04.05.2013 Views

ASSIMILATIE VAN - Vijfeeuwenmigratie.nl

ASSIMILATIE VAN - Vijfeeuwenmigratie.nl

ASSIMILATIE VAN - Vijfeeuwenmigratie.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>ASSIMILATIE</strong> <strong>VAN</strong><br />

VOOROORLOGSE IMMIGRANTEN<br />

DRIE GENERATIES<br />

POLEN<br />

SLOVENEN<br />

ITALIANEN<br />

IN HEERLEN


INHOUDSOPGAVE<br />

VOORWOORD<br />

INHOUDSOPGAVE<br />

INLEIDING<br />

Hoofdstuk I<br />

III<br />

pagina<br />

PROBLEMEN, ONDERZOEKSMETHODEN EN ONDERZOCHTE GROEPERINGEN 5<br />

1. Probleemstellingen<br />

2. Definitie van assimilatie<br />

3 . Onderdelen van de definitie<br />

4. De onderzochte groeperingen<br />

5. Onderzoeksmethodes<br />

a. Interviews<br />

b. Census<br />

c . Literatuurstudie en archiefonderzoek<br />

Samenvatting<br />

Hoofdstuk II<br />

GESCHIEDENIS <strong>VAN</strong> DE POOLSE, SLOVEENSE EN ITALIAANSE<br />

IMMIGRATIE IN ZUID-LIMBURG<br />

1. Sociale en ekonomiese verhoudingen in de<br />

Zuid-Limburgse same<strong>nl</strong>eving<br />

a. Het mijnbedrijf<br />

b. De katholieke kerk &n Zuid- Limburg: pogingen<br />

om een same<strong>nl</strong>eving te beheersen<br />

2. Buite<strong>nl</strong>andse arbeiders in Limburg, 1900-1930<br />

3. Poolse, sloveense en italiaanse immigratie in<br />

Zuid-Limburg, 1900-1930<br />

a. De poolse immigratie &n Limburg tot 1931<br />

b. De sloveense immigratie in Limburg tot 1931<br />

c. De italiaanse immigratie in Limburg tot 1931<br />

4. De ekonomiese krisis van 1929<br />

- gevolgen voor de Polen, Slovenen en Italianen _<br />

a. De poolse gemeenschap na de krisis<br />

b. De sloveense gemeenschap na de krisis<br />

c. De italiaanse gemeenschap na de krisis<br />

I<br />

III<br />

1<br />

5<br />

5<br />

6<br />

9<br />

12<br />

12<br />

13<br />

19<br />

20<br />

21<br />

21<br />

21<br />

24<br />

27<br />

30<br />

34<br />

45<br />

52<br />

62<br />

65<br />

76<br />

86


Hoofdstuk V<br />

<strong>ASSIMILATIE</strong>KANSEN <strong>VAN</strong> NAOORLOGSE IMMIGRANTEN:<br />

TURKEN, MAROKKANEN EN ITALIANEN<br />

1. Kenmerken van de immigrantengroeperingen<br />

a. Socio- ekonomiese kenmerken<br />

b. Kulturele en uiterlijke verschillen<br />

c. Terugkeerverwachting<br />

d. Ethniese verenigingen (zelforganisatiesJ<br />

2. Ekonomiese kontekst<br />

3. Overheidsbeleid ten aanzien van immigranten<br />

a. Toelatings- en uitzettingsbeleid<br />

b. Welzijnsbeleid<br />

c. Onderwijsbeleid<br />

d. Huisvestingsbeleid<br />

Konklusies<br />

SAMENVATTING<br />

SUMMARY<br />

GERAADPLEEGDE LITERATUUR EN BRONNEN<br />

Bijlage I<br />

Bijlage II<br />

Bijlage III<br />

Bij lage IV<br />

Bijlage V<br />

Bijlage VI<br />

Bijlage VII<br />

Bijlage VIII<br />

v<br />

VRAGENLIJST GEBRUIKT BIJ DE "CENSUS"<br />

BUITENLANDSE ARBEIDERS WERKZAAM IN DE<br />

LIMBURGSE MIJNEN, 1907-1949<br />

OPGAVE <strong>VAN</strong> POOLSE, ITALIAANSE EN SLOVEENSE<br />

ARBEIDERS BIJ DE ON-MIJNEN <strong>VAN</strong> 1923-1939<br />

OVERZICHT <strong>VAN</strong> DE NU NOG BESTAANDE POOLSE<br />

VERENIGINGEN IN LIMBURG<br />

STATUTEN <strong>VAN</strong> R.K. BOND <strong>VAN</strong> POOLSE VERENI­<br />

GINGEN IN NEDERLAND<br />

OVERZICHT BESTAANDE SLOVEENSE VERENIGINGEN<br />

VERGELIJKING BEROEPSPOSITIE MANNELIJKE EN<br />

VROUWELIJKE RESPONDENTEN<br />

DE AANTREKKINGSKRACHT <strong>VAN</strong> ETHNIESE VERENI­<br />

GINGEN OP DE IMMIGRANTEN<br />

213<br />

216<br />

216<br />

218<br />

220<br />

222<br />

223<br />

224<br />

224<br />

225<br />

225<br />

226<br />

227<br />

231<br />

235<br />

239


VOORWOORD<br />

I<br />

Het is niet voor niets, dat voorwoorden van onderzoeksverslagen<br />

meestal 'dankwoorden' " zijn, dankwoorden aan al die honderden mensen<br />

die bijgedragen hebben aan de totstandkoming van het onderzoek.<br />

Ook wij beginnen dit verslag van ons onderzoek met een<br />

woord van dank aan al die Polen, Slovenen en Italianen, die in<br />

vaak ure<strong>nl</strong>ange gesprekken openhartig over zichzelf en hun verleden<br />

verteld hebben. Hun levensgeschiedenissen vormen de basis van<br />

dit onderzoek.<br />

We danken ook de besturen van de verenigingen, die ons bereidwillig<br />

informatie verschaften, en ons méér dan eens uitnodigden op<br />

feesten en jubilea, waarvan er verschillenden tijdens de duur van<br />

het onderzoek gevierd werden. Verder dank aan alle Polen, Slovenen<br />

en Italianen, die meegewerkt hebben aan de census, welke in<br />

mei 1979 gehouden werd. Wij kunnen niemand met name noemen, zonder<br />

anderen tekort te doen. Wij verontschuldigen ons bij voorbaat<br />

dat we in dit rapport spreken over Polen, Slovenen en Italianen<br />

en over immigranten. Deze namen lagen voor de hand om de verschillende<br />

kategorieën mensen uit het onderzoek aan te duiden,<br />

maar - zoals ons zelf al snel duidelijk werd - op de eerste<br />

plaats zijn deze mensen Limburgers en Heerlenaren. Dit onderzoek<br />

haalt zaken naar voren uit de achtergrond van de onderzochten die<br />

voor de meesten van hen, en zeker voor de kinderen en kleinkinderen<br />

van de vroegere immigranten, geen enkele rol meer spelen.<br />

Aan de basis van het onderzoek lag een voorstel van de Limburgse<br />

Immigratie Stichting om een onderzoek te verrichten naar de tweede<br />

en derde generatie immigranten in Zuid-Limburg. Een dergelijk<br />

onderzoek zou het beleid van de stichtingen voor buite<strong>nl</strong>anders<br />

moeten ondersteunen. Het Ministerie van Cultuur, Recreatie en<br />

Maatschappelijk Werk subsidiëerde het onderzoek na positief advies<br />

ontvangen te hebben van de Advies Commissie Onderzoek Culturele<br />

Minderheden (ACOM). De begeleidingskommissie die onder andere<br />

vanuit de AC OM en CRM werd samengesteld bestond uit:<br />

Dr F. Bovenkerk, Drs J. Lucassen, Dhr C. Marinelli, Drs R. Penninx,<br />

Dhr A. Sluysmans (LIS) en Dr H. Verwey-Jonker. Hun stimulerende en<br />

waardevolle bijdragen hebben het nut van een begeleidingskommissie<br />

ten volle bewezen.<br />

In de personen van de heren Ahsmann en Sluysmans danken we alle<br />

medewerkers van de Limburgse Immigratie Stichting voor hun ondersteunende<br />

en bemiddelende rol in verschillende fasen van het onderzoek.<br />

Een woord van dank is ook op zijn plaats aan de heren Mertens en<br />

Wagemans van de afdeling bevolking van de gemeente Heerlen, alsmede<br />

aan Dhr Grond van de Gemeentelijke Dienst voor Onderzoek te<br />

Heerlen, die zo bereidwillig hun medewerking verleenden. Pater<br />

Dieteren ofm en Drs L. Kreukels van het Sociaal Historisch Centrum<br />

te Maastricht zijn we erkentelijk voor hun waardevolle adviezen op<br />

histories gebied.


11<br />

Wij danken ook de informanten die eertijds sleutelfunkties vervulden<br />

bij de Oranje Nassau mijnen, de vakbonden, de kerk en de<br />

poolse en italiaanse school. De studenten kulturele antropologie,<br />

dieinhet eerste jaar van hun studie veldervaring opdeden in<br />

Heerlen, danken we voor hun medewerking aan de census. Zonder<br />

Marjolein Peters, die de computer van de universiteit van Utrecht<br />

wist te bedienen, zouden we alle censusgegevens met de hand hebben<br />

moeten verwerken.<br />

En tot slot dank aan Hans Schoenmakers, Dries Keetelaar en Leonie<br />

van der Valk, die niet schroomden om het eindrapport onder vuur<br />

te nemen, waardoor dit rapport aan kwaliteit gewonnen heeft.<br />

Utrecht, mei 1980


Hoofdstuk I<br />

PROBLEEMSTELLINGEN, ONDERZOEKSMETHODES EN ONDERZOCHTE<br />

GROEPERINGEN<br />

1. PROBLEEMSTELLINGEN<br />

5<br />

Dit onderzoek behandelt de volgende probleemstellingen:<br />

a) Zijn de in Heerlen wonende vooroorlogse immigranten van<br />

poolse, italiaanse en sloveense afkomst en hun nakomelingen geassimileerd?<br />

Vormen ze op enigerlei w1Jze een nog te onderscheiden<br />

groepering (minderheid) binnen de Heerlense bevolking? (Zie<br />

Hoofdstuk 111)<br />

b) Indien er sprake is van assimilatie van deze groeperingen,<br />

welke zijn dan de belangrijkste faktoren geweest, die de assimilatie<br />

bevorderd hebben; met andere woorden, welke faktoren hebben<br />

minderheidsvorming binnen de limburgse same<strong>nl</strong>eving verhinderd?<br />

(Zie Hoofdstuk IV)<br />

c) In hoeverre hebben deze faktoren geldingskracht voor immigranten<br />

die na de oorlog naar Nederland kwamen, met name Italianen,<br />

Turken en Marokkanen. (Zie Hoofdstuk V)<br />

2. DEFINITIE <strong>VAN</strong> <strong>ASSIMILATIE</strong><br />

Een groepering immigranten noemen we geassimileerd, wanneer de<br />

leden ervan de ontvangende same<strong>nl</strong>eving als de hunne beschouwen,<br />

volwaardig er in participeren, en door die same<strong>nl</strong>eving niet als<br />

leden van een 'out-group' beschouwd en behandeld worden.<br />

Deze definitie sluit aan bij die, welke J. Zubrzycki hanteerde in<br />

zijn studie over de assimilatie van naoorlogse poolse immigranten<br />

in Groot-Brittannië (1956: 775).<br />

Assimilatie vatten we op als het resultaat van de processen van<br />

aanpassing (van de zijde van de individuele migranten) en absorptie<br />

(van de zijde van de same<strong>nl</strong>eving). De term integratie verwijst<br />

naar deze processen, die elkaar wederzijds beïnvloeden,l<br />

maar die ook afhankelijk zijn van andere maatschappelijke processen.<br />

Aanpassing en absorptie leiden niet automaties tot assimilatie;<br />

immers de ontwikkeling van deze processen kan geblokkeerd<br />

worden, waarna - in termen van Van Amersfoort - 'minderheidsvorming'<br />

optreedt (1974: 50).<br />

Assimilatie is dus niet het onvermijdelijk eindresultaat van processen,<br />

welke zich ontwikkelen vanaf het moment dat immigranten<br />

zich in een gegeven land vestigen.<br />

De definitie somt de voorwaarden op, waaraan een groepering moet<br />

voldoen, willen we haar geassimileerd noemen. Voldoet de groepering<br />

niet aan deze voorwaarden, dan kunnen we alleen vaststellen,<br />

Zie hiervoor Van Amersfoort (1974: 42, 48), die overigens aan<br />

de term integratie een andere betekenis toekent.


6<br />

dat ze niet, of niet helemaal geassimileerd is. Wij zien af van<br />

een indeling in fasen van integratie of assimilatie, zoals die<br />

wordt toegepast in studies van Beda Claes, Clémens e.a. en<br />

Zubrzycki. 1 Zij onderscheiden een konfliktfase, een aanpassingsfase<br />

en een akkommodatie- of assimilatiefase. 2 Aan de hand van metingen<br />

van immigrantengroeperingen wordt bepaald in welke fase<br />

zij zich bevinden.<br />

Voor de door ons onderzochte groeperingen is een dergelijke fasering<br />

weinig vruchtbaar, gezien de lange tijd dat deze immigranten<br />

zich in ons land bevinden. Onze vraag is of zij geassimileerd<br />

zijn of niet .<br />

Het is niet ov e rbodig om vast te stellen, dat wij in dit onderzoek<br />

zoeken naar sociologiese verbanden en sociologiese uitspraken<br />

doen; dat wil zeggen onze focus is niet het individu,<br />

maar de groep. Assimilatie is niet opgevat als het resultaat van<br />

een wisselwerking tussen individu en same<strong>nl</strong>eving, maar tussen<br />

groep en ontvangende same<strong>nl</strong>eving.<br />

3. ONDERDELEN <strong>VAN</strong> DE DEFINITIE<br />

Hieronder willen we - door puntsgewijs de elementen van de assimilatiedefinitie<br />

te evalueren - onze theoretiese premissen expliciteren.<br />

In Hoofdstuk 111 zullen we een en ander verder uitwerken.<br />

a) Op de eerste plaats stellen we, dat voor assimilatie twee<br />

groepen nodig z i jn, zowel de immigranten als de same<strong>nl</strong>eving waarin<br />

zij zich ve stigden. Van de ene groep wordt verwacht dat zij<br />

zich aanpast aan die same<strong>nl</strong>eving, van de ander dat zij de immigranten<br />

opneemt en niet als buitenstaanders beschouwt (waarbij<br />

het duidelijk moge zijn dat hiermee nog géén uitspraak is gedaan<br />

over de mate van 'tegemoetkoming' van elk van beide partijen).<br />

Binnen een same<strong>nl</strong>eving onderscheiden we twee nivo's: een institutioneel<br />

en een informeel. Onder het eerste vallen onder andere<br />

de overheidsinstellingen, de vakbonden en bedrijven, de kerk, de<br />

school; dáár wordt een eventueel beleid ten aanzien van de immigranten<br />

geformuleerd en in de praktijk gebracht. Het tweede nivo<br />

wordt gevormd door de individuele leden van de same<strong>nl</strong>eving, voor<br />

zover ze niet institutioneel met elkaar in kontakt komen of indirekt<br />

met elkaar te maken hebben. Onder hen vindt meningsvorming<br />

plaats ten aanzien van de immigranten, en zij spreiden een bepaald<br />

gedrag ten toon tegenover de nieuwkomers.<br />

Beide nivo's, institutioneel en informeel, beïnvloeden elkaar en<br />

R. Clémens, e.a. L'assimilation culturelle des immigrants en<br />

Belgique, Luik 1953.<br />

P. Beda Claes, De sociale integratie van de Italiaanse en Poolse<br />

immigranten in Belgisch Limburg, Hasselt, 1962.<br />

J. Zubrzycki,1956: Polish Immigrants in Britain, Den Haag, 1956.<br />

2 Deze begrippen die hier ter illustratie worden gebruikt zullen<br />

we niet nader verklaren. We verwijzen naar de literatuur waarin<br />

ze ter sprake komen.


8<br />

der, een 'Daan Doorsnee', waarop de immigrant moet lijken, om vol­<br />

waardig te kunnen participeren. We zijn het eens met Van Amers­<br />

foort's kritiek op Eisenstadt, wanneer hij stelt dat er sprake is<br />

van een hinderlijke simplifikatie, wanneer men er van uitgaat dat<br />

bij volledige assimilatie de migrantengroepering aan alle insti­<br />

tutionele sferen op gelijke wijze deelneemt als de hele bevolking.<br />

Dit omdat men daarmee impliciet de same<strong>nl</strong>eving opvat als homogeen ,<br />

terwijl wij "in feite binnen iedere same<strong>nl</strong>eving regionale, reli­<br />

gieuze, ekonomiese en sociale subeenheden (zien), die zich van<br />

generatie op generatie onderscheiden van het gemiddelde" (Van<br />

Amersfoort, 1974: 48) . Niemand zal echter willen ontkennen dat<br />

degenen die tot deze eenheden behoren, geen lid zijn van de samen­<br />

leving .<br />

Als tweede belangrijk kriterium voor volwaardige participatie ne­<br />

men we de deelname van de immigranten aan het nederlandse vereni­<br />

gingsleven .<br />

d) Het laatste facet van de definitie houdt in, dat de immi­<br />

grantengroepering niet (meer) als 'out- gr oup ' beschouwd en behan­<br />

deld wordt door de ontvangende same<strong>nl</strong>eving .<br />

Immigranten worden (eventueel) als 'out-group' behandeld, gedis­<br />

krimineerd, omdat de autochtone bevolking hen ziet als een bedrei­<br />

ging, als mededingers naar schaarse goederen, zoals werk, wonin­<br />

gen, scholing, welzijnsvoorzieningen en sociale verzekeringen.<br />

Het feit dat immigranten er anders uitzien en/of zich anders ge­<br />

dragen, maakt diskriminerend gedrag alleen maar gemakkelijker .<br />

Elias en Scotson 1 hebben rassenverhoudingen geanalyseerd als een<br />

uitbreiding van, maar niet als kwalitatief verschillend van de<br />

relatie tussen 'gevestigden en buitenstaanders' . "Het feit dat<br />

leden van de 2 groepen er fysiek anders uitzien ..... dient enkel<br />

en alleen tot herkenningsteken waardoor de leden van de groep<br />

buitenstaanders als zodanig gemakkelijk herkenbaar zijn en waar­<br />

mee de gevestigden - buitenstaanders relatie wordt bekrachtigd"<br />

(p. 22).<br />

Diskriminatie van immigranten vindt plaats op verschillende ge­<br />

bieden, maar het meest fundamenteel voor wat betreft hun kansen<br />

op assimilatie is de achterstelling die zij ondervinden op ekono­<br />

mies terrein. De lage sociale status die daarmee gepaard gaat<br />

werkt achterstelling op andere gebieden van het maatschappelijk<br />

leven in de hand.<br />

Wij gaan ervan uit dat immigranten niet (me er) als 'out-group'<br />

behandeld worden, wanneer hun positie op de arbeidsmarkt niet<br />

noemenswaardig afwijkt van die van de nederlandse bevolking, dat<br />

wil zeggen wanneer de immigranten niet (langer) buitengesloten<br />

worden van bepaalde beroepen en funkties .<br />

Elias/ Scotson, De gevestigden en de buitenstaanders, Utrecht<br />

1976.


4. DE ONDERZOCHTE GROEPERINGEN<br />

9<br />

De keuze voor Polen, Slovenen 1 en Italianen werd ingegeven door<br />

het simpele feit dat de vertegenwoordigers van deze groeperingen<br />

in voldoende getale aanwezig zijn. Dit in tegenstelling tot andere<br />

vooroorlogse immigranten zoals Russen, Tsjechen en Roemenen.<br />

De Duitsers die het grootste aantal immigranten in Zuid-Limburg<br />

vormden, kwamen niet in aanmerking voor dit onderzoek, omdat ze<br />

zowel geografies als kultureel dichtbij de Limburgers staan en<br />

stonden. Hetzelfde geldt voor de Belgen.<br />

KEUZE VOOR HEERLEN<br />

Aanvankelijk lag het in onze bedoeling een niet te grote gemeente<br />

als onderzoeksterrein te nemen. De daar wonende leden van de drie<br />

groeperingen zouden worden opgespoord middels analyse van het bevolkingsregister,<br />

middels lede<strong>nl</strong>ijsten van verenigingen en via de<br />

'sneeuwbalmethode' .<br />

Maar om aan een voldoende aantal respondenten te komen moesten we<br />

een gemeente kiezen, waarvan tevoren vaststond, dat de aantallen<br />

daar wonende leden van de groeperingen groot genoeg zouden zijn.<br />

Aan die voorwaarde bleek eige<strong>nl</strong>ijk alleen de gemeente Heerlen te<br />

voldoen. Heerlen bood nog andere voordelen:<br />

de gemeente beslaat met haar verschillende woonkernen een<br />

groot deel van de oostelijke mijnstreek;<br />

de wijken en buurten, waaruit Heerlen is samengesteld, kennen<br />

grote verschillen in sociaal-ekonomiese opbouw: in het noorden<br />

van de gemeente treft men een aantal oude mijnkolonies en oude<br />

arbeidersbuurten, in het centrum en zuiden overwegen gemengde<br />

buurten en villawijken.<br />

De kombinatie van deze twee kenmerken was een redelijke garantie<br />

dat we in Heerlen van alle kategorieën immigranten e n hun nakomelingen<br />

vertegenwoordigers zouden vinden. Plaatselijke konsentraties<br />

en migratie binnen de regio , vaak ook een gevolg van stij ­<br />

ging of daling op de ekonomiese ladder , zouden in een van de<br />

kleinere gemeenten wellicht kunnen leiden tot vertekening. In<br />

Heerlen was het risiko van vertekening veel kleiner door d e ruime<br />

schakering van in sociaal-ekonomies opzicht verschillende wijken<br />

en buurten , die bovendien een groot en vrij centraal deel vormen<br />

van de agglomeratie van de oostelijke mijnstreek.<br />

Een ander voordeel dat Heerlen bood , was dat het één van de twee<br />

gemeenten in deze regio was ,2 die haar bevolkingsregister op computerband<br />

heeft staan, hetgeen de mogelijkheid opende een groot<br />

De Joegoslaven in de mijnstreek z1Jn voornamelijk Slovenen. De<br />

weinige Kroaten en Serven onder de Joegoslaven hebben nooit<br />

eigen verenigingen gehad. In dit onderzoek spreken we slechts<br />

over Slovenen.<br />

2 De andere is Kerkrade; deze stad komt niet in aanmerking, omdat<br />

de drie nationaliteiten er niet in voldoende mate vertegenwoordigd<br />

zijn.


10<br />

deel van het anders noodzakelijke handwerk bij de samenstelling<br />

van de populatie achterwege te laten.<br />

SAMENSTELLING <strong>VAN</strong> DE POPULATIE<br />

Het moge duidelijk zijn, dat het opsporen van vooroorlogse immigranten<br />

en, hun nakomelingen niet eenvoudig is. De computer van<br />

de gemeente kon wel een lijst verschaffen met namen van Polen,<br />

Italianen en Slovenen, maar daarop kwanen zowel vóór- als naoorlogse<br />

immigranten voor, en bovendien alleen maar degenen, die<br />

niet genaturaliseerd zijn. Ook de verenigingen van Polen en Slovenen<br />

konden ons niet verder helpen, omdat zij slechts een gering<br />

deel van de bedoelde personen als lid hebben. De italiaanse vereniging<br />

bood op dit punt betere perspektieven, vanwege de beperkte<br />

omvang van deze groepering .<br />

Wij bedachten de volgende wel tijdrovende, maar redelijk betrouwbare<br />

manier om een populatie samen te stellen van Polen, Italianen<br />

en Slovenen en hun nakomelingen, voldoende groot om een afspiegeling<br />

te vormen van de hele populatie.<br />

Van het gekomputeriseerde bevolkingsbestand van Heerlen werden<br />

twee uitdraaien gemaakt:<br />

a) Eén uitdraai van alle inwoners van Heerlen, die op<br />

1-1-1979 in het bezit waren van de poolse, italiaanse of joegoslaviese<br />

nationaliteit; gerangschikt naar nationaliteit.<br />

Daarmee beschikten we nog niet over de namen van mensen, die inmiddels<br />

genaturaliseerd waren. Daarom een tweede uitdraai, waarin<br />

b) alle inwoners van Heerlen, van welke nationaliteit dan<br />

ook, waarvan de familienaam begint met de letters: b - c - k - m<br />

- p of s.<br />

Deze letters zijn de meest voorkomende begi<strong>nl</strong>etters van poolse ,<br />

italiaanse en sloveense familienamen , zoals ons medegedeeld werd<br />

door vertegenwoordigers van de drie groeperingen.<br />

De computer kon ook gegevens verschaffen over de geboortedatum en<br />

geboorteplaats, nationaliteit en datum van vestiging.<br />

Uit de twee computerlijsten konden we op de volgende wijze een<br />

bestand samenstellen van de vooroorlogse Polen, Italianen en Slovenen<br />

, alsmede van hun nakomelingen<br />

1. Van d e twééde (letter)uitdraaj streepten we alle namen<br />

weg, die ook voorkwamen op de eerste (' nationaliteiten')lijst .<br />

2. Uit d e tweede lijst selekteerden we via naamanalyse alle<br />

genaturaliseerde Polen, Italianen en Joegoslaven .<br />

3. Van de beide uitdraaien werden aan de hand van gegevens<br />

over geboortedatum en -plaats en datum van vestiging in Heerler<br />

de naoorlogse immigranten weggestreept .<br />

Fouten die we in deze procedure maakten konden rechtgeze t worden<br />

door raadpleging van informanten uit de drie groepen. De uiteindelijke<br />

proef op de som was de konfrontatie met de mensen zelf.<br />

Degenen die ten onrechte tot de immigranten gerekend werden, lieten<br />

niet na ons daarvan op de hoogte te stellen. Daaronder bevonden<br />

zich enkele families van italiaanse afkomst, die reeds sinds


---- - - - - - - -<br />

11<br />

midden vorige eeuw of nog langer in Nederland woonden; mensen van<br />

oostenrijkse of hongaarse afkomst, die we voor Slovenen gehouden<br />

hadden, en enkele families met pools klinkende namen, die zich op<br />

duitse afkomst beriepen .<br />

Ons uiteindelijk bestand bestaat uit twee gedeelten: op de letterlijst<br />

komen de namen voor van 412 Polen, 146 Slovenen en 95 Italianen;<br />

op de nationaliteiten-lijst de namen van 390 Polen , 112<br />

Slovenen en 81 Italianen. De lijsten zijn niet exklusief; een gedeelte<br />

van deze namen komt op beide lijsten voor, namelijk die<br />

welke begonnen met de 6 letters en welke nog niet genaturaliseerd<br />

zijn.<br />

Staat de bovenbeschreven werkwijze garant voor een betrouwbare<br />

steekproef onder vooroorlogse immigranten en hun nakomelingen in<br />

Heerlen?<br />

Twee kategorieën immigranten zijn niet op deze manier te achterhalen<br />

en hebben we dus niet in het bestand opgenomen:<br />

kinderen uit gemengde huwelijken, waarvan de vrouw van<br />

buite<strong>nl</strong>andse afkomst is en de man Nederlander, of enige andere<br />

nationaliteit bezit.<br />

In de eerste generatie waren er maar zeer weinig vrouwen die huwbaar<br />

waren, omdat ze als echtgenote van een immigrant hierheen<br />

kwamen . Veel dochters van deze eerste generatie huwden wel met<br />

Nederlanders en 'niet-landgenoten'. Haar kinderen hebben niet<br />

langer een poolse, italiaanse of sloveense naam en komen niet in<br />

ons bestand voor; tenzij ze nog bij hun ouders wonen, omdat ze<br />

dan op de lijst vermeld staan onder de namen van hun ouders;<br />

immigranten, die (bij naturalisatie) hun familienaam dusdanig<br />

lieten veranderen, dat hun ethniese afkomst niet meer uit<br />

de naam af te lezen is. Het kan hier slechts om enkelingen gaan.<br />

Terwijl informanten van met name poolse zijde dit enkele keren<br />

ter sprake brachten, kon een analyse van enkele jaarffangen van<br />

het Staatsblad niet één zo'n geval aan het licht brengen .<br />

, BEREKENING <strong>VAN</strong> HET TOTAAL AANTAL VOOROORLOGSE POOLSE, ITALIAANSE<br />

EN SLOVEENSE IMMIGRANTEN EN HUN NAKOMELINGEN IN DE GEMEENTE<br />

HEERLEN<br />

Omdat we de beschikking hadden over twee volledige lijsten waren<br />

we in staat via een verhoudingsberekening een schatting te maken<br />

van het totale aantal poolse, italiaanse en slove ense immigranten<br />

en hun nakomelingen dat aan het begin van 1979 in Hee rlen woonde.<br />

Ne me n we d e bere kening van het aantal Polen als voorbeeld:<br />

Op de '6-letterlijst' treffen we de namen aan van 412 Polen. De<br />

vraag is dan hoeveel Polen er zouden zijn als we over een 24-letterlijst<br />

beschikten. We kunnen niet het getal van 412 met 4 vermenigvuldigen,<br />

omdat de 6 gekozen letters relatief vaker voorkomen<br />

dan de anderen.<br />

De 'nationaliteite<strong>nl</strong>ijst' is wel volledig en laat een getal zien<br />

van 390. Polen dus wier achternaam met een willekeurige letter<br />

begint. Wanneer we uit deze lijst het aantal Polen selekteren<br />

wier familienaam begint met een van de 6 genoemde letters, dat<br />

zijn er 185, dan moet dit aantal zich verhouden tot het totaal


12<br />

aantal Polen op deze lijst (390), als de 412 Polen op de 6-letterlijst<br />

tot alle Polen in Heerlen. Dus 185 : 390 = 412 : x .<br />

x = 868.<br />

Dezelfde berekening uitgevoerd voor de Slovenen en Italianen lev<br />

ert de volgende schattingen op:<br />

Slovenen (49 112 131 x) 300<br />

Italianen (10: 81 = 95 : x) 192<br />

Deze be reke ningen ZlJn gebaseerd op het bevolkingsbestand van<br />

1 januari 1979 . De 'aanverwanten', dat wil zeggen degenen die met<br />

Po l e n, Italianen of Slovenen gehuwd zijn, maar niet van poolse,<br />

sloveense of italiaanse afkomst zijn, of in dat geval pas na de<br />

twe ede wereldoorlog naar Nederland gekomen, zijn niet in deze<br />

cijfers inbegrepen.<br />

We schatten dus, dat er tussen de 1.300 en 1.400 inwoners van<br />

Heerlen tot een van de drie groeperingen behoort, dat wil zeggen<br />

nog net geen 2% van de Heerlense bevolking. l<br />

5. ONDERZOEKSMETHODES<br />

Om het histories en sociologies materiaal te verzamelen, dat voor<br />

de beantwoording van de onderzoeksvragen nodig is, maakten we van<br />

drie methodes gebruik:<br />

uitvoerige interviews met leden van de drie groeperingen<br />

en met nederl andse sleutelinformanten;<br />

een c ensus, met een beperkte, gestruktureerde vrage<strong>nl</strong>ijst;<br />

literatuur- en archiefonderzoek.<br />

Deze wat ongebruikelijke kombinatie van methodieken voldeed goed.<br />

De geschiedenis van de immigranten kon zowel via life-histories<br />

van respondenten, als via literatuur- en archief onderzoek gerekonstrueerd<br />

worden. Gegevens over de huidige positie van de immigranten<br />

(en hun nakomelingen) verkregen we zowel uit de interviews<br />

als uit de census. Voordat de laatste georganiseerd werd,<br />

hadden wij al een aantal interviews achter de rug, hetgeen de<br />

kwaliteit van de vrage<strong>nl</strong>ijst ten goede kwam. Omgekeerd konden<br />

bepaalde uitkomsten van de census beter geïnterpreteerd worden<br />

door middel van interviews, die we nadien nog afgenomen hebben.<br />

a. Interviews<br />

Met 60 mensen, 20 uit elk van de drie groeperingen, voerden we<br />

- soms zeer langdurige - gesprekken over een aantal onderwerpen,<br />

zoals de omstandigheden vóór het vertrek naar Nederland, reden<br />

van komst, arbeidsgeschiedenis, woonomstandigheden, kontakten met<br />

Nederlanders en nederlandse instellingen, verenigingen, krisis en<br />

oorlog, terugkeerideaal, opvoeding van de kinderen, naturalisatie,<br />

relaties met naoorlogse immigranten/landgenoten, kontakten met<br />

1 De gemeente Heerlen heeft een kleine 70.000 inwoners.


18<br />

11 z1Jn van een andere nationaliteit.<br />

Een bijzondere kategorie wordt gevormd door de hoofdrespondenten,<br />

die in de laatste decennia gestorven zijn: in totaal 26. 24 daar­<br />

van behoorden tot de eerste generatie en 2 tot de tweede generatie.<br />

Omdat zich onder de respondenten weduwen en weduwnaars bevonden,<br />

kregen we ook informatie - en voor een deel relevante - over hun<br />

overleden echtgeno(o)t(e), met name gegevens over afkomst, oplei­<br />

ding, beroep, lidmaatschap van verenigingen (die wij overigens<br />

niet gebruikten in de vergelijking met de Heerlense bevolking).<br />

Waren deze respondenten reeds z6 lang overleden, dat bepaalde<br />

vragen niet te beantwoorden waren, dan kregen die vragen bij de<br />

verwerking de kode 'Niet van toepassing' .<br />

Wanneer we van alle respondenten diegenen weglaten, die niet tot<br />

de immigrantengroeperingen in de strikte zin van het woord behoor­<br />

den, namelijk de aangehuwden, dan hielden we 392 hoofd- en bijres­<br />

pondenten over. Die zijn als volgt over de generaties en groepe­<br />

ringen verdeeld :<br />

Tabel 2 Verdeling van de poolse, italiaanse en sloveense respon­<br />

denten naar generatie en afkomst<br />

Polen Italianen Slovenen Totaal per<br />

generatie<br />

generatie 1 27 9 14 50 12,8%<br />

generatie 2 94 30 52 176 44,9%<br />

generatie 3 103 26 37 166 42,3%<br />

Totaal 224 65 103 392 100,0%<br />

Polen, Italianen (57,1%) (16,6%) (26,3%)<br />

en Slovenen<br />

De enkele respondenten, die tot de vierde generatie behoorden,<br />

brachten we onder bij de derde generatie, omdat een zeer kleine<br />

kategorie van vierde generatie geen verwerking en aparte konklu­<br />

sies toelaat.<br />

De sexeverdeling was bijna gelijk: 197 mannen en 195 vrouwen.<br />

Wanneer de leef tij dsopbouw van de respondenten vergeleken werd<br />

met die van de Heerlense bevolking dan bleken er verschillen te<br />

bestaan . (Zie Tabel 3)<br />

Relatief bleken er minder leden van de onderzochte groepen tot de<br />

kategorie 15-19 en 20-24 jarigen te behoren, en méér tot de mid­<br />

denkategorie 25-54 en de kategorie 65 en ouder. Waar dit aa<strong>nl</strong>ei­<br />

ding kan geven tot vertekening zullen we op deze leeftijdsopbouw<br />

terugkomen .


20<br />

We kregen toestemming de archieven van de Oranje Nassau mijnen te<br />

raadplegen. Drie van de vier ON-mijnen waren gelegen in Heerlen,<br />

en een groot deel van de geïnterviewde mannen heeft in één van<br />

deze mijnen gewerkt . Raadplegen van deze bronnen was niet alleen<br />

belangrijk om nog onbekende gegevens op het spoor te komen, maar<br />

ook om ons een beeld te kunnen vormen over het mijnbedrijf. Als<br />

zodanig bleek het een goede aanvulling op de interviews en de se­<br />

kundaire bronnen.<br />

We kreg en eveneens toestemming voor raadpleging van de DSM-ar­<br />

chieven, waarin ook de archieven van de staatsmijnen opgenomen<br />

zijn . Maar omdat deze archieven ongeordend bleken te zijn en onze<br />

tijd t e beperkt was om op goed geluk te gaan 'graven', moesten we<br />

van raadpleging afzien . Een gevolg daarvan kan zijn, dat eventue­<br />

le verschillen tussen staats- en partikuliere mijnen in ons on­<br />

derzoek te weinig geprofileerd zijn .<br />

In de archieven van de gemeente Heerlen, tenslotte, hebben we ge­<br />

zocht naar aanwijzingen omtrent een gemeentelijk beleid ten aan­<br />

zie n van vreemdelingen, immigranten .<br />

SAMENVATTING<br />

In dit hoofdstuk hebben we aangegeven wat we onder assimilatie<br />

verstaan en wanneer immigranten geassimileerd genoemd kunnen wor­<br />

den . De belangrijkste kriteria daarvoor zijn een niet van de<br />

plaatselijke bevolking afwijkende positie op arbeidsmarkt, keuze<br />

van nederlandse huwelijkspartners, lidmaatschap van nederlandse<br />

verenigingen en beheersing van de nederlandse taal. Dat de immi­<br />

granten zich ook Nederlander moeten voelen is een subjektief kri­<br />

terium . In Hoofdstuk 111 zullen we aan de hand van de resultaten<br />

van de census en de interviews nagaan of de poolse, italiaanse en<br />

sloveense migranten in Heerlen, die vóór de oorlog naar de mijn­<br />

streek kwamen , zowel als hun kinderen en kleinkinderen geassimi­<br />

leerd genoemd kunnen worden .<br />

Verder hebben we in dit hoofdstuk een verantwoording gegeven van<br />

de methodes van onderzoek die we toegepast hebben: census, inter­<br />

views en bronnenonderzoek.<br />

In het volgende hoofdstuk zullen we kennis maken met de achter­<br />

gronden e n geschiedenis van de drie onderzochte groeperingen.


-=::.... .. -- -<br />

Hoofdstuk II<br />

GESCHIEDENIS <strong>VAN</strong> DE POOLSE, SLOVEENSE EN ITALIAANSE<br />

IMMIGRATIE IN ZUID-LIMBURG<br />

In dit hoofdstuk geven we allereerst een schets van de<br />

1. SOCIALE EN EKONOMIESE VERHOUDINGEN IN DE ZUID-LIMBURGSE<br />

SAMENLEVING<br />

21<br />

tussen 1900 en 1930, de periode dat grote groepen buite<strong>nl</strong>anders<br />

hun weg naar de mijnstreek vonden. l<br />

Deze periode wordt gekenmerkt door twee ontwikkelingen die met<br />

elkaar verband houden. Enerzijds is daar de snelle industrialisatie<br />

van Zuid-Oost Limburg, die de bestaande op landbouw gebaseerde<br />

same<strong>nl</strong>eving radikaal wijzigde, anderzijds is er de vanouds<br />

aanwezige katholieke kerk, die gelijke tred trachtte te houden<br />

met de maatschappelijke veranderingen en die de emancipatie van<br />

de opkomende arbeidersklasse in eigen banen trachtte te leiden.<br />

a. Het mijnbedrijf<br />

Wanneer we Maastricht buiten beschouwing laten, dan was Zuid-Limburg<br />

rond de eeuwwisseling agraries gebied. Veranderingen hadden<br />

zich echter al aangediend. De landbouwkrisis van 1878 had geleid<br />

tot opdeling van grotere bedrijven in kleinere. De pachters van<br />

deze bedrijfjes waren handwerklieden, kleine boeren en arbeiders,<br />

die zelfstandig de grond bewerkten. Bovendien had de krisis ertoe<br />

geleid dat in toenemende mate bouwland vervangen werd door grasland,<br />

en dit aksent op veeteelt verslechterde de werkgelegenheid<br />

in de landbouw nog meer, aangezien veeteelt minder arbeidsintensief<br />

was.<br />

Terwijl de Volkstelling van 1889 had aangetoond dat 47% van de<br />

mannelijke beroepsbevolking in Limburg werkzaam was in de landbouw,<br />

bedroeg dit percentage in 1909 41%. In de Oude Mijnstreek 2<br />

werkte toen nog maar 25% in de landbouw (Philips, 1956: 62).<br />

21 jaar later (1930) bleek nog slechts 7% van de mannelijke beroepsbevolking<br />

in de Oude Mijnstreek zijn brood te verdienen in<br />

de landbouw.<br />

Voor deze paragraaf is gebruik gemaakt van de doktoraal-skriptie<br />

van P. Brassé, getiteld "Beheersing van een same<strong>nl</strong>eving. 4<br />

Beheersingsstrategieën van de katholieke kerk in Zuid-Limburg,<br />

1900-1930".<br />

2 De mijnstreek wordt onderscheiden in een Oude en Nieuwe Mijnstreek.<br />

Met de Oude Mijnstreek wordt bedoeld het gebied rond de<br />

centra Heerlen, Kerkrade, Hoensbroek en Brunssum, waar de oudste<br />

mijnen gelegen waren. De Nieuwe Mijnstreek is gesitueerd<br />

rond Geleen en Sittard. (Dieteren, 1951: 19)


22<br />

De motor van deze snelle industriële ontwikkeling was de mijnin­<br />

dustrie. Kwam de kolenwinning in de vorige eeuw nog volledig op<br />

rekening van de sinds eeuwen bestaande mijnen in Kerkrade die<br />

sinds de franse bezetting de Domaniale Mijnen werden genoemd, in<br />

de periode van de eeuwwisseling tot de eerste wereldoorlog werden<br />

6 nieuwe mijnen in produktie genomen, 4 partikuliere en 2 staats­<br />

mijnen.<br />

Tabel 4 De limburgse kolenmijnen in produktie vóór de eerste<br />

Naam<br />

Domaniale Mijn<br />

Oranje Nassau I<br />

Willem Sophia<br />

Laura<br />

wereldoorlog<br />

Staatsmijn Wilhelmina<br />

Oranje Nassau 11<br />

Staatsmijn Emma<br />

(Pover, 1970: 23)<br />

Plaats<br />

Kerkrade<br />

Heerlen<br />

Spekholzerheide<br />

Eygelshoven<br />

Terwinselen<br />

Schaesberg<br />

Treebeek<br />

Produktief<br />

sinds<br />

eeuwen<br />

1899<br />

1902<br />

1905<br />

1906<br />

1906<br />

1913<br />

De partikuliere mijnen waren geheel of gedeeltelijk in handen van<br />

buite<strong>nl</strong>andse kapitaalgroepen uit Duitsland, Frankrijk en België.<br />

Van Hoogstraten en Kentgens (1976: 21) spreken van een drievoudi­<br />

ge overheersing door het buite<strong>nl</strong>ands kapitaal in die tijd: "Op de<br />

eerste plaats werden de limburgse kolen gedolven door ondernemin­<br />

gen met buite<strong>nl</strong>ands kapitaal; vervolgens waren deze door onderne­<br />

mingen met buite<strong>nl</strong>ands kapitaal gedolven steenkolen bestemd voor<br />

de buite<strong>nl</strong>andse markt .... Tenslotte werd de nederlandse markt<br />

beheerst door buite<strong>nl</strong>andse steenkoolimporteurs, waarvan de Steen­<br />

kolen Handels Vereniging (SHV) de zaakwaarnemer was."<br />

Deze buite<strong>nl</strong>andse overheersing was ook mogelijk omdat de neder­<br />

landse kapitaalbezitters geen brood zagen in de mijnen, en zij<br />

liever hun geld in de handel staken . De overheid echter zag vroeg­<br />

tijdig het belang in van een nederlandse kolenindustrie.<br />

Eind vorige eeuw stroomden veel aanvragen voor konsessies van par­<br />

tikuliere ondernemingen binnen bij de overheid. Met het oog op<br />

het veilig stellen van de nederlandse belangen in de mijnindus­<br />

trie werd in 1899 een staatskommissie ingesteld, die moest onder­<br />

zoeken hoe de aangevraagde konsessies verdeeld moesten worden.<br />

Het daarop volgend wetsartikel, dat in 1901 in het parlement werd<br />

aangenomen en dat nog een stap verder ging dan het advies van de<br />

kommissie, kende aan de overheid de exploitatierechten van de na<br />

I toekenning van de konsessies overgebleven kolenvelden toe. Voor<br />

de exploitatie van deze kolenvelden werden bij dezelfde wet de<br />

Nederlandse Staatsmijnen opgericht. In 1911 en 1912 werden aan­<br />

vullende wetten uitgevaardigd, die nog grotere delen van het<br />

steenkolenveld aan de staatsmijnen toewezen. Maar tot aan de eer­<br />

ste wereldoorlog zou het overwicht van het buite<strong>nl</strong>ands kapitaal<br />

in de kolenwinning gehandhaafd blijven .


46<br />

de jaren '20, gedeeltelijk geworven door de mijnen, gedeeltelijk<br />

uit eigen beweging.<br />

Vier periodes zijn te onderscheiden in de sloveense immigratie in<br />

Limburg. De meeste mensen die we geïnterviewd hebben, kwamen tus­<br />

sen 1925 en 1930. Omdat we te weinig histories materiaal hebben<br />

over die jaren zullen we méér gebruik maken van de verhalen die<br />

Slovenen ons vertelden.<br />

PERI ODE 1: 1900-1914<br />

Limburg zag de eerste Slovenen rond 1905 binnenkomen. Deze 'Oos­<br />

tenrijkers' hadden gewerkt in de industrie in het Roergebied en<br />

probeerden nu hun geluk in de limburgse mijnindustrie. Uit offi­<br />

ciële bevolkingscijfers valt weinig af te leiden voor wat betreft<br />

de aantallen Slovenen. Hoeveel Slovenen tot de 57 Oostenrijkers<br />

behoorden, die in 1907 mijnwerker waren in de limburgse mijnen is<br />

onduidelijk (Jaarverslag Hoofdingenieur, 1907). De volkstelling<br />

van 1909 vermeldt een aantal van 220 mannen en 135 vrouwen met de<br />

oostenrijkse nationaliteit en wonend in de provincie Limburg. In<br />

1913 werkten al 435 oostenrijkse mijnwerkers in deze provincie.<br />

In sloveense kring wordt gesproken van 50 sloveense gezinnen, die<br />

zich vóór de eerste wereldoorlog hier gevestigd hadden. Het enige<br />

aanknopingspunt, dat we met betrekking tot deze groep immigranten<br />

hebben, is het feit dat er in die tijd al een Sloveens-Oostenrijk­<br />

se Barbaravereniging bestond.<br />

PERIODE 2: 1914-1918<br />

De eerste wereldoorlog bracht nieuwe groepen Slovenen hierheen,<br />

immigranten die wegvluchtten uit het oorlogvoerende Duitsland,<br />

naar het neutrale Nederland. Zie het verhaal op p.31-33.<br />

PERIODE 3: 1921-1926<br />

In het midden van de jaren '20 kwamen van meerdere kanten Slove­<br />

nen (nu Joegoslaven wat hun nationaliteit betreft) ons land bin­<br />

nen, zowel uit Duitsland, waar een ekonomiese krisis heerste, als<br />

vanuit België en Frankrijk.<br />

S., een Sloveen van de tweede generatie:<br />

"Mijn vader werd geboren in de buurt van Ce lje uit boeren­<br />

ouders. Omdat het boerderijtje te klein was werkte hij als<br />

houwer in een bruinkoolmijn. Tijdens de eerste wereldoor­<br />

log vocht hij in het oostenrijkse leger aan het oostfront,<br />

werd gevangen genomen en zat drie jaar in Rusland gevangen.<br />

In 1923 ging hij naar Frankrijk, waar hij als houwer in<br />

een mijn werkte. Hij liet ook zijn vrouw overkomen. Omdat<br />

er teveel gedronken werd wilde hij weer snel weg. Mijn moe­<br />

der ging weer terug naar Joegoslavië en vader kwam in 1925<br />

naar Brunssum, waar hij werd aangenomen op de Hendrik.


VERENIGINGEN<br />

50<br />

Levend temidden van de Limburgers en talloze mensen van nog andere<br />

nationaliteit - de mijnstreek was werkelijk internationaal -<br />

zochten de sloveense immigranten elkaar op. Dat ze uit dezelfde<br />

streek kwamen of soms uit hetzelfde dorp, en het gegeven, dat de<br />

meesten ook terug wilden als de tijd daarvoor rijp was, droeg ertoe<br />

bij, dat de immigranten ook formele strukturen schiepen om<br />

elkaar te ontmoeten, in de vorm van verenigingen.<br />

De eerste vereniging die het licht zag, was de al eerder genoemde<br />

Oostenrijks-Sloveense vereniging, die al v66r de eerste wereldoorlog<br />

bestond, maar rond 1925 weer grotendeels ter ziele was.<br />

Tussen 1926 en 1929 ontstonden in zeven plaatsen in de mijnstreek<br />

sloveense verenigingen: in Heerlen, Brunssum, Geleen, Eygelshoven,<br />

Spekholzerheide, Chêvremont en Hoensbroek. Het doel van deze verenigingen<br />

was het bevorderen van het geestelijk welzijn, het nationaal<br />

(i.c. sloveense) bewustzijn en het behartigen van de sociale<br />

belangen van de leden (Drenovec, 1979: 9). Dergelijke mijnwerkersverenigingen,<br />

genoemd naar de patrones van de mijnwerkers St. Barbara,<br />

bestonden ook in Duitsland.<br />

Al gauw werden door de leden van deze verenigingen nieuwe verenigingen<br />

of klubs opgericht, die meer een ontspanningsfunktie hadden.<br />

Bijvoorbeeld zang-, muziek- en toneelverenigingen en dansgroepen.<br />

Zo beschikte de St. Barbaravereniging in Geleen in haar<br />

beste dagen bijvoorbeeld over een symphonieorkest, een gemengd<br />

koor, een citerklub en een dansgroep. Zangkoren bestonden in alle<br />

plaatsen, hetgeen een bewijs is voor het gezegde dat de drie belangrijkste<br />

bevolkingsgroepen in Joegoslavië typeert:<br />

'met één Serf heb je een leger,<br />

twee Kroaten, dat zijn drie politieke partijen,<br />

en met drie Slovenen heb je een kwartet'<br />

Deze kulturele verenigingen waren onderdeel van de Barbaraverenigingen,<br />

maar soms groeiden ze uit tot zelfstandige verenigingen,<br />

met eigen vaandel, statuten en een eigen bestuur. Een voorbeeld<br />

daarvan is het nu nog bestaande sloveense zangkoor ZVON. Opgezet<br />

door de aalmoezenier als een kerkkoortje, ressorteerde het onder<br />

de Barbaravereniging van Heerlerheide, maar enkele jaren na de<br />

oprichting werd het zelfstandig.<br />

Over ledenaantallen van deze katholieke verenigingen in die jaren<br />

is ons niets bekend. Sinds 1928 bestond er een organisatie, waarin<br />

alle sloveense Barbaraverenigingen vertegenwoordigd waren: het<br />

Verbond van St. Barbaraverenigingen in Limburg, ook wel ZVEZA genaamd.<br />

Deze Bond werkte samen met de RK Werkliedenvereniging, de<br />

standsorganisatie voor de katholieke arbeiders. Van deze samenwerking<br />

getuigen de statuten van de ZVEZA: "De vereniging is van<br />

hetzelfde karakter als de RK Werkliedenvereniging, waarmee eendrachtig<br />

wordt samengewerkt".<br />

Aan de oprichting van deze verenigingen hebben sloveense priesters<br />

bijgedragen. In 1926 bezocht een sloveense missionaris zijn<br />

landgenoten in Limburg en op zijn initiatief ontstond de Barbaravereniging<br />

in Brunssum. Een jaar later kwam de sekretaris van de


-<br />

- ----<br />

51<br />

Beschavingsbond 1 in Ljubljana, de eerwaarde heer Vinko Zor, naar<br />

de mijnstreek en bracht zijn landgenoten bij elkaar. Op die bijeenkomst<br />

maakten de Slovenen de wens kenbaar om een eigen priester<br />

en konsul te krijgen. 2<br />

De Slovenen beschikten reeds over een zielzorger, maa r dat was<br />

geen Sloveen. De pater franciscaan Theotimus van Velzen (1895-<br />

1952) was door zijn overste al in 1924 belast met de zielzorg onder<br />

sloveense immigranten. 3 Om Sloveens te leren bracht hij een<br />

half jaar in Joegoslavië door .<br />

In 1930 kregen de Slovenen daarenboven een landgenoot als zielzorger:<br />

de wereldheer Drago Oberzan. 4 Tot die tijd was hij zielzorger<br />

voor de Slovenen in België en nu breidde hij zijn werkgebied<br />

uit naar nederlands Limburg. De Analecta van het bisdom<br />

Roermond uit 1931 vermelden, dat deze priester elke zondag op<br />

twee plaatsen een mis las voor zijn landgenoten, en t s middags<br />

"houdt hij onderrichting telkens in eene der 6 Barbaraverenigingen".<br />

5 Vanaf 1931 redigeerde hij een maandblad, Rafaël geheten,<br />

dat in Heerlen werd uitgegeven in de sloveense taal. Enkele jaren<br />

later fuseerde di t blad met een maandblad voor sloveense immigranten,<br />

dat in Maribor (Slovenië) werd uitgegeven onder de nieuwe<br />

naam "Izseljenski Vestnik Rafael" (De emigrantenboodschapper<br />

Rafael) .<br />

In september 1929 werd begonnen met sloveense lessen aan kinderen<br />

van immigranten. De sloveense onderwijzeres Maria Azman onderwees<br />

het Sloveens in elf verschillende plaatsen in de mijnstreek aan<br />

in totaal 329 kinderen (Limburgs Dagblad, 2-12-1953). In Geleen<br />

bijvoorbeeld gaf zij twee maal in de week les aan 54 leerlingen,<br />

die na schooltijd bijeen kwamen in een schoolgebouw aldaar (Jubileumgids<br />

50 jaar Barbaravereniging Geleen, p.13).<br />

De Slovenen beschikten noch in deze periode, noch later over een<br />

eigen lokaal of gebouw. De bijeenkomsten werden gehouden in cafélokalen,<br />

waarvan er enkelen eigendom van Slovenen waren, of in<br />

lokalen van de RK Werkliedenvereniging.<br />

Naast de genoemde katholieke sloveense verenigingen bestond er<br />

ook een socialisties georiënteerde vereniging met de naam Podporno<br />

Drubtvo Jednota (Ondersteuningsvereniging Eenheid). Deze moet rond<br />

Met de Beschavingsbond is waarschij<strong>nl</strong>ijk bedoeld de Prosvetna<br />

ZVEZA, die nog altijd bestaat en bedoeld was voor alle Slovenen,<br />

zowel in als buiten Slovenië. Daarnaast was in 1903 opgericht<br />

de organisatie Rafaeleova Bruzba, die zich richtte op de sloveense<br />

emigranten en onder andere de sloveense kultuur stimuleerde.<br />

2 Limburgs Dagblad, 2-12-1953.<br />

Pater Theotimbehoordetot het klooster aan de Sittarderweg, zie<br />

p. 189.<br />

4 We hebben niet kunnen achterhalen via welke kanalen deze priester<br />

werd gehaald. Bestond er een instantie in Slovenië, die<br />

priesters uitzond of heeft de bisschop van Roermond een verzoek<br />

in die richting gedaan?<br />

5 Analecta bisdom Roermond, 1931: 70.


52<br />

1928 zijn opgericht en in haar bloeitijd zo'n 50 leden geteld<br />

hebben, afkomstig uit verschillende dorpen en steden in de mijnstreek.<br />

Ten overvloede was er nog een kommunistiese vereniging (of organisatie),<br />

waarover de immigrante n ons weinig anders konden vertellen<br />

dan dat zij - in tegenstelling tot de socialist en - in het<br />

geheim opereerde, hetgeen waarschij<strong>nl</strong>ijk dan ook de reden was,<br />

dat er zo weinig over bekend is. In het Sociaal Histories Centrum<br />

bevindt zich een exemplaar van een blad, geschreven in het Sloveens,<br />

uitgegeven in november 1932 als nummer 6, onder de naam<br />

'De Sloveense Arbeiders- en Boerenrepubliek' .1 Naar alle waarschij<strong>nl</strong>ijkheid<br />

was dit een produkt van deze kommunistiese vereniging.<br />

c. De italiaanse immigratie in Limburg tot 1931<br />

Het eerste dat opvalt wanneer we de immigratiegeschiedenissen van<br />

de door ons geïnterviewde leden van de eerste generatie op een<br />

rijtje zetten, zijn de enorme omzwervingen die de meesten hebben<br />

gemaakt, alvorens tenslotte in Limburg te blijven hangen. Maar<br />

ook voor wie niet zo lang onderweg waren: er zijn er maar weinigen<br />

geweest die rechtstreeks naar Limburg gekomen zijn. Het gebied<br />

waar men vandaan kwam, ligt in het noordoosten van Italië,<br />

en wordt grofweg begrensd door de volgende plaatsen: Gorizia<br />

(vóór de eerste wereldoorlog het oostenrijkse Goertz) aan de italiaans-joegoslaviese<br />

grens, aan de noordzijde Cortina d'Ampezzo<br />

en Bolzano, aan de zuidzijde Vicenza, Padova en de kust van de<br />

Dokument 27669, Sociaal Histories Centrum in Maastricht. Boven<br />

de titel staat: 'Proletariërs aller landen verenigt u' . Op de<br />

eerste pagina wordt verslag gedaan van het XII Plenum van het<br />

E.K.K.I., waarmee bedoeld wordt het Executief Komitée van de<br />

Kommunistiese Internationale. Dan volgt een analyse van de politieke<br />

toestand in de wereld, gevolgd door een weergave van de<br />

situatie in Slovenië. Eén van de leuzen die in het artikel<br />

staan luidt: "Noch autonomie, noch een Federaal Joegoslavië ,<br />

wi j wense n e e n Sloveense arbeiders- en boerenrepubliek" .<br />

Verderop een beschouwing over de "Manoeuvre s van de Groot-Servische<br />

Dictatuur", een stuk over de slechte positie van de boeren<br />

in Slovenië, dat gelardeerd is met cijfermate riaal ; een oproep<br />

voor kollekte voor de slachtoffers van de reaktie.<br />

Berichten over landgenoten in België (Azincourt,Cornières),<br />

waarvan velen zich zouden hebben aangesloten bij het Rode<br />

Strijdfront (Rdeêi borbeni fronti), en over Slovenen in Brunssum:<br />

een oproep aan vrouwen, onderte kend met 'een mijnwerkersvrouw'<br />

om "eindelijk de misleiding van de katholieke tijdschriften<br />

en organen te doorzien".<br />

Overigens is het eerste deel van dit geschrift - over de toestand<br />

in de wereld en in Slovenië - waarschij<strong>nl</strong>ijk uit een ander<br />

blad overgenomen, aangezien de stijl ervan sterk verschilt<br />

van het laatste deel, namelijk dat over de berichten uit België<br />

en Nederland.


64<br />

konden krijgen. Met hun gezin reisden ze op kosten van de mijnen l<br />

terug naar hun vaderland, of ze probeerden in een ander land werk<br />

te vinden.<br />

Een Pool van de eerste generatie:<br />

"De Polen, die tijdens de krisis ontslagen werden kregen<br />

verhuiskisten aan huis bezorgd. Wagens van de staatsmijnen<br />

brachten deze later naar het station in Aken. De poolse<br />

gezinnen werden in taxis naar Aken gebracht en daar, voorzien<br />

van een treinkaartje, snoepjes en een sigaar, op de<br />

trein naar Polen gezet."<br />

Nóg iemand van de eerste generatie Polen:<br />

"Werd je ontslagen in de krisis tijd, dan kreeg je nog 4-6<br />

weken steun van de vakbond. De mijn organiseerde transporten<br />

naar Aken, die tevoren werden aangekondigd, en waar­<br />

Voor je je kon melden."<br />

Sloveen, eerste generatie:<br />

"Werd je ontslagen en was je lid van de bond, dan kreeg je<br />

drie maanden steun en daarna moest je vertrekken, want je<br />

mocht nergens anders buiten het mijnbedrijf aangenomen<br />

worden.<br />

Veel mensen kochten in die tijd op afbetaling, bijvoorbeeld<br />

meubels. Waren ze nog maar amper ontslagen, dan stonden<br />

de winkeliers op de stoep en eisten hun geld op. Als<br />

je niet kon betalen, namen ze de meubels of datgene wat je<br />

bij hen gekocht had mee, en dan was je ook nog het geld<br />

dat je al betaald had kwijt. Ik heb een vermoeden, dat de<br />

mijnen de winkeliers waarschuwden, wanneer ze iemand ontsloegen.<br />

"<br />

De staatsmijnen verklaarden zich in een schrijven aan de poolse<br />

vice-konsul van der Kroon bereid om arbeiders "die wij door Uwe<br />

bemiddeling uit Polen betrekken en die te enigertijd ontslagen<br />

worden ten gevolge van inkrimping van het bedrijf of buiten hun<br />

schuld werkloos zouden worden ten gevolge van een werkstaking<br />

in de gelegenheid te stellen naar Polen terug te keren door hen<br />

een nader vast te stellen vergoeding voor reiskosten uit te keren<br />

.... " (Archief.O.N.LX.J.9) Mogelijkerwijze maakte deze regeling<br />

deel uit van de wervingsovereenkomst tussen de staatsmijnen<br />

en de poolse overheid.<br />

De ON-mijnen hadden een soortgelijke regeling vanaf 1929. In<br />

andere gevallen werd steeds opnieuw beslist of een tegemoetkoming<br />

aan de reiskosten werd betaald; dat bleek ook afhankelijk<br />

van de prestaties die de ontslagenen geleverd hadden.


67<br />

Polen hier. Een aantal trok naar Fr ankrijk om te vechten<br />

in het poolse leger. Wilde je ginds een huis krijgen, dan<br />

moest je eerst drie maanden in de franse mijnen werken .<br />

Dat was ik ook Van plan en daarna zou ik bij het poolse<br />

leger gaan . Ik had hier alles al geregeld, alle papieren<br />

waren in orde . Ik hoefde nog maar één sjiech 1 op de mijn<br />

te werken. En laten toen net de Duitsers binnenvallen.<br />

Toen heb ik alles verbrand wat ik aan papieren had."<br />

"Mijn ouders waren al naar Frankrijk . Mijn man en ik waren<br />

in onderhandeling met de konsul, toen de Duitsers binnenvielen."<br />

De duitse inval betekende het einde van de poolse verenigingen.<br />

De bezetters hieven ze op en namen de vaandels en eventueel andere<br />

eigendommen in beslag . Veel Polen en verenigingsbesturen namen<br />

zelf het initiatief om notulen, adreslijsten en dergelijke te verbranden<br />

of te begraven. Van de poolse school werd een duitse gemaakt,<br />

en het Poolse Huis kreeg een andere bestemming. Godsdienstplechtighede<br />

n vormden de e nige gelegenheid voor de Polen om bijeen<br />

te komen .<br />

De mijnwerkers waren nog het meest veilig, omdat de bezetters het<br />

aantal mijnwerkers zo hoog mogelijk wilden houden, ten einde de<br />

produktie niet in gevaar te brengen. Wel oefende men druk uit op<br />

poolse mijnwerkers om lid te worden van de Schutztruppen. De leden<br />

daarvan moesten buiten werktijd in uniform met geweren oefenen<br />

om bij een vijandelijke aanval de mijnen te verdedigen.<br />

De Polen die in Duitsland waren geboren kregen het het hardst te<br />

verduren. Een Pool uit de tweede generatie:<br />

"Toen de Duitsers mensen nodig hadden, ontdekten ze, dat<br />

wij in Duitsland geboren waren. Vanuit de Ortskommandantur<br />

in Maastricht ontvingen we verschillende keren oproepen om<br />

te verschijnen, maar die gooiden we in het vuur. Toen kwam<br />

een politieagent dè oproep persoo<strong>nl</strong>ijk overhandi gen; dat<br />

was in januari 1944. Daarop besloten we onder te duiken.<br />

Ondanks valse per soonsbewijzen werden twee van ons gezin<br />

opgepakt: die hebben in Duitsland tot aan de bevrijdi ng<br />

gevangen gezeten."<br />

Een Nederlandse , met een Pool getr ouwd:<br />

"Ze zeiden tegen mijn man dat hij een Volksduitser was , omdat<br />

zijn moeder in Duitsland was geboren. Toen ze tegen<br />

het ei nde van de oor log alle mannen opriepen om tankgrachten<br />

te graven is hij ondergedoken."<br />

B., eer ste generatie:<br />

"In het begi n van de oorlog kwamen Polen bij me om t e vr agen<br />

of ik ni et wilde dienen voor Polen. Ook de Dui tsers<br />

kwamen achter me aan, omdat ik in Dui t s land gebor en ben.<br />

Toen ben ik enke le maanden onder gedoken. II<br />

1 Van het duitse "Schicht": werktijd, dienst.


77<br />

het hier om mensen gaat die sympathiseerden met deze socialistiese<br />

staat in opbouw.<br />

De aalmoezenier Oberzan keerde in 1935 naar Joegoslavië terug.<br />

Zijn taak werd overgenomen door zijn kollega uit België en door<br />

een jezuïet, die in Valkenburg studeerde; beiden waren Slovenen<br />

(Drenovec, 1979: 28). Daarnaast was pater Theotim beschikbaar.<br />

Het verenigingsleven werd niet alleen beïnvloed door het teruglopen<br />

van de ledenaantallen, waardoor sommige verenigingen werden<br />

opgeheven, zoals het symphonieorkest uit Geleen. Van grote invloed<br />

was ook het nationaal-socialisme, dat op veel Slovenen aantrekkingskracht<br />

uitoefende. Slovenië had eeuwe<strong>nl</strong>ang deel uitgemaakt<br />

van het Habsburgse Rijk. De korte ervaring die de Slovenen<br />

hadden als onderdanen van het centralistiese Serviese koninkrijk<br />

sterkte hen in de overtuiging dat zij van hun zuiderburen niet<br />

veel meer dan diktatuur te verwachten hadden. Daarom oefende de<br />

Groot-Duitse gedachte - zoals die leefde binnen het nationaal-socialisme<br />

- grote aantrekkingskracht op hen uit. Onder Oostenrijk<br />

hadden ze het minder slecht gehad, zo redeneerden velen. Bestuursleden<br />

van verschillende Barbaraverenigingen staken hun sympathieen<br />

met de nationaal-socialisten niet onder stoelen of banken. De<br />

dreiging van het fascisme was eind jaren '30 dusdanig sterk en<br />

haar overwinning scheen zo nabij, dat de leden die het niet eens<br />

waren met deze politieke instelling van de verschillende bestuursleden,<br />

niet durfden in te grijpen. Weinig is bekend over de verhouding<br />

binnen de sloveense gemeenschap in die tijd; pater Theotim<br />

sprak zich uit tegen de fascisten, maar het lijkt erop dat<br />

hij niet voldoende greep had op de groepering om de nationaal-socialistiese<br />

tendenzen tegen te houden.<br />

Er is een opgave over het ledenbestand van de katholieke Barbara­<br />

verenigingen in de maand april 1939:<br />

De Barbaravereniging in Heerlerheide<br />

Chèvremont<br />

Brunssum<br />

Hoensbroek<br />

Lutterade<br />

Eygelshoven<br />

Nieuwenhagen<br />

48 leden<br />

24<br />

26<br />

28<br />

31<br />

16<br />

20<br />

193 1<br />

De socialistiese (en kommunistiese) verenigingen zlJn waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />

het hardst getroffen door de krisis. Een Sloveen vertelde,<br />

dat vee l leden tijdens de krisisjaren ontslagen zijn en hij vermoedde,<br />

dat dit mede het gevolg was van bemoeienissen van de katholieke<br />

geestelijkheid bij de mijndirekties. Een andere was van<br />

mening dat de namen van 'rooie' Slovenen door de sloveense aalmoezenier<br />

doorgegeven werden aan instanties in Joegoslavië, waardoor<br />

deze mensen bij terugkeer de nodige problemen ondervonden<br />

hebben.<br />

Bij deze cijfers moet men bedenken, dat alleen mannen als lid<br />

ingeschreven waren bij deze verenigingen.


I<br />

I<br />

79<br />

Sloveen3 eerste generatie:<br />

"Ik was niet bang voor de Duitsers3 maar voor de Slovenen.<br />

Een kameraad3 waarmee ik in het zangkoor had gezeten3 was<br />

sekretaris van het Duitse Huis. Twee maal heeft hij mij<br />

opgeroepen en mij gevraagd om mij ook aan te sluiten. Maar<br />

ik heb gezegd: 'Nee 3 dat doe ik niet. Ik ben Hollander. '<br />

Velen zijn wel overgelopen. Op zondagmorgen moesten die<br />

met duitse uniformen aan marcheren en leren schieten op<br />

een terrein bij Heksenberg . "<br />

Iemand Van de tweede generatie:<br />

"Mijn vader moest op een kantoor van de Duitsers in Maastricht<br />

komen. Ze vertelden hem3 dat Joegoslavië niet meer<br />

bestond en dat hij beter Duitser kon worden. Mijn vader<br />

heeft toen gezegd: 'Wenn kein Jugoslawien mehr ist3 bin<br />

ich noch Jugoslawe!' Hij heeft toen wel een schop onder<br />

zijn kont gekregen3 maar is verder met rust gelaten."<br />

Sloveen3 tweede generatie:<br />

"Veel Slovenen zijn in de oorlog met de omgekeerde jas gaan<br />

lopen. Ze gingen dan bij de Schutztruppen. Die liepen dan<br />

daar met hun mooie pakkie en dan kon je zo zien: Oh3 jij<br />

zit er bij3 en jij3 en jij óók. Veel hebben zich de duitse<br />

pas gepakt3 en dan kreeg je tomaten3 en appelsienen3 en<br />

andere lekkere dingen. Ze probeerden je te dwingen. Zelf<br />

moest ik me ook een keer melden bij de Duitsers. Ik kwam<br />

daar op een kantoor en zo'n blaffer vroeg me: 'Was bisst<br />

Du?' En ik zei: 'Jugoslawe'. 'Juqoslawien besteht nicht3<br />

ist Deutschland3 muss Deutscher werden. ' Waarop ik zei:<br />

'Nichts mit zu machen3 hier geboren3 Schule gegangen3 wo<br />

mein Brot ist3 ist mein Vaterland. ' En ik kon weer gaan .<br />

Later heb ik nog eens een oproep gekregen3 maar ik ben niet<br />

gegaan.<br />

De helft van de Slovenen is toch wel met de Pruusj teruggegaan3<br />

voor de Amerikanen uit3 en de meesten van hen ook<br />

weer terug naar Joegoslavië."<br />

De onzekerheid en angst van degenen die weigerden de stap naar de<br />

Duitsers te zetten was tijdens de oorlog erg groot.<br />

Een Sloveen van de eerste generatie:<br />

"Tijdens de oorlog werd veel minder geproduceerd. De hoofdopzichter<br />

was dat ook opgevallen en hij liet me bij zich<br />

komen. Ik was toen sjüttelbaas 1 en ik moest vertellen hoe<br />

het kwam dat er zo weinig kolen gemaakt werden. Ik zei:<br />

'Die mensen krijgen niet meer wat ze vroeger kregen3 ze<br />

hebben niet genoeg te eten ... '. 'Quatsch'3 zei die opzichter<br />

en hij heeft me toen gewaarschuwd. Drie maanden lang<br />

heb ik de ziekenkaart genomen: Van de zenuwen. Er was nog<br />

een andere oorzaak: de Duitsers beschouwden me als Oostenrijker<br />

en drie maal ben ik opgeroepen om in het Duitse<br />

Huis te verschijnen. Ik ben niet gegaan3 maar de spanningen<br />

zijn me toen wel de baas geworden . Na drie maanden<br />

ging ik terug naar de mijn3 maar ik wilde geen sjüttelbaas<br />

meer zijn."<br />

In sommige m1Jnen werd 'sjüttelbaas' (schudgootmeester) gebruikt<br />

in plaats van posthouwer. Deze had de leiding over de arbeiders<br />

in een pijler.


81<br />

koor al in 1945 deelnam met een eigen wagen aan de bevrijdingsoptocht<br />

in Heerlerheide ter gelegenheid van de bevrijding van Europa.<br />

De Slovenen in Limburg kwamen voor hetzelfde dilemma te staan als<br />

de poolse immigranten. In Joegoslavië waren door de oorlog de<br />

machtsverhoudingen gewijzigd. De in 1941 voor de Duitsers gevluchte<br />

regering van koning Peter maakte vanuit Londen aanspraak<br />

op het land, dat door de partisane<strong>nl</strong>egers onder leiding van Tito<br />

bevrijd was en in 1945 tot een republiek was uitgeroepen. Voor de<br />

Slovenen in Limburg betekende erkenning van de regering in ballingschap<br />

zoveel als afzien van kontakten met Joegoslavië, terwijl<br />

aanvragen voor visum en paspoort uitgelegd werden als erkenning<br />

van de regering in Joegoslavië. l<br />

Er ontstonden twee richtingen binnen de sloveense gemeenschap,<br />

die echter niet zo onverzoe<strong>nl</strong>ijk stonden ten opzichte van elkaar<br />

als die binnen de poolse groepering. Aan de ene kant de kleinste<br />

groep, welke zich centreerde rond de vereniging 'Rode Kruis'. Zij<br />

sympathiseerde met de nieuwe machthebbers in Joegoslavië, onderhield<br />

ook goede kontakten met het joegoslavies gezantschap in Nederland<br />

en orcaniseerde inzamelingen voor haar landgenoten ginds.<br />

In 1946/47 werd deze vereniging omgezet in een nieuwe vereniging<br />

met de naam: Vrije Joegoslaven. Ook deze vereniging kreeg vanaf<br />

het begin het adjektief 'kommunisties' aangemeten, hetgeen in die<br />

tijd een zware beschuldiging was.<br />

Aan de andere kant trof men de mensen aan in en rond de St. Barbaraverenigingen,<br />

die verreweg de grootste groep vormden. Zij<br />

hadden de nodige bezwaren tegen de nieuwe regering, maar wilden<br />

vóór alles de mogelijkheid om naar Joegoslavië te gaan (voor bezoek<br />

of om er te blijven) open houden. Deze pragmatiese opstelling<br />

is er waarschij<strong>nl</strong>ijk ook de reden van geweest dat bijna niemand<br />

ondanks aandringen van de nieuwe aalmoezenier Babnik, bij<br />

wijze van protest het joegoslavies paspoort i<strong>nl</strong>everde en de vluchtelingenstatus<br />

aannam.<br />

Een uniek gegeven voor de· sloveense immigranten was, dat een aantal<br />

van hen in 1947 terugkeerde naar Joegoslavië. Dit regmigratieprojekt<br />

was opgezet en werd gestimuleerd vanuit Joegoslavië.<br />

Hoofdpersonen waren drie Slovenen, in Limburg woonachtig, die<br />

- na een verblijf van zes weken in Joegoslavië - hier hun landgenoten<br />

trachtten te werven om terug te keren naar hun vaderland.<br />

283 immigranten hebben aan deze oproep gevolg gegeven. Daaronder<br />

bevonden zich mensen die grote bewondering hadden voor Tito en<br />

In 1953 schrijft de Volkskrant over dit dilemma in de anti-kommunistiese<br />

bewoordingen, welke toen gangbaar waren: "Daar de in<br />

Limburg wonende Slovenen het gezantschap nodig hebben om de<br />

vereiste papieren te krijgen voor familiebezoek in Zuid-Slavië<br />

en velen bovendien bezittingen hebben in het vaderland, duchten<br />

zij gevaar van represailles, wanneer zij weigeren hun principiële<br />

verenigingen te laten gelijkschakelen." (Dit naar aa<strong>nl</strong>eiding<br />

van plannen van Joegoslaviese zijde om te komen tot één<br />

sloveense vereniging in Limburg; wvs/pb). "De katholieken van<br />

Limburg zullen niet dulden, dat temidden van hen een burcht van<br />

titoïstisch communisme gebouwd wordt." (Volkskrant, 23-10-1953)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!