29.08.2013 Views

Definitief besluit 'omgeving Phoenixstraat in Delft'.pdf - Delfland

Definitief besluit 'omgeving Phoenixstraat in Delft'.pdf - Delfland

Definitief besluit 'omgeving Phoenixstraat in Delft'.pdf - Delfland

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

WATERVERGUNNING<br />

943783 / 1050432


Inhoudsopgave<br />

Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

1 AANHEF ................................................................................................................. 3<br />

2 CONCLUSIE ............................................................................................................ 3<br />

3 BESLUIT................................................................................................................. 3<br />

4 ONDERTEKENING .................................................................................................... 4<br />

5 VOORSCHRIFTEN .................................................................................................... 5<br />

5.1 VOORSCHRIFTEN VAN ALGEMENE AARD .......................................................................... 5<br />

5.2 VOORSCHRIFTEN VOOR HET ONTREKKEN EN RETOURNEREN VAN GRONDWATER ............................ 5<br />

6 AANVRAAG ........................................................................................................... 13<br />

6.1 LOCATIE ........................................................................................................... 13<br />

6.2 AANLEIDING ....................................................................................................... 13<br />

6.3 HANDELINGEN WAARVOOR VERGUNNING WORDT AANGEVRAAGD .......................................... 13<br />

7 TOETSING VAN DE AANVRAAG AAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET WATERBEHEER ...... 13<br />

7.1 ALGEMEEN ......................................................................................................... 13<br />

7.2 OVERWEGINGEN VOOR HET ONTTREKKEN EN RETOURNEREN VAN GRONDWATER ......................... 13<br />

7.3 EINDCONCLUSIE OVERWEGINGEN .............................................................................. 25<br />

8 PROCEDURE ......................................................................................................... 25<br />

8.1 ALGEMEEN ......................................................................................................... 25<br />

8.2 ZIENSWIJZEN ..................................................................................................... 26<br />

8.3 BEROEPSPROCEDURE ............................................................................................ 27<br />

9 MEDEDELINGEN .................................................................................................... 27<br />

_______<br />

2 / 27


1 Aanhef<br />

Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Het Hoogheemraadschap van <strong>Delfland</strong> (hierna: <strong>Delfland</strong>) heeft op 21 april 2010 een aanvraag<br />

ontvangen van Comb<strong>in</strong>atie CrommeLijn v.o.f. te Delft om een vergunn<strong>in</strong>g als bedoeld <strong>in</strong> hoofdstuk<br />

6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een watersysteem.<br />

De aanvraag betreft het onttrekken en retourneren van grondwater om bouwputten droog te<br />

houden ten behoeve van de aanleg van een spoortunnel te Delft. Het totale werk is onderverdeeld<br />

<strong>in</strong> dertien onderdelen, waarvan zeven onderdelen deel uitmaken van deze aanvraag. De overige<br />

onderdelen zijn bij de Prov<strong>in</strong>cie Zuid-Holland aangevraagd. Deze aanvraag omvat de volgende<br />

onderdelen:<br />

Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel;<br />

Westlandseweg constructiebrug;<br />

Voorple<strong>in</strong> en landhoofden;<br />

Bolwerk;<br />

Riool <strong>Phoenixstraat</strong>;<br />

Toerit noord;<br />

DSM viaduct.<br />

2 Conclusie<br />

Met het <strong>in</strong> de vergunn<strong>in</strong>g opnemen van voorschriften (hoofdstuk 5) wordt gewaarborgd dat de<br />

vergunn<strong>in</strong>g verenigbaar is met de doelstell<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> artikel 2.1 van de Waterwet. Op grond van de<br />

overweg<strong>in</strong>gen (hoofdstuk 7) <strong>in</strong> samenhang met de vereisten die voortvloeien uit de<br />

waterwetgev<strong>in</strong>g wordt de gevraagde vergunn<strong>in</strong>g verleend.<br />

3 Besluit<br />

Gelet op de bepal<strong>in</strong>gen van de Keur <strong>Delfland</strong> 2010, de Waterwet, het Water<strong>besluit</strong>, de<br />

Waterregel<strong>in</strong>g, de Algemene wet bestuursrecht en de overweg<strong>in</strong>gen van hoofdstuk 7 uit deze<br />

vergunn<strong>in</strong>g, <strong>besluit</strong> het college van dijkgraaf en hoogheemraden als volgt:<br />

a) De gevraagde watervergunn<strong>in</strong>g aan Comb<strong>in</strong>atie CrommeLijn v.o.f. te Delft te verlenen voor<br />

het onttrekken en retourneren van grondwater om bouwputten droog te houden ten<br />

behoeve van de aanleg van een spoortunnel te Delft.<br />

b) De volgende documenten deel te laten uitmaken van de vergunn<strong>in</strong>g:<br />

Aanvraagformulier Watervergunn<strong>in</strong>g, getekend op 14 april 2010 (<strong>in</strong>geboekt onder<br />

nummer 853461);<br />

“Bemal<strong>in</strong>gsadvies aanleg spoortunnel Delft” (hierna: bemal<strong>in</strong>gsadvies) met kenmerk<br />

SSD-UO-RAP-1.1-BM-0001, revisie D van 25-03-2010 (<strong>in</strong>geboekt onder nummer<br />

853544);<br />

“Addendum behorend bij vergunn<strong>in</strong>gaanvraag <strong>in</strong> het kader van de Waterwet” met<br />

kenmerk SSD-10-N-11683-PBO-SSD049 van 15-04-2010 (<strong>in</strong>geboekt onder nummer<br />

922963);<br />

“Monitor<strong>in</strong>gsplan freatische grondwaterstanden en stijghoogten fase 1” <strong>in</strong>clusief<br />

retourbemal<strong>in</strong>gsplan (hierna: monitor<strong>in</strong>gsplan) met kenmerk SSD-UO-WPL-1.1-MO-<br />

0003, revisie D van 04-04-2011 (<strong>in</strong>geboekt onder nummer 944837);<br />

“Settlement Risk Assessment, E<strong>in</strong>drapportage fase II” (hierna Settlement Risk<br />

Assessment) met kenmerk DT-SE20060834 van 2 oktober 2006 (<strong>in</strong>geboekt onder<br />

nummer 922964);<br />

“Gietwaterplan Spoorzone Delft” (hierna: gietwaterplan) met kenmerk SSD-VU-WPL-<br />

1.1-BH-0001, revisie A van 15 oktober 2010 (<strong>in</strong>geboekt onder nummer 917125);<br />

“Aanvullend vraag mbt eerder <strong>in</strong>gediende vergunn<strong>in</strong>gen betreffend zoet, zout en brak<br />

water” met kenmerk SSD-10-B-11679-PBO van 14 april 2010 (<strong>in</strong>geboekt onder nummer<br />

922437);<br />

_______<br />

3 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Kopie van de brief van de Gemeenschappelijke Regel<strong>in</strong>g Beheer Grondwateronttrekk<strong>in</strong>g<br />

Delft Noord aan ProRail B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de<br />

gemeente Delft van 11 november 2010 met kenmerk GR 20100023-u (<strong>in</strong>geboekt onder<br />

nummer 920012).<br />

c) Aan de vergunn<strong>in</strong>g de voorschriften van hoofdstuk 5 te verb<strong>in</strong>den met het oog op de <strong>in</strong><br />

artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstell<strong>in</strong>gen.<br />

4 Onderteken<strong>in</strong>g<br />

Delft,<br />

Dijkgraaf en hoogheemraden van <strong>Delfland</strong>,<br />

namens dezen,<br />

de teamleider Reguler<strong>in</strong>g en Planadviser<strong>in</strong>g,<br />

M. Oostdam<br />

_______<br />

4 / 27


5 Voorschriften<br />

Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

5.1 Voorschriften van algemene aard<br />

Voorschrift 1.<br />

Algemeen<br />

1. De aanvang van de werkzaamheden met betrekk<strong>in</strong>g tot het slaan van de bronnen en het <strong>in</strong><br />

werk<strong>in</strong>g stellen van de pomp<strong>in</strong>stallaties dienen ten m<strong>in</strong>ste twee weken daaraan voorafgaand te<br />

worden gemeld bij het Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong>.<br />

2. Tijdens de gehele bemal<strong>in</strong>gsperiode dienen de volgende documenten bij de verantwoordelijke<br />

voor het naleven van de vergunn<strong>in</strong>g aanwezig en toegankelijk te zijn:<br />

deze vergunn<strong>in</strong>g met bijbehorende documenten;<br />

een overzicht van de resultaten van alle verrichte met<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> verband met de<br />

grondwateronttrekk<strong>in</strong>g, zoals bedoeld <strong>in</strong> de voorschriften 4 en 5.<br />

3. De vergunn<strong>in</strong>ghouder dient te handelen conform het <strong>in</strong> het <strong>besluit</strong> genoemde monitor<strong>in</strong>gsplan<br />

en gietwaterplan, tenzij <strong>in</strong> de vergunn<strong>in</strong>g anders is voorgeschreven.<br />

4. De vergunn<strong>in</strong>ghouder dient aanwijz<strong>in</strong>gen van het bevoegd gezag op te volgen.<br />

5. De vergunn<strong>in</strong>ghouder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen<br />

dat <strong>Delfland</strong>, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunn<strong>in</strong>g.<br />

6. De vergunn<strong>in</strong>g geldt voor de vergunn<strong>in</strong>ghouder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe<br />

vergunn<strong>in</strong>ghouders moeten de overgang b<strong>in</strong>nen vier weken na rechtsopvolg<strong>in</strong>g schriftelijk<br />

melden aan <strong>Delfland</strong>.<br />

7. De vergunn<strong>in</strong>ghouder moet een adreswijzig<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen vier weken schriftelijk melden aan<br />

<strong>Delfland</strong>.<br />

8. In het vergunn<strong>in</strong>gonderbouwende bemal<strong>in</strong>gsadvies is het uitgangspunt gehanteerd dat<br />

gedurende de gehele bemal<strong>in</strong>gsperiode van de werkzaamheden vallend onder onderhavige<br />

vergunn<strong>in</strong>g de onttrekk<strong>in</strong>g op het terre<strong>in</strong> van DSM wordt gecont<strong>in</strong>ueerd met een debiet niet<br />

lager dan 1.100 m 3 per uur (gedurende een periode van langer dan vijf achtereenvolgende<br />

dagen) en een debiet niet hoger dan 1.375 m 3 per uur. Indien tijdens de bemal<strong>in</strong>gen niet aan<br />

deze conditie wordt voldaan, kan heroverweg<strong>in</strong>g van de vergunn<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>den.<br />

Voorschrift 2.<br />

Contactpersoon<br />

1. De vergunn<strong>in</strong>ghouder is verplicht één of meer personen aan te wijzen die <strong>in</strong> het bijzonder<br />

belast is (zijn) met het toezien op de nalev<strong>in</strong>g van deze vergunn<strong>in</strong>g, waarmee door of namens<br />

<strong>Delfland</strong> <strong>in</strong> spoedgevallen overleg kan worden gevoerd.<br />

2. De vergunn<strong>in</strong>ghouder deelt schriftelijk b<strong>in</strong>nen veertien dagen nadat deze vergunn<strong>in</strong>g <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g<br />

is getreden <strong>Delfland</strong> mee, de naam, het adres en het telefoonnummer van degene(n) die door<br />

of vanwege hem is (zijn) aangewezen.<br />

3. Wijzig<strong>in</strong>gen ten opzichte van lid 2 moeten b<strong>in</strong>nen veertien dagen schriftelijk worden gemeld.<br />

5.2 Voorschriften voor het ontrekken en retourneren van grondwater<br />

Voorschrift 3.<br />

Bemal<strong>in</strong>gsgegevens<br />

1. De onttrekk<strong>in</strong>g en retourner<strong>in</strong>g van het grondwater mag slechts dienen ten behoeve van de<br />

aanleg van een spoortunnel van het project „Spoor & Stad Delft‟ te Delft, de onderdelen Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel, Westlandseweg constructiebrug, Voorple<strong>in</strong> en landhoofden, Bolwerk, Riool<br />

<strong>Phoenixstraat</strong>, Toerit noord en DSM viaduct.<br />

2. De onttrekk<strong>in</strong>g van het grondwater moet zodanig op de voortgang van de werkzaamheden<br />

worden afgestemd, dat het onttrekk<strong>in</strong>gsdebiet en het waterbezwaar worden gem<strong>in</strong>imaliseerd.<br />

_______<br />

5 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

3. Ten behoeve van de bemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het freatische pakket en de tussenzandlaag mag maximaal<br />

199 m 3 grondwater per uur, 4.788 m 3 per etmaal, 74.771 m 3 per maand, 301.022 m 3 per jaar<br />

en 425.300 m 3 totaal, gedurende een periode van maximaal 291 weken worden onttrokken. Dit<br />

debiet wordt onderscheidenlijk toegekend aan de volgende onderdelen:<br />

Onderdeel m 3 per m<br />

uur<br />

3 per m<br />

dag<br />

3 per m<br />

maand<br />

3 per m<br />

jaar<br />

3 totaal Periode<br />

<strong>in</strong> weken<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1a<br />

24 574 15.869 38.816 64.800 252<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1b<br />

22 530 15.302 34.929 48.600 226<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug -a<br />

5 124 937 2.642 2.700 31<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –b<br />

6 142 1.059 2.949 3.000 31<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –c<br />

4 107 815 2.061 2.100 78<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug -d<br />

4 107 815 2.061 2.100 78<br />

Voorple<strong>in</strong> en<br />

landhoofden<br />

19 444 3.513 17.525 19.100 61<br />

Bolwerk 56 1.347 20.888 113.181 147.400 130<br />

Riool <strong>Phoenixstraat</strong> 10 240 7.995 29.955 30.000 22<br />

Toerit noord 38 919 5.812 51.323 99.900 221<br />

DSM viaduct 11 254 1.766 5.580 5.600 39<br />

4. Ten behoeve van de spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket mag maximaal<br />

505 m 3 grondwater per uur, 12.108 m 3 per etmaal, 369.279 m 3 per maand, 1.151.425 m 3 per<br />

jaar en 1.151.600 m 3 totaal, gedurende een periode van maximaal 26 weken worden<br />

onttrokken. Dit debiet wordt onderscheidenlijk toegekend aan de volgende onderdelen:<br />

Onderdeel m 3 per m<br />

uur<br />

3 per m<br />

dag<br />

3 per m<br />

maand<br />

3 per m<br />

jaar<br />

3 totaal Periode<br />

<strong>in</strong> weken<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1a<br />

144 3.455 105.363 247.375 247.400 18<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1b<br />

131 3.137 95.681 224.641 224.700 18<br />

Bolwerk 230 5.516 168.235 679.409 679.500 26<br />

5. Om de effecten <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g te m<strong>in</strong>imaliseren moet retourbemal<strong>in</strong>g worden toegepast.<br />

Grondwater dat wordt geretourneerd, mag uitsluitend <strong>in</strong> dezelfde laag worden geretourneerd<br />

als waaruit het is onttrokken.<br />

6. De bouwputten voor de onderdelen Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel, Westlandseweg constructiebrug,<br />

Voorple<strong>in</strong> en landhoofden, Bolwerk, Toerit noord en DSM viaduct dienen geheel te worden<br />

omsloten door damwanden die voor de verschillende onderdelen tot de <strong>in</strong> de tabel genoemde<br />

m<strong>in</strong>imale dieptes dienen te zijn <strong>in</strong>gebracht:<br />

Onderdeel M<strong>in</strong>imale diepte <strong>in</strong> m t.o.v. NAP<br />

Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel -1a -22<br />

Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel -1b -22<br />

Westlandseweg constructiebrug –a -8<br />

Westlandseweg constructiebrug –b -8<br />

Westlandseweg constructiebrug –c -8<br />

Westlandseweg constructiebrug –d -8<br />

Voorple<strong>in</strong> en landhoofden -8<br />

Bolwerk -21<br />

Toerit noord Oostelijke damwand oplopend van -15 m (noordkant<br />

bouwput) tot -24 m (zuidkant bouwput)<br />

Westelijke damwand oplopend van -23 m (noordkant<br />

bouwput) tot -24 m (zuidkant bouwput)<br />

DSM viaduct -18<br />

_______<br />

6 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

7. De bouwputbemal<strong>in</strong>gen ten behoeve van de aanleg van de spoortunnel dienen te worden<br />

uitgevoerd door middel van verticale filters. Voor de afvoer van regenwater en lekdebieten<br />

mogen geen verticale filters worden gebruikt. Indien een horizontale dra<strong>in</strong> wordt toegepast,<br />

mag de onderkant van de dra<strong>in</strong> maximaal 0,5 m onder het ontgrav<strong>in</strong>gsniveau worden<br />

aangelegd. Daar waar nodig mogen klokpompen worden <strong>in</strong>gezet. Om de spann<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />

tussenzandlaag te kunnen verlagen, mogen boorgaten met gr<strong>in</strong>d worden gebruikt.<br />

8. De bouwputbemal<strong>in</strong>g en ontgrav<strong>in</strong>g dienen gefaseerd uitgevoerd te worden. Na elke<br />

ontgrav<strong>in</strong>gsslag dient aan de hand van monitor<strong>in</strong>g van de peilbuizen genoemd onder<br />

voorschrift 4, lid 2 gecontroleerd te worden of de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG)<br />

en de Gemiddeld Laagste Stijghoogte (GLS) van deze peilbuizen niet worden onderschreden.<br />

Indien de <strong>in</strong>terventiewaarde van de GLG of GLS niet zijn onderschreden, mag met de bemal<strong>in</strong>g<br />

tot een niveau van 0,5 m onder de volgende ontgrav<strong>in</strong>gsslag worden doorgegaan. Ten behoeve<br />

van de gefaseerde uitvoer<strong>in</strong>g dienen de verticale filters en deepwells per ontgrav<strong>in</strong>gsslag op de<br />

volgende maximale dieptes te worden geïnstalleerd:<br />

Onderdeel Maximale diepte<br />

onderkant filters<br />

tijdens<br />

1 e ontgrav<strong>in</strong>gsslag<br />

<strong>in</strong> m t.o.v. NAP<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1a<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1b<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –a<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –b<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –c<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –d<br />

Voorple<strong>in</strong> en<br />

landhoofden<br />

Maximale diepte<br />

onderkant filters<br />

tijdens<br />

2 e ontgrav<strong>in</strong>gsslag<br />

<strong>in</strong> m t.o.v. NAP<br />

_______<br />

7 / 27<br />

Maximale diepte<br />

onderkant filters<br />

tijdens<br />

3 e ontgrav<strong>in</strong>gsslag<br />

<strong>in</strong> m t.o.v. NAP<br />

Maximale<br />

diepte<br />

onderkant<br />

deepwells <strong>in</strong><br />

m t.o.v. NAP<br />

-5 -11 -14 -31<br />

-5 -11 -14 -31<br />

-2 -14 n.v.t. n.v.t.<br />

-2 -14 n.v.t. n.v.t.<br />

-2 -14 n.v.t. n.v.t.<br />

-2 -14 n.v.t. n.v.t.<br />

-4 -15 n.v.t. n.v.t.<br />

Bolwerk -3,5 -12 -15 -31<br />

Riool <strong>Phoenixstraat</strong> -5 n.v.t. n.v.t. n.v.t.<br />

Toerit noord -8,5 -15 n.v.t. n.v.t.<br />

DSM viaduct -3,4 -15 n.v.t. n.v.t.<br />

9. De freatische grondwaterstand en stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag mogen respectievelijk de<br />

Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) en de Gemiddeld Laagste Stijghoogte (GLS) niet<br />

onderschrijden. Indien <strong>in</strong> de peilbuizen genoemd onder voorschrift 4, lid 2 de <strong>in</strong>terventiewaarde<br />

(zijnde 90% van het verschil tussen de Gemiddelde Grondwaterstand/Stijghoogte (GG/GS) en<br />

de GHG/GLS) van de GLG of GLS dreigt te worden onderschreden, dienen direct maatregelen te<br />

worden genomen om de freatische grondwaterstand of stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag boven<br />

de <strong>in</strong>terventiewaarde van respectievelijk de GLG of GLS te houden. Hiervoor dienen eventuele<br />

lekkages te worden gedicht, dient retourbemal<strong>in</strong>g te worden toegepast of de bemal<strong>in</strong>g te<br />

worden teruggebracht en waar nodig te worden gestopt. De bemal<strong>in</strong>g mag pas weer<br />

aanvangen wanneer de freatische grondwaterstand en stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag boven<br />

de <strong>in</strong>terventiewaarde van respectievelijk de GLG of GLS zijn hersteld.<br />

10. De freatische grondwaterstand en de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket mogen de<br />

Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) en de Gemiddeld Hoogste Stijghoogte (GHS) niet<br />

overschrijden. Indien <strong>in</strong> de peilbuizen genoemd onder voorschrift 4, lid 2 de <strong>in</strong>terventiewaarde<br />

(zijnde 90% van het verschil tussen de Gemiddelde Grondwaterstand/Stijghoogte (GG/GS) en<br />

de GHG/GHS) van de GHG of GHS dreigt te worden overschreden dienen direct maatregelen te<br />

worden genomen om de freatische grondwaterstand of de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste<br />

watervoerende pakket onder de <strong>in</strong>terventiewaarde van respectievelijk de GHG of GHS te<br />

houden. De bemal<strong>in</strong>g mag pas weer aanvangen wanneer de freatische grondwaterstand en<br />

stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket onder de <strong>in</strong>terventiewaarde van respectievelijk<br />

de GHG of GHS zijn hersteld.


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

11. Voor het onderdeel Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel mag tweemaal voor een aaneengesloten periode van<br />

maximaal acht weken van de <strong>in</strong> voorschrift 4, lid 3.e genoemde GLG en GLS worden<br />

afgeweken. Tijdens deze periode mogen de freatische grondwaterstand en de stijghoogte <strong>in</strong> de<br />

tussenzandlaag de <strong>in</strong>terventiewaarden voor de peilbuizen, zoals deze zijn opgenomen <strong>in</strong> bijlage<br />

2 van het monitor<strong>in</strong>gsplan (met uitzonder<strong>in</strong>g van de peilbuizen nrs. 4550 en 4551), niet<br />

worden onderschreden. Tussen de twee periodes dat afgeweken wordt van de GLG en GLS<br />

zoals opgenomen <strong>in</strong> voorschrift 4, lid 3.e, dient aangetoond te worden dat de freatische<br />

grondwaterstand en de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag ten m<strong>in</strong>ste eenmalig zijn hersteld tot<br />

de voorgeschreven GLG en GLS.<br />

12. Voor het onderdeel Riool <strong>Phoenixstraat</strong> mag eenmalig voor een aaneengesloten periode van<br />

maximaal twaalf weken van de <strong>in</strong> voorschrift 4, lid 3.e genoemde GLG en GLS worden<br />

afgeweken. Tijdens deze periode mogen de freatische grondwaterstand en de stijghoogte <strong>in</strong> de<br />

tussenzandlaag de <strong>in</strong>terventiewaarden voor de peilbuizen zoals deze zijn opgenomen <strong>in</strong> bijlage<br />

2 van het monitor<strong>in</strong>gsplan, niet worden onderschreden.<br />

13. Voor de onderdelen Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel en Bolwerk dient spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g toegepast te<br />

worden, tene<strong>in</strong>de opbarsten van de bouwputbodem te voorkomen. De stijghoogte <strong>in</strong> het eerste<br />

watervoerende pakket aan de randen van de bouwputten mag niet hoger worden dan<br />

NAP -6,3 m voor het onderdeel Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel en NAP -7,1 m voor het onderdeel Bolwerk.<br />

De spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g dient te worden uitgevoerd door middel van deepwells die <strong>in</strong> de directe<br />

omgev<strong>in</strong>g van de bouwputten worden geïnstalleerd.<br />

14. De grondwaterverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g CCL01 (Toerit noord) dient tijdens de bemal<strong>in</strong>g van het<br />

onderdeel Toerit noord afdoende gesaneerd te worden. Verontre<strong>in</strong>igd bemal<strong>in</strong>gswater dient<br />

voor loz<strong>in</strong>g op oppervlaktewater aantoonbaar voldoende te zijn gezuiverd.<br />

Voorschrift 4.<br />

Meten en registreren<br />

1. De locaties van peilbuizen moeten zodanig zijn, dat deze een betrouwbare <strong>in</strong>dicatie verschaffen<br />

van de freatische grondwaterstand, de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag danwel de stijghoogte<br />

<strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket <strong>in</strong> het <strong>in</strong>vloedsgebied van de bemal<strong>in</strong>g.<br />

2. De volgende peilbuizen, genoemd <strong>in</strong> het monitor<strong>in</strong>gsplan, maken deel uit van de <strong>in</strong> voorschrift<br />

3 en 10 bedoelde monitor<strong>in</strong>g van onder- en overschrijd<strong>in</strong>gen van grondwaterstanden en<br />

stijghoogten:<br />

DSM viaduct: nrs. 4001-4006;<br />

Toerit noord: nrs. 4101-4114;<br />

Kampveldweg: nrs. 4201-4210;<br />

<strong>Phoenixstraat</strong>: nrs. 4301-4346 en 4380-4381;<br />

Bolwerk: nrs. 4401-4412, 4452 en 4455;<br />

Station: nrs. 4501-4522;<br />

Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel: nrs. 4601-4606, 4652 en 4655;<br />

Engelsestraat: nrs. 4701-4712;<br />

Abtswoudseweg: nrs. 4801-4808;<br />

Toerit zuid: 4901-4912;<br />

Retourveld ter plaatse van DSM-terre<strong>in</strong>: nrs. 5501-5503;<br />

Diepriool Kampveldweg: nrs. 5001-5004;<br />

Spoors<strong>in</strong>gel 44/45 en 68: nrs. 5301 en 5302.<br />

3. Het monitor<strong>in</strong>gsplan bevat <strong>in</strong> bijlage 1 een tabel, waar<strong>in</strong> voor de <strong>in</strong> lid 2 genoemde peilbuizen is<br />

vermeld:<br />

a. het peilbuisnummer;<br />

b. de locatie van de peilbuis (x-, y-coörd<strong>in</strong>aten);<br />

c. de wijze van meten;<br />

d. de filterlengte en -diepte;<br />

e. voor het freatisch pakket de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG), de Gemiddelde<br />

Grondwaterstand (GG) en de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG); voor de<br />

tussenzandlaag de Gemiddeld Laagste Stijghoogte (GLS), de Gemiddelde Stijghoogte (GS)<br />

en de Gemiddeld Hoogste Stijghoogte (GHS); voor het eerste watervoerende pakket de<br />

Gemiddelde Laagste Stijghoogte (GLS), de Gemiddelde Stijghoogte (GS) en de Gemiddeld<br />

Hoogste Stijghoogte (GHS);<br />

_______<br />

8 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

f. voor het freatisch pakket de signaalwaarde (zijnde 75% van het verschil tussen de GG en<br />

de GLG), de <strong>in</strong>terventiewaarde (zijnde 90% van het verschil tussen de GG en de GLG) en<br />

de grenswaarde (zijnde de GLG) voor onderschrijd<strong>in</strong>g van de GLG, alsmede de<br />

signaalwaarde (zijnde 75% van het verschil tussen de GG en de GHG), de<br />

<strong>in</strong>terventiewaarde (zijnde 90% van het verschil tussen de GG en de GHG) en de<br />

grenswaarde (zijnde de GHG) voor overschrijd<strong>in</strong>g van de GHG;<br />

g. voor de tussenzandlaag de signaalwaarde (zijnde 75% van het verschil tussen de GS en de<br />

GLS), de <strong>in</strong>terventiewaarde (zijnde 90% van het verschil tussen de GS en de GLS) en de<br />

grenswaarde (zijnde de GLS) voor onderschrijd<strong>in</strong>g van de GLS;<br />

h. voor het eerste watervoerende pakket de signaalwaarde (zijnde 75% van het verschil<br />

tussen de GS en de GHS), de <strong>in</strong>terventiewaarde (zijnde 90% van het verschil tussen de GS<br />

en de GHS) en de grenswaarde (zijnde de GHS) voor overschrijd<strong>in</strong>g van de GHS;<br />

i. <strong>in</strong> het monitor<strong>in</strong>gsplan zijn peilbuizen opgenomen (met nrs. 5601-5617), die de effecten<br />

aan de randen van het <strong>in</strong>vloedsgebied van de bemal<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het freatisch pakket en de<br />

tussenzandlaag dienen te meten. Voor deze peilbuizen zijn <strong>in</strong> de tabel opgenomen het<br />

peilbuisnummer, de wijze van meten en de filterlengte.<br />

4. Indien hiertoe aanleid<strong>in</strong>g is, kan de vergunn<strong>in</strong>ghouder worden verplicht aanvullende peilbuizen<br />

te plaatsen, echter niet nadat de vergunn<strong>in</strong>ghouder <strong>in</strong> de gelegenheid is gesteld om hierop een<br />

zienswijze te geven.<br />

5. De vergunn<strong>in</strong>ghouder kan bij <strong>Delfland</strong> een verzoek <strong>in</strong>dienen voor het bijstellen van de <strong>in</strong> het<br />

monitor<strong>in</strong>gsplan genoemde grenswaarden. Bij een verzoek hiervoor dient onderbouwd<br />

aangetoond te worden dat door het bijstellen de grenswaarden beter overeenkomen met de<br />

natuurlijke fluctuatie van het grondwater.<br />

6. Nulmet<strong>in</strong>gen van de <strong>in</strong> lid 3 genoemde peilbuizen dienen vóór aanvang van de bemal<strong>in</strong>gen op<br />

twee afzonderlijke dagen gemeten en geregistreerd te worden, zodanig dat deze met<strong>in</strong>gen<br />

representatief zijn voor de betreffende bodemlaag. Tevens dienen vóór aanvang van de<br />

bemal<strong>in</strong>gen de filterdieptes van deze peilbuizen vermeld te worden.<br />

7. Voordat de vergunn<strong>in</strong>ghouder de bemal<strong>in</strong>g start, moeten per onderdeel de peilbuizen zijn<br />

<strong>in</strong>gericht conform het aantal, de dieptes en locaties zoals aangegeven <strong>in</strong> het monitor<strong>in</strong>gsplan.<br />

Peilbuizen die een weerstandslaag doorkruisen, dienen volgens het Protocol mechanisch boren<br />

van de SIKB aangebracht te worden.<br />

8. Vanaf ten m<strong>in</strong>ste twee weken voor aanvang van de onttrekk<strong>in</strong>g en tot vier weken na het e<strong>in</strong>de<br />

van de onttrekk<strong>in</strong>g registreert de vergunn<strong>in</strong>ghouder de grondwaterstanden en stijghoogten die<br />

waargenomen worden <strong>in</strong> de peilbuizen volgens onderstaand schema:<br />

Fase Monitor<strong>in</strong>gsraai Direct naast de 5 cm-<strong>in</strong>vloedsgebied<br />

bouwkuip<br />

Voor aanvang van de<br />

Twee met<strong>in</strong>gen Twee met<strong>in</strong>gen Twee met<strong>in</strong>gen<br />

bemal<strong>in</strong>g op afzonderlijke<br />

dagen<br />

Gedurende de eerste twee<br />

weken van elke<br />

ontgrav<strong>in</strong>gsslag<br />

Tot twee weken na het<br />

bereiken van de gewenste<br />

diepte per ontgrav<strong>in</strong>gsslag<br />

Gedurende de bemal<strong>in</strong>g tot<br />

vier weken na het beë<strong>in</strong>digen<br />

van de bemal<strong>in</strong>g<br />

Per onderdeel<br />

tweemaal per dag<br />

Per onderdeel<br />

driemaal per week<br />

Alle peilbuizen<br />

eenmaal per week<br />

_______<br />

9 / 27<br />

Per onderdeel op<br />

twee locaties<br />

cont<strong>in</strong>ue<br />

Per onderdeel op<br />

twee locaties<br />

cont<strong>in</strong>ue<br />

Alle peilbuizen<br />

eenmaal per week<br />

Eenmaal per week<br />

Eenmaal per week<br />

Eenmaal per maand<br />

9. De onder lid 8 genoemde waarnem<strong>in</strong>gen legt de vergunn<strong>in</strong>ghouder schriftelijk vast.<br />

10. De vergunn<strong>in</strong>ghouder zorgt voor de <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong> lid 1 bedoelde meetpunten, zodat<br />

de betrouwbaarheid en cont<strong>in</strong>uïteit van de waarnem<strong>in</strong>gen gewaarborgd blijft.<br />

11. Als een peilbuis zoals bedoeld <strong>in</strong> de leden 2 en 3 niet goed functioneert, herstelt of vervangt de<br />

vergunn<strong>in</strong>ghouder de desbetreffende peilbuis b<strong>in</strong>nen uiterlijk één week na constateren van het<br />

defect.<br />

T.a.v. hoeveelheid onttrokken grondwater<br />

12. De vergunn<strong>in</strong>ghouder draagt er zorg voor, dat de onttrokken en geretourneerde hoeveelheden<br />

grondwater voor de uitvoer<strong>in</strong>g van de bemal<strong>in</strong>g en retourner<strong>in</strong>g worden gemeten en<br />

geregistreerd. Hierbij dienen de hoeveelheden onttrokken grondwater afzonderlijk te worden<br />

bijgehouden per bodemlaag.


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

13. Watermeters moeten volgens de richtlijnen van de fabrikant worden geïnstalleerd, worden<br />

onderhouden en geïnspecteerd.<br />

14. De met<strong>in</strong>gen dienen te geschieden door middel van watermeters die zijn voorzien van een<br />

telwerk of een andere <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g voor het doorlopend registreren van de door de meter<br />

stromende hoeveelheid water.<br />

15. Vóór <strong>in</strong> gebruik name van de watermeters moet de vergunn<strong>in</strong>ghouder aan <strong>Delfland</strong> een bewijs<br />

(niet ouder dan één jaar) overleggen van goed functioneren van de watermeters, alsmede door<br />

de <strong>in</strong>stallateur te verstrekken certificaten, waaruit blijkt dat de watermeters correct zijn<br />

geïnstalleerd.<br />

16. De vergunn<strong>in</strong>ghouder:<br />

a. IJkt de meet<strong>in</strong>strumenten vóór aanvang van de grondwateronttrekk<strong>in</strong>g, en vervolgens<br />

jaarlijks, zodanig dat de vereiste nauwkeurigheid van 5% gewaarborgd blijft. De<br />

vergunn<strong>in</strong>ghouder dient voor aanvang van de bemal<strong>in</strong>g van de verrichte controles een<br />

bewijs te tonen.<br />

b. Installeert meet<strong>in</strong>strumenten op een goed toegankelijke plaats, zodanig dat de<br />

<strong>in</strong>strumenten goed afleesbaar zijn.<br />

c. Registreert voor de aanvang van de bemal<strong>in</strong>g de beg<strong>in</strong>stand van de watermeter. Vanaf de<br />

start tot aan het e<strong>in</strong>de van de bemal<strong>in</strong>g registreert de vergunn<strong>in</strong>ghouder de stand van de<br />

watermeter dagelijks.<br />

17. Een defecte watermeter moet direct worden vervangen.<br />

T.a.v. registratie<br />

18. De vergunn<strong>in</strong>ghouder:<br />

a. Dient de volgende gegevens vóór aanvang van de onttrekk<strong>in</strong>g en retourner<strong>in</strong>g schriftelijk <strong>in</strong><br />

bij het Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong>:<br />

een overzicht van de registratienummers van de te gebruiken watermeters en<br />

de daarbij behorende ijkrapporten;<br />

een overzicht van de resultaten van de nulmet<strong>in</strong>gen zoals bedoeld <strong>in</strong> lid 6 en lid<br />

16.c.<br />

b. Zendt aan het Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong> éénmaal per kwartaal een overzicht van de<br />

resultaten van de met<strong>in</strong>gen en bepal<strong>in</strong>gen genoemd <strong>in</strong> lid 8 en 16.c. De vergunn<strong>in</strong>ghouder<br />

wijst een contactpersoon aan waarbij <strong>Delfland</strong> wekelijks (digitale) <strong>in</strong>formatie kan verkrijgen<br />

over de grondwateronttrekk<strong>in</strong>g, zoals de gemeten stijghoogten, pompdebieten en eventuele<br />

bijzonderheden.<br />

c. Registreert bij vervang<strong>in</strong>g van een meet<strong>in</strong>strument zowel de e<strong>in</strong>dstand van het oude<br />

meet<strong>in</strong>strument als de beg<strong>in</strong>stand van het nieuwe meet<strong>in</strong>strument. De vergunn<strong>in</strong>ghouder<br />

vermeldt op de meetstaat, onder opgave van de datum, voorvallen die van <strong>in</strong>vloed kunnen<br />

zijn op de met<strong>in</strong>g.<br />

d. Zendt aan het Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong> voor 1 februari van elk nieuw kalenderjaar<br />

en na def<strong>in</strong>itieve beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g van de onttrekk<strong>in</strong>g, een jaaropgave van de onttrokken<br />

hoeveelheden grondwater.<br />

e. Indien de resultaten van de leden 8 en 16.c bedoelde met<strong>in</strong>gen daartoe aanleid<strong>in</strong>g geven,<br />

kunnen op aanwijz<strong>in</strong>g van <strong>Delfland</strong> de genoemde frequenties worden gewijzigd.<br />

f. De met<strong>in</strong>gen volgens lid 8 en 16.c dienen overzichtelijk <strong>in</strong> tabel te worden weergegeven.<br />

Voorschrift 5.<br />

Bebouw<strong>in</strong>g / <strong>in</strong>frastructuur<br />

1. Voor het vastleggen <strong>in</strong> hoeverre zett<strong>in</strong>gen van panden al dan niet zullen optreden, verricht de<br />

vergunn<strong>in</strong>ghouder het volgende:<br />

a. De bouwkundige staat van m<strong>in</strong>imaal de dichtstbijzijnde zett<strong>in</strong>gsgevoelige objecten, direct<br />

grenzend aan weerszijden van de beoogde bouwputten, legt de vergunn<strong>in</strong>ghouder vóór<br />

aanvang en na afloop van de bemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> een expertiserapport vast, <strong>in</strong>clusief<br />

fotorapportage. Ook plaatst de vergunn<strong>in</strong>ghouder zett<strong>in</strong>gsbouten <strong>in</strong> of prisma‟s op de hier<br />

bedoelde bebouw<strong>in</strong>g. Indien gedurende de bemal<strong>in</strong>g grotere zett<strong>in</strong>gen aan objecten<br />

optreden dan aangegeven volgens de schaderisicoclassificatie die beschreven staat <strong>in</strong> de<br />

Settlement Risk Assessment, dienen passende maatregelen te worden getroffen om verdere<br />

schade te voorkomen. Bovendien dient op zo kort mogelijke termijn van de betreffende<br />

objecten nogmaals de bouwkundige staat <strong>in</strong> een expertiserapport, <strong>in</strong>clusief fotorapportage,<br />

te worden vastgelegd. Aanvullende expertiserapporten en nulmet<strong>in</strong>gen dienen onverwijld<br />

naar <strong>Delfland</strong> te worden doorgestuurd.<br />

_______<br />

10 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

b. Met<strong>in</strong>gen aan zett<strong>in</strong>gsgevoelige objecten mogen door zowel meetbouten als prisma‟s<br />

worden uitgevoerd. Op elk van de <strong>in</strong> lid a genoemde objecten voert de vergunn<strong>in</strong>ghouder<br />

voor aanvang van de bemal<strong>in</strong>g op twee afzonderlijke dagen nulmet<strong>in</strong>gen op één van<br />

bovenstaande meet<strong>in</strong>strumenten per object uit, waarvan één nulmet<strong>in</strong>g korter dan vier<br />

weken voor aanvang van de bemal<strong>in</strong>g. Vervolgens voert de vergunn<strong>in</strong>ghouder maandelijks<br />

met<strong>in</strong>gen uit. Eén week en vier weken na afloop van de bemal<strong>in</strong>g voert de<br />

vergunn<strong>in</strong>ghouder de met<strong>in</strong>gen nogmaals uit.<br />

c. De onder lid b. genoemde met<strong>in</strong>gen legt de vergunn<strong>in</strong>ghouder schriftelijk vast. Voor start<br />

van de bemal<strong>in</strong>g zendt de vergunn<strong>in</strong>ghouder de gegevens aan <strong>Delfland</strong>.<br />

d. Op verzoek van <strong>Delfland</strong> overlegt de vergunn<strong>in</strong>ghouder de gegevens genoemd <strong>in</strong> lid b.<br />

2. De vergunn<strong>in</strong>ghouder dient er zorg voor te dragen dat <strong>in</strong> elk van de <strong>in</strong> het expertiserapport<br />

genoemde zett<strong>in</strong>gsgevoelige bebouw<strong>in</strong>g m<strong>in</strong>imaal twee zett<strong>in</strong>gsbouten of prisma‟s worden aangebracht<br />

op maatgevende plaatsen. M<strong>in</strong>imaal twee weken voor aanvang van de onttrekk<strong>in</strong>g<br />

dient hiertoe een zett<strong>in</strong>gsmonitor<strong>in</strong>gsplan ter schriftelijke goedkeur<strong>in</strong>g aan <strong>Delfland</strong> te worden<br />

overgelegd.<br />

3. In het onder lid 2 bedoelde zett<strong>in</strong>gsmonitor<strong>in</strong>gsplan dienen ten m<strong>in</strong>ste de volgende zaken te<br />

worden opgenomen:<br />

een situatieschets waarop staat aangegeven op welke locaties zett<strong>in</strong>gsbouten/<br />

prisma‟s worden geplaatst, <strong>in</strong>clusief nummer<strong>in</strong>g van deze bouten/prisma‟s;<br />

een tabel, waar<strong>in</strong> voor iedere zett<strong>in</strong>gsbout/prisma wordt vermeld:<br />

o het zett<strong>in</strong>gsboutnummer/prismanummer;<br />

o de exacte locatie van de zett<strong>in</strong>gsbout/prisma;<br />

o de gemeten NAP-hoogte van de zett<strong>in</strong>gsbout/prisma <strong>in</strong> de uitgangssituatie.<br />

4. Het opstellen van het expertiserapport, het plaatsen van zett<strong>in</strong>gsbouten en prisma‟s en de<br />

uitvoer<strong>in</strong>g van de onder lid 1.a en 1.b bedoelde met<strong>in</strong>gen dienen door een ter zake kundig<br />

onafhankelijk adviesbureau te worden uitgevoerd.<br />

Voorschrift 6.<br />

Natuur en overige beplant<strong>in</strong>g<br />

In geval van langdurige droogte <strong>in</strong> het groeiseizoen (maart-oktober) moet de vergunn<strong>in</strong>ghouder <strong>in</strong><br />

overleg met de gemeente de <strong>in</strong> het <strong>in</strong>vloedsgebied aanwezige bomen en overige<br />

grondwaterstandsafhankelijke beplant<strong>in</strong>g van water voorzien conform de maatregelen zoals deze<br />

zijn beschreven <strong>in</strong> het gietwaterplan.<br />

Voorschrift 7.<br />

Dichten van de bronnen<br />

1. De vergunn<strong>in</strong>ghouder moet er voor zorgen dat bronnen en peilbuizen met een diameter groter<br />

dan 5 cm b<strong>in</strong>nen een maand na beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g van de bemal<strong>in</strong>g zijn gedicht.<br />

2. Bij het dichten van de bronnen en peilbuizen moet het oorspronkelijke bodemprofiel worden<br />

hersteld. Ter plaatse van m<strong>in</strong>der goed doorlatende lagen moeten voor de afdicht<strong>in</strong>g speciale<br />

kleibrokken en -scherven worden gebruikt. Als resterend opvulmateriaal moet zand worden<br />

gebruikt, met een samenstell<strong>in</strong>g die vergelijkbaar is met het type zand dat oorspronkelijk op de<br />

betreffende locatie aanwezig was.<br />

3. Ten m<strong>in</strong>ste twee dagen voor de aanvang van de werkzaamheden bedoeld <strong>in</strong> lid 1, stelt de<br />

vergunn<strong>in</strong>ghouder het Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong> daarvan schriftelijk <strong>in</strong> kennis.<br />

Voorschrift 8.<br />

Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g van de onttrekk<strong>in</strong>g<br />

1. Beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g van de onttrekk<strong>in</strong>g van elk onderdeel moet ten m<strong>in</strong>ste twee weken van tevoren<br />

worden gemeld bij het Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong>.<br />

2. De vergunn<strong>in</strong>ghouder moet, <strong>in</strong> overleg met <strong>Delfland</strong>, er voor zorgdragen dat er geen negatieve<br />

gevolgen ontstaan ten gevolge van de beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g van de onttrekk<strong>in</strong>g.<br />

_______<br />

11 / 27


Voorschrift 9.<br />

Calamiteiten<br />

Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

1. Een calamiteit is een onverwachte gebeurtenis (betrekk<strong>in</strong>g hebbende op de<br />

onttrekk<strong>in</strong>g<strong>in</strong>stallatie dan wel retour<strong>in</strong>stallatie) waarbij sprake of dreig<strong>in</strong>g is van<br />

(milieu)schade welke direct en professioneel <strong>in</strong>grijpen noodzakelijk maakt. In geval van een<br />

calamiteit moet dit direct telefonisch worden gemeld bij het Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong>,<br />

telefoon nr. 015 270 18 88 (24 uur per dag bereikbaar). De calamiteit moet ook schriftelijk<br />

worden gemeld aan <strong>Delfland</strong>, waarbij de vergunn<strong>in</strong>ghouder de volgende zaken beschrijft:<br />

de aard en oorzaak van de calamiteit;<br />

de (mogelijke) gevolgen van de calamiteit;<br />

de maatregelen die worden genomen om de (gevolgen van de) calamiteit te<br />

voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.<br />

2. Indien als gevolg van een calamiteit niet aan de gestelde voorschriften wordt voldaan of naar<br />

verwacht<strong>in</strong>g niet kan worden voldaan, moet de vergunn<strong>in</strong>ghouder direct maatregelen nemen<br />

ten e<strong>in</strong>de een nadelige <strong>in</strong>vloed van de onttrekk<strong>in</strong>g te voorkomen.<br />

Voorschrift 10.<br />

Melden van afwijk<strong>in</strong>gen<br />

1. Indien de freatische grondwaterstand of de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag dreigt te dalen tot<br />

onder de <strong>in</strong>terventiewaarde, dient direct contact te worden opgenomen met Meldpunt Toezicht<br />

van <strong>Delfland</strong>.<br />

2. Indien de freatische grondwaterstand of de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket<br />

dreigt te stijgen tot boven de <strong>in</strong>terventiewaarde, dient direct contact te worden opgenomen<br />

met Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong>.<br />

3. Indien een situatie optreedt waaruit blijkt dat zett<strong>in</strong>gen optreden (mogelijk) door toedoen van<br />

de bemal<strong>in</strong>g, dient direct contact te worden opgenomen met Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong>.<br />

Indien de resultaten van de met<strong>in</strong>gen conform voorschrift 5 daartoe aanleid<strong>in</strong>g geven, kunnen<br />

door <strong>Delfland</strong> nadere bepal<strong>in</strong>gen worden opgelegd aan de vergunn<strong>in</strong>ghouder.<br />

4. Indien tijdens de grondwateronttrekk<strong>in</strong>g een momenteel nog niet bekende<br />

bodemverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g wordt gesignaleerd, dient daarvan direct meld<strong>in</strong>g te worden gemaakt bij<br />

Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong>.<br />

Voorschrift 11.<br />

Rapportages en meld<strong>in</strong>gen<br />

1. De aan Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong> toe te zenden stukken en te melden zaken met<br />

betrekk<strong>in</strong>g tot deze vergunn<strong>in</strong>g, dienen naar Hoogheemraadschap van <strong>Delfland</strong>, ter attentie<br />

van Meldpunt Toezicht van <strong>Delfland</strong>, postbus 3061, 2601 DB Delft of digitaal via<br />

loket@hhdelfland.nl onder vermeld<strong>in</strong>g van het registratienummer (914949/1050432) te worden<br />

verstuurd.<br />

2. Overzicht toezend<strong>in</strong>g rapportages en meld<strong>in</strong>gen<br />

Periode Gegevens Voorschrift<br />

2 weken voor aanvang Meld<strong>in</strong>g start werkzaamheden 1.1<br />

werkzaamheden<br />

Zett<strong>in</strong>gsmonitor<strong>in</strong>gsplan 5.2<br />

Voor aanvang<br />

werkzaamheden<br />

Elk kwartaal na aanvang<br />

werkzaamheden<br />

2 dagen voor aanvang<br />

dichten bronnen<br />

Voor 1 februari van elk<br />

nieuw kalenderjaar<br />

2 weken voor<br />

beë<strong>in</strong>dig<strong>in</strong>g onttrekk<strong>in</strong>g<br />

Nulmet<strong>in</strong>g en filterdiepte peilbuizen 4.6<br />

Nulmet<strong>in</strong>g watermeter 4.16.c<br />

Nulmet<strong>in</strong>g zett<strong>in</strong>gsbouten/prisma‟s 5.3<br />

Bewijs van goed functioneren<br />

watermeters en certificaten van<br />

correcte <strong>in</strong>stallatie watermeters<br />

4.15<br />

Overzicht resultaten voorgaand<br />

kwartaal<br />

4.18.b<br />

Meld<strong>in</strong>g afdichten nieuwe bronnen 7.3<br />

Jaaropgave 4.18.d<br />

Meld<strong>in</strong>g beë<strong>in</strong>digen onttrekk<strong>in</strong>g 8.1<br />

_______<br />

12 / 27


6 Aanvraag<br />

6.1 Locatie<br />

Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

De werkzaamheden of activiteiten v<strong>in</strong>den plaats nabij:<br />

Adres: J.C. van Markenweg, Kampveldweg, Spoors<strong>in</strong>gel, <strong>Phoenixstraat</strong>, Bolwerk, Westvest,<br />

Houttu<strong>in</strong>en, Laantje van Mater, Van Leeuwenhoeks<strong>in</strong>gel, Engelsestraat, Westlandseweg,<br />

Spoorbaanpad en Abtswoudseweg.<br />

Plaats: Delft.<br />

Polder/boezem: Voordijkshoornse polder, Hooge Abtwoudschepolder en boezem.<br />

6.2 Aanleid<strong>in</strong>g<br />

De vergunn<strong>in</strong>ghouder wil de grondwateronttrekk<strong>in</strong>g en retourner<strong>in</strong>g uitvoeren om de aanleg van<br />

een verdiepte spoortunnel <strong>in</strong> den droge te kunnen uitvoeren.<br />

6.3 Handel<strong>in</strong>gen waarvoor vergunn<strong>in</strong>g wordt aangevraagd<br />

Het onttrekken en retourneren van grondwater om een bouwput droog te houden ten behoeve van<br />

de aanleg van een spoortunnel te Delft. De vergunn<strong>in</strong>g wordt aangevraagd voor het onttrekken<br />

van maximaal 704 m 3 grondwater per uur, 16.896 m 3 per etmaal, 444.050 m 3 per maand,<br />

1.452.447 m 3 per jaar en 1.576.900 m 3 totaal, gedurende een periode van maximaal 291 weken.<br />

7 Toets<strong>in</strong>g van de aanvraag aan de doelstell<strong>in</strong>gen van het<br />

waterbeheer<br />

7.1 Algemeen<br />

De Waterwet omschrijft <strong>in</strong> artikel 2.1 het toets<strong>in</strong>gskader voor de besliss<strong>in</strong>g op de aanvraag. In dit<br />

artikel zijn de algemene doelstell<strong>in</strong>gen aangegeven die richt<strong>in</strong>ggevend zijn bij de uitvoer<strong>in</strong>g van het<br />

waterbeheer:<br />

- voorkom<strong>in</strong>g en waar nodig beperk<strong>in</strong>g van overstrom<strong>in</strong>gen, wateroverlast en waterschaarste; <strong>in</strong><br />

samenhang met<br />

- bescherm<strong>in</strong>g en verbeter<strong>in</strong>g van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en<br />

- vervull<strong>in</strong>g van maatschappelijke functies door watersystemen; en<br />

- de doelmatige werk<strong>in</strong>g van de zuiver<strong>in</strong>gstechnische werken.<br />

Deze doelstell<strong>in</strong>gen vormen <strong>in</strong> onderl<strong>in</strong>ge samenhang het toets<strong>in</strong>gskader bij vergunn<strong>in</strong>gverlen<strong>in</strong>g.<br />

Een vergunn<strong>in</strong>g wordt geweigerd <strong>in</strong>dien de doelstell<strong>in</strong>gen van het waterbeheer niet verenigbaar<br />

zijn en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer voldoende te beschermen door<br />

het verb<strong>in</strong>den van voorschriften of beperk<strong>in</strong>gen aan de vergunn<strong>in</strong>g.<br />

7.2 Overweg<strong>in</strong>gen voor het onttrekken en retourneren van grondwater<br />

7.2.1 Regelgev<strong>in</strong>g en beleid<br />

De werkzaamheden zijn getoetst aan:<br />

- de Keur <strong>Delfland</strong> 2010;<br />

- het Waterbeheerplan <strong>Delfland</strong> 2010 – 2015;<br />

- de Leidraad reguler<strong>in</strong>g grondwateronttrekk<strong>in</strong>gen en <strong>in</strong>filtraties<br />

(<strong>Delfland</strong> d.d. 18 januari 2010);<br />

- de Beleidsnota grondwaterbeheer <strong>Delfland</strong> 2009 – 2012.<br />

_______<br />

13 / 27


7.2.2 Algemeen<br />

Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

De bouwputbemal<strong>in</strong>gen v<strong>in</strong>den plaats ten behoeve van de aanleg van een viersporige spoortunnel<br />

<strong>in</strong> Delft en zijn onderdeel van het project „Spoor & Stad Delft‟. Voor het <strong>in</strong> den droge uitvoeren van<br />

de werkzaamheden zijn verschillende bemal<strong>in</strong>gen nodig. Het totale werk waarvoor de bemal<strong>in</strong>gen<br />

nodig zijn, bestaat uit de volgende dertien onderdelen:<br />

Toerit zuid;<br />

Abtswoudseweg;<br />

Engelsestraat;<br />

Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel;<br />

Westlandseweg constructiebrug;<br />

Station;<br />

Voorple<strong>in</strong> en landhoofden;<br />

Bolwerk;<br />

<strong>Phoenixstraat</strong>;<br />

Riool <strong>Phoenixstraat</strong>;<br />

Kampveldweg, gemaal en diepriool;<br />

Toerit noord;<br />

DSM viaduct.<br />

De bouw van de spoortunnel wordt uitgevoerd <strong>in</strong> twee fases. In de eerste fase wordt voor het<br />

complete tracé een tweesporige spoortunnel aangelegd. Voor de onderdelen Abtswoudseweg,<br />

Engelsestraat, Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel, <strong>Phoenixstraat</strong> en Kampveldweg wordt <strong>in</strong> de tweede fase de<br />

tunnel uitgebreid tot een viersporig tracé, de overige onderdelen worden <strong>in</strong> de eerste fase reeds als<br />

viersporig tracé aangelegd. De huidige aanvraag omvat alleen de uitvoer<strong>in</strong>g van de onderdelen van<br />

de eerste fase. De volgende zeven onderdelen maken deel uit van deze aanvraag:<br />

Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel;<br />

Westlandseweg constructiebrug;<br />

Voorple<strong>in</strong> en landhoofden;<br />

Bolwerk;<br />

Riool <strong>Phoenixstraat</strong>;<br />

Toerit noord;<br />

DSM viaduct.<br />

De overige onderdelen zijn bij de Prov<strong>in</strong>cie Zuid-Holland aangevraagd. Elk onderdeel is <strong>in</strong>gericht<br />

als separate bouwkuip met bemal<strong>in</strong>g, echter de effecten van de bemal<strong>in</strong>g op de omgev<strong>in</strong>g zijn als<br />

geheel beschouwd.<br />

7.2.3 Bodemopbouw en geohydrologie<br />

Voor de bodemschematisatie is gebruik gemaakt van de volgende geotechnische rapportages en<br />

<strong>in</strong>formatie:<br />

CCL (2009a), Uitgangspuntenrapport Geotechniek, documentnummer SSD-DO-RAP-1-GT-<br />

0001-revisie C.<br />

Geotechnische lengteprofielen uit GeoDelft (2006a), Realisatie Spoortunnel te Delft,<br />

Beschrijv<strong>in</strong>g ondergrond en beschikbaar gesteld onderzoek, kenmerk CO-422660-0028,<br />

Versie 03 <strong>Def<strong>in</strong>itief</strong>, augustus 2006.<br />

Diverse bor<strong>in</strong>gen en sonder<strong>in</strong>gen en historisch grondonderzoek, uitgevoerd op en <strong>in</strong> de<br />

omgev<strong>in</strong>g van de bouwlocatie.<br />

De geohydrologische schematisatie van de bodemopbouw is <strong>in</strong> tabel 1 weergegeven. Bij de<br />

modeller<strong>in</strong>g is uitgegaan van een homogene bodemopbouw. In de tabel zijn tevens het<br />

doorlaatvermogen (kD <strong>in</strong> m 2 /d) van de watervoerende lagen en de hydraulische weerstand tegen<br />

verticale strom<strong>in</strong>g (c <strong>in</strong> dagen) van de slechtdoorlatende lagen opgenomen, zoals deze gebruikt<br />

zijn <strong>in</strong> de modeller<strong>in</strong>g. De waarden voor het doorlaatvermogen en de weerstand van de<br />

waterremmende lagen zijn worst case <strong>in</strong>geschat.<br />

_______<br />

14 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Tabel 1 Bodemopbouw en geohydrologische schematisatie<br />

Diepte (m t.o.v. NAP) Lithologie Geohydrologie Bodemparameters<br />

ca. +1,5 tot ca. -2,5 hoofdzakelijk zand, vaak<br />

met pu<strong>in</strong><br />

- -<br />

ca. -1,5 tot ca. -3,0 klei, siltig, vaak zandig,<br />

plaatselijk humeus<br />

bovenste kleilaag 1000 dagen<br />

ca. -2,0 tot ca. -6,0 zand, vaak kleiig en/of met<br />

kleilaagjes, lokaal veenlaag<br />

ondiepe zandlaag 5 m 2 /dag<br />

ca. –4,5 tot ca. -7,0* veen, plaatselijk kleiig weerstandslaag 1 4000 dagen<br />

ca. -5,0 tot ca. -9,5 klei, siltig, plaatselijk<br />

zandig en/of met<br />

zandlaagjes<br />

ca. -6,0 tot ca. -16,5 zand, vaak kleiig,<br />

plaatselijk met veel<br />

kleilaagjes<br />

tussenzandlaag 20 m 2 /dag<br />

ca. -16,0 tot ca. -17,0 veen weerstandslaag 2 8000 dagen<br />

ca. -17,0 tot ca. -38,0 zand, de eerste meters fijn eerste<br />

800 m<br />

tot middel, daaronder grof watervoerende<br />

tot gr<strong>in</strong>dig<br />

laag<br />

2 /dag<br />

- - weerstandslaag 3 750 dagen<br />

- - tweede<br />

watervoerende<br />

laag<br />

750 m 2 /dag<br />

* ter plaatse van Bolwerk afwezig<br />

Grondwaterstanden en stijghoogten<br />

In de periode oktober 2008 tot en met juli 2009 zijn peilbuizen ter plaatse van het tracé<br />

maandelijks gemonitord. Om de grondwaterstanden en stijghoogten tijdens de werkzaamheden te<br />

monitoren is een nieuw, uitgebreid net van peilbuizen aangelegd. Deze peilbuizen zijn regelmatig<br />

gemeten om een meer gedetailleerd beeld te verkrijgen van het lokale grondwaterregime <strong>in</strong> de<br />

natuurlijke situatie. Hierbij zijn de ondiepe grondwaterstand, de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag<br />

en de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket gemeten.<br />

De ondiepe grondwaterstanden zijn sterk afhankelijk van het polderpeil, de lokale<br />

dra<strong>in</strong>agemiddelen, de lokale voed<strong>in</strong>g van het grondwater door neerslag, de bodemopbouw en de<br />

afstand tot oppervlaktewater. De ondiepe grondwaterstanden zijn vastgesteld op basis van de<br />

hierboven genoemde peilbuismet<strong>in</strong>gen.<br />

De bodemopbouw is zeer heterogeen, waardoor de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag sterk<br />

afhankelijk is van de lokale bodemopbouw. De stijghoogte neemt af van de ondiepe<br />

grondwaterstand <strong>in</strong> de bovenste lagen tot de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket <strong>in</strong> de<br />

onderste lagen. De werkelijk gemeten waarde <strong>in</strong> een peilbuis is daardoor afhankelijk van de<br />

aanlegdiepte van het filter. Voor de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag is daarom per peilbuis de<br />

gemeten stijghoogte vastgesteld.<br />

De stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket wordt grotendeels bepaald door de<br />

grondwateronttrekk<strong>in</strong>g op het DSM-terre<strong>in</strong>. In de periode oktober 2008 tot en met juli 2009 zijn de<br />

onttrekk<strong>in</strong>gsdebieten per dag gemeten. Met de analytische methode De Glee is op basis van deze<br />

onttrekk<strong>in</strong>gsdebieten de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket op verschillende afstanden<br />

van het DSM-terre<strong>in</strong> globaal bepaald. Omdat de isohypsenlijnen dwars op het tracé staan, is het<br />

<strong>in</strong>terpoleren van de peilbuisgegevens op basis van de berekende lijnen een reële aanname.<br />

Het uitgangspunt bij de bepal<strong>in</strong>g van de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket is dat DSM<br />

gedurende de periode van de werkzaamheden niet m<strong>in</strong>der dan 1.100 m 3 /uur (voor een periode<br />

langer dan vijf dagen) en niet meer dan 1.375 m 3 /uur gaat onttrekken. De onttrekk<strong>in</strong>g ter plaatse<br />

van het DSM-terre<strong>in</strong> is <strong>in</strong> beheer van de Gemeenschappelijke Regel<strong>in</strong>g Beheer<br />

Grondwateronttrekk<strong>in</strong>g Delft Noord. Deze partij heeft per brief van 11 november 2010 met<br />

kenmerk GR 20100023-u onder andere aangegeven dat gedurende de gehele bemal<strong>in</strong>gsperiode<br />

van aanleg spoortunnel de onttrekk<strong>in</strong>g op het terre<strong>in</strong> van DSM zal worden gecont<strong>in</strong>ueerd met een<br />

debiet van gemiddeld 1.200 m 3 /uur.<br />

_______<br />

15 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Op basis van bovenstaande met<strong>in</strong>gen en uitgangspunten zijn een Gemiddeld Laagste<br />

Grondwaterstand/Stijghoogte (GLG/GLS), een Gemiddelde Grondwaterstand/Stijghoogte (GG/GS)<br />

en een Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand/Stijghoogte (GHG/GHS) bepaald en <strong>in</strong> het<br />

monitor<strong>in</strong>gsplan opgenomen.<br />

7.2.4 Inricht<strong>in</strong>g bouwputten<br />

De <strong>in</strong> paragraaf 7.2.2 genoemde onderdelen zijn als afzonderlijke bouwputten <strong>in</strong>gericht. Voor de<br />

bouwputten ten behoeve van de spoortunnel worden damwanden toegepast. In het onderdeel<br />

Bolwerk wordt tevens een waterkelder aangelegd. Deze waterkelder wordt aangelegd b<strong>in</strong>nen<br />

aparte damwanden, waarbij ook onderwaterbeton wordt toegepast. De rioler<strong>in</strong>g aan de<br />

<strong>Phoenixstraat</strong> wordt uitgevoerd <strong>in</strong> een open ontgrav<strong>in</strong>g. In onderstaande tabel zijn de kenmerken<br />

van elke bouwput opgesomd.<br />

Tabel 2<br />

Onderdeel M<strong>in</strong>imale diepte<br />

damwanden <strong>in</strong> m<br />

t.o.v. NAP<br />

Afmet<strong>in</strong>g bouwkuip<br />

(lengte x breedte<br />

<strong>in</strong> m)<br />

_______<br />

16 / 27<br />

Maximale<br />

ontgrav<strong>in</strong>gsdiepte<br />

<strong>in</strong> m<br />

t.o.v. NAP<br />

Duur van de<br />

bemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

weken<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1a<br />

-22 65 x 15 -10,5 252<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1b<br />

-22 35 x 15 -10,5 226<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –a<br />

-8 35 x 15 -1,5 31<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –b<br />

-8 40 x 15 -1,5 31<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –c<br />

-8 30 x 15 -1,5 78<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug –d<br />

-8 30 x 15 -1,5 78<br />

Voorple<strong>in</strong> en<br />

-8 170 x 10 en<br />

-3,5 61<br />

landhoofden<br />

30 x 5<br />

Bolwerk -21 130 x 40 -10,7 130<br />

Riool <strong>Phoenixstraat</strong> n.v.t. 500 x 2,5 -1,9 22<br />

Toerit noord Oostelijke damwand<br />

oplopend van -15 m<br />

(noordkant<br />

bouwput) tot -24 m<br />

(zuidkant bouwput)<br />

Westelijke<br />

damwand oplopend<br />

van -23 m<br />

(noordkant<br />

bouwput) tot -24 m<br />

(zuidkant bouwput)<br />

220 x 30 -7,0 221<br />

DSM viaduct -18 44 x 25 -2,85 39<br />

7.2.5 Verticaal evenwicht van de bouwputbodem<br />

De bodem is zodanig opgebouwd dat het eerste watervoerende pakket over vrijwel het gehele<br />

tracé wordt afgesloten door een waterscheidende veenlaag. Ter plaatse van de onderdelen Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel en Bolwerk wordt de bouwput dermate diep ontgraven, dat een spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

het eerste watervoerende pakket nodig is om opbarsten van de bouwputbodem te voorkomen. De<br />

bereken<strong>in</strong>gen voor opbarsten zijn conform de NEN 6740 uitgevoerd, waarbij een veiligheidsfactor<br />

van 1,1 is toegepast. Tevens zijn voor de bereken<strong>in</strong>gen de ter plaatse maatgevende sonder<strong>in</strong>gen<br />

gebruikt.


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

De stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket ter plaatse van de onderdelen Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel en Bolwerk hebben een GHS van respectievelijk NAP -4,5 m en NAP -5,0 m. De<br />

maximaal toelaatbare stijghoogte is respectievelijk NAP -6,3 m en NAP -7,1 m, waardoor een<br />

spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g nodig is. De spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g wordt uitgevoerd door middel van deepwells.<br />

Aan beide zijden van deze bouwputten wordt door middel van piezometers de stijghoogte <strong>in</strong> het<br />

eerste watervoerende pakket cont<strong>in</strong>u gemeten. Daarbij wordt gemonitord of de grenswaarden van<br />

respectievelijk NAP -6,3 m en NAP -7,1 m niet worden overschreden.<br />

Het onttrekk<strong>in</strong>gsdebiet dat nodig is voor de spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g wordt apart gemonitord. In<br />

voorschrift 3, lid 4 zijn de maximaal toegestane onttrekk<strong>in</strong>gsdebieten en bijbehorende periodes<br />

opgenomen.<br />

7.2.6 Bemal<strong>in</strong>g<br />

Freatische bemal<strong>in</strong>g<br />

Voor het bemalen van de bouwputten wordt gebruik gemaakt van verticale filters en horizontale<br />

dra<strong>in</strong>s. De ontgrav<strong>in</strong>g wordt bij diepe bouwputten uitgevoerd <strong>in</strong> twee fases (of ontgrav<strong>in</strong>gsslagen).<br />

De onderdelen Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel en Bolwerk worden <strong>in</strong> drie fases uitgevoerd. In voorschrift 3, lid<br />

8 zijn de maximale dieptes van de verticale filters per ontgrav<strong>in</strong>gsslag opgenomen. Tijdens de<br />

eerste fase worden de filters tot het eerste stempelniveau geïnstalleerd. De stijghoogte <strong>in</strong> de<br />

bouwput wordt daarna verlaagd tot een niveau van 0,5 m onder de eerste ontgrav<strong>in</strong>gsslag, waarna<br />

de eerste stempellaag wordt geïnstalleerd. Daarna wordt de bouwput bemalen tot een niveau van<br />

0,5 m onder de volgende ontgrav<strong>in</strong>gsslag, waarbij de tunnelvloer (of tweede stempellaag voor de<br />

onderdelen Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel en Bolwerk) wordt aangebracht. Tijdens de ontgrav<strong>in</strong>g worden,<br />

<strong>in</strong>dien nodig, klokpompen <strong>in</strong>gezet.<br />

Tijdens de ontgrav<strong>in</strong>g dient de spann<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de tussenzandlaag te worden verlaagd. Om dit te<br />

realiseren worden <strong>in</strong> de tussenzandlaag verticale filters tot aan de onderzijde van de<br />

tussenzandlaag geïnstalleerd. Waar nodig worden boorgaten met gr<strong>in</strong>d gebruikt om de spann<strong>in</strong>g te<br />

verlagen.<br />

Spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g<br />

De spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g wordt uitgevoerd door middel van deepwells. De filters van de deepwells<br />

worden tussen NAP -17,0 m en NAP -31,0 m geïnstalleerd. Voor het onderdeel Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel<br />

worden drie deepwells <strong>in</strong> één lijn langs de b<strong>in</strong>nenzijde van de bouwput toegepast. Voor het<br />

onderdeel Bolwerk worden twee deepwells toegepast die versprongen <strong>in</strong> de bouwput worden<br />

aangelegd.<br />

Sleufbemal<strong>in</strong>g Riool <strong>Phoenixstraat</strong><br />

De aanleg van rioler<strong>in</strong>g wordt uitgevoerd met sleufbekist<strong>in</strong>g. Afhankelijk van de lokale<br />

bodemopbouw v<strong>in</strong>dt de bemal<strong>in</strong>g door middel van verticale filters of horizontale dra<strong>in</strong>age plaats.<br />

De diepte van de ondiepe zandlaag varieert. Om opbarsten van de bodem te voorkomen, wordt<br />

uitgegaan van een bemal<strong>in</strong>g tot een filterdiepte van NAP -5,0 m.<br />

Retourbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> freatisch pakket en tussenzandlaag<br />

De bouwputten worden nagenoeg waterdicht verondersteld. Indien <strong>in</strong> het freatisch pakket de GLG<br />

of de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag de GLS dreigen te worden onderschreden en aanpassen van<br />

de bemal<strong>in</strong>g en het dichten van lekkages niet leiden tot herstel van de GLG en/of GLS, wordt<br />

retourbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ondiepe zandlaag en/of tussenzandlaag toegepast. In het monitor<strong>in</strong>gsplan is<br />

beschreven op welke wijze en op welke mogelijke locaties retourbemal<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>dien nodig, wordt<br />

toegepast. Alleen grondwater dat is onttrokken uit het freatisch pakket of tussenzandlaag mag<br />

gebruikt worden voor retourbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> deze lagen.<br />

Retourbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> eerste watervoerende pakket<br />

Voor de retourbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket worden 15 filters ter plaatse van het<br />

DSM-terre<strong>in</strong> geïnstalleerd. De stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket heeft hier de laagst<br />

gemeten waarde, waardoor dit een geschikte locatie voor retourbemal<strong>in</strong>g is. De onttrekk<strong>in</strong>gsputten<br />

worden <strong>in</strong> een lijn op een afstand van 25 m van elkaar geplaatst. De filters worden aangelegd<br />

tussen NAP -17,0 m tot NAP -32,0 m. De totale hoeveelheid grondwater die wordt onttrokken ten<br />

behoeve van de spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket, wordt geretourneerd.<br />

_______<br />

17 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Alleen grondwater dat is onttrokken uit het eerste watervoerende pakket mag gebruikt worden<br />

voor retourbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> deze laag.<br />

7.2.7 Onttrekk<strong>in</strong>g en retourner<strong>in</strong>g ten behoeve van de bouwputbemal<strong>in</strong>g<br />

Het waterbezwaar van de bouwputbemal<strong>in</strong>g bestaat uit:<br />

<strong>in</strong>itieel waterbezwaar;<br />

lekkage door de damwand;<br />

kwel door de bodem van de bouwput;<br />

neerslag;<br />

spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g.<br />

Het waterbezwaar is per bijdrage afzonderlijk analytisch berekend. In tabel 3 staan per onderdeel<br />

en per bijdrage de waterbezwaren opgesomd.<br />

Tabel 3 Waterbezwaar<br />

Onderdeel Initieel<br />

waterbezwaar<br />

(m 3 )<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel -1a<br />

open<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel –1a<br />

gesloten<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel –1a<br />

spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel –1b<br />

open<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel –1b<br />

gesloten<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irenetunnel –1b<br />

spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug<br />

–a<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug<br />

–b<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug<br />

–c<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug<br />

–d<br />

Voorple<strong>in</strong> en<br />

landhoofden<br />

Open<br />

bemal<strong>in</strong>g<br />

(m 3 /dag)<br />

Lekdebiet<br />

damwand<br />

(m 3 /dag)<br />

_______<br />

18 / 27<br />

Lekdebiet<br />

bouwputbodem<br />

(m 3 /dag)<br />

Neerslag<br />

(m 3 /dag)<br />

Spann<strong>in</strong>gs<br />

bemal<strong>in</strong>g<br />

(m 3 /dag)<br />

2.516 480 - 0 2 -<br />

4.417 - 14 0,9 2 -<br />

- - - - - 2.704<br />

1.355 480 - 0 1 -<br />

2.378 - 9 0,5 1 -<br />

- - - - - 2.455<br />

961 - 9 0 1 -<br />

1.098 - 10 0 1 -<br />

824 - 8 0 1 -<br />

824 - 8 0 1 -<br />

4.496 - 38 0 3 -<br />

Bolwerk ondiep 11.856 - 167 0 10 -<br />

Bolwerk diep 23.166 - 167 4 10 -<br />

Bolwerk<br />

spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g<br />

- - - - - 4.455


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Vervolg tabel 3<br />

Onderdeel Initieel<br />

waterbezwaar<br />

(m 3 )<br />

Riool<br />

<strong>Phoenixstraat</strong><br />

Open<br />

bemal<strong>in</strong>g<br />

(m 3 /dag)<br />

Lekdebiet<br />

damwand<br />

(m 3 /dag)<br />

_______<br />

19 / 27<br />

Lekdebiet<br />

bouwputbodem<br />

(m 3 /dag)<br />

Neerslag<br />

(m 3 /dag)<br />

Spann<strong>in</strong>gs<br />

bemal<strong>in</strong>g<br />

(m 3 /dag)<br />

675 240 - 0 0 -<br />

Toerit noord 8.044 - 50 0 13 -<br />

DSM viaduct 2.343 - 12 0 2 -<br />

In voorschrift 3, de leden 3 en 4 zijn voor alle onderdelen de maximale debieten per uur, per dag,<br />

per maand, per jaar en het totale waterbezwaar opgenomen. Tevens is de maximale duur van de<br />

bemal<strong>in</strong>g per onderdeel weergegeven.<br />

Ten behoeve van de bemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het freatische pakket en de tussenzandlaag mag maximaal 199<br />

m 3 grondwater per uur, 4.788 m 3 per etmaal, 74.771 m 3 per maand, 301.022 m 3 per jaar en<br />

425.300 m 3 totaal, gedurende een periode van maximaal 291 weken worden onttrokken. Voor de<br />

spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket mag maximaal 505 m 3 grondwater per uur,<br />

12.108 m 3 per etmaal, 369.279 m 3 per maand, 1.151.425 m 3 per jaar en 1.151.600 m 3 totaal,<br />

gedurende een periode van maximaal 26 weken worden onttrokken.<br />

Om effecten <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g te reduceren mag retourbemal<strong>in</strong>g worden toegepast. Gezien het<br />

belang van retourbemal<strong>in</strong>g zijn aan het maximum debiet geen voorschriften verbonden. De<br />

freatische grondwaterstand wordt gemonitord, waarbij de maximaal toegestane grondwaterstand is<br />

vastgelegd <strong>in</strong> de voorschriften. Overlast door de toepass<strong>in</strong>g van retourbemal<strong>in</strong>g wordt daarom niet<br />

verwacht.<br />

7.2.8 Verander<strong>in</strong>g grondwaterstanden en stijghoogten<br />

De bouwput- en retourbemal<strong>in</strong>gen kunnen de freatische grondwaterstand en de stijghoogten <strong>in</strong> de<br />

tussenzandlaag en eerste watervoerende pakket <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van de bouwputten beïnvloeden.<br />

Met behulp van het numerieke modeller<strong>in</strong>gsprogramma MicroFEM is een model van de<br />

grondwateronttrekk<strong>in</strong>gen en retourbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket gemaakt.<br />

Vervolgens zijn de effecten berekend. Bij de bereken<strong>in</strong>g is uitgegaan van een worst-case situatie<br />

voor de bodemopbouw, onttrekk<strong>in</strong>gsdebieten en maatgevende effecten. De modeller<strong>in</strong>g is<br />

uitgevoerd als stationaire bereken<strong>in</strong>g, waarbij de <strong>in</strong>vloed van oppervlaktewater en neerslag zijn<br />

meegenomen <strong>in</strong> de effectenbereken<strong>in</strong>g.<br />

Elk onderdeel is <strong>in</strong>gericht als aparte bouwkuip met bemal<strong>in</strong>g, waarbij de onttrekk<strong>in</strong>gsdebieten per<br />

bouwput zijn bepaald. De effecten van de bemal<strong>in</strong>g op de omgev<strong>in</strong>g zijn hierbij cumulatief<br />

beschouwd. Bij de modeller<strong>in</strong>g is uitgegaan van de theoretische weerstandswaarden van de<br />

damwanden, waarbij lekdebieten kunnen ontstaan. Daarnaast ontstaan er effecten op de omgev<strong>in</strong>g<br />

door de toestroom van kwel door de bodem van de bouwputten. De theoretische verlag<strong>in</strong>gen zijn<br />

per onderdeel weergegeven <strong>in</strong> tabel 4. Hier<strong>in</strong> zijn de effecten op de freatische grondwaterstand en<br />

stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag en het eerste en tweede watervoerende pakket opgesomd,<br />

alsmede het 5 cm-<strong>in</strong>vloedsgebied van de effecten per laag.


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Tabel 4 Effecten bemal<strong>in</strong>g op de grondwaterstand en stijghoogten<br />

Onderdeel Maximale verlag<strong>in</strong>g/verhog<strong>in</strong>g<br />

direct naast het werk<br />

5 cm-<strong>in</strong>vloedsgebied<br />

Ondiepe Tussen 1<br />

zandlaag zandlaag<br />

(m) (m)<br />

e WVP 2 e<br />

Ondiepe Tussen 1<br />

WVP zandlaag zandlaag<br />

(m) (m)<br />

e WVP 2 e WVP<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irentetunnel<br />

-3,60 -0,65 -2,50 -0,45 200 500 4.400 4.350<br />

Pr<strong>in</strong>ses<br />

Irentetunnel<br />

met<br />

retourbemal<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> 1 e WVP<br />

0 +0,04 +2,00 +0,30 0 0 3.400 3.400<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug<br />

-0,32 -0,03 0 0 75 0 0 0<br />

Voorple<strong>in</strong> -1,66 -0,55 0 0 180 330 0 0<br />

Landhoofden -0,68 -0,23 0 0 75 150 0 0<br />

Bolwerk -1,56 -1,29 -2,70 -0,25 275 1.760 3.450 3.400<br />

Bolwerk met<br />

retourbemal<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> 1 e WVP<br />

0 +0,38 +3,14 +0,30 0 2.300 4.075 4.080<br />

Riool<br />

<strong>Phoenixstraat</strong><br />

-1,10 -0,05 0 0 205 95 0 0<br />

Riool<br />

<strong>Phoenixstraat</strong><br />

nabij nr. 30<br />

-0,26 0 0 0 60 0 0 0<br />

Toerit noord -0,94 -0,28 0 0 135 210 0 0<br />

DSM viaduct -0,50 -0,02 0 0 80 0 0 0<br />

De freatische grondwaterstand en stijghoogten <strong>in</strong> de tussenzandlaag en eerste watervoerende<br />

pakket worden gemeten door middel van een uitgebreid netwerk van peilbuizen. Voor elke laag zijn<br />

de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand/Stijghoogte (GLG/GLS), de Gemiddelde<br />

Grondwaterstand/Stijghoogte (GG/GS) en de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand/Stijghoogte<br />

(GHG/GHS) bepaald. Aan deze waarden zijn signaalwaarden, <strong>in</strong>terventiewaarden en grenswaarden<br />

toegekend om onder- of overschrijd<strong>in</strong>g van respectievelijk de GLG/GLS of GHG/GHS te monitoren.<br />

In voorschrift 4, lid 3 zijn de def<strong>in</strong>ities van signaal-, <strong>in</strong>terventie- en grenswaarden opgenomen.<br />

In voorschrift 3, lid 9 is voorgeschreven dat de GLG en de GLS <strong>in</strong> de tussenzandlaag niet mogen<br />

worden onderschreden. Indien de <strong>in</strong>terventiewaarde van de GLG of GLS wordt onderschreden<br />

dienen direct maatregelen te worden genomen om de freatische grondwaterstand of stijghoogte <strong>in</strong><br />

de tussenzandlaag boven de <strong>in</strong>terventiewaarde van respectievelijk de GLG of GLS te houden.<br />

Maatregelen die genomen worden zijn het terugbrengen van het onttrekk<strong>in</strong>gsdebiet en waar nodig<br />

het stopzetten van de bemal<strong>in</strong>g, het dichten van lekkages en het toepassen van retourbemal<strong>in</strong>g.<br />

De bemal<strong>in</strong>g mag pas worden voortgezet als aangetoond is dat de freatische grondwaterstand en<br />

stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag boven de <strong>in</strong>terventiewaarde van respectievelijk de GLG of GLS<br />

zijn hersteld.<br />

Tevens is <strong>in</strong> voorschrift 3, lid 10 voorgeschreven dat de GHG en de GHS <strong>in</strong> het eerste<br />

watervoerende pakket niet mogen worden overschreden. Indien de <strong>in</strong>terventiewaarde van de GHG<br />

of GHS wordt overschreden dienen direct maatregelen te worden genomen om de freatische<br />

grondwaterstand of stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket onder de <strong>in</strong>terventiewaarde<br />

van respectievelijk de GHG of GHS te houden. Maatregelen die genomen worden zijn het<br />

terugbrengen van het retourner<strong>in</strong>gsdebiet en waar nodig het stopzetten van de retourbemal<strong>in</strong>g. De<br />

bemal<strong>in</strong>g mag pas worden voortgezet als aangetoond is dat de freatische grondwaterstand en<br />

stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket onder de <strong>in</strong>terventiewaarde van respectievelijk de<br />

GHG of GHS zijn gedaald.<br />

_______<br />

20 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Voor het onderdeel Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel mag twee maal voor een aaneengesloten periode van<br />

maximaal acht weken van de <strong>in</strong> voorschrift 4, lid 3 genoemde GLG en GLS worden afgeweken.<br />

Tijdens deze periode mogen de freatische grondwaterstand en de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag<br />

de <strong>in</strong>terventiewaarden voor de peilbuizen, zoals deze zijn opgenomen <strong>in</strong> bijlage 2 van het<br />

monitor<strong>in</strong>gsplan, niet worden onderschreden.<br />

Voor het onderdeel Riool <strong>Phoenixstraat</strong> mag eenmalig voor een aaneengesloten periode van<br />

maximaal twaalf weken van de <strong>in</strong> voorschrift 4, lid 3 genoemde GLG en GLS worden afgeweken.<br />

Tijdens deze periode mogen de freatische grondwaterstand en de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag<br />

de <strong>in</strong>terventiewaarden voor de peilbuizen zoals deze zijn opgenomen <strong>in</strong> bijlage 2 van het<br />

monitor<strong>in</strong>gsplan, niet worden onderschreden.<br />

7.2.9 Verzilt<strong>in</strong>g<br />

Om de grensvlakken zoet/brak (chloridegehalte < 150 mg/l) en brak/zout (chloridegehalte > 1000<br />

mg/l) van het grondwater te bepalen, is gebruik gemaakt van de Grondwaterkaart Nederland en<br />

kwaliteitsmet<strong>in</strong>gen van peilbuizen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van de bouwputten. De Grondwaterkaart geeft<br />

aan dat het water brak is vanaf maaiveld. Het grensvlak brak/zout bev<strong>in</strong>dt zich op een diepte van<br />

ca. 25 m onder maaiveld. Volgens kwaliteitsmet<strong>in</strong>gen van peilbuizen liggen voor de verschillende<br />

onderdelen de grensvlakken globaal als volgt:<br />

Tabel 5 Zoet/brak en brak/zout grensvlak<br />

Onderdeel zoet/brak grensvlak brak/zout grensvlak<br />

Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel maaiveld bovenzijde 1 e WVP<br />

Westlandseweg<br />

constructiebrug<br />

maaiveld bovenzijde 1 e WVP<br />

Voorple<strong>in</strong> en<br />

onderzijde<br />

bovenzijde 1<br />

landhoofden<br />

tussenzandlaag<br />

e WVP<br />

Bolwerk halverwege tot<br />

onderzijde<br />

tussenzandlaag<br />

Riool <strong>Phoenixstraat</strong> Maaiveld tot<br />

halverwege<br />

tussenzandlaag<br />

_______<br />

21 / 27<br />

halverwege tot<br />

bovenzijde 1 e WVP<br />

halverwege tot<br />

bovenzijde 1 e WVP<br />

Toerit noord maaiveld onderzijde<br />

tussenzandlaag<br />

DSM viaduct maaiveld onderzijde<br />

tussenzandlaag<br />

Voor het grootste gedeelte van het tracé ligt het zoet/brak grensvlak ter hoogte van het maaiveld.<br />

Bij de onderdelen Voorple<strong>in</strong> en landhoofden, Bolwerk en Riool <strong>Phoenixstraat</strong> is er sprake van zoet<br />

water tot aan de onderzijde van de tussenzandlaag. Strategisch zoet grondwater is niet aanwezig.<br />

Het brak/zout grensvlak varieert van de onderzijde tussenzandlaag tot halverwege het eerste<br />

watervoerende pakket.<br />

De bemal<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt plaats b<strong>in</strong>nen damwanden (met uitzonder<strong>in</strong>g van het onderdeel Riool<br />

<strong>Phoenixstraat</strong>). Bij het bemalen van de bouwput zal een lekdebiet uit het freatisch pakket en de<br />

tussenzandlaag door de damwanden <strong>in</strong> de bouwput terecht komen. Naar verwacht<strong>in</strong>g leidt dit<br />

lekdebiet niet tot verzilt<strong>in</strong>g van het grondwater.<br />

Het freatisch grondwater ter plaatse van het onderdeel Riool <strong>Phoenixstraat</strong> is noordelijk van de<br />

<strong>Phoenixstraat</strong> brak en wordt geleidelijk zoet ten zuiden van de straat. De bemal<strong>in</strong>g voor de aanleg<br />

van de rioler<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt voornamelijk plaats <strong>in</strong> de ondiepe zandlaag. De bemal<strong>in</strong>g ten behoeve van de<br />

aanleg van de rioler<strong>in</strong>g geeft een verlag<strong>in</strong>g van de grondwaterstand van ca. 1,10 m, de effecten op<br />

de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag zijn nihil. Bij de aanleg van de rioler<strong>in</strong>g wordt voornamelijk<br />

grondwater uit het freatisch pakket uit de directe omgev<strong>in</strong>g van de sleuf onttrokken. Verzilt<strong>in</strong>g van<br />

het freatisch pakket wordt daarom niet verwacht.


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Voor de onderdelen Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel en Bolwerk is een spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het eerste<br />

watervoerende pakket nodig. Ter plaatse van de Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel ligt het brak/zout grensvlak<br />

aan de bovenzijde van het eerste watervoerende pakket. Het onttrokken spann<strong>in</strong>gswater is reeds<br />

zout; het grensvlak zal hierdoor niet beïnvloed worden. Het brak/zout grensvlak voor het onderdeel<br />

Bolwerk is gelegen tot halverwege het eerste watervoerende pakket. Naar verwacht<strong>in</strong>g zal het<br />

brak/zout grensvlak hoger komen te liggen, maar zal dit zoute water de tussenzandlaag niet<br />

bereiken.<br />

7.2.10 Effecten op funder<strong>in</strong>gen en <strong>in</strong>frastructuur (zett<strong>in</strong>gen)<br />

Verlag<strong>in</strong>g van de freatische grondwaterstand en de stijghoogten <strong>in</strong> de watervoerende pakketten<br />

kan zett<strong>in</strong>g van cohesieve grondlagen tot gevolg hebben, waardoor mogelijk enige zakk<strong>in</strong>g van het<br />

maaiveld en op staal gefundeerde gebouwen optreedt. Dit is met name het geval <strong>in</strong>dien de<br />

freatische grondwaterstand en stijghoogten gedurende een lange tijd worden verlaagd beneden de<br />

<strong>in</strong> het verleden opgetreden laagste waarden. Schade aan bebouw<strong>in</strong>g, leid<strong>in</strong>gen en <strong>in</strong>frastructuur<br />

kan met name ontstaan als gevolg van zett<strong>in</strong>gsverschillen. Ter bepal<strong>in</strong>g van de e<strong>in</strong>dzett<strong>in</strong>g zijn<br />

zett<strong>in</strong>gsbereken<strong>in</strong>gen uitgevoerd voor de omliggende zett<strong>in</strong>gsgevoelige bebouw<strong>in</strong>g en<br />

<strong>in</strong>frastructuur.<br />

In paragraaf 7.2.8 zijn de effecten op het freatische pakket, tussenzandlaag en eerste<br />

watervoerende pakket opgesomd. De bereken<strong>in</strong>g van de effecten zijn gebaseerd op theoretische<br />

weerstandswaarden van damwanden en waterremmende lagen. De berekende verlag<strong>in</strong>gen treden<br />

tevens op ter plaatse van zett<strong>in</strong>gsgevoelige objecten.<br />

Ter plaatse van zett<strong>in</strong>gsgevoelige objecten worden de freatische grondwaterstanden en<br />

stijghoogten <strong>in</strong> de tussenzandlaag en het eerste watervoerende pakket <strong>in</strong>tensief gemeten. In<br />

voorschrift 3, lid 9 is voorgeschreven dat de GLG en de GLS <strong>in</strong> respectievelijk het freatisch pakket<br />

en de tussenzandlaag niet mogen worden onderschreden. Indien <strong>in</strong> de freatische grondwaterstand<br />

en/of stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag respectievelijk de GLG en/of GLS dreigen te worden<br />

onderschreden, worden maatregelen genomen om deze verlag<strong>in</strong>gen te voorkomen of ongedaan te<br />

maken. Maatregelen die genomen worden zijn het terugbrengen van het onttrekk<strong>in</strong>gsdebiet en<br />

waar nodig het stopzetten van de bemal<strong>in</strong>g, het dichten van lekkages en het toepassen van<br />

retourbemal<strong>in</strong>g. Aanvullend op de grondwaterstand- en stijghoogtemet<strong>in</strong>gen worden uitgebreide<br />

zett<strong>in</strong>gsmet<strong>in</strong>gen van zett<strong>in</strong>gsgevoelige objecten voorgeschreven.<br />

Voor de onderdelen Riool <strong>Phoenixstraat</strong> en Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel wordt tijdelijk afgeweken van de eis<br />

om de freatische grondwaterstand en stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag boven respectievelijk GLG<br />

en GLS te houden. Voor het onderdeel Riool <strong>Phoenixstraat</strong> wordt voor een periode van twaalf<br />

weken afgeweken van de voorgeschreven GLG en GLS tot een extra verlag<strong>in</strong>g van maximaal 1,1<br />

m. De nieuwe rioler<strong>in</strong>g wordt aangelegd op een diepte die nagenoeg gelijk is aan de ligg<strong>in</strong>g van het<br />

huidige riool welke <strong>in</strong> 1995 en 1998 is aangelegd. De grondwaterstand en stijghoogte <strong>in</strong> de<br />

tussenzandlaag zullen naar verwacht<strong>in</strong>g de historische verlag<strong>in</strong>gen niet onderschrijden. De <strong>in</strong>itiële<br />

zett<strong>in</strong>gen zijn naar verwacht<strong>in</strong>g destijds grotendeels opgetreden, waardoor geen extra zett<strong>in</strong>gen<br />

worden verwacht die schade kunnen veroorzaken.<br />

Voor het onderdeel Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel wordt tweemaal voor een periode van acht weken<br />

afgeweken van de voorgeschreven GLG en GLS tot een extra verlag<strong>in</strong>g van maximaal 3,0 m.<br />

Tijdens de werkzaamheden aan de Pr<strong>in</strong>ses Irenetunnel wordt de freatische grondwaterstand<br />

verlaagd tot maximaal NAP -4,0 m voor een aaneengesloten periode van maximaal acht weken. In<br />

1996 zijn werkzaamheden aan de tunnel uitgevoerd, waarbij de freatische grondwaterstand voor<br />

een periode van acht weken tevens is verlaagd tot NAP -4,0 m. De grondwaterstand en stijghoogte<br />

<strong>in</strong> de tussenzandlaag zullen naar verwacht<strong>in</strong>g de historische verlag<strong>in</strong>gen niet onderschrijden. De<br />

<strong>in</strong>itiële zett<strong>in</strong>gen zijn naar verwacht<strong>in</strong>g destijds grotendeels opgetreden, waardoor geen extra<br />

zett<strong>in</strong>gen worden verwacht die schade kunnen veroorzaken. Bovendien zijn <strong>in</strong> de directe omgev<strong>in</strong>g<br />

van dit onderdeel geen zett<strong>in</strong>gsgevoelige objecten aanwezig. Tussen de twee periodes dat<br />

afgeweken wordt van de voorgeschreven GLG en GLS, zullen de freatische grondwaterstand en de<br />

stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag ten m<strong>in</strong>ste eenmalig hersteld zijn tot de voorgeschreven GLG en<br />

GLS.<br />

_______<br />

22 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

Op grond van de hierboven genoemde overweg<strong>in</strong>gen wordt geen zett<strong>in</strong>gsschade aan gebouwen,<br />

funder<strong>in</strong>gen of <strong>in</strong>frastructuur als gevolg van verlag<strong>in</strong>gen van de freatische grondwaterstand en<br />

stijghoogten <strong>in</strong> de tussenzandlaag en eerste watervoerende pakket, verwacht.<br />

7.2.11 Effecten op bodemverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen<br />

In de directe omgev<strong>in</strong>g van de bouwlocatie is een <strong>in</strong>ventarisatie gemaakt van de aanwezige<br />

verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen. Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens van de Prov<strong>in</strong>cie Zuid-Holland. De<br />

locaties waar verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen zijn geïnventariseerd, zijn geregistreerd als saner<strong>in</strong>gslocaties bij<br />

het bevoegd gezag voor de Wet bodembescherm<strong>in</strong>g. De verplaats<strong>in</strong>gen van de verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen<br />

zijn berekend, daar<strong>in</strong> reken<strong>in</strong>ghoudend met de afstand tot de bemal<strong>in</strong>g, het type verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g,<br />

de laag waar<strong>in</strong> zich de verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g bev<strong>in</strong>dt, een conservatieve <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de<br />

retardatiefactor, het verhang van het grondwater ter plaatse van de verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g en de<br />

bemal<strong>in</strong>gsduur. In tabel 6 zijn de aanwezige verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen van grondwater met de daarbij<br />

berekende verplaats<strong>in</strong>gen opgesomd. In de aanvraag is tevens aangegeven welke<br />

verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen voorafgaand aan de bemal<strong>in</strong>gen worden gesaneerd.<br />

Bij de verspreid<strong>in</strong>g van verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen door het grondwater treedt onder andere adsorptie op.<br />

Dit effect wordt beschreven met de retardatiefactor. De retardatiefactor geeft de verhoud<strong>in</strong>g aan<br />

tussen de snelheid van de grondwaterstrom<strong>in</strong>g en de transportsnelheid van de geadsorbeerde stof.<br />

Tabel 6<br />

Verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gs-<br />

locaties met<br />

kenmerk<br />

Afstand<br />

tot<br />

bouwput<br />

<strong>in</strong> m<br />

Type<br />

verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g<br />

_______<br />

23 / 27<br />

Bodemlaag Berekende<br />

verplaats<strong>in</strong>g<br />

ten gevolge<br />

van<br />

bemal<strong>in</strong>g<br />

CCL01, Toerit noord 0 BTEX Freatisch 15,0 Ja<br />

CCL02, <strong>Phoenixstraat</strong> 30 M<strong>in</strong>erale olie en<br />

BTEX<br />

Freatisch 0,0 Nee<br />

CCL03, Bolwerk 0 M<strong>in</strong>erale olie Freatisch 0,03 Ja<br />

CCL03, Bolwerk 0 BTEX Freatisch 3,5 Ja<br />

CCL17, Voorple<strong>in</strong> B<strong>in</strong>nen M<strong>in</strong>erale olie en Freatisch - -<br />

bouwkuip alkylbenzenen<br />

Voor start<br />

bemal<strong>in</strong>g<br />

gesaneerd<br />

Op 16 december 2010 is een brief met kenmerk SSD-10-B-12214-PBO van de aanvrager<br />

ontvangen, waar<strong>in</strong> is aangegeven dat de grondwaterverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g met kenmerk CCL03 afdoende<br />

is gesaneerd. In deze brief is tevens aangegeven dat de grondwaterverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g met kenmerk<br />

CCL01 <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot de tabel tijdens de eerste fase van de bemal<strong>in</strong>g zal worden gesaneerd.<br />

In voorschrift 3, lid 14 is deze verplicht<strong>in</strong>g opgenomen. Het te lozen water van deze bemal<strong>in</strong>g<br />

wordt daarbij door een waterzuiver<strong>in</strong>g geleidt. Door het bevoegd gezag van de Wet<br />

bodembescherm<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> een eerdere fase aangegeven dat de bemal<strong>in</strong>g van onder andere Toerit<br />

noord geen negatieve effecten heeft op de verspreid<strong>in</strong>g van grondwaterverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g CCL01. Het<br />

is mogelijk dat na saner<strong>in</strong>g mogelijke resten van grondwaterverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de bodem achter<br />

blijven. De mogelijke restconcentraties vormen naar verwacht<strong>in</strong>g geen risico voor de<br />

gebruiksfuncties van de bodem.<br />

De verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g met kenmerk CCL02 zal als gevolg van de bemal<strong>in</strong>g niet extra verplaatsen. In<br />

de voorschriften is opgenomen dat de freatische grondwaterstand niet mag dalen onder de GLG.<br />

Indien <strong>in</strong> het freatische pakket de GLG dreigt te worden onderschreden, worden maatregelen<br />

genomen om deze verlag<strong>in</strong>gen te voorkomen of ongedaan te maken. Een extra verplaats<strong>in</strong>g van<br />

deze verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g als gevolg van de bemal<strong>in</strong>g is daarom niet te verwachten.<br />

7.2.12 Effecten op overige grondwateronttrekk<strong>in</strong>gen<br />

Met behulp van gegevens van de Prov<strong>in</strong>cie Zuid-Holland is een <strong>in</strong>ventarisatie gemaakt van<br />

bestaande grondwateronttrekk<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen het <strong>in</strong>vloedsgebied van de bemal<strong>in</strong>g. Uit de<br />

<strong>in</strong>ventarisatie is gebleken dat diverse onttrekk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het freatisch pakket, de tussenzandlaag en<br />

het eerste en tweede watervoerende pakket aanwezig zijn.


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

In het freatisch pakket en de tussenzandlaag zijn voornamelijk bouwputbemal<strong>in</strong>gen, saner<strong>in</strong>gen en<br />

bluswatervoorzien<strong>in</strong>gen aanwezig. De aanwezige bouwputbemal<strong>in</strong>gen zijn tijdelijk en bij starten<br />

van de werkzaamheden aan de spoortunnel afgerond. In de voorschriften is opgenomen dat de<br />

freatische grondwaterstand en de stijghoogte <strong>in</strong> de tussenzandlaag niet mogen dalen onder<br />

respectievelijk de GLG en GLS. Indien <strong>in</strong> het freatische pakket en/of de stijghoogte <strong>in</strong> de<br />

tussenzandlaag de GLG en/of GLS dreigt te worden onderschreden, worden maatregelen genomen<br />

om deze verlag<strong>in</strong>gen te voorkomen of ongedaan te maken. De bemal<strong>in</strong>gen van de spoortunnel<br />

hebben daarom naar verwacht<strong>in</strong>g geen effect op saner<strong>in</strong>gen en bluswatervoorzien<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het<br />

freatisch pakket en de tussenzandlaag.<br />

In het eerste en tweede watervoerende pakket zijn enkele koude-/warmteopslag systemen,<br />

grondwatersaner<strong>in</strong>gen en koel- en bluswatervoorzien<strong>in</strong>gen aanwezig. Spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>gen<br />

hebben geen effect op koel- en bluswater, omdat water <strong>in</strong> het eerste en tweede watervoerende<br />

pakket beschikbaar blijft.<br />

Er zijn twee koude-/warmteopslag systemen aanwezig <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket. Deze<br />

systemen bev<strong>in</strong>den zich op een afstand van ca. 2.200 m van de bemal<strong>in</strong>gen. Het effect van de<br />

bemal<strong>in</strong>g is op deze afstand ger<strong>in</strong>g. Bovendien heeft de spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g naar verwacht<strong>in</strong>g geen<br />

negatief effect op het verhang van de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket. In het<br />

tweede watervoerende pakket zijn voor zover bekend acht koude-/warmteopslag systemen<br />

aanwezig. Het dichtstbijzijnde systeem ligt op een afstand van 600 m van de bemal<strong>in</strong>gen. De<br />

stijghoogteverlag<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het tweede watervoerende pakket zijn op deze afstand van de bemal<strong>in</strong>g<br />

beperkt tot m<strong>in</strong>der dan 5 cm. Negatieve gevolgen van de spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>gen op koude-<br />

/warmteopslag systemen <strong>in</strong> het eerste en tweede watervoerende pakket zijn daarom niet te<br />

verwachten.<br />

In het eerste watervoerende pakket v<strong>in</strong>den twee grondwatersaner<strong>in</strong>gen plaats. Op het DSM-terre<strong>in</strong><br />

is één van deze grondwatersaner<strong>in</strong>gen aanwezig. Daarnaast is op een afstand van ca. 4000 m een<br />

grondwatersaner<strong>in</strong>g aanwezig. De spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>g heeft naar verwacht<strong>in</strong>g geen negatief effect<br />

op het verhang van de stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket, waardoor ook geen<br />

effecten op de grondwatersaner<strong>in</strong>gen worden verwacht.<br />

In het eerste watervoerende pakket v<strong>in</strong>dt ter plaatse van het DSM-terre<strong>in</strong> een grootschalige<br />

onttrekk<strong>in</strong>g plaats. De stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket wordt grotendeels bepaald<br />

door deze grondwateronttrekk<strong>in</strong>g. Dit heeft een gunstig effect op de benodigde<br />

spann<strong>in</strong>gsbemal<strong>in</strong>gen ten behoeve de spoortunnel, die daardoor beperkter van omvang kunnen<br />

zijn. Negatieve effecten van de bemal<strong>in</strong>gen op de onttrekk<strong>in</strong>g op het DSM-terre<strong>in</strong> worden gezien de<br />

omvang en doel van deze onttrekk<strong>in</strong>g niet verwacht.<br />

7.2.13 Effecten op landbouw, natuur en milieu<br />

B<strong>in</strong>nen het <strong>in</strong>vloedsgebied van de bemal<strong>in</strong>g zijn geen landbouwgebieden of Natura2000-gebieden<br />

aanwezig. Wel zijn diverse (monumentale) bomen, een parkje en tu<strong>in</strong>tjes aanwezig die afhankelijk<br />

zijn van de grondwaterstand. Bomen die b<strong>in</strong>nen de werkgrens van de spoortunnel staan, worden<br />

gekapt. Buiten de werkgrens van de spoortunnel worden de freatische grondwaterstanden <strong>in</strong>tensief<br />

gemeten. In voorschrift 3, lid 9 is voorgeschreven dat de GLG <strong>in</strong> het freatisch pakket niet mag<br />

worden onderschreden. Indien <strong>in</strong> de freatische grondwaterstand de GLG dreigt te worden<br />

onderschreden, worden maatregelen genomen om deze verlag<strong>in</strong>gen te voorkomen of ongedaan te<br />

maken.<br />

Langdurig lage grondwaterstanden onder de GLG kunnen tevens droogteschade veroorzaken.<br />

Aanvullend op de grondwaterstandmet<strong>in</strong>gen worden daarom tweewekelijks controles uitgevoerd op<br />

de bomen b<strong>in</strong>nen het <strong>in</strong>vloedsgebied van de bemal<strong>in</strong>g. Daarnaast v<strong>in</strong>den bodemvochtmet<strong>in</strong>gen<br />

plaats en worden op diverse locaties aanvullend waterbuffers en sproeiers aangebracht. De uit te<br />

voeren controles en te nemen maatregelen worden beschreven <strong>in</strong> een gietwaterplan.<br />

Droogteschade aan grondwaterstandgevoelige beplant<strong>in</strong>g en bomen wordt daarom niet verwacht.<br />

_______<br />

24 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

7.2.14 Effecten op archeologische waarden<br />

Bij de gemeente Delft is geïnventariseerd <strong>in</strong> hoeverre archeologische waarden <strong>in</strong> het gebied rond<br />

de aan te leggen spoortunnel zijn te verwachten. Daarbij is aangegeven dat <strong>in</strong> het betreffende<br />

gebied een (zeer) hoge kans is op archeologische sporen en vondsten. De archeologische waarden<br />

bev<strong>in</strong>den zich vanaf een diepte van 0,5 m onder maaiveld, waarbij verlag<strong>in</strong>gen van 0,5 tot 1 m<br />

gedurende een periode langer dan een jaar schade kunnen veroorzaken. In de voorschriften is<br />

opgenomen dat de freatische grondwaterstand niet mag dalen onder de GLG. Indien <strong>in</strong> het<br />

freatische pakket de GLG dreigt te worden onderschreden, worden maatregelen genomen om deze<br />

verlag<strong>in</strong>gen te voorkomen of ongedaan te maken. Schade aan archeologische waarden als gevolg<br />

van de bemal<strong>in</strong>g is daarom niet te verwachten.<br />

7.2.15 Effect DSM onttrekk<strong>in</strong>g op bemal<strong>in</strong>gen<br />

De stijghoogte <strong>in</strong> het eerste watervoerende pakket wordt grotendeels bepaald door de<br />

grondwateronttrekk<strong>in</strong>g op het DSM-terre<strong>in</strong>. Bij de bereken<strong>in</strong>gen van het bemal<strong>in</strong>gsadvies is<br />

uitgegaan van het feit dat DSM gedurende de periode van de bemal<strong>in</strong>gen niet m<strong>in</strong>der dan 1.100<br />

m 3 /uur (voor een periode langer dan vijf dagen) en niet meer dan 1.375 m 3 /uur gaat onttrekken.<br />

In voorschrift 1, lid 8 van de vergunn<strong>in</strong>g is dit uitgangspunt geborgd.<br />

De onttrekk<strong>in</strong>g ter plaatse van het DSM-terre<strong>in</strong> is <strong>in</strong> beheer van de Gemeenschappelijke Regel<strong>in</strong>g<br />

Beheer Grondwateronttrekk<strong>in</strong>g Delft Noord. Deze partij heeft per brief van 11 november 2010 met<br />

kenmerk GR 20100023-u onder andere aangegeven dat gedurende de gehele bemal<strong>in</strong>gsperiode<br />

van aanleg spoortunnel de onttrekk<strong>in</strong>g op het terre<strong>in</strong> van DSM zal worden gecont<strong>in</strong>ueerd met een<br />

debiet van gemiddeld 1.200 m 3 /uur. Nadelige effecten door de DSM-onttrekk<strong>in</strong>g op de<br />

werkzaamheden van de spoortunnel worden daarom niet verwacht.<br />

7.2.16 Overige belangen<br />

Overige belangen zijn, voor zover bekend, niet <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g.<br />

7.3 E<strong>in</strong>dconclusie overweg<strong>in</strong>gen<br />

Op basis van voornoemde overweg<strong>in</strong>gen wordt geconcludeerd dat de aanvraag verenigbaar is met<br />

de doelstell<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> artikel 2.1 van de Waterwet. Daarom wordt de watervergunn<strong>in</strong>g met<br />

<strong>in</strong>achtnem<strong>in</strong>g van de aan dit <strong>besluit</strong> verbonden voorschriften verleend.<br />

8 Procedure<br />

8.1 Algemeen<br />

De aanvraag is op 21 april 2010 bij <strong>Delfland</strong> <strong>in</strong>gediend. De aanvraag is <strong>in</strong>gediend door Comb<strong>in</strong>atie<br />

CrommeLijn v.o.f. te Delft.<br />

Comb<strong>in</strong>atie CrommeLijn v.o.f. is bij brief met kenmerk nr. 860057/1050432, d.d. 21 juni 2010<br />

schriftelijk op de hoogte gebracht van het feit dat de aanvraag nog onvoldoende gegevens of<br />

bescheiden bevat om deze <strong>in</strong> behandel<strong>in</strong>g te kunnen nemen en is <strong>in</strong> de gelegenheid gesteld om de<br />

ontbrekende gegevens of bescheiden voor 14 september 2010 aan de aanvraag toe te voegen.<br />

De ontbrekende gegevens zijn op 14 september 2010 ontvangen en geregistreerd onder nummer<br />

910245. Daarmee is de procedure opgeschort met 85 dagen. Comb<strong>in</strong>atie CrommeLijn v.o.f. heeft<br />

een revisie van het monitor<strong>in</strong>gsplan bij <strong>Delfland</strong> <strong>in</strong>gediend op 17 november 2010 en geregistreerd<br />

onder nummer 920540.<br />

De voorbereid<strong>in</strong>g van de vergunn<strong>in</strong>g op grond van de Waterwet heeft conform het gestelde <strong>in</strong><br />

afdel<strong>in</strong>g 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) plaatsgevonden.<br />

_______<br />

25 / 27


8.2 Zienswijzen<br />

Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunn<strong>in</strong>g hebben van 7 januari tot en met<br />

18 februari 2011 ter <strong>in</strong>zage gelegen. Over de ontwerpvergunn<strong>in</strong>g is op 10 februari 2011 één<br />

zienswijze naar voren gebracht. Dit betreft een mondel<strong>in</strong>ge zienswijze van Comb<strong>in</strong>atie CrommeLijn<br />

v.o.f. te Delft en is gericht op de monitor<strong>in</strong>gsverplicht<strong>in</strong>gen die voortvloeien uit de voorschriften.<br />

Revisie D van het monitor<strong>in</strong>gsplan is een schriftelijke onderbouw<strong>in</strong>g van deze zienswijze en is op 6<br />

april 2011 bij <strong>Delfland</strong> <strong>in</strong>gediend en geregistreerd onder nummer 944837. Revisie D vervangt<br />

revisie C van het monitor<strong>in</strong>gsplan. De zienswijze kan als volgt worden omschreven:<br />

Voor het opstellen van het bemal<strong>in</strong>gsadvies als onderbouw<strong>in</strong>g van de vergunn<strong>in</strong>g, is onder andere<br />

gebruik gemaakt van peilbuismet<strong>in</strong>gen over de periode oktober 2008 tot en met juli 2009. De<br />

met<strong>in</strong>gen betreffen maandelijkse met<strong>in</strong>gen ter plaatse van het tracé van de spoortunnel. Met<strong>in</strong>gen<br />

zijn gedaan van de freatische grondwaterstand en stijghoogten <strong>in</strong> de tussenzandlaag en eerste<br />

watervoerende pakket. Naar aanleid<strong>in</strong>g van deze met<strong>in</strong>gen zijn per onderdeel de gemiddeld<br />

hoogste grondwaterstand/stijghoogte (GHG/GHS), de gemiddelde grondwaterstand/stijghoogte<br />

(GG/GS) en gemiddeld laagste grondwaterstand/stijghoogte (GLG/GLS) bepaald. Deze waarden<br />

zijn vervolgens opgenomen als grenswaarden <strong>in</strong> de voorschriften van de ontwerpvergunn<strong>in</strong>g.<br />

Om de grondwaterstanden en stijghoogten tijdens de werkzaamheden te monitoren is een nieuw,<br />

uitgebreid net van peilbuizen aangelegd. Deze peilbuizen zijn regelmatig gemeten om een meer<br />

gedetailleerd beeld te verkrijgen van het lokale grondwaterregime <strong>in</strong> de natuurlijke situatie. Deze<br />

met<strong>in</strong>gen hebben aangetoond dat de eerder aangenomen grenzen voor grondwaterstanden en<br />

stijghoogten zoals deze omschreven staan <strong>in</strong> het bemal<strong>in</strong>gsadvies (en als zodanig opgenomen <strong>in</strong><br />

de ontwerpvergunn<strong>in</strong>g), niet overal overeenkomen met de later gemeten waarden en daardoor de<br />

<strong>in</strong> de ontwerpvergunn<strong>in</strong>g opgenomen grenswaarden niet altijd bruikbaar zijn om als te handhaven<br />

grenswaarden vast te houden. Het betreft de grenzen van de grondwaterstanden en stijghoogten<br />

van het grondwater <strong>in</strong> de situatie zonder bronbemal<strong>in</strong>gen door CCL.<br />

In paragraaf 4.4 van het monitor<strong>in</strong>gsplan is de gebruikte methodiek samengevat die beschrijft hoe<br />

de nieuwe grenswaarden van de peilbuizen tot stand zijn gekomen. Hiervoor is gebruik gemaakt<br />

van zowel historische als recente met<strong>in</strong>gen. Het vergelijken van het gedrag van de historische<br />

peilbuizen met recente met<strong>in</strong>gen hebben, waar nodig geleid tot het aanpassen van de<br />

grenswaarden.<br />

Het aanpassen van de grenswaarden <strong>in</strong> het vernieuwde monitor<strong>in</strong>gsplan heeft niet geleid tot<br />

andere conclusies dan die zijn beschreven <strong>in</strong> hoofdstuk 7 van de vergunn<strong>in</strong>g en heeft geen<br />

nadelige gevolgen voor de omgev<strong>in</strong>g of voor derden. Als gevolg van het vervangen van revisie C<br />

van het monitor<strong>in</strong>gsplan door revisie D, zijn de voorschriften 3.11, 3.12, 4.2 en 4.3 en de<br />

overweg<strong>in</strong>gen van hoofdstuk 7.2.3 zodanig gewijzigd dat deze gebaseerd zijn op revisie D van het<br />

monitor<strong>in</strong>gsplan.<br />

Naar aanleid<strong>in</strong>g van de zienswijze zijn lid 4 en 5 aan voorschrift 4 toegevoegd. Uit de revisie op het<br />

monitor<strong>in</strong>splan is naar voren gekomen dat het grondwaterregime plaatselijk complexer is dan op<br />

basis van de eerste met<strong>in</strong>gen werd verwacht (er is niet overal een duidelijke tussenzandlaag met<br />

duidelijk waarneembaar stijghoogteregime waarneembaar). Het is daardoor niet altijd goed<br />

mogelijk om vooraf de juiste grenswaarden vast te stellen voor de grondwaterstanden en<br />

stijghoogten op een bepaalde locatie en diepte. Het is dan ook niet uit te sluiten dat op andere<br />

locaties of dieptes aanvullende peilbuizen nodig zijn. Lid 4 geeft de mogelijkheid om aanvullende<br />

peilbuizen te plaatsen.<br />

Doordat <strong>in</strong> de komende periode het meetnet <strong>in</strong>tensief gemeten blijft worden, zal het <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de<br />

natuurlijke fluctuatie van het grondwater verder toenemen. Bovendien zijn op moment van het<br />

verlenen van deze vergunn<strong>in</strong>g nog niet alle peilbuizen voor alle bemal<strong>in</strong>gsonderdelen geplaatst en<br />

<strong>in</strong>gemeten. Het is mogelijk dat aanvullende met<strong>in</strong>gen van de grondwaterstanden en stijghoogten<br />

opnieuw aanleid<strong>in</strong>g geven tot het aanpassen van de gestelde grenswaarden. Dit is alleen mogelijk<br />

<strong>in</strong>dien zeker is dat de met<strong>in</strong>gen niet onder <strong>in</strong>vloed staan van bemal<strong>in</strong>gsactiviteiten. In lid 5 van<br />

voorschrift 4 is daarom de mogelijkheid opgenomen om met een goede onderbouw<strong>in</strong>g en<br />

goedkeur<strong>in</strong>g van <strong>Delfland</strong> de grenswaarden zoals opgenomen <strong>in</strong> het monitor<strong>in</strong>gsplan aan te passen<br />

of aan te vullen.<br />

_______<br />

26 / 27


Watervergunn<strong>in</strong>g 943783 / 1050432<br />

8.3 Beroepsprocedure<br />

Op grond van de Awb kunnen belanghebbenden met <strong>in</strong>gang van de dag na die waarop de<br />

vergunn<strong>in</strong>g ter <strong>in</strong>zage is gelegd gedurende zes weken tegen deze vergunn<strong>in</strong>g beroep <strong>in</strong>stellen bij<br />

de rechtbank. Geen beroep kan worden <strong>in</strong>gesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs<br />

kan worden verweten dat hij geen zienswijzen over het ontwerp van deze vergunn<strong>in</strong>g naar voren<br />

heeft gebracht.<br />

Het beroepschrift moet worden gericht aan de Rechtbank Den Haag, Postbus 20302, 2500 EH te<br />

Den Haag, onder overlegg<strong>in</strong>g van een afschrift van deze vergunn<strong>in</strong>g. Voor de behandel<strong>in</strong>g van het<br />

beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de rechtbank wijst de<br />

<strong>in</strong>diener van het beroepschrift na de <strong>in</strong>dien<strong>in</strong>g op de verschuldigdheid van het griffierecht en<br />

bericht de <strong>in</strong>diener b<strong>in</strong>nen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet<br />

worden voldaan.<br />

De vergunn<strong>in</strong>g treedt <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g na bekendmak<strong>in</strong>g. Op grond van artikel 6:16 van de Awb schorst<br />

het beroep de werk<strong>in</strong>g van dit <strong>besluit</strong> niet. Gelet hierop kan, <strong>in</strong>dien tegen dit <strong>besluit</strong> beroep wordt<br />

<strong>in</strong>gesteld, gedurende de beroepstermijn tevens een verzoek om een voorlopige voorzien<strong>in</strong>g worden<br />

<strong>in</strong>gediend. In dat geval treedt de vergunn<strong>in</strong>g niet <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g voordat op dat verzoek is beslist.<br />

Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorzien<strong>in</strong>g moet worden gericht aan de<br />

Voorzien<strong>in</strong>genrechter van de Sector bestuursrecht van de Rechtbank Den Haag, Postbus 20302,<br />

2500 EH te Den Haag. Voor het treffen van een voorlopige voorzien<strong>in</strong>g is eveneens een griffierecht<br />

verschuldigd.<br />

Indien de rechtbank het beroep gegrond verklaart, kan zij <strong>Delfland</strong> bij tussenuitspraak <strong>in</strong> de<br />

gelegenheid stellen om de aangeduide gebreken, b<strong>in</strong>nen een daartoe gestelde termijn, weg te<br />

nemen.<br />

9 Mededel<strong>in</strong>gen<br />

I Het correspondentieadres betreffende deze vergunn<strong>in</strong>g is:<br />

Hoogheemraadschap van <strong>Delfland</strong><br />

Team Reguler<strong>in</strong>g en Planadviser<strong>in</strong>g<br />

Postbus 3061<br />

2601 DB Delft<br />

Telefoon: (015) 270 18 88<br />

E-mail: loket@hhdelfland.nl<br />

Fax: 015 270 18 89<br />

II Een afschrift van deze vergunn<strong>in</strong>g is verzonden aan:<br />

o Burgemeester en wethouders van de gemeente Delft, Postbus 78, 2600 AA Delft;<br />

o Gemeente Delft, Sector Bouw- en Milieutoezicht, t.a.v. de heer J. van Staayeren,<br />

Postbus 78, 2600 AA Delft;<br />

o Prov<strong>in</strong>cie Zuid-Holland, Afdel<strong>in</strong>g Vergunn<strong>in</strong>gen, t.a.v. de heer C.C.L. van der Pijl,<br />

Postbus 90602, 2509 LP Den Haag.<br />

III Vergunn<strong>in</strong>ghouder moet er reken<strong>in</strong>g mee houden dat er naast de onderhavige vergunn<strong>in</strong>g,<br />

voor de handel<strong>in</strong>gen waarop de vergunn<strong>in</strong>g betrekk<strong>in</strong>g heeft, tevens een andere<br />

vergunn<strong>in</strong>g- en/of meld<strong>in</strong>gsplicht vereist kan zijn op grond van andere regels of wetgev<strong>in</strong>g.<br />

_______<br />

27 / 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!