Pensioenreglement d.d. 01-01-2007

Hoofdstuk 7 Ouderdomspensioen
Algemene bepalingen
Artikel 7.1 Toekenning, betaling en einde ouderdomspensioen
1. ABP kent het ouderdomspensioen toe op schriftelijke aanvraag van de belanghebbende.
2. ABP betaalt het ouderdomspensioen elke maand in de tweede helft van de maand.
3. Het ouderdomspensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde is overleden.
Artikel 7.2 Uittreding
1. Uittreding is een ontslag op eigen verzoek uit een dienstverhouding met het oogmerk de deelneming te
beëindigen met recht op ouderdomspensioen.
2. Gedeeltelijke uittreding is een ontslag op eigen verzoek uit een dienstverhouding met het oogmerk voor
ten minste 10 procent de deelneming te beëindigen met recht op ouderdomspensioen.
Artikel 7.3 Recht op ouderdomspensioen
1. De deelnemer die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en geheel of gedeeltelijk uittreedt heeft recht op
ouderdomspensioen.
2. De gewezen deelnemer en de deelnemer met recht op een ontslaguitkering heeft recht op
ouderdomspensioen op de dag waarop hij 65 jaar wordt.
3. De deelnemer met recht op een werkloosheidsuitkering die eindigt op de eerste dag van de maand
waarin hij 65 jaar wordt en de deelnemer met recht op arbeidsongeschiktheidspensioen, heeft recht op
ouderdomspensioen op de eerste dag van de maand waarin hij 65 jaar wordt.
4. Het ouderdomspensioen gaat niet later in dan op de dag waarop de werknemer 70 jaar wordt.
Overgangsbepaling A bij artikel 7.3
Gewezen werknemer met recht op:
1. invaliditeitspensioen voor 1 januari
2003;
2. invaliditeitspensioen na 31
december 2002 en voor 1 juli 2004,
die voor 1 juli 2004 62 jaar wordt;
3. invaliditeitspensioen na 31
december 2006
De gewezen werknemer, die recht heeft op een
invaliditeitspensioen, heeft recht op ouderdomspensioen op de
eerste dag van de maand waarin hij 65 jaar wordt.
Overgangsbepaling B bij artikel 7.3
FPU-gepensioneerde De FPU-gepensioneerde heeft recht op ouderdomspensioen op de
eerste dag van de maand volgende op die waarin hij 65 jaar wordt.
Overgangsbepaling C bij artikel 7.3
Deelnemer geboren voor 1 januari 1950,
die recht heeft op een aanvullende
uitkering als bedoeld in artikel 4 van het
FPU-reglement.
De deelnemer heeft niet eerder recht op ouderdomspensioen dan
op de dag waarop hij 65 jaar wordt.
Als de deelnemer doorwerkt na 65 jaar, heeft hij recht op
ouderdomspensioen vanaf de dag waarop de deelneming eindigt.
Overgangsbepaling D bij artikel 7.3
Deelnemer met recht op suppletie Artikel 7.3, derde lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7.4 Recht op ouderdomspensioen vóór 65 jaar
1. De in artikel 7.3, eerste lid bedoelde deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan, maar
niet eerder dan op de dag waarop hij 60 jaar wordt.
2. De in artikel 7.3, tweede lid bedoelde gewezen deelnemer kan vanaf 1 januari 2008 het
ouderdomspensioen eerder laten ingaan, maar niet eerder dan op de dag waarop hij 60 jaar wordt.
Artikel 7.5 Opbouw aanspraak op ouderdomspensioen
1. De deelnemer bouwt per jaar en per dienstverhouding ouderdomspensioen op volgens de formule:
pensioengeldige tijd * 2,05% * (pensioengevend inkomen -/- franchise).
2. In het jaar van toekenning ouderdomspensioen vindt opbouw plaats op basis van het inkomen in het
voorafgaande jaar.
3. De in het eerste lid bedoelde franchise, is de franchise bedoeld in artikel 4.2.
4. ABP indexeert de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen volgens artikel 14.1.
Overgangsbepaling A bij artikel 7.5
Opbouw aanspraak op
ouderdomspensioen over het tijdvak van
1 januari 2004 tot 1 januari 2006
Het opbouwpercentage en de franchise bedraagt voor de
deelnemer:
a. geboren na 31 december 1963, 1,9 % en € 13.000;
b. geboren na 31 december 1953 en vóór 1 januari 1964, 1,8% en
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds (versiedatum: 01-01-2008) 21