05.05.2013 Views

Dode ogen (Tais Teng)

Dode ogen (Tais Teng)

Dode ogen (Tais Teng)

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Tais</strong> <strong>Teng</strong><br />

<strong>Dode</strong> <strong>ogen</strong><br />

2000<br />

WOLTERS-NOORDHOFF<br />

GRONINGEN<br />

BULKBOEK<br />

AMSTERDAM


Copyright © 1996 <strong>Tais</strong> <strong>Teng</strong><br />

Uitgegeven met een licentie van Uitgeverij El{enga Amsterdam<br />

Omslagontwerp: Harry de Graaf!<br />

Met advie'{en en hijdragen van Patty Voorsmit<br />

ISBN gOOl 552854


Elke parel is een minuscule graftombe.<br />

Splijt het parelmoer en in het hart van de parel zul je een<br />

dode larve vinden. Het piepkleine roofdier dacht zich te<br />

goed te doen aan het levende vlees van de oester, maar<br />

raakte verstrikt in draden van langzaam stollend parelmoer.


Lang geleden, in een ver land<br />

Lang geleden verkocht de eerste keizer van China zijn ziel<br />

aan de duivel. Bij 'duivel' moet je je natuurlijk geen figum<br />

met hoorns op zijn kop en bokkenpoten voorstellen. Deze<br />

duivel was heel wat angstaanjagender en zijn naam luidde<br />

Shaun. Shaun de Doodloze.<br />

In elk dorp in China stonden wel een paar altaren of<br />

tempels waar duivels vereerd werden. Alleen al in de noor­<br />

delijke provincies hadden ze er zo'n zestigduizend.<br />

In die tijd konden de Chinezen je haarfijn uitleggen wat<br />

een duivel was: elk wezen dat bovenmenselijke machten<br />

bezat en nooit stierf.<br />

Shaun voldeed aan beide voorwaarden. Het deed er wei­<br />

nig toe dat Shaun ooit als gewoon mens begonnen was. Een<br />

gewoon mens was hij nu beslist niet meer.<br />

Wat de keizer hem in ruil voor zijn ziel vroeg, was het<br />

eeuwige leven.<br />

De duivel stemde gretig toe.<br />

Meer dan tweeduizend jaren verstreken. Het loopt tegen<br />

het einde van de twintigste eeuw. Beiden leven nog steeds.


I<br />

Zaterdagmiddag in Utrecht. Het is stervensdruk op de Oude<br />

Gracht. Elleboog aan elleboog persen de mensen zich<br />

langs Van Dongens kraampje . Ze staan even opeengepakt<br />

als supporters voor de ingang van een stadion.<br />

Ik haat die zaterdagmiddagen! denkt Van Dongen. Nu<br />

ja, nog een halfuurtje en het zit er weer op. Hij haalt diep<br />

adem en brult: 'Drie bossen voor vijf gulden! Prachtige<br />

gladiolen! Drie bossen voor vijf gulden! Nergens zo goedkoop!'<br />

Hij hoort Herman van twee kraampjes verderop precies<br />

hetzelfde roepen en grist een vierde boeket uit de emmer<br />

aan zijn voeten. 'Vier bossen voor vijf gulden!'<br />

Hij buigt zich naar een voorbijganger en duwt hem de<br />

bloemen bijna onder de kin. 'Moet u eens kijken wat een<br />

prachtige bossen, meneer!'<br />

'Dat zal helaas niet gaan, beste man.'<br />

Van Dongen ziet zijn eigen gezicht weerkaatst in de glazen<br />

van een spiegelende zonnebril. Op hetzelfde <strong>ogen</strong>blik<br />

merkt hij het witte stokje van zijn klant op.<br />

Shit, een blinde! En hij met zijn 'moet u eens kijken' .. .<br />

Van Dongen is boven alles zakenman en herstelt zich meteen.<br />

'Ze ruiken ook heerlijk, meneer. '<br />

De man schudt zijn hoofd. 'Nee, sorry, voor mij geen<br />

bloemen. Ze verwelken bijna even snel als mensen.'<br />

Van Dongen luistert echter al niet meer, het schudden<br />

van het hoofd is genoeg. Hij zwaait met zijn bossen. 'Vier<br />

voor een vijfje! Prachtige gladiolen.'<br />

7


De blinde man, Shaun, verplaatst zich opvallend snel doo<br />

de voortschuifelende menigte. Hij stapt in openingen die e<br />

een halve seconde eerder nog niet waren. Shaun de Dood<br />

loze wringt zich langs een toeterend bestelbusje, duikt on<br />

der iemands opgeheven arm door. Je zou bijna denken da<br />

alle anderen de blinden zijn en hij de enige met fatsoenlijkl<br />

<strong>ogen</strong>.<br />

In bepaalde opzichten is dat ook wel zo. Zijn blindenstol<br />

zwiept heen en weer zonder de stoeprand ooit te raken of d(<br />

straatstenen aan te tikken, zenuwachtig als de voelsprie!<br />

van een insect.<br />

Shaun praat onophoudelijk in zichzelf. Hoewel het eer<br />

aanwensel is dat hij persoonlijk nogal irritant vindt, lukt hel<br />

hem niet om ermee te stoppen. De laatste honderd vijftig<br />

jaar kost het hem moeite om helder te denken zonder zijn<br />

lippen te bewegen.<br />

'Vrouwe Dood,' mompelt hij, 'ik ken je. Ik ken je gitzwarte<br />

<strong>ogen</strong>, je ivoren lippen. Al ben je mijn enige minnares,<br />

ook vandaag zul je mij niet kussen.'<br />

Hij zendt zijn geest in de tijd vooruit. Er is niets veranderd,<br />

constateert hij. De dag ligt onveranderd voor hem en<br />

verloopt precies zoals hij het die ochtend voorzien heeft.<br />

Vandaag zal de keizer opnieuw sterven.<br />

Maar eerst .. . Ja, hij is vlak bij de bibliotheek. Nog zes<br />

stappen.<br />

Shaun stopt, heft zijn kin afwachtend op.<br />

Drie meter verderop smakt een plastic emmer tegen de<br />

straat. Witte verf fonteint omhoog en stippelt de stenen. De<br />

verste klodder kwakt precies tussen de schoenpunten van<br />

de blinde man.<br />

'Allemachtig, Geert!' klinkt het uit de hoogte. 'Kijk toch<br />

uit! Die emmer kwam bijna op die kerel terecht. Hij had wel<br />

dood kunnen zijn!'<br />

De andere schilder leunt uit het raam omlaag. 'Het spijt<br />

8


ons vreselijk, meneer. Is er verf op uw kleren gekomen?'<br />

Shaun glimlacht. 'Geen spatje, jongeman. '<br />

Hij heft zijn stok groetend op en loopt door.<br />

+<br />

9


2<br />

Ik moet uit de kantine weg, denkt Arno. Meteen. Anders<br />

gebeurt er iets vreselijks.<br />

'Ah, doe niet zo flauw,' zegt Hamid en hij legt het pak<br />

kaarten op het tafeltje. 'Eén spelle*.'<br />

Arno schudt zijn hoofd. 'Nee, liever niet.'<br />

Hij krijgt dat rare trekkerige gevoel weer, vlak boven<br />

zijn neus. Alsof daar een klein stukje van zijn hersens veel<br />

harder werkt dan normaal is.<br />

Voor Arno's <strong>ogen</strong> verschijnt een wiebelende cirkel die<br />

een meter of drie verder in de lucht zweeft. Het beeld doet<br />

een beetje onecht aan, alsofhet niet meer dan een reflectie in<br />

een ruit is. Hij is de enige die het kan zien, dat weet hij<br />

zeker.<br />

Ik wil dit niet! denkt Arno. Ik wil een gewoon mens zijn,<br />

net als iedereen. Ik wil de toekomst niet zien!<br />

Het beeld wordt duidelijker. De speelkaarten liggen<br />

over de tegelvloer verspreid, een van de stoelen is om­<br />

gevallen. Zijn vrienden omringen hem: Hamids gezicht is<br />

van woede vertrokken. Hij grijpt Arno bij zijn T-shirt vast,<br />

rukt hem naar zich toe. 'Valsspeler!'<br />

At;no vangt een glimp op van de klok boven de tapkast.<br />

Bijna vijf uur. Een half uur later dan het werkelijk is.<br />

Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong> en het beeld lost op.<br />

'Jullie spelen om geld,' zegt Arno.<br />

Hamid haalt zijn schouders op. 'Logisch. Anders is er<br />

weinig aan.'<br />

'Als ik speel, komt er alleen maar ruzie van,' zegt Arno.<br />

'Ik win altijd. Ik zou vals moeten spelen om te verliezen.'<br />

10


'Daar geloof ik niks van.'<br />

'Ik win bijna altijd,' geeft Arno toe.<br />

Een van de andere jongens pakt het stapeltje kaarten.<br />

'Bewijs dat maar eens.'<br />

Prompt verschijnt er een nieuw beeld voor Arno's <strong>ogen</strong>.<br />

Arno ziet het tafelblad voor zich, zes kaarten in een waaier<br />

uitgespreid. De klok staat op twee minuten over half vijf.<br />

Langzaam worden de kaarten scherper tot hij zelfs de kleine<br />

koffievlek op de ruiten negen kan zien.<br />

Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong>. De kaarten verdwijnen.<br />

'Oké,' zegt hij tegen de jongen, 'maar dan geen gezeur<br />

meer. Jij kiest zes kaarten en houdt ze zo dat ik ze on­<br />

mogelijk kan zien.'<br />

De jongen schudt de kaarten met overdreven grondig­<br />

heid en pelt er zes af. 'Roept u maar.'<br />

'Klaver vier, schoppenvrouw, hartenaas, harten twee,<br />

ruiten negen. Moet ik doorgaan?'<br />

De jongen spreidt de kaarten in een waaier op tafel uit.<br />

'Precies goed. Hoe doe je dat? Is het een truc?'<br />

'Een soort truc,' liegt Arno. 'Van een goochelaar ge­<br />

leerd.'<br />

'Man, je zou schatrijk kunnen worden!'<br />

'0, vast,' zegt Arno. 'Of met een mes in mijn buik kun­<br />

'nen eindigen. Lui die om duizendjes spelen zijn geen spor­<br />

tieve verliezers.'<br />

Hij tilt zijn tas met voetbalspullen op. 'Speel ze.'<br />

+<br />

11


3<br />

De blinde man duikt een steegje in, duwt een verveloze<br />

deur open. Shaun belandt op een binnenplaatsje, onder een<br />

plataan met een afschilferende stam. Achter hem rijst de<br />

Domtoren op.<br />

Hij trekt zijn geest uit de toekomst terug, als een her­<br />

mietkreeftje dat in zijn slakkenhuis terugkruipt.<br />

De absolute duisternis van het heden omringt hem, voor<br />

het eerst sinds maanden. Een kalme, koesterende duister­<br />

nis.<br />

AJleen in het heden is hij blind. Geen licht meer. Enkel<br />

de wind die langs zijn gezicht strijkt, de geur van vochtig<br />

mos en gevallen bladeren.<br />

De Doodloze voelt een diepe vrede, een eindeloos ver­<br />

trouwen in zijn eigen kunnen.<br />

Tienduizend keer heeft hij de Dood recht in haar <strong>ogen</strong><br />

gekeken en tienduizend keer heeft hij haar graaiende klau­<br />

wen ontweken. Die neerstortende emmer had zijn schedel<br />

als een bros ei kunnen kraken. Hij was echter gewaar­<br />

schuwd. Zoals hij altijd gewaarschuwd zou zijn.<br />

Wie de toekomst kent, kan haar veranderen.<br />

Een natuurlijke dood bestaat niet: dat was de grootste<br />

ontdekking van zijn onvoorstelbaar lange leven geweest.<br />

Mensen sterven altijd aan een ziekte, aan geweld, aan een<br />

ongeluk. Zelfs ouderdom is niet meer dan een langzame<br />

vergiftiging, het gevolg van verkeerd voedsel.<br />

Genoeg gepeins! De keizer wacht op hem, zijn dienaar,<br />

zijn slaaf. Over minder dan een kwartier zal de keizer zijn<br />

laatste adem uitblazen. Zoals hij elke eeuw een keer of twee<br />

12


doet. Om in een nieuw, jonger lichaam herboren te worden.<br />

Shaun stuurt zijn geest een honderdste seconde de toekomst<br />

in en het binnenplaatsje verschijnt opnieuw. Een<br />

honderdste seconde vooruit is zo goed als het heden en in<br />

feite ziet hij zo beter dan een mens wiens <strong>ogen</strong> wel functioneren.<br />

Gewone <strong>ogen</strong> knipperen, ze kunnen vermoeid raken.<br />

Zijn toekomstblik blijft altijd haarscherp en hij kan desnoods<br />

op een insect inzoomen tot de haares zo dik als<br />

kabels lijken.<br />

Shaun draait zich naar de bakstenen muur aan zijn linkerzijde<br />

en heft zijn handen op. Zijn vingers kronkelen in<br />

een ingewikkeld patroon: hij doet nog het meest denken<br />

aan een mimespeler die een onzichtbaar touw knoopt. Vervolgens<br />

schopt hij een tak met zijden linten opzij waarvan<br />

de bast in een spiraal losgepeld werd.<br />

De bakstenen worden wazig en wijken in de muur terug.<br />

Voor Shaun ligt een brede trap, met stenen draken op de<br />

leuningen. Daarachter, half in de schaduw, staat een eikenhouten<br />

deur op een kier. Een deur met een ring van groen<br />

uitgeslagen koper.<br />

Mensen van deze tijd zouden er niets van begrijpen,<br />

denkt hij, en het magie noemen. Terwijl het toch zo'n eenvoudige<br />

truc is. Drieduizend jaar geleden zou zelfs de eenvoudigste<br />

Egyptische boerenknecht deze bezwering kunnen<br />

uitvoeren. Nu ben ik waarschijnlijk de laatste mens die<br />

zich de juiste gebaren herinnert.<br />

Shaun duwt de deur open en stapt een hoge zaal in. In<br />

elke nis branden kaarsen. Hun vlamme*s dansen en zwiepen<br />

in de plotselinge tochtstroom. Overal is de rijke glans<br />

van koperen gebedsschalen, van goudbrokaat.<br />

Shaun slentert door een galerij et schilderijen. Honderden<br />

schilderijen van manshoog tot miniatuurtjes die amper<br />

breder zijn dan een duimnagel. Er zijn veldheren met<br />

13


krullende baarden, koningen met pruiken of lang, pekzwart<br />

haar. Met groene <strong>ogen</strong>, bruine <strong>ogen</strong> of <strong>ogen</strong> zo grijs als een<br />

mistige ochtend.<br />

Toch hebben ze allemaal iets gemeen. Is het die onmis­<br />

kenbaar arrogante uitdrukking in de <strong>ogen</strong>? De manier<br />

waarop ze met opgeheven kin op het ordinaire volk neerkij­<br />

ken?<br />

Op de een of andere manier krijg je het gevoel dat het<br />

broers zijn. Of misschien dezelfde man, die zich telkens op<br />

bedreven wijze vermomd heeft.<br />

Shaun passeert een zijden rol met een Mongoolse krijgs­<br />

heer die peinzend naar een piramide van schedels tuurt. Hij<br />

veegt met zijn vingertoppen langs een koperen basreliëf<br />

van een trol die een krijgsbijl heft waar het bloed in strope­<br />

rige druppels van afdruipt.<br />

Pas bij een portret van een gedrongen man met een drie­<br />

hoekige hoed blijft hij een <strong>ogen</strong>blik staan. De man heeft zijn<br />

hand in zijn jas gestoken en iedere geschiedkundige zou<br />

hem direct herkend hebben.<br />

Shaun schudt zijn hoofd. 'Je bent te hebzuchtig, mijn<br />

keizer, te roekeloos. Die keer had je bijna hel Europa en<br />

misschien was de rest van de wereld je uiteindelijk ook wel<br />

gelukt. Alleen wilde je te veel, te snel.'<br />

Shaun grinnikt. 'Wat mij betreft mag je de wereld bezit­<br />

ten en je keizer van alle mensen noemen. Zolang ik je god<br />

maar blijf.'<br />

Zijn volgelingen hebben zich achter in de kerk verzameld:<br />

het meisje dat hij Delila noemt, de twee mannen die hij de<br />

Klauwen van de Doodloze gedoopt heeft.<br />

De keizer ligt uitgestrekt op een bank met satijnen kus­<br />

sens, log als een aangespoelde walrus. De kussens zijn dra­<br />

matisch zwart met zilveren kwastjes en de keizer draagt het<br />

staatsiekleed van een heerser uit de Chou-dynastie. Shaun<br />

14


ewondert het kanariegele gewaad dat uit minstens negen<br />

lagen stof bestaat, de met jaden kralen bestikte hes. Als je<br />

moet sterven, denkt hij goedkeurend, doe het dan in stijl.<br />

Om de dikke, lubberende nek van de keizer glimmen de<br />

schakels van een zilveren kettinkje met een hanger van<br />

bergkristal. De linkerhand omklemt het gevest van een<br />

overmatig lang zwaard in een schede van ivoor. De andere<br />

hand rust op een kleine harp. De armatuur werd uit pik­<br />

zwart hout gesneden. Op het eerste gezicht ziet het muziek­<br />

instrument er bijna te fragiel uit om te bespelen. In werke­<br />

lijkheid is het loodzwaar. Letterlijk. Meer dan tweeduizend<br />

jaar geleden boorde een sluipmoordenaar het hout uit en<br />

vulde de holtes met lood: de harp werd zo een uiterst effec­<br />

tieve knots.<br />

Het lijk van de keizer zal in zijn dure praal kledij ver­<br />

brand worden. Evenals zijn doodsbed. De drie voorwerpen<br />

vormen de echte bezittingen van de keizer. Het enige dat hij<br />

in elk nieuw leven meeneemt.<br />

Bij het horen van Shauns voetstappen opent de keizer zijn<br />

<strong>ogen</strong>.- 'Je bent gekomen. Nu weet ik zeker dat ik het niet<br />

lang meer zal maken.'<br />

'Nog elf minuten, mijn vriend.'<br />

'Wat zal het deze keer zijn?'<br />

'Een acute hartstilstand.'<br />

De laatste seconden tikken weg. De keizer kromt zijn rug,<br />

zijn vingers klauwen in de kussens. Uit zijn keel welt een<br />

ratelend gejank op.<br />

Shaun stapt naar voren, houdt de bronzen spiegel op.<br />

'Ik ... ,' brengt de keizer met de grootste moeite uit, 'ik<br />

ben ... gereed.' Hij spert zijn <strong>ogen</strong> wijd open tot ze uit de<br />

kassen lijken te puilen. In de magische spiegel verschijnt het<br />

gezicht van de keizer, vaag en rimpelend. Alsof je het door<br />

I)


stromend water ziet. Het is zijn ware gezicht, dat hij al twee<br />

en een kwart duizend jaar niet meer gedragen heeft.<br />

De ziel van de keizer zit nu in de magische spiegel gevangen,<br />

weet Shaun. Een ziel zonder lichaam.<br />

Zodra echter een andere mens in de spiegel kijkt, zal de<br />

ziel van de keizer zich naar buiten werpen. In een flits van<br />

kronkelend, magisch vuur schiet de ziel de <strong>ogen</strong> in, boort<br />

zich diep in de hersens van het slachtoffer.<br />

Vier, vijf seconden zullen de zielen met elkaar worstelen.<br />

Nooit langer.<br />

En altijd, altijd wint de keizer.<br />

Het is de keizer die ten slotte de <strong>ogen</strong> van het slachtoffer<br />

opent en opget<strong>ogen</strong> in zijn handen klapt. Een oeroude ziel<br />

in een gloednieuw lichaam.<br />

'Mooi zo; zegt Shaun. Hij zet de spiegel neer, reikt naar een<br />

zijden sjaal om hem af te dekken.<br />

De adem stokt hem in de keel. De man op de bank leeft<br />

nog! Zijn <strong>ogen</strong> schitteren van woede, van onbeschrijflijke<br />

haat. 'Jullie hebben mijn leven gestolen .. .' fluistert hij.<br />

'Monsters, monsters. ' De stem is laag en hees en lijkt in<br />

niets op die van de keizer.<br />

Het hoofd ploft terug in de kussens en de kaken ontspannen<br />

zich.<br />

In al die eeuwen heeft Shaun nog nooit de ziel van een<br />

slachtoffer zien terugkomen. En het ergste is dat hij dit niet<br />

voorspeld heeft. Die ochtend heeft hij de hele dag bekeken,<br />

elke minuut, en deze gebeurtenis is gloednieuw. Hij had<br />

nooit m<strong>ogen</strong> plaatsvinden.<br />

Ik kan niet langer op mijn talent vertrouwen ...<br />

Shauns rechterhand omklemt het blindenstokje in een<br />

krampachtige greep en zijn nagels boren zich in de muis van<br />

zijn duim. Als ik de toekomst niet duidelijk meer kan<br />

zien ... Een siddering trekt over zijn ruggengraat, alsof een


ijskoude vinger de wervels streelt. ... Dan zal ik blind zijn,<br />

denkt hij. Echt blind.<br />

Hij werpt een blik op zijn horloge, een automatische<br />

handeling. Alsof het moment dat zijn talent faalde er echt<br />

iets toe doet. Eén minuut voor vijf. Op een honderdste<br />

seconde na dan.<br />

'Meester?' vraagt het meisje. 'Is er wat mis?'<br />

'Nee, nee,' zegt hij zwakjes. 'Alles verliep volgens plan.'<br />

En dan denkt hij: Heilige Olifant! De spiegel! Ik heb<br />

hem niet afgedekt!<br />

Het is te laat. Als hij de spiegel opheft, ziet hij enkel zijn<br />

eigen gezicht. Door de open deur van de kapel vangt Shaun<br />

de schittering van een ruit op, een spiegelende ruit. De ziel<br />

van de keizer is van de spiegel naar de ruit gekaatst, even<br />

vluchtig als een straal zonlicht.<br />

Shaun leunt tegen de muur, zijn handen tegen zijn jukbeenderen<br />

gedrukt. Een nieuwe ramp, even onvoorzien als<br />

de terugkeer van de verdreven ziel in het lichaam van de<br />

keizer.<br />

Hoe moet hij de keizer ooit terugvinden? Hoeveel ramen<br />

en spiegels telt deze stad niet? Honderdduizend, een<br />

miljoen? Bij elke weerkaatsing zal de ziel van de keizer iets<br />

van zijn kracht verliezen, iets minder in staat zijn om degene<br />

die in de spiegel kijkt te overweldigen en uit zijn eigen<br />

lichaam te slingeren.<br />

In de doodse stilte begint een telefoon te rinkelen.<br />

Shaun sprint over de plavuizen naar het kantoortje, grist<br />

de hoorn van het bureau.<br />

'Ik ben erin,' komt de ademloze stem van de keizer. 'In<br />

zijn lijf. Alleen heb ik amper greep op hem. Help me, meester.<br />

Hij is te sterk. Hij duwt me weg! Ik verdrink in zijn<br />

gedachten! Help me!' In zijn paniek is de keizer op Mandarijns<br />

overgegaan, een taal die ze in geen vierhonderd jaar<br />

meer gesproken hebben.<br />

17


'Wie?' krijst Shaun. 'In wie zit je?'<br />

'Arno Groenewegen. Boven een drukkerij. Aan de Be­<br />

muurde Weerd. Ik kan . . . '<br />

De verbinding valt weg.<br />

18


4<br />

Shaun de Doodloze stuurt zijn geest de toekomst in en het<br />

enige dat hij ziet is een woest tollende caleidoscoop van<br />

beelden. Alsof er honderden films schots en scheef over<br />

elkaar geprojecteerd worden: niets is meer zeker.<br />

Op één ding na: in alle toekomsten duikt de gestalte op<br />

van een jongeman met bruin, krullend haar.<br />

Een naam bereikt hem, als een verlate echo van de stem<br />

van de keizer: Arno Groenewegen.<br />

'Mijn vijand,' zegt de Doodloze zachtjes. 'Eindelijk een<br />

tegenstander die de moeite waard is.'<br />

Hij begrijpt nu waarom de toekomst onvoorspelbaar is<br />

geworden: Arno heeft hetzelfde talent als hij.<br />

De keizer is Shauns enige hoop: wanneer de keizer Ar­<br />

no's lichaam kan overnemen, hoeft de Doodloze van de<br />

jongen niets meer te vrezen. Maar als hij het telefoontje mag<br />

geloven, heeft de keizer al verloren. Van de keizer is weinig<br />

meer over dan een reeks herinneringen, diep in Arno's<br />

brein weggedrukt. Alleen een wonder kan de keizer alsnog<br />

de overwinning geven.<br />

Een heimelijke glimlach flakkert over de lippen van de<br />

Doodloze. Het verrichten van duistere wonderen en mira­<br />

kels is zijn vak.<br />

Drie voor vijf: Arno mikt de handdoek op het droogrek en<br />

constateert dat de spiegel in de badkamer beslagen is. Hij<br />

stapt de huiskamer in en gaat voor de passpiegel van de<br />

klerenkast staan. Achter zich ziet hij het rondvaartboot je<br />

zijn laatste rondje draaien en op de aanlegsteiger afkoersen.


VIP-BOOT staat er in grote letters op, al maakt de spiegel<br />

er T008-QIV van. De zon weerkaatst in de geb<strong>ogen</strong> ruiten<br />

en een <strong>ogen</strong>blik wordt de schittering zo intens dat Arno<br />

moet knipperen.<br />

Als hij weer kan zien, vult een reusachtig gezicht de<br />

spiegel. Een woest gelaat met zware oogleden en pikzwarte<br />

wenkbrauwen. De mond spert zich open: tussen de tanden<br />

kronkelen slangen, bleke cobra's, hun <strong>ogen</strong> lijken druppels<br />

bloed.<br />

Arno deinst achteruit, diep in zijn keel begint een laag<br />

gejammer van pure doodsangst.<br />

'Van mij,' sissen de slangen. 'Geef me je hart, je vlees, je<br />

brein.'<br />

Armen zwiepen uit de spiegel, mager als van een skelet.<br />

Een kromme nagel tikt Arno's rechteroog aan, een tweede<br />

haakt zich in zijn linker.<br />

'Laat mij erin!' Een kolkende stroom gedachten spuit<br />

Arno's brein in, een vloed herinneringen aan gebeurtenissen<br />

die hij nooit heeft meegemaakt.<br />

Hij vangt een glimp op van een onafzienbare stenen<br />

muur onder een staalgrijze hemel, ziet arbeiders voorbijsjokken<br />

met manden vol grind en aarde. Uitgemergeld tot<br />

hun vel over de ribben spant, hun blote ruggen zitten onder<br />

de zweepstriemen.<br />

Te laat, veel te laat, heft Arno zijn handen op om zijn<br />

gezicht af te schermen: twee ragdunne lijnen blijven tussen<br />

hem en de spiegel hangen. Ze glippen moeiteloos door de<br />

spleten tussen zijn vingers.<br />

'Van mij!' krijst een triomfantelijke stem in zijn brein.<br />

'Mijn lichaam!'<br />

Een ijzige schimmel vertakt zich razendsnel door zijn<br />

brein en groeit zijn armen en benen in. Amper een seconde<br />

later verliest Arno elk gevoel in zijn ledematen.<br />

Arno stapt achterwaarts de kamer in en zijn lichaam be-<br />

20


weegt zich als een marionet: hij heeft er niets meer over te<br />

vertellen.<br />

Zijn handen reiken naar de telefoon en tikken een num­<br />

mer. Hij hoort het rinkelen van de telefoon. Het is een heel<br />

zwak geluidje, alsof het door dikke lagen stro en watten<br />

doorklinkt en het ebt steeds verder weg.<br />

Plotseling voelt hij de bekende tinteling vlak boven zijn<br />

neusbrug. Beelden vormen zich, het zijn net kleine patrijs­<br />

poorten. De meeste zijn in korrelig zwart-wit en Arno be­<br />

grijpt dat hij de toekomsten ziet waarin hij verloren heeft.<br />

Waarin de indringer zijn lichaam volledig heeft ingepikt.<br />

Het afschuwelijke is dat de beelden aanvoelen alsof ze<br />

hoogstens een klein eindje in de toekomst liggen, niet meer<br />

dan een tiental seconden ver.<br />

Slechts één beeld vertoont een vage kleurzweem: hij ziet<br />

een versplinterde spiegel en een vloerkleed vol scherven.<br />

Hij vecht terug, probeert zijn verlamde spieren te span­<br />

nen. De indringer spreekt haastig in de telefoon en Arno<br />

voelt zijn opkomende paniek.<br />

'Je bent zwak,' zegt Arno. 'Je bent niet meer dan een<br />

schim, een ding van boze spinrag.'<br />

'Ik ben de keizer,' snauwt de indringer. 'Miljoenen bui­<br />

gen in het stof voor me! Ik trek hun lichamen aan alsof het<br />

kleren zijn!'<br />

'Mijn lichaam niet!'<br />

Het wezen deinst terug voor Arno's woede en twee, drie<br />

seconden verliest hij zijn greep op het gestolen jongensli­<br />

chaam.<br />

Arno duikt naar voren en raakt de spiegel met zijn vuist.<br />

Het gezicht lost op in een regen van scherven.<br />

Zijn aanvaller wordt vager, lijkt steeds dieper in zijn<br />

brein weg te zakken. Met een laatste krachtsinspanning<br />

worstelt Arno's vijand zich omhoog. 'Slaap,' fluistert zijn<br />

stem. 'Vergeet. Vergeet alles.'<br />

21


Arno vecht tegen de aanrollende duisternis. Tevergeefs:<br />

zijn oogleden worden elk moment zwaarder en glijden als<br />

metalen rolluiken voor zijn <strong>ogen</strong> omlaag.<br />

'Slaap. Vergeet. '<br />

Arno zakt door zijn benen en nestelt zich op het<br />

vloerkleed, zijn knieën tegen zijn kin opgetrokken.<br />

Een zacht gesnurk is het enige geluid in de kamer.<br />

Arno ontwaakt met een barstende koppijn. Hij krabbelt<br />

óvereind en staart naar de gebroken spiegel. Het kleed ligt<br />

vol scherven.<br />

Heb ik dat gedaan?<br />

Hij herinnert zich dat hij struikelde en met zijn hand<br />

tegen de spiegel aanbonkte. Ben ik echt van mijn stokje<br />

gegaan? Het is zo'n eigenaardig vage herinnering, maar dat<br />

komt waarschijnlijk door de klap.<br />

Hij schudt zijn hoofd. Wat kan een mens toch ongelooflijk<br />

onhandig zijn! Hij wankelt naar de keuken.<br />

Een stoffer en blik. Ik moet die troep opruimen voor ma<br />

thuiskomt. Die raakt de laatste tijd toch al over haar toeren<br />

bij het minste geringste.<br />

Zijn rechterhand klopt, een irritante, zeurderige pijn die<br />

tot in zijn voorhoofd doorbonkt. Waarschijnlijk verzwikt.<br />

En van de pijn ging hij van zijn stokje. Ja, dat moet het<br />

geweest zijn.<br />

22<br />

+


5<br />

Arno slikt vier Saridons, de sterkste hoofpijnpillen die hij in<br />

het medicijnkastje kan vinden. Dat is twee meer dan vol­<br />

gens de bijsluiter mag. Geen paniek, hij zal het wel over­<br />

leven.<br />

Een kwartier later stopt de hoofdpijn abrupt.<br />

Hij beweegt zijn vingers, knijpt in zijn pols. Geen cen*<br />

pijn meer. Prima spul, die Saridon. Moet hij onthouden.<br />

Voor als hij weer een keer te veel gedronken heeft op een<br />

feestje.<br />

Vlak bij de aardewerken pot van de papyrus ziet Arno<br />

nog een scherf glinsteren. Hij plukt hem uit het hoogpolige<br />

tapijt en mikt hem in de papiermand.<br />

Een nieuwe spiegel kopen?<br />

Och nee. Dat kan morgen ook wel. Over een kwartier<br />

gaan de winkels trouwens al dicht.<br />

Beneden gaat de bel over. Twee keer, drie keer.<br />

Wat nu weer? Even overweegt hij net te doen alsof hij<br />

niets hoort. Als hij ergens geen behoefte aan heeft, is het<br />

wel bezoek. Het moet voor hem zijn. Zijn ouders werken<br />

overdag allebei in de drukkerij en klanten zouden nooit bij<br />

het woonhuis aanbellen.<br />

De bel gaat opnieuw en deze keer houdt de bezoeker de<br />

knop ingedrukt. De zoemer gonst als een nijdige bij. Het is<br />

een geluid dat hij onmogelijk kan negeren.<br />

Misschien is het Esther? Zijn vriendin is een stuk, daar is<br />

iedereen het over eens. Geduldig kun je haar echter beslist<br />

niet noemen. Esther is iemand die rustig met haar vlakke<br />

hand op tafel slaat en keihard' ober!' snerpt als de bediening<br />

niet vlot genoeg is.<br />

23


Mijn brommer staat voor de deur aan de lantarenpaal,<br />

bedenkt hij ineens. Nog niet weggezet. Esther weet dat ik<br />

thuis ben.<br />

Als hij voor haar niet opendoet, zal ze een volle week<br />

geen woord met hem wisselen. Daar is Esther goed in. Ze<br />

kan zo straal langs je heen kijken dat je op het laatst zelf gaat<br />

geloven dat je niet bestaat.<br />

Nee, ruzie kan hij niet gebruiken. Zeker niet nu. Hij<br />

moet haar nog steeds vragen of ze vanavond meegaat naar<br />

het schoolfeest.<br />

Arno stormt de trap af. 'Ik kom all Ik kom all'<br />

Hij rukt de deur open. 'Esther, ik .. .'<br />

Een lange man staat op de stoep. Echt lang. Zeker een<br />

kop groter dan Arno en Arno is beslist wat je noemt een<br />

lange slungel. De man draagt een leren jack dat er peperduur<br />

uitziet. Sinds Arno een eigen motorjack heeft aangeschaft<br />

beschouwt hij zichzelf als kenner. Hij heeft zowat<br />

alle zaken van de stad afgelopen. Bij hem hoef je niet met<br />

kunstleer aan te komen.<br />

Die rare, korrelige glans: alligatorleer? Slangenleer?<br />

Geen jack in ieder geval dat je op het Waterlooplein<br />

voor een paar flappen aanschaft. Dit ding moet duizenden<br />

guldens gekost hebben.<br />

Hij kijkt op. De man draagt een zonnebril, ziet hij nu.<br />

Spiegelend blauw. 'Ja?'<br />

Zijn bezoeker buigt en stoot dan een reeks rauwe keelklanken<br />

uit. Bijna snauwend. Als het woorden zijn, is het in<br />

ieder geval niet in een taal waar Arno ook maar een letter<br />

van spreekt.<br />

'Eh, sorry?' zegt hij . 'Ik, ik versta u niet.'<br />

De man klakt met zijn tong. Een moment verstrakken<br />

zijn lippen en straalt hij woede uit, onverbloemde haat. Dan<br />

plooien zijn lippen zich tot een glimlach zonder enige<br />

warmte.


'Het is mijn fout. Men vertelde mij dat de heer Hwang-ti<br />

op dit adres woonde. Ik ging ervan uit dat u het was.'<br />

'Nee, nee. Die woont hier niet. Werkelijk niet.'<br />

'Bedankt voor de moeite.' De man geeft een afgemeten<br />

hoofdknikje , steekt twee vingers op. 'Het spijt me u gestoord<br />

te hebben.' Hij draait zich abrupt om en steekt de<br />

weg over naar het bruggetje bij de sluis.<br />

Arno ziet de witte stok zwiepen als zijn bezoeker de oprit<br />

van het bruggetje bereikt.<br />

Daarom wist hij dus niet dat ik de verkeerde was. Hij is<br />

blind. Wacht. Misschien belde hij bij het verkeerde nummer<br />

aan. Hoe vinden blinden een huisnummer? Tellen ze<br />

de deuren? Ik had hem moeten vragen welk nummer hij<br />

zocht.<br />

Arno stapt de stoep op. 'Meneer?'<br />

Hoe speelt die vent het klaar om zo snel te verdwijnen?<br />

Ik wendde hoogstens een paar seconden mijn blik af. Die<br />

kerel kan toch onmogelijk al aan de overkant van het bruggetje<br />

zijn?<br />

Ineens ziet hij het voor zich. De blinde man op de brug.<br />

Halverwege ontbreekt een stuk van de leuning, waarschijnlijk<br />

kapotgetrapt door een stel bezopen drankorgels. Hoe<br />

loopt een blinde man over een brug? Tien tegen één houdt<br />

hij de leuning vast. En als de leuning ineens qphoudt, smakt<br />

hij voorover!<br />

Arno stuift de straat over, buigt zich over de leuning.<br />

Pikzwart water welt onder de sluisdeuren op. Een hamburgerbakje<br />

draait en hopst in een draaikolk. Twee bierblikjes.<br />

Het water is te smerig om meer dan een paar centimeter<br />

diep te kunnen kijken. Een halve meter onder de waterspiegel<br />

kunnen wel tien drenkelingen drijven.<br />

Als Arno opkijkt, ziet hij aan het andere eind van de<br />

brug een fietser opstappen. Hij moet de blinde man op de<br />

brug gepasseerd zijn.<br />

2;


'Meneer!' roept Arno.<br />

De fietser stopt. 'Ja?'<br />

'Kwam u net een blinde man tegen? Op de brug?'<br />

'Een blinde man? Nee. En ik stond net een paar minuten<br />

op de brug.' Hij gebaart naar het spierwitte motorjacht dat<br />

een meter of twintig verderop aangemeerd ligt. 'Ik zit in de<br />

scheepsbouw. Dat type kende ik nog niet.'<br />

'Niemand passeerde u?'<br />

'Nee, beslist niet. Ik had mijn fiets aan de hand en je ziet<br />

hoe nauw het hier is. Als iemand zich ongemerkt langs mij<br />

en mijn fiets heeft kunnen wringen, nu, dan moet het wel<br />

een allemachtig mager personage geweest zijn.'<br />

Halverwege de trap realiseert Arno zich wat voor taal de<br />

blinde man gesproken had. Chinees. Als ze bij de afhaalchinees<br />

zijn bestelling doorgeven, klinkt het precies zo.<br />

Kortaf, bijna gekef. Een taal die bedoeld is om uitgeschreeuwd<br />

te worden over wijde rijstvelden. Niet om te<br />

fluisteren.<br />

+


6<br />

Zijn ouders schrokken het eten naar binnen. Pa heeft zijn<br />

vaalgrijze overall niet eens uitgetrokken. Een haastklus,<br />

denkt Arno. Ze zijn al sinds vanochtend zeven uur bezig.<br />

Het gaat slecht met de drukkerij. Vader heeft het er nooit<br />

over, maar Arno heeft gemerkt dat de drukpersen soms<br />

dagenlang stilliggen. De nieuwste laserprinters werken zo<br />

snel dat veel bedrijven tegenwoordig hun eigen drukwerk<br />

maken.<br />

Zijn vader legt zijn vork neer. 'We zijn een dag te laat<br />

met het drukken van De Vrije Sportvisser. Die lui kwamen<br />

op het laatste nippertje met hun spullen aankakken.' Zijn<br />

gezicht vertrekt. 'Als je er wat van zegt, gaan ze naar een<br />

ander. Zou jij vanavond soms een handje kunnen helpen?<br />

Morgen is het zaterdag. Je kunt de hele ochtend uitslapen.'<br />

Arno schudt zijn hoofd. 'Nee, het spijt me. Ik zou vanavond<br />

met Esther naar het schoolfeest gaan.'<br />

Zijn vader knikt. 'Ware liefde gaat voor De Vrije Sportvisser.<br />

Ik geef je groot gelijk.'<br />

'Morgen,' belooft Arno. 'Als de zaak dan nog niet rond<br />

is, kom ik helpen.' Het is niet meer dan logisch, denkt hij.<br />

Zijn motorjack heeft hij zelf verdiend. Schappen vullen<br />

bij de supermarkt, en vergis je niet, je moet een allemachtige<br />

hoop schappen vullen voor je zo'n jack bij elkaar verdiend<br />

hebt. Zijn brommer hebben zijn ouders echter betaald.<br />

Gewoon gekocht toen hij erom vroeg. Hij was niet<br />

eens jarig. Daar mag hij best wat voor terugdoen.<br />

Als ik niet met Esther ging, overweegt hij, dan zou ik dat<br />

stomme schoolfeest gewoon laten schieten. Esther is echter


geen meisje dat je ongestraft een blauwtje kunt laten lopen.<br />

Esther! 0 nee .. . Ik zou haar vandaag nog bellen over<br />

het schoolfeest!<br />

Pas als de telefoon twaalf keer is overgegaan, wordt de<br />

hoorn opgenomen. 'Met Esther Sonsberg.'<br />

'Hoi. Met Amo. We, uh, we zouden vanavond naar het<br />

schoolfeest gaan .. . '<br />

'Oh? Daar wist ik niets van.' Er zijn vreselijke manieren<br />

om zo'n kort woordje als 'Oh?' uit te spreken. Om over<br />

'Daar wist ik niets van.' nog maar te zwijgen.<br />

Ik zit in de stront, begrijpt Amo. Tot over mijn oren.<br />

Hoewel Esthers huis vier kilometer verderop ligt, duikt<br />

hij toch onwillekeurig in elkaar.<br />

'Ik heb tot half vijf gewacht,' zegt Esther. 'Toen heb ik<br />

Rob maar gebeld. Die had mij trouwens ook al gevraagd.'<br />

'Rob? Rob Vree deling? Maar Esther .. .'<br />

'Is er iets mis met Rob Vreedeling? ' Esthers stem klinkt<br />

poeslief. En dat is het ook precies: zo zou een poes het<br />

oliedomme muisje toespreken voor zij het met een flitsende<br />

haal van haar klauwen neerrnept.<br />

'Nee, nee. Er is niks mis met Rob.'<br />

Behalve dat Rob mijn beste vriend is. Normaal zou ik<br />

hem eerst afgehaald hebben voor we samen naar Esther<br />

doorreden.<br />

Dat is nu echt Esther. Als ze wraak neemt, hakt ze door<br />

tot in het bot. Wedden dat het bij deze ene keer blijft? Dat<br />

ze Rob maandag geen blik waardig zal keuren? Hoe ze ook<br />

reageert, Rob en ik zullen ons bijzonder ongemakkelijk<br />

voelen. Misschien verpest het onze hele vriendschap wel.<br />

De trut!<br />

'Jammer. Nu ja, dan ga ik wel met iemand anders.'<br />

'Dat is dan geregeld. We kunnen vrienden blijven. Ik<br />

wens jou en je nieuwe vriendin veel plezier vanavond.'


Ze verbreekt de verbinding.<br />

Arno merkt dat hij op zijn benen staat te trillen. Zijn hele<br />

lijf siddert van woede en teleurstelling. Dat rotwijf. En het<br />

afschuwelijkste is dat hij haar nog steeds wil. Zijn handen<br />

voelen zo vreselijk leeg. Hij wil ze op haar stevige billen<br />

leggen en haar zo krachtig tegen zich aandrukken dat hij<br />

haar harde tepels tegen zijn borst voelt prikken. Hij wil haar<br />

opgeheven mond kussen, de lippen waarover altijd een<br />

vaag spottend glimlachje zweemt.<br />

Ze is zo bloedmooi. Grijze <strong>ogen</strong> met vlekjes goud. Een<br />

piepklein diamantje in haar neusvleugel en altijd lange, zilveren<br />

oorbellen. Kort, blond haar. Bijna zo kort dat het<br />

jongensachtig staat. Bij Esther heeft het echter iets uitdagends.<br />

Is het juist extra sexy. Ik hoef mijn haar niet tot mijn<br />

kont te laten groeien, lijkt ze te willen zeggen, om er als een<br />

vrouw uit te zien. Als ik me helemaal kaalschoor zouden de<br />

jongens nog steeds achter mij aan lopen.<br />

Ik ga gewoon naar het schoolfeest, besluit Arno. Ze verwacht<br />

natuurlijk dat ik thuis blijf zitten miepen. Vergeet het<br />

maar! Er zijn genoeg andere meisjes. Misschien zijn ze niet<br />

zo mooi als Esther, maar beslist aardiger. Ik mag blij wezen<br />

dat ik van die troela af ben!<br />

Als hij om kwart voor acht op zijn brommer stapt, gelooft<br />

hij het bijna zelf.<br />

+


7<br />

Shaun zit op een zetel die zo'n kleine duizend jaar oud is.<br />

Gouden wijnranken slingeren zich over de armsteunen.<br />

Het is geen verguld hout, maar solide edelmetaal. Net als de<br />

vuistgrote edelstenen geen kunstige glasimitaties zijn, maar<br />

echte smaragden en topazen.<br />

Zijn volgelingen omringen hem.<br />

De twee Klauwen van de Doodloze hurken op de tegelvloer)<br />

hun armen ontspannen omlaag hangend. Alleen iemand<br />

die zo oud als Shaun is, zou de houding van de mannen<br />

als de uitgangspositie voor een Taikwe-den-sprong<br />

herkennen. De vechtsport T aikwe-den was al antiek voor<br />

de eerste piramide werd opgericht en werd in het middeleeuwse<br />

Japan vervolmaakt. Letterlijk vertaald betekende<br />

Taikweden 'Bergvermorzelende bliksem'.<br />

Een Taikwe-den meester kon de zwaardslagen van een<br />

drietal samoerais met de palm van zijn hand afweren en<br />

vervolgens die zwaarden over zijn knie breken. Gewoonlijk<br />

was het daarna amper meer nodig enige actie tegen de<br />

samoerais zelf te ondernemen.<br />

Nergens in de Japanse geschriften zul je een verwijzing<br />

naar Taikwe-den vinden. Die verhalen werden gewoonlijk<br />

door edelen geschreven en welke edelman zou toegeven dat<br />

een armoedige boer zijn zwaarden brak en zijn strijdros met<br />

een vingerknip velde?<br />

Shaun houdt niet van geweld. Haat het. Geweld kan al te<br />

gemakkelijk uit de hand lopen. En toch, toch geeft het een<br />

veilig gevoel om te weten dat je het kunt gebruiken. Dat in<br />

een noodgeval de beste vechters van deze eeuw, van alle<br />

eeuwen, aan jouw kant staan.<br />


Delila zit op een geborduurd kussen, zo dichtbij dat hij<br />

haar kruin zo zou kunnen aanraken. Ze heeft haar benen<br />

over elkaar geslagen in de lotuszit en speelt met de gouden<br />

kwastjes van een tamboerijn.<br />

Drie volgelingen, denkt hij. De beste en trouwste volgelingen<br />

die ik mij kan wensen. Het hadden er vier moeten<br />

zijn.<br />

Delila geeft een tikje op haar tamboerijn en slaat haar<br />

<strong>ogen</strong> op. 'En?'<br />

Shaun zucht. 'Geen succes. Ik sprak hem aan met zijn<br />

geheime naam. Ik schreeuwde zijn persoonlijke strijdkreet.<br />

"De Draak van het Midden, zie de messen van zijn klauwen,<br />

de zwaarden in zijn muil!" De jongen vertoonde geen<br />

enkel teken van herkenning. Als de ziel van de keizer nog in<br />

hem huist, dan is het diep, diep in Arno's brein. Te diep om<br />

omhoog te halen.'<br />

Hij kijkt naar zijn volgelingen. 'Geef mij raad. Vertel mij<br />

wat ik moet doen.'<br />

Een van de Klauwen der Doodloze doet een stap naar<br />

voren.<br />

'De keizer vreest geen pijn. Hij lacht om gloeiend ijzer,<br />

om scherpe messen. Ontvoer de jongen. Martel hem tot de<br />

pijn hem gek maakt. Tot hij vergeet wie hij is. Wat overblijft<br />

is dat stukje van hem dat immuun voor pijn is. Wat<br />

overblijft zal de ziel van de keizer zijn.'<br />

Shaun tikt zijn duimnagels tegen elkaar, neuriet een melodie.<br />

Tien minuten gaan voorbij, twintig. Shaun heft zijn<br />

kin op. 'Nee. Te riskant. Het lichaam zou kunnen sterven<br />

voor de keizer het overneemt.'<br />

Hij wendt zich naar het meisje. 'Wat denk jij ervan, Delila?'<br />

'Och, Shaun, je vangt meer vliegen met een bakje honing<br />

dan met een mokerhamer. Vernietig de jongen, rijt<br />

zijn geest aan stukken, maar pak het subtiel aan.'<br />

31


Ze komt overeind, soepel als een luipaard en glimlacht<br />

naar Shaun. Haar <strong>ogen</strong> schitteren. Voor het eerst sinds eeu­<br />

wen voelt de Doodloze b _ egeerte. Zijn hart begint te bon­<br />

ken, een rode blos trekt over zijn bleke wangen. Een li­<br />

chaamsdeel waarvan hij de tweede functie al bijna vergeten<br />

was, zwelt op.<br />

Met enige moeite onderdrukt hij die ongewenste emotie.<br />

Delila beheerst inderdaad de oudste magie van allemaal,<br />

denkt hij vol ontzag. Zelfs ik ben er kwetsbaar voor. Als ik<br />

tweeduizend jaar jonger was, zou ik mijn eigen onsterfelijk­<br />

heid geven om een nacht met haar over het bed te rollen.<br />

'Mijn lieve Shaun,' vervolgt ze en haar stem is even me­<br />

lodieus als het kabbelen van een beekje. 'Je hoeft een man<br />

niet te martelen om hem stapelgek te maken. Verliefdheid is<br />

genoeg.'<br />

'Misschien zit er iets in.'<br />

'Iemand die tot over zijn oren verliefd is, kun je alles<br />

wijsmaken. Als Arno nu eens geloofde dat al zijn herinne­<br />

ringen aan zijn eigen leven volkomen onbetrouwbaar zijn?<br />

Dat hij eigenlijk de keizer is? Dan zou de echte keizer zon­<br />

der enige inspanning Arno's lichaam kunnen overnemen.'<br />

'Sorry, Delila. Zelfs dat is niet genoeg. De keizer is niet<br />

meer dan een vaag spook, een stel herinneringen en ver­<br />

warde emoties:<br />

'Hij slaapt?' vraagt Delila.<br />

'Bewusteloos is een betere beschrijving:<br />

'Wek hem dan!' Ze knipt met haar vingers. 'De Dalai<br />

Lama!'<br />

Ze beent naar het lijk van de keizer toe en wrikt het<br />

zwaard uit de verkrampte vingers, trekt het kettinkje over<br />

het bleke hoofd, dat al enigszins begint op te zwellen en een<br />

grauwe tint heeft aangenomen. Vervolgens pakt ze de met<br />

lood verzwaarde harp op. Ze houdt de voorwerpen triom­<br />

fantelijk omhoog. 'Meer hebben we niet nodig:<br />

32


Ze grinnikt. 'Jullie snappen er geen hoela van. Kijk, de<br />

Dalai Lama was de priester-koning van Tibet. Iedereen geloofde<br />

dat zijn ziel bij zijn dood in een nieuw lichaam overging.<br />

In een baby die op hetzelfde moment geboren werd<br />

dat de Dalai Lama stierf.<br />

Nu, zijn monniken zochten al die baby's op. Ze toonden<br />

elk kind drie bezittingen waar de Dalai Lama erg aan gehecht<br />

was geweest. Misschien een lappenpop of een oud,<br />

tinnen gebedsmolen*. Zodra de juiste baby die spullen<br />

zag, ontwaakte de ziel van de Dalai Lama en herinnerde hij<br />

zich weer wie hij werkelijk was.<br />

Het zou kunnen werken. Vemietig Amo's zelfvertrouwen<br />

en neem hem alles af waar hij om geeft. Wek de keizer<br />

tegelijkertijd door hem zijn dierbaarste bezittingen te tonen.<br />

,<br />

Shaun haalt zich het gezicht van zijn tegenstander voor<br />

de geest. De bruine <strong>ogen</strong>, de korte neus, waarvan sproeten<br />

over de wangen uitwaaieren.<br />

'0, mijn vijand,' fluistert Shaun, 'je zult geen verleden<br />

meer hebben, geen vriend, geen stad, geen moeder of vader.<br />

Ik zal je in een net van leugens vangen en je als een<br />

spartelende vis binnenhalen.'<br />

Het klinkt als een vervloeking. Het is een vervloeking.<br />

Shaun tuurt in de wirwar van de toekomst. Zoveel gebeurtenissen<br />

die je zou kunnen laten plaatsvinden als je het<br />

maar slim genoeg aanpakt!<br />

Daar duikt Amo weer op, een paar uur verder in de<br />

toekomst. Hij danst met een meisje in een grote hal vol<br />

kleurige lichten. Danst met haar tussen tientallen andere<br />

paren. Het meisje kijkt Shaun aan over Amo's schouder en<br />

heel even lijkt het alsof zij hem werkelijk kan zien. Shaun<br />

voelt een schokje van herkenning. Het meisje is Delila.<br />

Shaun keert terug in het heden. Delila zit nog steeds op<br />

haar kussen, de Klauwen van de Doodloze turen onbew<strong>ogen</strong><br />

voor zich uit.<br />

33


'Waarom grijns je zo, Shaun?' vraagt Delila.<br />

'Omdat ik nu weet hoe we het moeten aanpakken. Jij,<br />

Delila, gaat vanavond naar een schoolfeest.' Hij wenkt de<br />

Klauwen. 'En voor jullie heb ik ook een karweitje.'<br />

34<br />

+


8<br />

Om kwart voor acht trekt Arno de deur van het woonhuis<br />

achter zich dicht. De zon is al onder, maar de hemel gloeit<br />

nog na met een onmetelijk diep blauw. De dunne maansik­<br />

kel hangt boven de huizen aan de overkant van het water.<br />

Het is zwoel: een volmaakte zomeravond.<br />

Zin in het schoolfeest, nee, dat heeft Arno allerminst.<br />

Wegblijven is echter ondenkbaar. Het gedrag van een lo­<br />

ser. Bovendien is het precies wat Esther verwach t . Dat hij<br />

in zijn eentje thuis blijft zitten kniezen.<br />

Ze wilde me kwijt, denkt hij. Dat ik haar niet op tijd<br />

belde, was precies het excuus dat ze nodig had.<br />

Hij inspecteert zichzelf in de ruit van de drukkerij.<br />

Rock 'n roll is het thema van het schoolfeest. Net a ls op<br />

de radio komt dat zo om de paar jaar terug als niemand iets<br />

beters weet te verzinnen.<br />

Ik kan ermee door, besluit hij.<br />

Arno haalt zijn zakkam nog een keer door zijn uitzak­<br />

kende vetkuif. Werkt niet echt, die gel, denkt hij. Hoe de­<br />

den ze dat vroeger? Een handvol kogellagervet?<br />

Hij verschikt een van de verchroomde kettingen die hij<br />

aan het oude leren jack van zijn vader heeft vastgemaakt.<br />

Het is zo'n ding zonder mouwen, dat je armen bloot laat.<br />

Wat ook wel nodig is om de neptatoeages van de draken op<br />

zijn biceps te tonen.<br />

Arno buigt zijn rechterarm en de draak kronkelt over<br />

zijn spierballen. Prima. Exact zo'n ouderwetse biker. Al­<br />

leen die zwarte zonnebril is stom. Het is al te schemerig om<br />

daarmee te rijden. Levensgevaarlijk.<br />

35


Arno klapt de poten in en steekt hem in een borstzakje.<br />

Oké, ik kan vertrekken. Hij sjort zijn brommer uit het<br />

gangetje tussen de drukkerij en het woonhuis en trapt hem<br />

aan.<br />

'Jongeman!' Bij de lantarenpaal staan twee mannen. De<br />

voorste heeft pekzwart, strak achterovergekamd haar dat in<br />

een staartje in zijn nek samengebonden is. Vreemd soort<br />

glimlachje. Loom en geamuseerd. De man doet Arno onweerstaanbaar<br />

aan de drugshandelaar in Crocodile Dundee<br />

1I denken. De andere draagt een cowboyhoed die zijn gezicht<br />

tot een ovaal van schaduw maakt. Een jasje van zacht<br />

lichtbruin leer met lange franje aan de mouwen. Niet het<br />

soort lui waar je graag een gesprek mee begint in een verlaten<br />

straat. Onwillekeurig spant hij zijn spieren.<br />

'J e liet dit vallen.' De voorste man reikt hem een zilveren<br />

kettinkje aan. In het licht van de lantaarn glittert een hanger<br />

van geb<strong>ogen</strong> bergkristal.<br />

Arno ontspant zich. 'Ja, dat is van mij. Bedankt.'<br />

Ik met mijn achterdocht ook!<br />

Hij trekt het kettinkje over zijn hoofd en frommelt het<br />

kristal zijn T-shirt in.<br />

De steen ligt eigenaardig kil tegen zijn borst. Alsof hij<br />

net uit het vriesvak komt.<br />

Hij steekt zijn hand op en draait de straat in.<br />

+


9<br />

'Geen probleem,' zegt de blonde Klauw. Hij mikt zijn cow­<br />

boyhoed over een lege kandelaar. 'Hij nam het kettinkje<br />

zonder de geringste aarzeling aan. Ja, dat is van mij.'<br />

Shaun knikt. 'Een goed teken. Al is de ziel van de keizer<br />

zijn eigen naam vergeten, hij blijft in staat om zijn eigen­<br />

dom te herkennen.'<br />

'Wat is het eigenlijk?' vraagt de andere Klauw. 'Dat<br />

kristal? Als dat ons tenminste iets aangaat?'<br />

hem.'<br />

'De keizer,' antwoordt Shaun. 'Een klein stukje van<br />

'Van zijn ziel?'<br />

'Dat zou je kunnen zeggen. Het bevat een stel herinne­<br />

ringen. Erg belangrijke. Onze eerste ontmoeting.' Hij slaat<br />

zijn benen over elkaar. 'De mensheid is zo'n kwart miljoen<br />

jaar oud. Historici hebben zich altijd afgevraagd waarom de<br />

geschreven taal pas vierduizend jaar geleden uitgevonden<br />

werd. Iets opschrijven is zoveel gemakkelijker dan het<br />

moeten onthouden.'<br />

'Ze hadden vroeger iets beters?'<br />

'Geheugenkristallen. Ze konden een herinnering in een<br />

stukje bergkristal opslaan. Leg je met zo'n kristal te rusten<br />

en de herinnering komt terug als droom. Een droom die zo<br />

krachtig is dat een getraind mens hem de volgende ochtend<br />

tot in de kleinste details kan herinneren.'<br />

'Is dat niet een beetje gewaagd? Arno zal weten wie je<br />

bent. Wie de keizer is.'<br />

'De jongen is niet getraind. Het enige waarmee hij ont­<br />

waakt is de herinnering aan een nachtmerrie. Wat losse<br />

flarden. Maar het zal de keizer krachtiger maken.'<br />

37


IO<br />

Arno neemt automatisch de afslag naar het Janskerkhof en<br />

dan denkt hij: ah nee! Ik hoef niet eerst langs Rob. Het heeft<br />

geen zin hem op te halen. Hij gaat met Esther naar het<br />

schoolfeest.<br />

Bij die gedachte moet hij een pijnlijke brok in zijn keel<br />

wegslikken. We kennen elkaar sinds de basisschool en Esther<br />

is alles aan het verzieken. Rob en ik zouden in de<br />

herfstvakantie door Ierland trekken. Gaat dat nu ook niet<br />

door?<br />

Arno hoort het dreunen van de drums boven zijn brommer<br />

uit, zodra hij de straat inrijdt. Een gedempt 'bom-pa-bom',<br />

gevolgd door een gierende uithaal van een Fender-gitaar.<br />

De installatie staat weer veel te hard, denkt hij. Om half<br />

tien bonkt de politie op de deur om de stekkers eruit te<br />

trekken. Net als de vorige keer.<br />

Kleurige schijnwerpers zwiepen door de aula van Arno's<br />

school, een bak discolichten knippert.<br />

Geen laser deze keer. Waarschijnlijk te duur. En je hebt<br />

natuurlijk ook een rookmachine nodig voor je er iets leuks<br />

mee kunt doen.<br />

Hij blijft aan de rand van de aula staan en de moed zinkt<br />

hem in de schoenen. Niemand, maar dan ook niemand heeft<br />

zich verkleed. Nergens rockers, of hippies, geen heli's angels-voor-één-nacht.<br />

Geen meisjes met paardenstaarten 'en<br />

minirokken.<br />

Ik sta finaal voor gek.


De leerlingen drommen in kleine groepjes om de tafels,<br />

klas bij klas. De dansvloer zelfblijft leeg, een zwarte vlakte.<br />

De eerste drie kwartier blijft volgens de traditie de band<br />

van hun wiskundeleraar spelen. Daarna neemt een deejay<br />

het over en dreunt de house tot half twee door.<br />

Hamid komt naast hem staan, een bekertje met cola in<br />

zijn hand. Hamid kennende kun je er zeker van zijn dat hij<br />

er iets sterkers heeft bijgegoten.<br />

'Wat een ouwe-knarren troep!' Hamid spuwt op de granieten<br />

tegels en kijkt dan schichtig om zich heen of geen<br />

van de leraren het opgemerkt heeft. 'Man, ik haat die sixties<br />

shit!'<br />

'Klinkt niet slecht,' zegt Arno. Sinds een maand of drie<br />

heeft hij zelf een elektrische gitaar, tweedehands Fender<br />

Stratocaster. Als hij tegen zijn eindexamen half zo goed<br />

speelt als de wiskundeleraar, zou hij dik tevreden zijn.<br />

'Ach, man, moet je horen wat ze voor bejaardenmuziek<br />

spelen! "In the Ghetto" van Elvis Presley!'<br />

'El vis wie?' vraagt Arno, die maar met een half oor naar<br />

Hamid luistert.<br />

'Aah, laat ook maar. Jij bent hopeloos.'<br />

Hamid beschouwt zichzelf als een superexpert als het om<br />

popmuziek gaat. Hij is zo'n ultracoole neogabber dat hij op<br />

veterloze sportschoenen rondsloft en een ring door zijn linkerwenkbrauw<br />

draagt. Als een hit ouder dan een maand is,<br />

haalt Hamid er zijn neus voor op.<br />

Arno zelf hoort amper het verschil tussen techno en<br />

trance. Ergens in zijn achterhoofd heeft hij bovendien de<br />

overtuiging dat een goede popsong uit meer dan drie regels<br />

tekst moet bestaan.<br />

Hij zoekt de zaal af. Geen Esther of Rob. Hij had ze ook<br />

nog niet verwacht. Als hij Esther afhaalde, riep ze steevast:<br />

'Een halve minuut! Ik kom zo!' Waarna ze pas zo'n drie<br />

kwartier later kwam opdagen.<br />

39


'HeIlo, rocker. Heb je zin om te dansen?'<br />

Hij kijkt op. Het meisje draagt een kort leren rokje, een<br />

riem met gouden schakels. Netkousen. Een outfit die in de<br />

nineties nog even sexy is als in de sixties. c.ool.<br />

Dit is waarschijnlijk het enige meisje dat zich voor het<br />

feest verkleed heeft. Al zijn gêne verdwijnt en hij mag haar<br />

meteen. Hij vangt een verwarrende flits op van grote bruine<br />

<strong>ogen</strong>, de witte glittering van haar tanden en dan legt ze haar<br />

hand op zijn blote arm. Haar vingers voelen opvallend<br />

warm aan. Heet bijna. Ze knijpt. 'Wat denk. je ervan?'<br />

'Uh, ook hoi.' Geen erg originele reactie. Bijna even<br />

beroerd als 'Ken ik je soms ergens van?'<br />

'Dansen?' Haar glimlach laat haar gezicht oplichten.<br />

'Niemand danst nog,' zegt Arno verontschuldigend en<br />

hij kan zichzelf wel een schop voor zijn kont verkopen. Ik<br />

klink als een verlegen brugklasser op zijn eerste school­<br />

feest!<br />

Ze trekt aan zijn arm. 'Dan zijn wij de eersten!'<br />

'Oké.'<br />

Arno laat zich gewillig naar de dansvloer meevoeren.<br />

Normaal zou hij zich absoluut niet op zijn gemak voelen.<br />

Iedereen lijkt naar hen te staren. Wie als eerste begint te<br />

dansen, loopt een zeker risico. Als niemand meedoet, sta je<br />

voor paal. Bovendien hoor je pas te dansen als de disco<br />

begint.<br />

Hah! Laat ze hun neus maar ophalen! Stelletje slome<br />

duikelaars.<br />

De band schakelt halverwege over op een sneller num­<br />

mer. Solide rock die tot in zijn onderbuik meetrilt en zijn<br />

beenspieren laat schokken.<br />

Dit is het, denkt hij, het echte leven. Keiharde muziek,<br />

een zee van kleurige zwaailichten, de mooiste vrouw van de<br />

wereld.<br />

'I can get no,' brult Arno mee, 'no, no satisfaction!'


De Stones, weet hij. Als zijn vader doodvermoeid van<br />

zijn werk komt, draait pa dat nummer vaak op maximum<br />

volume.<br />

Hij slingert het meisje rond en op de een of andere manier<br />

lijkt ze bijna niets te wegen. Ze duikt soepel onder zijn<br />

arm door, ze tolt om haar as, ze springt, buigt zich naar<br />

achteren tot haar paardenstaart over de tegels sliert.<br />

Een circusmeisje, denkt Arno opget<strong>ogen</strong>, al meer dan<br />

half verliefd. Het soort vrouw dat van een honderd meter<br />

hoge klip in de blauwe, blauwe zee duikt. Niet als Esther.<br />

Absoluut niet als Esther.<br />

Als het nummer met een roffel van de drum eindigt,<br />

merkt hij dat de dansvloer niet langer leeg is. Zo'n vijftig,<br />

zestig leerlingen hebben hun voorbeeld gevolgd. De andere<br />

dansers hebben een ruimte voor hem en het meisje vrijgelaten.<br />

Zij zijn het middelpunt, de spil.<br />

Arno grijnst. Nu zijn het de lui die nog aan de kant staan,<br />

die een ongemakkelijk gezicht trekken en zenuwachtig met<br />

hun voeten zitten te wippen. En het allermooiste is dat hij<br />

Esther tegen de toonbank van de kantine ziet leunen. Hij<br />

kan haar gezichtsuitdrukking niet zien, niet van deze afstand.<br />

Maar ze heeft hem beslist met het meisje zien dansen.<br />

" Nog één nummer,' zegt het meisje twintig minuten later.<br />

'Daarna mag je wat te drinken voor me halen.'<br />

'Goed, oké,' weet Arno hijgend uit te brengen. Het<br />

zweet loopt hem over de rug en het bloed suist in zijn oren.<br />

Het liefst zou, hij zijn jack en zijn T-shirt uitrukken en ze in<br />

een prop onder een tafeltje mikken.<br />

Waarom niet, eigenlijk? Wie zou hem durven uitlachen?<br />

Zijn doorweekte T-shirt volgt het leren jack en hij<br />

springt de dansvloer op. Ze hebben de stroboscoop aangezet<br />

en de lichtflitsen volgen elkaar razendsnel op.


Het meisje wordt een reeks schokkerige snapshots: een<br />

opgeheven arm, zwierend haar, een been dat onmogelijk<br />

slanker of bevalliger zou kunnen zijn, de fonkeling van een<br />

oog.<br />

'Ze m<strong>ogen</strong> geen alcohol schenken,' zegt Arno. 'No problem,<br />

er is altijd wel iemand die een paar flessen meeneemt.'<br />

Hij kijkt zoekend om zich heen of hij Hamid ergens ziet.<br />

'Cola is prima. Of gewoon spa.'<br />

Zo'n prachtige stem. Als ze een zangeres was, zou hij<br />

beslist al haar cd's kopen.<br />

Hij zet de plastic beker neer en ploft tegenover haar in een<br />

stoel neer. 'Zit je hier op school?'<br />

'Naah, ik werk. Hanneke vroeg of ik meeging. We kennen<br />

elkaar van een computercursus. Een echt swingfeest,<br />

zei ze. Beter dan een houseparty.' Het meisje snuift. 'Zodra<br />

we binnenkwamen, zoog ze zich als een zeepok aan de rest<br />

van haar klas vast. Met die lui viel geen zinnig woord te<br />

wisselen.'<br />

Hanneke. De naam zegt Arno niets. Wat niet zo vreemd<br />

is in een scholengemeenschap met tweeduizend leerlingen.<br />

'Ik heet Arno,' zegt hij. Bijna vertelt hij in welke klas hij<br />

zit. Hij houdt zich bijtijds in. Stel je voor dat ze ouder is dan<br />

hij? Nu denkt ze misschien dat hij in de hoogste klas zit.<br />

'Delila,' zegt ze en schudt hem plechtig de hand. 'En als<br />

je het waagt me Del te noemen, kun je een pets in je gezicht<br />

krijgen!'<br />

'Ik zou niet durven! Wat is het? Sta je op Delila of gaat<br />

Deli ook?'<br />

'Deli is goed. Delila is uit de bijbel. Ze was een beeldschone,<br />

maar in en in slechte vrouw. Je weet wel, van Simson<br />

en Delila. Simson was zo sterk als tien leeuwen, maar<br />

toen knipte Delila zijn haar af en hij verloor al zijn super-


krachten.' Ze grinnikt. 'Mijn grootvader was dominee en<br />

hij en mijn moeder konden helemaal niet met elkaar opschieten.<br />

Hij vond mijn vader maar een leegloper. Ik denk<br />

dat ze mij daarom Delila genoemd hebben. Louter en alleen<br />

om hem te ergeren.'<br />

'Aha.' Delila klinkt een stuk beter dan Arno, denkt hij.<br />

Arno betekent niks. Dat is gewoon een naam.<br />

Deli drinkt haar beker* met een reusachtige slok leeg<br />

en veegt haar lippen af 'Zullen we hier weggaan? Of wil je<br />

nog meer dansen?'<br />

'Ergens anders is oké. Ik heb een brommer.'<br />

'Laten we gewoon gaan lopen.' Ze grist haar handtasje<br />

van de tafel en schopt Arno's jack naar hem toe. 'Op naar<br />

ons privéfeestje!'<br />

+<br />

43


II<br />

Utrecht is een uitzonderlijk oude stad. Vol nauwe stegen,<br />

onverwachte binnenplaatsen en parkjes die amper groter<br />

dan een achtertuin zijn . Arno dacht dat hij Utrecht kende,<br />

met Deli als gids is hij binnen twintig minuten finaal de weg<br />

kwijt.<br />

'Waar zitten we in vredesnaam?' vraagt hij als hij achter<br />

Deli een onverlichte stenen trap afdaalt. Losse steentjes<br />

knarsen bij elke stap onder zijn schoenzolen.<br />

'Vlak bij de Oude Gracht. Maar daar moeten we niet<br />

heen.' Ze pakt hem bij de pols, geeft een rukje. 'Hier linksaf.'<br />

Weer een trap, ditmaal omhoog.<br />

Arno vindt het allang best. Hij legt zijn arm om haar<br />

schouders en Deli nestelt zich tegen hem aan. Ondanks<br />

haar woeste geswing ruikt Deli absoluut niet naar zweet.<br />

Arno moet aan een tropisch strand denken, de geur van<br />

verblindend zonlicht, van eindeloze blauwe watervlaktes.<br />

Zijn eigen geur is heel wat sterker en zijn T-shirt kleeft<br />

klam tegen zijn rug en zijn buik aan.<br />

Ze lopen precies in de pas, merkt hij. Alsof zelfs hun<br />

lopen een soort dans is. Deli begint te neuriën en het klinkt<br />

even tevreden als het spinnen van een poes.<br />

'Wat zing je?' vraagt hij.<br />

'0, dat is een behoorlijk oud lied. Duizend jaar? Tweeduizend?'<br />

Ze fronst haar wenkbrauwen: 'Het is in oud Engels.<br />

Ik zal het proberen te vertalen.<br />

Dit is de nacht,<br />

de{e nacht van alle nachten.<br />

44


We sluiten de aarden deur<br />

en jij moet het doornige pad gaan,<br />

door de winderige vlakte,<br />

over de brug die niet breder dan een haar is.<br />

A Is je nooit een arme sloeber schoenen gaf,<br />

ay, de doornen {uilen het vlees van je botten scheuren.'<br />

A Is je nooit een hongerige brood gaf,<br />

ay, as {ui je eten en je maag met stenen vullen.!'<br />

Deli klakt met haar tong. 'Dat zongen ze als ze een dode<br />

begroeven. Ze zongen het om een ziel te vertellen dat hij op<br />

weg moest gaan. Donder op! Blijf niet langer in dat dode<br />

lichaam rondhangen. Het heeft nog een stuk of tien coupletten.<br />

De "aarden deur", dat is natuurlijk het graf.'<br />

Ze begint opnieuw te neuriën, gaat dan op woorden<br />

over. 'Zing mee,' spoort ze hem aan. 'De melodie is gemakkelijk.'<br />

'Ik speel gitaar,' sputtert Arno tegen. 'Zingen is niet mijn<br />

sterkste punt. Krolse katten klinken beter.'<br />

Hij weet niet waarom hij die leugen vertelt. Hij zingt<br />

vaak en grg. Op school heeft hij voor muziek nooit anders<br />

dan tienen gehaald.<br />

Ineens vervult het liedje hem met een diepe weerzin. Het<br />

ritme is verkeerd: het lijkt precies uit de maat met zijn hartslag<br />

te lopen en hij heeft moeite met ademhalen. Elke noot<br />

lijkt knarsend vals, hoewel hij dat beslist niet is. Deli heeft<br />

een prachtige, zuivere stem.<br />

'Ik weet niet ... Ik heb gewoon geen zin om te zingen,<br />

denk ik.'<br />

Even betrekt Deli's gezicht en dan tuit ze haar lippen. 'Ik<br />

snap het. Je wilt wat anders.'<br />

Ze legt haar handen in zijn nek en trekt zijn hoofd omlaag.<br />

Haar kus is beslist de meest enthousiaste die Arno ooit<br />

heeft meegemaakt. Als hij naar adem hapt, zit Deli al aan<br />

zijn riem te friemelen. 'Daar in die hoek staat een oude<br />

45


ank,' zegt ze. 'Als je geen aandacht besteedt aan een paar<br />

losse springveren is hij zacht genoeg.'<br />

'Wat, hoe ... ' Het gaat Arno even te snel. 'Maar ik heb<br />

niks bij me!'<br />

Ze vist een kartonnen doosje uit haar handtasje. 'Dat<br />

hebben mannen nooit.'<br />

Deli draait het zilveren kettinkje om haar vinger en krast<br />

plagerig met het kromme kristal over zijn buik. 'Wat is dit,<br />

Arno? Een magische amulet?'<br />

Hij komt half overeind. 'Het was een bee* raar. Toen<br />

ik van huis vertrok, gaven twee mannen het me. Ze zeiden<br />

dat ik het had laten vallen. Ik wist zeker dat het van mij was<br />

en bedankte ze.'<br />

'En?'<br />

'Het is niet van mij! Ik heb het nooit eerder gezien!'<br />

Deli geeft een tikje tegen het kristal. 'Goed bewaren.<br />

Misschien waren het wel engelen en is dit echt een magische<br />

amulet!'<br />

Ze knoopt haar blouse dicht en werpt een blik op haar<br />

horloge.<br />

'Het is bijna middernacht. Ik moet eens opstappen.'<br />

Arno lacht. 'Als de klok twaalf slaat, veranderen je<br />

mooie kleren in lompen? Je koets wordt weer een pompoen?'<br />

'Iets veel ergers. Mijn vader bonkt met zijn vuist op tafel.<br />

Mijn moeder mompelt zaken als: een jong meisje hoort zo<br />

laat niet over straat te lopen.'<br />

'Zal ik je thuisbrengen?'<br />

'Beter van niet. Nog niet. Ouders moet je overdag ontmoeten.<br />

En zeker niet in een leren jasje met doodskoppen<br />

en je armen vol tatoeages.'<br />

'Waarschijnlijk heb je gelijk.'<br />

Ze opent haar tasje. 'Ik geef je mijn telefoonnummer.


Het is een geheim nummer. Mijn ouders doen soms een<br />

beetje moeilijk. Je zult waarschijnlijk een paar keer moeten<br />

bellen voor je me te pakken krijgt en dit weekend ben ik<br />

weg.'<br />

Ze krabbelt haar telefoonnummer op een notitieblokje<br />

en scheurt het blaadje af. 'Ik hoor nog wel van je.'<br />

+<br />

47


I2<br />

Delila vindt Shaun in de galerij met schilderijen. De Doodloze<br />

staat voor een strook beschilderde zijde, die aan bamboe<br />

staven omlaag hangt. Ze sluipt naar hem toe, van schaduw<br />

tot schaduw glippend tot ze over zijn schouder mee<br />

kan kijken.<br />

Zo'n onmogelijk oud schilderij: de kleuren zijn weggebleekt<br />

of misschien heeft de kunstenaar enkel zwarte inkt<br />

gebruikt. De veldheer is net van zijn paard gestegen en hij<br />

kijkt peinzend uit over een piramide van opgestapelde<br />

doodshoofden. Ze weet dat deze veldheer de keizer is, in<br />

een van zijn talloze gestolen lichamen.<br />

'J e krijgt hem wel weer terug,' fluistert ze in Shauns oor.<br />

Shaun geeft geen krimp, schrikt niet.<br />

'Hoe verliep het, Delila? Ik zag drie, vier toekomsten. In<br />

een daarvan liep hij de school uit voor je hem kon aanspreken<br />

en reed hij met zijn brommer pardoes de gracht in.'<br />

'Die toekomst was het niet.'<br />

'Hij is verliefd op je?'<br />

'Shaun, hij aanbidt me! Hij kust de grond waarop ik<br />

loop.' Ze knipt met haar vingers. 'Als ik hem verzocht om<br />

met zijn brommer in de gracht te rijden, hah! Het enige dat<br />

hij zou vragen: "Welke gracht, Deli?'"<br />

'Goed.' Shauns hand schiet uit en omklemt haar pols.<br />

Het is een keiharde greep, een langzaam aandraaiende<br />

bankschroef.<br />

'Delila, je verzwijgt iets.'<br />

'Shaun! Wat heb je?' Ze probeert haar pols niet los te<br />

rukken. Niemand kan Shauns greep verbreken zonder met<br />

versplinterde botten te eindigen.


'Wat deed je?'<br />

Ze kijkt hem recht in zijn gruwelijke <strong>ogen</strong>. 'Ik zong het<br />

Mondech DoodsHed. Ik probeerde hem mee te laten zingen.'<br />

'Hij weigerde.' Het is geen vraag.<br />

'Hij weigerde,' geeft ze toe.<br />

'Heilige Olifant! Delila, hoe ken je dat lied?'<br />

'Ik hoorde het je zelf zingen. Tien jaar geleden. Toen die<br />

Taiwanese popgroep een hit over Shaun de Doodloze wilde<br />

uitbrengen. "De man met de zee in zijn lege oogkassen" , zo<br />

heette dat nummer toch? Een van hun leden had de legende<br />

van Shaun van zijn grootmoeder gehoord.<br />

Je ging bij hun studio langs en beweerde dat je een miljonair<br />

was. Dat je hun cd volledig zou betalen als ze een<br />

nummer van jou zouden opnemen.' Shaun heeft haar arm<br />

losgelaten en ze wrijft over haar pols. 'Je zong het lied in<br />

hun microfoon en ze beloofden de band te zullen beluisteren.<br />

De volgende ochtend zaten ze in het gekkenhuis. Hun<br />

geheugen was totaal uitgewist: ze wisten minder dan een<br />

pasgeboren baby. Vroeger zouden de priesters gezegd hebben<br />

dat een boze geest hun ziel geroofd had.'<br />

'Hoe had je je toen vermomd, Delila? Als je me gevolgd<br />

was, had ik het geweten.'<br />

'Niks vermomd. Een koffiemeisje bracht een pot thee<br />

binnen. Niemand let op een koffiemeisje. En ik wist waar<br />

jullie zaten. Je vroeg hun adres toen je met hen belde. Jij<br />

ging te voet. Ik nam een taxi.'<br />

Ze haalt haar schouders op. 'Verwachtte je loyaliteit?<br />

Gehoorzaamheid? Ik ben Delila. Toen je me in Bangkok<br />

vond was ik doodziek. Zo ver heen dat ik mijn eigen naam<br />

niet eens meer wist. Jij verjoeg het virus uit mijn lijf, je gaf<br />

me een nieuwe naam, een rol om te spelen. Delila is verraderlijk,<br />

totaal onbetrouwbaar en ze vernietigt wie zo<br />

dwaas is om haar lief te hebben. Zo heb je mij zelf gemaakt.'<br />

49


'J e was niet doodziek.' In Shauns stem klinkt een lichte<br />

ergernis door. 'Je was aan het sterven. Minstens de helft van<br />

Bangkoks kinderhoer*s leed aan aids. Meisje, je laatste<br />

adem ratelde in je keel. Als ik een kwartier later was gearriveerd,<br />

had ik enkel een afkoelend lijk gevonden.'<br />

'Oh, je redde mijn leven? Als ik in het Westen geboren<br />

was, zou ik je eeuwig dankbaar blijven. In Azië zien we dat<br />

anders. Jij zou dat moeten weten, want er stroomt geen<br />

druppel blank bloed door je aderen. Iemands dood afnemen<br />

vonden we in mijn dorp hoogstens bijzonder bemoeizuchtig.'<br />

Ze maakt een spottend huppeldansje, wervelt om haar<br />

as. Dan knielt ze en kust de toppen van zijn vingers.<br />

'Mijn dwaze Shaun,' fluistert ze, 'je kunt mij niet temmen.<br />

Enkel vernietigen. Neem me zoals ik ben.'<br />

Shaun balt zijn vuisten. 'Als Arno het doodslied drie<br />

keer had gezongen, waren we alles kwijt geweest. Het lied<br />

zuigt het brein van de zanger leeg. Alleen degene die het<br />

lied voorzong blijft ongedeerd. Van de keizer zou niets<br />

over zijn gebleven. Nog geen vage herinnering.'<br />

'Het leek me een goed idee. De moeite van het proberen<br />

waard. Dat het de keizer ook kon raken was niet bij me<br />

opgekomen.'<br />

'Vertel me voortaan wat je van plan bent. Van tevoren.'<br />

'Misschien.'<br />

Shaun weet dat hij daarmee genoegen moet nemen.<br />

Want ze heeft gelijk: hij kan haar enkel vernietigen, nooit<br />

temmen.<br />

+


I3<br />

In het licht van zijn nachtlampje bestudeert Arno het zilve­<br />

ren kettinkje met het kromme kristal. In de facetten van het<br />

kristal zijn tientallen vreemde lettertekens gegraveerd.<br />

Chinees? Ze zijn te petieterig om ze goed te onderscheiden,<br />

amper groter dan zandkorrels.<br />

Hoewel hij zeker weet dat het kettinkje niet van hem is,<br />

blijft het hem akelig bekend voorkomen. Goed bewaren,<br />

had Deli hem aangespoord. Misschien waren die mannen<br />

wel engelen en is het een echte magische amulet!<br />

Hij glimlacht bij de herinnering. Die lui zagen er alles­<br />

behalve als engelen uit.<br />

Hij draait het kristal: lichtpuntjes gloeien op, doven. Net<br />

twinkelende sterren, en meteen moet hij aan de pretliches<br />

in Deli's <strong>ogen</strong> denken. Wat een moordgriet!<br />

kend.<br />

Alles erliep zo moeiteloos. Zo · absoluut vanzelfspre­<br />

Hij trekt het dekbed tot zijn navel. Voor meer is het te<br />

warm. Ik zal van je dromen, Deli. Tot ik je weer zie moet<br />

dat genoeg zijn.<br />

De droom begint zodra hij zijn <strong>ogen</strong> sluit. Eerst wordt hij<br />

zich onaangenaam bewust van de kilte van het kristal.<br />

Koud, zo vriezend koud. Een splinter ijs, een ijspegel . Het<br />

lijkt bovendien groter en belachelijk zwaar voor zo iets<br />

kleins. Een baksteen, denkt hij, een rotsblok!<br />

Het groeiende gewicht perst zijn borstkas omlaag en hij<br />

voelt de punt door zijn vel breken. Arno wil zijn hand op­<br />

heffen om het onmogelijk zware kristal weg te schuiven.<br />

Zijn armen blijven onbeweeglijk naast zijn zijden liggen.


Ik slaap al, gaat het door hem heen. Dit is niet echt. Een<br />

nachtmerrie.<br />

Hij probeert uit de droom te ontwaken, zijn <strong>ogen</strong> te openen.<br />

Een moment bespeurt hij weerstand. Alsof zijn oogleden<br />

dichtgeplakt zitten met spinrag. Dan floepen ze open.<br />

Hij staat in een wijde tent met wanden van traag golvende<br />

zijde. Al het licht is rood, een rijk, broeierig rood.<br />

Karchai, weet hij, de kleur die enkel voor de machtigste<br />

heersers gereserveerd blijft. Een boer of koopman die zich<br />

in karchai kleedt, speelt met zijn leven.<br />

Vier wachters in harnassen van gelakt leer bewaken de<br />

enige ingang van de tent, hun lansen gekruist. Daarachter<br />

ziet hij een driehoek staalgrijze hemel, een desolaat landschap.<br />

Een hoge muur van aangestampte aarde, bekroond<br />

met een palissade van aangepunte boomstammen slingert<br />

zich van kale heuveltop naar heuveltop. Alleen de wachttórens<br />

zijn van baksteen.<br />

'Mijn muur,' denkt Arno automatisch. 'Steen na steen<br />

heb ik uit laten hakken en mijn cement was bloed en zweet,<br />

de botten van doodgewerkte boeren.'<br />

Een wrokkig soort trots welt op, trots zonder enige tevredenheid.<br />

Hij vouwt zijn handen tegen elkaar. De handen van een<br />

oude, doodzieke man, ziet hij ontzet. Vol gezwollen blauwe<br />

aders en bruine vlekken, gestippeld met open zweren.<br />

Dit zijn mijn handen niet! Ik ben jong! Net zestien! Ik<br />

ben . . . Hij is zijn naam vergeten.<br />

De paniek ebt weg. Hoe bizar om mijn eigen naam te<br />

vergeten! Al was het maar voor een <strong>ogen</strong>blik. Want wie<br />

kan ik anders zijn dan de keizer van China? Tsjin Sje<br />

Hwang-ti, Hoogst Verheven Heerser der Ch'in. Tsjin Sje<br />

Hwang-ti voor wie miljoenen zich in het stof buigen.<br />

Het hoefgeroffel van strijdpaarden doet hem opkijken.<br />

Hun galop gaat in een sjokkend geplof over.


Kinkhoorns loeien: vier leden van zijn persoonlijke garde<br />

betreden de tent. Deze soldaten zijn de enigen in heel<br />

China die zijn tent zonder zijn uitdrukkelijke toestemming<br />

en langdurige rituelen m<strong>ogen</strong> betreden.<br />

De boeren noemen hen de Gemaskerden en vrezen hen<br />

erger dan tijgers of aardbevingen.<br />

Hun kapitein heft zijn handen op, beweegt zijn vingers.<br />

'Meester van de Vier Einden der wereld,' begint hij in de<br />

gebarentaal die slechts de keizer en zijn Gemaskerden kunnen<br />

ontcijferen, 'een van uw spionnen is teruggekeerd.'<br />

De keizer wenkt met zijn staf. 'Breng hem binnen.'<br />

'Purperen Feniks, Draak van het Oosten,' wauwelt de<br />

spion terwijl hij met. zijn voorhoofd op het aangestampte<br />

leem van de vloer bonkt.<br />

'Laat je plichtplegingen achterwege,' beveelt de keizer.<br />

'We zijn hier niet aan het hof van Ch'in.'<br />

'Meester der Miljoenen, ik heb Shaun gevonden! Shaun<br />

de Doodloze. Hij woont in een grot boven Zwaluwdorp, in<br />

Yuan.'<br />

'In Yuan,' herhaalt de keizer. 'Och, waarom ook niet?<br />

Het is tenminste redelijk in de buurt.'<br />

Van opwinding is geen sprake, zelfs niet van verwachting.<br />

De keizer is al te vaak teleurgesteld. 'Kijk mij aan,<br />

kerel,' snauwt hij.<br />

De man gehoorzaamt zo abrupt dat de keizer nekwervels<br />

hoort knarsen. Drie hartkloppen lang bestudeert de keizer<br />

hem. 'Ja, je bent te angstig om te liegen. Ik ruik de stank<br />

van je urine, die je vrijelijk over je benen hebt laten lopen.<br />

Je gelooft oprecht Shaun gevonden te hebben.'<br />

Hij gebaart naar de kapitein van de Gemaskerden. 'Ga,<br />

jij en je mannen. Breng mij Shaun de Doodloze voor de<br />

maan opnieuw rond is.'<br />

De Gemaskerden heffen hun wapens, marcheren naar<br />

53


hun paarden. De keizer kijkt de soldaten na met iets dat<br />

bijna vaderlijke genegenheid is: hij heeft de Gemaskerden<br />

persoonlijk getraind. Net als hij zijn ze genadeloos als co<br />

bra's, sluw als nertsen en even bedreven met het wurg<br />

koord als met de lans. In de strijd communiceren ze met een<br />

ruk van hun kin, met het opkrullen van een lip, een korte<br />

grom. Elk van hen heeft zijn tong bij de wortel afgehakt, als<br />

bewijs van hun onvoorwaardelijke trouw aan de keizer.<br />

Wie niet kan spreken kan ook geen geheimen verraden.<br />

Als iemand de tot nu toe ongrijpbare Shaun · in zijn<br />

schuilplaats kan verrassen, dan zijn zij het wel.<br />

Op de achtentwintigste dag strompelt het groepje Gemaskerden<br />

het keizerlijke zomerkamp binnen. Hun luisterrijke<br />

harnassen van gelakt leer zitten onder de krassen. Gele<br />

leem klit in hun haren.<br />

Ze werpen zich aan de voeten van hun meester en bonken<br />

met hun voorhoofd op de met goudstof bestrooide<br />

vloer.<br />

'Ik zie het,' mompelt de keizer. 'Mijn jachthonden keren<br />

jankend terug, met lege muilen. Jullie hebben Shaun de<br />

Doodloze ook ditmaal niet gevonden.' Hij tuit zijn lippen,<br />

zucht theatraal. 'Ga. Ik geef jullie toestemming om zelfmoord<br />

te plegen.'<br />

De soldaten kruipen achterwaarts weg. Hun aanvoerder<br />

tast al naar zijn dolk om het bevel van de keizer uit te voeren.<br />

'Nee!' brult de keizer vertoornd. 'Niet hier, idioot! Bloed<br />

trekt aasvliegen aan.' Hij gebaart naar het westen en zijn<br />

lange, felrode nagels blinken in de avondzon. 'Bij de veertiende<br />

toren hebben de opzichters een massagraf gedolven.<br />

Werp je dàar maar in.'<br />

Een van de soldaten komt overeind en draait zich naar de<br />

keizer: een pezige kerel van een jaar of veertig met een<br />

54


vlassig baardje. De man draagt zijn masker nog steeds, con­<br />

stateert de keizer met een zekere ergernis. Hoe onbeleefd!<br />

Ik heb ze toch duidelijk laten weten dat ze niet langer deel<br />

van mijn Gemaskerden uitmaken?<br />

'Misschien was je een beetje voorbarig,' zegt de man. De<br />

keizer ziet het puntje van een roze tong over de gekloofde<br />

lippen likken.<br />

Een indringer! Een sluipmoordenaar!<br />

De keizer draait zijn pols. Uit de wijde mouw glipt een<br />

kristallen dolkje in zijn handpalm. Hij drukt op de jaden<br />

vlinder in de handgreep en meteen vloeit een kleurloos gif<br />

in de holle punt. 'Verklaar je nader.' Uit zijn ooghoeken<br />

ziet hij dat de andere Gemaskerden de tent al verlaten heb­<br />

ben. En de wachters staan te ver weg om van enig nut te<br />

wezen.<br />

'Mijn naam,' zegt de indringer, 'is Shaun de Doodloze.'<br />

Hij buigt diep, maar beslist niet zo diep als een onder­<br />

daan voor zjjn keizer hoort te buigen. 'Ik sta geheel te uwer<br />

beschikking.'<br />

De keizer voelt een schok van pure vreugde, een tinte­<br />

ling die door zijn hele lijf trekt en hem ademloos van op­<br />

winding achterlaat.<br />

'Zet je masker af,' weet hij met moeite uit te brengen.<br />

Het klinkt als een verzoek, niet als een bevel.<br />

Eeltige vingers reiken naar het zwartleren masker, ruk­<br />

ken. De riempjes knappen en de keizer staart in het angst­<br />

aanj agende gelaat van een demon, van een bovenaards we­<br />

zen. Shaun is blind: reusachtige roze parels glimmen in de<br />

lege oogkassen.<br />

'De verhalen zijn waar,' zegt Shaun. 'Ik heb mijn <strong>ogen</strong><br />

uitgerukt. Lang geleden. Voor wie de toekomst kan zien, is<br />

het heden niet interessant. Het leidt maar af.'<br />

'Vijftien jaar zocht ik u, meester Shaun, de wijste aller<br />

wijzen,' hoort de keizer zichzelf babbelen. Hij probeert te<br />

55


stoppen, maar zijn opluchting is eenvoudigweg te groot.<br />

'Complete legers spionnen zond ik uit! Ik strooide met zilver,<br />

ik strooide met goud. Duizenden, duizenden hadden<br />

van u gehoord: niemand kon me uw schuilplaats wijzen.'<br />

'De tijd was nog niet rijp voor onze ontmoeting.'<br />

'En nu wel?'<br />

Shaun grijnst. 'In het begin van je zoektocht was je overmoedig,<br />

een man in de kracht van zijn leven. Maar nu, hai!<br />

je haar wordt grijs, je gewrichten knarsen. Eindelijk ben je<br />

bang genoeg voor de dood om werkelijk naar me te luisteren.<br />

,<br />

Ditmaal is het de keizer die zijn hoofd buigt. 'Wijze<br />

meester, ze beweren dat u al duizend jaar leeft.'<br />

'J e moet niet alles geloven wat onwetende boeren kakelen.<br />

Duizend jaar is het grootste getal dat ze kunnen bevatten.'<br />

Shaun giechelt, maakt een absurd dansje waarbij hij<br />

met zijn armen zwaait. 'Keizer, dwaze keizer,' zingt hij. 'Ik<br />

ben onmetelijk veel ouder dan dit land. Toen ik de Dood<br />

voor het eerst bedroog, was de grootste stad van de wereld<br />

een dorp met hutten van riet en vochten we met zwaarden<br />

van steen. 0, mijn keizer, duizend jaar is niet meer dan een<br />

enkele dag voor mij!'<br />

De keizer weet dat hij bespot wordt, dat zijn woorden<br />

voor Shaun niet meer dan het geritsel van dorre bladeren<br />

zijn. Toch spreekt hij door. 'Ik bezit paleizen met gouden<br />

daken,' somt hij op, 'vrouwen met glanzend zwart haar en<br />

wenkbrauwen als dansende motten. Mijn leger is onoverwinnelijk.<br />

Ik had de wereld kunnen veroveren.'<br />

Hij sluit zijn <strong>ogen</strong>. 'Als ik enkel de tijd had gehad ... Dat<br />

alles kan van u zijn, Shaun,' vervolgt hij op krachtiger toon.<br />

'Noem uw prijs. Geloof me, geen prijs is mij te hoog.' Hij<br />

balt zijn vuisten. 'Ik wil leven! Ik wil voor altijd leven!'<br />

Shaun trekt peinzend aan zijn oor, schuifelt met zijn voeten.<br />

De keizer beseft dat het toneelspel is, dat Shaun verdraaid<br />

goed weet wat zijn prijs is.


'Helaas,' zucht Shaun, 'ik ben gewend onder een dak van<br />

sterren te slapen en vrouwen verwelken even snel als afgerukte<br />

bloemen.' Shauns vinger priemt naar voren en<br />

prikt in de buik van de keizer, 'Jij, jijzelf bent mijn prijs!<br />

Wat ik wens is iemand om mij gezelschap te houden in alle<br />

eeuwen die nog moeten komen. Een slaaf, die mij onvoorwaardelijk<br />

trouw is.'<br />

Slaaf, denkt de keizer vol afschuw, ik een slaaf? Ik, voor<br />

wie miljoenen in het stof buigen? Maar wacht, zelfs de slaaf<br />

van Shaun de Doodloze is nog duizend maal machtiger dan<br />

welke sterfelijke man dan ook.<br />

'Ik neem het aan,' zegt hij.<br />

'Mijn eigen soort onsterfelijkheid kan ik je niet geven,'<br />

waarschuwt Shaun hem. 'Ik leef eindeloos door omdat ik de<br />

Dood keer op keer te slim afben. Je hebt mijn talent nodig<br />

om die kans van een op de miljoen te zien en te grijpen. En<br />

dat talent valt niet aan te leren. Ik kan je niettemin iets<br />

aanbieden dat bijna even effectief is.'<br />

Hij reikt in de plooien van zijn gewaad en houdt een<br />

bronzen spiegel op. De keizer ziet zijn eigen gelaat weerkaatst:<br />

zijn lippen zijn in een grimas van pure doodsangst<br />

verstrakt, die al zijn tanden ontbloot, zijn <strong>ogen</strong> puilen uit.<br />

Het gezicht van een wanhopig màn, denkt hij, maar dat ben<br />

ik ook, een wanhopig man.<br />

'Ik kan je ziel in deze spiegel vangen,' vervolgt Shaun.<br />

'En als iemand daarna in deze spiegel kijkt, hai, dan kun je<br />

door zijn <strong>ogen</strong> naar binnen glippen en zijn lichaam stelen.<br />

Het zal niet gemakkelijk zijn, want je slachtoffer vecht voor<br />

zijn eigen leven. Ik vermoed echter dat jij het wel zult klaarspelen.<br />

Jij bezit de juiste genadeloosheid en meer eigenwaan<br />

dan een god.'<br />

De spiegel is onverwacht zwaar en de keizer laat hem<br />

bijna uit zijn vingers glippen. Ik word oud, denkt hij, vijf<br />

zomers eerder kon ik een rotsblok tot boven mijn kruin<br />

tillen ...<br />

57


Hij kijkt Shaun aan: 'Mijn ziel, zei je. Ik moet eerst sterven<br />

voor ik eeuwig kan leven?'<br />

'Je begrijpt het. En wacht niet te lang. Bij het eerste<br />

ochtendlicht vertrek ik en je krijgt geen tweede kans.'<br />

De keizer ziet de zon achter de Muur wegzinken, een sidderende,<br />

oranje druif. Zijn dwangarbeiders werken onafgebroken<br />

door, ijverige mieren die met manden aarde sjouwen.<br />

Opzichters benen langs hun sjokkende rijen, meppen<br />

met lange stokken. Flarden van troosteloos gezang bereiken<br />

hem.<br />

Dit alles zal ik kwijtraken als ik op Shauns aanbod inga.<br />

Een mens zal ik worden. Ik, die nu machtiger dan een god<br />

ben.<br />

Hij wrijft over zijn pijnlijke pols, zijn gezwollen knokkels.<br />

Ik zal jong zijn!<br />

Hij buigt zich naar de spiegel tot hij de rode adertjes in<br />

het oogwit kan onderscheiden. Nu! Druk op de vlinder.<br />

Haal de punt van de giftige dolk over je keel. Meer dan een<br />

kras is niet nodig.<br />

De pijn is onbeschrijflijk. Kokende teer spuit door zijn aderen,<br />

al zijn spieren verkrampen tot sidderende kabels. Bijtend<br />

maagzuur brandt zich door zijn slokdarm omhoog en<br />

sproeit uit zijn neusgaten.<br />

De koopman, die hem het mes verkocht, had beloofd dat<br />

het gif elk slachtoffer <strong>ogen</strong>blikkelijk zou verlammen. Dat<br />

de dood zeker was. Hij had nooit, nooit beloofd dat het<br />

pijnloos zou wezen.<br />

Als de pijn wegebt, is zijn eigen lijk het eerste dat de keizer<br />

aanschouwt. Het leunt tegen een geglazuurde tempel hond,<br />

Shauns spiegel in zijn verstijfde handen. Over het voorhoofd<br />

kruipt een groene aasvlieg.


Dood, denkt hij, ik ben waarlijk dood.<br />

Hij heeft geen lichaam meer. Wat van hem overbleef is<br />

ijl als ochtendmist. Herinneringen, gedachten, vonkende<br />

emoties. Ik ben een reflectie in de spiegel, denkt hij. Een<br />

weerkaatsing van iemand die niet langer bestaat.<br />

Het brons omsluit hem als een taaie vloeistof en hij be­<br />

speurt de eerste tekenen van vrees. Stel dat Shaun hem ver­<br />

geet? Of dat de Doodloze hem in de spiegel opgesloten<br />

houdt?<br />

Uren verstrijken. De avondgong galmt het eerste uur van<br />

de nacht, het moment dat de vierde ster zichtbaar wordt.<br />

Het blijft verder doodstil in de staatsietent. Niemand zal<br />

de keizer durven storen, behalve op zijn uitdrukkelijke be­<br />

vel.<br />

Middernacht: de volle maan zweeft hoog boven de<br />

Muur, buiten het gezichtsveld van de spiegel.<br />

Een steelse beweging, niet meer dan het verschuiven van<br />

een schaduw. De keizer ziet hoe Shaun tussen de wachters<br />

de keizerlijke tent binnengHjdt, in die halve seconde dat ze<br />

allebei hun blik afwenden.<br />

Shaun schopt het glazen dolkje opzij en rolt de spiegel in<br />

een zijden doek. 'Welkom, vriend,' hoort de keizer hem<br />

fluisteren, 'welkom, mijn slaaf.'<br />

+<br />

S9


Arno ontwaakt bij het eerste ochtendlicht. Het raam van<br />

zijn slaapkamer is een rechthoek van het teerste roze. Een<br />

straaljager kruipt van hoek tot hoek: een fonkelend stipje<br />

dat een condensatiespoor van lichtend goud achter zich aan<br />

trekt.<br />

Minutenlang ligt hij met open <strong>ogen</strong> naar de hemel te<br />

staren zonder ook maar iets te registreren. Koud zweet bedekt<br />

zijn voorhoofd en hij is niet in staat om ook maar een<br />

spier te bewegen.<br />

Die droom. Die afgrijselijke droom.<br />

Ik was een monster, een hatend, allesverslindend ding<br />

waarvoor een mensenleven minder betekende dan het wegschoppen<br />

van een kiezel.<br />

Bijna alle details zijn weggezakt. Wie hij in de droom<br />

was, in welk land. Wat zijn daden waren. Maar de nasmaak<br />

van tomeloze haat blijft, de echo van die intense begeerte<br />

naar jeugd, naar een leven zonder eind.<br />

Pas als hij koud water in zijn gezicht plenst, komt een naam<br />

uit de droom bovendrijven. Hwang-ti. Tsjin Sje Hwang-ti.<br />

Een moment staat hij verdwaasd met de zeep in zijn ene en<br />

de droge washand in de andere. Ja, dat was de naam van de<br />

keizer uit zijn nachtmerrie. Van de keizer van China!<br />

Arno laat de zeep in de wasbak vallen, mikt het washandje<br />

in het bad en snelt poedelnaakt de woonkamer in.<br />

In een oogwek heeft hij de cd-rom met de Carta Encyclopedie<br />

in de computer geladen en tikt hij de naam in.<br />

Een zacht gezoem stijgt uit de drive op.<br />

60


'Tsjin Sje Hwang-ti: niet gevonden,' meldt het scherm.<br />

Arno voelt zich een volslagen idioot. Wat had hij dan<br />

verwacht? Dat een droomnaam in de Encyclopedie zou<br />

staan?<br />

Hij schakelt de computer uit en slentert terug naar de<br />

badkamer. Gewoon een nachtmerrie, denkt hij. Dromen<br />

hebben geen betekenis.<br />

Vijf minuten later staat hij onder de warme douche te<br />

zingen en gelooft hij het oprecht. Dromen zijn bedrog, niet<br />

meer dan de videoclips van je slapende brein.<br />

De keizer had Arno kunnen vertellen dat westerlingen er<br />

gewoonlijk geen flauw idee van hebben hoe je Chinese namen<br />

nu precies moet spellen en er vaak maar een potje van<br />

maken. Dat je zelfs de naam van de Chinese hoofdstad achtereenvolgens<br />

als Peking, Peiping en Beibing geschreven<br />

zult vinden.<br />

In de drukkerij blijkt alles nog steeds hopeloos achter te<br />

lopen. Tot overmaat van ramp heeft de sorteermachine het<br />

ook nog begeven. Het eerste stuk van de ochtend stapelt<br />

Arno vers bedrukte velletjes van De Vrije Sportvisser tot<br />

hij de tekst zo zou kunnen opdreunen. Zeldzaam stom werk<br />

dat gewoonlijk terecht aan een machine wordt overgelaten.<br />

'Hoe was het schoolfeest?' vraagt zijn moeder als ze een<br />

korte koffiepauze inlassen om even uit te hijgen. 'Het moet<br />

een latertje geworden zijn, want ik hoorde je niet thuiskomen.<br />

,<br />

'Half twee,' geeft Arno toe.<br />

'Ging het schoolfeest zo lang door?'<br />

'N ee. Ik kwam een meisje tegen. We hebben wat door de<br />

stad gelopen.'<br />

'Leuk,' knikt ze.<br />

61


Arno is dankbaar dat zijn moeder zo tactvol is om niet<br />

door te vragen. Een uur na je eerste ontmoeting elkaar al de<br />

kleren van het lijf rukken: hoe moet je dat uitleggen? Hij<br />

vermoedt dat zijn ouders het een tikkeltje overhaast zouden<br />

vinden.<br />

Hij staat op. 'Ik moet nog even iemand opbellen.'<br />

Deli's telefoonnummer zit niet in de binnenzak van zijn jas.<br />

Ook niet in zijn broek. Hij voelt alle zakken drie keer na,<br />

keert zijn sokken om, schudt zijn onderbroek uit. Het zweet<br />

breekt hem uit. Hij ziet zichzelf al de halve bovenbouw<br />

aflopen om een meisje te vinden dat Hanneke heet, achternaam<br />

onbekend, die een vriendin met de naam Delila naar<br />

het schoolfeest heeft meegenomen. Heette ze trouwens wel<br />

Hanneke? Of was het Anneke?<br />

En zelfs als hij die Hanneke, of Anneke, weet op te sporen,<br />

zou ze hem dan zomaar het telefoonnummer van Deli<br />

geven? Vast niet.<br />

Liefde is prachtig, maar elke minnaar heeft altijd iets<br />

potsierlijks in de <strong>ogen</strong> van anderen. Arno kent zijn medescholieren.<br />

Zelf is hij geen haar beter. Iedereen zou hem in<br />

de maling nemen. Na de vijfde keer vragen zou elk meisje<br />

met uitgestreken gezicht beweren dat ze Hanneke heette.<br />

En wat een dolle gein om hem volledig voor paal te zetten<br />

met een vals telefoonnummer!<br />

Hij klemt zijn kaken op elkaar. Deli is het waard, besluit<br />

hij. Dan maar een clown.<br />

Ten slotte vindt hij het notitieblaadje onder zijn hoofdkussen.<br />

Prompt herinnert hij zich natuurlijk ook weer dat<br />

hij het daar neergelegd heeft. De veiligste plek die hij met<br />

zijn slaapdronken hoofd wist te bedenken.<br />

Hij strijkt het briefje glad. Wat schrijft ze een mooie,<br />

krachtige letters, denkt hij. Arno snuffelt aan het velletje:<br />

het enige dat hij ruikt is de geur van zijn eigen zweet.


Deli's telefoon gaat twintig keer over en wordt dan auto­<br />

matisch afgebroken. Arno legt de hoorn neer. Nu ja, ze hád<br />

gezegd dat ze het weekeind niet thuis zou zijn.<br />

Ik probeer het morgenavond nog een keer, neemt hij<br />

zich voor. Maar hij weet dat hij het onmogelijk zo lang kan<br />

volhouden. Waarschijnlijk draait hij haar nummer weer<br />

voor er een uur voorbij is.<br />

'Dat was het dan,' zegt Arno's vader en Arno slaakt een<br />

zucht van verlichting.<br />

De Vrije Sportvisser is gesorteerd, gevouwen, geniet en<br />

in nette pakketjes van honderd stuks verpakt. Tweeduizend<br />

exemplaren. Arno heeft zich voorgenomen nooit meer een<br />

sporthengel aan te raken.<br />

'Op zalmenjacht in het Noors hooggebergte.' 'De ene<br />

kunstvlieg is de andere niet.' Allemachtig, wat kunnen die<br />

lui zeveren!<br />

Arno werpt een blik op het raam: de tijd is voorbijge­<br />

vl<strong>ogen</strong>. Het begint al te schemeren. 'Zal ik Chinees halen?'<br />

Zijn vader werpt hem zijn portemonnee toe. 'Haal iets<br />

lekkers. Geen nasi. We hebben er hard genoeg voor ge­<br />

werkt.'<br />

Aan weerszijden van de toonbank gluren twee geglazuurde<br />

draken naar de klanten. Arno strekt zijn hand uit en raakt<br />

hun manen aan. Hard plastic. En draken zijn het ook aller­<br />

minst, hoewel ze er woest genoeg uitzien met hun scherpe<br />

tanden. Dit zijn Chu-liangs. Jachthonden, waarmee de ede­<br />

len op wilde varkens en herten jaagden. De pitbulls van<br />

lang geleden, meer dan half wolf nog. Nu helaas uitge­<br />

storven.<br />

Hij trekt zijn hand terug. Waar komt die kennis van­<br />

daan? Ik weet even weinig van hondenrassen als sportvis­<br />

sen af. Minder zelfs, want ik kan De Vrije Sportvisser intus­<br />

sen zo ongeveer opzeggen.


Toch klinkt de naam juist. Chu-liangs. Hij ziet een kop­<br />

pel zich een weg banen door dicht struikgewas. Ruigharige<br />

monsters met een ring van krullend haar om hun nek. Niet<br />

blauw natuurlijk, maar vaalbruin.<br />

'Wat zal het zijn, meneer?' vraagt de man achter de<br />

'<br />

toonbank.<br />

'0, sorry. Drie keer Peking eend met witte rijst. Haaien­<br />

vinnensoep. Ook drie keer. En lychees toe.'<br />

ten.'<br />

De man reikt hem een bonnetje aan. 'U kunt daar wach­<br />

Arno gaat naast twee Chinezen zitten en bladert in de<br />

Nieuwe Revu.<br />

'Die W ong van Sun li is een hopeloos geval,' hoort hij<br />

zijn buurman zeggen. 'Dit is nu al het vierde voorstel dat hij<br />

afslaat. Twintig procent is toch prima? Wie zou hem min­<br />

der rekenen?'<br />

De ander snuift. 'W ong zou de poep van zijn zool schra­<br />

pen en klagen over de kwaliteit van de uitwerpselen.'<br />

Dat klinkt als een spreekwoord, denkt Arno en hij moet<br />

glimlachen. Een betere beschrijving van een klagende vrek<br />

valt amper te verzinnen.<br />

Hij verstijft. Dit kan niet. Dit is onmogelijk. De mannen<br />

spraken in het Chinees, al die harde klanken, en hij kon hun<br />

woorden moeiteloos vertalen ...<br />

Verbeelding. Ik zat te dromen. Ik dácht alleen maar dat<br />

ik ze begreep. Wie weet hadden ze het over iets totaal an­<br />

ders. De Chinese voetbaltoto. De prijs van vuurwerk.<br />

'Vierentwintig,' roept de man achter de toonbank.<br />

Een van de Chinezen komt overeind. 'Vierentwintig, dat<br />

is mijn nummer.' Hij steekt zijn hand groetend op. 'Ik zie je<br />

nog wel op de club.'<br />

Arno zinkt terug in zijn ongemakkelijke stoel. Deze keer<br />

sprak dè man beslist Chinees en Arno verstond hem. Wat is<br />

hier in 's hemelsnaam aan de hand?


Als zijn bestelling arriveert, is Arno nog steeds zo in de<br />

war dat hij de plastic beker met lychees op de toonbank<br />

achterlaat en de man hem terug moet roepen. Arno bedankt<br />

hem afwezig en haast zich naar buiten.<br />

Pas als hij de sleutel in de voordeur steekt, realiseert hij<br />

zich dat zijn brommer nog voor de Chinees moet staan. Hij<br />

houdt het hardstalen beugelslot in zijn linkerhand. Open.<br />

Hij bel t Deli opnieuw om half tien, daarna om half elf.<br />

Niemand neemt de telefoon op.<br />

+


IS<br />

De Doodloze schrijft in zijn Boek van Bruikbare Kennis,<br />

een project waarmee hij zich al enige duizenden jaren bezighoudt.<br />

Kennis gaat verloren. Wie spreekt tegenwoordig<br />

de taal der dolfijnen nog? Of weet dat een mengsel van<br />

Desunariet en gemalen kauri's je tandglazuur zo hard als<br />

diamant maakt? Zodat zelfs negentigjarigen met een volmaakt<br />

gebit kunnen rondlopen?<br />

Toen Shaun begon, schreef hij zijn aantekeningen op<br />

berkenbast, waarbij hij zijn penseel van hertenhaar in de<br />

ingedikte gal doopte. Later op zijde, op perkament, hand-<br />

-<br />

geschept papier.<br />

De dag dat hij de keizer voor het eerst ontmoette, telde<br />

het Boek al meer dan vijfenzestig letterlijk loodzware delen<br />

en moest hij twee pakezels gebruiken om het te vervoeren.<br />

Dit is zoveel eenvoudiger, denkt hij. Een van de weinige<br />

handige zaken die deze treurig onwetende eeuw opgeleverd<br />

heeft.<br />

Hij werpt een goedkeurende blik op zijn computer. Het<br />

volledige boek beslaat nu slechts vijfDS-HD-diskettes, die<br />

gezamenlijk een paar ons wegen.<br />

'Samengevat ken ik slechts drie alternatieve methodes<br />

om het leven aanzienlijk te verlengen,' typt hij. 'Ten eerste<br />

het eten van de bloemen van de Kish da Mur, die slechts één<br />

keer in de vijftien jaar bloeit. Deze plant komt in Europa op<br />

sleçhts één plaats voor en is voor negenennegentig van de<br />

honderd mensen dodelijk giftig.<br />

Ten tweede het gebruik van een magische spiegel om de<br />

ziel in een jonger lichaam te verplaatsen.<br />

66


Ten derde ... '<br />

Delila duwt de deur van zijn werkkamer open. 'Hij belde<br />

voor de vijfde keer.'<br />

'Hoe weet je dat Amo het was?' vraagt Shaun. Stomme<br />

vraag, realiseert hij zich meteen. Wie zou anders dat geheime<br />

nummer bellen?<br />

'Delila? Verlang je naar hem?'<br />

'Heb ik enige keus? Ik ben wat jij me gemaakt hebt.'<br />

Maar al te waar, denkt hij. Delila is een pijl die al afgeschoten<br />

is. Niets kan haar nog stoppen. Macht trekt haar<br />

onweerstaanbaar aan en zij zal haar geliefde uiteindelijk<br />

altijd vernietigen.<br />

Arno is op de Doodloze na waarschijnlijk de machtigste<br />

mens op aarde. De enige andere die de toekomst kan kennen<br />

en in eigen voordeel veranderen.<br />

'Zal hij vannacht opnieuw dromen?' vraagt Delila.<br />

'Van de keizer zeker en waarschijnlijk ook van jou.'<br />

+


Half negen: Arno zit ineengedoken op zijn opengeslagen<br />

bed, zijn hoofd in zijn handen.<br />

Houd op! denkt hij. Houd alsjeblieft op!<br />

Tientallen stemmetjes wauwelen in zijn hoofd. Een ware<br />

woordenbrij van schrille klanken: het handenklappende geschreeuw<br />

van Chinese waterventers, de roddel van dorpsvrouwen.<br />

Qingjin! Neemt u toch plaats! Nin gaxing qu sanbu ma?<br />

Of wilt u soms een wandeling maken?<br />

Heel de Chinese taal kolkt door zijn geheugen.<br />

Nin zao! Goedemorgen! Zai jian! Tot spoedig!<br />

'Houd op!' krijst Arno en drukt zijn handen tegen zijn<br />

oren, hoewel de stemmen beslist niet van buiten komen.<br />

De stemmen zakken terug tot een hees gefluister.<br />

Het is dat zilveren kettinkje. De ketting met het kristal.<br />

Daar begon alles mee.<br />

Hij grijpt het snoer vast, rukt het omhoog.<br />

Shit! De schakels blijven achter zijn kin hangen. Hij<br />

trekt opnieuw en het zilver snoert hem de keel dicht.<br />

De ketting is te kort, hij kan onmogelijk over zijn hoofd<br />

heen. Is die vervloekte ketting ineens gekrompen?<br />

Ik had geen enkel probleem bij het omdoen. Misschien<br />

werkt hij op de een of andere manier als strop? Dat hij<br />

kleiner wordt als ik eraan trek?<br />

Onzin. Het snoer loopt nergens dubbel.<br />

Arno laat de ketting10s en het kristal bungelt ter hoogte<br />

van zijn borstbeen. Ruimte genoeg om de ketting desnoods<br />

over de kop van een paard te trekken.<br />

68


Breek de schakels, besluit hij. Knip ze door.<br />

Vaders betonschaar. Ja, dat massieve stuk gereedschap<br />

knipt moeiteloos door ijzeren staven zo dik als je vinger.<br />

Zo'n kettinkje is een fluitje van een cent voor zo'n betonschaar.<br />

Daar ga je, kreng! Arno gebruikt al zijn kracht.<br />

Geknars, dan een scherpe tik.<br />

Ah! Daar heb je niet van terug!<br />

Hij opent de bek van de betonschaar en slaakt een kreet<br />

van teleurstelling. De schakels zijn niet eens verb<strong>ogen</strong> en<br />

het kettinkje blijft ongebroken.<br />

Wat is dit in 's hemelsnaam voor materiaal?<br />

De betonschaar bestaat uit vanadiumstaal. Alleen diamant<br />

is harder.<br />

Geef het op, fluistert een stem. Je bent moe. Doodmoe.<br />

Ga toch slapen. Hang die betonschaar terug.<br />

Arno weet niet langer ofhet zijn eigen gedachten zijn of<br />

weer een van die stemmen die hem geen <strong>ogen</strong>blik rust gunnen.<br />

Maar hij is inderdaad moe. Afgrondsdiep, onbeschrijflijk<br />

moe.<br />

Iedere andere mens zou Arno een plastic kinderschaartje<br />

aan het rek hebben zien hangen. Een bot, knullig schaartje<br />

dat nog geen draadje wol zou kunnen doorknippen ...<br />

Arno's hoofd is leeg. Hij sluit zijn <strong>ogen</strong> en voelt zich in het<br />

zachte kussen wegzakken. Grijze mist omgeeft hem. Een<br />

van de dansende lichtvlekken komt dichterbij en verandert<br />

in Deli's gezicht.<br />

Kom bij me, fluistert ze. Laat me je aanraken.<br />

Arno ontspant zich en de slaap rolt aan.<br />

Of het Arno of de keizer is die op een muilezel langs de<br />

lange Chinese muur sjokt, blijft onduidelijk. In deze kristalheldere<br />

droom bestaat er amper verschil tussen die twee.


Het is de ochtend na zijn wedergeboorte in een gloednieuw<br />

lichaam. Shaun was bij het rijzen van de zon een dorp<br />

binnengereden en had de dorpsidioot gewenkt. De dorpsidioot<br />

was de enige die nog niet naar de akkers getrokken<br />

was.<br />

'Vriend,' sprak Shaun hem aan. 'Wil je een goudstuk<br />

verdienen?'<br />

De man hobbelde op hem af en stootte een drietal onbegrijpelijke<br />

klanken uit, die waarschijnlijk op instemming<br />

duldden.<br />

'Dat is dan geregeld.' De Doodloze trok de zijden sjaal<br />

van de spiegel. 'Kijk in deze spiegel, mijn vriend. Kijk<br />

diep.'<br />

Wat er de oorzaak van was dat de keizer zich nu in het<br />

lichaam van een jeugdige bultenaar bevindt. Ook mag hij<br />

zich in het bezit van een horrelvoet verheugen terwijl zijn<br />

linkeroor niet meer dan een pover stompje is.<br />

Mijn nieuwe meester beschikt over een rijk gevoel voor<br />

humor, denkt de keizer. Al vrees ik dat zijn slachtoffers dat<br />

maar zelden weten te waarderen.<br />

Zelf koestert hij absoluut geen wrok. Hij is jong. Zijn<br />

spieren trekken en tintelen, nieuw bloed jaagt door zijn<br />

aderen, heet en krachtig. Dat is het enige dat telt. Later zal<br />

Shaun hem ongetwijfeld betere lichamen geven. Krachtige<br />

lichamen zonder tal.<br />

De Doodloze stopt zijn muilezel en bestudeert de hoge aarden<br />

wallen, de zwoegende dwangarbeiders.<br />

'Mag ik je een vraag stellen, Hoogst Verheven Heerser?'<br />

'Wie ben ik om je antwoord te weigeren?'<br />

'Volgens de geruchten zijn al meer dan een miljoen<br />

dwangarbeiders omgekomen bij de bouw van je muur. Hele<br />

provincies verhongeren omdat er niemand over is om te<br />

zaaien en te oogsten. Geloofde je werkelijk dat de Muur


China's vijanden zou tegenhouden? Hoe hoog en hoe lang<br />

zij ook werd?'<br />

'Natuurlijk nietI ' lacht de keizer. 'Die muur? Ik wilde<br />

dat de mensen zich mij na mijn dood herinnerden. Dit is<br />

beter dan de mooiste graftombe. Niemand zal de wreedste<br />

keizer uit de geschiedenis ooit vergeten.'<br />

'Maar nu heb je iets beters,' zegt Shaun.<br />

'Ja, nu heb ik iets beters.'<br />

+<br />

71


Als de keizer uit zijn diepe sluimer ontwaakt, voelen zijn<br />

oogleden loodzwaar. Ze hangen omlaag zodat er niet meer<br />

dan spleetjes overblijven.<br />

In zijn gezichtsveld zweeft een mobile met ijzeren vogels,<br />

die langzaam ronddraaien in de tocht. Een hoogst ongebruikelijk<br />

versiersel, denkt hij terwijl hij zijn <strong>ogen</strong> verder<br />

probeert te openen. Een moment fladdert een woord door<br />

zijn geheugen. Vliegtuigen. De term zegt hem niets: enkel<br />

een reeks uitheemse klanken.<br />

Waar zijn de kamerschermen met dansende pauwen en<br />

mistige bergpieken? Of de branders met sandelhout, die de<br />

hele nacht blijven doorsmeulen? Nu hij erover nadenkt, in<br />

welke kamer bevindt hij zich eigenlijk?<br />

Zijn paleis telt meer dan honderd zestig slaapvertrekken<br />

en hij slaapt elke nacht in een ander om sluipmoordenaars te<br />

slim af te wezen.<br />

Een dof gegrom bereikt hem, dat langzaam aanzwelt.<br />

Wat nu weer? Een morrende menigte? Getergde tijgers?<br />

Auto's. Weer zo'n woord zonder enige betekenis.<br />

Het grommen sterft weg en de keizer ontspant zich. Ik<br />

slaap nog half, denkt hij. Droomgeluiden.<br />

Waar blijft mijn kamerheer? En welke idioot schilderde<br />

het plafond wit? Een lichte ergernis komt op. Hoe ongepast!<br />

Wit is de kleur van rouw, van de dood.<br />

Opnieuw probeert de keizer zijn <strong>ogen</strong> wijder te openen<br />

en eens te meer weigeren de spieren te gehoorzamen. In<br />

paniek wil hij zijn armen opheffen: ze blijven log naast zijn<br />

zijden liggen.


Help me! Zijn keel blijft geluidloos, zijn tong onbeweeglijk.<br />

Heilige Olifant, ik ben verlamd! Totaal verlamd!<br />

En dan komt er een tweede, gruwelijkere verklaring in<br />

hem op. Ik ben dood. Ik lig in mijn graftombe opgebaard.<br />

Daarom is het plafond wit.<br />

Maar nee, zijn borst rijst en daalt. Hij hoort het raspen<br />

van een regelmatige ademhaling.<br />

Ik leef.<br />

Hij herinnert zich Shaun. De giftige dolk die hij in zijn<br />

eigen vlees stak. Hij en Shaun reden langs de muur eh hij<br />

had een nieuw lichaam gekregen. Een lelijk en onhandig<br />

lichaam. Maar jong. Zinderend van levenskracht.<br />

De beelden zijn kristalhelder en toch ... Ze hebben iets<br />

tweedehands. Iets stoffigs. Gebeurtenissen die lang, lang<br />

geleden plaatsvonden.<br />

Daarna begint een zwart gat.<br />

Hij doet een poging om zijn linkerhand tot vuist te ballen.<br />

De hand lijkt eindeloos ver weg, kilometers. Niet langer<br />

een deel van zijn lichaam.<br />

De duim kromt zich.<br />

Meteen stokt de ademhaling. De <strong>ogen</strong> van de keizer<br />

sperren zich wijd open en hij heeft geen van beide dingen<br />

gewild.<br />

'Aah waah.' Zijn mond verwijdt zich in een geeuw,<br />

knokkels wrikken tegen zijn oogleden.<br />

In een flits doorziet de keizer wat er aan de hand is.<br />

Dit is later. Eeuwen, misschien tientallen eeuwen na<br />

mijn eerste dood. Ik werd keer op keer herboren. Ook deze<br />

keer gleed mijn ziel in een nieuw lichaam. Alleen ging er<br />

iets verkeerd. Volkomen verkeerd. Dit had mijn lichaam<br />

moeten zijn, elke spier en zenuwdraad zou onder mijn controle<br />

moeten zijn, maar ik ben niet meer dan een machteloze<br />

passagier!<br />

73


De gedachten van de ander zwellen aan: een dreunend<br />

gerommel, een vermorzelende lawine van woorden en gevoelens.<br />

Nee, laat mij leven! krijst de keizer. Zijn tong blijft onbeweeglijk.<br />

Hij zinkt weg in de duisternis, niet meer dan een web van<br />

kwetsbare herinneringen. Het enige dat overblijft is zijn<br />

haat tegen de vreemde die hem zijn lichaam geweigerd<br />

heeft.<br />

Ik haat, denkt de keizer, dus ik besta.<br />

Ik haat, dus ik besta.<br />

74<br />

+


'Aah waah.' Arno gaapt, rekt zich uit en slaat het dekbed<br />

terug. Hij is in een opperbeste bui, vol tintelende energie.<br />

Als hij gedroomd heeft, kan hij zich er in ieder geval niets<br />

van herinneren.<br />

talen.<br />

Goedemorgen, probeert hij, goedemiddag. Tot ziens.<br />

Zijn hersens weigeren de woorden in het Chinees te ver­<br />

Dat is godzijdank voorbij, denkt hij, en hij voelt zo'n<br />

grote opluchting dat de tranen hem in de <strong>ogen</strong> springen.<br />

Wat had ik gisteren? Was het wel echt, dat ik ineens<br />

vloeiend Chinees sprak? Geen droom?<br />

De herinneringen aan de afhaalchinees blijven hinderlijk<br />

vaag. Misschien was ik heel even krankzinnig? Kan dat? Zo<br />

doorgedraaid van het keiharde werken, dat mijn hersens<br />

het gewoon niet meer deden? Ik zag zowat dubbel van ver­<br />

moeidheid, en als je zo uitgeput bent, haal je gemakkelijk de<br />

vreemdste zaken in je hoofd.<br />

Vergeet het. Het is nu voorbij.<br />

Hij trekt voorzichtig aan het zilveren kettinkje, geeft dan<br />

een venijnige ruk. Het kettinkje knapt en ineens houdt hij<br />

twee losse uiteinden in zijn handen.<br />

Arno mikt het kristal op de glasplaat van zijn nachtkastje<br />

en ramt er met de zijkant van zijn wekker op.<br />

Breek, kreng, breek!<br />

Een doffe tik. Hij drukt harder, wrikt. Een zacht, knette­<br />

rend geknars klinkt van onder de wekker.<br />

Als hij de wekker optilt, is het kristal tot ruwe korrels en<br />

wit poeder gewreven. Hij veegt de korrels van de glasplaat,<br />

blaast het poeder weg.<br />

75


Er zitten krassen in het glas, putjes in het blik van de<br />

wekker. Ik heb het kristal vernietigd. Het kristal dat nachtmerries<br />

in mijn slapende brein fluisterde. Vergeet al die<br />

onzin. Het was een droom, een nachtmerrie.<br />

Een blik op zijn wekker leert hem dat het half zeven is .. Zijn<br />

ouders zullen nog diep onder zeil zijn. Op hun enige vrije<br />

dag heb je minstens een sirene nodig om hen te wekken. Is<br />

half zeven te vroeg om Deli bellen?<br />

Hij reikt naar de telefoon naast zijn bed, trekt zijn hand<br />

terug. Deli lijkt hem eigenlijk geen ochtendmens. Niet iemand<br />

die fluitend over haar voeteneind springt en de dag<br />

met zeven radslagen en een salto begint.<br />

Half tien, besluit hij. Half tien is een redelijke tijd.<br />

Hij draait net de douchekraan open als de voordeurbel gaat.<br />

Deli! is zijn eerste gedachte. Ze komt bij me langs!<br />

Hij hopst door de badkamer terwijl hij zijn onderbroek<br />

over het stroeve vel van zijn kletsnatte benen probeert te<br />

sjorren.<br />

Stop. Halfnaakt de trap afhollen omdat een vriendin<br />

aanbelt is onzin. Gisteren geloofde je dat het Esther was en<br />

nu Deli. Trap er geen tweede keer in.<br />

Deli zei dat ik haar eerst moest opbellen. Bovendien<br />

heeft ze mijn adres niet eens.<br />

Hij droogt zich zorgvuldig af en trekt een overhemd aan.<br />

Haast je niet. Het is vast niet eens voor mij.<br />

De bel gaat voor de derde keer.<br />

Arno opent de voordeur op een kier. Geen Deli. Hoewel hij<br />

haar al niet meer verwachtte, bespeurt hij toch een steek<br />

van teleurstelling.<br />

Twee mannen kijken naar hem op. Ze dragen nette,<br />

enigszins stijve kleding: colbertjes, grijze broeken met een


messcherpe vouw. Hun zorgvuldig gepoetste schoenen<br />

glimmen in het ochtendlicht. De voorste houdt een rood<br />

boekje in de aanslag en dat maakt het beeld compleet.<br />

Jehova's, denkt Arno. Van die lui die huis aan huis met<br />

hun God leuren. Als zij graag bij het kraaien van de eerste<br />

haan op pad gaan, moeten ze dat zelf weten. Maar dan hoeven<br />

ze toch geen andere mensen lastig te vallen op de enige<br />

dag dat die kunnen uitslapen?<br />

'Goedemorgen,' zegt hij. 'Wat kan ik voor jullie doen?'<br />

De voorste man glimlacht en het is dat speciale glimlachje<br />

waaraan Arno hem herkent. Loom, geamuseerd. Een tijgerglimlach.<br />

Dit zijn de lui die mij het kettinkje gaven!<br />

'Ik, ik ... ,' stottert hij. 'Sorry, ik heb geen enkele belangstelling.'<br />

'Toch wel.' Het glimlachje krult zich tot een grijns en de<br />

man pakt Arno's mouw vast.<br />

Arno's buikspieren trekken samen van angst.<br />

Die tanden. Ze zijn tot scherpe punten gevijld. Het gebit<br />

van een kannibaal.<br />

Arno blijft doodstil staan en durft zijn hand niet weg te<br />

rukken.<br />

Ze zijn gek, knettergek.<br />

'Hwang-ti,' zegt de man nadrukkelijk. 'Tsjin Sje<br />

Hwang-ti. Machtige keizer, bent u werkelijk uw eigen<br />

naam vergeten?' Zijn grijze tong likt over de puntige tanden.<br />

'Zelfs geen dromen?'<br />

Arno kan enkel een benauwd gepiep voortbrengen.<br />

'U bent het vergeten, maar in werkelijkheid bent u de<br />

keizer der keizers en alle rijkdommen van de aarde behoren<br />

u toe.'<br />

Arno slikt twee keer en nu kan hij opnieuw spreken. 'Ik<br />

geloof niet dat ik jullie kan volgen.'<br />

Gelukkig klinkt zijn stem nu zelfverzekerder. Hij weet<br />

77


dat het toneelspel is, pure bluf, want hij is nog steeds doodsbang.<br />

'De keizer had machtige vijanden,' zegt de tweede man.<br />

'Zij roofden zijn geheugen en plantten het waandenkbeeld<br />

dat hij een eenvoudige sterveling was in zijn brein.'<br />

De stem van de man krijgt de zangerige klank van een<br />

verhalen verteller. 'Lang, eindeloos lang zwierf de keizer<br />

door de wereld, gelovend dat hij niet meer dan een gewoon<br />

mens was. En omdat hij nog steeds een meester der magie<br />

was, vermomde hij zich ook als zodanig. Als een eenvoudige<br />

drukkerszoon.' De man knikt toegeeflijk. 'Ja, misschien<br />

gelooft u werkelijk dat u niet meer dan een mensenkind<br />

bent, wij weten wel beter.'<br />

'Ik weet niets van een keizerl' protesteert Arno. Het is<br />

nutteloos. Beelden uit zijn droom wellen op. De muur van<br />

aangestampte aarde, de Gemaskerden, de man met <strong>ogen</strong><br />

van parels. Geen droomfantasie, maar een herinnering. Alle<br />

details zijn eenvoudigweg te scherp. Hij kan de stank van<br />

de spion ruiken, angstzweet en urine. In dromen ontbreken<br />

geur en smaak bijna altijd.<br />

De eerste man laat zijn arm los. 'U werd niet in deze<br />

eeuw geboren. De man die u vader noemt, verwekte u niet,<br />

uw moeder baarde u niet.'<br />

Hij klopt op de muur van Arno's huis en elke tik geeft<br />

een rare, holle nagalm. 'Dit is uw huis niet, al denkt u van<br />

wel. Uw ware huis is de Tempel van de Doodloze.'<br />

Arno doet een stap achteruit en grijpt de deurklink vast.<br />

'Het spijt me oprecht, maar ik heb geen enkele belangstelling.'<br />

Het moet zo ongeveer de grofste leugen zijn die hij<br />

ooit verteld heeft.<br />

Nog een stap en ik kan de deur in hun gezicht<br />

.<br />

dicht-<br />

kwakken.<br />

' M<strong>ogen</strong> wij u een boekje over ons geloof geven?' dringt<br />

de man aan. Hij steekt Arno het rode boekje toe. 'Misschien<br />

zal dit u overtuigen dat we serieus zijn?'


Arno grist het boekje uit zijn hand. Hij springt achter­<br />

uiten kwakt de deur dicht.<br />

Razendsnel draait hij de sleutel twee keer om en schuift<br />

de nachtgrendels dicht.<br />

Hij houdt zijn adem in en luistert.<br />

Geen voetstappen. Zijn ze voor de deur blijven staan?<br />

Half en half verwacht hij dat ze met hun vuisten op de deur<br />

zullen roffelen en het slot onder een snerpende karatekreet<br />

kapot zullen trappen.<br />

Een halve minuut gaat voorbij en hij merkt dat hij zijn<br />

adem inhoudt. Doe niet zo angsthazerig, hoort hij zijn va­<br />

der in zijn herinnering zeggen. Wat ben je nu eigenlijk, een<br />

muis of een kerel?<br />

Zijn vader heeft het hoogstens eenmaal gezegd, toen hij<br />

zeven was en maar bleef doorsnotteren omdat hij zijn knie<br />

geschramd had. Arno is het nooit vergeten. Zijn vader had<br />

zo teleurgesteld geklonken.<br />

Hij zuigt de lucht diep zijn longen in en brengt zijn oog<br />

bij het gluurlensje in de deur. De groothoeklens toont een<br />

lege stoep, geparkeerde auto's, de sluis. Niets beweegt. Ze<br />

zijn vertrokken.<br />

Voortaan kijk ik eerst voor ik de deur openruk, neemt<br />

hij zich voor. Die gekken wil ik nooit meer spreken.<br />

Boven aan de trap merkt hij dat hij aan het klappertanden is.<br />

Zijn hele lijf siddert. Een douche, denkt hij. Een hete dou­<br />

che. Ik stond daar al die tijd bij de open deur te blauw­<br />

bekken.<br />

Tot drie keer toe draait hij de warmwaterknop hoger,<br />

maar het water blijft lauw aanvoelen. Het weigert de kilte in<br />

zijn botten te verdrijven. Wat is er mis met de boiler? Dan<br />

ziet hij dat stoomslierten door de badkamer wervelen. Zijn<br />

huid is kreeftrood.<br />

Ik ben het zelf. Met het water is niets mis. Angst zuigt<br />

79


alle warmte uit je lijf en ik ben bang. Banger dan ik ooit<br />

eerder geweest ben.<br />

Langzaam, heel langzaam kruipt een vleugje warmte<br />

zijn huiverende lijf in en dan beginnen zijn botten te ontdooien.<br />

Als hij zijn kamer instapt, ziet hij het rode boekje op zijn<br />

dekbed liggen. Hij blijft stokstijf staan, zijn hand nog op de<br />

deurknop. Een tikkende tijdbom zou welkomer geweest<br />

zijn.<br />

Blader het boekje door, denkt hij. Nu. Je zult toch geen<br />

moment rust hebben tot je het ingekeken hebt. Lees hun<br />

kletskoek. Lach erom.<br />

Hij slaat het boekje open.<br />

De eerste bladzijde is een biljet van honderd gulden.<br />

Het zit met de lange zijde aan de rug vastgelijmd. Niet erg<br />

stevig, want het komt los zodra hij die vreemde bladzijde<br />

omslaat. In ieder geval een origineel begin, denkt hij. Met<br />

zo'n eerste bladzijde wek je de belangstelling van een lezer<br />

wel.<br />

Hij houdt het biljet tegen het licht. Het ziet er allemachtig<br />

echt uit, dat moet hij toegeven: een watermerk, de glinsterende<br />

stipjes, die van kleur veranderen als je het biljet<br />

schuinhoudt.<br />

Onder het biljet zit een tweede, een derde. Als hij het<br />

boekje haastig doorbladert, blijkt ook de rest van de bladzijden<br />

uit vastgelijmde bankbiljetten te bestaan.<br />

Hij telt ze en Buit tussen zijn tanden. Tegen de honderd<br />

biljetten. Tienduizend gulden.<br />

De woorden van de man komen terug: ' ... en alle rijkdommen<br />

van de aarde behoren u toe.'<br />

Arno weet wat geld waard is. Iedereen die het ooit zelf<br />

heeft moeten verdienen met schappen vullen in de supermarkt,<br />

weet hoe allemachtig traag het binnenkomt.<br />

80


Met een biljet van honderd zou hij blij verrast zijn geweest<br />

en als er maar één in het boekje had gezeten, dan had<br />

hij het rustig uitgegeven. Wanneer rare snuiters een honderdje<br />

in hun reclameboekjes willen steken, moeten ze dat<br />

zelf maar weten.<br />

Tienduizend gulden is domweg te veel. Het bedrag vervult<br />

hem met een onbestemde angst.<br />

Niets is gratis, denkt hij, dat is het. Wie tienduizend<br />

gulden neertelt, verwacht er iets voor terug.<br />

Pas helemaal achterin vindt hij hun boodschap, op een<br />

bladzijde van dik, roomkleurig papier. In krullende, Chinees<br />

aandoende letters is de volgende tekst neergepend:<br />

'Geen man verwekte hem, geen vrouw baarde hem. Zijn<br />

enige huis is de Tempel en alle wegen leiden naar de Tempel.'<br />

De telefoon moet al een keer of vier overgegaan zijn voor<br />

Arno het gerinkel opmerkt. Hij blijft naar de hoorn turen,<br />

neemt dan met tegenzin op.<br />

'Met Arno.'<br />

'Dit is nog maar het begin,' antwoordt een rustige stem.<br />

'Alle rijkdommen van de aarde zullen u toebehoren.'<br />

'Jullie zijn het. Jullie waren zonet aan de deur!'<br />

Ze zullen me nooit meer met rust laten, denkt hij. Nooit.<br />

Het zijn maniakken en die bijten zich als pitbulls in hun<br />

eigen waandenkbeelden vast. Ze zullen me begluren, achter<br />

me aansluipen tot ik even knettergek word als zij. Tot ik ten<br />

slotte zelf geloof dat ik inderdaad hun keizer ben.<br />

'Neem het geld terug! Ik wil het niet!'<br />

'Alle rijkdommen van de wereld behoren u toe. Het is<br />

uw eigendom, Verheven Heerser.'<br />

Moet ik met ze blijven praten? Ze ervan proberen te<br />

overtuigen dat ze zich vergist hebben? Dat een ander hun<br />

keizer is?<br />

81


'Wat willen jullie van mer'<br />

'Volg ons naar de Tempel van de Doodloze. Sla de<br />

staatsiemantel die u eens droeg om uw schouders) schuif de<br />

vergulde sandalen aan uw voeten. Al uw verdrongen her­<br />

inneringen zullen terugkeren.'<br />

'En als dat niet werkt? Of als ik halverwege niet door wil<br />

gaan? Beloven jullie me dan verder met rust te laten?'<br />

'Als dat uw wil is) Verheven Heerser.'<br />

'Zweer het! Zweer het bij de Heilige Olifant en de Ogen<br />

van de Doodloze.' Amo weet niet wat hem bezielt. Het lijkt<br />

klinkklare nonsens: de Heilige Olifant, de Ogen van de<br />

Doodloze.<br />

Een korte stilte volgt. Dan zegt de man: 'Bij de slurf van<br />

de Heilige Olifant) wiens trompetgeschal de doden wekt)<br />

zweer ik het. Bij de Ogen van de Doodloze zweer ik het.<br />

Bezoek de Tempel en het staat u vrij te vertrekken wanneer<br />

u maar wilt.'<br />

'Goed. Waar ontmoet ik jullie? Wanneer?'<br />

'Over een half uur. Bij de bib1iotheek op de Oude<br />

Gracht.'<br />

+


'Was dat nu werkelijk nodig,' vraagt Shaun, 'om een bindende<br />

eed af te leggen?'<br />

De Klauw legt de telefoon neer. 'Wie een wilde zalm wil<br />

lokken, moet geen kiezels aan zijn haakje hangen. Zonder<br />

mijn gelofte zou hij nooit toegestemd hebben om te komen.<br />

Niet vrijwillig, in ieder geval.'<br />

'En als we falen? Als we de keizer niet kunnen wekken?'<br />

De Klauw buigt zijn hoofd. 'Dan zullen u en Delila alleen<br />

verder moeten. Dit is een eed die we onmogelijk kunnen<br />

breken.'<br />

+


20<br />

Arno ritst zijn dikke motorjack dicht en hijst zich in de<br />

stugge, leren broek. Zijn zonnebril steekt hij in zijn borst­<br />

zakje. Nu alleen zijn helm nog. Hij klapt het vizier van<br />

rookkleurig plastic omlaag. Arno snuift de geur op van<br />

leer, van schuimrubber en oud zweet.<br />

De wereld wordt meteen donkerder en lijkt verder weg.<br />

Het is natuurlijk veel te heet voor zulke spullen: de zon<br />

laat het water al fonkelen en de lucht trilt boven het asfalt.<br />

Toch maakt het dat hij zich minder kwetsbaar voelt.<br />

Alsof hij een ridder is en zijn motorpak zijn harnas.<br />

Zijn brommer start bij de eerste trap.<br />

Arno arriveert vijf minuten te vroeg en hij rijdt de biblio­<br />

theek aan de overkant van de gracht voorbij.<br />

Ze wachten inderdaad al op hem. Arno neemt gas terug<br />

en stopt tien meter verder. Hij bestudeert ze in zijn spie­<br />

geltje.<br />

Waarom hij niet gewoon naar de mannen kijkt, zou hij<br />

niet duidelijk kunnen uitleggen. Is het omdat spiegels van<br />

zichzelf al iets magisch hebben? Links wisselt met rechts,<br />

een boek wordt onleesbaar.<br />

Magie tegen magie: misschien toont de spiegel hen wel<br />

zoals ze werkelijk zijn?<br />

Geen nette pakken meer, dat is het eerste wat hem op­<br />

valt. Leren jasj es, en de grootste draagt zijn cowboyhoed.<br />

Hij kijkt van de spiegel weg en gluurt naar de overkant.<br />

Arno voelt een schokje dat zowel angst als triomf is.<br />

Het werkt! De mannen zijn opnieuw in grijze colberts<br />

gekleed, de cowboyhoed is verdwenen.


Hij kijkt in de spiegel terug. Voor zijn <strong>ogen</strong> verandert de<br />

kleding van de mannen tot zij ook in zijn spiegeltje nette<br />

kleren dragen.<br />

Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong>, knijpt ze stijf dicht. Als hij<br />

opnieuw kijkt, is er niets veranderd. De tegenmagie van de<br />

spiegel was vluchtig.<br />

Een van de mannen drentelt naar het meisje dat het<br />

Straatnieuws verkoopt, opent zijn portemonnee en neemt<br />

een krant van haar aan. Vervolgens leunt hij tegen de pilaar<br />

naast de bibliotheek en slaat de krant open. De andere man<br />

knielt naast de hond van het meisje en kriebelt hem tussen<br />

zijn oren.<br />

Het lijkt zo normaal, zo alledaags: gewoon twee mannen<br />

die op een vriend staan te wachten.<br />

'Arno?' zegt een stem vlak achter hem.<br />

Arno veert zo abrupt op dat hij met zijn elleboog tegen<br />

het stuur van de brommer bonkt. 'Ah, verdikkie!'<br />

'Sorry,' zegt Rob. 'Ik wilde je niet laten schrikken.'<br />

'Ik schrok niet!' snauwt Arno.<br />

Zijn vriend is wel de laatste die hij nu wil ontmoeten. Hij<br />

weet niet eens of Rob zijn vriend nog wel IS. Zonder dat<br />

gedoe met Esther is de wereld al ingewikkeld genoeg.<br />

'Dat van vrijdag,' zegt Rob. 'Op het feest. Esther vroeg<br />

mij , weet je. Ik heb een uur op je gewacht, maar je kwam<br />

niet opdagen. En toen belde Esther me.' Rob kijkt hem nog<br />

steeds niet aan. 'Ik heb haar echt niet gevraagd. Zij vroeg<br />

mij.'<br />

Die rotmeid! denkt Arno. Ze loog. Toen hij haar opbelde<br />

had ze Rob nog niet eens gevraagd. Wedden dat ze<br />

pas besloot Rob te vragen toen ze mij aan de lijn kreeg?<br />

Arme Rob. Geplet tussen ons tweeën, en ik wed dat<br />

Esther zich niet eens door hem thuis heeft laten brengen.<br />

Om over een afscheidskus of iets beters nog maar te zwijgen.


Hij zet zijn helm af en klikt het slot over de kinbeschermer<br />

vast. 'Ay, Rob. Het doet er allemaal niet meer toe. Ik<br />

kwam een ander meisje tegen op het feest. Je mag Esther<br />

hebben.'<br />

'Dat wilde ik je nu juist zeggen! Ik geef niets om Esther!<br />

Het is een kreng. Op· het feest negeerde ze me volkomen.<br />

Ze ging meteen tegen haar vriendinnen zitten kletsen: ik<br />

had net zo goed haar hondje kunnen wezen.'<br />

Amo's laatste restje woede verdwijnt. 'Zand erover. Ik<br />

ken Esther.' Rob durft hem voor het eerst aan te kijken. 'Ik<br />

zag jullie dansen. Hoe heet ze?'<br />

'Deli.'<br />

Rob aarzelt even. 'Jullie gingen halverwege weg. Hebben<br />

jullie ... ' Hij geeft een rukje met Zijn kin.<br />

'Ja.' Wat is het heerlijk om gewoon krachtig 'ja' te kunnen<br />

zeggen! 'Ze zag me helemaal zitten. Ze moest het weekend<br />

weg, maar ik heb haar telefoonnummer.'<br />

Rob glimlacht en je kunt de opluchting van zijn gezicht<br />

aflezen. 'Heeft die Deli van je soms een zus?'<br />

'Ik kan het haar altijd vragen.'<br />

Dat zou perfect zijn. Een moment ziet Amo het haarscherp<br />

voor zich. Hij en Deli in een schemerachtige straat<br />

met hoge trapgevels, een hemel vol onwaarschijnlijk heldere<br />

sterren boven hen. Deli's zus tussen hem en Rob in.<br />

De zus is een jaar of twee jonger en misschien niet zo<br />

mooi als Deli, maar nog steeds een stuk.<br />

'Ik zal het haar vragen,' herhaalt hij.<br />

'Keizer? Hoogverheven Heerser?'<br />

De twee mannen wachten naast de brommer. De blonde<br />

tikt met de opgevouwen krant tegen zijn been.<br />

Arno voelt zich grenzeloos kalm. Geen angst meer, geen<br />

paniek. Hij is sterk genoeg om de hele wereld aan te kunnen.<br />

Wie door Deli bemind wordt, hoeft niets te vrezen.<br />

Hij spreidt zijn handen. 'Dit zijn mijn dienaren,' zegt hij<br />

tegen Rob.<br />

86


De man knikt. 'Dat klopt, Hoogverheven Heerser.'<br />

Arno geeft een pets op de zitting van zijn brommer.<br />

'Oké. We gaan. Zie je nog wel, Rob.'<br />

Rob stompt hem tegen zijn arm. 'Tot maandag.'<br />

Zodra Rob de straat oversteekt, haakt een van de mannen<br />

een draagbare telefoon van zijn riem. Hij toetst een nummer<br />

in en laat de bel twee keer overgaan voor hij de verbinding<br />

verbreekt. 'We kunnen vertrekken.'<br />

'Is het ver?' vraagt Arno opgewekt.<br />

'Dat ligt aan uzelf.'<br />

Gekkenpraat. Klets gewoon met ze mee, maar geloof<br />

niets.<br />

'Hoezo?'<br />

'Alle wegen leiden naar de Tempel van de Doodloze.<br />

Alleen zijn sommige van die wegen vrij omslachtig.'<br />

+


2I<br />

De Doodloze buigt zich over zijn spekstenen maquette van<br />

de stad. Drie meter in doorsnee, met duizenden huizen,<br />

boompjes, schuttingen en bruggen. Het model is te omvangrijk<br />

en te pijnlijk nauwkeurig uitgevoerd om ook maar<br />

een <strong>ogen</strong>blik voor speelgoed te kunnen worden versleten.<br />

Wie het ook vervaardigd heeft, het moet hem tientallen<br />

jaren gekost hebben. Een half mensenleven van fanatiek<br />

gepriegel.<br />

Neem de huizen alleen al. Iedere baksteen van de trapgevels<br />

werd apart in de harde steen gekerfd , rechthoekjes<br />

van amper een millimeter breed. De Domtoren in het centrum<br />

steekt zeker een halve meter omhoog. Zelfs de schijnwerpers<br />

die haar 's nacht verlichten werden niet vergeten.<br />

Grachten van blauw glas omcirkelen de toren.<br />

Toch zou een echte Utrechter al snel enkele hoogst eigenaardige<br />

fouten opmerken. Subtiele verschillen als het<br />

ontbreken van de wijzerplaten op de Domtoren of de rij<br />

dennenbomen langs de Oude Gracht. Of zaken die allerminst<br />

subtiel zijn. Als er werkelijk een beeld van een monnik<br />

op een reusachtige rat op het Janskerkhof stond, dan<br />

was het hem toch zeker eerder opgevallen?<br />

Shaun zet twee poppetjes van oranje bijenwas voor de<br />

piepkleine bibliotheek neer, en een derde. Uit het hoofd<br />

van de eerste twee poppetjes steekt een pluk haar, zwart,<br />

blond. De derde moet het met één krullende bruine haar<br />

stellen. Hij neemt het laatste poppetje tussen duim en wijsvinger<br />

en brengt het vlak voor zijn gezicht.<br />

88


'Ik vang je in netten van zwarte magie, Arno Groenewegen,'<br />

fluistert Shaun. 'Dwaal, mijn geliefde vijand! Je straten<br />

zullen kronkelen als slangen.'<br />

Hij trekt een zestal driehoeken boven de maquette en<br />

laat zijn ingehouden adem met een kuch ontsnappen.<br />

Een reeks afgemeten noten klinkt, dof als het galmen<br />

van loden gongen. Paarse vonken ontspringen aan de dakpunten,<br />

wervelen tussen de miniatuurboompjes.<br />

Zodra de laatste klank wegsterft, komen de huizenblokken<br />

in beweging. Als schaakstukken schuiven ze over het<br />

stenen tafelblad, hoewel geen zichtbare hand hen beroert.<br />

De grachten buigen zich tot krakelingen, rekken tot spiralen.<br />

Bruggen kruipen als klikkende spanrupsen door de<br />

veranderende straten.<br />

'Zoveel straten, zoveel pleinen met roestige zonnewijzers.<br />

Geen zul je herkennen, mijn Arno. Duizend dwaalwegen,<br />

en alle wegen voeren naar de Tempel van de Doodloze.'<br />

Deli voegt zich bij hem. Ze tikt de askegel van haar<br />

filtersigaret af op de rand van de tafel. 'Je pakt het wel<br />

serieus aan. Is dat niet het Doolhof van Minos? Agathos<br />

arinam se ... Zo begint het toch?'<br />

'Stop!' Hij likt over zijn lippen. 'Hoe ken je die bezwering?'<br />

leder ander dan Delila zou terugdeinzen voor de<br />

woede in zijn stem.<br />

'J e neemt zelden de moeite om je werkkamer op slot te<br />

draaien. Slordig, hoor. De diskettes van je Boek van Bruikbare<br />

Kennis liggen gewoonlijk in de linkerla.' Ze blaast een<br />

drietal lome rookkringen. 'Ik kan lezen, Shaun. Zelfs antieke<br />

Chinese lettertekens.'<br />

In een nis begint een telefoon te rinkelen. Een abrupt,<br />

onwaarschijnlijk alledaags geluid, dat helemaal niet thuishoort<br />

in deze sfeer van geheime zaken en steelse magie. Hij<br />

gaat twee keer over en valt dan stil.


'0 shit!' Shaun heft haastig zijn handen, knipt met zijn<br />

vingers. Drie droge klikken: de vonken boven de maquette<br />

vloeien samen tot een bloem van vuur. Doven.<br />

'J e bent net op tijd klaar,' zegt Deli. 'Met de hakken over<br />

de sloot, zouden ze hier zeggen. De Klauwen moeten Arno<br />

opgepikt hebben.'<br />

+


22<br />

'Vierde steeg linksaf,' mompelt de donkerharige man.<br />

Arno stopt. 'Waar slaat dit op? Dit is al de tweede keer<br />

dat we hier langskomen. Of de derde.'<br />

Ze staan voor een dierenwinkel. In de etalage hurkt een<br />

buldog van stoffig pluche die droevig omhoogblikt naar<br />

een rubber bot van minstens een meter lang. Aan een van de<br />

uiteinden wappert een spinnenweb in de tochtstroom.<br />

Bello's knaagbotten, verkondigt een poster, bijtplezier<br />

voor maanden!<br />

'De kortste weg is zelden de snelste,' zegt een van de<br />

mannen. 'Geen mens kan zijn eigen stad ooit volledig ken­<br />

nen. Al woonde je er duizend jaar.'<br />

Oosterse wijsheid, denkt Arno. Mystieke prietpraat.<br />

Precies wat je van dit soort lui mag verwachten.<br />

'Oké, jullie zijn de gidsen. Vierde steeg links. Alleen<br />

weet ik vrij zeker dat er nog maar twee stegen komen. Een<br />

van mijn vrienden woonde hier vroeger.'<br />

Hij gluurt zo nu en dan naar hun reflecties in de winkel­<br />

ruiten. Geen leren jasjes, geen cowboyhoed. De mannen<br />

dragen onveranderlijk hun zondagse pak.<br />

Bij de vierde steeg slaan ze linksaf. Een steeg die er vol­<br />

gens Arno's herinneringen helemaal niet hoorde te zijn. Hij<br />

veegt met zijn vingertoppen langs de bakstenen. Korrelig<br />

als grof schuurpapier. Zo echt als wat.<br />

Zou ik me vergist hebben?<br />

Nee. Als je ergens een keer of tien verstoppertje ge­<br />

speeld hebt, dan ken je elke zijstraat, iedere wegduikplek.<br />

Elke voetstap krijgt ineens zijn eigen hólle echo en die


echo gaat veel te lang door. Alsof ze niet door een nauwe<br />

steeg maar een reusachtige hal lopen.<br />

Het is trouwens opvallend donker hier, tussen de hoge<br />

muren. Een waar web van waslijnen zigzagt van nok tot<br />

nok. Hij tuurt omhoog. Wat is dat voor eigenaardig was­<br />

goed? Grauwe slierten en rafels bungelen omlaag, grijze<br />

knoedels. Het hadden tot de draad versleten dweilen kun­<br />

nen wezen, het soort verscheurde lompen waar ratten hun<br />

nesten mee bekleden.<br />

'Wie wonen hier?' Hij fluistert.<br />

'Dat wilt u niet weten. Gelooft u me.'<br />

De man versnelt zijn pas en ineens wil Arno het inder­<br />

daad niet weten. Absoluut niet. Zelfs zijn gidsen voelen zich<br />

hier niet op hun gemak.<br />

'N og een klein eindje.'<br />

Ze passeren een uitgezakte sofa waarop geel en rood<br />

korstmos groeit en bestijgen een stenen trap. Gruis knarst<br />

onder Arno's schoenzolen en dat geluid brengt de herinne­<br />

ring terug.<br />

Hier vreeën we! Vrijdagnacht. Deli en ik.<br />

Hij stopt, blikt over zijn schouder. Van de sofa valt geen<br />

spoor meer te bekennen. Deze heeft plaatsgemaakt voor<br />

een ongemakkelijke houten bank met felgroen gelakte<br />

planken.<br />

Arno kijkt haastig de andere kant uit.<br />

Probeer het niet te begrijpen. Als ik het begrijp, ben ik<br />

verloren.<br />

Vijf meter voor hem slaan de mannen de hoek om en hij<br />

hoort hun voetstappen de echo verliezen.<br />

Ze staan opnieuw op de Oude Gracht.<br />

'Wat is dit voor onzin? Daar heb je dezelfde dierenwinkel<br />

weer!'<br />

'Dezelfde?' mompelt de man. 'Weet u het zeker?'


Arno sist van ergernis. Hij stapt naar de etalage en drukt<br />

zijn neus tegen het spiegelende glas.<br />

Het reusachtige bot en het wapperende web zijn hetzelf­<br />

de. Daar houdt het mee op. Onder het bot hurkt nu een<br />

reusachtige opgezette rat, met doffe, glazen <strong>ogen</strong>. Het dier<br />

moet het formaat van een poedel hebben.<br />

Gandurs bijtbotten, zegt de poster, voor maanden<br />

knaagplezier.<br />

Hij draait zich langzaam om. 'Hoe . .. ?'<br />

De blonde man klakt met zijn tong en trekt een driehoek<br />

met zijn linkerpink. 'Dit zijn hoge en geheime zaken, Ver­<br />

heven Heerser. Hebt u nooit over uw eigen stad gedroomd<br />

en was in die droom alles niet onherkenbaar geworden?<br />

Nieuwe straten, grachten met kokend bloed? Terwijl u te­<br />

gelijkertijd zeker wist dat het uw stad nog steeds was?<br />

Die droom-Utrechten waren geen fantasie, hoewel ze<br />

ook niet helemaal echt zijn. Je kunt ze bereiken, zelfs als je<br />

niet slaapt.' Hij grinnikt. 'Al klinken de routebeschrijvin­<br />

gen wat vreemd. Sla linksaf op vrijdag, vier stappen voorbij<br />

de poolster.'<br />

'Dit is een droom?'<br />

De man schudt zijn hoofd. 'Uit een droom kun je ont­<br />

waken.'<br />

Binnen zoemt de winkelbel, een laag, nijdig gonzen. Voet­<br />

stappen klinken. Eigenaardig slepende voetstappen, ge­<br />

volgd door een scherp geklik. Een geluid als nagels op een<br />

stenen vloer.<br />

De man pakt Arno bij de arm. 'We moeten verder,' zegt<br />

hij gejaagd. 'We horen hier niet thuis.'<br />

Ze lopen met grote passen door. Het is nog net geen<br />

rennen.<br />

'Het is wel erg stil,' zegt Arno.<br />

93


'J a. ;:>,<br />

'Ik bedoel, we wandelen nu al een half uur zonder een<br />

mens tegen te komen. Utrecht is op zondag vaak een dooie<br />

boel, maar zo rustig heb ik het nog nooit gezien.'<br />

'Andere mensen? Waarom zouden ze door deze straten<br />

wandelen? Dit is hun droom niet.'<br />

De blonde man duwt een verveloze deur in een houten<br />

schutting open. 'We zijn thuis. De tempel van de Doodloze.'<br />

Een reusachtige plataan vult het nauwe binnenplaatsje<br />

met een sidderend web van schaduw en schuivende vlekjes<br />

zonlicht. Een trap met treden zo hoog dat ze tot Arno's<br />

knieën reiken, loopt helemaal door tot de voet van de stam.<br />

De trap eindigt pardoes tegen een blinde muur.<br />

'Een verborgen ingang?' vraagt Arno. Hij is intussen<br />

bereid alles te geloven.<br />

'Verborgen is een te zwakke uitdrukking. Een gewoon<br />

mens zou zelfs deze trap niet zien.' De man schopt een stok<br />

met zijden linten opzij. 'Let op.'<br />

De bakstenen sidderen. Twee hartkloppen lang ziet Arna<br />

golvingen over de muur trekken. De muur had een<br />

kunstige schildering op een doek kunnen zijn. Een dun<br />

doek dat in de wind wappert.<br />

Dit is heel wat duidelijkere magie dan het plotseling verstaan<br />

van een onbekende taal of een onbreekbaar kettinkje.<br />

Arno gelooft al lang niet meer dat hij met gekken te maken<br />

heeft. 'Wat doe je?'<br />

De man kruist zijn armen, slaat zijn knokkels tegen elkaar.<br />

'Amnehoteps illusie verbreken. Magie. Zodra u uw<br />

geheugen terug hebt, kunt u het zelf ook.'<br />

In de muur verschijnt een poort van gelakte balken.<br />

Het had de poort van een kerk kunnen zijn. Minstens<br />

vier meter hoog met ringen van groen uitgeslagen koper.<br />

Twee draken van zwarte speksteen flankeren de trap.<br />

94


Heeft hij de draken niet eerder opgemerkt of verschenen<br />

ze tegelijk met de poort?<br />

'Meester!' roept de man. 'De keizer komt zijn verleden<br />

opeisen. Al zijn voorbije dagen!'<br />

Gekraak, het knersen van vuistdikke scharnieren: in de<br />

poort groeit een metershoge spleet duisternis als de deuren<br />

wijken. Veel te vlot voor zo'n massief gevaarte, gaat het<br />

door Arno heen. Die balken moeten zo zwaar als een bestelauto<br />

wegen. Wie de deuren ook openduwt, een slappeling<br />

is het beslist niet.<br />

Het zonlicht glipt dieper de opening in en onthult een<br />

lange gestalte. Zelfs zonder de spiegelende zonnebril zou<br />

Amo hem meteen herkend hebben. Weinig mensen steken<br />

een volle kop boven hem uit. De blinde man die bij hem<br />

aanbelde. Die hem Hwang-ti noemde.<br />

'Mijn naam is Shaun. Shaun de Doodloze.' Zijn glimlach<br />

toont tanden van doorschijnend kristal. 'Ik ben je beste<br />

vriend. Je enige vriend.' Hij daalt de trap af, veel te zelfverzekerd<br />

voor een blinde, en steekt zijn hand uit.<br />

Het vel voelt droog en rasperig. De huid van een reptiel,<br />

denkt Arno. Van een slang. Hij laat de hand zo snel mogelijk<br />

los.<br />

'Ik ben Arno. Eh, Arno Groenewegen.'<br />

De man schudt zijn hoofd. 'Van dat waandenkbeeld<br />

hoop ik je spoedig te genezen, Hoogverheven Heerser.'<br />

Shaun stapt opzij. 'Welkom in je ware woning.'<br />

Voor Arno strekt zich een schemerachtige zaal uit. De<br />

ruimte is gigantisch: nog groter dan de Domkerk. Zuilengalerijen<br />

verliezen zich in de duisternis. Arno krijgt het<br />

vreemde gevoel dat ze daar niet neergezet, maar gegroeid<br />

zijn: een woud van fossiele stammen.<br />

Arno ruikt de geur van klamme steen, van algen en<br />

vochtige wandkleden. ><br />

95


Dit kan Utrecht onmogelijk zijn, denkt hij. Geen ge­<br />

bouw is groot genoeg. Je zou de tempel van kilometers<br />

afstand boven de daken zien uitsteken. Een illusie, denkt<br />

hij. Magie. Net als de veranderende straten.<br />

Hij kijkt omhoog. Het plafond blijft onzichtbaar. Inkt­<br />

zwarte duisternis. Arno zou onder een zwaarbewolkte<br />

nachthemel kunnen staan, in een maanloze nacht.<br />

Nu pas merkt hij de kaarsen op. Honderden, misschien<br />

duizenden slanke kaarsen van bleke was zijn in ijzeren rek­<br />

ken opgesteld.<br />

Ik zou hier niet graag een baan als kaars aansteker heb­<br />

ben. Voor je de laatste aansteekt, is de eerste al lang en<br />

breed opgebrand. Diep in zijn keel begint een giechel. Het<br />

beeld dat die gedachte oproept is te amusant om te negeren.<br />

Hij ziet de Doodloze overspannen door de reusachtige zaal<br />

rondsnellen, bundels kaarsen onder zijn armen, klikkend<br />

met een weigerende wegwerpaansteker.<br />

Het beeld verdwijnt. Het is onmogelijk om Shaun als<br />

een clown te zien.<br />

Hij volgt Shaun langs een lange rij schilderijen. Sommige<br />

moeten verbluffend antiek en waarschijnlijk onbetaalbaar<br />

zijn: zo goed als weggebleekte gestaltes op essenhouten pa­<br />

nelen vol barsten en scheuren.<br />

'Wie zijn dit?' vraagt Arno.<br />

'Wie anders dan jijzelf, Hoogverheven Heerser? Je le­<br />

ven was lang. Lang en roemrijk.'<br />

'Ik ben zestien!'<br />

De Doodloze schudt droevig zijn hoofd. 'Ik haal een<br />

arme boerenzoon binnen en vertel hem dat hij een prins is.<br />

En wat doet die dwaas? Laat mij arm blijven! smeekt hij .<br />

Laat mij tussen de ganzen door de modder soppen!' Zijn<br />

vinger priemt naar voren. 'De keizer was een van de mach­<br />

tigste mannen van de wereld! Rijker dan jij je kunt voor-


stellen. Knip met je vingers en een dozijn beeldschone<br />

maagden werpt zich aan je voeten. Wie niet haastig voor je<br />

opzij stapt, sterft!'<br />

'Ik hoef geen .. .'<br />

'Wil je een schooljongen blijven?' snauwt de Doodloze.<br />

'Uitschot? Je ouders zijn zo goed als failliet, dus studeren<br />

kun je wel vergeten. Zonder diplomà's sta je de rest van je<br />

leven schappen te vullen. Als iemand je al een baantje wil<br />

geven.' Zijn neusvleugels sperren zich open en hij spuwt<br />

aan Arno's voeten. 'Slaapwandelende idioot! Ik zal je wakker<br />

schudden! Al blijf je erin.' Hij geeft een ruk met zijn<br />

hoofd. 'Volg mij.'<br />

Een van de mannen pakt Arno bij zijn elleboog en Arno<br />

stommelt achter de Doodloze aan.<br />

Shaun stopt voor een strook beschilderde zijde, die door<br />

een staaf ebbenhout strak wordt getrokken.<br />

'Dit beschouwde je als een van je mooiste grappen. Het<br />

toppunt van humor.'<br />

Hij plukt een kaars van zijn ijzeren pin en brengt hem<br />

dichter bij het kunstwerk. 'Een stad weigerde je te gehoorzamen<br />

en jij besloot de inwoners op passende wijze te straffen.<br />

Bagdad? Samarkand?' De Doodloze schudt zijn hoofd.<br />

'Het is me ontschoten. Ik heb je zoveel steden in de as zien<br />

leggen.'<br />

Op het schilderij is een Mongoolse veldheer net van zijn<br />

schonkige pony afgestegen, een zelfvoldane uitdrukking op<br />

zijn gezicht. Een reusachtige berg schedels vult de rest van<br />

het paneel. Twintig meter hoog, dertig? Een piramide van<br />

doodshoofden en gestapelde beenderen.<br />

'Raak het schilderij aan,' zegt Shaun. 'Snuif de geur van<br />

verkruimelend bloed en gele haat op.'<br />

Hij is mijn vijand, denkt Arno. Gehoorzaam hem niet.<br />

Een van de mannen stapt dichterbij . 'Doe wat de Doodloze<br />

zegt. Met ongebroken vingers is het gemakkelijker.'<br />

97


'Als je het zo stelt.' Arno strijkt over de zijde. Glad als ijs<br />

en onverwacht koel.<br />

'En nu?'<br />

'Kijk,' beveelt Shaun. 'Tuur voorbij de penseelstreken<br />

van de schilder. Naar wat hij eigenlijk wilde afbeelden.'<br />

De verandering vindt zo geleidelijk plaats dat Arno het<br />

eerst niet in de gaten heeft. Het schilderij is geen plat vlak<br />

meer. Het heeft kleur en diepte gekregen. Een warme bries<br />

strijkt over zijn gezicht en voert de stank van rottend vlees<br />

en gestold bloed aan.<br />

'Bagdad,' hoort hij zichzelf zeggen. 'De naam van die<br />

stad was Bagdad.'<br />

'Ah, uw geheugen roert zich, Hoogverheven Heerser!'<br />

Bagdad, denkt Arno. Ja. De sultan vluchtte naar Bagdad<br />

en die stad weigerde hem uit te leveren. Ik belegerde de stad<br />

en toen zij zich overgaven liet ik hun hoofden afhakken.<br />

Tot de laatste jengelende baby en mompelende grootvader.<br />

Het beeld wordt scherper. De kunstenaar heeft het alle­<br />

maal veel te netjes geschilderd, denkt hij. Al die hagelwitte<br />

schedels en ordelijk opgestapelde botten.<br />

Voor zijn <strong>ogen</strong> verandert de spitse piramide in een uit­<br />

zakkende berg afgehakte hoofden. Gieren wroeten rond,<br />

plukken <strong>ogen</strong> uit de kassen en vechten krijsend om flarden<br />

rottende huid. De zon had de <strong>ogen</strong> tot rimpelige druiven<br />

verschrompeld, de stromen bloed tot zwarte druipstenen<br />

gestold.<br />

J a, zo was het. De stank, de schor kijvende vogels, de<br />

aasvliegen. De schilder is de vliegen vergeten.<br />

Prompt golft een dichte mist van aasvliegen om de pira­<br />

mide. Pilaren en draaikolken van gretig gonzende aasvlie­<br />

gen. Van een afstand leek de schedelberg te roken, her­<br />

innert hij zich, een ware vulkaan des doods.<br />

Hij was op zijn pony tot de voet van zijn monument


gereden, een staaf smeulend sandelhout in de hand om de<br />

overweldigende, weezoete stank van ontbinding te verdrijven<br />

...<br />

'Het was een hete dag,' zegt de Doodloze. 'Stoffig. En ik<br />

vermoed dat je naar een kom rijstwijn verlangde. Je bleef<br />

tenminste niet langer dan een minuut of twee kijken.'<br />

'J a,' knikt Arno, 'een hete dag.'<br />

Een diep afgrijzen welt op. Ik genoot ervan. Het was een<br />

mooie herinnering.<br />

'Nee!' gilt hij. 'Dat was ik nietl'<br />

De beelden blijven als een laag giftig bezinksel in zijn<br />

geheugen hangen en het afschuwelijke is dat ze hem zo<br />

vertrouwd voorkomen. Dat het voelt alsof zij daar thuishoren.<br />

Heb ik dit echt meegemaakt? Lang voor ik dacht dat ik<br />

geboren werd?<br />

Voor het eerst twijfelt hij. Kan het waar zijn dat Arno<br />

Groenewegen inderdaad maar een droom is? Heel zijn leven<br />

een leugen?<br />

Hij knijpt zijn <strong>ogen</strong> zo stijf dicht dat er witte schichten in<br />

het donker zigzaggen.<br />

'Nee! Ik ben normaal! Geen magische keizerl'<br />

'Maak jezelf niets wijs,' zegt de Doodloze. 'Kunnen gewone<br />

mensen in de toekomst kijken? Hoe je je ook vermomde,<br />

je magische krachten lieten zich niet wegdrukken.'<br />

Shaun heeft gelijk, gaat het door Arno heen. Ik heb altijd<br />

een deel van mijzelf verborgen moeten houden. Er was niemand<br />

met wie ik over mijn talent kon spreken. Mijn volstrekt<br />

ongewenste talent.<br />

Als ik de keizer ben, hoef ik nooit meer te liegen. Deze<br />

mensen begrijpen wie ik ben. W át ik ben. Een monster, iets<br />

niet-menselijks. Net als zij. Zij accepteren me.<br />

Het doek wordt weer oude zijde, de berg afgehakte<br />

hoofden niet meer dan kunstige penseelstreken.<br />

99


'Een onbelangrijke, maar amusante herinnering.' Shaun<br />

reikt omhoog en licht een anderhalf meter lang slagzwaard<br />

van een muurhaak. De schede is uit een olifantstand gesneden,<br />

met jade ingelegd ivoor. Aan het uiteinde bungelen<br />

kwasten van gouddraad.'<br />

'Dit was je staatsiezwaard,' zegt de Doodloze. 'Kostbaar<br />

doch uiterst onpraktisch. Zoals de keizer tot zijn verdriet<br />

moest constateren.'<br />

Hij legt de draagriem om Arno's schouder, trekt het<br />

zwaard naar voren. 'Pak het gevest vast.'<br />

Willoos sluiten Amo's vingers zich om het stijf gewonden<br />

haaienleer.<br />

100<br />

+


23<br />

Deze keer is er niets subtiels aan de overgang. De herinnering<br />

slaat in een vloedgolf over hem heen en sleurt hem<br />

diep het bloeddorstige verleden van de keizer in. Stemmen<br />

krijsen in onbekende talen, bijtende geuren schroeien zijn<br />

neusgaten. Arno wordt weggevaagd, alles wat hij is. Zijn<br />

vrienden, zijn school. Utrecht en Nederland zijn onbegrijpelijke<br />

woorden in een barbaarse taal.<br />

De machtigste man van China opent zijn <strong>ogen</strong>.<br />

Ik moet een moment weggedoezeld zijn, denkt keizer<br />

Tsjin Sje Hwang-ti. Hij wipt ongemakkelijk van zijn ene bil<br />

op de andere, slaat zijn benen over elkaar. De kussens op<br />

zijn troon zijn eigenlijk zeldzaam oncomfortabel, vol knoedels<br />

en vouwen. Te veel gouddraad en te weinig dons.<br />

De kamerheer knielt aan de voet van zijn troon, ziet hij<br />

nu, en bonkt demonstratief met zijn voorhoofd tegen de<br />

geglazuurde tegels. De keizer heeft de indruk dat het al<br />

enige tijd aan de gang is en glimlacht. Arme kamerheer.<br />

Niemand zou het uiteraard wagen de keizer in zijn overpeinzingen<br />

te storen. 'Ja?'<br />

De man stopt zijn plichtplegingen. 'Hoogstverheven<br />

Heerser, de eerbiedwaardige Ching K'o en Ch'in Wu-yang<br />

verzoeken om audiëntie.'<br />

'Aha.' De keizer draait zich naar zijn secretaris en trekt<br />

een wenkbrauw op. Zijn secretaris beschikt over een fabelachtig<br />

geheugen en kent de roddel van tienduizend dorpen<br />

De secretaris buigt zich naar het oor van de keizer.<br />

'Ching K'o staat bekend als een bedreven zwaardvechter en<br />

101


een dichter zonder weerga. Als hij zingt beginnen de<br />

nachtegalen te wenen. Beweert men. De naam Ch'in<br />

Wu-yang is mij helaas onbekend.'<br />

'Laat ze binnen, kamerheer.'<br />

Ching K'o draagt precies het kostuum dat je van een<br />

dichter-strijder mag verwachten. Een harnas van gelakt<br />

leer waarop lentebloesems en draken geborduurd werden.<br />

Daarboven geen helm; doch de hoekige kap van een filosoof.<br />

De rijk bewerkte schede van zijn zwaard is uiteraard<br />

leeg en tikt bij elke stap tegen zijn beenbeschermers. Niemand<br />

mag de troonzaal van de keizer gewapend betreden.<br />

Een minder zelfverzekerd man zou ook de schede in het<br />

voorportaal achtergelaten hebben; Ching K' 0 niet.<br />

Ik blijf een strijder, verkondigt de lege schede, ook al<br />

heb ik mijn wapen afgelegd uit eerbied voor de keizer.<br />

De keizer voelt een vlaag van genegenheid voor de kerel.<br />

Een man naar mijn hart. Geef mij duizend Ching K'o's<br />

en geen koninkrijk zou een week tegen mij standhouden.<br />

'Spreek zonder terughoudendheid, vriend Ching K'o.'<br />

De dichter stapt naar voren en zet een kist op de grond.<br />

'Wij brengen u twee giften.'<br />

Hij opent het deksel. Op een laag stro ligt het afgehakte<br />

hoofd van generaal Wu, wiens dood de keizer drie maanden<br />

eerder bevolen had.<br />

'De schavuit vluchtte naar het hof van Yen en waande<br />

zich daar veilig.' Ching K' 0 tilt het hoofd uit de kist, kamt<br />

het stro uit de snorpunten. 'De lange arm der gerechtigheid<br />

stoort zich echter niet aan grenzen!'<br />

'Dat is een originele en welkome gift, mijn vriend. En<br />

wat zit er in de leren koker die je kameraad meedraagt?' Hij<br />

gniffelt. 'Zijn penis soms?'<br />

'Iets bruikbaarders, mag ik hopen. Een kaart van de stad<br />

Tu-k'ang. Waarop alle forten en muren nauwkeurig aanggeven<br />

staan. Evenals de plaatsen waar de koning van Yen<br />

zijn soldaten heeft opgesteld.'<br />

102


'Laat je vriend de kaart naar mijn troon brengen.'<br />

De andere man trekt wit weg en begint te sidderen. De<br />

hovelingen fluisteren achter hun waaiers. Uit de hoeken<br />

van de zaal klinkt onderdrukt gegiechel, gesnuif.<br />

gezel.<br />

Ching K'o plukt de koker uit de handen van zijn met­<br />

'Mijn vriend is een eenvoudige man van het Noordvolk<br />

en hij heeft de Zoon van de hemel nooit in levenden lijve<br />

aanschouwd. Daarom staat hij nu op zijn benen te trillen<br />

van angst. Ik hoop dat Uwe Majesteit hem kan vergeven en<br />

mij toestaat om de kaart te ontrollen?'<br />

'Breng de kaart, eerbiedwaardige Ching K'o.'<br />

Ching K'o ontrolt de kaart met een sierlijke zwaai. Met<br />

zijn andere hand vangt hij de giftige dolk op, die in de kaart<br />

verborgen zat.<br />

Ondanks de jaren van drinkgelagen en zestig-gangendi­<br />

ners blijft de keizer een krijger, met de reflexen van een<br />

krijger. Hij werpt zich achteruit zodra de dolk in zijn rich­<br />

ting schiet. Ching K'o heeft de mouw van zijn staatsiekleed<br />

al vast: de vlijmscherpe dolk jaapt door de stof. Een ruk, het<br />

gieren van knappende draden en de keizer tuimelt van zijn<br />

troon.<br />

Ching K'o wappert verbluft met de lege mouw, stoot<br />

een schorre strijdkreet uit en werpt zich op de keizer.<br />

Met een zacht gejank van ontzetting rolt de keizer zich<br />

opzij: opnieu' mist de dolk hem.<br />

Mijn zwaard! denkt hij. Behalve hij en Ching K'o is nie­<br />

mand gewapend. En het zwaard is scherp genoeg om een<br />

haar overlangs te splijten.<br />

Je bent dood, dichter! Een povere dolk tegen een twaalf­<br />

voudig gesmeed slagzwaard. Ik hak je je vingers één voor<br />

één af. Ik spijker je oren an de moerbeiboom en voer je<br />

tong aan de tempelhonden!<br />

Hij rukt aan het gevest van zijn zwaard en ziet Ching<br />

K' 0' s hoofd al bijna over de vloer rollen.<br />

103


o nee! Zijn zwaard is naar voren gezwaaid en hangt<br />

voor zijn buik! Geen menselijke arm is lang genoeg om dat<br />

onzinnig lange lemmet onder deze hoek uit de schede te<br />

trekken.<br />

Hij duikt achter een zuil weg. Ching K' 0 volgt hem.<br />

Ze cirkelen van zuil tot zuil, springend en duikend.<br />

Het is een kinderspelle* uit een nachtmerrie: een dodelijk<br />

boompje verwisselen.<br />

'Doe iets!' brult de keizer. 'Dood hem!'<br />

Als aardewerlcen beelden blijven de hovelingen staan.<br />

Niemand doet de minste poging om hem te hulp te komen.<br />

'Roep mijn lijfwachten!'<br />

Geen van zijn onderdanen verroert zich.<br />

Ze willen dat ik sterf. Ze haten me. Moet je die begerige<br />

glitter<strong>ogen</strong> zien.<br />

Tot twee keer toe weert hij een dolksteek af met in elkaar<br />

gehaakte vingers, een truc die een veteraan hem geleerd<br />

heeft. Maar het blijft een truc. Ching K'o is een te<br />

bedreven vechter om er een derde keer in te trappen.<br />

'Bij de baardharen van Lao Tse!' Het is een hoog piepgeluidje,<br />

de strijdkreet van een getergde marmot.<br />

'Wat?' Ching K'o wervelt om zijn as. Het medicijnkoffertje<br />

van Hsia, de tengere hofarts, raakt hem recht onder<br />

de kin.<br />

Hsia danst rond, zijn <strong>ogen</strong> rollen, spuug spat van zijn<br />

dunne lippen. 'Slager! Demon uit de diepste heIl' Ditmaal<br />

bonkt zijn koffertje, vol loodzware aardewerken medicijnkruiken<br />

en gezegende amuletten, Ching K' 0 tegen de knieschijf.<br />

'Slinger uw zwaard over uw schouderl' roept de arts.<br />

Maar natuurlijk! denkt de keizer. Het lemmet glipt uit de<br />

schede, anderhalve meter gewet staal. Het sissen van ijzer<br />

over ivoor klinkt gretig. Een geluid dat de dood al in zich<br />

draagt.


'Begroet je geëerde voorouders!' lacht de keizer. De<br />

punt van zijn zwaard klieft de linkerd ij van de sluipmoordenaar.<br />

Ching K' 0 wankelt achteruit en werpt zijn dolk. Het mes<br />

mist de keizer en ketst af op een bronzen pilaar.<br />

De sluipmoordenaar zoekt steun tegen een zuil. 'Ik faalde<br />

omdat ik je levend gevangen wilde nemen. Iemand anders<br />

zal nu het vuile werk voor de kroonprins van Yen<br />

moeten opknappen.'<br />

Zeven keer hakt de keizer op Ching K'o in, doffe smakken<br />

die tot in zijn pols doorschokken.<br />

Hij laat zijn zwaard zakken en veegt het lemmet aan de<br />

broek van Ching K' 0 af. Zijn bloed zingt in zijn oren, een<br />

wild en triomfantelijk lied.<br />

De dood kan mij niet aanraken! Ik had daar moeten liggen,<br />

een bloederig kadaver met weggedraaide <strong>ogen</strong>.<br />

Dat is het moment dat de keizer besluit dat hij voor<br />

eeuwig wil blijven leven. Dat hij een van de onsterfelijke<br />

goden zal worden.<br />

De kamerheer glipt achter het altaar van de Godin der<br />

Genade te voorschijn. 'Hoogstverheven Heerser, ik zal zijn<br />

armzalige lijk voor de honden laten werpen. De opdracht<br />

geven om zijn familie te wurgen.'<br />

De keizer staart hem aan. 'Wat is dat voor dwaasheid?<br />

Hij was een zeldzaam dapper man en naar men zegt een niet<br />

onverdienstelijk dichter. Begraafhem in een graftombe van<br />

witte jade en breng daarop zijn naam in goud aan!'<br />

Hij steekt het zwaard terug in zijn schede. 'Ik heb een<br />

goed mens zien sterven. De executie van een stel lafhartige<br />

ratten zou een anticlimax en belediging voor Ching K' 0<br />

zijn.' Hij gebaart naar de hovelingen. 'Verlaat mijn paleis.<br />

Verlaat mijn stad. Ik neem jullie je naam en je bezittingen<br />

af. Jullie zijn niets en niemand meer. Jullie voorouders zijn<br />

kinderloos gestorven. Ga!'


Het zwaard klettert op de stenen vloer.<br />

Arno opent zijn <strong>ogen</strong>.<br />

Ik ben ... Arno Groenewegen ... Tsjin Sje Hwang-ti ...<br />

Het is alsof de keizer vlak achter hem staat: Zo dichtbij<br />

dat Arno de adem in zijn nek kan voelen. Een ijskoude wind<br />

die zijn nekhaartjes rechtop zet en het kippenvel over zijn<br />

armen laat rimpelen.<br />

'Geloof je me nu?' vraagt Shaun. 'Je bent de keizer.'<br />

'Het is een leugen!' roept Arno. 'Ik heb een vader en<br />

moeder! Ik heb een eigen leven! Je .. .'<br />

Hij stopt. De Doodloze heeft in het Chinees gesproken. En<br />

Arno's protest was in dezelfde taal. Al zijn Nederlands is weg.<br />

Hij zou zijn eigen naam niet eens meer uit kunnen spreken ...<br />

'J e hebt geen vader en moeder,' zegt Shaun, en het ergste<br />

is dat hij zo bezorgd klinkt, zo overdreven kalm. Sussend,<br />

dat is het woord. Zo spreek je een goede vriend toe die de<br />

kluts.even kwijt is. 'Je werd geboren, maar niet in deze<br />

eeuw. Niet in dit land. Je echte ouders zijn as en aarde. Al<br />

meer dan tweeduizend jaar dood.'<br />

'Dat is onzin! Een leugen, een leugen!' De tranen stromen<br />

Arno over de wangen. 'Ik was een baby! In de huiskamer<br />

staat een boek vol . . .' Hij wil foto's zeggen. In deze<br />

antieke taal bestaat geen woord voor 'foto's'. 'Plaatjes.<br />

Plaatjes van lichtl'<br />

'Die kunnen vervalst worden. Moeiteloos.'<br />

'Ik wil naar huis! Laat me gaan!'<br />

Shaun blijft midden op het gangpad staan. 'Dat kan.' Hij<br />

reikt in een nis 'en legt een bronzen harp op de rand van de<br />

106


stenen tafel. 'Je bent een muzikant, begreep ik? Speel een<br />

wijsje voor ons. Dan ben je vrij om te gaan.'<br />

'Nee.'<br />

De man met de cowboyhoed pakt de harp op en zet hem<br />

terug in de nis. Als hij de Doodloze aankijkt is zijn gezicht<br />

een masker van strak getrokken spieren geworden. Harder<br />

dan vlees. 'Wij legden een gelofte af, San en ik. Deze jongen<br />

is hier vrijwillig. Hij kan vertrekken wanneer hij wil.'<br />

De Doodloze heft zijn linkerhand op. 'Willen jullie je<br />

met mij meten?'<br />

De man verzet zijn voeten een paar centimeter. Een<br />

schoenpunt steekt nu recht naar voren, de andere wijst<br />

schuin opzij.<br />

'We zwoeren bij de Heilige Olifant. Zulke eden nemen<br />

we verrassend serieus.'<br />

De Doodloze kromt zijn duim. De tweede man stelt zich<br />

naast zijn vriend op.<br />

'Oeroude magie tegen bergvermorzelende bliksem,<br />

Doodloze? Een interessant experiment. Waarschijnlijk<br />

overleven wij het geen van drieën.'<br />

Shaun laat zijn hand zakken. 'Wie op de tijger rijdt, moet<br />

niet klagen als hij zo nu en dan gebeten wordt.' Hij stapt<br />

opzij en buigt naar Arno. 'Er schijnt democratisch besloten<br />

te zijn dat je kunt vertrekken.'<br />

Arno kijkt naar hem op. Zijn gezicht weerkaatst in de<br />

spiegelende brillenglazen en hij herkent het niet langer. Het<br />

is veel te bleek, de neus een overdreven groot uitsteeksel,<br />

de <strong>ogen</strong> de verkeerde vorm en tint.<br />

Zijn gezicht hoort koperkleurig te zijn, met brede jukbeenderen<br />

en borstelige wenkbrauwen. Een snor met omlaaghangende<br />

punten had zijn bovenlip moeten sieren.<br />

'Wie ben je?' vraagt hij met schorre stem aan Shaun. 'De<br />

duivel?'<br />

'Nee. Iets veel ouders. Ga nu. Voor ik otne bedenk.'


25<br />

Het is buiten nog volop dag. Na de duistere tempel komt<br />

die overvloed van licht Arno onwerkelijk voor. De zomerhemel<br />

lijkt zich hoogstens dertig meter boven zijn hoofd te<br />

welven, een koepel van wezenloos ansichtkaartblauw.<br />

Bij de deur in de schutting draait hij zich om. Geen trap<br />

met stenen draken, geen massieve kerkdeuren.<br />

Arno had niet anders verwacht.<br />

Aan het eind van de steeg vindt hij een bordje met de straatnaam.<br />

Hij tuurt ernaar, knippert met zijn <strong>ogen</strong>. Het blijven<br />

onbekende schrifttekens, idioot eenvoudig. Een peuter had<br />

ze neer kunnen krabbelen of een analfabeet.<br />

Je hebt een stuk of zeven penseelstreken nodig om zelfs<br />

het eenvoudigste woord te vormen: deze barbaarse tekens<br />

bestaan vaak uit niet meer dan twee houterige halen.<br />

Met de lettertekens is niets mis, realiseert Arno zich dan.<br />

Doodnormaal Nederlands. Alleen kan ik het niet meer lezen.<br />

Chinees is de enige taal die.ik nog begrijp.<br />

Hij voelt de aanwezigheid van de keizer niet langer. Een<br />

veeg teken, want de keizer is beslist niet verdwenen.<br />

De keizer heeft zich verscholen in mijn eigen brein,<br />

denkt Arno. Hij vreet me van binnenuit op. Als een worm<br />

in een appel. Als een langzaam groeiende kanker. Mijn taal<br />

is nog maar het begin. Wat zal het volgende zijn dat hij me<br />

afneemt? Het afgelopen jaar? De eerste keer dat ik een<br />

meisje kuste?<br />

Hij klemt zijn kaken op elkaar en sluit zijn <strong>ogen</strong>. In de<br />

108


ode schemering achter zijn oogleden probeert hij de keizer<br />

te vinden. Gedachten die niet van hem zijn, valse herinne­<br />

ringen.<br />

Vecht tegen mij! schreeuwt hij geluidloos.<br />

Niets. Geen reactie.<br />

Kleurige vlekjes dansen. Zijn bloed ruist als een verre<br />

waterval.<br />

Als hij voor de vijfde keer op een gracht stuit, moet Arno<br />

het met tegenzin toegeven: hij is verdwaald. Geen van de<br />

laatste vier straten kwamen hem ook maar vagelijk bekend<br />

voor. Zelfs de stoeptegels hebben de verkeerde afmetingen.<br />

En al die grachten . .. Er valt geen manier te verzinnen<br />

waarop je, rechtdoor lopend, de grachten vijf keer kunt<br />

kruisen. Nog afgezien van het feit dat een van de grachten<br />

zeker een halve kilometer breed was. Een doodstil meer<br />

waarop groene woonboten dreven met koepels van spiege­<br />

lend zwart glas.<br />

'Een droom-Utrecht,' had een van de mannen gezegd.<br />

'Behalve dat je uit een droom kunt ontwaken.'<br />

Wanneer hij de zevende brug oversteekt, vangt hij het ge­<br />

ronk van een motor op. Een rondvaartboot?<br />

Arno pakt de leuning vast en zijn hart begint sneller te<br />

kloppen. Eindelijk andere mensen!<br />

Onder de volgende brug is een halve cirkel van duister­<br />

nis. Het geronk wordt luider en hij begint te twijfelen. Dit<br />

lijkt allerminst meer op een machine. Te onregelmatig, eer­<br />

der een moeizaam raspende ademhaling.<br />

Rimpels snellen over het water, ketsen tegen de kades<br />

van de werfkelders. In de duisternis onder de brug beweegt<br />

iets.<br />

Een vormeloze bol van roze vlees schuift het zonlicht in.<br />

Twee gaten openen zich, trekken samen.


Geen boot, absoluut geen boot.<br />

Glinsterende sprieten volgen. Ze moeten zo dik als staven<br />

bamboe zijn.<br />

Misschien is het de totale verlatenheid van deze stad,<br />

waarin nooit iets lijkt te gebeuren en zelfs de bomen weigeren<br />

te ruisen, die hem zo kalm laat toekijken. Alles gebeurt<br />

hier in slowmotion. Hij kan altijd nog wegrennen.<br />

Een grijze kegel volgt, bezet met nog meer zenuwachtig<br />

zwiepende sprieten.<br />

Wat is dit in vredesnaam? Dat grijze spul lijkt wel haar,<br />

een dichte, grijze vacht, aaneengekit met slijk en modder ...<br />

Een vacht. Die kegel is een snuit!<br />

Arno werpt zich op de grond, probeert zich in de harde<br />

keien in te graven. Zijn hart slaat een razendsnelle roffel.<br />

Heilige Olifant, daar komt een rat aanzwemmen! Een<br />

monsterachtig gedrocht, langer dan een vrachtwagen.<br />

Nu begrijp ik ook waarom er niemand op straat liep!<br />

Gruwelijk traag nadert het levende vaartuig. De ronkende<br />

ademhaling zwelt aan tot de gevels het geluid heen en weer<br />

kaatsen en het van alle kanten' tegelijk lijkt te komen.<br />

De boeggolfklimt uit de gracht en klotst over de kades.<br />

Nu hoort Arno de hartslag ook, een afschuwelijk, bedachtzaam<br />

gebons, dat nooit zal stoppen. De rest van zijn<br />

leven zal hij verstijfd van afschuw op de hete, zanderige<br />

keien liggen terwijl dat geluid maar doorgaat en doorgaat<br />

. ..<br />

Een vlaag stank bereikt hem en Arno bijt hard op zijn<br />

tong om niet te kokhalzen. Open riolen, dobberend afval<br />

dat tot geel slijm uiteenvalt, dode eenden waarbij maden uit<br />

de snavel kruipen en schimmels over de doffe veren woekeren.<br />

Het geluid sterft weg.<br />

Opnieuw wordt het water spiegelglad en weerkaatst het<br />

de bomen en de toppen van de trapgevel*s.<br />

IlO


Arno komt behoedzaam overeind. De laatste meters van<br />

de staart glippen weg onder de volgende brug: een vaalroze<br />

wurgslang, dikker dan zijn dijbeen.<br />

Nu! Voor er weer een monsterrat opduikt.<br />

Hij sprint de brug af. Pas halverwege het nauwe steegje<br />

durft hij te stoppen en hijgend tegen een schutting te leunen.<br />

Hij tuurt naar de opening van de straat, gereed om<br />

verder te vluchten. Zou de rat hem opgemerkt hebben?<br />

De doodse stilte blijft doorgaan. Geen bonkende voetstappen,<br />

geen zware ademhaling.<br />

Hij ontspant zich en laat zijn blik over de tegenoverliggende<br />

muur dwalen.<br />

Die twee dichtgemetselde ramen waarover rode graffiti<br />

zwalkt. Zes keer 'Rico 97' achter elkaar, de ene nog slordiger<br />

gespoten dan de andere. Op de een of andere manier<br />

komt het hem akelig bekend voor.<br />

Heilige Olifant, hij is terug bij de Tempel van de Doodloze<br />

...<br />

+<br />

III


Later, veel later: Arno snelt door de lege straten. Paniek<br />

snoert zijn keel dicht. Hij strompelt en struikelt, zijn <strong>ogen</strong><br />

half blind van de tranen die maar niet willen stoppen.<br />

De roffel van zijn voetstappen is het enige geluid. Nergens<br />

het toeteren van een auto, geen vogelgezang of het<br />

klappen van een deur.<br />

'Hey, hey!' schreeuwt hij. 'Is daar iemand?'<br />

Het kan hem niets meer schelen wie hem opmerkt. Zelfs<br />

een reuzenrat zou een opluchting wezen. 'Alsjeblieft! Kom<br />

naar me toe! Geef antwoord!'<br />

Ik klink precies als die zwervers die op straathoeken<br />

staan te tieren, gaat het door hem heen. Niemand luistert<br />

naar ze. Niemand geeft ze ooit antwoord.<br />

Hij drukt zijn handen tegen zijn gezicht. Dwalen ze door<br />

net zo'n soort stad als ik? Een plaats die niemand anders kan<br />

zien en waar ze volkomen eenzaam zijn?<br />

Arno heeft er geen flauw idee van hoe lang hij daar ineengedoken<br />

in de portiek zat, te ellendig om nog een stap te<br />

verzetten. Twintig minuten, een half uur?<br />

Het is de jeuk vlak boven zijn neusbrug die hem uit zijn<br />

verlamming wekt. Een kriebel die dieper dan zijn huid zit,<br />

helemaal in het roze weefsel van zijn hersenen.<br />

De toekomst, ik ga de toekomst zien!<br />

Hij gaat rechtop zitten, knijpt zijn <strong>ogen</strong> dicht.<br />

Zijn talent valt niet te sturen: het komt en gaat, zo volledig<br />

buiten zijn wil om dat hij er nooit op heeft durven rekenen.<br />

Il2


Twee beelden vormen zich in het kloppende rood. Twee<br />

mogelijke toekomsten: dat is alles wat hij overheeft.<br />

Een is in korrelig zwart-wit, als een ouderwetse film. Hij<br />

huivert. Onmiskenbaar een toekomst die doodloopt.<br />

Een keer eerder heeft hij zichzelf in net zo'n kleurloos<br />

schokkerig beeld op zijn brommer zien stappen. Op een<br />

winterdag dat de straten van de ijzel glinsterden. Zijn<br />

doodsfilm. De toekomst waarin hij zou sterven.<br />

Hij was die dag in zijn bed blijven liggen en had zich ziek<br />

gemeld. Zelfs te voet naar school gaan leek hem te riskant.<br />

In het nieuwe beeld duwt hij de deur naar de Tempel van<br />

de Doodloze open en stapt naar binnen.<br />

Dat is alles.<br />

De korte scène blijft zich mechanisch herhalen, ieder<br />

detail onveranderlijk. Meer valt er niet over de rest van zijn<br />

leven te vertellen. Als hij de poort binnengaat, zal Amo<br />

eenvoudig ophouden te bestaan.<br />

Het tweede beeld siddert en zwiept. Dit is alsof je 's zomers<br />

op het hete asfalt ligt en door een dikke laag van<br />

opstijgende warme lucht tuurt.<br />

Het toont een uiterst onwaarschijnlijke toekomst, begrijpt<br />

hij meteen. Een kans van een op de miljoen.<br />

Maar er zijn kleuren, ook al is het maar het meest uitgebleekte<br />

pastel. Kleur staat voor leven, voor overleven.<br />

Die langgerekte vorm, die in een stompe punt eindigt:<br />

een kerktoren? De Domtoren!<br />

Het beeld wordt ineens scherp. Alsof het hem wil belonen<br />

voor zijn inzicht. Het is inderdaad de Domtoren, ziet<br />

hij, met zijn kroon van spitsen. Het beeld zoomt in en een<br />

fractie van een seconde ziet hij zwaaiende klokken. Rij na<br />

rij: kantelende bronzen bellen en zwiepende klepels.<br />

De vensters op de toekomst knippen uit en de kriebel<br />

boven zijn neusbrug verdwijnt.<br />

II3


Hij blijft doodstil zitten, zijn oren gespitst. In de verte beieren<br />

klokken. Hun geluid is uiterst zwak. Spookklanken, zo<br />

zacht dat het evengoed pure verbeelding had kunnen zijn.<br />

Het ruisen van het bloed in zijn oren klinkt luider. Als zijn<br />

talent hem niet gewaarschuwd had, zou hij de klokken<br />

nooit opgemerkt hebben.<br />

Arno stapt de straat op, draait zijn hoofd.<br />

Het komt van links. Onmiskenbaar van links.<br />

De Dom, denkt hij. Het carillon van de Dom speelt.<br />

Zelfs hier. Dit is Utrecht, ook al is het een Utrecht uit een<br />

nachtmerrie. Er móét een domtoren zijn.<br />

Hij volgt de melodie door kronkelende straten, over<br />

vergulde bruggen met glazen peilers, door een park waarin<br />

de bomen gietijzeren bladeren dragen.<br />

Het klokgebeier zwelt aan als hij op een plein uitkomt,<br />

bereikt een triomfantelijk hoogtepunt.<br />

Ik weet waar ik ben! Die kerk daar met de hoge, smoezelige<br />

glas-in-loodramen: dit is het Janskerkhof.<br />

Hij rent de hoek om. En nu moet ik het ruiterstandbeeld<br />

zien. Van wie was het? Ja, Willibrord.<br />

De bisschop berijdt een reusachtige rat.<br />

Negeer het beeld. Gewoon doorlopen. De Domtoren is<br />

de spil: de plaats waar alle Utrechten1samenkomen.<br />

Deze Domstraat had in zijn eigen stad kunnen liggen, een<br />

bijna perfecte nabootsing. Dezelfde etalages. De City of<br />

Glass met zijn kleurige schalen, zijn bollen waarin spiralen<br />

van ingevangen luchtbellen oplichten. De winkel met peperdure<br />

kunstposters.<br />

Arno kan geen van de uithangborden of opschriften lezen.<br />

Nog steeds heeft hij er geen flauw idee van hoe een A<br />

er uitziet, hoe je een E van een H moet onderscheiden.<br />

Toch komen de letters hem al vertrouwder voor. Het is een<br />

begin.


Ik ben dichter bij mijn eigen Utrecht dan ooit tevoren,<br />

denkt hij.<br />

Het klokkenspel sterft weg. Uit de stilte zwellen nieuwe<br />

klanken aan: de mooiste muziek die hij ooit gehoord heeft.<br />

Een bus toetert. Na een drietal zeldzaam onhandig aangeslagen<br />

akkoorden jammert een stem: 'Nobody knows the<br />

troubles I have seen .. .'<br />

Een krachtig ingedrukte claxon klinkt vlak achter hem,<br />

gierende remmen. Arno werpt zich opzij en belandt met een<br />

huppel sprong op de stoeprand.<br />

'Hé, ken je niet uitkehke! Hejjeh jeh awge soms in je<br />

aggersak sitteh?' De bestuurder geeft hem de vinger, mept<br />

op de claxon. 'Achtelekke gladiool!' voegt hij Amo nog toe<br />

en scheurt dan weg.<br />

Arno had hem wel kunnen omhelzen. Een echt mens! En<br />

ik verstond hem! Hij sprak Nederlands en ik verstond hem!<br />

+<br />

11;


Sissend van ergernis werpt Shaun een nieuw net van paarse<br />

vonken over de maquette, hij kromt zijn duimen, schudt<br />

meteorietengruis in het oosten en het westen.<br />

Niets baat.<br />

De miniatuurhuisjes verschuiven rafelend, klikken als<br />

magneten aan elkaar vast. Het glas buigt met een hoog<br />

gegier en legt zich in een halve cirkel om de binnenstad; de<br />

grachten rechten zich, een dozijn bruggen kruipt klikkend<br />

terug naar hun oude posities.<br />

'Hij is ontsnapt,' zegt Delila. Ze slaakt een theatrale<br />

zucht. 'Magie is ook zo delicaat. Zo onbetrouwbaar.'<br />

Klinkt er spot in haar stem door?<br />

Shaun laat zijn handen zakken. Natuurlijk bespot ze<br />

hem. Ze is Delila. Ontzag of bijgelovige eerbied hoeft hij<br />

van haar niet te verwachten. Of trouw. 'Zie het als een<br />

schaakspel. Dit was gewoon niet meer dan een zet.'<br />

Delila klapt in haar handen. 'Wat zeg je dat mooi! Nog<br />

voor het spel begon, raakte je de keizer al zo goed als kwijt.<br />

De Klauwen kun je intussen geen van beiden meer tegen<br />

Arno gebruiken en nu is hij ook nog uit je droomstad ontvlucht.'<br />

Ze tuit haar prachtige lippen. 'Als het een schaakspel<br />

is, begint het bord aan jouw kant toch lelijk leeg te<br />

raken.'<br />

Het heeft geen zin om kwaad te worden, denkt Shaun.<br />

Of me zelfs maar aan haar te ergeren. Ik heb haar zo gemaakt.<br />

Zodra ze een zwakke plek bespeurt, schiet ze eropaf.<br />

Als een haai die bloed ruikt.<br />

'Word je soms ongeduldig?'<br />

1 1 6


'Ik blijf niet graag sloom in de hoek staan.'<br />

'Goed. De volgende keer dat de telefoon gaat, neem je<br />

op.'<br />

Hij kijkt haar na terwijl ze tussen de flakkerende kaarsvlammees<br />

wegslentert. Delila's schaduwen waaieren alle<br />

kanten uit, de spaken van een reusachtig, traag roterend<br />

wiel van duisternis.<br />

Delila. Seks en dood, liefde en vernietiging.<br />

Het verhaal van Simson en Delila was al duizenden jaren<br />

oud toen het voor het eerst in de Bijbel werd opgetekend.<br />

In eerdere versies was Simson een koning geweest) soms<br />

een veldheer of een machtige magiër. Maar steevast een<br />

dwaas) een door liefde verblinde dwaas. Zoals Delila altijd<br />

de mooiste vrouw van het land geweest was. En zeldzaam<br />

onbetrouwbaar.<br />

Niemand kon Simson weerstaan: hij joeg legers uiteen<br />

alsof het angstig krijsende spreeuwen waren. Met zijn blote<br />

handen wurgde hij leeuwen.<br />

Zijn vijanden huurden een vrouw in, de beeldschone<br />

Delila. Zij boden genoeg zilverstukken om de rug van een<br />

pakezel te breken. Nodig was dat waarschijnlijk niet. Vrouwen<br />

van Delila's soort worden onweerstaanbaar door<br />

macht aangetrokken, maar ze zijn niet van plan een ondergeschikte<br />

rol te spelen. Ze zien mannen als Simson als een<br />

uitdaging. Noem het een spel: is mijn schoonheid en mijn<br />

sluwheid groter dan jouw kracht?<br />

Misschien zijn ze vreselijk teleurgesteld als hun geliefde<br />

inderdaad een onnozele dwaas blijkt. Misschien houden ze<br />

oprecht van hem zolang als het duurt.<br />

Het resultaat is echter altijd hetzelfde: de vernietiging<br />

van hun geliefde.<br />

Toen ze Simson eenmaal in haar bed had gelokt, vroeg<br />

ze hem het geheim van zijn kracht. Bestond er echt geen<br />

enkele manier om hem te verslaan?<br />

117


Driemaal scheepte hij haar af met een leugen, maar ten<br />

slotte wist ze Simson zijn geheim te ontfutselen.<br />

In bed zijn mannen vaak ongelooflijke kwebbels en ver­<br />

tellen ze maar al te graag over hun favoriete onderwerp,<br />

zijzelf.<br />

Al Simsons kracht school in zijn haar, bekende hij haar<br />

ten slotte. Scheer het af en hij was niet meer dan een ge­<br />

woon mens.<br />

Ik herkende je meteen, denkt Shaun. In elke generatie<br />

wordt wel een Delila geboren.<br />

Ze was in zijn armen gestorven. In die smerige steeg van<br />

Bangkoks hoerenbuurt. Hij had haar moedwillig laten ster­<br />

ven, geduldig wachtend tot haar adem stokte en haar hart<br />

na een laatste, koortsachtige roffel stilviel en haar <strong>ogen</strong> zich<br />

omhoogdraaiden.<br />

Het aidsvirus viel gemakkelijker uit een dood dan een<br />

levend lichaam weg te spoelen. Het volgende stadium<br />

vormde geen probleem: Shaun kende een dozijn manieren<br />

om een lijk tot leven te wekken, mits het niet ouder dan een<br />

uur of twee was.<br />

Op zijn hotelkamer dompelde hij haar onder in een bad­<br />

kuip vol ijzig water, waarin hij een hondertal kruiden, de<br />

hoorn van een rhinoceros, druppels kwikzilver en gedroog­<br />

de bloemen van de Kish da Mur strooide. De twee Klauwen<br />

zongen het Lied van Ra, dat zelfs door een dood brein ge­<br />

hoord en begrepen wordt.<br />

De dood is maar een vleugelslag,<br />

een Icorte duisternis.<br />

Ontwaalc in het land<br />

waar de nacht dag is.<br />

In het glorieu{e licht van de ron!<br />

Een halfuur later begon haar hart weer te slaan. Eerst een<br />

uS


aarzelende, hokkende siddering, toen steeds krachtigere<br />

slagen.<br />

Ze opende haar <strong>ogen</strong>. Haar gezicht was glad, een smetteloze,<br />

goudbruine huid: alle zweren waren geheeld.<br />

Zo levend! dacht hij vol ontzag. Zo intens.<br />

Haar levenskracht lag in een schitterende aura om haar<br />

heen, een wolk van twinkelende kristallen naaldjes.<br />

In vergelijking met haar voelde Shaun zich ineens oeroud,<br />

een stoffige mummie die met krakende botten door de<br />

eeuwen schuifelde.<br />

Ik was vergeten hoe het is om jong te zijn.<br />

Het meisje drukte zich uit de badkuip op, stapte soepel<br />

over de rand en schudde het water uit haar korte haar als<br />

een jonge hond. Ze trok haar wenkbrauwen op. 'Wat is dit<br />

hier?' Haar <strong>ogen</strong> flitsten over de muren, langs de schappen<br />

met verdroogde kruiden, de retorten met kleurige vloeistoffen.<br />

'Een hospitaal?'<br />

Shaun stapte naar voren. 'Zoiets. Voel je gezicht. Luister<br />

naar je ademhaling. Je was doodziek. Stervend. Ik heb je<br />

genezen.'<br />

Het meisje verstijfde, kneep haar <strong>ogen</strong> dicht. 'Ik zag een<br />

blauwe gloed,' fluisterde ze. 'Een tunnel vol rood, rokerig<br />

licht. Ik hoorde de stemmen van de goden. Alleen de doden<br />

... ' Haar <strong>ogen</strong> sprongen open. 'Ik stierf! Ik hoorde mijn<br />

eigen hart stoppen en toen bleef er enkel stilte over. Zwarte<br />

stilte die tot een speldenpunt kromp.'<br />

'Je leeft. Je bent herboren. Je naam is voortaan Delila.'<br />

'Delila?'<br />

'Wees maar niet bang. Ik zal je leren wie je eigenlijk<br />

bent.'<br />

+


Arno's vader buigt zich over het aanrecht, het pun* van<br />

zijn tong tussen zijn tanden, terwijl hij drie piepkleine pa­<br />

relhoentjes met een mengsel van basilicum en gemalen<br />

amandelen volpropt. Met een forse rijgnaald en slagers­<br />

touw naait hij de vogels dicht.<br />

Doordeweeks neemt hij genoegen met glazige aardap­<br />

pelen of een half rauwe hamburger, 's zondags staat hij ech­<br />

ter op een zes-gangendiner. En omdat hij de enige is die het<br />

verschil tussen een frikadel en Elzasser F einwurst kent,<br />

zwaait hij 's zondags de scepter in de keuken.<br />

'We beginnen met een gezeefde pindasoep met een<br />

vleugje madeira,' begint hij zodra Arno de keuken instapt.<br />

'Daarna toostjes met gerookte steur en . . . '<br />

'Dat klinkt heerlijk,' zegt Arno. 'Eh, pa? Hebben we nog<br />

fo to's van vroeger? Van toen ik een baby was?'<br />

'Stapels. Plakboeken vol, vermoed ik. Ik had je moeder<br />

net een camera gegeven, zo'n automatische. Je kon geen<br />

scheet laten of ze legde het vast. Klikkerklik, klik, klik.' Hij<br />

likt aan de pollepel. 'Hoezo?'<br />

'Een project op school. Voor tekenen moeten we een<br />

zelfportret maken. Een van toen we nog klein waren en een<br />

van zoals we er nu uitzien.' Voor een instantleugen klinkt<br />

het redelijk overtuigend. 'Waar vind ik die plakboeken?'<br />

:Geen flauw idee. Vraag het je moeder.'<br />

'Bovenste plank,' zegt zijn moeder. 'Naast mijn mappen<br />

met droogbloemen. Ze zijn lichtblauw.'<br />

120


Foto's genoeg. Honderden. Hij ziet een baby met een fop­<br />

speen in de wieg liggen, kraaiend in een badje rondplenzen.<br />

De baby zwelt op tot een dreumes, een peuter, een kleuter.<br />

Nee, zijn jeugd is uitputtend gedocumenteerd. De<br />

Doodloze kan de trap op met zijn 'je hebt geen vader of<br />

moeder'.<br />

Hij slaat het laatste babyboek dicht.<br />

En aarzelt.<br />

Foto's bewijzen niets. Ze hoeven niet eens vervalst te<br />

zijn. Alle baby's lijken op elkaar. Oké, ik heb hier drie<br />

boeken met babyfoto's, maar zijn het fo to's van mijzelf?<br />

Hij bestudeert zijn reflectie in de ruit.<br />

Ik heb een vrij grote neus. Niet echt groot. Toch, een<br />

indianenopperhoofd zou er geen bezwaar tegen maken.<br />

Mijn ouders hebben eerder een ondermaats model, nog net<br />

geen dopneusjes. Mijn haar is bruin. Het krult. Voor vader<br />

grijs werd. had hij blond haar. Mijn moeders haar is zwart,<br />

van dat diepe zwart met een blauwige glans en het is even<br />

steil als dat van mijn vader.<br />

grijs.<br />

Ik heb bruine <strong>ogen</strong>. Die van mijn ouders zijn blauw en<br />

Houd op! Dit is precies het soort gedachten dat die lui<br />

willen dat ik heb. Die hebben niets liever dan dat ik door­<br />

maal tot ik niets en niemand meer vertrouw.<br />

En toch . .. En toch . ..<br />

Met de grootste tegenzin slaat hij het album weer open.<br />

Geen foto's van zijn geboorte. Zegt niets. Misschien was<br />

dat vroeger geen gewoonte om elke wee vast te leggen tot<br />

het bloederige hoofdje uit de vagina schuift.<br />

Pas een kwartier later realiseert hij zich wat hem dwars­<br />

zat. Al die foto's van hem en zijn trotse ouders. Hij zit op<br />

schoot, kruipt onder de benen van zijn vader door. En niet<br />

één keer, echt geen enkele keer, kijkt hij in de camera als hij<br />

en zijn ouders op dezelfde foto staan . . .<br />

121


Het kan nog steeds toeval wezen. Wie niet in toeval<br />

gelooft, wie denkt dat alles een reden moet hebben, maakt<br />

het zichzelf verdraaid moèilijk.<br />

Er is een andere manier om het te benaderen.<br />

De oude vakantiealbums liggen in een doos op zolder. Arno<br />

controleert het jaartal dat met zwarte viltstift op de rug<br />

geschreven is en blaast het stof van het kunstleer.<br />

J a, hij heeft het juiste album. Hij werd aan het eind van<br />

de zomer geboren en dit boek gaat over hun vakantie in<br />

Frankrijk, een maand eerder.<br />

Hij herinnert zich nog dat zijn vader het er een keer over<br />

had. '0, Arlette liep als een waggelend nijlpaard rond, een<br />

buik om u tegen te zeggen. Ergens vonden we het wel een<br />

beetje riskant. Maar och, in Frankrijk hebben ze ook goede<br />

ziekenhuizen en het was onze eerste vakantie in vijf jaar.'<br />

De foto's kleven op een permanent klevende lijmlaag en<br />

worden door een tussenblad van doorzichtig plastic afgedekt.<br />

De lijm is intussen lelijk vergeeld en het plastic vertoont<br />

bobbels. Duidelijk geen systeem dat voor de eeuwigheid<br />

bedoeld is.<br />

De laatste foto van het album toont zijn moeder terwijl<br />

ze de tent afbreekt. Ze draagt een bikini en een spijkerbroek<br />

met afgeknipte pijpen, waar de witte rafels vanaf hangen.<br />

Over een maand had ze Arno moeten baren.<br />

Haar buik is zo vlak als een plank.<br />

Arno staart naar de foto. Waggelde rond als een nijlpaard.<br />

Het verkeerde jaar? Wacht, een paar bladzijden terug<br />

hadden zijn ouders kaartjes ingeplakt. Iets van een theatervoorstelling.<br />

Als daar nu een datum op staat?<br />

De kaartjes zijn gestempeld. Allebei. De maand en het jaar<br />

blijven duidelijk leesbaar.<br />

122


Beneden hoort hij zijn moeder door de huiskamer lopen.<br />

Bonkende voetstappen, alsof ze een zwaar gewicht versjouwt.<br />

Waarschijnlijk zet ze gewoon haar naaimachine op<br />

een andere plaats.<br />

Uit de keuken klinkt muziek: de Beatles. Ja, Norwegian<br />

Wood. Zijn vader draait altijd hetzelfde bandje bij het koken.<br />

Twee mensen. Wildvreemden, als hij het album mag<br />

geloven. Niet zijn ouders.<br />

Je echte ouders zijn as en aarde, had de Doodloze hem<br />

toegevoegd. Al meer dan tweeduizend jaar dood.<br />

Hoe kan ik ze recht in de <strong>ogen</strong> zien? Of ook maar iets<br />

tegen hen zeggen?<br />

Bij de zoldertrap aarzelt hij. Het album ligt op het versleten<br />

linoleum, open bij de laatste foto.<br />

Arno pakt het op en steekt het onder zijn arm. De krakende<br />

trap lijkt aanzienlijk meer treden dan anders te hebben.<br />

'Heb je gevonden wat je zocht? ' vraagt zijn moeder.<br />

Arno verstijft. Ze heeft haar naaimachine inderdaad naar<br />

de'werktafel voor het raam versleept en zoomt een blauwe<br />

lap stof. Hij kijkt naar de vrouw die zijn moeder niet kan<br />

zijn en zijn tong weigert te bewegen. Leugenares! denkt hij.<br />

Je bent mijn moeder niet!<br />

Hij knikt en weet een instemmend geluidje uit<br />

'<br />

zijn samengetrokken<br />

keel te wringen.<br />

'Mooi zo.' De vrouw buigt zich over haar snorrende<br />

machine.<br />

123


Meteen heeft hij spij t van zijn reactie. Zij is onschuldig,<br />

ze weet domweg niet beter. Als hij inderdaad een monster<br />

uit een boze droom is, dan heeft hij de betovering opgelegd.<br />

Hij, de keizer, heeft deze mensen wijsgemaakt dat ze een<br />

zoon hebben. Zij zijn de slachtoffers, niet hij.<br />

Hij daalt de trap af en steekt door naar de drukkerij. In de<br />

huiskamer telefoneren zou onverdraaglijk zijn.<br />

Niet dat hij nog verwacht dat hij Deli ooit zal bereiken.<br />

Hij pakt de blauwe telefoon op, drukt het kruisje in voor<br />

een lijn naar buiten.<br />

Deli's kaartje zit nog steeds in zijn achterzak . Lelijk gekreukeld<br />

intussen, maar godzijdank nog steeds leesbaar.<br />

Hij toetst haar nummer in.<br />

Arno wipt van zijn ene voet op de andere terwijl de bl<br />

overgaat. Wees alsjeblieft thuis!<br />

Een klik. 'Met Delila.' Geen achternaam en haar stem is<br />

neutraal als die van een receptioniste.<br />

'Hoi, hallo, ja met mij!' Kalm! Geen ademloos geratel .<br />

'Met Arno, Deli. Arno Groenewegen.' Het is heerlijk om<br />

haar naam te kunnen uitspreken. Ze is zijn geliefde. De<br />

enige die hij nog durft te vertrouwen.<br />

Deli lacht. 'Wat klink jij ademloos! Heb je net een marathon<br />

gerend?'<br />

'Ik heb je een paar keer geprobeerd te bellen.' Een keer<br />

of tien. Maar dat zeg je niet tegen een meisje waar je pas één<br />

keer mee uit geweest bent. AI te gretig is niet cool. Veel te<br />

trouwe-slobberhondachtig.<br />

'Ik kwam net binnen,' vervolgt Deli. Ze klinkt allerminst<br />

meer als een receptioniste . Warm. Niet van dat overdreven<br />

sensuele hese, maar vriendelijk. 'Ik heb mijn jas nog<br />

niet eens uit.'<br />

Rustig blijven, zegt Arno tegen zichzelf. Gewoon doorkletsen<br />

en kwebbelen. Schrik haar niet meteen af met een<br />

verward verhaal. Gekken liggen slecht in de markt.


'Waar was je?'<br />

'0, mijn tante in Slochteren. Ze houdt nertsen. Om de<br />

pelzen.'<br />

'Aha.'<br />

'Ze snijdt ze eigenhandig de strot door en stroopt hun<br />

pels af. Haar schort zat onder de bloedspetters toen ze me<br />

opendeed.'<br />

Arno hoort haar amper. 'Kun je bij me langskomen?<br />

.<br />

Nu?'<br />

Het blijft even stil. 'Ik heb nog niet gegeten.'<br />

Op de klok boven de rekken met papier ziet hij dat het<br />

half zes is. 'Dan gaan we uit eten. Waar je maar wilt. Ik<br />

betaal.'<br />

'Dat hoor ik graag. Een echte heer. Waar woon je?'<br />

Arno legt de hoorn neer. Ze komt! Hij heeft geen fa milie<br />

meer, maar Deli kan dat gat opvullen. Ze kunnen samen<br />

wegvluchten. Weg van alles, uit zijn veel te ingewikkelde<br />

leven. Hij hoeft niemand meer te zijn: geen Arno Groene­<br />

wegen en geen keizer. Alleen maar Deli's vriend, haar man.<br />

Fragmenten van een tiental videoclips tollen door zijn<br />

brein. Een jongen en een meisje op een blikkerend wit<br />

strand, voor altijd lachend achter elkaar aan rennend tussen<br />

blauwe zee en wuivende palmen. Deli en hij arm in arm<br />

voor een reusachtige vergulde olifant. Deli en hij dansend<br />

op het Rode plein, omringd door handenklappende militai­<br />

ren, die met flessen wodka zwaaien.<br />

Het liefst zou hij in het halletje wachten, zijn oren gespitst,<br />

zijn hand gereed om de deurklink open te rukken.<br />

Niet cool. Zeer beslist niet cool.<br />

Natuurlijk zit hij net op de wc als de deurbel gaat. Hij<br />

heeft het echt zo lang mogelijk geprobeerd uit te stellen, tot<br />

zijn blaas zo ongeveer op knappen stond.


Hij rukt zijn broek omhoog en boldert de trap af.<br />

Te laat)ziin moeder heeft de deur al open: ze moet net in<br />

de kast onder de trap aan het rommelen zijn geweest.<br />

'Arno! Bezoek voor jou.'<br />

Arno dwingt zich om de laatste treden één voor één te<br />

nemen.<br />

'Hoi, Deli.'<br />

Ze draagt een wit mantelpakje van een of andere glanzende<br />

stof, dat er allemachtig chic uitziet. Een parelketting<br />

om haar nek. Bescheiden gouden oorknopjes.<br />

Zo'n kostuum zou de meeste meisjes meteen tot een volbloed<br />

trut je bestempelen: bij Deli werkt het anders. Het<br />

heeft iets spottends, bijna plagerigs. Zo van: kijk mij nu<br />

eens: ik heb me helemaal verkleed als het meisje waar een<br />

jongen bij zijn ouders mee kan aankomen.<br />

Misschien heeft hij het echter wel helemaal mis en heeft<br />

Deli stinkend rijke ouders en zijn dit Deli' s normale kleren.<br />

Maar goed dat ze me vrijdagnacht niet mee naar huis<br />

wilde nemen, denkt hij. Ik in mijn heavy metal-motorjack<br />

met verchroomde doodskoppen en die nep tatoeage op mijn<br />

arm. Hun butler zou me niet eens binnengelaten hebben.<br />

'Dit is mijn moeder,' zegt Arno.<br />

De twee vrouwen schudden elkaar de hand. 'Arno heeft<br />

het over je gehad,' zegt zijn moeder.<br />

Als dat zo is, dan kan hij zich er niets meer van herinneren.<br />

Deli lacht. 'Mooi. Dan zijn jullie al gewaarschuwd.'<br />

,Je kunt mee blijven eten!' roept Arno's vader van boven.<br />

'Er is meer dan genoeg.'<br />

Hij staat op de overloop en Arno kan wel door de grond<br />

gaan. Zijn vader heeft dat belachelijke schort aan met ' Als<br />

je liever een hamburger hebt, moet je het maar zeggen!!!'<br />

Het ergste is nog dat Arno hem dat schort zelf heeft gegeven,<br />

twee verjaardagen terug.<br />

126


En dan denkt hij : waar maak ik me druk over? Die man<br />

is mijn vader niet. Ik heb geen vader.<br />

'We gaan zo in de stad eten.' .<br />

'Hier staat anders een zes-gangenmenu klaar. Echt, het<br />

is geen enkel probleem.'<br />

Arno's moeder werpt hem een waarschuwende blik toe.<br />

'Maar ze willen natuurlijk ergens heen. Rustig met el­<br />

kaar praten.' Hij haast zich terug naar de keuken.<br />

'Ik wil je iets laten zien,' zegt Arno tegen Deli zodra hij de<br />

deur van zijn kamer achter zich dichtgetrokken heeft. Hij<br />

opent het album.<br />

Deli trekt haar wenkbrauwen op. 'Babyfo to 's?'<br />

Arno ploft op de bank neer en klopt op de zitting. 'Ge­<br />

loof je in . . .' Hij likt zijn lippen. 'In magie? Dat er hele<br />

vreemde dingen kunnen gebeuren?'<br />

'Mijn eerste negen jaar woonde ik in Thailand. Als je<br />

niet in geesten geloofde, werd je voor gek versleten.' Ze<br />

legt een hand op zijn been, knijpt. 'Vertel op.'<br />

Deli ijsbeert door de kamer. 'En die mannen, ze zeiden dat<br />

je de keizer wás? Ik bedoel, in levenden lijve? Niet dat de<br />

keizer in jou herboren werd ? Je zit in een lichaam dat al<br />

duizenden jaren oud is?'<br />

Arno knikt. 'Mijn eigen herinneringen zijn vals, zeiden<br />

ze. Ik ben de keizer. Arno heeft nooit bestaan.' Hij durft<br />

haar niet aan te kijken. 'Geloof je me?'<br />

'Ik geloof dat er inderdaad iets vreemds aan de hand is.<br />

Magie ongetwijfeld. Of ze de waarheid vertelden?'<br />

Ze trekt de foto van Arno's hoogst onzwangere moeder<br />

los en schuift hem in zijn borstzakje. 'Draag dit bij je.'<br />

'Als jij dat zegt. Maar waarom?'<br />

'Gewoon een voorgevoel. Soms . .. ' Ze spreidt haar han­<br />

den. 'Ah. Ik weet niet. Gewoon een voorgevoel.'


Ze zet haar handen in haar zij, heft haar kin op. 'Dit is<br />

Thailand niet, Arno. We leven niet in het China van weet ik<br />

hoeveel eeuwen geleden. Als magie hier al werkt, kan het<br />

toch niet erg effectief zijn. Het moet zijn beperkingen hebben.<br />

Weet je wat je doet? Morgen ga je naar de redactie van<br />

de krant. Ze bewaren de oude nummers vast wel ergens.<br />

Misschien op microfilm of een cd-rom. Zoek je eigen geboorteaankondiging<br />

op.'<br />

1 28<br />

+


30<br />

Het is nog zwoel in de stad. Hoewel de zon al onder is,<br />

stralen de muren nog warmte uit. De straten ruiken naar<br />

hete baksteen en stof.<br />

Ze slenteren de Oude Gracht af: Arno heeft zijn arm om<br />

DeIi's schouders geslagen. In de boomtoppen hoort hij de<br />

eerste nachtvogels zingen. Twee keer dart er zelfs een<br />

vleermuis langs, een hotsend, tuimelend flardje duisternis.<br />

'Een beetje vol op de werf terrasjes,' zegt Deli. 'Als we<br />

aan de gracht gaan zitten, krijgen we ons eten niet voor<br />

middernacht. '<br />

'Verderop zijn nog meer restaurants. In het stille stuk.'<br />

'Wat denk je hiervan?' vraagt Deli.<br />

'Een Chinees restaurant?'<br />

'Wie de draak wil temmen, moet hem aan zijn tong trek-<br />

'<br />

ken.'<br />

'Is dat een Thais spreekwoord? '<br />

'Zoiets. ' Ze knikt naar de Chinese karakters op de ruit.<br />

'Kun je dit lezen? '<br />

Hij werpt een blik op de ingewikkelde patronen, de ge­<br />

kromde rechthoeken en zwiepers. 'Nee, het zegt me niks.<br />

Het is weg.' Hij voelt en diepe opluchting: tot nu toe heeft<br />

hij zorgvuldig vermeden om naar de Chinese opschriften<br />

van de restaurants te kijken. 'Zover ik weet staat daar: hier<br />

eet u de heerlijkste paardenvijgen in zoetzure saus.'<br />

Deli giechelt. 'Dan heb ik toch liever een hamburger met<br />

drie uitroeptekens. '


'Wilt u aan het raam zitten?' vraagt de ober.<br />

'Bij de fontein) graag,' zegt Deli. 'Ik heb iets met fonteinen.<br />

,<br />

'Deze tafel is nog vrij.' De ober trekt een stoel achteruit<br />

voor Deli. 'Ik zal zo extra bestek brengen.'<br />

'Hoezo? Er is al voor twee gedekt.'<br />

'Jullie waren toch met zijn drieën? Een wat oudere man<br />

met een snor?'<br />

'Er was niemand anders!' Arno's stem slaat over. 'We<br />

kwamen met zijn tweeën binnen!'<br />

De ober kijkt om zich heen) klakt met zijn tong. 'Ik moet<br />

mij vergist hebben) meneer. Sorry.'<br />

Zodra de ober zich afwendt) grijpt Arno Deli's hand vast.<br />

'Hij zag hem!' fluistert hij. 'Hij zag de keizer!'<br />

Deli knikt alleen. 'Hij moet het derde oog hebben.'<br />

'Wat?'<br />

'Een geestesziener,' verduidelijkt ze. 'Bij ons in het dorp<br />

woonde vroeger ook een vrouw die dat kon. De spoken<br />

moeten dat hinderlijk gevonden hebben. Op een ochtend<br />

werd ze gewurgd op de bodem van de waterput gevonden.'<br />

Ze pakt het menu op. 'Laten we bestellen. Ik rammel.'<br />

Amo laat haar hand los. 'Deli, blijf bij me.'<br />

'Ik ben hier toch?'<br />

'Vannacht) bedoel ik. Mijn ouders doen daar nooit moeilijk<br />

over.'<br />

'Die van jou misschien niet.' Ze staat op. 'Ik zal even<br />

bellen.' Ze woelt met haar hand door zijn haar. 'Ik ben zo<br />

terug, stuk.'<br />

Bij de tweede rinkel wordt opgenomen.<br />

'Het werkt)' zegt Deli. 'Het was ook wel een erg elementaire<br />

bezwering. Hoe kwam je trouwens aan die foto van<br />

hem? Ah, ik snap het.'<br />

13°


'J a, de hele nacht.'<br />

'Welnee. En ik heb je trouwens nog wat extra werk bezorgd.<br />

Hij gaat morgen zijn eigen geboorteadvertentie opzoeken.<br />

Ja, bij de krant. Welke? Hoe moet ik dat weten?<br />

Waarom ik dat deed? Ach, Shaun, dat ligt toch voor de<br />

hand? Hij denkt nu dat er een uitweg is. Een manier om te<br />

bewijzen dat hij inderdaad geboren werd. En als jij nu ... '<br />

Ze houdt de hoorn iets verder van haar oor en trekt een<br />

grimas. .<br />

'Nou kijk, wat ik dacht: als je hem eerst hoop geeft, komt<br />

de klap des te harder aan. De nekslag. Net wat de keizer<br />

nog nodig heeft.<br />

Kom op, Shaun, als je al die foto's hebt kunnen vervormen,<br />

dan is een naam toch een makkie?<br />

0, prima. Zie je morgen.'<br />

'Het is oké,' zegt ze tegen Arno. 'Alleen moet ik er morgenochtend<br />

vroeg uit. Half zeven.'<br />

'Je werk?'<br />

'Ik haat maandagochtend.' Ze roert met haar vingers in<br />

het vijvertje. Twee goudvissen glijden onder de cirkel van<br />

hopsende luchtbellen rond de fontein vandaan en snuffelen<br />

aan haar vingers.<br />

'Het lijkt wel alsof ze je kennen,' zegt Arno.<br />

'Prinsessen herkennen elkaar.' Deli droogt haar hand<br />

aan het tafelkleed af. 'Weet je, Chinezen hadden legendes<br />

. .<br />

over weervIssen.<br />

Arno steunt zijn kin op zijn hand. 'Ah, een verhaal! Ik<br />

ben dol op verhalen.' Op de een of andere manier is het<br />

volmaakt zo. Deli is exotisch genoeg met haar lichtbruine<br />

huid en haar enorme herten<strong>ogen</strong> om voor een Oosterse<br />

prinses door te gaan. Zo'n dame uit de Verhalen van Duizend-en-één-nacht.<br />

Ze steekt een sigaret op en blaast twee driehoekige rook-<br />

131


kringen. 'Goed, ik zal je Scheherazade zijn. Luister, 0 sultan.<br />

Lang geleden werd een Chinese edelman verliefd op<br />

een beeldschone dame en dat was tot wederzijds genoegen.<br />

Alleen haastte de dame zich iedere middernacht na het liefdesspel<br />

weg.<br />

Natuurlijk verbood zijn geliefde hem om haar te volgen.<br />

Zo gaat dat in sprookjes. En natuurlijk werd hij na een tijdje<br />

te nieuwsgierig. En misschien ook wel een beetje jaloers.<br />

Hij sloop achter haar aan en zag dat ze een meertje in waadde<br />

en kopje onder ging. Hij wachtte tot de kringen verdwenen<br />

en het water weer spiegelglad werd.<br />

Na een half uur was ze nog niet boven water gekomen.<br />

In die tijd geloofden de mensen hun eigen <strong>ogen</strong> nog.<br />

Geen gedoe van: ben ik soms gek geworden? De edelman<br />

zal niet meer gedacht hebben dan: "0, is ze er zo eentje?"<br />

Wie weet vond hij het zelfs wel een rustig idee. Ze hield het<br />

in ieder geval niet stiekem met een ander.<br />

Toen ze de volgende ochtend aan de rand van het bos<br />

verscheen, omhelsde de edelman haar. "Ik zag je het water<br />

in lopen en ik weet dat je geen mens bent. Voor mijn gevoelens<br />

maakt dat niets uit. Watergeest, rivierdraak, ik hou van<br />

je. Word mijn vrouw!"<br />

"Dat valt te regelen," sprak zijn minnares. "Ik zal je<br />

huwen op voorwaarde dat je me nooit vraagt wat ik in<br />

werkelijkheid ben. En als je me waarlijk liefuebt, zul je er<br />

ook nooit achter proberen te komen."<br />

Zij spraken af om drie maanden later te trouwen. De<br />

edelman was van hoge geboorte, met talloze verplichtingen<br />

en drie maanden was het absolute minimum om zo'n feest<br />

voor te bereiden.<br />

De grote 'dag brak aan. Heel vroeg in de ochtend, nog<br />

voor zijn toekomstige gade zou komen opdagen, inspecteerde<br />

de edelman de keuken. Hij wilde dat hun huwelijksfeest<br />

perfect zou verlopen en geen van de gasten iets tekort<br />

zou komen.<br />

132


De chefkok ging hem voor, langs tafel na tafel. Geroosterde<br />

stekelvarkens, een kers op elke stekel, hun zorgvuldig<br />

uitgeknepen darmen gevuld met gevorkte cobratongen,<br />

merels in zuur, honderdjarige eieren.<br />

"Dit is mijn pronkstuk," sprak de kok. "De hemelingen<br />

hebben ons gezegend, want zo'n formidabele vis zie je maar<br />

eens in je leven."<br />

Op de grootste tafel lag een anderhalve meter lange<br />

snoek uitgestald in een garnering van mierikswortel en wilde<br />

kervel. In het eerste ochtendlicht glansden zijn schubben<br />

in alle kleuren van de regenboog. "Een half uur geleden<br />

bracht een visser mij dit wonder." Bijna liefdevol aaide de<br />

kok over de gehaakte rugvin. "Ik betaalde hem een goudstuk.<br />

Wat nog een koopje is voor zo'n edel dier. Het moet<br />

honderden jaren oud zijn."<br />

De edelman complimenteerde hem en wandelde toen<br />

naar de rand van het bos.' Deli gebaart met haar sigaret.<br />

'Waar hij op zijn geliefde bleef wachten. En wachten.' Ze<br />

tikt de askegel af. 'Ah, daar komt onze haaienvinnensoep.'<br />

'Een griezelverhaal,' zegt Arno goedkeurend. 'Ik was<br />

even bang dat ze nog lang en gelukkig zouden leven.'<br />

'Vergeet het maar. Als er magie in voorkomt, kruipt de<br />

nacht binnen. Alle magie wortelt in de duisternis en liefde is<br />

zelden sterker dan haat en hebzucht.'<br />

'Was het niet beter geweest als hij haar herkend had? De<br />

<strong>ogen</strong> van de snoek bijvoorbeeld. Dat die er precies zo uitzagen<br />

als die van zijn minnares?'<br />

Deli schudt haar hoofd. 'Nee, dit is wreder. Nu blijft hij<br />

de rest van zijn leven naar haar zoeken en zal hij nooit meer<br />

een andere vrouw aanraken.'<br />

'Is dat niet wat overdreven?'<br />

'Als je met een magisch wezen gevreeën hebt, zul je<br />

nooit meer genoegen nemen met een gewone vrouw.'<br />

133


Buiten zeilt de maan in een veld van zilverige wolkjes: een<br />

reusachtige parel in een school hemelse sardientjes. Er is<br />

magie, maar het zit enkel in zijn hoofd. Verliefdheid maakt<br />

alles magisch. Geen van de trapgeveltjes vertoont de minste<br />

neiging om te veranderen, de grachten blijven op de juiste<br />

plaats, geen straat buigt in een onverwachte hoek en als hij<br />

een rat ziet langszwemmen, is het dier niet groter dan zijn<br />

hand.<br />

'Deli?'<br />

'Vertel op.'<br />

'Alleen dit.' Hij legt zijn handen op haar billen en trekt<br />

haar tegen zich aan. Hij kust haar opgeheven lippen. 'Je<br />

blijft toch echt?'<br />

Ze grinnikt. 'Tot middernacht. Daarna duik ik de gracht<br />

. ,<br />

weer 10.<br />

1 34<br />

+


JI<br />

Arno hoort de wekker wel, een afgrijselijk geratel: wakker<br />

worden wil echter niet erg lukken. 'Al tijd?'<br />

'Ik ben bang van wel.'<br />

Deli' s warme lijf rolt van hem weg en zijn hand glipt van<br />

haar borst. Een golf koude neemt haar plaats in.<br />

'Nog één kus?'<br />

'Dat gaat nog net.'<br />

'Ik zal je uitlaten.'<br />

'Nee, blijf maar lekker liggen. Het is al krap. Voor jij je<br />

<strong>ogen</strong> opengewrikt hebt, ben ik al op kantoor.'<br />

'Wanneer zie ik je weer?'<br />

'Tegen het eind van de middag. Ik kan om half vier van<br />

kantoor. Bel me. Ik zet je wekKer op half acht, goed?'<br />

'Prima.'<br />

'Hé, je gaat nog naar de krant, ja?'<br />

'Oké.' Hij hoort de deur achter haar dichtklikken. Hoe<br />

heeft ze zich zo snel kunnen aankleden? Ze was hoogstens<br />

een halve minuut uit bed.<br />

Hij rekt zich uit. Het bed lijkt akelig leeg en onzinnig<br />

wijd. Toch maar opstaan? Nee, ik ben nog te slaperig. Veel<br />

te loom. Hij ruikt Deli's geur in de lakens en het doet hem<br />

aan bloeiende vetplantjes denken, aan kleine, gele bloemen<br />

die in de spleten van hoge klippen groeien.<br />

De keuken is leeg. Zijn ouders zijn al aan het werk.<br />

Beneden maakt hij zijn fiets van de lantaarnpaal los. Als<br />

hij zijn brommer pakt, moet hij voor de ruit van de drukkerij<br />

langs en hij wil niet dat zijn ouders hem zien. Hij zou<br />

1 3 5


absoluut niet weten wat hij tegen hen zou moeten zeggen.<br />

Om half negen belt hij de school uit een telefooncel voor<br />

het postkantoor en vertelt dat hij zich vrij beroerd voelt en<br />

vandaag thuisblijft.<br />

'Momentje,' zegt de dame van de administratie. Arno<br />

hoort een zacht geklik door de hoorn.<br />

Waarschijnlijk typt ze mijn naam op haar computer om<br />

te zien of ik een berucht spijbelaar ben. 'Ik kan mijn ouders<br />

ook even geven,' biedt Arno aan. 'Ze zitten hiernaast in de<br />

drukkerij. Ze zijn al aan het werk.'<br />

Het is een veilige gok: hij spijbelt bijna nooit en is zelden<br />

ziek. De school gaat ervan uit dat ook leerlingen baaldagen<br />

nodig hebben.<br />

'Nee, dat is wel in orde. Arno Groenewegen is het toch?<br />

Ik zal het doorgeven. Beterschap.'<br />

Het muziekcentrum, waar de krant zit, is nog zo goed als<br />

verlaten en ruikt naar schoonmaakmiddelen. De enige andere<br />

bezoekers zijn een groep Peruaanse indianen die hun<br />

panfluiten en trommels aan het uitpakken zijn. Een van de<br />

meisjes fluit een reeks schelle noten die door de lege gangen<br />

ketsen.<br />

Arno rammelt aan de deur van de krantenredactie. Op<br />

slot en nergens hangt een kaartje met de openingstijden.<br />

Achterin ziet hij twee mensen met dossiermappen sjouwen.<br />

Hij wuift, maar slaagt er niet in hun aandacht te trekken.<br />

Aanbellen terwijl ze nog dicht zijn, lijkt hem minder<br />

slim. Hij wil hun om een gunst vragen. Hen storen terwijl<br />

ze zo overduidelijk bezig zijn, is een beroerd begin.<br />

Ik probeer het straks nog een keer.<br />

Hij wandelt de Vredenburg af en gaat aan een van de<br />

tafel*s voor Le J ournal zitten. De cafétafel moet de hele<br />

nacht buiten gestaan hebben: op het blad glinsteren dauwdruppels.


'Een koffie verkeerd,' zegt hij tegen de serveerster. 'En<br />

een tosti, graag.'<br />

Ze strijkt een blonde 10k van haar voorhoofd weg. 'Met<br />

ham en kaas?'<br />

Ze moet haar vraag herhalen voor hij knikt. 'Ja, ja. Alle­<br />

bei.' Zijn hoofd voelt nog steeds wollig aan en het lijkt alsof<br />

hij elke gedachte letter voor letter moet uitspellen. Hij heeft<br />

de hele nacht in bed gelegen, oké, alleen was er met Deli<br />

van slapen niet bijster veel gekomen.<br />

Om negen uur zit de deur van de redactie nog steeds dicht.<br />

Hij klopt op het glas, wuift. Een vrouw snelt toe en draait<br />

het slot open.<br />

'Goeiemorgen. Wat kunnen we voor je betekenen?'<br />

'Tja, het is misschien een beetje een rare vraag . . .'<br />

'Daar zijn kranten voor. Onze beste artikelen beginnen<br />

vaak met een onzinnige vraag.'<br />

'Bewaren jullie ook oude kranten?'<br />

'Nee, die nemen onze medewerkers mee voor de katten­<br />

bak.' Een snelle blikkering van intens witte tanden.<br />

'Geintje. Ik snap best wat je bedoelt. Kom binnen. De laat­<br />

ste drie jaargangen staan al op cd-rom.'<br />

'Het is zestien jaar terug.'<br />

'Ay. Sorry, we zijn maar een bijkantoor. Misschien heb­<br />

ben ze zulke oude nog bij de hoofdredactie. Op microfilm.'<br />

Arno's schouders zakken omlaag. Het was ook te ge­<br />

makkelijk. Gewoon een oude krant opslaan en voor eens en<br />

altijd weten dat het allemaal smerige leugens waren. Dat hij<br />

geboren werd en echt bestaat.<br />

'En waar vind ik jullie hoofdredactie?'<br />

'Ze zitten in Houten. Vraag me niet waarom. Houten is<br />

een gat.' Ze houdt haar hoofd iets schuin. 'Als je me eens<br />

vertelde waarvoor je die kranten precies nodig hebt?'<br />

'Het is eigenlijk iets heel stoms. Ik zoek mijn eigen ge-<br />

137


oortebericht.' Hij voelt zich een volmaakte oen. 'Ik, eh,<br />

ik . . .' Nee, niet gaan stotteren! Hij haalt diep adem. 'Het<br />

bewijs dat ik geboren ben.'<br />

Ze lacht niet, iets waarvoor hij haar eeuwig dankbaar zal<br />

blijven. 'Kun je dan niet beter bij het Gemeentehuis langs­<br />

gaan? Bij de Burgerlijke Stand. Daar kun je een uittreksel<br />

uit het bevolkingsregister vragen. Alles staat daarop: je ei­<br />

gen naam, de juiste geboortedatum, de namen van je ou­<br />

ders.' Ze tuit haar lippen. 'Er is niks vreemds aan. Je hoeft je<br />

nergens voor te schamen. Mijn eigen ouders gingen uit el­<br />

kaar toen ik drie was en ik heb mijn moeder sindsdien maar<br />

één keer gezien.' Ze legt een hand op zijn schouder en<br />

knijpt. 'Sterkte.'<br />

Het zit hem niet mee. Als hij voor het gebouw stopt, ziet hij<br />

het meteen. Verhuisd. Dichtgeverfde ramen. Op een trede<br />

van de trap staat een bonte rij lege bierblikjes.<br />

Het is toch niet waar? Alles werkt me tegen!<br />

Achter zijn oogleden branden tranen van hulpeloosheid<br />

en hij knippert ze hoos weg. Doorgaan. Dit is doodgewone<br />

pech. Geen magie, geen kwade betovering. Zoek er niets<br />

achter. Ze zijn verhuisd. In de stad doen ze niet anders.<br />

Hij zet zijn fiets tegen de muur en loopt de trap op. Als<br />

een instelling verhuist, laten ze beslist hun nieuwe adres<br />

achter.<br />

Zie je wel? Achter een van de ruitjes zit een vel papier<br />

geplakt. Over het smoezelige glas loopt een barst. Hij veegt<br />

het stof weg.<br />

'We zijn verhuisd. U kunt ons voortaan op het volgende<br />

adres vinden . .. ' De rest van de fotokopie is weggebleekt in<br />

de zon: van de straatnaam rest weinig meer dan een stel<br />

vage vegen.<br />

'Heeft u een gulden, meneer? Ik zou deze mooie dag<br />

graag met een kop koffie beginnen.' Een zachte, overdre-<br />

138


ven beschaafde stem. Wassenaar, denkt hij automatisch.<br />

Een goudkuststem: zo spreken ministers en directeuren.<br />

Hij draait zich om. De zwerver draagt een grijs colbert<br />

vol vlekken, een overhemd met rafelige mouwen. De poot<br />

van zijn bril is met een plastic roerstaafje en een strook<br />

blauw isolatieband gerepareerd.<br />

Arno reikt in het zijzakje van zijn broek waar hij zijn<br />

muntgeld bewaard. 'Met een gulden komt u niet ver als u<br />

echt dorst heeft.'<br />

Hij geeft hem twee vijfjes. Het heeft niets met medelijden<br />

te maken. Noem het zijn eigen soort magie, Arno's<br />

bijgeloof. Zolang hij maar gul aan elke zwerver geeft, zal<br />

hij zelf nooit op straat eindigen.<br />

'Dat is heel vriendelijk van u.'<br />

Arno steekt zijn hand op. 'Wacht.' Ja, het rode boekje zit<br />

nog steeds in de binnenzak van zijn jas. Hij trekttwee biljetten<br />

van honderd los. 'Hier heeft u wat meer aan.'<br />

De man glimlacht. 'Ah, je bent even rijk als ik vroeger!<br />

Alleen gebruik je het heel wat beter dan ik.' De glimlach<br />

wordt breder. 'Het doet mij oprecht plezier om te zien dat<br />

de nieuwe rijken zich weten te gedragen en niet zo vrekkig<br />

zijn als ik.'<br />

'Weet u soms waar ze tegenwoordig zitten?' Arno gebaart<br />

naar het lege gebouw. 'Ik moet een formulier hebben.'<br />

'Die inlichting kan ik u gelukkig verstrekken. Ze zijn<br />

naar de Arthur van Schendeistraat verkast. Fiets de singel<br />

af. De afslag voor het viaduct.' De man knikt hem vriendelijk<br />

toe. 'Ik sta waarschijnlijk eerder voor de hemelpoort<br />

dan jij. Ik zal een goed woordje voor je doen bij de sleutelbewaarder.'<br />

Hij schudt Arno de hand . 'Van Boetselaere tot<br />

Mercklenroode is de naam. God zegene je, jongen. Nu ga ik<br />

van een heerlijke cappuccino en een genereuze punt appeltaart<br />

met slagroom genieten.'<br />

1 39


De Burgerlijke Stand zit in een nieuwe flatwijk, waarvan<br />

Arno het bestaan niet eens vermoed had. Het gebouw is<br />

zelfs zo recent dat er nog geen graffiti op de muren gespoten<br />

staat. Voor de ingang is een verrijdbaar kantoortje geparkeerd.<br />

Een vrouw steekt haar hoofd uit de deuropening.<br />

'Kom je voor een paspoort? Hier kun je foto's laten maken.'<br />

'Geen paspoort. Ik zal het onthouden voor de volgende<br />

keer.'<br />

'Loket vier,' wijst de man achter de balie. 'De trap af.'<br />

Geen rij: Arno is meteen aan de beurt. Hij geeft zijn<br />

naam en adres op.<br />

'Daar komt hij al,' zegt de dame achter het loket. 'Gaat<br />

lekker snel met al die computers.' Ze scheurt een vel af<br />

'Ziedaar.'<br />

'Bedankt.' Hij vouwt het papier haastig in vieren en snelt<br />

de trap op. Buiten merkt hij dat hij zweet als een rund. Zijn<br />

armen en benen tri1len en hij kan amper overeind blijven.<br />

Nu zal ik het voor eens en altijd weten. De waarheid.<br />

Magie is iets ouderwets en geniepigs. Het is ondenkbaar dat<br />

je een computer kunt betoveren of een zacht zoemende laserprinter.<br />

Hij zet zich op een betonnen muurtje en vouwt het papier<br />

open.<br />

De bovenste regel begint met zijn geboortedatum, gevolgd<br />

door 'zoon van Arlette Groenewegen-de Klerk en<br />

J acob Herman Groenewegen.'<br />

Het eerste stuk van de regel blijft blanco, een strook<br />

schreeuwend wit waar zijn eigen naam had moeten staan.<br />

Ik besta niet. Arno is een leugen.<br />

+


32<br />

Arno komt overeind en begint te lopen. Grote, zwalkende<br />

stappen. Hij loopt als een dronkenlap, zonder op of om te<br />

kijken. Het is louter geluk dat hij niet wordt geschept als hij<br />

de drukke singel pardoes oversteekt.<br />

Ze hadden gelijk. Arno Groenewegen is een verzinsel,<br />

niet meer dan een vermomming van de keizer. Al mijn her­<br />

inneringen zijn vals, een truc om de vijanden van de keizer<br />

te misleiden.<br />

Hij herinnert zich het gesprek met de twee mannen.<br />

'De keizer had machtige vijanden. Zij roofden zijn ge­<br />

heugen en plantten het waandenkbeeld dat hij een eenvou­<br />

dige sterveling was in zijn brein. Lang, eindeloos lang<br />

zwierf de keizer door de wereld, gelovend dat hij niet meer<br />

dan een gewoon mens was. En omdat hij nog steeds een<br />

meester der magie was, vermomde hij zich ook als zodanig.<br />

Als een eenvoudige drukkerszoon.'<br />

Ineens lijkt het alsof zijn gedachten veranderen. Scherp<br />

en helder worden ze, geen wanhoop en angst meer. Geen<br />

spoor van vermoeidheid of onzekerheid. Gedachten als<br />

blinkende messen, als ketsende vonken zonlicht in de rim­<br />

pelingen van een ijzig meer.<br />

Arno verwelkomt die nieuwe helderheid, dat onwrik­<br />

bare zelfvertrouwen. Als ik Arno niet mag wezen, laat mij<br />

dan de keizer zijn.<br />

Ik word wakker, de keizer wordt wakker. Ik trek Arno<br />

uit alsof hij een stel oude kleren is, een muffe mantel.<br />

Ik ben de keizer! Ik ben Tsjin Sje Hwang-ti, voor wie<br />

miljoenen zich in het stof werpen!


Die twee mannen en Shaun de Doodloze: ze beweerden<br />

dat ze mijn vrienden waren. Is dat wel zo? Kan ik ze werke­<br />

lijk vertrouwen? Als je liegt is het vaak slim om zo dicht<br />

mogelijk bij de waarheid te blijven. Is het niet veel logischer<br />

dat zij juist de vijanden zijn die mijn geheugen stalen?<br />

De keizer blijft voor een winkelruit staan en tuurt naar<br />

zijn reflectie in het donkere glas. Arno's gezicht weigert de<br />

juiste vorm aan te nemen. Zijn huid is gebruind, dat klopt.<br />

Alleen is het het verkeerde soort bruin. Over zijn vel hoort<br />

een koperkleurige gloed te hangen en sproeten zijn beslist<br />

een vergissing. Geen snor, en zijn <strong>ogen</strong> blijven de verkeer­<br />

de vorm houden.<br />

Het komt nog wel. Hij is nu aan het vechten tegen zijn<br />

eigen magie. De foto's en het ontbreken van zijn naam op<br />

het uittreksel zijn geen vijandige betoveringen. Ze geven<br />

enkel de grenzen van zijn eigen magie aan. Hij kon blijk­<br />

baar een fotoboek maken met afbeeldingen van een baby<br />

die nooit bestaan had. Of de Burgerlijke Stand wijsmaken<br />

dat zijn moeder een zoon baarde. Om haar ook zwanger af<br />

te beelden en Arno's naam in de computer te krijgen, ging<br />

blijkbaar zijn krachten te boven. Misschien had hij er ook<br />

gewoon niet aan gedacht.<br />

De keizer slentert over de Oude Gracht. De uithangborden<br />

en winkelnamen op de etalages lijken op een vreemde ma­<br />

nier te flikkeren, te veranderen zonder te veranderen. Het<br />

ene <strong>ogen</strong>blik zijn ze prima leesbaar, Kalmans meubelpaleis,<br />

Café België, om zonder enige overgang in barbaarse letter­<br />

tekens over te gaan, die niets met de Chinese taal van doen<br />

hebben.<br />

Hij stopt voor een restaurant. De naam 'De Chinese<br />

Muur' is het enige stuk dat leesbaar blijft. De rest bestaat uit<br />

van die westerse kriebels.<br />

Heel diep in zijn brein bespeurt hij nog een rest van


Arno. Hij stelt zich de jongen voor als een piepklein poppetje,<br />

een verfrommeld poppetje dat in een kerker van roze<br />

hersenweefsel gevangenzit.<br />

Ik heb je niet meer nodig, Arno. Je bent een verzinsel,<br />

een rol die ik een tijdje gespeeld heb.<br />

Het blijft hinderlijk dat hij zich nog steeds zo weinig van<br />

zijn echte verleden herinnert. Hij moet onsterfelijk zijn of<br />

zo goed als. Meer dan tweeduizend jaar komt er in ieder<br />

geval aardig bij in de buurt.<br />

Er was iets met een spiegel, peinst de keizer. De spiegel<br />

vormde op de een of andere manier de sleutel tot zijn onsterfelijkheid.<br />

Hij wrijft over zijn bovenlip: hij kan de snor, die er toch<br />

beslist moet groeien, nog steeds niet voelen.<br />

De spiegel. Een bronzen spiegel.<br />

Zijn geheugen komt terug. Het is net een reusachtig<br />

wandtapijt, dat zich maar blijft ontrollen en ontrollen. Een<br />

tapijt vol gaten en rafelige gouddraden.<br />

Het is zo overduidelijk incompleet, niet meer dan een<br />

schets van wat een geheugen zou moeten zijn.<br />

Geen onsterfelijkheid. Ik stierf. Ik stierf tientallen keren.<br />

De schok is enorm. Ik besta niet echt. Ik ben niet meer<br />

dan een geest, een flard mist. Dit lichaam is niet van mij. Ik<br />

heb het gestolen.<br />

Uiterst voorzichtig probeert hij Arno terug te vinden in<br />

zijn brein. Even voorzichtig als een soldaat die een op<br />

scherp staande landmijn opgraaft. Ja, daar. Gedachten die<br />

niet de zijne zijn. Arno lijkt nog steeds een klein poppetje,<br />

dat klopt. Maar niet machteloos.<br />

Als Arno de waarheid doorkrijgt, kan hij mij vernietigen,<br />

beseft de keizer. Hij is nog steeds eindeloos veel sterker<br />

dan ik. Ik kaatste van spiegel naar spiegel en bij elke<br />

reflectie verloor ik een deel van mijzelf. Ik ben zwak. Gruwelijk<br />

zwak.<br />

143


Hij stopt bij het eerstvolgende café en draait een nummer.<br />

Shaun heeft de hoorn te pakken voor de telefoon goed en<br />

wel overgaat. Het heeft zijn voordelen om in de toekomst te<br />

kunnen kijken.<br />

'Je bent terug,' zegt hij plompverloren.<br />

'Niet echt.' De stem van de keizer klinkt te laag, te hees,<br />

denkt Shaun. Pas als zijn slaaf een lichaam een paar maanden<br />

bezit, komt de oude stemklank terug, de juiste manier<br />

van spreken. 'Arno heeft julIie leugens geloofd. Hij denkt<br />

dat hij de keizer is. Dat hij mij altijd geweest is. Maar hij kan<br />

mij nog steeds vernietigen. Als hij werkelijk wil.'<br />

'Hoe bedoel je?'<br />

'Stel dat hij besluit dat hij gek is geworden? Als ze hem<br />

in een inrichting opnemen, hem vol drugs spuiten? Ik heb<br />

de rest van mijzelf nodig! Al mijn herinneringen!'<br />

'Kom naar de Tempel van de Doodloze. We kunnen je<br />

helpen.'<br />

'Waar zit de Tempel? Mijn geheugen.' Hij stoot een<br />

vreugdeloze lach uit. 'Gatenkaas. Het enige dat ik nog<br />

weet, is dat ik bijna niets meer weet.'<br />

'Ik zal je naar ons toe leiden. Begin gewoon te lopen.<br />

Elke weg is de juiste.'<br />

+


33<br />

Vergelijk het met het ontwaken uit een droom. De droom<br />

van een slaapwandelaar. Geleidelijk worden Arno's gedachten<br />

helderder, hoewel hij nooit helemaal wakker<br />

wordt. Arno voelt het bonken van zijn voetstappen op de<br />

harde stoeptegels. Uit de gracht klinkt het getoeter van een<br />

motorboot, een hees geloei dat eerder bij een zeeleeuw dan<br />

een vaartuig hoort.<br />

Hij kijkt de gevels langs, het spiegelende water. De Bemuurde<br />

Weerd: hij staat voor de deur van de drukkerij.<br />

Ik ben thuis.<br />

Niet thuis, komt een tweede gedachte. Dit is de Tempel<br />

van de Doodloze niet.<br />

Hij fronst zijn voorhoofd. De woorden klonken ... verkeerd?<br />

Je eigen gedachten hebben altijd een bepaalde<br />

klank. Als je denkt, spreek je eigenlijk tegen jezelf en je<br />

gebruikt je eigen stem.<br />

- Dit is je huis niet. Probeer maar.<br />

Het is mijn echte ik, begrijpt hij. De keizer. Natuurlijk<br />

woon ik hier niet. Ik ben Arno niet.<br />

- Probeer maar. Pak je huissleutel.<br />

Waarom niet? Als ik niet naar mijzelf luister, naar wie<br />

dan wel? Arno vist zijn sleutelbos uit zijn jaszak en steekt de<br />

huissleutel in het slot. Hij past niet. Van geen kanten.<br />

Magie en goochelen verschillen weinig. Allebei berusten ze<br />

op misleiding en bedrog en het is een stuk gemakkelijker als<br />

je in het hoofd van je slachtoffer zit. De keizer ziet hoe Arno<br />

de sleutel van zijn beugelslot uit de voordeur trekt.<br />

145


- Je hoeft geen Arno meer te zijn. Kom.<br />

Arno knikt met een wazige blik in zijn <strong>ogen</strong> en steekt de<br />

sleutelbos terug.<br />

Ditmaal ziet Arno de stad daadwerkelijk veranderen. Er is<br />

geen sprake van heimelijke verschuivingen, van straten die<br />

geleidelijk onbekender en onbekender worden.<br />

De huizen springen achteruit, het meer voor de sluis<br />

versmalt zich en krimpt tot een kier tussen de straatstenen.<br />

Arno staat midden op een immens brede laan van glimmende,<br />

grijszwarte kinderkopjes. Grachten flankeren de<br />

weg, bewegingloos water zonder een enkele brug.<br />

De hemel gloeit met een eigenaardig duifgrijs vol vluchtige<br />

kleurzwemen. Prachtig. Alsof je in het hart van een<br />

reusachtige parel gevangen zit.<br />

De huizen liggen een halve kilometer weg. Poppengeveltjes.<br />

Madurodamwerk. Alleen de Domtoren is nog even<br />

groot gebleven: een hoekige zuil van bruingrijze steen. Natuurlijk<br />

verandert de Dom niet, denkt hij. De Domtoren is<br />

de spil, de as van alle Utrechten, hoe vreemd je ze ook<br />

droomt.<br />

- Zullen we dan maar? Elke richting is de juiste.<br />

Arno knikt en zet zich in beweging. Deze weg is het<br />

enige dat er van zijn leven is overgebleven. Natuurlijk moet<br />

hij haar aflopen.<br />

Zevenmijlslaarzen, denkt Arno opget<strong>ogen</strong>. Ik loop met zevenmijlslaarzen!<br />

Bij elke stap schieten de straatstenen onder<br />

zijn voeten door en verspringen de huizen. Hij versnelt zijn<br />

pas, begint te rennen. De huizen worden roestrode vegen.<br />

De weg versmalt en loopt uit in een punt. Letterlijk. De<br />

stenen zijn nu amper groter dan mozaïekstukken en de<br />

grachten zou hij met een stap kunnen overbruggen.


Ik ben bij de horizon gearriveerd, denkt hij vol ontzag.<br />

De plaats waar alle lijnen samenkomen.<br />

Hij steekt de binnenplaats over, langs de plataan, de stenen<br />

draken.<br />

In de deuropening wachten zijn vrienden. Shaun de<br />

Doodloze met zijn spiegelende zonnebril, en de twee Klauwen.<br />

Een beweging in de duisternis en een vierde voegt<br />

zich bij de groep.<br />

Hij voelt een steek van vreugde. Alles is nu volmaakt.<br />

Natuurlijk hoort Deli bij hen.<br />

Shaun neemt zijn zonnebril af. Roze parels glanzen.<br />

De dode <strong>ogen</strong> draaien zich in Arno's richting.<br />

'Weet je weer wie wij zijn? Herinner je je ons?'<br />

Arno knikt woordenloos.<br />

Shaun legt zijn hand op Arno's schouder, Deli haakt<br />

haar arm in de zijne. 'Kom: zegt Shaun. 'Je bent thuis. Je<br />

bent veilig. Veel van je herinneringen vervaagden tot mist,<br />

maar wij zullen ze voor je stollen.'<br />

'Je zwaard,' zegt de Doodloze, en Arno pakt het gevest<br />

vast. 'De loden harp, waarmee de zanger je bijná<br />

.<br />

de hersens<br />

insloeg.'<br />

'J e snoer van feniksveren.'<br />

Bij elke voorwerp worden de herinneringen van de keizer<br />

krachtiger en zinkt Arno dieper weg.<br />

Deli haakt een gele mantel los. 'Deze mantel droeg je<br />

toen je je eerste troon besteeg. Prins Cheng noemden ze je.<br />

Je was net dertien.'<br />

Ze legt de mantel over zijn schouders. Haar handen strelen<br />

zijn buik, komen omhoog. 'Ah?' Ze knoopt het borstzakje<br />

open. 'En wat hebben we hier? Iets uit je valse leven?'<br />

Deli houdt de foto uit het vakantie-album omhoog, een<br />

spottende glimlach op haar gezicht. 'Zegt dat je iets? Mijn<br />

keizer, mijn Arno?'<br />

147


'Deli, wat doe je?' Shaun springt naar voren en reikt<br />

naar de foto. Op het laatste moment trekt hij zijn hand<br />

terug.<br />

'Delila! Jij feeks!'<br />

'Je maakte me om de machtigste mannen op aarde te<br />

vernietigen. Arno is niet eens in de running. Jij bent eindeloos<br />

veel machtiger.'<br />

Arno staart naar de vrouw in het rood en groen gestreepte<br />

badpak. De buik van Arno' s moeder spant het badpak<br />

tot seheurens toe: geen mens zou eraan durven twijfelen<br />

dat ze hoogzwanger was.<br />

Arno laat de foto uit zijn vingers glijden. 'Jullie l<strong>ogen</strong>,'<br />

fluistert hij. 'Dit is echt. Echt. Ze was zwanger.' Hij zwiept<br />

de mantel van zijn schouders. 'Ik besta!'<br />

De keizer fladdert door zijn hersens rond, een flard van<br />

tollende, panische gedachten, een vale spookrnot van oude<br />

haat en hebzucht. 'Ik herinner me alles' zegt Arno. 'De·<br />

spiegel in de kastdeur. Je dook uit mijn spiegel op en graaide<br />

naar mijn <strong>ogen</strong>!'<br />

Een schicht van withete haat slaat door zijn ruggengraat<br />

en vult zijn brein. Arno's woede beukt tegen het spookwezen<br />

en het wijkt terug.<br />

'Nee!' jammert een schrille stem. 'Luister naar me!'<br />

Je bent zwak, denkt Arno verbaasd. Iel spinrag en de<br />

stank van rottende kadavers. Meer niet. Ik kan je in stukken<br />

scheuren, verkruimelen. Leugens waren je enige wapen.<br />

Hij voelt de keizer uit zijn hersens vluchten. Uit Arno's<br />

pupillen zwiept een stroom van kleurloze vonken.<br />

Zijn brein is leeg. Het is als de stilte na een eindeloos<br />

irritant gezoem, frisse lucht na dagen in een bedompte kamer.<br />

Als hij opkijkt, leunt Shaun kermend tegen de muur.<br />

Zijn armen en benen schokken. De Doodloze klauwt naar<br />

zijn oogkassen. In de roze parels is het gelaat van de keizer<br />

148


zichtbaar, een geluidloos schreeuwend doodshoofd met een<br />

muil vol kronkelende slangen.<br />

Deli grijpt zijn hand vast, trekt. 'Weg hier!' zegt ze gejaagd.<br />

'Laat ze het maar uitvechten. Ze kennen elkaars<br />

zwakheden te goed. Ik betwijfel het of een van beiden het<br />

zal overleven. '<br />

De huizen drommen samen tot nauwe steegjes. Boven hun<br />

hoofd is de hemel een koepel van peilloos blauw.<br />

Ze stoppen pas als ze aan de rand van de gracht staan.<br />

Deli laat zijn hand los. 'Arno?'<br />

Hij ontwijkt haar blik. Ze heeft hem verraden en hem<br />

niets dan leugens verteld. Maar ze heeft hem ook gered. Hij<br />

likt over zijn lippen. 'Ja?'<br />

'Ik ben een wapen, Arno. Ik sta altijd op scherp. Maar als<br />

je zorgt dat je nooit onzinnig rijk of machtig wordt ... '<br />

'Deli, ik . . .'<br />

'Dan zou ik wel van je kunnen houden. Denk ik.'<br />

Een eerlijk genoeg aanbod. Hij kust haar. 'Ik zal me<br />

proberen in te houden.'<br />

+<br />

149

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!