You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
DE H. LAMBERTUS,<br />
Bisschop van Maastricht en Martelaar.<br />
Zijn leven, werken en sterven,<br />
NAAR<br />
GODESCALK,<br />
met aanteekeningen voorzien<br />
DOOR<br />
Jac. Vrancken,<br />
pastoor <strong>de</strong>r St. Lambertuskerk<br />
TE<br />
R E U V E R .<br />
— ROERMOND. —<br />
-è*—»§< STOOMDRUK M. WATERREUS. >g
jSrfjïfs ons h ^eitgênsrjjaat', cif, tmwm mfa gttótfn,<br />
Pe K«r| nan f^oirlanft fen sbraao jijn gero^sf;<br />
Jerraejt DOOF ons nog, np&af je in 'f bami |ïöen<br />
j3o| ons, Ijun fyuhm, hplm mi fiun ge?sf.<br />
Br. Florentius aan <strong>de</strong>n W. E. H. P. A.
ï
6 -<br />
ook volkomen onoor<strong>de</strong>elkundig, enkele <strong>de</strong>zer schrijvers gemeend<br />
hebben, tot hooger verheerlijking van <strong>de</strong>n gelief<strong>de</strong>n Heilige, <strong>de</strong><br />
overleveringen, welke on<strong>de</strong>r het vrome volk van hun tijd beston<strong>de</strong>n,<br />
in hun verhaal te mogen opnemen.<br />
Dien ten gevolge vindt men vaak in hunne werken waarheid<br />
en verzinsel zoo <strong>de</strong>erlijk dooreengemengeld, dat daarvan zou<br />
kunnen gel<strong>de</strong>n wat nu wijlen /os. Habets over <strong>de</strong> vervaardigers<br />
van vele St. Servaaslegen<strong>de</strong>n misschien wat al te puntig schreef:<br />
„Het is een historische roman, waarin niet alleen <strong>de</strong> re<strong>de</strong>voeringen<br />
<strong>de</strong>r opgevoer<strong>de</strong> personen weergegeven, maar ook hunne<br />
geheime gemoedsaandoeningen bekendgemaakt wor<strong>de</strong>n. Overigens<br />
is het lezen (van <strong>de</strong>rgelijke verhalen) smakelijk en heeft het<br />
gewis op het gemoed van onze eenvoudige voorou<strong>de</strong>rs een diepen<br />
indruk gemaakt."<br />
Ongetwijfeld, God is, naar het woord <strong>de</strong>r H. Schrift, won<strong>de</strong>rbaar<br />
in zijne Heiligen, en met vollen luister doet Hij zijn<br />
macht en zijn barmhartigheid uitblinken in <strong>de</strong> heiliging zijner<br />
dienaren, — doch daarvoor achten wij het allerminst noodig,<br />
niet eens gewenscht, hun da<strong>de</strong>n en won<strong>de</strong>ren toe te schrijven,<br />
welke niet op <strong>de</strong>gelijk geschiedkundigen grondslag berusten.<br />
Bij het aanvaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>zen arbeid stel<strong>de</strong>n wij ons allereerst<br />
<strong>de</strong> vraag: welke on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vele levensbeschrijvers <strong>de</strong>s<br />
Heiligen wij tot leiddraad zou<strong>de</strong>n nemen.<br />
Na hunne werken gelezen en herlezen te hebben, gevóel<strong>de</strong>n<br />
wij ons voor het gelever<strong>de</strong> wel is waar dankbaar jegens allen,<br />
doch voldaan door geen enkele.<br />
De juiste tijdsbepaling <strong>de</strong>r verhaal<strong>de</strong> gebeurtenissen laat<br />
bij alle, en, gelijk hierboven werd aangestipt, <strong>de</strong> geschiedkundige<br />
vertrouwbaarheid bij meer<strong>de</strong>re heel veel te wenschen over.<br />
De oudste hunner is Go<strong>de</strong>scalcus, kanunnik van Luik, een<br />
man, die op bevel van Bisschop Agilfridus, vier<strong>de</strong>n opvolger van<br />
Lambertus, het leven van <strong>de</strong>zen Heilige, wel „in ongekuischte<br />
taal'', doch, volgens het getuigenis van Chapeaville, „naar waarheid<br />
heeft beschreven."<br />
In zijne „Etu<strong>de</strong> critique sur St. Latnbert et soit premier bio-
7<br />
graphe" betoogt <strong>de</strong> Luiksche hoogleeraar G. Kurth, dat Go<strong>de</strong>-<br />
scalk <strong>de</strong> hem toegeschreven Gesta Sti. Lamberti slechts be<br />
werkt heeft naar een reeds bestaand levensbericht van <strong>de</strong>n<br />
Heilige.<br />
Hoofdzakelijk bewijst <strong>de</strong> hoogleeraar zijn beweren uit een<br />
zinsne<strong>de</strong>, voorkomen<strong>de</strong> in <strong>de</strong> „Vila Sti. ffuberti," geschreven<br />
door een tijdgenoot van <strong>de</strong>n H. Hubertus, voor het jaar 730,<br />
(later uitgegeven door <strong>de</strong>n Jezuiet Roberti) geschreven dus voor<br />
het jaar 76o,dat Agrilfried,op wiens verzoek Go<strong>de</strong>scalk zijn „Gestd"<br />
bijeenbracht, bisschop van Luik werd.<br />
Ziehier <strong>de</strong> zinsne<strong>de</strong>: Quantis autem qualibusve miraculis suum<br />
veile Dominus per omne iter reversionis eorum commendark, sce-<br />
dula gestorum ejus<strong>de</strong>m Sancti Pontificis annotaia continet.<br />
Daar bestond dus reeds in <strong>de</strong> eerste helft <strong>de</strong>r 8ste eeuw<br />
een geschreven levensverhaal van <strong>de</strong>n H. Lambertus: scedula<br />
gestorum.<br />
Ver<strong>de</strong>r betoogt schrijver, dat waarschijnlijk dit oorspronke<br />
lijk levensbericht werd opgesteld tusschen <strong>de</strong> jaren 723 en 743<br />
in een <strong>de</strong>r talrijke kloosters, welke <strong>de</strong>stijds in Lotherrijk en<br />
Rijnland beston<strong>de</strong>n.<br />
Ten ein<strong>de</strong> echter verwarring te voorkomen, laten wij <strong>de</strong><br />
„Gesta Sti. Lamberti," door ons hier gevolgd, staan ten name<br />
van Go<strong>de</strong>scalk, ofschoon wij gaarne <strong>de</strong> meening van <strong>de</strong>n scherp-<br />
zinnigen hoogleeraar on<strong>de</strong>rteekenen.<br />
Houdt men in het oog, dat onze Go<strong>de</strong>scalk tenauwernood<br />
eenige jaren na <strong>de</strong>n marteldood <strong>de</strong>s Heiligen <strong>de</strong>zes leren te<br />
boek stel<strong>de</strong>, en <strong>de</strong> door hem verhaal<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n vernomen<br />
heeft, gelijk hij zelf in zijn „Prologus" verklaart, uit <strong>de</strong>n mond van<br />
geloofwaardige mannen, bevoeg<strong>de</strong> getuigen, „per fi<strong>de</strong>les viros et<br />
idoneos testes," inzon<strong>de</strong>rheid echter van Thiodoënus, een van Lam<br />
bertus' dienaren, dan zal men niet aarzelen, hem een ongemeen<br />
groot gezag en onbeperkt vertrouwen toe te kennen.<br />
Hoofdzakelijk schijnt hij bij <strong>de</strong> samensteling van zijn „Ges-<br />
ia Sti. Lamberti" ten doel te hebben gehad, <strong>de</strong> heiligheid en<br />
bewon<strong>de</strong>renswaardige <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s Heiligen, tot opwekking en
8<br />
stichting <strong>de</strong>r vrome gemeente, in het daglicht te brengen.<br />
Uit dien hoof<strong>de</strong> beschouwt hij <strong>de</strong>n Heilige meer als pries<br />
ter, kerkvoogd, geloofsverkondiger, Belij<strong>de</strong>r en Martelaar, door <strong>de</strong><br />
getrouwe vervulling <strong>de</strong>r Evangelische voorschriften priesterenen<br />
leeken een toonbeeld ter navolging, dan wel als geschiedkundig<br />
persoon, in verband met <strong>de</strong> gebeurtenissen en toestan<strong>de</strong>n van<br />
zijn tijd op staatkundig en Godsdienstig gebied.<br />
In <strong>de</strong> voorlaatste zinsne<strong>de</strong>, voorkomen<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n,,Prologus"<br />
heet het: „Het betaamt, dat wij telkens bij <strong>de</strong> jaarlijksche vie<br />
ring <strong>de</strong>r Heiligen, uit hun leven het een en an<strong>de</strong>r, waardoor <strong>de</strong><br />
stichting <strong>de</strong>r geloovigen en <strong>de</strong> eer van God kan wor<strong>de</strong>n bevor<br />
<strong>de</strong>rd, niet stilzwijgend voorbijgaan, want hetgeen wij lofwaardigs<br />
vin<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> Heiligen, is in<strong>de</strong>rdaad aan niets an<strong>de</strong>rs toe te<br />
schrijven dan aan <strong>de</strong> werking van Christus' gena<strong>de</strong>gave."<br />
Bevreem<strong>de</strong>n zal het <strong>de</strong>rhalve niemand, dat wij bij <strong>de</strong> be<br />
werking van onzen „St. Lambertus" het geschrift van <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n<br />
Go<strong>de</strong>scalk tot handleiding namen.<br />
Wij bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n lezer het verhaal aan van Lambertus' leven<br />
en sterven, beschreven naar Go<strong>de</strong>scalk en na<strong>de</strong>r toegelicht voor<br />
hetgeen wij „<strong>de</strong> St° Lamberto" aantroffen bij <strong>de</strong>n Bollandist<br />
Suijskenus, die in zijne van buitengewone scherpzinnigheid getui<br />
gen<strong>de</strong> aanteekeningen herhaal<strong>de</strong>lijk en onverholen hoogschatting<br />
voor Go<strong>de</strong>scalks arbeid aan <strong>de</strong>n dag legt.<br />
Al wie ooit kennis maakte met <strong>de</strong>n reuzenarbeid <strong>de</strong>r Bol<br />
landisten, en zich overtuig<strong>de</strong> van <strong>de</strong> nauwgezetheid, waarme<strong>de</strong><br />
zij <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r oudheid plegen te wikken en te wegen,<br />
zal geree<strong>de</strong>lijk bekennen, dat men bezwaarlijk veiliger leidsman<br />
kan volgen.<br />
Tevens hebben wij, waar het pas gaf, gebruik gemaakt van<br />
<strong>de</strong> latere schrijvers, naar wier geschriften wij <strong>de</strong>n wel willen<strong>de</strong>n<br />
lezer telkens aan <strong>de</strong>n voet <strong>de</strong>r bladxij<strong>de</strong> verwijzen.<br />
Gemakshalve laten wij hier hunne namen, alsme<strong>de</strong> die <strong>de</strong>r<br />
aangehaal<strong>de</strong> bronnen naar <strong>de</strong> door ons gebruikte uitgaven<br />
volgen.<br />
d e<br />
Na Go<strong>de</strong>scalk komt Sief anus, Bisschop van Luik, io opvol-
9<br />
ger van <strong>de</strong>n H. Lambertus. Hij bloei<strong>de</strong> omstreeks het jaar 903<br />
en was, naar Jos. Demarteau, in een werk, dat wij hierachter<br />
zullen bespreken, bewijst, niet alleen tijdgenoot, maar ook vriend<br />
van monnik Hucbald, die op eigenaardigen dichttrant <strong>de</strong>n H.<br />
Lambertus bezong.<br />
Vervolgens Anselmus, kanunnik van Luik, die, tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> in<br />
het voetspoor van Hariger, abt van Lobbes (anno 980), omstreeks<br />
het jaar 1050 <strong>de</strong> levens <strong>de</strong>r Maastrichtsche en Luiksche Bisschoppen,<br />
van S' Theodardus tot Wazo, beschreef, en wiens werk door<br />
Aegidius, monnik van Orval, anno 1240 met aanteekeningen werd<br />
voorzien. Deze goe<strong>de</strong> monnik vooral, Aegidius Aureavallensis<br />
namelijk, was nog al lichtgeloovig uitgevallen.<br />
Daarna komt Nicolaas, eveneens kanunnik van Luik, die<br />
omstreeks het jaar 1130 het leven van onzen Heilige, naar<br />
Chapeaville getuigt, „egregie vereque <strong>de</strong>scripsit."<br />
Omstreeks hetzelf<strong>de</strong> jaar gaf Renerus, Benedictijner monnik<br />
<strong>de</strong>r St. Laurens-abdij, bij Luik, zijne „Vita" in 't licht.<br />
De werken van genoem<strong>de</strong> schrijvers wer<strong>de</strong>n ten jare 16ra<br />
door Chapeaville, kanunnik en vicaris te Luik, verzameld en uitgegeven<br />
als „Ges/a Pontificum Tungrensium, Trajectensium et<br />
Leodiensium"<br />
Ver<strong>de</strong>r ston<strong>de</strong>n ons ten dienste:<br />
Gregorius Turonensis: „Historia Francorum." Bazel 1558.<br />
Barth Fisen. S. J.: „Historiarum Ecclesiae Leodiensts partes<br />
duo." Eerste Deel. Gedrukt te Luik 1696.<br />
Joannes Roberti. S. J.: „ Historia StiHuberti." Luxemburg 1621.<br />
Foullon. S. J. : ,,Sistoria Leodiensis" T. 1 pars i a<br />
, waarin<br />
meermalen wordt aangehaald een „ Vita Sti Lamberti" door Notgerus,<br />
Bisschop van Luik (971 — 1007). Luik 1735.<br />
„Historiae Leodiensis universae Compendium." Luik 1655.<br />
Aub, Miraeus'. „Rerum Belgicarum Chronicon." Antwerpen<br />
1636.<br />
Aub. Miraeus: „Fasti Belgici et Burgondici." Brussel 1622.<br />
Aub. Miraeus: „Rerum Belgicarum Annales." Brussel 1624.<br />
Molanus: „Natales Sanctorum Belgii." Leuven 1595.
10<br />
Molanus: „Indiculus Sanctorum Belgii". Leuven 1573.<br />
A. <strong>de</strong> Haisse: ,,Al Molani Nat. S nm<br />
Belgii auctarium."<br />
Douai 1626.<br />
Petrus Merssaeus: „Electorum Ecclesiasiicorum Catalogus!'<br />
Keulen 1680.<br />
M. Zuerius Boxhornius : „ De Leodiensi republica auctor es<br />
praecipui" Lei<strong>de</strong>n 1633.<br />
De Castillion: „Sacra Belgii Chronologia" Gend 1719.<br />
Gabriel Bucelinus: „Historiae universalis nucleus." Ulm 1652.<br />
Zach. Lippeloo: „Vitae Sanctorum." 3 <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>el, een verkorting<br />
van Surius. Keulen 1596.<br />
Marcellinus: „Vita Sti. Swiberti." Dusseldorp 1718.<br />
Knippenbergh: „Historia Ducatus Gelriae." Brussel 1719.<br />
Lambertus <strong>de</strong> Heers: „Levens <strong>de</strong>r Heijligen van Wintershoven."<br />
Maasrticht 1712.<br />
Ghesquierus: „Acta Sanctorum Belgii," <strong>de</strong> 5 eerste <strong>de</strong>clen<br />
Brussel 1789; het 6 <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>el, waarin Constantinus Suijskenus, van<br />
wiens hoognoodige voorlichting wij zulk een ruim gebruik hebben<br />
gemaakt, „Comme/itirius <strong>de</strong> Sto Lamberlo" voorkomt. Tongerloo<br />
1794.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nieuwe schrijvers, bij welke wij te ra<strong>de</strong> zijn gegaan,<br />
noemen wij:<br />
W. Heijnen: „Levensbeschrijving van <strong>de</strong>n H. Lambertus."<br />
Maastricht 1850.<br />
Dr. P. Alb e r ding k-Thijm.\ „De H. Willebrordus, apostel<br />
<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n". Amsterdam 1864.<br />
Jos.Habets: „Geschie<strong>de</strong>nis van het Bisdom Roermond." 1875.<br />
Jos. Daris: „Histoire du Diocese et <strong>de</strong> la Principautè <strong>de</strong><br />
Liége, <strong>de</strong>puis leur origine jusqu'au Jj me siècle." Luik 1890.<br />
De Lenarts: „Opkomst en voortgang <strong>de</strong>r stad Maastricht".<br />
1864.<br />
Polain: „Histoire <strong>de</strong> l'ancien pays <strong>de</strong> Liége." Luik 1844.<br />
Courtejoie: „Les Lllustrations dt Stavelot!' Luik 1848.<br />
Driesen: „Recherches historiques sur Tongres!' Tongeren<br />
1851.
II<br />
G. Kurth: „Les origines <strong>de</strong> la ville <strong>de</strong> Liége." Luik 1883.<br />
G. Kurth: „Etu<strong>de</strong> critique sur St. Lambert et son premier<br />
biographe." 1876.<br />
De Corswarem: „ Mémoire historique sur les anciennes limites<br />
et circonscriptions <strong>de</strong> la Province <strong>de</strong> Limbourg." Brussel 1857.<br />
Pèlérin: „Essais historiques et critiques sur le Depart. <strong>de</strong><br />
la Meuse inférieure." Maastricht 1803.<br />
AI. Willemsen: „Antiquités sacrées." Maastricht 1873.<br />
M. Willemsen: „Ue stiftkerk v. d. H. Petrus te St. Odilien-<br />
berg." Roermond 1880.<br />
M. Willemsen: „Observaiions relatives a quelques points <strong>de</strong><br />
1'histoire <strong>de</strong> Maestricht." Maastricht 1866.<br />
Ch. Thijs: „Monographie <strong>de</strong> l'Eglise N. D. a Tongres".<br />
Luik 1866.<br />
Le Comte <strong>de</strong> Montalembert: „Les moines d 1<br />
Occi<strong>de</strong>ni." Parijs.<br />
/. E. Darras: „Histoire générale <strong>de</strong> l'Eglise." T. XVI en<br />
XVII. Parijs 1872.<br />
Alb. Wolters: „De H. H. Wiro, Plechelmus en Otgerus".<br />
Roermond 1862.<br />
1878.<br />
Fr. Nulens : „De H. Lambertus." Antwerpen (zon<strong>de</strong>r jaartal).<br />
l'Abbé V. H: „Histoire <strong>de</strong> St. Hubert." Luik 1876.<br />
Mgr. JVamèche: „Histoire <strong>de</strong> la Principauté <strong>de</strong> Liége."<br />
„Annuaire <strong>de</strong> la province <strong>de</strong> Limbourg!' Maastricht 1825.<br />
„Annuaire <strong>de</strong> la province <strong>de</strong> Limbourg." Maastricht 1829.<br />
Jos. Demarteau : „St. Hubert, sa légen<strong>de</strong>, son histoire!' Luik<br />
Jos. Demarteau: ., Vie <strong>de</strong> St. Lambert, écrite en vers." Luik<br />
In dit werk betoogt schrijver, dat Hucbald, monnik <strong>de</strong>r<br />
St. Amands-abdij (io <strong>de</strong><br />
eeuw) <strong>de</strong> vervaardiger is van een Leven<br />
van <strong>de</strong>n H. Lambertus, in verzen verhaald. Dit doet <strong>de</strong> heer<br />
Demarteau, gelijk <strong>de</strong> scherpzinnige Kurth getuigt, „op goe<strong>de</strong><br />
gron<strong>de</strong>n." Blijkbaar is <strong>de</strong>ze dichterlijke monnik <strong>de</strong> „poeia<br />
anonymus", waarvan bij <strong>de</strong>n Bollandist Suijskenus meermalen<br />
wordt gewag gemaakt.
12<br />
Ein<strong>de</strong>lijk maakten wij kennis met het levensbericht „De<br />
H. Lambertus", van <strong>de</strong> hand <strong>de</strong>s eerw. P. P. Albers S. J., voorkomen<strong>de</strong><br />
in het „Jaarboekje" van Alberdingk Thijm voor 1896.<br />
En hierme<strong>de</strong> hebben wij, naar onze beschei<strong>de</strong>n meening,<br />
<strong>de</strong>n welwillen<strong>de</strong>n lezer genoegzaam aangetoond, op welk standpunt<br />
wij ons, bij <strong>de</strong> bewerking van dit „St. Lambertusboekje,"<br />
hebben geplaatst.<br />
De blij<strong>de</strong> hoop, iets te hebben bijgedragen tot <strong>de</strong> verheerlijking<br />
van <strong>de</strong>zen moedigen Kampioen voor <strong>de</strong> zaak Gods en voor<br />
<strong>de</strong> heiligheid van <strong>de</strong>n Christelijken huwelijksband, is ons een<br />
zoete belooning voor <strong>de</strong>n arbeid, dien wij met lief<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnamen.<br />
H. Lambertus, bid voor ons!
Soofdgtuk I.<br />
De geboorte en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong>n Heilige.<br />
GODESCALK. »De roemruchtige man, Bisschop Lambertus,<br />
werd in <strong>de</strong> stad Maastricht geboren uit ou<strong>de</strong>rs,<br />
die rijk, door stand en waardigheid on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voornaamsten<br />
geëerd, en afkomstig waren van een reeds<br />
se<strong>de</strong>rt lang herwaarts Christelijk voorgeslacht." l)<br />
In een werkje, door <strong>de</strong>n Rijksarchivaris Jos. Habets uitgegeven<br />
in 1864, verhaalt <strong>de</strong> Lenarts <strong>de</strong> „Opkomst en voortgang<br />
<strong>de</strong>r stad Maastricht" als volgt:<br />
Keizer Augustus, die leef<strong>de</strong> van het jaar 63 vóór tot 14<br />
na Christus, „zag met leedwezen <strong>de</strong>n droevigen toestand, waarin<br />
Cesar (Julius Caesar leef<strong>de</strong> van het jaar 100 tot 44 voor Christus)<br />
<strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n gedolven had, want niet alleen waren <strong>de</strong> woonplaatsen<br />
<strong>de</strong>r ingezetenen vernield, maar zelfs <strong>de</strong> volkeren, die<br />
aan zijne wraak ontsnapten, durf<strong>de</strong>n hunnen eigen naam niet<br />
meer voeren, maar had<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re aangenomen.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zen tel<strong>de</strong> men het volk <strong>de</strong>r Eburonen, dat <strong>de</strong>n<br />
1) Bij Chapeaville. T. I., bl. 326.
14<br />
mam van Tongenaren koos, dien het ge<strong>de</strong>eltelijk te voren had<br />
gevoerd, maar die aan Cesar onbekend was gebleven i)<br />
„Om <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n dan we<strong>de</strong>r tot stand te brengen, en<strong>de</strong><br />
van bewoon<strong>de</strong>n te voorzien, stel<strong>de</strong> Augustus er coloniën van<br />
zijne engen soldaten, die hem vele jaren trouw gedient hebben<strong>de</strong><br />
hunne ou<strong>de</strong> dagen aldaar in rust kon<strong>de</strong>n doorbrenghen 2)<br />
Ne<strong>de</strong>r-Duijtsland, waarvan <strong>de</strong> Tongenaren een ge<strong>de</strong>elte bek<br />
eed<strong>de</strong>n, was van <strong>de</strong> keijzerlijke goe<strong>de</strong>rtierentheijt niet berooft<br />
gebleven 3), want hij stel<strong>de</strong> in het mid<strong>de</strong>n van dit volk, op <strong>de</strong><br />
puijnhoopen van het ou<strong>de</strong> Aduatica, die beroem<strong>de</strong> colonie, welke<br />
CtaVië 4) b£kWam<br />
Jt ,T tv" °<br />
'<br />
e n n a<br />
-'W-n<br />
tijt tot hoofdplaats van het Tongersche volk is verheven, alwaar<br />
<strong>de</strong> H. Maternus zijne <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bidplaats, om <strong>de</strong> bekeer<strong>de</strong> heij<strong>de</strong>nen<br />
in het ware geloof te on<strong>de</strong>rrichten, heeft opgebouwd »<br />
Strabo, die on<strong>de</strong>r Augustus leef<strong>de</strong> en een beroemd aardrijkskun<strong>de</strong><br />
was, getuigt, dat, tij<strong>de</strong>ns hunnen strijd tegen <strong>de</strong>Ne<strong>de</strong>r-<br />
Dmtschers, <strong>de</strong> Romeinen in het land <strong>de</strong>r Tongerschen eene brug<br />
over <strong>de</strong> rivier had<strong>de</strong>n geworpen 5).<br />
„Deze brug, verhaalt <strong>de</strong> Lenarls ver<strong>de</strong>r, was gelegen op<br />
<strong>de</strong> Maas aan <strong>de</strong>n grooten wegh, dien Agrippa had aangelegd<br />
en waarbij Drusus een fort had gebouwd 6).<br />
„Bij <strong>de</strong>ze brug verzamel<strong>de</strong>n zich eenige Iandbewoon<strong>de</strong>rs<br />
t zij voor han<strong>de</strong>l of voor lijfsbehoud, en vorm<strong>de</strong>n er een dorp<br />
dat <strong>de</strong>n naam van Trecht of Maastrecht ontving.<br />
„De H. Maternus bouw<strong>de</strong> er tot on<strong>de</strong>rrichting <strong>de</strong>r bewoon<strong>de</strong>rs,<br />
die men Maaslan<strong>de</strong>rs noem<strong>de</strong>, eene christelijke bidplaats.»<br />
Tot hiertoe onze zegsman.<br />
Ver<strong>de</strong>r is bekend, dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> H. Maternus te Octavia,<br />
i) Assurrexerunt ergo Tungri ex Eburonum ruina. IFisen)<br />
Augustus' eigenlijke naam was Octavlanus. '<br />
I) rSnb P<br />
. U<br />
4,T 0 ROmani P<br />
66 ° n t e m a e d i f i C a n t<br />
- 4).
H •<br />
na<strong>de</strong>rhand Tongeren genaamd, een Bisschopszetel vestig<strong>de</strong>, welke<br />
omstreeks het jaar 383 door <strong>de</strong>n H. Servatius naar Maastricht<br />
werd overgebracht 1).<br />
De H. Servatius namelijk had van Godswege <strong>de</strong> droevige<br />
tijding ontvangen, dat weldra <strong>de</strong> stad Tongeren door barbaren<br />
verwoest, Maastricht evenwel gespaard zou<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n; daarom<br />
bracht hij <strong>de</strong> overblijfselen zijner heilige voorgangers, <strong>de</strong> gewij<strong>de</strong><br />
vaten en kostbaarhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Tongersche Kerk over naar <strong>de</strong> veste<br />
aan <strong>de</strong> Maas, welke, naar Fisen getuigt, reeds in het mid<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong> 4 <strong>de</strong><br />
eeuw <strong>de</strong>n naam van oppidum, vesting, droeg 2).<br />
Den 13<strong>de</strong>" Mei 384 sliep <strong>de</strong> H. Servatius, te Maastricht,<br />
ter zalige rust in.<br />
Niet lang na zijn heilig verschei<strong>de</strong>n ging 's Mans voorspelling<br />
maar al te letterlijk in vervulling.<br />
Naar het gevoelen van <strong>de</strong>n grooten Bollandist Henschenius,<br />
is het niet onwaarschijnlijk, dat reeds in het jaar 384 <strong>de</strong> woeste<br />
Hunnen, van Keulen uit, waar zij <strong>de</strong> H. Ursula en hare Gezellinnen<br />
vermoord had<strong>de</strong>n, in het land <strong>de</strong>r Tongeren zijn gevallen 3).<br />
In 385 werd <strong>de</strong> stad verwoest door <strong>de</strong> Salische Franken, in<br />
406 door <strong>de</strong> Vandalen, in 450 nogmaals door <strong>de</strong> Hunnen.<br />
„Weinig ste<strong>de</strong>n, zegt Fr, Driesen, hebben eene lij<strong>de</strong>nsgeschie<strong>de</strong>nis,<br />
welke met die van Tongeren kan wor<strong>de</strong>n vergeleken" 4).<br />
De vestiging van <strong>de</strong>n Bisschopszetel te Maastricht, <strong>de</strong> voorspelling<br />
van <strong>de</strong>n H. Servatius, dat <strong>de</strong>ze stad bij <strong>de</strong> opeenvolgen<strong>de</strong><br />
schier algemeene verwoestingen, waarvan alom het land <strong>de</strong>r<br />
Tongeren het tooneel werd, gespaard zou<strong>de</strong> blijven, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
schitteren<strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren, welke bij <strong>de</strong> roemrijke grafste<strong>de</strong> <strong>de</strong>s<br />
Heiligen geschied<strong>de</strong>n, hebben ongetwijfeld veel er toe bijgedragen,<br />
om <strong>de</strong> sterke en veilige veste aan Maas en Jeker allengs<br />
in groei en bloei te doen toenemen.<br />
1) De Corswarem: Mémoire historique sur les anciennes limites <strong>de</strong> la province<br />
du Limbourg, pag. 20. Zie ver<strong>de</strong>r ook mijne St. Servatiuslegen<strong>de</strong>.<br />
Maastricht 1884.<br />
2) Obtricense Mosae oppidum. Fisen ad annum 359. Over Maastricht raadplege<br />
men ver<strong>de</strong>r Pélerin: Essais hist. et crit.<br />
3) G. Henschenius: „De Sto Servatio commentarius", cap. II, n, 13.<br />
4) Driesen: „Recherches historiques sur Tongres", p. 23.
i6<br />
In het jaar 445 verjoeg Clodio, Koning <strong>de</strong>r Franken <strong>de</strong><br />
laatste Romeinen uit zijn Rijk, en ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> het in Austrasië en<br />
Westrasië 1). Bij het eerste werd België en ook grooten<strong>de</strong>els ons<br />
land ingelijfd.<br />
„Se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> 7<strong>de</strong> eeuw, schrijft pastoor M. Willemsen, was<br />
<strong>de</strong> St. Servaaskerk te Maastricht een lichtend mid<strong>de</strong>npunt in het<br />
mid<strong>de</strong>n van het barbaarsch Austrasië" 2).<br />
Van dit „lichtend mid<strong>de</strong>npunt" uit ging, met het Christelijk<br />
Geloof, hein<strong>de</strong> en verre door Maastrichts heilige Bisschoppen<br />
gepredikt, ook <strong>de</strong> ware beschaving op over <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke<br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> eerste helft <strong>de</strong>r 7d« eeuw heerschte Koning Dagobert<br />
over <strong>de</strong> vereenig<strong>de</strong> Rijken Austrasië en Neustrie; over het eerstgenoem<strong>de</strong><br />
had hij se<strong>de</strong>rt het jaar 633 aangesteld zijn zoon Sigebertus<br />
d!e on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wijze leiding van <strong>de</strong>n Keulschen Aartsbisschop<br />
Cunibert en hertog A<strong>de</strong>lgisus <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n in vre<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>.<br />
Voor Austrasië was het een tijdvak van Christelijke we<strong>de</strong>rgeboorte.<br />
De oorlogen over landver<strong>de</strong>eling en erfopvolging had<strong>de</strong>n<br />
grooten<strong>de</strong>els opgehou<strong>de</strong>n. De keuze <strong>de</strong>r Bisschoppen, van<br />
wier toewijding <strong>de</strong>stijds zooveel, niet alleen op Godsdienstig en<br />
ze<strong>de</strong>lijk, maar ook op stoffelijk gebied af hing, was beter geregeld.<br />
Allerwegen rezen er kloosters en abdijen als uit <strong>de</strong>n grond op,<br />
hetgeen <strong>de</strong> vorming <strong>de</strong>r geestelijken, <strong>de</strong> verbreiding van het<br />
Christendom en <strong>de</strong> beschaving <strong>de</strong>s volks bijzon<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> hand<br />
werkte. De Koningen en vooral <strong>de</strong> hofmeiers, - want <strong>de</strong>ze tra<strong>de</strong>n<br />
meer en meer als han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> personen op <strong>de</strong>n voorgrond, terwijl<br />
hun meesters niets meer waren dan Vorsten in schijn —<br />
bescherm<strong>de</strong>n met loffelijken ijver <strong>de</strong>n Godsdienst en werkten<br />
<strong>de</strong> oprichting van kloosters, abdijen en kerken, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> verspreiding<br />
<strong>de</strong>r waarheid in <strong>de</strong> hand.<br />
Moge het ook al waar zijn, dat zij in <strong>de</strong> prediking van<br />
het Christendom een geschikt mid<strong>de</strong>l zagen, om hunnen invloed<br />
1) Miraeus: „Rerum Belgicorum Chronicon." (Melding).<br />
2) M. Utllemsen: „Antiquites sacrées." Introd. pag. 3
17 -<br />
op <strong>de</strong> nog niet óf sleehts kwalijk on<strong>de</strong>rworpen volksstammen<br />
te laten gel<strong>de</strong>n of te vermeer<strong>de</strong>ren, en dat zij bij voorkeur<br />
schuts en steun verleen<strong>de</strong>n aan Geloofsbo<strong>de</strong>n, die me<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />
vestiging <strong>de</strong>r Frankische heerschappij bevor<strong>de</strong>rlijk waren, — al<br />
zou<strong>de</strong>n dus hun bedoelingen ook niet altoos van baatzucht<br />
zijn vrij te pleiten, — een niet te loochenen geschiedkundig<br />
feit is het, dat <strong>de</strong> staatkun<strong>de</strong> en <strong>de</strong> macht <strong>de</strong>r Pepijnen aan <strong>de</strong><br />
invoering en <strong>de</strong>n bloei <strong>de</strong>s Christendoms in <strong>de</strong>ze streken zeer<br />
voor<strong>de</strong>elig geweest is.<br />
Omtrent <strong>de</strong> jaartallen van Dagoberts regeering zijn <strong>de</strong><br />
schrijvers het niet eens. Chapeaville plaatst ze tusschen <strong>de</strong><br />
jaren 626 en 644, Miraeus tusschen 623 en 644 1); wij volgen<br />
hier <strong>de</strong> meening, door Siegbert van Gembloux voorgestaan, ook<br />
door <strong>de</strong>n Bollandist Suijskens aangenomen 2).<br />
„De opkomen<strong>de</strong> stad Maastricht, schrijft F. Nulens, was<br />
voor een ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>s jaars <strong>de</strong> verblijfplaats van het hof <strong>de</strong>s<br />
Konings.<br />
„Daar woon<strong>de</strong>n dan ook vele groote heeren, in dienst bij<br />
<strong>de</strong>n Vorst, en aan zijn hof, geduren<strong>de</strong> zijn verblijf te Maastricht<br />
verbon<strong>de</strong>n 3).<br />
„Maastricht, zoo lezen wij in het bekend Annuaire <strong>de</strong> la<br />
province <strong>de</strong> Limbourg 1825, was <strong>de</strong>siijds reeds een zoo voorname<br />
plaats, dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Frankische Koningen, <strong>de</strong> Merovingers zoowel<br />
als later <strong>de</strong> Karolingers, er meermalen verblijf hiel<strong>de</strong>n. In<br />
552 hield Koning Chil<strong>de</strong>rik I er een plechtigen rechtsdag.<br />
Buitendien was Maastricht <strong>de</strong> hoofdstad <strong>de</strong>r Maasgouw,<br />
welker rechtsgebied zich uitstrekte van Visé tot Holland, en bijgevolg<br />
<strong>de</strong> zetel van een belangrijk bestuur."<br />
Hetzelf<strong>de</strong> Annuaire (1829) wijst in <strong>de</strong> nabijheid van St.<br />
Servaas <strong>de</strong> plaats aan, waar het Koninklijk paleis, dat in 881<br />
door <strong>de</strong> Noormannen verwoest werd, gestaan heeft.<br />
Chapeaville: T. I, „Res gestae", Miraeus: t. a. p. ad annum.<br />
2<br />
) Bij Ghesq: T. VI. De Sto Lamberto no 22.<br />
3) F- Nulens: De H. Lambertus, bl. 15.<br />
DE H. LAMBERTUS.
i8<br />
Uit dit paleis dagmerkte Koning Chil<strong>de</strong>rik, twee<strong>de</strong> van<br />
dien naam, <strong>de</strong>n 6<strong>de</strong>n September 667, <strong>de</strong> stichtingsoorkon<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<br />
abdijen Stavelot en Malmedij 1).<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n, die tot het gevolg <strong>de</strong>s Konings behoor<strong>de</strong>n,<br />
was een zekere graaf Aper.<br />
„De graaf, schrijft Jos. Heibels 2) was een ambtenaar, die<br />
door <strong>de</strong>n Koning uit eene <strong>de</strong>r rijkste en aanzienlijkste geslachten<br />
van <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong> werd gekozen.<br />
„Hij stond aan het hoofd van het burgerlijk en gerechtelijk<br />
bestuur van zijn kreits, was er aanvoer<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n heerban en<br />
belast met <strong>de</strong> handhaving van <strong>de</strong>n landvre<strong>de</strong>."<br />
Graaf Aper bezat bij Maastricht en in het Tongersche<br />
uitgestrekte erfgoe<strong>de</strong>ren; bij <strong>de</strong> bevolking was hij geacht om<br />
zijn rijkdom, zijn aanzien en zijn invloed aan het hof, bemind<br />
om zijn Godsdienstigheid, zijn rechtschapenheid en zijne mildheid<br />
jegens <strong>de</strong>n arme.<br />
Foullon is van oor<strong>de</strong>el, dat Aper van een Tongersch of<br />
oud-Romeinsch geslacht was, daar hij woon<strong>de</strong> te Maastricht,<br />
werwaarts zich, na <strong>de</strong> verwoesting van Tongeren en <strong>de</strong> wegdrijving<br />
<strong>de</strong>r Romeinen, naar het voorbeeld <strong>de</strong>r Bisschoppen, <strong>de</strong><br />
meeste Tongersche e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n begeven; <strong>de</strong> naam wijst<br />
op een Romeinsche afkomst, hetgeen te meer bevreem<strong>de</strong>nd<br />
mag schijnen in een tijd en een land, waar <strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n bijna<br />
uitsluitend Frankische namen droegen 3).<br />
Zijne gemalin was <strong>de</strong> vrome Harisplendis, een e<strong>de</strong>le loot<br />
van Frankischen stam, „e<strong>de</strong>l, schrijft <strong>de</strong> Benediktijner Renerus,<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Frankische e<strong>de</strong>len" 4).<br />
Uit het heilig echtverbond, door Aper gesloten met <strong>de</strong><br />
waardige Harisplindis, werd te Maastricht <strong>de</strong> H. Lambertus geboren.<br />
De oudste levensbeschrijver van onzen Heilige, Go<strong>de</strong>scalk,<br />
1) Zie Ghesq: T. III, pag. 391.<br />
2) In een aanteekening op genoem<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Lenarts, bl 20<br />
3) Foullon: Hist. Leod.. T. I, Deel I, bi. 101.<br />
4) Renerus: cap. 4.
19<br />
die, naar hij zelf getuigt, het voorrecht had, vele bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n<br />
u<br />
it <strong>de</strong>n mond van tijdgenooten, ja, van dienaren <strong>de</strong>s Heiligen<br />
te vernemen, heeft, won<strong>de</strong>r genoeg, <strong>de</strong>n naam <strong>de</strong>r gelukkige<br />
moe<strong>de</strong>r niet vermeld, wel dien <strong>de</strong>s va<strong>de</strong>rs, waar spraak is van<br />
Lambertus' begraafplaats (cap. X).<br />
Den naam Harisplindis zijn wij verschuldigd aan Notgerus,<br />
die hem het eerst noemt.<br />
Meer<strong>de</strong>re schrijvers beweren, dat zij was eene afstammelinge<br />
van Keizer Mauritius; an<strong>de</strong>re hou<strong>de</strong>n haar voor <strong>de</strong> dochter<br />
van Sigolas, heer van St. Pieter, bij Maastricht.<br />
Zekerheid hebben wij daaromtrent niet i).<br />
Naar luid eener alou<strong>de</strong> overlevering was graaf Apers' woning<br />
gelegen te Maastricht, ter plaatse, waar in 1575 het Jezuïetenklooster,<br />
thans tot schouwburg vervallen, werd gebouwd.<br />
Bij <strong>de</strong>n Bollandist Suijskens lezen wij daarover het volgen<strong>de</strong><br />
: „Een overlevering, waarvan <strong>de</strong> herkomst in 't duister<br />
ligt, wil dat het huis, waarin <strong>de</strong> H. Lambertus werd geboren,<br />
een ge<strong>de</strong>elte uitmaakt van ons klooster te Maastricht. Thans<br />
nog (anno 1755) heet dit ge<strong>de</strong>elte: huis van <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />
„In een <strong>de</strong>r vertrekken bevindt zich een beeld van <strong>de</strong>n<br />
Heilige, met een opschrift, mel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong>n<br />
Heilige aldaar 2)."<br />
In een aanteekening aan <strong>de</strong>n voet <strong>de</strong>r bladzij<strong>de</strong> meldt hij<br />
ver<strong>de</strong>r: „Toen in 't jaar 1787 ten behoeve van <strong>de</strong> kapel, gebouwd<br />
boven <strong>de</strong> plaats, waar het geboortehuis van <strong>de</strong>n Heilige<br />
zou hebben gestaan, eenige werkzaamhe<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n verricht, vond<br />
men er in <strong>de</strong>n grond, op een diepte van bijna 12 voet, eenig<br />
bijna verteerd menschelijk gebeente en een gou<strong>de</strong>n ring, voorzien<br />
van dit inschrift: Hari- vivas - Do-f- sto.<br />
„Ziehier hoe ik dit verklaar: Harisplendis, vivas Domino<br />
t sancto. Leef, o Harisplendis, <strong>de</strong>n heiligen gekruisig<strong>de</strong>n Heere I<br />
„Zeer goed kan die ring door een e<strong>de</strong>l en vroom man,<br />
1) Foullon: t. a. p. in margine.<br />
a) Bij Ghesq: T. VI, p. 29.
20<br />
wellicht door <strong>de</strong>n H. Lambertus-zelven, bij een feestelijke gelegenheid<br />
aan <strong>de</strong> godvruchtige e<strong>de</strong>lvrouw ten geschenke gegeven,<br />
en met het stoffelijk overschot <strong>de</strong>r overle<strong>de</strong>ne, gelijk<br />
<strong>de</strong>stijds placht te geschie<strong>de</strong>n, in het graf gelegd zijn."<br />
„Se<strong>de</strong>rt onheugelijke tij<strong>de</strong>n, getuigt Heijnen, pastoor van<br />
St. Pieter i), was ter herinnering aan dat geboortehuis een beeld<br />
van <strong>de</strong>n Heilige geplaatst in <strong>de</strong>n buitenmuur van het hoekhuis<br />
<strong>de</strong>r Hoenstraat, nabij <strong>de</strong>n schouwburg.<br />
„Jammer is het, dat <strong>de</strong> Maastrichtenaren het wegnemen van<br />
dit beeld hebben geduld."<br />
Omtrent het jaar zijner geboorte loopen <strong>de</strong> meeningen <strong>de</strong>r<br />
schrijvers nog al uiteen, <strong>de</strong> meest gezaghebben<strong>de</strong> wijren het<br />
jaar 6.35 daarvoor aan 2), Miraeus, Fisen en <strong>de</strong> Heers het<br />
jaar 636.<br />
Na een zeer oor<strong>de</strong>elkundig vergelijkend on<strong>de</strong>rzoek te<br />
hebben ingesteld tusschen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> meeningen <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong><br />
kroniekschrijvers, komt <strong>de</strong> scherpzinnige Bollandist Suijskens tot<br />
<strong>de</strong> slotsom, dat onze Heilige het levenslicht aanschouw<strong>de</strong> in 636.<br />
De naam wordt nog al verschillend geschreven.<br />
De „anonymus poeta", waarvan laatstgenoemd schrijver gewaagt,<br />
en die, naar <strong>de</strong> bevinding van Jos. Demarteau, niemand<br />
an<strong>de</strong>rs kan zijn dan <strong>de</strong> 10<strong>de</strong> eeuwsche Hucbald, monnik van<br />
St. Amand, schrijft Landbertus; „<strong>de</strong> Heilige immers, zoo dicht<br />
hij, zou <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diger van zijn va<strong>de</strong>rland wezen 3).»<br />
Land-bert, Berd, Bred, steun van zijn land. In <strong>de</strong>ze beteekenis<br />
vin<strong>de</strong>n wij het woord Berd bij Kiliaan opgegeven.<br />
In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kronijken ontmoeten wij ook Lantbertus en<br />
Lan<strong>de</strong>bertus.<br />
Op <strong>de</strong> lijst van eigennamen, voorkomen<strong>de</strong> in zijn „Etymologicum"<br />
schrijft Kiliaan: Lambert, Lam Pert, Langwerd _<br />
lang waard: diu charus, alsme<strong>de</strong> Landtprecht: ditionis potentia<br />
macht <strong>de</strong>s lands.<br />
2) fSi^ L<br />
vJ en5l<br />
? eSCh<br />
r jving v a n d e n H<br />
- Lambertus", bi. i<br />
2 Me Chapeaville, alsme<strong>de</strong> Comp. Hist. Leod.<br />
S. 5<br />
3) Ghesq : t. a. p., n 0 24; Demarteau: t. a. p., bl. 19,
21<br />
Ook Rhabanus, naar Suijskens oor<strong>de</strong>elt, goed kenner <strong>de</strong>r<br />
ou<strong>de</strong> Dietsche taal, hecht aan het woord Bert <strong>de</strong> beteekenis<br />
van roemwaardig, zoodat <strong>de</strong> naam van onzen Heilige beduidt:<br />
man, <strong>de</strong>n roem <strong>de</strong>s lands waardig.<br />
Go<strong>de</strong>scalk schrijft steeds: Lambertus.<br />
De geboortedag van <strong>de</strong>n Heilige is ons niet bekend, hetgeen<br />
wel jammer mag heeten, daar hij, naar Fisen i) terecht<br />
aanmerkt, wel verdien<strong>de</strong> met gou<strong>de</strong>n letterschrift op <strong>de</strong> geschiedrollen<br />
te wor<strong>de</strong>n aangeteekend.<br />
) Fisen: t. a. p„ no 14.
Öoofd^tuk II.<br />
De jeugd van onzen Heilige.<br />
Blijkbaar hebben <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kroniekschrijvers <strong>de</strong>n zin voor het<br />
Achterlijke, zoo eigen aan <strong>de</strong>n tijd, waarin zij leef<strong>de</strong>n, en aan<br />
<strong>de</strong> omgeving, waarin zij zich bewogen, niet weten te beteugelen,<br />
hetgeen toch <strong>de</strong>ngene, die zich ten taak stelt, <strong>de</strong> geschiedkund.ge<br />
waarheid, en niets dan <strong>de</strong> waarheid, te boeken, in<br />
hooge mate betaamt.<br />
En zoo is het geschied, dat <strong>de</strong> meesten hunner, uit kwalijk<br />
begrepen ijver voor <strong>de</strong> eer onzes Heiligen, zijne wieg als<br />
het ware met een krans van won<strong>de</strong>rverhalen hebben omvlochten<br />
De ou<strong>de</strong> Go<strong>de</strong>scalk, die zijn gegevens aan <strong>de</strong> beste bronnen<br />
kon putten, maakt daarop een alleszins loffelijke uitzon<strong>de</strong>ring.<br />
Gaarne vergeven wij hem, dat zijn taal min<strong>de</strong>r gekuischt<br />
is, nu hij slechts trouw weergeeft wat hij-zelf uit <strong>de</strong>n mond van<br />
oog- en oorgetuigen heeft vernomen.<br />
Zoo verhaalt Aegidius i) dat Lina, dochter van een Fran-<br />
I) In zijne aantekeningen op Anselmus, bij Chaf., p. ,o 7.
23<br />
kisch e<strong>de</strong>lman, door een Engel als voedster van het bevoorrecht<br />
kind naar Maastricht gezon<strong>de</strong>n en daar op won<strong>de</strong>rdadige wijze<br />
van hare blindheid genezen werd.<br />
ALgidius-izM verhaalt het slechts in het voorbijgaan en als<br />
een vertelsel: „dieilur", zegt hij, en hij laat er op volgen: „Nunc<br />
vero ad historiam re<strong>de</strong>amus', „gaan wij nu weer over tet<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis."<br />
Vóór hem maakt geen an<strong>de</strong>r geschiedschrijver daarvan<br />
melding.<br />
Des te meer bevreemdt het ons, dat he<strong>de</strong>n ten dage zulk<br />
een verdichtsel te goe<strong>de</strong>r rrouw nog in het leven van <strong>de</strong>n Heilige<br />
wordt naverteld.<br />
De eerw. heer Nulens wijdt aan <strong>de</strong> plotselinge verschijning<br />
van <strong>de</strong> lieftallige blin<strong>de</strong> maagd, „aan <strong>de</strong>n arm eener ou<strong>de</strong> vrouw,<br />
die hare moe<strong>de</strong>r was en hare stappen begeleid<strong>de</strong>", terwijl <strong>de</strong><br />
„jongelie<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> geslachten", ter viering van Lambertus'<br />
heugelijk geboortefeest, „met <strong>de</strong> vroolijkheid op het gelaat, met<br />
kransen op het hoofd, met bloemen in <strong>de</strong> hand, <strong>de</strong> Maasoevers<br />
bij het bruischen van <strong>de</strong>n stroom met hunne blij<strong>de</strong> gezangen<br />
<strong>de</strong><strong>de</strong>n weergalmen," eene heerlijk geschreven bladzij<strong>de</strong>, onzes<br />
erachtens, meer geschikt om in een „Bloemlezing" dan in een<br />
geschiedkundig werk een plaats te vin<strong>de</strong>n 1).<br />
Een twee<strong>de</strong> feit van dien aard, aan <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n Aigidius<br />
ontleend, wordt omstandig verhaald door <strong>de</strong>n ernstigen Fisen,<br />
die evenwel voorzichtigheidshalve erbij voegt: „Geloove het <strong>de</strong><br />
lezer indien hij wil 2)."<br />
Nog in <strong>de</strong> wieg liggen<strong>de</strong>, zou <strong>de</strong> kleine Heilige tot zijne<br />
voedster, Lina, hebben gesproken, om haar te verwijten, niet te<br />
hebben gedaan wat haar door gravin Harisplendis was opgedragen.<br />
Ook dit won<strong>de</strong>r vindt gretig geloof bij <strong>de</strong>n eerw. heer<br />
Nulens 3).<br />
1) Nulens: De H. Lambertus, bi. 22.<br />
2) sEgidius, t. a. p.; Fisen : No 14.<br />
3) Nulens : t. a. p.
2 4<br />
„Dergelijke verhalen, schrijft terecht Foullon, hebben hunnen<br />
oorsprong te danken aan „<strong>de</strong>clamatoren, die <strong>de</strong>n lust<br />
met kunnen bedwingen, onzen Heilige te maken tot een twee<strong>de</strong>n<br />
Joannes Baptista, met wien hij door zijn moedig optre<strong>de</strong>n<br />
voor <strong>de</strong> heiligheid van <strong>de</strong> huwelijkstrouw en door zijn hel<strong>de</strong>ndood<br />
een niet te miskennen gelijkenis heeft i)."<br />
De Bollandist Suijskens gispt vrij onzacht <strong>de</strong> vertellers van<br />
<strong>de</strong>rgelijke fabelen, welke bij <strong>de</strong> ernstige, ou<strong>de</strong>re schrijvers niet<br />
wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n, en tot wier geloofwaardigheid het „dicitur"<br />
van Aegtdius met toereikend wordt geacht.<br />
Het zij ons voldoen<strong>de</strong> hier aan te stippen, dat van zijne<br />
prilste jeugd af onze Heilige schitter<strong>de</strong> door alle die ongemeene<br />
gaven naar geest en leest, waarme<strong>de</strong> God meermalen hoogbevoorrechte<br />
kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>r menschen be<strong>de</strong>elt.<br />
De kronijkschrijver Siegbert van Gembloux beweert - aan<br />
<strong>de</strong>ze bewering schijnt <strong>de</strong> eerw. heer Nulens ook te hechten -<br />
dat <strong>de</strong> H. Remaclus het kind <strong>de</strong>r gelukkige echtelie<strong>de</strong>n Aper<br />
en Harisplendis gedoopt heeft. Aigidius <strong>de</strong>elt eveneens dat<br />
gevoelen.<br />
't Is evenwel niet waarschijnlijk, zegt onze Bollandist, wijl<br />
<strong>de</strong>stijds <strong>de</strong> H. Remaclus ver van Maastricht, in Neustrië vertoef<strong>de</strong><br />
en wel niet voor het toedienen van dit Sacrament naar<br />
<strong>de</strong> Maasgouw zal zijn overgekomen.<br />
Ook Fisen komt daartegen op. „De H. Remaclus, schrijft<br />
hij, verbleef toenmaals in <strong>de</strong> abdij van Solesmes'' 2).<br />
Laten wij nu 's Heiligen oudsten en gezaghebben<strong>de</strong>n levensbeschrijver<br />
Go<strong>de</strong>scalk aan het woord.<br />
stekenH Ree<br />
H d<br />
V n<br />
^ , kindsheid<br />
> ^ 3), was hij schoon en uitstekend<br />
e<strong>de</strong>l van geslacht en afkomst, goedig van aard<br />
W rT Z<br />
' Jn<br />
, k m d e r l i<br />
j k e I a a t la<br />
S S een lichtglans uitgegoten, die hem<br />
beminnelijk maakte bij huisgenooten en verwanten<br />
„En toen <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r zag hoe zijn dierbaar kind, hij het toenemen<br />
1) Foullon: p. 102.<br />
2) Fisen, bl. 54.<br />
3) Bij Chafeav. p. 326.
25<br />
in jaren, van allen bemind werd en uitmuntte door ijver voor <strong>de</strong>n<br />
Godsdienst, was er groote vreug<strong>de</strong> in zijn hart en dankte hij <strong>de</strong>n Heer.<br />
„Reeds van <strong>de</strong> eerste jaren af vertrouw<strong>de</strong> hij hem toe aan wijze<br />
en geleer<strong>de</strong> mannen, die hem in <strong>de</strong> gewij<strong>de</strong> wetenschappen on<strong>de</strong>rwezen.<br />
„Lambertus maakte, dank aan zijn groote leergierigheid en aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n<br />
ijver, snelle vor<strong>de</strong>ringen.<br />
„Toen hij door die wijze mannen ontwikkeld was, keer<strong>de</strong> hij terug<br />
in het huis zijns va<strong>de</strong>rs.<br />
„Aan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rschoenen ontwassen, oefen<strong>de</strong> hij zich, geduren<strong>de</strong><br />
het tijdperk zijner jongelingschap, met veel zorg en dagelijks ingoe<strong>de</strong><br />
werken; hij groei<strong>de</strong> op, en <strong>de</strong> geest <strong>de</strong>r wijsheid en <strong>de</strong>r bevallige ne<strong>de</strong>righeid<br />
blonk af van zijn aanschijn.<br />
„Door een beschikking <strong>de</strong>r God<strong>de</strong>lijke Voorzienigheid zetel<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>stijds op <strong>de</strong>n Maastrichtschen Bisschopsstoel Theodardus, wien <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r<br />
zijn zoon toevertrouw<strong>de</strong>, opdat hij zou<strong>de</strong> aanleeren <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijke leerstellingen<br />
en <strong>de</strong> kloosterlijke wetenschappen, aan het Koninklijk hof.<br />
„Toen nu, on<strong>de</strong>r Theodardus' leiding, <strong>de</strong> jonge man on<strong>de</strong>rwezen,<br />
volwassen in <strong>de</strong>ugd, minzaam van uiterlijk, hoffelijk in het gesprek en<br />
alleszins onberispelijk van gedrag was gewor<strong>de</strong>n, begon hij zoowel in<br />
het Bisschoppelijk huis als aan het hof <strong>de</strong>s Konings, over alle menschen,<br />
zon<strong>de</strong>r aanzien <strong>de</strong>s persoons, <strong>de</strong> lichtstroomen zijner wijsheid<br />
uit te storten.<br />
„Voortreffelijk door lichaamsbouw, sterk en vlug, bedreven in<br />
<strong>de</strong>n wapenhan<strong>de</strong>l, moedig van aard en uitstekend door schoonheid,<br />
was hij tevens grondig on<strong>de</strong>rlegd met <strong>de</strong> <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n van lief<strong>de</strong>, kuischheid<br />
en ootmoed.<br />
„Met terzij<strong>de</strong>stelling van alle wereldsche beslommeringen, hield hij<br />
zich uitsluitend onledig met het werk <strong>de</strong>r innerlijke vorming en stond<br />
hij zoo hoog in <strong>de</strong> gunst van <strong>de</strong>n Bisschop, dat <strong>de</strong>ze hem, indien <strong>de</strong><br />
Kerkelijke veror<strong>de</strong>ningen het had<strong>de</strong>n veroorloofd, als zijn zoon en erfgenaam<br />
aangenomen, als zijn opvolger verkoren zou hebben."<br />
Aldus <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kroniekschrijver.<br />
De uitdrukking „firmus in bello" wordt door <strong>de</strong>n Bollan<br />
dist opgevat van <strong>de</strong>n geestelijken strijd; naar ons beschei<strong>de</strong>n<br />
oor<strong>de</strong>el is er niets tegen, te veron<strong>de</strong>rstellen, dat graaf Apers<br />
zoon, die aan het hof <strong>de</strong>s Konings zoo niet verbleef dan toch<br />
dagelijks moest verschijnen, ook in het hanteeren <strong>de</strong>r wapenen<br />
geoefend was; dit behoor<strong>de</strong> immers tot <strong>de</strong> opvoeding van een<br />
jeugdig e<strong>de</strong>lman, wiens va<strong>de</strong>r, gelijk wij bereids zagen, aan<br />
voer<strong>de</strong>r was van <strong>de</strong>n heirban in zijn kreits.<br />
Zoo lezen wij in het leven van <strong>de</strong>n H. Wilfried, die om-
26 •<br />
streeks<strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>ntijdleef<strong>de</strong>, dat hij jongelie<strong>de</strong>n opleid<strong>de</strong> zoowel<br />
voor d e wereld als voor het klooster. De Angelsaksische dln<br />
vertrouwen <strong>de</strong>n H. Wilfried hun zoons toe ter opvoeding „<br />
<strong>de</strong> kloosterscholen; was <strong>de</strong>ze geëindigd, dan omhels<strong>de</strong>n <strong>de</strong>" on<br />
gezond Wilfried hen, » <strong>de</strong> wapenrusting gestoken, naar het<br />
Go<strong>de</strong>scalk, die van <strong>de</strong> voortreffelijke lichaams- en geestesgaven<br />
door God aan Lambertus geschonken, met bbj^<br />
voorlief<strong>de</strong> gewag maakt, meldt ons niet wie die „vrome en<br />
ge eer<strong>de</strong> mannen" waren, aan wie <strong>de</strong> eer toekomt, <strong>de</strong>n " g e,<br />
<strong>de</strong> beginse,en <strong>de</strong>r<br />
doaldu B<br />
sT P " 0tgerU<br />
' n<br />
° emt<br />
" ^ 6erSte<br />
^<br />
^<br />
H<br />
- L<br />
-<br />
schon Tijd<br />
V e r b H j f t C R<br />
Tr ° m e h a d d e H<br />
- Ama<br />
ndus, Bisschop<br />
van Maastncht, <strong>de</strong>zen vromen priester leeren kennen en<br />
Paus Maninus I weten over te halen, hem Landoaldus als d'eeL<br />
genoot van zijnen apostolischen arbeid af te staan<br />
In 't Maasland weergekeerd, begaf zich <strong>de</strong> H. Amandus<br />
«aar ,jn lievehngsverblijf, <strong>de</strong> abdij, na<strong>de</strong>rhand St. Amand ge<br />
heeten bij Doornik, hield zich van daar uit onledig met een<br />
vruchtbaar bekeeringswerk in <strong>de</strong> Kempen ea Brabant, en liethet<br />
bestuur van zijn Bisdom over aan <strong>de</strong>n H. Landoald<br />
^monnir/ 62611 L a n d<br />
° a M U S Z<br />
° U<br />
' ^<br />
k<br />
k<br />
<strong>de</strong>n<br />
Lmonnik Renerus, om slechts <strong>de</strong> oudste schrijvers te noemen<br />
graaf Aper <strong>de</strong> heerlijkheid Wintershoven, op <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Herck<br />
lente ^ " ^ ^ - -<br />
Mtgerus echter, die, naar Foullon 4) e n Fisen zeer juist<br />
aanmerken, als Bisschop gelegenheid had, om <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong>n zij-<br />
J^Kerk te raadplegen, schrijft, dat die heerlijkheid een bezit-<br />
L % m Zttpf'L<br />
8 z<br />
A e<br />
X k<br />
^TPlZTs.X" aieme<br />
E S M O I N E S D<br />
' ° « T<br />
- P. 2 4a.<br />
in fes,<br />
'<br />
° st<br />
- Land<br />
- et s<br />
"-
27 -<br />
ting was van het klooster, door St. Bavo te Gend gesticht en<br />
<strong>de</strong>swege St Baafsklooster genaamd.<br />
Deze H. Bavo, graaf van Haspengouw, had, na een vrij<br />
stormachtig leven door <strong>de</strong>n H. Amandus op het ware pad gevoerd,<br />
zich uit <strong>de</strong> wereld teruggetrokken in dit klooster, terwijl zijn<br />
vrome dochter, <strong>de</strong> H. A<strong>de</strong>ltrudis, welke door <strong>de</strong>n H. Bisschop<br />
Amandus heel bijzon<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> zorgen en <strong>de</strong> wijze leiding<br />
van zijn aartspriester Landoald was aanbevolen, stil en eenzaam,<br />
met God slechts bezig, in 's va<strong>de</strong>rs heerlijkheid Wintershoven<br />
hare dagen sleet.<br />
Hieromtrent lezen wij bij <strong>de</strong> Heers, pastoor van Wintershoven,<br />
wat volgt: „Mid<strong>de</strong>lertijdt als Lambertus tot Wintershoven<br />
stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, heeft Aper aldaer een kercke op zijn eijgen kosten<br />
doen bouwen, en oock <strong>de</strong> huijzinge van Landoaldus grooter<br />
doen maken, omdat hij (Lambertus) en zijne (Landoaldus') familie<br />
(die dagelycks aenwies van verscheij<strong>de</strong>n, die hem (Landoald)<br />
quaemen vin<strong>de</strong>n om zijn God<strong>de</strong>lijcke leere aen te hooren)<br />
gemacklijcker zou<strong>de</strong> gelogeert zijn i)."<br />
Het is heel goed mogelijk en van een vroom en rijk man,<br />
als Aper was, zeer aannemelijk, dat hij uit eerbied voor <strong>de</strong>n<br />
H. Landoaldus en zijne heilige Gezellen, te Wintershoven, gelijk<br />
<strong>de</strong> Heers wil, een kerk gebouwd hebbe, doch <strong>de</strong> vraag of dit<br />
geschied is uit erkentelijkheid voor <strong>de</strong> opvoeding, welke zijn<br />
zoon Lambertus aldaar van <strong>de</strong>n H. Landoaldus zou hebben genoten,<br />
mag daarom nog niet in bevestigen<strong>de</strong>n zin wor<strong>de</strong>n beantwoord.<br />
In zijn aanteekeningen op Henschenius' „Commentarius <strong>de</strong><br />
Sto Landoaldo" bewijst Ghesquierus, dat <strong>de</strong> H. Landoald in<br />
het gevolg van <strong>de</strong>n H. Amandus hier te lan<strong>de</strong> eerst is aangekomen<br />
in het jaar 651, toen bijgevolg <strong>de</strong> H. Lambertus reeds<br />
een jongeling van 15 & 16 jaren was 2).<br />
Op het minst genomen, oor<strong>de</strong>elt Suijskens 3), acht ik het<br />
1) De Heers, p. 73.<br />
2) Ghesq. T. III, p. 348.<br />
3) t. a. p. no 34.
28<br />
dus hoogst twijfelachtig, dat Lambertus zijne opleiding aan <strong>de</strong>n<br />
H. Landoaldus heeft te danken.<br />
Te meer daar Go<strong>de</strong>scalk, wiens tekst hierboven werd aangehaald,<br />
van <strong>de</strong>zen heiligen aartspriester geen melding maakt,<br />
wel echter van <strong>de</strong>n H. Theodardus.<br />
Ook Stefanus, na Go<strong>de</strong>scalk <strong>de</strong> oudste schrijver, zegt daar<br />
geen woord van.<br />
Niettemin wil Ghesquierus, in zijne aanteekeningen op<br />
Harigers „Vita Sti. Landoaldi et Sociorum", <strong>de</strong> zaak, hoe twijfelachtig<br />
zij hem toeschijne, niet geheel en al verwerpen i).<br />
Ongetwijfeld mag <strong>de</strong> H. Landoald, een man van beproef<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>ugd en uitgebrei<strong>de</strong> wetenschap, wel in staat geacht wor<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong> opvoeding van een Heilige te bezorgen, en indien men het"<br />
woord kindsheid „puerilia", door Go<strong>de</strong>scalk gebezigd, meent te<br />
mogen uitstrekken tot <strong>de</strong>n i S- of 16-jarigen leeftijd, kan men<br />
ook aannemen, dat <strong>de</strong> Heilige eenigen tijd te Wintershoven<br />
heeft doorgebracht, van 651-660, vooraleer hij naar het va<strong>de</strong>rlijk<br />
huis we<strong>de</strong>rkeer<strong>de</strong> en als jongeling, „adolescens" (Go<strong>de</strong>scalk)<br />
aan <strong>de</strong> leiding van <strong>de</strong>n H. Theodardus werd toevertrouwd.<br />
Ver<strong>de</strong>r is het niet onwaarschijnlijk, dat <strong>de</strong> jeugdige Lambertus<br />
ook on<strong>de</strong>rwijs genoten hebbe te Maastricht, waar, gelijk<br />
Jos. Habets meent, Bisschoppelijke scholen aan het hof <strong>de</strong>r<br />
Austrasische Vorsten gevestigd waren 2).<br />
Daar zou<strong>de</strong>n hem dan <strong>de</strong> op hoogere wetenschap voorberei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
vakken on<strong>de</strong>rwezen zijn, terwijl <strong>de</strong> H. Godgeleerdheid<br />
door <strong>de</strong>n H. Theodardus werd geleeraard.<br />
Bij Hariger, en vele schrijvers, die het blijkbaar bij hem<br />
ontleen<strong>de</strong>n, treffen wij een paar won<strong>de</strong>ren aan, welke tij<strong>de</strong>ns<br />
Lambertus' verblijf te Wintershoven zou<strong>de</strong>n hebben plaats gehad.<br />
Vermits wij <strong>de</strong> mogelijkheid van dit verblijf aldaar niet<br />
hebben uitgesloten, zelfs niet onwaarschijnlijk achten, geven wij<br />
onzen lezers volgaarne ten beste het verhaal daarvan, ontleend<br />
1) Ghesq. T. III, p. 3 S 4.<br />
2) Habets, Gesch. van het Bisdom Roermond, bi. 132.
2 9<br />
aan het reeds meermalen genoemd werkje van <strong>de</strong>n eerw. heer<br />
Nulens i):<br />
„God schepte behagen in <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugd van zijnen jongen<br />
dienaar en wil<strong>de</strong> (<strong>de</strong>zes) heiligheid door schitteren<strong>de</strong> mirakelen<br />
aan <strong>de</strong> wereld openbaren.<br />
„Toen Landoald <strong>de</strong> klachten van zijn werklie<strong>de</strong>n vernam,<br />
(bezig aan <strong>de</strong>n bouw <strong>de</strong>r kerk) namen hij en Lambertus hunne<br />
toevlucht tot Hem, die eertijds voor <strong>de</strong> Israëlieten het bitter<br />
water <strong>de</strong>r woestijn in een aangenaam vocht veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ; zij<br />
smeekten Hem, het werk, dat te zijner eere begonnen was, niet<br />
onvoltooid te laten.<br />
„Dan gingen zij vol betrouwen uit, naar <strong>de</strong> moerassen<br />
eener vlakte, aan <strong>de</strong>n voet van -een met hout bewassen heuveltje,<br />
maakten er het teeken <strong>de</strong>s kruizes over, staken er hunnen staf<br />
in, en zie ! een dikke straal hel<strong>de</strong>r water, zoo zoet als ooit fontein<br />
kon geven, wel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> oogen <strong>de</strong>r even verbaas<strong>de</strong> als<br />
verheug<strong>de</strong> werklie<strong>de</strong>n op.<br />
„Het verhaal van dit won<strong>de</strong>r is getrouw in <strong>de</strong> volksoverlevering<br />
bewaard gebleven, en he<strong>de</strong>n nog mogen <strong>de</strong> inwoners<br />
van Wintershoven, vol dankbaarheid voor <strong>de</strong> weldaad, door<br />
Lambertus aan <strong>de</strong> streek bewezen, <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen en be<strong>de</strong>vaartgangers<br />
er <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>nkstukken van aanwijzen; want <strong>de</strong> kerk,<br />
toen gebouwd, staat nog recht en <strong>de</strong> fontein is er nog niet uitgedroogd.<br />
„Eenigen tijd later gebeur<strong>de</strong> het, dat het vuur in <strong>de</strong>n<br />
haard van Landoald eu Lambertus uitgebrand was.<br />
„Het was winter en het weer was guur en koud.<br />
„Landoald sprak : Ga, mijn zoon, loop en haal wat vuur<br />
in het naaste huis.<br />
„Lambertus, gewoon op het eerste woord te gehoorzamen,<br />
spoedt zich naar buiten; daar blijft hij plotseling staan en keert<br />
terug.<br />
„Landoald schijnt verwon<strong>de</strong>rd en beziet zijnen leerling<br />
l) Nulens. bl. 36. Zie „Vita Sti Landoaldi, ai Harigero scrifta" bij Ghesq.<br />
T. Hf., p. 352.
30 •<br />
met een ernstig gelaat, alsof hij naar <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijner aarzeling<br />
vragen wil<strong>de</strong>.<br />
„Lambertus had <strong>de</strong>n blik van zijnen meester verstaan, en<br />
sprak: Meester, ik heb geen pan om er het vuur in te doen;<br />
hoe wilt gij dat ik het drage?<br />
„Mijn zoon, antwoord<strong>de</strong> Laudoald, hoe wilt gij uwen va<strong>de</strong>r<br />
langer laten wachten, als gij het vuur gemakkelijk in <strong>de</strong>n schoot<br />
van uw kleed kunt dragen?<br />
„Deze va<strong>de</strong>rlijke berisping trof <strong>de</strong>n jongeling; terstond<br />
keert hij terug en vraagt in het naaste huis om eenige van die<br />
houtkolen mogen me<strong>de</strong> te nemen, die in <strong>de</strong>n haard te bran<strong>de</strong>n<br />
lagen.<br />
„Lambertus.... ontving <strong>de</strong> bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kolen in zijn kleed<strong>de</strong>n<br />
keer<strong>de</strong> naar zijne woning terug.<br />
„De vreug<strong>de</strong> van Landoald was grooter dan zijne verwon<strong>de</strong>ring,<br />
toen hij zag, dat het kleed van Lambertus door het vuur<br />
niet beschadigd was gewor<strong>de</strong>n."<br />
Het eerste <strong>de</strong>zer won<strong>de</strong>ren vin<strong>de</strong>n wij opgeteekend in het<br />
Proprium Leod. (i December), alsme<strong>de</strong> in het Proprium Ruraem.<br />
(22 Maart), dat ook het twee<strong>de</strong> verhaalt, doch eenigszins gewijzigd.<br />
„Terwijl <strong>de</strong> H. Landoald — heet het daar — aan het altaar<br />
stond, ontbrak hem vuur in het wierooksvat, en toen beval<br />
hij Lambertus, vuur te brengen, waaraan <strong>de</strong>ze vol<strong>de</strong>ed."<br />
Naar het algemeen gevoelen <strong>de</strong>r geleer<strong>de</strong>n heeft <strong>de</strong> H.<br />
Remaclus <strong>de</strong> Bisschoppelijke waardigheid niet neergelegd vóór<br />
het jaar 660, zoodat <strong>de</strong> H. Theodardus, die hem opvolg<strong>de</strong>, onzen<br />
reeds 24-jarigen Heilige ver<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>ugd en wetenschap heeft<br />
opgeleid.<br />
Hierboven verhaal<strong>de</strong>n wij uit Go<strong>de</strong>scalk, dat <strong>de</strong> Heilige,<br />
na <strong>de</strong> beginselen <strong>de</strong>r gewij<strong>de</strong> wetenschap te hebben aangeleerd,<br />
on<strong>de</strong>r het ou<strong>de</strong>rlijk dak we<strong>de</strong>rkeer<strong>de</strong>, daar zijn jongelingsjaren<br />
doorbracht in <strong>de</strong> beoefening <strong>de</strong>r <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n, en tot voltooiing zijner<br />
opvoeding on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> leiding van <strong>de</strong>n H. Theodardus werd gesteld<br />
aan het Koninklijk hof, „in aula regio!'.<br />
Verwon<strong>de</strong>ring zal het wekken, dat een H. Bisschop zijn
3ï<br />
veelbeloven<strong>de</strong>n leerling en toekomstigen Heilige en Bisschopmartelaar<br />
in <strong>de</strong> Godsdienstleer, in kloostertucht en kloosterwetenschap<br />
on<strong>de</strong>rwijst aan een hof.<br />
Dat kan bezwaarlijk daarvoor een geschikte plaats wor<strong>de</strong>n<br />
genoemd.<br />
„On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> benaming: „Koninklijk hof" versta ik, schrijft<br />
Mabillon, <strong>de</strong> Bisschoppelijke woning. Het is immers niet waarschijnlijk,<br />
dat <strong>de</strong> H. Theodardus, die een heilig man was, voortdurend<br />
aan het hof verbleef" i).<br />
Met <strong>de</strong>ze uitlegging neemt onze Bollandist geen genoegen,<br />
daar Go<strong>de</strong>scalk, slechts eenige regelen ver<strong>de</strong>r, gewaagt zoowel<br />
van <strong>de</strong> Bisschoppelijke woning als van het Koninklijk paleis.<br />
„Liever vat ik, zegt hij, <strong>de</strong>n zin dier woor<strong>de</strong>n op als<br />
volgt:<br />
„De H. Theodardus zou Lambertus on<strong>de</strong>rwijzen in <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong><br />
wetenschappen, en in hetgeen een jeugdig e<strong>de</strong>lman, die<br />
door stand en geboorte voor 's Konings hof bestemd was, moest<br />
kennen."<br />
Om tot dien zin te komen, behoeven wij in <strong>de</strong>n Go<strong>de</strong>scalkschen<br />
tekst slechts twee woor<strong>de</strong>n in te lasschen: „et monasticis<br />
disciplinis (rebusque tractandis) in aula regia erudiendum<br />
commendavit."<br />
Geheel en al in overeenstemming met <strong>de</strong>ze alleszins schran<strong>de</strong>re<br />
verklaring is hetgeen Go<strong>de</strong>scalk onmid<strong>de</strong>llijk daarna getuigt<br />
van Lambertus' onberispelijk gedrag, zoowel ten opzichte<br />
van zijn heiligen leermeester, als „aan het hof <strong>de</strong>s Konings."<br />
Uit Siegbert van Gembloux wro<strong>de</strong>n tot staving van dit<br />
beweren, <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong>n Bollandist aangehaald :<br />
„Lambertus werd door zijn va<strong>de</strong>r toevertrouwd aan Theodardus,<br />
die met <strong>de</strong> (Maastrichtsche) Kerk zoowel als met het<br />
hof een druk verkeer on<strong>de</strong>rhield" 2).<br />
Voordat hij, namelijk, tot <strong>de</strong> Bisschoppelijke waardigheid<br />
X) Mabillon Saec. III, Bened. p. I. pag. 70, bij Suijskens no 35.<br />
») Sigeb. Gemb, bij Suijskens no 37.
32<br />
werd verheven, was Theodardus monnik on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n H. Remaclus,<br />
en zoo kon hij, Bisschop gewor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n jeugdigen Heilige<br />
on<strong>de</strong>rwijzen in alle kloosterlijke wetenschappen, zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong>ze<br />
evenwel, gelijk zijn leermeester, het kloosterleven had omhelsd.<br />
Ofschoon door geen enkelen schrijver daarvan gewag gemaakt<br />
wordt, nemen wij aan, dat niemand an<strong>de</strong>rs dan Theodardus<br />
<strong>de</strong>n vromen leerling on<strong>de</strong>r het getal <strong>de</strong>r priesteren Gods heeft<br />
opgenomen.<br />
De H. Bisschop Theodardus was een moedig strij<strong>de</strong>r, niet<br />
alleen voor het heil <strong>de</strong>r hem toevertrouw<strong>de</strong> kud<strong>de</strong>, maar ook<br />
voor <strong>de</strong> rechten zijner Kerk.<br />
Nu verdroot het hem niet weinig, te ontwaren, dat eenige<br />
gewetenlooze lie<strong>de</strong>n : landsgrooten en bedien<strong>de</strong>n van het Austranisch<br />
hof, verschillen<strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren zijner Kerk we<strong>de</strong>rrechtelijk<br />
in bezit had<strong>de</strong>n genomen, en daar lief<strong>de</strong>rijke vermaningen geen<br />
doel troffen, integen<strong>de</strong>el <strong>de</strong> onbeschaamdheid dier lie<strong>de</strong>n nog<br />
schenen op te wekken, begaf hij zich, vol vertouwen op God<br />
en alle lijfsgevaar trotseeren<strong>de</strong>, op reis, ten ein<strong>de</strong> hulp te vin<strong>de</strong>n<br />
bij Koning Hil<strong>de</strong>rik, die hofhield aan <strong>de</strong>n Boven-Rijn.<br />
Niet verre meer van <strong>de</strong> stad Spiers werd <strong>de</strong> moedige<br />
Bisschop in een woud, Biwalt geheeten, bij Landau, door <strong>de</strong><br />
beroovers zijner Kerk overvallen en wree<strong>de</strong>lijk vermoord.<br />
Bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong> voor zijne beulen, gaf hij <strong>de</strong>n geest.<br />
De marteldood van <strong>de</strong>n K. Theodardus had plaats <strong>de</strong>n<br />
TO<strong>de</strong>n September van het jaar 668 of 669.<br />
Aldus het Proprium Ecclesiae Ruraemun<strong>de</strong>nsis, alsme<strong>de</strong><br />
dat <strong>de</strong>r Leodiensis.<br />
Omtrent <strong>de</strong>ze jaargetallen komen <strong>de</strong> schrijvers nagenoeg<br />
allen overeen 1). Suijskens is meer genegen, laatstgenoemd jaar<br />
daarvoor vast te stellen.<br />
'tValt licht te begrijpen, met hoeveel droefheid <strong>de</strong> tijding<br />
van het overlij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s gelief<strong>de</strong>n Kerkvoogds te Maastricht werd<br />
1) Zie <strong>de</strong> aanteekeningen van <strong>de</strong>n Bollandist Lim-pens over St. Theodardus<br />
bij Ghesq. T. III, bl. 391.
33<br />
vernomen, en vooral hoe groot <strong>de</strong> smart was, welke <strong>de</strong> vrome<br />
Lambertus in zijn dankbaar hart moest gevoelen.<br />
Hij bezon zich niet lang, maar begaf zich op reis naar <strong>de</strong><br />
plaats, waar zijn gelief<strong>de</strong> leermeester voor <strong>de</strong> rechten <strong>de</strong>r Maas-<br />
trichtsche Kerk zijn bloed had vergoten, om het stoffelijk over<br />
schot van <strong>de</strong>n Martelaar naar Maasland terug te voeren.<br />
Bij <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Heiligen waren intusschen reeds zoo<br />
veel won<strong>de</strong>ren geschied, dat <strong>de</strong> bewoners dier streek zich hevig<br />
verzetten tegen <strong>de</strong> uitvoering van dit voornemen.<br />
Het omstandig verhaal van <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>ren kan men lezen<br />
bij <strong>de</strong>n ongenoem<strong>de</strong>n al ou<strong>de</strong>n schrijver, „auctor anonymus perve-<br />
tustus", uitgegeven door Limpens i).<br />
Het schijnt, dat <strong>de</strong> H. Lambertus zich gedwongen zag,<br />
voorloopig zijn vroom voornemen te laten varen en onverrichter<br />
zake naar Maastricht we<strong>de</strong>r te keeren.<br />
Dit althans is <strong>de</strong> meening van <strong>de</strong> schrijvers <strong>de</strong>r hierboven<br />
aangehaal<strong>de</strong> Propria, alsme<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n Bollandist Suijskens 2).<br />
Nauwelijks evenwel was hij op <strong>de</strong>n Bisschopsstoel <strong>de</strong>r<br />
Maasstad verheven, of hij waag<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rmaal een poging; en<br />
nu, verschijnend; als opvolger van <strong>de</strong>n roemvollen Martelaar,<br />
schijnt <strong>de</strong> bevolking zich tegen het overbrengen van het ver<br />
heerlijkt lichaam <strong>de</strong>s Heiligen niet meer te hebben verzet.<br />
Nemen wij <strong>de</strong>ze lezing aan, dan is <strong>de</strong> moeilijkheid, waarin<br />
wij tengevolge van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge tegenspraak <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>kronijk-<br />
schrijvers omtrent dit punt verkeeren, uit <strong>de</strong>n weg geruimd.<br />
Siegbert en kanunnik Nicolaas, alsook Anselmus en<br />
y-Egiiius, maken van <strong>de</strong>ze overbrenging, door <strong>de</strong>n H. Lambertus<br />
bewerkstelligd, gewag, doch bei<strong>de</strong> eersten vermel<strong>de</strong>n het feit<br />
vóór, bei<strong>de</strong> laatsten na <strong>de</strong> Bisschopswijding van <strong>de</strong>n Heilige.<br />
Onze opvatting, schrijft Suijskens, wint in waarschijnlijk<br />
heid door het feit, dat <strong>de</strong> H. Lambertus het kostbaar gebeente<br />
van zijnen heiligen leermeester en voorganger ter ruste heeft<br />
1) Ghesq. t. a. p., bi. 401.<br />
2) t. a. p., no 39.<br />
DE H. LAMBERTUS.
34<br />
besteld te Luik, waar <strong>de</strong> Maastrichtsche Bisschoppen een huis<br />
had<strong>de</strong>n en een erf, in <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> kapel, door <strong>de</strong>n<br />
H. Monulfus in <strong>de</strong> Vi<strong>de</strong> eeuw opgericht ter eere van <strong>de</strong> H.H.<br />
Cosmas en Damianus i).<br />
Go<strong>de</strong>scalk en Suf anus maken van <strong>de</strong>ze vrome daad onzes<br />
Heiligen geen melding hoegenaamd, doch wijl zij door bovengenoem<strong>de</strong><br />
schrijvers eenparig, alsme<strong>de</strong> door <strong>de</strong>n „anonymus<br />
pervetuslus," en door alle latere geschiedkundigen als een vaststaand<br />
feit wordt verhaald, bestaat er geene genoegzame re<strong>de</strong>n,<br />
om het teenemaal te verwerpen.<br />
i) t. a. p., no 39.
Öoofdgtuk III.<br />
De H. Lambertus, Bisschop.<br />
De Maastrichtsche Bisschopszetel, die tot dusverre geene<br />
an<strong>de</strong>re dan heilige Kerkvoog<strong>de</strong>n had opgeleverd en alom in<br />
<strong>de</strong>n lan<strong>de</strong> vermaard was gewor<strong>de</strong>n, stond nu ledig.<br />
Wie zal <strong>de</strong> man zijn, uitstekend door priester<strong>de</strong>ugd en<br />
wetenschap, waardig tot dit varheven ambt te wor<strong>de</strong>n uitverkoren<br />
?<br />
Wie, <strong>de</strong> Eliseüs, moedig genoeg om <strong>de</strong>n profetenmantel,<br />
nog rood en lauw van Theodardus' martelbloed, op <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>ren<br />
te hangen f<br />
Moedig genoeg ook, om het zwaar, vaak ondankbaar,<br />
altoos gevaarlijk werk <strong>de</strong>r Evangelieverkondiging on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nog<br />
talrijke hei<strong>de</strong>nen voort te zetten ?<br />
Go<strong>de</strong>scalk: „Toen Theodardus vermoord was, kwam een groot<br />
aantal bewoners, die het geloof en <strong>de</strong> werken en <strong>de</strong>n e<strong>de</strong>len levenswan<strong>de</strong>l<br />
van Lambertus ken<strong>de</strong>n, overeen hem voor <strong>de</strong>n openstaan<strong>de</strong>n<br />
zetel in aanmerking te brengen.<br />
„De voornaamste e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong>stijds aan het hof invloed<br />
had<strong>de</strong>n, verkondig<strong>de</strong>n Koning Hil<strong>de</strong>rik <strong>de</strong>n lof van Lambertus en
36<br />
Overreed<strong>de</strong>n hem, <strong>de</strong>n Heilige, als priester zoo waardig, tot Bisschop<br />
te laten wij<strong>de</strong>n.<br />
„En het geheele volk, on<strong>de</strong>r aanroeping <strong>de</strong>s H. Geestes verga<strong>de</strong>rd,<br />
stem<strong>de</strong> daarme<strong>de</strong> in.<br />
„Zoo werd <strong>de</strong> H. Lambertus, dien God reeds lang daarvoor had<br />
aangewezen, aan het hoofd <strong>de</strong>r Maastrichtsche Kerk geplaatst.<br />
„Eenmaal tot die waardigheid verheven, vermenigvuldig<strong>de</strong> hij,<br />
vervuld van <strong>de</strong> vreeze Gods, zijn goe<strong>de</strong> werken" i).<br />
Stefanus meldt het feit in eenigszins an<strong>de</strong>re bewoordingen,<br />
en voegt erbij, dat <strong>de</strong> Heilige zich tegen het aanvaar<strong>de</strong>n van<br />
<strong>de</strong>n Bisschopsstaf een geruimen tijd verzette.<br />
„De zachtmoedige en ne<strong>de</strong>rige man — schrijft hij — achtte<br />
zich die hooge geheimen onwaardig, en weiger<strong>de</strong>, hoezeer men<br />
hem ook daartoe trachtte over te halen.<br />
„Groot, mijne broe<strong>de</strong>rs, zei<strong>de</strong> hij, is <strong>de</strong> eer, doch zwaar<br />
ook <strong>de</strong> last <strong>de</strong>r Bisschoppelijke waardigheid. Ik verklaar mij<br />
daartoe onwaardig. Mij ontbreken zoowel <strong>de</strong> krachten als <strong>de</strong><br />
werken van heiligheid. Hoe wil ik, die mij bewust ben, geen<br />
onschuldig leven te lei<strong>de</strong>n, het roer <strong>de</strong>r Kerk in han<strong>de</strong>n<br />
nemen ?<br />
„Hiertegen kwamen <strong>de</strong> geloovigen van Maastricht op; zij<br />
maakten zelfs, gelijk zulks bij een groote menigte doorgaans geschiedt,<br />
misbaar en riepen uit: „Lambertus, onze me<strong>de</strong>burger,<br />
beroemd door <strong>de</strong> volheid <strong>de</strong>r werken, moet onze Bisschop wezen<br />
! Dat is <strong>de</strong> wil van God, het verlangen <strong>de</strong>r Rijksvorsten;<br />
hem heeft <strong>de</strong> Geestelijkheid gekozen, hem juicht het heele volk<br />
toe 1" 2).<br />
Ook Nicolaas maakt gewag van <strong>de</strong> pogingen, door Lambertus<br />
in het werk gesteld, om van het opnemen <strong>de</strong>r hooge<br />
waardigheid verschoond te blijven.<br />
„Vreezen<strong>de</strong> evenwel, voegt <strong>de</strong>ze eraan toe, <strong>de</strong>n dui<strong>de</strong>lijk<br />
blijken<strong>de</strong>n wil Gods weerstand te bie<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> grenzen <strong>de</strong>r lief<strong>de</strong><br />
en <strong>de</strong>r gehoorzaamheid te overschrij<strong>de</strong>n, in alles ootmoedig, aan<br />
God on<strong>de</strong>rdanig, eens<strong>de</strong>els beducht voor <strong>de</strong> menschelijke zwak-<br />
1) Chapeav, I, bl. 327.<br />
2) Chapeav. I, bl. 335.
37<br />
heid, an<strong>de</strong>r<strong>de</strong>els vertrouwen<strong>de</strong> op God, die hem riep, gaf hij<br />
ein<strong>de</strong>lijk toe.<br />
„En zoo besteeg hij, op het getuigenis, dat <strong>de</strong> Maastrichtenaren<br />
van hem afleg<strong>de</strong>n, met goedkeuring van <strong>de</strong> overige<br />
Bisschoppen <strong>de</strong>s lands, door <strong>de</strong> heilige zalving met <strong>de</strong> kracht<br />
<strong>de</strong>s H. Geestes begiftigd, <strong>de</strong>n Bisschopszetel" i).<br />
Over <strong>de</strong> Bisschopskeuze was in een Kerkverga<strong>de</strong>ring van<br />
79 Bisschoppen, waaron<strong>de</strong>r ook <strong>de</strong> H. Gondulfus van Maastricht<br />
wordt genoemd, 18 October 615 te Parijs on<strong>de</strong>r Koning Clotarius<br />
II, vastgesteld, dat bij het overlij<strong>de</strong>n van een Bisschop, zijn<br />
opvolger zou wor<strong>de</strong>n gekozen door <strong>de</strong>n Metropolitaan en <strong>de</strong><br />
overige Bisschoppen <strong>de</strong>s lands, alsme<strong>de</strong> door <strong>de</strong> Geestelijkheid<br />
en <strong>de</strong> bevolking <strong>de</strong>r zetelstad. De Koning evenwel behield<br />
zich het recht voor, <strong>de</strong> keuze te bevestigen.<br />
In 625 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze veror<strong>de</strong>ningen te Rheims opnieuw<br />
vastgesteld en bekrachtigd.<br />
In welk jaar werd <strong>de</strong> H. Lambertus Bisschop ?<br />
Ziedaar we<strong>de</strong>rom een vraag, waarover <strong>de</strong> schrijvers het<br />
volstrekt niet eens zijn.<br />
Kanunnik Nkolaas, en na hem Aigidius Aureavallensis,<br />
die 638 als het geboortejaar van <strong>de</strong>n Heilige aanwijzen, laten<br />
hem Bisschop wor<strong>de</strong>n op 20- of 2ijarigen leeftijd, in 659; Fisen<br />
gaat met sEgidius mee. Eveneens Placentius bij Boxhorn 2).<br />
De schrijver van het Eist. Leod. Compendium, <strong>de</strong> Castillion,<br />
Miraeus, Roberti hou<strong>de</strong>n aan het jaar 656.<br />
Henschenius echter verwerpt dit gevoelen, eveneens Foul<br />
lon 3).<br />
, Zeker, zegt <strong>de</strong>ze laatste, is het meer gebeurd, dat iemand<br />
op zulk een jeugdigen leeftijd tot die waardigheid werd verheven,<br />
daar een voortreffelijke inborst en rijpheid in <strong>de</strong>ugd het<br />
gebrek in jaren kunnen aanvullen, doch op het gezag van<br />
1) Chapeav. t. a. p., bl. 379.<br />
2) Fisen, lib IV. no I. Boxh. pag. 263.<br />
3) Hensch. In zijn Commentarius <strong>de</strong> Ste Amando, no 91, bij Ghesq. T. IV;<br />
Foullon, lib. 3, cap. I, pag. 103.
38<br />
Atgidius alleen, wiens geloofwaardigheid nog al eens verdacht<br />
kan wor<strong>de</strong>n, het aan te nemen, waag ik niet."<br />
Veel waarschijnlijker is wat onze Bollandist Suijskens beweert,<br />
dat, namelijk, niet lang na <strong>de</strong>n marteldood <strong>de</strong>s H.Theodardus,<br />
Lambertus tot Bisschop werd verkozen omstreeks het<br />
jaar 670, toen hij <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>rdom van 32 of 33 jaren had bereikt<br />
1).<br />
Go<strong>de</strong>scalk vermeldt alleen, dat het geschied is on<strong>de</strong>r Koning<br />
Hil<strong>de</strong>rik, Sief anus eveneens; zoo ook Nicolaas, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
monnik Hucbald: „Tempore Hildrici r eg is" 2).<br />
Hier is bedoeld Hil<strong>de</strong>rik of Chil<strong>de</strong>rik II, die Koning van<br />
Austrasië was, volgens <strong>de</strong> tijdrekenkundige tafel van Daniël<br />
Papebroch tusschen <strong>de</strong> jaren 659 en 675, volgens die van Carolus<br />
Le Cointe tusschen 660 en 673 3).<br />
Gelijk wij in het eerste hoofdstuk zagen, vaardig<strong>de</strong> Koning<br />
Hil<strong>de</strong>rik te Maastricht <strong>de</strong> stichtingsbrieven <strong>de</strong>r abdijen<br />
Stavelot en Malmedy uit <strong>de</strong>n 6 <strong>de</strong>n<br />
September 667.<br />
Bijgevolg kan <strong>de</strong> H. Theodardus, die als Bisschop in die<br />
oorkon<strong>de</strong>n vermeld staat, naar Daris uit Miraeus meent, zelfs<br />
daarbij tegenwoordig was 4), niet vermoord zijn gewor<strong>de</strong>n slechts<br />
4 dagen later, wijl <strong>de</strong> aanslag op zijn leven plaats had nabij<br />
Spiers, toen hij op reis was naar <strong>de</strong>n Koning, die op een zijner<br />
landhuizen aan <strong>de</strong>n Bovenrijn verbleef, maar moet dit minstens<br />
een jaar later geschied zijn.<br />
In zijn „Commentarius <strong>de</strong> Sto Theodardo" komt Limpenus,<br />
na met Bollandistische scherpzinnigheid en nauwkeurigheid een<br />
tijdrekenkundig on<strong>de</strong>rzoek omtrent verschei<strong>de</strong>n regeeringsda<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>r Frankische Vorsten te hebben ingesteld, tot <strong>de</strong> slotsom, dat<br />
Lambertus als opvolger van <strong>de</strong>n H. Theodardus <strong>de</strong>n Bisschopszetel<br />
heeft bestegen op het ein<strong>de</strong> van 669, of in het begin van<br />
het volgend jaar 5).<br />
1) Ghesq. T. VI, bl. 37.<br />
2) Zie Jos. Demarteau, p. 18.<br />
3) Te vin<strong>de</strong>n bij Ghesq. T. II, bij bl. 228; Daris, p. 81.<br />
4) Daris, p. 96.<br />
5) Ghesq. T. III, p. 391; Daris, p. 101.
39<br />
Go<strong>de</strong>scalk: „Toen <strong>de</strong> Koning <strong>de</strong> heiligheid en voorzichtigheid<br />
van <strong>de</strong>n nieuwen Maastrichtschen Kerkvoogd had leeren kennen, had<br />
hij hem lief boven alle Bisschoppen en Rijksgrooten, en nam <strong>de</strong>ze <strong>de</strong><br />
hoogste plaats bij hem in.<br />
„En wel terecht, want Bisschop Lambertus was een <strong>de</strong>gelijk<br />
raadsman, volleerd in alle wijsheid.<br />
„Wat zal ik ver<strong>de</strong>r nog zeggen ? Hij was onberispelijk van het<br />
hoofd tot <strong>de</strong> voeten" i).<br />
Al spoedig was <strong>de</strong> mare van Lambertus' verheffing, hooge<br />
<strong>de</strong>ugd en wijsheid doorgedrongen tot in het eenzame woud,<br />
waar <strong>de</strong> H. Landrada, een bloedverwante van Pepijn van Lan<br />
<strong>de</strong>n, beschut tegen het gewiegel <strong>de</strong>r wereld, hare dagen sleet<br />
in aanhou<strong>de</strong>nd gebed en har<strong>de</strong> zelfkastijding.<br />
Ter plaatse, thans Munsterbilsen geheeten, had zij zich<br />
een cel gebouwd en met eigen han<strong>de</strong>n, gelijk Die<strong>de</strong>rik, abt van<br />
St. Trui<strong>de</strong>n, haar oudste levensbeschrijver, getuigt, <strong>de</strong> bouw<br />
stoffen in gereedheid gebracht, om er ter eere <strong>de</strong>r H. Maagd<br />
Maria eene kerk op te richten 2).<br />
Zij verzocht <strong>de</strong>n H. Lambertus, dit heiligdom te wij<strong>de</strong>n.<br />
Niet alleen willig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Heilige dit verzoek in, maar hij<br />
sier<strong>de</strong> haar hoofd met <strong>de</strong>n maag<strong>de</strong>lijken sluier en stel<strong>de</strong> haar<br />
aan het hoofd van <strong>de</strong> kloostergemeente, die weldra in het ge-<br />
heele land door <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>r H. Landrada en <strong>de</strong>n vromen<br />
levenswan<strong>de</strong>l harer geestelijke dochteren beroemd zou wor<strong>de</strong>n.<br />
Naar <strong>de</strong> Bollandisten Ghesquierus, Pinius en Suyskens<br />
verzekeren, leef<strong>de</strong> <strong>de</strong> H. Landrada tusschen <strong>de</strong> jaren 620 en<br />
700, en moet <strong>de</strong> wijding <strong>de</strong>zer kerk plaats hebben gehad in een<br />
<strong>de</strong>r eerste jaren na Lambertus' Bisschopswijding 3).<br />
I) Chapeav. T. I, p. 3=7-<br />
3) Ghesl'. T. V, 1'. l\% Pinius Actu Sim. T. n julii; Suijskens, U a. p. no 4S.
Öoofdjftuk IV.<br />
Xxlles scheen onzen Heilige een gelukkig en vruchtbaar apos<br />
telschap te voorspellen, doch <strong>de</strong> vijand van 'smenschen heil<br />
wist handlangers te werven, die <strong>de</strong>n geestelijken voorspoed ver<br />
hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n.<br />
De H. Lambertus in ballingschap.<br />
Go<strong>de</strong>scalk: „Toen <strong>de</strong> roemruchtige Koning Hil<strong>de</strong>rik door god<strong>de</strong>looze<br />
moor<strong>de</strong>naren was gedood, stak aanstonds <strong>de</strong> duivel, verbeten<br />
op alles wat goed is, met behulp van woeste tegenstan<strong>de</strong>rs, die tegen<br />
hem (Lamb.) onrecht en valschheid pleeg<strong>de</strong>n, ten ein<strong>de</strong> hem van zijn<br />
Bisschoppelijken stoel te verdrijven, tegen <strong>de</strong>n gelukzaligen man het<br />
hoofd op, en hunne ongerechtigheid slaag<strong>de</strong> er in, hem, alhoewel hij<br />
daartoe geen aanleiding had gegeven, uit zijn zetel en van <strong>de</strong> hem<br />
toekomen<strong>de</strong> waardigheid te berooven.<br />
„En nadat zij dit had<strong>de</strong>n volvoerd, plaatsten zij Faramundus op<br />
zijn (Lambertus) zetel.<br />
„Toen begaf zich <strong>de</strong> uitverkorene Gods, Bisschop Lambertus,<br />
door Gods ingeving vermaand, naar het klooster, dat Stavelot wordt<br />
genoemd."<br />
In het jaar 673 werd Koning Hil<strong>de</strong>rik door een jeugdig<br />
e<strong>de</strong>lman, met name Bodilo, uit wraakzucht gedood, en <strong>de</strong> ge-<br />
heele Regeering het on<strong>de</strong>rstboven gekeerd.
4-t<br />
De Bisschop van Maastricht, die steeds bij <strong>de</strong>n vermoor<br />
<strong>de</strong>n Vorst in blaken<strong>de</strong> gunst had gestaan, werd al terstond het<br />
slachtoffer van Hil<strong>de</strong>riks meest verwoe<strong>de</strong>n tegenstan<strong>de</strong>r Ebroïn,<br />
die inmid<strong>de</strong>ls uit het klooster, waarin hij gevangen had gezeten,<br />
ontsnapt was, en zich in <strong>de</strong> gunst had gedrongen van Komng<br />
Theodorik I.<br />
De H. Lambertus werd van zijn Bisschopszetel ontzet, en<br />
een aanhanger van Ebroïn, een zekere Faramund, in zijne plaats<br />
aangesteld.<br />
Wat had <strong>de</strong> heilige Kerkvoogd, bij allen om zijn liefda<br />
digheid en wijsheid, om zijn voorbeeldigen levenswan<strong>de</strong>l zoo<br />
gevierd, toch misdaan f<br />
De Bollandist Suijskens meent, dat hier geene an<strong>de</strong>re dan<br />
staatkundige re<strong>de</strong>nen in het spel waren.<br />
Ebroïn, dien men <strong>de</strong>n Bismarck van zijn tijd kan noemen,<br />
verlang<strong>de</strong> boven alles zijn persoonlijke macht aan het hof te<br />
bevestigen, zijn overwegen<strong>de</strong>n invloed op <strong>de</strong> Regeeringszaken<br />
te laten gel<strong>de</strong>n; daarom moesten allen, die bij machte waren,<br />
zijn willekeur te weerstreven, onscha<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />
Over <strong>de</strong>zen Ebroïn, „fallaciter agens, ut solebat" kan men<br />
nalezen het „Appendix Historiae Francorum', door een onge<br />
noem<strong>de</strong> geschreven en aan het beken<strong>de</strong> werk <strong>de</strong>s H. Gregortus<br />
van Tours gevoegd in het jaar 735-<br />
Den H. Leo<strong>de</strong>garius (St. Léger), Bisschop van Autun, die<br />
weiger<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> partij, welke aan het bewind was gekomen, over<br />
te gaan, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> oogen uitgestoken, en <strong>de</strong> H. Lambertus<br />
moest er toe besluiten, een on<strong>de</strong>rkomen te zoeken m <strong>de</strong> abdij<br />
van Stavelot i).<br />
Onze Bollandist maakt gewag van een bewering van<br />
<strong>de</strong>n kroniekschrijver Siegbert van Gembloux, als had<strong>de</strong> die<br />
afzetting" onzes Heiligen plaats gehad in een verga<strong>de</strong>ring van<br />
Bisschoppen, door Koning Theodorik op aanra<strong>de</strong>n van Ebroïn<br />
beroepen.<br />
i) Suijskens bij Ghesq. t. a. p. no 54-
42 -<br />
In het jaar echter, dat <strong>de</strong>ze Syno<strong>de</strong> zou hebben plaats gehad,<br />
namelijk 678, was Lambertus reeds eenige jaren in ballingschap.<br />
Overigens blijkt uit het verhaal, geschreven door Go<strong>de</strong>scalk,<br />
die toch <strong>de</strong> zaak uit <strong>de</strong>n eigen mond van Thiodoënus,<br />
een <strong>de</strong>r me<strong>de</strong>ballingen <strong>de</strong>s Heiligen, had vernomen, dat <strong>de</strong><br />
Bisschop van Maastricht niet lang na het overlij<strong>de</strong>n van Hil<strong>de</strong>rik<br />
uit zijn zetelstad werd verdreven.<br />
Ook <strong>de</strong> tekst van Stefanus laat hieromtrent geen twijfel<br />
bestaan.<br />
„De H. Lambertus, zoo lezen wij daar, was ten hove zeer<br />
gezien; zijn beleid bestuur<strong>de</strong> <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen <strong>de</strong>r Landsgrooten,<br />
zijn wijsheid regel<strong>de</strong> <strong>de</strong> belangen tot nut van het Gemeenebest.<br />
„Alhoewel nu veel werd gedaan ten dienste van God,<br />
slaag<strong>de</strong> <strong>de</strong> booze erin, zijn venijn te storten in <strong>de</strong> harten van<br />
velen, want hij schept er behagen in, het menschelijk geslacht<br />
op <strong>de</strong>n slechten weg te voeren, opdat het niet ten Hemel belan<strong>de</strong><br />
„De Rijksvorst, Koning Hil<strong>de</strong>rik, wordt vermoord, en dra<br />
(mox) haat opgewekt tegen <strong>de</strong>n dienaar Gods, Lambertus" ij.<br />
Wie die Faramundus was, meldt Go<strong>de</strong>scalk niet.<br />
Stefanus heet hem „animarum latro, Ecclesiae publicus<br />
praedo," doch rept niet van 's mans verle<strong>de</strong>n.<br />
Evenmin <strong>de</strong> monnik Hucbald.<br />
Siegbert is <strong>de</strong> eerste, die iets na<strong>de</strong>rs schijnt te weten; hij<br />
houdt hem voor een geestelijke uit het Bisdom van Keulen,<br />
doch zekerheid heeft men daaromtrënt niet 2).<br />
Daris zegt, dat hij waarschijnlijk een verwant, of een<br />
„créaiure" van Ebroïn was.<br />
Zeker schijnt het intusschen, dat <strong>de</strong> tegenbisschop Faramundus<br />
niet, gelijk Gelenius 3) doet, moet verwisseld wor<strong>de</strong>n<br />
met Faramundus, Bisschop van Keulen, die een zeer vroom<br />
1) Chapeav. bl. 357.<br />
2) Ghesq. t. a. p. no 58 en 59.<br />
3) Bij Suijskens, no 59.
43 -<br />
Kerkvoogd was en overigens ook pas in het jaar 728 tot Bisschop<br />
werd aangesteld 1). Dr. Alb. Thijm intusschen houdt het<br />
met Gehnius 2).<br />
Dat <strong>de</strong> „booze geest", dien, natuurlijk, <strong>de</strong> prediking en <strong>de</strong><br />
vooruitgang van het Christendom in onze lan<strong>de</strong>n hevig moest<br />
verdrieten, in Ebroïn een geschikt werktuig had gevon<strong>de</strong>n,<br />
blijkt eveneens dui<strong>de</strong>lijk uit <strong>de</strong>zes houding tegenover <strong>de</strong>n H. Willebrordus<br />
3).<br />
Fisen noemt Ebroïn: „een man, bela<strong>de</strong>n met alle schan<strong>de</strong><br />
van misda<strong>de</strong>n en door zijn onmenschelijke lusten een diergelijk."<br />
„Ebroïn, zegt Monialembert, is een van die staatslie<strong>de</strong>n,<br />
gelijk Frankrijk er in zijn geschie<strong>de</strong>nis maar al te velen kan<br />
aanwijzen, een man, die, baatzuchtig, tot onheil van zijn land, <strong>de</strong><br />
zegepraal van zijn eigene grootheid slechts zocht in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdrukking<br />
van allen, die het waag<strong>de</strong>n hem te weerstreven."<br />
Darras noemt hem: „geesel van Frankrijk, vervolger <strong>de</strong>r<br />
Kerk, beul <strong>de</strong>r Merovingers" 4).<br />
„Het beste en grootste <strong>de</strong>el <strong>de</strong>s volks, zegt <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Fisen,<br />
wel beseffend hoe groot een sieraad aan <strong>de</strong> Maastrichtsche<br />
Kerk werd geroofd, was over zijn her<strong>de</strong>r bitter bedroefd, en<br />
daar het zeer goed begreep, dat zijn smeeken hem niet kon<strong>de</strong><br />
weerhou<strong>de</strong>n, daar hij niet uit eigen wil maar gedrongen door<br />
het god<strong>de</strong>loos besluit van een dwingeland, <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r ballingschap<br />
betrad, trachtte het door tranen zijn aanhankelijkheid<br />
en tevens zijn rechtmatige droefheid te uiten.<br />
Wat zal nu <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> her<strong>de</strong>r doen ?<br />
Overtuigd dat hij niet beter kon han<strong>de</strong>len dan door zichzelve<br />
en zijne kud<strong>de</strong> in <strong>de</strong> hoe<strong>de</strong> van God, <strong>de</strong>n oppersten Her<strong>de</strong>r<br />
te stellen, gebood hij <strong>de</strong>n langen stoet, die hem begeleid<strong>de</strong>,<br />
stil te staan: „Hier, sprak hij tot hen, zullen wij schei<strong>de</strong>n, met<br />
<strong>de</strong> harten echter nooit. Ik ga heen, want Ebroïn verdrijft uit<br />
<strong>de</strong> stad wat hij kan, <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> echter beletten kan hij niet, en<br />
1) Mcrssacus, bl. 28.<br />
2) Alb. Thijm, bl. 240.<br />
3) Zie Alb. Thijm, 3<strong>de</strong> Hoofdstuk.<br />
4) Fisen, lib. IV, no 12; De Montal. T. IV, p. 212; Darras, T. XVI, p. 241.
H -<br />
<strong>de</strong>ze neem ik me<strong>de</strong> in het diepst van mijn gemoed, overal waar<br />
zijn bevel mij heenzendt. Ik verlaat <strong>de</strong> stad, doch niet mijn<br />
ambt. Een an<strong>de</strong>r zal <strong>de</strong>n naam dragen, ik echter leg <strong>de</strong> be<br />
diening niet neer. Voert hij <strong>de</strong> kud<strong>de</strong> niet op <strong>de</strong> wei<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<br />
Christelijke wijsheid, dan zal, en daarvoor wil ik aanhou<strong>de</strong>nd<br />
bid<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> Her<strong>de</strong>r Christus het doen.<br />
„De bezorgdheid voor u, mijn verlangen naar u zullen uit<br />
mijn hart niet wijken. Gaat nu heen, getroost door dit ver<br />
trouwen. De Her<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r her<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> God, zal in zijn<br />
lief<strong>de</strong> zorgen, dat gij mijn afzijn niet gewaar wordt. Hij wil<br />
het nu zoo, weest <strong>de</strong>n Koning on<strong>de</strong>rdanig."<br />
Zon<strong>de</strong>r tranen kon <strong>de</strong> Kerkvorst <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n niet uit<br />
spreken, het geloovige volk ze niet aanhooren; hij verhief han<br />
<strong>de</strong>n en oogen ten hemel, zegen<strong>de</strong> hen en zond hen weg" i).<br />
De H. Lambertus begaf zich dus naar Stavelot.<br />
Go<strong>de</strong>scalk: „Meer dan twee bedien<strong>de</strong>n, vergezel<strong>de</strong>n hem niet.<br />
„Een <strong>de</strong>zer, Thiodoënus genaamd, placht ons veel te verhalen<br />
van het leven en werken <strong>de</strong>s Heiligen, on<strong>de</strong>r meer hoe hij (<strong>de</strong> Heilige)<br />
zeven jaren in hooggespannen godsvrucht, in arbeid en vasten,<br />
in nachtwaken en bid<strong>de</strong>n, in lief<strong>de</strong> en lankmoedigheid en in alle<br />
waakzaamheid eens reinen harten, doorbracht en <strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />
Heiligen navolg<strong>de</strong>.<br />
„De va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>s kloosters en <strong>de</strong> geheele kloostergemeente vereer<strong>de</strong>n<br />
hem met groote lief<strong>de</strong> en welwillendheid, want meer en meer<br />
blonk hij uit door <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugd van standvastigheid" 2).<br />
Hier kan <strong>de</strong> vraag gesteld wor<strong>de</strong>n of <strong>de</strong> H. Remaclus,<br />
die, Bisschop van Maastricht zijn<strong>de</strong>, <strong>de</strong> abdij had gesticht, nog<br />
in leven was, toen <strong>de</strong> heilige balling Lambertus daar zoo lief<br />
<strong>de</strong>rijk werd opgenomen ?<br />
JVicolaas en Hariger meenen van ja, Fisen neemt het ook<br />
aan, Go<strong>de</strong>scalk zegt er niets van; Mabillon en vele an<strong>de</strong>re schrij<br />
vers beweren, dat <strong>de</strong> H. Remaclus tusschen <strong>de</strong> jaren 667 en<br />
671 reeds ter ziele was gegaan, en <strong>de</strong> H. Sigolinus, die om<br />
streeks 677 overleed en door <strong>de</strong>n H. God win (f 685) werd<br />
1) Fisen, lib. IV, no 13, p. 77.<br />
2) Chapeav. bl. 228.
45<br />
opgevolgd, aan het hoofd <strong>de</strong>r abdij stond, toen <strong>de</strong> H. Lamber<br />
tus daarin een veilige schuilplaats kwam zoeken. Na <strong>de</strong>n H. Re<br />
maclus, schrijft <strong>de</strong> Bollandist Veldius in zijn „Conto, <strong>de</strong> Sto.<br />
fiemaclo" werd <strong>de</strong> H. Babolenus tot abt verkozen, en na <strong>de</strong>zes<br />
dood <strong>de</strong> H. Sigolinus, die ten jare 674 <strong>de</strong>n heiligen balling<br />
Lambertus te Stavelot heeft ontvangen 1).<br />
Een twee<strong>de</strong> vraag is <strong>de</strong>ze: Heeft <strong>de</strong> Heilige daar als mon<br />
nik geleefd, en <strong>de</strong>n kloosterregel on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n?<br />
De geleer<strong>de</strong> Mabiilon geeft hierop een bevestigend ant<br />
woord en haalt tot staving van zijn gevoelen uit Stefanus <strong>de</strong>ze<br />
woor<strong>de</strong>n aan: „On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> monnikken was Lambertus <strong>de</strong> laatst-<br />
aangekomene, doch <strong>de</strong> eerste door heiligheid, naar tijdsor<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
minste, door ijver voor godsvrucht <strong>de</strong> voornaamste."<br />
Suijskens evenwel merkt zeer juist aan, dat <strong>de</strong> heilige<br />
balling, naar Go<strong>de</strong>scalk verzekert, twee bedien<strong>de</strong>n had meege<br />
nomen, hetgeen toch met <strong>de</strong>n kloosterregel in strijd is 2).<br />
Uit hetgeen wij hierachter aan Go<strong>de</strong>scalk's verhaal zullen<br />
ontleenen, blijkt daarentegen weer, dat <strong>de</strong> Heilige op <strong>de</strong> ge<br />
meenschappelijke slaapzaal <strong>de</strong>r monnikken zijn nachtrust placht<br />
te nemen, en ook door <strong>de</strong> monnikken niet als een hunner broe<br />
<strong>de</strong>rs werd aangesproken en beschouwd.<br />
Go<strong>de</strong>scalk: „Terwijl <strong>de</strong> eerbiedwaardige Bisschop Lambertus in<br />
genoemd klooster verbleef, gebeur<strong>de</strong> het, dat hij, naar gewoonte, te mid<strong>de</strong>rnacht<br />
ontwaakte en alleen, met vromen zin, zich ten gebe<strong>de</strong> begaf.<br />
„Een <strong>de</strong>r sandalen, welke hij in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n droeg, viel op <strong>de</strong>n<br />
vloer en verwekte min of meer gerucht.<br />
„De kloosteroverste, die dit hoor<strong>de</strong>, doch niet wist wie het veroorzaakt<br />
had, gebood: Die dit gerucht maakte, begeve zich naar<br />
het kruis. „<br />
„De heilige man, terstond gehoorzaam, begaf zich onmid<strong>de</strong>llijk<br />
in stilte, ongeschoeid, op bloote voeten en gestoken in <strong>de</strong> ruwe<br />
hairen pij, naar het kruis.<br />
„Het was wintertijd, bij vinnige kou<strong>de</strong> en sneeuwvlage.<br />
„Daar, onbewegelijk staan<strong>de</strong>, met uitgestrekte armen, hield hij,<br />
1) Chapeav., bl, 383; Fisen, lib. IV, no 14; Mab. Ann. Bened. T. I, ad annum<br />
674; Ghesq. T. III, p. 453.<br />
2) „ nos 65 en 66.
46<br />
van kou<strong>de</strong> schier verstijfd, niet op, psalmen te zingen, even als een<br />
onverwinnelijk strij<strong>de</strong>r volhar<strong>de</strong>n<strong>de</strong> in het lij<strong>de</strong>n.<br />
„Intusschen had <strong>de</strong> sneeuw reeds zijn voeten over<strong>de</strong>kt.<br />
„Doch <strong>de</strong> Heer, die 't al beschikt en voorziet, ontferm<strong>de</strong> zich<br />
over zijn dienaar.<br />
„Terwijl <strong>de</strong>ze zingen<strong>de</strong>, in <strong>de</strong>n 4istenp salm gekomen was aan het<br />
vers: „Wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen?"<br />
hoor<strong>de</strong> men, door Gods goedheid vroeger dan gewooniijk in het<br />
nachtelijk uur het gekraai <strong>de</strong>r hanen.<br />
„Onverwijld kwamen, bij het gelui <strong>de</strong>r klok, <strong>de</strong> kloosterbroe<strong>de</strong>rs<br />
ten kore, en na afloop van <strong>de</strong>n H. Dienst, uit <strong>de</strong> kerk terug naar het<br />
klooster, ten ein<strong>de</strong> er hun verkleum<strong>de</strong> le<strong>de</strong>maten te warmen.<br />
„Mid<strong>de</strong>lerwijl bleef <strong>de</strong> strij<strong>de</strong>r Gods volhar<strong>de</strong>n in 't gebed, staan<strong>de</strong><br />
bij het kruis.<br />
„Toen <strong>de</strong> overste vroeg of alle broe<strong>de</strong>rs aanwezig waren, antwoord<strong>de</strong><br />
een hunner : „Dezen nacht heb ik gehoord, hoe gij, va<strong>de</strong>r,<br />
een <strong>de</strong>r onzen, die gerucht had veroorzaakt, naar het kruis hebt verwezen<br />
om er boete te doen voor hetgeen hij bij ongeval mis<strong>de</strong>ed; wie<br />
dat was, is mij niet bekend."<br />
„Terwijl <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>r nog sprak, trad een an<strong>de</strong>re binnen, die<br />
zei<strong>de</strong> : „In<strong>de</strong>rdaad, <strong>de</strong> heer Lambertus, staat reeds in <strong>de</strong>n nacht een<br />
geruimen tijd lang, ongeschoeid, bij het kruis."<br />
„Sid<strong>de</strong>rend wendt zich <strong>de</strong> abt tot <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs, en zegt: „IJlt<br />
naar buiten, werpt u ne<strong>de</strong>r aan zijne voeten en smeekt hem ootmoedig,<br />
dat hij terugkeere tot ons."<br />
„Zij spoed<strong>de</strong>n heen en von<strong>de</strong>n hem, staan<strong>de</strong> bij het kruis, hoofd<br />
en schou<strong>de</strong>ren en alom het lichaam be<strong>de</strong>kt met sneeuw, bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong> :<br />
,God versmaadt een vermorzeld en verne<strong>de</strong>rd harte niet."<br />
„Met vriendschappelijke bedoelingen, als afgezanten <strong>de</strong>s vre<strong>de</strong>s,<br />
riepen zij uit, zijn wij herwaarts gezon<strong>de</strong>n; onze gemeenschappelijke<br />
va<strong>de</strong>r smeekt en wij, broe<strong>de</strong>ren allen, bid<strong>de</strong>n, dat gij onverwijld tot<br />
ons we<strong>de</strong>rkeeret.<br />
„Hij nu, on<strong>de</strong>rdanig en ootmoedig, <strong>de</strong>ed wat zij verlang<strong>de</strong>n.<br />
„En toen hij, door hen begeleid, het huis <strong>de</strong>r broe<strong>de</strong>ren binnentrad,<br />
wierpen zich aan <strong>de</strong> voeten van <strong>de</strong>n Bisschop ter aar<strong>de</strong> ne<strong>de</strong>r,<br />
<strong>de</strong> kloosterva<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> schare monnikken, bid<strong>de</strong>nd om vergiffenis:<br />
„Vergeef, Va<strong>de</strong>r, smeekte <strong>de</strong> abt, schenk mij vergeving in uwe goe<strong>de</strong>rtierenheid,<br />
onwetend hebt ik dwaas gehan<strong>de</strong>ld. Scheld het ons, uwe<br />
toegenegen dienaren, kwijt."<br />
„Indien gij, dus antwoord<strong>de</strong> hij, onwijs en onvoorzichtig hadt<br />
gehan<strong>de</strong>ld, had<strong>de</strong> ik u van God ontferming afgebe<strong>de</strong>n, en u volgaarne<br />
van guller harte met verschuldig<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> vergiffenis geschonken; daar<br />
gij evenwel naar kloosterregel en passen<strong>de</strong> monnikstucht volkomen<br />
onberispelijk han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>t, heb ik, naar <strong>de</strong> mate mijner krachten, gelijk
47 -<br />
het een onwaardigen dienaar betaamt, aan uw bevel gehoorzaamd.<br />
„Naar Paulus' leer immers moet ik door kou<strong>de</strong> en naaktheid en<br />
dienstbaarheid mijn lichaam tot on<strong>de</strong>rwerping brengen, daar hij zegt:<br />
„Door veel beproevingen slechts tre<strong>de</strong>n wij het Hemelrijk binnen", en:<br />
„Het lij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zes levens is niet te vergelijken met <strong>de</strong> toekomstige<br />
heerlijkheid, welke in ons zal geopenbaard wor<strong>de</strong>n.<br />
„Want hoe feller wij hier door <strong>de</strong> geesels wor<strong>de</strong>n gestriemd, <strong>de</strong>s<br />
te heller is hiernamaals het licht <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, en daarom achte men<br />
niet hard een arbeid, niet lang een tijd, waardoor het eeuwig leven<br />
wordt gewonnen."<br />
„De broe<strong>de</strong>rs kusten hem <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> voeten, bereid<strong>de</strong>n<br />
hem tot verkwikking <strong>de</strong>s lichaams een bad en klee<strong>de</strong>ren, en zei<strong>de</strong>n<br />
tot elkan<strong>de</strong>r: „In <strong>de</strong>zen nacht heeft ons <strong>de</strong> Heer tot vermeer<strong>de</strong>ring<br />
zijner heerlijkheid en tot onze zaligheid <strong>de</strong>zes (Lambertus) werken,<br />
ongekend van 's menschen oog, doch klaar voor dat <strong>de</strong>s Heeren, bekend<br />
willen maken" i).<br />
Ziedaar een trek uit het leven van onzen lieven Heilige,<br />
gelijk hij door zijn oudsten levensbeschrijver Go<strong>de</strong>scalk voor <strong>de</strong><br />
nakomelingschap werd bewaard.<br />
Wij hebben ernaar getracht, zooveel mogelijk 's mans ongekunstel<strong>de</strong>n<br />
verhaaltrant we<strong>de</strong>r te geven.<br />
Ter plaatse willen wij grif bekennen, dat, na het moeizaam<br />
doorworstelen <strong>de</strong>r vele geschriften, welke bij het samenstellen<br />
van <strong>de</strong>ze levensschets voor ons ter leestafel liggen opeengestapeld,<br />
het nalezen <strong>de</strong>r bladzij<strong>de</strong> ons een zoete ontroering, aangename<br />
verpoozing tevens, heeft verschaft.<br />
Herhaal<strong>de</strong>lijk is hier sprake van een kruis, bij hetwelk <strong>de</strong><br />
Heilige, wegens <strong>de</strong> verstoring van <strong>de</strong>r broe<strong>de</strong>ren karig toegemeten<br />
nachtrust, op bevel <strong>de</strong>s „kloosterva<strong>de</strong>rs", gelijk Go<strong>de</strong>scalk<br />
hem zoo schoon noemt, in <strong>de</strong>n nacht heeft gebe<strong>de</strong>n.<br />
Dit was, merkt Nicolaas aan, een in <strong>de</strong> kloosters gebruikelijk<br />
tuchtmid<strong>de</strong>l 2).<br />
Dit kruis stond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n blauwen hemel, naar Siegbert<br />
getuigt, uit steen vervaardigd, tusschen het be<strong>de</strong>huis en <strong>de</strong> slaapzaal.<br />
Degenen, die zich tot levensdoel had<strong>de</strong>n gesteld, hun<br />
1) Chafeav. bl. 328 en vlg.<br />
2) „ t. a. p., bl. 384.
48<br />
vleesch met zijne lusten en begeerlijkhe<strong>de</strong>n te kruisigen, dien<strong>de</strong><br />
het tot een bemoediging op <strong>de</strong>n vaak langdurigen lij<strong>de</strong>nsweg,<br />
daar het hen herinner<strong>de</strong> aan het geduld van <strong>de</strong>n God<strong>de</strong>lijken<br />
Verlosser, die door zijn har<strong>de</strong>n kamp aan het kruis ons aller<br />
hoop en heil is gewor<strong>de</strong>n.<br />
En wel had<strong>de</strong>n zij een <strong>de</strong>rgelijke hartversterking noodig,<br />
die stoere Benedictijnen, dien <strong>de</strong> strenge tuchtregel een onver'<br />
poos<strong>de</strong>n har<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>narbeid opleg<strong>de</strong>, die <strong>de</strong> eeuwenheugen<strong>de</strong><br />
wou<strong>de</strong>n rooi<strong>de</strong>n, onafzienbare waterplassen droogleg<strong>de</strong>n, barre<br />
hei<strong>de</strong>n tot vruchtbare akkers ontgonnen, terwijl zij tegelijk- rijd<br />
<strong>de</strong> barbaarsche volksstammen tot <strong>de</strong> erkentenis <strong>de</strong>r Evanger' he<br />
leer en in het bezit <strong>de</strong>r Christelijke beschaving brachten i).<br />
Dat <strong>de</strong>stijds het bid<strong>de</strong>n voor het kruis, tot boete voor een<br />
overtreding <strong>de</strong>r kloostertucht, in voege was, maken wij op uit<br />
hetgeen wij lezen in het leven van <strong>de</strong> H. Austreberta, abdis van<br />
Pavillij en tijdgenoote van <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />
Deze vrome kloostervrouw placht zich met eigen oogente<br />
vergewissen omtrent het welzijn harer on<strong>de</strong>rhoorigen, en sloop<br />
vaak in stilte, <strong>de</strong>s nachts, over <strong>de</strong> slaapzaal <strong>de</strong>r zusters, om te<br />
zien of zij in ruste waren.<br />
Nu geschied<strong>de</strong> het, dat zij op een vroegen ochtend door<br />
een on<strong>de</strong>r-overste, die niet wist, dat zij met <strong>de</strong> abdis had te<br />
doen, werd aangesproken en berispt: „Maar zuster, wat doet gij<br />
tochl Laat uw me<strong>de</strong>zusters rusten, en begeef u naar het kruis."<br />
Onverwijld spoed<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> Heilige <strong>de</strong>rwaarts en bleef er<br />
bid<strong>de</strong>n totdat het teeken van opstaan werd gegeven 2).<br />
Ten tij<strong>de</strong> van Mabillon 3) stond te Stavelot dat kruis nog<br />
op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> plaats, me<strong>de</strong> tot aan<strong>de</strong>nken aan het stichtend voor<br />
beeld van on<strong>de</strong>rdanigheid, door <strong>de</strong>n grooten Kerkvorst weleer<br />
gegeven.<br />
Ook Fisen getuigt, dat in zijn tijd zich terzelf<strong>de</strong>r plaatse<br />
1) Zie Polain Histoire <strong>de</strong> 1'ancien pays <strong>de</strong> Liége, 3<strong>de</strong> hoofdstuk.<br />
2) Ghesq. T. VI, t. a. p. no 62.<br />
3) „ T. V., bl. 44°-
49<br />
een kruis bevond, doch een ijzeren, en met zulk een schoone<br />
herinnering weinig overeenstemmen<strong>de</strong> i).<br />
Een priester van Stavelot, A. Courtejoie, van wiens hand<br />
in het jaar 1848 te Luik een werkje verscheen, getiteld: „Les<br />
illustraiions <strong>de</strong> Stavelot", getuigt daarin dat een ge<strong>de</strong>elte van<br />
<strong>de</strong>n tuin, nabij dat kruis gelegen, thans nog <strong>de</strong>n naam draagt<br />
van: Ut <strong>de</strong> St. Lambert: St. Lambertusbed 2).<br />
1) Fisen. lib. IV, no 15, bl. 79.<br />
2) A. Courtejoie. t. a. p. bl. 62.<br />
DE H. LAMBERTUS.
floofd^tuk V.<br />
De H. Lambertus keert terug naar zijne<br />
Bisschopstad Maastricht.<br />
JL erwijl onze lieve Heilige in <strong>de</strong> vreedzame Ar<strong>de</strong>nner-abdij<br />
aan <strong>de</strong> zonen van <strong>de</strong>n H. Remaclus, die onversaag<strong>de</strong> kampioenen<br />
voor <strong>de</strong> heerschappij <strong>de</strong>s geestes over vleesch en stof,<br />
het voorbeeld gaf van <strong>de</strong> meest verheven priester<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n,<br />
maakte <strong>de</strong> indringeling Faramundus zich alom in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong><br />
gehaat door <strong>de</strong> schennis van het Heilige.<br />
„Moest ik beschrijven, zegt Nicolaas, bij Fisen, hoe in dit<br />
ongelukkig tijdvak alle goed belemmerd, alle rechtschapenheid<br />
verdrukt, alle slechtheid daarentegen in <strong>de</strong> hand gewerkt werd,<br />
dan zou ik <strong>de</strong>n schijn aannemen als wil<strong>de</strong> ik in ste<strong>de</strong> van een<br />
geschiedverhaal een treurspel in 't licht geven" i).<br />
Ein<strong>de</strong>lijk, met zooveel leed begaan en niet het minst ook<br />
zon<strong>de</strong>r twijfel bewogen door het voortdurend gebed en <strong>de</strong> zelf-<br />
I) Fisen, t. a. p„ no 16.
5 1<br />
kastijdingen van <strong>de</strong>n heiligen balling, scheen God zich over <strong>de</strong><br />
verwees<strong>de</strong> Kerk van Maastricht te willen ontfermen.<br />
Hervatten wij het verhaal van Go<strong>de</strong>scalk:<br />
«Nadat zeven jaren verloopen waren, werd Faramund van «Jen<br />
Maastrichtschen Bisschopszetel ontzet en uit het gewest verbannen.<br />
»Toen verhieven <strong>de</strong> scharen <strong>de</strong>r geestelijken en <strong>de</strong> volksmenigte<br />
<strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> stammen lui<strong>de</strong> hun vrome gebe<strong>de</strong>n ten Hemel, opdat<br />
<strong>de</strong> Heer hun <strong>de</strong>n her<strong>de</strong>r, Lambertus, we<strong>de</strong>rgave.<br />
» Vorst Pepijn, die over vele lan<strong>de</strong>n en ste<strong>de</strong>n van Europa regeer<strong>de</strong>,<br />
had <strong>de</strong> da<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n heiligen man vernomen, en gaf bevel,<br />
hem met veel eerbewijzingen naar zijn zetel terug te voeren.<br />
»Hoe groot bij het geheele volk <strong>de</strong> blijdschap was, met welke<br />
lofgezangen en vreug<strong>de</strong>lie<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> priesters en <strong>de</strong> levieten, <strong>de</strong> monnikken<br />
en <strong>de</strong> tallooze geestelijken <strong>de</strong>n Heilige toejuichten, welke<br />
hul<strong>de</strong> zoowel <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> behoeftigen, <strong>de</strong> weduwen en weezen<br />
hem betuig<strong>de</strong>n, en hoeveel eerbewijzingen zijn we<strong>de</strong>rkomst begroetten,<br />
kan ik niet verhalen.<br />
«Voldoen<strong>de</strong> zij het, <strong>de</strong> algemeene en eenparige vreug<strong>de</strong>, bij diens<br />
terugkeer gebleken, te schetsen door te zeggen, dat alle bewoners van<br />
Frankenland zooveel hartelijke geestdrift aan <strong>de</strong>n dag leg<strong>de</strong>n, als ware<br />
hun het voorrecht geschonken, een <strong>de</strong>r Apostelen te ontvangen" 1).<br />
Men hoort het: <strong>de</strong> brave kronijkschrijver heeft, ondanks<br />
<strong>de</strong>n overvloed van woor<strong>de</strong>n, door hem gebruikt, geen woor<strong>de</strong>n<br />
genoeg om uit te drukken met hoeveel feestbetoon <strong>de</strong> heilige<br />
Bisschop, bij zijn gelukkige we<strong>de</strong>rkomst uit <strong>de</strong> ballingschap,<br />
binnen zijn goe<strong>de</strong> zetelstad aan <strong>de</strong> Maas door <strong>de</strong> geloovigen<br />
werd onthaald.<br />
Stefanus geeft nog <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n ten beste:<br />
„Het zoo fel geslagene en door Gods ontferming goedgunstig<br />
bevrij<strong>de</strong> volk drong nu met alle kracht er op aan, dat<br />
Lambertus, hun voortreffelijke Kerkvoogd en wijze va<strong>de</strong>r, teruggeroepen<br />
werd.<br />
Toen ten tij<strong>de</strong> stond Pepijn, een man geducht door <strong>de</strong><br />
wapenen en ijverig voorstan<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n Godsdienst, aan het<br />
hoofd van land en volk.<br />
Daar hem Lambertus' zachtmoedigheid en heiligheid goed<br />
bekend was, stuur<strong>de</strong> hij gezanten naar bovengenoemd klooster<br />
i) Chapcav. t. a. p., bl. 331.<br />
-
52<br />
óm Lambertus te verzoeken, wel te willen komen tot <strong>de</strong>n Koning<br />
en zijn Bisschoppelijke bediening .te hervatten.<br />
De gezon<strong>de</strong>nen gingen heen, en, daar aangekomen, spraken<br />
zij Lambertus aan in <strong>de</strong>zer voege: „U, Va<strong>de</strong>r, bidt <strong>de</strong> Koning,<br />
smeekt geheel het volk, dit klooster te verlaten, weer te keeren<br />
tot <strong>de</strong> kud<strong>de</strong>, waarvan gij tegen wil en dank zijt geschei<strong>de</strong>n<br />
gewor<strong>de</strong>n, en het werk Gods, gelijk gij het begonnen hadt,<br />
voort te zetten."<br />
„Ik beken, antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerbiedwaardige man, met tra<br />
nen in <strong>de</strong> oogen, dat ik niet heb bestuurd gelijk het betaamt,<br />
niet heb geleefd gelijk het plicht was; ik ben onbekwaam, ver<br />
<strong>de</strong>r mijn kud<strong>de</strong> te wei<strong>de</strong>n, verlang dan ook niet langer meer<br />
aan 't hoofd te staan, daar ik niet bij machte ben, iemands heil<br />
te bevor<strong>de</strong>ren."<br />
„U, voeg<strong>de</strong>n zij hem toe, u, e<strong>de</strong>lsten <strong>de</strong>r mannen, hei-<br />
ligsten <strong>de</strong>r priesters, bid<strong>de</strong>n wij om uwe lief<strong>de</strong> tot God en <strong>de</strong>n<br />
evenmensch, met ons weêr te keeren, ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong> leiding uwer<br />
schapen op u te nemen.''<br />
„Tegenspreken, mijne broe<strong>de</strong>rs, hernam <strong>de</strong> held, wil ik<br />
niet, het bevel <strong>de</strong>s Konings weerstreven mag ik niet, in <strong>de</strong><br />
behoeften mijner evennaasten te voorzien is mijn verlangen.<br />
Daarom zal ik niet weigeren, u te volgen, aan God overlaten<strong>de</strong><br />
te zorgen, dat alles door zijn macht volvoerd en tot het gewenscht<br />
doel gebracht wor<strong>de</strong>" i).<br />
't Is ons echter niet vergund, hierbij langer te verwijlen,<br />
daar wij <strong>de</strong>n lezer op <strong>de</strong> hoogte moeten stellen van <strong>de</strong> gebeurtenissen,<br />
welke dit heugelijk herstel mogelijk had<strong>de</strong>n gemaakt.<br />
In het jaar 681 werd Ebroïn vermoord en in zijne plaats<br />
Warado aangesteld als hofmeier van Koning Theodorik.<br />
Warado sloot vre<strong>de</strong> met Pepijn van Herstal, die als legeroverste<br />
aan het hoofd stond van <strong>de</strong> op Theodorik verbeten<br />
Austrasiërs-, het voornaamste beding hield in dat Pepijn Theo-<br />
I) Bij Chaptav., bl. 363.
53 -<br />
dorik als Koning van Austrasië erkennen, en zelf over dit Rijk<br />
het hofmeierschap aanvaar<strong>de</strong>n zou.^<br />
Een <strong>de</strong>r eerste regeeringsda<strong>de</strong>n van Pepijn was <strong>de</strong> terugroeping<br />
van <strong>de</strong>n H. Bisschop Lambertus, in het jaar 681 of<br />
682 1).<br />
Verschillen<strong>de</strong> schrijvers, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>n Nicolaas en<br />
Siegbert, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nieuwere Polain, Nulens, zijn <strong>de</strong> meening<br />
toegedaan, dat <strong>de</strong> terugkomst van <strong>de</strong>n Heilige eerst heeft plaats<br />
gehad na <strong>de</strong>n slag bij Testry.<br />
Na Warado's overlij<strong>de</strong>n namelijk was zijn schoonzoon<br />
Bertharius in zijn plaats tot hofmeier verkozen; <strong>de</strong>ze scheen <strong>de</strong><br />
voetstappen van <strong>de</strong>n beruchten Ebroïn te willen drukken.<br />
De Neuslriërs verzochten nu <strong>de</strong>n Austrasischen hofmeier<br />
Pepijn, hen van dien dwingeland te verlossen.<br />
De oorlog werd verklaard, en bij Testry Theodorik verslagen<br />
en Bertharius gedood.<br />
Dat had plaats in het jaar 687 2).<br />
Neemt men nu met bovengenoem<strong>de</strong> schrijvers aan, dat<br />
toen pas <strong>de</strong> Heilige op zijn zetel werd hersteld, dan moet men<br />
ook beweren, dat Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus, <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> oudste levensverhalers,<br />
met zich zeiven in tegenspraak zijn, zegt <strong>de</strong> schran<strong>de</strong>re<br />
Bollandist 3).<br />
Dui<strong>de</strong>lijk immers schrijft Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus, dat dra<br />
na het overlij<strong>de</strong>n van Hil<strong>de</strong>rik, Lambertus in ballingschap toog<br />
en na zeven jaren te Maastricht we<strong>de</strong>rkeer<strong>de</strong>.<br />
De eenige re<strong>de</strong>n om te vermoe<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong>ze terugkeer<br />
tot 687 moet wor<strong>de</strong>n verschoven, blijkt te liggen in een verkeer<strong>de</strong><br />
opvatting van Go<strong>de</strong>scalks gezeg<strong>de</strong>: „Vorst Pepijn, die<br />
over vele lan<strong>de</strong>n en ste<strong>de</strong>n van Europa regeer<strong>de</strong>, gaf bevel, <strong>de</strong>n<br />
Heilige terug te roepen."<br />
Dit is op Pepijn alleszins reeds toepasselijk van het jaar<br />
1) Habets, Gcsch. van het Bisdom Roermond, b'. 133.<br />
2) Roberti, Ratio temporum. Vita S. Huberti; Miraeus, Chronicon ad. annuni;<br />
Nhmèc/ie, bl 82; Hist. Leod. comp. ad. anrum.<br />
3) Bij Ghesq. t. a. p., no 69.
54<br />
681 af, toen hij nog slechts in Austrasië <strong>de</strong> heerschappij voer<strong>de</strong>,<br />
ofschoon het later, tevens over Neustrië en Burgondië aangesteld,<br />
met meer re<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n gezegd.<br />
Austrasië omvatte immers on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> Bisdommen<br />
Keulen, Trier, Maastricht, Metz, Kamerijk, Toul, Verdun, Maintz,<br />
Straatsburg en Laon i).<br />
«Te zijner ste<strong>de</strong> weergekeerd, schrijft Go<strong>de</strong>scalk, leg<strong>de</strong> hij, (<strong>de</strong><br />
H. Lambertus) er zich op toe, zijn levenswijze nog dagelijks te verbeteren.<br />
ïHoe hij leef<strong>de</strong> voor God, en allen ten voorbeeld strekte, wie<br />
zal dat naar verdienste beschrijven, wie heeft daarvoor woor<strong>de</strong>n genoeg<br />
en verheven genoeg te zijner beschikking?<br />
«Hij toch volhard<strong>de</strong> met onbezweken ijver in <strong>de</strong> Wet Gods<br />
zon<strong>de</strong>r zich ooit aan iets berispelijks in zijn gedrag schuldig te maken.'<br />
«Alle zijne han<strong>de</strong>lingen waren doordacht, en terwijl hij door aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
waakzaamheid zijn lichaam in tucht bewaar<strong>de</strong>, hield hij<br />
gestadig het oog zijns geestes, zijn zinnen en werken op God gevestigd,<br />
zijn schre<strong>de</strong>n tot God en <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> boodschap <strong>de</strong>s vre<strong>de</strong>s gericht.<br />
«Den door God aangestel<strong>de</strong>n trouwen en wijzen dienaar gelijk,<br />
beijver<strong>de</strong> hij zich, ten bekwamen tij<strong>de</strong> <strong>de</strong> hem toevertrouw<strong>de</strong> geloovigen<br />
met het brood <strong>de</strong>r heilige leer te sterken, want <strong>de</strong>ze is <strong>de</strong> spijze,<br />
waardoor <strong>de</strong> zielen gevoed, en met God in gemeenschap en eenheid<br />
vereenzelvigd wor<strong>de</strong>n.<br />
«Door gepaste vermaningen en opwekken<strong>de</strong> gesprekken bracht<br />
hij zijn on<strong>de</strong>rhoorigen er toe, zondige gewoonten af te leggen, en gewen<strong>de</strong><br />
hij hen aan <strong>de</strong> zelfbeheersching, welke voor <strong>de</strong> rechtschapenheid<br />
en reinheid <strong>de</strong>s levens wordt gevor<strong>de</strong>rd.<br />
«Hij duld<strong>de</strong> niet, dat zijn huisgenooten laakbare gewoonten aannamen,<br />
maar trachtte die te voorkomen, hetzij door een afkeurend<br />
stilzwijgen, hetzij door een b -risping, in het geheim en <strong>de</strong>snoods<br />
openlijk toegediend.<br />
»Hij was ijverig van geest, wakker in zorge, en, geplaatst tusschen<br />
rijken en armen, bracht hij, zon<strong>de</strong>r acht te slaan op <strong>de</strong>n persoon<br />
<strong>de</strong>s machtigen, hul<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n a<strong>de</strong>l <strong>de</strong>r ze<strong>de</strong>n; naar gelang iemand<br />
goed trachtte te leven, bewees hij hem achting.<br />
»Reikte hij <strong>de</strong>n behoeftige lief<strong>de</strong>gaven toe, dan blikten zijne<br />
oogen ten hemel, want hij strekte zijne hand uit om te geven, en verwachtte<br />
het loon daarvoor van boven.<br />
«Bezocht hij kloosters en sprak hij tot het volk het woord <strong>de</strong>s<br />
Heeren, dan volg<strong>de</strong> het uitreiken van aalmoezen het toedienen <strong>de</strong>r<br />
geestelijke spijze.<br />
l) Jos. Daris, bl. 115.
55<br />
»Wat hij <strong>de</strong>n behoeftige mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong> achtte hij Go<strong>de</strong> in blijdschap<br />
geofferd, steeds indachtig <strong>de</strong> belofte <strong>de</strong>s Heeren: »Wat gij <strong>de</strong>n<br />
minsten <strong>de</strong>r mijnen gedaan hebt, is Mij-zelve gedaan."<br />
«Beschei<strong>de</strong>n in zijn kleeding, wil<strong>de</strong> hij nooit in zijn huiselijk<br />
leven een gesmukten zetel innemen, en, wer<strong>de</strong>n hem soms, als voor<br />
Kerkvorsten gebruikelijk was, sierlijke gewa<strong>de</strong>n bereid, dan leg<strong>de</strong> hij<br />
die op zij<strong>de</strong>, en stak hij zich in een gewone, niet zel<strong>de</strong>n vrij havelooze<br />
kleedij, ten ein<strong>de</strong> zich te verootmoedigen door datgene, waardoor<br />
an<strong>de</strong>ren trachten zich te verheffen.<br />
»Zoo kampen<strong>de</strong> met krachtig gemoed en met godsvrucht gewapend,<br />
on<strong>de</strong>rwierp hij aan Christus én lichaam én geest, zijner hooge<br />
bediening steeds waardig.<br />
»Wereldschc eer en ij<strong>de</strong>le praal, zoo verlokkelijk voor die ze<br />
liefhebben, achtte hij een wufien droom, een ijlen rook, een snelvlietend<br />
water gelijk.<br />
«Tegenkantingen verduur<strong>de</strong> hij goedsmoeds, ten dage van voorspoed,<br />
waardoor zoo menigeen ten val wordt gebracht, was hij met<br />
verdubbel<strong>de</strong> waakzaamheid op zijn hoe<strong>de</strong>.<br />
«Door het trouw bewaren van <strong>de</strong> reinheid <strong>de</strong>s harten en <strong>de</strong>s<br />
hchaams toon<strong>de</strong> hij zijnen on<strong>de</strong>rgeschikten wat zij moesten duchten<br />
en liefhebben, wat zij voor hun <strong>de</strong>el moesten kiezen en nastreven.<br />
«Den Christen volke gaf hij heilzame voorschriften, <strong>de</strong> hem ter<br />
zielzorg aangewezen landstieek verlichtte hij met <strong>de</strong> fakkel <strong>de</strong>r Evangelische<br />
leer, terwijl hij <strong>de</strong> ellendige dwaling <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen te keer<br />
ging, en in hunne harten <strong>de</strong> kilheid <strong>de</strong>r ongeloovigheid door <strong>de</strong>n gloed<br />
<strong>de</strong>s waren Geloofs verdreef.<br />
«Zoodoen<strong>de</strong> verspreid<strong>de</strong> zich, zon<strong>de</strong>r dat hij naar iets an<strong>de</strong>rs<br />
haakte dan naar <strong>de</strong> stilte <strong>de</strong>r onbekendheid, <strong>de</strong> roep zijner heiligheid<br />
over alle lan<strong>de</strong>n van Europa, en gaarne had<strong>de</strong> hij, alle vermoeienissen<br />
trotseerend, als een an<strong>de</strong>re Paulus <strong>de</strong> geheele wereld doorkruist,<br />
om <strong>de</strong>n volkeren heil te doen gewor<strong>de</strong>n.<br />
«Zoo sleet hij zijn leven, zuiver en standvastig in het Geloof,<br />
roemwaardig door krachtdadige <strong>de</strong>ugd, e<strong>de</strong>lmoedig in barmhartigheid,<br />
welwillend en levendig in zijn on<strong>de</strong>rwijzingen, even bereid, voor het<br />
recht in <strong>de</strong> bres te springen als om beleedigingen te vergeven, lieftallig<br />
in zijn omgang met elkeen, en nooit falen<strong>de</strong> waar her<strong>de</strong>rplicht<br />
hem riep" i).<br />
I) Chapeav., t. a. r. bl. 331 en vlg.
Ti T T> T T T T> f T T T T T" T T<br />
Soota^tuk VI.<br />
De H. Lambertus, leeraar van Heiligen.<br />
De zeven<strong>de</strong> eeuw wordt met recht genoemd <strong>de</strong> „Eeuw <strong>de</strong>r<br />
Heiligen" voor ons va<strong>de</strong>rland, gelijk <strong>de</strong>n lezer uit eigen waarneming<br />
bereids zal zijn gebleken.<br />
Zeker, het was eene eeuw van geweldige gisting.<br />
Wel kon men het hei<strong>de</strong>ndom verslagen, het Christendom<br />
triomfeerend heeten, doch <strong>de</strong> wording van een groot volk, <strong>de</strong><br />
vorming van velerlei stammen tot een staatkundig en maatschappelijk<br />
geheel krijgt niet binnen het tijdsbestek van slechts<br />
ettelijke jaren zijn beslag.<br />
De Hemelsche dauw <strong>de</strong>r Christelijke beschaving kan slechts<br />
langzamerhand doorsijpelen tot in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste lagen <strong>de</strong>r maatschappij.<br />
Voeg daarbij <strong>de</strong> aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> invallen van barbaren, die<br />
zoo vaak een opkomen<strong>de</strong> schepping <strong>de</strong>s menschen te vuur en<br />
te zwaard verniel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> veelvuldige worstelingen van ras tegen<br />
ras, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> oorlogen, nu eens door <strong>de</strong>n Vorst tegen zijn<br />
kwalijk beteugel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdanen, dan weer door een misnoeg<strong>de</strong>
57<br />
bevolking tegen <strong>de</strong> dwingelandij harer gebie<strong>de</strong>rs, ofwel door<br />
<strong>de</strong>n eenen Gekroon<strong>de</strong>, om <strong>de</strong> heerschappij over een gewest<br />
tegen <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren, door <strong>de</strong> opeenvolgen<strong>de</strong> hofmeiers, tot be<br />
vestiging of uitbreiding van macht en invloed tegen ambtge-<br />
nooten gevoerd.<br />
Zeker, het was een veelbewogen eeuw, een tijdsgewricht<br />
van heftig horten en stooten, maar tevens van we<strong>de</strong>rgeboorte,<br />
van voorbereiding op <strong>de</strong> vruchtbare wereldheerschappij van<br />
Karei <strong>de</strong>n Groote.<br />
De herschepping van het tot dusverre vormeloos West-<br />
Europa door <strong>de</strong> Christelijke beschaving was het werk van Hei<br />
ligen, van uitverkoren mannen en vrouwen, die over dien woes-<br />
ten bajert het God<strong>de</strong>lijk zaad <strong>de</strong>s woords en <strong>de</strong>s voorbeelds<br />
strooi<strong>de</strong>n, terwijl zij God in <strong>de</strong>n eenvoud <strong>de</strong>s harten smeekten,<br />
over hun werken en zorgen vruchtbaarmaken<strong>de</strong>n zegen uit te<br />
storten.<br />
Alleen door Heiligen immers, alleen door allesopofferen<strong>de</strong>,<br />
vasten<strong>de</strong>, zich-zelven afbeulen<strong>de</strong>, dag en nacht in gebed ver-<br />
zonkene strij<strong>de</strong>ren Gods kan zulk een herschepping wor<strong>de</strong>n<br />
totstandgebracht.<br />
Verwijlen wij nu een spanne tijds bij dit hartverheffend<br />
tooneel, ons voorstellen<strong>de</strong> <strong>de</strong>n H. Lambertus, in betrekking met<br />
<strong>de</strong> tijdgenooten, die on<strong>de</strong>r zijn invloed en leiding tot het<br />
hoogste zieleleven, dat een mensch op aar<strong>de</strong> kan leven, wer<strong>de</strong>n<br />
opgevoerd.<br />
In <strong>de</strong> dagen dat Ebroïn, die, gelijk wij bereids zagen,<br />
onzen Heilige van zijn Bisschopszetel verdreef, in zijn euvelmoed<br />
<strong>de</strong> Franken van Neustrië verdrukte, leef<strong>de</strong> er in Aquitanië,<br />
(<strong>de</strong> landstreek, welke van het Pyreneesch gebergte zich uitstrekt<br />
tot aan <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Garonne en <strong>de</strong>n Oceaan), een jeugdig e<strong>de</strong>lman<br />
van Koninklijken bloe<strong>de</strong>, met <strong>de</strong> waardigheid van paleisgraaf<br />
aan 't hof van Koning Theodorik bekleed i).<br />
i) Zie <strong>de</strong> Geslachtslijst van <strong>de</strong>n Heilige bij Roberti bl. 545.-
58<br />
Hij was even on<strong>de</strong>rwezen in <strong>de</strong> schoone letteren als bedreven<br />
in <strong>de</strong>n wapenhan<strong>de</strong>l.<br />
Vol afschuw over Ebroïns dwingelandij, verliet HUBERTTJS<br />
— zoo was <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong>n e<strong>de</strong>len Aquitaniër — het land<br />
zijner geboorte en begaf zich naar Austrasië, dat on<strong>de</strong>r het<br />
krachtig en wijs bestuur van Pepijn dagen van vre<strong>de</strong> en welvaart<br />
beleef<strong>de</strong>.<br />
De aankomst van Hubertus in ons land moet dus hebben<br />
plaats gehad na het jaar 679, in <strong>de</strong>n tijd, dat <strong>de</strong> H. Lambertus<br />
te Stavelot vertoef<strong>de</strong>.<br />
Hubertus' onafscheidbare gezellin was zijne moei Oda,<br />
weduwe van Boggis, hertog van Aquitanië.<br />
Nauwelijks was in het jaar 681 <strong>de</strong> H. Lambeitus op zijn<br />
zetel hersteld, of Hubertus, die reeds over <strong>de</strong> hooge wetenschap<br />
en het stichtend leven van <strong>de</strong>n moedigen Bisschop veel had<br />
vernomen, begaf zich naar Maastricht.<br />
Al ras gevoel<strong>de</strong> hij zich met een onweerstaanbare kracht<br />
voor <strong>de</strong>zen grooten dienaar Gods genegen, en trachtte hij<br />
zooveel mogelijk van 's mans on<strong>de</strong>rricht en heilig voorbeeld<br />
partij te trekken.<br />
Gods gena<strong>de</strong> boezem<strong>de</strong> hem allengs zulk een grooten<br />
afkeer van <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lheid <strong>de</strong>r vergankelijke wereld in, dat hij<br />
vurig verlang<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r het getal <strong>de</strong>r Maastrichtsche geestelijken<br />
te wor<strong>de</strong>n opgenomen en zich te wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>n dienst <strong>de</strong>s<br />
Heeren, doch <strong>de</strong> huwelijksband verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hem voorshands dit<br />
voornemen ten uitvoer te leggen.<br />
Intusschen leef<strong>de</strong> hij min<strong>de</strong>r als leek, gehuwd man en<br />
a<strong>de</strong>llijk heer, dan als geestelijke, leerling van <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />
Nauwelijks echter was zijne gemalin, die hem een zoon<br />
had geschonken, Floribertus, later - anno 727 — opvolger van<br />
zijn va<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n Bisschopszetel van Luik en eveneens on<strong>de</strong>r<br />
het getal <strong>de</strong>r Heiligen opgenomen, naar een beter leven ingegaan,<br />
of hij volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> inspraken van zijn hart en werd door<br />
zijn heiligen leermeester tot priester gewijd.<br />
Dat <strong>de</strong> H. Hubertus een leerling van <strong>de</strong>n H. Lambertus
59<br />
geweest is, getuigt niet alleen Go<strong>de</strong>scalk i), maar ook <strong>de</strong> onbe<br />
ken<strong>de</strong> schrijver, „tijdgenoot en leerling" tevens van <strong>de</strong>n H. Hu<br />
bertus.<br />
Deze „onbeken<strong>de</strong>", die zelf bij het sterfbed van <strong>de</strong>n<br />
Heilige, met <strong>de</strong>zes „voortreffelijken zoon" Floribertus tegenwoordig<br />
was 2), getuigt, dat <strong>de</strong> vrome dienaar Gods Hubertus <strong>de</strong>s<br />
te gemakkelijker het voorbeeld van Christus kon navolgen, doordien<br />
hij het geluk had, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> leiding te staan van zijn<br />
heiligen voorganger Lambertus.<br />
Veilig mogen wij het dus een grooten vereer<strong>de</strong>r van bei<strong>de</strong><br />
Heiligen nazeggen: „On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eeretitels, die <strong>de</strong>n H.Lambertus<br />
toekomen, is het zeker niet <strong>de</strong> minste, dat hij een zoo e<strong>de</strong>len<br />
leerling en zich een zoo waardigen opvolger gevormd heeft, als<br />
<strong>de</strong> H. Hubertus was" 3).<br />
Over <strong>de</strong> H. ODA, wel te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van hare eveneens<br />
heilige tijd- en naamgenoote, <strong>de</strong> Schotsche Koningsdochter,<br />
die te Weert, Venraai en vooral te St. Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong> vereerd<br />
wordt, en die omtrent het jaar 710 op het graf van <strong>de</strong>n H. Lambertus<br />
het gebruik <strong>de</strong>r oogen heeft bekomen, lezen wij in het<br />
Luiksch Brevier on<strong>de</strong>r meer het volgen<strong>de</strong>: „Na het overlij<strong>de</strong>n<br />
van haren gemaal, toog zij naar Austrasië, waar zij vele erfgoe<strong>de</strong>ren<br />
bezat, en, reikhalzend als zij was naar een heilig leven,<br />
zocht zij <strong>de</strong>n omgang van <strong>de</strong>n H. Bisschop Lambertus, door<br />
wiens voorlichting en vermaningen zij tot <strong>de</strong> luisterrijkste <strong>de</strong>ugd<br />
werd opgevoerd.<br />
„Tn vele plaatsen richtte zij ziekenhuizen en kerken op,<br />
en <strong>de</strong> dienaren Gods voorzag zij van <strong>de</strong> noodige levensbehoefte.<br />
„Haar moe<strong>de</strong>rlijke zorge strekte zij vooral uit over een<br />
vlek, bij Hoei gelegen en Amay genaamd; daar bouw<strong>de</strong> en be<br />
giftig<strong>de</strong> zij rijkelijk een kerk, <strong>de</strong>n H. Martelaar Georgius toe<br />
gewijd.<br />
„Een aanzienlijk ge<strong>de</strong>elte van haar groot vermogen kwam<br />
1) Bij Chapcav. cap. 14.<br />
2) Bij Roberti, cap. 14. . „<br />
3) Jos. Demarteau, „St. Hubert, sa légen<strong>de</strong>, son histoire , bl. 19.
6o<br />
in het bezit van het St. Lambertskapittel en <strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Kerk<br />
van Luik.<br />
„Zij overleed te Amay, en haar bloedverwant, <strong>de</strong> H Floribertus,<br />
Bisschop van Luik, verhief er haar heilig overschot<br />
door won<strong>de</strong>ren vermaard, ten altare" i).<br />
Uit het huwelijk van <strong>de</strong>n gelukzaligen Pepijn van Lan<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong> eveneens gelukzalige Itta of Iduberga was, behalve<br />
<strong>de</strong> H. Gertrudis, abdisse van Nivelles, eene an<strong>de</strong>re dochter gesproten,<br />
die huw<strong>de</strong> met hertog Ansigisus, broe<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n<br />
H. Arnulf, Bisschop van Metz.<br />
Haar naam was BEGGA, haar zoon, Pepijn van Herstal<br />
Na <strong>de</strong>n dood van haren gemaal, anno 673, besteed<strong>de</strong> zij<br />
haar leven en hare rijkdommen aan goe<strong>de</strong> werken.<br />
„Wij mogen er niet aan twijfelen, schrijft Daris, of zij<br />
vooral heeft bij haren zoon Pepijn aangedrongen op <strong>de</strong> terugroeping<br />
<strong>de</strong>s H. Lambertus uit <strong>de</strong> ballingschap" 2).<br />
Na een beêvaart ter H. Ste<strong>de</strong> stichtte zij een klooster te<br />
An<strong>de</strong>nne, tusschen Hoei en Namen gelegen, en bevolkte het<br />
met geestelijke dochters, afkomstig uit <strong>de</strong> Nivelsche abdij, door<br />
hare zuster Gertrudis en hare moe<strong>de</strong>r Itta gebouwd.<br />
Zelf omhels<strong>de</strong> zij het kloosterleven te An<strong>de</strong>nne, bracht er<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien laatste jaren haars levens door in boete en godsvrucht<br />
en overleed er in het jaar 695 3).<br />
Over <strong>de</strong> H. LANDRADA hebben wij in het 3* Hoofdstuk<br />
reeds gesproken.<br />
De H. Lambertus had haar opgenomen on<strong>de</strong>r het getal<br />
<strong>de</strong>r gesluier<strong>de</strong> kloostermaag<strong>de</strong>n, en was, naar Die<strong>de</strong>rik, haar<br />
levensbeschrijver, getuigt, ten allen tij<strong>de</strong> haar vertrouwd raadsman<br />
„Toen zij, zoo verhaalt Die<strong>de</strong>rik, na een langen kamp<br />
door <strong>de</strong>n geest tegen het vleesch gestre<strong>de</strong>n, waarin dit laatste'<br />
door t onbarmhartig vasten als het ware was uitgedroogd op<br />
het ziekbed werd geworpen, voorspel<strong>de</strong> zij haar na<strong>de</strong>rend ein<strong>de</strong>,<br />
1) Prop. Leod. en Molanus 25a Octobris.<br />
2) Dans, x. a. p. bl. 108.<br />
3> Zie Ghesq., T. H, Geslachtslijst bij bl. 228.
6i<br />
en ontbood zij uit het naburige Maastricht <strong>de</strong>n H. Bisschop<br />
Lambertus, opdat zij in 't sterven verkwikt wierd door <strong>de</strong> vermaningen<br />
van <strong>de</strong>n H. dienaar Gods, wiens raadgevingen tij<strong>de</strong>ns<br />
haar leven haar zoo dikwijls te sta<strong>de</strong> waren gekomen.<br />
„Nauwelijks vernam <strong>de</strong> heilige grijsaard <strong>de</strong> droevige mare,<br />
of hij begaf zich op weg naar Munsterbilsen, waar intusschen<br />
Landrada uit <strong>de</strong> stoffelijke naar <strong>de</strong> eeuwige woning verhuis<strong>de</strong>.<br />
„Op zijn weg werd Lambertus, — mid<strong>de</strong>lerwijl was <strong>de</strong><br />
avond gevallen — door een aangenaam droomgezicht verrast.<br />
„Als in geestverrukking opgetogen, zag hij <strong>de</strong> eerbiedwaardige<br />
maagd, omgeven van heerlijken luister; zij berispte <strong>de</strong>n<br />
grijsaard op dien gemeenzamen toon, waarin zij placht met hem<br />
te spreken, wegens zijne traagheid, en verweet hem, dat zij bij<br />
haar verschei<strong>de</strong>n niet uit zijne han<strong>de</strong>n <strong>de</strong> heilige Geheimen had<br />
mogen ontvangen.<br />
„Hij bracht verontschuldigingen bij en verklaar<strong>de</strong> zich be<br />
reid, haar stoffelijk overschot ter aar<strong>de</strong> te beste<strong>de</strong>n.<br />
„Blik, hernam zij, strak voor u uit naar <strong>de</strong>n hemel, en<br />
aanschouw het teeken <strong>de</strong>s kruizes, omluisterd van een stralen<br />
krans."<br />
„Lambertus richtte zich in zijn volle lengte op in <strong>de</strong><br />
hoogte en teeken<strong>de</strong> <strong>de</strong> plek, waarop het kruis ne<strong>de</strong>rstraal<strong>de</strong>.<br />
„Deze, sprak <strong>de</strong> maagd, is mijn begraafplaats, daar zal<br />
mijn assche rusten tot op-<strong>de</strong>n dag, bepaald door <strong>de</strong>n Heer."<br />
„Terwijl <strong>de</strong> maagd in <strong>de</strong> wolken verdwijnt, komt <strong>de</strong> Bisschop<br />
overeind terug op <strong>de</strong>n grond en wordt ijlings naar Bilsen<br />
gevoerd, waar hij <strong>de</strong> zusters aantreft, bezig met <strong>de</strong> toebereidselen<br />
voor <strong>de</strong> begrafenis binnen <strong>de</strong> kerk.<br />
„Na zijn gebed te hebben gestort, richt hij met <strong>de</strong> hem<br />
eigene zeggingskracht en zalving het woord tot <strong>de</strong> schare, en<br />
maakt haar <strong>de</strong> hem gedane openbaring bekend.<br />
„Daarop ontstond een groot misbaar, en alhoewel hij zijne<br />
re<strong>de</strong> nog niet had voleind, verhieven zij lui<strong>de</strong> hare stemmen<br />
tegen hem en klaag<strong>de</strong>n bitterlijk.<br />
„Hier, zei<strong>de</strong>n zij, werd zij <strong>de</strong>n Heer toegewijd en tot
62 -<br />
abdisse aangesteld, door haar toedoen rees <strong>de</strong>ze kerk in <strong>de</strong><br />
hoogte en breid<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>lijke schare uit. Hier gaf zij<br />
<strong>de</strong>n blin<strong>de</strong>n het gebruik <strong>de</strong>r oogen, <strong>de</strong>n kreupelen dat <strong>de</strong>r le<strong>de</strong>maten<br />
we<strong>de</strong>r; hier bood zij het hoofd aan alle beproevingen.<br />
Gij-zelf waart hier ter plaatse <strong>de</strong> helper van haren ijver, <strong>de</strong><br />
getuige van hare <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> inwij<strong>de</strong>r van haar kerkgebouw.<br />
Het past <strong>de</strong>n Bisschop niet, zijn volk te bedroeven, <strong>de</strong>n her<strong>de</strong>r<br />
niet, zijn schapen te willen berooven, zoodat wij na haar verschei<strong>de</strong>n<br />
zou<strong>de</strong>n moeten verliezen die wij tij<strong>de</strong>ns haar leven<br />
bezaten. Het is strijdig met <strong>de</strong> gehechtheid en lief<strong>de</strong>, haar verschuldigd,<br />
eene Heilige, eene won<strong>de</strong>rdoenster, aan vreem<strong>de</strong>n<br />
over te laten. Volbreng gij uw ambt, wij zullen naar plicht en<br />
vermogen voor het overige zorgen.<br />
,,'t Is gemakkelijk, zoo luid<strong>de</strong> Lambertus' bescheid, aan<br />
het hoofd te staan, doch moeilijk, allen te bevredigen. Aan<br />
God dient men meer te gehoorzamen dan aan <strong>de</strong> menschen,<br />
doch wijl ik overtuigd ben, dat hetgeen bij God is besloten,<br />
door menschen niet kan wor<strong>de</strong>n gewijzigd, voeg ik mij naar<br />
uw verlangen."<br />
„De H. abdisse werd begraven.<br />
„De H. Bisschop, wiens gemoed in zorge was, legt zich<br />
een vasten op, voegt gebe<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> lijfskastijding, en na drie<br />
dagen neemt hij we<strong>de</strong>rom het woord op.<br />
„Aan God, zei<strong>de</strong> hij, niet te willen gehoorzamen, is, beproeven<br />
een stroom in zijn vaart te stuiten met een arm. Met<br />
eigen oogen moeten wij ons nu overtuigen van hetgeen ons<br />
visioen beduidt; men legge het graf <strong>de</strong>r abdisse open, opdat<br />
aan alle onzekerheid een ein<strong>de</strong> kome."<br />
„Eenparig wordt die toespraak goedgekeurd.<br />
„Men opent <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong> en vindt er niet alleen het<br />
lichaam niet meer, doch ook <strong>de</strong> lijkkist, waarin het was neergelegd,<br />
bleek verdwenen.<br />
„Allen, <strong>de</strong> Bisschop slechts uitgezon<strong>de</strong>rd, verbleeken en<br />
zwijgen.<br />
„Hij echter betuigt zijn dank aan God en spreekt haar
63<br />
va<strong>de</strong>rlijk toe: „nu het wantrouwen is geweken, zullen wij ervaren<br />
wat Gods heerlijkheid vermag."<br />
„Hij stelt zich aan het hoofd van <strong>de</strong>n stoet, en "gaat <strong>de</strong>n<br />
weg in naar Wintershoven, werwaarts hem <strong>de</strong> menigte volgt.<br />
„Daar wordt op <strong>de</strong> door hem gemerkte plek <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<br />
opgedolven, en, o won<strong>de</strong>r! men vindt er het lichaam <strong>de</strong>r maagd<br />
liggen<strong>de</strong> in hare kist.<br />
„Zon<strong>de</strong>r twijfel, zoo eindigt Die<strong>de</strong>rik zijn verhaal, had<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> Engelen het heilig overschot daar met eerbied bijgezet" i).<br />
Dit kan, gelijk Ghesquierus aanmerkt, niet geschied zijn<br />
voor het jaar 700. Voor dien tijd toch kon men <strong>de</strong>n H. Lam<br />
bertus niet noemen, gelijk Die<strong>de</strong>rik het tot tweemaal toe doet:<br />
een grijsaard.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> heilige en roemwaardige personen, die, zooals<br />
<strong>de</strong> geschiedschrijver van ons Bisdom zegt, „door hunne tegenwoordigheid<br />
het geestelijk grondgebied van <strong>de</strong>n H. Lambertus<br />
verheerlijkten" 2), mogen wij zeker niet vergeten melding te maken<br />
van <strong>de</strong> Heiligen WIRO, PLECHELMUS en OTGERUS, het beroem<strong>de</strong><br />
drietal van <strong>de</strong>n St. Pietersberg, geloofsverkondigers in<br />
het land van Gel<strong>de</strong>r, Gulik en Kleef.<br />
Omstreeks <strong>de</strong>n tijd, dat <strong>de</strong> H. Lambertus, zooals wij in<br />
het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk zullen verhalen, zich onledig hield met<br />
het bekeeringsweik in Kempenland, vestig<strong>de</strong>n zich in <strong>de</strong> omstreken<br />
van <strong>de</strong> later opgekomen stad Roermond, <strong>de</strong>ze drie<br />
Heiligen, afkomstig uit Schotland, ten ein<strong>de</strong> er <strong>de</strong> bevolking in<br />
<strong>de</strong> leer van Christus te on<strong>de</strong>rwijzen.<br />
Pepijn van Herstal schonk hun genoem<strong>de</strong>n berg, thans<br />
St. Odiliénberg genaamd, tot woonplaats, alwaar zij eene kerk<br />
en een klooster bouw<strong>de</strong>n 3).<br />
Pepijn had zulk een vereering voor <strong>de</strong>ze kloeke geloofs<br />
bo<strong>de</strong>n, die alom, gevaar en dood trotseerend, het zaad <strong>de</strong>s<br />
1) Theodoricus bij Ghesq. T. V, bl. 213.<br />
2) 'Jos. Habets t. a. p. bl. 134. . , „ „,.„ ^ cm<br />
3 Alb. Wolters. „De H.H. Wiro, Plech. et Otg., bl. 48; Willemsen, De Stlftkerk<br />
v. d. H. Petnis te St. Odiliënberg, bl. 7.
64<br />
Evangelies uitstrooi<strong>de</strong>n, hei<strong>de</strong>nen bekeer<strong>de</strong>n en heiligdommen<br />
als uit <strong>de</strong>n grond <strong>de</strong><strong>de</strong>n oprijzen, dat hij jaarlijks, naar Daris,<br />
en ook het Proprium Ruraem. verzekeren, <strong>de</strong>n tocht naar<br />
St. Pietersberg aanvaard<strong>de</strong>, om er aan <strong>de</strong> voeten van <strong>de</strong>n H.<br />
Wiro, en, na <strong>de</strong>zes overlij<strong>de</strong>n, van <strong>de</strong>n H. Plechelmus, <strong>de</strong> kwijtschelding<br />
zijner zon<strong>de</strong>n te bekomen i).<br />
Daar <strong>de</strong> Maas- en Roerstreek behoor<strong>de</strong> tot het Bisdom<br />
Maastricht, heeft <strong>de</strong> door genoem<strong>de</strong> Heiligen on<strong>de</strong>rnomen Evangelieprediking<br />
ongetwijfeld plaats gehad in gemeenschappelijk<br />
overleg met <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />
In zijne „Gesta Sti Lamberti" verhaalt kanunnik Nicolaas,<br />
dat <strong>de</strong> H. WILLEBRORDÜS, <strong>de</strong> wijdvermaar<strong>de</strong> apostel <strong>de</strong>r<br />
Friezen en eerste Bisschop van Utrecht, bisdom grenzen<strong>de</strong> aan<br />
dat van Maastricht, naar eene alou<strong>de</strong> overlevering, ter plaatse<br />
Teisterbant genaamd, zeer dikwijls samenkomsten hield met <strong>de</strong>n<br />
H. Lambertus, ten ein<strong>de</strong> elkan<strong>de</strong>r tot <strong>de</strong>n har<strong>de</strong>n kamp voor<br />
<strong>de</strong> uitbreiding van het Godsrijk te bemoedigen en maatregelen<br />
te beramen, tot bevor<strong>de</strong>ring yan het bekeeringswerk, bei<strong>de</strong>n<br />
mannen zoo dierbaar 2).<br />
„De H. Willebrordüs, schrijft Suijskens, werd door Paus<br />
Sergius I op St. Caeciliadag 696 Bisschop <strong>de</strong>r Friezen gewijd,<br />
doch of hij op genoem<strong>de</strong> plaats aan <strong>de</strong> grenzen van bei<strong>de</strong>r<br />
grondgebied meermalen zijn H. ambtgenoot van Maastricht<br />
heeft aangetroffen, is niet boven twijfel verheven.<br />
„Vóór Nicolaas maakt geen schrijver melding daarvan,<br />
alhoewel <strong>de</strong> daar gebouw<strong>de</strong> kerk en volkstoeloop op St. Lambertusdag,<br />
alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> daor Nicolaas aangehaal<strong>de</strong> overlevering,<br />
ter gunsta daarvan schijnen te pleiten.<br />
„Wat niet kan betwijfeld wór<strong>de</strong>n, is het feit, dat <strong>de</strong> H.<br />
Willebrordüs reeds voor zijn wijding tot Bisschop kennis had<br />
aangeknoopt met <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />
„Alcuinus immers verhaalt, dat Pepijn van Herstal Wille-<br />
j) Daris, t. a. p., bl 106; Prop. Ruraem. in festo Sti Wironis.<br />
2) Nicol. bij Chapeav. t. a. p., bl. 391.
65<br />
brordus welwillend ontving en eenigen tijd in Austrasië <strong>de</strong>ed<br />
verblijven tot verbreiding <strong>de</strong>s Christendoms, alvorens hij hem<br />
naar Rome zond, om er door <strong>de</strong>n Paus tot Bisschop te wor<strong>de</strong>n<br />
gewijd.<br />
„Pepijn nu woon<strong>de</strong> doorgaans te Herstal, niet ver van<br />
Maastricht en in dit Bisdom gelegen, zoodat hij ongetwijfeld<br />
daarover zal hebben beraadslaagd met <strong>de</strong>n H. Lambertus, van<br />
wiens heiligheid en Apostolischen ijver hij een hoogen dunk had<br />
opgevat" i).<br />
Wat er ook van zij, zeker is het, dat, vermoe<strong>de</strong>lijk omstreeks<br />
het jaar 698, <strong>de</strong> H. Willebrord <strong>de</strong> vermaar<strong>de</strong> abdij Susteren<br />
stichtte en met rijke inkomsten begiftig<strong>de</strong> 2).<br />
Ongetwijfeld is dit niet geschied zon<strong>de</strong>r me<strong>de</strong>weten van<br />
<strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />
Tevens zou het niet onwaarschijnlijk zijn, dat daar bei<strong>de</strong><br />
geloofsverkondigers nu en dan ter bespreking <strong>de</strong>r Kerkelijke<br />
belangen zijn saamgekomen.<br />
„Ook is het zeker, dat onze Heilige, schrijft Suijskens, door<br />
<strong>de</strong> Mechelschen in hooge eere en voor hun eersten geloofsbo<strong>de</strong><br />
wordt gehou<strong>de</strong>n.<br />
„Nabij Hofsta<strong>de</strong> ligt een hoogte, St. Lambrechtsberg ge-<br />
heeten; daar zou hij <strong>de</strong>n hei<strong>de</strong>nschen bewoners dier streek,<br />
waar na<strong>de</strong>rhand <strong>de</strong> stad Mechelen ontstond, het Evangelie heb<br />
ben verkondigd" 3).<br />
Te <strong>de</strong>zer plaatse mag ik niet verhelen, dat, naar luid van<br />
een alou<strong>de</strong> overlevering, <strong>de</strong> H. Lambertus, van Maastricht uit<br />
<strong>de</strong> Maas afzakken<strong>de</strong> tot tegenover <strong>de</strong> burcht van Kessel, aan<br />
<strong>de</strong> bewoners van <strong>de</strong>n rechteroever het Evangelie heeft ver<br />
kondigd.<br />
1) t. a. p., no 81. ... . .<br />
2 Habets, t. a. p. bl. 134. Van Susteren wordt het eerst melding gemaakt<br />
omstreeks het jaar 711, in <strong>de</strong>n giftbrief eens monniks Ansbald, die zich „van<br />
Susteren" noemt en aan Willebrord zijn va<strong>de</strong>rlijk erfgoed ten geschenke geelt.<br />
In 714 schonk Pepijn, met zijne ga<strong>de</strong> Blittrudis, aan Willebrord te Susteren een<br />
bidcel en een kerkjen, welke op nieuwe grondslagen moesten wor<strong>de</strong>n herbouwd.<br />
Dr. P. Alb. Thijm: De H. Willebrordüs bl. 193.<br />
3) Suijskens. t. a. p. no 83.<br />
DE H. LAMBERTUS. 5
66<br />
Op een kleine verhevenheid lag <strong>de</strong>stijds, uit Maaskeien<br />
gebouwd, een wachthuis of hei<strong>de</strong>nsche tempel, door hem ten<br />
gerieve <strong>de</strong>r nieuwbekeer<strong>de</strong>n in een Christen be<strong>de</strong>huis herschapen,<br />
en later door het dankbaar geloovige volk aan hem toegewijd.<br />
Aan dit eeuwenoud St. Lambertuskerkje, thans slechts een<br />
kapelletje meer, heeft het kerspel Beesel, en later dat van <strong>de</strong>n<br />
H. Lambertus te Reuver, zijn ontstaan te danken.<br />
Merkwaardig is het feit, dat se<strong>de</strong>rt onheugelijke tij<strong>de</strong>n<br />
naast <strong>de</strong>n H. Lambertus, zijn me<strong>de</strong>helper in het Apostolaat, <strong>de</strong><br />
H. Willebrordüs, te Reuver in hooge vereering gestaan en in<br />
<strong>de</strong> kerk zijn beeld gehad heeft.<br />
Van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge besprekingen <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> Heiligen maakt<br />
ook het Proprium Ruraem. gewag. Eveneens Knippenbergh i).<br />
„Er heeft, schrijft Dr. P. Alb. Thym, tusschen <strong>de</strong>n H. Willebrord<br />
en Lambertus eene bepaal<strong>de</strong> verstandhouding bestaan,<br />
waarvan zich evenwel uit <strong>de</strong> Heiligenlevens geene bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n<br />
laten me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen" 2).<br />
„Lambert, Willebrord 1", roept gemel<strong>de</strong> schrijver uit, en<br />
daarme<strong>de</strong> kunnen wij dit hoofdstuk besluiten. „Wien klopt het<br />
geloovige hart niet bij <strong>de</strong> herinnering aan die groote mannen I"<br />
„Het streven <strong>de</strong>zer mannen was volkomen hetzelf<strong>de</strong>.<br />
„Waarover zullen zij zich an<strong>de</strong>rs bera<strong>de</strong>n hebben dan over<br />
<strong>de</strong> belangen <strong>de</strong>r Kerk ! Wat zullen zij an<strong>de</strong>rs dan eikaars oor<strong>de</strong>el<br />
ingewonnen hebben, elkan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Pauzen<br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen<strong>de</strong>, omtrent <strong>de</strong> uitbreiding <strong>de</strong>s Christendoms, elkan<strong>de</strong>r<br />
sterken<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n door alle eeuwen voortduren<strong>de</strong>n strijd<br />
tusschen <strong>de</strong> geestelijke en <strong>de</strong> wereldlijke macht."<br />
1) In festo Sti Willebr. 7a Nov. — Kntpfeniergh, Hist. Duc. Gelr. caput VI.<br />
2) In zijn „Willebrordüs" bl. 201.
in het voorgaand hoofdstuk zijn wij, door <strong>de</strong>n aard <strong>de</strong>r daarin<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> stof genoodzaakt, op <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis eenigszins<br />
vooruitgeloopen.<br />
Öoofëtëtuk VII.<br />
De H. Lambertus,<br />
Apostel van Kempenland en Brabant.<br />
Keeren wij <strong>de</strong>rhalve op onze schre<strong>de</strong>n terug tot het tijd<br />
stip, onmid<strong>de</strong>llijk volgen<strong>de</strong> op <strong>de</strong> blij<strong>de</strong> we<strong>de</strong>r-inkomst <strong>de</strong>s<br />
Heiligen binnen zijne Bisschopsstad, aan Maas en Jeker gelegen.<br />
Wij geven het woord we<strong>de</strong>rom aan :<br />
Go<strong>de</strong>scalk: »In zijne her<strong>de</strong>rlijke bezorgdheid bezocht hij alom<br />
<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en plaatsen van zijn Bisdom, en <strong>de</strong>ed overal het licht <strong>de</strong>s<br />
Evangelies schijnen.<br />
»Hij versterkte het geloof <strong>de</strong>r Christenen, verdreef <strong>de</strong> pestwalmen<br />
<strong>de</strong>s hei<strong>de</strong>ndorns en trad onversaagd tegen die rampzalige dwaling<br />
op, aangevuurd door <strong>de</strong>n gloed <strong>de</strong>s geloofs.<br />
s>Zoo begaf hij zich naar Toxandrië, dat een niet onaanzienlijk<br />
ge<strong>de</strong>elte van zijn Kerkelijk gebied besloeg.<br />
»Tot dusverre had <strong>de</strong> afgo<strong>de</strong>ndienst <strong>de</strong> bewoners dier landstreek<br />
weerhou<strong>de</strong>n, tot <strong>de</strong> kennis van Christus te komen; <strong>de</strong> dwaling<br />
zat er zeer diep ingeworteld; zij kon<strong>de</strong>n zich niet voorstellen, dat <strong>de</strong>
68<br />
Wereld was geschapen en geregeerd wordt door iemand an<strong>de</strong>rs dan<br />
hunne afgo<strong>de</strong>n.<br />
«De heilige man, dien het hevig verdroot, dat een ge<strong>de</strong>elte van<br />
het aan zijn zielzorg toevertrouw<strong>de</strong> land zoo <strong>de</strong>erlijk op het dwaalspoor<br />
liep, wierp alle afgodsbeel<strong>de</strong>n en tempels omver.<br />
«Genoopt door zijne lief<strong>de</strong> voor Christus, en ter belij<strong>de</strong>nis van<br />
zijn geloof weerstond hij, in zijn strijd tegen <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nsche dwaalleer,<br />
door geen gewapen<strong>de</strong>n beschermd, aan <strong>de</strong> woe<strong>de</strong> <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen en<br />
predikte hun <strong>de</strong>n naam <strong>de</strong>r Allerheiligste Drievuldigheid, waarvan zij<br />
tot hieraan nog niets had<strong>de</strong>n vernomen.<br />
»Zoo bracht hij tallooze scharen van ongeloovigen van <strong>de</strong> logen<br />
tot <strong>de</strong> waarheid, van het hei<strong>de</strong>ndom tot <strong>de</strong>n Christelijken Godsdienst,<br />
van <strong>de</strong>n duivel tot Christus.<br />
«Degenen, die aanvankelijk, toen hij met <strong>de</strong> verkondiging van<br />
hetgeen zij valschheid waan<strong>de</strong>n, begon, hem wil<strong>de</strong>n verscheuren, leg<strong>de</strong>n<br />
later alle woestheid af.<br />
«Zij bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n <strong>de</strong> standvastigheid, waarme<strong>de</strong> hij het eenmaal<br />
opgevatte voornemen doorzette, en had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n moed niet meer,<br />
zich te verzetten tegen <strong>de</strong> voortvarendheid, bij <strong>de</strong> Christus-prediking<br />
aan <strong>de</strong>n dag gelegd, en tegen <strong>de</strong> overtuigingskracht, waarme<strong>de</strong> hij<br />
het zoo mannelijk tegen hen voor <strong>de</strong> waarheid opnam.<br />
«Allengs begonnen zij williger te wor<strong>de</strong>n, en aan hetgeen <strong>de</strong><br />
geloofsbo<strong>de</strong> hun verkondig<strong>de</strong>, niet alleen hunne ooren, maar ook én<br />
geest én hart te ontsluiten.<br />
«Verheugd over <strong>de</strong>zen gelukkigen ommekeer, ging <strong>de</strong> gelukzalige<br />
man voort, hen met Evangelische woor<strong>de</strong>n - te on<strong>de</strong>rrichten, en<br />
hen te leeren hoe zij zich van <strong>de</strong> dwaling, waarin zij waren geboren<br />
en opgegroeid, geheel en al mossten ontdoen, hoe zij dieper en dieper<br />
in het Christelijk geloof moesten doordringen, hoe zij, als dappere<br />
strij<strong>de</strong>rs, in <strong>de</strong>n kamp voor Christus moesten palstaan; hoe zij weerstand<br />
moesten bie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> bekoringen van <strong>de</strong>n vijand, dien het<br />
verdroot, dat zij hem, na <strong>de</strong>n afgo<strong>de</strong>ndienst te hebben verlaten, niet<br />
meer toebehoor<strong>de</strong>n, gelijk vroeger.<br />
«Nu <strong>de</strong> heiligschen<strong>de</strong>n<strong>de</strong> eeredienst <strong>de</strong>r barbaren was afgeschaft,<br />
verspreid<strong>de</strong> zich, in <strong>de</strong> plaats van <strong>de</strong>n verpesten<strong>de</strong>n reuk <strong>de</strong>r afgo<strong>de</strong>rij,<br />
hein<strong>de</strong> en verre <strong>de</strong> zoete balsemgeur (<strong>de</strong>r Christelijke beschaving).<br />
«Bij <strong>de</strong> opneming (<strong>de</strong>r bekeerlingen) in <strong>de</strong>n schoot <strong>de</strong>r Kerk en<br />
bij <strong>de</strong> verkondiging <strong>de</strong>r God<strong>de</strong>lijke leer hield hij zich steeds en stipt<br />
aan <strong>de</strong> Apostolische gebruiken, en heel<strong>de</strong> <strong>de</strong> zielewon<strong>de</strong>n met Hemelsche<br />
artsenij.<br />
«In alles betrachtte hij <strong>de</strong> eischen <strong>de</strong>r <strong>de</strong>ugd; <strong>de</strong>gelijk in het<br />
vertoog, goe<strong>de</strong>rtieren in het vergeven, on<strong>de</strong>rwees hij zijn on<strong>de</strong>rhoorigen<br />
eerst en vooral door zijn voorbeeld, en dan door het woord" i)<br />
l) Bij Chaf. t. a. p. cap. VI.
6Ü<br />
Dat onze Heilige, na een zevental jaren, verre van <strong>de</strong><br />
zijnen in ballingschap doorgebracht, en <strong>de</strong> zielzorg <strong>de</strong>r hem<br />
toevertrouw<strong>de</strong> en zoo innig in Christus dierbare kud<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n<br />
ingedrongen gunsteling van een Ebroïn te hebben moeten<br />
achterlaten, behoefte gevoel<strong>de</strong>, om zich door eigen beschouwing<br />
van <strong>de</strong>n toestand te vergewissen, kan allerminst verwon<strong>de</strong>ring<br />
baren.<br />
Zijn geestelijk kroost had veel gele<strong>de</strong>n,<br />
Staatkundige beroerten had<strong>de</strong>n zijn Bisdom geteisterd, en<br />
allengs waren ook hei<strong>de</strong>nsche begrippen, afgodische gebruiken<br />
ingeslopen.<br />
Daar moest wor<strong>de</strong>n afgebroken ter eene, opgebouwd ter<br />
an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong>, hier gezuiverd en verbeterd, daar bevestigd en<br />
opgewekt.<br />
Ook dien<strong>de</strong> hij, om duurzaam werk te verrichten, <strong>de</strong> kwaal<br />
met wortel en tak, het hei<strong>de</strong>ndom in zijn laatste schuilhoeken<br />
uit te roeien.<br />
Had<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> bovenaardsche wetenschap <strong>de</strong>r Heiligen,<br />
daarbij <strong>de</strong>n heldhaftigen moed <strong>de</strong>r Apostelen niet bezeten, om<br />
alles voor allen te wor<strong>de</strong>n, ware <strong>de</strong> H. Lambertus niet op <strong>de</strong><br />
hoogte van zijn ontilbaar zware, veelomvatten<strong>de</strong> taak geweest,<br />
clan ware wellicht, na een 300-jarig vruchtbaar en roemrijk bestaan,<br />
het reuzenwerk van <strong>de</strong>n grooten H. Servatius jammerlijk<br />
te gron<strong>de</strong> gericht.<br />
De Heer echter heeft gewaakt over <strong>de</strong> Kerk van Maastricht.<br />
Tij<strong>de</strong>ns zijn verblijf in <strong>de</strong> Ar<strong>de</strong>nnen, dag en nacht uitsluitend<br />
op <strong>de</strong> verheerlijking van Gods Naam en eigen lijfskastijding,<br />
eigen geestverheffing bedacht, had Lambertus, naar het<br />
voorbeeld <strong>de</strong>r kloeke monniken, in wier mid<strong>de</strong>n hij leef<strong>de</strong>, zich<br />
gehard voor <strong>de</strong>n arbeid, die hem wachtte, gestaald voor <strong>de</strong>n<br />
feilen kamp, die hem verbeid<strong>de</strong>.<br />
Zoo bracht <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwsche e<strong>de</strong>lman, alvorens hij als<br />
rid<strong>de</strong>r tot ver<strong>de</strong>diging van <strong>de</strong> heiligste rechten mocht opdagen,<br />
gewapend, een heelen nacht door in het heiligdom, wakend,<br />
boetend en bid<strong>de</strong>nd.
70<br />
Waarvan <strong>de</strong> naam Taxandrie, Toxandrië of Tessendrië,<br />
nog overgebleven in Tessen<strong>de</strong>rloo, afkomstig is, weten wij niet.<br />
Bij Dr. P. Alb. Thym, die zich op <strong>de</strong>n Romeinschen<br />
schrijver Plinius beroept, lezen wij, dat <strong>de</strong> benaming Taxan-<br />
driërs meer<strong>de</strong>re stammen omsloot, waartoe on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren <strong>de</strong><br />
Menapiërs en Eburonen moeten gerekend wor<strong>de</strong>n 1).<br />
„Uit eenige ou<strong>de</strong> schrijvers, zegt hij nog, kunnen wij al<br />
spoedig lezen, wat wij, met meer<strong>de</strong>re juistheid, door Taxandrië<br />
hebben te verstaan, al kunnen wij er overal <strong>de</strong> grenzen ook<br />
niet nauwkeurig van bepalen.<br />
„Voor ons on<strong>de</strong>rwerp is het genoeg te weten, dat <strong>de</strong> zui<br />
<strong>de</strong>lijke grens zich tot Bilsen, tusschen Hasselt en Maastricht,<br />
uitstrekte. Het dorp Vucht, in <strong>de</strong> meierij van 's Hertogenbosch,<br />
was een <strong>de</strong>r noor<strong>de</strong>lijkste plaatsen. Oostelijk had men Vlier<strong>de</strong>n,<br />
Deurne en Bakel. De westelijke plaatsen waren Alfen en<br />
Northrewic, in het arrondissement Turnhout 2).<br />
„De H. Lambertus geldt voor <strong>de</strong>n zen<strong>de</strong>ling van Toxandrië.<br />
„Doch zijn arbeid heeft zich ook tot het prediken <strong>de</strong>r<br />
buiten Toxandrië wonen<strong>de</strong> stammen uitgestrekt, zooals ons in<br />
zijne levensgeschie<strong>de</strong>nis wordt me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld 3).<br />
„Ter prediking <strong>de</strong>s Evangelies, zoo luidt het daar, begaf<br />
hij zich naar <strong>de</strong> aan Toxandrië grenzen<strong>de</strong> stammen."<br />
„Deze had<strong>de</strong>n hunne woonplaats, zegt <strong>de</strong> levensbeschrijver,<br />
waar <strong>de</strong> Maas, met <strong>de</strong>n uitstroomen<strong>de</strong>n Rijn vermeer<strong>de</strong>rd, niet<br />
ver van <strong>de</strong> Engelsche zee, <strong>de</strong> Toxandriërs en an<strong>de</strong>re inwoners<br />
dier streek van <strong>de</strong> Friezen afscheidt," wel het noord-westelijk<br />
<strong>de</strong>el van Noord-Brabant, dat wij gewoonlijk Teijsterbant noemen.<br />
„Volgens <strong>de</strong>ze uitdrukking is het dus niet Toxandrië alleen,<br />
wat door Lambert is bekeerd gewor<strong>de</strong>n, maar tevens het daar<br />
aan grenzen<strong>de</strong> volk, hetgeen <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling <strong>de</strong>s te meer<br />
grond geeft, dat Willebrord hem op eenige zijner tochten heeft<br />
vergezeld.<br />
1) Alb. Thym, t, a. p. bl. 126.<br />
2) Ibid. p. 125.<br />
3) Boll. Acta SS. Sept. D. V, bl. 609.
7i<br />
„Aan welke <strong>de</strong>zer tochten en hoeverre juist Willebrord<br />
aan die bekeeringen <strong>de</strong>elnam, kan niet met zekerheid gezegd<br />
wor<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> overlevering houdt hem naast Lambert aan <strong>de</strong><br />
Maasoevers in groote eere.<br />
„Zeker is het, dat <strong>de</strong> groote Lambertus <strong>de</strong>n jongeren Willebrord<br />
<strong>de</strong> hand toereikte, en hem, een tijd lang, op zijnen<br />
bekeeringstocht met zich nam, ten ein<strong>de</strong> hij hem meer en meer<br />
van <strong>de</strong>n geest <strong>de</strong>r Kerk mocht doordringen" i).<br />
Te Holset, hij Vaals, heeft, lui<strong>de</strong>ns een alou<strong>de</strong> overlevering,<br />
onze Heilige <strong>de</strong> reeds omstreeks het jaar 515 bekeer<strong>de</strong><br />
bevolking in het Christendom bevestigd en versterkt. In dien<br />
arbeid werd hij bijgestaan door Willebrord.<br />
Ook zegen<strong>de</strong> hij aldaar een bron, waaraan <strong>de</strong> geloovigen<br />
niet meer dorsten te putten, wijl het water door <strong>de</strong> afgodspriesters,<br />
die wegens het aannemen <strong>de</strong>r Christelijke leer op hen<br />
zeer gebelgd waren, was vergiftigd gewor<strong>de</strong>n.<br />
Se<strong>de</strong>rt onze Heilige daaraan zijn dorst heeft gelescht, borrelt<br />
een frisch en gezond water op uit <strong>de</strong> bron.<br />
In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kerk te Alfen, aan <strong>de</strong> Maas, even als te<br />
Blerik, en waarschijnlijk op talrijke an<strong>de</strong>re plaatsen, vindt men<br />
<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> Heiligen broe<strong>de</strong>rlijk bij elkan<strong>de</strong>r staan.<br />
Ter eerstgenoem<strong>de</strong> plaats, te Lit eveneens, zijn, indien<br />
men <strong>de</strong> overlevering mag vertrouwen, <strong>de</strong> H.H. Lambertus en<br />
Willebrordüs samengekomen, om het bekeeringswerk te bespreken.<br />
In het <strong>de</strong>kenaat Wassenberg, thans tot het Bisdom Keulen,<br />
vroeger tot dat van Luik behooren<strong>de</strong>, ligt <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> parochie<br />
(ecckiia integra) Birgelen, wier naam blijkbaar afkomstig is van<br />
het woord Bergelein, bergje.<br />
Op <strong>de</strong>n heuvel, waar vroeger tot <strong>de</strong> jaren 30 onzer eeuw,<br />
<strong>de</strong> om haren ou<strong>de</strong>rdom eerbiedwaardige parochiekerk zich verhief,<br />
zou <strong>de</strong> H. Lambertus een hei<strong>de</strong>nschen tempel hebben aangetroffen<br />
en in een Christen kerk herschapen.<br />
1) Alb. Thijm, t.. a, p. bl. 127.
• 72 •<br />
Daar verzamel<strong>de</strong> hij om zich <strong>de</strong> bewoners van hein<strong>de</strong> en<br />
verre, verkondig<strong>de</strong> hun <strong>de</strong> ware leer <strong>de</strong>s heils, en dien<strong>de</strong> hun<br />
bij een in het houtrijke dal ontspringen<strong>de</strong> waterwelle het Sacrament<br />
<strong>de</strong>r We<strong>de</strong>rgeboorte toe.<br />
Van toen af tot <strong>de</strong>n huidigen dag toe werd <strong>de</strong>ze bron<br />
niet an<strong>de</strong>rs meer dan „St. Lambertsput" geheeten en voortdurend<br />
bezocht door het vrome landvolk, dat, vol vertrouwen op<br />
<strong>de</strong> voorspraak <strong>de</strong>s Heiligen, het water gebruikt als een heilmid<strong>de</strong>l<br />
vooral tegen oogziekten.<br />
Op <strong>de</strong>n heuvel, die weleer <strong>de</strong> parochiekerk droeg, prijkt<br />
thans <strong>de</strong> grafkapel <strong>de</strong>r vrijheerlijke familie von Leikom, van<br />
Elsum, en boven <strong>de</strong> St. Lambertusbron welft zich een kapelletje,<br />
aan <strong>de</strong> Moe<strong>de</strong>r van Smarten toegewijd.<br />
Uit verschillen<strong>de</strong> plaatselijke benamingen kan men he<strong>de</strong>n<br />
ten dage nog aflei<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong>ze alou<strong>de</strong> St. Lambertus-parochie<br />
altoos een mid<strong>de</strong>lpunt van Christelijk leven in die streek is<br />
geweest.<br />
Niet alleen „aan <strong>de</strong> Maasoevers", maar ook in vele plaatsen<br />
van Ne<strong>de</strong>rlandsch en Belgisch Limburg, van Noord- en<br />
Zuid-Brabant en in <strong>de</strong> provincie Antwerpen, zooals blijkt uit <strong>de</strong><br />
talrijke kerken, te hunner eere gebouwd, wer<strong>de</strong>n en wor<strong>de</strong>n<br />
nog bei<strong>de</strong> Heiligen in eere gehou<strong>de</strong>n.<br />
DE H. LAMBERTUS IS KERKPATROON<br />
In Ne<strong>de</strong>rland:<br />
Te Bingelra<strong>de</strong>, Blerik, Haelen, Hel<strong>de</strong>n, Holset, Horst,<br />
Kerkra<strong>de</strong>, Mheer, Mid<strong>de</strong>laar, Ne<strong>de</strong>rweert, Neeritter, Oirsbeek,<br />
Reuver, Swalmen, Swolgen. (Bisd. Roermond).<br />
Te Alfen, Beers, Cromvoirt, Drunen, het Eind, Engelen,<br />
Escharen, Gemon<strong>de</strong>, Gestel en Blaarthem, Groot-Lin<strong>de</strong>n, Haaren,<br />
Haarsteeg, Haren, Hedikhuizen, Helmond, Huiseling, Lit,<br />
Maasbommel, Maren, Meereveldhoven, Ne<strong>de</strong>rwetten, Nistelro<strong>de</strong>,<br />
Orthen, Rosmalen, Seitaard, Someren, U<strong>de</strong>nhout, Veghel, Vessem,<br />
Vorstenbosch en Wouw. (Bisd. 's Bosch).<br />
Te Hengeloo. (Aartsb, Utrecht).<br />
Te Kralingen en Lammerschagen. (Bisd. Haarlem).
73<br />
In België:<br />
Te Antwerpen, Beersse, Eeckeren, Eijnthout, Gestel, Grobbendonck,<br />
Bell, Eijckevliet, Kessel, Westerloo en Varendonck.<br />
(Prov. Antwerpen).<br />
Te Beersel bij Brussel, Dongelberg, Héverlé, Hoxem, Jodoigne,<br />
Lasne-Chapelle, Leefdael, Lovenjoul, Muijzen, Neervelp,<br />
Nieuwro<strong>de</strong>, Nosseghem, Overlaer, Orbais, Tourinnes St. Lambert<br />
en Woluwe St. Lambert. (Prov. Brabant).<br />
Te Alt-Hoesselt, Bevingen, Brouckom, Geystingen, Groote<br />
Spauwen, Hechtel, Hendrieken, Horpmael, Neerhaeren, Neeroeteren,<br />
Op-Glabbeek, Op-Heers, Quaedmechelen, Rijckel, Veldwezelt,<br />
Woncq en Zeelhem. (Prov. Limburg).<br />
Te Heyst-op-<strong>de</strong>n-Berg en Oe<strong>de</strong>lem. (Prov. West-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />
Te Paricke, Vleckem en Poucques. (Prov.Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />
Te Amonines, Beffe, Bastogne, Deiffelt, Havrenne, Lonchamps,<br />
Rettigny, Taverneuz, Bellevaux, Rachamps, Buisson,<br />
Haut-Ren<strong>de</strong>ux, Sensenruth, Tellin, Houmont, Villers-la-bonne Eau<br />
en Wibrin. (Prov. Luxemburg).<br />
Te Anseremme, Aublain, Blaimont, Bonnines, Bouvignes,<br />
Bure, Cerfontaine, Corroy-le-Chateau, Couvin, Emines, Forville,<br />
Heur-lez-Marche, Jeneffe en Condroz, Laneffe, Ligny, Mozet,<br />
Naninne, Nismes, Perwez, Sautour, Surice, Vencimont, Villers sur<br />
Lesse, en Vresse. (Prov. Namen).<br />
Te Barbancon, Blicquy, Boignée, Courcelles, Gages, Mon<br />
truiel sur Haine, Ville sur Haine, en Wangenies. (Prov. Henegouwen).<br />
Te Bas-Oha, Berloz, Bettincourt, Boelhe, Boirs, Feneur,<br />
Fize-Fontaine, Fouron le Comte, Gleixhe, Cheneux, Hannesche,<br />
Hermal, Herstal, Heur-lez-Marche, Houtain 1'Evêque, Jemeppe,<br />
Lixhe, Mons-lez Liége, Montegnée, Omal, Petit-Hallet, Pousset,<br />
La Reid, St. Lambert-Waremme, Sart, Sippenaeken, Soumagne,<br />
Tignée, Val St. Lambert, Verviers, Vieux-Waleffe. (Prov. Luik).<br />
In Frankrijk :<br />
Te Lambert (Basses-Alpes), St. Lambert (Seine-et-Oise),<br />
St. Lambert et Mont <strong>de</strong> Jeux (Ar<strong>de</strong>nnes), St. Lambert sur Dive
74<br />
(Ome), Wattignies (Nord), Lambres (Pas <strong>de</strong> Calais), St. Lambert<strong>de</strong>s-Levées<br />
(Maine et Loire), St. Lambert-du-Lattay (id.), St. Lambert-la-Poterie<br />
(id.), Lamberville (Manche) en Lamberville (Seine<br />
Inférieure).<br />
In het Aartsbisdom Keulen:<br />
Te Bedburg, Bergheim, Birgelen, Bliesheim, Calcam, Dremmen,<br />
Düsseldorf, Erkelens, Holzheim, Höngen, Hückelhoven,<br />
Imraerath, Kalterherberg, Man<strong>de</strong>rfeld, Mettmann, Morschenich,<br />
Neurath, Ramrath, Ran<strong>de</strong>rath, Rellinghausen, Tetz, Tondorf,<br />
Valen<strong>de</strong>r, Waldfeucht, Wassenberg, Welz en Witterschlick.<br />
DE H. WILLEBRORDÜS:<br />
In Ne<strong>de</strong>rland:<br />
Te Geijsteren, Obbicht en Stramprooi. (Bisdom Roermond).<br />
Te Alfen en Riel, Bakel, Berchem, Berkel, Demen en Die<strong>de</strong>n,<br />
Deurne, Diessen, Eersel, Escb, Heeswijk, Helenaveen, Hooge<br />
en Lage Zwaluwe, Rasteren, Klein-Zun<strong>de</strong>rt, Liessel, Mid<strong>de</strong>lbeers,<br />
Milheeze, Mill, Neerkant, Riethoven, Rukfen, Teteringen, Vlier<strong>de</strong>n,<br />
Waalre en Zeelst. (Noord-Brabant).<br />
Wij noemen hier slechts <strong>de</strong> plaatsen, gelegen in <strong>de</strong> landstreek,<br />
waar bei<strong>de</strong> Heiligen, naar wij vermoe<strong>de</strong>n, gezamenlijk<br />
werkzaam geweest zijn.<br />
In België:<br />
Te Antwerpen, Berchem, Castelré, Merxplas, Nijlen, Olmen,<br />
Overbrouk, Rijckevorsel en Viersel. (Prov. Antwerpen).<br />
Te Eijs<strong>de</strong>n, Heus<strong>de</strong>n, Mel<strong>de</strong>rt en Reppél. (Prov. Limburg).<br />
Te Mid<strong>de</strong>lkerke en Wulpen. (Prov. West-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />
Te Knesselaere. (Prov. Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren).<br />
Dat <strong>de</strong> H. Willebrordüs ook in Zuid-Ne<strong>de</strong>rland, en wel in<br />
het Bisdom Maastricht aan <strong>de</strong> bekeering <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen en <strong>de</strong><br />
bevestiging van het Cbri: tendom heeft gearbeid, vin<strong>de</strong>n wij ook<br />
bevestigd in Dr. Pingsmann's „U. Ludgerus, Apostel <strong>de</strong>r Friesen<br />
und Sachsen" : „Nach seiner Rückkehr (uit <strong>de</strong> Eeuwige Stad)<br />
predigte er (Willebrord) zunachst im Untern Friesland, (Zuid-<br />
Ne<strong>de</strong>rland) an <strong>de</strong>r Maas, zwischen Sincfal (riviertje bij Brugge)<br />
und Rhein."
75<br />
De naam Testrebant of Teisterband zou, naar Suijskens<br />
uit Wen<strong>de</strong>linus aanmerkt, niets an<strong>de</strong>rs beteekenen dan band of<br />
grens <strong>de</strong>r Tessandriërs i).<br />
Over Taxandrië en zijne bewoners kan men nog het werk<br />
van De Corswarem: „Memoire hist. sur les anciennes limites<br />
<strong>de</strong> la Province du Limbourg" openslaan 2).<br />
Algemeen houdt men het ervoor, dat het ou<strong>de</strong> Taxandrië<br />
niets an<strong>de</strong>rs is dan hetgeen tegenwoordig <strong>de</strong> Kempen wordt<br />
genaamd.<br />
Bij Knippenbergh lezen wij : „Alle geschiedschrijvers beweren<br />
eenparig, dat <strong>de</strong> H. Lambertus zich met <strong>de</strong>n H. Willebrordüs<br />
dikwijls over <strong>de</strong> voortplanting <strong>de</strong>s Geloofs heeft on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n,<br />
te meer wijl hier en daar nog velen wer<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n,<br />
die <strong>de</strong> afgo<strong>de</strong>n dien<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> Taxandriërs.<br />
„Deze lie<strong>de</strong>n waren uiterst traag van begrip, woon<strong>de</strong>n in<br />
eene streek, nu Kempenland geheeten, welke over<strong>de</strong>kt was met<br />
bijna nooit drooggeleg<strong>de</strong> moerassen en uitgestrekte hei<strong>de</strong>vlakten.<br />
„Met <strong>de</strong> naburige bewoners, hoe wel ook bekend en hoe<br />
licht genaakbaar die ook waren, hiel<strong>de</strong>n zij geen <strong>de</strong> minste gemeenschap.<br />
„Het was een volksstam, sterk in getal, onbeschaafd van<br />
ze<strong>de</strong>n, woester nog door hun hei<strong>de</strong>nsch bijgeloof en door <strong>de</strong><br />
afzon<strong>de</strong>ring, waarin zij hardnekkig bleven voortleven.<br />
„Deze lie<strong>de</strong>n heeft Lambertus door aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vermaningen,<br />
in zacht- en lankmoedigheid gegeven, <strong>de</strong>rmate weten<br />
te vermurwen, dat zij hun barbaarsch gemoed willig on<strong>de</strong>rwierpen<br />
aan het zoete juk van Christus.<br />
„Daarom wordt <strong>de</strong> H. Bisschop Lambertus niet ten onrechte<br />
<strong>de</strong> Apostel van Kempenland genaamd" 3).<br />
In zijn reeds meermalen aangehaald werk bewijst <strong>de</strong> Leuvensche<br />
hoogleeraar Alb. Thym uit verschillen<strong>de</strong> giftbrieven,<br />
dat <strong>de</strong>stijds Toxandrië „rijk was aan molens en an<strong>de</strong>re water-<br />
1) Suijskens, no 79.<br />
2) Brussel 1857.<br />
3) Knipp. Hist, Duc. Gelr. cap, VI,
?6<br />
werken , gebezigd tot het drijven eens molens of tot an<strong>de</strong>re<br />
industrieele doelein<strong>de</strong>n.<br />
„Waartoe, vraagt hij zich af, zullen <strong>de</strong> houtskolen gediend<br />
hebben, welke in het woud wer<strong>de</strong>n gebrand, dat zich van <strong>de</strong><br />
Ar<strong>de</strong>nnen tot aan <strong>de</strong> Schel<strong>de</strong> uitstrekte, en bij <strong>de</strong> Franken <strong>de</strong>n<br />
naam van „kolenoord" verkreeg ?<br />
„Waartoe die slaven en stokers, waarvan wij lezen ?<br />
„Ja, men zie slechts <strong>de</strong> door ons aangevoer<strong>de</strong> diplomen<br />
van Toxandrië in, om zich te overtuigen van het aantal ovens,<br />
hetzij voor het bran<strong>de</strong>n van kalk, het bakken van steen of het<br />
smelten van ijzer, die door slaven wer<strong>de</strong>n verzorgd.<br />
„On<strong>de</strong>r Willibrord, en reeds lang voor hem (moet) <strong>de</strong><br />
nijverheidstak <strong>de</strong>r ijzersme<strong>de</strong>rij reeds welig gebloeid hebben,<br />
zoodat <strong>de</strong> meeste landgoe<strong>de</strong>ren in Toxandrië eene gelegenheid<br />
aanbo<strong>de</strong>n, om die uit te oefenen, en waarschijnlijk <strong>de</strong> grond zelf<br />
daartoe voor een ge<strong>de</strong>elte het ijzer zal hebben opgeleverd" i).<br />
„Bijna alle geschiedschrijvers, merkt Dr. Alb. Thijm aan,<br />
hebben <strong>de</strong> zen<strong>de</strong>lingen, die het Evangelie verbreid<strong>de</strong>n, voorgesteld<br />
als arbei<strong>de</strong>rs op groote landgoe<strong>de</strong>ren, die dagelijks rustig<br />
voortploeg<strong>de</strong>n, het zaad met kalmte al ver<strong>de</strong>r en ver<strong>de</strong>r uitstrooi<strong>de</strong>n,<br />
en daarvoor door hunnen heer, <strong>de</strong>n regeeren<strong>de</strong>n<br />
Vorst, rijkelijk met alle gunsten beloond en zelfs met e<strong>de</strong>lmoedigheid<br />
in hun werk wer<strong>de</strong>n bijgestaan.<br />
„Hierme<strong>de</strong> is <strong>de</strong> taak <strong>de</strong>r Evangeliepredikers evenwel volstrekt<br />
niet te vergelijken.<br />
„Diegenen on<strong>de</strong>r hen, welke met wezenlijk verheven be<br />
doelingen, alleen aan het onafhankelijk Christendom en <strong>de</strong>r<br />
Kerk gewijd, zulk een zen<strong>de</strong>lingswerk op zich namen, had<strong>de</strong>n<br />
een leven te lei<strong>de</strong>n, dat een martelaarschap was van het begin<br />
tot het ein<strong>de</strong>" 2)<br />
Slechts kwalijk kunnen wij, XlX^-eeuwers, cok na het<br />
omstandig verhaal van <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n Go<strong>de</strong>scalk te hebben gelezen,<br />
1) Dr. P. Alb. Thijm, De H. Willibrordus, bl. 269.<br />
2) /bid. Inleiding, bl. 3.
77 -<br />
ons een <strong>de</strong>nkbeeld vormen van <strong>de</strong> ontzaglijke vermoeienissen,<br />
ontberingen en opofferingen, welke <strong>de</strong> Heilige zich getroost, van<br />
<strong>de</strong> gevaren, welke hij getrotseerd heeft, om die in 't voorva<strong>de</strong>rlijk<br />
bijgeloof verzonkene Kempenaren tot <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong>n<br />
Christelijken Godsdienst op te beuren.<br />
Te meer nog daar zij duchtten, dat het aannemen van het<br />
„nieuw geloof" zou gelijk staan met het verzaken aan <strong>de</strong> hartstochtelijk<br />
gelief<strong>de</strong> onafhankelijkheid, waarop die aan oud-Germaanschen<br />
stam ontsproten natuurkin<strong>de</strong>ren meer dan op elk<br />
an<strong>de</strong>r goed verslingerd waren.<br />
Het hoogste voorrecht, <strong>de</strong>n Toxandriërs bekend, was, in<br />
hun schier ongenaakbare wou<strong>de</strong>n en waterplassen, op die bree<strong>de</strong><br />
hei<strong>de</strong>vel<strong>de</strong>n, waar <strong>de</strong> druï<strong>de</strong>n hun Odins geheimen en <strong>de</strong> wellusten<br />
van het toekomstig Walhalla voorspiegel<strong>de</strong>n, onbedwongen,<br />
onbeteugeld, frank en vrij te leven.<br />
De Frankische Vorsten en vooral hunne hofmeiers gebruikten,<br />
beter gezegd, misbruikten maar al te vaak <strong>de</strong> heilige<br />
voortvarendheid en <strong>de</strong>n zielenijver <strong>de</strong>r geloofsverkondigers om<br />
in <strong>de</strong> aan Christus Verlossingskruis on<strong>de</strong>rworpen lan<strong>de</strong>n ook<br />
terstond hunne heerschappij te vestigen.<br />
„De volken gevoel<strong>de</strong>n, schrijft Alb. Thijm, dat door die<br />
prediking hunne nationale vrijheid bedreigd werd; daarom onttrokken<br />
zij er zich aan en schud<strong>de</strong>n het Christendom weer af,<br />
zoo spoedig zij er kans toe zagen.<br />
„De begaaf<strong>de</strong> voorgangers van Karei <strong>de</strong>n Groote zagen<br />
wel in, dat door een loutere kerkelijke Evangelieprediking hunne<br />
heerschappij zich nimmer over <strong>de</strong> Duitsche stammen zou kunnen<br />
uitbrei<strong>de</strong>n" i).<br />
Lambertus evenwel slaag<strong>de</strong> erin, <strong>de</strong> woeste Toxandriërs te<br />
bekeeren.<br />
Hij had hun vertrouwen gewonnen.<br />
In hem erken<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong>n bo<strong>de</strong> <strong>de</strong>r waarlijk „Goe<strong>de</strong> Tijding,"<br />
<strong>de</strong>n zen<strong>de</strong>ling Gods, met zuivere inzichten bezield, <strong>de</strong>n harten-<br />
i) Dr. P. Alt. Thijm, t. a. p„ bl. 77.
7§<br />
veroveraar, wars van alle nevenbedoelingen, op niets an<strong>de</strong>rs<br />
belust dan op hun geestelijk welzijn.<br />
Zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> door Go<strong>de</strong>scalk gebezig<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: „Door<br />
geen gewapen<strong>de</strong>n beschermd, weerstond Lambertus aan <strong>de</strong> woe<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen", ons niet te verstaan geven, dat <strong>de</strong> Evangelieverkondigers<br />
bij hunne prediking wel eens van krijgslie<strong>de</strong>n, hun<br />
natuurlijk, door <strong>de</strong> bewindslie<strong>de</strong>n toegevoegd, vergezeld waren?<br />
Ongetwijfeld hebben ook <strong>de</strong> afgodspriesters, aan wier tot<br />
dusver onbetwist ze<strong>de</strong>lijk overwicht door het aannemen van<br />
het Christendom voor goed een ein<strong>de</strong> werd gemaakt, alle krachten<br />
ingespannen, alle re<strong>de</strong>nen van welken aard ook en allen<br />
invloed laten gel<strong>de</strong>n, om <strong>de</strong> prediking <strong>de</strong>s Evangelies te keer<br />
te gaan, <strong>de</strong>n Apostolischen arbeid van <strong>de</strong>n geloofsbo<strong>de</strong> vruchteloos<br />
te maken, of ten minste zich aan zijn verheven persoon<br />
te vergrijpen.<br />
„Daar <strong>de</strong> Toxandriërs, schrijft kanunnik Nicolaas, niet<br />
woon<strong>de</strong>n in ste<strong>de</strong>n, maar meestal wijd en zijd, in wou<strong>de</strong>n, veen<br />
en hei<strong>de</strong>, al naar gelang <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m hun nering verschafte, hunne<br />
hutten gebouwd had<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> Heilige hen daar bezwaarlijk kon<strong>de</strong><br />
opzoeken, trad hij gewoonlijk voor hen op, wanneer zij door<br />
hunne priesters tot bijwoning van offerplechtighe<strong>de</strong>n waren opgeroepen.<br />
„Meer dan eens waren woestaards overeengekomen, dien<br />
vermetelen Frankischen Bisschop van het leven te berooven.<br />
„De mare immers van zijn verschijnen in hun mid<strong>de</strong>n en<br />
van zijn prediken was ras door <strong>de</strong> landstreek verspreid, en <strong>de</strong><br />
druï<strong>de</strong>n achtten hem <strong>de</strong>s te gevaarlijker, wijl hij zoo goed op<br />
<strong>de</strong> hoogte was van <strong>de</strong> taal, door <strong>de</strong> Taxandriërs gesproken, dat<br />
hij niet, als an<strong>de</strong>re geloofsverkondigers, een tolk behoef<strong>de</strong>.<br />
„Reeds kwamen zij, aangehitst door <strong>de</strong> afgodspriesters,<br />
met <strong>de</strong> wapenen in <strong>de</strong> hand, aangestormd, om <strong>de</strong>n Heilige te<br />
doo<strong>de</strong>n, doch, in zijne nabijheid gekomen, <strong>de</strong>ins<strong>de</strong>n zij terug en<br />
bleven als aan <strong>de</strong>n grond genageld.<br />
„Over zijn aangezicht lagen zulke bovenaardsche glanzen<br />
uitgegoten, dat hun <strong>de</strong> wapenen ontvielen, en zij, die gekomen
79 -<br />
waren om te moor<strong>de</strong>n, zich bereid verklaar<strong>de</strong>n, te gehoorzamen.<br />
„Niet alleen tra<strong>de</strong>n zij hem niet meer in <strong>de</strong>n weg, wanneer<br />
hij <strong>de</strong> afgodsbeel<strong>de</strong>n omverhaal<strong>de</strong>, maar zeiven bo<strong>de</strong>n zij<br />
hem daartoe hulp en me<strong>de</strong>werking; ne<strong>de</strong>rig smeekten zij hem<br />
om <strong>de</strong> gena<strong>de</strong>rijke we<strong>de</strong>rgeboorte door het Sacrament <strong>de</strong>s Doopsels,<br />
en zoo werd een overgroote menigte hei<strong>de</strong>nen in <strong>de</strong>n<br />
schoot <strong>de</strong>r ware Kerk opgenomen. Bapiizata est ab eo infinita<br />
populi multiludo.<br />
„Ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze jeugdige en nog onbeschaaf<strong>de</strong> Christenheid<br />
ver<strong>de</strong>r te vormen, <strong>de</strong>ed hij op <strong>de</strong> daarvoor meest geschikte<br />
plaatsen kerken bouwen, en stel<strong>de</strong> hij er priesters aan en levieten.<br />
„Vervolgens toog hij ver<strong>de</strong>r, om het Evangelie te verkondigen<br />
aan <strong>de</strong> volksstammen, wier gouwen aan Taxandrië paal<strong>de</strong>n,<br />
en zich uitstrekten van <strong>de</strong> plaats, waar Maas en Rijn te<br />
zamenvloeien tot niet verre van <strong>de</strong> Noordzee, aan het land <strong>de</strong>r<br />
Friezen (Hollan<strong>de</strong>rs)."<br />
Dat hem tij<strong>de</strong>ns zijn zegenrijk werken in <strong>de</strong> onherbergzame<br />
Kempen het beeld <strong>de</strong>s doods onophou<strong>de</strong>lijk voor het oog<br />
<strong>de</strong>s geestes verscheen, getuigt, onmid<strong>de</strong>llijk na hetgeen wij uit<br />
<strong>de</strong>zen schrijver over Lambertus' prediking hierboven overnamen,<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
Go<strong>de</strong>scalk: »Met ijver bereid<strong>de</strong> hij zich voor op een gelukkig<br />
ein<strong>de</strong> van zijn loopbaan; daarom bracht hij veel tijd door met waken<br />
bid<strong>de</strong>n, vasten, en gaf hij vele aalmoezen, hetgeen hem geen geringen<br />
troost verschafte.<br />
»De krone <strong>de</strong>r gerechtigheid met bran<strong>de</strong>nd verlangen verbei<strong>de</strong>nd,<br />
riep hij voortdurend <strong>de</strong>n dag <strong>de</strong>s verschei<strong>de</strong>ns voor <strong>de</strong>n geest en was<br />
hij boven alles daarop bedacht.<br />
»Door zulke vrome oefeningen met behulp van Gods gena<strong>de</strong><br />
ten doo<strong>de</strong> voorbereid, rees Lambertus steeds hooger in <strong>de</strong>ugd, en bereikte<br />
hij zulk een hoogen trap van volmaaktheid, dat hem niets<br />
scheen te ontbreken dan Christus, die het toppunt is van alle gerechtigheid."<br />
God echter had <strong>de</strong>n grooten Bisschop voorbestemd voor<br />
<strong>de</strong>n dood op een an<strong>de</strong>r martelveld.
Öoofdtftuk VIII.<br />
De H. Lambertus, Martelaar.<br />
In ons II <strong>de</strong><br />
Hoofdstuk haal<strong>de</strong>n wij uit <strong>de</strong>n Bollandist Suijskens<br />
aan, dat <strong>de</strong> Maastrichtsche Bisschoppen te Luik een huis met<br />
erf bezaten, in <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> kapel, door <strong>de</strong>n H. Monul-<br />
d e<br />
fus in <strong>de</strong> VI eeuw aldaar opgericht ter eere van <strong>de</strong> Heiligen<br />
Cosmas en Damianus.<br />
Derwaarts had ook, gelijk wij verhaal<strong>de</strong>n, in het begin van<br />
zijn Bisschoppelijke bediening <strong>de</strong> H. Lambertus het stoffelijk<br />
overschot van zijn voorganger, <strong>de</strong>n H. Martelaar Theodardus,<br />
ter aar<strong>de</strong> besteed.<br />
Meermalen tij<strong>de</strong>ns zijn Apostolisch leven, bij het heen- en<br />
we<strong>de</strong>rtrekken door zijn uitgestrekt Bisdom, bezocht onze Heilige<br />
<strong>de</strong> door vele won<strong>de</strong>ren bereids verheerlijkte grafste<strong>de</strong> van zijn<br />
dierbaren leermeester en va<strong>de</strong>r in Christus.<br />
In een weldoorwrochte studie heeft <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> geschiedvorscher<br />
Go<strong>de</strong>froid Kurth, hoogleeraar aan <strong>de</strong> Luiksche Hoogeschool,<br />
op onwe<strong>de</strong>rlegbare wijze en met kwalijk te evenaren<br />
scherpzinnigheid, aangetoond, dat <strong>de</strong> stad Luik haren naam niet
8i<br />
ontleent aan het daar vlietend riviertje <strong>de</strong> Legia, maar afkomstig<br />
is van <strong>de</strong> benaming Vicus Leodicus of Leudicus, (Luijdick,<br />
Luik, Lüttich in het Duitsch, Leodium in het Latijn) hetgeen<br />
beteekent: openbare wijk of buurt.<br />
Het Legiadal, waarover thans <strong>de</strong> vermaar<strong>de</strong> stad zich uitbreidt,<br />
bood <strong>de</strong>n eersten bewoners van <strong>de</strong>n Maasoever al <strong>de</strong><br />
voor<strong>de</strong>elen aan van een vruchtbaren bo<strong>de</strong>m, en een even gezond<br />
als aangenaam verblijf, vooral toen <strong>de</strong> eeuwenheugen<strong>de</strong><br />
wou<strong>de</strong>n, die ringsom <strong>de</strong> heuvelklingen be<strong>de</strong>kten, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> akst<br />
<strong>de</strong>r noeste ontginners gevallen en tot bouwstof hunner woningen<br />
gebruikt waren.<br />
Dank hoofdzakelijk aan <strong>de</strong> voor han<strong>de</strong>l en bedrijf zoo bij<br />
uitstek gunstige ligging op <strong>de</strong>n Maasstroom, en aan het druk<br />
verkeer, veroorzaakt door <strong>de</strong> hofhouding <strong>de</strong>r machtige Tepijnen<br />
in <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> overzij en nabij liggen<strong>de</strong> paleizen te Herstal en<br />
Jupille, vermenigvuldig<strong>de</strong>n zich allengs <strong>de</strong> woningen om het<br />
Cosmas- en Damiaan-kapelletje, en lever<strong>de</strong> het dorp Leudicus<br />
aan landlie<strong>de</strong>n, houthakkers, varensgezellen en kooplui een onbekrompen<br />
bestaan op.<br />
Het heiligdom was niet meer dan een ne<strong>de</strong>rig be<strong>de</strong>huis,<br />
uit hout getimmerd.<br />
Vlak daarbij verhief zich, beter gezegd : lag het Bisschoppelijk<br />
landhuis, door geen weel<strong>de</strong>, noch in bouwtrant noch in<br />
bouwstof, van <strong>de</strong> overige schamele hutten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n; alleen<br />
bevatte het eenige beschei<strong>de</strong>n vertrekken meer, en had het een<br />
paar vensterramen.<br />
Daarin bracht <strong>de</strong> H. Lambertus, zoo vaak hij uit <strong>de</strong> drukte<br />
van het vorstelijk Maastricht, hetzij tot prediking van Gods<br />
woord, hetzij ter beevaart naar Theodardus' grafste<strong>de</strong> kwam<br />
heengetogen, met zijn omgeving van me<strong>de</strong>helpers en dienaren,<br />
menig oogenblik zijns levens door.<br />
Weinig vermoed<strong>de</strong> ongetwijfeld <strong>de</strong> Heilige, dat hier <strong>de</strong><br />
dood, waarop hij zich levenslang had voorbereid en die hem in<br />
<strong>de</strong> gure Kempen zoo dikwijls had aangegrijnsd, eensklaps hem<br />
zou verbei<strong>de</strong>n, en dat terzelf<strong>de</strong>r plaatse in latere dagen een<br />
6<br />
DE H. LAMBERTUS.
82<br />
grootsche kathedraal, te zijner roemrijke gedachtenis gebouwd,<br />
hare tinne hoog ten hemel zou verheffen !<br />
Volgen wij nu het verhaal van Lambertus' marteldood,<br />
gelijk wij het beschreven vin<strong>de</strong>n bij<br />
Go<strong>de</strong>scalk: »Toen <strong>de</strong> Heer <strong>de</strong>n H. Lambertus tot <strong>de</strong> Hemelsche heerlijkheid<br />
wil<strong>de</strong> oproepen, ten ein<strong>de</strong> hem daar het welverdiend loon te<br />
schenken, verhieven zich tegen hem (Lamb.) twee gebroe<strong>de</strong>rs, Gallus en<br />
Rioldus met name, die hem met verwijten en smaadre<strong>de</strong>n overlaad<strong>de</strong>n,<br />
en aan zijn bezittingen groote scha<strong>de</strong> toebrachten.<br />
»Niet tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> beleedigingen, <strong>de</strong>n Bisschop aangedaan,<br />
brachten zij het onrecht, waarme<strong>de</strong> zij <strong>de</strong>n heer vervolg<strong>de</strong>n, over op<br />
zijne dienaren.<br />
»Wat een woeste drilt hun ingaf, lieten zij niet na, we<strong>de</strong>rrechtelijk<br />
en onmenschelijk, door woor<strong>de</strong>n en mishan<strong>de</strong>lingen, ten uitvoer te<br />
biengen.<br />
»Hun kwaadaardigheid ging zoover, dat zij onverdragelijk was gewor<strong>de</strong>n,<br />
en wel verre van tot betere gedachten en tot bedaren te<br />
komen, schenen zij met <strong>de</strong>n dag in heftigheid toe te nemen.<br />
»Geen an<strong>de</strong>re uitkomst zien<strong>de</strong>, met droefheid en gramschap vervuld,<br />
door het onrecht en <strong>de</strong> verne<strong>de</strong>ringen tot het uiterste gedreven, stel<strong>de</strong>n<br />
zich <strong>de</strong> dienaren van <strong>de</strong>n Bisschop te weer en zij dood<strong>de</strong>n hunne<br />
belagers.<br />
«Dodo, hofbedien<strong>de</strong> van bovengenoem<strong>de</strong>n Pepijn, was een bloedverwant<br />
<strong>de</strong>r verslagenen, zeer rijk, en had vele dienst- en strijdknechten<br />
te zijner beschikking.<br />
«Toen <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>n dood zijner verwanten vernam, werd hij door<br />
wraakzucht vervoerd; hij verzamel<strong>de</strong> een aantal krijgslie<strong>de</strong>n en gebood<br />
hen, <strong>de</strong>n H. Bisschop Lambertus te doo<strong>de</strong>n, zoodra <strong>de</strong>ze op zijn<br />
landhuis te Luik zijn intrek zou nemen.<br />
«Het uur van Lambertus' verheerlijking had geslagen.<br />
»Op zekeren dag te Luik vertoeven<strong>de</strong>, stond hij, ou<strong>de</strong>r gewoonte,<br />
te mid<strong>de</strong>rnacht op, om, van niemand vergezeld, in het heiligdom zich<br />
tot het gebed te begeven, en God, op Wien hij al zijn vertrouwen<br />
had gevestigd, door Kerkelijk lof- en psalmgezang hul<strong>de</strong> te brengen<br />
tot aan <strong>de</strong>n morgenstond.<br />
«Daarna kwam hij terug in zijn woning, sloeg met <strong>de</strong>n stok, dien<br />
hij in <strong>de</strong> hand droeg, op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van het vertrek, waar zijn dienaren<br />
en leerlingen sliepen, en riep <strong>de</strong>zen laatsten toe: «Ontwaakt en richt<br />
u overeind! Reeds na<strong>de</strong>rt het uur en het is tijd, dat wij ter blij<strong>de</strong><br />
morgenston<strong>de</strong> <strong>de</strong>n Heere lofzingen."<br />
»De broe<strong>de</strong>rs ston<strong>de</strong>n op; met hen verrichtte hij <strong>de</strong>n koordienst te<br />
Metten en keer<strong>de</strong> na afloop daarvan terug in zijn woning, waar hij,<br />
ondanks al <strong>de</strong>n arbeid, dien hij van zijn jeugd af gewoon was te
83<br />
doen, in waken en innig gebed het overige van <strong>de</strong>n nacht placht door<br />
te brengen.<br />
«Uitgeput van vermoeienis, want hij had zich erg afgemat, begaf<br />
hij zich naar zijn slaapste<strong>de</strong>, om er een weinig rust, waarnaar hij zeer<br />
verlang<strong>de</strong>, te genieten.<br />
«Een zijner dienstknechten, Baldovëus genaamd, die bij zijn heer<br />
en Bisschop moest waken en zich naar buiten aan <strong>de</strong>n toegang <strong>de</strong>s<br />
huizes had begeven, ontwaar<strong>de</strong> tegen het ochtenduur bij het krieken<br />
van het dagelicht, op een afstand, een talrijke vijan<strong>de</strong>lijke ben<strong>de</strong>, in<br />
troepjes afge<strong>de</strong>eld, door <strong>de</strong> morgennevelen omhuld.<br />
«Eenige <strong>de</strong>zer gewapen<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> achterhoe<strong>de</strong> vorm<strong>de</strong>n, zagen<br />
boven <strong>de</strong> woning, waar <strong>de</strong> heer en Bisschop zich bevond, hoog in <strong>de</strong><br />
lucht, tusschen hemel en aar<strong>de</strong>, het Kruis <strong>de</strong>s Heeren, luisterrijker<br />
blinkend dan flikkerend goud. i)<br />
«De ben<strong>de</strong> was gewapend als ten gevechte, met harnassen en helmen,<br />
met schil<strong>de</strong>n en pieken.<br />
«Met het zwaard aan <strong>de</strong>n gor<strong>de</strong>l en met pijlen in <strong>de</strong>n koker, stapten<br />
zij voor <strong>de</strong>n zoon <strong>de</strong>s ver<strong>de</strong>rfs, <strong>de</strong>n God<strong>de</strong>loozen Dodo, uit.<br />
«Zij kwamen aangerukt als vraatzuchtige dieren, om het lam te<br />
slachten, dat <strong>de</strong> Heer voorspeld had, in het mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r wolven te<br />
voeren.<br />
«Dodo en zijne trawanten na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n.<br />
«Reeds begonnen <strong>de</strong> voorsten het erf te betre<strong>de</strong>n, om, na <strong>de</strong>uren<br />
en sloten te hebben verbrijzeld, naar boven te trekken.<br />
«Toen genoem<strong>de</strong> dienaar dit zag, waarschuw<strong>de</strong> hij ijlings <strong>de</strong>n Bisschop,<br />
die, nog steeds <strong>de</strong>n slaap verbei<strong>de</strong>nd, niet vermoed<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong><br />
dood hem wachtte, en bij het vernemen <strong>de</strong>r mare in allerijl opstond.<br />
«Toen ram <strong>de</strong> priester Gods Lambertus, als een dapper krijgsman,<br />
een zwaard ter hand, ten ein<strong>de</strong> zich, alhoewel hij barrevoets was,<br />
tegen <strong>de</strong> aanran<strong>de</strong>rs te ver<strong>de</strong>digen.<br />
«Doch Christus, Dien hij steeds te zijner hulpe had aangeroepen,<br />
was niet verre van hem verwij<strong>de</strong>rd.<br />
«In stilte op <strong>de</strong>n Heer, Wiens raadsbesluiten in eeuwigheid blijven,<br />
vertrouwend, wierp hij onverwijld het wapen uit <strong>de</strong> hand en zei<strong>de</strong>:<br />
««Vlucht ik, dan kan ik aan 't moor<strong>de</strong>nd staal ontkomen, doch blijf<br />
ik, dan moet ik ofwel bezwijken ofwel overwinnen. Ik wil mijn zegepraat<br />
niet missen: beter is het mij, in <strong>de</strong>n Heere te sterven dan<br />
strij<strong>de</strong>nd handgemeen wor<strong>de</strong>n met boosdoeners.""<br />
«Terwijl hij sprak, tra<strong>de</strong>n <strong>de</strong> God<strong>de</strong>loozen <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur <strong>de</strong>s huizes binnen<br />
en dril<strong>de</strong>n hunne speren op <strong>de</strong> muren.<br />
i) Naar <strong>de</strong> «poeta anonymus" (monnik Hucbald) verzekert, werd dit door<br />
eenigen, die er getuige van geweest waren en later over hun wandaad berouw<br />
gevoel<strong>de</strong>n, verhaald.<br />
Ex Ais poeniluit quosdam post tempora, quorum<br />
Notificata manent dictis haec signa <strong>de</strong>corïs.<br />
Zie Demarteau: Vie <strong>de</strong> St. Lambert, p. 3°. cap. XXX.
8 4 •<br />
«Petrus en Andoletus, twee neven <strong>de</strong>s Heiligen, wapen<strong>de</strong>n zich met<br />
stokken, en begonnen op <strong>de</strong>genen, die reeds waren binnengedrongen,<br />
in te slaan, en verdreven ze uit <strong>de</strong> woning.<br />
»Toen sprak <strong>de</strong> man Gods Lambertus tot zijn bei<strong>de</strong> neven en <strong>de</strong><br />
leerlingen, die zich in huis bevon<strong>de</strong>n: »»Hebt gij mij, die slechts<br />
plaatsbeklee<strong>de</strong>r van Christus ben, lief, bemint dan Christus-zelven als<br />
ik, belijdt <strong>de</strong>n Heer Jezus Christus uwe zon<strong>de</strong>n; ik moet ontbon<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n, om met <strong>de</strong>n Heer te leven.""<br />
«— Hoort gij niet, heer Bisschop, — antwoord<strong>de</strong> Andoletus, dat<br />
die vijan<strong>de</strong>n Gods buiten roepen: «Brengt vuur aan, dat wij het huis<br />
in lichtlaaie zetten en hem levend verbran<strong>de</strong>n!" —<br />
«De man Gods Lambertus hernam: ««Vreezen wij <strong>de</strong> woestheid<br />
<strong>de</strong>r vervolgers niet, dat vuur zal hun ten ver<strong>de</strong>rve zijn ; eenmaal zal<br />
het hun vleesch aantasten tot in het merg, totdat zij vergaan. Stellen<br />
wij daarentegen onze kracht in God, en Hij zal onze belagers te niet<br />
brengen.<br />
««Herinnert u ver<strong>de</strong>r — zei<strong>de</strong> hij tot zijne neven — dat gij u aan<br />
misdaad hebt schuldig gemaakt. Weet gij niet, dat God geen tweemaal<br />
<strong>de</strong> zondaars oor<strong>de</strong>elt en zon<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el geen zon<strong>de</strong>n vergeeft ? Wat<br />
gij in<strong>de</strong>rtijd we<strong>de</strong>rrechtelijk hebt bedreven, aanvaardt het nu met recht.<br />
»«Waarom zijt gij tot mij gekomen? Treedt hun te gemoet, en<br />
neemt van hen wat gij verdiend hebt, als een -kastijding <strong>de</strong>s Heeren,<br />
aan. Het is u verkieslijk, uw vleesch over te leveren om verscheurd<br />
te wor<strong>de</strong>n en uw han<strong>de</strong>n in onschuld te bewaren, opdat uw geest in<br />
eeuwigheid wel zij.""<br />
«Lees, — zoo luid<strong>de</strong> Andoletus' bescheid — lees in <strong>de</strong> boeken<br />
<strong>de</strong>s Heeren en voleindig het werk, dat gij zoo wel hebt begonnen :<br />
wat ons betreft, ons geschie<strong>de</strong> wat <strong>de</strong>n Heere behaagt."<br />
«De heilige man Lambertus nam het psalmenboek ter hand en<br />
zijn blik valt op het vers: «God zal het bloed zijner dienaren opvor<strong>de</strong>ren."<br />
«En evenals Zacharias, die tusschen tempel en outer gedood<br />
werd, stervend uitriep : «God zie toe en vergel<strong>de</strong>", zoo bleef ook hij<br />
onverwinlijk en standvastig.<br />
«Toen hij met spreken geëindigd en allen bevolen had, zich uit<br />
zijne kamer te verwij<strong>de</strong>ren, wierp hij zich, on<strong>de</strong>r het storten van tranen<br />
en gebe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> armen kruiswijs uitgestrekt, op <strong>de</strong>n grond.<br />
«De moor<strong>de</strong>rs schoten toe, het huis binnen en maakten allen,<br />
die zich daarin bevon<strong>de</strong>n, met hun zwaar<strong>de</strong>n af.<br />
«Een hunner klom op het dak boven <strong>de</strong> kamer, waar <strong>de</strong> H. Lambertus<br />
bad, en doorboor<strong>de</strong> hern met eene spies.<br />
«Lambertus had zijn loopbaan volbracht.<br />
>Hij gaf <strong>de</strong>n geest, en <strong>de</strong> Engelen, te zijnen dienste bereid,<br />
voer<strong>de</strong>n zijne ziel in grooten luister Hemelwaarts" i).<br />
i) Bij Ghesquierus: Acta Sanctorum Belgii. T. VI, bl. 137 en volg.
85<br />
Ziedaar het verhaal, geleverd door <strong>de</strong>n oudsten levensbe<br />
schrijver, volgens <strong>de</strong>n tekst, niet aan Chapeaville, -maat aan<br />
Ghesquierus ontleend.<br />
Zakelijk verschil bestaat er tusschen bei<strong>de</strong> lezingen niet,<br />
alleen hebben wij hier die van <strong>de</strong>n Bollandist gevolgd, wijl <strong>de</strong>ze<br />
niet zoo omslachtig, noch zoo onklaar is als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re.<br />
De geachte lezer veroorloove ons ter plaatse eenige kant-<br />
teekeningen.<br />
Op zijn ou<strong>de</strong>n dag schijnt <strong>de</strong> Heilige gebruik te hebben<br />
gemaakt van een stok, om zijn blijkbaar reeds wankelen<strong>de</strong><br />
schre<strong>de</strong>n te stutten.<br />
Dien steun gebruikte hij, om van zijn woning naar <strong>de</strong><br />
daaraangrenzen<strong>de</strong> Cosmas- en Damiaankapel te gaan.<br />
Ver<strong>de</strong>r zien wij, dat hij aan zijn ou<strong>de</strong>, vrome gewoonte,<br />
om te mid<strong>de</strong>rnacht op te staan ten gebe<strong>de</strong> — men herinnere<br />
zich het stichtend feit, tij<strong>de</strong>ns zijn verblijf te Stavelot voorge<br />
vallen — tot het ein<strong>de</strong> zijns levens toe is getrouw gebleven.<br />
In <strong>de</strong>n nacht voor zijn dood echter was hij te vermoeid,<br />
om dit gebruik te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n, en tevens te verdiept in ge<br />
dachten, om <strong>de</strong>n slaap, waarnaar hij zoozeer verlang<strong>de</strong>, te kun<br />
nen vatten; eene omstandigheid, welke wij hier vast aanstippen<br />
en na<strong>de</strong>rhand te sta<strong>de</strong> zullen brengen.<br />
Wellicht bevreemdt het iemand, te lezen, dat <strong>de</strong> Heilige,<br />
in een eerste opwelling van verontwaardiging over <strong>de</strong>n nachte<br />
lijken nnnv.nl, waaraan hij in zijn stil verblijf blootstond, naar<br />
het zwaard greep, als om geweld met geweld te keer te gaan.<br />
In<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong>nkt men hier onwillekeurig aan hetgeen wij<br />
uit <strong>de</strong> jeugd onzes Heiligen weten, namelijk, dat hij, gelijk het<br />
<strong>de</strong>stijds een jeugdig e<strong>de</strong>lman betaam<strong>de</strong>, in <strong>de</strong>n wapenhan<strong>de</strong>l<br />
was geoefend en zelfs, naar Go<strong>de</strong>scalk getuigt, uitmuntte door<br />
lichaamskracht en vaardigheid.<br />
De Bollandist Suijskenus merkt hier zeer terecht aan, dat<br />
het ook een Bisschop vrijstaat, zich tegen een laffen moor<strong>de</strong>naar<br />
te ver<strong>de</strong>digen.<br />
Heeft dus <strong>de</strong> H. Lambertus, toen hij onverhoeds zoo
86 •<br />
plomp in zijn eigen woning en nachtrust gestoord werd, aanvankelijk<br />
aan een zeer goed te billijken menschelijk gevoel toegegeven,<br />
in die han<strong>de</strong>lwijze kan niets berispelijks wor<strong>de</strong>n gegispt.<br />
Overigens heeft hij dat gevoel, dien „motus primo primus",<br />
terstond on<strong>de</strong>rdrukt en <strong>de</strong> kalme zelfbeheersching, <strong>de</strong>n Heiligen<br />
eigen, zoover gedreven, dat hij niet alleen het wapen van zich<br />
afslinger<strong>de</strong>, maar ook zijn bei<strong>de</strong> neven vermaan<strong>de</strong>, even als hij<br />
zelf, zich onvoorwaar<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong>n heiligen wil van God te<br />
on<strong>de</strong>rwerpen.<br />
Dit <strong>de</strong>ed hij met zooveel zeggingskracht, dat bei<strong>de</strong>n, Petrus<br />
en Andoletus, die toch noch jeugdige, strijdvaardige en — zooals<br />
blijkt uit <strong>de</strong>n moord, op Gallus en Rioldus gepleegd, — licht<br />
ontvlambare e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n waren, zich weerloos lieten afmaken.<br />
Daarom kunnen Petrus en Andoletus — gelijk onze Bollandist<br />
Suijskenus beweert — Martelaren in min<strong>de</strong>r strengen zin<br />
wor<strong>de</strong>n genoemd, wegens <strong>de</strong>n heldhaftigen moed, waarme<strong>de</strong> zij<br />
ter wille van <strong>de</strong>n Bisschop hun leven vrijwillig op het spel gezet<br />
hebben.<br />
Ook kan hun waarschijnlijk het doo<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> genoem<strong>de</strong><br />
booswichten, die <strong>de</strong>n Heilige en zijne dienaren en zijne bezittingen<br />
tegen alle recht en billijkheid aanrand<strong>de</strong>n, niet als een<br />
moord wor<strong>de</strong>n aangerekend, daar niets ertegen pleit, dat zij toen<br />
in het geval van geoorloof<strong>de</strong> zelfver<strong>de</strong>diging verkeerd hebben.<br />
Oudtijds wer<strong>de</strong>n Petrus en Andoletus te Luik als Heiligen<br />
en hunne lichamen als Relieken vereerd.<br />
Hoogleeraar Kurth kastijdt ietwat vinnig, doch volkomen<br />
terecht, <strong>de</strong> Luiksche schrijvers, die, ondanks Go<strong>de</strong>scalks verzekering,<br />
welke toch aan dui<strong>de</strong>lijkheid te <strong>de</strong>zen opzichte niets<br />
te wenschen overlaat, nog durven beweren, dat <strong>de</strong> H. Lambertus<br />
in <strong>de</strong> kapel van <strong>de</strong> HH. Cosmas en Damianus zijn bloed heeft<br />
vergoten.<br />
„Die dat nog volhoudt, zegt hij, moet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> onverbeterlijken<br />
wor<strong>de</strong>n gerangschikt i).<br />
I) G. Kurth; Les origine <strong>de</strong> la ville <strong>de</strong> Liège, bl 55,
Soofd^tuk IX.<br />
Wanneer en waarom <strong>de</strong> H. Lambertus<br />
gedood werd.<br />
Nu stooten wij op een paar vraagpunten, tot wier oplossing<br />
wij een beschei<strong>de</strong>n poging willen wagen.<br />
Ziehier het eerste: In welk jaar heeft <strong>de</strong> marteldood van<br />
onzen Heilige plaats gehad?<br />
Een vraag, waarop voorshands, naar het zich laat aanzien,<br />
geen allen bevredigend antwoord zal wor<strong>de</strong>n gegeven.<br />
Daar <strong>de</strong> noodige beschei<strong>de</strong>n ontbreken en <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n met<br />
dichte nevelen omsluierd zijn, kan men hier slechts trachten eene<br />
oplossing te vin<strong>de</strong>n, welke waarschijnlijk mag heeten en met <strong>de</strong><br />
oudste geschiedbronnen in overeenstemming kan wor<strong>de</strong>n gebracht.<br />
Go<strong>de</strong>scalk, Stefanus noch Hucbald maken ergens van een<br />
jaartal gewag.<br />
De meeste tijdrekenkundigen en geschiedschrijvers, als<br />
Bueherius, Roberti, Miraeus, Fisen, <strong>de</strong> Castillion, het Hist. Leod.<br />
Compendium, CA. Thijs, geven daarvoor aan het jaar 696, an<strong>de</strong>ren,
88<br />
zooals Siegbert van Gembloux, Molanus, Bucelinus, het jaar 698.<br />
Demarteau zwenkt tusschen <strong>de</strong> jaren 698 en 701 1).<br />
Henschenius, Mabillon, Lecointe, Pagi, <strong>de</strong> Bollandist Suijskens,<br />
Jos. Daris, Dr. Alb.-Thijm, M. Willemsen hou<strong>de</strong>n vast<br />
aan <strong>de</strong> jaren 707, 708 of 709 2).<br />
Hier is dus nog al verschil van gevoelen.<br />
Hoogleeraar Kurth, <strong>de</strong> man, die ongetwijfeld in <strong>de</strong>ze een<br />
gezagmakend woord kon<strong>de</strong> spreken, maakt zich hierover niet<br />
bijzon<strong>de</strong>r warm. Meer dan alles gaat hem ter harte, het betoog<br />
te leveren, dat Lambertus' marteldood aan zijn kloekmoedig optre<strong>de</strong>n<br />
voor <strong>de</strong> huwelijkstrouw moet wor<strong>de</strong>n toegeschreven.<br />
„Qu'importe au fond du débat, que St. Lambert ait péri en 696<br />
„en 698 ou en 708? Chacune <strong>de</strong> ces dates peut parfaitement<br />
„s'accor<strong>de</strong>r avec notre thèse" 3).<br />
Wij zullen ons niet vermeten, dat spreekt van zelf, te beweren,<br />
over dien bajert van uiteenloopen<strong>de</strong> meeningen het woord<br />
te spreken, dat licht brengt en or<strong>de</strong>; ons genoegt het, <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />
uiteen te zetten, waarom wij met onzen Bollandist Suijskens<br />
d e n<br />
aannemen, dat <strong>de</strong> H. Lambertus gemarteld werd <strong>de</strong>n i7 September<br />
709.<br />
Kanunnik Nicolaas (i2 <strong>de</strong><br />
eeuw) verhaalt, dat <strong>de</strong> H. Paus<br />
Sergius I te Rome door een bijzon<strong>de</strong>re openbaring Gods <strong>de</strong>n<br />
roemrijken dood van <strong>de</strong>n H. Lambertus vernam op hetzelf<strong>de</strong><br />
oogenblik, dat <strong>de</strong>ze te Luik om het leven gebracht werd, en<br />
terstond <strong>de</strong>n H. Hubertus, <strong>de</strong>stijds ter Eeuwige Ste<strong>de</strong> op<br />
beevaart, tot opvolger van <strong>de</strong>n Heilige benoem<strong>de</strong> 4).<br />
Daar nu, volgens het algemeen gevoelen, het Pausschap<br />
van <strong>de</strong>n H. Sergius valt tusschen <strong>de</strong> jaren 687 en 701, moeten<br />
1) Bueherius bij Chap. I; Roberti. Vita St. Hab.; De Castillion, Sacra Belg.<br />
Chron.; Miraeus, Chron. Belg.; Fisen, Hist. Eccl. Leod.; Hist. Leod. Comp.<br />
ad annum.; Ch. Thijs. Monographie <strong>de</strong> N. D. <strong>de</strong> Tongres; Sigeb. Gembl. bij<br />
Namèche, Hist. <strong>de</strong> la Princip. <strong>de</strong> Liége; Molanus, Indic. SSum Belgii; Bueelinus,<br />
Hist. univ. nucleus; Demarteau, Vie <strong>de</strong> St. L , p. 105.<br />
2) Hensch., Mab., Lecointe, Pagi, Suijsk. bij Ghesq. VI; Daris, Hist. du Dioc.<br />
<strong>de</strong> Liége; Dr. Alb. Thijm, <strong>de</strong> H. Willebr.; M. Willemsen, Observations relatives<br />
a quelques points <strong>de</strong> 1'hist. <strong>de</strong> Maestr.<br />
3) G. Kurth, Etu<strong>de</strong> crit. sur St. Lamb., p. 98.<br />
4) Bij Chapeav., I, bl. 406.
8 9<br />
<strong>de</strong>genen, die dit verhaal als overeenkomstig met <strong>de</strong> waarheid<br />
beschouwen, aannemen, dat onze Heilige op het ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r VII <strong>de</strong><br />
eeuw tot <strong>de</strong> Hemelsche belooning werd geroepen.<br />
Dit won<strong>de</strong>rlijk verhaal evenwel schijnt <strong>de</strong>n toets <strong>de</strong>r ernstige<br />
oor<strong>de</strong>elkun<strong>de</strong> slechts bezwaarlijk te kunnen doorstaan.<br />
De alleroudste geschiedbronnen: Go<strong>de</strong>scalk, Stefanus, Hucbald,<br />
Anselmus, die allen vóór Nicolaas schreven, reppen daarvan<br />
geen woord; evenmin Renerus, tijdgenoot van Nicolaas.<br />
Nicolaas zelf bekent, <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>rheid te hebben ontleend<br />
aan een „libellum', han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> over <strong>de</strong> levenswijze van<br />
<strong>de</strong>n H. Hubertus vóór zijne verheffing op <strong>de</strong>n Bisschoppelijken<br />
stoel.<br />
Dit „boekje", met <strong>de</strong> „Vita S t!<br />
Huberii," waarover wij hierachter<br />
zullen spreken, uitgegeven door J. Roberti, bevat over<br />
<strong>de</strong>ze Bisschopswijding <strong>de</strong>s H. Hubertus te Rome zooveel won<strong>de</strong>rbaarlijks,<br />
dat het <strong>de</strong> motiva credibilitaiis, welke het aanbiedt, al<br />
te zeer overschreidt.<br />
„Les circonstances merveilleuses s'accumulent en <strong>de</strong>hors<br />
<strong>de</strong> toute vraisemblance", schrijft Darras i).<br />
Zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze ij veraars voor Lambertus' verheerlijking eene<br />
bijzon<strong>de</strong>rheid, voor <strong>de</strong>n gelief<strong>de</strong>n Martelaar zoo eervol, hebben<br />
verzwegen, indien <strong>de</strong>ze gebeurtenis werkelijk had<strong>de</strong> plaats gehad,<br />
te meer, wijl <strong>de</strong> vermelding daarvan — en dit betreft inzon<strong>de</strong>rheid<br />
bei<strong>de</strong> eerstgenoem<strong>de</strong>n — hen ten opzichte van Karei Martel<br />
en Koning Pepijn evenmin in ongelegenheid kon<strong>de</strong> brengen als<br />
<strong>de</strong> beschrijving van Lambertus' begrafenis en plechtige overbrenging<br />
naar Luik, welke zij, vooral Go<strong>de</strong>scalk, met zooveel<br />
geestdrift hebben geleverd ?<br />
Nieolaas' geheel verhaal, oor<strong>de</strong>elt Suijskens 2), is niet meer<br />
dan een verzinsel, dat door <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong>n, als Henschenius,<br />
Mabillon, Lecointe, Pagi en an<strong>de</strong>ren, als ongegrond wordt verworpen.<br />
„Tota Ma <strong>de</strong> SS. Sergio Hubertoque narratio velut fabulosa<br />
exploditur ab eruditis."<br />
1) Darras: Hist. <strong>de</strong> l'Eglise.<br />
2) Bij Ghesq., VI., p. 57 no. 93.
go -<br />
Overigens kan, ook indien men zelfs Nicolaas verhaal als<br />
waarheid zou aannemen, in het jaar 696 Lambertus' marteldood<br />
niet wor<strong>de</strong>n geplaatst, zon<strong>de</strong>r Nicolaas met zich-zelve in tegenspraak<br />
te brengen.<br />
In het caput XI van zijne „Gesla S ü<br />
Lamberti ' verhaalt<br />
hij, dat <strong>de</strong> H. Willebrord, door Paus Sergius Bisschop gewijd,<br />
Clemens geheeten en ter Evangelieprediking naar <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nsche<br />
Friezen gezon<strong>de</strong>n, een samenkomst had met <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />
toen <strong>de</strong>ze, na <strong>de</strong> Toxandriërs bekeerd te hebben, werkzaam was<br />
bij <strong>de</strong> aan Toxandrië grenzen<strong>de</strong> volken.<br />
„Mag men — zoo schrijft hij ver<strong>de</strong>r — <strong>de</strong> alou<strong>de</strong> overlevering<br />
gelooven, bevindt er zich in het dorp, Testrebant genaamd,<br />
niet ver van <strong>de</strong> Maas, een aangename, schaduwrijke<br />
plek, werwaarts Lambertus, na <strong>de</strong>n man Gods Willebrord als<br />
me<strong>de</strong>-verkondiger <strong>de</strong>s Evangelies te hebben aangenomen, zeer<br />
dikwijls placht af te zakken, om er <strong>de</strong> bereids gekersten<strong>de</strong><br />
menigte ver<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> werken van <strong>de</strong>n Christelijken Godsdienst<br />
te on<strong>de</strong>rwijzen" 1).<br />
In 't volgen<strong>de</strong> Hoofdstuk verhaalt hij „hoe <strong>de</strong> H. Landrada,<br />
op aanra<strong>de</strong>n van Lambertus, zich uit <strong>de</strong> wereld terugtrekt en<br />
na haren dood, later (postmodum) aan <strong>de</strong>n Heilige verschijnt;<br />
in het daarnavolgen<strong>de</strong>, „hoe <strong>de</strong> e<strong>de</strong>lman Hubertus, met zijne<br />
moei Oda, aan <strong>de</strong> wereld verzaakt," en ein<strong>de</strong>lijk, capite XIV,<br />
„hoe Lambertus optreedt tegen Pepijn en Alpaïs."<br />
Daar nu, wij kunnen zeggen alle, Kerkgeschiedschrijvers<br />
zoowel van Noord- als Zuid-Ne<strong>de</strong>rland eenparig aannemen, dat<br />
<strong>de</strong> H. Willebrord door Paus Sergius tot Bisschop werd aangesteld<br />
op St. Caeciliadag (22 Nov.) 696, en in 697 bezit van zijn<br />
zetel heeft genomen 2), kan <strong>de</strong> H. Lambertus niet reeds <strong>de</strong>n<br />
i7 <strong>de</strong>n<br />
September 696 ter ziele zijn gegaan.<br />
Na het verwerpen van Nicolaas' verhaal, waarop <strong>de</strong> be-<br />
1) Chap., I, p. 390.<br />
2) On<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re: Miraeus, Chron. Belg. ad annum, 696 en 697, uit Beda 1 5<br />
cap. 12; Molanus, Chron. SSum Belgii; De Castillion, „Series Episc. Ultraj. 'ad<br />
annum;' 696 en 697; Bucherius, „Res gestas" ad. annum, 6p6 en 607- Sirrhrrtus<br />
Gembl. bij Chap. I, p. 390.<br />
9 7<br />
'<br />
g e o n<br />
*'
9i<br />
wering, dat <strong>de</strong> H. Lambertus omtrent het jaar 700 gemarteld<br />
werd, gegrond was, moeten wij <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n aangeven, waarom wij<br />
vasthou<strong>de</strong>n aan het jaar 709.<br />
d e n<br />
In het jaar 667, <strong>de</strong>n 6<br />
Sepjember, vaardig<strong>de</strong> Hil<strong>de</strong>rik te<br />
Maastricht <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong> uit, betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> abdijen Malmedij en<br />
Stavelot; Bisschop Theodardus was daarbij tegenwoordig. Dit<br />
jaargetal kan, daar het bij allen vaststaat, als uitgangspunt onzer<br />
tijdberekening wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
Theodardus werd vermoord <strong>de</strong>n io <strong>de</strong>n<br />
September, nabij<br />
Spiers, toen hij op reis was naar <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n Koning Hil<strong>de</strong>rik,<br />
die aan <strong>de</strong>n Boven-Rijn vertoef<strong>de</strong>; dat kan dus niet hebben<br />
plaats gehad in hetzelf<strong>de</strong> jaaï, maar slechts een of twee jaar<br />
later, in 668 of 669.<br />
Vóór het jaar 669 heeft onze H. Lambertus bijgevolg <strong>de</strong>n<br />
Bisschopszetel niet bestegen.<br />
Nu komt het er slechts op aan, te weten hoe lang <strong>de</strong><br />
Heilige aan het hoofd van <strong>de</strong> Maastrichtsche Kerk stond.<br />
Veertig jaren, antwoor<strong>de</strong>n Nicolaas, Renerus, Bucherius,<br />
Roberti, Molanus, <strong>de</strong> Castillion, Miraeus, Fisen, en <strong>de</strong> schrijver<br />
van het Hist. Leod. Compendium 1).<br />
Gelijk men ziet, zijn dit nagenoeg <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> schrijvers, die<br />
<strong>de</strong>n Heilige laten sterven in 't jaar 696; volgens hen werd hij<br />
dan ook reeds Bisschop omstreeks 656, toen hij pas <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>r<br />
dom van ongeveer 20 jaren had bereikt.<br />
Wij zei<strong>de</strong>n reeds wat hen er toe gebracht, beter gezegd:<br />
verleid heeft, om <strong>de</strong>n marteldood van <strong>de</strong>n Heilige in genoemd<br />
jaar te stellen; hoe komen zij nu zoo eenparig aan <strong>de</strong> weten<br />
schap, dat Lambertus 40 jaren lang met <strong>de</strong> Bisschoppelijke<br />
waardigheid bekleed was ?<br />
Zijn zij nu beter ingelicht?<br />
Dit staat te lezen in <strong>de</strong> alou<strong>de</strong> „Vita S ü<br />
Hüberli", ge<br />
il Nicolaas, Renerus en Bucherius bij Chap. I.; Roberti, Vita St. Hub.; Molanus,<br />
Indiculus, p. 46; De Castillion, p. 215; Miraeus, Chron. Belg.; Fisen,<br />
Hist. Leod. ad annum; Hist. Leod. Comp. ad annum.
92<br />
schreven door een ongenoem<strong>de</strong> en uitgegeven door <strong>de</strong>n Jezuiet<br />
Joannes Roberti i).<br />
Verdient <strong>de</strong>ze „ Vita" in <strong>de</strong>ze vertrouwen ?<br />
De scherpzinnige Lambertus-vereer<strong>de</strong>r Jos. Demarteau wil,<br />
op het gezag van P. Ch. <strong>de</strong> Smedt, <strong>de</strong>n vervaardiger <strong>de</strong>zer<br />
„ Vita," niet bijzon<strong>de</strong>r veel bevoegdheid toekennen, wijl hij, „zijn<br />
waarheidslief<strong>de</strong> buiten kijf gelaten, met moeite <strong>de</strong> latijnsche taal<br />
hanteert en over het algemeen niet beantwoordt aan <strong>de</strong> eischen,<br />
welke men <strong>de</strong>n geschiedschrijver pleegt te stellen."<br />
„Men zou hem verslijten, schiijft <strong>de</strong> Smedt, voor een ka<br />
merdienaar, die, bij <strong>de</strong>n H. Hubertus in dienst getre<strong>de</strong>n niet<br />
lang na <strong>de</strong>zes aankomst te Luik, zijn heer overal gevolgd is tot<br />
aan het sterfbed, en die, van natuurswege be<strong>de</strong>eld met eenige<br />
schrijversgave, te boek stel<strong>de</strong> wat hij van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en won<br />
<strong>de</strong>rwerken zijns meesters wist, met het doel, tijdgenoot en na<br />
komeling te laten <strong>de</strong>elen in <strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring, welke hij.zelfvoor<br />
<strong>de</strong>n grooten Kerkvorst koester<strong>de</strong>.<br />
„En dat <strong>de</strong>ed hij zon<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re bronnen te raadplegen,<br />
afgaan<strong>de</strong> op zijn persoonlijke herinneringen en op die van per<br />
sonen van zijn slag."<br />
Aldus P. <strong>de</strong> Smedt.<br />
Demarteau teekent hierbij aan, dat <strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>r „ Vita"<br />
geen „kamerdienaar" van <strong>de</strong>n H. Hubertus was, maar kan door<br />
gaan „pour un clerc d'un ordre inférieur, attaché moins au pré<br />
lat qu'a une <strong>de</strong> ses églises, moins mêlc a sa vie intime qu'aiix<br />
cérémonies pontilicales" 2).<br />
Dus wel iets meer dan „une espèce <strong>de</strong> valet <strong>de</strong> chambre."<br />
Behou<strong>de</strong>ns alle waar<strong>de</strong>ering, waarop onzerzijds mannen<br />
van 't vak, als P. <strong>de</strong> Smedt en Demarteau, ontegenzeggelijk aan<br />
spraak kunnen maken, veroorloven wij ons hier <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
kantteekeningen.<br />
Niemand is er, die, ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>genen, welke 's mans<br />
1) t. a. p., bl. 21.<br />
2) J. Demarteau, Vie <strong>de</strong> St. Lambert, p 100.
§3<br />
stilzwijgen over Alpaïs niet billijken, geen groot gezag toekent<br />
aan <strong>de</strong> „Ges/a S/i Lamberti," beschreven door Go<strong>de</strong>scalk.<br />
Go<strong>de</strong>scalk nu gaat met het latijn niet zachthandiger om<br />
dan <strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>r gewraakte „Vita."<br />
Go<strong>de</strong>scalk's verhaal b even onvolledig als dat <strong>de</strong>r „Vila",<br />
om <strong>de</strong> doo<strong>de</strong>envoudige re<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> eene zoowel als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
schrijver zich ten doel had<strong>de</strong>n gesteld, min<strong>de</strong>r een eigenlijke<br />
geschie<strong>de</strong>nis samen te stellen, dan wel <strong>de</strong> voortreffelijke <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n<br />
van hunne Heiligen aan 't licht te brengen.<br />
Go<strong>de</strong>scalk verhaalt wat hij uit <strong>de</strong>n mond van getuigen,<br />
bij name van Lambertus' dienaar Dietwin, heeft vernomen, <strong>de</strong><br />
schrijver <strong>de</strong>r „Vita", „doué, gelijk <strong>de</strong> Smedt zelf erkent, par<br />
la nature <strong>de</strong> quelque talent littéraire," stelt te boek wat hij over<br />
zijn meester, ofwel zelf gehoord en gezien, ofwel zelf vernomen<br />
heeft, „entré au service <strong>de</strong> St. Hubert peu <strong>de</strong> temps après<br />
1'arrivée <strong>de</strong> celui-ci a Liége," en „ayant suivi partout son maitre<br />
jusqu'a la mort." En bij <strong>de</strong>zen arbeid raadpleegt hij, zoo niet<br />
an<strong>de</strong>ren, dan toch „ses souvenirs personnels et ceux <strong>de</strong>s gens<br />
<strong>de</strong> sa condition."<br />
Zou het getuigenis van zulk een man niet even goed eenige<br />
waar<strong>de</strong> hebben als dat van Go<strong>de</strong>scalk, <strong>de</strong>n H. Lambertus betreffen<strong>de</strong><br />
?<br />
Te meer daar het hier niets an<strong>de</strong>rs geldt dan een enkel<br />
punt, niets meer dan <strong>de</strong> vrij onschuldige vraag: hoe lang is <strong>de</strong><br />
onmid<strong>de</strong>llijke voorganger en leermeester van <strong>de</strong>n Bisschop, in<br />
wiens dienst gij staat, Bisschop geweest?<br />
Is 't aan te nemen, dat hij, om dit te weten, niet ontwikkeld<br />
genoeg was, of het getuigenis noodig had van an<strong>de</strong>ren,<br />
verheven boven <strong>de</strong> „gens <strong>de</strong> sa condition ?"<br />
Heel an<strong>de</strong>rs oor<strong>de</strong>elt over hem hoogleeraar Jos. Daris:<br />
„Le premier biographe <strong>de</strong> St. Hubert dit que St. Lambert<br />
a été évèque du diocèse pendant 40 ans. Son marlyre a donc<br />
en lieu en 708 ou 709.<br />
„Quelle confiance mérite eet écrivain?<br />
„A 1'époque <strong>de</strong> la mort <strong>de</strong> St. Lambert eet écrivain <strong>de</strong>-
94<br />
vaït déja être entré dans 1'age <strong>de</strong> 1'adolescence, et 13 ans plus<br />
tard il assista a la translation <strong>de</strong> ses reliques <strong>de</strong> Maestricht a<br />
Liége.<br />
„Dans ces <strong>de</strong>ux circonstances il doit avoir entendu répéter<br />
cent fois que St. Lambert avant été évêque du diocèse pendant<br />
40 ans.<br />
„Cet écrivain a été chapelain <strong>de</strong> St. Hubert, et il a pu<br />
apprendre <strong>de</strong> lui pendant combien d'années son prédécesseur<br />
avait régi Ie diocèse.<br />
„A 1'époque oü il écrivit la vie <strong>de</strong> St. Hubert vivaient<br />
encore plurieurs clercs, ordonnés prëtres par St. Lambert; il pouvait<br />
par conséquent s'informer prés d'eux <strong>de</strong> la durée <strong>de</strong> 1'épiscopat<br />
<strong>de</strong> ce Saint.<br />
„Les moyens <strong>de</strong> connaitre 1'exacte vérité ne lui faisaient<br />
pas défaut.<br />
„II est vrai qu'ilne savait pas bien la langue latine etqu'il<br />
a omis beaucoup <strong>de</strong> faits dans son écrit, mais les discours, qu'il<br />
met dans la bouche <strong>de</strong> St. Hubert, montrent qu'il avait <strong>de</strong><br />
1'intelligence et même <strong>de</strong> 1'éloquence.<br />
„D'ailleurs une gran<strong>de</strong> intelligence n'était pas requise pour<br />
savoir et retenir la durée <strong>de</strong> 1 episcopat <strong>de</strong> St. Lambert.<br />
„Le témoignage du biographe <strong>de</strong> St. Hubert, que St. Lambert<br />
a eu un épiscopat <strong>de</strong> 40 ans, doit donc être adopté, jusqu'a<br />
ce qu'on ait <strong>de</strong>s preuves plus certaines du contraire" 1).<br />
Wat <strong>de</strong> heer Demarteau zegt van P. <strong>de</strong> Smedt's aanval op<br />
<strong>de</strong>n schrijver <strong>de</strong>r „Vila", meenen wij met recht te kunnen toepassen<br />
op Daris' ver<strong>de</strong>diging <strong>de</strong>rzelf<strong>de</strong> „Vita": „Rien ne parait<br />
mieux fondé, plus justement observé que ces remarques."<br />
De oor<strong>de</strong>elen <strong>de</strong>r menschen over <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n persoon blijken<br />
ook hier vrij verschillend te kunnen wezen. P. <strong>de</strong> Smedt<br />
heet <strong>de</strong>n schrijver <strong>de</strong>r „Vita" „une espèce <strong>de</strong> valet <strong>de</strong> chambre",<br />
/. Demarteau laat hem doorgaan voor „un clerc d'un<br />
ordre inférieur", hoogleeraar Daris bevor<strong>de</strong>rt hem tot „chape-<br />
1) Daris, Hist. du Dioc. <strong>de</strong> Liége, p. 118 en 123.
95<br />
ïain <strong>de</strong> St. Hubert", <strong>de</strong> Bollandist Suijskens noemt hem „St. lïuberti<br />
discipulus vel familiaris."<br />
Deze laatste benaming kan men hem intusschen niet weigeren.<br />
d e<br />
Men leze slechts hoe in het X Hoofdstuk <strong>de</strong>r „Vita"<br />
schrijver verhaalt, dat hij zelf „cum condiscipulis meis" door <strong>de</strong><br />
voorspraak van <strong>de</strong>n H. Hubertus uit <strong>de</strong> wateren gered werd.<br />
Trouwens uit <strong>de</strong> vele door hem aangehaal<strong>de</strong> goedgekozen Schriftuurplaatsen<br />
blijkt voldoen<strong>de</strong>, dat hij tot <strong>de</strong>n geestelijken stand<br />
behoor<strong>de</strong>. Na <strong>de</strong> re<strong>de</strong>, door <strong>de</strong> „ Vita" <strong>de</strong>n H. Hubertus in het<br />
XII <strong>de</strong><br />
hoofdstuk in <strong>de</strong>n mond gelegd, te hebben weergegeven,<br />
roept <strong>de</strong> geschiedschrijver Darras met bewon<strong>de</strong>ring uit: „Telle<br />
était cette éloquence apostolique <strong>de</strong>s grands évêques, qui trempèrent<br />
si fortement dans la foi la nation francaise 1"<br />
In ie<strong>de</strong>r geval meenen wij, welke titel hem ook moge<br />
toekomen, dat hij, minstens genomen, genoeg vertrouwen verdient,<br />
om hetgeen wij van hem verlangen te weten, door ons<br />
aangenomen te zien.<br />
Hoogleeraar Kurth, die, zoo iemand, toch wel pleegt,<br />
alvorens hij iemand vertrouwen schenkt, eerst ter <strong>de</strong>ge <strong>de</strong>zes<br />
papieren in te zien, heeft blijkbaar van <strong>de</strong>n schrijver <strong>de</strong>r „ Vita"<br />
een hoogen dunk.<br />
In het breedvoerig betoog, vervat in zijne „Etu<strong>de</strong> critique"<br />
ten bewijze van Alpaïs' schuld aan Lambertus' dood, legt hij<br />
bijzon<strong>de</strong>r veel gewicht op het feit, dat er reeds een „scedula<br />
gestorum" <strong>de</strong>zes Heiligen bestond in <strong>de</strong> eerste helft <strong>de</strong>r VIII ste<br />
eeuw en vóór dat Go<strong>de</strong>scalk zijn „Gesta Sti. Lamberti" ten<br />
papiere bracht.<br />
Daarvoor maakt hij gebruik van een „précieux témoignage,<br />
qui n'a jamais été révoqué en doute par personne; il a été unanimement<br />
accepté par les adversaires comme par les partisans<br />
<strong>de</strong> la tradition liégéoise", (<strong>de</strong> oorzaak van Lambertus' dood betreffen<strong>de</strong>.)<br />
Waar heeft <strong>de</strong> schran<strong>de</strong>re oor<strong>de</strong>elkundige dat getuigenis gevon<strong>de</strong>n,<br />
uit welke geschiedbron dat kostbaar gegeven opgedolven ?
96<br />
Uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> „Vita Hubcrti", waaraan wij het zoo gemakkelijk<br />
te achterhalen feit ontkenen, dat Lambert 40 jaren het<br />
Bisschoppelijk purper heeft gedragen.<br />
Gewis, volgaarne bekennen wij het, dit bewijst nog volstrekt<br />
niet, dat <strong>de</strong> samensteller dier „ Vita" zich niet kan vergist<br />
hebben, toen hij <strong>de</strong>n H. Lambertus een 40-jarige Bisschoppelijke<br />
bediening toeschreef, doch onzes inziens wel, dat <strong>de</strong> heer<br />
G. Kurth hem al evenveel waar<strong>de</strong> toekent als <strong>de</strong> meesters in 't<br />
vak, <strong>de</strong> Bollandisten, die zich trouwens altoos on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
door hun vasthou<strong>de</strong>ndheid aan hetgeen uit <strong>de</strong> hooge oudheid tot<br />
ons is gekomen: „tenaces antiquitatis."<br />
Indien wij dit eenvoudig feit op het gezag van genoem<strong>de</strong><br />
„Vita" niet mogen aannemen, dan moeten wij ook zeggen, dat<br />
zij hoegenaamd geene geschiedkundige waar<strong>de</strong> heeft, en dan ware<br />
<strong>de</strong> door Kurth daaruit aangehaal<strong>de</strong> en zoo goed benuttig<strong>de</strong> zinsne<strong>de</strong><br />
door <strong>de</strong> „adversaires <strong>de</strong> la tradition liégeoise", — en daar<br />
zijn er vele en geduchte ook! — reeds over lang gewraakt, als<br />
zijn<strong>de</strong> zij herkomstig van een schrijver zon<strong>de</strong>r eenig gezag.<br />
Men zal opwerpen, dat wij <strong>de</strong>n Luikschen geschiedschrijvers<br />
in 't eene punt — het jaar van Lambertus' dood — tegenspreken,<br />
terwijl wij hen in 't an<strong>de</strong>re — <strong>de</strong> 40 jaren van Lambertus'<br />
bediening — volgen.<br />
Zeker, dat doen wij, doch wij hebben ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />
ontvouwd, waarom; omtrent het laatste punt beroepen zij zich<br />
op een geschiedbron, waaraan re<strong>de</strong>lijkerwijze vertrouwen kan<br />
wor<strong>de</strong>n geschonken, terwijl zij door een vergissing, waarvan<br />
hierboven <strong>de</strong> oorzaak werd aangegeven, die 40 jaren te vroeg,<br />
te vroeg ook wat Lambertus' leeftijd betreft, laten beginnen.<br />
Wat ons nog versterkt in onze meening, is het getuigenis<br />
van Theodoricus Trudonensis, die in zijn „Leven van <strong>de</strong>n H.<br />
Landrada -<br />
', tegen het ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r X[d
9?<br />
talk verhaalt, dat, namelijk, in <strong>de</strong>n nacht van zijn overlij<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
H. Lambertus zich begaf van zijne woning naar <strong>de</strong> daaraanbelen<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
kapel, en daarvoor gebruik maakte van een stok, hetgeen<br />
toch een vrij hoogen leeftijd schijnt aan te dui<strong>de</strong>n. In<br />
het jaar 709 nu zal Lambertus een goe<strong>de</strong> 70-er geweest zijn.<br />
Of wij nu beweren, dit vraagstuk uit alle haken en oogen,<br />
waarin het gewikkeld ligt, te hebben losgetornd f<br />
Wij on<strong>de</strong>rwin<strong>de</strong>n ons niet, dit te bevestigen, en volgaarne<br />
zijn wij bereid, te zwichten voor het eerste doorslaand bewijs,<br />
dat voor een tegenovergesteld gevoelen pleit.<br />
De dag van 17 September wordt door allen eenparig als<br />
<strong>de</strong> „dies natalis" van onzen Heilige aangenomen.<br />
Het twee<strong>de</strong> vraagpunt betreft <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, waarom onzen Hei<br />
lige het leven werd benomen.<br />
Go<strong>de</strong>scalk en die onmid<strong>de</strong>llijk op hem volgt, Stefanus,<br />
geven te verstaan, dat <strong>de</strong> H. Lambertus gevallen is als slachtoffer<br />
van <strong>de</strong> wraakzucht, bij <strong>de</strong>n hoveling Dodo opgewekt door<br />
<strong>de</strong>n moord, dien 'sBisschops neven, Petrus en Andoletus, gepleegd<br />
had<strong>de</strong>n op Gallus en Rioldus.<br />
Dodo, bloedverwant <strong>de</strong>r verslagenen, wreekte hun dood<br />
op Lambertus.<br />
Na <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> schrijvers evenwel komen monnik Hucbald<br />
(io <strong>de</strong><br />
eeuw), kanunnik Anselmus (n <strong>de</strong><br />
), kanunnik Nicolaas (i2 <strong>de</strong><br />
),<br />
en vervolgens <strong>de</strong> geheele reeks beken<strong>de</strong> Luiksche geschiedschrijvers,<br />
Roberti, Fisen, Foullon, Slusius en an<strong>de</strong>re, voor <strong>de</strong>n<br />
dag met een twee<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, waarom Dodo <strong>de</strong>n dood van <strong>de</strong>n<br />
H. Lambertus zou hebben bevolen.<br />
Ziehier, in korte trekken, <strong>de</strong> toedracht <strong>de</strong>r zaak, gelijk<br />
Nicolaas en latere schrijvers, die bij hem ter leen zijn gegaan,<br />
ze breedvoerig beschrijft.<br />
Pepijn van Herstal bestuur<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r Koning Theodorik<br />
met veel beleid en geluk het geheele Frankenrijk.<br />
Meestal verbleef hij te Jupille, door een brug over <strong>de</strong><br />
DE H. LAMBERTUS. ?
98<br />
Maas met Herstal verbon<strong>de</strong>n, en werd daar dikwijls door Lambertus<br />
bezocht.<br />
Zijn ga<strong>de</strong> Plectrudis had hem twee zoons geschonken,<br />
Drogo en Grimoald.<br />
Te Luik aan <strong>de</strong> Maas woon<strong>de</strong> een rijk en machtig heer,<br />
Dodo genaamd, groothofmeester van het paleis.<br />
Dodo had een zuster, Alpaïs geheeten, die on<strong>de</strong>r een<br />
minzaam uiterlijk een heerschzuchtigen aard verborg.<br />
Pepijn zag haar, werd door hartstocht vervoerd en schonk<br />
haar, nadat zij hem Karei Martel gebaard had, aan zijne zij<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> plaats, welke alleen toekwam aan <strong>de</strong> wettige gemalin. Deze<br />
werd verstooten.<br />
Uit vrees voor Pepijns ongena<strong>de</strong> meen<strong>de</strong>n vele Austrasische<br />
Bisschoppen voor het wangedrag <strong>de</strong>s Vorsten en <strong>de</strong> openbare<br />
ergernis <strong>de</strong> oogen te mogan sluiten, niet echter <strong>de</strong> kloeke Lambertus;<br />
<strong>de</strong>ze verhief ten hove zijn stem, om, toen alle va<strong>de</strong>rlijke<br />
vermaningen vruchteloos bleken, die euveldaad naar verdienste<br />
te brandmerken.<br />
Aanvankelijk bewogen, beloof<strong>de</strong> <strong>de</strong> hofmeier beterschap.<br />
Schoone Alpaïs echter wist die goe<strong>de</strong> voornemens te verij<strong>de</strong>len,<br />
en zond Dodo af op Lambertus, om hem tot toegeven<br />
over te halen.<br />
Geschenken, beloften, bedreigingen, niets kon baten; Lambertus<br />
hield niet op te herhalen het woord van Joannes Baptista<br />
tot Hero<strong>de</strong>s: „Het is niet geoorloofd," non licet.<br />
Verbitterd in zijn hart keer<strong>de</strong> <strong>de</strong> verlei<strong>de</strong>r van Lambertus terug,<br />
toen een noodlottige gebeurtenis zijn wrevel kwam vermeer<strong>de</strong>ren.<br />
Gallus en Rioldus, twee bloedverwanten van Dodo, had<strong>de</strong>n<br />
herhaal<strong>de</strong> malen strooptochten gehou<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren van<br />
<strong>de</strong> Kerk en van 's Bisschops neven, Petrus en Andoletus.<br />
Dezen vielen <strong>de</strong> stroopers aan en dood<strong>de</strong>n hen.<br />
Nu had Dodo een re<strong>de</strong>n, om zijne woe<strong>de</strong> aan Lambertus<br />
te koelen, en <strong>de</strong> gelegenheid daartoe werd hem spoedig gegeven.<br />
Pepijn was met zijn geheele hofhouding te Jupille aangekomen<br />
en verzocht Lambertus, zich eveneens <strong>de</strong>rwaarts te ver-
99<br />
Voegen, wijl hij over belangrijke staatszaken zijn wijzen raad<br />
wenschte te vernemen.<br />
Heimelijk echter wil<strong>de</strong> hij tusschen Lambertus en <strong>de</strong> beruchte<br />
Alpaïs een verzoening bewerken.<br />
Pepijn verwelkomt zijn gasten, doch verklaart, dat hij <strong>de</strong>n<br />
wijnbokaal niet aan <strong>de</strong> lippen zal brengen, aWorens <strong>de</strong> Bisschop<br />
daarover zijn zegen hebbe uitgesproken.<br />
Lambertus zegent Pepijns beker, en heft reeds <strong>de</strong> hand<br />
op, om <strong>de</strong> hem door <strong>de</strong> overige hooge gasten toegereikte bekers<br />
te zegenen, toen hij ont<strong>de</strong>kte, dat Alpaïs <strong>de</strong>n haren tusschen<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren had ingeschoven.<br />
„Ziet, sprak hij, verontwaardigd, ziet <strong>de</strong> onbeschaamdheid<br />
dier vrouw, door list tracht zij mij een goedkeuring van haar<br />
wangedrag te ontlokken. Zij bedriegt zich echter grootelijks."<br />
Onverwijld rees hij op uit zijn zetel en verliet het paleis.<br />
Pepijn, wel verbitterd, doch vol ontzag voor <strong>de</strong>n heiligen<br />
Bisschop, riep hem terug, hopen<strong>de</strong> nog altoos tot een minnelijke<br />
schikking te komen.<br />
Lambertus verscheen we<strong>de</strong>rom in <strong>de</strong> feestzaal, doch om<br />
te verklaren, dat hij niets an<strong>de</strong>rs dan zijn plicht had gedaan.<br />
Nu begon Pepijn hem te smeeken, met hem en Alpaïs<br />
toch vre<strong>de</strong> te maken, doch Lambertus brandmerkte in kalme,<br />
krachtige bewoordingen <strong>de</strong> schan<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n, welke aan het<br />
hof geschied<strong>de</strong>n.<br />
De Vorst, geen tegenspraak gewoon, ontstak in hevigen<br />
toorn en eischte, dat Lambertus aan Alpaïs, als aan zijne Vorstin,<br />
hul<strong>de</strong> bracht, hem bedreigen<strong>de</strong> zelfs met <strong>de</strong>n dood.<br />
Doch Lambertus, die over zijn eerbiedwaardig hoofd reeds<br />
zoovele stormen had zien voorbijvaren, antwoord<strong>de</strong>, dat Pepijn<br />
en Alpaïs niets beters te doen had<strong>de</strong>n dan boetvaardigheid.<br />
Daarop verliet hij het paleis.<br />
Onmid<strong>de</strong>llijk verzocht <strong>de</strong> zondaresse haren broe<strong>de</strong>r Dodo,<br />
<strong>de</strong>n Heilige aan haren wraaklust op te offeren, een taak, waartoe<br />
Dodo maar al te spoedig bereid werd gevon<strong>de</strong>n" i).<br />
I) Zie ver<strong>de</strong>r Nulens, bl. 92—102.
ioo -<br />
Episch is het hierboven zeer beknopt weergegeven verhaal<br />
zeer zeker in hooge mate, doch strookt <strong>de</strong> bewering, dat<br />
Lambertus gevallen is ter oorzake van zijn plichtmatig optre<strong>de</strong>n<br />
ter gunste van <strong>de</strong> huwelijkstrouw, met <strong>de</strong> geschiedkundige<br />
waarheid f<br />
Ziedaar <strong>de</strong> vraag.<br />
In bevestigen<strong>de</strong>n zin luidt het antwoord <strong>de</strong>r meesten.<br />
Dezen beroepen zich op het gezag, niet alleen van <strong>de</strong><br />
reeds genoem<strong>de</strong> schrijvers, maar ook van Ado, Aartsbisschop<br />
van Vienne, in Frankrijk, die omstreeks het jaar 858 in zijn<br />
Martyrologum schrijft: „Te Luik, villa publica, geboortedag<br />
„(voor <strong>de</strong>n Hemel) van <strong>de</strong>n H. Bisschop Lambertus, die, wijl<br />
„hij uit ijver voor <strong>de</strong>n Godsdienst het Koninklijk hof berispt<br />
„had, tehuis gekomen en in het gebed verdiept, door booze<br />
„mannen, uit <strong>de</strong>n hove gezon<strong>de</strong>n, vermoord is gewor<strong>de</strong>n."<br />
„ Tungrensi diocesi, in Leodio, villa publica, nalalis Si. Lamberti<br />
Ep. Qui, dum regiam domum, zelo religionis accensus, incr<br />
passet, cum, rediens, oraiioni incumberet, ab iniquissimis viris, d<br />
palatio missis, improvise conclusus, intra domum ecclesiae occidi<br />
Deze Ado, zegt Kurth, die hiervoor doorslaan<strong>de</strong> bewijzen<br />
aangeeft 1), was niet alleen een zeer geleerd en bereisd man,<br />
maar had ook alle gelegenheid om op <strong>de</strong> hoogte te wezen van<br />
hetgeen hij verhaal<strong>de</strong>, in een woord iemand, op wien men staat<br />
kan maken.<br />
Ado's tekst werd omstreeks het jaar 900 gevolgd d»or<br />
Regino, abt van Pruim, insgelijks een zeer bekwaam man, in<br />
d e<br />
zijn kronijk, en door Notker, (ein<strong>de</strong> !X eeuw) in zijn „Martyrologium"<br />
2).<br />
Ver<strong>de</strong>r hechten zij veel gewicht aan hetgeen Marcellinus,<br />
in zijn „Vita Sti Swiberti," verhaalt, hoe, namelijk, in het jaar<br />
714 Pepijn van Herstal, treuren<strong>de</strong> om <strong>de</strong>n onschuldigen dood<br />
van <strong>de</strong>n H. Lambertus, doodziek was gewor<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> H. Swi-<br />
1) Kurth. Et. crit., p. 79.<br />
2) Daris, p. 112; Kurth, Et. crit., p. 78.
101<br />
bertus door eenige voorname mannen werd aangezocht, <strong>de</strong>n<br />
sterven<strong>de</strong>n Vorst te bezoeken.<br />
Allereerst begaf zich <strong>de</strong> Heilige naar Plectrudis, Hertogin<br />
van Austrasië, te Keulen, die hem bad, Pepijn over te halen,<br />
Pepijns en hare wettige kin<strong>de</strong>ren, Drogo en Grimoald, met te<br />
onterven ten bate van Karei Martel, <strong>de</strong>n onwettigen zoon, br,<br />
Alpaïs verwekt.<br />
Ver<strong>de</strong>r verklaar<strong>de</strong> zij <strong>de</strong>n Heilige, dat <strong>de</strong> H. Lamber<br />
tus ter dood was gebracht, wijl hij Pepijn over zijn ongeoorloofd<br />
samenzijn met Alpaïs streng had berispt" i).<br />
Deze meening werd in <strong>de</strong>n laatsten tijd voorgestaan door<br />
Mgr. Namiche, Fr. Nulens, P. P. Albers, doch vooral met klem<br />
en op <strong>de</strong>gelijk oor<strong>de</strong>elkundige gron<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>digd voor/w. De<br />
marteau en Go<strong>de</strong>froid Kurth 2).<br />
Demarteau maakt terecht veel ophef van <strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds zeld-<br />
zamen moed, door monnik Hucbald aan <strong>de</strong>n dag gelegd; <strong>de</strong>ze<br />
immers bracht zijn meening ruiterlijk te ber<strong>de</strong>.<br />
Men verhaalt - zoo schrijft <strong>de</strong>ze - en velen herhalen het,<br />
dat Bisschop Lambertus bij Dodo's vrien<strong>de</strong>n gehaat was, wijl hij<br />
zijn verontwaardiging had te kennen gegeven over het wange<br />
drag van Dodo's zuster, welke <strong>de</strong> Vorst, ten spijt van alle ze-<br />
<strong>de</strong>wet, tij<strong>de</strong>ns het leven van zijne gemalin, als bijzit had genomen.<br />
Dodo's trotschheid werd daardoor grooter.<br />
"Toen hij <strong>de</strong>n moord <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs (Gallus en Rioldus)<br />
vernam, beraam<strong>de</strong> hij, gedachtig hetgeen van zijn zusters euvel<br />
daad gezegd was, <strong>de</strong>n aanslag op het leven <strong>de</strong>s Btsschops' .<br />
Fertur enim trito multis sermone, quod esset<br />
Praesul Landbertus diris invisus amicis<br />
Pravi Dodonis, pallens ob stupra sororis<br />
Illius ad regem, quam cum conjuge viva<br />
Ducebat pellicem proculcans jura pudoris.<br />
Hinc et Dodo suum plus exaltabat honorem,<br />
Qui noscendo neces dictorun corpore fratum,<br />
I) Marcell, t. a. p., cap. 25. . ... , l b. Ai b. Th. 1896;
102<br />
Sai memor in dictis, quae sunt <strong>de</strong> carne sororis,<br />
Praesulis exitium coepit disquirere sacrum,<br />
Expiorando vias, quibus hunc occi<strong>de</strong>re posset."<br />
Dit is zeker een zeer merkwaardig getuigenis, daar het wordt<br />
afgelegd door een schrijver, die niet slechts tijdgenoot was van<br />
<strong>de</strong>n Bisschop Stefanus (anno 903 tot 920), maar <strong>de</strong>zen Kerkvoogd<br />
ook Z1jn gedicht over Lambertus opdroeg.<br />
Huebald stond evenwel niet alleen. Wij wezen reeds op <strong>de</strong>n<br />
tekst van Ado, Regino en Notker.<br />
_ „Reeds vóór <strong>de</strong> iz* eeuw bestond er, naar Anselmus getuigt,<br />
m het Luikerland een geschrift, waarin <strong>de</strong> dood van <strong>de</strong>n<br />
H. Lambertus werd geweten aan <strong>de</strong> wraakzucht van Alpaïs; Pepijnhad<br />
zijn wettige gemalin verstooten, en werd <strong>de</strong>swege door<br />
Lambertus herhaal<strong>de</strong>lijk berispt. Reeds stond hij op het punt<br />
voor Lambertus' vermaningen te zwichten, toen Alpaïs, beducht<br />
voor haren invloed, door haren broe<strong>de</strong>r Dodo <strong>de</strong>n H. Bisschop<br />
<strong>de</strong>ed vermoor<strong>de</strong>n" 1).<br />
„De H. Lambertus, - schrijft Dr. Alb. Thijm - hooggeacht<br />
en geliefd door duizen<strong>de</strong>n Christenen, werd het slachtoffer<br />
van zijnen strijd voor <strong>de</strong> Kerk en hare tucht.<br />
„Men kan op zeer gegron<strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstellingen aantoonen,<br />
dat hij vermoord is ten gevolge van zijn waarschuwingen aan<br />
Pepijn van Herstal, zijne Alpaïs te verlaten" 2).<br />
Wat <strong>de</strong>ze meening bijzon<strong>de</strong>r veel gewicht mee<strong>de</strong>elt, is het<br />
door niemand geloochend feit, dat Pepijn waarlijk in overspel<br />
leef<strong>de</strong> met Alpaïs, en veeltijds in het Bisdom Maastricht, hetzij<br />
te Jupille hetzij te Herstal, verwijl<strong>de</strong>.<br />
Het spreekt van zelf, dat <strong>de</strong> H. Lambertus zulk een ergernis<br />
met dul<strong>de</strong>n mocht en met Apostolische vrijmoedigheid<br />
daartegen moest opkomen.<br />
Alhoewel nu dit wangedrag een geschiedkundig feit was<br />
in <strong>de</strong> dagen, dat Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus schreven, aan elkeen<br />
bekend^iebben bei<strong>de</strong>n daarvan geen gewag gemaakt.<br />
E t<br />
Hiir.VBrf ' C<br />
' r<br />
"- P<br />
'<br />
8) T. a. p., bl. 201.<br />
A n<br />
" l m U S G e S ( a P o n t<br />
' "
103<br />
Na<strong>de</strong>maal dit stilzwijgen door <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>rs ter gunste<br />
hunner meening wordt aangewend, dienen hier <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen uiteengezet,<br />
welke genoem<strong>de</strong> oudste schrijvers had<strong>de</strong>n, om <strong>de</strong><br />
ware toedracht <strong>de</strong>r zaak te verbloemen.<br />
Een allereerste re<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n wij reeds bij Siegbert van<br />
d e<br />
Gembloux (n eeuw): „Go<strong>de</strong>scalk heeft ons, zoo schrijft hij,<br />
wel een waar verhaal van Lambertus' da<strong>de</strong>n opgesteld, maar<br />
over <strong>de</strong> oorzaak van 'sBisschops dood niet oprecht durven<br />
spreken." „De causa marlyrii parum libero ore locutus est."<br />
Anselmus oor<strong>de</strong>elt niet an<strong>de</strong>rs: „De schrijver van dit leven<br />
heeft <strong>de</strong> oorzaak van Lambertus' dood daarom verzwegen, wijl<br />
hij vrees<strong>de</strong> te beleedigen <strong>de</strong>genen, op wier afkomst zulk een<br />
smet kleef<strong>de</strong>" i).<br />
Het mag gewis bevreem<strong>de</strong>nd heeten, schrijft Nicolaas<br />
(i2 d e eeuw), dat Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus <strong>de</strong> roemrijke en zoo<br />
groot een priester waardige oorzaak van lij<strong>de</strong>n en sterven stilzwijgend<br />
voorbijgingen."<br />
„Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus, getuigt Chapeaville in zijne „An-<br />
notationes" op Anselmus, hebben met opzet <strong>de</strong> ware re<strong>de</strong>n ver<br />
zwegen, wijl zij schreven in een tijd, dat afstammelingen van<br />
Pepijn en Alpaïs het land regeer<strong>de</strong>n, en zij vrees<strong>de</strong>n, die mach<br />
tige heeren te beleedigen."<br />
En later, in zijne aanteekeningen op Go<strong>de</strong>scalk, meent hij<br />
nogmaals <strong>de</strong>n lezer daarvoor te moeten waarschuwen 2).<br />
Om hunne vreesachtigheid wor<strong>de</strong>n zij dan ook door Ba-<br />
ronius vrij onzacht gelaakt 3).<br />
Hierin echter volg<strong>de</strong>n zij slechts het gebruik, wij zou<strong>de</strong>n<br />
zeggen, <strong>de</strong>n tijdgeest, heerschen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kronijkschrijvers<br />
dier dagen.<br />
Al zou men ook met Dr. P. Alb. Thijm niet durven beweren,<br />
dat „<strong>de</strong> majordomen en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwsche vorsten het<br />
erop aan leg<strong>de</strong>n, personen in <strong>de</strong> kloosters te doen tre<strong>de</strong>n, die<br />
1) Anselmus, Mon. Hist. Germ. T. VII, c. 8, bij Kurth, p. 71.<br />
2) Chap. T. I, p. 121 en 342.<br />
3) Baron., Annal., T. III.
104<br />
een wakend oog moesten hou<strong>de</strong>n vooral over <strong>de</strong> wijze, waarop<br />
<strong>de</strong> da<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s regeeren<strong>de</strong>n vorsten, of die zijns geslachts, in <strong>de</strong><br />
kloosterkronijk te boek gesteld wer<strong>de</strong>n" i), moet men toch wel<br />
bekennen, dat <strong>de</strong> meeste schrijvers on<strong>de</strong>r een zekeren invloed<br />
ston<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Frankische Vorsten en <strong>de</strong> Pepijnen, die stichters<br />
of weldoeners waren van zoovele abdijen, kloosters en kerken.<br />
,.A1 waren ook grooten<strong>de</strong>els <strong>de</strong> Vorsten uit het Merovingisch<br />
stamhuis slechts half-Christen - schrijft <strong>de</strong> Montalembert -<br />
toch wer<strong>de</strong>n zij door <strong>de</strong> kronijkschrijven<strong>de</strong> monnikken geprezen."<br />
„Men moet veel vergeven, zei <strong>de</strong> H. Remigius, aan die<br />
het Geloof beschermen en hun land bevrij<strong>de</strong>n" 2).<br />
„Even als <strong>de</strong> Merovingers - schrijft op zijne beurt Kurth -<br />
had<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> hofmeiers hunne bewon<strong>de</strong>raars, hunne geschiedschrijvers.<br />
„II faut se souvenir que les Karolingiens, restaurateurs et<br />
protecteurs <strong>de</strong>s lettres, ne négligèrent pas d'en faire un instrument<br />
<strong>de</strong> leur gloire. II y avait une historiographie Karolingienne<br />
dans toute la force du terme; il y avait une categorie d'écrivains<br />
entièrement k la dévotion <strong>de</strong> la dynastie nouvelle" 3).<br />
Bewijzen daarvoor vindt men in <strong>de</strong> meermalen genoem<strong>de</strong><br />
werken van Dr. Alb. Thijm, /os. Demarteau en G. Kurth bij<br />
<strong>de</strong> vleet.<br />
Bij het doorbla<strong>de</strong>ren van het 1 i<strong>de</strong> hoofdstuk, door een ongenoemd,<br />
ons tevens onbekend schrijver, anno 735 toegevoegd aan<br />
<strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Franken van <strong>de</strong>n H. Gregorius Turonensis,<br />
stteten wij op eene bladzij<strong>de</strong>, welke ten <strong>de</strong>ze zeer leerzaam mag<br />
heeten.<br />
Schrijver maakt er (no 100) melding van Pepijn en diens<br />
„e<strong>de</strong>le en zeer schran<strong>de</strong>re gemalin, Plectrudis, welke hem (Pepijn)<br />
twee zonen schonk: Drogo en Grimoald." „Uxor nobilis et Pru<strong>de</strong>ntissima,<br />
nomine Pliltrudis."<br />
Tenauwernood een bladzij<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r (n° 103) geeft hij ons<br />
n D r Th<br />
V m<br />
'<br />
a<br />
- P-. bl. 9 noot en bl. 19e.<br />
2) De Mont., Les moines d'Occi<strong>de</strong>nt, T. II, n. 278<br />
3) Kurth, Et. crit., p. 33 en 62.
IOS •<br />
te lezen, dat „genoem<strong>de</strong> Pepijn eene an<strong>de</strong>re echtgenoote nam,<br />
die even e<strong>de</strong>l als schoon en Alpaïs genaamd was". „Praefaius<br />
Pipinus aliam duxit uxorem nobilem et elegantem, nomine Alpheïdam."<br />
„Deze ,,uxor"(\}) schonk hem een zoon, dien hij Karei noem<strong>de</strong>.<br />
De schoone knaap groei<strong>de</strong> op en werd een uitstekend man".<br />
„Ex qua genuit filium... Carolum: crevitque puer elegans, atque<br />
egregius factus est."<br />
Verkeert wellicht <strong>de</strong> man, die over Alpaïs en haar kind<br />
zoo „con amoré" schrijft en haar zon<strong>de</strong>r blikken noch blozen<br />
Pepijns „echtgenoote" heet, in <strong>de</strong>n waan, dat <strong>de</strong> „e<strong>de</strong>le en<br />
zeer wijze" Plectrudis reeds was overle<strong>de</strong>n i<br />
Geenszins, want op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>r hetzelf<strong>de</strong><br />
nommer (103), geen zo regels ver<strong>de</strong>r, meldt hij, dat Pepijn, na<br />
27 jaren aan het hoofd <strong>de</strong>s bewinds te hebben gestaan, bij zijn<br />
overlij<strong>de</strong>n een zoon achterliet, Karei, en dat, naar eigen goeddunken,<br />
Plectrudis <strong>de</strong> zaken bered<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. „Post obitum ejus,<br />
Plichtrudis, matrona praefata, suo consilio atque regimine cuncta<br />
agebat."<br />
Ook <strong>de</strong>ze schrijver rept met geen enkel woord van <strong>de</strong>n<br />
moord, aan <strong>de</strong>n kloeken Bisschop Lambertus gepleegd; alleen<br />
meldt hij, dat „Grimoald, bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kerk van <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />
Martelaar, door Rantgarius vermoord werd:" „in basilica<br />
sancti Landberti mariyris."<br />
Martelaar, door wien gedood?... Geen woord daarover.<br />
Waarom zulk eene gewis toch geruchtmaken<strong>de</strong> euveldaad<br />
verzwegen ?<br />
Zou men niet moeten <strong>de</strong>nken aan het opzet, toch in geen<br />
geval melding te maken van iets, dat smet of blaam kon werpen<br />
op <strong>de</strong>n dapperen en gelief<strong>de</strong>n Karei Martel, spruit <strong>de</strong>r beruchte<br />
bijzit ?<br />
Op <strong>de</strong> zoo gruwelijk verongelijkte Plectrudis, Pepijns wettige<br />
gemalin, kwam het blijkbaar zoo bijster niet aan.<br />
Men oor<strong>de</strong>ele: eerst heette zij „e<strong>de</strong>le en zeer schran<strong>de</strong>re<br />
ga<strong>de</strong>", „uxor nobilis et pru<strong>de</strong>ntissima," daarna „voornoem<strong>de</strong>
io6<br />
e<strong>de</strong>lvrouw", „matrona proefata", kwalijk 15 regels ver<strong>de</strong>r (n° 105)<br />
daalt ze nog lager in rang en aanzien.<br />
„Karei — heet het nu —, door genoem<strong>de</strong> vrouw Plectrudis<br />
in bewaring gehou<strong>de</strong>n, wordt met Gods hulpe bevrijd".<br />
„Carolus dux, a praefata foemina Plechtru<strong>de</strong> sub cusiodia <strong>de</strong>tentus,<br />
Dei auxilio liberatus est."<br />
Voorwaar, zooveel hoffelijkheid ontaardt in hoofschheid.<br />
Zelfs felle Ebroïn wordt door onze kronijkschrij vers zooveel<br />
mogelijk ontzien. Als Koning Theodorik zijn woesten gunsteling<br />
vrij spel geeft, en <strong>de</strong>ze Leo<strong>de</strong>garius <strong>de</strong> oogen doet uitsteken en<br />
Lambertus in ballingschop drijft, zegt brave Go<strong>de</strong>scalk, dat „<strong>de</strong><br />
Duivel, verbeten op al wat goed is, het hoofd verheft", en Stefanus,<br />
dat „<strong>de</strong> Booze er in slaag<strong>de</strong>, venijn te storten in <strong>de</strong> harten van<br />
velen" 1).<br />
Bij het beken<strong>de</strong> „II faut juger les écrits d'apres leur date"<br />
zullen wij inlasschen: „et les écrivains."<br />
Denkelijk zal men 't nu, zoo niet billijken, dan toch min<br />
of meer vergoelijken, dat Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus <strong>de</strong> geheele<br />
schuld van Lambertus' dood toeschrijven aan Dodo, die, toen<br />
zij hun „Gesta" in 't licht gaven, reeds op zichtbare wijze door<br />
Gods wraak was getroffen (ware Dodo nog in leven geweest,<br />
dan had<strong>de</strong>n zij misschien op een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n bedacht moeten<br />
wezen); en zelfs van Pepijns misdadige betrekking tot Alpaïs met<br />
geen enkel woord melding maken, terwijl toch Karei Martel<br />
het levend bewijs ervan was.<br />
„Overigens, zoo merkt <strong>de</strong> eerw. heer Nulens terecht aan, is<br />
het zwijgen van een geschiedschrijver, die om een Vorst te<br />
ontzien (te vleien, zegt schrijver), een feit, door an<strong>de</strong>ren vermeld<br />
en in <strong>de</strong> gedurige overlevering <strong>de</strong>r Kerk van Luik bewaard,<br />
in <strong>de</strong>n doofpot stopt, niet voldoen<strong>de</strong>, om het zon<strong>de</strong>r<br />
tegenspraak weg te nemen. Dan immers zou men ook ver<strong>de</strong>r<br />
moeten gaan, en zelfs het bestaan van Alpaïs loochenen, <strong>de</strong>wijl<br />
men haar naam bij Go<strong>de</strong>scalk niet eens vermeld kan vin<strong>de</strong>n" 2).<br />
1) Zie Chapeav., T. I., p. 327 et 357,<br />
2) Nulens, t. a. p., bl. 119.
io7 -<br />
Er is nog een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n, waarom bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> schrijvers<br />
<strong>de</strong> ware oorzaak van Lambertus' marteldood niet hebben aangegeven.<br />
Deze re<strong>de</strong>n ligt in <strong>de</strong>n aard van <strong>de</strong>n letterarbeid, door<br />
hen on<strong>de</strong>rnomen; daarover zei<strong>de</strong>n we reeds een enkel woord<br />
in onze „Voorre<strong>de</strong>."<br />
Go<strong>de</strong>scalk, van Stefanus geldt hetzelf<strong>de</strong>, beschouw<strong>de</strong> bij<br />
het opstellen <strong>de</strong>r „Gesta" of, naar hoogleeraar Kurth wil, bij<br />
het bewerken <strong>de</strong>r reeds bestaan<strong>de</strong> „scedulagestorum," <strong>de</strong>n Heilige<br />
min<strong>de</strong>r als een geschiedkundige persoonlijkheid dan als Heilige,<br />
wiens <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n hij <strong>de</strong>r Geestelijkheid en <strong>de</strong>n volke ter bewon<strong>de</strong>ring<br />
en ter navolging wil<strong>de</strong> voorstellen. Hij wil<strong>de</strong> eer<br />
een stichtend boek dan wel een eigenlijk geschiedverhaal<br />
schrijven.<br />
Dit blijkt zonneklaar uit hetgeen hij in <strong>de</strong>n „Prologus",<br />
waarme<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> „Gesta" inleidt, heeft aangeteekend.<br />
Een werk, in dien zin opgevat en met die bedoeling geschreven,<br />
behoeft, natuurlijk, niet te beantwoor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> eischen,<br />
welke men aan <strong>de</strong> pennevrucht van een geschiedschrijver moet<br />
stellen.<br />
Zoo kunnen wij ons verklaren, waarom <strong>de</strong>ze „ Gesta" geen<br />
volledig levensbericht van <strong>de</strong>n Heilige te lezen geven, en waarom,<br />
meer in het bijzon<strong>de</strong>r, daarin geen melding gemaakt wordt van<br />
het droevig hofschandaal, dat aanleiding gaf voor zijn marteldood.<br />
Go<strong>de</strong>scalk meen<strong>de</strong> zijn doel: stichting op te wekken, beter<br />
te bereiken door van <strong>de</strong> Alpaïs-geschie<strong>de</strong>nis geen enkel woord<br />
te reppen, en <strong>de</strong>n Heilige, even als zijn voorganger en gelief<strong>de</strong>n<br />
leermeester Theodardus, te laten vallen on<strong>de</strong>r het moor<strong>de</strong>nd<br />
staal van <strong>de</strong> vrijbuiters, die we<strong>de</strong>rrechtelijk Kerkgoe<strong>de</strong>ren had<strong>de</strong>n<br />
geschon<strong>de</strong>n, een euveldaad, waartegen hij, in het belang<br />
van Kerk en kud<strong>de</strong>, als een goed her<strong>de</strong>r, met Apostolischen<br />
moed dorst op te tre<strong>de</strong>n.<br />
„Evi<strong>de</strong>mment, schrijft Kurth, il ne se soucie guère d'être<br />
complet, parcequ'il veut édifier plutot que raconter, parcequ'il
ioS<br />
croit travailler pour le salut <strong>de</strong>s ames plütot que dans 1'intéret<br />
<strong>de</strong> 1'histoire" i).<br />
De schrijvers <strong>de</strong>r „Histoire littéraire <strong>de</strong> France" maken<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aanmerking: „II passé trop légèrement sur la plupart<br />
<strong>de</strong>s faits, pour se livrer aux réflexions. II est vrai qu'il prit<br />
peut-être ce parti, pour mieux satisfaire au but, qu'il s'était proposé,<br />
d'écrire pour 1'édification <strong>de</strong>s fidèles."<br />
„Waar <strong>de</strong> zaak zich <strong>de</strong>rwijze verhoudt, gaat Kurth voort,<br />
is men niet gerechtigd, uit Lambertus' leven een bijzon<strong>de</strong>rheid<br />
te verwerpen, om <strong>de</strong> enkele re<strong>de</strong>n, dat ze in <strong>de</strong>n schrijver van<br />
dit leven niet vermeld staat."<br />
Voegt men nu bei<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen, door ons ontvouwd, te<br />
zamen, dan zal men, onzes inziens, zijn overtuiging geen geweld<br />
behoeven aan te doen, om toe te stemmen, dat het stilzwijgen<br />
van Go<strong>de</strong>scalk en Stefanus zeer goed verklaarbaar is.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>zer meening dienen vooral <strong>de</strong><br />
Bollandisten te wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />
Zij hou<strong>de</strong>n vast aan <strong>de</strong> lezing naar Go<strong>de</strong>scalk.<br />
„Ik kan zeer goed vermoe<strong>de</strong>n, schrijft onze Suijskenus,<br />
wat <strong>de</strong>n schrijvers aanleiding heeft gegeven om te meenen, dat<br />
<strong>de</strong> H. Lambertus als een an<strong>de</strong>r Joannes Baptista gevallen is ten<br />
slachtoffer van <strong>de</strong> wraakzucht eener an<strong>de</strong>re Herodias.<br />
„Zij ston<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong>ze geschiedkundige feiten : De H. Lambertus,<br />
zijn stem verheffen<strong>de</strong> tegen het ergerlijke gedrag van<br />
Pepijn en zijn bijzit Alpaïs — en — <strong>de</strong> H. Lambertus te Luik<br />
vermoord door Dodo, Pepijns vermogend hoveling 2).<br />
„Nu lag het voor <strong>de</strong> hand, dat zij dien gewelddadigen<br />
dood aan geene an<strong>de</strong>re oorzaak toeschreven, te meer wijl het<br />
sneven ter ver<strong>de</strong>diging van <strong>de</strong>n wettigen, heiligen huwelijksband,<br />
en wel tegen een oppermachtigen gebie<strong>de</strong>r, <strong>de</strong>n Heilige niet<br />
an<strong>de</strong>rs dan tot hoogen roem kon<strong>de</strong> strekken.<br />
„Dat evenwel in het jaar 709 Pepijn verre van Maastricht<br />
1) Kurth, Et. crit., p. S9-<br />
2) Ghesq. t. a. p., no. 117.
ÏOf)<br />
Verwij<strong>de</strong>rd was en bijgevolg aan Lambertus' dood geen schuld<br />
had, bewijzen, gaat <strong>de</strong> Bollandist voort, vier ou<strong>de</strong> jaarboekschrijvers<br />
:<br />
„De Annales Nazariani: „In 709 toog Pepijn naar Allemannië."<br />
„De Annales Petaviani: „790, toen <strong>de</strong> heer Pepijn naar<br />
Swaben trok tegen Wilarius"<br />
„De Annales Tiliani: „709 oorloog<strong>de</strong> Pepijn in Swabenland"<br />
„De Annales Metenses: „In het jaar 709 voer<strong>de</strong> Pepijn een<br />
leger te vel<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> Allemannen en bevocht op hen een<br />
schitteren<strong>de</strong> zegepraal" 1).<br />
„Dit hel<strong>de</strong>rt ons op, wat an<strong>de</strong>rs onverklaarbaar zou wezen,<br />
waarom namelijk Pepijn zich niet verzette tegen <strong>de</strong> schending<br />
<strong>de</strong>r Kerkelijke bezittingen, daar Gallus en Rioldus, ge<strong>de</strong>kt door<br />
<strong>de</strong> macht van hun bloedverwant, Dodo, zich <strong>de</strong> afwezigheid<br />
van Pepijn ten nutte kon<strong>de</strong>n maken, om hun boos opzet door<br />
te drijven.<br />
„Ook Dodo kon zich na<strong>de</strong>rhand, zon<strong>de</strong>r vreeze voor ongena<strong>de</strong>,<br />
over <strong>de</strong>n moord, aan Gallus en Rioldus gepleegd, wreken,<br />
niet slechts op <strong>de</strong> da<strong>de</strong>rs ervan, maar ook op Lambertus zeiven,<br />
die zeker niet in gebreke was gebleven, tegen <strong>de</strong> schennis van<br />
het Kerkelijk eigendomsrecht zijne bezwaren in te dienen bij <strong>de</strong><br />
heeren gezagvoer<strong>de</strong>rs ten hove.<br />
„Waarom — kan men vragen — liet Pepijn, die Lambertus<br />
toch zoo lange jaren gekend, geacht en bemind had, <strong>de</strong>n gruwelijken<br />
moord, op zoo hoog en heilig een man gepleegd, ongestraft f<br />
„Geduren<strong>de</strong>Pepijns afwezigheid — antwoordt Suijskens —<br />
had Dodo tijd en gelegenheid genoeg, om re<strong>de</strong>nen te verzinnen<br />
tot verkleining zijner schuld, en om voorsprekers, indien hij die<br />
noodig had, voor zich te winnen.<br />
„Te zijner verontschuldiging kon hij voorgeven <strong>de</strong>n moord,<br />
op zijn verwanten begaan, en daarenboven zich beroepen op<br />
<strong>de</strong>n trouwen dienst, <strong>de</strong>n Vorst se<strong>de</strong>rt jaren bewezen.<br />
1) Ghesq., t. a. p., no. 103.
Ito<br />
„Ein<strong>de</strong>lijk kwam hem won<strong>de</strong>r goed te sta<strong>de</strong> <strong>de</strong> drie-jarenlange<br />
duur van <strong>de</strong>n oorlog, waarin Pepijn in het verre Duitschland<br />
was gewikkeld, zoodat <strong>de</strong> Vorst, in ernstige staatkundige<br />
beslommeringen verdiept, het niet raadzaam noch wenschelijk<br />
achtte, wraak te nemen over het bloed, door een zijner voornaamste,<br />
rijkste, machtigste hovelingen vergoten i).<br />
„Zoo blijft het gezag van Lambertus' oudste levensbeschrijvers<br />
onaangetast.<br />
„Toch vereer ik — gaat hij voort — <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />
gevallen in <strong>de</strong>n strijd tot handhaving van het heilig eigendomsrecht<br />
zijner Kerk, en bijgevolg van het heil zijner kud<strong>de</strong>, als<br />
Martelaar, even goed als <strong>de</strong>n H. Theodardus, zijn voorganger,<br />
wien niemand ooit <strong>de</strong> eer van het Martelaarschap heeft betwist<br />
2).<br />
„Wat Ado en Marcellinus, wier getuigenis door <strong>de</strong> voorstan<strong>de</strong>rs<br />
<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re meening wordt aangehaald, betreft, dit bewijs<br />
legt niet veel gewicht in <strong>de</strong> weegschaal.<br />
„Uit Ado's woor<strong>de</strong>n, merkt <strong>de</strong> Bollandist aan, kan men,<br />
evenmin als uit hetgeen men, als voor <strong>de</strong>ze zaak dienen<strong>de</strong>, zou<br />
aanhalen uit Beda, uit Florus, uit Rabanus Matirus, uit Notgerus<br />
en Usuardus, die toch na Go<strong>de</strong>scalk <strong>de</strong> oudste bronnen<br />
zijn, iets opmaken, waaruit Alpaïs' me<strong>de</strong>plichtigheid aan <strong>de</strong>n<br />
moord zou kunnen blijken 3).<br />
„Ook <strong>de</strong> „leerling, tevens geschiedschrijver van <strong>de</strong>n H. Hubertus,"<br />
rept er geen woord van.<br />
„De „ Vita Sli Swiberli," waarop men zich beroept, en die<br />
door <strong>de</strong>n II. Marcellinus zou geschreven zijn, komt Henschenius<br />
en Bollandus, allerminst genomen, zeer verdacht voor, en wordt<br />
door gezaghebben<strong>de</strong> geschiedvorschers, met name door Mabillon,<br />
Cointius, Pagius en Longuevallus, geheel en al ter zij<strong>de</strong> geschoven<br />
als zijn<strong>de</strong> het een boek vol fabelen" 4).<br />
1) Ghesq., t. a. p., no. 125.<br />
2) ,, „ no. 128.<br />
3) ,1 „ nos. 115, 116, 117.<br />
4) .• no. 113.
iit<br />
Ziedaar zoowat, in korte woor<strong>de</strong>n saamgevat, hetgeen over<br />
dit belangrijk vraagstuk bei<strong>de</strong>rzijds wordt aangevoerd.<br />
Gelijk men ziet, schijnt het vooral <strong>de</strong>r Bollandisten zorg<br />
te wezen, dat toch aan het gezag van Go<strong>de</strong>scalk niet wor<strong>de</strong><br />
getornd; zoo groot is bij die beroem<strong>de</strong> geleer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerbied<br />
voor <strong>de</strong> oudheid.<br />
Onvermin<strong>de</strong>rd <strong>de</strong>n eerbied, dien wij, op onze beurt, aan<br />
die meesters in het vak verschuldigd zijn, meenen wij toch te<br />
moeten wijzen op het feit, dat in onze dagen, dank zij <strong>de</strong>n onbezweken<br />
ijver, waarme<strong>de</strong> onze Lambertus-vereer<strong>de</strong>rs, als Demarteau,<br />
Kurth, <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>n hebben bestu<strong>de</strong>erd, nagepluisd,<br />
met elkan<strong>de</strong>r vergeleken en opgehel<strong>de</strong>rd, <strong>de</strong> geschiedkundige<br />
wetenschap op een vooruitgang mag bogen, waaraan zij<br />
zeiven, Bollandisten, <strong>de</strong>n eersten en machtigen stoot hebben gegeven.<br />
Gaarne nemen wij met hen, op het gezag <strong>de</strong>r door hen<br />
opgenoem<strong>de</strong> jaarboeken aan, dat Pepijn rechtstreeks onschuldig<br />
was aan het vergoten bloed, al had ook zijn overspelige betrekking<br />
met Alpaïs aanleiding gegeven tot het optre<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s<br />
H. Bisschops en <strong>de</strong>n daaruit voortgesproten haat dier zondige<br />
vrouw.<br />
Neen, niet Pepijn is <strong>de</strong> schuldige, maar zij, en in Dodo<br />
<strong>de</strong>n woestaard, uit hebzucht reeds verbeten op Lambertus, vond<br />
zij een maar al te ijverigen me<strong>de</strong>helper.<br />
Gaarne willen wij ook, op het gezag van mannen, als<br />
Bollandus en Henschenius, <strong>de</strong> stamva<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>r Heiligen-levensbeschrijving,<br />
het bewijs, aan <strong>de</strong>n pseudo-Marcellinus ontleend,<br />
prijsgeven.<br />
Doch nu komen wij tot <strong>de</strong>n tekst van Ado :<br />
„Daaruit kan men niets opmaken, waaruit Alpaïs' me<strong>de</strong>plichtigheid<br />
aan <strong>de</strong>n moord zou blijken," meent Suijskens.<br />
„Wij stemmen niet overeen, schrijft Cointius, door Kurth<br />
aangehaald, met <strong>de</strong>genen, die meenen, dat, waar bij Ado spraak<br />
is van 't Koninklijk hof: „regiam domum," daarme<strong>de</strong> Pepijn en<br />
Alpaïs bedoeld wor<strong>de</strong>n. Onzes inziens, heeft schrijver op het
112<br />
OOg eenige hovelingen, tot het gevolg of tot <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong>n van<br />
Pepijn behooren<strong>de</strong>, die door Lambertus wer<strong>de</strong>n gegispt om <strong>de</strong><br />
door Go<strong>de</strong>scalk opgegeven re<strong>de</strong>n" i).<br />
De geleer<strong>de</strong>n Mabillon, Pagi en Baronius hou<strong>de</strong>n het met<br />
Cointius.<br />
Nemen wij <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling aan, antwoordt Kurth, dan<br />
nog blijft <strong>de</strong> tegen Go<strong>de</strong>scalk geopper<strong>de</strong> beschuldiging onverzwakt<br />
gehandhaafd; dat hij namelijk <strong>de</strong> ware toedracht <strong>de</strong>r zaak<br />
niet heeft me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld, en bijgevolg op dit punt geen vertrouwen<br />
verdient.<br />
Indien wezenlijk, naar genoem<strong>de</strong> schrijvers beweren, <strong>de</strong><br />
tekst van Ado in dien zin moet wor<strong>de</strong>n opgenomen, dat Lambertus<br />
slechts Dodo's diefstal had gebrandmerkt, waarom meldt<br />
Go<strong>de</strong>scalk het dan niet, daar het toch geheel en al strookt met<br />
hetgeen het verhaalt f<br />
Hoogleeraar Kurth evenwel beweert, dat <strong>de</strong> uitdrukking:<br />
regia domus, door <strong>de</strong>n schrijver van het Martyrologium gebezigd,<br />
wel iemand an<strong>de</strong>rs bedoelt dan Cointius aangeeft, iemand, die<br />
nauwer aan Pepijn verbon<strong>de</strong>n was dan een hoveling of een bedien<strong>de</strong>:<br />
„du moins quelqu'un, qui <strong>de</strong>vait lui tenir <strong>de</strong> trés prés,<br />
d'Alpaï<strong>de</strong> notamment.''<br />
Zou<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong> meeningen, die van Cointius en <strong>de</strong> drie<br />
an<strong>de</strong>re Vorsten <strong>de</strong>r wetenschap, met die van <strong>de</strong>n Luikschen hoogleeraar<br />
niet overeen te brengen en Ado's tekst te verklaren zijn<br />
als volgt: Lambertus, „dum regiam domum, (Pepinum scilicet et<br />
Alpaï<strong>de</strong>m) zelo religionis accensus (jam saepius) increpassei, cum<br />
(quadam die) rediens orationi incumberet.... occidi/ur."<br />
„Lambertus, die vroeger reeds meermalen Pepijn en Alpaïs<br />
hun schan<strong>de</strong>lijk leven had verweten, werd op zekeren dag, dat<br />
hij ten hove was geweest, óm er te klagen over <strong>de</strong> inbreuk,<br />
door Dodo en zijn trawanten op het Kerkelijk eigendomsrecht<br />
gemaakt, nauwelijks ten zijnent we<strong>de</strong>rgekeerd, door booswichten,<br />
uit het hof op hem afgezon<strong>de</strong>n, vermoord."<br />
I) Kurth, Et. crit., p. 81, noot.
"3<br />
Het ligt immers voor <strong>de</strong> hand, dat tegen Pepijns ongeoorloofd<br />
samenzijn met Alpais — een feit, waaraan hoegenaamd<br />
niemand twijfelt — <strong>de</strong> kloeke Bisschop niet eens, maar herhaal<strong>de</strong>lijk,<br />
maar onophou<strong>de</strong>lijk zijn stem verheven en het Apostolisch<br />
„argue, obsecra, increpa" getrouw in toepassing gebracht<br />
heeft.<br />
Nemen wij die uitlegging aan, dan behoeven wij Pepijn<br />
zeiven niet te ver<strong>de</strong>nken, <strong>de</strong>n moord bevolen, althans daarin<br />
toegestemd te hebben, hetgeen an<strong>de</strong>rs uiterst moeilijk valt, daar<br />
Dodo zich wel zou wachten, moor<strong>de</strong>naars uit <strong>de</strong>n hove af te<br />
zen<strong>de</strong>n tot het volvoeren dier gruwelijke misdaad, indien Pepijn<br />
er zich bevond.<br />
Nu <strong>de</strong>ze echter afwezig was, anno 709, in Duitschland,<br />
had hij <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n vrij.<br />
Waarom, kan men vragen, heeft Ado zich niet klaar<strong>de</strong>r<br />
uitgedrukt ?<br />
Na al hetgeen wij reeds on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> omzichtigheid,<br />
waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> kronijk- en geschiedschrijvers in het Karolingisch<br />
tijdperk het roemrijk regeerend Vorstenhuis bespraken,<br />
zal men wel willen toegeven, dat <strong>de</strong> schrijver van het Martyrologium,<br />
Aartsbisschop van Vienne, in het Rijk <strong>de</strong>r Franken,<br />
wel op zijn woor<strong>de</strong>n moest passen, ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong> waarheid en<br />
toch niets kwetsends te zeggen.<br />
Overigens kon hij in een paar woor<strong>de</strong>n, gelijk doorgaans<br />
een Martelaarsboek ze aangeeft, <strong>de</strong> geheele toedracht <strong>de</strong>r zaak<br />
niet na<strong>de</strong>r omschrijven.<br />
In <strong>de</strong> verklaring, door ons hierboven van Ado's tekst gegeven,<br />
staat zoowel <strong>de</strong> eigen.ijke oorzaak van Lambertus' dood<br />
te lezen, als <strong>de</strong> gelegenheid, waarbij <strong>de</strong> moord werd voltrokken.<br />
De aanlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> oorzaak daartoe was <strong>de</strong> wraak- en heerschzucht<br />
<strong>de</strong>r verstooten Alpaïs, die om <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen op<br />
Lambertus was verbeten, en in haar broe<strong>de</strong>r Dodo een maar al<br />
te willig uitvoer<strong>de</strong>r van haar plannen vond; <strong>de</strong> zoo lang gewenschte<br />
gelegenheid om <strong>de</strong> reeds lang beraam<strong>de</strong> misdaad te<br />
plegen werd hun gebo<strong>de</strong>n door het gewapend verzet van Lam-<br />
DE H. LAMBERTUS. 8
ii 4<br />
bertus' neven tegen Dodo's verwanten, die hun plun<strong>de</strong>rzucht<br />
met <strong>de</strong>n dood moesten bekoopen.<br />
Lambertus overnachtte te Luik, en Pepijn was voor geruimen<br />
tijd afwezig, buitenlands; <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n maakten<br />
<strong>de</strong> gelegenheid bijzon<strong>de</strong>r gunstig.<br />
Waarvandaan, kan men ver<strong>de</strong>r vragen, <strong>de</strong> ontsteltenis <strong>de</strong>r<br />
Maastrichtsche bevolking, <strong>de</strong> schrik, daar vrij algemeen aan <strong>de</strong>n<br />
dag gelegd bij gelegenheid van Lambertus' begrafenis f<br />
De re<strong>de</strong>n daarvan wordt ons door Go<strong>de</strong>scalk genoegzaam<br />
aangegeven: „ne accusarentur Dodonis scelus per indicium flelus<br />
damnavisse", <strong>de</strong> Maastrichtenaren waren beducht voor Dodo,<br />
<strong>de</strong>n moor<strong>de</strong>naar, <strong>de</strong>n Kerkberoover, <strong>de</strong>n woestaard, aan wiens<br />
willekeur zij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> afwezigheid van Pepijn zich niet wil<strong>de</strong>n<br />
blootstellen.<br />
Ware <strong>de</strong> hofmeier hier te lan<strong>de</strong> geweest, dan had<strong>de</strong> ofwel<br />
<strong>de</strong> moord niet plaats gehad, wijl in 709 Alpaïs reeds uit Herstal<br />
of Jupille se<strong>de</strong>rt lang was verwij<strong>de</strong>rd, ofwel had<strong>de</strong> hij terstond<br />
aan Dodo gestrenge rekenschap gevraagd van zulk een opzienbaren<strong>de</strong>n<br />
moord, gepleegd als hij was aan een Kerkvorst, algemeen<br />
gevierd, bemind en vereerd om zijne hooge <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />
groote diensten, niet alleen aan <strong>de</strong> Kerk, maar ook aan <strong>de</strong>n<br />
Staat bewezen.<br />
Toen Pepijn in 712 <strong>de</strong>n Swabischen oorlog ten ein<strong>de</strong> had<br />
gebracht en naar <strong>de</strong> Maasgouw we<strong>de</strong>rkeer<strong>de</strong>, was woeste Dodo,<br />
naar Go<strong>de</strong>scalk getuigt, reeds door een hoogeren Rechter ge-<br />
vonnisd.<br />
Veilig mogen wij <strong>de</strong>rhalve, met <strong>de</strong> geschiedrollen in <strong>de</strong><br />
hand, Lambertus huldigen als Martelaar voor <strong>de</strong> heiligheid van<br />
<strong>de</strong>n Christelijken huwelijksband.<br />
Ziehier hoe wij ons, na hetgeen door voor- en tegenstan<strong>de</strong>rs<br />
in 't licht werd gegeven te hebben gelezen en herlezen,<br />
<strong>de</strong> geheele toedracht <strong>de</strong>r zaak voorstellen.<br />
Voor 't oog hou<strong>de</strong>n we hetgeen hierboven uit hoogleeraar<br />
Kurth reeds werd aangehaald, dat, namelijk <strong>de</strong> marteldood,
i i 5<br />
door <strong>de</strong>n H. Lambertus om gemel<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgaan, zon<strong>de</strong>r<br />
het minste geschiedkundig bezwaar geplaatst kan wor<strong>de</strong>n in 708<br />
of 709, zoowel als vroeger.<br />
Beginnen wij, om een goed overzicht te hebben, ab ovo;<br />
daar vin<strong>de</strong>n wij het begin van <strong>de</strong>n draad, die het geheele leven<br />
van onzen lieven Heilige, tot het ein<strong>de</strong> toe, doorloopt.<br />
Den 6 September 667 bevestig<strong>de</strong>, gelijk reeds vroeger<br />
werd aangestipt, Koning Hil<strong>de</strong>rik II <strong>de</strong> schenkingen, aan <strong>de</strong><br />
abdij Stavelot gedaan, doch vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> die met <strong>de</strong> helft; <strong>de</strong><br />
grensafbakening <strong>de</strong>zer eigendommen droeg hij op aan Bisschop<br />
Theodardus en een e<strong>de</strong>lman van zijn hof, genaamd Odo, in<br />
wien Jos. Demarteau, die het eerst hierop <strong>de</strong> aandacht vestig<strong>de</strong>,<br />
niemand an<strong>de</strong>rs meent te moeten erkennen dan Dodo,<br />
<strong>de</strong>n toekomstigen moor<strong>de</strong>naar. „Jussimus patri nostro Theodardo<br />
episcopo vel illustri viro Odoni domeslico, cum forestariis nostris<br />
ipsa loca mensurare" 1).<br />
Gaf <strong>de</strong>ze grensregeling geen aanleiding tot moeilijkhe<strong>de</strong>n f<br />
En waren <strong>de</strong>ze moeilijkhe<strong>de</strong>n vreemd aan <strong>de</strong> reis, door<br />
Theodardus on<strong>de</strong>rnomen naar 's Konings hof, on<strong>de</strong>rnomen om<br />
er zich te beklagen over <strong>de</strong> schennis van het eigendomsrecht<br />
zijner Kerk, een vergrijp, waaraan, naar <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis meldt,<br />
landsgrooten en hofbedien<strong>de</strong>n zich had<strong>de</strong>n plichtig gemaakt?<br />
Een feit is het, dat <strong>de</strong> H. Bisschop in <strong>de</strong> nabijheid van<br />
Spiers door <strong>de</strong> beroovers zijner Kerk werd overvallen en gedood.<br />
Zou Odo (Dodo) in dien diefstal, in dien moord <strong>de</strong> hand<br />
niet hebben gehad?<br />
Heeft men Lambertus, die Theodardus opvolg<strong>de</strong>, in het<br />
rustig bezit van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren zijner Kerk gelaten ?<br />
Een jaar of 3 na het aanvaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n Bisschopsstaf<br />
werd hij naar Stavelot in ballingschap gedreven.<br />
On<strong>de</strong>r het zevenjarig heilloos bestuur van <strong>de</strong>n ingedrongen<br />
Faramond hebben Odo (Dodo) en <strong>de</strong> zijnen, natuurlijk, <strong>de</strong><br />
han<strong>de</strong>n vrij gehad.<br />
j) Reeueil <strong>de</strong>s ordonnances <strong>de</strong> la principauté <strong>de</strong> Stavelot, p. 3, bij Jos. Demarteau.<br />
Histoire <strong>de</strong> St. Lambert, p. xai.
n6<br />
Hoe zag het er, toen ein<strong>de</strong>lijk Lambertus op zijn zetel<br />
hersteld was, met <strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren zijner Kerk uit?<br />
De ou<strong>de</strong> Go<strong>de</strong>scalk verhaalt het breedvoerig genoeg i).<br />
En door wie wordt <strong>de</strong> H. Bisschop voortdurend gekweld,<br />
letterlijk vervolgd ?<br />
Door Gallus en Rioldus, die zich niet weinig laten voorstaan<br />
op hun bloedverwantschap met Dodo, Pepijns hoveling.<br />
„In quo fi<strong>de</strong>nies palriam vexissepulanlur," getuigt Hucbald l terwijl<br />
Dodo zelf zijn noodlottigen invloed op Pepijn dankte aan<br />
Alpaïs, die zijn zuster was. „Hinc et Dodo suum plus exaltabat<br />
honorem" 2).<br />
Het lijdt geen twijfel of Lambert heeft bij Pepijn aangedrongen<br />
op <strong>de</strong> handhaving van zijn eigendomsrecht. Pepijn<br />
immers was, se<strong>de</strong>rt hij in 't jaar 679 hofmeier werd van Austrasië,<br />
en se<strong>de</strong>rt 687 tevens van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re Rijkshelft, Neustrië,<br />
zijn natuurlijke beschermer, daartoe evenzeer verplicht als bevoegd.<br />
Waarom heeft Pepijn geen ein<strong>de</strong> gemaakt aan <strong>de</strong> kwellingen,<br />
waarvan zijn gunsteling Dodo <strong>de</strong> aanlegger, <strong>de</strong> Bisschop<br />
<strong>de</strong>r Maasgouw het slachtoffer was ?<br />
Een enkel woord uit zijnen mond had<strong>de</strong> waarschijnlijk<br />
het geding, dat tusschen bei<strong>de</strong>n was gerezen, beslecht.<br />
Wat of wie weerhield hein, dit woord te spreken ?<br />
Van het jaar 679 af zien wij Pepijn voortdurend, <strong>de</strong> 8o er<br />
jaren door, in oorlogen gewikkeld. In 680 verliest hij <strong>de</strong>n slag<br />
bij Lafau; in 683 verslaat hij bij Namen Gislemar, zoon van<br />
Neustriës hofmeier; in 687 behaalt hij <strong>de</strong> overwinning bij Testri<br />
en vestigt hij pas voor goed zijn invloed op 's lands zaken en<br />
zijn macht bij <strong>de</strong> allengs heelemaal in <strong>de</strong> schaduw gestel<strong>de</strong><br />
Koningen; in 689 trekt hij met zijn leger te vel<strong>de</strong> naar Friesland<br />
tegen Koning Radboud, dien hij evenwel niet vóór het<br />
jaar 695 tot on<strong>de</strong>rwerping zal brengen 3).<br />
1) Bij Chapeav., I, p. 335.<br />
2) Cap. XXXVIII, bij Demarteau, t. a. p.<br />
3) Zie Daris, t. a. p., p. 116.
ii7<br />
Daar was echter nóg eene re<strong>de</strong>n: hem ontbrak wel iets<br />
meer dan <strong>de</strong> tijd. Tusschen <strong>de</strong> jaren 688 en 691 namelijk had<br />
Alpaïs, Dodo's zuster, <strong>de</strong>n hofmeier twee zoons geschonken:<br />
Karei Martel en Hil<strong>de</strong>brand. „Hinc et Dodo suum plus exaltabat<br />
honorem."<br />
In 695 eerst zou, naar <strong>de</strong> voortzetter van Fre<strong>de</strong>garius'<br />
kronijk bericht, <strong>de</strong> verhouding tusschen Pepijn en <strong>de</strong> beruchte<br />
vrouw openbaar zijn gewor<strong>de</strong>n 1).<br />
Het ligt voor <strong>de</strong> hand, dat een Kerkvoogd, gelijk <strong>de</strong><br />
H. Lambertus was, tegenover Pepijn en het ergerlijk leven, dat<br />
te Herstal en Jupille gevoerd werd, zijn heiligen ambtsplicht<br />
niet heeft verzaakt.<br />
Ook is het zeker, dat Pepijn Alpaïs weggezon<strong>de</strong>n en zich<br />
met zijn wettige gemalin Plectrudis verzoend heeft tij<strong>de</strong>ns het<br />
leven van <strong>de</strong>n H. Wiro, dien hij se<strong>de</strong>rt zijn aankomst op <strong>de</strong>n<br />
St. Pietersberg, bij Roermond, als biechtva<strong>de</strong>r had uitgekozen,<br />
en die er tusschen <strong>de</strong> jaren 706 en 710 overleed.<br />
Wie zal aannemen, dat een vrouw, diep bedorven en<br />
heerschzuchtig, als Alpaïs was, in stilte haren wrok kon verkroppen,<br />
te meer daar zij moe<strong>de</strong>r was van Karei, die, als telg<br />
van Pepijn, eenmaal zijn rechten op 's va<strong>de</strong>rs erf en ambt moest<br />
laten gel<strong>de</strong>n ?<br />
Wie zal aannemen, dat een man, gelijk Dodo, bij dien<br />
ommekeer, in Pepijns leven teweeggebracht, bij <strong>de</strong> verdrijving<br />
zijner zuster uit het hof, goedsmoeds <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n schoot<br />
heeft gelegd f<br />
Was, afgezien zelfs van Lambertus' krachtig verzet tegan<br />
Alpaïs' wangedrag, <strong>de</strong> Bisschop van Maastricht niet van meet af<br />
aan zijn tegenstan<strong>de</strong>r in zake het Kerkgoed?<br />
Een nieuwe strooptocht, op Lambertus' eigendommen on<strong>de</strong>rnomen,<br />
kostte Gallus en Rioldus het leven.<br />
Nu sloeg het vuur <strong>de</strong>r gramschap, tot dusverre wellicht<br />
in Dodo's hart smeulen<strong>de</strong>, in lichtelaaien gloed.<br />
I) Migne, bij P. Alvers, Jaarb. v. Alb. Thijm 1896, bl. 41.
n8<br />
Niets was hem, natuurlijk, gemakkelijker dan tijd en plaats<br />
te vin<strong>de</strong>n, om Petrus en Andoletus, bei<strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n, die het<br />
bloed <strong>de</strong>r zijnen had<strong>de</strong>n vergoten, te treffen of te laten doo<strong>de</strong>n.<br />
Blijkbaar wil<strong>de</strong> hij echter meer; ook op <strong>de</strong>n Bisschop, en<br />
wel hoofdzakelijk op hem, had hij het gemunt.<br />
Verhaalt Go<strong>de</strong>scalk niet, dat een van Dodo's krijgsknechten,<br />
bij <strong>de</strong>n nachtelijken aanval op Lambertus' woning, het dak<br />
van het vertrek, waarin <strong>de</strong> Heilige zat te bid<strong>de</strong>n, beklom en<br />
hem daar <strong>de</strong>n doo<strong>de</strong>lijken slag toebracht ?<br />
Wat had Lambertus dan toch misdreven f<br />
Aan <strong>de</strong>n gepleeg<strong>de</strong>n moord was <strong>de</strong> Heilige toch zeker<br />
onschuldig. Dit blijkt genoeg uit het verwijt, dat hij, naar<br />
Go<strong>de</strong>scalk meldt, <strong>de</strong>swege zijnen neven toestuurt, alsme<strong>de</strong> uit<br />
het getuigenis van Stefanus, die schrijft, dat Petrus en Andoletus,<br />
„achter Lambertus' rug om", „eo ignorante", over hun verzet<br />
tegen <strong>de</strong> booswichten Gallus en Rioldus had<strong>de</strong>n beraadslaagd i).<br />
Wat zette hem toch aan, om Lambertus zoo fel te haten?<br />
„Non est tra super tram mulieris," heeft <strong>de</strong> Wijze man<br />
gezegd.<br />
Alpaïs dien<strong>de</strong> gewroken, Lambertus uit <strong>de</strong>n weg geruimd<br />
te wor<strong>de</strong>n, te meer wijl hij bij Pepijn al zijn invloed zou laten<br />
gel<strong>de</strong>n ter gunste van <strong>de</strong> wettige kin<strong>de</strong>ren en ten na<strong>de</strong>ele van<br />
haren zoon, Karei, wiens kansen tengevolge van Drogo's dood,<br />
in 708, beter begonnen te staan.<br />
(Bekend is, dat <strong>de</strong> eenige nog overgebleven zoon van <strong>de</strong>n<br />
hofmeier en zijn ga<strong>de</strong> Plectrudis, Grimoald, ten jare 714 door<br />
een Fries werd vermoord; Dr.P.Alb, Thijm fluistert, dat Alpaïs,"]<br />
die niets zoozeer verlang<strong>de</strong> als haren Karei aan het bewind te<br />
zien, aan <strong>de</strong>zen moord niet geheel vreemd is geweest 2).<br />
Darras getuigt, op het gezag van Digot, die eene „Histoire<br />
du royaume d'Austrasië" schreef, dat <strong>de</strong> moor<strong>de</strong>naar Rantgarius<br />
han<strong>de</strong>l<strong>de</strong> op bevel van Alpaïs.)<br />
1) Stefh. bij Chafeav. I, bl. 367.<br />
2) Dr. P. Alb. Thijm, De H. Willebrordüs, bl. 213; Darras, Hist. génér. <strong>de</strong><br />
l'Eglise, T. XVII, p. 73. Eveneens Michelet, in zijne „Histoire <strong>de</strong> France."
ii9<br />
Eerlang bood zich voor <strong>de</strong> uitvoering van het langbe-<br />
raam<strong>de</strong> moordplan een gunstige gelegenheid aan.<br />
In 709, tegen <strong>de</strong> lente of <strong>de</strong>n zomer, hetgeen waarschijn<br />
lijker is dan later in het jaar, trok Pepijn, aan het hoofd van<br />
zijn leger, naar Duitschland.<br />
Het liet zich aanzien, dat zijn afwezigheid van geruimen<br />
duur zou<strong>de</strong> wezen, want eens voor goed wil<strong>de</strong> hij een ein<strong>de</strong><br />
maken aan het voortdurend muiten <strong>de</strong>r krijgshaftige Swaben;<br />
feitelijk was dat volk dan ook niet vóór het jaar 712 ten on<strong>de</strong>r<br />
gebracht.<br />
Nu had Dodo vrij spel.<br />
Immers, wat had hij te vreezen f Pepijn had meer dan<br />
hoofd en han<strong>de</strong>n vol met <strong>de</strong>n oorlog in 't ver afgelegen Duitsch<br />
land.<br />
Buitendien kon hij, Dodo, wanneer na<strong>de</strong>rhand zijn heer<br />
en meester rekenschap van het vergoten martelbloed zou vra<br />
gen, voorgeven, dat hij niets an<strong>de</strong>rs gezocht had dan vergelding<br />
voor <strong>de</strong>n moord, aan zijn bloedverwanten Gallus en Rioldus<br />
gepleegd.<br />
Ein<strong>de</strong>lijk kon hij vertrouwen op <strong>de</strong>n invloed, dien hij<br />
reeds zoovele jaren lang op het gemoed van Pepijn had uitgeoefend,<br />
en niet het minst ook opzijn macht in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong>; „want<br />
Dodo, zegt Go<strong>de</strong>scalk, waar hij het moordtooneel te Luik beschrijft,<br />
was een <strong>de</strong>r voornaamste e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n van het hof, groot<br />
vriend van Pepijn, zeer rijk, en had vele dienst- en strijdknechten<br />
te zijner beschikking," „<strong>de</strong> primatibus palaiinis unus, utpote<br />
Pipini ducis familiaris, abundans possessionibus, multorum servorum<br />
et militum constipatus obsequio et comt/atu" 1).<br />
In het begin van September kwam Lambertus naar Luik,<br />
waarschijnlijk om er <strong>de</strong>n sterfdag van zijn voorganger en gelief<strong>de</strong>n<br />
meester Theodardus (10 Sept.) door te brengen op <strong>de</strong> plaats, waar<br />
hij-zelf hem een waardige grafste<strong>de</strong> had bereid.<br />
1) Bij Chap., t. a. p., bl. 335.
120<br />
„Lambertus — zoo verhaalt ons monnik Hucbald — kwam, na<br />
<strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> plaatsen te hebben bezocht, in het dorp Luik aan."<br />
Contigit ergo, virum, coelesli munere dignum,<br />
Urbi vicinas extrasece<strong>de</strong>re partes;<br />
Venit et ad villam quae Ledgia nomine fertur i).<br />
Blijkbaar is <strong>de</strong> eerbiedwaardige Kerkvoogd in pijnlijke ge<br />
dachten verdiept: Go<strong>de</strong>scalk getuigt, dat „hij, tegen zijn ou<strong>de</strong><br />
gewoonte in, wegens zijn overgroote vermoeidheid — want hij<br />
was zeer afgemat — te bed ging en verlang<strong>de</strong> een weinig te<br />
rusten, een gelukkigen slaap verbei<strong>de</strong>nd." „Prae nimia lassitu-<br />
dine (erat enim val<strong>de</strong> gravatus) ad lectutn va<strong>de</strong>ns, cupiebat quies-<br />
cere paululum. At Me in slralu suo recubans, adhuc felici sommo<br />
exspectabat dormire."<br />
En toen, bij <strong>de</strong>n dageraad, Baldoveüs, die <strong>de</strong> aanrukken<strong>de</strong><br />
ben<strong>de</strong> gezien had, <strong>de</strong>n Bisschop wil<strong>de</strong> wekken, vond hij hem<br />
— Go<strong>de</strong>scalk getuigt het we<strong>de</strong>rom — nog wakend en nog altoos<br />
wachtend op <strong>de</strong>n gelukkigen slaap." „Pontifex nee in soporem<br />
convers-us, adhuc exspectabat felici sommo dormire'" 2).<br />
Daar moet iets zijn, dat <strong>de</strong>n afgematten grijsaard van <strong>de</strong><br />
zoo vurig verlang<strong>de</strong> lichaams- en gemoedsrust berooft.<br />
Heeft hij wellicht een voorgevoel van zijn na<strong>de</strong>rend ein<strong>de</strong> f<br />
Kwam hem iets ter oore van <strong>de</strong>n beraam<strong>de</strong>n nachtelijken<br />
aanval op zijn stil verblijf bij het ne<strong>de</strong>rig be<strong>de</strong>huis? En was hij<br />
bedacht op tegenweer, dat hij vergezeld was van een zoo talrijk<br />
gevolg en in zijn slaapvertrek een zwaard bij <strong>de</strong> hand had?<br />
Daags te voren was hij in het naburige Jupille of Herstal<br />
aan het hof geweest, om, in het afzijn van Pepijn, bij <strong>de</strong> be<br />
windslie<strong>de</strong>n aan te dringen op het beëindigen van Dodo's ge<br />
wel<strong>de</strong>narijen, waarvan zijn geheele omgeving het slachtoffer was.<br />
„Cum rediens orationi incumberet," — zegt Ado.<br />
Dodo wist dus met zekerheid, dat <strong>de</strong> Heilige met zijn<br />
gevolg te Luik overnachtte, en nu was voor hem, Dodo, <strong>de</strong><br />
langverbei<strong>de</strong> uur <strong>de</strong>r wraak geslagen.<br />
1) Jos. Demart., Vie <strong>de</strong> St. Lambert, cap. 28, bl. 30.<br />
2) Bij Ghesq., T. VI, p. 137 en 138.
121<br />
Bij ie<strong>de</strong>r, die Go<strong>de</strong>scalks verhaal aandachtig leest, moet het,<br />
naar ons beschei<strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>el, vaststaan, dat Dodo een bijzon<strong>de</strong>r<br />
gewichtige re<strong>de</strong>n moet hebben gehad, om met een ben<strong>de</strong><br />
krijgsknechten in het nachtelijk uur op Lambertus' landhuis aan<br />
te rukken, gewapend van top tot teen, als ten gevechte —<br />
gelijk Go<strong>de</strong>scalk zegt — en <strong>de</strong>snoods „die woning in brand te<br />
zetten."<br />
Ten koste van wat dan ook, wil hij — dit is dui<strong>de</strong>lijk —<br />
niet slechts Petrus en Andoletus, maar ook en wel vooral, <strong>de</strong>n<br />
Heilige treffen.<br />
Wij vragen het nog eens: waarom ?<br />
Alpaïs heeft het bevolen.<br />
Eerstens, om zich te wreken: Tra mulieris.<br />
Ten twee<strong>de</strong>, opdat, wanneer Lambertus eenmaal uit <strong>de</strong>n<br />
weg geruimd is, haar zoon, Karei Martel, gemakkelijker aan<br />
het bewind kome. Cui pro<strong>de</strong>st scelus is fecii, luidt een aloud<br />
rechtsbeginsel. „Wien <strong>de</strong> misdaad voor<strong>de</strong>el aanbrengt, die heeft<br />
ze bedreven."<br />
Pepijn is afwezig, verre van Luik, in een oorlog gewik<br />
keld, waarvan het ein<strong>de</strong> voorshands niet kan wor<strong>de</strong>n voorzien.<br />
Dus,.... nu ofte nooit 1<br />
Rest nog antwoord te geven op een paar be<strong>de</strong>nkingen,<br />
welke men tegen <strong>de</strong> door ons ontwikkel<strong>de</strong> meening zou kunnen<br />
aanvoeren.<br />
Albers,<br />
De eerste vin<strong>de</strong>n wij, met <strong>de</strong> weerlegging ervan, bij P.<br />
„Uit oorkon<strong>de</strong>n, door Pepijn van Herstal en zijn wettige<br />
echtgenoote Plectrudis on<strong>de</strong>rteekend, blijkt dat tusschen bei<strong>de</strong>n<br />
reeds in 691 of 692 <strong>de</strong> verzoening had plaats gevon<strong>de</strong>n, en bijgevolg<br />
Alpaïs vóór vermel<strong>de</strong> jaren het hof verliet.<br />
Reeds bij <strong>de</strong>n eersten oogopslag ziet men <strong>de</strong> zwakheid van<br />
dit bewijs. Immers hoevele openbare oorkon<strong>de</strong>n zijn niet on<strong>de</strong>rteekend<br />
door Koningen en hunne wettige echtgenooten, terwijl<br />
toch <strong>de</strong> eersten in verbo<strong>de</strong>n omgang leef<strong>de</strong>n met een Ber-
122<br />
trada, een Waldrada, een Montespan, een Pompadour en an<strong>de</strong>re<br />
Alpaï<strong>de</strong>s ?" i)<br />
Dat een Vorst, bij openbare gelegenhe<strong>de</strong>n, optreedt aan <strong>de</strong><br />
zij<strong>de</strong> van zijn gemalin, bewijst ook he<strong>de</strong>n ten dage nog niet, dat<br />
<strong>de</strong> verstandhouding tusschen bei<strong>de</strong> echtgenooten een goe<strong>de</strong> is.<br />
Ver<strong>de</strong>r kan men antwoor<strong>de</strong>n, dat Lambertus ook even goed<br />
kan gevallen zijn als slachtoffer van zijn plicht, voor die verzoe<br />
ning vervuld.<br />
Ein<strong>de</strong>lijk wordt door <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> echtheid van vele<br />
<strong>de</strong>zer oorkon<strong>de</strong>n betwist. Zoo lezen wij bij Daris : „Le 13 Nov.<br />
687 Pepin et Plectru<strong>de</strong> datent un diplome <strong>de</strong> Jupille, si toute-<br />
fois ce diplome est authentique.<br />
„Le 15 Novembre 691 Pepin date un diplome <strong>de</strong> Lestines,<br />
et la même année, un autre <strong>de</strong> Cambrai, si toutefois ces diplömes<br />
sont anthentiques. Le 17 Novembre 697 Pepin et Plectru<strong>de</strong> da<br />
tent un diplome <strong>de</strong> Lestines, si toutefois ce diplome est authen<br />
tique" 2).<br />
„Men heeft gezegd — schrijft Demarteau, en dit is <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> moeilijkheid — dat <strong>de</strong> wetten en gebruiken, <strong>de</strong>stijds<br />
in zwang, Pepijn veroorloof<strong>de</strong>n, Plectrudis heen te zen<strong>de</strong>n en<br />
Alpaïs tot zich te nemen; Lambertus had dus geene re<strong>de</strong>n om<br />
hiertegen op te tre<strong>de</strong>n.<br />
„Nous ne contestons — antwoordt genoem<strong>de</strong> schrijver —<br />
ni ces lois ni ces usages fachenx, mais neus répondons que rien<br />
dans 1'histoire <strong>de</strong> Pepin, <strong>de</strong> Plectru<strong>de</strong> et d'Alpaï<strong>de</strong> ne prouve<br />
qu'ils se soient trouvés dans un <strong>de</strong>s cas prévus par ces coutumes;<br />
que ces lois et ces usages étaient d'ailleurs, en ce temps même,<br />
absolument condamnés par l'Eglise, par 1'enseignement unanime<br />
<strong>de</strong> ses Conciles et <strong>de</strong> ses docteurs" 3).<br />
De wet Gods immers, door Christus uitgevaardigd en door<br />
<strong>de</strong> Kerk ten allen tij<strong>de</strong> en ten ie<strong>de</strong>rs opzichte met heilige on<br />
verzettelijkheid en heldhaftigen lij<strong>de</strong>nsmoed gehandhaafd, ver-<br />
1) Zie Jaarb. v. Alb. Thijm, 1896, bl. 40.<br />
2) Daris, t. a. p., bl. n6.<br />
3) Demart., Vie <strong>de</strong> St. Lamb., p. 75.
123<br />
oorloof<strong>de</strong> zulks niet, <strong>de</strong>n machtigen Pepijn evenmin als iemand<br />
an<strong>de</strong>rs.<br />
Een man, een Bisschop, als <strong>de</strong> H. Lambertus was, kon in<br />
<strong>de</strong>ze, wat hem ook te duchten stond, zijn plicht niet verzaken.<br />
Zijn gedragslijn vond hij beschreven in het Evangelie, en<br />
het zal ten eeuwigen dage zijn hoogsten roem uitmaken, dat hij<br />
zich door vriendschap noch haat, door belofte noch bedreiging,<br />
liet weerhou<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n machtigen en an<strong>de</strong>rs hoogstverdienstelijken<br />
Pepijn en zijne Austrasische Herodias het „non licet" van <strong>de</strong>n<br />
Dooper toe te voegen.<br />
In hetzelf<strong>de</strong> jaar, dat <strong>de</strong> Luiksche Kerk het 12*' eeuwfeest<br />
van onzen grooten Bisschop en Martelaar Lambertus viert, vin<strong>de</strong>n<br />
wij het fiere „non lieer terug op <strong>de</strong>n mond van Leo XIII, optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
voor <strong>de</strong> ziel van het tweejarig Vorstenkind Boris tegen<br />
<strong>de</strong>zes eigen va<strong>de</strong>r, <strong>de</strong>n Coburger.
SóofdjJtuk X.<br />
De H. Lambertus, door- won<strong>de</strong>ren<br />
verheerlijkt.<br />
Cfo<strong>de</strong>scalk: »Eenige van Lambertus' bedien<strong>de</strong>n, die, wijl zij zich<br />
buitenshuis bevon<strong>de</strong>n, aan het bloedbad ontsnapt waren, leg<strong>de</strong>n het<br />
lichaam van <strong>de</strong>n gelukzaligen man, Lambertus, on<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>kkleed<br />
verborgen, in een scheepje, ten ein<strong>de</strong> het te voeren naar Maastricht,<br />
<strong>de</strong> stad, aan welke, als zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong> Bisschoppelijke zetelplaats, het toekwam,<br />
hem een grafstee te verstrekken.<br />
»Toen alom in <strong>de</strong> dorpen zich <strong>de</strong> mare van 's heeren Lambertus<br />
marteldood verspreid<strong>de</strong>, liep <strong>de</strong> bevolking van <strong>de</strong> geheele streek op<br />
bei<strong>de</strong> Maasoevers te hoop en het vaartuig achterna, weeklagen<strong>de</strong> over<br />
<strong>de</strong>n moord, zoo we<strong>de</strong>rrechtelijk op <strong>de</strong>n Bisschop gepleegd, en over<br />
<strong>de</strong>n Bisschop, raadsman van zoovelen.<br />
»En terwijl zij <strong>de</strong>rwijze het heengaan van hun Her<strong>de</strong>r beween<strong>de</strong>n,<br />
verspreid<strong>de</strong> zich door <strong>de</strong> straten (<strong>de</strong>r Bisschopsstad Maastricht),<br />
werwaarts een snelle bo<strong>de</strong> zich had begeven, <strong>de</strong> droevige tijding.<br />
»De geheele stad ging aan 't jammeren, en alle burgers treur<strong>de</strong>n,<br />
doch durf<strong>de</strong>n, van droefheid en vreeze vervuld, hun gevoelens<br />
niet uiten. Ook <strong>de</strong> voornamen ween<strong>de</strong>n, doch in stilte, ten ein<strong>de</strong><br />
niet wegens hun rouwbetoon te wor<strong>de</strong>n beschuldigd, als verfoei<strong>de</strong>n zij<br />
openlijk Dodo's misdrijf.
*25<br />
«Toen nu het heilig overschot, in <strong>de</strong> haven aangekomen, uit het<br />
schip getild en op <strong>de</strong> baar gelegd was, werd het ter beaardiging naar<br />
<strong>de</strong> kerk van St. Pieter gebracht.<br />
«Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n geheelen opvolgen<strong>de</strong>n nacht waakten daar afwisselend,<br />
<strong>de</strong> geestelijken met gezangen, en <strong>de</strong> geloovigen met jammerklachten.<br />
«En daar zij het niet waag<strong>de</strong>n, een praalgraf in gereedheid te<br />
brengen, werd er <strong>de</strong>s an<strong>de</strong>rendaags het lijk van <strong>de</strong>n Heilige in <strong>de</strong><br />
groeve van zijn aldaar rusten<strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r Aper, eer verborgen dan neêrgelegd.<br />
«Vervolgens werd het door een grooten steen, eer verheeld dan<br />
be<strong>de</strong>kt.<br />
«Uit <strong>de</strong> stad en van allerwegen kwam een ontelbare menigte<br />
aangestroomd naar <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong>, wegens <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren, die er voortdurend<br />
geschied<strong>de</strong>n, door allen in hooge eere gehou<strong>de</strong>n.<br />
«Want <strong>de</strong> Engelen Gods omgaven het graf als met een eerewacht,<br />
dag en nacht lofzingen<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kerk, en er klonk tusschen <strong>de</strong><br />
overige stemmen door, in allerzoetst maatgeluid, een gezang als dat<br />
van <strong>de</strong>n gelukzaligen Lambertus-zelven.<br />
«Vele bewoners <strong>de</strong>r stad, wien <strong>de</strong> stem <strong>de</strong>s Heiligen tij<strong>de</strong>ns zijn<br />
leven wel bekend was, ston<strong>de</strong>n verbaasd, toen zij dat gezang vernamen,<br />
en, alhoewel zij gaarne <strong>de</strong> kerk waren binnengetre<strong>de</strong>n, wer<strong>de</strong>n<br />
zij door vreeze weerhou<strong>de</strong>n.<br />
«En toen eenigen hunner <strong>de</strong> heilige plaats na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, om <strong>de</strong>s te<br />
beter te kunnen hooren, stierven allengskens <strong>de</strong> stemmen <strong>de</strong>r psalmzingen<strong>de</strong>n<br />
uit, en zoodra zij zich verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, klonk het gezang we<strong>de</strong>rom<br />
lui<strong>de</strong>r.<br />
«Zoo duur<strong>de</strong> <strong>de</strong> bediening <strong>de</strong>r Engelen voort.<br />
«O onuitsprekelijke macht van <strong>de</strong>n Schepper <strong>de</strong>r menschheid!<br />
Wie kan die macht en goe<strong>de</strong>rtierenheid bevroe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>rmate uitschitterend<br />
in <strong>de</strong> dienaren (Gods), dat <strong>de</strong> Engelen, niet slechts hunne<br />
zielen, maar ook hunne lichamen bewaken ? Wie kan twijfelen aan<br />
uwe beloften, Verlosser <strong>de</strong>r wereld, daar Gij niet duldt, dat het menschelijk<br />
geslacht teloorga?" i)<br />
Betreffen<strong>de</strong> 's Heiligen begraafplaats te St. Pieter, bij Maastricht,<br />
lezen wij bij Nicolaas ver<strong>de</strong>r wat volgt. — Stefanus vermeldt<br />
slechts <strong>de</strong> „ecclesia Apostolorum Principis" — 2).<br />
„Des ochtends werd <strong>de</strong> lijkbaar, zon<strong>de</strong>r eenig uitwendig<br />
hul<strong>de</strong>betoon, naar een zekere kerk van <strong>de</strong>n H. Petrus, Vorst <strong>de</strong>r<br />
1) Ghesq., no. 21, p. 142; Cliafeav,, t. a. p., p. 341.<br />
2) Chapeav., p. 269..
iaó<br />
Apostelen, gedragen, waar ook in een steenen grafkist <strong>de</strong> e<strong>de</strong>le<br />
man Aper, va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>s Heiligen, rust.<br />
„Die kerk ligt eenzaam aan <strong>de</strong>n oever <strong>de</strong>r Maas, tegen <strong>de</strong><br />
oostelijke helling van <strong>de</strong>n heuvel, dien <strong>de</strong> bewoners fort (caslra)<br />
noemen en die door het riviertje <strong>de</strong> Jeker, als door een grenslijn,<br />
van Maastricht wordt geschei<strong>de</strong>n" i).<br />
Ook monnik Hucbald maakt gewag van <strong>de</strong> St. Pieterskerk,<br />
bij <strong>de</strong> hoogte gelegen:<br />
Hinc ferétro ponunt et id ad sublimia ducunt,<br />
Sedis ubi Petrus suscepit Apostolus Mud 2).<br />
De eerw. heer Heynen, pastoor van St. Pieter, schrijft on<strong>de</strong>r<br />
an<strong>de</strong>re bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, dit kerkje betreffen<strong>de</strong>, het volgen<strong>de</strong>: Ook<br />
nadat „het lichaam van <strong>de</strong>n Heilige uit zijne grafste<strong>de</strong> genomen<br />
en naar Luik overgevoerd was, bleven <strong>de</strong> geloovigen <strong>de</strong>ze plaats<br />
aanzien en eerbiedigen.<br />
„De bescherming <strong>de</strong>s Heiligen ontbrak er ook niet, want<br />
toen <strong>de</strong> Spanjaar<strong>de</strong>n bij een beleg <strong>de</strong>r vesting Maastricht <strong>de</strong><br />
kerk in asch had<strong>de</strong>n gelegd, stond het aanhangsel of <strong>de</strong> kapel,<br />
binnen welke <strong>de</strong> H. Lambertus begraven was geweest, geheel<br />
en alleen ongeschon<strong>de</strong>n met haar gewelf (Arch. eccl. 1624).<br />
„In 1748 werd <strong>de</strong> kerk met het gemel<strong>de</strong> bijwerk afgebroken<br />
door het garnizoen <strong>de</strong>r vesting Maastricht, doch in 1749<br />
bouw<strong>de</strong> men eene kleine kapel over <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Heiligen,<br />
welke altoos is geheeten gewor<strong>de</strong>n: graf of kapel van St. Lambertus.<br />
„Deze kapel heeft niet langer dan 98 jaren bestaan; in<br />
1847 werd zij afgebroken door het graven van het kanaal van<br />
Luik naar Maastricht. Zij is juist in <strong>de</strong> schuinte van <strong>de</strong>n linkerdijk<br />
gevallen.<br />
„Dat kanaal met <strong>de</strong>n linkerdijk heeft <strong>de</strong> plaats van het<br />
koor <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> kerk geheel ingenomen, benevens een ge<strong>de</strong>elte<br />
<strong>de</strong>r kerk en bijna het geheele kerkhof."<br />
In hetzelf<strong>de</strong> jaar echter werd, opdat <strong>de</strong> herinnering aan<br />
1) Chapeav., p. 408.<br />
2) Demart., St. Lambert, cap. 36, p. 33.
ia?<br />
<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke begraafplaats <strong>de</strong>s Heiligen bewaard bleve, niet welwillen<strong>de</strong><br />
toestemming van Koning Willem II, op een kleinen<br />
afstand van <strong>de</strong> eigenlijke grafste<strong>de</strong>, een nieuwe kapel gebouwd,<br />
welke het volgen<strong>de</strong> jaarschrift draagt:<br />
StrXJctUra cAnaLIs eVanTJI, pIEtate DenTJo<br />
STJrreXI honorl BeatI LaMberTI i)-<br />
De won<strong>de</strong>rbare gezangen <strong>de</strong>r Engelen vin<strong>de</strong>n wij vermeld<br />
bij alle schijvers. Hoelang het won<strong>de</strong>r geduurd heeft, zegt Go<strong>de</strong>scalk<br />
niet; Stefanus schrijft: „geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste dagen,"<br />
eveneens <strong>de</strong> dichterlijke monnik van St. Amand:<br />
„Solibus in primis mansit celebratio talis,<br />
Alme, tuo, Landberto, loco coelestibus ymnis" 2).<br />
Stefanus en latere schrijvers maken tevens gewag van een<br />
won<strong>de</strong>rbaar zoeten geur, die zich bij <strong>de</strong> teraar<strong>de</strong>bestelling <strong>de</strong>s<br />
Heiligen door <strong>de</strong> kerk verspreid<strong>de</strong>.<br />
Waarom werd het stoffelijk overschot naar Maastricht gevoerd?<br />
Waarom werd het niet, gelijk het toch voor <strong>de</strong> hand lag,<br />
te Luik ter ruste neergelegd, naast dat van <strong>de</strong>n H. Theodardus,<br />
zijn roemrijken voorganger en hooggeëer<strong>de</strong>n leermeester, Martelaar<br />
even als hij, door hem zeiven aldaar in het begin zijner<br />
Bisschoppelijke bediening, met passen<strong>de</strong>n eerbied en plechtig<br />
begraven ?<br />
Go<strong>de</strong>scalk geeft <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n daarvan aan.<br />
„De stad Maastricht had, daar zij <strong>de</strong> zetelplaats <strong>de</strong>s Bisschops<br />
was, het recht, het lichaam van <strong>de</strong>n Heilige op te<br />
vor<strong>de</strong>ren."<br />
In onze „St. Servatiuslegen<strong>de</strong>" wezen wij reeds op dit<br />
getuigenis van <strong>de</strong>n oudsten levensbeschrijver <strong>de</strong>s H. Lambertus,<br />
ten bewijze van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Luikenaren tamelijk heftig aangevochten<br />
geschiedkundige waarheid, dat, namelijk, Maastricht, na<br />
Tongeren, en vóór Luik, wel <strong>de</strong>gelijk <strong>de</strong> zetel, en niet slechts<br />
het verblijf van een geheele reeks Bisschoppen geweest is.<br />
1) Heynen, b!. 64.<br />
2) Chap., t. a. p., p. 370; Demarteau, t. a. p., cap. 36, p. 33.
128<br />
Het volle licht zal, naar wij met grond vertrouwen, over<br />
dit vraagstuk, dat eigenlijk geen vraagstuk meer moest wezen,<br />
opgaan, zoodra onze geleer<strong>de</strong> vriend, pastoor Willemsen, zijn<br />
<strong>de</strong>sbetreffend geschrift zal hebben uitgegeven.<br />
Wat, in bovenstaand verhaal van Go<strong>de</strong>scalk, <strong>de</strong>n lezer ongetwijfeld<br />
bevreemd zal hebben, is <strong>de</strong> vrees, door <strong>de</strong> Maastrichtenaren<br />
bij <strong>de</strong> aankomst en <strong>de</strong> begrafenis van het stoffelijk<br />
overschot <strong>de</strong>s gelief<strong>de</strong>n Heiligen, tegelijk met hun overgroot<br />
leedgevoel, aan <strong>de</strong>n dag gelegd.<br />
Deze vrees was van dien aard, dat zij zich van openbaar<br />
rouwbetoon onthiel<strong>de</strong>n en voor het kostbaar overschot van <strong>de</strong>n<br />
Heilige niet, gelijk het behoor<strong>de</strong> en zij ongetwijfeld volgaarne<br />
had<strong>de</strong>n gedaan, een praalgraf oprichtten, maar het als het ware<br />
behoedzaam verborgen in <strong>de</strong> steenen lijkkist zijns va<strong>de</strong>rs en<br />
on<strong>de</strong>r een grooten grafsteen.<br />
Inzon<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong> voornaamsten, <strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n (proceres),<br />
schenen erg beducht en bezorgd.<br />
„Cauta timoris eral sonitum restringere causa", zingt Hucbald.<br />
Waarvandaan die vrees?<br />
Go<strong>de</strong>scalk zegt het in ondubbelzinnige woor<strong>de</strong>n : „Dodo kon,<br />
indien zij te veel en te lui<strong>de</strong> blijken van hun droefheid gaven,<br />
<strong>de</strong> hul<strong>de</strong>, <strong>de</strong>n Heilige gebracht, licht opvatten als een openlijke<br />
verfoeiing van zijn heiligschennend wanbedrijf.<br />
„Deze vrees — zegt Suijskens — was alleszins gewettigd,<br />
want <strong>de</strong> moord, aan <strong>de</strong>n Heilige en zijn huisgenooten gepleegd,<br />
bewees voldoen<strong>de</strong>, dat Dodo, in <strong>de</strong> onbeperkte macht, waarover<br />
hij tij<strong>de</strong>ns Pepijns afwezigheid beschikte, tot alles, ook tot het<br />
uiterste, in staat kon wor<strong>de</strong>n geacht" 1).<br />
Onzes erachtens blijkt hieruit eveneens, dat ook te Maastricht<br />
algemeen bekend was, hoe heftig <strong>de</strong> gruwzame Dodo op<br />
<strong>de</strong>n geheilig<strong>de</strong>n persoon van Lambertus was verbeten.<br />
Dat <strong>de</strong> e<strong>de</strong>len meer omzichtigheid aan <strong>de</strong>n dag leg<strong>de</strong>n dan<br />
i) Ghesq., t. a. p„ no 122.
129<br />
<strong>de</strong> eigenlijke volksklasse, is zeer wel te begrijpen; zij toch waren<br />
beter op <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> stemming, welke ten hove heerschen<strong>de</strong><br />
was ten opzichte van <strong>de</strong>n moedigen Bisschop Lambertus.<br />
Daarenboven pleegt het volk zijn gevoelens veel vrijer en<br />
luidruchtiger te uiten dan <strong>de</strong> hoogere stand, die èn door opvoeding<br />
èn door berekening doorgaans meer zelfbeheersching bezit.<br />
Niet alleen <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong> van onzen Heilige te Maastricht<br />
maar ook <strong>de</strong> plek, welke hij door het vergieten van zijn bloed,'<br />
te Luik, had geheiligd, werd alras door won<strong>de</strong>ren vermaard.<br />
Go<strong>de</strong>scalk: )>Ten landhuize te Luik, in <strong>de</strong> kamer, waar het bloed<br />
s V<br />
token en<br />
dï f ff* ^ S6Vl0eid<br />
' brand<strong>de</strong> d0M Gods<br />
"' *SOntstoken,<br />
dikwijls lichten, en met zulk een hellen glans, als werd het<br />
huis door zonnestralen beschenen.<br />
a a r i n b l i j V 6 n l i g g 6 n 6611 k a m d k d e n B i s S c h<br />
behoord ' °P<br />
h a d t o e<br />
-<br />
«Eene vrouw, die hem vond, maakte zich, door hebzucht gedreven,<br />
ervan meester.<br />
ë<br />
>)Op zekeren nacht nu verscheen <strong>de</strong> H. Lambertus aan haren<br />
man, Theodoïnus geheeten, en vermaan<strong>de</strong> hem met zachtheid- „Uw<br />
echtgenoote geve terug wat zij we<strong>de</strong>rrechtelijk in bezit heeft genomen "<br />
«Daarop werd <strong>de</strong> man wakker en verhaal<strong>de</strong> haar wat hij gezien<br />
en gehoord had.<br />
B<br />
Z i j<br />
h v » . e t e r s l o e<br />
e e n a c h t<br />
f S - daarop, en zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> minste vreeze<br />
behield zij het ontvreem<strong>de</strong> voorwerp.<br />
«An<strong>de</strong>rmaal had Theodoïnus eén verschijning, <strong>de</strong>zen keer echter<br />
gepaard met bedreiging.<br />
«De Heilige verscheen hem, als tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> uit een schip, met<br />
<strong>de</strong>n stok m <strong>de</strong> hand, en raakte hem daarme<strong>de</strong> op <strong>de</strong> borst, waar<br />
vertoon<strong>de</strong> 01<br />
n g e n e e S l i j k e w o n d e<br />
^ ° > b l o e d<br />
etter druppelend,<br />
«Toen gaf hij uit angst terug wat hij in goedheid had geweigerd"<br />
i).<br />
ö<br />
Uit <strong>de</strong> zware straf, welke hem trof, zou men mogen aflei<strong>de</strong>n,<br />
dat hij eigenlijk <strong>de</strong> hoofdplichtige, <strong>de</strong> vrouw slechts <strong>de</strong><br />
uitvoerster van 's mans boos opzet geweest was.<br />
Deze om zijn inhaligheid gekastij<strong>de</strong> Theodoïnus verwissele<br />
men niet met Lambertus' dienaar Thiedoënus, die <strong>de</strong>n Heilige<br />
tij<strong>de</strong>ns zijn zevenjarig verblijf te Stavelot getrouw bleef en uit<br />
i) Ghesq., t. a. p„ p. i 4 3 ; Chapeav., t. a. p., p.<br />
DE H. LAMBERTUS.<br />
9
136<br />
wiens mond onze Go<strong>de</strong>scalk <strong>de</strong> stof voor zijn levensbericht heeft<br />
genomen.<br />
„Hieruit blijkt, teekent Chapeaville aan, hoe God niet alleen<br />
<strong>de</strong> lichamen zijner Heiligen in eere houdt, maar ook <strong>de</strong> geringste<br />
voorwerpen, die hun hebben toebehoord."<br />
„Ce peigne — schrijft Digoi, bij Darras — était d'un travail<br />
magnifique, dont nous pouvons avoir une idéé en examinant<br />
celui <strong>de</strong> saint Lupus, metropolitain <strong>de</strong> Sens, que 1'on gar<strong>de</strong><br />
encore aujoürd'hui dans le trésor <strong>de</strong> cette église et qui a été<br />
récemment décrit-dans un recueil archéologique (cfr. „Quelques<br />
recherches sur les peignes liturgiques" par M. Brelagne, dans les<br />
Mélanges d'archéologie Lorraine, tom. II).<br />
Uit Darras vernemen wij, dat <strong>de</strong>stijds <strong>de</strong> Bisschop placht<br />
gebruik te maken van een <strong>de</strong>rgelijken „peigne liturgique," voor<br />
Kerkelijke plechtighe<strong>de</strong>n i).<br />
Go<strong>de</strong>scalk .* «In hetzelf<strong>de</strong> dorp Luik was een blin<strong>de</strong>, met name<br />
Bal<strong>de</strong>gisel, die in een nachtgezicht vermaand werd, op te staan en<br />
zich te gaan ne<strong>de</strong>rleggen op <strong>de</strong> plaats, waar <strong>de</strong> man Gods om <strong>de</strong>r<br />
wille van Christus' naam zijn bloed had vergoten.<br />
«Wakker gewor<strong>de</strong>n, ontving hij het oogelicht, als had<strong>de</strong> hij het<br />
nooit gedorven, en om het hem opgedragen bevel ten uitvoer te brengen,<br />
liep hij ijlings <strong>de</strong>rwaarts, God loven<strong>de</strong> en <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />
door wiens verdienste hij het licht in <strong>de</strong> oogen had gekregen.<br />
»Een an<strong>de</strong>r Luikenaar, Raginfridus geheeten, die bei<strong>de</strong> oogen<br />
had verloren, kreeg in een droom <strong>de</strong> opdracht, <strong>de</strong> plek, geheiligd<br />
door <strong>de</strong>n marteldood van Lambertus, te reinigen; toen hij zich gereed<br />
maakte, om dit werk te beginnen, kreeg hij het gezicht terug.<br />
«Eenmaal gezond gewor<strong>de</strong>n, week hij niet meer van die plaats,<br />
en bleef hij er, zoo lang hij leef<strong>de</strong>, zijn diensten daaraan wij<strong>de</strong>n.<br />
«Toen <strong>de</strong>ze gebeurtenissen bekend wer<strong>de</strong>n, begonnen <strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n,<br />
uit <strong>de</strong> buurt zoowel als van verre, <strong>de</strong>n Heilige Gods naar verdienste<br />
te vereeren, die plaats met Godsvrucht te bezoeken, en hem in hunne<br />
noo<strong>de</strong>n aan te roepen.<br />
«Alras zette zich het volk, vol ijver wegens <strong>de</strong> verheerlijking van<br />
Lambertus' won<strong>de</strong>rkracht, en met bewon<strong>de</strong>ring vervuld, aan het werk,<br />
ten ein<strong>de</strong> er, ter eere van <strong>de</strong>n Heilige een kerk te bouwen, welke tot<br />
verspreiding zijner heerlijkheid veel zou<strong>de</strong> bijdragen.<br />
«En ofschoon die plaats het heilig overschot niet bezat, toch<br />
i) l'Abbê Darras, Histoire générale <strong>de</strong> l'Eglise, T. XVII, p. 72. ,
wil<strong>de</strong>n zij door het bouwen dier kerk laten blijken, even als bleek<br />
uit <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren, welke daar geschied<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> Heilige daar steeds<br />
tegenwoordig was.<br />
»Bij het aanschouwen van het kerkgebouw immers zou bij het<br />
volk <strong>de</strong> herinnering aan <strong>de</strong>n Heilige levendig blijven, en <strong>de</strong> Godsvrucht,<br />
<strong>de</strong> ijver om zijn voorspraak in te roepen, wor<strong>de</strong>n bevor<strong>de</strong>rd.<br />
»In die dagen was er eene blin<strong>de</strong> jonkvrouw, met name Oda,<br />
die, bij het vernemen van <strong>de</strong> klaarblijkelijke won<strong>de</strong>ren en teekenen<br />
Gods, met groot vertrouwen <strong>de</strong>n tocht naar <strong>de</strong> heilige plaats aanvaard<strong>de</strong>.<br />
»Toen zij <strong>de</strong> plek na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, en die haar vergezel<strong>de</strong>n haar dit<br />
aankondig<strong>de</strong>n, begon zij met vreug<strong>de</strong> uitterharte <strong>de</strong>n naam <strong>de</strong>s Heiligen<br />
aan te roepen.<br />
«Terstond gaf haar God, die barmhartig is en genadig voor<br />
allen, welke Hem aanroepen, het licht <strong>de</strong>r oogen we<strong>de</strong>r, dat zij nooit<br />
had gehad.<br />
»God danken<strong>de</strong> kwam zij op <strong>de</strong> uitverkorene plek aan.<br />
«Van dat tijdstip af beijver<strong>de</strong> zich meer dan ooit het volk:<br />
mannen en vrouwen, grijsaards en kin<strong>de</strong>ren, om <strong>de</strong> kerk, <strong>de</strong>n Heilige<br />
ter eere ver<strong>de</strong>r op te bouwen, en zoo werd zij, met Gods hulp, spoedig<br />
voltooid.<br />
«Eveneens werd op <strong>de</strong> plaats, waar genoem<strong>de</strong> maagd het gezicht<br />
ontving, tot een getuigenis voor <strong>de</strong> geloovigen en ter eere <strong>de</strong>r<br />
Heilige, een kerk gebouwd en gestadig vereerd.<br />
«Ook richtten <strong>de</strong> geloovigen en Godvreezen<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> plaats,<br />
waar <strong>de</strong> Bisschop werd doorstoken, een grafzerk op, met kunstwerk<br />
versierd.<br />
«Daar verrichtte <strong>de</strong> Heer dagelijks groote en ontelbare won<strong>de</strong>ren"<br />
i).<br />
Deze Oda is, naar Molanus getuigt, niemand an<strong>de</strong>rs dan<br />
<strong>de</strong> H. Schotsche Koningsdochter, wier stoffelijk overschot rust te<br />
St. Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong>, waar zij ook is gestorven.<br />
Otbertus, Bisschop van Luik, verhief haar gebeente, door<br />
won<strong>de</strong>ren vermaard, ten jare 1103 2).<br />
De Bollandist Thijsius, die het leven <strong>de</strong>zer Heilige, ge<br />
schreven door een ongenoem<strong>de</strong>, heeft uitgegeven, hel<strong>de</strong>rt ons<br />
<strong>de</strong> tegenspraak op, waaraan onze Go<strong>de</strong>scalk zich schuldig maakt,<br />
wanneer hij zegt: „<strong>de</strong> jonkvrouw kreeg het licht <strong>de</strong>r oogen, dat<br />
zij nooit had gehad, terug."<br />
1) Ghesq., t. a. p., p. 143; Chapeav., t. a. p., p. 345.<br />
2) Mol., Nat. SSum, p. 269; Miraeus, Fasti Belg., p. 701; Ann. Belg., p. 681.
13*<br />
In hare eerste jeugd, zegt Thijsius, werd <strong>de</strong> Heilige van<br />
het gezicht beroofd, alvorens zij er in zekeren zin iets van had<br />
genoten i).<br />
Blijkbaar heeft <strong>de</strong> brave Go<strong>de</strong>scalk, volijverig om <strong>de</strong>n H.<br />
Lambertus te verheerlijken, bij het samenstellen van het verhaal,<br />
<strong>de</strong>rgelijke kleine bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n over het hoofd gezien.<br />
Deze is ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, waarom hij met geen enkel woord<br />
van Oda's va<strong>de</strong>rland en afkomst gewag maakt.<br />
Genoem<strong>de</strong> Bollandist betoogt ook, dat <strong>de</strong> H. Oda in het<br />
jaar 710 te Luik werd genezen en, waarschijnlijk 13 jaren later,<br />
op 36 jarigen leeftijd, een beter leven is ingegaan 2).<br />
Het Proprium Ruraem. wijdt <strong>de</strong>zer Heilige op haar feestdag<br />
(27 November) een levensbericht, waarin on<strong>de</strong>r meer gezegd<br />
wordt, dat zij, na hare genezing in haar va<strong>de</strong>rland teruggekeerd,<br />
an<strong>de</strong>rmaal van daar is vertrokken, om hare gelofte van zuiverheid<br />
te kunnen bewaren (<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, namelijk, wil<strong>de</strong> haar uithuwelijken),<br />
en een pelgrimstocht on<strong>de</strong>rnam naar Rome.<br />
Vervolgens bezocht zij vele plaatsen, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Weert<br />
en Venraai, en ein<strong>de</strong>lijk vestig<strong>de</strong> zij zich metterwoon in Noord-<br />
Brabant, ter plaatse, later te harer gedachtenis St. Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong><br />
geheeten.<br />
De levensbeschrijver, door Thijsius uitgegeven, zegt, dat<br />
<strong>de</strong> zoo won<strong>de</strong>rbaar genezene Vorstin „<strong>de</strong>n H. Lambertus ver<br />
heerlijkte door offergaven en geschenken in geld."<br />
Ongetwijfeld werd met behulp daarvan <strong>de</strong> begonnen kerk<br />
bouw met meer kracht doorgezet en, gelijk Go<strong>de</strong>scalk getuigt:<br />
„spoedig voltrokken."<br />
In <strong>de</strong>ze St. Lambertuskerk werd, naar Suijskens aanteekent,<br />
in het jaar 714 Grimoald vermoord, terwijl hij bad voor het<br />
herstel van zijn va<strong>de</strong>r, Pepijn van Herstal 3).<br />
Meergenoem<strong>de</strong> levensbeschrijver verhaalt over Oda's aan<br />
l<br />
komst te Luik nog <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n:<br />
1) Ghesq., T. VI, p. 592-<br />
2) „<br />
6 2 ><br />
P-<br />
3) » P- H7-
133<br />
„Toen zij <strong>de</strong> plaats (Luik) na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, leg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> reisgezellen,<br />
aan haren dienst verbon<strong>de</strong>n, op Schotsche wijze, groote vreug<strong>de</strong><br />
aan <strong>de</strong>n dag en dankten zij God voor <strong>de</strong> gelukkige reis.<br />
„En toen zij <strong>de</strong>n berg waren afgezakt tot aan <strong>de</strong> helling,<br />
waar <strong>de</strong> St. Walburgiskerk is gelegen (ten tij<strong>de</strong> namelijk, dat<br />
schrijver zijn Vita te boek stel<strong>de</strong>), riepen zij elkan<strong>de</strong>r toe : „Daar<br />
is Luik, daar is <strong>de</strong> St. Lambertuskerk! (Ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> H. Oda,<br />
gelijk wij bereids zagen, nog niet geheel voltooid). Zie, <strong>de</strong> Heer<br />
heeft onzen tocht gezegend I" i)<br />
„Bij het vernemen van <strong>de</strong>ze haar zoo aangename tijding<br />
was <strong>de</strong> H. Oda zeer verblijd; zij hield het paard, waarop zij<br />
was gezeten, in, en wierp zich, met het aangezicht naar <strong>de</strong> St.<br />
Lambertuskerk gericht, op <strong>de</strong>n grond, God bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, dat Hij<br />
haar, indien het Hem behaag<strong>de</strong> en haar heilzaam was, het oogelicht<br />
zou we<strong>de</strong>rgeven.<br />
„Zij bad en werd verhoord. Eerst blind, werd zij zien<strong>de</strong> en<br />
zien<strong>de</strong> richtte zij zich overeind, om God te loven en te danken.<br />
„Haar tochtgenooten riepen lui<strong>de</strong> in Schotsche klanken<br />
ten Hemel, zoodat <strong>de</strong> bewoners, die <strong>de</strong>ze vreem<strong>de</strong> taal niet<br />
verston<strong>de</strong>n, in menigte kwamen toegesneld, vol verbazing; en zoo<br />
werd <strong>de</strong> mare van <strong>de</strong> won<strong>de</strong>re genezing algemeen bekend.<br />
„Die bewoners merkten <strong>de</strong> plaats, waar <strong>de</strong> dienaresse Gods<br />
verlicht was gewor<strong>de</strong>n, tot een aan<strong>de</strong>nken voor <strong>de</strong> toekomst, en<br />
later bouw<strong>de</strong>n daar <strong>de</strong> opvolgers (waarschijnlijk <strong>de</strong> bloedverwanten,<br />
merkt Thijsius aan) <strong>de</strong>r Heilige, ter herinnering aan dit<br />
feit, eene kerk, welke er thans nog staat, ter eere van <strong>de</strong> H.<br />
Walburgis en van <strong>de</strong> dienstmaagd <strong>de</strong>s Heeren, <strong>de</strong> Christusbruid,<br />
die er het gezicht had teruggekregen" 2).<br />
Dit kan, natuurlijk, eerst gebeurd zijn na <strong>de</strong>n dood van<br />
<strong>de</strong> H. Walburgis, die in 780 overleed.<br />
1) Eigenlijk staat er „Ecce monasterium St. Lamberti." Daar is het St. Lambenusmunster<br />
of klooster! De Bollandist Thijsius merkt hierbij aan, dat veeltijds<br />
het woord monasterium in <strong>de</strong> beteekenis van kerk of baziliek werd gelezen,<br />
gelijk hij uitvoerig bewijst. Ghesq., T. VI, p. 626. Zie ook M. Willemsen, „De<br />
Stiftskerk van <strong>de</strong>n H. Petrus te St. Odiliënberg", bl. 13.<br />
2) Ghesq., t. a. p., p. 624.
134<br />
Hoe die „opvolgers" - bloedverwanten of landgenooten —<br />
van <strong>de</strong> H. Oda te Luik zijn gekomen?<br />
„Door het won<strong>de</strong>r, aan <strong>de</strong> H. Oda geschied - meldt<br />
schrijver ver<strong>de</strong>r - werd in Schotland <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong>n H.<br />
Lambertus en <strong>de</strong> roem zijner verdienste <strong>de</strong>rmate vermaard, dat<br />
vele harer landgenooten ter beevaart trokken naar Luik, om er<br />
<strong>de</strong>n Heilige te bid<strong>de</strong>n voor hun lichamelijk en geestelijk welzijn."<br />
Wat <strong>de</strong> grafzerk betreft, door Godvreezen<strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n ter<br />
martelplaatse opgericht, zij aangemerkt, dat, naar Suijskens getuigt,<br />
het woord „leclus," door Go<strong>de</strong>scalk gebezigd, gewoonlijk wordt<br />
genomen in <strong>de</strong> beteekenis van: „feretrum" of „lifisanacotheca."<br />
Over het verblijf <strong>de</strong>r H. Oda te Venraai en in het Weerterbosch,<br />
welke plaatsen zij waarschijnlijk bezocht om er een<br />
stille eenzame plek op te zoeken, en over hare voorspellingen,<br />
<strong>de</strong>elt <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Bollandist Thijsius zeer lezenswaardige bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n<br />
me<strong>de</strong>.<br />
Hoogleeraar Daris noemt haar een dochter van Eugenius<br />
III, Koning van Schotland (699—716) 1).<br />
Opmerkelijk is 't, onzes inziens, dat <strong>de</strong> H. Lambertus, door<br />
zijn machtige tusschenkomst bij God, vooral blin<strong>de</strong>n in het bezit<br />
hunner oogen hersteld heeft.<br />
Zoo verzekert ons Go<strong>de</strong>scalk, dat bij Lambertus' grafste<strong>de</strong><br />
te Luik „blin<strong>de</strong>n zien<strong>de</strong>" wer<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rdadig genezenen,<br />
wier namen hij vermeldt, had<strong>de</strong>n allen het gezicht verloren.<br />
In het Pruisisch grensplaatsje Birgelen, waarover wij hiervoren<br />
reeds spraken (bl. 71), werd se<strong>de</strong>rt onheugelijke tij<strong>de</strong>n onze<br />
Heilige aangeroepen, inzon<strong>de</strong>rheid door lij<strong>de</strong>rs aan oogkwalen.<br />
De goe<strong>de</strong> God schijnt dat bijzon<strong>de</strong>r voorrecht te hebben<br />
geschonken aan <strong>de</strong>n onvermoeibaren Apostel, die het bovenzinnelijk<br />
licht <strong>de</strong>s Evangelies in <strong>de</strong> harten van zoovele hei<strong>de</strong>nen<br />
heeft ontstoken.<br />
1) Daris, t. a. p., bl. 135. Zie ook P. Atters, Jaarb. Alb. Th.,.1896, bl. 45-
Hoofdstuk XI.<br />
De H. Lambertus, door God gewroken.<br />
i<strong>de</strong>scalk: «Nadat <strong>de</strong> jaarkring was besloten, verscheen in een<br />
nachtgezicht <strong>de</strong> H. Lambertus aan <strong>de</strong>n schatmeester Amalgisel, die<br />
vroeger zijn rechter was, en begon zacht met <strong>de</strong>ze te spreken.<br />
«Amalgisel vroeg <strong>de</strong>n Heilige met veel belangstelling naar <strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>n zijner komst.<br />
»Ue H. Lambertus antwoord<strong>de</strong>: «Wij hebben Rome bezocht,<br />
en, daarvan weergekomen, zijn wij bezorgd over onzen vriend Dodo<br />
en' zijne gezellen, 't Is tijd, dat zij hun schuld betalen en het verdiend<br />
loon ontvangen voor hetgeen zij ons zoo god<strong>de</strong>loos hebben<br />
aangedaan."<br />
«De verschijning verdween, en <strong>de</strong> da<strong>de</strong>n volg<strong>de</strong>n onmid<strong>de</strong>llijk<br />
op <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n.<br />
«Wat Dodo aanbelangt — die op <strong>de</strong> eerste en voornaamste plaats<br />
aan <strong>de</strong>n dood <strong>de</strong>s Bis-chops plichtig was — getroffen door <strong>de</strong> wraak<br />
Gods, braakte hij zijn reeds tot ontbinding overgegane ingewan<strong>de</strong>n<br />
door'<strong>de</strong>n mond uit, en, na zijn ellendig bestaan zoo rampzalig te<br />
hebben afgelegd, werd hij verwezen ter hel, waar hij eeuwige folteringen<br />
te verduren heeft.<br />
«Zijn handlangers en wree<strong>de</strong> bloedverwanten, die, hetzij metterdaad,<br />
hetzij door hun toestemming, hein ten dienste had<strong>de</strong>n gestaan,<br />
dood<strong>de</strong>n elkan<strong>de</strong>r in een strijd, welke on<strong>de</strong>r hen was ontstaan.
136<br />
«Degene, die met eigen han<strong>de</strong>n hem (<strong>de</strong> Heilige) doorstoken<br />
had, werd door zijn eigen broe<strong>de</strong>r wree<strong>de</strong>lijk vermoord.<br />
«De overigen wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> duivelen gekweld; bij het hooren<br />
van Lambertus' naam brul<strong>de</strong>n zij allerhan<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>n, waarvoor het<br />
menschenhart sid<strong>de</strong>rt, uit.<br />
«Slechts enkelen waren na een jaar nog in leven, <strong>de</strong> meesten<br />
wer<strong>de</strong>n door een ellendigen en schan<strong>de</strong>lijken dood overvallen, eindig<strong>de</strong>n<br />
een allerbitterst leven en wer<strong>de</strong>n verworpen in het eeuwige vuur,<br />
dat voor <strong>de</strong>n duivel en zijn aanhang bereid is.<br />
«De roemrijke Martelaar Lambertus daarentegen, dien <strong>de</strong> martelpalmen<br />
omwuiven, springt op van vreug<strong>de</strong>, met <strong>de</strong> Engelen .en<br />
Aartsengelen en allé Gerechten in eeuwigheid" 1).<br />
De straf bleef dus niet lang uit.<br />
Twee jaren na <strong>de</strong>n dood <strong>de</strong>s Heiligen waren bijna allen,<br />
die zich aan hem had<strong>de</strong>n vergrepen, van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> verdwenen.<br />
Monnik Hucbald overschrijdt <strong>de</strong>rhalve wel wat al te boud<br />
<strong>de</strong> grenzen <strong>de</strong>r betamelijke „dichtervrijheid", wanneer hij in<br />
s t e<br />
zijn 3i<br />
Hoofdstuk zingt:<br />
„Hinc est fama volans tensis sublimiter alis,<br />
Quod dixissit enim Sancius sub famine mentis,<br />
Annis se septem voluisse reducere poenis,<br />
Si vitalis ei ferretur corpore flatus;"<br />
en in het 38 ste<br />
:<br />
„ Un<strong>de</strong> per hos septem tacito sub tempor e jussa<br />
Nulla revelando <strong>de</strong> se facienda jubebat,<br />
Sed post expletos jam dicti temporis annos<br />
Advenisse viro clarus narratur ei<strong>de</strong>m,<br />
Qui tune clavigeras astabat red<strong>de</strong>re curas<br />
Ecclesiae sacrae;"<br />
iets, dat wij bij geen enkele <strong>de</strong>r overige schrijvers, waarvan<br />
er meer<strong>de</strong>re toch wel op <strong>de</strong>rgelijke zaken bijster genoeg verslingerd<br />
zijn, aantreffen.<br />
De H. Lambertus, namelijk, zou beloofd hebben, indien<br />
hij aan <strong>de</strong>n dood ontsnapte, zeven jaren lang boete te doen<br />
voor <strong>de</strong> opwelling van gramschap, waarin hij bij <strong>de</strong>n nachtelijken<br />
aanval naar het zwaard had gegrepen; en <strong>de</strong>ze belofte zou hij<br />
I) Ghesq., p. 144; Chafeav., p. 346.
137<br />
zelfs in <strong>de</strong>n Hemel hebben gehou<strong>de</strong>n, door het wraakgericht,<br />
over zijn beulen te spannen, zeven jaren uit te stellen _<br />
Hucoald - merkt Jos. Demarteau, die hem an<strong>de</strong>rs met<br />
ongenegen is en hem een zeer merkwaardige studie toewijd<strong>de</strong> -<br />
had het zwak, aan alles, en inzon<strong>de</strong>rheid aan het getal 7, een<br />
geheimzinnige en zinnebeeldige beteekenis te hechten<br />
Ver<strong>de</strong>r werd hij door <strong>de</strong> Roomsche reis, welke <strong>de</strong> Heilige<br />
na zijn dood had afgelegd, op het dwaalspoor gebracht. Destijds<br />
irnmers werd zeer vaak die tocht on<strong>de</strong>rnomen, met het inzicht<br />
om boete te doen i).<br />
En zoo, schijnt het, is hij op dat <strong>de</strong>nkbeeld gekomen.<br />
Amalgisel, aan wien <strong>de</strong> H. Lambertus <strong>de</strong> nabijzijn<strong>de</strong> straf<br />
zijner moor<strong>de</strong>naren openbaar<strong>de</strong>, wordt door Go<strong>de</strong>scalk na<strong>de</strong>r<br />
aangeduid met <strong>de</strong> zinsne<strong>de</strong> : „qui olim ju<strong>de</strong>x ejus fuit hetgeen<br />
Suijskenus weergeeft door: die aan het Bisschoppelijk hof <strong>de</strong><br />
betrekking van rechter vervul<strong>de</strong> 2).<br />
Hucbald meldt ver<strong>de</strong>r we<strong>de</strong>rom eene bijzon<strong>de</strong>rheid, welke<br />
men te vergeefs bij <strong>de</strong> overige schrijvers zal zoeken.<br />
Volgens hem ontving Amalgisel van <strong>de</strong>n H. Lambertus,<br />
niet alleen het bericht, dat <strong>de</strong> ure <strong>de</strong>r wraakneming had geslagen,<br />
maar ook nog <strong>de</strong> opdracht, Dodo, <strong>de</strong>n hoofdplichtige, daarvan<br />
te verwittigen:<br />
„Nunc lu va<strong>de</strong> celer Dodoni et talia <strong>de</strong>/er,"<br />
Dodo echter, in ste<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze laatste vermaning tot boet<br />
vaardigheid in dank aan te nemen, volhard<strong>de</strong> niet slechts in <strong>de</strong><br />
boosheid, maar trachtte, in woe<strong>de</strong> ontstoken, <strong>de</strong>n boodschapper<br />
met zijn zwaard te doo<strong>de</strong>n:<br />
Nuncius advenit Dodoni et talia prompsit,<br />
Dodo furens voluit super hunc efferre mucronem,<br />
Ille sed evasit Domino salvante reductus" 3).<br />
Zulk een lief<strong>de</strong>rijke waarschuwing strookt geheel en al met<br />
1) Demart., Vie <strong>de</strong> St. Lamb., p. 67.<br />
2) Ghesq., t. a. p., p- 147j)<br />
Demart, Vie <strong>de</strong> St. Lamb., p. 35'
138<br />
het karakterbeeld, dat wij ons van <strong>de</strong>n zachtmoedigen Heilige<br />
voorstellen.<br />
Trouwens waarom zou <strong>de</strong> H. Martelaar an<strong>de</strong>rs aan Amalgisel<br />
zijn verschenen ?<br />
„Dodo's lijk — schrijft Siegbert — is, naar luid eener overlevering,<br />
wegens <strong>de</strong>n ondraaglijken stank, dien het verspreid<strong>de</strong>,<br />
in <strong>de</strong> Maas geworpen."<br />
Wij stipten reeds aan, dat Grimoald, zoon van Pepijn en<br />
zijn wettige gemalin Plectrudis, ten jare 714, te Luik, in <strong>de</strong><br />
kerk, <strong>de</strong>n H. Lambertus toegewijd, werd vermoord; Pepijns an<strong>de</strong>re<br />
wettige zoon, Drogo, was reeds overle<strong>de</strong>n in het jaar 708.<br />
„Men weet niet - schrijft Dr. Alb. Thijm — of hier mogelijk<br />
Alpaïs ofwel Radbod <strong>de</strong> hand in heeft gehad. Alpaïs streef<strong>de</strong><br />
naar <strong>de</strong> heerschappij voor haren zoon Karei, Radbod vrees<strong>de</strong><br />
mogelijk <strong>de</strong> gewel<strong>de</strong>narij zijns schoonzoons (Grimoald namelijk<br />
had <strong>de</strong> dochter van Radbod getrouwd), welke na hem het geheele<br />
Friesche Rijk aan zich kon on<strong>de</strong>rwerpen. Bei<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n<br />
dus eenen grond, <strong>de</strong>n dood van Grimoald te wenschen" 1).<br />
Pepijn zelf verwissel<strong>de</strong> het tij<strong>de</strong>lijke met het eeuwige te<br />
Jupille, <strong>de</strong>n ró<strong>de</strong>n December 714, geen erven nalaten<strong>de</strong> dan<br />
Karei Martel en Chil<strong>de</strong>brand, geboren uit <strong>de</strong> beruchte Alpaïs.<br />
Indien men geloof mocht hechten aan hetgeen Jeand'Ou-<br />
Iremeuse verhaalt, zou <strong>de</strong> H. Hubertus Pepijn tot bekeering gebracht,<br />
en graaf Plandris, broe<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n H. Lambertus, <strong>de</strong><br />
zondaresse Alpaïs levend verbrand hebben 2).<br />
Die schrijver evenwel verdient weinig vertrouwen.<br />
Suijskens twijfelt er niet aan of Pepijn heeft, vooral daartoe<br />
bewogen door <strong>de</strong> vermaningen van Lambertus, en van zijn biechtva<strong>de</strong>r,<br />
<strong>de</strong>n H. Wiro, reeds in <strong>de</strong> eerste jaren <strong>de</strong> gevaarlijke<br />
Alpaïs weggezon<strong>de</strong>n en zijn wettige gemalin Plectrudis in eere<br />
hersteld 3).<br />
In zijn „Commentarius <strong>de</strong> St. Swidberto Episcopd" oor<strong>de</strong>elt<br />
1) A. T., t. a. p., p. 213.<br />
2) Jos. Daris, t. a. p., bl. 131.<br />
3) Ghesq., no 132.
i39<br />
Bollandus, dat Pepijn zijn ontegenzeggelijk ergerlijk leven heeft<br />
goedgemaakt door <strong>de</strong>n ijver, betoond voor <strong>de</strong> verspreiding <strong>de</strong>s<br />
Christendoms, door <strong>de</strong> bescherming en <strong>de</strong>n krachtigen steun,<br />
steeds verleend aan <strong>de</strong> kloeke geloofsverkondigers, zoo talrijk<br />
uit Engeland, Schotland en Ierland herwaarts gekomen, en door<br />
<strong>de</strong> e<strong>de</strong>lmoedigheid, waarme<strong>de</strong> hij alom <strong>de</strong> oprichting van abdijen,<br />
kloosters en kerken bevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, en niet het minst door <strong>de</strong> vrome<br />
gezindheid, waarvan hij blijk gaf door zijn herhaal<strong>de</strong> boetereizen,<br />
barvoets naar <strong>de</strong>n H. Wiro, en, na <strong>de</strong>zes overlij<strong>de</strong>n, naar <strong>de</strong>n<br />
H. Plechelmus te St. Odiliënberg on<strong>de</strong>rnomen r).<br />
Ongetwijfeld — gaat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> schrijver voort — heeft <strong>de</strong> H.<br />
Swidbertus, dien hij een tijdlang bij zich hield, om uit zijn mond<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s levens te vernemen, hem voor oogen gehou<strong>de</strong>n<br />
hoe hij door aalmoezen zijn ongerechtighe<strong>de</strong>n moest herstellen.<br />
Feitelijk lezen wij dan ook in <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong>, waarbij hij <strong>de</strong><br />
abdij van Epternach begiftigt, dat hij hoopt „daardoor <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n<br />
van zijn vorig leven uit te wisschen en met Gods gena<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
eeuwige vreug<strong>de</strong> te belan<strong>de</strong>n."<br />
Over Pepijns boetereis naar <strong>de</strong>n St. Pietersberg maakt Bollandus<br />
gewag in zijn „Commentarius <strong>de</strong> St. Wirone" en in <strong>de</strong><br />
door hem uitgegeven „ Vita St. Wironis," van een ongenoem<strong>de</strong>n<br />
ou<strong>de</strong>n schrijver: „Pipinus — zoo heet het daar — solitus erat<br />
Mi lubrica lapsiis humani <strong>de</strong>tegere" 2), eveneens het Proprium<br />
Ruraem.:<br />
„Galliae Princeps avet hic Pipinus<br />
Singulis annis, humüis Wironi<br />
Consciae mentis reserare morsus<br />
Atque realus" 3).<br />
Dit was voorzeker <strong>de</strong> e<strong>de</strong>lste wraak, welke <strong>de</strong> ten Hemel<br />
opgenomen Martelaar Lambertus kon nemen op <strong>de</strong>n overigens<br />
hoogst verdienstelijken Vorst, wiens ergerlijk gedrag zijn Bis-<br />
1) Ghesq., T. VI, p. 180; Willemsen, <strong>de</strong> Stittskerk enz., bl. 7.<br />
2) „ T. V, p. 352.<br />
3) In fo S. Wironis, item St. Plechelmi.
140<br />
schopshart zooveel kommer en zorge gebaard, en, zij het dan<br />
ook zon<strong>de</strong>r Pepijns me<strong>de</strong>weten, aanleiding gegeven had tot <strong>de</strong>n<br />
moord, te Luik voltrokken.<br />
En wat is er van Alpaïs gewor<strong>de</strong>n ?<br />
Bij Go<strong>de</strong>scalk kloppen wij, natuurlijk, te vergeefs om inlichtingen<br />
aan; bij Stefanus eveneens.<br />
Geen van bei<strong>de</strong>n rept zelfs met een enkel woord over<br />
haar, noch over Pepijns omgang met haar.<br />
Blijkbaar vrees<strong>de</strong>n zij dus, niet alleen door het onomwon<strong>de</strong>n<br />
verhaal van <strong>de</strong>n waren toestand van zaken, maar ook door<br />
het noemen zelfs van haren naam, Karei Martel en Pepijn <strong>de</strong>n<br />
Korte, hare afstammelingen, te beleedigen.<br />
Onzes inziens bestaat er niet veel re<strong>de</strong>n, bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>swege<br />
lastig te vallen, daar hunne „Gesta St. Lamberti'' voor <strong>de</strong>n<br />
koordienst bestemd, en zij bijgevolg niet verplicht waren, cum<br />
tanto incommodo, zon<strong>de</strong>r noodzakelijkheid <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r treffelijke<br />
afkomst dier bei<strong>de</strong> Landsvorsten in herinnering te brengen.<br />
Uit het feit, dat, terwijl allen, die zich aan het leven van<br />
<strong>de</strong>n H. Martelaar vergrepen, door God zichtbaar wer<strong>de</strong>n gestraft,<br />
betreffen<strong>de</strong> Alpais niets <strong>de</strong>rgelijks wordt verhaalt, leidt<br />
<strong>de</strong> Bollandist Thijsius af, dat zij daaraan geheel onschuldig was.<br />
Volgens hem is Dodo <strong>de</strong> eenige hoofdplichtige, daar hij<br />
<strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van Alpaïs uit het hof, geschied vooral door<br />
toedoen van Lambertus, zoo kwalijk opnam, dat hij besloot een<br />
bloedige wraak te nemen; <strong>de</strong> moord, aan Gallus en Rioldus gepleegd,<br />
verschafte hem daartoe <strong>de</strong> gewenschte aanleiding r).<br />
Naar ons beschei<strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>el ligt het zwakke punt <strong>de</strong>zer<br />
re<strong>de</strong>neering in het onverklaarbare van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, waarom Dodo<br />
met zulk een rid<strong>de</strong>rlijken ijver — voorwaar een betere zaak<br />
waardig! — voor die bijzit in <strong>de</strong> bres zou zijn gesprongen,<br />
had<strong>de</strong> zij hem daartoe niet aangezocht, of, gelijk vele schrijvers<br />
volhou<strong>de</strong>n, ware zij niet zijne zuster geweest.<br />
Waarschijnlijker komt het ons voor — wat trouwens ook<br />
i) Ghesq., T. VI, p. 635.
Suijskens niet geheel en al verwerpelijk acht i) —, dat Alpaïs,<br />
voor haar zondig leven, en — dit voegen wij er aan toe — voor<br />
het aan<strong>de</strong>el, dat zij in <strong>de</strong>n moord had genomen, tot haar uitein<strong>de</strong><br />
toe boetvaardigheid heeft gedaan, eerst drie jaren te<br />
Munsterbilsen, later te Orp-le-Grand, waar zij godvruchtig overleed<br />
2).<br />
Bij A. De Raisse lezen wij daaromtrent als volgt:<br />
„17 September: Te Orp-le-Grand, in Fransch Brabant, <strong>de</strong><br />
gedachtenis van Alpaïs, boetelinge.<br />
„Deze vrouw, eerst bijzit van Pepijn van Herstal, kwam<br />
tot inkeer, toen zij zag hoe allen, die aan <strong>de</strong>n dood van <strong>de</strong>n<br />
H. Lambertus, waartoe zij aanleiding had gegeven, zich had<strong>de</strong>n<br />
plichtig gemaakt, binnen een jaar tijds ellendiglijk hun leven<br />
had<strong>de</strong>n geëindigd.<br />
„Door Gods gena<strong>de</strong> verlicht, open<strong>de</strong> zij haar oogen, en<br />
trachtte zij door het storten van vele tranen haar misdrijf uit<br />
te wisschen.<br />
„Zij verzaakte aan <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lheid <strong>de</strong>r wereld, en, ten ein<strong>de</strong><br />
door <strong>de</strong> gestrengheid van een gestadige opsluiting in een klooster<br />
te boeten voor het botvieren harer vleeschelijke lusten, liet<br />
zij op eigen kosten, ter ste<strong>de</strong> Orp, een klooster van <strong>de</strong>n grond<br />
uit opbouwen, ontbood daarin een groote schare Godgewij<strong>de</strong><br />
maag<strong>de</strong>n uit Nivelles, sloot zich bij <strong>de</strong>zen aan en bleef er tot<br />
aan haren jongsten levensdag, voor allen een toonbeeld van<br />
boelvaardigheid.<br />
„Het graf en gebeente <strong>de</strong>zer vrome vrouw wer<strong>de</strong>n, eenige<br />
jaren gele<strong>de</strong>n, ont<strong>de</strong>kt.<br />
„Orp is gelegen in het Bisdom Namen" 3).<br />
In <strong>de</strong> „Fasti Belgici et Burgundici" van Miraeus staat:<br />
„Te Orp-le-Grand, in het Bisdom Namen, had Alpaïs, tot<br />
een beter leven bekeerd, een vrouwenklooster opgericht, dat<br />
1) Ghesq., t. a. p„ no 133.<br />
2) Daris, t. a. p., bl. 131.<br />
3) De Raisse, Auctarium, bl. 194.
142<br />
door <strong>de</strong> Noormannen of an<strong>de</strong>re barbaren schijnt verwoest te<br />
zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />
„Het graf van Alpaïs werd in <strong>de</strong> parochiekerk van Orp,<br />
achter het altaar van O. L. Vrouw teruggevon<strong>de</strong>n in het jaar<br />
1618, met het opschrift: „Alpaïs Comitissa conthoralis Pippini<br />
duels" 1).<br />
De Bollandist Suijskens trekt in twijfel of Alpaïs wel <strong>de</strong><br />
stichteres van het Orpsche klooster geweest is, en vermoedt dat<br />
<strong>de</strong> Alpaïs, wier graf aldaar werd gevon<strong>de</strong>n, eene an<strong>de</strong>re is, uit<br />
het jaar 980, van welke Fisen gewag maakt 2).<br />
Ook Foullon oppert twijfel daarover 3).<br />
Fisen echter is met ons van meening, dat <strong>de</strong> al te beruchte<br />
vrouw als eene./an<strong>de</strong>re Magdalena boete heeft gedaan.<br />
„Tot herstel van haar zondig leven ging zij schuilen in<br />
het klooster, dat, ofwel door A<strong>de</strong>lia, ofwel door Pepijn, gelijk<br />
eenigen willen, ofwel door Alpaïs-zelve, gelijk an<strong>de</strong>ren beweren,<br />
gebouwd was.<br />
„Wie zal met mij — roept schrijver uit — <strong>de</strong> wegen <strong>de</strong>r<br />
God<strong>de</strong>lijke Voorzienigheid niet bewon<strong>de</strong>ren ?<br />
„De aanstookster van een zoo groote ongerechtigheid sterft,<br />
door zelfkastijding gelouterd, een heiligen dood" 4)!<br />
Wat ons in geen geringe mate bevreemdt, is, dat onze<br />
Bollandist geen aanteekening maakt ter verklaring van <strong>de</strong> Roomsche<br />
reis, door <strong>de</strong>n H. Lambertus on<strong>de</strong>rnomen na zijn dood,<br />
noch van <strong>de</strong> vreeselijke ironia, waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> Heilige zegt, dat<br />
„hij bezorgd is over zijn vriend Dodo."<br />
„Fuimus — dus luidt <strong>de</strong> tekst van Go<strong>de</strong>scalk, bij Ghesquierus<br />
— visitare Romam, et in<strong>de</strong> reversi sollicili sumus <strong>de</strong><br />
amico nostro Dodone et sociis ejus."<br />
Bij Chapeaville leest men: „ Visitatum reliquias Petri et<br />
1) Miraeus, t. a. p., bi. 347. Zie ook Ghesq., VI, p. 73.<br />
2) Ghesq., t. a. p., no 133; Fisen, Hist. Leod., p. 151.<br />
3) Foullon, Hist. Eccl. Leod., p. 114.<br />
4) Fisen, t. a. p., p. 100.
i43<br />
Pauli Romam adivimus, el reversi, <strong>de</strong> amicis nostris, Dodone et<br />
sociis ejus, justum judicium facere solliciti sumus."<br />
Wij hebben hierboven reeds gewezen op <strong>de</strong> averechtsche<br />
uitlegging, welke monnik Hucbald van <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n geeft,<br />
terecht door Demarteau geheeten: „paroles mystérieuses <strong>de</strong><br />
1'apparition" i).<br />
i) Demart., Vie <strong>de</strong> St. Lamb.. p. 70.
Öoofd^tuk XII.<br />
De H. Lambertus, naar Luik teruggevoerd.<br />
(go<strong>de</strong>scalk: »On<strong>de</strong>r Gods bijstand gaan wij nu verhalen hoe, eenige<br />
jaren daarna, niet lang gele<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> H. Lambertus in een visioen verscheen<br />
aan zekeren eerbiedwaardigen man, (dien hij beval) dat onverwijld<br />
zijn lichaam naar Luik zou wor<strong>de</strong>n overgebracht.<br />
«Hetzelf<strong>de</strong> werd aan priesters en lejken, Godvreezen<strong>de</strong> mannen,<br />
op velerhan<strong>de</strong> wijzen geopenbaard.<br />
»Toen nu <strong>de</strong> H. Hubertus, weleer leerling van Lambertus en<br />
Bisschop <strong>de</strong>zer landstreek, <strong>de</strong> won<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong> bevelen, in die openbaringen<br />
gegeven, vernam, on<strong>de</strong>rzocht hij <strong>de</strong> zaak met vreeze Gods<br />
en ijver.<br />
»En nadat hij alles wel had overwogen, hield hij raad met <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rlingen <strong>de</strong>r plaats (Maastricht) en kwam hij tot <strong>de</strong> overtuiging,<br />
dat alles door Gods wil was geopenbaard gewor<strong>de</strong>n.<br />
»Hij gebood, dat het lichaam van <strong>de</strong>n gelukzaligen Kerkvoogd<br />
zon<strong>de</strong>r dralen met grooten luister naar <strong>de</strong> aangewezen bevoorrechte<br />
plaats (te Luik) zou wor<strong>de</strong>n overgevoerd.<br />
»Hij bracht praalgewa<strong>de</strong>n en al wat ten dienste van het heilig<br />
overschot noodig was, in gereedheid, en toog uit, vergezeld van vele<br />
priesters, levieten en geestelijken, die psalmen zongen, en van eene<br />
groote menigte geloovigen, die met vrome Godsvrucht, naar Kerkelijk
i45<br />
gebruik, bij het lichaam <strong>de</strong>s H. Martelaars psalmen, lofzangen en<br />
lie<strong>de</strong>ren aanhieven.<br />
«Bisschop Hubertus vond <strong>de</strong> eerbiedwaardige le<strong>de</strong>maten van<br />
Christus' Martelaar onverteerd en onverlet; zij wasem<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zoetste<br />
geuren uit.<br />
«De Bisschop beur<strong>de</strong> ze met vreeze en <strong>de</strong>n grootsten eerbied<br />
uit <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong>, wikkel<strong>de</strong> ze in kostbare gewa<strong>de</strong>n en leg<strong>de</strong> ze, met<br />
het omwindsel, waarin het lijk reeds was gehuld, behoedzaam on<strong>de</strong>r<br />
zegels.<br />
»Bij beurten hieven <strong>de</strong> rijen <strong>de</strong>r broe<strong>de</strong>rs hunne psalmen aan,<br />
en weerklonken, in zoete klankmaat, wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> cymbalen en an<strong>de</strong>re<br />
speeltuigen.<br />
«Geloofwaardige lie<strong>de</strong>n verzekeren, dat zij gezien en gehoord<br />
hebben, hoe in <strong>de</strong>n hooge scharen van Engelen psalmzongen en <strong>de</strong>n<br />
almachtigen God om <strong>de</strong> zegepraal van <strong>de</strong>n Martelaar Lambertus<br />
loof<strong>de</strong>n.<br />
«Het geheele volk meng<strong>de</strong>, nu eens loflie<strong>de</strong>ren dan weer verzuchtingen,<br />
bij het geluid <strong>de</strong>r Kerkelijke lofzangen, en kon, in zijn al<br />
te groote droefheid slechts <strong>de</strong>ze klachten slaken: »0 goe<strong>de</strong> her<strong>de</strong>r,<br />
aan wien beveelt gij nu uw volk ter hoe<strong>de</strong> aan? O troost <strong>de</strong>r armen,<br />
voorlichter <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>nen, wil ons niet verlaten, die gij door God<strong>de</strong>lijke<br />
woor<strong>de</strong>n, geestelijke opwekkingen vermaan<strong>de</strong>t en vertroosttet,<br />
even als een va<strong>de</strong>r zijn eenigen zoon!"<br />
«Inmid<strong>de</strong>ls volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> talrijke menigte, <strong>de</strong>n rechten weg uitgaan<strong>de</strong>,<br />
<strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />
»Toen <strong>de</strong> stoet rust nam op een plaats, Nivialle gèheeten, geschied<strong>de</strong><br />
het, dat een arme blin<strong>de</strong>, die trachtte <strong>de</strong> lijkkist aan te<br />
raken, het gezicht terugkreeg.<br />
»Vol blijdschap loof<strong>de</strong> hij luidkeels <strong>de</strong>n Heer; God en <strong>de</strong>n H.<br />
Lambertus dankend, ging hij heen.<br />
«Vandaar trok men ver<strong>de</strong>r tot aan het landgoed, dat Herimala<br />
genaamd wordt.<br />
«Terwijl daar een oogenblik gepoosd werd, bracht men, ten aanschouwen<br />
<strong>de</strong>r menigte, een man aan, die door <strong>de</strong> inkorting zijner<br />
spieren kreupel was gewor<strong>de</strong>n.<br />
»Tot verlevendiging van het geloof <strong>de</strong>s volks en tot uitbreiding<br />
van <strong>de</strong>n roem <strong>de</strong>s Heiligen liet God toe, dat die kreupele, bij het<br />
zien <strong>de</strong>r lijkkist, eensklaps het geheele samenstel zijner le<strong>de</strong>maten vol<br />
kracht en beweging gevoel<strong>de</strong>; hij volg<strong>de</strong> <strong>de</strong>n H. Lambertus. en geheel<br />
het volk verheerlijkte God.<br />
«Op genoem<strong>de</strong> plaatsen, waar <strong>de</strong> Heer zich gewaardig<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ze<br />
won<strong>de</strong>ren te wrochten, wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> geloovige en vrome Christenen<br />
heiligdommen gebouwd ter eere van <strong>de</strong>n H. Lambertus.<br />
«Zoo kwam <strong>de</strong> gansche menigte, met <strong>de</strong>n Heilige, op <strong>de</strong> plaats<br />
van bestemming aan.<br />
DE H. LAMBERTUS.<br />
1 0
146<br />
«Alle bewoners dier plaats spoed<strong>de</strong>n, vol vreug<strong>de</strong> en juichend,<br />
het zoo vurig verlangd lichaam te gemoet, ontvingen het met veel<br />
eerbetoon en brachten daarvoor een waardige rustplaats in gereedheid.<br />
»Dczc rustplaats was met bewon<strong>de</strong>renswaardig kunstwerk, een<br />
overvloed van goud, zilver, juweelen en e<strong>de</strong>lgesteenten, door vermogen<strong>de</strong>n<br />
daar samengebracht, en door verschei<strong>de</strong>nheid van bouwtrant<br />
zoo rijk gesmukt, dat het alle beschrijving overtreft.<br />
«Daar werd, gelijk het betaam<strong>de</strong>, in die ruime kerk het won<strong>de</strong>rschoon<br />
ge<strong>de</strong>nkteeken, tot eerbiedvolle gedachtenis (<strong>de</strong>s Heiligen)<br />
opgericht, door <strong>de</strong> geloovigen dagelijks meer en meer vereerd.<br />
»Daar wor<strong>de</strong>n door Gods mil<strong>de</strong> gunst blin<strong>de</strong>n zien<strong>de</strong>, melaatschen<br />
gereinigd, kreupelen genezen, bezetenen verlost.<br />
«Maakten wij hier melding van alle won<strong>de</strong>ren, door God aldaar<br />
onophou<strong>de</strong>lijk door <strong>de</strong> verdiensten van Lambeitu? verricht, gelijk zij<br />
geschied zijn, dan vrees<strong>de</strong>n wij al te breedvoerig te wor<strong>de</strong>n.<br />
»Hct weinige, dat wij van Lambertus' leven en won<strong>de</strong>ren verhaal<strong>de</strong>n,<br />
is voldoen<strong>de</strong>, om <strong>de</strong>ngenen, die het vernemen, te overtuigen<br />
van <strong>de</strong> waarheid.<br />
«Ten bewijze daarvan kan men he<strong>de</strong>n ten dage bij <strong>de</strong> grafste<strong>de</strong><br />
aanschouwen <strong>de</strong> verbroken kluisters, ketenen en boeien van <strong>de</strong>genen,<br />
die er bevrijd wer<strong>de</strong>n; daar verkrijgen verlam<strong>de</strong>n het gebruik hunner<br />
le<strong>de</strong>maten, lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n <strong>de</strong> genezing van alle hunne lichaams- en zielekwalen,<br />
en vandaar trekken zij gezond naar hunne woonste<strong>de</strong>n we<strong>de</strong>r.<br />
»En nu reeds, in dit korte tijdsbestek, zoovele won<strong>de</strong>ren gesclned<br />
zijn, wie zal schatten hoe vele en hoe groote daar nog zullen plaats<br />
hebben in <strong>de</strong> toekomst, daar tot <strong>de</strong>n huidigen dag toe op het graf<br />
van <strong>de</strong>n gelukzaligen Bisschop en roemrijken Martelaar <strong>de</strong> teekenen<br />
en won<strong>de</strong>ren niet ophou<strong>de</strong>n, door <strong>de</strong> hulp van onzen Heer Jezus<br />
Christus, die met <strong>de</strong>n Va<strong>de</strong>r leeft en heerscht, God, in <strong>de</strong> eenheid<br />
<strong>de</strong>s H. Geestes, geduren<strong>de</strong> alle eeuwen <strong>de</strong>r eeuwen. Amen" 1).<br />
Aldus onze getrouwe zegsman.<br />
Wanneer heeft <strong>de</strong>ze plechtige overbrenging van St. Lam<br />
bertus' lichaam naar Luik plaats gehad ?<br />
Onze Go<strong>de</strong>scalk schrijft: „nuper, post aliquot annos', „niet<br />
lang gele<strong>de</strong>n, eenige jaren na hetgeen hiervoren werd verhaald."<br />
Een na<strong>de</strong>re aanwijzing putten wij uit <strong>de</strong> „ Vita St. Huberii,"<br />
door een tijdgenoot, leerling tevens <strong>de</strong>s H. Hubertus', geschreven.<br />
Daar lezen wij als volgt: „In het twaalf<strong>de</strong> jaar na zijn<br />
Bisschopswijding verklaar<strong>de</strong> hij (Hubertus), door talrijke nachte-<br />
1) Bij Ghesq., t. a. p., bl. 144; bij Chapeav., t. a. p., bl. 347-
147<br />
lijke verschijningen aangemaand te zijn, het gebeente van <strong>de</strong>n<br />
H. Lambertus uit <strong>de</strong> stad Maastricht ter bijzetting terug te voe<br />
ren naar <strong>de</strong> plaats, waar het lij<strong>de</strong>n werd voltrokken.<br />
,,L)eze vermaning vervul<strong>de</strong> zijn gemoed met een onbe<br />
schrijflijke vreug<strong>de</strong>.<br />
„Daar hij echter hieromtrent volstrekte zekerheid wenschte<br />
te hebben, besloot hij aan <strong>de</strong>n Heer te vragen wat hem nog<br />
duister scheen.<br />
„Aan alle kloosterlingen en geestelijken <strong>de</strong>r Bisschopsstad,<br />
zoowel als aan <strong>de</strong> leeken, schreef hij een vasten voor, ten ein<strong>de</strong><br />
te vernemen wat <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijke wil in <strong>de</strong>ze hem gebood.<br />
„Toen hij ein<strong>de</strong>lijk zekerheid had verkregen, in het <strong>de</strong>r<br />
tien<strong>de</strong> jaar zijner Bisschoppelijke bediening, begaf hij zich, ver<br />
gezeld van een schaar geestelijken en een menigte volks, alsme<strong>de</strong><br />
van eerbiedwaardige Bisschoppen en priesters, naar het graf van<br />
<strong>de</strong>n man Gods.<br />
„Met <strong>de</strong>n grootsten eerbied ont<strong>de</strong>kten zij <strong>de</strong> kist, waarin<br />
het overschot werd bewaard, haal<strong>de</strong>n daaruit het lichaam <strong>de</strong>s<br />
Heiligen te voorschijn, brachten het met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> blijdschap,<br />
waarme<strong>de</strong> zij waren gekomen, naar <strong>de</strong> plaats, waar hij gele<strong>de</strong>n<br />
heeft, en besteed<strong>de</strong>n het daar ter aar<strong>de</strong>" i).<br />
Het <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> jaar na Hubertus' Bisschopswijding, welke<br />
ongetwijfeld niet lang na <strong>de</strong>n marteldood van zijnen heiligen<br />
voorganger heeft plaats gehad, is het jaar 721 of 722.<br />
April.<br />
Het Bisdom Luik viert <strong>de</strong>ze „Translatie/" op <strong>de</strong>n 2Ó sten<br />
Deze dag evenwel werd door een bevelschrift van Bis<br />
schop Albero II in het jaar 1145 daarvoor aangewezen, ter<br />
herinnering vooral aan <strong>de</strong> zegepraal, op dien dag door <strong>de</strong><br />
Luikenaren bij <strong>de</strong> vesting Buljon behaald, en toegeschreven aan<br />
<strong>de</strong> voorspraak van hunnen Beschermheilige Lambertus, wiens<br />
relikwieënschrijn <strong>de</strong>rwaarts was gevoerd.<br />
Aldus getuigt <strong>de</strong> monnik Aïgilius van Orval 2).<br />
1) Bij Roberti, t. a. r-, bl. 26.<br />
2) Bij Chafeav,, T. II, p, 92.
148<br />
„Door <strong>de</strong> Bisschoppelijke macht, met goedkeuring <strong>de</strong>r<br />
Luiksche Kerk, werd bepaald, dat op <strong>de</strong>n vier<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Kalen<strong>de</strong>n<br />
van Mei <strong>de</strong> gedachtenis van <strong>de</strong>ze zegepraal, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> overbrenging,<br />
door <strong>de</strong>n H. Hubertus van Maastricht naar Luik,<br />
voortaan zou wor<strong>de</strong>n gevierd, daar <strong>de</strong> achtste <strong>de</strong>r Kalen<strong>de</strong>n<br />
van Januari, waarop <strong>de</strong>ze overbrenging plaats had, wegens <strong>de</strong><br />
invallen<strong>de</strong> vigilie van 's Heeren geboorte, niet waardig herdacht<br />
kan wor<strong>de</strong>n."<br />
Suijskens teekent hierbij aan, dat sEgidius zich hier blijkbaar<br />
vergist heeft, daar <strong>de</strong> vooravond van Kerstmis invalt, niet<br />
op <strong>de</strong>n achtste, maar op <strong>de</strong>n negen<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Januari-kalen<strong>de</strong>n 1).<br />
Fisen neemt dit getuigenis uit Aigidius over, doch zet,<br />
om <strong>de</strong>zes misvatting te verbeteren, in plaats van <strong>de</strong> vigilie, het<br />
feest van Kerstmis, op welken dag toch gewis <strong>de</strong> H. Hubertus<br />
het stoffelijk overschot van <strong>de</strong>n H. Martelaar niet van Maastricht<br />
naar Luik zal hebben vervoerd 2).<br />
Foullon vindt het ongelooflijk, dat <strong>de</strong> H. Hubertus <strong>de</strong>ze<br />
grootsche plechtigheid zou hebben verricht op het feest van<br />
's Heeren geboorte, ook wegens <strong>de</strong>n wintertijd 3).<br />
Deze schrijver echter is door ^Egidius op het dwaalspoor<br />
gebracht en heeft <strong>de</strong>zes uitdrukking: „vigilie van 's Heeren geboorte",<br />
blijkbaar geheel over het hoofd gezien.<br />
De wintertijd kon, dat spreekt van zelf, <strong>de</strong>n H. Hubertus,<br />
na <strong>de</strong> vele vermaningen, hem-zelve en nog aan vele an<strong>de</strong>ren<br />
gedaan, van toch „onverwijld" — „sine aliquo eunelamine" —<br />
Lambertus' gebeente naar Luik te brengen, niet verhin<strong>de</strong>ren,<br />
daartoe over te gaan, te meer wijl hij <strong>de</strong> verzekering had gekregen,<br />
dat God het verlang<strong>de</strong>.<br />
Alles wel beschouwd en bedacht, neemt Suijskens aan, dat<br />
<strong>de</strong>ze plechtigheid heeft plaats gehad op <strong>de</strong>n 24 5tcn<br />
December.<br />
En indien het waar is, wat velen meenen, dat met het<br />
lichaam van <strong>de</strong>n Heilige ook tevens <strong>de</strong> Bisschoppelijke z«tel<br />
1) Ghesq., t. a. p., no 161.<br />
2) Fisen, Hist. Leod., p. 237.<br />
3) Foullon, Htst. Eccl. Leod., p. 125.
149<br />
van Maastricht naar Luik werd verplaatst, dan kon — gaat onze<br />
Bollandist voort — <strong>de</strong> H. Hubertus geen beteren dag daarvoor<br />
hebben uitgekozen, wijl hij daags daarna het geboortefeest onzes<br />
Heeren en tevens <strong>de</strong>n geboortedag <strong>de</strong>r Luiksche Kerk plechtstatig<br />
kon vieren r).<br />
Go<strong>de</strong>scalk maakt gewag van een „eerbiedwaardigen man",<br />
wien <strong>de</strong> H. Lambertus beval, zijn lichaam over te brengen naar<br />
Luik.<br />
Heeft hij daarme<strong>de</strong> <strong>de</strong>n H. Hubertus bedoeld ?<br />
Een weinig later zegt hij wel, dat <strong>de</strong>ze Heilige een grondig<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> openbaringen, aan verschillen<strong>de</strong>n gedaan,<br />
heeft ingesteld.<br />
Waarschijnlijk heeft Go<strong>de</strong>scalk niet geweten — zegt Suijsk<br />
ens _ dat <strong>de</strong> H. Hubertus ook vermaningen in dien zin had<br />
gehad, terwijl <strong>de</strong> schrijver van <strong>de</strong> „Vila" zijns H. leermeesters<br />
Hubertus beter op <strong>de</strong> hoogte was, en het in ondubbelzinnige<br />
woor<strong>de</strong>n getuigt.<br />
Deze laatste maakt ook gewag van „eerbiedwaardige Bisschoppen",<br />
die bij <strong>de</strong>ze plechtigheid <strong>de</strong>n Kerkvoogd ter zij<strong>de</strong><br />
ston<strong>de</strong>n, terwijl Go<strong>de</strong>scalk alleen spreekt van „priesters, levieten<br />
en geestelijken.'"<br />
Blijkbaar heeft Go<strong>de</strong>scalk <strong>de</strong>ze omstandigheid over het<br />
hoofd gezien.<br />
„Daar is immers geea re<strong>de</strong>n — merkt <strong>de</strong> Bollandist aan —<br />
waarom <strong>de</strong> naburige Bisschoppen bij zulk een luisterrijke plechtigheid<br />
niet zou<strong>de</strong>n tegenwoordig geweest zijn, of zij had<strong>de</strong>n<br />
moeten belet wezen wegens het Kerstfeest" 2).<br />
In zijne „Ad vilam B. Huberti notae et paralipomena"<br />
teekent Roberti hierbij aan, dat <strong>de</strong> Bisschoppen <strong>de</strong>zen dienst, <strong>de</strong>n<br />
Heiligen en inzon<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong>n Martelaren ter eere, aan hunne<br />
ambtgenooten plachten te bewijzen. Dit vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> Godsvrucht<br />
es <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, en kan door vele voorbeel<strong>de</strong>n gestaafd wor<strong>de</strong>n.<br />
1) Ghesq., t. a. p., «8 I6J.<br />
a) Iiid., no 169.
Daar echter —gaat hij voort — geen enkele <strong>de</strong>zer Bisschoppen<br />
genoemd wordt, ligt het voor <strong>de</strong> hand, te on<strong>de</strong>rstellen, dat<br />
diegenen ontbo<strong>de</strong>n waren, wier Bisdommen aan dat van Hubertus<br />
grens<strong>de</strong>n, vooral niet te vergeten <strong>de</strong> H. Willebrordüs, Bisschop<br />
van Utrecht, en, evenals Hubertus, vriend van <strong>de</strong>n H. Martelaar" i).<br />
Ver<strong>de</strong>r noemt hij „uit ou<strong>de</strong> handschriften" nog een zestal<br />
an<strong>de</strong>re Aartsbisschoppen en Bisschoppen.<br />
Dezelf<strong>de</strong> namen geeft, met <strong>de</strong>n H. Willebrordüs erbij,<br />
Fisen aan 2).<br />
Hoogleefaar Daris acht het niet onwaarschijnlijk, dat bij<br />
<strong>de</strong>ze grootsche plechtigheid ook Karei Martel, die in 714 zijn<br />
va<strong>de</strong>r Pepijn als hofmeier had opgevolgd, tegenwoordig geweest<br />
s t e n<br />
is met zijn zoon Karloman, wijl hij <strong>de</strong>n i Januari 722, dus<br />
slechts acht dagen later, te Herstal een oorkon<strong>de</strong> uitvaardig<strong>de</strong> ter<br />
gunste <strong>de</strong>r Utrechtsche abdij 3).<br />
De zegetocht, waarme<strong>de</strong> het stoffelijk overschot van <strong>de</strong>n<br />
H. Lambertus werd teruggevoerd naar <strong>de</strong> plaats, door zijn hel<strong>de</strong>ndood<br />
vereeuwigd en zijn martelbloed geheiligd, wordt door<br />
Jos. Demarteau, blijkbaar con amore, geschil<strong>de</strong>rd:<br />
„De stoet overstem<strong>de</strong> door zijn gezangen <strong>de</strong> weeklachten<br />
<strong>de</strong>r Maastrichtenaren, die onuitsprekelijk bedroefd waren over<br />
het verlies van hun kostbaren schat.<br />
„Een e<strong>de</strong>le, heerlijke stoet 1<br />
„Afwisselend zongen in aangename toonopvolging <strong>de</strong> welgeoefen<strong>de</strong><br />
koren <strong>de</strong>r geestelijken <strong>de</strong> verzen <strong>de</strong>r psalmen, on<strong>de</strong>r<br />
begeleiding <strong>de</strong>r wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> klankbekkens en schetteren<strong>de</strong> bazuinen,<br />
terwijl <strong>de</strong> Engelen Hemelsche danklie<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong><br />
aardsche tonen <strong>de</strong><strong>de</strong>n ineensmelten.<br />
„Aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van Hubertus, <strong>de</strong>n Apostel <strong>de</strong>r Ar<strong>de</strong>nnen,<br />
stapte Willebrord, <strong>de</strong> geloofsverkondiger van Holland, en se<strong>de</strong>rt<br />
lange jaren vriend <strong>de</strong>s Martelaars.<br />
„Op hen volg<strong>de</strong>n in dichte rijen, met <strong>de</strong>n 11. Floribert<br />
1) Roberti, I. a. p., bl. 169.<br />
2) Fisen, Hist. Eccl. Leod., bl. 95.<br />
3) J. Daris, t. a. p., bl. 132, noot.
aan het hoofd, <strong>de</strong> talrijke schare <strong>de</strong>r abten, monnikken en<br />
Kerkvorsten, die <strong>de</strong>stijds <strong>de</strong>n kloosters van het Bisdom: Lobbes,<br />
St. Trui<strong>de</strong>n, Celles, Andage, Stavelot, Malmedy en Chèvremont,<br />
of <strong>de</strong> Bisschopszetels <strong>de</strong>r naburige lan<strong>de</strong>n tot sieraad verstrekten.<br />
„Den loop <strong>de</strong>r eeuwen door kwam menigmaal een schitteren<strong>de</strong><br />
stoet, van Maastricht Luikwaarts, <strong>de</strong> Maas langs getogen,<br />
te geenen tijd een met zooveel Heiligen als <strong>de</strong>ze.<br />
„Tweemaal hield <strong>de</strong> vrome pelgrimstocht een wijle stil, en<br />
telkens had er een won<strong>de</strong>re genezing plaats: van een blin<strong>de</strong> te<br />
NivelksLanaye, van een verlam<strong>de</strong>, te Hermalk sous-Argentcau.<br />
„Met geestdrift ontvingen <strong>de</strong> Luikenaren <strong>de</strong> heilige beèvaartgangers<br />
en <strong>de</strong>n kostbaren schat, welken <strong>de</strong>ze hun aanbrachten.<br />
„De kerk, door hen gebouwd, en bestemd om dien te bewaren,<br />
welf<strong>de</strong> zich boven <strong>de</strong> plaats, waar <strong>de</strong> Heilige <strong>de</strong>n marteldood<br />
had on<strong>de</strong>rgaan, en was zoo schoon, dat <strong>de</strong> levensbeschrijver<br />
zich moest beroepen op het getuigenis zijner tijdgenooten,<br />
wijl hem, naar zijn eigen gulle, eenvoudige bekentenis, <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
ontbraken om ze te beschrijven.<br />
„In dit heiligdom was een afzon<strong>de</strong>rlijke kapel bereid tot<br />
berging <strong>de</strong>r heilige overblijfselen, versierd met al wat kunst<br />
en pracht vermogen, om <strong>de</strong>n volke een diepen eerbied in te<br />
boezemen.<br />
„Daar leg<strong>de</strong> Hubertus het lichaam van zijn voorganger ter<br />
ruste, en „van dien dag af — gaat <strong>de</strong> geschiedschrijver i) vóórt<br />
•— werd dit volk, te voren nog ruw en onbeschaafd van aard,<br />
ingetogen, Godvreezend en Godsdienstig.<br />
„Dit geschied<strong>de</strong> te Kerstmis" 2).<br />
Nu wij aan het ein<strong>de</strong> van onze, bijlange niet gemakkelijke,<br />
doch — veilig mogen wij het bekennen — met lief<strong>de</strong> opgevatte,<br />
en met steeds klimmen<strong>de</strong> toewijding doorgezette taak zijn gekomen,<br />
blijft ons niets an<strong>de</strong>rs meer over dan een warme dank-<br />
1) Go<strong>de</strong>scalk bij Chapeav., t. a. p., bl. 348.<br />
2) Jos. Demarteau, St. Hubert, p. 35.
I S2 •<br />
betuiging te richten tot <strong>de</strong>n almachtigen, ein<strong>de</strong>loos barmhartigen<br />
God, die ons lust en licht, en lief<strong>de</strong> en leven gaf, om iets bij<br />
te dragen tot verheerlijking van zijnen roemvollen Martelaar,<br />
onzen lieven Heilige, Lambertus.<br />
Moge weldra in <strong>de</strong> stad Luik, die het onschatbaar voorrecht<br />
heeft, het gebeente <strong>de</strong>s Heiligen te bezitten, <strong>de</strong> St. Lambertuskerk<br />
ten hemel hare tinne verheffen, tot een eeuwenduren<strong>de</strong><br />
herinnering aan het luisterrijke eeuwfeest, en ook het ou<strong>de</strong><br />
Maastricht, dat het geluk heeft, zoowel <strong>de</strong> geboorteplaats als <strong>de</strong><br />
Bisschopsstad van <strong>de</strong>n roemrijken Martelaar te zijn geweest, <strong>de</strong>n<br />
nieuwen tempel, daar noodzakelijk gebleken, aan <strong>de</strong> nagedachtenis<br />
van <strong>de</strong>n H. Lambertus toewij<strong>de</strong>n.<br />
Dat geve God !
JNHOUD.<br />
EEN WOORD VOORAF , 5<br />
HOOFDSTUK I. DE GEBOORTE EN DE OUDÈRSVAN<br />
DEN HEILIGE 13<br />
„ II. DE JEUGD VAN ONZEN HEILIGE. 22<br />
„ III. DE H. LAMBERTUS, BISSCHOP. . 35<br />
„ IV. DE H. LAMBERTUS, IN BALLING<br />
SCHAP , . . . . 40<br />
„ V. DE H. LAMBERTUS KEERT TERUG<br />
NAAR ZIJNE BISSCHOPSSTAD MAAS<br />
TRICHT 50<br />
„ VI. DE H. LAMBERTUS, LÊERAAR VAN<br />
HEILIGEN 56<br />
„ VII. DE H. LAMBERTUS, APOSTEL VAN<br />
KEMPENLAND EN BRABANT. . . . 67<br />
„ VIII. DE H. LAMBERTUS, MARTELAAR. 80<br />
„ IX. WANNEER EN WAAROM DE H. LAM<br />
BERTUS GEDOOD WERD 87<br />
„ X. DE H. LAMBERTUS, DOOR WONDE<br />
REN VERHEERLIJKT 124<br />
„ XI. DE H. LAMBERTUS, DOOR GOD<br />
GEWROKEN 135<br />
„ XII. DE H. LAMBERTUS, NAAR LUIK<br />
TERUGGEVOERD 144<br />
••~&e-»«"
n et<br />
______ ===== ________<br />
v<br />
ii<br />
•_Jg*"" Bseg=g ^^ ty^ll«»___^\<br />
J&, nZun