31.08.2013 Views

Brochure Dierenwelzijn_def-lr.pdf - Universiteit Utrecht

Brochure Dierenwelzijn_def-lr.pdf - Universiteit Utrecht

Brochure Dierenwelzijn_def-lr.pdf - Universiteit Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

challenges adaptive capacity<br />

fits adaptive capacity<br />

high<br />

impact of external factors<br />

seriously impaired<br />

welfare<br />

compromised<br />

welfare<br />

unimpared<br />

welfare<br />

weak<br />

impact of internal factors<br />

high<br />

fits adaptive capacity<br />

challenges adaptive capacity<br />

required adaptive<br />

capacity<br />

Figuur 1: Externe en interne factoren kunnen allebei het aanpassingsvermogen van een individu<br />

belasten. Het aanpassingsvermogen zal ondanks een lage interne belasting (bijvoorbeeld<br />

fysiek en psychisch gezond) alsnog overschreden kunnen worden door een extreem hoge<br />

externe belasting (bijvoorbeeld continue sociale instabiliteit). De grens van het aanpassingsvermogen<br />

is binnen bepaalde grenzen dynamisch en wordt, in interactie met de specifieke<br />

genetische achtergrond van het individu, bepaald door bijvoorbeeld leeftijd, hormonale veranderingen,<br />

langdurige effecten van specifieke ervaringen enz.. Let op: Het welzijn van een dier<br />

kan al aangetast zijn voordat de grenzen van het aanpassingsvermogen overschreden zijn!<br />

geding komen. Als het dier niet meer in staat is zich aan te passen aan een situatie, dat wil zeggen als<br />

zijn aanpassingsvermogen wordt overschreden, wordt een (pathologische) toestand bereikt die wordt<br />

gekenmerkt door fysiologische reacties en gedragingen die geen adaptieve waarde hebben. De ontwikkeling<br />

van biologisch niet zinvol (pathologisch) gedrag geeft geen blijk van aanpassing: stereotiep<br />

gedrag is bijvoorbeeld een pathologische ‘aanpassing’ op omstandigheden, die het aanpassingsvermogen<br />

van het individu overschrijden. Het feit dat het proces van aanpassing op zichzelf belonend en dus<br />

welzijnsverhogend is, benadrukt de directe relatie tussen het aanpassingsvermogen en het welzijn van<br />

een dier.<br />

De objectiveerbare component van het aanpassingvermogen van een individu is zijn biologisch functioneren<br />

binnen een bepaalde context. Naast het fysiologisch gezond zijn, is een belangrijke indicator<br />

voor het functioneren van een dier het vertonen van natuurlijk gedrag. Het biologisch functioneren van<br />

een individu binnen een bepaalde context kan echter op basis van bepaalde observeer- en meetbare<br />

indicatoren kwantitatief en kwalitatief worden beoordeeld. Het is hierbij van belang om niet alleen de<br />

afwezigheid van negatieve indicatoren (bijvoorbeeld vermijdingsgedrag) maar ook de aanwezigheid<br />

van positieve indicatoren (bijvoorbeeld spelgedrag) te onderzoeken. Voor gedomesticeerde diersoorten<br />

(-rassen) kan het echter problematisch zijn om het ‘natuurlijk’ gedrag vast te leggen omdat het corresponderende<br />

wildtype niet noodzakelijk een referentiewaarde vormt. Stam- en rasspecifieke kennis is<br />

daarom onmisbaar voor een betrouwbare beoordeling.<br />

De dierlijke perceptie<br />

Niet objectief is de beoordeling van de welzijnstoestand door het individu zelf als ‘goed’ of ‘wel’ – de<br />

eigen perceptie is per <strong>def</strong>initie subjectief en kan behoorlijk afwijken van objectieve, bijvoorbeeld fysiologische<br />

parameters. In deze zin is ‘welzijn’ (als subjectieve perceptie) dan ook niet objectief meetbaar.<br />

Kwalitatief kan de toestand van welzijn uiteindelijk alleen door het individu zelf beoordeeld worden.<br />

We gaan ervan uit dat dieren hun eigen welzijnstoestand waarnemen en beoordelen (in de zin van ‘als<br />

positief/negatief ervaren’). De mens kan informatie over deze beoordeling alleen indirect verkrijgen:<br />

de interne (emotionele) toestand van een dier vertaalt zich terug in de interactie met zijn omgeving.<br />

Afhankelijk van zijn interne toestand zal een dier zijn reactie op de omgeving variëren. Deze variatie<br />

kan als indicatief voor de interne toestand (welzijn) van een individu worden gezien, mits (individuele)<br />

normaalwaarden bekend zijn (bijvoorbeeld: het natuurlijk gedrag van een hond die in een nieuwe<br />

omgeving terecht komt, is exploratiegedrag; een dier dat in een negatieve welzijnstoestand verkeert zal<br />

hiervan afwijkend gedrag tonen, zoals passief of <strong>def</strong>ensief gedrag). Het (soortspecifieke) gedrag van een<br />

dier is dus een belangrijke ‘uitleesparameter’ van zijn welzijn, maar het gedrag dient altijd in relatie tot<br />

de omgeving en context, waarin het plaatsvindt, te worden gezet.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!