[PDF] Humor zonder grenzen - De Amerikaanse ... - Filmmagie
[PDF] Humor zonder grenzen - De Amerikaanse ... - Filmmagie
[PDF] Humor zonder grenzen - De Amerikaanse ... - Filmmagie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
THE GENERAL<br />
“A man in trouble”, een man in de problemen.<br />
Dat is volgens komiek en filmmaker Jerry<br />
Lewis “het uitgangspunt van elke komedie”. Van<br />
Charlie Chaplin via Preston Sturges tot Judd Apatow<br />
gebruikt de <strong>Amerikaanse</strong> filmkomedie steevast<br />
fysieke en verbale humor om de filmheld in<br />
moeilijkheden te brengen en hem zo te herleiden<br />
tot een everyman die bij de toeschouwer herkenning<br />
en sympathie opwekt. Het is dan ook geen<br />
toeval dat de komedie, ontstaan in de begindagen<br />
van de cinema, als democratisch genre wereldwijd<br />
ontzettend ‘populair’ blijft. In die ‘volkse’,<br />
onderhoudende, traditie schuilt echter ook de<br />
onderschatting van het genre. Terwijl het geen<br />
kinderspel is. “Komedie is de kunst mensen aan<br />
het lachen te brengen <strong>zonder</strong> ze te laten kotsen”<br />
weet Steve Martin. Niet zo eenvoudig; een kwestie<br />
van vakmanschap en het vermogen humor van<br />
ongein te onderscheiden. Het is voor jonge filmmakers<br />
dan ook eenvoudiger om te debuteren met<br />
een psychologisch drama of minimalistische cinema<br />
dan met een subtiele en gelaagde komedie.<br />
<strong>Humor</strong> is voor gevorderden.<br />
<strong>De</strong> lach en het masker<br />
In A KING IN NEW YORK (’57) speelt Charlie Chaplin<br />
een vorst uit een denkbeeldig Europees land<br />
die in de ‘vrije wereld’ plastische chirurgie ondergaat<br />
om zijn gezicht te verjongen. Met opgespannen<br />
huid en een expressieloos gelaat bezoekt hij<br />
een New Yorks cabaret dat slapstick serveert. Even<br />
maar kan de koning zich aan de medische richtlijnen<br />
houden en elke gezichtsuitdrukking mijden.<br />
Maar dan barst hij in lachen uit. <strong>De</strong>ze lachbui<br />
doet zijn gezicht letterlijk exploderen, de fragiele<br />
littekens scheuren en alles valt in de oude plooi.<br />
Het masker verdwijnt en het ware gelaat wordt opnieuw<br />
zichtbaar. Tot opluchting van de koning.<br />
<strong>De</strong>ze sequentie illustreert hoe bevrijdend de lach<br />
GENRE<br />
humor <strong>zonder</strong> <strong>grenzen</strong><br />
“Het opzet van komedies is mensen te corrigeren door ze aan het lachen te brengen” wist Molière. “Wanneer je<br />
filmkijkers de waarheid wil vertellen, wees dan grappig of ze verscheuren je” vulde Billy Wilder aan. <strong>De</strong> ondraaglijke<br />
absurditeit van leven en dood wordt in de <strong>Amerikaanse</strong> filmkomedie gecompenseerd door humor. Van Chaplin<br />
tot Apatow werkt de lach bevrijdend en schuilt in elke grap een tikkeltje tragiek. <strong>De</strong> komedie blijft een populair<br />
én ernstig te nemen genre.<br />
| IVO DE KOCK<br />
DE AMERIKAANSE FILMKOMEDIE<br />
kan werken. <strong>De</strong> nood om te lachen is zo oud als de<br />
mensheid en werd zowel in de precolumbiaanse<br />
Mexicaanse kunst als in de Romeinse versies<br />
van Griekse theaterstukken gekanaliseerd. Zo<br />
trivialiseert Plato de thema’s van Griekse komedies<br />
om een ruim publiek te bereiken. Later wijst<br />
Shakespeare op de fijne lijn tussen humor en drama<br />
terwijl de Franse vaudeville in de 19de eeuw de<br />
basis legt voor de <strong>Amerikaanse</strong> burleske traditie.<br />
In de VS slaat de komedie meteen bij een volks<br />
publiek aan, het proletariaat ontstaan door de industriële<br />
revolutie dat in zijn nieuwe heimat een<br />
bevrijdende droom zoekt. <strong>Humor</strong> (lees: de nood<br />
om te lachen) is meer dan een veiligheidsventiel<br />
of een vorm van escapisme, het is ook teken van<br />
verzet. Met de glimlach, maar genadeloos en helder,<br />
steken komedies de draak met machthebbers,<br />
ordehandhavers en instellingen. Reeds in hun<br />
stomme films rekenen Sennett, Chaplin, Buster<br />
Keaton en Harold Lloyd op puur visuele wijze af<br />
FILMMAGIE #610 | DECEMBER 2010 | 35
GENRE<br />
THE GREAT DICTATOR<br />
met conventies en machtsverhoudingen. <strong>De</strong>ze<br />
rebelse, schalkse lach blijft universeel wanneer<br />
geluid en spraak cinema beroven van zijn internationale<br />
karakter. Daardoor bewaart de <strong>Amerikaanse</strong><br />
komedie haar wereldwijde populariteit.<br />
Net zoals bij actiecinema zijn toegankelijkheid en<br />
herkenbaarheid de sleutel.<br />
Ondanks dat universele karakter bestaat ‘de’ komedie<br />
niet. <strong>De</strong> variatie op het vlak van stijl, vorm<br />
en thema’s is eindeloos. Van slapstick tot parodie,<br />
van satire tot tragikomedie, van romantische tot<br />
zwarte komedie, van screwball tot absurde komedie,<br />
van verbale tot fysieke komedie. Met humor<br />
die subtiel, gevoelig, vulgair, taboedoorbrekend,<br />
cynisch of bijtend kan zijn. Maar altijd bevrijdend<br />
werkt. Al is de traan nooit ver weg. Komiek Chaplin<br />
is tevens een meester van het melodrama, zoals<br />
onder meer blijkt uit CITY LIGHTS (’31). Terwijl<br />
filmmakers zoals Ernst Lubitsch, Howard Hawks,<br />
Preston Sturges en Billy Wilder in de klassieke<br />
Hollywoodkomedie via gags, kwinkslagen en flitsende<br />
dialogen commentaar leveren op een soms<br />
allerminst komische samenleving. “In tegenstelling<br />
tot de indruk die men vaak heeft,” stelt<br />
criticus en cultuurfilosoof André Bazin, “was de<br />
komedie in Hollywood het meest ernstige genre;<br />
in de zin dat het via de komische invalshoek de<br />
diepste morele en sociale overtuigingen van het<br />
<strong>Amerikaanse</strong> leven weerspiegelde”. <strong>De</strong> Franse<br />
criticus spreekt over de Hollywoodkomedie uit<br />
36 | DECEMBER 2010 | FILMMAGIE #610<br />
de jaren 40, maar ook daarna blijkt het genre allerminst<br />
vrijblijvend. <strong>De</strong> komedie is serious business.<br />
Ook al blijven de funny people bescheiden. “Ik<br />
wou met A KING IN NEW YORK geen boodschap<br />
verkondigen,” verzekert Chaplin, “het was mijn<br />
bedoeling het publiek te doen lachen”.<br />
make them laugh<br />
<strong>De</strong> komedie is een genre dat de nadruk legt op humor.<br />
Niet toevallig spreekt Hollywood over “make<br />
‘em laugh” films, schijnbaar lichtvoetige drama’s<br />
bedoeld om het publiek te amuseren, te entertainen<br />
en te doen lachen. Dat gebeurt via gags en het<br />
komisch uitvergroten van situaties, acties, personages<br />
en dialogen. Pijnlijke zaken (frustraties,<br />
verlies, remmingen, ongevallen, tekortkomingen,<br />
maatschappelijke druk,...) worden weggelachen,<br />
al maakt het happy end soms plaats voor<br />
een pessimistisch slot. Het genre heeft twee grote<br />
formats: enerzijds de komedie waar de komiek de<br />
spilfiguur is (en alles draait rond gags, grappen en<br />
sketches), anderzijds de situatiekomedie waarin<br />
humor verbonden is met de omgeving, het verhaal<br />
en de plot. <strong>De</strong> <strong>Amerikaanse</strong> komedie is een genre<br />
met heel wat subgenres: de romantische komedie,<br />
de screwball komedie, de slapstick komedie, de<br />
tienerkomedie, de misdaadkomedie, de spoof of<br />
parodie, de satire, de fish-out-of-water komedie, de<br />
stoïcijnse deadpan komedie, de avontuurlijke caper<br />
komedie, de sociale komedie, de sportkomedie, de<br />
militaire komedie, de platvloerse gross-out komedie,<br />
de actiekomedie, de sciencefictionklucht, de<br />
zwarte komedie, de verbale komedie,.... Maar het<br />
is vooral een visuele kunst die ons via een vervormde<br />
spiegel een morele blik gunt op de wereld.<br />
<strong>De</strong> <strong>grenzen</strong> daarbij tussen klucht, satire, parodie<br />
en tragikomedie zijn vaag. Vaak is het onduidelijk<br />
waar de komedie begint en waar het drama eindigt,<br />
of omgekeerd.<br />
<strong>De</strong> komedie is een van de oudste, en zeker een van<br />
de populairste, filmgenres. Doordat visuele actie<br />
en fysieke humor een essentiële rol speelt in slapstick<br />
en burleske komedies is het een dankbaar<br />
genre voor de pioniers van de stomme film in de<br />
periode 1895-1930. <strong>De</strong> eerste held van de <strong>Amerikaanse</strong><br />
komedie heet Charlot, de kleine zwerver<br />
die Charles Chaplin rond 1915 creëert. <strong>De</strong> komiek<br />
en zijn personage bekijken de (bedreigende) volwassenenwereld<br />
via kinderogen. Charlie “hangt<br />
het kind uit”, lacht zelfs wanneer hij bedroefd is<br />
en laat schaamteloos zijn emoties de vrije loop.<br />
Met elementen van vaudeville, pantomime en<br />
slapstick ontwikkelt de kunstenaar achter de performer<br />
een eigen stijl, ritme en gebruik van ruimte.<br />
“Chaplin is een groot kunstenaar die telkens<br />
opnieuw hetzelfde personage speelt; de arme,<br />
hulpeloze en onhandige jongeman voor wie alles<br />
uiteindelijk goed afloopt,” aldus Sigmund Freud,<br />
“voor deze rol moet Chaplin zijn eigen ego niet
vergeten. Integendeel, hij speelt slechts zichzelf<br />
zoals hij was in zijn sombere jeugd. Chaplin kan<br />
zich niet losmaken van die indrukken, ontgoochelingen<br />
en vernederingen. Hij bewijst dat de<br />
realisaties van artiesten met jeugdherinneringen<br />
zijn verbonden”.<br />
Chaplin wordt ontdekt door ‘King of Comedy’<br />
Mack Sennett (die in ’12 de Keystone Company &<br />
Studios opricht) maar al vlug irriteert het snelle<br />
ritme en de situatiehumor van diens slapstick<br />
hem. Hij wil zijn filmverhalen immers rond personages<br />
en niet rond een plot structureren. Reactie<br />
primeert bij Chaplin op actie. Niet de intrige maar<br />
wel de karakterontwikkeling is belangrijk. Een<br />
episodische narratieve structuur wordt gedragen<br />
door gebaren, gezichtsuitdrukkingen, lichaamsbewegingen<br />
en kostumering. Het uiterlijk maakt<br />
in THE TRAMP (’15) de man terwijl gags in THE<br />
ADVENTURER (’17) de relatie tussen the little fellow<br />
en de wereld om hem heen uitdrukken. A DOG’S<br />
LIFE (’18) accentueert de smalle grens tussen komedie<br />
en tragedie terwijl THE IDLE CLASS (’21)<br />
een hilarische kijk biedt op het alledaagse leven<br />
van gewone mensen. Chaplins verdediging van<br />
de kleine man en de anti-autoritaire trekjes van<br />
zijn soms kwaadaardige zwerver doet sommigen<br />
vermoeden dat de tramp een vermomde revolutionair<br />
is. <strong>De</strong> zwerver die centraal staat in THE KID<br />
(’21), THE GOLD RUSH (’25), THE CIRCUS (’28) en<br />
CITY LIGHTS combineert echter het romantische<br />
19de eeuwse individualisme met een Victoriaanse<br />
melodramatische en morele wereldvisie. Als figuur<br />
van de Oude Wereld botst de zwerver met<br />
A NIGHT AT THE OPERA<br />
de Nieuwe Wereld van machines. Een clash die<br />
Chaplin perfectioneert in MODERN TIMES (’36),<br />
een prachtige allegorie over de eenzaamheid van<br />
de mens in de moderne wereld waar het individu<br />
bedreigd wordt door sociale chaos, materialisme<br />
en collectivisme. Het dichtst bij een boodschap<br />
komt Chaplin in zijn Hitlersatire THE GREAT<br />
DICTATOR (’40). “Hitler stal de snor van de kleine<br />
zwerver,” schreef cineast en criticus Eric Rohmer,<br />
“maar Chaplin neemt weerwraak door die snor<br />
terug in te pikken. Hinkel bestaat niet, het is een<br />
lege verschijning waarin we Hitler aan zijn snor<br />
herkennen. Chaplin doodt zijn tegenstander niet<br />
door hem te ridiculiseren maar door hem te beroven<br />
van zijn inhoud en bestaansrecht”.<br />
Anatomie van de gag<br />
<strong>De</strong> stille filmperiode wordt beheerst door vijf<br />
grote komieken van wie er twee (Fatty Arbuckle<br />
en Harry Langdon) vandaag vergeten zijn en een<br />
duo (Laurel & Hardy) chronisch werd onderschat.<br />
<strong>De</strong> grote twee blijven iconen: Chaplin en Buster<br />
Keaton. Keaton is de meest stille komiek van de<br />
stomme film. <strong>De</strong> man die nooit lachte (met de passende<br />
bijnaam ‘The Great Stone Face’) krijgt het<br />
publiek aan het bulderen met acrobatische fratsen<br />
en het bevriezen van emoties. Zijn personage<br />
is een tragikomische clown met een expressieloos<br />
masker. In SHERLOCK JR. (’24), THE GENERAL<br />
(’27) en STEAMBOAT BILL JR. (’28) is het Keatonpersonage<br />
zowel slachtoffer als observator. Als<br />
afgewezen outsider wordt hij pas na een symbo-<br />
GENRE<br />
lische strijd sociaal aanvaard. Zijn enigmatisch<br />
gezicht smeekt om empathie; de kijker projecteert<br />
eigen angsten en verlangens op deze onschuldige<br />
waarnemer. Voor de droevige underdog is de wereld<br />
een reusachtige, met technisch vernuft manipuleerbare,<br />
machine. <strong>De</strong>nken komt voor doen.<br />
In Keatons wereld is alles letterlijk en figuurlijk in<br />
beweging. Het surrealisme is nooit ver weg want<br />
Keaton doorbreekt de grens tussen verbeelding en<br />
realiteit. Een liefdesdrama blijkt een nachtmerrie<br />
(THE LOVE NEST) en een bioscoopprojectionist<br />
droomt zich – letterlijk – in een film die een eigen<br />
leven gaat leiden (SHERLOCK JR.). Maar hij<br />
serveert ook veel gags. In het visuele THE GENE-<br />
RAL levert een waterbevoorradingspijp een onverwachte<br />
douche op, zorgen spoorwissels voor<br />
verrassende wendingen en wordt Keaton door de<br />
rijdende trein opgepikt. <strong>De</strong>ze gags zijn geïntegreerd<br />
in de actie en slaan een brug tussen humor<br />
en drama, triomf en tragedie.<br />
Keatons gags hebben een heel eigen karakter maar<br />
zoals die van andere komieken maken ze deel uit<br />
van een puur visuele kunst. Begin de jaren 30 is<br />
het dankzij de opkomst van geluid mogelijk om<br />
verbale humor te introduceren maar komieken<br />
zoals W.C. Fields, Laurel & Hardy en de Marx<br />
Brothers schitteren vooral met visuele humor. Legendarisch<br />
zijn de gags waarin Fields een golfbal<br />
tracht te raken (THE GOLF SPECIALIST), Laurel &<br />
Hardy niet merken dat hun auto door een cirkelzaag<br />
in twee is gesneden (BUSY BODIES) en Harpo<br />
de baard van een piloot wil knippen en achter een<br />
vlinder aangaat die eruit opduikt (A NIGHT AT<br />
FILMMAGIE #610 | DECEMBER 2010 | 37
GENRE<br />
THE OPERA). Gags die <strong>zonder</strong> woorden verrassen<br />
en amuseren, die onverwachte ontwikkelingen<br />
doen ontstaan in een vertrouwd kader, die de persoonlijkheid<br />
van de komische artiest weerspiegelen<br />
en de relatie tussen een personage en de hem<br />
onringende wereld uitdrukken. Een relatie die<br />
fysiek is want psychologie is uit den boze.<br />
Laurel en Hardy voeren in hun films een eeuwige<br />
strijd tegen een vijandige wereld waar mensen<br />
en objecten onverzoenbaar zijn. Stan is het eeuwige<br />
kind dat verantwoordelijkheid en sociaal<br />
aanvaardbaar gedrag afwijst, Ollie een regelneef<br />
die volwassenheid tracht te introduceren om de<br />
chaos te bekampen. Eigenlijk zijn blunderende<br />
Stan en kolerieke Ollie in films zoals EARLY TO<br />
BED (’28), THE MUSIC BOX (’32) en THE FLYING<br />
DEUCES (’39) één personage, de slapstickheld in<br />
twee deelaspecten opgesplitst. Een held gekenmerkt<br />
door enerzijds het onvermogen zich foutloos<br />
te gedragen en anderzijds frustraties omwille<br />
van dat aanpassingsprobleem. Bovendien kunnen<br />
de twee – ondanks de chaos en de pijn die hun relatie<br />
veroorzaakt – niet <strong>zonder</strong> elkaar, niet <strong>zonder</strong><br />
(hun) vriendschap.<br />
The Marx Brothers gaan een stap verder. Hun absurde<br />
slapstick – een combinatie van kwetsende<br />
wisecracks, visuele grappen en levendige fysieke<br />
actie – bezit een anarchistische spirit. <strong>De</strong> personages<br />
zijn gekke individuen in een overdreven<br />
ernstige wereld. Groucho herinnert er als Otis B.<br />
Driftwood in A NIGHT AT THE OPERA (’35) aan<br />
dat “in een contract van de Marx Brothers niet<br />
staat dat je normaal moet zijn”. <strong>De</strong> gags drukken<br />
een radicale levenshouding uit, met acties die<br />
pleiten voor leven in totale vrijheid. In ANIMAL<br />
CRACKERS (’31), MONKEY BUSINESS (’31), HORSE<br />
38 | DECEMBER 2010 | FILMMAGIE #610<br />
FEATHERS (’32), DUCK SOUP (’33) en A DAY AT<br />
THE RACES (’37) zijn de grappen even absurd als<br />
onconventioneel. Ingegeven door een lak aan respect<br />
voor traditionele waarden en gezag. <strong>De</strong> gags<br />
zijn gewoon ‘te gek’. Van de pseudomedische behandeling<br />
van een hysterische dame in A DAY AT<br />
THE RACES over het zingende oorlogskabinet in<br />
DUCK SOUP tot de met mensen en objecten volgepropte<br />
passagiershut in A NIGHT AT THE OPERA.<br />
Prettig gestoorde humor van weirdos, van buitenbeentjes.<br />
Sign of the times<br />
<strong>De</strong> <strong>Amerikaanse</strong> komedie floreert vooral in moeilijke<br />
tijden. <strong>De</strong> economische depressie van de jaren<br />
30 vormt een prima voedingsbodem voor de<br />
screwball komedie terwijl WO II (en de invoering<br />
van de Hays Code) er mee voor zorgt dat de komedie<br />
een gouden periode kent. <strong>De</strong> screwball komedie<br />
onderscheidt zich door een sarcastische toon,<br />
absurde humor, een hels ritme, waanzinnige<br />
plotwissels, verbale dialoogduels en personages<br />
die even excentriek als extrovert zijn. Het is buitenissig<br />
maar toch gesofisticeerd, romantisch maar<br />
ook anarchistisch. Leidraad is meestal een battle<br />
of the sexes waarbij een vrijgevochten vrouw het<br />
geordende leven van een man op stelten zet. Wat<br />
de in status en persoonlijkheid verschillende man<br />
en vrouw in waanzinnige situaties doet belanden.<br />
Tot ze verliefd worden, zich verzoenen of huwen.<br />
Al overleeft de (seksuele) spanning het slot. In<br />
BRINGING UP BABY (Hawks, ’38) vat een uitspraak<br />
van de mannelijke held alles perfect samen: “Now<br />
it isn’t that I don’t like you, Susan, because, after<br />
all, in moments of quiet I’m strangely drawn to-<br />
BRINGING UP BABY<br />
wards you, but, well, there haven’t been any quiet<br />
moments”.<br />
Frank Capra en Howard Hawks effenen met respectievelijk<br />
IT HAPPENED ONE NIGHT (’34) en<br />
TWENTIETH CENTURY (’34) het pad voor briljante<br />
screwball komedies zoals THE AWFUL TRUTH<br />
(Leo McCarey, 37), HOLIDAY (George Cukor, ’38)<br />
en HIS GIRL FRIDAY (Hawks, ’40). Ook het satirische<br />
TO BE OR NOT TO BE (’42) begint als een<br />
screwball komedie maar verandert in een verzetsmelodrama<br />
wanneer de toon donkerder wordt.<br />
Ernst Lubitsch wil de nazibrutaliteit aan de kaak<br />
stellen maar “de enige manier om mensen te confronteren<br />
met de miserie van Polen is een komedie<br />
te maken. <strong>De</strong> toeschouwer sympathiseert met<br />
een volk dat met zijn eigen tragedie kan lachen”.<br />
Via een gitzwarte komedie verduidelijkt de cineast<br />
dat de nazi’s gewone mensen zijn die gedreven<br />
door machtswellust en racisme blind zijn voor het<br />
afschuwelijke karakter van hun daden. Voor het<br />
publiek is de gruwel in deze macabere komedie<br />
overduidelijk. “Ik was de twee vaste recepten voor<br />
komedies beu,” preciseerde Lubitsch, “drama met<br />
comedy relief of komedie met dramatic relief. Ik nam<br />
me voor een film te maken die voor niemand en op<br />
geen enkel moment of manier enige opluchting<br />
zou zorgen”.<br />
Scenarist-regisseur Preston Sturges is schijnbaar<br />
minder ambitieus: “Ik bezit geen artistieke ambitie,<br />
ik ben slechts een verhalenverteller”. Tussen<br />
1940 en 1944 maakt hij succesvolle komedies die<br />
luchtig ogen maar een ernstige ondertoon hebben:<br />
THE GREAT MCGINTY, THE LADY EVE, THE<br />
PALM BEACH STORY en HAIL THE CONQUERING<br />
HERO. Zijn meesterwerk, SULLIVAN’S TRAVELS<br />
(’41), is een film over film. Het is het verhaal van
een jonge succesvolle Hollywoodregisseur die een<br />
ernstige film wil maken over armoede en tijdens<br />
zijn research (hij gaat als zwerver undercover) harde<br />
lessen leert. Met name dat komedies misschien<br />
wel voor kansarmen belangrijker zijn dan boodschapfilms<br />
die het voor hen opnemen. “There’s<br />
a lot to be said for making people laugh,” besluit<br />
Sullivan, “that’s all some people have”. Sturges’<br />
eigen komedies hebben een hoog satirisch gehalte<br />
en combineren gesofisticeerde humor met slapstick,<br />
verbale grappen met visuele humor. Zijn<br />
verhalen parodiëren het <strong>Amerikaanse</strong> succesverhaal<br />
en rekenen af met corruptie, patriottisme en<br />
conservatisme.<br />
Sturges werd de leermeester voor satirici die in latere<br />
periodes de tijdgeest ontleden. In de jaren 50<br />
houdt Frank Tashlin met WILL SUCCESS SPOIL<br />
ROCK HUNTER (’57) en talrijke Jerry Lewis-films<br />
(THE GEISHA BOY, CINDERFELLA, THE DISOR-<br />
DERLY ORDERLY) de vinger aan de pols. Terwijl in<br />
de jaren 60-70 films zoals THE GRADUATE (’67) en<br />
MASH (’70) via disfunctionele personages aangeven<br />
hoe ontspoord de <strong>Amerikaanse</strong> samenleving<br />
wel is. <strong>De</strong> humor krijgt een bittere ondertoon,<br />
het maatschappelijk optimisme van de jaren 40<br />
maakt plaats voor zelfhaat. <strong>De</strong>cennia later wordt<br />
dat bij Joel en Ethan Coen een mix van nostalgie<br />
en cynisme. Verpakt in een cinefiel jasje. RAISING<br />
ARIZONA (’87), THE BIG LEBOWSKI (’98), O’ BRO-<br />
THER, WHERE ART THOU? (’00), INTOLERABLE<br />
CRUELTY (’03), THE LADYKILLERS (’04) en BURN<br />
AFTER READING (’08) lijken vooral een ode aan<br />
filmplezier maar introduceren via uitvergrote<br />
verhalen, situaties en personages ook kritiek op<br />
de American way of life. In het sixties suburbiasprookje<br />
A SERIOUS MAN (’09) stuwt een melancholische<br />
onderstroom de verwarde emoties van<br />
de protagonist naar de oppervlakte terwijl humor<br />
SULLIVAN’S TRAVELS<br />
serieuze vragen over familie, geloof, ongeluk en<br />
sterfelijkheid oproept. <strong>De</strong>ze komische parabel<br />
over de impact van emotie en de <strong>grenzen</strong> van kennis<br />
onderstreept vetjes dat het menselijke bestaan<br />
absurd is en dat overleven een kwestie blijft van<br />
het mysterie te omhelzen.<br />
<strong>De</strong> tedere anarchist<br />
Voor het American Film Institute is SOME LIKE IT<br />
HOT (’59) de beste filmkomedie aller tijden. Er zijn<br />
voor deze keuze heel wat argumenten te bedenken:<br />
het wervelende van de extreme identiteitsverwisselingen<br />
(gedragen door schijnbaar moeiteloze<br />
vertolkingen van Jack Lemmon en Tony Curtis),<br />
leuke achtervolgingsscènes, ijzersterke dialogen<br />
gevat in een perfect scenario, de economische mise-en-scène<br />
van regisseur Billy Wilder, de ontroerende<br />
kwetsbaarheid van icoon Marilyn Monroe,<br />
de briljante prestatie van de volledige cast en de<br />
aandacht voor grappige details. Zonder het einde<br />
van deze travestieklucht te vergeten. Wilder weet<br />
immers wanneer en hoe hij een komedie moet afsluiten.<br />
Wanneer Osgood met “Nobody’s perfect”<br />
reageert op Daphne’s bekentenis dat ze eigenlijk<br />
een man is, bereikt Wilder de perfectie. Met een<br />
slotzin die tegelijk grappig en moreel is.<br />
Wilder torst de reputatie van een grapjas en cynicus<br />
die met het vulgaire flirt. Achter dat vals<br />
beeld schuilt een verhalenverteller die met een<br />
cocktail van humor, provocatie, bitterheid en tederheid<br />
tekent voor morele en romantische films.<br />
Films die het komische in het tragische onthullen<br />
en omgekeerd. Wilder brengt niet alleen zijn tragikomische<br />
visie op de mensheid in beeld, hij ondergraaft<br />
ook op vrolijke wijze de conventionele<br />
moraal en levert met zwarte humor kritiek op de<br />
American way of life en de American dream. Met rake<br />
GENRE<br />
typeringen en flitsende dialogen richt hij zijn pijlen<br />
op opportunisme (ACE IN THE HOLE, ‘51), sensatiezucht<br />
(THE FRONT PAGE, ‘74), macht en seksisme<br />
(THE APARTMENT, ‘60), puritanisme (KISS<br />
ME, STUPID, ‘64), bedrog (THE FORTUNE COO-<br />
KIE, ‘66) en de terreur van geweld (SOME LIKE IT<br />
HOT). <strong>De</strong> humorist is een moralist. Het ritme van<br />
zijn komedies vormt een eerbetoon aan de energie<br />
van de dynamische <strong>Amerikaanse</strong> samenleving<br />
maar tegelijk wordt gewaarschuwd voor het zielloze<br />
materialisme en de koele competitiegeest die<br />
de keerzijde van de medaille vormen. <strong>Humor</strong> en<br />
drama zijn voor Wilder niet alleen nauw verbonden,<br />
ze vertolken ook de kwetsbaarheid van de fragiele<br />
helden die deze tedere anarchist koestert.<br />
Chaos aan de macht<br />
Als erfgenaam van Ernst Lubitsch en Leo Mc-<br />
Carey ziet Blake Edwards de lach als een vorm<br />
van zelfverdediging. Lachen, zelfs om droevige<br />
dingen, beschermt het individu tegen cynici en<br />
estheten die met getrokken messen klaarstaan<br />
om bij de geringste uiting van emotie toe te slaan.<br />
Met humor drijft Edwards persoonlijke demonen<br />
uit en reageert hij op een absurde en oncontroleerbare<br />
wereld. <strong>De</strong> dagelijkse realiteit is voor hem een<br />
vorm van absurd theater. Zijn personages leven in<br />
een gekke, chaotische wereld. Niets is zeker en alles<br />
kan alleen nog veel erger worden. Rationaliteit<br />
en orde worden door wandelende catastrofes aan<br />
het wankelen gebracht. Inspecteur Jacques Clouseau,<br />
gelanceerd door Peter Sellers in THE PINK<br />
PANTHER (’63) en A SHOT IN THE DARK (’64) en<br />
ontwikkeld in THE RETURN OF THE PINK PAN-<br />
THER (’75), THE PINK PANTHER STRIKES AGAIN<br />
(’76), REVENGE OF THE PINK PANTHER (’78),<br />
TRAIL OF THE PINK PANTHER (’82), CURSE OF<br />
THE PINK PANTHER (’83) en SON OF THE PINK<br />
PANTHER (‘93) – is de belangrijkste. Maar ook de<br />
onhandige acteur Hrundi V. Bakshi in THE PAR-<br />
TY (’68), bigamist Rob in MICKI & MAUDE (’84),<br />
de stuntelende acteurs in A FINE MESS (’86) en ongeremde<br />
Nadia in BLIND DATE (‘87) blijken rampenkatalysatoren<br />
eerste klas. Ongelukken worden<br />
bij hen rampen.<br />
In zijn burleske komedies focust Edwards op de<br />
relatie tussen personages en hun omgeving. Daarbij<br />
kijkt hij naar de realiteit met een verbaasde blik<br />
van iemand die niets begrijpt (wil begrijpen) van<br />
de samenleving en van concepten zoals heroïsme<br />
en mannelijkheid. Het is de blik van de culturele<br />
outsider in THE PARTY en de gek geworden cineast<br />
in S.O.B. (’81). Een blik die zekerheden aan het<br />
wankelen brengt en de wereld toont als een waanzinnige<br />
chaos. Niet toevallig zijn de personages<br />
van Edwards het meest kwetsbaar wanneer hun<br />
vertrouwen in hun veiligheid het grootst is. Wanneer<br />
Clouseau in A SHOT IN THE DARK een vrouw<br />
verzekert dat “nothing can happen to us know”<br />
ontploft er een bom. Een “beumb” zoals hij het in<br />
zijn Frans-Engels omschrijft. Wanneer in BLIND<br />
FILMMAGIE #610 | DECEMBER 2010 | 39
GENRE<br />
SOME LIKE IT HOT<br />
DATE zowel een huis als alles wat aan zijn wagen<br />
hangt plotseling verdwijnt, denkt Walter zich<br />
op een absoluut dieptepunt te bevinden. Tot een<br />
pistool tegen zijn hoofd wordt gehouden. Niets is<br />
immers zeker en alles kan nog veel erger worden.<br />
Zowel de omgeving als de overtuigingen van de<br />
personages wankelen. Zozeer dat de rationaliteit<br />
van de realiteit in vraag wordt gesteld.<br />
Voor Laurel en Hardy-fan Blake Edwards zijn slapstick<br />
komedies puur entertainment maar dat belet<br />
hem niet voor diepgang te zorgen. Zo benadrukt<br />
hij de seksuele frustratie die schuilgaat achter<br />
Clouseau’s onvermogen om zijn lichaam te controleren,<br />
serveert hij surrealistische grappen die<br />
amper een absurde tragiek camoufleren en maakt<br />
hij een uitgekiend gebruik van de beeldruimte.<br />
Dat laatste houdt verband met de rol die blik en<br />
ruimte spelen in zijn humor; beiden worden zo<br />
gebruikt dat er interactie ontstaat tussen film en<br />
kijker. Edwards gebruikt shots niet om ons met de<br />
neus op een grap of een betekenis te drukken. In<br />
het begin van THE RETURN OF THE PINK PAN-<br />
THER volgt Clouseau een inspecteur en de directeur<br />
van het museum waar de diamant bewaard<br />
werd. Wanneer zij afslaan, loopt Clouseau rechtdoor.<br />
Hij verdwijnt uit het beeld en duikt pas enkele<br />
ogenblikken later opnieuw voor de statische<br />
camera op. Edwards toont geen beeld van de verbaasde<br />
Clouseau wanneer die zijn vergissing vast-<br />
40 | DECEMBER 2010 | FILMMAGIE #610<br />
stelt. Clouseau doet of er niets aan de hand is en<br />
wij mogen onze eigen conclusie trekken. Edwards<br />
maakt niet alleen gebruik van off screen maar ook<br />
van verschillende niveaus in het beeld. Zo neemt<br />
Clouseau een blinde bedelaar onder handen terwijl<br />
achter zijn rug een bankoverval plaatsvindt<br />
(THE RETURN OF THE PINK PANTHER) en zien<br />
we tijdens het diner van THE PARTY de rampen in<br />
de keuken pas wanneer de deur kort openzwaait.<br />
Opmerkelijk is dat de cineast zijn personages niet<br />
uitlacht omwille van hun fouten. Blunders maken<br />
zijn personages juist menselijk.<br />
Groteske humor<br />
en scherpe kritiek<br />
Het commerciële succes van de Pink Pantherreeks<br />
deed Hollywood in de jaren 80, 90 en 00<br />
nadrukkelijk de kaart van de komedie trekken.<br />
Met komische actiefilms zoals THE BLUES BRO-<br />
THERS (’80), TRADING PLACES (’83), GHOST-<br />
BUSTERS (’84) en TOY STORY (’95). Absurde<br />
parodies ofte spoofs zoals AIRPLANE (’80), TOP<br />
SECRET! (’84), THIS IS SPINAL TAP (’84) en AUS-<br />
TIN POWERS: THE SPY WHO SHAGGED ME (’99).<br />
Zwarte komedies zoals THE WAR OF THE ROSES<br />
(’89) en HEATHERS (’89). Situatiekomedies zoals<br />
FERRIS BUELLER’S DAY OFF (’86), GROUNDHOG<br />
DAY (’93) en CLERKS (’93). Romantische komedies<br />
zoals ANNIE HALL (’77), 1941 (’79), BILL DURHAM<br />
(’88) en WHEN HARRY MET SALLY (’87).<br />
Het vermogen van Charlie Chaplin, Jerry Lewis<br />
en Blake Edwards om slapstick idiotie tot een<br />
kunstvorm te maken inspireert in dezelfde periode<br />
filmmakers om voor een tienerpubliek zelfrelativerende,<br />
platvloerse komedies te draaien over<br />
domme, seksueel geobsedeerde (eeuwige) pubers.<br />
Na NATIONAL LAMPOON’S ANIMAL HOUSE<br />
(’78) bereiken PORKY’S (’81), WAYNE’S WORLD<br />
(’92), DUMB AND DUMBER (’94), THERE’S SOME-<br />
THING ABOUT MARY (’98) en AMERICAN PIE<br />
(’99) de status van... klassieker. <strong>De</strong> broers Peter en<br />
Bobby Farrelly schoppen het zelfs tot auteurs met<br />
weinig ‘beschaafde’ humor. We horen immers niet<br />
te lachen met stalkers, stervende honden, gehandicapten<br />
of een jongeman die met zijn edele delen<br />
in zijn ritssluiting verstrikt geraakt. Toch vertalen<br />
de broers met THERE’S SOMETHING ABOUT<br />
MARY die taboes in absurd komische scènes. <strong>De</strong><br />
kracht van de film is echter dat een onderliggende<br />
beminnelijkheid het groteske minder smakeloos<br />
maakt. Geen toeval want via testvertoningen zoeken<br />
de Farrelly’s uit hoe ver ze te ver kunnen gaan.<br />
Terwijl in THE HEARTBREAK KID (’07) het groteske<br />
met een portie romantiek in evenwicht wordt<br />
gehouden. “Twee dingen inspireren ons,” zegt<br />
Peter Farrelly, “ten eerste, we schrikken er niet<br />
voor terug om verder te gaan dan men gewoon is.
We durven grappen aan die <strong>grenzen</strong> overschrijden.<br />
Volgens ons is de ‘lijn’ kunstmatig, opgelegd<br />
door politieke correctheid. Een ander punt is dat<br />
heel wat komedies vergaten om het ‘hart’ er in te<br />
gooien. Hoe goed onze idolen, de Zucker-broers,<br />
ook waren, halfweg hun films kon het je niet meer<br />
schelen wat er gebeurde. Alleen nog de grappen<br />
boeiden. Het leek ons dat de kijkervaring veel bevredigender<br />
zou zijn wanneer je het element ‘hart’<br />
kon toevoegen aan de komedie waardoor je om de<br />
personages ging geven”.<br />
Op het vlak van komedies worden de jaren nul<br />
gedomineerd door één man: schrijver-regisseurproducent<br />
Judd Apatow. <strong>De</strong> cineast van 40 YEAR<br />
OLD VIRGIN (’05), KNOCKED UP (’07) en FUNNY<br />
PEOPLE (’09) is ook de drijvende kracht achter AN-<br />
CHORMAN (’04), SUPERBAD (’07), FORGETTING<br />
SARAH MARSHALL (’08), STEP BROTHERS (’08),<br />
DRILLBIT TAYLOR ('08), PINEAPPLE EXPRESS<br />
(’09), YEAR ONE (’09) en GET HIM TO THE GREEK<br />
(’10). “Het is een Trojaans Paard-achtige film,” zegt<br />
Apatow over 40 YEAR OLD VIRGIN, “we stellen de<br />
studio tevreden met wat een platte komedie lijkt<br />
en trachten de humor naar een hoger niveau te tillen”.<br />
Zijn satirische romantische komedie balanceert<br />
tussen platvloerse grappen en existentiële<br />
middelbare leeftijd ‘angst’. Zoals de machopose<br />
van zijn personages na een tijdje in duigen valt<br />
(“mannen compenseren voor onzeker gedrag”<br />
aldus Apatow), zo verdwijnt na een tijdje ook het<br />
clichébeeld van de domme man (die alleen maar<br />
naar porno kan staren en seksistische grappen debiteren)<br />
om plaats te maken voor een eeuwig kind<br />
(een jongetje wiens evolutie gestopt is) met een<br />
trauma. <strong>De</strong> platvloerse bange blanke man staat<br />
symbool voor een generatie die ‘gekwetst’ is door<br />
feministische en homobewegingen. Onzekere<br />
THE 40 YEAR OLD VIRGIN<br />
mannen die naar elkaar kijken om hun plaats te<br />
bepalen in een samenleving waarvan de cultuur<br />
en de machtsstructuur veranderd is. In The New<br />
York Times schrijft Jon Kasdan dat “de cultuur<br />
er de jongste 5 à 10 jaar een van schaamte en vernedering<br />
is, en Judd begrijpt dat. Een deel van de<br />
ervaring een man te zijn in het postmoderne leven<br />
is vernedering, en daarmee omgaan alsof het iets<br />
is om trots op te zijn. Dat is de fundamentele frustratie<br />
die Judd in zijn werk uitdrukt”. <strong>Humor</strong> is bij<br />
Apatow verankerd in een malaise maar leidt tot<br />
bevrijding. Het narcisme en het verlangen naar<br />
‘buddy’-avonturen van zijn antihelden is voer<br />
voor parodie én nostalgie.<br />
Onder Apatows vleugels ontwikkelde het duo<br />
Will Ferrell-Adam McKay een heus subgenre: de<br />
kritische platvloerse komedie. Domheid, nar-<br />
GENRE<br />
THERE’S SOMETHING ABOUT MARY<br />
cisme en extremisme staan er symbool voor the<br />
american way. Het duo deconstrueert stukje bij<br />
beetje de <strong>Amerikaanse</strong> mythologie: televisie in<br />
ANCHORMAN (’04), sport TALLADEGA NIGHTS<br />
(‘06), familie in STEP BROTHERS (’08) en zowel<br />
politie als geld in THE OTHER GUYS (’10). In deze<br />
laatste komische fabel is Ferrell een loser, een<br />
bescheiden man in wie niemand een held ziet.<br />
Slechts dankzij de cinema wordt hij een winnaar.<br />
Zonder een meesterwerk te zijn zorgt deze komedie<br />
ervoor dat via de lach realiteit en verbeelding<br />
versmelten. Leven op film wordt een verwrongen<br />
maar heilzame weerspiegeling van een werkelijkheid<br />
die niet om te lachen is. Dat is de missie die<br />
heel wat komedies zo boeiend maakt. Breng ze aan<br />
het lachen met iets dat om te huilen is. ×<br />
FILMMAGIE #610 | DECEMBER 2010 | 41