Klik hier - Transumo
Klik hier - Transumo
Klik hier - Transumo
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TRANSUMO<br />
Regionale Openbaar Vervoer<br />
Bereikbaarheid Consumentgericht<br />
Research based marketing voor het openbaar vervoer<br />
Eindrapportage ROVBECO, november 2009<br />
Auteur:Mike Bérénos, oktober 2009<br />
THEMA KLANTGERICHT COLLECTIEF PERSONENVERVOER
Samenvatting<br />
In <strong>Transumo</strong>-verband (www.transumo.nl) is vanaf augustus 2008 het onderzoek “Regionaal Openbaar<br />
Vervoer Bereikbaarheid Consumentgericht” uitgevoerd, afgekort ROVBECO.<br />
Doel van het project was om ideeën en bouwstenen aan te dragen voor een planningtool die in staat moet<br />
zijn om in eerste instantie gebiedgewijs maatregelen en in het bijzonder marketingmaatregelen te<br />
genereren, om zodoende onderbouwd tot mobiliteitsmanagement en mobiliteitsbeheersing te komen. Echter<br />
ook op relatieniveau moet de planningstool in staat zijn deze inzichten te leveren. In het project gaat het<br />
over de samenhang tussen onderzoek, marketing en management van mobiliteit, met het doel een<br />
hulpmiddel aan te leveren voor de zoektocht naar Duurzame Mobiliteit. Deze aanpak is geïllustreerd voor<br />
het openbaar busvervoer in de Stadsregio Eindhoven. Dit is gedaan omdat marketing van mobiliteit daar om<br />
bedrijfeconomische redenen noodzakelijk is.<br />
Dit project kijkt ruimtelijk georiënteerd naar herkomstgebieden (lees woongebieden), en heeft drie<br />
zwaartepunten. Het pilotgebied is het SRE-gebied (regio Eindhoven, Nederland). De kleinste gebieden zijn<br />
in principe 6-cijferige postcodegebieden. Gegevens <strong>hier</strong>van kunnen we aggregeren naar buurten en wijken.<br />
Het ene zwaartepunt betreft de openbaar vervoer potentie van deze gebieden. Dit brengen we letterlijk in<br />
beeld via kaarten. Voor openbaar vervoer wordt vooralsnog alleen naar de bus gekeken.<br />
Het tweede zwaartepunt betreft de kansrijke maatregelen voor een overstap naar de bus. Dit zijn in wezen<br />
die factoren die geleid hebben tot niet-keuze voor de bus.<br />
Het derde zwaartepunt betreft de bereikbaarheid van de (postcode)gebieden die er met een hoge OV(bus)potentie<br />
uit zijn gekomen. Hier wordt gebruik gemaakt van een instrument uit een ander <strong>Transumo</strong>project,<br />
namelijk de Nationale Bereikbaarheidskaart.<br />
Het ultieme doel is dat informatie over bereikbaarheid, openbaar vervoer potentie, mobiliteitsgedrag en de<br />
gevoeligheid van reizigers voor openbaar vervoermaatregelen gaat leiden tot informatie over waar en met<br />
welke marketingmaatregelen het busvervoer kan worden vergroot. Ook wordt daarmee een opening<br />
gecreëerd voor de modal shift van autogebruik naar openbaar vervoer. Aan reizigers wordt een goed<br />
alternatief voor het autogebruik aangeboden in de vorm van netwerk- en/of marketingmaatregelen (people).<br />
Busbedrijven kunnen rekenen op meer reizigers (profit), en de overheden kunnen hun voordeel doen met de<br />
shift van auto naar openbaar vervoer ten faveure van de leefbaarheid en het milieu (planet).<br />
Het <strong>Transumo</strong>-project heeft versie 1.0 van de planningstool opgeleverd. Indien overdraagbaar,<br />
(vervolgonderzoek) dan kan dit instrument gebruikt worden om relatief snel en goedkoop (o.a. met behulp<br />
van Bridgis-data) gebieden aan te wijzen waar OV(bus)-potentie zit. In de pilot SRE waren de twee<br />
belangrijkste kansrijke maatregelen de verbetering van de reistijd bus ten opzichte van die voor de auto, en<br />
verbetering van de directheid van de kansrijke relaties.<br />
Qua marketing kan voorlopig gezegd worden dat verreweg de belangrijkste maatregel is de bekendheid met<br />
het OV(bus)product verbeteren.<br />
2
Samenvatting Engels<br />
This <strong>Transumo</strong> project is called “Regional public transport accessibility consumer driven”. The aim of this<br />
project is to generate elements for a planning tool. A final goal of this instrument is to generate marketing<br />
measures in order to manage mobility. So this project tries to stand up for promoting research, marketing<br />
and management of mobility.<br />
In this planning tool there are three major issues.<br />
One major issue is the so called public transport potential maps. Public transport here is, to start, only the<br />
bus. Based on social-economics and demographical factors and factors derived from the transport system,<br />
we build a model that predicts the public transport (bus) potential of dwelling areas.<br />
A second major issue concerns the success of measures that stimulate travellers to change travel mode from<br />
car to public transport: the opportunity of certain marketing measures.<br />
A third major issue is the accessibility of residential areas of about 20 addresses. We produce maps given<br />
insight in the accessibility of these areas. Accessibility not only means travel time to and from this areas, but<br />
also how many facilities are lying within for instance half an hour from a origin or a destination.<br />
A combination of information about accessibility and public transport potential of areas, together with the<br />
socio-economic- and demographical data and also behaviour towards mobility of the people in this area<br />
should led to formulate marketing measures to manage mobility. Travellers are provided a good alternative<br />
for car-use (people). Public transport companies can use research based marketing to optimize their services<br />
and network and get more travellers (profit), while public authorities can get advantages of the shift from<br />
car to public transport (planet).<br />
There is a very first version of the planning tool. If transferable in other situations is allowable (further<br />
study), then this tool can be used to indicate where there are potential zones for promoting and increasing<br />
public transport. A traffic and transportation model, if available, can indicate where there are interesting<br />
relations for public transport. Then further research in the new situation can produce marketing measures<br />
to stimulate the use of public transport.<br />
Regarding to marketing the first important remark is the fact that public transport is not very well known,<br />
and efforts should be taken to bridge this gap.<br />
3
1. Introductie<br />
Het project ROVBECO tackelt primair een kennisprobleem. Het project wil bijdragen aan en richt zich op<br />
het inzichtelijk, doelgericht en verantwoord managen van mobiliteit aan de herkomstzijde (=woonzijde) van<br />
de verplaatsing: hoe zou je dat kunnen doen?<br />
Managen betekent ook goed geïnformeerd zijn. Het project ontwikkelt ideeën c.q. bouwstenen voor een tool<br />
die zodanige informatie genereert dat efficiënt mobiliteitmanagement in de breedste zin van het woord<br />
gedaan kan worden. Een extra dimensie <strong>hier</strong>bij is de ruimtelijke component. Het geeft dus informatie over<br />
welke doelgroepen ruimtelijk gezien waar gesitueerd zijn. Enerzijds wordt de bereikbaarheid vanuit deze<br />
herkomstgebieden in beeld gebracht (reistijden tot belangrijke bestemmingen, ontplooiingsmogelijkheden<br />
vanuit het herkomstgebied). Anderzijds wordt de openbaar vervoerpotentie letterlijk in beeld gebracht<br />
(kaart). In eerste instantie wordt ingezoomd op gebieden waar zich openbaar (bus)vervoerpotentie bevindt.<br />
De geografische kenmerken, gekoppeld aan socio-economische en gedragskenmerken van inwoners van het<br />
gebied moeten leiden tot gerichte, met research/onderzoek onderbouwde marketingmaatregelen om de<br />
mobiliteit in de gewenste richting te krijgen.<br />
Een nevendoel van het project is de mogelijkheden nagaan om onderzoek, marketing en management van<br />
mobiliteit te integreren. Tot vandaag de dag is dit nog mondjesmaat aan de orde.<br />
Het resultaat is en kan nog geen volwaardig planningstool zijn; dat was ook niet de bedoeling bij de start c.q.<br />
het formuleren van het projectvoorstel. Maar dit project moet wel laten zien wat de mogelijkheden zijn om<br />
gebiedsgericht research based aan marketing en management, en dus aan beheersing van mobiliteit te doen,<br />
met het ultieme doel duurzame mobiliteit.<br />
2. Onderzoeksopzet/aanpak<br />
Het onderzoekconsortium bestond uit:<br />
• Samenwerkingsverband Eindhoven (SRE); lid van het projectteam is de heer Th. Dijk, die zich onder<br />
meer bezig houdt met de OV-concessie in het SRE-gebied. Het onderzoeksgebied betreft het<br />
grondgebied van het SRE. Het SRE is ook de OV-autoriteit voor dit gebied. Qualitate-Qua levert dit<br />
orgaan een bijdrage aan het project. Vooral dus in de aanlevering van gegevens en het adviseren.<br />
• Busmaatschappij HERMES (opereert in het SRE-gebied); in het projectteam zitten de heer F. Tilburgs<br />
en mevrouw E. van der Rijt, beiden beleidsmedewerkers van HERMES. HERMES is het bedrijf aan wie<br />
de concessie in het SRE-gebied is gegund. HERMES levert gegevens over het openbaar vervoer in het<br />
SRE-gebied. Verder heeft dit bedrijf een adviserende functie in het project; met name als het gaat over<br />
marketing.<br />
• Goudappel Coffeng, met de heer H.Tromp als projectteamlid. De heer Tromp is mede vanwege zijn<br />
kennis en ervaring in een ander lopend <strong>Transumo</strong>-project, te weten “Waarde vastgoed en<br />
Bereikbaarheid” (met o.a. de Bereikbaarheidskaart), bij ROVBECO betrokken. In feite is binnen<br />
ROVBECO een soort regionalisering van de Bereikbaarheidskaart in gang gezet. Dit bureau is dus<br />
verantwoordelijk voor de bereikbaarheidskaarten. Ook de netwerken Openbaar Vervoer (OV) en auto<br />
worden door hun geleverd, via met name het SRE.<br />
• Technische Universiteit Eindhoven; lid van het projectteam is de heer P. van der Waerden, specialiteit<br />
onder andere mobiliteitsmodellen, meer in het bijzonder het OV(bus)-potentiemodel. De Technische<br />
Universiteit Eindhoven zorgt derhalve voor de OV-potentiekaarten en het materiaal dat daarvoor nodig<br />
is: enquête en OV-potentiemodel.<br />
• Universiteit Hasselt /België; lid van het projectteam is de heer K. Brijs die marketing vanuit de kant van<br />
gedragsbeïnvloeding benadert. Deze universiteit kijkt dus met name naar het marketingaspect in dit<br />
project. Ook denkt zij mee en geeft input aan de enquête en het ov-potentiemodel.<br />
• Universiteit van Amsterdam; leden van het projectteam zijn de heren L. Bertolini en M. te<br />
Brömmelstroet. De UvA kijkt vanuit het <strong>Transumo</strong>-project DESSUS naar de procesmatige kanten van<br />
onderzoek en ontwerp. De UvA is verantwoordelijk voor de uitvoering en verwerking van een drietal<br />
workshops. In deze workshop zitten naast de projectparticipanten ook vertegenwoordigers van de<br />
gemeente Eindhoven.<br />
• Het verkeerskundig adviesbureau Bérénos; de heer M. Bérénos houdt zich al jaren bezig met mobiliteit<br />
en mobiliteitsmodellen. Dit adviesbureau is primair verantwoordelijk voor het penvoerderschap. Ook<br />
doet dit bureau mee aan de voorbereidingen van diverse activiteiten binnen het project; te noemen zijn:<br />
voorbereiding/uitvoering/verwerking van de internetenquête en voorbereidingen van de workshops.<br />
4
Marketing en management van mobiliteit moeten gepaard gaan met informatieverzameling over<br />
doelgroepen; een pleidooi voor research based marketing en management van mobiliteit! Daarbij speelt dus<br />
ook de ruimtelijke situering van de doelgroepen ten opzichte van het verkeer- en vervoersysteem en ten<br />
opzichte van de planologische voorzieningen een belangrijke rol. Deze bijzondere dimensie is<br />
geïncorporeerd in het planningstool waarvoor ideeën c.q. bouwstenen ontwikkeld moeten worden.<br />
Geografische informatiesystemen zijn gekoppeld aan ruimtelijke mobiliteitanalyses. In essentie geeft het<br />
project antwoord op de vraag “welke (mobiliteit)doelgroepen zitten ruimtelijk gezien waar, wat zijn de<br />
kenmerken van deze doelgroepen en hoe zijn deze te bewegen een ander mobiliteitgedrag te vertonen?”<br />
Theorieën over transport behaviour zijn gebruikt om inzicht in het mobiliteitgedrag van individuen te<br />
krijgen en na te gaan hoe interventie in dit gedrag kan plaatsvinden (Ajzen, 1985 en 2006, en Bamberg<br />
2003).<br />
De aanpak voor het motief woon-werk is, schematisch, te zien in afbeelding 3. Een zelfde aanpak geldt<br />
uiteraard voor de andere twee motieven, te weten woon-winkel en woon-sociaal/recreatief.<br />
DATABRONNEN<br />
“bridgis”-data<br />
enquête BOVE<br />
netwerken OV, Auto<br />
SRE verk-/verv-model<br />
* kenmerken gebieden<br />
* mob-gedrag inwoners gebieden<br />
* kansrijke maatr. per gebied<br />
* evaluaties, percepties inwoners<br />
* vervoersysteemgegevens<br />
Afbeelding 3: ROVBECO, de aanpak<br />
WO-WE-VERKEER AUTO<br />
OV(bus)potentiemodel<br />
toegepast op gebieden<br />
Kansrijke gebieden met<br />
kansrijke maatregelen<br />
Kansrijke relaties<br />
Analyses voor de<br />
kansrijke gebieden en<br />
relaties<br />
Bouwstenen voor marketing<br />
en management mobiliteit<br />
enquête<br />
digipanel<br />
Eindhoven<br />
Het project is officieel gestart met een eerste bijeenkomst van de projectgroep op 19 augustus 2008. Alle<br />
participanten waren daarbij vertegenwoordigd en er zijn afspraken gemaakt over voortgang, levering<br />
basismateriaal, tussen- en eindproducten.<br />
De belangrijkste activiteiten in 2008 betroffen gegevensverzameling van de netwerken bus en auto.<br />
Daarnaast zijn gegevens aangeschaft bij de firma Bridgis (www.bridgis.nl) over zescijferige<br />
postcodegebieden, te weten:<br />
- aantal huishoudens<br />
- aantal woningen<br />
- aantal personen<br />
- woningtype<br />
- gezinsfase<br />
Ook is een internetenquête ontworpen en uitgezet onder de inwoners van het SRE-gebied. Dit is de enquête<br />
die de basis is voor het OV(bus)-potentiemodel. In het vervolg genoemd “Beter OV Eindhoven”, of afgekort<br />
BOVE-enquête.<br />
Eind 2008 is er een begin gemaakt met de verwerking van deze enquête, met een eerste versie van de<br />
rapportage <strong>hier</strong>over in januari 2009. Voorlopige output: “BOVE, een beschrijving van de enquête onder de<br />
bevolking van het SRE-gebied”, Eindhoven maart 2009.<br />
1<br />
5
Ook is een eerste workshop onder leiding van de Universiteit van Amsterdam gehouden. Voor de resultaten<br />
daarvan wordt verwezen naar het <strong>Transumo</strong>-project DESSUS.<br />
De belangrijkste activiteiten in 2009 betroffen het ontwikkelen van het OV potentiemodel, de<br />
bereikbaarheid van de voor OV(bus) kansrijke gebieden en relaties vanuit deze gebieden, alsook het<br />
produceren van een set kansrijke maatregelen.<br />
Ook zijn in 2009 nog twee workshops (DESSUS) gehouden.<br />
In januari 2009, na een klein half jaar projectuitvoering, zijn de belangrijkste twee tussenproducten<br />
opgeleverd. Dat is enerzijds de internetenquête naar het mobiliteitsgedrag en de persoonskenmerken van<br />
inwoners van het SRE-gebied (pilotgebied), de perceptie van deze personen over busvoorzieningen en de<br />
beoordeling van enkele relevante kenmerken van het bussysteem in het SRE-gebied (pilotgebied).<br />
Anderzijds betreft het een internetenquête speciaal toegesneden op het operationeel krijgen van de theory of<br />
planned behaviour. Hier is door een student van de Universiteit Hasselt een bachelors thesis over gemaakt<br />
(“Evidence based marketing for the bus in Eindhoven”, bachelors thesis Universiteit Hasselt; Hasselt juni<br />
2009), gebaseerd op het digipanel van de gemeente Eindhoven 2009.<br />
Wat betreft kennisontwikkeling en verspreiding <strong>hier</strong>van is een aantal papers geproduceerd en op congressen<br />
gepresenteerd.<br />
Alles bij elkaar is de projectuitvoering goed verlopen. Er moesten inperkingen gedaan worden; het project<br />
was echt te ambitieus van opzet. Daarover later meer. Ook de gebruikelijke vertragingen zijn opgetreden.<br />
Overigens beiden inherent aan het explorerend karakter van het project.<br />
Hierboven is reeds aangehaald dat er twee <strong>Transumo</strong>-projecten zijn die bij het project ROVBECO direct of<br />
indirect betrokken zijn, te weten:<br />
• Waarde Vastgoed en Bereikbaarheid<br />
• DESSUS.<br />
Beide bovengenoemde <strong>Transumo</strong>-projecten zijn uitgebreid verweven met het ROVBECO-project.<br />
Puntsgewijs opgesomd zijn de opvallendste afwijkingen van het studievoorstel:<br />
• In het studievoorstel is ruimte gegeven voor drie belangrijke verplaatsingsmotieven, te weten<br />
• woon-werk,<br />
• woon-winkel en<br />
• woon-sociaal/recreatief.<br />
Alle drie de motieven zijn ook aan de orde geweest bij de BOVE-enquête, dus zijn als databestand<br />
aanwezig. Met gebrek aan tijd als belangrijkste reden is gefocust op alleen het woon-werkverkeer. Een<br />
latere uitwerking van de beide andere motieven is met name interessant omdat er<br />
OV(bus)potentiekaarten geproduceerd kunnen worden voor de daluren. Woon-werkverkeer ging over<br />
de spitsuren.<br />
• Ook was het oorspronkelijk de bedoeling een multinominaal (logit)model te ontwikkelen, waarin de<br />
alternatieven zijn:<br />
- busgebruik<br />
- fietsgebruik vervangbaar door bus<br />
- auto vervangbaar door de bus<br />
- auto niet vervangbaar door de bus<br />
• Verder moest er een overstap gedaan worden van een OV(bus)-potentiemodel op basis van zespositie<br />
postcodegebieden naar een gebiedsindeling conform het SRE-verkeer-/vervoermodel. Daardoor was het<br />
mogelijk op relatieniveau verder reeds bestaande informatie te gebruiken. Naast kansrijke gebieden ging<br />
het project dus ook op zoek naar kansrijke relaties. Kansrijk in termen van hoge potentie voor OV(bus).<br />
• Dan is er een set activiteiten die puur vanwege tijdgebrek (nog) niet is uitgevoerd. Deze zijn:<br />
- Het marketinggedeelte is nauwelijks aan bod geweest. In de laatste projectgroepbijeenkomst is<br />
besloten, buiten het <strong>Transumo</strong>-traject, in ieder geval op het marketingaspect verder te gaan.<br />
Daartoe is ook in de gemeente Nuenen een verdiepingsslag gedaan (september 2009).<br />
- De enquêtegegevens die gingen over de gepercipieerde wereld van de respondent zijn eveneens niet<br />
aan bod geweest.<br />
6
3. Resultaten en effecten<br />
Inleiding<br />
Het eerste belangrijke product is het OV(bus)-potentiemodel. De zoektocht naar interessante zones start<br />
met het schatten van een binair logistisch regressie model. Dit model beschrijft de keuze tussen twee<br />
alternatieven: auto vervangbaar door de bus en auto niet vervangbaar door de bus. De keuze is geplaatst<br />
naast een aantal gebiedskenmerken, te weten dominant woning type, gemiddelde gezinsfase, gemiddelde<br />
verplaatsingstijd factor, gemiddelde woningdichtheid, het aantal bushaltes, het aantal passerende buslijnen,<br />
de busfrequentie en het herkomstgebied (Tabel 1). In de onderstaande tabel is per kenmerk aangegeven hoe<br />
het kenmerk is geoperationaliseerd. De modelschatting heeft plaatsgevonden in het statistische programma<br />
SPSS (versie 15.0). Allereerst is een model geschat voor alle respondenten waar de relevante gegevens van<br />
bekend zijn. De selectie leverde een gegevensbestand op met 286 waarnemingen.<br />
Kenmerk Kenmerkniveau Codering<br />
Dominant woningtype<br />
Half vrijstaande en vrijstaand<br />
-1<br />
Tussen- en flatwoningen<br />
+1<br />
Gemiddelde gezinsfase<br />
Gezinnen zonder kinderen<br />
-1<br />
Gezinnen met kinderen<br />
+1<br />
Gemiddelde verplaatsingstijd- ≤ 2,34<br />
+1 0<br />
factor<br />
Tussen 2,34 – 2.62<br />
0 +1<br />
≥ 2.62<br />
-1 -1<br />
Gemiddelde woning dichtheid ≤ 15 woningen per hectare<br />
+1 0<br />
Tussen 15 en 26 woningen / hectare<br />
0 +1<br />
≥ 26 woningen per hectare<br />
-1 -1<br />
Aantal bushaltes<br />
Geen<br />
-1<br />
1 of meer<br />
+1<br />
Aantal passerende buslijnen Geen<br />
-1<br />
1 of meer<br />
+1<br />
Bus frequentie<br />
Geen<br />
-1<br />
1 of meer<br />
+1<br />
Herkomstgebied<br />
Buiten Eindhoven<br />
-1<br />
Eindhoven<br />
+1<br />
Tabel 1: Operationalisatie van de (onafhankelijke variabele) gebiedskenmerken<br />
De modelschatting liet zien dat er een drietal variabelen zijn die de kans op auto vervangbaarheid bepalen:<br />
- dominant woningtype<br />
- busfrequentie<br />
- herkomst van de reiziger (wel/niet in de gemeente Eindhoven wonend).<br />
Met het geschatte model wordt per gebied via de nutsfuncties de kans op auto vervangbaarheid berekend.<br />
Interessante gebieden zijn gebieden met een hoge kans op auto vervangbaarheid door bus en een hoge<br />
inwonersdichtheid. Vervolgens worden van de meest interessante gebieden de zwaarste relaties met de<br />
belangrijkste bestemmingsgebieden bepaald. Dit is een volgend product van het ROVBECO-project.<br />
Hiervoor werd het bestaand SRE-verkeer-/vervoermodel in stelling gebracht. Het OV(bus)-potentiemodel<br />
had dan ook als gebiedsindeling die van het SRE-verkeer-/vervoermodel. In de<br />
herkomstbestemminginformatie worden dus alleen de interessante herkomsten meegenomen en de<br />
belangrijkste werkgebieden als bestemming. In marketingtermen de targeting. De belangrijkste<br />
bestemmingsgebieden zijn puur op kwantiteiten bepaald: hoeveel autoverplaatsingen trekken deze<br />
bestemmingsgebieden aan? Op deze relaties kunnen dan verdere analyses gedaan worden met betrekking<br />
tot de bereikbaarheidskwaliteit. In het ROVBECO-project is gestart met deze bereikbaarheidskwaliteit te<br />
operationaliseren via de VF-waarde, het quotiënt van de reistijd per bus en de reistijd per auto.<br />
Van de drie meest basale stappen om tot marketing te komen, te weten: segmentatie, targeting en<br />
positionering, zijn de eerste twee stappen gezet (Bamberg, 2007 en Kotler, 2005 en 2006).<br />
De finale stap naar marketing gebeurt door marketingmensen in te schakelen en te vragen naar hun oordeel<br />
over de bruikbaarheid van deze informatie: welke informatie kan hoe omgezet worden in een<br />
marketingstrategie?<br />
7
Resultaten<br />
PRODUCTEN ROVBECO /tools<br />
• OV-potentietool<br />
– Deze tool bestaat uit een binaire logistisch regressie model voor autovervangbaarheid<br />
en een overzicht van kansrijke maatregelen. Het model<br />
bevat een drietal gebiedskenmerken: dominant woningtype, busfrequentie<br />
en herkomst van de reiziger. Met behulp van het model worden gebieden<br />
met veel buspotentie aangewezen, waarna met behulp van het<br />
maatregelenoverzicht kansrijke maatregelen worden bepaald.<br />
• Kansrijke relaties en hun OV-bereikbaarheidskwaliteit<br />
– Vanuit de gebieden die met de OV-potentietool zijn bepaald, worden met<br />
het SRE-verkeers-/vervoersmodel de kansrijke relaties bepaald met de<br />
daarbij behorende OV-bereikbaarheidskwaliteit, i.c. de VF-waarde.<br />
• Reistijd-Isochronen a la Bereikbaarheidskaart Nederland, maar dan<br />
ingezoomd op de regio Eindhoven en een fijnere zonering!<br />
– Op internet ----> http://box2.goudmap.info/sre<br />
http://box2.goudmap.info/sre<br />
Afbeelding 1: Producten ROVBECO<br />
Afbeelding 2: Producten ROVBECO<br />
De drie belangrijkste resultaten, als over een OV(bus)-potentietool gesproken wordt, bestaan uit:<br />
1. een model voor de autovervangbaarheid, resulterend in een kaart (Openbaar Vervoer Potentiekaarten)<br />
met de meest interessante/kansrijke gebieden<br />
2. een kaart met de meest interessante relaties om de overstap van auto naar bus te bevorderen, met de<br />
bereikbaarheidskwaliteit op die relaties.<br />
3. een overzicht van de meest kansrijke maatregelen om de overstap van auto naar bus te bevorderen; ook<br />
een gebiedsgegeven<br />
Met behulp van deze informatie wordt de stap naar het ontwikkelen van een marketingstrategie gedaan.<br />
1<br />
8
Model voor de autovervangbaarheid en bepaling van kansrijke gebieden<br />
Het uiteindelijke model bevat drie significante variabelen (significantie kleiner dan 0.05):<br />
a. Dominant woningtype (beta 0,444, significantie 0,001)<br />
Gelet op de codering (Tabel 1) betekent dit: de aanwezigheid van exclusieve woningen verkleint de kans<br />
op overstappen van de auto naar het openbaar vervoer, terwijl de aanwezigheid van<br />
rijtjeswoningen/flats de kans juist vergroot. Dit resultaat komt overeen met de verwachtingen.<br />
b. Busfrequentie (beta 0,397, significantie 0,004)<br />
Gelet op de codering betekent dit: een toename van de busfrequentie vergroot de kans op overstappen<br />
van de auto op het openbaar vervoer. Ook dit resultaat komt geheel overeen met de verwachtingen.<br />
c. Herkomst van de reiziger (beta -0,954, significantie 0,000)<br />
Gelet op de codering betekent dit: het feit dat iemand in Eindhoven woont, verkleint de kans op<br />
overstappen van de auto op het openbaar vervoer, terwijl de kans op overstappen juist groter is indien<br />
iemand buiten Eindhoven woont. Indien verondersteld wordt dat mensen die in Eindhoven wonen al<br />
veelvuldig met de bus gaan kan dit resultaat als acceptabel worden beschouwd.<br />
Toepassing van het model, vooralsnog kijkend naar de nutsverschillen en vervolgens een selectie van zones<br />
op basis van de inwonerdichtheid groter dan 15 woningen per ha (circa 5000 inwoners) levert afbeelding 4<br />
op. In de gekleurde zones is het nut van het alternatief Vervangbare auto groter dan het nut van auto<br />
Onvervangbaar. Er zijn 440 zones met een positief nut en een inwonersdichtheid van meer dan 5000<br />
inwoners.<br />
Afbeelding 4: Kansrijke zones voor de overstap van auto naar bus<br />
Kansrijke relaties<br />
Vervolgens kunnen op basis van nader te bepalen criteria gebieden worden aangewezen van waar uit naar<br />
kansrijke relaties kan worden gezocht, met daarbij behorende bereikbaarheidskwaliteit in termen van VFwaarden.<br />
In het SRE-gebied waren dat drie bestemmingen: Eindhoven centrum, Eindhoven airport en<br />
Helmond centrum. In afbeelding 5 is het resultaat te zien voor het bestemminggebied Eindhoven centrum.<br />
Soortgelijke kaarten zijn gemaakt voor de overige twee bestemmingsgebieden.<br />
9
Afbeelding 5: Kansrijke relaties met OV-kwaliteit<br />
Kansrijke maatregelen<br />
De kansrijke maatregelen vanuit de herkomstgebieden (enquête-gegevens, rechtstreeks van de<br />
respondenten) waren:<br />
- verbetering van de reistijd OV ten opzichte van die van de auto;<br />
- verbetering van de directheid van de busverbindingen.<br />
Verder scoorden verlaging van de buskosten en verbetering van de frequentie ook behoorlijk als het gaat om<br />
kansrijke maatregelen.<br />
Eén en ander moet uiteraard in relatie tot de marketing worden bekeken. Een juiste perceptie van de<br />
respondenten kan leiden tot gerichte productverbetering, een onjuiste perceptie moet leiden tot verbetering<br />
in de communicatiesfeer, en moet er iets aan voorlichting worden gedaan.<br />
De resultaten van het digipanelonderzoek in de gemeente Eindhoven laten voorzichtig zien dat algemene<br />
voorlichting over het openbaar vervoer noodzakelijk is, en waarschijnlijk ook in de regio. Openbaar vervoer<br />
is te weinig bekend bij de autogebruikers. Deze voorlichting moet beginnen in de kansrijke gebieden, thuis.<br />
Twee informatiepunten die dan aan de orde kunnen komen zijn:<br />
a) wijzen op het feit dat vrienden en bekenden van hen reeds vaker het openbaar vervoer gebruiken.<br />
b) wijzen op de negatieve kanten van het autogebruik, ook voor hen zelf.<br />
Resumerend resultaten<br />
Alles bij elkaar zijn er van gebieden respectievelijk relaties die kansrijk zijn, in termen van de overstap van<br />
autogebruik naar busgebruik, een behoorlijk groot aantal gegevens bekend (tussen haakjes de bron):<br />
- aantal woningen, dus ook aantal inwoners (bridgis)<br />
- woningtype (bridgis)<br />
- gezinsfase (bridgis)<br />
- persoon- en gezinsgegevens (ROVBECO-enquête BOVE)<br />
- het mobiliteitsgedrag (ROVBECO-enquête BOVE)<br />
- evaluatie en perceptie van een aantal kenmerken van het bussysteem (ROVBECO-enquête BOVE)<br />
- kansrijke maatregelen voor de overstap (ROVBECO-enquête BOVE)<br />
- aantal vertrekken/aankomsten auto, OV, fiets, lopen (SRE-verkeer-/vervoermodel)<br />
- modalsplit auto, OV, fiets, lopen (SRE-verkeer-/vervoermodel)<br />
10
- motievenverdeling we, wi, etc (SRE-verkeer-/vervoersmodel)<br />
- bestemmingen van de verplaatsingen vanuit het gebied (SRE-verkeer-/vervoermodel)<br />
- afstandsgedrag vanuit het gebied (SRE-verkeer-/vervoermodel)<br />
- reistijden OV en auto en bereik van (type) bestemmingen (SRE-verkeer-/vervoermodel)<br />
- VF-waarden op specifieke HB-relaties.<br />
Analyses van deze gegevens moeten in het marketingproces de positionering van deze gebieden duidelijk<br />
maken. Segmentatie, targeting en positionering moeten dan handvaten, aandachtspunten c.q. bouwstenen<br />
voor een marketingstrategie opleveren.<br />
Eerder is al gezegd dat mede gezien gebrek aan tijd dit onderdeel van het project nauwelijks aan bod<br />
geweest. Wel is er een begin gemaakt, en wordt na het <strong>Transumo</strong>-project nog nader op dit onderdeel van het<br />
idee Geo-onderzoek en –marketing van mobiliteit ingegaan. Daartoe is eind september een soortgelijke<br />
enquête uitgezet in de gemeente Nuenen (één van de kansrijke gebieden), en zijn met name de kansrijke<br />
maatregelen nader bekeken. Over de ervaringen <strong>hier</strong>van kan daarom in deze eindrapportage niet worden<br />
gerapporteerd. Wel worden <strong>hier</strong>over te zijner tijd publicaties cq papers geproduceerd.<br />
Dit geldt ook voor het perceptiedeel in de enquête. Uitwerking en publicatie volgen ook zo spoedig mogelijk<br />
na 1/11/2009.<br />
Voorlopig kan voorzichtig richting marketing geconcludeerd worden dat:<br />
• de bekendheid met het fenomeen openbaar vervoer in de regio Eindhoven tegenvalt,<br />
• productverbetering met name gericht moet zijn op een betere concurrentie van de openbaar<br />
vervoerreistijden ten opzichte van die van de auto, verbetering van de directheid van de verbindingen en<br />
de frequentie. Ook de kosten spelen een belangrijke rol in de marketing.<br />
Hier zij nog eens vermeld dat we te ambitieus gestart zijn. Marketing van mobiliteit staat anno 2009 binnen<br />
de verkeerskunde nog in de kinderschoenen. Drie verplaatsingsmotieven uitwerken, shift van auto naar bus<br />
respectievelijk van fiets naar bus meenemen, evenals percepties, uitwerken marketing is te veel in een<br />
tijdspanne van een jaar. De leerervaring is: start eenvoudig, beperk waar nodig en stem daar het<br />
studievoorstel op af. Vermeld apart wat het meer uitzoeken vraagt aan materiaal, mankracht en geld.<br />
Omdat het marketingdeel nog onvoldoende is uitgewerkt kunnen we ook nog niet “rekenen” aan de<br />
daadwerkelijke aantallen overstappers, en wat dat betekent voor bijvoorbeeld de bereikbaarheid, de<br />
belasting van het autowegennet, en van daaruit de consequenties voor milieu en leefbaarheid.<br />
Echter kunnen we zeggen dat we, weliswaar alleen voor het woon-werkverkeer en de overstap van auto naar<br />
bus, de in het studievoorstel aangegeven producten wel geleverd hebben, te weten:<br />
- OV(bus)-potentiekaarten<br />
- Bereikbaarheidskaarten vanuit de kansrijke gebieden<br />
- Een eerste (voorzichtig te hanteren) overzicht van kansrijke maatregelen.<br />
In die zin is er meer sprake van “ruwe” producten dan van afwijkingen. Het algehele oordeel, ook van de<br />
projectgroepleden, luidt dan ook: er is een begin gemaakt, er zijn prototypen van ruwe producten die om<br />
bijslijpen en uitbreiding vragen.<br />
In de projectorganisatie zijn geen wijzigingen opgetreden.<br />
Samenwerking, taakverdeling en communicatie zijn naar wens verlopen. Ook zijn er geen wijzigingen in de<br />
standpunten van de projectparticipanten gekomen, en ook de houding van hen richting het project is altijd<br />
dezelfde gebleven.<br />
Het ROVBECO-project is een <strong>Transumo</strong>-project. Dat betekent dat transitie naar duurzame mobiliteit<br />
geïnvolveerd moet zijn. Wat duurzame mobiliteit inhoudt zijn we het redelijk met elkaar eens. Een zodanige<br />
mobiliteitmix dat er een goede balans is in de te bereiken mobiliteit- en maatschappelijke doelen daaraan<br />
gerelateerd. Beheersing van mobiliteit is een belangrijke sleutel <strong>hier</strong>voor, en dat is waar ROVBECO een<br />
bijdrage aan wil geven. Hoe de transitie inhoud en vorm moet krijgen, is een ander verhaal. Transitie is wat<br />
dit project aangaat eigenlijk het anders, en zeker breder, denken over (de kennis van) mobiliteit. Beheersen<br />
van mobiliteit door management en research based marketing van mobiliteit. Management van mobiliteit is<br />
wat ons betreft meer dan het slim organiseren van reizen.<br />
In dit verband is het interessant te kijken naar de relatie tussen onderzoek en de wereld van de managers en<br />
planners. Dit is behoorlijk uitvoerig gedaan tijdens het ROVBECO-project, en wel via de DESSUS-aanpak.<br />
Duidelijk is geworden dat voor een transitie een goede relatie tussen onderzoek/research en de wereld van<br />
de managers/planners een essentieel aspect is. Verwezen wordt naar de resultaten van het DESSUS-project<br />
en de gemeenschappelijke paper (M. te Brömmelstroet et al, 2009, “Een Janus-relatie omkeren”) <strong>hier</strong>over.<br />
11
Een belangrijke activiteit is geweest de presentatie op het EIRASS-congres 2009 in Canada. Paper: P. van<br />
der Waerden et al, 2009, “Residents´ evaluation of a regional bussystem in The Netherlands”.<br />
Zoals eerder gezegd, er is een begin gemaakt. Een aantal zaken wordt zeer zeker nog uitgewerkt en<br />
uitgebreid. Eerst dan kan inzicht worden gekregen in eventuele implementatie op grotere schaal c.q.<br />
overdraagbaarheid en de effecten op duurzame mobiliteit. Zie ook de paragraaf “Aanbevelingen voor verder<br />
onderzoek”.<br />
4. Verankering en doorwerking<br />
Een aanzet tot verankering is gedaan door met de projectgroep en een aantal medewerkers van de gemeente<br />
Eindhoven (niet-participant) een drietal workshops te houden. Organisatie <strong>hier</strong>van lag bij het project<br />
ROVBECO, inhoudelijke begeleiding van het proces was in handen van het <strong>Transumo</strong>project DESSUS. In<br />
totaal is de projectgroep vijf keer bij elkaar geweest.<br />
Voor de themagroep is een tweetal voorlichtende bijeenkomsten georganiseerd. Ook is met een stand<br />
deelgenomen aan de kennismiddag voor het HBO op 9 april 2009 in Utrecht. Deze activiteiten waren op<br />
voorhand niet gericht gepland.<br />
Kennisontwikkeling gaat wat ons betreft dus door na 1/11/2009, zie eind van vorig hoofdstuk.<br />
Kennisverankering en vermarkten van de producten, met name de tool, kan eerst als de finale resultaten er<br />
zijn. Dit wordt verwacht in de tweede helft van 2010.<br />
Resumerend zijn de vervolgonderzoeken, gebaseerd op materiaal dat binnen dit <strong>Transumo</strong>-project is<br />
verworven en dus aanwezig is:<br />
- Verdiepingsslag gemeente Nuenen.<br />
- Perceptie van mensen op een aantal OV(bus) kenmerken.<br />
- Verdieping marketing, en het komen tot aanzetten voor een marketingstrategie voor het busvervoer in<br />
de regio Eindhoven<br />
- Analoog aan wat binnen het woon-werkverkeer is gedaan: nu ook voor de beide andere motieven<br />
woonwinkel en woonsociaal.<br />
Aanbevelingen voor verder onderzoek<br />
Waar we uiteindelijk willen komen is een tool ontwikkelen waar snel, dat wil zeggen werken met algemeen<br />
geldende parameters, Bridgis-data en een vigerend verkeer-/vervoermodel, inzicht gekregen kan worden in<br />
de OV(bus)-potentie a) op gebied- en b) op relatieniveau (indien er dus een werkend verkeer-/vervoermodel<br />
is). Vervolgonderzoeken in het verlengde van het ROVBECO-project zijn dan:<br />
- Validatie van de tool in een andere regio.<br />
- OV-potentietool verder operationaliseren en opschalen, zodat iedere busonderneming, OV-autoriteit<br />
c.q. overheid er gebruik van kan maken, met het doel een snel inzicht krijgen in waar “interessante”<br />
gebieden liggen. Zulks bijvoorbeeld via internet.<br />
Als deze kansrijke gebieden bekend zijn dan is nader empirisch onderzoek, een enquête a la “Nuenen”, in<br />
deze gebieden noodzakelijk, om tot die informatie te geraken die leidt tot het ontwikkelen van een<br />
marketingstrategie voor het openbaar busvervoer.<br />
5. Projectsucces<br />
In het ROVBECO-project is een begin gemaakt met het ontwikkelen van een tool op basis waarvan gebieden<br />
aangewezen kunnen worden die een hoge mate van OV(bus)-potentie hebben. Vanuit die gebieden kan de<br />
tool verder ook aangeven waar kansrijke relaties (bestemmingen) liggen met bijbehorende kansrijke<br />
maatregelen voor de overstap van auto naar bus. Dit vooralsnog voor het woon-werkverkeer. Voor de twee<br />
andere onderzochte motieven, te weten winkel en sociaalrecreatief moet dit nog gebeuren; zie aanbevelingen<br />
voor vervolgonderzoek op basis van de binnen het ROVBECO-project verkregen data.<br />
Mede gezien een erg ambitieus idee en het initiële optimisme dat we een compleet werkende tool in een jaar<br />
tijd zouden kunnen ontwikkelen, zijn we niet toegekomen aan de spin-off van de tool. Namelijk het<br />
doorrekenen of op zijn minst aangeven van de afname van het autoverkeer, waardoor het mogelijk is iets te<br />
zeggen over het duurzame aspect met betrekking tot planet. Hetzelfde geldt voor het profit-aspect: hoeveel<br />
12
meer voordeel heeft een busbedrijf, omdat automobilisten overstappen op de bus. Aan kwantificering<br />
<strong>hier</strong>van zijn we dus niet toegekomen, ook omdat dit een soort prototype, versie 1.0, van de tool is. In<br />
principe is dus natuurlijk wel mogelijk, omdat informatie bekend is over de aantallen overstappers (volgens<br />
zeggen van de respondenten zelf).<br />
We denken dat wel het people-aspect goed aan de orde is gekomen. Dit omdat we consumenten<br />
(respondenten van de enquête) rechtstreeks gevraagd hebben naar hun belemmeringen en voorkeuren ten<br />
opzichte van het wel/niet gebruiken van het openbaar busvervoer. Ook <strong>hier</strong> ontbreekt nog effectuering van<br />
een en ander. En, zoals in de inleiding en samenvatting al is aangegeven, is op deze manier aan een<br />
uitgebalanceerde mobilitymix werken wel voorwaarden voor een duurzame mobiliteit. We zijn dus wel<br />
tevreden met deze start om anders met mobiliteit en management en marketing <strong>hier</strong>van om te gaan. We zijn<br />
<strong>Transumo</strong> dan ook zeer erkentelijk dat we in de gelegenheid zijn gesteld om deze benadering, dit idee te<br />
beproeven.<br />
Trefwoorden<br />
Openbaar vervoer, Geo-onderzoek, GIS, mobiliteitsmanagement, marketing van mobiliteit, verkeer-<br />
/vervoermodellen, <strong>Transumo</strong>, collectief vervoer, transitie, duurzaamheid, duurzame mobiliteit.<br />
Literatuurverwijzing<br />
Ajzen, I. (1985). From intentions to actions: A theory of planned behavior. In J. Kuhl & J. Beckmann (Eds.),<br />
Action-control: From cognition to behavior. Heidelberg, Germany: Springer.<br />
Ajzen, I. (2006). Constructing a TPB Questionnaire: conceptual en methodological considerations<br />
Bamberg, S. & Schmidt, P. (2001). Theory Driven Subgroup-Specific Evaluation of an Intervention to<br />
Reduce Private Car Use. Journal of Applied Social Psychology, 31, 6, PP. 1300-1229<br />
Bamberg, S., Ajzen, I. & Schmidt, P. (2003). Choice of Travel Mode in the Theory of Planned Behavior: The<br />
Roles of Past Behavior, Habit and Reasoned Action. Basic and Applied Social Psychology, 25, 3, PP. 175-<br />
187.<br />
Bamberg, S. (2007). Is a Stage Model a Useful Approach to Explain Car Drivers Willingness to Use Public<br />
Transportation? Journal of Applied Social Psychology, 37, 8, PP. 1757-178<br />
Kotler, Ph., Armstrong, G. (2006). Marketing, de essentie, zevende editie. Benelux: Pearson Education,<br />
Prentice Hall<br />
Kotler, Ph., Armstrong, G. (2005). Principles of Marketing. Benelux: Pearson Education, Prentice Hall<br />
CVOV Centrum voor Vernieuwing Openbaar Vervoer (2002). Marketing in het openbaar vervoer.<br />
Rotterdam, van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en<br />
Vervoer<br />
Deliverables uit het ROVBECO-project:<br />
ROVBECO (januari 2009). BOVE, een beschrijving van de enquête onder de bevolking van het SRE-gebied.<br />
Eindhoven.<br />
Van der Waerden, Berenos, Timmermans (juli 2009). Residents’ evaluation of a regional bussystem in The<br />
Netherlands/SRE, paper voor het EIRASS-congres 2009 in Niagara Falls, Ontario, Canada; gebaseerd op<br />
BOVE-enquête 2008<br />
T<strong>hier</strong>ie, M (2009). Evidence based marketing for the bus in Eindhoven, bachelors thesis Universiteit<br />
Hasselt; Hasselt juni 2009; gebaseerd op het digipanel-onderzoek gemeente Eindhoven 2009<br />
Van der Waerden, Berenos, Tromp (2009). ROVBECO, regionaal openbaar vervoer bereikbaarheid<br />
consumentgericht. Paper voor het CVS 2009.<br />
13
Brijs, K (2009). Planning Theory and Evidens-based Public Transport Interventions, een powerpoint<br />
presentatie. Hasselt.<br />
Te Brömmelstroet, Bertoline, Berenos (2009). Een Janus-relatie omkeren – de potentiële OV-gebruiker in<br />
Onderzoek en Beleid. Paper voor het CVS 2009.<br />
14
Bijlage Mijlpalen (gehele looptijd project)<br />
Mijlpalen voor wetenschappelijke output<br />
Wetenschappelijke publicatie<br />
W1 Dissertaties/theses: 1<br />
W2 Wetenschappelijke publicaties 1<br />
W3 Wetenschappelijke seminars 3<br />
Internationalisering<br />
W4 Aansluiting internationale netwerken<br />
W5 Participatie internationale deskundigen 1<br />
Toepassingen<br />
W6 Toepassingen (valorisatie)<br />
Mijlpalen voor economische en maatschappelijke output<br />
Duurzame kennisinfra<br />
M1 Meer-partij onderzoek 1<br />
M2 Best practices<br />
M3 Samenwerkingsverbanden<br />
Kennis duurzame mobiliteit<br />
M4 Conceptontwikkeling 1<br />
M5 Kennis over technologische vernieuwing<br />
M6 Kennis van gebruikers 1<br />
Ervaring voor implementatie<br />
M7a Gebruikersoriëntatie 1<br />
M7b Gebruikersparticipatie 1<br />
M8 Praktijkcases 1<br />
M9 Proeftuinprojecten<br />
M10 (Ontwikkelen) transitiekennis 1<br />
Concretisering<br />
M11 Investeringsprojecten<br />
M12 Commerciële tools<br />
Mijlpalen innovatietraject, incl. kennistransfer<br />
Communicatie-uitingen<br />
K1a Website*<br />
K1b Factsheets projecten<br />
K1c <strong>Transumo</strong> brochure/leaflet<br />
K1d <strong>Transumo</strong> jaarverslag<br />
K1e <strong>Transumo</strong> jaarcongres<br />
Toegepaste publicaties<br />
K2 Onderzoeks(tussen)rapportages 2<br />
K3 Vakpublicatie<br />
K4 (Bijdragen) Vaksymposia 5<br />
K5 Lezingen, interviews 1<br />
Onderwijs<br />
K6 Onderwijscases HBO/WO<br />
K7 Afstudeerprojecten/stages<br />
Communities<br />
K8 Communities/Networks of Practice<br />
15
Over <strong>Transumo</strong><br />
<strong>Transumo</strong> (TRansition SUstainable MObility) is een platform van meer dan 300 bedrijven, overheden en kennisinstellingen<br />
die gezamenlijk kennis ontwikkelen op het gebied van duurzame mobiliteit. <strong>Transumo</strong> streeft naar een transitie vanuit het<br />
huidige, inefficiënte Nederlandse mobiliteitssysteem naar een duurzaam systeem dat bijdraagt aan versterking van de economische<br />
concurrentiepositie, met aandacht voor mens en milieu. <strong>Transumo</strong>’s activiteiten zijn gestart in 2005 en liepen tot<br />
eind 2009. Er is binnen <strong>Transumo</strong> gewerkt aan ruim 35 projecten en ruim 30 Top-up’s.<br />
Louis Pasteurlaan 6<br />
PO Box 80<br />
2700 AB Zoetermeer<br />
T +31 (0)79 347 09 50<br />
F +31 (0)79 347 09 55<br />
info@transumo.nl<br />
www.transumo.nl<br />
Meer informatie over dit project en andere <strong>Transumo</strong>-projecten is te downloaden op: www.transumofootprint.nl