Gemeente Duiven Rapportage bodemonderzoek Vitaal centrum ...

grondwater
- op de deellocaties I, II, IV en VII zijn licht verhoogde gehalten aan naftaleen gemeten. Voorts zijn
licht verhoogde gehalten aan benzeen (deellocatie IV) en xylenen (deellocatie II) gemeten. Op
deellocatie III en V zijn in het grondwater geen verhoogde gehalten gemeten. De gemeten licht verhoogde
gehalten aan naftaleen betreffen, gelet op het verspreide voorkomen, waarschijnlijk een
natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde of hangen samen met het (voormalig) gebruik van de betreffende
deellocaties. De gemeten licht verhoogde gehalten aan benzeen en xylenen zijn niet eenduidig
te verklaren;
fietspad
- het asfalt van het fietspad wordt als niet teerhoudend beoordeeld. Op basis van de gehanteerde
uitgangspunten zal circa 81 m 3 (vast) niet teerhoudend asfalt bij de voorgenomen herinrichtingswerkzaamheden
vrij komen. Het vrijkomende asfalt kan worden hergebruikt;
- het fundatiemateriaal wordt, op basis van een indicatieve toetsing aan het BBK, voor hergebruikmogelijkheden
grond als bodem als klasse ‘industrie’ beoordeeld. Op basis van de gehanteerde
uitgangspunten zal circa 90 m 3 (vast) materiaal vrijkomen;
- in de grond onder het fundatiemateriaal zijn licht verhoogde gehalten aan kobalt en PAK gemeten.
6.2. Conclusies
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat in de grond en in
het grondwater - plaatselijk - licht verhoogde gehalten zijn gemeten.
De gemeten gehalten liggen alle beneden de toetsingswaarde voor nader bodemonderzoek. Derhalve
wordt nader bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Voor de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden ter verlegging van het persriool (deellocatie
VII) is geen veiligheidsklasse van toepassing.
Formeel is de onderzoekshypothese voor de bodem (grond en grondwater) voor de deellocaties IV en
V, vanwege gemeten verhoogde gehalten, niet juist gebleken. De onderzoekshypotheses zijn echter
wel doelmatig gebleken voor het vaststellen van de actuele bodemkwaliteit van de deellocaties. De onderzoekshypotheses
voor de deellocaties I, II en III zijn juist en doelmatig gebleken voor het vaststellen
van de actuele bodemkwaliteit van deze deellocaties.
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek wordt het niet aannemelijk geacht dat er risico’s
voor de volksgezondheid en/of het milieu aanwezig zijn en voldoet de milieuhygiënische kwaliteit
van de bodem aan het (huidige en toekomstige) gebruik van de locatie. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt
bezien zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen herinrichting van de locatie.
6.3. Aanbevelingen
Indien sprake is van tijdelijke uitname, kan - met uitzondering van de grond die als niet toepasbaar is
beoordeeld - de grond zonder melding of keuring op of nabij dezelfde plaats worden teruggebracht.
Overblijvende grond moet in depot worden gezet en gekeurd om de definitieve eindbestemming te bepalen.
Wanneer de grond elders wordt hergebruikt, moet een depotkeuring worden uitgevoerd conform
BRL SIKB 1000 VKB protocol 1001. Deze keuring is een geldig bewijsmiddel onder het Besluit bodemkwaliteit
en is noodzakelijk voor de toepassing elders.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het onderzoek een steekproef betreft. Bij ontgravings- of
bouwwerkzaamheden wordt aanbevolen alert te zijn op zintuiglijke afwijkingen.
Witteveen+Bos
DVN21-473 Rapportage bodemonderzoek Vitaal centrum - fase 1 - te Duiven definitief d.d. 27 april 2009
23