br />

(Prov. Antwerpen).<br />

Te Beersel bij Brussel, Dongelberg, Héverlé, Hoxem, Jodoigne,<br />

Lasne-Chapelle, Leefdael, Lovenjoul, Muijzen, Neervelp,<br />

Nieuwro<strong>de</strong>, Nosseghem, Overlaer, Orbais, Tourinnes St. Lambert<br />

en Woluwe St. Lambert. (Prov. Brabant).<br />

Te Alt-Hoesselt, Bevingen, Brouckom, Geystingen, Groote<br />

Spauwen, Hechtel, Hendrieken, Horpmael, Neerhaeren, Neeroeteren,<br />

Op-Glabbeek, Op-Heers, Quaedmechelen, Rijckel, Veldwezelt,<br />

Woncq en Zeelhem. (Prov. Limburg).<br />

Te Heyst-op-<strong>de</strong>n-Berg en Oe<strong>de</strong>lem. (Prov. West-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />

Te Paricke, Vleckem en Poucques. (Prov.Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />

Te Amonines, Beffe, Bastogne, Deiffelt, Havrenne, Lonchamps,<br />

Rettigny, Taverneuz, Bellevaux, Rachamps, Buisson,<br />

Haut-Ren<strong>de</strong>ux, Sensenruth, Tellin, Houmont, Villers-la-bonne Eau<br />

en Wibrin. (Prov. Luxemburg).<br />

Te Anseremme, Aublain, Blaimont, Bonnines, Bouvignes,<br />

Bure, Cerfontaine, Corroy-le-Chateau, Couvin, Emines, Forville,<br />

Heur-lez-Marche, Jeneffe en Condroz, Laneffe, Ligny, Mozet,<br />

Naninne, Nismes, Perwez, Sautour, Surice, Vencimont, Villers sur<br />

Lesse, en Vresse. (Prov. Namen).<br />

Te Barbancon, Blicquy, Boignée, Courcelles, Gages, Mon<br />

truiel sur Haine, Ville sur Haine, en Wangenies. (Prov. Henegouwen).<br />

Te Bas-Oha, Berloz, Bettincourt, Boelhe, Boirs, Feneur,<br />

Fize-Fontaine, Fouron le Comte, Gleixhe, Cheneux, Hannesche,<br />

Hermal, Herstal, Heur-lez-Marche, Houtain 1'Evêque, Jemeppe,<br />

Lixhe, Mons-lez Liége, Montegnée, Omal, Petit-Hallet, Pousset,<br />

La Reid, St. Lambert-Waremme, Sart, Sippenaeken, Soumagne,<br />

Tignée, Val St. Lambert, Verviers, Vieux-Waleffe. (Prov. Luik).<br />

In Frankrijk :<br />

Te Lambert (Basses-Alpes), St. Lambert (Seine-et-Oise),<br />

St. Lambert et Mont <strong>de</strong> Jeux (Ar<strong>de</strong>nnes), St. Lambert sur Dive


74<br />

(Ome), Wattignies (Nord), Lambres (Pas <strong>de</strong> Calais), St. Lambert<strong>de</strong>s-Levées<br />

(Maine et Loire), St. Lambert-du-Lattay (id.), St. Lambert-la-Poterie<br />

(id.), Lamberville (Manche) en Lamberville (Seine<br />

Inférieure).<br />

In het Aartsbisdom Keulen:<br />

Te Bedburg, Bergheim, Birgelen, Bliesheim, Calcam, Dremmen,<br />

Düsseldorf, Erkelens, Holzheim, Höngen, Hückelhoven,<br />

Imraerath, Kalterherberg, Man<strong>de</strong>rfeld, Mettmann, Morschenich,<br />

Neurath, Ramrath, Ran<strong>de</strong>rath, Rellinghausen, Tetz, Tondorf,<br />

Valen<strong>de</strong>r, Waldfeucht, Wassenberg, Welz en Witterschlick.<br />

DE H. WILLEBRORDÜS:<br />

In Ne<strong>de</strong>rland:<br />

Te Geijsteren, Obbicht en Stramprooi. (Bisdom Roermond).<br />

Te Alfen en Riel, Bakel, Berchem, Berkel, Demen en Die<strong>de</strong>n,<br />

Deurne, Diessen, Eersel, Escb, Heeswijk, Helenaveen, Hooge<br />

en Lage Zwaluwe, Rasteren, Klein-Zun<strong>de</strong>rt, Liessel, Mid<strong>de</strong>lbeers,<br />

Milheeze, Mill, Neerkant, Riethoven, Rukfen, Teteringen, Vlier<strong>de</strong>n,<br />

Waalre en Zeelst. (Noord-Brabant).<br />

Wij noemen hier slechts <strong>de</strong> plaatsen, gelegen in <strong>de</strong> landstreek,<br />

waar bei<strong>de</strong> Heiligen, naar wij vermoe<strong>de</strong>n, gezamenlijk<br />

werkzaam geweest zijn.<br />

In België:<br />

Te Antwerpen, Berchem, Castelré, Merxplas, Nijlen, Olmen,<br />

Overbrouk, Rijckevorsel en Viersel. (Prov. Antwerpen).<br />

Te Eijs<strong>de</strong>n, Heus<strong>de</strong>n, Mel<strong>de</strong>rt en Reppél. (Prov. Limburg).<br />

Te Mid<strong>de</strong>lkerke en Wulpen. (Prov. West-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />

Te Knesselaere. (Prov. Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />

Dat <strong>de</strong> H. Willebrordüs ook in Zuid-Ne<strong>de</strong>rland, en wel in<br />

het Bisdom Maastricht aan <strong>de</strong> bekeering <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen en <strong>de</strong><br />

bevestiging van het Cbri: tendom heeft gearbeid, vin<strong>de</strong>n wij ook<br />

bevestigd in Dr. Pingsmann's „U. Ludgerus, Apostel <strong>de</strong>r Friesen<br />

und Sachsen" : „Nach seiner Rückkehr (uit <strong>de</strong> Eeuwige Stad)<br />

predigte er (Willebrord) zunachst im Untern Friesland, (Zuid-<br />

Ne<strong>de</strong>rland) an <strong>de</strong>r Maas, zwischen Sincfal (riviertje bij Brugge)<br />

und Rhein."


75<br />

De naam Testrebant of Teisterband zou, naar Suijskens<br />

uit Wen<strong>de</strong>linus aanmerkt, niets an<strong>de</strong>rs beteekenen dan band of<br />

grens <strong>de</strong>r Tessandriërs i).<br />

Over Taxandrië en zijne bewoners kan men nog het werk<br />

van De Corswarem: „Memoire hist. sur les anciennes limites<br />

<strong>de</strong> la Province du Limbourg" openslaan 2).<br />

Algemeen houdt men het ervoor, dat het ou<strong>de</strong> Taxandrië<br />

niets an<strong>de</strong>rs is dan hetgeen tegenwoordig <strong>de</strong> Kempen wordt<br />

genaamd.<br />

Bij Knippenbergh lezen wij : „Alle geschiedschrijvers beweren<br />

eenparig, dat <strong>de</strong> H. Lambertus zich met <strong>de</strong>n H. Willebrordüs<br />

dikwijls over <strong>de</strong> voortplanting <strong>de</strong>s Geloofs heeft on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n,<br />

te meer wijl hier en daar nog velen wer<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n,<br />

die <strong>de</strong> afgo<strong>de</strong>n dien<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> Taxandriërs.<br />

„Deze lie<strong>de</strong>n waren uiterst traag van begrip, woon<strong>de</strong>n in<br />

eene streek, nu Kempenland geheeten, welke over<strong>de</strong>kt was met<br />

bijna nooit drooggeleg<strong>de</strong> moerassen en uitgestrekte hei<strong>de</strong>vlakten.<br />

„Met <strong>de</strong> naburige bewoners, hoe wel ook bekend en hoe<br />

licht genaakbaar die ook waren, hiel<strong>de</strong>n zij geen <strong>de</strong> minste gemeenschap.<br />

„Het was een volksstam, sterk in getal, onbeschaafd van<br />

ze<strong>de</strong>n, woester nog door hun hei<strong>de</strong>nsch bijgeloof en door <strong>de</strong><br />

afzon<strong>de</strong>ring, waarin zij hardnekkig bleven voortleven.<br />

„Deze lie<strong>de</strong>n heeft Lambertus door aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vermaningen,<br />

in zacht- en lankmoedigheid gegeven, <strong>de</strong>rmate weten<br />

te vermurwen, dat zij hun barbaarsch gemoed willig on<strong>de</strong>rwierpen<br />

aan het zoete juk van Christus.<br />

„Daarom wordt <strong>de</strong> H. Bisschop Lambertus niet ten onrechte<br />

<strong>de</strong> Apostel van Kempenland genaamd" 3).<br />

In zijn reeds meermalen aangehaald werk bewijst <strong>de</strong> Leuvensche<br />

hoogleeraar Alb. Thym uit verschillen<strong>de</strong> giftbrieven,<br />

dat <strong>de</strong>stijds Toxandrië „rijk was aan molens en an<strong>de</strong>re water-<br />

1) Suijskens, no 79.<br />

2) Brussel 1857.<br />

3) Knipp. Hist, Duc. Gelr. cap, VI,


?6<br />

werken , gebezigd tot het drijven eens molens of tot an<strong>de</strong>re<br />

industrieele doelein<strong>de</strong>n.<br />

„Waartoe, vraagt hij zich af, zullen <strong>de</strong> houtskolen gediend<br />

hebben, welke in het woud wer<strong>de</strong>n gebrand, dat zich van <strong>de</strong><br />

Ar<strong>de</strong>nnen tot aan <strong>de</strong> Schel<strong>de</strong> uitstrekte, en bij <strong>de</strong> Franken <strong>de</strong>n<br />

naam van „kolenoord" verkreeg ?<br />

„Waartoe die slaven en stokers, waarvan wij lezen ?<br />

„Ja, men zie slechts <strong>de</strong> door ons aangevoer<strong>de</strong> diplomen<br />

van Toxandrië in, om zich te overtuigen van het aantal ovens,<br />

hetzij voor het bran<strong>de</strong>n van kalk, het bakken van steen of het<br />

smelten van ijzer, die door slaven wer<strong>de</strong>n verzorgd.<br />

„On<strong>de</strong>r Willibrord, en reeds lang voor hem (moet) <strong>de</strong><br />

nijverheidstak <strong>de</strong>r ijzersme<strong>de</strong>rij reeds welig gebloeid hebben,<br />

zoodat <strong>de</strong> meeste landgoe<strong>de</strong>ren in Toxandrië eene gelegenheid<br />

aanbo<strong>de</strong>n, om die uit te oefenen, en waarschijnlijk <strong>de</strong> grond zelf<br />

daartoe voor een ge<strong>de</strong>elte het ijzer zal hebben opgeleverd" i).<br />

„Bijna alle geschiedschrijvers, merkt Dr. Alb. Thijm aan,<br />

hebben <strong>de</strong> zen<strong>de</strong>lingen, die het Evangelie verbreid<strong>de</strong>n, voorgesteld<br />

als arbei<strong>de</strong>rs op groote landgoe<strong>de</strong>ren, die dagelijks rustig<br />

voortploeg<strong>de</strong>n, het zaad met kalmte al ver<strong>de</strong>r en ver<strong>de</strong>r uitstrooi<strong>de</strong>n,<br />

en daarvoor door hunnen heer, <strong>de</strong>n regeeren<strong>de</strong>n<br />

Vorst, rijkelijk met alle gunsten beloond en zelfs met e<strong>de</strong>lmoedigheid<br />

in hun werk wer<strong>de</strong>n bijgestaan.<br />

„Hierme<strong>de</strong> is <strong>de</strong> taak <strong>de</strong>r Evangeliepredikers evenwel volstrekt<br />

niet te vergelijken.<br />

„Diegenen on<strong>de</strong>r hen, welke met wezenlijk verheven be­<br />

doelingen, alleen aan het onafhankelijk Christendom en <strong>de</strong>r<br />

Kerk gewijd, zulk een zen<strong>de</strong>lingswerk op zich namen, had<strong>de</strong>n<br />

een leven te lei<strong>de</strong>n, dat een martelaarschap was van het begin<br />

tot het ein<strong>de</strong>" 2)<br />

Slechts kwalijk kunnen wij, XlX^-eeuwers, cok na het<br />

omstandig verhaal van <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n Go<strong>de</strong>scalk te hebben gelezen,<br />

1) Dr. P. Alb. Thijm, De H. Willibrordus, bl. 269.<br />

2) /bid. Inleiding, bl. 3.


77 -<br />

ons een <strong>de</strong>nkbeeld vormen van <strong>de</strong> ontzaglijke vermoeienissen,<br />

ontberingen en opofferingen, welke <strong>de</strong> Heilige zich getroost, van<br />

<strong>de</strong> gevaren, welke hij getrotseerd heeft, om die in 't voorva<strong>de</strong>rlijk<br />

bijgeloof verzonkene Kempenaren tot <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong>n<br />

Christelijken Godsdienst op te beuren.<br />

Te meer nog daar zij duchtten, dat het aannemen van het<br />

„nieuw geloof" zou gelijk staan met het verzaken aan <strong>de</strong> hartstochtelijk<br />

gelief<strong>de</strong> onafhankelijkheid, waarop die aan oud-Germaanschen<br />

stam ontsproten natuurkin<strong>de</strong>ren meer dan op elk<br />

an<strong>de</strong>r goed verslingerd waren.<br />

Het hoogste voorrecht, <strong>de</strong>n Toxandriërs bekend, was, in<br />

hun schier ongenaakbare wou<strong>de</strong>n en waterplassen, op die bree<strong>de</strong><br />

hei<strong>de</strong>vel<strong>de</strong>n, waar <strong>de</strong> druï<strong>de</strong>n hun Odins geheimen en <strong>de</strong> wellusten<br />

van het toekomstig Walhalla voorspiegel<strong>de</strong>n, onbedwongen,<br />

onbeteugeld, frank en vrij te leven.<br />

De Frankische Vorsten en vooral hunne hofmeiers gebruikten,<br />

beter gezegd, misbruikten maar al te vaak <strong>de</strong> heilige<br />

voortvarendheid en <strong>de</strong>n zielenijver <strong>de</strong>r geloofsverkondigers om<br />

in <strong>de</strong> aan Christus Verlossingskruis on<strong>de</strong>rworpen lan<strong>de</strong>n ook<br />

terstond hunne heerschappij te vestigen.<br />

„De volken gevoel<strong>de</strong>n, schrijft Alb. Thijm, dat door die<br />

prediking hunne nationale vrijheid bedreigd werd; daarom onttrokken<br />

zij er zich aan en schud<strong>de</strong>n het Christendom weer af,<br />

zoo spoedig zij er kans toe zagen.<br />

„De begaaf<strong>de</strong> voorgangers van Karei <strong>de</strong>n Groote zagen<br />

wel in, dat door een loutere kerkelijke Evangelieprediking hunne<br />

heerschappij zich nimmer over <strong>de</strong> Duitsche stammen zou kunnen<br />

uitbrei<strong>de</strong>n" i).<br />

Lambertus evenwel slaag<strong>de</strong> erin, <strong>de</strong> woeste Toxandriërs te<br />

bekeeren.<br />

Hij had hun vertrouwen gewonnen.<br />

In hem erken<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong>n bo<strong>de</strong> <strong>de</strong>r waarlijk „Goe<strong>de</strong> Tijding,"<br />

<strong>de</strong>n zen<strong>de</strong>ling Gods, met zuivere inzichten bezield, <strong>de</strong>n harten-<br />

i) Dr. P. Alt. Thijm, t. a. p„ bl. 77.


7§<br />

veroveraar, wars van alle nevenbedoelingen, op niets an<strong>de</strong>rs<br />

belust dan op hun geestelijk welzijn.<br />

Zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> door Go<strong>de</strong>scalk gebezig<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: „Door<br />

geen gewapen<strong>de</strong>n beschermd, weerstond Lambertus aan <strong>de</strong> woe<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen", ons niet te verstaan geven, dat <strong>de</strong> Evangelieverkondigers<br />

bij hunne prediking wel eens van krijgslie<strong>de</strong>n, hun<br />

natuurlijk, door <strong>de</strong> bewindslie<strong>de</strong>n toegevoegd, vergezeld waren?<br />

Ongetwijfeld hebben ook <strong>de</strong> afgodspriesters, aan wier tot<br />

dusver onbetwist ze<strong>de</strong>lijk overwicht door het aannemen van<br />

het Christendom voor goed een ein<strong>de</strong> werd gemaakt, alle krachten<br />

ingespannen, alle re<strong>de</strong>nen van welken aard ook en allen<br />

invloed laten gel<strong>de</strong>n, om <strong>de</strong> prediking <strong>de</strong>s Evangelies te keer<br />

te gaan, <strong>de</strong>n Apostolischen arbeid van <strong>de</strong>n geloofsbo<strong>de</strong> vruchteloos<br />

te maken, of ten minste zich aan zijn verheven persoon<br />

te vergrijpen.<br />

„Daar <strong>de</strong> Toxandriërs, schrijft kanunnik Nicolaas, niet<br />

woon<strong>de</strong>n in ste<strong>de</strong>n, maar meestal wijd en zijd, in wou<strong>de</strong>n, veen<br />

en hei<strong>de</strong>, al naar gelang <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m hun nering verschafte, hunne<br />

hutten gebouwd had<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> Heilige hen daar bezwaarlijk kon<strong>de</strong><br />

opzoeken, trad hij gewoonlijk voor hen op, wanneer zij door<br />

hunne priesters tot bijwoning van offerplechtighe<strong>de</strong>n waren opgeroepen.<br />

„Meer dan eens waren woestaards overeengekomen, dien<br />

vermetelen Frankischen Bisschop van het leven te berooven.<br />

„De mare immers van zijn verschijnen in hun mid<strong>de</strong>n en<br />

van zijn prediken was ras door <strong>de</strong> landstreek verspreid, en <strong>de</strong><br />

druï<strong>de</strong>n achtten hem <strong>de</strong>s te gevaarlijker, wijl hij zoo goed op<br />

<strong>de</strong> hoogte was van <strong>de</strong> taal, door <strong>de</strong> Taxandriërs gesproken, dat<br />

hij niet, als an<strong>de</strong>re geloofsverkondigers, een tolk behoef<strong>de</strong>.<br />

„Reeds kwamen zij, aangehitst door <strong>de</strong> afgodspriesters,<br />

met <strong>de</strong> wapenen in <strong>de</strong> hand, aangestormd, om <strong>de</strong>n Heilige te<br />

doo<strong>de</strong>n, doch, in zijne nabijheid gekomen, <strong>de</strong>ins<strong>de</strong>n zij terug en<br />

bleven als aan <strong>de</strong>n grond genageld.<br />

„Over zijn aangezicht lagen zulke bovenaardsche glanzen<br />

uitgegoten, dat hun <strong>de</strong> wapenen ontvielen, en zij, die gekomen


79 -<br />

waren om te moor<strong>de</strong>n, zich bereid verklaar<strong>de</strong>n, te gehoorzamen.<br />

„Niet alleen tra<strong>de</strong>n zij hem niet meer in <strong>de</strong>n weg, wanneer<br />

hij <strong>de</strong> afgodsbeel<strong>de</strong>n omverhaal<strong>de</strong>, maar zeiven bo<strong>de</strong>n zij<br />

hem daartoe hulp en me<strong>de</strong>werking; ne<strong>de</strong>rig smeekten zij hem<br />

om <strong>de</strong> gena<strong>de</strong>rijke we<strong>de</strong>rgeboorte door het Sacrament <strong>de</strong>s Doopsels,<br />

en zoo werd een overgroote menigte hei<strong>de</strong>nen in <strong>de</strong>n<br />

schoot <strong>de</strong>r ware Kerk opgenomen. Bapiizata est ab eo infinita<br />

populi multiludo.<br />

„Ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze jeugdige en nog onbeschaaf<strong>de</strong> Christenheid<br />

ver<strong>de</strong>r te vormen, <strong>de</strong>ed hij op <strong>de</strong> daarvoor meest geschikte<br />

plaatsen kerken bouwen, en stel<strong>de</strong> hij er priesters aan en levieten.<br />

„Vervolgens toog hij ver<strong>de</strong>r, om het Evangelie te verkondigen<br />

aan <strong>de</strong> volksstammen, wier gouwen aan Taxandrië paal<strong>de</strong>n,<br />

en zich uitstrekten van <strong>de</strong> plaats, waar Maas en Rijn te<br />

zamenvloeien tot niet verre van <strong>de</strong> Noordzee, aan het land <strong>de</strong>r<br />

Friezen (Hollan<strong>de</strong>rs)."<br />

Dat hem tij<strong>de</strong>ns zijn zegenrijk werken in <strong>de</strong> onherbergzame<br />

Kempen het beeld <strong>de</strong>s doods onophou<strong>de</strong>lijk voor het oog<br />

<strong>de</strong>s geestes verscheen, getuigt, onmid<strong>de</strong>llijk na hetgeen wij uit<br />

<strong>de</strong>zen schrijver over Lambertus' prediking hierboven overnamen,<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

Go<strong>de</strong>scalk: »Met ijver bereid<strong>de</strong> hij zich voor op een gelukkig<br />

ein<strong>de</strong> van zijn loopbaan; daarom bracht hij veel tijd door met waken<br />

bid<strong>de</strong>n, vasten, en gaf hij vele aalmoezen, hetgeen hem geen geringen<br />

troost verschafte.<br />

»De krone <strong>de</strong>r gerechtigheid met bran<strong>de</strong>nd verlangen verbei<strong>de</strong>nd,<br />

riep hij voortdurend <strong>de</strong>n dag <strong>de</strong>s verschei<strong>de</strong>ns voor <strong>de</strong>n geest en was<br />

hij boven alles daarop bedacht.<br />

»Door zulke vrome oefeningen met behulp van Gods gena<strong>de</strong><br />

ten doo<strong>de</strong> voorbereid, rees Lambertus steeds hooger in <strong>de</strong>ugd, en bereikte<br />

hij zulk een hoogen trap van volmaaktheid, dat hem niets<br />

scheen te ontbreken dan Christus, die het toppunt is van alle gerechtigheid."<br />

God echter had <strong>de</strong>n grooten Bisschop voorbestemd voor<br />

<strong>de</strong>n dood op een an<strong>de</strong>r martelveld.


Öoofdtftuk VIII.<br />

De H. Lambertus, Martelaar.<br />

In ons II <strong>de</strong><br />

Hoofdstuk haal<strong>de</strong>n wij uit <strong>de</strong>n Bollandist Suijskens<br />

aan, dat <strong>de</strong> Maastrichtsche Bisschoppen te Luik een huis met<br />

erf bezaten, in <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> kapel, door <strong>de</strong>n H. Monul-<br />

d e<br />

fus in <strong>de</strong> VI eeuw aldaar opgericht ter eere van <strong>de</strong> Heiligen<br />

Cosmas en Damianus.<br />

Derwaarts had ook, gelijk wij verhaal<strong>de</strong>n, in het begin van<br />

zijn Bisschoppelijke bediening <strong>de</strong> H. Lambertus het stoffelijk<br />

overschot van zijn voorganger, <strong>de</strong>n H. Martelaar Theodardus,<br />

ter aar<strong>de</strong> besteed.<br />

Meermalen tij<strong>de</strong>ns zijn Apostolisch leven, bij het heen- en<br />

we<strong>de</strong>rtrekken door zijn uitgestrekt Bisdom, bezocht onze Heilige<br />

<strong>de</strong> door vele won<strong>de</strong>ren bereids verheerlijkte grafste<strong>de</strong> van zijn<br />

dierbaren leermeester en va<strong>de</strong>r in Christus.<br />

In een weldoorwrochte studie heeft <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> geschiedvorscher<br />

Go<strong>de</strong>froid Kurth, hoogleeraar aan <strong>de</strong> Luiksche Hoogeschool,<br />

op onwe<strong>de</strong>rlegbare wijze en met kwalijk te evenaren<br />

scherpzinnigheid, aangetoond, dat <strong>de</strong> stad Luik haren naam niet


8i<br />

ontleent aan het daar vlietend riviertje <strong>de</strong> Legia, maar afkomstig<br />

is van <strong>de</strong> benaming Vicus Leodicus of Leudicus, (Luijdick,<br />

Luik, Lüttich in het Duitsch, Leodium in het Latijn) hetgeen<br />

beteekent: openbare wijk of buurt.<br />

Het Legiadal, waarover thans <strong>de</strong> vermaar<strong>de</strong> stad zich uitbreidt,<br />

bood <strong>de</strong>n eersten bewoners van <strong>de</strong>n Maasoever al <strong>de</strong><br />

voor<strong>de</strong>elen aan van een vruchtbaren bo<strong>de</strong>m, en een even gezond<br />

als aangenaam verblijf, vooral toen <strong>de</strong> eeuwenheugen<strong>de</strong><br />

wou<strong>de</strong>n, die ringsom <strong>de</strong> heuvelklingen be<strong>de</strong>kten, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> akst<br />

<strong>de</strong>r noeste ontginners gevallen en tot bouwstof hunner woningen<br />

gebruikt waren.<br />

Dank hoofdzakelijk aan <strong>de</strong> voor han<strong>de</strong>l en bedrijf zoo bij<br />

uitstek gunstige ligging op <strong>de</strong>n Maasstroom, en aan het druk<br />

verkeer, veroorzaakt door <strong>de</strong> hofhouding <strong>de</strong>r machtige Tepijnen<br />

in <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> overzij en nabij liggen<strong>de</strong> paleizen te Herstal en<br />

Jupille, vermenigvuldig<strong>de</strong>n zich allengs <strong>de</strong> woningen om het<br />

Cosmas- en Damiaan-kapelletje, en lever<strong>de</strong> het dorp Leudicus<br />

aan landlie<strong>de</strong>n, houthakkers, varensgezellen en kooplui een onbekrompen<br />

bestaan op.<br />

Het heiligdom was niet meer dan een ne<strong>de</strong>rig be<strong>de</strong>huis,<br />

uit hout getimmerd.<br />

Vlak daarbij verhief zich, beter gezegd : lag het Bisschoppelijk<br />

landhuis, door geen weel<strong>de</strong>, noch in bouwtrant noch in<br />

bouwstof, van <strong>de</strong> overige schamele hutten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n; alleen<br />

bevatte het eenige beschei<strong>de</strong>n vertrekken meer, en had het een<br />

paar vensterramen.<br />

Daarin bracht <strong>de</strong> H. Lambertus, zoo vaak hij uit <strong>de</strong> drukte<br />

van het vorstelijk Maastricht, hetzij tot prediking van Gods<br />

woord, hetzij ter beevaart naar Theodardus' grafste<strong>de</strong> kwam<br />

heengetogen, met zijn omgeving van me<strong>de</strong>helpers en dienaren,<br />

menig oogenblik zijns levens door.<br />

Weinig vermoed<strong>de</strong> ongetwijfeld <strong>de</strong> Heilige, dat hier <strong>de</strong><br />

dood, waarop hij zich levenslang had voorbereid en die hem in<br />

<strong>de</strong> gure Kempen zoo dikwijls had aangegrijnsd, eensklaps hem<br />

zou verbei<strong>de</strong>n, en dat terzelf<strong>de</strong>r plaatse in latere dagen een<br />

6<br />

DE H. LAMBERTUS.


82<br />

grootsche kathedraal, te zijner roemrijke gedachtenis gebouwd,<br />

hare tinne hoog ten hemel zou verheffen !<br />

Volgen wij nu het verhaal van Lambertus' marteldood,<br />

gelijk wij het beschreven vin<strong>de</strong>n bij<br />

Go<strong>de</strong>scalk: »Toen <strong>de</strong> Heer <strong>de</strong>n H. Lambertus tot <strong>de</strong> Hemelsche heerlijkheid<br />

wil<strong>de</strong> oproepen, ten ein<strong>de</strong> hem daar het welverdiend loon te<br />

schenken, verhieven zich tegen hem (Lamb.) twee gebroe<strong>de</strong>rs, Gallus en<br />

Rioldus met name, die hem met verwijten en smaadre<strong>de</strong>n overlaad<strong>de</strong>n,<br />

en aan zijn bezittingen groote scha<strong>de</strong> toebrachten.<br />

»Niet tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> beleedigingen, <strong>de</strong>n Bisschop aangedaan,<br />

brachten zij het onrecht, waarme<strong>de</strong> zij <strong>de</strong>n heer vervolg<strong>de</strong>n, over op<br />

zijne dienaren.<br />

»Wat een woeste drilt hun ingaf, lieten zij niet na, we<strong>de</strong>rrechtelijk<br />

en onmenschelijk, door woor<strong>de</strong>n en mishan<strong>de</strong>lingen, ten uitvoer te<br />

biengen.<br />

»Hun kwaadaardigheid ging zoover, dat zij onverdragelijk was gewor<strong>de</strong>n,<br />

en wel verre van tot betere gedachten en tot bedaren te<br />

komen, schenen zij met <strong>de</strong>n dag in heftigheid toe te nemen.<br />

»Geen an<strong>de</strong>re uitkomst zien<strong>de</strong>, met droefheid en gramschap vervuld,<br />

door het onrecht en <strong>de</strong> verne<strong>de</strong>ringen tot het uiterste gedreven, stel<strong>de</strong>n<br />

zich <strong>de</strong> dienaren van <strong>de</strong>n Bisschop te weer en zij dood<strong>de</strong>n hunne<br />

belagers.<br />

«Dodo, hofbedien<strong>de</strong> van bovengenoem<strong>de</strong>n Pepijn, was een bloedverwant<br />

<strong>de</strong>r verslagenen, zeer rijk, en had vele dienst- en strijdknechten<br />

te zijner beschikking.<br />

«Toen <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>n dood zijner verwanten vernam, werd hij door<br />

wraakzucht vervoerd; hij verzamel<strong>de</strong> een aantal krijgslie<strong>de</strong>n en gebood<br />

hen, <strong>de</strong>n H. Bisschop Lambertus te doo<strong>de</strong>n, zoodra <strong>de</strong>ze op zijn<br />

landhuis te Luik zijn intrek zou nemen.<br />

«Het uur van Lambertus' verheerlijking had geslagen.<br />

»Op zekeren dag te Luik vertoeven<strong>de</strong>, stond hij, ou<strong>de</strong>r gewoonte,<br />

te mid<strong>de</strong>rnacht op, om, van niemand vergezeld, in het heiligdom zich<br />

tot het gebed te begeven, en God, op Wien hij al zijn vertrouwen<br />

had gevestigd, door Kerkelijk lof- en psalmgezang hul<strong>de</strong> te brengen<br />

tot aan <strong>de</strong>n morgenstond.<br />

«Daarna kwam hij terug in zijn woning, sloeg met <strong>de</strong>n stok, dien<br />

hij in <strong>de</strong> hand droeg, op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van het vertrek, waar zijn dienaren<br />

en leerlingen sliepen, en riep <strong>de</strong>zen laatsten toe: «Ontwaakt en richt<br />

u overeind! Reeds na<strong>de</strong>rt het uur en het is tijd, dat wij ter blij<strong>de</strong><br />

morgenston<strong>de</strong> <strong>de</strong>n Heere lofzingen."<br />

»De broe<strong>de</strong>rs ston<strong>de</strong>n op; met hen verrichtte hij <strong>de</strong>n koordienst te<br />

Metten en keer<strong>de</strong> na afloop daarvan terug in zijn woning, waar hij,<br />

ondanks al <strong>de</strong>n arbeid, dien hij van zijn jeugd af gewoon was te


83<br />

doen, in waken en innig gebed het overige van <strong>de</strong>n nacht placht door<br />

te brengen.<br />

«Uitgeput van vermoeienis, want hij had zich erg afgemat, begaf<br />

hij zich naar zijn slaapste<strong>de</strong>, om er een weinig rust, waarnaar hij zeer<br />

verlang<strong>de</strong>, te genieten.<br />

«Een zijner dienstknechten, Baldovëus genaamd, die bij zijn heer<br />

en Bisschop moest waken en zich naar buiten aan <strong>de</strong>n toegang <strong>de</strong>s<br />

huizes had begeven, ontwaar<strong>de</strong> tegen het ochtenduur bij het krieken<br />

van het dagelicht, op een afstand, een talrijke vijan<strong>de</strong>lijke ben<strong>de</strong>, in<br />

troepjes afge<strong>de</strong>eld, door <strong>de</strong> morgennevelen omhuld.<br />

«Eenige <strong>de</strong>zer gewapen<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> achterhoe<strong>de</strong> vorm<strong>de</strong>n, zagen<br />

boven <strong>de</strong> woning, waar <strong>de</strong> heer en Bisschop zich bevond, hoog in <strong>de</strong><br />

lucht, tusschen hemel en aar<strong>de</strong>, het Kruis <strong>de</strong>s Heeren, luisterrijker<br />

blinkend dan flikkerend goud. i)<br />

«De ben<strong>de</strong> was gewapend als ten gevechte, met harnassen en helmen,<br />

met schil<strong>de</strong>n en pieken.<br />

«Met het zwaard aan <strong>de</strong>n gor<strong>de</strong>l en met pijlen in <strong>de</strong>n koker, stapten<br />

zij voor <strong>de</strong>n zoon <strong>de</strong>s ver<strong>de</strong>rfs, <strong>de</strong>n God<strong>de</strong>loozen Dodo, uit.<br />

«Zij kwamen aangerukt als vraatzuchtige dieren, om het lam te<br />

slachten, dat <strong>de</strong> Heer voorspeld had, in het mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r wolven te<br />

voeren.<br />

«Dodo en zijne trawanten na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n.<br />

«Reeds begonnen <strong>de</strong> voorsten het erf te betre<strong>de</strong>n, om, na <strong>de</strong>uren<br />

en sloten te hebben verbrijzeld, naar boven te trekken.<br />

«Toen genoem<strong>de</strong> dienaar dit zag, waarschuw<strong>de</strong> hij ijlings <strong>de</strong>n Bisschop,<br />

die, nog steeds <strong>de</strong>n slaap verbei<strong>de</strong>nd, niet vermoed<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong><br />

dood hem wachtte, en bij het vernemen <strong>de</strong>r mare in allerijl opstond.<br />

«Toen ram <strong>de</strong> priester Gods Lambertus, als een dapper krijgsman,<br />

een zwaard ter hand, ten ein<strong>de</strong> zich, alhoewel hij barrevoets was,<br />

tegen <strong>de</strong> aanran<strong>de</strong>rs te ver<strong>de</strong>digen.<br />

«Doch Christus, Dien hij steeds te zijner hulpe had aangeroepen,<br />

was niet verre van hem verwij<strong>de</strong>rd.<br />

«In stilte op <strong>de</strong>n Heer, Wiens raadsbesluiten in eeuwigheid blijven,<br />

vertrouwend, wierp hij onverwijld het wapen uit <strong>de</strong> hand en zei<strong>de</strong>:<br />

««Vlucht ik, dan kan ik aan 't moor<strong>de</strong>nd staal ontkomen, doch blijf<br />

ik, dan moet ik ofwel bezwijken ofwel overwinnen. Ik wil mijn zegepraat<br />

niet missen: beter is het mij, in <strong>de</strong>n Heere te sterven dan<br />

strij<strong>de</strong>nd handgemeen wor<strong>de</strong>n met boosdoeners.""<br />

«Terwijl hij sprak, tra<strong>de</strong>n <strong>de</strong> God<strong>de</strong>loozen <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur <strong>de</strong>s huizes binnen<br />

en dril<strong>de</strong>n hunne speren op <strong>de</strong> muren.<br />

i) Naar <strong>de</strong> «poeta anonymus" (monnik Hucbald) verzekert, werd dit door<br />

eenigen, die er getuige van geweest waren en later over hun wandaad berouw<br />

gevoel<strong>de</strong>n, verhaald.<br />

Ex Ais poeniluit quosdam post tempora, quorum<br />

Notificata manent dictis haec signa <strong>de</strong>corïs.<br />

Zie Demarteau: Vie <strong>de</strong> St. Lambert, p. 3°. cap. XXX.


8 4 •<br />

«Petrus en Andoletus, twee neven <strong>de</strong>s Heiligen, wapen<strong>de</strong>n zich met<br />

stokken, en begonnen op <strong>de</strong>genen, die reeds waren binnengedrongen,<br />

in te slaan, en verdreven ze uit <strong>de</strong> woning.<br />

»Toen sprak <strong>de</strong> man Gods Lambertus tot zijn bei<strong>de</strong> neven en <strong>de</strong><br />

leerlingen, die zich in huis bevon<strong>de</strong>n: »»Hebt gij mij, die slechts<br />

plaatsbeklee<strong>de</strong>r van Christus ben, lief, bemint dan Christus-zelven als<br />

ik, belijdt <strong>de</strong>n Heer Jezus Christus uwe zon<strong>de</strong>n; ik moet ontbon<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n, om met <strong>de</strong>n Heer te leven.""<br />

«— Hoort gij niet, heer Bisschop, — antwoord<strong>de</strong> Andoletus, dat<br />

die vijan<strong>de</strong>n Gods buiten roepen: «Brengt vuur aan, dat wij het huis<br />

in lichtlaaie zetten en hem levend verbran<strong>de</strong>n!" —<br />

«De man Gods Lambertus hernam: ««Vreezen wij <strong>de</strong> woestheid<br />

<strong>de</strong>r vervolgers niet, dat vuur zal hun ten ver<strong>de</strong>rve zijn ; eenmaal zal<br />

het hun vleesch aantasten tot in het merg, totdat zij vergaan. Stellen<br />

wij daarentegen onze kracht in God, en Hij zal onze belagers te niet<br />

brengen.<br />

««Herinnert u ver<strong>de</strong>r — zei<strong>de</strong> hij tot zijne neven — dat gij u aan<br />

misdaad hebt schuldig gemaakt. Weet gij niet, dat God geen tweemaal<br />

<strong>de</strong> zondaars oor<strong>de</strong>elt en zon<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el geen zon<strong>de</strong>n vergeeft ? Wat<br />

gij in<strong>de</strong>rtijd we<strong>de</strong>rrechtelijk hebt bedreven, aanvaardt het nu met recht.<br />

»«Waarom zijt gij tot mij gekomen? Treedt hun te gemoet, en<br />

neemt van hen wat gij verdiend hebt, als een -kastijding <strong>de</strong>s Heeren,<br />

aan. Het is u verkieslijk, uw vleesch over te leveren om verscheurd<br />

te wor<strong>de</strong>n en uw han<strong>de</strong>n in onschuld te bewaren, opdat uw geest in<br />

eeuwigheid wel zij.""<br />

«Lees, — zoo luid<strong>de</strong> Andoletus' bescheid — lees in <strong>de</strong> boeken<br />

<strong>de</strong>s Heeren en voleindig het werk, dat gij zoo wel hebt begonnen :<br />

wat ons betreft, ons geschie<strong>de</strong> wat <strong>de</strong>n Heere behaagt."<br />

«De heilige man Lambertus nam het psalmenboek ter hand en<br />

zijn blik valt op het vers: «God zal het bloed zijner dienaren opvor<strong>de</strong>ren."<br />

«En evenals Zacharias, die tusschen tempel en outer gedood<br />

werd, stervend uitriep : «God zie toe en vergel<strong>de</strong>", zoo bleef ook hij<br />

onverwinlijk en standvastig.<br />

«Toen hij met spreken geëindigd en allen bevolen had, zich uit<br />

zijne kamer te verwij<strong>de</strong>ren, wierp hij zich, on<strong>de</strong>r het storten van tranen<br />

en gebe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> armen kruiswijs uitgestrekt, op <strong>de</strong>n grond.<br />

«De moor<strong>de</strong>rs schoten toe, het huis binnen en maakten allen,<br />

die zich daarin bevon<strong>de</strong>n, met hun zwaar<strong>de</strong>n af.<br />

«Een hunner klom op het dak boven <strong>de</strong> kamer, waar <strong>de</strong> H. Lambertus<br />

bad, en doorboor<strong>de</strong> hern met eene spies.<br />

«Lambertus had zijn loopbaan volbracht.<br />

>Hij gaf <strong>de</strong>n geest, en <strong>de</strong> Engelen, te zijnen dienste bereid,<br />

voer<strong>de</strong>n zijne ziel in grooten luister Hemelwaarts" i).<br />

i) Bij Ghesquierus: Acta Sanctorum Belgii. T. VI, bl. 137 en volg.


85<br />

Ziedaar het verhaal, geleverd door <strong>de</strong>n oudsten levensbe­<br />

schrijver, volgens <strong>de</strong>n tekst, niet aan Chapeaville, -maat aan<br />

Ghesquierus ontleend.<br />

Zakelijk verschil bestaat er tusschen bei<strong>de</strong> lezingen niet,<br />

alleen hebben wij hier die van <strong>de</strong>n Bollandist gevolgd, wijl <strong>de</strong>ze<br />

niet zoo omslachtig, noch zoo onklaar is als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re.<br />

De geachte lezer veroorloove ons ter plaatse eenige kant-<br />

teekeningen.<br />

Op zijn ou<strong>de</strong>n dag schijnt <strong>de</strong> Heilige gebruik te hebben<br />

gemaakt van een stok, om zijn blijkbaar reeds wankelen<strong>de</strong><br />

schre<strong>de</strong>n te stutten.<br />

Dien steun gebruikte hij, om van zijn woning naar <strong>de</strong><br />

daaraangrenzen<strong>de</strong> Cosmas- en Damiaankapel te gaan.<br />

Ver<strong>de</strong>r zien wij, dat hij aan zijn ou<strong>de</strong>, vrome gewoonte,<br />

om te mid<strong>de</strong>rnacht op te staan ten gebe<strong>de</strong> — men herinnere<br />

zich het stichtend feit, tij<strong>de</strong>ns zijn verblijf te Stavelot voorge­<br />

vallen — tot het ein<strong>de</strong> zijns levens toe is getrouw gebleven.<br />

In <strong>de</strong>n nacht voor zijn dood echter was hij te vermoeid,<br />

om dit gebruik te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n, en tevens te verdiept in ge­<br />

dachten, om <strong>de</strong>n slaap, waarnaar hij zoozeer verlang<strong>de</strong>, te kun­<br />

nen vatten; eene omstandigheid, welke wij hier vast aanstippen<br />

en na<strong>de</strong>rhand te sta<strong>de</strong> zullen brengen.<br />

Wellicht bevreemdt het iemand, te lezen, dat <strong>de</strong> Heilige,<br />

in een eerste opwelling van verontwaardiging over <strong>de</strong>n nachte­<br />

lijken nnnv.nl, waaraan hij in zijn stil verblijf blootstond, naar<br />

het zwaard greep, als om geweld met geweld te keer te gaan.<br />

In<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong>nkt men hier onwillekeurig aan hetgeen wij<br />

uit <strong>de</strong> jeugd onzes Heiligen weten, namelijk, dat hij, gelijk het<br />

<strong>de</strong>stijds een jeugdig e<strong>de</strong>lman betaam<strong>de</strong>, in <strong>de</strong>n wapenhan<strong>de</strong>l<br />

was geoefend en zelfs, naar Go<strong>de</strong>scalk getuigt, uitmuntte door<br />

lichaamskracht en vaardigheid.<br />

De Bollandist Suijskenus merkt hier zeer terecht aan, dat<br />

het ook een Bisschop vrijstaat, zich tegen een laffen moor<strong>de</strong>naar<br />

te ver<strong>de</strong>digen.<br />

Heeft dus <strong>de</strong> H. Lambertus, toen hij onverhoeds zoo


86 •<br />

plomp in zijn eigen woning en nachtrust gestoord werd, aanvankelijk<br />

aan een zeer goed te billijken menschelijk gevoel toegegeven,<br />

in die han<strong>de</strong>lwijze kan niets berispelijks wor<strong>de</strong>n gegispt.<br />

Overigens heeft hij dat gevoel, dien „motus primo primus",<br />

terstond on<strong>de</strong>rdrukt en <strong>de</strong> kalme zelfbeheersching, <strong>de</strong>n Heiligen<br />

eigen, zoover gedreven, dat hij niet alleen het wapen van zich<br />

afslinger<strong>de</strong>, maar ook zijn bei<strong>de</strong> neven vermaan<strong>de</strong>, even als hij<br />

zelf, zich onvoorwaar<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong>n heiligen wil van God te<br />

on<strong>de</strong>rwerpen.<br />

Dit <strong>de</strong>ed hij met zooveel zeggingskracht, dat bei<strong>de</strong>n, Petrus<br />

en Andoletus, die toch noch jeugdige, strijdvaardige en — zooals<br />

blijkt uit <strong>de</strong>n moord, op Gallus en Rioldus gepleegd, — licht<br />

ontvlambare e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n waren, zich weerloos lieten afmaken.<br />

Daarom kunnen Petrus en Andoletus — gelijk onze Bollandist<br />

Suijskenus beweert — Martelaren in min<strong>de</strong>r strengen zin<br />

wor<strong>de</strong>n genoemd, wegens <strong>de</strong>n heldhaftigen moed, waarme<strong>de</strong> zij<br />

ter wille van <strong>de</strong>n Bisschop hun leven vrijwillig op het spel gezet<br />

hebben.<br />

Ook kan hun waarschijnlijk het doo<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> genoem<strong>de</strong><br />

booswichten, die <strong>de</strong>n Heilige en zijne dienaren en zijne bezittingen<br />

tegen alle recht en billijkheid aanrand<strong>de</strong>n, niet als een<br />

moord wor<strong>de</strong>n aangerekend, daar niets ertegen pleit, dat zij toen<br />

in het geval van geoorloof<strong>de</strong> zelfver<strong>de</strong>diging verkeerd hebben.<br />

Oudtijds wer<strong>de</strong>n Petrus en Andoletus te Luik als Heiligen<br />

en hunne lichamen als Relieken vereerd.<br />

Hoogleeraar Kurth kastijdt ietwat vinnig, doch volkomen<br />

terecht, <strong>de</strong> Luiksche schrijvers, die, ondanks Go<strong>de</strong>scalks verzekering,<br />

welke toch aan dui<strong>de</strong>lijkheid te <strong>de</strong>zen opzichte niets<br />

te wenschen overlaat, nog durven beweren, dat <strong>de</strong> H. Lambertus<br />

in <strong>de</strong> kapel van <strong>de</strong> HH. Cosmas en Damianus zijn bloed heeft<br />

vergoten.<br />

„Die dat nog volhoudt, zegt hij, moet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> onverbeterlijken<br />

wor<strong>de</strong>n gerangschikt i).<br />

I) G. Kurth; Les origine <strong>de</strong> la ville <strong>de</strong> Liège, bl 55,


Soofd^tuk IX.<br />

Wanneer en waarom <strong>de</strong> H. Lambertus<br />

gedood werd.<br />

Nu stooten wij op een paar vraagpunten, tot wier oplossing<br />

wij een beschei<strong>de</strong>n poging willen wagen.<br />

Ziehier het eerste: In welk jaar heeft <strong>de</strong> marteldood van<br />

onzen Heilige plaats gehad?<br />

Een vraag, waarop voorshands, naar het zich laat aanzien,<br />

geen allen bevredigend antwoord zal wor<strong>de</strong>n gegeven.<br />

Daar <strong>de</strong> noodige beschei<strong>de</strong>n ontbreken en <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n met<br />

dichte nevelen omsluierd zijn, kan men hier slechts trachten eene<br />

oplossing te vin<strong>de</strong>n, welke waarschijnlijk mag heeten en met <strong>de</strong><br />

oudste geschiedbronnen in overeenstemming kan wor<strong>de</strong>n gebracht.<br />

Go<strong>de</strong>scalk, Stefanus noch Hucbald maken ergens van een<br />

jaartal gewag.<br />

De meeste tijdrekenkundigen en geschiedschrijvers, als<br />

Bueherius, Roberti, Miraeus, Fisen, <strong>de</strong> Castillion, het Hist. Leod.<br />

Compendium, CA. Thijs, geven daarvoor aan het jaar 696, an<strong>de</strong>ren,


88<br />

zooals Siegbert van Gembloux, Molanus, Bucelinus, het jaar 698.<br />

Demarteau zwenkt tusschen <strong>de</strong> jaren 698 en 701 1).<br />

Henschenius, Mabillon, Lecointe, Pagi, <strong>de</strong> Bollandist Suijskens,<br />

Jos. Daris, Dr. Alb.-Thijm, M. Willemsen hou<strong>de</strong>n vast<br />

aan <strong>de</strong> jaren 707, 708 of 709 2).<br />

Hier is dus nog al verschil van gevoelen.<br />

Hoogleeraar Kurth, <strong>de</strong> man, die ongetwijfeld in <strong>de</strong>ze een<br />

gezagmakend woord kon<strong>de</strong> spreken, maakt zich hierover niet<br />

bijzon<strong>de</strong>r warm. Meer dan alles gaat hem ter harte, het betoog<br />

te leveren, dat Lambertus' marteldood aan zijn kloekmoedig optre<strong>de</strong>n<br />

voor <strong>de</strong> huwelijkstrouw moet wor<strong>de</strong>n toegeschreven.<br />

„Qu'importe au fond du débat, que St. Lambert ait péri en 696<br />

„en 698 ou en 708? Chacune <strong>de</strong> ces dates peut parfaitement<br />

„s'accor<strong>de</strong>r avec notre thèse" 3).<br />

Wij zullen ons niet vermeten, dat spreekt van zelf, te beweren,<br />

over dien bajert van uiteenloopen<strong>de</strong> meeningen het woord<br />

te spreken, dat licht brengt en or<strong>de</strong>; ons genoegt het, <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />

uiteen te zetten, waarom wij met onzen Bollandist Suijskens<br />

d e n<br />

aannemen, dat <strong>de</strong> H. Lambertus gemarteld werd <strong>de</strong>n i7 September<br />

709.<br />

Kanunnik Nicolaas (i2 <strong>de</strong><br />

eeuw) verhaalt, dat <strong>de</strong> H. Paus<br />

Sergius I te Rome door een bijzon<strong>de</strong>re openbaring Gods <strong>de</strong>n<br />

roemrijken dood van <strong>de</strong>n H. Lambertus vernam op hetzelf<strong>de</strong><br />

oogenblik, dat <strong>de</strong>ze te Luik om het leven gebracht werd, en<br />

terstond <strong>de</strong>n H. Hubertus, <strong>de</strong>stijds ter Eeuwige Ste<strong>de</strong> op<br />

beevaart, tot opvolger van <strong>de</strong>n Heilige benoem<strong>de</strong> 4).<br />

Daar nu, volgens het algemeen gevoelen, het Pausschap<br />

van <strong>de</strong>n H. Sergius valt tusschen <strong>de</strong> jaren 687 en 701, moeten<br />

1) Bueherius bij Chap. I; Roberti. Vita St. Hab.; De Castillion, Sacra Belg.<br />

Chron.; Miraeus, Chron. Belg.; Fisen, Hist. Eccl. Leod.; Hist. Leod. Comp.<br />

ad annum.; Ch. Thijs. Monographie <strong>de</strong> N. D. <strong>de</strong> Tongres; Sigeb. Gembl. bij<br />

Namèche, Hist. <strong>de</strong> la Princip. <strong>de</strong> Liége; Molanus, Indic. SSum Belgii; Bueelinus,<br />

Hist. univ. nucleus; Demarteau, Vie <strong>de</strong> St. L , p. 105.<br />

2) Hensch., Mab., Lecointe, Pagi, Suijsk. bij Ghesq. VI; Daris, Hist. du Dioc.<br />

<strong>de</strong> Liége; Dr. Alb. Thijm, <strong>de</strong> H. Willebr.; M. Willemsen, Observations relatives<br />

a quelques points <strong>de</strong> 1'hist. <strong>de</strong> Maestr.<br />

3) G. Kurth, Etu<strong>de</strong> crit. sur St. Lamb., p. 98.<br />

4) Bij Chapeav., I, bl. 406.


8 9<br />

<strong>de</strong>genen, die dit verhaal als overeenkomstig met <strong>de</strong> waarheid<br />

beschouwen, aannemen, dat onze Heilige op het ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r VII <strong>de</strong><br />

eeuw tot <strong>de</strong> Hemelsche belooning werd geroepen.<br />

Dit won<strong>de</strong>rlijk verhaal evenwel schijnt <strong>de</strong>n toets <strong>de</strong>r ernstige<br />

oor<strong>de</strong>elkun<strong>de</strong> slechts bezwaarlijk te kunnen doorstaan.<br />

De alleroudste geschiedbronnen: Go<strong>de</strong>scalk, Stefanus, Hucbald,<br />

Anselmus, die allen vóór Nicolaas schreven, reppen daarvan<br />

geen woord; evenmin Renerus, tijdgenoot van Nicolaas.<br />

Nicolaas zelf bekent, <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>rheid te hebben ontleend<br />

aan een „libellum', han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> over <strong>de</strong> levenswijze van<br />

<strong>de</strong>n H. Hubertus vóór zijne verheffing op <strong>de</strong>n Bisschoppelijken<br />

stoel.<br />

Dit „boekje", met <strong>de</strong> „Vita S t!<br />

Huberii," waarover wij hierachter<br />

zullen spreken, uitgegeven door J. Roberti, bevat over<br />

<strong>de</strong>ze Bisschopswijding <strong>de</strong>s H. Hubertus te Rome zooveel won<strong>de</strong>rbaarlijks,<br />

dat het <strong>de</strong> motiva credibilitaiis, welke het aanbiedt, al<br />

te zeer overschreidt.<br />

„Les circonstances merveilleuses s'accumulent en <strong>de</strong>hors<br />

<strong>de</strong> toute vraisemblance", schrijft Darras i).<br />

Zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze ij veraars voor Lambertus' verheerlijking eene<br />

bijzon<strong>de</strong>rheid, voor <strong>de</strong>n gelief<strong>de</strong>n Martelaar zoo eervol, hebben<br />

verzwegen, indien <strong>de</strong>ze gebeurtenis werkelijk had<strong>de</strong> plaats gehad,<br />

te meer, wijl <strong>de</strong> vermelding daarvan — en dit betreft inzon<strong>de</strong>rheid<br />

bei<strong>de</strong> eerstgenoem<strong>de</strong>n — hen ten opzichte van Karei Martel<br />

en Koning Pepijn evenmin in ongelegenheid kon<strong>de</strong> brengen als<br />

<strong>de</strong> beschrijving van Lambertus' begrafenis en plechtige overbrenging<br />

naar Luik, welke zij, vooral Go<strong>de</strong>scalk, met zooveel<br />

geestdrift hebben geleverd ?<br />

Nieolaas' geheel verhaal, oor<strong>de</strong>elt Suijskens 2), is niet meer<br />

dan een verzinsel, dat door <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong>n, als Henschenius,<br />

Mabillon, Lecointe, Pagi en an<strong>de</strong>ren, als ongegrond wordt verworpen.<br />

„Tota Ma <strong>de</strong> SS. Sergio Hubertoque narratio velut fabulosa<br />

exploditur ab eruditis."<br />

1) Darras: Hist. <strong>de</strong> l'Eglise.<br />

2) Bij Ghesq., VI., p. 57 no. 93.


go -<br />

Overigens kan, ook indien men zelfs Nicolaas verhaal als<br />

waarheid zou aannemen, in het jaar 696 Lambertus' marteldood<br />

niet wor<strong>de</strong>n geplaatst, zon<strong>de</strong>r Nicolaas met zich-zelve in tegenspraak<br />

te brengen.<br />

In het caput XI van zijne „Gesla S ü<br />

Lamberti ' verhaalt<br />

hij, dat <strong>de</strong> H. Willebrord, door Paus Sergius Bisschop gewijd,<br />

Clemens geheeten en ter Evangelieprediking naar <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nsche<br />

Friezen gezon<strong>de</strong>n, een samenkomst had met <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />

toen <strong>de</strong>ze, na <strong>de</strong> Toxandriërs bekeerd te hebben, werkzaam was<br />

bij <strong>de</strong> aan Toxandrië grenzen<strong>de</strong> volken.<br />

„Mag men — zoo schrijft hij ver<strong>de</strong>r — <strong>de</strong> alou<strong>de</strong> overlevering<br />

gelooven, bevindt er zich in het dorp, Testrebant genaamd,<br />

niet ver van <strong>de</strong> Maas, een aangename, schaduwrijke<br />

plek, werwaarts Lambertus, na <strong>de</strong>n man Gods Willebrord als<br />

me<strong>de</strong>-verkondiger <strong>de</strong>s Evangelies te hebben aangenomen, zeer<br />

dikwijls placht af te zakken, om er <strong>de</strong> bereids gekersten<strong>de</strong><br />

menigte ver<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> werken van <strong>de</strong>n Christelijken Godsdienst<br />

te on<strong>de</strong>rwijzen" 1).<br />

In 't volgen<strong>de</strong> Hoofdstuk verhaalt hij „hoe <strong>de</strong> H. Landrada,<br />

op aanra<strong>de</strong>n van Lambertus, zich uit <strong>de</strong> wereld terugtrekt en<br />

na haren dood, later (postmodum) aan <strong>de</strong>n Heilige verschijnt;<br />

in het daarnavolgen<strong>de</strong>, „hoe <strong>de</strong> e<strong>de</strong>lman Hubertus, met zijne<br />

moei Oda, aan <strong>de</strong> wereld verzaakt," en ein<strong>de</strong>lijk, capite XIV,<br />

„hoe Lambertus optreedt tegen Pepijn en Alpaïs."<br />

Daar nu, wij kunnen zeggen alle, Kerkgeschiedschrijvers<br />

zoowel van Noord- als Zuid-Ne<strong>de</strong>rland eenparig aannemen, dat<br />

<strong>de</strong> H. Willebrord door Paus Sergius tot Bisschop werd aangesteld<br />

op St. Caeciliadag (22 Nov.) 696, en in 697 bezit van zijn<br />

zetel heeft genomen 2), kan <strong>de</strong> H. Lambertus niet reeds <strong>de</strong>n<br />

i7 <strong>de</strong>n<br />

September 696 ter ziele zijn gegaan.<br />

Na het verwerpen van Nicolaas' verhaal, waarop <strong>de</strong> be-<br />

1) Chap., I, p. 390.<br />

2) On<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re: Miraeus, Chron. Belg. ad annum, 696 en 697, uit Beda 1 5<br />

cap. 12; Molanus, Chron. SSum Belgii; De Castillion, „Series Episc. Ultraj. 'ad<br />

annum;' 696 en 697; Bucherius, „Res gestas" ad. annum, 6p6 en 607- Sirrhrrtus<br />

Gembl. bij Chap. I, p. 390.<br />

9 7<br />

'<br />

g e o n<br />

*'


9i<br />

wering, dat <strong>de</strong> H. Lambertus omtrent het jaar 700 gemarteld<br />

werd, gegrond was, moeten wij <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n aangeven, waarom wij<br />

vasthou<strong>de</strong>n aan het jaar 709.<br />

d e n<br />

In het jaar 667, <strong>de</strong>n 6<br />

Sepjember, vaardig<strong>de</strong> Hil<strong>de</strong>rik te<br />

Maastricht <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong> uit, betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> abdijen Malmedij en<br />

Stavelot; Bisschop Theodardus was daarbij tegenwoordig. Dit<br />

jaargetal kan, daar het bij allen vaststaat, als uitgangspunt onzer<br />

tijdberekening wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />

Theodardus werd vermoord <strong>de</strong>n io <strong>de</strong>n<br />

September, nabij<br />

Spiers, toen hij op reis was naar <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n Koning Hil<strong>de</strong>rik,<br />

die aan <strong>de</strong>n Boven-Rijn vertoef<strong>de</strong>; dat kan dus niet hebben<br />

plaats gehad in hetzelf<strong>de</strong> jaaï, maar slechts een of twee jaar<br />

later, in 668 of 669.<br />

Vóór het jaar 669 heeft onze H. Lambertus bijgevolg <strong>de</strong>n<br />

Bisschopszetel niet bestegen.<br />

Nu komt het er slechts op aan, te weten hoe lang <strong>de</strong><br />

Heilige aan het hoofd van <strong>de</strong> Maastrichtsche Kerk stond.<br />

Veertig jaren, antwoor<strong>de</strong>n Nicolaas, Renerus, Bucherius,<br />

Roberti, Molanus, <strong>de</strong> Castillion, Miraeus, Fisen, en <strong>de</strong> schrijver<br />

van het Hist. Leod. Compendium 1).<br />

Gelijk men ziet, zijn dit nagenoeg <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> schrijvers, die<br />

<strong>de</strong>n Heilige laten sterven in 't jaar 696; volgens hen werd hij<br />

dan ook reeds Bisschop omstreeks 656, toen hij pas <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>r­<br />

dom van ongeveer 20 jaren had bereikt.<br />

Wij zei<strong>de</strong>n reeds wat hen er toe gebracht, beter gezegd:<br />

verleid heeft, om <strong>de</strong>n marteldood van <strong>de</strong>n Heilige in genoemd<br />

jaar te stellen; hoe komen zij nu zoo eenparig aan <strong>de</strong> weten­<br />

schap, dat Lambertus 40 jaren lang met <strong>de</strong> Bisschoppelijke<br />

waardigheid bekleed was ?<br />

Zijn zij nu beter ingelicht?<br />

Dit staat te lezen in <strong>de</strong> alou<strong>de</strong> „Vita S ü<br />

Hüberli", ge­<br />

il Nicolaas, Renerus en Bucherius bij Chap. I.; Roberti, Vita St. Hub.; Molanus,<br />

Indiculus, p. 46; De Castillion, p. 215; Miraeus, Chron. Belg.; Fisen,<br />

Hist. Leod. ad annum; Hist. Leod. Comp. ad annum.


92<br />

schreven door een ongenoem<strong>de</strong> en uitgegeven door <strong>de</strong>n Jezuiet<br />

Joannes Roberti i).<br />

Verdient <strong>de</strong>ze „ Vita" in <strong>de</strong>ze vertrouwen ?<br />

De scherpzinnige Lambertus-vereer<strong>de</strong>r Jos. Demarteau wil,<br />

op het gezag van P. Ch. <strong>de</strong> Smedt, <strong>de</strong>n vervaardiger <strong>de</strong>zer<br />

„ Vita," niet bijzon<strong>de</strong>r veel bevoegdheid toekennen, wijl hij, „zijn<br />

waarheidslief<strong>de</strong> buiten kijf gelaten, met moeite <strong>de</strong> latijnsche taal<br />

hanteert en over het algemeen niet beantwoordt aan <strong>de</strong> eischen,<br />

welke men <strong>de</strong>n geschiedschrijver pleegt te stellen."<br />

„Men zou hem verslijten, schiijft <strong>de</strong> Smedt, voor een ka­<br />

merdienaar, die, bij <strong>de</strong>n H. Hubertus in dienst getre<strong>de</strong>n niet<br />

lang na <strong>de</strong>zes aankomst te Luik, zijn heer overal gevolgd is tot<br />

aan het sterfbed, en die, van natuurswege be<strong>de</strong>eld met eenige<br />

schrijversgave, te boek stel<strong>de</strong> wat hij van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en won­<br />

<strong>de</strong>rwerken zijns meesters wist, met het doel, tijdgenoot en na­<br />

komeling te laten <strong>de</strong>elen in <strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring, welke hij.zelfvoor<br />

<strong>de</strong>n grooten Kerkvorst koester<strong>de</strong>.<br />

„En dat <strong>de</strong>ed hij zon<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re bronnen te raadplegen,<br />

afgaan<strong>de</strong> op zijn persoonlijke herinneringen en op die van per­<br />

sonen van zijn slag."<br />

Aldus P. <strong>de</strong> Smedt.<br />

Demarteau teekent hierbij aan, dat <strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>r „ Vita"<br />

geen „kamerdienaar" van <strong>de</strong>n H. Hubertus was, maar kan door­<br />

gaan „pour un clerc d'un ordre inférieur, attaché moins au pré­<br />

lat qu'a une <strong>de</strong> ses églises, moins mêlc a sa vie intime qu'aiix<br />

cérémonies pontilicales" 2).<br />

Dus wel iets meer dan „une espèce <strong>de</strong> valet <strong>de</strong> chambre."<br />

Behou<strong>de</strong>ns alle waar<strong>de</strong>ering, waarop onzerzijds mannen<br />

van 't vak, als P. <strong>de</strong> Smedt en Demarteau, ontegenzeggelijk aan­<br />

spraak kunnen maken, veroorloven wij ons hier <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

kantteekeningen.<br />

Niemand is er, die, ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>genen, welke 's mans<br />

1) t. a. p., bl. 21.<br />

2) J. Demarteau, Vie <strong>de</strong> St. Lambert, p 100.


§3<br />

stilzwijgen over Alpaïs niet billijken, geen groot gezag toekent<br />

aan <strong>de</strong> „Ges/a S/i Lamberti," beschreven door Go<strong>de</strong>scalk.<br />

Go<strong>de</strong>scalk nu gaat met het latijn niet zachthandiger om<br />

dan <strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>r gewraakte „Vita."<br />

Go<strong>de</strong>scalk's verhaal b even onvolledig als dat <strong>de</strong>r „Vila",<br />

om <strong>de</strong> doo<strong>de</strong>envoudige re<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> eene zoowel als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

schrijver zich ten doel had<strong>de</strong>n gesteld, min<strong>de</strong>r een eigenlijke<br />

geschie<strong>de</strong>nis samen te stellen, dan wel <strong>de</strong> voortreffelijke <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n<br />

van hunne Heiligen aan 't licht te brengen.<br />

Go<strong>de</strong>scalk verhaalt wat hij uit <strong>de</strong>n mond van getuigen,<br />

bij name van Lambertus' dienaar Dietwin, heeft vernomen, <strong>de</strong><br />

schrijver <strong>de</strong>r „Vita", „doué, gelijk <strong>de</strong> Smedt zelf erkent, par<br />

la nature <strong>de</strong> quelque talent littéraire," stelt te boek wat hij over<br />

zijn meester, ofwel zelf gehoord en gezien, ofwel zelf vernomen<br />

heeft, „entré au service <strong>de</strong> St. Hubert peu <strong>de</strong> temps après<br />

1'arrivée <strong>de</strong> celui-ci a Liége," en „ayant suivi partout son maitre<br />

jusqu'a la mort." En bij <strong>de</strong>zen arbeid raadpleegt hij, zoo niet<br />

an<strong>de</strong>ren, dan toch „ses souvenirs personnels et ceux <strong>de</strong>s gens<br />

<strong>de</strong> sa condition."<br />

Zou het getuigenis van zulk een man niet even goed eenige<br />

waar<strong>de</strong> hebben als dat van Go<strong>de</strong>scalk, <strong>de</strong>n H. Lambertus betreffen<strong>de</strong><br />

?<br />

Te meer daar het hier niets an<strong>de</strong>rs geldt dan een enkel<br />

punt, niets meer dan <strong>de</strong> vrij onschuldige vraag: hoe lang is <strong>de</strong><br />

onmid<strong>de</strong>llijke voorganger en leermeester van <strong>de</strong>n Bisschop, in<br />

wiens dienst gij staat, Bisschop geweest?<br />

Is 't aan te nemen, dat hij, om dit te weten, niet ontwikkeld<br />

genoeg was, of het getuigenis noodig had van an<strong>de</strong>ren,<br />

verheven boven <strong>de</strong> „gens <strong>de</strong> sa condition ?"<br />

Heel an<strong>de</strong>rs oor<strong>de</strong>elt over hem hoogleeraar Jos. Daris:<br />

„Le premier biographe <strong>de</strong> St. Hubert dit que St. Lambert<br />

a été évèque du diocèse pendant 40 ans. Son marlyre a donc<br />

en lieu en 708 ou 709.<br />

„Quelle confiance mérite eet écrivain?<br />

„A 1'époque <strong>de</strong> la mort <strong>de</strong> St. Lambert eet écrivain <strong>de</strong>-


94<br />

vaït déja être entré dans 1'age <strong>de</strong> 1'adolescence, et 13 ans plus<br />

tard il assista a la translation <strong>de</strong> ses reliques <strong>de</strong> Maestricht a<br />

Liége.<br />

„Dans ces <strong>de</strong>ux circonstances il doit avoir entendu répéter<br />

cent fois que St. Lambert avant été évêque du diocèse pendant<br />

40 ans.<br />

„Cet écrivain a été chapelain <strong>de</strong> St. Hubert, et il a pu<br />

apprendre <strong>de</strong> lui pendant combien d'années son prédécesseur<br />

avait régi Ie diocèse.<br />

„A 1'époque oü il écrivit la vie <strong>de</strong> St. Hubert vivaient<br />

encore plurieurs clercs, ordonnés prëtres par St. Lambert; il pouvait<br />

par conséquent s'informer prés d'eux <strong>de</strong> la durée <strong>de</strong> 1'épiscopat<br />

<strong>de</strong> ce Saint.<br />

„Les moyens <strong>de</strong> connaitre 1'exacte vérité ne lui faisaient<br />

pas défaut.<br />

„II est vrai qu'ilne savait pas bien la langue latine etqu'il<br />

a omis beaucoup <strong>de</strong> faits dans son écrit, mais les discours, qu'il<br />

met dans la bouche <strong>de</strong> St. Hubert, montrent qu'il avait <strong>de</strong><br />

1'intelligence et même <strong>de</strong> 1'éloquence.<br />

„D'ailleurs une gran<strong>de</strong> intelligence n'était pas requise pour<br />

savoir et retenir la durée <strong>de</strong> 1 episcopat <strong>de</strong> St. Lambert.<br />

„Le témoignage du biographe <strong>de</strong> St. Hubert, que St. Lambert<br />

a eu un épiscopat <strong>de</strong> 40 ans, doit donc être adopté, jusqu'a<br />

ce qu'on ait <strong>de</strong>s preuves plus certaines du contraire" 1).<br />

Wat <strong>de</strong> heer Demarteau zegt van P. <strong>de</strong> Smedt's aanval op<br />

<strong>de</strong>n schrijver <strong>de</strong>r „Vila", meenen wij met recht te kunnen toepassen<br />

op Daris' ver<strong>de</strong>diging <strong>de</strong>rzelf<strong>de</strong> „Vita": „Rien ne parait<br />

mieux fondé, plus justement observé que ces remarques."<br />

De oor<strong>de</strong>elen <strong>de</strong>r menschen over <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n persoon blijken<br />

ook hier vrij verschillend te kunnen wezen. P. <strong>de</strong> Smedt<br />

heet <strong>de</strong>n schrijver <strong>de</strong>r „Vita" „une espèce <strong>de</strong> valet <strong>de</strong> chambre",<br />

/. Demarteau laat hem doorgaan voor „un clerc d'un<br />

ordre inférieur", hoogleeraar Daris bevor<strong>de</strong>rt hem tot „chape-<br />

1) Daris, Hist. du Dioc. <strong>de</strong> Liége, p. 118 en 123.


95<br />

ïain <strong>de</strong> St. Hubert", <strong>de</strong> Bollandist Suijskens noemt hem „St. lïuberti<br />

discipulus vel familiaris."<br />

Deze laatste benaming kan men hem intusschen niet weigeren.<br />

d e<br />

Men leze slechts hoe in het X Hoofdstuk <strong>de</strong>r „Vita"<br />

schrijver verhaalt, dat hij zelf „cum condiscipulis meis" door <strong>de</strong><br />

voorspraak van <strong>de</strong>n H. Hubertus uit <strong>de</strong> wateren gered werd.<br />

Trouwens uit <strong>de</strong> vele door hem aangehaal<strong>de</strong> goedgekozen Schriftuurplaatsen<br />

blijkt voldoen<strong>de</strong>, dat hij tot <strong>de</strong>n geestelijken stand<br />

behoor<strong>de</strong>. Na <strong>de</strong> re<strong>de</strong>, door <strong>de</strong> „ Vita" <strong>de</strong>n H. Hubertus in het<br />

XII <strong>de</strong><br />

hoofdstuk in <strong>de</strong>n mond gelegd, te hebben weergegeven,<br />

roept <strong>de</strong> geschiedschrijver Darras met bewon<strong>de</strong>ring uit: „Telle<br />

était cette éloquence apostolique <strong>de</strong>s grands évêques, qui trempèrent<br />

si fortement dans la foi la nation francaise 1"<br />

In ie<strong>de</strong>r geval meenen wij, welke titel hem ook moge<br />

toekomen, dat hij, minstens genomen, genoeg vertrouwen verdient,<br />

om hetgeen wij van hem verlangen te weten, door ons<br />

aangenomen te zien.<br />

Hoogleeraar Kurth, die, zoo iemand, toch wel pleegt,<br />

alvorens hij iemand vertrouwen schenkt, eerst ter <strong>de</strong>ge <strong>de</strong>zes<br />

papieren in te zien, heeft blijkbaar van <strong>de</strong>n schrijver <strong>de</strong>r „ Vita"<br />

een hoogen dunk.<br />

In het breedvoerig betoog, vervat in zijne „Etu<strong>de</strong> critique"<br />

ten bewijze van Alpaïs' schuld aan Lambertus' dood, legt hij<br />

bijzon<strong>de</strong>r veel gewicht op het feit, dat er reeds een „scedula<br />

gestorum" <strong>de</strong>zes Heiligen bestond in <strong>de</strong> eerste helft <strong>de</strong>r VIII ste<br />

eeuw en vóór dat Go<strong>de</strong>scalk zijn „Gesta Sti. Lamberti" ten<br />

papiere bracht.<br />

Daarvoor maakt hij gebruik van een „précieux témoignage,<br />

qui n'a jamais été révoqué en doute par personne; il a été unanimement<br />

accepté par les adversaires comme par les partisans<br />

<strong>de</strong> la tradition liégéoise", (<strong>de</strong> oorzaak van Lambertus' dood betreffen<strong>de</strong>.)<br />

Waar heeft <strong>de</strong> schran<strong>de</strong>re oor<strong>de</strong>elkundige dat getuigenis gevon<strong>de</strong>n,<br />

uit welke geschiedbron dat kostbaar gegeven opgedolven ?


96<br />

Uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> „Vita Hubcrti", waaraan wij het zoo gemakkelijk<br />

te achterhalen feit ontkenen, dat Lambert 40 jaren het<br />

Bisschoppelijk purper heeft gedragen.<br />

Gewis, volgaarne bekennen wij het, dit bewijst nog volstrekt<br />

niet, dat <strong>de</strong> samensteller dier „ Vita" zich niet kan vergist<br />

hebben, toen hij <strong>de</strong>n H. Lambertus een 40-jarige Bisschoppelijke<br />

bediening toeschreef, doch onzes inziens wel, dat <strong>de</strong> heer<br />

G. Kurth hem al evenveel waar<strong>de</strong> toekent als <strong>de</strong> meesters in 't<br />

vak, <strong>de</strong> Bollandisten, die zich trouwens altoos on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />

door hun vasthou<strong>de</strong>ndheid aan hetgeen uit <strong>de</strong> hooge oudheid tot<br />

ons is gekomen: „tenaces antiquitatis."<br />

Indien wij dit eenvoudig feit op het gezag van genoem<strong>de</strong><br />

„Vita" niet mogen aannemen, dan moeten wij ook zeggen, dat<br />

zij hoegenaamd geene geschiedkundige waar<strong>de</strong> heeft, en dan ware<br />

<strong>de</strong> door Kurth daaruit aangehaal<strong>de</strong> en zoo goed benuttig<strong>de</strong> zinsne<strong>de</strong><br />

door <strong>de</strong> „adversaires <strong>de</strong> la tradition liégeoise", — en daar<br />

zijn er vele en geduchte ook! — reeds over lang gewraakt, als<br />

zijn<strong>de</strong> zij herkomstig van een schrijver zon<strong>de</strong>r eenig gezag.<br />

Men zal opwerpen, dat wij <strong>de</strong>n Luikschen geschiedschrijvers<br />

in 't eene punt — het jaar van Lambertus' dood — tegenspreken,<br />

terwijl wij hen in 't an<strong>de</strong>re — <strong>de</strong> 40 jaren van Lambertus'<br />

bediening — volgen.<br />

Zeker, dat doen wij, doch wij hebben ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />

ontvouwd, waarom; omtrent het laatste punt beroepen zij zich<br />

op een geschiedbron, waaraan re<strong>de</strong>lijkerwijze vertrouwen kan<br />

wor<strong>de</strong>n geschonken, terwijl zij door een vergissing, waarvan<br />

hierboven <strong>de</strong> oorzaak werd aangegeven, die 40 jaren te vroeg,<br />

te vroeg ook wat Lambertus' leeftijd betreft, laten beginnen.<br />

Wat ons nog versterkt in onze meening, is het getuigenis<br />

van Theodoricus Trudonensis, die in zijn „Leven van <strong>de</strong>n H.<br />

Landrada -<br />

', tegen het ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r X[d


9?<br />

talk verhaalt, dat, namelijk, in <strong>de</strong>n nacht van zijn overlij<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

H. Lambertus zich begaf van zijne woning naar <strong>de</strong> daaraanbelen<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

kapel, en daarvoor gebruik maakte van een stok, hetgeen<br />

toch een vrij hoogen leeftijd schijnt aan te dui<strong>de</strong>n. In<br />

het jaar 709 nu zal Lambertus een goe<strong>de</strong> 70-er geweest zijn.<br />

Of wij nu beweren, dit vraagstuk uit alle haken en oogen,<br />

waarin het gewikkeld ligt, te hebben losgetornd f<br />

Wij on<strong>de</strong>rwin<strong>de</strong>n ons niet, dit te bevestigen, en volgaarne<br />

zijn wij bereid, te zwichten voor het eerste doorslaand bewijs,<br />

dat voor een tegenovergesteld gevoelen pleit.<br />

De dag van 17 September wordt door allen eenparig als<br />

<strong>de</strong> „dies natalis" van onzen Heilige aangenomen.<br />

Het twee<strong>de</strong> vraagpunt betreft <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, waarom onzen Hei­<br />

lige het leven werd benomen.<br />

Go<strong>de</strong>scalk en die onmid<strong>de</strong>llijk op hem volgt, Stefanus,<br />

geven te verstaan, dat <strong>de</strong> H. Lambertus gevallen is als slachtoffer<br />

van <strong>de</strong> wraakzucht, bij <strong>de</strong>n hoveling Dodo opgewekt door<br />

<strong>de</strong>n moord, dien 'sBisschops neven, Petrus en Andoletus, gepleegd<br />

had<strong>de</strong>n op Gallus en Rioldus.<br />

Dodo, bloedverwant <strong>de</strong>r verslagenen, wreekte hun dood<br />

op Lambertus.<br />

Na <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> schrijvers evenwel komen monnik Hucbald<br />

(io <strong>de</strong><br />

eeuw), kanunnik Anselmus (n <strong>de</strong><br />

), kanunnik Nicolaas (i2 <strong>de</strong><br />

),<br />

en vervolgens <strong>de</strong> geheele reeks beken<strong>de</strong> Luiksche geschiedschrijvers,<br />

Roberti, Fisen, Foullon, Slusius en an<strong>de</strong>re, voor <strong>de</strong>n<br />

dag met een twee<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, waarom Dodo <strong>de</strong>n dood van <strong>de</strong>n<br />

H. Lambertus zou hebben bevolen.<br />

Ziehier, in korte trekken, <strong>de</strong> toedracht <strong>de</strong>r zaak, gelijk<br />

Nicolaas en latere schrijvers, die bij hem ter leen zijn gegaan,<br />

ze breedvoerig beschrijft.<br />

Pepijn van Herstal bestuur<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r Koning Theodorik<br />

met veel beleid en geluk het geheele Frankenrijk.<br />

Meestal verbleef hij te Jupille, door een brug over <strong>de</strong><br />

DE H. LAMBERTUS. ?


98<br />

Maas met Herstal verbon<strong>de</strong>n, en werd daar dikwijls door Lambertus<br />

bezocht.<br />

Zijn ga<strong>de</strong> Plectrudis had hem twee zoons geschonken,<br />

Drogo en Grimoald.<br />

Te Luik aan <strong>de</strong> Maas woon<strong>de</strong> een rijk en machtig heer,<br />

Dodo genaamd, groothofmeester van het paleis.<br />

Dodo had een zuster, Alpaïs geheeten, die on<strong>de</strong>r een<br />

minzaam uiterlijk een heerschzuchtigen aard verborg.<br />

Pepijn zag haar, werd door hartstocht vervoerd en schonk<br />

haar, nadat zij hem Karei Martel gebaard had, aan zijne zij<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> plaats, welke alleen toekwam aan <strong>de</strong> wettige gemalin. Deze<br />

werd verstooten.<br />

Uit vrees voor Pepijns ongena<strong>de</strong> meen<strong>de</strong>n vele Austrasische<br />

Bisschoppen voor het wangedrag <strong>de</strong>s Vorsten en <strong>de</strong> openbare<br />

ergernis <strong>de</strong> oogen te mogan sluiten, niet echter <strong>de</strong> kloeke Lambertus;<br />

<strong>de</strong>ze verhief ten hove zijn stem, om, toen alle va<strong>de</strong>rlijke<br />

vermaningen vruchteloos bleken, die euveldaad naar verdienste<br />

te brandmerken.<br />

Aanvankelijk bewogen, beloof<strong>de</strong> <strong>de</strong> hofmeier beterschap.<br />

Schoone Alpaïs echter wist die goe<strong>de</strong> voornemens te verij<strong>de</strong>len,<br />

en zond Dodo af op Lambertus, om hem tot toegeven<br />

over te halen.<br />

Geschenken, beloften, bedreigingen, niets kon baten; Lambertus<br />

hield niet op te herhalen het woord van Joannes Baptista<br />

tot Hero<strong>de</strong>s: „Het is niet geoorloofd," non licet.<br />

Verbitterd in zijn hart keer<strong>de</strong> <strong>de</strong> verlei<strong>de</strong>r van Lambertus terug,<br />

toen een noodlottige gebeurtenis zijn wrevel kwam vermeer<strong>de</strong>ren.<br />

Gallus en Rioldus, twee bloedverwanten van Dodo, had<strong>de</strong>n<br />

herhaal<strong>de</strong> malen strooptochten gehou<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren van<br />

<strong>de</strong> Kerk en van 's Bisschops neven, Petrus en Andoletus.<br />

Dezen vielen <strong>de</strong> stroopers aan en dood<strong>de</strong>n hen.<br />

Nu had Dodo een re<strong>de</strong>n, om zijne woe<strong>de</strong> aan Lambertus<br />

te koelen, en <strong>de</strong> gelegenheid daartoe werd hem spoedig gegeven.<br />

Pepijn was met zijn geheele hofhouding te Jupille aangekomen<br />

en verzocht Lambertus, zich eveneens <strong>de</strong>rwaarts te ver-


99<br />

Voegen, wijl hij over belangrijke staatszaken zijn wijzen raad<br />

wenschte te vernemen.<br />

Heimelijk echter wil<strong>de</strong> hij tusschen Lambertus en <strong>de</strong> beruchte<br />

Alpaïs een verzoening bewerken.<br />

Pepijn verwelkomt zijn gasten, doch verklaart, dat hij <strong>de</strong>n<br />

wijnbokaal niet aan <strong>de</strong> lippen zal brengen, aWorens <strong>de</strong> Bisschop<br />

daarover zijn zegen hebbe uitgesproken.<br />

Lambertus zegent Pepijns beker, en heft reeds <strong>de</strong> hand<br />

op, om <strong>de</strong> hem door <strong>de</strong> overige hooge gasten toegereikte bekers<br />

te zegenen, toen hij ont<strong>de</strong>kte, dat Alpaïs <strong>de</strong>n haren tusschen<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren had ingeschoven.<br />

„Ziet, sprak hij, verontwaardigd, ziet <strong>de</strong> onbeschaamdheid<br />

dier vrouw, door list tracht zij mij een goedkeuring van haar<br />

wangedrag te ontlokken. Zij bedriegt zich echter grootelijks."<br />

Onverwijld rees hij op uit zijn zetel en verliet het paleis.<br />

Pepijn, wel verbitterd, doch vol ontzag voor <strong>de</strong>n heiligen<br />

Bisschop, riep hem terug, hopen<strong>de</strong> nog altoos tot een minnelijke<br />

schikking te komen.<br />

Lambertus verscheen we<strong>de</strong>rom in <strong>de</strong> feestzaal, doch om<br />

te verklaren, dat hij niets an<strong>de</strong>rs dan zijn plicht had gedaan.<br />

Nu begon Pepijn hem te smeeken, met hem en Alpaïs<br />

toch vre<strong>de</strong> te maken, doch Lambertus brandmerkte in kalme,<br />

krachtige bewoordingen <strong>de</strong> schan<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n, welke aan het<br />

hof geschied<strong>de</strong>n.<br />

De Vorst, geen tegenspraak gewoon, ontstak in hevigen<br />

toorn en eischte, dat Lambertus aan Alpaïs, als aan zijne Vorstin,<br />

hul<strong>de</strong> bracht, hem bedreigen<strong>de</strong> zelfs met <strong>de</strong>n dood.<br />

Doch Lambertus, die over zijn eerbiedwaardig hoofd reeds<br />

zoovele stormen had zien voorbijvaren, antwoord<strong>de</strong>, dat Pepijn<br />

en Alpaïs niets beters te doen had<strong>de</strong>n dan boetvaardigheid.<br />

Daarop verliet hij het paleis.<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk verzocht <strong>de</strong> zondaresse haren broe<strong>de</strong>r Dodo,<br />

<strong>de</strong>n Heilige aan haren wraaklust op te offeren, een taak, waartoe<br />

Dodo maar al te spoedig bereid werd gevon<strong>de</strong>n" i).<br />

I) Zie ver<strong>de</strong>r Nulens, bl. 92—102.


ioo -<br />

Episch is het hierboven zeer beknopt weergegeven verhaal<br />

zeer zeker in hooge mate, doch strookt <strong>de</strong> bewering, dat<br />

Lambertus gevallen is ter oorzake van zijn plichtmatig optre<strong>de</strong>n<br />

ter gunste van <strong>de</strong> huwelijkstrouw, met <strong>de</strong> geschiedkundige<br />

waarheid f<br />

Ziedaar <strong>de</strong> vraag.<br />

In bevestigen<strong>de</strong>n zin luidt het antwoord <strong>de</strong>r meesten.<br />

Dezen beroepen zich op het gezag, niet alleen van <strong>de</strong><br />

reeds genoem<strong>de</strong> schrijvers, maar ook van Ado, Aartsbisschop<br />

van Vienne, in Frankrijk, die omstreeks het jaar 858 in zijn<br />

Martyrologum schrijft: „Te Luik, villa publica, geboortedag<br />

„(voor <strong>de</strong>n Hemel) van <strong>de</strong>n H. Bisschop Lambertus, die, wijl<br />

„hij uit ijver voor <strong>de</strong>n Godsdienst het Koninklijk hof berispt<br />

„had, tehuis gekomen en in het gebed verdiept, door booze<br />

„mannen, uit <strong>de</strong>n hove gezon<strong>de</strong>n, vermoord is gewor<strong>de</strong>n."<br />

„ Tungrensi diocesi, in Leodio, villa publica, nalalis Si. Lamberti<br />

Ep. Qui, dum regiam domum, zelo religionis accensus, incr<br />

passet, cum, rediens, oraiioni incumberet, ab iniquissimis viris, d<br />

palatio missis, improvise conclusus, intra domum ecclesiae occidi<br />

Deze Ado, zegt Kurth, die hiervoor doorslaan<strong>de</strong> bewijzen<br />

aangeeft 1), was niet alleen een zeer geleerd en bereisd man,<br />

maar had ook alle gelegenheid om op <strong>de</strong> hoogte te wezen van<br />

hetgeen hij verhaal<strong>de</strong>, in een woord iemand, op wien men staat<br />

kan maken.<br />

Ado's tekst werd omstreeks het jaar 900 gevolgd d»or<br />

Regino, abt van Pruim, insgelijks een zeer bekwaam man, in<br />

d e<br />

zijn kronijk, en door Notker, (ein<strong>de</strong> !X eeuw) in zijn „Martyrologium"<br />

2).<br />

Ver<strong>de</strong>r hechten zij veel gewicht aan hetgeen Marcellinus,<br />

in zijn „Vita Sti Swiberti," verhaalt, hoe, namelijk, in het jaar<br />

714 Pepijn van Herstal, treuren<strong>de</strong> om <strong>de</strong>n onschuldigen dood<br />

van <strong>de</strong>n H. Lambertus, doodziek was gewor<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> H. Swi-<br />

1) Kurth. Et. crit., p. 79.<br />

2) Daris, p. 112; Kurth, Et. crit., p. 78.


101<br />

bertus door eenige voorname mannen werd aangezocht, <strong>de</strong>n<br />

sterven<strong>de</strong>n Vorst te bezoeken.<br />

Allereerst begaf zich <strong>de</strong> Heilige naar Plectrudis, Hertogin<br />

van Austrasië, te Keulen, die hem bad, Pepijn over te halen,<br />

Pepijns en hare wettige kin<strong>de</strong>ren, Drogo en Grimoald, met te<br />

onterven ten bate van Karei Martel, <strong>de</strong>n onwettigen zoon, br,<br />

Alpaïs verwekt.<br />

Ver<strong>de</strong>r verklaar<strong>de</strong> zij <strong>de</strong>n Heilige, dat <strong>de</strong> H. Lamber­<br />

tus ter dood was gebracht, wijl hij Pepijn over zijn ongeoorloofd<br />

samenzijn met Alpaïs streng had berispt" i).<br />

Deze meening werd in <strong>de</strong>n laatsten tijd voorgestaan door<br />

Mgr. Namiche, Fr. Nulens, P. P. Albers, doch vooral met klem<br />

en op <strong>de</strong>gelijk oor<strong>de</strong>elkundige gron<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>digd voor/w. De­<br />

marteau en Go<strong>de</strong>froid Kurth 2).<br />

Demarteau maakt terecht veel ophef van <strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds zeld-<br />

zamen moed, door monnik Hucbald aan <strong>de</strong>n dag gelegd; <strong>de</strong>ze<br />

immers bracht zijn meening ruiterlijk te ber<strong>de</strong>.<br />

Men verhaalt - zoo schrijft <strong>de</strong>ze - en velen herhalen het,<br />

dat Bisschop Lambertus bij Dodo's vrien<strong>de</strong>n gehaat was, wijl hij<br />

zijn verontwaardiging had te kennen gegeven over het wange­<br />

drag van Dodo's zuster, welke <strong>de</strong> Vorst, ten spijt van alle ze-<br />

<strong>de</strong>wet, tij<strong>de</strong>ns het leven van zijne gemalin, als bijzit had genomen.<br />

Dodo's trotschheid werd daardoor grooter.<br />

"Toen hij <strong>de</strong>n moord <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs (Gallus en Rioldus)<br />

vernam, beraam<strong>de</strong> hij, gedachtig hetgeen van zijn zusters euvel­<br />

daad gezegd was, <strong>de</strong>n aanslag op het leven <strong>de</strong>s Btsschops' .<br />

Fertur enim trito multis sermone, quod esset<br />

Praesul Landbertus diris invisus amicis<br />

Pravi Dodonis, pallens ob stupra sororis<br />

Illius ad regem, quam cum conjuge viva<br />

Ducebat pellicem proculcans jura pudoris.<br />

Hinc et Dodo suum plus exaltabat honorem,<br />

Qui noscendo neces dictorun corpore fratum,<br />

I) Marcell, t. a. p., cap. 25. . ... , l b. Ai b. Th. 1896;


102<br />

Sai memor in dictis, quae sunt <strong>de</strong> carne sororis,<br />

Praesulis exitium coepit disquirere sacrum,<br />

Expiorando vias, quibus hunc occi<strong>de</strong>re posset."<br />

Dit is zeker een zeer merkwaardig getuigenis, daar het wordt<br />

afgelegd door een schrijver, die niet slechts tijdgenoot was van<br />

<strong>de</strong>n Bisschop Stefanus (anno 903 tot 920), maar <strong>de</strong>zen Kerkvoogd<br />

ook Z1jn gedicht over Lambertus opdroeg.<br />

Huebald stond evenwel niet alleen. Wij wezen reeds op <strong>de</strong>n<br />

tekst van Ado, Regino en Notker.<br />

_ „Reeds vóór <strong>de</strong> iz* eeuw bestond er, naar Anselmus getuigt,<br />

m het Luikerland een geschrift, waarin <strong>de</strong> dood van <strong>de</strong>n<br />

H. Lambertus werd geweten aan <strong>de</strong> wraakzucht van Alpaïs; Pepijnhad<br />

zijn wettige gemalin verstooten, en werd <strong>de</strong>swege door<br />

Lambertus herhaal<strong>de</strong>lijk berispt. Reeds stond hij op het punt<br />

voor Lambertus' vermaningen te zwichten, toen Alpaïs, beducht<br />

voor haren invloed, door haren broe<strong>de</strong>r Dodo <strong>de</strong>n H. Bisschop<br />

<strong>de</strong>ed vermoor<strong>de</strong>n" 1).<br />

„De H. Lambertus, - schrijft Dr. Alb. Thijm - hooggeacht<br />

en geliefd door duizen<strong>de</strong>n Christenen, werd het slachtoffer<br />

van zijnen strijd voor <strong>de</strong> Kerk en hare tucht.<br />

„Men kan op zeer gegron<strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstellingen aantoonen,<br />

dat hij vermoord is ten gevolge van zijn waarschuwingen aan<br />

Pepijn van Herstal, zijne Alpaïs te verlaten" 2).<br />

Wat <strong>de</strong>ze meening bijzon<strong>de</strong>r veel gewicht mee<strong>de</strong>elt, is het<br />

door niemand geloochend feit, dat Pepijn waarlijk in overspel<br />

leef<strong>de</strong> met Alpaïs, en veeltijds in het Bisdom Maastricht, hetzij<br />

te Jupille hetzij te Herstal, verwijl<strong>de</strong>.<br />

Het spreekt van zelf, dat <strong>de</strong> H. Lambertus zulk een ergernis<br />

met dul<strong>de</strong>n mocht en met Apostolische vrijmoedigheid<br />

daartegen moest opkomen.<br />

Alhoewel nu dit wangedrag een geschiedkundig feit was<br />

in <strong>de</strong> dagen, dat Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus schreven, aan elkeen<br />

bekend^iebben bei<strong>de</strong>n daarvan geen gewag gemaakt.<br />

E t<br />

Hiir.VBrf ' C<br />

' r<br />

"- P<br />

'<br />

8) T. a. p., bl. 201.<br />

A n<br />

" l m U S G e S ( a P o n t<br />

' "


103<br />

Na<strong>de</strong>maal dit stilzwijgen door <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>rs ter gunste<br />

hunner meening wordt aangewend, dienen hier <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen uiteengezet,<br />

welke genoem<strong>de</strong> oudste schrijvers had<strong>de</strong>n, om <strong>de</strong><br />

ware toedracht <strong>de</strong>r zaak te verbloemen.<br />

Een allereerste re<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n wij reeds bij Siegbert van<br />

d e<br />

Gembloux (n eeuw): „Go<strong>de</strong>scalk heeft ons, zoo schrijft hij,<br />

wel een waar verhaal van Lambertus' da<strong>de</strong>n opgesteld, maar<br />

over <strong>de</strong> oorzaak van 'sBisschops dood niet oprecht durven<br />

spreken." „De causa marlyrii parum libero ore locutus est."<br />

Anselmus oor<strong>de</strong>elt niet an<strong>de</strong>rs: „De schrijver van dit leven<br />

heeft <strong>de</strong> oorzaak van Lambertus' dood daarom verzwegen, wijl<br />

hij vrees<strong>de</strong> te beleedigen <strong>de</strong>genen, op wier afkomst zulk een<br />

smet kleef<strong>de</strong>" i).<br />

Het mag gewis bevreem<strong>de</strong>nd heeten, schrijft Nicolaas<br />

(i2 d e eeuw), dat Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus <strong>de</strong> roemrijke en zoo<br />

groot een priester waardige oorzaak van lij<strong>de</strong>n en sterven stilzwijgend<br />

voorbijgingen."<br />

„Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus, getuigt Chapeaville in zijne „An-<br />

notationes" op Anselmus, hebben met opzet <strong>de</strong> ware re<strong>de</strong>n ver­<br />

zwegen, wijl zij schreven in een tijd, dat afstammelingen van<br />

Pepijn en Alpaïs het land regeer<strong>de</strong>n, en zij vrees<strong>de</strong>n, die mach­<br />

tige heeren te beleedigen."<br />

En later, in zijne aanteekeningen op Go<strong>de</strong>scalk, meent hij<br />

nogmaals <strong>de</strong>n lezer daarvoor te moeten waarschuwen 2).<br />

Om hunne vreesachtigheid wor<strong>de</strong>n zij dan ook door Ba-<br />

ronius vrij onzacht gelaakt 3).<br />

Hierin echter volg<strong>de</strong>n zij slechts het gebruik, wij zou<strong>de</strong>n<br />

zeggen, <strong>de</strong>n tijdgeest, heerschen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kronijkschrijvers<br />

dier dagen.<br />

Al zou men ook met Dr. P. Alb. Thijm niet durven beweren,<br />

dat „<strong>de</strong> majordomen en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwsche vorsten het<br />

erop aan leg<strong>de</strong>n, personen in <strong>de</strong> kloosters te doen tre<strong>de</strong>n, die<br />

1) Anselmus, Mon. Hist. Germ. T. VII, c. 8, bij Kurth, p. 71.<br />

2) Chap. T. I, p. 121 en 342.<br />

3) Baron., Annal., T. III.


104<br />

een wakend oog moesten hou<strong>de</strong>n vooral over <strong>de</strong> wijze, waarop<br />

<strong>de</strong> da<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s regeeren<strong>de</strong>n vorsten, of die zijns geslachts, in <strong>de</strong><br />

kloosterkronijk te boek gesteld wer<strong>de</strong>n" i), moet men toch wel<br />

bekennen, dat <strong>de</strong> meeste schrijvers on<strong>de</strong>r een zekeren invloed<br />

ston<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Frankische Vorsten en <strong>de</strong> Pepijnen, die stichters<br />

of weldoeners waren van zoovele abdijen, kloosters en kerken.<br />

,.A1 waren ook grooten<strong>de</strong>els <strong>de</strong> Vorsten uit het Merovingisch<br />

stamhuis slechts half-Christen - schrijft <strong>de</strong> Montalembert -<br />

toch wer<strong>de</strong>n zij door <strong>de</strong> kronijkschrijven<strong>de</strong> monnikken geprezen."<br />

„Men moet veel vergeven, zei <strong>de</strong> H. Remigius, aan die<br />

het Geloof beschermen en hun land bevrij<strong>de</strong>n" 2).<br />

„Even als <strong>de</strong> Merovingers - schrijft op zijne beurt Kurth -<br />

had<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> hofmeiers hunne bewon<strong>de</strong>raars, hunne geschiedschrijvers.<br />

„II faut se souvenir que les Karolingiens, restaurateurs et<br />

protecteurs <strong>de</strong>s lettres, ne négligèrent pas d'en faire un instrument<br />

<strong>de</strong> leur gloire. II y avait une historiographie Karolingienne<br />

dans toute la force du terme; il y avait une categorie d'écrivains<br />

entièrement k la dévotion <strong>de</strong> la dynastie nouvelle" 3).<br />

Bewijzen daarvoor vindt men in <strong>de</strong> meermalen genoem<strong>de</strong><br />

werken van Dr. Alb. Thijm, /os. Demarteau en G. Kurth bij<br />

<strong>de</strong> vleet.<br />

Bij het doorbla<strong>de</strong>ren van het 1 i<strong>de</strong> hoofdstuk, door een ongenoemd,<br />

ons tevens onbekend schrijver, anno 735 toegevoegd aan<br />

<strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Franken van <strong>de</strong>n H. Gregorius Turonensis,<br />

stteten wij op eene bladzij<strong>de</strong>, welke ten <strong>de</strong>ze zeer leerzaam mag<br />

heeten.<br />

Schrijver maakt er (no 100) melding van Pepijn en diens<br />

„e<strong>de</strong>le en zeer schran<strong>de</strong>re gemalin, Plectrudis, welke hem (Pepijn)<br />

twee zonen schonk: Drogo en Grimoald." „Uxor nobilis et Pru<strong>de</strong>ntissima,<br />

nomine Pliltrudis."<br />

Tenauwernood een bladzij<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r (n° 103) geeft hij ons<br />

n D r Th<br />

V m<br />

'<br />

a<br />

- P-. bl. 9 noot en bl. 19e.<br />

2) De Mont., Les moines d'Occi<strong>de</strong>nt, T. II, n. 278<br />

3) Kurth, Et. crit., p. 33 en 62.


IOS •<br />

te lezen, dat „genoem<strong>de</strong> Pepijn eene an<strong>de</strong>re echtgenoote nam,<br />

die even e<strong>de</strong>l als schoon en Alpaïs genaamd was". „Praefaius<br />

Pipinus aliam duxit uxorem nobilem et elegantem, nomine Alpheïdam."<br />

„Deze ,,uxor"(\}) schonk hem een zoon, dien hij Karei noem<strong>de</strong>.<br />

De schoone knaap groei<strong>de</strong> op en werd een uitstekend man".<br />

„Ex qua genuit filium... Carolum: crevitque puer elegans, atque<br />

egregius factus est."<br />

Verkeert wellicht <strong>de</strong> man, die over Alpaïs en haar kind<br />

zoo „con amoré" schrijft en haar zon<strong>de</strong>r blikken noch blozen<br />

Pepijns „echtgenoote" heet, in <strong>de</strong>n waan, dat <strong>de</strong> „e<strong>de</strong>le en<br />

zeer wijze" Plectrudis reeds was overle<strong>de</strong>n i<br />

Geenszins, want op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>r hetzelf<strong>de</strong><br />

nommer (103), geen zo regels ver<strong>de</strong>r, meldt hij, dat Pepijn, na<br />

27 jaren aan het hoofd <strong>de</strong>s bewinds te hebben gestaan, bij zijn<br />

overlij<strong>de</strong>n een zoon achterliet, Karei, en dat, naar eigen goeddunken,<br />

Plectrudis <strong>de</strong> zaken bered<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. „Post obitum ejus,<br />

Plichtrudis, matrona praefata, suo consilio atque regimine cuncta<br />

agebat."<br />

Ook <strong>de</strong>ze schrijver rept met geen enkel woord van <strong>de</strong>n<br />

moord, aan <strong>de</strong>n kloeken Bisschop Lambertus gepleegd; alleen<br />

meldt hij, dat „Grimoald, bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kerk van <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />

Martelaar, door Rantgarius vermoord werd:" „in basilica<br />

sancti Landberti mariyris."<br />

Martelaar, door wien gedood?... Geen woord daarover.<br />

Waarom zulk eene gewis toch geruchtmaken<strong>de</strong> euveldaad<br />

verzwegen ?<br />

Zou men niet moeten <strong>de</strong>nken aan het opzet, toch in geen<br />

geval melding te maken van iets, dat smet of blaam kon werpen<br />

op <strong>de</strong>n dapperen en gelief<strong>de</strong>n Karei Martel, spruit <strong>de</strong>r beruchte<br />

bijzit ?<br />

Op <strong>de</strong> zoo gruwelijk verongelijkte Plectrudis, Pepijns wettige<br />

gemalin, kwam het blijkbaar zoo bijster niet aan.<br />

Men oor<strong>de</strong>ele: eerst heette zij „e<strong>de</strong>le en zeer schran<strong>de</strong>re<br />

ga<strong>de</strong>", „uxor nobilis et pru<strong>de</strong>ntissima," daarna „voornoem<strong>de</strong>


io6<br />

e<strong>de</strong>lvrouw", „matrona proefata", kwalijk 15 regels ver<strong>de</strong>r (n° 105)<br />

daalt ze nog lager in rang en aanzien.<br />

„Karei — heet het nu —, door genoem<strong>de</strong> vrouw Plectrudis<br />

in bewaring gehou<strong>de</strong>n, wordt met Gods hulpe bevrijd".<br />

„Carolus dux, a praefata foemina Plechtru<strong>de</strong> sub cusiodia <strong>de</strong>tentus,<br />

Dei auxilio liberatus est."<br />

Voorwaar, zooveel hoffelijkheid ontaardt in hoofschheid.<br />

Zelfs felle Ebroïn wordt door onze kronijkschrij vers zooveel<br />

mogelijk ontzien. Als Koning Theodorik zijn woesten gunsteling<br />

vrij spel geeft, en <strong>de</strong>ze Leo<strong>de</strong>garius <strong>de</strong> oogen doet uitsteken en<br />

Lambertus in ballingschop drijft, zegt brave Go<strong>de</strong>scalk, dat „<strong>de</strong><br />

Duivel, verbeten op al wat goed is, het hoofd verheft", en Stefanus,<br />

dat „<strong>de</strong> Booze er in slaag<strong>de</strong>, venijn te storten in <strong>de</strong> harten van<br />

velen" 1).<br />

Bij het beken<strong>de</strong> „II faut juger les écrits d'apres leur date"<br />

zullen wij inlasschen: „et les écrivains."<br />

Denkelijk zal men 't nu, zoo niet billijken, dan toch min<br />

of meer vergoelijken, dat Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus <strong>de</strong> geheele<br />

schuld van Lambertus' dood toeschrijven aan Dodo, die, toen<br />

zij hun „Gesta" in 't licht gaven, reeds op zichtbare wijze door<br />

Gods wraak was getroffen (ware Dodo nog in leven geweest,<br />

dan had<strong>de</strong>n zij misschien op een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n bedacht moeten<br />

wezen); en zelfs van Pepijns misdadige betrekking tot Alpaïs met<br />

geen enkel woord melding maken, terwijl toch Karei Martel<br />

het levend bewijs ervan was.<br />

„Overigens, zoo merkt <strong>de</strong> eerw. heer Nulens terecht aan, is<br />

het zwijgen van een geschiedschrijver, die om een Vorst te<br />

ontzien (te vleien, zegt schrijver), een feit, door an<strong>de</strong>ren vermeld<br />

en in <strong>de</strong> gedurige overlevering <strong>de</strong>r Kerk van Luik bewaard,<br />

in <strong>de</strong>n doofpot stopt, niet voldoen<strong>de</strong>, om het zon<strong>de</strong>r<br />

tegenspraak weg te nemen. Dan immers zou men ook ver<strong>de</strong>r<br />

moeten gaan, en zelfs het bestaan van Alpaïs loochenen, <strong>de</strong>wijl<br />

men haar naam bij Go<strong>de</strong>scalk niet eens vermeld kan vin<strong>de</strong>n" 2).<br />

1) Zie Chapeav., T. I., p. 327 et 357,<br />

2) Nulens, t. a. p., bl. 119.


io7 -<br />

Er is nog een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n, waarom bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> schrijvers<br />

<strong>de</strong> ware oorzaak van Lambertus' marteldood niet hebben aangegeven.<br />

Deze re<strong>de</strong>n ligt in <strong>de</strong>n aard van <strong>de</strong>n letterarbeid, door<br />

hen on<strong>de</strong>rnomen; daarover zei<strong>de</strong>n we reeds een enkel woord<br />

in onze „Voorre<strong>de</strong>."<br />

Go<strong>de</strong>scalk, van Stefanus geldt hetzelf<strong>de</strong>, beschouw<strong>de</strong> bij<br />

het opstellen <strong>de</strong>r „Gesta" of, naar hoogleeraar Kurth wil, bij<br />

het bewerken <strong>de</strong>r reeds bestaan<strong>de</strong> „scedulagestorum," <strong>de</strong>n Heilige<br />

min<strong>de</strong>r als een geschiedkundige persoonlijkheid dan als Heilige,<br />

wiens <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n hij <strong>de</strong>r Geestelijkheid en <strong>de</strong>n volke ter bewon<strong>de</strong>ring<br />

en ter navolging wil<strong>de</strong> voorstellen. Hij wil<strong>de</strong> eer<br />

een stichtend boek dan wel een eigenlijk geschiedverhaal<br />

schrijven.<br />

Dit blijkt zonneklaar uit hetgeen hij in <strong>de</strong>n „Prologus",<br />

waarme<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> „Gesta" inleidt, heeft aangeteekend.<br />

Een werk, in dien zin opgevat en met die bedoeling geschreven,<br />

behoeft, natuurlijk, niet te beantwoor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> eischen,<br />

welke men aan <strong>de</strong> pennevrucht van een geschiedschrijver moet<br />

stellen.<br />

Zoo kunnen wij ons verklaren, waarom <strong>de</strong>ze „ Gesta" geen<br />

volledig levensbericht van <strong>de</strong>n Heilige te lezen geven, en waarom,<br />

meer in het bijzon<strong>de</strong>r, daarin geen melding gemaakt wordt van<br />

het droevig hofschandaal, dat aanleiding gaf voor zijn marteldood.<br />

Go<strong>de</strong>scalk meen<strong>de</strong> zijn doel: stichting op te wekken, beter<br />

te bereiken door van <strong>de</strong> Alpaïs-geschie<strong>de</strong>nis geen enkel woord<br />

te reppen, en <strong>de</strong>n Heilige, even als zijn voorganger en gelief<strong>de</strong>n<br />

leermeester Theodardus, te laten vallen on<strong>de</strong>r het moor<strong>de</strong>nd<br />

staal van <strong>de</strong> vrijbuiters, die we<strong>de</strong>rrechtelijk Kerkgoe<strong>de</strong>ren had<strong>de</strong>n<br />

geschon<strong>de</strong>n, een euveldaad, waartegen hij, in het belang<br />

van Kerk en kud<strong>de</strong>, als een goed her<strong>de</strong>r, met Apostolischen<br />

moed dorst op te tre<strong>de</strong>n.<br />

„Evi<strong>de</strong>mment, schrijft Kurth, il ne se soucie guère d'être<br />

complet, parcequ'il veut édifier plutot que raconter, parcequ'il


ioS<br />

croit travailler pour le salut <strong>de</strong>s ames plütot que dans 1'intéret<br />

<strong>de</strong> 1'histoire" i).<br />

De schrijvers <strong>de</strong>r „Histoire littéraire <strong>de</strong> France" maken<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aanmerking: „II passé trop légèrement sur la plupart<br />

<strong>de</strong>s faits, pour se livrer aux réflexions. II est vrai qu'il prit<br />

peut-être ce parti, pour mieux satisfaire au but, qu'il s'était proposé,<br />

d'écrire pour 1'édification <strong>de</strong>s fidèles."<br />

„Waar <strong>de</strong> zaak zich <strong>de</strong>rwijze verhoudt, gaat Kurth voort,<br />

is men niet gerechtigd, uit Lambertus' leven een bijzon<strong>de</strong>rheid<br />

te verwerpen, om <strong>de</strong> enkele re<strong>de</strong>n, dat ze in <strong>de</strong>n schrijver van<br />

dit leven niet vermeld staat."<br />

Voegt men nu bei<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen, door ons ontvouwd, te<br />

zamen, dan zal men, onzes inziens, zijn overtuiging geen geweld<br />

behoeven aan te doen, om toe te stemmen, dat het stilzwijgen<br />

van Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus zeer goed verklaarbaar is.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>zer meening dienen vooral <strong>de</strong><br />

Bollandisten te wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />

Zij hou<strong>de</strong>n vast aan <strong>de</strong> lezing naar Go<strong>de</strong>scalk.<br />

„Ik kan zeer goed vermoe<strong>de</strong>n, schrijft onze Suijskenus,<br />

wat <strong>de</strong>n schrijvers aanleiding heeft gegeven om te meenen, dat<br />

<strong>de</strong> H. Lambertus als een an<strong>de</strong>r Joannes Baptista gevallen is ten<br />

slachtoffer van <strong>de</strong> wraakzucht eener an<strong>de</strong>re Herodias.<br />

„Zij ston<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong>ze geschiedkundige feiten : De H. Lambertus,<br />

zijn stem verheffen<strong>de</strong> tegen het ergerlijke gedrag van<br />

Pepijn en zijn bijzit Alpaïs — en — <strong>de</strong> H. Lambertus te Luik<br />

vermoord door Dodo, Pepijns vermogend hoveling 2).<br />

„Nu lag het voor <strong>de</strong> hand, dat zij dien gewelddadigen<br />

dood aan geene an<strong>de</strong>re oorzaak toeschreven, te meer wijl het<br />

sneven ter ver<strong>de</strong>diging van <strong>de</strong>n wettigen, heiligen huwelijksband,<br />

en wel tegen een oppermachtigen gebie<strong>de</strong>r, <strong>de</strong>n Heilige niet<br />

an<strong>de</strong>rs dan tot hoogen roem kon<strong>de</strong> strekken.<br />

„Dat evenwel in het jaar 709 Pepijn verre van Maastricht<br />

1) Kurth, Et. crit., p. S9-<br />

2) Ghesq. t. a. p., no. 117.


ÏOf)<br />

Verwij<strong>de</strong>rd was en bijgevolg aan Lambertus' dood geen schuld<br />

had, bewijzen, gaat <strong>de</strong> Bollandist voort, vier ou<strong>de</strong> jaarboekschrijvers<br />

:<br />

„De Annales Nazariani: „In 709 toog Pepijn naar Allemannië."<br />

„De Annales Petaviani: „790, toen <strong>de</strong> heer Pepijn naar<br />

Swaben trok tegen Wilarius"<br />

„De Annales Tiliani: „709 oorloog<strong>de</strong> Pepijn in Swabenland"<br />

„De Annales Metenses: „In het jaar 709 voer<strong>de</strong> Pepijn een<br />

leger te vel<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> Allemannen en bevocht op hen een<br />

schitteren<strong>de</strong> zegepraal" 1).<br />

„Dit hel<strong>de</strong>rt ons op, wat an<strong>de</strong>rs onverklaarbaar zou wezen,<br />

waarom namelijk Pepijn zich niet verzette tegen <strong>de</strong> schending<br />

<strong>de</strong>r Kerkelijke bezittingen, daar Gallus en Rioldus, ge<strong>de</strong>kt door<br />

<strong>de</strong> macht van hun bloedverwant, Dodo, zich <strong>de</strong> afwezigheid<br />

van Pepijn ten nutte kon<strong>de</strong>n maken, om hun boos opzet door<br />

te drijven.<br />

„Ook Dodo kon zich na<strong>de</strong>rhand, zon<strong>de</strong>r vreeze voor ongena<strong>de</strong>,<br />

over <strong>de</strong>n moord, aan Gallus en Rioldus gepleegd, wreken,<br />

niet slechts op <strong>de</strong> da<strong>de</strong>rs ervan, maar ook op Lambertus zeiven,<br />

die zeker niet in gebreke was gebleven, tegen <strong>de</strong> schennis van<br />

het Kerkelijk eigendomsrecht zijne bezwaren in te dienen bij <strong>de</strong><br />

heeren gezagvoer<strong>de</strong>rs ten hove.<br />

„Waarom — kan men vragen — liet Pepijn, die Lambertus<br />

toch zoo lange jaren gekend, geacht en bemind had, <strong>de</strong>n gruwelijken<br />

moord, op zoo hoog en heilig een man gepleegd, ongestraft f<br />

„Geduren<strong>de</strong>Pepijns afwezigheid — antwoordt Suijskens —<br />

had Dodo tijd en gelegenheid genoeg, om re<strong>de</strong>nen te verzinnen<br />

tot verkleining zijner schuld, en om voorsprekers, indien hij die<br />

noodig had, voor zich te winnen.<br />

„Te zijner verontschuldiging kon hij voorgeven <strong>de</strong>n moord,<br />

op zijn verwanten begaan, en daarenboven zich beroepen op<br />

<strong>de</strong>n trouwen dienst, <strong>de</strong>n Vorst se<strong>de</strong>rt jaren bewezen.<br />

1) Ghesq., t. a. p., no. 103.


Ito<br />

„Ein<strong>de</strong>lijk kwam hem won<strong>de</strong>r goed te sta<strong>de</strong> <strong>de</strong> drie-jarenlange<br />

duur van <strong>de</strong>n oorlog, waarin Pepijn in het verre Duitschland<br />

was gewikkeld, zoodat <strong>de</strong> Vorst, in ernstige staatkundige<br />

beslommeringen verdiept, het niet raadzaam noch wenschelijk<br />

achtte, wraak te nemen over het bloed, door een zijner voornaamste,<br />

rijkste, machtigste hovelingen vergoten i).<br />

„Zoo blijft het gezag van Lambertus' oudste levensbeschrijvers<br />

onaangetast.<br />

„Toch vereer ik — gaat hij voort — <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />

gevallen in <strong>de</strong>n strijd tot handhaving van het heilig eigendomsrecht<br />

zijner Kerk, en bijgevolg van het heil zijner kud<strong>de</strong>, als<br />

Martelaar, even goed als <strong>de</strong>n H. Theodardus, zijn voorganger,<br />

wien niemand ooit <strong>de</strong> eer van het Martelaarschap heeft betwist<br />

2).<br />

„Wat Ado en Marcellinus, wier getuigenis door <strong>de</strong> voorstan<strong>de</strong>rs<br />

<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re meening wordt aangehaald, betreft, dit bewijs<br />

legt niet veel gewicht in <strong>de</strong> weegschaal.<br />

„Uit Ado's woor<strong>de</strong>n, merkt <strong>de</strong> Bollandist aan, kan men,<br />

evenmin als uit hetgeen men, als voor <strong>de</strong>ze zaak dienen<strong>de</strong>, zou<br />

aanhalen uit Beda, uit Florus, uit Rabanus Matirus, uit Notgerus<br />

en Usuardus, die toch na Go<strong>de</strong>scalk <strong>de</strong> oudste bronnen<br />

zijn, iets opmaken, waaruit Alpaïs' me<strong>de</strong>plichtigheid aan <strong>de</strong>n<br />

moord zou kunnen blijken 3).<br />

„Ook <strong>de</strong> „leerling, tevens geschiedschrijver van <strong>de</strong>n H. Hubertus,"<br />

rept er geen woord van.<br />

„De „ Vita Sli Swiberli," waarop men zich beroept, en die<br />

door <strong>de</strong>n II. Marcellinus zou geschreven zijn, komt Henschenius<br />

en Bollandus, allerminst genomen, zeer verdacht voor, en wordt<br />

door gezaghebben<strong>de</strong> geschiedvorschers, met name door Mabillon,<br />

Cointius, Pagius en Longuevallus, geheel en al ter zij<strong>de</strong> geschoven<br />

als zijn<strong>de</strong> het een boek vol fabelen" 4).<br />

1) Ghesq., t. a. p., no. 125.<br />

2) ,, „ no. 128.<br />

3) ,1 „ nos. 115, 116, 117.<br />

4) .• no. 113.


iit<br />

Ziedaar zoowat, in korte woor<strong>de</strong>n saamgevat, hetgeen over<br />

dit belangrijk vraagstuk bei<strong>de</strong>rzijds wordt aangevoerd.<br />

Gelijk men ziet, schijnt het vooral <strong>de</strong>r Bollandisten zorg<br />

te wezen, dat toch aan het gezag van Go<strong>de</strong>scalk niet wor<strong>de</strong><br />

getornd; zoo groot is bij die beroem<strong>de</strong> geleer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerbied<br />

voor <strong>de</strong> oudheid.<br />

Onvermin<strong>de</strong>rd <strong>de</strong>n eerbied, dien wij, op onze beurt, aan<br />

die meesters in het vak verschuldigd zijn, meenen wij toch te<br />

moeten wijzen op het feit, dat in onze dagen, dank zij <strong>de</strong>n onbezweken<br />

ijver, waarme<strong>de</strong> onze Lambertus-vereer<strong>de</strong>rs, als Demarteau,<br />

Kurth, <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>n hebben bestu<strong>de</strong>erd, nagepluisd,<br />

met elkan<strong>de</strong>r vergeleken en opgehel<strong>de</strong>rd, <strong>de</strong> geschiedkundige<br />

wetenschap op een vooruitgang mag bogen, waaraan zij<br />

zeiven, Bollandisten, <strong>de</strong>n eersten en machtigen stoot hebben gegeven.<br />

Gaarne nemen wij met hen, op het gezag <strong>de</strong>r door hen<br />

opgenoem<strong>de</strong> jaarboeken aan, dat Pepijn rechtstreeks onschuldig<br />

was aan het vergoten bloed, al had ook zijn overspelige betrekking<br />

met Alpaïs aanleiding gegeven tot het optre<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s<br />

H. Bisschops en <strong>de</strong>n daaruit voortgesproten haat dier zondige<br />

vrouw.<br />

Neen, niet Pepijn is <strong>de</strong> schuldige, maar zij, en in Dodo<br />

<strong>de</strong>n woestaard, uit hebzucht reeds verbeten op Lambertus, vond<br />

zij een maar al te ijverigen me<strong>de</strong>helper.<br />

Gaarne willen wij ook, op het gezag van mannen, als<br />

Bollandus en Henschenius, <strong>de</strong> stamva<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>r Heiligen-levensbeschrijving,<br />

het bewijs, aan <strong>de</strong>n pseudo-Marcellinus ontleend,<br />

prijsgeven.<br />

Doch nu komen wij tot <strong>de</strong>n tekst van Ado :<br />

„Daaruit kan men niets opmaken, waaruit Alpaïs' me<strong>de</strong>plichtigheid<br />

aan <strong>de</strong>n moord zou blijken," meent Suijskens.<br />

„Wij stemmen niet overeen, schrijft Cointius, door Kurth<br />

aangehaald, met <strong>de</strong>genen, die meenen, dat, waar bij Ado spraak<br />

is van 't Koninklijk hof: „regiam domum," daarme<strong>de</strong> Pepijn en<br />

Alpaïs bedoeld wor<strong>de</strong>n. Onzes inziens, heeft schrijver op het


112<br />

OOg eenige hovelingen, tot het gevolg of tot <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong>n van<br />

Pepijn behooren<strong>de</strong>, die door Lambertus wer<strong>de</strong>n gegispt om <strong>de</strong><br />

door Go<strong>de</strong>scalk opgegeven re<strong>de</strong>n" i).<br />

De geleer<strong>de</strong>n Mabillon, Pagi en Baronius hou<strong>de</strong>n het met<br />

Cointius.<br />

Nemen wij <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling aan, antwoordt Kurth, dan<br />

nog blijft <strong>de</strong> tegen Go<strong>de</strong>scalk geopper<strong>de</strong> beschuldiging onverzwakt<br />

gehandhaafd; dat hij namelijk <strong>de</strong> ware toedracht <strong>de</strong>r zaak<br />

niet heeft me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld, en bijgevolg op dit punt geen vertrouwen<br />

verdient.<br />

Indien wezenlijk, naar genoem<strong>de</strong> schrijvers beweren, <strong>de</strong><br />

tekst van Ado in dien zin moet wor<strong>de</strong>n opgenomen, dat Lambertus<br />

slechts Dodo's diefstal had gebrandmerkt, waarom meldt<br />

Go<strong>de</strong>scalk het dan niet, daar het toch geheel en al strookt met<br />

hetgeen het verhaalt f<br />

Hoogleeraar Kurth evenwel beweert, dat <strong>de</strong> uitdrukking:<br />

regia domus, door <strong>de</strong>n schrijver van het Martyrologium gebezigd,<br />

wel iemand an<strong>de</strong>rs bedoelt dan Cointius aangeeft, iemand, die<br />

nauwer aan Pepijn verbon<strong>de</strong>n was dan een hoveling of een bedien<strong>de</strong>:<br />

„du moins quelqu'un, qui <strong>de</strong>vait lui tenir <strong>de</strong> trés prés,<br />

d'Alpaï<strong>de</strong> notamment.''<br />

Zou<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong> meeningen, die van Cointius en <strong>de</strong> drie<br />

an<strong>de</strong>re Vorsten <strong>de</strong>r wetenschap, met die van <strong>de</strong>n Luikschen hoogleeraar<br />

niet overeen te brengen en Ado's tekst te verklaren zijn<br />

als volgt: Lambertus, „dum regiam domum, (Pepinum scilicet et<br />

Alpaï<strong>de</strong>m) zelo religionis accensus (jam saepius) increpassei, cum<br />

(quadam die) rediens orationi incumberet.... occidi/ur."<br />

„Lambertus, die vroeger reeds meermalen Pepijn en Alpaïs<br />

hun schan<strong>de</strong>lijk leven had verweten, werd op zekeren dag, dat<br />

hij ten hove was geweest, óm er te klagen over <strong>de</strong> inbreuk,<br />

door Dodo en zijn trawanten op het Kerkelijk eigendomsrecht<br />

gemaakt, nauwelijks ten zijnent we<strong>de</strong>rgekeerd, door booswichten,<br />

uit het hof op hem afgezon<strong>de</strong>n, vermoord."<br />

I) Kurth, Et. crit., p. 81, noot.


"3<br />

Het ligt immers voor <strong>de</strong> hand, dat tegen Pepijns ongeoorloofd<br />

samenzijn met Alpais — een feit, waaraan hoegenaamd<br />

niemand twijfelt — <strong>de</strong> kloeke Bisschop niet eens, maar herhaal<strong>de</strong>lijk,<br />

maar onophou<strong>de</strong>lijk zijn stem verheven en het Apostolisch<br />

„argue, obsecra, increpa" getrouw in toepassing gebracht<br />

heeft.<br />

Nemen wij die uitlegging aan, dan behoeven wij Pepijn<br />

zeiven niet te ver<strong>de</strong>nken, <strong>de</strong>n moord bevolen, althans daarin<br />

toegestemd te hebben, hetgeen an<strong>de</strong>rs uiterst moeilijk valt, daar<br />

Dodo zich wel zou wachten, moor<strong>de</strong>naars uit <strong>de</strong>n hove af te<br />

zen<strong>de</strong>n tot het volvoeren dier gruwelijke misdaad, indien Pepijn<br />

er zich bevond.<br />

Nu <strong>de</strong>ze echter afwezig was, anno 709, in Duitschland,<br />

had hij <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n vrij.<br />

Waarom, kan men vragen, heeft Ado zich niet klaar<strong>de</strong>r<br />

uitgedrukt ?<br />

Na al hetgeen wij reeds on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> omzichtigheid,<br />

waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> kronijk- en geschiedschrijvers in het Karolingisch<br />

tijdperk het roemrijk regeerend Vorstenhuis bespraken,<br />

zal men wel willen toegeven, dat <strong>de</strong> schrijver van het Martyrologium,<br />

Aartsbisschop van Vienne, in het Rijk <strong>de</strong>r Franken,<br />

wel op zijn woor<strong>de</strong>n moest passen, ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong> waarheid en<br />

toch niets kwetsends te zeggen.<br />

Overigens kon hij in een paar woor<strong>de</strong>n, gelijk doorgaans<br />

een Martelaarsboek ze aangeeft, <strong>de</strong> geheele toedracht <strong>de</strong>r zaak<br />

niet na<strong>de</strong>r omschrijven.<br />

In <strong>de</strong> verklaring, door ons hierboven van Ado's tekst gegeven,<br />

staat zoowel <strong>de</strong> eigen.ijke oorzaak van Lambertus' dood<br />

te lezen, als <strong>de</strong> gelegenheid, waarbij <strong>de</strong> moord werd voltrokken.<br />

De aanlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> oorzaak daartoe was <strong>de</strong> wraak- en heerschzucht<br />

<strong>de</strong>r verstooten Alpaïs, die om <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen op<br />

Lambertus was verbeten, en in haar broe<strong>de</strong>r Dodo een maar al<br />

te willig uitvoer<strong>de</strong>r van haar plannen vond; <strong>de</strong> zoo lang gewenschte<br />

gelegenheid om <strong>de</strong> reeds lang beraam<strong>de</strong> misdaad te<br />

plegen werd hun gebo<strong>de</strong>n door het gewapend verzet van Lam-<br />

DE H. LAMBERTUS. 8


ii 4<br />

bertus' neven tegen Dodo's verwanten, die hun plun<strong>de</strong>rzucht<br />

met <strong>de</strong>n dood moesten bekoopen.<br />

Lambertus overnachtte te Luik, en Pepijn was voor geruimen<br />

tijd afwezig, buitenlands; <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n maakten<br />

<strong>de</strong> gelegenheid bijzon<strong>de</strong>r gunstig.<br />

Waarvandaan, kan men ver<strong>de</strong>r vragen, <strong>de</strong> ontsteltenis <strong>de</strong>r<br />

Maastrichtsche bevolking, <strong>de</strong> schrik, daar vrij algemeen aan <strong>de</strong>n<br />

dag gelegd bij gelegenheid van Lambertus' begrafenis f<br />

De re<strong>de</strong>n daarvan wordt ons door Go<strong>de</strong>scalk genoegzaam<br />

aangegeven: „ne accusarentur Dodonis scelus per indicium flelus<br />

damnavisse", <strong>de</strong> Maastrichtenaren waren beducht voor Dodo,<br />

<strong>de</strong>n moor<strong>de</strong>naar, <strong>de</strong>n Kerkberoover, <strong>de</strong>n woestaard, aan wiens<br />

willekeur zij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> afwezigheid van Pepijn zich niet wil<strong>de</strong>n<br />

blootstellen.<br />

Ware <strong>de</strong> hofmeier hier te lan<strong>de</strong> geweest, dan had<strong>de</strong> ofwel<br />

<strong>de</strong> moord niet plaats gehad, wijl in 709 Alpaïs reeds uit Herstal<br />

of Jupille se<strong>de</strong>rt lang was verwij<strong>de</strong>rd, ofwel had<strong>de</strong> hij terstond<br />

aan Dodo gestrenge rekenschap gevraagd van zulk een opzienbaren<strong>de</strong>n<br />

moord, gepleegd als hij was aan een Kerkvorst, algemeen<br />

gevierd, bemind en vereerd om zijne hooge <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />

groote diensten, niet alleen aan <strong>de</strong> Kerk, maar ook aan <strong>de</strong>n<br />

Staat bewezen.<br />

Toen Pepijn in 712 <strong>de</strong>n Swabischen oorlog ten ein<strong>de</strong> had<br />

gebracht en naar <strong>de</strong> Maasgouw we<strong>de</strong>rkeer<strong>de</strong>, was woeste Dodo,<br />

naar Go<strong>de</strong>scalk getuigt, reeds door een hoogeren Rechter ge-<br />

vonnisd.<br />

Veilig mogen wij <strong>de</strong>rhalve, met <strong>de</strong> geschiedrollen in <strong>de</strong><br />

hand, Lambertus huldigen als Martelaar voor <strong>de</strong> heiligheid van<br />

<strong>de</strong>n Christelijken huwelijksband.<br />

Ziehier hoe wij ons, na hetgeen door voor- en tegenstan<strong>de</strong>rs<br />

in 't licht werd gegeven te hebben gelezen en herlezen,<br />

<strong>de</strong> geheele toedracht <strong>de</strong>r zaak voorstellen.<br />

Voor 't oog hou<strong>de</strong>n we hetgeen hierboven uit hoogleeraar<br />

Kurth reeds werd aangehaald, dat, namelijk <strong>de</strong> marteldood,


i i 5<br />

door <strong>de</strong>n H. Lambertus om gemel<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgaan, zon<strong>de</strong>r<br />

het minste geschiedkundig bezwaar geplaatst kan wor<strong>de</strong>n in 708<br />

of 709, zoowel als vroeger.<br />

Beginnen wij, om een goed overzicht te hebben, ab ovo;<br />

daar vin<strong>de</strong>n wij het begin van <strong>de</strong>n draad, die het geheele leven<br />

van onzen lieven Heilige, tot het ein<strong>de</strong> toe, doorloopt.<br />

Den 6 September 667 bevestig<strong>de</strong>, gelijk reeds vroeger<br />

werd aangestipt, Koning Hil<strong>de</strong>rik II <strong>de</strong> schenkingen, aan <strong>de</strong><br />

abdij Stavelot gedaan, doch vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> die met <strong>de</strong> helft; <strong>de</strong><br />

grensafbakening <strong>de</strong>zer eigendommen droeg hij op aan Bisschop<br />

Theodardus en een e<strong>de</strong>lman van zijn hof, genaamd Odo, in<br />

wien Jos. Demarteau, die het eerst hierop <strong>de</strong> aandacht vestig<strong>de</strong>,<br />

niemand an<strong>de</strong>rs meent te moeten erkennen dan Dodo,<br />

<strong>de</strong>n toekomstigen moor<strong>de</strong>naar. „Jussimus patri nostro Theodardo<br />

episcopo vel illustri viro Odoni domeslico, cum forestariis nostris<br />

ipsa loca mensurare" 1).<br />

Gaf <strong>de</strong>ze grensregeling geen aanleiding tot moeilijkhe<strong>de</strong>n f<br />

En waren <strong>de</strong>ze moeilijkhe<strong>de</strong>n vreemd aan <strong>de</strong> reis, door<br />

Theodardus on<strong>de</strong>rnomen naar 's Konings hof, on<strong>de</strong>rnomen om<br />

er zich te beklagen over <strong>de</strong> schennis van het eigendomsrecht<br />

zijner Kerk, een vergrijp, waaraan, naar <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis meldt,<br />

landsgrooten en hofbedien<strong>de</strong>n zich had<strong>de</strong>n plichtig gemaakt?<br />

Een feit is het, dat <strong>de</strong> H. Bisschop in <strong>de</strong> nabijheid van<br />

Spiers door <strong>de</strong> beroovers zijner Kerk werd overvallen en gedood.<br />

Zou Odo (Dodo) in dien diefstal, in dien moord <strong>de</strong> hand<br />

niet hebben gehad?<br />

Heeft men Lambertus, die Theodardus opvolg<strong>de</strong>, in het<br />

rustig bezit van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren zijner Kerk gelaten ?<br />

Een jaar of 3 na het aanvaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n Bisschopsstaf<br />

werd hij naar Stavelot in ballingschap gedreven.<br />

On<strong>de</strong>r het zevenjarig heilloos bestuur van <strong>de</strong>n ingedrongen<br />

Faramond hebben Odo (Dodo) en <strong>de</strong> zijnen, natuurlijk, <strong>de</strong><br />

han<strong>de</strong>n vrij gehad.<br />

j) Reeueil <strong>de</strong>s ordonnances <strong>de</strong> la principauté <strong>de</strong> Stavelot, p. 3, bij Jos. Demarteau.<br />

Histoire <strong>de</strong> St. Lambert, p. xai.


n6<br />

Hoe zag het er, toen ein<strong>de</strong>lijk Lambertus op zijn zetel<br />

hersteld was, met <strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren zijner Kerk uit?<br />

De ou<strong>de</strong> Go<strong>de</strong>scalk verhaalt het breedvoerig genoeg i).<br />

En door wie wordt <strong>de</strong> H. Bisschop voortdurend gekweld,<br />

letterlijk vervolgd ?<br />

Door Gallus en Rioldus, die zich niet weinig laten voorstaan<br />

op hun bloedverwantschap met Dodo, Pepijns hoveling.<br />

„In quo fi<strong>de</strong>nies palriam vexissepulanlur," getuigt Hucbald l terwijl<br />

Dodo zelf zijn noodlottigen invloed op Pepijn dankte aan<br />

Alpaïs, die zijn zuster was. „Hinc et Dodo suum plus exaltabat<br />

honorem" 2).<br />

Het lijdt geen twijfel of Lambert heeft bij Pepijn aangedrongen<br />

op <strong>de</strong> handhaving van zijn eigendomsrecht. Pepijn<br />

immers was, se<strong>de</strong>rt hij in 't jaar 679 hofmeier werd van Austrasië,<br />

en se<strong>de</strong>rt 687 tevens van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re Rijkshelft, Neustrië,<br />

zijn natuurlijke beschermer, daartoe evenzeer verplicht als bevoegd.<br />

Waarom heeft Pepijn geen ein<strong>de</strong> gemaakt aan <strong>de</strong> kwellingen,<br />

waarvan zijn gunsteling Dodo <strong>de</strong> aanlegger, <strong>de</strong> Bisschop<br />

<strong>de</strong>r Maasgouw het slachtoffer was ?<br />

Een enkel woord uit zijnen mond had<strong>de</strong> waarschijnlijk<br />

het geding, dat tusschen bei<strong>de</strong>n was gerezen, beslecht.<br />

Wat of wie weerhield hein, dit woord te spreken ?<br />

Van het jaar 679 af zien wij Pepijn voortdurend, <strong>de</strong> 8o er<br />

jaren door, in oorlogen gewikkeld. In 680 verliest hij <strong>de</strong>n slag<br />

bij Lafau; in 683 verslaat hij bij Namen Gislemar, zoon van<br />

Neustriës hofmeier; in 687 behaalt hij <strong>de</strong> overwinning bij Testri<br />

en vestigt hij pas voor goed zijn invloed op 's lands zaken en<br />

zijn macht bij <strong>de</strong> allengs heelemaal in <strong>de</strong> schaduw gestel<strong>de</strong><br />

Koningen; in 689 trekt hij met zijn leger te vel<strong>de</strong> naar Friesland<br />

tegen Koning Radboud, dien hij evenwel niet vóór het<br />

jaar 695 tot on<strong>de</strong>rwerping zal brengen 3).<br />

1) Bij Chapeav., I, p. 335.<br />

2) Cap. XXXVIII, bij Demarteau, t. a. p.<br />

3) Zie Daris, t. a. p., p. 116.


ii7<br />

Daar was echter nóg eene re<strong>de</strong>n: hem ontbrak wel iets<br />

meer dan <strong>de</strong> tijd. Tusschen <strong>de</strong> jaren 688 en 691 namelijk had<br />

Alpaïs, Dodo's zuster, <strong>de</strong>n hofmeier twee zoons geschonken:<br />

Karei Martel en Hil<strong>de</strong>brand. „Hinc et Dodo suum plus exaltabat<br />

honorem."<br />

In 695 eerst zou, naar <strong>de</strong> voortzetter van Fre<strong>de</strong>garius'<br />

kronijk bericht, <strong>de</strong> verhouding tusschen Pepijn en <strong>de</strong> beruchte<br />

vrouw openbaar zijn gewor<strong>de</strong>n 1).<br />

Het ligt voor <strong>de</strong> hand, dat een Kerkvoogd, gelijk <strong>de</strong><br />

H. Lambertus was, tegenover Pepijn en het ergerlijk leven, dat<br />

te Herstal en Jupille gevoerd werd, zijn heiligen ambtsplicht<br />

niet heeft verzaakt.<br />

Ook is het zeker, dat Pepijn Alpaïs weggezon<strong>de</strong>n en zich<br />

met zijn wettige gemalin Plectrudis verzoend heeft tij<strong>de</strong>ns het<br />

leven van <strong>de</strong>n H. Wiro, dien hij se<strong>de</strong>rt zijn aankomst op <strong>de</strong>n<br />

St. Pietersberg, bij Roermond, als biechtva<strong>de</strong>r had uitgekozen,<br />

en die er tusschen <strong>de</strong> jaren 706 en 710 overleed.<br />

Wie zal aannemen, dat een vrouw, diep bedorven en<br />

heerschzuchtig, als Alpaïs was, in stilte haren wrok kon verkroppen,<br />

te meer daar zij moe<strong>de</strong>r was van Karei, die, als telg<br />

van Pepijn, eenmaal zijn rechten op 's va<strong>de</strong>rs erf en ambt moest<br />

laten gel<strong>de</strong>n ?<br />

Wie zal aannemen, dat een man, gelijk Dodo, bij dien<br />

ommekeer, in Pepijns leven teweeggebracht, bij <strong>de</strong> verdrijving<br />

zijner zuster uit het hof, goedsmoeds <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n schoot<br />

heeft gelegd f<br />

Was, afgezien zelfs van Lambertus' krachtig verzet tegan<br />

Alpaïs' wangedrag, <strong>de</strong> Bisschop van Maastricht niet van meet af<br />

aan zijn tegenstan<strong>de</strong>r in zake het Kerkgoed?<br />

Een nieuwe strooptocht, op Lambertus' eigendommen on<strong>de</strong>rnomen,<br />

kostte Gallus en Rioldus het leven.<br />

Nu sloeg het vuur <strong>de</strong>r gramschap, tot dusverre wellicht<br />

in Dodo's hart smeulen<strong>de</strong>, in lichtelaaien gloed.<br />

I) Migne, bij P. Alvers, Jaarb. v. Alb. Thijm 1896, bl. 41.


n8<br />

Niets was hem, natuurlijk, gemakkelijker dan tijd en plaats<br />

te vin<strong>de</strong>n, om Petrus en Andoletus, bei<strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n, die het<br />

bloed <strong>de</strong>r zijnen had<strong>de</strong>n vergoten, te treffen of te laten doo<strong>de</strong>n.<br />

Blijkbaar wil<strong>de</strong> hij echter meer; ook op <strong>de</strong>n Bisschop, en<br />

wel hoofdzakelijk op hem, had hij het gemunt.<br />

Verhaalt Go<strong>de</strong>scalk niet, dat een van Dodo's krijgsknechten,<br />

bij <strong>de</strong>n nachtelijken aanval op Lambertus' woning, het dak<br />

van het vertrek, waarin <strong>de</strong> Heilige zat te bid<strong>de</strong>n, beklom en<br />

hem daar <strong>de</strong>n doo<strong>de</strong>lijken slag toebracht ?<br />

Wat had Lambertus dan toch misdreven f<br />

Aan <strong>de</strong>n gepleeg<strong>de</strong>n moord was <strong>de</strong> Heilige toch zeker<br />

onschuldig. Dit blijkt genoeg uit het verwijt, dat hij, naar<br />

Go<strong>de</strong>scalk meldt, <strong>de</strong>swege zijnen neven toestuurt, alsme<strong>de</strong> uit<br />

het getuigenis van Stefanus, die schrijft, dat Petrus en Andoletus,<br />

„achter Lambertus' rug om", „eo ignorante", over hun verzet<br />

tegen <strong>de</strong> booswichten Gallus en Rioldus had<strong>de</strong>n beraadslaagd i).<br />

Wat zette hem toch aan, om Lambertus zoo fel te haten?<br />

„Non est tra super tram mulieris," heeft <strong>de</strong> Wijze man<br />

gezegd.<br />

Alpaïs dien<strong>de</strong> gewroken, Lambertus uit <strong>de</strong>n weg geruimd<br />

te wor<strong>de</strong>n, te meer wijl hij bij Pepijn al zijn invloed zou laten<br />

gel<strong>de</strong>n ter gunste van <strong>de</strong> wettige kin<strong>de</strong>ren en ten na<strong>de</strong>ele van<br />

haren zoon, Karei, wiens kansen tengevolge van Drogo's dood,<br />

in 708, beter begonnen te staan.<br />

(Bekend is, dat <strong>de</strong> eenige nog overgebleven zoon van <strong>de</strong>n<br />

hofmeier en zijn ga<strong>de</strong> Plectrudis, Grimoald, ten jare 714 door<br />

een Fries werd vermoord; Dr.P.Alb, Thijm fluistert, dat Alpaïs,"]<br />

die niets zoozeer verlang<strong>de</strong> als haren Karei aan het bewind te<br />

zien, aan <strong>de</strong>zen moord niet geheel vreemd is geweest 2).<br />

Darras getuigt, op het gezag van Digot, die eene „Histoire<br />

du royaume d'Austrasië" schreef, dat <strong>de</strong> moor<strong>de</strong>naar Rantgarius<br />

han<strong>de</strong>l<strong>de</strong> op bevel van Alpaïs.)<br />

1) Stefh. bij Chafeav. I, bl. 367.<br />

2) Dr. P. Alb. Thijm, De H. Willebrordüs, bl. 213; Darras, Hist. génér. <strong>de</strong><br />

l'Eglise, T. XVII, p. 73. Eveneens Michelet, in zijne „Histoire <strong>de</strong> France."


ii9<br />

Eerlang bood zich voor <strong>de</strong> uitvoering van het langbe-<br />

raam<strong>de</strong> moordplan een gunstige gelegenheid aan.<br />

In 709, tegen <strong>de</strong> lente of <strong>de</strong>n zomer, hetgeen waarschijn­<br />

lijker is dan later in het jaar, trok Pepijn, aan het hoofd van<br />

zijn leger, naar Duitschland.<br />

Het liet zich aanzien, dat zijn afwezigheid van geruimen<br />

duur zou<strong>de</strong> wezen, want eens voor goed wil<strong>de</strong> hij een ein<strong>de</strong><br />

maken aan het voortdurend muiten <strong>de</strong>r krijgshaftige Swaben;<br />

feitelijk was dat volk dan ook niet vóór het jaar 712 ten on<strong>de</strong>r<br />

gebracht.<br />

Nu had Dodo vrij spel.<br />

Immers, wat had hij te vreezen f Pepijn had meer dan<br />

hoofd en han<strong>de</strong>n vol met <strong>de</strong>n oorlog in 't ver afgelegen Duitsch­<br />

land.<br />

Buitendien kon hij, Dodo, wanneer na<strong>de</strong>rhand zijn heer<br />

en meester rekenschap van het vergoten martelbloed zou vra­<br />

gen, voorgeven, dat hij niets an<strong>de</strong>rs gezocht had dan vergelding<br />

voor <strong>de</strong>n moord, aan zijn bloedverwanten Gallus en Rioldus<br />

gepleegd.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk kon hij vertrouwen op <strong>de</strong>n invloed, dien hij<br />

reeds zoovele jaren lang op het gemoed van Pepijn had uitgeoefend,<br />

en niet het minst ook opzijn macht in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong>; „want<br />

Dodo, zegt Go<strong>de</strong>scalk, waar hij het moordtooneel te Luik beschrijft,<br />

was een <strong>de</strong>r voornaamste e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n van het hof, groot<br />

vriend van Pepijn, zeer rijk, en had vele dienst- en strijdknechten<br />

te zijner beschikking," „<strong>de</strong> primatibus palaiinis unus, utpote<br />

Pipini ducis familiaris, abundans possessionibus, multorum servorum<br />

et militum constipatus obsequio et comt/atu" 1).<br />

In het begin van September kwam Lambertus naar Luik,<br />

waarschijnlijk om er <strong>de</strong>n sterfdag van zijn voorganger en gelief<strong>de</strong>n<br />

meester Theodardus (10 Sept.) door te brengen op <strong>de</strong> plaats, waar<br />

hij-zelf hem een waardige grafste<strong>de</strong> had bereid.<br />

1) Bij Chap., t. a. p., bl. 335.


120<br />

„Lambertus — zoo verhaalt ons monnik Hucbald — kwam, na<br />

<strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> plaatsen te hebben bezocht, in het dorp Luik aan."<br />

Contigit ergo, virum, coelesli munere dignum,<br />

Urbi vicinas extrasece<strong>de</strong>re partes;<br />

Venit et ad villam quae Ledgia nomine fertur i).<br />

Blijkbaar is <strong>de</strong> eerbiedwaardige Kerkvoogd in pijnlijke ge­<br />

dachten verdiept: Go<strong>de</strong>scalk getuigt, dat „hij, tegen zijn ou<strong>de</strong><br />

gewoonte in, wegens zijn overgroote vermoeidheid — want hij<br />

was zeer afgemat — te bed ging en verlang<strong>de</strong> een weinig te<br />

rusten, een gelukkigen slaap verbei<strong>de</strong>nd." „Prae nimia lassitu-<br />

dine (erat enim val<strong>de</strong> gravatus) ad lectutn va<strong>de</strong>ns, cupiebat quies-<br />

cere paululum. At Me in slralu suo recubans, adhuc felici sommo<br />

exspectabat dormire."<br />

En toen, bij <strong>de</strong>n dageraad, Baldoveüs, die <strong>de</strong> aanrukken<strong>de</strong><br />

ben<strong>de</strong> gezien had, <strong>de</strong>n Bisschop wil<strong>de</strong> wekken, vond hij hem<br />

— Go<strong>de</strong>scalk getuigt het we<strong>de</strong>rom — nog wakend en nog altoos<br />

wachtend op <strong>de</strong>n gelukkigen slaap." „Pontifex nee in soporem<br />

convers-us, adhuc exspectabat felici sommo dormire'" 2).<br />

Daar moet iets zijn, dat <strong>de</strong>n afgematten grijsaard van <strong>de</strong><br />

zoo vurig verlang<strong>de</strong> lichaams- en gemoedsrust berooft.<br />

Heeft hij wellicht een voorgevoel van zijn na<strong>de</strong>rend ein<strong>de</strong> f<br />

Kwam hem iets ter oore van <strong>de</strong>n beraam<strong>de</strong>n nachtelijken<br />

aanval op zijn stil verblijf bij het ne<strong>de</strong>rig be<strong>de</strong>huis? En was hij<br />

bedacht op tegenweer, dat hij vergezeld was van een zoo talrijk<br />

gevolg en in zijn slaapvertrek een zwaard bij <strong>de</strong> hand had?<br />

Daags te voren was hij in het naburige Jupille of Herstal<br />

aan het hof geweest, om, in het afzijn van Pepijn, bij <strong>de</strong> be­<br />

windslie<strong>de</strong>n aan te dringen op het beëindigen van Dodo's ge­<br />

wel<strong>de</strong>narijen, waarvan zijn geheele omgeving het slachtoffer was.<br />

„Cum rediens orationi incumberet," — zegt Ado.<br />

Dodo wist dus met zekerheid, dat <strong>de</strong> Heilige met zijn<br />

gevolg te Luik overnachtte, en nu was voor hem, Dodo, <strong>de</strong><br />

langverbei<strong>de</strong> uur <strong>de</strong>r wraak geslagen.<br />

1) Jos. Demart., Vie <strong>de</strong> St. Lambert, cap. 28, bl. 30.<br />

2) Bij Ghesq., T. VI, p. 137 en 138.


121<br />

Bij ie<strong>de</strong>r, die Go<strong>de</strong>scalks verhaal aandachtig leest, moet het,<br />

naar ons beschei<strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>el, vaststaan, dat Dodo een bijzon<strong>de</strong>r<br />

gewichtige re<strong>de</strong>n moet hebben gehad, om met een ben<strong>de</strong><br />

krijgsknechten in het nachtelijk uur op Lambertus' landhuis aan<br />

te rukken, gewapend van top tot teen, als ten gevechte —<br />

gelijk Go<strong>de</strong>scalk zegt — en <strong>de</strong>snoods „die woning in brand te<br />

zetten."<br />

Ten koste van wat dan ook, wil hij — dit is dui<strong>de</strong>lijk —<br />

niet slechts Petrus en Andoletus, maar ook en wel vooral, <strong>de</strong>n<br />

Heilige treffen.<br />

Wij vragen het nog eens: waarom ?<br />

Alpaïs heeft het bevolen.<br />

Eerstens, om zich te wreken: Tra mulieris.<br />

Ten twee<strong>de</strong>, opdat, wanneer Lambertus eenmaal uit <strong>de</strong>n<br />

weg geruimd is, haar zoon, Karei Martel, gemakkelijker aan<br />

het bewind kome. Cui pro<strong>de</strong>st scelus is fecii, luidt een aloud<br />

rechtsbeginsel. „Wien <strong>de</strong> misdaad voor<strong>de</strong>el aanbrengt, die heeft<br />

ze bedreven."<br />

Pepijn is afwezig, verre van Luik, in een oorlog gewik­<br />

keld, waarvan het ein<strong>de</strong> voorshands niet kan wor<strong>de</strong>n voorzien.<br />

Dus,.... nu ofte nooit 1<br />

Rest nog antwoord te geven op een paar be<strong>de</strong>nkingen,<br />

welke men tegen <strong>de</strong> door ons ontwikkel<strong>de</strong> meening zou kunnen<br />

aanvoeren.<br />

Albers,<br />

De eerste vin<strong>de</strong>n wij, met <strong>de</strong> weerlegging ervan, bij P.<br />

„Uit oorkon<strong>de</strong>n, door Pepijn van Herstal en zijn wettige<br />

echtgenoote Plectrudis on<strong>de</strong>rteekend, blijkt dat tusschen bei<strong>de</strong>n<br />

reeds in 691 of 692 <strong>de</strong> verzoening had plaats gevon<strong>de</strong>n, en bijgevolg<br />

Alpaïs vóór vermel<strong>de</strong> jaren het hof verliet.<br />

Reeds bij <strong>de</strong>n eersten oogopslag ziet men <strong>de</strong> zwakheid van<br />

dit bewijs. Immers hoevele openbare oorkon<strong>de</strong>n zijn niet on<strong>de</strong>rteekend<br />

door Koningen en hunne wettige echtgenooten, terwijl<br />

toch <strong>de</strong> eersten in verbo<strong>de</strong>n omgang leef<strong>de</strong>n met een Ber-


122<br />

trada, een Waldrada, een Montespan, een Pompadour en an<strong>de</strong>re<br />

Alpaï<strong>de</strong>s ?" i)<br />

Dat een Vorst, bij openbare gelegenhe<strong>de</strong>n, optreedt aan <strong>de</strong><br />

zij<strong>de</strong> van zijn gemalin, bewijst ook he<strong>de</strong>n ten dage nog niet, dat<br />

<strong>de</strong> verstandhouding tusschen bei<strong>de</strong> echtgenooten een goe<strong>de</strong> is.<br />

Ver<strong>de</strong>r kan men antwoor<strong>de</strong>n, dat Lambertus ook even goed<br />

kan gevallen zijn als slachtoffer van zijn plicht, voor die verzoe­<br />

ning vervuld.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk wordt door <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> echtheid van vele<br />

<strong>de</strong>zer oorkon<strong>de</strong>n betwist. Zoo lezen wij bij Daris : „Le 13 Nov.<br />

687 Pepin et Plectru<strong>de</strong> datent un diplome <strong>de</strong> Jupille, si toute-<br />

fois ce diplome est authentique.<br />

„Le 15 Novembre 691 Pepin date un diplome <strong>de</strong> Lestines,<br />

et la même année, un autre <strong>de</strong> Cambrai, si toutefois ces diplömes<br />

sont anthentiques. Le 17 Novembre 697 Pepin et Plectru<strong>de</strong> da­<br />

tent un diplome <strong>de</strong> Lestines, si toutefois ce diplome est authen­<br />

tique" 2).<br />

„Men heeft gezegd — schrijft Demarteau, en dit is <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> moeilijkheid — dat <strong>de</strong> wetten en gebruiken, <strong>de</strong>stijds<br />

in zwang, Pepijn veroorloof<strong>de</strong>n, Plectrudis heen te zen<strong>de</strong>n en<br />

Alpaïs tot zich te nemen; Lambertus had dus geene re<strong>de</strong>n om<br />

hiertegen op te tre<strong>de</strong>n.<br />

„Nous ne contestons — antwoordt genoem<strong>de</strong> schrijver —<br />

ni ces lois ni ces usages fachenx, mais neus répondons que rien<br />

dans 1'histoire <strong>de</strong> Pepin, <strong>de</strong> Plectru<strong>de</strong> et d'Alpaï<strong>de</strong> ne prouve<br />

qu'ils se soient trouvés dans un <strong>de</strong>s cas prévus par ces coutumes;<br />

que ces lois et ces usages étaient d'ailleurs, en ce temps même,<br />

absolument condamnés par l'Eglise, par 1'enseignement unanime<br />

<strong>de</strong> ses Conciles et <strong>de</strong> ses docteurs" 3).<br />

De wet Gods immers, door Christus uitgevaardigd en door<br />

<strong>de</strong> Kerk ten allen tij<strong>de</strong> en ten ie<strong>de</strong>rs opzichte met heilige on­<br />

verzettelijkheid en heldhaftigen lij<strong>de</strong>nsmoed gehandhaafd, ver-<br />

1) Zie Jaarb. v. Alb. Thijm, 1896, bl. 40.<br />

2) Daris, t. a. p., bl. n6.<br />

3) Demart., Vie <strong>de</strong> St. Lamb., p. 75.


123<br />

oorloof<strong>de</strong> zulks niet, <strong>de</strong>n machtigen Pepijn evenmin als iemand<br />

an<strong>de</strong>rs.<br />

Een man, een Bisschop, als <strong>de</strong> H. Lambertus was, kon in<br />

<strong>de</strong>ze, wat hem ook te duchten stond, zijn plicht niet verzaken.<br />

Zijn gedragslijn vond hij beschreven in het Evangelie, en<br />

het zal ten eeuwigen dage zijn hoogsten roem uitmaken, dat hij<br />

zich door vriendschap noch haat, door belofte noch bedreiging,<br />

liet weerhou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n machtigen en an<strong>de</strong>rs hoogstverdienstelijken<br />

Pepijn en zijne Austrasische Herodias het „non licet" van <strong>de</strong>n<br />

Dooper toe te voegen.<br />

In hetzelf<strong>de</strong> jaar, dat <strong>de</strong> Luiksche Kerk het 12*' eeuwfeest<br />

van onzen grooten Bisschop en Martelaar Lambertus viert, vin<strong>de</strong>n<br />

wij het fiere „non lieer terug op <strong>de</strong>n mond van Leo XIII, optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

voor <strong>de</strong> ziel van het tweejarig Vorstenkind Boris tegen<br />

<strong>de</strong>zes eigen va<strong>de</strong>r, <strong>de</strong>n Coburger.


SóofdjJtuk X.<br />

De H. Lambertus, door- won<strong>de</strong>ren<br />

verheerlijkt.<br />

Cfo<strong>de</strong>scalk: »Eenige van Lambertus' bedien<strong>de</strong>n, die, wijl zij zich<br />

buitenshuis bevon<strong>de</strong>n, aan het bloedbad ontsnapt waren, leg<strong>de</strong>n het<br />

lichaam van <strong>de</strong>n gelukzaligen man, Lambertus, on<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>kkleed<br />

verborgen, in een scheepje, ten ein<strong>de</strong> het te voeren naar Maastricht,<br />

<strong>de</strong> stad, aan welke, als zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong> Bisschoppelijke zetelplaats, het toekwam,<br />

hem een grafstee te verstrekken.<br />

»Toen alom in <strong>de</strong> dorpen zich <strong>de</strong> mare van 's heeren Lambertus<br />

marteldood verspreid<strong>de</strong>, liep <strong>de</strong> bevolking van <strong>de</strong> geheele streek op<br />

bei<strong>de</strong> Maasoevers te hoop en het vaartuig achterna, weeklagen<strong>de</strong> over<br />

<strong>de</strong>n moord, zoo we<strong>de</strong>rrechtelijk op <strong>de</strong>n Bisschop gepleegd, en over<br />

<strong>de</strong>n Bisschop, raadsman van zoovelen.<br />

»En terwijl zij <strong>de</strong>rwijze het heengaan van hun Her<strong>de</strong>r beween<strong>de</strong>n,<br />

verspreid<strong>de</strong> zich door <strong>de</strong> straten (<strong>de</strong>r Bisschopsstad Maastricht),<br />

werwaarts een snelle bo<strong>de</strong> zich had begeven, <strong>de</strong> droevige tijding.<br />

»De geheele stad ging aan 't jammeren, en alle burgers treur<strong>de</strong>n,<br />

doch durf<strong>de</strong>n, van droefheid en vreeze vervuld, hun gevoelens<br />

niet uiten. Ook <strong>de</strong> voornamen ween<strong>de</strong>n, doch in stilte, ten ein<strong>de</strong><br />

niet wegens hun rouwbetoon te wor<strong>de</strong>n beschuldigd, als verfoei<strong>de</strong>n zij<br />

openlijk Dodo's misdrijf.


*25<br />

«Toen nu het heilig overschot, in <strong>de</strong> haven aangekomen, uit het<br />

schip getild en op <strong>de</strong> baar gelegd was, werd het ter beaardiging naar<br />

<strong>de</strong> kerk van St. Pieter gebracht.<br />

«Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n geheelen opvolgen<strong>de</strong>n nacht waakten daar afwisselend,<br />

<strong>de</strong> geestelijken met gezangen, en <strong>de</strong> geloovigen met jammerklachten.<br />

«En daar zij het niet waag<strong>de</strong>n, een praalgraf in gereedheid te<br />

brengen, werd er <strong>de</strong>s an<strong>de</strong>rendaags het lijk van <strong>de</strong>n Heilige in <strong>de</strong><br />

groeve van zijn aldaar rusten<strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r Aper, eer verborgen dan neêrgelegd.<br />

«Vervolgens werd het door een grooten steen, eer verheeld dan<br />

be<strong>de</strong>kt.<br />

«Uit <strong>de</strong> stad en van allerwegen kwam een ontelbare menigte<br />

aangestroomd naar <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong>, wegens <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren, die er voortdurend<br />

geschied<strong>de</strong>n, door allen in hooge eere gehou<strong>de</strong>n.<br />

«Want <strong>de</strong> Engelen Gods omgaven het graf als met een eerewacht,<br />

dag en nacht lofzingen<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kerk, en er klonk tusschen <strong>de</strong><br />

overige stemmen door, in allerzoetst maatgeluid, een gezang als dat<br />

van <strong>de</strong>n gelukzaligen Lambertus-zelven.<br />

«Vele bewoners <strong>de</strong>r stad, wien <strong>de</strong> stem <strong>de</strong>s Heiligen tij<strong>de</strong>ns zijn<br />

leven wel bekend was, ston<strong>de</strong>n verbaasd, toen zij dat gezang vernamen,<br />

en, alhoewel zij gaarne <strong>de</strong> kerk waren binnengetre<strong>de</strong>n, wer<strong>de</strong>n<br />

zij door vreeze weerhou<strong>de</strong>n.<br />

«En toen eenigen hunner <strong>de</strong> heilige plaats na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, om <strong>de</strong>s te<br />

beter te kunnen hooren, stierven allengskens <strong>de</strong> stemmen <strong>de</strong>r psalmzingen<strong>de</strong>n<br />

uit, en zoodra zij zich verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, klonk het gezang we<strong>de</strong>rom<br />

lui<strong>de</strong>r.<br />

«Zoo duur<strong>de</strong> <strong>de</strong> bediening <strong>de</strong>r Engelen voort.<br />

«O onuitsprekelijke macht van <strong>de</strong>n Schepper <strong>de</strong>r menschheid!<br />

Wie kan die macht en goe<strong>de</strong>rtierenheid bevroe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>rmate uitschitterend<br />

in <strong>de</strong> dienaren (Gods), dat <strong>de</strong> Engelen, niet slechts hunne<br />

zielen, maar ook hunne lichamen bewaken ? Wie kan twijfelen aan<br />

uwe beloften, Verlosser <strong>de</strong>r wereld, daar Gij niet duldt, dat het menschelijk<br />

geslacht teloorga?" i)<br />

Betreffen<strong>de</strong> 's Heiligen begraafplaats te St. Pieter, bij Maastricht,<br />

lezen wij bij Nicolaas ver<strong>de</strong>r wat volgt. — Stefanus vermeldt<br />

slechts <strong>de</strong> „ecclesia Apostolorum Principis" — 2).<br />

„Des ochtends werd <strong>de</strong> lijkbaar, zon<strong>de</strong>r eenig uitwendig<br />

hul<strong>de</strong>betoon, naar een zekere kerk van <strong>de</strong>n H. Petrus, Vorst <strong>de</strong>r<br />

1) Ghesq., no. 21, p. 142; Cliafeav,, t. a. p., p. 341.<br />

2) Chapeav., p. 269..


iaó<br />

Apostelen, gedragen, waar ook in een steenen grafkist <strong>de</strong> e<strong>de</strong>le<br />

man Aper, va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>s Heiligen, rust.<br />

„Die kerk ligt eenzaam aan <strong>de</strong>n oever <strong>de</strong>r Maas, tegen <strong>de</strong><br />

oostelijke helling van <strong>de</strong>n heuvel, dien <strong>de</strong> bewoners fort (caslra)<br />

noemen en die door het riviertje <strong>de</strong> Jeker, als door een grenslijn,<br />

van Maastricht wordt geschei<strong>de</strong>n" i).<br />

Ook monnik Hucbald maakt gewag van <strong>de</strong> St. Pieterskerk,<br />

bij <strong>de</strong> hoogte gelegen:<br />

Hinc ferétro ponunt et id ad sublimia ducunt,<br />

Sedis ubi Petrus suscepit Apostolus Mud 2).<br />

De eerw. heer Heynen, pastoor van St. Pieter, schrijft on<strong>de</strong>r<br />

an<strong>de</strong>re bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, dit kerkje betreffen<strong>de</strong>, het volgen<strong>de</strong>: Ook<br />

nadat „het lichaam van <strong>de</strong>n Heilige uit zijne grafste<strong>de</strong> genomen<br />

en naar Luik overgevoerd was, bleven <strong>de</strong> geloovigen <strong>de</strong>ze plaats<br />

aanzien en eerbiedigen.<br />

„De bescherming <strong>de</strong>s Heiligen ontbrak er ook niet, want<br />

toen <strong>de</strong> Spanjaar<strong>de</strong>n bij een beleg <strong>de</strong>r vesting Maastricht <strong>de</strong><br />

kerk in asch had<strong>de</strong>n gelegd, stond het aanhangsel of <strong>de</strong> kapel,<br />

binnen welke <strong>de</strong> H. Lambertus begraven was geweest, geheel<br />

en alleen ongeschon<strong>de</strong>n met haar gewelf (Arch. eccl. 1624).<br />

„In 1748 werd <strong>de</strong> kerk met het gemel<strong>de</strong> bijwerk afgebroken<br />

door het garnizoen <strong>de</strong>r vesting Maastricht, doch in 1749<br />

bouw<strong>de</strong> men eene kleine kapel over <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Heiligen,<br />

welke altoos is geheeten gewor<strong>de</strong>n: graf of kapel van St. Lambertus.<br />

„Deze kapel heeft niet langer dan 98 jaren bestaan; in<br />

1847 werd zij afgebroken door het graven van het kanaal van<br />

Luik naar Maastricht. Zij is juist in <strong>de</strong> schuinte van <strong>de</strong>n linkerdijk<br />

gevallen.<br />

„Dat kanaal met <strong>de</strong>n linkerdijk heeft <strong>de</strong> plaats van het<br />

koor <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> kerk geheel ingenomen, benevens een ge<strong>de</strong>elte<br />

<strong>de</strong>r kerk en bijna het geheele kerkhof."<br />

In hetzelf<strong>de</strong> jaar echter werd, opdat <strong>de</strong> herinnering aan<br />

1) Chapeav., p. 408.<br />

2) Demart., St. Lambert, cap. 36, p. 33.


ia?<br />

<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke begraafplaats <strong>de</strong>s Heiligen bewaard bleve, niet welwillen<strong>de</strong><br />

toestemming van Koning Willem II, op een kleinen<br />

afstand van <strong>de</strong> eigenlijke grafste<strong>de</strong>, een nieuwe kapel gebouwd,<br />

welke het volgen<strong>de</strong> jaarschrift draagt:<br />

StrXJctUra cAnaLIs eVanTJI, pIEtate DenTJo<br />

STJrreXI honorl BeatI LaMberTI i)-<br />

De won<strong>de</strong>rbare gezangen <strong>de</strong>r Engelen vin<strong>de</strong>n wij vermeld<br />

bij alle schijvers. Hoelang het won<strong>de</strong>r geduurd heeft, zegt Go<strong>de</strong>scalk<br />

niet; Stefanus schrijft: „geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste dagen,"<br />

eveneens <strong>de</strong> dichterlijke monnik van St. Amand:<br />

„Solibus in primis mansit celebratio talis,<br />

Alme, tuo, Landberto, loco coelestibus ymnis" 2).<br />

Stefanus en latere schrijvers maken tevens gewag van een<br />

won<strong>de</strong>rbaar zoeten geur, die zich bij <strong>de</strong> teraar<strong>de</strong>bestelling <strong>de</strong>s<br />

Heiligen door <strong>de</strong> kerk verspreid<strong>de</strong>.<br />

Waarom werd het stoffelijk overschot naar Maastricht gevoerd?<br />

Waarom werd het niet, gelijk het toch voor <strong>de</strong> hand lag,<br />

te Luik ter ruste neergelegd, naast dat van <strong>de</strong>n H. Theodardus,<br />

zijn roemrijken voorganger en hooggeëer<strong>de</strong>n leermeester, Martelaar<br />

even als hij, door hem zeiven aldaar in het begin zijner<br />

Bisschoppelijke bediening, met passen<strong>de</strong>n eerbied en plechtig<br />

begraven ?<br />

Go<strong>de</strong>scalk geeft <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n daarvan aan.<br />

„De stad Maastricht had, daar zij <strong>de</strong> zetelplaats <strong>de</strong>s Bisschops<br />

was, het recht, het lichaam van <strong>de</strong>n Heilige op te<br />

vor<strong>de</strong>ren."<br />

In onze „St. Servatiuslegen<strong>de</strong>" wezen wij reeds op dit<br />

getuigenis van <strong>de</strong>n oudsten levensbeschrijver <strong>de</strong>s H. Lambertus,<br />

ten bewijze van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Luikenaren tamelijk heftig aangevochten<br />

geschiedkundige waarheid, dat, namelijk, Maastricht, na<br />

Tongeren, en vóór Luik, wel <strong>de</strong>gelijk <strong>de</strong> zetel, en niet slechts<br />

het verblijf van een geheele reeks Bisschoppen geweest is.<br />

1) Heynen, b!. 64.<br />

2) Chap., t. a. p., p. 370; Demarteau, t. a. p., cap. 36, p. 33.


128<br />

Het volle licht zal, naar wij met grond vertrouwen, over<br />

dit vraagstuk, dat eigenlijk geen vraagstuk meer moest wezen,<br />

opgaan, zoodra onze geleer<strong>de</strong> vriend, pastoor Willemsen, zijn<br />

<strong>de</strong>sbetreffend geschrift zal hebben uitgegeven.<br />

Wat, in bovenstaand verhaal van Go<strong>de</strong>scalk, <strong>de</strong>n lezer ongetwijfeld<br />

bevreemd zal hebben, is <strong>de</strong> vrees, door <strong>de</strong> Maastrichtenaren<br />

bij <strong>de</strong> aankomst en <strong>de</strong> begrafenis van het stoffelijk<br />

overschot <strong>de</strong>s gelief<strong>de</strong>n Heiligen, tegelijk met hun overgroot<br />

leedgevoel, aan <strong>de</strong>n dag gelegd.<br />

Deze vrees was van dien aard, dat zij zich van openbaar<br />

rouwbetoon onthiel<strong>de</strong>n en voor het kostbaar overschot van <strong>de</strong>n<br />

Heilige niet, gelijk het behoor<strong>de</strong> en zij ongetwijfeld volgaarne<br />

had<strong>de</strong>n gedaan, een praalgraf oprichtten, maar het als het ware<br />

behoedzaam verborgen in <strong>de</strong> steenen lijkkist zijns va<strong>de</strong>rs en<br />

on<strong>de</strong>r een grooten grafsteen.<br />

Inzon<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong> voornaamsten, <strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n (proceres),<br />

schenen erg beducht en bezorgd.<br />

„Cauta timoris eral sonitum restringere causa", zingt Hucbald.<br />

Waarvandaan die vrees?<br />

Go<strong>de</strong>scalk zegt het in ondubbelzinnige woor<strong>de</strong>n : „Dodo kon,<br />

indien zij te veel en te lui<strong>de</strong> blijken van hun droefheid gaven,<br />

<strong>de</strong> hul<strong>de</strong>, <strong>de</strong>n Heilige gebracht, licht opvatten als een openlijke<br />

verfoeiing van zijn heiligschennend wanbedrijf.<br />

„Deze vrees — zegt Suijskens — was alleszins gewettigd,<br />

want <strong>de</strong> moord, aan <strong>de</strong>n Heilige en zijn huisgenooten gepleegd,<br />

bewees voldoen<strong>de</strong>, dat Dodo, in <strong>de</strong> onbeperkte macht, waarover<br />

hij tij<strong>de</strong>ns Pepijns afwezigheid beschikte, tot alles, ook tot het<br />

uiterste, in staat kon wor<strong>de</strong>n geacht" 1).<br />

Onzes erachtens blijkt hieruit eveneens, dat ook te Maastricht<br />

algemeen bekend was, hoe heftig <strong>de</strong> gruwzame Dodo op<br />

<strong>de</strong>n geheilig<strong>de</strong>n persoon van Lambertus was verbeten.<br />

Dat <strong>de</strong> e<strong>de</strong>len meer omzichtigheid aan <strong>de</strong>n dag leg<strong>de</strong>n dan<br />

i) Ghesq., t. a. p„ no 122.


129<br />

<strong>de</strong> eigenlijke volksklasse, is zeer wel te begrijpen; zij toch waren<br />

beter op <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> stemming, welke ten hove heerschen<strong>de</strong><br />

was ten opzichte van <strong>de</strong>n moedigen Bisschop Lambertus.<br />

Daarenboven pleegt het volk zijn gevoelens veel vrijer en<br />

luidruchtiger te uiten dan <strong>de</strong> hoogere stand, die èn door opvoeding<br />

èn door berekening doorgaans meer zelfbeheersching bezit.<br />

Niet alleen <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong> van onzen Heilige te Maastricht<br />

maar ook <strong>de</strong> plek, welke hij door het vergieten van zijn bloed,'<br />

te Luik, had geheiligd, werd alras door won<strong>de</strong>ren vermaard.<br />

Go<strong>de</strong>scalk: )>Ten landhuize te Luik, in <strong>de</strong> kamer, waar het bloed<br />

s V<br />

token en<br />

dï f ff* ^ S6Vl0eid<br />

' brand<strong>de</strong> d0M Gods<br />

"' *SOntstoken,<br />

dikwijls lichten, en met zulk een hellen glans, als werd het<br />

huis door zonnestralen beschenen.<br />

a a r i n b l i j V 6 n l i g g 6 n 6611 k a m d k d e n B i s S c h<br />

behoord ' °P<br />

h a d t o e<br />

-<br />

«Eene vrouw, die hem vond, maakte zich, door hebzucht gedreven,<br />

ervan meester.<br />

ë<br />

>)Op zekeren nacht nu verscheen <strong>de</strong> H. Lambertus aan haren<br />

man, Theodoïnus geheeten, en vermaan<strong>de</strong> hem met zachtheid- „Uw<br />

echtgenoote geve terug wat zij we<strong>de</strong>rrechtelijk in bezit heeft genomen "<br />

«Daarop werd <strong>de</strong> man wakker en verhaal<strong>de</strong> haar wat hij gezien<br />

en gehoord had.<br />

B<br />

Z i j<br />

h v » . e t e r s l o e<br />

e e n a c h t<br />

f S - daarop, en zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> minste vreeze<br />

behield zij het ontvreem<strong>de</strong> voorwerp.<br />

«An<strong>de</strong>rmaal had Theodoïnus eén verschijning, <strong>de</strong>zen keer echter<br />

gepaard met bedreiging.<br />

«De Heilige verscheen hem, als tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> uit een schip, met<br />

<strong>de</strong>n stok m <strong>de</strong> hand, en raakte hem daarme<strong>de</strong> op <strong>de</strong> borst, waar<br />

vertoon<strong>de</strong> 01<br />

n g e n e e S l i j k e w o n d e<br />

^ ° > b l o e d<br />

etter druppelend,<br />

«Toen gaf hij uit angst terug wat hij in goedheid had geweigerd"<br />

i).<br />

ö<br />

Uit <strong>de</strong> zware straf, welke hem trof, zou men mogen aflei<strong>de</strong>n,<br />

dat hij eigenlijk <strong>de</strong> hoofdplichtige, <strong>de</strong> vrouw slechts <strong>de</strong><br />

uitvoerster van 's mans boos opzet geweest was.<br />

Deze om zijn inhaligheid gekastij<strong>de</strong> Theodoïnus verwissele<br />

men niet met Lambertus' dienaar Thiedoënus, die <strong>de</strong>n Heilige<br />

tij<strong>de</strong>ns zijn zevenjarig verblijf te Stavelot getrouw bleef en uit<br />

i) Ghesq., t. a. p„ p. i 4 3 ; Chapeav., t. a. p., p.<br />

DE H. LAMBERTUS.<br />

9


136<br />

wiens mond onze Go<strong>de</strong>scalk <strong>de</strong> stof voor zijn levensbericht heeft<br />

genomen.<br />

„Hieruit blijkt, teekent Chapeaville aan, hoe God niet alleen<br />

<strong>de</strong> lichamen zijner Heiligen in eere houdt, maar ook <strong>de</strong> geringste<br />

voorwerpen, die hun hebben toebehoord."<br />

„Ce peigne — schrijft Digoi, bij Darras — était d'un travail<br />

magnifique, dont nous pouvons avoir une idéé en examinant<br />

celui <strong>de</strong> saint Lupus, metropolitain <strong>de</strong> Sens, que 1'on gar<strong>de</strong><br />

encore aujoürd'hui dans le trésor <strong>de</strong> cette église et qui a été<br />

récemment décrit-dans un recueil archéologique (cfr. „Quelques<br />

recherches sur les peignes liturgiques" par M. Brelagne, dans les<br />

Mélanges d'archéologie Lorraine, tom. II).<br />

Uit Darras vernemen wij, dat <strong>de</strong>stijds <strong>de</strong> Bisschop placht<br />

gebruik te maken van een <strong>de</strong>rgelijken „peigne liturgique," voor<br />

Kerkelijke plechtighe<strong>de</strong>n i).<br />

Go<strong>de</strong>scalk .* «In hetzelf<strong>de</strong> dorp Luik was een blin<strong>de</strong>, met name<br />

Bal<strong>de</strong>gisel, die in een nachtgezicht vermaand werd, op te staan en<br />

zich te gaan ne<strong>de</strong>rleggen op <strong>de</strong> plaats, waar <strong>de</strong> man Gods om <strong>de</strong>r<br />

wille van Christus' naam zijn bloed had vergoten.<br />

«Wakker gewor<strong>de</strong>n, ontving hij het oogelicht, als had<strong>de</strong> hij het<br />

nooit gedorven, en om het hem opgedragen bevel ten uitvoer te brengen,<br />

liep hij ijlings <strong>de</strong>rwaarts, God loven<strong>de</strong> en <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />

door wiens verdienste hij het licht in <strong>de</strong> oogen had gekregen.<br />

»Een an<strong>de</strong>r Luikenaar, Raginfridus geheeten, die bei<strong>de</strong> oogen<br />

had verloren, kreeg in een droom <strong>de</strong> opdracht, <strong>de</strong> plek, geheiligd<br />

door <strong>de</strong>n marteldood van Lambertus, te reinigen; toen hij zich gereed<br />

maakte, om dit werk te beginnen, kreeg hij het gezicht terug.<br />

«Eenmaal gezond gewor<strong>de</strong>n, week hij niet meer van die plaats,<br />

en bleef hij er, zoo lang hij leef<strong>de</strong>, zijn diensten daaraan wij<strong>de</strong>n.<br />

«Toen <strong>de</strong>ze gebeurtenissen bekend wer<strong>de</strong>n, begonnen <strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n,<br />

uit <strong>de</strong> buurt zoowel als van verre, <strong>de</strong>n Heilige Gods naar verdienste<br />

te vereeren, die plaats met Godsvrucht te bezoeken, en hem in hunne<br />

noo<strong>de</strong>n aan te roepen.<br />

«Alras zette zich het volk, vol ijver wegens <strong>de</strong> verheerlijking van<br />

Lambertus' won<strong>de</strong>rkracht, en met bewon<strong>de</strong>ring vervuld, aan het werk,<br />

ten ein<strong>de</strong> er, ter eere van <strong>de</strong>n Heilige een kerk te bouwen, welke tot<br />

verspreiding zijner heerlijkheid veel zou<strong>de</strong> bijdragen.<br />

«En ofschoon die plaats het heilig overschot niet bezat, toch<br />

i) l'Abbê Darras, Histoire générale <strong>de</strong> l'Eglise, T. XVII, p. 72. ,


wil<strong>de</strong>n zij door het bouwen dier kerk laten blijken, even als bleek<br />

uit <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren, welke daar geschied<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> Heilige daar steeds<br />

tegenwoordig was.<br />

»Bij het aanschouwen van het kerkgebouw immers zou bij het<br />

volk <strong>de</strong> herinnering aan <strong>de</strong>n Heilige levendig blijven, en <strong>de</strong> Godsvrucht,<br />

<strong>de</strong> ijver om zijn voorspraak in te roepen, wor<strong>de</strong>n bevor<strong>de</strong>rd.<br />

»In die dagen was er eene blin<strong>de</strong> jonkvrouw, met name Oda,<br />

die, bij het vernemen van <strong>de</strong> klaarblijkelijke won<strong>de</strong>ren en teekenen<br />

Gods, met groot vertrouwen <strong>de</strong>n tocht naar <strong>de</strong> heilige plaats aanvaard<strong>de</strong>.<br />

»Toen zij <strong>de</strong> plek na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, en die haar vergezel<strong>de</strong>n haar dit<br />

aankondig<strong>de</strong>n, begon zij met vreug<strong>de</strong> uitterharte <strong>de</strong>n naam <strong>de</strong>s Heiligen<br />

aan te roepen.<br />

«Terstond gaf haar God, die barmhartig is en genadig voor<br />

allen, welke Hem aanroepen, het licht <strong>de</strong>r oogen we<strong>de</strong>r, dat zij nooit<br />

had gehad.<br />

»God danken<strong>de</strong> kwam zij op <strong>de</strong> uitverkorene plek aan.<br />

«Van dat tijdstip af beijver<strong>de</strong> zich meer dan ooit het volk:<br />

mannen en vrouwen, grijsaards en kin<strong>de</strong>ren, om <strong>de</strong> kerk, <strong>de</strong>n Heilige<br />

ter eere ver<strong>de</strong>r op te bouwen, en zoo werd zij, met Gods hulp, spoedig<br />

voltooid.<br />

«Eveneens werd op <strong>de</strong> plaats, waar genoem<strong>de</strong> maagd het gezicht<br />

ontving, tot een getuigenis voor <strong>de</strong> geloovigen en ter eere <strong>de</strong>r<br />

Heilige, een kerk gebouwd en gestadig vereerd.<br />

«Ook richtten <strong>de</strong> geloovigen en Godvreezen<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> plaats,<br />

waar <strong>de</strong> Bisschop werd doorstoken, een grafzerk op, met kunstwerk<br />

versierd.<br />

«Daar verrichtte <strong>de</strong> Heer dagelijks groote en ontelbare won<strong>de</strong>ren"<br />

i).<br />

Deze Oda is, naar Molanus getuigt, niemand an<strong>de</strong>rs dan<br />

<strong>de</strong> H. Schotsche Koningsdochter, wier stoffelijk overschot rust te<br />

St. Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong>, waar zij ook is gestorven.<br />

Otbertus, Bisschop van Luik, verhief haar gebeente, door<br />

won<strong>de</strong>ren vermaard, ten jare 1103 2).<br />

De Bollandist Thijsius, die het leven <strong>de</strong>zer Heilige, ge­<br />

schreven door een ongenoem<strong>de</strong>, heeft uitgegeven, hel<strong>de</strong>rt ons<br />

<strong>de</strong> tegenspraak op, waaraan onze Go<strong>de</strong>scalk zich schuldig maakt,<br />

wanneer hij zegt: „<strong>de</strong> jonkvrouw kreeg het licht <strong>de</strong>r oogen, dat<br />

zij nooit had gehad, terug."<br />

1) Ghesq., t. a. p., p. 143; Chapeav., t. a. p., p. 345.<br />

2) Mol., Nat. SSum, p. 269; Miraeus, Fasti Belg., p. 701; Ann. Belg., p. 681.


13*<br />

In hare eerste jeugd, zegt Thijsius, werd <strong>de</strong> Heilige van<br />

het gezicht beroofd, alvorens zij er in zekeren zin iets van had<br />

genoten i).<br />

Blijkbaar heeft <strong>de</strong> brave Go<strong>de</strong>scalk, volijverig om <strong>de</strong>n H.<br />

Lambertus te verheerlijken, bij het samenstellen van het verhaal,<br />

<strong>de</strong>rgelijke kleine bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n over het hoofd gezien.<br />

Deze is ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, waarom hij met geen enkel woord<br />

van Oda's va<strong>de</strong>rland en afkomst gewag maakt.<br />

Genoem<strong>de</strong> Bollandist betoogt ook, dat <strong>de</strong> H. Oda in het<br />

jaar 710 te Luik werd genezen en, waarschijnlijk 13 jaren later,<br />

op 36 jarigen leeftijd, een beter leven is ingegaan 2).<br />

Het Proprium Ruraem. wijdt <strong>de</strong>zer Heilige op haar feestdag<br />

(27 November) een levensbericht, waarin on<strong>de</strong>r meer gezegd<br />

wordt, dat zij, na hare genezing in haar va<strong>de</strong>rland teruggekeerd,<br />

an<strong>de</strong>rmaal van daar is vertrokken, om hare gelofte van zuiverheid<br />

te kunnen bewaren (<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, namelijk, wil<strong>de</strong> haar uithuwelijken),<br />

en een pelgrimstocht on<strong>de</strong>rnam naar Rome.<br />

Vervolgens bezocht zij vele plaatsen, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Weert<br />

en Venraai, en ein<strong>de</strong>lijk vestig<strong>de</strong> zij zich metterwoon in Noord-<br />

Brabant, ter plaatse, later te harer gedachtenis St. Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong><br />

geheeten.<br />

De levensbeschrijver, door Thijsius uitgegeven, zegt, dat<br />

<strong>de</strong> zoo won<strong>de</strong>rbaar genezene Vorstin „<strong>de</strong>n H. Lambertus ver­<br />

heerlijkte door offergaven en geschenken in geld."<br />

Ongetwijfeld werd met behulp daarvan <strong>de</strong> begonnen kerk­<br />

bouw met meer kracht doorgezet en, gelijk Go<strong>de</strong>scalk getuigt:<br />

„spoedig voltrokken."<br />

In <strong>de</strong>ze St. Lambertuskerk werd, naar Suijskens aanteekent,<br />

in het jaar 714 Grimoald vermoord, terwijl hij bad voor het<br />

herstel van zijn va<strong>de</strong>r, Pepijn van Herstal 3).<br />

Meergenoem<strong>de</strong> levensbeschrijver verhaalt over Oda's aan­<br />

l<br />

komst te Luik nog <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n:<br />

1) Ghesq., T. VI, p. 592-<br />

2) „<br />

6 2 ><br />

P-<br />

3) » P- H7-


133<br />

„Toen zij <strong>de</strong> plaats (Luik) na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, leg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> reisgezellen,<br />

aan haren dienst verbon<strong>de</strong>n, op Schotsche wijze, groote vreug<strong>de</strong><br />

aan <strong>de</strong>n dag en dankten zij God voor <strong>de</strong> gelukkige reis.<br />

„En toen zij <strong>de</strong>n berg waren afgezakt tot aan <strong>de</strong> helling,<br />

waar <strong>de</strong> St. Walburgiskerk is gelegen (ten tij<strong>de</strong> namelijk, dat<br />

schrijver zijn Vita te boek stel<strong>de</strong>), riepen zij elkan<strong>de</strong>r toe : „Daar<br />

is Luik, daar is <strong>de</strong> St. Lambertuskerk! (Ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> H. Oda,<br />

gelijk wij bereids zagen, nog niet geheel voltooid). Zie, <strong>de</strong> Heer<br />

heeft onzen tocht gezegend I" i)<br />

„Bij het vernemen van <strong>de</strong>ze haar zoo aangename tijding<br />

was <strong>de</strong> H. Oda zeer verblijd; zij hield het paard, waarop zij<br />

was gezeten, in, en wierp zich, met het aangezicht naar <strong>de</strong> St.<br />

Lambertuskerk gericht, op <strong>de</strong>n grond, God bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, dat Hij<br />

haar, indien het Hem behaag<strong>de</strong> en haar heilzaam was, het oogelicht<br />

zou we<strong>de</strong>rgeven.<br />

„Zij bad en werd verhoord. Eerst blind, werd zij zien<strong>de</strong> en<br />

zien<strong>de</strong> richtte zij zich overeind, om God te loven en te danken.<br />

„Haar tochtgenooten riepen lui<strong>de</strong> in Schotsche klanken<br />

ten Hemel, zoodat <strong>de</strong> bewoners, die <strong>de</strong>ze vreem<strong>de</strong> taal niet<br />

verston<strong>de</strong>n, in menigte kwamen toegesneld, vol verbazing; en zoo<br />

werd <strong>de</strong> mare van <strong>de</strong> won<strong>de</strong>re genezing algemeen bekend.<br />

„Die bewoners merkten <strong>de</strong> plaats, waar <strong>de</strong> dienaresse Gods<br />

verlicht was gewor<strong>de</strong>n, tot een aan<strong>de</strong>nken voor <strong>de</strong> toekomst, en<br />

later bouw<strong>de</strong>n daar <strong>de</strong> opvolgers (waarschijnlijk <strong>de</strong> bloedverwanten,<br />

merkt Thijsius aan) <strong>de</strong>r Heilige, ter herinnering aan dit<br />

feit, eene kerk, welke er thans nog staat, ter eere van <strong>de</strong> H.<br />

Walburgis en van <strong>de</strong> dienstmaagd <strong>de</strong>s Heeren, <strong>de</strong> Christusbruid,<br />

die er het gezicht had teruggekregen" 2).<br />

Dit kan, natuurlijk, eerst gebeurd zijn na <strong>de</strong>n dood van<br />

<strong>de</strong> H. Walburgis, die in 780 overleed.<br />

1) Eigenlijk staat er „Ecce monasterium St. Lamberti." Daar is het St. Lambenusmunster<br />

of klooster! De Bollandist Thijsius merkt hierbij aan, dat veeltijds<br />

het woord monasterium in <strong>de</strong> beteekenis van kerk of baziliek werd gelezen,<br />

gelijk hij uitvoerig bewijst. Ghesq., T. VI, p. 626. Zie ook M. Willemsen, „De<br />

Stiftskerk van <strong>de</strong>n H. Petrus te St. Odiliënberg", bl. 13.<br />

2) Ghesq., t. a. p., p. 624.


134<br />

Hoe die „opvolgers" - bloedverwanten of landgenooten —<br />

van <strong>de</strong> H. Oda te Luik zijn gekomen?<br />

„Door het won<strong>de</strong>r, aan <strong>de</strong> H. Oda geschied - meldt<br />

schrijver ver<strong>de</strong>r - werd in Schotland <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong>n H.<br />

Lambertus en <strong>de</strong> roem zijner verdienste <strong>de</strong>rmate vermaard, dat<br />

vele harer landgenooten ter beevaart trokken naar Luik, om er<br />

<strong>de</strong>n Heilige te bid<strong>de</strong>n voor hun lichamelijk en geestelijk welzijn."<br />

Wat <strong>de</strong> grafzerk betreft, door Godvreezen<strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n ter<br />

martelplaatse opgericht, zij aangemerkt, dat, naar Suijskens getuigt,<br />

het woord „leclus," door Go<strong>de</strong>scalk gebezigd, gewoonlijk wordt<br />

genomen in <strong>de</strong> beteekenis van: „feretrum" of „lifisanacotheca."<br />

Over het verblijf <strong>de</strong>r H. Oda te Venraai en in het Weerterbosch,<br />

welke plaatsen zij waarschijnlijk bezocht om er een<br />

stille eenzame plek op te zoeken, en over hare voorspellingen,<br />

<strong>de</strong>elt <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Bollandist Thijsius zeer lezenswaardige bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n<br />

me<strong>de</strong>.<br />

Hoogleeraar Daris noemt haar een dochter van Eugenius<br />

III, Koning van Schotland (699—716) 1).<br />

Opmerkelijk is 't, onzes inziens, dat <strong>de</strong> H. Lambertus, door<br />

zijn machtige tusschenkomst bij God, vooral blin<strong>de</strong>n in het bezit<br />

hunner oogen hersteld heeft.<br />

Zoo verzekert ons Go<strong>de</strong>scalk, dat bij Lambertus' grafste<strong>de</strong><br />

te Luik „blin<strong>de</strong>n zien<strong>de</strong>" wer<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rdadig genezenen,<br />

wier namen hij vermeldt, had<strong>de</strong>n allen het gezicht verloren.<br />

In het Pruisisch grensplaatsje Birgelen, waarover wij hiervoren<br />

reeds spraken (bl. 71), werd se<strong>de</strong>rt onheugelijke tij<strong>de</strong>n onze<br />

Heilige aangeroepen, inzon<strong>de</strong>rheid door lij<strong>de</strong>rs aan oogkwalen.<br />

De goe<strong>de</strong> God schijnt dat bijzon<strong>de</strong>r voorrecht te hebben<br />

geschonken aan <strong>de</strong>n onvermoeibaren Apostel, die het bovenzinnelijk<br />

licht <strong>de</strong>s Evangelies in <strong>de</strong> harten van zoovele hei<strong>de</strong>nen<br />

heeft ontstoken.<br />

1) Daris, t. a. p., bl. 135. Zie ook P. Atters, Jaarb. Alb. Th.,.1896, bl. 45-


Hoofdstuk XI.<br />

De H. Lambertus, door God gewroken.<br />

i<strong>de</strong>scalk: «Nadat <strong>de</strong> jaarkring was besloten, verscheen in een<br />

nachtgezicht <strong>de</strong> H. Lambertus aan <strong>de</strong>n schatmeester Amalgisel, die<br />

vroeger zijn rechter was, en begon zacht met <strong>de</strong>ze te spreken.<br />

«Amalgisel vroeg <strong>de</strong>n Heilige met veel belangstelling naar <strong>de</strong><br />

re<strong>de</strong>n zijner komst.<br />

»Ue H. Lambertus antwoord<strong>de</strong>: «Wij hebben Rome bezocht,<br />

en, daarvan weergekomen, zijn wij bezorgd over onzen vriend Dodo<br />

en' zijne gezellen, 't Is tijd, dat zij hun schuld betalen en het verdiend<br />

loon ontvangen voor hetgeen zij ons zoo god<strong>de</strong>loos hebben<br />

aangedaan."<br />

«De verschijning verdween, en <strong>de</strong> da<strong>de</strong>n volg<strong>de</strong>n onmid<strong>de</strong>llijk<br />

op <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n.<br />

«Wat Dodo aanbelangt — die op <strong>de</strong> eerste en voornaamste plaats<br />

aan <strong>de</strong>n dood <strong>de</strong>s Bis-chops plichtig was — getroffen door <strong>de</strong> wraak<br />

Gods, braakte hij zijn reeds tot ontbinding overgegane ingewan<strong>de</strong>n<br />

door'<strong>de</strong>n mond uit, en, na zijn ellendig bestaan zoo rampzalig te<br />

hebben afgelegd, werd hij verwezen ter hel, waar hij eeuwige folteringen<br />

te verduren heeft.<br />

«Zijn handlangers en wree<strong>de</strong> bloedverwanten, die, hetzij metterdaad,<br />

hetzij door hun toestemming, hein ten dienste had<strong>de</strong>n gestaan,<br />

dood<strong>de</strong>n elkan<strong>de</strong>r in een strijd, welke on<strong>de</strong>r hen was ontstaan.


136<br />

«Degene, die met eigen han<strong>de</strong>n hem (<strong>de</strong> Heilige) doorstoken<br />

had, werd door zijn eigen broe<strong>de</strong>r wree<strong>de</strong>lijk vermoord.<br />

«De overigen wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> duivelen gekweld; bij het hooren<br />

van Lambertus' naam brul<strong>de</strong>n zij allerhan<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>n, waarvoor het<br />

menschenhart sid<strong>de</strong>rt, uit.<br />

«Slechts enkelen waren na een jaar nog in leven, <strong>de</strong> meesten<br />

wer<strong>de</strong>n door een ellendigen en schan<strong>de</strong>lijken dood overvallen, eindig<strong>de</strong>n<br />

een allerbitterst leven en wer<strong>de</strong>n verworpen in het eeuwige vuur,<br />

dat voor <strong>de</strong>n duivel en zijn aanhang bereid is.<br />

«De roemrijke Martelaar Lambertus daarentegen, dien <strong>de</strong> martelpalmen<br />

omwuiven, springt op van vreug<strong>de</strong>, met <strong>de</strong> Engelen .en<br />

Aartsengelen en allé Gerechten in eeuwigheid" 1).<br />

De straf bleef dus niet lang uit.<br />

Twee jaren na <strong>de</strong>n dood <strong>de</strong>s Heiligen waren bijna allen,<br />

die zich aan hem had<strong>de</strong>n vergrepen, van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> verdwenen.<br />

Monnik Hucbald overschrijdt <strong>de</strong>rhalve wel wat al te boud<br />

<strong>de</strong> grenzen <strong>de</strong>r betamelijke „dichtervrijheid", wanneer hij in<br />

s t e<br />

zijn 3i<br />

Hoofdstuk zingt:<br />

„Hinc est fama volans tensis sublimiter alis,<br />

Quod dixissit enim Sancius sub famine mentis,<br />

Annis se septem voluisse reducere poenis,<br />

Si vitalis ei ferretur corpore flatus;"<br />

en in het 38 ste<br />

:<br />

„ Un<strong>de</strong> per hos septem tacito sub tempor e jussa<br />

Nulla revelando <strong>de</strong> se facienda jubebat,<br />

Sed post expletos jam dicti temporis annos<br />

Advenisse viro clarus narratur ei<strong>de</strong>m,<br />

Qui tune clavigeras astabat red<strong>de</strong>re curas<br />

Ecclesiae sacrae;"<br />

iets, dat wij bij geen enkele <strong>de</strong>r overige schrijvers, waarvan<br />

er meer<strong>de</strong>re toch wel op <strong>de</strong>rgelijke zaken bijster genoeg verslingerd<br />

zijn, aantreffen.<br />

De H. Lambertus, namelijk, zou beloofd hebben, indien<br />

hij aan <strong>de</strong>n dood ontsnapte, zeven jaren lang boete te doen<br />

voor <strong>de</strong> opwelling van gramschap, waarin hij bij <strong>de</strong>n nachtelijken<br />

aanval naar het zwaard had gegrepen; en <strong>de</strong>ze belofte zou hij<br />

I) Ghesq., p. 144; Chafeav., p. 346.


137<br />

zelfs in <strong>de</strong>n Hemel hebben gehou<strong>de</strong>n, door het wraakgericht,<br />

over zijn beulen te spannen, zeven jaren uit te stellen _<br />

Hucoald - merkt Jos. Demarteau, die hem an<strong>de</strong>rs met<br />

ongenegen is en hem een zeer merkwaardige studie toewijd<strong>de</strong> -<br />

had het zwak, aan alles, en inzon<strong>de</strong>rheid aan het getal 7, een<br />

geheimzinnige en zinnebeeldige beteekenis te hechten<br />

Ver<strong>de</strong>r werd hij door <strong>de</strong> Roomsche reis, welke <strong>de</strong> Heilige<br />

na zijn dood had afgelegd, op het dwaalspoor gebracht. Destijds<br />

irnmers werd zeer vaak die tocht on<strong>de</strong>rnomen, met het inzicht<br />

om boete te doen i).<br />

En zoo, schijnt het, is hij op dat <strong>de</strong>nkbeeld gekomen.<br />

Amalgisel, aan wien <strong>de</strong> H. Lambertus <strong>de</strong> nabijzijn<strong>de</strong> straf<br />

zijner moor<strong>de</strong>naren openbaar<strong>de</strong>, wordt door Go<strong>de</strong>scalk na<strong>de</strong>r<br />

aangeduid met <strong>de</strong> zinsne<strong>de</strong> : „qui olim ju<strong>de</strong>x ejus fuit hetgeen<br />

Suijskenus weergeeft door: die aan het Bisschoppelijk hof <strong>de</strong><br />

betrekking van rechter vervul<strong>de</strong> 2).<br />

Hucbald meldt ver<strong>de</strong>r we<strong>de</strong>rom eene bijzon<strong>de</strong>rheid, welke<br />

men te vergeefs bij <strong>de</strong> overige schrijvers zal zoeken.<br />

Volgens hem ontving Amalgisel van <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />

niet alleen het bericht, dat <strong>de</strong> ure <strong>de</strong>r wraakneming had geslagen,<br />

maar ook nog <strong>de</strong> opdracht, Dodo, <strong>de</strong>n hoofdplichtige, daarvan<br />

te verwittigen:<br />

„Nunc lu va<strong>de</strong> celer Dodoni et talia <strong>de</strong>/er,"<br />

Dodo echter, in ste<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze laatste vermaning tot boet­<br />

vaardigheid in dank aan te nemen, volhard<strong>de</strong> niet slechts in <strong>de</strong><br />

boosheid, maar trachtte, in woe<strong>de</strong> ontstoken, <strong>de</strong>n boodschapper<br />

met zijn zwaard te doo<strong>de</strong>n:<br />

Nuncius advenit Dodoni et talia prompsit,<br />

Dodo furens voluit super hunc efferre mucronem,<br />

Ille sed evasit Domino salvante reductus" 3).<br />

Zulk een lief<strong>de</strong>rijke waarschuwing strookt geheel en al met<br />

1) Demart., Vie <strong>de</strong> St. Lamb., p. 67.<br />

2) Ghesq., t. a. p., p- 147j)<br />

Demart, Vie <strong>de</strong> St. Lamb., p. 35'


138<br />

het karakterbeeld, dat wij ons van <strong>de</strong>n zachtmoedigen Heilige<br />

voorstellen.<br />

Trouwens waarom zou <strong>de</strong> H. Martelaar an<strong>de</strong>rs aan Amalgisel<br />

zijn verschenen ?<br />

„Dodo's lijk — schrijft Siegbert — is, naar luid eener overlevering,<br />

wegens <strong>de</strong>n ondraaglijken stank, dien het verspreid<strong>de</strong>,<br />

in <strong>de</strong> Maas geworpen."<br />

Wij stipten reeds aan, dat Grimoald, zoon van Pepijn en<br />

zijn wettige gemalin Plectrudis, ten jare 714, te Luik, in <strong>de</strong><br />

kerk, <strong>de</strong>n H. Lambertus toegewijd, werd vermoord; Pepijns an<strong>de</strong>re<br />

wettige zoon, Drogo, was reeds overle<strong>de</strong>n in het jaar 708.<br />

„Men weet niet - schrijft Dr. Alb. Thijm — of hier mogelijk<br />

Alpaïs ofwel Radbod <strong>de</strong> hand in heeft gehad. Alpaïs streef<strong>de</strong><br />

naar <strong>de</strong> heerschappij voor haren zoon Karei, Radbod vrees<strong>de</strong><br />

mogelijk <strong>de</strong> gewel<strong>de</strong>narij zijns schoonzoons (Grimoald namelijk<br />

had <strong>de</strong> dochter van Radbod getrouwd), welke na hem het geheele<br />

Friesche Rijk aan zich kon on<strong>de</strong>rwerpen. Bei<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n<br />

dus eenen grond, <strong>de</strong>n dood van Grimoald te wenschen" 1).<br />

Pepijn zelf verwissel<strong>de</strong> het tij<strong>de</strong>lijke met het eeuwige te<br />

Jupille, <strong>de</strong>n ró<strong>de</strong>n December 714, geen erven nalaten<strong>de</strong> dan<br />

Karei Martel en Chil<strong>de</strong>brand, geboren uit <strong>de</strong> beruchte Alpaïs.<br />

Indien men geloof mocht hechten aan hetgeen Jeand'Ou-<br />

Iremeuse verhaalt, zou <strong>de</strong> H. Hubertus Pepijn tot bekeering gebracht,<br />

en graaf Plandris, broe<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n H. Lambertus, <strong>de</strong><br />

zondaresse Alpaïs levend verbrand hebben 2).<br />

Die schrijver evenwel verdient weinig vertrouwen.<br />

Suijskens twijfelt er niet aan of Pepijn heeft, vooral daartoe<br />

bewogen door <strong>de</strong> vermaningen van Lambertus, en van zijn biechtva<strong>de</strong>r,<br />

<strong>de</strong>n H. Wiro, reeds in <strong>de</strong> eerste jaren <strong>de</strong> gevaarlijke<br />

Alpaïs weggezon<strong>de</strong>n en zijn wettige gemalin Plectrudis in eere<br />

hersteld 3).<br />

In zijn „Commentarius <strong>de</strong> St. Swidberto Episcopd" oor<strong>de</strong>elt<br />

1) A. T., t. a. p., p. 213.<br />

2) Jos. Daris, t. a. p., bl. 131.<br />

3) Ghesq., no 132.


i39<br />

Bollandus, dat Pepijn zijn ontegenzeggelijk ergerlijk leven heeft<br />

goedgemaakt door <strong>de</strong>n ijver, betoond voor <strong>de</strong> verspreiding <strong>de</strong>s<br />

Christendoms, door <strong>de</strong> bescherming en <strong>de</strong>n krachtigen steun,<br />

steeds verleend aan <strong>de</strong> kloeke geloofsverkondigers, zoo talrijk<br />

uit Engeland, Schotland en Ierland herwaarts gekomen, en door<br />

<strong>de</strong> e<strong>de</strong>lmoedigheid, waarme<strong>de</strong> hij alom <strong>de</strong> oprichting van abdijen,<br />

kloosters en kerken bevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, en niet het minst door <strong>de</strong> vrome<br />

gezindheid, waarvan hij blijk gaf door zijn herhaal<strong>de</strong> boetereizen,<br />

barvoets naar <strong>de</strong>n H. Wiro, en, na <strong>de</strong>zes overlij<strong>de</strong>n, naar <strong>de</strong>n<br />

H. Plechelmus te St. Odiliënberg on<strong>de</strong>rnomen r).<br />

Ongetwijfeld — gaat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> schrijver voort — heeft <strong>de</strong> H.<br />

Swidbertus, dien hij een tijdlang bij zich hield, om uit zijn mond<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s levens te vernemen, hem voor oogen gehou<strong>de</strong>n<br />

hoe hij door aalmoezen zijn ongerechtighe<strong>de</strong>n moest herstellen.<br />

Feitelijk lezen wij dan ook in <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong>, waarbij hij <strong>de</strong><br />

abdij van Epternach begiftigt, dat hij hoopt „daardoor <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n<br />

van zijn vorig leven uit te wisschen en met Gods gena<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

eeuwige vreug<strong>de</strong> te belan<strong>de</strong>n."<br />

Over Pepijns boetereis naar <strong>de</strong>n St. Pietersberg maakt Bollandus<br />

gewag in zijn „Commentarius <strong>de</strong> St. Wirone" en in <strong>de</strong><br />

door hem uitgegeven „ Vita St. Wironis," van een ongenoem<strong>de</strong>n<br />

ou<strong>de</strong>n schrijver: „Pipinus — zoo heet het daar — solitus erat<br />

Mi lubrica lapsiis humani <strong>de</strong>tegere" 2), eveneens het Proprium<br />

Ruraem.:<br />

„Galliae Princeps avet hic Pipinus<br />

Singulis annis, humüis Wironi<br />

Consciae mentis reserare morsus<br />

Atque realus" 3).<br />

Dit was voorzeker <strong>de</strong> e<strong>de</strong>lste wraak, welke <strong>de</strong> ten Hemel<br />

opgenomen Martelaar Lambertus kon nemen op <strong>de</strong>n overigens<br />

hoogst verdienstelijken Vorst, wiens ergerlijk gedrag zijn Bis-<br />

1) Ghesq., T. VI, p. 180; Willemsen, <strong>de</strong> Stittskerk enz., bl. 7.<br />

2) „ T. V, p. 352.<br />

3) In fo S. Wironis, item St. Plechelmi.


140<br />

schopshart zooveel kommer en zorge gebaard, en, zij het dan<br />

ook zon<strong>de</strong>r Pepijns me<strong>de</strong>weten, aanleiding gegeven had tot <strong>de</strong>n<br />

moord, te Luik voltrokken.<br />

En wat is er van Alpaïs gewor<strong>de</strong>n ?<br />

Bij Go<strong>de</strong>scalk kloppen wij, natuurlijk, te vergeefs om inlichtingen<br />

aan; bij Stefanus eveneens.<br />

Geen van bei<strong>de</strong>n rept zelfs met een enkel woord over<br />

haar, noch over Pepijns omgang met haar.<br />

Blijkbaar vrees<strong>de</strong>n zij dus, niet alleen door het onomwon<strong>de</strong>n<br />

verhaal van <strong>de</strong>n waren toestand van zaken, maar ook door<br />

het noemen zelfs van haren naam, Karei Martel en Pepijn <strong>de</strong>n<br />

Korte, hare afstammelingen, te beleedigen.<br />

Onzes inziens bestaat er niet veel re<strong>de</strong>n, bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>swege<br />

lastig te vallen, daar hunne „Gesta St. Lamberti'' voor <strong>de</strong>n<br />

koordienst bestemd, en zij bijgevolg niet verplicht waren, cum<br />

tanto incommodo, zon<strong>de</strong>r noodzakelijkheid <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r treffelijke<br />

afkomst dier bei<strong>de</strong> Landsvorsten in herinnering te brengen.<br />

Uit het feit, dat, terwijl allen, die zich aan het leven van<br />

<strong>de</strong>n H. Martelaar vergrepen, door God zichtbaar wer<strong>de</strong>n gestraft,<br />

betreffen<strong>de</strong> Alpais niets <strong>de</strong>rgelijks wordt verhaalt, leidt<br />

<strong>de</strong> Bollandist Thijsius af, dat zij daaraan geheel onschuldig was.<br />

Volgens hem is Dodo <strong>de</strong> eenige hoofdplichtige, daar hij<br />

<strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van Alpaïs uit het hof, geschied vooral door<br />

toedoen van Lambertus, zoo kwalijk opnam, dat hij besloot een<br />

bloedige wraak te nemen; <strong>de</strong> moord, aan Gallus en Rioldus gepleegd,<br />

verschafte hem daartoe <strong>de</strong> gewenschte aanleiding r).<br />

Naar ons beschei<strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>el ligt het zwakke punt <strong>de</strong>zer<br />

re<strong>de</strong>neering in het onverklaarbare van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, waarom Dodo<br />

met zulk een rid<strong>de</strong>rlijken ijver — voorwaar een betere zaak<br />

waardig! — voor die bijzit in <strong>de</strong> bres zou zijn gesprongen,<br />

had<strong>de</strong> zij hem daartoe niet aangezocht, of, gelijk vele schrijvers<br />

volhou<strong>de</strong>n, ware zij niet zijne zuster geweest.<br />

Waarschijnlijker komt het ons voor — wat trouwens ook<br />

i) Ghesq., T. VI, p. 635.


Suijskens niet geheel en al verwerpelijk acht i) —, dat Alpaïs,<br />

voor haar zondig leven, en — dit voegen wij er aan toe — voor<br />

het aan<strong>de</strong>el, dat zij in <strong>de</strong>n moord had genomen, tot haar uitein<strong>de</strong><br />

toe boetvaardigheid heeft gedaan, eerst drie jaren te<br />

Munsterbilsen, later te Orp-le-Grand, waar zij godvruchtig overleed<br />

2).<br />

Bij A. De Raisse lezen wij daaromtrent als volgt:<br />

„17 September: Te Orp-le-Grand, in Fransch Brabant, <strong>de</strong><br />

gedachtenis van Alpaïs, boetelinge.<br />

„Deze vrouw, eerst bijzit van Pepijn van Herstal, kwam<br />

tot inkeer, toen zij zag hoe allen, die aan <strong>de</strong>n dood van <strong>de</strong>n<br />

H. Lambertus, waartoe zij aanleiding had gegeven, zich had<strong>de</strong>n<br />

plichtig gemaakt, binnen een jaar tijds ellendiglijk hun leven<br />

had<strong>de</strong>n geëindigd.<br />

„Door Gods gena<strong>de</strong> verlicht, open<strong>de</strong> zij haar oogen, en<br />

trachtte zij door het storten van vele tranen haar misdrijf uit<br />

te wisschen.<br />

„Zij verzaakte aan <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lheid <strong>de</strong>r wereld, en, ten ein<strong>de</strong><br />

door <strong>de</strong> gestrengheid van een gestadige opsluiting in een klooster<br />

te boeten voor het botvieren harer vleeschelijke lusten, liet<br />

zij op eigen kosten, ter ste<strong>de</strong> Orp, een klooster van <strong>de</strong>n grond<br />

uit opbouwen, ontbood daarin een groote schare Godgewij<strong>de</strong><br />

maag<strong>de</strong>n uit Nivelles, sloot zich bij <strong>de</strong>zen aan en bleef er tot<br />

aan haren jongsten levensdag, voor allen een toonbeeld van<br />

boelvaardigheid.<br />

„Het graf en gebeente <strong>de</strong>zer vrome vrouw wer<strong>de</strong>n, eenige<br />

jaren gele<strong>de</strong>n, ont<strong>de</strong>kt.<br />

„Orp is gelegen in het Bisdom Namen" 3).<br />

In <strong>de</strong> „Fasti Belgici et Burgundici" van Miraeus staat:<br />

„Te Orp-le-Grand, in het Bisdom Namen, had Alpaïs, tot<br />

een beter leven bekeerd, een vrouwenklooster opgericht, dat<br />

1) Ghesq., t. a. p„ no 133.<br />

2) Daris, t. a. p., bl. 131.<br />

3) De Raisse, Auctarium, bl. 194.


142<br />

door <strong>de</strong> Noormannen of an<strong>de</strong>re barbaren schijnt verwoest te<br />

zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />

„Het graf van Alpaïs werd in <strong>de</strong> parochiekerk van Orp,<br />

achter het altaar van O. L. Vrouw teruggevon<strong>de</strong>n in het jaar<br />

1618, met het opschrift: „Alpaïs Comitissa conthoralis Pippini<br />

duels" 1).<br />

De Bollandist Suijskens trekt in twijfel of Alpaïs wel <strong>de</strong><br />

stichteres van het Orpsche klooster geweest is, en vermoedt dat<br />

<strong>de</strong> Alpaïs, wier graf aldaar werd gevon<strong>de</strong>n, eene an<strong>de</strong>re is, uit<br />

het jaar 980, van welke Fisen gewag maakt 2).<br />

Ook Foullon oppert twijfel daarover 3).<br />

Fisen echter is met ons van meening, dat <strong>de</strong> al te beruchte<br />

vrouw als eene./an<strong>de</strong>re Magdalena boete heeft gedaan.<br />

„Tot herstel van haar zondig leven ging zij schuilen in<br />

het klooster, dat, ofwel door A<strong>de</strong>lia, ofwel door Pepijn, gelijk<br />

eenigen willen, ofwel door Alpaïs-zelve, gelijk an<strong>de</strong>ren beweren,<br />

gebouwd was.<br />

„Wie zal met mij — roept schrijver uit — <strong>de</strong> wegen <strong>de</strong>r<br />

God<strong>de</strong>lijke Voorzienigheid niet bewon<strong>de</strong>ren ?<br />

„De aanstookster van een zoo groote ongerechtigheid sterft,<br />

door zelfkastijding gelouterd, een heiligen dood" 4)!<br />

Wat ons in geen geringe mate bevreemdt, is, dat onze<br />

Bollandist geen aanteekening maakt ter verklaring van <strong>de</strong> Roomsche<br />

reis, door <strong>de</strong>n H. Lambertus on<strong>de</strong>rnomen na zijn dood,<br />

noch van <strong>de</strong> vreeselijke ironia, waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> Heilige zegt, dat<br />

„hij bezorgd is over zijn vriend Dodo."<br />

„Fuimus — dus luidt <strong>de</strong> tekst van Go<strong>de</strong>scalk, bij Ghesquierus<br />

— visitare Romam, et in<strong>de</strong> reversi sollicili sumus <strong>de</strong><br />

amico nostro Dodone et sociis ejus."<br />

Bij Chapeaville leest men: „ Visitatum reliquias Petri et<br />

1) Miraeus, t. a. p., bi. 347. Zie ook Ghesq., VI, p. 73.<br />

2) Ghesq., t. a. p., no 133; Fisen, Hist. Leod., p. 151.<br />

3) Foullon, Hist. Eccl. Leod., p. 114.<br />

4) Fisen, t. a. p., p. 100.


i43<br />

Pauli Romam adivimus, el reversi, <strong>de</strong> amicis nostris, Dodone et<br />

sociis ejus, justum judicium facere solliciti sumus."<br />

Wij hebben hierboven reeds gewezen op <strong>de</strong> averechtsche<br />

uitlegging, welke monnik Hucbald van <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n geeft,<br />

terecht door Demarteau geheeten: „paroles mystérieuses <strong>de</strong><br />

1'apparition" i).<br />

i) Demart., Vie <strong>de</strong> St. Lamb.. p. 70.


Öoofd^tuk XII.<br />

De H. Lambertus, naar Luik teruggevoerd.<br />

(go<strong>de</strong>scalk: »On<strong>de</strong>r Gods bijstand gaan wij nu verhalen hoe, eenige<br />

jaren daarna, niet lang gele<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> H. Lambertus in een visioen verscheen<br />

aan zekeren eerbiedwaardigen man, (dien hij beval) dat onverwijld<br />

zijn lichaam naar Luik zou wor<strong>de</strong>n overgebracht.<br />

«Hetzelf<strong>de</strong> werd aan priesters en lejken, Godvreezen<strong>de</strong> mannen,<br />

op velerhan<strong>de</strong> wijzen geopenbaard.<br />

»Toen nu <strong>de</strong> H. Hubertus, weleer leerling van Lambertus en<br />

Bisschop <strong>de</strong>zer landstreek, <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong> bevelen, in die openbaringen<br />

gegeven, vernam, on<strong>de</strong>rzocht hij <strong>de</strong> zaak met vreeze Gods<br />

en ijver.<br />

»En nadat hij alles wel had overwogen, hield hij raad met <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rlingen <strong>de</strong>r plaats (Maastricht) en kwam hij tot <strong>de</strong> overtuiging,<br />

dat alles door Gods wil was geopenbaard gewor<strong>de</strong>n.<br />

»Hij gebood, dat het lichaam van <strong>de</strong>n gelukzaligen Kerkvoogd<br />

zon<strong>de</strong>r dralen met grooten luister naar <strong>de</strong> aangewezen bevoorrechte<br />

plaats (te Luik) zou wor<strong>de</strong>n overgevoerd.<br />

»Hij bracht praalgewa<strong>de</strong>n en al wat ten dienste van het heilig<br />

overschot noodig was, in gereedheid, en toog uit, vergezeld van vele<br />

priesters, levieten en geestelijken, die psalmen zongen, en van eene<br />

groote menigte geloovigen, die met vrome Godsvrucht, naar Kerkelijk


i45<br />

gebruik, bij het lichaam <strong>de</strong>s H. Martelaars psalmen, lofzangen en<br />

lie<strong>de</strong>ren aanhieven.<br />

«Bisschop Hubertus vond <strong>de</strong> eerbiedwaardige le<strong>de</strong>maten van<br />

Christus' Martelaar onverteerd en onverlet; zij wasem<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zoetste<br />

geuren uit.<br />

«De Bisschop beur<strong>de</strong> ze met vreeze en <strong>de</strong>n grootsten eerbied<br />

uit <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong>, wikkel<strong>de</strong> ze in kostbare gewa<strong>de</strong>n en leg<strong>de</strong> ze, met<br />

het omwindsel, waarin het lijk reeds was gehuld, behoedzaam on<strong>de</strong>r<br />

zegels.<br />

»Bij beurten hieven <strong>de</strong> rijen <strong>de</strong>r broe<strong>de</strong>rs hunne psalmen aan,<br />

en weerklonken, in zoete klankmaat, wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> cymbalen en an<strong>de</strong>re<br />

speeltuigen.<br />

«Geloofwaardige lie<strong>de</strong>n verzekeren, dat zij gezien en gehoord<br />

hebben, hoe in <strong>de</strong>n hooge scharen van Engelen psalmzongen en <strong>de</strong>n<br />

almachtigen God om <strong>de</strong> zegepraal van <strong>de</strong>n Martelaar Lambertus<br />

loof<strong>de</strong>n.<br />

«Het geheele volk meng<strong>de</strong>, nu eens loflie<strong>de</strong>ren dan weer verzuchtingen,<br />

bij het geluid <strong>de</strong>r Kerkelijke lofzangen, en kon, in zijn al<br />

te groote droefheid slechts <strong>de</strong>ze klachten slaken: »0 goe<strong>de</strong> her<strong>de</strong>r,<br />

aan wien beveelt gij nu uw volk ter hoe<strong>de</strong> aan? O troost <strong>de</strong>r armen,<br />

voorlichter <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen, wil ons niet verlaten, die gij door God<strong>de</strong>lijke<br />

woor<strong>de</strong>n, geestelijke opwekkingen vermaan<strong>de</strong>t en vertroosttet,<br />

even als een va<strong>de</strong>r zijn eenigen zoon!"<br />

«Inmid<strong>de</strong>ls volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> talrijke menigte, <strong>de</strong>n rechten weg uitgaan<strong>de</strong>,<br />

<strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />

»Toen <strong>de</strong> stoet rust nam op een plaats, Nivialle gèheeten, geschied<strong>de</strong><br />

het, dat een arme blin<strong>de</strong>, die trachtte <strong>de</strong> lijkkist aan te<br />

raken, het gezicht terugkreeg.<br />

»Vol blijdschap loof<strong>de</strong> hij luidkeels <strong>de</strong>n Heer; God en <strong>de</strong>n H.<br />

Lambertus dankend, ging hij heen.<br />

«Vandaar trok men ver<strong>de</strong>r tot aan het landgoed, dat Herimala<br />

genaamd wordt.<br />

«Terwijl daar een oogenblik gepoosd werd, bracht men, ten aanschouwen<br />

<strong>de</strong>r menigte, een man aan, die door <strong>de</strong> inkorting zijner<br />

spieren kreupel was gewor<strong>de</strong>n.<br />

»Tot verlevendiging van het geloof <strong>de</strong>s volks en tot uitbreiding<br />

van <strong>de</strong>n roem <strong>de</strong>s Heiligen liet God toe, dat die kreupele, bij het<br />

zien <strong>de</strong>r lijkkist, eensklaps het geheele samenstel zijner le<strong>de</strong>maten vol<br />

kracht en beweging gevoel<strong>de</strong>; hij volg<strong>de</strong> <strong>de</strong>n H. Lambertus. en geheel<br />

het volk verheerlijkte God.<br />

«Op genoem<strong>de</strong> plaatsen, waar <strong>de</strong> Heer zich gewaardig<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ze<br />

won<strong>de</strong>ren te wrochten, wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> geloovige en vrome Christenen<br />

heiligdommen gebouwd ter eere van <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />

«Zoo kwam <strong>de</strong> gansche menigte, met <strong>de</strong>n Heilige, op <strong>de</strong> plaats<br />

van bestemming aan.<br />

DE H. LAMBERTUS.<br />

1 0


146<br />

«Alle bewoners dier plaats spoed<strong>de</strong>n, vol vreug<strong>de</strong> en juichend,<br />

het zoo vurig verlangd lichaam te gemoet, ontvingen het met veel<br />

eerbetoon en brachten daarvoor een waardige rustplaats in gereedheid.<br />

»Dczc rustplaats was met bewon<strong>de</strong>renswaardig kunstwerk, een<br />

overvloed van goud, zilver, juweelen en e<strong>de</strong>lgesteenten, door vermogen<strong>de</strong>n<br />

daar samengebracht, en door verschei<strong>de</strong>nheid van bouwtrant<br />

zoo rijk gesmukt, dat het alle beschrijving overtreft.<br />

«Daar werd, gelijk het betaam<strong>de</strong>, in die ruime kerk het won<strong>de</strong>rschoon<br />

ge<strong>de</strong>nkteeken, tot eerbiedvolle gedachtenis (<strong>de</strong>s Heiligen)<br />

opgericht, door <strong>de</strong> geloovigen dagelijks meer en meer vereerd.<br />

»Daar wor<strong>de</strong>n door Gods mil<strong>de</strong> gunst blin<strong>de</strong>n zien<strong>de</strong>, melaatschen<br />

gereinigd, kreupelen genezen, bezetenen verlost.<br />

«Maakten wij hier melding van alle won<strong>de</strong>ren, door God aldaar<br />

onophou<strong>de</strong>lijk door <strong>de</strong> verdiensten van Lambeitu? verricht, gelijk zij<br />

geschied zijn, dan vrees<strong>de</strong>n wij al te breedvoerig te wor<strong>de</strong>n.<br />

»Hct weinige, dat wij van Lambertus' leven en won<strong>de</strong>ren verhaal<strong>de</strong>n,<br />

is voldoen<strong>de</strong>, om <strong>de</strong>ngenen, die het vernemen, te overtuigen<br />

van <strong>de</strong> waarheid.<br />

«Ten bewijze daarvan kan men he<strong>de</strong>n ten dage bij <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong><br />

aanschouwen <strong>de</strong> verbroken kluisters, ketenen en boeien van <strong>de</strong>genen,<br />

die er bevrijd wer<strong>de</strong>n; daar verkrijgen verlam<strong>de</strong>n het gebruik hunner<br />

le<strong>de</strong>maten, lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n <strong>de</strong> genezing van alle hunne lichaams- en zielekwalen,<br />

en vandaar trekken zij gezond naar hunne woonste<strong>de</strong>n we<strong>de</strong>r.<br />

»En nu reeds, in dit korte tijdsbestek, zoovele won<strong>de</strong>ren gesclned<br />

zijn, wie zal schatten hoe vele en hoe groote daar nog zullen plaats<br />

hebben in <strong>de</strong> toekomst, daar tot <strong>de</strong>n huidigen dag toe op het graf<br />

van <strong>de</strong>n gelukzaligen Bisschop en roemrijken Martelaar <strong>de</strong> teekenen<br />

en won<strong>de</strong>ren niet ophou<strong>de</strong>n, door <strong>de</strong> hulp van onzen Heer Jezus<br />

Christus, die met <strong>de</strong>n Va<strong>de</strong>r leeft en heerscht, God, in <strong>de</strong> eenheid<br />

<strong>de</strong>s H. Geestes, geduren<strong>de</strong> alle eeuwen <strong>de</strong>r eeuwen. Amen" 1).<br />

Aldus onze getrouwe zegsman.<br />

Wanneer heeft <strong>de</strong>ze plechtige overbrenging van St. Lam­<br />

bertus' lichaam naar Luik plaats gehad ?<br />

Onze Go<strong>de</strong>scalk schrijft: „nuper, post aliquot annos', „niet<br />

lang gele<strong>de</strong>n, eenige jaren na hetgeen hiervoren werd verhaald."<br />

Een na<strong>de</strong>re aanwijzing putten wij uit <strong>de</strong> „ Vita St. Huberii,"<br />

door een tijdgenoot, leerling tevens <strong>de</strong>s H. Hubertus', geschreven.<br />

Daar lezen wij als volgt: „In het twaalf<strong>de</strong> jaar na zijn<br />

Bisschopswijding verklaar<strong>de</strong> hij (Hubertus), door talrijke nachte-<br />

1) Bij Ghesq., t. a. p., bl. 144; bij Chapeav., t. a. p., bl. 347-


147<br />

lijke verschijningen aangemaand te zijn, het gebeente van <strong>de</strong>n<br />

H. Lambertus uit <strong>de</strong> stad Maastricht ter bijzetting terug te voe­<br />

ren naar <strong>de</strong> plaats, waar het lij<strong>de</strong>n werd voltrokken.<br />

,,L)eze vermaning vervul<strong>de</strong> zijn gemoed met een onbe­<br />

schrijflijke vreug<strong>de</strong>.<br />

„Daar hij echter hieromtrent volstrekte zekerheid wenschte<br />

te hebben, besloot hij aan <strong>de</strong>n Heer te vragen wat hem nog<br />

duister scheen.<br />

„Aan alle kloosterlingen en geestelijken <strong>de</strong>r Bisschopsstad,<br />

zoowel als aan <strong>de</strong> leeken, schreef hij een vasten voor, ten ein<strong>de</strong><br />

te vernemen wat <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijke wil in <strong>de</strong>ze hem gebood.<br />

„Toen hij ein<strong>de</strong>lijk zekerheid had verkregen, in het <strong>de</strong>r­<br />

tien<strong>de</strong> jaar zijner Bisschoppelijke bediening, begaf hij zich, ver­<br />

gezeld van een schaar geestelijken en een menigte volks, alsme<strong>de</strong><br />

van eerbiedwaardige Bisschoppen en priesters, naar het graf van<br />

<strong>de</strong>n man Gods.<br />

„Met <strong>de</strong>n grootsten eerbied ont<strong>de</strong>kten zij <strong>de</strong> kist, waarin<br />

het overschot werd bewaard, haal<strong>de</strong>n daaruit het lichaam <strong>de</strong>s<br />

Heiligen te voorschijn, brachten het met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> blijdschap,<br />

waarme<strong>de</strong> zij waren gekomen, naar <strong>de</strong> plaats, waar hij gele<strong>de</strong>n<br />

heeft, en besteed<strong>de</strong>n het daar ter aar<strong>de</strong>" i).<br />

Het <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> jaar na Hubertus' Bisschopswijding, welke<br />

ongetwijfeld niet lang na <strong>de</strong>n marteldood van zijnen heiligen<br />

voorganger heeft plaats gehad, is het jaar 721 of 722.<br />

April.<br />

Het Bisdom Luik viert <strong>de</strong>ze „Translatie/" op <strong>de</strong>n 2Ó sten<br />

Deze dag evenwel werd door een bevelschrift van Bis­<br />

schop Albero II in het jaar 1145 daarvoor aangewezen, ter<br />

herinnering vooral aan <strong>de</strong> zegepraal, op dien dag door <strong>de</strong><br />

Luikenaren bij <strong>de</strong> vesting Buljon behaald, en toegeschreven aan<br />

<strong>de</strong> voorspraak van hunnen Beschermheilige Lambertus, wiens<br />

relikwieënschrijn <strong>de</strong>rwaarts was gevoerd.<br />

Aldus getuigt <strong>de</strong> monnik Aïgilius van Orval 2).<br />

1) Bij Roberti, t. a. r-, bl. 26.<br />

2) Bij Chafeav,, T. II, p, 92.


148<br />

„Door <strong>de</strong> Bisschoppelijke macht, met goedkeuring <strong>de</strong>r<br />

Luiksche Kerk, werd bepaald, dat op <strong>de</strong>n vier<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Kalen<strong>de</strong>n<br />

van Mei <strong>de</strong> gedachtenis van <strong>de</strong>ze zegepraal, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> overbrenging,<br />

door <strong>de</strong>n H. Hubertus van Maastricht naar Luik,<br />

voortaan zou wor<strong>de</strong>n gevierd, daar <strong>de</strong> achtste <strong>de</strong>r Kalen<strong>de</strong>n<br />

van Januari, waarop <strong>de</strong>ze overbrenging plaats had, wegens <strong>de</strong><br />

invallen<strong>de</strong> vigilie van 's Heeren geboorte, niet waardig herdacht<br />

kan wor<strong>de</strong>n."<br />

Suijskens teekent hierbij aan, dat sEgidius zich hier blijkbaar<br />

vergist heeft, daar <strong>de</strong> vooravond van Kerstmis invalt, niet<br />

op <strong>de</strong>n achtste, maar op <strong>de</strong>n negen<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Januari-kalen<strong>de</strong>n 1).<br />

Fisen neemt dit getuigenis uit Aigidius over, doch zet,<br />

om <strong>de</strong>zes misvatting te verbeteren, in plaats van <strong>de</strong> vigilie, het<br />

feest van Kerstmis, op welken dag toch gewis <strong>de</strong> H. Hubertus<br />

het stoffelijk overschot van <strong>de</strong>n H. Martelaar niet van Maastricht<br />

naar Luik zal hebben vervoerd 2).<br />

Foullon vindt het ongelooflijk, dat <strong>de</strong> H. Hubertus <strong>de</strong>ze<br />

grootsche plechtigheid zou hebben verricht op het feest van<br />

's Heeren geboorte, ook wegens <strong>de</strong>n wintertijd 3).<br />

Deze schrijver echter is door ^Egidius op het dwaalspoor<br />

gebracht en heeft <strong>de</strong>zes uitdrukking: „vigilie van 's Heeren geboorte",<br />

blijkbaar geheel over het hoofd gezien.<br />

De wintertijd kon, dat spreekt van zelf, <strong>de</strong>n H. Hubertus,<br />

na <strong>de</strong> vele vermaningen, hem-zelve en nog aan vele an<strong>de</strong>ren<br />

gedaan, van toch „onverwijld" — „sine aliquo eunelamine" —<br />

Lambertus' gebeente naar Luik te brengen, niet verhin<strong>de</strong>ren,<br />

daartoe over te gaan, te meer wijl hij <strong>de</strong> verzekering had gekregen,<br />

dat God het verlang<strong>de</strong>.<br />

Alles wel beschouwd en bedacht, neemt Suijskens aan, dat<br />

<strong>de</strong>ze plechtigheid heeft plaats gehad op <strong>de</strong>n 24 5tcn<br />

December.<br />

En indien het waar is, wat velen meenen, dat met het<br />

lichaam van <strong>de</strong>n Heilige ook tevens <strong>de</strong> Bisschoppelijke z«tel<br />

1) Ghesq., t. a. p., no 161.<br />

2) Fisen, Hist. Leod., p. 237.<br />

3) Foullon, Htst. Eccl. Leod., p. 125.


149<br />

van Maastricht naar Luik werd verplaatst, dan kon — gaat onze<br />

Bollandist voort — <strong>de</strong> H. Hubertus geen beteren dag daarvoor<br />

hebben uitgekozen, wijl hij daags daarna het geboortefeest onzes<br />

Heeren en tevens <strong>de</strong>n geboortedag <strong>de</strong>r Luiksche Kerk plechtstatig<br />

kon vieren r).<br />

Go<strong>de</strong>scalk maakt gewag van een „eerbiedwaardigen man",<br />

wien <strong>de</strong> H. Lambertus beval, zijn lichaam over te brengen naar<br />

Luik.<br />

Heeft hij daarme<strong>de</strong> <strong>de</strong>n H. Hubertus bedoeld ?<br />

Een weinig later zegt hij wel, dat <strong>de</strong>ze Heilige een grondig<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> openbaringen, aan verschillen<strong>de</strong>n gedaan,<br />

heeft ingesteld.<br />

Waarschijnlijk heeft Go<strong>de</strong>scalk niet geweten — zegt Suijsk<br />

ens _ dat <strong>de</strong> H. Hubertus ook vermaningen in dien zin had<br />

gehad, terwijl <strong>de</strong> schrijver van <strong>de</strong> „Vila" zijns H. leermeesters<br />

Hubertus beter op <strong>de</strong> hoogte was, en het in ondubbelzinnige<br />

woor<strong>de</strong>n getuigt.<br />

Deze laatste maakt ook gewag van „eerbiedwaardige Bisschoppen",<br />

die bij <strong>de</strong>ze plechtigheid <strong>de</strong>n Kerkvoogd ter zij<strong>de</strong><br />

ston<strong>de</strong>n, terwijl Go<strong>de</strong>scalk alleen spreekt van „priesters, levieten<br />

en geestelijken.'"<br />

Blijkbaar heeft Go<strong>de</strong>scalk <strong>de</strong>ze omstandigheid over het<br />

hoofd gezien.<br />

„Daar is immers geea re<strong>de</strong>n — merkt <strong>de</strong> Bollandist aan —<br />

waarom <strong>de</strong> naburige Bisschoppen bij zulk een luisterrijke plechtigheid<br />

niet zou<strong>de</strong>n tegenwoordig geweest zijn, of zij had<strong>de</strong>n<br />

moeten belet wezen wegens het Kerstfeest" 2).<br />

In zijne „Ad vilam B. Huberti notae et paralipomena"<br />

teekent Roberti hierbij aan, dat <strong>de</strong> Bisschoppen <strong>de</strong>zen dienst, <strong>de</strong>n<br />

Heiligen en inzon<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong>n Martelaren ter eere, aan hunne<br />

ambtgenooten plachten te bewijzen. Dit vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> Godsvrucht<br />

es <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, en kan door vele voorbeel<strong>de</strong>n gestaafd wor<strong>de</strong>n.<br />

1) Ghesq., t. a. p., «8 I6J.<br />

a) Iiid., no 169.


Daar echter —gaat hij voort — geen enkele <strong>de</strong>zer Bisschoppen<br />

genoemd wordt, ligt het voor <strong>de</strong> hand, te on<strong>de</strong>rstellen, dat<br />

diegenen ontbo<strong>de</strong>n waren, wier Bisdommen aan dat van Hubertus<br />

grens<strong>de</strong>n, vooral niet te vergeten <strong>de</strong> H. Willebrordüs, Bisschop<br />

van Utrecht, en, evenals Hubertus, vriend van <strong>de</strong>n H. Martelaar" i).<br />

Ver<strong>de</strong>r noemt hij „uit ou<strong>de</strong> handschriften" nog een zestal<br />

an<strong>de</strong>re Aartsbisschoppen en Bisschoppen.<br />

Dezelf<strong>de</strong> namen geeft, met <strong>de</strong>n H. Willebrordüs erbij,<br />

Fisen aan 2).<br />

Hoogleefaar Daris acht het niet onwaarschijnlijk, dat bij<br />

<strong>de</strong>ze grootsche plechtigheid ook Karei Martel, die in 714 zijn<br />

va<strong>de</strong>r Pepijn als hofmeier had opgevolgd, tegenwoordig geweest<br />

s t e n<br />

is met zijn zoon Karloman, wijl hij <strong>de</strong>n i Januari 722, dus<br />

slechts acht dagen later, te Herstal een oorkon<strong>de</strong> uitvaardig<strong>de</strong> ter<br />

gunste <strong>de</strong>r Utrechtsche abdij 3).<br />

De zegetocht, waarme<strong>de</strong> het stoffelijk overschot van <strong>de</strong>n<br />

H. Lambertus werd teruggevoerd naar <strong>de</strong> plaats, door zijn hel<strong>de</strong>ndood<br />

vereeuwigd en zijn martelbloed geheiligd, wordt door<br />

Jos. Demarteau, blijkbaar con amore, geschil<strong>de</strong>rd:<br />

„De stoet overstem<strong>de</strong> door zijn gezangen <strong>de</strong> weeklachten<br />

<strong>de</strong>r Maastrichtenaren, die onuitsprekelijk bedroefd waren over<br />

het verlies van hun kostbaren schat.<br />

„Een e<strong>de</strong>le, heerlijke stoet 1<br />

„Afwisselend zongen in aangename toonopvolging <strong>de</strong> welgeoefen<strong>de</strong><br />

koren <strong>de</strong>r geestelijken <strong>de</strong> verzen <strong>de</strong>r psalmen, on<strong>de</strong>r<br />

begeleiding <strong>de</strong>r wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> klankbekkens en schetteren<strong>de</strong> bazuinen,<br />

terwijl <strong>de</strong> Engelen Hemelsche danklie<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong><br />

aardsche tonen <strong>de</strong><strong>de</strong>n ineensmelten.<br />

„Aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van Hubertus, <strong>de</strong>n Apostel <strong>de</strong>r Ar<strong>de</strong>nnen,<br />

stapte Willebrord, <strong>de</strong> geloofsverkondiger van Holland, en se<strong>de</strong>rt<br />

lange jaren vriend <strong>de</strong>s Martelaars.<br />

„Op hen volg<strong>de</strong>n in dichte rijen, met <strong>de</strong>n 11. Floribert<br />

1) Roberti, I. a. p., bl. 169.<br />

2) Fisen, Hist. Eccl. Leod., bl. 95.<br />

3) J. Daris, t. a. p., bl. 132, noot.


aan het hoofd, <strong>de</strong> talrijke schare <strong>de</strong>r abten, monnikken en<br />

Kerkvorsten, die <strong>de</strong>stijds <strong>de</strong>n kloosters van het Bisdom: Lobbes,<br />

St. Trui<strong>de</strong>n, Celles, Andage, Stavelot, Malmedy en Chèvremont,<br />

of <strong>de</strong> Bisschopszetels <strong>de</strong>r naburige lan<strong>de</strong>n tot sieraad verstrekten.<br />

„Den loop <strong>de</strong>r eeuwen door kwam menigmaal een schitteren<strong>de</strong><br />

stoet, van Maastricht Luikwaarts, <strong>de</strong> Maas langs getogen,<br />

te geenen tijd een met zooveel Heiligen als <strong>de</strong>ze.<br />

„Tweemaal hield <strong>de</strong> vrome pelgrimstocht een wijle stil, en<br />

telkens had er een won<strong>de</strong>re genezing plaats: van een blin<strong>de</strong> te<br />

NivelksLanaye, van een verlam<strong>de</strong>, te Hermalk sous-Argentcau.<br />

„Met geestdrift ontvingen <strong>de</strong> Luikenaren <strong>de</strong> heilige beèvaartgangers<br />

en <strong>de</strong>n kostbaren schat, welken <strong>de</strong>ze hun aanbrachten.<br />

„De kerk, door hen gebouwd, en bestemd om dien te bewaren,<br />

welf<strong>de</strong> zich boven <strong>de</strong> plaats, waar <strong>de</strong> Heilige <strong>de</strong>n marteldood<br />

had on<strong>de</strong>rgaan, en was zoo schoon, dat <strong>de</strong> levensbeschrijver<br />

zich moest beroepen op het getuigenis zijner tijdgenooten,<br />

wijl hem, naar zijn eigen gulle, eenvoudige bekentenis, <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

ontbraken om ze te beschrijven.<br />

„In dit heiligdom was een afzon<strong>de</strong>rlijke kapel bereid tot<br />

berging <strong>de</strong>r heilige overblijfselen, versierd met al wat kunst<br />

en pracht vermogen, om <strong>de</strong>n volke een diepen eerbied in te<br />

boezemen.<br />

„Daar leg<strong>de</strong> Hubertus het lichaam van zijn voorganger ter<br />

ruste, en „van dien dag af — gaat <strong>de</strong> geschiedschrijver i) vóórt<br />

•— werd dit volk, te voren nog ruw en onbeschaafd van aard,<br />

ingetogen, Godvreezend en Godsdienstig.<br />

„Dit geschied<strong>de</strong> te Kerstmis" 2).<br />

Nu wij aan het ein<strong>de</strong> van onze, bijlange niet gemakkelijke,<br />

doch — veilig mogen wij het bekennen — met lief<strong>de</strong> opgevatte,<br />

en met steeds klimmen<strong>de</strong> toewijding doorgezette taak zijn gekomen,<br />

blijft ons niets an<strong>de</strong>rs meer over dan een warme dank-<br />

1) Go<strong>de</strong>scalk bij Chapeav., t. a. p., bl. 348.<br />

2) Jos. Demarteau, St. Hubert, p. 35.


I S2 •<br />

betuiging te richten tot <strong>de</strong>n almachtigen, ein<strong>de</strong>loos barmhartigen<br />

God, die ons lust en licht, en lief<strong>de</strong> en leven gaf, om iets bij<br />

te dragen tot verheerlijking van zijnen roemvollen Martelaar,<br />

onzen lieven Heilige, Lambertus.<br />

Moge weldra in <strong>de</strong> stad Luik, die het onschatbaar voorrecht<br />

heeft, het gebeente <strong>de</strong>s Heiligen te bezitten, <strong>de</strong> St. Lambertuskerk<br />

ten hemel hare tinne verheffen, tot een eeuwenduren<strong>de</strong><br />

herinnering aan het luisterrijke eeuwfeest, en ook het ou<strong>de</strong><br />

Maastricht, dat het geluk heeft, zoowel <strong>de</strong> geboorteplaats als <strong>de</strong><br />

Bisschopsstad van <strong>de</strong>n roemrijken Martelaar te zijn geweest, <strong>de</strong>n<br />

nieuwen tempel, daar noodzakelijk gebleken, aan <strong>de</strong> nagedachtenis<br />

van <strong>de</strong>n H. Lambertus toewij<strong>de</strong>n.<br />

Dat geve God !


JNHOUD.<br />

EEN WOORD VOORAF , 5<br />

HOOFDSTUK I. DE GEBOORTE EN DE OUDÈRSVAN<br />

DEN HEILIGE 13<br />

„ II. DE JEUGD VAN ONZEN HEILIGE. 22<br />

„ III. DE H. LAMBERTUS, BISSCHOP. . 35<br />

„ IV. DE H. LAMBERTUS, IN BALLING­<br />

SCHAP , . . . . 40<br />

„ V. DE H. LAMBERTUS KEERT TERUG<br />

NAAR ZIJNE BISSCHOPSSTAD MAAS­<br />

TRICHT 50<br />

„ VI. DE H. LAMBERTUS, LÊERAAR VAN<br />

HEILIGEN 56<br />

„ VII. DE H. LAMBERTUS, APOSTEL VAN<br />

KEMPENLAND EN BRABANT. . . . 67<br />

„ VIII. DE H. LAMBERTUS, MARTELAAR. 80<br />

„ IX. WANNEER EN WAAROM DE H. LAM­<br />

BERTUS GEDOOD WERD 87<br />

„ X. DE H. LAMBERTUS, DOOR WONDE­<br />

REN VERHEERLIJKT 124<br />

„ XI. DE H. LAMBERTUS, DOOR GOD<br />

GEWROKEN 135<br />

„ XII. DE H. LAMBERTUS, NAAR LUIK<br />

TERUGGEVOERD 144<br />

••~&e-»«"


n et<br />

______ ===== ________<br />

v<br />

ii<br />

•_Jg*"" Bseg=g ^^ ty^ll«»___^\<br />

J&, nZun

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!