You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Tais</strong> <strong>Teng</strong><br />
<strong>Dode</strong> <strong>ogen</strong><br />
2000<br />
WOLTERS-NOORDHOFF<br />
GRONINGEN<br />
BULKBOEK<br />
AMSTERDAM
Copyright © 1996 <strong>Tais</strong> <strong>Teng</strong><br />
Uitgegeven met een licentie van Uitgeverij El{enga Amsterdam<br />
Omslagontwerp: Harry de Graaf!<br />
Met advie'{en en hijdragen van Patty Voorsmit<br />
ISBN gOOl 552854
Elke parel is een minuscule graftombe.<br />
Splijt het parelmoer en in het hart van de parel zul je een<br />
dode larve vinden. Het piepkleine roofdier dacht zich te<br />
goed te doen aan het levende vlees van de oester, maar<br />
raakte verstrikt in draden van langzaam stollend parelmoer.
Lang geleden, in een ver land<br />
Lang geleden verkocht de eerste keizer van China zijn ziel<br />
aan de duivel. Bij 'duivel' moet je je natuurlijk geen figum<br />
met hoorns op zijn kop en bokkenpoten voorstellen. Deze<br />
duivel was heel wat angstaanjagender en zijn naam luidde<br />
Shaun. Shaun de Doodloze.<br />
In elk dorp in China stonden wel een paar altaren of<br />
tempels waar duivels vereerd werden. Alleen al in de noor<br />
delijke provincies hadden ze er zo'n zestigduizend.<br />
In die tijd konden de Chinezen je haarfijn uitleggen wat<br />
een duivel was: elk wezen dat bovenmenselijke machten<br />
bezat en nooit stierf.<br />
Shaun voldeed aan beide voorwaarden. Het deed er wei<br />
nig toe dat Shaun ooit als gewoon mens begonnen was. Een<br />
gewoon mens was hij nu beslist niet meer.<br />
Wat de keizer hem in ruil voor zijn ziel vroeg, was het<br />
eeuwige leven.<br />
De duivel stemde gretig toe.<br />
Meer dan tweeduizend jaren verstreken. Het loopt tegen<br />
het einde van de twintigste eeuw. Beiden leven nog steeds.
I<br />
Zaterdagmiddag in Utrecht. Het is stervensdruk op de Oude<br />
Gracht. Elleboog aan elleboog persen de mensen zich<br />
langs Van Dongens kraampje . Ze staan even opeengepakt<br />
als supporters voor de ingang van een stadion.<br />
Ik haat die zaterdagmiddagen! denkt Van Dongen. Nu<br />
ja, nog een halfuurtje en het zit er weer op. Hij haalt diep<br />
adem en brult: 'Drie bossen voor vijf gulden! Prachtige<br />
gladiolen! Drie bossen voor vijf gulden! Nergens zo goedkoop!'<br />
Hij hoort Herman van twee kraampjes verderop precies<br />
hetzelfde roepen en grist een vierde boeket uit de emmer<br />
aan zijn voeten. 'Vier bossen voor vijf gulden!'<br />
Hij buigt zich naar een voorbijganger en duwt hem de<br />
bloemen bijna onder de kin. 'Moet u eens kijken wat een<br />
prachtige bossen, meneer!'<br />
'Dat zal helaas niet gaan, beste man.'<br />
Van Dongen ziet zijn eigen gezicht weerkaatst in de glazen<br />
van een spiegelende zonnebril. Op hetzelfde <strong>ogen</strong>blik<br />
merkt hij het witte stokje van zijn klant op.<br />
Shit, een blinde! En hij met zijn 'moet u eens kijken' .. .<br />
Van Dongen is boven alles zakenman en herstelt zich meteen.<br />
'Ze ruiken ook heerlijk, meneer. '<br />
De man schudt zijn hoofd. 'Nee, sorry, voor mij geen<br />
bloemen. Ze verwelken bijna even snel als mensen.'<br />
Van Dongen luistert echter al niet meer, het schudden<br />
van het hoofd is genoeg. Hij zwaait met zijn bossen. 'Vier<br />
voor een vijfje! Prachtige gladiolen.'<br />
7
De blinde man, Shaun, verplaatst zich opvallend snel doo<br />
de voortschuifelende menigte. Hij stapt in openingen die e<br />
een halve seconde eerder nog niet waren. Shaun de Dood<br />
loze wringt zich langs een toeterend bestelbusje, duikt on<br />
der iemands opgeheven arm door. Je zou bijna denken da<br />
alle anderen de blinden zijn en hij de enige met fatsoenlijkl<br />
<strong>ogen</strong>.<br />
In bepaalde opzichten is dat ook wel zo. Zijn blindenstol<br />
zwiept heen en weer zonder de stoeprand ooit te raken of d(<br />
straatstenen aan te tikken, zenuwachtig als de voelsprie!<br />
van een insect.<br />
Shaun praat onophoudelijk in zichzelf. Hoewel het eer<br />
aanwensel is dat hij persoonlijk nogal irritant vindt, lukt hel<br />
hem niet om ermee te stoppen. De laatste honderd vijftig<br />
jaar kost het hem moeite om helder te denken zonder zijn<br />
lippen te bewegen.<br />
'Vrouwe Dood,' mompelt hij, 'ik ken je. Ik ken je gitzwarte<br />
<strong>ogen</strong>, je ivoren lippen. Al ben je mijn enige minnares,<br />
ook vandaag zul je mij niet kussen.'<br />
Hij zendt zijn geest in de tijd vooruit. Er is niets veranderd,<br />
constateert hij. De dag ligt onveranderd voor hem en<br />
verloopt precies zoals hij het die ochtend voorzien heeft.<br />
Vandaag zal de keizer opnieuw sterven.<br />
Maar eerst .. . Ja, hij is vlak bij de bibliotheek. Nog zes<br />
stappen.<br />
Shaun stopt, heft zijn kin afwachtend op.<br />
Drie meter verderop smakt een plastic emmer tegen de<br />
straat. Witte verf fonteint omhoog en stippelt de stenen. De<br />
verste klodder kwakt precies tussen de schoenpunten van<br />
de blinde man.<br />
'Allemachtig, Geert!' klinkt het uit de hoogte. 'Kijk toch<br />
uit! Die emmer kwam bijna op die kerel terecht. Hij had wel<br />
dood kunnen zijn!'<br />
De andere schilder leunt uit het raam omlaag. 'Het spijt<br />
8
ons vreselijk, meneer. Is er verf op uw kleren gekomen?'<br />
Shaun glimlacht. 'Geen spatje, jongeman. '<br />
Hij heft zijn stok groetend op en loopt door.<br />
+<br />
9
2<br />
Ik moet uit de kantine weg, denkt Arno. Meteen. Anders<br />
gebeurt er iets vreselijks.<br />
'Ah, doe niet zo flauw,' zegt Hamid en hij legt het pak<br />
kaarten op het tafeltje. 'Eén spelle*.'<br />
Arno schudt zijn hoofd. 'Nee, liever niet.'<br />
Hij krijgt dat rare trekkerige gevoel weer, vlak boven<br />
zijn neus. Alsof daar een klein stukje van zijn hersens veel<br />
harder werkt dan normaal is.<br />
Voor Arno's <strong>ogen</strong> verschijnt een wiebelende cirkel die<br />
een meter of drie verder in de lucht zweeft. Het beeld doet<br />
een beetje onecht aan, alsofhet niet meer dan een reflectie in<br />
een ruit is. Hij is de enige die het kan zien, dat weet hij<br />
zeker.<br />
Ik wil dit niet! denkt Arno. Ik wil een gewoon mens zijn,<br />
net als iedereen. Ik wil de toekomst niet zien!<br />
Het beeld wordt duidelijker. De speelkaarten liggen<br />
over de tegelvloer verspreid, een van de stoelen is om<br />
gevallen. Zijn vrienden omringen hem: Hamids gezicht is<br />
van woede vertrokken. Hij grijpt Arno bij zijn T-shirt vast,<br />
rukt hem naar zich toe. 'Valsspeler!'<br />
At;no vangt een glimp op van de klok boven de tapkast.<br />
Bijna vijf uur. Een half uur later dan het werkelijk is.<br />
Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong> en het beeld lost op.<br />
'Jullie spelen om geld,' zegt Arno.<br />
Hamid haalt zijn schouders op. 'Logisch. Anders is er<br />
weinig aan.'<br />
'Als ik speel, komt er alleen maar ruzie van,' zegt Arno.<br />
'Ik win altijd. Ik zou vals moeten spelen om te verliezen.'<br />
10
'Daar geloof ik niks van.'<br />
'Ik win bijna altijd,' geeft Arno toe.<br />
Een van de andere jongens pakt het stapeltje kaarten.<br />
'Bewijs dat maar eens.'<br />
Prompt verschijnt er een nieuw beeld voor Arno's <strong>ogen</strong>.<br />
Arno ziet het tafelblad voor zich, zes kaarten in een waaier<br />
uitgespreid. De klok staat op twee minuten over half vijf.<br />
Langzaam worden de kaarten scherper tot hij zelfs de kleine<br />
koffievlek op de ruiten negen kan zien.<br />
Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong>. De kaarten verdwijnen.<br />
'Oké,' zegt hij tegen de jongen, 'maar dan geen gezeur<br />
meer. Jij kiest zes kaarten en houdt ze zo dat ik ze on<br />
mogelijk kan zien.'<br />
De jongen schudt de kaarten met overdreven grondig<br />
heid en pelt er zes af. 'Roept u maar.'<br />
'Klaver vier, schoppenvrouw, hartenaas, harten twee,<br />
ruiten negen. Moet ik doorgaan?'<br />
De jongen spreidt de kaarten in een waaier op tafel uit.<br />
'Precies goed. Hoe doe je dat? Is het een truc?'<br />
'Een soort truc,' liegt Arno. 'Van een goochelaar ge<br />
leerd.'<br />
'Man, je zou schatrijk kunnen worden!'<br />
'0, vast,' zegt Arno. 'Of met een mes in mijn buik kun<br />
'nen eindigen. Lui die om duizendjes spelen zijn geen spor<br />
tieve verliezers.'<br />
Hij tilt zijn tas met voetbalspullen op. 'Speel ze.'<br />
+<br />
11
3<br />
De blinde man duikt een steegje in, duwt een verveloze<br />
deur open. Shaun belandt op een binnenplaatsje, onder een<br />
plataan met een afschilferende stam. Achter hem rijst de<br />
Domtoren op.<br />
Hij trekt zijn geest uit de toekomst terug, als een her<br />
mietkreeftje dat in zijn slakkenhuis terugkruipt.<br />
De absolute duisternis van het heden omringt hem, voor<br />
het eerst sinds maanden. Een kalme, koesterende duister<br />
nis.<br />
AJleen in het heden is hij blind. Geen licht meer. Enkel<br />
de wind die langs zijn gezicht strijkt, de geur van vochtig<br />
mos en gevallen bladeren.<br />
De Doodloze voelt een diepe vrede, een eindeloos ver<br />
trouwen in zijn eigen kunnen.<br />
Tienduizend keer heeft hij de Dood recht in haar <strong>ogen</strong><br />
gekeken en tienduizend keer heeft hij haar graaiende klau<br />
wen ontweken. Die neerstortende emmer had zijn schedel<br />
als een bros ei kunnen kraken. Hij was echter gewaar<br />
schuwd. Zoals hij altijd gewaarschuwd zou zijn.<br />
Wie de toekomst kent, kan haar veranderen.<br />
Een natuurlijke dood bestaat niet: dat was de grootste<br />
ontdekking van zijn onvoorstelbaar lange leven geweest.<br />
Mensen sterven altijd aan een ziekte, aan geweld, aan een<br />
ongeluk. Zelfs ouderdom is niet meer dan een langzame<br />
vergiftiging, het gevolg van verkeerd voedsel.<br />
Genoeg gepeins! De keizer wacht op hem, zijn dienaar,<br />
zijn slaaf. Over minder dan een kwartier zal de keizer zijn<br />
laatste adem uitblazen. Zoals hij elke eeuw een keer of twee<br />
12
doet. Om in een nieuw, jonger lichaam herboren te worden.<br />
Shaun stuurt zijn geest een honderdste seconde de toekomst<br />
in en het binnenplaatsje verschijnt opnieuw. Een<br />
honderdste seconde vooruit is zo goed als het heden en in<br />
feite ziet hij zo beter dan een mens wiens <strong>ogen</strong> wel functioneren.<br />
Gewone <strong>ogen</strong> knipperen, ze kunnen vermoeid raken.<br />
Zijn toekomstblik blijft altijd haarscherp en hij kan desnoods<br />
op een insect inzoomen tot de haares zo dik als<br />
kabels lijken.<br />
Shaun draait zich naar de bakstenen muur aan zijn linkerzijde<br />
en heft zijn handen op. Zijn vingers kronkelen in<br />
een ingewikkeld patroon: hij doet nog het meest denken<br />
aan een mimespeler die een onzichtbaar touw knoopt. Vervolgens<br />
schopt hij een tak met zijden linten opzij waarvan<br />
de bast in een spiraal losgepeld werd.<br />
De bakstenen worden wazig en wijken in de muur terug.<br />
Voor Shaun ligt een brede trap, met stenen draken op de<br />
leuningen. Daarachter, half in de schaduw, staat een eikenhouten<br />
deur op een kier. Een deur met een ring van groen<br />
uitgeslagen koper.<br />
Mensen van deze tijd zouden er niets van begrijpen,<br />
denkt hij, en het magie noemen. Terwijl het toch zo'n eenvoudige<br />
truc is. Drieduizend jaar geleden zou zelfs de eenvoudigste<br />
Egyptische boerenknecht deze bezwering kunnen<br />
uitvoeren. Nu ben ik waarschijnlijk de laatste mens die<br />
zich de juiste gebaren herinnert.<br />
Shaun duwt de deur open en stapt een hoge zaal in. In<br />
elke nis branden kaarsen. Hun vlamme*s dansen en zwiepen<br />
in de plotselinge tochtstroom. Overal is de rijke glans<br />
van koperen gebedsschalen, van goudbrokaat.<br />
Shaun slentert door een galerij et schilderijen. Honderden<br />
schilderijen van manshoog tot miniatuurtjes die amper<br />
breder zijn dan een duimnagel. Er zijn veldheren met<br />
13
krullende baarden, koningen met pruiken of lang, pekzwart<br />
haar. Met groene <strong>ogen</strong>, bruine <strong>ogen</strong> of <strong>ogen</strong> zo grijs als een<br />
mistige ochtend.<br />
Toch hebben ze allemaal iets gemeen. Is het die onmis<br />
kenbaar arrogante uitdrukking in de <strong>ogen</strong>? De manier<br />
waarop ze met opgeheven kin op het ordinaire volk neerkij<br />
ken?<br />
Op de een of andere manier krijg je het gevoel dat het<br />
broers zijn. Of misschien dezelfde man, die zich telkens op<br />
bedreven wijze vermomd heeft.<br />
Shaun passeert een zijden rol met een Mongoolse krijgs<br />
heer die peinzend naar een piramide van schedels tuurt. Hij<br />
veegt met zijn vingertoppen langs een koperen basreliëf<br />
van een trol die een krijgsbijl heft waar het bloed in strope<br />
rige druppels van afdruipt.<br />
Pas bij een portret van een gedrongen man met een drie<br />
hoekige hoed blijft hij een <strong>ogen</strong>blik staan. De man heeft zijn<br />
hand in zijn jas gestoken en iedere geschiedkundige zou<br />
hem direct herkend hebben.<br />
Shaun schudt zijn hoofd. 'Je bent te hebzuchtig, mijn<br />
keizer, te roekeloos. Die keer had je bijna hel Europa en<br />
misschien was de rest van de wereld je uiteindelijk ook wel<br />
gelukt. Alleen wilde je te veel, te snel.'<br />
Shaun grinnikt. 'Wat mij betreft mag je de wereld bezit<br />
ten en je keizer van alle mensen noemen. Zolang ik je god<br />
maar blijf.'<br />
Zijn volgelingen hebben zich achter in de kerk verzameld:<br />
het meisje dat hij Delila noemt, de twee mannen die hij de<br />
Klauwen van de Doodloze gedoopt heeft.<br />
De keizer ligt uitgestrekt op een bank met satijnen kus<br />
sens, log als een aangespoelde walrus. De kussens zijn dra<br />
matisch zwart met zilveren kwastjes en de keizer draagt het<br />
staatsiekleed van een heerser uit de Chou-dynastie. Shaun<br />
14
ewondert het kanariegele gewaad dat uit minstens negen<br />
lagen stof bestaat, de met jaden kralen bestikte hes. Als je<br />
moet sterven, denkt hij goedkeurend, doe het dan in stijl.<br />
Om de dikke, lubberende nek van de keizer glimmen de<br />
schakels van een zilveren kettinkje met een hanger van<br />
bergkristal. De linkerhand omklemt het gevest van een<br />
overmatig lang zwaard in een schede van ivoor. De andere<br />
hand rust op een kleine harp. De armatuur werd uit pik<br />
zwart hout gesneden. Op het eerste gezicht ziet het muziek<br />
instrument er bijna te fragiel uit om te bespelen. In werke<br />
lijkheid is het loodzwaar. Letterlijk. Meer dan tweeduizend<br />
jaar geleden boorde een sluipmoordenaar het hout uit en<br />
vulde de holtes met lood: de harp werd zo een uiterst effec<br />
tieve knots.<br />
Het lijk van de keizer zal in zijn dure praal kledij ver<br />
brand worden. Evenals zijn doodsbed. De drie voorwerpen<br />
vormen de echte bezittingen van de keizer. Het enige dat hij<br />
in elk nieuw leven meeneemt.<br />
Bij het horen van Shauns voetstappen opent de keizer zijn<br />
<strong>ogen</strong>.- 'Je bent gekomen. Nu weet ik zeker dat ik het niet<br />
lang meer zal maken.'<br />
'Nog elf minuten, mijn vriend.'<br />
'Wat zal het deze keer zijn?'<br />
'Een acute hartstilstand.'<br />
De laatste seconden tikken weg. De keizer kromt zijn rug,<br />
zijn vingers klauwen in de kussens. Uit zijn keel welt een<br />
ratelend gejank op.<br />
Shaun stapt naar voren, houdt de bronzen spiegel op.<br />
'Ik ... ,' brengt de keizer met de grootste moeite uit, 'ik<br />
ben ... gereed.' Hij spert zijn <strong>ogen</strong> wijd open tot ze uit de<br />
kassen lijken te puilen. In de magische spiegel verschijnt het<br />
gezicht van de keizer, vaag en rimpelend. Alsof je het door<br />
I)
stromend water ziet. Het is zijn ware gezicht, dat hij al twee<br />
en een kwart duizend jaar niet meer gedragen heeft.<br />
De ziel van de keizer zit nu in de magische spiegel gevangen,<br />
weet Shaun. Een ziel zonder lichaam.<br />
Zodra echter een andere mens in de spiegel kijkt, zal de<br />
ziel van de keizer zich naar buiten werpen. In een flits van<br />
kronkelend, magisch vuur schiet de ziel de <strong>ogen</strong> in, boort<br />
zich diep in de hersens van het slachtoffer.<br />
Vier, vijf seconden zullen de zielen met elkaar worstelen.<br />
Nooit langer.<br />
En altijd, altijd wint de keizer.<br />
Het is de keizer die ten slotte de <strong>ogen</strong> van het slachtoffer<br />
opent en opget<strong>ogen</strong> in zijn handen klapt. Een oeroude ziel<br />
in een gloednieuw lichaam.<br />
'Mooi zo; zegt Shaun. Hij zet de spiegel neer, reikt naar een<br />
zijden sjaal om hem af te dekken.<br />
De adem stokt hem in de keel. De man op de bank leeft<br />
nog! Zijn <strong>ogen</strong> schitteren van woede, van onbeschrijflijke<br />
haat. 'Jullie hebben mijn leven gestolen .. .' fluistert hij.<br />
'Monsters, monsters. ' De stem is laag en hees en lijkt in<br />
niets op die van de keizer.<br />
Het hoofd ploft terug in de kussens en de kaken ontspannen<br />
zich.<br />
In al die eeuwen heeft Shaun nog nooit de ziel van een<br />
slachtoffer zien terugkomen. En het ergste is dat hij dit niet<br />
voorspeld heeft. Die ochtend heeft hij de hele dag bekeken,<br />
elke minuut, en deze gebeurtenis is gloednieuw. Hij had<br />
nooit m<strong>ogen</strong> plaatsvinden.<br />
Ik kan niet langer op mijn talent vertrouwen ...<br />
Shauns rechterhand omklemt het blindenstokje in een<br />
krampachtige greep en zijn nagels boren zich in de muis van<br />
zijn duim. Als ik de toekomst niet duidelijk meer kan<br />
zien ... Een siddering trekt over zijn ruggengraat, alsof een
ijskoude vinger de wervels streelt. ... Dan zal ik blind zijn,<br />
denkt hij. Echt blind.<br />
Hij werpt een blik op zijn horloge, een automatische<br />
handeling. Alsof het moment dat zijn talent faalde er echt<br />
iets toe doet. Eén minuut voor vijf. Op een honderdste<br />
seconde na dan.<br />
'Meester?' vraagt het meisje. 'Is er wat mis?'<br />
'Nee, nee,' zegt hij zwakjes. 'Alles verliep volgens plan.'<br />
En dan denkt hij: Heilige Olifant! De spiegel! Ik heb<br />
hem niet afgedekt!<br />
Het is te laat. Als hij de spiegel opheft, ziet hij enkel zijn<br />
eigen gezicht. Door de open deur van de kapel vangt Shaun<br />
de schittering van een ruit op, een spiegelende ruit. De ziel<br />
van de keizer is van de spiegel naar de ruit gekaatst, even<br />
vluchtig als een straal zonlicht.<br />
Shaun leunt tegen de muur, zijn handen tegen zijn jukbeenderen<br />
gedrukt. Een nieuwe ramp, even onvoorzien als<br />
de terugkeer van de verdreven ziel in het lichaam van de<br />
keizer.<br />
Hoe moet hij de keizer ooit terugvinden? Hoeveel ramen<br />
en spiegels telt deze stad niet? Honderdduizend, een<br />
miljoen? Bij elke weerkaatsing zal de ziel van de keizer iets<br />
van zijn kracht verliezen, iets minder in staat zijn om degene<br />
die in de spiegel kijkt te overweldigen en uit zijn eigen<br />
lichaam te slingeren.<br />
In de doodse stilte begint een telefoon te rinkelen.<br />
Shaun sprint over de plavuizen naar het kantoortje, grist<br />
de hoorn van het bureau.<br />
'Ik ben erin,' komt de ademloze stem van de keizer. 'In<br />
zijn lijf. Alleen heb ik amper greep op hem. Help me, meester.<br />
Hij is te sterk. Hij duwt me weg! Ik verdrink in zijn<br />
gedachten! Help me!' In zijn paniek is de keizer op Mandarijns<br />
overgegaan, een taal die ze in geen vierhonderd jaar<br />
meer gesproken hebben.<br />
17
'Wie?' krijst Shaun. 'In wie zit je?'<br />
'Arno Groenewegen. Boven een drukkerij. Aan de Be<br />
muurde Weerd. Ik kan . . . '<br />
De verbinding valt weg.<br />
18
4<br />
Shaun de Doodloze stuurt zijn geest de toekomst in en het<br />
enige dat hij ziet is een woest tollende caleidoscoop van<br />
beelden. Alsof er honderden films schots en scheef over<br />
elkaar geprojecteerd worden: niets is meer zeker.<br />
Op één ding na: in alle toekomsten duikt de gestalte op<br />
van een jongeman met bruin, krullend haar.<br />
Een naam bereikt hem, als een verlate echo van de stem<br />
van de keizer: Arno Groenewegen.<br />
'Mijn vijand,' zegt de Doodloze zachtjes. 'Eindelijk een<br />
tegenstander die de moeite waard is.'<br />
Hij begrijpt nu waarom de toekomst onvoorspelbaar is<br />
geworden: Arno heeft hetzelfde talent als hij.<br />
De keizer is Shauns enige hoop: wanneer de keizer Ar<br />
no's lichaam kan overnemen, hoeft de Doodloze van de<br />
jongen niets meer te vrezen. Maar als hij het telefoontje mag<br />
geloven, heeft de keizer al verloren. Van de keizer is weinig<br />
meer over dan een reeks herinneringen, diep in Arno's<br />
brein weggedrukt. Alleen een wonder kan de keizer alsnog<br />
de overwinning geven.<br />
Een heimelijke glimlach flakkert over de lippen van de<br />
Doodloze. Het verrichten van duistere wonderen en mira<br />
kels is zijn vak.<br />
Drie voor vijf: Arno mikt de handdoek op het droogrek en<br />
constateert dat de spiegel in de badkamer beslagen is. Hij<br />
stapt de huiskamer in en gaat voor de passpiegel van de<br />
klerenkast staan. Achter zich ziet hij het rondvaartboot je<br />
zijn laatste rondje draaien en op de aanlegsteiger afkoersen.
VIP-BOOT staat er in grote letters op, al maakt de spiegel<br />
er T008-QIV van. De zon weerkaatst in de geb<strong>ogen</strong> ruiten<br />
en een <strong>ogen</strong>blik wordt de schittering zo intens dat Arno<br />
moet knipperen.<br />
Als hij weer kan zien, vult een reusachtig gezicht de<br />
spiegel. Een woest gelaat met zware oogleden en pikzwarte<br />
wenkbrauwen. De mond spert zich open: tussen de tanden<br />
kronkelen slangen, bleke cobra's, hun <strong>ogen</strong> lijken druppels<br />
bloed.<br />
Arno deinst achteruit, diep in zijn keel begint een laag<br />
gejammer van pure doodsangst.<br />
'Van mij,' sissen de slangen. 'Geef me je hart, je vlees, je<br />
brein.'<br />
Armen zwiepen uit de spiegel, mager als van een skelet.<br />
Een kromme nagel tikt Arno's rechteroog aan, een tweede<br />
haakt zich in zijn linker.<br />
'Laat mij erin!' Een kolkende stroom gedachten spuit<br />
Arno's brein in, een vloed herinneringen aan gebeurtenissen<br />
die hij nooit heeft meegemaakt.<br />
Hij vangt een glimp op van een onafzienbare stenen<br />
muur onder een staalgrijze hemel, ziet arbeiders voorbijsjokken<br />
met manden vol grind en aarde. Uitgemergeld tot<br />
hun vel over de ribben spant, hun blote ruggen zitten onder<br />
de zweepstriemen.<br />
Te laat, veel te laat, heft Arno zijn handen op om zijn<br />
gezicht af te schermen: twee ragdunne lijnen blijven tussen<br />
hem en de spiegel hangen. Ze glippen moeiteloos door de<br />
spleten tussen zijn vingers.<br />
'Van mij!' krijst een triomfantelijke stem in zijn brein.<br />
'Mijn lichaam!'<br />
Een ijzige schimmel vertakt zich razendsnel door zijn<br />
brein en groeit zijn armen en benen in. Amper een seconde<br />
later verliest Arno elk gevoel in zijn ledematen.<br />
Arno stapt achterwaarts de kamer in en zijn lichaam be-<br />
20
weegt zich als een marionet: hij heeft er niets meer over te<br />
vertellen.<br />
Zijn handen reiken naar de telefoon en tikken een num<br />
mer. Hij hoort het rinkelen van de telefoon. Het is een heel<br />
zwak geluidje, alsof het door dikke lagen stro en watten<br />
doorklinkt en het ebt steeds verder weg.<br />
Plotseling voelt hij de bekende tinteling vlak boven zijn<br />
neusbrug. Beelden vormen zich, het zijn net kleine patrijs<br />
poorten. De meeste zijn in korrelig zwart-wit en Arno be<br />
grijpt dat hij de toekomsten ziet waarin hij verloren heeft.<br />
Waarin de indringer zijn lichaam volledig heeft ingepikt.<br />
Het afschuwelijke is dat de beelden aanvoelen alsof ze<br />
hoogstens een klein eindje in de toekomst liggen, niet meer<br />
dan een tiental seconden ver.<br />
Slechts één beeld vertoont een vage kleurzweem: hij ziet<br />
een versplinterde spiegel en een vloerkleed vol scherven.<br />
Hij vecht terug, probeert zijn verlamde spieren te span<br />
nen. De indringer spreekt haastig in de telefoon en Arno<br />
voelt zijn opkomende paniek.<br />
'Je bent zwak,' zegt Arno. 'Je bent niet meer dan een<br />
schim, een ding van boze spinrag.'<br />
'Ik ben de keizer,' snauwt de indringer. 'Miljoenen bui<br />
gen in het stof voor me! Ik trek hun lichamen aan alsof het<br />
kleren zijn!'<br />
'Mijn lichaam niet!'<br />
Het wezen deinst terug voor Arno's woede en twee, drie<br />
seconden verliest hij zijn greep op het gestolen jongensli<br />
chaam.<br />
Arno duikt naar voren en raakt de spiegel met zijn vuist.<br />
Het gezicht lost op in een regen van scherven.<br />
Zijn aanvaller wordt vager, lijkt steeds dieper in zijn<br />
brein weg te zakken. Met een laatste krachtsinspanning<br />
worstelt Arno's vijand zich omhoog. 'Slaap,' fluistert zijn<br />
stem. 'Vergeet. Vergeet alles.'<br />
21
Arno vecht tegen de aanrollende duisternis. Tevergeefs:<br />
zijn oogleden worden elk moment zwaarder en glijden als<br />
metalen rolluiken voor zijn <strong>ogen</strong> omlaag.<br />
'Slaap. Vergeet. '<br />
Arno zakt door zijn benen en nestelt zich op het<br />
vloerkleed, zijn knieën tegen zijn kin opgetrokken.<br />
Een zacht gesnurk is het enige geluid in de kamer.<br />
Arno ontwaakt met een barstende koppijn. Hij krabbelt<br />
óvereind en staart naar de gebroken spiegel. Het kleed ligt<br />
vol scherven.<br />
Heb ik dat gedaan?<br />
Hij herinnert zich dat hij struikelde en met zijn hand<br />
tegen de spiegel aanbonkte. Ben ik echt van mijn stokje<br />
gegaan? Het is zo'n eigenaardig vage herinnering, maar dat<br />
komt waarschijnlijk door de klap.<br />
Hij schudt zijn hoofd. Wat kan een mens toch ongelooflijk<br />
onhandig zijn! Hij wankelt naar de keuken.<br />
Een stoffer en blik. Ik moet die troep opruimen voor ma<br />
thuiskomt. Die raakt de laatste tijd toch al over haar toeren<br />
bij het minste geringste.<br />
Zijn rechterhand klopt, een irritante, zeurderige pijn die<br />
tot in zijn voorhoofd doorbonkt. Waarschijnlijk verzwikt.<br />
En van de pijn ging hij van zijn stokje. Ja, dat moet het<br />
geweest zijn.<br />
22<br />
+
5<br />
Arno slikt vier Saridons, de sterkste hoofpijnpillen die hij in<br />
het medicijnkastje kan vinden. Dat is twee meer dan vol<br />
gens de bijsluiter mag. Geen paniek, hij zal het wel over<br />
leven.<br />
Een kwartier later stopt de hoofdpijn abrupt.<br />
Hij beweegt zijn vingers, knijpt in zijn pols. Geen cen*<br />
pijn meer. Prima spul, die Saridon. Moet hij onthouden.<br />
Voor als hij weer een keer te veel gedronken heeft op een<br />
feestje.<br />
Vlak bij de aardewerken pot van de papyrus ziet Arno<br />
nog een scherf glinsteren. Hij plukt hem uit het hoogpolige<br />
tapijt en mikt hem in de papiermand.<br />
Een nieuwe spiegel kopen?<br />
Och nee. Dat kan morgen ook wel. Over een kwartier<br />
gaan de winkels trouwens al dicht.<br />
Beneden gaat de bel over. Twee keer, drie keer.<br />
Wat nu weer? Even overweegt hij net te doen alsof hij<br />
niets hoort. Als hij ergens geen behoefte aan heeft, is het<br />
wel bezoek. Het moet voor hem zijn. Zijn ouders werken<br />
overdag allebei in de drukkerij en klanten zouden nooit bij<br />
het woonhuis aanbellen.<br />
De bel gaat opnieuw en deze keer houdt de bezoeker de<br />
knop ingedrukt. De zoemer gonst als een nijdige bij. Het is<br />
een geluid dat hij onmogelijk kan negeren.<br />
Misschien is het Esther? Zijn vriendin is een stuk, daar is<br />
iedereen het over eens. Geduldig kun je haar echter beslist<br />
niet noemen. Esther is iemand die rustig met haar vlakke<br />
hand op tafel slaat en keihard' ober!' snerpt als de bediening<br />
niet vlot genoeg is.<br />
23
Mijn brommer staat voor de deur aan de lantarenpaal,<br />
bedenkt hij ineens. Nog niet weggezet. Esther weet dat ik<br />
thuis ben.<br />
Als hij voor haar niet opendoet, zal ze een volle week<br />
geen woord met hem wisselen. Daar is Esther goed in. Ze<br />
kan zo straal langs je heen kijken dat je op het laatst zelf gaat<br />
geloven dat je niet bestaat.<br />
Nee, ruzie kan hij niet gebruiken. Zeker niet nu. Hij<br />
moet haar nog steeds vragen of ze vanavond meegaat naar<br />
het schoolfeest.<br />
Arno stormt de trap af. 'Ik kom all Ik kom all'<br />
Hij rukt de deur open. 'Esther, ik .. .'<br />
Een lange man staat op de stoep. Echt lang. Zeker een<br />
kop groter dan Arno en Arno is beslist wat je noemt een<br />
lange slungel. De man draagt een leren jack dat er peperduur<br />
uitziet. Sinds Arno een eigen motorjack heeft aangeschaft<br />
beschouwt hij zichzelf als kenner. Hij heeft zowat<br />
alle zaken van de stad afgelopen. Bij hem hoef je niet met<br />
kunstleer aan te komen.<br />
Die rare, korrelige glans: alligatorleer? Slangenleer?<br />
Geen jack in ieder geval dat je op het Waterlooplein<br />
voor een paar flappen aanschaft. Dit ding moet duizenden<br />
guldens gekost hebben.<br />
Hij kijkt op. De man draagt een zonnebril, ziet hij nu.<br />
Spiegelend blauw. 'Ja?'<br />
Zijn bezoeker buigt en stoot dan een reeks rauwe keelklanken<br />
uit. Bijna snauwend. Als het woorden zijn, is het in<br />
ieder geval niet in een taal waar Arno ook maar een letter<br />
van spreekt.<br />
'Eh, sorry?' zegt hij . 'Ik, ik versta u niet.'<br />
De man klakt met zijn tong. Een moment verstrakken<br />
zijn lippen en straalt hij woede uit, onverbloemde haat. Dan<br />
plooien zijn lippen zich tot een glimlach zonder enige<br />
warmte.
'Het is mijn fout. Men vertelde mij dat de heer Hwang-ti<br />
op dit adres woonde. Ik ging ervan uit dat u het was.'<br />
'Nee, nee. Die woont hier niet. Werkelijk niet.'<br />
'Bedankt voor de moeite.' De man geeft een afgemeten<br />
hoofdknikje , steekt twee vingers op. 'Het spijt me u gestoord<br />
te hebben.' Hij draait zich abrupt om en steekt de<br />
weg over naar het bruggetje bij de sluis.<br />
Arno ziet de witte stok zwiepen als zijn bezoeker de oprit<br />
van het bruggetje bereikt.<br />
Daarom wist hij dus niet dat ik de verkeerde was. Hij is<br />
blind. Wacht. Misschien belde hij bij het verkeerde nummer<br />
aan. Hoe vinden blinden een huisnummer? Tellen ze<br />
de deuren? Ik had hem moeten vragen welk nummer hij<br />
zocht.<br />
Arno stapt de stoep op. 'Meneer?'<br />
Hoe speelt die vent het klaar om zo snel te verdwijnen?<br />
Ik wendde hoogstens een paar seconden mijn blik af. Die<br />
kerel kan toch onmogelijk al aan de overkant van het bruggetje<br />
zijn?<br />
Ineens ziet hij het voor zich. De blinde man op de brug.<br />
Halverwege ontbreekt een stuk van de leuning, waarschijnlijk<br />
kapotgetrapt door een stel bezopen drankorgels. Hoe<br />
loopt een blinde man over een brug? Tien tegen één houdt<br />
hij de leuning vast. En als de leuning ineens qphoudt, smakt<br />
hij voorover!<br />
Arno stuift de straat over, buigt zich over de leuning.<br />
Pikzwart water welt onder de sluisdeuren op. Een hamburgerbakje<br />
draait en hopst in een draaikolk. Twee bierblikjes.<br />
Het water is te smerig om meer dan een paar centimeter<br />
diep te kunnen kijken. Een halve meter onder de waterspiegel<br />
kunnen wel tien drenkelingen drijven.<br />
Als Arno opkijkt, ziet hij aan het andere eind van de<br />
brug een fietser opstappen. Hij moet de blinde man op de<br />
brug gepasseerd zijn.<br />
2;
'Meneer!' roept Arno.<br />
De fietser stopt. 'Ja?'<br />
'Kwam u net een blinde man tegen? Op de brug?'<br />
'Een blinde man? Nee. En ik stond net een paar minuten<br />
op de brug.' Hij gebaart naar het spierwitte motorjacht dat<br />
een meter of twintig verderop aangemeerd ligt. 'Ik zit in de<br />
scheepsbouw. Dat type kende ik nog niet.'<br />
'Niemand passeerde u?'<br />
'Nee, beslist niet. Ik had mijn fiets aan de hand en je ziet<br />
hoe nauw het hier is. Als iemand zich ongemerkt langs mij<br />
en mijn fiets heeft kunnen wringen, nu, dan moet het wel<br />
een allemachtig mager personage geweest zijn.'<br />
Halverwege de trap realiseert Arno zich wat voor taal de<br />
blinde man gesproken had. Chinees. Als ze bij de afhaalchinees<br />
zijn bestelling doorgeven, klinkt het precies zo.<br />
Kortaf, bijna gekef. Een taal die bedoeld is om uitgeschreeuwd<br />
te worden over wijde rijstvelden. Niet om te<br />
fluisteren.<br />
+
6<br />
Zijn ouders schrokken het eten naar binnen. Pa heeft zijn<br />
vaalgrijze overall niet eens uitgetrokken. Een haastklus,<br />
denkt Arno. Ze zijn al sinds vanochtend zeven uur bezig.<br />
Het gaat slecht met de drukkerij. Vader heeft het er nooit<br />
over, maar Arno heeft gemerkt dat de drukpersen soms<br />
dagenlang stilliggen. De nieuwste laserprinters werken zo<br />
snel dat veel bedrijven tegenwoordig hun eigen drukwerk<br />
maken.<br />
Zijn vader legt zijn vork neer. 'We zijn een dag te laat<br />
met het drukken van De Vrije Sportvisser. Die lui kwamen<br />
op het laatste nippertje met hun spullen aankakken.' Zijn<br />
gezicht vertrekt. 'Als je er wat van zegt, gaan ze naar een<br />
ander. Zou jij vanavond soms een handje kunnen helpen?<br />
Morgen is het zaterdag. Je kunt de hele ochtend uitslapen.'<br />
Arno schudt zijn hoofd. 'Nee, het spijt me. Ik zou vanavond<br />
met Esther naar het schoolfeest gaan.'<br />
Zijn vader knikt. 'Ware liefde gaat voor De Vrije Sportvisser.<br />
Ik geef je groot gelijk.'<br />
'Morgen,' belooft Arno. 'Als de zaak dan nog niet rond<br />
is, kom ik helpen.' Het is niet meer dan logisch, denkt hij.<br />
Zijn motorjack heeft hij zelf verdiend. Schappen vullen<br />
bij de supermarkt, en vergis je niet, je moet een allemachtige<br />
hoop schappen vullen voor je zo'n jack bij elkaar verdiend<br />
hebt. Zijn brommer hebben zijn ouders echter betaald.<br />
Gewoon gekocht toen hij erom vroeg. Hij was niet<br />
eens jarig. Daar mag hij best wat voor terugdoen.<br />
Als ik niet met Esther ging, overweegt hij, dan zou ik dat<br />
stomme schoolfeest gewoon laten schieten. Esther is echter
geen meisje dat je ongestraft een blauwtje kunt laten lopen.<br />
Esther! 0 nee .. . Ik zou haar vandaag nog bellen over<br />
het schoolfeest!<br />
Pas als de telefoon twaalf keer is overgegaan, wordt de<br />
hoorn opgenomen. 'Met Esther Sonsberg.'<br />
'Hoi. Met Amo. We, uh, we zouden vanavond naar het<br />
schoolfeest gaan .. . '<br />
'Oh? Daar wist ik niets van.' Er zijn vreselijke manieren<br />
om zo'n kort woordje als 'Oh?' uit te spreken. Om over<br />
'Daar wist ik niets van.' nog maar te zwijgen.<br />
Ik zit in de stront, begrijpt Amo. Tot over mijn oren.<br />
Hoewel Esthers huis vier kilometer verderop ligt, duikt<br />
hij toch onwillekeurig in elkaar.<br />
'Ik heb tot half vijf gewacht,' zegt Esther. 'Toen heb ik<br />
Rob maar gebeld. Die had mij trouwens ook al gevraagd.'<br />
'Rob? Rob Vree deling? Maar Esther .. .'<br />
'Is er iets mis met Rob Vreedeling? ' Esthers stem klinkt<br />
poeslief. En dat is het ook precies: zo zou een poes het<br />
oliedomme muisje toespreken voor zij het met een flitsende<br />
haal van haar klauwen neerrnept.<br />
'Nee, nee. Er is niks mis met Rob.'<br />
Behalve dat Rob mijn beste vriend is. Normaal zou ik<br />
hem eerst afgehaald hebben voor we samen naar Esther<br />
doorreden.<br />
Dat is nu echt Esther. Als ze wraak neemt, hakt ze door<br />
tot in het bot. Wedden dat het bij deze ene keer blijft? Dat<br />
ze Rob maandag geen blik waardig zal keuren? Hoe ze ook<br />
reageert, Rob en ik zullen ons bijzonder ongemakkelijk<br />
voelen. Misschien verpest het onze hele vriendschap wel.<br />
De trut!<br />
'Jammer. Nu ja, dan ga ik wel met iemand anders.'<br />
'Dat is dan geregeld. We kunnen vrienden blijven. Ik<br />
wens jou en je nieuwe vriendin veel plezier vanavond.'
Ze verbreekt de verbinding.<br />
Arno merkt dat hij op zijn benen staat te trillen. Zijn hele<br />
lijf siddert van woede en teleurstelling. Dat rotwijf. En het<br />
afschuwelijkste is dat hij haar nog steeds wil. Zijn handen<br />
voelen zo vreselijk leeg. Hij wil ze op haar stevige billen<br />
leggen en haar zo krachtig tegen zich aandrukken dat hij<br />
haar harde tepels tegen zijn borst voelt prikken. Hij wil haar<br />
opgeheven mond kussen, de lippen waarover altijd een<br />
vaag spottend glimlachje zweemt.<br />
Ze is zo bloedmooi. Grijze <strong>ogen</strong> met vlekjes goud. Een<br />
piepklein diamantje in haar neusvleugel en altijd lange, zilveren<br />
oorbellen. Kort, blond haar. Bijna zo kort dat het<br />
jongensachtig staat. Bij Esther heeft het echter iets uitdagends.<br />
Is het juist extra sexy. Ik hoef mijn haar niet tot mijn<br />
kont te laten groeien, lijkt ze te willen zeggen, om er als een<br />
vrouw uit te zien. Als ik me helemaal kaalschoor zouden de<br />
jongens nog steeds achter mij aan lopen.<br />
Ik ga gewoon naar het schoolfeest, besluit Arno. Ze verwacht<br />
natuurlijk dat ik thuis blijf zitten miepen. Vergeet het<br />
maar! Er zijn genoeg andere meisjes. Misschien zijn ze niet<br />
zo mooi als Esther, maar beslist aardiger. Ik mag blij wezen<br />
dat ik van die troela af ben!<br />
Als hij om kwart voor acht op zijn brommer stapt, gelooft<br />
hij het bijna zelf.<br />
+
7<br />
Shaun zit op een zetel die zo'n kleine duizend jaar oud is.<br />
Gouden wijnranken slingeren zich over de armsteunen.<br />
Het is geen verguld hout, maar solide edelmetaal. Net als de<br />
vuistgrote edelstenen geen kunstige glasimitaties zijn, maar<br />
echte smaragden en topazen.<br />
Zijn volgelingen omringen hem.<br />
De twee Klauwen van de Doodloze hurken op de tegelvloer)<br />
hun armen ontspannen omlaag hangend. Alleen iemand<br />
die zo oud als Shaun is, zou de houding van de mannen<br />
als de uitgangspositie voor een Taikwe-den-sprong<br />
herkennen. De vechtsport T aikwe-den was al antiek voor<br />
de eerste piramide werd opgericht en werd in het middeleeuwse<br />
Japan vervolmaakt. Letterlijk vertaald betekende<br />
Taikweden 'Bergvermorzelende bliksem'.<br />
Een Taikwe-den meester kon de zwaardslagen van een<br />
drietal samoerais met de palm van zijn hand afweren en<br />
vervolgens die zwaarden over zijn knie breken. Gewoonlijk<br />
was het daarna amper meer nodig enige actie tegen de<br />
samoerais zelf te ondernemen.<br />
Nergens in de Japanse geschriften zul je een verwijzing<br />
naar Taikwe-den vinden. Die verhalen werden gewoonlijk<br />
door edelen geschreven en welke edelman zou toegeven dat<br />
een armoedige boer zijn zwaarden brak en zijn strijdros met<br />
een vingerknip velde?<br />
Shaun houdt niet van geweld. Haat het. Geweld kan al te<br />
gemakkelijk uit de hand lopen. En toch, toch geeft het een<br />
veilig gevoel om te weten dat je het kunt gebruiken. Dat in<br />
een noodgeval de beste vechters van deze eeuw, van alle<br />
eeuwen, aan jouw kant staan.<br />
3°
Delila zit op een geborduurd kussen, zo dichtbij dat hij<br />
haar kruin zo zou kunnen aanraken. Ze heeft haar benen<br />
over elkaar geslagen in de lotuszit en speelt met de gouden<br />
kwastjes van een tamboerijn.<br />
Drie volgelingen, denkt hij. De beste en trouwste volgelingen<br />
die ik mij kan wensen. Het hadden er vier moeten<br />
zijn.<br />
Delila geeft een tikje op haar tamboerijn en slaat haar<br />
<strong>ogen</strong> op. 'En?'<br />
Shaun zucht. 'Geen succes. Ik sprak hem aan met zijn<br />
geheime naam. Ik schreeuwde zijn persoonlijke strijdkreet.<br />
"De Draak van het Midden, zie de messen van zijn klauwen,<br />
de zwaarden in zijn muil!" De jongen vertoonde geen<br />
enkel teken van herkenning. Als de ziel van de keizer nog in<br />
hem huist, dan is het diep, diep in Arno's brein. Te diep om<br />
omhoog te halen.'<br />
Hij kijkt naar zijn volgelingen. 'Geef mij raad. Vertel mij<br />
wat ik moet doen.'<br />
Een van de Klauwen der Doodloze doet een stap naar<br />
voren.<br />
'De keizer vreest geen pijn. Hij lacht om gloeiend ijzer,<br />
om scherpe messen. Ontvoer de jongen. Martel hem tot de<br />
pijn hem gek maakt. Tot hij vergeet wie hij is. Wat overblijft<br />
is dat stukje van hem dat immuun voor pijn is. Wat<br />
overblijft zal de ziel van de keizer zijn.'<br />
Shaun tikt zijn duimnagels tegen elkaar, neuriet een melodie.<br />
Tien minuten gaan voorbij, twintig. Shaun heft zijn<br />
kin op. 'Nee. Te riskant. Het lichaam zou kunnen sterven<br />
voor de keizer het overneemt.'<br />
Hij wendt zich naar het meisje. 'Wat denk jij ervan, Delila?'<br />
'Och, Shaun, je vangt meer vliegen met een bakje honing<br />
dan met een mokerhamer. Vernietig de jongen, rijt<br />
zijn geest aan stukken, maar pak het subtiel aan.'<br />
31
Ze komt overeind, soepel als een luipaard en glimlacht<br />
naar Shaun. Haar <strong>ogen</strong> schitteren. Voor het eerst sinds eeu<br />
wen voelt de Doodloze b _ egeerte. Zijn hart begint te bon<br />
ken, een rode blos trekt over zijn bleke wangen. Een li<br />
chaamsdeel waarvan hij de tweede functie al bijna vergeten<br />
was, zwelt op.<br />
Met enige moeite onderdrukt hij die ongewenste emotie.<br />
Delila beheerst inderdaad de oudste magie van allemaal,<br />
denkt hij vol ontzag. Zelfs ik ben er kwetsbaar voor. Als ik<br />
tweeduizend jaar jonger was, zou ik mijn eigen onsterfelijk<br />
heid geven om een nacht met haar over het bed te rollen.<br />
'Mijn lieve Shaun,' vervolgt ze en haar stem is even me<br />
lodieus als het kabbelen van een beekje. 'Je hoeft een man<br />
niet te martelen om hem stapelgek te maken. Verliefdheid is<br />
genoeg.'<br />
'Misschien zit er iets in.'<br />
'Iemand die tot over zijn oren verliefd is, kun je alles<br />
wijsmaken. Als Arno nu eens geloofde dat al zijn herinne<br />
ringen aan zijn eigen leven volkomen onbetrouwbaar zijn?<br />
Dat hij eigenlijk de keizer is? Dan zou de echte keizer zon<br />
der enige inspanning Arno's lichaam kunnen overnemen.'<br />
'Sorry, Delila. Zelfs dat is niet genoeg. De keizer is niet<br />
meer dan een vaag spook, een stel herinneringen en ver<br />
warde emoties:<br />
'Hij slaapt?' vraagt Delila.<br />
'Bewusteloos is een betere beschrijving:<br />
'Wek hem dan!' Ze knipt met haar vingers. 'De Dalai<br />
Lama!'<br />
Ze beent naar het lijk van de keizer toe en wrikt het<br />
zwaard uit de verkrampte vingers, trekt het kettinkje over<br />
het bleke hoofd, dat al enigszins begint op te zwellen en een<br />
grauwe tint heeft aangenomen. Vervolgens pakt ze de met<br />
lood verzwaarde harp op. Ze houdt de voorwerpen triom<br />
fantelijk omhoog. 'Meer hebben we niet nodig:<br />
32
Ze grinnikt. 'Jullie snappen er geen hoela van. Kijk, de<br />
Dalai Lama was de priester-koning van Tibet. Iedereen geloofde<br />
dat zijn ziel bij zijn dood in een nieuw lichaam overging.<br />
In een baby die op hetzelfde moment geboren werd<br />
dat de Dalai Lama stierf.<br />
Nu, zijn monniken zochten al die baby's op. Ze toonden<br />
elk kind drie bezittingen waar de Dalai Lama erg aan gehecht<br />
was geweest. Misschien een lappenpop of een oud,<br />
tinnen gebedsmolen*. Zodra de juiste baby die spullen<br />
zag, ontwaakte de ziel van de Dalai Lama en herinnerde hij<br />
zich weer wie hij werkelijk was.<br />
Het zou kunnen werken. Vemietig Amo's zelfvertrouwen<br />
en neem hem alles af waar hij om geeft. Wek de keizer<br />
tegelijkertijd door hem zijn dierbaarste bezittingen te tonen.<br />
,<br />
Shaun haalt zich het gezicht van zijn tegenstander voor<br />
de geest. De bruine <strong>ogen</strong>, de korte neus, waarvan sproeten<br />
over de wangen uitwaaieren.<br />
'0, mijn vijand,' fluistert Shaun, 'je zult geen verleden<br />
meer hebben, geen vriend, geen stad, geen moeder of vader.<br />
Ik zal je in een net van leugens vangen en je als een<br />
spartelende vis binnenhalen.'<br />
Het klinkt als een vervloeking. Het is een vervloeking.<br />
Shaun tuurt in de wirwar van de toekomst. Zoveel gebeurtenissen<br />
die je zou kunnen laten plaatsvinden als je het<br />
maar slim genoeg aanpakt!<br />
Daar duikt Amo weer op, een paar uur verder in de<br />
toekomst. Hij danst met een meisje in een grote hal vol<br />
kleurige lichten. Danst met haar tussen tientallen andere<br />
paren. Het meisje kijkt Shaun aan over Amo's schouder en<br />
heel even lijkt het alsof zij hem werkelijk kan zien. Shaun<br />
voelt een schokje van herkenning. Het meisje is Delila.<br />
Shaun keert terug in het heden. Delila zit nog steeds op<br />
haar kussen, de Klauwen van de Doodloze turen onbew<strong>ogen</strong><br />
voor zich uit.<br />
33
'Waarom grijns je zo, Shaun?' vraagt Delila.<br />
'Omdat ik nu weet hoe we het moeten aanpakken. Jij,<br />
Delila, gaat vanavond naar een schoolfeest.' Hij wenkt de<br />
Klauwen. 'En voor jullie heb ik ook een karweitje.'<br />
34<br />
+
8<br />
Om kwart voor acht trekt Arno de deur van het woonhuis<br />
achter zich dicht. De zon is al onder, maar de hemel gloeit<br />
nog na met een onmetelijk diep blauw. De dunne maansik<br />
kel hangt boven de huizen aan de overkant van het water.<br />
Het is zwoel: een volmaakte zomeravond.<br />
Zin in het schoolfeest, nee, dat heeft Arno allerminst.<br />
Wegblijven is echter ondenkbaar. Het gedrag van een lo<br />
ser. Bovendien is het precies wat Esther verwach t . Dat hij<br />
in zijn eentje thuis blijft zitten kniezen.<br />
Ze wilde me kwijt, denkt hij. Dat ik haar niet op tijd<br />
belde, was precies het excuus dat ze nodig had.<br />
Hij inspecteert zichzelf in de ruit van de drukkerij.<br />
Rock 'n roll is het thema van het schoolfeest. Net a ls op<br />
de radio komt dat zo om de paar jaar terug als niemand iets<br />
beters weet te verzinnen.<br />
Ik kan ermee door, besluit hij.<br />
Arno haalt zijn zakkam nog een keer door zijn uitzak<br />
kende vetkuif. Werkt niet echt, die gel, denkt hij. Hoe de<br />
den ze dat vroeger? Een handvol kogellagervet?<br />
Hij verschikt een van de verchroomde kettingen die hij<br />
aan het oude leren jack van zijn vader heeft vastgemaakt.<br />
Het is zo'n ding zonder mouwen, dat je armen bloot laat.<br />
Wat ook wel nodig is om de neptatoeages van de draken op<br />
zijn biceps te tonen.<br />
Arno buigt zijn rechterarm en de draak kronkelt over<br />
zijn spierballen. Prima. Exact zo'n ouderwetse biker. Al<br />
leen die zwarte zonnebril is stom. Het is al te schemerig om<br />
daarmee te rijden. Levensgevaarlijk.<br />
35
Arno klapt de poten in en steekt hem in een borstzakje.<br />
Oké, ik kan vertrekken. Hij sjort zijn brommer uit het<br />
gangetje tussen de drukkerij en het woonhuis en trapt hem<br />
aan.<br />
'Jongeman!' Bij de lantarenpaal staan twee mannen. De<br />
voorste heeft pekzwart, strak achterovergekamd haar dat in<br />
een staartje in zijn nek samengebonden is. Vreemd soort<br />
glimlachje. Loom en geamuseerd. De man doet Arno onweerstaanbaar<br />
aan de drugshandelaar in Crocodile Dundee<br />
1I denken. De andere draagt een cowboyhoed die zijn gezicht<br />
tot een ovaal van schaduw maakt. Een jasje van zacht<br />
lichtbruin leer met lange franje aan de mouwen. Niet het<br />
soort lui waar je graag een gesprek mee begint in een verlaten<br />
straat. Onwillekeurig spant hij zijn spieren.<br />
'J e liet dit vallen.' De voorste man reikt hem een zilveren<br />
kettinkje aan. In het licht van de lantaarn glittert een hanger<br />
van geb<strong>ogen</strong> bergkristal.<br />
Arno ontspant zich. 'Ja, dat is van mij. Bedankt.'<br />
Ik met mijn achterdocht ook!<br />
Hij trekt het kettinkje over zijn hoofd en frommelt het<br />
kristal zijn T-shirt in.<br />
De steen ligt eigenaardig kil tegen zijn borst. Alsof hij<br />
net uit het vriesvak komt.<br />
Hij steekt zijn hand op en draait de straat in.<br />
+
9<br />
'Geen probleem,' zegt de blonde Klauw. Hij mikt zijn cow<br />
boyhoed over een lege kandelaar. 'Hij nam het kettinkje<br />
zonder de geringste aarzeling aan. Ja, dat is van mij.'<br />
Shaun knikt. 'Een goed teken. Al is de ziel van de keizer<br />
zijn eigen naam vergeten, hij blijft in staat om zijn eigen<br />
dom te herkennen.'<br />
'Wat is het eigenlijk?' vraagt de andere Klauw. 'Dat<br />
kristal? Als dat ons tenminste iets aangaat?'<br />
hem.'<br />
'De keizer,' antwoordt Shaun. 'Een klein stukje van<br />
'Van zijn ziel?'<br />
'Dat zou je kunnen zeggen. Het bevat een stel herinne<br />
ringen. Erg belangrijke. Onze eerste ontmoeting.' Hij slaat<br />
zijn benen over elkaar. 'De mensheid is zo'n kwart miljoen<br />
jaar oud. Historici hebben zich altijd afgevraagd waarom de<br />
geschreven taal pas vierduizend jaar geleden uitgevonden<br />
werd. Iets opschrijven is zoveel gemakkelijker dan het<br />
moeten onthouden.'<br />
'Ze hadden vroeger iets beters?'<br />
'Geheugenkristallen. Ze konden een herinnering in een<br />
stukje bergkristal opslaan. Leg je met zo'n kristal te rusten<br />
en de herinnering komt terug als droom. Een droom die zo<br />
krachtig is dat een getraind mens hem de volgende ochtend<br />
tot in de kleinste details kan herinneren.'<br />
'Is dat niet een beetje gewaagd? Arno zal weten wie je<br />
bent. Wie de keizer is.'<br />
'De jongen is niet getraind. Het enige waarmee hij ont<br />
waakt is de herinnering aan een nachtmerrie. Wat losse<br />
flarden. Maar het zal de keizer krachtiger maken.'<br />
37
IO<br />
Arno neemt automatisch de afslag naar het Janskerkhof en<br />
dan denkt hij: ah nee! Ik hoef niet eerst langs Rob. Het heeft<br />
geen zin hem op te halen. Hij gaat met Esther naar het<br />
schoolfeest.<br />
Bij die gedachte moet hij een pijnlijke brok in zijn keel<br />
wegslikken. We kennen elkaar sinds de basisschool en Esther<br />
is alles aan het verzieken. Rob en ik zouden in de<br />
herfstvakantie door Ierland trekken. Gaat dat nu ook niet<br />
door?<br />
Arno hoort het dreunen van de drums boven zijn brommer<br />
uit, zodra hij de straat inrijdt. Een gedempt 'bom-pa-bom',<br />
gevolgd door een gierende uithaal van een Fender-gitaar.<br />
De installatie staat weer veel te hard, denkt hij. Om half<br />
tien bonkt de politie op de deur om de stekkers eruit te<br />
trekken. Net als de vorige keer.<br />
Kleurige schijnwerpers zwiepen door de aula van Arno's<br />
school, een bak discolichten knippert.<br />
Geen laser deze keer. Waarschijnlijk te duur. En je hebt<br />
natuurlijk ook een rookmachine nodig voor je er iets leuks<br />
mee kunt doen.<br />
Hij blijft aan de rand van de aula staan en de moed zinkt<br />
hem in de schoenen. Niemand, maar dan ook niemand heeft<br />
zich verkleed. Nergens rockers, of hippies, geen heli's angels-voor-één-nacht.<br />
Geen meisjes met paardenstaarten 'en<br />
minirokken.<br />
Ik sta finaal voor gek.
De leerlingen drommen in kleine groepjes om de tafels,<br />
klas bij klas. De dansvloer zelfblijft leeg, een zwarte vlakte.<br />
De eerste drie kwartier blijft volgens de traditie de band<br />
van hun wiskundeleraar spelen. Daarna neemt een deejay<br />
het over en dreunt de house tot half twee door.<br />
Hamid komt naast hem staan, een bekertje met cola in<br />
zijn hand. Hamid kennende kun je er zeker van zijn dat hij<br />
er iets sterkers heeft bijgegoten.<br />
'Wat een ouwe-knarren troep!' Hamid spuwt op de granieten<br />
tegels en kijkt dan schichtig om zich heen of geen<br />
van de leraren het opgemerkt heeft. 'Man, ik haat die sixties<br />
shit!'<br />
'Klinkt niet slecht,' zegt Arno. Sinds een maand of drie<br />
heeft hij zelf een elektrische gitaar, tweedehands Fender<br />
Stratocaster. Als hij tegen zijn eindexamen half zo goed<br />
speelt als de wiskundeleraar, zou hij dik tevreden zijn.<br />
'Ach, man, moet je horen wat ze voor bejaardenmuziek<br />
spelen! "In the Ghetto" van Elvis Presley!'<br />
'El vis wie?' vraagt Arno, die maar met een half oor naar<br />
Hamid luistert.<br />
'Aah, laat ook maar. Jij bent hopeloos.'<br />
Hamid beschouwt zichzelf als een superexpert als het om<br />
popmuziek gaat. Hij is zo'n ultracoole neogabber dat hij op<br />
veterloze sportschoenen rondsloft en een ring door zijn linkerwenkbrauw<br />
draagt. Als een hit ouder dan een maand is,<br />
haalt Hamid er zijn neus voor op.<br />
Arno zelf hoort amper het verschil tussen techno en<br />
trance. Ergens in zijn achterhoofd heeft hij bovendien de<br />
overtuiging dat een goede popsong uit meer dan drie regels<br />
tekst moet bestaan.<br />
Hij zoekt de zaal af. Geen Esther of Rob. Hij had ze ook<br />
nog niet verwacht. Als hij Esther afhaalde, riep ze steevast:<br />
'Een halve minuut! Ik kom zo!' Waarna ze pas zo'n drie<br />
kwartier later kwam opdagen.<br />
39
'HeIlo, rocker. Heb je zin om te dansen?'<br />
Hij kijkt op. Het meisje draagt een kort leren rokje, een<br />
riem met gouden schakels. Netkousen. Een outfit die in de<br />
nineties nog even sexy is als in de sixties. c.ool.<br />
Dit is waarschijnlijk het enige meisje dat zich voor het<br />
feest verkleed heeft. Al zijn gêne verdwijnt en hij mag haar<br />
meteen. Hij vangt een verwarrende flits op van grote bruine<br />
<strong>ogen</strong>, de witte glittering van haar tanden en dan legt ze haar<br />
hand op zijn blote arm. Haar vingers voelen opvallend<br />
warm aan. Heet bijna. Ze knijpt. 'Wat denk. je ervan?'<br />
'Uh, ook hoi.' Geen erg originele reactie. Bijna even<br />
beroerd als 'Ken ik je soms ergens van?'<br />
'Dansen?' Haar glimlach laat haar gezicht oplichten.<br />
'Niemand danst nog,' zegt Arno verontschuldigend en<br />
hij kan zichzelf wel een schop voor zijn kont verkopen. Ik<br />
klink als een verlegen brugklasser op zijn eerste school<br />
feest!<br />
Ze trekt aan zijn arm. 'Dan zijn wij de eersten!'<br />
'Oké.'<br />
Arno laat zich gewillig naar de dansvloer meevoeren.<br />
Normaal zou hij zich absoluut niet op zijn gemak voelen.<br />
Iedereen lijkt naar hen te staren. Wie als eerste begint te<br />
dansen, loopt een zeker risico. Als niemand meedoet, sta je<br />
voor paal. Bovendien hoor je pas te dansen als de disco<br />
begint.<br />
Hah! Laat ze hun neus maar ophalen! Stelletje slome<br />
duikelaars.<br />
De band schakelt halverwege over op een sneller num<br />
mer. Solide rock die tot in zijn onderbuik meetrilt en zijn<br />
beenspieren laat schokken.<br />
Dit is het, denkt hij, het echte leven. Keiharde muziek,<br />
een zee van kleurige zwaailichten, de mooiste vrouw van de<br />
wereld.<br />
'I can get no,' brult Arno mee, 'no, no satisfaction!'
De Stones, weet hij. Als zijn vader doodvermoeid van<br />
zijn werk komt, draait pa dat nummer vaak op maximum<br />
volume.<br />
Hij slingert het meisje rond en op de een of andere manier<br />
lijkt ze bijna niets te wegen. Ze duikt soepel onder zijn<br />
arm door, ze tolt om haar as, ze springt, buigt zich naar<br />
achteren tot haar paardenstaart over de tegels sliert.<br />
Een circusmeisje, denkt Arno opget<strong>ogen</strong>, al meer dan<br />
half verliefd. Het soort vrouw dat van een honderd meter<br />
hoge klip in de blauwe, blauwe zee duikt. Niet als Esther.<br />
Absoluut niet als Esther.<br />
Als het nummer met een roffel van de drum eindigt,<br />
merkt hij dat de dansvloer niet langer leeg is. Zo'n vijftig,<br />
zestig leerlingen hebben hun voorbeeld gevolgd. De andere<br />
dansers hebben een ruimte voor hem en het meisje vrijgelaten.<br />
Zij zijn het middelpunt, de spil.<br />
Arno grijnst. Nu zijn het de lui die nog aan de kant staan,<br />
die een ongemakkelijk gezicht trekken en zenuwachtig met<br />
hun voeten zitten te wippen. En het allermooiste is dat hij<br />
Esther tegen de toonbank van de kantine ziet leunen. Hij<br />
kan haar gezichtsuitdrukking niet zien, niet van deze afstand.<br />
Maar ze heeft hem beslist met het meisje zien dansen.<br />
" Nog één nummer,' zegt het meisje twintig minuten later.<br />
'Daarna mag je wat te drinken voor me halen.'<br />
'Goed, oké,' weet Arno hijgend uit te brengen. Het<br />
zweet loopt hem over de rug en het bloed suist in zijn oren.<br />
Het liefst zou, hij zijn jack en zijn T-shirt uitrukken en ze in<br />
een prop onder een tafeltje mikken.<br />
Waarom niet, eigenlijk? Wie zou hem durven uitlachen?<br />
Zijn doorweekte T-shirt volgt het leren jack en hij<br />
springt de dansvloer op. Ze hebben de stroboscoop aangezet<br />
en de lichtflitsen volgen elkaar razendsnel op.
Het meisje wordt een reeks schokkerige snapshots: een<br />
opgeheven arm, zwierend haar, een been dat onmogelijk<br />
slanker of bevalliger zou kunnen zijn, de fonkeling van een<br />
oog.<br />
'Ze m<strong>ogen</strong> geen alcohol schenken,' zegt Arno. 'No problem,<br />
er is altijd wel iemand die een paar flessen meeneemt.'<br />
Hij kijkt zoekend om zich heen of hij Hamid ergens ziet.<br />
'Cola is prima. Of gewoon spa.'<br />
Zo'n prachtige stem. Als ze een zangeres was, zou hij<br />
beslist al haar cd's kopen.<br />
Hij zet de plastic beker neer en ploft tegenover haar in een<br />
stoel neer. 'Zit je hier op school?'<br />
'Naah, ik werk. Hanneke vroeg of ik meeging. We kennen<br />
elkaar van een computercursus. Een echt swingfeest,<br />
zei ze. Beter dan een houseparty.' Het meisje snuift. 'Zodra<br />
we binnenkwamen, zoog ze zich als een zeepok aan de rest<br />
van haar klas vast. Met die lui viel geen zinnig woord te<br />
wisselen.'<br />
Hanneke. De naam zegt Arno niets. Wat niet zo vreemd<br />
is in een scholengemeenschap met tweeduizend leerlingen.<br />
'Ik heet Arno,' zegt hij. Bijna vertelt hij in welke klas hij<br />
zit. Hij houdt zich bijtijds in. Stel je voor dat ze ouder is dan<br />
hij? Nu denkt ze misschien dat hij in de hoogste klas zit.<br />
'Delila,' zegt ze en schudt hem plechtig de hand. 'En als<br />
je het waagt me Del te noemen, kun je een pets in je gezicht<br />
krijgen!'<br />
'Ik zou niet durven! Wat is het? Sta je op Delila of gaat<br />
Deli ook?'<br />
'Deli is goed. Delila is uit de bijbel. Ze was een beeldschone,<br />
maar in en in slechte vrouw. Je weet wel, van Simson<br />
en Delila. Simson was zo sterk als tien leeuwen, maar<br />
toen knipte Delila zijn haar af en hij verloor al zijn super-
krachten.' Ze grinnikt. 'Mijn grootvader was dominee en<br />
hij en mijn moeder konden helemaal niet met elkaar opschieten.<br />
Hij vond mijn vader maar een leegloper. Ik denk<br />
dat ze mij daarom Delila genoemd hebben. Louter en alleen<br />
om hem te ergeren.'<br />
'Aha.' Delila klinkt een stuk beter dan Arno, denkt hij.<br />
Arno betekent niks. Dat is gewoon een naam.<br />
Deli drinkt haar beker* met een reusachtige slok leeg<br />
en veegt haar lippen af 'Zullen we hier weggaan? Of wil je<br />
nog meer dansen?'<br />
'Ergens anders is oké. Ik heb een brommer.'<br />
'Laten we gewoon gaan lopen.' Ze grist haar handtasje<br />
van de tafel en schopt Arno's jack naar hem toe. 'Op naar<br />
ons privéfeestje!'<br />
+<br />
43
II<br />
Utrecht is een uitzonderlijk oude stad. Vol nauwe stegen,<br />
onverwachte binnenplaatsen en parkjes die amper groter<br />
dan een achtertuin zijn . Arno dacht dat hij Utrecht kende,<br />
met Deli als gids is hij binnen twintig minuten finaal de weg<br />
kwijt.<br />
'Waar zitten we in vredesnaam?' vraagt hij als hij achter<br />
Deli een onverlichte stenen trap afdaalt. Losse steentjes<br />
knarsen bij elke stap onder zijn schoenzolen.<br />
'Vlak bij de Oude Gracht. Maar daar moeten we niet<br />
heen.' Ze pakt hem bij de pols, geeft een rukje. 'Hier linksaf.'<br />
Weer een trap, ditmaal omhoog.<br />
Arno vindt het allang best. Hij legt zijn arm om haar<br />
schouders en Deli nestelt zich tegen hem aan. Ondanks<br />
haar woeste geswing ruikt Deli absoluut niet naar zweet.<br />
Arno moet aan een tropisch strand denken, de geur van<br />
verblindend zonlicht, van eindeloze blauwe watervlaktes.<br />
Zijn eigen geur is heel wat sterker en zijn T-shirt kleeft<br />
klam tegen zijn rug en zijn buik aan.<br />
Ze lopen precies in de pas, merkt hij. Alsof zelfs hun<br />
lopen een soort dans is. Deli begint te neuriën en het klinkt<br />
even tevreden als het spinnen van een poes.<br />
'Wat zing je?' vraagt hij.<br />
'0, dat is een behoorlijk oud lied. Duizend jaar? Tweeduizend?'<br />
Ze fronst haar wenkbrauwen: 'Het is in oud Engels.<br />
Ik zal het proberen te vertalen.<br />
Dit is de nacht,<br />
de{e nacht van alle nachten.<br />
44
We sluiten de aarden deur<br />
en jij moet het doornige pad gaan,<br />
door de winderige vlakte,<br />
over de brug die niet breder dan een haar is.<br />
A Is je nooit een arme sloeber schoenen gaf,<br />
ay, de doornen {uilen het vlees van je botten scheuren.'<br />
A Is je nooit een hongerige brood gaf,<br />
ay, as {ui je eten en je maag met stenen vullen.!'<br />
Deli klakt met haar tong. 'Dat zongen ze als ze een dode<br />
begroeven. Ze zongen het om een ziel te vertellen dat hij op<br />
weg moest gaan. Donder op! Blijf niet langer in dat dode<br />
lichaam rondhangen. Het heeft nog een stuk of tien coupletten.<br />
De "aarden deur", dat is natuurlijk het graf.'<br />
Ze begint opnieuw te neuriën, gaat dan op woorden<br />
over. 'Zing mee,' spoort ze hem aan. 'De melodie is gemakkelijk.'<br />
'Ik speel gitaar,' sputtert Arno tegen. 'Zingen is niet mijn<br />
sterkste punt. Krolse katten klinken beter.'<br />
Hij weet niet waarom hij die leugen vertelt. Hij zingt<br />
vaak en grg. Op school heeft hij voor muziek nooit anders<br />
dan tienen gehaald.<br />
Ineens vervult het liedje hem met een diepe weerzin. Het<br />
ritme is verkeerd: het lijkt precies uit de maat met zijn hartslag<br />
te lopen en hij heeft moeite met ademhalen. Elke noot<br />
lijkt knarsend vals, hoewel hij dat beslist niet is. Deli heeft<br />
een prachtige, zuivere stem.<br />
'Ik weet niet ... Ik heb gewoon geen zin om te zingen,<br />
denk ik.'<br />
Even betrekt Deli's gezicht en dan tuit ze haar lippen. 'Ik<br />
snap het. Je wilt wat anders.'<br />
Ze legt haar handen in zijn nek en trekt zijn hoofd omlaag.<br />
Haar kus is beslist de meest enthousiaste die Arno ooit<br />
heeft meegemaakt. Als hij naar adem hapt, zit Deli al aan<br />
zijn riem te friemelen. 'Daar in die hoek staat een oude<br />
45
ank,' zegt ze. 'Als je geen aandacht besteedt aan een paar<br />
losse springveren is hij zacht genoeg.'<br />
'Wat, hoe ... ' Het gaat Arno even te snel. 'Maar ik heb<br />
niks bij me!'<br />
Ze vist een kartonnen doosje uit haar handtasje. 'Dat<br />
hebben mannen nooit.'<br />
Deli draait het zilveren kettinkje om haar vinger en krast<br />
plagerig met het kromme kristal over zijn buik. 'Wat is dit,<br />
Arno? Een magische amulet?'<br />
Hij komt half overeind. 'Het was een bee* raar. Toen<br />
ik van huis vertrok, gaven twee mannen het me. Ze zeiden<br />
dat ik het had laten vallen. Ik wist zeker dat het van mij was<br />
en bedankte ze.'<br />
'En?'<br />
'Het is niet van mij! Ik heb het nooit eerder gezien!'<br />
Deli geeft een tikje tegen het kristal. 'Goed bewaren.<br />
Misschien waren het wel engelen en is dit echt een magische<br />
amulet!'<br />
Ze knoopt haar blouse dicht en werpt een blik op haar<br />
horloge.<br />
'Het is bijna middernacht. Ik moet eens opstappen.'<br />
Arno lacht. 'Als de klok twaalf slaat, veranderen je<br />
mooie kleren in lompen? Je koets wordt weer een pompoen?'<br />
'Iets veel ergers. Mijn vader bonkt met zijn vuist op tafel.<br />
Mijn moeder mompelt zaken als: een jong meisje hoort zo<br />
laat niet over straat te lopen.'<br />
'Zal ik je thuisbrengen?'<br />
'Beter van niet. Nog niet. Ouders moet je overdag ontmoeten.<br />
En zeker niet in een leren jasje met doodskoppen<br />
en je armen vol tatoeages.'<br />
'Waarschijnlijk heb je gelijk.'<br />
Ze opent haar tasje. 'Ik geef je mijn telefoonnummer.
Het is een geheim nummer. Mijn ouders doen soms een<br />
beetje moeilijk. Je zult waarschijnlijk een paar keer moeten<br />
bellen voor je me te pakken krijgt en dit weekend ben ik<br />
weg.'<br />
Ze krabbelt haar telefoonnummer op een notitieblokje<br />
en scheurt het blaadje af. 'Ik hoor nog wel van je.'<br />
+<br />
47
I2<br />
Delila vindt Shaun in de galerij met schilderijen. De Doodloze<br />
staat voor een strook beschilderde zijde, die aan bamboe<br />
staven omlaag hangt. Ze sluipt naar hem toe, van schaduw<br />
tot schaduw glippend tot ze over zijn schouder mee<br />
kan kijken.<br />
Zo'n onmogelijk oud schilderij: de kleuren zijn weggebleekt<br />
of misschien heeft de kunstenaar enkel zwarte inkt<br />
gebruikt. De veldheer is net van zijn paard gestegen en hij<br />
kijkt peinzend uit over een piramide van opgestapelde<br />
doodshoofden. Ze weet dat deze veldheer de keizer is, in<br />
een van zijn talloze gestolen lichamen.<br />
'J e krijgt hem wel weer terug,' fluistert ze in Shauns oor.<br />
Shaun geeft geen krimp, schrikt niet.<br />
'Hoe verliep het, Delila? Ik zag drie, vier toekomsten. In<br />
een daarvan liep hij de school uit voor je hem kon aanspreken<br />
en reed hij met zijn brommer pardoes de gracht in.'<br />
'Die toekomst was het niet.'<br />
'Hij is verliefd op je?'<br />
'Shaun, hij aanbidt me! Hij kust de grond waarop ik<br />
loop.' Ze knipt met haar vingers. 'Als ik hem verzocht om<br />
met zijn brommer in de gracht te rijden, hah! Het enige dat<br />
hij zou vragen: "Welke gracht, Deli?'"<br />
'Goed.' Shauns hand schiet uit en omklemt haar pols.<br />
Het is een keiharde greep, een langzaam aandraaiende<br />
bankschroef.<br />
'Delila, je verzwijgt iets.'<br />
'Shaun! Wat heb je?' Ze probeert haar pols niet los te<br />
rukken. Niemand kan Shauns greep verbreken zonder met<br />
versplinterde botten te eindigen.
'Wat deed je?'<br />
Ze kijkt hem recht in zijn gruwelijke <strong>ogen</strong>. 'Ik zong het<br />
Mondech DoodsHed. Ik probeerde hem mee te laten zingen.'<br />
'Hij weigerde.' Het is geen vraag.<br />
'Hij weigerde,' geeft ze toe.<br />
'Heilige Olifant! Delila, hoe ken je dat lied?'<br />
'Ik hoorde het je zelf zingen. Tien jaar geleden. Toen die<br />
Taiwanese popgroep een hit over Shaun de Doodloze wilde<br />
uitbrengen. "De man met de zee in zijn lege oogkassen" , zo<br />
heette dat nummer toch? Een van hun leden had de legende<br />
van Shaun van zijn grootmoeder gehoord.<br />
Je ging bij hun studio langs en beweerde dat je een miljonair<br />
was. Dat je hun cd volledig zou betalen als ze een<br />
nummer van jou zouden opnemen.' Shaun heeft haar arm<br />
losgelaten en ze wrijft over haar pols. 'Je zong het lied in<br />
hun microfoon en ze beloofden de band te zullen beluisteren.<br />
De volgende ochtend zaten ze in het gekkenhuis. Hun<br />
geheugen was totaal uitgewist: ze wisten minder dan een<br />
pasgeboren baby. Vroeger zouden de priesters gezegd hebben<br />
dat een boze geest hun ziel geroofd had.'<br />
'Hoe had je je toen vermomd, Delila? Als je me gevolgd<br />
was, had ik het geweten.'<br />
'Niks vermomd. Een koffiemeisje bracht een pot thee<br />
binnen. Niemand let op een koffiemeisje. En ik wist waar<br />
jullie zaten. Je vroeg hun adres toen je met hen belde. Jij<br />
ging te voet. Ik nam een taxi.'<br />
Ze haalt haar schouders op. 'Verwachtte je loyaliteit?<br />
Gehoorzaamheid? Ik ben Delila. Toen je me in Bangkok<br />
vond was ik doodziek. Zo ver heen dat ik mijn eigen naam<br />
niet eens meer wist. Jij verjoeg het virus uit mijn lijf, je gaf<br />
me een nieuwe naam, een rol om te spelen. Delila is verraderlijk,<br />
totaal onbetrouwbaar en ze vernietigt wie zo<br />
dwaas is om haar lief te hebben. Zo heb je mij zelf gemaakt.'<br />
49
'J e was niet doodziek.' In Shauns stem klinkt een lichte<br />
ergernis door. 'Je was aan het sterven. Minstens de helft van<br />
Bangkoks kinderhoer*s leed aan aids. Meisje, je laatste<br />
adem ratelde in je keel. Als ik een kwartier later was gearriveerd,<br />
had ik enkel een afkoelend lijk gevonden.'<br />
'Oh, je redde mijn leven? Als ik in het Westen geboren<br />
was, zou ik je eeuwig dankbaar blijven. In Azië zien we dat<br />
anders. Jij zou dat moeten weten, want er stroomt geen<br />
druppel blank bloed door je aderen. Iemands dood afnemen<br />
vonden we in mijn dorp hoogstens bijzonder bemoeizuchtig.'<br />
Ze maakt een spottend huppeldansje, wervelt om haar<br />
as. Dan knielt ze en kust de toppen van zijn vingers.<br />
'Mijn dwaze Shaun,' fluistert ze, 'je kunt mij niet temmen.<br />
Enkel vernietigen. Neem me zoals ik ben.'<br />
Shaun balt zijn vuisten. 'Als Arno het doodslied drie<br />
keer had gezongen, waren we alles kwijt geweest. Het lied<br />
zuigt het brein van de zanger leeg. Alleen degene die het<br />
lied voorzong blijft ongedeerd. Van de keizer zou niets<br />
over zijn gebleven. Nog geen vage herinnering.'<br />
'Het leek me een goed idee. De moeite van het proberen<br />
waard. Dat het de keizer ook kon raken was niet bij me<br />
opgekomen.'<br />
'Vertel me voortaan wat je van plan bent. Van tevoren.'<br />
'Misschien.'<br />
Shaun weet dat hij daarmee genoegen moet nemen.<br />
Want ze heeft gelijk: hij kan haar enkel vernietigen, nooit<br />
temmen.<br />
+
I3<br />
In het licht van zijn nachtlampje bestudeert Arno het zilve<br />
ren kettinkje met het kromme kristal. In de facetten van het<br />
kristal zijn tientallen vreemde lettertekens gegraveerd.<br />
Chinees? Ze zijn te petieterig om ze goed te onderscheiden,<br />
amper groter dan zandkorrels.<br />
Hoewel hij zeker weet dat het kettinkje niet van hem is,<br />
blijft het hem akelig bekend voorkomen. Goed bewaren,<br />
had Deli hem aangespoord. Misschien waren die mannen<br />
wel engelen en is het een echte magische amulet!<br />
Hij glimlacht bij de herinnering. Die lui zagen er alles<br />
behalve als engelen uit.<br />
Hij draait het kristal: lichtpuntjes gloeien op, doven. Net<br />
twinkelende sterren, en meteen moet hij aan de pretliches<br />
in Deli's <strong>ogen</strong> denken. Wat een moordgriet!<br />
kend.<br />
Alles erliep zo moeiteloos. Zo · absoluut vanzelfspre<br />
Hij trekt het dekbed tot zijn navel. Voor meer is het te<br />
warm. Ik zal van je dromen, Deli. Tot ik je weer zie moet<br />
dat genoeg zijn.<br />
De droom begint zodra hij zijn <strong>ogen</strong> sluit. Eerst wordt hij<br />
zich onaangenaam bewust van de kilte van het kristal.<br />
Koud, zo vriezend koud. Een splinter ijs, een ijspegel . Het<br />
lijkt bovendien groter en belachelijk zwaar voor zo iets<br />
kleins. Een baksteen, denkt hij, een rotsblok!<br />
Het groeiende gewicht perst zijn borstkas omlaag en hij<br />
voelt de punt door zijn vel breken. Arno wil zijn hand op<br />
heffen om het onmogelijk zware kristal weg te schuiven.<br />
Zijn armen blijven onbeweeglijk naast zijn zijden liggen.
Ik slaap al, gaat het door hem heen. Dit is niet echt. Een<br />
nachtmerrie.<br />
Hij probeert uit de droom te ontwaken, zijn <strong>ogen</strong> te openen.<br />
Een moment bespeurt hij weerstand. Alsof zijn oogleden<br />
dichtgeplakt zitten met spinrag. Dan floepen ze open.<br />
Hij staat in een wijde tent met wanden van traag golvende<br />
zijde. Al het licht is rood, een rijk, broeierig rood.<br />
Karchai, weet hij, de kleur die enkel voor de machtigste<br />
heersers gereserveerd blijft. Een boer of koopman die zich<br />
in karchai kleedt, speelt met zijn leven.<br />
Vier wachters in harnassen van gelakt leer bewaken de<br />
enige ingang van de tent, hun lansen gekruist. Daarachter<br />
ziet hij een driehoek staalgrijze hemel, een desolaat landschap.<br />
Een hoge muur van aangestampte aarde, bekroond<br />
met een palissade van aangepunte boomstammen slingert<br />
zich van kale heuveltop naar heuveltop. Alleen de wachttórens<br />
zijn van baksteen.<br />
'Mijn muur,' denkt Arno automatisch. 'Steen na steen<br />
heb ik uit laten hakken en mijn cement was bloed en zweet,<br />
de botten van doodgewerkte boeren.'<br />
Een wrokkig soort trots welt op, trots zonder enige tevredenheid.<br />
Hij vouwt zijn handen tegen elkaar. De handen van een<br />
oude, doodzieke man, ziet hij ontzet. Vol gezwollen blauwe<br />
aders en bruine vlekken, gestippeld met open zweren.<br />
Dit zijn mijn handen niet! Ik ben jong! Net zestien! Ik<br />
ben . . . Hij is zijn naam vergeten.<br />
De paniek ebt weg. Hoe bizar om mijn eigen naam te<br />
vergeten! Al was het maar voor een <strong>ogen</strong>blik. Want wie<br />
kan ik anders zijn dan de keizer van China? Tsjin Sje<br />
Hwang-ti, Hoogst Verheven Heerser der Ch'in. Tsjin Sje<br />
Hwang-ti voor wie miljoenen zich in het stof buigen.<br />
Het hoefgeroffel van strijdpaarden doet hem opkijken.<br />
Hun galop gaat in een sjokkend geplof over.
Kinkhoorns loeien: vier leden van zijn persoonlijke garde<br />
betreden de tent. Deze soldaten zijn de enigen in heel<br />
China die zijn tent zonder zijn uitdrukkelijke toestemming<br />
en langdurige rituelen m<strong>ogen</strong> betreden.<br />
De boeren noemen hen de Gemaskerden en vrezen hen<br />
erger dan tijgers of aardbevingen.<br />
Hun kapitein heft zijn handen op, beweegt zijn vingers.<br />
'Meester van de Vier Einden der wereld,' begint hij in de<br />
gebarentaal die slechts de keizer en zijn Gemaskerden kunnen<br />
ontcijferen, 'een van uw spionnen is teruggekeerd.'<br />
De keizer wenkt met zijn staf. 'Breng hem binnen.'<br />
'Purperen Feniks, Draak van het Oosten,' wauwelt de<br />
spion terwijl hij met. zijn voorhoofd op het aangestampte<br />
leem van de vloer bonkt.<br />
'Laat je plichtplegingen achterwege,' beveelt de keizer.<br />
'We zijn hier niet aan het hof van Ch'in.'<br />
'Meester der Miljoenen, ik heb Shaun gevonden! Shaun<br />
de Doodloze. Hij woont in een grot boven Zwaluwdorp, in<br />
Yuan.'<br />
'In Yuan,' herhaalt de keizer. 'Och, waarom ook niet?<br />
Het is tenminste redelijk in de buurt.'<br />
Van opwinding is geen sprake, zelfs niet van verwachting.<br />
De keizer is al te vaak teleurgesteld. 'Kijk mij aan,<br />
kerel,' snauwt hij.<br />
De man gehoorzaamt zo abrupt dat de keizer nekwervels<br />
hoort knarsen. Drie hartkloppen lang bestudeert de keizer<br />
hem. 'Ja, je bent te angstig om te liegen. Ik ruik de stank<br />
van je urine, die je vrijelijk over je benen hebt laten lopen.<br />
Je gelooft oprecht Shaun gevonden te hebben.'<br />
Hij gebaart naar de kapitein van de Gemaskerden. 'Ga,<br />
jij en je mannen. Breng mij Shaun de Doodloze voor de<br />
maan opnieuw rond is.'<br />
De Gemaskerden heffen hun wapens, marcheren naar<br />
53
hun paarden. De keizer kijkt de soldaten na met iets dat<br />
bijna vaderlijke genegenheid is: hij heeft de Gemaskerden<br />
persoonlijk getraind. Net als hij zijn ze genadeloos als co<br />
bra's, sluw als nertsen en even bedreven met het wurg<br />
koord als met de lans. In de strijd communiceren ze met een<br />
ruk van hun kin, met het opkrullen van een lip, een korte<br />
grom. Elk van hen heeft zijn tong bij de wortel afgehakt, als<br />
bewijs van hun onvoorwaardelijke trouw aan de keizer.<br />
Wie niet kan spreken kan ook geen geheimen verraden.<br />
Als iemand de tot nu toe ongrijpbare Shaun · in zijn<br />
schuilplaats kan verrassen, dan zijn zij het wel.<br />
Op de achtentwintigste dag strompelt het groepje Gemaskerden<br />
het keizerlijke zomerkamp binnen. Hun luisterrijke<br />
harnassen van gelakt leer zitten onder de krassen. Gele<br />
leem klit in hun haren.<br />
Ze werpen zich aan de voeten van hun meester en bonken<br />
met hun voorhoofd op de met goudstof bestrooide<br />
vloer.<br />
'Ik zie het,' mompelt de keizer. 'Mijn jachthonden keren<br />
jankend terug, met lege muilen. Jullie hebben Shaun de<br />
Doodloze ook ditmaal niet gevonden.' Hij tuit zijn lippen,<br />
zucht theatraal. 'Ga. Ik geef jullie toestemming om zelfmoord<br />
te plegen.'<br />
De soldaten kruipen achterwaarts weg. Hun aanvoerder<br />
tast al naar zijn dolk om het bevel van de keizer uit te voeren.<br />
'Nee!' brult de keizer vertoornd. 'Niet hier, idioot! Bloed<br />
trekt aasvliegen aan.' Hij gebaart naar het westen en zijn<br />
lange, felrode nagels blinken in de avondzon. 'Bij de veertiende<br />
toren hebben de opzichters een massagraf gedolven.<br />
Werp je dàar maar in.'<br />
Een van de soldaten komt overeind en draait zich naar de<br />
keizer: een pezige kerel van een jaar of veertig met een<br />
54
vlassig baardje. De man draagt zijn masker nog steeds, con<br />
stateert de keizer met een zekere ergernis. Hoe onbeleefd!<br />
Ik heb ze toch duidelijk laten weten dat ze niet langer deel<br />
van mijn Gemaskerden uitmaken?<br />
'Misschien was je een beetje voorbarig,' zegt de man. De<br />
keizer ziet het puntje van een roze tong over de gekloofde<br />
lippen likken.<br />
Een indringer! Een sluipmoordenaar!<br />
De keizer draait zijn pols. Uit de wijde mouw glipt een<br />
kristallen dolkje in zijn handpalm. Hij drukt op de jaden<br />
vlinder in de handgreep en meteen vloeit een kleurloos gif<br />
in de holle punt. 'Verklaar je nader.' Uit zijn ooghoeken<br />
ziet hij dat de andere Gemaskerden de tent al verlaten heb<br />
ben. En de wachters staan te ver weg om van enig nut te<br />
wezen.<br />
'Mijn naam,' zegt de indringer, 'is Shaun de Doodloze.'<br />
Hij buigt diep, maar beslist niet zo diep als een onder<br />
daan voor zjjn keizer hoort te buigen. 'Ik sta geheel te uwer<br />
beschikking.'<br />
De keizer voelt een schok van pure vreugde, een tinte<br />
ling die door zijn hele lijf trekt en hem ademloos van op<br />
winding achterlaat.<br />
'Zet je masker af,' weet hij met moeite uit te brengen.<br />
Het klinkt als een verzoek, niet als een bevel.<br />
Eeltige vingers reiken naar het zwartleren masker, ruk<br />
ken. De riempjes knappen en de keizer staart in het angst<br />
aanj agende gelaat van een demon, van een bovenaards we<br />
zen. Shaun is blind: reusachtige roze parels glimmen in de<br />
lege oogkassen.<br />
'De verhalen zijn waar,' zegt Shaun. 'Ik heb mijn <strong>ogen</strong><br />
uitgerukt. Lang geleden. Voor wie de toekomst kan zien, is<br />
het heden niet interessant. Het leidt maar af.'<br />
'Vijftien jaar zocht ik u, meester Shaun, de wijste aller<br />
wijzen,' hoort de keizer zichzelf babbelen. Hij probeert te<br />
55
stoppen, maar zijn opluchting is eenvoudigweg te groot.<br />
'Complete legers spionnen zond ik uit! Ik strooide met zilver,<br />
ik strooide met goud. Duizenden, duizenden hadden<br />
van u gehoord: niemand kon me uw schuilplaats wijzen.'<br />
'De tijd was nog niet rijp voor onze ontmoeting.'<br />
'En nu wel?'<br />
Shaun grijnst. 'In het begin van je zoektocht was je overmoedig,<br />
een man in de kracht van zijn leven. Maar nu, hai!<br />
je haar wordt grijs, je gewrichten knarsen. Eindelijk ben je<br />
bang genoeg voor de dood om werkelijk naar me te luisteren.<br />
,<br />
Ditmaal is het de keizer die zijn hoofd buigt. 'Wijze<br />
meester, ze beweren dat u al duizend jaar leeft.'<br />
'J e moet niet alles geloven wat onwetende boeren kakelen.<br />
Duizend jaar is het grootste getal dat ze kunnen bevatten.'<br />
Shaun giechelt, maakt een absurd dansje waarbij hij<br />
met zijn armen zwaait. 'Keizer, dwaze keizer,' zingt hij. 'Ik<br />
ben onmetelijk veel ouder dan dit land. Toen ik de Dood<br />
voor het eerst bedroog, was de grootste stad van de wereld<br />
een dorp met hutten van riet en vochten we met zwaarden<br />
van steen. 0, mijn keizer, duizend jaar is niet meer dan een<br />
enkele dag voor mij!'<br />
De keizer weet dat hij bespot wordt, dat zijn woorden<br />
voor Shaun niet meer dan het geritsel van dorre bladeren<br />
zijn. Toch spreekt hij door. 'Ik bezit paleizen met gouden<br />
daken,' somt hij op, 'vrouwen met glanzend zwart haar en<br />
wenkbrauwen als dansende motten. Mijn leger is onoverwinnelijk.<br />
Ik had de wereld kunnen veroveren.'<br />
Hij sluit zijn <strong>ogen</strong>. 'Als ik enkel de tijd had gehad ... Dat<br />
alles kan van u zijn, Shaun,' vervolgt hij op krachtiger toon.<br />
'Noem uw prijs. Geloof me, geen prijs is mij te hoog.' Hij<br />
balt zijn vuisten. 'Ik wil leven! Ik wil voor altijd leven!'<br />
Shaun trekt peinzend aan zijn oor, schuifelt met zijn voeten.<br />
De keizer beseft dat het toneelspel is, dat Shaun verdraaid<br />
goed weet wat zijn prijs is.
'Helaas,' zucht Shaun, 'ik ben gewend onder een dak van<br />
sterren te slapen en vrouwen verwelken even snel als afgerukte<br />
bloemen.' Shauns vinger priemt naar voren en<br />
prikt in de buik van de keizer, 'Jij, jijzelf bent mijn prijs!<br />
Wat ik wens is iemand om mij gezelschap te houden in alle<br />
eeuwen die nog moeten komen. Een slaaf, die mij onvoorwaardelijk<br />
trouw is.'<br />
Slaaf, denkt de keizer vol afschuw, ik een slaaf? Ik, voor<br />
wie miljoenen in het stof buigen? Maar wacht, zelfs de slaaf<br />
van Shaun de Doodloze is nog duizend maal machtiger dan<br />
welke sterfelijke man dan ook.<br />
'Ik neem het aan,' zegt hij.<br />
'Mijn eigen soort onsterfelijkheid kan ik je niet geven,'<br />
waarschuwt Shaun hem. 'Ik leef eindeloos door omdat ik de<br />
Dood keer op keer te slim afben. Je hebt mijn talent nodig<br />
om die kans van een op de miljoen te zien en te grijpen. En<br />
dat talent valt niet aan te leren. Ik kan je niettemin iets<br />
aanbieden dat bijna even effectief is.'<br />
Hij reikt in de plooien van zijn gewaad en houdt een<br />
bronzen spiegel op. De keizer ziet zijn eigen gelaat weerkaatst:<br />
zijn lippen zijn in een grimas van pure doodsangst<br />
verstrakt, die al zijn tanden ontbloot, zijn <strong>ogen</strong> puilen uit.<br />
Het gezicht van een wanhopig màn, denkt hij, maar dat ben<br />
ik ook, een wanhopig man.<br />
'Ik kan je ziel in deze spiegel vangen,' vervolgt Shaun.<br />
'En als iemand daarna in deze spiegel kijkt, hai, dan kun je<br />
door zijn <strong>ogen</strong> naar binnen glippen en zijn lichaam stelen.<br />
Het zal niet gemakkelijk zijn, want je slachtoffer vecht voor<br />
zijn eigen leven. Ik vermoed echter dat jij het wel zult klaarspelen.<br />
Jij bezit de juiste genadeloosheid en meer eigenwaan<br />
dan een god.'<br />
De spiegel is onverwacht zwaar en de keizer laat hem<br />
bijna uit zijn vingers glippen. Ik word oud, denkt hij, vijf<br />
zomers eerder kon ik een rotsblok tot boven mijn kruin<br />
tillen ...<br />
57
Hij kijkt Shaun aan: 'Mijn ziel, zei je. Ik moet eerst sterven<br />
voor ik eeuwig kan leven?'<br />
'Je begrijpt het. En wacht niet te lang. Bij het eerste<br />
ochtendlicht vertrek ik en je krijgt geen tweede kans.'<br />
De keizer ziet de zon achter de Muur wegzinken, een sidderende,<br />
oranje druif. Zijn dwangarbeiders werken onafgebroken<br />
door, ijverige mieren die met manden aarde sjouwen.<br />
Opzichters benen langs hun sjokkende rijen, meppen<br />
met lange stokken. Flarden van troosteloos gezang bereiken<br />
hem.<br />
Dit alles zal ik kwijtraken als ik op Shauns aanbod inga.<br />
Een mens zal ik worden. Ik, die nu machtiger dan een god<br />
ben.<br />
Hij wrijft over zijn pijnlijke pols, zijn gezwollen knokkels.<br />
Ik zal jong zijn!<br />
Hij buigt zich naar de spiegel tot hij de rode adertjes in<br />
het oogwit kan onderscheiden. Nu! Druk op de vlinder.<br />
Haal de punt van de giftige dolk over je keel. Meer dan een<br />
kras is niet nodig.<br />
De pijn is onbeschrijflijk. Kokende teer spuit door zijn aderen,<br />
al zijn spieren verkrampen tot sidderende kabels. Bijtend<br />
maagzuur brandt zich door zijn slokdarm omhoog en<br />
sproeit uit zijn neusgaten.<br />
De koopman, die hem het mes verkocht, had beloofd dat<br />
het gif elk slachtoffer <strong>ogen</strong>blikkelijk zou verlammen. Dat<br />
de dood zeker was. Hij had nooit, nooit beloofd dat het<br />
pijnloos zou wezen.<br />
Als de pijn wegebt, is zijn eigen lijk het eerste dat de keizer<br />
aanschouwt. Het leunt tegen een geglazuurde tempel hond,<br />
Shauns spiegel in zijn verstijfde handen. Over het voorhoofd<br />
kruipt een groene aasvlieg.
Dood, denkt hij, ik ben waarlijk dood.<br />
Hij heeft geen lichaam meer. Wat van hem overbleef is<br />
ijl als ochtendmist. Herinneringen, gedachten, vonkende<br />
emoties. Ik ben een reflectie in de spiegel, denkt hij. Een<br />
weerkaatsing van iemand die niet langer bestaat.<br />
Het brons omsluit hem als een taaie vloeistof en hij be<br />
speurt de eerste tekenen van vrees. Stel dat Shaun hem ver<br />
geet? Of dat de Doodloze hem in de spiegel opgesloten<br />
houdt?<br />
Uren verstrijken. De avondgong galmt het eerste uur van<br />
de nacht, het moment dat de vierde ster zichtbaar wordt.<br />
Het blijft verder doodstil in de staatsietent. Niemand zal<br />
de keizer durven storen, behalve op zijn uitdrukkelijke be<br />
vel.<br />
Middernacht: de volle maan zweeft hoog boven de<br />
Muur, buiten het gezichtsveld van de spiegel.<br />
Een steelse beweging, niet meer dan het verschuiven van<br />
een schaduw. De keizer ziet hoe Shaun tussen de wachters<br />
de keizerlijke tent binnengHjdt, in die halve seconde dat ze<br />
allebei hun blik afwenden.<br />
Shaun schopt het glazen dolkje opzij en rolt de spiegel in<br />
een zijden doek. 'Welkom, vriend,' hoort de keizer hem<br />
fluisteren, 'welkom, mijn slaaf.'<br />
+<br />
S9
Arno ontwaakt bij het eerste ochtendlicht. Het raam van<br />
zijn slaapkamer is een rechthoek van het teerste roze. Een<br />
straaljager kruipt van hoek tot hoek: een fonkelend stipje<br />
dat een condensatiespoor van lichtend goud achter zich aan<br />
trekt.<br />
Minutenlang ligt hij met open <strong>ogen</strong> naar de hemel te<br />
staren zonder ook maar iets te registreren. Koud zweet bedekt<br />
zijn voorhoofd en hij is niet in staat om ook maar een<br />
spier te bewegen.<br />
Die droom. Die afgrijselijke droom.<br />
Ik was een monster, een hatend, allesverslindend ding<br />
waarvoor een mensenleven minder betekende dan het wegschoppen<br />
van een kiezel.<br />
Bijna alle details zijn weggezakt. Wie hij in de droom<br />
was, in welk land. Wat zijn daden waren. Maar de nasmaak<br />
van tomeloze haat blijft, de echo van die intense begeerte<br />
naar jeugd, naar een leven zonder eind.<br />
Pas als hij koud water in zijn gezicht plenst, komt een naam<br />
uit de droom bovendrijven. Hwang-ti. Tsjin Sje Hwang-ti.<br />
Een moment staat hij verdwaasd met de zeep in zijn ene en<br />
de droge washand in de andere. Ja, dat was de naam van de<br />
keizer uit zijn nachtmerrie. Van de keizer van China!<br />
Arno laat de zeep in de wasbak vallen, mikt het washandje<br />
in het bad en snelt poedelnaakt de woonkamer in.<br />
In een oogwek heeft hij de cd-rom met de Carta Encyclopedie<br />
in de computer geladen en tikt hij de naam in.<br />
Een zacht gezoem stijgt uit de drive op.<br />
60
'Tsjin Sje Hwang-ti: niet gevonden,' meldt het scherm.<br />
Arno voelt zich een volslagen idioot. Wat had hij dan<br />
verwacht? Dat een droomnaam in de Encyclopedie zou<br />
staan?<br />
Hij schakelt de computer uit en slentert terug naar de<br />
badkamer. Gewoon een nachtmerrie, denkt hij. Dromen<br />
hebben geen betekenis.<br />
Vijf minuten later staat hij onder de warme douche te<br />
zingen en gelooft hij het oprecht. Dromen zijn bedrog, niet<br />
meer dan de videoclips van je slapende brein.<br />
De keizer had Arno kunnen vertellen dat westerlingen er<br />
gewoonlijk geen flauw idee van hebben hoe je Chinese namen<br />
nu precies moet spellen en er vaak maar een potje van<br />
maken. Dat je zelfs de naam van de Chinese hoofdstad achtereenvolgens<br />
als Peking, Peiping en Beibing geschreven<br />
zult vinden.<br />
In de drukkerij blijkt alles nog steeds hopeloos achter te<br />
lopen. Tot overmaat van ramp heeft de sorteermachine het<br />
ook nog begeven. Het eerste stuk van de ochtend stapelt<br />
Arno vers bedrukte velletjes van De Vrije Sportvisser tot<br />
hij de tekst zo zou kunnen opdreunen. Zeldzaam stom werk<br />
dat gewoonlijk terecht aan een machine wordt overgelaten.<br />
'Hoe was het schoolfeest?' vraagt zijn moeder als ze een<br />
korte koffiepauze inlassen om even uit te hijgen. 'Het moet<br />
een latertje geworden zijn, want ik hoorde je niet thuiskomen.<br />
,<br />
'Half twee,' geeft Arno toe.<br />
'Ging het schoolfeest zo lang door?'<br />
'N ee. Ik kwam een meisje tegen. We hebben wat door de<br />
stad gelopen.'<br />
'Leuk,' knikt ze.<br />
61
Arno is dankbaar dat zijn moeder zo tactvol is om niet<br />
door te vragen. Een uur na je eerste ontmoeting elkaar al de<br />
kleren van het lijf rukken: hoe moet je dat uitleggen? Hij<br />
vermoedt dat zijn ouders het een tikkeltje overhaast zouden<br />
vinden.<br />
Hij staat op. 'Ik moet nog even iemand opbellen.'<br />
Deli's telefoonnummer zit niet in de binnenzak van zijn jas.<br />
Ook niet in zijn broek. Hij voelt alle zakken drie keer na,<br />
keert zijn sokken om, schudt zijn onderbroek uit. Het zweet<br />
breekt hem uit. Hij ziet zichzelf al de halve bovenbouw<br />
aflopen om een meisje te vinden dat Hanneke heet, achternaam<br />
onbekend, die een vriendin met de naam Delila naar<br />
het schoolfeest heeft meegenomen. Heette ze trouwens wel<br />
Hanneke? Of was het Anneke?<br />
En zelfs als hij die Hanneke, of Anneke, weet op te sporen,<br />
zou ze hem dan zomaar het telefoonnummer van Deli<br />
geven? Vast niet.<br />
Liefde is prachtig, maar elke minnaar heeft altijd iets<br />
potsierlijks in de <strong>ogen</strong> van anderen. Arno kent zijn medescholieren.<br />
Zelf is hij geen haar beter. Iedereen zou hem in<br />
de maling nemen. Na de vijfde keer vragen zou elk meisje<br />
met uitgestreken gezicht beweren dat ze Hanneke heette.<br />
En wat een dolle gein om hem volledig voor paal te zetten<br />
met een vals telefoonnummer!<br />
Hij klemt zijn kaken op elkaar. Deli is het waard, besluit<br />
hij. Dan maar een clown.<br />
Ten slotte vindt hij het notitieblaadje onder zijn hoofdkussen.<br />
Prompt herinnert hij zich natuurlijk ook weer dat<br />
hij het daar neergelegd heeft. De veiligste plek die hij met<br />
zijn slaapdronken hoofd wist te bedenken.<br />
Hij strijkt het briefje glad. Wat schrijft ze een mooie,<br />
krachtige letters, denkt hij. Arno snuffelt aan het velletje:<br />
het enige dat hij ruikt is de geur van zijn eigen zweet.
Deli's telefoon gaat twintig keer over en wordt dan auto<br />
matisch afgebroken. Arno legt de hoorn neer. Nu ja, ze hád<br />
gezegd dat ze het weekeind niet thuis zou zijn.<br />
Ik probeer het morgenavond nog een keer, neemt hij<br />
zich voor. Maar hij weet dat hij het onmogelijk zo lang kan<br />
volhouden. Waarschijnlijk draait hij haar nummer weer<br />
voor er een uur voorbij is.<br />
'Dat was het dan,' zegt Arno's vader en Arno slaakt een<br />
zucht van verlichting.<br />
De Vrije Sportvisser is gesorteerd, gevouwen, geniet en<br />
in nette pakketjes van honderd stuks verpakt. Tweeduizend<br />
exemplaren. Arno heeft zich voorgenomen nooit meer een<br />
sporthengel aan te raken.<br />
'Op zalmenjacht in het Noors hooggebergte.' 'De ene<br />
kunstvlieg is de andere niet.' Allemachtig, wat kunnen die<br />
lui zeveren!<br />
Arno werpt een blik op het raam: de tijd is voorbijge<br />
vl<strong>ogen</strong>. Het begint al te schemeren. 'Zal ik Chinees halen?'<br />
Zijn vader werpt hem zijn portemonnee toe. 'Haal iets<br />
lekkers. Geen nasi. We hebben er hard genoeg voor ge<br />
werkt.'<br />
Aan weerszijden van de toonbank gluren twee geglazuurde<br />
draken naar de klanten. Arno strekt zijn hand uit en raakt<br />
hun manen aan. Hard plastic. En draken zijn het ook aller<br />
minst, hoewel ze er woest genoeg uitzien met hun scherpe<br />
tanden. Dit zijn Chu-liangs. Jachthonden, waarmee de ede<br />
len op wilde varkens en herten jaagden. De pitbulls van<br />
lang geleden, meer dan half wolf nog. Nu helaas uitge<br />
storven.<br />
Hij trekt zijn hand terug. Waar komt die kennis van<br />
daan? Ik weet even weinig van hondenrassen als sportvis<br />
sen af. Minder zelfs, want ik kan De Vrije Sportvisser intus<br />
sen zo ongeveer opzeggen.
Toch klinkt de naam juist. Chu-liangs. Hij ziet een kop<br />
pel zich een weg banen door dicht struikgewas. Ruigharige<br />
monsters met een ring van krullend haar om hun nek. Niet<br />
blauw natuurlijk, maar vaalbruin.<br />
'Wat zal het zijn, meneer?' vraagt de man achter de<br />
'<br />
toonbank.<br />
'0, sorry. Drie keer Peking eend met witte rijst. Haaien<br />
vinnensoep. Ook drie keer. En lychees toe.'<br />
ten.'<br />
De man reikt hem een bonnetje aan. 'U kunt daar wach<br />
Arno gaat naast twee Chinezen zitten en bladert in de<br />
Nieuwe Revu.<br />
'Die W ong van Sun li is een hopeloos geval,' hoort hij<br />
zijn buurman zeggen. 'Dit is nu al het vierde voorstel dat hij<br />
afslaat. Twintig procent is toch prima? Wie zou hem min<br />
der rekenen?'<br />
De ander snuift. 'W ong zou de poep van zijn zool schra<br />
pen en klagen over de kwaliteit van de uitwerpselen.'<br />
Dat klinkt als een spreekwoord, denkt Arno en hij moet<br />
glimlachen. Een betere beschrijving van een klagende vrek<br />
valt amper te verzinnen.<br />
Hij verstijft. Dit kan niet. Dit is onmogelijk. De mannen<br />
spraken in het Chinees, al die harde klanken, en hij kon hun<br />
woorden moeiteloos vertalen ...<br />
Verbeelding. Ik zat te dromen. Ik dácht alleen maar dat<br />
ik ze begreep. Wie weet hadden ze het over iets totaal an<br />
ders. De Chinese voetbaltoto. De prijs van vuurwerk.<br />
'Vierentwintig,' roept de man achter de toonbank.<br />
Een van de Chinezen komt overeind. 'Vierentwintig, dat<br />
is mijn nummer.' Hij steekt zijn hand groetend op. 'Ik zie je<br />
nog wel op de club.'<br />
Arno zinkt terug in zijn ongemakkelijke stoel. Deze keer<br />
sprak dè man beslist Chinees en Arno verstond hem. Wat is<br />
hier in 's hemelsnaam aan de hand?
Als zijn bestelling arriveert, is Arno nog steeds zo in de<br />
war dat hij de plastic beker met lychees op de toonbank<br />
achterlaat en de man hem terug moet roepen. Arno bedankt<br />
hem afwezig en haast zich naar buiten.<br />
Pas als hij de sleutel in de voordeur steekt, realiseert hij<br />
zich dat zijn brommer nog voor de Chinees moet staan. Hij<br />
houdt het hardstalen beugelslot in zijn linkerhand. Open.<br />
Hij bel t Deli opnieuw om half tien, daarna om half elf.<br />
Niemand neemt de telefoon op.<br />
+
IS<br />
De Doodloze schrijft in zijn Boek van Bruikbare Kennis,<br />
een project waarmee hij zich al enige duizenden jaren bezighoudt.<br />
Kennis gaat verloren. Wie spreekt tegenwoordig<br />
de taal der dolfijnen nog? Of weet dat een mengsel van<br />
Desunariet en gemalen kauri's je tandglazuur zo hard als<br />
diamant maakt? Zodat zelfs negentigjarigen met een volmaakt<br />
gebit kunnen rondlopen?<br />
Toen Shaun begon, schreef hij zijn aantekeningen op<br />
berkenbast, waarbij hij zijn penseel van hertenhaar in de<br />
ingedikte gal doopte. Later op zijde, op perkament, hand-<br />
-<br />
geschept papier.<br />
De dag dat hij de keizer voor het eerst ontmoette, telde<br />
het Boek al meer dan vijfenzestig letterlijk loodzware delen<br />
en moest hij twee pakezels gebruiken om het te vervoeren.<br />
Dit is zoveel eenvoudiger, denkt hij. Een van de weinige<br />
handige zaken die deze treurig onwetende eeuw opgeleverd<br />
heeft.<br />
Hij werpt een goedkeurende blik op zijn computer. Het<br />
volledige boek beslaat nu slechts vijfDS-HD-diskettes, die<br />
gezamenlijk een paar ons wegen.<br />
'Samengevat ken ik slechts drie alternatieve methodes<br />
om het leven aanzienlijk te verlengen,' typt hij. 'Ten eerste<br />
het eten van de bloemen van de Kish da Mur, die slechts één<br />
keer in de vijftien jaar bloeit. Deze plant komt in Europa op<br />
sleçhts één plaats voor en is voor negenennegentig van de<br />
honderd mensen dodelijk giftig.<br />
Ten tweede het gebruik van een magische spiegel om de<br />
ziel in een jonger lichaam te verplaatsen.<br />
66
Ten derde ... '<br />
Delila duwt de deur van zijn werkkamer open. 'Hij belde<br />
voor de vijfde keer.'<br />
'Hoe weet je dat Amo het was?' vraagt Shaun. Stomme<br />
vraag, realiseert hij zich meteen. Wie zou anders dat geheime<br />
nummer bellen?<br />
'Delila? Verlang je naar hem?'<br />
'Heb ik enige keus? Ik ben wat jij me gemaakt hebt.'<br />
Maar al te waar, denkt hij. Delila is een pijl die al afgeschoten<br />
is. Niets kan haar nog stoppen. Macht trekt haar<br />
onweerstaanbaar aan en zij zal haar geliefde uiteindelijk<br />
altijd vernietigen.<br />
Arno is op de Doodloze na waarschijnlijk de machtigste<br />
mens op aarde. De enige andere die de toekomst kan kennen<br />
en in eigen voordeel veranderen.<br />
'Zal hij vannacht opnieuw dromen?' vraagt Delila.<br />
'Van de keizer zeker en waarschijnlijk ook van jou.'<br />
+
Half negen: Arno zit ineengedoken op zijn opengeslagen<br />
bed, zijn hoofd in zijn handen.<br />
Houd op! denkt hij. Houd alsjeblieft op!<br />
Tientallen stemmetjes wauwelen in zijn hoofd. Een ware<br />
woordenbrij van schrille klanken: het handenklappende geschreeuw<br />
van Chinese waterventers, de roddel van dorpsvrouwen.<br />
Qingjin! Neemt u toch plaats! Nin gaxing qu sanbu ma?<br />
Of wilt u soms een wandeling maken?<br />
Heel de Chinese taal kolkt door zijn geheugen.<br />
Nin zao! Goedemorgen! Zai jian! Tot spoedig!<br />
'Houd op!' krijst Arno en drukt zijn handen tegen zijn<br />
oren, hoewel de stemmen beslist niet van buiten komen.<br />
De stemmen zakken terug tot een hees gefluister.<br />
Het is dat zilveren kettinkje. De ketting met het kristal.<br />
Daar begon alles mee.<br />
Hij grijpt het snoer vast, rukt het omhoog.<br />
Shit! De schakels blijven achter zijn kin hangen. Hij<br />
trekt opnieuw en het zilver snoert hem de keel dicht.<br />
De ketting is te kort, hij kan onmogelijk over zijn hoofd<br />
heen. Is die vervloekte ketting ineens gekrompen?<br />
Ik had geen enkel probleem bij het omdoen. Misschien<br />
werkt hij op de een of andere manier als strop? Dat hij<br />
kleiner wordt als ik eraan trek?<br />
Onzin. Het snoer loopt nergens dubbel.<br />
Arno laat de ketting10s en het kristal bungelt ter hoogte<br />
van zijn borstbeen. Ruimte genoeg om de ketting desnoods<br />
over de kop van een paard te trekken.<br />
68
Breek de schakels, besluit hij. Knip ze door.<br />
Vaders betonschaar. Ja, dat massieve stuk gereedschap<br />
knipt moeiteloos door ijzeren staven zo dik als je vinger.<br />
Zo'n kettinkje is een fluitje van een cent voor zo'n betonschaar.<br />
Daar ga je, kreng! Arno gebruikt al zijn kracht.<br />
Geknars, dan een scherpe tik.<br />
Ah! Daar heb je niet van terug!<br />
Hij opent de bek van de betonschaar en slaakt een kreet<br />
van teleurstelling. De schakels zijn niet eens verb<strong>ogen</strong> en<br />
het kettinkje blijft ongebroken.<br />
Wat is dit in 's hemelsnaam voor materiaal?<br />
De betonschaar bestaat uit vanadiumstaal. Alleen diamant<br />
is harder.<br />
Geef het op, fluistert een stem. Je bent moe. Doodmoe.<br />
Ga toch slapen. Hang die betonschaar terug.<br />
Arno weet niet langer ofhet zijn eigen gedachten zijn of<br />
weer een van die stemmen die hem geen <strong>ogen</strong>blik rust gunnen.<br />
Maar hij is inderdaad moe. Afgrondsdiep, onbeschrijflijk<br />
moe.<br />
Iedere andere mens zou Arno een plastic kinderschaartje<br />
aan het rek hebben zien hangen. Een bot, knullig schaartje<br />
dat nog geen draadje wol zou kunnen doorknippen ...<br />
Arno's hoofd is leeg. Hij sluit zijn <strong>ogen</strong> en voelt zich in het<br />
zachte kussen wegzakken. Grijze mist omgeeft hem. Een<br />
van de dansende lichtvlekken komt dichterbij en verandert<br />
in Deli's gezicht.<br />
Kom bij me, fluistert ze. Laat me je aanraken.<br />
Arno ontspant zich en de slaap rolt aan.<br />
Of het Arno of de keizer is die op een muilezel langs de<br />
lange Chinese muur sjokt, blijft onduidelijk. In deze kristalheldere<br />
droom bestaat er amper verschil tussen die twee.
Het is de ochtend na zijn wedergeboorte in een gloednieuw<br />
lichaam. Shaun was bij het rijzen van de zon een dorp<br />
binnengereden en had de dorpsidioot gewenkt. De dorpsidioot<br />
was de enige die nog niet naar de akkers getrokken<br />
was.<br />
'Vriend,' sprak Shaun hem aan. 'Wil je een goudstuk<br />
verdienen?'<br />
De man hobbelde op hem af en stootte een drietal onbegrijpelijke<br />
klanken uit, die waarschijnlijk op instemming<br />
duldden.<br />
'Dat is dan geregeld.' De Doodloze trok de zijden sjaal<br />
van de spiegel. 'Kijk in deze spiegel, mijn vriend. Kijk<br />
diep.'<br />
Wat er de oorzaak van was dat de keizer zich nu in het<br />
lichaam van een jeugdige bultenaar bevindt. Ook mag hij<br />
zich in het bezit van een horrelvoet verheugen terwijl zijn<br />
linkeroor niet meer dan een pover stompje is.<br />
Mijn nieuwe meester beschikt over een rijk gevoel voor<br />
humor, denkt de keizer. Al vrees ik dat zijn slachtoffers dat<br />
maar zelden weten te waarderen.<br />
Zelf koestert hij absoluut geen wrok. Hij is jong. Zijn<br />
spieren trekken en tintelen, nieuw bloed jaagt door zijn<br />
aderen, heet en krachtig. Dat is het enige dat telt. Later zal<br />
Shaun hem ongetwijfeld betere lichamen geven. Krachtige<br />
lichamen zonder tal.<br />
De Doodloze stopt zijn muilezel en bestudeert de hoge aarden<br />
wallen, de zwoegende dwangarbeiders.<br />
'Mag ik je een vraag stellen, Hoogst Verheven Heerser?'<br />
'Wie ben ik om je antwoord te weigeren?'<br />
'Volgens de geruchten zijn al meer dan een miljoen<br />
dwangarbeiders omgekomen bij de bouw van je muur. Hele<br />
provincies verhongeren omdat er niemand over is om te<br />
zaaien en te oogsten. Geloofde je werkelijk dat de Muur
China's vijanden zou tegenhouden? Hoe hoog en hoe lang<br />
zij ook werd?'<br />
'Natuurlijk nietI ' lacht de keizer. 'Die muur? Ik wilde<br />
dat de mensen zich mij na mijn dood herinnerden. Dit is<br />
beter dan de mooiste graftombe. Niemand zal de wreedste<br />
keizer uit de geschiedenis ooit vergeten.'<br />
'Maar nu heb je iets beters,' zegt Shaun.<br />
'Ja, nu heb ik iets beters.'<br />
+<br />
71
Als de keizer uit zijn diepe sluimer ontwaakt, voelen zijn<br />
oogleden loodzwaar. Ze hangen omlaag zodat er niet meer<br />
dan spleetjes overblijven.<br />
In zijn gezichtsveld zweeft een mobile met ijzeren vogels,<br />
die langzaam ronddraaien in de tocht. Een hoogst ongebruikelijk<br />
versiersel, denkt hij terwijl hij zijn <strong>ogen</strong> verder<br />
probeert te openen. Een moment fladdert een woord door<br />
zijn geheugen. Vliegtuigen. De term zegt hem niets: enkel<br />
een reeks uitheemse klanken.<br />
Waar zijn de kamerschermen met dansende pauwen en<br />
mistige bergpieken? Of de branders met sandelhout, die de<br />
hele nacht blijven doorsmeulen? Nu hij erover nadenkt, in<br />
welke kamer bevindt hij zich eigenlijk?<br />
Zijn paleis telt meer dan honderd zestig slaapvertrekken<br />
en hij slaapt elke nacht in een ander om sluipmoordenaars te<br />
slim af te wezen.<br />
Een dof gegrom bereikt hem, dat langzaam aanzwelt.<br />
Wat nu weer? Een morrende menigte? Getergde tijgers?<br />
Auto's. Weer zo'n woord zonder enige betekenis.<br />
Het grommen sterft weg en de keizer ontspant zich. Ik<br />
slaap nog half, denkt hij. Droomgeluiden.<br />
Waar blijft mijn kamerheer? En welke idioot schilderde<br />
het plafond wit? Een lichte ergernis komt op. Hoe ongepast!<br />
Wit is de kleur van rouw, van de dood.<br />
Opnieuw probeert de keizer zijn <strong>ogen</strong> wijder te openen<br />
en eens te meer weigeren de spieren te gehoorzamen. In<br />
paniek wil hij zijn armen opheffen: ze blijven log naast zijn<br />
zijden liggen.
Help me! Zijn keel blijft geluidloos, zijn tong onbeweeglijk.<br />
Heilige Olifant, ik ben verlamd! Totaal verlamd!<br />
En dan komt er een tweede, gruwelijkere verklaring in<br />
hem op. Ik ben dood. Ik lig in mijn graftombe opgebaard.<br />
Daarom is het plafond wit.<br />
Maar nee, zijn borst rijst en daalt. Hij hoort het raspen<br />
van een regelmatige ademhaling.<br />
Ik leef.<br />
Hij herinnert zich Shaun. De giftige dolk die hij in zijn<br />
eigen vlees stak. Hij en Shaun reden langs de muur eh hij<br />
had een nieuw lichaam gekregen. Een lelijk en onhandig<br />
lichaam. Maar jong. Zinderend van levenskracht.<br />
De beelden zijn kristalhelder en toch ... Ze hebben iets<br />
tweedehands. Iets stoffigs. Gebeurtenissen die lang, lang<br />
geleden plaatsvonden.<br />
Daarna begint een zwart gat.<br />
Hij doet een poging om zijn linkerhand tot vuist te ballen.<br />
De hand lijkt eindeloos ver weg, kilometers. Niet langer<br />
een deel van zijn lichaam.<br />
De duim kromt zich.<br />
Meteen stokt de ademhaling. De <strong>ogen</strong> van de keizer<br />
sperren zich wijd open en hij heeft geen van beide dingen<br />
gewild.<br />
'Aah waah.' Zijn mond verwijdt zich in een geeuw,<br />
knokkels wrikken tegen zijn oogleden.<br />
In een flits doorziet de keizer wat er aan de hand is.<br />
Dit is later. Eeuwen, misschien tientallen eeuwen na<br />
mijn eerste dood. Ik werd keer op keer herboren. Ook deze<br />
keer gleed mijn ziel in een nieuw lichaam. Alleen ging er<br />
iets verkeerd. Volkomen verkeerd. Dit had mijn lichaam<br />
moeten zijn, elke spier en zenuwdraad zou onder mijn controle<br />
moeten zijn, maar ik ben niet meer dan een machteloze<br />
passagier!<br />
73
De gedachten van de ander zwellen aan: een dreunend<br />
gerommel, een vermorzelende lawine van woorden en gevoelens.<br />
Nee, laat mij leven! krijst de keizer. Zijn tong blijft onbeweeglijk.<br />
Hij zinkt weg in de duisternis, niet meer dan een web van<br />
kwetsbare herinneringen. Het enige dat overblijft is zijn<br />
haat tegen de vreemde die hem zijn lichaam geweigerd<br />
heeft.<br />
Ik haat, denkt de keizer, dus ik besta.<br />
Ik haat, dus ik besta.<br />
74<br />
+
'Aah waah.' Arno gaapt, rekt zich uit en slaat het dekbed<br />
terug. Hij is in een opperbeste bui, vol tintelende energie.<br />
Als hij gedroomd heeft, kan hij zich er in ieder geval niets<br />
van herinneren.<br />
talen.<br />
Goedemorgen, probeert hij, goedemiddag. Tot ziens.<br />
Zijn hersens weigeren de woorden in het Chinees te ver<br />
Dat is godzijdank voorbij, denkt hij, en hij voelt zo'n<br />
grote opluchting dat de tranen hem in de <strong>ogen</strong> springen.<br />
Wat had ik gisteren? Was het wel echt, dat ik ineens<br />
vloeiend Chinees sprak? Geen droom?<br />
De herinneringen aan de afhaalchinees blijven hinderlijk<br />
vaag. Misschien was ik heel even krankzinnig? Kan dat? Zo<br />
doorgedraaid van het keiharde werken, dat mijn hersens<br />
het gewoon niet meer deden? Ik zag zowat dubbel van ver<br />
moeidheid, en als je zo uitgeput bent, haal je gemakkelijk de<br />
vreemdste zaken in je hoofd.<br />
Vergeet het. Het is nu voorbij.<br />
Hij trekt voorzichtig aan het zilveren kettinkje, geeft dan<br />
een venijnige ruk. Het kettinkje knapt en ineens houdt hij<br />
twee losse uiteinden in zijn handen.<br />
Arno mikt het kristal op de glasplaat van zijn nachtkastje<br />
en ramt er met de zijkant van zijn wekker op.<br />
Breek, kreng, breek!<br />
Een doffe tik. Hij drukt harder, wrikt. Een zacht, knette<br />
rend geknars klinkt van onder de wekker.<br />
Als hij de wekker optilt, is het kristal tot ruwe korrels en<br />
wit poeder gewreven. Hij veegt de korrels van de glasplaat,<br />
blaast het poeder weg.<br />
75
Er zitten krassen in het glas, putjes in het blik van de<br />
wekker. Ik heb het kristal vernietigd. Het kristal dat nachtmerries<br />
in mijn slapende brein fluisterde. Vergeet al die<br />
onzin. Het was een droom, een nachtmerrie.<br />
Een blik op zijn wekker leert hem dat het half zeven is .. Zijn<br />
ouders zullen nog diep onder zeil zijn. Op hun enige vrije<br />
dag heb je minstens een sirene nodig om hen te wekken. Is<br />
half zeven te vroeg om Deli bellen?<br />
Hij reikt naar de telefoon naast zijn bed, trekt zijn hand<br />
terug. Deli lijkt hem eigenlijk geen ochtendmens. Niet iemand<br />
die fluitend over haar voeteneind springt en de dag<br />
met zeven radslagen en een salto begint.<br />
Half tien, besluit hij. Half tien is een redelijke tijd.<br />
Hij draait net de douchekraan open als de voordeurbel gaat.<br />
Deli! is zijn eerste gedachte. Ze komt bij me langs!<br />
Hij hopst door de badkamer terwijl hij zijn onderbroek<br />
over het stroeve vel van zijn kletsnatte benen probeert te<br />
sjorren.<br />
Stop. Halfnaakt de trap afhollen omdat een vriendin<br />
aanbelt is onzin. Gisteren geloofde je dat het Esther was en<br />
nu Deli. Trap er geen tweede keer in.<br />
Deli zei dat ik haar eerst moest opbellen. Bovendien<br />
heeft ze mijn adres niet eens.<br />
Hij droogt zich zorgvuldig af en trekt een overhemd aan.<br />
Haast je niet. Het is vast niet eens voor mij.<br />
De bel gaat voor de derde keer.<br />
Arno opent de voordeur op een kier. Geen Deli. Hoewel hij<br />
haar al niet meer verwachtte, bespeurt hij toch een steek<br />
van teleurstelling.<br />
Twee mannen kijken naar hem op. Ze dragen nette,<br />
enigszins stijve kleding: colbertjes, grijze broeken met een
messcherpe vouw. Hun zorgvuldig gepoetste schoenen<br />
glimmen in het ochtendlicht. De voorste houdt een rood<br />
boekje in de aanslag en dat maakt het beeld compleet.<br />
Jehova's, denkt Arno. Van die lui die huis aan huis met<br />
hun God leuren. Als zij graag bij het kraaien van de eerste<br />
haan op pad gaan, moeten ze dat zelf weten. Maar dan hoeven<br />
ze toch geen andere mensen lastig te vallen op de enige<br />
dag dat die kunnen uitslapen?<br />
'Goedemorgen,' zegt hij. 'Wat kan ik voor jullie doen?'<br />
De voorste man glimlacht en het is dat speciale glimlachje<br />
waaraan Arno hem herkent. Loom, geamuseerd. Een tijgerglimlach.<br />
Dit zijn de lui die mij het kettinkje gaven!<br />
'Ik, ik ... ,' stottert hij. 'Sorry, ik heb geen enkele belangstelling.'<br />
'Toch wel.' Het glimlachje krult zich tot een grijns en de<br />
man pakt Arno's mouw vast.<br />
Arno's buikspieren trekken samen van angst.<br />
Die tanden. Ze zijn tot scherpe punten gevijld. Het gebit<br />
van een kannibaal.<br />
Arno blijft doodstil staan en durft zijn hand niet weg te<br />
rukken.<br />
Ze zijn gek, knettergek.<br />
'Hwang-ti,' zegt de man nadrukkelijk. 'Tsjin Sje<br />
Hwang-ti. Machtige keizer, bent u werkelijk uw eigen<br />
naam vergeten?' Zijn grijze tong likt over de puntige tanden.<br />
'Zelfs geen dromen?'<br />
Arno kan enkel een benauwd gepiep voortbrengen.<br />
'U bent het vergeten, maar in werkelijkheid bent u de<br />
keizer der keizers en alle rijkdommen van de aarde behoren<br />
u toe.'<br />
Arno slikt twee keer en nu kan hij opnieuw spreken. 'Ik<br />
geloof niet dat ik jullie kan volgen.'<br />
Gelukkig klinkt zijn stem nu zelfverzekerder. Hij weet<br />
77
dat het toneelspel is, pure bluf, want hij is nog steeds doodsbang.<br />
'De keizer had machtige vijanden,' zegt de tweede man.<br />
'Zij roofden zijn geheugen en plantten het waandenkbeeld<br />
dat hij een eenvoudige sterveling was in zijn brein.'<br />
De stem van de man krijgt de zangerige klank van een<br />
verhalen verteller. 'Lang, eindeloos lang zwierf de keizer<br />
door de wereld, gelovend dat hij niet meer dan een gewoon<br />
mens was. En omdat hij nog steeds een meester der magie<br />
was, vermomde hij zich ook als zodanig. Als een eenvoudige<br />
drukkerszoon.' De man knikt toegeeflijk. 'Ja, misschien<br />
gelooft u werkelijk dat u niet meer dan een mensenkind<br />
bent, wij weten wel beter.'<br />
'Ik weet niets van een keizerl' protesteert Arno. Het is<br />
nutteloos. Beelden uit zijn droom wellen op. De muur van<br />
aangestampte aarde, de Gemaskerden, de man met <strong>ogen</strong><br />
van parels. Geen droomfantasie, maar een herinnering. Alle<br />
details zijn eenvoudigweg te scherp. Hij kan de stank van<br />
de spion ruiken, angstzweet en urine. In dromen ontbreken<br />
geur en smaak bijna altijd.<br />
De eerste man laat zijn arm los. 'U werd niet in deze<br />
eeuw geboren. De man die u vader noemt, verwekte u niet,<br />
uw moeder baarde u niet.'<br />
Hij klopt op de muur van Arno's huis en elke tik geeft<br />
een rare, holle nagalm. 'Dit is uw huis niet, al denkt u van<br />
wel. Uw ware huis is de Tempel van de Doodloze.'<br />
Arno doet een stap achteruit en grijpt de deurklink vast.<br />
'Het spijt me oprecht, maar ik heb geen enkele belangstelling.'<br />
Het moet zo ongeveer de grofste leugen zijn die hij<br />
ooit verteld heeft.<br />
Nog een stap en ik kan de deur in hun gezicht<br />
.<br />
dicht-<br />
kwakken.<br />
' M<strong>ogen</strong> wij u een boekje over ons geloof geven?' dringt<br />
de man aan. Hij steekt Arno het rode boekje toe. 'Misschien<br />
zal dit u overtuigen dat we serieus zijn?'
Arno grist het boekje uit zijn hand. Hij springt achter<br />
uiten kwakt de deur dicht.<br />
Razendsnel draait hij de sleutel twee keer om en schuift<br />
de nachtgrendels dicht.<br />
Hij houdt zijn adem in en luistert.<br />
Geen voetstappen. Zijn ze voor de deur blijven staan?<br />
Half en half verwacht hij dat ze met hun vuisten op de deur<br />
zullen roffelen en het slot onder een snerpende karatekreet<br />
kapot zullen trappen.<br />
Een halve minuut gaat voorbij en hij merkt dat hij zijn<br />
adem inhoudt. Doe niet zo angsthazerig, hoort hij zijn va<br />
der in zijn herinnering zeggen. Wat ben je nu eigenlijk, een<br />
muis of een kerel?<br />
Zijn vader heeft het hoogstens eenmaal gezegd, toen hij<br />
zeven was en maar bleef doorsnotteren omdat hij zijn knie<br />
geschramd had. Arno is het nooit vergeten. Zijn vader had<br />
zo teleurgesteld geklonken.<br />
Hij zuigt de lucht diep zijn longen in en brengt zijn oog<br />
bij het gluurlensje in de deur. De groothoeklens toont een<br />
lege stoep, geparkeerde auto's, de sluis. Niets beweegt. Ze<br />
zijn vertrokken.<br />
Voortaan kijk ik eerst voor ik de deur openruk, neemt<br />
hij zich voor. Die gekken wil ik nooit meer spreken.<br />
Boven aan de trap merkt hij dat hij aan het klappertanden is.<br />
Zijn hele lijf siddert. Een douche, denkt hij. Een hete dou<br />
che. Ik stond daar al die tijd bij de open deur te blauw<br />
bekken.<br />
Tot drie keer toe draait hij de warmwaterknop hoger,<br />
maar het water blijft lauw aanvoelen. Het weigert de kilte in<br />
zijn botten te verdrijven. Wat is er mis met de boiler? Dan<br />
ziet hij dat stoomslierten door de badkamer wervelen. Zijn<br />
huid is kreeftrood.<br />
Ik ben het zelf. Met het water is niets mis. Angst zuigt<br />
79
alle warmte uit je lijf en ik ben bang. Banger dan ik ooit<br />
eerder geweest ben.<br />
Langzaam, heel langzaam kruipt een vleugje warmte<br />
zijn huiverende lijf in en dan beginnen zijn botten te ontdooien.<br />
Als hij zijn kamer instapt, ziet hij het rode boekje op zijn<br />
dekbed liggen. Hij blijft stokstijf staan, zijn hand nog op de<br />
deurknop. Een tikkende tijdbom zou welkomer geweest<br />
zijn.<br />
Blader het boekje door, denkt hij. Nu. Je zult toch geen<br />
moment rust hebben tot je het ingekeken hebt. Lees hun<br />
kletskoek. Lach erom.<br />
Hij slaat het boekje open.<br />
De eerste bladzijde is een biljet van honderd gulden.<br />
Het zit met de lange zijde aan de rug vastgelijmd. Niet erg<br />
stevig, want het komt los zodra hij die vreemde bladzijde<br />
omslaat. In ieder geval een origineel begin, denkt hij. Met<br />
zo'n eerste bladzijde wek je de belangstelling van een lezer<br />
wel.<br />
Hij houdt het biljet tegen het licht. Het ziet er allemachtig<br />
echt uit, dat moet hij toegeven: een watermerk, de glinsterende<br />
stipjes, die van kleur veranderen als je het biljet<br />
schuinhoudt.<br />
Onder het biljet zit een tweede, een derde. Als hij het<br />
boekje haastig doorbladert, blijkt ook de rest van de bladzijden<br />
uit vastgelijmde bankbiljetten te bestaan.<br />
Hij telt ze en Buit tussen zijn tanden. Tegen de honderd<br />
biljetten. Tienduizend gulden.<br />
De woorden van de man komen terug: ' ... en alle rijkdommen<br />
van de aarde behoren u toe.'<br />
Arno weet wat geld waard is. Iedereen die het ooit zelf<br />
heeft moeten verdienen met schappen vullen in de supermarkt,<br />
weet hoe allemachtig traag het binnenkomt.<br />
80
Met een biljet van honderd zou hij blij verrast zijn geweest<br />
en als er maar één in het boekje had gezeten, dan had<br />
hij het rustig uitgegeven. Wanneer rare snuiters een honderdje<br />
in hun reclameboekjes willen steken, moeten ze dat<br />
zelf maar weten.<br />
Tienduizend gulden is domweg te veel. Het bedrag vervult<br />
hem met een onbestemde angst.<br />
Niets is gratis, denkt hij, dat is het. Wie tienduizend<br />
gulden neertelt, verwacht er iets voor terug.<br />
Pas helemaal achterin vindt hij hun boodschap, op een<br />
bladzijde van dik, roomkleurig papier. In krullende, Chinees<br />
aandoende letters is de volgende tekst neergepend:<br />
'Geen man verwekte hem, geen vrouw baarde hem. Zijn<br />
enige huis is de Tempel en alle wegen leiden naar de Tempel.'<br />
De telefoon moet al een keer of vier overgegaan zijn voor<br />
Arno het gerinkel opmerkt. Hij blijft naar de hoorn turen,<br />
neemt dan met tegenzin op.<br />
'Met Arno.'<br />
'Dit is nog maar het begin,' antwoordt een rustige stem.<br />
'Alle rijkdommen van de aarde zullen u toebehoren.'<br />
'Jullie zijn het. Jullie waren zonet aan de deur!'<br />
Ze zullen me nooit meer met rust laten, denkt hij. Nooit.<br />
Het zijn maniakken en die bijten zich als pitbulls in hun<br />
eigen waandenkbeelden vast. Ze zullen me begluren, achter<br />
me aansluipen tot ik even knettergek word als zij. Tot ik ten<br />
slotte zelf geloof dat ik inderdaad hun keizer ben.<br />
'Neem het geld terug! Ik wil het niet!'<br />
'Alle rijkdommen van de wereld behoren u toe. Het is<br />
uw eigendom, Verheven Heerser.'<br />
Moet ik met ze blijven praten? Ze ervan proberen te<br />
overtuigen dat ze zich vergist hebben? Dat een ander hun<br />
keizer is?<br />
81
'Wat willen jullie van mer'<br />
'Volg ons naar de Tempel van de Doodloze. Sla de<br />
staatsiemantel die u eens droeg om uw schouders) schuif de<br />
vergulde sandalen aan uw voeten. Al uw verdrongen her<br />
inneringen zullen terugkeren.'<br />
'En als dat niet werkt? Of als ik halverwege niet door wil<br />
gaan? Beloven jullie me dan verder met rust te laten?'<br />
'Als dat uw wil is) Verheven Heerser.'<br />
'Zweer het! Zweer het bij de Heilige Olifant en de Ogen<br />
van de Doodloze.' Amo weet niet wat hem bezielt. Het lijkt<br />
klinkklare nonsens: de Heilige Olifant, de Ogen van de<br />
Doodloze.<br />
Een korte stilte volgt. Dan zegt de man: 'Bij de slurf van<br />
de Heilige Olifant) wiens trompetgeschal de doden wekt)<br />
zweer ik het. Bij de Ogen van de Doodloze zweer ik het.<br />
Bezoek de Tempel en het staat u vrij te vertrekken wanneer<br />
u maar wilt.'<br />
'Goed. Waar ontmoet ik jullie? Wanneer?'<br />
'Over een half uur. Bij de bib1iotheek op de Oude<br />
Gracht.'<br />
+
'Was dat nu werkelijk nodig,' vraagt Shaun, 'om een bindende<br />
eed af te leggen?'<br />
De Klauw legt de telefoon neer. 'Wie een wilde zalm wil<br />
lokken, moet geen kiezels aan zijn haakje hangen. Zonder<br />
mijn gelofte zou hij nooit toegestemd hebben om te komen.<br />
Niet vrijwillig, in ieder geval.'<br />
'En als we falen? Als we de keizer niet kunnen wekken?'<br />
De Klauw buigt zijn hoofd. 'Dan zullen u en Delila alleen<br />
verder moeten. Dit is een eed die we onmogelijk kunnen<br />
breken.'<br />
+
20<br />
Arno ritst zijn dikke motorjack dicht en hijst zich in de<br />
stugge, leren broek. Zijn zonnebril steekt hij in zijn borst<br />
zakje. Nu alleen zijn helm nog. Hij klapt het vizier van<br />
rookkleurig plastic omlaag. Arno snuift de geur op van<br />
leer, van schuimrubber en oud zweet.<br />
De wereld wordt meteen donkerder en lijkt verder weg.<br />
Het is natuurlijk veel te heet voor zulke spullen: de zon<br />
laat het water al fonkelen en de lucht trilt boven het asfalt.<br />
Toch maakt het dat hij zich minder kwetsbaar voelt.<br />
Alsof hij een ridder is en zijn motorpak zijn harnas.<br />
Zijn brommer start bij de eerste trap.<br />
Arno arriveert vijf minuten te vroeg en hij rijdt de biblio<br />
theek aan de overkant van de gracht voorbij.<br />
Ze wachten inderdaad al op hem. Arno neemt gas terug<br />
en stopt tien meter verder. Hij bestudeert ze in zijn spie<br />
geltje.<br />
Waarom hij niet gewoon naar de mannen kijkt, zou hij<br />
niet duidelijk kunnen uitleggen. Is het omdat spiegels van<br />
zichzelf al iets magisch hebben? Links wisselt met rechts,<br />
een boek wordt onleesbaar.<br />
Magie tegen magie: misschien toont de spiegel hen wel<br />
zoals ze werkelijk zijn?<br />
Geen nette pakken meer, dat is het eerste wat hem op<br />
valt. Leren jasj es, en de grootste draagt zijn cowboyhoed.<br />
Hij kijkt van de spiegel weg en gluurt naar de overkant.<br />
Arno voelt een schokje dat zowel angst als triomf is.<br />
Het werkt! De mannen zijn opnieuw in grijze colberts<br />
gekleed, de cowboyhoed is verdwenen.
Hij kijkt in de spiegel terug. Voor zijn <strong>ogen</strong> verandert de<br />
kleding van de mannen tot zij ook in zijn spiegeltje nette<br />
kleren dragen.<br />
Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong>, knijpt ze stijf dicht. Als hij<br />
opnieuw kijkt, is er niets veranderd. De tegenmagie van de<br />
spiegel was vluchtig.<br />
Een van de mannen drentelt naar het meisje dat het<br />
Straatnieuws verkoopt, opent zijn portemonnee en neemt<br />
een krant van haar aan. Vervolgens leunt hij tegen de pilaar<br />
naast de bibliotheek en slaat de krant open. De andere man<br />
knielt naast de hond van het meisje en kriebelt hem tussen<br />
zijn oren.<br />
Het lijkt zo normaal, zo alledaags: gewoon twee mannen<br />
die op een vriend staan te wachten.<br />
'Arno?' zegt een stem vlak achter hem.<br />
Arno veert zo abrupt op dat hij met zijn elleboog tegen<br />
het stuur van de brommer bonkt. 'Ah, verdikkie!'<br />
'Sorry,' zegt Rob. 'Ik wilde je niet laten schrikken.'<br />
'Ik schrok niet!' snauwt Arno.<br />
Zijn vriend is wel de laatste die hij nu wil ontmoeten. Hij<br />
weet niet eens of Rob zijn vriend nog wel IS. Zonder dat<br />
gedoe met Esther is de wereld al ingewikkeld genoeg.<br />
'Dat van vrijdag,' zegt Rob. 'Op het feest. Esther vroeg<br />
mij , weet je. Ik heb een uur op je gewacht, maar je kwam<br />
niet opdagen. En toen belde Esther me.' Rob kijkt hem nog<br />
steeds niet aan. 'Ik heb haar echt niet gevraagd. Zij vroeg<br />
mij.'<br />
Die rotmeid! denkt Arno. Ze loog. Toen hij haar opbelde<br />
had ze Rob nog niet eens gevraagd. Wedden dat ze<br />
pas besloot Rob te vragen toen ze mij aan de lijn kreeg?<br />
Arme Rob. Geplet tussen ons tweeën, en ik wed dat<br />
Esther zich niet eens door hem thuis heeft laten brengen.<br />
Om over een afscheidskus of iets beters nog maar te zwijgen.
Hij zet zijn helm af en klikt het slot over de kinbeschermer<br />
vast. 'Ay, Rob. Het doet er allemaal niet meer toe. Ik<br />
kwam een ander meisje tegen op het feest. Je mag Esther<br />
hebben.'<br />
'Dat wilde ik je nu juist zeggen! Ik geef niets om Esther!<br />
Het is een kreng. Op· het feest negeerde ze me volkomen.<br />
Ze ging meteen tegen haar vriendinnen zitten kletsen: ik<br />
had net zo goed haar hondje kunnen wezen.'<br />
Amo's laatste restje woede verdwijnt. 'Zand erover. Ik<br />
ken Esther.' Rob durft hem voor het eerst aan te kijken. 'Ik<br />
zag jullie dansen. Hoe heet ze?'<br />
'Deli.'<br />
Rob aarzelt even. 'Jullie gingen halverwege weg. Hebben<br />
jullie ... ' Hij geeft een rukje met Zijn kin.<br />
'Ja.' Wat is het heerlijk om gewoon krachtig 'ja' te kunnen<br />
zeggen! 'Ze zag me helemaal zitten. Ze moest het weekend<br />
weg, maar ik heb haar telefoonnummer.'<br />
Rob glimlacht en je kunt de opluchting van zijn gezicht<br />
aflezen. 'Heeft die Deli van je soms een zus?'<br />
'Ik kan het haar altijd vragen.'<br />
Dat zou perfect zijn. Een moment ziet Amo het haarscherp<br />
voor zich. Hij en Deli in een schemerachtige straat<br />
met hoge trapgevels, een hemel vol onwaarschijnlijk heldere<br />
sterren boven hen. Deli's zus tussen hem en Rob in.<br />
De zus is een jaar of twee jonger en misschien niet zo<br />
mooi als Deli, maar nog steeds een stuk.<br />
'Ik zal het haar vragen,' herhaalt hij.<br />
'Keizer? Hoogverheven Heerser?'<br />
De twee mannen wachten naast de brommer. De blonde<br />
tikt met de opgevouwen krant tegen zijn been.<br />
Arno voelt zich grenzeloos kalm. Geen angst meer, geen<br />
paniek. Hij is sterk genoeg om de hele wereld aan te kunnen.<br />
Wie door Deli bemind wordt, hoeft niets te vrezen.<br />
Hij spreidt zijn handen. 'Dit zijn mijn dienaren,' zegt hij<br />
tegen Rob.<br />
86
De man knikt. 'Dat klopt, Hoogverheven Heerser.'<br />
Arno geeft een pets op de zitting van zijn brommer.<br />
'Oké. We gaan. Zie je nog wel, Rob.'<br />
Rob stompt hem tegen zijn arm. 'Tot maandag.'<br />
Zodra Rob de straat oversteekt, haakt een van de mannen<br />
een draagbare telefoon van zijn riem. Hij toetst een nummer<br />
in en laat de bel twee keer overgaan voor hij de verbinding<br />
verbreekt. 'We kunnen vertrekken.'<br />
'Is het ver?' vraagt Arno opgewekt.<br />
'Dat ligt aan uzelf.'<br />
Gekkenpraat. Klets gewoon met ze mee, maar geloof<br />
niets.<br />
'Hoezo?'<br />
'Alle wegen leiden naar de Tempel van de Doodloze.<br />
Alleen zijn sommige van die wegen vrij omslachtig.'<br />
+
2I<br />
De Doodloze buigt zich over zijn spekstenen maquette van<br />
de stad. Drie meter in doorsnee, met duizenden huizen,<br />
boompjes, schuttingen en bruggen. Het model is te omvangrijk<br />
en te pijnlijk nauwkeurig uitgevoerd om ook maar<br />
een <strong>ogen</strong>blik voor speelgoed te kunnen worden versleten.<br />
Wie het ook vervaardigd heeft, het moet hem tientallen<br />
jaren gekost hebben. Een half mensenleven van fanatiek<br />
gepriegel.<br />
Neem de huizen alleen al. Iedere baksteen van de trapgevels<br />
werd apart in de harde steen gekerfd , rechthoekjes<br />
van amper een millimeter breed. De Domtoren in het centrum<br />
steekt zeker een halve meter omhoog. Zelfs de schijnwerpers<br />
die haar 's nacht verlichten werden niet vergeten.<br />
Grachten van blauw glas omcirkelen de toren.<br />
Toch zou een echte Utrechter al snel enkele hoogst eigenaardige<br />
fouten opmerken. Subtiele verschillen als het<br />
ontbreken van de wijzerplaten op de Domtoren of de rij<br />
dennenbomen langs de Oude Gracht. Of zaken die allerminst<br />
subtiel zijn. Als er werkelijk een beeld van een monnik<br />
op een reusachtige rat op het Janskerkhof stond, dan<br />
was het hem toch zeker eerder opgevallen?<br />
Shaun zet twee poppetjes van oranje bijenwas voor de<br />
piepkleine bibliotheek neer, en een derde. Uit het hoofd<br />
van de eerste twee poppetjes steekt een pluk haar, zwart,<br />
blond. De derde moet het met één krullende bruine haar<br />
stellen. Hij neemt het laatste poppetje tussen duim en wijsvinger<br />
en brengt het vlak voor zijn gezicht.<br />
88
'Ik vang je in netten van zwarte magie, Arno Groenewegen,'<br />
fluistert Shaun. 'Dwaal, mijn geliefde vijand! Je straten<br />
zullen kronkelen als slangen.'<br />
Hij trekt een zestal driehoeken boven de maquette en<br />
laat zijn ingehouden adem met een kuch ontsnappen.<br />
Een reeks afgemeten noten klinkt, dof als het galmen<br />
van loden gongen. Paarse vonken ontspringen aan de dakpunten,<br />
wervelen tussen de miniatuurboompjes.<br />
Zodra de laatste klank wegsterft, komen de huizenblokken<br />
in beweging. Als schaakstukken schuiven ze over het<br />
stenen tafelblad, hoewel geen zichtbare hand hen beroert.<br />
De grachten buigen zich tot krakelingen, rekken tot spiralen.<br />
Bruggen kruipen als klikkende spanrupsen door de<br />
veranderende straten.<br />
'Zoveel straten, zoveel pleinen met roestige zonnewijzers.<br />
Geen zul je herkennen, mijn Arno. Duizend dwaalwegen,<br />
en alle wegen voeren naar de Tempel van de Doodloze.'<br />
Deli voegt zich bij hem. Ze tikt de askegel van haar<br />
filtersigaret af op de rand van de tafel. 'Je pakt het wel<br />
serieus aan. Is dat niet het Doolhof van Minos? Agathos<br />
arinam se ... Zo begint het toch?'<br />
'Stop!' Hij likt over zijn lippen. 'Hoe ken je die bezwering?'<br />
leder ander dan Delila zou terugdeinzen voor de<br />
woede in zijn stem.<br />
'J e neemt zelden de moeite om je werkkamer op slot te<br />
draaien. Slordig, hoor. De diskettes van je Boek van Bruikbare<br />
Kennis liggen gewoonlijk in de linkerla.' Ze blaast een<br />
drietal lome rookkringen. 'Ik kan lezen, Shaun. Zelfs antieke<br />
Chinese lettertekens.'<br />
In een nis begint een telefoon te rinkelen. Een abrupt,<br />
onwaarschijnlijk alledaags geluid, dat helemaal niet thuishoort<br />
in deze sfeer van geheime zaken en steelse magie. Hij<br />
gaat twee keer over en valt dan stil.
'0 shit!' Shaun heft haastig zijn handen, knipt met zijn<br />
vingers. Drie droge klikken: de vonken boven de maquette<br />
vloeien samen tot een bloem van vuur. Doven.<br />
'J e bent net op tijd klaar,' zegt Deli. 'Met de hakken over<br />
de sloot, zouden ze hier zeggen. De Klauwen moeten Arno<br />
opgepikt hebben.'<br />
+
22<br />
'Vierde steeg linksaf,' mompelt de donkerharige man.<br />
Arno stopt. 'Waar slaat dit op? Dit is al de tweede keer<br />
dat we hier langskomen. Of de derde.'<br />
Ze staan voor een dierenwinkel. In de etalage hurkt een<br />
buldog van stoffig pluche die droevig omhoogblikt naar<br />
een rubber bot van minstens een meter lang. Aan een van de<br />
uiteinden wappert een spinnenweb in de tochtstroom.<br />
Bello's knaagbotten, verkondigt een poster, bijtplezier<br />
voor maanden!<br />
'De kortste weg is zelden de snelste,' zegt een van de<br />
mannen. 'Geen mens kan zijn eigen stad ooit volledig ken<br />
nen. Al woonde je er duizend jaar.'<br />
Oosterse wijsheid, denkt Arno. Mystieke prietpraat.<br />
Precies wat je van dit soort lui mag verwachten.<br />
'Oké, jullie zijn de gidsen. Vierde steeg links. Alleen<br />
weet ik vrij zeker dat er nog maar twee stegen komen. Een<br />
van mijn vrienden woonde hier vroeger.'<br />
Hij gluurt zo nu en dan naar hun reflecties in de winkel<br />
ruiten. Geen leren jasjes, geen cowboyhoed. De mannen<br />
dragen onveranderlijk hun zondagse pak.<br />
Bij de vierde steeg slaan ze linksaf. Een steeg die er vol<br />
gens Arno's herinneringen helemaal niet hoorde te zijn. Hij<br />
veegt met zijn vingertoppen langs de bakstenen. Korrelig<br />
als grof schuurpapier. Zo echt als wat.<br />
Zou ik me vergist hebben?<br />
Nee. Als je ergens een keer of tien verstoppertje ge<br />
speeld hebt, dan ken je elke zijstraat, iedere wegduikplek.<br />
Elke voetstap krijgt ineens zijn eigen hólle echo en die
echo gaat veel te lang door. Alsof ze niet door een nauwe<br />
steeg maar een reusachtige hal lopen.<br />
Het is trouwens opvallend donker hier, tussen de hoge<br />
muren. Een waar web van waslijnen zigzagt van nok tot<br />
nok. Hij tuurt omhoog. Wat is dat voor eigenaardig was<br />
goed? Grauwe slierten en rafels bungelen omlaag, grijze<br />
knoedels. Het hadden tot de draad versleten dweilen kun<br />
nen wezen, het soort verscheurde lompen waar ratten hun<br />
nesten mee bekleden.<br />
'Wie wonen hier?' Hij fluistert.<br />
'Dat wilt u niet weten. Gelooft u me.'<br />
De man versnelt zijn pas en ineens wil Arno het inder<br />
daad niet weten. Absoluut niet. Zelfs zijn gidsen voelen zich<br />
hier niet op hun gemak.<br />
'N og een klein eindje.'<br />
Ze passeren een uitgezakte sofa waarop geel en rood<br />
korstmos groeit en bestijgen een stenen trap. Gruis knarst<br />
onder Arno's schoenzolen en dat geluid brengt de herinne<br />
ring terug.<br />
Hier vreeën we! Vrijdagnacht. Deli en ik.<br />
Hij stopt, blikt over zijn schouder. Van de sofa valt geen<br />
spoor meer te bekennen. Deze heeft plaatsgemaakt voor<br />
een ongemakkelijke houten bank met felgroen gelakte<br />
planken.<br />
Arno kijkt haastig de andere kant uit.<br />
Probeer het niet te begrijpen. Als ik het begrijp, ben ik<br />
verloren.<br />
Vijf meter voor hem slaan de mannen de hoek om en hij<br />
hoort hun voetstappen de echo verliezen.<br />
Ze staan opnieuw op de Oude Gracht.<br />
'Wat is dit voor onzin? Daar heb je dezelfde dierenwinkel<br />
weer!'<br />
'Dezelfde?' mompelt de man. 'Weet u het zeker?'
Arno sist van ergernis. Hij stapt naar de etalage en drukt<br />
zijn neus tegen het spiegelende glas.<br />
Het reusachtige bot en het wapperende web zijn hetzelf<br />
de. Daar houdt het mee op. Onder het bot hurkt nu een<br />
reusachtige opgezette rat, met doffe, glazen <strong>ogen</strong>. Het dier<br />
moet het formaat van een poedel hebben.<br />
Gandurs bijtbotten, zegt de poster, voor maanden<br />
knaagplezier.<br />
Hij draait zich langzaam om. 'Hoe . .. ?'<br />
De blonde man klakt met zijn tong en trekt een driehoek<br />
met zijn linkerpink. 'Dit zijn hoge en geheime zaken, Ver<br />
heven Heerser. Hebt u nooit over uw eigen stad gedroomd<br />
en was in die droom alles niet onherkenbaar geworden?<br />
Nieuwe straten, grachten met kokend bloed? Terwijl u te<br />
gelijkertijd zeker wist dat het uw stad nog steeds was?<br />
Die droom-Utrechten waren geen fantasie, hoewel ze<br />
ook niet helemaal echt zijn. Je kunt ze bereiken, zelfs als je<br />
niet slaapt.' Hij grinnikt. 'Al klinken de routebeschrijvin<br />
gen wat vreemd. Sla linksaf op vrijdag, vier stappen voorbij<br />
de poolster.'<br />
'Dit is een droom?'<br />
De man schudt zijn hoofd. 'Uit een droom kun je ont<br />
waken.'<br />
Binnen zoemt de winkelbel, een laag, nijdig gonzen. Voet<br />
stappen klinken. Eigenaardig slepende voetstappen, ge<br />
volgd door een scherp geklik. Een geluid als nagels op een<br />
stenen vloer.<br />
De man pakt Arno bij de arm. 'We moeten verder,' zegt<br />
hij gejaagd. 'We horen hier niet thuis.'<br />
Ze lopen met grote passen door. Het is nog net geen<br />
rennen.<br />
'Het is wel erg stil,' zegt Arno.<br />
93
'J a. ;:>,<br />
'Ik bedoel, we wandelen nu al een half uur zonder een<br />
mens tegen te komen. Utrecht is op zondag vaak een dooie<br />
boel, maar zo rustig heb ik het nog nooit gezien.'<br />
'Andere mensen? Waarom zouden ze door deze straten<br />
wandelen? Dit is hun droom niet.'<br />
De blonde man duwt een verveloze deur in een houten<br />
schutting open. 'We zijn thuis. De tempel van de Doodloze.'<br />
Een reusachtige plataan vult het nauwe binnenplaatsje<br />
met een sidderend web van schaduw en schuivende vlekjes<br />
zonlicht. Een trap met treden zo hoog dat ze tot Arno's<br />
knieën reiken, loopt helemaal door tot de voet van de stam.<br />
De trap eindigt pardoes tegen een blinde muur.<br />
'Een verborgen ingang?' vraagt Arno. Hij is intussen<br />
bereid alles te geloven.<br />
'Verborgen is een te zwakke uitdrukking. Een gewoon<br />
mens zou zelfs deze trap niet zien.' De man schopt een stok<br />
met zijden linten opzij. 'Let op.'<br />
De bakstenen sidderen. Twee hartkloppen lang ziet Arna<br />
golvingen over de muur trekken. De muur had een<br />
kunstige schildering op een doek kunnen zijn. Een dun<br />
doek dat in de wind wappert.<br />
Dit is heel wat duidelijkere magie dan het plotseling verstaan<br />
van een onbekende taal of een onbreekbaar kettinkje.<br />
Arno gelooft al lang niet meer dat hij met gekken te maken<br />
heeft. 'Wat doe je?'<br />
De man kruist zijn armen, slaat zijn knokkels tegen elkaar.<br />
'Amnehoteps illusie verbreken. Magie. Zodra u uw<br />
geheugen terug hebt, kunt u het zelf ook.'<br />
In de muur verschijnt een poort van gelakte balken.<br />
Het had de poort van een kerk kunnen zijn. Minstens<br />
vier meter hoog met ringen van groen uitgeslagen koper.<br />
Twee draken van zwarte speksteen flankeren de trap.<br />
94
Heeft hij de draken niet eerder opgemerkt of verschenen<br />
ze tegelijk met de poort?<br />
'Meester!' roept de man. 'De keizer komt zijn verleden<br />
opeisen. Al zijn voorbije dagen!'<br />
Gekraak, het knersen van vuistdikke scharnieren: in de<br />
poort groeit een metershoge spleet duisternis als de deuren<br />
wijken. Veel te vlot voor zo'n massief gevaarte, gaat het<br />
door Arno heen. Die balken moeten zo zwaar als een bestelauto<br />
wegen. Wie de deuren ook openduwt, een slappeling<br />
is het beslist niet.<br />
Het zonlicht glipt dieper de opening in en onthult een<br />
lange gestalte. Zelfs zonder de spiegelende zonnebril zou<br />
Amo hem meteen herkend hebben. Weinig mensen steken<br />
een volle kop boven hem uit. De blinde man die bij hem<br />
aanbelde. Die hem Hwang-ti noemde.<br />
'Mijn naam is Shaun. Shaun de Doodloze.' Zijn glimlach<br />
toont tanden van doorschijnend kristal. 'Ik ben je beste<br />
vriend. Je enige vriend.' Hij daalt de trap af, veel te zelfverzekerd<br />
voor een blinde, en steekt zijn hand uit.<br />
Het vel voelt droog en rasperig. De huid van een reptiel,<br />
denkt Arno. Van een slang. Hij laat de hand zo snel mogelijk<br />
los.<br />
'Ik ben Arno. Eh, Arno Groenewegen.'<br />
De man schudt zijn hoofd. 'Van dat waandenkbeeld<br />
hoop ik je spoedig te genezen, Hoogverheven Heerser.'<br />
Shaun stapt opzij. 'Welkom in je ware woning.'<br />
Voor Arno strekt zich een schemerachtige zaal uit. De<br />
ruimte is gigantisch: nog groter dan de Domkerk. Zuilengalerijen<br />
verliezen zich in de duisternis. Arno krijgt het<br />
vreemde gevoel dat ze daar niet neergezet, maar gegroeid<br />
zijn: een woud van fossiele stammen.<br />
Arno ruikt de geur van klamme steen, van algen en<br />
vochtige wandkleden. ><br />
95
Dit kan Utrecht onmogelijk zijn, denkt hij. Geen ge<br />
bouw is groot genoeg. Je zou de tempel van kilometers<br />
afstand boven de daken zien uitsteken. Een illusie, denkt<br />
hij. Magie. Net als de veranderende straten.<br />
Hij kijkt omhoog. Het plafond blijft onzichtbaar. Inkt<br />
zwarte duisternis. Arno zou onder een zwaarbewolkte<br />
nachthemel kunnen staan, in een maanloze nacht.<br />
Nu pas merkt hij de kaarsen op. Honderden, misschien<br />
duizenden slanke kaarsen van bleke was zijn in ijzeren rek<br />
ken opgesteld.<br />
Ik zou hier niet graag een baan als kaars aansteker heb<br />
ben. Voor je de laatste aansteekt, is de eerste al lang en<br />
breed opgebrand. Diep in zijn keel begint een giechel. Het<br />
beeld dat die gedachte oproept is te amusant om te negeren.<br />
Hij ziet de Doodloze overspannen door de reusachtige zaal<br />
rondsnellen, bundels kaarsen onder zijn armen, klikkend<br />
met een weigerende wegwerpaansteker.<br />
Het beeld verdwijnt. Het is onmogelijk om Shaun als<br />
een clown te zien.<br />
Hij volgt Shaun langs een lange rij schilderijen. Sommige<br />
moeten verbluffend antiek en waarschijnlijk onbetaalbaar<br />
zijn: zo goed als weggebleekte gestaltes op essenhouten pa<br />
nelen vol barsten en scheuren.<br />
'Wie zijn dit?' vraagt Arno.<br />
'Wie anders dan jijzelf, Hoogverheven Heerser? Je le<br />
ven was lang. Lang en roemrijk.'<br />
'Ik ben zestien!'<br />
De Doodloze schudt droevig zijn hoofd. 'Ik haal een<br />
arme boerenzoon binnen en vertel hem dat hij een prins is.<br />
En wat doet die dwaas? Laat mij arm blijven! smeekt hij .<br />
Laat mij tussen de ganzen door de modder soppen!' Zijn<br />
vinger priemt naar voren. 'De keizer was een van de mach<br />
tigste mannen van de wereld! Rijker dan jij je kunt voor-
stellen. Knip met je vingers en een dozijn beeldschone<br />
maagden werpt zich aan je voeten. Wie niet haastig voor je<br />
opzij stapt, sterft!'<br />
'Ik hoef geen .. .'<br />
'Wil je een schooljongen blijven?' snauwt de Doodloze.<br />
'Uitschot? Je ouders zijn zo goed als failliet, dus studeren<br />
kun je wel vergeten. Zonder diplomà's sta je de rest van je<br />
leven schappen te vullen. Als iemand je al een baantje wil<br />
geven.' Zijn neusvleugels sperren zich open en hij spuwt<br />
aan Arno's voeten. 'Slaapwandelende idioot! Ik zal je wakker<br />
schudden! Al blijf je erin.' Hij geeft een ruk met zijn<br />
hoofd. 'Volg mij.'<br />
Een van de mannen pakt Arno bij zijn elleboog en Arno<br />
stommelt achter de Doodloze aan.<br />
Shaun stopt voor een strook beschilderde zijde, die door<br />
een staaf ebbenhout strak wordt getrokken.<br />
'Dit beschouwde je als een van je mooiste grappen. Het<br />
toppunt van humor.'<br />
Hij plukt een kaars van zijn ijzeren pin en brengt hem<br />
dichter bij het kunstwerk. 'Een stad weigerde je te gehoorzamen<br />
en jij besloot de inwoners op passende wijze te straffen.<br />
Bagdad? Samarkand?' De Doodloze schudt zijn hoofd.<br />
'Het is me ontschoten. Ik heb je zoveel steden in de as zien<br />
leggen.'<br />
Op het schilderij is een Mongoolse veldheer net van zijn<br />
schonkige pony afgestegen, een zelfvoldane uitdrukking op<br />
zijn gezicht. Een reusachtige berg schedels vult de rest van<br />
het paneel. Twintig meter hoog, dertig? Een piramide van<br />
doodshoofden en gestapelde beenderen.<br />
'Raak het schilderij aan,' zegt Shaun. 'Snuif de geur van<br />
verkruimelend bloed en gele haat op.'<br />
Hij is mijn vijand, denkt Arno. Gehoorzaam hem niet.<br />
Een van de mannen stapt dichterbij . 'Doe wat de Doodloze<br />
zegt. Met ongebroken vingers is het gemakkelijker.'<br />
97
'Als je het zo stelt.' Arno strijkt over de zijde. Glad als ijs<br />
en onverwacht koel.<br />
'En nu?'<br />
'Kijk,' beveelt Shaun. 'Tuur voorbij de penseelstreken<br />
van de schilder. Naar wat hij eigenlijk wilde afbeelden.'<br />
De verandering vindt zo geleidelijk plaats dat Arno het<br />
eerst niet in de gaten heeft. Het schilderij is geen plat vlak<br />
meer. Het heeft kleur en diepte gekregen. Een warme bries<br />
strijkt over zijn gezicht en voert de stank van rottend vlees<br />
en gestold bloed aan.<br />
'Bagdad,' hoort hij zichzelf zeggen. 'De naam van die<br />
stad was Bagdad.'<br />
'Ah, uw geheugen roert zich, Hoogverheven Heerser!'<br />
Bagdad, denkt Arno. Ja. De sultan vluchtte naar Bagdad<br />
en die stad weigerde hem uit te leveren. Ik belegerde de stad<br />
en toen zij zich overgaven liet ik hun hoofden afhakken.<br />
Tot de laatste jengelende baby en mompelende grootvader.<br />
Het beeld wordt scherper. De kunstenaar heeft het alle<br />
maal veel te netjes geschilderd, denkt hij. Al die hagelwitte<br />
schedels en ordelijk opgestapelde botten.<br />
Voor zijn <strong>ogen</strong> verandert de spitse piramide in een uit<br />
zakkende berg afgehakte hoofden. Gieren wroeten rond,<br />
plukken <strong>ogen</strong> uit de kassen en vechten krijsend om flarden<br />
rottende huid. De zon had de <strong>ogen</strong> tot rimpelige druiven<br />
verschrompeld, de stromen bloed tot zwarte druipstenen<br />
gestold.<br />
J a, zo was het. De stank, de schor kijvende vogels, de<br />
aasvliegen. De schilder is de vliegen vergeten.<br />
Prompt golft een dichte mist van aasvliegen om de pira<br />
mide. Pilaren en draaikolken van gretig gonzende aasvlie<br />
gen. Van een afstand leek de schedelberg te roken, her<br />
innert hij zich, een ware vulkaan des doods.<br />
Hij was op zijn pony tot de voet van zijn monument
gereden, een staaf smeulend sandelhout in de hand om de<br />
overweldigende, weezoete stank van ontbinding te verdrijven<br />
...<br />
'Het was een hete dag,' zegt de Doodloze. 'Stoffig. En ik<br />
vermoed dat je naar een kom rijstwijn verlangde. Je bleef<br />
tenminste niet langer dan een minuut of twee kijken.'<br />
'J a,' knikt Arno, 'een hete dag.'<br />
Een diep afgrijzen welt op. Ik genoot ervan. Het was een<br />
mooie herinnering.<br />
'Nee!' gilt hij. 'Dat was ik nietl'<br />
De beelden blijven als een laag giftig bezinksel in zijn<br />
geheugen hangen en het afschuwelijke is dat ze hem zo<br />
vertrouwd voorkomen. Dat het voelt alsof zij daar thuishoren.<br />
Heb ik dit echt meegemaakt? Lang voor ik dacht dat ik<br />
geboren werd?<br />
Voor het eerst twijfelt hij. Kan het waar zijn dat Arno<br />
Groenewegen inderdaad maar een droom is? Heel zijn leven<br />
een leugen?<br />
Hij knijpt zijn <strong>ogen</strong> zo stijf dicht dat er witte schichten in<br />
het donker zigzaggen.<br />
'Nee! Ik ben normaal! Geen magische keizerl'<br />
'Maak jezelf niets wijs,' zegt de Doodloze. 'Kunnen gewone<br />
mensen in de toekomst kijken? Hoe je je ook vermomde,<br />
je magische krachten lieten zich niet wegdrukken.'<br />
Shaun heeft gelijk, gaat het door Arno heen. Ik heb altijd<br />
een deel van mijzelf verborgen moeten houden. Er was niemand<br />
met wie ik over mijn talent kon spreken. Mijn volstrekt<br />
ongewenste talent.<br />
Als ik de keizer ben, hoef ik nooit meer te liegen. Deze<br />
mensen begrijpen wie ik ben. W át ik ben. Een monster, iets<br />
niet-menselijks. Net als zij. Zij accepteren me.<br />
Het doek wordt weer oude zijde, de berg afgehakte<br />
hoofden niet meer dan kunstige penseelstreken.<br />
99
'Een onbelangrijke, maar amusante herinnering.' Shaun<br />
reikt omhoog en licht een anderhalf meter lang slagzwaard<br />
van een muurhaak. De schede is uit een olifantstand gesneden,<br />
met jade ingelegd ivoor. Aan het uiteinde bungelen<br />
kwasten van gouddraad.'<br />
'Dit was je staatsiezwaard,' zegt de Doodloze. 'Kostbaar<br />
doch uiterst onpraktisch. Zoals de keizer tot zijn verdriet<br />
moest constateren.'<br />
Hij legt de draagriem om Arno's schouder, trekt het<br />
zwaard naar voren. 'Pak het gevest vast.'<br />
Willoos sluiten Amo's vingers zich om het stijf gewonden<br />
haaienleer.<br />
100<br />
+
23<br />
Deze keer is er niets subtiels aan de overgang. De herinnering<br />
slaat in een vloedgolf over hem heen en sleurt hem<br />
diep het bloeddorstige verleden van de keizer in. Stemmen<br />
krijsen in onbekende talen, bijtende geuren schroeien zijn<br />
neusgaten. Arno wordt weggevaagd, alles wat hij is. Zijn<br />
vrienden, zijn school. Utrecht en Nederland zijn onbegrijpelijke<br />
woorden in een barbaarse taal.<br />
De machtigste man van China opent zijn <strong>ogen</strong>.<br />
Ik moet een moment weggedoezeld zijn, denkt keizer<br />
Tsjin Sje Hwang-ti. Hij wipt ongemakkelijk van zijn ene bil<br />
op de andere, slaat zijn benen over elkaar. De kussens op<br />
zijn troon zijn eigenlijk zeldzaam oncomfortabel, vol knoedels<br />
en vouwen. Te veel gouddraad en te weinig dons.<br />
De kamerheer knielt aan de voet van zijn troon, ziet hij<br />
nu, en bonkt demonstratief met zijn voorhoofd tegen de<br />
geglazuurde tegels. De keizer heeft de indruk dat het al<br />
enige tijd aan de gang is en glimlacht. Arme kamerheer.<br />
Niemand zou het uiteraard wagen de keizer in zijn overpeinzingen<br />
te storen. 'Ja?'<br />
De man stopt zijn plichtplegingen. 'Hoogstverheven<br />
Heerser, de eerbiedwaardige Ching K'o en Ch'in Wu-yang<br />
verzoeken om audiëntie.'<br />
'Aha.' De keizer draait zich naar zijn secretaris en trekt<br />
een wenkbrauw op. Zijn secretaris beschikt over een fabelachtig<br />
geheugen en kent de roddel van tienduizend dorpen<br />
De secretaris buigt zich naar het oor van de keizer.<br />
'Ching K'o staat bekend als een bedreven zwaardvechter en<br />
101
een dichter zonder weerga. Als hij zingt beginnen de<br />
nachtegalen te wenen. Beweert men. De naam Ch'in<br />
Wu-yang is mij helaas onbekend.'<br />
'Laat ze binnen, kamerheer.'<br />
Ching K'o draagt precies het kostuum dat je van een<br />
dichter-strijder mag verwachten. Een harnas van gelakt<br />
leer waarop lentebloesems en draken geborduurd werden.<br />
Daarboven geen helm; doch de hoekige kap van een filosoof.<br />
De rijk bewerkte schede van zijn zwaard is uiteraard<br />
leeg en tikt bij elke stap tegen zijn beenbeschermers. Niemand<br />
mag de troonzaal van de keizer gewapend betreden.<br />
Een minder zelfverzekerd man zou ook de schede in het<br />
voorportaal achtergelaten hebben; Ching K' 0 niet.<br />
Ik blijf een strijder, verkondigt de lege schede, ook al<br />
heb ik mijn wapen afgelegd uit eerbied voor de keizer.<br />
De keizer voelt een vlaag van genegenheid voor de kerel.<br />
Een man naar mijn hart. Geef mij duizend Ching K'o's<br />
en geen koninkrijk zou een week tegen mij standhouden.<br />
'Spreek zonder terughoudendheid, vriend Ching K'o.'<br />
De dichter stapt naar voren en zet een kist op de grond.<br />
'Wij brengen u twee giften.'<br />
Hij opent het deksel. Op een laag stro ligt het afgehakte<br />
hoofd van generaal Wu, wiens dood de keizer drie maanden<br />
eerder bevolen had.<br />
'De schavuit vluchtte naar het hof van Yen en waande<br />
zich daar veilig.' Ching K' 0 tilt het hoofd uit de kist, kamt<br />
het stro uit de snorpunten. 'De lange arm der gerechtigheid<br />
stoort zich echter niet aan grenzen!'<br />
'Dat is een originele en welkome gift, mijn vriend. En<br />
wat zit er in de leren koker die je kameraad meedraagt?' Hij<br />
gniffelt. 'Zijn penis soms?'<br />
'Iets bruikbaarders, mag ik hopen. Een kaart van de stad<br />
Tu-k'ang. Waarop alle forten en muren nauwkeurig aanggeven<br />
staan. Evenals de plaatsen waar de koning van Yen<br />
zijn soldaten heeft opgesteld.'<br />
102
'Laat je vriend de kaart naar mijn troon brengen.'<br />
De andere man trekt wit weg en begint te sidderen. De<br />
hovelingen fluisteren achter hun waaiers. Uit de hoeken<br />
van de zaal klinkt onderdrukt gegiechel, gesnuif.<br />
gezel.<br />
Ching K'o plukt de koker uit de handen van zijn met<br />
'Mijn vriend is een eenvoudige man van het Noordvolk<br />
en hij heeft de Zoon van de hemel nooit in levenden lijve<br />
aanschouwd. Daarom staat hij nu op zijn benen te trillen<br />
van angst. Ik hoop dat Uwe Majesteit hem kan vergeven en<br />
mij toestaat om de kaart te ontrollen?'<br />
'Breng de kaart, eerbiedwaardige Ching K'o.'<br />
Ching K'o ontrolt de kaart met een sierlijke zwaai. Met<br />
zijn andere hand vangt hij de giftige dolk op, die in de kaart<br />
verborgen zat.<br />
Ondanks de jaren van drinkgelagen en zestig-gangendi<br />
ners blijft de keizer een krijger, met de reflexen van een<br />
krijger. Hij werpt zich achteruit zodra de dolk in zijn rich<br />
ting schiet. Ching K'o heeft de mouw van zijn staatsiekleed<br />
al vast: de vlijmscherpe dolk jaapt door de stof. Een ruk, het<br />
gieren van knappende draden en de keizer tuimelt van zijn<br />
troon.<br />
Ching K'o wappert verbluft met de lege mouw, stoot<br />
een schorre strijdkreet uit en werpt zich op de keizer.<br />
Met een zacht gejank van ontzetting rolt de keizer zich<br />
opzij: opnieu' mist de dolk hem.<br />
Mijn zwaard! denkt hij. Behalve hij en Ching K'o is nie<br />
mand gewapend. En het zwaard is scherp genoeg om een<br />
haar overlangs te splijten.<br />
Je bent dood, dichter! Een povere dolk tegen een twaalf<br />
voudig gesmeed slagzwaard. Ik hak je je vingers één voor<br />
één af. Ik spijker je oren an de moerbeiboom en voer je<br />
tong aan de tempelhonden!<br />
Hij rukt aan het gevest van zijn zwaard en ziet Ching<br />
K' 0' s hoofd al bijna over de vloer rollen.<br />
103
o nee! Zijn zwaard is naar voren gezwaaid en hangt<br />
voor zijn buik! Geen menselijke arm is lang genoeg om dat<br />
onzinnig lange lemmet onder deze hoek uit de schede te<br />
trekken.<br />
Hij duikt achter een zuil weg. Ching K' 0 volgt hem.<br />
Ze cirkelen van zuil tot zuil, springend en duikend.<br />
Het is een kinderspelle* uit een nachtmerrie: een dodelijk<br />
boompje verwisselen.<br />
'Doe iets!' brult de keizer. 'Dood hem!'<br />
Als aardewerlcen beelden blijven de hovelingen staan.<br />
Niemand doet de minste poging om hem te hulp te komen.<br />
'Roep mijn lijfwachten!'<br />
Geen van zijn onderdanen verroert zich.<br />
Ze willen dat ik sterf. Ze haten me. Moet je die begerige<br />
glitter<strong>ogen</strong> zien.<br />
Tot twee keer toe weert hij een dolksteek af met in elkaar<br />
gehaakte vingers, een truc die een veteraan hem geleerd<br />
heeft. Maar het blijft een truc. Ching K'o is een te<br />
bedreven vechter om er een derde keer in te trappen.<br />
'Bij de baardharen van Lao Tse!' Het is een hoog piepgeluidje,<br />
de strijdkreet van een getergde marmot.<br />
'Wat?' Ching K'o wervelt om zijn as. Het medicijnkoffertje<br />
van Hsia, de tengere hofarts, raakt hem recht onder<br />
de kin.<br />
Hsia danst rond, zijn <strong>ogen</strong> rollen, spuug spat van zijn<br />
dunne lippen. 'Slager! Demon uit de diepste heIl' Ditmaal<br />
bonkt zijn koffertje, vol loodzware aardewerken medicijnkruiken<br />
en gezegende amuletten, Ching K' 0 tegen de knieschijf.<br />
'Slinger uw zwaard over uw schouderl' roept de arts.<br />
Maar natuurlijk! denkt de keizer. Het lemmet glipt uit de<br />
schede, anderhalve meter gewet staal. Het sissen van ijzer<br />
over ivoor klinkt gretig. Een geluid dat de dood al in zich<br />
draagt.
'Begroet je geëerde voorouders!' lacht de keizer. De<br />
punt van zijn zwaard klieft de linkerd ij van de sluipmoordenaar.<br />
Ching K' 0 wankelt achteruit en werpt zijn dolk. Het mes<br />
mist de keizer en ketst af op een bronzen pilaar.<br />
De sluipmoordenaar zoekt steun tegen een zuil. 'Ik faalde<br />
omdat ik je levend gevangen wilde nemen. Iemand anders<br />
zal nu het vuile werk voor de kroonprins van Yen<br />
moeten opknappen.'<br />
Zeven keer hakt de keizer op Ching K'o in, doffe smakken<br />
die tot in zijn pols doorschokken.<br />
Hij laat zijn zwaard zakken en veegt het lemmet aan de<br />
broek van Ching K' 0 af. Zijn bloed zingt in zijn oren, een<br />
wild en triomfantelijk lied.<br />
De dood kan mij niet aanraken! Ik had daar moeten liggen,<br />
een bloederig kadaver met weggedraaide <strong>ogen</strong>.<br />
Dat is het moment dat de keizer besluit dat hij voor<br />
eeuwig wil blijven leven. Dat hij een van de onsterfelijke<br />
goden zal worden.<br />
De kamerheer glipt achter het altaar van de Godin der<br />
Genade te voorschijn. 'Hoogstverheven Heerser, ik zal zijn<br />
armzalige lijk voor de honden laten werpen. De opdracht<br />
geven om zijn familie te wurgen.'<br />
De keizer staart hem aan. 'Wat is dat voor dwaasheid?<br />
Hij was een zeldzaam dapper man en naar men zegt een niet<br />
onverdienstelijk dichter. Begraafhem in een graftombe van<br />
witte jade en breng daarop zijn naam in goud aan!'<br />
Hij steekt het zwaard terug in zijn schede. 'Ik heb een<br />
goed mens zien sterven. De executie van een stel lafhartige<br />
ratten zou een anticlimax en belediging voor Ching K' 0<br />
zijn.' Hij gebaart naar de hovelingen. 'Verlaat mijn paleis.<br />
Verlaat mijn stad. Ik neem jullie je naam en je bezittingen<br />
af. Jullie zijn niets en niemand meer. Jullie voorouders zijn<br />
kinderloos gestorven. Ga!'
Het zwaard klettert op de stenen vloer.<br />
Arno opent zijn <strong>ogen</strong>.<br />
Ik ben ... Arno Groenewegen ... Tsjin Sje Hwang-ti ...<br />
Het is alsof de keizer vlak achter hem staat: Zo dichtbij<br />
dat Arno de adem in zijn nek kan voelen. Een ijskoude wind<br />
die zijn nekhaartjes rechtop zet en het kippenvel over zijn<br />
armen laat rimpelen.<br />
'Geloof je me nu?' vraagt Shaun. 'Je bent de keizer.'<br />
'Het is een leugen!' roept Arno. 'Ik heb een vader en<br />
moeder! Ik heb een eigen leven! Je .. .'<br />
Hij stopt. De Doodloze heeft in het Chinees gesproken. En<br />
Arno's protest was in dezelfde taal. Al zijn Nederlands is weg.<br />
Hij zou zijn eigen naam niet eens meer uit kunnen spreken ...<br />
'J e hebt geen vader en moeder,' zegt Shaun, en het ergste<br />
is dat hij zo bezorgd klinkt, zo overdreven kalm. Sussend,<br />
dat is het woord. Zo spreek je een goede vriend toe die de<br />
kluts.even kwijt is. 'Je werd geboren, maar niet in deze<br />
eeuw. Niet in dit land. Je echte ouders zijn as en aarde. Al<br />
meer dan tweeduizend jaar dood.'<br />
'Dat is onzin! Een leugen, een leugen!' De tranen stromen<br />
Arno over de wangen. 'Ik was een baby! In de huiskamer<br />
staat een boek vol . . .' Hij wil foto's zeggen. In deze<br />
antieke taal bestaat geen woord voor 'foto's'. 'Plaatjes.<br />
Plaatjes van lichtl'<br />
'Die kunnen vervalst worden. Moeiteloos.'<br />
'Ik wil naar huis! Laat me gaan!'<br />
Shaun blijft midden op het gangpad staan. 'Dat kan.' Hij<br />
reikt in een nis 'en legt een bronzen harp op de rand van de<br />
106
stenen tafel. 'Je bent een muzikant, begreep ik? Speel een<br />
wijsje voor ons. Dan ben je vrij om te gaan.'<br />
'Nee.'<br />
De man met de cowboyhoed pakt de harp op en zet hem<br />
terug in de nis. Als hij de Doodloze aankijkt is zijn gezicht<br />
een masker van strak getrokken spieren geworden. Harder<br />
dan vlees. 'Wij legden een gelofte af, San en ik. Deze jongen<br />
is hier vrijwillig. Hij kan vertrekken wanneer hij wil.'<br />
De Doodloze heft zijn linkerhand op. 'Willen jullie je<br />
met mij meten?'<br />
De man verzet zijn voeten een paar centimeter. Een<br />
schoenpunt steekt nu recht naar voren, de andere wijst<br />
schuin opzij.<br />
'We zwoeren bij de Heilige Olifant. Zulke eden nemen<br />
we verrassend serieus.'<br />
De Doodloze kromt zijn duim. De tweede man stelt zich<br />
naast zijn vriend op.<br />
'Oeroude magie tegen bergvermorzelende bliksem,<br />
Doodloze? Een interessant experiment. Waarschijnlijk<br />
overleven wij het geen van drieën.'<br />
Shaun laat zijn hand zakken. 'Wie op de tijger rijdt, moet<br />
niet klagen als hij zo nu en dan gebeten wordt.' Hij stapt<br />
opzij en buigt naar Arno. 'Er schijnt democratisch besloten<br />
te zijn dat je kunt vertrekken.'<br />
Arno kijkt naar hem op. Zijn gezicht weerkaatst in de<br />
spiegelende brillenglazen en hij herkent het niet langer. Het<br />
is veel te bleek, de neus een overdreven groot uitsteeksel,<br />
de <strong>ogen</strong> de verkeerde vorm en tint.<br />
Zijn gezicht hoort koperkleurig te zijn, met brede jukbeenderen<br />
en borstelige wenkbrauwen. Een snor met omlaaghangende<br />
punten had zijn bovenlip moeten sieren.<br />
'Wie ben je?' vraagt hij met schorre stem aan Shaun. 'De<br />
duivel?'<br />
'Nee. Iets veel ouders. Ga nu. Voor ik otne bedenk.'
25<br />
Het is buiten nog volop dag. Na de duistere tempel komt<br />
die overvloed van licht Arno onwerkelijk voor. De zomerhemel<br />
lijkt zich hoogstens dertig meter boven zijn hoofd te<br />
welven, een koepel van wezenloos ansichtkaartblauw.<br />
Bij de deur in de schutting draait hij zich om. Geen trap<br />
met stenen draken, geen massieve kerkdeuren.<br />
Arno had niet anders verwacht.<br />
Aan het eind van de steeg vindt hij een bordje met de straatnaam.<br />
Hij tuurt ernaar, knippert met zijn <strong>ogen</strong>. Het blijven<br />
onbekende schrifttekens, idioot eenvoudig. Een peuter had<br />
ze neer kunnen krabbelen of een analfabeet.<br />
Je hebt een stuk of zeven penseelstreken nodig om zelfs<br />
het eenvoudigste woord te vormen: deze barbaarse tekens<br />
bestaan vaak uit niet meer dan twee houterige halen.<br />
Met de lettertekens is niets mis, realiseert Arno zich dan.<br />
Doodnormaal Nederlands. Alleen kan ik het niet meer lezen.<br />
Chinees is de enige taal die.ik nog begrijp.<br />
Hij voelt de aanwezigheid van de keizer niet langer. Een<br />
veeg teken, want de keizer is beslist niet verdwenen.<br />
De keizer heeft zich verscholen in mijn eigen brein,<br />
denkt Arno. Hij vreet me van binnenuit op. Als een worm<br />
in een appel. Als een langzaam groeiende kanker. Mijn taal<br />
is nog maar het begin. Wat zal het volgende zijn dat hij me<br />
afneemt? Het afgelopen jaar? De eerste keer dat ik een<br />
meisje kuste?<br />
Hij klemt zijn kaken op elkaar en sluit zijn <strong>ogen</strong>. In de<br />
108
ode schemering achter zijn oogleden probeert hij de keizer<br />
te vinden. Gedachten die niet van hem zijn, valse herinne<br />
ringen.<br />
Vecht tegen mij! schreeuwt hij geluidloos.<br />
Niets. Geen reactie.<br />
Kleurige vlekjes dansen. Zijn bloed ruist als een verre<br />
waterval.<br />
Als hij voor de vijfde keer op een gracht stuit, moet Arno<br />
het met tegenzin toegeven: hij is verdwaald. Geen van de<br />
laatste vier straten kwamen hem ook maar vagelijk bekend<br />
voor. Zelfs de stoeptegels hebben de verkeerde afmetingen.<br />
En al die grachten . .. Er valt geen manier te verzinnen<br />
waarop je, rechtdoor lopend, de grachten vijf keer kunt<br />
kruisen. Nog afgezien van het feit dat een van de grachten<br />
zeker een halve kilometer breed was. Een doodstil meer<br />
waarop groene woonboten dreven met koepels van spiege<br />
lend zwart glas.<br />
'Een droom-Utrecht,' had een van de mannen gezegd.<br />
'Behalve dat je uit een droom kunt ontwaken.'<br />
Wanneer hij de zevende brug oversteekt, vangt hij het ge<br />
ronk van een motor op. Een rondvaartboot?<br />
Arno pakt de leuning vast en zijn hart begint sneller te<br />
kloppen. Eindelijk andere mensen!<br />
Onder de volgende brug is een halve cirkel van duister<br />
nis. Het geronk wordt luider en hij begint te twijfelen. Dit<br />
lijkt allerminst meer op een machine. Te onregelmatig, eer<br />
der een moeizaam raspende ademhaling.<br />
Rimpels snellen over het water, ketsen tegen de kades<br />
van de werfkelders. In de duisternis onder de brug beweegt<br />
iets.<br />
Een vormeloze bol van roze vlees schuift het zonlicht in.<br />
Twee gaten openen zich, trekken samen.
Geen boot, absoluut geen boot.<br />
Glinsterende sprieten volgen. Ze moeten zo dik als staven<br />
bamboe zijn.<br />
Misschien is het de totale verlatenheid van deze stad,<br />
waarin nooit iets lijkt te gebeuren en zelfs de bomen weigeren<br />
te ruisen, die hem zo kalm laat toekijken. Alles gebeurt<br />
hier in slowmotion. Hij kan altijd nog wegrennen.<br />
Een grijze kegel volgt, bezet met nog meer zenuwachtig<br />
zwiepende sprieten.<br />
Wat is dit in vredesnaam? Dat grijze spul lijkt wel haar,<br />
een dichte, grijze vacht, aaneengekit met slijk en modder ...<br />
Een vacht. Die kegel is een snuit!<br />
Arno werpt zich op de grond, probeert zich in de harde<br />
keien in te graven. Zijn hart slaat een razendsnelle roffel.<br />
Heilige Olifant, daar komt een rat aanzwemmen! Een<br />
monsterachtig gedrocht, langer dan een vrachtwagen.<br />
Nu begrijp ik ook waarom er niemand op straat liep!<br />
Gruwelijk traag nadert het levende vaartuig. De ronkende<br />
ademhaling zwelt aan tot de gevels het geluid heen en weer<br />
kaatsen en het van alle kanten' tegelijk lijkt te komen.<br />
De boeggolfklimt uit de gracht en klotst over de kades.<br />
Nu hoort Arno de hartslag ook, een afschuwelijk, bedachtzaam<br />
gebons, dat nooit zal stoppen. De rest van zijn<br />
leven zal hij verstijfd van afschuw op de hete, zanderige<br />
keien liggen terwijl dat geluid maar doorgaat en doorgaat<br />
. ..<br />
Een vlaag stank bereikt hem en Arno bijt hard op zijn<br />
tong om niet te kokhalzen. Open riolen, dobberend afval<br />
dat tot geel slijm uiteenvalt, dode eenden waarbij maden uit<br />
de snavel kruipen en schimmels over de doffe veren woekeren.<br />
Het geluid sterft weg.<br />
Opnieuw wordt het water spiegelglad en weerkaatst het<br />
de bomen en de toppen van de trapgevel*s.<br />
IlO
Arno komt behoedzaam overeind. De laatste meters van<br />
de staart glippen weg onder de volgende brug: een vaalroze<br />
wurgslang, dikker dan zijn dijbeen.<br />
Nu! Voor er weer een monsterrat opduikt.<br />
Hij sprint de brug af. Pas halverwege het nauwe steegje<br />
durft hij te stoppen en hijgend tegen een schutting te leunen.<br />
Hij tuurt naar de opening van de straat, gereed om<br />
verder te vluchten. Zou de rat hem opgemerkt hebben?<br />
De doodse stilte blijft doorgaan. Geen bonkende voetstappen,<br />
geen zware ademhaling.<br />
Hij ontspant zich en laat zijn blik over de tegenoverliggende<br />
muur dwalen.<br />
Die twee dichtgemetselde ramen waarover rode graffiti<br />
zwalkt. Zes keer 'Rico 97' achter elkaar, de ene nog slordiger<br />
gespoten dan de andere. Op de een of andere manier<br />
komt het hem akelig bekend voor.<br />
Heilige Olifant, hij is terug bij de Tempel van de Doodloze<br />
...<br />
+<br />
III
Later, veel later: Arno snelt door de lege straten. Paniek<br />
snoert zijn keel dicht. Hij strompelt en struikelt, zijn <strong>ogen</strong><br />
half blind van de tranen die maar niet willen stoppen.<br />
De roffel van zijn voetstappen is het enige geluid. Nergens<br />
het toeteren van een auto, geen vogelgezang of het<br />
klappen van een deur.<br />
'Hey, hey!' schreeuwt hij. 'Is daar iemand?'<br />
Het kan hem niets meer schelen wie hem opmerkt. Zelfs<br />
een reuzenrat zou een opluchting wezen. 'Alsjeblieft! Kom<br />
naar me toe! Geef antwoord!'<br />
Ik klink precies als die zwervers die op straathoeken<br />
staan te tieren, gaat het door hem heen. Niemand luistert<br />
naar ze. Niemand geeft ze ooit antwoord.<br />
Hij drukt zijn handen tegen zijn gezicht. Dwalen ze door<br />
net zo'n soort stad als ik? Een plaats die niemand anders kan<br />
zien en waar ze volkomen eenzaam zijn?<br />
Arno heeft er geen flauw idee van hoe lang hij daar ineengedoken<br />
in de portiek zat, te ellendig om nog een stap te<br />
verzetten. Twintig minuten, een half uur?<br />
Het is de jeuk vlak boven zijn neusbrug die hem uit zijn<br />
verlamming wekt. Een kriebel die dieper dan zijn huid zit,<br />
helemaal in het roze weefsel van zijn hersenen.<br />
De toekomst, ik ga de toekomst zien!<br />
Hij gaat rechtop zitten, knijpt zijn <strong>ogen</strong> dicht.<br />
Zijn talent valt niet te sturen: het komt en gaat, zo volledig<br />
buiten zijn wil om dat hij er nooit op heeft durven rekenen.<br />
Il2
Twee beelden vormen zich in het kloppende rood. Twee<br />
mogelijke toekomsten: dat is alles wat hij overheeft.<br />
Een is in korrelig zwart-wit, als een ouderwetse film. Hij<br />
huivert. Onmiskenbaar een toekomst die doodloopt.<br />
Een keer eerder heeft hij zichzelf in net zo'n kleurloos<br />
schokkerig beeld op zijn brommer zien stappen. Op een<br />
winterdag dat de straten van de ijzel glinsterden. Zijn<br />
doodsfilm. De toekomst waarin hij zou sterven.<br />
Hij was die dag in zijn bed blijven liggen en had zich ziek<br />
gemeld. Zelfs te voet naar school gaan leek hem te riskant.<br />
In het nieuwe beeld duwt hij de deur naar de Tempel van<br />
de Doodloze open en stapt naar binnen.<br />
Dat is alles.<br />
De korte scène blijft zich mechanisch herhalen, ieder<br />
detail onveranderlijk. Meer valt er niet over de rest van zijn<br />
leven te vertellen. Als hij de poort binnengaat, zal Amo<br />
eenvoudig ophouden te bestaan.<br />
Het tweede beeld siddert en zwiept. Dit is alsof je 's zomers<br />
op het hete asfalt ligt en door een dikke laag van<br />
opstijgende warme lucht tuurt.<br />
Het toont een uiterst onwaarschijnlijke toekomst, begrijpt<br />
hij meteen. Een kans van een op de miljoen.<br />
Maar er zijn kleuren, ook al is het maar het meest uitgebleekte<br />
pastel. Kleur staat voor leven, voor overleven.<br />
Die langgerekte vorm, die in een stompe punt eindigt:<br />
een kerktoren? De Domtoren!<br />
Het beeld wordt ineens scherp. Alsof het hem wil belonen<br />
voor zijn inzicht. Het is inderdaad de Domtoren, ziet<br />
hij, met zijn kroon van spitsen. Het beeld zoomt in en een<br />
fractie van een seconde ziet hij zwaaiende klokken. Rij na<br />
rij: kantelende bronzen bellen en zwiepende klepels.<br />
De vensters op de toekomst knippen uit en de kriebel<br />
boven zijn neusbrug verdwijnt.<br />
II3
Hij blijft doodstil zitten, zijn oren gespitst. In de verte beieren<br />
klokken. Hun geluid is uiterst zwak. Spookklanken, zo<br />
zacht dat het evengoed pure verbeelding had kunnen zijn.<br />
Het ruisen van het bloed in zijn oren klinkt luider. Als zijn<br />
talent hem niet gewaarschuwd had, zou hij de klokken<br />
nooit opgemerkt hebben.<br />
Arno stapt de straat op, draait zijn hoofd.<br />
Het komt van links. Onmiskenbaar van links.<br />
De Dom, denkt hij. Het carillon van de Dom speelt.<br />
Zelfs hier. Dit is Utrecht, ook al is het een Utrecht uit een<br />
nachtmerrie. Er móét een domtoren zijn.<br />
Hij volgt de melodie door kronkelende straten, over<br />
vergulde bruggen met glazen peilers, door een park waarin<br />
de bomen gietijzeren bladeren dragen.<br />
Het klokgebeier zwelt aan als hij op een plein uitkomt,<br />
bereikt een triomfantelijk hoogtepunt.<br />
Ik weet waar ik ben! Die kerk daar met de hoge, smoezelige<br />
glas-in-loodramen: dit is het Janskerkhof.<br />
Hij rent de hoek om. En nu moet ik het ruiterstandbeeld<br />
zien. Van wie was het? Ja, Willibrord.<br />
De bisschop berijdt een reusachtige rat.<br />
Negeer het beeld. Gewoon doorlopen. De Domtoren is<br />
de spil: de plaats waar alle Utrechten1samenkomen.<br />
Deze Domstraat had in zijn eigen stad kunnen liggen, een<br />
bijna perfecte nabootsing. Dezelfde etalages. De City of<br />
Glass met zijn kleurige schalen, zijn bollen waarin spiralen<br />
van ingevangen luchtbellen oplichten. De winkel met peperdure<br />
kunstposters.<br />
Arno kan geen van de uithangborden of opschriften lezen.<br />
Nog steeds heeft hij er geen flauw idee van hoe een A<br />
er uitziet, hoe je een E van een H moet onderscheiden.<br />
Toch komen de letters hem al vertrouwder voor. Het is een<br />
begin.
Ik ben dichter bij mijn eigen Utrecht dan ooit tevoren,<br />
denkt hij.<br />
Het klokkenspel sterft weg. Uit de stilte zwellen nieuwe<br />
klanken aan: de mooiste muziek die hij ooit gehoord heeft.<br />
Een bus toetert. Na een drietal zeldzaam onhandig aangeslagen<br />
akkoorden jammert een stem: 'Nobody knows the<br />
troubles I have seen .. .'<br />
Een krachtig ingedrukte claxon klinkt vlak achter hem,<br />
gierende remmen. Arno werpt zich opzij en belandt met een<br />
huppel sprong op de stoeprand.<br />
'Hé, ken je niet uitkehke! Hejjeh jeh awge soms in je<br />
aggersak sitteh?' De bestuurder geeft hem de vinger, mept<br />
op de claxon. 'Achtelekke gladiool!' voegt hij Amo nog toe<br />
en scheurt dan weg.<br />
Arno had hem wel kunnen omhelzen. Een echt mens! En<br />
ik verstond hem! Hij sprak Nederlands en ik verstond hem!<br />
+<br />
11;
Sissend van ergernis werpt Shaun een nieuw net van paarse<br />
vonken over de maquette, hij kromt zijn duimen, schudt<br />
meteorietengruis in het oosten en het westen.<br />
Niets baat.<br />
De miniatuurhuisjes verschuiven rafelend, klikken als<br />
magneten aan elkaar vast. Het glas buigt met een hoog<br />
gegier en legt zich in een halve cirkel om de binnenstad; de<br />
grachten rechten zich, een dozijn bruggen kruipt klikkend<br />
terug naar hun oude posities.<br />
'Hij is ontsnapt,' zegt Delila. Ze slaakt een theatrale<br />
zucht. 'Magie is ook zo delicaat. Zo onbetrouwbaar.'<br />
Klinkt er spot in haar stem door?<br />
Shaun laat zijn handen zakken. Natuurlijk bespot ze<br />
hem. Ze is Delila. Ontzag of bijgelovige eerbied hoeft hij<br />
van haar niet te verwachten. Of trouw. 'Zie het als een<br />
schaakspel. Dit was gewoon niet meer dan een zet.'<br />
Delila klapt in haar handen. 'Wat zeg je dat mooi! Nog<br />
voor het spel begon, raakte je de keizer al zo goed als kwijt.<br />
De Klauwen kun je intussen geen van beiden meer tegen<br />
Arno gebruiken en nu is hij ook nog uit je droomstad ontvlucht.'<br />
Ze tuit haar prachtige lippen. 'Als het een schaakspel<br />
is, begint het bord aan jouw kant toch lelijk leeg te<br />
raken.'<br />
Het heeft geen zin om kwaad te worden, denkt Shaun.<br />
Of me zelfs maar aan haar te ergeren. Ik heb haar zo gemaakt.<br />
Zodra ze een zwakke plek bespeurt, schiet ze eropaf.<br />
Als een haai die bloed ruikt.<br />
'Word je soms ongeduldig?'<br />
1 1 6
'Ik blijf niet graag sloom in de hoek staan.'<br />
'Goed. De volgende keer dat de telefoon gaat, neem je<br />
op.'<br />
Hij kijkt haar na terwijl ze tussen de flakkerende kaarsvlammees<br />
wegslentert. Delila's schaduwen waaieren alle<br />
kanten uit, de spaken van een reusachtig, traag roterend<br />
wiel van duisternis.<br />
Delila. Seks en dood, liefde en vernietiging.<br />
Het verhaal van Simson en Delila was al duizenden jaren<br />
oud toen het voor het eerst in de Bijbel werd opgetekend.<br />
In eerdere versies was Simson een koning geweest) soms<br />
een veldheer of een machtige magiër. Maar steevast een<br />
dwaas) een door liefde verblinde dwaas. Zoals Delila altijd<br />
de mooiste vrouw van het land geweest was. En zeldzaam<br />
onbetrouwbaar.<br />
Niemand kon Simson weerstaan: hij joeg legers uiteen<br />
alsof het angstig krijsende spreeuwen waren. Met zijn blote<br />
handen wurgde hij leeuwen.<br />
Zijn vijanden huurden een vrouw in, de beeldschone<br />
Delila. Zij boden genoeg zilverstukken om de rug van een<br />
pakezel te breken. Nodig was dat waarschijnlijk niet. Vrouwen<br />
van Delila's soort worden onweerstaanbaar door<br />
macht aangetrokken, maar ze zijn niet van plan een ondergeschikte<br />
rol te spelen. Ze zien mannen als Simson als een<br />
uitdaging. Noem het een spel: is mijn schoonheid en mijn<br />
sluwheid groter dan jouw kracht?<br />
Misschien zijn ze vreselijk teleurgesteld als hun geliefde<br />
inderdaad een onnozele dwaas blijkt. Misschien houden ze<br />
oprecht van hem zolang als het duurt.<br />
Het resultaat is echter altijd hetzelfde: de vernietiging<br />
van hun geliefde.<br />
Toen ze Simson eenmaal in haar bed had gelokt, vroeg<br />
ze hem het geheim van zijn kracht. Bestond er echt geen<br />
enkele manier om hem te verslaan?<br />
117
Driemaal scheepte hij haar af met een leugen, maar ten<br />
slotte wist ze Simson zijn geheim te ontfutselen.<br />
In bed zijn mannen vaak ongelooflijke kwebbels en ver<br />
tellen ze maar al te graag over hun favoriete onderwerp,<br />
zijzelf.<br />
Al Simsons kracht school in zijn haar, bekende hij haar<br />
ten slotte. Scheer het af en hij was niet meer dan een ge<br />
woon mens.<br />
Ik herkende je meteen, denkt Shaun. In elke generatie<br />
wordt wel een Delila geboren.<br />
Ze was in zijn armen gestorven. In die smerige steeg van<br />
Bangkoks hoerenbuurt. Hij had haar moedwillig laten ster<br />
ven, geduldig wachtend tot haar adem stokte en haar hart<br />
na een laatste, koortsachtige roffel stilviel en haar <strong>ogen</strong> zich<br />
omhoogdraaiden.<br />
Het aidsvirus viel gemakkelijker uit een dood dan een<br />
levend lichaam weg te spoelen. Het volgende stadium<br />
vormde geen probleem: Shaun kende een dozijn manieren<br />
om een lijk tot leven te wekken, mits het niet ouder dan een<br />
uur of twee was.<br />
Op zijn hotelkamer dompelde hij haar onder in een bad<br />
kuip vol ijzig water, waarin hij een hondertal kruiden, de<br />
hoorn van een rhinoceros, druppels kwikzilver en gedroog<br />
de bloemen van de Kish da Mur strooide. De twee Klauwen<br />
zongen het Lied van Ra, dat zelfs door een dood brein ge<br />
hoord en begrepen wordt.<br />
De dood is maar een vleugelslag,<br />
een Icorte duisternis.<br />
Ontwaalc in het land<br />
waar de nacht dag is.<br />
In het glorieu{e licht van de ron!<br />
Een halfuur later begon haar hart weer te slaan. Eerst een<br />
uS
aarzelende, hokkende siddering, toen steeds krachtigere<br />
slagen.<br />
Ze opende haar <strong>ogen</strong>. Haar gezicht was glad, een smetteloze,<br />
goudbruine huid: alle zweren waren geheeld.<br />
Zo levend! dacht hij vol ontzag. Zo intens.<br />
Haar levenskracht lag in een schitterende aura om haar<br />
heen, een wolk van twinkelende kristallen naaldjes.<br />
In vergelijking met haar voelde Shaun zich ineens oeroud,<br />
een stoffige mummie die met krakende botten door de<br />
eeuwen schuifelde.<br />
Ik was vergeten hoe het is om jong te zijn.<br />
Het meisje drukte zich uit de badkuip op, stapte soepel<br />
over de rand en schudde het water uit haar korte haar als<br />
een jonge hond. Ze trok haar wenkbrauwen op. 'Wat is dit<br />
hier?' Haar <strong>ogen</strong> flitsten over de muren, langs de schappen<br />
met verdroogde kruiden, de retorten met kleurige vloeistoffen.<br />
'Een hospitaal?'<br />
Shaun stapte naar voren. 'Zoiets. Voel je gezicht. Luister<br />
naar je ademhaling. Je was doodziek. Stervend. Ik heb je<br />
genezen.'<br />
Het meisje verstijfde, kneep haar <strong>ogen</strong> dicht. 'Ik zag een<br />
blauwe gloed,' fluisterde ze. 'Een tunnel vol rood, rokerig<br />
licht. Ik hoorde de stemmen van de goden. Alleen de doden<br />
... ' Haar <strong>ogen</strong> sprongen open. 'Ik stierf! Ik hoorde mijn<br />
eigen hart stoppen en toen bleef er enkel stilte over. Zwarte<br />
stilte die tot een speldenpunt kromp.'<br />
'Je leeft. Je bent herboren. Je naam is voortaan Delila.'<br />
'Delila?'<br />
'Wees maar niet bang. Ik zal je leren wie je eigenlijk<br />
bent.'<br />
+
Arno's vader buigt zich over het aanrecht, het pun* van<br />
zijn tong tussen zijn tanden, terwijl hij drie piepkleine pa<br />
relhoentjes met een mengsel van basilicum en gemalen<br />
amandelen volpropt. Met een forse rijgnaald en slagers<br />
touw naait hij de vogels dicht.<br />
Doordeweeks neemt hij genoegen met glazige aardap<br />
pelen of een half rauwe hamburger, 's zondags staat hij ech<br />
ter op een zes-gangendiner. En omdat hij de enige is die het<br />
verschil tussen een frikadel en Elzasser F einwurst kent,<br />
zwaait hij 's zondags de scepter in de keuken.<br />
'We beginnen met een gezeefde pindasoep met een<br />
vleugje madeira,' begint hij zodra Arno de keuken instapt.<br />
'Daarna toostjes met gerookte steur en . . . '<br />
'Dat klinkt heerlijk,' zegt Arno. 'Eh, pa? Hebben we nog<br />
fo to's van vroeger? Van toen ik een baby was?'<br />
'Stapels. Plakboeken vol, vermoed ik. Ik had je moeder<br />
net een camera gegeven, zo'n automatische. Je kon geen<br />
scheet laten of ze legde het vast. Klikkerklik, klik, klik.' Hij<br />
likt aan de pollepel. 'Hoezo?'<br />
'Een project op school. Voor tekenen moeten we een<br />
zelfportret maken. Een van toen we nog klein waren en een<br />
van zoals we er nu uitzien.' Voor een instantleugen klinkt<br />
het redelijk overtuigend. 'Waar vind ik die plakboeken?'<br />
:Geen flauw idee. Vraag het je moeder.'<br />
'Bovenste plank,' zegt zijn moeder. 'Naast mijn mappen<br />
met droogbloemen. Ze zijn lichtblauw.'<br />
120
Foto's genoeg. Honderden. Hij ziet een baby met een fop<br />
speen in de wieg liggen, kraaiend in een badje rondplenzen.<br />
De baby zwelt op tot een dreumes, een peuter, een kleuter.<br />
Nee, zijn jeugd is uitputtend gedocumenteerd. De<br />
Doodloze kan de trap op met zijn 'je hebt geen vader of<br />
moeder'.<br />
Hij slaat het laatste babyboek dicht.<br />
En aarzelt.<br />
Foto's bewijzen niets. Ze hoeven niet eens vervalst te<br />
zijn. Alle baby's lijken op elkaar. Oké, ik heb hier drie<br />
boeken met babyfoto's, maar zijn het fo to's van mijzelf?<br />
Hij bestudeert zijn reflectie in de ruit.<br />
Ik heb een vrij grote neus. Niet echt groot. Toch, een<br />
indianenopperhoofd zou er geen bezwaar tegen maken.<br />
Mijn ouders hebben eerder een ondermaats model, nog net<br />
geen dopneusjes. Mijn haar is bruin. Het krult. Voor vader<br />
grijs werd. had hij blond haar. Mijn moeders haar is zwart,<br />
van dat diepe zwart met een blauwige glans en het is even<br />
steil als dat van mijn vader.<br />
grijs.<br />
Ik heb bruine <strong>ogen</strong>. Die van mijn ouders zijn blauw en<br />
Houd op! Dit is precies het soort gedachten dat die lui<br />
willen dat ik heb. Die hebben niets liever dan dat ik door<br />
maal tot ik niets en niemand meer vertrouw.<br />
En toch . .. En toch . ..<br />
Met de grootste tegenzin slaat hij het album weer open.<br />
Geen foto's van zijn geboorte. Zegt niets. Misschien was<br />
dat vroeger geen gewoonte om elke wee vast te leggen tot<br />
het bloederige hoofdje uit de vagina schuift.<br />
Pas een kwartier later realiseert hij zich wat hem dwars<br />
zat. Al die foto's van hem en zijn trotse ouders. Hij zit op<br />
schoot, kruipt onder de benen van zijn vader door. En niet<br />
één keer, echt geen enkele keer, kijkt hij in de camera als hij<br />
en zijn ouders op dezelfde foto staan . . .<br />
121
Het kan nog steeds toeval wezen. Wie niet in toeval<br />
gelooft, wie denkt dat alles een reden moet hebben, maakt<br />
het zichzelf verdraaid moèilijk.<br />
Er is een andere manier om het te benaderen.<br />
De oude vakantiealbums liggen in een doos op zolder. Arno<br />
controleert het jaartal dat met zwarte viltstift op de rug<br />
geschreven is en blaast het stof van het kunstleer.<br />
J a, hij heeft het juiste album. Hij werd aan het eind van<br />
de zomer geboren en dit boek gaat over hun vakantie in<br />
Frankrijk, een maand eerder.<br />
Hij herinnert zich nog dat zijn vader het er een keer over<br />
had. '0, Arlette liep als een waggelend nijlpaard rond, een<br />
buik om u tegen te zeggen. Ergens vonden we het wel een<br />
beetje riskant. Maar och, in Frankrijk hebben ze ook goede<br />
ziekenhuizen en het was onze eerste vakantie in vijf jaar.'<br />
De foto's kleven op een permanent klevende lijmlaag en<br />
worden door een tussenblad van doorzichtig plastic afgedekt.<br />
De lijm is intussen lelijk vergeeld en het plastic vertoont<br />
bobbels. Duidelijk geen systeem dat voor de eeuwigheid<br />
bedoeld is.<br />
De laatste foto van het album toont zijn moeder terwijl<br />
ze de tent afbreekt. Ze draagt een bikini en een spijkerbroek<br />
met afgeknipte pijpen, waar de witte rafels vanaf hangen.<br />
Over een maand had ze Arno moeten baren.<br />
Haar buik is zo vlak als een plank.<br />
Arno staart naar de foto. Waggelde rond als een nijlpaard.<br />
Het verkeerde jaar? Wacht, een paar bladzijden terug<br />
hadden zijn ouders kaartjes ingeplakt. Iets van een theatervoorstelling.<br />
Als daar nu een datum op staat?<br />
De kaartjes zijn gestempeld. Allebei. De maand en het jaar<br />
blijven duidelijk leesbaar.<br />
122
Beneden hoort hij zijn moeder door de huiskamer lopen.<br />
Bonkende voetstappen, alsof ze een zwaar gewicht versjouwt.<br />
Waarschijnlijk zet ze gewoon haar naaimachine op<br />
een andere plaats.<br />
Uit de keuken klinkt muziek: de Beatles. Ja, Norwegian<br />
Wood. Zijn vader draait altijd hetzelfde bandje bij het koken.<br />
Twee mensen. Wildvreemden, als hij het album mag<br />
geloven. Niet zijn ouders.<br />
Je echte ouders zijn as en aarde, had de Doodloze hem<br />
toegevoegd. Al meer dan tweeduizend jaar dood.<br />
Hoe kan ik ze recht in de <strong>ogen</strong> zien? Of ook maar iets<br />
tegen hen zeggen?<br />
Bij de zoldertrap aarzelt hij. Het album ligt op het versleten<br />
linoleum, open bij de laatste foto.<br />
Arno pakt het op en steekt het onder zijn arm. De krakende<br />
trap lijkt aanzienlijk meer treden dan anders te hebben.<br />
'Heb je gevonden wat je zocht? ' vraagt zijn moeder.<br />
Arno verstijft. Ze heeft haar naaimachine inderdaad naar<br />
de'werktafel voor het raam versleept en zoomt een blauwe<br />
lap stof. Hij kijkt naar de vrouw die zijn moeder niet kan<br />
zijn en zijn tong weigert te bewegen. Leugenares! denkt hij.<br />
Je bent mijn moeder niet!<br />
Hij knikt en weet een instemmend geluidje uit<br />
'<br />
zijn samengetrokken<br />
keel te wringen.<br />
'Mooi zo.' De vrouw buigt zich over haar snorrende<br />
machine.<br />
123
Meteen heeft hij spij t van zijn reactie. Zij is onschuldig,<br />
ze weet domweg niet beter. Als hij inderdaad een monster<br />
uit een boze droom is, dan heeft hij de betovering opgelegd.<br />
Hij, de keizer, heeft deze mensen wijsgemaakt dat ze een<br />
zoon hebben. Zij zijn de slachtoffers, niet hij.<br />
Hij daalt de trap af en steekt door naar de drukkerij. In de<br />
huiskamer telefoneren zou onverdraaglijk zijn.<br />
Niet dat hij nog verwacht dat hij Deli ooit zal bereiken.<br />
Hij pakt de blauwe telefoon op, drukt het kruisje in voor<br />
een lijn naar buiten.<br />
Deli's kaartje zit nog steeds in zijn achterzak . Lelijk gekreukeld<br />
intussen, maar godzijdank nog steeds leesbaar.<br />
Hij toetst haar nummer in.<br />
Arno wipt van zijn ene voet op de andere terwijl de bl<br />
overgaat. Wees alsjeblieft thuis!<br />
Een klik. 'Met Delila.' Geen achternaam en haar stem is<br />
neutraal als die van een receptioniste.<br />
'Hoi, hallo, ja met mij!' Kalm! Geen ademloos geratel .<br />
'Met Arno, Deli. Arno Groenewegen.' Het is heerlijk om<br />
haar naam te kunnen uitspreken. Ze is zijn geliefde. De<br />
enige die hij nog durft te vertrouwen.<br />
Deli lacht. 'Wat klink jij ademloos! Heb je net een marathon<br />
gerend?'<br />
'Ik heb je een paar keer geprobeerd te bellen.' Een keer<br />
of tien. Maar dat zeg je niet tegen een meisje waar je pas één<br />
keer mee uit geweest bent. AI te gretig is niet cool. Veel te<br />
trouwe-slobberhondachtig.<br />
'Ik kwam net binnen,' vervolgt Deli. Ze klinkt allerminst<br />
meer als een receptioniste . Warm. Niet van dat overdreven<br />
sensuele hese, maar vriendelijk. 'Ik heb mijn jas nog<br />
niet eens uit.'<br />
Rustig blijven, zegt Arno tegen zichzelf. Gewoon doorkletsen<br />
en kwebbelen. Schrik haar niet meteen af met een<br />
verward verhaal. Gekken liggen slecht in de markt.
'Waar was je?'<br />
'0, mijn tante in Slochteren. Ze houdt nertsen. Om de<br />
pelzen.'<br />
'Aha.'<br />
'Ze snijdt ze eigenhandig de strot door en stroopt hun<br />
pels af. Haar schort zat onder de bloedspetters toen ze me<br />
opendeed.'<br />
Arno hoort haar amper. 'Kun je bij me langskomen?<br />
.<br />
Nu?'<br />
Het blijft even stil. 'Ik heb nog niet gegeten.'<br />
Op de klok boven de rekken met papier ziet hij dat het<br />
half zes is. 'Dan gaan we uit eten. Waar je maar wilt. Ik<br />
betaal.'<br />
'Dat hoor ik graag. Een echte heer. Waar woon je?'<br />
Arno legt de hoorn neer. Ze komt! Hij heeft geen fa milie<br />
meer, maar Deli kan dat gat opvullen. Ze kunnen samen<br />
wegvluchten. Weg van alles, uit zijn veel te ingewikkelde<br />
leven. Hij hoeft niemand meer te zijn: geen Arno Groene<br />
wegen en geen keizer. Alleen maar Deli's vriend, haar man.<br />
Fragmenten van een tiental videoclips tollen door zijn<br />
brein. Een jongen en een meisje op een blikkerend wit<br />
strand, voor altijd lachend achter elkaar aan rennend tussen<br />
blauwe zee en wuivende palmen. Deli en hij arm in arm<br />
voor een reusachtige vergulde olifant. Deli en hij dansend<br />
op het Rode plein, omringd door handenklappende militai<br />
ren, die met flessen wodka zwaaien.<br />
Het liefst zou hij in het halletje wachten, zijn oren gespitst,<br />
zijn hand gereed om de deurklink open te rukken.<br />
Niet cool. Zeer beslist niet cool.<br />
Natuurlijk zit hij net op de wc als de deurbel gaat. Hij<br />
heeft het echt zo lang mogelijk geprobeerd uit te stellen, tot<br />
zijn blaas zo ongeveer op knappen stond.
Hij rukt zijn broek omhoog en boldert de trap af.<br />
Te laat)ziin moeder heeft de deur al open: ze moet net in<br />
de kast onder de trap aan het rommelen zijn geweest.<br />
'Arno! Bezoek voor jou.'<br />
Arno dwingt zich om de laatste treden één voor één te<br />
nemen.<br />
'Hoi, Deli.'<br />
Ze draagt een wit mantelpakje van een of andere glanzende<br />
stof, dat er allemachtig chic uitziet. Een parelketting<br />
om haar nek. Bescheiden gouden oorknopjes.<br />
Zo'n kostuum zou de meeste meisjes meteen tot een volbloed<br />
trut je bestempelen: bij Deli werkt het anders. Het<br />
heeft iets spottends, bijna plagerigs. Zo van: kijk mij nu<br />
eens: ik heb me helemaal verkleed als het meisje waar een<br />
jongen bij zijn ouders mee kan aankomen.<br />
Misschien heeft hij het echter wel helemaal mis en heeft<br />
Deli stinkend rijke ouders en zijn dit Deli' s normale kleren.<br />
Maar goed dat ze me vrijdagnacht niet mee naar huis<br />
wilde nemen, denkt hij. Ik in mijn heavy metal-motorjack<br />
met verchroomde doodskoppen en die nep tatoeage op mijn<br />
arm. Hun butler zou me niet eens binnengelaten hebben.<br />
'Dit is mijn moeder,' zegt Arno.<br />
De twee vrouwen schudden elkaar de hand. 'Arno heeft<br />
het over je gehad,' zegt zijn moeder.<br />
Als dat zo is, dan kan hij zich er niets meer van herinneren.<br />
Deli lacht. 'Mooi. Dan zijn jullie al gewaarschuwd.'<br />
,Je kunt mee blijven eten!' roept Arno's vader van boven.<br />
'Er is meer dan genoeg.'<br />
Hij staat op de overloop en Arno kan wel door de grond<br />
gaan. Zijn vader heeft dat belachelijke schort aan met ' Als<br />
je liever een hamburger hebt, moet je het maar zeggen!!!'<br />
Het ergste is nog dat Arno hem dat schort zelf heeft gegeven,<br />
twee verjaardagen terug.<br />
126
En dan denkt hij : waar maak ik me druk over? Die man<br />
is mijn vader niet. Ik heb geen vader.<br />
'We gaan zo in de stad eten.' .<br />
'Hier staat anders een zes-gangenmenu klaar. Echt, het<br />
is geen enkel probleem.'<br />
Arno's moeder werpt hem een waarschuwende blik toe.<br />
'Maar ze willen natuurlijk ergens heen. Rustig met el<br />
kaar praten.' Hij haast zich terug naar de keuken.<br />
'Ik wil je iets laten zien,' zegt Arno tegen Deli zodra hij de<br />
deur van zijn kamer achter zich dichtgetrokken heeft. Hij<br />
opent het album.<br />
Deli trekt haar wenkbrauwen op. 'Babyfo to 's?'<br />
Arno ploft op de bank neer en klopt op de zitting. 'Ge<br />
loof je in . . .' Hij likt zijn lippen. 'In magie? Dat er hele<br />
vreemde dingen kunnen gebeuren?'<br />
'Mijn eerste negen jaar woonde ik in Thailand. Als je<br />
niet in geesten geloofde, werd je voor gek versleten.' Ze<br />
legt een hand op zijn been, knijpt. 'Vertel op.'<br />
Deli ijsbeert door de kamer. 'En die mannen, ze zeiden dat<br />
je de keizer wás? Ik bedoel, in levenden lijve? Niet dat de<br />
keizer in jou herboren werd ? Je zit in een lichaam dat al<br />
duizenden jaren oud is?'<br />
Arno knikt. 'Mijn eigen herinneringen zijn vals, zeiden<br />
ze. Ik ben de keizer. Arno heeft nooit bestaan.' Hij durft<br />
haar niet aan te kijken. 'Geloof je me?'<br />
'Ik geloof dat er inderdaad iets vreemds aan de hand is.<br />
Magie ongetwijfeld. Of ze de waarheid vertelden?'<br />
Ze trekt de foto van Arno's hoogst onzwangere moeder<br />
los en schuift hem in zijn borstzakje. 'Draag dit bij je.'<br />
'Als jij dat zegt. Maar waarom?'<br />
'Gewoon een voorgevoel. Soms . .. ' Ze spreidt haar han<br />
den. 'Ah. Ik weet niet. Gewoon een voorgevoel.'
Ze zet haar handen in haar zij, heft haar kin op. 'Dit is<br />
Thailand niet, Arno. We leven niet in het China van weet ik<br />
hoeveel eeuwen geleden. Als magie hier al werkt, kan het<br />
toch niet erg effectief zijn. Het moet zijn beperkingen hebben.<br />
Weet je wat je doet? Morgen ga je naar de redactie van<br />
de krant. Ze bewaren de oude nummers vast wel ergens.<br />
Misschien op microfilm of een cd-rom. Zoek je eigen geboorteaankondiging<br />
op.'<br />
1 28<br />
+
30<br />
Het is nog zwoel in de stad. Hoewel de zon al onder is,<br />
stralen de muren nog warmte uit. De straten ruiken naar<br />
hete baksteen en stof.<br />
Ze slenteren de Oude Gracht af: Arno heeft zijn arm om<br />
DeIi's schouders geslagen. In de boomtoppen hoort hij de<br />
eerste nachtvogels zingen. Twee keer dart er zelfs een<br />
vleermuis langs, een hotsend, tuimelend flardje duisternis.<br />
'Een beetje vol op de werf terrasjes,' zegt Deli. 'Als we<br />
aan de gracht gaan zitten, krijgen we ons eten niet voor<br />
middernacht. '<br />
'Verderop zijn nog meer restaurants. In het stille stuk.'<br />
'Wat denk je hiervan?' vraagt Deli.<br />
'Een Chinees restaurant?'<br />
'Wie de draak wil temmen, moet hem aan zijn tong trek-<br />
'<br />
ken.'<br />
'Is dat een Thais spreekwoord? '<br />
'Zoiets. ' Ze knikt naar de Chinese karakters op de ruit.<br />
'Kun je dit lezen? '<br />
Hij werpt een blik op de ingewikkelde patronen, de ge<br />
kromde rechthoeken en zwiepers. 'Nee, het zegt me niks.<br />
Het is weg.' Hij voelt en diepe opluchting: tot nu toe heeft<br />
hij zorgvuldig vermeden om naar de Chinese opschriften<br />
van de restaurants te kijken. 'Zover ik weet staat daar: hier<br />
eet u de heerlijkste paardenvijgen in zoetzure saus.'<br />
Deli giechelt. 'Dan heb ik toch liever een hamburger met<br />
drie uitroeptekens. '
'Wilt u aan het raam zitten?' vraagt de ober.<br />
'Bij de fontein) graag,' zegt Deli. 'Ik heb iets met fonteinen.<br />
,<br />
'Deze tafel is nog vrij.' De ober trekt een stoel achteruit<br />
voor Deli. 'Ik zal zo extra bestek brengen.'<br />
'Hoezo? Er is al voor twee gedekt.'<br />
'Jullie waren toch met zijn drieën? Een wat oudere man<br />
met een snor?'<br />
'Er was niemand anders!' Arno's stem slaat over. 'We<br />
kwamen met zijn tweeën binnen!'<br />
De ober kijkt om zich heen) klakt met zijn tong. 'Ik moet<br />
mij vergist hebben) meneer. Sorry.'<br />
Zodra de ober zich afwendt) grijpt Arno Deli's hand vast.<br />
'Hij zag hem!' fluistert hij. 'Hij zag de keizer!'<br />
Deli knikt alleen. 'Hij moet het derde oog hebben.'<br />
'Wat?'<br />
'Een geestesziener,' verduidelijkt ze. 'Bij ons in het dorp<br />
woonde vroeger ook een vrouw die dat kon. De spoken<br />
moeten dat hinderlijk gevonden hebben. Op een ochtend<br />
werd ze gewurgd op de bodem van de waterput gevonden.'<br />
Ze pakt het menu op. 'Laten we bestellen. Ik rammel.'<br />
Amo laat haar hand los. 'Deli, blijf bij me.'<br />
'Ik ben hier toch?'<br />
'Vannacht) bedoel ik. Mijn ouders doen daar nooit moeilijk<br />
over.'<br />
'Die van jou misschien niet.' Ze staat op. 'Ik zal even<br />
bellen.' Ze woelt met haar hand door zijn haar. 'Ik ben zo<br />
terug, stuk.'<br />
Bij de tweede rinkel wordt opgenomen.<br />
'Het werkt)' zegt Deli. 'Het was ook wel een erg elementaire<br />
bezwering. Hoe kwam je trouwens aan die foto van<br />
hem? Ah, ik snap het.'<br />
13°
'J a, de hele nacht.'<br />
'Welnee. En ik heb je trouwens nog wat extra werk bezorgd.<br />
Hij gaat morgen zijn eigen geboorteadvertentie opzoeken.<br />
Ja, bij de krant. Welke? Hoe moet ik dat weten?<br />
Waarom ik dat deed? Ach, Shaun, dat ligt toch voor de<br />
hand? Hij denkt nu dat er een uitweg is. Een manier om te<br />
bewijzen dat hij inderdaad geboren werd. En als jij nu ... '<br />
Ze houdt de hoorn iets verder van haar oor en trekt een<br />
grimas. .<br />
'Nou kijk, wat ik dacht: als je hem eerst hoop geeft, komt<br />
de klap des te harder aan. De nekslag. Net wat de keizer<br />
nog nodig heeft.<br />
Kom op, Shaun, als je al die foto's hebt kunnen vervormen,<br />
dan is een naam toch een makkie?<br />
0, prima. Zie je morgen.'<br />
'Het is oké,' zegt ze tegen Arno. 'Alleen moet ik er morgenochtend<br />
vroeg uit. Half zeven.'<br />
'Je werk?'<br />
'Ik haat maandagochtend.' Ze roert met haar vingers in<br />
het vijvertje. Twee goudvissen glijden onder de cirkel van<br />
hopsende luchtbellen rond de fontein vandaan en snuffelen<br />
aan haar vingers.<br />
'Het lijkt wel alsof ze je kennen,' zegt Arno.<br />
'Prinsessen herkennen elkaar.' Deli droogt haar hand<br />
aan het tafelkleed af. 'Weet je, Chinezen hadden legendes<br />
. .<br />
over weervIssen.<br />
Arno steunt zijn kin op zijn hand. 'Ah, een verhaal! Ik<br />
ben dol op verhalen.' Op de een of andere manier is het<br />
volmaakt zo. Deli is exotisch genoeg met haar lichtbruine<br />
huid en haar enorme herten<strong>ogen</strong> om voor een Oosterse<br />
prinses door te gaan. Zo'n dame uit de Verhalen van Duizend-en-één-nacht.<br />
Ze steekt een sigaret op en blaast twee driehoekige rook-<br />
131
kringen. 'Goed, ik zal je Scheherazade zijn. Luister, 0 sultan.<br />
Lang geleden werd een Chinese edelman verliefd op<br />
een beeldschone dame en dat was tot wederzijds genoegen.<br />
Alleen haastte de dame zich iedere middernacht na het liefdesspel<br />
weg.<br />
Natuurlijk verbood zijn geliefde hem om haar te volgen.<br />
Zo gaat dat in sprookjes. En natuurlijk werd hij na een tijdje<br />
te nieuwsgierig. En misschien ook wel een beetje jaloers.<br />
Hij sloop achter haar aan en zag dat ze een meertje in waadde<br />
en kopje onder ging. Hij wachtte tot de kringen verdwenen<br />
en het water weer spiegelglad werd.<br />
Na een half uur was ze nog niet boven water gekomen.<br />
In die tijd geloofden de mensen hun eigen <strong>ogen</strong> nog.<br />
Geen gedoe van: ben ik soms gek geworden? De edelman<br />
zal niet meer gedacht hebben dan: "0, is ze er zo eentje?"<br />
Wie weet vond hij het zelfs wel een rustig idee. Ze hield het<br />
in ieder geval niet stiekem met een ander.<br />
Toen ze de volgende ochtend aan de rand van het bos<br />
verscheen, omhelsde de edelman haar. "Ik zag je het water<br />
in lopen en ik weet dat je geen mens bent. Voor mijn gevoelens<br />
maakt dat niets uit. Watergeest, rivierdraak, ik hou van<br />
je. Word mijn vrouw!"<br />
"Dat valt te regelen," sprak zijn minnares. "Ik zal je<br />
huwen op voorwaarde dat je me nooit vraagt wat ik in<br />
werkelijkheid ben. En als je me waarlijk liefuebt, zul je er<br />
ook nooit achter proberen te komen."<br />
Zij spraken af om drie maanden later te trouwen. De<br />
edelman was van hoge geboorte, met talloze verplichtingen<br />
en drie maanden was het absolute minimum om zo'n feest<br />
voor te bereiden.<br />
De grote 'dag brak aan. Heel vroeg in de ochtend, nog<br />
voor zijn toekomstige gade zou komen opdagen, inspecteerde<br />
de edelman de keuken. Hij wilde dat hun huwelijksfeest<br />
perfect zou verlopen en geen van de gasten iets tekort<br />
zou komen.<br />
132
De chefkok ging hem voor, langs tafel na tafel. Geroosterde<br />
stekelvarkens, een kers op elke stekel, hun zorgvuldig<br />
uitgeknepen darmen gevuld met gevorkte cobratongen,<br />
merels in zuur, honderdjarige eieren.<br />
"Dit is mijn pronkstuk," sprak de kok. "De hemelingen<br />
hebben ons gezegend, want zo'n formidabele vis zie je maar<br />
eens in je leven."<br />
Op de grootste tafel lag een anderhalve meter lange<br />
snoek uitgestald in een garnering van mierikswortel en wilde<br />
kervel. In het eerste ochtendlicht glansden zijn schubben<br />
in alle kleuren van de regenboog. "Een half uur geleden<br />
bracht een visser mij dit wonder." Bijna liefdevol aaide de<br />
kok over de gehaakte rugvin. "Ik betaalde hem een goudstuk.<br />
Wat nog een koopje is voor zo'n edel dier. Het moet<br />
honderden jaren oud zijn."<br />
De edelman complimenteerde hem en wandelde toen<br />
naar de rand van het bos.' Deli gebaart met haar sigaret.<br />
'Waar hij op zijn geliefde bleef wachten. En wachten.' Ze<br />
tikt de askegel af. 'Ah, daar komt onze haaienvinnensoep.'<br />
'Een griezelverhaal,' zegt Arno goedkeurend. 'Ik was<br />
even bang dat ze nog lang en gelukkig zouden leven.'<br />
'Vergeet het maar. Als er magie in voorkomt, kruipt de<br />
nacht binnen. Alle magie wortelt in de duisternis en liefde is<br />
zelden sterker dan haat en hebzucht.'<br />
'Was het niet beter geweest als hij haar herkend had? De<br />
<strong>ogen</strong> van de snoek bijvoorbeeld. Dat die er precies zo uitzagen<br />
als die van zijn minnares?'<br />
Deli schudt haar hoofd. 'Nee, dit is wreder. Nu blijft hij<br />
de rest van zijn leven naar haar zoeken en zal hij nooit meer<br />
een andere vrouw aanraken.'<br />
'Is dat niet wat overdreven?'<br />
'Als je met een magisch wezen gevreeën hebt, zul je<br />
nooit meer genoegen nemen met een gewone vrouw.'<br />
133
Buiten zeilt de maan in een veld van zilverige wolkjes: een<br />
reusachtige parel in een school hemelse sardientjes. Er is<br />
magie, maar het zit enkel in zijn hoofd. Verliefdheid maakt<br />
alles magisch. Geen van de trapgeveltjes vertoont de minste<br />
neiging om te veranderen, de grachten blijven op de juiste<br />
plaats, geen straat buigt in een onverwachte hoek en als hij<br />
een rat ziet langszwemmen, is het dier niet groter dan zijn<br />
hand.<br />
'Deli?'<br />
'Vertel op.'<br />
'Alleen dit.' Hij legt zijn handen op haar billen en trekt<br />
haar tegen zich aan. Hij kust haar opgeheven lippen. 'Je<br />
blijft toch echt?'<br />
Ze grinnikt. 'Tot middernacht. Daarna duik ik de gracht<br />
. ,<br />
weer 10.<br />
1 34<br />
+
JI<br />
Arno hoort de wekker wel, een afgrijselijk geratel: wakker<br />
worden wil echter niet erg lukken. 'Al tijd?'<br />
'Ik ben bang van wel.'<br />
Deli' s warme lijf rolt van hem weg en zijn hand glipt van<br />
haar borst. Een golf koude neemt haar plaats in.<br />
'Nog één kus?'<br />
'Dat gaat nog net.'<br />
'Ik zal je uitlaten.'<br />
'Nee, blijf maar lekker liggen. Het is al krap. Voor jij je<br />
<strong>ogen</strong> opengewrikt hebt, ben ik al op kantoor.'<br />
'Wanneer zie ik je weer?'<br />
'Tegen het eind van de middag. Ik kan om half vier van<br />
kantoor. Bel me. Ik zet je wekKer op half acht, goed?'<br />
'Prima.'<br />
'Hé, je gaat nog naar de krant, ja?'<br />
'Oké.' Hij hoort de deur achter haar dichtklikken. Hoe<br />
heeft ze zich zo snel kunnen aankleden? Ze was hoogstens<br />
een halve minuut uit bed.<br />
Hij rekt zich uit. Het bed lijkt akelig leeg en onzinnig<br />
wijd. Toch maar opstaan? Nee, ik ben nog te slaperig. Veel<br />
te loom. Hij ruikt Deli's geur in de lakens en het doet hem<br />
aan bloeiende vetplantjes denken, aan kleine, gele bloemen<br />
die in de spleten van hoge klippen groeien.<br />
De keuken is leeg. Zijn ouders zijn al aan het werk.<br />
Beneden maakt hij zijn fiets van de lantaarnpaal los. Als<br />
hij zijn brommer pakt, moet hij voor de ruit van de drukkerij<br />
langs en hij wil niet dat zijn ouders hem zien. Hij zou<br />
1 3 5
absoluut niet weten wat hij tegen hen zou moeten zeggen.<br />
Om half negen belt hij de school uit een telefooncel voor<br />
het postkantoor en vertelt dat hij zich vrij beroerd voelt en<br />
vandaag thuisblijft.<br />
'Momentje,' zegt de dame van de administratie. Arno<br />
hoort een zacht geklik door de hoorn.<br />
Waarschijnlijk typt ze mijn naam op haar computer om<br />
te zien of ik een berucht spijbelaar ben. 'Ik kan mijn ouders<br />
ook even geven,' biedt Arno aan. 'Ze zitten hiernaast in de<br />
drukkerij. Ze zijn al aan het werk.'<br />
Het is een veilige gok: hij spijbelt bijna nooit en is zelden<br />
ziek. De school gaat ervan uit dat ook leerlingen baaldagen<br />
nodig hebben.<br />
'Nee, dat is wel in orde. Arno Groenewegen is het toch?<br />
Ik zal het doorgeven. Beterschap.'<br />
Het muziekcentrum, waar de krant zit, is nog zo goed als<br />
verlaten en ruikt naar schoonmaakmiddelen. De enige andere<br />
bezoekers zijn een groep Peruaanse indianen die hun<br />
panfluiten en trommels aan het uitpakken zijn. Een van de<br />
meisjes fluit een reeks schelle noten die door de lege gangen<br />
ketsen.<br />
Arno rammelt aan de deur van de krantenredactie. Op<br />
slot en nergens hangt een kaartje met de openingstijden.<br />
Achterin ziet hij twee mensen met dossiermappen sjouwen.<br />
Hij wuift, maar slaagt er niet in hun aandacht te trekken.<br />
Aanbellen terwijl ze nog dicht zijn, lijkt hem minder<br />
slim. Hij wil hun om een gunst vragen. Hen storen terwijl<br />
ze zo overduidelijk bezig zijn, is een beroerd begin.<br />
Ik probeer het straks nog een keer.<br />
Hij wandelt de Vredenburg af en gaat aan een van de<br />
tafel*s voor Le J ournal zitten. De cafétafel moet de hele<br />
nacht buiten gestaan hebben: op het blad glinsteren dauwdruppels.
'Een koffie verkeerd,' zegt hij tegen de serveerster. 'En<br />
een tosti, graag.'<br />
Ze strijkt een blonde 10k van haar voorhoofd weg. 'Met<br />
ham en kaas?'<br />
Ze moet haar vraag herhalen voor hij knikt. 'Ja, ja. Alle<br />
bei.' Zijn hoofd voelt nog steeds wollig aan en het lijkt alsof<br />
hij elke gedachte letter voor letter moet uitspellen. Hij heeft<br />
de hele nacht in bed gelegen, oké, alleen was er met Deli<br />
van slapen niet bijster veel gekomen.<br />
Om negen uur zit de deur van de redactie nog steeds dicht.<br />
Hij klopt op het glas, wuift. Een vrouw snelt toe en draait<br />
het slot open.<br />
'Goeiemorgen. Wat kunnen we voor je betekenen?'<br />
'Tja, het is misschien een beetje een rare vraag . . .'<br />
'Daar zijn kranten voor. Onze beste artikelen beginnen<br />
vaak met een onzinnige vraag.'<br />
'Bewaren jullie ook oude kranten?'<br />
'Nee, die nemen onze medewerkers mee voor de katten<br />
bak.' Een snelle blikkering van intens witte tanden.<br />
'Geintje. Ik snap best wat je bedoelt. Kom binnen. De laat<br />
ste drie jaargangen staan al op cd-rom.'<br />
'Het is zestien jaar terug.'<br />
'Ay. Sorry, we zijn maar een bijkantoor. Misschien heb<br />
ben ze zulke oude nog bij de hoofdredactie. Op microfilm.'<br />
Arno's schouders zakken omlaag. Het was ook te ge<br />
makkelijk. Gewoon een oude krant opslaan en voor eens en<br />
altijd weten dat het allemaal smerige leugens waren. Dat hij<br />
geboren werd en echt bestaat.<br />
'En waar vind ik jullie hoofdredactie?'<br />
'Ze zitten in Houten. Vraag me niet waarom. Houten is<br />
een gat.' Ze houdt haar hoofd iets schuin. 'Als je me eens<br />
vertelde waarvoor je die kranten precies nodig hebt?'<br />
'Het is eigenlijk iets heel stoms. Ik zoek mijn eigen ge-<br />
137
oortebericht.' Hij voelt zich een volmaakte oen. 'Ik, eh,<br />
ik . . .' Nee, niet gaan stotteren! Hij haalt diep adem. 'Het<br />
bewijs dat ik geboren ben.'<br />
Ze lacht niet, iets waarvoor hij haar eeuwig dankbaar zal<br />
blijven. 'Kun je dan niet beter bij het Gemeentehuis langs<br />
gaan? Bij de Burgerlijke Stand. Daar kun je een uittreksel<br />
uit het bevolkingsregister vragen. Alles staat daarop: je ei<br />
gen naam, de juiste geboortedatum, de namen van je ou<br />
ders.' Ze tuit haar lippen. 'Er is niks vreemds aan. Je hoeft je<br />
nergens voor te schamen. Mijn eigen ouders gingen uit el<br />
kaar toen ik drie was en ik heb mijn moeder sindsdien maar<br />
één keer gezien.' Ze legt een hand op zijn schouder en<br />
knijpt. 'Sterkte.'<br />
Het zit hem niet mee. Als hij voor het gebouw stopt, ziet hij<br />
het meteen. Verhuisd. Dichtgeverfde ramen. Op een trede<br />
van de trap staat een bonte rij lege bierblikjes.<br />
Het is toch niet waar? Alles werkt me tegen!<br />
Achter zijn oogleden branden tranen van hulpeloosheid<br />
en hij knippert ze hoos weg. Doorgaan. Dit is doodgewone<br />
pech. Geen magie, geen kwade betovering. Zoek er niets<br />
achter. Ze zijn verhuisd. In de stad doen ze niet anders.<br />
Hij zet zijn fiets tegen de muur en loopt de trap op. Als<br />
een instelling verhuist, laten ze beslist hun nieuwe adres<br />
achter.<br />
Zie je wel? Achter een van de ruitjes zit een vel papier<br />
geplakt. Over het smoezelige glas loopt een barst. Hij veegt<br />
het stof weg.<br />
'We zijn verhuisd. U kunt ons voortaan op het volgende<br />
adres vinden . .. ' De rest van de fotokopie is weggebleekt in<br />
de zon: van de straatnaam rest weinig meer dan een stel<br />
vage vegen.<br />
'Heeft u een gulden, meneer? Ik zou deze mooie dag<br />
graag met een kop koffie beginnen.' Een zachte, overdre-<br />
138
ven beschaafde stem. Wassenaar, denkt hij automatisch.<br />
Een goudkuststem: zo spreken ministers en directeuren.<br />
Hij draait zich om. De zwerver draagt een grijs colbert<br />
vol vlekken, een overhemd met rafelige mouwen. De poot<br />
van zijn bril is met een plastic roerstaafje en een strook<br />
blauw isolatieband gerepareerd.<br />
Arno reikt in het zijzakje van zijn broek waar hij zijn<br />
muntgeld bewaard. 'Met een gulden komt u niet ver als u<br />
echt dorst heeft.'<br />
Hij geeft hem twee vijfjes. Het heeft niets met medelijden<br />
te maken. Noem het zijn eigen soort magie, Arno's<br />
bijgeloof. Zolang hij maar gul aan elke zwerver geeft, zal<br />
hij zelf nooit op straat eindigen.<br />
'Dat is heel vriendelijk van u.'<br />
Arno steekt zijn hand op. 'Wacht.' Ja, het rode boekje zit<br />
nog steeds in de binnenzak van zijn jas. Hij trekttwee biljetten<br />
van honderd los. 'Hier heeft u wat meer aan.'<br />
De man glimlacht. 'Ah, je bent even rijk als ik vroeger!<br />
Alleen gebruik je het heel wat beter dan ik.' De glimlach<br />
wordt breder. 'Het doet mij oprecht plezier om te zien dat<br />
de nieuwe rijken zich weten te gedragen en niet zo vrekkig<br />
zijn als ik.'<br />
'Weet u soms waar ze tegenwoordig zitten?' Arno gebaart<br />
naar het lege gebouw. 'Ik moet een formulier hebben.'<br />
'Die inlichting kan ik u gelukkig verstrekken. Ze zijn<br />
naar de Arthur van Schendeistraat verkast. Fiets de singel<br />
af. De afslag voor het viaduct.' De man knikt hem vriendelijk<br />
toe. 'Ik sta waarschijnlijk eerder voor de hemelpoort<br />
dan jij. Ik zal een goed woordje voor je doen bij de sleutelbewaarder.'<br />
Hij schudt Arno de hand . 'Van Boetselaere tot<br />
Mercklenroode is de naam. God zegene je, jongen. Nu ga ik<br />
van een heerlijke cappuccino en een genereuze punt appeltaart<br />
met slagroom genieten.'<br />
1 39
De Burgerlijke Stand zit in een nieuwe flatwijk, waarvan<br />
Arno het bestaan niet eens vermoed had. Het gebouw is<br />
zelfs zo recent dat er nog geen graffiti op de muren gespoten<br />
staat. Voor de ingang is een verrijdbaar kantoortje geparkeerd.<br />
Een vrouw steekt haar hoofd uit de deuropening.<br />
'Kom je voor een paspoort? Hier kun je foto's laten maken.'<br />
'Geen paspoort. Ik zal het onthouden voor de volgende<br />
keer.'<br />
'Loket vier,' wijst de man achter de balie. 'De trap af.'<br />
Geen rij: Arno is meteen aan de beurt. Hij geeft zijn<br />
naam en adres op.<br />
'Daar komt hij al,' zegt de dame achter het loket. 'Gaat<br />
lekker snel met al die computers.' Ze scheurt een vel af<br />
'Ziedaar.'<br />
'Bedankt.' Hij vouwt het papier haastig in vieren en snelt<br />
de trap op. Buiten merkt hij dat hij zweet als een rund. Zijn<br />
armen en benen tri1len en hij kan amper overeind blijven.<br />
Nu zal ik het voor eens en altijd weten. De waarheid.<br />
Magie is iets ouderwets en geniepigs. Het is ondenkbaar dat<br />
je een computer kunt betoveren of een zacht zoemende laserprinter.<br />
Hij zet zich op een betonnen muurtje en vouwt het papier<br />
open.<br />
De bovenste regel begint met zijn geboortedatum, gevolgd<br />
door 'zoon van Arlette Groenewegen-de Klerk en<br />
J acob Herman Groenewegen.'<br />
Het eerste stuk van de regel blijft blanco, een strook<br />
schreeuwend wit waar zijn eigen naam had moeten staan.<br />
Ik besta niet. Arno is een leugen.<br />
+
32<br />
Arno komt overeind en begint te lopen. Grote, zwalkende<br />
stappen. Hij loopt als een dronkenlap, zonder op of om te<br />
kijken. Het is louter geluk dat hij niet wordt geschept als hij<br />
de drukke singel pardoes oversteekt.<br />
Ze hadden gelijk. Arno Groenewegen is een verzinsel,<br />
niet meer dan een vermomming van de keizer. Al mijn her<br />
inneringen zijn vals, een truc om de vijanden van de keizer<br />
te misleiden.<br />
Hij herinnert zich het gesprek met de twee mannen.<br />
'De keizer had machtige vijanden. Zij roofden zijn ge<br />
heugen en plantten het waandenkbeeld dat hij een eenvou<br />
dige sterveling was in zijn brein. Lang, eindeloos lang<br />
zwierf de keizer door de wereld, gelovend dat hij niet meer<br />
dan een gewoon mens was. En omdat hij nog steeds een<br />
meester der magie was, vermomde hij zich ook als zodanig.<br />
Als een eenvoudige drukkerszoon.'<br />
Ineens lijkt het alsof zijn gedachten veranderen. Scherp<br />
en helder worden ze, geen wanhoop en angst meer. Geen<br />
spoor van vermoeidheid of onzekerheid. Gedachten als<br />
blinkende messen, als ketsende vonken zonlicht in de rim<br />
pelingen van een ijzig meer.<br />
Arno verwelkomt die nieuwe helderheid, dat onwrik<br />
bare zelfvertrouwen. Als ik Arno niet mag wezen, laat mij<br />
dan de keizer zijn.<br />
Ik word wakker, de keizer wordt wakker. Ik trek Arno<br />
uit alsof hij een stel oude kleren is, een muffe mantel.<br />
Ik ben de keizer! Ik ben Tsjin Sje Hwang-ti, voor wie<br />
miljoenen zich in het stof werpen!
Die twee mannen en Shaun de Doodloze: ze beweerden<br />
dat ze mijn vrienden waren. Is dat wel zo? Kan ik ze werke<br />
lijk vertrouwen? Als je liegt is het vaak slim om zo dicht<br />
mogelijk bij de waarheid te blijven. Is het niet veel logischer<br />
dat zij juist de vijanden zijn die mijn geheugen stalen?<br />
De keizer blijft voor een winkelruit staan en tuurt naar<br />
zijn reflectie in het donkere glas. Arno's gezicht weigert de<br />
juiste vorm aan te nemen. Zijn huid is gebruind, dat klopt.<br />
Alleen is het het verkeerde soort bruin. Over zijn vel hoort<br />
een koperkleurige gloed te hangen en sproeten zijn beslist<br />
een vergissing. Geen snor, en zijn <strong>ogen</strong> blijven de verkeer<br />
de vorm houden.<br />
Het komt nog wel. Hij is nu aan het vechten tegen zijn<br />
eigen magie. De foto's en het ontbreken van zijn naam op<br />
het uittreksel zijn geen vijandige betoveringen. Ze geven<br />
enkel de grenzen van zijn eigen magie aan. Hij kon blijk<br />
baar een fotoboek maken met afbeeldingen van een baby<br />
die nooit bestaan had. Of de Burgerlijke Stand wijsmaken<br />
dat zijn moeder een zoon baarde. Om haar ook zwanger af<br />
te beelden en Arno's naam in de computer te krijgen, ging<br />
blijkbaar zijn krachten te boven. Misschien had hij er ook<br />
gewoon niet aan gedacht.<br />
De keizer slentert over de Oude Gracht. De uithangborden<br />
en winkelnamen op de etalages lijken op een vreemde ma<br />
nier te flikkeren, te veranderen zonder te veranderen. Het<br />
ene <strong>ogen</strong>blik zijn ze prima leesbaar, Kalmans meubelpaleis,<br />
Café België, om zonder enige overgang in barbaarse letter<br />
tekens over te gaan, die niets met de Chinese taal van doen<br />
hebben.<br />
Hij stopt voor een restaurant. De naam 'De Chinese<br />
Muur' is het enige stuk dat leesbaar blijft. De rest bestaat uit<br />
van die westerse kriebels.<br />
Heel diep in zijn brein bespeurt hij nog een rest van
Arno. Hij stelt zich de jongen voor als een piepklein poppetje,<br />
een verfrommeld poppetje dat in een kerker van roze<br />
hersenweefsel gevangenzit.<br />
Ik heb je niet meer nodig, Arno. Je bent een verzinsel,<br />
een rol die ik een tijdje gespeeld heb.<br />
Het blijft hinderlijk dat hij zich nog steeds zo weinig van<br />
zijn echte verleden herinnert. Hij moet onsterfelijk zijn of<br />
zo goed als. Meer dan tweeduizend jaar komt er in ieder<br />
geval aardig bij in de buurt.<br />
Er was iets met een spiegel, peinst de keizer. De spiegel<br />
vormde op de een of andere manier de sleutel tot zijn onsterfelijkheid.<br />
Hij wrijft over zijn bovenlip: hij kan de snor, die er toch<br />
beslist moet groeien, nog steeds niet voelen.<br />
De spiegel. Een bronzen spiegel.<br />
Zijn geheugen komt terug. Het is net een reusachtig<br />
wandtapijt, dat zich maar blijft ontrollen en ontrollen. Een<br />
tapijt vol gaten en rafelige gouddraden.<br />
Het is zo overduidelijk incompleet, niet meer dan een<br />
schets van wat een geheugen zou moeten zijn.<br />
Geen onsterfelijkheid. Ik stierf. Ik stierf tientallen keren.<br />
De schok is enorm. Ik besta niet echt. Ik ben niet meer<br />
dan een geest, een flard mist. Dit lichaam is niet van mij. Ik<br />
heb het gestolen.<br />
Uiterst voorzichtig probeert hij Arno terug te vinden in<br />
zijn brein. Even voorzichtig als een soldaat die een op<br />
scherp staande landmijn opgraaft. Ja, daar. Gedachten die<br />
niet de zijne zijn. Arno lijkt nog steeds een klein poppetje,<br />
dat klopt. Maar niet machteloos.<br />
Als Arno de waarheid doorkrijgt, kan hij mij vernietigen,<br />
beseft de keizer. Hij is nog steeds eindeloos veel sterker<br />
dan ik. Ik kaatste van spiegel naar spiegel en bij elke<br />
reflectie verloor ik een deel van mijzelf. Ik ben zwak. Gruwelijk<br />
zwak.<br />
143
Hij stopt bij het eerstvolgende café en draait een nummer.<br />
Shaun heeft de hoorn te pakken voor de telefoon goed en<br />
wel overgaat. Het heeft zijn voordelen om in de toekomst te<br />
kunnen kijken.<br />
'Je bent terug,' zegt hij plompverloren.<br />
'Niet echt.' De stem van de keizer klinkt te laag, te hees,<br />
denkt Shaun. Pas als zijn slaaf een lichaam een paar maanden<br />
bezit, komt de oude stemklank terug, de juiste manier<br />
van spreken. 'Arno heeft julIie leugens geloofd. Hij denkt<br />
dat hij de keizer is. Dat hij mij altijd geweest is. Maar hij kan<br />
mij nog steeds vernietigen. Als hij werkelijk wil.'<br />
'Hoe bedoel je?'<br />
'Stel dat hij besluit dat hij gek is geworden? Als ze hem<br />
in een inrichting opnemen, hem vol drugs spuiten? Ik heb<br />
de rest van mijzelf nodig! Al mijn herinneringen!'<br />
'Kom naar de Tempel van de Doodloze. We kunnen je<br />
helpen.'<br />
'Waar zit de Tempel? Mijn geheugen.' Hij stoot een<br />
vreugdeloze lach uit. 'Gatenkaas. Het enige dat ik nog<br />
weet, is dat ik bijna niets meer weet.'<br />
'Ik zal je naar ons toe leiden. Begin gewoon te lopen.<br />
Elke weg is de juiste.'<br />
+
33<br />
Vergelijk het met het ontwaken uit een droom. De droom<br />
van een slaapwandelaar. Geleidelijk worden Arno's gedachten<br />
helderder, hoewel hij nooit helemaal wakker<br />
wordt. Arno voelt het bonken van zijn voetstappen op de<br />
harde stoeptegels. Uit de gracht klinkt het getoeter van een<br />
motorboot, een hees geloei dat eerder bij een zeeleeuw dan<br />
een vaartuig hoort.<br />
Hij kijkt de gevels langs, het spiegelende water. De Bemuurde<br />
Weerd: hij staat voor de deur van de drukkerij.<br />
Ik ben thuis.<br />
Niet thuis, komt een tweede gedachte. Dit is de Tempel<br />
van de Doodloze niet.<br />
Hij fronst zijn voorhoofd. De woorden klonken ... verkeerd?<br />
Je eigen gedachten hebben altijd een bepaalde<br />
klank. Als je denkt, spreek je eigenlijk tegen jezelf en je<br />
gebruikt je eigen stem.<br />
- Dit is je huis niet. Probeer maar.<br />
Het is mijn echte ik, begrijpt hij. De keizer. Natuurlijk<br />
woon ik hier niet. Ik ben Arno niet.<br />
- Probeer maar. Pak je huissleutel.<br />
Waarom niet? Als ik niet naar mijzelf luister, naar wie<br />
dan wel? Arno vist zijn sleutelbos uit zijn jaszak en steekt de<br />
huissleutel in het slot. Hij past niet. Van geen kanten.<br />
Magie en goochelen verschillen weinig. Allebei berusten ze<br />
op misleiding en bedrog en het is een stuk gemakkelijker als<br />
je in het hoofd van je slachtoffer zit. De keizer ziet hoe Arno<br />
de sleutel van zijn beugelslot uit de voordeur trekt.<br />
145
- Je hoeft geen Arno meer te zijn. Kom.<br />
Arno knikt met een wazige blik in zijn <strong>ogen</strong> en steekt de<br />
sleutelbos terug.<br />
Ditmaal ziet Arno de stad daadwerkelijk veranderen. Er is<br />
geen sprake van heimelijke verschuivingen, van straten die<br />
geleidelijk onbekender en onbekender worden.<br />
De huizen springen achteruit, het meer voor de sluis<br />
versmalt zich en krimpt tot een kier tussen de straatstenen.<br />
Arno staat midden op een immens brede laan van glimmende,<br />
grijszwarte kinderkopjes. Grachten flankeren de<br />
weg, bewegingloos water zonder een enkele brug.<br />
De hemel gloeit met een eigenaardig duifgrijs vol vluchtige<br />
kleurzwemen. Prachtig. Alsof je in het hart van een<br />
reusachtige parel gevangen zit.<br />
De huizen liggen een halve kilometer weg. Poppengeveltjes.<br />
Madurodamwerk. Alleen de Domtoren is nog even<br />
groot gebleven: een hoekige zuil van bruingrijze steen. Natuurlijk<br />
verandert de Dom niet, denkt hij. De Domtoren is<br />
de spil, de as van alle Utrechten, hoe vreemd je ze ook<br />
droomt.<br />
- Zullen we dan maar? Elke richting is de juiste.<br />
Arno knikt en zet zich in beweging. Deze weg is het<br />
enige dat er van zijn leven is overgebleven. Natuurlijk moet<br />
hij haar aflopen.<br />
Zevenmijlslaarzen, denkt Arno opget<strong>ogen</strong>. Ik loop met zevenmijlslaarzen!<br />
Bij elke stap schieten de straatstenen onder<br />
zijn voeten door en verspringen de huizen. Hij versnelt zijn<br />
pas, begint te rennen. De huizen worden roestrode vegen.<br />
De weg versmalt en loopt uit in een punt. Letterlijk. De<br />
stenen zijn nu amper groter dan mozaïekstukken en de<br />
grachten zou hij met een stap kunnen overbruggen.
Ik ben bij de horizon gearriveerd, denkt hij vol ontzag.<br />
De plaats waar alle lijnen samenkomen.<br />
Hij steekt de binnenplaats over, langs de plataan, de stenen<br />
draken.<br />
In de deuropening wachten zijn vrienden. Shaun de<br />
Doodloze met zijn spiegelende zonnebril, en de twee Klauwen.<br />
Een beweging in de duisternis en een vierde voegt<br />
zich bij de groep.<br />
Hij voelt een steek van vreugde. Alles is nu volmaakt.<br />
Natuurlijk hoort Deli bij hen.<br />
Shaun neemt zijn zonnebril af. Roze parels glanzen.<br />
De dode <strong>ogen</strong> draaien zich in Arno's richting.<br />
'Weet je weer wie wij zijn? Herinner je je ons?'<br />
Arno knikt woordenloos.<br />
Shaun legt zijn hand op Arno's schouder, Deli haakt<br />
haar arm in de zijne. 'Kom: zegt Shaun. 'Je bent thuis. Je<br />
bent veilig. Veel van je herinneringen vervaagden tot mist,<br />
maar wij zullen ze voor je stollen.'<br />
'Je zwaard,' zegt de Doodloze, en Arno pakt het gevest<br />
vast. 'De loden harp, waarmee de zanger je bijná<br />
.<br />
de hersens<br />
insloeg.'<br />
'J e snoer van feniksveren.'<br />
Bij elke voorwerp worden de herinneringen van de keizer<br />
krachtiger en zinkt Arno dieper weg.<br />
Deli haakt een gele mantel los. 'Deze mantel droeg je<br />
toen je je eerste troon besteeg. Prins Cheng noemden ze je.<br />
Je was net dertien.'<br />
Ze legt de mantel over zijn schouders. Haar handen strelen<br />
zijn buik, komen omhoog. 'Ah?' Ze knoopt het borstzakje<br />
open. 'En wat hebben we hier? Iets uit je valse leven?'<br />
Deli houdt de foto uit het vakantie-album omhoog, een<br />
spottende glimlach op haar gezicht. 'Zegt dat je iets? Mijn<br />
keizer, mijn Arno?'<br />
147
'Deli, wat doe je?' Shaun springt naar voren en reikt<br />
naar de foto. Op het laatste moment trekt hij zijn hand<br />
terug.<br />
'Delila! Jij feeks!'<br />
'Je maakte me om de machtigste mannen op aarde te<br />
vernietigen. Arno is niet eens in de running. Jij bent eindeloos<br />
veel machtiger.'<br />
Arno staart naar de vrouw in het rood en groen gestreepte<br />
badpak. De buik van Arno' s moeder spant het badpak<br />
tot seheurens toe: geen mens zou eraan durven twijfelen<br />
dat ze hoogzwanger was.<br />
Arno laat de foto uit zijn vingers glijden. 'Jullie l<strong>ogen</strong>,'<br />
fluistert hij. 'Dit is echt. Echt. Ze was zwanger.' Hij zwiept<br />
de mantel van zijn schouders. 'Ik besta!'<br />
De keizer fladdert door zijn hersens rond, een flard van<br />
tollende, panische gedachten, een vale spookrnot van oude<br />
haat en hebzucht. 'Ik herinner me alles' zegt Arno. 'De·<br />
spiegel in de kastdeur. Je dook uit mijn spiegel op en graaide<br />
naar mijn <strong>ogen</strong>!'<br />
Een schicht van withete haat slaat door zijn ruggengraat<br />
en vult zijn brein. Arno's woede beukt tegen het spookwezen<br />
en het wijkt terug.<br />
'Nee!' jammert een schrille stem. 'Luister naar me!'<br />
Je bent zwak, denkt Arno verbaasd. Iel spinrag en de<br />
stank van rottende kadavers. Meer niet. Ik kan je in stukken<br />
scheuren, verkruimelen. Leugens waren je enige wapen.<br />
Hij voelt de keizer uit zijn hersens vluchten. Uit Arno's<br />
pupillen zwiept een stroom van kleurloze vonken.<br />
Zijn brein is leeg. Het is als de stilte na een eindeloos<br />
irritant gezoem, frisse lucht na dagen in een bedompte kamer.<br />
Als hij opkijkt, leunt Shaun kermend tegen de muur.<br />
Zijn armen en benen schokken. De Doodloze klauwt naar<br />
zijn oogkassen. In de roze parels is het gelaat van de keizer<br />
148
zichtbaar, een geluidloos schreeuwend doodshoofd met een<br />
muil vol kronkelende slangen.<br />
Deli grijpt zijn hand vast, trekt. 'Weg hier!' zegt ze gejaagd.<br />
'Laat ze het maar uitvechten. Ze kennen elkaars<br />
zwakheden te goed. Ik betwijfel het of een van beiden het<br />
zal overleven. '<br />
De huizen drommen samen tot nauwe steegjes. Boven hun<br />
hoofd is de hemel een koepel van peilloos blauw.<br />
Ze stoppen pas als ze aan de rand van de gracht staan.<br />
Deli laat zijn hand los. 'Arno?'<br />
Hij ontwijkt haar blik. Ze heeft hem verraden en hem<br />
niets dan leugens verteld. Maar ze heeft hem ook gered. Hij<br />
likt over zijn lippen. 'Ja?'<br />
'Ik ben een wapen, Arno. Ik sta altijd op scherp. Maar als<br />
je zorgt dat je nooit onzinnig rijk of machtig wordt ... '<br />
'Deli, ik . . .'<br />
'Dan zou ik wel van je kunnen houden. Denk ik.'<br />
Een eerlijk genoeg aanbod. Hij kust haar. 'Ik zal me<br />
proberen in te houden.'<br />
+<br />
149