Download (16Mb) - Just-his.be

25 Februari 1938. 39
. Art. 3. De.grensleeftijd voor den werkenden-voorzitter en den plaatsvervangenden
voorzitter, alsmede voor de werkende en de Dlaatsvervangende leden. is op
67 jaar bepaald.
Art. 4. Een rekenplichtig secretaris is aan de commissie verbonden.
Hij wordt bij ministerieel besluit benoemd."Hetzelfde geld'vôo'r de beambten en
bedienden die de commissie voor haar werking noodig heeft. Hun bezoldiging wordt
door Onzen Minister van Justifié bepaald.
. Art. 5. Ingeval de werkende voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter
tegelijk verhinderd zijn, wijst de Minister van Justitie een lid der commissie aan
dat gelast is tiideliik het ambt van voorzitter van bedoelde commissie waar te
nemen.
Art. 6. Onder nadere goedkeuring van den Minister van Justitie, stelt de voorzitter
het aantal keuringsafdeelingen vast. Hij wijst den voorzitter er van aan,
alsmede het lid dat dezen in geval van afwezigheid zal vervangen. Hij kiest
eveneens de plaatsvervangers die in de plaats van de verhinderd werkende leden
zullen zitten.
Zoo noodig, kan hij tijdelijke afdeelingen samengesteld uit werkende en plaatsvervangende
leden of zelfs uitsluitend uit plaatsvervangende leden, oprichten.
Hij verdeelt het werk onder de afdeelingen. Ieder vaste of tijdelijke keuringsafdeeling
kan slechts ten vaste getale van vijf leden op geldige wijze zitting houden.
Zij moet samengesteld zijn uit een lid, benoemd uit een door den kinderrechter
te Brussel opgemaakte voordrachtlijst van drie candidaten, alsmede uit een lid,
vertegenwoordiger van het bioscoopbedrijf, die uit door de beroepsorganisatiën
voorgedragen lijsten wordt gekozen.
Art. 7. De herkeuringsafdeeling is samengesteld uit den werkenden voorzitter en
den plaatsvervangenden voorzitter van de nlmkeuringscornmissie en uit vijf werkende
leden onder welke een afgevaardigde van den kinderrechter en een vertegenwoordiger
van het bioscoopbedrijf.
Plaatsvervangers worden benoemd die desgevallend, de werkende leden zullen
vervangen. Zij houdt zitting ten vaste getale van vijf leden onder welke een
afgevaardigde van den kinderrechter en een. vertegenwoordiger van het bioscoopbedrijf.
De afgevaardigden van den rechter en de vertegenwoordigers van het bioscoopbedrijf
worden aangewezen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.
Art. 8. De films kunnen toegelaten worden op de voorwaarde dat bepaalde
gedeelten er uit weggelaten worden. Die gedeelten moeten nauwkeurig worden
aangeduid. In dat geval wordt de déponent opgeroepen om aan de afdeeling aile
gewenschte inlichtingen te verstrekken.
De vooraf uit een film genomen gedeelten blijven ten zetel der commissie
berusten tôt dat de déponent van de film de hem verstrekte keuringskaart terug
inlevert.
Na een termijn van tien jaar blijven de niet teruggevraagde coupures, het
eigendom van den Staat die de vernietiging er van zal kunnen gelasten.
Art. 9. Een geweigerde film kan, na de ondergane wijzigingen, opnieuw voor de
commissie vertoond worden.
Art. 10. De deponenten van films kunnen van elke beslissing van de keuringsafdeelingen,
binnen viiftien daoen na den dag waarop hun daarvan kennis werd
gegeven, beroep instellen.
Ook de voorzitter van de commissie kan binnen denzelfden termijn, van elke
beslissing beroep instellen.
Art. 111. De Minister van Justitie kan aan de voorzitters en aan de leden der
commissie een presentiegeld toekennen.
Art. 12. De personen die de bij artikel 2 der wet van 1 September 1920 voorziene
machtiging aanvragen. moeten aan de commissie een omstandig scénario van
de te vertoonen film in dubbel exemplaar overleggen.
Voor de stock-films minder dan 400 meter lang, kan het scénario wnrden
vervangen door een liist van titels en ondertitels.