NTOG 2010 03
NTOG 2010 03
NTOG 2010 03
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Efficiënte behandeling van ernstige<br />
cervicale intra-epitheliale neoplasie<br />
M. VAN DE WATER, C.A.h. RIjVERS EN h.j.M.M. MERTENS<br />
INLEIDING<br />
Het cervixcarcinoom staat wereldwijd<br />
op de tweede plaats van de<br />
meest voorkomende maligniteiten<br />
bij vrouwen. De incidentie is<br />
7,1-9/100.000 vrouwen; de mortaliteit<br />
2,6/100.000 vrouwen. 1,2 Na<br />
de introductie van screening door<br />
middel van een uitstrijk van de<br />
baarmoederhals zijn de incidentie<br />
en de sterfte aan baarmoederhalskanker<br />
sterk gedaald. De incidentie<br />
van kanker van de baarmoederhals<br />
is daarmee gereduceerd tot<br />
ongeveer 50% van het niveau in<br />
1950-1959, de mortaliteit tot minder<br />
dan 40%. 3<br />
Een potentieel voorstadium van<br />
het cervixcarcinoom is cervicale<br />
dysplasie ofwel intra-epitheliale<br />
neoplasie (CIN). (Pre)maligne<br />
afwijkingen van de cervix geven<br />
meestal geen klachten of symptomen.<br />
Ze worden in 70% van<br />
de gevallen opgespoord via het<br />
bevolkingsonderzoek cytologische<br />
cervixscreening. 2,4 Het behoeft<br />
geen betoog dat het opsporen en<br />
adequaat behandelen van ernstige<br />
cervixdysplasie belangrijk is in de<br />
preventie van het cervixcarcinoom.<br />
Naar aanleiding van het bevolkingsonderzoek<br />
wordt per jaar 3%<br />
van de patiënten doorverwezen<br />
in verband met een afwijkend uitstrijkje,<br />
respectievelijk 2,5% in verband<br />
met PAP 3A, 0,35% met PAP<br />
3B en 0,14% met PAP 4. Dit gaat per<br />
jaar om ongeveer 22.750 patiënten. 5<br />
Ernstige dysplasie van het cervixepitheel<br />
(CIN III) in Nederland<br />
komt 2-3 maal per 1000 vrouwen<br />
voor. De screening, diagnostiek en<br />
behandeling kunnen bij deze grote<br />
aantallen van patiënten dus het<br />
best, mits veilig, efficiënt verlopen.<br />
Patiënten met een (herhaalde)<br />
afwijkende smear maken een<br />
afspraak voor colposcopisch<br />
onderzoek, zo nodig inclusief het<br />
biopteren van de afwijking(en).<br />
Afhankelijk van de colposcopische<br />
bevinding en/of de histologische<br />
uitslag van het biopt wordt het<br />
verdere beleid vastgesteld. Zo<br />
nodig wordt een afspraak gemaakt<br />
voor een (tweede) colposcopie met<br />
LLETZ-behandeling, een conisatie<br />
of uterusextirpatie. Dit is conform<br />
de nationale richtlijn zoals beschreven<br />
op www.oncoline.nl. 6 Veel<br />
vrouwen komen in korte tijd dus<br />
tweemaal voor een colposcopie.<br />
Door de eerste colposcopie bij patiënten<br />
(met bijvoorbeeld een PAP<br />
3B of PAP 4) direct te combineren<br />
met een therapeutische ingreep<br />
(bijvoorbeeld een LLETZ) zou het<br />
aantal artsbezoeken en invasieve<br />
(be)handelingen beperkt kunnen<br />
worden. Bovendien wordt de tijd<br />
tussen het afwijkend uitstrijkje en<br />
behandeling korter.<br />
Om het proces van diagnostiek en<br />
behandeling te bestuderen, hebben<br />
wij de behandeling en followup<br />
van CIN-III-laesies in beeld<br />
gebracht voor een Nederlandse<br />
middelgrote perifere kliniek.<br />
pATIëNTEN EN mETHODEN<br />
In deze retrospectieve cohortstudie<br />
werden door middel van statusonderzoek<br />
gegevens van alle patiënten<br />
geanalyseerd bij wie in de periode<br />
van 01-01-20<strong>03</strong> tot en met 31-12-2006<br />
in het Maaslandziekenhuis te Sittard<br />
een CIN-III-laesie werd gediagnosticeerd.<br />
De einddatum van follow-up<br />
was 1 januari 2008.<br />
De data werden geanalyseerd met<br />
behulp van SPSS 14.0. Voor de<br />
statistische analyse werd gebruikgemaakt<br />
van de χ²-toets, studentt-toets<br />
en mann-whitneytoets. Een<br />
p-waarde < 0,05 werd als statistisch<br />
significant beschouwd.<br />
RESuLTATEN<br />
In de periode 20<strong>03</strong>-2006 werden<br />
bij 114 vrouwen CIN-III-laesies<br />
gediagnosticeerd (20 in 20<strong>03</strong>; 42 in<br />
2004; 32 in 2005 en 20 in 2006). De<br />
93 Nederlands tijdschrift voor Obstetrie & Gynaecologie, vol. 123, april <strong>2010</strong><br />
Figuur 1. Uitslag cervixcytologie voorafgaande aan uitslag CIN III.<br />
29%<br />
48%<br />
23%<br />
Figuur 1. Uitslag cervixcytologie voorafgaande<br />
aan uitslag CIN III.<br />
gemiddelde leeftijd van deze vrouwen<br />
bedroeg 38 jaar (23-60 jaar), de<br />
mediane leeftijd 36 jaar. De afwijking<br />
bevond zich bij 87,7% (n = 100)<br />
ectocervicaal (plaveiselepitheel);<br />
bij 8,8% (n = 10) endocervicaal<br />
(cilinderepitheel) en bij 3,5% (n = 4)<br />
in beide epitheeltypen.<br />
Cytologisch onderzoek voorafgaand<br />
aan het histologisch onderzoek<br />
(hetgeen een CIN III betrof)<br />
was bij alle patiënten afwijkend<br />
(PAP 3a bij 23% (n = 26); PAP 3b<br />
bij 48% (n = 55); PAP IV bij 29% (n<br />
= 33)) (figuur 1). Bij 92 patiënten<br />
(77%) was de cervixuitstrijk voor<br />
het eerst afwijkend. Bij 27 patiënten<br />
(23%) was er een voorafgaande<br />
afwijkende cervixcytologie en/of<br />
-histologie. Van deze groep hadden<br />
drie patiënten (2,5%) een PAP 2;<br />
dertien (10,9%) een PAP 3a; 4 (3,4%)<br />
een PAP 3b en 2 patiënten (1,7%)<br />
hadden PAP 4.<br />
Bij dertien patiënten was reeds<br />
eerder een diagnostisch biopt<br />
genomen. Bij zes patiënten werd<br />
toen een matige dysplasie en bij<br />
één patiënt een ernstige dysplasie<br />
geconstateerd. Bij zes patiënten<br />
werd in het biopt geen dysplasie<br />
gevonden.<br />
Na de afwijkende cervixcytologie<br />
werden bij de patiënten verschil-<br />
PAP 3A<br />
PAP 3B<br />
PAP 4