Monumentale kunst - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Monumentale kunst - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Monumentale kunst - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
M O N U M E N T A L E K U N S T<br />
wat anders geaarde ambachtelijke wandschilder<strong>kunst</strong>, waarin pleister- of<br />
mortelberapingen niet meer nodig waren. Men werkte nu met matte, transparante<br />
mineraalverven direct op de bakstenen muur, en met deze vochtbestendige<br />
mineraalverven kon eventueel ook buiten worden geschilderd. Die schildertechniek<br />
werd in 1958 in O.K.W. Mededelingen gepropageerd. 115 De muur blijft<br />
daardoor optimaal zichtbaar - en dus ook <strong>het</strong> ‘ambachtelijke van de wand’ - en<br />
de schildering gedraagt zich hoogstens nog als een ‘zwevend’ beeld, een<br />
ruimtelijke kleursluier. Als zodanig vormde die oplossing dus een succesvolle<br />
visuele synthese van ‘baksteenarchitectuur’en ‘beeldende <strong>kunst</strong>’ en werd ze ook<br />
minder kwetsbaar. Het tijdschrift Baksteen wijdde in 1963 een special aan deze<br />
benadering, <strong>voor</strong>al omdat voegwerk er beeldende kwaliteit mee kon<br />
verwerven. 116 Lex Horn bediende zich al vroeg van deze typisch architectonische<br />
techniek, zoals in 1958/59 <strong>voor</strong> de wandschildering Februaristaking (4,8 x<br />
17m) in de recreatiezaal van de GVB-busgarage in de Jan Tooropstraat in<br />
Amsterdam (onbekend of nog aanwezig) en in de vml. Uitgebreid Lagere<br />
Technische School aan de Krijn Louwenstraat in Amsterdam. De schilderingen<br />
die Joop Sjollema in 1963 uitvoerde in <strong>het</strong> trappenhuis in <strong>het</strong> Marnixcollege in<br />
Ede geven zelfs alleen nog een illusie van door <strong>het</strong> trapraam vallend zonlicht op<br />
de bakstenen wand. 117<br />
Zoals ook <strong>voor</strong> de sgraffitotechniek geldt (zie: sgraffito), kwam ‘wandschilder<strong>kunst</strong>’<br />
als zodanig niet <strong>voor</strong> in Friedhoffs ‘openbare catalogus van nationale<br />
monumentale <strong>kunst</strong>toepassingen’, die hij in 1953 gestalte gaf in zijn Haagse<br />
departementsgebouw <strong>voor</strong> Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Dat wil<br />
niet zeggen dat er helemaal geen monumentaal schilderwerk werd gedemonstreerd.<br />
Friedhoffs cultureel-historische opvattingen over ‘<strong>het</strong> Nederlandse’ van<br />
de Nederlandse <strong>kunst</strong> waren echter nogal traditioneel, 118 wandschilderingen<br />
waren wellicht niet voldoende ‘Nederlands’ en alleen Eppo Doeve (1907-1981)<br />
voerde aanvankelijk schilderingen uit op <strong>het</strong> houten plafond van de ministerskamer,<br />
daarmee verwijzend naar laat zestiende-eeuwse zolderingbeschilderingen.<br />
Veel later werd op <strong>het</strong> gewelfde lattenplafond van de grote hal nog een<br />
enorm geschilderd ‘abstract teken’ aangebracht, vervaardigd door leerlingen van<br />
de Jan van Eyckacademie in Maastricht. Friedhoff wijdde zelf in 1962 een<br />
publicatie aan dit plafond in Katholiek Bouwblad, onder de titel ‘Geen wezenlijk<br />
115 O.K.W. Mededelingen, 22, (1958), pp. 142-143 ‘wandschilderingen’<br />
116 Baksteen, 5(1963)1. Het nummer geeft meer <strong>voor</strong>beelden, o.a. van een een schildering van<br />
André Verhulst in een lagere school te Eindhoven (Henri Staetslaan).<br />
117 Idem.<br />
118 A. Plasschaert, Muurschilderingen, Rotterdam 1926 (serie Toegepaste Kunsten in Nederland): in<br />
de jaren twintig kreeg de wandschilder<strong>kunst</strong> <strong>het</strong> (calvinistische) odium niet geschikte te zijn <strong>voor</strong><br />
de vochtige en zilte combinatie van baksteenarchitectuur en Nederlands klimaat. Dat zou de<br />
reden zijn waarom ze in <strong>het</strong> verleden nooit was toegepast. Plasschaerts oordeel ging echter<br />
<strong>voor</strong>bij aan <strong>het</strong> feit dat de <strong>voor</strong>-reformatorische baksteenkerken in Nederland wel degelijk vaak<br />
ruimschoots beschilderd waren geweest (ook de houten bekappingen) en dat nu juist ‘de<br />
witkwast’ steeds een typisch protestants schildersinstrument was geweest. Het valse positivisti-<br />
sche argument bleef echter hardnekkig rondwaren.<br />
A F B E E L D I N G 4 . 1 4<br />
93<br />
L E X H O R N , W A N D S C H I L D E R I N G<br />
H E T O N D E R W I J S , C A . 1 9 6 0 ,<br />
S C H O O L K R E L I S L O U W E N S -<br />
S T R A A T A M S T E R D A M ,<br />
T R A N S P A R A N T E M I N E R A A L V E R